Toen Goering het plan voor die actie goedgekeurd had, werd op 21 mei '42 in het Reichswirtschaitsministerium te Berlijn een grote conferentie belegd waar, behalve dat departement, ook het Reichsministerium [ür Bewaffnung und Kriegsproduktion, het Reichsernahrungsministerium, de Wehrmacht en het Rohstoffamt van Rimmler (de inkoopcentrale van diens wijdvertakt imperium) vertegenwoordigd waren. Veltjens zette er zijn plannen uiteen.' Een effectieve bestrijding van de zwarte markt was, betoogde hij, onmogelijk. Ongecoördineerde aankopen op de zwarte markt waren evenwel schadelijk voor de Duitse oorlogseconomie en voor Duitslands prestige - zij ondermijnden bovendien de discipline en werkten de corruptie in de hand; voor dat laatste moest men maar 'das Publiieum bestimmter VergniJgungslokale in Paris' in ogenschouw nemen; daar waren Duitse officieren onder die zich kennelijk door zwarthandelaren geld lieten toestoppen. Men diende dus, zei Veltjens, op een ander systeem over te schakelen: dat 'der zentralen Erjassung und Nutzbarmachung der schwarzen Marhte ... Leteten Endes", zo betoogde hij,