Aanvankelijk kregen, gelijk reeds vermeld, de provinciale leiders van de LO tijdens de landelijke 'beurs'
de bonkaarten uitgereikt die zij voor 'hun'
provincie nodig hadden.' Zij namen die dan mee en gaven ze, behalve wat zij zelf nodig hadden, op de provinciale 'beurzen'
aan de districtsvertegenwoordigers door. Na de rampen in Hoorn en in de provincie Utrecht verviel de landelijke 'beurs'
en werden de provinciale 'beurzen'
beperkt - het illegale CDK ging voor de transporten der bonkaarten zorgen en de wensen ten aanzien van onderduikers die men in het eigen district niet plaatsen kon, Werden, veelal schriftelijk, aan districtsleiders of plaatselijke leiders elders kenbaar gemaakt. Dat was geen voorgeschreven systeem; had bijvoorbeeld een Amsterdamse illegale werker van de LO een goed eigen contact met
AdministratiefVerzet
Amsterdam
Arnhem
Barendrecht
Blaricum
Bombemoeiber
Breda
Brune, E. B. B.
Delft
Goes
Hoorn
Leiden
Ornta, A.
Persoonsbewijzensectie (PBS)
Spoorwegstaking
Utrecht, provincie
Wildervank
Woerden
de periode vóór de LO bestond, dan kon die Amsterdammer heel wel via die oude verbinding rechtstreeks onderduikers blijven onderbrengen de districtsleiding elders moest er dan wèl van weten: zij moest de juiste aantallen bonkaarten bestellen. De ca. 100 districten van de LO waren als regel onderverdeeld in rayons die onder een rayonhoofd stonden; buiten de steden waren er onder de rayons plaatselijke afdelingen. Districtsvergaderingen waren onontbeerlijk: daar kregen de rayonhoofden hun bonkaarten, daar werden eventuele problemen en algemene aanwijzingen besproken (begin' 44 bijvoorbeeld de aanwijzing om aandacht te besteden aan het saboteren van de Z-Karten-procedure) en daar werd tenslotte nagegaan waarheen men de aspirant-onderduiker zou trachten te dirigeren. Die vergaderingen werden als regel op verschillende plaatsen gehouden. Elk rayonhoofd had dan weer zijn vast contact met de leiders van plaatselijke afdelingen. Via die indeling bestond een weg van boven naar beneden maar tegelijk ook een van beneden naar boven. Langs die wegen . werd aangegeven voor wat voor soort onderduikers men plaatsen zocht, C.q. hoeveel onderduikplaatsen beschikbaar waren, Vooral van de districtsleiders werd in deze opzet veel gevergd. Zij, maar ook anderen, vonden in het LO-werk een volledige dagtaak. Niet alleen zorgden zij vaak nog voor een eigen groep onderduikers, maar zij gingen ook na, uiteraard met gepaste voorzichtigheid, of personen die voor de arbeidsinzet opgeroepen waren, er toe gebracht konden worden onder te duiken. Haast geen dag ging voorbij zonder acute moeilijkheden. Menige districtsleider, de Rotterdamse bijvoorbeeld, hield dan ook elke dag een vast spreekuur, zulks in een café, een lunchroom, een stationswachtkamer of desnoods in de spreekkamer van een arts (men koos die plaatsen uit omdat er veel mensen naar binnen konden gaan zonder dat zulks opviel);' In Amsterdam (om een ander voorbeeld te geven) was de LO van begin juni' 44 af in zes rayons verdeeld.ê Koeriers onderhielden dagelijks contact tussen de districtsleider en de rayonhoofden; onder die rayonhoofden ressorteerden wijkhoofden en die wijkhoofden hadden elk hun eigen vaste medewerkers. De organisatie omvatte tenslotte in Amsterdam in totaal een driehonderd personen. Want hoewel Amsterdam het centrum was van talrijke andere