Precies als bij het onderduiken van Joden leidde dat laatste in veel gevallen tot het zelfstandig ontstaan van lokale of streek-verzorgingsgroepen die, schijnt het, vooral in Limburg in de zomer van '43 talrijke onderduikers in kleine kampen onderbrachten - de verwachting dat die zomer de Geallieerde invasie zou brengen, zal daarbij wel een rol gespeeld hebben. Dergelijke kampen (wij noemden enkele al in onze paragraaf over de Joodse onderduikers) kwamen tot stand in de bossen bij Stein (Zuid-Limburg), bij Grathem en Roggel (dicht bij Roermond), bij Helden (dicht bij Venlo), bij Stramproy (dicht bij Weert), bij Sevenum (in de Peel), en ook bij Bladel (bij Eindhoven), bij Hartsen (Achterhoek), bij Vierhouten (het 'Pas-Opkamp'
), bij Ommen en bij Anlo (Noord-Drenthe) - er zijn er vermoedelijk nog wel meer geweest. In die karnperi leefden telkens enkele tientallen onderduikers. De meeste van die kampen werden evenwel na enkele maanden ontdekt en verlaten en dat laatste des te gereder omdat de praktijk aangetoond had dat men zich in een dichtbevolkt land als Nederland beter kon verschuilen in de samenleving dan aan de rand daarvan. Juist dat zich verschuilen in de samenleving was onderdeel van de conceptie waaruit de LO ontstaan was. Trouwens, diegenendiehetoprichten van onderduikerskampen stimuleerden, waren er veelal tezelfdertijd toe overgegaan, andere onderduikers in steden en dorpen ofbij boeren onder te brengen. Zo ging o.m. de 'kamp-organisatie'
-Roermond die voor de kampen te Grathem en Roggel gezorgd had, spoedig tot een soort LO-opzet over, zulks onder leiding van de Venlo'se kapelaan J. J. Naus, pater Lodewijk Bleys en de Venlo'se onderwijzer Johannes J. Hendrix (schuilnaam: 'Ambrosius'
) twee geestelijken, één leek. Inderdaad, speciaal in Limburg heeft de katholieke geestelijkheid, geruggesteund door de bisschop van Roermond, mgr. J. H. G. Lemmens, en in voortdurend contact met diens secretaris, drs. Jan L. Moonen, zich veel moeite gegeven om de bevolking tot het opnemen van onderduikers aan te sporen. 'In Hendrix'
, zo leest men in Het Grote Gebod, vond Naus een uitstekende hulp ... Een merkwaardig man, die Hendrix. Een uitmuntend organisator en een man die zijn medewerkers wist mee te slepen door zijn optimisme. Hij was hopeloos slordig op zichzelf, niet alleen op zijn kleren, maar ook in verband met zijn gezondheid. Bezeten van het verzet telde hij het niet dat zijn gezondheidstoestand gaandeweg achteruit ging. Hij werd als het ware 'verteerd van ijver voor de goede zaak. De verhouding tussen Naus en Hendrix was uitstekend. Alhoewel aanvankelijk de assistent van Naus, zal
Anlo
Bleijs, L. A.
Grarhern
Harfsen
Helden
Hendrikx, J. J. ('Ambrosius')
Joden
Limburg
Moonen, J. L.
Naus, J. J.
Ommen
Onderduik(ers), joodse
'Pas-op kamp', Soerelse bossen
Roggel
Sevenum
Stein
Stramproy
Verzorgingsgroepen (illegale)
Vierhouren
Hendrix straks de aangewezen man zijn voor het provinciaalleiderschap Het was nl. de opinie onder de geestelijken dat niet zij de daadwerkelijke leiding in het verzet moesten nemen.'