Dat die distributie voor de burgerij een enorme rompslomp met zich bracht, spreekt vanzelf. In zekere ZÎ11waren de distributiestamkaart (plus inlegvel) en de bonkaarten het belangrijkste wat men Î11huis had. Het verlies van een bonkaart, laat staan van alle distributiebescheiden tezamen, leek steeds een ramp. Aanvankelijk kon men dan na aangifte bij de distributiedienst nieuwe bescheiden krijgen, maar Î11de zomer van' 4I deden zich zoveel gevallen van vermissing voor dat toen bepaald werd dat voor één-derde van de verloren gegane rantsoenen geen compensatie gegeven zou worden. Nog geen drie maanden later, in oktober '41, werd die regeling ingrijpend gewijzigd. Er kwamen toen per week niet minder dan 20 000 opgaven van vermissingen binnen en men was bij de departementen tot de conclusie
DisrriburieVoedselvoorziening voor bezerringVERARMEND NEDERLANDgekomen dat een groot aantal daarvan gefingeerd was. Er werd derhalve besloten, vermiste bonkaarten niet meer te vervangen, 'bijzondere gevallen daargelaten'! - dat laatste betekende dat de plaatselijke politie en distributiedienst er volstrekt van overtuigd moesten zijn dat geen boos opzet in het spel was. Nadien nam het aantal vermissingen af. Met dat al werd bijvoorbeeld in Den Haag in '43 nog altijd in bijna II 000 gevallen aangifte gedaan; in een kwart van die gevallen waren de mensen zelfs hun stamkaart en/of inlegvel kwijtgeraakt.