Op de groep der nouveaux riches, de echte 'zwarthandelaren'
en, niet te vergeten, de 'bunkerbouwers'
, richtte zich in en bij elke stad een aantal luxe-restaurants waar men er, door middel van eigen verbindingen naar de zwarte grooten kleinhandel, in slaagde, vooroorlogse menu's op tafel te brengen, welke in restaurants die zich aan de distributievoorschriften hielden, niet meer te krijgen waren.ê Men kon in die luxe-restaurants echter ook officieren van de intendance-afdelingen van de Wehrmacht tegenkomen, hoge functionarissen van het Reichsleommissariat, de Rustungs inspektion en de Zentralaujtragsstelle, vertegenwoordigers van Berlijnse bureaus, profiteurs uit de sfeer van de Jodenvervolging, Nederlandse ondernemers die tuk waren op Duitse opdrachten en vooraanstaande figuren uit 'foute'
kringen. Een aantal van die luxe-restaurants werd in '43, toen de 'totale oorlog'
afgekondigd was, gesloten - de meeste werden volgens Goerings instructie spoedig heropend. Rekeningen van enkele honderden guldens per couvert waren daar heel gewoon. In een kleine sector van de samenleving kon men zijn geld nauwelijks op; waar dat geld vandaan kwam, zullen wij nog uiteenzetten.