Nemen wij de periode zomer '40-Z0mer '
44 als één geheel, dan blijkt het volgende. Gemiddeld werd per jaar ruim 12 mln ton steenkool gedolven. Daarvan haalden het Reichskommissariat en de Wehrmacht, hoofdzakelijk voor verwarmingsdoeleinden, 300 000 ton naar zich toe. De anthraciet-generatoren, in gebruik bij personenauto's en vrachtauto'
s, hadden per jaar 200 000 ton nodig. Ca. 900 000 ton was nodig voor de anthraciet-generatoren die in gebruik waren bij landbouwtractoren, bij binnenschepen en in de industrie alsmede voor schepen en bedrijven die in plaats van stookoliemotoren stoomketels in dienst hadden gesteld. Dan waren er bijna 400 000 gezinnen die vóór de bezetting bij het koken gebruik hadden gemaakt van petroleumtoestellen - negentiende van die gezinnen kreeg na enige tijd geen petroleum meer; een deel kon aangesloten worden op het gasnet maar er bleven door het tekort aan gasbuizen velen over die men met steenkooltoewijzingen voor kookdoeleinden te hulp moest komen: dat vergde, aldus Mensink, per jaar 300000 ton. Het exportsaldo (tegenover de invoer stond een grotere uitvoer) beliep 530 000 ton. Telt men deze posten op, dan komt men tot een totaal van bijna 21/4 mln. ton dat gemiddeld per jaar toegewezen was voor men aan de 'normale'
behoeftenvoorziening toekwam. Daar schoot dus nog geen 10 mln ton voor over.