Een groot deel daarvan kwam op de zwarte markt terecht. Een in '42 in de gemeente Vreeswijk (Utrecht) bij negentig ondersteunde gezinnen uitgevoerd onderzoek toonde aan dat melk, margarine, kaas, suiker en vlees de eerste levensmiddelen waren waarvan men de aanschaffing geheel of gedeeltelijk achterwege liet. De bonnen die daardoor overbleven, trachtte men veelal te ruilen tegen aardappelen en brood, maar 'verreweg de meeste bonnen'
werden verkocht - zwart.ê Sommigen verkochten die overtollige bonnen (of bonkaarten) aan kopers van levensmiddelen, anderen aan opkopers van bonnen die er hunnerzijds weer kopers voor zochten. Al in ,41 kende elke plaats van enige betekenis een of meer punten waar men die opkopers kon vinden. Uit de gehele situatie vloeide bovendien voort dat de kleinhandel een beperkte hoeveelheid levensmiddelen overhield waarvoor zich geen rechtmatige kopers kwamen presenteren ; die levensmiddelen werden dan aan anderen die er wèl het geld voor hadden, zonder bonnen verkocht, maar daarvoor moesten, aldus het Haagse rapport over de uitgaven van acht-en-negentig gezinnen in '43, 'meermalen hogere prijzen (worden) betaald dan de officieel toelaatbare' - voor '
meermalen' lezen wij dan liever: 'als regel'
. Het was immers regel dat op de vastgestelde prijs van gedistribueerde levensmiddelen, als men ze zonder bon kocht, een toeslag gelegd werd.