Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 6 – Juli '42 – mei '43 (2e band)

Alle delen:

1234-14-25-15-26-16-27-17-28-18-29-19-210a-110a-210b-110b-211a-111a-211b-111b-211c12-112-21314-114-2reg

Inhoud

XC

XCEen regering-Mussert? Troostprijs De sector van het hoger onderwijs Studenten naar Duitsland? Prinses Margriet Stalingrad Seyffardt geliquideerd / De razzia's op jongeren Gevolgen 545 559 571 594 602 6 0 4 612 623 Hoofdstuk 8 'In naam van het recht'

XC'Normale'rechtspraak Schrieke Vrederechtspraak HogeRaad Protesten tegen Ommen 639 643 647 656 669 Hoofdstuk 9 - Toenemend verzet 699

XCDe artsen-demonstratie De aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister De strijd om de loyaliteitsverklaring der studenten Bombardementen / Schaarste Evacuatie en afbraak Arbeidsinzet 7712 737 762779

00 765

511 [PDF]
INHOUD

Hoofdstuk 10 De April-Meistakingen

XCVrijdag 30 april Nederlandse Spoorwegen Zaterdag I mei Zondag z mei De stakingen verlopen Effect Bijlage - Datumlijst van de belangrijkste gebeurtenissen Lijst van illustraties Lijst van kaarten Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten Register VI 799 806 818 828 830 837 844 863 869 871 872

512 [PDF]

ISBN90 247 1742 6

XC

513 [PDF]

Hoofdstuk 6: Ommekeer

XC

XCMet dat al had de Sowjet-Unie die volledig verrast was door de Duitse invasie, zware slagen moeten incasseren. Enkele miljoenen militairen waren gesneuveld of krijgsgevangen gemaakt, veel van de bewapening die het Rode Leger bij de aanvang van de gigantische strijd bezeten had, was verloren gegaan. Heel westelijk Rusland was in Duitse handen gevallen, waarmee de Sowjet-Unie een groot deel van haar landbouwareaal maar, belangrijker nog, óók haar belangrijkste industriegebied verloren had. De industriële productie was in november' 41 tot op een derde van het peil in juni gedaald. Men was er evenwel in een enorme krachtsinspanning in geslaagd, de installaties van meer dan vijftienhonderd grote industriële bedrijven naar het oosten te evacueren: ruim tweehonderd naar het gebied van de Wolga, bijna zevenhonderd naar de Oeral, de rest naar Siberië, Kazakstan en andere delen van Centraal-Azië. Men zou daar nieuwe wapenen kunnen gaan vervaardigen - maar dat vergde tijd. wel kon het Rode Leger gedurende de gehele strenge winter van '41 op '42 in de aanval blijven, maar de opzet van het winteroffensief: de Duitsers te dwingen, al hun reserves in de strijd te werpen, was te hoog gegrepen. Het Rode Leger had een ernstig tekort aan verbindingsmiddelen, de operaties waren veelal onvoldoende gecoördineerd, de aanvoer haperde vaak en de Duitsers bezaten een overwicht aan tankafweergeschut waardoor het de Russische tanks niet mogelijk was, lokale successen uit te buiten. Desniettemin" werden de Duitse troepen in een strijd van maanden een kleine 100 km westwaarts gedrongen, tussen Moskou en Leningrad zelfs 250 km. Leningrad bleef evenwel over land geblokkeerd doordat de Duitsers eind augustus '41 een deel van de zuidelijke oever van 5 1

515 [PDF]
OMMEKEER

III. Oostelijk front, lente-herfst 1942

XC

XCVan aIle Duitse divisies stond in de lente van '42 ruim 70 % aan het Oostelijk front. In mei veroverden zij met vrij weinig moeite het schiereiland Kertsj op de Krim. De verovering van Sebastopol vergde daarentegen veel inspanning. Begin juni werd de aanval ingezet. Het zwaarste geschut waarover de Duitsers beschikten en sterke eskaders van de Luftwaffe werden in de strijd geworpen. Stap voor stap werden de Russische troepen teruggedrongen. Eerst op I juli verlieten de laatsten hunner in onderzeeboten de heldhaftig verdedigde havenstad.

XCDrie dagen eerder, op 28 juni' 42, had Hitler zijn grote offensief ingezet.

XCIn mei hadden de Russen getracht, het initiatief in handen te houden door hunnerzijds in de richting van Charkow aan te vallen. Die aanval was mislukt; hij had het Rode Leger aan het zuidelijk frontgedeelte veel troepen en materieel gekost - en juist aan dat frontgedeelte zouden de Russen opnieuw verrast worden. De kracht van de Wehrmacht was door hen onderschat. Zij hadden verwacht na de dooiperiode een algemeen offensief te kunnen inzetten (de aanval richting-Charkow was slechts als inleiding bedoeld) en derhalve het uitwerken van defensieve plannen verwaarloosd. Dat kwam Hitler te stade.

XCHiders bedoeling was om aan de gehele Russische oorlogseconomie een dodelijke slag toe te brengen door haar af te snijden van de aardoliebronnen in het gebied van de Kaukasus. Daartoe wenste hij van Stalingrad tot Astrakhan de benedenloop van de Wolga te bezetten en tot de Kaukasus en zijn aardolievelden door te dringen. Slaagde die opzet, dan zouden de Russische strijdkrachten goeddeels geïmmobiliseerd worden en dan zou de Wehrmacht nog in '42 een nieuwe poging ondernemen om Moskou te veroveren; in '43 zou zij trachtten in het Midden-Oosten door te dringen. Welnu, afgezien nog5 1

1 De Amerikaanse schrijver Harrison E. Salisbury schat in zijn (I969, p. 5I2-I7) dat de blokkade van Leningrad in totaalomstreeks een miljoen mensenlevens heeft gevergd. De hongerwinter in westelijk Nederland (I944-45) vergde er ca. vijftienduizend.

517 [PDF]
OMMEKEER

van de Hongaarse, Roemeense en Italiaanse hulplegers werd bijna de helft van de Duitse troepen die zich aan het Oostelijk front bevonden, aan de zuidelijke sector geconcentreerd; er werd daar voorts meer dan de helft van de Duitse tankdivisies en gemotoriseerde eenheden samengetrokken. Het offensief begon - en de Russen moesten wijken. Dat doende wisten zij evenwel meestal aan omsingeling te ontkomen. Desalniettemin rukten de Duitsers vrij snel op. Hun Zesde Leger werd naar de benedenloop van de Wolga gedirigeerd, hun Vierde (met talrijke tankdivisies) naar de Kaukasus. Eind juli rukten 30 Duitse divisies, door 1200 vliegtuigen ondersteund, in de richting van Stalingrad op, begin augustus bereikten zij er de buitenste verdedigingsgordel. De Russen bleven zich evenwel taai verdedigen: de eerste stormloop op de stad die de naam van de Russische dictator droeg (hetgeen, zo meende Hitler, aan haar val symbolische betekenis zou geven), mislukte maar nog voor het einde van de maand bereikten de Duitsers bezuiden Stalingrad de Wolga. Wie niet vechten kon, werd uit de stad geëvacueerd. De waterleiding viel er uit, zo ook de elektriciteitsvoorziening. Beschietingen en bombardementen legden hele huizenblokken in puin. Voor een beslissende aanval trokken de Duitsers bijna tweehonderdduizend man en vijfhonderd tanks samen. Op 13 september werd die aanval ingezet. Op de rzde drongen de Duitsers in het stadscentrum en tot bij de haven door. De val van de stad leek een kwestie van dagen. InDuitsland werden in allerijl voorbereidingen getroffen om haar verovering op grootscheepse wijze te vieren, in bezet Nederland gaf de secretaris-generaal van de NSB, daartoe door het Reichskommissariat aangespoord, op 18 september telefonisch opdracht aan alle districtsleiders om er voor te zorgen dat elke NSB'er de vlag zou uitsteken zodra het bericht kwam: 'Stalingrad is gevallen.'

XCMaar neen - uit het stadscentrum werden de Duitsers teruggedreven door verse Russische troepen die's nachts de Wolga overgezet waren. Medio oktober werd een nieuwe Duitse stormloop ingezet. De gevechten waren feller dan ooit. Om elke ruïne, om elke barricade werd gestreden. Russische artillerie nam van de oostelijke oever van de Wolga af deel aan de strijd - en de Duitsers kwamen er niet door. Maar zij gaven de hoop niet op dat het hun alsnog zou lukken, de taaie Russische verdedigers over de brede stroom terug te drijven. Stalingrad moest veroverd worden! Dat was Hiders onverbiddelijke eis.

XCWat deden Engeland en de Verenigde Staten?

XCWeinig, veel te weinig, vond men in bezet gebied. De meesten beseften 5

518 [PDF]
STRIJD TER ZEE

er niet, en wilden ook niet aannemen, dat Duitsland nog steeds prefiteerde van de militaire voorsprong die het sinds ' 33 opgebouwd had en die het in staat had gesteld, tegen geringe offers in ' 3 9 Polen te bezetten, in '40 Denemarken, Noorwegen en West-Europa, in '41 de Balkan en Kreta. Engeland zou nooit voldoende krachten kunnen mobiliseren om alléén in Europa de strijd met de Wehrmacht aan te binden, zelfs niet met een Wehrmacht die grotendeels gebonden was door de strijd aan het Oostelijk front. Amerikaanse troepen en Amerikaanse wapenen waren bij de bevrijding van Europa onmisbaar. Maar de Verenigde Staten hadden kostbare jaren laten verstrijken. In '39 vormde hun wapenproductie slechts I % van hun totale productie, in '40 2,8 %, in '41 9 %. De zweepslag van Pearl Harbor was nodig om het 'arsenal of democracy' (Roosevelts terrn l) tot werkelijkheid te maken. In '42 steeg de Amerikaanse oorlogsproductie tot 31% van de totale productie, in het laatste kwartaallag zij al bij de 40 %. Dat was een uniek snelle stijging - maar zij betekende niet dat Amerika een jaar na Pearl Harbor al tot belangrijke offensieven in staat was. De training van de troepen vergde veel tijd. Bovendien waren er twee belangrijke factoren die de kracht beperkten welke de Geallieerden bij en op het Europees strijdtoneel konden ontplooien: het verloop van de strijd ter zee en de wenselijkheid om in de Stille Oceaan de punten te behouden, c.q. te veroveren, die voor latere offensieve actie tegen Japan onmisbaar waren.

XCOp beide factoren willen wij kort ingaan.

XCIn de eerste maanden van '42, toen de scheepvaartroutes bij de Amerikaanse Oostkust en in en bij deCaraïbische Zee nog vrijwel onbeschermd waren, hadden de Duitse U-Boote daar talrijke Geallieerde koopvaarders tot zinken gebracht. Aan de beveiliging van die routes werd spoedig het nodige gedaan, maar midden op de Atlantische Oceaan bleef een brede zone liggen die men niet met lange-afstands-vliegtuigen bestreek. Er waren niet genoeg van die vliegtuigen beschikbaar of, beter misschien: ze waren er wel, de nieuwe types Engelse bommenwerpers namelijk, maar het Britse oorlogskabinet wilde die bommenwerpers niet van hun eigenlijke doelen, de Duitse steden, afhouden. Torpedobootjagers en andere oorlogsbodems die met de convooien meevoeren, waren ook niet in voldoende aantallen aanwezig. wel werden in '42, .mede door.het gebruik van effectievere, dieptebommen en van een nieuw type radar, bijna roo U-Boote tot zinken gebracht, maar de Kriegsmarine wist door snelle aanbouw het aantal U-Boote dat tegelijk in de vaart gebracht kon worden, belangrijk uit te breiden: van 91 in januari '42 tot niet minder dan 212 in'december.

XCBegin' 42 beschikten de Geallieerden over 48 mln ton aan scheepsruimte. Daarvan ging in '42, voor een gering deel door actie van de Japanners, bijna '5 1

519 [PDF]
OMMEKEER DE OORLOG TEGEN JAPAN

8 mln ton verloren - de nieuwbouw: 7 mln ton, bleef daar bij achter. Die nieuwbouw was bijna geheel afkomstig van Amerikaanse werven waar men vooral bij het bouwen van montageschepen van het Liberty-type het ene record na het andere vestigde. De gemiddelde montagetijd van zulk een schip van ruim 10000 ton: 105 dagen in de zomer van '42, was een jaar later tot 41 dagen gereduceerd.! Wat de Amerikaanse scheepsbouwindustrie presteerde, was formidabel, maar hiefhet feit niet op dat de Geallieerde oorlogsleiders eind' 42 nog I mID ton scheepsruimte minder ter beschikking hadden dan een jaar tevoren. Daarbij moet men nog bedenken dat van de totale scheepsruimte een groot deel nodig was voor 'normale' aanvoer. Engeland dat vóór de oorlog jaarlijks 54 mID ton aan goederen (hoofdzakelijk grondstoffen en voedingsmiddelen) placht te importeren, had zijn import (die mede nodig was om de oorlogsindustrie draaiend te houden) gehalveerd maar dat betekende altijd nog dat 27 mID ton aan goederen van overzee aangevoerd moest worden. Men kon dus wel aan Geallieerde kant indrukwekkende offensieve plannen ontwerpen, maar de scheepsruimte ontbrak om ze uit te voeren. 'This problem', zo schreef de chef van de Amerikaanse legerstaf, generaal George C. Marshall, in juni' 42 aan president Roosevelt, 'is with us daily and hourly.'2 Een Amerikaanse divisie van twintigduizend man vergde voor haar eerste inzet bijna ISO 000 ton aan scheepsruimte en had nadien elke maand voor haar bevoorrading 26 000 ton nodig." Voer een vrachtschip van New York heen en terug naar Engeland, dan duurde het gemiddeld twee maanden voor het in de thuishaven teruggekeerd was; voer het om Afrika heen naar Egypte, dan vergde dat uit en thuis zeven maanden; voer het van San Francisco naar Australië, dan was het vice versa vier maanden onderweg. Deze en dergelijke harde gegevens over de scheepstransporten stelden onwrikbare grenzen aan alles wat de Geallieerden wilden ondernemen. Precieze cijfers over de scheepsverliezen werden door Londen en Was,t 1 In '44 werd door een werf in Californië het record gevestigd: 8 dagen! 2 Memorandum, Ia juni 1942, van Marshall aan Roosevelt, aangehaald in R. M. Leighton en R. W. Coakley: Global Logistics and Strategy 1940-1943 (Washington, 1955), p. 208. Dit is een van de delen uit de groep War Department van het seriewerk The United States Army in World War II, een project van de Historical Division, Depart ment of the Army. 3 Had men dus, gesteld al dat die beschikbaar waren (quod non), in de loop van '42 IOO Amerikaanse divisies naar Engeland overgebracht, dan zou dat ca. 30 mln ton aan scheepsruimte gevergd hebben. Anders gezegd: de Engelse oorlogseconomie zou praktisch lamgelegd zijn met katastrofale gevolgen voor de voorziening der burgerbevolking en voor de operaties der Engelse strijdkrachten. 5

520 [PDF]

BISMARCKARCHIPEL GILBERT§ EILAND E N 9"., 9(>,l9 liI'l NEW IRELAND SALOMONS-EILANDEN 0"AlN ""'1. '.cr TULAGJ .0 "'\ GUADALCANAL 0:,." Q g 6) ,NIEUWE HEBRIDEN I) (I o NIEUW~D" CALEDONlll 0::10 .0 ,,0 FIDZJI-EIL. Brisbane o

TASMANlll

XCIV. Het strijdtoneel in het zuidwesten van de Stille Oceaan In rood: door Japan beheerste gebieden '5

521 [PDF]
OMMEKEER

hington niet bekendgemaakt (zij zouden de vijand zeer welkom zijn geweest) - er werd af en toe door de Geallieerde oorlogsleiders slechts in algemene termen over gesproken. Het gevolg was dat de publieke opinie in een land als Nederland er eigenlijk nimmer een denkbeeld van had, hoezeer de Geallieerde operaties door de verliezen ter zee geremd werden.

XCHetzelfde gold voor die tweede belemmerende factor: de strijd tegen Japan.

XCZeker, de Geallieerde oorlogsleiders konden iets vrijer ademhalen toen' in mei '42 de Japanse landing bij Port Moresby verijdeld was en Japan een maand later in de Slag bij Midway vier van zijn zes vliegkampschepen verloren had, maar in diezelfde maand begonnen de Japanners vliegvelden te bouwen op de eilanden Tulagi en Guadalcanal in de groep der Salomonseilanden en zij zouden, als zij die vliegvelden in gebruik konden nemen, de toevoerlijn naar Australië ernstig bedreigen. Begin juli gaven generaal Marshall en de chef van de Amerikaanse marinestaf, admiraal Harold E. King, opdracht, via de salomons-eilanden door te stoten naar New Britain, New Ireland en Nieuw-Guinea. Begin augustus landden de Amerikanen op Guadalcanal en Tulagi. Drie maanden duurde het voor zij er meer in handen hadden dan een smalle kuststrook. Dat had harde strijd gevergd waarbij zware verliezen geleden waren: van de vijf vliegkampschepen die de Amerikanen toen nog in de Stille Oceaan bezaten (twee waren er al verloren gegaan), waren twee tot zinken gebracht en drie beschadigd. Verder dan Guadalcanal en Tulagi kwamen de Amerikanen dan ook niet; de opdracht van Marshall en King kon niet uitgevoerd worden." Ja, het kostte de Amerikaanse opperbevelhebber in de Zuidwest-Pacific, generaal Douglas MacArthur, de grootste moeite om te voorkomen dat de Japanners dwars over de bergrug van Australisch Nieuw Guinea Port Moresby bereikten; daar moesten Amerikaanse en Australische divisies voor ingezet worden. Het gehele gebied van de Zuidwest-Pacific trok, mede door de lange afstanden, als een magneet steeds meer krachten aan. Het mocht dan waar zijn dat president Roosevelt ondanks de pressie van zijn militaire adviseurs vastgehouden had aan de afspraak dat eerst getracht zou worden, de oorlog in Europa te winnen - uit het streven om te voorkomen dat de Japanners hun machtsgebied verder zouden uitbreiden, vloeide voort dat in april '43 méér mili tairen van het Amerikaanse leger vochten tegen Japan dan tegen Duitsland en Italië."5

1 Op Guadalcanal werd het laatste verzet van de Japanners eerst in februari '43 gebroken. 2 In april '43 tegen Duitsland en Italië 508 000 man, tegenjapan 525 000. De cijfers sluiten de in, niet daarentegen de en de die naar verhouding nog veel sterker in de Stille Oceaan vertegenwoordigd waren.

522 [PDF]
LUCHTOFPENSIEF

XCFeiten als deze waren aan de publieke opinie in Nederland (trouwens ook aan de publieke opinie in de oorlogvoerende landen) onbekend. Ja, men vernam er wèl hoe de strijd op Guadalcanal en Nieuw Guinea verliep - maar de Zuidwest-Pacific was een halve aardbol weg. Op Europa kwam het aan - en dan in de eerste plaats op de strijd tegen Duitsland.

XCEr was een belangrijke sector waarop de Engelsen tegen Duitsland in het offensiefkonden blijven: in de lucht. Zij kregen er trouwens van de zomer van '42 af steun bij van de Amerikanen, met dien verstande dat de Amerikanen vertrouwden dat zij met hun 'Vliegende Forten' (nieuwe viermotorige, van talrijke geschutskoepels voorziene bommenwerpers die een moderne bommenrichtkijker aan boord hadden) overdag diep in Duitsland zouden kunnen doordringen om er precisiebombardementen uit te voeren op belangrijke industriële doelen. Op 17 augustus '42 waagden zich de eerste twaalf Vliegende Forten boven het Westeuropese vasteland; zij vielen toen doelen in Noord-Frankrijk aan.' Het was een bescheiden begin. In '42 bleven de Engelsen nog de enigen die Duitsland vanuit de lucht teisterden - maar niet in de mate waarop zij zelf gerekend hadden. Welkwamen voor Bomber Command van de Royal Air Force eindelijk de vóór de oorlog bestelde moderne bommenwerpers gereed, maar het gemiddeld aantal voor operaties beschikbare toestellen, ruim 500 in november' 41, was in oktober' 42 tot ruim 400 gedaald en de Engelsen waren nog ver verwijderd van het doel dat.zij zich begin' 41 .gesteld hadden: 4000 zware bommenwerpers van welke men in nachten die daarvoor geschikt waren, telkens 2000 of meer tegen de Duitse steden zou kunnen inzetten. De bevolking in bezet gebied kreeg de indruk dat de belofte die de "rooo-bommenwerpers-aanvallen' op Keulen (30 mei '42), Essen (I juni) en Bremen (25 juni) ingehouden hadden, niet waar gemaakt werd. En dan wist die bevolking niet eens dat de schade welke5 2

1 Van Egypte uit hadden twaalf Amerikaanse bommenwerpers uit een groep van vier-en-twintig die voor nationalistisch China bestemd waren, op 12 juni '42 een aanval uitgevoerd op de' aardolie-installaties in Roemenië; zij hadden er maar weinig schade aangericht. De groep van vier-en-twintig bleef voorlopig in Egypte om steun te verlenen aan de Britse operaties in het Middellandse Zeegebied. Ze werd nog versterkt met een even groot aantal Amerikaanse bommenwerpers uit Brits-Indië.

523 [PDF]
OMMEKEER

die aanvallen aan de Duitse oorlogseconomie toegebracht hadden, zeer beperkt was. Het zou maart '44 worden voor Bomber Command zo ver was dat inderdaad per dag ca. duizend zware bommenwerpers voor operaties beschikbaar waren.

XCHet moreel effect dat in bezet gebied van de bombardementen op Duitsland uitging, was niet gering. Wie 's nachts de Britse toestellen hoorde overtrekken, verheugde zich als regel in de verwoestingen die zij, naar men meende, in Duitsland zouden aanrichten, en in de slachtoffers die zij er zouden maken. Soms ging er iets mis. Zo in de nacht van 5 op 6 oktober '42 toen een aantal Engelse bommenwerpers zijn bommen afwierp op de mijn 'Maurits' en haar omgeving. De mijn werd getroffen (zij lag een week geheel stil en had eerst na zeven maanden haar normale productie weer bereikt), maar de meeste bommen kwamen in Geleen terecht waar bijna honderd doden vielen en bijna drieduizend mensen hun woning verloren. Dit bombardement was een vergissing geweest: men had doelen in Duitsland moeten bombarderen. De Nederlandse regering te Londen stond namelijk op het standpunt dat bombardementen op doelen in Nederland alleen verantwoord waren indien er een redelijke kans bestond dat de aan te brengen schade niet in een wanverhouding zou staan tot het aantal slachtoffers onder de burgerbevolking. Daar was het Britse oorlogskabinet het geheel mee eens. Bomber Command van de Royal Air Force mocht dus 's nachts geen doelen in Nederland aanvallen. Aanvallen overdag met lichte, tot Fighter Command behorende bommenwerpers waren wèl toegestaan: men kon dan beter mikken. Die aanvallen waren evenwel hachelijk, want de Duitse luchtverdediging boven Nederland (die mede het Ruhrgebied beschermde) was sterk. Het eenvoudigst was het bestoken van doelen die aan of vlakbij de kust gelegen waren. Herhaaldelijk werden aanvallen uitgevoerd op de grote bunkers van de Kriegsmarine in Ijmuiden en van september' 42 af werd het Hoogovenbedrijf te Velsen verscheidene malen gebombardeerd, met goed succes ook: twee van de drie hoogovens waren in januari' 43 buiten bedrijf gesteld.

XCEven succesvol, althans wat de aangerichte schade betrof, was de aanval die 93 lichte bommenwerpers van Fighter Command op zondag 6 december '42 's middags om half één uitvoerden op de Philipsfabrieken te Eindhoven. Dat die fabrieken bij de Duitse oorlogsinspanning ingeschakeld waren (van elke tien radiobuizen waar Duitsland de beschikking over kreeg, waren drie van

524 [PDF]
PHILIPS GEBOMBARDEERD

de employé's en arbeiders bekend. Welnu, onder de hogere employé's was van '41 af een groepje tot stand gekomen dat systematisch gegevens verzamelde die een bombardement niet alleen konden motiveren maar ook vergemakkelijken. De secretaris van de directie, mr. H. P. Linthorst Homan, en de chef van de expeditie, Iman.J. van den Bosch, behoorden tot dat groepje. Zij tekenden o.m. kaarten waarop de locatie van het Duitse luchtafweergeschut bij en op de fabrieksgebouwen nauwkeurig aangegeven was. Dit spionagewerk van van den Bosch werd in de herfst van '42 ontdekt; hij dook toen in Groningen onder.! of de door hem en Homan verzamelde gegevens en getekende kaarten Engeland tijdig bereikt hebben, staat niet vast. Hoe dat zij, de aanval (waar natuurlijk opzettelijk een zondag voor uitgekozen was) was doeltreffend, hoewel de meeste van de 93 lichte bommenwerpers moeite hadden in formatie te blijven: van het moment af dat zij, zeer laag vliegend, de Nederlandse kust gepasseerd hadden, waren zij door Duitse jagers aangevallen. Ruim 60 ton aan bommen werd afgeworpen. Een deel daarvan trof de omgeving van de Philipsfabrieken, Het station en een deel van het centrum werden zwaar beschadigd, meer dan tweehonderd huizen kwamen er volledig in puin te liggen. Onder de burgerbevolking vielen bijna honderdvijftig doden (zeven Duitse militairen kwamen om het leven) en er waren voorts enkele honderden gewonden. Bij Philips was de schade groot. In eerste instantie leek zij zelfs onherstelbaar zodat ir. Frits Philips daags na het bombardement Hirschfeld, de secretaris-generaal van handel en nijverheid die zich naar Eindhoven begeven had, 'stralend' tegemoet kwam. 'Hij zei me', zo vertelde Hirschfeld ons later:

XC"Het is afgelopen!' Ik zei: 'Zeg dat in hemelsnaam niet hardop! Dan sturen ze meteen al je arbeiders naar Duitsland! Je moet zeggen: wanneer ik al mijn arbeiders hier mag houden, dan draait de zaak weer in zes maanden tijd.' '.

XCHet administratiegebouw van Philips was volledig verwoest en ook enkele gebouwen waar voorraden in opgeslagen waren, lagen in puin. De schade aan de machinehallen was geringer en van belang was vooral dat het complex waar Philips zijn eigen machines placht te bouwen, vrijwel ongedeerd was. Hirschfeld had goed gezien: na zes maanden had de productie weer min of meer het vroegere peil bereikt.

XCHoe heeft men in bezet gebied op dit bombardement gereageerd? Volgens onze gegevens over het algemeen met enthousiasme alsmede met grote bewondering voor de mannen van de Royal Air Force die er evident op uit

XC1 Homan is na het bombardement van 6 december ondergedoken. • H. M. Hirschfeld, 4 maart 1961. 5 2

525 [PDF]
OMMEKEER

waren geweest, de levens van employé's en arbeiders te sparen en zich daartoe overdag zo diep boven door de vijand beheerst gebied gewaagd hadden. 'De RAF verdient hier een tien', schreef Trouw. l'Unaniem', zo vernam een Rotterdammer uit Eindhoven, 'was het oordeel: 'Op zichzelf is het ellendig, maar het was nu eenmaal noodzakelijk als onderdeel onzer bevrijding, en dus moest het gebeuren. En het is in elk geval schitterend uitgevoerd.' '2 'De mensen zeggen', aldus De Waarheid,'dat het de schuld der Duitsers is, want als die er niet gezeten hadden, was dit niet gebeurd. En slachtoffers moeten er nu eenmaal vallen in een oorlog."Het Parool was overigens van oordeel dat men zich bij Philips veel te veel moeite gegeven had bij het herstel van de schade. 'Vooral onder de leidende persoonlijkheden', aldus dit blad,

XC'hebben velen die zich als 'goede' Nederlanders beschouwen, een weinig fraaie rol gespeeld ... Toen het nog levensgevaarlijk was om zich op de terreinen te begeven en iedereen dus een gegronde reden had om rustig thuis te blijven, liepen zij daar al bedrijvig rond, richtten noodafdelingen in, verschaften de Duitser, alle mogelijke inlichtingen over nog beschikbare materialen en ruimten, werkten tot's avonds laat, riepen hun ondergeschikten op en hielden vergaderingen aan huis wanneer in de fabrieken nog geen kamers beschikbaar waren. Men vocht om telefoons ... en materialen."

XCVanEngelse kant was de aanval een gewaagd experiment geweest. Van de 93 vliegtuigen die men op Eindhoven afgezonden had, waren 13 neergeschoten, I stortte neer in de Noordzee, I verongelukte bij de landing. Bovendien waren van de resterende 78 toestellen 53 beschadigd, de meeste doordat zij vogels, andere doordat zij bomen geraakt hadden. 'Despite the damage done to the Philips Radio Works, the casualties suffered by the bombers were', aldus de Engelse officiële geschiedschrijving, 'too high to inspire much confidence in the future of this kind of operation.'5

XCEn het 'Tweede Front'? In april hadden de Engelse oorlogsleiders in beginsel het Amerikaanse

XCdenkbeeld aanvaard om nog in de zomer van '42 in Frankrijk te landen.

XCReeds toen hadden Churchill en de Britse Chiefs of Staff maar weinig ver

XCtrouwen in de goede afloop van zulk een avontuur en Churchill had, toen

XChij accoord ging met het concept-communiqué dat Molotow, de Russische

XCminister van buitenlandse zaken, begin juni uit Washington meebracht (de

XCtekst sprak van 'volledige overeenstemming met betrekking tot de dringende

XCtaak om in 1942 een Tweede Front in Europa te doen ontstaan'), aan Molotow

XCeen memorandum voor Stalin overhandigd waarin stond: 'It is impossible

XCto say in advance whether the situation will be such as to make this operation feasible.'l De aarzelingen van de Britse oorlogsleiders werden sterker toen in juni in Noord-Afrika, waar Rommel de Nijldelta tot op geringe afstand wist

XCte naderen, bleek hoe sterk de Wehrmacht nog was. Enkele weken van - intensieve, soms heftige debatten volgden, maar op 25 juli werd te Washington in het college van de Combined Chiefs of Staff overeenstemming bereikt: men zou in '42 in Frans Noord-Afrika landen, niet in Europa.ê Eind juli waren de Duitsers aan de zuidelijke sector van het Oostelijk front in volle opmars. Het gebrek aan gegevens over het militaire potentieel van de Russen had er toe bijgedragen dat in Engelse en Amerikaanse stafkringen vrij algemeen betwijfeld werd of de Sowjet-Unie nog lange tijd zou kunnen standhouden. Roosevelt en Churchill deelden dat pessimisme niet - wèl beseften zij dat het voor Stalin een zware tegenslag zou zijn dat het Tweede Front in de rest van het jaar althans in Europa geen werkelijkheid zou worden. Openhartigheid leek de beste politiek. In augustus vloog Churchill naar Moskou. Hij deelde er Stalin mee dat een landing in Europa in '42 als uitgesloten moest worden beschouwd. Hij voegde daar evenwel aan toe dat nagegaan zou worden of twee Britse divisies samen met drie Russische eind '42 Noord-Noorwegen zouden kunnen veroveren (een operatie waar de Britse Chiefs of Staff geen enkel vertrouwen in hadden) en dat de Verenigde Staten en Engeland bovendien van plan waren, het in '43 tot een grootscheepse landing in West-Europa te laten komen - 'Roundup' zou de code-aanduiding van die landing zijn; dat gaf eigenlijk al aan dat ze pas uitgevoerd zou worden wanneer de kracht van de Wehrmacht gebroken was.

XC1 Aangehaald in a.v. J. R. M. Butler: Grand Strategy, dl. III, 2 (1964), p. 597. 2 Het college van de Combined Chiefs of Stafftelde zeven leden: drie vertegenwoordigers van de Britse Chiefs of Staff, de drie Amerikaanse Chiefs of Staff en het hoofd van Roosevelts militaire staf, admiraal William D. Leahy. Aan Engelse kant was de vertegenwoordiger van de Chief of the Imperial General Staff (generaal Sir Alan Brooke), veldmaarschalk Sir John Dill, de belangrijkste figuur. 5 2

527 [PDF]
OMMEKEER

Tenslotte bevestigde Churchill dat de Verenigde Staten en Engeland hun uiterste best zouden doen om de verschepingen van materiaal naar de SowjetUnie op peil te houden. Die hulp, vooral van belang in de vorm van militaire vrachtauto's, verbindingsmaterieel en sommige voedingsmiddelen en industriële grondstoffen, was Stalin welkom- maar uiteraard zou een grootscheepse landingsoperatie (waarvan hij, typische landrot, de complexiteit niet ten volle begreep) hem oneindig welkomer geweest zijn.

XCVan zijn vlucht naar Moskou (hij vloog via Kairo) maakte Churchill gebruik om de gehele situatie in het Midden-Oosten met de daar aanwezige bevelhebbers te bespreken. Hij kreeg er de sterke indruk dat het Engelse Achtste Leger dat er nog steeds niet in geslaagd was, Rommels strijdmacht beslissend te verslaan, behoefte had aan een nieuwe leiding. Aan generaal Auchinleck werd het opperbevelhebberschap in Perzië en Irak aangeboden - deze weigerde en trok zich gegriefd terug. De nieuwe opperbevelhebber in het MiddenOosten werd generaal Sir Harold Alexander, bevelhebber van het Achtste Leger werd luitenant-generaal Bernard Montgomery. Vooral van Montgomery die steeds temidden van zijn troepen leefde, ging een inspirerendewaar de aardolie-installaties lagen die de Sowjet-Unie in het begin van de jaren '20

1 Er waren vier aanvoerroutes: door de lucht van Alaska naar Siberië (die route werd door de meeste vliegtuigen gebruikt die naar de Sowjet-Unie overgevlogen werden), overzee naar Wladiwostok (een route die, gegeven het Duits-Japans bond genootschap, alleen voor niet-militaire goederen gebruikt mocht worden), overzee naar de Perzische Golf en dan per weg of spoorweg naar de Kaukasus, en overzee naar Moermansk en Archangel. Die laatste route kon in de zomermaanden niet ge bruikt worden doordat de Geallieerde convooien van Noord-Noorwegen uit zwaar door de aangevallen konden worden. Ook in de winter van '42 op '43 vielen de convooien tiaar Noord-Rusland uit: er waren geen schepen genoeg. In totaal ontving de Sowjet-Unie tot in de zomer van '44 ca. 13 mln ton aan goederen: bijna 5000 tanks (de Geallieerde tanks bevielen de Russen niet erg) en II 000 vliegtuigen en voorts meer dan een kwart miljoen vehikels van allerlei aard. InWashington werd geschat dat in de zomer van '44 de helft van de voorraden voor het Rode Leger in Amerikaanse vrachtauto's vervoerd werd. Op een Geallieerd aanbod om Amerikaanse en Engelse zware bommenwerpers bij de Kaukasus te stationeren, ging Stalin niet in. Hij wenste niet dat grote aantallen Russische mili tairen met Amerikaanse en Engelse in contact zouden komen en voelde er bovendien niet voor, die Amerikanen en Engelsen toe te laten in de buurt van de gebieden

528 [PDF]
EL ALAMEIN

werking uit. Het zelfvertrouwen van het Achtste Leger werd hersteld - en nog versterkt toen het eind augustus-begin september een nieuwe poging van Rommel om van El Alamein tot de Nijldelta door te dringen, afsloeg. Montgomery ontwierp een eigen aanvalsplan. Hij bezat tweemaal zoveel tanks als de Duitse veldheer-, was hem ook in manschappensterkte ver de baas (bijna tweehonderdduizend Britten tegenover vijftigduizend Duitsers en vier-en-vijftigduizend Italianen), had meer vliegtuigen (voor de tactische strijd 530 tegen 350) en een geregelder toevoer (de Duits-Italiaanse convooien naar Libye werden herhaaldelijk van Malta uit aangevallen) - het probleem was dat Rommels frontzone in een gebied lag dat niet in het zuiden omtrokken kon worden: het Achtste Leger moest er dwars doorheen.

XCIn de nacht van 23 op 24 oktober '42 werd de grote aanval bij het licht van de volle maan ingezet. Een week van harde strijd volgde. Eerst op 2 november gaf Rommel zijn posities prijs. Slechts 40 Duitse tanks kon hij redden, de Italiaanse gingen zelfs alle verloren. Twee-en-twintigduizend Italianen en achtduizend Duitsers raakten in krijgsgevangenschap. Zeker, Rommel had nog een groot deel van zijn troepen over, maar het was duidelijk dat het tij nu definitief gekeerd was.

XCHet was een klinkende overwinning die de Britten behaald hadden. Behaald op Duitsers! Eindelijk! Groot was het effect van de zegepraal bij El Alamein op de Britse burgerbevolking - groter misschien nog in bezet Nederland. De door de Duitsers hemelhoog geprezen Rommel was verslagen! Twee nieuwe generaals, zei men, had de Engelse regering benoemd: Stoffer en Blik om Rommel op te vegen. Of, zo vroeg men: 'Ken jeal het verschil tussen een wekker en Rommel?' 'Nee: 'Een wekker zegt tic-tak en gaat vooruit, Rommel zegt tac-tiek en gaat achteruit.f

XCInderdaad, achteruit ging hij.

XCEn nog geen week nadat hij de grote terugtocht ingezet had, kwam het bericht dat, ver in zijn rug, Amerikanen en Engelsen geland waren in Marokko en Algerië.

XCDe bedoeling van die landing was, niet alleen Marokko en Algerië in handen te krijgen maar vooralook Tunesië dat, evenals de twee andere genoemde5 2

1 Tot de ruim 1000 tanks van het Achtste Leger behoorden 300 Amerikaanse die eind juni in grote haast uit de Verenigde Staten naar Egypte gezonden waren, 2 (jan. 1943), p. 3.

529 [PDF]
OMMEKEER

gebieden, onder Vichy-Frankrijk ressorteerde. Als landingsoperatie zou het de grootste zijn die tot op dat moment ondernomen was: men zou in eerste instantie bijna honderdduizend man ontschepen. Daartoe moest men van overal schepen bijeenschrapen, troepen eveneens. De meeste van die troepen zouden Amerikaanse zijn; men nam aan dat de autoriteiten in Frans NoordAfrika minder antipathie koesterden jegens de Verenigde Staten dan jegens Engeland. Een deel van de Amerikaanse troepen, voor Marokko bestemd, zou rechtstreeks van Amerika oversteken, de overige, door een Engels contingent versterkt, zouden van Engeland via Gibraltar naar Algerië varen. Alles moest in grote haast in gereedheid gebracht worden en daarbij wreekte zich het feit dat de Amerikaanse divisies die in de zomer en de vroege herfst in Engeland aangekomen waren, als regel zonder hun zware wapenen waren gearriveerd. Veel van dit in allerijl nagezonden wapentuig werd in kisten en kratten verpakt die onvoldoende of in het geheel niet gemarkeerd waren; op een gegeven moment moest men 700 goederenwagons doorzoeken om enkele ontbrekende onderdelen te localiseren. Er was meer dat niet klopte. Een deel van de Amerikaanse munitie was en bleef zoek - het Engelse War Office moest bijspringen. De plunjezakken van de Amerikaanse militairen bleken niet te deugen. Voorts kregen de militairen anti-tankwapens mee waarmee ze nooit geoefend hadden. Verder had men eigenlijk geen duidelijk denkbeeld hoe men een grootscheepse amfibische landing organiseren moest. Tijd om te oefenen in het em- en debarkeren van troepen ontbrak. Ook de bescherming uit de lucht had zwakke punten: er was een tekort aan lange-afstands-jagers en -verkenners. Zo nam men bij de voorbereidingen risico's die, had men Duitse troepen tegenover zich gehad, fataal zouden zijn geweest. Men hoopte evenwel dat de Vichy-Franse strijdkrachten in Noord-Afrika, ca. honderdtwintigduizend man, weinig of zelfs geen weerstand zouden bieden.

XCBij de voorbereidingen had men generaal de Gaulle niet ingeschakeld. De Amerikanen beschouwden de leider van de beweging der Vrije Fransen allerminst als representatief voor het Franse volk en ook met Churchill had de Gaulle (die steeds op de onverkorte handhaving der Franse rechten stond) in de zomer en herfst van '42 grote moeilijkheden gekregen. De Amerikanen meenden bovendien dat zij de Gaulle in het geheel niet nodig hadden; in de zomer van '42 was Roosevelts vertegenwoordiger in Algiers, Robert D. Murphy, begonnen voorbereidingen te treffen om op het juiste moment in Frans Noord-Afrika de beschikking te hebben over een figuur die, zo meende Murphy, door het Franse bestuursapparaat ter plaatse geaccepteerd zou worden als hoogste autoriteit in plaats van het staatshoofd van VichyFrankrijk, maarschalk Pétain. Die figuur was een Franse generaal, Henri 53

530 [PDF]
8 NOVEMBER 1942

V. De Geallieerde landingen in Frans Noord-Afrika

XCGiraud, die inin krijgsgevangenschap geraakt was maar in aprilmet grote koelbloedigheid uit de Duitse vesting waar hij opgesloten zat, had weten te ontsnappen. Giraud had aanhangers in Algiers - met hen werkte Murphy nauw samen.

'40 '42

XCOp zondagnovember begonnen de landingen. In Marokko stuitten de Amerikanen op verzet en bij Algiers en Oran klopten de Amerikaanse berekeningen al evenmin. Een opstand van de Giraudisten werd door de Franse autoriteiten snel neergeslagen en de generaal zelf die, na uit ZuidFrankrijk gehaald te zijn, naar Algiers overgebracht was, bleek geen enkel gezag te hebben. Drie verwarrende dagen volgden - tot de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Dwight D. Eisenhower, opnovember een regeling trof met de man die tot aprilminister-president van VichyFrankrijk geweest was, admiraal Darlan. Deze had zich louter bij toeval (hij bracht een bezoek aan een zoon die ziek was) opnovember in Algiers bevonden. Eisenhower besefte dat de Franse autoriteiten die Giraud als een usurpator,een werktuig in Amerikaanse handen beschouwden, de aanwijzingen van Darlan zouden volgen. De admiraal werd nu als hoogste Franse autoriteit in Noord-Afrika erkend; als contraprestatie gelastte hij de

8 II '42 8 C.q.

531 [PDF]
OMMEKEER

Franse troepen (die hij onder Giraud plaatste) het vuren te staken. Het was een transactie, niet onbegrijpelijk uit _militair oogpunt (Stalin achtte haar 'perfectly correct'l), maar die in de politieke sfeer verontwaardiging wekte bij de Gaulle, bij diens grote beschermer in het Britse War Cabinet, de minister van buitenlandse zaken Anthony Eden, bij een groot deel van de Britse publieke opinie en, sterker nog, bij de verzetsgroepen in Europa die zich onder 'bevrijding' heel iets anders voorgesteld hadden dan de erkenning van het oppergezag van een Darlan die, hij mocht dan minder pro-Duits zijn dan zijn opvolger Pierre Laval, tot ruim een half jaar tevoren de leiding had gehad van een autoritaire, met Duitsland samenwerkende regering.

XCVoordat zich die politieke problematiek had geopenbaard, had het bericht dat de Geallieerden in Marokko en Algerië geland waren, in bezet Nederland een storm van enthousiasme ontketend. Montgomery's overwinning bij El Alamein was al met vreugde begroet, maar wat in Frans Noord-Afrika geschied was, leek van nog veel groter gewicht: de Geallieerden hadden een nieuwoorlogsterrein geopend, ze waren geland - en de landingen heetten geslaagd. 'Die freudestrahlenden Gesichter lebhafi debattierender Gruppen auf den Strassen liessen die Genugtuung uber die neue Lage deutlich erkennen. Man sak sich', aldus een Duits militair rapport, 'am Wendepuniet des Krieges und hoffie auf baldige Landung der Engländer und Amerikaner im besetzten Gebiet.'2 Wie aan het communiqué van II juni terugdacht dat meegedeeld had dat Washington, Londen en Moskou het eens waren geweest over' de dringende taak om in 1942 een Tweede Front in Europa te doen ontstaan', was er nu van overtuigd dat de woorden Tweede Front in Europa' pure misleiding geweest waren - geslaagde misleiding! En wat was nog méér op handen? Slag op slag zou Duitsland treffen! Nu kon toch eenieder zien dat het met Hiders macht gedaan was! 'De eindstrijd is in het zicht', juichte Het Parool+ Aan van Randwijk, hoofdredacteur van Vrij Nederland, werd, zo schreef hij een maand later, 'op die onvergetelijke zondag van Algiers en Oran' de vraag gesteld 'ofhet geen tijd werd, het werk van Vrij Nederland te staken, nu de bevrijders reeds op de deuren van Europa bonzen.'! Johan H. Doom waar

XC1 Aldus Roosevelt in een telegram aan Churchill op 17 november 1942 ((United Kingdom, Cabinet Office) History of the Second World War, Military Series. Michael Howard: Grand Strategy, dl. rv (1972), p. 175) 2 LXXXVIII Armee-Korps, I c: 'Tätigkeitsbericht fur •.. November 1942', p. I (CDr, 11.0062). 3 Het Parool, 45 (13 nov. 1942), p. 3. 4 Vrij Nederland, III, 5 (II dec. 1942), p. 3.

532 [PDF]
HITLER SPREEKT IN MÜNCHEN

schuwde in De Oranjekrant tegen over-optimisme; wellicht uitte hij zich volgens menig lezer al zeer zwartgallig toen hij het 'niet onmogelijk' noemde 'dat de werkelijke bevrijding van ons vaderland nog meerdere maanden op zich laat wachten." Paul de Groot sloeg in De Waarheid de operaties van Amerikanen en Engelsen minder hoog aan ('zij maken geen haast') maar hij dacht wèl dat de nederlagen die Duitsland leed, tot 'de politieke storm in het binnenland van de vijand' zouderi leiden, 'en daarop is onze hoop op een spoedig einde van de oorlog gevestigd.f

XCDe Geallieerde landingen in Marokko en Algerië hadden Hitler verrast. Via het Spiel dat de Britse Intelligence met de Abwehr speelde, waren berichten doorgegeven dat de Geallieerden voornemens waren, elders te landen: in Noorwegen of in Noord-Frankrijk. Op Hitler hadden die berichten niet veel indruk gemaakt. Maandenlang had hij het voor uitgesloten gehouden dat Amerika en Engeland die ter zee zulke zware verliezen geleden hadden, er in zouden slagen nu reeds grote landingsconvooien samen te stellen. Eigenlijk beschouwde Hitler alleen een landing bij het zwakverdedigde Dakar (Frans West-Afrika) als plausibel.

XCIn de nacht van 7 op 8 november vernam hij dat Duitse agenten in Spanje grote Geallieerde transportvloten bij Gibraltar waargenomen hadden. Wat was hun doel? Zijn fantasie sloeg op hol: zelfs een landing in midden-Italië ofin Zuid-Frankrijk hield hij nu voor mogelijk. 'Es ist ein Pehler', riep hij uit, 'dass wir dort unten nichts stehen haben'3 - maar van fouten repte hij niet toen hij op de 8ste, enkele uren na het bericht der Geallieerde landingen, in München zijn jaarlijkse toespraak hield ter herdenking van de mislukte Putsch van '23. Eén zin slechts wijdde hij aan dat grote nieuws: 'Wenn heute Roosevelt seinen Angriff auf Nordafrika ausführt mit der Bemerkung, er mûsse es var Deutschland und Italien schützen, sa brauch: man über diese verlagene Phrase dieses alten Gangsters kein Wort zu verlieren.' Duitsland zou doorvechten! 'Das Deutschland von einst hat um drei Viertel 12 die Waffen niedergelegt - ich höre grundsätzlich erst 5 Minuten nach 12 auf'4

XCDrie dagen later, op II november' 42, bezette hij Vichy-Frankrijk.

1 I4 (eind nov. I942), p. I. 2 59 (2I nov. I942). p. 2. 8 A. Speer: (I969). p. 260. • Hitler maakte in die toespraak een be langrijke toespeling op de uitroeiing der Joden; wij komen hier in ons volgende deel op terug.

533 [PDF]
OMMEKEER

XCHet is, achteraf gezien, misschien te betreuren dat de Geallieerden in Algerië niet verder oostwaarts geland zijn dan in Algiers. De Engelsen hadden zo dicht mogelijk bij Tunesië willen landen: in Philippeville en Bone, maar dat had de Amerikanen te riskant geleken. Het werd I I november voor een eerste Engels detachement beoosten Algiers aan land ging: in Bougie, maar toen waren de Duitsers al twee dagen bezig op het vliegveld van Tunis te landen, De Fransen boden er geen weerstand. Zij trokken westwaarts terug, hopend dat zij samen met de Geallieerden in staat zouden zijn, de Duitsers te verdrijven. Het werd evenwel eind november voor de eerste Geallieerde aanval op Tunis ingezet kon worden. De stad werd tot op 25 km genaderd, maar Geallieerden en Fransen tezamen bezaten de kracht niet om de eenheden van de Wehrmacht te verslaan. Eind december bevonden zich ca. zestigduizend Duitsers en Itahanen in Tunesië; meer dan 200 tanks hadden zij tot hun beschikking. Het tekort aan spoorwegmaterieel en vrachtauto's als~ede de zware regens maakten het de Geallieerden onmogelijk om dat Tunesisch bastion met kracht aan te pakken. Zeker, op de lange duur behoefde zulks voor de Geallieerde zaak niet ongunstig te zijn (hoe meer krachten Hitler en Mussohni in Tunesië zouden samentrekken, des te groter zou hun uiteindelijk verhes worden), maar zulks maakte het feit niet ongedaan dat het strategische doel dat men zich met de landingen in Frans NoordAfrika gesteld had: snel naar Tunesië oprukken en dan de Duits-Italiaanse strijdmacht in Libye in de rug aanvallen, niet bereikt was. Eind januari kon die strijdmacht zich in goede orde bij de Duitsers en Italianen voegen die zich al in Tunesië bevonden. Een en ander betekende dat de Middellandse Zee in het centrum nog steeds versperd bleef voor de Geallieerde scheepvaart.

XCZo stelde, na die inspirerende 8ste november, het nieuws uit Noord-Afrika de publieke opinie in bezet Nederland eigenlijk weken-, ja maandenlang teleur. Grote overwinningen bleven uit.

XCInmiddels hadden gebeurtenissen aan het Oostelijk front voor een nieuwe injectie van optimisme gezorgd.

XCIn de loop van '42 waren de naar de Oeral en verder oostwaarts verplaatste

534 [PDF]
HET DUITSE ZESDE LEGER OMSINGELD

Russische industriële ondernemingen de een na de ander in bedrijf genomen. Miljoenen vrouwen werden in de industrie tewerk gesteld. Bij de voedselvoorziening bleven er grote moeilijkheden - desondanks ging de militaire productie snel stijgen. In '42 werden door de staatsbedrijven ca. 25 000 tanks afgeleverd tegen ruim 7 000 in '41. Bovendien ontwikkelden de Russen op artilleriegebied een wapen dat de Duitsers niet bezaten: raketgeschut. Voorts sprak het vanzelf dat de Russische strijdkrachten in en door de verwoede gevechten die sinds 22 juni '41 geleverd waren, een ervaring opgedaan hadden die hun zeer te stade kwam. Stalin en zijn naaste medewerkers bleven offensief denken. Door de lucht gingen zij belangrijke steun geven aan de guerrilla-eenheden die in het door de Duitsers bezette gebied opereerden - eenheden die als gevolg van het barbaarse beleid dat de Duitsers voerden, steeds meer steun kregen uit de burgerbevolking; al in de zomer van '42 noopten zij Hitler, formaties tot een sterkte van meer dan 20 divisies in te zetten bij de bescherming der verbindingslijnen, Men besefte intussen in Moskou terdege dat de guerrilla alléén onvoldoende zou zijn om de Duitsers te verdrijven. Daar waren grootscheepse offensieve acties voor nodig. Hitler zag ze aankomen; hij zinspeelde er ook op toen hij op 8 november in München sprak. Op dat moment verwachtte hij dat de Russen hun winteroffensief aan de centrale sector van het duizenden kilometers lange front zouden inzetten - dáár concentreerde hij zijn reserves. Strategisch werd hij dan ook volkomen verrast toen de Russen op 19 november (elf dagen na de Geallieerde landingen in Noord-Afrika) aan de zuidelijke sector de Duitse, Roemeense en Italiaanse troepen aanvielen die de twee flanken dekten van de strijdmacht die bij Stalingrad stond; die Roemeense en Italiaanse troepen waren kwalitatief niet met de Duitse te vergelijken. Dat dubbele offensief was met grote zorg voorbereid: van alle Russische tanken gemechaniseerde eenheden was er drie-vijfde voor geconcentreerd samen met de helft van alle reserves aan artillerie. De bedoeling was voorts dat ook de taaie verdedigers van Stalingrad tot de aanval zouden overgaan. Daartoe was in de eerste drie weken van november's nachts in diep geheim (alle radioverkeer werd nagelaten) honderdzestigduizend man aan troepen de Wolga overgezet.

XCDe offensieven sloegen grote gaten in de linies van de Duitsers en hun bondgenoten. Een heel Duits Panzerkorps, twee Roemeense legers en een Italiaans leger werden uiteengeslagen. Numeriek waren de Russen aanvankeiijk niet in de meerderheid (elk van beide zijden had in totaal ca. I miljoen man in de strijd geworpen), maar een van de grondregels van de grote Duitse strateeg uit de Napoleontische tijd, Clausewitz: eoncentratie op het beslissende punt, pasten de Russen met meesterschap toe en het

535 [PDF]
OMMEKEER

VI. Oostelijk front, de Russische offensieven aan Wolga en Don

XC

XC

536 [PDF]
HET DUITSE ZESDE LEGER OMSINGELD

gevolg was dat op 23 november, vier dagen na de inzet van hun actie, het Duitse Zesde Leger bij Stalingrad omsingeld was: 22 divisies zatener samengepakt op een gebied, niet veel groter dan de provincie Utrecht. Als Hitler hun op dat moment opdracht gegeven had, naar het westen terug te trekken, hadden zij vermoedelijk de Russische omsingeling nog wel kunnen doorbreken - maar de Führer zat vastgeklemd tussen zijn starre concepties en zijn overmoedige uitspraken. Op 8 november had hij in München hoog opgegeven van het feit dat zijn troepen er tenminste in geslaagd waren, de Wolga af te snijden. Dan die rivier de rug toekeren? Uitgesloten! Trouwens, Reichsmarschall Goering, opperbevelhebber van de Luftwaffe, verzekerde zelfingenomen dat een bevel tot de terugtocht volmaakt overbodig was: zijn vliegtuigen zouden door de lucht voor de bevoorrading van het Zesde Leger zorgen.

XCEr werd aan Duitse kant een tegenoffensief op touw gezet, waarvoor zelfs een Duitse tankdivisie uit Bretagne naar de benedenloop van de Don overgebracht werd. Op 12 december ging dat tegenoffensief van start. Het maakte vorderingen - zozeer zelfs dat de militairen van het Zesde Leger het geschut van de naderende troepen hoorden bulderen. Maar de nieuwe Duitse bevelhebber aan de zuidelijke sector, Generalfeldmarschall Erich von Manstein, had de kracht niet om het Zesde Leger te bereiken. Hij werd zelf in de verdediging gedrongen, kreeg een nieuw Russisch offensief op te vangen dat van Woronesj uit zuidwaarts ingezet werd - en het Duitse Zesde Leger, een kwart miljoen man sterk, bleef ingesloten. Per dag had Goering 500 ton aan goederen door de lucht willen aanvoeren; grote aantallen Duitse transporttoestellen werden daartoe ingezet - de meeste werden door de Russen neergeschoten, hetgeen de Duitsers o.m. op het verlies kwam te staan van talrijke instructeurs van de opleidingsscholen der Luftwaffe. Boven de 100 ton per dag kwam de Duitse aanvoer niet uit.

XCHet Zesde Leger was ten dode opgeschreven.

XCMaar dat betekende tegelijk dat de 4de Panzerarmee die in september de Kaukasuspassen bereikt had (maar niet de Russische aardoliebronnen !) van geluk zou mogen spreken als zij nog via Rostow westwaarts zou kunnen ontkomen.

XCHet grote offensief waar Hitler al zijn hoop op gevestigd had, was mislukt. Ook aan het belangrijkste front, het Russische, was de Wehrmacht het initiatiefkwijt.

XCHet kwetsbare punt in Marshalls argumentatie was dat men, gegeven het feit dat een bestorming van de Atlantikwall in '43 uitgesloten was, moeilijk iets anders kon doen dan de krachten die voor het Europese strijdtoneel beschikbaar waren of spoedig zouden worden, in '43 in de omgeving van de Middellandse Zee in te zetten. Waar? Eerst moest Tunesië veroverd worden. En dan? De een bepleitte een landing op Sardinië, de ander op Sicilië. Men koos Sicilië omdat men van dat eiland gemakkelijker verder zou kunnen komen; uiterlijk eind juli zou die landing moeten plaatsvinderi. De meeste Amerikaanse militairen waren met die besluiten maar matig ingenomen. Zij koesterden het wantrouwen dat hun Engelse collega's eigenlijk onder de

XClOok Stalin was uitgenodigd, maar hij had doen weten dat hij op dat moment Moskou moeilijk kon verlaten. Met betrekking tot de conferentie van Casablanca ging in Nederland het volgende grapje de ronde doen: 'Waarom was Stalin daar niet aanwezig?' 'Hij had het te druk met de inmaak.' (De Waarheid (eind febr. 1943), pv z) 2 Voor de landingen in Noord-Afrika hadden de Amerikanen met spoed de nodige speciale landingsvaartuigen laten bouwen. In januari '43 gaf Roosevelt evenwel de landingsvaartuigen voor het jaar' 43 een vrij lage prioriteit. Men moest,

538 [PDF]
DE CONFERENTIE VAN CASABLANCA

landing in West-Europa trachtten uit te komen en zich mede daarom zoveel moeite gegeven hadden voor aanvaarding van de Mediterrane strategie. 'We lost our shirts', schreef Marshalls voornaamste adviseur aan een relatie in Washington, 'we came, we listened and we were conquered+

XCDat onbehagen aan Amerikaanse kant droeg er toe bij dat voor de oorlogvoering tegen Japan vrij sterke krachten gereserveerd werden - een streven dat Churchills instemming had want deze haakte naar de dag waarop een geslaagd offensief tegen de Japanners in Birma Engelands imperiale positie in Zuid-Azië zou versterken. Tot een duidelijk algemeen oorlogsplan kwam menniet; een besluit om, zo al niet III '43, dan toch in '44 in West-Europa te landen, werd niet genomen. Onder de Engelse militairen waren trouwens verscheidenen die nog steeds de hoop koesterden dat men Duitsland door de blokkade en door luchtbombardementen (die, zo werd afgesproken, belangrijk verhevigd zouden worden) op de knieën zou krijgen. Los van dit alles (daar werd men het snel over eens) moesten alle pogingen in het werk worden gesteld om het U-Boot-gevaar te bedwingen: men kon in Casablanca de fraaiste plannen opstellen, maar daarmee hief men het harde feit niet op dat de Geallieerden, gelijk reeds vermeld, ten tijde van de conferentie I mln ton scheepsruimte minder hadden dan een jaar tevoren. Dat tekort aan scheepsruimte (waar men in Casablanca niet voldoendel op lette) zou spoedig de uitvoering van de plannen waaraan Roosevelt en Churchill hun goedkeuring gehecht hadden, weer vertragen.

XCOp 26 januari' 43 werden de resultaten van de conferentie van Casablanca wereldkundig gemaakt. Uiteraard werd over de genomen militaire besluiten slechts in zeer algemene termen gesproken. Het trok sterker de aandacht dat Roosevelt op de persconferentie die hij na afloop van de besprekingen samen met Churchill hield, de conferentie aanduidde als 'the 'unconditional surrender' meeting/> 'The elimination of German, Japanese and Italian war power means', zeihij,

XC1 Brief, 22 jan. I943, van gen. Wedemeyer aan kol. Handy, aangehaald in (US Government, Department of the Army) United States Army in World War II, The War Department. M. Matloff: Strategic Planning for Coalition Waifare 1943-1944 (I959), p. I06. 2 Dat hij voornemens was, dat begrip te lanceren, had Roosevelt op 7januari, nog voor hij Washington verlaten had, al duidelijk gemaakt aan de Amerikaanse Chiefs of Staff. De vaak uitgesproken veronderstelling dat hij het begrip spontaan gebruikte en daar Churchill mee verraste, is van alle grond ontbloot.

539 [PDF]
OMMEKEER

'the unconditional surrender by Germany, Italy and Japan. This means a reasonable assurance of future world peace. It does not mean the destruction ~f the population if Germany, Italy orJapan, but it does mean the destruction ~f the philosophies in those countries which are based on conquest and the subjugation of other peoples.'

XCChurchill sprak zich in gelijke geest uit.

XCHet is eenvoudiger, de motieven aan te geven die er de twee grote Geallieerde oorlogsleiders toe brachten, de formule 'onvoorwaardelijke overgave' te bezigen, dan er de gevolgen van te schetsen. Wat die motieven betreft, onderschrijven wij de samenvatting van de Britse historicus Michael Howard:

XC'In the first place, thefailure of the Western Allies to launch the attack in the West demanded by Stalin, made it more vital than ever that the Russians should have no reason tofear that they might be l~ft in the lurch by the conclusion of a compromisepeace between Germany and the West. In the secondplace, the Darlan affair and the uproar which it had caused ... was fresh in the minds both ~f the Prime Minister and the Presulent+ It seemed desirable that the events in North Africa would not set the pattern for future relations between the Allies and the Axis: that neither Goering nor Rimmler, nor any of the other devils in the Allied eschatology would be regardedas suitable partners to an agreement simply because they could ensure the allegiance of the bureaucratic machine which governed Germany.'2

XCDaar kwam nog een motief bij: in 'IS had Duitsland de wapenen neergelegd op bepaalde voorwaarden die samenhingen met beginselen die president Wilson tevoren geformuleerd had. In Duitsland had men dus van een voorwaardelijke overgave kunnen spreken en zulks had er toe bijgedragen dat al vóór maar sterker nog onmiddellijk na de Vrede van Versailles (1919) nationalistische agitatoren (Hitler was slechts één onder hen geweest, en in die tijd bij lange na niet de belangrijkste) hadden kunnen betogen dat Duitsland 'eigenlijk' niet verslagen was, maar 'bedrogen' door zijn vijanden en 'verraden' door degenen die de capitulatie aanvaard hadden. Duitslands nederlaag was in 'IS niet volstrekt duidelijk gemaakt - juist die duidelijkheid wenste men thans te bereiken door te stipuleren dat de oorlog eerst zouStrategy,

1 Admiraal Darlan was op 24 december '42 door een aanslag om het leven gebracht. Generaal Giraud was hem als hoogste autoriteit opgevolgd. Op de conferentie van Casablanca hadden Roosevelt en Churchill vergeefs gepoogd, een duidelijke ver zoening tussen Giraud en de Gaulle te bewerkstelligen. Korte tijd later kon de Engelsman Harold Macmillan, die als politiek adviseur aan generaal Eisenhower toegevoegd werd, bevorderen dat het hoogste Franse gezag in N cord-Afrika bij de Gaulle kwam te liggen die er een Gaullistische 'regering' kon vormen. 2 M. Howard: dl. IV, p. 282-83.

540 [PDF]
'ONVOORWAARDELIJKE OVERGAVE!'

eindigen walmeer een centraal Duits gezag, welk ook, zou erkennen dat het zich op genade of ongenade aan de coalitie van Geallieerden en Russen overgaf. En met Italië en Japan zou het niet anders gaan. Vandaar de eis: 'onvoorwaardelijke overgave'. Hij was de publieke opinie in de Verenigde Staten en het Britse Rijk hartelijk welkom - en niet anders lag het bij de volkeren in de bezette landen van Europa: het kwaad zou uitgeroeid worden, met wortel en tak.

XCWelke complicaties uit die eis voortvloeiden bij de capitulatie van Italië (september '43) en van Japan (augustus' 45), zullen wij in latere delen schetsen. Hier willen wij louter stilstaan bij de vraag of de eis 'onvoorwaardelijke overgave' de oorlogvoering door Duitsland verlengd heeft.

XCWelnu, die vraag is niet te beantwoorden.

XC'Whatever the effect of 'unconditional surrender' on the opposition to Hitler' (een over het algemeen deprimerend effect) 'there is', aldus de Britse historicus John Ehrman,

XC'no compelling reason to sUFpose that the opposition would have succeeded if'unconditonal surrender' had never been announced+ Nor can we say what was its effect on the country, for there is no way of showing that it deterred any Germans from surrendering who would have surrendered otherwise. It had no demonstrable effect on the German troops in North Africa or in France, many of whom were taken prisoner without bothering about condi tions; nor, in the last resort, on those in Italy or Germany ... It is possible that Goeb bels' propaganda on the subject stimulated the Germans to fight on and to produce more. It is also possible that they would have done so anyway."

XC'Het verwachtingspatroon van een volk dat onderdrukt wordt, heeft', schreven wij in ons vorige deel, 'met name in oorlogstijd maar een zwakke verbinding met de objectieve werkelijkheid. Het onderdrukte volk weet54

1 Het verdient de aandacht dat het in maart' 43, slechts enkele weken na het stellen van de eis 'onvoorwaardelijke overgave', tot twee pogingen kwam om Hitler van het leven te beroven - pogingen die uitgingen van een groep hoge Duitse officieren en die beide door een samenloop van omstandigheden op het laatste moment zijn mislukt. \Vij komen hier in ons volgende deel op terug waarin wij zullen beschrijven hoe eind '43 vanuit die groep contacten gelegd werden met de Nederlandse ille galiteit. • Ehrman: dl. VI (1956), p. 4-5.

541 [PDF]
OMMEKEER

van de reële krachtsverhoudingen der strijdende partijen bitter weinig af ... Aan de berichtgeving van de bondgenoot die de bevrijding brengen moet, klampt men zich vast, maar dan met dien verstande dat de militaire betekenis van elke lokale overwinning die hij behaalt, schromelijk overschat wordt. zulk een lokale overwinning wordt als een zo overtuigend bewijs gezien voor zijn onvermijdelijke zegepraal dat het onderdrukte volk aanneemt dat ook de onderdrukker spoedig de schellen van de ogen zullen vallen' - en wanneer zo het effect van 'een lokale overwinning' aangegeven mocht worden, hoeveel sterker deed zich die reactie dan nog voor bij die drie gebeurtenissen die tussen eind oktober en eind november '42 in snelle successie op elkaar volgden en die wij in dit hoofdstuk beschreven: de slag bij El Alamein, de Geallieerde landingen in Noord-Afrika en de omsingeling van het Duitse Zesde Leger bij Stalingrad.

XCDe eerste van die gebeurtenissen betekende: Engelsen kunnen Duitsers verslaan, de tweede: de Geallieerden kunnen grote landingsoperaties uitvoeren en heb ben het strategisch initiatief in handen, de derde: de Russen zijn sterker dan de Duitsers en ook aan het Oostelijk front is Hitler het initiatief kwijt.

XCWat hield dat alles tezamen anders in dan dathet Derde Rijk onvermijdelijk zijn ondergang tegemoet ging? Zou men dat niet ook in Duitsland beseffen? En zou dat besef de wil om de oorlog voort te zetten niet fataal ondermijnen? T allozen waren er in Engeland en de Verenigde Staten maar vooral ook in bezet Europa die die hoop koesterden, ja die niet anders verwachtten dan dat Duitsland spoedig zou ineenstorten. De een had gehoord dat de militairen van de Wehrmacht al danig gedemoraliseerd waren, de ander dat Duitsland nog maar voor een paar weken aardolie had. Opnieuw gingen optimistische geruchten de ronde doen. Dat had zich al voorgedaan toen, objectief beschouwd, Duitslands nederlaag nog geen reëel perspectief genoemd mocht worden - nu, eind '42, was Duitsland op alle fronten onherroepelijk en beslissend in het defensief gedrongen, geconfronteerd als het werd met een Zweijrontenkrieg. waarin het, gegeven vooral het productievermogen van de Verenigde Staten, van maand tot maand zwakker zou komen te staan. Bij de massa des volks verdwenen de laatste twijfels: Nederland zou bevrijd worden - de vraag was slechts: wanneer? Zou die bevrijding op tijd komen? Op tijd voor diegenen die opgesloten zaten in gevangenissen en concentratiekampen? Op tijd voor de Joden die met deportatie, voor de niet-Joden die met dwangarbeid in Duitsland bedreigd werden? Misschien was in deze groepen bij welke de angst voor de onmiddellijke toekomst het sterkst was, ook de hoop het sterkst op een spoedig, ja miraculeus-snel einde der verschrikkingen. 54

542 [PDF]
NAAR DUITSLANDS ONDERGANG

XCBoe dat zij, over één ding was men het eens: de macht van de bezetter zou gebroken worden en met hem zouden allen die zich aan zijn zijde geschaard hadden, hun ondergang tegemoet gaan.

543 [PDF]

Hoofdstuk 7: December '42 - Februari 43

XC

XCOp zondag 13 december '42 zou, zoals tevo-renin de pers aangekondigd was, het elfjarig bestaan der NSB herdacht worden in een grote vergadering in de Markthallen te Utrecht. Een week tevoren evenwel, 6 december, had de RAF bij klaarlichte dag de Philipsfabrieken te Eindhoven gebombardeerd. Zouden de Britten nu de Markthallen in puin komen leggen? Besloten werd, geen risico te nemen: de extra-treinen waarmee de zwart-geüniformeerde NSB-functionarissen uit alle delen deslands ter vergadering gevoerd werden, reden niet naar Utrecht maar naar Amsterdam. Daar kwam men zondagmiddag in het Concertgebouw bijeen; de avond tevoren was in een kort bericht in de pers meegedeeld dat het zondagmiddag-abonnementsconcert van het Concertgebouw-orkest drie weken uitgesteld was.

XCPlaatsvervangend leider van Geelkerken opende de vergadering met de bravour die van hem verwacht werd: 'En toch komt Rommel in Kairo!' (daverend applaus). Na hem besteeg Seyss-Inquart het podium. I Hij had nauwelijks een minuut het woord gevoerd ofhij had zijn auditorium duidelijk gemaakt dat, zolang de oorlog zou duren, van een overdracht van de macht aan de NSB geen sprake zou zijn: de verantwoordelijkheid lag bij hèm, de Reuhskommissar, 'und solange noch Wil die Entscheidung genmgen wird ul1d alles ungewiss ist' (in' 40 en '41 had Seyss-Inquart zich heel anders uitgeIatenl) 'werden wir uns dieser Verantu/ortung nicht entziehen, Maar daarmee was niet alles gezegd.

XC'Wir hotten eben in dieset Woche', onthulde Seyss-Inquart, 'eine Aussprache ini Fuhrerhauptquartier. Herr Mussert, uiein Kamerad Schmidt und ich waren beim Führer ... und in dieset Unterredung sind die Grundsätze der kütiftigen Gestaltung 110mFührer Jestgelegt worden.

XCDer erste Grundatz, den der Führer vereiindet hat, war der: er will die Niederländer nicht als Besiegte behandeln, (bijval) 'Die Niederldnder sollen in volter Cleichberechti gung an allen Möglichkeiten, die dieses neue Europa gibt, Anteil haben ...

XCUnd hierzu gehört als zweiter Grundsatz die At!{gabe, die sick Ihr Leider immer gestellt ... hat, ndmiicli dem niedertändischen Volk den Nationaisoztalismus nahezu bringen. Und !Vasheisst heute Nationalsozialismus? Heute heisst Nationalsczialismus ..

XC1 Wij citeren het verslag in de Deutsche Zeituno in den Niederlanden, 14 dec. 1942.

544 [PDF]
SEYSS-INQUART SPREEKT

das ordnende Zusammenhalten unserer germanischen Blutsgemeinscho]t nördlich der Alpen.

XCUnd als dritter Grundsatz had der Führer ausdrücklich anerleannt, dass die NSB ... der Träger dieset politischen Entwicklttng ist, und dies möchte ich mit allem Nachdruck und ausdrücklich [eststellen, dass Mussert als Leider der Nationalsozialistischen Bel/Je gung der Fuhrer des niederlandischen Volkes ist.' (daverend applaus)

XCMeine Kameraden, daraus ergibt sich der vierte Grundsatz, der die kiinjtige Einord nung der Niederländer ... in die germanische Ordnung betr!fJt: der Führer hat gesagt, dass diese Ordnung heute noch nicht festgelegt uierden kann ... 'Aber eins ist sicher', das hat der Führer auch. gesagt: 'Wenn einmal dieser Neubau kommt und die Neuord nung, dann werde ich Sie, Herr Mussert, zu mit ruJen, Sie wetden durch diese Neuord nung nicht iiberrascht toerden, Sie werden eu mir leommen und wir toerden sie besprechen." (bijval)

XCUit die grondslagen had Seyss-Inquart, zo deelde hij mee, de conclusie getrokken dat hij voortaan de NSB 'massgeblich' zou betrekken bij het bestuur van bezet Nederland: bij 'wichtige Veruraltungsmassnahmen, insbesondere aber in allen Personalangelegenheiten' (benoemingen op nieuwe bestuursposten) moesten de bureaus van het Reichskommissariat voortaan 'das Einvemehmen' van Mussert of van door deze aan te wijzen NSB-instanties verwerven. Evenwel: 'Insoweit bei diesen Entscheidungen unter den gegebenen Verháltnissen vordringlich und in erster Linie der Standpunlet der Besatzungsmacht gewahrt wetden muss, behalte ich mir die Schlussfassung vor' - anders gezegd: in laatste instantie bleef hij, de Reichskommissar, beslissen; daarom waren dan ook de luide toejuichingen ietwat misplaatst waarmee de slotzin van deze passage begroet werd: 'Damit ist die NSB verantwortlich in die Veru/altung dieses Landes eingeschaltet.'

XCDeze, tot weinig verplichtende, 'erkenning' van Musserts 'Leiderschap van het Nederlandse volk' vormde het voorlopig eindpunt van een ontwikkeling waarbij Seyss-Inquart ruim twee maanden tevoren aan Hitler Musserts voorstel overgebracht had, deze een Nederlandse regering te laten vormen.

XCHitler had dat voorstel van de hand gewezen.

Een regering-Mussert?

XC

XCDat Mussert er in de herfst van '42 op aandrong, hem een regering te laten vormen, mag ons niet verbazen - verbazingwekkend is eigenlijk alleen dat Seyss-Inquart die zich terdege bewust was dat de NSB slechts een minieme

545 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

en gehate minderheid vormde, aan dat denkbeeld voldoende gewicht hechtte om het persoonlijk aan Hitler te gaan voorleggen. Wij komen hier aanstonds op terug.

XCWat Mussert betreft, willen wij er aan herinneren dat deze reeds in zijn eerste contacten met Duitsers na de meidagen van '40 verzocht had, NSB'ers de leiding van bepaalde departementen te geven. In de zomer van '40 was hij een stap verder gegaan. In juli was mr. J. H. Carp, afdelingschef van de provinciale grifiie in Zuid-Holland, lid van de NSB geworden; deze had Mussert er op gewezen dat art. 38 van de Grondwet bepaalde dat 'ingeval de koning buiten staat geraakt, de regering waar te nemen', het koninklijk gezag 'mede aan een regent opgedragen' werd en dat het, aldus artikel aö, zolang die regent ontbrak, door de Raad van State waargenomen werd. Welnu, aldus Carp (en Mussert nam zijn betoog over): als Seyss-Inquart, gebruik makend van zijn benoemingsbevoegdheden, de zittende leden van de Raad van State door NSB' ers verving, dan zou de nieuwe Raad Mussert tot regent kunnen benoemen en deze zou vervolgens een nieuwe regering kunnen samenstellen. Medio augustus '40 had Seyss-Inquart, toen nog hopend dat de samenwerking met Duitsland een veel breder basis zou kunnen krijgen dan alleen maar de NSB, het denkbeeld van Carp-Mussert van de hand gewezen: het was hem, zo noteerde Mussert, 'te ingrijpend'<>- maar de leider van de NSB had er geen afstand van gedaan: Carp en prof. mr. J. J. Schrieke, de latere secretaris-generaal van justitie, had hij in de herfst zelfs een gloednieuwe Grondwet laten opstellen die hij als regent of als regeringsleider zou kunnen gaan toepassen. Na Seyss-Inquart had Hitler, toen hij eind september '40 Musserts betuiging van onvoorwaardelijke trouw in ontvangst nam, een domper gezet op al die eerzuchtige verwachtingen: de NSB moest eerst maar-eens tonen dat zij een aanzienlijk deel van het Nederlandse volk achter zich konkrijgen; Musserts denkbeeld dat er een 'Bond van Germaanse volken' diende te komen, had Hitler al evenmin aanvaard. Geen wonder! Hitler voelde niets voor een 'Bond' waarvan de samenstellende delen een ruime mate van zelfstandigheid zouden behouden; zijn denkbeelden gingen veeleer in de richting dat het 'Germaanse' Nederland na Duitslands overwinning op dezelfde wijze in het Grossdeutsche Reich opgenomen moest worden als in '38 met Oostenrijk het geval was geweest. Dat laatste had Hitler ook vrij duidelijk te verstaan gegeven toen hij Mussert in december' 41 opnieuwontving ter gelegenheid van diens eedsaflegging op hem als 'germanischer Führer', maar of de vergelijking met Oostenrijk die Hitler bij die gelegenheid gemaakt had, in voldoende mate tot Mussert

XC1

546 [PDF]
MUSSERTS PLANNEN

doorgedrongen was, betwijfelen wij. Mussert was zich, eigenlijk geheel ongegrond, blijven vastklampen aan zijn vertrouwen dat Hitler nimmer iets zou eisen, 'dat in strijd zou zijn met de eer, de waardigheid of de belangen van het Nederlandse volk' - zo had Mussert het in de verklaring die hij vóór de eedsaflegging voorlas, geformuleerd.

XCBegin '42 was Mussert een stap verder gegaan. Enerzijds was zijn bezorgdheid gegroeid over de toenemende invloed van de SS-richting die er openlijk voor uitkwam dat Nederland in het toekomstige Grossgermanische Reich (of in 'das Reich' tout court) diende op te gaan, anderzijds was hij zich steeds sterker gaan ergeren aan de mate waarin Duitsers, via de 'Arisering' en anderszins, dominerende posities in het Nederlandse bedrijfsleven trachtten te veroveren; het een zowel als het ander maakte het volgens hem wenselijk dat hij, de leider van de NSB, de macht in handen kreeg. Notabene: in bezet Noorwegen was de leider van Nasjonal Sam ling, Quisling, per I februari '42 'minister-president' geworden - waarom mocht hij, Mussert, dan niet een regering vormen in bezet Nederland? In maart had hij zijn plan tot omvorming van de Raad van State opnieuwaan Seyss-Inquart voorgelegd en in diezelfde maand had hij jegens Rauter een nieuwe troef uitgespeeld: als regeringsleider zou hij tien lichtingen oproepen voor de strijd aan het Oostelijk front; Hitler zou, zo had hij becijferd, daar de beschikking kunnen krijgen over dertig Nederlandse divisies.

XCIn mei '42 kwam het tot de beëdiging van de Nederlandse SS op Hitler, in juni tot Musserts tegenzet: de beëdiging van het NSB-kader op hemzelf Hij had zich in die tijd zo aggressief tegenover de SS-denkbeelden opgesteld (intern had hij betoogd dat wie voortaan nog de term 'Grootgermaans Rijk' in de mond nam, uit de NSB geroyeerd moest worden), dat hij Himmlers gunst definitief verspeeld had. 'Iel: muss sagen', had de machtige Reichsführer-SS op 24 juni aan Rauter geschreven, 'dass ich ... mit Herrn Mussert personlich innerlick [ertig bin."

XCHet zal niet zoveellater geweest zijn dat Mussert, aan het denkbeeld vasthoudend dat hij er recht op had, Nederlands staatshoofd te worden", tot het besluit kwam, zijn offensief tegen de SS met kracht voort te zetten. Wellicht in overleg met Generalkommissar Schmidt (die hij nog steeds als zijn groteFührer

1 Brief, 24 juni 1942, van Himmler aan Rauter 613). 2 Misschien in de zomer van' 42, misschien iets later stelde Mussert een 'vlagwet' op, krachtens welke alle ingezetenen verplicht zouden zijn, te vlaggen o.m, op 'de verjaardag van de aller Germanen (20 april)' en op 'de verjaardag van de ... (II mei)'. II mei was zijn eigen verjaardag; zijn titelliet hij dus open. Voorts ontwierp hij een besluit waarbij een 'Orde van de Dietse Leeuw' ingesteld werd. (NSB, 44 d)

547 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

beschermer beschouwde) vroeg hij een gesprek met Hitler aan en toen hem, vermoedelijk door Seyss-Inquart, gevraagd werd op grond waarvan hij dat nieuwe contact begeerde, schreef hij op 20 juli (op dat moment rukten de Duitse legers snel in de richting van Stalingrad op) een memorandum waarin hij zijn redenen opgaf. Voorts besloot hij zijn volgelingen nader in te Iichtcn ; dat kon geschieden in een toespraak die hij op 30 juli zou houden in de pas geopende z.g. Vormingsschool der NSB op het Hagespraakterrein te Lunteren - de tekst kon dan in Volk en Vaderland gepubliceerd worden.

XCIn het memorandum- stelde Mussert voor, dat hij 'Staatsoberhaupt' zou worden; dat kon op een wijze die hij 'einfach und legal' noemde: via een nieuwe Raad van State; die raad zou hem tot regent benoemen, vervolgens zou hij 'als Leiter des Staates' 'eine verantwortliche Regierung' vormen, 'der richtige Augenblick' (hij had haast) 'könnte sein: Sanna bend der 5. September'.2 Mussert verzocht Hitler ook, 'den als Feindvermögen beschlagnahmten könig lichen Bezitz dem neuen Staatsoberhaupt zur Verjûgung zu stellen.'

XCWaarom dit alles? Het was nodig, schreef Mussert, 'sowohl für den inner lichen Auibau van Volk und Staat, wie für die Einschaltung in die geimanische Ordnung, Met dat laatste bedoelde Mussert bepaald niet een 'ordening' zoals die door de SS gepredikt werd - integendeel: hij moest het binnen Nederland voor het zeggen krijgen ('Der Leider des Niederlándischen Volkes trägt die volle Verantu/ortung für das Volk und den Staat, somit [ûr alle inneren Angelegen heiten') - de Reichseommissar zou verbindingsfiguur worden tussen de bezettende macht en Nederland en zich met de 'Germanische Angelegenheiten' bezighouden, zoals: '1. Die Vorbereitung des Germanischen' (bedoeld zal wel zijn: niederländischen) 'Anieiles an der zukünftigen Germanischen Wehrmacht; 2. Die Einschaltung der niederlandischen Wirtsehaft in dem europaisenen Raume; 3. Die weitere Entwicklung der Niederlándischen SS, als Teil des Ordens der Germanischen SS' (en nu volgde een aanval op Himmler en Rauter:) 'unter Aus schaitung aller Tendenzen, die diesen Orden zu einem Staat im Staat mechen wollen mit einer eigenen Politik; 4. Die Förderung der briuierlichen und kamerad schaftliehm Zusammenarbeit der NSB mit der NSDAP', (aanval op de Duitsekon worden 'tijdens de tussenregering van de Raad van State.' (brief, 3 sept. 1942, van]. H. Carp aan Mussert, a.v., 20

1 Tekst: a.v., 20 b. 2 Waarom Mussert juist die datum noemde, is niet duidelijk. Hij heeft er wel waarde aan gehecht - althans, hij informeerde kort tevoren bij Carp 'of de met een oog op een machtsoverneming regelingen in ontwerp reeds gereed (waren).' Carp stelde hem gerust en berichtte tevens 'dat de voorbereiding der Secretarie van Staat' (kennelijk bedoeld als verbindingsbureau tussen 'regent' Mnssert en zijn 'ministers') eigenlijk eerst effectief ter hand genomen

548 [PDF]
INVOERING VAN DE DIENSTPLICHT?

'rovers'r) 'mit Ausschluss aller Tendenzen, die nach ex-territorialen Rechten der Deutschen in den Niederlanden hinzielen,

XCAldus Mussert verlangens. Wat bood hij in zijn memorandum aan?

XCVoor de strijd aan het Oostelijk front een Nederlands militair contingent, dat 'der Stärke des Niederlándischen Volkes entspricht', voor de z.g. Oostinzet de complete Nederlandse Arbeidsdienst, voorts boeren en agrarische jongeren voor de landbouw in het oosten en tenslotte complete fabrieksinstallaties ('z.B. ein Traktorenwerk, Flugzeugfabrik'). Maar dit alles kon slechts verwezenlijkt worden 'unter der Fuhrung einer Niederlándischen Regierung, die die Macht hat 14m die notigen Massnahmen zu treffen' (buiging voor Hiders oppergezag:) 'nacli den von dem Führer bestimniten Richtlinien,

XCTien dagen na de ondertekening van dit memorandum sprak Mussert te Lunteren.! Hij bepleitte er opnieuw de vorming van een 'Germaanse Statenbond' en sprak zich in dat kader fel tegen alle Duitse imperialisme uit:

XC'Wanneer het Duitse volk, dat op dit ogenblik alleen reeds veel sterker is dan de andere Germaanse volkeren, nl. de Nederlanders en de Scandinavische volkeren tezamen, het in zijn hoofd zou halen om deze andere Germaanse volkeren te onderdrukken en te beheersen, dan staat voor mij vast dat al heeft het de oorlog gewonnen, het onherroepelijk de vrede zou verliezen. De geannexeerde Germaanse volkeren zullen kankerplekken worden in het Germaanse lichaam en daaraan zal het geheel op een kritiek tijdstip te gronde gaan.'

XCVan' één groot Duits Rijk', zei Mussert, spraken slechts' de Duitse imperialisten en hun gehuurde en betaalde krachten in de andere landen Ennu laat ik nog terzijde het misbruiken van bijbelteksten als 'Uw Koninkrijk kome' voor de zaak van de staatkundige samenwerking der Germaanse volkeren.' 'Men moet', betoogde hij,

XC'van ieder politiek inzicht verstoken zijn of opzettelijk, zoals de Engelsen sinds jaren doen, wantrouwen en haat zaaien tussen de Germaanse volken van het continent om een theorie te verkondigen die daarop neerkomt dat de Germaanse volkeren heim ins Reich moeten. Wie daarover spreekt, kan beter direct voor de Engelse radio gaan staan.'

XCDaarop volgde een aanval op de 'Duitse en Nederlandse kapitalisten' die elkaar gevonden hadden in de ongeordende kolonisatie in het oosten, d.w.z. in één die niet gericht was op de vorming van een afgerond Nederlands gebied:

1 Tekst: a.v., 20 c.

549 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

XC'Zo zijn er lieden die er op zinnen, het Nederlandse volk zo arm mogelijk te maken, en zoveel mogelijk werkloos, dan moeten hier wervingsbureaus worden opgericht om koelies te werven voor de Oostgebieden. Dezulken zijn natuurlijk vijanden van ons volk en vijanden van de Germaanse samenwerking. Iedere Nederlander en iedere.nationaal-socialist moet hen als zodanig behandelen.'

XCEr moest, betoogde Mussert, in Nederland een 'regering' komen. Haar eerste taak zou zijn, enkele honderdduizenden Nederlanders voor de militaire dienst op te roepen:

XC'Behalve in het westen moet de wacht voor Europa worden betrokken in het oosten. Ook daarin zal het Nederlandse volk zijn deel hebben te dragen. Het Nederlandse contingent zal in verhouding tot het Duitse de sterkte moeten hebben zoals overeenkomt met de verhouding tussen de volksaantallen. De nieuwe Nederlandse regering heeft de plicht, de maatregelen te nemen die daartoe zo spoedig mogelijk leiden.'

XCBij de verdediging van Europa zouden de Nederlanders, zo zette Mussert uiteen, vooral ter zee een belangrijke rol kunnen spelen. Hij bracht hulde aan 'de helden' die in de Slag in de Javazee hun leven geofferd hadden.

XCWelde leider der NSB had van zijn hart' geen moordkuil gemaakt. Het Reichsleommissariat greep dan ook in: de pers mocht geen woord over de toespraak berichten en er werd Mussërt verboden, de tekst in het nummer van Volk en Vaderland op te nemen dat op vrijdag 7 augustus zou verschijnen. Bij dat verbod legde Mussert zich niet neer: ongehoord achtte hij het dat hij, ter voorlichting van zijn leden, in het weekblad van de NSB niet de denkbeelden zou mogen opnemen die hij aan het kader uiteengezet had! Een wekenlang touwtrekken volgde. Tenslotte gaf Seyss-Inquart verlof voor de publikatie van de tekst maar daaruit werden enkele van de belangrijkste passages geschrapt, o.m, die over het 'verliezen van de vrede', over de 'gehuurde en betaalde krachten' en het misbruik van bijbelteksten - en ook de zinsneden over de Slag in de Javazee konden, gegeven de Japanse gevoeligheden, geen genade vinden in de ogen van het Reichsleommissariat, In het nummer van Volk en Vaderland van vrijdag 2I augustus werd de gekuiste tekst van Musserts toespraak gepubliceerd.

XCDe Reichskommissardroeg er zorg voor, dat de NSB'ers niet in het ongewisse bleven omtrent het standpunt van de bezetter. Dat werd door General kommissar Schmidt uiteengezet in een vergadering te Amsterdam op zaterdag de zzste.!

1 Verslag: 23 aug. 1942.

550 [PDF]
MUSSERT SPREEKT IN LUNTEREN

XCSchmidt liet niet na, er aan te herinneren dat Mussert Hitler 'seine Gefolg schaftstreue bis in den Tod' beloofd had. In de toekomst, zei hij, moest 'das Reich' werkelijkheid worden, maar, betoogde hij: 'Ob das Reich nun die Farm eines germanischen Staatenbundes ader eine andere hat, wird in Zukunft nath bestem Wissen und Gewissen bestimmt werden.' Een kennelijk door Seyss-Inquart geïnspireerde waarschuwing tegen Mussert sloot daarbij aan: 'Nationalis tische Übersteigerungen durchkreuzen die Reichsidee und können schliesslich zu einer Störung und Sprengung des Reichsgefüges juhrm.' Natuurlijk, 'einmal', beloofde Schmidt, zou er ook een 'niederlándische nationalsozialistische Füh rung' komen (het woord 'Regierunç' vermeed hij), maar hij zei niet, wanneer. Op Musserts aanbod, enkele honderdduizenden Nederlanders te mobiliseren, reageerde hij met op te merken dat vrijwilligers steeds welkom waren bij het Nederlands Legioen, de Waffen-SS en de Wehrmacht, de Kriegsmarine inbegrepen.

XCMen had zich kunnen voorstellen dat, wat Seyss-Inquart en Schmidt betrof, de zaak hiermee afgedaan was. Het tegendeel was het geval. Zoals wij reeds vermeldden, werd Musserts denkbeeld, 'hem een regering te laten vormen, enkele weken later door Seyss-Inquart aan Hitler voorgelegd. Waarom?

XCWij zien vier redenen.

XCDe eerste was dat Seyss-Inquart en Schmidt zich inderdaad soms afvroegen of men van Nederland een grotere krachtsinspanning ten bate van de Duitse oorlogvoering verwachten kon indien de NSB aan de macht kwam; de tweede, dat zij beiden, zij het uit verschillende motieven, in beginsel tegen een NSB-regering geen bezwaar hadden - Seyss-Inquart niet, omdat hij een 'nationalistisch' NSB-bewind als een tussenstadium zag op de weg naar het 'Grootgermaanse' rijk welks vestiging hij toen nog (de Duitse troepen naderden de Kaukasus, de landing bij Dieppe was afgeslagen, Rommel stond dicht bij Kairo) voor zeker hield, en Schmidt niet, omdat hij een 'regering' van aan hem verknochte NSB'ers als een aanloop beschouwde tot de verwezenlijking van zijn eerzuchtige droom: hij zou de Gauleiter worden die in Nederland namens Hitler in feite een soort opperbestuur zou uitoefenen. De derde reden was dat Seyss-Inquart en Schmidt vertrouwden over voldoende machtsmiddelen te beschikken om het 'nationalisme' waarvan Mussert in zijn toespraak vanjuli weer zo hinderlijk getuigd had, in toom te houden - trouwens, in diezelfde tijd bleven zij actieve steun verlenen aan

30

551 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

het weekblad De Misthoorn dat met ware wellust wangedragingen van individuele NSB' ers aan de kaak ging stellen." Maar misschien was de vierde reden waarom de Reichskommissar en zijn politieke adviseur, de Generalhommissar eur besonderen Verwendung, Mussert en zijn NSB naar voren schoven, wel de belangrijkste: eind augustus waren zij verrast door een besluit van Hitler dat hun de indruk gaf dat deze de politieke verantwoordelijkheid voor Nederlands toekomst aan Himmler, de grote tegenstander van de NSB, gedelegeerd had.

XC1 Met de morele en financiële steun van Generalkommissar Schmidt was De Mist haam in de zomer van '40 opnieuw begonnen te verschijnen. Van september '40 af werd het weekblad gedrukt bij een van de bedrijven van H. M. C. Holdert, de drukkerij 'Elsevier'. Er werden toen per week ca. IS 000 exemplaren in ontloop gebracht. In oktober' 41 bracht de directeur-hoofdredacteur, J. Nijsse, de productie naar een drukkerij over die onder zijn eigen beheer stond. Nijsse kende slechts twee vijanden: de Joden en de volgelingen van Mussert. Zijn antisemietische agitatie was de bezetter welkom, maar met zijn aanvallen op de WA die hij van drankmisbruik en zwarte handel betichtte, maakte Nijsse het zo bont dat zijn blad in juli' 42 van secrctaris-generaal Goedewaagen een verschijningsverbod van twee weken opgelegd kreeg. Nijsse trad toen als hoofdredacteur af, de dichter George KettmannJr. die zich al in augustus '32 bij de NSB aangesloten had en zelfs een aantaljaren hoofdredacteur van Volk en Vaderland geweest was (maar hij was nu ook lid van de Nederlandse SS), werd bereid gevonden, zijn plaats in te nemen.

XCKettmann, een hoogst onevenwichtige figuur, eigenaar van de 'foute' uitgeverij 'De Amsterdamse Keurkamer', trok met steun niet alleen van de SS, Rauter en de Geimanische Leitstelle, maar ook van Seyss-Inquarts PressechejDittmar, op dezelfde wijze tegen de NSB van leer als Nijsse vóór hem gedaan had. Hij legde er nog een schepje bovenop toen hij eind augustus van een staflid van de Geimanische Leitstelle, SS-Obersturmfiihrer W. Hildebrand, te horen gekregen had 'dass der Reiehsführer-SS vam Führer Vollmacht bekommen hatte, das ganze Westen (deshalb auck die Niederlande} politisch unter seine Obhut zu nehmen,' (brief, 28 sept. 1942, van G. Kettmann aan een relatie te Berlijn, NSB, 22 d) Welnu, in het nummer van 5 september '42 verhaalde Kettmann hoe de NSB-burgemeester van Apeldoorn door de politie in het kippenhok van eenjoodse relatie ontdekt was (het was de tuin geweest), toen bij deze door enkele 'foute' politie-agenten huiszoeking gedaan werd (de burgemeester was nadien ontslagen); voorts liet Kettmann op een als humoristisch bedoelde pagina 'vrijheid van beweging' eisen door Jhr. K. A. P. van Rokkenswaay tot Billengraay' - met wie de NSB-burgemeester van Utrecht, C. van Ravenswaay, bedoeld was.

XCPrompt royeerde Mussert Kettmann en drie van zijn medewerkers uit de NSB.

XCHildebrand en Dittmar zeiden dat Kettmann zich daar niets van moest aantrekken en twee nummers later, 19 september, werd op de 'humoristische pagina' een door Hildebrand goedgekeurde 'wekelijkse aanbieding' gepubliceerd van de 'N.V. de Maliebaan' (adres van het hoofdkwartier der NSB) waarin o.m, 'adjudantenjenever,

552 [PDF]
DE AFFAIRE VAN 'DE MISTHOORN'

Op IS augustus' 42 verschenen in het Reichsverfügungsblatt, dat alle regelingen met betrekking tot de NSDAP en haar formaties placht te publiceren, een Verfiigung van Hider en een Anordnung van de Leiter der Parteikonzlci, Martin Bormann, die elkaar leken aan te vullen. In zijn Verjugung. 8/42 plaatste Hider de z.g. Leiter der Arbeitsbereiche der NSDAP (Schmidt was die Leiter in ons land, er waren ook Arbeitsbereiche in bezet Noorwegen en in de bezette delen van de Sowjet-Unie) onder de politieke supervisie van Bormann en in Anordnung 54/42 maakte Bormann bekend (wij beperken ons tot het belangrijkste punt) :

XC'Der Führer hat bestimmt:

XC1. Für Verhandlunçen mit allen germanisch-völkischen Gruppen in Dämnark, Nor wegen, Belgien und den Niederlanden ist im Bereich der NSDAP, ihrer Gliederungen und angeschlossenen Verbande ausschliesslicli der Reich~führer-SS zuständig.'

XCHiders Verfügung betekende dat schmidt en de overige Leiter der Arbeits bereiche der NSDAP (in Noorwegen was dat Reichsleommissar Terboven die zich van de Verfiigung niets zou aantrekken) voortaan op politiek gebied onder Bormann zouden ressorteren; de in een vroegere studie door dr. A. E. Cohen geopperde veronderstelling dat dit door Bormann als aanloop bedoeld was om formeel óók boven de Gauleiter der NSDAP geplaatst te worden;' lijkt ons plausibel. Hetzelfde geldt voor zijn veronderstelling dat er verband bestaan heeft tussen Hiders Verfügung en Bormanns Anordnung: 'Het is zeker mogelijk dat deze Anordnung 54/42 ... is ontsproten aan een

zeer fijn' alsmede 'Dom Daantje's kleurkrijt' geoffreerd werden - een en ander sloeg op Musserts adjudant, jhr. D. de Blocq van Scheltinga. Dit was niet alleen Mussert maar ook Seyss-Inquart te bar. Rauter en Hildebrand lieten vallen. Kettmann verdween naar de van het Nederlands Legioen aan het Oostelijk front, werd opgeheven en Nijsse vertrok naar Brussel waar hij mede-eigenaar was van een nachtclub. Mussert liet over deze affaire een heel dossier samenstellen, 0.111. met brieven die uit Kettmanns schrijftafel gestolen waren en waaruit bleek dat deze enkele aankopen op de zwarte markt door een relatie in SS-uniform had laten vervoeren. Vermoede lijk is in opdracht van de NSB bij Kettmann ingebroken. Daarbij werden ook enkele naaktfoto's van zijn vrouw buitgemaakt. Zij was een van de eerste vrouwe lijke leden van de NSB geweest maar bedankte nu als lid. 'Toch maar doorgaan', schreef zij in oktober' 42 aan een kennis, 'de is er ook altijd nog, en als de oorlog maar eerst afgelopen is, dan komt ook hier alles wel goed.' (brief, I7 okt. I942, van M. Kettmann-Warnsinck aan H. K. (Doc 1-882, f-I)) 1 A. E. Cohen: 'Ontstaan en betekenis van in dl. I, p. 35.

553 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

streven van Bormann om, nu zijn eigen macht aanwies, ook zijn vriend en tegenstander Himmler een brok toe te werpen.'l

XCVriend en tegenstander - die twee begrippen zijn terecht gebruikt. Bormann en Himmler waren elkaars concurrenten. Het mocht dan waar zijn dat Himmler, de Reichsführer-SS, onder wie de Waffen-SS, de gehele Duitse politie en, niet te vergeten, de concentratiekampen ressorteerden, meer feitelijke machtsmiddelen tot zijn beschikking had dan Bormann - even waar was het dat Bormann die zich, anders dan de als een Razende Roeland heen en weer reizende Himmler, voortdurend in het Führerhauptquartier ophield, als Hiders naaste medewerker en persoonlijke secretaris juist door zijn aanwezigheid bij de man die in laatste instantie besliste, een bij uitstek invloedrijke positie opgebouwd had. De twee concurrenten ontzagen elkaar en speelden elkaar ook wel eens de bal toe. Wat de positie der bezette gebieden betrof, kon dat des te gemakkelijker omdat zij het beiden wezenlijk met Hitlers beleid eens waren: Oost-Europa moest in slavernij gebracht worden en 'Germaanse' gebieden als Noorwegen, Denemarken, Nederland en Vlaanderen dienden uiteindelijk in Duitsland op te gaan.

XCEind augustus arriveerden de exemplaren van het Reichsverfügungsblatt in Den Haag. Men behoeft Verfügung 8/42 en Anordnung 54/42 maar met de ogen van Seyss-Inquart, Schmidt en Rauter te lezen om te beseffen, hoezeer hun reacties verschilden. Rauter jubelde: zijn idool Himmler zou, zo interpreteerde hij de tekst, voortaan als enige onderhandelen met de germanisch völkische Gruppe in Nederland! Schmidt daarentegen achtte zich uitgeschakeld: in plaats van onder Seyss-Inquart en de Parteikanzlei te München (waar hij trouwe beschermers bezat) kwam hij, wat de leiding van het Arbeitsbereich betrof, voortaan rechtstreeks onder de ongenaakbare bruut Bormann te ressorteren - dat, terwijl hij blijkbaar zijn contact met de NSB zou moeten overdragen aan Himmler, de chef van zijn aartsvijand Rauter! Het was hem of hij in de afgrond dreigde te vallen waaruit hij, de exfotograaf, in jarenlang werken voor de Partei met moeite omhooggekrabbeld was. Hij werd ziek en kreeg een periode van verlof waarin hij, zo stellen wij ons voor, zich de hersens afgepijnigd heeft met de vraag hoe hij er in kon slagen, bij Bormann (die hij onmiddellijk trachtte te benaderen) een zeker krediet op te bouwen; dat hem dat bij Himmler niet zou gelukken, wist hij.

XCSeyss-Inquart zal wel kalmer gereageerd hebben, maar toch ook niet zonder bezorgdheid. Zijn karakter was aanzienlijk sterker dan dat van Schmidt, bovendien zag hij geen enkele reden om aan te nemen dat hij Hiders gunst verspeeld had. Bormann wantrouwde hij - Himmler misschien

XClA.v.

554 [PDF]
'ANORDNUNG

ook wel, maar hij had met deze althans uiterlijk een goede relatie weten op te bouwen en hij wist dat zijn denkbeelden over Nederlands toekomst niet wezenlijk van die van Himmler verschilden.Wat hem van deze onderscheidde, was het besef dat het bezettingsbestuur de diensten van NSB' ers eenvoudig niet ontberen kon en dat men dus ook telkens, zij het binnen zekere grenzen, aan Musserts wensen tegemoet moest komen. In elk geval stond, zo menen wij, voor Seyss-Inquart vast dat, met inachtneming van Hitlers instructies, de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in bezet gebied (en dat sloot de 'onderhandelingen' met Mussert in) bij hèrn, de Reichskommissar, moest blijven berusten; dat vergde, zo mogelijk, handhaving van Schmidt die het vertrouwen van de NSB genoot - Schmidt die door hèm, niet door Bormann gedirigeerd moest worden. Conclusie: Verfügung 8142 en Anordnung 54142 waren beide voor hem onaanvaardbaar. Hij vroeg een gesprek met Hitler aan. Dat hij daarbij Musserts aanbod: mobilisatie van 30 divisies in Nederland, kon overbrengen, kan hem welkom geweest zijn als bewijs dat hij de Nederlander M ussert een flink stuk in de goede richting gekregen had. En Musserts verzoek, een regering te mogen vormen? Als Hitler het inwilligde, zou aan Himmler de pas afgesneden zijn en zou hij, Seyss-Inquart, als Reichskommissar, gelijk in Noorwegen met Terboven het geval was, toch in feite belast blijven met de leiding in bezet Nederland; a fortiori zou dat laatste het geval zijn, wanneer Hitler op Musserts verzoek afwijzend zou beschikken.

XCNog voor hij voor zijn gesprek met Hitler naar Berlijn vertrok, was bij Seyss-Inquart een groot deel van zijn oorspronkelijke bezorgdheid weggenomen. Hij had, wellicht rechtstreeks uit het Führerhauptquartier en in elk geval, via Schmidt, van de Parteikanzlei te München, vernomen dat men de inderdaad onduidelijke Anordnung 54142 verkeerd ·geïnterpreteerd had: de bedoeling was niet dat Himmler in Nederland het contact met de NSB zou overnemen - de bedoeling was louter dat in Duitsland (' im Bereich der NSDAP, ihrer Gliederungen und angeschlossenen Verbánde'] elkeen die een politiek .. initiatief in Nederland wilde ontwikkelen, dat via Himmler zou laten lopen maar Himmler moest zich dan met de Reichskommissar in verbinding stellen. Anders gezegd: in de positie van Seyss-Inquart zou, mede gegeven diens nauwe contact met Himmler, geen wijziging komen. Het was Seyss-Inquart een pak van het hart. Terwijl hij begin september Rauter met fluwelen handschoenen aangepakt had (na een gesprek met Seyss-Inquart op 9 september schreef Rauter aan Himmler dat Seyss-Inquart zich 'von einer aus gesuchten Höfiichkeit und Liebenswürdigkeit' getoond had 'wie nie ZUVOr'l),

XC1 Brief, 10 sept. 1942, van Ranter aan Himmler (EDe, 00027).

555 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

stuurde hij Rauter op 30 september (de dag waarop hij naar Berlijn vertrok) een scherpe, ja bitse brief: het moest uit zijn met het verspreiden van geruchten uit kringen van de SS dat Schmidt uit Nederland zou verdwijnen! Wie daarmee zou doorgaan, zou voor een partijrechtbank komen l

XCEn de post bracht nog een brief voor Rauter: een van Himmler, die al even teleurstellend was: 'Es bleibt zunáchs: alles beim Alten ... Ich habe z.B. nichts dagegen, dass Hauptdienstleiter Schmidt nach wie vor die Dinge auch zu gleich für mich mitbearbeitet. Voraussetzung ist aber, dass er wirklich auf Vorder mann geht.'l Ook Himmler wilde Schmidt voorlopig dus handhaven! Trouwens, dat Schmidt nog niet uitgeschakeld was, moet Rauter wel duidelijk geworden zijn uit het tekenende feit dat maar één General-leommissar met Seyss-Inquart meereisde om aan de besprekingen in Berlijn deel te nemen: Schmidt, niet hij.

XCIn de Reichskanzlei vond op 3 oktober '42 het contact met Hitler plaats. Voordien had Schmidt een van de hoofdambtenaren van het Auswärtige Amt opgezocht, aan wie hij mededeling gedaan had 'von der Absicht des Reichskommissars ... , den Führer darum zu bitten, sich mit del' Binsetzung Musserts als Ministerprásident einverstanden zu erielàren' De ambtenaar noteerde:

XC'1. Es sei beabsichtigt, im nächsten Frühjahr in Holland 300 000 wehrpfiichtige Holländer auszuheben, um sie als Polizeitruppe naclt dem Osten zu schicleen: Eine Aushebung durch die deutscheBesatzungsmacht widersprechedem Völkerrecht und sei im übrigm nicht zweckmässig und erfolgllersprechend. Aus diesem Grunde wolle der Reichskommissar oorher Mussert zum Ministerprdsidenten beruJen und es ihm uber lassen entsprechende Verordnungen mit Gesetzeskrafi zu erlassen.

XC2. Schmidt ist ein alter Anhänger der Idee, Mussert an die Macht zu berufen. Er erzählte mir aber bei diesent Gespräch, dass es nicht in seiner Absicht läge, Mussert auf die Dauer an der Macht zu belassen. Die Hollander wurden ihn auch nicht sehr lange ertragm. Schmidt ist der Ansicht, dass einige Jahre Mussert-Herrschafi genügen wurden, den Holiändem zu zeigen, dass der direkte Anschluss an Deutschland das kleinere Übel ist und er glaubt demgemäss, dass es in 8 bis 10 Jakren tnöglick sein wird, die Hollander von sich aus zum direkten Anschluss zu bewegen.'2

1 Brief, 29 sept. 1942, van Himmler aan Ranter (a.v., 00013). 2 Notitie, 8 okt. 1942, van M. Luther

556 [PDF]
SEYSS-INQUART BIJ HITLER

XCPunt I spreekt voor zichzelf; punt 2 eveneens, maar wij merken hierbij wèl op dat wij er niet zeker van zijn of men dat tweede punt zo moet interpreteren dat Schmidt de NSB bedroog of het Auswärtige Amt - of zichzelf.

XCWij zijn er voorts geenszins van overtuigd dat Seyss-Inquart inderdaad voornemens was, Hitler te vragen, de vorming van een regering-Mussert goed te keuren. Schmidt wèl, en deze had zijn standpunt vóór zijn vertrek uit Den Haag ook duidelijk aan Ribbentrops Haagse vertegenwoordiger Bene meegedeeld. Seyss-Inquart wenste, dunkt ons, niet verder te gaan dan Musserts voorstellen aan Hitlers beslissing te onderwerpen, zulks na een bespreking waarin Seyss-Inquart, zijn gewoonte getrouw, zorgvuldig pro en contra zou hebben uiteengezet.

XCEr vonden twee gesprekken tussen Hitler en Seyss-Inquart plaats - vermoedelijk één gesprek onder vier ogen (waar Seyss-Inquart de Verfiigung 8/42 en de Anordnung 54/42 wel ter sprake gebracht zal hebben) en één in aanwezigheid van Bormann, Himmler en Schmidt. Evenals een jaar tevoren werd de vraag behandeld of Vlaanderen aan Nederland toegevoegd zou worden - Hitler besliste, 'dass eine Vereinigung der fiämischen Teile Belgiens mit den Niederlanden nicht in Frage leommt' (geen 'Groot-Nederland' aan de Duitse westgrens!) _l Wat Musserts voorstellen betrof: tegen Rauter zei Seyss-Inquart na zijn terugkeer in Den Haag dat Hitler weinig leek te voelen voor 'eine Zwangsausnehung nach der Machtergreijung Musserts durch Ein [uhrung der Wehrpfiicht ... wohl um sich nicht politisch gegenûber Mussert zu sehr zu verpfiichten.' Misschien zou die dienstplicht later toch wel onontbeerlijk zijn: 'Der Führer hátte geäussert, dass vielleicht der Augenblick kommen leonne, wo er die Niederlander brauchen könne.'2

XCOp grond van Seyss-Inquarts inlichtingen berichtte Bene het Auswärtige Amt het volgende:

XC"Mussert hat dem Reichskommissar kürzlich einen Brief an den Führer ûbergeben in dem er ... seine Ministerprásidentschajt vorschlägt. Diesen Brief' (hij is niet bewaardgebleven, de inhoud zal wel overeengestemd hebben met Musserts memorandum van 20 juli dat wij eerder weergaven)

XC'hat der Herr Reichsleonimissar dem Führer jetzt übergeben. Nach Lesen des Briefes und einer eingehenden Besprechung der Lage in den besetzten Cebieten der Niederlande, der Leistungen und Aussichten der NSB, der Möglichkeite11 die sich positiv und negativ aus einer l\1inisterpräsidentschaft Musserts ergeben könnten'der(FO;SD,

1 Memorandum, 23 oktober 1942, van de betr. 245040-48). 2 Brief, 6 okt. 1942, van Rauter aan Himmler

557 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

(daarbij werd ook aan de crisis in Noorwegen gerefereerd die uit Quislings benoeming tot minister-president voortgevloeid was-) 'hat der Führer entschieden, dass die bisherige vom Reichseommissar hier betriebene Politik seine volle Billigung hat und weiter zu ve~folgen ist. Bis zu seiner ndchsten Anwesenheit in Berlin will der Führer sich die Zweckdienlichkeit und Möglichkeit, Mussert zum Ministerpräsidenten zu machen, überlegen und vielleient Mussert darm persönlich empfangen'

XCHitler had dus niet definitief'neen' gezegd. Waarom zou hij? Beter leek het, Mussert aan het lijntje te houden.

XCMet Bormann en Himmler had Seyss-Inquart, zo rapporteerde Bene verder, over Anordnung 54/42 gesproken:

XC'Es sei völlig klar ... dass beim Reich1ührer-SS nicht die Absicht bestehe, in die vom Reichskommissar hier betriebene Politil« einzugreifen, zumal diese auf der uom Reich1ührer-SS zu bdolgenden germanischen Linie liegt. Die Politik wird hier also nach wie VOl' vom Reichskommissar als dem allein Vcrantwortlichen betrieben werden,>

XCDoor het gebeurde was, zou men kunnen zeggen, Seyss-Inquarts positie geconsolideerd. Er waren twee verliezers: Mussert die onmiddellijk door Seyss-Inquart ingelicht werd (en die te horen kreeg dat 'die Möglichkeit, später Ministerprásident zu werden, nog steeds bestond," maar ook 'dass er sich ZUT Germanischen SS positiu einstellen tnüsse'4) en Schmidt - ten

XC1 Met betrekking tot de gesprekken van 3 oktober '42 schreef Seyss-Inquart acht maanden later aan Himmler: 'Eine Entwicklung wie sie in Norwegen vor sich gegangen ist, wunschte der Führer nicht, u. zw. mit dem ausdrucklichen Hinu/eis darauJ, dass das Experiment Norwegen nicht gegliickt sei.' (brief, 29,mei 1943, van Seyss-Inquart aan Himmler, a.v., 1994-98) 2 Rapport, 6 okt. 1942, van Bene aan het Auswärtige Amt (FOjSD, 50203). S Rost van Tonningen hoorde op 6 oktober wat in Berlijn besproken was. Een regering-Mussert? Waanzin! Drie uur lang ging hij zijn beklag doen bij Rauter. 'Nachher", zo schreef deze aan Himmler, 'klangen und sangen meine Nerven bis spät abends ... Rost kocht um 90 Grad herum:' (brief, 7 okt. 1942, van Rauter aan Himmler, BDe, 2453-55). Eind november stelde Rost via Rauter aan HimmIer voor, dat hij de taak zou krijgen om 'planmässig in engster Zusammenarbeit mit den deutschen Behorden das organische Zusammenurachsen der Niederlande mit dem Driften Reich im Grossraum gesetzlich die Pormen zu geben.' (brief, 30 nov. 1942, van Rost van Tonningen aan Himmler (selectie-Rost van Tonningen, dl. II, no. 366». • Brief, 7 okt. 1942, van Rauter aan Himmler. Het duurde toen toch nog een maand voor Mussert zijn bezwaren opgaf tegen het feit dat de 'Nederlandse SS' zich als 'Germaanse SS in Nederland' ging aanduiden. Zelf had hij medio september de NSB officieel herdoopt tot 'Nationaal-Socialistische Beweging der Nederlanden' - een typerend meervoud! Het Reichskommissariat had de pers eerst na drie dagen verlof gegeven, van die naamsverandering melding te maken.

558 [PDF]
SCHMIDT ZOEKT STEUN

minste als deze laatste zich in de Reichskanzlei inderdaad duidelijk ten gunste van een regering-Mussert uitgesproken heeft.

XCDat laatste achten wij waarschijnlijk, zulks mede op grond van het feit dat Schmidt in de eerste helft van oktober wanhopig probeerde zijn positie te versterken. Hij ging daarbij tot een hoogst gevaarlijke stap over. Hij zocht in München namelijk de man op die de fmanciën der NSDAP beheerde, Reichsschatzmeister Franz Xaver Schwarz, en deze verzocht hij om fmanciële steun voor de initiatieven die hij als Leiter des Arbeitsbereidu der NSDAP in den Niederlanden 'bei der Behandlung der germanischen Frage in den Niederlanden wilde nemen; 'es sei unzweckmässig', zei Schmidt, 'wenn hier noch eine dritte Stelle mitarbeite.' Niet 'alleen weigerde Schwarz hem ook maar een cent te geven, maar hij zond omtrent Schmidts stap bericht aan die 'driue Stelle', nl. aan Gottlob Berger, de chef van het SS-Hauptamt, die zich namens Hirnmler met alle Anordnung 54142 voortvloeiende kwesties moest bezighouden. Berger haastte zich, Himmler in te lichten", en deze zal wel met gelijke spoed Born';_ann meegedeeld hebben dat diens ondergeschikte in Nederland gepoogd had, de Parte! tegen de SS uit te spelen in een zaak waarin tussen hen beiden geen enkel meningsverschil bestond.

XCBegin november moest Schmidt bij Himmler op het matje komen. Wat zich daarbij afgespeeld heeft, weten wij niet - wèl dat Rauter kort tevoren Himmler een beeld gegeven had van de verwarring waarin Schmidt zich bevond. 'Er meinte', aldus Rauter, 'wenn er van Ihnen, Reichsjuhrer, das Mandat bekäme, Flandern zu bearbeiten, sa wûrde er sofortFlandern einsteeken ... Er macht auf uns aft den Eindruck, alsob er irgend einem Phantom nachjage, von einem Sattel auf den andern springe und oft selbst nicht wisse, was er wolle. Gemand» hatte schon immer behauptet, er sei schizophren ueran lagt ... Dem einen sagt er, dass Mussert und Geelkerken die grossen Männer Hollands seien, dem anderen erzählt er, dass er Mussert noch benutzen uiolle um Holland ein zuverleiben und sa geht das immer wieder hin und her ... Keiner weiss, was er eigentlich will Vielleicht müsste er einen ordentlichen Urlaub bekommen. denn er ist zweifel/os überarbeitet.'"

Troostprijs

XC

XCSeyss-Inquarts positie was, schreven wij, geconsolideerd - ja, maar enige reden tot bezorgdheid had hij toch nog wel: Himmler had nieuwe bevoegd

XC1 Brief, 14 okt. 1942, van G. Berger aan Himmler (EDC, 2607-08). "In '41 een van Schmidtsnaaste medewerkers. 3 Brief, 26 okt. 1942, van Rauter aan Himmler (EDC, 2436-39).

559 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUAR1 '43

heden gekregen die, al strekten zij zich voorlopig niet rechtstreeks tot bezet Nederland uit, aan de standpunten die de Reichsîuhrer-S'S in de toekomst zou innemen, mede door zijn samenwerking met Bormann extra gewicht zouden geven. Wat, als Himrnler er op zou gaan aandringen, door middel van de inlijving van Nederland bij Duitsland een begin te maken met de verwezenlijking van het Grossgermanische Reich? Na zijn gesprekken met Hitler op 3 oktober had Seyss-Inquart reden om aan te nemen dat Hitler zo ver niet zou willen gaan. Kon hij daar dan niet gebruik van maken om zich tegen Hirnmler een sterkere positie te verschaffen? Hij had met Hitler de vraag besproken ofhet zinhad, Mussert eenregering telaten vormen. Antwoord: nog niet. Als hij Hitler dan thans eens de vraag voorlegde of deze er voor voelde, Nederland formeel bij Duitsland in te lijven? Hetzelfde antwoord viel te verwachten - maar als de Führer herhalen zou, 'dass die bisherige vom Reichs kommissar betnebene Politik weiter zu befolgm sei', kon dan niet aan Mussert een kleine concessie gedaan worden door hem, altijd onder Seyss-Inquarts supervisie, een beperkte medezeggenschap te geven? zulk een troostprijs leek wenselijk.

XCOp 13 november liet Seyss-Inquart Rauter bij zich komen. Bij deze wekte hij (zonder dat Rauter het doorzag) de indruk alsof hij zijn koers volledig gewijzigd had. Hij gaf Rauter, zo schreef deze aan Himrnler, 'seinen Ent schluss beleannt, Mussert fallen zu lassen' ; Rauter ontwikkelde vervolgens het plan, in Nederland 'germanische Reichsgaue zu grunden, mit Niederlándem als Gauleiter und deutschen Hoheitstrágern als Stellvertreter' plus nog een 'deutscher Hoheitsträger' boven de Gauleiter - dat kon dan niet Schmidt worden, 'man leann die Niederlander nicht immer betrûgen", schreef Rauter, en, zo berichtte hij de Reichsführer-SS 'in aller Eile': 'Der Reichsleommissar ist ... ziemlich hi/fios, ist aber bereit, wie er mir erklärte, diese Linie zu verfolgen.'l

XCSeyss-Inquart was allerminst 'hulpeloos' - hij was alleen slimmer dan Rauter en blijkbaar ook een betere acteur. Hij zocht Hitler in München op (wij weten niet, op welke datum, maar Hitler heeft tot 23 november op de Obersalzberg vertoefd) en deed deze, zo schreef Seyss-Inquart eind mei '43 aan Himmler, 'den Vorschlag, die Tur anders herum zu machen.'2 Mèt drs. N. K. C. A. in 't Veld menen wij die op zichzelf nogal duistere woorden aldus te moeten interpreteren: begin oktober was besproken of men Mussert een regering zou laten vormen om dan te eindigen met Nederlands inlijving bij Duitsland - nu werd besproken of men op de een of andere wijze met die inlijving zou beginnen en dus ook Mussert zou laten vallen. 'Aber Sie wissen',

XC1 Brief, I4 nov. I942, van Rauter aan Himmler (a.v., 2445-47). 2 Brief, 29 mei I943, van Seyss-Inquart aan Himmler (a.v. I994-98).

560 [PDF]
RAUTER WORDT BEDROGEN

aldus Seyss-Inquart aan Himmler, 'dass der Führer aucn [iir diese Enischeidung die Zeit nicht gekommen sieht und die Beibehaltung des heutigen Zustondes an geordnet hat.'l

XCSeyss-Inquart had niet anders verwacht en gewenst. Hij heeft, zo veronderstellen wij, in de loop van dit gesprek in beginsel Hitlers accoord verworven voor Musserts medezeggenschap en toen ook de afspraak gemaakt dat hij spoedig samen met Mussert naar het Fuhrerhauptquartier zou komen.

XCWij nemen aan dat Seyss-Inquart enkele dagen na de r j de november waarop hij met Rauter over de inlijving van Nederland sprak, Hitler in München bezocht waama hij, in Den Haag teruggekeerd, Mussert inlichtte - althans, op 22 november stelde deze laatste, kennelijk ter voorbereiding van zijn onderhoud met Hitler, een lijstje met wensen op. 2 Hij bleef er blijkens dat lijstje op aandringen dat de Raad van State een nieuwe samenstelling zou krijgen en dat deze hem vervolgens met adviezen terzijde zou staan (van een benoeming tot 'regent' repte hij niet meer). Voorts wenste hij dat hij elke benoeming door Seyss-Inquart zou mede-ondertekenen, '[erner, dass Mitglieder der Beu/egung, die das Vertrauen des Leiders verloren haben aus ihrem Amt entjernt werden:' Goedewaagen wilde hij vervangen zien door dr. ir. Herweyer (directeur-generaal van de Nederlandse omroep), van Dam door prof. van Genechten, Verwey (sociale zaken) door van Ravenswaay. Voorts wenste hij vastgesteld te zien dat er geen apart departement van politie zou komen (daar zou inuners de ss zich meester van maken) en tenslotte dat hij 'führend und kontrollierend' zou kunnen ingrijpen bij het Nederlands Arbeidsfront, de Nederlandse Landstand, de Artsenkamer en de Arbeitsdienst.

XCSeyss-Inquart weigerde dit verlanglijstje aan Hitler voor te leggen. Hij wilde niet verder gaan dan te bevorderen dat Mussert, binnen zekere grenzen, betrokken zou worden bij benoemingen op belangrijke overheidsposten (een concept-verordening stuurde hij veiligheidshalve op 6 december per telex aan Bormann, niet aan Himmler) en voorts leek het hem aanbevelenswaardig dat Hitler beloven zou, vóór beslissingen die de toekomst van Nederland betroffen, Mussert te zullen raadplegen - dat verplichtte tot niets. Mussert stelde in overleg met Seyss-Inquart en Schmidt een nieuw

XC1 A.V. 2 BDC, 2382.

561 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

lijstje van wensen op, getiteld: 'Wat bereikt moet worden door uitspraken van de Führer'.1 Het belangrijkste was punt I:

XC'Openlijke, onaantastbare vastlegging van de uiteindelijke positie van het NederlandseVolk en de Nederlandse Staat in het nieuwe Europa.

XCHet toekomstige verbond Duitsland-Nederland als begin van de Germaanse Statenbond.

XCVerbod aan alle Duitse Dienststellen om daartegenover een eigen politiek te bedrijven.'

XCVoorts noteerde Mussert drie 'kennisgevingen' die hij aan Hitler wilde doen; de derde luidde: 'De mogelijkheid tot voorbereiding van de militaire dienst'.

XCMet deze stukken gewapend, vertrok Mussert samen met burgemeester Müller van Rotterdam en met Generalhommissar Schmidt op 8 december naar Berlijn. Op de Iade arriveerde hij in Oost-Pruisen in het Führerhauptquartier, de 'Wolfsschanze', waarheen Seyss-Inquart vooruitgereisd was. Die dag begon om vijf uur in de namiddag de bespreking bij Hitler die anderhalf uur zou duren; behalve Seyss-Inquart en Schmidt waren ook Himmler en, aldus Müller in zijn verslag," 'Reichsleiter Behrmann' aanwezig.

XCOp de gebruikelijke wijze begon Hitler met de aanwezigen te verdoven door middel van een lange uiteenzettingê waarin hij waarschuwde dat de Russen, als zij de oorlog wonnen, heel Europa onder de voet zouden lopen. Welnu, 'die Herreehaft des Bolschewismus würde für gans: Europa mit sich bringen die Heirschaft der innerasiatischen Menschentassen über die europaischen, die mehr oder weniger vernichtet und ausgelöscht würden; der Rest würde einer u/eitgehenden Rassenmischung unterworfen.'

XCEuropa moest dus alle krachten op het oosten concentreren: daar lag 'sozusagen das Paradies' veel te goed was dat voor de inheemse bevolking want onder deze bevonden zich, zei Hitler, kannibalen. Vermoedelijk sprak hij al ongeveer een uur voor hij aan Nederland toekwam:

XC'Nun zu den niederländischen Verhältnissen:

XC[eder Versuch, eine Regierung einzusetzen (siehe Quisling) bringe uns nut Schwierig keiten ... Einen Status für die Zukunjt aufzustellen, ist völlig unmöglich ... Ohne unsere Bundesgenossen können wir ... keine Zukunjtspläne schmieden und deshalb mussen wir erst den Krieg gewonnen haben, ehe wir weitere Zukunjtspläne erörtern können.'Tekst: (RvO) Het proces Mussert p.A.v., p.Bor 'Besprechung des Führers mit Mussert-NSB am

1 (1948), 323. 2 323-27. 3 M. mann (z.d.)

562 [PDF]
MUSSERT BIJ HITLER

XCIn die toekomst dient er een Germaanse statenbond te komen, merkte Mussert op", Hij kreeg de wind van voren! 'WiT könnten nicht', aldus Hitler volgens Bormanns verslag,

XC'einen Staatenbund bilden, d.h. einen Staat, der aus lauter Einzelstaaten bestände, denn bei nächster Gelegenheit würde dieses ganze Gebilde wieder auseinanderjallen ... Die Notwendigkeit, eine ganz fest g~fütge staatliche Konstruktion zu schaffen, unter streicht der Führer mit dem Hinweis auf das Eigenleben der Niederlande in den letzten 400 [ahren. 'Wären wir 400 Jahre nicht getrennt gewesen, gäbe es heute kein Holland, aber wahrscheinlich ein germanisches Weltreich.' Weiter betonte der Führer, er körme ja nun Mussert anschwindeln, ihm Versprechungen für die Zukunft mathen. Der Führer habe aber mit Recht Zeit seines Lebens als ganz loyaler Mensch gegolten und diese Loyalität wolle er selbstverständlich aucli Mussert gegenüber wahren . .. In gleicher Weise wie der Führer seine eigene Heimat einordne, müsse der Führer auch die Niederlande einordnen. Sicher tat der Führer manche Tradition weh, in Hinblick auf die Zukunft müsste dies sein.

XCDer Führer betont, er wol/e ja keineifalls die Kraft des norddeutschenRaumes knicken, sondern sie ausu/erten. Daher werde er weder die Holländer noch die Belgier als Besiegte behandeln: sie einordnen in das grossgermanische Reich hiesse doch aber nicht, sie als Besiegte zu behandeln ...

XCDer Führer betont, es werde[ur unser grossgermanischesReich nUTGewinnende oder nur Verlierende geben. Wir mussen alle gemeinsam diesen Kampf gegen den asten auf Leben und Tod führen. Der Führer werde aber nicht kapitulieren, sondern kämpfen, und wenn er eines Tages die 16 oder die 14-Jährigen einziehen müsse. Es wäre immer noch besser,siefie/en im Kampf gegen den asten als dass sie bei einem verlorenen Kriege zermartert oder in niederster Sklavenarbeit zerschunden würden.'

XCKon het duidelijker? Hiders besluit stond vast: precies als Oostenrijk zou Nederland uiteindelijk geannexeerd worden. En dat had hij Mussert gezegd - twee keer zelfs. Bij het vorige gesprek (12 december '41) had hij al een vergelijking met Oostenrijk gemaakt, nu had hij brutaal-duidelijk verklaard dat hij Nederland zou 'einordnen in das grossgermanische Reich'. Seyss-Inquart had Hitler in een voorafgaand gesprek deze openhartigheid ontraden en hem 'ausdrücklich gesagt, dass er nicht glaube, dass Mussert den radikalen Kurs werde mitmachen können, auch würde er' (Seyss-Inquart) 'einen'Wie wird sich Mussert bei der Legion ver halten? Wird er dort wieder seine torichtendietsehenGedanken vertreten aderein Zeug reden wie bei der Besprechungin der Wolfsschanze?' (Telexbericht, 16 dec. 1942, van Himmler aan Seyss-Inquart, RK: Telexberichten,

1 Toen Seyss-Inquart er enkele dagen later van Den Haag uit bij Himmler op aan drong dat Mussert verlof zou krijgen, het Nederlandse Legioen te bezoeken, ant woordde Himmler (die verlof weigerde):

563 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

solchen Kurs nicht empfehlen'l - Hitler had het er op gewaagd en Mussert was blijven zitten; deze had niet eens gereageerd.

XCEr werden de leider der NSB de door Seyss-Inquart gesuggereerde kruimels toegeworpen. Van Hitler kreeg hij te horen: 'Lch sehe in Ihnen den Führer des niederiándischen Volkes. Niemals werde ich: Entscheulungen [assen ohne mit Ihnen gesproehen zu haben.' Hitler verklaarde zich voorts accoord met het decreet inzake de inschakeling van de NSB in het bestuur van Nederland waarvan de tekst in de bespreking vastgesteld werd.

XCAan het punt 'De mogelijkheid tot voorbereiding van de militaire dienst' kwam Mussert niet toe.

XCHij aanvaardde de terugreis in, zo schreefhij in '45, 'de aangename overtuiging, veel bereikt te hebben in de laatste minuten van het onderhoud'2 dat waren de minuten geweest waarin hem de kruimels toegeworpen waren.

XCWat had hij dan 'bereikt'? De Duitse instanties in Nederland zouden voortaan, zo meende hij, zijn accoord moeten vragen bij belangrijke maatregelen en speciaal bij benoemingen - maar het laatste woord zou bij Seyss-Inquart liggen." Voorts zou Hitler geen beslissing nemen ten aanzien van de toekomst van Nederland zonder tevoren met hem gesproken te hebben - maar wat zou hij, als het zo ver kwam en als het hard tegen hard ging, kunnen voorkomen? Niets. Hij had Hitler trouw gezworen - trouw aan de man die Nederland in een Grootgermaans rijk wilde laten opgaan en die ook in dit. gesprek (men denke aan de passage over de veertien- tot zestienjarigen) weer getuigd had van de ongehoorde vasthoudendheid waarmee hij zijn beleid placht door te zetten. Mussert had slechts één blik behoeven te werpen op zijn eigen notitie 'Wat bereikt moet worden door uitspraken van de Führer', speciaal op punt I daarvan: 'Openlijke, onaantastbare vastlegging van de uiteindelijke positie van het Nederlandse Volk en de Nederlandse Staat' (die niet mocht verdwijnen!) 'in het nieuwe Europa', om te beseffen dat hij, gehoord Hitlers uitlatingen, totaal niets bereikt had; sterker nog: dat hij via de aan Hitler afgelegde eed samen met zijn gehele, door een eed aan hem gebonden kader vastgeketend zat aan een man die, als hij er de kans toehet museumwezen' benoemen - dat gaf hem meer 'status' bij zijn pogingen tot

1 Aldus Seyss-Inquart een week later tegen Rauter. (brief, 17 dec. 1942, van Rauter aan Himmler, 2377-81). 2 Mussert: 'De NSB in oorlogstijd' (1945), p. 22. 3 Volledigheidshalve vermelden wij nog dat Mussert ook bereikte dat het kunst bezit van het Koninklijk Huis alsmede waardevolle archiefstukken niet langer uit Nederland weggevoerd zouden worden. Hij sprak hier Hitler over aan op verzoek van dr. D. Hannema, directeur van het Museum Boymans te Rotterdam en lid van de Knltuurraad. Hannema liet zich vervolgens tot Musserts 'gemachtigde voor

564 [PDF]
NA HET GESPREK MET HITLER

kreeg, van het historisch gegroeide Nederland dat de 'nationalist' Mussert lief was, geen spaan zou heel laten.'

XCHebben nu Mussert en Müller op de terugreis naar Nederland hier geen woord over gewisseld? Wij kunnen het ons nauwelijks voorstellen. 'Naar mijn mening', zo verklaarde Müller na de bevrijding, 'was het gehele onderhoud nutteloos. Het geheel maakte op mij een onaangename ... indruk. '2 Dat was maar al te begrijpelijk. In zijn officiëleverslag (waarin de tafelschikking bij elke maaltijd waar Mussert aangezeten had, nauwkeurig weergegeven werd) vermeldde Müller echter uitsluitend de kruimels: Hiders 'gunstige' uitspraken - alles wat de Führer duidelijk en onmiskenbaar over zijn uit eindelijke bedoelingen gezegd had, liet hij weg.

XCWij zien daar opzet in.

XCWij zijn er ook niet van overtuigd dat Mussert inderdaad louter 'in de aangename overtuiging, veel bereikt te hebben', de terugreis aanvaardde. Eerder menen wij dat de even stellige alsverontrustende uitspraken van Hitler wel degelijk tot hem doorgedrongen zijn maar dat hij, in zielige zelfoverschatting, de hoop bleefkoesteren dat hij er, als Duitsland de oorlog won, in zou slagen, Hitler tot andere gedachten te brengen, en dat hij meende dat hij daarbij, erkend als 'Leider van het Nederlandse volk', sterker zou staan. En als Duitsland de oorlog verloor? Wel, dan zou Hitler aan de vestiging van zijn Grootgermaans rijk niet toekomen, maar dan was het wèl wenselijk, in het officiëleverslag geen passagesop te nemen waarmee men na de oorlog zou kunnen bewijzen dat Mussert trouw gezworen had (en trouw blééf) aan een Führer die de identiteit van Nederland wilde uitwissen. Conclusie: de duidelijke 'verliesposten' moesten verzwegen worden, de vage 'winstposten' met nadruk en geforceerd onderstreept.

XCDat laatste geschiedde op de bijeenkomst in het Amsterdamse Concertgebouw die wij in de aanvang van dit hoofdstuk beschreven.

XCOnmiddellijk na die bijeenkomst wachtte Mussert eennieuwe teleurstelling. Want wat bleek? Terwijl Seyss-Inquart gezegdhad dat benoemingen voortaandec. 1942, van Himmler aan Rauter, EDe, 3660). 2 POD-Den Haag: p.v. F.E. Miiller (IS sep~. 1945),

1 Himmler stelde Rauter gerust door hem op 12 december te berichten: M. (Telexbericht, 12

565 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

'inEinvernehmen' (eenDuirseuirdrukking diemen vertalenkanmet 'inovereenstemming' Of met' in overleg') met Mussert of met door deze aan tewijzen personen moesten geschieden (die zouden dus, als men van 'overeenstemming' uitging, een soort vetorecht krijgen), sprak de door het Reichskommissariat verstrekte vertaling van Seyss-Inquarts toespraak die in de pers opgenomen werd, louter van 'overleg'. Mondeling en schriftelijk protesteerde Mussert bij Schmidt. Hij zal wel niet vernomen hebben dat Schmidt aan secretarisgeneraal Frederiks die verontrust was komen vragen wat die uitroeping van Mussert tot 'Leider van het Nederlandse volk' betekende, verzekerd had dat Mussert 'in geen enkel opzicht' werkelijke zeggenschap zou krijgen over het Nederlandse bestuursapparaat.' Er bleef van de troostprijs waarmee de leider der NSB afgescheept was, niet veel over.

XCAan de NSB' ers die in het Concertgebouw zo luid gejuicht en geapplaudisseerd hadden, waren al die achtergronden die wij schetsten, onbekend daarom konden zij zo enthousiast reageren.

XCSlechts de leden van de Nederlandse SS stonden, aldus Rauter, 'den Vor gängen [assungslos gegenuber. Sie starren mich alle mit grossen Au.gen an', berichtte hij aan Himmler.ê Binnen het apparaat van de Sicherheitspolizei en Sicher heitsdienst zal de reactie wel niet positiever geweest zijn. 3 De doorsnee-NSB' er evenwel zag in Musserts 'promotie' een hoopvolle belofte voor de toekomst en op het hoofdkwartier van de NSB vertelde men, dat Mussert voor 100% tevreden is met de bespreking en opdrachten van de Führer. Dat onze Leider dit precies heeft gewenst en dat hij zeer, zeer tevreden is.'4

XC'En de rede van Mussert?' vroeg Het Parool. Antwoord: 'Hij moest natuurlijk erg blij en dankbaar doen, en als hij een staart had, hij zou er de ganse vloer van het Concertgebouw mee schoongeveegd hebben."'Mussert 'Leider van het Nederlandse volk' ?' vroeg De Waarheid. Antwoord: 'Hitler of SeyssJ.

1 Getuige K. Frederiks, dl. VII c, p. 526. 2 Brief, 15 dec. 1942, van Rauter aan Himmler 2427-29). 3 De wrok over het gebeurde ontlaadde zich bij de in een actie tegen het weekblad van de WA, Dit blad publiceerde bij een artikelover Musserts 'Leiderschap van Nederland' een tekening waarop Hitler slecht gelijkend afgebeeld was. Niet alleen werden de exemplaren van dat nummer bij de drukkerij en, voorzover er al mee gecolporteerd werd, op straat in beslag genomen maar bovendien verdwenen de hoofdredacteur, de tekenaar en de stafchef van de WA enige tijd achter de tralies. 4 Brief, 15 dec. 1942, van]. F. aan H. D. (Doe 1-466, a-5). Ii 47 (23 dec. 1942), p. 5.

566 [PDF]
'INTRIGANT]E, DILETTANT]E'

hadden evengoed kunnen proclameren dat Mussert een wijf is of een drommedaris of een nijlpaard!'! 'Aan het malle mannetje Mussert' zette een amateur-poëet, L. Kruidenier, boven een op vondels 'Kinderlijck' geïnspireerd gedicht dat illegaal spoedig in circulatie kwam: 'Intrigantje, dilettantje, onverstandje, mal geval, arrogantje, dwingelandje, kwasterige niemendal, nijdig ventje, vals serpentje, maleontentje. wat een pech! Hitler kent je, want hij zendt je met een zoethoudertje weg. Hoe j' ook likte, minzaam. knikte, je verslikte in een snik, Hitler wikte en beschikte: De regeerder, die blijfik! ... Stumprig stukje ongelukje, 't meesterstukje werd een klucht, sullig krukje, nog een rukje en je slaakt je laatste zucht !'2

XC'Nog een rukje' - inderdaad: op grond van de berichten van de fronten meenden de meeste Nederlanders dat het einde van het Derde Rijk snel naderde en dat dus ook aan Hitler en Mussert geen lang leven meer beschoren was. Maar wat voor onheil zou zich voordien nog manifesteren? In het kader van een publieke-opinie-onderzoek werd door enquêteurs van het Bureau voor Bijzondere Aangelegenheden van de NSB met een kleine tweehonderd personen gesproken, 'allen niet-leden der NSB'. Gerapporteerd werd dat over de op 13 december' 42 bekendgemaakte besluiten 'door de bevolking weinig gesproken (werd). De enige conclusie die door een aantal mensen werd getrokken, was deze: dat er nu zeer spoedig de algemene dienstplicht zou worden ingevoerd en Nederlandse soldaten zouden worden ingezet in de strijd aan het Oosttront.Ï"jan.p.p.3 NSB, hoofdkwartier, hoofdafd. III, bureau voor bijzondere aangelegenheden: 'Mededelingen', I (jan. 1943), p. 1-2 (NSB,

1 61 (2 1943,) 3. 2 (1945), 226.

567 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

XCDie laatste reactie sloot aan bij de cornmentaren van Radio Oranje. 'Het zal wel blijken', had de regeringsornroep op zondagavond I3 december gezegd (de plechtigheid in het Concertgebouw was door de radio uitgezonden, vandaar de snelle reactie), 'of het leveren van kanonnenvlees in de vorm van jonge Nederlandse soldaten óók op het programma staat.'

XCNa die r j de december '42 verliepen nog bijna zeven weken voor dan eindelijk op 30 januari '43 het decreet gepubliceerd werd, 'houdende inschakeling van het Staatspolitiek Secretariaat der Nationaal-Socialistische Beweging der Nederlanden' in het openbaar bestuur.' De inhoud was min of meer gelijk aan datgene wat Seyss-Inquart in het Concertgebouw meegedeeld had, met dien verstande dat nu toegevoegd was dat de NSB op bestuursgebied ook 'voorstellen en ontwerpen' mocht indienen. Waar 'Einvernehmen' in de Duitse tekst stond, stond in de Nederlandse weer 'overleg'.

XCWaarom heeft dat decreet zo lang op zich laten wachten? Dat weten wij niet met zekerheid. Wij vermoeden dat ten aanzien van de weergegeven toevoeging het accoord van Hitler verkregen moest worden en zulks kan (Hitler had in die tijd nog wel andere zorgen!) enige tijd op zich hebben laten wachten. Daarnaast was van belang dat zich binnen de NSB een heel touwtrekken ontwikkeld had over de vraag, wie de aan Mussert geschonken bevoegdheden zouden gaan uitoefenen, d.w.z. wie tot 'gemachtigden' benoemd zouden worden. Die kwamen er in twee soorten: 'gemachtigden voor staats-aangelegenheden' (de departementen) en 'gemachtigden voor aangelegenheden der volksgemeenschap' (de 'foute' instellingen). Wat de eerste soort betreft, zij vermeld dat er als gevolg van het verzet van de secretarissen-generaal Schrieke en Hirschfeld géén gemachtigden kwamen voor Justitie en voor Handel, Nijverheid en Scheepvaart; wèl kwam er een gemachtigde voor Landbouwen Visserij: oud-minister dr. F. E. Posthuma. 2 Rost van Tonningen, die 'gemachtigde voor economische zaken' had

1 VO 10/43 1943, p. 63-64). 2 Posthuma had vóór zijn benoe ming Hirschfeld opgezocht. Hirschfeld had hem gezegd dat hij geen enkel contact met hem wenste te onderhouden. 'Toen heeft hij mij', aldus Hirschfeld negen jaar later, 'een brief geschreven waarin hij mij dit onderhoud schriftelijk bevestigde en daarop heb ik hem geschreven dat hij het goed had begrepen.' (Getuige H. M. Hirschfeld, dl. VII c, p. 504)

568 [PDF]
MUSSERTS 'GEMACHTIGDEN'

willen worden, werd tot zijn woede afgescheept met een benoeming tot 'gemachtigde voor financiën, bankwezen, bijzondere economische zaken en de Nederlandse Oost-Compagnie'. Wat de 'gemachtigden voor aangelegenheden der volksgemeenschap' aangaat, willen wij slechts vermelden dat generaal Seyffardt (die zich met de zaken van het Nederlandse Legioen praktisch niet meer bemoeide) een benoeming tot gemachtigde voor dat Legioen aanvaardde - zij zou hem het leven kosten. Wij slaan de namen van de overige 'gemachtigden' over: daarvoor had het bouwsel dat Mussert ging optrekken, te weinig betekenis.

XCIn dat bouwsel werd een centrale plaats ingenomen door het bureau dat Seyss-Inquart in zijn decreet als 'Staatspolitiek Secretariaat' aangeduid had, maar dat Mussert (de 'Staat der Nederlanden' moest behouden blijven!) 'Secretarie van Staat' gedoopt had.

XCDe Secretarie van Staat der NSB heeft tot aan de Dolle-Dinsdag-crisis, tot begin septemberdus, gefunctioneerd. Zij was in Den Haag aan het Nassauplein gevestigd, maar werd in juliverplaatst naar het oude woonhuis van Groen van Prinsterer aan de Korte Vijverberg, waar zich reeds vóór de oorlog het Kabinet der Koningin bevond. Dat pand was inwendig geheel verbouwd, hetgeen bijna fkostte. Trouwens, de gehele Secretarie van Staat werd een dure aangelegenheid. Carp, het hoofd (de man van het 'Raad van State-plan'), trok een omvangrijke staf aan en betaalde naar verhouding hoge salarissenaan zijn meer dan honderd personeelsleden. Inbedroegen de kosten ruim fen voor het eerste halfjaar vanwerd bij het Reichskommissariat (dat de zaak fmancierde) faangevraagd. Die bedragen sloten toen de bezoldiging van Musserts lijfwacht in; Mussert-zelf had het 'Kabinet van de Leider' naar Pleinno.overgebracht - ook dat Kabinet werd uit de begroting van de Secretarie van Staat bekostigd. Gewerkt werd daar weinig. Een op de bovenverdieping werkende typiste schreef in de herfst van'aan een kennis:

'44 '44 200 000 '43 830 000 '44 637 000 1813 I 43

XC'Boordevol kritiek zijn wij op de leeglopertjesdie beneden een flink salaris toucheren en hun tijd besteden met kletspraatjesen kranten lezen. De luiheid staat sommigen op het gezicht te lezen ... Carp is slap, al is zijn verstand scherp

569 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

socialistischgedacht), dan is op de Secretarie van Staat geen spoor van nationaal-socialismete ontdekken."

XCKon het anders? De meesten die bij de Secretarie van Staat aangesteld waren, beschouwden hun arbeid spoedig als vrijwel zinloos. De 'gemachtigden' werden niet meer dan één of twee keer door Mussert bijeengeroepen en als zij individueel in het 'Kabinet van de Leider' rapport gingen uitbrengen, hadden zij over weinig anders te berichten dan over tegenwerking door Duitse en Nederlandse instanties. Secretarissen-generaal als Hirschfeld, Frederiks en van Dam weigerden alle contact met de Secretarie van Staat en met de 'gemachtigden' (bij Verwey, secretaris-generaal van sociale zaken, werd iets meer bereikt) en het grievendste was dat men het Verordeningenblad of de Nederlandse Staatscourant maar behoefde op te slaan om telkens te zien dat belangrijke regelingen afgekondigd en benoemingen gedaan waren waar Mussert en zijn 'gemachtigden' niet alleen niet hun 'Einvernehmen' mee betuigd hadden maar waaromtrent niet eens' overleg' met hen was gepleegd. Carp hield er nauwkeurige statistieken van bij. Daaruit blijkt o.m. dat de 'gemachtigde voor binnenlandse zaken en veiligheid', van Geelkerken, met geen enkele benoeming in de politiesector bemoeienis kreeg; in '43 (de gegevens zijn niet geheel volledig) parafeerde hij 101 burgemeestersbenoemingen, bij 59 benoemingen was geen enkel overleg met hem gepleegd en twee candidaten waren burgemeester geworden tegen wier benoeming hij zich uitdrukkelijk verzet had.

XCMen gaat niet te ver wanneer men, achteraf, de Secretarie van Staat annex Musserts 'gemachtigden' een wassen neus noemt. Maar zo werd het niet door een ieder gezien toen de Nederlandse pers en Radio Hilversum op donderdagmiddagfebruaride naamlijst der gemachtigden bekend maakten. Was dit een schaduwkabinet? Moest men het als aanloop zien tot een regering-Mussert die (Musserts gepubliceerde uitlatingen lieten geen andere conclusie toe) als een van haar eerste maatregelen enkele honderdduizenden jongeren zou mobiliseren voor de strijd aan het Oostelijk front?

4 '43

XCOp aanraden van de redactie van Radio Oranje hield de minister-president, prof. Gerbrandy, nog diezelfde avond een toespraak waarin hij het gehele overheidspersoneel gelastte, alle maatregelen tegen te werken 'welkeBrief,okt.vanaan(Doe

1 7 1943, 'W' M.A.H.S. 1-1654, a-r),

570 [PDF]
SECRETARIE VAN STAAT

kennelijk ten doel hebben, de Duitse oorlogsmachine met Nederlandse goederen of Nederlandse onderdanen te voeden.'

XCVier-en-twintig uur later, vrijdagavond 5 februari, werd generaal Seyffardt, Musserts 'gemachtigde voor het Nederlandse Legioen', door een lid van de verzetsgroep CS-6 neergeschoten. De Sicherheitspolizei vermoedde dat de pleger van de aanslag uit studentenkringen afkomstig was en de volgende ochtend reeds, 6 februari, volgden grote razzia's op de universiteiten en hogescholen die het gehele hoger onderwijs in rep en roer brachten.

XCWat had zich op die sector in '41 en '42 afgespeeld?

XCTot goed begrip van hetgeen volgen zal, moeten wij daar eerst een terugblik op werpen.

De sector van het hoger onderwijs

XC

XCWat de bezetter uiteindelijk op de sector van het hoger onderwijs wilde bereiken, is evident: volledige gelijkschakeling. De Nederlandse universiteiten en hogescholen moesten hetzelfde beeld gaan bieden als de Duitse: van de academische docenten zou geen spoor van anti-nationaal-socialistische beïnvloeding mogen uitgaan, zoveel mogelijk nationaal-socialisten moesten op openvallende leerstoelen benoemd worden en er dienden nieuwe leerstoelen ingesteld te worden voor het onderwijs in nationaal-socialistische leervakken zoals 'rassenkunde'. Wenselijk was tenslotte dat onder de studenten een sterke nationaal-socialistische groepering tot ontwikkeling kwam.

XCAl in '40 moeten Seyss-Inquart en zijn Generalkommissar onder wie het hoger onderwijs ressorteerde (Wimmer, de Generalleommissar für Verwaltang und justiz), beseft hebben dat het niet eenvoudig zou zijn, dat einddoel te bereiken: om te beginnen had de staat ten onzent maar een beperkte invloed op het hoger onderwijs.

XCDat onderwijs werd gegeven aan zes overheidsinstellingen: de Rijksuniversiteiten te Leiden, Utrecht en Groningen, de Technische Hogeschool te Delft, de Landbouwhogeschool te Wageningen en de Gemeente-Universiteit te Amsterdam, en aan vier instellingen die het eigendom waren van particuliere verenigingen of stichtingen: de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, de (gereformeerde) Vrije Universiteit te Amsterdam, de Katholieke Universiteit-te Nijmegen en de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg. Die laatste vier ontvingen geen overheidssubsidie van enige betekenis - wèl oefende het departement van onderwijs, kunsten 57

571 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

en wetenschappen o.m. via zijn afdeling hoger onderwijs het wettelijk voorgeschreven toezicht uit. Het was immers taak van de overheid om te waarborgen dat het hoger onderwijs, openbaar èn bijzonder, aan behoorlijke normen voldeed. Benoemingen van hoogleraren geschiedden dus Of bij koninklijk besluit (bij de rijksinstellingen van hoger onderwijs) of werden door de Kroon stilzwijgend toegelaten (bij de overige); voor de vestiging van bijzondere leerstoelen gold een overeenkomstige regeling. Deze regels gaven het departement niet meer dan een formeel vetorecht - in feite was het zo dat benoemingsvoorstellen, ingediend door de colleges van curatoren (de uit notabelen bestaande hoogste bestuursinstanties van de instellingen van hoger onderwijs), door het departement overgenomen werden.'

XCDie benoemingsvoorstellen werden aan de colleges van curatoren voorgelegd door de verschillende 'faculteiten' (in Delft 'afdelingen' geheten) d.w.z. door de hoogleraren (de bijzondere uitgezonderd) die aan een bepaalde faculteit (of afdeling) verbonden waren. Al deze hoogleraren van alle faculteiten tezamen vormden aan elke universiteit of hogeschool de academische senaat die voor bepaalde algemene kwesties bijeengeroepen kon worden. Eens per jaar maakte de senaat de voordracht op voor een door de Kroon te benoemen (of toe te laten) rector magnificus die als voorzitter van de senaat fungeerde. Vóór mei' 40 had die functie, waarvoor men zich naar anciënniteit van benoeming ter beschikking placht te stellen, als regel niet veel meer dan een representatieve inhoud: de rector magnificus vertegenwoordigde de universiteit naar buiten. Als voorzitter van de senaat werd hij terzijde gestaan door een secretaris die door de senaat gekozen werd. Elke faculteit had voorts een eigen bestuur. De voorzitters (decanen) stonden de rector magnificus als assessorenterzijde; het aantal assessorenwerd dus door het aantal faculteiten (of afdelingen) bepaald, Wageningen (dat geen nadere indeling kende) had twee assessoren.Rector magnificus en assessorenhadden de vaste taak om bij benoemingen hun advies toe te voegen aan dat van de betrokken faculteit.

XCMen ziet: de landsoverheid kon niet op eigen i.nitiatiefhoogleraarsbenoemingen doen, evenmin kon zij de instellingen van hoger onderwijs bijzondere leerstoelen opdringen.

XCMet dat alleswillen wij niet beweren dat allen die tot het hoogleraarsambt57

1 Bij de Universiteit van Amsterdam vonden de benoemingen door de gemeenteraad plaats, bij de bijzondere instellingen van hoger onderwijs door het betreffende verenigings- of stichtingsbestuur; de Kroon kon ze vernietigen. Voor al deze benoemingen gold dat een voordracht van twee of meer candidaten opgesteld werd. Het was regel dat degene die als no. I op de voordracht stond, benoemd werd.

572 [PDF]
UNIVERSITEITEN EN HOGESCHOLEN

geroepen werden, daar inderdaad de vereiste kwalificaties voor hadden, en evenmin dat niet soms academische leerstoelen onthouden werden aan personen die daar op grond van hun wetenschappelijke prestaties recht op hadden - waar het op aankwam was dat de overheid in feite de instellingen van hoger onderwijs zelf liet beslissenwie zij als hoogleraren wensten. Het systeem functioneerde vlot. Het ambt van hoogleraar stond traditioneel in hoog aanzien, en zulks niet alleen als uitdrukking van een maatschappij waarin door velen gezag van hogere autoriteiten als vanzelfsprekend aanvaard werd, maar ook omdat de Nederlandse wetenschap in de wereld van het hoger onderwijs steeds tal van uitnemende vertegenwoordigers bezeten had. Bij dat onderwijs hadden lectoren, privaat-docenten! en assistenten een aanvullende taak, maar zij namen formeel niet deel aan de beleids- en benoemingsbeslissingen; in feite ging van hen natuurlijk via de hoogleraren een zekere invloed uit - van de studenten niet. Dezen volgden hoger onderwijs, en daar was alles mee gezegd.

XCOp al deze verhoudingen nu ging de bezetting verstorend inwerken, enerzijds door de acties die bij de bezetter hun oorsprong vonden, anderzijds door de reacties in de universitaire wereld. Dat manifesteerde zich al duidelijk in het eerste bezettingsjaar: toen alle Joodse docenten in november' 40 hun ambt moesten neerleggen, kwam het tot een beroering die zich in Delft en Leiden toespitste tot algemene studentenstakingen. Als strafmaatregel werden de Technische Hogeschool en de Leidse universiteit door de bezetter gesloten en in Wageningen werden twee hoogleraren ontslagen die op college tegen het heenzenden van de Joodse docenten geprotesteerd hadden. Twee maanden later, januari '41, was het de in augustus '40 opgerichte Nederlandse Studenten Federatie die bij de nieuw-benoemde secrctarisgeneraal van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming, prof. dr. J. van Dam, tegen de invoering van de voor Joodse studenten geldende numerus clausus protesteerde -. een aantal studentenbladen werd toen of korte tijd later door de Sicherheitspolizei verboden. De bezetter en van Dam voorzagen méér onrust. Eind maart '41 vaardigde van Dam dan ook een besluit uit 2 dat binnen elke universiteit of hogeschool de rector magnificus persoonlijk verantwoordelijk stelde voor de handhaving van de orde; deze werd bevoegd verklaard om 'bij overtreding der orde of bij ander wangedrag' de betrokkenen vooreerst voor de tijd van zeven dagen de toegang tot de universiteit ofhogeschool te ontzeggen.

1 Privaat-docenten waren wetenschapsbeoefenaren die aan een bepaalde faculteit toegelaten waren om onderwijs te geven in hun vak. Als regel ontvingen zij geen enkele vergoeding. 2 VO 62/41 1941, p. 218-20).

573 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

XCHet was een niet geringe verantwoordelijkheid die daarmee aan de rectores magnifici toegeschoven werd - toegeschoven in een situatie waarin zij tussen twee vuren kwamen te zitten: zij zouden het hoofd moeten bieden aan de eventuele pressie die van de studenten zou uitgaan en anderzijds zouden zij blootgesteld worden aande constante druk van het departement waar van Dam, na het gebeurde met de Technische Hogeschool en de Leidse universiteit, bij elke gelegenheid het Duitse dreigement zou gaan doorgeven dat wanordelijkheden van welke aard ook tot sluiting van de betrokken universiteit of hogeschool zouden leiden. Onder de docenten en assistenten maar ook onder de studenten waren er velen op wie dat dreigement lange tijd zijn uitwerking niet zou missen. De Utrechtse rector magnificus prof dr. H. R. Kruyt had in november' 40 een studentenstaking aan zijn universiteit met een proclamatie voorkomen waarin o.m. de zin voorkwam: 'Ook al voelt men zich gewond, daarom slaat men nog niet de hand aan zichzelf.' Zo dacht menigeen.

XCDoordat hij de rectores magnifici de mogelijkheid tot ingrijpen gaf, bereikte van Dam dat Delft met ingang van 15 april' 41 heropend mocht worden. Het college van curatoren en de rector magnificus hadden tevoren getracht, van de z.g. Contact Commissie der studenten de toezegging te krijgen dat deze steeds in overleg met hen zou handelen, m.a.w. niet, zoals in november ,40 geschied was, op eigen initiatief tot een studentenstaking zou besluiten. In meerderheid waren de studenten evenwelniet bereid, die toezegging te doen; tussen de Contact Commissie en de universitaire autoriteiten kwam het tot 'heftige discussies'! waarbij de studenten pijnlijk getroffen werden door het feit dat hun gesprekspartners van zo weinig weerbaarheid getuigden. De rector magnificus zond tenslotte aan alle studenten een gedrukte circulaire- waarin hij als zijn 'overtuiging' uitsprak, 'dat wij de politiek buiten de muren van de Technische Hogeschoolmoeten trachten te houden'; 'de minste gebeurlijkheden die zich op enigerlei wijze richten tegen de bezettingsmacht', zouden, schreefhij, tot 'een blijvende sluiting' van de TH kunnen leiden.

XCMen zou het feit dat de rector magnihcus persoonlijk verantwoordelijk gesteld was voor de handhaving van de orde binnen de betrokken universiteit en hogeschool als een toepassing van het leidersbeginsel kunnen zien. Op die weg ging de Reichskommissar verder: hij vaardigde medio augustus '41 een verordening uit die bepaalde dat alle bevoegdheden van de colleges van

1 TH-Delft, Studentenraad: (1947), p. II. 2

574 [PDF]
REININK NEEMT ONTSLAG

curatoren bij de presidenten-curator geconcentreerd konden worden;' en verklaarde die verordening negen dagen later van toepassing op Delft en Leiden," drie maanden nadien op alle overige universiteiten en hogescholen behalve de confessionele.ê In Leiden en Amsterdam plachten de burgemeesters president-curator te zijn- beiden waren nu 'fout": inLeiden de oudberoepsofficier mr. R. N. de Ruyter van Steveninck, lid van de NSB, in Amsterdam V oûte, Trouwens, in Leiden werd het gehele college van curatoren door NSB' ers vervangen nadat de zittende curatoren geweigerd hadden, aan te blijven onder voorzitterschap van een NSB' er die het formeel geheel alléén voor het zeggen had. Die verdere verstrakking van het bestuur der universiteiten en hogescholen had niet de instemming van van Dam gehad (hij had Seyss-Inquart de regelingen laten ondertekenen) en zij had er toe bijgedragen dat de chef van de afdeling hoger onderwijs, mr. H. J. Reinink, in de herfst van '41 zijn functie neerlegde; Reinink werd opgevolgd door de vijf-en-dertigjarige jhr. mr. L. P. D. op ten Noort, omtrent wie wij in ons vorige deel reeds vermeldden dat hij in de zomer van' 41 als ronselaar voor het Nederlandse Legioen optrad. Van Duitslands komende overwinning was op ten Noort overtuigd; hij zag ver op de door hem plebejisch geachte NSB neer; van zijn 'edelfascisme' vormde een virulente Jodenhaat een wezenlijke component - kortom, hij was in de visie van het Reichsleommissariat precies de figuur die ten departemente nodig was om de eeuwige aarzelaar van Dam over de streep te trekken. Aan die verwachtingen heeft op ten Noort evenwel niet ten volle voldaan - hij miste vasthoudendheid en was graag in de contramine.

XCIn april '41, toen Delft heropend werd, werden in Leiden examens en promoties weer toegestaan, maar de colleges mochten niet hervat worden, zulks ondanks het feit dat curatoren en rector en assessoren ruim een maand tevoren in een gedrukte oproep de studenten met klem geadviseerd hadden, alle verzet na te laten. Waarom werd Leiden anders behandeld dan Delft? Niet alle motieven van de bezetter zijn ons bekend, maar één motiefis duidelijk: voor de volledige heropening vergde hij van Leiden een prijs die Delft hem niet betalen kon. Hij wenste namelijk niet alleen dat aan' s lands oudste, internationaal meest bekende universiteit mede gedoceerd zou worden in

1 VO 153/41 1941, p. 653-54). 2 VO 163/41 (a.v., p. 693-94) 3 VO 214/41 (a.v., p. 920-21).

575 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

nationaal-socialistische geest, maar vooralook dat binnen de juridische faculteit allen die dachten als Cleveringa en Telders (beiden eind' 40 gearresteerd-), door nationaal-socialisten vervangen zouden worden. Voor zulk een politieke ingreep was de Technische Hogeschool niet geschikt.

XCIn de zomer van '40 waren binnen de NSB besprekingen gevoerd teneinde een stichting in het leven te roepen die met verlof van het departement aan de Leidse universiteit enkele bijzondere leerstoelen zou toevoegen. Deze stichting (in het bestuur was de Leidse fabrikant L. P. Krantz de drijvende figuur, hij stelde ook de nodige gelden beschikbaar) werd uitgerekend op 3 oktober '40, de dag van de viering van Leidens ontzet, opgericht. Het departement vroeg de Leidse curatoren om advies: hoe stond Leiden tegenover de toelating van de nieuwe leerstoelen? De twee betrokken faculteiten (de juridische en de letterenfaculteit) spraken er zich tegen uit, de juridische het duidelijkst, en tenslotte besloot de senaat eind' 40 met 39 tegen 5 stemmen, een negatief advies uit te brengen. Daarmee was de zaak niet afgedaan. Van Dam was inmiddels secretaris-generaal geworden - hij liet de zaak aan Wimmer over, met dien verstande dat hij zich bereid verklaarde, diens aanwijzingen te volgen. WehlU, Wimmer eiste dat de NSB'er dr. H. Krekel in Leiden tot buitengewoon hoogleraar benoemd zou worden in de wijsbegeerte der geschiedenis'' en dat twee nog prominenter NSB'ers bijzonder hoogleraar zouden worden via de door de NSB opgerichte stichting: van Genechten, de Haagse procureur-generaal, hoogleraar in de economie, Goedewaagen, de secretaris-generaal van het departement van volksvoorlichting en kunsten, hoogleraar in de 'nieuwere wijsbegeerte' (waarmee de nationaal-socialistische 'filosofie' bedoeld werd). Anders dan eind' 40 legde Leiden zich nu bij die drie benoemingen neer: een meerderheid der hoogleraren had het gelegenheidsargument aanvaard dat de universiteit krachtens haar wezen open moest staan voor de verkondiging van alle opinies. Maar hoe liet zich dat, aldus de meer principiëlen, rijmen met het heensturen van Cleveringa en Telders? 'Die hadden tegen de bezettende macht geageerd', was door de bedachtzamen geantwoord.

XCJuist in de tijd waarin de benoemingen van de drie NSB'ers afkwamen, werden die bedachtzamen met een nieuw probleem geconfronteerd. In de lente van ' 41 had prof dr. J. H. Boeke, hoogleraar aan de Indologische facul

1 Enige tijd na zijn vrijlating in de zomer van '41 ging Cleveringa in De Steeg wonen waar hij in '39 een buitenhuis had laten bouwen. Cleveringa was in februari, Telders in maart '41 door de bezetter ontslagen. 2 Buitengewone hoogleraren hadden slechts een bescheiden taak; in de faculteits- en scnaatsvergaderingen brach ten zij een adviserende stem uit.

576 [PDF]
CRISIS AAN DE LEIDSE UNIVERSITEIT

teit, ter voorlichting van zijn studenten op eigen kosten een brochure laten drukken, Nationaal-socialistische Staathuishoudkunde, waarin hij aan de hand van Duitse en Nederlandse nationaal-socialistische publikaties het economisch systeem van het Derde Rijk beschreven had; enkele scherp kritische opmerkingen had hij er aan toegevoegd.' Boeke werd in juni gearresteerd (hij verdween naar de groep der 'Indische' gijzelaars) en begin augustus als hoogleraar ontslagen - een kennelijke aantasting van de vrijheid van meningsuiting die trouwens uit de gehele Nederlandse samenleving al verdwenen was. 'In de kring van leidende personen uit het universitair verzet werd', aldus mr. P. J. ldenburg, secretaris van het Leidse college van curatoren, 'overwogen of ... .niet collectief moest worden opgetreden, omdat een van de meest essentiële waarden van de Universiteit van Duitse zijde werd geschonden Na ernstige beraadslaging werd besloten, in dit geval .niet gezamenlijk af te treden.P

XCDe crisis was slechts uitgesteld, niet afgesteld. Met steun van NSB' ers als van Genechten liet Wimmer een plan ontwerpen dat voorzag in het vervullen van de vacatures bijvoorbeeld van Meijers, Cleveringa, Telders en Boeke, alsmede in het gedwongen ontslag van alle Leidse hoogleraren die als uitgesproken anti-nationaal-socialisten bekend stonden; hun aller plaatsen zouden door docenten ingenomen worden die de 'Nieuwe Orde' toegedaan waren en ook zouden nog méér 'foute' leerstoelen gecreëerd worden, bijvoorbeeld in de 'rassenkunde'. Hiertegen rees groot verzet. Reinink (die zijn ontslag nam) en anderen maakten het Wimmer en van Dam duidelijk dat de overgrote meerderheid der Leidse hoogleraren .niet bereid was, zich bij deze N azificatie neer te leggen - men kon dan wel doorzetten en Leiden heropenen, maar er zouden vrijwel geen hoogleraren en studenten overblijven."J.J. J.

1 Bijvoorbeeld op pag. 2: 'Het Duitse nationaal-socialisme is alleen te begrijpen indien men het wil zien als een politiek niet alleen van snelle opbouw maar ook van wrok, van ressentiment', en op pag. 17: 'Het onderwerpen en gehoorzaam houden van de massa, dat is in een land als Duitsland zeker niet het moeilijkste: de Duitse aard leent zich er toe.' Het economisch program van de NSB getuigde, aldus pag. 44, van 'haar revolutionair en onnederlands karakter, haar extremisme, haar sim plisme, haar geweldsgrondslag, haar overschatting van de staatstaak en het staats kunnen, haar willekeur, haar onwetendheid en haar hopeloze oppervlakkigheid.' 2 P. Idenburg : 'Aantekeningen betr. het Leids universitair verzet' (1973), p. 30 (Doe 1-798 A, a-s). 3 Enkele medici, niet-nationaal-socialisten, die zich jegens het departement bereidverklaard hadden, openvallende plaatsen in de medische faculteit in te nemen, herzagen hun houding na gesprekken met een van de voor mannen van de verzetsorganisatie der artsen, 'Medisch Contact', dr. Brutel de la Rivière ; deze was zijnerzijds door mr. Idenburg benaderd.

577 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43 Wimmer besloot tot een voorzichtiger aanpak: hij concentreerde zijn CRISIS AAN DE LEIDSE UNIVERSITEIT

aanval op de juridische faculteit en stelde eind '41 via van Dam voor, dat in die faculteit zes 'foute' hoogleraren benoemd zouden worden plus twee nieuwelingen die niet als uitgesproken 'fout' golden. De faculteit moest advies uitbrengen. Twee leden bleken bereid te zijn de beide nieuwelingen "desnoods te aanvaarden. In die situatie zond prof mr. J. C. van Oven die als waarnemend decaan optrad (Cleveringa werd nog steeds als de 'echte' decaan beschouwd), aan alle leden van de faculteit een briefje waarin hij er bij hen op aandrong, één lijn te trekken en dus ook de nieuwelingen niet te accepteren, aangezien, schreefhij, 'juist de aanvaarding van deze twee strijdig is met ons tot dusver ingenomen standpunt: wèl waarnemers, maar geen professoren te willen aanvaarden in de plaats van onze ontslagen collega's'>: die 'waarnemers' zouden overigens eerst college kunnen gaan geven als Leiden heropend werd. Een van de twee die de nieuwelingen hadden willen accepteren, was prof dr. W. van Iterson, hoogleraar in het oud-vaderlands recht. Hij had veel contact met een NSB'er, medewerker van de Centrale Inlichtingen Dienst der NSB en V-Mann van de Sicherheitsdienst, en vertelde in diens bijzijn wat zich in de faculteitsvergadering afgespeeld had (van Iterson deed dat vaker); bovendien kwam van Ovens briefje vermoedelijk via hetzelfde kanaal bij de 'bezetter terecht. Deze nam dat briefje als aanleiding om van Oven te ontslaan. Medio maart' 42 werd dat in Leiden bekend. W éér werd, ondanks Duitse dreigementen dat zulks als 'sabotage' zou gelden, een collectieve ontslagaanvraag overwogen, maar het aantal hoogleraren dat daartoe bereid was, bleek niet groot genoeg: van Oven had, zo meenden velen en zo noteerde Idenburg een jaar later, 'inderdaad een onvoorzichtigheid"begaan'2wèl heerste er eenstemmigheid 'dat bij de eerstkomende gelegenheid niet meer geretireerd mocht worden voor de wassende nationaal-socialistische vloed.P Die 'eerstkomende gelegenheid' liet slechtsenkele weken op zich wachten. Nog in maart ondertekende van Dam het besluit waarbij een van van Ovens collega's, prof mr. R. Kranenburg, ontslagen werd (hem werd verweten dat hij in een herdruk van een van zijn werken niet naar behoren gewag gemaakt had van Seyss-Inquarts verordeningen), en toen in de loop van 1 Brief, 12 dec. 1941, van J. c. van Oven aan de leden van de Leidse juridische facnlteit (Doe 1-801, a-v). 2 P. J. Idenburg: 'Overzicht van de voornaamste gebeurtenissen in verband met de crisis aan de Leidse universiteit' (1943), p. 10 (Doe II-810 E, a-r), J. N" Bakhuizen van den Brink: 'Herdenkingstoespraak 5 mei 1955' in Mededelingen van de Civitas Academica Lugduno Batavorum (mei 1955), p. 81.

578 [PDF]

april bekend werd dat dit ontslag, ondanks de waarschuwingen van van Dam en van de president-curator, de Ruyter van Steveninck, doorgezet zou worden, was de maat vol. Idenburg, secretaris van het college van curatoren, legde zijn functie neer en de overgrote meerderheid der hoogleraren liet zich al evenmin intimideren. Niet minder dan drie-en-vijftig hunner (Leiden telde in totaal acht-en-zestig hoogleraren), door drie lectoren gevolgd, deelden begin mei aan van Dam mee dat zij ontslagen wilden worden - enkelen hunner doken veiligheidshalvemeteen onder.

XCVan Dam was niet van zins, al die ontslagaanvragen in te willigen. Samen met op ten Noort, de Ruyter van Steveninck en een van Wimmers hoofdambtenaren, Schwarz, ging hij de Leidse hoogleraren in drie groepen indelen: 'aanstichters', 'meelopers' en 'overgehaalden', en in eerste instantie willigde hij per I juni' 42 alleen de ontslagaanvraag der 'aanstichters' en 'meelopers' in: dat waren acht-en-twintig hoogleraren en twee lectoren; bovendien trok hij op hun verzoek de toelating als privaat-docent van vijf andere wetenschapsbeoefenaren in. De namen van de meeste 'aanstichters' en 'meelopers' werden meteen op de gijzelaarslijstengenoteerd en meer dan twintig hunner werden medio juli in het kader van de tweede grote gijzelaarsactiegearresteerd: anderen kon men niet vinden omdat zij ondergedoken waren.

XCDit alles betekende het voorlopig einde van de Leidse universiteit - niet van alle werkzaamheden die in het verband van deze universiteit verricht werden. De medische klinieken, de laboratoria, enkele universitaire instituten en de bibliotheek bleven in stand, en nu eenmaal vaststond dat het universitair bedrijf niet hervat zou worden, had een aantal ex-hoogleraren er geen bezwaar tegen, als hoofden van klinieken, laboratoria of instituten de werkzaamheden voort te zetten. Van Dam wist daarvoor de instemming der Duitsers te verwerven. Formeel werden per I maart '43 nog eens zeven-en-twintig hoogleraren op eigen verzoek ontslagen. Aan een aantal leden van de twee ontslagen groepen (de groep van I juni '42 en die van I maart' 43) werd opgelegd, Leiden te verlaten. Enkelen kwamen in acute financiële moeilijkheden te verkeren. Een door oud-burgemeester van de Sande Bakhuyzen geleide geheime steunactie bracht voor hen de nodige gelden bijeen tot het (illegale) Nationaal Steunfonds later de hulpverlening kon overnemen.

XC'Presidium libertatis' ('bolwerk der vrijheid') - de hoogleraren van Leiden hebben zich het devies van hun universiteit waardig betoond. Zij hebben

579 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

'neen' doen horen, een 'neen' dat zij niet onmiddellijk uitspraken maar waar zij (het blijkt uit de weergegeven feiten) naar toe zijn gegroeid. Later kon menigeen hunner, Cleveringa in de eerste plaats, er zich over verbazen dat men eind '40 de docententaak niet terstond neergelegd had toen aan de Joodse collega's het verder doceren verboden werd. Dat had schuldgevoelens gewekt - schuldgevoelens die er toe bijdroegen dat een kleine groep tot het inzicht kwam dat een duidelijke grens getrokken moest worden. In de zomer van '41 was die groep niet sterk genoeg om tegen de benoeming van Krekel, van Genechten en Goedewaagen een algemeen verzet te doen ontstaan. Het was eerst Wimmers veel uitgebreider Nazificatieplan dat tot een nagenoeg collectief 'onaanvaardbaar' leidde - een beslissing die samenhing met het 'neen' tegen zoveel gelijkschakelingspogingen van de bezetter die wij in hoofdstuk 4 van ons vorige deel schetsten. Nadien werd de aanval geconcentreerd op de juridische faculteit. Die faculteit stond pal en de overige faculteiten verklaarden zich in grote meerderheid met haar solidair. De weergegeven cijfers (van acht-en-zestig hoogleraren vroegen drie-envijftig ontslag aan) spreken voor zichzelf. Evenzeer spreekt het feit voor zichzelf dat zich onder de gijzelaars in de Brabantse karnpen een zo grote groep Leidse hoogleraren bevond.

XCZeker, men kan stellen: in Leiden was dit verzet gemakkelijker dan elders omdat het de belangen van de studenten niet schaadde - de universiteit lag immers stil. Bij de betrokkenen (het zal aanstonds blijken) heeft dit argument inderdaad een rol gespeeld. Vermindert dit de waarde van het Leidse verzet? Ons inziens niet. Verzet moet beoordeeld worden in de totale situatie waarin het geboden werd. De Leidse hoogleraren wisten dat zij, als zij in de lente van' 42 de N azificatie van de juridische faculteit aanvaard hadden, in meerderheid hun universitaire taak weer ter hand hadden kunnen nemen. Dat weigerden zij. Het ontslag van die ene collega (Kranenburg) maakten zij tot een test-case en het singuliere is niet dat zij de afspraak maakten, zich niet bij zijn ontslag te zullen neerleggen (dergelijke afspraken zijn keer op keer in de Nederlandse samenleving gemaakt) - het singuliere is dat zij zich, alle persoonlijke risico's ten spijt, aan die afspraak hielden.

XCDat feit heeft het, gelijk reeds gezegd, de Leidse hoogleraren en andere docenten minder moeilijk gemaakt om 'neen' te zeggen tegen de bezetter en hier vinden wij een deel van de verklaring voor het feit dat de hoogleraren elders zich minder principieel opstelden.

XC'Er waren', schreven wij in deel 4,

XC'nogal wat hoogleraren die volledig opgingen in hun wetenschappelijk werk, er waren anderen die meenden dat elke actie de voortzetting van het hoger onderwijs dat ook voor de toekomst van het land van zo grote betekenis was, in gevaar zou brengen, er waren er ook die zich afvroegen of het wel op de weg lag van wetenschapsbeoefenaren, duidelijk stelling te kiezen in politieke vraagstukken, en er waren er tenslotte die er bij tijd en wijle eerlijk voor uitkwamen dat zij persoonlijk bang waren. Verzet was een zaak van politieke overtuiging en van karakter, maar hoogleraren waren niet om hun politieke overtuiging en hun karaktereigenschappen benoemd maar op grond van hun wetenschappelijke capaciteiten.'

XCWelnu, toen eenmaal algemeen bekend werd dat personen die geen werk hadden, in het kader van de arbeidsinzet in groten getale naar Duitsland gezonden werden, kwam daar nog een overweging bij die vooral in '41 en '42, toen men het woord 'onderduiken' nauwelijks kende, een rol ging spelen: als men de bezetter geestelijk afbreuk deed door het universitair bedrijf stil te leggen, was de kans dan niet groot dat men hem materieel hielp door hem een motief te bieden om de ca. vijftienduizend studenten die het land telde, na~r fabrieken in Duitsland over te brengen? De Leidse hoogleraren die voor verzet geopteerd hadden, hadden slechts hun eigen bestaan (en, zo meenden velen enige tijd, hun eigen leven) op het spel gezet, maar onder de hoogleraren elders waren er velen die betoogden dat zij terwille van de studenten tot offers bereid moesten zijn; de meeste studenten waren

581 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

in '41 en '42 nog niet zo ver dat zij die offers afwezen. Het besef dat men vóór alles geestelijke waarden verdedigen moest, brak slechts langzaam door.

XCEind '41 en begin '42 kwam het aan de Universiteit van Amsterdam tot aanzienlijke spanningen.

XCEen van de weinige 'fouten' onder de Amsterdamse hoogleraren, prof. mr. L. J. van Apeldoorn (oud-vaderlands recht en inleiding tot de rechtswetenschap), had al in de herfst van '40 de verontwaardiging van zijn studenten gewekt door in een bepaald college-uur positief over het nationaalsocialisme te spreken. Die studenten lieten versterkingen aanrukken en toen van Apeldoorn op zijn volgend college beweerde dat de mensenrechten nergens zo goed gewaarborgd waren als in het Derde Rijk en dat Hitler nooit onwaarheid sprak, werd luidkeels 'Rotterdam!' geroepen. Van Apeldoom werd enige tijd nadien ziek en gaf in de rest van de cursus geen college meer. In oktober '41 evenwel, kort na het begin van de nieuwe cursus, deed zich een nieuw incident voor. Toen van Apeldoorn in een van zijn colleges zei dat 'het decreet van de Führer' waarbij Nederland onder Seyss-Inquart geplaatst was, volledig in overeenstemming was met het Landoorlogreglement, werd er luidkeels gelachen. Van Apeldoorn liep naar de student die hij voor de grootste rustverstoorder hield, eiste diens collegekaart op en noteerde de naam. Van de rector magnificus, prof. dr. B. Brouwer (deze was voor de cursus '41-'42 als zodanig herbenoemd'), eiste hij vervolgens dat de betrokken student van de universiteit verwijderd werd, en hij kondigde bovendien aan dat hij diens naam aan de Duitsers zou doorgeven; de student had zich, zei hij, schuldig gemaakt aan 'belediging van de Führer'. Brouwer waarschuwde de voorzitster (decaan) van de juridische faculteit, prof. mr. D ..Hazewinkel-Suringa, en deze haastte zich om van Apeldoorn er met een brief op te wijzen, hoe ongepast het was dat hij, een Nederlandse hoogleraar, Nederlandse studenten aanbracht 'bij de vijand. Je zult niet kunnen ontkennen', schreef mevrouw Hazewinkel, 'dat sinds 10 mei 1940 Nederland met Duitsland in oorlog is en dat dus Duitsland onze vijand is en blijft tot aan de vrede ... En wie aan de vijand een Nederlands

XC1 De Senaathad prof. dr. M. W. Woerdeman als rector magnificusvoorgesteld; aangeziendezelid geweestwas van het vooroorlogseComité van Waakzaamheid,

582 [PDF]
GEMEENTE-UNIVERSITEIT AMSTERDAM

student prijsgeeft, pleegt dus uit Nederlands oogpunt een daad waarvan ik jou, alsjurist, de kwalificatie niet behoef te zegge!!.'l

XCWoedend belde van Apeldoorn mevrouw Hazewinkel op. De volgende dialoog ontwikkelde zich:

XC, 'Wil je die brief onmiddellijk terugnemen?'

XC'Eerst moet ik weten of het waar is.'

XC'Het is waar - maar Duitsland is mijn vijand niet.'

XC'Dan neem ik die brief niet terug.'

XC'Jij zet de studenten tegen mij op.je pleegt chantage op me,je staat mij naar het leven!'

XC'Nee, ik speel alleen eerlijk open kaart met je.'

XC'Jij zet de studenten tegen me op, jij staat me naar het leven!'

XC'Man, je bent niet goed wijs.' '2

XCVan Apeldoorn ging zijn beklag doen bij Brouwer en V oûte. Inmiddels had een tweede student van Apeldoorns ergernis gewekt door hem naar aanleiding van zijn uitlatingen op college een scherpe brief te sturen. Twee studenten waren er nu op wie hij, zei hij, de Duitsers attent wilde maken. Brouwer en V oûte verzochten hem met aandrang, dat na te laten; beiden betoogden voorts dat hij onder geen voorwaarde mevrouw Hazewinkels brief aan de bezetter mocht doorgeven. Van Apeldoorn deed zowel het een als het ander. De twee studenten werden bij de Sicherheitspolizei geroepen (en kwamen er daar met een schrobbering van af3), mevrouw Hazewinkels brief werd aan Wimmers Generalkommissariat doorgegeven. Zij werd medio januari' 42 bij een van Wimmers ambtenaren geroepen en haar brief werd haar, keurig vertaald, voorgelezen. Zij verdedigde zich met op te merken dat zij slechts van de geldende volkenrechtelijke. en strafrechtelijke normen uitgegaan was.

XCMevrouw Hazewinkel was niet de enige Amsterdamse hoogleraar die zich medio januari' 42 bij het Generalkommissariat für Veruialtung und Justiz moest

XC1 Brief, 13 okt. 1941, van D. Hazewinkel-Suringa aan L. J. van Apeldoorn, weergegeven in het 'Verslag van ervaringen met prof mr. L. J. van Apeldoorn, uitgebracht door prof. dr. B. Brouwer' (febr. 1946) (Doe 1-35, a-a). 2 Rapport, 8 febr. 1946, door D. Hazewinkel-Suringa (a.v.). a Daartoe heeft bijgedragen dat Brouwer jegens de Duitsers betoogde dat hij bestraffmg door hen als een inbreuk op zijn autoriteit zou beschouwen. De twee studenten werden inderdaad nadien

583 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

komen verantwoorden. Ook met betrekking tot de Universiteit van Amsterdam overwoog de bezetter een grondige zuivering. Eind '41 had hij de hoogleraar in het volkenrecht, prof. mr. J. H. W. Verzijl. ontslagen die, nauwelijks uit de groep der 'Indische' gijzelaars vrijgelaten, zijn colleges hervat had met te betogen dat Nederland juridisch en praktisch nog steeds in oorlog was met Duitsland. Op dit eerste ontslag moesten er nog meer volgen. Van wie? De bezetter besloot, zelf de nodige aanvullende gegevens te verzamelen. Diegenen die op grond van het jegens hen al aanwezige materiaal voor ontslag in aanmerking kwamen (een zevental, onder wie mevrouw Hazewinkel), werdcri in de week van II tot I7 januari '42 naar Den Haag ontboden en daar aan een lang politiek verhoor onderworpen.

XCVerder was deze zaak nog niet gekomen toen in Amsterdam op 22 januari door een lid van het Militair Contact der illegale CPN een bom geworpen werd in het huis van het Studentenfront der NSB. Seyss-Inquart deed toen aan van Dam en via deze aan Brouwer en de secretaris van de Amsterdamse Senaat, prof dr. A. W. de Groot, weten dat vijf hoogleraren, onder wie mevrouw Hazewinkel, en tien studenten gearresteerd en naar een concentratiekamp overgebracht zouden worden. Van Dam protes teerde, Voûte sloot zich bij dat protest aan en Brouwer riep op 28 januari (er was nog geen enkele arrestatie verricht) zijn assessoren bijeen, samen met de oudste leden der faculteiten. Wat dreigde was ook tot de studenten doorgedrongen en hun Centrale Faculteitscommissie bracht onder de aandacht van tal van hoogleraren dat er, als de arrestaties doorgingen, slechts één passend antwoord was: beëindiging van alle universitaire werkzaamheden.

XCInderdaad, in de bijeenkomst van 28 januari 'bleek uit de discussies', aldus de Groot, 'de overtuiging van de vergadering dat dit een vitaal ogenblik was waaraan we verplicht waren, eventueel de universiteit op te offeren.'! Brouwer zei dat hij besloten had, zichzelf ter beschikking te stellen van de Duitsers - hij was verantwoordelijk voor alles wat in het universitaire milieu geschiedde, dan moest men hem maar wegvoeren; wellicht konden zo de andere arrestaties voorkomen worden.

XCTwee dagen later, 30 januari, kwam het in Amsterdam na enkele verdere sabotage-acties van de illegale CPN tot het oppakken van een groot aantal gijzelaars die in het concentratiekamp Amersfoort opgesloten werden; er bevonden zich onder hen drie studenten (twee andere die op de lijst stonden, kon men niet vinden, een zesde was in Zwitserland) en vijf hoogleraren. Nog diezelfde dag protesteerde van Dam bij Seyss-Inquart. De Reichsleom missar betoogde dat de arrestatie-actie in Amsterdam zich niet tegen de

XC1 A. W. de Groot: De Universiteit van Amsterdam in oorlogstijd (1946), p.

584 [PDF]
GEMEENTE UNIVE RSITEIT AMS TE RDAM

universiteit richtte; het was, zei hij, een algemene actie waarbij uit tal van kringen vooraanstaande personen gearresteerd waren en, zo zei hij ook nog: mochten er in de toekomst ontslagen vallen, dan zou geen verband gelegd worden met de aanslag van 22 januari. 'Daarmee had', aldus de Groot in zijn naoorlogse apologie, 'de zaak een ander aspect gekregen. De ongegronde beschuldiging tegen de universiteit was opgeheven. Door standvastig optreden was een overwinning behaald.'!

XCStandvastig optreden? Een overwinning? De politiek-bewusten onder de studenten zagen het anders: enkele studenten en hoogleraren waren gearresteerd en de universiteit deed niets! Notabene was op 28 januari afgesproken dat men, als de arrestaties plaatsvonden, het werk zou neerleggen! Een aantal studentengroeperingen, waaronder de groep die het illegale blad De Vrije Katheder uitgaf, besloot onmiddellijk een studentenstaking af te kondigen. Op maandag 2 februari werden pamfletten verspreid waarin aangespoord werd om op 3 en 4 februari van de colleges en practica weg te blijven. Die oproep vond maar weinig weerklank; veel studenten waren blijkbaar door de grote arrestatie-actie die de Sicherheitspolizei uitgevoerd had, nogal geïntimideerd. Trouwens, Brouwer had door middel van een aanplakbiljet doen weten dat de bezetter bij elke ordeverstoring met harde hand zou ingrijpen.

XCEen maand later werden acht hoogleraren en één lector, onder hen twee juristen (èn de vijf die in Amersfoort gevangen zaten), met ingang van I maart door de bezetter ontslagen. De mededeling bereikte de universiteit in de eerste dagen van maart. Het was een duidelijk politieke ingreep, een soort kleine zuivering. Wat zouden de niet-ontslagenen doen? De Senaat werd op 6 maart bijeengeroepen. Met algemene sternmen werd er besloten, er in eerste instantie bij Seyss-Inquart op aan te dringen, een delegatie uit de Senaat te ontvangen. Seyss-Inquart weigerde. Wat nu? Weer kwam de Senaat bijeen, nu op 9 maart - ook de lectoren ('een unicum in de geschiedenis van de universiteit'ê) waren uitgenodigd, deel te nemen aan een vergadering die men als hoogst belangrijk beschouwde. Twee moties werden er ingediend. In de eerste, afkomstig van mevrouw Hazewinkel en van W oerdeman, werd voorgesteld dat de rector magnificus, Brouwer, de sluiting van de universiteit zou eisen als de ontslagen niet alsnog ongedaan gemaakt werden; de consequentie hiervan was dat men, indien die eis niet ingewilligd werd (en dat was maar al te waarschijnlijk), zijn arbeid zou neerleggen. In de tweede motie daarentegen, ingediend door Brouwer en de Groot, werd slechts voorgesteld dat men Seyss-Inquart een telegrafisch protest tegen zijn in

XC1 A.v., p. 39, 2 A.v., p. 43.

585 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

grijpen zou sturen. Brouwer en de Groot (anderen vielen hun bij) betoogden breedvoerig dat men toch de studenten behoeden moest tegen het gevaar van uitzending naar Duitsland; neerleggen van de arbeid zou bovendien, zeiden zij, als 'sabotage' beschouwd worden - men riskeerde dus dood-I vonnissen. Sommigen vroegen zich af of, aldus de Groot, 'althans enkele van de ontslagenen door hun gedrag in bezettingstijd rechtmatige aanleiding tot ontslag hadden gegeven.'!'Ik ben overtuigd', zei Brouwer in zijn slotwoord,

XC'dat het voor de studenten een deceptie zal zijn wanneer ik niet meer kan doen wat ons op dit ogenblik levend maakt: de arbeid ... Juist dat het mogelijk is geweest dat door mijn leiding-geven-nu negen-en-dertighonderd studenten nog kunnen arbeiden ... geeft mij zo grote voldoening als ik sinds mijn jeugd niet meer heb doorgemaakt.t"

XCEr werd gestemd. Met 41 tegen 23 stemmen werd het voorstel HazewinkelW oerdeman verworpen.

XCBrouwer riep daags daarna de Centrale Faculteitscommissie bij zich en vertelde haar aan de hand van de stukken wat geschied was en hoe de discussies in de uitgebreide Senaat verlopen waren. 'De meningen van de studenten', aldus de Groot, 'liepen, als altijd, uiteen'" - stellig, maar er was een vrij aanzienlijke groep die bitter teleurgesteld was door de houding van de meerderheid der hoogleraren en lectoren en vanuit die groep kwam het tot een scherpe brief aan Brouwer+ waarin te lezen stond dat hij 'de waardigheid als lid van de universitaire gemeenschap''tot een aanfluiting gemaakt' had. 'Ontrouw' was hij geworden 'aan de normen die tot dusverre het handelen van de universiteit bepaalden.' 'Wij weten', aldus de slotalinea,

XC'met deze beschuldigingen onrecht te doen aan die leden van de Senaat die zich met tegenzin bij een meerderheidsbesluit hebben neergelegd, of die alléén de verantwoordelijkheid niet konden dragen die bij meer eensgezindheid en bij meer begrip voor de taak van de universiteitvoor de gehele Senaat aanvaardbaar zou zijn geweest - tegen de Senaat als geheel handhaven wij onze beschuldiging van verraad aan onze universiteit, van verraad tegenover de beste tradities van ons volk.'

XCDeze brief werd door veertig studenten, voornamelijk bestuursleden van ontbonden studentenorganisaties, ondertekend. Leden van de Centrale Faculteitscommissie bevonden zich daar niet onder: zij vonden de brief teA.v.,A.v., p.A.v., p.Tekst:(begin meip.

1 45. 2 46-47. 3 48. 4 II, 9 1942), 1-2.

586 [PDF]
GEMEENTE-UNIVERSITEIT AMSTERDAM

scherp; wèl deed de commissie Brouwer een andere brief toekomen en daarin zegde zij alle verdere samenwerking met hem op. Trouwens, zij ontbond zichzelf en ook een aantal faculteitsverenigingen ging tot ontbinding over - een stap die door De Vrije Katheder'onjuist' genoemd werd: 'Op dit ogenblik is de studentengemeenschap vrijwel zonder enig behoorlijk organisatorisch verband.'! Brouwer, diep gegriefd en hoogst verontwaardigd, deed de veertig ondertekenaars van de geciteerde brief weten dat hij op hun verwijdering van de universiteit zou aandringen als zij hun handtekening niet introkken - 'een groot deel' deed zulks. 2

XCPer I april werden mevrouw Hazewinkel en prof. mr. P. Scholten ontslagen. De Amsterdamse juridische faculteit bestond toen nog uit één lector en uit de NSB'er van Apeldoorn."

XCHet beleid van de meerderheid van de Amsterdamse Senaat werd in de illegale pers gelaakt, uiteraard in de twee verzetsbladen die zich speciaal tot de universitaire wereld richtten: De Geus en De Vrije Katheder, maar ook Het Parool signaleerde met teleurstelling de 'weinig here houding' der gemeentelijke universiteit.? 'Figuren als prof. Brouwer', zo had De Geus opgemerkt, 'zijn gevaarlijker voor de Nederlandse zaak dan de meest doortrapte NSB' ers juist door hun invloed op de fatsoenlijke Nederlandérs."

XCScherper nog waren de kwalificaties die De Geus gebruikte ten aanzien van een gebeurtenis aan de Rijksuniversiteit te Groningen die zich in april '42 voordeed, kort dus na de Amsterdamse crisis en ongeveer samenvallend met de Leidse.

XCIn juli' 41 had van Dam in de medische faculteit te Groningen als opvolger van prof. dr. L. Polak Daniëls (die zich in mei' 40 na de capitulatie van hetleven beroofd had) een NSB'er benoemd, jhr. dr. G. A. K. Kreuzwendedich van dem Borne. Polak Daniels' conservator had onmiddellijk ontslag genomen en toen Kreuzwendedich begin oktober' 41 zijn inaugurele oratie uitsprak, waren de vertegenwoordigers der studentenverenigingen demonstratief afwezig. Uit wraak arresteerde de Suherheitspolizei toen vijf studenten enwerd daar verdubbeld en steeg tot ruim vijfhonderdvijftig. • Het Parool, 33 (23 maart 1942), p. 5. 5 De Geus, 13 (maart

1 A,v., IQ (mei 1942), p. 2. 2 De 14-15 (nov. 1942), p. 8. 3 Het gevolg was dat de meeste juridische studenten van de gemeente-universiteit zich voor de cursus '42-'43 bij de Vrije Universiteit lieten inschrijven; het aantaljuridische studenten

587 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

de studentenarts.! Het Groninger studentenweekblad Der Clercke Cronike dat aan de nagedachtenis van Polak Daniëls treffende woorden gewijd had, hief zich korte tijd later op aangezien de redactie censuur door de secretaris van het college van curatoren weigerde; twee redacteuren waren naar aanleiding van de reactie op de oratie van Kreuzwendedich enige tijd in arrest gehouden.

XCDeze Kreuzwendedich nu, kreeg begin' 42 als mogelijk promotor te maken met een arts, lid van de NSB, die een dissertatie ingediend had over de achttiende-eeuwse Nederlandse medicus van Swieten. Dat die dissertatie op bestelling en tegen betaling door een Duitser geschreven was, vermelden wij slechts terzijde: dat feit was toenmaals aan Kreuzwendedich en aan de overige leden van de medische faculteit onbekend. Zij wisten wèl dat hun een proefschrift voorgelegd was dat wetenschappelijk weinig om het lijf had en dat bovendien kwalijke tirades bevatten tegen de Joden en de [ezuïeten, Zelfs Kreuzwendedich wilde aanvankelijk het proefschrift weigeren. De promovendus nam toen Seyss-Inquarts Beaujtragter in Groningen, dr. H. Conring, in de arm, bewerend dat men tegen hem als NSB' er actie voerde. Kreuzwendedich werd bij Conring op het matje geroepen en capituleerde. Wat zou de faculteit doen? Conring dreigde dat er strafmaatregelen genomen zouden worden als de promotie niet zou plaatsvinden. Eind april '42 kwam de faculteit in vergadering bijeen. De voorzitter, prof. dr. F. J. J. Buytendijk, liet het niet op een stemming aankomen. 'Willen wij', zei hij, 'een terugslag op de universiteit voorkomen, dan zal ter promotie een voldoend aantal hoogleraren aanwezig moeten zijn die bereid zijn, het proefschrift, al of niet met instemming, te doen aanvaarden." Vier hoogleraren, onder wie Kreuzwendedich en twee andere 'foute' figuren (de vierde was de hoogleraar in de farmacologie die zich van de bezetting niets aantrok), verklaarden zich bereid, vóór de verlening van de doctorstitel te stemmen. Welnu, suggereerde toen een der overigen: laten er ook vier tegenstemmers naar de promotie gaan, dan geeft de stem van de rector magnificus (prof. dr. J. M. N. Kapteyn, die 'fout' was") de doorslag. Aldus werd besloten - en vier tegenstemmers namen de rol van 'marionet' (aldus een hunner) op zich. De promotie vond plaats, de doctorstitel werd verleend.

XC1 Een van de vijf gearresteerde studenten was de dochter van de kort tevoren in Sachsenhausen overleden Groninger hoogleraar prof. mr. Leo Polak; zij kwam in Auschwitz om het leven. Ook de studentenarts, dr. W. Hoek, stierf in een concentratiekamp. "Rijksuniversiteit Groningen, medische faculteit: Notulen, 24 april 1942 (Doc I-265, a-j), 3 Hoewel hij de zeventigjarige leeftijd al gepasseerd was, was Kapteyn voor de cursus '41-'42 door van Dam herbenoemd als rector magnificus, zulks in strijd met de Hogeronderwijswet.

588 [PDF]
RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

XC'De studenten', aldus De Geus enkele maanden later,

XC'hoorden het verloop van de geschiedenispas achteraf en zij keurden over het algemeen de houding van hun faculteit goed. Nietwaar, een promotie is toch geen reden om je universiteitaan op te offeren!

XCWij hebben niet de 'tact' van die enkele ingewijde studenten die, ofschoon op de hoogte van wat er stond te gebeuren, het verstandiger vonden, hieraan geen ruchtbaarheid te geven, 'om de faculteit geen slecht figuur te laten slaan.' Wij achten het 'verstandiger' om deze meest beschamendecapitulatievan de Nederlandse wetenschap aan een zo groot mogelijk universitair publiek bekend te maken ... Voor het eerstheeft de bezetter ingegrepen in een zuiver wetenschappelijke kwestie waar nog nooit de politiek in mee heeft mogen spreken, en - de wetenschapis geweken.'1

XCAan enkele universiteiten en hogescholen was het al in '40 tot regelmatig overleg gekomen tussen hoogleraren die van mening waren dat ook op de sector van het hoger onderwijs verzet geboden moest worden en dat het verstandig zou zijn indien men daarbij één front maakte, d.w.z. collectief optrad. Zulks vergde contact tussen de verschillende instellingen van hoger onderwijs. Daartoe had in de herfst van '40 prof. mr. P. Scholten het initiatief genomen; te zijnen huize werden toen en nadien denkbeelden uitgewisseld in een kring waarin aanvankelijk de meeste universiteiten en hogescholen als regel door drie hoogleraren vertegenwoordigd waren; later beperkte men dat aantal.

XCDit InteracademiaalOverleg (zoals het genoemd werd) leverde in '41 weinig op. Men vertelde elkaar wat aan de eigen universiteit of hogeschool gebeurd was, maar men kwam niet tot het maken van afspraken hoe men gemeenschappelijk reageren zou indien de bezetter rechtstreeks of via het departement bepaalde eisen zou stellen. Trouwens, binnen de groep der activisten kon men het wel eens zijn, maar zekerheid dat eventueel uit te geven richtlijnen algemeen of vrij algemeen in het universitair milieu gevolgd zouden worden, bezat men niet - van degenen die er werkzaam waren, hadden velen een sterke neiging tot individualisme. Het gevolg van dit alles was dat in feite het initiatief bij de bezetter bleef liggen en dat men telkens door zijn maatregelen verrast werd. Veruit de meeste hoogleraren lieten trouwens het argument dat men terwille van de onmiddellijke en

XC1 De Geus, 14-15 (nov. 1942), p.

589 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

verdere toekomst der studenten het universitaire werk niet mocht stilleggen, zeer zwaar wegen. Dat gold ook voor de Leidse. De crisis aan de Leidse universiteit werd zowel in januari als in juni '42 in het Interacademiaal Overleg besproken. Men vond het juist dat de Leidenaren op een gegeven moment hun ontslag zouden vragen en keurde later ook goed dat zij voet bij stuk gehouden hadden, maar bij beide gelegenheden was men het er over eens dat de Leidenaren in een aparte positie verkeerden. In januari werd 'de . gestelde vraag of hoogleraren van andere instellingen van hoger onderwijs eventueel solidair moesten zijn met die Leidse collega's die ontslag zouden vragen, algemeen, ook door de Leidse heren, ontkennend beantwoord" en in juni werd opnieuw door de Leidenaren (die inmiddels ontslagen waren) toegegeven, 'dat het om een specifiek Leidse aangelegenheid ging.'2 Met dit particularisme speelde men Seyss-Inquart in de kaart. Een gesloten universitair afweerfront zou hem heel wat moeilijkheden bezorgd hebben, maar tot de vorming van dat front kwam het niet."

XCIn de studentenwereld was, van meet af aan, de afwijzing van het nationaalsocialisme en speciaal van de NSB vrijwel algemeen. Musserts Studentenfront bracht het tot niet veel meer dan enkele honderden leden van wie echter velen verdwenen doordat zij Of dienst namen aan het Oostelijk front Of aan Duitse universiteiten gingen studeren." Het probleem lag niet bij de

XC1 'De Utrechtse univers~teit tijdens de bezetting 1940-1945' (z.j.), p. IS (Doe II-8rr A, a-33). 2 A.v., p. 17. 3 Ook binnen de Nederlandse (vroeger: Koninklijke) Akademie van Wetenschappen bleven de tot verzet geneigden in de minderheid. Onder Duitse druk weigerde van Dam in de loop van '42 de verkiezing van de Leidse historicus Huizinga tot voorzitter van de afdeling letteren goed te keuren. Uiteindelijk namen toen van de in totaal ca. honderdtwintig werkende en rustende leden vijf ontslag, onder wie één van de afdeling letteren. Natuurlijk achtten ook de overigen het vernederend dat de Akademie niet langer vrij was, haar eigen voorzitters te kiezen, maar de meesten hunner vonden dat men terwille van het voortbestaan der onder de Akademie ressorterende instituten die vernedering maar slikken moest. 4 Daarbij bemiddelde de Z.g. Deutsche Akademische Austauschdienst. In totaal zond deze dienst tot in april' 43 honderdzestig Nederlandse studenten naar Duitsland, zestig met een beurs van de Reichskommissar. In het kader van een natieriaal-socialistische vooropleiding die in Duitsland toegang gaf tot het hoger onderwijs (het z.g. Langemarck-Studium), werden in '41, '42 en '43 telkens ongeveer honderdjeugdige Nederlanders met beurzennaar Duitsland gezonden; de meesten hunner zullen wel uit 'foute' gezinnen afkomstig geweest zijn.

590 [PDF]
VERZET DER STUDENTEN

schaarse aanhangers van de vijand die in het studentenmilieu al in '40 geïsoleerd stonden - het probleem was, wat men zelf als studenten zou doen om Nederlandse waarden hoog te houden. Lang niet iedere student voelde dat laatste als wenselijk, Er was een aanzienlijke groep die in de studie niet méér zag dan een hogere vakopleiding, die die opleiding binnen redelijke tijd wenste te voltooien en die dus zwaar tilde aan elk gebeuren dat haar zou kunnen onderbreken - afgezien nog van de bezorgdheid dat men UI dat geval als slachtoffervan de arbeidsulzet naar Duitsland gezonden kon worden.

XCNog twee andere factoren waren er die de ontwikkeling van het studentenverzet remden.

XCDe eerste was dat de meest strijdlustigen onder de studenten in '40 en '41 voor illegale organisaties gingen werken die als zodanig niets met het universitaire milieu te maken hadden. Als tweede factor zien wij dat in '41 en '42 de meeste vroegere studentenorganisaties waarin zich een zeker kader voor verzetswerk had kunnen vormen, verdwenen. Soms was dit gevolg van het ingrijpen van de Sicherheitspolizei, soms reageerde men op maatregelen van de bezetter; zo in de herfst van '41 toen uit protest tegen de Jodensegregatie bijna alle gezelligheidsverenigingen, maar ook de Nederlandse Christen Studenten Vereniging, de Vrijzinnig-Christelijke Studenten-Bond en de Nederlandse Studenten Federatie (overkoepeling van alle studenten-organisaties) tot ontbinding overgingen. Zeker, elandestien werden de werkzaamheden wel voortgezet maar die richtten zich naar binnen, niet naar buiten, d.w.z. niet naar de studentenwereld als geheel. Wat bleef over? Niet veel meer dan de faculteitsverenigingen. In Delft werd de daarmee overeenkomende organisatie, de Centrale Commissie, in november '41 door de president-curator opgeheven, hetgeen bij de tot verzet geneigden onder de studenten der TH de wrok tegen de hoogleraren en de universitaire bestuurders deed toenemen. Aan de Universiteit van Amsterdam ging daarentegen, zoals wij weergaven, een aantal faculteitsverenigingen in maart '42 zelf tot ontbinding over - een besluit dat, dunkt ons, uit verzetsoogpunt terecht gelaakt werd door De Vrije Katheder. Wat diegenen die zich het meest voor het verzet in de studentenwereld interesseerden, zorgen ging baren, was juist het ontbreken van een organisatie die aan de studenten van aile universiteiten en hogescholen bepaalde parolen kon doorgeven. Dat moest dus een organisatie zijn die binnen elke universiteit of hogeschool voldoende vertakkingen had. De groep die De Vrije Katheder uitgaf, was in hoofdzaak communistisch (ze had van eind' 42 af in de persoon van de schrijver Theun de Vries een mede-redacteur die tegelijk vaste verbindingsman was met de leiding van de illegale CPN), stond daardoor ietwat excentrisch en had aan de Universiteit van Amsterdam al weinig greep op de studenten, elders nog 59

591 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

minder. En de gebroeders mr. J. en mr. H. Drion die sinds de herfst van ,40 De Geus samenstelden en voor de verspreiding zorgden, bezaten wel voldoende contacten onder studenten en hoogleraren om als regel uitnemend geïnformeerd te zijn (dat bleek uit elk nummer), maar hun net van informanten en verspreiders diende al uit een oogpunt van illegale techniek gescheiden te worden van een organisatie die directe leiding gaf Er moest iets nieuws komen dat, zeker, wel ten dele gegroeid kon zijn uit de vroegere organisaties maar daar toch wezenlijk los van zou staan.

XCEind' 41 werd dat scherp beseft door een jeugdige student in de Indologie te Leiden, G. H. ('Han') Gelder. Hij was pas eerstejaarsstudent. Zijn verdienste was dat hij ouderejaarsstudenten, hier en daar ook pas afgestudeerden die veel contacten in de studentenwereld hadden, voor zijn denkbeelden wist te winnenen het gevolg was dat begin' 42 een aantal hunner, die alle universiteiten en hogescholen vertegenwoordigden, samen met enkele vertrouwde hoogleraren in Den Haag een weekend bijeenkwam teneinde naar enkele inleidingen te luisteren - óók naar een betoog van de Hispanist en schrijver dr. Johan Brouwer.

XCDeze, die van oorsprong een vurig katholiek was maar, wat bij katholieken nogal zeldzaam was, aan republikeinse kant deelgenomen had aan de Spaanse burgeroorlog (hij was mede daardoor van zijn geloof vervreemd), had, zoals wij in deel 4 al aanstipten, in de zomer van '40 een brochure gepubliceerd, waarin hij als 'de verstandigste, de gebodene en de noodzakelijke houding' 'die van berusting, gehoorzaamheid en vertrouwend afwachten' genoemd had; Duitslands suprematie was nu eenmaal 'voor lange tijd ... verzekerd'P Het was of hij door middel van zijn latere daden de herinnering aan die overijlde analyse wilde uitwissen - van '41 af predikte hij althans in elk milieu waarin hij kwam, het meest resolute verzet. Offers, zei hij, moest men niet uit de weg gaan, men moest de strijd en het lijden op zich durven nemen. Vooral met kunstenaarskringen, o.m. met Gerrit van der Veen en de zijnen, stond Brouwer in nauw contact. Hij zag er uit als een ascetische monnik en was een ongemeen bezielend spreker. Het zaad dat hij tijdens het weekend in Den Haag uitstrooide, kwam bovendien op een vruchtbare akker terecht. Zijn toehoorders besloten een nieuw lichaam in het leven te roepen teneinde de verzetsgeest onder de studenten aan te wakkeren en hun activiteit in

1 Han Gelder nam persoonlijk geen zitting in de leiding van de nieuwe organisatie: als 'eerste-jaars' achtte hij zich daarvoor te jong. Hij is wèl illegaal actief gebleven. In januari' 44 pleegde hij, teneinde zijn illegale relaties te beschermen, zelfmoord op het moment van zijn arrestatie door zich een kogel door het hoofd te jagen. 2]. Brouwer: (1940), p. 60, 68.

592 [PDF]
OPRICHTING VAN DE 'RAAD VAN NEGEN'

universitair verband te coördineren, en korte tijd later werd in Utrecht een eerste bijeenkomst gehouden van studenten van alle universiteiten en hogescholen. Het land telde tien van die instellingen van hoger onderwijs, maar de twee Amsterdamse achtten één gemeenschappelijke vertegenwoordiger voldoende. Het nieuwe college kon zich dus aanduiden als 'de Raad van Negen'.

XCWij willen aan het getal negen niet te zwaar tillen. Om te beginnen nam ook de Utrechtse gastheer, Wim Eggink, een student in de geografie van wie een grote stuwende kracht uitging en die veel contact had in liberale kringen, aan het beraad deel; hetzelfde gold voor een vertegenwoordiger van de Unie van Katholieke Studentenverenigingen (die zich eind '41 niet ontbonden had) en tenslotte kregen de studenten van de Vrije Universiteit eind' 42 een eigen vertegenwoordiger in de Raad van Negen.

XCEen van de eerste dingen die deze raad deed, was te overwegen of men een eigen illegaal blad zou gaan uitgeven. Men kon er geen goede redactie voor formeren en via mr. D. Mesritz (in de zomer van '40 een van de helpers van de eerste geheime agent, Lodo van Hamel) werd toen contact gezocht met de redactie van De Geus; geen van de leden van de Raad van Negen wist dat dat de gebroeders Drion waren. Aanvankelijk liep dat contact steeds via Mesritz; enerzijds geschiedde dat uit veiligheidsoverwegingen, anderzijds wilden noch de Raad van Negen noch de Drions hun onafhankelijkheid prijsgeven. Wel maakten de Drions in november' 42 in De Geus bekend dat de raad gevormd was en dat de oproepen die van hem zouden uitgaan, voortaan in hun blad opgenomen zouden worden.

XCAan de meeste universiteiten en hogescholen slaagden de leden van de Raad van Negen er in de tweede helft van' 42 in, hun contacten naar beneden uit te bouwen; zij legden tevens via de kanalen van de opgeheven studentenverenigingen voldoende verbindingen om eventuele parolen snel door te geven. Alleen in Delft ging dit, schijnt het, minder vlot, hetgeen samengehangen kan hebben met het feit dat de eerste vertegenwoordiger van de TH in de Raad van Negen Pahud de Mortanges was die zich meer en meer op zijn sabotagegroep ging concentreren. Hoe dat zij: toen zich eind' 42, in december, in de dagen waarin Mussert tot 'Leider van het Nederlandse volk' uitgeroepen werd, op de sector van het hoger onderwijs de scherpste crisis ging aftekenen die men er ooit gekend had, bezat althans de studentenwereld de eigen illegale organisatie die trachten zou, leiding te geven.

593 [PDF]

Studenten naar Duitsland?

XC

XCDe oorsprong van die plotselinge crisislag op de sector van de arbeidsinzet, om precies te zijn: bij Generalkommissar Schmidt, onder wie die arbeidsinzet was komen te ressorteren sinds Gauleiter Sauckel eind maart '42 door Hitler benoemd was tot Generalbevollmächtiger für den Arbeitseinsatz. Enkele weken later, begin april, was toen binnen het Reichsleommissariat de Hauptabteilung Soziale Verwaltung (de Duitse dienst die via de z.g. Fachwerber bij de gewestelijke arbeidsbureaus een maximum aan Nederlandse arbeiders naar Duitsland zond) uit het Generalkommissariat fiir Finanz und Wirtschaft gelicht en aan Schmidts Generalkommissariat zur besonderen Verwendung toegevoegd. Begrijpelijk was het wèl dat Sauckel die in de NSDAP carrière gemaakt had, in de bezette gebieden nu juist de hoogste partijvertegenwoordigers met de verantwoordelijkheid belastte om hem aan de nodige buitenlandse arbeiders.te helpen en wij nemen voorts aan dat de eerzuchtige Schmidt er geen bezwaar tegen had, die nieuwe verantwoordelijkheid op zich te nemen; daarbij voorzag deze evenwel niet dat zij hem voor steeds moeilijker dilemma's zou plaatsen. Immers (dr. B. A. Sijes heeft dat in zijn gedetailleerde studie De Arbeidsinzet terecht onderstreept), Schmidts primaire taak was, er als naaste adviseur van Seyss-Inquart en als diens rechterhand op de sector van de binnenlandse politiek voor te zorgen dat Nederland geleidelijk naar het Derde Rijk zou toegroeien - dat vergde een vermijden van grote schokken en van onrust. En nu zou hij als gevolmachtigde van' Sauckel voor de uitvoering van opdrachten moeten gaan zorgen die keer op keer aan het N ederlandse bedrijfsleven een grote schok zouden toebrengen en onder de bevolking de onrust doen toenemen. Anders gezegd: als Sauckels gevolmachtigde moest Schmidt zichzelf op zijn andere terreinen van werkzaamheid gaan tegenwerken. Onvermijdelijk was het dat hieruit, mede gegeven Schmidts aard, een grillig beleid zou resulteren. Wat zich in december '42 in de studentenwereld ging afspelen, vormt daarvan een tekenend voorbeeld.

XCIn de maanden april tot en met november' 42 waren, van de grensarbeiders afgezien, in totaal honderdvijfduizend Nederlandse arbeiders naar Duitsland vertrokken.Iwij komen hier in dit deel nog op terug) - dat was vijfduizend meer dan in het gehele jaar '4I, maar het was vier-en-twintigduizend niinder dan Sauckel tussen I april en 30 november geëist had. Diens ontevredenheid was van maand tot maand toegenomeI7.Welnu, op 2 december ontving Schmidt opeens instructie, er zorg voor te dragen dat nog in december niet minder dan vijf-en-twintigduizend werkkrachten naar Duitsland zouden vertrekken. Waar kon men die vinden? Het nieuwe hoofd van de Hauptab teilung Soziale Verwaltung, dr. G. A. Apitz, stelde een plan op: tienduizend

594 [PDF]
VAN DAM SPREEKT MET DE RECTO RES MAGNIFICI

man moesten komen uit het bedrijfsleven, tienduizend uit het overheidspersoneel, vijfduizend uit de afzwaaiende lichting van de Nederlandse Arbeidsdienst - en daar moesten dan vijfduizend studenten aan toegevoegd worden. Apitz kwam dus aan een totaal van dertigduizend, vijfduizend méér dan gevraagd was; hij hield er rekening mee dat de vijf-en-twintigduizend, als men daar op mikte, niet gehaald zouden worden.

XCschmidt begon met de vijfduizend man van de Arbeidsdienst te schrappen. Hij besefte (en Ceneralarbeitsiuhrer Bethmann viel hem bij, Seyss-Inquart vermoedelijk ook) dat de Arbeidsdienst gedoemd was te mislukken als bekend werd dat men, na zijn arbeidsdienstplicht vervuld te hebben, grote kans liep, linea recta naar Duitsland gezonden te worden. Tegen het oproepen van studenten had Schmidt evenwel geen bezwaar. Apitz deed dus aan dr. Schwarz, hoofd van Wimmers Hauptabteilung Erziehung und Kirchen, weten dat zesduizend studenten nog in december gedwongen moesten worden, naar Duitsland te vertrekken - hij vroeg, de lijn doortrekkend, duizend méér dan hij aanvankelijk bepaald had. Schwarz stribbelde tegen, voorspelde dat de opdracht al door de gestelde termijn onuitvoerbaar was, wees er op dat er grote onrust zou komen in het hoger onderwijs, maar Apitz, door Schmidt gesteund, gaf niet toe en op dinsdag 8 december werd secretaris-generaal van Dam er van in kennis gesteld dat nog diezelfde maand zes- tot achtduizend studenten (Apitz vergrootte zijn reserve) naar Duitsland gezonden moesten worden; de eerste groep moest al binnen twee weken, op 19 december namelijk, vertrekken.

XCJegens anderen, en wellicht ook jegens zichzelf, had van Dam de vele concessiesdie hij op de sector van het hoger onderwijs sinds zijn benoeming gedaan had, als regel goedgepraat door er op te wijzen dat hij dan toch bereikt had dat de universiteiten en hogescholen 'normaarverder functioneerden. En nu deze eis! De helft van de studenten zou aan het hoger onderwijs onttrokken worden! Hij opperde bezwaren. Schwarz wees ze af - en van Dam besloot, zich bij de Duitse eis neer te leggen maar dan wèl te ' trachten, zo gunstig mogelijke voorwaarden voor de studenten te verkrijgen; hem werd toegezegd dat de eersten hunner niet al op 19 december zouden moeten vertrekken maar eerst na de Kerstdagen, voorts dat de tewerkstelling in Duitsland niet langer dan een jaar zou duren, en tenslotte dat bij de plaatsing der studenten rekening gehouden zou worden met hun studierichting. Van Dam zag daar belangrijke 'concessies' in. Hoe kwam hij nu aan zes- tot achtduizend studenten? Hij had de medewerking van de universitaire autoriteiten nodig: alle studenten stonden bij een universiteit of hogeschool ingeschreven en als zijn departement nu hun namen en adressen kreeg, dan konden die aan de gewestelijke arbeidsbureaus doorgegeven worden die de

595 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

betrokkenen voor de gebruikelijke medische keuring zouden oproepen en hun mededeling zouden doen van de trein waarmee zij, indien goedgekeurd, naar Duitsland dienden te vertrekken.

XCAlle rectores magnifici der universiteiten en hogescholen werden nog op de 8ste telegrafisch opgeroepen om op woensdagmiddag 9 december naar Amsterdam te komen waar van Dam in de Senaatskamer van de gemeenteuniversiteit een bespreking met hen wilde hebben, eerst met de rectores magnifici der openbare universiteiten, vervolgens met die der bijzondere. Die eerste bespreking begon om twee uur. Amsterdam was er vertegenwoordigd door Brouwers opvolger prof. dr. H. T. Deelman, Utrecht door prof 1. van Vuuren (een autoritaire man die pro-Duits was en ook deswege buiten de Senaat om tot rector magnificus benoemd was-), Groningen door de 'foute' hoogleraar dr. H. M. de Burlet (opvolger van de al even 'foute' Kapteyn), Delft door prof ir. H. B. Dorgelo - en ook de Leidsewaarnemend rector magnificus was, al waren er dan geen studenten in Leiden meer, opgeroepen: prof. dr. W. van der W oude"; de rector magnificus uit Wageningen, prof mr. W. C. Mees (pas benoemd en 'fout') ontbrak."

XCIn die eerste bespreking begon van Dam (die door op ten Noort en een ambtenaar die voor een verslag moest zorgen, vergezeld was) met mee te delen dat zes- tot achtduizend studenten eind december naar Duitsland zouden moeten vertrekken. Hij zei dat de Duitsers van hun eis geen afstand wilden doen, hij vertelde welke 'concessies' hij in de wacht gesleept had, hij dreigde dat, als de zes- tot achtduizend niet opkwamen, alle studenten naar Duitsland overgebracht zouden worden. Van de rectores magnifici verlangde hij dat ze hem het nodige namen- en adressenmateriaal zouden zenden.

XCVan Vuuren (Utrecht) protesteerde, wees er op dat wat de DuitsersJ.

1 In '41 werd de als opvolger van Kruyt voorgedragen rector magnificus niet door het departement benoemd. Van Vuuren ging toen als oudste assessor krachtens de Hogeronderwijswet als waarnemend rector fungeren; enige tijd later werd hij officieel benoemd. 2 Toen de rector magnificus van de cursus '40-'41, prof. dr. A. W. Byvanck, in september '41 aftrad, had het departement geweigerd, de door de Senaat voorgestelde opvolger te benoemen. Van der Woude, de oudste assessor, werd toen waarnemend rector magnificus en in die situatie kwam geen wijziging. 3 Ook in Wageningen was in '41 en '42 al commotie geweest. In de zomer van '41 was er prof. S. C. Olivier naar het concentratiekamp Amersfoort gebracht omdat hij, met de woorden 'Neem die rommel eens even weg', Duitse V-biljetten van de muur van zijn laboratorium had laten verwijderen. Voorts waren in september' 42 één hoogleraar en negen studenten gegijzeld omdat ondekt was dat zich in het botenhuis van de studentenroeivereniging Argo een soort katafalk bevond met daarop een kartonnen Hitlerfiguur.

596 [PDF]
VAN DAM SPREEKT MET DE RECTO RES MAGNIFICI

wensten, in strijd was met het Landoorlogreglement en betoogde dat er grote onrust zou ontstaan. Dorgelo (Delft) zei dat hij geen enkele toezegging kon doen. Deelman (Amsterdam) sprak de hoop uit dat van Dam er in zou slagen, de maatregel opgeheven te krijgen. Van der Woude (Leiden) uitte een krachtig woord van protest en zei dat hij, ook al kon Leiden geen studenten leveren, zijn functie demonstratief zou neerleggen als de maatregel gehandhaafd werd. Alleen de Burlet (Groningen) stelde zich geheel achter de Duitse eis: de houding van de studenten was, zei hij, allerellendigst, zij zouden in Duitsland veel kunnen leren.

XCMees (Wageningen) verscheen plus de tweede groep rectores magnifier: prof. mr. A. 1. de Block (Tilburg), prof. mr. P. W. Kamphuisen (waarnemend rector van Nijmegen), prof. dr. D. Nauta (Vrije Universiteit-) en prof. dr. G. Gonggrijp (Rotterdam).

XCVan Dam herhaalde de mededelingen die hij jegens de eerste groep gedaan had.

XCOp ten Noort viel zijn chef in de rug aan door te betogen dat wat de Duitsers wensten, het einde van het hoger onderwijs betekende. Van Dam repliceerde: dat willen de Duitsers juist, daarom moeten wij een deel instandhouden. Van Vuuren wees op de 'Aanwijzingen' van '37: mocht men wel meewerken aan de versterking van het Duitse oorlogsapparaat? trouwens, bestond er wel zekerheid dat de studenten, eenmaal in Duitsland aangekomen, niet eenvoudig naar het Oostelijk front gestuurd zouden worden? Dat vroeg ook Mees. Van Dam antwoordde dat dat niet onmogelijk was, in Nederland, zei hij, ijverde, gelijk bekend, de NSB al voor de invoering van de militaire dienstplicht. Hij maakte de zaak er niet beter op! De Block, Kamphuizen, Nauta en Gonggrijp verklaarden alle vier dat zij ten aanzien van de gevraagde medewerking geen enkele toezegging konden doen: daar moesten hun Senaten in gekend worden, Kamphuizen en Dorgelo wezen er voorts op dat de studenten, zodra de actie bekend zou worden, naar alle kanten zouden uiteenstuiven. 'Waarom bent u niet afgetreden?' werd aan van Dam gevraagd. Van Dam antwoordde dat hij dat wèl overwogen had, maar er werkten tenslotte al enkele honderdduizenden Nederlandse arbeiders in Duitsland - waarom zou men de studenten beter behandelen? Op ten Noort wees er toen op dat die vergelijking niet opging: arbeiders kenden een

1 In de cursus' 41-' 42 was, als in de voorgaande, prof mr. V. H. Rutgers rector mag nificus van de Vrije Universiteit geweest. Toen hij in '41 herbenoemd werd, had de bezetter via van Dam geëist dat hij door prof. dr. A. A. van Schelven, in '40-'41 lid van Nationaal Front, vervangen zou worden. Het bestuur van de Vrije Univer siteit had die eis naast zich neergelegd.

597 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

vak, studenten waren nog maar in opleiding. Dat vond algemene instemming, behalve bij de Burlet, I Veel had van Dam dus niet bereikt en dat feit had toch wel indruk op hem gemaakt. Hij beloofde dat hij Seyss-Inquart zou trachten over te halen, van het gehele plan af te zien; zou dat niet gelukken, dan zou hij trachten voor de uit te zenden studenten een zo goed mogelijke positie te verwerven. Hij onderstreepte dat de besprekingen strikt geheim geweest waren; juist omdat niet vaststond dat de Duitsers zouden doorzetten, wenste hij dat de rectores magnifici hoogstens hun assessoren zouden inlichten.

XCOm kwart voor vijf ging men uiteen.

XCDe meesten die aan de bespreking deelgenomen hadden, waren geen moment van plan, de him opgelegde geheimhouding te respecteren. Vooral Nauta (Vrije Universiteit) was diep verontrust: wanneer de Duitsers via van Dam meedeelden dat zij duizenden studenten naar Duitsland wilden zenden, dan konden zij ook van de ene dag op de andere tot grote razzia's op de studenten overgaan - was het dan niet beter, onmiddellijk te verhoeden dat studenten nog ergens in groten getale bijeenkwamen? Het bestuur van de Vrije Universiteit zag de zaak als Nauta.en maakte op donderdag 10 december bekend dat de Kerstvakantie terstond inging. Die avond werd de sociëteit van het Studentencorps van de VU gesloten met een toespraak door het erelid prof. dr. J. Waterink. 'Geeft nooit', zei deze, 'ook maar een vingerbreed toe aan de vijand. Weet dat adeldom verplicht en draagt hoog de adeldom van uw Nederlanderschap en van uw Calvinist-zijn. Wat ook de vijand vraagt, hoe hij vleit, hoe hij zijn eigen doen bagatelliseert, hoe misschien secretarissen-generaal, professoren van onderscheiden universiteiten, mannen van invloed ook confereren of intrigeren, wij kennen maar één antwoord: dat antwoord is: 'Nooit!"l

XCMet dedie de notulen gemaakt had van de besprekingen van woensdagmiddagdecember, stond het Amsterdamse lid van de Raad van Negen, mr. A. Meerwaldt, in contact. Woensdagavond werd Meerwaldt gewaarschuwd, donderdagochtend bezat hij een kort verslag van het besprokene en nog diezelfde dag kwam de Raad van Negen bijeen.

departementsambtenaar 9

XC1 De Vrije Universiteit in oorlogstijd (z.j.), p.

598 [PDF]
BRAND IN UTRECHT

Besloten werd, de inhoud van het verslag onmiddellijk per pamflet aan alle studenten bekend te maken en hun aan te raden, zich onder alle omstandigheden aan de dreigende arbeidsinzet te onttrekken. Elke afgevaardigde nam de vastgestelde tekst naar de eigen universiteit ofhogeschool mee; deze werd op vrijdag II december gestencild verspreid; diezelfde dag verscheen een extra-nummer van De Vrije Katheder waarin men las: 'Nooit zullen wij onszelf tot slaven laten maken!'! Die vrijdag beweerde Deelman in Amsterdam jegens zijn studenten dat nog geen enkel definitief besluit gevallen was, de vervroegde Kerstvakantie bij de Vrije Universiteit bekritiseerde hij. Verscheidene studenten namen van zijn geruststellende woorden met ergernis kennis en verdwenen van de universiteit. Elders gebeurde hetzelfde. In Tilburg en Rotterdam werd trouwens door de hogeschoolbesturen bekendgemaakt dat de Kerstvakantie vervroegd zou ingaan: op maandag.

XCOp zaterdagochtend 12 december keurde de Amsterdamse Senaat met algemene stemmen en één onthouding (vermoedelijk van prof. Snijder) een brief aan van Dam goed'' die louter een protest bevatte tegen diens 'regeringsmededeling' inzake de 'plannen tot tewerkstelling van Nederlandse studenten in Duitsland'. Plannen? Die middag arriveerde bij alle rectores magnifici een nieuw telegram van van Dam: gevraagd werd, lijsten met de namen en adressen der studenten ten spoedigste aan het departement te doen toekomen. In de Utrechtse Senaat die's middags vergaderde, deelde van Vuuren mee dat hij die opdracht zou weigeren. De uitvoering werd hem overigens onmogelijk gemaakt, want in de nacht van zaterdag 12 op zondag 13 december staken twee mannelijke en twee vrouwelijke leden van het Utrechtse Kindercomité (de organisatie die Joodse kinderen naar onderduikadressen bracht) mèt nog een vijfde helper de studentenkartotheek in het hoofdgebouw van de Utrechtse universiteit in brand. Nog op zondag werden toen de hoofdgebouwen van alle universiteiten en hogescholen onder permanente politiebewaking gesteld.

XCDiezelfde zondag, 13 december, onthulde Seyss-Inquart in het Amsterdamse Concertgebouw dat Mussert door Hitler min of meer als 'Leider van het Nederlandse volk' erkend was en dat de NSB nauwer betrokken zou worden bij het bestuur van Nederland - de NSB, welker leider en plaatsvervangend leider (Mussert en van Geelkerken) in de voorafgaande maanden enkele keren betoogd hadden dat, als zij het voor het zeggen kregen, de dienstplicht ingevoerd zou worden! Kregen zij het nu voor het zeggen? Of zou de bezetter soms hun denkbeeld overnemen? Dat leek aan de aange

1 De III, 4 (dec. 1942), p. 1. 2 Tekst: Doe I-IIS, a-z.

599 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

kondigde uitzending van studenten naar Duitsland een sinister karakter te geven. Maar was dan niet een onmiddellijke en duidelijke daad van protest op zijn plaats?

XCMaandag I4 december werd een verwarde dag in de universitaire wereld. De Vrije Universiteit, Rotterdam en Tilburg waren al dicht, in Nijmegen, Wageningen en Utrecht braken spontane stakingen uit: de studenten die er voor de colleges of practica verschenen, gingen na onderlinge gesprekken weer naar huis. In Wageningen deed dit overigens slechts een deel. Algemeen was die staking dus niet en ze had ook geen centrale leiding.

XCZo was de situatie toen de Raad van Negen op die maandag in Amsterdam bijeenkwam, samen met de raad van advies van de Unie van Katholieke Studentenverenigingen. Ook Johan Brouwer was ter vergadering aanwezig en het zal wel mede op grond van zijn strijdvaardig betoog geweest zijn dat de Raad van Negen besloot, de staking een algemeen karakter te geven. De raad van advies van de Unie was daar evenwel geen voorstander van; zijn leden zeiden dat elke stakingsoproep, wat de Vrije Universiteit, Rotterdam en Tilburg betrof, een slag in de lucht was; gerapporteerd werd voorts dat de stemming in Delft over het algemeen tegen staken was, dat Groningen weifelde en dat in Amsterdam (gemeente-universiteit) grote verdeeldheid heerste. Desondanks liet de Raad van Negen de stakingsoproep uitgaan. 'Iedere universitaire activiteit moet worden vermeden', stond er in. 'Geen examens, geen colleges, geen practica. De staking gaat terstond in.'

XCIn Amsterdam had die oproep niet veel effect, wèl in Utrecht waar de staking van maandag zich uitbreidde. Van Vuuren waarschuwde de politie. Van de besturen der faculteitsverenigingen eiste hij dat zij normaal naar de universiteit zouden gaan - dat werd geweigerd en alle bestuursleden legden hun functies neer. Voorts werden in Utrecht die dinsdag enkele tientallen studenten gearresteerd in verband met de brand in het universiteitsgebouw; zij konden allen aantonen dat zij er niets mee te maken hadden gehad.

XCUiteraard drong al die beroering ook tot het Rcichsieontmissariat door. Ze was schmidt onwelkom. Hij besefte bovendien dat hij, nu de studenten zo gealarmeerd waren, er onmogelijk op korte termijn vijfduizend in handen kon krijgen. Aan Apitz deelde hij mee dat de Hauptabteilung Soziale Ver waltung maar van de studenten moest afzien, aan van Dam zei hij dat het besluit om studenten naar Duitsland te sturen, definitief ingetrokken was. Van Dam haastte zich om die tijding telefonisch aan alle rectores magnifici door te geven - in Nijmegen was dat nu prof. mr. B. H. D. Hermesdorf die als rector de plaats van waarnemer Kamphuisen ingenomen had.

XCBij alle universiteiten en hogescholen die nog open waren, ging op woensdag I6 december de Kerstvakantie in. In Groningen begon de Burlet

600 [PDF]
DE RAAD V AN NEGEN ROEPT TOT STAKING OP

die dag samen met de pedel (die ook NSB'er was) de naamen adreslijsten van studenten op te stellen. Kort nadien ging van Vuuren zich in Utrecht grote moeite geven om de vernielde kartotheek weer op te bouwen: alle studenten ontvingen een nieuw registratieformulier met opdracht, dat onmiddellijk ingevuld terug te zenden; 'meer dan de helft van de studenten heeft', aldus De Geus, 'aan die opdracht voldaan: een miserabele geste tegenover de moedige collega's die het materiaal grotendeels deden verbranden.'!

XCMisschien moet dat gebeuren te Utrecht ons een aanwijzing zijn om de strijdvaardigheid die bij het begin van het nieuwe jaar onder de studenten heerste, niet te overschatten. Zij droeg zeker geen algemeen karakter. Dat had de Raad van Negen ook geconstateerd - met spijt. Keken de leden op de gebeurtenissen van IQ tot 16 december terug, dan moesten zij wel coneluderen dat zij hun stakingsoproep overijld hadden laten uitgaan en dat zij ook nog niet voldoende greep hadden op de studenten. Eind december kwam de raad in Utrecht opnieuw bijeen. Een Hagenaar, A. van Velsen, een oudere relatie van het Utrechtse lid van de raad, A. J. Andrée Wiltens, betoogde er dat men vóór alles de organisatie versterken moest (dat geschiedde) - eerst daarna had het zin, een nieuw parool uit te geven. Welk parool?

XCDat hing er van af hoe men de situatie beoordeelde. Was de arbeidsinzet der studenten inderdaad, zoals van Dam gezegd had, definitief van het Duitse program verdwenen? Kon men dergelijke toezeggingen ooit vertrouwen? Anderzijds: wanneer men alle studenten adviseerde, na de Kerstvakantie de universiteiten en hogescholen te mijden, hoe kon de Raad van Negen dan ooit die studenten bereiken? Via een extra-editie van De Geus d.d. 20 januari ,43 maakte de raad bekend dat men naar zijn oordeel voorshands de studie kon hervatten; 'de eisen van een hechter onderling contact' maakten dat wenselijk, maar als 'slechts een gedeelte van de studenten gegrepen' werd, dan zou men 'terstond tot actie over (moeten) gaan' - collectief: 'Het gaat om onze hoogste, enige troef. Laten wij die tenminste niet door gemis aan eenheid verspelen.'2

XCDe Drions die dit advies in De Geus opgenomen hadden, waren het er persoonlijk niet mee eens geweest. Het lijdt evenwel geen twijfel dat het weergaf wat de meeste studenten zèlf wensten: de eonsequentie van wegblijven na de Kerstvakantie was dat men zijn studie voor onbepaalde tijd

XC1 De Geus, 22 (okt. 1943), p. 4. 2 A.v. (extra-editie, 20 jan. 1943), p. 2.

601 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

onderbrak. Daar waren de meesten op dat moment niet toe bereid. Enige nervositeit bleef overigens bestaan, vooral in Wageningen. Daar had de Sicherheitspolizei na een inbraak in het bevolkingsregister waarbij ca. 20000 persoonskaarten verdwenen waren, enkele dagen later (8 januari) als represaille negentien studenten en een assistent gearresteerd- - nadien waren de studenten van de Landbouwhogeschool naar alle delen des lands uiteengestoven. Rector magnificus Mees en zijn assessorenzonden hun een oproep om terug te keren, maar de contact-commissie der vroegere besturen ried af, de studie te hervatten. Nervositeit kwam er ook in Utrecht waar de Sicher heitspolizei samen met Nederlandse politie-agenten en met een NSB-student als gids op 25 januari (de dag waarop de colleges en practica alom hervat werden) een inval deed in een collegezaal waarbij vele studenten via de ramen ontkwamen; van de overigen werden de collegekaarten gecontroleerd.

XCZonder enig profijt voor de arbeidsinzet had Schmidt met zijn (na een week weer ingetrokken) mededeling dat zes- tot achtduizend studenten naar Duitsland moesten vertrekken, niet anders bereikt dan dat hij het hoger onderwijs in rep en roer gebracht had en trouwens in een nog wijdere kring ongerustheid had gewekt: bij de ouders en familieleden der studenten, bij hun kennissen, bij ieder die er van hoorde. En, zo vroeg men zich in de studentenwereld af: was het inderdaad tot defmitief afstel gekomen? In januari '43 kon men nog niet precies voorzien wat die inschakeling van de NSB in het openbaar bestuur te betekenen had; niets goeds - dat stond vast. Trouwens, in het algemeen nam men aan dat, als de bezetting voortduurde, de druk van de vijand zou toenemen. Het was winter en van de Amerikanen en Engelsen die bij Tunesië vastzaten, viel voorlopig weinig te verwachten.

XCTwee gebeurtenissen brachten een opleving in de stemming teweeg: de geboorte van prinses Margriet en de capitulatie van het Duitse Zesde Leger bij Stalingrad.

Prinses Margriet

XC

XCVeel Nederlanders waren er (wij weten overigens niet, hoeveel) wier fantasie zich telkens weer met de leden van de koninklijke familie bezighield. Oranje

XC1 Via Amersfoort kwamen zij in het nieuwe concentratiekamp Vught terecht; één student stierf daar.

602 [PDF]
PRINSES MARGRIET GEBOREN

en 'bevrijding' waren voor de meesten synoniemen geworden; met name voor koningin Wilhelmina was door haar kloeke radiotoespraken grote waardering gegroeid. Men zag in haar de personificatie van strijdend Nederland: een meer dan zestigjarige vorstin die gescheiden was van haar dochter en kleinkinderen, maar uit wier woorden telkens weer een onwrikbaar vertrouwen in de eindoverwinning en een zuiver medeleven met haar onderdrukt volk spraken. Dat kroonprinses Juliana en haar twee dochtertjes in Canada beschermd waren tegen Duitse bommen, strekte menigeen tot troost.

XCBeatrix was in januari' 38 geboren, Irene in augustus' 3 9. Bij beide gelegenheden was in de kring van aanhangers van het Oranjehuis gehoopt dat een kroonprins ter wereld zou komen. Waarom? Omdat dat een waarborg leek te bieden voor een directe voortzetting van de dynastie? of speelde de figuur van Willem van Oranje een rol? Wij weten het niet. Een feit was dat zodra in de herfst van' 41 in bezet gebied rondverteld werd dat prinses Juliana in verwachting was, menigeen op de geboorte van een prins ging hopen; hoe die zou gaan heten, leed geen twijfel: 'Willem'. 'Van officiële zijde zijn wij gerechtigd bekend te maken dat H.K.H. Prinses Juliana een nieuwe telg van het Huis van Oranje verwacht' - zo stond in december '41 in het illegale Vrij Nederland te lezen.' Vier maanden later volgde een rectificatie: 'Van betrouwbare zijde' had het blad vernomen dat de prinses een miskraam had gehad." De bron van beide berichten is ons onbekend.

XCOp de avond van 19 januari '43 werd in Ottawa een prinses geboren. De Londense radio-uitzendingen maakten dat feit in de ochtenduitzendingen van 20 januari bekend. Lang niet iedereen kon regelmatig naar die uitzendingen luisteren maar wie het bericht opgevangen had, gaf het aan anderen door, soms wèl, soms niet nauwkeurig. Menigeen vernam dat niet een prinses maar een prins ter wereld gekomen was, hetgeen, schijnt het, de feestvreugde vergrootte. Die vreugde werd nogalopenlijk getoond, vooral in trams en treinen. Op het platteland waren hier en daar scholen waar kinderen oranjestrikjes in het haar droegen. Veel onderwijzers en onderwijzeressen lieten niet na, een enkel woord aan de geboorte van het prinsesje te wijden, in Goes werd een onderwijzer die luidkeels het Wilhelmus had laten zingen, ontslagen. Tot een demonstratie kwam het ook op de beurs in Rotterdam waar men de gele lampjes boven de makelaarsnissen ontstoken had." AlleVrij Nederland, 60

1 7 (dec. 1941), p. 4. • A.v., 12 (I april 1942), p. 2. 3 Boven deze nissen bevonden zich lampjes in verschillende kleuren die men ontsteken kon om een makelaar die in een bepaalde nis zijn vaste standplaats had maar die zich in de beurshal bevond, te waarschuwen dat in zijn nis iemand op hem wachtte. Men stak alle gele lampjes tegelijk aan; zij benaderden de kleur oranje het best.

603 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

huurders van nissen werden successievelijk bij de politie ontboden, zo ook de secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken die evenwellater van Beaufiragter Völckers vernam dat deze het desbetreffende politiedossier als 'kindiseh' van de tafel geveegd had.'

XC'Wij mogen nu bezet zijn, slachtoffers van een misdadige overval - het besef', aldus Slaet op den Trommele (liberaal), 'dat Oranje er altijd nog is, het thans zoveel duidelijker gevoelde besef dat Oranje er altijd nog zijn zal als ons bindend element, geeft ons de kracht om alle tergingen van deze tijd te doorstaan."

XCToen de namen van het prinsesje ('Margriet Francisca') bekendgeworden waren, schreef Het Parool:

XC'Wanneer prinses Margriet van Oranje groot zal zijn geworden, zal begrijpen hoe zij geboren: is in ballingschap en door het Nederlandse volk is begroet in de stilte van de onderdrukking, dan zal zij beseffenhoe haar intree in ons volk reden is geweest tot een kort ogenblik van eerlijke blijdschap, tot een adempauze in de strijd die haar volk thans om de vrijheid vecht.'s

XCKort nadien al werden er broches of andere insignes in de vorm van een margriet gedragen. Begin april kreeg de politie opdracht, alle voorraden van dit soort artikelen in beslag te nemen; zou men een margriet demoristratief gaan dragen, dan moest de politie de betrokkene waarschuwen - in zijn naam was de overbelaste Sicherheitspolizei niet geïnteresseerd.

XC'Een kort ogenblik van eerlijke blijdschap' - wij hechten waarde aan die formulering van Het Parool, aangezien de redactie juist van dit blad uit personen bestond die zich vóór de bezetting niet of slechts in geringe mate met het Oranjehuis verbonden gevoeld hadden. Wij voegen daar evenwel aan toe dat, dunkt ons, de blijdschap waarmee de Duitse nederlaag bij Stalingrad begroet werd, nog heel wat groter was. Was de bevrijding eenmaal daar, dan zou prinses Margriet voet kunnen zetten op Nederlandse bodem - welnu, de ondergang van het Duitse Zesde Leger leek die bevrijding een flink stuk dichterbij te brengen.

Stalingrad

XC

XCBijna een kwart miljoen Duitsers zat van eind november' 42 afbij Stalingradw.Lichtenauer: 'De persoon en het optreden van(jan.(Doejan.p.

1 F. dr. C. Völckers' 1973), p. 1 1-1808, a-a). 2 29 (20 1943), 2. S 48 (10 febr. 1943), p. 1.

604 [PDF]
DE RUSSEN IN HET OFFENSIEF

XCOostelijk front, situatie na het Russische winter-offensief 1942-1943 De zwarte stippellijn geeft de grens van het gebied aan dat de Russen als gevolg van een Duits tegenoffensief weer moesten prijsgeven. Opheffing van de blokkade van Leningrad, januari 1943 Door het Russische offensief moesten de Duitsers een strook aan de zuidelijke oever van het Ladogameer prijsgeven. De Duitse artilleriestellingen van waaruit Lenin grad onophoudelijk beschoten werd, zijn met de letter A aangegeven. 6 0

605 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

ingesloten en toen von Mansteins poging om hen te ontzetten in de tweede helft van december was mislukt, was hun lot bezegeld. Van dag tot dag werden hun voorraden geringer, zij kregen tekort aan munitie, voedsel en medicamenten. Felle kou ging de uitgehongerden teisteren. Erger nog: op het gebied dat zij verdedigden, werd op 10 januari' 43 door de Russen van alle kanten een grote aanval ingezet. De ring om de overlevenden werd nadien nauwer aangehaald. Zij wisten dat zij gedoemd waren ten onder te gaan, maar hun opperbevelhebber, generaal Paulus, weigerde herhaaldelijk Russische voorstellen tot overgave te aanvaarden. Dat was ook Hitlers bevel: het Zesde Leger moest zich, teneinde de Russische strijdkrachten zo zwaar mogelijke verliezen toe te brengen en hen zo lang mogelijk te binden, tot de laatste man opofferen. In het vertrouwen dat dit bevel opgevolgd zou worden, bevorderde Hitler Paulus tot Generalfeldmarschall. Bitter teleurgesteld was hij dan ook toen op 31 januari '43 bericht kwam dat Paulus met zijn staf en met de troepen die hij nog bereiken kon, gecapituleerd had. Twee dagen later, op 2 februari, werd het laatste Duitse weerstandsnest opgeruimd. Het Zesde Leger had opgehouden te bestaan.

XCHet was een verpletterende Duitse nederlaag. Bijna honderdvijftigduizend Duitsers waren in de gevechten gesneuveld, aan hun verwondingen bezweken of van honger en koude omgekomen. Meer dan negentigduizend raakten in krijgsgevangenschap onder wie zich, afgezien nog van Paulus, niet minder dan drie-en-twintig generaals bevonden. Ook op materieel gebied waren de Duitse verliezen zwaar: 2 000 tanks, 2 000 vliegtuigen en 10000 stukken geschut waren verloren gegaan.

XCAnderzijds: hoe groot en inspirerend de Russische overwinning ook was, in strijd met de verwachtingen van het Russische opperbevel bezat het Rode Leger niet de kracht om haar volledig uit te buiten. De verwoede gevechten met het Zesde Leger en vooral ook met von Mansteins troepenmacht hadden zoveel van de Russen gevergd dat zij niet onmiddellijk naar de Zwarte Zee konden doorstoten. Von Manstein hield daar een corridor open waardoor het Duitse Vierde Leger en de overige Duitse en andere hulptroepen die de Kaukasus bereikt hadden (daaronder de SS-Division 'Wiking' waarin een deel van de Nederlandse 'Oostfront-vrijwilligers' meevocht), westwaarts konden ontsnappen. Zij richtten daarbij grote verwoestingen aan en schoten duizenden burgers neer. Pas op 14 februari was de havenstad Rostow weer in Russische b.nden. Intussen had het Rode Leger medio januari ook een groot offensiefkunnen inzetten tegen de Duitse, Hongaarse en Italiaanse troepen ten westen van W oronesj. Hier werden in twee gebieden nog eens 23 divisies omsingeld en goeddeels vernietigd. Daarmee evenwel (èn met een geslaagde poging om de blokkade van Lenin

606 [PDF]
EINDE VAN HET DUITSE ZESDE LEGER

grad op te heffen') was de aanvalskracht van het Rode Leger voorlopig uitgeput. Charkow werd nog veroverd, maar moest, na een Duits tegenoffensief, een maand later (17 maart) weer prijsgegeven worden, hetgeen betekende dat een deel van het industrieel belangrijke Donetzbekken in Duitse handen bleef. Schrale troost voor Hitler ! Want mede doordat de Amerikanen in Zuid- en West-Europa steeds meer divisies tegen de Wehr macht in het veld zouden brengen, stond het nu vast dat de balans van krachten aan het Oostelijk front verder ten nadele van de Duitsers zou doorslaan. Dat was een feit van kardinale betekenis.

XCHoe immens de moeilijkheden ook bleven waaraan de leiders van de Sowjetstaat het hoofd moesten bieden (de voedselvoorziening en het transportwezen baarden nog steeds grote zorgen) - aan wapens zouden zij, nu de naar het oosten verplaatste fabrieksinstallaties dag en nacht in bedrijf waren, geen gebrek meer hebben. Munitie was er voldoende en in '43 zouden bijna 3 000 vliegtuigen (meest lichte toestellen) en 20 000 tanks geproduceerd worden, zwaardere tanks dan in de twee voorafgaande jaren vervaardigd waren. In de lente van '43 werd met de formatie van vijf z.g. 'tanklegers' begonnen die, aangevuld met gemechaniseerde infanterie-korpsen, in de zomer van '43 enorme bressen zouden slaan in de Duitse linies.

XCIn de periode tussen het begin van het offensief tegen het Rode Leger (november '42) en het einde van de strijd in het Donetzbekken (maart '43) had Hitler ca. een kwart van zijn totale troepenmacht aan het Oostelijk front verloren. Meer dan een miljoen Duitse militairen en bijna zeshonderdduizend man van de troepen der bondgenoten (Italianen, Roemenen, Hongaren) waren er buiten gevecht gesteld. Alleen al in de ziekenhuizen en militaire hospitalen van Duitsland bevonden zich in februari '43 ca. vijfhonderdduizend zwaargewonden. Het roekeloze avontuur waarin Hitler zich op de zzste juni '41 had gestort, had zich tot een gigantische slijtageslag ontwikkeld die Duitsland uiteindelijk zou doen doodbloeden.

XC1 Midden december '42 hadden de Russen de 'autoweg' over het Ladogameer heropend. De zuidelijke oever van dat meer was over een breedte van vijftien kilometer in Duitse handen en in de corridor die van daaruit zuidwaarts liep, hadden de Duitsers zich sterk verschanst, aan de westkant langs de rivier de Neva. Op 12 januari '43 zetten de Russen van twee kanten een zorgvuldig voorbereid offensief op die corridor in en na zes dagen harde strijd vond de ontmoeting tussen de uit het oosten en uit het westen oprukkende troepen plaats. De Duitsers moesten de gehele corridor prijsgeven. Nog voor hun terugtocht ten einde was, waren de Russen al begonnen met de bouw van eennieuwe spoorweg die Leningrad weer aansluiting zou geven op het Russische net. Op 2 februari kwam de eerste trein in Leningrad aan waarvan de belegering en beschieting overigens door de Duitsers

607 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUAR1 '43

XCUiteindelijk - Hitler moet het beseft hebben. Wanneer dat besef voor het eerst tot hem doordrong, is niet bekend. Al in december '41, toen hij voor Moskou vastzat en de Verenigde Staten aan de oorlog waren gaan deelnemen? Ofhoopte hij in de zomer van' 42 toen de Wehrmacht in een dubbele stormloop de W;lga en de aardoliebronnen van de Kaukasus leek te kunnen bereiken, dat hij er in elk geval in zou slagen, in de Festung Europa en in het gehele Midden Oosten een onaantastbare positie op te bouwen? Aan die hoop werd door El Alamein, door de Geallieerde landingen in Marokko en Algerië en, vooral, door de Russische triomf bij Stalingrad de bodem ingeslagen.

XCIn Hiders perspectief was een accoord met zijn tegenstanders uitgesloten. De Verenigde Staten en Engeland waren er niet toe bereid (de unconditional surrender-formule van Casablanca bevestigde slechts wat Hitler al wist de Sowjet-Unie dan? Stellig was Stalin bitter teleurgesteld door het uitblijven van een Tweede Front in West-Europa in '42 dat mocht Hitler gevoeglijk veronderstellen. Zou hij dan wellicht met de Russische dictator tot een vergelijk kunnen komen? Het zou betekenen dat hij de droom van zijn jeugd, het doel van zijn gehele politieke werkzaamheid (Lebensraum im Osten!) zou moeten prijsgeven. Bovendien moest hij aannemen dat de Sowjet-Unie elk accoord slechts zou opvatten als een wapenstilstand: hij zou de Wehrmacht in het oosten nauwelijks kunnen verzwakken. En wat zou tenslotte het effect zijn indi~n de Russen in het territoir dat hij bij elke regeling zou moeten prijsgeven, de sporen vonden van de massamoorden die door de Einsatzgruppen bedreven waren? Geen andere oplossing zag hij dan vol te houden. Deed hij zulks, dan kon (hij moet het geweten hebben) slechts een wonder hem redden. Maar was dat uitgesloten? Was niet ook in de achttiende eeuw Frederik de Grote, door in een schijnbaar hopeloze situatie te volharden, op het laatst aan de ondergang ontkomen? Misschien zou zich, als hij de te verwachten Geallieerde landing in WestEuropa kon afslaan, oorlogsmoeheid gaan aftekenen in de Verenigde Staten, vooral ook in Engeland dat binnen afzienbare tijd bestookt zou kunnen worden met de nieuwe wapenen, de VergeltungswajJèn, waarvan de productie voorbereid werd: de V-l's en de V-2'S.

XCVoor de keuze staande of hij het volledige falen van zijn conceptie zou erkennen dan wel zou volhouden, koos Hider het laatste. Daarbij concentreerde hij zich nagenoeg volledig op de gevechten aan het front dat hij voor het beslissende hield: het front in het oosten. Geen troepeneenheid, hoe klein

608 [PDF]
HITLER VOOR DE KEUZE

ook, mocht er terugtrekken dan met zijn persoonlijke goedkeuring. zulks vergde dat hij zich in een monomane strategische bijziendheid dagelijks over kaarten boog om de duizenden detailbeslissingen te nemen die Churchill en Roosevelt en die ook hun Combined Chiefs of Staff wijselijk aan de plaatselijke bevelhebbers overgelaten zouden hebben. In de gebombardeerde Duitse steden waagde hij zich niet te vertonen. Hij sloot zich op in dat symbool van zijn achterdocht: zijn zwaarbeveiligde Wol(sschanze in Oost-Pruisen. Het was of hij, zijn grootheidswaanzin ten spijt, dat volstrekte dagelijkse isolement van de buitenwereld, dat weigeren van contact met de realiteit waarin hij zoveel rampspoed teweeg had gebracht, nodig had om de kracht tot volhouden op te brengen. Was de ondergang onvermijdelijk, dan zou Duitsland mèt hem ondergaan. Medelijden met de ettelijke miljoenen mensenlevens die dat zou vergen, kende hij niet.

XCGefixeerd als hij was op de worsteling met de Sowjet-Unie, nam Hitler geen moment aan dat de oorlog wel eens zo zou kunnen eindigen dat een groot deel van Europa onder Amerikaans-Engelse invloed zou komen te staan - heel Europa zag hij 'bolsjewistisch' worden en hoe de Russen daar dan zouden gaan optreden, stond voor hem vast: zij zouden de 'Germanen', 'het Arische ras', vemietigen.

XCDe weerslag van al deze opvattingen kwam de lezer reeds tegen in Bormanns verslag van het betoog dat Seyss-Inquart, Schmidt en Mussert op 10 december '42 van Hitler te horen kregen toen deze nog hoopte dat von Manstein het Zesde Leger zou kunnen ontzetten:

XC'Die Herrschaft des Bolschewismus wiirde fiir ganz Europa mit sich bringen die Herrschafi der innenasiatischen Menschenrassen iiber die europäischen, die mehr oder weniger vernichtet und ausgelöscht wiirden j der Rest wiirde einer weitgehenden Rassen mischung unterworfen ...

XCDer Fuhrer wiirde aber nicht kapitulieren, sondern kämpfen, und wenn er eines Tages die 16- ader 14-Jährigen einziehen miisse. Es wäre immer noch besser, sie [ielen ill'! Kampf gegen den Osten als dass sie bei einem verlorenen Kriege zermartert ader in niederster Sklavenarbeit zerschunden würden.'

XCToen von Manstein teruggeslagen was, besefte ook Hitler dat de doodsstrijd van het Zesde Leger begonnen was. Besloten werd, een formidabele nederlaag het karakter te geven van een glorieuze morele overwinning: wat bij Stalingrad te gebeuren stond, zou als een drama afgeschilderd worden waarbij een heldhaftige schare zich tot de laatste man opgeofferd had om de grondslag te leggen voor een succesvolle verdediging van het Avondland tegen Aziatische horden.

XCOp donderdag 4 februari, twee dagen nadat het laatste Duitse verzet bij

609 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43 Stalingrad gebroken was (dat zoveel Duitsers zich met inbegrip van de

hemelhoog geprezen Generalfeldmarschall Paulus overgegeven hadden, werd in de Duitse pers en radio verzwegen), werden in Duitsland drie dagen van publieke rouw afgekondigd: van donderdagavond tot zaterdagavond zouden alle schouwburgen, bioscopen, variété's, dancings enz. gesloten zijn.

XCDeze maatregel gold ook voor alle door Duitsland bezette gebieden.

XCNu, in de harten van veruit de meeste Nederlanders heersten geen gevoelens van rouw maar van vreugdevolle verwachting. Eén voorbeeld dunkt ons voldoende. In het Centraal Theater te Amsterdam waar het gezelschap van Cees Laseur optrad, verscheen die donderdagavond, nog voor het blijspel dat opgevoerd werd ten einde was, opeens een vertegenwoordiger van de directie op het toneel die meedeelde dat de voorstelling in verband met het einde van de strijd bij Stalingrad op bevel van de Duitse autoriteiten afgebroken werd. 'Hierop', aldus een NSB' er die zich onder het publiek bevond, 'ontstond er in de zaal een groot gejuich en gejoel. Veel mensen klapten in hun handen, er werd op de grond getrappeld en er werd geschreeuwd: 'Leve Stalin', enz. enz. Het was één grote demonstratie tegen Duitsland' 1_ een voor de Duitsers en NSB'ers dubbel pijnlijke demonstratie omdat de bevolking via de Londense uitzendingen al twee dagen wist dat bij Stalingrad niet meer gevochten werd. De bezoekers van het Centraal Theater reageerden dan ook niet op het hun al bekende bericht van het einde van de strijd - zij dreven de spot met de afgekondigde rouw. Dat zij dat publiekelijk deden, toonde aan dat zij zich over het effect van hun demonstratie geen zorgen maakten: Duitsland was opgeschreven - misschien zou het van de ene dag op de andere wel ineenstorten. Eindelijk! Vooral in Amsterdam ging geen week voorbij waarin men niet hoorde dat Joden gedeporteerd waren, en twee dagen eerder, 2 februari, had men uit de pers de jongste Duitse schanddaad vernomen: tien gijzelaars hadden zij gefusilleerd, nu in Haarlem. Het werd tijd dat het schrikbewind verdween!

XCOpjanuari was in Haarlem een Oberwachtmeister van de medische dienst van de Wehrmacht door enkele kogels dodelijk getroffen, nadat daags teNSB, hoofdkwartier, hoofdafd.bureau voor bijzondere aangelegenheden: 'Mededelingen', no.(febr.p.(NSB,

30 1 III, 2 1943), IS 239).

610 [PDF]
DE HAARLEMSE GIJZELAARS

voren, 29 januari, enkele handgranaten (die niet ontploften) naar binnen geworpen waren in het huis van de NSB-burgemeester, S. 1. A. Plekker, De achtergrond van de moord op de Oberu/achtmeister is nimmer opgehelderd en het is heel wel mogelijk, ja waarschijnlijk, dat hij om particuliere redenen door een andere Duitse militair om het leven gebracht is. Waar het op aankomt is dat Seyss-Inquart, Rauter en Harster onder sterke pressie van Christiansen (die evenals bij de aanslag op het Rotterdamse viaduct door het dolle heen was en met de instructies van Hitler en het Oberkommando der Wehrmacht zwaaide) tot een represaille-actie besloten terwijl het onderzoek naar de achtergrond van de moord nog in volle gang was. InHaarlem, Heemstede en Bloemendaal werd een avondklok ingesteld die om zes uur inging, ruim honderd burgers werden van hun bed gelicht en voor enkele maanden naar het concentratiekamp Vught gezonden (waar één hnnner bezweek) en tien gijzelaars werden in de ochtend van 2 februarigefusilleerd : drie uit Velsen, zeven uit Haarlem en omstreken. Onder die laatsten bevonden zich drie Joden. Eén van die drie was de Haarlemmer Philip Frank, opperrabbijn in Noord-Holland. Deze voerde in de nacht voor zijn executie een lang gesprek met Lages waarin hij van zulk een geloofskracht en innerlijke rust getuigde dat Lages de volgende dag 'innerlicht vollkommen zerrissen' de Ortskommandant van Amsterdam opzocht. 'Herr Lages sagte', aldus diens verklaring, 'dass er es geradezu verfiuche, dass ihn das Schicksal an diesen Platz gestellt habe.'l

XCEnkele dagen later richtten Cohen en Asscher tot Lages het verzoek, de families van de drie geëxecuteerde Joden te sparen; die families werden vrijwel onmiddellijk nadien met prioriteit gedeporteerd.

XCNa het bericht over de executie van de tien gijzelaars in Haarlem dat in de avondbladen vanfebruari opgenomen werd, drong zich aan de twee-entwintigjarige Amsterdamse student in de medicijnen Rudolf Bloemgarten (die tot de groep behoorde die toen reeds een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister overwoog) de overtuiging op dat een onmiddellijke represaille geboden was: men kon de schanddaden van de vijand toch niet voortdurend onbeantwoord laten! Bloemgarten bezat een revolver die hem enige tijd tevoren verstrekt was door het hoofd van de distributiedienst te Voorburg, C. 1. Barentsen. Als zijn slachtoffer koos Bloemgarten de man

2 1 Verklaring, 10 dec. 1949, van dr. Schröder (Doe I-998, h-z).

611 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

uit die hij in de hoofdstad, ja in de provincies Noord-Holland en Utrecht als een van de belangrijkste helpers van de bezetter zag: de NSB'er mr. T. Feitsma, procureur-generaal bij het Amsterdamse gerechtshof Hij drong nog diezelfde avond diens woning binnen, vond er eerst niemand, kwam toen plotseling tegenover Feitsma's zoon te staan, vrijwilliger bij de Waffen-SS, juist met verlof gearriveerd - op hem loste hij enkele schoten. Feitsma jr. zakte ineen; hij was ernstig gewond, maar niet dodelijk. Er werd aan de aanslag geen ruchtbaarheid in de pers gegeven. Wèl namen de Duitsers en NSB' ers die er van hoorden, mèt de vader aan dat de onbekende dader het op hèm, de procureur-generaal, gemunt had, maar men had daaromtrent geen zekerheid. Strafmaatregelen bleven achterwege.

Sey./Jardt geliquideerd / De razzia's op jongeren

XC

XCOp de donderdagavond waarop de Stalingrad-rouw afgekondigd werd, had men enkele uren eerder in de dagbladen kunnen lezen dat Mussert in het kader van zijn 'Secretarie van Staat''gemachtigden' benoemd had - een bericht, ook door de Nederlandse omroep verspreid, waarop de ministerpresident, gelijk reeds vermeld, van Londen uit onmiddellijk reageerde met de radiotoespraak waarin hij het Nederlandse overheidspersoneel opriep, alle maatregelen tegen te werken die de Duitse oorlogsinspanning ten goede konden komen. Intwee passages zinspeelde prof Gerbrandyop 'de mogelijkheid van de vorming van een landverradersregering' . Die mogelijkheid hadden verscheidene Nederlanders al onder ogen gezien toen in december bekendgemaakt was dat Mussert zich voortaan 'Leider van het Nederlandse volk' mocht noemen.

XCDeze 'promotie' van de NSB droeg er toe bij dat hier en daar in de illegaliteit de neiging versterkt werd om in de verzetsstrijd gebruik te gaan maken van een middel dat men tegen politieke tegenstanders nog nimmer toegepast had: de liquidatie. Zeker, het was al voorgekomen, in '41 al, dat illegale groepen verraders uit de weg geruimd hadden, maar die acties waren, afgezien van het element van bestraffmg dat er in stak, noodzakelijk geweest uit een oogpunt van individuele zelfbescherming. De offensieve uitschakeling van politieke tegenstanders zou in een ander vlak komen te liggen. Het zouden daden worden waaraan stellig grote publiciteit zou worden gegeven: publieke terechtstellingen als het ware, waardoor personen die op vooraanstaande posten de bezetter, de vijand, hielpen bij het onderdrukken en uitbuiten van een geheel volk, uit de weg geruimd zouden worden. Het element

612 [PDF]
PLANNEN VOOR AANSLAGEN

van bestraffing zou niet ontbreken en als dergelijke liquidaties er toe zouden leiden dat anderen zich in hun dienstbaarheid aan de vijand zouden intomen, dan zou men er ook een element van nationale zelfverdediging in kunnen zien. of moest men er rekening mee houden dat de vijand en zijn handlangers met groter felheid zouden gaan optreden en bijvoorbeeld op die liquidaties zouden reageren met zware represailles? Dan zouden die represailles in hun uitwerking op de bevolking de verzetsgeest ten goede komen en de illegaliteit versterken. Er zouden slachtoffers vallen - misschien schuldige, stellig ook onschuldige. Mocht men daar tegenop zien? Dagelijks verloren duizenden militairen en burgers der bondgenoten het leven, en vergeleken vooral met de offers die de volkeren der Sowjet-Unie brachten, leken die van het Nederlandse volk onbeduidend. Het werd tijd dat de Nederlanders een actiever aandeel namen in de gigantische strijd waarin nagenoeg de gehele mensheid betrokken was!

XCGedachtengangen als deze waren het die met name in de hoofdzakelijk uit jeugdigen bestaande Amsterdamse verzetsgroep CS-6 naar voren kwamen. De Haagse zenuwarts en communist dr. G. Kastein, ouder dan zij maar even driest, stimuleerde hen in die richting. Van belang was dat Kastein in nauw contact stond met Gerben Wagenaar, een van de leiders van de sabotageorganisatie der illegale CPN (het Militair Contact). Aanvankelijk beschouwde men overigens in die kring de liquidatie van de hoofden van de Nederlandse departementen als urgenter en nuttiger dan het uit de weg ruimen van prominente NSB' ers die, hoe abject hun rolook was, geen werkelijke machtsposities innamen. Kastein deelde dat inzicht. Hij was het dan ook die, vermoedelijk omstreeks midden januari '43, samen met Wagenaar een explosieve lading naar binnen wist te smokkelen in de zaal in het departement van binnenlandse zaken waar het college van secretarissen-generaal veelvuldig vergaderde. Het schijnt dat de wekker die aan de lading bevestigd was, iets te luid tikte waardoor het complot mislukte. Nieuw complot! Elke week zou op een vaste dag en op een vast uur een vooraanstaand helper van de vijand geliquideerd worden - Wagenaar had er geen bezwaar tegen dat Mussert bovenaan het nieuwe lijstje kwam te staan. Niet dat een aanslag op deze een eenvoudige zaak was! Nagenoeg overal waar Mussert zich vertoonde, had hij gewapende leden van zijn Lijfwacht in zijn onmiddellijke omgeving.

XCEr was aan dit nieuwe plan nog geen uitvoering gegeven, toen op donderdagavond 4 februari de namen van Musserts 'gemachtigden' gepubliceerd werden. 'Generaal Seyffardt, gemachtigde voor het Nederlands Legioen', las men. of méér dan dat? Zou hij in een kabinet-Mussert de minister van defensie worden, bdast met het oproepen van dienstplichtigen voor het Oostelijk front? Dan leek het nuttig, hem als eerste uit te schakelen. Kastein

613 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

vond de drie-en-twintigjarige Jan Verleun, lid van ÇS-6, bereid, samen met hem die aanslag uit te voeren. Verleun zou de enige revolver hanteren waar Kastein de beschikking over had.

XCVrijdagavond 5 februari, in het donker, belde Kastein in Den Haag bij de woning van Seyffardt aan; diens adres stond normaal in de telefoongids. Seyffardt, wiens vrouw kort tevoren was overleden, was alleen thuis. Hij opende de deur. 'Bent u soms generaal Seyffardt?' werd hem gevraagd. Hij antwoordde bevestigend. Verleun schoot, tweemaal. Seyffardt werd in de buik getroffen. Hij kon binnen nog om hulp telefoneren, kreeg geen antwoord, strompelde naar buiten, zakte daar ineen en werd korte tijd later gevonden.

XCKastein en Verleun gingen onmiddellijk elk naar een eigen, de ander onbekend adres - Verleun nam de revolver mee.

XCSeyffardt, naar een ziekenhuis overgebracht, overleed een dag later, zaterdag, vroeg in de avond. Toen hij op woensdag Ia februari met veel militair vertoon begraven werd, waren de straten van Den Haag waar de stoet doortrok, leeg. 'Der Reichskommissar sah gerade bei diesem An/ass', zo berichtte Rauter aan Himmler, 'wie schwach die NSB hier ist und wie eiskalt ablehnend die über grosse Mehrheit des Volkes geworden ist.'l

XCWat zich, als reactie op de aanslag op Seyffardt, op zaterdag 6 en maandag 8 februari had afgespeeld, maakte die 'ijskoude afwijzing' maar al te begrijpelijk.

XCNog op vrijdagavond 5 februari had Seyffardt, naar het ziekenhuis overgebracht, twee belangrijke mededelingen gedaan. De eerste was dat hij de stellige indruk had dat de twee personen die de aanslag op hem gepleegd hadden, studenten waren, de tweede dat hij niet wenste dat om zijnentwil gijzelaars doodgeschoten zouden worden. Rauter lichtte nog diezelfde avond Himmler in, vermoedelijk telefonisch, en hij besloot, hoogstwaarschijnlijk na overleg met Seyss-Inquart, de volgende ochtend door de Sicherheitspolizei en Ordnungspoüzei razzia's te laten uitvoeren op de universiteiten en hogescholen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en

XC1 Telexbericht, 10 febr. 1943, van Rauter aan Himmler (EDe, 4563). 61

614 [PDF]
DE RAZZIA'S VAN 6 FEBRUARI '43

Utrecht-, zulks 'mit dem Ziel, mäglichst viele Studenten des reaktionären Lagers zu verhaften und sie in das Lager Vught einzuuieisenl> Daarbij zag men de economische hogeschool te Rotterdam over het hoofd, maar men strekte de actie wèl tot de landbouwhogeschool in Wageningen uit; abusievelijk werd namelijk gemeend dat Wageningen in de provincie Utrecht ligt.

XCEr bevonden zich die zaterdagochtend maar weinig studenten in de universiteits- en hogeschoolgebouwen, met uitzondering evenwel van de bibliotheken, de laboratoria en andere practicum-gebouwen; door enkele docenten werd ook college gegeven. Bij al die plaatsen waar men dacht grote aantallen studenten te vinden, kwamen Duitse overvalauto's voorrijden. Hier en daar bijgestaan door 'foute' Nederlandse politiemannen, stormden de leden van de Sicherheits en de Ordnungspolizei naar binnen. Alle mannelijke studenten die niet via de ramen en de tuinen konden ontkomen, werden gearresteerd en nog diezelfde dag naar het concentratiekamp Vught overgebracht: ca. tweehonderdvijf-en-twintig uit Amsterdam (onder wie zeventig van de Vrije Universiteit), tweehonderdvijftien uit Delft, honderdnegentien uit Utrecht en drie-en-veertig uit Wageningen (daar duurde de drijfjacht een groot deel van de dag.) Van de niet-aanwezige studenten die van deze razzia's hoorden, dook een groot deel onmiddellijk onder.

XCUiteraard werden in Amsterdam, Delft, Utrecht en Wageningen de rectores magnifici onmiddellijk gewaarschuwd. Het bestuur van de Vrije Universiteit besloot het universitair bedrijf stop te zetten. Eenzelfde besluit werd op zondag 7 februari met betrekking tot de Amsterdamse universiteit genomen door het college van rector en assessoren; dezen hadden daar niet de bevoegdheid toe maar zij meenden dat in de gegeven situatie geen ander besluit mogelijk was en dat zij er persoonlijk ook de risico's van moesten aanvaarden. In Groningen (waar men telefonisch vernomen had wat zich elders had afgespeeld) werd op zondag door de Z.g. contactgroep der hoogleraren besloten dat men voorlopig geen colleges zou geven of examens afnemen; een voorstel van enkele medische hoogleraren om bovendien de hoogleraarsfunctie neer te leggen, vond onvoldoende instemming. Utrecht ging aanzienlijk minder ver: op maandag 8 februari werd de universiteit op

1 De gegevens over het initiatief tot deze razzia's spreken elkaar tegen. Rauter seinde op 6 februari aan Himmler: 8 (telexbericht, 6 febr. 1943, van Rauter aan Himmler, a.v., 1788), Seyss-Inquart schreef op 9 februari aan Rauter, Wimmer en Schmidt:' ... (brief, 9 febr. 1943, van Seyss-Inquart aan Wimmer, Rauter en Schmidt, 079751-53). 2 Telexbericht, 6 febr. 1943, van Rauter aan Himmler

615 [PDF]
DECEMBER' 42-FEBRUARI '43

voorstel van van V uuren slechts voor vier dagen gesloten; de examens gingen door.

XCNatuurlijk was van de instellingen van hoger onderwijs uit onmiddellijk contact opgenomen met het departement. Van Dam had nog op de zaterdag waarop de razzia's uitgevoerd werden, Seyss-Inquart opgebeld. Hij was naar Rauter verwezen bij wie hij met zijn protesten niets bereikt had. Zondag deed hij zijn beklag bij Schmidt, maandag werd hij dan eindelijk door SeyssInquart en Wimmer ontvangen. Dezen zeiden hem dat in Vught een nader onderzoek van de opgepakte studenten zou plaatsvinden; zij vertrouwden dat de meesten nadien vrijgelaten zouden worden, maar de gevaarlijkgeachten zou men vasthouden: het moest aan de universiteiten en hogescholen eindelijk eens rustig worden!

XCDie mededelingen bracht van Dam op dinsdag 9 februari aan de rectores magnifici van alle universiteiten en hogescholen over; hij had hen voor een bespreking in Den Haag uitgenodigd. Nog een mededeling had hij : het was, had Seyss-Inquart gezegd, niet nodig, de studenten die van de universiteiten en hogescholen wegbleven, niet langer als studenten te beschouwen, m.a.w.: zij zouden niet als stakers gelden (staking was verboden) en evenmin zou aangenomen worden dat zij hun studie afgebroken hadden (waardoor zij beschikbaar zouden komen voor de arbeidsinzet). Daags na die verklaringen van van Dam besloten de leden van de Nijmeegse Senaat, voorlopig geen college te geven en zich met elk protest der andere universiteiten solidair te verklaren.

XCHoe reageerde de Raad van Negen en hoe reageerde Kastein ?

XCDe Raad van Negen kwam opfebruari, daags na de razzia's, bijeen. De leden voelden zich ietwat schuldig vanwege het parool dat zij twee-en-eenhalve week tevoren verspreid hadden: terug naar universiteit en hogeschool! Zij wilden nu geen enkel risico meer nemen. In een extra-nummer van De Geus gaf de raad een strak consigne door: 'Het lijfsbehoud alleen al dwingt ons, alle werkzaamheden neer te leggen.' Slechts één uitzondering werd toegestaan: deelneming aan examens en tentamens, maar daar moest men 'in ieder geval' mee wachten tot alle gearresteerde studenten weer in vrijheid gesteld waren.!

7

XCBehalve in Groningen werden de examens en tentamens na korte tijd herp.

1 7 febr. 1943, I.

616 [PDF]
EEN LOYALITEITSVERKLARING 1

vat - niet de colleges en practica. Het hoger onderwijs als zodanig lag dus stil. Seyss-Inquart vond dat een hoogst onbevredigende situatie. Hoe kon hij de universiteiten en hogescholen weer op gang krijgen? Op 9 februari deelde hij aan de drie betrokken Generalhommissare (Wimmer, Rauter, Schmidt) mee dat men in Vught de studenten, voorzover zij een politiek-passieve indruk maakten, kon gaan ontslaan, maar de lege plaatsen moesten dan ingenomen worden door andere studenten, 'bei denen mail annehmen leann, dass van ihnen besetzungsfeindliche Bestrebungen ausgehen ader unterstutzt werden.' De eerstbedoelden zouden vóór hun vrijlating een soort belofte van gehoorzaamheid moeten ondertekenen. 'Diese Aktiol1', zo schreef de Reichs kommissar,

XC'sich durch eine entsprechende Verpflichtung in einem schr!{tlichen Revers das loyale Verhalten der Studenten verspreehen zu lassen, leann auch auf die übrigen Studenten ausgedehnt werden, doch sind nur jene zuzulassen, bei denen von Haus aU5 ein gegen teiliges Verhalten nicht vorausgesetzt wetden muss'?

XCen dan vinden wij hier de oorsprong van de Z.g. loyaliteitsverklaring der studenten waar zoveel over te doen zou zijn in de maanden die op de aanslag op Seyffardt en de daarbij aansluitende studentenrazzia' s volgden.

XCKastein, schreven wij eerder, was na die aanslag naar een onderduikadres gegaan - zonder revolver. Dat zat hem dwars, misschien die avond al, maar stellig de volgende dag, zaterdag, toen hij van de studentenrazzia's vernam. Hij besloot, op de eerste liquidatie onmiddellijk een tweede te laten volgen. Waarom? Uit wraak? Of wilde hij dusdoende de indruk wekken dat de Sicherheitspolizei in een volledig verkeerde richting zocht? Of gaf hij zich, opgejaagd als hij zich voelde, nauwelijks meer rekenschap van wat hij deed? Wij weten het niet. Hoe dat zij, die zaterdag hield hij zich aan een afspraak die hij tevoren met van der Waals gemaakt had. Met deze, Schreieders gevaarlijkste Vi-Mann, was Kastein, zoals wij in hoofdstuk 3 verhaalden, via Pahud de Mortanges in contact gekomen.

XCVan der Waals kreeg van Kastein precies te horen hoe Seyffardt neergeschoten was, en Kastein zei dat hij de volgende avond, zondagfebruari, (Vu], Stab,07975 -53). 6 I

7 1 Brief, 9 februari 1943, van Seyss-Inquart aan Wimmer, Rauter en Schmidt

617 [PDF]
DECEMBER' 42-FEBRUARl '43

een nieuwe liquidatie wilde uitvoeren: kon van der Waals hem zijn eigen pistool geven? Vander Waals bleef in zijn rol en gaf zijn pistool af.

XCMet dat pistool pleegde Kastein die zondagavond in Voorschoten een aanslag op de pasbenoemde. secretaris-generaal van volksvoorlichting en kunsten, mr. H. Reydon. Deze werd zwaar gewond, zijn vrouw verloor het leven.'

XCDaags daarna begonnen in verscheidene delen des lands grote razzia's op mannelijke personen tussen de achttien en vijf-en-twintig jaar.

XCDie razzia's waren niet een uitvloeisel van de aanslag op de Reydons - er was al op zaterdag, daags voor die aanslag, in een bespreking onder voorzitterschap van Seyss-Inquart toe besloten.

XCToen die bespreking des ochtends om negen uur begon, was Seyffardt nog in leven en werden de overvalauto' s geconcentreerd om in Amsterdam, Delft, Utrecht en Wageningen de studentenrazzia's uit te voeren. Die razzia's waren niet een zuivere represaille; er stak een element van opsporing in. Waren méér represailles nodig? Zo ja, welke? Daarover ging die bespreking.

XCHet was de eerste maal dat in bezet Nederland een aanslag gepleegd was

1 Na deze tweede liquidatie bleefKastein met van der Waals in contact. Met deze maakte hij o.m. de afspraak dat hij hem op I9 februari in een café in Delft zou ont moeten; hij wilde van derWaals daar in aanraking brengen met P. Wapperom, de leider van de Haagse sabotagegroep der CPN. Wapperom was evenwel op II februari in Utrecht gearresteerd en de rechercheurs van de (een andere afdeling dan die van Schreieder!) hadden in zijn zakboekje een aan tekening gevonden met betrekking tot de afspraak te Delft. Wapperom werd met een stok in zijn broek (zodat hij niet kon weglopen) in het café neergezet. Toen Kastein er binnentrad en onmiddellijk aan Wapperoms tafeltje ging zitten, werd hij gearresteerd, zulks tot woede van van der Waals en Schreieder wier met en via Kastein aldus doorkruist werd. Kastein (die nog vergeefs getracht had, een van de hem arresterende functionarissen neer te schieten) werd naar de bureaus van de op het Binnenhof in Den Haag gebracht. Op de tweede verdieping wilde men hem daar gaan verhoren. De verhoormethoden van 'de SD' kennend, besloot hij zijn kameraden te beschermen: hij sprong plotseling op, stortte zich geboeid en al door het gesloten venster en maakte een dodelijke val. Nadien ge lastte Harster dat gevangenen die verhoord werden, steeds met één pols aan hun stoel vastgebonden moesten worden. Na de arrestatie van Kastein werkte de groep CS-6 nog plannen uit voor aan slagen op Mussert en op van Dam; deze kwamen niet tot uitvoering. In ons volgende deel komen wij op CS-6 terug.

618 [PDF]
BESPREKING BIJ SEYSS-INQUART

Opeen prominent helper van de vijand: de man namelijk van wie in de zomer van '4I de oproep was uitgegaan tot vorming van het Nederlands Legioen; van dat legioen was hij formeel nog steeds de 'commandant' - dat feit wierp bij Seyss-Inquart heel wat meer gewicht in de schaal dan dat hij óók 'gemachtigde' van Mussert was. Intussen besefte Seyss-Inquart wèl dat hij Mussert in deze aangelegenheid niet kon passeren. Hij liet hem uitnodigen naar de bespreking te komen. Mussert weigerde. Precies een week tevoren was Seyss-Inquarts decreet verschenen waarin stond dat alle instanties van het Reichskommissariat'bij de uitvoering van belangrijke bestuursmaatregelen' met de leider der NSB 'overleg' moesten plegen - nu was men, Mussert had dat reeds vernomen, tot razzia's op de studenten overgegaan zonder 'overleg' met hem, a fortiori zonder zijn 'goedvinden'! Geprikkeld vond hij slechts goed dat zijn plaatsvervanger van Geelkerken. 'gemachtigde voor binnenlandse zaken en nationale veiligheid', aan de bespreking zou deelnemen. Aan NSB-kant zou daar ook de Haagse procureur-generaal van Genechten aanwezig zijn, aan Duitse kant waren er Seyss-Inquart, Rauter, Schmidt, Wimmer, Harster en de Befehlshaber der Ordnungspolizei, SS Brigadejuhrer Heinrich Lankenau. De bedoeling was dat ook het hoofd van de Sicherheitsdienst, KnolIe (deze meende de dader van de aanslag al op het spoor te zijn), aan het overleg zou deelnemen, maar toen van Geelkerken arriveerde, trof hij KnolIe in de antichambre aan. Er vond op dat moment in Seyss-Inquarts werkkamer een opgewonden gesprek plaats. Schmidt wist dat KnolIe, Rauters ondergeschikte, regelmatig negatieve berichten over hem aan het Reichssicherheitshauptamt en aan Himmler doorgaf - hij had geweigerd, met KnolIe in één kamer aanwezig te zijn. Niet voor het eerst moest Seyss-Inquart de ruziënde kemphanen Schmidt en Rauter tot bedaren brengen. Maar KnolIe bleefbuiten. Van Geelkerken en de inmiddels gearriveerde van Genechten konden binnenkomen.

XCRauter begon met enkele besluiten voor te lezen die men aan Duitse kant al genomen had: in N oord- en Zuid-Holland en in Utrecht zouden voorlopig alle café's, restaurants enz. 's avonds om negen uur moeten sluiten en na tien uur zou zich niemand meer op straat mogen bevinden; met Christiansen zou overleg gepleegd worden teneinde te komen tot de internering van alle beroepsonderofficieren; en, belangrijkste punt: vijftig gijzelaars uit de karnpen in Noord-Brabant zouden geëxecuteerd worden - Rauter (wiens aanvankelijke bezwaren tegen het doden van onschuldigen wel geheel verdwenen waren) sprak van 'kalvinistische Oranien-Geiseî+

1 Rechtbank Utrecht, Bijz. Strafkamer: woordelijk verslag (RvO) van de zitting inz. van Geelkerken (2 maart p. XXXII-I7 (Doe 1-510, d-I).

619 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

XC'Dit betekent het einde van de NSB', zei van Geelkerken tegen SeyssInquart. Hij legde ook uit, waarom: als de bezetter met het doodschieten van gijzelaars reageerde, niet op sabotagedaden, zoals in augustus en oktober '42 het geval was geweest, of op de dood van een Oberwachtmeister (Haarlem, vier dagen eerder), maar louter op het feit dat een prominent NSB' er neergeschoten was, dan zou het Nederlandse volk de NSB ten volle verantwoordelijk stellen voor die executies. Vijftig ! 'Dan is het', zei van Geelkerken, 'als morgenochtend die vijftig man zijn doodgeschoten, afgelopen met de NSB.'l Seyss-Inquart antwoordde niet maar keek alleen maar Rauter aan. Deze betoogde breedvoerig dat de bezetter met uiterste kracht moest reageren: het doodschieten van vijftig gijzelaars zou er de schrik injagen, ook met Seyffardts eigen wens kon geen rekening gehouden worden.ê

XCSchmidt viel van Geelkerken bij, Seyss-Inquart stelde de beslissing uit.

XCOf nu in die onzekerheid een andere vorm van represaille voor het eerst geopperd werd dan wel of daartoe in het voorafgaand gesprek van de Duitsers onderling al besloten was, weten wij niet .: in elk geval ging men over iets geheel anders spreken, namelijk het arresteren van niet minder dan vijfduizend Z.g. Plutokratensöhne in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht, die men via het concentratiekamp Vught naar Duitsland zou overbrengen. Het is alleszins waarschijnlijk dat het Schmidt was die dat getal 'Vijfduizend' noemde - hij had immers in december Sauckel vijfduizend studenten beloofd en die belofte een week later ingetrokken.

XCTegenover dat denkbeeld stelde van Geelkerken zich anders op dan tegenover het fusilleren van gijzelaars. Veel jeugdige NSB'ers streden aan het Oostelijk front en er was herhaaldelijk in de NSB-pers betoogd dat het tijd werd, de 'rijkelui's-zoontjes' die lanterfantend in Nederland zouden rondlopen, in het kader van de arbeidsinzet aan te pakken. Met de razzia's op de Plutokratensöhne kon van Geelkerken zich dus verenigen. Maar hoe kreeg men op zeer korte termijn de namen en adressen van vijfduizend hunner bijeen? Van Geelkerken zag er een mogelijkheid toe: in gemeenten waar

1 A.v., p. XXXII-18 (a.v.). 2 Rauter heeft na de oorlog ontkend dat dit initiatief bij hèm gelegen had. Hij gaf toen een lang apologetisch relaas ten beste (PRA-Den Haag: p.v. Rauter (6 dec. 1947), p. 181-83 (Doe 1-1380, a-I» waarin hij beweerde dat Himmler hem op de avond van 5 februari de strikte opdracht gegeven zou hebben, te bewerkstelligen Die voorstelling van zaken achten wij im plausibel, zulks op grond van het feit dat Rauter in zijn lang telexbericht van 6 februari in het geheel niet aan een opdracht van Himmler gerefereerd heeft en zich bovendien snel bij het feit heeft neergelegd dat de gijzelaars met rust gelaten werden.

620 [PDF]
ACTIE TEGEN DE 'PLUTOCRATENZONEN'

NSB' ers burgemeester waren, zouden die burgemeesters uit de bevolkingsregisters met spoed de nodige lijsten kunnen laten opstellen.

XCAldus werd besloten.

XCNog méér punten kwamen ter sprake. Vastgesteld werd dat in de drie genoemde provincies de gehele uit NSB' ers bestaande Hulppolitie zo spoedig mogelijk zou opkomen om, na bewapend te zijn, de woningen van vooraanstaande NSB'ers te bewaken. Van Geelkerken zou zijn best gaan doen om die Hulppolitie uit te breiden; in dat verband drong hij er op aan dat de nog steeds vacante post van 'directeur-generaal van politie' door een NSB'er bezet zou worden - Rauter wees dat af.

XCOm twaalf uur zond deze laatste Himmler een ijl-telexbericht! met een overzicht van de besproken punten. 'Der Reichsleommissar, stond daar o.m. in, 'bittet Sie, Reichsführer, Anu/eisung zu geben, dass diese 5 000 Plutokraten söhne zu harter Arbeit im Reich herangezogen toerden, sei es im Rahmen des Sauckel-Arbeitseinsatzes oder sonst für Aufräumungsarbeiten und Strassenar beiten. Sie mûssten aber in geschlossenen Gruppen beisammen bleiben.' Uit dit telexbericht bleek ook dat ten aanzien van de gijzelaars nog geen beslissing genomen was.

XCVanGeelkerken ging met Schmidt mee naar huis. Hoe was de executie van vijftig gijzelaars alsnog te voorkomen? Alleszins waarschijnlijk leek het hun dat Rauter, zo hij dat niet al gedaan had, een 'beroep zou doen op Hinunlers steun. Schmidt besloot Bormann op te bellen. Hem vertelde hij van het te voorziene effect op de NSB. Bormann beloofde dat hij de zaak aan Hitler zou voorleggen. Die avond laat kwam Hitlers beslissing binnen: geen executie van gijzelaars."

XCDe volgende dag, zondag, vond in Leiden een z.g. vormingsbijeenkomst plaats van de NSDAP en de NSB. Na afloop daarvan moesten de aanwezige

1 1788-89. 2 Deze beslissing had de instemming van Himmler. Nog voor Hitler haar genomen had, berichtte Himmler per telex aan Rauter: Ten aanzien van de vijfduizend te arresteren jongeren meende Himmler dat zij naar het concentratiekamp Sachsen hausen overgebracht moeten worden. (telex bericht, 6 febr. 1943, van Himmler aan Ranter, a.v., 1787). Volgens van Genechten eiste Rauter na de aanslag op de Reydons de executie van honderd gijzelaars; Seyss Inquart en Schmidt zouden dat tegengehouden hebben.

621 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

NSB-burgemeesters nablijven en hun werd door Schmidt en van Geelkerken gezegd dat zij ten spoedigste naam- en adreslijsten moesten laten opstellen van zoons tussen de achttien en vijf-en-twintig jaar uit de gezinnen van welgestelden; daarbij zou men zich aan de hand van de woonbuurten moeten oriënteren. Die lijsten moesten doorgegeven worden aan burgemeester Müller van Rotterdam; Müller zou ze dan aan van Geelkerken doen toekomen en van Geelkerken zou er voor zorgen dat ze bij de Sicherheitspolizei terechtkwamen.

XCLang niet alle NSB-burgemeesters uit de drie genoemde provincies waren in Leiden aanwezig; met de afwezigen stelde Müller zich telefonisch in verbinding. In Den Haag werden nog op zondagavond enkele ambtenaren van het bevolkingsregister door burgemeester Westra opgeroepen. Zij werkten tot na middernacht om de woningregisters van bepaalde stadswijken gereed te leggen; de namen en geboortedata van allen die een bep_a_aldLwoning bewoonden, stonden daarin vermeld. Maandagochtend verschenen ca. vijf-entwintig NSB' ers, ten dele ambtenaren van andere diensten, ten dele personen die niet bij de overheid werkten - zij begonnen met het opstellen van de lijsten.

XCWij hebben er geen volledig overzicht van, in welke steden deze voorbereidende arbeid verricht is, maar onze indruk is dat er hier en daar ook niet-NSB' ers bij ingeschakeld werden. Al die lijsten met in totaal 5 600 namen en adressen- werden door Müller met spoed aan van Geelkerken, door van Geelkerken met gelijke spoed aan de Sicherheitspolizei doorgegeven. De eerste razzia's vonden op dinsdagochtend 9 februari in de vroegte plaats, maar daarbij bleek al terstond dat de lijsten van twijfelachtige waarde waren; bovendien was een groot deel van de jongeren die men zocht, al naar hun werk vertrokken, althans afwezig. Om er nu toch vijfduizend bijeen te krijgen, breidde men om te beginnen de actie tot andere delen des lands uit en voorts ging men de razzia's een andere vorm geven: er werdcri gebouwen omsingeld waar men voldoende achttien- tot vijf-en-twintigjarige jongemannen vertrouwde te vinden - in Den Haag de departementen, elders ook grote kantoren, ja zelfs scholen waar men in de hoogste klassen personen van de gezochte leeftijdsgroep hoopte aan te treffen. Hier en daar vonden ook razzia's op straat plaats. De verbinding met het 'plutocratendom' werd bij dat alles geheel uit het oog verloren: de Duitse politie greep eenvoudig wie zij grijpen kon.

XCHet bericht van die actie verspreidde zich met grote snelheid, werd ook

1 Het cijfer wordt in een Duits militair rapport vermeld. 1943', p. 2, CDr, 11.0491)

622 [PDF]
DE RAZZIA'S VAN 9 FEBRUARI '43

telefonisch van stad tot stad doorgegeven en al op dinsdagochtend renden de jongeren die zich bedreigd voelden, kantoren, werkplaatsen en scholen uit en gingen zich ergens schuilhouden. Een aantal jongeren werd die dinsdag gegrepen, anderen greep men op woensdag. Het totale resultaat viel de bezetter bitter tegen: ca. twaalfhonderd jongeren (onder hen uit Groningen een aantal studenten) in plaats van de vijfduizend die men in handen had willen krijgen. Die twaalfhonderd werden in Vught aan de ca. zeshonderd studenten toegevoegd die er zich al bevonden.

XCDe meesten die ondergedoken waren, hielden zich enkele dagen schuil, sommigen echter veellanger.

Gevolgen

XC

XCOp het bericht van de aanslag op Seyffardt had de Nederlandse regering niet gereageerd maar toen de onmiddellijk daarop volgende aanslag op de Reydons haar de indruk gaf dat er een of meer illegale groepen waren die systematisch tot dergelijke liquidaties wilden overgaan, meende zij, een verscherping van de Duitse terreur vrezend, een waarschuwend woord te moeten spreken. Op 13 februari zond Radio Oranje een regeringsverklaring uit waarin het eigen-rechter-spelen afgekeurd werd, althans wanneer daarbij sprake was van 'een individuele daad van een vaderlander'; het 'principieel standpunt' van de regering was, 'd~t landverraders worden berecht na de oorlog, op voet van een bijzondere rechtspraak naar de wet ... De daarvoor nodige maatregelen liggen klaar.'!

XCIn Trouw werd de aanslag op Seyffardt in een door prof. mr. V. H. Rutgers geschreven artikel scherp veroordeeld: dit was geen zaak van 'noodweer' geweest, maar een onaanvaardbare politieke moord; 'het ergste is niet', schreefRutgers, 'dat er enkelen gevonden worden die naar het moordwapen grijpen, erger is dat zovelen, van wie beter verwacht mocht worden, aarzelen de daad te veroordelen of haar vergoelijken, of zelfs goedkeuren.f Jan Schouten was het daar geheel mee eens - Koos Vorrink niet; alszijn opinie gafVorrink later weer, 'dat in de staat van volkomen rechteloosheid waarin het Nederlandse volk toen reeds verkeerde, wij eenvoudig het recht hadden, te grijpen naar middelen die in een normale rechtsstaat volstrekt af te keuren zijn.'3 Trouwens, in de periode waarin Vorrink nog in de redactie van Het

XC1 Radio Oranje, 13 febr. 1943, in Enq., dl. VII b, p. 30. 2 Trouw, 3 (19 maart 1943), p. 2-3. a Getuige].]. Vorrink, Enq., dl. VII c, p. 180. 62

623 [PDF]
DECEMBER '4 2-FEBRUARI '43

Parool zat, had dit blad al de oprichting van 'veemgerichten' aanbevolen ter liquidatie van 'verraders'P In februari '43 beperkte Het Parool zich tot de opmerking dat de 'verkalkte schurk' Seyflardt 'zijn loon opgestreken' had." De Waarheid schreef in gelijke geest. Het links-socialistische blad De Vonk sprak van 'een daad van rechtvaardigheid ... die niet op een kruideniersrekening gequiteerd kan worden'"; Seyffardt 'werd als landverrader terechtgesteld', oordeelde Vrij Nederland. 4

XCHoe de brede massa reageerde, weten wij niet. Die reacties zullen wel verdeeld geweest zijn en wij nemen daarbij aan dat er onder diegenen die de liquidatie van Seyffardt op zichzelf toejuichten, velen waren die zich toch wel met enige bezorgdheid afvroegen, welke rampen uit de verscherping van de binnenlandse tegenstellingen zouden voortvloeien. 'De mening van het grootste deel der tegenstanders ... laat zich', aldus het rapport dat uit een publieke-opinie-onderzoek van de NSB resulteerde, 'als volgt karakteriseren: 'Waarom zouden we nu enkele NSB'ers vermoorden en ons alle mogelijke maatregelen op de hals halen, als we ze over enkele maanden allen tegelijk kunnen uitroeien!' '5

XCOp 8 februari, daags na de aanslag op de Reydons, schreef Mussert twee' brieven aan Seyss-Inquart die hij bij nader inzien niet verzond; hij sprak zich daarin tegen de razzia's op de studenten uit, stelde op schrift dat het ophalen van de 'plutocratenzonen' zijn 'volledige instemming' had, en vroeg verlof, bekend te maken 'dat iedere aanslag op leden der NSB vergolden behoort te worden met executies van personen uit communisriseh-joodse kringen tot een aantal als in overeenstemming zal zijn met de zwaarte van het misdrijf' - de gijzelaars in Brabant wenste hij daarentegen in vrijheid te laten stellen.ê Wilde hij, 'Leider van het Nederlandse volk', zich opeens gaan opwerpen als pleitbezorger voor dat volk, uitgezonderd de Joden, de 'communisten' en de -'plutocraten'? Daar leek het welop. Tegen het uitschakelen, c.q, het aanpakken van die laatste drie groepen had hij geen bezwaar. Dat moest dan wèl op ordelijke wijze geschieden! Mussert was dan ook diep6 2

1 25 (10 okt. 1941), p. 4. 2 A.v., 49 (17 febr. 1943), p. 3. 3 lIJ, 2 (maart 1943), p. 1. 4 7 (21 febr. 1943), p. 8. S NSB, hoofd kwartier, hoofdafd. III, bureau voor bijz. aangelegenheden: 'Mededelingen', no. 2 (febr. 1943), p. 27(NSB, 239). 6 Brief, 8 febr. 1943, van Mussert aan Seyss-Inquart (a.v., 23 d).

624 [PDF]
ANGST BINNEN DE NSB

geschokt en beschouwde het als een eerste-rangs blunder toen bij op 9 februari merkte dat het zo zorgvuldig voorbereide ophalen van 'plutocratenzonen' zich ontwikkeld had tot een wilde jacht op jongemannen die de Duitsers het stempel van mensenrovers opdrukte. Eén dag later, de rode, _ zocht bij Seyss-Inquart op aan wie bij een voor Hitler bestemd telegram overhandigde waarvan de Nederlandse tekst luidde:

XC'Mijn Führer - Ik verzoek u mij toe te staan de orde en de rust in Nederland te herstellen. Ik ben bereid en in staat de volle verantwoordelijkheid daarvoor op mij te nemen. Dit is noodzakelijk en rechtvaardig.'!

XCUiteraard weigerde Seyss-Inquart, dit absurde telegram te verzenden; Mussert, zei bij, moest zijn zorgen maar weer eens met Schmidt bespreken.

XCEr was inmiddels door de drie aanslagen die gepleegd waren (Feitsma jr., Seyffardt, de Reydons), binnen de NSB grote nervositeit ontstaan. Geruchten deden de ronde dat talrijke vooraanstaande figuren om het leven gebracht waren wier namen men verzwegen had. Vooral de prominenten voelden zich bedreigd, procureur-generaal Feitsma had voortdurend een revolver op zijn .schrijftafel Iiggen, zijn Haagse collega van Genechten (die tegen de spanning niet bestand was) trachtte korte tijd later zelfmoord te plegen.ê Rauter zorgde er voor dat Rost van Tonningen dag en nacht een vaste bewaking kreeg van de Sicherheitspolizei, elders werden aan vooraanstaande NSB' ers leden van de WA (die ongewapend waren) als bewakers toegevoegd - later werden dat leden van de gewapende Hulppolitie. De meesten van die prominenten kregen daarnaast, als Feitsma, pistolen uitgereikt, hoofdzakelijk uit oude voorraden van het Nederlandse leger. Uiteraard wekte dit bij iets minder vooraanstaande NSB' ers de behoefte, ook de beschikking te krijgen over zulk een wapen. Het werd april voor bier een vaste regeling voor getroffen werd: de districtsleiders der NSB selecteerden toen de aanvragers en wie zich dan een wapen zou mogen aanschaffen, moest eerst op de sS-Schuie Avegoor een vijfdaagse schietcursus volgen. Voor velen die dat deden, bleek nadien geen wapen beschikbaar te zijn. Het aantal van hen die wèl een pistool verwierven (met twaalf patronen), bedroeg enkele honderden.

XC'niet meer beschrijven,maar één gedachte drong tot ieder door: het water staat ons aan de lippen. De terreur van de Duitsers naderde het heilig en het veilig huisje van ieder ... Nu komt men aan de kinderen. Het waren merkwaardige en toch hartverheffende dagen. Heel Nederland was ineens meer voelbaar dan zichtbaar in rep en roer.'!

XC'Meer voelbaar dan zichtbaar' - daar zal wel mee bedoeld zijn dat men zich uit beduchtheid voor represailles onthield van demonstratief optreden tegen de bezetter en zijn handlangers, maar des te duidelijker uiting gaf aan zijn verontwaardiging wanneer men wist dat er geen 'foute' Nederlanders in de buurt waren. Als 'hartverheffend' werden die ode februari en volgende dagen ervaren doordat opeens een nationale eendracht werkelijkheid werd: een eendracht in verontwaardiging om die wilde jacht op jongeren. Niet anders was het geweest bij de fietsenvordering en, markanter nog, bij het bericht van de executie der vijf Rotterdamse gijzelaars. Executie van gijzelaars wekte in februari' 43 al geen krachtige emoties meer (velen waren zich bewust hoe wonderlijk snel zij afstompten) - maar deed zich dan weer een nieuwe vorm van bruut Duits ingrijpen voor, dan bleek dat het vermogen tot verontwaardiging onverzwakt aanwezig was.

XCNiet voor het eerst protesteerden de kerken - wèl voor het eerst kwamen de 'goeden' onder de burgemeesters tot gezamenlijke protesten.

XClD. Schortinghuis:'Herinneringen' (1946), I, p.

626 [PDF]
BURGEMEESTERS PROTESTEREN

XCOnder die burgemeesters hadden zich van '41 af 'kringen' gevormd die, zoals wij al eerder in ons werk deden uitkomen, af en toe door de secretarisgeneraal van binnenlandse zaken, Frederiks, toegesproken werden. Meestal betrof het hier burgemeesters van kleine gemeenten. Wij hebben van die kringvorming geen volledig overzicht - wèl weten wij dat in Zuid-Holland de burgemeester van Gorinchem, mr. L. R. J. ridder van Rappard, er een actieve rol in speelde. Van Rappard, en vermoedelijk ook anderen, trachtten vooral, uit de ene provincie contacten te leggen met 'goede' burgemeesters in andere provincies: kwam het ooit tot een' daad', d.w.z. tot het vragen van ontslag of het neerleggen van de functie dan wel tot het dreigen met het een of het ander, dan moest dat door zoveel mogelijk burgemeesters tegelijk geschieden.

XCKort na de razzia's van 9 februari stelde van Rappard een conceptbrief op die hij via zijn contacten aan verschillende burgemeesterskringen doorgaf.' Het was een concept voor een brief aan Frederiks waarin deze door de ondertekenaren in kennis gesteld zou worden van 'de ontroering, ontstemming en verbittering', ontstaan door de razzia's op jongeren. De ondertekenaren hadden steeds 'op loyale wijze' en 'volgens de bekende richtlijnen' (de 'Aanwijzingen' van '37) met de bezettende macht meegewerkt, mede teneinde 'de noodzakelijke rust onder onze bevolking te helpen bevorderen, waarop de Duitse instanties terecht zozeer prijs stellen.' Dat was nu evenwel 'uitermate moeilijk' geworden en de onrust die was ontstaan, was slechts weg te nemen 'door de in strijd met het recht gedane arrestaties ongedaan te maken.' 'Wij menen', zo heette het aan het slot, 'niet onder ons te mogen houden dat het voor ons zeer moeilijk is, zo niet onmogelijk wordt, onze functies te blijven vervullen, wanneer niet de verzekering kan worden verkregen, dat in de toekomst niet meer op een dergelijke of soortgelijke wijze zal worden gehandeld.'

XCMen ziet: dit was een dreigen met ontslag tenzij de Duitsers 'de verzekering' zouden geven (wat was zulk een 'verzekering' eigenlijk waard?) dat de razzia's nimmer herhaald zouden worden.ê Een aantal burgemeesters, onder hen van Rappard", maakte onderling een afspraak die wezenlijk

XC1 Tekst in].]. G. Boot: Burgemeester in bezettingstijd, p. 129-30. 2 Die 'verzekering' werd niet gegeven; nadien dienden toch slechts weinig burgemeesters hun ontslag in. 3 Later in februari viel een brief waarmee van Rappard enkele Zeeuwse burgemeesters omtrent de gezamenlijke actie inlichtte, in Duitse handen. Zijn huis werd toen doorzocht en er werden nog meer bezwarende stukken gevonden. Hij werd gearresteerd, drie maanden gevangen gehouden, ontslagen, naar Drente verbannen

627 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43 FREDERIKS TEGEN 'LONDEN'

verder ging: zou de bezetter ooit een jacht inzetten op meisjes en jonge vrouwen in plaats van op jonge mannen, dan zouden zij persoonlijk in hun gemeente de algemene staking afkondigen. Dat het ooit tot zulk een jacht op meisjes en jonge vrouwen zou komen, was intussen niet erg waarschijnlijk. Er waren in totaal op dat moment in Nederland nog ca. zeshonderdvijftig burgemeesters in functie die vóór de bezetting benoemd waren. Van hen zetten rweehonderdrwee-en-zestig hun naam onder protestbrieven aan Frederiks waarvan een aantal conform van Rappards concept was en andere van een eigen tekst uitgingen. Verscheidene van die teksten getuigden van de -gewetensnood waarin menige burgemeester was komen te verkeren. Zo vroegen de burgemeesters van zeven Noordhollandse gemeenten met spoed een onderhoud met Frederiks aan. De regering had, schreven zij, bij monde van prof. Gerbrandy verdere steun aan de Duitse oorlogvoering verboden. Hun mening was dat zij eigenlijk dienden af te treden, zij aarzelden evenwel 'om die mening als definitief te aanvaarden'. Enerzijds vreesden zij dat 'foute' opvolgers het hun gemeentenaren lastiger zouden maken, anderzijds was er 'het voorbeeld, door u en door enkele uwer ambtgenoten gegeven.' Want wat de vóór de bezetting benoemde, nog steeds in functie zijnde secretarissen-generaal betrof (Frederiks, Hirschfeld, Six en Spitzen), waren de zeven betrokken burgemeesters 'zozeer overtuigd van hun loyaliteit tegenover onze wettige Regering, van hun liefde voor ons Vaderland, van hun eerbied voor de afgelegde eed, en tenslotte van hun betere kennis der tegenwoordige omstandigheden en verhoudingen, dat wij onmogelijk kunnen aannemen, dat zij hun medewerking zouden willen verlenen ook waar die ongeoorloofd zou zijn.' De zeven twijfelden dus aan de juistheid van hun eigen inzicht.' Anderzijds kwam hun gehele rechtsgevoel in op(J.].meester weggegaan was, vroeg ik', aldus de ambtenaar, 'of de secretaris-generaal

1 Of Frederiks de zeven betrokken burgemeesters ontvangen heeft, weten wij niet, maar hij zou dan stellig het betoog herhaald hebben dat hij op 23 februari in Zwolle hield waarbij hij, volgens het verslag van].]. G. Boot, burgemeester van Wisch en Terborg, 'naar aanleiding van Gerbrandy's verklaring', zei, 'dat hij de verant woordelijkheid voor een bestuurs- en bedrijfsstaking niet op zich wilde nemen. Een bloedbad zou het gevolg zijn. Z.i. was een eenheidsfront van de goede burge meesters noodzakelijk.' G. Boot: p. 130-31) In Den Bosch ging Frederiks op 5 maart nog iets verder. De secretaris van het kabinet van de commissaris, mr. P. C.]. M. Kruse, gaf er drie dagen later verslag van aan een burgemeester die niet aanwezig was geweest en aan een ambtenaar van de provinciale griffie. Mr. Kruse zei bij die gelegenheid dat Frederiks uitdrukkelijk gewaarschuwd had 'tegen het luisteren naar de Oranjezender en naar de regering, want zij begrijpen niet de positie waarin wij thans verkeren ... Nadat de burge

628 [PDF]

stand tegen 'veel wat in de laatste tijd geschiedt. Wij denken hierbij aan de maatregelen tegen de Joden, aan de gedwongen tewerkstelling van Nederlandse arbeiders in de Duitse oorlogsindustrie en vooral aan het opjagen, grijpen en zonder enige vorm van proces als slaven wegvoeren van de bloem onzer Nederlandse jeugd.'!

XCDe trits 'opjagen, grijpen en wegvoeren' was letterlijk ontleend aan het protestschrijven dat de kerken vooral naar aanleiding van de razzia's van 9 februari tot Seyss-Inquart gericht hadden.

XCOp dat protest had, naast anderen, vooral ook Gravemeyer, de algemeen secretaris van de Hervormde Synode, aangedrongen. In mei '42 was hij als' gijzelaar opgepakt, maar kort voor Kerstmis was hij, tot grote verbazing van zijn medegijzelaars, vrijgelaten." Wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat hij weinig ingenomen was met het beleid dat de synode in zijn afwezigheid gevoerd had: het intrekken van de publieke voorlezing van het telegram waarmee de kerkgenootschappen tegen de aangekondigde Jodendeportaties geprotesteerd hadden, de zwakke reactie op de verplicht gestelde Arbeidsdienst. Maar hij was nu weer op zijn post! Trouwens, algemeen besefte men dat na de aanslagen op Seyffardt en de Reydons en na de razzia's van 6 en 9 februari van de kerken een krachtig en duidelijk woord verlangd werd, waarbij men de lastgeving der regering niet uit het oog mocht verliezen: ook de kerken moesten zich uitspreken tegen verdere feitelijke medewerking, door wie ook, aan evident onrechtmatige daden.

XCIk vond dit heel erg. Mr. Kruse: '0, zelfs in veel fellere bewoordingen dan ik het weergeef." (Aantekeningen-Comelissen, 8 maart 1943, stukken zuiveringjhr. mr. A. B. G. M. van Rijckevorsel, I 16)

XCWat Radio Oranje op 7 februari uitgezonden had, was Frederiks dus bekend. Zulks weerlegt zijn naoorlogse verklaring: 'De regering in Londen gaf mij geen bepaalde richtlijnen en eigenlijk prees ik haar daarvoor' (getuige K. J. Frederiks, Enq., dl. VII c, p. 524) - zij gafhem wel degelijk richtlijnen, die richtlijnen waren hem bekend en hij ging er dwars tegen in. Of meende Frederiks dat hij persoonlijk en exclusief 'bepaalde richtlijnen' moest ontvangen? Het lijkt ons niet waarschijnlijk dat hij zich er iets van zou hebben aangetrokken. 1 Brief, 27 febr. 1943, van de burgemeesters van Blokker, Bovenkarspel, Grootebroek, Medemblik, Opperdoes, Wervershoof en Westwoud aan Frederiks (Collectie-Frederiks, 8 h). 2 Tot mei '43 bleef dr. W. J. de Wilde waarnemend algemeen secretaris der Hervormde Synode; Gravemeyer trad tot dan als 'algemeen gedele

629 [PDF]
DECEMBER' 4 2-FEBRUAR1 '43

XCEr werd een brief aan Seyss-Inquart opgesteld! waarin de negen in het Interkerkelijk Overleg samenwerkende kerkgenootschappen een opsomming gaven van de door 'de Machthebbers ... bij hun machtsoefening begane zonden' die de kerken in het verleden reeds gelaakt hadden. 'Thans is daarbij gekomen het als slaven opjagen, grijpen en wegvoeren van duizenden jonge mensen.' Door al deze handelingen was 'in toenemende mate het recht Gods geschonden.' Het liquideren van politieke tegenstanders werd in het kerkelijk stuk: afgekeurd: 'De kerken prediken tegen haat en wraakzucht in het hart van ons volk en verheffen hun stem tegen de uitingen daarvan. Niemand mag, naar het Woord Gods, eigen rechter zijn. Maar evenzeer hebben zij de roeping ook dit Woord van God te prediken: 'Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den mensen.' Dit Woord geldt als richtsnoer bij alle gewetensconflicten, ook bij die welke door de genomen maatregelen zijn opgeroepen' - die maatregelen waren eerder opgesomd: 'het ten dode vervolgen van Joodse medeburgers', 'het gedwongen tewerkstellen van Nederlandse arbeiders in Duitsland' en 'het gevangen nemen en het gevangen houden van velen.' En met betrekking tot deze maatregelen werd in de brief aan Seyss-Inquart de belangrijke uitspraak gedaan: 'Om der wille van het recht Gods mag door niemand enige medewerking worden verleend aan daden van onrecht, omdat men zich daardoor aan dat onrecht medeschuldig maakt.'

XCOp woensdag 17 februari werd de tekst van deze brief vastgesteld. Over de inhoud had men zich toen binnen elk kerkgenootschap beraden. Aartsbisschop de Jong had bij dat beraad een brede groep adviseurs betrokken. Hij besefte dat wat de bisschoppen van de gelovigen zouden vragen (de brief aan Seyss-Inquart zou in de kerken voorgelezen worden), niet gering was: medewerking weigeren aan alle daden van onrecht. Dat was eigenlijk een aansporing tot burgerlijke en ambtelijke ongehoorzaamheid op selectieve punten - maar dat waren nu juist de voor de bezetter meest gevoelige punten: de Jodendeportaties, de arbeidsinzet, het arresteren en gevangen houden van tegenstanders, de razzia's. Zouden de gelovigen bereid zijn, een zo stringente, zo ver gaande lastgeving op te volgen? De adviseurs die door de aartsbisschop geraadpleegd werden, waren het niet eens, maar onder invloed van de grote verontwaardiging die in het gehele land door de razzia's van 6 en 9 februari gewekt was, meenden de meesten hunner dat een oproep tot ongehoorzaamheid grote kans van slagen had.

XCGravemeyer nam aan dat Seyss-Inquart op die oproep met felheid zouindl.p.63

1 Tekst Touw: II, 134-35.

630 [PDF]
KERKELIJKE PROTESTEN

reageren en alles in het werk zou stellen om een afkondiging van de kansels te voorkomen. Natuurlijk hield Gravemeyer rekening met de mogelijkheid dat, zoals al zo vaak geschied was, 'foute' predikanten de tekst die hun ten behoeve van die afkondiging zou bereiken, aan organen van de bezetter zouden doorgeven - daar was men evenwel niet zeker van. Beter, want minder riskant, leek hem dus, in dit geval de kerkelijke afkondiging (op de eerstkomende zondag: 21 februari) te laten voorafgaan aan de verzending van de brief aan de Reichskommissar.

XCDe afgevaardigden der Gereformeerde Kerken in het Interkerkelijk Overleg vroegen om uitstel. Zij zeiden, aldus Delleman, 'dat het niet mogelijk zou zijn, aan de kerkeraden tijdig de nodige mededelingen te doen toekomen'; evenwel: 'een voorstel om de beslissing een week uit te stellen, werd niet aanvaard" - en het gevolg was dat, tot teleurstelling van talrijke gereformeerden, in de gereformeerde diensten in het geheel geen kanselafkondiging zou plaatsvinden.ê

XCDe andere kerken wilden niet wachten. Op maandag 22 februari werd de brief aan Seyss-Inquart verzonden, op zondag de z rste was in alle katholieke en vermoedelijk in de meeste protestantse diensten een kanselboodschap voorgelezen. Die der protestantse kerken'' gaf, in aansluiting aan de brief aan Seyss-Inquart, nauwkeurig weer, wat 'de kerken ... onder de aandacht van de heer Rijkscommissaris zullen brengen' (zulks met inbegrip van het verbod, 'medewerking te verlenen aan daden van onrecht, waardoor men zich mede aan dat onrecht schuldig zou maken') - de herderlijke brief der bisschoppen daarentegenbevatte, na een inleiding, de volledige tekst van de brief aan de Reichsleommissar. Daarop volgde:

1 Delleman: p. IlO. 2 Delleman maakt dus alleen melding van een tekort aan voorbereidingstijd. Dat kan ons niet overtuigen. Enerzijds zien wij niet in, waarom men binnen de Gereformeerde Kerken tussen woensdag 17 en zaterdagavond 20 februari niet kon zorgen voor de verspreiding van een kansel boodschap, anderzijds kunnen wij ons moeilijk voorstellen dat de andere kerk genootschappen, indien zij er van overtuigd waren dat de gereformeerden in dit geval extra-tijd nodig hadden, niet tot een week uitstel bereid zouden zijn geweest. Zij zouden dat uitstel wel betreurd hebben, maar vormde het feit dat het gemeen schappelijke getuigenis dan ook in de gereformeerde kerken voorgelezen zou worden, niet voldoende tegenwicht? Ons vermoeden is dat de gereformeerden juist tegen de door Gravemeyer voorgestelde bezwaar hadden en dat zij in de gebruikelijke volgorde: spreken tot de bezetter en in volle open baarheid tot de gelovigen, een punt van principieel belang zagen. 3 Tekst in Touw: dl. II, p. 136-37. 4 Tekst in Stokman: p. 265-68.

631 [PDF]
DECEMBER '42-FEBRUARI '43

XC'Dierbare gelovigen! Bij alle onrecht dat geschiedt en het leed dat wordt geleden, gaat onze deelneming zeer in het bijzonder uit naar de jeugdige personen die met geweld uit het ouderlijk huis zijn weggevoerd, alsook naar de Joden, en naar onze katholieke geloofsgenoten die uit het Joodse volk zijn voortgekomen, die aan zulk groot lijden zijn blootgesteld.

XCBovendien echter gevoelen Wij Ons diep gegriefd door het feit dat voor de uitvoering van de tegen deze twee groepen van personen genomen maatregelen de medewerking wordt geëist van onze eigen landgenoten zoals van autoriteiten, van ambtenaren, van bestuurders van inrichtingen.'

XCBeminde gelovigen, het is Ons bekend, in welk een gewetensnood daardoor de betrokken personen geraakt zijn. Welnu: om alle twijfel en onzekerheid omtrent dit punt bij u weg te nemen, verklaren Wij met alle nadruk, dat medewerking in deze in geweten ongeoorloofd is. En, mocht het weigeren van medewerking offers van u vragen, weest dan sterk en standvastig in het besef dat gij voor God en de mensen uw plicht doet.'

XCOp deze oproep tot burgerlijke en ambtelijke ongehoorzaamheid werd door Seyss-Inquart niet gereageerd. De tekst was hem vóór de afkondiging bekends, maar hij deed niets om deze te voorkomen. Evenmin nam hij represailles. Had hij het gevoel dat tot de razzia's van 6 en 9 februari veel te impulsief besloten was en dat zij, achteraf gezien, een ernstige beleidsfout geweest waren? Hield hij zijn algemene richtlijn dat hij een scherp conflict met de kerken uit de weg' moest gaan, in het oog? Nam hij aan dat het met het gevolg geven aan die kerkelijke oproep wel zou meevallen en dat hij de kansen op het tegendeel zou vergroten als hij hardhandig ingreep? Wij . weten het niet. Hij was, naar men hoorde, 'sehr böse'3 en liet dreigen dat als de kerken de Jodenvervolging nog eens aan de orde stelden, de uitzon

1 Dit laatste sloeg op het wegvoeren van Joodse patiënten uit katholieke gestichten. 2 Wij leiden dit uit het feit af dat de Bosch de herderlijke brief op zaterdag 20 februari in handen had. Stellig heeft men toen onmiddellijk contact met het opgenomen. Het was bij die gelegenheid dat Wouter Lutkie zich er toe leende, dreigementen van de om één uur 's nachts door te geven aan de bisschop van Den Bosch, beseffend overigens dat zij geen effect konden hebben. Bij Lutkie speelde een rol dat hij via de 'SD'er' die hem op gebeld had, gevangenen hoopte vrij te krijgen. Wij hebben dit gebeuren in deel 5 abusievelijk in verband gebracht met het bisschoppelijk mandement dat op zondag 3 augustus '41 voorgelezen werd. 3 Touw: dl. I, p.III-I2.

632 [PDF]
SEYSS-INQUARTS REACTIE

deringsbepalingen voor de Christen-Juden opgeheven zouden worden, maar de enige maatregel die hij trof, droeg het karakter van een concessie: hij deed weten dat ca. honderdvijftig hervormde studenten en 'plutocratenzonen' uit Vught vrijgelaten zouden worden (inderdaad konden de betrokkenen op de zaterdag na de afkondiging het kamp verlaten); als motief gaf hij op, 'dat vele predikanten die afkondiging niet hadden voorgelezen, en daarmee te kennen gaven dat zij het met het beleid van de Synode niet eens waren.'!

XCMussert trok de lijn door die al uit zijn eerste reacties op de razzia van 9 februari gebleken was. In het nummer van Volk en Vaderland van 26 februari publiceerde hij een hoofdartikel waarin hij 'het recht der kerken, ja de plicht' erkende om 'de wereldlijke overheid te vermanen', wanneer 'gerechtigheid, barmhartigheid en vrijheid van geloofsovertuiging' aangetast werden. Er was, schreef hij, aanleiding tot dat vermaan. Hij wees op de studentenrazzia's (uiteraard niet op de met zijn instemming uitgevoerde razzia's op de 'plutocratenzonen') en voegde toe: 'Indien ik daarover geraadpleegd was, zou ik natuurlijk getracht hebben, dit te voorkomen.'

XCHet Reichskommissariat beperkte zich er toe, overneming van dit artikel in de dagbladen te verbieden.

XCWat is het effect geweest van de oproepen tot ongehoorzaamheid die van de regering en van de kerken uitgingen?

XCWij willen de teksten niet op een goudschaaltje wegen. wel hadden honderdduizenden ze vernomen, maar wij nemen aan dat de precieze bewoordingen, ook al werden zij hier of daar in de illegale pers herhaald, veel mensen niet scherp voor ogen bleven staan. Wat toch wèl bleefhangen, was de strekking: de regering en de kerken hadden de norm gesteld dat geen medewerking meer verleend mocht worden aan maatregelen waarmee Nederlanders of andere in Nederland woonachtige personen (Duitse Joden bijvoorbeeld) evident hoogst ernstig geschaad werden in hun persoonlijke belangen - door deportatie, door arrestatie of door uitzending als arbeider naar Duitsland.

XCWat de Jodendeportaties betreft, vermeldden wij reeds in hoofdstuk 4A.v.,

1 p. II2.

633 [PDF]
DECEMBER' 42-FEBRUARI '43

dat in de periode die wij thans behandelen, in Leiden medewerking aan het leeghalen van het Joodse weeshuis geweigerd werd door een inspecteur van politie en dat in Assen door twee artsen en de administrateur van een krankzinnigengesticht geweigerd werd, de namen van Joodse patiënten op te geven. Op enkele plaatsen kwam het nu in de politiekorpsen tot overeenkomstige weigeringen. Nadat de bisschoppelijke brief op 21 februari voorgelezen was, deelden in Utrecht zes agenten van politie op woensdagochtend 24 februari aan de hoofdcommissaris, de NSB'er G. J. Kerlen, mee dat zij voortaan opdrachten om Joden of jeugdige personen op te halen of te arresteren zouden weigeren. Kerlen droeg toen het gehele personeel op, hem vóór donderdag 12 uur te berichten of men hetzelfde standpunt innam. Wie dat deed, zou 'zonder pensioen, gage of wachtgeld' ontslagen worden; wie bleef en dan later weigerde, zou als 'saboteur' worden beschouwd, 'met alle ernstige gevolgen daaraan verbonden.'! Woensdagavond belegde de commandant van de Utrechtse orde-politie, de NSB'er W. H. Fransen, een vergadering waarop hij het gehele politiekorps toesprak. Ook Kerlen voerde het woord. Na die vergadering werd één van de zesweigeraars, de brigadier van politie A. van Schaik, gearresteerd.ê Vermoedelijk vonden nog meer arrestaties plaats - in elk geval kwamen talrijke leden van het korps die aanvankelijk en bloc het gegeven voorbeeld hadden willen volgen, van dat besluit terug, zulks mede onder invloed van het feit dat pogingen die van Utrecht uit ondernomen waren om de politiekorpsen van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam tot een collectieve weigering te bewegen, geen enkel succesgehad hadden. 'Nieuwe pogingen om het politiepersoneel tot weigeren te brengen om Joden te halen zijn toen niet gedaan', aldus na de oorlog een Amsterdamse hoofdinspecteur. 3

XCOp 4 maart weigerde het gehele politiekorps van Enschede, voortaan arrestatie-opdrachten voor de Duitsers uit te voeren. Rauter zond toen onmiddellijk Broersen, chef-staf van het directoraat-generaal van politie, naar Enschede met de mededeling dat, als men in die houding volhardde, het gehele korps naar Duitsland gezonden zou worden, 'de ergsten' naar een concentratiekamp; geëist werd dat men van de volgende ochtend negen uur af weer normaal dienst zou doen. Vier politiemannen doken onder, de overigen meldden zich weer aan", tegen enkele tientallen hunner werdenJ.J.

1 Rondschrijven, 24 febr. 1943, van de hoofdcomm. van politie, Utrecht (eNO, 51 b). 2 Hij zat tot eind augustus '44 in Vught gevangen. 3]. H. Heyink: 'Rapport', 19 dec. 1947 (Doe 11-626,a-2). 4 PRA-Den Haag: p.v. L. Broersen (4juni 1947), p. (BG-Den Haag: dossier 2481 (L. Broersenj).

634 [PDF]
WEIGERENDE POLITIEMANNEN

lichte strafmaatregelen genomen. Vier dagen later, 9 maart, arresteerde de Sicherheitspolizei in Assen een inspecteur van politie, G. van Schaik, en een rechercheur, H. Ham, die geweigerd hadden, aan de Jodendeportaties mee te werken.' Eenzelfde weigerende houding werd op 12 maart ingenomen door de voltallige groep van de marechaussee te Grootegast (Groningen). Elf man waren dit, met inbegrip van drie veldwachters die bij de marechaussee ingedeeld waren. Zij werden gearresteerd en met de doodstraf bedreigd, volhardden in hun weigering en werden vervolgens naar Vught overgebracht." En tenslotte werden, alweer wegens hun weigering om Joden te arresteren, eind maart in N unspeet de vijf politiemannen opgepakt die daar de plaatselijke marechausseegroep vormden."

XCIs ons overzicht volledig? Wij zijn er niet zeker van, maar duidelijk is wel dat, wat de politie betrof, slechts zeer weinigen volgens de consignes van de regering en de kerkgenootschappen handelden. In april verleende de 'normale' politie weer in talrijke delen des lands assistentiebij het vertrek van de Joden 'uit de provincie' naar het Judendurchgangslager Vught en bij de Jodendeportaties bleven ook de gemeentelijke vervoersbedrijven en de Nederlandse Spoorwegen ingeschakeld.

XCDoor de gewestelijke arbeidsbureaus werd het werk voortgezet.

XCMoet men dus zeggen dat de oproepen van de regering en van de kerkgenootschappen irreëel waren? Natuurlijk niet. De norm die er in gesteld werd, was zuiver - maar de maatschappelijke werkelijkheid was sterker dan die norm. Trouwens, grote protestbewegingen laten zich niet door dergelijke oproepen alléén ontketenen, en zeker niet Walmeer Vall diegenen opJ.

1 Beiden kwamen via Vught in Dachau terecht; Ham is bij een transport uit Dachau omgekomen. 2 De weigering ging in eerste instantie uit van de postcommandant te Grijpskerk, D. Boonstra, een oud-veldwachter, die een bejaard Joods echtpaar naar Westerbork moest brengen. De adjudant-brigadecommandant J. D. de Witt verklaarde zich met Boonstra solidair en hetzelfde deden de negen overige politie mannen: K. Berga, T. Bulthuis, Th. Buunk,]. H. Deddens,]. Elzinga, T. van der Hauw, D. Holvast, R. Mulder en W. Vlijm. Boonstra was de man die, toen een Duitse politieman in Groningen bij het tellen van de groep zei: 'Er zijn toch elf, opmerkte: 'Het is fout, er zijn er twaalf, u hebt God vergeten, Hij gaat altijd met ons mee, altijd.' (T. van der Hauw in L. de Jong: p. 385). Van de elf politiemannen werden twee uit Vught in krijgsgevangenschap afgevoerd, één werd als arbeider naar Duitsland gezonden, vijf werden in de zomer van '44 vrijgelaten en de Witt, Mulder en Boonstra werden naar Dachau over gebracht waar Boonstra later in '44 bezweek. 3 H. den Besten, T. Coeleman, Esselink, C. H.Jacobs en G. J. Marskamp. Alle vijfwerden naar Vught gevoerd. Esselink stierf in een Duits concentratiekamp.

635 [PDF]
DECEMBER' 4 2-FEBRUARI '43

wie men een beroep doet, een houding gevraagd wordt die voor henzelf en hun gezin de ernstigste eonsequenties kan hebben. Er kwam begin april een rapport van een politiefunctionaris, vermoedelijk uit Groningen, via het Bureau Inlichtingen bij de regering te Londen binnen waarin opgemerkt werd:

XC'Voor de politie speciaal zijn er zeer veel moeilijkheden. De politie die zich nog gebonden weet aan haar vroegere Regering, wil gaarne met de daad steunen ... Hoewel velen voor zichzelf willen meewerken, zijn ze, indien ze doorzetten, bang dat hun vrouwen en kinderen gearresteerd worden. Yragen: wie ondersteunt mijn gezin? e.d. Tenslotte kunnen twintigduizend politiemensen niet onderduiken."

XCDe Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers stond nog in de kinderschoenen en binnen de groepen waarop de regering en de kerken een beroep deden, bestonden, met uitzondering van het spoorwegpersoneel, geen hechte organisatorische banden meer; a [ortiori bestonden die banden niet tussen die groepen onderling. Er werd dus in feite een individuele daad, een individueel offer gevraagd. Anders gezegd: er werd méér gevraagd dan veruit de meesten, gegeven de angst voor Duitse wraak, konden opbrengen. Speciaal aartsbisschop de Jong realiseerde zich spoedig dat in de op 21 februari voorgelezen herderlijke brief te hoge eisen gesteld waren; hij 'heeft later', aldus zijn biograaf Aukes, 'in gesprekken hierover herhaaldelijk gemeend, een onvoorzichtig beleid te moeten betreuren.P De aartsbisschop meende óók dat het moreel gezag van het Episcopaat schade geleden had. Aukes betwijfelt dat laatste. Wij betwijfelen het mèt hem. Want ook diegenen die, maatschappelijk gebonden als zij waren, niet conform de gestelde norm handelden, wisten dat die norm op zichzelf juist was en dat de besturen der kerkgenootschappen bovendien grote risico's genomen hadden door te spreken als zij gedaan hadden.

XCZo werd het met name door de illegale groepen gevoeld. Het 'bevel' van de regering ('misschien enigszins voorbarig en in zijn algemeenheid onverstandig', aldus Het Paroo!3) was hun als feit en in zijn strekking welkom. Hetzelfde gold uiteraard voor de kerkelijke afkondigingen van 21 februari.De minister van justitie, mr. J.van Angeren, liet antwoorden: 'Een algemeen voorschrift kan dezerzijdsniet gegeven worden, al ware het alleen reeds dat de mogelijkheid van voorbereiding ener praktische uitvoering niet kan worden overzien.' (brief, 4 mei 1943,van de minister vanjustitie aan de minister van oorlog, Enq., puntenj en 0, gestenc.bijl. 345). 2 H. W. F. Aukes: Kardinaal deJong (1956), p.422. 8 Het Parool,

1 R. M.

636 [PDF]
'WIE ONDERSTEUNT MIJN GEZIN,'

Het moge dan waar zijn dat beide oproepen weinig onmiddellijk effect gehad hebben, zij hebben toch de geesten van velen beïnvloed en daarmee bijgedragen tot een aggressiever stemming in den lande die vooral van invloed bleek op drie groepen in de samenleving: de rechterlijke macht, de artsen en de studenten.

637 [PDF]

Hoofdstuk 8: 'In naam van het recht'

XC

XCBegin februari '43 stond een veerugjange voerman uit Gerkesklooster wegens diefstal terecht, in hoger beroep, voor de Strafkamer van het gerechtshof te Leeuwarden, een van de vijf gerechtshoven in den lande. De man was in december door de Leeuwarder rechtbank tot negen maanden gevangenisstraf veroordeeld; in februari zat hij al vier maanden in voorarrest. Het door hem gepleegde strafbare feit rechtvaardigde op zichzelf een uitspraak van het hof die niet wezenlijk van het door de rechtbank gewezen vonnis zou verschillen. Werd de voerman in tweede instantie opnieuw tot negen maanden gevangenisstraf veroordeeld en werd het voorarrest, zoals veelal geschiedde, daarop geheel in mindering gebracht, dan zou hij in feite nog vijf maanden opgesloten blijven. Het was het Leeuwarder hof evenwel bekend dat sinds de zomer van '42 verscheidene duizenden Nederlandse gevangenen, door Nederlandse rechters veroordeeld, hun straf niet hadden moeten uitzitten in Nederlandse gevangenissen maar dat zij overgebracht waren naar een nieuw strafkamp in de Overijsselse gemeente Ommen waar een barbaars regime ingesteld was door een van de medewerkers van Generalkommissar Schmidt, 'dr.' Werner Schwier; uit Ommen had men bovendien vele honderden gevangenen naar een soort concentratiekamp bij de Hermann-Goering- Werke in Salzgitter bij W olfenbüttel (Brunswijk) overgebracht. velen waren daar bezweken, anderen had men naar Nederland teruggetransporteerd; tientallen hunner lagen in de winter van '42 op '43 mishandeld en uitgeput in ziekenhuizen in het oosten des lands.

XCDie feiten waren van december' 42 af op brede schaal binnen de Nederlandse rechterlijke macht bekend geworden - welnu, de drie raadsheren die in Leeuwarden hun beslissing moesten nemen, achtten zich verplicht daar terdege rekening mee te houden. Zij wensten niet het risico te nemen dat de voerman die voor hen terechtstond, naar Ommen en eventueel van daaruit naar een kamp in Duitsland gevoerd zou worden, anders gezegd: de hem door de rechtbank opgelegde straf moest, met aftrek van voorarrest, tot vier maanden verlaagd worden. Aldus werd in de raadkamer beslotenbesloten door de mrs. F. F. Viehoff, fungerend voorzitter, J. Wedeven, raadsheer, en J. B. J. Heijmeijer, raadsheer-plaatsvervanger. Viehoff schreef

638 [PDF]
HET LEEUWARDER ARREST

XC'Overwegende dat het gerechtshof rekening wenst te houden met de omstandigheid dat sedert enige tijd verschillende door de Nederlandse rechter aan mannelijke delinquenten opgelegde gevangenisstraffen, in strijd met de wettelijke voorschriften en met de bedoeling van Wetgever en Rechter, zijn of worden tenuitvoergelegd in gevangeniskampen op zo strafverzwarende wijze als door de Rechter bij de bepaling van de strafmaat onmogelijk kon worden voorzien of zelfs maar als mogelijk verondersteld;

XCoverwegende dat het Gerechtshof, de mogelijkheid van deze wijze van executie der thans op te leggen strafin aanmerking nemend, er zich om des gewetens wille van zalonthouden, de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zodanige duur als in casu in evenredigheid zou staan tot de ernst van het door de verdachte gepleegde misdrijf doch hem zou blootstellen aan de mogelijkheid van een executie als boven vermeld;

XCoverwegende dat het gerechtshof op grond van deze overwegingen zal bepalen, de verdachte te veroordelen tot na te melden gevangenisstraf met aftrek van een zodanige tijd, in preventieve hechtenis doorgebracht, dat de straf tijdens de uitspraak van dit arrest vrijwel geheel in preventieve hechtenis zal zijn ondergaan;

XCVeroordeelt verdachte deswege tot gevangenisstraf van vier maanden;

XCBepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de uitspraak van dit arrest in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke gevangenisstraf geheel zal worden in mindering gebracht.'

XCZo klonk het op 25 februari '43, ruim twee weken na de razzia's op jongeren en vier dagen na de voorlezing van het kerkelijk protest, in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie te Leeuwarden. Binnen de rechterlijke macht werd dit arrest spoedig bekend, afschriften verschenen ook in de illegale bladen. 'Moge', zo schreef Het Parool,'de rechterlijke macht van Nederland zich spiegelen aan dit uitnemend voorbeeld. ZÓ moei: het!'l

'Normale' rechtspraak

XC

XCToen dit Leeuwarder arrest gewezen werd, was Nederland al bijna drie jaar bezet. Welnu, er waren misschien geen Nederlanders wier arbeid in de loop van die bijna drie jaar zozeer gedevalueerd was als de ambtenaren van het Openbaar Ministerie en de rechters. Die devaluatie hing in de eerste plaats samen met het manifeste onrecht dat door de bezetter bedreven werd en dat zich geheel buiten de Nederlandse rechtspraak om voltrok. Die rechtspraak hield zich, voorzover zij strafrechtspraak was, als vroeger bijvoorbeeld met gevallen van diefstal en moord bezig, maar geen proces werd voorbereid en

XC1 Het Parool, SI (5 april 1943), p. 1.

639 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

geen proces vond plaats waarbij het niet aan alle betrokkenen, de verdachten inbegrepen, min of meer scherp voor ogen stond dat er heel wat belangrijker 'dieven' en 'moordenaars' waren die volmaakt vrijuit gingen: de Duitsers.

XCHet spreekt vanzelf dat die devaluatie van de rechtspraak zich slechts geleidelijk gemanifesteerd had - even geleidelijk als het door de bezetter bedreven onrecht. Met name in de allereerste periode van de bezetting kon menigeen denken dat de rechtspraak, zij mocht dan 'in naam van het recht' bedreven worden in plaats van 'in naam der koningin', een even 'normaal' karakter zou blijven dragen als de gehele Nederlandse samenleving. Het bleek een illusie.

XCDat die rechtspraak van ouds een maatschappelijke functie van primaire betekenis vervulde, behoeft geen betoog: wetsovertreders werden gestraft, er waren colleges die uitspraken deden in de talloze gedingen die uit de persoonlijke sfeer, uit het economisch leven, uit de ambtelijke verhoudingen of uit de sociale wetgeving voortvloeiden, andere colleges tenslotte waarbij belastingplichtigen beroep konden aantekenen tegen opgelegde aanslagen. Dit Nederlandse stelsel van rechtsbedeling was in de loop van eeuwen gegroeid. Het was anno 1940 even weinig volmaakt als de maatschappij waarvan het de uitdrukking was, maar het behoefde een vergelijking met de systemen van rechtsbedeling die men elders kende, niet te duchten. Politieke machthebbers hadden er geen directie invloed op; dat vond zijn duidelijkste uitdrukking in het feit dat rechters, eenmaal benoemd (zij bleven dan tot hun zeventigste jaar in functie), door de regering niet afgezet konden worden. De mogelijkheden van beroep die de Nederlandse rechtsbedeling kende, kwamen het gevoel van rechtszekerheid ten goede: van de uitspraken in eerste instantie van de raden van beroep voor de sociale verzekering en van die van de ambtenarenrechter kon in beroep worden gegaan bij de te Utrecht gevestigde Centrale Raad van Beroep, civiele en strafrechtelijke zaken konden, voorzover mogelijkheden van beroep wettelijk openstonden, successievelijk van de kantonrechter gebracht worden voor de rechtbank, van de rechtbank voor het gerechtshof, en werd dan cassatie aangetekend, dan kwam de zaak voor de Hoge Raad der Nederlanden.

XC's Lands hoogste rechtscollege, in Den Haag gevestigd, telde achttien leden; zij waren in '40 over drie Kamers verdeeld: voor burgerlijke zaken, voor strafzaken en voor belastingzaken. De Hoge Raad was namelijk ook de appèl-instantie voor belasting-aangelegenheden waarin in eerste instantie de Raden van Beroep der Directe Belastingen uitspraak deden.

XC.Deze gehele rechtsbedeling vond plaats op grondslag van wetten die, telkens aan de maatschappelijke ontwikkeling en aan de verschuivende normen aangepast, door de Staten-Generaal goedgekeurd, waren.

640 [PDF]
NEDERLANDSE RECHTSBEDELING

rechters dienden van die wetten als van een vast gegeven uit te gaan: zij hadden niet het recht, ze aan andere normen te toetsen dan aan die welke er in opgenomen waren. Wetswijziging was een zaak van regering en volksvertegenwoordiging.

XCZoals wij in deel 4 uiteengezet hebben, verplichtte het Landoorlogreglement van 1907 de bezetter de in Nederland geldende wetten te eerbiedigen, d.w.z. intact te laten, 'behoudens volstrekte verhindering' - aldus artikel aj. Die beperkende bepaling gaf hem niet een volkenrechtelijke vrijbrief om elke wet die hem niet zinde, opzij te schuiven. Om te beginnen dienden immers bij de toepassing van het Landoorlogreglement 'de beginselen van het volkenrecht' in het oog gehouden te worden, 'zoals die', aldus de considerans van het verdrag van 1907 waarvan het Landoorlogreglement deel uitmaakte, 'voortvloeien uit de tussen beschaafde volkeren gevestigde gebruiken, de wetten der menselijkheid en de eisen van het openbare rechtsbewustzijn.' Voorts bepaalde artikel 43 dat de grond van de bedoelde 'volstrekte verhindering' steeds gelegen moest zijn in 'het herstel of de verzekering van de openbare orde en het openbare leven'. Dat was natuurlijk wel een hoogst rekbare formule maar zij hief toch niet de grondgedachte op dat een bezettingsbestuur een conservatoir karakter diende te dragen. SeyssInquarts bewind droeg daarentegen van meet af aan een diametraal tegengesteld karakter: niet op conservatie was het gericht maar op wijziging wijziging in nationaal-socialistische geest, met als einddoel een genazificeerd Nederland dat op de een of andere wijze in het Derde Rijk zou opgaan.

XCSlechts zeer weinigen waren zich daar in '40 van bewust. Dat hing samen met het element van voorzichtige geleidelijkheid dat heel Seyss-Inquarts gelijkschakelingspolitiek kenmerkte. Ook op het gebied van de rechtsbedeling waren zijn ingrepen aanvankelijk weinig talrijk, zij het op zichzelf wèl tekenend en belangrijk.

XCWelke waren die ingrepen?

XCAllereerst werd, waar het Duitse staatsburgers betrof of Nederlandse die naar het oordeel van het Reichskornmissariat Duitse belangen geschaad hadden, de Nederlandse rechter volledig uitgeschakeld. Voorts werd in de zomer van '40 de op homosexualiteit staande straf uitgebreid en drastisch verzwaard: tevoren was slechts 'de meerderjarige die met een minderjarige ... ontucht pleegt', strafbaar geweest - nu werden alle homosexuele gedragingen van mannen strafbaar gesteld, behalve 'in bijzonder lichte gevallen' van minderjarigen; de maximumstraffen werden van vier tot tien jaar verhoogd." Een algemene ingreep volgde: 'ter vereenvoudiging van de strafrechtspleging'

XC1 VO 81/40 (Verordeningenblad, 1940,

641 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

werd in de herfst van '40 de mogelijkheid van beklag bij een der gerechtshoven, indien het Openbaar Ministerie niet tot vervolging van een bepaalde zaak overgegaan was, opgeheven- een gevoelige aantasting van de rechtszekerheid. Als even nadelig werd het beschouwd dat de Reichskommissar begin '41 aan de rechter de bevoegdheid ontnam, voorwaardelijke straffen op te leggen; die verzachtende mogelijkheid trok hij in de vorm van een gratiëringsbevoegdheid aan zich C.q. hij delegeerde haar (voor de lagere straffen) aan de secretaris-generaal van justitie."

XCWas dit alles? Neen. Alle Joodse rechters en alle Joodse ambtenaren van het Openbaar Ministerie moesten eind november '40 de uitoefening van hun functie staken (de Hoge Raad verloor toen zijn president, mr. L. E. Visser). Voorts werd het (en dat droeg in belangrijke mate tot het gevoel van rechtsonzekerheid bij) de politie in de loop van '40 moeilijk en van begin '41 af formeel zelfs vrijwel onmogelijk gemaakt om de straatterreur van leden van de NSB en van de NSNAP te beteugelen. Ook in het Openbaar Ministerie werd ingegrepen: van de vijf 'procureurs-generaal, fungerend directeuren van politie' bij de gerechtshoven werden er in september' 40 drie vervangen, twee door NSB'ers: door mr. R. van Genechten (Den Haag) en mr. W. J. de Rijke (Arnhem). Dat was de secretaris-generaal van justitie, mr. J. C. Tenkink, haast te veel, maar hij zwichtte tenslotte voor de aandrang van zijn ambtgenoten: hij bleef. In maart '41 had hij er genoeg van. Mr. J. P. Hooykaas, raadadviseur ten departemente, volgde hem als waarnemer Op3, maar korte tijd later zette Seyss-Inquart door: deze wenste de leiding van het departement van justitie in handen te zien van een nationaal-socialist; zijn keuze was gevallen op een Leidse hoogleraar, prof. mr. J. J. Schrieke, lid der NSB.

XC1 VO 187/40 (a.v., p. 541-42). 2 VO 2/41 (Verordeningenblad, 1941, p. 4-5). Het is Hooykaas geweest die onder Duitse druk (de bezetter had geen behoefte aan restanten van het Nederlandse militaire apparaat) de militaire rechtbanken ophief waarvoor zich op dat moment talloze militairen nog moesten verantwoorden wegens hun gedragingen in de meidagen van '40. De behandeling van de belangrijkste zaken, ca. zeshonderd, werd aan een nieuwe kamer, de Militaire Strafkamer van de Haagse rechtbank toevertrouwd, zulks met recht van appèl op het Haagse gerechtshof dat daartoe ook al een speciale Kamer vormde. Achter het werk van de Militaire Strafkamer werd eind '42 door de bezetter een punt gezet, achter dat van de speciale Kamer van het Haagse gerechtshof eind' 43. Toen werd wèl de gewone strafkamer van de Haagse rechtbank competent verklaard, ingediende zaken in behandeling te nemen, maar aangezien in die strafkamer geen oud-militairen zaten, weigerde het Openbaar Ministerie, nieuwe zaken aanhangig te maken. De dossiers die op de belangrijkste betrekking hadden (die welke al bij het gerechtshoflagen), gingen op 3 maart '45 in vlammen op als gevolg van het bombardement van de

642 [PDF]

Schrieke

XC

XCJacobus johannes Schrieke was in 1884 in Pijnacker geboren. Hij doorliep het gynmasium te Kampen, studeerde rechten in Leiden en werd, vier-entwintig jaar oud, in 1909 als rechterlijk ambtenaar naar Nederlands-Indië gezonden. Daar maakte hij carrière. Met enkele onderbrekingen was hij er bijna vijf-en-twintig jaar werkzaam, laatstelijk in de hoge functie van directeur van justitie, anders gezegd: hoofd van het departement van justitie te Batavia. Was hij toch ietwat gefrustreerd toen hij in '34 repatrieerde? Hij had, zo werd gezegd, op een benoeming gerekend als lid van het hoogste bestuurscollege onder de gouverneur-generaal: de Raad van NederlandsIndië ; die benoeming viel aan een ander toe.

XCAan de Leidse universiteit werd Schrieke hoogleraar in het Indische staats- en administratief recht, Hij had er weinig contact met zijn collega's. Enerzijds hing dat samen met zijn doofheid, anderzijds met zijn opvattingen; in tegenstelling tot veruit de meesten hunner koesterde Schrieke namelijk een sterke sympathie zowel voor het Derde Rijk als voor de NSB. Hij sloot zich niet bij Mussert aan (dat zou hem op grond van het ambtenarenverbod zijn functie gekost hebben), maar hij stond in Leiden en in Oegstgeest, waar hij woonde, zozeer als sympathisant met het nationaal-socialisme bekend dat hij in de meidagen van '40 geïnterneerd werd. Door die internering voelde hij zich, zo verklaarde hij kort na de bevrijding, 'bitter gekrenkt" - zij werd hem 'mede aanleiding', lid van de NSB te worden. 'Mede aanleiding' voor hem stond namelijk al 'vóór het uitbreken van de oorlog vast dat, warmeer hij uitbrak, de inzet er van zou zijn de ordening van het economisch leven van de wereld, wat ook de uiterlijke aanleiding van deze oorlog mocht zijn'2 - met andere woorden: Schrieke zag Duitsland als de schepper van een Nieuwe (en betere) Orde. Deze visie plus het lidmaatschap van de NSB dreven hem niet alleen binnen de Leidse universiteit verder in het isolement, maar ook binnen zijn familie en zijn vriendenkring. Ging hij daardoor met groter snelheid het 'foute' pad op? Wij zijn er niet zeker van. Schrieke was eerzuchtig en niet erg toegankelijk voor de opinies van anderen; hij bezat een aanzienlijke dosis eigengereidheid die op later leeftijd door zijn doofheid versterkt kan zijn.

XCToch aarzelde hij of hij de hem aangeboden benoeming tot secretarisgeneraal van justitie zou aanvaarden. Hij zwichtte pas voor de op hem uitgeoefende aandrang toen hem bleek dat, als hij weigerde, Of zijn Utrechtse

XC1 POD-Den Haag: p.v.J. J. Sehrieke (I nov. 1945), p. 4 (Doe 1-1530, a-I). 2 A.v., p.2.

643 [PDF]
'IN NAAM V AN HET RECHT'

collega prof mr. D. H. Westra Of de president van de Utrechtse rechtbank, mr. H. M. Fruin, secretaris-generaal van justitie zou worden: die twee NSB' ers achtte hij beiden daarvoor niet voldoende capabel.

XCPer I juli '41 aanvaardde hij zijn nieuwe functie - in stilte: een plechtige installarie die zich tot een NSB-demonstratie ontwikkeld zou hebben, wees hij af Hij voorzag trouwens dat hij aan heel wat druk. van NSB-zijde blootgesteld zou worden; daar wilde hij weerstand aan bieden. Op dat punt had hij zich bij voorbaat van de steun van Generalkommissar Wimmer verzekerd. Wimmer had slechts één beperking gemaakt: 'Nur kein Krach mit Herrn Mussertt'?

XC'Hoewel wellicht overbodig, moge ik u', zo schreef hem op de dag van zijn ambtsaanvaarding Goedewaagens raadadviseur ir. W. L. Z. van der Vegte, 'de raad geven, dat u zich direct omringt door trouwe medewerkers, daar anders al uw daden gesaboteerd worden. We hebben ervaringen te over op andere departementen. Vanaf de bode tot de chef van het kabinet moeten vertrouwde krachten zijn; liefst kameraden."

XCSchrieke voelde daar niet voor. Dat was zijn ambtenaren (die, voor hij hun chef werd, haastig het departementsarchief 'gezuiverd' hadden) bijzonder welkom. Zij gingen hem in menig opzicht waarderen: Schrieke werkte vlug, hij liet hun een ruime mate van zelfstandigheid, hij weigerde NSBpropaganda (muurkranten bijvoorbeeld) tot het departement en de daaronder ressorterende diensten toe te laten en hij was voor elke pressie in de richting van het niet-vervolgen van NSB'ers die met de strafwet in aanraking gekomen waren, ongevoelig. In de praktijk was hij, bedachtzaam als hij was, vaak geen scherpslijper - op ideologisch terrein wèl. Zijn abstracte waardering voor het nationaal-socialisme kende nauwelijks grenzen en hij verstond het, die waardering vrij te houden van elke confrontatie met wat het door hem geprezen stelsel reëel betekende. Het nationaal-socialisme mocht er zich, meende hij, 'in tegenstelling tot zijn tegenstanders op beroemen dat het er krachtig naar heeft gestreefd en er zeker beter in geslaagd is om in zijn praktijk eer en menselijkheid naar vermogen hoog te houden' die uitspraak publiceerde Schrieke in de lente van '44, na bijna vier jaar bezerting." Hij was dus niet alleen doof maar, zou men kunnen zeggen, ook blind. Beter misschien: hij had de nonnen van de vijand, van de bezetter,J. J.(Doe 1-I745, a-2). 3 J. J. Schrieke: Bezet Nederland en het Haagse Landoorlogregle

1 A.v., p. 22. 2 Brief, I juli I94I, van W. L. Z. van der Vegte aan Sehrieke

644 [PDF]
DE NIEUWE SECRETARIS-GENERAAL

tot de zijne gemaakt. 'Prof Schrielee'; zo schreef Ranter aan Himmler, toen Schrieke bijna twee jaar in functie was, 'ist absolut grossgermanisch im Sinne der Reichsidee ausgerichtet wid ein treuer und verldsslicher Anhänger des Führers, einer der anstiindigsten NSB' er in HoI/and über haupt. Der einzige Fehler bei Schrieke ist, dass seine Frau Malaienmischling und er se/hst sehr schwerhorig ist."

XCBij Schrieke's naoorlogse verklaring: 'Ik was een principieel tegenstander van de SS, mijn vrouwen kinderen hebben enig Indisch bloed in zich", tekenen wij aan dat zijn 'tegenstanderschap' evident alleen betrekking had op de rassenleer voorzover deze zich tot het 'Indisch bloed' uitstrekte - de Jodenvervolging onderschreef hij. In de herfst van '41 bracht Hooykaas eens onder zijn aandacht dat hij, als secretaris-generaal van justitie, de plicht had voor de in Nederland levende Joden op te komen; het werd, aldus Hooykaas, 'een zeer gemouvementeerd onderhoud hetwelk ongeveer een uur heeft geduurd'3 - maar Schrieke weigerde.

XCZijn werkzaarnheden als secretaris-generaal zijn hier en daar al in ons vorige deel alsook in dit deel ter sprake gekomen. Wij willen daar nu allereerst aan toevoegen dat Schrieke op verzoek van de Duitse militaire instanties in september' 41 samen met zijn ambtgenoot Verwey bepaalde dat prostituées zich voortaan regelmatig van overheidswege medisch moesten laten onderzoeken+, en dat hij eind' 42 overwoog, een ingrijpende herziening van het echtscheidingsrecht bij besluit af te kondigen - hij schrok daar tenslotte van terug. Over deze zaak zijn overigens in januari '45 nog stukken gewisseld tussen het Reichskommissariat en het Reichsjustizministerium in Berlijn!"J. J.J. Het verzet der Hervormde Kerk,'tenzij dit door de andere echtgenoot uitdrukkelijk of stilzwijgend is gednld'),

1 Brief, 28 juni 1943, van Rauter aan Himmler 703). 2 POD-Den Haag: p.v. Schrieke (1 nov. 1945), p. 8. 3 Dep. van justitie: 'Rapport inz. prof. Schrieke' (1945), p. 66 (BRve: dossier 176 a/46 Q. Schrieke)). • De betrokken departementen gaven die controle (die zich tot ca. duizend prostituées moest uit strekken) eennog stringenter karakter dan de Duitsers gewenst hadden. In het Inter kerkelijk Overleg kon men het er niet over eens worden of geprotesteerd moest worden tegen de maatregel van Schrieke en Verwey die 'de ontncht voorwerp van staatszorg' maakte (Touw: dl. I, p. 95); tot de in stanties die wèl protesteerden, behoorden de Hervormde Synode en het Episcopaat. 5 Schrieke wenste de rechtspositie van gescheiden echtgenoten te verbeteren, echt scheiding na scheiding van tafel en bed mogelijk te maken na drie i.p.v. na vijfjaar, maar vooralook de echtscheidingsgronden uit te breiden. Art. 264 van het toen malig Burgerlijk Wetboek kende er slechtsvier: overspel (Schrieke wilde toevoegen:

645 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

XCHet is tekenend voor Schrieke dat hij in deze zaak niet doorzette - maar minstens zo tekenend dat hij haar aan de orde stelde, m.a.w. dat hij in de tweede helft van ' 42 serieus overwoog om, gebruik makend van de macht van de bezetter, hee-Nederlands burgerlijk recht op een hoogst gevoelig punt te wijzigen; te wijzigen zonder inspraak van enige volksvertegenwoordiging. Sprak hier nu niet juist die minachting voor de democratische rechtsstaat uit die alle totalitair-gezinden eigen was? Trouwens, in dat opzicht had Schrieke meer op zijn kerfstok. Hij aanvaardde zijn benoeming in een situatie waarin hij wist dat de bezetter een politieke 'zuivering' van de zittende magistratuur zou gaan bevorderen door in strijd met de wet te bepalen dat rechters (alsook de procureur-generaal bij de Hoge Raad) voortaan hun ambt zouden moeten neerleggen als zij vijf-en-zestig jaar werden in plaats van zeventig (op de openvallende plaatsen konden dan NSB' ers of andere 'foute' elementen benoemd worden), en nog geen maand na Seyss-Inquarts verordening welke die 'zuivering' bevorderde', verscheen een besluit van hemzelf, Schrieke, waarbij een geheel nieuw soort rechtspraak, een politieke rechtspraak, ingevoerd werd: de z.g. Vrederechtspraak.

minstens vier jaar en zware verwondingen of mishandelingen. Hij wilde voorts toevoegen: 'voortgezette weigering om tot het verwekken of ontvangen van nakomelingschap mede te werken zonder dat hiervoor een redelijke grond aanwezig is', 'zodanige tweespalt tussen de echtgenoten dat het huwelijk tot in zijn grondslagen is aangetast en het herstel ener met het wezen van het huwelijk overeenstemmende levensgemeenschap niet kan worden verwacht', onherstelbare ernstige krankzinnigheid, ernstige en binnen afzienbare tijd niet herstelbare 'be smettelijke of afschuwwekkende' ziekte en voortijdige onvruchtbaarheid - dat laatste alleen als er nog geen kinderen waren. Deze voorstellen sloten ten dele bij denkbeelden aan die al vóór de bezetting in brede kring verkondigd waren, ten dele stoelden zij op de nationaal-socialistische ideologie. Schrieke vroeg de Hoge Raad om advies; het college berichtte hem na eenjaar dat de ingreep die hij wenste te verrichten, o.m. in strijd was met het Land oorlogreglement. Schrieke had bovendien van de bezetter verlof gekregen, het advies van de kerken in te winnen. De protestantse kerken en het Episcopaat deden hem toen in afzonderlijke stukken weten dat hij deze materie moest laten rusten, het Episcopaat noemde zijn ontwerp-besluit 'een zeer ernstig vergrijp aan de chris telijke volkszeden hier te lande en een grievende belediging van de heiligste ge voelens van de grote meerderheid van het Nederlandse volk.' (brief, 13 febr. 1943, van de aartsbisschop aan de seer. gen. van justitie, in Stokman: p. 264)

XC1 VO 130/41 (Verordeningenblad,

646 [PDF]

Vrederechtspraak

XC

XCDe oorsprong van de vrederechtspraak moeten wij bij de NSB zoeken en wij slaan de plank welniet ver mis wanneer wij het vermoeden uiten (nader bewijsmateriaalontbreekt) dat niemand sterker op de invoering van deze nieuwe rechtspraak aangedrongen heeft dan de NSB' er van Genechten die binnen de NSB een van de meest opgewonden doordravers was.

XCIn deel 4 wezen wij er op dat de haat jegens de NSB' ers ('landverraders !') reeds in de zomer van '40 herhaaldelijk incidenten deed ontstaan. Het kwam dan menigmaal tot scheld- en vechtpartijen waarin de politie gemengd werd en die, als er een aanklacht ingediend werd, tot uitspraken lei-dden van kantonC.q. politierechters, Wij hebben daar geen overzicht van, maar wij durven veronderstellen dat, als de feiten in voldoende mate vaststonden, door die lagere rechters uitspraken gedaan werden waarin geen principieel verschil gemaakt werd tussen nationaal-socialisten en anti-nationaal-socialisten. De bezetter die de NSB en, in een iets later stadium, ook de NSN AP naar voren wilde schuiven, zinde dat niet - het zinde de NSB en de NSNAP evenmin: als zij met verlof van Generalkommissar Schmidt mochten trachten, 'de straat te veroveren', dan was het a~urd dat rechters van het oude bestel hun voor de voeten liepen al door hun dezelfde maatstaven aan te leggen als hun tegenstanders! Begrepen die rechters dan niet dat er 'een revolutie' gaande was waarmee zij rekening dienden te houden?

XCHet uit deze situatie voortvloeiende algemene gevoel van onbehagen in nationaal-socialistische kring werd in de lente van '41 aanzienlijk sterker toen de vervolging van enkele Nederlanders die NSB'ers of anderen in de meidagen van '40 neergeschoten hadden, tot uitspraken leidde die grote verontwaardiging wekten in de NSB. Zo werd een kapitein der mariniers die op 13 mei' 40 bij Amsterdam als een wildeman om zich heen geschoten had en daarbij een oudere broer van 111r. M. M. Rost van Tonningen, de kapitein ter zee N. A. Rost van Tonningen, gewond en twee burgers gedood had (geen van hen drieën was 'fout' geweest), door de Haagse rechtbank van rechtsvervolging ontslagen; op grond van een uitvoerig psychiatrisch rapport nam de rechtbank namelijk aan dat de kapitein der mariniers tijdens zijn schietpartij ontoerekeningsvatbaar geweest was. Bij die kapitein hadden dus persoonlijke factoren mede een rol gespeeld. Daarnaast had de Vijfde-Colonne-paniek die wij in deel j uitgebreid beschreven, aan zijn reactie ten grondslag gelegen en het spreekt vanzelf dat elke rechtbank die in de lente van '41 vonnis moest wijzen naar aanleiding van ernstige incidenten die zich .in de meidagen van '40 voorgedaan hadden, terdege rekening hield met de wilde nervositeit ~elk~ zich toen voorgedaan had. Een reserve-kapitein die

647 [PDF]
'IN NAAM V AN HET RECHT'

op 13 mei '40 in Wassenaar een NSB'er neergeschoten had, kreeg van de inmiddels ingestelde Militaire Kamer van de Haagse rechtbank twee maanden gevangenisstraf, een andere reserve-kapitein die een NSB' er in Limburg gedood had, kreeg er zes en een Rotterdamse agent van politie die op 12 mei ,40 een vluchtende NSB' er dodelijk getroffen had, werd eerst door de Rotterdamse rechtbank, nadien door het Haagse gerechtshof vrijgesproken: zijn verdediger kon aantonen dat hij overeenkomstig de voor politieambtenaren geldende schietvoorschriften gehandeld had.

XCDeze en dergelijke uitspraken deden de NSB' ers in woede ontsteken. Zij wendden zich tot het Reichskommissariat. Schmidt was gevoelig voor hun klachten - Seyss-Inquart niet minder, en bij deze ging nog een tweede factor een rol spelen. Met name in de lente en zomer van '41 waren kleine antiDuitse demonstraties (verzet door middel van het dragen van 'symbolen') zeer frequent geworden. De bezetter kon daar wel tegen optreden, en deed dat soms ook, maar het was hem aangenaam indien een deel van zijn repressieve taak overgenomen werd door een nieuw soort Nederlandse rechters. Er werd daar een concept-besluit voor opgesteld door het Reicks kommissariat; het voorzag in de benoeming van 'vrederechters' en in de instelling van een 'vredegerechtshof' . Wie bij dat vredegerechtshof als procureur-generaal zou optreden, d.w.z. de ernstigste zaken aanhangig zou maken en dan de strafeis zou indienen, werd niet aan Schrieke overgelaten: van Genechten had die functie voor zichzelf gereserveerd en de bezetter liet haar graag aan hem over. Overigens kreeg Schrieke verlof, de nieuwe benoemingen naar eigen inzicht te doen; het spreekt vanzelf dat zijn keuze zou vallen op NSB' ers dan wel op anderszins 'foute' figuren.

XCHet door de Duitsers ontworpen concept-besluit werd volgens Schrieke's aanwijzingen door Hooykaas 'grondig omgewerkt en aan de Nederlandse straf- en strafproceswetgeving zoveel mogelijk aangepast'l - het verscheen in zijn uiteindelijke vorm op 16 augustus '41 in het Verordeningenblad. 2 Blijkens dit besluit zouden bij de rechtbanken in de vijf steden waar gerechtshoven gevestigd waren (Amsterdam, Den Haag, Arnhem, Den Bosch en Leeuwarden) vrederechters benoemd worden die bevoegd waren, 'in eerste aanleg kennis te nemen van alle misdrijven en overtredingen welke de politieke vrede binnen de volksgemeenschap in gevaar brengen of de hoogste politieke belangen van de volksgemeenschap raken of uit politieke beweegredenen zijn begaan, en voorts van de strafbare feiten welke met zodanige misdrijven of overtredingen door deelneming of samenloop verband houden.'

XC1 POD-Den Haag: p.v. J. J. Schrieke (I nov. 1945), p. 40. IVO 156/41 (Ver ordeningenblad, 1941, p.

648 [PDF]
VREDERECHTSPRAAK

XCIn gevallen waarin vrijheidsstraf of een geldboete van meer dan f 200 op-:gelegd of gevorderd was, kon hoger beroep ingesteld worden bij een bijzondere Kamer van het Haagse gerechtshof, het vredegerechtshof Dit vredegerechtshof deed in laatste instantie uitspraak; beroep op de Hoge Raad werd niet toegestaan. Erger nog: alle politieke misdrijven die door de procureur-generaal bij het vredegerechtshof (van Genechten dus) van voldoende belang geacht werden, konden door hem met passeren van de vrederechters onmiddellijk aanhangig gemaakt worden bij het vredegerechtshof - daaronder vielen ook de incidenten die zich in de meidagen van ,40 voorgedaan hadden. Was dan al niet in een aantal van die gevallen vonnis gewezen en waren die vonnissen niet in kracht van gewijsde gegaan? Inderdaad, maar ook daar was een oplossing voor gevonden:

XC'Is een strafzaak welke ... tot de kennisneming van de vrederechter zou behoren, vóór de inwerkingtreding van dit besluit beëindigd door een uitspraak, in kracht van gewijsde gegaan, dan kan het vredegerechtshof op vordering van de procureur-generaal de zaak opnieuw behandelen'

XCanders gezegd: van Genechten kon eisen (en zijn eis zou natuurlijk ingewilligd worden) dat gehandeld werd dwars tegen een van de grondbeginselen van de strafrechtspraak in hetwelk inhield (' ne bis in idem') dat een zaak, indien het desbetreffend vonnis in kracht van gewijsde gegaan was, niet opnieuw berecht mocht worden. Natuurlijk, revisie van vonnissen was ook vroeger mogelijk, maar alleen in het licht van nieuwe feiten of nieuwe omstandigheden - wat van Genechten begeerde was, vastgestelde feiten en vastgestelde omstandigheden opnieuw te berechten, en dan met toepassing van nationaal-socialistische normen. De Nederlandse rechterlijke macht werd voor het door de vrederechtspraak bestreken terrein dus niet alleen voor de toekomst buiten spel gezet, maar haar finaal vastgestelde uitspraken in de meest belangrijke zaken (en daar had van Genechten het op gemunt) konden door het vredegerechtshof opgeheven worden. Niet Schrieke of Hooykaas had dat bedacht - de opneming van het desbetreffende artikel was, in een laat stadium, een eis geweest van het Reichs kommissariat; wij nemen aan dat van Genechtens drijven daar niet vreemd aan is geweest.

XCBinnen de rechterlijke macht ontstond grote deining. De Strafkamer van de Hoge Raad protesteerde en in oktober' 41 werd bij Schrieke een adres ingediend dat niet alleen door alle overige leden van de Hoge Raad ondertekend was maar ook door een groot aantal andere leden van de rechterlijke macht. Die rechterlijke macht omvatte, de Hoge Raad uitgezonderd, in totaal (rechters, ambtenaren van het Openbaar Ministerie en griffiers,

649 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

plaatsvervangers en adjuncten meegeteld) ca. duizend personen. Ruim een derde hunner nam aan deze protestactie deeltwee-derde zweeg.'

XCDrie rechters waren er die wegens de geschetste fundamentele aantasting van de rechtszekerheid ontslag vroegen: mr. H. Haga, raadsheer in het Haagse gerechtshof, zijn collega mr. A. L. M. van Berckel en een lid van de Haagse rechtbank, jhr. mr. P. G. M. van Meeuwen." Van hen drieën was Haga de eerste die zijn fnnctie ter beschikking stelde. 'Als aile leden der rechterlijke macht uw voorbeeld zouden volgen, betekende dat de chaos', kreeg hij begin september van Schrieke te horen. De volgende dialoog ontwikkelde zich toen:

XCHaga:'Aan wie de schuld? Aan hen die weigeren tegen hun overtuiging in te handelen of aan hen die verordeningen maken welke daartoe willen dwingen?'

XCSchrieke:'Een dergelijke verordening wordt uitgevaardigd om erger te voorkomen. Hoe zoudt u het vinden als de taak der Nederlandse rechters door Duitse rechters werd overgenomen ?'

XCHaga:'Laat ze hun gang gaan."

XCDe bezwaren tegen de vrederechtspraak die de indieners van het adres geopperd hadden, vonden uiteraard bij Schrieke geen enkele weerklank. In Duitsland, zo schreef hij hun, was de regel ne bis in idem óók opgeheven, bovendien moest men inzien dat 'een nieuwe wereldbeschouwing met haar onafwijsbare slotsommen bezig is, het totnogtoe heersende stelsel terzijde te schuiven.l?

XCInmiddels was de vrederechtspraak 'bemand'. Schrieke benoemde de vijf vrederechters (met een aantal plaatsvervangers) benevens de vijf leden van het vredegerechtshof. Van dat hof werd de NSB'er Carp, het latereJ.65

1 Het adres kreeg in totaal driehonderdzeventig ondertekenaars; onder hen be vonden zich evenwel enkele dekens van de Orde van Advocaten. 2 Ook enkele ambtenaren van het Openbaar Ministerie vroegen ontslag; dat werd hun, in tegen stelling tot de drie rechters, geweigerd. a H. Haga: 'Kort résumé van onderhoud met seer. gen. op 9 sept. 1941' (z.d.) (Doe 1-2102, a-j). 'Dat u als eenling hebt gedaan wat nodig was in deze omstandigheden, daarvoor heb ik', schreef mr. Visser aan Haga, 'de allergrootste eerbied en ik wens u met uw daad geluk.' (brief, 28 sept. 1941, van L. E. Visser aan H. Haga, a.v., a-6) Mr. Haga vestigde zich als advocaat in Den Haag. Als zodanig begeerde hij, voor de Hoge Raad te mogen optreden. Hij moest daartoe door dat college beëdigd worden maar hij weigerde, tevoren zijn opwachting te maken bij de 'foute' president mr. van Loon. In strijd met dewet weigerde van Loon hem toen te beëdigen. De leden van de Hoge Raad legden zich daarbij neer. • Brief, 17 nov. 1971, van].]. Schrieke aan S. N. B. Halbertsma e.a. (Doc II-6S8, a-j).

650 [PDF]
MR. RAGA NEEMT ONTSLAG

hoofd van de Secretarie van Staat der NSB, president. De meeste benoemden waren NSB' er of anderszins 'fout'! - en zij togen aan de arbeid.

XCVan die arbeid willen wij, wat het vredegerechtshof betreft, vermelden dat tegen de kapitein der mariniers die van rechtsvervolging ontslagen was, door van Genechten vijftien jaar gevangenisstraf geëist werd; het vredegerechtshof liet de man in een krankzinnigengesticht opsluiten. De reservekapitein (incident-Wassenaar) kreeg in plaats van twee maanden gevangenisstraf acht jaar, de tweede reserve-kapitein (geval-Limburg) in plaats van zes maanden vijfjaar. De meeste aandacht werd getrokken door het proces tegen een derde reserve-kapitein en tegen een luitenant-adjudant, beiden beschuldigd van de 'moord' (13 mei' 40) op Musserts broer, luitenant-kolonel Mussert, kantonnements-commandant te Dordrecht. De reserve-kapitein werd door het vredegerechtshof tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld, de luitenant-adjudant die de dodelijke schoten gelost had (van Genechten had de doodstraf geëist), kreeg levenslang."

XCDe overige uitspraken van het vredegerechtshof waren navenant. Zo werd aan een inwoner van Maasland die, doordat hij een NSB'er voor 'landverrader' uitgemaakt had, door de politierechter te Rotterdam tot f 20 boete veroordeeld was, een week gevangenisstraf opgelegd, 'de leden der Nationaal-Socialistische Beweging' waren, zo overwoog het hof, 'zeker niet minder vaderlandslievend dan de beste Nederlanders." Een Hagenaar dieparagraaf dit boek als bron. Aan het genoemde hoofdstuk lagen persuittreksels ten

1 Wij willen ons relaas niet met al te veel namen belasten maar maken een uit zondering voor de eerste vrederechter te Arnhem, mr. J. E. W. Duys. Deze, een zeer welbespraakte en grillige man, was in de jaren '20 voor de SDAP een promi nent lid geweest van de Tweede Kamer. In '33 had hij kort na de verkiezingen een brochure gepubliceerd, waarin hij bepleit had dat de SDAP de legaliteit en het Oranjehuis duidelijk zou aanvaarden en de eenzijdige ontwapening afzweren. In de storm van verontwaardiging die onmiddellijk binnen de SDAP op stak, leed Duys' carrière schipbreuk. Hij sloot zich in '38 bij de NSB aan. Kort na zijn benoeming tot vrederechter is hij overleden. 2 Het was Musserts bedoeling om, wanneer hij ooit 'de macht' zou krijgen, zijn bewind te beginnen met de gra tiëring van allen die door de vrederechters of door het vredegerechtshof veroordeeld waren ; diegenen die nog in de gevangenis zaten, zouden dan op vrije voeten gesteld worden. Blijkbaar nam Mussert aan dat die gratiëring bij de massa des volks een groot gevoel van dankbaarheid zou wekken. De reacties in de zomer van' 40 op de vrijlating der krijgsgevangenen door Hitler hadden hem kunnen leren hoe weinig grond er was voor die optimistische verwachting. 3 L. de Jong: dl. II (1942), p. 158. Van de in de pers opgenomen uitspraken heb ik in hoofd stuk 8 van dit in 1942 te Londen geschreven boek een groot aantal weergegeven, evenwel zonder vermelding van de datum der dagbladpublikatie; ik citeer in deze

651 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

beledigende woorden gesproken zou hebben aan het adres van de WA-man Peter Ton (de man die in september' 40 bij een relletje in Den Haag als eerste NSB' er tijdens de bezetting het leven verloren had) en die deswege tweemaal vrijgesproken was, kreeg twee maanden gevangenisstraf. Een Haagse agent van politie die, door WA-mannen met 'stokken, sabels en dolken' besprongen, na drie waarschuwingen eerst een schot in de lucht gelost en vervolgens een NSB'er in zijn been geschoten had, kreeg twee weken hechtenis opgelegd - daarentegen werd een NSB' er uit Zeist die tijdens een relletje iemand met zijn koppelriem verwond had, op grond van zijn beroep op 'noodweer' vrijgesproken. In de zaak van de agent overwoog het hof o.m. : 'Aan de revolutionaire spanning moet binnen zekere, met begrip te trekken grenzen, haar loop worden gelaten, zonder dat de openbare organen der ordehandhaving daarbij als voorheen behoren in te grijpen.'!

XCDoor de vrederechters en hun plaatsvervangers werd op gelijke wijze met twee maten gemeten, zij het dat de een dat duidelijker deed dan de ander. De vrederechters bevonden zich evenwel in een moeilijker positie dan het vredegerechtshof: voor het 'foute' hof werden de zaken voorbereid door een 'foute' procureur-generaal, de 'foute' vrederechters moesten die voorbereiding evenwel overlaten aan de normale parketten waar men als regel' goed' was. Er werd veel tegengewerkt: men seponeerde bepaalde zaken waarin veelal de politie al getracht had, zo weinig mogelijk 'politieke' elementen in de processen-verbaal op te nemen, of men voerde tijdens de terechtzitting de ondervragingen zo dat zelfs de vrederechter de bewijzen voor het provocerend optreden van de NSB of de WA niet naast zich neer kon leggen. Uiteindelijk was het evenwel die rechter die vonnis wees.

XCDe meeste van die vonnissen en van de erbij behorende dossiers zijn verloren gegaan. Wij weten wel dat zich in de jaren' 41 t.e.m. '43 in totaal j 109 personen voor de vrederechters moesten verantwoorden; van hen werden 423 vrijgesproken, aan 724 werd een vrijheidsstraf opgelegd - de overigen kwamen er met een boete of een berisping van af. Tegen viermaal zoveel mannen als vrouwen werd vonnis gewezen. Ook kinderen werden, met uitschakeling van de kinderrechters, vaak door een vrederechter bestraft. Als regel waren de strafl:èn die NSB'ers of NSNAp'ers kregen, aanzienlijk lichter dan die welke voor overeenkomstige daden aan hun tegenstanders opgelegd werden. Misschien kunnen wij de vrederechtspraak nog het beste in beeld brengen door een samenvattend verslag te geven van één enkele, willekeurige zitting die de vrederechter te Arnhem begin januari' 42 hield":

XC1 A.v., p. 160. 2 Doe

652 [PDF]
DE VONNISSEN VAN DE VREDERECHTERS

XCEenlid van de WA had in juli' 41 'bij een volksoploopje' een ploertendoder bij zich gehad. Vijf-en-twintig gulden boete.

XCEen vrouw, oud zeven-en-zestig jaar, had in september' 41 bij het langstrekken van de ]eugdstorm gezegd: 'Rotzooi, landverraders'. Acht dagen gevangenisstraf.

XCEen vrouwelijk lid van de NSB had tegen de man van die zeven-en-zestigjarige vrouw gezegd: 'Vieze souteneur'. Tien gulden boete.

XCTwee mannen zouden op 3I augustus' 4I (Koninginnedag) tijdens een relletje een NSB'er voor 'armoedzaaier, landverrader' uitgemaakt hebben. Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

XCEen vrouw had op straat, terwijl een NSB'er passeerde, gezegd: 'Daar gaat een NSB'er.' Volgens die NSB'er zou zij evenwel gezegd hebben: 'Daar gaat een vuile NSB'er.' De NSB'er had haar vervolgens voor 'achterbuurtwijf, smerig rotwijf' uitgemaakt. De vrouw werd vrijgesproken, de NSB' er kreeg vijf gulden boete.

XCEen man had eerst in een café gezegd, 'dat hij wist dat op IQ mei '40 te Rotterdam door NSB'ers op Nederlandse soldaten was geschoten', had nadien die woorden ingetrokken maar op I september '4I beweerd: 'De NSB is rapalje.' Dertig gulden boete.

XCEen vrouw had op de pont naar Arnhem-Zuid beledigend over de ]eugdstorm gesproken (wat zij precies gezegd had, viel niet vast te stellen) en had, toen een omstander daartegen protesteerde, tegen deze gezegd: 'Waar bemoei je je mee, smeerlap, snotneus!' Vijf-en-twintig gulden boete.

XCEen melkboer had een NSB'er voor 'rotvent' uitgemaakt. Vijf gulden boete.

XCEen zestienjarige scholier, afkomstig uit Groningen, had medio september' 4I in Velp waar hij op kostschool was, bij een NSB'er de winkelruit ingegooid, 'zijn ouderlijk huis is echter de Beweging niet slecht gezind en op de zitting verschijnt hij met een ]eugdstormspeldje op.' Berisping en een maand tuchtschool voorwaardelijk.

XCDrie mannen hadden in oktober' 40 iemand die een WA-lied zong, van zijn fiets geslagen. Driemaal twintig gulden boete, mede gezien 'de lange tijd die sedert het plegen van het feit reeds is verlopen' (vijftien maanden!).

XCEen man had eindjuli '4I, terwijl hij 'een beetje dronken' was, een NSB'er bij het fietsen gehinderd. Tien gulden boete.

653 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

XCTwee mannen hadden in maart '41 een fietsbotsing met een NSB'er geprovoceerd en die NSB' er was ook geslagen. Tweemaal veertig gulden boete.

XCEen arbeider had in april' 41 in een treincoupé enkele meisjes uit een NSB-gezin gestompt, 'er is echter alle reden om aan te nemen dat hij meer uit gekheid een duw heeft gegeven.' Vrijspraak.

XCEen man had in oktober' 41 in een winkel gezegd: 'Als je maar lid bent van de NSB, kun je door tussenkomst van de burgemeester van Ede schoenbonnen krijgen.' Dertig gulden boete.

XCEen man had in januari '41 in Maurik papiertjes aangeplakt met als tekst: 'Inwoners van Maurik, geeft niet aan de Winterhulp alvorens de burgemeester weggetrapt zal zijn. Thans geraken de gelden in verkeerde handen en worden er op het gemeentehuis grote sigaren van gerookt, .. Weg met die plutocraat.' Zes weken g~vangenisstraf.

XCOpzienbarend was een proces dat begin november '41 voor de vrederechter-plaatsvervanger in Rotterdam gevoerd werd. Een vroedvrouw uit Woerden had tijdens een bezoek aan een kraamvrouw, wier man NSB'er was, tegen die vrouw in het bijzijn van haar zuster en moeder gezegd: 'Alle NSB'ers zijn landverraders, ze moesten ze allemaal maar ophangen en jou erbij: Van Genechten had als procureur-generaal de Rotterdamse substituut-officier van justitie, mr. J. C. V. Meischke, opgedragen, drie weken gevangenisstraf te vorderen. Mr. Meischke betoogde ter zitting evenwel dat de vroedvrouw van rechtsvervolging ontslagen moest worden: hier was geen sprake van belediging van een volksgroep 'in het openbaar', ze had immers binnenshuis haar uitlating gedaan. 'Volgens de geschiedenis van de wet is dit feit', aldus de vrederechter, 'misschien niet strafbaar, maar de volksgedachte eist in dit geval dat verdachte wordt veroordeeld. . . In het algemeen houd ik niet van verklikkerij, maar in dit geval vind ik het heel goed dat deze zaak is aangegeven." Zes weken gevangenisstraf.

XCMr. Meischke werd gearresteerd.ê

XCHier vloeide uit voort dat zich steeds minder incidenten voordeden die voor berechting door de vrederechtspraak in aanmerking kwamen. Het instituut ging verlopen, zulks niet geheel tot ongenoegen van de bezetter: het neveneffect op de bevolking zal Seyss-Inquart en Schmidt wel niet ontgaan zijn; bovendien waren zij beiden van mening dat verschillende vrederechters niet aan de gekoesterde verwachtingen voldeden doordat zij veel te lage straffen oplegden. Zo weinig kregen de vrederechters en het vrede~ gerechtshof in de loop van '42 te doen dat Carp, president van' het hof, zich via Mussert moeite ging geven opdat aan de vrederechters en het vredegerechtshof een geheel nieuwe taak gegeven zou worden: zij zouden in de plaats moeten komen van de ambtenarengerechten en van de Centrale Raad van Beroep. Men sloeg dan twee vliegen in één klap: de vrederechters en het vredegerechtshof zouden voldoende werk krijgen en het zou NSB' ersgezagsdragers voortaan gemakkelijk vallen, zich van tegenwerkende ambtenaren (die nu veelal steun vonden bij de ambtenarenrechtspraak) te ontdoen: Schrieke wees evenwel Carps denkbeeld onmiddellijk van de hand - SeyssInquart, Wimmer en Schmidt zagen er al evenmin iets in: uitvoering van wat

655 [PDF]
IN NAAM V AN HET RECHT

Carp en Mussert wensten, zou de NSB teveel macht geven en bovendien de gehele ambtelijke wereld, waar, aldus de bezetter, rust moest heersen, in rep en roer brengen.

XCWaarom verzette Schrieke zich? Hij had zelf van zijn departementsambtenaren niet veellast en wij vermoeden dat de moeilijkheden die andere NSB' ers-gezagsdragers ondervonden, hem niet scherp voor ogen stonden - misschien ook dacht hij: dat is dan hun eigen schuld. Jegens de bezetter ontwikkelde hij een andere argumentatie: nieuwe colleges voor de ambtenarenrechtspraak zouden de bestaande reglementen moeten toepassen, men zou dus eigenlijk die reglementen moeten wijzigen als men ontslag wegens politieke tegenwerking mogelijk wilde maken, en was die soesa wel nodig? De bezetter kon tenslotte ontslaan wie hij wilde.

XCDat laatste vond Schrieke de gewoonste zaak van de wereld. Alweer: hij had de normen van de bezetter tot de zijne gemaakt.'

Hoge Raad

XC

XCDe Hoge Raad had in de herfst van '40 bij het verzet tegen de eerste, in beginsel zo belangrijke anti-Joodse maatregelen van de bezetter verstek laten gaan. In oktober had de raad met grote meerderheid van stemmen, vermoedelijk twaalf tegen vijf (de president, Visser, meende zich als Jood van stemming te moeten onthouden) besloten het invullen van de z.g. Ariërverklaringgehad; men zou haar wèl als een passend,ja als een logisch sluitstuk van Schrieke's

1 Daarvan geven wij nog een tekenend voorbeeld. In het Derde Rijk werd al sinds jaren als norm bij de strafrechtspraak gehanteerd om personen die volgens de vóór '33 geldende strafwet niet strafbaar waren, toch te straffen c.q. hun straf te verzwaren - Schrieke nam die Duitse regeling over waaraan trouwens ook reeds in talrijke vonnissen van de vrederechtspraak gerefereerd was. In de zomer van '43 voegde hij aan het fundamentele eerste lid van artikel I van het Wetboek van Strafrecht: 'Geen feit is strafbaar dan uit klacht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling', één volzin toe: 'Valt een feit niet onder de tekst, doch wel onder de grondgedachte van een wettelijke strafbepaling, zo is de strafbepaling toepasselijk, indien het feit naar gezond rechtsgevoel strafwaardig is' (VO 62/43 1943, p. 233» dat 'gezond rechtsgevoel' was het gevoel van de bezetter en van de minieme minderheid die zich aan zijn zijde ge schaard had. Veel praktische betekenis heeft die uitbreiding van de strafrechtsnormen niet

656 [PDF]
VAN LOON PRESIDENT VAN DE HOGE RAAD

niet te weigeren. De raad voorzag daarbij dat de Joden uit de overheidsdienst verwijderd zouden worden; hij stelde een brief op waarin daartegen bij voorbaat geopponeerd werd - de brief werd niet verzonden. Dat hing samen met het feit dat verscheidene, ja de meeste raadsheren van opvatting waren dat men de bezetter het recht om Joden of andere 'potentiële tegenstanders' uit hun functie te ontheffen, niet kon ontzeggen; dat was ook de opvatting van de volkenrecht-specialist van Buitenlandse Zaken, prof. mr. J. P. A. François, met wie enkele leden van de Hoge Raad veel contact hadden.

XCWas dit nu alleen maar een juridisch vraagstuk? Natuurlijk niet. Wilde men al een juridische benadering kiezen, dan had men kunnen stellen dat de gehele Jodenvervolging zozeer indruiste tegen de (in de considerans van het verdrag van 1907 genoemde) 'wetten der menselijkheid en eisen van het openbare rechtsbewustzijn', dat elk beroep van de Duitsers op wat hun op dat terrein volkenrechtelijk geoorloofd was, bij voorbaat afgewezen diende te worden. Waarom werd niet die benadering door de meerderheid van de Hoge Raad en door François gekozen? Waarom prefereerden zij een betoog waardoor zij moeilijkheden met de bezetter uit de weg gingen? Omdat zij, aldus onze visie, juist dat laatste wensten. De meeste leden van de Hoge Raad stelden zich, in het voetspoor van het college van secretarissen-generaal, tot diep in de bezetting op het standpunt dat het hun primaire taak was, een zo groot mogelijk deel van de rechtspraak te redden: scherpe conflicten met de bezetter moest men uit de weg gaan, verzet was uit den boze. In een kwestie als de Ariërverklaring of het heenzenden van president Visser werd een juridische argumentatie ontwikkeld die, zo menen wij, in wezen door politieke motieven ingegeven werd.

XCEr moest voor Visser een opvolger benoemd worden. Enkele leden van de Hoge Raad wensten dat prof mr. J. Kosters, een van de twee vice-presidenten, president zou worden, maar afgezien van het feit dat deze daar zelf niet voor voelde, was hij ook voor de bezetter en Schrieke onaanvaardbaar: men wist dat hij tot de minderheid in de Hoge Raad behoorde die strijdbaar reageren voorstond. De NSB schoof toen mr. van Vessem naar voren, maar deze werd niet voldoende capabel geacht. Aannemelijk lijkt ons voorts dat Seyss-Inquart op een zo hoge post liever geen NSB'er zag maar een proDuitse figuur die, doordat hij geen volgeling van Mussert was, ook minder weerstanden zou wekken. De keuze viel op prof. mr. J. van Loon, bijzonder hoogleraar in het octrooirecht te Utrecht en Delft - de man die, zoals wij in hoofdstuk 10 van deel 4 beschreven, eind mei '40 als eerste Nederlander politieke adviezen verstrekt had aan Seyss-Inquart en in juni '40 bij diens gesprek met Colijn had bemiddeld, Van Loon aanvaardde zijn benoeming

657 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

XCmaar hield rekening met de wensen van de leden van de Hoge Raad: hij

XCliet zich eerst installeren na 1 september' 41 - de datum waarop in normale

XComstandigheden aan Visser ontslag zou zijn verleend wegens het bereiken

XCvan de zeventigjarige leeftijd. Was dat zijnerzijds alleen maar tactiek? Wij menen van niet. Van Loon was 'fout', maar minder 'fout' dan anderen. Hij zou zich later

XCvaak ernstig moeite geven ten gunste van politieke gevangenen en daarmee

XCde levendige irritatie van de Sicherheitspolizei opwekken. Aan de gang van

XCzaken in de Hoge Raad nam hij als regel alleen deel wanneer er een geval

XCkwam dat op zijn eigen gebied lag: het octrooirecht. Er viel met hem te

XCpraten en hij trad, een enkele uitzondering daargelaten (men denke aan zijn

XCweigering, mr. Haga de eed af te nemen), niet fanatiek op. Misschien paste hij

XCzich ook zijnerzijds aan de leden van de Hoge Raad aan; hunnerzijds deden

XCverscheidenen van die leden hetzelfde met betrekking tot hèm. Niet allen!

XCToen in juli' 41 door Seyss-Inquart bepaald werd dat leden van de rechterlijke

XCmacht, zodra zij vijf-en-zestig werden, ontslag zouden krijgen, wilde Schrieke

XCzich moeite geven opdat voor de Hoge Raad een uitzondering gemaakt

XCzou worden. Kosters weigerde voor die gunst in aanmerking te komen, aan

XCeen andere raadsheer, mr. dr. J. van Gelein Vitringa, werd zij door de be

XCzetter onthouden, maar aan twee raadsheren, van wie de bezetter kennelijk

XCgeen tegenstand duchtte, werd zij verleend: aan prof. mr. B. M. Taverne en

XCaan zijn collega mr. R. W. J. C. de Menthon Bake; beiden waren lid van de , Karner voor strafzaken. De ontstane vacatures werden aangevuld - aan

XCgevuld door de benoeming van juristen die àf NSB' ers waren Of in de ogen

XCvan de bezetter in voldoende mate pro-Duits, althans tot aanpassing geneigd.

XCDe groep der vooroorlogse leden bleef evenwel de meerderheid vormen en

XCwij achten het tekenend dat het een NSB' er na zijn benoeming tot raadsheer

XCin de Hoge Raad al bij zijn intrede opviel (hij had heel iets anders verwacht l),

XC'dat van Loon door de grote meerderheid van de leden van dat college met

XCbeleefdheid en zelfs met onderscheiding werd behandeld.'! Slechts voor twee

XCraadsheren maakte deze NSB' er een uitzondering: voor mr. J. E. van der

XCMeulen en voor mr. F. J. A. Hijink. Op nog een derde raadsheer had de constatering van de bedoelde NSB' er

XCgeen betrekking: op mr. J. bonner, lid van de Kamer voor belastingzaken.

XCDonner was in de lente van '41 al twee keer gearresteerd geweest en was op

XC1 juli '41 opnieuw gearresteerd, nu als lid van de groep der anti-revolutionaire

XCvoormannen. Hij werd vanuit het kamp te Schoorl aan de groep der 'Indi

XC1 BG-Den Haag, raadsheer-comm.: p.v. inz. J. van Loon (18 maart 1946), p. I (getuigeW. M. A. W.) (Doc 1-1077,

658 [PDF]
AANVULLING VAN DE HOGE RAAD

sche' gijzelaars toegevoegd en pas in april' 43 vrijgelaten. Niet zonder grote aarzeling nam hij toen zijn plaats in de Hoge Raad weer in.' Die aarzeling was maar al te begrijpelijk: in Donners afwezigheid had de Strafkamer van de Hoge Raad namelijk een arrest gewezen dat op een vitaal punt belangrijke politieke steun had verleend aan de bezetter - een arrest dat aan de naam van het college een schade berokkend had die nauwelijks herstelbaar was.

XCDat arrest had betrekking gehad op de toetsingsbevoegdheid van de Nederlandse rechter.

XCMen moet die toetsingsbevoegdheid niet zien als een pure formaliteit. Het is immers de rechter die, de wetten toepassend, een bepaald maatschappelijken staatsbestel in stand houdt; hij draagt er toe bij dat de burger zich conform de in <lat bestel geldende regels, d.w.z. in overeenstemming met de wet, gedraagt. De Nederlandse rechter diende, wij wezen daar al eerder op, van die wet uit te gaan. Bij zijn uitspraken bewoog hij zich dus steeds binnen het kader van die wet. Als hij in het staatsbestel gerechtigd was geweest, de uitspraak te doen dat een bepaalde wet of wetsbepaling ongeldig was, dan zou de burger gerechtigd zijn, zich voortaan niet meer aan die wet of wetsbepaling te houden. Met zulk een uitspraak zou de rechter dus in de plaats treden van de wetgevende macht. Dat laatste was niet wenselijk geacht. Wèl had de Nederlandse rechter een beperkte toetsingsbevoegdheid: lagere wetgevende producten als algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen mocht hij op hun wettigheid toetsen en de Hoge Raad kon in concrete gevallen die hem voorgelegd werden, nagaan of de wetten door lagere rechters op de juiste wijze toegepast waren - maar ook dan bewoog de raad zich nog steeds binnen het kader van de Nederlandse wet die de uitdrukking was van een souverein staatsbestel.J. J.

1 Begin februari '44 schreef Donner aan Seyss-Inquart dat hij bezwaar had tegen de verdere waarneming van zijn functie en deze beëindigd wenste te zien. Schrieke wist te voorkomen dat dit als 'sabotage' beschouwd zou worden. Hij deed Seyss lnquart weten dat van Donner 'in het Hoge College een invloed is uitgegaan, wars van de beginselen der samenwerking en blind voor de eisen van deze tijd.' (brief, .16 febr. 1944, van Schrieke aan Seyss-Inquart, aangehaald in dep. van justitie: 'Rapport inzake prof. Schrieke' (1945), p. 23) Donner werd op staande voet ont slagen.

659 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT~

XCAan dat souverein bestel kwam, wat Nederland in engere zin betrof, op 14 mei' 40 een voorlopig einde: de bezetter nam de hoogste feitelijke machtsuitoefening over. Nadien lag het in zijn macht, te doen wat hij wilde. Dat was evenwel niet zijn recht. Wij herhalen: het Landoorlogreglement had aan zijn machtsuitoefening bepaalde grenzen gesteld: hij diende, aldus artikel 43, de bestaande wetten te eerbiedigen 'behoudens volstrekte verhindering' en de grond van die 'volstrekte verhindering' kon uitsluitend gelegen zijn in 'het herstel of de verzekering van de openbare orde en het openbare leven.' Welnu - als de bezetter nu toch die grenzen overschreed, was er dan een Nederlandse instantie die de uitspraak kon doen: 'Gij, bezetter, gaat verder dan waartoe gij volkenrechtelijk bevoegd zijt, uw bepalingen hebben dus geen rechtsgeldigheid en geen enkele Nederlandse burger is gehouden, zich conform die bepalingen te gedragen'? Voor een dergelijke uitspraak kwam slechts één instantie in aanmerking: de Hoge Raad. Duidelijk was evenwel (en alle betrokkenen waren zich dat bewust) dat de bezetter zich nimmer bij zulk een uitspraak zou neerleggen: hij zou de leden van de Hoge Raad die zich daartoe verstoutten (en die dus een belangrijke impuls zouden geven in de richting van burgerlijke ongehoorzaamheid) om te beginnen onmiddellijk afzetten en met of zonder Hoge Raad (hij kon eventueel de Raad met eigen creaturen volstoppen) zou hij zijn bewind voortzetten. In beide gevallen zou rechtsonzekerheid ontstaan. Immers, het college dat in hoogste instantie in strafrechtelijke en civiele gedingen en in gedingen op het gebied van de belastingen een bindende uitspraak deed, zou dan Of komen te vervallen of een samenstelling krijgen die het in de ogen van rechterlijke macht en burgerij van alle gezag zou beroven. Maatschappelijke verwarring zou daar uit voortvloeien - een verwarring die de bezetter alleen door het uitoefenen van zijn macht en niets dan zijn macht, zijn 'naakte macht', zou kunnen beteugelen. Anderzijds: als de Hoge Raad zich op het standpunt stelde dat hij de verordeningen van de bezetter als gegeven had te aanvaarden, zonder deze aan het bezettingsrecht te toetsen, betekende dat dan niet dat het juridische geweten van de natie zich tot een permanent zwijgen veroordeelde? Allen die bij uitstek van de Hoge Raad verwachtten dat hij voor de humanitaire beginselen van het geschreven en ongeschreven recht zou durven opkomen, zouden zich in de steek gelaten voelen.

XCEen theoretische beschouwing? Allerminst. Alles wat wij hier weergaven, werd reeds in de eerste fase van de bezetting aan Nederlandse kant overwogen.

XCAllereerst al kwam de Hoge Raad voor de vraag te staan of hij kon aanvaarden dat voortaan niet langer recht gesproken zou worden 'in naam der koningin'. Hield dat niet in dat de rechterlijke macht de eigen wettige over

660 [PDF]
HET PROBLEEM DER TOETSINGSBEVOEGDHEID

heid, in de koningin gesymboliseerd, liet vallen? In de eerste wereldoorlog waren in heel bezet België, al was de koning ook opperbevelhebber van de Belgische troepen die op een kleine rest van het grondgebied tegen de Duitsers vochten, de vonnissen gewezen 'in naam des konings'. Waarom week Seyss-Inquart hiervan af? Duidde dat niet op annexionistische bedoelingen? Wellicht. De Reichsleommissar ging in elk geval niet zo ver dat hij eiste dat recht gesproken zou worden 'im Namen des Führers' - hij had een 'neutrale' formule gekozen: 'in naam van het recht'. Tenkink. secretarisgeneraal van justitie, en Hooykaas, zijn raadadviseur, achtten die formule aanvaardbaar - de Hoge Raad deed na een lange discussie hetzelfde.

XCWat betekende die discussie? Toch niet anders dan dat de Hoge Raad zich afgevraagd had of de bezetter bevoegd was, de nieuwe formule voor te schrijven; hij had, anders gezegd, Seyss-Inquarts besluit getoetst aan de volkenrechtelijke normen - heel begrijpelijk ook, want dat besluit richtte zich rechtstreeks en exclusief tot de rechterlijke macht waarvan de Hoge Raad de hoogste exponent was.

XCLag het op de weg van de Hoge Raad, ook de nieuwe wettelijke maatregelen die door de bezetter of, met zijn machtiging, door de Nederlandse secretarissen-generaal genomen werden, aan volkenrechtelijke normen te toetsen? Had hij als hoogste rechterlijke instantie in een bezet land een alge mene toetsingsbevoegdheid ? Gezaghebbende auteurs op het gebied van het volkenrecht spraken elkaar op dit punt tegen. In de eerste wereldoorlog had de hoogste rechterlijke instantie in bezet België, het Cour de Cassation, in mei 1916 de uitspraak gedaan dat de Belgische rechter niet bevoegd was tot toetsing van de maatregelen van de Duitse bezetter, hoe onrechtvaardig die ook mochten zijn. Maar de Belgische rechterlijke macht had niet alles over haar kant laren gaan! In februari '18 hadden zelfs alle rechterlijke colleges hun arbeid gestaakt uit protest tegen het Duitse ingrijpen in hun sfeer.

XCWij herinneren aan Schrieke's vraag en Haga's antwoord: 'Hoe zoudt u het vinden, als de taak der Nederlandse rechters door Duitse rechters werd overgenomen?' 'Laat ze hun gang gaan!' Wel, dat was in '18 in België gebeurd: er waren daar, toen de Belgische rechtspraak kwam te vervallen, Duitse rechtbanken ingesteld die de Duitse wetten toepasten en waarvoor uitsluitend Duits gesproken mocht worden; het hoger beroep was afgeschaft. Hieruit was voor de bevolking nogal wat narigheid voortgevloeid - een narigheid die gelukkig slechts negen maanden had geduurd.

XCHet gebeuren in België was de leden van de Hoge Raad in '40 geenszins onbekend. De meer strijdbaren onder hen verbonden daar evenwel niet de conclusie aan dat de raad dus maar alles slikken moest wat de bezetter voorschreef. Toen in juni' 40 het punt aan de orde kwam van de 'verklaring

661 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

onder ede' die krachtens Seyss-Inquarts eerste verordening, zijn 'Grondwet'>, afgelegd zou moeten worden door rechters, ambtenaren en leerkrachten en waarin dezen zouden verzekeren dat zij de verordeningen en andere regelingen van het Reuhskommissariat'stipt' zouden nakomen, stelden verscheidene leden zich op het standpunt dat van een 'verklaring onder ede' geen sprake kon zijn, immers: het Landoorlogreglement bepaalde in artikel 45: 'Het is verboden, de bevolking van een bezet gebied te noodzaken, trouw te zweren aan de vijandelijke mogendheid.' Dat het niet tot die 'verklaring onder ede' kwam (de Duitse tekst van Seyss-Inquarts verordening had van een 'eidesstattliche Erklärung' gesproken, hetgeen nu juist niet een 'verklaring onder ede' is, maar een plechtige verklaring, als het ware onder ede afgelegd), vermelden wij slechts terzijde; van belang was dat er ook in dit gevalleden van de Hoge Raad waren die een verordening van de bezetter getoetst hadden aan het Landoorlogreglement. Kennelijk achtten die leden zich tot die toetsing bevoegd. Dat was bepaald het standpunt van Visser, de president. 'Tenslotte hebben wij altijd het toetsingsrecht', zei hij in juni' 40 tegen twee rechters die hem bezochten." Het was óók het standpunt van de al genoemde vice-president mr. J. Kosters; onder verwijzing naar. artikel 6, eerste lid, van Seyss-Inquarts 'Grondwet': 'De rechtspleging is onafhankelijk', schreef Kosters eind juni '40 aan de rector magnificus van de Leidse universiteit: 'Hierdoor zal voor de rechterlijke macht het toetsingsrecht van de verordeningen van de bezettende macht aan de geschreven en ongeschreven regelen van het volkenrecht geëerbiedigd blijven' - maar dat was, voegde Kosters toe, toch niet meer dan zijn 'persoonlijke indruk", anders gezegd: het was geen conclusie van de Hoge Raad.

XCHoeveel leden van de Hoge Raad stonden op dat, laat ons zeggen: 'actieve' standpunt? Een minderheid. Dat bleek in oktober '40 uit de stemverhouding bij de beslissing inzake het aanvaarden van de Ariërverklaring - het was trouwens al eerder gebleken. Want in de zomer van '40, in de periode dus waarin vooralook op het niveau van de secretarissen-generaal, enkelen uitgezonderd (wij noemen Ringeling, Scholtens en van Poelje), in een nogal harmonische sfeer met de bezetter samengewerkt werd en waarin de bezetter er ook zijnerzijds geen bezwaar tegen had, de nodige buigingen voor het volkenrecht te maken, wist Hooykaas te bewerkstelligen (naar wij aannemen: in zijn contact met Rabl, de man die de Duitse verordeningen formuleerde) dat al deze verordeningen in concept voorgelegd zouden

XC1 VO 3/40 (Verordeningenblad, 1940, p. 8-II). 2 Brief, II maart I970, van T. J. Dorhout Mees. 3 Brief, 26 mei I940, van J. Kosters aan F. Muller, aangehaald in R.P. Cleveringa: 'Telders' geschriften over volkenrecht', De Gids, 1949, p. 26.

662 [PDF]
HET PROBLEEM DER TOETSINGSBEVOEGDHEID

mogen worden aan de Hoge Raad. Daarbij werd het evenwel van Duitse zijde onaanvaardbaar genoemd dat de Hoge Raad bepaalde verordeningen na hun afkondiging onverbindend zou verklaren, 'want', zo werd, aldus Hooykaas, gezegd, 'dan denkt de bevolking dat wij geen goede juristen hebben' (Rabl zag zichzelf als een uitnemend jurist), 'wij stellen u dus het volgende voor: de Hoge Raad toetst vóór afkondiging en verbindt zich, de toetsing niet te laten bemerken."

XCVerheugd dat hij dit althans bereikt had, legde Hooykaas het Duitse denkbeeld aan de Hoge Raad voor.

XCHet college weigerde. Zijn motivering werd door Hooykaas in ' 52 aldus weergegeven: 'De Hoge Raad spreekt nooit recht over algemene verordeningen, doch alleen in concrete gevallen.f

XCWat zich bij die gelegenheid binnen de Hoge Raad afgespeeld heeft, weten wij niet. Ons vermoeden is dat het de meer 'passieve' meerderheid van de Hoge Raad geweest is die op het door Hooykaas overgebrachte aanbod niet wilde ingaan. Louter op de weergegeven formele grond? Dat lijkt ons onwaarschijnhjk. De 'passieve' meerderheid moet wel beseft hebben dat nit de voorgestelde uitoefening van het toetsingsrecht grote moeilijkheden, wellicht acute conflicten zouden voortvloeien - juist die moeilijkheden en conflicten wilde zij, aldus ons vermoeden, uit de weg gaan.

XCIn november' 40 verdween Visser, in de zomer van' 41 verdwenen Donner en Kosters. Van Loon trad op, spoedig gevolgd door enkele min of meer 'foute' raadsheren.

XCEnkele maanden later, in november' 41, publiceerde prof. mr. V. H. Rutgers in het Nederlands Juristenblad een artikel: 'Toetsingsrecht?' dat in kringen van de rechterhjke macht en van advocaten sterk de aandacht trok. 'Grondslag van de gezagsuitoefening van de bezetter', zo betoogde de hoogleraar van de Vrije Universiteit, 'is zijn macht; dus een feit, en niet anders dan een feit.' Hij verwees naar Romeinen 13 : I : 'De machten die er zijn, die zijn van God geordineerd' - ja, maar dat Bijbelvers bedoelde niet 'het wettig gezag der overheid op één lijn te stellen met de macht van een overweldiger of van een rover' ('vanhet Derde Rijk', dacht de lezererbij). Immers,'het doelvan de machtsuitoefening van de wettige overheid (is) de salus publica, het heil des volks; het doel der bezettende macht is primair de oorlog te winnen ... Wel is natuurlijk ook in het feit der bezetting Gods leiding te erkennen, maar dit is niet de bijzondere leiding waardoor de overheid overheid wordt' ('overheid' in die zin was slechts de regering te Londen - elkeen begreep

XC1 Getuige]. P. Hooykaas, Enq., ell. VII c, p. 599. 2

663 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

precies wat Rutgers wilde zeggen). 'De bevoegdheid van de bezetter, als men van bevoegdheid spreken wil', zo ging de schrijver verder,

XC'steunt niet op het Landoorlogreglement, maar op het naakte feit van de bezetting. Dat betekent niet dat hij alles mag doen, maar dat hij alles kan doen. Hij kan de wet stellen aan het bezette gebied. Hij behoort daarbij de regelen van het oorlogsrecht in acht te nemen. Maar ook wanneer hij die perken te buiten gaat, blijft hij de macht bezitten, zijn wil door te zetten. Wanneer men dit in het oog houdt, is er voor rechterlijke toetsing geen plaats. Zodanige toetsing is met de aard van het bezettingsregime in strijd."

XCHaalde Rutgers in dit' gedurfd artikel'ê niet toch twee dingen door elkaar: 'feitelijke macht en rechtsbevoegdheid'? Inderdaad, het was, aldus kort na de bevrijding jhr. mr. C. M. o. van Nispen tot Sevenaer, 'niet wel denkbaar dat de rechter, bij voortduring tenminste, zou uitspreken dat de bezettende macht de haar door het internationale recht getrokken grenzen is te buiten gegaan en dat mitsdien haar verordeningen rechtsgeldigheid derven ... doch het is heel iets anders, de praktische onbestaanbaarheid van een onbeperkt uitgeoefend toetsingsrecht aan te nemen dan op grond daarvan te besluiten tot het ontbreken van toetsingsbevoegdheid. Verliest wie de kracht tot zelfverdediging mist, daarmede het recht tot zelfverdediging ?'S

XCDaargelaten of Rutgers' betoog juist of onjuist was, zijn eigen slotconclusie was met dat betoog in strijd, want daarin ruimde hij impliciet voor de rechterlijke toetsing, waarvoor 'geen plaats' zou zijn, juist weer wèl plaats in. 'De rechter', schreef hij namelijk, 'is niet een willoos werktuig geworden. Wanneer het ondenkbare geval zich zou voordoen' (in feite tekende het zich af, maar dat kon Rutgers moeilijk schrijven) 'dat een bezetter zich gedraagt alsof er niet bezetting doch annexatie had plaats gehad, dan komt het ogenblik dat de nationale rechter niet meer in het kader van de bezetting recht spreken kan. Hij kan dan de bezetter herinneren aan zijn verplichtingen (en komen) tot ontzegging van gelding aan een verordening van de bezetter. Over de praktische gevolgen daarvan kan men zich natuurlijk geen illusies maken; de bezettende macht zal zich bij zulk een gang van zaken niet neerleggen."

1 V. H. Rutgers: 'Toetsingsrecht?', XVI (1941), p. 749-57. 2 C. M. O. van Nispen tot Sevenaer: (1945), p. 14. S A.v., p. 14-15. • V. H. Rutgers: 'Toetsingsrecht?', XVI, p. 758-59.

664 [PDF]

XCDit artikel, gepubliceerd als het werd in een fase waarin in talrijke kringen van de Nederlandse samenleving moedig en met succes het hoofd geboden werd aan het gelijkschakelingsstreven van het Reichseommissariat, was een evidente poging om de rechterlijke macht tot een weerbaarder houding te stimuleren. Juist die gelijkschakeling ging immers in de richting van wat Telders en anderen al ruim een jaar tevoren als 'een verkapte annexatie' aangeduid hadden- de 'annexatie' die volgens Rutgers de rechter zou nopen, het toetsingsrecht toe te passen en de rechtsongeldigheid van bepaalde verordeningen van de bezetter uit te spreken.

XCEnkele maanden voor Rutgers' artikel verscheen, was een Nederlander veroordeeld door een nieuw soort rechter, de economische rechter - een instituut (wij komen er in dit hoofdstuk nog op terug) dat begin april' 41 bij besluit van Hooykaas (besluit 71/1941) in het leven geroepen was teneinde de berechting van de hand over hand toenemende strafzaken op het gebied van het economisch lcven te versnellen. De veroordeelde was in cassatie gegaan bij de Hoge Raad en daarbij werd namens hem o.m. als een van de 'middelen' aangevoerd dat de gehele economische rechtspraak in strijd was met het Landoorlogreglement. Mr. A. Rombach, een van de advocaten-generaal bij de Hoge Raad, vertegenwoordiger dus van het Openbaar Ministerie, concludeerde tot verwerping van dat beroep. Zeker, het besluit van Hooykaas was mede uitgevaardigd op grond van Seyss-Inquarts 'Grondwet' die op haar beurt gebaseerd was op Hiders Decreet van IS mei '40, maar, betoogde mr. Rombach: 'naar mijn mening kan ... veilig de veronderstelling worden gewaagd dat de Nederlandse wetgever, voor dezelfde noodtoestand op economisch gebied geplaatst, soortgelijke maatregelen zou hebben genomen als in de besluiten omtrent de economische rechter neergelegd. Mijn slotsom is dat de afwijkingen die door de genoemde besluiten in het leven zijn geroepen, in het geheel niet van dien aard zijn dat van niet-eerbiediging van de hier te lande geldende wetten kan worden gesproken en dat om die reden de zo belangrijke toetsingsvraag, die door requirants raadsman is opgeworpen, in dit strafproces terzijde moet worden gelaten.'2

1 B. M. Telders e.a.: 'Nota over het Duitse bestuur in bezet gebied' (okt. 1940), VII b, p. 7. 2 Aangehaald in L. H. K. C. van Asch van Wijck: 'De Neder landse rechtspraak in bezettingstijd', 0 I, p. 510.

665 [PDF]
'IN NAAM V AN HET RECHT'

XCDe Strafkamer van de Hoge Raad, voorgezeten door prof. Taverne, dacht er, wat dit laatste punt betrof, anders over: zij had de behoefte, zich bij uitstek over die toetsingsvraag uit te spreken, en zonder enig overleg met de beide andere Kamers deed zij dit op I2 januari '42 in een arrest dat de volgende (door ons gemakshalve genummerde) overwegingen bevatte:

XC'r. dat het besluit 71/I941 moet worden beschouwd als een door de bezettende macht genomen maatregel van wetgevende aard en dat aan een zodanig kracht van wet hebbend voorschrift onder de huidige omstandigheden het karakter van wet in de zin der Nederlandse wetgeving niet kan worden ontzegd; ...

XC2. dat ... de Nederlandse rechter de innerlijke waarde of billijkheid ener wet niet mag beoordelen en een wet niet mag toetsen aan een verdrag zoals dat waarvan het Landoorlogreglement-rçov deel uitmaakt, en evenmin aan een voorschrift als het ... Decreet van de Führer;

XC3. dat voorts noch de geschiedenis noch de woorden van artikel 43 van het meergenoemde Landoorlogreglement enige grond opleveren om aan te nemen dat bij de vaststelling de bedoeling is geweest om aan de overeenkomstig de strekking van dat artikel in een bezet gebied in functie gebleven rechterlijke macht de bevoegdheid te verlenen om de maatregelen, door de bezetter ter behartiging van de in dat artikel genoemde belangen getroffen, te toetsen aan de eis dat daarbij, behoudens volstrekte verhindering, de in dat land geldende wetten worden geëerbiedigd;

XC4. dat eindelijk ook uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis betreffende het Landoorlogreglement generlei aanwijzing valt te putten dat toentertijd de bedoeling of zelfs maar de gedachte aanwezig is geweest dat in het in dat regelment voorziene geval van een bezetting de Nederlandse rechterlijke macht een toetsingsbevoegdheid zou hebben, als in het middel bedoeld;

XCdat dus het middel niet tot cassatiekan leiden;

XCVerwerpt het beroep."

XCIn zijn bewoordingen en in zijn strekking ging dit arrest zo ver als de bezetter maar kon wensen.

XCTen eerste (overweging I) stelde het, dat niet alleen het besluit betreffende de invoering van de economische rechtspraak maar elke 'door de bezettende macht genomen maatregel van wetgevende aard'(alle verordeningen, alle algemene besluiten der secretarissen-generaal) 'onder de huidige omstandigheden het karakter van wet in de zin der Nederlandse wetgeving' bezaten: zij moesten dus alle nageleefd worden en op overtreding stond, aldus de Hoge Raad, terecht straf Ten tweede (overweging 2) stelde het arrest dat de Nederlandse rechter geen enkele bevoegdheid bezat om die verordeningen enAangehaald

1 a.v,

666 [PDF]
HET ARREST VAN 12 JANUARI '42

algemene besluiten te toetsen, hetzij aan het Landoorlogreglement, hetzij aan een voorschrift als Hiders Decreet - in de praktijk zou natuurlijk alleen de toetsing aan het Landoorlogreglement, speciaal aan artikel 43, van betekenis zijn.

XCWaar in overweging 3 gesproken werd van 'de maatregelen door de bezetter ter behartiging van de in dat artikel genoemde belangen getroffen' (die belangen waren 'het herstel en de verzekering van de openbare orde en het openbare leven'), daar kon men zich afvragen of de Strafkamer van de Hoge Raad de toetsingsbevoegdheid dan wèl erkende voor maatregelen van de bezetter die objectief een geheel ander karakter droegen. Dat was kennelijk niet de bedoeling: plakte de bezetter op een maatregel het etiket: 'Genomen ter verzekering van de openbare orde', dan bestond er geen enkele toetsingsbevoegdheid. Overweging 4 sprak dat nog eens duidelijk uit, zulks onder verwijzing naar 'de Nederlandse parlementaire geschiedenis' - een verwijzing die zinloos, ja misleidend was: het verdrag van 1907 dat het Landoorlogreglement insloot, was namelijk in dat jaar tegelijk met zeventien andere ontwerpverdragen min of meer alshamerstuk door de Staten-Generaal goedgekeurd. Levend 'in een sfeer van volkomen idealisme en goed vertrouwen', aldus van Nispen tot Sevenaer\ had niemand voorzien, in welke mate Duitsland al in de eerste wereldoorlog, laat staan in de tweede, het recht aan zijn laars zou lappen.

XCWij willen geen volledige opsomming geven van de maatregelen 'van wetgevende aard' (verordeningen en algemene besluiten) die tot medio januari ,42 door of met machtiging van de bezetter genomen waren, maar beperken ons tot de uit politiek oogpunt meest belangrijke. Welnu, in tijdsvolgorde sloten zij in: de opheffing van het parlementaire stelsel, de oprichting van Duitse rechtbanken, het verbod om naar andere dan door de Duitsers gecontroleerde radio-uitzendingen te luisteren, het aan banden leggen van openbare collecten, de oprichting van het 'foute' departement van volksvoorlichting en kunsten, het opleggen van collectieve boeten, de verplichte aanmelding van alle niet-commerciële verenigingen en stichtingen, de mogelijke afkondiging van het civiele standrecht, de opheffing van de deviezengrens met Duitsland, het strafbaar stellen van elke vorm van daadwerkelijk verzet, de metaalinlevering, de ontbinding van alle democratische partijen, het opheffen van gemeenteraden en provinciale staten, het bevor

XC1 C. M. O. van Nispen tot Sevenaer: Waarom de Hoge Raad faalde, p.

667 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

deren van dienstneming aan de zijde van Duitsland, de invoering van de vrederechtspraak, de invoering van het leidersbeginsel in het hoger onderwijs en de mogelijke zuivering van de leerkrachten bij alle overige takken van onderwijs. Voeg daar dan nog bij: een lange reeks verordeningen waarmee het Joodse volksdeel in het isolement gedreven en beroofd was, alsmede een tweede reeks waarmee instellingen opgericht waren als de Winterhulp en de Volksdienst, de Arbeidsdienst, de Landstand, de Kultuurraad, de Kultuurkamer en de Artsenkamer, dan heeft men een globaal overzicht van de vóór 12 januari' 42 genomen maatregelen 'van wetgevende aard' die, aldus de Strafkamer van de Hoge Raad, 'het karakter van wet in de zin der Nederlandse wetgeving' bezaten en die door geen enkele rechter getoetst mochten worden.

XCElk van deze Duitse verordeningen C.q. besluiten van 'foute' secretarissengeneraal had niet alleen de brede massa der bevolking in haar belangen geschaad maar ook en juist haar rechtsgevoel gekwetst - een rechtsgevoel dat trouwens niet minder gekwetst w as door talloze andere maatregelen die volgens de Duitsers niet 'van wetgevende' maar 'van politionele aard' waren. Daarover sprak de Strafkamer van de Hoge Raad niet, maar de overgrote meerderheid van de bevolking voelde die 'wetgevende' en 'politionele' maatregelen als één geheel. Trouwens, op 'politionele' maatregelen (in januari' 42 waren reeds duizenden gijzelaars, Joden en politieke gevangenen weggevoerd) plakten de Duitsers stééds het etiket van 'verzekering van de openbare orde', dat de Strafkamer van de Hoge Raad voor de 'wetgevende' maatregelen van voldoende waarde vond om zich van elke toetsing te onthouden.

XCNiet ten onrechte werd het arrest van 12 januari' 42 door een Groninger jurist als 'het arrest van de volledige overgave' aangeduid.' Wie zich in de wereld van het recht bewoog, las het ofhoorde er van en wie in die wereld enig begrip had voor het feit dat Nederland in een dodelijke strijd om zijn historisch volksbestaan gewikkeld was, voelde zich, niet door de Strafkamer van de Hoge Raad alléén, maar door 'de Hoge Raad'tout court in de steek gelaten, ja in de rug aangevallen. Binnen de illegaliteit waren de reacties niet anders. 'Op de avond van de rzde januari' 42 zal', zo schreef Vrij Nederland in de zomer van '43, 'Seyss-Inquart de heren wel met een 'braaf zo' op de schouders geklopt hebben ... Zo 'n Hoge Raad kunnen wij na de vrede natuurlijk niet houden: de heren moeten de laan uit. Wij hebben een Hoge Raad voor het recht, maar niet voor het onrecht!"

XC1 Aangehaald in De Hoge Raad. Antwoord aan mr. N. C. M. A. van den Dries (1945), P.33. 2 Vrij Nederland, IV, 1 (28 aug. 1943), p. 4.

668 [PDF]
HET ARREST VAN 12 JANUARI' 42

XCVermoedelijk was het dit artikel dat een der vóór de bezetting benoemde raadsheren de even hooghartige als kortzichtige opmerking deed maken: 'Wat de illegale pers schrijft, kan ons als Hoge Raad koud laren.'!

XCVergelijkt men de houding van de Hoge Raad zoals die uit het arrest van 12 januari' 42 blijkt met die van het Leeuwarder gerechtshof dat de uitspraak inzake de voerman uit Gerkesklooster deed, dan wordt begrijpelijk dat het Leeuwarder hof bij de illegaliteit een reactie wekte in de zin van: 'Eindelijk begint de rechterlijke macht te ontwaken!' Inderdaad, het arrest van de mrs. Viehoff, Wedeven en Heijmeijer was een getuigenis van rechterlijk verzet.

XCAan dat getuigenis lag een breder verzet, beter misschien: een bredere protestactie, ten grondslag. Deze was van eind '42 af tot ontwikkeling gekomen en richtte zich tegen de schandelijke wijze waarop Nederlandse gevangenen, veroordeeld niet door Duitse maar door Nederlandse rechters, behandeld werden in het strafkamp Ommen en in het kamp in Duitsland waarheen velen hunner uit Ommen getransporteerd waren.

Protesten tegen Ommen

XC

XCVan de oprichting van een speciaal kamp bij Ommen maakten wij reeds melding in ons vorige deel. Wij beschreven daarin hoe in de zomer van '41 binnen het Reichskommissariat het plan overwogen werd om werkloze Joden naar kampen in Duitsland over te brengen, dicht bij de Nederlandse grens, waar dezen onder Joodse voormannen aan het werk gezet zouden worden. De scholing van die voormannen zou dan geschieden in het vroegere Sterkamp te Ommen: dit was een complex van gebouwen dat in de jaren '20 opgericht was door de organisatie van Nederlandse Theosofen." Die organi

XC1 Aangehaald door J. van Loon in W. M. A. Weitjens: Ter informatie (z.j.), p. 5. 2 In 1909 had de presidente van de Theosofische Vereniging, dr. Annie Besant, in Brits-Indië de jeugdige Krishnamurti 'ontdekt' in wie zich, zo meende zij, God opnieuw zou openbaren. Krishnamurti werd toen in 19II hoofd van de Orde van de Ster die eigen 'kampen' oprichtte in Benares (Brits-Indië), in Californië en in Ommen. In '26 sprak Krishnamurti voor het eerst in Ommen. De Orde van de Ster werd in '29 opgeheven maar de karnpen bleven in stand.

669 [PDF]
IN NAAM VAN HET RECHT

satie was in de lente van ' 4I door de Sicherheitspolizei op verzoek van het Referat 'Internationale Organisationen' van Schmidts Generalkommissariat opgeheven. Hoofd van dit Referat was de Duitser Werner Schwier, een oudpaardenslager die zich in bezet Nederland als 'Herr Doktor' liet aanspreken. Schwier, een corrupte en onbehouwen figuur met sterke sadistische neigingen, was in juni '4I met de uitbreiding van het Ster-kamp begonnen; voor die uitbreiding stelde de VVRA later f 150000 uit de in beslag genomen Joodse vermogens beschikbaar. Schwier gaf het kamp ook een nieuwe naam: Arbeitseinsatzlager Erika. Hij had er bewakers nodig. Die trok hij aan via een Nederlander, K. L. Diepgrond. Deze was in '96 in Amsterdam geboren, was na een wisselvallig leven in de jaren '30 in Duitsland terecht gekomen (hij werd er nationaal-socialist), was in '36 naar Nederland teruggekeerd waar hij zich bij de NSB had aangesloten (begin' 40 legde hij dat lidmaatschap neer) en had in de zomer van '40 een baantje gevonden als tolk bij de Sicherheitsdienst in Amsterdam. Deze Diepgrond nu, zou als de directe commandant, de Lagerführer, van het kamp te Ommen optreden. Bewakers wist hij te vinden met inschakeling van medewerkers van Woudenberg, de 'commissaris' van het NVV. Gehuwden zouden per week f 45 salaris krijgen, ongehuwden f 35 (menige geschoolde arbeider verdiende minder); zij kregen oude uniformen van het Nederlandse leger uitgereikt. Voor hun militaire scholing (zij moesten leren schieten) werd een Nederlandse SS' er aangetrokken die spoedig assistentie kreeg van twee bewakers, beiden beroepssergeant van het Korps Mariniers. Een en ander betekende niet dat Schwier zich niet langer met de zaken bemoeide. Hij was steeds op zijn minst van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend in het kamp aanwezig, beter misschien: bij het kamp. Er was daar een villa voor hem gereserveerd waar hij de nachten placht door te brengen met een van zijn Haagse secretaressen.

XCAl in de zomer van '4I werd het kamp als strafkamp in gebruik genomen. Wij hebben er geen overzicht van, wie er toen zo al in opgesloten werden. Daartoe behoorden in elk geval de vijftien Rotterdamse NSB'ers die eind juli burgemeester Oud gemolesteerd hadden. Zij werden er aanvankelijk, aldus een karakteristieke formulering van de bovenbedoelde SS'er, 'geslagen, kortom als gewone gevangenen beschouwd'! - het voorspelde niet veel goeds voor de Joodse voormarmen die in het kamp hun 'scholing' moesten ontvangen. Schwier en Diepgrond waren beiden felle antisemieten, zij hadden zich bij _;oorbaat verkneukeld in de komst van die Joden.

XC1 A. Hiemstra-Timmenga: Verslag van gesprek met]. P. S., 4juli 1952, p. I (Doe 1-1626

670 [PDF]
ECONOMISCHE BERECHTING

XCDe zaak ging voorlopig niet door. Het was Hitler zelf die door het plan voor de Joodse werkkampen in West-Duitsland een streep haalde. 'Ommen' (wij zullen die benaming maar aanhouden) stond leeg. Maar Diepgrond bleef, de bewakers (in die tijd een man of honderd) bleven ook, en elke vrijdagmiddag verscheen er Schwier. Men had er, al bij al, een aangenaam bestaan.

XCHoe kwam het nu dat, van de zömer van '42 af, in dat Duitse kamp gevangenen opgesloten werden die door de Nederlandse rechter tot gevangenisstraf veroordeeld waren en dus in een Nederlandse gevangenis hun strafhadden behoren uit te zitten? Het antwoord luidt ten dele: er was in die Nederlandse gevangenissen geen plaats meer.

XCDat laatste was gevolg van twee factoren. Ten eerste werd een aanzienlijk deel van de ruimte in die gevangenissen in beslag genomen door personen die door de Duitsers gearresteerd waren, ten tweede was de criminaliteit in Nederland vooral in de vorm van de 'normale' economische criminaliteit (diefstal en dergelijke) en in de vorm van de 'bijzondere' (overtreding van de distributie- en prijsbepalingen) zeer belangrijk gestegen. Op de achter-s gronden en de omvang van die economische criminaliteit komen wij in ons volgende deel terug; hier willen wij ten aanzien van de 'bijzondere' economische criminaliteit slechtsvermelden dat diegenen die in overtreding waren, varieerden van tuinders die buiten de distributie om groente aan burgers verkocht hadden, tot beroepsmisdadigers die 'kraken' hadden gezet in de bureaus van de gemeentelijke distributiediensten of nagemaakte bonnen in de handel gebracht; ook waren er 'handelaren' die op grote schaal bonnen opkochten om ze met winst van de hand te doen of die hele transporten organiseerden bijvoorbeeld van vlees dat afkomstig was van elandestien geslachte koeien of varkens. Eind '40 al was er praktisch geen artikel waar niet 'zwarte handel' in gedreven werd - door menigeen in de overtuiging dat hij er nog een patriottische daad mee verrichtte ook, 'want'; zei men, 'wat we niet zelf verbruiken, gaat toch maar naar de Moffen.'

XCDeze situatie leidde natuurlijk tot grote bezorgdheid bij het Nederlandse overheidsapparaat voorzover dat door middel van de distributie en de prijsbeheersing wilde bevorderen dat elke Nederlander de hem toekomende artikelen die 'op de bon' waren, levensmiddelen in de eerste plaats, kon aanschaffen. Die bezorgdheid leefde vooral bij Hirschfeld in zijn dubbele kwaliteit van secretaris-generaal van handel, nijverheid en scheepvaart en van landbouwen visserij, maar ook bij de directeur-generaal van de voedselvoorziening, ir. S. L. Louwes, hoofd van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, en bij de Gemachtigde voor de Prijzen, mr. H. C. Schokker. Deze laatste was NSB'er, maar in zijn dienst was de NSB slechts zwak vertegenwoordigd. Trouwens, in het algemeen bevonden zich maar 67

671 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

weirug NSB'ers op de overheidssector waar men trachtte, de slinkende voorraden aan goederen zo billijk mogelijk onder de burgerij te verdelen. Het was een moeilijke taak - moeilijk niet alleen doordat zij verricht moest worden in een milieu waarin zeer velen, gelijk reeds gezegd, de overtuiging koesterden dat het alleen maar in het belang van de Duitsers was indien men zich stipt aan alle bepalingen op de gebieden van distributie en prijsbeheersing hield, maar moeilijk óók doordat, terwijl de beschikbare goederenhoeveelheid voortdurend slons, de hoeveelheid 'geld' die in circulatie kwam, steeds groter werd. Anders gezegd: de 'zwevende koopkracht' nam voortdurend toe en zij was het die de 'zwarte markt' steeds verder om zich heen deed grijpen.

XCHoe kon men dat tegengaan? Men zag maar één oplossing: door te straffen.

XCToen de prijsbeheersing in januari' 41 bij besluit van Hirschfeld en Tenkink in het leven geroepen werd', werd overtreding ten dele strafbaar gesteld door de Nederlandse rechter, ten dele door de Gemachtigde voor de Prijzen die tuchtrechtelijke strafmaatregelen kon nemen. In gevallen van opzettelijke overtreding ('opzet' moest dan bewezen worden), kon de rechter met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaar en/of een geldboete van onbeperkte hoogte straffen, in de overige gevallen kon de gemachtigde ook zulk een geldboete opleggen en bovendien een onderneming die in overtreding was, voor bepaalde of onbepaalde tijd sluiten, een en ander binnen het kader van richtlijnen die na overleg met de departementen van justitie en van handel, nijverheid en scheepvaart vastgesteld waren. De dienst van de gemachtigde kreeg dus vèrgaande bevoegdheden; gevangenisstraf kon hij evenwel niet opleggen- dat bleefhet domein van de onafhankelijke rechter.

XCDiezelfde rechter was al van '33 af ingeschakeld bij overtredingen van de crisis-maatregelen die de regering op landbouwgebied genomen had, en ook onder de Distributiewet-rçjo was de sanctiebevoegdheid aan de rechter toevertrouwd. Naarmate nu meer artikelen tot 'distributiegoed' verklaard werden, nam het aantalovertredingen toe. Die overtredingen werden door de politie, door de Centrale Crisis-Controle-Dienst of door de rijksbureaus geconstateerd; er werd dan proces-verbaalopgemaakt en de zaak kwam voor de rechter. Tegen zijn uitspraak kon men in hoger beroep gaan. Het geheel speelde zich dus af in de traditionele vormen die de burger een maximum aan rechtszekerheid beden. Eind '4o-begin '41 kwam men evenwel bij de onder Hirschfeld ressorterende departementen tot de overtuiging dat die traditionele berechting weinig effectief was. 'De ervaring leert', aldus begin

XC1 VO II/41 (Verordeningenblad, 1941, p.

672 [PDF]
ECONOMISCHE BERECHTING

juni '41 het researchbureau van Handel, Nijverheid en Scheepvaart in een terugblik op de werking van de Distributiewct -rçjç, 'dat het vrijwel uitsluitend kleine overtredingen zijn die in handen der Justitie worden gesteld. De procedure is omslachtig; daar de strafbare feiten als misdrijven worden beschouwd, is de bewijslast zwaar. De rechterlijke macht betoont zich in het algemeen huiverig om vrijheidsstraf op te leggen. Dit is tot op zekere hoogte te betreuren, aangezien van vrijheidsstraffen een veel krachtiger afschrikwekkende werking kan uitgaan dan van het opleggen van boeten, zulks te meer daar de hiervoor gestelde maxima zeer aan de lage kant zijn. Bij economisch belangrijke overtredingen stond dientengevolge de straf veelal in geen enkele verhouding tot het behaalde voordeel ... In doorsnee is met de afdoening omstreeks een half jaar gemoeid; gedurende deze periode kan de overtreder meestentijds (indien namelijk geen inbeslagneming van voorraden heeft plaats gehad) zijn strafbare handelwijze voortzetten in de vrijwel zekere wetenschap dat een eventuele veroordeling tegen de baten van het voortgezette misdrijf niet meer kan opwegen In een recent geval werd een overtreding van de Huidenen Lederbeschikking die een winst van tenminste f 25000 had opgebracht, bestraft met een boete van f 50. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke sanctie door de delinquent slechts kan worden beschouwd als een vriendelijke aanmoediging om op de ingeslagen weg voort te gaan.'!

XCIn die situatie trachtten Hirschfeld en Louwes verbetering te brengen, in de eerste plaats door een nieuw rechterlijk instituut in het leven te laten roepen: de in dit hoofdstuk reeds vermelde 'economische rechter'. Bij besluit van Hooykaas (die overigens in dat nieuwe instituut niet veel vertrouwen had") en Hirschfeld" werd bij de achttien rechtbanken die het land telde, een enkelvoudige Kamer ingesteld, gevormd door één 'economische rechter' die voortaan in 'strafzaken, rakende het economische leven', uitspraak moest doen, 'een en ander voorzover deze strafbare feiten tot de kennisneming van de rechterlijke macht behoren' (de 'tuchtrechtelijke' bevoegdheid van de prijsbeheersing werd dus niet aangetast). Die economische rechter kon een snelle procedure toepassen: hij werd bijvoorbeeld niet verplicht, schriftelijk vonnis te wijzen en hoger beroep was alleen mogelijk in gevallen waarin gevangenisstraf of een boete boven de tweehonderd gulden

XC1 Dep. van handel, nijverheid en scheepvaart, afd. econ. onderzoek, researchbureau: 'De toepassing en handhaving der Distributiewet=r çjp' (6 juni 1941), p. II, 14 (eNO, 8 h). 2 Hooykaas zei in die tijd tegen een van Wimmers ambtenaren: 'Es sei Karl V und Napoleon nicht gelungen, die Niederländer zur Gesetzestreue zu er ziehen und den Deutschen wûrde dies ebensowenig gelingen.' (brief, 20 mei 1942, van W. Seiffert aan Wimmer, Vu], HA Justiz, 16 b) 3 VO 71/41 (Verordeningenblad, 1941, p. 297-301).

673 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

opgelegd was; de zaak kwam dan voor een van de Economische Gerechtshoven, zijnde bijzondere Kamers die aan de gerechtshoven toegevoegd werden. Cassatie kon aangevraagd worden bij de Hoge Raad - het arrest van 12 januari '42 was daar een uitvloeisel van.'

XCDe instelling van de economische rechtspraak alléén was Hirschfeld en Louwes, die constateerden dat de zwarte markt een steeds groter omvang aannam, niet voldoende. In overleg met het Reichskommissariat besloten zij, de op overtredingen van de distributievoorschriften gestelde straffen drastisch te verhogen - het daartoe strekkend besluit werd eind augustus '41 door Hirschfeld en Schrieke afgekondigd.ê Simpele overtreding werd nu strafbaar gesteld met gevangenisstraf tot een maximum van een jaar en/of boete tot een maximum van f 25 000 het werd acht jaar c.q. f 100 000 indien van opzet sprakewas. Voorts werd bepaald dat clandestiene slachtingen en de handel in van die slachtingen afkomstig vlees voortaan gestraft moesten worden met minstens zes maanden gevangenisstraf, clandestiene handel in granen met minstens drie maanden, clandestiene handel in door misdrijf ontvreemde distributiebescheiden eveneens met minstens drie maanden een en ander voorzover van opzet sprake was. Ook werd de rechter gemachtigd, het bedrijf van de betrokkene voor ten hoogste vijf jaar te sluiten.

XCDit waren naar Nederlandse begrippen zware straffen. Zij konden intussen uitsluitend door de onafhankelijke rechter opgelegd worden: de economische rechter c.q. het economisch gerechtshof, en Schrieke, Hirschfeld en Louwes bleven van opinie dat deze instanties veelal te lage vonnissen velden. Eind oktober '41 verscheen Louwes in een van de wekelijkse vergaderingen van Schrieke met de vijf procureurs-generaal bij de gerechtshoven. 'Het zal', zei hij, 'zeer op prijs worden gesteld als de straffen, door de economische rechter opgelegd, hoger worden' (maar men kon die rechter niets voorschrijven!). 'Voorts zouden', aldus Louwes, 'verschillende maatregelen gewenst zijn welke gaan buiten het karakter der maatregelen welke in Nederland plegen te worden genomen. Het zou namelijk zijn toe te juichen, indien de z.g. 'zware jongens', die zich thans toeleggen op diefstal van distri

1 In augustus' 42 werd voor de berechting in hoger beroep uitsluitend de bijzondere Kamer van het Haagse gerechtshof (waarbij van Genechten procureur-generaal was) competent verklaard en er werd toen bij de Hoge Raad onder voorzitterschap van van Loon ook al een bijzondere Kamer ingesteld: de Kamer voor strafzaken rakende het economisch leven. Het desbetreffend besluit werd door Schrieke, niet door Schrieke èn Hirschfeld uitgevaardigd. (VO 92/42, 1942, p. 405 06). 2 VO 174/41 1941, p. 752-60).

674 [PDF]
EEN NEDERLANDS CONCENTRATIEKAMP?

butietoewijzingen, worden opgepakt en buiten de maatschappij worden geplaatst, m.a.w. een soort interneren en concentreren.'!

XCWat hield dit denkbeeld in? Niet anders dan dat, geheel buiten de N ederlandse rechter om en in strijd met de Grondwet, Nederlanders krachtens een besluit van het Nederlandse overheidsapparaat in een Nederlands concentratiekamp opgesloten zouden worden. Dit denkbeeld had de instemming van Hirschfeld, trouwens ook van alle overige secretarissen-generaal. Het kan zijn dat bij enkelen hunner de overweging een rol speelde dat, als opsluiting in een concentratiekamp wenselijk was, een Nederlands kamp te prefereren viel boven een Duits.ê Hoe dat zij, begin' 42 werd door Hirschfeld en Schrieke aan het Reichskommissariat een concept-besluit voorgelegd" hetwelk bepaalde dat overtreders van de distributiebepalingen bij besluit van Schrieke voor bepaalde of onbepaalde tijd in verzekerde bewaring konden worden gesteld; Schrieke zou dan handelen op voorstel van Louwes, van Schokker, van de officiervan justitie in het ressort waar de overtreder woonde, of van de hoofdcommissaris van politie in diens woonplaats (als daar een hoofdcommissaris was); aan dat voorstel zou de desbetreffende procureurgeneraal zijn advies moeten toevoegen.

XCDit concept-besluit werd door Wimmers Generalkommissariat aan Harster toegezonden. Harster wees het af. Om te beginnen konden de ergste overtreders steeds door de Sicherheitspolizei gearresteerd of aan haar overgedragen worden en dan naar Duitse concentratiekampen gezonden c.q. door een Duitse rechtbank berecht (dat laatste had zich ook al voorgedaan"}, maar bovendien had Harster, zo noteerde een van Wimmers ambtenaren, 'stärkste Bedenken gegen eine Regeluug, die die niederländischen Behörden in die Lage

1 Vergad. p.g.: Notulen, 30 okt. 1941, p. 3. 2 Op I november '41 had Schrieke een circulaire doen uitgaan waarin hij bepaald had dat de processen-verbaal in 'zware' gevallen steeds onmiddellijk voorgelegd moesten worden aan de Rijksrecherche centrale waar Horaks (dat o.m. bij de overval van Joure zo actief zou optreden) de zaak in behandeling zou nemen; de betrokkenen zouden dus arrestanten worden van de In diezelfde circulaire had Schrieke voorgeschreven dat in dergelijke gevallen het Duitse strafproces- en politierecht zou gelden; daarmee was de bepaling uit het Nederlandse strafrecht krachtens welke een verdachte na vier dagen slechts op grond van een rechterlijk bevel in arrest gehouden kon worden, opgeheven. 3 Duitse vertaling in 7 B 2 e V. • Zo was injuni '41 een grote inbraak gepleegd bij de distributiedienst te Amsterdam die er toe geleid had dat ca. honderdvijftig personen die de inbraak gepleegd c.q. de buit verhandeld hadden, door de in samenwerking met de Nederlandse politie gearresteerd waren. Drie-en-twintig hunner stonden in mei '42 voor het terecht; zes werden tot de doodstraf veroordeeld en geëxecuteerd.

675 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

versetzt, selbst Massnahmen polizeilicher Art, wie sic Schutzhqft, Konzentrationslager, Vorbeugungs- und Verwahrungshafi darstellen, ... anzuordnen und durchzuführen. Die damit verbundene Machifiille würde zu leicht die Versuchung erwecken, solche Mass nohmen in grösserem Umfang gegen NSB' er und sonstiçe als deutsclifreundlich bekannte Kreise der niederländischen Bevölkmmg in Anwendung zu bringen.'

XCWimmers ambtenaar achtte 'diese Erwägungen durehaas überzeugend'l - wij niet. wel te verstaan: dat Harster er groot bezwaar tegen had, Nederlandse autoriteiten het recht te geven, Nederlanders naar een Nederlands concentratiekamp te sturen, kunnen wij ons indenken, maar dat van dat recht door de NSB' er Schrieke, geadviseerd door procureurs-generaal die alle vijf eveneens NSB'er waren, misbruik gemaakt zou worden ten nadele van NSB' ers, lijkt ons een gezocht, ja irreëel argument. Hoe dat zij, het verdient de aandacht dat een Nederland: concentratiekamp aan Nederland bespaard bleef door het ingrijpen van de Duitse bezetter in de persoon van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD; Hirschfeld, Louwes en Schrieke kregen geen verlof, hun denkbeeld uit te voeren, m.a.w. zij bleven hoofdzakelijk afhankelijk van de Nederlandse rechter die, al vonden zij diens vonnissen ook te mild'', in elk geval in '41 al in een groot aantal gevallen gevangenisstraf opgelegd had. En wat bleek? De ruimte ontbrak om die straffen te doen uitzitten.

XCAfgezien van het Rijksasyl voor Psychopaten in Avereest (Overijssel) was vóór de bezetting in de Rijkswerkinrichting te Veenhuizen (Drente) en in de drie-en-dertig Strafgevangenissen en Huizen van Bewaring" plaats voor ruim vijfduizend gedetineerden. Vóór de bezetting had men er ruimte over: per I januari '40 bedroeg het totaal aantal gedetineerden vierduizendvijfhonderd-vier-en-twintig. Tijdens de bezetting ging het stijgen. Wel nam het aantal door de Nederlandse overheid gedetineerden aanvankelijk af (per I januari '41 waren het er vierduizenddriehonderd-vijf-en-dertig), maar daar kwamen de door de Duitsers gedetineerden bij. Om hen voorlopig op te bergen werden in de zomer van '40 de Cellenbarakken te ScheveVu]FiWi, Abt. Preisbildung (FiWi, Abt. Preisbildung, 3 Deze bevonden zich in alle provinciale hoofdsteden alsmede in Alkmaar, Almelo, Amsterdam, Breda, Dordrecht, Roermond, Rotterdam,

1 Notitie, 30 juni 1942, van (Seiffert) aan 7 B 2 e V). 2 Minstens één economische rechter werd in de lente van '42 wegens zijn te milde vonnissen op last van het ontslagen.

676 [PDF]
AANTALLEN GEVANGENEN

ningen weer in gebruik: genomen; daar waren ca. 500 cellen. Door het toenemend aantal door de Duitsers gearresteerden (per I4 december' 4I ruim achttienhonderd "zur Vorbereitung eines Strafverfahrens') maar vooralook doordat de 'Nederlandse' criminaliteit steeg, ging zich in' 4I in de gevangenissen ruimtetekort aftekenen. Per I januari' 4I had men nog slechtstwee-endertig veroordeelden hun gevangenisstraf niet kunnen laten uitzitten", maar een jaar later, per I januari' 42, waren dat er bijna tweeduizend geworden en per I mei '42 was dat cijfer verder gestegen: tot bijna zesduizend. In de Cellenbarakken en in de Deutsche Abteilungen van diverse huizen van bewaring en gevangenissen zaten per I juni' 42 een kleine drieduizend Nederlanders (soms ook Duitsers) gevangen, als regel meerderen in één cel, in Nederlandse detentie bevonden zich toen bijna zesduizendzeshonderd gevangenen, onder wie ruim vierduizendvierhonderd wegens verduistering, diefstal, heling enz. en bijna achthonderd wegens elandestien slachten of andere vormen van zwarte handel - men ziet hieruit dat de 'bijzondere' economische overtreders een aanzienlijk contingent waren gaan vormen. Tegen velen van die tot gevangenisstraf veroordeelden was de straf lang tevoren uitgesproken. Eind december '4I had de Arnhemse procureurgeneraal, de NSB'er mr. de Rijke, er in een van de wekelijkse besprekingen bij Schrieke al op gewezen dat er alleen al in zijn ressort 500 vonnissen gewezen waren die op executie wachtten. Schrieke deelde toen mee dat hij al zoekende was naar extra gevangenisruimte, maar enkele grote gebouwen die daarvoor in aanmerking kwamen, waren door de Wehrmacht gevorderd. De Rijke bepleitte vervolgens dat men een kamp zou oprichten: een concentratiekamp. Hij gaf 'een beschrijving van de concentratiekampen in Duitsland, zoals spreker die vóór de oorlog heeft gezien. De inrichting is die van een openlucht-gevangenis."

XCDe Rijke was niet de enige die een Nederlands concentratiekamp als wenselijk was gaan beschouwen. Voor de secretarissen-generaal (die zelfs de rechter hadden willen uitschakelen!) gold, gelijk vermeld, hetzelfde. Schokker, de gemachtigde voor de prijzen, zei in maart' 42 dat hij diegenen 'die zich hebben schuldig gemaakt aan economische delicten', in 'werkkampen' wilde onderbrengen", Schrieke juichte het toen toe dat die overtreders 'thans worden gestraft met opname in de concentratiekampen in Duitsland'4 - maar dat waren er slechts weinigen. In april kon Schrieke evenwel meedelen dat er twee kampen in Nederland zouden komen: één bij de Dollard,2 Vergad. p.g.: Notulen, 24 dec. 1941, p. 5. 3 NSB, propagandaraad: Notulen, 13 maart 1942, p. 3 (NSB, 206). 4 A.v., 20 maart 1942, p.

1 De lichtere gevallen waarin hechtenisstraf opgelegd was, tellen wij niet mee.

677 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

één in het fort Spijkerboor bij Utrecht. Korte tijd later meenden de vijf 'fouten' onder de commissarissen der provincie dat voor ernstige overtreders 'eine Deportation nach und das Verrichten von Zwangsarbelt in den be setzien Gebieten von Ost-Europa das angewiesene Mittel' zou zijn 1 SeyssInquart wees dat denkbeeld af: het zou de 'Oostinzet' compromitteren. Bovendien had de Reichskommissar toen in beginsel al besloten, een strafkamp in Nederland in te richten; daar moest een streng regime ingesteld worden, 'keine Sommerjrischen, daher auch entsprechendes Bewachungspersonal'; de Reichs kommissar dacht bij dat laatste aan het SS- Wachhataillon Nord- West dat al het concentratiekamp Amersfoort bewaakte.ê

XCDat strafkamp kwam niet aan de Dollard en evenmin in Spijkerboor - de keuze viel op Ommen. Daar bevonden zich al barakken en daar was al 'entsprechendes Bewachungspersonal' aanwezig. 'De bedoeling was', deelde Schrieke eind mei aan de procureurs-generaal mee, 'hier Joden onder te brengen, doch het staat momenteel leeg."

XCOmmen zou niet lang leeg blijven. Haastig liet Schwier, weer via Woudenbergs staf, het aantal bewakers uitbreiden: van honderd werden het er ca. tweehonderdvijftig.

XCOp woensdag 17 juni '42 zond Schrieke een circulaire ('zeer veel spoed') aan de procureurs-generaal en de officierenvan justitie bij de rechtbanken waarin hij hun meedeelde dat van de eerstvolgende maandag af 'personen, veroordeeld wegens elandestien slachten en andere economische delicten', naar Ommen gezonden konden worden, voorlopig alleen diegenen die een gevangenisstraf van drie maanden of langer nog niet uitgezeten hadden." Die personen bevonden zich dus op vrije voeten. Telegrafisch werd de politie opgedragen, hen nu met spoed te arresteren en naar Ommen over te brengen. Het waren er enkele honderden - niet voldoende om Ommen te vullen. Trouwens, er was toen al door de Duitsers met Schrieke afgesproken dat niet alleen Ommen als detentie-oord zou worden gebruikt, maar ook 'een paar Duitse kampen', d.w.z. kampen in Duitsland"; Ommen zou dus tevens de functie van doorgangskamp krijgen.

XC1 Brief, z yjuni 1942, van de commissarissen van de provincies Groningen, Limburg, Noord-Holland, Overijssel en Utrecht aan Seyss-Inquart (Vu], Stab, 59616-22). 2 Notitie van Seyss-Inquart op brief, 31 maart 1942, van W. Seiffert aan SeyssInquart (a.v., HA ]ustiz, 16 b). 3 Vergad. p.g.: Notulen, 29 mei 1942, p. 4. 4 Rondschrijven, 17 juni 1942, van Schrieke aan de proc.-gen. en de off. vanjustitie (Doc II-584, a-4). 5 Vergad. p.g.: Notulen, 19 juni 1942, p.

678 [PDF]
TEKORT AAN CELLEN

XCDoor de procureurs-generaal en de officieren van justitie werden op instructie van Schrieke spoedig nog meer personen naar Ommen gezonden. De grens van drie maanden werd er een van twee en op 15 juli gelastte Justitie dat 'uit verschillende stratgestichten''een groot aantal andere gedetineerden dan clandestiene slachters en zwarte handelaren' naar Ommen overgebracht moest worden.' Twee transportacties vonden plaats: één in juli, één in augustus.ê Er mochten, 'daar landarbeid moet worden verricht', alleen 'volkomen valide personen' naar Ommen gezonden worden." Heeft men zich overal aan dit voorschrift gehouden? Er is reden om aan te nemen dat er menig strafgesticht was waar de directeur graag gebruik maakte van de gelegenheid om 'lastige klanten', 'valide' of niet, naar Ommen af te schuiven. En uit de totale kampbevolking aldaar werden medio augustus ca. achthonderd gevangenen, allen met een straf van één jaar of langer, naar een kamp in Heerte bij W olfenbüttel overgebracht; zij zouden tewerkgesteld worden in de Hermann Goering- Werke te Salzgitter. Bewakers uit Ommen gingen met hen mee.'auf Befehl der

Voor wij nu verder gaan, willen wij er op wijzen dat het overbrengen van veroordeelden C.q. gevangenen naar Ommen in zoverre niet het beoogde effect gehad heeft dat de achterstand bij de executie van straffen niet opge heven werd. Die achterstand werd, nu Ommen in gebruik genomen was, wèl geringer: 5 828 niet-geëxecuteerde gevangenisstraffen (alleen mannen) per I juni '42, driernaandenlater, per I september: 4973 -maar daar kwamen nog ca 5 500 niet-geëxecuteerde hechtenisstraffen bij. Er werden nu nood gevangenissen ingericht: in het Lloyd-Hotel te Amsterdam, in een ont ruimd weeshuis te Gouda, in kampen in de Noordoostpolder, in een kamp bij Venray, en nu toch ook in het fort Spijkerboor. In september bevonden zich in de Nederlandse gestichten voor mannen (Ommen niet meegerekend) bijna zevenduizendvijfhonderd gevangenen, in de vrouwenafdelingen twee honderdvijftig. Een maand later, medio oktober, waren er bijna duizend gevangenen méér plus nog ruim drieduizendvijfhonderd 1 Rondschrijven, 15 juli 1942, van het dep. van justitie aan de proc.-gen. en de off. van justitie (Doe II-584). 2 Op IQ oktober ressorteerden onder Ommen 2346 gevangenen. Van hen bevonden zich toen 801 in Heerte (Duitsland) en 1545 in Ommen. Van die 1545 waren 752, bijna de helft dus, wegens economische misdrij ven veroordeeld. 3 Rondschrijven, 9 juli 1942, van het dep. van justitie aan de directeuren van strafgevangenissen en .huizen van bewaring (Doe II-584).

679 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

deutschen Besatzung Eingesperrten'; het aantal niet-geëxecuteerde gevangenis- en hechtenisstraffen was toen van bijna 10500 per I september gedaald tot 8 367.1

XCRuim een jaar later, eind '43, toen zich in ons land ca. tienduizendzevenhonderd personen in 'Nederlandse' detentie bevonden (en ca. drieduizendachthonderd in 'Duitse'), was het totaal aantal niet-geëxecuteerde straffen tot iets meer dan I 000 gedaald. Het probleem van de niet-geëxecuteerde straf had men dus kunnen 'oplossen' door nieuwe gestichten in gebruik te nemenê en per cel meer gevangenen onder te brengen - een 'oplossing' die men natuurlijk van meet af aan van Nederlandse kant had kunnen nastreven; zeker had men dat behoren te doen.ê Want wat betekende wat met Ommen geschiedde, anders dan dat een abdicerende Nederlandse justitie de executie van door haar opgelegde straffen onder Duitse supervisie, ten dele zelfs in Duitsland, liet plaatsvinden? In de Nederlandse gestichten heerste over het algemeen nog steeds een behoorlijk regime. Wat mocht men van Ommen verwachten ?Wat van een figuur als Schwier die door zijn optreden, bijna twee jaar lang, als een rabiate Nazi bekend stond?Wat van een kamp dat oorspronkelijk een '[odenkamp' had moeten worden?

XCInderdaad, Ommen was nog geen maand in gebruik of aan Wimmer werd meegedeeld dat er lijfstraffen toegepast werden (hij zei toen dat onmiddellijk aan Schwier gezegd moest worden dat zulks niet geoorloofd was) - had men dat niet óók vernomen bij de afdeling gevangeniswezen van het departement? Aan de staf te Ommen was de adjunct-directeur van de huizen van bewaring te Amsterdam, een NSB'er, als departementaal vertegenwoordiger toegevoegd: de behandeling te Ommen was, aldus reeds zijn eerste rapporten, 'zeer slecht'", maar het afdelingshoofd, mr. J. S. Korteweg, werd aanvankelijk door Schwier niet tot Ommen toegelaten - kon men daar niet de nodige conclusies aan verbinden? En wat zouden de gevolgen zijn van de overbrenging van Nederlandse gevangenen naar Duitsland?

XCIn het college van secretarissen-generaal stelde Six (Koloniën) reeds begin september' 42 aan Schrieke de vraag of deze wat meer over Ommen wilde meedelen. 'Het is geen Konzentrationslager', antwoordde Schrieke. 'Naar zijn inlichtingen luiden', aldus de notulen, 'is het goed ingericht. In het kampw.p.

1 Brief, 30 okt. 1942, van Schrieke aan Seiffert 16 e). 2 Van diegenen die tot meer dan drie maanden gevangenisstraf veroordeeld waren, werden begin '44 ca. zevenhonderdvijftig overgebracht naar strafkampen op Texel, bij Havelte (Drente) en bij Souburg (Walcheren) van waaruit zij werk voor de moesten verrichten. 3 Dep. vanjustitie: Rapport inz. prof. Schrieke (1945), SI.

680 [PDF]
OMMEN WORDT GEOPEND

moet hard gewerkt worden. De rantsoenering is ... zeer behoorlijk ... Het Lager dient verder als voorportaal voor de Duitse gevangenis in W olfenbüttel ... In de gevangenis te Wolfenbüttel is Nederlands personeel' (ja: de bewakers die Diepgrond voor Ommen geronseld had!) 'De leiding is uiteraard in Duitse handen. De Nederlandse gevangenen die in W olfenbüttel hebben vertoefd, worden via Ommen teruggeleid." Na dit antwoord waren er, althans blijkens de notulen, geen vragen meer, ook niet van Hirschfeld.

XCHoe het in Ommen in werkelijkheid toeging (wij komen er in deel 8 op terug), werd slechts enkele weken later in Het Paroolonthuld:

XC'De behandeling daar draagt geheel het karakter van mishandeling. De gevangenen worden door uithongering, eindeloze exercities en zware arbeid, maar vooral door ranselen en schoppen dusdanig gekweld, dat het verblijf van enkele maanden een gezonde man tot een wrak maakt. Er zijn reeds erbarmelijke sterfgevallen voorgekomen.

XCHet is zaak dat alle ambtenaren van opsporing, politie en justitie inzien dat hier geen sprake meer is van . .. straf naar evenredigheid, maar van vernietiging. Deze knuppel-mentaliteit die uit Duitsland reeds algemeen in de politieke sfeer is doorgedrongen, komt nu ook op het gebied van het strafrecht tot ons over. Het is noodzakelijk dat men zich hiertegen verzet en elke medewerking daaraan beschouwt als een te zijner tijd te behandelen vergrijp.'2

XC'Officieel is bij de betreffende instanties bericht binnengekomen', aldus hetzelfde illegale blad twee weken later (begin oktober), 'dat enige honderden personen, die door de Nederlandse economische rechter veroordeeld waren, naar een concentratiekamp in Duitsland, bij Wolfenbüttel, zijn vervoerd en dat negentien van deze personen zijn vermoord; een tachtigtal zwaar mishandelden is wederom naar Ommen teruggevoerd, waar drie personen de dag na aankomst aan de ondergane mishandelingen zijn bezweken. Bij dit officiëlebericht wordt voorts nog verteld dat Nederlandse SS-lieden de mishandelingen in het concentratiekamp Wolfenbüttel verrichten en wel op zo'n walgelijke wijze dat de bevolking in dit plaatsje schande spreekt van 'die Henker aus Holland'.'s

XCHoeveellezers deze beide artikelen onder ogen kregen, valt niet te schatten misschien minder dan in een vroegere fase van de geschiedenis van Het Parool het geval zou zijn geweest. In de herfst van '42 kostte het immers mr. C. H. de Groot heel veel moeite om geheel alleen de productie van hetCsg: Notulen,sept.2sept.p.A.v.,okt.p.

1 3 1942. 43 (25 1942), 5. 3 44 (9 1942), 6.

681 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

blad voort te zetten. Tot die lezers behoorden in elk geval ook Duitsers. In het Duits vertaald, werden de twee artikelen door de Sicherheitsdienst aan de Duitse Generalstaatsanwalt (de hoogste ambtenaar van het Duits Openbaar Ministerie in bezet Nederland) voorgelegd; door deze aan Wimmers Generalkommissariat toegezonden en, na lezing aldaar, 'für kurze Zeit an Herrn Schwier ausgeliehen.'l Wij nemen aan dat ook Schrieke ingelicht werd - althans, eind oktober ging van deze een circulatie uit: 'in overleg met de Duitse autoriteiten' had hij nu besloten dat niemand meer naar Ommen gezonden mocht worden omtrent wie niet door een gevangenisarts verklaard was, 'dat de betrokkene volkomen valide is en tot zware arbeid in staar."

XCSchrieke's circulaire behoeft niet alleen gevolg geweest te zijn van het feit dat hij de eind september en begin oktober verschenen nummers van Het Parool gelezen had. Nog voor het eerste van die twee nummers in omloop kwam, was aan het Reichskommissariat meegedeeld dat in Heerte erbarmelijke toestanden heersten, zodat al velen gestorven waren. Wimmer had toen een van zijn ambtenaren opdracht gegeven, ter plaatse een onderzoek in te stellen. Dat vond op 25 september plaats. 'An die Gejangenen wurden Fragen gerichtet. Es ergab sich dabei' , zo werden de resultaten van de inspectie samengevat, 'dass sie mit der Unterkunft und mit der Verpfiegung zu[rieden sind' (kennelijk hadden de gevangenen niet durven klagen). 'Auch die ärztliche Betreuung der Gejangenen ist in zufriedenstellender Weise geregelt ... Mit dem Lagerarzt' (de man wist natuurlijk precies hoe het in Heerte en Salzgitter toeging) 'wurden an Hand der Akten sämtliche Todesfälle durchgesprochen. Es hat sich dabei ergeben. .dass die Todesfälle durchweg auf Erkrankungen zurückzuführen sind, die die Gefangenen schon vor der Einliejerung in das Lager gehabt haben mussen: Ja, 'in verschiedenen Fällen' waren de gevangenen wèl mishandeld, maar dat was steeds geschied door de Nederlandse bewakers en Wimmers ambtenaar had geëist dat daar een einde aan kwam.ê

XCWij nemen aan dat Schrieke ook dit rapport te lezen kreeg, althans om

1 Aantekening op de brief, 16 okt. 1942, van de aan 16 b). 2 Rondschrijven, 30 okt. 1942, van Schrieke aan de proc.-gen. en de off. vanjustitie (Doc II-S84) 3 Brief, lokt. 1942, van W. Seiffert aan Wimmer 16 e).

682 [PDF]
DUITS ONDERZOEK IN HEERTE

trent de inhoud ingelicht werd. Van pogingen zijnerzijds om door eigen ambtenaren een onderzoek in Heerte in te stellen, blijkt niets. Wat Ommen betrof, werd hij pas acuut ongerust toen hij er op 14 oktober door de officier van justitie bij de rechtbank te Zwolle telefonisch van verwittigd werd dat, blijkens een mededeling van de ambtenaar van de burgerlijke stand te Ommen, een gevangene als gevolg van mishandelingen gestorven was. Schrieke verzocht Wimmers Generalkommissariat toen om verlof, door eigen ambtenaren een onderzoek te laten instellen. Dat werd geweigerd. Wimmer zond wèl een commissie van drie Duitsers, onder wie een Stabsarzt van de Luft , waffe, naar Ommen. De commissie rapporteerde (dat werd ook aan Schrieke bericht) dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de betrokken gevangene 'an einer erlittenen Misshandlung gestorben ist ... Als Todesursache muss nach dem Ergeoenis der Leichenöffnung zweifelsfrei der hochgradige Er schöpfungszustand angesehen werden, in dem sich der Geiangene befand ... , der erst einige Tage im Lager Ommen war 1 anders gezegd: 's mans overlijden was de schuld van de Nederlandse autoriteiten die hem naar Ommen gezonden hadden. Van de werkelijke toestanden in Ommen kreeg deze commissie geen denkbeeld. Men kan dat al afleiden uit het feit dat de ambtenaar die Wimmer vertegenwoordigd had, ruim een maand later de collega's van Fischböcks Generalkommissariat für Finanz und Winschaft (die blijkbaar door Louwes met klachten benaderd waren) deed weten dat hij er geen enkel bezwaar tegen had indien ambtenaren van Louwes eens in Ommen op inspectie gingen. Of dit aan Lo~wes meegedeeld is, weten wij niet - de inspectie vond in elk geval niet plaats.

XCSchrieke daarentegen wist nu wèl meer. Ondanks Schwiers oppositie had hij weten te bereiken dat Korteweg, hoofd van de afdeling gevangeniswezen, periodiek een bezoek aan Ommen mocht brengen, evenwel niet 'officieel',maar 'inofficieel'- men zal dat wel zo moeten verstaan dat Schrieke in zijn contacten met de Duitsers van Kortewegs gegevens geen gebruik mocht maken. Of die gegevens voldoende duidelijk waren, weten wij niet. Zij moesten voor Schrieke wel extra-duidelijk zijn: hij had voortdurend de neiging om aan te nemen dat, zo zich al tevoren wantoestanden in Ommen voorgedaan hadden, die wantoestanden nu in elk geval niet meer voorkwamen.

XCKon hij iets aan Versteeg, van Dullemen en Wassenbergh zeggen, vroeg Feitsma. Dat achtte Schrieke niet wen'selijk: de Duitse overheid wees 'controle van de Nederlandse instanties' af, trouwens: 'ruim een maand geleden zijn reeds afdoende maatregelen getroffen.'!

XCWas Schrieke daar toch niet helemaal zeker van? Daar lijkt het op. Hij vroeg of de vijf procureurs-generaal een bezoek aan Ommen konden brengen. Er werd verlof toe verleend. Vandat verlof maakten mr. de Rijke (Arnhem) en mr. ir. N. J. van Leeuwen (Den Bosch) gebruik. Het viel Schwier en Diepgrond niet moeilijk om beiden om de tuin te leiden.

XCTot 30 november (Ommen was toen dus ruim vijf maanden in gebruik) waren in totaal tweeduizendachthonderdvijftig Nederlandse gevangenen naar het nieuwe strafkamp gezonden. Van hen waren achthonderdzevenen-dertig wegens het uitzitten van hun straf uit het kamp ontslagen. Van de

XC1 Vergad, p.g.: Notulen, 4 dec. 1942,

684 [PDF]
ACTIE VAN MEDICI

resterende tweeduizenddertien bevonden zich op de genoemde datum vijilionderdvier-en-twintig in Heerte, vierhonderdvijf-en-negentig in karnpen bij Keulen en Siegburg (waar het regime minder barbaars was dan in Heerte-) en negenhonderdvier-en-negentig in Ommen. Welnu, tot die negenhonderdvier-en-negentig behoorden ca. driehonderdvijftig die vóór het einde van hun straftermijn 'wegen allgemeiner Körperschwäche' (aldus Schwier) uit Heerte teruggebracht waren.ê

XCEind november hadden dus meer dan achthonderd gevangenen Ommen verlaten. Man voor man wisten zij, hoe het in Ommen toeging, en diegenen die in een laat stadium ontslagen waren, wisten óók dat het in Heerte nog veel erger was. Er zullen onder hen wel velen geweest zijn die veiligheidshalve over dit alles hun mond hielden (bij ontslag uit Ommen hadden zij dat schriftelijk moeten toezeggen). Precieze bijzonderheden over de wantoestanden in Ommen en Heerte drongen in elk geval niet vanuit deze groep tot de Nederlandse rechterlijke macht door; dat deze ingelicht werd, was gevolg van het feit dat een deel van de uit Heerte teruggevoerden in ziekenhuizen opgenomen werd - Schwier was kennelijk bevreesd geweest dat zich in Ommen veel sterfgevallen zouden voordoen.

XCDe verzetsorganisatie van de artsen, Medisch Contact, was in het oosten des lands (waar zij goeddeels haar oorsprong gevonden had) sterk vertegenwoordigd en verscheidene artsen die de uit Heerte afkomstige patiënten te behandelen kregen, achtten het hun plicht de Nederlandse justitie te waarschuwen. Hun bleek immers dat diegenen die dodelijk verzwakt uit Heerte teruggekomen waren, tevoren naar Ommen waren gestuurd krachtens lastgevingen van Nederlandse autoriteiten: procureurs-generaal, officieren van justitie en directeuren van gevangenissen en huizen van bewaring. Begin januari' 43 maakten de artsen J. Rethmeyer te Almelo en J. B. Ebbinge te Enschede een van de twee ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij de kantongerechten in het arrondissement Almelo, mr. W. L. de Walle, attent op het feit dat in verschillende ziekenhuizen in Overijssel mishandelde en uitgeputte patiëntenlagen, afkomstig uit Ommen en uit karnpen in Duitsland. De walle stelde zich onmiddellijk in verbinding met enkele collega's die hem als betrouwbaar bekend waren: jhr. mr. F. A. Groeninx van Zoelen (Zwolle) en mr. L. A. S. J. baron van der Feltz (Zutfen) alsmede een van de substituut-officieren van justitie bij de rechtbank te Arnhem, mr. W. de Vries. Zij pleegden overleg. Daarbij beseften zij dat zij een riskante actie op

XC'Ook deze gevangenen moesten onder toezicht van Nederlandse bewakers overdag in Duitse bedrijven werken. 2 Brief, 1 dec. 1942, van W. Schwier aan W. Seiffert (Vu], HA]ustiz, 16 b).

685 [PDF]
'IN NAAM VAN HETRECHT'

touw gingen zetten: hoe zou de bezetter reageren indien 'tot hem doordrong dat Nederlandse rechterlijke ambtenaren op eigen gezag nadere gegevens verzameld hadden over wantoestanden in Duitse kampen? Want dat stond voor hen vast: als de inlichtingen van de artsen Rethmeyer en Ebbinge juist waren, dan moest de zaak 'hogerop' en dan zou zij uiteindelijk ook het Reichsleommissariat bereiken.

XCZij besloten door te zetten.

XCGevieren brachten zij op IS januari een bezoek aan het Algemeen Ziekenhuis te Hengelo waar de geneesheer-directeur dr. P. C. Borst hen naar de bedden bracht waarin dertig slachtoffers van Ommen en Heerte lagen. De vier rechterlijke ambtenaren waren daarbij in witte jassen gestoken en deden zich voor als specialisten die in consult geroepen waren. Wat zij in die vermomming vernamen, schokte hen diep - mr. de Vries zo diep dat hij een dag na dit bezoek, toen hij in Arnhem constateerde dat zijn superieur, de officier van justitie, bezig was een nieuwe transportlijst voor Ommen op te stellen, aan die officier duidelijk maakte dat hij Nederlanders de dood in stuurde.! De officier liep meteen naar de Arnhemse procureur-generaal mr. de Rijke (die, gelijk gezegd, zelf Ommen bezocht had), en de Vries werd bij deze op het matje geroepen. Het was een ongelukkige gang van zaken want de vier die in Hengelo nog slechts één ziekenhuis bezocht hadden, begrepen dat zij méér gegevens nodig hadden en dat zij bovendien persoonlijk op veel te lage plaatsen stonden in de ambtelijke hiërarchie om met succes de hoogste autoriteiten te benaderen. Nu was hun actie al aan een NSB' er bekend geworden! 'Het was een bijzonder onprettige situatie waarin ik', aldus mr. de Vries, 'toen was geraakt en ik achtte het toen het beste, mij los te maken van de groep der heren Groeninx van Zoelen, van der Feltz en de Walle, omdat anders het gevaar ontstond dat zij via mij in gevaar zouden kunnen komen' - de afspraak werd gemaakt dat de Vries 'op een zijlijn zou worden gerangeerd'"; de drie anderen gingen op de hoofdlijn verder. Zij schreven alle ziekenhuizen in het oosten des lands aan om te weten te komen hoeveel patiënten uit Ommen er in totaal lagen; negen van de twaalf

1 Tussen 30 november' 42 en 3 I januari' 43 zijn in totaal een-en-dertig personen naar Ommen gezonden. 2 Brief, 17 dec. 1969, van W. de Vries. Mr. de Vries is op die 'zijlijn' actief gebleven. Hij schreef op 27 januari '43 een rapport voor mr. de Rijke waarin hij nauwkeurig weergaf wat hij van de in Hengelo bezochte patiën ten vernomen had alsook van familieleden van marechaussées die in de buurt van Ommen in functie waren; het aantal doden in Heerte schatte hij op ca. driehonderd. Het rapport werd door de Rijke aan Schrieke gezonden en door deze op 4 februari '43 in vertaling voorgelegd aan de van Wimmers Vijf weken later kreeg Schrieke antwoord: men begreep niets van het

686 [PDF]
ACTIE VAN RECHTERLIJKE AMBTENAREN

ziekenhuizen stuurden precieze cijfers: honderdnegen-en-zestig panenten. Alleen al in het ziekenhuis te Deventer bleken bovendien zeven ex-gedetineerden overleden te zijn. Aan enkele ziekenhuizen brachten Groeninx van Zoelen, van der Feltz en de Walle vervolgens toen nog een persoonlijk bezoek. Zij zagen er dat verscheidene ex-gedetineerden volkomen uitgeput, soms zelfs gedeeltelijk verlamd in bed lagen.

XCMet hun gegevens zochten de drie ambtenaren van het Openbaar Ministerie vervolgens 'meerdere hooggeplaatste leden van de staande en de zittende magistratuur in den lande op met verzoek deze zaak te entameren. De daarbij opgedane ervaringen waren', schreven zij kort na de bevrijding, 'zeer deprimerend, aangezien in vele gevallen als antwoord werd gegeven dat de executie een aangelegenheid was van de bezettende macht'! - anders gezegd: die 'hooggeplaatste leden van de staande en de zittende magistratuur' waren niet bereid om ook maar een vinger uit te steken. Het werd eind januari voor Groeninx van Zoelen en van der Feltz eindelijk een justitiële autoriteit van voldoend algemeen gezag ontmoetten die zich onmiddellijk bereid verklaarde, hun actie over te nemen: mr. Wassenbergh, de officier van justitie te Amsrerdam."

XCWassenbergh had, toen hij van Feitsma niets vernomen had, begin december bevorderd dat een deputatie uit de Amsterdamse rechtbank met vragen over Ommen bij Schrieke op audiëntie gegaan was - die deputatie had slechts te horen gekregen dat in Heerte mishandelingen voorgekomen waren, dat men er te zwakke gevangenen heengezonden had, dat er acht-en-twintig overleden waren, dat er nu een nieuw kamp was: Siegburg, en dat van toezicht door de Nederlandse rechterlijke macht geen sprake kon zijn. Wassenbergh had het gevoel dat hij met een kluitje in het riet gestuurd was - het bezoek van Groeninx van Zoelen en van der Feltz was hem zeer welkom. Hij verzocht om een nader rapport. Dat werd hem toegezegd. Groeninx van Zoelen, van der Feltz en de Walle verzamelden nog een aantal

XCrapport, naar Heerte werden geen gevangenen meer gezonden, overigens hadden zich daar en in Ommen, afgezien van het neerschieten van één vluchteling, geen 'Fälle eines unnatürlichen Todes' voorgedaan - de Rijke en de Vries waren kennelijk 'dem Einfiuss der Propaganda erlegen.' (brief, 9 maart 1943, van Vu] aan Schrieke (Vu], HA]ustiz, 16 b)). 1 Brief, 20 sept. 1945, van F. A. Groeninx van Zoelen, L. A. S. J. van der Feltz en W. L. de Walle aan L. H. K. C. van Asch van Wijck (Doc I1-S84). 2 Wij herinneren er aan dat Wassenberghs parket in de zomer van' 42 medewerking verleend had aan het onderduiken vanjoden in het krankzinnigengesticht te Santpoort en dat hijzelf in de herfst de kwalijke praktijken van het hoofd van de recherche-afdeling van de Hausraterfassung

687 [PDF]
'IN NAAM V AN HET RECHT'

medische verklaringen in Zwolle, Deventer, Hengelo, Enschede en Zutfen en op 4 februari ondertek~nden zij het hun gevraagde stuk waar die medische verklaringen als bijlagen aan toegevoegd werden.

XC'De verklaringen van de naar Nederland teruggekeerde gevangenen waren', aldus hun rapport, 'als volgt samen te vatten .. .' (Wij) werden op transport gesteld naar het kamp te Heerte bij Wolfenbüttel (Brunswijk), waar wij ongeveer 800 man sterk waren. De voeding was daar geheel onvoldoende. Het rantsoen bestond uit ongeveer een half pond brood en een liter waterige soep per dag. Voorts werden zelfs de geringste vergrijpen aanstonds gestraft met onthouding van voedsel, terwijl de zieken die niet konden werken, op deze laatste grond aanvankelijk nog minder voedsel kregen. De hygiënische toestand en behandeling was beneden iedere kritiek. Zo moest door ons een geheel ontoereikend aantal privaten gebruikt worden. Deze waren besmeurd met bloed-diarrhee, ... zodat velen van ons dan ook dysenterie kregen. Een behoorlijke gelegenheid voor opname van zieken was niet aanwezig. De verpleging werd overgelaten aan z.g. Sanitäter, zelf ook veroordeelden met ernstige straffen, die van medische verzorging niets afwisten en zich om de zieken bijna niet bekommerden. De bewaking was opgedragen aan Nederlanders die gewapend waren met gummistok, revolver en karabijn. Door hun meedogenloos en wreed optreden werden wij afgestompt tot beesten ... Niet te verwonderen is dan ook dat verschillende kameraden een einde aan hun verblijf in het kamp trachtten te maken door zichzelf te verminken (zich door een trein de armen laten afrijden, de vingers laten afknellen door een lorrie). Ook waren er die zelf opzettelijk uitlokten, door een bewaker te worden neergeschoten door werk te weigeren.' '

XCEen der Sanitater had aan Groeninx van Zoelen en zijn collega's meegedeeld dat in Heerte in vijf maanden tijds tweehonderdtachtig Nederlandse gevangenen bezweken waren. In Ommen was, aldus hun rapport, de voeding 'in het algemeen' voldoende,maar, zo vatten zij de desbetreffende verklaringen samen:

XC'de behandeling door de bewakers (was) verschrikkelijk. Er werd gescholden, gevloekt en geslagen alsof wij geen mensen maar beesten waren. Herhaaldelijk werden medegevangenen met een knoet zodanig geslagen dat zij bewusteloos ... neervielen. Meerdere malen bleek dat na enige dagen zo'n getuchtigde was overleden. Later werd de mishandeling minder."

XCDit rapport was precies wat mr. Wassenbergh nodig had: nu kon hij, zo hoopte hij, de gehele rechterlijke macht mobiliseren! Hij pleegde overlegRapport,febr.van F.Groeninx van Zoelen,van der Feltz en W.de Walle (Doc-II

1 4 1943, A. L. A. S.J. L. 584).

688 [PDF]
MR. WASSENBERGH ZET DOOR

met de president van de Amsterdamse rechtbank, mr. A. J. van Roijen, en nodigde vervolgens de presidenten en vice-presidenten van alle rechtbanken benevens de daarbij geplaatste officieren van justitie voor een bijeenkomst in Am.sterdam uit. Bijna allen namen die uitnodiging aan (alleen de Arnhemse rechtbank niet) en ook mr. Viehoff, raadsheer in het Leeuwarder hof, was aanwezig toen men op zaterdag 20 februari bijeenkwam. Het was twee weken na de studentenrazzia, elf dagen na de 'jacht op de jeugd', die zoveel verontwaardiging gewekt hadden.

XCMr. Wassenbergh had een brief aan Schrieke ontworpen waarin er op aangedrongen werd, 'dat Ommen zou verdwijnen en dat de executie weer in onze eigen hand zou worden gelegd; bovendien werd er ... op gewezen dat bij bestendiging van de o.i. onhoudbare toestand geen vonnissen meer zouden worden gewezen, waarbij de veroordeelde de kans zou lopen in een strafkamp te worden ondergebracht.' Verscheidene aanwezigen waren bereid, die brief ter plaatse te ondertekenen, anderen wilden evenwel minder ver gaan. De president van de Rotterdamse rechtbank, mr. A. F. Zwaardemaker, ex-hoofdredacteur van De Waag, zei dat hij persoonlijk General leommissar Wirmner goed kende en hij stelde voor dat hij samen met de Amsterdamse president, mr. van Roijen, een bezoek aan deze zou brengen. Wassenbergh en ook Viehoff zagen daar niet veel heil in, maar het slot van het lied was dat men van het ondertekenen en het verzenden van de door Wassenbergh voorgestelde brief afzag - Zwaardemaker en van Roijen zouden zich tot Wimmer wenden.

XCEn als men nu bij Wirmner niets bereikte? Daarover had de vergadering geen enkele uitspraak gedaan.

XCViehoffhad genoeg van al dat getreuzel en tegen die achtergrond schreef hij, gestimuleerd door Wassenberghs 'dappere houding", in de dagen die volgden, het befaamde arrest in de zaak tegen de voerman uit Gerkesklooster. Met andere woorden: wat in het afgewezen concept van Wassenbergh alleen nog maar aangekondigd zou worden, volvoerde hij, zulks samen met de mrs. Wedeven en Heijmeijer.

XC'De stap welke uw hof onder uw leiding en, zoals voor mij vaststaat, op uw initiatief heeft gedaan, is', zo schreef hem Wassenbergh, 'van grote betekenis en moge voor de gehele rechterlijke macht een aansporing zijn om thans welbewust en eensgezind stelling te nemen tegen het ondraaglijk onrecht dat iedere dag, zoals wij weten, in de strafkampen geschiedt.f

XC1 Brief, 26 febr. 1943, van F. F. Viehoff aan H. A. Wassenbergh. (Doe II-S84). 2 Brief, 2 maart 1943, van H. A. Wassenbergh aan F.

689 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

XCOp 26 februari, één dag na het Leeuwarder arrest (men had er in Den Haag nog niet van vernomen), werden van Roijen en Zwaardemaker op het Reichsleommissariat ontvangen. Wimmer was, als zo vaak, afwezig, maar zij konden met de twee ambtenaren spreken die tot dusver de klachten inzake Ommen opgevangen hadden. Binnen het Reichskommissariat wist men toen wel dat in Ommen en vooralook in Heerte dingen gebeurd waren die niet in de verste verte door de beugel konden - niet omdat zij op zichzelf afkeuring verdienden (een ieder wist dat het in Mauthausen nog heel wat barbaarser toeging), maar omdat 'gewone' gevangenen er het slachtoffer van geworden waren; gevangenen bovendien die veroordeeld waren door Nederlandse rechters wier voortgezette consciëntieuze arbeid in het belang was van rust en orde in bezet gebied. Men vertrouwde dat Schwier inmiddels zichzelf en ook Diepgrond en zijn bewakers de nodige matiging opgelegd had.

XCVan Roijen en Zwaardemaker overhandigden een memorandum waarin het in het oosten des lands verzamelde materiaal samengevat was, en drongen aan op opheffing der strafkampen dan wel op 'eine direkte KontrolIe der niederländischen Staatsanwaltschaft' (de aankondiging dat de rechterlijke macht, als die wensen niet ingewilligd werden, voortaan de op te leggen straffen zou verlagen, lieten zij achterwege)! - en zowaar, hun werd, kennelijk met machtiging van Seyss-Inquart, meegedeeld dat een willekeurig aantal leden van de rechterlijke macht een bezoek kon brengen aan Ommen. De datum werd bepaald op zaterdag 6 maart.

XCDaags tevoren, vrijdag de sde, reisden Zwaardemaker en de Rotterdamse officier van justitie mr. A. R. Andringa al naar de plaats Ommen. Zij hoorden er van inwoners dat vooral in '42 talrijke gevangenen in het kamp overleden waren en dat men de bewakers algemeen voor rapalje hield. Het kamp zelf werd op zaterdag door Zwaardemaker en Andringa alsmede door een onbekend aantal andere justitiële autoriteiten bezocht. Het viel Zwaardemaker en Andringa mee. In een apart rapport voor Verwaltung und Justiz noemden zij de 'Eindruck van der Lagerung und Verpftegung der Gefangenen' 'nicht ungünstig', het eten was goed, alleen de 'Strajzeilen (Bunker)' maakten 'einen ungünstigen Eindruck'; voor de 'Klagen mancher Sträflinge über schwere Misshandlung' hadden zij geen bewijzen gevonden - zij schreven overigens

XC1 Notitie, 26 febr. I943, van Vu] (Vu], RA]ustiz,

690 [PDF]
BEZOEK AAN OMMEN

wèl dat de bestraffing in Ommen 'auf mehr oder u/eniger barbarische Weise' placht te geschieden.'

XCDe indrukken die andere vertegenwoordigers van de rechterlijke macht in Ommen opdeden, waren heel wat negatiever. Tot ergernis van Schwier (die zich beheerste) en van Diepgrond (die dat niet opbracht - hij had op een gegeven moment de rechters eri officieren van justitie toegeschreeuwd: 'Voor mijn part kunnen jullie allemaal naar de verdommenis lopen!') konden de bezoekers vrij door het kamp lopen en met de gevangenen spreken. Velen van die bezoekers deden aan Wassenbergh, de initiatiefnemer tot de bespreking van 20 februari, weten wat zij gezien of gehoord hadden. Wassenbergh vatte die gegevens in een rapport samen waarin dan wel erkend werd dat de gedetineerden er 'oppervlakkig gezien, niet al te slecht' uitzagen, maar 'het feit dat er meer dan 200 zieken zijn op een bevolking van 700, terwijl er nog tal van zieken rondlopen voor wie in de barakken geen plaats is, duidt op een slechte gezondheidstoestand'; over de straffen, sommige van sadistische aard, waren er 'algemene' klachten; er werd 'door het kamppersoneel van hoog tot laag''op de meest godslasterlijke wijze' gevloekt; vier gevangenen hadden verklaard, 'dat zij afschuwelijk geslagen en mishandeld zijn', twee, dat een oudere man die tijdens het werk ineengezakt was, onder een koudwaterkraan gelegd was waardoor hij was overleden, en één had verklaard 'dat op zekere dag een bewaker hem heeft gezegd dat er een order was gekomen, luidende dat het slaan van gedetineerden verboden is, waaraan deze bewaker heeft toegevoegd dat die order niet inhield dat schoppen verboden was."

XCVoor Wassenbergh stond hiermee opnieuw vast dat Ommen een onaanvaardbaar instituut was. Hij vond van Roijen en aile Amsterdamse rechters op één na bereid, een brief aan Schrieke te ondertekenen waarin er op aangedrongen werd:

XC'I. dat het kamp te Ommen wordt opgeheven-of met het oog op het gebrek aan plaatsruimte, onder Nederlandse directie worde gesteld, zulks onder leiding van het departement van justitie en onder toezicht der rechterlijke autoriteiten;

XC2. dat ten uitvoerlegging van door Nederlandse rechtscolleges gewezen strafvonnissen voortaan uitsluitend in ... inrichtingen in Nederland geschiede, alles conform de te dien aanzien geldende wettelijke voorschriften;

XC3. dat voorts worde bepaald dat wanneer van de arbeidskracht van gevangenen voor in Duitsland te verrichten arbeid gebruik wordt gemaakt, de ten uitvoerlegging der op die gevangenen geëxecuteerd wordende straffen wordt geschorst, zodat dezen alsdan als vrije arbeiders naar Duitsland vertrekken.'

XC1 Rapport (z.d.) van A. F. Zwaardemaker en A. R. Andringa (a.v.). 2 Rapport (z.d.) door H. A. Wassenbergh

691 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

XCOp I5 maart werd deze brief" samen met het door Wassenbergh opgestelde rapport aan Schrieke toegezonden. 2 Van deze stukken zond Wassenbergh voorts afschriften aan alle gerechtshoven en rechtbanken met verzoek, er bij Schrieke hun adhesie mee te betuigen. Hieraan werd door alle hoven en rechtbanken gevolg gegeven, zij het dat niet alle leden de adhesiebrieven ondertekenden. De rechtbanken van Utrecht en Maastricht waren al verder gegaan: zij hadden onmiddellijk na het gemeenschappelijke bezoek aan Ommen besloten, voortaan geen straffen op te leggen op grond waarvan veroordeelden daarheen gezonden konden worden.

XCDe Hoge Raad sloot zich bij deze protesten aan. De president, van Loon, had eind januari 'persoonlijk zijn bezorgdheid over de toestanden in Ommen aan Wimmer kenbaar gemaakt - nu, eind maart, drong de Strafkamer er 'na ruggespraak met de president' bij Schrieke op aan om 'dusdanige maatregelen te treffen dat de bij de rechterlijke macht bestaande grote ongerustheid worde weggenomen."

XCDe zaak was Schrieke volledig uit de hand gelopen. zelfs de zo volgzame Hoge Raad had zich bij de protesten aangesloten! Wat kon hij anders doen dan trachten,.zijn figuur te redden? Hij deed aan Wassenbergh en van Roijen weten dat hij hun brief en de erbij gevoegde adhesiebetuigingen (alle ondertekenaren ontvingen afschrift van zijn antwoord) veiligheidshalve niet doorgezonden had aan het Reichsleommissariat - overigens achtte hij de protesten onrechtvaardig en overbodig: onrechtvaardig omdat de Nederlandse rechter (Schrieke verwees naar het artikel van Rutgers en het arrest van de Hoge Raad) geen toetsingsbevoegdheid bezat, en overbodig aangezien 'sedert aanvang februari j.l.' al zou vaststaan, 'dat aan het kamp te Ommen een andere bestemming zal worden gegeven.l"

XC'Sedert aanvang februari'? Dat dunkt ons te vroeg." Welzijn wij bereid aan te nemen dat Wassenberghs 'tweede' actie (de brief met de adhesiebetuiJ.handelingen die zij al in die paar dagen ondergaan hadden, twee konden nauwelijks

1 Exemplaar in a.v. 2 Schrieke zond het rapport in het Duits aan 8 Brief, 31 maart 1943, van de Strafkamer van de Hoge Raad aan Schrieke (Doc II-S84). 4 Brief, 7 april 1943, van Schrieke aan H. A. Wassenbergh en A. van Roijen (a.v.). 6 Ondanks alles wat bekend geworden was, had Schrieke medio maart toch nog opdracht gegeven, zo spoedig mogelijk honderd nieuwe gevan genen naar Ommen te zenden, zij het dat dezen grondig medisch gekeurd moesten worden. Men kreeg die honderd niet bijeen. De strafgevangenis te Haarlem zond er twintig; van die twintig werden er twaalf door de kamparts van Ommen na drie dagen teruggestuurd: hij achtte hun lichaamsgewicht te laag. Verscheidenen van die twaalf kwamen in Haarlem terug met op hun lichaam de sporen van de mis

692 [PDF]
OMMEN WORDT 'GELIQUIDEERD'

gingen) geen invloed gehad heeft op het gevoerde beleid - althans, op 20 maart, nog vóór de adhesiebetuigingen Schrieke bereikt hadden, werd door een zegsman van Justitie aan de dagbladpers meegedeeld dat het kamp in Ommen 'in zijn huidige vorm' opgeheven zou worden. 'Er zijn duizenden-één geruchten over Ommen', werd die zegsman voorgehouden, 'kunt u misschien deze vraag beantwoorden: is het sterftecijfer er hoog?' Antwoord: 'Dat gerucht is absoluut uit de lucht gegrepen.'!

XCMedio april kregen alle officieren van justitie in een speciale bijeenkomst te Arnhem van Schrieke te horen dat Ommen binnen één of twee maanden 'geliquideerd' zou worden; het kamp bij Siegburg zou blijven bestaallmaar Schrieke hoopte te bereiken dat daar 'normale' Nederlandse gevangenenbewaarders zouden komen."

XCVan 17 april af mochten geen gevangenen meer naar Ommen gezonden worden, de laatsten verlieten, schijnt het, eind mei het kamp om naar de Noordoostpolder overgebracht te worden waar zij onder toezicht van Justitie kwamen. De 'andere bestemming' van Ommen stond toen al vast: Ommen zou, zo deelde Verwey (Sociale Zaken) op 6 mei in het college van secretarissen-generaal mee, een kamp worden 'voor onderduikers en Vertragsbrüchigen' d.w.z. voor arbeiders die zonder verlof uit Duitsland teruggekeerd waren. 'Het beheer van het kamp zal blijven onder Parte i genosse Schwier.P

XC'Mochten tegen u of een der leden van uw Hof naar aanleiding van dit zo moedige en onze Nederlandse goede naam en het Recht zo ter ere strekkend arrest enige maatregel van welke aard ook worden genomen, dan zal ik al het mijne doen om te zorgen dat de gehele rechterlijke macht zich als één man achter u schaart en zich geheel inzet om iedere genomen represaille-maatregel ongedaan te krijgen."

XC'Als één man'? Indien W assenbergh teruggedacht had aan de ervaringen van Groeninx van Zoelen, van der Feltz en de Walle aan wie door zoveel rechterlijke autoriteiten alle steun geweigerd was, alsmede aan het teleurstellend verloop van de bespreking te Amsterdam, dan zou hij vermoedelijk beseft hebben dat ook binnen de rechterlijke macht slechts weinigen bereid zouden zijn, de persoonlijke risico's te aanvaarden die hijzelf niet uit de weg ging.

XCHet Leeuwarder arrest was de Sicherheitsdienst ontgaan. Het was Schrieke die dit arrest en een van de overeenkomstige Utrechtse arresten op 25 maart in Duitse vertaling aan het Reichskommissariat zond. Hij was het ook die in een daarop aansluitende bespreking bij Seyss-Inquart het voorstel deed, Viehoff en Wedeven te ontslaan. Zij werden beiden voor een verhoor ontboden bij een van Wimmers hoofdambtenaren en vervolgens op IC april door de Reichskommissar met verlies van al hun pensioenrechten en zonder recht op wachtgeld (zij mochten daar wel om vragen) de laan uitgestuurd. Door Wassenbergh en anderen werd nu getracht, de rechterlijke macht tot een collectief protest te bewegen. Er werd een adres aan Seyss-Inquart opgesteld waarin er op gewezen werd dat het aan de twee Leeuwarder raadsheren verleende ontslag 'eine Verletzung' was 'der im internationalen Recht hochgehaltenen und auch durch Sie, Herr Reichskommissar, garantierten Unab hängigkeit der Rechtspfiege', en waarin verzocht werd, met betrekking tot dat ontslag "Massnahmen zu treJ]ën, durch die eine befriedigende Lösung erreicht wird'2 - er werd dus niet uitdrukkelijk aangedrongen op ongedaan maken van het ontslag. De bedoeling was dat dit adres door alle presidenten en vice-presiBrief,maartvanA. Wassenbergh aanViehoff (DoeAdres,meivan leden van de rechterlijke macht aan

1 2 1943, H. F. F. II-S84). 2 1-5 1943, Seyss-Inquart 17 c).

694 [PDF]
VIEHOFF EN WEDEVEN ONTSLAGEN

denten van de gerechtshoven en de rechtbanken ondertekend zou worden. Een toeval wilde dat dezen hun handtekeningen moesten plaatsen tussen I en 5 mei - juist in de dagen waarin de April-Meistakingen bloedig neergeslagen werden en het standrecht afgekondigd was. Hiermee zal dan wel samengehangen hebben dat er onder de elf presidenten en vice-presidenten der gerechtshoven slechts twee waren- en onder de veertig presidenten en vicepresidenten der rechtbanken slechts vijf2 die het adres ondertekenden.

XCOok de Hoge Raad protesteerde, maar het protest (men had grote moeite, het over de bewoordingen eens te worden) werd eerst eind juni aan SeyssInquart toegezonden. Er stond in te lezen dat Viehoff en Wedeven uitsluitend in gewetensnood gehandeld hadden en dat de ondertekenaars 'mit grosser Besorgnis' van het aan hen verleende ontslag kennisgenomen hadden.ê Het was een zwak stuk. Van Loon die zijnerzijds begin mei in een brief aan Wimmer 'Protest' aangetekend had tegen Seyss-Inquarts ingreep in de rechterlijke macht en er op aangedrongen had dat Viehoff en Wedeven in hun ambt hersteld zouden worden", weigerde het te ondertekenen (vermoedelijk mede omdat hij elke collectieve actie afkeurde) en één van de 'foute' figuren die door Seyss-Inquart in de Hoge Raad benoemd was, ondertekende evenmin; alle overige raadsheren en de vice-president prof Taverne ondertekenden wèl, samen met de procureur-generaal en de griffier.

XCLaat ons terugzien.

XCDat het opzenden van gevangenen uit Ommen naar Heerte beëindigd werd, is geen gevolg geweest van de beroering binnen de rechterlijke macht. Toen die beroering eind februari '43 tot het Reichskommissariat doordrong, werden al enkele maanden lang geen gevangenen meer naar Heerte gestuurd. Het moge dan waar zijn dat Wimmers ambtenaar die eind september' 42 het kamp in Heerte inspecteerde, er niet in geslaagd was, een beeld te krijgen van hoe het daar toeging _:_ de deerlijk mishandelde gevangenen die later in dat jaar uit Heerte naar Ommen terugkeerden, spraken alJ. J. Inquart (Vu], HAjustiz, 17 c). 4 Brief, 6 mei 1943, van]. van Loon aan Wimmer

1 Mr. A. Vliegenthart (Den Bosch) en mr. dr. A. G. baron de Vos van Steenwijk (Arnhem). 2 Mr. A.]. Ellens (Almelo), mr. A. S. Rueb (Den Haag),jhr. mr. E.]. Strick van Linschoten (Haarlem), mr. C. W. Thöne (Amsterdam, vice-president) en mr. H. de Bie (Rotterdam, vice-president). 3 Brief, 22 juni 1943, aan Seyss

695 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

door hun uiterlijk duidelijke taal; het Reichskommissariat liet nadien geen nieuwe gevangenen naar Heerte vertrekken.

XCBijna driehonderd Nederlanders zijn daar om het leven gekomen, anderen werden er voor het leven verminkt. Dat alles was uitvloeisel van het feit dat door secretaris-generaal Schrieke en zijn procureurs-generaal, ja eigenlijk door de gehele rechterlijke macht en door de directies der gevangenissen aanvaard was dat de executie van straffen, opgelegd door de Nederlandse rechter, plaatsvond in een kamp (Ommen) dat door de bezetter opgericht was, dat door een Duitser geleid werd en waarvan men had kunnen vermoeden dat de in Nederlandse gevangenissen geldende voorschriften er op ruime schaal overtreden zouden worden. Dat, aan Nederlandse kant, de primaire verantwoordelijkheid voor dit alles bij Schrieke berust, behoeft geen betoog.

XCUit de beroering binnen de rechterlijke macht is wèl voortgevloeid, dat Ommen de functie van strafkamp voor Nederlandse gevangenen verloor - althans, die beroering heeft daar in belangrijke mate toe bijgedragen. De actie die in eerste instantie van Groeninx van Zoelen, van der Feltz en de Walle (aanvankelijk samen met de Vries) uitging en die door de Amsterdamse officier van justitie, mr. Wassenbergh, zo energiek overgenomen werd, heeft dus, mede door de stimulans die van het Leeuwarder arrest uitging, succes gehad. De bezetter retireerde.

XCWaarom zijn de strafmaatregelen van de bezetter tot Viehoff en Wedeven beperkt gebleven? Wist hij dan niet dat Wassenbergh een protestactie van de gehele rechterlijke macht ontketend had? Dat zulks aan de bezetter niet bekend was, werd door Schrieke gesuggereerd toen hij, in antwoord op hun brief van IS maart, Wassenbergh en van Roijen alsmede diegenen die hun adhesie met die briefbetuigd hadden, deed weten dat hij veiligheidshalve al hun stukken in het departementaal archief opgeborgen had. Dat was een volstrekt misleidende mededeling: Schrieke had de brief van Wassenbergh en van Roijen wel degelijk in vertaling aan het Reichskommissariat doen toekomen; de adhesiebetuigingen had hij vastgehouden, maar hij had het Reichshommissariat wèl het concept gestuurd voor zijn antwoord plus een opgave waaruit bleek dat hij aan alle gerechtshoven en rechtbanken een kopie zou zenden: het feit van de collectieve actie was dus door hem aan het Reichskommissariat wel degelijk duidelijk gemaakt. Toen hij dat deed, was die actie daar overigens al bekend: het exemplaar van hun afschrift dat Wassenbergh en van Roijen aan de rechtbank in Den Bosch hadden doen toekomen, was aan Verwaltung und Justiz toegezonden; wie dat stuk aan de Duitsers in handen gespeeld heeft, is onbekend.

XCNiettemin: het bleef bij het ontslag van Viehoff en Wedeven; men liet

696 [PDF]
EFFECT OP DE PUBLIEKE OPINIE

XCDat dit geschied is, zien wij in de eerste plaats als uitvloeisel van het feit dat begin '43 binnen het Reichskommissariat beseft werd dat men zich in Ommen en vooral in Heerte inderdaad vergrepen had aan gevangenen van de Nederlandse i ustitie. Gelijk reeds gezegd: het was een Duits belang dat zich geen ernstige verstoringen voordeden in de Nederlandse rechtspraak; elke arrestatie zou nieuwe onrust wekken. Welwas een collectieve actie als door Wassenbergh op touw gezet, aan de bezetter hoogst onwelkom maar Seyss-Inquart zal uit het betrekkelijk gering aantal ondertekeningen onder het adres naar aanleiding van het ontslag van Viehoff en Wedeven wel geconcludeerd hebben, dat hij vooreerst niet bevreesd hoefde te zijn voor het herstel van iets dat op een eenheidsfront der rechterlijke macht leek.

XCWat was het effect op de publieke opinie?

XCEr deden, zoals al weergegeven, in maart' 43 'duizend-en-één geruchten over Ommen' de ronde. Deze kwamen, dat is duidelijk, in eerste instantie uit de kring van ontslagen gevangenen die na hun ontslag zeker niet allen gezwegen zullen hebben. Daarnaast mag men aannemen dat wat zich van december '42 afbinnen de rechterlijke macht afspeelde, tot velen doordrong die met leden van de rechterlijke macht in zakelijk of persoonlijk contact stonden. Geruime tijd verliep evenwel voor in de illegale pers de eerste berichten over de geschetste protestacties verschenen. wel werd het Leeuwarder arrest van 25 februari begin april in Het Parool gememoreerd en ditzelfde illegale blad reageerde ook vrij spoedig op het aan Viehoff en Wedeven verleende ontslag ('Nu moeten de rechters staan achter mrs. Viehoff en Wedeven; zij moeten weigeren recht te spreken zolang deze twee niet hersteld zijn in hun ambt!"), maar de brief van 15 maart waarop Wassenbergh en van Roijen om adhesie gevraagd hadden, verscheen eerst bijna twee maanden later in Het Parool (10 mei '43), d.w.z. na de explosie van de April-Meistakingen. Brede lagen van de publieke opinie zijn dan ook, dunkt ons, althans vóór die stakingen niet door de acties in rechterlijke kring beroerd, anders gezegd: wij mogen die acties niet beschouwen als een factor die de geladenheid versterkte waarin zich de explosie der stakingen voordeed.

XCAls zodanig zien wij wèl drie andere gebeurtenissen: een in de volle

XC1 Het Parool, 52 (Ia mei 1943), p.

697 [PDF]
'IN NAAM VAN HET RECHT'

openbaarheid gevoerde collectieve actie van de Nederlandse artsen waar vrijwel een ieder van vernam, het in brand steken van het Amsterdamse bevolkingsregister hetwelk eerst in Amsterdam en vervolgens door een persbericht in het gehele land bekend werd, en de weigering van de overgrote meerderheid der studenten om een loyaliteitsverklaring te ondertekenen óók al een feit waar stellig honderdduizenden Nederlanders van vernamen. Drie gebeurtenissen waren dat die elk op zichzelf maar meer nog in hun snelle successie (van eind maart tot midden april) een appèl bevatten tot een uitgebreider en duidelijker verzet dat uit aile lagen der bevolking naar boven

Indextermen: Pers, legale
698 [PDF]

Hoofdstuk 9: Toenemend verzet

XC

XCVreemd: wie op donderdagochtend 25 maart '43 zijn woning verliet, op straat kwam en daarbij een huis passeerde waar een arts zijn praktijk uitoefende, constateerde dat over de aanduiding 'arts' een stuk papier of kart on geplakt was of dat men over dat woord heengeschilderd had. De patiënten ' die zich voor het ochtendspreekuur kwamen aanmelden, vroegen zich af of de vertrouwde huisarts nog wel zijn praktijk uitoefende. Ja, men werd toegelaten, men kreeg, voorzover nodig, het gebruikelijke recept - alleen was bovenop dat recept ook al weer door het woord 'arts' een streep gehaald. Waarom dit alles? Veruit de meeste artsen hadden geen enkel bezwaar om ' hun handelwijze toe te lichten: zij hadden de titel 'arts' geschrapt teneinde daardoor beschermd te zijn tegen allerlei dwangmaatregelen van een 'foute' instelling: de Nederlandse Artsenkamer. Iedereen wist evenwel dat die 'foute' instellingen door de Duitsers in het leven geroepen waren. Hoe dat zij: men juichte het toe dat de Artsenkamer zo openlijk afgewezen werd en men constateerde nog diezelfde dag dat hier sprake was van een blijkbaar uitnemend voorbereide gezamenlijke actie: bij nagenoeg elke arts was de aanduiding 'arts' onleesbaar gemaakt. Er werd druk over gesproken. 'Het respect voor de flinke honding der artsen wàs reeds algemeen en daar is nu', zo reageerde Het Parool in zijn eerstvolgend nummer, 'de vreugde bij gekomen over de duidelijke demonstratie van afkeer tegen de nationaal-socialistischebeginselen!Juist onder de huidige omstandigheden, nu zulke zware slagen op ons volk neerkomen, is het verzet der artsen een heerlijke verademing voor iedereen. Het steekt de zwakke broeders een hart onder de riem en versterkt het nationale zelfvertrouwen!'1

XC'Vreugde', 'een heerlijke verademing' - men proeft uit deze woorden hoe sterk buiten de kring der artsen de reactie was op hun collectieve daad die terecht, toen men eenmaal van de achtergrond gehoord had (en dat werd van mond tot mond doorgegeven), als een verzetsdaad beschouwd werd, beter misschien: een verzetsdemonstratie.

XCHoe was het daartoe gekomen?

XC1 Het Parool, SI (S april 1943), p. 3.

699 [PDF]

De artsen-demonstratie

XC

XCUit protest tegen het zwakke beleid van het hoofdbestuur der Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst dat onder Duitse druk een NSB'er, tevens lid van de Nederlandse SS, in zijn midden opgenomen had, was in de zomer van '41 de verzetsorganisatie der artsen ontstaan: Medisch Contact ('het MC').l Die organisatie was door een leidend 'Centrum' opgebouwd dat in september' 41 voor het eerst in Utrecht bijeengekomen was en dat door middel van districtsvertrouwensmannen, plaatselijke vertrouwensmannen en koeriers (de Z.g. 'estafettes') in een vast contact kwam te staan met ruim zesduizend van de in totaal zesduizendvijfhonderdvijftig huisartsen en specialisten; aan die ruim zesduizend werden regelmatig de berichten van het Centrum toegezonden. Die stuurde men niet aan de artsen van wie men wist dat zij 'fout' of volslagen passief waren; men stuurde ze wèl aan de Joodse collega's die men overigens, gegeven hun bedreigde positie, liever niet aan riskante acties liet deelnemen.ê

XCEind '41-begin '42 werden twee van die acties ondernomen. Begin december stuurden bijna drie-en-veertighonderd artsen Seyss-lnquart een gelijkluidende brief waarin zij bij voorbaat tegen de oprichting van een Nederlandse Artsenkamer bezwaar maakten, en toen die Artsenkamer en een nieuwe Nederlandse Vereniging van Ziekenfondsartsen later in december opgericht waren (van beide organisaties werden alle artsen automatisch tot lid verklaard), deden in januari' 42 ca. vijf-en-dertighonderd artsen, weer met een gelijkluidende brief, de NSB' er Croïn die tegelijk president van de Artsenkamer en 'Leider' van de vereniging van ziekenfondsartsen geworden was, weten dat zij niet bereid waren, zijn bevelen en aanwijzingen op te7

1 Veel gegevens in deze paragraaf ontlenen wij wederom aan de studie van dr. Ph. de Vries: 2 Was dit een laakbare vorm van discriminatie?Wij menen van niet. Zulks hangt samen met het specifieke karakter van de 'acties die van Medisch Contact uitgingen: elkeen die er na de illegale voorbereiding aan deelnam, maakte zijn naam en adres aan de Duitsers bekend. Het lag dan voor de hand te veronderstellen dat er speciaal inJoodse kring slachtoffers konden vallen en wij kunnen ons indenken dat het MC daar geen mede-verantwoordelijkheid voor wilde dragen. Het lag met de discri minatie die de leiding van de Nederlandse Unie in de lente van' 41 toepaste, anders: daar was sprake van een maatregel die, zoals wij in hoofdstuk I van deel 5 uiteen gezet hebben, genomen was onder pressie van de Duitsers en op grond van de toezegging dat de Unie belangrijk meer steun zou krijgen indien zij de Joodse leden zou uitstoten. Homan en de Quay (Einthoven had zich toen teruggetrokken) hadden dat laatste geweigerd, maar wèl bepaald dat Joden geen 'werkend lid' van de Unie konden worden.

700 [PDF]
HET 'CENTRUM' VAN 'MEDISCH CONTACT'

volgen. Begin februari werden toen drie leden van het Centrum, de artsen J. J. Brutel de la Rivière (Deventer), dr. J. Roorda (Haarlem) en 1. Wessel (Hilversum), in het kamp Amersfoort opgesloten, waar zich al een vierde lid bevond: de Amsterdamse hoogleraar prof. dr. G. C. Heringa. Het Centrum werd toen met drie nieuwe leden aangevuld: H. M. J. M. Leenaers (Castricum), dr. F. Wïbaut (Amsterdam) en dr. A. W. M. Pompen (Deventer). Na een aantal maanden kwamen de vier gearresteerden weer vrij. Pompen trok zich toen terug, later ook Wessel - omgekeerd traden ook nieuwe leden toe omdat het Centrum er bewust naar streefde, een landelijke vertegenwoordiging te zijn. Tijdens de demonstratie van maart' 43 bestond het, behalve uit Brutel de la Rivière, Roorda, Heringa, Leenaers en Wibaut, die wij reeds noemden, uit J. A. J. Barnhoorn, oud-voorzitter van de RoomsKatholieke Artsenvereniging die begin '42 opgeheven was (Heiloo), prof. dr. J. G. C. Borst (Amsterdam), J. Corrielis (Utrecht), dr. W. F. Noordhoek Hegt (Den Haag), dr. B. Ch. Ledeboer (Heemstede), dr. J. L. H. Speeken (Eindhoven) en dr. H. Wamsteeker (Haarlem) - twaalf medici dus.

XCNormaal vergaderde het Centrum elke zondag teneinde zich over de situatie te beraden en na te gaan of plaatselijk, dan wel in een deel des lands of zelfs in het gehele land, bepaalde consignes doorgegeven moesten worden. In het geheim werd een groot fonds gevormd. Elk 'hd' droeg er per maand f Ia voor af. Men kon zo, voorzover nodig, de onkosten bestrijden, maar vooralook een financiële reserve vormen teneinde in voorkomende gevallen (daar werden vaste regels voor opgesteld) collega's die in moeilijkheden gekomen waren, of hun gezinnen, te steunen. Elk lid kende binnen de organisatie slechts één medelid: zijn onmiddellijke voorman die hem regelmatig bezocht of tot wie hij zich wenden kon. Veelal hadden evenwel die voormannen plaatselijk een frequent onderling contact. In Amsterdam waren er bijvoorbeeld ca. twintig die als groep, steeds via koeriers (als regel jeugdige kennissen van de betrokken medici), met het Centrum in contact stonden. Het was een grote, het gehele land omspannende geheime organisatie waar de Sicherheitspolizei, afgezien nu even van de arrestaties uit begin februari' 42, nimmer vat op gekregen heeft. Vier factoren zien wij daarbij als bepalend: de artsen kenden elkaar goed, zij betrokken geen buitenstaanders in hetgeen zij illegaal deden, zij beperkten hun organisatie tot de taak waarvoor zij opgericht was - en zij hadden in de uitoefening van hun beroep geleerd te zwijgen.

XCDit alleswilniet zeggen dat de leiding van Medisch Contact steeds over de gehele linie of steeds zonder morren aanvaard werd. Al van de eerste actie had zich een minderheid gedistantieerd (bijna 30 %) en bij de tweede was die minderheid nog wat groter geworden (ruim 40 %) het Centrum zag dit

701 [PDF]
TOENEMEND VERZET

als een gevaarlijke ontwikkeling. Wees men het nationaal-socialisme af, dan moest dat openlijk geschieden, d.w.z. aan de tegenstander (NSB' ers met daarachter de Duitsers) kenbaar gemaakt worden. Elke actie zou dus jegens de deelnemers alleen verantwoord zijn indien er door een overweldigende meerderheid van alle artsen aan deelgenomen werd. Dat zou alleen mogelijk zijn indien die overweldigende meerderheid bereid was, de leiding van een volstrekt anonieme groep collega's te aanvaarden. 'De methode hoe gestreden moet worden', zo heette het in een estafette-bericht dat het Centrum in april' 42 aan alle leden toezond, 'dient te worden uitgemaakt door een kleine groep, die door zijn verbindingen het gehele strijdtoneel kan overzien. Wanneer iedere arts zijn eigen zienswijze doorvoert, zou dat betekenen verzwakking van de effectieve kracht; de generale staf voert de oorlog en beslist de strijdwijze, daarbij rekenend op de onvoorwaardelijke steun en de 'volgzaamheid van de soldaten, dat zijn in dit geval de artsen, die zich achter de staf stelden toen zij zich aansloten. Het is nu geen tijd meer voor kritiek en betweterij ...

XCHet MC is geen 'wilde actie'; het is uitgegroeid uit een diep in alle bonafide Nederlandse artsen levende overtuiging dat er front gemaakt moet worden tegen een dreigend onheil. Degenen die door het lot (en zeker geen benijdenswaardig lot') in de leiding gekomen zijn, zijn er zich diep van bewust welk een verantwoordelijkheid zij dragen."

XCHoe kon het Centrum nu weten of zijn consignes inderdaad door een grote meerderheid gevolgd zouden worden? Daartoe werd de volgende werkwijze toegepast: wanneer het Centrum wenselijk achtte dat zoveel mogelijk artsen een bepaalde brief tot de Artsenkamer of tot het Reichskommissariat richtten, dan werd de concept-tekst landelijk verspreid en de door alle artsen individueel geschreven en ondertekende brieven werden ook landelijk ingezameld; ze werden dan geteld en de actie ging alleen door, d.w.z. de brieven werden alleen dan aan de Artsenkamer of het Reichskommissariat doorgegeven wanneer het percentage deelnemers hoog genoeg was.

XCIn de lente van '42 werd het bij een derde actie te laag geacht. Als 'leider' van de nieuwe vereniging van ziekenfondsartsen trachtte Croïn in samenwerking met de algemene gelijkschakelaar-liquidateur MüllerLehning de bestaande ziekenfondsen in zijn greep te krijgen. Het Centrum van Medisch Contact vond het wenselijk, de in het nauw gebrachte besturenToen dit estafette-bericht circuleerde, zaten, gelijk vermeld, vier leden van het Centrum in het concentratiekamp Amersfoort gevangen.Aangehaald in de7

I 2 Vries: p. 190-93.

702 [PDF]
ACTIES VAN HET 'CENTRUM'

te hulp te komen, en het zond derhalve een concept-brief rond waarin elke arts zou verklaren, niet meer aan de ziekenfondsen te zullen meewerken indien deze hun zelfstandigheid verloren. Het Centrum besefte dat vele artsen, die een groot deel van hun inkomen aan hun ziekenfondspraktijk ontleenden, zwaar aan die brief zouden tillen - trouwens, hoe zou men als men zijn praktijk voortzette, de behandeling van de ziekenfondspatiënten moeten organiseren? Er zaten aan de actie riskante aspecten vast. Het Centrum deelde dan ook mee dat de ondertekende brieven alleen doorgegeven zouden worden indien 75% van alle artsen aan die actie deelnam. Dat percentage werd niet gehaald: het kwam, hoeveel moeite men zich ook gaf (Barnhoorn droeg er bijvoorbeeld zorg voor dat aartsbisschop de Jong aan katholieke artsen deed weten dat deelneming aan de actie 'ernstige gewetensplicht' was"), niet boven de 68 % uit - en de actie werd niet geëffectueerd.

XCRuim een half jaar later, in januari '43, werd het offensief op dit punt hervat.

XCHet Centrum had uitnemende contacten in ambtelijke kring, speciaal bij de afdeling volksgezondheid van het departement van sociale zaken - men had daar vernomen dat het plan bestond, de weinig actieve NSB' er die tot 'commissaris voor het ziekenfondswezen' benoemd was, door de veel gevaarlijker Croïn te vervangen. Het Centrum stelde voor, dat elke arts aan de ziekenfondsen wier leden hij behandelde, zou schrijven dat hij, zodra Croïn de nieuwe functie zou krijgen, zijn werkzaamheden ten behoeve van die fondsen zou beëindigen; met al die brieven van artsen zouden de besturen der fondsen pressie kunnen uitoefenen op het departement. Trouwens, secretaris-generaal Verwey diende een afschrift te krijgen van elke brief die een arts in het kader van deze actie zou ondertekenen. Ca. vijf-en-dertighonderd artsen volgden het gegeven consigne. Het Centrum had aan de leden geen minimum-percentage genoemd, het achtte vijf-en-dertighonderd deelnemers voldoende en het liet de actie doorgaan - Croïn kreeg de nieuwe functie niet.

XCGeenszins onverklaarbaar is het dat het Centrum zich in januari '43 iets vrijer durfde bewegen dan in de lente van' 42. De Artsenkamer had namelijk in de loop van '42 geen enkele greep gekregen op de artsenwereld en bij twee belangrijke gelegenheden had een grote meerderheid der artsen de consignes van het Centrum opgevolgd. Toen in november enkele artsen door dr. G. Reuter, hoofd van de Abteilung Volksgesundheit van Wimmers Generalinrichtingen waaraan Rooms-Katholieke artsen verbonden zijn, in Stokman: Het verzet van de Nederlandse bisschoppen, p.

1 Rondschrijven, 7 april 1942, van het Episcopaat aan de pastoors en rectoren van

703 [PDF]
TOENEMEND VERZET

leommissariat, opgeroepen waren voor werk in Duitsland waar zij in een soort militair uniform gestoken zouden worden (op één na hadden alle opgeroepenen geweigerd zich aan te melden - zij waren ondergedoken), hadden drieen-veertighonderd artsen Reuter een brief geschreven waarin o.m. deze passage voorkwam:

XC'Deze maatregel die gij hebt genomen, is niet alleen in strijd met het Landoorlogreglement, hij is niet alleen een bedreiging van de volksgezondheid in Nederland, maar bovenal druist hij in tegen onze vaderlandsliefde en nationale eer, geestelijke bezittingen die in uw vaderland zo hoog gewaardeerd worden en waarmee ten aanzien van het Nederlandse volk zo bitter weinig rekening is en wordt gehouden. Geen Nederlandse arts die zichzelf respecteert, zal zich dan ook vrijwillig aan deze maatregel onderwerpen."

XCTwee maanden eerder, in september '42, had iedere arts rechtstreeks jegens de Artsenkamer kleur moeten bekennen. Croïn had namelijk een beschikking getroffen die de artsen (allen automatisch 'lid') verplichtte, zich door middel van een hun toegezonden formulier bij de Kamer aan te melden. Onder de ca. zesduizendvijfhonderdvijftig artsen bevonden zich bijna zevenhonderd Joden die, aldus Medisch Contact, beter niet aan de weigerings-actie konden deelnemen; voorts waren er ca. tweehonderdvijftig NSB' ers of andere 'foute' elementen. Er resteerden ca. vijfduizendzeshonderd artsen. Welnu, van hen hadden slechts zevenhonderdvijftig de aanmeldingsformulieren ingevuld; achtenveertighonderdvijftig hadden dat geweigerd, waarbij wij nog ongeveer honderd Joodse artsen moeten optellen die het advies van Medisch Contact niet opgevolgd hadden. Het was alles bij elkaar voor de Artsenkamer een eclatant fiasco.

XC1 Aangehaald in de Vries: Me, p. 240. 2 VO 16/42 (Verordeningenblad, 1942, p.

704 [PDF]
ANDERE MEDISCHE KAMERS

van publiekrechtelijke organisaties die op nationaal-socialistische grondslag stonden, voorbeeldig te bevorderen.'

XCWat de Dierenartsenkamer betreft: het algemeen bestuur van de Maatschappij voor Diergeneeskunde had medewerking aan de oprichting geweigerd. Twee hoofdambtenaren die in kringen van dierenartsen goed bekend waren, werden respectievelijk president en plaatsvervangend president van de Kamer: dr. B. C. J. te Hennepe, directeur van de Vee-artsenijkundige Dienst en hoofdinspecteur van de volksgezondheid, en dr. C. J. de Gier, directeur van de Rijksseruminrichting ; de laatste was lid van de NSB, te Hennepe niet - deze was wèl lid geweest van Arnold Meyers Nationaal Front. Dagelijks bestuurder van de Kamer werd een fanatieke nationaalsocialist, de dierenarts G. A. M. de Monyé; hij dreef door dat alle dierenartsen (in totaal ruim zevenhonderdzestig) in de zomer van '42 een aanmeldingsformulier ontvingen waarin zij o.m. moesten opgeven van welk 'ras' zij waren en of zij lid waren van de NSB. Een groot deel van de dierenartsen zond toen een rekest aan Hirschfeld (de Vee-artsenijkundige Dienst ressorteerde onder Landbouw) met verzoek, de beschikking waarbij het invullen van de verklaringen verplicht gesteld was, nietig te verklaren. Dit rekest had geen effect. Het slot van het lied was dat de dierenartsen op zeven-en-dertig na de verklaringen inzonden en toen zij vervolgens een contributie-aanslag kregen, werd deze door ongeveer de helft op tijd, door anderen met vertraging betaald er waren honderdtwintig weigeraars.

XCHetzelfde verschijnsel deed zich bij de tandartsen voor. Er waren er in het land bijna vijftienhonderd. Slechts enkele tientallen weigerden, met de Tandartsenkamer iets te maken te hebben, de contributie over' 42, f 36, werd zelfs door dertienhonderdvijftig tandartsen vóór I januari' 43 betaald. Ook

1 Wij vermelden in dit verband dat pogingen van de bezetter om een Notarissen-, resp. Advocatenkamer op te richten, niet van de grond kwamen. In mei' 42 werd een op verzoek van Schrieke bij de Broederschap van Notarissen ingediend voorstel om de oprichting van een Notarissenkamer in voorbereiding te nemen, in een alge mene ledenvergadering van de Broederschap met 372 tegen 9 stemmen (Plus één stem blanco) verworpen waarna men omtrent de Kamer niets meer hoorde. De Advocatenkamer liep stuk op de omstandigheid dat voor de functie van President 'onder de NSB-advocaten niemand .. : representabel genoeg geacht werd, hetgeen nog enigszins pleit voor het juiste inzicht van de vijand betreffende het bedenkelijk gehalte van die lieden.' (L. H. K. C. van Asch van Wijck in 0 dl. I, p. 513). De Dekens van de Orden van Advocaten hadden onderling afgesproken, geen enkele functie in de nieuwe organisatie te zullen aanvaarden.

XCNotarissen en advocaten hebben het aan het verzet der artsen te danken gehad dat zij na de lente van' 42

705 [PDF]
TOENEMEND VERZET

bij hen was overigens slechts bij weinigen sprake van sympathie voor het nationaal-socialisme, de opgeheven Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde bleef elandestien min of meer bestaan en steunde de , tandartsen vooral in hun afwijzing van de tegelijk met de Tandartsenkamer opgerichte Nederlandse Vereniging van Ziekenfonds-tandartsen; hetzelfde deed het departement van sociale zaken dat er zorg voor droeg datmen van de commissaris voor het ziekenfondswezen niet te veellast kreeg ..Trouwens, ook door de ziekenfondsen (behalve door die welke door de genoemde Vereniging overgenomen waren) werd de Tandartsenkamer met ijver geboycot.

XCVan de Apothekerskamer is ons slechts bekend dat deze een NSB'er, een zeer lauwe overigens, als president kreeg. Cijfers over de aantallen leden die zich aanmeldden en contributie betaalden (als regel C60 per jaar), zijn niet bewaard gebleven. Niet onmogelijk is dat deze verhoudingsgewijs lager waren dan bij de dierenartsen en tandartsen; de apothekers stonden immers in nauw contact met de huisartsen en specialisten en wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat van het Medisch Contact juist op de apothekers een inspirerende werking is uitgegaan.

XCHoe is te verklaren dat er, althans in de periode die wij thans behandelen, zoveel minder verzet kwam uit de groepen der dierenartsen en tandartsen dan uit die der gewone artsen? De cijfers omtrent de contributieberalingen spreken een duidelijke taal. Trouwens, er kwam in de drie groepen die wij behandelden, geen geheime organisatie tot stand die met Medisch Contact te vergelijken was. Wij zien als voornaamste factor dat dierenartsen en tandartsen niet de bijzondere vertrouwensrelatie tussen de medicus en zijn patiënt kenden en dat zij ook niet behoefden te duchten (een vrees die bij de huisartsen en specialisten niet alleen sterk leefde maar ook gerechtvaardigd was), dat de bezetter eisen aan hen zou gaan stellen die lijnrecht in strijd waren met hun opvattingen over beroepsethiek.

XCBijna vijfduizend artsen, honderd Joodse inbegrepen, hadden zich, gelijk gezegd, niet bij de Artsenkamer aangemeld en dus ook het gehele jaardoor de verplichte contributie van fniet betaald. Zij deden alsof de Artsenkamer niet bestond, hetgeen Croïn in hoge mate ergerde. Hij wist te bereiken dat secretaris-generaal Verwey, meegaand als steeds, opfebruari '43 (een week dus na de razzia's op jongeren) in het Artsenblad een mededeling plaatste waarin hij de artsen op het hart bond, zich alsnog onverwijld aan te 7 0

'42 50 IS

706 [PDF]
ARTSEN GEDAGVAARD

melden. Een kleine tweehonderd lieten zich intimideren, de overgrote meerderheid stond pal.

XCBegin maart kwam het in drie gemeenten tot onrust onder de artsen. In Haarlem werden ruim twintig artsen van hun bed gelicht om op het hoofdbureau van politie een uitbrander te krijgen wegens het feit dat zij te vrijgevig waren geweest met het afgeven van attesten dat men vrijgesteld moest worden van het 'wachtlopen' (een maatregel die genomen was na de aanslag op de Oberwachtmeister van eind januari en die in Haarlem en Heemstede nog steeds van kracht was). In Heemstede werden vier artsen die men thuis aantrof, gearresteerd waarna de overigen hun praktijk beperkten tot acute gevallen; alle andere patiënten werden naar het stadhuis verwezen. In Zwolle gingen de artsen nog iets verder. Eén hunner was op een zaterdag gearresteerd en gemeend werd dat die arrestatie gevolg geweest was van het feit dat hij als medicus geweigerd had, de Sicherheitspolizei inlichtingen te verschaffen. De meeste overige artsen hingen toen op zondag buitenshuis een plakkaat op waarop stond dat zij hun praktijk niet zouden uitoefenen zolang hun collega gevangen zat. Persoonlijk ingrijpen van Seyss-Inquarts Beaujtragter leidde er toe dat die artsenstaking nog diezelfde dag beëindigd werd (de gearresteerde arts werd maandag vrijgelaten) - zij had intussen opnieuwaangetoond dat er onder de artsen bereidheid bestond, aan collectieve acties deel te nemen.

XCTussen het gebeurde in Haarlem en Heemstede en dat in Zwolle in werden in de verschillende delen des lands ca. tachtig artsen gedagvaard om op grond van hun niet-aanmelding bij de Artsenkamer te verschijnen voor de Gemachtigde voor de Tuchtrechtspraak die deze Kamer (als alle overige Kamers) rijk was. Het Centrum van Medisch Contact gafhet consigne door: niet gaan. Niemand ging. De betrokkenen werden toen elk tot f 1000 boete veroordeeld; hun werd voorts de verplichting opgelegd, zich binnen twee weken alsnog aan te melden; zouden zij die verplichting niet nakomen, dan zouden zij opnieuw met f 1000 beboet worden. 'MC betaalt de boeten', had het Centrum in een estafettebericht verklaard, maar als men uit het reservefonds eerst f 80 000 putten moest en daarna hetzelfde bedrag voor de tweede, derde, eventueel vierde keer, dan zou het fonds spoedig uitgeput zijn. Trouwens, indien men door de boeten te voldoen het gezag van de Gemachtigde voor de Tuchtrechtspraak en daarmee impliciet het gezag van de Artsenkamer erkende, bevond men zich dan niet principieel op de verkeerde weg? Wasniet een constructie te bedenken waarbij men zeggen kon: 'Wij hebben formeelmet de Artsenkamer niets te maken' ?

XCHet Centrum won juridisch advies in - men vond een oplossing.

XCArtikel 5, lid 2, van de Artsenverordening van december

707 [PDF]
TOENEMEND VERZET

'Een arts kan verklaren, afstand te doen van de bevoegdheid tot uitoefening van het beroep van arts. Hierdoor verliest hij gelijktijdig het recht, de titel van arts te voeren.' Hier werd dus gesproken van 'bevoegdheid tot uitoefening van het beroep van arts', maar nu was er een arrest van de Hoge Raad, in 1905 gewezen, waarin, in een geheel ander verb and overigens, vastgesteld was 'dat het voor het bestaan van beroepsdaden niet noodzakelijk is dat hij, die deze verricht, van het uitoefenen daarvan zijn beroep maakt' - welnu: tot het uitoefenen van 'beroepsdaden' bleven artsen op grond van de door hen afgelegde examina volledig gerechtigd, maar als zij verklaarden: het is niet langer ons 'beroep', dan waren zij formeel niet langer 'arts' (zij mochten zich dan ook niet als zodanig aanduiden) en hadden dus met de Artsenkamer niets meer te maken.

XCDe door het Centrum opgezette actie werd bekwaam gecoördineerd. Op woensdag 24 maart schreven vele duizenden artsen een gelijkluidend briefje aan Croïn: 'Bij deze deel ik u mede dat ik met ingang van heden afstand doe van mijn bevoegdheid tot uitoefening van het beroep van arts in de zin van artikel 5 lid 2 der Artsenverordening' - en al die duizenden droegen er vervolgens zorg voor dat, zoals wij reeds weergaven, de volgende ochtend, donderdag 25 maart, de aanduiding 'arts' op hun gevel en op hun recepten doorgehaald was.

XCMedisch Contact was al anderhalf jaar in het geheim werkzaam en de meeste mensen wisten wel dat de artsen zich weerbaar gedroegen ('Het respect voor de flinke houding der artsen wàs', aldus Het Parool,'reeds algemeen'), maar dit was de eerste actie die in de volle openbaarheid plaatsvond: ieder kon het zien. De brede massa was er opgetogen over en zij ging op haar beurt al op die donderdagochtend diegenen bewerken die niet bereid waren geweest, de consignes van het Centrum op te volgen. Een arts die zich nog als 'arts' aanduidde, werd onmiddellijk als 'fout' beschouwd en dat gaf men hem ook te verstaan - het gevolg was dat nagenoeg alle aarzelaars overstag gingen, ja op veel plaatsen gingen zelfs de 'foute' elementen (die spoedig hoorden wat elders gaande was) veiligheidshalve aan de actie deelnemen. Croïn ontving in totaal niet minder dan zesduizendtweehonderd 'afstand' -brieven. In de gehele provincie Groningen waren er slechts acht artsen die zich als zodanig bleven aanduiden, in Drente twee, ill Friesland één (hier namen notabene twee leden van de 'Raad' van de Artsenkamer aan de actie deell), in Zeeland drie (detailcijfers voor de overige provincies ontbreken). Al op die donderdagochtend was duidelijk dat men van een indrukwekkend nationaal eenheidsfront tegen de Artsenkamer spreken kon.

XCAan dit laatste tilde Seyss-Inquart niet zo zwaar. Directe Duitse belangen werden niet geschaad (alle ex-'artsen' bleven immers medische 'beroeps

708 [PDF]
DE ACTIE VAN 25 MAART '43

daden' verrichten) en dat de NSB'er Croïn een verpletterende publieke nederlaag geleden had, was de Reichskommissar speciaal op dit moment niet onwelkom; het zou om te beginnen Mussert die zich zo hinderlijk als de hoeder van de belangen van het Nederlandse volk opwierp (hij had notabene een maand tevoren het recht van de kerken erkend om tegen het beleid van de bezetter te protesteren!), een toontje lager doen zingen. 'Nach Vortrag beim Reithsleommissar sehen wir', aldus werd nog op die donderdag aan Schmidt bericht, 'diese Angeiegenheit als eine rein niederlándische Angelegenheit alt'l (Mussert en Croïn moesten maar zien hoe zij uit de nesten kwamen!), de Beaujtragten ontvingen per telex van Wimmer de instructie, 'lediglich eine beobachtende Haltung einzunehmen'2 en dr. Reuter gafWimmer twee dagen later, op zaterdag dus, het advies, Croïn en zijn naaste medewerkers eenvoudig af te zetten 'm.E. praktisch unrnöglich', tekende Wilnmer op het advies aan, 'damt warden sick die Demonsiranten mit Recht als Sieger [uhlen,' 3

XC'Die Demonstranten' maar anti-nationaal-socialistische demonstraties waren verboden! Wimmers juristen hadden al op de donderdag van de actie op schrift gesteld dat de juridische motivering van de 'afstand'-actie zo lek was als een mandje (de ex-artsen bleven immers in feite wel degelijk 'het beroep' van arts uitoefenen), op vrijdag had Croïn het Reichsleommissariat een naamlijst doen toekomen van artsen 'die als Hauptbeteiligte der Kontakt Kommission (het Centrum) 'anzusehen sind'4 (Croïn maakte de bezetter speciaal attent op zes artsen van wie inderdaad twee tot het Centrum behoorden: Bamhoorn en Leenaers), op zaterdag drong dr. Reuter op hun arrestatie aan en gedurende het weekend wijzigde Seyss-Inquart zijn koers; het kan wel niet anders of hij moet zich scherper dan in eerste instantie bewust geworden zijn van het feit dat voor de brede massa elke anti-NSBdemonstratie tegelijk een anti-Duitse demonstratie was. Trouwens, hijzelfhad de Artsenkamer in het leven geroepen! En wellicht heeft ook de brand in het Amsterdamse bevolkingsregister (zaterdagavond 27 maart) hem duidelijk gemaakt dat hij de actie der artsen, voorzover deze een demonstratiefkarakter droeg, niet over zijn kant kon laten gaan. Via Verwey deed Wimmer aan alle artsen weten dat de bezetter de 'afstand'-verklaring beschouwde als 'eine Scheinerlelárung, die als eine beurussic Störung des öffentlichen Lebens betrachtetaan Wimmer (Vu], Abt. Volksgesundheit, 55661-65). 4 Brief, 26 maart 1943, van

1 Notitie, 25 maart 1943, van E. Eftger voor Schmidt I f). 2 Tekst van telexbericht van Wimmer, 35 maart 1943 dossier VO 226/41). 3 Aantekening van Wimmer op de brief, 27 maart 1943, van G. Reuter

709 [PDF]
TOENEMEND VERZET

werden muss' - de aanduiding 'arts' moest met ingang van donderdag I april weer gebruikt worden; wie zulks naliet, zou gestraft worden.

XCDeze brief" bereikte de artsen op woensdag 3 I maart - dezelfde dag waarop Rauter (die zich, naar wij aannemen, groen en geel geërgerd had aan Seyss-Inquarts gedistantieerde houding) het volgende telexbericht van Himrnler ontving: 'leh bin für absolutes Durehgreifen. Dass der Streik kam' (had Rauter van 'staking' gesproken? Dat was het niet geweest) 'danken wir sieherlieh zu einem erhebliehen Teil der NSB' (een waardeloze troep, ook in Himrnlers ogen). 'Halte es für riehtig, wenn rund 3-500 der Streikfiihrenden verhaftet und sofort in die KL 2 im Reieh verbracht werden. Wir werden sie dort als Ärzte verwenden.'3

XCDaags voor dit advies binnenkwam, had Seyss-Inquart (30 maart) de nodige instructies doen uitgaan: op vrijdag 2 april moest de Nederlandse politie controleren of de aanduiding 'arts' op de naambordjes weer overal zichtbaar was, diezelfde dag moest de Sieherheitspolizei lijsten opstellen van enkele honderden artsen die men, als de demonstratie voortgezet werd, zou arresteren, en die honderden diende men dan in de vroege ochtend van zaterdag 3 april op te pakken en naar het concentratiekamp Vught te brengen. Had Himrnlers advies effect? Toch wel: de procedure werd versneld. Woensdagavond laat ontvingen de Aussenstellen van de Sicherheus polizei per telex Rauters instructie om zelf op donderdag I april van drie uur 's middags af op controle uit te gaan: elke arts die zich niet weer 'arts' noemde, moest onmiddellijk gearresteerd worden.

XCDie arrestaties bleken niet nodig. Weltrachtte de bezetter de zes door Croïn speciaal genoemde artsen in handen te krijgen (bij vier, onder wie Barnhoorn en Leenaers, lukte dat"), maar daar liet hij het bij: de demonstratie was inderdaad op donderdag I april beëindigd.

XCOok die beëindiging vond plaats in overeenstemming met een consigne van het Centrum. Het Centrum had in Den Haag tweeërlei vernomen: ten eerste dat de bezetter met kracht zou ingrijpen als de demonstratie voortgezet werd, ten tweede dat de papieren van Croïn en zijn Artsenkamer gevoelig gedaald waren. Per estafettebericht hadden de artsen toen de order gekregen een eind te maken aan de actie 'met de mededeling dat de gewenste resultaten waren bereikt. Er waren toen', aldus de Vries in zijn geschiedenis7

1 Tekst in de Vries: p. 48-49. 2 3 Telexbericht, 31 maart 1943, van Himmler aan Rauter 191 I). • Zij werden na enkele weken vrijgelaten omdat er geen spoor van bewijs was dat zij iets met Medisch Contact (dat begrip was de Duitsers bekend) te maken hadden.

710 [PDF]
SEYSS-INQUART TREEDT TEGEN DE ARTSEN OP

van het artsenverzet, 'velen die aan het beleid van de leiding van het MC begonnen te twijfelen.'!

XCDat laatste dunkt ons niet juist. Hier of daar kan die twijfel wel gerezen zijn, maar wij beschouwen het feit dat korte tijd later niet minder dan vijf-envijftighonderd artsen op verzoek van het Centrum Verwey en Wimmer schriftelijk deden wetenê dat zij met hun demonstratie louter tegen de Artsenkamer hadden willen ageren die nog steeds voor hen onaanvaardbaar was ('Ik wijs er ... nogmaals op, dat ik mij niet meer als lid van de Artsenkamer beschouw'), als bewijs dat de bereidheid om de consignes van het Centrum op te volgen, niet wezenlijk verminderd was. Men liep met die ietwat uitdagende brief niet veel risico: het Centrum had alle aanleiding om te veronderstellen dat de bezetter niet van plan was, de Artsenkamer de hand boven het hoofd te houden. Wimmer had dat namelijk op I april te verstaan gegeven in een gesprek met tien artsen die hij, buiten Croïn om, onofficieel had laten uitnodigen - hij zal zich, voor hij dat deed, zeker van SeyssInquarts instemming verzekerd hebben. Inderdaad: 'de gewenste resultaten waren bereikt.'

XCIn overleg met de Nederlandse Artsenkamer ging het NSB-bureau voor publieke-opinie-onderzoek later in april na, hoe men in den lande op de artsendemonstratie gereageerd had. Ruim 1100 rapporten werden verzameld. Uit die rapporten werd geconcludeerd,

XC'dat ongeveer 85 % van de ondervraagde volksgenoten de houding van de Nederlandse artsen in het conflict met de Nederlandse Artsenkamer goedkeurt en zelfs toejuicht ... Het is dus overduidelijk gebleken, dat de Nederlandse artsen van hun positie en het overwicht dat zij uit hoofde van hun positie bezitten, een schandelijk misbruik hebben gemaakt en, in vele gevallen gesteund door pastoors en predikanten, de dolzinnigste en dikwijls weerzinwekkendste geruchten de wereld ingestuurd hebben om hun houding te rechtvaardigen"

XCmachteloos gepraat-achteraf was dat. Het bevestigde overigens wat Het Parool geschreven had: er was allerwege 'vreugde' geweest 'over de duidelijke demonstratie van afkeer tegen de nationaal-socialistische beginselen' de demonstratie die op donderdag 25 maart ingezet was.

XCWij durven veronderstellen dat in Amsterdam en elders de vreugde nog groter was toen men vernam dat slechts twee dagen later, op zaterdag de 27ste, het bevolkingsregister van de hoofdstad in vlammen was opgegaan.De Vries:p.Tekst van de brief: a.v., p.NSB, hoofdkwartier, hoofdafd.bureau voor bijzondere aangelegenheden: 'Mededelingen', no.(meip.(NSB,7

1 50. 2 49-50. 3 III, 4 1943), 4 239).

711 [PDF]

De aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister

XC

XCAan de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister lag maandenlange voorbereiding ten grondslag. Wie het eerst op het denkbeeld voor die aanslag gekomen is, weten wij niet. Misschien was het trouwens zo dat in de herfst van '42 verscheidene personen die reeds met hart en ziel aan allerlei illegaal werk deelnamen, min of meer gelijktijdig het plan opvatten om de bevolkingsadministratie grondig in het ongerede te brengen. Wat men van de Jodendeportaties wist, speelde daar een belangrijke rol bij. Het was immers in illegale kringen vrij algemeen bekend dat de oproepen die in de 'eerste fase' van de deportaties uitgingen, de namen en adressen der te deporteren Joden vermeldden en dat de ophaalploegen die in de 'tweede fase' de ronde gingen doen, naam- en adreslijsten van die Joden bij zich hadden. Trouwens, hoeveel maatregelen van de vijand waren niet evident op de perfect werkende bevolkingsadministratie gebaseerd! Het werd tijd dat daar de brand in gestoken werd - niet alleen in de gemeentelijke bevolkingsregisters maar ook in het centraal bevolkingsregister in het gebouw 'Kleykamp' in Den Haag en daarnaast in de gewestelijke arbeidsbureaus die al honderdduizenden Nederlandse arbeiders naar Duitsland gezonden hadden. Natuurlijk, als men grootscheepse aanslagen ging uitvoeren, konden Nederlanders (ambtenaren, bewakers, politiemannen) er het slachtoffer van worden. Waren die aanslagen dan toch verantwoord? Door vier personen die elkaar uit het kunstenaarsverzet, ten dele ook uit het begin van de Persoonsbewijzencentrale al goed kenden: Gerrit van der Veen, willem Arondeus, dr. Johan Brouwer en Wil Sandberg, werd die vraag eind oktober '42 bij Sandberg thuis (hij was jarig) grondig besproken. 'Later vernam ik', aldus Sandbergs moeder, die ook aanwezig was, 'dat op die avond reeds het plan was beraamd voor de overval op het bevolkingsregister om daardoor Joden .... onvindbaar te maken voor de Gestapo."

XCWillem Johannes Camelis Arondeus was in augustus '94 in de gemeente Naarden geboren. Hij was een nakomer in een kinderrijk Amsterdams gezin waarvan de vader brandstoffenhandelaar was terwijl de moeder samen met enkele oudere dochters in de zomermaanden een uitspanning dreef in het Gooi: vandaar de geboorte in Naarden. Het gezin was van elk begrip voor de kunst verstoken en het wekte dan ook sterke weerstanden toen de jonge Arondeus duidelijk maakte dat hij de onzekere carrière van kunstenaar wilde kiezen. Zijn vader zette hem de deur uit, slechts tersluiks durfde zijn moeder af en toe contact met hem onderhouden. Het kan zijn dat deze conflictsituatie verscherpt werd door het feit dat Arondeus, zodra hij merkte dat hij homosexueel was, volledig voor die afwijkende geaardheid uitkwam die in de toenmalige Nederlandse samenleving door de meeste homosexuelen zorgvuldig en angstvallig geheimgehouden werd. Wij zijn geneigd, Arondeus' openhartigheid als een bewijs te zien voor krachtige eigen opvattingen, voor een zekere onvervaardheid ook. Hij ontwikkelde zich overigens tot een eerder veelzijdig dan oorspronkelijk kunstenaar - misschien ook maakte juist die veelzijdigheid het hem moeilijk, met eoncentratie van zijn gaven op één bepaald gebied nieuwe wegen in te slaan. Hij werd tekenaar, schilder, graficus en ontwerper van gobelins, een en ander met veel voorliefde voor het decoratieve, het 'zinrijke' (dat hij graag met spreuken onderstreepte), daarnaast schreef hij enkele minder geslaagde autobiografische romans, een studie over wat hij de 'monumentale schilderkunst' noemde (hij was een leerling en groot bewonderaar van R. N. Roland Holst) en een fijnzinnige levensschets van de grote eenzame uit de rode eeuwse Haagse School: Matthijs Maris, met wie hij zich in veel opzichten verwant voelde, zij het dat hij in tegenstelling tot de schuwe Maris bij voorkeur, aldus later Sandberg, 'de Spaanse hidalgo speelde.'! Dat deed hij in '40 al zoveel jaren dat hij ook uiterlijk op een hidalgo was gaan lijken: een lange, magere man, zwart van haar, keurig gekleed, met iets uitgesproken martiaals in zijn houding.

XCOnder de vele Nederlandse kunstenaars die het nationaal-socialisme afwezen, was Arondeus een van diegenen die beseften dat het plicht was, anderen tot volgehouden verzet te stimuleren. In de lente van '41 werd zijn Brandarisbrief de eerste periodieke illegale uitgave die de strijd tegen de7 1

1 W. Sandberg, 25 okt. 1974.

713 [PDF]
TOENEMEND VERZET

Kultuurkamer predikte. Een jaar later ging die brief in het mede door van der Veen geredigeerde illegale blad De Vrije Kunstenaar op. De samenwerking tussen van.der Veen en de acht jaar oudere Arondeus werd steeds hechter; Arondeus werd een van de vaste verspreiders van de persoonsbewijzen die van der Veen in de zomer van '42 begon na te maken - persoonsbewijzen waarvan, wat Amsterdam betrof, de falsificatie onmiddellijk vastgesteld kon worden door controle in de grote collectie persoonskaarten van alle Amsterdammers die zich in het bevolkingsregister bevond.

XCHoe dat register uit te schakelen?

XCDat was geen eenvoudige opgave.

XCHet bevolkingsregister van de hoofdstad was in een uit twee verdiepingen bestaand gebouw dat ook nog een kelder had, aan de rand van 'Artis' (de Amsterdamse dierentuin) ondergebracht en een aanslag zou alleen maar zin hebben indien men er in slaagde, het gehele gebouw, althans zijn inhoud: de honderdduizenden in stalen ladenkasten opgeborgen persoonskaarten, te vernietigen. Men had er niet alleen explosieven voor nodig (die schaars waren) maar ook brandmiddelen. Het gebouw kon de lucht ingaan terwijl dan toch de honderdduizenden kaarten bewaard bleven - juist die kaarten moesten vernietigd worden. Maar hoe kon men er bij komen?

XCVander Veen en Arondeus waren al enkele maanden bezig, zich te verdiepen in de problematiek van de aanslag die hun voor ogen zweefde, toen zij medio januari '43 vernamen dat de zaak nog wat moeilijker geworden was: als gevolg van de inbraak in het bevolkingsregister van Wageningen waren alle bevolkingsregisters in den lande van begin januari' 4 3 af onder permanente bewaking geplaatst.

XCMisschien droeg deze nieuwe moeilijkheid er toe bij dat van der Veen er eerst toe overging, een andere aanslag uit te voeren die minder problemen bood. Op IQ februari' 43, daags na 'de jacht op de jeugd', vervoegde hij zich ,s avonds met twee helpers bij het gewestelijk arbeidsbureau aan de Passeerdersgracht te Amsterdam. De portier had kort tevoren een gefingeerd telefoontje gekregen van zijn 'directeur' dat bezoek op komst was van drie Duitse functionarissen; hijzelf, de 'directeur', zou onmiddellijk naar het bureau komen. De portier liet van der Veen en zijn twee helpers toe.' Boven in het gebouw werd hij onverhoeds gegrepen en geboeid en vervolgens in de benedengang met een prop in zijn mond aan de trap vastgesnoerd. Veel brandmiddelen hadden van der Veen en de Zijnen niet bij zich: slechts in éénlijkerwijs was dit Gröger ofHartogh die nog ter sprake komen; denkbaar is ook dat

1 Wij nemen aan dat minstens één van die twee helpers perfect Duits sprak. Moge

714 [PDF]
AANSLAG OP HET GEWESTELIJK ARBEIDSBUREAU

kamer, die van de Duitse Fachwerber, die op de eerste verdieping lag, konden zij brand stichten. Toen zij het gebouw verlaten hadden, slaagde de portier er in, de prop naar buiten te werken; een passerende Duitse militair hoorde hem om hulp roepen. De deur werd ingetrapt en de man werd bevrijd (hij werd later, van medeplichtigheid verdacht, enige tijd in arrest gehouden); de brandweer kon met één slang de brand blussen. Van der Veen vernam na enige dagen dat de kaarten van de verlofgangers in vlammen waren opgegaan, 'zodat nu geen van allen die een poos in Nederland terug zijn, naar Duitsland behoeven terug te keren.'! Dit is plausibel, maar volgens het geheime weekrapport van de Sicherheitsdienst waren in elk geval 'die Kartei karten uber niederländische Staatsangehörige, die fiir den Arbeitseinsatz in Deutsch land bestimmt waren' (deze personen waren in het verleden dus nog niet uitgezonden) 'unversehrt geblieben, sodass die Arbeit ohne Störung fortgesetzt werden konnte'? Hoe dan ook, het effect van de brand was evident beperkt geweest.

XCDe aanslag op het bevolkingsregister werd als een veel grotere operatie gezien - als eerste ook uit een reeks. De tweede zou gericht worden op 'Kleykamp"; een Haagse relatie van van der Veen, L. J. A. van Dijk, een inspecteur der belastingen die al veel met de financiering van het kunstenaarsverzet te maken had, nam op zich, nadere gegevens over dat gebouw te verzamelen: plattegronden, het bewakingsschema, het urenschema van de werksters, enzovoort.ê Diezelfde gegevens moesten voor het Amsterdamse bevolkingsregister bijeengebracht worden. De architect Koenraad Limperg, een relatie van Arondeus, ging vele malen en telkens met een nieuwe 'vraag' het gebouw binnen, keek er dan met een geoefend oog rond en tekende vervolgens de nodige plattegronden. Er waren, dat was duidelijk, ~eker een man of zes, zeven nodig om in snel tempo de honderdduizenden persoonskaarten uit de stalen kasten te halen; men zou die kaarten op grote hopen uitstorten, over die hopen een brandbare vloeistof sprenkelen en dan de zaak aansteken. Maar bovendien wilde men het langgerekte gebouw verwoesten. Daarvoor had men behoefte aan explosieven alsmede aan slagkoorden en slaghoedjes; de dichter Martinus Nijhoff (die bij de genie gediend had) gaf op Limpergs plattegronden aan waar de explosieven, gegeven de constructie van het gebouw, de meeste uitwerking zouden hebben. Maar hoe kon men (daar stond en viel het gehele plan mee) des avonds het afgesloten en bewaakte7 1

':_Albert Helman: p. 156. 2 131 (16 febr. 1943), p. 27. 3 Van Dijk had een groot deel van die gegevens bijeen toen de aanslag in Amsterdam uitgevoerd werd. De bewaking van 'Kleykamp' werd nadien zo verscherpt dat van der Veen en van Dijk het plan voor de aanslag op 'Kleykamp' niet konden realiseren.

715 [PDF]
TOENEMEND VERZET

gebouw binnenkomen? Er waren (van der Veen verzamelde die gegevens bij betrouwbare politie-agenten) ,s avonds steeds twee bewakers aanwezig en buiten stonden dan twee agenten op wacht; hoe laat ze afgelost werden, kon van der Veen niet te weten komen; met de mogelijkheid dat dat zou gebeuren terwijl de actie nog gaande was, moest hij rekening houden.

XCDe volgende opzet werd gemaakt. Negen man zouden's avonds om een uur of negen naar het bevolkingsregister gaan: zeven 'rechercheurs' alsmede een 'kapitein' en een 'luitenant' van de Sraatspolitie-; Arondeus die acht jaar ouder was dan van der Veen en aan wie het als 'hidalgo' niet moeilijk zou vallen om met groot gezag bevelen te geven, zou de 'kapitein', van der Veen de 'luitenant' zijn. Arondeus zou aan de twee agenten gelasten, rnèt de groep voor een onmiddellijke inspectie het gebouw te betreden; zouden de bewakers de deur openen, dan zou binnen het uitschakelen van de twee agenten en de twee bewakers de eerste taak zijn. Die vier zouden overmeesterd en geboeid worden, een prop in hun mond krijgen met leukoplast er over (zij moesten niet als de portier van het gewestelijk arbeidsbureau de kans krijgen, die prop te verwijderen) en daarna zouden zij voor alle zekerheid een morfine-inspuiting krijgen (er was dus hulp van medici nodig) om tenslotte op flinke afstand in de tuin van 'Artis' gedeponeerd te worden - zo ver weg dat de brokstukken van het gebouw hen niet zouden kunnen raken. Twee leden van de groep van negen zouden vervolgens de uniformen van de uitgeschakelde agenten aantrekken om daarna buiten hun plaats in te nemen; alles moest daar immers 'normaal' uitzien. Liep alles goed, dan zou een grote brand ontstaan. Hoe kon men dan bovendien nog het ingrijpen van de brandweer vertragen? Besloten werd om bij het heengaan buiten een paar bordjes te plaatsen met de aanduiding 'Explosiegevaar'. Men zou voor de gehele operatie niet veel tijd hebben: de spertijd in Amsterdam begon om elf uur' s avonds.

XCNegen man waren dus nodig: zeven binnen, twee buiten -liefst zo jeugdig mogelijke personen die het fysiek zware karwei dat verricht moest worden, zouden aankunnen. Brouwer en Sandberg waren daar te tenger voor en Sandberg, conservator van de Amsterdamse gemeentemusea, had bovendien begin' 43 enkele groepen agenten in het Stedelijk Museum moeten rondleiden: men zou hem kunnen herkennen. Vander Veen en Arondeus kozen andere helpers uit. Arondeus stond al enige tijd in contact met een groepje jeugdige personen die sinds begin augustus' 42 eerst wekelijks, later eens in de veertien dagen een gestencild illegaal blad uitgaven, Rattenkruid geheten; de oplaag was klein (200 exemplaren), de geest die er uit sprak, strijd

XC1 De gehele politie was begin '43 'Staatspolitie' geworden en bij die gelegenheid waren ook militaire rangen ingevoerd zoals men die ook in Duitsland kende.

716 [PDF]
HET PLAN VOOR DE AMSTERDAMSE AANSLAG

vaardig: vooral sabotage werd aanbevolen. Van de zes 'redacteuren' ontmoetten enkelen elkaar dagelijks. Drie werkten namelijk als assistent bij een en dezelfde tandtechnicus, H. C. E. Gotjé; dat waren de student in de medicijnen Bloemgarten (die wij al noemden als pleger van de aanslag op Feitsma jr.), een tweede student in de medicijnen, Karl B. R. P. Gröger (een Halb jude, in '18 in Wenen geboren, maar die in '38 na de Anschluss legaal naar Nederland had kunnen emigreren) en een vroegere student in de medicijnen Coos Hartogh, vijf-en-twintig jaar oud. Bij Gotjé hadden zij diens administratieve helper ontmoet: Henri Halberstadt; deze was, toen men Ratten kruid begon uit te geven, een-en-dertig jaar. Bij de samenstelling van dit blad waren voorts o.m. de analist J. de Roos betrokken en het hoofd van de distributiedienst in Voorburg, C. L. Barentsen. De Roos werkte in Noord-Brabant; op de hei bij Oss bezat hij er een hutje. Met Barentsen was Bloemgarten in contact gekomen via zijn vriend Gröger (Barentsen was verloofd met een Amsterdamse verpleegster, Antje Roos, een vriendin van Grögers vriendin); zoals wij al eerder vermeldden, had Bloemgarten van Barentsen de revolver gekregen die hij bij de aanslag op Feitsma jr. gebruikt had - hij kreeg van Barentsen ook regelmatig bonkaarten voor Joodse onderduikers. Bloemgartens moeder was daar één van; ze was bij Antje Roos ondergedoken. Welnu, van de 'Rartenkruidjongens' (zo noemden zij zich) zouden drie aan de overval deelnemen: Bloemgarten, Gröger en Hartogh - Halberstadt, Barentsen (die vijftig was) en de Roos niet, maar deze laatste kon belangrijke hulp bieden. Bij het hutje van de Roos gaf Gröger (die een jaar bij de Wehr macht had moeten dienen voor men hem op grond van zijn half-Joodse afkomst ontslagen had) de Roos, Bloemgarten en Hartogh onderricht in schieten en bovendien wist de Roos een hoeveelheid benzol te vinden met een deel van de flessen die nodig waren om dit brandbare goedje naar het bevolkingsregister mee te nemen.

XCBrouwer kon weer andere helpers recruteren: een vijf-en-twintigjarige semi-arts, Cornelius Adriaan Honig, woonachtig te Hilversum, en een tweede semi-arts, Willem Beck, drie-en-twintig jaar; Beck was afkomstig uit Enschede maar woonde evenals Brouwer in Utrecht waar hij samen met Honig lessen van Brouwer gevolgd had. Honig bracht weer twee andere relaties mee die voor deelneming aan de overval geschikt geacht werden: een jeugdige zwager, Auguste Chrétien Joseph Reitsma, twintig jaar oud, en de Amsterdamse ambtenaar Eduard Samuel Adriaan van Musschenbroek die zes-en-twintig was. Beck, die evenals Honig kort voor zijn artsexamen stond, zou de man worden die de verdovende injecties zou toedienen; Honig zou hem daarbij zo nodig assisteren. Morfine wisten zij evenwel niet te vinden; zij zouden een luminal-natrium-oplossing meenemen. 7 1

717 [PDF]
TOENEMEND VERZET

XCWij tellen nu op: van der Veen, Arondeus, Bloemgarten, Gröger, Hartogh, Honig, Beck, Reitsma, van Musschenbroek - negen personen. Er kwam nog ·een tiende bij. Dat was weer een relatie van van der Veen en Arondeus: de vier-en-veertigjarige Duitse emigrant 'Albert Schlösser, woonachtig in Laren (Noord-Holland), die onder het pseudoniem 'Albert Meister' al 'op tal van wijzen illegaal-werk deed en, naar wij vermoeden, in '40-' 41 samengewerkt had met Dobbe. Dobbe had namelijk in en bij Naarden wapens en explosieven van het Nederlandse leger weten te verbergen en juist van die explosieven kon Schlösser een deel ter beschikking stellen: ca. 12 kilo trotyl benevens slagkoorden en slaghoedjes die in kistjes verborgen waren in de tuin van een inwoonster van Naarden, Johanna Scholten,

XCArondeus liet die kistjes ophalen door een negen-en-twintigjarige Amsterdamse schippersknecht met wie hij een homosexuele relatie had, J. ('Joop') Brandsteeder.' Bij het vele illegale werk dat Arondeus deed zowel in het kader van het illegale blad De Vrije Kunstenaar als in dat van de Persoonsbewijzencentrale, was Brandsteeder een soort manusje-van-alles voor hem geworden, niet zonder een stille wrok van Brandsteeders kant: Arondeus liet hem, zo meende Brandsteeder, maar de stad op en neer draven, had minder tijd en aandacht voor hem dan vroeger en gafhem maar weinig geld, hoewel hij toch zelf door de verkoop van persoonsbewijzen aan mensen die geld konden missen (wie dat niet kon, kreeg ze van Arondeus gratis), in betere doen was dan tevoren. Vander Veen en anderen waren er niet erg gerust op dat Brandsteeder, die zij voor het illegale werk ongeschikt achtten, zoveel met de voorbereidingen voor de aanslag te maken kreeg, maar Arondeus wilde er niet van weten dat zijn vriend er buiten gehouden werd. Brandsteeder blééf, en (gelijk gezegd) hij was het die de kistjes met explosieven uit Naarden ophaalde; in eerste instantie bracht hij ze naar de woning van Sandberg in Amsterdam-zuid. Voor een tweede hoeveelheid explosieven zorgde een jeugdige relatie van Sandberg, freule Mechteld Cornelia van Hardenbroek van Ammerstol: die tweede hoeveelheid was uit de buurt van Gorinchem afkomstig.

XCEr waren nog heel andere hulpmiddelen nodig: 'kapitein' Arondeus en 'luitenant' van der Veen moesten een uniform, een uniformpet en de nodige uitrustingsstukken krijgen. Aan uniformstof wist een van van der Veens helpers, de binnenhuis-architect en ontwerper Einar Berkovich, te komen via relaties bij de Hollandia-Kattenburg-fabrieken; een Amsterdamse kleermaker, Sjoerd Bakker, een kennis van Arondeus, zette de uniformen in elkaar; deze werden door Brandsteeder opgehaald. Ook was het Berkovich

XC1 De werkelijke naam luidde anders.

718 [PDF]
HET PLAN VOOR DE AMSTERDAMSE AANSLAG

die een Amsterdamse pettenmaker de twee uniformpetten liet vervaardigen Berkovich had de pet die als model diende, van een agent weten los te krijgen, Voorts liet Berkovich revolvertassen en beenkappen maken, beter misschien: namaken (er was geen leer voor beschikbaar; hij behielp zich met een stevige stof die in de goede kleur geschilderd werd), en tenslotte zorgde hij voor de ontbrekende flessen die voor het vervoer van de benzol nodig waren, alsmede voor enkele glazen buizen die met chemische brandmiddelen gevuld werden.

XCTelt men de personen op die wij in het voorafgaande noemden, dan komt men al tot een totaal van zeven-en-twintig. Het is wel aannemelijk dat niet al die zeven-en-twintig aanvankelijk wisten dat men het op het Amsterdamse bevolkingsregister gemunt had, maar hier mag men geen bewijs in zien voor de veronderstelling dat grote voorzichtigheid betracht werd. Vele anderen, wier namen wij niet vermeldden, waren ook al in het geheim van de op touw gezette operatie ingewijd. Het was zulk een grandioos plan - menigeen die er aan zou deelnemen, vond het een te zware opgave om er jegens personen die hij goed meende te kennen, over te blijven zwijgen. Voor de initiatiefnemers gold hetzelfde. 'Ik was een keer', zo vertelde ons later mr. Ie Poole, in die tijd medewerker van de spionagegroep 'Dienst-Wim' maar ook een afnemer van van der Veens nagemaakte pb's, 'in Amsterdam in het Noordhollands Koffiehuisbij het Centraal Station voor een bespreking met een van rijn illegale relaties. Wil Sandberg was daar ook en later kwam van der Veen erbij. Daar werd een plattegrond op tafel gelegd en rij getoond hoe men het bevolkingsregister kon overvallen. Ik: vond dat onvoorzichtig, men kende mij veel te weinig om mij die dingen zomaar te vertellen.'!

XCBegin maart '43 waren alle voorbereidirtgen voltooid. Van der Veen en Arondeus bepaalden de datum voor de aanslag: vrijdag 12 maart. Zij hadden toen ook het huis uitgekozen dat als basis voor de operatie zou dienen: Prinsengracht 876, dicht bij de Amstel. Daar woonden twee belangrijke helpers van van der Veen uit de beginperiode van de Persoonsbewijzencentrale: Nel van den Brink en Dionysius Rerniêns. De explosieven en brandmiddelen zouden naar dat huis gebracht worden. De ligging was gunstig: het was van daar maar een klein kwartier lopen naar het bevolkingsregister . Wel zou de stad, als men op pad zou gaan, verduisterd zijn, maar het was evident onwenselijk dat de 'kapitein', de 'luitenant' en de 'rechercheurs'

XC! J. Ie Poole, 30 sept. 1957. 7 1

719 [PDF]
TOENEMEND VERZET

echte politiefunctionarissen zouden ontmoeten. Zij moesten de Jodenhoek passeren. De Joden zelf moesten na acht uur binnenshuis zijn; wie er dan door de straten liep, viel extra op.

XCOp die vrijdagavond dan ontmoette Arondeus drie deelnemers aan de aanslag: Bloemgarten, Gröger en Schlösser, op de kamer van een vriend van de architect Limperg, Frits Dekking, die evenals Bloemgarten en Gröger medicijnen studeerde. Dekking woonde op de Keizersgracht, ook al niet ver van de Amstel. Bij hem trok Arondeus zijn uniform van 'kapitein' aan. Met Bloemgarten, Gröger en Schlösser liep hij vervolgens naar de Prinsengracht. Vandaaruit begon de tocht naar het bevolkingsregister waarbij van de 'rechercheurs' (Bloemgarten, Gröger, Schlösser, Beck, Hartogh, Honig, Reitsma en van Musschenbroek) sommigen de flessen benzol meedroegen, anderen het trotyl, de slagkoorden, de slaghoedjes en de buisjes met brandmiddelen. Natuurlijk hadden Beck en Honig hun injectiespuit bij zich. Er was echter veel maanlicht en bovendien constateerde men, toen men over de Magere Brug de Jodenhoek binnenkwam, dat er juist die avond ophaalploegen aan het werk waren - van der Veen en Arondeus besloten, de operatie niet door te zetten. Dat was wèl een teleurstelling, vooral voor de naar actie dorstende 'Rattenkruidjongens' . Bloemgarten en Gröger gingen dan ook graag op de uitnodiging van van Gilse, de leider van het Militair Contact der CPN, in om een paar nachtenlater (in de nacht van 15 op 16 maart) deel te nemen aan de grote actie van het Militair Contact tegen de spoorwegen in de buurt van Amsterdam die wij al eerder memoreerden. Samen met Halberstadt trachtten zij in die nacht niet ver van Sloterdijk een van de palen van de electrische bovenleiding van de lijn Amsterdam-Haarlem op te blazen; de explosie vond plaats maar de schade was gering.

XCInmiddels hadden van der Veen en Arondeus in de opzet van de aanslag op het bevolkingsregister twee wijzigingen aangebracht. In de eerste plaats meenden zij dat de 'rechercheurs' er nogal verdacht uitgezien hadden, mede doordat zij evident allerlei zaken onder hun jas verborgen hadden. De vele flessen benzol namen de meeste ruimte in beslag. Besloten werd dat die in een mand naar het bevolkingsregister gebracht zouden worden: de man die dat deed (de taak werd aan Brandsteeder toevertrouwd), zou daar dan moeten aankomen als het gebouw al in handen was van de overvallers; Arondeus vond het niet nodig dat Brandsteeder ook nog binnen aan de vernielingswerkzaamheden ging deelnemen. In de tweede plaats leek het van der Veen en Arondeus raadzaam, de groep uiterlijk een officiëler karakter te geven: van diegenen die hen zouden vergezellen (dat werden er zeven in plaats van acht: Schlösser viel om onbekende redenen uit), zouden vier van'rechercheur''politie-agent' worden: Bloemgarten, Gröger, Hartogh en van 7

720 [PDF]
TWEE MISLUKTE TOCHTEN

Musschenbroek. Er waren dus meer requisieten nodig: vier paar beenkappen en vier revolvertassen (daar zorgde Berkovich weer voor), vier uniformen (nieuw werk voor kleermaker Sjoerd Bakker èn voor Brandsteeder die de uniformstof naar hem toe bracht en de uniformen ophaalde) èn vier politiehelmen. Die helmen vormden een probleem op zichzelf Hoe men ze kreeg, weten wij niet. Wèl dat één poging mislukte - dat was een poging die [oop Brandsteeder ondernam. Zijn broer Anton werkte bij de luchtbescherming. Die broer nam op zich, te trachten aan helmen te komen. zelf zag hij er geen kans toe, maar hij zei tegen een collega, M. de Roo (een NSB' er, maar een 'stille', zijn gezindheid was Anton Brandsteeder niet bekend), dat hij vier helmen nodig had voor een goed doel. De Roo zei dat hij hem niet kon helpen.

XCWij nemen aan dat de helmen gevonden waren toen op maandagavond 22 maart de tweede tocht naar het bevolkingsregister ondernomen werd. Toen men bij het gebouw kwam, waren er onverwachts werksters bezig - de operatie kon wéér niet doorgaan. W éér een grote teleurstelling, ook voor [oop Brandsteeder. Deze had al een tijd een verhouding met een getrouwde vrouw; de man van die vrouw had een zwager, A. van der Leek", een goede kennis van Brandsteeder, en tegen die van der Leek had Brandsteeder gezegd dat het Amsterdamse bevolkingsregister op maandag 22 maart de lucht in zou gaan en dat hijzelf, Brandsteeder, aan die actie zou deelnemen. Van der Leek was p-erser; hij werkte op het confectie-atelier van een NSB'er, P. T. Teunissen. Hij hield de interessante mededeling die Brandsteeder hem gedaan had, niet voor zich; hij gaf haar door aan de bedrijfschef, waarbij hij overigens Brandsteeders naam niet noemde. Vander Leek en de bedrijfschef waren beiden geneigd, de aankondiging van het opblazen van het bevolkingsregister voor grootspraak te houden.

XCBrandsteeder was niet de enige geweest die aan personen die niets met de operatie te maken hadden, meegedeeld had wat op handen was. Bloemgarten had een Amsterdamse politie-agent ingelicht, Cornelius Roos, broer van de verpleegster Antje Roos bij wie Bloemgartens moeder ondergedoken was, en van Musschenbroek had zijn stiefvader, C. van Doorn, die in Wassenaar woonde, niet alleen het plan verteld maar hem ook, vermoedelijk na de mislukte tweede poging, doen weten dat binnenkort een derde zou plaatsvinden. Van Doorn zond hem toen een briefkaart met de raad voorzichtig te zijn en eindigend met de woorden 'Good luck'; van Musschenbroek lette er niet op dat hij die briefkaart beter kon vernietigen.7

1 De werkelijke naam luidde anders.

721 [PDF]
TOENEMEND VERZET

XCOp zaterdagavond 27 maart ging men voor de derde keer op pad. De hemel was volledig bewolkt - dat was een meevaller. Het gehele operatieschema kon perfect afgewerkt worden. De twee agenten die buiten op post stonden, lieten zich (het was toen kwart over negen) volledig overtuigen door het verhaal van 'kapitein' Arondeus dat hij met hen beiden, de 'luitenant', de vier 'agenten' en de drie 'rechercheurs' het gehele gebouw onmiddellijk doorzoeken moest (het hoofdbureau, zei Arondeus, had een tip gekregen dat er explosieven naar binnen gesmokkeld waren) en toen een van de twee bewakers aarzelde de toegangsdeur te openen, zei een van de twee agenten dat alles in orde was. Het gehele gezelschap ging naar binnen. Enkele minuten later lagen de onschadelijk gemaakte agenten en bewakers min of meer verdoofd (de uitwerking van het luminal was niet erg sterk) in de tuin van 'Artis'. De twee agenten waren hun uniform kwijt: vermoedelijk waren het Honig en Reitsma die ze aangetrokken hadden. Zij gingen buiten op wacht staan.

XCBinnen begon men in razend tempo te werken, extra nerveus doordat opeens iemand opgebeld had; van der Veenhad dat telefoontje aangenomen. De brokken trotyl werden in positie gebracht en met de slagkoorden onderling verbonden. Uit ladenkast na ladenkast (er waren er ca. zeshonderd) werden de kaarten bijeengegrist en op vijf grote hopen geworpen. Toen men met de persoonskaarten klaar was, haalde men uit kasten in de kelder de farniliekaarten van de Amsterdamse bevolking - die kwamen bovenop te liggen. Inmiddels had Brandsteeder de flessen benzol afgeleverd. Dat goedje werd over de hopen uitgestort. Drie kwartier was men bezig toen zich tegen tien uur opeens een crisis voordeed: twee agenten en twee bewakers die de eerste vier moesten aflossen, kwamen zich melden. Honig en Reitsma die buiten op post stonden, vingen ze op, geleidden ze naar binnen en na enkele minuten lagen ook die vier in de tuin van 'Artis'.

XCEven voor elf uur waren alle voorbereidingen voltooid. Men had de acht die in de tuin lagen, hun persoonsbewijzen en overige identiteitskaarten afgenomen. Voorts had men 600 blanco pb's gevonden en een vrij grote som geld: f 50000. Daar werd een pak van gemaakt dat Bloemgarten meenam.

XCNu werden de bordjes 'Explosiegevaar' buiten geplaatst. Binnen werd de benzol aangestoken. De laatste man die het gebouw verliet, wekte de explosie op. Een dreunende knal - de ramen sprongen, de brand kreeg voldoende zuurstof en in korte tijd was het gehele gebouw één vuurzee, de wolken weerkaatsten het rode licht van de vlammen. Triomf! Het was gelukt!

XCOok voor Bloemgarten vormde de uniform die hij gebruikt had, een probleem. Hij deed hem in een koffer en devriendin van Gröger, Geertruida A. van Essen, bracht die koffer naar Antje Roos (de verloofde van Barentsen). Ook Antje's broer Cornelius, de politie-agent, kon Bloemgarten helpen: Roos zorgde er voor dat Bloemgarten kopieën kreeg van alle politieberichten die in verband met de aanslag uitgegeven werden; er werd nagelaten die kopieën te vernietigen. Eén bericht kwam overigens in de dagbladpers te staan want op maandag 29 maart maakte Lages bekend dat het Amsterdamse bevolkingsregister in brand geraakt was als gevolg van 'aanslagen met springstoffen'; 'verklaringen die leiden tot ontdekking van de daders, worden door alle Duitse en Nederlandse politie-instanties in ontvangst genomen', zo las men, en voor die ontdekking had Rauter een beloning uitgeloofd van f JO 000. De vijand gafhet dus openlijk toe: de aanslag was gelukt!

XCOp woensdagavond 31 maart gingen allen die bij de uitvoering betrokken geweest waren, samen de glazen heffen op de miraculeus goede afloop. Dat geschiedde in Castricum; het werd er een daverend feest.

XCDe volgende ochtend, 30 maart, werd van der Leek opnieuw bij Teunissen ontboden. 'Ik heb de SD al gebeld', zei deze, 'je moet weer met me mee.' Nu gaf van der Leek bij de Sicherheitspolizei toe dat de naam van de man met wie hij gesproken had, hem bekend was: Mulder. Toen hem nadere bijzonderheden gevraagd werden, liep hij meteen vast. De Kriminalsekretär legde hem vervolgens het lijstje met de namen van zijn vrienden en kennissen voor - van der Leek hoefde alleen maar aan te wijzen wie het geweest was. Hij deed het: [oop Brandsteeder. Wij nemen aan dat van der Leek ook diens adres prijsgaf: Jacob van Lennepkade 158. Er werden rechercheurs heengezonden - Brandsteeder was niet thuis. Van der Leek werd opnieuwonder pressie gezet en wij veronderstellen dat hem daarbij door de Kriminalsekretär die hem verhoorde, met nadruk duidelijk gemaakt werd dat hij op grond van het feit dat hij omtrent de op touw gezette, hem bekende aanslag geen mededeling gedaan had aan de bevoegde autoriteiten, een even zware straf kon krijgen als de daders. Hoe dat zij - van der Leek verklaarde zich bereid, samen met Teunissen en een vaste helper van de Sicherheitspolizei aan de opsporing van Brandsteeder deel te nemen. Op woensdag 3 I maart konden zij Brandsteeder niet vinden. Op donderdag I april gingen zij gedrieën posten bij Brandsteeders vriendin, de schoonzuster van van der Leek. Zij hadden succes. Toen Brandsteeder er de deur uitkwam, gingen van der Leek en

XC1 EG-Amsterdam: p.v. zitting inz. P.T. Teunissen (9 april 1948), p. 3 (getuige A.

724 [PDF]
ARRESTATIE VAN DE DADERS

Teunissen hem achterna; na een poos deed Teunissen het alleen terwijl van der Leek bleef wachten. Teunissen zag Brandsteeder een woning binnengaan (de woning van zijn schoonouders) - tien minuten later was hij bij van der Leek terug. 'De vogel is geknipt', zei hij, 'de auto is onderweg."

XC[cop Brandsteeder werd gearresteerd. Hij had een nagemaakt persoonsbewijs op zak, maar hij stond extra zwak doordat het verzoek met betrekking tot de helmen dat hij aan zijn broer Anton gedaan had, ook al noodlottige gevolgen had gehad. De 'stille' NSB'er de Roo had al op maandagochtend een 'foute' politieagent meegedeeld dat iemand hem enige tijd tevoren om helmen gevraagd had 'voor een goed doel', maar de agent had met die vage mededeling nog niets gedaan toen de Roo op dinsdag 30 maart, na bij Anton Brandsteeder uitgevist te hebben wat dat goede doel eigenlijk geweest was, opnieuw bij hem gekomen was, zulks met een krant bij zich waar het bericht over de beloning van f 10 000 in stond. De Roo had de agent verteld met wie hij gesproken had: met Anton Brandsteeder, en hij had er aan kunnen toevoegen dat met het 'goede doel' de aanslag op het bevolkingsregister bedoeld geweest was. De Amsterdamse politie had Anton gearresteerd en deze was al aan de Sicherheitspolizei overgedragen toen zijn broer [oop gepakt werd.

XC[oop Brandsteeder zakte volledig ineen. Vermoedelijk werd hem gezegd dat hij zijn eigen leven en dat van zijn broer nog kon redden" als hij de Sicherheitspolizei bij haar opsporingen hielp, wellicht kwam in zijn noodsituatie óók alle wrok tegen Arondeus naar boven - in elk geval gafhij nog op de dag van zijn arrestatie het onderduikadres van Arondeus prijs; hij vertelde voorts wie de uniformen gemaakt had en bij wie hijzelf de explosiemiddelen opgehaald en gebracht had. Arondeus en de kleermaker Sjoerd Bakker werden diezelfde dag, I april, 's avonds gearresteerd, Johanna Scholten in Naarden één dag later, Sandberg kon men niet vinden."

XCArondeus weigerde enige naam te noemen maar men had op zijn onderduikadres een notitieboekje gevonden met aanduidingen bij welker ontcijfering Brandsteeder behulpzaam was: Brouwers naam en adres werden zodoende bekend. Deze had in Amsterdam een of twee dagen na de aanslag een bezoek gebracht aan een ondergedoken Joodse vriend, de publicist Sal Tas. Hem had Brouwer precies verteld hoe de aanslag uitgevoerd was.

XC1 A.v., p. 4 2 Anton Brandsteeder werd na zes dagen vrijgelaten. 3 De nacht van I op 2 april bracht Sandberg toevallig door in het verblijf bij de bergplaats van Amsterdamse kunstschatten in de duinen bij Zandvoort. Na afloop van de huiszoeking (waarbij de Sicberheitspolizei de loden verpakking van de explosieven en een groot aantal valse pb's over het hoofd zag) werd hij onmiddellijk door zijn

725 [PDF]
TOENEMEND VERZET

'Wat vind je?', had hij aan het eind van zijn verhaal gevraagd. 'Ik vind', had Tas geantwoord, 'dat een man die zoveel van de aanslag weet, niet thuis moet slapen.' Een paar dagen later had Tas een brief van Brouwer ontvangen: 'Ik heb', schreef deze, 'in paniek geleefd en voortdurend over je waarschuwing nagedacht. Nu ben ik er overheen en ik weet dat de verstandigste houding is, niets aan mijn gewoonten te veranderen." Hij was op zijn normale adres blijven wonen; hij werd er op 2 april gearresteerd.

XCVan Musschenbroek was de volgende die gegrepen werd (5 april). Hoe de Sicherheitspolizei op hem attent gemaakt is, weten wij niet; evenmin hoe zij te weten kwam dat Grögers vriendin, Geertruida van Essen, meer van de aanslag zou weten. Zij werd op 6 april opgepakt. Gröger was toen al niet meer in Amsterdam; zijn vriend Bloemgarten had er eerst grote moeite mee gehad, de uit het bevolkingsregister meegenomen f 50 000 en 600 blanco persoonsbewijzen veilig onder te brengen"; Bloemgarten voelde zich, doordat men toen al wist dat enkele deelnemers aan de overval gearresteerd waren, een opgejaagd man en hij had samen met Gröger en Hartogh de hoofdstad verlaten om zich enige tijd terug te trekken in een pension te Garderen. Grögers vriendin was nerveus geweest: zouden zij wellicht bij treincontrole gesnapt worden? Om haar gerust te stellen, had Gröger haar een telegram gestuurd met bericht van hun veilige aankomst. Dat telegram was nog in de woning van Geertruida van Essen aanwezig toen zij gearresteerd werd.

XCOp 8 april werd in het pension te Garderen een inval gedaan door de groep-Barneveld van de marechaussee. Gröger en Hartogh werden gearresteerd, Bloemgarten was afwezig. Korte tijd later ging een opperwachtmeester Bloemgarten ophalen die volgens telefonisch bericht van de pensioneigenares gearriveerd en kennelijk door haar niet gewaarschuwd was. De opperwachtmeester vroeg Bloemgarten om zijn pb, Terwijl hij dat inkeek, schoot Bloemgarten hem dood. Bloemgarten eigende zich de nets en het pistool van de opperwachtmeester toe en spurtte weg. Hij netste naar Den Haag, wilde vandaar naar Engeland vluchten, kwam met een V-Mann van de Duitsers in contact en werd op 13 april op het station te Voorburg gegrepen.

XCToen waren ook al zeven andere personen gearresteerd: van Musschenbreeks stiefvader nit Wassenaar, van Doom, wiens briefkaart ('Good luck!') bij van Musschenbroek gevonden was; Beck en Honig die tijdens de overval de injecties toegediend hadden; Dekking bij wie Arondeus zich voor de afgebroken eerste tocht naar 'Artis' verkleed had; Halberstadt die had

XC1 Sal Tas: Wat mij beirejt (I970), p. 75. 2 Ze waren terechtgekomen bij relaties die niet bonafide waren; de persoonsbewijzen zijn zwart verhandeld. 7 2

726 [PDF]
ARRESTATIE VAN DE DADERS

kunnen onderduiken maar zijn vrouw niet in de steek had willen laten; Elsa Maris bij wie Hartogh na de overval overnacht had, en Antje Roos die de koffer met Bloemgartens 'uniform' bij zich thuis verborgen had. Bloemgartens moeder werd natuurlijk ook gearresteerd - zij werd naar Sobibor gezonden. . Nog meer personen kreeg de Sicherheitspolizei binnen enkele dagen in handen: eerst Reitsma (IS april), vervolgens (17 april) de Amsterdamse agent Cornelius Roos die Bloemgarten kopieën van politieberichten verstrekt had (die waren gevonden), tenslotte de architect Limperg, Onder de papieren van Reitsma had de Sicherheitspolizei namelijk een notitie aangetroffen met betrekking tot een ontmoeting die Sandberg op 22 april in een bos bij Bussum met Limperg zou hebben. Limperg werd daar gearresteerd (bij hem thuis stond nog de schaal met de lauwerkrans en het woord 'held'), Sandberg kwam niet opdagen. Deze, die in Amsterdam een vrij bekende figuur was, had van van der Veen instructie gekregen, zich zorgvuldig ergens in het land schuil te houden.'

XCVandiegenen wier namen wij noemden, bleven alleen Gerrit van der Veen, Sandberg, Berkovich, Mechteld van Hardenbroek, Nel van den Brink, Dionysins Rerniëns en Johannes de Roos (de man die in Oss schietlessen gegeven had") op vrije voeten.

XCNegen personen waren het Amsterdamse bevolkingsregister binnengedrongen - van hen had de Sicherheitspolizei er in een tijdsverloop van twee weken (I-IS april) acht in handen gekregen. De beloning van f IQ 000 werd verdeeld: f 6500 werd uitbetaald aan de NSB'er Tennissen, f 2 000 aan de NSB' er de Roo en de rest, f I 500, schoof de Kriminalsekretär van de Sicher heitspolizei die het onderzoek geleid had, aan een bevriende V-Mmm toe, de Amsterdamse caféhouder Jan Kemp die, schijnt het, bij de opsporing van enkele daders geholpen had maar omtrent wiens rol niets naders bekend is; Kemp is eind' 43 in opdracht van de Raad van Verzet geliquideerd.

XC1 Sandberg heeft eerst bij Gennep, vervolgens in de Betuwe ondergedoken gezeten; tot in de zomer van' 44 zond hij van der Veen af en toe een rapport met militaire observaties en ook voerde hij periodiek nog besprekingen met van der _Veen en Duwaer over het werk van de Persoonsbewijzencentrale. In het land deden enkele gefingeerde brieven van Sandberg de ronde ten bewijze dat hij in Zwitserland zou zitten. 2 De naam van de Roos was nog niet genoemd toen hij er op II april '43 door een Rijksduitser op betrapt werd in zijn hutje explosieven te vervaardigen. De Roos schoot de man neer en dook onder. 7 2

727 [PDF]
TOENEMEND VERZET

Natuurlijk had de Sicherheitspolizei het zich gemakkelijk kunnen maken door de personen die zij in handen had gekregen, linea recta naar een concentratie-, eventueel een vernietigingskamp over te brengen. Dat werd niet wenselijk geacht. Onder de gearresteerden bevonden zich Joden en personen van gedeeltelijk Joodse afkomst, voorts enkele homosexue1en, en er was contact geweest met de illegale CPN - dat waren allemaal gegevens die het Reichsleommissariat met graagte wereldkundig zou maken (zoals bij de aankondiging van de executies ook geschied is). Bovendien had het gehele land bij geruchte of uit de pers van de aanslag vernomen - het kon geen kwaad wanneer uit het te publiceren vonnis zou blijken hoe snel en effectief de Sicherheitspolizei toegeslagen had. Besloten werd, stellig na overleg met Seyss-Inquart, dat een proces zou plaatsvinden; het zou gevoerd worden voor het in Nederland werkzame SS- und PolizeigerichtX.

XCTer voorbereiding en in afwachting van dit proces kregen de gearresteerden in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans te Amsterdam Einzelhajt: elk zat geheel alleen in een cel. Vrijwel allen waren zij na hun arrestatie aan Dauerverhöre onderworpen en, als zij zwegen of ontwijkende antwoorden gaven, gruwelijk mishandeld. Er viel voor de meesten, wat hun eigen rol betrof, weinig te ontkennen: Brandsteeder had hen ontmoet en was van de meeste voorbereidingen voor de aanslag op de hoogte geweest - dat alles was de 'SO' bekend. Maar de 'SO' wilde méér weten: waar waren van der Veen en Sandberg ondergedoken? Wie had de uniformpetten, beenkappen en revolvertassen laten namaken en bij wie was dat geschied? Met wie was over de beraamde aanslag gesproken? Met wie hadden Bloemgarten, Gröger en Halberstadt samengewerkt voor de spoorwegaanslag te Sloterdijk ?Wie waren betrokken geweest bij de productie en distributie van Rattenkruid? De 'SO' kwam niet veel te weten en op wat zij te weten kwam, moest zij vaak lang wachten. Vijf weken duurde het bijvoorbeeld voor Halberstadt het adres prijsgaf waar de tandtechnicus Gotjé (die ondergedoken was toen de eerste 'Rattenkruidjongens' gearresteerd waren) zich schuilhield. Niet alleen was Halberstadts weerstandskracht toen volledig uitgeput (hij was zelfs enkele dagen geheel bewusteloos geweest) maar er ging zich in hem bovendien een proces van depersonalisatie aftekenen waarbij van een levendige man niet meer overbleef dan een levenloze schim die zich aan de illusie vastklampte dat hij door gewillig en onderdanig optreden het naderende doodvonnis wellicht kon voorkomen of althans uitstellen. De overigen bleven zichzelf - ook Gotjé die gearresteerd was en die kon volhouden dat hij van de aanslag op het bevolkingsregister tevoren niets geweten had en alleen af en toe iets met Rattenkruid te maken had

728 [PDF]
HET PROCES TEGEN ARONDEUS C.S.

XCDiegenen die rechtstreeks bij de aanslag betrokken geweest waren, werden, toen de verhoren afgelopen waren, aan een barbaars regime onderworpen. Met enkels en polsen werden zij vastgeketend aan hun kale brits een deken lag er niet Op; een of twee keer per dag werd één pols losgemaakt en konden zij iets eten; het celtonnetje was onbereikbaar voor hen, hun natuurlijke behoeften moesten zij maar doen zo als zij lagen - af en toe werden zij gereinigd. Pas kort voor het proces mochten zij zich overdag vrij in hun cel bewegen, 's nachts werden zij weer vastgeketend. Een 'goede' bewaker wist Brouwer een bijbel in handen te spelen. Hij en de anderen mochten toen ook weer een boek lenen uit de gevangenisbibliotheek, maar toen men met een 'fout' boek kwam aandragen, hoorde Dekking in een van de cellen naast hem Beck of Honig zeggen: 'Dat verdom ik, dat wil ik niet hebben, dat is me te pro-Duits. Ik lees mijn leven lang geen Duits boek meer.'l

XCOp vrijdag IS juni vond in een van de zalen van het toenmalig Koloniaal Instituut te Amsterdam het proces voor het SS- und Polizeigericht plaats. Dekking kon enige tijd later een even treffend als gedetailleerd verslag, waarvan helaas het laatste gedeelte verloren is gegaan, de gevangenis uit smokkelen." Wij willen dit volgen.

XCOm half acht werden de een-en-twintig personen die zouden terechtstaan, uit hun cellen gehaald:

XC'In overvalauto's als sandwich op een bank: soldaat - twee geboeiden - soldaat. Naar het Koloniaal Instituut. Gedurende dit transport en gedurende het hele proces worden wij door de groene politie en soldaten met veel, maar zakelijk respect behandeld en hier en daar met onverholen bewondering bekeken. In het Koloniaal Instituut in een wachtkamer neergezet, een soort garderobe met wasbakken, de hoofddaders geboeid, de anderen los. Het is verboden te praten, maar er wordt direct druk gefluisterd, binnen een paar minuten hardop gepraat en zelfs geschreeuwd en veel en hard gelachen.

XC. .. In dit kamertje is de kenmerkende sfeer van het proces ontstaan tussen deze mensen die elkaar voor het grootste deel niet kennen: een gevoel van saamhorigheid en trots, dat er tussen al deze mensen niet één was waar je je over behoefde te schamen ... Het enige pijnlijke was het binnendragen van de volkomen in elkaar gestorte Halberstadt, vooral pijnlijk om de wee-vriendelijke7 2

1 Yvo K. Pannekoek (ps. van F. Dekking): 'Gesmokkelde brieven', I (1948), I, p. 36. 2 A.v., p. 44-53. Dekking heeft, toen zijn brief in '48 gepubliceerd werd, alle namen met initialen aangegeven en zijn eigen naam niet vermeld; wij hebben in onze tekst de namen voluit opgenomen.

729 [PDF]
TOENEMEND VERZET

manier waarop hij door de Duitsers vertroeteld wordt. Zij vroegen ook('es sind so viele Ärzte hier') of iemand een diagnose wilde maken. 'Akute Hciftpsychose', schreeuwt Arondeus.'

XCHet proces begon.

XCZij die terecht stonden, werden in de volgorde van de Anklageverfügung over hun persoonlijke omstandigheden en opvattingen verhoord (de z.g. Vernehmung zur Person) - eerst de acht die het bevolkingsregister binnengedrongen waren: Arondeus, 'prettig in zijn gedetacheerde en vrijwel vemeukratieve toon - joyeux et indifférent'; Bloemgarten, 'hij praat soms heel uitvoerig met de voorzitter alsof ze nu samen eens zullen proberen uit te vissen, waarom hij bepaalde dingen gedacht of gedaan heeft'; Gröger, 'is anti-nationaal-socialist om het onrecht dat hem is aangedaan ... de enige die grote woorden gebruikt'; Hartogh, 'weinig pregnante figuur'; Honig, 'een echte Zaankanter, witblond, goedig maar koppig, met een langzaam maar zeer goed verstand' ; Beek, 'is tegenstander van het nationaal-socialisme, wil een demoeratie anders dan totnutoe . . . Dit is een prachtkerel, een slimme, vrolijke, aggressieve vent ... Beiden hebben ongeveer een week na de aanslag hun artsexamen gedaan'; van Musschenbroek, 'energiek en met lol in de buik, 't type van de zeer goede Hollander, evenals zijn tweede vader, van Doorn'; Reitsma, 'een fatsoenhjk mens, niet helemaal zelfstandig tegen de situatie opgewassen, lijkt me. Hier heb ik', schreef Dekking, 'duidelijk een inzinking van de aandacht gehad' - jammer, want nu kwamen de helpers aan de beurt met als eerste Brandsteeder, wiens centrale functie bij de opsporing Dekking kennelijk niet bekend was: 'knecht en koerier van Arondeus, vroeger los werkman ?' ; Halberstadt, 'kan niet staan, lopen, zitten, heeft overal pijn, kijkt met grote angstige ogen rond, praat verward en op verkeerde momenten, is doodsbang om gefusilleerd te worden, zoekt aldoor hulp en steun bij de moffen en praat voortdurend en tegen iedereen Duits' nee, dàn Brouwer: 'een pracht mannetje in een soort extatische toestand, lijkt met zijn magere hoofd en hals uit zijn wijde gevangeniskleren op een zelfportret van Greco. Praat Duits met een Spaans accent'; Limperg, 'ik herinner me niets van wat hij gezegd heeft, alleen zijn grote rust en zelfverzekerdheid'; Dekking zelf, 'Sie sind Gegner des National-Sozialismusi' 'Ja' - 'Hebt u het ooit grondig bestudeerd?' - 'Neen' - Hoe kunt u er dan tegen zijn?' - 'Om praktische redenen . . . Het eerste wat hier gebeurde: opheffen van competent lichaam (Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst) en instellen van een zuiver politiek lichaam (Artsenkamer) worin nUT ganz ausnahmsweise ein kompetentes Mitglied Sitzung hatte' ... Dit is niet weerlegd'; Bakker, 73

730 [PDF]
HET PROCES TEGEN ARONDEUS C.S.

'een aardige, vrolijke, inderdaad wat vrouwelijke man .. Merkte op zijn zestiende dat hij homosexueel was ... Was bevriend met Arondeus. 'Es bestand jedoch leein Liebesverhàltnis, das ist doch sicher, nicht?''Ja' - deze vraag was van groot belang omdat ... een request (was) ingediend om Bakker zijn schuld minder zwaar aan te rekenen, omdat hij ... door zijn sterke gevoelsbinding aan Arondeus deze niets zou hebben kunnen weigeren. Blijkbaar heeft Bakker een dergelijke voorstelling van zaken niet gewild ... Ve~dere bijzonderheden herinner ik me niet. Afgezien van deze homosexuele verhouding is mij opgevallen de sfeer van homo-erotiek, die over ons allen lag, een grote wederzijdse bewondering en vrijwel vertedering voor elkaar.'

XC'De rest zat achter mij', schreef Dekking, zijn verslag voortzettend. 'daarvan herinner ik me niet veel': van Doorn, 'liberaal'; Barentsen, 'ambtenaar bij de distributie'; Roos, 'agent van politie. 'Waarom tegenstander nationaal-socialisme?' 'Om mijn anti-revolutionaire beginselen"; Antje Roos, 'verloofd met Barentsen'; Geertruida van Essen, 'verloofde van Karl (Gröger) ... een bijzonder aardig, levendig meisje'. De laatste die zur Person verhoord werd, was volgens Dekking (die niet mocht omkijken) 'een vreemd mannetje, een soort kosthuishouder, die protesterend naar binnen werd gesleurd tijdens het proces. Kennis van H.' - daarmee moet Hartogh of Halberstadt bedoeld zijn, maar wie dat 'vreemd mannetje' was (Kemp wellicht?), weten wij niet. Van Elsa Maris, Hartoghs vriendin, maakte Dekking geen melding.

XCPauze. Daarin 'weer hetzelfde spel van praatverbod dat met hard lachen en schreeuwen overtreden wordt', tijdens hetwelk Geertruida van Essen 'voortdurend naast Karl kruipt en hem van onder tot boven afzoent, weer door de moffen wordt weggestuurd, maar direct weer terug is. Brouwer geeft instructies: denk er om dat we alles gooien op ons Mitleid trauma. Arondeus praat honderd-uit over alles wat de moffen niet te weten zijn gekomen.'

XCDe Vernehmung zur Sache volgt: een reconstructie van het tenlaste gelegde. Arondeus onderstreepte daarbij dat men de aanslag op het bevolkingsregister zo opgezet had dat er geen bloed zou vloeien. 'Voorzitter: Nu hebt u heel toevallig deze twee artsen gevonden. Als die nu eens niet gekund hadden, dan had u zonder gezeten en dan - Arondeus valt in de rede, met een volmaakte zelfverzekerdheid: Dan had ik direct twee andere gevonden, 'es gibt sa Viele die furchtbar gem so was mitmachen' Beck zei, 'dat voor hem de grootste waarde van de actie vooral daarin lag, dat het een soort aansporing voor de Nederlanders was, zichzelf te blijven en niet zo slaafs zich maar alles te laten welgevallen. Tenslotte nog had hem het sportieve van de daad bijzonder aangetrokken.' Brandsteeder werd 'opvallend voorzichtig en 73

731 [PDF]
TOENEMEND VERZET

weinig diepgaand ondervraagd' (geen wonder l), Er werd gesuggereerd dat Arondeus een soort chantage op hem uitgeoefend had:

XC, 'Heeft Arondeus u niet met de dood bedreigd als u iets vertelde ?'

XC'Ja, hij heeft gezegd dat hij me dood zou schieten als ik iets vertelde.'

XCVoorzitter:'Arondeus, is dat waar?'

XCArondeus:'Ja, maar dat hebben wij voor de grap allemaal tegen elkaar gezegd.'

XCVoorzitter:'Maar u hebt het dan toch maar gezegd.'

XCArondeus:'Zondertwijfel', en haalt de schouders op.'

XCLimperg (omtrent de door hem vervaardigde plattegronden had de Sicher heitspolizei niets vernomen) kwam aan de beurt:

XC'Hij heeft Arondeus gehuldigd met een schaal bonbons, waarop een lauwerkrans en 'held' geschilderd stonden.

XC'Warum haben Sie das getan?'

XC'Weil ieh die grösste Bewunderung habefiir meinen Freund, der so was gewagt hat.''u wist dat hij het gedaan had ?'

XC'Neen, hij heeft het mij pas verteld toen hij al binnen was, toen kon ik hem natuurlijk niet wegsturen.'

XC'Das wäre abet Ihre Pflicht gewesen.'

XC'Ich glaube, Freunden gegenüber andere Pflichten zu haben.' '

XCVan Dooms briefkaart (' Good luck!') werd ter sprake gebracht:

XC'De vader zegt: 'Ik heb het mijn zoon afgeraden, maar hij is meerderjarig en toen mij bleek dat hij niet van zijn plan was af te brengen, was er mij alles aan gelegen dat hij zo goed mogelijk zou slagen - ik kan een meerderjarige zoon niets beletten.'

XC'Es war Ihre Pjlicht, ihn anzuzeigen.'

XC'Ieh glaube nicht. Es ist in Holland keine Gewohnheit, dass Väter ihre Söhne anzei gen"

XCen getuigde dan dit antwoord in het op dit punt afbrekend verslag van Dekking niet van dezelfde geestkracht die uit de houding en de weergegeven uitlatingen van nagenoeg alle overige terechtstaanden sprak? Hoe fier was van Dooms repliek! Die paar woorden die hij zijn stiefzoon van Musschenbroek geschreven had, zouden hem het leven kosten.

XCVan Musschenbroek bleek uit hetzelfde hout gesneden. Van het 'laatste woord' dat elk spreken mocht, kennen wij slechts het zijne: 'Hij zei dat hij niet anders had kunnen handelen en wenste geen gratie, en voegde daaraan 73

732 [PDF]
HET PROCES TEGEN ARONDEUS C.S.

toe: als mijn familie in Duitsland pogingen zou doen om voor mij gratie te bewerkstelligen, zal ik die niet aannemen.'!

XCJohanna Scholten kreeg levenslang, Antje Roos, Geertruida van Essen en Elsa Maris werden naar de vrouwen-gevangenis in Kleef gezonden, Dekking naar Vught, Honig en Beck naar het SS-Straflager in Dachau waar zij als arts moesten werken, Brandsteeder werd na een jaar in vrijheid gesteld - van alle overigen (Arondeus, Bloemgarten, Gröger, Hartogh, van Musschenbroek, Reitsma, Halberstadt, Brouwer, Limperg, Bakker, Barentsen, van Doom en Roos) werd het doodvonnis bekrachtigd. Dat werd die dertien mannen op de ochtend van 30 juni meegedeeld. 'Wij mochten vandaag', aldus een briefje dat Bloemgarten de gevangenis uit wist te smokkelen, 'ons laatste menu vaststellen, maar mijn celgenoten en ik begeren geen afwijking van het dagelijks rantsoen. Je hebt geen idee hoe wij in alles één zijn en vol vertrouwen ons vonnis tegemoet gaan. Wij hebben gedaan wat wij doen moesten en zijn volkomen verzoend met de dood. Wie zijn leven verliest, zal het terugontvangen als een geheiligd bezit, echter te teer en te broos dan dat dit van lange duur kan zijn. God roept - wij wachten met ongeduld."

XCGotjé (die in een apart proces vier jaar gevangenisstraf kreeg) zat in die laatste dagen recht tegenover de dubbele cel (tevoren ziekenzaal) waarin de dertien ter dood veroordeelden opgesloten zaten. Rode, witte en blauwe bloemen stonden er op een tafeltje, elke avond zongen de dertien gezamenlijk het Wilhelmus en andere vaderlandse liederen. 'Ik: verbaasde mij', schreef Gotjé later, 'over de opgewektheid van de jongens. Zij lachten, debatteerden en lazen om beurten hoofdstukken uit de bijbel voor.' Halberstadt had zich hervonden: 'Henri Halberstadt was na een paar dagen weer een gewoon mens geworden Arondeus en Brouwer waren steeds opgewekt; zij bezielden hun kameraden door hun lichtend voorbeeld/"

XC'Wanneer je deze brief krijgt', zo schreef Arondeus in een afscheidsbrief aan een vriend,C. A. Honig, aangehaald doorHuf: 'Gesprek met overlevenden',29 juni 1963.Aangehaald in J. J. van Tongeren: 'De geestelijke achtergrond van het werk van Groep 2000' (1946),p. 22 (Doe U-295, a-2). sH.E. Gotjé: Verslag (z.d.), p. 4 (Doe U-97, a-Io).

1 jules 2 C.

733 [PDF]
TOENEMEND VERZET

'is voor ons alles voorbij; morgenochtend vroeg worden wij gefusilleerd - Wij gaan zonder vrees, alle kameraden hebben mij op handslag beloofd rechtop en zonder angst te sterven en ik weet dat zij hun woord zullen houden. Ze zijn zo sterk en moedig; een diep gevoel van trots en dankbaarheid vervult mij als ik aan hen denk, aan hun vriendschap en moed.

XC. .. Groet allen met wie ik eenmaal verbonden was, want aan allen denk ik nu met liefde en zonder enige wrok ofbitterheid.

XCIk wist niet dat de dood zo licht en schoon kon zijn. En zo WijS.'1

XCWij willen, wat de gevolgen van de aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister betreft, onderscheid maken tussen de directe en de indirecte.

XCVoor de directe is slechts één vraag relevant: hoe groot was de schade die door de explosies en de brand veroorzaakt werd? Zij was aanzienlijk, maar minder aanzienlijk dan van der Veen, Arondeus en hun helpers gehoopt hadden en dan in die tijd zelf ook algemeen aangenomen werd. De bovenverdieping van het gebouw bij Artis brandde geheel uit (wij weten niet of daar ook brandmiddelen neergelegd waren dan wel of de brand van de parterre daartoe doordrong); op die bovenverdieping stond het kiezersregister in houten ladenkasten op houten stellingen: de vlammen konden er zich snel verspreiden. De vloer van die bovenverdieping stortte evenwel niet in: hij was van beton. De brand parterre bleef dus, zou men kunnen zeggen, op eigen kracht aangewezen. De aanslagplegers zouden misschien meer bereikt hebben als zij de honderdduizenden persoonskaarten die ze uit de metalen laden gehaald hadden, juist niet op vijf grote hopen gegooid hadden: losse hoeveelheden karton branden gemakkelijker dan grote hopen. Wat nu gebeurde was dat de laatst gestorte kaarten, de farniliekaarten die men uit de kelder opgediept had, doordat zij bovenop lagen, bijna alle verbrandden, maar de brand sloeg op de daaronder liggende persoonskaarten niet voldoende. over. Slechts enkele duizenden werden geheel verkoold, tienduizenden verbrandden gedeeltelijk, maar ca. 85 % werd door het vuur niet of nauwelijks beschadigd. Die rest liep de meeste schade op door het ingrijpen van de brandweer. Deze bluste de brand met achttien stralen, maar ging opzettelijk tot een langdurige nablussing over met de bedoeling, de niet-verbrande bescheiden te 'verzuipen'. 'Wat niet door de brand en de

XC1 Brief, 27 juni 1943, van W. Arondeus aan M. Roland Holst (Doe II-395, a--9). Wij nemen aan dat de datering op een vergissing berust.

734 [PDF]
EFFECT V AN DE AANSLAG

explosies was vernietigd, was', aldus De Waarheid,'door het water wel voorgoed onbruikbaar gemaakt."

XCDat laatste was te optimistisch gezien.

XCUit Den Haag kwam nog in de nacht van de aanslag Lentz, het hoofd van de rijksinspectie van de bevolkingsregisters, per auto aangereden. In het gebouw dat nog smeulde en vol bluswater stond, trof hij burgemeester V oûte aan en de administrateur van de afdeling bevolkingsregister en verkiezingen ten stadhuize, G. Sijdzes. Van Sijdzes vernam hij dat deze zich niet in staat achtte het bevolkingsregister opnieuw op te bouwen - wèl, dan zou hij, Lentz, aan dat werk de nodige leiding geven; zijn werk in Den Haag wilde hij laten schieten. Voûte bood hem ter plekke de nieuwe functie aan welke door Lentz, gegeven 'het zeer aantrekkelijke salaris, gepaard aan het vooruitzicht op een rustige werkkring', in beginsel aanvaard werd" alleen moest, zei hij, secretaris-generaal Frederiks nog goedkeuren dat hij de rijksinspectie zou verlaten. Frederiks weigerde. Het slot van het lied was dat Lentz zijn werk in Den Haag vijf maanden lang combineerde met de leiding van de reconstructie van het Amsterdamse bevolkingsregister.

XC'Zoals mieren direct na de verstoring van de mierenhoop weer ijverig aan het herstel beginnen, zo' (wij citeren de naoorlogse geschiedenis van het Amsterdamse bevolkingsregister) 'deden de ambtenaren van het Bevolkingsregister het met hun administratie. Gewapend met baggerlaarzen maar meer nog zonder die nuttige voorwerpen visten ze de verdronken kaarten uit het bluswater. Tot de kleinste fragmenten toe werden 'gered'. Op lange tafels, tussen bakstenen, werd alles te drogen gezet in de Koningszaal van 'Artis'."

XCEen maand of zes na de aanslag was het register weer bruikbaar - behalve natuurlijk de 15 % die verloren was gegaan. Illegale groepen die wisten, welke letters hieronder vielen, konden hier gebruik van maken: men vulde dan op een vals pb de naam van een Amsterdammer in die met een van die letters begon, en dat betekende dat controle in Amsterdam onmogelijk was; zij bleef natuurlijk wèl mogelijk bij de rijksinspectie waar zich alle ontvangstbewijzen-persoonsbewijs bevonden. Wat Amsterdam betrof, verhinderde voorts de lacune van 15 % dat de in een bepaald jaar geboren mannelijke Amsterdammers zonder uitzondering voor de arbeidsinzet opgeroepen werden.Lentz:(Doe

1 68 (3 april 1943), p. 2. 2]. L. 'Ambtelijke herinneringen' (1945), p. 55 1-1045, a-y). 3]. T. Veldkamp: (1954), p. 30.

735 [PDF]
TOENEMEND VERZET

XCAan de Joden had de aanslag op het bevolkingsregister geen bescherming geboden. Dat was wèl beoogd (wij herinneren aan hetgeen Sandbergs moeder schreef: 'om daardoor Joden onvindbaar te maken voor de Gestapo') - het was vermoedelijk aan van der Veen en de zijnen niet bekend dat er buiten het bevolkingsregister twee aparte Joden-kartotheken waren die de administratieve grondslag vormden voor de deportaties: één in Amsterdam bij de Zentralstelle, één in Den Haag bij IV B 4.

XCMet dat al was het voor diegenen onder de ambtenaren van het bevolkingsregister die er tevoren al, op kleine schaal overigens, in 'geknoeid' hadden-, na de aanslag gemakkelijker geworden om die 'knoeierijen' voort te zetten en uit te breiden. Vooral in ' 44 was dat het geval: 'honderden kaarten verdwenen naar huis', na de bevrijding kwam één ambtenaar zelfs 'aandragen met een stapel van minstens duizend stuks, totaal beschimmeld en onbruikbaar, die hij onder de vloer van zijn tuinhuis had bewaard."

XCNaast die directe gevolgen van de aanslag waren er de minstens zo belangrijke indirecte. Die zijn niet in cijfers uit te drukken, maar het komt ons voor dat wat van der Veen, Arondeus en de hunnen in Amsterdam. gepresteerd hadden, een belangrijke stimulans gevormd heeft voor de illegaliteit in het algemeen en speciaal voor de groepen die zich op de hulp aan onderduikers toelegden. Hoe zei Beck het tijdens het proces? 'Dat voor hem de grootste waarde van de actie vooral daarin lag, dat het een soort aansporing voor de Nederlanders was, zichzelf te blijven en niet zo slaafs zich maar alles te laten welgevallen.' Precies die aansporing was het geworden, in de eerste plaats door het spectaculaire karakter van de daad zelf een daad die de bezetter niet verborgen hield, hetgeen trouwens, als hij het gewild had, ten aanzien van de Amsterdammers onbegonnen werk zou zijn geweest. Binnen een dag wist heel Amsterdam wat gebeurd was en niet alleen daar maar ook elders kon een ieder zich afvragen in hoeverre hij die 'aansporing, zichzelf te blijven', ter harte wilde nemen.

XCMisschien was die aansporing voor geen bevolkingsgroep van actueler betekenis dan voor de studenten. Juist zij immers stonden in de periode waarin de aanslag op het bevolkingsregister van de hoofdstad plaatsvond, persoon voor persoon voor de vraag of zij een loyaliteitsverklaring jegens de bezetter zouden ondertekenen.

XC1 Het was geen 'knoeierij' maar wel nuttig dat ook in het Amsterdamse bevolkingsregister al in de zomer van '40 door twee los van elkaar werkende groepjes ambtenaren begonnen werd met het opbouwen van kartotheken van 'foute' Amsterdammers; na de bevrijding vormden die kartotheken de grondslag voor de administratie van de Politieke Opsporingsdienst. 2 J. T. Veldkamp: Het Amsterdamse bevolkingsregister in oorlogstijd, p. ]2.

736 [PDF]

De strijd om de loyaliteitsverklaring der studenten

XC

XCHet lijkt ons zinvol, kort te herhalen wat wij in hoofdstuk 7 vermeldden over de crisis die zich van eind' 42 af in de wereld van het hoger onderwijs voordeed: midden december grote onrust door van Dams aankondiging dat ca. zesduizend studenten op korte termijn in Duitsland moesten gaan werken; die aankondiging werd ingetrokken, de studenten keerden mede op advies van de Raad van Negen eind januari' 43 naar de collegezalen en practica terug; op 6 februari volgden toen na de aanslag op Seyffardt de razzia's in Amsterdam, Delft, Utrecht en Wageningen als gevolg waarvan ruim zeshonderd studenten naar het concentratiekamp Vught overgebracht werden - en op 9 februari kwam het tot de algemene 'jacht op de jeugd' waardoor ca. twaalfhonderd jongeren in Vught belandden, onder hen enkele studenten uit Groningen. Die gebeurtenissen hadden het hoger onderwijs tot stilstand gebracht, ook daar waar men het geven van colleges en het houden van practica niet beëindigd had: de studenten vertoonden zich niet meer - dat was hun eenvoudig te riskant geworden.

XCNiet alleen secretaris-generaal van Dam vond dit een onwenselijke toestand maar ook Seyss-Inquart: instellingen van hoger onderwijs mochten in zijn satrapie niet ontbreken! Anderzijds kon hij de Sicherheitspolizei niet afvallen wanneer deze bij monde van Rauter en Harster beweerde dat opvallend veel studenten aan illegaal werk deelnamen. Hoe kon men de bokken van de schapen scheiden? Drie dagen na de studentenrazzia' shad SeyssInquart het denkbeeld geopperd om uit Vught de studenten die een politiekpassieve indruk maakten, te ontslaan en hen door andere studenten van wie men wist dat zij actief anti-Duits waren, te vervangen. De eerstbedoelden zouden dan een belofte van gehoorzaamheid moeten afleggen - een belofte die men, aldus Seyss-Inquart, ook van de overige studenten kon vragen voorzover van hen niet verwacht behoefde te worden dat zij zich desondanks anti-Duits zouden blijven gedragen. Ten slotte sprak het voor Seyss-Inquart vanzelf dat uit de studentenwereld een zekere bijdrage gegeven moest worden aan de arbeidsinzet; men had Sauckel in december teleurgesteld daar kon men niet mee doorgaan.

XCOm met punt één te beginnen: hoe kwam men aan de namen van de anti-Duitse activisten onder de studenten ? Van Dam vroeg de rectores magnifici om een opgave. Die kreeg hij van geen hunner: de niet-NSB'ers weigerden medewerking en de twee NSB' ers (de Burlet in Groningen, Mees in Wageningen) hadden onvoldoende gegevens. Nu had van Dam tevens op het Studentenfront van de NSB een beroep gedaan - inderdaad kon hij, zoals hij op 18 februari in het college van secretarissen-generaal

737 [PDF]
TOENEMEND VERZET VAN DAMS PLANNEN

meedeelde, 'de lijsten van de ingerekende studenten' (zij die op 6 en 9 februari gearresteerd waren) 'doen controleren met de lijsten waarover het Studentenfront beschikt.'! Wij nemen aan dat toen op de lijsten van de opgepakten diegenen aangestreept werden die aan het Studentenfront als anti-Duitse activisten bekend waren; daarbij moest, naar het ons voorkomt, ook van Dam veronderstellen dat men die activisten in Vught zou vasthouden; hij had door zijn contact met het Studentenfront tot hun voortgezette detentie bijgedragen. Voor de meeste hoogleraren, verontwaardigd als zij waren over de tonelen die zich in Amsterdam, Delft, Utrecht, Wageningen en Groningen afgespeeld hadden, stond evenwel op dat moment vast dat van hervatting van het hoger onderwijs geen sprake mocht zijn voor alle studenten uit Vught vrijgelaten waren. Van Dam kon slechts hopen dat Seyss-Inquart het denkbeeld om ca. vijfhonderd studenten permanent in gijzeling te houden, na verloop van tijd zou laten varen - hetgeen betekende dat Seyss-Inquart dwars moest ingaan tegen de harde koers die Himmler aan Rauter gelast en daarmee aan Seyss-Inquart min of meer aanbevolen had. 2 De twee andere punten: de arbeidsinzet der studenten en hun belofte van gehoorzaamheid, werden aan elkaar gekoppeld. Wat die arbeidsinzet betrof, kwam van Dam weer met het in december door hem gesuggereerde denkbeeld op de proppen, daarvoor geen studenten uit te kiezen die nog met hun studie bezig waren (dat zou maar nieuwe onrust betekenen in de wereld van het hoger onderwijs!) maar afstuderenden op het moment dat zij hun studie beëindigden: normaal waren dat per jaar een tweeduizend - minder dus dan de vijfduizend die Sauckel gevraagd had, maar qua aantal en vooralookverantwoordelijkheid van Seyss-Inquart voor de vervolgings- en terreurmaat

1 Csg ; Notulen, 18 febr. 1943. 2 Toen Rauter aan Himmler bericht had dat bij de razzia's op de als gevolg van foutieve opgaven ook nationaal socialistische jongeren opgepakt waren, zond Himmler hem op 10 februari het volgende telexbericht: 1778) Himmler wist natuurlijk dat dat laatste voor de betrokkenen de dood betekende. Stellig heeft Rauter dit 'bevel' aan Seyss Inquart voorgelegd - hij kon niet op eigen gezag de uitvoering nalaten. Seyss Inquart trok zich van Himmlers bevel aan Rauter niets aan: een merkwaardig be wijs hoeveel de zich in zijn relatie met de en kon permitteren. Zulks onderstreept, dunkt ons, de zelfstandige

738 [PDF]

qua capaciteiten niet te versmaden voor de Duitse oorlogseconomie. Deze had trouwens aan gekwalificeerde arbeidskrachten meer dan aan ongekwalificeerde. Bovendien, zo meende van Dam, kon vertrek naar Duitsland voor die afstuderenden minder onaantrekkelijk zijn als zij wisten dat zij allen of dat althans velen hunner in het vak van hun opleiding werkzaam zouden blijven. Van Duitse kant kreeg van Dam de toezegging dat de werkperiode in Duitsland slechts een jaar zou duren; op II februari zei hij aan zijn ambtgenoten, 'dat er niet aan zal zijn te ontkomen dat afgestudeerden voor een jaar in Duitsland tewerk worden gesteld.' Seyss-Inquart liet Iller een verordening voor ontwerpen", waarin de Reichskommissar'ter waarborging van de totale inzet voor de Europese strijd tegen het bolsjewisme' (aldus de aanhef van artikel I) om te beginnen bepaalde dat elke student na de voltooiing van zijn studie voor de arbeidsinzet kon worden opgeroepen (de uitzending naar Duitsland werd in de verordening verzwegen en de duur van die arbeidsinzet werd in het midden gelaten) en waarin hij voorts van Dam de bevoegdheid schonk, voor elk universitair studievak een numerus clausus vast te stellen: dat zou de mogelijkheid bieden om niet tot het hoger onderwijs toegelaten aspirant-studenten voor de arbeidsinzet te bestemmen dan wel aan studenten die buiten de numerus clausus zouden vallen, hun status als zodanig te ontnemen waarna ze ook naar Duitsland gezonden konden worden.

XCOp 19 februari legde van Dam de nieuwe denkbeelden: lo;aliteitsverklaring van alle studenten, invoering van de numerus clausus en arbeidsinzet voor afstuderenden, mondeling aan de rectores magnifici voor die hij in Amsterdam in vergadering bijeengeroepen had. Hij wees er daarbij op dat men aan die loyaliteitsverklaring niet te zwaar moest tillen: in '41 en '42 was van diegenen die een rijksbeurs ontvingen (voor de cursus '42-'43: achten-dertig studenten), ook zulk een verklaring gevraagd en zulks had niet tot moeilijkheden geleid. Volgens de rector magnificus van Utrecht, van Vuuren, was er slechts één collega die de algemene loyaliteitsverklaring waar van Dam van gerept had, hoogst onraadzaam achtte: Dorgelo (Delft) ; de numerus clausus werd, aldus van Vuuren, 'niet als zeer ernstig opgevat', immers: niet de bezetter maar van Dam zou die vaststellenen, alweer volgens van Vuuren: ook de eerste reacties op de arbeidsinzet van afstuderenden waren 'niet ongunstig'. 2

XCIs van Vuurens verslag betrouwbaar? Wij zijn er, hoewel het door van

1 VO 27/43 1943, p. 125-27). "L. van Vuuren: 'Verslag 1942-1943' in Rijksuniversiteit 1942-1943 (1943). p. 25-26.

739 [PDF]
TOENEMEND VERZET

Dam na de oorlog bevestigd is, niet zeker van. Volledig is het bepaald niet, want wij achten het uitgesloten dat niet menige rector magnificus duidelijk maakte dat eerst de zeshonderd in Vught opgesloten studenten in vrijheid gesteld moesten worden. Van Dam zal dan wel gezegd hebben dat hij goede hoop had dat binnenkort althans de meesten vrijgelaten zouden worden en zowaar: ruim een week later, op 27 februari, werden (gelijk reeds vermeld) honderdvijftig studenten uit Vught ontslagen, allen hervormden.

XCIntussen was de zaak van de loyaliteitsverklaring lelijk in de knoop gegeraakt: Mussert was er zich mee gaan bemoeien. Zo woedend was deze geweest om het feit dat hij in het besluit tot de studentenrazzia' s niet gekend was, dat Seyss-Inquart hem toestond, betrokken te worden bij het overleg inzake de loyaliteitsverklaring; Mussert zou daarbij vertegenwoordigd worden door zijn 'gemachtigde voor het hoger onderwijs' van Genechten maar doordat deze (wij memoreerden het al) na de aanslagen op Feitsma jr., Seyffardt en de Reydons ingestort was, moest hij door een andere NSB' er vervangen worden: prof. dr. J. Jeswiet, sinds '25 hoogleraar te Wageningen, in '33-'34 allid van de NSB, na mei '40 opnieuw lid. Van Dam had, toen Mussert en Jeswiet ingeschakeld werden, al een conceptbesluit gereed, maar Jeswiet kwam met een eigen concept dat door de Secretarie van Staat opgesteld was; dat hield in dat de loyaliteitsverklaring niet alleen afgelegd zou moeten worden door de studenten maar ook door de hoogleraren en alle overige personen die in dienst stonden van de universiteiten en hogescholen; voorts dat in die verklaring toegezegd moest worden dat men zich van aggressief gedrag tegen aanhangers van het nationaal-socialisme (in de eerste plaats: de leden van het Studentenfront) zou onthouden, en tenslotte wenste Mussert dat de bevoegdheden van de presidenten-curator en van de rectores magnifici belangrijk uitgebreid zouden worden: de presidenten-curator zouden voortaan gemachtigd zijn, hoogleraren te schorsen, en de rectores magnifici om studenten niet voor een maximumtermijn van zeven dagen maar van een jaar uit het hoger onderwijs te verwijderen.

XCHet was de eerste keer dat Mussert op een belangrijk algemeen punt van zijn nieuwe bevoegdheden als 'Leider van het Nederlandse volk' gebruik maakte - verzet van van Dam (op wie hij toch al zoveel tegen had!) kon hij niet tolereren. Maar van Dam zocht en vond steun bij Wimmer en na een wekenlang krakeel, waarbij Jeswiet Mussert in de steek liet, kwam vast te staan dat Musserts wensen slechts voor een deel ingewilligd zouden worden: de loyaliteitsverklaring zou tot de studenten beperkt blijven, het Studentenfront niet uitdrukkelijk in bescherming genomen worden en de bevoegdheden van de presidenten-curator slechts uitgebreid met een schorsingsrecht van ten hoogste acht dagen; tegen een belangrijke versterking van de positie 74

740 [PDF]
MUSSERTS INMENGING

der rectores magnifici had van Dam geen bezwaar: op dat punt nam hij Musserts denkbeeld over.

XCOp 12 maart werd in de dagbladpers het van de NSB afkomstig bericht opgenomen dat de volgende dag een verordening zou verschijnen (SeyssInquarts verordening over de arbeidsinzet van afstuderenden en de invoering van een numerus clausus) die de Reichskommissar 'na ruggespraak met de Leider der Nationaal-Socialistische Beweging der Nederlanden en met de secretaris-generaal van het departement van opvoeding, wetenschap en kultuurbescherming' (van Dam schreef dat laatste woord altijd met een c) ondertekend had. Maar er werd op 13 maart nog méér gepubliceerd: ook van Darns besluit inzake de loyaliteitsverklaring en de uitbreiding van de bevoegdheden der presidenten-curator en rectores magnifici.' Elke student zou voortaan ieder studiejaar met zijn handtekening moeten bekrachtigen 'dat hij', aldus de tekst der loyaliteitsverklaring, 'de in het bezette Nederlandse gebied geldende wetten, verordeningen en andere beschikkingen naar eer en geweten zal nakomen, en zich zalonthouden van iedere tegen het Duitse Rijk, de Duitse Weermacht of de Nèderlandse autoriteiten gerichte handeling, zomede van handelingen en gedragingen, welke de openbare orde aan de inrichtingen van hoger onderwijs, gezien de vigerende omstandigheden, in gevaar brengen.'>

XC'Dit besluit', zo stond er nog, 'treedt in werking op de dag zijner afkondiging.' Afgekondigd werd het op 13 maart - en wat las van Dam die het drie dagen tevoren ondertekend had, op de rjde in het Verordeningenblad en in de pers? Dat in het artikel dat bepaalde dat de studenten 'ieder jaar' de loyaliteitsverklaring zouden moeten afleggen, door het Reichskommissariat, zonder dat hij daar iets van wist, achter 'ieder jaar' ingevoegd waren de woorden: 'voor de eerste maal één maand na het in werking treden van dit besluit.' Van Dam had getracht slimmer te zijn dan de D~itsers door het voor de eerste maal afleggen van de loyaliteitsverklaring op te schuiven tot de nieuwe cursus - hij had buiten de waard gerekend: toen hij eenmaal de publieke verantwoordelijkheid voor het pressiemiddel aanvaard had, bepaalde de bezetter het moment waarop dat middel toegepast zou worden en ook daar kreeg van Dam de verantwoordelijkheid voor toegeschoven.

XCOp 16 maart, drie dagen na het verschijnen van Seyss-Inquarts verordep.De bedoeling van het laatste, in een laat stadium ingevoegde zinsdeelwas dat men zich ook van aggressiefoptreden tegen nationaal-socialistischedocenten of studenten onthouden zou.

1 VO 28/43 1943, 127-30). a

741 [PDF]
TOENEMEND VERZET

ning en van Dams besluit, werden de meeste van de op 6 en 9 februari gearresteerde studenten uit Vught ontslagen, zulks evenwel met uitzondering van de ca. honderdvijftig niet-hervormde Delftenaren die in verband met het nadere onderzoek naar de activiteiten van de een week tevoren (9 maart) opgerolde sabotagegroep-Pahud de Mortanges vastgehouden werden. Ook nog een kleine dertig andere studenten kwamen niet vrij. Aan diegenen die het kamp konden verlaten, was uit een krant die men in Vught in handen gekregen had, de tekst van de op 13 maart gepubliceerde loyaliteitsverklaring bekend geworden; van hen was geëist dat zij een soortgelijke verklaring vóór hun ontslag zouden ondertekenen. Aan die eis hadden zij na onderling overleg gevolg gegeven; bovendien hadden zij toegezegd dat zij zich moeite zouden geven om de andere studenten tot het afleggen van de loyaliteitsverklaring te bewegen. Bij de kleine groep bursalen kwam dus nu een tweede, veel grotere groep die al een soort loyaliteitsverklaring afgelegd had: ca. tweehonderdzeventig studenten uit Amsterdam, Utrecht, Wageningen en Groningen.

XCHet feit dat de meeste studenten uit Vught vrijgelaten werden en dat zij, belangrijker nog, niet door anderen vervangen werden, was van Dam een pak van het hart. Seyss-Inquart had kennelijk het denkbeeld, permanent vijfhonderd studenten in gijzeling te houden, laten vallen. Van Dam vertrouwde dat de vrijlatingen (die van de Delftenaren, was hem gezegd, zou na onderzoek nog volgen) er belangrijk toe zouden bijdragen dat de bepalingen ten aanzien van de arbeidsinzet en de loyaliteitsverklaring op niet al teveel weerstand zouden stuiten. 'De houding van verschillende rectores magnifici', zo deelde hij op 18 maart in het college van secretarissen-generaal meel, 'is in dit opzicht zeer goed.' Hij, van Dam, zou nog een radiorede houden en hij overwoog voorts, 'een aantal Nederlanders van onverdachte reputatie' te vragen, een stuk te ondertekenen waarin zij op de studenten een beroep zouden doen, zich te schikken. Kon men, zo vroeg Hirschfeld toen, de studenten niet laten toespreken 'door min of meer invloedrijke afgestudeerden aan de verschillende universiteiten... Persoonlijk zou hij bereid zijn, zodanig contact met de Rotterdamse studenten te zoeken'"; Spitzen (Waterstaat) dacht 'aan de mogelijkheid om de centra van de oppo

1 Csg: Notulen, 18 maart 1943. 2 Uit Hirschfelds suggestie is voortgevloeid dat de directeur-generaal van de voedselvoorziening, Louwes, een gezelschap van vijftien Wageningse studenten ontving om bij hen op 'tekenen' aan te dringen. Hetzelfde deed ir. C. Staf, directeur van de Heidemaatschappij, op een besloten studenten bijeenkomst te Wageningen. Wat Hirschfeld terzake ondernam, komt nog ter sprake.