Dramatisch openbaarde zich dat feit in de zomer van '41. De instantie te Berlijn die er voor moest zorgen dat de Duitse gezinnen in de winter' 41-' 42 voldoende brandstof bezaten, had aan Goering de overmoedige, ja opschepperige toezegging gedaan dat elk gezin vóór 15 september het volledige winterrantsoen brandstof ontvangen zou hebben. In mei bleek dat men teen gemeentelijke vervoerbedrijven I I %, watergemalen 2 %, bedrijfsleven 49 %, verlichting, verwarming, huishoudelijkeArbeidsinzetDisrriburieEnergievoorzieningSteenkoolSTEENKOOLCRISIS '41-' 42optimistisch berekend had wat de Duitse mijnen hiervoor konden afstaan. Men waagde het niet Goering teleur te stellen - er moest dus aanvulling komen. Die aanvulling betrok men ook uit Nederland. De gehele zomer door moest, ondanks heftige protesten van Seyss-Inquart, ca. een kwart van de Zuidlimburgse productie naar Duitsland geëxporteerd worden. In de herfst zat men hier te lande vast: de reserves waren tot zulk een laag peil gedaald dat het, met de winter voor de boeg, niet mogelijk was, de gehele industrie van steenkool en energie te voorzien. In verschillende bedrijfstakken kregen grote aantallen bedrijven van de ene dag op de andere bericht dat men met ingang van een nabije datum geen steenkool meer zou ontvangen en evenmin energie. Deze maatregel trof vooral de textielindustrie, de metaalen ijzergieterijen, de metaal- en ijzerverwerkende industrieên, de industrieën voor papier, karton, bouwmaterialen, aardewerk, chemische producten, verbandmiddelen, verf, inkt, zout en zeep, voorts de lederindustrie en tenslotte de rubberindustrie die men van Duitse kant graag in moeilijkheden bracht omdat de grote rubberverwerkende ondernemingen, gelijk eerder vermeld, toen nog de Verjlechtung afgewezen hadden. Voor bedrijven die uitsluitend ofhoofdzakelijk voor de Wehrmacht werkten of andere Duitse orders in bewerking hadden, werd bij dat alles een uitzondering gemaakt.