Het aantal misdrijven waarop de doodstraf stond, werd in Duitsland van het uitbreken van de oorlog af voortdurend uitgebreid. Dat geschiedde in de vorm van verordeningen waarvan de eerste, betrekking hebbend op het luisteren naar 'vijandelijke'
radio-uitzendingen, al op I september '39 afgekondigd werd. Drie dagen later, 4 september, werd de doodstraf gesteld op ernstige gevallen van overtreding van de voorschriften der oorlogseconomie, op grootscheepse zwarte handel bijvoorbeeld. Zo bleef het doorgaan en in ,44 was een situatie bereikt waarbij, terwijl in de Weimar-republiek slechts op 3 delicten de doodstraf stond, die straf opgelegd kon worden bij niet minder dan 46 delicten. Een daarvan was de Z.g. Wehrkraftzersetzung en het werd al als ondermijning van die Wehrkraft beschouwd wanneer iemand twijfel uitte aan Duitslands kansen om de oorlog te winnen; de desbetreffende verordening, herfst '39 afgekondigd, had dit strafbaar gesteld indien die twijfel geuit was in het openbaar, maar het begrip 'openbaarheid'
werd volledig gedenatureerd doordat begin' 40 in een aantal vonnissen gesteld werd dat al van '
openbaarheid' gesproken mocht worden indien de mogelijkheid bestond dat de desbetreffende uitlatingen, hoewel bijvoorbeeld binnens
Hitler, A.
Rechtspraak in Duitsland
Wehrkraftzersetzung
kamers gedaan, tot anderen konden doordringen.' Die mogelijkheid was uiteraard steeds aanwezig.