Tot de eerste vordering van dien aard kwam het in december' 41. Enkele maanden tevoren was men in Berlijn gaan beseffen dat de Wehrmacht aan het Oostelijk front een winterveldtocht voor de boeg had waarop men bij het uitrusten van de troepen niet gerekend had. In bezet Nederland had de Rüstungsinspektion in september bij het bedrijfsleven alle voorraden vellen
Atlansikuiall; 5Erna-fabrieken, BredaFiebig, R.Figee, fa., HaarlemHeijning, C. T. c.Metalen, vordering, sRüstungsinspektion NiederlandeRijksbureau voor Ijzer en StaalRijkswaterstaatSpitzen, D. G. W.TextielvorderingVenoalterTEXTIEL VO RDERINGgeblokkeerd die voor pelskleding gebruikt konden worden. Dat was slechts een begin. Kort voor Kerstmis '41 werd in Duitsland de gehele NSDAP krachtens een decreet van Hitler gemobiliseerd teneinde niet alleen bij het bedrijfsleven (industrie, groeten kleinhandel) maar ook bij de burgerij de wollen kledingstukken en de dekens in te zamelen waaraan de militairen van de Wehrmacht dringend behoefte hadden. Voor de Duitse radio las Goebbels een oproep van Hitler voor waarin elke Duitser aangespoord werd, als Kerstgeschenk aan de Wehrmacht af te staan 'was an warmsten Bekleidungs stüeken vcrhanden ist:! Goebbels sprak op 20 december. Drie dagen later vernam Hirschfeld dat de leden van het Arbeitsbèreieh der NSDAP samen met Duitse militairen in bezet Nederland op pad zouden gaan teneinde links en rechts wollen goederen en wollen dekens te vorderen ten behoeve van het Oostelijk front. Hirschfeld was ontzet. Hij ontbood de directeur van het rijksbureau voor de distributie van textielproducten (het 'Distex'), H. G. Hey, en voerde samen met hem de volgende ochtend een lang gesprek met Gene ralleommissar Schmidt en enkele andere hooggeplaatste Duitsers. 'Van Nederlandse zijde zag men', aldus C. N. F. Swarttouw in zijn waardevolle dissertatie over de textielvoorziening tijdens de bezetting, 'het grote gevaar dat gelegen was in de uitvoering van deze vordering door politieke Duitse instanties, aangezien terecht kon worden verwacht dat op deze wijze een maximum aan goederen in de beste kwaliteiten verloren zou gaan' (wij zijn daar niet van overtuigd: gealarmeerd door wat men hoorde, zou men, menen wij, in veel gevallen dat soort goederen haastig verborgen hebben). 'De Duitsers werden gewezen op de onrust welke door een dergelijke actie zou worden veroorzaakt, in het bijzonder indien de betrokken goederen ook bij particulieren zouden worden gevorderd' (dat argument lijkt ons reëler: Hirschfeld zag het voorkomen van 'onrust' als een primair belang niet alleen van de Duitse maar ook van de Nederlandse overheid). 'Bij deze eerste bespreking kon toen worden bereikt dat de vordering tot de handel en de industrie zou worden beperkt, en dat de uitvoering daarvan onder uitsluiting van interventie van iedere Duitse organisatie zou berusten bij het rijksbureau Distex.'2