Als contactadres had de Brauw het adres van mr. J. Ie Poole gekregen dat aan Koch bekend was. Le Poole was het dus die de 'tweede machtiging'
in handen kreeg. Gelukkig: hij wist iets van het werk van Walraven van Hall af, maar toch niet voldoende om deze, aan wie de vingers jeukten om de 'tweede machtiging'
in handen te krijgen, het stuk zomaar af te geven: eerst moest, zei Ie Poole, het 'centraallichaam'
gevormd worden dat 'het Steunfonds'
onder een soort voogdij zou stellen. Van Hall sprong haast uit zijn vel van woede maar le Poole beriep zich op hetgeen Gerbrandy 'raadzaam'
genoemd had. Nu waren inmiddels de belangrijkste illegale organisaties tot een vorm van samenwerking overgegaan waaruit (wij komen hier in hoofdstuk 9 op terug) een 'Contact-Commissie'
voortgekomen was voor beraad in beleidszaken en in kwesties van de overgangstijd - W. Drees was hier voorzitter van. Le Poole kon goedvinden dat het tussen van Hall en hem gerezen dispuut aan Drees voorgelegd werd. Diens mening was dat er maar één persoon was voor wie de 'tweede machtiging'
van primaire betekenis was en aan wie zij dus onmiddellijk ter hand gesteld moest worden : Walraven van Hall. Aldus geschiedde.