Moeilijker nog kreeg het de chocolade-industrie: ze was immers afhankelijk van cacaobonen. In '39 verbruikte zij daar 60000 ton van, in '40 nog bijna 30 000 _ maar toen raakten de voorraden op: in het gehele jaar' 41 was nog maar 4 000 ton beschikbaar, in '42 nog geen 3 000, in '43 ruim 300 en in de eerste zes maanden van '
44 moest men het met welgeteld 78 ton stellen. De rantsoenering was in april' 42 ingevoerd, maar van de lente van' 43 af konden alleen kinderen nog '
versnaperingen' krijgen, of wat daarvoor doorging. Wij herinneren er aan dat de Limburgse mijnwerkers die als extra-beloning voor hun zondagsarbeid een tijdlang kiezen mochten tussen een kwart liter jenever, enkele blikjes vis en een zakje bonbons, in hoofdzaak bonbons mee naar huis namen. De kwaliteit zal wel niet al te best zijn geweest maar de bonbons waren stellig bijzonder welkom in een bestaan dat in materieel opzicht steedseentoniger en grauwer werd.