Die krijgsgevangenen stonden onder de bescherming van de al genoemde Geneefse conventie. Op de voor hen geldende regels komen wij in het volgende hoofdstuk terug - wij willen hier slechts vermelden dat het aan krijgsgevangenen volkenrechtelijk toegestaan was (en is), uit hun gevangenschap te ontvluchten; mislukte die vlucht en vielen zij weer in handen van de mogendheid die hen vasthield, dat mochten zij voor hun poging niet excessief gestraft worden. Hoeveel Geallieerde krijgsgevangenen in de jaren '39-'
43 in totaal een vluchtpoging gewaagd hebben, is niet bekend, maarer is aanleiding om te veronderstellen dat het er zovelen waren dat de maatregelen die van Duitse kant nodig waren (grote opsporingsacties, extrascherpe bewaking van de karnpen), door de Duitse machthebbers als een hinderlijke last werden gevoeld; begin februari '44 werd namelijk door het Oberkollll1lando der Wenruiacht (naar wij aannemen: op instructie van Hitler persoonlijk) bepaald dat Geallieerde krijgsgevangenen, die bij hun vlucht gegrepen waren, ter liquidatie naar Mauthausen gevoerd moesten worden. Buiten deze actie (die de naam 'Aktion Kugel' kreeg) vielen de Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen, behoudens dan dat zij, als zij opnieuw gegrepen waren, voorlopig naar aparte detentie-oorden moesten worden overgebracht. Hitler en het Oberkol'n/'l'/ando der Wehrmacht vreesden kennelijk dat, als bekend werd dat ook Britten en Amerikanen vermoord werden, represailles genomen zouden worden tegen Duitse krijgsgevangenen in Britse en Amerikaanse handen. De kansen op ontdekking waren overigens gering, want de Akiion Kugel werd in diep geheim uitgevoerd: met betrekking tot de slachtoffers werd aan de Wehnnachtauseunjtstelle, die inlichtingen placht te geven aan het Internationale Rode Kruis, bericht dat zij ontvlucht en spoorloos verdwenen waren.