Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 8 – Gevangenen en gedeporteerden (1e band)
Alle delen:
XCWerk Appèls Koude Honger Ziekzijn Slechte en minder slechte kampen Pakketten
XCDe Kapo's Reacties Groepsverschillen
XCVerzet Slot 398 43 2 436 455 4 62 466 468 478 484 494 504 5 22 543 565 573
XCzelden is in de geschiedenis van het nationaal-socialistische Duitsland een toespraak gehouden welke zo tekenend was voor het politiek fanatisme waaraan miljoenen weerloze mensen opgeofferd zijn, als die welke door Heinrich Himmler, de Reichsführer-SS, uitgesproken werd te Posen op 4 oktober 1943. Hij deed dat in een strikt geheime samenkomst en tot zijn toehoorders behoorden slechts diegenen die in de door hem geleide SS de hoogste rangen bereikt hadden waarin zij, op zijn voorstel, door Hitler benoemd waren: de SS-Gruppenführer en SS-Obergruppenjührer, laat ons zeggen: de generaals van de SS.1'Generaals' moeten wij dan losmaken van de militaire betekenis van het woord. De SS-Gruppenführer en SS-Ober gruppenführer waren in de eerste plaats politieke vormgevers van het rijk, 'das Reich', dat Hitler en Himmler voor ogen stond. Sommigen hunner hadden de leiding van de in of bij Berlijn gevestigde 'departementen'(SS-Hauptämter) welke belast waren met de organisatie van werkzaamheden die Hitler aan Himmler toevertrouwd had of die Himmler uit eigen initiatief ter hand had genomen, anderen commandeerden de eenheden van de Waffen-SS, nog anderen oefenden in Duitsland dan wel in de bezette gebieden met betrekking tot het ganse SS-complex dezelfde superviserende en coördinerende functie uit als Rauter in Nederland: Hoherer SS- und Po lizeiführer.
XCWij weten helaas van de bijeenkomst in Posen (hoofdstad van een in '39 door Duitsland geannexeerd deel van Polen dat de naam Warth eland gekregen had) minder af dan wij zouden willen: er is bijvoorbeeld geen lijst van aanwezigen bewaard gebleven; dat Rauter tot hen behoorde, staat overigens vast. 2 Wat wèl bewaard gebleven is, integraal zelfs, is de tekst van Himmlers
XC1 Voor een overzicht van de SS-rangen verwijzen wij naar Bijlage I op pag. 977. 2 In het dagboek van Rauters adjudant staat onder maandag 4, dinsdag 5, woensdag 6 en donderdag 7 oktober '43 o.m. vermeld: 'Der Obergruppenführer weilt zu Besprechungen beim ReichsJührer-SS in Posen und beim Hauptamt in Berlin.' (RvO, Collectie dagboeken, 17). Rauters aanwezigheid, die, zoals blijken zal, uitermate bezwarend voor hem was, was niet bekend toen hij kort na de oorlog berecht werd. Wij kenden de geciteerde passage uit het dagboek evenmin toen wij in hoofdstuk 2 van deel 7 in de paragraaf'Wat
toespraak", maar voor wij op die toespraak dieper ingaan, lijkt het wenselijk aan twee punten aandacht te besteden: aan de positie waarin, op dat moment, Duitsland en aan die waarin Rimmler zich bevond.
XCDuitsland was in het begin van de herfst van '43, het begin dus van het vijfde oorlogsjaar, ernstig in het nauw gebracht. Aan het Oostelijk front, het belangrijkste, was het grote Duitse zomer-offensief waarvan Hitler hooggespannen verwachtingen gekoesterd had, deerlijk mislukt, het Rode Leger was in de Oekraïne in volle opmars, had de Dnjepr overschreden en naderde er Kiew. Italië had een maand tevoren gecapituleerd, de Britten en Amerikanen hadden het zuidelijk deel van het Apennijnse schiereiland in handen gekregen en waren er Napels al gepasseerd. Duidelijk was dat het vroeg of laat tot nieuwe grote Geallieerde landingsoperaties in Europa zou komen, mede omdat Duitsland ter zee nagenoeg machteloos was geworden. De schaarse zware eenheden van de Kriegsmarine waagden zich niet meer buitengaats, de U-Boote hadden sinds de lente van '43 maar weinig successen geboekt. Wat de oorlog in de lucht betreft: wel brachten de jagers van de Luftwaffe aan de Amerikaanse en Britse bommenwerpers zeer zware verliezen toe, maar die bommenwerpers hadden in verscheidene Duitse steden kolossale verwoestingen aangericht en men moest aan Duitse kant met de mogelijkheid rekening houden dat de Geallieerden de operaties hunner bommenwerpers binnen afzienbare tijd beter zouden kunnen beschermen. In bezet Europa was voorts het verzet overal hand over hand toegenomen, geen land was er waar niet de massa van de bevolking duidelijk had doen blijken dat zij haakte naar de dag waarop Duitsland verslagen zou zijn; dat verzet was ook sterke Duitse strijdkrachten gaan binden: de acties van de Russische partisanen waren uitermate hinderlijk geworden voor de Wehrmacht, Tito's partisanen waren bezig zich van het grootste deel van Joegoslavië meester te maken en guerrillastrijders waren verder nog actief in Griekenland en nu ook in Frankrijk. Behalve misschien van Finland had Duitsland van zijn Europese bondgenoten en satellieten
ten aanzien van Rauter nagingen in hoeverre hij wist wat de inhield. Onze conclusie was toen overigens reeds: Rauter wist wat met de Joden geschiedde. Wat Seyss-Inquart betreft: deze had, evenals Rauter, de rang van maar hij oefende in het SS-complex geen speciale functie uit (de rangsverlening was door Himmler bedoeld als eerbetoon, als middel om Seyss Inquart aan zich te binden) en het is al op die grond onwaarschijnlijk dat hij uit genodigd was, in Posen te verschijnen. 1 Neur. doe. PS-I9I9, dl. XXIX, p. IIO-73.
(Slowakije, Hongarije, Kroatië, Roemenië en Bulgarije) geen steun van betekenis meer te verwachten en zijn niet-Europese bondgenoot Japan was volledig in het defensief gedrongen. Duidelijk was dat de balans der militaire krachten steeds verder ten nadele van Duitsland zou doorslaan. Welke kans had het nog 0111. de oorlog te winnen of althalls zich te handhaven?
XCDaar leken, zo zagen de nationaal-socialistische machthebbers het, nog wel rnogelijkheden voor te bestaan. Zij hoopten, ja vertrouwden dat het Rode Leger een tekort zou krijgen aan reserves, dat in West-Europa de Atlantilewal! bestand zou blijken tegen een Geallieerde bestorming, dat de inzet van de V-wapens een beslissende slag zou toebrengen aan het moreel van de Geallieerde strijdkrachten en vooral aan dat van het Engelse volk, en tenslotte dat zich in het verdere verloop van de oorlog verdeeldheid zou manifesteren tussen Duitslands tegenstanders.
XCDeze en dergelijke verwachtingen waren het waaraallook een man als Himmler zich vastklampte. Hij was intelligent genoeg om te beseffen dat zij heel wel in rook zouden kunnen opgaan, maar het was hem toch nog niet mogelijk, innerlijk de toekomstvisie los te laten die zowel zijn handelen als dat van zijn Führer bepaald had. Deze visie: Duitsland zou de sterkste mogendheid ter wereld worden, d.w.z. zich met opslorping van 'Germaanse' landen als Nederland en Noorwegen transformeren tot een Duizendjarig Rijk, sterk naar binnen door een gewelddadige onderdrukking van alle oppositie en een meedogenloze uitroeiing van schadelijk geachte elementen, de Joden en de Zigeuners voorop, sterk naar buiten door kracht Vall wapens. Welke plaats elk Europees volk in dat Duizendjarig Rijk zou innemen, was nog een open vraag behoudens dat voor de Slavische volkeren geen andere rol weggelegd was dan lijfeigenen te zijn ten dienste van een 'raszuiver', 'Germaans'Herrenvolk. Die visie was het geweest die Duitsland in de tweede wereldoorlog had doen belanden en die met name ruim twee jaar tevoren, in juni '41, geleid had tot de invasie van de Sowjet-Unie welker kracht zo grovelijk onderschat was.
XCVoor de verwezenlijking van die visie had de in 1900 geboren Himmler zich sinds kort na de eerste wereldoorlog ingezet. Hij was spoedig een volgeling van Hitler geworden, bij diens mislukte Putsch in München (november '23) had hij de partijvlag mogen dragen. In '29 was hij leider geworden van de beveiligings-organisatie der NSDAP, de Schutzstaffeln of SS. Die SS, onderdeel toen nog van de SA, telde, toen Hitler in januari '33 in Duitsland aan de macht kwam, vijftigduizend leden; zij had in die tijd al een veel ruimere taak gekregen: misschien was zij bedoeld, maar zij was zich in elk geval gaan gedragen, als de nationaal-socialistische keurbende, als de ideologisch zuivere voorhoede van de massapartij der NSDAP.
XCHoe Himmler in luttele jaren en nog vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog zijn macht wist uit te breiden, hebben wij in Voorspel al beknopt geschetst en wij komen daarop later in dit hoofdstuk nog terug. Hier willen wij volstaan met op te merken dat hij in de herfst van '43 na Hitler veruit de machtigste man leek in het Derde Rijk en zeker de meest gevreesde was. Het mocht dan waar zijn dat Martin Bormann door zijn voortdurende aanwezigheid bij Hitler misschien meer invloed op deze had, maar Bormann steunde als feitelijk leider van de partij-organisatie der NSDAP op een apparaat dat, met de SS vergeleken, zijn betekenis had zien afnemen. Kenmerkend voor Himmlers optreden was dat hij van ' 33 af als Reichsführer-SS de belangrijkste taken die het vroegere Duitsland tot het door een Herrenvolk geleide Reich moesten transformeren, aan zich getrokken had. Zijn werk was essentieel op de toekomst gericht geweest.
XCHij was Chef der deutschen Polizei geworden: de gehele Duitse politie ressorteerde onder hem, de Ordnungspolizei (de 'normale' politie) èn de Sicherheitspolizei die zowel de 'gewone' als de politieke recherche omvatte. Met die Sicherheitspolizei was de wijdvertakte Sicherheitsdienst verbonden: beide werden centraal geleid van het Reichssicherheitshauptamt uit, beide hadden netten van spionnen en andere informanten over Duitsland en de door Duitsland bezette landen gespreid. Wie in de mazen van zulk een net verstrikt raakte, verdween of in een gevangenis of in een eoncentratiekamp. De commandanten der concentratiekampen kregen hun aanwijzingen via de Inspektion der Konzentrationslager die begin '42 ondergebracht was in een van Himrnlers belangrijkste' departementen': het S S- Wirtschaits- und Verwaltungshauptamt, de grote economische centrale van het SS-complex. Als Reichsführer-SS was Himmler tevens leider gebleven van de Allgemeine SS: een 'partij' binnen, ten dele naast de NSDAP, waarvan als zodanig in deze fase van de oorlog wel niet zoveel meer uitging (veruit de meesten van het kwart miljoen leden der Allgemeine SS waren gemobiliseerd), maar die toch een zekere reserve was blijven vormen waaruit geput kon worden bij de bemanning van het zich uitbreidende SS-complex. Daar was de Waffen SS: bedoeld als tegenwicht tegen de Wehrmacht, uitgegroeid al tot 17 divisies (met nog een aantal kleinere eenheden), aangeworven en geïndoctrineerd door het SS-Hauptamt, opgesteld en bevoorraad door het SS Fuhrungshauptamt. Daar was het SS-Rasse und Siedlungshauptamt hetgeen zich overigens, in afwijking van zijn benaming, meer en meer beperkt had tot de 'raskeuringen' van alle SS'ers, want de Siedlungs-taak (kolonisatie: van vitaal belang in Himmlers ogen!) was geleidelijk overgenomen door het Hauptamt Volksdeutsche Mittelstelle; dat had zich van eind '39 af belast met het verplaatsen, goeddeels naar vroegere Poolse gebieden, van misschien
wel achthonderdduizend 'Volksduitsers' : uit de Baltische staten, uit het westen van de Sowjet-Unie, uit Zuidoost-Polen, uit gebieden op en bij de Balkan, uit Italiaans Zuid-Tirol. Daar was het SS-Persona/hauptamt, ingeschakeld bij elke bevordering van elke SS-officier. Daar was het Hauptamt SS-Gericht, belast met de jurisdictie over allen die tot het SS-complex behoorden. Daar waren de Nationalpolitischen Erziehungsanstalien of Napolas: internaten op middelbare-school-niveau waar de jeugd gevormd werd die als de toekomstige elite van het Herrenvolk gezien werd. Daar was het Hauptamt Personlicher Stab des Reichsfuhrers-SS waartoe een menigte bureaus behoorde welker werkzaamheden ten dele samenhingen met de taken van andere diensten, ten dele met Himmlers persoonlijke denkbeelden en voorlieEden: een Zentralinstitut fUr optimale Menschenerjassung behoorde er evenzeer toe als het Amt Lebensborn, dat o.m. 'raszuivere' ongehuwde vrouwen opving indien zij een kind verwachtten, en als de stichting Das Ahnenerbe, belast met archaeologisch onderzoek en popularisering van de resultaten - ja, maar onder die stichting ressorteerde óók het Institut fUr iuehrwissenschajtliche Zweckforschung der Waffen-SS und Polizei dat een belangrijke rol speelde bij de organisatie van medische experimenten op gevangenen in concentratiekampen.
XCDie specifieke Eunctievan dat instituut kan de lezer een aanwijzing zijn dat hij het immense SS-complex, hoezeer het ook vergeven was van functionele tegenstellingen, competentie-geschillen, jaloezieën en andere onderlinge conflicten, als één geheel moet zien. Zo zag Himmler het. Geen terrein was er waarop hij niet direct of indirect zijn invloed deed gelden en bij elk aspect van zijn werkzaamheden, op welke sector zij ook vielen, bracht hij dan het gezag mee dat hij aan zijn overige werkzaamheden ontleende. Tegen delegatie van bevoegdheden had hij geen bezwaar, integendeel: hij beschouwde haar als noodzakelijk. Maar hij behield zich het recht voor, in te grijpen zowel in de meest principiële als in de meest futiele aangelegenheden. Hij werd door velen van zijn ondergeschikten niet minder gevreesd dan door al zijn tegenstanders. De SS-Gruppen en -Obergruppenfuhrer die op 4 oktober' 43 in Posen zijn auditorium vormden, wisten bovendien dat hij enkele maanden tevoren aan de overstelpende veelheid van zijn functies er nog een toegevoegd gekregen had: Reichs minister des Innern - hij was dus hoofd geworden van het gehele Duitse apparaat van het binnenlands bestuur. Uiteraard zou dat een sleutelpositie kunnen zijn wanneer het, na een Duitse overwinning of na een accoord waarbij Duitsland de dominerende mogendheid in Europa zou blijven, tot de verdere verwezenlijking kwam van het visioen dat Himmler najoeg: das Reich - de staat van het Herrenvolk, bijeengehouden en gedragen door
de aan hem verknochte elite van SS' ers; zij zouden er de werkelijke heersers zijn. Talrijke vooraanstaande industriëlen hielden de machtige Reichsjuhrer SS dan ook graag te vriend: een aantal van de meest vooraanstaanden hunner, directieleden en commissarissen van de grootste Duitse concerns, waren lid van de z.g. Freundeslereis des Reichsfahrers-SS. Eén- of tweemaal per jaar kwamen zij met hem bijeen en elk jaar droegen zij ca. I mln Rni aan donaties af waarover hij vrij beschikken kon.
XCHimmler was, schatten wij, in Posen meer dan drie uur aan het woord. Wij achten het niet nodig, een uitvoerige samenvatting te geven van zijn lange toespraak. Wat wij allereerst willen onderstrepen is dat hij zijn gehoor waarschuwde dat Duitsland de zwaarste beproevingen nog voor de boeg had: voorlopig niet verder gaand dan tot september '45 sprak hij van een vijfde en zesde oorlogsjaar waarin de druk op Duitsland zou toenemen. Aangenomen dat het Duitse volk zich niet aan defaitisme zou overgeven, twijfelde hij, zei hij, niet aan de overwinning. Reële argumenten gaf hij hiervoor niet aan, behoudens dat hij een lange berekening produceerde om te betogen dat het Rode Leger aan het einde kwam van zijn reserves. Kennelijk was zijn verwachting dat de grote Geallieerde landing in WestEuropa afgeslagen zou worden (hij zei daar overigens niets over en hij repte evenmin van de V-wapens die door concentratiekamp-gevangenen in gigantische onderaardse tunnels in de Harz en elders geassembleerd zouden worden), en kennelijk verwachtte hij verder dat de Wehrntacht, na een Geallieerd falen in West-Europa, in staat zou zijn, de Sowjet-Unie beslissend te verslaan en wat nog aan Russische strijdkrachten zou resten, terug te dringen tot achter de Oeral. Kennelijk nam hij óók aan dat de Verenigde Staten en Engeland na het mislukken van hun grote landing het hoofd in de schoot zouden leggen. Dan zou men de opbouw van het Reich kunnen voltooien: een grootse taak voor de SS, 'denn dieses geimanische Reich', zo betoogde hij, 'braucht ihn' (d.w.z. de orde van de SS) 'wenigstens für die náchsten [ahrhunderte. Dann, in hundert, tausend ader zweitausend [ahren wird sicherlick einmal wieder eine andere Farm gefunden werden.' Hem viel het evenmin moeilijk als Hitler om in eeuwen te denken.
XCMen zou zijn dromen over de toekomst van de SS kunnen afdoen als een absurde fantasie, ware het niet dat in de realiteit van het Derde Rijk juist die fantasie reeds tot de ondergang van miljoenen mensen geleid had. Zo zou het doorgaan. 'Bin Grundsatz', aldus Himmler in een van zijn meest typerende passages,
XC'muss far den SSs-Mann absolut geIten: ehrlich, anständig, treu und kameradschaftlich haben wir zu Angehörigen unseres eigenen Elutes zu sein und zu sonst niemandem,
Wie es den Russen geht, wie es den Tschechen geht, ist mir total gleichgültig. Das, was in den Völkern an gutem Blut unserer Art vcrhanden ist, werden wir uns holen, indent wir ihnen, wenn notwendig, die Kinder rauben und bei uns grossziehen. Ob die anderen Völker in Wohlstand leben oder ob sie verreeken vor Hunger, das lnteressiert mich nur sowe it, als wir sie als Sklaven für unsere Kultur brauchen, anders interesslert mich das nicht. Ob bei dem Bau eines Panzer grabens zehntausend russische Weiher an Entkriiftung umfalle!! oder nicht, interessiert mich nur insoweit, als der Panzer graben fiir Deutsch land fertig wird. Wir wetden niemals roh und herzlos sein, wo es nicht sein muss; das ist klar. Wir Deutsche, die wlr als einzige al1f der welt eine anständige Einstellung' zum Tier haben, werden ja auck zu diesen Menschentieren eine anständige Einstellung ein nehmen, aber es ist ein Verbrechen gegen unser eigenes Blut, uns um sie Sorge zu machen:'
XCMisschien nog typerender was de passage waarin Himmler in alle duidelijkheid over de uitroeiing van de Joden sprak. Hij behoefde, wat die Endlösung betrof, geen blad voor de mond te nemen: de meesten van zijn toehoorders waren daar nauw bij betrokken geweest, allen waren er van op de hoogte. 'Ein schu/eres KapiteI', zei hij
XC'Es gehört zu den Dingen, die man leicht ausspricht. 'Das jüdische Volk wird ausgerottet', sagt ein jeder Parteigenosse, 'ganz klar, steht in unserem Programm, Ausschaltung der [uden, Ausrottuno, mach en wir.' Und dann leommen sie alle an, die braven 80 Miltionen Deutschen, und jeder hat seinen anstdruliçen [uden. 'Es ist ja klar, die anderen sind Schweine, aber dieser eine ist ein prima jude.' Von allen, die so reden, hat keiner zu gesehen, keiner hat es durchstanden. Von Euch wetden die meisten wissen, was es heisst. wenn 100 Leichen belsammen liegen, wenn 500 daliegen oder wenn 1 000 daliegen. Dies durchgehalten zu hahen, und dabei - abgesehen von Ausnahmen menschlicher Schwdchen - anstdndiç geblieben zu sein, das hat uns hart gemacht. Dies ist ein niemals geschriebenes und niemals zu schreibendes Ruhmesblat: unserer Geschlchte , . . Ins gesamt können wir sagen, dass wir diese schu/erste AuJiabe in Liebe zu unserem Volk eifüllt haben. Und wir haben keinen Schaden in unserem lnneren, in unserer Seele, in unserem Charakter daran genommen.'
XCWaarom noemden wij deze passages typerend? 'zelden heeft de geschiedenis', zo schreven wij in Voorspelmet betrekking tot Himmler, 'een figuur gekend die opdracht gaf, objectief, tot zoveel misdaden' (wij zullen ze in dit deel beschrijven), 'maar subjectief zozeer overtuigd bleef van zijn eigen idealistische instelling. Juist dat laatste maakte hem tot de belichaming, zo werd het eens uitgedrukt' (wij citeerden de Duitse historicus Joachim Fest), 'van het 'Prinzip des versachlichten Terrors'! verzakelijkt in zoverre datJ. c.
1 Fest: p.166.
de misdaden zowel beraamd als gepleegd werden in zekere kille onaandoenlijkheid, mechanisch als het ware, en met een volstrekte verdringing van normale gevoelsreacties: want Himmler wilde niet alleen de SS, hij wilde in de eerste plaats zichzelf maken tot volmaakt, en dat wilde zeggen: meedogenloos instrument in handen van de Führer en in dienst van de toekomst van een tot heersen geroepen 'arische' elite.'
XCOok aan zichzelf had hij derhalve opgelegd, de realiteit van de massamoord te doorstaan, zij het niet als direct bedrijver maar als toeschouwer. Op 12 februari '43, nog geen acht maanden voor zijn toespraak te Posen, had hij samen met Eichmann, hoofd van het Referat IV B 4 van het Reicks sicherheitshauptamt, in het vernietigingskamp Sobibor de vergassing aanschouwd van tweehonderd Joodse vrouwen en meisjes die de gedienstige Duitse staf van het kamp uit de transporten welke in de voorafgaande dagen in Sobibor aangekomen waren, op hun schoonheid geselecteerd had, en een kleine zeven maanden voordien, op 17 juli' 42, had hij in Birkenau bij Auschwitz samen met de Gauleiter van Oberschlesien en de Höhere SS- und Polizeifuhrer van de betrokken Wehrkreis toegezien hoe daar vierhonderdnegen-en-veertig Joodse mannen, vrouwen en kinderen, een deel van de eerste transporten uitWesterbork die op IS en 16 juli het kamp in Drente verlaten hadden, een van de twee nog vrij primitieve gaskamers binnengevoerd werden (de bouw van de grote gaskamers was nog niet voltooid). Himmler had hun vergassing door een kijkopening gadegeslagen en was ook blijven toezien hoe de lijken begraven werden. Het had hem aangegrepen: hij was bijna flauwgevallen. Maar hij had de tanden op elkaar gezet en diezelfde dag in een toespraak tot de kampcommandant, RudolfHöss, en zijn SS'ers de vergassingen aangeduid als'Schlachten, die U/Here kommenden Generatlonen nicht mehr zu scklagen brauchen> Het was geheel in overeenstemming met deze perverse visie dat drie SS' ers uit Auschwitz-Birkenau later een hoge onderscheiding kregen, nl. het Kriegsverdienstkreuz mit Schwertern, en dat die drie respectievelijk waren: kampcommandant Höss, de SS'er die als chef van de gaskamers fungeerde en de SS'er die telkens enkele ondergeschikten gelastte, de korrels waaruit zich het blauwzuurgas ontwikkelde, in de gaskamers te werpen.
XCWij kunnen, van de slachtoffers uitgaand, in de historie van die dictatuurstaat twee perioden onderscheiden: de periode tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog, tot september '39 dus, waarin die slachtoffers hoofdzakelijk Duitsers waren, en de periode nadien waarin zij niet alleen uit het Duitse volk kwamen maar, in veel groter getale, uit andere volkeren.
XCBeide perioden zullen wij in hoofdtrekken beschrijven. Geen Nederlandse geschiedenis biedt dit inleidend hoofdstuk dus, maar Duitse, zo men wil: Europese. Dat is een noodzakelijke uitbreiding van onze algemene opzet. De lotgevallen immers van de verschillende groepen slachtoffers van het Duitse dwangen vernietigingssysteem kunnen (dat zal uit de volgende hoofdstukken van dit deel duidelijk blijken) slechts begrepen worden indien eerst dat systeem geschetst is in zijn oorsprong, zijn methodiek, zijn groei en zijn effect.
XCIn Voorspel hebben wij een hoofdstuk gewijd (hoofdstuk 13) aan de ontwikkelingen in Duitsland van '33 tot '39. Wij begonnen met er daarin op te wijzen dat Hitler op 3 februari' 33, vier dagen nadat hij Reichskanzler geworden was, binnenskamers in een bespreking met de hoogste Duitse militairen al duidelijk de doeleinden aangegeven had die hij zou nastreven, en getuigenis had afgelegd van de gezindheid van waaruit hij zou handelen. Een der aanwezige generaals had er aantekeningen van gemaakt, in hun abrupte kortheid sprekender dan een uitvoerig verslag. Wij willen ze gedeeltelijk opnieuw citeren:
XC'Völlige Umkehrullg der gegenwärtigen innenpolitischen Zustände in Deutschland. Keine Duldung der Betätigung irgendeiner Gesinnuny, die dem Ziel entgegen steht ... Wer sich nicht bekehren lässt, muss gebeugt uierden. Ausrottung des Marxismus mit Stumpf und Stiel •.. Nadi aussen: Kampf gegen Versailles ... A11.fbauder Wehrmacht wichtigste Voraussetzung fiir Erreichung des Ziels... Wie sol/ politische Macht, wenn sie gewonnen ist, gebraucht werden? jetzt noch nicht zu sagen. Vielleicht Er kämpfimg neuer Export-Miiçlichleelten, vielleicht und u/ohl besser - Eroberung neuen Lebensraums lm Osten und dessen rücksichtslose Germanisienmg.'l
XCWij wezen er vervolgens op dat de acties van de tegenstanders die Hitler het sterkste duchtte: communisten en socialisten, onmiddellijk aan banden gelegd werdcri. In Pruisen kregen de SA en de SS de status van Hilfspolizei, zij 'veroverden' de straat. Vervolgens nam Hitler de door van der Lubbe gestichte brand in het gebouw van de Reiihstag als aanleiding om een Notverordnung af te kondigen die de grondwettige vrijheden ophief.
XCWij beschreven daarna in het genoemde hoofdstuk hoe alle niet-nationaalsocialistische organisaties Of opgeheven Of 'gelijkgeschakeld' werden; wij schetsten de reacties in het katholieke en in het protestantse milieu, wij deden uitkomen hoe de Jodenvervolging begonnen en voortgezet werd en wij gaven een beeld van Duitslands herbewapening (tot' 35 in het geheim, daarna openlijk) die de grondslag vormde voor Duitslands gebiedsuitbreiding: eerst met Oostenrijk (maart '38), vervolgens met het Sudetengebied (oktober '38), daarna met Bohemen en Moravië (maart '39) en tenslotte met Memelland, een deel van Litauen (april '39). Wij eindigden ons hoofdstuk met enkele passages te citeren uit de uiteenzetting die Hitler op 23 mei '39 in Berlijn gegeven had aan de hoogste bevelhebbers van de nieuwe Wehrmacht.
XC1 Aantekeningen van generaal Liebmann, aangehaald in Th. Vogelsang: 'Neue Dokumente zur Geschichte der Reichswehr 1930-1933', Vjh.]. Ztg., 1954, p. 434-35.
Duitsland, zo had hij betoogd, moest meer Lebensraum krijgen, 'ohne Ein bruch in [remde Staaten oder Angreijen [remden Eigentunis ist dies nicht mö"glich' nu moest Polen uitgeschakeld worden, 'es handelt sicli für UI1S um die Eruieite rung des Lebensraumes im Osten ... Wollen Tranlereuh und England es beim Krieg Deutschland-Polen zu einer Auseinandersetzung kommen lassen, dann ... mûssen (wir) ... blitzartig Holland angreifen.'l Tot die aanval was het in de nacht van 9 op 10 mei' 40 gekomen.
XCIn dat hoofdstuk 13 nu hadden wij ook een beeld gegeven van de uitbreiding van Himmlers macht in de vooroorlogse periode. In het Duitse staatsapparaat was Himrnler begin maart ' 33 zijn carrière begonnen als Polizeipräsident van München. Hij had toen spoedig de Beierse politieke recherche (de republiek van Weimar had reeds een Politische Polizei gekend) van de criminele recherche, de Kruninalpotizei, losgemaakt. Van die Beierse Politische Polizei was hij Kommandeur geworden met Reinhard Heydrich als zijn chef-staf en binnen een jaar had Himmler de Politische Polizei in alle andere delen van Duitsland onder zich gekregen, met inbegrip van Pruisen waar Goering in de loop van '33 de bestaande politieke recherche tot Ge heime Staatspolizei omgevormd had. Heydrich was toen hoofd geworden van het te Berlijn gevestigde centrale bureau van die Geheime Staatspolizei. het Geheime Staatspolizei-Amt. Dit alleswas slechtseen eersteaanloop geweest. Toen de positie van de SS sterker geworden was door haar rol bij de liquidatie van de SA-leiding (zomer '34), was Himmler (zijn Allgemeine SS werd uit de SA gelicht en zelfstandig gemaakt) zijn imperium gaan uitbreiden. In ' 36 had hij de gehele, inmiddels volledig gelijkgeschakelde Duitse politie onder zich gekregen en binnen die politie waren toen de politieke en de criminele recherche (de Geheime Staatspolizei of Politische Polizei en de Kriminalpolizeîï verenigd tot één korps: de Sicherheitspolizei. Die Sicherheitspolizei was, gelijk eerder betoogd, van meet af aan nauw verbonden met de Sicherheitsdienst; het binnenlandse spionagenet.ê De Sicherheitsdienst was aanvankelijk een onderdeel geweest van de SS, niet een staatsapparaat dus, maar een partij-apparaat. Voorshands bleef dat zo, maar in september' 39 voltrok zich een verdere centralisatie: Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst werden toen ingevoegd in het Reichssicherheitshauptamt, het
XC1 'Bericht ûber Besprechung am 23.5.1939', Neur. doe. L-079, IMT, dl. XXXVII, p. 546, 550-51, 555. 2 In bezet Nederland werd dit apparaat van Sicherheitspolizei und SD algemeen aangeduid als 'de SD' - die onjuiste aanduiding was gevolg van het feit dat alle functionarissen van de Sicherheitspolizei op de linkermouw van hun SS uniform de aanduiding 'SD' droegen; zij waren namelijk in de SS-administratie formeel geboekt als leden van de Sicherheitsdienst. In werkelijkheid waren zij in een ander ressort werkzaam.
RSHA. De Siiherheitspolizei ressorteerde er, voorzover zij politieke recherche was, onder Amt IV, voorzover criminele onder Amt V, en de Sicherheitsdienst, voorzover zij gegevens verzamelde in Duitsland en in de bezette gebieden, stond onder Amt III. Men ziet: hoewel zowel het criminele als het politieke onderzoek de taak was van die ene Sicherheitspolizei, werden beide functies scherp onderscheiden. Men zou kunnen zeggen dat het politieke onderzoek de specifiek nationaal-socialistische functie was. Die functie werd dan ook bedoeld wanneer in of met betrekking tot Duitsland gesproken werd van de 'Gestapo': afkorting van de in '33 in Pruisen ingevoerde term Geheime Staats polizei. Het is zinvolom, zolang het over Duitsland gaat, die term Gestapo te blijven gebruiken.
XCNu hebben wij tot dusver slechts organisaties genoemd. Een veel belangrijker vraag is: wat deden zij? Welk effect had hill handelen met name op de tegenstanders van het Derde Rijk of op diegenen (dat is niet hetzelfde) die door het Derde Rijk als tegenstanders beschouwd werden? Wat wij dan zouden willen onderstrepen is dat al die werkelijke of vermeende tegenstanders geleidelijk buiten de wet waren komen te staan. In april '40 zou zelfs in een geheim decreet vastgelegd worden dat de Sicherheitspotizei volstrekt doen kon wat zij wilde, maar dat decreet was weinig meer geweest dan een formele bevestiging van een al bestaande situatie: de individuele burger had zijn rechtsbescherming verloren.
XCOok ten tijde van de Weimar-republiek (genoemd naar de stad waar in '19 een nieuwe Duitse grondwet vastgesteld was) had de politie in roerige tijden vèrgaande bevoegdheden gehad. Zo was in Pruisen in de zomer van '3I, toen straatgevechten tussen nationaal-socialisten en hun linkse tegenstanders aan de orde van de dag waren, bepaald dat de politie personen op grond van hun politieke gedragingen in preventieve hechtenis kon nemen, anders gezegd: hun Schutzhaft kon opleggen, maar de betrokkenen moesten dan binnen 24 uur voor de onafhankelijke rechter gebracht worden; uit eigen bevoegdheid kon de politie hen niet langer dan 24 uur vasthouden. Die 24 uur werden op 4 februari '33 (dezelfde dag waarop Hitler binnenskamers de doeleinden van zijn beleid schetste) tot drie maanden verlengd, maar het beroep op de rechter bleef daarbij gehandhaafd en de Schutzhaft mocht alleen opgelegd worden bij verdenking van strafbare handelingen. Door die gehele regeling haalde de verordening die daags na de Rijksdagbrand afgekondigd werd, een streep: 'zur' Abwehr kom11'lt.nistischer staatsgejahrdender GeuIaltakte' (zo heette het in de preambule) kreeg de politie nu de mogelijkheid, personen in Schutzhaft te nemen die in het geheel niet van strafbare handelingen verdacht werden, en de rechterlijke toetsing werd uitgeschakeld. Dit leidde tot zulk een wanordelijk ingrijpen dat de Reiehsminister des Innern, Wilhehn
Frick, in april '34, d.w.z. na ruim een jaar, regels ging stellen om de chaos te bezweren: aan elk die in Schutzhaft genomen was, moest, zo bepaalde hij, onmiddellijk een verhoor afgenomen worden, de betrokkene moest uiterlijk binnen 24 uur een schriftehjk stuk uitgereikt krijgen, het Schutzhaftbefehl, waarin stond op welke gronden hij gearresteerd was, en hij mocht door de plaatselijke politie slechts acht dagen vastgehouden worden; nadien was een machtiging nodig van de 'oberste Landesoehorde. Deze instantie moest voorts elke drie maanden beoordelen of voortzetting van de Schutzhajt wenselijk was.
XCDaargelaten of men zich overal aan die regels gehouden heeft (stellig niet), de er in neergelegde bevoegdheden werden geleidelijk overgenomen door de Gestapo. De nieuwe regeling ging inhouden dat de chefs van haar districtsbureaus, d.w.z. de chefs van de Staatspolizeistellen en Staatspoiizeileitstellen, bevoegd waren, tot acht weken Schutzhajt op te leggen, en dat voorstellen tot verlenging, steeds met de nodige documentatie er bij, voorgelegd moesten worden aan de Berlijnse centrale; van september '39 af was dat het Schutz haftreferat, dat een deel was van Ami IV van het Reichssicherheitsnauptamt,
XCVan den beginne af was, eigenlijk in strijd met de preambule van de desbetreffende verordening, Schutzhaft niet alleen opgelegd aan communisren maar ook aan andere politieke tegenstanders van het Derde Rijk. Was dat wel 'wettig'? Ordnung muss sein! In januari '38 kwam het tot een andere, wezenlijk ruimere definitie van Schutzhajt: Minister Frick bepaalde namelijk per decreet:
XC'Die Schutzhafi kann als Zwançmassnahme der Geheimen Staatspolizei zur Abwehr aller volks- und staatsJeindlichen Bestrebungen gegen Personen angeordnet werden, die durch ihr Verhalten den Bestand und die Sicherheit des Volkes und Staates geJährden.'
XCDeze formulering zal menige Nederlandse ex-politieke gevangene bekend voorkomen. Inderdaad, was hij gearresteerd, dan kreeg hij vaak na enige tijd een gedrukt formulier uitgereikt (hij moest daar nog voor tekenen ook), afkomstig van een instantie met een vreemde naam waar hij nooit van gehoord had: het Reichsslcherheitshauptamt, en op dat formulier stond dan zijn naam, gevolgd door de formule: 'gefährdet durch sein Verhalten den Be stand und die Sicherheit des Reuhes dadurch, dass er' en dan kwam een vermelding met betrekking tot zijn illegale activiteit. Het RSHA had hem dan Schutzhaft opgelegd. Op grond van dat feit werd hij als regelnaar een concentratiekamp overgebracht: maar al te vaak hield dus het Schutzhaft befehl een doodvonnis in. Het in ons land toegepaste dwangsysteem (dát willen wij onderstrepen) was in zijn gehele methodiek en tot in de gebruikte formules en formulieren toe geïmporteerd uit Duitsland.
XCTerug naar Fricks decreet van januari' 38 waarin voor de toepassing van de Schutzhaft-regeling een nieuwe bepaling afgekondigd werd. Een hoogst belangrijke! Ruimer kon het namelijk niet gesteld worden: onder de nieuwe definitie vielen niet alleen politieke tegenstanders maar allen van wie de Gestapo beliefde te beweren dat zij een gevaar voor 'volk en staat' vormden: gewone misdadigers, maar ook de leden van groepen die, naar de machthebbers meenden, in het Herrcnvolk misstonden, zoals 'asocialen', Zigeuners en homosexuelen.
XCWaar kwamen zij terecht? Antwoord: velen in de concentratiekampen.
XCOok van de eerste ontwikkeling van het systeem der concentratiekampen gaven wij in hoofdstuk 13 van Voorspel al een beknopt beeld. Wij vatten het weer samen.
XCAanvankelijk was het meer de SA dan de SS die zich met het gevangen houden (en mishandelen) van politieke tegenstanders belastte. Dat geschiedde in stafkwartieren van de SA of in leegstaande kantoor- dan wel fabrieksgebouwen. Vooral communisten werden opgepakt: zij waren in de aan de Machtübernahme voorafgaande periode het meest veelvuldig met de SA in straat- of zaalgevechten gewikkeld geweest. Nu werd door die SA bloedig wraak genomen, maar die wraak strekte zich ook tot andere politieke tegenstanders uit, zoals sociaal-democraten, links-socialisten, links-radicale schrijvers en aanhangers van burgerlijke partijen. Soms werden gevangenen doodgeslagen maar dat kwam, schijnt het, in die eerste periode niet vaak voor. De gevangenen kregen weinig te eten - zij leden evenwel geen acute honger. Soms kregen zij werkkleding, soms niet; in het ene kamp werden zij kaalgeschoren, in het andere liet men dat na. Ook waren er aanvankelijk onder de haastig aangetrokken bewakers niet weinigen die een zekere solidariteit met de gevangenen aan de dag gingen leggen.
XCDat allesnu was in zijn ongeorganiseerde en ongereglementeerde ruwheid en door zijn tot op zekere hoogte verward karakter Himmler een gruwel. Hij zag de concentratiekampen als een permanente instelling van Duitsland en zeker van het Duitsland dat tot das Reich zou zijn getransformeerd; de karnpen moesten dus opgebouwd worden volgens een strikte methodiek en met een dubbele doelstelling: enerzijds diende de weerstandskracht der gevangenen gebroken te worden (men herinnere zich Hiders woord: 'Wcr sich nicht bekehren lässt, muss gebeugt werden'), anderzijds diende een
XCI. De concentratiekampen van de SS voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog
XCdeel van het ss -keurkorps bij de bewaking der gevangenen en in het contact met hen een scholing te krijgen in de gevoelloze hardheid welke gevergd werd van de garde die das Reich tot in de verste toekomst beschermen moest ('wenigstens für die náchsten [ahrhunderte'; zei Himmler in Posen). Dat waren de richtlijnen die na enige tijd al in het eerste onder hem ressorterende concentratiekamp, Dachau (bij de oprichting gevestigd in een oude kruitfabriek), in het oog gehouden werden. Dit bij München gelegen kamp (indoor een groot nieuw kamp vervangen) werd, wat de toegepaste richtlijnen betreft, voorbeeld en volgens hetzelfde patroon werden de concentratiekarnpen Buchenwald (bij Weimar) en Sachsenhausen (bij de Berlijnse voorstad Oranienburg) ingericht, respectievelijk in september'6 en augustus'vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog volgden daarop nog vier nieuwe concentratiekampen voor mannen: Neuengamme (bij Hamburg) (toen nog formeel een sub-kamp, een Aussenkommando, van Sachsenhausen), Flossenbürg (Noord-Beieren), Mauthausen (bij Linz) en Gross-Rosen (Silezië)(toennog formeel een Aussenkommando van Sachsenhausen),alsmede één nieuw concentratiekamp voor vrouwen: Ravensbrück (Mecklenburg). Al deze kampen, die als regel andere, oudere kampen vervingen welke wij niet met name noemen, werden geleid vanuit de al eerder gememoreerde
'38 3 37;
Inspektion der Konzentrationslager; aan het hoofd daarvan stond SS-Ober führer Theodor Eicke, die in ' 33 commandant van Dachau was geworden. Eicke was tevens Führer der SS-Totel'lkopfverbände - in die formaties waren de SS' ers samengevoegd die de verschillende concentratiekampen bewaakten; daarnaast kende elk kamp een staf van weer andere SS'ers, telkens onder een Kommandant, die aan het kamp leiding gaven.
XCBij de inwendige organisatie van die kampen maakte de SS het zich zo gemakkelijk mogelijk: 'zij droeg', zo schreven wij in Voorspel, 'een deel van haar autoriteit aan sommigen van de gevangenen over; anders gezegd: zij schiep binnen de kampen een jegens haar verantwoordelijke kamphiërarchie welker leden, constant en soms extra bedreigd, tijdelijk (steeds tijdelijk) in het bezit waren van beperkte privileges. Uit de tegenstelling tussen de leden van die hiërarchie en de grauwe massa der overige Häftlinge moesten ook onder de beste omstandigheden conflictsituaties voortvloeien; die situaties deden zich al in ' 33 in sommige kampen voor waar de hiërarchie uitsluitend of in hoofdzaak gevormd werd door communisten die (onbegrijpelijk was dat allerminst) hun partijgenoten sterker in bescherming namen dan anderen, of (en dat ging verder) van hun Prominent-zijn misbruik maakten om de druk van de SS met nadruk aan politieke tegenstanders door te geven. Werd in die gevallen het beleid der Prominente nog bepaald of mede bepaald door onpersoonlijke, politieke overwegingen, ernstiger en voor de massa der Hajtllnge ongunstiger was het, wanneer de SS de leiding van een kamp toevertrouwde aan criminele elementen.'
XCZiedaar, samengevat, wat wij in Voorspel verhaalden.
XCEr is een aantal punten waarop wij nu, in dit deel, waarin de concentratiekampen zulk een belangrijke plaats zullen innemen, ook ten aanzien van de vooroorlogse periode dieper moeten ingaan teneinde de systematiek te schetsen welke aan die kampen ten grondslag lag.'
XCLaat ons beginnen met enkele cijfers te geven.
XCGeschat wordt dat zich in juli '33 in de grote veelheid van goeddeels 'wilde', d.w.z. niet centraal geleide en nogalongereglementeerde concentratiekampen die Duitsland toen kende, bijna zeven-en-twintigduizend gevangenen bevonden; in februari '34 waren het er als gevolg van talrijke vrijlatingen nog maar zeven- tot achtduizend en dat aantal bleef tot begin ,38 ongeveer gelijk, werd althans niet van een andere orde van grootte. In
1 Wij doen dat hoofdzakelijk aan de hand van twee publikaties, namelijk Martin Broszat: 1933-1945' in dl. II (1965), p. 9-161, en Joseph Billig:
oktober '38 stond het evenwel op vier-en-twintigduizend en in november sprong het tot ca. zestigduizend omhoog, doordat na de aanslag op de Duitse diplomaat vom Rath en de daarop volgende Z.g. Reichslaistailnachi (9-10 november), een nieuwe scherpe Jodenvervolging ingezet werd, in welk kader ca. vijf-en-dertigduizend Joden in concentratiekampen opgesloten werden. Die Joden werden evenwel na enkele weken of maanden vrijgelaten en het schijnt dat zich in de concentratiekampen bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog wederom niet meer dan ca. twintigduizend gevangenen bevonden.
XCUit die cijfers blijkt dat van juli' 33 af sterke pressie uitgeoefend was op de formaties (hoofdzakelijk waren dat, gelijk gezegd, afdelingen van de SA) die de gevangenen in handen hadden, om tot vrijlatingen over te gaan. Inderdaad was er toen op allerlei niveaus in het Duitse bestuursapparaat verontwaardiging ontstaan over de willekeur die bij de arrestaties toegepast was, en over de mishandelingen waarvan de gearresteerden het slachtoffer geworden waren. In enkele gevallen kwam het tot een gerechtelijk vooronderzoek, in één geval (misdragingen in een kamp te Stettin) werdcri de schuldigen in april '34 tot een paar jaar gevangenisstraf veroordeeld. Het gevolg was dat de Gestapo in de verschillende delen van Duitsland nadien zoveel mogelijk de pottekijkers van de justitie en van het Reiihsinnen ministerium buiten de deur hield. Desondanks werden in mei '35 drie-entwintig SA' ers die zich in een Saksisch concentratiekamp aan sadistische wreedheden schuldig gemaakt hadden, toch nog tot gevangenisstraf veroordeeld - Hitler gaf hun allen gratie en het strafrechtelijk onderzoek tegen de verantwoordelijke Gestapo-functionaris werd op zijn last gestaakt. Enkele maanden eerder, in januari, had minister Frick er in een memorandum op aangedrongen dat de concentratiekampen geleidelijk opgeheven zouden worden. Frick kreeg geen kans, hier met Hitler over te spreken; aan deze werd het memorandum door Hirnmler voorgelegd. Er kwam niet meer op te staan dan: 'Dem Führer vorgelegt 20.2.1935. Die Gejangenen bleihen. H.H.'] - en Frick bleef ook. Formeel was hij de superieur van Hirnmler in diens kwaliteit van Chef der deutschen Polizei en ook werden de coneentratiekampen uit zijn begroting gefmancierd, maar hij had er niets over te zeggen.
XCHoeveel personen in totaal in de vooroorlogse jaren op last van de Gestapo gearresteerd werden en tot welke kategorieën zij behoorden, is niet bekend. Enkele cijfers zijn bewaardgebleven : alleen al in de zes maanden van
1 Aangehaald door M. Broszat in dl. II, p. 45.
oktober '35 t.e.m. maart '36 werden wegens activiteit voor de verboden Kotnmunistische dan wel Sozialistische Partei Deutschlands ca. zevenduizenddriehonderd personen gearresteerd en in de twaalf maanden van het jaar '36 alleen al wegens verboden socialistische activiteit bijna twaalfduizend. Een deel hunner werd berecht (hoe groot dat deel was, is niet bekend), anderen werden rechtstreeks naar de concentratiekampen gezonden. Van diegenen die berecht werden, kwamen sommigen óók, zij het later, in de eoncentratiekampen terecht, want al van eind ' 33 af was de Gestapo er toe overgegaan, veroordeelde oppositionele elementen die hun gerechtelijke straf uitgezeten hadden, in aansluiting daarop naar de concentratiekampen te sturen. Ook leden van andere groepen belandden daar in, en wel zonder enige berechting: Jehova's Getuigen ('Bibelforscher'), mannelijke homosexuelen, misdadigers en 'asocialen'.
XCHet arresteren van Jehova's Getuigen begon in de herfst van '36 er zijn toen en in later jaren in Duitsland vermoedelijk zesduizend gearresteerd, l11.annenen vrouwen.
XCWalmeer het naar concentratiekampen overbrengen van mannelijke homosexuelen begonnen is en hoevelen hunner in totaalopgepakt zijn, is niet bekend - vermoedelijk zette de vervolging eind '36 in, kort nadat Himmler in een toespraak betoogd had (in verscheidene Duitse medische publikaties kon men in die tijd hetzelfde betoog vinden) dat men ten aanzien van hen moest 'zurückkehren zu dem nordiseken Leitgedanken der Ausmerzung der Entarteten'.l
XCHet in concentratiekampen opsluiten van recidivisten was al eerder begonnen: hier en daar, met name in Beieren, al in ' 33, in de rest van Duitsland in '35. I-Iet betrof dan personen die op dat moment hun straf uitzaten. Begin ' 3 7 werden evenwel ca. tweeduizend 'Gewohnheitsverbrecher' preven tief gearresteerd en naar concentratiekampen overgebracht (de betrokkenen moesten tevoren minstens driemaal tot minstens een half jaar gevangenisstraf veroordeeld zijn) en het Reichsinnenministerium bepaalde toen dat voortaan evenzo gehandeld moest worden met personen wier 'asoziales Verhalten die Allgemeinheit' in gevaar zou brengen (daar vielen ook de Zigeuners onder). Een jaar later, begin '38, pakte men een onbekend aantal 'Arbeits scheue' op (personen die zich aan regelmatig werk onttrokken); zij verdwenen naar Buchenwald, en in juni '38 werden nieuwe 'asocialen' maar ook aile mannelijke Joden die ooit met de strafrechter in aanraking geweest waren, datzelfde kamp binnengevoerd.
XC1 Aangehaald in Harry Wilde: Das Schicksal der Verfemten. Die Veifolgung der Homo sexuellen im 'Dritten Reich' und ihre Stellung in der heutigen Gesellschajt (1969), p. 36.
XCMen ziet: de in januari '38 afgekondigde uitbreiding van de Sehutzhaft regeling welke bepaalde dat Sehutzhaft aan allen opgelegd kon worden, 'die dureh ihr Verhalten den Bestand und die Sicherheit des Volkes und Staates gefährden', hield slechts de 'legalisatie' van een bestaande toestand in. De helft van de gevangenen van Sachsenhausen bestond in de periode '37-'38 reeds uit Bibelforseher, homosexuelen, misdadigers en 'asocialen'. Nog twee kategorieën waren er bij gekomen: naar Duitsland teruggekeerde of -gevoerde emigranten (dat waren hoofdzakelijk Joden - zij werden van twee maanden tot een jaar vastgehouden) en personen (Joden en niet-Joden, malmen en vrouwen) die zich door een verhouding met een partner van ander 'ras' schuldig gemaakt hadden aan 'rassenschande' , zoals dat heette. Het gevolg van al deze ontwikkelingen was dat Nederlandse illegale werkers die de concentratiekampen binnenkwamen in de verwachting dat zij er, hoe moeilijk het bestaan er ook zou zijn, een zekere steun zouden vinden in de homogeniteit van een anti-nationaal-socialistisch milieu, er veelal de eerste dag al bitter teleurgesteld werden: zij kwamen in een milieu terecht waarin, uitzonderingen daargelaten, van homogeniteit geen sprake was. De heterogeniteit werd er integendeel onderstreept door de onderscheidingstekens die men op de kampkleding droeg: de politieke gevangenen een rode driehoek, de misdadigers een groene, de 'asocialen' een zwarte, de Bibel forseher een paarse, de homosexuelen een rose, de teruggekeerde emigranten een blauwe, de Joden een gele; op de gele driehoek der Joden zat omgekeerd nog een tweede driehoek die hun kategorie (politieke gevangene, enz.) nader aangaf zodat min of meer het teken van de Davidsster ontstond: het teken dat in september '41 in Duitsland en begin mei '42 in bezet Nederland als algemeen kenteken voor Joden ingevoerd werd.
XCWij moeten die tekens zien als een symptoom van de strenge systematisering die Himmler was gaan voorstaan - een systematisering die, gelijk reeds aangeduid, het eerst in Dachau toegepast werd en die, in haar concretisering, vooral het werk van Eicke is geweest. Hij was het die, vermoedelijk in '35 of '36, als Inspekteur der Konzentrationsiager bepaald had, hoe de leiding van elk kamp ingedeeld moest zijn: er was een Kommandantur, er was een Politische Abteilung (steeds geleid door een functionaris van de Gestapo), er was een afdeling Sehutzhaftlager, er was een afdeling Verwaltung (administratie van het kamp en beheer van de eigendommen der gevangenen) en er was tenslotte een medische afdeling (het bureau van de Lagerarzt) die rechtstreeks ressorteerde onder de medische afdeling van Eicke's inspectie.
XCVan de afdeling Schutzhaftlager moeten wij iets meer bijzonderheden geven.
XCOok Iller stond een SS-officier, de Sehutzhaftlagerführer, aan het hoofd; onder hem stonden de Rapportführer (de SS' er die er o.m. verantwoordelijk
voor was dat de aantallen der gevangenen steeds klopten) met de aan hem ondergeschikte Blockführer (SS'ers die toezicht hadden op één of meer ge. vangenenbarakken) en de Arbeitsdienstführer (de SS' er onder wiens leiding de gevangenen bij verschillende soorten werk ingedeeld werden) met de aan hem ondergeschikte Kommandojûhre: (SS' ers die elk verantwoordelijk waren voor het werk van een Kommando, d.w.z. van een groep gevangenen die een bepaald soort werk moesten doen). Al deze SS' ers behoorden niet tot de bewaking; de Wachtruppe, deel van een Totenkopj-Standarte, was aan het betrokken kamp toegevoegd, maar was er geen 'interne' afdehng van. Pas onder die SS' ers begon de hiërarchie der gevangenen, van de Lager älteste aan de top tot de simpelste Stubendienst (hulpje van een Stubenältester) aan de basis. Wij komen op die gevangenen-hiërarchie nog terug in een volgend hoofdstuk; hier willen wij slechts opmerken dat, in beginsel (in de praktijk lag het vaak ingewikkelder), de binnen het kamp machtigste Lageralteste toch als door een wereld gescheiden was van de laagste SS-Mann: elke SS' er was een onaantastbaar meester, heer over leven en dood - de Lagerálteste kon van de ene dag op de andere teruggestoten worden in de massa der gevangenen. Al voordat deze indeling door Eicke voorgeschreven werd, had hij als Kommandant van Dachau in '33 de regels opgesteld waaraan enerzijds de SS' ers, anderzijds de gevangenen zich te houden hadden. De gevangenen werden bij aankomst van die regels in kennis gesteld en geen dag ging voorbij waarin de praktijk van het kampbestaan het hun niet inscherpte dat het levensgevaarlijk was, niet stipt te gehoorzamen. De SS' ers kregen scholing in die regels - Eicke gaf er in Dachau herhaaldelijk een mondelinge toelichting op, die, aldus later de Kommandant van Auschwitz-Birkenau, Höss (een van de vele leidende functionarissen uit de wereld der concentratiekarnpen die Dachau als 'school+doorlopen hadden), altijd hierop neerkwam:
XC'lede Spur vat! Mitleid zeige den Staatsjeinden eine Blösse, die sie stelt sofort zu Nutzen mathen wurden. jegliches Mitleid mit Staatsjeinden sei elnes SSs-Mannes unwürdig. Weichlinge hauen in seinen Reihen keinen Platz uná wûrden gut tun, sich sa schnell wie möglich in ein Kloster zu verziehen. Er leiinne nur harte, entschlossene Männer gebrauchen, diejedem Bifehl rücksichtslosgehorchten. Nicht umsonst trügen sie den Totenkopf und die stets geladene scharfe Waffe. Sie stûnden als einzige Soldaten auck in Friedenszeiten Tag und Nacht am Feind, am Feind hinter dem Draht'l
XC1 Aangehaald door M. Broszat in Anatomie des SS-Staates, dl. II, p. 60.
anders gezegd: dienst in een concentratiekamp was militaire dienst, men was er in een permanent gevecht gewikkeld met Duitslands vijanden, men verrichtte er een taak die voor Duitslands toekomst van vitaal belang was, men was (die term raakte langzamerhand ingeburgerd)' Stacheldrahtkämpfer' ('prikkeldraadstrijder').
XCOnder de SS-functionarissen en -bewakers van de concentratiekampen zijn er in de vooroorlogse jaren sommigen geweest die hetzij tegen de scholing die zij ontvingen, hetzij tegen de functie die zij moesten uitoefenen, bezwaar hadden; dezulken konden vooral in de eerste jaren zonder moeite ander emplooi zoeken of overplaatsing aanvragen. Voldoende vrijwilligers bleven. In september '39 telden de SS-bewakingseenheden ongeveer zevenduizendvierhonderd man (er waren toen, gelijk gezegd, ca. twintigduizend gevangenen) en hadden voorts de bestaande concentratiekampen: Dachau, Sachsenhausen (mèt Neuengamme en Gross-Rosen), Buchenwald, Mauthausen, Flossenbürg en Ravensbrück, gemiddeld een kampstaf van honderd SS' ers.
XCNu willen wij, in het voetspoor van de Franse historicus Joseph Billig, onderstrepen dat de gereglementeerde concentratiekampen zich niet alleen door die reglementering, maar ook nog in een ander opzicht spoedig van de 'wilde' kampen uit de jaren '33-'34 waren gaan onderscheiden: er stond Hirnmler en zijn medewerkers scherp voor ogen dat men de gevangenen werk moest laten doen waarvan Duitsland, en speciaalde SS, kon profiteren. Dat begon al daarmee dat de nieuwe kampen, ook dus het nieuwe kamp Dachau, met alle erbij behorende SS-gebouwen (van de administratiegebouwen, de kazernes en de kantines, tot de riante villa's voor de hoogste SS-officieren toe), door gevangenen opgetrokken werden. Nadien werd een groot deel van de gevangenen voor werkzaamheden gebruikt ten behoeve van ondernemingen die van het SS-complex deel uitmaakten. Vóór de oorlog werden drie van die ondernemingen opgericht: de Deutsche Erd und Steimoerke GmbH (productie van granietblokken, bakstenen e.d.), de Deutsche Versuchsanstalt für Ernáhrung und Verpfiegung (kweken van specerijen en van kruiden die Himmler als bij uitstek doeltreffende geneesmiddelen beschouwde) en de Deutsche Ausrüstungswerke GmbH (aanvankelijk louter productie van meubelen).
XCVan die drie verdient de Deutsche Erd- ulld Steinwerlee GmbH speciale aandacht.
XCIn ' 35 en ' 36 hadden Hiders denkbeelden hoe hij Berlijn kon transformeren tot de in zijn ogen waardige hoofdstad van wat' s werelds sterkste mogendheid moest worden, vaste vorm aangenomen. Nachtenlang had hij er over gesproken met zijn geliefde architect Albert Speer en deze had het ene
gigantische bouwwerk na het andere voor hem ontworpen. In zijn toespraak voor de Reichstag op 30 januari '37 onthulde Hitler toen dat hij een 'General bauinspelaor' voor Berlijn benoemd had (Speer - diens naam noemde hij niet); die Generalbauinspektor had als taak zorg te dragen voor, aldus Hitler, 'die Ausgestaltung Berlins zw einer wirleliehen und wahren Hauptstadt des Deut schen Reiches ... Parallel damit wird eine gyosszügige Ausgestaltung dey Haupt stadt der Bewegung' (München), 'der Stadt der Reichsparteitage' (Neurenberg) 'und dey Stadt Hamburg stattfinden.'
XCEr waren voor dat alles immense hoeveelheden bouwmaterialen nodig. Weh1U, ook deze taak haalde Himmler naar zich toe: de nieuwe coneentratiekampen Buchenwald, Mauthausen, Flossenbürg en Gross-Rosen kwamen in de buurt van grote granietgroeven te liggen (Speer stelde vooral prijs op het graniet van Flossenbürg) en Sachsenhausen alsmede Neuengamme werden bij gebieden gebouwd waar men klei kon delven die zich leende voor verwerking tot bakstenen. De gevangenen die in de steengroeven werkten ofbij de baksteenfabricage betrokken waren, hadden geen denkbeeld wat er eigenlijk met die granieten blokken en bakstenen gebeurde - het was de Deutsche Erd und Stelmoeree Cmb'H die deze producten overnam en ten profijte van het SS-complex verkocht.
XCNiet lang duurde het of al deze economische bedrijvigheid (georganiseerd door het SS-Verwaltungsamt dat, voor het zich in februari '42 tot het SS Wirtschajts und Veru/altungshauptamt uitbreidde, deel was van het SS Hauptami) ging een eigen leven leiden en ook eigen eisen stellen: meer en meer werd het aantal gevangenen dat de concentratiekampen binnengevoerd werd, niet bepaald door de mate van oppositie die zich reëel in het Derde Rijk aftekende, maar door de mate waarin, gegeven Himmlers toezeggingen aan Hitler en Speer, de chef van het SS-Verwaltungsal'll.t, Oswald Pohl, behoefte had aan arbeidskrachten. Het werd zo dat Duitsers tot dwangarbeid veroordeeld werden niet nadat zij als tegenstanders van het Derde Rijk waren gaan gelden, maar precies omgekeerd: zij werden tot tegenstanders van het Derde Rijk gestempeld opdat men hen als dwangarbeiders kon gaan gebruiken. Van de ca. twintigduizend gevangenen die zich in september '39 in de concentratiekampen bevonden, behoorde meer dan de helft tot de 'zwarten': de 'asocialen'. Het ophalen van al deze gevangenen was van' 33 af de taak geweest van de politie; Gestapo en Ordnungs polizei hadden er nauw bij samengewerkt - er was geen rechter aan te pas gekomen.
XCDat men de rechterlijke macht in de daags na de Rijksdagbrand afgekondigde verordening ten aanzien van het opleggen van Schutzhaft, d.w.z. van vrijheidsberoving van individuele burgers, uitgeschakeld had, was mede voortgevloeid uit de hartgrondige afkeer van alles wat met het recht en met rechters te maken had, die in kringen van de Nazipartij en speciaalook bij Hitler leefde. Het was in de Weimar-republiek vaak gebeurd dat Nazi's, vooral leden van de SA, wegens allerlei vormen van geweldpleging veroordeeld waren - Hitler voelde zich door de rechterlijke macht hinderlijk voor de voeten gelopen. Rechters hadden, meende hij, slechts één taak: precies te doen wat hij wenste; hun onafhankelijk oordeel kon hij evenmin erkennen, laat staan waarderen, als dat van andere functionarissen van de overheid.
XCEr waren ten tijde van de Machtubernahme onder de ca. tienduizend rechters die Duitsland telde, slechts zeer weinig nationaal-socialisten, in Pruisen, het veruit grootste en belangrijkste van de Länder waaruit Duitsland bestond, waren van de zevenduizend rechters toen vermoedelijk slechts dertig lid van de NSDAP. In april '33 lieten de nieuwe machthebbers evenwel doorschemeren dat wie zich vóór I mei niet bij de NSDAP aangesloten had, op ernstige moeilijkheden in zijn carrière moest rekenen; talrijke rechters, 'vielleicht die metsten' (aldus Weinkauff in zijn Die Deutsche Justiz und der Nationalsozialismus. Ein ÜberblicP), vroegen toen het partijlidmaatschap aan. Daar bleef het niet bij. Onder leiding van Hans Frank, Hitlers advocaat in de Kampfzeit (in '39 zou hij Generalgouverneur in Krakau worden), werd in heel Duitsland de justitie gelijkgeschakeld: de justitiële souvereiniteit van de Lander werd opgeheven, de leiding van de justitie kwam overal in handen van nationaal-socialisten, alle vroegere organisaties, ook die van de advocaten, werden door nieuwe, nationaal-socialistische vervangen, de juridische tijdschriften kregen nationaal-socialistische redacties en de juridische faculteiten der universiteiten werden met nationaal-socialisten bemand. Dat de bijna zeshonderd rechters en ambtenaren van het openbaar ministerie die van Joodse afkomst waren, ontslagen werden, spreekt vanzelf In een aantal gevallen werd evenwel ook aan niet-Joodse ambtenaren van het openbaar ministerie ontslag verleend en wat de niet-Joodse rechters betrof die men kwijt wilde: daar vond men de oplossing voor datp.
1 H. Wein kauff: (1968), 108.
zij vervroegd met pensioen gestuurd werden. Rechters waren namelijk volgens de Duitse Grondwet (die fonneel van kracht bleef - Hitler wenste geen nieuwe: zij zou hem maar de handen binden) onafzetbaar; het aan de Joodse rechters verleende ontslag was dus evident ongrondwettig, maar geen machthebber maakte zich daar zorgen over. Op de rechters die in functie bleven, werd sterke pressie uitgeoefend om zich in de uitoefening van die functie te conformeren: vounissen moesten geheel volgens Hiders inzichten gewezen worden; hij gold als de bron van alle recht. 'Das Gesetz Deutschlands', zo betoogde Frank in '36, 'ist der Fiihrerwille.'l
XCEen jaar eerder, in '35, was in het strafrecht een nieuw begrip ingevoerd: 'das gesuude Volksempfinden'. Tevoren had ook in Duitsland de regel gegolden dat een daad alleen strafbaar was indien de dader in strijd met de wet gehandeld had. In de eerste twee jaren van het Naziregime deden zich evenwel gevallen voor waarin personen die volgens het regime veroordeeld moesten worden, vrijgesproken waren omdat zij niet tegen de wet gezondigd hadden. Deze beperking werd opgeheven doordat in juni '35 paragraaf 2 van het Strafgesetzbuch een nieuwe inhoud kreeg, en wel deze:
XC'Bestraft wird, wer eine Tat begeht, die das Gesetz fiir straJbar erklärt ader die nacli dem Grundgedaneen eines Strafgesetzes und nack ges~mdem Volksempfinden Bestrafung verdient. Pindei at~f die Tat kein hestimmtes Strafgesetz unmittelbar Anwenduno, sa wird die Tat nacli dem Gesetz bestraft, dessen Grundgedanken auf sie am besten zutrifft.'
XCDe invoering van het vage begrip 'das gesunde Volksempjinden' opende de deur voor grenzeloze willekeur.ê
XCOp nog een andere wijze werd de rechtszekerheid uitgehold: de positie van de advocaten werd ingrijpend gewijzigd. Aan anti-nationaal-socialistische advocaten werd geen verlof verleend, verder 11Lll beroep uit te oefenen, en de overigen werden in juli '34 verplicht, zich voortaan aan strikte richtlijnen te houden. Krachtens die richtlijnen moest een advocaat, als hij voor een 'Schädling an Volk ader Reich' optrad, in het oog houden dat de belangen van het Duitse volk prevaleerden boven die van zijn cliënt. Zulks betekende dat de advocaat die in zulk een geval primair voor de belangen van zijn cliënt opkwam, hetzij met de betrokken rechtbank, hetzij met de NSDAP, hetzij met zijn beroepsorganisatie: de Reichsrechtsde NSB'er prof. mr. J. J. Schrieke, overgenomen in het Nederlandse Wetboek van
1 Aangehaald in a.v., p. 60. 2 Vertaald tot 'het gezonde rechtsgevoel' werd het begrip injuni '43 door de secretaris-generaal van justitie,
anwaltsieammer (of met alle drie) in conflict raakte. Bovendien werden in later jaren steeds nieuwe bepalingen ingevoerd die de rechten van de advocaat beperkten: hij mocht bijvoorbeeld in politieke processenlouter contact opnemen met de verdachte, niet met diens familie of andere relaties. In juni '39 werd verder bepaald dat passages in de telastelegging die op geheime aangelegenheden betrekking hadden, pas tijdens de zitting aan de advocaat kenbaar gemaakt mochten worden (die passages kwamen dus niet voor in het afschrift van de telastelegging dat de advocaat tevoren toegezonden kreeg) - de verdachte kreeg die telastelegging hoogstens één keer te lezen (alweer: behoudens de 'geheime' passages); hij mocht haar niet behouden. Uiteindelijk kwam het vaak voor dat de verdediger pas één dag voor de openbare behandeling, soms zelfs pas één uur voor die behandeling, spreken mocht met zijn cliënt. Deze laatste was dan tijdens het vooronderzoek van alle juridische bijstand verstoken geweest.
XCWij moeten ons deze gelijkschakeling van de rechtspraak niet als een ordelijk proces voorstellen. Zeker, zij vond haar uitdrukking in keurig geredigeerde decreten en instructies van het Reichsjustizministerium, maar zij ging van de aanvang af gepaard met publieke pressie: ambtenaren van het openbaar ministerie die ten tijde van de Weimar-republiek vervolgingen tegen leden van de NSDAP, vooral van de SA, ingesteld, rechters die hen veroordeeld en advocaten die hun tegenstanders verdedigd hadden, werden het object vanluidruchtige demonstraties. Elke rechter die in een politieke strafzaak vonnis wees, was zich nu bewust dat zijn uitspraak in de partijpers gewogen en te licht bevonden kon worden en elke verdediger wist zich kwetsbaar bij het houden van zijn pleidooi (ging hij naar het oordeel der machthebbers te ver, dan kon hem de verdere uitoefening van zijn beroep onmogelijk gemaakt worden); met name in het weekblad van de SS, Das Schwarze Korps, werd een voortdurende hetze gevoerd tegen leden van de staande en de zittende magistratuur, die in hun eisen dan wel in hun vonnissen niet van voldoende 'hardheid' blijk gegeven hadden, en elke advocaat die van begrip getuigde voor de motieven van een politieke tegenstander, kreeg op gelijke wijze een veeg uit de pall.
XCWie niet overtuigd achter het regime stond, wist dat de strafrechtspraak een façade geworden was. Trouwens, wat de opvattingen van brede lagen van de bevolking betrof, was ook van belang dat menigmaalleden van de NSDAP, en zeker functionarissen van de partij, indien zij verwikkeld waren in niet-politieke strafzaken of in civiele gedingen, allerlei partij-instanties inschakelden om processen te voorkomen dan wel voor hen gunstige uitspraken af te dwingen. Heel vaak had dat het beoogde effect; dat schiep in heel Duitsland een atmosfeer waarbij men wist dat leden van de NSDAP
min of meer boven de wet stonden. Er werd algemeen geklaagd over rechteloosheid. Die klachten bleven aan de rechterlijke instanties niet onbekend; zij namen ze menigmaal in hun periodieke rapporten aan het Reichsjustiz ministerium op. De Reichsjustizminister, dr. Franz Giirtner, vroeger lid van een Beierse burgerlijke partij, nam er dan zuchtend kennis van. Hij was een zwakke figuur, machteloos ook binnen zijn eigen departement. De lakens werden daar uitgedeeld door enkele fanatieke Nazi's.
XCDat na het Rijksdagbrand-proces de Bulgaarse cornmunisten Dimitrow, Popow en Tanew en de Duitse communistische leider Torgier (alle vier op losse gronden gearresteerd) door een van de strafkamers van Duitslands hoogste rechterlijke college, het Reiehsgericht, vrijgesproken waren (december '33), had Hitler niet alleen als een zware politieke nederlaag beschouwd (dat was het ook), maar tevens als een nieuwe aanwijzing dat de bestaande rechterlijke macht niet deugde; er was toen besloten, voor belangrijke zaken een nieuwe, politieke rechtbank in het leven te roepen: het Volksgerichtshof
XCDit college- telde aanvankelijk drie Kamers (Senate) die elk uit vijf leden bestonden: twee beroeps- en drie lekenrechters ; die lekenrechters waren officieren van de Wehrmacht of van de politie dan wel gezagsdragers van de NSDAP of van haar verschillende formaties. Namens het openbaar ministerie trad voor het Volksgerichtshof aanvankelijk de Oberreichsanwalt te Leipzig op, later werd dat een aparte Oberreichsanwalt. Het Volksgerichtshofhad het recht, een eigen vooronderzoek te gelasten, maar van die bevoegdheid werd spoedig geen gebruik meer gemaakt, hetgeen betekende dat het college zich volledig afhankelijk maakte van de gegevens die de Gestapo verzameld had. Het sprak in laatste instantie (er was geen appèl mogelijk) recht in zaken van hoog-, c.q. landverraad, maar die begrippen werden zodanig uitgerekt dat alle belangrijke gevallen van illegale actie geacht werden, er onder te vallen.
XCMinder belangrijke gevallen van illegale actie of van anti-nationaalsocialistisch gedrag (daaronder vielen ook negatieve uitlatingen over het
1 Wij ontlenen onze gegevens aan W. Wagner: (I974).
regime, strafbaar gesteld onder het z.g. Heimtückegesetz 1) werden van maart '33 af behandeld door lagere politieke rechtbanken, de Sondergerichte, welker Kamers telkens uit drie zorgvuldig geselecteerde beroepsrechters bestonden. Die Sondergerichte moesten voor een versnelde behandeling zorgdragen: zij waren, in tegenstelling tot het Volksgerichtshof, niet bevoegd, een eigen vooronderzoek in te stellen (dat maakte ook hen volledig afhankelijk van de gegevens van de Gestapo) en er was ook bij die Sendergerichte geen recht van appèl.
XCOver gebrek aan werk kregen het Volksgerichtshof en de Sendergerichte niet te klagen. Wel werden tegenstanders van het regime, gelijk reeds vermeld, soms door de politie rechtstreeks naar concentratiekampen overgebracht, maar enkele bewaardgebleven cijfers doen vermoeden, dat de groep van diegenen die op aandrang van de Gestapo op de een of andere wijze berecht en tot gevangenisstraf veroordeeld werden, groter was dan de groep van hen die zonder berechting in de concentratiekampen belandden. Een uit april '39 daterend rapport van het Geheime Staatspolizei-Amt (een half jaar later werd dat Ami IV van het Reichssicherheitshauptamtï vermeldt namelijk dat in heel Duitsland van ' 33 af meer dan honderdzestigduizend personen op politieke gronden gearresteerd waren en dat van hen ruim honderdtienduizend waren veroordeeld. Een overzicht van al die vonnissen bezitten wij niet. Wij weten wèl dat het Volksgerichtshof in '34 en '35 nog maar weinig doodvonnissen velde (4, respectievelijk 9), maar toen in '36 een fanatieke nationaal-socialist, dr. Georg Otto Thierack, tot Prásident benoemd was, nam het aantal doodvonnissen spoedig toe: JO in' 36, 32 in '37, 17 in '38, 36 in '39.
XCHet is nuttig, die reeks even voort te zetten: in '40 velde het Volksgerichts hof 53 doodvonnissen, in '41 102, in '42 I 192, in '43 I 662 en in '44 2 172; over' 45 is geen cijfer bekend.
XCDe markante stijging van het aantal door het Volksgerichtshof gevelde doodvonnissen brengt ons tot een factor die wij van bijzondere betekenis achten:
XC1 Onder het z.g. Heimtûdee-Gesetz (de Boosaardigheidswet), afgekondigd op 20 december 1934, waren o.m. al diegenen strafbaar verklaard die een feitelijke bewering deden 'die geeignet ist, das Wahl des Reichs ader das Ansehen der Reichs regierung oder das der NSDAP ader ihrer Gliederungen schu/er zu schddigen"; ook negatieve publieke uitlatingen over 'leltende Personlichkeiten des Staates ader der NSDAP' waren strafbaar.
het effect van de oorlogssituatie op de opvattingen van allen die met de behandeling van Duitslands werkelijke of vermeende tegenstanders te maken hadden. Een algemene factor dus, en daarom moeilijk aan te tonen, moeilijk te 'bewijzen'. Het gaat namelijk met algemene factoren zo dat zij, juist doordat zij algemeen zijn, niet adequaat vastgelegd worden in het bronnenmateriaal waar de latere historicus van uitgaat; zij geven als het ware de atmosfeer weer waarin zich een groot deel van de gebeurtenissen afspeelt. Die gebeurtenissen worden gedocumenteerd, die atmosfeer niet.
XCWelnu, wanneer de lezer zich bij wijze van voorbeeld het betoog voor ogen stelt waarmee Eicke politieke scholing gaf aan de officieren, onderofficieren en minderen van de SS- Totenkop[-Standarten: 'Sie stünden als einzige Soldaten auch in Friedenszeiten Tag und Nacht am Feind, am Peind hinter dent Draht', dan is duidelijk hoeveel meer kracht zulk een betoog kreeg toen het inderdaad oorlog was. De gevangene, elke gevangene, werd nu tegelijk representant van Duitslands buitenlandse vijanden; hij was hun verlengstuk, hun helper, hun agent. Behandeld (en mishandeld) werd hij niet alleen op grond van wat hij zelf misdreven zou hebben, maar ook op grond van wat, volgens veel Duitsers, Duitslands vijanden aan Duitsland misdreven. De haat jegens die vijanden, dagelijks aangewakkerd in de door Goebbels gedirigeerde pers en radio, werd op de gevangenen, in ruimer zin: op allen die Duitsland in zijn macht had, uitgeleefd, ja het gehele publieke leven werd in Duitsland doortrokken van een aggressiviteit waarin geen spoor mededogen meer aanwezig was. De 'hardheid', sinds ' 33 al gepredikt als norm, werd nu zoveel gemakkelijker door miljoenen burgers overgenomen en hunnerzijds ten top gevoerd. Men zou kunnen spreken van een vergiftigde atmosfeer waarin het voor veel Duitsers vanzelf sprak dat zij zich jegens leden van andere en zeker van inferieur geachte volkeren alles mochten permitteren.
XCAllerwege eiste de oorlog zoveel mensenlevens dat aan het liquideren van tegenstanders en zelfs aan het uitroeien van gehele volksgroepen veel minder zwaar getild werd dan in vredestijd het geval zou zijn geweest. De nationaalsocialistische propaganda had het er van '33 af bij miljoenen Duitsers ingehamerd dat Duitslands tegenstanders Duitsland een plaats onder de zon misgunden, ja dat men die tegenstanders zien moest als door Joden, Vrijmetselaars, Anglo-Amerikaanse kapitalisten en bolsjewistische intriganten geleide en opgestookte samenzweerders die het op Duitslands ondergang gemunt hadden. Elke daad van militaire aggressie, de aanval op Nederland evenzeer als die op de Sowjet-Unie, was door Hitler steeds afgeschilderd als een daad van militaire zelfverdediging; de oorlog, zo heette het, was
Duitsland opgedrongen. Dat deze voorstelling van zaken op een volstrekt omdraaien van de historische werkelijkheid berustte (want de primaire wil tot de oorlog had alleen in Hitler en de zijnen geleefd en niet in diegenen die hem, veel te laat eigenlijk, de voet dwarsgezet hadden), is hier niet relevant; relevant is alleen dat de aangegeven voorstelling van zaken in de gedachtenwereld van een groot deel van het Duitse volk een overheersende plaats ging innemen.
XCHoe groot dat deel precies was, weten wij niet en zalook nooit met zekerheid vastgesteld kunnen worden. Het ligt ons verre, hier of elders in ons werk de staf te breken over alle toenmalige Duitsers (spreken wij van 'Duitsers', dan sluit dat de Oostenrijkers in): er zijn (de eerder in dit hoofdstuk gegeven cijfers tonen het aan) vele tienduizenden onder hen geweest die, van' 33 af, hun leven op het spel gezet hebben bij de bestrijding van het Naziregime - een bestrijding die plaatsvond onder omstandigheden, veel moeilijker nog dan die voor de illegale werkers in bezet Nederland golden. Anderzijds moet geconstateerd worden dat de machthebbers van het Derde Rijk ter uitvoering van de door hen beraamde en gelaste misdaden geen gebrek hadden aan helpers. Dat waren niet alleen maar toch wel in de eerste plaats Duitsers.
XCHet aantal misdrijven waarop de doodstraf stond, werd in Duitsland van het uitbreken van de oorlog af voortdurend uitgebreid. Dat geschiedde in de vorm van verordeningen waarvan de eerste, betrekking hebbend op het luisteren naar 'vijandelijke' radio-uitzendingen, al op I september '39 afgekondigd werd. Drie dagen later, 4 september, werd de doodstraf gesteld op ernstige gevallen van overtreding van de voorschriften der oorlogseconomie, op grootscheepse zwarte handel bijvoorbeeld. Zo bleef het doorgaan en in ,44 was een situatie bereikt waarbij, terwijl in de Weimar-republiek slechts op 3 delicten de doodstraf stond, die straf opgelegd kon worden bij niet minder dan 46 delicten. Een daarvan was de Z.g. Wehrkraftzersetzung en het werd al als ondermijning van die Wehrkraft beschouwd wanneer iemand twijfel uitte aan Duitslands kansen om de oorlog te winnen; de desbetreffende verordening, herfst '39 afgekondigd, had dit strafbaar gesteld indien die twijfel geuit was in het openbaar, maar het begrip 'openbaarheid' werd volledig gedenatureerd doordat begin' 40 in een aantal vonnissen gesteld werd dat al van 'openbaarheid' gesproken mocht worden indien de mogelijkheid bestond dat de desbetreffende uitlatingen, hoewel bijvoorbeeld binnens
kamers gedaan, tot anderen konden doordringen.' Die mogelijkheid was uiteraard steeds aanwezig.
XCZouden de rechters in hun vonnissen voldoende 'hard' zijn? Reichs [ustizminister Gürtner had twee Staatssekretäre, dr. Franz Schlegelberger en dr. Roland Freisler. Schlegelberger was een serviele hoofdambtenaar, Freisler een fanatieke Nazi en het was vooral onder zijn invloed dat het departement aan de ambtenaren van het openbaar ministerie, de Staats anwálte, ging voorschrijven welke straffen zij moesten eisen. Sterker nog: de Oberreichsanwálte (in Duitsland de hoogste vertegenwoordigers van het openbaar ministerie) kregen de bevoegdheid, tegen vonnissen die al in kracht van gewijsde waren gegaan, binnen een jaar beroep aan te tekenen, ja ook de bevoegdheid, vonnissen te annuleren: de zaak kwam dan voor het Reichs gerich: of voor het Volksgerichtshof Met dit alles werd het het Reichsjustiz ministerium mogelijk gemaakt, steeds nieuwe stappen te ondernemen tot de rechtbank gevonden was die het gewenste 'harde' vonnis uitsprak.
XCIn januari '41 kwam Gürtner te overlijden. Een nieuwe minister werd vooreerst niet benoemd, Staatssekretär Schlegelberger kreeg de leiding van het departement. Hij ging weer een stap verder door de Staatsanurálie voor te schrijven dat zij de door hen te stellen eisen (die als regel van het departement afkomstig waren) vóór de openbare behandeling moesten bespreken met de rechtbank: een duidelijke vorm van pressie op de rechters; die pressie werd later trouwens nog versterkt doordat het toen regel werd dat de rechtbank na de openbare behandeling in het geheim overleg pleegde met de Staatsanwalt voor de straf vastgesteld en uitgesproken werd. Dat een en ander de onafhankelijkheid van de rechtspraak in de wortel aantastte, is duidelijk.
XCWaren de fanatici tevreden? Neen. Als het Reichssicherlieitshauptamt van oordeel was dat een bepaalde verdachte ten onrechte niet tot de doodstraf veroordeeld was, dan werd hij soms (de omweg via de rechterlijke macht werd dan vermeden) uit de gevangenis gehaald, naar een concentratiekamp overgebracht en daar geëxecuteerd. De concentratiekampen kregen daardoor een nieuwe functie: zij werden oorden van executie op last van de Gestapo. De eerste gevallen van dien aard deden zich al in september '39 voor, nl. in
XC1 Men vergelijke het vonnis (november '41) van de Rotterdamse vrederechter die zes weken gevangenisstraf oplegde aan een Woerdense vroedvrouw die in een gesprek aan een kraambed de NSB'ers landverraders genoemd had; de officier van justitie had haar van rechtsvervolging willen ontslaan omdat zij niet in het openbaar gesproken had, maar de vrederechter had betoogd dat 'de volksgedachte'('das gesunde Volksempfinden'!) eiste dat zij toch veroordeeld werd. Wij behandelden dit proces in hoofdstuk 8 van deel 6 in de paragraaf 'Vrederechtspraak'. 3
Sachsenhausen; zij waren gebaseerd op een geheime instructie die Heydrich op 3 september '39 (de dag waarop Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog verklaarden) rondgezonden had. Wij citeren:
XC'[eder Versuch, die Geschlossenheit und den Kampfeswillen des deutschen Volkes zu zersetzen, ist rücksichtslos zu unterdrucken. Insbesondere ist gegen jede Person safort durch Festnahme einzuschreiten, die in ihren Äusserunçen am Sieg des deutschen Volkes zweifelt ader das Recht des Krieges in Frage stellt ... Wenn die Voraussetzungen der Öffentlichkeit ader der Zirkelbildung vorliegen, sind die Personen in jedem Falie fest zunehmen ..• Alsdarm ist tmverzüglich dem Chef der Sicherheitspolizei Bericht zu erstatten und um Bntscheidung über die weitere Behandlung des Falies zu bitten, da gegebenel'ifalls a4' hohere Weisung brutale Liquidierung solcher Elemente erfalgen wird.'l
XCHoeveel van die 'brutale Liquidierungen' (GUrtner heeft er tegen geprotesteerd, Hitler heeft zijn protesten afgewezen) in totaal plaatsgevonden hebben, is niet bekend, maar Weinkauff meent dat zij 'in unzähligm Fäl/en' voltrokken zijn. 2 Menigmaal was het Hitler persoonlijk die tot zulk een liquidatie opdracht gaf, meestal walmeer hij een bepaald vonnis dat hij in een krantebericht aangetroffen had, te licht had gevonden. In zijn denken waarin het uitoefenen van terreur een dominerende rol speelde, was eigenlijk maar voor één straf plaats: de doodstraf
XCEen typerend geval deed zich in maart '42 voor.
XCIn de Berliner Nachtausgobe van de zoste las Hitler in zijn hoofdkwartier dat daags tevoren een negen-en-twintigjarige technicus uit Wilhelmshaven, zekere Ewald Schlitt, die in '37 getrouwd was, herhaaldelijk twist met zijn vrouw had gehad en haar in juni '40 had mishandeld waarna de vrouw in oktober in een inrichting was overleden, door het Landgericht te Oldenburg tot vijf jaar tuchthuisstraf veroordeeld was. Dat was een zware straf, want het stond geenszinsvast dat er direct verband bestond tussen de mishandeling van de vrouwen haar overlijden, vier maanden later. Niettemin deed de uitspraak Hitler in woede ontsteken. Midden in de nacht belde hij Staats sekretär Schlegelberger op. Deze kreeg de wind van voren:
XC'Das ist ja wieder mal typisch! Bin Gewaltverbrecher wie dieser Schlitt geht fiir fünf Jährchen in einen sicheren Bau, und das auf Staatskosten, wälnend Hunderttausende van anständigen Mannern an der Front ihr Leben einseteen Iür ihre Frauen und Kinder!Anatomie des SS-Staates,Die Deutsche] ustiz und der Nauonalsozialismus. Bin Überblick, 3
1 Aangehaald door M. Broszat in dl. II, p. 104-05. 2 W. Weinkauff: p. IJ 8.
lch werde Sie und die gesamte Justiz zum Teufel jagen, wenn dieses Urteil nicht umgehend reuidiert wird! Umgehend! Und wenn das nicht geschieht, dann werde ich die gesal'nte Rechtssprechung und die gesamte Strafverfolgung einfach dem Reichs führer-SS uberantworteni')
XCHitler werd op zijn wenken bediend: het vonnis tegen Schlitt werd door de betrokken Oberreichsanwalt geannuleerd, het Reiihsgericht nam de zaak opnieuw in behandeling en legde de doodstraf op. Schlitt werd op 2 april onthoofd.
XCDat laatste feit was aan Hitler bekend toen hij in een toespraak in de Reiihstag ruim drie weken later, op 26 april, fel van leer trok (hij was dat al lang van plan geweest, het geval-Schlitt was niet meer dan een bruikbare aanleiding) tegen de Duitse justitie. 'lch erwarte', riep hij uit,
XC'dass mir die Nation das Recht gibt, überall dort wo nicht bedingungslos ..• gehorcht und gehandelt wird, sofort einzugreifen und dementsprechend hendein zu dürJen ... Ebenso erwarte ich, dass die deutsche[ustiz versteht, dass nicht die Nation ihrentweyen, sondern sie der Nation wegen da ist ... lch hahe (urn nur ein Beispiel zu erwähnen) kein Verstandnis dafür, dass ein Verbrecher, der im Jahre 1937 heiratet und dann seine Frau sa lange misshandelt. bis sie endlidi geistesgestört wird und an den Folgen einer letzten Misshandlung stirbt, zu fünf [ahren Zuchthaus verurteilt wird, in einem Augen blick, in dem Zehntausende brave deutsche Manner sterben mussen, urn der Heimat die Vernichtung durch den Bolschewismus zu ersparen ... lch werde von jetzt ab in diesen Fallen eingreifen und Richter, die ersichtlidi das Gebot der Stunde nicht erkennen, ihres Amtes entheben.>
XCDaverende toejuichingen! Op voorstel van Goering, president van de Relchstag, kreeg Hitler de bevoegdheid, iedere functionaris, hoog of laag, te ontslaan, 'ohne all bestenende Rechtsvorschrijten gebunden zu sein.?
XCSchlegelbergers dagen waren geteld. In augustus' 42 verdween hij, Freisler werd president van het Volksgerichtshof en er werd een nieuwe Reichsjustiz minister benoemd: de aftredende president van het Volksgerichtshof, de al genoemde dr. Otto Georg Thierack.
XCOp het beleid van Freisler zowel als op dat van Thierack moeten wij hier iets dieper ingaan.
XCWij herinneren aan de cijfers die wij eerder gaven over de door het Volks gerichtshof gevelde doodvonnissen: 102 in '41, 1192 in '42, 1662 in '43 en 2 172 in '44. De meest markante stijging deed zich van' 41 op '42 voor en het
XCMaar ook over Thierack, Reichsiustizminister sinds augustus '42, mocht de Führer tevreden zijn!
XCOp I8 september '42 keurde de nieuwe minister in een bespreking met Hinunler goed dat 'asocialen' die hun straf uitzaten, aan de Gestapo ter
1 Niet in bezet Nederland maar wèl in het (Bohemen en Moravië) en in de geannexeerde delen van Frankrijk, België en Polen was het even competent als in Duitsland in engere zin, zij het dat in die delen van Frankrijk, België en Polen de berechting vaak in feite overgelaten werd aan de en de
beschikking gesteld zouden worden (d.w.z. naar de concentratiekampen overgebracht) "zur Vernichtung durch Arbeit'; hetzelfde zou geschieden met de Sicherungsverwahrte (beroepsmisdadigers die krachtens rechterlijk vonnis na het uitzitten van hun straf tot opsluiting in een gesloten inrichting veroordeeld waren), met Joden, Zigeuners, Russen en Polen die tot meer dan drie jaar -, en met Tsjechen en Duitsers die tot meer dan acht jaar gevangenisstraf veroordeeld waren, en tenslotte zouden Joden, Zigeuners, Russen en Polen die zich voortaan aan strafbare feiten zouden schuldig maken, in het geheel niet meer voor de rechter komen, 'sondem', zo heette het in de desbetreffende notitie, 'durch den Reichsführer-SS erledigt werden.'l
XCEind september deed Thierack mededeling van deze besluiten aan alle Duitse Oberlandesgerichtpräsidente (in ons land te vergelijken met de presidenten der gerechtshoven) en Generalstaatsamuiilte (te vergelijken met de procureurs-generaal bij de gerechtshoven). 'Inlasten', zo betoogde hij ter toelichting,
XC'liegt der deutsche Kolonialboden. Das setzt aber uoraus, dass wir die dort lebenden Völker vernichten mussen (brutal spreche ich das var Ihnen aus), sie mindestens nieder halten müssen, In diesen Ostgebieten soil man keine Gerichte mifziehen. Gerichte können das dortige Volkstum nicht vemichten, nicht dezimieren; das muss aber ge schehen, Das kann nut die Wehrmacht und die Polizei.'
XCOok over de gevangenen die hij aan Himmler zou uitleveren, sprak Thierack. Er zaten op dat moment in Duitsland in alle gevangenissen en andere gesloten inrichtingen bij elkaar bijna honderdnegentigduizend gedetineerden, onder hen zevenduizendvierhonderd ter beschikking gestelden (Sicherungsverwahrte) en zevenduizendzeshonderd die meer dan acht jaar gevangenisstraf gekregen hadden. 'Diese fünfzehntausend Asozialen hátte der Reichsiustizminister im vorigen Winter töten lassen können, vielleicht tinter Erfrieren, wie unsere Soldaten erjroren sind. Auch sie müssen vernichtet werden, und zurar durch Einsatz, Sie wetden alle', aldus Thierack, 'dort eingesetzt werden, UlO sie zugrunde gehen": in de concentratiekampen.ê
XCDe transporten die uit de nieuwe regeling voortvloeiden, namen vrij veel tijd in beslag, maar eind april '43 waren blijkens een ongedateerde notitie van het Reichsjustizministerium in totaal bijna vijftienduizend gevangenen, onder wie bijna vierduizend Sicherungsvetwahrte, naar de kampen overge
1 Neur. doe. ! Verslag van Thieraeks bespreking op 29 sept. 1942, samen gevat in Weinkauff: p. 153-54·
bracht; men had toen drieduizend mannelijke gevangenen, hoofdzakelijk Sicherungsverwahrte, nog achtergehouden omdat zij bij de wapenproductie die in en vanuit talrijke inrichtingen plaatsvond, niet gemist konden worden.
XCKunnen wij op die cijfers afgaan? Dat is twijfelachtig. Volgens een brief van Pohl aan Thierack- zouden namelijk tot I april '43 in alle eoncentratiekampen alleen al bijna dertienduizend Sicherungsverwahrte opgenomen zijn, bijna driekwart in Mauthausen, en van die bijna dertienduizend, van wie de eersten begin oktober '42 door de justitie overgedragen waren, zouden in nog geen zes maanden tijd bijna zesduizend gestorven zijn. Vreemde tegenspraak! Volgens Thierack waren er in september '42 in heel Duitsland zevenduizendvierhonderd Sicherungsverwahrte, van wie eind april' 43 nog geen vierduizend aan de Sicherheitspolizei overgedragen waren, en volgens Pohl zouden er bijna dertienduizend naar de concentratiekampen overgebracht zijn. Welke administratie deugde niet? Die van het Reichsjustizministerium of die van het SS-Wirtschafts und Vetwaitungshauptamt waar Pohl aan het hoofd stond? Wij nemen aan: de laatste, maar wij hebben geen zekerheid.
XCHoe dat zij, de lijn werd doorgetrokken: in april '43 werd riader bepaald dat men alle Joden die tot gevangenisstraf veroordeeld waren, los van de duur daarvan (de minimumgrens van drie jaar liet men vallen), na het uitzitten van hun straf naar het concentratiekamp Auschwitz ofhet eoncentratiekamp Majdanek zou transporterenê en dat Polen die meer dan zes maanden straf achter de rug hadden (ook bij hen werd de minimumgrens van drie jaar losgelaten), in de dichtstbijzijnde kampen zouden terechtkomen. Wij moeten wel aannemen dat op de eerste transporten uit de periode oktober '42-april '43, daargelaten hoeveel personen zij omvat hebben, talrijke andere gevolgd zijn; daaromtrent zijn geen bijzonderheden bekend en wij weten dan ook niet hoeveel slachtoffers er in totaal krachtens Thieracks afspraken met Himmler geweest zijn. Niet onvermeld blijve dat Thierack dank zij zijn hulpvaardigheid een concessie in de wacht gesleept had: op bevel van Himmler had het Reichssicherheitshauptamt zijn bevoegdheid, bepaalde gevangenen, ongeacht het tegen hen gewezen vonnis, uit hun cel te halen en in een concentratiekamp te executeren, aan de Reichsjustizminister persoonlijk
XC1 Neur. doc. NO-I28S. • De overdracht van gevangenen aan het SS-complex is een gevolg geweest van de aandrang uit SS-kringen en wij mogen het als een voorbeeld zien van het geslaagde streven van de SS om in bezet Nederland bepaalde maatregelen door te drukken nog voor zij in Duitsland genomen waren, dat, zoals wij in deel 6 opmerkten,joden die in Nederlandse gevangenissen opgesloten waren, al in augustus '42, d.w.z. vóór Thieracks eerste afspraken met Himmler, naar Auschwitz gedeporteerd werden.
overgedragen. Himmler wist die bevoegdheid bij Thierack in goede, d.w.z. in grijpgrage handen.
XCWij hebben tot dusver, wat de oorlogsjaren betreft, uitsluitend geschreven over de beleidsregels die binnen het Duitse justitiële apparaat toegepast zijn. Hoe ontwikkelde zich nu de regeling krachtens welke niet de justitie maar de Gestapo bevoegd was, personen naar een concentratiekamp over te brengen, waartoe hun, gelijk eerder weergegeven, een Schutzhaftbefehl uitgereikt moest worden? Dat Schutzhaftbefehl was steeds afkomstig geweest van het Reichssichemeitshauptamt; deze centrale had daartoe dan van een Staats polizeistelle of Staatspolizeileitstelle een voorstel ontvangen (een Schutzhaft antrag) waarbij steeds het nodige 'bewijsmateriaal' gevoegd was. Toen Duitsland bezette gebieden ging besturen waar Bejehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD benoemd werden, moesten dezen dezelfde administratieve weg volgen. Die procedure werd spoedig vereenvoudigd. Op 16 mei '40 (Nederland was zojuist bezet) bepaalde Heydrich dat voorstellen tot het opleggen van Schutzhaft voortaan per telex ingediend konden worden, het 'bewijsmateriaal' mocht daar op volgen. Het gevolg was dat het voorstel veelal goedgekeurd werd zonder dat het Schutzhaft-Referat van het Reichssicher heitshauptamt de moeite genomen had, zich in het 'bewijsmateriaal' te verdiepen; trouwens, daarvoor kwamen spoedig ook veel te veel voorstellen binnen. In talrijke gevallen bleef het Reichssicherheitshauptanu intussen wèl het Schutzhaftbefehl opstellen dat aan de gevangenen uitgereikt moest worden, maar in augustus '41 bepaalde Heydrich dat dat document hun alleen maar mocht worden getóónd, althans voorzover zij buitenlanders waren: zij mochten het niet behouden (Heydrich vreesde dat, als een gevangene ontsnapte, de vijandelijke propaganda van zulk een stuk gebruik zou gaan maken);' Nog een vereenvoudiging werd aangebracht: in mei '43 gaf Heydrichs opvolger Kaltenbrunner de hogere functionarissen van de Sicherheitspolizei het recht, Polen (met uitzondering van de maatschappelijk vooraanstaanden onder hen) uit eigen bevoegdheid Schutzhaft op te leggen: de omweg via de Berlijnse centrale kwam dus te vervallen. Daarbij tekenen wij nog aan dat sinds' 41 al tienduizenden Russische arbeiders (Ostarbeiter) de concentratiekampen bitmengevoerd waren zonder dat de Schutzhaft-regeling
XC1 Talrijke gevangenen moesten pas na aankomst in de concentratiekampen met hun handtekening bekrachtigen dat het Schutzhaftbefehl
in welk opzicht ook op hen toegepast was. Was het dus enerzijds zo dat bij de administratie van de gevangenen van het SS-complex een zorgvuldig voorgeschreven, pijnlijke nauwkeurigheid in acht genomen werd, anderzijds hadden al die voorschriften slechts een beperkte geldigheid, werd er althans op enorme schaal buiten de voorschriften om gehandeld.
XCHet was, al in de vooroorlogse jaren, gebruik geweest dat in de Schutz haftantrag ook werd aangegeven, hoe 'gevaarlijk' de betrokken gevangene was. Daarmee correspondeerde dan het voorstel: de indiener kon voorstellen dat aan de betrokkene bijvoorbeeld zes maanden, of een jaar, of onbepaalde tijd Schutzhaft opgelegd werd. Men ging (niet bekend is, sinds wanneer) drie opklimmende gradaties in de Schutzhaft onderscheiden: I, II en III,en III,III, en op grond daarvan bepaalde Himmler eind '40 dat voortaan ook drie soorten concentratiekampen onderscheiden zouden worden. Heydrich deed daar mededeling van in een rondschrijven d.d. 2 januari' 4I. 1 Tot Stufe I ('[/,iralle urenig belasteten und unhedingt besserungsjahigen Schutzhäftlinge, ausserdem [iir Sonderjálle und Einzelhaft') behoorden Dachau, Sachsenhausen en Auschwitz I (eennieuw concentratiekamp, begin '40 opgericht). Stu[e I kende ook nog een Stu[e Ia ('frtr alle alten und bedingt arbeitsjáhigen Schutzhäftlinge, die noch in Heilkräutergarten beschäftigt uierden kó'nnen'): Dachau; Himmler verwachtte wonderen van die 'Heileráuter' en bij Dachau bezat de Deutsche Versuchsanstalt [ür Ernáhrung und Verpfiegung er een kwekerij van. Bij Stufe II ('[ür schu/erer belastete, jedoch 110ch erziehungs und besserungsfahig« Schutz häftlinge') waren Buchenwald, Flossenbürg, Neuengamme en Auschwitz II ingedeeld - dat laatste kamp, Birkenau (wij zullen het als regel met die naam aanduiden"), bestond nog niet maar er was al wel tot de oprichting besloten, waarbij wij nog aantekenen dat toen ook al vaststond dat Bitkenau de plaats zou zijn waar men enkele miljoenen Joden door vergassing om het leven zou brengen. Tenslotte was er dan Stu[e III: '[iir schwer belastete, insbesondere aucli gleichzeitig kriminell vorbestrafte und asoziale, d.h. kaum noch erziehbare Schutzhäftlinge'; daartoe behoorde slechts één kamp: Mauthausen,
XCVan hoe geringe betekenis in feite deze indeling van de eoncentratiekampen in de Stujen I, Ia, II en III geweest is, zal uit het vervolg van dit deel blijken; men kan aan Heydrichs rondschrijven eigenlijk slechts één conclusie vastknopen: dat allen die er kennis van namen (en daartoe beHSSuPF,IC Farben
1 Neur. doe. NO-473; exemplaar in 172 f. 2 Zo zullen wij ook Ausch witz het grote kamp niet ver van Auschwitz, waar de o.m. een fabriek voor kunstrubber liet bouwen, als regel aanduiden met de naam van de dichtstbijzijnde plaats: Monowitz.
hoorden in Den Haag stellig Harster, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, en het hoofd van de Abteilung IV van zijn staf, Deppner, en vermoedelijk ook Rauter), wisten dat deportatie naar Mauthausen gelijk stond aan een doodvonnis. Wat voor zin had het immers, 'kaum noch erziehbare Schutzhäftlinge' in leven te laten? Dat was in strijd met de gehele ideologie van het nationaal-socialisme en speciaal met die van de SS.
XCDe Schutzhaft-regeling werd in bezet Nederland aldus toegepast dat Schutz häftlinge aan wie een Schutzhaftbefehl uitgereikt of getoond was, tot aan de oprichting van het concentratiekamp Vught (januari '43) naar eoncentratiekampen in Duitsland overgebracht werden. Toen Vught er eenmaal was, en wel als 'officieel', onder het SS- Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt ressorterend kamp (in de Duitse stukken heet het als regel 'KL Herzogen busch'), moesten de 'lichte' en 'middelbare' gevallen in Vught opgesloten worden, 'Überführungen ins Reich finden' , aldus in januari '43 een rondschrijven van Harster, 'nur noch bei solchen Häftlingen statt, die in die Stufe III eingewiesen sind'1 - en met' Stufe III' werd niet Stufe III van de eoncentratiekampen bedoeld, maar Stufe III van de graad van 'gevaarlijkheid' der gevangenen, van de Schutzhaft-regeling dus. Harster bepaalde toen ook dat men voor het overbrengen van Schutzhäftlinge van de Stujen I en II naar Vught niet op een Schutzhaftbefehl hoefde te wachten.
XCDe overige karnpen in Nederland die wij in dit deel zullen beschrijven, ressorteerden niet onder het SS- Wirtschafts und Verwaltungshauptamt: met uitzondering van het kamp Ommen, dat wij als een creatie van General kommissar Sclunidt moeten zien, ressorteerden zij onder de Befehlslwber der Sicherheitspolizei und des SD. Dat gold voor de gijzelaarskampen in NoordBrabant, voor de tweeJudendurchgangslagerWesterbork en Vught en voor de kampen Schoorl en Amersfoort. Schoorl werd van juni '41 af als 'Poli zeiliches Durchgangslager' aangeduid en Amersfoort (dat Schoorl in de nazomer van '41 ging vervangen) kreeg dezelfde naam. Dat wil niet zeggen dat allen die Amersfoort binnengevoerd werden, vandaar naar Duitsland gevoerd zijn: Amersfoort was óók een kamp waar men een periode van detentie kon doorbrengen die door de Sicherheitspolizei in bezet Nederland
Tabel I: Arrestaties door de 'Sicherheitspolizei' in Duitsland en in het 'Protektorat' en de 'Ostgebiete' in oktober 1941 'Cross 'Protektorat u. Totaal Deutschland' Ostgebiete'
XCKommunismus, Marxlsmus 1 544 530 1074 Opposition 2 1518 2278 3796 Kathol. Kirchenbewegung 80 336 416 Evangel. Kirchellbewegung 12 12 [uden 162 314 476 Wirtschafi 200 34 234 Arbeitsniederlegungen 7729 827 8556 Verhotener Umgang mit Polen 531 65 596
XCuit eigen bevoegdheid opgelegd was; het was tenslotte tevens een kamp waar arrestanten wier zaak nog in onderzoek was (Untersuchungshäftlinge), ondergebracht waren.
XCEr zijn enkele statistieken bewaardgebleven die een beeld geven van de aantallen personen die, kennelijk blijkens opgave van het Reichssicherheits hauptamt, in bepaalde perioden gearresteerd zijn. De eerste statistiek'' (zie Tabel I) heeft betrekking op de maand oktober I94I en betreft alleen de arrestanten in Gross-Deutschland en in 'Proktetorat und Ostgebiete', d.w.z. in Bohemen-Moravië en in de geannexeerde delen van Polen.'Marxismus'Anatomie des SS-Staates, p.
10nder werden kennelijk alle socialisten begrepen. 2 D.w.z.: de overige politieke tegenstanders. 3 Weergegeven door M. Broszat in dl. II3.
XCMen ziet: veruit de meeste arrestaties hadden in oktober 4I plaatsgevonden wegens neerleggen van het werk: zonder verlofhet werk verlaten en kleine stakingen; hoeveel Duitse, hoeveel buitenlandse arbeiders zich daaraan schuldig gemaakt hadden, is niet bekend. Ook over de opgelegde straffen licht deze statistiek ons niet in. Met nadruk willen wij er bovendien op wijzen dat het een statistiek is van arrestaties, niet van deportaties die natuurlijk ook een vorm van vrijheidsberoving zijn. In oktober' 41 waren in Duitsland de Jodendeportaties al begonnen. Daarvan vinden wij niets in Tabel I terug.
XCTabel III (zie pag. 41) geeft, met vergelijkbare beperkingen, de cijfers voor de arrestanten van de Sicherheitspolizei niet alleen in Duitsland, maar ook in de bezette gebieden ('buitenland') in het eerste, resp. tweede kwartaal van 1944; wat het tweede kwartaal betreft, is elke kategorie in Duitsers en buitenlanders onderverdeeld, in het eerste slechts de kategorie 'Neerleggen van het werk'.
XCEen vergelijking tussen de Tabellen I en II is niet wel mogelijk doordat zij elkaar, wat de gebruikte kategorieën betreft, niet dekken en doordat wij uit Tabel II wel kunnen afleiden, hoeveel Duitsers gearresteerd werden, maar uit Tabel I niet. Opvallend is opnieuw het aantal arrestanten wegens neerleggen van het werk: 8556 in oktober '41 (Duitsland, Protektorat en Ostgebiete) en in het eerste halfjaar van' 44 gemiddeld 34 325 per maand (Duitsland èn de bezette gebieden). Het zijn die gedragingen geweest die in oktober' 41 tot ruim de helft, in het eerste halfjaar van '44 zelfs tot twee-derde van alle arrestaties geleid hebben. Opvallend zijn verder, met uitzondering van het Protektorat en de Ostgebiete in oktober '41, de lage cijfers voor de gearresteerde kerkelijke ambtsbedienaren; Hitler had nu eenmaal de algemene scherpe vervolging der kerken tot na de oorlog uitgesteld.
XCWij hebben er geen denkbeeld van waar al deze arrestanten terechtgekomen zijn. Hun aantallen stegen met grote sprongen (eerste kwartaal '44: I33926, tweede kwartaal: 176760), welnu: zoals wij eerder weergaven, zaten volgens minister Thierack eind september' 4I in alle Duitse gevangenissen en andere gesloten inrichtingen bij elkaar bijna honderdnegentigduizend gedetineerden vast en in juni '44 warenhet, blijkens een naoorlogse Duitse publikatie, nagenoeg evenveel: opnieuw ca. honderdnegentigduizend,Der lautlose Aufstand. Bericht uber die Widerstandsbeu/egung des Deutschen Volkes 1933
1 Gebaseerd op twee statistieken voor de maanden januari t.e.m. maart en april t.e.m, juni 1944 in Günther Weisenborn, Walter Hammer en Guntram Prüfer:
XC.....,"'<to\\O\O <'1\0\0 .... 0\\0 V""\I:'-O 0 "'<tV""\\O I:'-\O"'<tl:' V")('I"')V"\("() \QOOOI""')O\.q. O\.COV') ("I"')\C)...q-V"\H\QOOOI""')O\.q. O\.COV') ("I"')\C)...q-V"\HO\.COV') ("I"')\C)...q-V"\H("I"')\C)...q-V"\H 0 <'I
XC....., 0\ 0 0\00 00 1:'-\0 <'I V""\ I:' VlH """.q-HOO H ['-..\0 t"--M Ooo..,....H C'l('l"')O\Or'lr'l ",HOC H\Qrq..q.V\""".q-HOO H ['-..\0 t"--M Ooo..,....H C'l('l"')O\Or'lr'l ",HOC H\Qrq..q.V\H ['-..\0 t"--M Ooo..,....H C'l('l"')O\Or'lr'l ",HOC H\Qrq..q.V\['-..\0 t"--M Ooo..,....H C'l('l"')O\Or'lr'l ",HOC H\Qrq..q.V\t"--M Ooo..,....H C'l('l"')O\Or'lr'l ",HOC H\Qrq..q.V\Ooo..,....H C'l('l"')O\Or'lr'l ",HOC H\Qrq..q.V\C'l('l"')O\Or'lr'l ",HOC H\Qrq..q.V\",HOC H\Qrq..q.V\H\Qrq..q.V\ 0\ V""\ 00 \0 1:'-0 I:'-"'<t o t:!~6~'g~~~ <'I 0\00\0 "'<t .... \0
XCg~-8'f;;~;t~("f"')V'\ "'<t \0 \0 <'I 4 1 00 0 V""\\0 o "'<t o "'<t 00 00 V""\\0 o <'I o .... 0\0 00 \0 I:'I:'<'I <'I 0\ \0 00 \0 o o \0 I:'\0 I:'o 0\ "3 o
van wie ongeveer een kwart uit vrouwen bestond.' Er moeten evenwel door de Sicherheitspolizei ook in Duitsland steeds meer arrestaties verricht zijn. Vermoedelijk zijn van de gearresteerde personen die hun werk neergelegd hadden (had dit de vorm aangenomen van stakingen, dan duurden die stakingen slechts kort), velen gestraft door opzending naar een van de Arbeitserziehungslager (wij behandelden die strafkampen reeds in ons vorige deel, hoofdstuk 5, in de paragraaf'Werken in Duitsland'), maar het ligt voor de hand, verder te veronderstellen dat talrijke arrestanten in de concentratiekampen terechtkwamen. Zeer zeker gold dat voor een groot deel van diegenen die als arrestanten meegeteld zijn in de rubriek Wider standsbeu/egung {Ausland}: bijna zevenduizend in het eerste kwartaal van '44, acht-en-een-halfduizend in het tweede.
XCHier willen wij dan stilstaan bij een merkwaardige, door Hitler zelf geïnspireerde regeling die het lot van vele honderden gearresteerde Nederlandse illegale werkers bepaald heeft: de regeling die gold voor de Z.g. Nacht-und Nebel-gevangenen. 24
1 Die ca. 190 000 waren als volgt verdeeld: 38 000; 66 000; 47 000 (opsluiting in een was in Duitsland een zwaardere vorm van detentie dan opsluiting in een 2 565; 9 000; 8 500; 19500. (Opgave in Albrecht Wagner: in dl. I, p. 276). Ten aanzien van het begrip willen wij vermelden dat in december ,41 in Duitsland een verordening verschenen was die bepaald had dat Polen en Joden die in de gedeelten van Polen woonden welke door Duitsland in '39 ge annexeerd waren, onderworpen zouden zijn aan aparte bepalingen op het gebied van het strafrecht. In een groot aantal gevallen die in de rest van Duitsland niet golden, zouden zij tot de doodstraf veroordeeld worden; werden zij tot een vrijheidsstraf veroordeeld, dan moesten zij die, aldus een instructie van het niet in de gevangenissen maar in aparte strafkampen boeten. In juni' 44 waren uiteraard alle Joden reeds uit die strafkampen naar concentratie- of vernietigingskampen overgebracht en voor veel Polen gold hetzelfde. Uit de statistiek moet men evenwel afleiden dat zich toen in die aparte, onder het ressorterende strafkampen nog bijna twintigduizend Polen bevon den. Het totale aantal van de Poolse burgers die onder de berecht zijn, is niet bekend. 2 De belangrijkste stukken terzake vormen Neur. doe. PS-669.
XCToen, na het begin van de Duitse invasie in de Sowjet-Unie, in geheel bezet Europa de geest van verzet sterker werd en het illegale werk van communisten en anderen een grotere omvang aannam, gaf Hitler in september '41 twee bevelen die betrekking hadden op de bestrijding en de vervolging van illegale werkers. Het tweede bevel hield de Nacht-und-Nebel regeling in.
XCIn het eerste bevel, medio september door generaal Keitel, Chef van het Oberkommando der Wehrmacht, aan alle Wehrrnachtbefehlshaber, onder wie Christiansen, doorgegeven', stond: 'Bei j edem Vorfall der Auflelmung gegen die deutsche Besatzungsmacht, gleichgültig wie die Umstánde un Einxelnen liegen mogen, muss auf kommunistische Urspri.inge geschlossen werden:' Er moest dan onmiddellijk op de scherpste wijze ingegrepen worden, 'dabei ist zu bedenken, dass ein Menschenleben in den betroffenen Landern vielfach nichts gilt.' Zou een Duitse militair door toedoen van de bevolking om het [even komen, dan zou 'im allgemeinen die Todesstrafe für 50-100 Kommunisten als angemessen gelten. Die Art der Vollstreckung muss die abschreckende Wirkung noch erhöhen' dat was een suggestie om de veroordeelden op te hangen.
XCDe berechting ressorteerde in Nederland ten dele onder de Wehrmacht befehlshaber, ten dele onder de Reichsleomrnissar : Christiansen heeft stellig Hiders bevel aan Seyss-Inquart doorgegeven. Welnu, deze dacht er niet aan om het uit te voeren. Hoe kon men motiveren dat bij elk 'Vorfall der Auflehnung gegen die Besatzungsmacht' tot 'leommunistische Ursprünge' geconcludeerd werd? En was niet te voorzien dat, als men op het neerschieten van één Duitse militair zou antwoorden met de executie van vijftig tot honderd communisten, de grootste deining zou ontstaan? Intussen, het Führer befehl wás er iets moest Seyss-Inquart doen. Dat 'iets' werd een verordening, midden oktober' 4I afgekondigd", die (hetgeen nooit eerder gebeurd was) ingeleid werd met enkele propagandistische zinnen welke, dunkt ons, niet alleen voor de bevolking in bezet gebied maar ook voor Hitler bestemd waren: 'Duitsland strijdt voor de toekomst van Europa tegen de vijandelijke machten. Deze strijd eist het onverbiddelijk neerslaan van alle pogingen tot tegenwerking.' Daarop volgde in artikel I een strafbedreiging die nauwelijks algemener geformuleerd kon worden:
XC'Hij die opzettelijk een ingevolge geldende rechtsvoorschriften strafbaar feit pleegt, hetwelk tot oogmerk heeft dan wel aanleiding kan geven tot het in gevaarva
1 Rondschrijven, sept. 1941, van Keitel aan alle (Neur. doe. 2 1941, p. 835-36).
brengen van de openbare orde of van de veiligheid van het openbare leven ... , wordt als saboteur gestraft met de dood.'
XCEr zou dan voorts, zo bleek mede uit deze verordening, de versnelde procedure gelden die in Duitsland van' 33 af toegepast werd door de politieke rechtbanken, de Sondergerichte. In Duitsland functioneerden in '41 meer dan 70 van die Sondergerichte die elk verscheidene Kamers telden. Nu kreeg ook bezet Nederland een Sondergericht: niet een nieuwe rechtbank, maar het Duitse Obergericht, in de zomer van '40 opgericht, zou, als zulk een' saboteur' berecht moest worden, als Sendergericht fungeren. Notabene: de telastelegging behoefde aan die 'saboteur' niet eens schriftelijk uitgebracht te worden, zij kon tijdens de zitting mondeling geschieden.
XCOok die bepaling zien wij als uitvloeisel van het streven van Seyss-Inquart, Hitler tevreden te stellen. Zij is, voorzover valt na te gaan, in de processen voor het Obergericht als Soadergericht nimmer toegepast. Al bij al: een merkwaardig voorbeeld zowel van Seyss-Inquarts laveerkunst als van de mate waarin hij het zich, mede gegeven Hiders opvallend gebrek aan belangstelling voor Nederland, kon veroorloven, in feite zelfs van Führerbefehle af te wijken.
XCEen tweede voorbeeld vinden wij in de Nacht-und-Nebel-regeling. Daarover nu het volgende.
XCEind september '41 gaf Hitler in zijn hoofdkwartier de mondelinge instructie dat opsporing en vervolging van illegale werkers met verdubbelde kracht ter hand genomen moesten worden. Zij moesten in beginsel, zo bepaalde hij, steeds ter dood veroordeeld worden, maar als het doodvonnis niet snel uitgesproken en de executie niet snel voltrokken kon worden, dan achtte hij het beter dat de bedrijvers van illegale daden, 'mindestens aber die Haupttäter', naar Duitsland gebracht werden, waarna hun nabestaanden verder niets meer van hen te horen zouden krijgen; het zou zijn alsof de betrokkenen 'in Nacht und Nebel' verdwenen waren. Duidelijk is het dat Hitler beoogde, op deze wijze de druk die van de arrestaties zou uitgaan, te versterken; bovendien zouden bijvoorbeeld de 'in Nacht und Nebel' verdwijnende Nederlandse arrestanten geen bijstand van Nederlandse verdedigers krijgen.
XCHet duurde enige maanden (Hitler was in die tijd geheel in beslag genomen door de grote stormloop op Moskou) voor die denkbeelden in een schriftelijke instructie neergelegd werden, maar begin december' 41 was het zo ver: op 7 december keurde Hitler als Führer und Oberster Befehlshaber der Wehr macht nieuwe 'Richtlinien für die Verfolgung von Straftaten gegen das Reich oder die Besatzungsniacht in den besetzten Gebieten' goed. In dit stuk werd de
Nacht-und-Nebel-regeling ten principale aangegeven; uit het stuk bleek voorts dat Keitel bevoegd was haar nader uit te werken. Keitel deed dat in een bevel d.d. 12 december. Illegale werkers, zo stond daarin, mochten in de bezette gebieden slechts berecht worden wanneer het doodvonnis waarschijnlijk was en de executie 'grundsätzlich irmerhalb einer Woche nacli Fest nahme des Täters' kon plaatsvinden. Waren die voorwaarden niet aanwezig, dan moest de Geheime Feldpolizei de arrestanten naar Duitsland overbrengen. Zij werden daar dan 'Wehrmachtgefangene' en konden er in het geheim door een Wehrmachtgericht berecht worden. 'Die Richtlinten treten', zo heette het aan het slot, 'drei Wochen nack ihrer Unterzeichnung' (dat was dus: drie weken na 12 december '41) 'in Kraft. Sie sind bis auf weiteres in allen besetaten Gebieten, mit Ausnahme von Dänemark, anzuwenden' - Denemarken, waar de regering in april' 40 gecapituleerd had, nam nu eenmaal een speciale positie in.
XCZeven wekenlater, op 2 februari '42, ging er van Keitel weer een nieuwe oekaze uit. Daarin werd bepaald dat de Nacht-und-Nebel-regeling alleen in Noorwegen, Nederland, België en Frankrijk toepassing zou vinden, niet dus in Oost- en Zuidoost-Europa, en dat de naar Duitsland over te brengen gevangenen die spoorloos zouden verdwijnen, door een Staatspolizeistelle of -leitstelle in ontvangst genomen zouden worden. Daarmee had de Gestapo greep op de zaak gekregen. Zij liet niet los: in april' 42 werd bepaald dat de naar Duitsland overgebrachte of alsnog over te brengen Nacht-und-Nebel gevangenen, voorzover zij niet voor berechting door een militaire rechtbank in aanmerking kwamen, voor een van de Senate van het Volksgerichtshof of voor een Sendergericht zouden moeten verschijnen.
XCVan de mate waarin Nacht-und-Nebel-gevangenen berecht zijn (de speciale positie van de Nederlanders onder hen komt aanstonds aan de orde), heb ben wij geen volledig overzicht. Het schijnt dat talrijke militaire rechtbanken er niet voor gevoeld hebben, dit soort zaken in behandeling te nemen en dat als gevolg daarvan de meeste Nacht-und-Nebel-processen gevoerd zijn voor het Volksgerichtshof dan wel voor een van de drie Sendergerichte die competent verklaard waren: die te Keulen, Essen en Kiel. Alleen al aan die drie Sender gerichte waren eind '42 meer dan zesduizend Nacht-und-Nebel-gevangenen toegewezen en het Volksgerichtshofbegon met ca. 200 zaken (één zaak kon op talrijke illegale werkers betrekking hebben) in behandeling te nemen. Aan de voor het Volksgerichtshof verschijnende Nacht-und-Nebel-gevangenen werd in ongeveer de helft van de gevallen de doodstraf opgelegd - gegevens met betrekking tot de vonnissen van de drie genoemde Sendergerichte zijn niet bekend.
XCWat gebeurde nu met de Nacht-und-Nebel-gevangenen die niet ter dood veroordeeld werden?
XCZij vielen in drie kategorieën uiteen: gevangenen bij wie het er, nog voor zij berecht werden, naar uitzag dat zij vrijgesproken zouden worden, gevangenen die inderdaad vrijgesproken werden, en gevangenen aan wie gevangenisstraf opgelegd werd. Welnu, in juni en oktober' 42 werd bepaald dat de eerste twee kategorieën aan de Gestapo overgedragen en naar coneentratiekampen gebracht zouden worden, en in november' 43 werd vastgesteld dat voor de derde kategorie na het uitzitten van hun gevangenisstrafhetzelfde zou gelden. In de concentratiekampen deed dus een nieuwe soort gevangenen haar intrede: de Nacht-und-Nebel ofwel NN-Häftlinge; hun was elk contact met hun familie of vrienden verboden.
XCDe meeste van die NN-Häftlinge kwamen in de concentratiekampen Gross-Rosen en Natzweiier (Elzas) terecht, vooral in Natzweiler. Dat had twee oorzaken. De eerste was dat het Reichssicherheitshauptaiut op voorstel van I-Iarster in september '43 bepaalde dat alle NN-Häftlinge van 'Germaanse' afkomst in Natzweiier samengebracht moesten worden, de tweede dat zich onder de naar schatting zevenduizend NN-Häftlinge, die in totaal in de kampen terechtkwamen (in Natzweiler óók talrijke Nederlandse politieke gevangenen die tevoren in Buchenwald, Dachau en Neuengamme opgesloten geweest waren), meer dan vijfduizend Fransen bevonden hebben.
XCZiet men op deze ontwikkeling terug, dan is, dunkt ons, vooral één ding duidelijk: integrale toepassing van de oorspronkelijke NN-regeling zou hebben betekend dat nagenoeg alle in West-Europa gearresteerde illegale werkers gevangenen van de Wehrmacht zouden worden - dat was voor Himmlcr en het Reichssicherheitshauptamt kennelijk onaanvaardbaar. Zij hebben allereerst weten te bereiken dat niet de Wehrmacht maar de Gestapo de naar Duitsland overgebrachte gevangenen in handen kreeg; vervolgens, dat de berechting in hoofdzaak toevertrouwd werd aan het Volksgerichtshof en aan drie Sondergerichte; en tenslotte, dat al die gevangenen die niet ter dood veroordeeld waren, vroeg of laat in de concentratiekampen belandden, zulks ook dan wanneer de Gestapo-zelf dan wel de competente rechtbank van oordeel was dat de betrokkenen onschuldig waren. Het lot dat die onschuldigen trof, had kennelijk met het feit te maken dat de gehele Nacht und-Nebel-regeling niet tot de buitenwereld mocht doordringen.
XCWat is er nu met die regeling in bezet Nederland gebeurd?
XCToen Hitlers Richtliuien d.d. 7 december '41 en Keitels nadere instructies d.d. 12 december bij het Reichshommissariat binnenkwamen, wekten deze stukken daar grote verbazing. Wat Hitler en Keitel voorgeschreven hadden, betekende een volledige doorbreking van de in bezet Nederland gevolgde praktijk: als men conform handelde, dan diende men de gehele Duitse berechting van illegale werkers in Nederland
praktisch uitgesloten dat men illegale werkers zeven dagen na hun arrestatie krachtens een gerechtelijk vonnis kon executeren - alle politieke gevangenen zouden dus als NN-Häftlinge aan de Wehrmacht overgedragen moeten worden en naar Duitsland moeten verdwijnen. De stukken werden aan Wimmers medewerker Rabl voorgelegd; deze concludeerde medio februari '42 (veel haast was niet betracht), "dass die Farm, in der diese Fûhrenoeisung durchgeführt worden ist, uns nicht verbindet, da wir dem Oberleoniniando der Wehrmaclst nicht unterstehen', en Winuner plaatste (naar wij aannemen: na een bespreking met Seyss-Inquart) bij Rabls conclusie de aantekening: 'Wir tun vorläufig uichts.?
XCHoe zou Hitler daarop reageren?
XCSeyss-Inquart ging rugdekking zoeken. Dat deed hij bij Himmler. Toen deze in mei '42 in bezet Nederland kwam, o.m. om bij de eedsaflegging van de Nederlandse SS op Hitler aanwezig te zijn, legde Seyss-Inquart hem het denkbeeld voor om de Nacht-und-Nebel-regeling een iets andere inhoud te geven, nl. om haar toe te passen op een wijze die rekening hield met de moeilijkheden waarvoor Duitsland in de loop van de oorlog zou kunnen komen te staan: illegale werkers die men eigenlijk ter dood zou moeten brengen, zou men als NN-Häftlinge laten verdwijnen; het zou dan lijken alsof zij geëxecuteerd waren - in bezet gebied zou het effect dus hetzelfde zijn maar denkbaar was dat men de betrokkenen op een gegeven moment, bijvoorbeeld warmeer een compromis getroffen moest worden, tegen de Geallieerden zou uitspelen als een soort politieke gijzelaars; zij waren tenslotte, aldus Rauter na de oorlog, 'zeer waardevolle mensen'. 2 Om Hinunler voor dit denkbeeld te winnen, werd hij in persoonlijk contact gebracht met enkele 'zeer waardevol' geachte arrestanten : twee, voorzover wij weten. De een was de marconist H. J. Jordaan die op 3 mei ill het kader van het Englalldspiel gearresteerd was, de ander de conunandant van de OD ill de provincie Utrecht, W. A. H. C. Boellaard, die twee dagen later in Amsterdam in Duitse handen gevallen was. Van Himmlers gesprek met Jordaan weten wij, doordat deze begin september '44 in Mauthausen geliquideerd is, niets af - Boellaard heeft, nog in de gevangenis, zijn ontmoeting met Himmler
1 K. Rabl: 19 febr. 1942 dossier VO 1/43). 2 PRA-Den Haag: p.v. inz. W. Harster (8 okt. 1948), p. 42 (getuige Rauter).
uitgebreid beselireven- en wij moeten wel aannemen dat beiden, wat hun persoonlijkheid betrof (Jordaan was bovendien het type van een 'blonde Germaan'), op Himmler een uitstekende indruk gemaakt hebben: hij gaf zijn accoord aan wat Seyss-Inquart hem voorgesteld had.
XCToen de zaak eenmaal zover was, bracht Seyss-Inquart in de Duitse rechtspleging een wijziging aan waardoor zij meer zou lijken op die waartoe in Duitsland met betrekking tot NN-Häftlil1ge besloten was. Op 21 mei, kort na Himmlers vertrek, bepaalde de Reichskommissar in een verordening'' dat het Obergericht dat, gehjk men zag, reeds sinds midden oktober '41 als Simder gericht kon fungeren bij de berechting van 'saboteurs', nu algemeen als Sendergericht in werking zou treden in alle gevallen waarin in Duitsland een
XC1 Voordat hij met Himmler in contact werd gebracht, werd Boellaard op I I mei eerst ondervraagd door Heydrich die Himmler bij zijn bezoek aan Nederland vergezelde; het kwam toen tot een gesprek over de oorlogssituatie waarbij Heydrich Boellaard honend feliciteerde met de Russische communisten als bondgenoten waarop Boellaard prompt repliceerde: 'Ik kan het Duitse volk evemnin feliciteren met zijn Japanse bondgenoten.' Na het gesprek werd Boellaard aangeboden, een doodvonnis te ontgaan door toe te treden tot de Wciffen-SS - hij weigerde. Drie dagen later, op I4 mei, werd hij uit zijn cel gehaald en naar het door Seyss-Inquart bewoonde landgoed 'Clingendaal' gebracht. Hij kwam daar tegenover Himmler, Seyss-Inquart, Rauter en Harster te staan, meldde zich als 'Hauptmann Boellaard der Königlichen Niederldndischen. Feldartillerie' en werd toen door Himmler (een man, zo schreef hij later, met 'doordringende ogen' en van een 'sluwe intelligentie') geattakeerd: 'Jullie zijn toch Germanen, waarom vechten jullie dan tegen ons?' Boellaard: 'Het woord Germanentum ligt ons niet zo; wij zijn in de eerste plaats Nederlanders ... Bovendien houden wij van onze vrijheid en zijn koppig.' Himmler: 'Ja, ja, echte Germaanse eigenschappen. Maar in uw volkslied staat toch: Wilhelmus van Nassouwen ben ik, van Duitse bloed?' Boellaard: 'Er staat bovendien in: 'Het vaderland getrouwe blijf ik tot in de dood.' ' Het gesprek kwam op het verzetswerk van de OD. 'Het is een organisatie', zei Boellaard (bedoelend zijn mede-gearresteerden te beschermen), 'die eerst in actie komt, als de Duitsers hier weggaan.' Himmler, 'met overslaande stem': 'Weggaan, weggaan!? Wij Duitsers gaan hier nooit weg!' Boellaard: 'Dat is dan in afwijking van wat de Rijkscommissaris ons steeds gezegd heeft, Reichsführer.' In die geest werd het gesprek nog enige tijd voortgezet, lopend nu. 'In ieder bosje waar wij langs komen, knielen of staan', aldus BoelIaards beschrijving, 'gewapende SS-mannen, de ogen eerbiedig en onderworpen. Leica's klikken, de wacht komt langs, drie man achter elkaar, vlak bij Himmler in paradepas. Hij wenkt af: geen eerbewijzen. Een bespottelijk tafreel.' Het onderhoud eindigde met een lofrede van Himrnler op 'de Führer, de man van wie de domme Hollanders niet weten, welk een zegen hij voor de wereld is.' (W. A. H. C. Boellaard in 0 en V, dl. I, p. 598600). Met omstreeks honderd andere Nederlanders, allen Nacht-und-Nebel-gevangenen, werd Boellaard ongeveer eenjaar later naar Natzweiler gevoerd; van hen stierven vier-en-zestig. 2 VO 56/42 (Verordeningenblad,
Sendergericht bevoegd was. Meer nog. In Seyss-Inquarts verordening van juli '40 'betreffende de Duitse rechterlijke rnacht voor strafzaken'! was bepaald dat in Nederland, zoals ook in Duitsland het geval was, vonnissen die al in kracht van gewijsde waren gegaan, binnen een jaar geannuleerd konden worden; die annulering zou uitgesproken worden door de Reicks kommissar op voorstel van de Generalstaatsanwalt (de hoogste vertegenwoordiger van het Duits openbaar ministerie), maar alleen dan walmeer het recht verkeerd was toegepast; er moest dan een nieuw proces plaatsvinden. Die regeling werd door Seyss-Inquart bij verordening van I juli' 42 gewijzigd", en wel in twee opzichten: hij schakelde de Generalstaatsanwalt uit, hij bepaalde dat hijzelf kon eisen dat het Obergericht de al berechte zaak opnieuw zou berechten, en hij schonk zichzelf de bevoegdheid om tot die annulering over te gaan niet alleen in gevallen van verkeerde toepassing van het recht maar ook walmeer er 'andere gewichtige redenen tot twijfel aan de juistheid van een vonnis' zouden bestaan. Anders gezegd: wanneer hij van mening was dat een bepaald vonnis, hoezeer ook in overeenstemming met de feiten en met de rechtsbepalingen, niet 'hard' genoeg aankwam, dan kon hij dat vonnis annuleren en een nieuw proces doen aanspannen. Kwamen er nu ooit klachten van Hitler, dan kon Seyss-Inquart zijn Führer geruststellen: hij zou er dan op wijzen dat hij geheel uit eigen bevoegdheid vonnissen tegen illegale werkers kon annuleren en dat ook bezet Nederland voor alle gevallen die in Duitsland onder een Sondergericht vielen, een Sendergericht bezat met een vereenvoudigde procedure.
XCMet dat al had Seyss-Inquart op één wezenlijk punt de gehele Nacht-und Nebel-regeling naast zich neergelegd: de berechting van illegale werkers bleef in Nederland plaatsvinden en er was geen sprake van overdracht van hun zaken aan rechtbanken in Duitsland. Het OKW en het Reichsiustiz ministerium namen daar geen genoegen mee, maar het werd november '43 voor die instanties er met klem op gingen aandringen dat nu eindelijk Nederlandse illegale werkers voor de voor hen bestemde rechtbank in Duitsland gebracht zouden worden: het Sondergericht te Essen. Er vond toen een bespreking in Den Haag plaats waar Deppner, hoofd van Abteilung IV van de staf van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (de functionaris dus die de Schutzhaft-voorstellen aan het Reichssicherheitshauptamt placht voor te leggen), betoogde dat het Sendergericht te Essen niets van de Nederlandse verhoudingen wist en dus inkapabel was om Nederlandse arrestanten te berechten. Spoedig bleek bovendien dat dat Sendergericht zo overbelast was dat het niet eens tijd had om tot die berechting over te gaan.
XC1 va 52/40 (a.v., 1940, p. 181-90). 2 va 71/42 (a.v., 1942, p. 340-56).
XCDe correspondentie over deze zaak was nog gaande toen Hitler op 30 juli '44 een nieuw decreet ondertekendel : door de gehele berechting van illegale werkers werd een streep gehaald; zij moesten, als zij op heterdaad betrapt waren, ter plaatse neergeschoten worden. Deze opheffing van de berechting betekende dat alle gevangenen, ook in bezet Nederland, volledig in de macht kwamen van de Sicherheitspolizei: geen rechtbank had meer iets met hen te maken; welke gevolgen dit had, komt in deel 10 aan de orde.
XCVoor wij nu de algemene ontwikkeling van het systeem der 'officiële' concentratiekampen gedurende de tweede wereldoorlog gaan beschrijven, willen wij twee aspecten behandelen waarvan wij het eerste reeds genoemd hebben: de kampen als oorden van executie. Het tweede aspect wordt gevormd door het gebruik dat van de karnpen gemaakt is om medische experimenten uit te voeren.
XCWat de karnpen als oorden van executie betreft, herinneren wij er aan dat, van september' 3 9 af en 0111. te beginnen in Sachsenhausen, talloze misdadigers die hun straf in gevangenissen uitzaten, naar de concentratiekampen overgebracht werden waar men hen afmaakte, meestal met een nekschot; eerst geschiedde dat op last van het Reuhssichemeitshauptamt, later, nl. van september '42 af, op last van Reichsjustizminisier Thierack ; het aantal slachtoffers is niet bekend. Daarnaast zijn de karnpen vaak gebruikt om gevangenen, nietvande Duitse justitie maar van de Siclierheltspolizei (Polizei häftlinge) te executeren; alleen al in Auschwitz I zijn er omstreeks dertigduizend doodgeschoten, hoofdzakelijk Polen. Doodgeschoten ill de kampen zijn ook talloze personen die door rechtbanken van allerlei soort ter dood veroordeeld waren: menmaakte het zich gemakkelijk. Waarom zou men de moeite nemen om de officiële beul te ontbieden of een executiepeleton te formeren wanneer het voldoende was om de betrokkenen bij een concentratiekamp af te leveren? Zo werden op 3 mei '42 de twee-en-zeventig
1 Neur. doe. D-762, dl. XXXV, p. 503-04.
terdoodveroordeelden van het grote 'eerste' OD-proces, na in Amersfoort gevonnist te zijn, in Sachsenhausen met een nekschot afgemaakt.
XCTen aanzien van nog een andere groep fungeerden de kampen als oorden van executie: de Russische krijgsgevangenen.
XCDe Wehrtuacht had in de campagnes van '4I en in mindere mate in die van' 42 miljoenen Russische militairen gevangen genomen. De Sowjet-Unie had de uit '29 daterende Geneefse conventie voor de behandeling van krijgsgevangenen niet ondertekend - Hitler stelde zich (in strijd met alle menselijkheid en trouwens ook met het volkenrecht-) op het standpunt dat hij ten aanzien van de Russische krijgsgevangenen de handen vrij had. Zij werden onder de ellendigste omstandigheden in primitieve Wehrmacht-kampen opgesloten, die Gejangenen sind', aldus Himmler in zijn eerder behandelde toespraak te Posen, 'nach Zehntausenden und Hunderttausenden an Entkräfiung, an Hunger gestorben,' Himmler vond dat, toen hij op die 4de oktober' 43 het woord voerde, wèl jammer: 'Wir haben damals', zei hij, 'die Masse Mensch nicht sa gewertet, wie wir sie heute als Rohstoff, als Arbeitskrafi uierten. Was letztenEndes, wenn icli in Generatlonen denke, nicht schade ist' (hoe minder Russen, hoe beter), 'was aber heute wegen des Verlustes der Arbeitskräfie bedauerlich ist.'
XCHoeveel Russische krijgsgevangenen in kampen van de Wehrmacht te gronde zijn gegaan, is niet precies bekend. Soms werden zij opgesloten in aparte gedeelten van 'normale' krijgsgevangenenkampen. Richard Pape, een militair van de Royal Air Force, die in september '4I met zijn toestel in Twente neerkwam, in bezet gebied o.m. geholpen werd door de groep van Édouard de Nève maar na enige tijd gearresteerd werd en toen naar een krijgsgevangenenkamp in Duitsland gezonden, heeft van de toestand waarin zich het Russische kampgedeelte bij het betrokken kamp in de lente van '42 bevond, de volgende beschrijving gegeven:
XC'The Germans avoided entering the Russian compounds as much as possible. The soup was invariably pushed through the gate, and the Russimt bread rations pitched over the wire into the snow. The Russian captives, when feeding time came round, fought like savage animals. I watched once, but never again, 300 wasted, feverish and dying Russians crawl, totter andfight towards a dustbin of cabbagesoup. In thefurious scramble the container was toppled into the slush and snow, and the prisoners flopped on their bellies, lapping up the liquid, screaming, clawing and biting. One almost living skeleton
1 De ook door Duitsland ondertekende en geratificeerde conventie schreef namelijk in artikel 82 voor dat ook de militairen van een mogendheid die zich niet bij de conventie aangesloten had, humaan behandeld moesten worden.
bit alf part of his comrade's ear in the melée. Even the guards could not stand the ghastly spectacle and openedfire into the seething and writhing ant-heaps of humans'>
XCKorte tijd later kreeg Pape opdracht, uit het Russische kampgedeelte lijken op te halen:
XC'Along I went with five New Zealanders, accompanied by two guards, to the Russian camp next to our own, and with bayonets behind us we entered. It was with strained feelings that we entered the Russian barracks, cesspools of typhus, and abounding with lice, on duty as undertakers. Inside the barracks, case hardened as I was, my stomach heaved. I had never realised that human life could be so debased. I never imagined that the smell from human beings could be so horrible. Through the barracks we passed to the respective wash-houses at the ends, morgues full of emaciated and presumably dead Russians, their faces like white, dried, fatty bacon, limbs like sticks, and the mockery offlesh which covered them riddled with big blue scabs'»
XCWaar het nu op aankomt is dat in de periode zomer '41-zomer '43 toen Himmler nog louter 'in generaties' dacht, vele tienduizenden Russische krijgsgevangenen in miserabele toestand naar de concentratiekampen overgebracht waren (ook naar het kamp Amersfoort - wij komen er op terug); men schreef hen daar niet in, men propte hen in een paar barakken, liet een deel verhongeren en maakte de overigen af In Auschwitz waren die krijgsgevangenen ten getale van meer dan tienduizend de eerste slachtoffers van vergassingen", in Dachau werden minstens zesduizend door SS' ers op het schietterrein van de Waffen-SS dat niet ver van het kamp lag, doodgeschoten, in Buchenwald minstens zevenduizend, en in Sachsenhausen werden eerst achttienduizend, vervolgens nog eens vijfduizend van het leven beroofd, deels door hen te laten verhongeren, deels door hen neer te schieten. In enkele kampen, in elk geval in Sachsenhausen, Dachau, Buchenwald, Neuengamme, Gross-Rosen en Mauthausen, werden (in Sachsenhausen in september '41, elders in de tweede helft van '42) voor deze en dergelijke executies identieke z.g. 'Genickschussecken' ('nekschot-hoeken') ingericht, vermoedelijk op voorschrift van de Inspektion der Kotizentrationslager+ WijBoldness be my friendGenickschussecke'Station'Station'
1 Richard Pape: (1953), p. 14!. 2 A.v., p. 15!. 3 Ook andere Russische krijgsgevangenen zijn er barbaars behandeld; zo waren van ruim tien duizend hunner die eind '41 bij de bouw van het kamp Auschwitz II (Birkenau) in gezet werden, in mei '42 nog maar honderdzes-en-tachtig in leven. • In Sachsen hausen maakte de deel uit van waartoe later ook een gaskamer behoorde. Verder kwamen de gevangenen niet; vandaar dat dit met de laatste letter van het alfabet aangeduid werd. Sachsenhausen had de eerste
citeren een beschrijving van die inrichting in het kamp Mauthausen (waar overigens ook enkele honderden Russische krijgsgevangenen vergast zijn) ;
XC'Diese Ecke bifand sich im Raume zwischen der Gaskommer und dem Leichen kühlraum des Krematorlums. Sie war in ihrem oberen Teil mit einem aus Brettern bestehenden Kugelfang versehen, im unieren gekachelten Teil bifand sich eine Wasser leitung. Dort stand aueh eine scheinbare Messplatte mit langern Schlitz und eine Zeitlang ein mit schwarzem Tuch verhulltes Gestell (aussehend wie ein grosser Foto-apparat), sodass der hineingiführte Hafiling der Ansicht sein konnte, er werde abgemessen oder fotografiert. Die anwesenden SS' er hatten des ~fteren durch ihr Reden den Vorgang des Messens, bzw. des Fotografierens vorgetäuscht.'
XCHet slachtoffer werd de Genickschussecke binnengevoerd, moest er op de plaat gaan staan, Z.g. om zijn lengte te laten meten dan wel om gefotografeerd te worden; uit de gleuf werd hij dan door een kogel getroffen, afgevuurd door een ss' er die achter de gleuf verborgen stond.
XC'Unmittelbar nach einer souhen Erschiessung wurde die Tür zum Leichen-Kiihlraum aufgerissen urul die dahinter wartenden Hiiftlinge des Krematorium-Kommandos mussten die Leiche schnellstens in den Leichenbunker transportieren. Auch zurück gebliebene Blutspuren mussten von diesen HäJtlingen sofort beseitigt werden. Danach wurde die TÜT der Leichenkammer geschlossen und das nächste Opfer in den Raum giführt.
XCDas Heranbringen des Häftlings, seine Erschiessuno und der Abtransport der Leiche dauerten durchschnittlicb 2 Minuten'l
XChet nieuwe slachtoffer had niets gehoord, de schoten werden steeds overstemd door de luide muziek van een grammofooninstallatie.
XCMen schat dat van de vijf-en-halfmiljoen Russische militairen die zich hebben moeten overgeven, een miljoen door de Einsatzgruppen en in de concentratiekampen geliquideerd is en dat in de karnpen van de Wehrmacht en in de concentratiekampen bijna twee miljoen driehonderdduizend zijn bezweken.
XCGenickschussecke;Die Geschichte des Konzentrationslagers Mauthausen, Dokumentation p.
aangezien die inrichtingen elders min of meer identiek ingericht waren, lijkt de conclusie dat er een centrale opdracht voor gegeven is, verantwoord. 1 Hans Marsalek: (1974), 161.
XCMauthausen is ook een kamp geweest waar niet-Russische krijgsgevangenen vermoord zijn.
XCDie krijgsgevangenen stonden onder de bescherming van de al genoemde Geneefse conventie. Op de voor hen geldende regels komen wij in het volgende hoofdstuk terug - wij willen hier slechts vermelden dat het aan krijgsgevangenen volkenrechtelijk toegestaan was (en is), uit hun gevangenschap te ontvluchten; mislukte die vlucht en vielen zij weer in handen van de mogendheid die hen vasthield, dat mochten zij voor hun poging niet excessief gestraft worden. Hoeveel Geallieerde krijgsgevangenen in de jaren '39-'43 in totaal een vluchtpoging gewaagd hebben, is niet bekend, maarer is aanleiding om te veronderstellen dat het er zovelen waren dat de maatregelen die van Duitse kant nodig waren (grote opsporingsacties, extrascherpe bewaking van de karnpen), door de Duitse machthebbers als een hinderlijke last werden gevoeld; begin februari '44 werd namelijk door het Oberkollll1lando der Wenruiacht (naar wij aannemen: op instructie van Hitler persoonlijk) bepaald dat Geallieerde krijgsgevangenen, die bij hun vlucht gegrepen waren, ter liquidatie naar Mauthausen gevoerd moesten worden. Buiten deze actie (die de naam 'Aktion Kugel' kreeg) vielen de Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen, behoudens dan dat zij, als zij opnieuw gegrepen waren, voorlopig naar aparte detentie-oorden moesten worden overgebracht. Hitler en het Oberkol'n/'l'/ando der Wehrmacht vreesden kennelijk dat, als bekend werd dat ook Britten en Amerikanen vermoord werden, represailles genomen zouden worden tegen Duitse krijgsgevangenen in Britse en Amerikaanse handen. De kansen op ontdekking waren overigens gering, want de Akiion Kugel werd in diep geheim uitgevoerd: met betrekking tot de slachtoffers werd aan de Wehnnachtauseunjtstelle, die inlichtingen placht te geven aan het Internationale Rode Kruis, bericht dat zij ontvlucht en spoorloos verdwenen waren.
XCOnder de Britse krijgsgevangenen vielen er toch slachtoffers, namelijk vijftig', maar dit optreden tegen hen had in zoverre met de Aktion Kugel niet te maken dat Mauthausen er geen rol in speelde.
XC1 Eind maart '44 slaagden zes-en-zeventig officieren en onderofficieren van de Royal Air Force, onder wie de Nederlander B. van der Stok, er in, te ontsnappen uit hun kamp te Sagan dat dicht bij de Oder ligt. Slechts drie hunner wisten Engeland te bereiken: van der Stok en twee Noren die bij de RAF dienden. Van de overigen werden vijftien naar Sagan teruggevoerd, drie in een ander krijgsgevangenenkamp en vijfin Sachsenhausen opgesloten; de resterende vijftig werden
XCTussen maart' 44 en februari' 45 zijn in totaal minstens ca. vierduizendzevenhonderd Z.g. K(ugel)-Häftlinge in Mauthausen om het leven gebracht, soms doordat men hen in de Genicksc/-tussecke doodschoot, soms doordat m.en hen aan uithongering bloot stelde, soms doordat men hen vergaste. De meesten hunner waren (alstoevoeging als het ware op de oorspronkelijke instructies) toch weer Russische militairen die gevangen genomen waren na de grote liquidatie-acties die wij eerder beschreven en die uit allerlei werkkampen waren ontsnapt; hoeveel Russische slachtoffers er gevallen zijn en hoeveel slachtoffers tot andere nationaliteiten behoord hebben, weten wij niet precies; er zijn in elk gevalonder die slachtoffers minstens zestien uit hun kamp ontvluchte Nederlandse officieren geweest: één die begin april' 44, zes die begin mei met een nekschot afgemaakt zijn, vijf die eind februari '45 zijn vergast en minstens vier die in de tussenliggende maanden om het leven gebracht zijn.
XCWij voegen nog toe dat in Mauthausen begin september '44 zeven-enveertig personen die door Engelse of Amerikaanse geheime diensten uitgezonden waren dan wel met die diensten contact hadden gehad, op gruwelijke wijze vermoord zijn; tot hen behoorden enkele tientallen Nederlanders die wij als directe of indirecte slachtoffers van het Englandspiel moeten zien - meer hierover in deel 9. Wij merken nu slechts op dat men de moord op de Englandspiel-agenten zien moet als een uitvloeisel van weer een ander geheim bevel van Hitler dat medio oktober' 42 uitging, het Z.g. Kommando befehl; dit hield in dat leden van de Britse Commando-eenheden (kleine groepen die verrassings-aanvallen uitvoerden op door Duitsland bezette kusten) 'bis mil den Ietzien Malm niederzumachen' waren- - hieronder vielen evenwel blijkens een nader bevel dat extra geheim moest blijven (de ontvangers moesten het hun toegezonden exemplaar terstond vernietigen) ook leden van "Sabotagetrupps' die door U-Eoote aan land waren gezet, en 'Pallschirm-Agenten', 'Sollie sich', aldus de slotzin van dit nadere bevel, 'die Zweckmässigkeit ergeben, aus Vernchmungsgrunden einen ader zwei Mann zunáchst noch auszusparen, sa sind diese nack ihrer Vernehmung sojort zu er sihiessen/?
XCdoor de Gestapo doodgeschoten. Bevel tot deze oorlogsmisdaad kwam, schijnt het, van Hitler persoonlijk.
XCVan der Stok was de mall geweest die, zoals wij in deel S hoofdstuk IQ (in de paragraaf 'Een weg via het strand') beschreven, als Engelandvaarder het plan ontwikkeld had waarop mr. S. E. Hazelhoff Roelfzema had voortgewerkt.
XC1 Hitler: Bevel, IS okt. 1942 (Neur. doc. PS-49S, IMT, dl. XXVI, p. 100-02). 2 Hitler: Bevel, IS okt. 1942 (a.v., PS-S03, a.v., p. II7-20).
XCBehalve oorden van executie waren de concentratiekampen ook oorden van uitroeiing: uitroeiing van Joden en Zigeuners, Zij vond in hoofdzaak plaats door vergassing en de meeste slachtoffers behoorden tot de Z.g. RSHA-transporten: dat waren de transporten die van Berlijn uit door Eichmann en zijn staf (Referat IV B 4 van het Reichssicherheitshauptamt) georganiseerd werden. Er zijn evenwel ook buiten de RSHA-transporten om Joden en Zigeuners omgekomen. De Einsatzgruppen hebben in de bezette delen van de Sowjet-Unie (daartoe behoorden ook het vroegere oostelijke deel van Polen en de vroegere Baltische republieken) naar schatting meer dan een miljoen Joden en ca. dertigduizend Zigeuners vermoord, hoofdzakelijk door hen en masse neer te schieten; zij hebben ook wel gebruik gemaakt van vergassingsauto's: gesloten vrachtauto's waar uitlaatgassen in de laadruimte gevoerd worden. Diezelfde auto's zijn gebruikt in Joegoslavië waar ca. zestigduizend Joden en ca. dertigduizend Zigeuners om het leven gebracht zijn. Voorts zijn naar schatting vijf-en-dertigduizend Joden geliquideerd in het concentratiekamp Stutthof (bij Danzig) dat aanvankelijk niet onder de Inspektion der Konzentrationslager ressorteerde, en is naar schatting een half miljoen Joden te gronde gegaan in de ghetto's in OostEuropa; tenslotte zijn vele tienduizenden Joden die, na aankomst met een RSHA-transport,'normaal' in de concentratiekampen ingeschreven waren, hetzij in die kampen gestorven of vermoord (in Auschwitz-Birkenau veelal nadat zij bij een Z.g. selectie voor de gaskamers aangewezen waren), hetzij te gronde gegaan in het kader van de evacuatie-transporten die in de zomer van '44 begonnen. De slachtoffers van de Endlösung die onmiddellijk voor de gaskamers bestemd waren, werden evenwel, als zij in het desbetreffende kamp aankwamen, niet ingeschreven of op andere wijze geregistreerd (ook al hun persoonlijke papieren werden vernietigd): mede daarom staan hun precieze aantallen niet vast.
XCEr zijn vier concentratiekampen geweest die uitsluitend als vernietigingskamp gefungeerd hebben; één, Chelmno (Duitse naam: Kulmhof), lag in
XCChelmno begon in december '41 te functioneren. In dit kamp werd gebruik gemaakt van de vergassingsanto's der Einsatzgruppen en van een gaskamer. De Poolse commissie voor oorlogsmisdaden schatte na de oorlog het aantal Joodse slachtoffers op meer dan driehonderdduizend, de Duitse justitie is later tot een lager cijfer gekomen: minstens honderdtwee-en-vijftigduizend. Men moet dit verschil aldus interpreteren dat de Duitse justitie onweerlegbare gegevens bezat waaruit het cijfer I52 000 resulteerde; dat behoeft op zichzelf nog niet te betekenen dat de Poolse schatting onjuist is. Het kamp in Chelmno werd eind maart' 43 buiten bedrijf gesteld.
XCVoor de oprichting en het in bedrijf houden van de kampen Belzec, Sobibor en Treblinka werd in het Genera/gouvernement door de Höhere SS- und Polizeiführer in het district Lublin, SS-Gruppenführer Odilo Globocnic (tevoren Gauleiter van de Nazipartij in Wenen), een aparte staf gevormd. Die staf kreeg de aanduiding 'Einsatz' (of 'Einsatzstab') 'Reinhard' (het begrip 'Reinhard' was vermoedelijk ontleend aan Heydrichs voornaam), de leiding van die staf werd aan een SS-SturmbannfiJhrer toevertrouwd, Hermann Höflel, en onder deze was SS-Oberfiihrer Christian Wirth werkzaam als Inspektor des SS-Sonderkommandos des Einsatzstabs Reinhard. Wirth was een Kriminalkommissar uit Stuttgart die (hetzelfde geldt voor talrijke leden van de Einsatzstab) sinds de winter van ' 39 op '40 in Duitsland veel te maken had gehad met het liquideren van krankzinnigen, Hij verdeelde zijn Sender kommando over de drie genoemde kampen. Voor die kampen stonden geen vergassingsauto'ster beschikking: er werd gebruik gemaakt van dieselmotoren welker uitlaatgassen de gaskamers vulden. In Belzee arriveerden de eerste transporten in maart' 42, in Sobibor in mei, in Treblinka in juli.
XCIn Treblinka kwam het begin augustus '43 tot een opstand van de gevangenen die er, op straffe van onmiddellijke liquidatie, hulpwerkzaamheden moesten verrichten; ca. zeshonderd hunner wisten te ontvluchten van wie evenwel niet meer dan veertig als onderduikers of guerrillastrijders het
1 Höfle was de man te wiens behoeve, zoals wij in hoofdstuk 2 van ons vorige deel vermeldden, door de te Krakau eind september '43 aan Ranter gevraagd werd of Rauter hem kon helpen, doordat hij een functie in Nederland zou krijgen. (Brief, 24 sept. 1943, van de aan Rauter 1 c)).
einde van de oorlog haalden. Treblinka bleef tot eind augustus, wellicht tot oktober '43 in gebruik; toen moest een Kommando van ca. dertig Joden de gebouwen afbreken en op de plaats waar het kamp gestaan had, ter camouflage een boerderij bouwen. Nadien werden de leden van dit KOI/I mando doodgeschoten.
XCIn Sobibor, waarheen tussen begin maart en eind juli' 43 ruim vier-endertigduizend Joden uit Nederland gedeporteerd zijn (later in dit deel zullen wij veelmeer over Sobibor schrijven), kwam het midden oktober' 43 tot een opstand. Ca. driehonderd Joden wisten toen te ontsnappen. Omstreeks vijf-en-dertig hunner bleven inleven. Het kamp werd na die opstand gesloopt.
XCNa de opstanden in Treblinka en Sobibor werden de leden van het SS-Sanderkammando des Einsatzstabs Reinhard samen met een deel van de bewakers (onder hen Oekraïners en Litauers) naar Triëst, Udine en Fiume overgeplaatst; zij hebben ook in die streek duizenden van het leven beroofd: Italiaanse Joden en Italiaanse en Joegoslavische verzetsstrijders.
XCWat de aantallen slachtoffers in de drie genoemde karnpen betreft: in Belzee zijn vermoedelijk meer dan zeshonderdduizend mensen door vergassing om het leven gebracht, in Sobibor meer dan tweehonderdvijftigduizend, in Treblinka volgens de Duitse justitie negenhonderdduizend maar volgens de Poolse stationschef van het spoorwegstation Treblinka (die geheime aantekeningen bewaard heeft) één miljoen tweehonderdduizend. Er hebben zich onder deze slachtoffers, voor het overgrote deel Joden, volgens schatting ruim vijftigduizend Zigeuners bevonden.!
XCVermeld zij nog dat het een neventaak was van de Einsairstab Reinhard om de bezittingen waarmee de slachtoffers aankwamen, te verzamelen, te sorteren en aan Duitse instanties ter beschikking te stellen. Uit de Duitse rapporten hieromtrent, die bewaardgebleven zijn, blijkt dat de verzamelde munten, bankbiljetten, deviezen, edele metalen, juwelen en andere waardevolle voorwerpen bijna r80 mln Rm opgebracht hebben en dat o.m. het Reichswirtschaitsministerium, de Vollesdeutsche Mittelstelle en de Reichsjugend jührul1g 825 goederenwagons met diverse voorraden ontvangen hebben. Het is een heel touwtrekken geweest wie de buit in ontvangst mocht nemen; zo hebben bijvoorbeeld het SS- Wirtschajis- und Verwaltungshauptamt en Himmler meer dan een jaar lang onderling gecorrespondeerd over de
1 Deze slachtoffers onder de Zigeuners moet men optellen bij die waarvan wij in ons vorige dee! in hoofdstuk II melding maakten. Daar maakten wij melding van omstreeks tachtigduizend vermoorde Zigeuners - er zijn dus in totaal, naar schatting, honderddertigduizend (of althans een aantal van die orde van grootte) geliquideerd c.q. omgekomen.
vraag wat er precies gebeuren moest met 127 000 heren- en dameshorloges welke de Aktion Reinhard opgeleverd had.
XCNaast de vier vernietigingskampen die wij noemden, zijn er twee geweest die tegelijk vernietigingskamp èn concentratiekamp waren: Majdanek in het Genera/gouvernement (zie de kaart op pag.ss) en Auschwitz-Birkenau dat in Ost-Oberschlesien lag, een door Duitsland in '39 geannexeerd deel van Polen.
XCHet concentratiekamp Majdanek (in de Duitse stukken heet het 'KL Lu blin') werd in september '42 mede als vernietigingskamp in gebruik genomen. Het gebied waar het kamp lag, werd in de zomer van '44 door het Rode Leger bevrijd. De Poolse commissie voor oorlogsmisdaden schat dat er toen, naast vele anderen, omstreeks tweehonderdduizend Joden om het leven gebracht waren (die schatting heeft Billig in zijn belangrijke werk over de concentratiekampen tot twee-en-zeventigduizend verlaagd). Evenals in Belzec, Sobibor en Treblinka vond de vergassing in Majdanek in vrij primitieve gaskamers plaats die op een diesehnotor aangesloten waren.
XCAuschwitz-Birkenau is het enige kamp geweest waar in het kader van de Endlösung op grote schaal gebruik gemaakt is van blauwzuurgas ; dat was als industrieel preparaat (Zyklon B) in Duitsland verkrijgbaar en werd in die tijd o.m. door de Waffen-SS toegepast bij de vernietiging van ongedierte in barakken, kazernes e.d.; men kon er ook textielgoederen mee zuiveren van kleerluizen. Zyklon B was een product van de Deutsche Gesellschaft [ur Schädlingsbekämpfung GmbH, een firma in Frankfort, die het product via twee handelsfirma's (een in Frankfort, een in Hamburg) in de handel bracht.
XCDicht bij het plaatsje Auschwitz (Pools: Oswiecim) werd, zoals wij al in deel 5 beschreven, begin '40 een oude Oostenrijkse kazerne als coneentratiekamp ingericht: Auschwitz 1. Het kamp moest plaats bieden aan ca. tienduizend gevangenen, maar al in de tweede helft van '40 werd, niet ver daarvandaan, bij het gehucht Birkenau (dat met de grond gelijkgemaakt werd), een gebied van 40 vierkante kilometer geëvacueerd: daar zou Auschwitz II (Birkenau) komen. De Lagerkommandant nu van Auschwitz, Höss, kreeg in de zomer van '41 persoonlijk opdracht van Himmler (Himmler had begin maart '41 Auschwitz I geïnspecteerd), een grote Vernichtungsstelle voor Joden te laten bouwen, en toen Eichmann korte tijd later Auschwitz bezocht, kwamen hij en Höss tot de conclusie dat in die Vemichtungsstelle gebruik gemaakt moest worden van gas. Welk gas? Begin september' 41 werd in Auschwitz I een aantal Russische krijgsgevangenen om het leven gebracht doordat men hen in kelders opsloot en daar Zyklon B naar binnen wierp. De krijgsgevangenen stierven vrijwel onmiddellijk. Toen stond voor Eichmann en Höss vast hoe de Endlösung in Auschwitz-Birkenau verwezen
lijkt zou worden: met blauwzuurgas. Er werd eerst een gaskamer ingericht in het cellengedeelte van een van de barakken (dat waren uit steen opgetrokken gebouwen) van Auschwitz I, vervolgens in het Kreinatorium van dat kamp - alleen al in de herfst van '4I werden er ca. tienduizend Russen van het leven beroofd. 'Über die Totung der russiseken Kriegsgejangenen an und jijr sich machte ich niir damals' , aldus Höss in zijn na de oorlog in gevangenschap geschreven memoires, 'keine Gedanken. Es war bejohlen, ich hatte es durchzujijhren. Doch ich muss offeH sageu, au! mick wirkte diese Vergasung beruhigend, da ja in absehbarer Zeit mit der Massen-Vernichtung der [udeu begonnen wetden musste . .. Mir graute immer var den Erschiessungen, wenn icli an die Massen, an die Frauen und Kinder dachte.'l
XCVoor het vergassen van Joden werden in '42 op het terrein van Auschwitz II (Birkenau) twee nieuwe bouwsels in bedrijf gesteld: het eerste, Bunker I, in januari, het tweede, Bunker II, eind juni. Voor beide bouwsels was gebruik gemaakt van boerenhoeven die bij het egaliseren van het grote terrein dat men voor het kamp Birkenau bestemd had, gespaard waren. Bunleer I kon ca. achthonderd slachtoffers bevatten, Bunker II ca. twaalfhonderd. Er waren in de twee Bunker in totaal vijf gaskamers.ê In de zomer van '42 kregen evenwel de firma Huta in Kattowitz en de flrma Top! und Sohne in Erfurt opdracht, in Birkenau vier nieuwe grote installaties te bouwen, de Krematoria II, III, IV en V (de installatie in Auschwitz I heette nadien Krematorium I).
XCDe Kreniatoria II en III waren gebouwen van één verdieping waar men tezamen in 24 uur ca. drieduizend lijken kon verbranden. Aan elk van beide crematoria was een onderaardse ruimte vastgebouwd met enkele gaskamers en daarvóór grote ontkledingskamers. De gaskamers in beide Krematoria konden ca. drieduizend mensen bevatten. Vermeld zij nog dat van de lente van ,44 af bij deze Krematoria II en III het eindpunt lag van een spoorwegaftakking van de lijn uit Auschwitz naar Krakau.
XCIn de Krematoria IV en V waren de ontkledingskamers, de gaskamers en de ruimte voor de lijkverbranding in één gebouwondergebracht. Hoeveel mensen die gaskamers konden bevatten, is niet bekend, maar de capaciteit van de Krematoria IV en V was geringer dan die van II en III: samen bijna zestienhonderd lijken per 24 uur.
1 R. Höss: (1958), p. 122-23. 2 Bij zijn bezoek aan Birkenau op 17 juli '42 zag Himmler in werking.
XCDe vier nieuwe Kreniatoria werden tussen 22 maart en 25 ]Ulll 43 in gebruik genomen; Bunker I werd toen afgebroken, Bunker II liet men staan en deze gaskamers werden later af en toe nog gebruikt.' Ter gelegenheid van het in werking stellen van Krematorium II waren, aldus een gevangene, "prominente Gäste aus Berlin, hohe Offiziere' (wij nemen aan: SS-officieren) 'und Zivilisten' naar Birkenau gekomen, 'sie waren mit der Leistung sehr zufriedell und /wben fieissig das Guckloch ... benützt.'2
XCTot begin '42 werden de lijken van de vergaste of anderszins om het leven gebrachte personen begraven. In die tijd kwam Himmler evenwel op het denkbeeld, alle sporen van de Endlösung uit te wissen: de massagraven moesten dus blootgelegd en de lijken alsnog verbrand worden. Voor de organisatie van deze actie (code-aanduiding: "Aktion 1005') werd een speciale staf gevormd onder leiding van een ondercommandant van een der Einsatx gruppm, SS-Standartenfiihrer Paul Blobel. Nadien werden bij alle vernietigingskampen uit Joden bestaande Kommandos gevormd die voor het opruimen der lijken moesten zorgen. Op gezette tijden werden die Kommandos geliquideerd. Zo ook in Auschwitz-Birkenau, waar overigens de toegepaste werkwijze (het in de openlucht verbranden van lijken die op een rooster van spoorrails opgestapeld waren) tot levendige ongerustheid bij Höss leidde: 'Bei schlechtem Wetter oder starleem Wind trieb der Verbrennungsgeruch viele Kilometer weit und führte dazu, dass die gans:e unnuohnende Bevolleeiung von del! [uden-Verbrennungen spracli ... Weiterhin erhoi: die Luftabwehr Einspruck gegen die weithin in der Luft sichtbaren náchtlichen Peuer.? Die zichtbare branden in de openlucht vielen weg, toen de nieuwe grote Krenta toria in gebruik genomen waren."
XCHoeveel Joden, uit tal van landen afkomstig, in totaal in Birkenau bij aankomst vergast zijn, is niet precies bekend. Er arriveerden uit ons land omstreeks zestigduizend, maar van hen werd een deel (wij komen er nog op terug) niet onmiddellijk naar de gaskamers gestuurd maar in het kamp ingeschreven. De Duitse justitie schatte dat in Auschwitz-Birkenau in
1 Deze en enkele andere gegevens ontlenen wij aan het overzicht van Ino Arndt en Wolfgang Scheffler: in XXIV, 2 (april I976), p. 2 in: (I962), p. 249. 3 R. Höss: p. I59-60. 4 Toen medio '44 enkelehonderd duizenden Joden uit Hongarije Auschwitz-Birkenau birmengevoerd werden, konden de het werk niet aan en werden weer lijken in de openlucht verbrand.
totaal ver over het miljoen Joden vermoord zijn (Billig, een voorzichtig onderzoeker, meent verder te mogen gaan: twee miljoen) en ca. een-entwintigduizend Zigeuners.
XCDe begrippen 'ver over het miljoen' en 'twee miljoen' tonen al aan, hoe hachelijk het is, tot een totaalcijfer te komen met betrekking tot het aantal Joden die slachtoffer van de Endlosung geworden zijn. Wij namen in onze tekst tot dusver schattingen op, hetzij met betrekking tot door ons genoemd", formaties, hetzij met betrekking tot bepaalde landen of bepaalde kampen, welke wij nu opnieuw weergeven. Einsatzgruppen : meer dan I 000 000; Joegoslavië: 60 000; Stutthof: 35 000; Chelmno: meer dan 152 000 of meer dan 300 000; Belzec: meer dan 600 000; Sobibor: meer dan 250 000; Treblinka: 900 000 of I 200 000 (het totaalcijfer voor Belzee, Sobibor en Treblinka moet met 50 000 verminderd worden: dat waren Zigeuners); Majdanek: 72 000 of 200 000; Auschwitz: veel meer dan I 000 000 of 2 000 000.
XCTelt men deze cijfers op, dan is het totaalmet daarin de lage schattingen verwerkt meer dan 4 OI9 000 en met verwerking van de hoge schattingen meer dan 5 895 000.
XCDaarmee zijn wij er nog niet. Er zijn vele tienduizenden Joden te gronde gegaan in de hier niet genoemde 'officiële' concentratiekampen (men denke slechts aan Mauthausen) en met name ook in het kamp Bergen-Belsen, tenslotte tijdens of als uitvloeisel van de evacuatie-transporten. Evenmin mag vergeten worden dat in de Poolse ghetto's volgens schatting een half miljoen Joden omgekomen is.
XCAl deze cijfers moet men als schattingen zien, waarbij er overigens niet aan getwijfeld behoeft te worden dat zij van de goede orde van grootte zijn. Wie meent dat het aantal Joden die als slachtoffers van de Endlösung gezien moeten worden, stellig meer bedragen heeft dan vier miljoen, gaat in geen geval te ver, maar wie het cijfer zes miljoen verdedigen wil, heeft daar krachtige argumenten voor.
XCHet grootste deel van de werkzaamheden, eerst bij Krematorium I en Bunker I en II, later bij de Krematoria II, III, IV en V, werd (alweer: op straffe van onmiddellijke liquidatie) verricht door een Senderkommando dat grotendeels uit Joodse gevangenen bestond. Ook dit Sonderkommando werd op gezette tijden opgeruimd. Eén Sonderleommando is in opstand gekomen: de zeshonderddrie-en-zestig mannen die op 7 oktober' 44 dienst deden. Wij komen in dit deel op die Sonderleonimandos in het ongehoord zwaar bewaakte kamp terug en de opstand van 7 oktober '44 zullen wij in deel IQ beschrijven. Vermeld zij hier nog dat op 2 november' 44 bevel uit Berlijn kwam, de vergassingen te staken, dat kort nadien met het demonteren van de installaties in de Bunker en Krematoria begonnen werd en dat de lege gebouwen kort voor de aankomst van de Russische troepen (januari' 45) opgeblazen werden.
XCVolledigheidshalve voegen wij aan het voorafgaande toe dat er, behalve in Chelmno, Belzec, Sobibor, Treblinka, Majdanek en Auschwitz-Birkenau, ook, voorzover bekend, gaskamers, zij het vrij kleine, zijn geweest in de concentratiekampen Mauthausen, Sachsenhausen (beide in dit verband al
XC1 R. Höss: Kommandant in Auschwitz, p.
genoemd), Natzweiler, Ravensbrück en Dachau. In deze gaskamers werd, evenals in die van Auschwitz-Birkenau, gebruik gemaakt van Zyklon-B. Daarmee nam men in Mauthausen eind april '42 eerst een proef op ratten. Begin mei '42 begonnen er de vergassingen van gevangenen: eerst van een aantal zieke 'normale' gevangenen, vervolgens van ruim tweehonderd Russische krijgsgevangenen. De laatste vergassing in Mauthausen vond plaats op 28 april I945, vlak voor de bevrijding van het kamp. Het totaal aantal slachtoffers is niet bekend - ook voor Sachsenhausen, Natzweiler en Ravensbrück (Dachau vormt een apart geval) kennen wij die cijfers niet. In Sachsenhausen was de gaskamer als doucheruimte gecamoufleerd; zij werd in '43 in gebruik genomen. In Ravensbrück kwam het pas heellaat tot de bouw van een gaskamer: vermoedelijk in de herfst van '44, maar wellicht pas in de eerste maanden van '45; er zijn enkele aanwijzingen dat ook van deze gaskamer tot enkele dagen voor de bevrijding gebruik gemaakt IS.
XCNu Dachau. In dit kamp werd in de tweede helft van '42 een als doucheruimte gecamoufleerde gaskamer gebouwd, maar deze kamer is, naar het schijnt, louter gebruikt voor het desinfecteren van kleding.
XCIn de gaskamers van Mauthausen, Sachsenhausen, Natzweiier en Ravensbrück werden, voorzover bekend, hoofdzakelijk gevangenen vergast die te ziek en te zwak waren om nog arbeid, hoe licht ook, te verrichten (op een algemene opruimingsactie van dien aard, de actie 14 f 13, komen wij nog terug) - in die karnpen werden dus, evenals in Auschwitz, Z.g. selecties gehouden. De Kommandanturen van de concentratiekampen gingen menigmaal eigener beweging tot dergelijke selecties over, hetgeen, indien in het betrokken kamp een gaskamer aanwezig was, geschieden kon zonder inschakeling van andere instanties (er waren dan bijvoorbeeld geen transporten nodig), maar met name in het Auschwitz-complex vonden dergelijke selecties regelmatig plaats op bevel van het Rejerat IV B 4 van het Reichs sicherheitshauptamt of van het SS- Wirtschajts- und Verwaltungshauptamt; was er bijvoorbeeld gerapporteerd dat er een besmettelijke ziekte uitgebroken was, dan werd gelast, alle gevangenen van de betrokken barakken te vergassen en ook bepaalde Eichmanns afdeling, waaraan regelmatig gerapporteerd werd, hoeveel gedeporteerde Joden (slachtoffers dus van de RSHA transporten) zich in het Auschwitz-complex bevonden, van tijd tot tijd dat enkele duizenden opgeruimd moesten worden. Daarvoor werd dan een vrij willekeurig aantalopgegeven, vijfduizend bijvoorbeeld. De vijfduizend zwaksten werden dan geselecteerd (waren er niet genoeg zieken, dan voegde men er gezonden aan toe), er werden lijsten met hun kampnummers opgesteld en die lijsten werden aan de Politische Abteilung van de
voorgelegd. Daar ging men na of er nununers van politieke gevangenen genoteerd waren; was dat het geval, dan werden, uitgaande van de mogelijkheid dat die gevangenen wellicht nog getuigenis zouden moeten afleggen in een of ander proces, de betrokken nummers niet steeds maar wel als regel van de lijsten der geselecteerden geschrapt; daarop werden dan weer andere gevangenen genoteerd: het getal vijfduizend moest gehaald worden, Befehl ist Befehl. De situatie was dus deze dat Joden (of anderen) die als politieke gevangenen van de Gestapo C.q. Sicherheitspolizei een concentratiekamp binnengebracht waren, heel veel minder gevaar liepen om aan een selectie ten offer te vallen dan diegenen die binnengebracht waren als gedeporteerden van de RSHA-transporten. Zo behoorde tot de veroordeelden van het Geuzen-proces de achttienjarige Joodse scholier Sebil Minco; hij werd ter dood veroordeeld, kreeg gratie, en overleefde zowel Mauthausen als Auschwitz - het dossier waarin zijn doodvonnis vermeld stond, redde hem het leven,
XCWij komen nu tot het tweede aspect dat wij noemden: de eoncentratiekampen als oorden waar op gevangenen medische experimenten uitgevoerd werden. Bij de behandeling van dit aspect zullen wij de voor dit deel geldende tijdgrens overschrijden. Wij komen op die experimenten overigens nog terug omdat het lot van een vrij grote groep uit Nederland afkomstige vrouwen die in Auschwitz slachtoffer werden van sterilisatieproeven, pas in hoofdstuk 7 beschreven zal worden. Enkele meer incidentele gevallen waarin op Nederlanders experimenten uitgevoerd zijn, zullen nu reeds ter sprake komen.
XC'Incidenteel' noemen wij die laatste gevallen louter omdat zij slechts weinig personen betroffen - de experimenten zelf mag men bepaald niet zo aanduiden: zij vormden een integraalonderdeel van het gebruik dat de SS van de concentratiekampen wenste te maken, zulks ter bevordering van de groei en bloei van das Reich. Voor de rechtgeaarde SS' ers en trouwens ook wel voor andere Duitsers sprak het vanzelf dat het geoorloofd was, het Z.g. Untermenschentum dat in de kampen opgesloten zat, te benutten teneinde na te gaan hoe men Duitslands militaire kracht positief kon versterken of hoe men de Duitse militairen, dan wel het Duitse volk als geheel, beter kon beschermen tegen bepaalde ziekten of tegen bepaalde ontberingen of tegen vijandelijke strijdmiddelen dan wel hoe men het herstel van gewonden kon
bevorderen; even geoorloofd werd het geacht, proeven te nemen die, zo werd gehoopt, er toe kondenleiden dat, na een overwinning, het Herrenvolk zich sneller zou kunnen voortplanten en de voortplanting van volkeren waaraan de rol vanlijfeigenen toegedacht was, naar believen beperkt kon worden.
XCDe medische experimenten zijn begonnen in september '39: toen reeds heeft men in Sachsenhausen gevangenen gebruikt om de uitwerking van bepaalde gifgassen na te gaan en de experimenten zijn hier en daar voortgezet tot in de allerlaatste fase van de oorlog. Er is daarbij meer geëxperimenteerd dan men na de oorlog heeft kunnen bewijzen en er zijn ook zonder twijfel meer slachtoffers gevallen dan men later officieel heeft kunnen vaststellen. Het is moeilijk, van dat alles een zinvoloverzicht te geven: er zijn zo veel verschillende experimenten geweest in zo veel verschillende kampen, ja men krijgt uit het geheel van het documentatiemateriaal de indruk dat elke onevenwichtige doordraver die in Duitsland als medicus werkzaam was, zonder moeite, als hij dat wenste, de gelegenheid kreeg, gevangenen als proefkonijnen te gebruiken. Daarvoor was niet meer nodig dan dat hij goede betrekkingen had met Himrnler, of met een lid van Himrnlers Personiicher Stab, of met een wetenschappelijke relatie van de Reichsfiihrer-SS of met het Iustitut fiá weiuwissenschajtliche Zweckforschung der Waffen-SS und Polizei, of met de chef van de afdeling D III (Snnuatswesen ) van het SS- Wirtsclmjts- und Venuoltungshauptamt, dr. Enno Lolling (een morfinist en alcoholicus). Intussen vielen de zes-en-zestig Duitse medici van wie vaststaat dat zij zich persoonlijk aan medische experimenten op gevangenen schuldig gemaakt hebben (Duitsland telde toen ca. negentigduizend praktiserende artsen), zeker niet allen in de kategorie van die onevenwichtige doordravers. Onder hen waren gezaghebbende medische autoriteiten wien het slechts aan twee dingen schortte: normaal medegevoel en een geweten; beter misschien: hun geweten was geperverteerd. Bij hen gold elke activiteit die ten voordele van Duitsland leek te strekken, als 'goed' of althans als moreel toelaatbaar. Op gewetensbezwaren, soms geuit op wetenschappelijke eongressen van medici waar verslag werd gedaan van sommige experimenten, werd steevast door aanwezige gezagsdragers van partij en staat gereageerd met te wijzen op de ontzaglijke beproevingen die de Duitse militairen aan het Oostelijk front doorstonden en op de zware offers die door hen werden gebracht.
XCWij willen nu, een overzicht biedend-, aansluiten bij de algemene doel(I960) en op de gegevens die de International Tracing Service (Arolsen) gepubliceerd
1 Wij baseren ons overzicht hoofdzakelijk op het werk van A. Mitscherlich en F. Mielke:
stellingen van de verschillende experimenten - doelstellingen die wij, terloops overigens, in het voorafgaande al aangaven.
XCWij beginnen dan met experimenten die ten doel hadden, Duitslands militaire kracht positief te versterken.
XCDaarbij valt te denken aan de experimenten met gifgassen die, gelijk al vermeld, in september ' 39 in Sachsenhausen begonnen; zij zijn daar tot april' 45 voortgezet. Diezelfde experimenten zijn in Natzweiier uitgevoerd van oktober' 42 tot september' 44. Hoeveel gevangenen in Sachsenhausen aan de inwerking van de gifgassen blootgesteld werden, is niet bekend; in Natzweiier waren het minstens honderdzeventig. Niet bekend is het aantal doden.
XCOp gevangenen van Sachsenhausen zijn voorts proeven uitgevoerd met nieuwe types handgranaten en met nieuwe types munitie waarvan de mantel met vergif bestreken was. Men moet aannemen dat de technische afdelingen van de Waffen-SS en van het Duitse leger daarbij wilden nagaan of die nieuwe strijdmiddelen effectief waren. In de zomer van '44 zijn twee van die proeven uitgevoerd op tezamen zes gevangenen - alle zes stierven. Van de proeven met in de oorlog te gebruiken vergiften die in Buchenwald plaatsgevonden hebben, kennen wij geen nadere bijzonderheden.
XCWat de tweede groep experimenten (experimenten ter bevordering van de bescherming tegen ziekten) betreft: zij vormen een lange reeks.
XCInminstens vier kampen: Auschwitz, Mauthausen, Natzweiier en Buchenwald, zijn proeven uitgevoerd met nieuwe entstoffen tegen vlektyphus. Nadere bijzonderheden over Auschwitz zijn niet bekend. In Mauthausen zijn in de zomer van '42 meer dan tien gevangenen geïnfecteerd onder wie enkele Nederlandse Joden. In Natzweiler werden bij die proeven in mei '43 vijf-en-twintig Polen geïnfecteerd van wie twee stierven, en in de herfst van '43 werd voor nieuwe proeven een groep van negentig gevangenen uit Auschwitz, 'strafgevallen' van de Wehrmacht en de Waffen-SS, naar Natzweiler overgebracht; de proeven, die tot september Iaa voortgezet werden, kostten aan negen-en-twintig hunner het leven. Meer weten wij van deze proeven in Buchenwald; zij begonnen er in januari '42 en zijn minstens tot in november' 44 voortgezet. Tussen 6 januari en I februari' 42 werden er honderdvijf-en-vijftig gevangenen (allen criminele gevallen) geïnfecteerd. Vast staat dat er in totaal bij zevenhonderdzeven gevangenen vlektyphus opgewekt is; van hen zijn honderdzeven-en-veertig gestorven. Reeksen
XCDer SS-Staat. Das System der deutschen Konxentrationslager (1947), H. Marsalek: Die Gesthichte des Konzentrationslagers Mauthausen, en Sadisenhausen - Dokumente, Aussagen, Forschungsergebnisse und Erlebnisberichte
proeven zijn nog begonnen in augustus '43 en in maart '44 (toen waren de slachtoffers Zigeuners). Er is ook in de maanden april-mei '43 nog een apart onderzoek geweest met betrekking tot een nieuw geneesmiddel tegen vlekryphus ; van de negentig gevangenen die aan dit experiment onderworpen werden, stierven een-en-veertig. Daarenboven zijn in Buchenwald tijdens een lange periode waarvan de precieze duur niet vaststaat, maandelijks drie tot vijf personen met vlektyphus geïnfecteerd teneinde steeds bloed van lijders aan vlektyphus beschikbaar te hebben; deze geïnfecteerden zijn nagenoeg allen gestorven, maar een totaalcijfer der overledenen (dat dus bij het getal 188 opgeteld moet worden) is niet bekend.
XCProeven ter verificatie van het geelzucht-virus zijn genomen in Auschwitz (zomeraj -daarzijn minstens acht Joden geïnfecteerd) en in Buchenwald, Natzweiier en Sachsenhausen, proeven ter bestrijding van typhus, paratyphus en cholera in Buchenwald en Mauthausen, proeven ter bestrijding van tuberculose in Dachau (ruim honderd proefpersonen in '41-'42), Mauthausen (herfst' 44 -begin '45), N euengamme (tweehonderd proefpersonen in '44-' 4 5) en Sachsenhausen, proeven ter bestrijding van difterie, pokken en gele koorts in Buchenwald, proeven ter bestrijding van malaria in Dachau. 'Toen ik', aldus ds. J. Overduin (de gereformeerde predikant uit Arnhem die in februari '42 gearresteerd was wegens zijn deelneming aan het Schoolverzet), 'in 1943 een vijf weken in het Revier' (het kamp-'ziekenhuis') 'was, heb ik nog ontoonbaar uitziende malariapatiënten gezien die dag en nacht kreunden en van het hoofd tot de voeten één zweerderij waren. Daaraan zijn velen bezweken'! - velen van de vermoedelijk meer dan duizend proefpersonen die alleen al voor dit ene experiment gebruikt werden.ê
XCDerde groep: experimenten die de strekking hadden, na te gaan hoe men Duitse militairen (of Duitse zeelieden) beter bestand kon maken tegen extreme omstandigheden.
XCDeze experimenten hebben alle plaatsgevonden in Dachau. In juni '44 zijn daar op veertig uit Buchenwald overgeplaatste Zigeuners middelen beproefd om zeewater drinkbaar te maken (geen doden). Vóórdien, in de periode van februari tot (minstens) juni '42 heeft men er nagegaan hoelang gevangenen bestand waren tegen het inademen van zuurstofarme lucht zoals een jachtpiloot zou moeten doen wanneer hij op grote hoogte zijn toestel zou moeten verlaten. Vóór II mei '42 was daartoe al met meer dan
XC1 J. Overduin: Hel en hemel van Dachau (z.j.), p. 137. 2 Het is mogelijk dat Over
tweehonderd personen geëxperimenteerd: Polen, Russen en ter dood veroordeelde gevangenen. Nadien zijn nog eens tien personen aan de proeven onderworpen: beroepsmisdadigers en Joden die 'rassenschande' bedreven zouden hebben. Al deze proeven (een ervan is door Himmler gadegeslagen) hadden tot in de tweede helft van mei '42 al zeventig tot tachtig mensenlevens gevergd.
XCTenslotte zijn van IS augustus' 42 tot in mei' 43 proeven genomen waarbij nagegaan werd hoe men gevangenen die een tijdlang in ijskoud water gedompeld waren of die bij vorst urenlang' s nachts in de openlucht hadden moeten staan waarbij koud water over hen uitgestort werd (zij werden dus ijsklompen), zo snelmogelijk door verwarming weer een normale lichaamstemperatuur kon geven; een van de middelen tot verwarming die daarbij toegepast werd, bestond hieruit dat het bewusteloze slachtoffer tussen twee naakte vrouwen gelegd werd - voor dat doel waren (dat was een denkbeeld van Himrnler geweest) uit Ravensbrück vier prostituées naar Dachau overgeplaatst. Aan dit onderkoelings-experirnent zijn bijna driehonderd gevangenen onderworpen; van hen heb ben tachtig tot negentig er het leven bij gelaten.
XCWat de vierde groep betreft (experimentenmet betrekking tot vijandelijke strijdmiddelen): in Auschwitz, Buchenwald en Sachsenhausen heeft men gevangenen blootgesteld aan de uitwerking van Geallieerde brandbommen waarna nagegaan werd of een nieuwe zalf de genezing bevorderde.
XCVijfde groep: experimenten die, als zij slaagden, het herstel van gewonden zouden bevorderen.
XCEr zijn in Ravensbrück van de herfst van '42 tot in de lente van' 43 experimenten uitgevoerd op het gebied van beentransplantatie (zij hebben enkele mensenlevens geëist) en, in een onbekende periode, op het gebied van zenuwen spierregeneratie. In Ravensbrück zijn verder, nadat Heydrich kort na. de op hem gepleegde aanslag (27 mei' 42) aan wondkoorts overleden was, proeven genomen met sulfonamide: bij zestig Poolse vrouwen werden grote etterende wonden opgewekt die men met sulfonamide (Heydrich was er mee behandeld maar dat had niet gebaat) trachtte te genezen; vijf vrouwen stierven.
XCGrote abcessen heeft men ook opgewekt bij gevangenen in Auschwitz (minstens dertig proefpersonen), Sachsenhausen en Dachau. In laatstgenoemd kamp vonden die proeven plaats in de periode '42-'43. Eerst werden die abcessen bij tien Duitsers opgewerkt (zeven stierven), vervolgens bij een groot aantal geestelijken en monniken van allerlei nationaliteit. Vast staat dat hierbij tot 29 augustus '42 met veertig geestelijken en monniken geexperimenteerd is; van hen zijn twaalf bezweken. Overduin heeft die proefpersonen gezien: 'patiënten, die niet meer zitten, liggen of staan konden 7
vanwege de gaten in het lichaam en die ortdragelijke pijn leden." Een van die patiënten was ds. J. W. Tunderman, gereformeerd predikant in Helpman bij Groningen, in januari' 42 gearresteerd wegens zijn verzetshouding. Hij werd in november '42 samen met negen-en-dertig Poolse priesters geinfecteerd en bezweek als gevolg van het experiment, 'gedurende de ziekte en na het overlijden werdcri zes foto's gemaakt, gedeeltelijk in kleur.'2
XCVermeld zij nog in dit verband dat in Sachsenhausen en Buchenwald aan gevangenen bloed afgetapt is dat voor bloedtransfusies aan militairen bestemd was.
XCGroep zes: experimenten ter mogelijke versnelling van de voortplanting.
XCOp dit gebied is, voorzover bekend, geëxperimenteerd in Mauthausen, Buchenwald en Auschwitz. In Mauthausen zijn in de herfst van '41 bij elf gevangenen de teelballen weggenomen, waarna hun hormoon-preparaten toegediend werden. In Buchenwald heeft men nagegaan of mannelijke homosexuelen na de inplanting van klieren of na toediening van synthetische hormonen hun homosexuele geaardheid verloren. In het Auschwitz-complex tenslotte, namelijk in Birkenau, heeft de SS-arts dr. Josef Mengele in de periode '42-'44 getracht, de factoren te ontdekken die er toe leiden dat of tweelingen of dwergen ter wereld komen. Kennelijk was het Mengele' s wens dat het Herrenvolk zo veel mogelijk tweelingen en zo weinig mogelijk dwergen zou voortbrengen. I-Iij droeg er dus zorg voor dat alle of althans vele tweelingen en dwergen die in Auschwitz-Birkenau aankwamen, aan hem. overgedragen werden. 'Dwarfs', aldus zijn Roemeense medische assistente, de Joodse gevangene Olga Lengyel, 'were dr. Mengele' s greatest passion ... The day he discovered a fa/llily of five dwarfs in a transport he was beside himself with joy.'3 Met die tweelingen en dwergen ging Mengele experimenteren in een aparte barak die van '43 af in het Zigeunerlager lag (het kampgedeelte waar de Zigeuners opgesloten waren). Hij voerde lumbaalpuncties uit, tapte bloed af, ging tot bloedtransfusies over, kortom: deed met hen wat hij wenste zonder zich om de gevolgen te bekommeren. Waren alle proeven genomen die hij in de geest had en waren van de betrokken tweelingen en dwergen de schedels, oorschelpen, neuzen, monden, handen en voeten door een Praagse schilderes zorgvuldig getekend, dan werden zij naar de gaskamer gevoerd; hun lijken werden dan weer aan hem ter beschikking gesteld enJ.JJ.7
1 Overduin: P: 138. 2 H. Spier: in (z.j.), p.22. 3 Olga Lengyel: (1947), p. 174.
wat hij met zijn 'onderzoekingen' niet gevonden had, trachtte hij te vinden bij de sectie. Daarbij was er op toegezien dat tweelingen steeds tegelijk vergast waren. 'Als laborante rechtstreeks onder Mengele werkend, heb ik', aldus de Nederlands-Icodse arts drs. M. Stoppelman, die in juni '44 Birkenau binnengevoerd was,
XC'dikwijls moeten vaststellen dat MengeIe de materie in het geheel niet beheerste en als een slecht arts moest worden beschouwd. Niet alleen had hij slechts een zeer oppervlakkige vakkennis, maar bovendien was elk verantwoordelijkheidsgevoel hem vreemd. Een mensenleven betekende voor deze man niets, het was nog minder waard dan dat van een proefkonijn."
XCOvereenkomstige geheimen als Mengele trachtte, schijnt het, een Duitse hoogleraar van de Universiteit van Straatsburg (de Elzas was in '40 door Hitler geannexeerd) op het spoor te komen: deze fanaticus wenste de stoffelijke overschotten van Joden, speciaal van Joodse politieke commissarissen van het Rode Leger, te onderzoeken en de verzamelingen van zijn universiteit uit te breiden met een collectie van hun skeletten. Om hem van dienst te zijn werden in juni '43 honderdnegen Joden, vier Russen en twee Polen uit Auschwitz naar Natzweiler overgebracht; toen Natzweiier in september '44 ontruimd werd, waren van die honderdvijftien personen omstreeks zes-entachtig in dat kamp vergast. De stoffelijke overschotten waren naar Straatsburg vervoerd.
XCGroep zeven: experimenten om methoden te ontdekken die gemakkelijk bij massale sterilisaties toegepast konden worden.
XCDeze experimenten vonden plaats in Ravensbrück en in Auschwitz. In beide kampen werden, vermoedelijk van begin '43 af, bij mannen Goden, Polen en Zigeuners) de teelballen blootgesteld aan Röntgenstralen, gevolgd door de amputatie van een of beide teelballen (die werden dan onderzocht); bij vrouwen werden de eierstokken bestraald. Voorts vond in beide karnpen bij vrouwen een inspuiting van de baarmoeder plaats. Hoeveel honderden mannelijke en vrouwelijke gevangenen in totaal aan deze laatste proeven onderworpen zijn, is evenmin bekend als het aantal dodelijke slachtoffers.
XCWij voegen ter afsluiting een gedeelte toe uit het verhoor van de SS Lagerarzt van Sachsenhausen, Baumkötter, voor een Russisch militair tribunaal:
XC'Aanklager: 'Warden Experintente mit Zyankali durchgifiihrt?'
XCBaumkörter: 'Jawohl. Es war Ende 1944 oderAl1jal1g 1945, als der Sanitätslnspektor der KZ-Lager, SS-Standartel1jührer Loliing, ins Lager kam. Vcrher war aucli ein Häfiling zu einem besonderen Versuch ausgesueht worden. lel: musste mit dem Sanitëtsche] zum Krematorium gehen. AuI dem Weg zog Lolling aus seinem Feuerzeuo eine kleine AmP:tlle, / cm Inhalt, diese wurde dem H~(tling in den Mund gelegt, und er musste zubeissen,
XCAanklager: 'Naeh welciter Zeit trat der Tod ein?'
XCBaumkötter: 'Jeh steIlteJest, dass der Tod bereits naeh 15 Sekunden eingetreten war.'
XCAanklager: 'z« welchem Zweck wurde dieses Experiment überhaupt durchgiführt? Die Einwirkung von Zyankali atif den menschlichen Organismus ist doch längst bekannt?'
XCBaumkötter: 'Mit diesem Experiment solite nurfestsgetellt werden, in welcher Zeit die eil1gegebene Dosis auf den Menschen tödlich wirkt. Wie ieh weiss, wurde dieses[ür Zeitgeschichte) Studien xur Geschichte der Konxerurationslager
1 (I970), P·38.
Experiment atif Bifehl Pohls durchgifiihrt, um ein Mittel zu finden, welches den hohen SS-Führern nach.dem FehZschlagdieses Krieges es ermögZichensollte, sicli schmerzlos und in kürzester Zeit ihrer Verantwortunç zu entziehen.?
XCRimmler heeft op 23 mei' 45, ruim twee weken na Duitslands capitulatie, van dit middel gebruik gemaakt.
XCTen overstaan van een Amerikaans militair gerechtshof is enkele jaren na de oorlog aangetoond dat op zijn minst ca. tweeduizend gevangenen onderworpen zijn aan medische experimenten. Het vonnis van het hofhad evenwel slechts betrekking op een deel van de experimenten die wij in ons overzicht vermeldden. Vanhet geheel van die experimenten zijn veel meer dan tweeduizend gevangenen het slachtoffer geweest. Aan de International Tracing Service te Arolsen (de internationale dienst bij welke alle persoonsgegevens inzake gevangenen van het Derde Rijk gecentraliseerd zijn) waren in '73 in totaal 86 verschillende experimenten bekend, maar omtrent 27 daarvan ontbraken alle nadere gegevens; die waren wèl bekend omtrent de resterende 59 maar slechts van 40 van die 59 experimenten wist de International Tracing Service hoeveel gevangenen als proefpersoon gefungeerd hadden: ruim zevenduizend (het kunnen ook bijna achtduizend geweest zijn).
XCUit een oogpunt van medische ethiek zijn, zoals het Amerikaanse hof terecht geconstateerd heeft, alle vermelde medische experimenten volstrekt ontoelaatbaar geweest, principieel al op grond van het feit dat aan de gevangenen in nagenoeg alle gevallen eenvoudig gelast werd, zich aan experimenten te onderwerpen, waarbij de verpletterende druk die in de coneentratiekampen uitgeoefend werd, op de achtergrond stond. Bovendien zijn de experimenten als regel uitgevoerd op een wijze die eveneens spotte met de voorschriften van de medische ethiek, vaak ook met de regels van deugdelijk medisch onderzoek. Er is slechts één experiment geweest (de veertig Zigeuners die zout water moesten drinken waaraan middelen toegevoegd waren in de verwachting dat het dan drinkbaar zou worden) waarvan men zeggen kan dat het voor de proefpersonen geen ernstige kwelling betekend en ook geen schadelijke gevolgen gehad heeft. Alle overige experimenten waren zowel
1 p. 48-49.
kwellend als schadelijk, menigmaalook dodelijk. Bij veel gevangenen hebben zij geleid tot blijvende verminking naar lichaam of geest (dan wel naar lichaam èn geest). Niet aileen evenwel voor de slachtoffers zijn de experimenten een kwelling, menigmaal zelfs een ondragelijke marteling geweest, maar ook voor talloze andere gevangenen vormden zij een beproeving. Zeker, de experimenten werden als regel uitgevoerd in de beslotenheid van aparte ruimten waar de slachtoffers strikt geïsoleerd waren, maar vele gevangenen wisten en andere vermoedden dat er proeven genomen werden op levende mensen. Men vreesde dat het verre van denkbeeldig was dat men zelf vroeg of laat nog eens het botte bevel zou krijgen, zich aan zulk een proef te onderwerpen. Afgezien daarvan: de mentaliteit die uit die proeven sprak, was er een van koele, berekenende meedogenloosheid, van een onaantastbaar superioriteitsbesef van een peilloze minachting jegens de medemens. Zou uit diezelfde geestesgesteldheid niet voortvloeien dat de SS' ers, als de oorlog slecht voor Duitsland afliep, er zorg voor zouden dragen dat geen enkele getuige van hun misdaden in leven zou blijven?
XCNu wij de functie der concentratiekampen als oorden van massale executies en van medische experimenten beschrevenhebben, willen wij er toe overgaan, de algemene ontwikkeling dier kampen tijdens de tweede wereldoorlog te schetsen.
XCMen kan hier drie fasen in onderscheiden.
XCDe eerste fase (van het begin van de oorlog tot de jaarwisseling '42-'43) werd gekarakteriseerd door de woorden die Reichsjustizminister Thierack na zijn bespreking met Himmler op 18 september '42 gebruikte teneinde de bedoeling aan te geven waarmee 'asocialen' en anderen die hij aan de Gestapo zou uitleveren, naar de concentratiekampen overgebracht zouden worden: 'Vernichtung durch Arbeit'.
XCDe tweede fase (van begin '43 tot eind '44) vloeide voort uit het feit dat Rimmler en zijn naaste medewerkers zich waren gaanrealiseren dat de arbeidskrachten die in de concentratiekampen te gronde gingen, eigenlijkin de Duitse inspanning niet gemist konden worden, 'als Rohstoff', zoals Rimmler in Posen zo tekenend zei. Uit dat besef vloeiden enkele beperkteverzachtingen van het regime in de kampen voort; ook werden de gevangenen in versterkte mate tewerkgesteld, hetzij in nieuwe bedrijven die in de karnpen opgericht werden, hetzij in bestaande of nieuwe bedrijven buiten de kampen. Die inte
gratie in de Duitse oorlogseconomie heeft in sommige kampen het lot der gevangenen iets minder ondragelijk gemaakt, anderzijds heeft zij ook weer duizenden nieuwe slachtoffers geëist, bijvoorbeeld doordat de aanleg, van eind' 43 af, van grote onderaardse werkplaatsen in de Harz en elders, waar de V-z's geassembleerd zouden worden, grote groepen gevangenen heeft doen bezwijken.
XCDe derde fase (van eind' 44 tot april-mei' 45) was de fase van Duitslands ineenstorting: een fase waarin het gehele Duitse productie-apparaat meer enmeer met horten en stoten ging functioneren, waarin vooral het transport vaak spaak liep en waarin dus de bevoorrading op allerlei terreinen ging haperen - de gevangenen (elk concentratiekamp had per slot een zekere hoeveelheid levensmiddelen nodig) werden er de eerste slachtoffers van. Bovendien was dat de fasewaarin uit elk gebied dat verloren dreigde te gaan, de gevangenen per trein of (later) te voet afgevoerd werden. Die evacuatietransporten begonnen in de zomer van '44 uit het (:)ostelijk deel van het Generalgouvernement en zij zijn tot in de eerste dagen van mei '45 voortgezet. Zij hebben een buitensporig groot aantal mensenlevens geëist: gevangenen die, verzwakt als zij waren, van honger, dorst en koude omkwamen of die door de hen begeleidende SS'ers met nekschoten afgemaakt werden.
XCWij zullen die derde fase in dit deelniet beschrijven (zij valt in de periode die wij in deel Ia behandelen), maar in een aantal van de statistischegegevens die straks vermeld worden, zullen wij de derde fase wèl insluiten.
XCwel te verstaan: de ontwikkeling die wij nu gaan schetsen, betreft het concentratiekampen-systeem als geheel. Dat zal als het ware van de buitenkant bezien worden. Wat, afgezien van hetgeen wij reeds beschreven, in de karnpen geschiedde en hoe de gevangenen, onder hen vele duizenden Nederlanders, op hun beproevingen reageerden, komt pas later in dit deel aan de orde.
XCToen de oorlog in september' 39 begon, waren er, gelijk eerder opgemerkt, in Duitsland zes 'officiële' concentratiekampen, d.w.z. karnpen van de SS die onder Eicke's Inspektion der Kottzentrationslager ressorteerden: Dachau, Sachsenhausen (met de Aussenleommandos Neuengamme en Gross-Rosen), Buchenwald, Mauthausen, Flossenbürg en Ravensbnick. In die kampen bevonden zich toen ca. twintigduizend gevangenen, van wie meer dan de
telden toen ongeveer zevenduizendvierhonderd man en elk kamp had daarenboven gemiddeld een staf van honderd S'S'ess.
XCWanneer wij nu van 'officiële' concentratiekarnpen spreken, houdt dat een vingerwijzing in: er zijn ook 'onofficiële' geweest, in die zin dat de Inspektion der Konzentrationslager er niets mee te maken had. Zo is er, wij herhalen het, in ons land maar één concentratiekamp geweest dat onder die Inspektion viel: V ught. Beperken wij nu om goede redenen onze schets van de ontwikkeling der concentratiekampen in oorlogstijd tot de 'officiële' kampen, dan dient bedacht te worden dat óók in de niet onder de Inspektion ressorterende kampen korte of lange tijd talloze Nederlanders gevangen hebben gezeten. Afgezien nog van de kampen voor krijgsgevangenen en gijzelaars, afgezien ook van de [udendurchgangslager Westerbork en V ught, waren er in ons land de karnpen Schoorl, Amersfoort en Ommen. De ca. achthonderd gevangenen van de Nederlandse justitie die medio augustus '42 naar Heerte bij W olfenbüttel overgebracht werden, kwamen daar in een kamp terecht dat even slecht was als een 'officieel' concentratiekamp: in vijf maanden stierven er van die achthonderd gevangenen tweehonderdtachtig. Men vergete ook de Arbeitserziehungslager niet: strafkampen voor arbeiders die van onwilligheid hadden doen blijken of daarvan beticht waren, Wij haalden in ons vorige deel al de brief aan waarin Heydrichs opvolger Kaltenbrunner in mei '44 schreef dat de arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden in die Arbeitserziehungslager' im allgemeinen' (het gold dus nietvoor al die kampen) 'härter sind als in einem Konzentrationslager.? Daaraan voegden wij toe:
XC'Men werd er kaalgeschoren, kreeg gevangeniskleding aan, moest er buitensporig hard en lang werken, werd er vaak dagelijks mishandeld en leed bittere honger - om eetbaar straatafval werd gevochten, er waren gevangenen die, ter aanvulling van hun rantsoen, muizen trachtten te vangen. De bewakers in die Arbeitserziehungslager waren vaak Duitsers die wegens commune delicten veroordeeld waren.'
XCIn die Arbeitserziehungslager (niet bekend is, hoeveel Nederlanders daar van uitputting stierven of doodgeslagen werden) werd men van mei '41 af (toen werden die karnpen op initiatief van Himmler opgericht) acht weken vastgehouden en toen werd ook bepaald dat men uit zulk een kamp rechtstreeks naar een 'officieel' concentratiekamp overgebracht kon worden.in
1 Aangehaald in (RvO) B. A. Sijes: (1966), p. 493.
XCEn laat ons tenslotte memoreren (wij komen er in deel IQ op terug) dat duizenden Nederlanders die in de laatste maanden van '44 bij de grote Wehrmacht-razzia's in de Nederlandse steden gegrepen waren, ook al in kampen belandden waarvan één zo slecht was, het kamp Rees, dat velen er bezweken zijn.
XCWat wij bedoelen is dit: een schets van de ontwikkeling der 'officiële' concentratiekampen heeft slechts betrekking op een deel van de historische werkelijkheid, zij het, zou men kunnen zeggen, op het meest wezenlijke, op het kenmerkende deelkenmerkend voor das Reich: hoe het was en hoe het (volgens zijn machthebbers) moest blijven.
XCKort na het begin van de tweede wereldoorlog werd het oudste 'officiële' kamp, Dachau, tijdelijk ontruimd: de gevangenen werden naar Buchenwald, Mauthausen en Flossenbürg overgebracht en Dachau werd in gebruik genomen als plaats waar de manschappen van een deel van de SS-Totenkopf Standarten werden gelegerd om, samen met andere recruten, voorbereid te worden op de militaire inzet. Hier kwam de eerste divisie van de Waffen-SS, de SS-Totenkopf-Division, tot stand, Eicke, tot dan toe Inspekteur der Kon zentrationslager, werd er de commandant van; hij werd als Inspekteur der Koneentrationslager opgevolgd door SS-Oberführer (later Brigade-, nog later Gntppenführer) Richard Glücks.l
XCHet aantal 'officiële' concentratiekampen breidde zich geleidelijk uit. Begin '40 werd Auschwitz I opgericht en in dat jaar werd Neuengamme zelfstandig gemaakt. In '4I kreeg, in de lente, Gross-Rosen de status van een zelfstandig kamp en werd, in de zomer, een nieuw concentratiekamp in de (gelijk reeds vermeld: door Duitsland geannexeerde) Elzas in gebruik genomen: Natzweiier; in de Ostmark (Oostenrijk) tenslotte kwam, niet ver van Mauthausen, een omvangrijk nevenkamp tot stand: Gusen. Er bestond toen ook al, namelijk sinds september '39, een groot concentratiekamp bij Danzig: Stutthof (wij noemden het al), maar dat werd door de Höhere SS und Polizeiführer in wiens gezagsgebied het viel, als zijn particulier domein beschouwd en het duurde bijna anderhalf jaar voor Himmler er in geslaagdSS-Totenkopf-Division tegen België en Frankrijk en werd injuni '41 tegen de Sowjet-Unie ingezet; Eicke
1 De heeft in mei-juni deelgenomen aan de veldtocht
XCDe conceniratiekampen van de SS tijdens de tweede wereldoorlog
XCwas, aan de onafhankelijke positie van Stutthof (dat toen ca. vijf-en-twintigduizend gevangenen telde) een einde te maken.
XCHet is niet onze bedoeling, hier alle overige 'officiële' concentratiekampen die in '41-'44 opgericht werden, met name te noemen. In het formele vlak willen wij opmerken dat deze kampen in het Generalgouvernement en in de bezette delen van de Sowjet-Unie niet rechtstreeks onder het SS- Wirtschajts und Verwaltungshauptamt ressorteerden maar onder een vertegenwoordiger van dat Hauptamt bij de betrokken Höhere SS und Polizeiführer (die er dus greep op hield)," in het materiële vlak dat er begin '44 in totaal zo 'officiële' concentratiekampen bestonden. Ook daarvan hadden verscheidene, gelijk Stutthof, al als concentratiekamp gefungeerd, voor zij onder het SS Wirt schafts- und Verwaltungshauptamt geplaatst werden, Met het kamp Majdanek was dat laatste bijvoorbeeld pas in februari' 43 het geval.
1 Vught ressorteerde wèl rechtstreeks onder dat in dat opzicht werd Nederland als enige van alle bezette landen behandeld alsofhet reeds in Duitsland was opgegaan.
XCVerscheidene concentratiekampen hadden van een vroeg stadium af Z.g. Aussenkommandos gekend: tot het 'hoofdkamp' behorende nevenkampen, waar gevangenen voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden ondergebracht waren. Naarmate die gevangeneningroter aantallen ter beschikking gesteld werden hetzij van de SS-bedrijven, hetzij van het overige Duitse bedrijfsleven, kwamen er meer van die Aussenleommandos, die ook wel als Nebenlager, Zweiglager, Aussenlager of Arbeitslager aangeduid werden; hoewel die aanduidingen eigenlijk toepasselijker zijn, willen wij voor die neven- of sub-karnpen de term aanhouden die het veelvuldigst in de litteratuur gebruikt is: Aussenleommandos. Het Auschwitz-complex had er tenslotte 43 (wij tellen daarbij Monowitz niet mee) en van die 43 bevond zich één op honderden kilometers afstand: in Brno (Brunn) in Tsjechoslowakije.' Bij Neuengamme behoorden eind '44 63 Aussenkommandos, bij Buchenwald 105, bij Dachau zelfs ca. 135, van welke II uitsluitend vrouwelijke gevangenen telden. Ravensbri.ick had toen zijn functie als exclusief Prauenleonzentrations lager allang verloren - in de vroege lente van '41 was naast het vrouwenkamp Ravensbrûck" een malmenkamp opgericht waar tot het einde van de oorlog meer dan twintigduizend mannelijke gevangenen ingeschreven zijn; de meesten hunner waren in Aussenleommandos ondergebracht. Eind '44 ressorteerden in totaalonder de 'officiële' concentratiekampen (doordat de Duitsers zich uit grote gebieden hadden moeten terugtrekken, waren er toennog maar IS) meer dan 500 Aussenhommandos (er zijn in totaal meer dan 900 Aussenkommandos geweest). Tot die IS kampen behoorde ook een belangrijk nieuw kamp: Mittelbau, het grote complex in de Harz waar de V-2's geassembleerd werden; het was aanvankelijk een Aussenkommando Vall Buchenwald geweest. In de litteratuur heet het kamp Mittelbau als regel 'Dora' - wij zullen die benaming aanhouden. Een zelfstandig kamp werd Dora pas in oktober '«. Wij kwamen dit soort afsplitsingen al eerder tegen: Neuengamme en Gross-Rosen waren oorspronkelijk Aussenleommandos van Sachsenhausen - er waren overigens, voorzover bekend, geen vaste regels waaruit voortvloeide dat een Aussenhommando op een bepaald moment een zelfstandig Konxentrationslager werd.Van Auschwitz uit werdjulihet Konzentrations/ager Warschau opgericht. De gevangenen hadden als exclusievetaak de ruïnes van het ghetto van Warschau op te ruimen die na de opstand (april-meiovergebleven waren. In hetWarschau waren in de zomer vannog vijfduizend gevangenen aanwezig.Er zijn in Ravensbri.icktotaal ca. honderdvijftienduizend vrouwelijke gevangenen ingeschreven; dertienduizend van augustustot en met julinegenduizend van augustustot en met julizes-en-dertigduizend van augustustot en met juli'zeven-en-vijftigduizendvan augustus'tot en met april'
1 in '43 '43) KL '44 2 in '39 '42, '42 '43, ,43 44, 44 45.
XCWat de bij de kampen ingedeelde SS'ers betreft, moet men onderscheid maken tussen de staven van de kampen, de leden dus van de Duitse kamphiërarchie, en de bewakingseenheden. Tot het einde van de oorlog toe bleven de staven uit SS'ers bestaan, maar de bewakingseenheden kregen geleidelijk een andere samenstelling. Zij telden in april' 45 nog ca. dertigduizend man (in september '39 waren het zevenduizendvierhonderd geweest, eind '44 ca. vijf-en-dertigduizend), maar onder hen bevonden zich toen nog maar zesduizend 'echte', d.w.z. uit de Totenleopj-Standarten afkomstige SS'ers. Van '42 af waren die 'echte', veelal jeugdige SS'ers in toenemende mate naar de Waffen-SS overgeheveld, in de bewakingseenheden waren zij vervangen door oudere leden van de Allgemeine SS of van de SA, door mannen van de Ordnungspolizei, door gewonde of herst ellen de Waffen-SS' ers, door Volksduitsers (hoofdzakelijk uit Zuidoost-Europa), door Duitse oudstrijders uit de eerste wereldoorlog, vooralleden van een nationalistische organisatie van die oudstrijders, de Kyffhäuserbund, en van de zomer van' 44 af ook wel door militairen van het Duitse leger en van de Duitse luchtmacht die door verwondingen of om andere redenen voor de militaire dienst niet langer geschikt waren. Afgezien van die Volksduitsers werdcri evenwel ook andere niet-Duitsers onder de bewakers opgenomen, bijvoorbeeld Litauers en Oekraïners (en in ons land Nederlanders). De bewakingseenheden van Dachau bestonden van' 43 af voor 80% uit leden van de K yjJhäuserbund en voor 20% uit leden van de SA en de Allgemeine SS, in Gross-Rosen bestond de helft van die eenheden uit Volksduitsers en Litauers, de andere helft uit Rijksduitsers, gedeeltelijk weer leden van de Allgemeine SS.
XCIn de kampen die wij noemden, was vooral door de groei van het aantal Aussenleommandos het aantal bewakers uitgebreid - zo ook in andere. De cijfers voor Mauthausen zijn bewaard gebleven: ruim negenhonderd bewakers eind '41, bijna dertienhonderd eind '42, ruim tweeduizend eind '43, bijna zesduizend eind' 44. Het Auschwitz-complex telde in juni '43 bijna tweeduizend bewakers, eind' 43 ca. vijf-en-rwintighonderd, april' 44 bijna drieduizend. Op 8 september' 44 wist de uit politieke gevangenen bestaande verzetsgroep die in het complex ontstaan was, gegevens naar buiten te smokkelen die bewaardgebleven zijn, en blijkens deze bestonden op die datum de bewakingseenheden van Auschwitz I uit elfhonderdnegentien 'SS'ers', die van Auschwitz II (Birkenau) uit negenhonderdacht en die van Auschwitz III (Monowitz) uit dertienhonderdvijftien. Tot die ruim drie-endertighonderd 'ss-« behoorden ca. duizend die uit de Wehrmacht afkomstig waren, en de resterende ruim drie-en-twintighonderd waren hoofdzakelijk Volksduitsers (velen van dezen konden nauwelijks Duits spreken) die, evenals die Wehrmacht-militairen en trouwens ook de leden van de
andere formaties die wij noemden (de Kyffhäuserbund, de SA), administratief bij de SS waren ingedeeld: formeel behoorden de Z.g. Wachsturmbanne namelijk sinds begin' 41 tot de Waffen-SS.
XCDe 'verwatering' van de bewakingseenheden heeft zich aileen in Dora niet voorgedaan - wij nemen aan dat dit te maken heeft gehad met het strikt geheime karakter van het werk dat in dit kampcomplex verricht werd.
XCNaast mannelijke SS'ers (kamp-SS'ers en leden van de bewakingseenheden) waren er ook vrouwelijke: de SS-Aufseherinnen die dienst deden in het vrouwenkamp Ravensbrück of in gedeelten van andere kampen dan wel in Aussenkommandos waar zich vrouwen bevonden. Een deel van hen bestond uit vrijwilligsters, maar van '43 af werden meer en meer ongehuwde vrouwen door de Arbeitsámter tot werk in de kampen verplicht en ook kwam het toen wel voor dat arbeidsters uit de Duitse fabrieken zich als SS-Aufseherin gingen aanmelden omdat zij in die functie in niet onaanzienlijke mate beter betaald werden. De meesten van die SS-Aufseherilmen kregen eerst een opleiding in Ravensbrück (daar zijn van november '42 af ca. vijf-en-dertighonderd opgeleid) - aan één van die Aujseherinnen vroeg een Nederlandse gevangene eens wat zij bij haar opleiding geleerd had; het antwoord was: 'Brüllen'.l
XCWat de SS-staven van de concentratiekampen betreft: de zeshonderd SS'ers uit september '39 zijn vermoedelijk tot ongeveer vijfduizend aangegroeid. De Kommandanturstab van een 'groet' concentratiekamp bestond als regeluit enkele honderden SS' ers. Eind' 43 telde de staf van het Auschwitz-complex er ca. vijfhonderd, eind '44 die van Mauthausen er tweehonderdzestig. In alle kampen en Aussenleommandos bijeen bevonden zich toen ca. zevenhonderdvijftigduizend gevangenen en men schat dat de kampstaven eind' 44 ca. vijfduizend SS' ers telden en de bewakingseenheden, gelijk reeds vermeld, ca. vijf-en-dertigduizend. Anders gezegd: er was één lid van de kampstaf op elke honderdvijftig gevangenen (die verhouding onderstreept hoe noodzakelijk het voor de SS was, een groot deel van de inwendige organisatie der kampen aan de gevangenen-zelf over te laten) en één bewaker op elke ruim twintig gevangenen. Die bewaker was gewapend, de gevangenen, als regel opgesloten in een kamp dat geïsoleerd was met aile middelen waarover de toenmalige techniek beschikte, waren weerloos.Venster
1 A. Siegenbeek van Heukelom: 'Zeven maanden in Duitse concentratiekampen', (Londen) I, 6, p. II3.
XCWij komen nu tot de gevangenen der 'officiële' concentratiekampen.
XCEerder gaven wij weer dat er bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog ca. twintigduizend gevangenen waren, van wie meer dan de helft tot de 'asocialen' behoorde. De politieke gevangenen vormden dus slechts een minderheid, want, zo men al de Jehova's Getuigen als een verwante groep kan zien (ook zij waren als ideologische tegenstanders van het Derde Rijk gearresteerd), dat gold niet voor de (naast de 'asocialen') in de karnpen ondergebrachte homosexuelen, misdadigers, Joodse 'remigranten' en andere Joden; veel van die andere Joden waren opgesloten omdat zij 'rassenschande' bedreven zouden hebben.
XCAl in de laatste maanden van '39 nam het aantal Duitse politieke gevangenen toe: talrijke communisten en socialisten die tevoren een periode in concentratiekampen doorgebracht hadden, onder hen ook diegenen aan wie ter gelegenheid van Hiders vijftigste verjaardag (20 april '39) gratie verleend was, werden opnieuw gearresteerd en nu voor onbepaalde tijd opgesloten. Spoedig kwamen daar Tsjechoslowaken bij en vooral Polen. Alleen al in Dachau werden tussen februari '40 (toen verdween de SS-Toten kopf-Division en werd het kamp als concentratiekamp heropend) en oktober ,40 omstreeks twintigduizend Polen ingeschreven. Geen land werd door de Wehrmacht onder de voet gelopen of er kwamen spoedig burgers uit dat land in de 'officiële' concentratiekampen terecht en dan niet alleen burgers die de betrokken nationaliteit hadden, maar ook personen van andere nationaliteit. Van die laatsten werd een grote groep gevormd door de vluchtelingen uit republikeins Spanje die in '39 Frankrijk binnengekomen waren; ca. tweehonderdduizend hunner bevonden zich in mei-juni '40 in Franse interneringskampen, maar enkele duizenden mannen waren toegetreden tot een hulpdienst van het Franse leger, de Formation des Travailleurs Étrangers. De leden van die hulpdienst werden aanvankelijk als krijgsgevangenen beschouwd, maar in de eerste helft van' 41 werden zij, tezamen met enkele duizenden geïnterneerden, onder wie vrouwen en kinderen, naar verschillende concentratiekampen overgebracht. Ca. achtduizend Spanjaarden, mannen en jongens van twaalf jaar af, kwamen in Mauthausen terecht (van die achtduizend zijn slechts zestienhonderd in leven gebleven), de vrouwen, de jongens beneden de twaalf jaar en de meisjes werden in hoofdzaak naar Ravensbrück gestuurd.
XCWat de Duitse gevangenen betreft: afgezien van de al genoemde communisten en socialisten, werden van september '39 af ook willekeurige Joden, nieuwe groepen homosexuelen, Jehova's Getuigen,
vooralook 'asocialen' en misdadigers in de concentratiekampen opgesloten.
XCTen aanzien van het aantal homosexuelen merken wij op dat geen nauwkeurige gegevens beschikbaar zijn. Het lijkt niet uitgesloten dat in totaal minstens vele duizenden Duitse mannen en jongens op grond van de beschuldiging: ge zijt homosexueel, in de concentratiekampen beland zijn-, en er zijn aanwijzingen dat die beschuldigingen in sommige gevallen niet meer waren dan beweringen die door jaloezie of andere gevoelsimpulsen waren ingegeven. Leefde een kinderloze vrouw in voortdurend conflict met haar man, dan kon haar mededeling aan de Duitse politie: 'Ik weet zeker, dat mijn man er homosexuele contacten op na houdt', voldoende zijn om hem in een concentratiekamp te doen belanden.
XCWat de Jehova's Getuigen betreft: geschat wordt dat, gelijk reeds eerder vermeld, in Duitsland vall '33 tot '45 ca. zesduizend in concentratiekampen opgesloten zijn; hoevelen hunner tijdens de oorlog opgepakt zijn, weten wij niet. Wij vermelden in dit verband dat Himmler in juli '44 voornemens was, Hitler voor te stellen, de Bibelforscher in de kampen een bevoorrechte positie te geven. 'Demit', zo stelde hij op schrift, 'schaffen wir !-InS die Aus gangsbasis zum Einsatz dieser Bibeljorscher in Ruseland in kommenden Zeiten und haben damit die Emissäre, mit denen wir das russische Volk durch Verbreitung der Bibe'[orscherlehre pazifizieren können'2 meer dan een, overigens typerende, wensdroom was dat niet.
XCInzake de 'asocialen' gaven wij reeds weer dat van september '42 af diegenen hunner die een gevangenisstraf uitzaten, "zur Vernichtung durch Arbeit' naar concentratiekampen overgebracht werden (waar zich toen reeds talloze 'asocialen' bevonden tegen wie geen enkel rechterlijk vonnis gewezen was) en dat hetzelfde geschiedde met Joden, Zigeuners, Russen, Polen, Tsjechen en Duitsers die tot gevangenisstraffen van zekere duur veroordeeld waren, alsmede met vele Sicherungsverwahrte: beroepsmisdadigers die krachtens rechterlijk vonnis na het uitzitten van hun straf tot opsluiting in een gesloten inrichting veroordeeld waren. Naast die Siche rungsverwahrte, die in de kampen op hun groene driehoek de letter S of de letters SV kregen (die letters werden door de andere gevangenen meestalgevoegd bij de brief, 21 juli 1944, van Himmler aan Kaltenbrunner, aangehaald in F. Zipfel: Kirchenkampfin Deutschland 1933-1945 (1965), p.
1 Een Duitse auteur, Heinz Heger, spreekt van (Heger: 1939-1945 (1972), p. 5), maar deze schatting is stellig veel te hoog. 2 Doorslag van een brief, z.d., van Himmler aan Hitler,
begrepen als afkorting van 'Schwerverbrecher'), kwamen in de karnpen voor en na het uitbreken van de oorlog ook criminelen terecht die wel al talrijke vonnissen achter de rug hadden maar zich weer op vrije voeten bevonden: zij werden dus als het ware preventief in de karnpen gestopt, zulks met de aanduiding 'Befristete Vorbeugungshäftlinge' (preventieve gevangenen-optermijn); hun groene driehoek vertoonde de letter B of de letters BV, hetgeen door de overige gevangenen beschouwd werd als afkorting van 'Berujsoerbrecher', K (Kriegswirtschaftshäftling) stond op de groene driehoek van die gevangenen die de bepalingen op het gebied van de oorlogseconomie overtreden hadden. Er waren dus drie soorten 'groenen': de SV' ers, de BV' ers en de K' ers, en, aldus de Duitse politieke gevangene dr. Eugen Kogon, die zeven jaar lang in Buchenwald opgesloten zat: 'Der überwiegende Teil der BV und SV-Häftlinge bestand aus ûblen, zum Teil übelsten Elementen'! des te noodlottiger was het dat in nagenoeg alle kampen deze 'groenen' tot in een laat stadium bovenaan stonden in de hiërarchie der gevangenen.
XCOmtrent de aantallen 'asocialen' resp. SV'ers, BV'ers en K'ers die in totaal in concentratiekampen belandden, zijn geen cijfers of schattingen bekend. Trouwens, dat geldt in het algemeen: de statistiek der eoncentratiekampen vertoont talrijke lacunes. Zo weten wij evenmin hoeveel Russische arbeiders en arbeidsters (gelijk al gezegd: zonder enig Schutzhaftbefehl) van eind '41 af in totaal in de karnpen ingeschreven werden - Sachsenhausen telde medio december '43 op bijna zes-en-dertigduizend gevangenen bijna dertienduizend Russische Zivilarbeiter, Mauthausen telde er in juli '44 op ca. vijftigduizend bijna twaalfduizend, maar men moet bedenken dat dit momentopnamen zijn: dertien-, resp. twaalfduizend Zivilarbeiter waren in de genoemde maanden in die twee kampen nog in leven; er waren er veel meer binnengekomen.
XCDan zijn er de gedeporteerde Joden. Enkele miljoenen hunner werden, gelijk eerder uiteengezet, in de vernietigingskampen dan wel in de vernietigingsen concentratiekampen Auschwitz-Birkenau en Majdanek bij aankomst vergast, maar vele honderdduizenden werden hetzij in bezet Rusland, hetzij in Polen, hetzij soms ook in Duitsland in werkkampen opgenomen dan wel in de administratie van het Auschwitz-complex ingeschreven waarna zij in Auschwitz I, II of III of in een van de Aussen kommandos van Auschwitz tewerkgesteld werden. Dit betrof Joden uit tal van landen, waaronder Nederland. Het laatste land dat aan de beurt kwam,
1 E. Kogon: p. 48-49.
nl. pas in '44, was Hongarije. Ca. driehonderddertigduizend Hongaarse Joden werden toen van begin mei tot midden juni naar Birkenau gedeporteerd van wie driehonderdduizend bij aankomst vergast werden; omstreeks zeventigduizend andere Hongaarse Joden bracht men naar andere kampen over teneinde daar van hun arbeidskracht gebruik te maken.'
XCHet gevolg van al deze ontwikkelingen was dat de 'officiële' kampen het karakter kregen van gigantische vergaarbakken waarin gevangenen van tal van nationaliteiten en met de meest verschillende achtergronden opgenomen waren. De richtlijnen volgens welke deze gevangenen over de diverse kampen verdeeld werden, zijn niet bekend, behoudens dan dat wij weten dat Himmler eind' 40 bepaalde dat er maar één concentratiekamp voor predikanten, priesters en andere geestelijken zou zijn: Dachau. Daar begon men in januari '41 zelfs in een van de barakken een kapelletje in te richten." Twee maanden later werden de Priesterblocks binnen het kamp geïsoleerd en uit Berlijn kwam bevel, alle geestelijken voortaan beter te behandelen. Een en ander heeft niet verhinderd dat van de in totaal bijna acht-en-twintighonderd geestelijken die in Dachau geregistreerd werden, omstreeks duizend om het leven gekomen zijn. Dat is overigens, zoals nog blijken zal, een veellager percentage dan voor het geheel van de gevangenen geldt.
XCTerwijl het nu niet mogelijk is, een beeld te geven van de aantallen gevangenen, naar kategorieën verdeeld, die in de verschillende 'officiële' concentratiekampen opgenomen werden (behoudens dan dat vast schijnt te staan dat omstreeks oktober '41 de politieke gevangenen niet veel meer uitmaakten dan een kwart), is het wèl mogelijk, aan de hand van cijfers de veelheid van nationaliteiten te illustreren.
XCVan '41 tot '45 zijn in Sachsenhausen (de cijfers die wij weergeven, zijn iets te laag: er zijn enkele lacunes in de gegevens) ingeschreven: 27 317 Polen, 24378 Russen, 10796 Duitsers, 8 989 Fransen, 3 516 Nederlanders, 2167 Belgen, 2235 Noren, 843 Tsjechoslowaken - maar daarnaast ook 20273 gevangenen wier nationaliteit niet genoteerd werd.ê In Neuengamme werden van '41 tot '45 ingeschreven: 29930 Russen (incl. 6330
1 Himmler had gewild dat tweehonderdduizend Hongaarse Joden ingezet werden bij de productie van jagers en bij de aanleg van versterkingen, maar Eichmann wist door te zetten dat veruit de meesten naar Birkenau gezonden werden - een gebeuren dat de opvatting weerlegt als zou Eichmann slechts een slaafs zijn opdrachten uit voerende bureaucraat geweest zijn. 2 Dat is in grote haast geschied met het oog op het bezoek dat Mussert, rondgeleid door Himmler, op 20 januari' 41 aan Dachau zou brengen; daarbij waren o.m. Seyss-Inquart, Rauter, Schmidt, van Geelkerken, Rost van Tonningen en Feldmeijer aanwezig. 3 p. 32.
Tabel III: Verdeling van de gevangenen van Dachau naar nationaliteiten d.d. 26 april 1945
XCPolen: 14994 Russen: 13 536 Hongaren: 12 067 Duitsers: 6 II8 Fransen: 5 706 Esten, Letten, Litauers: 3485 Italianen: 3 388 Joegoslaven: 3080 Tsjechoslowaken: 2218 Belgen: 989 Nederlanders: 836 Grieken: 338 Spanjaarden: 286 Luxemburgers: 2II Turken: 86 Noren: 77 Roemenen: 69 Statenlozen: 17 Engelsen: 13 Zwitsers: 12 Amerikanen: II Portugezen: 8 Zweden: 7 Armeniërs: 4 Arabieren: 3 Chinezen: 2 Denen: I Finnen: I Japanners: I Canadezen: I Perzen: I
XCvrouwen), ca.Polen (incl. ca.vrouwen), ca.Fransen (incl. ca.vrouwen),Duitsers (incl.vrouwen),Nederlanders,Esten, Letten en Litauers, ca.Belgen (incl. ca.vrouwen), ca.Denen, ca.Hongaren (incl. ca.vrouwen), ca.Noren, ca.Joegoslaven, ca.Italianen, ca.Tsjechoslowaken, ca.Spanjaarden,Luxemburgers,Indochinezen,Engelsen enCanadees - en daarnaastgevangenen (incl.vrouwen) wier nationaliteit niet bekend is.'
I7 000 4000 II 500 500 9520 420 6950 4850 4800 300 4800 2600 I200 2200 I400 850 800 750 50 25 10 I I6II 300
XCHet meest tekenend achten wij het officiële overzicht van Dachau d.d.april(drie dagen voor de bevrijding van het kamp), dat wij als Tabel III opnemen.ê
26 I945
XCWie de cijfers uit deze opgaven op zich laat inwerken, beseft onmiddellijk welk een Babel door elk 'officieel' concentratiekamp gevormd werd; op de daaruit voortvloeiende problematiek komen wij in een volgend hoofdstuk terug. Tabel III geeft overigens, in tegenstelling tot de gegevens over
XC1 J. Billig: L'Hitlérisme et Zesystème concentrationnaire (1967), p. 57. 2
Sachsenhausen en Neuengamme (maar die zijn minder volledig), een momentopname.
XCWat wij tot dusver vermeldden, onderstreept dat het aantal op een bepaalde dag in de 'officiële' kampen aanwezige gevangenen voortdurend groeide; het maximum werd, schijnt het, eind' 44 bereikt: ca. 750000. Voor Sachsenhausen (zonder de Aussenkomrnandos) beschikken wij over nauwkeurige gegevens: Ia 705 gevangenen per 3 I december' 41, en dat cijfer steeg als volgt: 3I december '4216577, 31 december '43 28224, 31 december '44 47709, 31 januari '45 56624.1 Daarbij bedenke men dat in Sachsenhausen op 3I december '41 gemiddeld in elke barak (die normaal plaats bood aan 146 gevangenen) 210 gevangenen ondergebracht waren - per 3 I januari' 45 waren dat er meer dan elfhonderd geworden.
XCBillig heeft op grond van de beschikbare, overigens hoogst onvolledige documenten cijfers weergegeven omtrent de aantallen van alle concentratiekamp-gevangenen in verschillende perioden.ê Die cijfers luiden: september 1939 1940 1941 1942 augustus 1942 december 1942 januari 1943 augustus 1943 augustus 1944 januari 1945 begin maart 1945 : 20 000 : geen gegevens : maandgemiddelde 60 000 : maandgemiddelde 96 700 : II5 000 88 000 : 123000 : 224 000 : 524000 : 750 000 : 600000
XCOnder die 524 000 gevangenen uit augustus 1944 waren 379 000 mannen en 145 000 vrouwen. In verscheidene kampen waren voorts vrij veel jeugdigen (personen beneden de 21 jaar), alleen al in Mauthausen (meer cijfers zijn ons niet bekend) steeg hun aantal van 2 400 begin '43 tot meer dan 15 000 vlak voor de bevrijding, onder hen ruim 5 000 die als politieke gevangenen golden, bijna 6 000 Ziuilarbeiter (hoofdzakelijk Russische jongeren) en ruim 3 600 [oden."
XC1 Sachsenhausen, p. 26. 2 J. Billig: L'Hitlérisme et Ie système concentrationnaire, p. 72. sH. Marsalek: Mauthausen, p. 86-87.
XCHet loont de moeite, nog even naar Billigs cijfers te kijken. Opvallend is hun groei, maar zij tonen twee afwijkingen: van augustus' 42 tot december '42 daalde het aantal gevangenen van II5 000 tot 88 000 en van januari '45 tot begin maart '45 daalde het van 750000 tot 600000. Beide dalingen staan in verband met de gebeurtenissen die wij eerder aangaven en die onze fase-indeling bepaalden: tot eind '42 gold voor de behandeling der gevangenen het voorschrift 'Vernichtung durch Arbeit' en in de eerste maanden van '45 gingen honderdduizenden gevangenen te gronde bij de evacuatietransporten, door de epidemieën en door het extreme tekort aan voedsel.
XCWat zich in die noodlottige maanden december '44-mei '45 afgespeeld heeft, komt, gelijk gezegd, pas in deel IQ aan de orde, maar op de eerste twee fasen van de geschiedenis der concentratiekarnpen tijdens de oorlog willen wij nu dieper ingaan: de fase waarin de 'Vernichtung durch Arbeit' nagenoeg zonder restrictie plaatsvond, en de fase waarin door Himmler beperkte verzachtingen van het lot van de meeste gevangenen toegestaan waren omdat hij zich was gaan realiseren dat zij in een tempo stierven dat onverenigbaar was met de eisen van de Duitse oorlogseconomie en trouwens ook met de eisen, voortvloeiend uit de economische taken welke het SS-complex zelf ter hand genomen had.
XCEerder in dit hoofdstuk vermeldden wij dat vóór de oorlog drie ondernemingen opgericht waren die tot het SS-complex behoorden: de Deutsche Erd- und Steinwerke GmbH (productie van granietblokken, bakstenen e.d.), de Deutsche Versuchsanstalt für Ernáhrung und Verpfiegung (kweken van specerijen en kruiden) en de Deutsche Ausrüstungswerke GmbH (productie van meubelen). Wij wezen er toen ook op dat de granietblokken en bakstenen van de Deutsche Erd- und Steinwerke GmbH bestemd waren voor de openbare werken die in het Derde Rijk uitgevoerd zouden worden; de bedoeling was dat zij vooralook gebruikt zouden worden voor de gigantische nieuwe bouwwerken die in Berlijn, München, Neurenberg en Hamburg moesten verrijzen, een en ander goeddeels volgens de ontwerpen van de architect die Hiders voorkeur had: Albert Speer.' Vooral aan het graniet besteedde Speer aandacht: ook de plaats van het concentratiekampaannemen dat van de door gevangenen in de eerste jaren uitgehouwen graniet
1 De meeste van die bouwwerken zijn niet tot stand gekomen. Men moet wel
Natzweiler werd bepaald op grond van de zich in de buurt bevindende exploitabele granietlagen die naar kwaliteit en kleur precies waren wat Speer zocht. De drie ondernemingen die wij noemden, ressorteerden onder het door Oswald Pohl geleide SS-Verwaltungsamt dat toen nog deel was van het SS-Hauptamt. Dat SS-Verwaltungsamt ging eigen eisen stellen. 'Meer en meer', schreven wij, 'werd het aantal gevangenen ... niet bepaald door de mate van oppositie die zich reëel in het Derde Rijk aftekende, maar door de mate waarin ... Pohl behoefte had aan arbeidskrachten. Het werd zo dat mensen tot dwangarbeid veroordeeld werden niet nadat zij als tegenstanders van het Derde Rijk waren gaan gelden, maar precies omgekeerd: zij werden tot tegenstanders van het Derde Rijk gestempeld opdat men hen als dwangarbeiders kon gaan gebruiken.'
XCUit deze situatie vloeide tevens voort dat men de gevangenen die eenmaal in de kampen opgenomen waren, daar zo lang mogelijk vasthield. In de vooroorlogse jaren gold de regel dat het dossier van elke concentratiekampgevangene eens in de drie maanden in de Gestapo-centrale bezien werd teneinde te beslissen of hij vrijgelaten kon worden; daaromtrent ging dan bericht naar de Politische Abteilung die deel was van de Kommandantur van het onderhavige kamp. In oktober '39, ten tijde van de oprichting van het Reichssicherheitshauptamt (het RSHA), bepaalde evenwel Heydrich, de Chef der Sicherheitspolizei und des SD, dat Scl'lHtzhaft in beginsel steeds automatisch verlengd zou worden; aanvragen om gevangenen te ontslaan mochten door de kampcommandanten alleen in speciale gevallen aan het RSHA voorgelegd worden. Natuurlijk konden dergelijke aanvragen ook door familieleden of andere relaties der gevangenen bij de Gestapo ingediend worden en het was regel dat de Gestapo-centrale, later dus het RSHA, dan bij het betrokken kamp informeerde, hoc de gevangene zich gedroeg. Glücks, de nieuwe Inspekteur der Konzentrationslager, gaf in december '39 te dien aanzien een belangrijke nieuwe instructie aan alle kampcommandanten. Na overleg met het RSHA gelastte hij hun namelijk, in voorkomende gevallen aan het RSHA mee te delen of een bepaalde gevangene op een belangrijke post tewerkgesteld was; deze 'Mitteilungen', aldus Glücks, 'werden bei der Entscheidung der Entlassungsfrage durch die Polizei dienststellen entspreekende Berücksichtigung finden.'l
XCNu was het tevoren al menigmaal gebeurd dat de Kommandant van een bepaald kamp, wanneer het RSHA hem een verzoek om vrijlating voorgelegd had om advies, omtrent een bepaalde gevangene die hij als arbeids
XC1 Rondschrijven, II dec. 1940, van de Inspekteur der Konzentrationslager aan alle Lagerkommandanten (Neur. doe. NO-1971).
kracht wilde vasthouden maar wiens gedrag tot geen enkele klacht aanleiding had gegeven, bijvoorbeeld gerapporteerd had dat de man af en toe brutale opmerkingen had gemaakt - het verzoek om vrijlating werd dan afgewezen. Na Glücks instructie waren dergelijke praktijken overbodig: wilde een kampcommandant een bepaalde gevangene niet afstaan, dan werd de betekenis van zijn werk onderstreept, en wij veronderstellen dat het RSHA dat gegeven zwaar liet wegen. Intussen: de beslissing lag bij het RSHA en er werden, ook in '40 en '4I, menigmaal gevangenen vrijgelaten.
XCDoordat de concentratiekampen in economisch opzicht steeds belangrijker geworden waren, was Pohls ster gestegen. Niet alleen was zijn SS-Ver waltungsanit losgemaakt van het SS-Hauptall/t en had het, tot SS- Wirtschajts und Verwaltungshauptamt herdoopt, in februari '42 de begeerde status van Hauptamt gekregen (het werd een groot bureau met een staf van zestienhonderd krachten), maar, belangrijker nog: in maart' 42 werd de Inspektion der Konxentrationslager uit het verband van het SS-Fiihrungshaupta111t gelicht en omgevormd tot een nieuwe Amtsgruppe, Amisgruppe D, van Polus pas opgericht Hauptamt. Glücks, die de functie van Inspekteur der Konzentrations lager ging combineren met die van chef van de Amtsgruppe D, werd dus de onmiddellijke ondergeschikte van Pohl en zulks betekende dat Pohls 'economische' gezichtspunten nog meer invloed kregen dan zij al hadden op het beleid dat ten aanzien van de concentratiekamp-gevangenen gevoerd werd.
XCAanvankelijk was dat een louter schadelijke invloed. Eind april '42 bepaalde Pohl namelijk dat van I mei af gevangenen in de karnpen en Aussenhominandos slechts werkzaamheden mochten uitvoeren die door de Amisgruppe D goedgekeurd waren, en 'dieser Einsatz", schreef hij, 'muss in wahren Sinn des Wortes erschöpfend sein urn ein Hochstmass an Leistung zu erreichen ... Die Arbeitszeit ist an keine Grenzen gelrunden ... Alle Untstánde, welche die Arbeitszeit verleurzen könnelJ (Mahlzeiten, AppelIe u.A.), sind daher auf ein nicht mehr zu verdichtendes Mindestmass zu beschränken.'l Enige tijd later ging hij nog verder: toen gaf hij namelijk, aldus een gevangene die het betrokken stuk gezien heeft (het is verloren gegaan), de kampcommandanten het recht, 'Häftlinge, die [iir den Arbeitseinsatz wichtig waren und vom Reichssicherheitshnuptanü eur Enilassung freigestellt uiurden, weiter im Lager zu behalten. Die Zeitdauer dieser ungesetzlithen Haft konnte bis Ende
1 z.d. (eind april 1942), van Pohl o.m. aan alle (a.v., R-129).
des Krieges verfügt werden.? Anders gezegd: Pohl kon aanwijzingen zelfs van het RSHA naast zich neerleggen. Sterker nog: hij ging er bij het RSHA op aandringen, zoveel mogelijk nieuwe gevangenen naar eoncentratiekampen te zenden. Zo kreeg Amt IV (Sicherheitspolizei) van het RSHA medio december '42 opdracht van hem, er zorg voor te dragen dat zich vóór I februari '43 vijf-en-dertigduizend van die nieuwe gevangenen in de concentratiekampen zouden bevinden: Ostarbeiter, alsmede andere werkkrachten die een overtreding hadden begaan; die laatste werkkrachten zou men, aldus PoW, gedeeltelijk uit de Arbeitserziehungslager kunnen putten.
XCPohls bezeten streven, te verhoeden dat de kampcommandanten ooit een tekort aan werkkrachten zouden hebben, hing samen met de uitbreiding die de SS-bedrijven ondergaan hadden.ê In '44-'45 bezat de SS tenslotte meer dan 40 verschillende ondernemingen met ca. 150 grote bedrijven. Soms waren dat bedrijven die door tot het SS-complex behorende ondernemingen opgericht waren, soms waren zij aan de oorspronkelijke eigenaren Goden, Polen, maar ook wel andere, als 'vijanden' geldende buitenlanders) ontnomen, soms ook waren zij door de SS van Duitse of andere eigenaren gekocht. Bij de in beslag genomen of gekochte bedrijven werden in talrijke gevallen de daar werkzame arbeiders eenvoudig overgenomen. Dat gold bijvoorbeeld voor een reeks bedrijven, hoofdzakelijk in het Sudetengebied, waar minerale dranken geproduceerd werden. In '43 was drie-vierde van de totale Duitse productie van minerale dranken in handen van de SS, trouwens voor een groot deel van de productie van vruchtendranken (Himmler was tegenstander van het gebruik van alcohol) gold hetzelfde. Ook een aantal Joodse en Poolse steenbakkerijen in de geannexeerde delen van Polen die door de SS overgenomen waren, werkte met 'gewone' arbeiders - dat waren er eind' 40 al vijftienduizend, hoofdzakelijk Polen. Die steenbakkerijen waren sinds ' 4I in een aparte SS-onderneming verenigd: de Ostdeutsche Baustoffwerke GmbH. Bij al deze bedrijven was van arbeid onder dwang geen sprake, maar bij de grootste SS-bedrijven lag dat anders: zij waren in of bij de 'officiële' concentratiekampen gevestigd of er waren terwille van die bedrijven Aussenkommandos van die kampen9
1 Verklaring, 19 febr. 1947, van Philipp Grimm (a.v., NO-2I26). 2 Wij vatten in het hier volgende de gegevens samen uit het al genoemde werk van Joseph Billig: en uit de door het gepubliceerde studie van Erma Georg:
gevormd. Geschat wordt dat in aile SS-bedrijven tezamen in de jaren '43-'44 gemiddeld vijftigduizend gevangenen tewerkgesteld waren.
XCVan de drie ondernemingen die wij al noemden, nam de Deutsche Ver suchsanstalt für Ernährung und Verpfiegung tuinbouwgebieden bij Dachau en Ravensbrück in gebruik, later ook bij andere karnpen (Titus Brandsma, aan wiens lot wij in hoofdstuk 8 van deel 5 een aparte paragraaf wijdden, was bij het Heilkräuterkommando van Dachau ingedeeld') en dezelfde onderneming beheerde een tijdlang in de bezette delen van de Sowjet-Unie landen tuinbouwgebieden met een gezamenlijk oppervlak van 600 000 ha. De Deutsche Ausrüstungswerke GmbH, die begonnen was met in Dachau de aldaar gevestigde werkplaatsen over te nemen, kreeg in de zomer van '40 eigen werkplaatsen, hoofdzakelijk op het gebied van de meubelfabricage, in Sachsenhausen en Buchenwald, eind' 40 ook in Auschwitz I, later o.rn, in de concentratiekampen Majdanek, Stutthof en Neuengamme alsmede in de stad Lemberg. Al in '41 en' 42 werd een groot deel van de fabricage gericht op artikelen die voor de oorlogvoering van belang waren: munitiekisten, granaatmanden, geweren en lichte voertuigen. Ook werden in opdracht van deze onderneming door gevangenen militaire kledingstukken en schoenen voor militairen alsmede allerlei lichte wapens gerepareerd. Zij liet ook in verscheidene karnpen op grote schaal door de zwakste gevangenen lompen sorteren, zij liet horloges herstellen die in grote aantallen uit de vernietigingskampen aangevoerd werden, en zij richtte tenslotte twee geheime Kommandos van drukkers op: een in een Aussenkommando van Mauthausen, Schlier, een in Sachsenhausen. Dat laatste bestond uit ca. honderd gevangenen die in '42 in Birkenau speciaal uitgezocht waren.
XCVall de Deutsche Erd- und Steinwerke GmbH vermeldden wij reeds dat deze onderneming bij Buchenwald, Mauthausen, Flossenbürg en Gross-Rosen granietgroeven exploiteerde en bij Sachsenhausen en Neuengarnme bakstenen liet vervaardigen. Ook bij tal Vall andere karnpen ging zij steenbakkerijen exploiteren en er kwamen naast de genoemde steengroeven ook nog andere, die meestal kleiner waren. Vóór de oorlog waren er in heel Duitsland ca. vierduizend geschoolde steenhouwers - Himmler eiste in december '41 dat in de karnpen vijfduizend gevangenen tot geschoold steenhouwer en minstens tienduizend tot geschoold metselaar opgeleid zouden wordenê; wel te verstaan: voor de periode na de Endsieg (waaraan
1 In april' 42 gaf Himmler bevel dat Nederlandse, Noorse en Duitse predikanten en priesters die zich in Dachau bevonden, allen in het tewerk gesteld moesten worden. • In sommige kampen nam men die opleiding toen ter hand, in andere kwam men er niet aan toe.
Himmler toen nog niet twijfelde). Die eis stellend, gaf Himmler ook al aan, hoeveel graniet in die naoorlogse periode jaar voor jaar gehouwen moest worden: roo 000 kubieke meter. Dat was meer dan de gehele Duitse jaarproductie vóór de oorlog. Typerende eisen! Duidelijk is dat Himmler Hitler voor de uitvoering van Speers projecten afhankelijk wilde maken van de SS en, belangrijker nog, dat hij de concentratiekampen als een instelling zag die na een gewonnen oorlog in stand moest blijven.
XCVermeld zij voorts dat de Deutsche Erd- und Steinurerke GmbH zich via een actieve functionaris van het SS- Wirtschajts- und Verwaltungshauptamt in '43 ook moeite gaf voor het opbouwen van een diamantslijperij in het Judendurchgangslager Vught. Geschat wordt dat in bepaalde perioden wel vijftienduizend gevangenen alleen al voor de opdrachten van deze ene onderneming ingezet waren. In mei '42 waren het in Mauthausen bijna vierduizend, in '43 in Mauthausen en Gusen samen bijna vijfduizend, dat wil zeggen: bijna vijfduizend tegelijk, want in het gehele jaar '43 waren, evenals in de voorafgaande jaren, bij uitstek in de granietgroeven van deze twee kampen duizenden andere gevangenen doodgeslagen of doodgeschoten, tot zelfmoord genoopt of aan hun beproevingen bezweken. Wat de bakstenen betreft: in het grote Klinleerwer]: bij Sachsenhausen (waarvan de plannen maar voor een vierde gerealiseerd werden) waren als regel tussen de duizend en tweeduizend gevangenen tegelijk tewerkgesteld, in dat bij Neuengamme (waar in '42 en '43 door telkens twaalf- tot vijftienhonderd gevangenen een tweede steenbakkerij opgetrokken werd) vijf- tot achthonderd. De Deutsche Erd- und Steimoerlee GmbH exploiteerde voorts een kleine kiezelgroeve bij Treblinka en een groot kiezel- en zandbaggerbedrijf op enkele kilometers afstand van Auschwitz-Birkenau, Wij vermelden tenslotte dat ten behoeve van deze SS-onderneming in '44 duizenden gevangenen in aparte Kommandos bijeengebracht werden om in zwaargebombardeerde steden als Hamburg, Essen en Düsseldorf nog bruikbare stenen bijeen te zoeken en te sorteren.
XCEen vierde belangrijke onderneming (wij beperken ons overzicht tot die SS-ondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk met gevangenen werkten") was de Gesellschoj: für Textil- und Lederverwertung. Zij exploiteerde
1 Deze ondernemingen en een aantal andere waren financieel ondergebracht in een de in juli' 40 opgerichte Onder deze ressorteerde rechtstreeks de die in '44 in Zuid-Duitsland aardolie trachtte te wilmen uit steenlagen. Hiertoe waren gevormd uit gevangenen van NatzweiIer; het werk was er bij uitstek zwaar.
tal van bedrijven in Ravensbrück: een met moderne machines uitgeruste kledingfabriek (waar in '40 en '41 de 'zebra' -kleding voor alle concentratiekamp-gevangenen vervaardigd werd, later ook allerlei militaire kleding voor de Waffen-SS), een weverij, een rietvlechterij, een werkplaats voor pelterijen en een fabriekje voor meubelstoffen, tapijten e.d. In Ravensbrück waren bij deze werkzaamheden in de herfst van '42 vijfduizend gevangenen tegelijk ingeschakeld, later daalde dat aantal tot drie- à vijfduizend.
XCIn het Generalgouvemement tenslotte, exploiteerde de SS een groot aantal bedrijven en werkplaatsen die zich aanvankelijk in of bij de ghetto's bevonden; later, toen de bevolking van die ghetto's goeddeels naar de vernietigingskarnpen was overgebracht (alleen in het ghetto van Lodz, dat in Wartheiand lag, mocht tot in '44 door ca. zestigduizend Joden doorgewerkt worden"), werden de Joodse arbeiders die in leven gelaten waren, als regel in primitieve SS-Arbeitslager ondergebracht. In het district Lublin bestonden in '43 ca. tien van die kampen met tezamen omstreeks vijf-enveertigduizend werkkrachten. In de loop van dat jaar ging de SS of, om precies te zijn: een nieuwe SS-onderneming, de Ostindustrie GmbH, in het genoemde district nog acht grote ondernemingen exploiteren: een glasblazerij, een turfstekerij, een borstelfabriek, een ijzerfabriek, een fabriek voor pelterijen, een pharmaceutische fabriek, een steenbakkerij en een onderneming waar textiel, schoenen, meubels en drukwerk vervaardigd werden en waartoe ook een tweede turfstekerij en een steengroeve behoorden. Begin november' 43 werkten in die acht ondernemingen ca. zestienduizend gevangenen die men uit de SS-Arbeitslager gehaald had. Op 3, 4 en 5 november' 43 viel de bijl: uit alle Joodse werkkampen in het district Lublin werden de nog in leven zijnde arbeiders, ca. drie-en-veertigduizend, geliquideerd, een actie die onder de code-aanduiding 'Erntejest' ('Oogstfeest') in het geheim voorbereid was. Het kostte de Heinkel-vliegtuigfabrieken grote moeite, te voorkomen dat de ca. tweeduizend Joodse arbeiders die zij uit de Arbeitslager toegewezen gekregen hadden, óók om het leven gebracht werden, maar zowel de Ostindustrie GmbH als de Deutsche Aus rüstungswerke GmbH raakten in het betrokken deel van het Generalgouveme
1 Het ghetto van Lodz was het eerste ghetto dat 'gesloten' werd: al in april '40. Aan de in Lodz woonachtige Joden werden Joden uit de omgeving toegevoegd alsmede ca. vijftienduizend Joodse gedeporteerden uit Duitsland, vijfduizend uit Praag en ruim vijfhonderd uit Luxemburg. Begin '42 waren in het ghetto nog ca. honderddertigduizend Joden in leven. Van hen werden ca. zeventigduizend later in dat jaar in Chelmno geliquideerd; de resterende ca. zestigduizend werden tussen midden augustus en midden september '44 naar Birkenau getransporteerd waar allen, op ca. vijf-en-twintighonderd na, in de gaskamers verdwenen.
ment met één slag al hun werkkrachten kwijt en moesten hun productie daardoor staken: ook in dit geval had het principe van de Bndlosung geprevaleerd over alle eisen van de oorlogseconomie.'
XCNoodgedwongen had men, wat de 'officiële' concentratiekampen in het algemeen betrof, eind '42 het roer gewend. De statistische opgaven van de Kommandanturen die bij het SS- Wirtschajts- und Vetwaitungshauptamt binnenkwamen, hadden Pohl en zijn staf het besef bijgebracht dat de voorgeschreven richtlijn ('Vemichtung durch Arbeit') in de meeste kampen zo rigoureus toegepast werd (lIS 000 gevangenen in augustus '42 en, hoewel tienduizenden nieuwe gevangenen de kampen binnengevoerd waren, nog maar 88000 in december) dat een situatie dreigde te ontstaan waarin het SS-complex ook de economische taken die het zèlf ter hand genomen had, niet zou kunnen uitvoeren. In de meeste bunpen was namelijk het optreden tegen de gevangenen in de jaren '40, '41 en '42 steeds barbaarser gewordentienduizenden waren doodgeslagen of bezweken, de Reviere (ziekenafdelingen) van de kampen waren steeds overvol, in praktisch elk kamp dwaalden honderden tot op het bot vermagerde of door oedeem opgezwollen, half versufte gevangenen rond, die nog maar korte tijd te leven hadden.
XCDe eerste reactie op deze noodtoestand was geweest: schoon schip maken.
XCEind' 41 was tot een grote opruimingsactie besloten (code-aanduiding: 14 f 13 2); in opdracht van Hirrunler gingen medici op inspectie in alle 'officiële' kampen, formeel met de opdracht, de geestelijk gestoorden te selecteren, maar in werkelijkheid met een veel ruimere taak: allen die geacht werden, niet langer tot regelmatig werk in staat te zijn, dienden uit de kampen verwijderd en geliquideerd te worden. Wel was in menig kamp, zo in Buchenwald, de SS-Lagerarzt er toen al toe overgegaan, eigener beweging ernstig zieke of verzwakte gevangenen af te maken, bijvoorbeeld door hun een inspuiting toe te dienen in een slagader of in het hart, maar de actie 14 f 13 droeg een veel algemener karakter. De geselecteerden werden, als regel zonder dat van een serieus medisch onderzoek sprake geweestGauleiter van Wartheland, Arthur Greiser, te voorkomen. 2 Dit was het registratie
1 Na trachtte Pohl te bereiken dat de fabrieken en werkplaatsen van het ghetto te Lodz onder zijn geplaatst zouden worden, maar dat wist de
was (de meeste medici achtten een enkele blik in het dossier voldoende), naar de Totungsanstaiten overgebracht waar van de herfst van '39 af ca. tachtigduizend patiënten uit Duitse krankzinnigengestichten door vergassing om het leven gebracht waren. Geschat wordt dat de actie 14 f 13 in totaal omstreeks tienduizend slachtoffers gevergd heeft, bijna zes-en-twintighonderd alleen al uit Dachau. Zij werd, schijnt het (veel stukken zijn verloren gegaan), in april' 43 afgebroken.'
XCTienduizend slachtoffers - het is geen gering aantal, maar zij vormen toch slechts een fractie van diegenen die in de periode waarin de actie 14 f 13 uitgevoerd werd, in de concentratiekampen om het leven kwamen. wel ontbreken alle cijfers voor het jaar '41, maar over grote delen van '42 en '43 zijn wij enigermate ingelicht. Om te beginnen vermeldt een rondschrijven van de Inspekteur der Konzentrationslager, Glücks, aan de Lagerärzte d.d. 28 december' 42 2 dat in de zes maanden juni t.e.m. november' 42 I09 861 gevangenen voor het eerst in de registratie der verschillende kampen opgenomen en 26 919 ingeschreven waren als komende uit andere kampen. Dit geeft een totaal van 136 780 gevangenen die in de verschillende kampen waren geregistreerd als 'binnengekomen'('Zugänge'). Daartegenover stonden in dezelfde periode als 'Abgänge': 4 7II gevangenen ontslagen, 27 846 naar andere kampen overgebracht", 9267 geëxecuteerd en 70610 gestorven door andere oorzaken. Nemen wij nu aan dat er in totaal per I juni '42 in alle kampen bijeen ca. 90000 gevangenen waren (wij weten met redelijke zekerheid dat de gemiddelde kampsterkte in juli '42 98 000 was) en tellen wij bij die ca. 90 000 de 109 861 'nieuwe'Zugänge op, dan blijkt dat van ca. 200000 gevangenen in zes maanden tijd, afgezien nog van de geëxecuteerden, 35% (70610), meer dan een derde dus, stierf. Wij zijn intussen van het cijfer 70610 niet zeker, want een overzicht, gevoegd bij een brief van Pohl aan Himmler d.d. 30 september '43 4, geeft voor de maanden juli t.e.m. november' 42 48703 'Todesfälle' en het is niet waarschijnlijk dat er in juni '42 zoveel 'Todesjalle' zijn geweest dat wij voor de periode juni t.e.m. november '42 op een totaal van 70610 kunnen komen. Nemen wij voor
1 Nadien werden in een van die in de laatste acht maanden van '44 toch weer ruim drieduizend gevangenen uit Mauthausen vergast. 2 O.m. afgedrukt in B. Kautsky: (1946), p. 317-18. 3 Het verschil tussen de twee cijfers 27 846 (geregistreerd als naar andere kampen overgebracht) en 26919 (geregistreerd als binnenkomenden uit andere kampen) moet aldus verklaard worden dat tijdens de transporten 927 gevangenen bezweken. • Neur. doc. PS-1469.
juni ca. 4 000 gestorvenen aan (in juli waren het volgens het bedoelde overzicht 8 329, maar volgens het rondschrijven van Glücks waren het er 4 080), dan zijn er voor de zes maanden juni t.e.m. november '42 bijna 53000 overledenen: 26t % van de eerder genoemde ca. 200 000.
XCDaargelaten welk percentage juist is: 35 of 26t (het niet geringe verschil kan ons een aanwijzing zijn dat wij de statistische gegevens van het SS Wirtschafts- und Verwaltungshauptamt met betrekking tot de eoncentratiekampen, zeker als zij op verscheidene of op alle karnpen betrekking hebben, niet als absoluut juist mogen beschouwen'), duidelijk is dat in de tweede helft Vall '42 een massaal sterven in de kampen plaatsvond en er is geen reden om aan te nemen dat de eerste helft van '42 en hetjaar '4I een belangrijk gunstiger beeld geboden hebben. In de kampregistratie van Dachau waren in '42 ca. twaalfduizend gevangenen opgenomen en van hen zijn ruim zesduizend in dat ene jaar gestorven: meer dan de helft; in Mauthausen stierven in datzelfde jaar Vall ca. drie-en-twintigduizend gevangenen bijna veertienduizenddriehonderd (ruim 62%), in Auschwitz-Birkenau stierf zelfs 60% van alle gevangenen alleen al in de drie maanden juli-augustusseptember '42. De meesten van al deze gevangenen waren, toen zij de genoemde kampen binnengevoerd werden, valide mannen resp. vrouwen geweest. Anders gezegd: de 'Vernichtung durch Arbeit' werd in een razend tempo doorgevoerd, zo snel zelfs dat, ongeacht de tienduizenden nieuwe gevangenen die naar de kampen gezonden werden, het aantal gevangenen, gelijk reeds vermeld, aan het einde van het jaar ging dalen.
XCTegen de achtergrond van deze en dergelijke cijfers was het in '42 tot een heftig conflict gekomen tussen Himmler en de mall aan wie begin '42 de%maand geen denkbeeld geeft van het totaal aantal gevangenen dat in die maand
1 Blijkens het overzicht bij Pohls brief stierven in '42 in de volgende maanden de volgende aantallen gevangenen (alleen de geëxecuteerden vallen hier kennelijk buiten): juli 8 329, augustus 12217, september II 206, oktober 8 856, november 8 095, december 8 800; het totaal was dus 57703 (het rondschrijven van Glücks vermeldt afwijkende cijfers: juli 8 536, augustus 12733, september 22 598, oktober II 858, november 10805). In die zes maanden was de 96 770 gevangenen. Bij Broszats conclusie (in dl. p. ISO), 1942 95 tekenen wij aan dat de woorden een onjuiste indruk geven. Broszat bedoelt: gemiddeld is in die zes maanden per maand 10 van de gevangenen gestorven, maar hij heeft daarbij over het hoofd gezien dat de in een bepaalde
gehele leiding van de Duitse oorlogsproductie toevertrouwd was: Speer. Als Reiihsminister fi~rBewaj}rmng und Munition was Speer er, evenals trouwens Goering, op gaan aandringen dat concentratiekamp-gevangenen ingeschakeld zouden worden bij de wapenproductie. Daar had Himmler geen bezwaar tegen, maar hij wenste dat die productie dan zou plaatsvinden binnen de kampen; voor het argument van Speer: 'Daar kunnen wij nooit voldoende machines installeren', was hij niet toegankelijk. Bovendien wenste Himmler dat de SS, d.w.z. de Waffen-SS, de beschikking zou krijgen over alle wapens die in de kampen vervaardigd zouden worden - Speer verzette zich tegen dat denkbeeld. Het conflict werd in september aan Hitler voorgelegd en er kwam toen een compromis uit de bus waarbij Speer in wezen zijn zin kreeg. Dat compromis hield in dat de SS-bedrijven zich zoveel mogelijk op wapenproductie zouden gaan toeleggen, dat bovendien, waar dat kon, binnen de kampen werkplaatsen ingericht zouden worden door particuliere Duitse ondernemingen, maar dat de arbeidsinzet van de gevangenen ten behoeve van die ondernemingen voor het overgrote deel zou plaatsvinden buiten de kampen, dus van Aussenleommandos uit; het schijnt dat het compromis ook inhield dat de Waffen-SS slechts de beschikking zou krijgen over een zeer klein deel van de door de gevangenen te produceren wapens: 5 %.
XCIn een aantalopzichten heeft dit compromis tot een ander regime in de meeste kampen bijgedragen. Veruit het belangrijkste was, dat in een rondschrijven van 30 oktober '42 aan alle kampcommandanten meegedeeld werd dat de gevangenen voortaan pakketten zouden mogen ontvangen van buiten de kampen; twee groepen zouden buiten die regeling vallen: de Joodse en de Russische gevangenen. Aan de overige gevangenen evenwel konden hun familieleden of vrienden dan wel hulporganisaties in de landen waaruit zij afkomstig waren, pakketten doen toekomen met, bijvoorbeeld, levensmiddelen, tabak en sigaretten, warme kleding.
XCHoe drong die regeling tot de buitenwereld door?
XCIn de pers verscheen er geen woord over, de betrokken familieleden of vrienden moesten hun kennis ontlenen aan de brieven die zij van de gevangenen uit de karnpen ontvingen (wij herinneren er aan dat Nacht-und Nebel-gevangenen géén brieven mochten schrijven), en die familieleden of vrienden konden dan, afgezien van de hulp die zij zelf zouden bieden, contact opnemen met 'nationale' hulporganisaties; uiteraard kwam daar vooral het Rode Kruis voor in aanmerking. Een en ander vergde veel tijd. In Auschwitz-Birkenau bijvoorbeeld werden de gevangenen pas eind december' 42, twee maanden dus na het bedoelde rondschrijven, omtrent de nieuwe regeling ingelicht en het werd februari' 43 voor de eerstepakketten in grote aantallen binnenkwamen. Uit die pakketten werd door de SS'ers veel
gestolen, maar dat nam niet weg dat als regel een deel of zelfs een groot deel van de inhoud de geadresseerden bereikte. In Auschwitz-Birkenau kregen overigens lang niet alle gevangenen die pakketten toegezonden: Joden, Russen en (later) ook Zigeuners mochten niets ontvangen, voorts was van menige gevangene die wèl voor ontvangst in aanmerking kwam, de familieof vriendenkring niet in staat, normaalof op de zwarte markt bijvoorbeeld de levensmiddelen te kopen waar de gevangene behoefte aan had. 'Nach meinen Beobachtungen', aldus de Oostenrijkse politieke gevangene Hermann Langbein, die op grond van zijn half-Joodse afkomst in augustus '42 uit Dachau naar Auschwitz overgeplaatst was, 'haben Polen die meisten und nahr hajtesten Pakete bekommen. Ihnen folgten die Tschechen. Ich erinnere midi nicht, dass Angehorige anderer nationalm Gruppen in grosserem U11'IfangPakete erhalten hätten.'l Dat laatste gold slechts voor Auschwitz-Birkenau, in andere kampen kregen de 'Angehörige anderer nationa/en Gruppen' (maar vaak niet de Nederlanders onder hen - hierover later in dit deel meer) wel degelijk grote aantallen pakketten toegezonden. Wat de Polen en de Tsjechen aanging, was nog van belang dat er tussen Gross-Deutschland, het Genera/gouvernement en het Protektorat een postunie bestond waardoor de controle van poststukken vereenvoudigd was; dat maakte het, aldus een Nederlandse politieke gevangene in Neuengamme, de Polen en Tsjechen mogelijk, 'de vurig begeerde en nog feller benijde Pakete in minder tijds dan een maand, soms binnen enkele dagen, bezorgd te krijgen.P
XCDe nieuwe regeling werd ook kenbaar gemaakt aan het Internationale Rode Kruis in Genève, maar met een belangrijke beperking. Weldeelde namelijk het Auswärtige Amt in maart '43 (meer dan vier maanden nadat de regeling getroffen was) aan de gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis te Berlijn mee dat het het Internationale Rode Kruis en de nationale Rode-Kruis-organisaties, aldus het naoorlogse rapport van de internationale organisatie, 'would henceforth be allowed to forward individual parcels to detained and deported aliens whose names and addresses were known to them', maar dit 'privilege' zou niet gelden voor 'those accused of offences against the German State or the German forces.'3 Dat Joden en Russen geen pakketten zouden mogen ontvangen, werd door het Auswärtige Amt verzwegen en de weergegeven uitzondering kwam in de oorspronkelijke regeling niet voor. Hoe dat
1 H. Langbein: p. 43. 2 A. van de Poel: (1945), p. 38. 8 III (1948), p. 78.
zij, het leek ofhet Auswärtige Amt de deur opengezet had voor hulp aan de gevangenen, maar in de praktijk bleek die hulpverlening moeilijk. Zo konden het Internationale Rode Kruis en de nationale Rode-Kruis-organisaties alleen dan aan gevangenen pakketten doen toekomen indien van dezen de 'names and addresses' bekend waren 'addresses' betekende: de namen van de betrokken kampen, de kampnummers van de gevangenen en de nummers van hun barakken. Pas begin augustus (ruim vier maanden na de officiële mededeling van het Auswärtige Amt) deed het Internationale Rode Kruis een eerste zending van pakketten toekomen aan vijftig gevangenen.
XCHet recht om pakketten te ontvangen was niet de enige gunst die aan een groot deel van de gevangenen verleend werd. Himmler eiste, en het SS Wirtschajts- und Verwaltungshauptamt gaf die eis door (namelijk in het rondschrijven van 28 december '42 waaruit wij eerder de cijfers weergaven betreffende de 'Zu-' en 'Abgänge' in de maanden juni t.e.m. november' 42), dat ook het kampvoedsel verbeterd moest worden, dat de gevangenen, wat hun werk betrof, rationeler moesten worden ingedeeld en dat in de verschillende Kommandos minder geranseld en gemoord moest worden. Bovendien werd, in aansluiting op het voorschrift dat Pohl al in april '42 had doen uitgaan, bepaald dat de lange appèls, waarbij de gevangenen dagelijks urenlang in rijen hadden moeten staan, kwamen te vervallen. Pohl had zijn instructie dienaangaande gekoppeld aan de eis dat voor de arbeidstijd geen beperkingen zouden gelden, maar die eis zou veel van haar kracht verliezen zodra de gevangenen in ofbuiten de kampen 'fabrieksmatige' arbeid zouden moeten verrichten: daarbij zouden zij immers veelal afhankelijk worden van geschoold leidinggevend burgerpersoneel dat zich aan de officiële werktijden zou houden.
XCNog twee 'gunsten' werden toegestaan: in mei '43 werd door Pohl op last van Himmler bepaald dat aan gevangenen die bijzonder hard werkten, wekelijkse premies uitbetaald zouden worden (deze liepen op van een halve tot vier Rm), zulks in de vorm van kampgeld waarvoor zij zich in de kampcantines allerlei waren zouden kunnen aanschaffen; veel bijzonders was in die cantines niet te koop, maar elke aanvulling op het rantsoen was welkom. Voorts (ook dat was door Himmler als een gunst gezien) werden eind '42begin '43 aan de meeste karnpen bordelen toegevoegd. Mauthausen kende zulk een bordeel overigens al eerder in '42 Himmler liet ze nu ook elders oprichten omdat hij vertrouwde dat veel gevangenen zich extra correct zouden gedragen en extra ijverig zouden werken, indien zij daarmee verlof tot bordeelbezoek zouden verkrijgen. Bij Himmler speelden evenwel ook andere factoren een rol: hij was verontrust over de hem gerapporteerde
uitbreiding der homosexualiteit in de kampen, ja hij vertrouwde dat in de kampen opgesloten homosexuelen door bordeelbezoek hun homosexuele geaardheid zouden verliezen. Voor de bordeelmeisjes waren aanvankelijk 'vrijwilligsters' in Ravensbrück aangeworven aan wie beloofd was dat zij na zes maanden bordeeldienst op vrije voeten gesteld zouden worden. In feite werden zij, voorzover bekend, na die zes maanden, al of niet zwanger, al of niet geslachtsziek, naar Ravensbrück teruggezonden.
XCNiet in elk concentratiekamp was de wijziging van regime, die met de inschakeling der gevangenen in de oorlogsindustrie samenhing, te merken, laat staan spoedig te merken. Een commandant die liever het harde regime handhaafde, kon dat maandenlang ongestraft doen - omgekeerd was het een conunandant, die uit zichzelf liever minder bruut optrad, op grond van de nieuwe voorschriften mogelijk, het lot van een groot deel der gevangenen wezenlijk te verlichten. Dat laatste gebeurde bij voorbeeld in Dachau waar de wijziging van voorschriften volgde op een wijziging van commandant: in september' 42 werd SS-Sturm.ban1'1jührer Alexander Piorkowski, een door en door corrupt individu, vervangen door SS-Obersturmbannjührer Martin Weiss, tevoren commandant van Neuenganune, die vermoedelijk intelligent genoeg was om te beseffen dat Duitsland de oorlog zou verliezen; Weiss trad bovendien met een Duits-Poolse vrouw in het huwelijk die, schijnt het, een verzachtende invloed op hem had. Welnu, in januari' 43 tekende het nieuwe regime zich in Dachau met verrassende duidelijkheid af. 'Wij zullen', schreef ds. Overduin, nog steeds gehuisvest in een van de Priester-Blocks, barak 26, 'nooit die eerste weken vergeten. We leefden in een wonderland. Allereerst de ontzaggelijke weldaad, dat we eindelijk na maanden en maanden eens behoorlijk slaap en rust kregen. En wat was het onnoemelijk beter op Block 26. Daar stroomden reeds de pakketten binnen, elke dag weer ... Dat begon ongeveer half februari. Sinds die tijd ontvingen wij als Hollanders ongeveer elke dag één of meer pakketten. Het gebeurde wel, dat wij er vijf, acht, zelfs tien per dag ontvingen. Dat konden we onmogelijk allemaal verwerken. Maar dat was wel goed, want er waren verscheidene Hollanders en buitenlanders, die volstrekte 'Paketsperre' hadden, een verbod om pakketten te ontvangen. Het waren vooral conununisten en oud-officieren, die in een of andere illegale actie hadden gezeten. Deze mensen hebben wij met elkander van de hongerdood mogen redden. Elke dag gingen dozen vollevensmiddelen naar hen toe. Wij hadden zoveel eten, dat wij maandenlang bijna niets aten van het kampeten ...
XCNa enkele maanden was het beeld van het kamp totaal veranderd. Vóór Kerstmis sleepten de mannen als levende geraamten hun lichaam voort naar de appèlplaats en de arbeidscommando's, en in maart reeds marcheerden we veerkrachtig en vitaalover de Lager-straat. Vóór Kerstmis hoorde men geen lach in het kamp, alles lag onder de trieste wade van de dood, maar enkele maanden
daarna kon men elke middag en avond het uitbundig lachen heren van de gevangenen
XCIn 1943 hadden wij behoorlijk vrije tijd, men kon wel rekenen op elke avond na half acht en meestal nog zaterdagsmiddags en de hele zondag ... Al die ellende van staande eten ... , van mishandelen, van de tot in het krankzinnig-moorddadige toe doorgevoerde zindelijkheid, was voorgoed uit. Niemand heb ik meer zien slaan op ons Block, noch op ons Kommando. De strenge discipline ging er uit ... De nieuwe cernmandant stimuleerde de organisatie van allerlei sport, ontspanning en zelfs kunst. Toen de mensen hun zwakte hadden overeten, werden er bijna dagelijks voetbalwedstrijden georganiseerd.'
XCOverduin zag die gehele wijziging van regime louter als een uitvloeisel van de wisseling Vall commandant, maar dat was niet meer dan de weergave van een gerucht dat hij vernomen had voor hij begin oktober' 43 Dachau kon verlaten." In werkelijkheid deed Weiss niet meer dan zich moeite geven, de nieuwe voorschriften inderdaad uit te voeren - misschien gafhij zich wel meer moeite dan enige andere Lagerkommandant. In Auschwitz (om een tegengesteld voorbeeld te geven) was begin' 43 geen sprake van enige wezenlijke verbetering, ja het werd er erger dan ooit: in januari 1943 stierf er 19 % van alle gevangenen, in februari zelfs meer dan 25%, pas Vall maart af gingen de percentages dalen tot in oktober' 43 het laagste percentage bereikt werd: 2,3. In Mauthausen (tweede voorbeeld) stierven in '42 bijna veertienduizenddriehonderd gevangenen (gemiddeld bijna twaalfhonderd per maand) en in de eerste vier maanden Vall' 43 waren het gemiddeld per maand bijna dertienhonderd. In Mauthausen bleef ook de order, de gevangenen bij de oorlogsproductie in te schakelen, lange tijd dode letter - het kwam daartoe pas in juni '43, nadat Speer, die Mauthausen geïnspecteerd had (vermoedelijk op 29 maart' 43), zich bij Himmler schriftelijk beklaagd had over het beleid van de Kommandant. Maar ook dat beklag had onvoldoend effect: begin mei '45 waren de meeste gevangenen in Mauthausen en het nevenkampJ.10
1 Overduin: p. 188-89, 202, 223-24. 2 'In een week tijd', schrijft Overduin (a.v., p. 188), 'was ons leven in het kamp veranderd van een hel in een sanatorium. En achter al deze wonderlijke verbeteringen lag de ver andering van commandant. Het beestmens Hoffmann was naar het Oostfront ge dirigeerd en een zekere Weiss was in zijn plaats gekomen.' Wij merken hierbij op dat Franz Hoffmann nimmer commandant van Dachau is geweest en dat commandant Weiss in september' 42 benoemd werd: hij is dus ook commandant geweest in een van de ergste perioden van Dachau. Hoffmann was ook niet naar het Oostelijk front gezonden maar naar Auschwitz. Weiss werd per 1 november '43 commandant van het kamp Lublin; in de laatste maanden van de oorlog fungeerde hij als
Tabel IV: Gemiddelde kampsterkte en aantallen sterjgevallen in de 'officiële' concentratiehampen in augustus 1943 Gemiddelde Aantal Percen kampsterkte sterfgevallen tage 1
XCMajdanek (mannenkamp) II 500 882 7.67 Majdanek (vrouwenkamp) 3900 172 4·41 Auschwitz (vrouwenkamp) 26 000 938 3·61 Stutthof (mannenkamp) 3800 131 3·45 Flossenbürg 4800 ISS 3·23 Auschwitz (mannenkamp) 48 000 1442 3·00 Natzweiier 2200 41 1.87 N euengaml11.e 9800 ISO 1.53 Gross-Rosen 5 000 76 1.52 Mauthausen 21 IOO 290 1.37 Ravensbri.ick (mannenkamp) 3100 26 0.84 Sachsenhausen 26500 194 0·73 Buchenwald 17600 II8 0.67 Ravensbrück (vrouwenkamp) 14100 38 0.27 Dachau 17300 40 0.23 Stutthof (vrouwenkamp) 500 I 0.20 Bergen- Belsen 3 300 4 0.12 Riga 3 000 I 0.03 Vught 2500 0.00
XCGusen (in de overige Aussenkommandos lag het anders) nog steeds werkzaam in de SS-bedrijven, vooral in de granietgroeven van de Deutsche Erd und Steinwerke c-su.
XCAan het eerder door ons aangehaalde overzicht dat gevoegd was bij Pohls brief aan Himmler d.d. 30 september' 43 hebben wij een reeks cijfers ontleendongeveer 10
1 De percentage-berekening is niet relevant omdat men het aantal sterfgevallen natuurlijk betrekken moet op het totaal aantal gevangenen dat in het bedoelde kamp in de maand augustus' 43 aanwezig was en dat totale aantal wordt door de 'gemid delde kampsterkte' niet aangegeven. Wij gaan er intussen van uit dat de volgorde der percentages wel een denkbeeld geeft van de volgorde waarin men de genoemde kampen in augustus' 43 zou kunnen rangschikken naar hun 'hardheid'.
betreffende de 'Todesjálle' in alle 'officiële' concentratiekampen in de maanden juli t.e.m. december' 42 het totaal was 575°3, ofwel gemiddeld per maand 9584. Blijkens ditzelfde overzicht nu was het aantal sterfgevallen in de eerste zes maanden van '43 :
XCHet cijfer voor juli' 43 is niet bekend. Voor augustus was het 4 699.
XCOpnieuw nemen wij aan dat deze cijfers min of meer van de goede orde van grootte zijn. Dan moet daarbij bedacht worden dat het aantal gevangenen dat zich gemiddeld op één dag in alle kampen bevond, tussen augustus '42 en augustus '43 bijna verdubbeld was: het was van II5 000 gestegen tot 224000. Bij een gemiddelde kampbevolking van II5 000 in augustus' 42 (wij herhalen: dat is niet hetzelfde als het totaalaantal gevangenen in die maand) waren er 12 217 sterfgevallen, en in augustus '43 waren er 4 699 sterfgevallen bij een gemiddelde kampbevolking van zza 000: het is duidelijk dat in de loop van '43 in de 'officiële' concentratiekampen als geheel (wij spreken hier niet over de vernietigingskampen) 'het massale sterven' dat zich in '42 en vermoedelijk ook in '41 voorgedaan had, een minder grote omvang kreeg. Dat 'massale sterven' zou zich evenwel in de derde fase, de fase der evacuatie-transporten, opnieuw in volle omvang manifesteren.
XCWat augustus' 43 betreft, bevindt zich tenslotte bij Polus brief aan Himmler een opgave van de sterfgevallen per concentratiekamp. Wij hebben de gegevens, ietwat anders gegroepeerd, in Tabel IV opgenomen.
XCAan de cijfers van Tabel IV kan men de conclusies verbinden dat in augustus' 43 Auschwitz het veruit grootste kamp was, gevolgd door Sachsenhausen, Mauthausen, Buchenwald, Dachau, Ravensbrück en Majdanek, dat de sterfte naar verhouding (vermoedelijk) het grootst was in de 'grote' kampen Majdanek en Auschwitz en de 'kleine' kampen Stutthof en Flossenbürg, en dat het betrekkelijk kleine kamp Vught tot de kampen behoorde waarin, althans in augustus '43, de levensomstandigheden naar verhouding het minst ongunstig waren.
XCVan de inschakeling der gevangenen in de Duitse oorlogsproductie hebben wij geen volledig overzicht. Billig heeft zich in zijn uitnemende studie Les Camps de Concentration dans l'Écol1omie du Reich hitlérien beperkt tot de SS-bedrijven (de titel van zijn werk is dus niet juist), maar daarbij moet bedacht worden dat, terwijl in die SS-bedrijven in de jaren '43-'44 gemiddeld vijftigduizend gevangenen tewerkgesteld waren, uiteindelijk in de particuliere Duitse bedrijven vermoedelijk wel ca. vierhonderdvijftigduizend gevangenen tegelijk werkzaam waren, en dat is dan nog maar een deel van de gevangenen die in totaal in die bedrijven dwangarbeid moesten verrichten. Die inschakeling der gevangenen heeft zich geleidelijk voltrokken. Als aanwijzing daarvoor kunnen de cijfers dienen betreffende de aantallen Aussenkommandos die, blijkens een in '69 door de International Tracing Service te Arolsen gepubliceerd overzicht", van januari '42 af opgericht werden: in '42 (einde van de 'eerste fase') waren het er slechts 56, in '43 (begin van de 'tweede') al 147 en in '44 (voortzetting van de 'tweede fase') zelfs 571; in de laatste vier maanden van de oorlog ('derde fase') kwamen nog 149 nieuwe Aussenleommandos tot stand.
XCWat de SS-ondernemingen betreft: de Deutsche Erd- und Steinwerke Ct/tbH ging zich toeleggen op het assembleren en repareren van vliegtuigen (Heinkels in Sachsenhausen, Messerschmitts in Mauthausen), en de fabriek voor bakstenen in Sachsenhausen werd door een fabriek voor antitankgranaten vervangen. Ook werden in Sachsenhausen, vermoedelijk ten behoeve van de Waffen-SS, wapens gerepareerd; er kwam daar ook een kruitfabriek naast andere kleinere bedrijven die voor de oorlogsinspanning van belang waren. In Sachsenhausenvestigde de Deutsche Erd- und Steinwerke CmbH voorts een groot bedrijf voor het uit elkaar halen van oude kabels, telefoontoestellen, batterijen enz. enz. opdat men de grondstoffen opnieuw zou kunnen gebruiken. In Natzweiier tenslotte richtte de firma een bedrijf op waar ten behoeve van de Junkers-fabrieken vliegtuigmotoren gereviseerd C.q. gedemonteerd werden. Ook de Deutsche Ausrûstungswerlee, die aanvankelijk hoofdzakelijk meubelen geproduceerd hadden, gingen zich steeds meer op de militaire productie concentreren - de omzet steeg van 9,5 mln Rm in '42 ('41: ruim 5 mln) tot ruim 23 mln in '43 (latere cijfers zijn niet bekend).
1 (1933-1945).
XCTenslotte vermelden wij in dit verband (het verband van het SS-complex) dat Himmler in de eerste helft van '44 ten behoeve van het Institut fiil' wehrwissenscnajtlicne Zweckforschung der Waffen-SS und Polizei gevangenen die natuurwetenschappelijk enlof rnathematisch geschoold waren, in Kottuuandos verenigde. Himmler hoopte dat de betrokkenen o.m. een betrouwbare grondslag zouden kunnen leggen voor de weersvoorspelling op lange termijn. Eén groep werd in Sachsenhausen geconcentreerd, een tweede groep, Joodse geleerden die aanvankelijk in het concentratiekamp Plaszow, in het Generolgouvernement. bij ballistisch onderzoek ingeschakeld waren en die ten tijde van de actie 'Oogstfeest' (het opruimen van de Joodse werkkampen in het district Lublin) gespaard waren, werd nog in januari' 45 naar Flossenbürg verplaatst. Wij voegen nog toe dat weer een ander wetenschappelijk SS-instituut, het Hygiene-Institut der Waffen-SS, een dependance bezat in Raisko bij Auschwitz; ook hier werkten gevangenen in een apart Aussenkommando van Auschwitz in juni' 44 werd zelfs het gehele instituut uit het gebombardeerde Berlijn naar Raisko verplaatst.
XCGelijk reeds gezegd: buiten de kampen, nl. in honderden Aussenkonunandos, werden veel meer gevangenen in de militaire productie (of haar voorbereiding) ingeschakeld dan binnen de kampen. Er was tenslotte in Duitsland vrijwel geen grote industriële onderneming, te beginnen met enorme particuliere concerns als IG Parben en Krupp", die niet een deel van haar
1 Op het grote chemische en farmaceutische concern komen wij nog terug maar wij merken hier op dat na de oorlog in het grote proces voor een van de Amerikaanse militaire rechtbanken te Neurenberg vastgesteld werd dat dit concern zich enerzijds moeite gegeven heeft, buitenlandse arbeiders die onder dwang naar Duitsland gezonden waren, behoorlijk te behandelen maar anderzijds grote aan tallen gevangenen van Auschwitz, van wie een aanzienlijk deel omgekomen is, ingeschakeld heeft bij de bouw van de fabrieksinstallaties te Monowitz. Bij het staalconcern Krupp ligt de zaak nog ernstiger: in een overeenkomstig proces te Neurenberg bleek dat de aan Krupp toegewezen buitenlandse arbeiders vaak uitermate slecht behandeld zijn, en daarnaast heeft ook Krupp vele duizenden concentratiekamp-gevangenen bij de productie ingeschakeld. In de zomer van '42 werd besloten dat Krupp in Birkenau een fabriek of grote werkplaats voor de
productie door concentratiekamp-gevangenen liet vervaardigen. Ten aanzien van de kampen Dachau en Mauthausen willen wij bij wijze van voorbeelden nadere bijzonderheden vermelden.
XCDachau dan had o.m. Aussenkommandos in Augsburg, Kottern en Burgau (productie voor Messerschmitt, gemiddeld ruim drieduizend gevangenen), Allach (productie voor de Bayerische Motoren- Werke, gemiddeld bijna vierduizend gevangenen), München (productie in de Agfa-fabrieken, gemiddeld ca. vijfhonderd gevangenen, allen vrouwen). Bovendien werden uit Dachau enkele tienduizenden gevangenen ter beschikking gesteld van de Organisation Todt, die grote kampen bezat bij Kaufering en Mühldorf waar gemiddeld tussen de tien- en vijftienduizend gevangenen ondergebracht waren. Op de dag van de bevrijding bevonden zich van de bijna acht-en-zestigduizend in Dachau ingeschreven gevangenen ruim zeven-endertigduizend in de Aussenlzommandos (van welke we slechts de belangrijkste genoemd hebben).
XCMauthausen kende van '40 af al een Aussenkommando in Steyr waar gemiddeld ca. tweeduizend gevangenen werkten in de munitiefabriek van de Steyr-Daimler-Pucn AG. Voor deze firma en voor Messerschmitt werkten uiteindelijk in het hoofdkamp Mauthausen gemiddeld ca. tweeduizend gevangenen. In Linz werkten van '43 af gemiddeld ca. zesduizend gevangenen voor de Hermann Goering- Werke, in Wenen ca. vijftienhonderd voor de Heinkel-vliegtuigfabrieken, ca. tweeduizend voor de Messerschmittvliegtuigfabrieken en een even groot aantal voor de Oesterreichische Sauer
XCvervaardiging van slaghoedjes zou bouwen; de productie begon er in de zomer van '43 en er waren in september een kleine driehonderd gevangenen aan het werk (onder wie ook Nederlanders), maar dit project werd spoedig opgegeven doordat Krupp niet voldoende machines naar Birkenau kon transporteren. In de zomer van' 43 liet Krupp evenwel bij Breslau een fabriek voor lichte houwitsers bouwen waarbij, onder toezicht van de Wehrmacht, ca. vierduizend Joden ingeschakeld waren die men uit de Arbeitslager in het Generalgouoernement had geput. In die fabriek werkten in de herfst van '44 in totaal twaalfduizend personen, onder wie ca. zesduizend gevangenen uit het concentratiekamp Gross-Rosen. Daarenboven bevonden zich van de zomer van '44 af in het Rijnland bij fabrieken van Krupp twee Aussenleommandos van concentratiekampen: een in Geisenheim met enkele honderdenjoodse vrouwen en meisjes uit Hongarije en Polen (Geisenheim was een Aussenkommando van NatzweiIer) en een in Gelsenberg. Daar werkten ruim vijfhonderdjoodse vrouwen en meisjes uit Hongarije, Roemenië en Tsjechoslowakije, afkomstig uit Auschwitz maar via Buchenwald (Gelsenberg was een Aussen kommando van dat kamp) aan Krupp ter beschikking gesteld. Deze groep werd later in '44 naar Essen verplaatst en heeft daar in de winter' 44-' 45 onder miserabele omstandigheden moeten werken; zij werd eind maart '45 door de SS-bewakers naar Bergen-Belsen afgevoerd. Er zijn maar heel weinig overlevenden.
IV. Enkele Aussenkommandos van Dachau en Mauthausen Aussenkommandos van Dachau of Mauthausen bevonden zich in de steden of plaatsen met de roodgedrukte namen. Slechts die Aussenkollilllandos ZÜn aangege ven die in de tekst vermeld zijn - Dachau zowel als Mauthausen hebben veel méér Aussenkommandos gekend. 10
AG: productie van tanks. Onderdelen van tanks werden, eveneens in Wenen, door opnieuw gemiddeld ca. tweeduizend gevangenen vervaardigd voor de firma Hofherr-Schrantz, onderdelen van motoren door ca. driehonderd in de BMW-fabrieken te Passau, en in Wiener Neustadt werden met inschakeling van enkele honderden gevangenen van oktober '43 af V-2' s gemonteerd in de Rax- Werke GlllbH, een onderdeel van het Henschelconcern (deze montage werd, na een bombardement van Wiener Neustadt, na een maand gestaakt'). Naast dit alles (ons overzicht is niet volledig) werden van Mauthausen uit tienduizenden gevangenen ingezet bij het graven van gigantische tunnels ten behoeve van de productie van V-l's en V-z's, ja ook van latere lange-afstands-raketten waarmee, zo werd gehoopt, doelen in New York geraakt zouden worden. Alleen al in Ebensee werkten tenslotte ca. twintigduizend gevangenen aan een groot project van dien aard en in Gusen II (bij St. Georgen) ca. elfduizend-; overeenkomstige Aussenleommandos bestonden o.m. nog in Melk (gemiddeld ca. tienduizend gevangenen) en Pegau (ca. tweeduizend). Volgens de Tsjechische politieke gevangene die in het hoofdkamp Mauthausen eerst Zweiter-, vervolgens Erster Lagerschreibet was (hoofd van de gevangenen-administratie), golden de Kommandos bij de Hermann Goering-Werke, de fa. Heinkel en de fa. Hofherr-Schrantz als "Mord-Kommandos'": daar moesten voortdurend nieuwe gevangenen heengezonden worden. Wij vermelden in dit verband dat van de totale productie van de Messerschmitt-fabrieken in '44 ca. 35% afkomstig was uit de complexen Mauthausen en Flossenbürg. Ook van Neuengamme uit waren gevangenen ingezet bij de productie van jachtvliegtuigen: ca. vijfduizend mall. In dit kamp had voorts de fa. Walther een fabriek van revolvers kunnen vestigen. In Buchenwald kwam binnen het kamp een fabriek voor karabijnen die onderdeel was van de Gust/oJJ Werke: de militaire productie van dit kamp kreeg zulk een omvang dat ter vergemakkelijking van het transport in de periode september '43-0ktober '44 door ruim tweeduizend gevangenen een spoorwegverbinding met Weimar aangelegd werd.
1 Ca. vierhonderd gevangenen werden toen naar overgeplaatst, ca. 200 naar Schlier, een van Mauthausen, waar vloeibare brandstof voor de geproduceerd werd. In Schlier was, gelijk al vermeld, ook een geheim drukkers-Ko/'lunalldo gevestigd. 2 In Gusen II begon in december '44 de productie ten behoeve van de Messerschmitt-fabrieken en de Raketten werden hier evenmin als in Ebensee vervaardigd, wel nam de begin '45 de productie van kogellagers ter hand; in Gusen II werd ook synthetische benzine geproduceerd. 3 Verklaring, 27 juni 1946, van Kurt Pany (Neur. doc. NI-310).
XCTwee projecten willen wij nog speciaal noemen: de fabrieken van de IC Fatben in Monowitz en de V-2-assemblage in de onderaardse tunnels in de Harz die delen waren van het concentratiekamp Dora.
XCDe kern van het complex dat de IC Fatben bij Monowitz wilde bouwen, werd gevormd door een grote fabriek voor kunstrubber (Buna) en een voor synthetische benzine maar er moesten ook o.m. een gasfabriek en een electrische centrale verrijzen. Voor de vervaardiging van de synthetische benzine was steenkool nodig; die zou gedolven worden in naburige mijnen: Pürstengrube en Janina. Tot de bouw van het complex werd eind '40 besloten en een van de factoren die daarbij een rol speelde, was een toezegging van Himrnler (een van de leidende figuren uit het IC Fatben concern was lid van Himmlers Freundeskreis en de IC Parben heeft aan de door deze kring bijeengebrachte fondsen roo 000 Rm bijgedragen) dat bij de bouw van het complex te Monowitz (waarbij, onder supervisie van de Deutsche Ausrûstungswerlee C"l/bH meer dan 200 aannemersfirma's ingeschakeld werden) beschikt kon worden over gevangenen uit Auschwitz, In oktober' 41 waren bij die bouw in totaal z 700 arbeidskrachten betrokken, onder hen I 300 gevangenen uit Auschwitz. Die gevangenen moesten toen dagelijks naar het complex heen en weer lopen, een afstand van 7 kilometer. Velen hunner konden, met name in de strenge winter '41-'42, die marsen en het werk op de bouwplaatsen niet doorstaan, Begin '42 werd toen op kosten van de IC Parben een concentratiekamp bij Monowitz gebouwd (Auschwitz III). De toestanden waren daar nauwelijks beter dan in Auschwitz I en II en hoewel de IC Fatben voor eigen rekening de gevangenen in de middagpauze enig extra voedsel gaf en ook soms extra kleding liet uitreiken, raakten Vall de vele duizenden gevangenen die successievelijk naar Monowitz gezonden werden, onder hen ook talrijke Nederlanders (in de zomer Vall '44 werkten in Monowitz ca. tienduizend gevangenen), velen zo verzwakt dat zij, voorzover zij niet ter plaatse stierven, in hun barakken of in de Zog.ziekenafdeling van Monowitz aan selecties ten offer vielen: zij werden dan naar Auschwitz II (Birkenau) getransporteerd en daar vergast. In totaal zijn in de jaren' 42 t.e.m. '44 ca, achtduizend gevangenen uit Monowitz slachtoffer geworden van die vergassingen en ruim zestienhonderd zijn in Monowitz gestorven. Bij de steenkoolmijnen van Fürstengrube en Janina bevonden zich van de zomer van '43 af Aussen kornmandos van Auschwitz - ook daar hebben Nederlanders gewerkt. Dat werk was zo zwaar dat Engelse krijgsgevangenen die er eerst bij ingezet waren, met succes geprotesteerd hadden; hen had men vervangen. Over de aantallen slachtoffers in Fi.irstengrube en Janina zijn nog geen gegevens bekend.
XCWat Dora aangaat, beperken wij ons tot het volgende.'
XCIn de Kohnstein-bergrug bij Nordhausen was men in '38 begonnen, twee tunnels van ca. I 800 m lengte te graven (ze waren I2t m breed en 8t m hoog) teneinde er in oorlogstijd aardolieproducten te kunnen opslaan. Toen in '43 besloten werd, ook daar V-l's en V-2's te assembleren, was van die twee tunnels één voltooid. Hitler had in de zomer van dat jaar de productie der Vergeltungswaffen de hoogste prioriteit gegeven en met medeweten van Speer had Himmler toen aangeboden dat concentratiekarnpgevangenen op grote schaal bij hun vervaardiging ingezet zouden worden. Wat toen van Mauthausen en Gusen uit geschiedde, hebben wij al verhaald - bij de Kohnstein-bergrug kwamen de eerste drieduizend gevangenen (allen uit Buchenwald) begin september '43 aan; zij werden er gehuisvest in de tunnels waarin zij moesten werken (later kwamen er ook barakken buiten de tunnels), Het oorspronkelijke tunnelcomplex werd voltooid en nog uitgebreid ook, V-l'S en V-2's werden er geassembleerd (Speer kwam op 10 december '43 op inspectie) en tenslotte werd er, afgezien nog van de voorbereiding van de productie van de lange-afstands-raketten die New York moesten raken (daartoe werden ruimten uitgegraven die niet minder dan 30 meter hoog waren), ook nog begonnen met de vervaardiging van straalmotoren, in opdracht van de [unkersfabrieken, en van synthetische benzine. Productiecijfers zijn ons alleen voor de v-2's bekend: er werden in Dora ca. 6 000 geassembleerd.
XCSpeciaal de voorbereiding van deze productie eiste talloze slachtoffers. Van de ca. zeventienduizend gevangenen die van september '43 tot eind maart '44 naar Dora gezonden werden (hoofdzakelijk Russen, Polen, Fransen en Duitsers alsmede Italiaanse krijgsgevangenen) stierven bijna drieduizend ter plaatse (tot die bijna drieduizend behoorden twee-en-dertig Nederlanders) en werden tweeduizend, die volkomen uitgeteerd waren, in de eerste twee maanden van' 44 naar het concentratiekamp Majdanek overgebracht en nog eens duizend in maart naar Bergen-Belsen ; men moet wel aannemen dat veruit de meesten hunner óók bezweken zijn. Dora werd het grootste barakkenkamp bij de Kohnstein-bergrug, maar er kwamen daar nog talrijke andere karnpen waarvan die bij EUrich en Harzungen de grootste waren. Toen de toestanden in Dora in de loop van '44 verbeterden, werden zij in de karnpen bij EUrich en Harzungen extra slecht. Geschat wordt dat in totaal ca. zestigduizend gevangenen naar het Dora-complex
1 Hoofdzakelijk ontleend aan het door M. Bornemann en M. Broszat geschreven hoofdstuk in de door het uitgegeven (I970).
gezonden werden; van hen zijn ter plaatse minstens bijna dertienduizend omgekomen. Hoeveel Nederlanders onder hen waren, is niet precies bekend daar de nationaliteit van de overledenen na I april '44 niet langer genoteerd werd.
XCMen ziet: wij hebben slechts van een deel van de gemiddeld ca. 450000 concentratiekamp-gevangenen die uiteindelijk aan andere dan de SS firma's ter beschikking gesteld waren, aangegeven waar en in opdracht van welke firma's zij waren ingezet. Gaan wij nu in het algemeen op die inzet nog wat nader in, dan willen wij allereerst opmerken dat hij er toe geleid heeft dat van de eerste helft van '43 af vele tienduizenden 'gewone' Duitsers in hun dagelijks werk met concentratiekamp-gevangenen in regelmatig contact kwamen; dat die gevangenen er miserabel aan toe waren, kon hun niet ontgaan. Misschien zijn er wel particuliere ondernemingen geweest die zich moeite gegeven hebben, de inschakeling van die gevangenen uit de weg te gaan, maar het algemene beeld is toch eerder dat er weinig bezwaarden waren. Die inschakeling was namelijk in fmancieel opzicht zowel voor de SS als voor de honderden, zo niet duizenden ondernemingen die van de SS gevangenen betrokken, profijtelijk. Het 'levensonderhoud' der gevangenen kostte 0,35 Rm per dag, d.w.z. dat elk 'officieel' concentratiekamp gemiddeld per dag per gevangene 0,35 Rm betalen mocht aan de leveranciers van al die goederen, hoofdzakelijk levensmiddelen, die, volgens de voorschriften, voor de gevangenen bestemd waren (dat uit die voorraden op enorme schaal gestolen werd, stippen wij hier slechts aan). Loon kregen de gevangenen niet - zij kregen hoogstens een premie die, zo nemen wij aan, alleen in uitzonderingsgevallen het maximum beliep (4 Rm per week) en als regel wel veel lager geweest zal zijn. De SS-ondernemingen moesten aanvankelijk per gevangene per werkdag 0,30 Rm aan het SS-Wirtschafts und Vetwaltungshauptamt betalen, de particuliere industrie 5 Rm voor een ongeschoolde, 6 Rm voor een geschoolde gevangene: dat was ongeveer de helft van de normale lonen. In de zomer van' 44 werd het tarief waaraan de SS-ondernemingen zich moesten houden, verhoogd; het lage tarief was door de particuliere industrie als oneerlijke concurrentie beschouwd. Nadienmoesten de SS-ondernemingen voor elke werkdag van een ongeschoolde gevangene 3 tot 4 Rm betalen en van een geschoolde 4 tot 5 Rm. Men kan uit deze cijfers afleiden dat het SS- Wirt schafts- und Verwaltungshauptamt, bij een inzet van een half miljoen gevangenen, per dag een bedrag ontving dat tussen de 2,45 mln en 2,95 mln Rm lag ofwel, bij zes werkdagen per week, zeg 70 mln Rm per maand, waarvan dan ca. 64 mln Rm van de particuliere firma's afkomstig was; van die 64111ln werd door het SS-Wirtschafts und Veruraltungshauptamt 40%
aan het Reich, d.w.z. aan de schatkist afgedragen - voorzover de concentratiekampen geld kostten, werd dat geld immers uit de schatkist, te weten via de begroting van het Reichsministeriutn des Innern (waaronder de politie ressorteerde), ter beschikking gesteld. Een en ander betekende dat het SS-complex in de laatste fase van de oorlog aan de inzet der concentratiekamp-gevangenen ca. 44 mln Rill per maand overhield.
XCWij hebben die inzet in fmancieel opzicht profijtelijk genoemd voor het particuliere bedrijfsleven. Wij leiden dat uit het feit af dat veel ondernemingen zich moeite gaven, gevangenen toegewezen te krijgen. Het kan echter wel zijn dat die gevangenen vooral nodig waren om bepaalde orders op tijd af te leveren, terwijl zij op zichzelf, van het bedrijfsleven uit gezien, overbetaald waren. Hun arbeidsprestatie was namelijk gering. In de eerste oorlogsjaren toonden onderzoekingen aan dat die prestatie nooit boven de helft kwam van de prestatie van een gewone arbeider en als regel minder, vaak zelfs veel mindcr bedroeg, in de granietgroeven van de Deutsche Erd- und Steiniuerlee zelfs slechts een tiende, ja een twintigste van de prestatie van een gewone arbeider. Het schijnt dat alleen in de met moderne machines uitgeruste textielwerkplaats van de Deutsche Ausrûstungswerke in Ravensbrück een min of meer normale productie bereikt werd. Niet onmogelijk achten wij het evenwel dat in de latere oorlogsjaren, toen de inzet der gevangenen bij particuliere ondernemingen een grote omvang aangenomen had, in menig bedrijf door de gevangenen vooral daar een min of meer normale arbeidsprestatie geleverd werd, waar hun arbeidstempo door machines bepaald werd en waar zij (dat kwam voor) door de burger-voormannen en -opzichters menselijk behandeld werden. Een algemeen verschijnselwas dat laatste bepaald niet, 'ich habe', aldus de Oostenrijkse politieke gevangene dr. Benedikt Kautsky, een zoon van de in Amsterdam als emigrant overleden socialistische theoreticus Karl Kautsky, 'mehr als einen Fall erlebt, in den: die SS gegen Zivilisten, die Häftlinge misshandelten, mit Verwarnungen und Strajandrohungen einschriu'? - dat had hij beleefd in Monowitz.
XCNatuurlijk moet bij dit alles bedacht worden dat veruit de meeste in bedrijven werkzame gevangenen, als zij daar openlijk of tersluiks geen bijvoeding kregen, physiek eenvoudig niet in staat waren tot arbeid in een normaal tempo (de officiëlewerktijd was II uur per dag) - gesteld al dat zij daartoe de bereidheid hadden. Bij zeer velen was deze niet aanwezig: er werd op enorme schaallijngetrokken, er werd ook wel, zij het vermoedelijk
1 B. Kautsky: p. 47.
in veel mindere mate, sabotage gepleegd. Samenvattend mag men zonder twijfel zeggen dat, gemeten aan de voor het Derde Rijk bestaande vitale noodzaak, de arbeidskracht van Duitsland en bezet Europa zo rationeel en efficiënt mogelijk in de oorlogsinspanning in te schakelen, het gehele systeem der concentratieen a fortiori der vernietigingskam.pen neerkwam op een gigantische verspilling van arbeidskracht.
XCHoeveel gevangenen zijn in totaal, d.w.z. van '33 tot '45, in de 'officiële' concentratiekampen (en al hun Aussenleommondos) opgenomen en hoevelen zijn daar te gronde gegaan? Billig heeft alle terzake aanwezige gegevens gecombineerd! - nauwkeurig zijn ze uiteraard niet, maar, zo komt het ons voor, wèl van de goede orde van grootte. welte verstaan: die gegevens hebben louter betrekking op diegenen die in de kampadministraties geregistreerd werden, niet op de onmiddellijke slachtoffers van de Endlösung (diegenen dus die met de RSHA-transporten in de concentratieC.q. vernietigingskampen aankwamen en bij aankomst vergast werden) en evenmin op de in de kampen om het leven gebrachte Russische krijgsgevangenen. Gegevens over het 'officiële' concentratiekamp Vught (het ]Hdendurchgangslager en het Z.g. SD-Lager 2 niet meegerekend) heeft Billig niet vermeld - die voegen wij toe (zij beslaan slechts de periode januari' 43september '44).
XCWij geven in Tabel V (zie pag. IIÓ) Billigs cijfers weer, waarbij wij de kampen rangschikken naar de totalen der gevangenen die er geregistreerd werden. Het totaal-generaal bedraagt 2 424 000 wij willen het, in het voetspoor van Billig, tot 2 400000 vereenvoudigen.
XCDat totaal-generaal is te hoog, immers: een gevangene die bijvoorbeeld eerst in Dachau binnengebracht werd maar uit Dachau naar Auschwitz werd overgeplaatst, werd zowel in Dachau als in Auschwitz geregistreerd en komt in Tabel V dus tweemaal voor - en er zijn talloze gevangenen geweest die successievelijk in vijf of meer concentratiekampen ingeschreven werdcri. Nu is van een aantal concentratiekampen, t.W. Auschwitz, BuchenJ.
1 Billig: p. 68-102. 2 Dit was een kampgedeelte dat als gevangenis voor alsnog te berechten illegale werkers fungeerde.
Tabel V: Ingeschreven gevangenen in de 'officiële' concentratieleampen 1933-1945
XCAuschwitz 400 000 Ravensbrück 130 000 Diverse kampen in het Bergen-Belsen 125 000 Genera/gouvernement 260 000 Stutthof 120 000 Buchenwald 239 000 Plossenbürg II5 000 Mauthausen 230000 Neuengamme lOa 000 Dachau 228 000 Dora 60 000 Sachsenhausen 205 000 Natzweiler 46 000 Gross-Rosen ISO 000 Vught 16000
XCwald, Dachau, Sachsenhausen en Stutthof, vrij nauwkeurig bekend, hoeveel gevangenen in de loop der jaren naar andere kampen overgeplaatst werden: tezamen ruim 450000. In die vijf kampen werden in totaal I 192 000 gevangenen geregistreerd van hen werd dus bijna 38% overgeplaatst. Billig nu neemt aan dat uit alle' officiële' concentratiekampen tezamen 35% der gevangenen (35% dus van 2 400 000, ofwel 840 000) overgeplaatst werd, maar het zou, meent hij terecht, te ver gaan, al die 840 000 als dubbelingeschrevenen te beschouwen, want bij dergelijke overplaatsings-transporten kwamen talloze gevangenen om het leven en zij werden dan in het 'nieuwe' kamp niet als aankomenden geregistreerd. Billig neemt op grond van precieze cijfers omtrent een aantal van die overplaatsings-transporten aan dat van die 840000 overgeplaatsten IO% tijdens het transport bezweken is, hetgeen betekent dat het cijfer 2 400 000 niet 840 000 maar 756 000 (zeg: 750000) dubbeltellingen bevat. Zijn conclusie is dat in de 'officiële' concentratiekampen in totaal 1650000 gevangenen eens of meermalen geregistreerd werden.
XCHoevelen hunner werden vrijgelaten? In absolute zin: niet weinigen. Zo werden nagenoeg alle 35 000 Joden die na de Reichskristallnacht Buchenwald binnengevoerd werden, na korte tijd uit het kamp ontslagen; bekend is voorts dat uit hetzelfde kamp in de jaren '43-'45 bijna 7 000 gevangenen ontslagen zijn en wij herinneren voorts aan de eerder weergegeven cijfers blijkens welke in de zes maanden juni t.e.m. november '42 uit alle 'officiële' kampen tezamen 47II gevangenen ontslagen werden. Op grond van deze en dergelijke gegevens neemt Billig aan dat in totaal, en wel vóór eind' 44 (in de laatste oorlogsmaanden vonden nauwelijks meer ontslagen plaats), ruim 100000 gevangenen op vrije voeten zijn gesteld. Waren geen gevangenen gestorven, dan zouden dus eind '44 in alle kampen tezamen bijna I 550 000
Tabel VI: Aantallen ingeschreven en omgekomen gevangenen in negen concentratieleampen Ingeschreven Omgekomen
XCStutthof 120 000 80 000 67% Auschwitz 400 000 228 000 57% Mauthausen 230 000 120 000 53% Neuengamme 100 000 50 000 50% Sachsenhausen 205 000 84 000 42% Bergen-Belsen 125 000 50 000 40% Dachau 228 000 76 000 of 33% of 35 000 16% Buchenwald 239 000 60000 25% Vught 16 000 ca. 285 1,8%
XCgevangenen aanwezig moeten zijn geweest. Er waren er in werkelijkheid, gelijk eerder vermeld, ca.Anders gezegd: bijnawaren omgekomen.
750 000. 800 000
XCVan die ca.die eindnog in leven waren, kwamen evenwel óók nog velen om: de periode januari-begin meiwas de gruwelijkste periode uit de geschiedenis der concentratiekampen in oorlogstijd - de fase der evacuatie-transporten. Lange stoeten gevangenen werden door wat van Duitsland restte opgedreven - wie niet meer voort kon strompelen, werd met een nekschot afgemaakt. Treinen met goederenwagons vol gevangenen reden van het ene oord naar het andere - het is voorgekomen dat louter doden uitgeladen werden. Dan braken in verscheidene concentratiekampen verwoestende epidemieën uit, en tenslotte zijn in de laatste fase van de oorlog in sommige kampen en vooralook in de Aussenleommandos groepen gevangenen afgemaakt. Billig schat dat van de genoemdegevangenen nog minstensin de periode januari-begin mei'omgekomen zijn. Die minstensmoeten bij de bijnaslachtoffers van de periode vóór eindopgeteld worden, hetgeen een totaal geeft vanrooconcentratiekamp-slachtoffers:roododen opgevangenen.
750 000 '44 '45 750 000 300 000 45 300 000 800 000 '44 I 000 I 000 I 650 000
XCVan elke drie gevangenen zijn twee gestorven.
XCDe overlevingskansen waren in het ene kamp geringer dan in het andere. Billig heeft voor een aantal karnpen het totaal der gestorvenen naast het
totaal der ingeschrevenen geplaatst en de verhoudingscijfers aangegeven. Met toevoeging van Vught nemen wij wederom zijn opgave over (Tabel VI), naar de percentages der gestorvenen gerangschikt.
XCNatuurlijk mag men in Tabel VI het totaal der omgekomenen (ruim 707000 dan wel ruim 748 000 verschillende personen) niet betrekken op het totaal der ingeschrevenen, want dat laatste totaal: I 663 000, sluit de eerder gesignaleerde dubbeltellingen in. De percentages betekenen niet meer dan dat, in doorsnee, in het ene kamp verhoudingsgewijs meer gevangenen omgekomen zijn dan in het andere en, van alle 'officiële' kampen, in Vught veruit de minste. wel was, aangenomen dat in Dachau in totaal 35 000 gevangenen omgekomen zijn, de overlevingskans in Dachau gemiddeld meer dan driemaal zo groot als in Stutthof, Auschwitz, Mauthausen en Neuengamme, maar gemiddelden vormen abstracties. Wij herinneren er aan dat ook in Dachau in '42 meer dan de helft der gevangenen om het leven kwam.
XCBehoudens in de laatste fase, toen zich in de concentratiekampen chaotische toestanden ontwikkelden, werden van de omgekomen (of geëxecuteerde) gevangenen steeds overlijdensacten vervaardigd; de doodsoorzaak werd dan als regel gefantaseerd. Die acten, die bij de kampadministraties bewaard bleven, kregen een correct volgordenummer, maar in mei '43 deed Himmler alle kampcommandanten een geheime instructie toekomen", krachtens welke zij die acten voortaan moesten nummeren als I-I t.e.m. 1-185, II-I t.e.m. II-ISS, enz., 'sodass', aldus Rimmler, 'nur die Hochstzah! 185 artfscheint. Auf diese Art leann die jeu/eilige Zahl der int laufenden Jahr eingetretenen Todesjálle nicht ersichtlich gemacht werden:' Omtrent het overlijden van Joodse, Griekse, soms ook Poolse, Joegoslavische en Spaanse gevangenen werd overigens de familie als regel niet ingelicht (hierop bestaan talrijke uitzonderingen: men denke aan de overlijdensberichten van Nederlandse Joden uit Mauthausen in '41); de familie werd nooit ingelicht als een Nacht-und-Nebel-gevangene overleden was. Bericht over het overlijden van Ostarbeiter resp. van Russische krijgsgevangenen (de slachtoffers van de massale executies uitgezonderd) werd toegestuurd aan de Arbeitsärnter in de districten waaruit die Ostarbeiter afkomstig waren, resp. aan de Wehrmachtauskunftstelle in Berlijn (het centrale
1 Tekst in H. Marsalek: p. 133.
inforrnatiebureau van de Wehrtnacht], Met betrekking tot het overlijden van andere gevangenen, onder hen dus ook Nederlandse politieke gevangenen (behalve de NN-gevangenen), bestond het voorschrift dat de Komntaudantur van de betrokken kampen naar de familie twee brieven moest doen uitgaan; in de eerste werd de familie van het overlijden in kennis gesteld, werd de z.g. doodsoorzaak aangegeven, werd meegedeeld dat het stoffelijk overschot 'im staatlichen Kreutatoriunï verbrand was en werd aangeboden, tegen betaling een afschrift van de overlijdensacre en een urn met de as van de overledene toe te zenden; de tweede brief, die steeds zonder briefhoofd verzonden werd, had de volgende voorgeschreven inhoud":
XC'Sehr geehrter Herr (ader) Frau!
XCIhr Sohn (Gatte, Bruder USII).) ••• iuurde, als er sieh krank meldete, unter Aufnalune in den Kranleenbau in ärztliehe Behandlunç genol1unen. Es wurde ihm die bestmöglichste medieamentose und pflegerische Behandlung zuteil. Trotz der angewendeten drztlichen Bemuhunyen gelang es nicht, der Krankheit Herr zu wetden und er ist am ... ver sterben.
XClelt spreche Ihnen zu diesem Verlust me in Beileid aus. Ihr Sohn (Gatte, Bruder USIlJ.) starb ohne letzte Wünsche geäussert zu haben. Der Nachlass Ihres Solmes (Gatten, Bruders usw.} iuird Ihnen in Kurze zugesandt.'
XCWie als reactie op de eerste brief de urn aanvroeg, ontving er inderdaad een die met as gevuld was. In de meeste kampen had men daartoe wat willekeurige as geschept uit de grote hopen die bij elk kampcrematorium lagen. Soms kregen de nabestaanden datgene wat de overledene bij aankomst in het kamp bezeten had, toegezonden. De echtgenote van ds. G. J. de Geus, hervormd predikant te Almelo, gearresteerd in januari '42 en in juli in Dachau gestorven, kon veertien dagen na zijn dood bij de 'SD' in Arnhem zijn kleren terughalen. 'Er ontbrak niets aan. Zelfs een losse knoop was nog met een ijzerdraadje aan zijn pak vastgemaakt."
XCHebben wij in dit hoofdstuk teveel cijfers opgenomen? Wij vragen de lezer om begrip. Wanneer wij later in dit deel een beeld gaan geven van hetgeenA.v.J.in J.
1 2 M. de Geus-Smelt: G. (I946), p. 25·
Nederlandse gevangenen, geïnterneerden en gedeporteerden doorstonden, dan diende toch eerst het systeem geschetst te worden dat hen allen in zijn greep nam. Ten dele is dat een systeem geweest dat de lezer uit de vroegere delen van ons werk al bekend is: hij heeft het in werking gezien bij het oppakken van Nederlandse militairen, van gijzelaars, van illegale werkers, van ontduikers van de arbeidsinzet, van Joden, Zigeuners en 'asocialen'. In elk van de delen 4 t.e.m. 7 namen wij beschrijvingen van dergelijke arrestatieacties en razzia's op en in enkele gevallen hebben wij die beschrijvingen voortgezet tot de betrokkenen voor het vuurpeleton stonden dan wel met nekschoten afgemaakt werden of te gronde gingen in gevangenissen dan wel eoncentratie- of vernietigingskampen. Het lot van de genoemde groepen als geheel beschreven wij evenwel niet - dáár gaat het in dit deel om. Welnu, de Nederlanders of Nederlandse ingezetenen die buiten Nederland in gevangenissen of allerlei soort kampen belandden, vormden daar (een deel van de krijgsgevangenen uitgezonderd) geen aparte groepen, geen 'historische eenheden'. In het bijzonder geldt dat voor de twee grootste groepen: de illegale werkers die naar gevangenissen of concentratiekampen verdwenen en de Joden die naar vernietigings- c.q. concentratiekampen gedeporteerd werden. Voorzover zij niet onmiddellijk geliquideerd werden, kwamen zij allen, schreven wij eerder, in reusachtige vergaarbakken terecht waarin personen van meer dan een dozijn landaarden, elk met een eigen achtergrond, door elkaar krioelden. Wat wij nu in dit hoofdstuk hebben willen schetsen, is de verwording van de Duitse justitie (ook op de in ons land of elders gevoerde processen zullen wij dieper ingaan) en, in samenhang daarmee, de ontwikkeling van het stelsel der concentratiekampen. Het verstrekken van cijfers was daarbij ons inziens geboden; wij hebben ons tot de belangrijkste beperkt.
XCDaarbij waren wij ons bewust dat wij impliciet een beroep gedaan hebben op de fantasie van de lezer. Wanneer wij, in ons vorige deel, in het eerste, aan de bezettingseconomie gewijde hoofdstuk ('Verarmend Nederland') enkele malen opmerkten: 'Achter de cijfers moet men de mensen zien', hoeveel te meer geldt dat dan nu! 'In Auschwitz-Birkenau', zo schreven wij, .stierf 60 % van alle gevangenen alleen al in de drie maanden juli-augustusseptember '42' (het waren de maanden waarin er de eerste transporten uit Westerbork aankwamen), en: 'Billig schat dat van 750000 gevangenen nog minstens 300000 in de periode januari-begin mei '45 omgekomen zijn' achter zinnen als deze gaan werelden van onbeschrijfelijk lijden schuil, 'onbeschrijfelijk' in de zin van: nimmer ten volle weer te geven. Wij zullen het later in dit deel toch moeten pogen, maar ook die pogingen zullen een beroep doen op het voorstellingsvermogen van de lezer. Wij kunnen slechts
hopen dat hij, uit al het voorafgaande, van de mate waarin de machthebbers van het Derde Rijk in hun ideologisch fanatisme hun werkelijke en vermeende tegenstanders vervolgd, te gronde gericht of uitgeroeid hebben, een eerste indruk gekregen heeft; wij kunnen slechts hopen dat hij in onze beschrijving het systeem heeft zien groeien waarbij, tegen de achtergrond van een onmiddellijke opheffing van de rechtszekerheid van de individuele Duitse burger, nog tamelijk ongeorganiseerde geweldplegingen plaats gingen maken voor geïnstitutionaliseerde structuren waarin spoedig methodisch en weloverwogen twee doeleinden tegelijk nagestreefd werden: het breken van de weerstandskracht van alle tegenstanders en het permanent isoleren van die volksgroepen welker leden geacht werden, 'den Bestand und die Sicherheit des Reithes zu gefährden', zoals het in de Schutzhaftbefehle luidde. Tijdens de oorlog evenwel werden die doeleinden in een veel destructiever vlak getild: het breken van de weerstandskracht nam de vorm aan van de 'Ver nichtung durch Arbeit' en de meest schadelijk geachte volksgroepen werden niet geïsoleerd maar uitgeroeid. Welvloeide uit de noodzaak, de militaire productie uit te breiden, van eind '42 af voort dat de arbeidskracht der concentratiekamp-gevangenen rninder rigoureus geëxploiteerd werd, maar die 'tweede fase' ging in de laatste maanden van de tweede wereldoorlog in de 'derde fase' over, de fase der evacuatie-transporten, waarin, in zo korte tijd, meer gevangenen stierven dan ooit tevoren.
XCSlechts één groep gevangenen was er die onder een duidehjke volkenrechtelijke bescherming viel: de krijgsgevangenen.
XCIn mei' 40, in de dagen van de Duitse invasie, werden ruim twintigduizend van de in totaal wellicht driehonderdduizend militairen die aan Nederlandse kant in dienst waren, naar krijgsgevangenenkampen in Duitsland overgebracht. De officieren onder hen, enkele honderden, werden in een kamp in Zuid-Duitsland redelijk behandeld maar de onderofficieren en minderen gingen een periode van honger tegemoet. Lang duurde deze evenwel niet, want in de eerste helft van juni werden, zoals wij in deel 4 (hoofdstuk 6) beschreven, die ruim twintigduizend krijgsgevangenen naar Nederland gerepatrieerd - Bitler had besloten, de Nederlandse militairen evenmin als de Noorse, Deense en Vlaamse in karnpen op te sluiten. Alle Nederlandse militairen werden gedemobiliseerd (uiteraard slaat dit niet op diegenen die Engeland bereikt hadden of die bij de marine dienden in de wateren van Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen) en konden, voorzover zij vóór hun mobilisatie werk gehad hadden, dat werk hervatten; waren zij werkloos geweest, dan werden zij voorlopig opgevangen in de Nederlandse Opbouwdienst waaruit begin '4I de Nederlandse Arbeidsdienst voortkwam.
XCVan de beroepsmilitairen (officieren, onderofficieren en minderen die de vaste kern van marine en leger hadden gevormd) kregen velen functies in de politie, de marechaussee en de luchtbescherrningsdiensten ; die kregen zij evenwel pas nadat zij en de overige beroepsmilitairen, alsmede diegenen die een opleiding voor beroepsofficier volgden (adelborsten, cadetten en reserve-officieren die tot de beroepsopleiding toegelaten waren), medio juli schriftelijk verklaard hadden, de officieren en aspirant-officieren op hun erewoord, dat zij aan geen enkel front direct of indirect zouden deelnemen aan de strijd tegen Duitsland en dat zij geen enkele handeling zouden begaan of verzuim plegen waardoor het Duitse rijk schade zou kunnen lijden. Over het al of niet afleggen van die verklaring was, zoals wij eveneens reeds in deel a (hoofdstuk 7) beschreven, in juni en in de eerste helft van juli' 40 veel te doen geweest. De opperbevelhebber van land- en zeemacht, generaal B. G. Winkelman, had, toen hij in de nacht van I op 2 juli op grond van zijn weerbare houding naar Duitsland gevoerd werd, nog geen aanwijzing of advies kunnen doen uitgaan hoe men zich te gedragen had (de precieze
tekst van de af te leggen verklaring stond toen nog niet vast), daarentegen hadden kapitein B. R. P. F. Hasselman die hoofd geworden was van het Afwikkelingsbureau van defensie (daartoe werd het departement gereduceerd) en kolonel M. W. 1. van Alphen, sous-chef van de landmachtstaf van het algemeen hoofdkwartier, er bij alle betrokkenen op aangedrongen, de gevraagde verklaring wèl af te leggen. Slechts weinigen hadden tegen die adviezen in gehandeld: vijf generaals (J. J. G. baron van Voorst tot Voorst, tijdens de meidagen commandant van het veldleger, H. F. M. baron van Voorst tot Voorst, chef van de landmachtstaf van het algemeen hoofdkwartier, P. W. Best, commandant van de luchtverdediging, A. R. van den Bent, commandant van het IV de legerkorps en H. C. G. baron van Lawick, gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie), voorts acht marineofficieren, één matroos-stoker van de marine, twee kapiteins en één eerste luitenant van de landmacht alsmede, tenslotte, een-en-veertig van de tweeen-zeventig officieren en cadetten van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger die zich ten tijde van de Duitse invasie in Nederland bevonden hadden.
XCAl die weigeraars werden in krijgsgevangenschap afgevoerd. De vijf generaals werden bij generaal Winkelman gevoegd, de overigen kwamen na enige tijd in een kasteel te Colditz terecht (zie kaart V op pag. 124) waar zich toen reeds krijgsgevangen officieren van andere nationaliteiten bevonden, en die groep weigeraars werd in september met nog acht officieren uitgebreid: vijf die spijt hadden gekregen van hun houding en hun verklaring-operewoord ingetrokken hadden, en drie oflîcieren van het algemeen hoofdkwartier die door Goering verantwoordelijk gesteld waren voor het feit dat tijdens de meidagen van '40 ca. twaalfhonderd Duitse parachutisten en militairen van de luchtlandingstroepen als krijgsgevangenen naar Engeland waren afgevoerd. Ook de zes generaals kregen er spoedig een lotgenoot bij: vice-admiraal b.d. N. J. van Laer, die zich als inspecteur-generaal van het loodswezen verzet had tegen allerlei Duitse eisen.
XCUit dit alles resulteerden de eerste twee groepen Nederlandse krijgsgevangenen die wij in dit hoofdstuk te behandelen krijgen: de groep die wij als 'de generaalsgroep' en die welke wij als 'de Colditz-groep' zullen aanduiden.
XCDe derde groep krijgsgevangenen ontstond in mei '42.
XCOp grond van het feit dat beroepsofficieren deelgenomen hadden aan het illegale werk van de Ordedienst, werden, zoals wij in deel S (in de paragraaf 'Duitse maatregelen' van hoofdstuk II) beschreven, op IS mei '42 de nog in bezet gebied aanwezige beroepsofficieren, adelborsten en cadetten in vijf kazernes waar zij zich zogenaamd ter controle hadden moeten .aanmelden, onverhoeds in hechtenis genomen; achttienhonderdtachtig officieren, ruim I2
XCVier groepen dus: de kleine groep der generaals, de Colditz-groep, de Stanislau/Neu-Brandenburg-groep en de groep uit '43. Bij elkaar telden zij ruim dertienduizend man en van die ruim dertienduizend zijn vermoedelijk (met betrekking tot de groep uit' 43 die veruit de grootste was, ontbreekt een precieze opgave) drietot vierhonderd omgekomen, ruim honderd in een kamp voor de lagere beroepsmilitairen (Altengrabow), vele anderen als gevolg van de Geallieerde bombardementen op de Duitse steden en fabrieken. Er hebben van die ruim dertienduizend overigens velen, bij elkaar vermoedelijk wel meer dan tweeduizend, op grond van hun slechte gezondheidstoestand verlof gekregen, naar bezet Nederland terug te keren.
XCAl in ons vorige hoofdstuk maakten wij melding van de in '29 te Genève vastgestelde Conventie inzake de behandeling van krijgsgevangenen die niet alleen door Nederland maar ook door Duitsland aanvaard en geratificeerd was. Wij wezen er toen ook op dat de machthebbers van het Derde Rijk zich op verscheidene punten niet gehouden hebben aan die conventie die, in het algemeen, voorschreef dat krijgsgevangenen humaan behandeld moesten worden: zij hebben de Russische krijgsgevangenen van de zomer van '41 af en masse laten sterven of doen uitroeien en zij hebben bovendien onder de z.g. Aletien Kugel van begin' 44 af een groot aantal andere krijgsgevangenen wegens hun pogingen tot ontvluchting bij wijze van straf laten liquideren in het concentratiekamp Mauthausen. Niettemin heeft het zin, hier dieper op de bedoelde conventie in te gaan; zij heeft in verscheidene, 12
zij het niet in alle opzichten het bestaan van de Nederlandse krijgsgevangenen bepaald en vormt in elk geval de maatstaf die men aan hun behandeling mag aanleggen.'
XCDe conventie bepaalde dat krijgsgevangenen te allen tijde met menslievendheid behandeld en beschermd moesten worden. Represailles tegen hen waren verboden. Zij moesten worden gehuisvest in gebouwen of barakken die alle mogelijke waarborgen van hygiëne en zindelijkheid boden. Hun rantsoenen moesten gelijkwaardig zijn aan die van de depottroepen van de mogendheid welke hen gevangen hield; die mogendheid moest hun ook voldoende kleding, linnengoed en schoeisel verschaffen. Krijgsgevangenen dienden de gelegenheid te hebben tot lichaamsoefeningen en tot verblijf ill de buitenlucht. Minstens eenmaal per maand moest een geneeskundige inspectie plaatsvinden. Gezonde krijgsgevangenen mochten, de officieren onder hen uitgezonderd, gebruikt worden voor werkzaamheden, de onderofficieren evenwel louter voor bewakingsdiensten, tenzij zij uitdrukkelijk om betaald werk, d.w.z. om productief werk in het economisch leven vroegen, maar wat die betaalde, door onderofficieren en minderen te verrichten arbeid betrof, bevatte artikel 3 I van de conventie een belangrijke restrictie:
XC'De door de krijgsgevangenen verrichte werkzaamheden mogen generlei rechtstreeks verband houden met de krijgsverrichtingen. Het is in het bijzonder verboden om gevangenen te gebruiken bij de fabricatie en het vervoer van wapenen of munitie van welke aard ook, evenals bij het vervoer van materieel dat voor de strijdende legers bestemd is.'
XCPer maand zouden de krijgsgevangenen voorts een vastgesteld aantal brieven en briefkaarten mogen verzenden die aan censuur onderworpen zouden zijn. Zij zouden zelf brieven, briefkaarten, postpakketten, geld en boeken mogen ontvangen, maar de mogendheid die hen gevangen hield, had het recht, die zendingen te controleren.
XCWat de hiërarchische verhoudingen betrof: vall de zijde van de mogendheid die de krijgsgevangenen vasthield, zou elk kamp gecommandeerd moeten worden door een officier, van de zijde van de krijgsgevangenen zou in kampen van officieren de oudste officier ill de hoogste rang de officiële tussenpersoon zijn (de 'kampoudste'), in de andere karnpen zouden de krijgsgevangenen vertrouwensmannen kunnen aanwijzen.
1 Men vindt de tekst o.m. in een in I946 verschenen uitgave van de Staatsuitgeverij waarin ook het uit I907 daterend Verdrag nopens de wetten en gebruiken van de oorlog te land, inclusiefhet z.g. Landoorlogreglement, opgenomen is.
XCKrijgsgevangenen konden gestraft worden. Wreedheid alsmede collectieve straffen voor door enkelingen bedreven daden waren verboden, maar voor het overige waren krijgstuchtelijke of gerechtelijke straffen toegestaan, gerechtelijke bijvoorbeeld in die gevallen waarin een krijgsgevangene in krijgsgevangenschap een misdaad begaan had. Een poging tot ontvluchting gold niet als een misdaad - zij mocht wèl gestraft worden, bijvoorbeeld met een periode van arrest tot een maximum van dertig dagen (een krijgstuchtelijke straf) of met onderwerping aan een regime van verscherpte bewaking; met betrekking tot ontvluchte krijgsgevangenen waren andere dan krijgstuchtelijke straffen verboden.
XCMen ziet: de regels die elke mogendheid welke zich bij de conventie aangesloten had, in acht diende te nemen (wij hebben hier slechts de belangrijkste weergegeven) waren strikt. Wat indien die mogendheid die regels overtrad? Ook daarvoor bevatte de conventie de nodige bepalingen. Krijgsgevangenen badden het recht, bij de kampcommandanten hun beklag te doen; zij hadden ook het recht, zich te beklagen bij de vertegenwoordigers der z.g. beschermende mogendheden (hetgeen, wat de Nederlandse krijgsgevangenen betrof, betekende dat zij zich mochten wenden tot de Zweedse legatie te Berlijn, aangezien Zweden na het intreden van de oorlogstoestand tussen Duitsland en Nederland de taak op zich had genomen, de Nederlandse belangen in Duitsland te behartigen). De vertegenwoordigers dier beschermende mogendheden waren bevoegd, zich in alle plaatsen te begeven waar krijgsgevangenen geïnterneerd waren, en die krijgsgevangenen zouden zich daar persoonlijk met hen mogen onderhouden.
XCWat als de klachten dier krijgsgevangenen gerechtvaardigd waren? Daarover zweeg de conventie. Duidelijk was wèl wat dan geschieden zou: de beschermende mogendheid zou op verbeteringen aandringen en voorts de mogendheid inlichten welker belangen zij behartigde - ingeval Nederlandse krijgsgevangenen niet conform de conventie van Genève behandeld zouden worden, zou de Zweedse regering dus de Nederlandse (te Londen) kunnen waarschuwen. Eigen machtsmiddelen om een betere behandeling van de Nederlandse krijgsgevangenen af te dwingen, bezat die Nederlandse regering evenwel niet - zij zou hoogstens een beroep kunnen doen op de steun van de regeringen bijvoorbeeld van Engeland en de Verenigde Staten, of zij zou het Internationale Rode Kruis te Genève kunnen trachten te bewegen tot het ondernemen van stappen.
XCDat Internationale Rode Kruis oefende in deze gehele materie een belangrijke functie uit: het was de instantie via welke de oorlogvoerenden, voorzover zij de Geneefse organisatie erkend hadden (de Sowjet-Unie en Japan hadden dat niet gedaan), elkaar informatie gaven over de krijgsgevangenen, 12
via welke voorts van oorlogvoerend land tot oorlogvoerend land berichten van en aan de krijgsgevangenen gewisseld konden worden en via welke hun tenslotte ook pakketten konden worden toegezonden. Genève speelde dus een voorname rol in alles wat de Nederlandse regering al of niet via het in de zomer van '40 opgerichte 'Londense' Nederlandse Rode Kruis (The London Committee of the Netherlands Red Cross Society) ten behoeve van Nederlandse krijgsgevangenen zou trachten te bereiken - het contact daarentegen tussen die krijgsgevangenen en bezet gebied (waarbij het onder Duits toezicht staande Nederlandse Rode Kruis als de centrale instantie optrad) voltrok zich rechtstreeks, d.w.z. buiten Genève om.
XCWaren de Nederlandse militairen van de bepalingen van de Conventie van Genève op de hoogte?
XCHet beroepskader had er tijdens zijn opleiding voorlichting over ontvangen en wij nemen aan dat althans de voornaamste bepalingen talrijke van deze kaderleden min of meer scherp voor ogen stonden. Maar het reservekader en de gewone dienstplichtigen? Welstond de tekst van de Geneefse Conventie in het Z.g. oorlogszakboekje dat elke militair bezat en daar werd ook wel eens voorlichting over gegeven, maar dat betekende nog niet dat men een helder beeld had van de rechten en verplichtingen van krijgsgevangenen. Het vooruitzicht dat Nederland in een oorlog betrokken, d.w.z. door Duitsland aangevallen zou worden, was vóór de meidagen van '40 als zo weinig reëel gevoeld dat niet zo heel velen zich er in verdiept hadden, wat zulk een aanval zou betekenen, laat staan dat zij zich ook hadden ingesteld op de situatie die na een nederlaag zou ontstaan. 'Krijgsgevangenschap' was een begrip dat men minder uit een droge verdragstekst dan wel uit de geschiedenis, vooralook uit berichten uit de eerste wereldoorlog ('r4-'r8) en uit boeken over die periode kende, maar die vage kennis schonk nog geen denkbeeld van hetgeen men zelf, werd men krijgsgevangen gemaakt, te doorstaan zou krijgen; men besefte evenmin wat in dat geval de houding zou zijn waarmee men de nationale belangen het best zou dienen. Vergden die belangen dat men dan onmiddellijk moest trachten te vluchten? Bestonden er op dat gebied regels, geschreven of ongeschreven? Het waren, vrezen wij, op zijn best enkelingen die zich zulke vragen stelden. 'Wij moeten aan de opbouw in Nederland deelnemen en met de oorlog hebben wij persoonlijk nauwelijks iets te maken' - dat was de mentaliteit geweest, van waaruit het
overgrote deel der beroepsmilitairen er in juli' 40 toe gekomen was, de door de bezetter geëiste verklaring af te leggen, een verklaring die door menigeen als ietwat vernederend beschouwd werd zodra bleek dat diezelfde bezetter op steeds meer terreinen van het openbare leven ging ingrijpen en dat, door Engelands standhouden, de oorlog voortgezet werd.
XCRuim drie jaar later waren meer dan dertienduizend Nederlandse militairen in feite datgene wat de meesten hunner, voor hun gevoel, na de capitulatie van mei' 40 slechts op papier waren geweest: krijgsgevangenen.
XCIn eerste instantie werd generaal Winkelman weggevoerd naar de vesting Königstein in Saksen (zie de kaart op pag. 124). Een van zijn eigen adjudanten, een adjudant van koningin Wilhehnina en zijn chauffeur hadden gevraagd hem te mogen vergezellen. Dat werd goedgevonden maar die drie kregen de gelegenheid niet, de generaal persoonlijke diensten te bewijzen: de adjudanten werden aan de Colditz-groep toegevoegd en de chauffeur werd naar Nederland teruggezonden. Van Königstein (een gebouwencomplex waar ook ruim twintig Poolse en ca. tachtig Franse generaals opgesloten zaten) werd Winkelman na drie weken naar de vesting Hohenstein overgebracht en daar kreeg hij gezelschap van de vijf generaals die wij reeds noemden, en van admiraal van Laer. Het Nederlandse groepje telde toen dus zeven personen. Het werd, samen met de Poolse en Franse collega's, in de herfst van '41 naar een sanatorium bij het stadje Troppau in Bohemen overgebracht, vandaar in mei '42 naar een kamp met elfhonderd Franse officieren te Lienz in Tirol, vervolgens in augustus' 42 bij wijze van straf (de Nederlanders hadden de Franse officieren gestimuleerd, geen werk op het land te aanvaarden waardoor Duitsers zouden kunnen vrijkomen voor de militaire dienst) naar een kamp in de buurt van Posen, waar zich ook ruim honderd Noorse en ca. zevenhonderd Joegoslavische officieren bevonden, en het groepje kwam tenslotte in mei '43 opnieuw in de vesting Königstein terecht waar het twee jaar later door de Russen zou worden bevrijd. De groep van zeven was toen geslonken tot een van vijf: op grond van hun slechte gezondheidstoestand hadden generaal Best en admiraal van Laer na de strenge winter van '4I-'42 naar Nederland mogen terugkeren - generaal Best (de admiraal was buiten dienst geweest) had daartoe alsnog
de verklaring-op-erewoord moeten afleggen; hij deed dat 'onder protest', zoals hij later aan de Enquêtecommissie verklaarde.'
XCDe generaalsgroep heeft in vrij primitieve maar niet uitgesproken ongunstige omstandigheden verkeerd, zij het dat op het verblijf in Lienz en dat bij Posen veel aan te merken was. In het kamp te Lienz heerste een wandluizenplaag en was de behandeling slecht en in het kamp bij Posen, waar zij nog slechter was, had men te lijden onder een hondse commandant die zich o.m. van de mede door de Conventie van Genève voorgeschreven eerbewijzen niets aantrok: " s morgens', zo vertelde Winkelman na de oorlog, 'kwam hij controleren, klopte niet aan, groette niet, keek rond en ging weer weg." In het kamp bij Posen was ook het eten slecht: 'dikwijls meer voor varkens dan voor mensen geschikt." In Königstein was, de laatste twee jaar, de behandeling beter.
XCIntussen waren de hoge Nederlandse militairen niet volledig afhankelijk geweest van het voedsel dat de Duitsers verstrekten: het Nederlandse Rode Kruis (Den Haag) zond hun regelmatig pakketten toe en ook van particuliere relaties uit Nederland werd veel ontvangen: niet alleen levensmiddelen maar ook boeken en stopwol. Voorts deed het London Committee of the Netherlands Red Cross Society hun pakketten toekomen uit Engeland en de Verenigde Staten, soms ook uit Portugal en Egypte. In juni '44 arriveerde een pakket uit Amerika dat bij uitstek welkom was: er zaten handdoeken, rubberzolen, allerlei textielgoederen en klosjes garen in. Al die zendingen werden door van Lawick, die als fouragemeester optrad, geadministreerd in augustus' 41 bezat hij al een voorraad van meer dan 400 blikjes geconserveerde groenten. In september' 44 kwam evenwel de pakketverzending uit Nederland als gevolg van de Spoorwegstaking tot stilstand en de verzending uit Genève (de 'Londense' pakketten werden via het Internationale Rode Kruis gedistribueerd) ondervond toen veel hinder van de chaos die zich bij de Duitse spoorwegen ontwikkelde.
XCUiteraard had het bestaan in krijgsgevangenschap een eentonig' karakter. De leden van de generaalsgroep (hun onderlinge verhoudingen waren uitstekend) zaten evenwel niet stil. Winkelman trachtte niet minder dan drie vreemde talen tegelijk te studeren (Pools, Italiaans en Noors) en begon zich begin '45, toen de Russen naderbij kwamen, samen met de twee gebroeders van Voorst tot Voorst, van den Bent en van Lawick ook nog in het Russisch te verdiepen. Met dat al bleefWinkehnan de krijgsgevangenschap als vernederend voelen. 'Vandaag', zo schreef hij op II augustus' 44 in een
XC1 Getuige P. W. Best, Enq., dl. VIII c, p. 774. 2 A. Dubois: De muren spreken (1946), p. 1I 1. 3
brief aan zijn vrouw (hij had met regelmaat tweemaal per week een kort bericht naar huis kunnen zenden), 'is het 48 jaar geleden dat ik officier werd. Ik . . . weet. . . dat ik er toen niet aan dacht, dat ik mijn carrière op zo weinig verheffende wijze zou beëindigen." Zijn lotgenoten zullen dit wel precies zo gevoeld hebben. Wij nemen intussen aan dat het hun vijven tot innerlijke steun is geweest dat zij zich, keken zij terug op hun houding in de maanden na de capitulatie, niets te verwijten hadden.
XCDat zij zich niets te verwijten hadden, gold ook voor de leden van de Colditz-groep, vooral voor de zeven-en-vijftig officieren (een-en-veertig 'Indische' officieren, acht van de marine en acht van het leger) en de ene mindere, de matroos-stoker van de marine, die in de zomer van' 40 geweigerd hadden, de Duitsers gehoorzaamheid te beloven, of die na korte tijd van hun belofte teruggekomen waren.ê Onder de een-en-veertig 'Indische' officieren bevonden zich twaalf die vóór hun wegvoering nog maar cadet waren geweest: zij hadden op het laatste moment hun officiersaanstelling ontvangen. De matroos-stoker nam in het gezelschap een wat merkwaardige plaats in - vermoedelijk was hij slechts tot de groep der officieren toegelaten doordat men hem van Duitse kant voor een adelborst gehouden had. De kans bestond dat de Duitsers hun vergissing zouden bemerken en de man naar een krijgsgevangenenkamp voor minderen zouden overplaatsen. Dat werd voorkomen: hij werd door de officieren met algemene stemmen tot adelborst 'bevorderd'.
XCVolgens de bepalingen van de Conventie van Genève werd, gelijk vermeld, de oudste van diegenen die de hoogste rang bekleedden, als groeps
XC1 Brief, II aug. 1944, van H. G. Winkelman aan zijn vrouw (collectie mej. A. E. Winkelman). 2 Het is mogelijk dat nog wat meer officieren dan de vijf van wie wij al melding maakten, vóór augustus '41 hun verklaring-op-erewoord ingetrokken hebben, althans: volgens een mededeling van het Oberkommando der Wehrmacht bevonden zich op I augustus' 41 een-en-zeventig Nederlandse officieren en acht-enzestig 'Internierte' in Duitse krijgsgevangenschap (Aktennotiz, 10 sept. 1941, van het Deutsche Rote Kreue, Amt Auslandsdienst (CDI, 3)). Is het cijfer 71 juist, dan moeten er bij de vijf nog acht anderen gekomen zijn.
XCWij nemen aan dat de acht-en-zestig 'Internierte' tot de groep in Dnitsland wonende Nederlanders behoorden die tijdens de meidagen van' 40 geïnterneerd werden; mogelijk is evenwel ook dat dit opvarenden waren van de Nederlandse
leider ('kampoudste') erkend: dat was een majoor van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, E. Engles, een officier van bij uitstek strakke opvattingen. Hij zag er op toe dat de militaire discipline nauwgezet gehandhaafd werd. Dat kostte geen moeite: man voor man hadden de leden van de groep het gevoel dat zij de eer van de Nederlandse strijdmacht hoog te houden hadden, zij streefden er bewust naar, een voorbeeldige houding in te nemen. Zulks impliceerde ook dat zij hun uiterste best deden, uit hun gevangenschap te ontvluchten. Krijgsgevangenen hadden daar het recht toe en wie er even over nadacht, wist dat elke vluchtpoging, daargelaten of men er in slaagde, neutraalof Geallieerd gebied te bereiken, een zekere krachtsinspanning aan Duitse kant ten gevolge had: telkens moesten dan grote opsporingsacties op touw worden gezet. Vlucht was voor een krijgsgevangene het effectiefste middel om de vijand dwars te zitten.
XCDe groep die wij als 'de Colditz-groep' aanduidden, kwam met medenemen van de nodige bagage, o.m. uniformen en lectuur (een van de pas tot officier aangestelde cadetten nam een werk van Jan Romein mee, Gegist bestek, dat, hoe duidelijk anti-nationaal-socialistisch ook, keurig van de censuur terugkwam met het sternpel 'geprüft' er op-), eerst in een kazerne in Soest (Westfalen) terecht die goeddeels nog in aanbouw was maar die nu als krijgsgevangenenkamp was ingericht, hoofdzakelijk voor Franse officieren. In november '40 werd de groep naar een weeshuis in Juliusburg (Silezië) overgeplaatst dat grotendeels als gevangenenkamp in dienst genomen was en waarin zich al ruim zeshonderd Belgische officieren bevonden, maar in juli '4I belandde zij in het oord waaraan wij de naam van de groep ontleend hebben: het uit de r jde eeuw daterende kasteel te Colditz (Saksen). In dat kasteel werden, schijnt het, al die officieren geconcentreerd, van wie de Duitsers aannamen of wisten (uit de groep van de Nederlandse weigeraars waren al enkelen ontvlucht, waarover straks meer) dat zij actief waren bij het uitvoeren of bevorderen van pogingen tot ontvluchting. Er bevonden zich in Colditz, toen de Nederlanders arriveerden, ca. honderdtwintig Franse officieren, ca. honderd Poolse, ca. vijftig Britse en ca. twintig Belgische.
XCDe krijgsgevangenen werden in Colditz correct behandeld. Toen het hoofd van de Schutzmachtabteilung van de Zweedse legatie te Berlijn, Erik de Laval, begin februari '42 een bezoek bracht aan de Nederlandse groep, had majoor Engles geen enkele klacht te uiten; de Kommandant van Colditz zei aan de Laval dat (aldus de vertaling van diens rapport, als ontvangen door het Nederlandse departement van oorlog te Londen) 'de Nederlanders in
XC1 Eenjaar later kreeg Romeins Machten van deze tijd hetzelfde stempel=- men moet wel aannemen dat de censor ook in dat boek geen blik geslagen heeft.
wat betreft militair optreden de beste waren van alle krijgsgevangenen in het kamp. Ik kreeg ook de indruk', berichtte de Laval, 'dat majoor Engles zijn jongere kameraden goed onder appèl had.'! Bijna zeven maanden later, eind augustus' 42, kreeg een ambtenaar van de Zweedse Schutzmachtabteilung, die in het gezelschap was van de aan de Schutzmachtaoteilung verbonden Nederlauder A. Millenaar, van majoor Engles te horen dat het voedsel schaars geworden was, maar de majoor had 'geen reden te betwijfelen of de officieren de voor hen bestemde rantsoenen ontvingen.' Ter aanvulling op die rantsoenen kregen ook zij trouwens regelmatig eens per maand een pakket via het Internationale Rode Kruis en hadden zij tot voor kort tweemaal per maand een pakket ontvangen van het Nederlandse Rode Kruis (Den Haag), maar die laatste toezending was plotseling gestaakt. 'Dit schijnt', aldus het aan Londen uitgebrachte Zweedse rapport, 'zijn oorzaak te vinden in de voedingstoestand in Nederland.' Dat ene pakket per maand uit Genève was 'volkomen ontoereikend' (de Britse krijgsgevangenen ontvingen er vier per maandl), desondanks was 'de algemene indruk van het bezoek goed, en de stemming onder de geïnterneerde officieren scheen uitstekend te zijn, en vol vertrouwen op de toekomst.P
XCGelijk reeds aangeduid: aan pogingen tot ontvluchting had het niet ontbroken. Een grote stimulans daartoe ging van een kapitein van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger uit, Machiel van den Heuvel; hij was een inspirerend man en hij bezat een onuitputtelijke fantasie in het bedenken van trucs. Uit Juliusburg, het tweede kamp waar de Colditz-groep opgesloten werd, hielp hij de eerste twee officieren ontsnappen; dezen maakten gebruik van burgerkleding van de Belgische mede-gevangenen die op de zolder van het 'kamp'-gedeelte van het weeshuis opgeslagen was. Dat 'kamp'<gedeelte was met een stevige binnenmuur gescheiden van het gedeelte van het gebouw dat nog als weeshuis fungeerde. Welnu, uit die muur werden op de zolder voorzichtig stenen losgebikt waarbij de kalk telkens door een soort broodpap vervangen werd, 'het in vele opzichten voortreffelijke Duitse brood scheen', aldus majoor G. Giebel, een van de leden van de Colditz-groep, 'ook op dit gebied goede kwaliteiten te hebben.P Via het 'gat' kwamen de eerste twee officieren op een zondagochtend weg: zij voegden zich onder de kerkgangers die na de dienst de bij het weeshuis behorende kerk verlieten. Per trein (in pakketten die de families via het
1 Rapport, 7 febr. 1942, van E. de Laval (Berlijn) aan de Nederlandse minister van oorlog (Londen) punt p, gestene. bijl. 140). 2 Rapport, 29 aug. 1942, van H. Forsberg (Berlijn) aan a.v. dl. VI b, p. 126-28). 8 G. Giebel: 'Via Colditz en Morotai' (z.j.), p. 107.
Rode Kruis toegezonden hadden, waren Duitse nurken verborgen geweest die volgens een tevoren afgesproken code aangevraagd waren) reisden de twee, van met grote zorg vervaardigde valse papieren voorzien, tot dicht bij de Zwitserse grens; daar wisten zij met veel moeite de Duitse grenswachten ongemerkt te passeren.
XCUit het kasteel te Colditz trachtten in de eerste maand van het verblijf aldaar niet minder dan zeven Nederlandse ofl:îcieren te ontsnappen. Drie verborgen zich op de zolder, hielden zich daar overdag schuil en bikten 's nachts openingen in de tussenmuren teneinde aldus een zoldergedeelte te bereiken van waar ontsnapping mogelijk was; die poging mislukte: de drie (één die ziek geworden was, had zich door een Engelse officier laten vervangen wiens plaats hij in de Engelse groep ingenomen had) werden ontdekt net toen zij het laatste zoldergedeelte bereikt hadden. Twee anderen ontsnapten des nachts nadat zij zich overdag verborgen hadden in een met een deksel afgedekte waterput op het buiten de kasteelmuren gelegen voetbalveld; zij wisten de Zwitserse grens te bereiken, maar werden daar door de Duitse grenswacht gevangen genomen en naar Colditz teruggestuurd. Alleen de derde poging slaagde: eveneens door twee officieren ondernomen die wederom van de waterput gebruik maakten; zij kwamen Zwitserland binnen. welte verstaan: het voetbalveld werd, als er zich krijgsgevangenen bevonden, voortdurend door Duitse schildwachten in het oog gehouden men had, terwijl telkens twee officieren zich in de put verborgen, een manier moeten vinden om de aandacht van die schildwachten af te leiden. Problemen als deze waren een kolfje naar de hand van kapitein van den Heuvel. Nadat de put twee keer als schuilplaats gefungeerd had, liet de Kommandant er iets aan doen: het deksel werd stevig vastgeschroefd. Geen nood! De moeren werden van hout, de bouten van hout en cellofaan nagemaakt en met medenemen van de echte moeren en bouten doken op zekere dag wéér twee officierenteen van de twee was majoor Giebel) de put in waarvan nadien het deksel zo op het oog weer stevig vastgeschroefd zat. 's Nachts stegen de twee uit de put; als Nederlanders die blijkens hun (nagemaakte) papieren werkzaam waren op een vliegveld van de Luftwaffe in Polen en die schriftelijk opdracht hadden, zich bij het met het precieze adres aangegeven Arbeitsanit te Ulm te melden (dat adres was aan een Duitse krant ontleend), reisden zij naar Zuid-Beieren vanwaar ook zij Zwitserland binnenkwamen. De vijfde aan wie zulks gelukte, was een officier van het Koninklijk NederlandsIndisch Leger die in januari '42 ontvluchtte samen met de Britse officier Airey Neave - zij hadden perfect nagemaakte Duitse militaire unilormen aan en wisten daarmee in Colditz de wacht te verschalken; ook zij maakten, nadat zij de meegenomen burgerkleding aangetrokken hadden, hun trein
reis als Z.g. Nederlandse arbeiders die zich in Ulm moesten aanmelden. Na een moeilijke nachtelijke kruiptocht over besneeuwde velden stonden zij eindelijk op Zwitserse bodem. Neave werd, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, een van de leidende figuren van MI-9, de afdeling van de Engelse Military Intelligence die de ontsnappingsroutes uit bezet Europa trachtte te organiseren en derhalve veel contact had met de 'pilotenhulp"organisaties.
XCMen ziet: de Colditz-groep had zich op het gebied van de ontsnappingen niet onbetuigd gelaten. Haar moreel bleefhoog en was dat nog steeds toen de groep in juni '43 overgebracht werd naar de kazerne te Stanislau om aan de daar opgesloten, in mei '42 in de val gelokte beroepsofficieren toegevoegd te worden. Tijdens de registratie in Stanislau in een gebouw dat nog buiten de kazerne lag, sprongen drie officierenvan de Colditz-groep nit een raam op de eerste verdieping; één die zijn enkel verstuikt had, werd meteen gepakt, een tweede pas na enkele dagen, maar de derde (degeen die zich wegens ziekte uit de ontsnappings-operatie via de zolder van Colditz had moeten terugtrekken) werd eerst na twee-en-een-halve week opgespoord. Dat dit gebeuren indruk maakte op de groep die zich al in Stanislau bevond, spreekt vanzelf.
XCDie Stanislau-groep was lang niet zo actief geweest; ze was ook minder gedisciplineerd. Tussen de twee groepen ontstonden heel wat spanningen. De Colditz-groep was van mening dat de leden van de Stanislau-groep, doordat zij in juli' 40 aan de Duitsers gehoorzaamheid beloofd hadden, zich nogalonwaardig gedragen hadden, sommige Colditz-officieren staken die opinie ook niet onder stoelen of banken, enkelen wekten zelfs de indruk, nogal prat te gaan op de principiële houding die zij zelf aangenomen hadden (dat wekte dan weer extra ergernis) en vooral tussen de Knil-officieren van de Colditz- en die van de Stanislau-groep kwam het tot heftige disputen waarbij de eersten de laatsten verweten dat hun afgeven van het erewoord in strijd was geweest met de desbetreffende bepalingen in het reglement van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Hoe dat alles zij - de Colditz-groep als geheel ging in juni' 43 in de Stanislan-groep op, deelde althans van die tijd afhet lot van die groep. Niet zonder de eigen traditie trouw te blijven! Van de twee-en-dertig krijgsgevangen officieren en aspirant-officieren die er tijdens de oorlog in slaagden, blijvend aan krijgsgevangenschap te ontkomen, zijn er zestien in Nederland of elders ondergedoken ofhebben er aan het illegale werk deelgenomen en hebben eveneens zestien zich bij de Geallieerde strijdkrachten gevoegd; van die laatstbedoelde zestien behoorden vijftien tot de Colditz-groep. Vermeld zij ook nog dat van de Colditzgroep acht marine-officieren deel uitmaakten en één officier van het Korps
Mariniers (de adjudant van de koningin die zich bij Winkelman had willen voegen); van die negen zijn acht uit krijgsgevangenschap ontkomen. Daarbij moet evenwel bedacht worden dat bij voorbereide ontsnappingen officieren van de marine (en van de luchtmacht) veelal prioriteit kregen: men ging er van uit dat de regering bij uitstek hèn nuttig zou kunnen inschakelen.
XCMet de StanislallfNeu-Brandenburg-groep komen wij tot een veel groter gezelschap: op I5 mei '42 werden uit de plotseling afgesloten kazernes in Assen, Ede, Bussum, Roermond en Breda tweeduizendzeven-en-twintig militairen naar Duitsland gevoerd, onder hen tweehonderdzes-en-veertig marine-officieren, een-en-zestig adelborsten en zes-en-tachtig cadetten. De transporten geschiedden per trein. Drie officieren ontsnapten; één dook, terwijl zijn trein nog op Nederlandse bodem reed, door een open coupéraam en werd niet gevonden (dit was kapitein Chr. T01111etdie, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, in de zomer van '43 leider werd van de aan de OD gelieerde spionage- en zendergroep 'Barbara'), de twee anderen ontsnapten op stations in Duitsland maar werden spoedig opgespoord. Dat Tonnet ontbrak, werd pas in Wlirzburg bij een telling ontdekt. Prompt werden extra voorzorgsmaatregelen genomen: de coupéraampjes mochten niet meer geopend worden en de WeJumacht-militairen die het betrokken transport bewaakten, hielden hun geweer gereed.
XCIn eerste instantie werden de beroepsofficieren naar een groot barakkenkamp te Langwasser bij Neurenberg gevoerd dat vóór de oorlog gebruikt was om de leden van de Nazipartij te herbergen die de jaarlijkse Parteltag te Neurenberg plachten bij te wonenhet kamp was nu als krijgsgevangenenkamp ingericht; er waren niet minder dan zestigduizend militairen van verschillende nationaliteit in opgesloten. De eerste nacht bracht de eerste groep Nederlandse officieren die er aankwam, het transport uit Breda (de andere transporten arriveerden een dag later), er in vier grote, stikdonkere tenten door, pas op de tweede dag van hun verblijf werden hun en de inmiddels gearriveerde overige officieren barakken toegewezen. In die barakken heeft de groep twee-en-een-halve maand vertoefd, en niet zonder moeilijkheden. De Colditz-groep had zich in juli' 40 op haar vertrek grondig kunnen voorbereiden, maar de officieren die zich op I5 mei' 42 'ter controle' hadden
thuis zouden zijn en waren dus weggevoerd zonder dat zij koffers met benodigdheden bij zich hadden. Zes weken duurde het voor die koffers in Langwasser aankwamen. 'We leefden', schreef een der officieren, ir. G. van Amstel, 'in het enige stel kleren waarin we opgepakt waren, en vervuilden. Zeep hadden we niet, scheerapparaten waren sporadisch aanwezig, de baarden groeiden als voor de Passiespelen.'!'Bij de uitreiking van de koffers' (één koffer de man, 'gevuld met kleding en clandestiene goede gaven en met eindeloos veelliefderijke zorg verpakt') 'maakten we voor het eerst kennis met de grijpgrage vingers van de Duitsers. Vrijwel alles was 'verboten' en werd onder onze neuzen uit de koffers geplukt. Zelfs medicamenten, vitaminen en vooral brieven moesten het ontgelden."
XCIn juli werden de rijen van de groep gedund, Een kleine honderdzestig officieren werden vrijgelaten: de officieren van gezondheid, de veterinaire officieren, enkele gepensioneerde reserve-officieren (die zich dus geheel ten onrechte 'ter controle' aangemeld hadden), maar vooral een grote groep, ruim honderddertig officieren, van wie geconstateerd was dat hun gezondheidstoestand het verblijf in een krijgsgevangenenkamp niet wenselijk maakte. In die groep (elk die mocht repatriëren, moest opnieuween verklaring-op-erewoord afleggen) waren enkele simulanten die de bedoeling hadden, in bezet gebied het illegale werk te hervatten of ter hand te nemen - tot die simulanten behoorden de majoor van de genie J. Kok die, zoals wij in de delen 6 en 7 vermeldden, van begin '43 af de spionage-afdeling van de OD ging opbouwen, en de kapitein van de generale staf M. de Boer, die men in deel 10 nog zal tegenkomen als stafchef van de commandant der Binnenlandse Strijdkrachten, kolonel b.d. H. Koot.ê
XCHet in het kamp te Langwasser verstrekte voedsel was van matige kwaliteit en veel te weinig; de Nederlandse officieren leden er honger. Zij ontvingen er bovendien (eind juni) slechts één pakket van het Nederlandse Rode Kruis.
XCBegin augustus '42 werden de officieren overgeplaatst. Zij werden met twee treinen, hoofdzakelijk bestaande uit goederen- en veewagons (alleen de hoge officieren reisden in personenwagons) naar Stanislau gebracht, diep in
1 G. van Amstel: 67, 371. (1974), p. 18. 2 A.v., p. 19. 8 Majoor Engles achtte het toepassen van zulk een list, ook tegen de Duitsers, moreel ontoelaatbaar. 'Een erewoord is een erewoord', verklaarde hij jegens de Enquêtecommissie. 'Het is mij heiliger dan mijn eigen leven.' VIII c, p. 829) Wij herinneren er aan dat wij deze problematiek die, naar ons oordeel, door majoor Engles te simplistisch gesteld is, behandeld hebben in deel a, kort voor het slot van de paragraaf'Het ere woord der beroepsofficieren'.
het Genera/gouvernement. De reis duurde bijna een week, 'en als je', aldus van Amstel, 'zo één week moet zitten en hangen met je magere botten, op houten planken, houd je tenslotte geen enkele niet-doorgezeten plek meer over, terwijl enkels en benen onrustbarend beginnen te zwellen. Waar verder alle dagelijkse behoeften 'binnenskamers'in een conservenblikje gemikt moesten worden, dat vervolgens van hand tot hand werd doorgegeven om tenslotte door het ventilatieluik geleegd te worden, en de zon overdag ombarrnhartig op de wagons stond te branden, zodat we tenslotte alleen gekleed in een onderbroekje of iets dergelijks zaten te zweten, kan men begrijpen wat voor atmosfeer in deze wagons hing,"!
XCIn Langwasser was de vier-en-zestigjarige luitenant-generaal S. G. Nauta Pieter de Nederlandse kampoudste geweest. Nauta Pieter was al gepensioneerd maar was in de meidagen van' 40 commandant geweest van de luchtverdedigingskring Rotterdam-Den Haag. I-lij werd na enige tijd uit Stanislau naar Nederland teruggezonden. Kampoudste werd toen generaalmajoor W. F. A. Hackstroh, die vóór de capitulatie inspecteur der infanterie was geweest, en Hackstroh oefende in de karnpen waarin hij nadien terechtkwam (Neu-Brandenburg, Tittmoning"), eveneens de functie van kampoudste uit, niet zonder kritiek uit te lokken. Hij trad, aldus later Engles, zo weinig weerbaar tegen de Duitsers op, dat talrijke officieren wier klachten hij geweigerd had over te nemen, zich rechtstreeks hetzij tot de Duitse Kommandant, hetzij tot de Zweedse Sclmtzmachtabteilung wendden; met betrekking tot zijn beleid heerste, rapporteerde Engles, 'een zo goed als algemene ontevredenheid. '3
XCAan generaal Hackstroh was vooral kwalijk genomen dat hij zich met onvoldoende beslistheid gekeerd had tegen de actie van een kapitein van de generale staf, 1. 1. Uijterschout. Met steun van de Duitsers die hem de beschikking gegeven hadden over een apart bureautje (het werd spoedig als 'het Kringhuis' aangeduid"), zette Uijterschout in Stanislau een bedrijvigheid voort waarmee hij al in Langwasser begonnnen was: hij bepleitte dat men opnieuween erewoordverklaring zou afleggen en hij liet doorschemeren, en verwachtte misschien ook persoonlijk, dat allen die zich daartoe bereid verklaarden, in de gelegenheid zouden worden gesteld, naar Nederlandzak vlooien, gedragingen van mede-krijgsgevangenen' (29 juni 1945), p. Ia (Enq., punt p, gestenc. bijl. 490). • In Nederland hield de NSB er z.g. Kringhuizen
1 G. van Amstel: p. 24. 2 Na Hackstrohs vertrek uit Neu Brandenburg werd generaal-majoor N. T. Carstens, in de meidagen van '40 commandant van het Iste legerkorps, kampoudste. 3 E. Engles: 'Verslag van de
terug te keren. Dat de Duitsers hun daartoe verlof zouden geven, was overigens twijfelachtig (er waren aan Uijterschout ook geen toezeggingen gedaan, trouwens: wat waren Duitse toezeggingen waard?), maar voor de vijand had Uijterschouts actie het grote voordeel dat er verdeeldheid kwam in de groep der krijgsgevangen officieren. Hoevelen hunner zich voor de argumentatie van Uijterschout openstelden, staat niet met zekerheid vast (wellicht eerder toch enkele honderden dan enkele tientallen) - maar vast staat wèl dat het tot opgewonden debatten kwam, waarbij een sterke groep, geleid 0.111. door een collega van Uijterschout, de kapitein van de generale staf A. H. J. L. Fiévez (in de meidagen stafofficier van de commandant veldleger) en de kolonel van de generale staf S. Veldmeijer (tevoren hoofd opleidingen bij de inspectie der infanterie), tegen Uijterschouts denkbeelden stelling nam. Verdere debatten werden begin november '42 in Stanislau door kampoudste generaal Nauta Pieter verboden, maar toen Uijterschout desondanks zijn actie voortzette, liet generaal Hackstroh na, aan het door zijn voorganger opgelegde verbod kracht bij te zetten - hij 'beschouwde', aldus Engles, 'de zaak als afgedaan", d.w.z. dat hij weigerde, van zijn gezag gebruik te maken om Uijterschout en allen die dachten als hij (onder hen, aldus later Veldmeijer, 'een aantal der hoogst geplaatsten'ê) de pas af te snijden. Zijn opvolger als kampoudste, generaal Carstens, trad steviger op: hij noemde Uijterschout in juli' 44 een 'ploert', hetgeen, schreef de generaal"
XC'in hoofdzaak sloeg op het ... bij herhaling gebleken feit dat hij officieren op lijsten had vermeld en als min of meer intieme medewerkers had opgegeven, die later nadrukkelijk hebben verklaard daarvan volkomen onkundig te zijn en nimmer iets met zijn beweging te rnaken te hebben gehad.'s
XCEr was generaal Hackstroh nog méér kwalijk genomen - ook het feit bijvoorbeeld dat hij in Stanislau gedoogde dat enkele officieren, onder wie kapitein Hasselman (deze had, gelijk reeds in deels vermeld, van het Duitse verlof om buiten de wegvoering te vallen, geen gebruik gemaakt), door de Kommandant, die daartoe geen enkel recht bezat, op vooraanstaande posten benoemd waren; Hasselman was toen een van de naaste medewerkers van generaal Hackstroh geworden. 'Alle pogingen', aldus Engles,
1 E. Engles: 'Verslag van de gedragingen van mede-krijgsgevangenen', p. 2. 2 S. Veldmeijer in O. dl. I, p. 293. S Brief, 12 juli 1944, van N. T. Carstens aan E. Engles, weergegeven in E. Engles: 'Verslag van de gedragingen van mede krijgsgevangenen', p. 25.
'0111. deze officieren, in wie het grootste deel van het officierskorps geen vertrouwen had, te verwijderen, vonden bij de Nederlandse kampoudste geen gehoor. Na het vertrek van generaal-majoor Hackstroh naar Tittmoning in mei 1944, kon de nieuwopgetreden kampoudste, generaal-majoor Carstens, geen enkele marine-officier genegen vinden om tot zijn staf toe te treden, omdat kapitein Hasselman daarvan deel uitmaakte. Tegenover mij persoonlijk heeft deze kapitein verklaard, wel in te zien dat het beter was geweest indien hij de benoeming niet had aanvaard, doch dat hij voor dit officierskorps zo weinig achting en waardering had dat hij zijn goede stal, als voordeel aan de functie verbonden, niet wilde prijsgeven.'!
XCDit laatste speelde zich dus in Nou-Brandenburg af, maar wij hebben eerst de periode te Stanislau te behandelen.
XCIn die plaats dan waren de Nederlandse officieren ondergebracht in een oude Oostenrijkse cavalerie-kazerne (dit deel van het Generalgouvemement, Galicië, was vóór de vrede van St. Germain, 1919, deel van OostenrijkHongarije geweest) die later als gevangenis en tijdens het Poolse bewind als kazerne voor tanktroepen dienst gedaan had. Het was een groot stenen gebouw met muren die een halve meter dik waren, en met dubbele ramen (tegen de felle kou in de winter); het lag op een groot terrein dat omgeven was met een hek van prikkeldraad, 2lf2 meter hoog, waarachter na een ca. 5 meter breed pad (het looppad van de Duitse schildwachten) nog een bijna 5 meter hoge muur oprees met op de hoeken van mitrailleurs voorziene wachttorens. In dat kamp waren louter Nederlandse officieren opgesloten aan wie als oppassers en ordonnansen ca. honderd Russische krijgsgevangenen en enkele Joegoslavische onderofficieren toegevoegd waren - veel te weinig, vond majoor Engles. Talrijke officieren moesten diensten verrichten die met de Conventie van Genève in strijd waren. In Colditz, 'waar', aldus Engles, 'in het geheel geen tewerkstelling van officieren plaatsvond, (waren) voor de uitgifte van de pakketten alléén één Duitse onderofficier en pl.m. vijftien man werkzaam voor pl.m, vijfhonderd krijgsgevangenen en in de kampen Stanislau en Neu-Brandenburg één Duitse onderofficier en nog geen tien man voor pl.m. achttienhonderd krijgsgevangenen.P
XCHet bestaan in Stanislau was eentonig. Men zat er in een uithoek van Europa, enkele dagreizen van het vaderland. Men was gescheiden van allen met wie men zich verbonden gevoeld had en van wie men, onverhoeds opgepakt als men was, niet eens afscheid had kunnen nemen. Men had er dep.p.
1 A.v., 5. 2 A.v., 4-5.
ganse dag niets van belang te doen, men had geen werk. Het leven werd routine. Hoe er iets van variatie in aan te brengen? Er werd veel aan ontspanning gedaan. Verschillende sporten werden intensief beoefend, er kwamen een kamporkest, een strijkkwartet en diverse bands voor lichtere muziek tot stand (de muziekinstrumenten werden ten dele door het Rode Kruis uit N ederland opgezonden, ten dele in het Genera/gouvernement gekocht), er werd een koor gevormd, dat o.m. meewerkte bij uitvoeringen van fragmenten uit Händels 'Messiah' en van Bachs cantate 'leh will den Kreuzstab gerne tragen' , er werd cabaret gespeeld en er werden toneelopvoeringen gegeven, o.m. van Shakespeare's 'Comedy of Errors' (in vertaling) en van Vondels 'Gijsbreght', De geestelijke zorg ontbrak niet: een vlootpredikant en een aalmoezenier hadden zich eigener beweging bij de krijgsgevangenen gevoegd, er kwamen bijbels (steeds te weinig) en er werden spoedig morgenwijdingen gehouden. Boeken arriveerden bij de vleet: meer dan 17000 alleen al in de eerste elf maanden. Vaak waren dat studieboeken; er werden talrijke cursussen gehouden, deels specifiek militaire ('door de Moffen natuurlijk streng verboden, maar desondanks', aldus een van de juristen onder de krijgsgevangenen, 'zonder onderbreking voortgezet"), deels voor het staatsexamen voor toelating tot het hoger onderwijs, deels voor academische examens (die schriftelijk afgelegd werden), deels voor de algemene vorming. Ook werd er les gegeven in de philosophie en in zeven vreemde talen, waaronder het Maleis, het Japans en het Russisch. Uiteraard werd tevens dagelijks het Duitse Wehrmachtbericht (men beschikte in Stanislau niet over een clandestiene radio - in Neu-Brandenburg waren het er uiteindelijk zeven) aan een grondige analyse onderworpen.
XCHet voedsel dat de krijgsgevangen officieren in Stanislau kregen (het werd door een eigen 'keukenploeg' toebereid), was eentonig en vooral in het begin onvoldoende. Zij ontvingen evenwel grote hoeveelheden pakketten: van het Nederlandse Rode Kruis na augustus '42 gemiddeld eens in de zes weken een pakket van 5 kilo, waarvan de inhoud geleidelijk-aan evenwel minder voedzaam werd. Daarnaast arriveerden er via het Internationale Rode Kruis zendingen uit de Verenigde Staten, Engeland en Argentinië: meestallevensmiddelen en rookgerei." Uniformkleding, herhaaldelijk aanOns
1 Mr. H. H. A. de Graaf in (mei I947), p. I9. 2 De officieren ontvingen in de Stanislau-periode elk 9 pakketten van het Nederlandse, I2 van het Ameri kaanse en 6 van het Engelse Rode Kruis; bovendien nog van het Nederlandse Rode Kruis 2 extra-zendingen rookartikelen, van het Amerikaanse ruim 600 siga retten en twee (ongespecificeerde) zendingen uit Argentinië.
gevraagd, werd niet ontvangen;' ook niet van de Nederlandse regering, wèl onderkleding en pyama's, maar die dan weer in te geringe aantallen.
XCOp grond van in bezet Nederland ontvangen klachten ging de Duitse arts dr. F. Reuter, hoofd van de Abteilung Volksgesundheit van het General leommissariat flir Veruraltung und [ustiz, in de herfst van' 42 op inspectie naar Stanislau. Hij had veel aan te merken op de situatie die hij daar aantrof: de rantsoenen waren te klein, men sliep te dicht opeengepakt (dr. Reuter vermeldt het niet, maar men had ook veellast van wandluizen), de wc's waren primitief, in de ziekenbarak had men te weinig lakens, 'ältere Offiziere, die ich gesenen habe, sahen", rapporteerde hij, 2 'recht abgefallen, abgentagett und heruntergekommen aus ... lch kamt mir nicht vorstellen, dass unter den obuialten den Umständen noch ein Viertel der Offiziere zu[rieden mit dent im Lager vorge fundenen Zustand sein kalm.' Het waren de pakketten die 'vielleicht die haupt sáchlichste Ernährung' vormden, maar niet alle officieren ontvingen er voldoende van; de Lagerleommandant had overigens aan dr. Reuter gezegd dat zij die weinig kregen, niet genoeg geschenken ontvingen van anderen die rijkelijk met pakketten bedeeld waren, 'jeder Niederlánder' (er zullen wel uitzonderingen geweest zijn) 'lsi vielniehr ängstlich bemûht, seine eigenen Bestande allein fiir sick zu verbrauchen ... Auf diese Handlungsu/eise haben mich', aldus dr. Reuter, 'alle deutschen Offiziere, mit denen ich sprach, hingewiesen:' Kennelijk werd het egoïsme gestimuleerd door de angst voor een terugkeer van de honger waaronder men al in Langwasser geleden had; er waren officieren die, terwijl anderen van maand tot maand afvielen, zorgvuldig eigen voorraden behoedden met vele tientallen blikjes levensmiddelen er in.
XCDe groep der beroepsofficieren werd begin rnaart '43 versterkt met ruim honderdveertig reserve-officieren die zich vóór de meidagen van '40 voor de
1 Majoor Engles van de Colditz-groep had, dunkt ons, te weinig oog voor deze noodtoestand toen hij er zich na de oorlog over beklaagde dat de officieren van de Starrislau-groep zich 'zelfs op de appèls vertoonden in tenues die elke beschrijving tartten. Het dragen van een rijbroek zonder beenkleding was normaal en klompen verkozen velen boven schoenen omdat zij warmer waren' (niet ook omdat de schoenen zwaar geleden hadden?) (E. Engles: 'Verslag van de gedragingen van mede-krijgsgevangenen', p. 10). 2 F. Reuter: 371" (10 nov. D 10/1 (map I».
beroepsdienst opgegeven hadden en ook al voor de overgang naar die beroepsdienst genoteerd stonden. Zij werden eind februari schriftelijk opgeroepen zich aan te melden in een kazerne te Utrecht. Bijna allen gaven aan die oproep gehoor (enkelen doken onder), werden vastgehouden en in veewagons naar Stanislau afgevoerd; die reis duurde zeven dagen. Aan een klein aantal was het gelukt op het eerste traject (Utrecht-Amersfoort) uit de wagons te springen - nadien hadden de Duitsers hun bewaking verscherpt.
XCEr zijn uit Stanislau negentien officieren ontsnapt (de eerder vermelde drie meegerekend), van wie er vijf in slaagden, buiten handen van de Duitsers te blijven. Onder die vijf bevonden zich drie marine-officieren; één van hen was schout-bij-nacht 1. A. C. M. Doorman, in de meidagen van '40 chef van de afdeling materieel (marine) bij het departement van defensie (hij werd nog een tijd in Roemenië vastgehouden)." De twee landmachtofficieren bereikten beiden Hongarije; zij werden er door de Russen bevrijd maar van hen is één, G. H. M. van der Waals, tweede luitenant van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, die vóór zijn bevrijding in Hongarije contacten met de Britse Military Intelligence gehad had, naar de SowjetUnie gevoerd en daar spoorloos verdwenen.
XCHet zou ons te ver voeren, te beschrijven hoe elk van die negentien officieren buiten het kamp te Stanislau gekomen is - wèl willen wij er op wijzen dat geleidelijk een omvangrijke en goed-geleide organisatie aan die ontsnappingen ten grondslag lag. Er bestonden in Stanislau al ontsnappingskongsi's toen daar in juni '43 de Colditz-groep arriveerde die haar eigen organisatie meebracht. De Colditz-groep, d.w.z. kapitein van den Heuvel en de zijnen, eisten de leiding op - de Stanislau-kongsi's weigerden zich te onderwerpen. Door beide groepen werd toen (maar het duurde vele maanden voor het zo ver was) een gemeenschappelijke leiding aanvaard: ze bestond, onder supervisie van de kapiteins van den Heuvel (Colditz-groep)c.J.
1 De beide andere marine-officieren waren de luitenants-ter-zee F. E. Kruimink en L. F. Douw van der Krap. Zij kregen steun van de Poolse illegaliteit en trokken in de loop van' 44 westwaarts; Kruimink, aldus van Amstel, 'kwam juist op tijd om met de Geallieerde tanks Parijs bitmen te trekken', Douw van der Krap 'kwam uit eindelijk in Nederland terecht en belandde daar prompt midden in de slag van Arnhem.' (G. van Amstel: p. 177).
en A. V. van den Wall Bake (Stanislau-groep), uit twee luitenants-ter-zee tweede klasse, aan wie na enige tijd nog een luitenant-ter-zee eerste klasse toegevoegd werd; zo ontstond langzamerhand een nieuwe organisatie welke zich als 'De Reisvereniging' aanduidde. 'Colditz bracht', aldus van Amstel, 'voornamelijk de experts op het gebied van valse papieren, valse stempels en bluf', Stanislau 'leverde o.a. grote hoeveelheden materiaal en gereedschap, een onuitputtelijke bron van werkkrachten, vaklieden op elk gebied en het elite- 'dieven' -korps.'!
XCDe 'Reisvereniging' kende een aparte afdeling voor elk aspect dat bij de voorbereiding van een vluchtpoging een rol speelde: een afdeling mental training welke de aspirant-vluchteling leerde hoe hij zich na een eventuele arrestatie op een fictieve levensloop kon beroepen, een doeurnenten-afdeling welke alle stukken produceerde die bij die levensloop pasten, een afdeling reisadviezen welke raad gaf over de te volgen route, een afdeling uitrusting welke zorgde voor kompassen, routekaarten en Duitse marken (die waren van de bewakers verkregen door clandestiene verkoop van rookartikelen), een afdeling bewakingsdienst welke alle Duitsers binnen de versperring nauwlettend in het oog hield (van veel belang als ergens verboden werkzaanweden uitgevoerd werden!), een inlichtingendienst welke systematisch alle Duitsers met wie men in contact kwam, trachtte uit te horen, en een materiaaldienst, goeddeels samenvallend met het al genoemde elite- 'dieven"korps: 'snaaiploegen die', aldus later kapitein van den Wall Bake, 'sloopten en gapten alles wat los en vast was om' (als er een tnnnel gegraven werd) 'te voorzien in de behoeften aan mijnhout, electrische leidingen, gereedschappen, enz.'2
XCWie lid was van de 'Reisvereniging', moest er, al was hij slechts passief lid, offers voor brengen: er waren bijvoorbeeld veel sigaretten nodig om de Duitse marken te verwerven zonder welke elke ontsnappingspoging gedoemd was te mislukken. Velen waren er die dit soort offers afwezen en zwaar tilden aan de represailles (tijdelijk inhouden van post, speciaal van pakketten) zoals die, al had de Conventie van Genève ze ook verboden, na sommige ontvluchtingen genomen werden: 'lid' van de 'Reisvereniging' werd slechts een minderheid, zij het een aanzienlijke: zeshonderd tot achthonderd van de in totaal ruim negentienhonderd officieren van de Stanislau-groep. Dat dit een minderheid bleef, had volgens van den wall Bake te maken met het feit dat de Nederlandse kampleiding zich (in tegenstelling
1 A.v., p. III. 2 A. V. van den Wall Bake: 'Ontvluchtingen uit Duitse krijgs gevangenschap' (1956), p. Ia.
tot wat bij voorbeeld Engelse kampleidingen deden) van de ontvluchtingsorganisatie distantieerde. 'Het eigenbelang bracht', zo vertelde hij ons in '64,
XC'de meesten er toe te zeggen: laat maar zo. Er was in het kamp een vrij scherpe scheiding, ongeveer oud tegen jong, maar ze viel niet helemaal samen met die lijn. Hadden we succes gehad, dan gingen telkens weer meer mensen meedoen. Het belangrijkste was het moreel effect op diegenen die meededen. Die hadden een doel. Kapitein van den Heuvel beweerde een brief te bezitten waarin de koningin geschreven had: de officieren moeten trachten te ontkomen. Dat was puur bluf, maar die bluf was wel effectief. I-Iijwas een bijzondere man.'!
XC'Het belangrijkste was het morele effect op diegenen die meededen.' Inderdaad. 'Ik: heb', aldus weer van den Wall Bake,
XC'makkers in krijgsgevangenschap krankzinnig zien worden en vele anderen in een doffe houding zien wegzinken als gevolg van de gedwongen zinledigheid van hun bestaan en de beklemming van het prikkeldraad. De op ontvluchting ingestelde krijgsgevangene echter had een doel voor ogen en een uitlaat voor zijn energie.'>
XCWij moeten wel aannemen dat het concentreren van alle Nederlandse officieren in het verre Stanislau samenhing met de Duitse verwachting dat ontsnapping van daaruit veel moeilijker was dan bijvoorbeeld uit het dichter bij Nederland en Zwitserland gelegen Colditz. Dat was door de Duitsers niet geheel juist gezien: in Duitsland was van de Duitse bevolking geen hulp te verwachten maar de Oekraïnse plattelanders met wie de ontvluchte krijgsgevangenen in oostelijk Galicië te maken kregen, bleken in veel gevallen bereid tot het bieden van bijstand. Nederland was in dat deel van Oost-Europa geen onbekend begrip: enkele Oekraïnse dorpen waren in de achttiende eeuw nederzettingen geweest van uit Nederland uitgeweken Doopsgezinden." Als de vluchtelingen de Karpathen hadden kunnen overtrekken, bleven zij trouwens ook in Hongarije niet van hulp verstoken: bij veel HongarenA. V. van den Wall Bake,jan.A.v.: 'Ontvluchtingen uit Duitse krijgsgevangenschap', p.Volgens van Amstel waren veel Oekraïners Nederland ook welgezind doordat een van hun nationalistischeleiders, Jevgeni Konovalec, vóór de tweede wereldoorlog af en toe in Nederland vertoefd had; hij werd in meiop de Coolsingel te Rotterdam slachtoffer van een bomaanslag. Deze is vermoedelijk het werk geweest van de Russische geheime dienst.
1 7 1964. 2 30. 3 '38
leefde nog een dankbare herinnering aan het feit dat na de eerste wereldoorlog vele duizenden Hongaarse kinderen voor herstel van gezondheid een tijdlang in Nederlandse gezinnen opgenomen waren.
XCIn de laatste dagen van december '43 werd aan de Nederlandse officieren in Stanislau meegedeeld dat zij in verband met de Russische vorderingen aan de zuidelijke sector van het Oostelijk front binnenkort naar een ander kamp overgebracht zouden worden. Die mededeling stimuleerde de 'Reisvereniging' tot extra grote activiteit. Een grootscheepse verhuizing bracht allerlei wanorde met zich waarvan aspirant-vluchtelingen nog in Stanislau gebruik konden maken. Bovendien werd afgesproken dat velen zouden trachten te ontsnappen tijdens het treintransport naar het nieuwe, onbekende kamp.
XCInderdaad, tijdens de verhuizingsdrukte ontsnapten vijf officieren uit Stanislau via een tunnel die met veel zorg gegraven was: de vijf die wij al eerder noemden en waartoe o.m. Doorman en van der Waals behoorden. Bovendien verstopten zich tijdens die drukte twee-en-twintig officieren op verschillende punten in het gebouw, zestien onder de schuin oplopende houten vloer van de toneelzaal. Daar hielden zich eerst zeven officieren schuil (onder wie van Amstel) die voor ongeveer een week voedsel bij zich hadden, maar bij hen voegden zich nog negen: kapitein van den Wall Bake met acht jongeren - hun bedoeling was om in Russische kledij als Z.g. schoonmaakploeg buiten het kamp te komen. De groep van negen werd ontdekt terwijl zij de volgende ochtend op zolder juist de Russische kledij aantrok, de groep van zeven hield zich eerst acht etmalen schuil, kreeg toen tekort aan voedsel, besloot te trachten op dezelfde wijze als de groep van negen weg te komen (men wist niet dat deze gearresteerd was) : als Russische schoonmaakploeg dus, en werd eveneens ontdekt op de zolder waar zij zich wilde verkleden. Ook de resterende zes officieren werden gevonden zonder dat zij buiten het complex hadden kunnen komen.
XCMeer succes hadden enkelen van diegenen die voor hun ontsnapping gebruik maakten van het treintransport. Die treinen bestonden weer uit goederenwagons. Dat voorziende had de 'Reisvereniging' enkele honderden tafelmessen aan de rugzijde tot zaagjes laten invijlen en die zaagjes waren ingebakken in een aantal vall de broden die elk transport meekreeg. Er waren drie transporten: 10, II en 12 januari' 44 waren de vertrekdata. Door de zorgen van de 'Reisvereniging' werden bij het transport van II
diegenen ingedeeld die pas in Duitsland -, bij dat van 12 januari diegenen die nog in het Generalgouvernement wilden ontsnappen: daarmee bereikte men dat de ontvluchtingen ongeveer op dezelfde dag zouden plaatsvinden.
XCDe reisduur van de drie transporten varieerde van vier tot zes dagen. Men leed bittere kou en de behandeling was uiterst ruw, maar de Wehnuacht bewakers werden dan ook van dag tot dag nerveuzer doordat telkens nieuwe gaten in de wagons ontdekt werden en bij elke telling meer Nederlandse officieren ontbraken. Op de tweede of derde dag werd in talrijke wagons aan de overgebleven officieren gelast, hWI schoenen en sokken in te leveren, maar ook dat was niet afdoende: sommigen sprongen op blote voeten de rijdende trein uit.
XCEr ontsnapten in totaal niet minder dan honderdtwee-en-veertig officieren c. q. aspirant-officieren. Eén werd onmiddellijk na zijn sprong doodgeschoten, een tweede kreeg een schotwond, een derde kwam onder de trein terecht en verloor beide benen. De overigen werden nagenoeg allen opgespoord, slechts acht wisten blijvend aan arrestatie te ontkomen: ze behoorden tot een groep van tien die in het Generalgouvernement de sprong gewaagd had en die over de Karpathen Hongarije binnengekomen was; van die tien werden twee in de herfst van '44 door de Duitsers gevonden, onder de resterende acht was er één die door zijn contacten met de Hongaarse illegaliteit in december ,44 kon meevliegen aan boord van een gekaapte Duitse bommenwerper waarmee men het Amerikaanse vliegveldencomplex bij Foggia in ZuidItalië wist te bereiken. Twee andere officieren (niet tot de groep van tien behorend) kwamen wel uit Berlijn weg waar zij door Millenaar in contact waren gebracht met de studentengroep die studenten naar bezet gebied smokkelde, maar zij werden, schijnt het, in Nederland opgespoord.
XCDat een zo groot aantal krijgsgevangenen ontsnapt was, werd aan Duitse kant hoog opgenomen. De Duitse officieren die tijdens de transporten uit Staruslau het bevel gevoerd hadden, werden voor een militaire rechtbank gedaagd, en men heeft wel vermoed dat Hiders bevel tot de Aktion Kugel (reeds vermeld in ons vorige hoofdstuk) rechtstreeks gevolg is geweest van de massa-vlucht der Nederlanders. Onmogelijk is dat niet, maar er is geen aanwijzing voor. Vast staat wel dat zich, zoals al in hoofdstuk 1 vermeld, onder de Nederlandse slachtoffers van de Aktion Kugel negen officieren bevonden die tijdens de transporten uit Stanislau ontsnapt waren en die men weer gegrepen had: zij werden in Mauthausen met een nekschot afgemaakt.
XCHet nieuwe kamp waarin de Nederlandse officieren terechtkwamen, lag bij het stadje Neu-Brandenburg (zie de kaart op pag. I24). Het was een uitgestrekt barakkenkamp waarin zich al ca. zesduizend Franse, Belgische, Britse, Poolse, Servische en Russische krijgsgevangenen bevonden (later kwamen er Amerikaanse bij). De Nederlanders werden er in een apart gedeelte ondergebracht dat met een dubbele prikkeldraadversperring van de rest van het kamp gescheiden was. De barakken waren primitief en vergeven van wandluizen. De douche-gelegenheden waren onvoldoende en een sportterrein ontbrak. Bovendien moest men veel te dicht opeengepakt slapen. Generaal Hackstroh protesteerde tegen al deze schendingen van de Geneefse conventie en het gevolg was dat de vlag- en opperofficieren en de oudere hoofdofficieren mèt enkele lijders aan astma (in totaal ruim driehonderdvijftig officieren) in mei' 44 per trein (tijdens die reis moest weer ieder zijn schoenen en sokken inleveren) overgebracht werden naar een oud kasteel in Tittmoning, in het zuidoosten van Beieren, waar een aantal Nederlandse onderofficieren en soldaten als ordonnansen en oppassers aan hen toegevoegd werd. Later, in januari '45, werden ook nog de kapiteins van den Heuvel en van den Wall Bake naar Tittmoning overgebracht: dat zij bij de voorbereiding van ontvluchtingen de leidende rol gespeeld hadden, was eindelijk tot de Duitsers doordrongen.
XCEr zijn uit Neu-Brandenburg in totaal zeven-en-twintig officieren ontsnapt, sommigen doordat zij zich hadden kunnen verbergen op een plaats waarvan de controle opgeheven werd, anderen doordat zij overdag door de prikkeldraadversperring wisten te komen; voor dat laatste moest evenwel de aandacht van alle Duitse bewakers tijdelijk afgeleid worden, hetgeen lukte door een zorgvuldig beraamd geheel van acties waarbij wel een tweehonderd officieren ingeschakeld waren. Voorts wisten veertien officieren buiten het kamp te komen doordat zij, verkleed als Russische oppassers onder geleide van een 'Duitse' bewaker (die een perfect nagemaakt geweer droeg), voorzien van alle nodige papieren, de hoofdingang passeerden. Van de zeven-en-twintig die in totaal buiten het kamp kwamen, hebben de Duitsers er acht niet meer weten te vinden.'J.groep van hen die na het vertrek uit Stanislau Hongarije had weten te bereiken
1 Een van hen was de tweede luitenant F. G. Brackel. Hij had behoord tot de
XCDe 'Reisvereniging' was dus actief gebleven.
XCHaar kwam het zeer te stade dat zij er in geslaagd was, een aantal gereedschappen (bijlen, tangen, hamers, vijlen en schoppen, bovendien een boomzaag, een grondboor en enkele koevoeten) die in Stanislau door de 'dieven'ploeg in de wacht gesleept waren, naar Neu-Brandenburg mee te smokkelen, zulks in een zware kist waarop 'Musik' stond. Die gereedschappen konden te pas komen bij het aanleggen van een vluchttunnel, Daartoe werd door de 'Reisvereniging' besloten. De aanleg begon eind maart '44 en werd week na week, maand na maand met voorzichtigheid voortgezet. Er werd daarbij ca. 200 meter onderaardse gang uitgegraven waartoe bovendien diverse verticale schachten, sommige voor de luchttoevoer, aangelegd moesten worden tot een gezamenlijke lengte van 60 meter. Al dit graafwerk vergde dat bijna 20000 kistjes met zand, elk 20 kilo wegend, naar boven gesleept werden waar men het zand (125 kubieke meter) onder de vloeren van de barakken en op tal van andere plaatsen zorgvuldig verborg (los zand was voor de Duitsers bij hun regelmatige controles steeds de duidelijkste aanwijzing dat ergens gegraven werd). De tunnel en de schachten werden afgewerkt met ruim 7 km aan planken (een deel daarvan was uit de bedstellen gesloopt), maar voorts werden, aldus van Amstel, die ook deze operatie nauwkeurig beschreven heeft, 'schoppen, een blaasbalg, een centrifugaalpomp, 7 zandkarretjes, 160 meter luchtleiding, een schakelbord, looplampen en wat dies meer zij vervaardigd.'! Helaas, op I september '44, na ruim vijf maanden zwoegen, deed zich een wolkbreuk boven Neu-Brandenburg voor en het gevolg was dat de grond boven het uiteinde van de tunnel die al ver buiten de omheining gevorderd was, instortte. Midden in een tomatenveld ontstond een enorm gat. 'Die Erde bewegtl' hoorde men een Duitse schildwacht roepen - de tunnel was ontdekt.
XCNog diezelfde dag werd aan een nieuwe tunnel begonnen maar deze kwam niet meer af Vermeld zij nog dat twee andere met zorg voorbereide ont
Berlijn naar bezet Nederland. In januari' 45 werd hij bij een mislukte naar het bevrijde zuiden, waarbij hij een tijdlang in ijskoud water moest zwemmen, opnieuw door de Duitsers gearresteerd. Doordat hij zich uitgegeven had voor onderofficier, werd hij toen niet naar het zwaarbewaakte Neu-Brandenburg gezonden maar naar het kamp voor Nederlandse onderofficieren te Mühlberg; Brackel wist dat de bewaking daar minder scherp was. Inderdaad, hij wist voor de derde maal te ontsnappen, nu naar Denemarken. Daar was hij nog toen dit land bevrijd werd. 1 G. van Amstel: p. 272.
vluchtingsoperaties in een laat stadium aan de Duitse kampleiding verraden werden; de officieren die dat verraad pleegden, zijn na de oorlog gestraft.
XCIn de loop van' 44 werden aan de groep te Neu-Brandenburg enkele tientallen reserve-officieren toegevoegd die in Nederland ondergedoken maar daar ontdekt waren. De groep zag, gelijk al vermeld, in mei' 44 ruim driehonderdvijftig leden naar Tittmoning vertrekken, maar in januari' 45 werd zij uitgebreid met ca. vijfhonderd reserve-officieren die zich in '43 gemeld hadden en laatstelijk in de buurt van Lissa (zie de kaart op pag. 124) geïnterneerd waren geweest. Het Nederlandse kampgedeelte in Neu-Brandenburg werd dus voller dan ooit. Dat was niet het enige grote probleem. In de eerste negen maanden van '44 hadden de officieren vijfmaal een pakket van 5 kilo van het Nederlandse Rode Kruis ontvangen. Naast die pakketzendingen uit Nederland waren er de nog omvangrijker zendingen van het Internationale Rode Kruis uit Genève.' Aan Genève werden met name van de herfst van ,44 af enorme hoeveellieden pakketten toegezonden, vooral door het Amerikaanse Rode Kruis, van welke een deel, dat betaald was door het Nederlandse Rode Kruis te Londen, voor de Nederlandse krijgsgevangenen bestemd was. De transporten in Duitsland liepen evenwel meer en meer spaak en door de op 17 september' 44 afgekondigde Spoorwegstaking arriveerde niets meer uit bezet Nederland. De pakketten uit Nederland vielen dus weg, zo ook de Engelse, alleen uit de Verenigde Staten werden nog pakketten ontvangen: 7, van welke er evenwel a na Ia april '45 uitgedeeld werden.
XCDeze pakketten èn een (ongespecificeerde) zending uit Argentinië konden niet verhinderen dat van eind '44 afin Neu-Brandenburg (en, naar wij aannemen: ook in Tittmoning) honger geleden werd. Wel sloot de Nederlandse groep in Nell-Brandenburg toen een overeenkomst met de Franse, Belgische, Poolse en Joegoslavische groepen dat nieuwe zendingen, aan welke groep ook gericht, naar billijkheid over allen verdeeld zouden worden, maar er kwam niet veel meer binnen. De Amerikaanse en Engelse krijgsgevangen
1 T.e.m. oktober '44 ontvingen de Nederlandse officieren in Nou-Brandenburg elk 5 pakketten van het Nederlandse Rode Kruis (en in oktober ook nog restanten die samen ca. I pakket vormden), 8 van het Amerikaanse (Plus 180 sigaretten en I kg boter), 4 van het Engelse (plus bijna 1000 sigaretten) en 2 van het Argentijnse (plus bijna 300 sigaretten en hoeveelheden chocola en zuidvruchten).
officieren in Neu-Brandenburg die in de loop van '44 grote reserves aan pakketten hadden opgebouwd, hadden overigens geweigerd, aan die overeenkomst mee te doen. Wèl hadden de Amerikanen voordien 4 000 pakketten aan de Nederlanders geleend - die wilden ze niet terughebben toen in april '45 weer zendingen voor de Nederlanders arriveerden.
XCDe Nederlandse militairen in Tittmoning zijn door de Amerikanen, de officieren in Neu-Brandenburg door de Russen bevrijd; wij komen er in deel 10 op terug.
XCMen heeft in dit hoofdstuk tot dusver met, wat hun sociale positie betrof, homogene groepen te maken gehad: de kleine groep der generaals en de grotere groep der beroepsofficieren. De groepen die in de periode meiaugustus' 43 in krijgsgevangenschap afgevoerd werden (èn diegenen die er later aan werden toegevoegd: gegrepen onderduikers die zich aan de verplichte melding in Amersfoort of Assen onttrokken hadden), waren heterogeen van samenstelling: beroepsonderofficieren en -minderen behoorden er toe, maar ook reserve-officieren, reserve-onderofficieren en gewone dienstplichtigen. Er is veel verschil geweest in hun lotgevallen -lotgevallen waaromtrent maar weinig gegevens ter beschikking staan. Die gegevens maken overigens wel duidelijk dat 'de groep uit '43' (zoals wij haar genoemd hebben) het moeilijker gehad heeft dan de drie andere groepen.
XCIn de eerste plaats werden door de Duitsers ten aanzien van de krijgsgevangen beroepsofficieren, hoezeer hun behandeling op veel punten ook in strijd was met de Conventie van Genève, vergeleken met de andere militairen, toch nog bepaalde égards in acht genomen. Jegens reserve-officieren durfden zij zich wellicht al meer permitteren, maar zeker jegens onderofficieren en minderen. Volkenrechtelijk was er overigens verschil tussen die laatste twee kategorieën: van onderofficieren mochten bewakingsdiensten gevergd worden binnen de kampen maar tot werkzaamheden buiten de kampen konden zij niet verplicht worden - die werkzaamheden mochten hun slechts toebedeeld worden wanneer zij er om gevraagd hadden. Gewone dienstplichtigen konden wèl tot arbeid buiten de kampen verplicht worden maar daarbij gold de beperking dat die arbeid geen rechtstreeks verband mocht hebben met de krijgsverrichtingen: dat begrip 'rechtstreeks' was natuurlijk nogal rekbaar. Daar kwam nog bij dat de groep uit' 43 ook wat de toezending van pakketten betrof, in een minder gunstige positie zou
komen te verkeren: het zou geruime tijd duren voor het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag zou weten, in welke karnpen hoeveelleden van de groep terechtgekomen waren, en voordat diezelfde informatie via het Internationale Rode Kruis het Nederlandse Rode Kruis te Londen zou bereiken, zouden stellig ook vele maanden voorbijgaan - méér maanden nog voordat de eerste, door de Londense organisatie bestelde pakketten de groep uit' 43 zouden bereiken. Alleen wat de mogelijkheden tot ontvluchting betrof, zouden de leden van de groep uit '43 misschien in een wat gunstiger positie verkeren, aangezien aangenomen mocht worden dat de talrijke kampen waarin zij zouden belanden, niet zo strikt geïsoleerd zouden zijn als de karnpen der beroepsofficieren. Bovendien zouden veelleden van de groep uit '43 overdag in fabrieken komen te werken: ook daar zouden mogelijkheden tot ontvluchting bestaan.
XCWat nu die ontvluchtingen betreft: anders dan bij die der beroepsofficieren die door ir. G. van Alnstel in zijn boek De zak met vlooien zo nauwkeurig beschreven zijn, hebben wij van de ontvluchtingen van leden van de groep uit' 43 geen overzicht - wèl heeft ds. B. van Ginkel, een van de predikanten die zich bij de groep gevoegd heeft (er zijn in totaal uit bezet gebied twee-en-twintig veldpredikers en aalmoezeniers eigener beweging naar Duitsland vertrokken om aan de groep uit '43 geestelijke bijstand te verlenen), in een van de kampen, Altengrabow, toevallig een grafiek kunnen zien van het aantal ontvluchtingspogingennaar nationaliteit, 'de Nederlandse lijn ging boven alle andere uit.'!
XCVan de verschillende kategorieën militairen die zich van begin mei tot midden augustus '43 moesten aanmelden, hebben die welke in de maand mei in Amersfoort moesten verschijnen (de aanmelding in Assen kwam pas later aan de orde), het het zwaarst gehad. Op 7, 10 en 13 mei waren dat de lagere beroepsmilitairen, eind mei de reserve-onderofficieren en gewone dienstplichtigen die bij het regiment grenadiers en de daaruit voortgekomen onderdelen gediend hadden. Op 7 mei werden, gelijk al in ons vorige deel vermeld, ca. vijfhonderd beroepsmilitairen naar Duitsland gevoerd, op 10 mei ca. vierhonderdvijftig ; hoeveel beroepsmilitairen op 13 mei, hoeveel grenadiers eind mei weggevoerd werden, is niet bekend, wèl is er reden om aan te nemen dat de lagere beroepsmilitairen èn de grenadiers allen in eerste instantie naar een kamp bij Maagdenburg overgebracht werden, Altengrab ow (zie de kaart op pag. 124).
XCEen der op vrijdag 7 mei weggevoerden kon in september '43, toen hij zich in Praag bevond (hij was daar tewerkgesteld), een brief over zijn
XC1 Rapport, mei 1945, van B. van Ginkel (GC). 15
ervaringen naar bezet gebied smokkelen die begin december in het illegale blad Ons Volk gepubliceerd werd. 'Ik meld mij', aldus dit relaas,
XC'ingevolge oproep op 7 mei in het kamp te Amersfoort ... Word dezelfde dag om 6 uur 's avonds met 600 man tegelijk! op transport gesteld, bestemming onbekend. Met 30 man in een veewagon, 24 uur lang zonder eten, in de hoek een ton met zand. Eenmaal slechts, in Hannover, even uitstappen om behoeften te doen en te drinken. Zaterdag 8 uur 's avonds eind van de reis Altengrabow, kamp van de SS (Super Schoften).' Een kop slappe thee, nog geen eten. Zondagmorgen nog altijd geen eten. We moesten eerst ontluisd worden, d.w.z. we krijgen een douche en onze kleren en dekens worden gegast. Eindelijk's middags een liter vrij dikke, behoorlijke aardappelsoep met groenten en om 4 uur 300 gram brood. Dit was drie dagen ODS menu.
XCDe eerste dag vertelde ons de Hauptmann, dat wij hier waren gebracht ten dienste van de Arbeitseinsatz, wij moesten meehelpen de Bolsjewieken te bestrijden. Wij konden ons bij hem vrijwillig melden voor dit doel en behoefden maar wat te ondertekenen. Natuurlijk meldde zich niemand.
XC's Maandags werden wij opnieuw verzocht te tekenen, wie weigerde ging voor straf naar de kwikmijnen. 'Vrijwilligers voor!' Niemand verroerde zich. Woedend jaagden ze ons de barak in.
XCDinsdag weer appèl. Vrijwilligers vóór, wie niet vrijwillig tekent, krijgt de kogel. Maar niemand kwam naar voren. Wij beroepsmilitairen hadden ons standpunt bepaald overeenkomstig onze Nederlandse begrippen van eer en trouw. Eén van ons waagde de opmerking, dat die hele arbeidsverplichting van krijgsgevangenen tegen de Conventie van Genève inging. Hij kreeg ten antwoord: '[udendique, haben wir nichts mit zu tun.'
XCIk vergat te zeggen dat drie dagen na ons een tweede contingent van 600 Nederlanders uit Amersfoort arriveerde." Welnu, van de 1200 militairen was er geen die zwak was. Nu niet, maar ook later niet, toen de beulsknechten de hongerdood zaaiden tussen onze jongens. Na de derde weigering werden wij (namelijk) uit het eerste kamp overgebracht naar het strafkamp in Altengrabow, eveneens onder SS-leiding staande, en hier begon men een hongercampagne die in twee-en-een-halve maand tijds 200 Nederlandse jongens het leven kostte. Van 105 overledenen voeg ik hier een kopielijst bij.
XC. . . De huisvesting was in een paardenstal, geen stro maar houten planken dienden ons tot bed, onze dekens hadden ze ons afgenomen, evenals onze burgerkleding, inclusief lage schoenen. Onze kleding bestond uit afgekeurde smerige Belgische of Russische uniformen zonder overjas. Wij hadden veel te lijden van luizen en vlooien."Het waren erwerkelijkheid ca.Altengrabow was wel degelijk eenHet waren er in werkelijkheid ca.(dec.p.
1 in 500. a 3 4 3 1943),
XCDat de behandeling in het strafkamp te Altengrabow bijzonder slecht was, wordt door andere relazen bevestigd en de lijst met de namen van honderdvij£ overledenen kan moeilijk gefantaseerd zijn geweest, maar dat van de lagere beroepsmilitairen en grenadiers niemand onder de uitgeoefende druk bezweken zou zijn, is op zichzelf al onwaarschijnlijk en wordt in die andere relazen ook tegengesproken. In één wordt gezegd dat 'de meesten' zich wel op het in de Geneefse conventie neergelegde verbod beroepen hebben en zijn blijven weigeren, maar dat anderen, 'weinigen', zich voor verboden werk opgegeven hebben.' De schrijver van het in Ons Volk gepubliceerde relaas werd medio juli, na ruim twee maanden dus, met anderen uit het strafkamp te Altengrabow naar het grote krijgsgevangenenkamp te Mühlberg aan de Elbe overgebracht (zie de kaart op pag. 124). Die afvoer uit Altengrabow (uit het 'gewone' kamp èn het strafkamp) heeft volgens gegevens van de marine geduurd van mei tot september '43 en daarbij zijn Nederlandse krijgsgevangenen niet alleen in Miihlberg terechtgekomen maar ook in Fallingbostel, Ludwigsburg, Stuttgart en Trier. In die laatste vier plaatsen werd, naar wij aannemen, wel degelijk werk verricht en in Mühlberg (waar wij meer van weten) werd in elk gevalopnieuw pressie uitgeoefend om zich voor werk beschikbaar te stellen. Een deel van de onderofficieren is ook daar blijven weigeren en deze groep (ze schijnt uiteindelijk een kleine honderd man geteld te hebben) is toen afgevoerd naar strafkampen oostelijk van Krakau (ze is in augustus '44 naar Mühlberg teruggebracht) - daarentegen is, aldus het bureau maritieme historie van de marinestaf, 'het overige personeel vrijwel geheel bij de arbeidsinzet ingeschakeld geworden, waarbij zo goed als geen rekening werd gehouden met de voor de krijgsgevangenen verboden werkzaamheden.l''
XCVan de plaatsen waar laatstbedoelde krijgsgevangenen terechtgekomen zijn, hebben wij geen overzicht. Het schijnt dat de kategorieën militairen (met uitzondering van de-reserve-officieren) die zich in juni, juli en de eerste helft van augustus moesten melden, in eerste instantie grotendeels óók naar Mühlberg gevoerd zijn. Vandaal;" werden zij dan over diverse objecten verdeeld. Sommigen, onder wie een aantalonderofficieren, kwamen in de [unkers-vliegtuigfabrieken te Berlijn te werken, anderen (een grote groep van meer dan twaalfhonderd man) in het complex voor vervaardiging van
1 Bob Entrop : 'Altengrabow' in (1946?), p. 29. 2 Min. van Marine, chef van de marinestaf, bureau maritieme historie: 'De Koninklijke Marine in de tweede wereldoorlog', 8 1956, no. 5, p. 46).
synthetische benzine te Brüx (Most) in Bohemen, nog anderen in Hohenstein, Torgau, Hartmannsdorf en Oschatz. Verder werden ca. duizend man op transport gesteld naar Straatsburg, waar zij, in een fort, gehuisvest werden in een 'onbeschrijfelijk vies ondergronds hol met natte muren, zwermen ratten, en eten, zo afschuwelijk dat het hier al spoedig Fort Honger wordt genoemd'1 - die groep werd later naar Stuttgart overgebracht waar zij de door bominslag beschadigde rioleringen moest herstellen, 'zwaar grondwerk', dat 'op hongerrantsoeri' verricht werd"; daarentegen zijn er ook krijgsgevangenen geweest die na hun repatriëring 'konden vertellen dat zij het prima-prima gehad hadden'." De variatie die in de levens- en werkomstandigheden optrad, was min of meer dezelfde als die welke wij in ons vorige deel (hoofdstuk 5, paragraaf'Werken in Duitsland') bij de 'eigenlijke' slachtoffers van de arbeidsinzet constateerden; vooral diegenen die in Brüx moesten werken, hebben het zwaar gehad.
XCIn Mühlberg trad een zekere dr. Piltz als man van de Arbeitseinsatz op een 'Nazi in hart en nieren', aldus ds. A. T. W. de Kluis, een van de Nederlandse geestelijke verzorgers." Dr. Piltz was, schrijft ds. de Kluis, 'tot in bijzonderheden op de hoogte van de bepalingen der Conventie van Genève.' Hij gebruikte derhalve allerlei listen, Munitiefabrieken noemde hij 'houtzagerijen' of 'confectiefabrieken' of'distilleerderijen' - had men zich eenmaal voor het niet verboden werk in die bedrijven opgegeven en constateerde men later dat men granaten moest draaien, dan was men van de groep in Mühlberg geïsoleerd waardoor het veel moeilijker was om te protesteren. Dergelijke protesten hebben zich desondanks voorgedaan; zo heeft, aldus ds. van Ginkel, een klein contingent onderofficieren dat (vermoedelijk misleid door dr. Piltz) in de Junkers-fabrieken te Aschersleben belandde, daar vastberaden geweigerd te werken - dit contingent is aan de onderofficieren toegevoegd die zich al in de strafkampen ten oosten van Krakau bevonden. Volgens ds. van Ginkel is voorts door de dienstplichtigen die in Duitse fabrieken belandden, veel lijngetrokken en ook wel effectief gesaboteerd, 'onze mannen', schreef hij, 'waren voor de Duitsers de moeilijkste krijgsgevangenen'5 - er zijn overeenkomstige Duitse klachten geweest over het gedrag van de 'gewone' Nederlandse arbeiders die in het Derde Rijk op tal van wijzen van hun onlust deden blijken.
XCHoeveel Nederlandse militairen korte oflange tijd in Mühlberg verbleven,
1 A. Dubois: p. 146. 2 A.v., p. 147. 3 p. 95. 4 A. T. W. de Kluis: (z.j.), p. 66. 5 Rapport (mei 1945) van B. van GinkeI.
weten wij niet precies, evenmin hoeveel vandaar naar andere plaatsen in Duitsland overgebracht werden. Er bleef in elk geval in het grote krijgsgevangenenkamp (waarin zich, naar schatting, in totaal een twintigduizend gevangenen bevonden: behalve Nederlanders ook Engelsen, Fransen, Italianen, Polen en Russen) een Nederlandse groep achter waarvan de sterkte nogal wisselde: soms achthonderd, soms dertienhonderd man. Afgezien van de dwang die op het gebied van de arbeidsinzet uitgeoefend werd, schijnt de Duitse kampleiding, behalve jegens de Russen, zich niet incorrect gedragen te hebben. Het voedsel was niet uitgesproken onvoldoende, zij het dat de pakketten die men ontving, er toch steeds een welkome aanvulling op vormden. Kleding en schoeisellieten daarentegen steeds meer te wensen over. De Nederlanders gingen er, aldus ds. de Kluis, 'uitzien als een troep landlopers. '1
XCOok in Mühlberg werd het nodige aan ontspanning gedaan. Vermelding verdient voorts dat er op initiatief van ds. de Kluis (een initiatief dat door de hervormde en gereformeerde kerkbesturen in Nederland goedgekeurd werd) een Protestants-Christelijke Noodgemeente werd gevormd waartoe leden van twaalf kerkformaties toetraden; die gemeente had twee hervormde en twee gereformeerde ouderlingen. Het kan zijn dat in méér kampen waarin Nederlandse krijgsgevangenen terechtkwamen, dergelijke Noodgemeenten tot stand kwamen, maar wij beschikken dienaangaande niet over nadere gegevens.
XCOok van de wijze waarop de krijgsgevangenen hun lot droegen, weten wij niet veel. Ds. de Kluis constateerde dat veler concentratievermogen afnam. 'Er zijn', schreefhij,
XC'uitzonderingen. Mannen die doorzetten. Twee onderwijzers behaalden vanuit het kamp de lagere acte wiskunde ... Een hele prestatie! Maar velen komen tot niets. Men wordt ook zeer egocentrisch." ... Sommigen maken zich bij de geringste pijn dodelijk ongerust. Waarschijnlijk zit hier de angst achter, ziek te worden in een vreemd land, zonder de vertrouwde hulp."
XC'Het altijd eendere leven, dezelfde gezichten, hetzelfde 'uitzicht' werkt irriT. W. de Kluis:p.Er werd, schijnt het, indoor Nederlanders vrij veel gestolenuit de barakken van andere nationaliteiten, 'er zijn', aldus één auteur, 'inenkele zeer zwarte vlekken geworpen op de eer van ons volk.' Volgens deze schrijver waren de vertrouwensmannen van de Nederlandse groep niet voor hun taak berekend.p.T. W. de Kluis:p.
1 A. De 17I. 2 Mühlberg 'Mühlberg 65). "A. De 84.
terend. 'k Stond eens bij een der ovens in de barak. De ijzeren plaat was bedekt met potjes en pannetjes. Een groep mannen er omheen, allemaal aan het kokkerellen. Ineens vliegen twee elkaar in de haren en niet zo zuinig. De een had het pannetje van de ander een paar centimeter verzet. Ik haalde ze uit elkaar en toen ze wat bedaard waren, vroeg ik: 'Is dat nou zo erg, of dat pannetje hier of daar staat?' 'Dat is het niet, dominee, maar dat smoel van die vent! 's Morgens, 's middags, 's avonds datzelfde smoel, altijd voor me. Dat is om gek te worden!"l
XCEr rest ons nog één kategorie krijgsgevangenen: de reserve-officieren. Zij moesten zich in juni '43 melden. Sommigen lieten dat na en doken veelal ook onder, van anderen werd de blauwe Ausweis erkend - er werden tenslotte slechts ca. vijfhonderdvijftig reserve-officieren in krijgsgevangenschap weggevoerd. Zij kwamen eerst in een kamp te Schildberg terecht (zie de kaart op pag. 124), werden eind '43 vandaar verplaatst naar een ander kamp in de buurt van Lissa en tenslotte, gelijk reeds vermeld, aan de groep der beroepsofficieren toegevoegd die in het kamp bij Neu-Brandenburg opgesloten was; het aantal reserve-officieren was toen tot ca. vierhonderdvijftig geslonken.
XCOver ontvluchtingen van reserve-officieren is ons niets bekend. Wij veronderstellen dat hun groep niet veel ongunstiger behandeld is dan die der beroepsofficieren. Slechts één punt verdient nog vermelding. Bij onze beschrijving van de wegvoering der beroepsofficieren in deel 5 gaven wij al weer dat, toen op zekere dag in het krijgsgevangenenkamp de Duitse order kwam dat de beroepsofficieren van Joodse afkomst zich apart moesten melden, door de Nederlandse kampoudste geweigerd werd, daaraan medewerking te verlenen. 'Ich kenne keine jüdischen Offiziere', zei hij, 'nur nieder ländische', en van de zaak werd verder niets gehoord. Waarschijnlijk speelde dit gebeuren zich in december '44 in het kamp te Neu-Brandenburg af (hetgeen betekenen zou dat het weergegeven standpunt door generaal Carstens ingenomen is) - althans, in diezelfde maand werd aan de groep van de Nederlandse reserve-officieren bij Lissa eenzelfde eis gesteld. Hier nam evenwel de kampoudste, de bijna zestigjarige luitenant-kolonel mr. F. J. Trapman, het standpunt in dat ieder zich maar persoonlijk moest trachten veilig te stellen. prof. P. Lieftinck, in krijgsgevangenschap wegge
1 A.v., p.
voerd uit een van de Brabantse gijzelaarskampen, gaf toen aan de betrokkenen eerst het advies dat zij principieelmoesten weigeren, op vragen over hun afkomst antwoord te geven (de Geneefse conventie legde aan krijgsgevangenen geen andere verplichting op dan vragen naar hun naam en rang te beantwoorden), en toen hem vervolgens bleek dat velen van de betrokkenen dat, nu zij geïsoleerd stonden, te riskant achtten, adviseerde hij, valse gegevens te verstrekken, bijvoorbeeld dat men slechts van half- of kwartJoodse afkomst was.' Het slot van het lied was dat de Joodse reserveofficieren met rust gelaten werden. De militairen van Joodse afkomst die deel uitmaakten van de groepen reserve-onderofficieren en gewone dienstplichtigen zijn wèl naar een apart kamp overgebracht, nL bij Stargard"; daar is hun leven evenwel niet in gevaar gebracht."
XCIn hoeverre hebben de leden van de groep uit '43 pakketten ontvangen?
XCHet duurde verscheidene maanden voor de verzending van de pakketten goed op gang kwam. Speciaal ten behoeve van de groep uit '43 voegde het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis (Den Haag) een aparte afdeling aan zijn Informatiebureau toe maar het werd augustus '43 (drieI oktober '44 onder Himmler ressorteerde in zijn kwaliteit van Befehlshaber des
1 Er waren twee Joodse reserve-officieren die om bepaalde redenen van die list geen gebruik konden maken; zij stelden zich jegens de Duitse kampcommandant op het door Lieftinck aanbevolen principiële standpunt. Eén hunner was daarbij in het gezelschap van een niet-Joodse officier, E. H. de Vries uit Dordrecht, die een zelfde principiële weigering uitsprak, louter om de positie van zijnjoodse lotgenoot te versterken. 2 Zij zijn vandaar begin april naar een kamp bij Rostock ver plaatst dat onder Neu-Brandenburg ressorteerde. 8 De pogingen tot het apart onderbrengen van de militairen van Joodse afkomst zijn, geheel begrijpelijk, door henzelf en ook door diegenen die er van hoorden, beschouwd als iets dat de be trokkenen in extra levensgevaar bracht. Die pogingen moeten echter wellicht eerder in verband gebracht worden met Himmlers streven, door middel van het vrijlaten van groepenjoden een wit voetje te krijgen bij de Geallieerden. Daartoe moesten de Joodse krijgsgevangenen apart bijeengebracht worden. In maart '42 was daar al bevel toe gegeven door de maar dat bevel was nooit uitgevoerd; Joodse krijgsgevange nen behoefden ook geenjodenster te dragen en zij werden niet gedeporteerd. Een nieuw bevel tot het concentreren vanjoodse krijgsgevangenen ging op decem ber '44 uit; daarbij moet bedacht worden dat het sinds
maanden dus na het begin van de wegvoeringen) voor die afdeling verlof kreeg, aan 'haar' krijgsgevangenen pakketten toe te zenden. Voor de maanden december '43 t.e.m. september '44 zijn de aantallen verzonden pakketten bekend! - gemiddeld zijn van december t.e.m. augustus aan elk lid van de groep uit '43 per maand vijf pakketten van 2 kilo of twee pakketten van 5 kilo toegezonden. Ook aan deze toezending kwam een einde door de Spoorwegstaking: toen deze uitbrak, waren in september nog maar I 100 pakketten verzonden. Naast het Informatiebureau hebben ook plaatselijke afdelingen van het Rode Kruis pakketten aan krijgsgevangenen toegezonden, zo de afdeling Maastricht die in totaal van december '40 t.e.m. augustus '44 ca. 50 000 pakketten aan krijgsgevangenen deed toekomen. De afdeling Rotterdam gaf aan de hervormde kerk ter stede de adressen van ruim driehonderd krijgsgevangenen uit Rotterdam door, aan wie in totaal ruim 2 400 pakketten gestuurd werden. Zonder twijfel zijn er meer van dergelijke plaatselijke initiatieven geweest. Maar hebben al die pakketten uit bezet Nederland de geadresseerden inderdaad bereikt? Op dit punt hebben wij geen zekerheid. Wij nemen aan dat de meeste pakketten wel te bestemder plaatse afgeleverd zijn en ook aan de betrokkenen uitgereikt, maar het kan wel zijn dat een deel is zoekgeraakt, vooral als gevolg van de overplaatsing van krijgsgevangenen uit een centrum als Mühlberg naar diverse andere plaatsen in Duitsland.
XCGrote aantallen pakketten werden de groep uit '43 voorts toegezonden door het Engelse en het Amerikaanse Rode Kruis, zulks op verzoek van het Nederlandse Rode Kruis te Londen en voor rekening van de Nederlandse regering of van Nederlandse hulpfondsen. Ook van die pakketten weten wij niet met zekerheid in hoeverre zij de betrokken krijgsgevangenen bereikt hebben. Vast staat wel dat van de zomer van '44 af veel meer pakketten verzonden werden dan voordien, maar juist in de laatste acht, negen maanden van de oorlog nam de chaos op verkeersgebied in Duitsland toe. Alleen het Zweedse Rode Kruis, dat met eigen vrachtauto's opereerde, kon toen nog betrekkelijk effectief pakketten naar diverse karnpen laten brengen maar daar was in die laatste fase van de oorlog maar één, door de Stockholmse vertegenwoordiger van de Nederlandse repatriëringsdienst georganiseerde zending voor Nederlanders bij: 8 000 pakketten, die grotendeels voor krijgsgevangenen bestemd waren, de rest voor Joodse gedeporteerden in Bergen-Belsen.
XCEerder vermeldden wij dat de krijgsgevangenen in Mühlberg er, aldus 111m predikant ds. de Kluis, 'als een troep landlopers' uitzagen. Zij staken
vooral bij de Britse krijgsgevangenen af die van het Britse Rode Kruis regelmatig grote zendingen kleren en schoenen ontvingen. Herhaaldelijk werd er uit Müh1berg en, naar wij aannemen, ook uit andere kampen via het Internationale Rode Kruis bij het Nederlandse Rode Kruis te Londen op aangedrongen dat ook aan de Nederlandse krijgsgevangenen kleding en schoeisel toegestuurd zouden worden. Kleding werd, schreef ds. de Kluis, in het geheel niet ontvangen, 'nooit! We kregen schoenen, ik meen 80 paar. Voor dertienhonderd man, zodat er geloot moest worden en natuurlijk de man die nog behoorlijk schoeisel had, nieuwe schoenen kreeg.'! In één kamp (wij weten niet, welk kamp dat precies geweest is) ontving de groep Nederlandse krijgsgevangenen begin '45 5000 knopen die hun ook al door de Stockholmse vertegenwoordiger van de Nederlandse repatriêringsdienst toegezonden waren. De vertrouwensman van het betrokken kamp zond toen bericht aan die dienst dat hij niet wist wat hij met de knopen doen moest. 'De mensen', schreef hij, 'hebben geen uniform meer om ze aan te naaien. Ik zie dagelijks de bloem van het Nederlandse volk rondlopen in lompen op bijna blote voeten. Er zijn er die zich schamen te zeggen dat zij Nederlanders zijn.'2
XCDat de Duitsers zich aan talrijke bepalingen van de Geneefse conventie niet gehouden hebben, is, menen wij, uit het voorafgaande evident. Nergens heeft de behandeling van de Nederlandse krijgsgevangenen een karakter gedragen dat men als menslievend mag aanduiden. De huisvesting van de grotere groepen heeft, behalve in Juliusburg, Colditz en Stanislau, steeds te wensen overgelaten; het is vaak voorgekomen dat zij last hadden van wandluizen en ook in andere opzichten heeft aan de hygiëne veel ontbroken. Hun rantsoenen waren altijd aan de krappe kant en lagen zelfs ver beneden de in de conventie gestelde norm (rantsoenen gelijk aan die van depottroepen) ; dat de officiële waarnemer namens het Reichskommissariat, de Duitse arts dr. F. Reuter, schrijven kon dat in Stanislau (n.b. het kamp der beroepsofficieren), de pakketten 'vielleicht die häuptsächlichste Ernährung'van
1 A. T. W. de Kluis: p. 175-76. 2 Brief, 24 febr. 1945, van M. Vrencken, aangehaald in brief, 24 april 1945, van W.]. A. Willems (Stock holm) aan de min. van soc. zaken (Londen) punten I en m, gestenc. bijl. IQ).
waren, is veelzeggend. Linnengoed is er in alle karnpen steeds te weinig geweest, van verstrekking van voldoende kleding en schoeisel was nergens sprake. Dan was er de met het volkenrecht volstrekt strijdige Aktion Kugel, die ook aan Nederlandse krijgsgevangenen het leven gekost heeft - een kleine groep, het zij erkend, maar een veel grotere groep, vele duizenden lagere militairen omvattend, is tewerkgesteld op een wijze die ook al met de conventie in strijd was: talrijke dienstplichtigen hebben arbeid moeten verrichten die door de conventie uitdrukkelijk verboden was, en dat hebben óók talrijke onderofficieren moeten doen, velen hunner ondanks hun protesten.
XCWat de hulp betreft die van buiten af aan de krijgsgevangenen toevloeide, is, dunkt ons, duidelijk dat het Nederlandse Rode Kruis (Den Haag) zich veel moeite gegeven heeft; dat de groep uit '43 lang op de voor haar bestemde pakketten heeft moeten wachten, kan men dat Rode Kruis niet verwijten: de Duitse autoriteiten in bezet gebied, die op de faits et gestes van het Rode Kruis een scherpe controle uitoefenden, hebben die hulp enkele maanden tegengehouden. Voorts werd in dit hoofdstuk voor het eerst duidelijk, welk een noodlottig effect de Spoorwegstaking gehad heeft op de hulpverlening, van bezet gebied uit, aan allen die die hulp van node hadden. Ook bleek, dat aan de krijgsgevangenen via het Intemationale Rode Kruis pakketten toegezonden werden door de bemoeienissen van Nederlandse instanties in Engeland en Amerika, maar de grootste hoeveelheden van deze pakketten arriveerden in Europa pas in een fase waarin hun distributie steeds moeilijker werd als gevolg van de Geallieerde bombardementen van het Duitse spoorwegnet. Opvallend achten wij het verder dat de krijgsgevangen Nederlandse officieren veel minder pakketten kregen dan de Britse (de Britse in Colditz viermaal zoveel) en dat, terwijl de Britse militairen bijvoorbeeld in een kamp als Mühlberg nog goede kleding en goed schoeisel bezaten (hun via het Intemationale Rode Kruis toegezonden), de Nederlandse, de officieren incluis, er spoedig haveloos uitzagen. Heeft het Nederlandse Rode Kruis te Londen zich niet voldoende ingespannen? Wij komen op die vraag in het slothoofdstuk van dit deel terug.
XCWat tenslotte de houding van de krijgsgevangenen-zelf betreft: er zijn, menen wij, enkele groepen geweest die een opvallend weerbare houding aan de dag gelegd hebben. Dat zijn de kleine groep der generaals die bij wijzevan straf negen maanden lang in een slecht kamp bij Posen opgesloten werden, dan de Colditz-groep, voorts in Stanislau en Neu-Brandenburg de groep van diegenen die lid waren van de 'Reisvereniging', en tenslotte diegenen
speciaal de ca. honderd hunner die deswege in strafkampen ten oosten van Krakau beland zijn. Hoeveel reserve-officieren, onderofficieren en dienstplichtigen gepoogd hebben te vluchten, is niet precies bekend. Van de ruim tweeduizend beroepsofficieren slaagden, gelijk vermeld, zestien er in, na hun ontsnapping Geallieerd of neutraal gebied te bereiken - van de ca. vijftienduizend krijgsgevangen militairen van de Royal Air Force zijn, aldus Aidan Crawley, minder dan dertig daarin geslaagd, en, voegt hij toe, 'the proportion of successful attempts among the other Services was no higher.'1 Men moet met een vergelijking tussen de Nederlandse en de Britse groepen natuurlijk voorzichtig zijn: de Nederlandse bestond louter uit beroepsofficieren en onder de Britse krijgsgevangenen waren er, anders dan onder die Nederlandse, maar zeer weinigen die de Duitse taal meester waren: een eerste voorwaarde om onontdekt een lange tocht dwars door Duitsland te ondernemen. Duidelijk is in elk geval dat er onder de Nederlandse krijgsgevangenen niet zo weinigen zijn geweest die beseft hebben dat zij ook in krijgsgevangenschap nog een taak te verrichten hadden in de worsteling tegen de Duitse vijand en zijn verderfelijk stelsel, en die die taak energiek en moedig ter hand genomen hebben.
1 Aidan Crawley: (1956), p. 23·
XCEr zijn tijdens de bezetting verschillende soorten gijzelaars geweest. In de dagen van de Duitse invasie hebben Duitse commandanten in enkele steden en dorpen burgers gegijzeld teneinde verzetsof sabotagehandelingen van de bevolking te voorkomen - de betrokkenen zijn in de regel zeer spoedig vrijgelaten. Dan zijn na de meidagen, ten eerste, in juni' 41 en in september '42 vele honderden communisren en anderen die als linkse extremisten golden, als het ware preventief gearresteerd (ook zij werden door de Duitsers als gijzelaars beschouwd), opgesloten in het eoncentratiekamp Amersfoort en vandaar ten dele naar concentratiekampen in Duitsland gevoerd, vooral naar Neuengamme ; ten tweede zijn in de jaren '4I t.e.m. '44 bij verschillende gelegenheden, na bepaalde illegale acties, personen die daar niets mee uitstaande hadden, in de concentratiekampen Amersfoort of Vught opgesloten, waarmee de Duitsers wilden bevorderen dat die acties niet herhaald zouden worden; ten derde zijn in de laatste maanden van '43 familieleden van ondergedoken politiemannen naar Vught overgebracht, zulks met de bedoeling dat de ondergedokenen zich weer zouden aanmelden en dat andere politiemannen het onderduiken zouden nalaten. Op deze drie groepen gijzelaars komen wij in hoofdstuk 6 terug. Tenslotte zijn in de laatste maanden van '44 met name in het oosten des lands in bepaalde gemeenten waar de bevolking onwillig was, werkzaamheden voor de Wehrmacht uit te voeren, burgers gearresteerd die er met hun leven borg voor stonden dat aan nieuwe oproepen om tot die werkzaamheden over te gaan, gehoor zou worden gegeven - die gebeurtenissen zullen wij in deel 10 behandelen. Het gaat ons in dit hoofdstuk om andere gijzelaars: gijzelaars die zich van de vorige onderscheidden doordat zij in aparte gebouwen ondergebracht waren en de groepen als zodanig enkele jaren lang zijn vastgehouden.
XCDe gijzelaars die wij bedoelen, vielen in twee kategorieën uiteen: de Z.g. Indische gijzelaars- die in '40 opgepakt werden (een deel in juli, een deelsoonlijk iets met Nederlands-Indië te maken had gehad; die aanhalingstekens
1 Wij hebben tot dusver in ons werk de term 'Indische gijzelaars' steeds tussen aanhalingstekens geplaatst om te doen uitkomen dat slechts een deel hunner per
in oktober) teneinde de autoriteiten in Nederlands-Indië tot een gunstiger behandeling van de daar geïnterneerde Duitsers te bewegen, en de gijzelaars die in '42 van hun vrijheid beroofd werden (een deel in mei, een deel in juli) teneinde de Nederlandse bevolking bij een eventuele Geallieerde invasie van grootscheeps verzet tegen de bezetter te weerhouden - men zou van 'anti-verzet-gijzelaars' kunnen spreken; men zou voorts beide kategorieën, de Indische èn de anti-verzet-gijzelaars, kunnen samenvatten in het begrip 'Brabantse gijzelaars', want de Indische gijzelaars zijn gedurende het grootste gedeelte van hun gijzeling en de anti-verzet-gijzelaars, een kleine groep uitgezonderd, zelfs gedurende hun gehele gijzeling opgesloten geweest in als 'gijzelaarskampen' aangeduide gebouwencomplexen in Noord-Brabant. Daar hebben de Indische gijzelaars een klein half jaar in hetzelfde complex vertoefd als de groep van de in mei '42 opgepakte anti-verzet-gijzelaars, nl. in het Kleinseminarie 'Beekvliet' te St. Michielsgestel (of Gestel').
XCDe Indische gijzelaars zijn eerst opgesloten geweest in enkele barakken van het concentratiekamp Buchenwald, werden vervolgens medio november '4I overgebracht naar het Grootseminarie te Haaren (Noord-Brabant), in mei '42 overgeplaatst naar het al genoemde Kleinseminarie te Gestel en in oktober '42 naar weer een ander gebouw in Gestel: de katholieke jongenskostschool 'De Ruwenberg' (de genoemde katholieke opleidingsinstituten waren alle drie door de bezetter gevorderd). Van de anti-verzetgijzelaars kwam de in mei '42 gearresteerde groep in 'Beekvliet' terecht (in Gestel dus), de in juli '42 gearresteerde in hetzelfde Grootseminarie te Haaren waar de Indische gijzelaars zes maanden lang (november 'ar-mei '42) vertoefd hadden. Vanhet Grootseminarie werden evenwel in '42 steeds grotere gedeelten in gebruik genomen als gevangenis van de Sicherheits polizei - hier vloeide uit voort dat het restant van de Haarense groep antiverzet-gijzelaars (velen waren vrijgelaten) eind' 42-begin '43 aan de Gestelse groep toegevoegd werd. In de jaren' 43 en '44 hebben wij, wat de Brabantse gijzelaars betreft, dus slechts met twee opsluitingsoorden te maken, beide in Gestel: 'De Ruwenberg' (Indische gijzelaars) en 'Beekvliet' (anti-verzetgijzelaars).
XCBeide groepen, met kleinere groepen aangevuld die wij in de loop van ons relaas zullen noemen, werden, voorzover nog aanwezig (het oorspronkelijk aantal gijzelaars, de kleinere groepen inbegrepen: ruim negentienhonderd, was toen tot ca. tweehonderdzeventig gedaald), op 5 september
XC1 Deze gebruikelijke afkorting kan tot misverstand leiden: Gestel is ook de naam van een dorp bij Eindhoven dat lange tijd een aparte gemeente was.
'44, 'Dolle Dinsdag', toen de Geallieerden in België al dicht bij de Nederlandse grens stonden, overgebracht naar het concentratiekamp Vught; uit dit kamp werden in die dagen, met uitzondering van een paar honderd andersoortige gijzelaars, alle mannelijke gevangenen naar Sachsenhausen, alle vrouwelijke naar Ravensbrück getransporteerd. In Vught werden toen eerst de Indische gijzelaars vrijgelaten, vervolgens, op 17 september (de dag van de grote Geallieerde luchtlandingen o.m. bij Nijmegen en Arnhem), de anti-verzet-gijzelaars, zulks met uitzondering van vijftien die naar het concentratiekamp Amersfoort werden gebracht; van die vijftien zijn de meesten pas begin mei' 45 in Den Haag bevrijd.
XCAls groep werden de Indische gijzelaars dus eerder gearresteerd dan de anti-verzet-gijzelaars en de Indische gijzelaars hebben bovendien in Buchenwald een naar verhouding moeilijke periode gekend. Daarentegen is de groep van de anti-verzet-gijzelaars de enige geweest waaruit leden geselecteerd zijn om bij wijze van represaille gefusilleerd te worden.
XCVerschil is er ook in zoverre geweest dat de volkenrechtelijke positie van beide groepen niet dezelfde was.
XCIn ons vorige hoofdstuk stonden wij stil bij de Conventie van Genève inzake de behandeling van krijgsgevangenen; het was een conventie die vroegere regelingen verving en waarbij men in allerlei opzichten rekening had gehouden met ervaringen uit de eerste wereldoorlog. In die oorlog waren er evenwel niet alleen krijgsgevangenen geweest, gevangen militairen dus, maar ook burgers die in grote aantallen opgesloten waren: de z.g. civiel-geïnterneerden; voor het eerst in de moderne geschiedenis had men in de oorlogvoerende landen bij het uitbreken van de oorlog de in die landen wonende burgers van vijandelijke nationaliteit opgepakt. Internationale regels voor de behandeling van die civiel-geïnterneerden waren er toen niet. In die jaren '20 werd evenwel door het Internationale Rode Kruis een concept-conventie inzake de behandeling van civiel-geïnterneerden opgesteld en dat concept werd in '34 in Tokio op een internationale conferentie van Rode-Kruis-verenigingen aanvaard. Volkenrechtelijk had dat geen effect: de conventie moest niet door verenigingen maar door regeringen goedgekeurd worden en vervolgens, voorzover er parlementen waren, door parlementen. Zo ver bracht het Tokio'se concept het niet het Internationale Rode Kruis wist evenwel na het uitbreken van de tweede wereldoorlog te bereiken dat de oorlogvoerende mogendheden, voorzover zij het Internationale Rode Kruis erkenden, de toezegging deden dat zij elkaars geïnterneerde burgers zouden behandelen alsof zij krijgsgevangenen waren. Dat gold evenwel niet voor burgers van bezette landen. Ten aanzien van Nederlandse burgers die gegijzeld werden, rustte dus op Duitsland niet
de verplichting hen te behandelen alsof zij krijgsgevangenen waren. Desondanks heeft Duitsland die verplichting met betrekking tot één groep wèl aanvaard: de Indische gijzelaars. Dat had te maken met het represaillekarakter van hWI internering. Duitsland wenste dat de in mei '40 in Nederlands-Indië geïnterneerde Duitsers vrijgelaten, althans minstens volgens de internationaal aanvaarde regels behandeld zouden worden, maar daar vloeide uit voort dat diezelfde regels in beginsel voor de Indische gijzelaars moesten gelden; zij zouden dus bijvoorbeeld pakketten mogen ontvangen, niet alleen uit het eigen land maar via het Internationale Rode Kruis ook uit andere landen, lijsten met hun namen moesten via het Internationale Rode Kruis aan hWI regering toegezonden worden en vertegenwoordigers van de beschermende mogendheid, Zweden, en van het Internationale Rode Kruis zouden hWI detentie-oorden mogen inspecteren. Van die inspecties is niet zo heel veel terechtgekomen (speciaal op dit gebied waren de Duitsers onuitputtelijk in het verzinnen van uitvluchten), maar de pakketten uit het buitenland die op de ontvangen naamlijsten gebaseerd waren, zijn voor de Indische gijzelaars van veel betekenis geweest. De anti-verzet-gijzelaars ontvingen die pakketten niet - zij waren niet aan krijgsgevangenen gelijkgesteld. Dat verschil is, zoals blijken zal, niet zonder betekenis geweest.
XCDe Indische gijzelaars werden, gelijk reeds vermeld, in twee groepen opgepakt: de eerste groep op I9 en 20 juli '40, de tweede groep op 7 oktober. Aan beide acties was aan Duitse kant een lang touwtrekken voorafgegaan waarin, zoals wij in deel 4 (hoofdstuk 8) beschreven, Seyss-Inquart er in geslaagd was, het aantal gijzelaars dat hij als represaille wegens de interneringen van Duitsers in Nederlands-Indië moest laten arresteren, belangrijk te verlagen.
XCDe groep van I9 en 20 juli bestond uit tweehonderdeen-en-dertig personen: vijftien vrouwen, tweehonderdzestien mannen. De vrouwen, nagenoeg allen Indische leerkrachten die in Nederland met verlof waren, werden in het Prauenhoneentrationslager Ravensbrück opgesloten en kregen daar een zekere mate van bescherming (zij zijn begin november' 40, toen in Berlijn bericht ontvangen was dat de in Indië geïnterneerde Duitse vrouwen en kinderen vrijgelaten zouden worden, uit hun gijzeling ontslagen) - de mannen werden gehuisvest in stenen barakken die, met een aparte omheining, in
het concentratiekamp Buchenwald lagen. Ook die mannen waren voor het overgrote deel Indische verlofgangers, maar aan hen waren, kennelijk met de bedoeling, koningin Wilhelmina, prinses Juliana en prins Bernhard persoonlijk te treffen, enkele leden van de hofhouding alsmede de particuliere secretarissen van de prinses en de prins toegevoegd.
XCDe tweede groep, die op 7 oktober '40 gearresteerd werd, droeg een ander karakter dan de eerste: nu werden niet Indische verlofgangers weggevoerd maar nagenoeg uitsluitend vooraanstaanden uit de Nederlandse samenleving, mannen, honderdzestien in totaal; ook zij werden in het aparte kampgedeelte van Buchenwald opgesloten. Vóór de komst van de tweede groep Indische gijzelaars was aan de eerste al een nieuwe gijzelaar toegevoegd (prof dr. G. A. van Poelje, de ontslagen secretaris-generaal van onderwijs, kunsten en wetenschappen) - hetzelfde geschiedde na de komst van de tweede groep; bij enkele gelegenheden werden nieuwe arrestanten naar het gijzelaarskamp in Buchenwald overgebracht: eind december '40 en begin januari '41 uit het concentratiekamp Schoorl veertien voormannen van de Anti-Revolutionaire Partij, eind augustus '41, eveneens uit Schoorl, drie-en-veertig voormannen van dezelfde partij en van het Christelijk Nationaal Vakverbond. Telt men al die cijfers op, dan komt men tot een totaal van ca. vierhonderd gijzelaars in Buchenwald, maar in werkelijkheid zijn er nooit zoveel gijzelaars tegelijk aanwezig geweest: er zijn van een vroeg stadium. af gijzelaars ontslagen, hoofdzakelijk op medische gronden, er zijn ook gijzelaars gestorven - wij komen er nog op terug.
XCIn de groep als geheel waren meer dan honderd beroepen vertegenwoordigd; vooral het onderwijs had talrijke representanten: achttien hoogleraren, zeven-en-zeventig leraren en onderwijzers. De overige beroepen laten wij onvermeld wij zien die beroepen niet als overmatig belangrijk. Het kwam in gevangenschap op heel andere eigenschappen aan dan die welke de beroepskeuze bepaald hadden of die in de beroepsuitoefening verder waren ontwikkeld. 'Er waren', schreef later een der gijzelaars, 'wijzen en dwazen ... pedanten en bescheidenen; offervaardigen en egoïsten; stillen en luidruchtigen; ... eindeloze praters en zwijgzamen; optimisten en pessimisten; ... gullen en schrokkers; omnivoren ... en pietepeuterige kniesoren die het eten zoveel minder vonden dan thuis'!
XCeigenschappen als deze waren het die bepaalden, in hoeverre men zichzelfde Vletter:p.
1 A. (1946), 136.
en de groep waarin men zich bevond, hielp het hoofd te bieden aan de opgelegde beproevingen.
XCHet kamp van de Indische gijzelaars was deel van het concentratiekamp Buchenwald maar er golden andere regels: de gijzelaars mochten niet mishandeld worden, zij behoefden niet te werken, zij mochten pakketten en allerlei andere gaven ontvangen en hun kamp kon geïnspecteerd worden door een ambtenaar van de Zweedse legatie te Berlijn of een vertegenwoordiger van het Internationale Rode Kruis. Binnen hun aparte omheining waren zij overdag vrij te doen wat zij wensten. Het eigenlijke eoncentratiekamp mochten zij, steeds in gezelschap van een SS-onderofficier, alleen betreden wanneer dat nodig was voor een bezoek aan het Revier (de ziekenbarakken) of aan de Politische Abteilung - zij konden overigens wèl dagelijks gadeslaan wat er in het grote kamp gebeurde.
XCDe in juli '40 gearriveerde groep had het aanvankelijk nogal moeilijk: zij was uitsluitend op het kampeten aangewezen (pakketten werden in de maanden juli t.e.m. september nog niet ontvangen) en ze bezat niets dat enige afleiding kon verschaffen: geen boeken, geen kranten, geen spellen (alles was in beslag genomen) - wèl werden damstenen en schaakstukken spoedig geïmproviseerd. Het regime was toen ook nog tamelijk streng ('voor iedere snotaap in uniform die langs de barakken kwam, moesten zij', zo wordt over hen bericht, 'in de houding staan, petje afnemen en eerbiedig aan- en nakijken waarbij het hoofd moest meedraaien"), maar dat regime werd verzacht toen in oktober de tweede groep aankwam. Korte tijd later viel evenwel de kou in en nadien hadden de gijzelaars daar vooral des nachts op hun onverwarmde slaapzalen onder te lijden. Gelukkig: de pakketten van het Nederlandse Rode Kruis kwamen nu regelmatig binnen (begin oktober de eerste zending, toen nog louter voor de eerste groep), eens per maand een pakket van 5 kilo - de december-pakketten werden zelfs (daartoe had Seyss-Inquart zich laten vermurwen door de schrijfster Jo van AmmersKüller) daags voor Sinterklaas met een aparte, uit bezet gebied gekomen vrachtauto bij de gijzelaars afgeleverd met voor elk hunner als extra-gave van het Rode Kruis een paar pantoffels (die werden niet uitgereikt) en van de Winterhulp Nederland een banketletter. Eind december kwam een Zweedse diplomaat op inspectie. Hem werden de volgende klachten kenbaar gemaakt: de kampkleding was te dun en de door het kamp verstrekte schoenen deugden niet; het voedsel was onvoldoende en uit de pakketten van het Rode Kruis werden vóór de uitreiking goederen weggehaald, o.m.AangehaaldBrouwer:p.
1 in M. (1947), 104.
steeds alle medicijnen; tenslotte leden de gijzelaars er onder dat zij slechts eenmaal per maand een brief naar huis mochten schrijven.
XCHet werd maart voordat een rapport waarin deze klachten opgenomen waren, de Nederlandse regering in Londen bereikte - de Zweedse had toen op twee klachten al gereageerd: het Zweedse Rode Kruis had de Nederlandse gijzelaars een hoeveelheid warme dekens doen toekomen en de Zweedse legatie had bereikt dat op de slaapzalen kachels geplaatst werden. Het karnpvoedsel bleef overigens onvoldoende; dat gold niet zozeer voor de broodmaaltijden als wel voor het Z.g. warm eten: 'een verzameling', aldus de beschrijving door een der gijzelaars, 'van veel water met kool, worteltjes, groene en andere stengels, plus wat klonten aardappels er in' - deze kwalijk riekende 'soep' (eerder 'vuil waswater') werd door de gijzelaars 'flets' genoemd, 'edelflots' wanneer 'hier en daar zelfs een stukje vlees of een bobbeltje spek in de Kübel (dreef).'! Wij merken hierbij op dat de SS Scharführer aan wie de supervisie van het Nederlandse gijzelaarskamp toevertrouwd was, en de Duitse gevangene die voor hun voeding moest zorgen, op zulk een schaal uit de voor de gijzelaars bestemde hoeveellieden stalen, dat beiden gestraft werden: de SS-officier met een paar jaar gevangenis, de gevangene vermoedelijk met de dood.ê Dat de physieke toestand van de meeste gijzelaars maar weinig geleden heeft, moet dan ook, zo nemen wij aan, in belangrijke mate bepaald zijn door het feit dat zij met grote regelmaat pakketten ontvingen: eens per maand het pakket van het Nederlandse Rode Kruis, 'voortreffelijk, onovertrefbaar van inhoud'": met levensmiddelen, met sigaren, met twee doosjes sigaretten. Bij enkele gelegenheden zond het Rode Kruis ook fruit aan de gijzelaars toe. Dan kwamen er af en toe via het Internationale Rode Kruis pakketten van het Amerikaanse Rode Kruis - ook daar is vermoedelijk wel uit gestolen maar veel heeft de gijzelaars bereikt.
XCZij kregen voorts, meestal door de zorgen van het Nederlandse Rode Kruis maar in de regel pas na weken of maanden wachten, uit bezet gebied tal van andere goederen toegezonden: extra rookartikelen, schrijfbehoeften,maar van bijzondere gevangenen vergrepen hadden (Teufel und Verdammte, p. lI2). 3 G. van den Bergh en L. J. van Looi: Tweemaal Buchenwald (1945), p.
1 A. van der Wey: p. 67-68. 2 Uit hoofdstuk 5 zal blijken dat het in de concentratiekampen volstrekt normaal was dat een aanzienlijk deel van het voor de gevangenen bestemd voedsel door en anderen gestolen werd. Waarom zijn de bedoelde SS-officier en de gevangene dan toch gestraft? Wij zijn het met dr. B. Kautsky eens dat daarbij ver moedelijk het feit een rol gespeeld heeft dat zij zich aan het voedsel niet van gewone,
betere schoenen, sportkleding, kranten, boeken", spellen, een luidsprekerinstallatie met een grammofoon en platen (een geschenk van Philips), en talrijke muziekinstrumenten - een piano werd uit de SS-cantine overgenomen. De particulier-secretaris van prinses Juliana, mr. J. C. baron Baud, was een begaafd pianist en onder de gijzelaars bevond zich de eerste coneertmeester van de Groninger Orkest Vereniging, Jo Juda (een van de acht gijzelaars die van Joodse afkomst waren'') - hij wist een viool van redelijke kwaliteit te verwerven, en 'zo gebeurde het', aldus Juda in zijn herinneringen,
XC'dat op het eerste zondagmiddagconcert alle muziekliefhebbers van onze gemeenschap, die naar de grote kamer gekomen waren om te luisteren, al bij het eerste stuk hun gevoelens niet de baas bleven. Er werd gesnikt, gehuild, sommigen bewogen nerveus hun onderkaak, anderen zaten diep voorover gebogen om hun emoties te verbergen. Mijzelf liepen de tranen over het gezicht. Na een half uur was het bovenblad van de viool kletsnat en Baud zat voor de piano met een gelaatsuitdrukking die. .. geen twijfel aan zijn ontroering overliet. Het was het meest geëm.otioneerde concert dat ik ooit heb gegeven'3
XCen [uda's beschrijving daarvan is, dunkt ons, een aanwijzing hoe sterk de gevoelens konden zijn die de gijzelaars, meestal met succes, onderdrukt hadden. Wel slaagden velen er in, aan het bestaan in de geïsoleerde barakken een zinvolle inhoud te geven: er werden dagelijks godsdienstige wijdingen gehouden (ca. een kwart van de gijzelaars was katholiek en onder de overigen bevonden zich vele belijdende protestanten), er werden talrijke lezingen gehouden, er werd les gegeven in minstens zeven vreemde talen, er werdmedio maart '41 opeens apart geregistreerd; gevolgen had die registratie niet. 3
1 De meeste gijzelaars hadden, toen zij in bezet gebied opgehaald werden, boeken meegenomen maar die boeken bleven in Buchenwald in de koffers zitten die zij niet naar hun barakken mochten meenemen. Een pater die tot de oktober-groep behoorde, wist evenwel één 'onooglijke uitgave' van de van Augustmus mee te smokkelen. 'Het was in die dagen', aldus mr. E. Straat, 'het enige boek in het hele kamp' - hij mocht het dagelijks een uur lenen. Toen de inhoud van de koffers 'na maanden' vrijgegeven werd, was het 'merkwaardig te zien, hoevele Neder landers .... zich dik in de klassieken hadden gestoken: de eerste eigen bibliotheek in Buchenwald, tevoorschijn gekomen uit die koffers, bevatte niets dan de aller grootste beroemdheden. En ze zijn niet alleen herlezen, maar gevreten, en bleken onschatbaar.' Nog voordat boeken uit Nederland arriveerden, konden de gijzelaars ook boeken lenen uit de bibliotheek van het concentratiekamp die uit bij elkaar geroofde boeken bestond; 'men kreeg', schreef Straat, 'Shakespeare, omdat de kampleiding meende dat dit een antisemietisch auteur was.' (E. Straat: 'Kamp en cultuur' in IV, 2 (mei 1956), p. 82-84). 2 Die Joodse gijzelaars werden
gedamd, geschaakt, gebridged, er kwam een 'sociëteit' ('De zure bom'), er kwamen tentoonstellingen, er vormden zich vaste discussiegroepen, er werd voor avonden met lichte muziek gezorgd - en toch: men was gescheiden van familie en vrienden, men hoorde bedroevend weinig van hen, men was, diep in Duitsland, in de macht van de vijand en wist zich, daardoor al, bedreigd. Ook door de gebrekkige medische voorzieningen! Niet minder dan veertien gijzelaars stierven (de gemiddelde leeftijd van de groep was nogal hoog: ca. vijf-en-veertig jaar-), de meesten aan Iongontsteking'' een ziekte die zij, bij een betere verzorging dan hun ten deel viel in het Revier, waar zij niet door de SS-arts maar door twee ondeskundige politieke gevangenen 'behandeld' werden, vermoedelijk te boven zouden zijn gekomen."
XCMet machteloze verontwaardiging sloegen de gijzelaars de tonelen gade die zich veelvuldig in het grote concentratiekamp afspeelden; vooral de sadistische mishandelingen waarvan met name Joden (onder hen ook diegenen die in Amsterdam op 22 en 23 februari '41 opgepakt waren) hetJ.(J.
1 De gemiddelde leeftijd van de overledenen was bijna acht-en-veertig jaar. 2 Diepe indruk maakte vooral het overlijden, in april '4I, van de negen-en-veertig jarige katholieke oud-minister vanjustitie mr. C. M. F. Goseling, die de belangen van de groep verscheidene malen met succes bij de Duitse kampleiding bepleit had. 3 In december' 40 nam de toen in functie zijnde SS-arts, die veel voor de Neder landse gijzelaars gedaan had, ontslag omdat hij het niet langer verantwoorden kon dat hij werkzaam was in een situatie waarin hij de door SS'ers begane misdaden hielp verzwijgen. Hij werd opgevolgd door de arts dr. W. van Hoven die zich op de experimenten met gevangenen concentreerde welke wij in hoofdstuk I beschre ven - de 'behandeling' van de in het opgenomen patiënten liet hij volledig over aan twee communisten, Walter Krämer en Karl Peix, van wie Kramer, in het burgerleven monteur (volgens anderen: rijwielhersteller), de chirurgische afdeling en Peix, tevoren vermoedelijk handelsreiziger, de interne onder zijn hoede had. Krämer beschouwde zichzelf als een volleerd chirurg en schijnt inderdaad met succes betrekkelijk lichte operaties, bijvoorbeeld blindedarm-operaties en operaties tot het steriliseren van mannen, uitgevoerd te hebben, Peix, door twee Nederlandse gijzelaars beschreven als 'een aanstellerige, sentimentele bruut, een klein nerveus manneke' A. H. Rijshouwer en H. van Wermeskerken: (I946), p. 228), zwoer bij een aantal zinloze kuren, 'purgeren zoals hij zei - was nummer één.' (A.v., p. 230). Krämer en Peix kwamen in november' 4I ten val. Het was hun bekend dat de van Buchenwald, Koch, zich in '38-'39 door rijke Joodse families geld had laten toestoppen en bovendien had Krämer Koch wegens syphilis behandeld. Toen Koch in de loop van '4I bevreesd werd voor een onderzoek naar zijn nus dragingen, liet hij Krämer en Peix naar een overbrengen met opdracht hen aldus Kogan. p. 277).
slachtoffer werden, waren hun een gruwel. Die realiteit van het immense kamp gaf aan hun eigen, naar verhouding beschermd bestaan een onwezenlijk, ja haast absurd karakter: zij werden met rust gelaten, zij maakten van elke nationale gedenkdag een feestdag, de socialisten onder hen vierden de rste mei (Drees sprak), de katholieke hoogleraar A. van der Wey, een Carmelieter monnik, liet in drukbezochte colleges niets heel van Hitler en het nationaal-socialisme ('en onderwijl liepen buiten langs de ramen van de zaal de hooggelaarsde Scharführer met de revolver in de gordel"), op cabaret-avonden werden uitbundig begroete anti-Duitse verzen voorgedragen", Jo Juda speelde, door Baud begeleid, sonates van in Duitsland en bezet Europa verboden Joodse componisten, ja gaf met Baud bij één gelegenheid zelfs een soort openlucht-concert voor de gevangenen in het kamp waarbij het slotnurnmer, Schuberts diep religieus Ave Maria, talloze gevangenen de tranen over de wangen deed stromen - misschien kan [ucla's eigen beschrijving van dit gebeuren het best het element der absurditeit in het bestaan der gijzelaars onderstrepen:
XC'We begonnen met een Handel-sonate, daarna de Frühling van Beethoven, gevolgd door een paar kleine stukken. Wat klonk het vreemd daar onder de blote hemel. De muren van de barakken zorgden voor een zekere akoestiek en brachten het geluid naar verschillende richtingen heen. Langzamerhand ontstond er beweging in het kamp. Onhoorbaar kwamen de mensen tussen de grauwe Blocks naderbij. Ze liepen behoedzaam op hun tenen in een rustige gang om niet te storen. Vanuit de verre hoogten en laagten van het bergachtig terrein verenigden ze zich in groepjes en op korte afstand van ons waren het dichte drommen, die zonder enig geruis te maken, door de muziek werden aangetrokken. Rondom het prikkeldraad gingen ze moeizaam op de grond zitten. Tussen de delen van de Händel-sonate zag ik telkens dat de rijen dikker werden, de stroom van schoorvoetend zich voortbewegende boevenpakken met de troosteloze vuilblauwe vertikale strepen, wies gestadig aan en na het slot van de Frühling-sonate barstte een tumult los van onbeheerste kreten, huilgeluiden, geloei en applaus. Het was beangstigend, die storm van dierlijk lawaai die uit de peilloze diepten van de vernederde, geketende en getergde ziel door mensenkelen een uirweg vond. Wat een publiek! De stakkers met hun uitgeteerde lijven en doodskopgezichten. Sommigen waren zo mager dat ze wellevende geraamten geleken."A. de Vletter:p.Het 'Buchenwaldbegon aldus: 'A is Adolf, de bron van alle kwaad I B is de burger die de ellende ondergaat I C is de censuur die alle vrijheid smoort I het dieventuig dat niet in Holland hoort.' (Club van Ex-Geïnterneerden voorverzameld door J. A. H. Rijshouwer, bundelp.JoJuda: 'Twee episoden', p.
1 141. 2 ABC' D Nederlands-Indié: I (1957), 7). 3 26.
XCGeen wonder dat juist Juda later de gemoedstoestand waarin de gijzelaars verkeerden, aanduidde als een 'voortdurend (zweven) tussen de uitersten van ogenschijnlijke innerlijke vrede en momenten van panische angst.'!
XCDie angst lag eigenlijk steeds op de 10er 2 en daar was, gegeven de realiteit van het concentratiekamp, ook alle reden voor. Ook in hun eigen gedragingen leerden de gijzelaars met die realiteit rekening houden. Bij één gelegenheid gaven zij aan de SS door dat enkele gevangenen uit het kamp in hun barakken inbraak gepleegd hadden - de 'dieven' werden toen eerst in de kampbunker onder handen genomen en vervolgens, aldus een der gijzelaars, 'voor de goede justitiële behandeling van hun 'zaak' naar de plaats van hun misdrijf gevoerd', 'beurs geranselde en geschopte klompen mensenvlees' waren het toen nog maar."
XCGevallen van diefstal werden nadien niet meer aangegeven.
XCWij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat Koch, de Kommandant van Buchenwald, er van meet af aan veel op tegen gehad heeft dat enkele honderden ontwikkelde en veelalook maatschappelijk vooraanstaande Nederlanders, jegens wie hij en zijn SS'ers zich tot hun ergernis zorgvuldig in acht moesten nemen, dagelijks konden aanschouwen wat in Buchenwald geschiedde. Of Koch ook pogingen aangewend heeft, hen naar elders verplaatst te krijgen, is niet bekend - bekend is wèl dat anderen zich daar moeite voor gegeven hebben. De Zwitserse regering, daartoe benaderd door de Nederlandse legatie te Bern, stelde voor dat de Nederlandse gijze
1 A.v., p. 4. 2 Zij brak bij velen door toen de Utrechtse historicus prof. dr. P. Gey1 begin februari '41 een propaganda-toespraak van een SS-officier die het gemeen schappelijke 'Germaanse bloed' bejubelde en er op wees dat Nederlandse vrijwilli gers in de meestreden, onderbrak met de uitriep De spreker liep woedend weg. 'Bij ons', aldus een der gijzelaars in zijn dagboek, 'breekt dan eerst recht de storm los. Velen zijn bang voor represailles ... en zijn woedend op prof. Gey1, anderen zijn blij dat hij het gezegd heeft.' (H. van Wermes kerken: 'Dagboek' in Rijshouwer en van Wermeskerken: p. 70). Gey1 deed de Duitse kampleiding weten dat hij persoonlijk verantwoordelijk wenste te zijn voor zijn interruptie. Bij wijze van straf moesten de oudere gijzelaars die daar vrijstelling van hadden gekregen, weer op het dagelijks appèl verschijnen en dat appèl werd ook een tijdlang verlengd. 3 A. de Vletter: p. 129. 1 Dit denkbeeld was aan de Nederlandse legatie voorgelegd door mr, E. H. von Baumhauer uit Amsterdam die als plaatsvervangend voorzitter van de Nederlands Amerikaanse Kamer van Koophandel (de Verenigde Staten waren toen nog niet in oorlog met Duitsland) een bezoek aan Berlijn en Bern had mogen brengen. 2 Die medische gronden waren soms gefingeerd. Een grote groep gijzelaars meende dat het naar voren brengen van fictieve argumenten eigenlijk onwaardig was, 'anderen echter meenden dat hoe meer er vrij konden komen, om welke reden dan ook, hoe beter dit was.' (Rijshouwer en van Wermeskerken: p. 6r). Er zijn ook gijzelaars vrijgelaten doordat Nederlandse instanties in bezet gebied daar op aandrongen of omdat zij beweerden, sympathie voor de NSB te koesteren. 3 H. van Wermeskerken: Dagboek, in a.v., p.
laars (alsook het groepje van de krijgsgevangen generaals) in Zwitserland geïnterneerd zouden worden-, en op verzoek van de Nederlandse regering drong voorts de Zweedse in '41 herhaaldelijk bij het Auswärtige Amt op een humaner behandeling van de Nederlandse gijzelaars aan - de Schutzinacht abteilung van de Zweedse legatie te Berlijn wist precies hoe het er met die gijzelaars voorstond; zij kreeg evenwel, wat ill. het Duitse perspectief erger was, bij haar bezoeken aan Buchenwald ook een beeld van het concentratiekamp zelf. Bevonden de gijzelaars zich in Nederland, dan zou het veel eenvoudiger zijn, de Zweedse pottenkijkers op afstand te houden (de Schutzniaclü strekte zich slechts tot Duitsland in engere zin uit) - anders gezegd: het Auswärtige Aint ging het als een Duits belang beschouwen, de gijzelaars naar Nederland over te brengen. Ook Seyss-Inquart zag daar voordelen in. Het Reichsleontmissariat was van de aanvang af nogal scheutig geweest met het inwilligen van verzoeken om uit gijzeling ontslagen te worden (tot november' 4I mochten in totaal honderdzestig gijzelaars uit Buchenwald naar hun woning in bezet gebied terugkeren, ruim tachtig op medische grondenê) - daar kwam bij dat Seyss-Inquart zich realiseerde dat overlijdensberichten als van Goseling telkens de anti-Duitse gevoelens bij een deel van de Nederlandse publieke opinie versterkten. In maart '41 bracht voorts mr. P. C. Reeringh, een Haags advocaat die begin februari uit Buchenwald had mogen terugkeren, aan het Reichsleommissariat; op verzoek van die instantie, een schriftelijk rapport uit over de toestanden in het gijzelaarskamp. waarin hij bepleitte dat men de gijzelaars, zo men hen al niet vrijliet, in elk geval naar Nederland zou overbrengen. Kort nadien stierven verscheidene gijzelaars - Seyss-Inquart raakte verontrust, Rauter bracht op 23 april '41 een bezoek aan het kamp. Alle medische klachten wees hij daar af - 'wat de slechte gezondheidstoestand betreft', zo legde een der gijzelaars Rauters standpunt vast, 'dat is onze eigen schuld, We moeten meer aan wandelen en sport doen." Was dat inderdaad Rauters
opinie? Wij zijn er niet zeker van. In elk geval verzette hij zich niet toen Seyss-Inquart in augustus (naar wij aannemen: na bespreking in een z.g. Che!sitzung waar ook Rauter aanwezig was) het Auswärtige Alld deed weten dat hij geen bezwaar had tegen het onderbrengen van de gijzelaars in bezet gebied. Het Reichssicherheitshauptantt ging zich toen nog even verzetten: Abteilung IV deed het voorstel, de gijzelaars naar Dachau te verplaatsen en hen daar vanuit een gedeelte van het kamp dat een aparte naam zou krijgen (het beruchte begrip 'Dachau' moest men vermijden), 'eine gesunde Betátigung' te geven in de Dachau'se Heillerdutergarten-, maar enkele weken later was de overbrenging naar Nederland geregeld. Daar had Seyss-Inquart in september het Grootseminarie in Haaren gevorderdê - medio november werd de groep uit Buchenwald, die toen nog ca. tweehonderdveertig gijzelaars omvatte, per trein naar Haaren gebracht. Onderweg kregen zij niets te drinken. Verschillende families in Nederland waren omtrent die overplaatsing naar een oord in of bij Den Bosch al ingelicht, want één gijzelaar had in een brief uit Buchenwald z.g. als groet geschreven: 'Dag, zoete lieve Gerritje'."
XCDe Indische gijzelaars kwamen in Haaren in een groot en ruim complex terecht met een fraaie tuin en uitgestrekte sportvelden. In het gebouw waren leslokalen, spreekkamers, dienstvertrekken, een eetzaal en een kleine tweehonderd éénpersoonskamers (zij werden voor vier personen ingericht) die tevoren de seminaristen gehuisvest hadden. Er was een uitstekende keukeninstallatie en er was modern sanitair. 'Ik had dit alles zo niet verwacht', schreeflater een gijzelaar, 'en, naar mij bij herhaling bleek, hadden allerminst de vele andersdenkenden in ons midden dit verwacht. Bij velen van hen had het woord 'serninarie' de verwachting opgewekt van een achterlijke inrichting in de binnenlanden van het donkere Zuiden'4 - nu, dat vielmee.p.
1 Brief, 30 sept. 1941, van het 4, aan de dl. II b, p. 324). 2 Het grote gebouw moest in vier dagen ontruimd worden. De priester opleiding werd eerst naar het Ursulinenklooster in Vught verplaatst. Dit gebouw werd eind maart '42 gevorderd en de opleiding werd toen naar gedeelten van kloostergebouwen in Tilburg overgebracht. • Nagenoeg elke Nederlander kende in die tijd het liedje dat begon met de regels: 'Dat gaat naar Den Bosch toe, zoete lieve Gerritje'. 4 Ph. Werner in Grootseminarie Haaren: VII, 3 (maart 1946), 3 I.
XCAfgezien van de betere materiële omstandigheden waarin de gijzelaars waren komen te verkeren, was het voor hen natuurlijk een grote verademing dat zij, hoewel nog steeds in Duitse gevangenschap, van de beklemming van Buchenwald verlost waren en weer in het eigen land vertoefden. De overbrenging uit Buchenwald zag men als een vorm van Duitse toegefelijkheid - zou de bezetter dan niet verder gaan en alle Indische gijzelaars vrijlaten? De hoop daarop groeide toen in de eerste maanden van '42 heel Nederlands-Indië door Japan bezet werd. Velen uit de groep in Haaren (die niet wist dat een groot deel van de in Indië geïnterneerde Rijksduitse mannen tijdig naar Brits-Indië overgebracht was-) namen toen aan dat de grond voor hun gijzeling weggevallen was en begrepen niet waarom zij vastgehouden werden. Vastgehouden niet alleen maar wéér overgeplaatst: nu, in mei' 42, naar het Kleinseminarie 'Beekvliet' in Gestel waar de Indische gijzelaars aan de eerste groep anti-verzet-gijzelaars toegevoegd werden. 'Het was ontstellend', aldus een van die laatste gijzelaars, 'wat die Indische groep allemaal meegebracht had: twee piano's, een orgel, een filmapparaat, tuinstoelen, een luidspreker-installatie, een boekerij van tweeduizend werken, tuingereedschap in alle mogelijke vormen, planten, bloemen en zelfs twee poezen met kroost, vormden de bagage, welke wij werkelijk met open mond zagen uitladen'"
XCtypische reacties van 'onervaren' gijzelaars op anderen die al meer dan anderhalf jaar gijzeling achter de rug hadden. Er waren meer van dergelijke reacties. 'ondanks de aangeknoopte vriendschapsbanden zijn', zo noteerde H. van Wermeskerken, een der Indische gijzelaars, medio mei in zijn dagboek, 'de Nederlandse en de z.g. Indische gijzelaars toch nog duidelijk in twee groepen gescheiden. Wij voelden ons in kampervaring verre superieur aan de groentjes van Nederlanders, die pas zijn opgepikt, nog bangelijk zijn en nog niet weten hoe je met die Moffen moet omspringen. Zij daarentegen zien ons als een troepje door de gevangenis gedegenereerden, waar alle fut uit is en waar ze dan maar een beetje medelijden mee hebben, denkende: het kan met ons over anderhalf jaar ook zo ver zijn! Dat komt omdat de nieuwelingen zich met een laaiend enthouwij komen op dit gebeuren in deel II terug. 2 B. H. van der Gijzel (ps. van]. E. Boddens Hosang): St. Michielsgestel. Herinneringen uit hetgijzelaarsleven
1 Een van de transportschepen, de 'Van Imhoff', is daarbij door een]apanse aanval tot zinken gebracht hetgeen aan ruim vierhonderd Duitsers het leven gekost heeft;
siasme gooien op lessen, cursussen en lezingen ... Zo waren wij, toen wij in Buchenwald kwamen, ook, maar nu is het bij ons een beetje geluwd.'l
XCUiteraard had het samenzijn met de anti-verzet-gijzelaars voor de Indische een groot voordeel: voor het eerst werden zij ingelicht over wat zich, althans voorzover de anti-verzet-gijzelaars dat wisten, in de voorgaande periode in bezet gebied afgespeeld had. Vanbelang was ook dat de groep van die anti-verzet-gijzelaars een veel bredere sociale samenstelling had dan de Indische groep (daarvan gaven wij al een beeld in deel 5). 'Er was in dat treffen', aldus Geyl, 'voor ons iets bijzonder verfrissends. 't Was of wij na meer dan anderhalf jaar terzijde gestaan te hebben, opeens weer in de problemen, in de noden en verwachtingen van de Nederlandse samenleving onder de bezetting ondergedompeld werden.P Die frisheid bleef evenwel niet gehandhaafd - bovendien deden zich twee omstandigheden voor die de tegenstelling tussen de Indische en de anti-verzet-gijzelaars markeerden. De eerste was dat medio augustus vijf anti-verzet-gijzelaars gefusilleerd werden (daarover straks meer), de tweede dat de bezetter omstreeks diezelfde tijd als gevolg van een artikel in het weekblad van de NSB, Volk en Vaderland, waarin verontwaardigd opgemerkt was dat de gijzelaars in de Brabantse kampen meer pakketten kregen dan de Nederlandse vrijwilligers aan het Oostelijk front, het Nederlandse Rode Kruis het verbod oplegde, nog pakketten naar die kampen te sturen (familieleden mochten met de rechtstreekse toezending van eigen pakketten doorgaan). De pakketten van het Internationale Rode Kruis kregen nu dus extra betekenis; die pakketten ('met heerlijke blikjes vlees'") waren evenwel louter voor de Indische gijzelaars bestemd. Er ontstonden spanningen. 'Het niet doorgaan van onze vrijlating heeft ons', aldus van Wenneskerken eind september' 42 in zijn dagboek,"
XC'prikkelbaar, onverschillig en veeleisend gemaakt ... Wij vrezen dat onze groep verloren zal gaan in en vroeg of laat gelijkgeschakeld zal worden met de andere gijzelaars hier, terwijl wij toch onder internationaal toezicht staan en daaruit bijzondere privileges voortvloeien die we niet gaarne zouden missen. Bovendienvan Wermeskerken: Dagboekmeiin Rijshouwer en van Wermeskerken:p.Geyl: Voorwoord inp.a R.Boer:(z.j.), p.van Wermeskerken: Dagboeksept.in Rijshouwer en van Wermeskerken:p.
1 H. (18 '42) 142. 2 P. 0 ! (1945), VIII. H. 107. 4 H. (30 1942)
veroorzaakt het doorvoeren van die voorrechten in deze gecombineerde gemeenschap natuurlijk scheve toestanden en zo is dan, na veel onderling geharrewar hierover (want het solidariteitsgevoel speelde ook een rol) tenslotte besloten, een rekest bij de Duitse instanties in te dienen waarin om overplaatsing van onze groep gevraagd wordt naar een eigen gebouw."
XCHet rekest (dat, naar wij aannemen, de Duitsers, voorstanders als zij waren van het splitsen van groepen, niet onwelkom was) werd ingewilligd en eind oktober '42 werden de Indische gijzelaars, nu geslonken tot ca. tweehonderd man (enkele tientallen waren in de voorafgaande maanden ontslagen), naar een ander gebouw in Gestel overgebracht, de al genoemde katholieke jongenskostschool 'De Ruwenberg' . Zij kregen daar nieuwe privileges. 'Beekvliet' was met prikkeldraad om.geven en stond onder een bewaking van schildwachten, maar de Duitse Kommandant van 'Beekvliet', onder wie ook 'De Ruwenberg zou ressorteren, zij het met een aparte Unterleommandant, verklaarde zich bereid, 'De Ruwenberg niet met prikkeldraad af te sluiten en de bewaking te beperken tot één enkele schildwacht bij de toegangspoort, mits alle gijzelaars aan hun kampoudste, de twee-en-veertigjarige Indische bestuursambtenaar 1. B. Mennes, zouden beloven dat zij niet zonder zijn voorkennis en instemming 'De Ruwenberg' zouden verlaten. 'Daarover ontstaat natuurlijk', noteerde van Wermeskerken, 'nogal wat discussie, want velen zien dit als een soort hulp aan de Moffen' (dat was het ook) 'en het kost dan ook heel veel moeite om allen de persoonlijke belofte te doen afleggen'2 - de gehele regeling kon natuurlijk alleen doorgaan wanneer inderdaad elke Indische gijzelaar persoonlijk de gevraagde toezegging deed (hetgeen geschiedde); wij nem.en2 H. van Wermeskerken: Dagboek (24 okt. 1942) in Rijshouwer en van Wermeskerken: Vier jaar Indisch gijzelaar,
1 Het 'onderling geharrewar' verliep als volgt. Op 22 september '42 kwam de Indische groep bijeen om zich over haar toekomst te beraden; men moest toen stemmen over de vraag of men zou aandringen op verhuizing dan wel louter op betere behandeling - de uitslag was: 22 stemmen voor verhuizing, 126 voor betere behandeling (en 2 gijzelaars wilden een stap doen bij het Internationale Rode Kruis). Kennelijk waren diegenen die voorstanders waren van een verhuizing, van mening dat men alleen als men in een ander gebouwondergebracht werd, een betere behandeling zou kunnen krijgen. Op 26 september vond toen een tweede vergadering plaats. Hoeveel gijzelaars daarbij aanwezig waren, is niet bekend - wèl dat een deel weggebleven is. De aanwezigen stemden toen eerst over de vraag of zij wel cam petent waren, namens de gehele groep te spreken (die vraag werd be vestigend beantwoord), vervolgens werd met grote meerderheid (slechts 8 stemmen tegen) goedgekeurd dat in het aan de Duitsers te richten verzoekschrift aange drongen zou worden op een betere behandeling, zo nodig door verhuizing.
aan dat een meerderheid hier van meet af aan geen bezwaar tegen had. De minderheid (zij zal wel goeddeels samengevallen zijn met de groep die zich tegen de overplaatsing naar 'De Ruwenberg' verzet had) raakte jegens Mennes steeds kritischer gestemd. Zij verweet hem en zijn medewerkers ('de bonzen'I) dat zij een ondoorzichtig beleid voerden en zich nogal wat voorrechten lieten aanleunen, maar toen het op een algemene bijeenkomst der Indische gijzelaars, die onder het voorzitterschap van de Amsterdamse hoogleraar in de philosophic prof dr. H. J. Pos plaarsvond", op stemmen aankwam, ging een meerderheid er accoord mee dat Mennes (die er op gewezen had dat hij via zijn relaties de positie der gijzelaars had kunnen verbeteren) als kampoudste aanbleef; er kwam toen wel een nieuwe 'Commissie van Bijstand', prof. dr. J. H. A. Logemann, hoogleraar aan de Rechtshogeschool te Batavia (Djakarta), werd er voorzitter van.
XCEnkele meer algemene aspecten van het bestaan der Indische gijzelaars in 'De Ruwenberg' willen wij elders in dit hoofdstuk nog behandelen hier beperken wij ons tot de vermelding dat er in juli' 43 nog maar honderdvijftig gijzelaars tot de groep behoorden, dat drie van de vier resterende Joden eind juli op een ochtend vroeg (0111. 5 uur) bij verrassing weggehaald en naar Westerbork gebracht werden (men zag daarbij Jo Juda over het hoofd), dat medio oktober opeens dertig personeelsleden van het Amsterdamse kantoor van de Koninklijke Pakketvaart-Maatschappij (de in Indië zeer bekende KPM) aan de gijzelaars toegevoegd werden", en dat, gelijk reeds vermeld, de laatste Indische gijzelaars medio september '44 in het nagenoeg lege kamp Vught op vrije voeten werden gesteld.
XCHet beleid dat van Duitse kant met betrekking tot de Indische gijzelaars is gevoerd, is nogalondoorzichtig geweest. Dat heeft samengehangen met het feit dat het de resultante was van tegengestelde krachten. Reichsaussen minister Joachim von Ribbentrop en de Leiter van de Auslands-Organisation
1 A.v. (13 nov. 1942), a.v., p. 163. 2 Pos was in Buchenwald bij bezoeken van een vertegenwoordiger van het Internationale Rode Kruis als woordvoerder namens de gijzelaars opgetreden en had daarbij steeds, cot ergernis van de Duitsers, met die vertegenwoordigers Frans gesproken. S Deze gijzeling was gevolg van het feit dat het gebeurde met de 'Van Imhoff' aan het bekendgeworden was; er werd toen aan de KPM mede een boete opgelegd van f 4 mln.
der NSDAP Ernst WiIhehn Bohle (die tevens Staatssekretär was in het Auswärtige Amt) wilden via de gijzelingsaffaire een maximum aan pressie uitoefenen op de Nederlandse autoriteiten in Den Haag, Londen en Batavia, Seyss-Inquart daarentegen had daar weinig behoefte aan. Met hun streven hadden von Ribbentrop en Bohle, wat Den Haag betrof, succes want de gijzelingsaffaire droeg er, zoals wij in deel 4 (hoofdstuk 8) beschreven, belangrijk toe bij dat het college van secretarissen-generaal in oktober '40 twee afgezanten naar Japan zond, luitenant-generaal M. Boerstra (oudcommandant van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) en mr. W. G. F. Jongejan (voorzitter van de in Den Haag gevestigde Ondernemersraad voor Nederlands-Indië), teneinde van daaruit het Indische gouvernement tot een toegefelijke, meer pro-Duitse houding te bewegen. Dat gouvernement bleek evenwelniet bereid, de mannelijke Rijksduitsers uit hun internering te ontslaan (Boerstra en Jongejan werden niet eens tot Indië toegelaten) en dat besluit had de instemming van de Nederlandse regering te Londen. Het gevolg was dat von Ribbentrop en Bohle de Indische gijzelaars wensten vast te houden, zulks tot ongenoegen van Seyss-Inquart die, louter ter wille van een groep Duitse staatsburgers in het verre Indië die hem weinig interesseerde, zijn 'verzoeningspolitiek' in Nederland met een hypotheek had moeten belasten welke hij dan welnaar vermogen beperkt had maar toch niet had kunnen voorkomen. En dan die ongelukkige internering in Buchenwald! De terugvoering der gijzelaars naar Nederland had Seyss-Inquarts instenuning, jahij wilde verder gaan: medio '42 (Indië was door Japan bezet) legde hij tot tweemaal toe aan het Auswärtige Amt het denkbeeld voor, de resterende Indische gijzelaars vrij te laten; toen von Ribbentrop nog niets van zich had laten horen, ging Bohle, met wie Seyss-Inquart in Berlijn gesproken had, met die vrijlating accoord, maar op voorwaarde dat de in mei en juli opgepakte anti-verzet-gijzelaars tevens als gijzelaars inzake Indië zouden fungeren. Bene, von Ribbentrops vertegenwoordiger in Den Haag, stuurde het Auswärtige Amt hieromtrent bericht op zaterdag 8 augustus' 42 dat was evenwel de dag waarop SeyssInquart met drie van zijn Generalkommissare (Rauter, Schmidt, Wimmer) en Wehrmachtbefehlshaber generaal Christiansen overleg pleegde over de eis van het Oberkommando der Wehrmacht dat als represaille wegens een, overigens mislukte, aanslag op een Duitse troepentrein in Rotterdam twintig anti-verzet-gijzelaars gefusilleerd zouden worden. Het werden er vijf. Hun dood nu wekte zulk een immense verontwaardiging in bezet gebied dat Seyss-Inquart, zo vermoeden wij, er nadien niet zo veel meer voor voelde, aan een van de twee groepen gijzelaars in haar totaliteit de vrijheid te hergeven: dat zou, zo nemen wij aan, volgens hem aan de bevolking in
bezet gebied de indruk gegeven hebben dat hij gevoelig was voor publieke pressie.' Eerder wilde hij het tegendeel aantonen: twee maanden later, medio oktober' 42, werden als represaille wegens corrununistische sabotageacties in Twente nog eens drie anti-verzet-gijzelaars geëxecuteerd.
XCDe illegale acties breidden zich in '43 van maand tot maand uit, het kwam in de lente tot de grote uitbarsting der April-Meistakingen - en de anti-verzet-gijzelaars werden met rust gelaten. Dat was kennelijk conform Seyss-Inquarts bedoelingen. Die bedoelingen werden enkele maanden later duidelijk door hem uitgesproken. Eind oktober' 43 deelde hij namelijk in een rondschrijven aan zijn Generalleommissare en Beaujtragten alsmede aan Harsters opvolger als Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, Naumann, mee dat hij voornemens was, 'das Geisellager Michielsgestel' ('Beekvliet' èn 'De Ruwenberg') 'in seiner bishetigen Bestimmung au.fzugeben, da letzten Endes im gegebenen Palle au] die dort in Hajt befindlichen Manner nicht zurück gegriffen wlrd und dieselben daher au] billige Art eine Märtyrergloriole erhalten.»
XCHet duurde toen toch nog meer dan tien maanden voor de laatste gijzelaars, een kleine groep anti-verzet-gijzelaars uitgezonderd, in vrijheid gesteld werden. Waarom dat uitstel? Wij weten het niet. Het kan zijn dat de Sicherheitspolizei of de Wehrmacht zich verzet heeft (de Wehrmacht, bevreesd voor volksopstanden, wilde steeds zoveel mogelijk gijzelaars in handen hebben) dan wel dat beide bezwaar hadden. Hoe dat zij, Seyss-Inquart blééf doen wat hij al gedaan had voordat in oktober '43 zijn rondschrijven uitging: zonder de groepen gijzelaars geheel op te heffen, holde hij ze uit door, los nog van enkele honderden individuele gevallen, hele kategorieën of althans flinke aantallen tegelijk vrij te laten: uit de Gestelse groep (de in
lOp 18 augustus '42 heeft Mennes aan de Indische gijzelaars meegedeeld dat zij binnen enkele dagen ontslagen zouden worden en op de z.Sste zei hij dat in Den Haag alles al geregeld was maar dat het nog niet zijn fiat had gege ven. Heeft Seyss-Inquart inderdaad ten derde male op de vrijlating van de Indische gijzelaars aangedrongen? Het is mogelijk, maar wij zijn er niet zeker van. Hij heeft, lijkt het, de zaak in elk geval niet zo hoog opgenomen dat hij, hetgeen hij had kunnen doen, tegen van Ribbentrops veto in beroep is gegaan bij Hitler. Deze zaak kan ook een rol gespeeld hebben bij het eerder behandelde rekest overplaatsing der Indische gijzelaars, in die zin dat velen hunner vermoedelijk veronderstelden dat zij, van de anti-verzet-gijzelaars geïsoleerd, eerder vrijgelaten zouden worden. Ook de dienst die men de Duitsers bewees door met de geringe bewaking van 'De Ruwenberg' accoord te gaan (op toezegging dat men niet zou vluchten), kan samengehangen hebben met de hoop dat men aldus de kansen op vrijlating vergrootte. 2 Rondschrijven, 25 okt. 1943, van Seyss-Inquart I a).
mei' 42 opgepakten) binnen een paar weken o.m. hen die een functie hadden in de nieuwe organisaties van het bedrijfsleven, de meeste bovenzestigjarigen en allen die aan een min of meer ernstige kwaalleden (hun totaalaantal is niet bekend), uit de Haarense groep der anti-verzet-gijzelaars (de in juli' 42 opgepakten) eveneens binnen een paar weken ca. tweehonderd· die tot dezelfde kategorieën behoorden, in december '42 eerst twintig (vaders van zeven of meer kinderen), vervolgens twintig die een minder goede gezondheid hadden, tenslotte tweehonderd', bijna honderd in april '43 (ter gelegenheid van Hiders vier-en-vijftigste verjaardag), ruim vijftig in oktober '43, ca. honderdzestig in december '43 (Kerstmis!), alle resterende katholieke geestelijken en predikanten in februari' 44, zestig in april (de Führer werd vijf-en-vijftig) - het gevolg van dit alles was dat er, gelijk reeds opgemerkt, van de ruim negentienhonderd personen die in totaal sinds de zomer van' 40 als Indische of anti-verzet-gijzelaars opgepakt waren", nog maar ca. tweehonderdzeventig over waren toen 'Beekvliet' en 'De Ruwenberg' eindelijk werden ontruimd. Dat die tweehonderdzeventig op enkele uitzonderingen na (waarom er vijftien tot mei '45 vastgehouden zijn, is onduidelijk) medio september '44 vrijgelaten werden, notabene in een situatie waarin veel Duitsers een soort volksopstand in Nederland vreesden, onderstreept alleen maar dat het inderdaad voor de bezetter vaststond dat hij de Brabantse gijzelaars 'letzten Endes' met rust zou laten.
XCDeze conclusie die men achteraf aan de (weinige) bewaardgebleven stukken en, wat belangrijker is, aan de feiten kan verbinden, was de tijdgenoot onbekend. Vooral doordat aan de geleidelijke vrijlating van groep
1 Diegenen in bezet gebied die van die vrijlatingen hoorden, begrepen er niets van. Zij vroegen zich af wat er achter zat. Eind' 42 deed het (gefantaseerde) gerucht de ronde dat een van Seyss-Inquarts dochters naar Engeland ontvoerd was waar zij als gijzelaarster vastgehouden werd. zo werd volgens een periodiek rapport van de in bezet gebied rondverteld, (3 I dec. 1942), p. 3 (CDr)). 2 Aan de Indische groep, ca. vierhonderd (de twee Schoorlse groepen meegerekend), en aan de ca. twaalfhonderdzestig in mei enjuli '42 gearresteerde anti-verzet-gijzelaars waren nog toegevoegd: tien Leidse hoogleraren begin augustus' 42, honderd gijzelaars medio augustus '42 (in verband met de spoorwegaanslag in Rotterdam), vijfuitWeert in februari' 43, elf uit de mijnstreek in mei' 43 (wegens de stakingen), dertig KPM'ers in oktober '43, dertig uit de noordelijke provincies (gijzelaars die eerst in Vnght opgesloten zaten) en, in januari '44, een groep gijzelaars uit Leiden (wegens de aanslag op de directeur van het gewestelijk arbeidsbureau), een aantal Zeeuwse burgemeesters (wegens verzet tegen het 'spitten' voor de en zes artsen uit Overijssel.
na groep, tezamen uiteindelijk meer dan 8s % van alle gijzelaars omvattend, geen enkele ruchtbaarheid gegeven werd, bleef de bevolking in bezet gebied en, in niet mindere mate, de regering in Londen bevreesd voor een herhaling van het gebeuren uit augustus en oktober' 42: het fusilleren van gijzelaars.
XCOp zaterdagavond 8 augustus '42 werd 'op bevel van de Weermachtsbevelhebber in Nederland' (aldus de tekst) door de Nederlandse pers en radio een bekendmaking van Rauter wereldkundig gemaakt waarin meegedeeld werd dat daags tevoren een aanslag gepleegd was op een trein van de Wehrniacht; hadden de daders zich niet vóór vrijdag 14 augustus te middernacht bij de politie gemeld of waren zij dan niet opgespoord, dan zou 'teruggegrepen worden op een aantal gijzelaars die met hun leven voor dergelijke daden van sabotage borg staan'.
XCOf deze door Radio Hilversum uitgezonden bekendmaking al diezelfde zaterdagavond tot sommige anti-verzet-gijzelaars in Haaren en Gestel doorgedrongen is, weten wij niet, in elk geval was zij zondag aan het einde van de ochtend uit de inmiddels gearriveerde zaterdagavondbladen aan allen bekend. 'Nu heerst er toch even een druk', schreefkorte tijd later in een soort dagverslag een der Gestelse gijzelaars, Paul G. S. Guennonprez (na zijn ontslag een van de naaste medewerkers van Gerrit van der Veen l). 'Plotseling is het ernst en het zijn zij die het hardste riepen, die nu klein, o zo klein en zo wit zijn. Het geval wordt besproken, de kansen gewikt en gewogen: " t Gebeurt niet, nog nergens is het gebeurd', " t Is alles geënsceneerd' '2 dat waren dezelfde optimistische interpretaties die bij de bevolking in bezet gebied de ronde deden. Dat de bezetter willekeurige Nederlanders zou laten doodschieten wegens een verzetsdaad waaraan zij, opgesloten als zij waren, part noch deel konden hebben gehad, leek ondenkbaar. Maar niet allen waren zo optimistisch. Ds. K. H. E. Gravemeyer, een van deconcentratiekampen. 2 Dagverslag van P. G. S. Guermonprez in Gedenkboek Gijzelaarskamp 'Beekv/iet' (I946), p.
1 Guermonprez, een vooraanstaand kaderlid van de Nederlandse Unie, werd eind juli' 43 uit de gijzeling ontslagen en, zoals wij al in deel 7 meedeelden, in april' 44 gearresteerd en in juni '44 doodgeschoten. Van de vrijgelaten Brabantse gijzelaars zijn velen, als Guermonprez, op de een of andere wijze gaan deenemen aan het illegale werk; acht hunner zijn als gevolg hiervan gefusilleerd, twee stierven in
voormannen van het protestants verzet, die tot de Gestelse groep behoorde, betoogde in een speciale dienst op maandag IQ augustus dat in de pas begonnen week als het ware geloot werd om het leven der gijzelaars. Twee dagen later, op woensdag, kreeg het optimisme een zware schok: alle bezoeken aan gijzelaars werden verboden, geen hunner kreeg verlof, om welke reden ook (bijvoorbeeld eigen medische behandeling of bezoek aan een ernstig ziek gezinslid), de kampen te verlaten, er mochten geen brieven meer worden verzonden en ieder moest zijn persoonsbewijs (dat hadden de gijzelaars mogen behouden) inleveren. Alarmerender nog: enkele tientallen gijzelaars moesten zich bij de bureaus van de Kommandanten aanmelden en werden daar man voor man gefotografeerd met een nummer op de borst. In het Grootseminarie te Haaren waren het er bijna zestig, onder wie talrijke Rotterdammers en twee leden van het Driemanschap van de Unie: mr. J. Linthorst Homan en prof dr. J. E. de Quay-, in het Kleinseminarie te Gestel vijf-en-twintig, onder wie negen Rotterdammers. 'Ze kwamen terug één na één', aldus Guermonprez, 'zeer bedrukt, men zegt, dat enkelen huilden.P Begrijpelijk is het dat de bijna vijf-en-tachtig gefotografeerden vreesden dat zij de groep vormden waaruit, kwam het zo ver, een onbekend aantal geëxecuteerd zou worden; in Gestel kregen twee van de vijf-entwintig een flauwte. In Haaren hield de Nederlandse kampleider, prof dr. ir. J. Goudriaan, de op non-actief gestelde president van de Nederlandse Spoorwegen (hij was in oktober '40 als Indisch gijzelaar opgepakt, na enige tijd vrijgelaten, maar in juli '42 opnieuw in gijzeling genomen) aan de maaltijd een toespraak waarin hij, aldus de dagboek-aantekening van een medegij zelaar, 'er op wijst dat, hoewel hij tot dusver de zaak nogal eens raillerend behandeld heeft, een ieder zich er bewust van dient te zijn, dat het een ernstige zaak is waarvoor wij hier zijn en dat ons lot is te vergelijken met dat van een soldaat die zijn leven inzet, hoewel onze positie minder gemakkelijk te aanvaarden is, omdat we niet strijden kunnen ... Hij bleek daarna zeer onder de indruk."
XCDe spanning steeg, eerst op donderdag 13 augustus (toen werden honderd nieuwe gijzelaars, onder wie een aantal Rotterdammers, Gestel binnen(J.2 P. G. S. Guermonprez in Gedenkboek Gijzelaarskamp 'Beekvliet', p. 78. 3 (RvO)
1 'Een pater', aldus Homan, 'kwam mij aanbieden, mijn plaats te nemen, hij kon de fotograaf omkopen om foto's te verwisselen. Ontroerd wees ik dit af.' Lint horst Homan: (1974), p. 150).
gevoerd), maar uiteraard vooral op vrijdag de rade, Te middernacht zou het Duitse ultimatum aflopen. Die vrijdag konden de gijzelaars uit de Rotterdamse dagbladen van donderdag kennis nemen van twee verklaringen, de eerste van twee-en-dertig vooraanstaande Rotterdammers, de tweede van negentien protestantse kerkelijke gemeenten te Rotterdam - in beide verklaringen was een beroep gedaan op de bezetter, de levens der gijzelaars te sparen, maar was ook de aanslag op de Duitse trein scherp veroordeeld. Beide verklaringen werden door althans een deel der gijzelaars principieel afgekeurd.
XCMet goedkeuring van Christiansen hadden, zoals wij reeds in deel 6 (hoofdstuk 2) beschreven, Seyss-Inquart, Rauter en Schmidt inmiddels vastgesteld wie, als de daders van de aanslag zich niet alsnog zouden aanmelden of alsnog gegrepen zouden worden, gefusilleerd zouden worden. Eerst hadden zij vijf Rotterdammers uitgekozen, maar op voorstel van Schmidt was, vermoedelijk op donderdag 13 augustus, besloten om twee van de vijf te vervangen door twee anderen met wie, naar Seyss-Inquart, Rauter en Schmidt aannamen, koningin Wilhelmina zich in het bijzonder verbonden voelde: o. E. G. graaf van Limburg Stirum, een nazaat van een van de leden van het Driemanschap van 1813, en A. baron Schimmelpenninck van der Oye, in wie de Duitsers vermoedelijk (maar dan ten onrechte) een afstammeling zagen van de raadpensionaris uit de Franse tijd. Van Limburg Stirum bevond zich al onder de gijzelaars te Gestel, Schimmelpenninck woonde op Schouwen; hem had de 'SD' in mei en juli '42 vergeefs gezocht op een oud Haags adres. Hij werd nu op vrijdag 14 augustus gearresteerd en naar Gestel overgebracht. Daar bevond zich onder de gijzelaars ook een van de drie Rotterdammers wier namen gehandhaafd waren: mr. R. Baelde, De twee andere Rotterdammers, Chr. Bennekers en W. Ruys, behoorden tot de gijzelaars die in juli opgepakt waren - zij zaten in Haaren opgesloten.
XCAan Duitse kant was vastgesteld dat de vijf geselecteerden, mocht het zo ver komen, omstreeks zonsopgang gefusilleerd zouden worden op een open plek in de bossen bij Goirle, even bezuiden Tilburg; daarvóór zouden zij samengebracht worden, niet in Haaren dat dicht bij Tilburg ligt, maar in het niet ver van Den Bosch gelegen Gestel. Daar zouden in de nacht Baelde, van Limburg Stirum en de pas binnengebrachte Schirnmelpenninck met zo min mogelijk gerucht op hun slaapzaal van hun bedden gelicht worden (de Duitsers waren bevreesd voor daden van verzet van de overige gijzelaars) - vóórdien zouden Bennekers en Ruys uit Haaren naar Gestel worden overgebracht.
XCVrijdagavond trok opeens een groot aantal gewapende Duitse militairen
het Grootseminarie te Haaren binnen. Bennekers en Ruys kregen opdracht, zich bij de Kommandant te melden. Deze deelde hun in aanwezigheid van Goudriaan mee dat zij onmiddellijk naar Gestel getransporteerd zouden worden, 'voor een verhoor', zei Goudriaan tegen andere gijzelaars. Bennekers en Ruys begrepen wat hun boven het hoofd kon hangen. 'Dit is het einde', zei Bennekers - 'hij neemt', aldus een ooggetuige, 'drie broomtabletten voor de zenuwen. Hij huilt niet maar de wanhoop is op zijn gezicht te lezen." Ruys was de rust zelve. 'Dit staat mij niet aan, dit is heel ernstig', zei hij - Goudriaan wees hij op een afscheidsbrief die hij in de voorafgaande dagen geschreven had. 2 'Hij kijkt mij glimlachend aan', aldus, in een kort nadien geschreven verslag, een ander lid van de Haarense groep, de zenuwarts dr. Th. van Schelven. 'Zijn gezicht is vol vrede en waardigheid. Hij heeft geen hulp nodig Ik merk aan zijn blik dat hij dat allang wist, er op voorbereid was." Dan, nadat Ruys, door Duitse militairen begeleid, verdwenen is:
XC'Alles is nu stil. De wacht is weg. We doen de deuren zachtjes open, loeren in de gangen. Overal gebeurt hetzelfde. Gefluister, dan opeens iemand die de gang opstapt, en een stem, die gewoon spreekt. De ban is gebroken. Een algemeen medelijden met het slachtoffer spreekt uit alle zinbrokken, die je oor treffen. Maar daaronder spreekt uit de klemtoon der woorden, uit de vochtige blikken hetzelfde gevoel, dat ik als een grote blaas in mijn borst voel drukken: ik niet. Dat gevoel is zo groot, de vreugde is zo intens, de plotselinge verlichting is zo enorm, dat we zeker gedanst zouden hebben als schooljongens bij het begin van de vakantie, als het medegevoel met hem er niet geweest was."
XCOok in het Kleinseminarie te Gestel trok op vrijdag 14 augustus een aantal Duitse militairen naar binnen. De Kommandant had door zijn Duitse stafleden lijsten van alle slaapruimten laten maken met de namen der daar gehuisveste gijzelaars en met vermelding wie een onder-, wie een bovenbed had. Baelde werd nog apart getoond aan de man die hem tegen middernacht moest ophalen: in diens aanwezigheid kwam de Kommandant 's avondsJ.
1 Verslag in Grootseminarie Haaren: (maart 1946), p. 29. 2 Goudriaan in (1947), p. 60. 3 Th. van Schelven: (1946), p. II2. 4 A.v., p. 112-13.
Op de kamer waar de bedden van Baelde en enkele andere gijzelaars stonden, en maakte een onbenullig praatje met hem. Die andere gijzelaars waren wakker toen Baelde gehaald werd. 'Ik voel geen haat meer', waren de laatste woorden die zij hem hoorden zeggen.' Elders in het gebouw werden van Limburg Stirum en Schimmelpenninck weggehaald terwijl, schijnt het, verscheidenen van hun kamergenoten niets merkten, de schrijver Simon Vestdijk 'sliep door alles heen, terwijl', schreef hij later, 'twee of drie bedden van mij van Limburg Stirum werd gehaald.f
XCOp de plaats in het gebouw waar de drie Gestelse en de twee Haarense gijzelaars samengebracht werden, konden de drie Gestelse nog van een enkeling afscheid nemen - Baelde van een oom, mede-gijzelaar (aan wie hij speciaal vroeg, de religieus-socialistische voorman dr. w. Banning, die ook in Gestel gegijzeld was, te danken voor het vele dat hij hem in zijn leven had geschonken), van Limburg Stirum van zijn broer c. W. graaf van Limburg Stirum. 'Ga zitten en steek een sigaret op', zei hij tegen die broer, 'ik ben aan mijn brief bezig'": de afscheidsbrief aan zijn vrouw. Schimmelpenninck, de jongste van de vijf (hij was acht-en-twintig, zijn vrouw was in verwachting), doorleefde de laatste nacht van zijn leven, 'met eenmoed en een nobelheid die', aldus een in het Gedenkboek Gijzelaars kamp Haaren opgenomen 'In memoriam', 'niet te bevatten zijn. Rustig neemt hij zijn laatste beschikkingen, schrijft een order aan de bank, zijn vrouw het nodige geld uit te keren ... , ontvangt een notaris om zijn uiterste wil op te stellen' (dit was een gijzelaar, haastig gewekt) 'en schrijft een afscheidsbrief aan al de zijnen." Aan een van de drie predikallten (alle drie gijzelaars) die geestelijke bijstand mochten verlenen aan de vijf die nog maar enkele uren te leven hadden, gaf Schirnrnelpenninck op, welke bijbelteksten in hun samenzijn behandeld moesten worden. 'Ik hoop en vertrouw', zei hij ten afscheid tegen de predikant, 'dat mijn dood nog vrucht mag afwerpen voor de zaak Vall ons vaderland, Dat is een rechtvaardige zaak en daarvoor ben ik bereid te sterven."
XCZaterdagmorgen vroeg, tegen drie uur, werden de vijf weggevoerd. Drie waren er die, toen zij voor het vuurpeleten stonden, de blinddoek weigerden - slechts van één kennen wij de naam: Bennekers.3 R. Peereboom: Gijzelaar in Gestel, p. 66. 4 Gedenkboek Cijzetaarsleamp Haaren, P.38. 5
1 R. Peereboom: (1945), p. 66. 2 S. Vestdijk: 'Sint Michiels gestel of een studie in volkskarakter', IV, 2 (mei 1956), p. 136-37.
XCOp het uur waarop aan de overige gijzelaars mededeling van de executies zou worden gedaan, waren de plaatsen waar dit zou geschieden (in Haaren een groot veld in de tuin, in Gestel een van de twee voetbalvelden), door de Duitsers omringd met aanvankelijk verdekt opgestelde, zwaargewapende militairen. In Haaren liepen de gijzelaars, niet wetend wat er te geschieden stond, eerst in de tuin rond, zwijgend. 'We kijken elkaar niet aan', aldus van Schelven. 'Zelfs gepraat wordt er niet. Dan rijzen me de haren te berge. Daar tussen de struiken staat een machinegeweer, er achter is de helm te zien van de liggende man. Daar nog een! Daar achter op de wal ook een, achter een struik. Massa-executie, valt me in. Ik zeg niets ... een heel enkele ziet het maar, daaronder ook de man naast mij. We zien elkaar aan, zijn gezicht is bleek en verwrongen. Het zweet staat op ons voorhoofd, onze ogen komen naar voren uit de kassen, onze lippen beven.'1
XCEr wordt een carré gevormd. Lopen van geweren en van mitrailleurs worden op de gijzelaars gericht. De Kommandant verschijnt, in gala-uniform, met enkele andere Duitsers naast zich. Twee gijzelaars vallen flauw - men laat hen liggen, De overigen horen, eerst in het Duits, dan in het Nederlands, eenlange tekst waarin de bezetter zijn handelen toelicht, aan het eind volgen de namen der vijf gefusilleerden, twee uit Haaren: Bennekers en Ruys. 'Naast me', aldus een gijzelaar, 'wil een grauwende, vuist-gebalde kerel naar voren springen. We houden hem tegen, hebben de grootste moeite. Het was Ruys' beste vriend. Tranen lopen over zijn wangen.P 'Sie können abtreten', roept de Kommandant. Enkelen beginnen daarmee. Dan, plotseling, Goudriaans stem: 'Staan blijven! Stilte om onze gevallen kameraden te herdenken!' Talrijke katholieken knielen op de grond, zij en vele anderen prevelen gebeden. Na twee minuten gaat men langzaam uiteen.
XCIn Gestel speelde zich ongeveer hetzelfde Duitse ceremonieel af, met dien
XC1 Th. van Schelven:p.Leenderts:(z.j.), p.
II4. 2 H. 77.
verstande dat de gijzelaars die zich alom kwart voor acht voor het eerst hadden moeten opstellen, tot na negen uur moesten wachten voor zij, voor de derde maal, opgeroepen werden zich naar het sportterrein te begeven. De Kommandant en enkele andere Duitse officieren verschenen, het terrein werd omzoomd met Duitse militairen; ze waren zingend komen opmarcheren. Vervolgens werden dezelfde mededelingen gedaan als in Haaren. De Gestelse gijzelaars (in tegenstelling tot de Haarense wisten zij dat de vijf inderdaad weggevoerd waren) hadden tevoren afgesproken dat zij, wat er namens de bezetter ook meegedeeld zou worden, een ijzig stilzwijgen zouden bewaren. Dat deden zij. De gevallenen herdachten zij pas toen zij in de ontbijtzaal bijeen waren: met een minuut stilte.
XCDe rest van de dag, tot vier uur 's middags, scheerden af en toe Duitse jachtvliegtuigen laag over beide kampen heen. Dat was als intimidatie bedoeld - een nodeloos gebaar. De gijzelaars gevoelden zich volmaakt machteloos.
XCDaags daarna, op zondag, vond in Gestel een herdenkingsdienst plaats waarin de gereformeerde hoogleraar dr. K. Dijk, voorging; alle aanwezigen zongen de verzen 4 en 5 van Gezang 282 verzen die in Buchenwald door de Indische gijzelaars telkens na de dood van een hunner gezongen waren, bij veertien gelegenheden dus.! In Haaren kwamen alle gijzelaars op zaterdagmiddag bijeen; hier spraken de Leidse zendingsdeskundige prof dr. H. Kraemer en de vicaris vanhet bisdom Den Bosch, mgr. F. N. J. Hendrikx.ê 'Gijzelaar zijn', zei Kraemer,
XC'houdt in, voortdurend te verkeren op de grens van tijd en eeuwigheid, van leven en dood ... Ons gijzelaarschap worde door ons niet ervaren als een blind lot dat over ons is gekomen, maar als een taak en een verantwoordelijkheid, waarin om de hoogste en diepste goddelijke en menselijke dingen gestreden wordt. Wij hebben ons nu bewust te maken dat gijzelaar-zijn niet een blind lot is, maar het bekleden van een plaats aan dit schrikkelijke maar grootse front waarin zovele miljoenen elk weer op een andere wijze betrokken zijn.'De verzen luidden: 'Geen vijand vrees ik als Gij bijzijt / Tranen en leed zijn zonder bitterheid / Waar is,dood, uw schrik? Graf, waar uweer? / Meer dan overwilmaar blijfin de Heer', en: 'Houd hoog Uw kruis voor mijn verdonkrend oog / Licht in de schemer, leid mij naar omhoog I/De morgen daagt, de schaduw gaat voorbij: / in dood en leven, Heer, blijf mij nabij l' 2 Teksten in Gedenkboek Gijzelaarskamp Haaien, p. 65
1 mij 0 ik
XCDat de gijzelaars in Haaren en Gestel met heftige verontwaardiging kennis genomen hadden van de executie van vijf hunner, spreekt vanzelf ('de bloedige strepen die nu getrokken worden, zijn, vrees ik', schreef Banning aan zijn gezin, 'in geen twee generaties uit te wissen"), maar naast die verontwaardiging was er ook een begrijpelijke angst voor het eigen lot. Wie zouden de volgende slachtoffers zijn? Volgens welke criteria hadden de Duitsers Baelde, Bennekers. van Limburg Stirum, Ruys en Schimmelpenninck eigenlijk uitgekozen? Dat was niemand duidelijk. Menigeen besloot, voortaan jegens de bezetter een zekere voorzichtigheid in acht te nemen. Kort na de r sde augustus werden de gijzelaars man voor man in de bureaus van de Kommandanten geroepen waar hun een reeks politieke vragen voorgelegd werd die zij in Haaren schriftelijk, in Gestel mondeling moesten beantwoorden. Zodra de eerste ondervraagden hadden kunnen meedelen, hoe die vragen eigenlijk luidden, werd in Haaren door de kampleiding geadviseerd, het antwoord op de vraag 'königstreu?' uit de weg te gaan door in te vullen: 'Ik beschouw het Koninkrijk der Nederlanden als nog in oorlog met Duitsland' . Volgens Linthorst Homan waren er op de ca. zevenhonderd gijzelaars die op dat moment in het kamp aanwezig waren, niet meer dan vijf of zes die de vraag 'leonigstreu?' met een eenvoudig 'ja' beantwoordden (Homan zelf was een van die vijf of zes), en vulde ongeveer twintig procent achter de vraag: 'deutschfreundlich?' 111: 'Nicht deutschjeindlich", 2 In Gestel werd, aldus Vestdijk,
XC'op de vraag 'königstreu?' meestal wel bevestigend geantwoord ... Maar er werd ook gevraagd: 'deutschfreundlich?' ... Dan mocht men gaan draaien ... Als mijn geheugen mij niet bedriegt, heb ook ik het in de cultuur gezocht en het was zeker de waarheid geen geweld aangedaan, toen ik verklaarde, altijd veel aan de Duitse cultuur te hebben gehad - een toch nogal lafhartig antwoord, waarvan de ironie ál te diep verscholenwas.' 3
XCDr. J. W. Meijer Ranneft, oud vice-president van de Raad van NederBrief,3aug. 1942,vanBanningaanzijngezin(DoeII-375A, a-26).J. Linthorst Homan: 'Korte notities' (22april 1945),p. 12(CommissieOnderzoekNederlandse Unie, II c). a S. Vestdijk: 'Sint Michielsgestel',mei 1956,p. 134.
1 I W. 2
lands-Indië (het hoogste adviescollege van de gouverneur-generaal), was, volgens Vestdijk, 'de enige die zei wat we allemaal dachten ('dat hij antiDuits was, en altijd was geweest'); het werd genoteerd en hij heeft er nog last genoeg van gehad, later, toen ... hij maar niet vrijgelaten werd'linderdaad, Meyer Ranneft behoorde tot diegenen die pas begin september '44 uit de gijzeling ontslagen werden.
XCWij hebben te wemig gegevens om te kunnen beoordelen hoe lang het vooruitzicht, mogelijkerwijs zelf ook gefusilleerd te worden, de gijzelaars of althans vele gijzelaars gekweld heeft. Wij nemen aan (nadere gegevens terzake ontbreken) dat die angst medio oktober' 42 geactiveerd werd, toen, zoals wij reeds in deel 6 beschreven, weer drie gijzelaars (twee uit Haaren: J. Haantjes en mr. H. W. Vrind, en één uit Gestel: J. van den Kerkhoff) voor een vuurpeleton werden geplaatst, samen overigens met twaalf gevangenen uit het concentratiekamp Amersfoort: tien communisten en twee revolutionair-socialisten'', maar het lijkt ons plausibel dat, gelijk reeds opgemerkt, nadien de angst veel minder werd toen de talrijke illegale acties waaromtrent ook de legale pers soms berichtte, niet tot het fusilleren van nieuwe gijzelaars leidden en de anti-verzet-gijzelaars, sinds begin '43 op vier na allemaal samengebracht in 'Beekvliet'ê en gescheiden van de Indische gijzelaars die in het gebouw 'De Ruwenberg vertoefden, zelfs ten tijde van de April-Meistakingen met rust gelaten werden. Daar kwamen nog twee factoren bij welke de bezorgdheid, het leven te zullen verliezen, verminderden: het overgrote deel van de gijzelaars werd geleidelijk vrijgelaten en het verblijf in gijzeling kreeg als gevolg van allerlei gunsten allengs een karakter waar de gijzelaars zelf niet veel meer van begrepen; het deed Vestdijk later schrijven dat het 'groteske lieden' waren geweest die hem en de andere gijzelaars vastgehouden hadden.?
J A.v., p. 133, 134. 2 Wij hebben in deel 6 abusievelijk van 'twaalf communisten' gesproken. 3 In het Grootseminarie te Haaren waren, met verlof van de Duitsers, vier gijzelaars (twee artsen, een tandarts en een priester) achtergebleven om voor de van de te zorgen. 4 S. Vestdijk: 'Sint Michielsgestel', mei 1956, p. 131.
XCVan de drie complexen waarin de gijzelaars in Noord-Brabant ondergebracht waren, was het Haarense Grootseminarie uit een oogpunt van behuizing het geschiktst: het had, gelijk reeds vermeld, een kleine tweehonderd slaapkamers, zodat een groot deel van de ca. achthonderd gijzelaars die er in juli' 42 aankwamen, wat het slapen betrof, in kleine groepjes ondergebracht konden worden; de rest sliep op slaapzalen. Het Grootseminarie had voorts, evenals de jongenskostschool 'De Ruwenberg', binnen de omheining een grote tuin. In Gestel waren het Kleinseminarie 'Beekvliet' en 'De Ruwenberg' ten aanzien van de behuizing minder comfortabel en 'Beekvliet' had maar een kleine tuin (maar ook een sportveld). Ongemakken van deze aard werden door sommige gijzelaars hoog opgenomen, anderen tilden er licht aan. Kleine conflicten bleven niet uit; die moesten dan opgelost worden door de Nederlandse kampleiders die, met machtiging van de Duitse Kommandanten. intern de verantwoordelijkheid droegen voor alles wat organisatorisch geregeld moest worden.
XCVan die Kommandanten zullen wij geen bijzonderheden geven, behoudens dat wij willen opmerken dat SS-Obersturmführer Albert Konrad Ge111111eker van juni '42 af fungeerde als Kommandant van het kamp 'Beekvlier' ('een slaaf, een benauwd handlangertje' volgens een der gijzelaars: 'hij kan niet eens keffen en schnauzen'l) - Gemmeker werd in oktober' 42 tot Kommandant van het [udendurchgangslager Westerbork benoemd en in dat verband hebben wij in hoofdstuk 7 meer over hem te schrijven. Wat de Nederlandse kampleiders aangaat: de kampleider in Haaren, prof. Goudriaan, noemden wij al; zijn functie viel weg toen de Haarense anti-verzet-gijzelaars in de periode oktober '42-januari '43 naar 'Beekvliet' overgeplaatst werden (het waren er in totaal ca. tweehonderdnegentig). In 'Beekvliet' trad eerst de kampoudste van de Indische gijzelaars, Mennes, als kampleider op, maar toen de Indische groep in oktober '42 naar 'De Ruwenberg verdween, ging de Delftse hoogleraar prof dr. ir. W. Schermerhorn die functie uitoefenen. Schermerhorn heeft dat meer dan een jaar lang gedaan'': hij wist, aldus een gijzelaar, 'door zijn kalmte en ernstige blijmoedigheid steeds de goede toon te vinden om het soms inzinkend geduld weer op voortreffelijk peil te brengen.P In
1 R. Peereboom: p. 88. 2 Als kampleider werd Schermer horn terzijde gestaan door een commissie van advies, die eerst onder voorzitter schap stond van mr.]. Donner, lid van de Hoge Raad, en na diens ontslag (april '43) van prof. de Quay. 8 B. H. van der Gijzel: p. 102.
december '43 werd hij uit de gijzeling ontslagen; hij werd toen opgevolgd door de Leidse vrijzinnige theoloog prof dr. L. J. van Haik en deze op zijn beurt door jhr. dr. C. G. C. Quarles van Ufford, de door de bezetter ontslagen burgemeester van Apeldoorn. In de periode van Holk/Quarles van Ufford hadden echter de meeste gijzelaars 'Beekvliet' al verlaten, het is Schermerhorn geweest die veertien maanden als kampleider fungeerde in de periode van het 'echte' Gestel en wij menen te mogen schrijven dat hem. niet de leiding van het eerste naoorlogse kabinet zou zijn toevertrouwd indien hij in Gestel niet getuigenis had afgelegd van bijzondere capaciteiten. Hij was een toonbeeld van geduld, redelijkheid en humaniteit, er ging warmte van hem uit en hij verloor nooit de moed.
XCWat hun voeding betreft, hebben zo al niet alle dan toch wel talrijke gijzelaars het na enige tijd in de Brabantse karnpen eerder beter dan slechter gehad dan de meeste andere Nederlanders. De gijzelaars hadden hun distributiestamkaarten thuis gelaten (hun gezinnen konden dus de voor de gijzelaars bestemde bonkaarten blijven betrekken) - die stamkaarten hadden ze in de kampen niet nodig want het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd deed aan de Kommandanten toewijzingsbonnen (coupures) toekomen, die berekend waren op de normale rantsoenen. Van dat 'officiële' voedsel werd door de Duitsers heel veel gestolen. In Gestel duurde het bijvoorbeeld meer dan een jaar voor de gijzelaars uit de toewijzingen suiker kregen. 'Geen van ons', aldus een anti-verzet-gijzelaar die van juli tot eind december' 42 in Haaren opgesloten zat,
XC'heeft ooit het normale rantsoen gehad. Slechts enkele dagen werden we, in den beginne, getracteerd op een kop lauwe ondermelk. Spoedig maakte deze plaats voor's morgens en's avonds een mok surrogaat-koffie, ondrinkbaar door de wijze waarop ze was toebereid ... Na de eerste dagen zagen we geen melk meer. Suiker kregen we nimmer, laat staan rookmaterialen, terwijl de gezamenlijke hoeveelheid verwerkt vlees per maaltijd waarschijnlijk geen half pond woog. Ons hele dagrantsoen bestond die maanden uit zes sneedjes brood, een halve liter koolsoep, 'n vingerhoed vol boter en (als belegging) meestal één lapje kaas (in kamptaal: cellofaan)."Leenderts:p.
44-45.
XCToen Ranter op I4 september '42 'Beekvliet' inspecteerde (daar bevonden zich toen de Indische gijzelaars en de eerste groep anti-verzet-gijzelaars), kreeg hij te horen, 'dat de voeding in het kamp slecht (was).'! Waar al het gestolen voedsel gebleven is, weten wij niet precies. Vermoedelijk is een deel ten profijte van de Duitse verkopers in de zwarte groothandel verdwenen, verder nemen wij aan dat alle Duitsers die iets met de kampen te maken hadden, de staf van de Aussenstelle der Sicherheitspolizei und des SD in Den Bosch inbegrepen, zichzelf veel toegeëigend hebben en veel aan hun gezinnen en andere relaties in Duitsland hebben toegezonden, en tenslotte staat wel vast dat ook nog een deel van het voor de gijzelaars bestemde voedsel gebruikt is als voer voor de varkens ('tientallen, misschien een paar honderd'") welke de eerder bedoelde Duitsers er op nahielden.ê
XCLater werd de toestand beter. Niet dat er minder gestolen werd (de dagelijkse rantsoenen bleven klein), maar de alarmerende berichten uit de eerste weken en maanden (de gijzelaars kondennaar huis schrijven) droegen er toe bij dat hun aanzienlijke hoeveellieden levensmiddelen toegezonden werden, Gezins- en familieleden, vrienden en allerlei anderere relaties gingen pakketten sturen (gezinsleden konden daarbij gebruik maken van de distributiegoederen die zij met de bonnen der gijzelaars aanschaften), fabrikanten zonden soms grote voorraden naar de kampen, in Noord-Brabant en elders werden op het platteland speciale inzamelingen voor de gijzelaars gehouden, het Nederlandse Rode Kruis deed hun de gebruikelijke pakketten toekomen (met een onderbreking in de zomer van '42), en dan waren er, maar louter voor de Indische gijzelaars, de pakketten die via het Internationale Rode Kruis binnenkwamen, Speciaal de Indische gijzelaars ontvingen zoveel hulp van buiten dat velen hunner er ill de tweede helft van' 43 toe overgingen, uit hun kamp pakketten met levensmiddelen te sturen naar hun gezin of familie - die verzending van levensmiddelen werd begin' 44 door de UnterJ.J.
1 H. Algra in p. 56. 2 A. H. van der Dussen in a.v., p. 261. 3 In de periode waarin het voedsel schaars was, waren er in Haaren, aldus een gijzelaar, 'kerels die zich niet ontzagen (ondanks de wetenschap dat ze anderen tekort deden) om twee mokken melk te nemen. Individuen die zich niet schaamden om de dikste sneden uit te zoeken, 0111. soms het rantsoen van een ander te stelen. Ieder van ons kende deze knapen. We zullen h1111 naam nooit ver geten, omdat er namen bij waren van 'grote' Nederlandse persoonlijkheden.' (H. Leenderts: p. 34). Vermeld zij in dit verband dat er ook nogal wat vooraanstaanden waren die systematisch weigerden, smerig corvéewerk te doen: dat lieten zij aan maatschappelijk minder hoog ge plaatste gijzelaars over.
kommandant van 'De Ruwenberg' verboden, met weinig succes: de gijzelaars bezaten een eigen sleutel van de zaal waar de gecontroleerde pakketten ter verzending opgestapeld werden, en was die controle achter de rug, dan werden de verboden pakketten met levensmiddelen bij de gecontroleerde gezet. Er zijn in Gestel, waar als geschenken van met de gijzelaars meelevende Nederlandse firma's ook grote hoeveelheden wijnen binnenkwamen, 'maaltijden aangericht, met toasten bij voortreffelijke merken, waarover mij', aldus Vestdijk, 'past te zwijgen, al zie ik er niets verwerpelijks in.'! Menige gijzelaar kon op zijn verjaardag de vrienden die hij in het kamp gemaakt had, een uitnemende maaltijd aanbieden. De derde verjaardag van prinses Irene (5 augustus' 42) werd in Gestel (men houde in het oog dat dit kamp toen al drie maanden bestond en dat er de Indische gijzelaars zaten die pakketten uit Genève kregen) door een aantal gijzelaars gevierd met een apéritief van vermouth met oude kaas en een lunch die, van de twee wijnen (Moezelwijn en een rode wijn) afgezien, bestond uit bouillon, een zalmsla 'met echte mayonnaise', een komkommersla, crackers, sandwiches met paté, 'een prachtige (héélovergekomen) taart met een grote oranje-suikerkroon gedekt', meloen en 'echte koffie met echte slagroom.P
XCEerder vermeldden wij dat het de Indische gijzelaars, die in Buchenwald al hele lezingen-programma's achter de rug hadden, opviel met hoeveel energie de anti-verzet-gijzelaars in Gestel het houden van lezingen ter hand gingen nemen. In Haaren was het niet anders. Daar vormde prof. Goudriaan al op de derde dag waarop men in gijzeling was (17 juli '42), een commissie, bestaande uit de hoogleraren van Holk (voorzitter), V. J. Koningsberger en de Quay, die onmiddellijk werkprogramma's in elkaar zette als gevolg waarvan men tot december op vier ochtenden in de week (maandag t.e.m, donderdag) een wetenschappelijke lezing zou kunnen bijwonen. Lichtere onderwerpen kwamen spoedig in middaglezingen aan de orde. Ook over Nederlands-Indië werden reeksen voordrachten gehouden. Een eerste-hulpcursus werd georganiseerd en er werd les gegeven in verscheidene vakken en in het Frans, Duits, Engels, Spaans en Russisch. Al die ontwikkelingsarbeid
1 S. Vestclijk: 'Sint Michielsgestel', mei 1956, p. 131. 2 B. H. van der Gijzel: p. 67.
werd in het kamp aangeduid als 'De Volksuniversiteit'. Zij werd voortgezet tot de laatste groep Haarense gijzelaars in januari' 43 naar 'Beekvliet' (Gestel) verplaatst werd.
XCHet in het Gedenkboek Gijzelaarskarnp 'Beekvliet' opgenomen overzicht der aldaar gehouden 'cursussen'! vermeldt 58 onderwerpen - daarnaast waren er blijkens een tweede overzicht 35 studiekringen 2 en het daarop nog aansluitend derde overzicht van de 'causerieën en korte cursussen' vermeldt enkele honderden namen en een nog veel groter aantal onderwerpen, 3 Wij willen aan de waarde van de cursussen, kort of lang, en van de causerieën niets afdoen (zij werden steeds door deskundigen gehouden"), wanneer wij opmerken dat het de studiekringen zijn geweest die 'Beekvliet' een aparte plaats gegeven hebben in de politieke geschiedenis van Nederland, 'politiek' dan in de ruimste zin genomen. Geen onderwerp was er met betrekking tot Nederlandse, Nederlands-Indische of internationale vraagstukken dat niet in een daarvoor opgerichte kring aan de orde werd gesteld. Soms waren dit kringen van gelijkgezinden: er waren een katholieke, een gereformeerde en een vrijzinnig-protestantse kring, er was een werkgevers-studiekring, er was een sociologische kring die in hoofdzaak uit socialisten bestond (Drees was in Buchenwald de eerste voorzitter geweest, na hem werd dat mr. M. van der Goes van Naters, na deze in Gestel dr. W. Banning), en de gereformeerde theoloog prof. dr. K. Dijk kwam er regelmatig met een
1 p. I53-58. 2 A.v., p. I6I-69. 3 A.v., p. I70-74. 4 De cursussen en causerieën konden meestal gehouden worden in de klasselokalen van het Kleinseminarie, maar soms had men de grotere ruimte van de aula nodig. Speciale belangstelling trokken de voordrachten over kunst van de directeur van het Haagse Gemeentemuseum, dr. G. Knuttel, een lange reeks lezingen over vaderlandse geschiedenis ('De eigen weg van het Nederlandse volk') van H. Algra, leraar aan het gereformeerd gymnasium te Huizum, en een cursus over Nederlands-Indië van dr. Meyer Ranneft die met een aanstekelijke geestdrift getuigde van zijn vertrouwen in een gemeenschappelijke toekomst voor Nederland en Indië. Prof. dr. W.). M. A. Asselbergs ('Anton van Duinkerken') sprak vijfmaal in een stampvolle aula over 'Nederlands denken en voelen in de Middeleeuwen', Vestdijk liet zich, hoewel hij, aldus de journalist dr. P. H. Ritter jr. normaal 'niet anders (deed) dan roken, zwijgen, schaken en schrijven' (a.v., p. I37), vermurwen tot een aantal voordrachten over 'wezen en techniek der poëzie', maar misschien heeft toch wel geen voordracht dieper indruk gemaakt dan die welke de Leidse historicus Johan Huizinga bij de herdenking van Leidens ontzet (3 oktober '42) hield; hij had er als motto de spreuk voor gekozen die op een Haarlemse gevelsteen voorkomt: 'Int soet Nederland / lck wijck niet af / lck blijf ghetrou.'
XCHuizinga, die eind oktober '42 uit Gestelontslagen werd, is op I februari '45,
aantal protestanten samen (hoofdzakelijk gereformeerden) - tekenender voor Gestel was het evenwel, en ook geheel in de geest van Schermerhorn die vóór de Duitse invasie voorzitter geweest was van de beweging 'Eenheid door Democratie', dat kringen gevormd werden waarin nagegaan werd hoe men historisch gegroeide tegenstellingen kon overbruggen.
XCOp godsdienstig gebied werd onder leiding van Gravemeyer, nadien van Kraemer, een interkerkelijke kring gevormd waartoe predikanten en vooraanstaande leden van zes verschillende kerkelijke formaties (de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken, de Christelijke Gereformeerde Kerk, de Nederlandse Protestantenbond, de Rernonstrantse Broederschap en de Oud-Katholieke Kerk) toetraden; de kring stelde een concept op voor een bevrijdingsboodschap en discussieerde over verdere samenwerking der kerken, over (aldus het Gedenkboek)'de noodzaak van een oecumenische werkgemeenschap der kerken na de oorlog' en 'de eis van interkerkelijke evangelisatie tot herkerstening van ons volk, met name in de grote steden."
XCOp politiek gebied leidde Donner een kring waarin anti-revolutionairen en christelijk-historischen naoorlogse vraagstukken bespraken. Een breder samengesteld gezelschap discussieerde over dergelijke vraagstukken onder leiding van de ontslagen Leidse hoogleraar in het staatsrecht, prof, mr. R. Kranenburg. De socialisten lieten in hun sociologische kring over die vraagstukken ook vertegenwoordigers van geheel andere richtingen aan het woord - en dan was er de kring die aangeduid werd als 'De heren zeventien", in het overzicht dat wij volgen, beschreven als 'een kring van aanvankelijk zeventien personen uit verschillende politieke partijen ... (die) geheel vertrouwelijke besprekingen (voerden) over de toekomst van het politieke leven in Nederland, de problemen die zich vermoedelijk zouden voordoen en de daarbij aan te nemen houding." De kring heeft nogal eens van samenstelling gewisseld; de vaste kern bestond uit dr. W. Banning, dr. H. Brugmans, mr. L. Einthoven, pro£ dr. H. Kraemer, prof mr. P. Lieftinck, prof. dr. J. H. A. Logemann, prof. dr. J. E. de Quay, mr. E. M. J. A. Sassen en prof dr. ir. W. Schermerhorn,
XCWij komen op die pogingen tot doorbreking van oude tegenstellingen terug in ons volgende deel waarin wij, ter inleiding van de besluitvorming te Londen, een beeld zullen geven van de ontwikkeling van het politieke en godsdienstige denken in bezet Nederland - hier volstaan wij met op te
1 A.v., p. 163. 2 De Oost-Indische Compagnie was in de zeventiende en achttiende eeuw geleid door een college van zeventien bewindvoerders: 'de heren zeventien'. 3 p. 163.
merken dat de gijzelaars in 'Beekvliet' in sterke mate het gevoel hadden dat zij een groep vormden aan welke de taak toegevallen was, belangrijke richtlijnen voor het naoorlogse Nederland uit te werken. Ook dat werd als een grotesk aspect van de gijzeling ervaren: de bezetter had vele honderden vooraanstaanden uit alle kringen van de samenleving en uit alle delen des lands gegijzeld teneinde het Nederlandse volk te knauwen - zou hij, als hij de levens dier gijzelaars spaarde, niet eerder dat volk een dienst bewezen hebben?
XCDie beperking: als hij de levens der gijzelaars spaarde, mag wèl onderstreept worden. Het werd na augustus '42 enkele maanden lang door talrijke antiverzet-gijzelaars voor hoogst twijfelachtig gehouden en ook toen zij geleidelijk vrijer durfden ademhalen, waren zij er toch nooit zeker van, wat hun nog boven het hoofd hing. Velen hadden behoefte aan de steun die zij aan hun geloof konden ontlenen. Er is dan ook in de Brabantse kampen sprake geweest van een intensief godsdienstig leven. Dat gold ook voor de Indische gijzelaars. Wel werden de katholieken onder hen aanvankelijk, d.w.z. in de periode waarin de groep in Haaren vertoefde (medio november '41-begin mei '42), door de bezetter dwarsgezeten doordat hij het lezen van de mis uitdrukkelijk verbood, maar van dat verbod trok men zich niets aan. Onder de ca. achthonderd anti-verzet-gijzelaars die in juli '42 in Haaren opgesloten werden, bevonden zich ca. tweehonderd katholieken, van wie een kleine veertig priester waren. Het lezen van de mis werd toen in Haaren officieel toegestaan; negen eenvoudige altaren werden er opgesteld waarvoor dagelijks de nus gelezen werd. 'Ieder kon', aldus mgr. Hendrikx, 'de ontplooiing van het liturgisch jaar meebeleven. Menigeen die in de jachting van een druk bestaan min of meer daarnaast had geleefd, kon zich hier weer ten volle bezinnen op de volle rijkdom van zijn geloof." Bij de eerste nus die mgr. Hendrikx in Haaren las (dat was op zondag 19 juli), was er overigens 'niets, totaal niets', schreef een gijzelaar, 'om het offer te vieren. Zelfs geen latjes om een kruis te maken! ... Een oud radiotoestel vormde een quasi tabernakel ... (Maar) zijn wij welooit zó geconcentreerd geweest als bij deze H. Communie zonder Hostie ?'2
XCIn Gestel kregen de katholieke gijzelaars een eigen wijdingzaal, gedeeltelijk
XC1 F. N. J. Hendrikx in Gedenkboek Gijzelaarskamp Haaren, p. lIS-16. 2 J. Collette in Grootseminarie Haaren: Damklok,
ingericht met voorwerpen die op de zolder van het Kleinseminarie gevonden waren. Enkele maanden lang werd er dagelijks meermalen de mis gelezen, tot de Kommandant na de komst van de honderd nieuwe gijzelaars die na de spoorwegaanslag te Rotterdam opgepakt waren, de wijdingzaal tot slaapzaal liet inrichten; nadien mochten katholieken en protestanten slechts van de aula gebruik maken, en dat louter op zondag. Op gewone werkdagen werd toen de mis voor kleine groepen gelezen op verschillende punten in 'Beekvliet'. Dat werd eind november '42 door de Kommandant bij toevalontdekt. Hij gelastte toen dat de zondagse godsdienstoefeningen in de aula tezamen slechts een half uur mochten duren en hij verbood de mis. Dat verbod werd regelmatig overtreden en het kwam nadien voor 'dat, terwijl in het verborgen de mis werd opgedragen, een dominee op wacht stond." hl de loop van '43 werden de verbodsen beperkende bepalingen opgeheven.
XCVooral Kerstmis' 42 was door de gijzelaars met bijzondere wijding gevierd. 'Dieper dan ooit', aldus een hunner, een katholiek,
XC'voelden wij toen de troost, de kracht en de innerlijke vrede zoals niet de mensen ze ons geven kunnen, maar slechts God ze geven kan. Voor velen onzer werd het een Kerstfeest, zo mooi als wij het in ons leven niet hadden beleejd.»
XCBij dat Kerstfeest was op de vooravond een door een gijzelaar geschreven Kerstspel opgevoerd. Er zong een door Willem Andriessen gedirigeerd koor. 'Ik zat', schreef Banning aan zijn gezin,
XC'dat koor aan te kijken: twee kapelaans in ambtscostuum, twee dominees, twee sociaal-democratische Kamerleden, orthodox-protestanten, gereformeerden, vrijzil1l1Îgen- waar ter wereld vind je zo 'n koor? En al deze mensen zongen de Christusliederen met prachtige overgave. Zou de geest van Christus op Kerstmis kunnen samenbinden, ook voor de toekomst, en dan niet om te zingen maar om te bouwen ?'3
XCHet kwam in de Brabantse karnpen niet tot diepgaande oecumenische contacten tussen protestanten en katholieken - de protestanten daarentegen groeiden wel in zekere mate naar elkaar toe. hl Haaren besloot men zelfs spoedig tot een gemeenschappelijke Avondmaalsviering, in Gestel kwam het daartoe pas in' 44. Ook Gestel kreeg echter wèl één protestantse kerkeraad een commissie, door alle protestanten gekozen, waarin ook drie vertrouwens
1 L. F. H. Regout in p. 7I. 2 A.v., p. 74. 3 Brief, eind dec. 1942, van W. Banning aan zijn gezin (Doe II-375 A, a-26).
mannen der predikanten zitting hadden, en die zich belastte, aldus Quarles van Ufford in het Gedenkboek, 'met de regeling der kerkdiensten, de wijdingen en al wat verder aan de geestelijke opbouw der gemeente en niet het minst ook aan de evangelisatie' (evangelisatie binnen het kamp - Vestdijk was een diergenen die daar niet van gediend waren-) 'bevorderlijk kon zijn.'2 'De geestelijke verzorging in ons kamp is geen eenvoudige taak', schreef Quarles eind juli '42 aan een vriend. 'Je weet niet wat het is om met drie-entwintig dominees te moeten werken die zich allen evenzeer laten gelden!'"
XCWat aan ontspanning in de Brabantse kampen mogelijk was, werd ter hand genomen. Er werd gedamd, geschaakt, kaartgespeeld, gevoetbald (in Haaren en Gestel had één gijzelaar een speciale vergunning om de bal op te halen als die buiten het prikkeldraad terechtgekomen was), men speelde voorts cricket, hockey, handbal, korfbalin Gestel werd zelfs getennist op een zelf aangelegde baan. Dagelijkse gymnastiek-oefeningen trokken veel deelnemers. Wat men bij de sport aan hulpmiddelen nodig had, werd door de Nederlandse sport-organisaties ter beschikking gesteld. Heinekens Brouwerij schonk de gijzelaars in Gestel een aantal grote biljarttafels met toebehoren, drie grote muziekhandels (Bender, Goldschmeding en Kettner & Duwaer) deden de anti-verzet-gijzelaars in Haaren een harmonium, een piano en een
1 Gesprekken met enkele gelovigen brachten Vestdijk in Gestel min of meer tot wanhoop: 'Door de mensheid bereikje niets', schreefhij in augustus '43, vijf maanden nadat hij uit de gijzeling ontslagen was, aan zijn vriend Theun de Vries, 'want ze (d.w.z. een belangrijk gedeelte, minstens al de 'geboren' Calvi nisten) verdommen het eenvoudig om te worden, en worden onaangenaam als je het probeert! Ik heb daar in Gestel staaltjes van mee gemaakt, die misschien 'psychologisch' interessant waren, maar die mij herhaalde lijk mij deden afvragen of ik mijn verstand nog had. Een dergelijke keiharde dogmatiek, een dergelijk rotsvast vertrouwen in het van God (voor mij huiveringwekkend, al was 't alleen maar door de onverdraagzaamheid, die er hand in hand mee gaat), dit alles wijst op een quantum religieuze die heus niet tot oplossing te brengen of zelfs maar te wijzigen is door de heren de historische be paaldheid onder het oog te brengen van een en ander.' (Brief, 10 aug. 1943, van S. Vestdijk aan Th. de Vries, S. Vestdijk: (1968), p. 85). 2 C. G. C. Quarles van Ufford in p. 66. 3 Brief, zz juli 1942, van C. G. C. Quarles van Ufford aan F. A. de Graaff(Doc I-568 C, a-I).
kostbare vleugel toekomen - Willem Andriessen zat er in Haaren dagelijks op te studeren, 'onvergetelijke uren', aldus een gijzelaar, 'waarin je heel Bachs Wohltemperierte Klavier, alle études van Chopin, Hendrik Andriessens prachtige, stille Pavane, Beethoven, Debussy, Franck, Schumann, Mozart, Brahms kon horen en leren heren." Haaren kreeg ook een klein eigen orkest, in 'Beekvliet' bracht men het aanvankelijk niet verder dan tot een ensemble voor kamermuziek dat evenwel in oktober '4-2, toen de Indische gijzelaars naar 'De Ruwenberg' verhuisden, de pianist Baud en de violist Juda verloor. Hun plaatsen werden door muziekbeoefenaren uit de Haarense groep overgenomen. In 'Beekvliet' kon toen ook een orkest gevormd worden. Er was daar voorts een Indisch orkest en er was een koor.
XCDe toneelkunst werd al evenmin verwaarloosd met als hoogtepunten opvoeringen, in 'Beekvliet' , van Gogols 'De Revisor', van 'Reinaert de Vos' en van Vondels 'Lucifer'. De Kommandant moest elk stuk goedkeuren; aangezien hij aan het thema van 'Lucifer' (hoogmoed komt voor de val) aanstoot kon nemen, werd hem gezegd dat 'Das Streichholz' de correcte vertaling was van de titel, en van 'De Revisor' werd hem een gekuiste tekst voorgelegd, Z.g. van een weinig bekend stuk: 'De Schoolopziener' door 'Josephina Termaet'." Elke week werden voorts in 'Beekvliet' een of twee films vertoond - men begon met films uit de jaren '20 maar kon er recente Italiaanse, Tsjechische en Hongaarse films op laten volgen; eens werd zelfs 'The Kid' van Charley Chaplin vertoond - 'welke bioscoop in het bezette Nederland', vraag Boer, 'zou zoiets in die dagen hebben kunnen doen ?'3 Verder waren er tentoonstellingen, die soms op zichzelf stonden (o.m. twee exposities van eigen werken der gijzelaars, georganiseerd door de jeugdige Schiedamse advocaat mr. P. Sanders die veel voor de culturele manifestaties in Gestel deed) en soms verbonden waren met een streek- of stad-dag: een dag waarop de gijzelaars die uit een bepaalde streek (of provincie) of een bepaalde stad afkomstig waren, voor alle overige gijzelaars een manifestatie organiseerden waartoe zij uit de betrokken streek of stad veel hulp ontvingen - een gijzelaar die aan de Gelderse dag terugdacht, proefde nog 'Veluwse eieren, Betuwse appelen, Achterhoekse pannekoeken', en 'heerlijk tarwebrood met plakjes Gelderse worst!'4 Haaren had ook een eigen gestencildeJ.
1 A. Abbing in p. 138-39. 2 Men kon bij deze stukken niet buiten de om handelen omdat de costuums die bij de opvoeringen nodig waren, van buiten het kamp moesten komen. 'Lucifer' is opgevoerd met gebruikmaking van de costuums die in 1904 voor het Utrechts Studentencorps vervaardigd waren. 3 R. H. Boer: p. 138. 4 M. A. Schwartz in p. 297.
kampkrant. mogelijk gemaakt door de hulp van de n.v. Ruys Handelsvereniging, Den Haag: 'Adam in Ballingschap', de gijzelaars in 'De Ruwenberg' produceerden een overeenkomstig blad: 'De Ruwenberger Vaatdoek'. Ook Gestel had een kampkrant maar daarvan werd de verdere verschijning in januari '43 verboden.
XCGelezen werd er veel, in alle drie de kampen. De Indische gijzelaars brachten uit Buchenwald hun biblietheek van klassieken mee en ook door de anti-verzet-gijzelaars werden geleidelijk vrij omvangrijke bibliotheken opgebouwd. Verscheidene gijzelaars hadden, toen zij opgehaald werden, een of meer boeken in hun koffer gestopt, maar het waren pas de latere zendingen die in Haaren en Gestel echte bibliotheken deden groeien talrijke uitgevers stonden daartoe kosteloos uitgaven uit hun fonds af In Haaren was de Kontmandant'een van de eerste klanten: of we hem ook konden helpen aan een Engels-Duits woordenboek.'!
XCDe humor werd niet vergeten. Er werden geslaagde cabaret-voorstellingen gehouden, Sinterklaas '42 werd luisterrijk gevierd, op Hemelvaartsdag' 43 vond in de tuin van Gestel in de vorm van een touwtrek-wedstrijd de Varsity plaats ('het was uitgezocht Varsity-weer: de regen viel in stromen uit de loodgrijze hemel'ê) en in juni van datzelfde jaar lieten talloze Beekvlietse gijzelaars zich verleiden, in de aula aanwezig te zijn bij de plechtige herdenking van 'de honderdste sterfdag' van 'de Nederlandse musicus Willem Spark', 'een revolutionaire figuur van Britse afkomst', naar wie in Amsterdam de Willemsparkweg zou zijn genoerndê ; in drie lovende toespraken werd Sparks betekenis onderstreept, zelfs werd een z.g. werk van hem uitgevoerd - en een gezelschap muziekkenners zat er eerbiedig zwijgend naar te luisteren.
XCAls 'grotesk' is het verblijf in de Brabantse gijzelaarskampen mede gevoeld vanwege het feit dat aan de gijzelaars geleidelijk een mate van contact met hun gezinnen en andere relaties toegestaan werd waarom andere gevangenen van de bezetter, hadden zij er van geweten, hen fel benijdJ.
1 C. M. Pollmann in p. 141. 2 Ph. Roest in p. 128. 3 In werkelijkheid zo hetend naar de nabijgelegen villabnurt het Willemspark.
zouden hebben. Voorschrift was dat de brieven die de gijzelaars verzonden en ontvingen, de Duitse censuur passeerden, maar men vond in Haaren spoedig de postbode bereid om brieven de kampen uit, resp. binnen te smokkelen. In Haaren haalde de 'legale' post met moeite 80 brieven per dag, terwijl (op een gemiddelde van misschien vier- tot vijfhonderd gijzelaars) soms per dag wel 700 brieven 'illegaal' het kamp verlieten. Ook 'illegale' telegrammen werden door de postbode meegenomen en na elf uur 's avonds kon men, door een eenvoudige omzetting van de telefoonverbinding, ook wel elandestien telefoneren. De postbode te Gestel was al even actief en wanneer op de feestdagen grote zendingen voor de gijzelaars bestemde post in Den Bosch gereedlagen, offerden Bossche postbodes er hun vrije dag voor op om ze naar de kampen te brengen; zij namen dan tegelijk de nodige clandestiene zendingen mee terug.! Op last van de Kommandanten werden overigens alleen de brieven gecensureerd - drukwerk ging ongelezen door. Zo kon Drees in januari '42 aan van der Goes van Naters, toen Indisch gijzelaar in Haaren, rustig de brochure met het program van de (verboden l) SDAP toesturen, 'daarin is geen enkel risico', had van der Goes hem geschreven."
XCIn Haaren zowel als in Gestel hadden de gijzelaars, onder wie zich verscheidene artsen bevonden, een eigen medische dienst. Het was de chef van die dienst in Haaren die er de Kommandant van dit kamp van wist te overtuigen dat het wenselijk was, zieke gijzelaars per auto naar het ziekenhuis in Den Bosch te vervoeren waar zij door specialisten onderzocht konden worden. De bedoeling van die chef was, de betrokken gijzelaars. in de gelegenheid te stellen, in Den Bosch 11Lll familieleden of andere relaties te ontmoeten. Die regeling werkte perfect, met dien verstande dat de meeste gijzelaars die per auto naar Den Bosch vervoerd werden (in die auto werd ook clandestiene post meegenomen"), niets mankeerden. Zij konden dan in Den Bosch samenkomen met hun vrouw of met anderen die allen tijdig van Den Bosch uit door of namens de specialistendie in het comJ.J.
1 Er waren verscheidene wegen om brieven uit 'Beekvliet' te smokkelen; een van die wegen is eind' 42 door een gijzelaar aan de verraden op voorwaarde dat hij in vrijheid gesteld zou worden. Deze verrader is inderdaad medio december '42 ontslagen. 2 Brief, I9 jan. I942, van M. van der Goes van Naters aan W. Drees (Collectie-Drees, map 'Correspondentie-van der Goes van Naters'). 3 'De brieven werden', aldus een van de Haarense medici, dr. M. E. M. Steijns, arts te Utrecht, 'verborgen in de dubbele bodem van een zak waarin onze boter hammen zaten ... Wanneer de zak leeg was, wierpen wij hem weg en dan was er een oude dame die daar quasi wandelde, die de zak opraapte.' (getuige M. E. M. Steijns, dl. IV c, p. 642).
plot zaten, telefonisch of per brief gewaarschuwd waren; die samenkomsten vonden soms in het ziekenhuis maar vaker in hotels of restaurants plaats - de gijzelaars en de hunnen werden 'verwend in alle restaurants, omdat het al heel spoedig bekend was dat één dergenen die mede aan tafel zat, gijzelaar was. Dan was er zelfs in de droogste gelegenheid nog wel een borrel of een goede fles wijn te krijgen."
XCDit systeem werd ook van Gestel uit toegepast. Eén Gestelse gijzelaar ontmoette zelfs eens in Den Bosch alle leden van zijn kegelclub - het is, achteraf gezien, haast onbegrijpelijk dat al deze clandestiene samenkomsten, die (met enkele onderbrekingen) ruim twee jaar lang zijn volgehouden, aan de Duitsers zijn ontgaan." of zagen zij ze in een later stadium, toen zij eigenlijk alle belangstelling voor de gijzelaars verloren hadden, maar door de vingers? De Unterieommandant van 'De Ruwenberg' ging van eind '42 af zo ver dat hij de gijzelaars toestond, eens in de drie maanden drie etmalen thuis door te brengen. Wel werd die regeling spoedig opgeheven maar z.g. bezoeken aan het ziekenhuis in Den Bosch waren ook voor de Indische gijzelaars mogelijk, eerst alleen in ploegverband met Duitse bewaking er bij, later met een pasje dat één dag geldig was, nog later weer met een Duitse militair als begeleider, maar de Unterkommandant, die ook zelf omkoopbaar was, had toen de toezegging gedaan dat er steeds een soldaat zou meegaan die bereid was, tegen betaling van vijf gulden de 'zieke' gijzelaars hun gang te laten gaan. De regeling van het driedaags verlof werd eind '43 hersteld met dien verstande dat toen slechts telkens vier gijzelaars er gebruik van mochten maken.
XCDat de gijzelaars het oorlogsnieuws met extra grote aandacht volgden, spreekt vanzelf. Zij waren daartoe niet op de z.g. legale pers aangewezen ook diverse naar binnen gesmokkelde illegale bladen en Engelse luchtpamfletten werden in de kampen van hand tot hand doorgegeven. In HaarenJ.
1 M. E. M. Steijns in p. ISO. 2 Eens was een vrouw van een Gestelse gijzelaar zo onvoorzichtig, aan de in Den Haag te schrijven dat haar man die ze, schreef ze, in Den Bosch ontmoet had, er zo slecht uitzag; kon hij niet in vrijheid gesteld worden? De van Gestel werd onmiddellijk gewaarschuwd, maar de kampleiding redde zich uit de moeilijk heden door te beweren dat die clandestiene bezoeken uitsluitend onder de voor ganger van de mogelijk waren geweest.
kon voorts een van de gijzelaars, gewaarschuwd door een van de politieke gevangenen uit Amersfoort die als corveeër dienst deed in de Untersuchungs gefängnis welke de Sicherheitspolizei in de zomer van '42 in het Grootseminarie was gaan inrichten', dagelijks gebruik maken van een radiotoestel dat in het magazijn van het Grootseminarie achtergelaten was; uit Den Bosch kreeg men in Haaren voorts elandestien een door de journalist Louis van Bunge samengesteld en getypt overzicht toegezonden van het BBC-nieuws - het werd dagelijks het gebouw binnengesmokkeld (dit werd eind' 42 ontdekt en van Bunge werd toen gearresteerd). Al deze en dergelijke berichten uit door de Duitsers verboden bronnen werden mondeling doorgegeven.
XCIn Gestel kreeg men, schijnt het, het eerste eigen radiotoestel pas in oktober '43 - ir. Frits Philips die, na zijn arrestatie wegens de April-Meistakingen, eerst een tijd in Haaren en vervolgens in Gestel opgesloten zat, wist na zijn vrijlating het toestel toe te spelen aan mr. Einthoven; deze verborg het en luisterde nadien minstens één keer per dag naar de BBC,'een bezigheid die me', zo schreef hij later, 'ongelooflijk geholpen heeft de tijd door te komen.P
XCBinthoven was het ook die, vrijwel onmiddellijk na zijn internering, d.w.z. in mei '42 (hij behoorde in tegenstelling tot Homan en de Quay tot de eerste groep anti-verzet-gijzelaars), zich rekenschap ging geven van de vraag of de gijzelaars iets konden doen om hun leven te beschermen. Hij legde daartoe via tussenpersonen contacten met de OD en er werd een plan opgesteld om, als dat nodig was (bijvoorbeeld wanneer de gijzelaars op zekere dag afgevoerd zouden worden), daadwerkelijk van buiten af te kunnen ingrijpen. Dat dit een effectief ingrijpen zou zijn geweest, dunkt ons twijfelachtig (de OD en de illegaliteit in het algemeen bezaten nauwelijks wapens) - in elk geval werden uit 'Beekvliet' alle inlichtingen die voor dat mogelijk ingrijpen een basis zouden kunnen vormen, aan de OD doorgegeven. Einthoven organiseerde voorts een veiligheidsdienst die een eventueel optreden-van-buiten-af van binnen uit zou kunnen ondersteunen, maar daartoe kon men over niet veel meer 'wapens' beschikken dan de bijlen van de brandweerploeg in 'Beekvliet', 'Ontsnappen, dat wisten we allen, was', zo schreef hij later, 'technisch mogelijk' (zelfs in het geheel geen feitelijk probleem voor diegenen die naar Den Bosch mochten gaan of een
1 Die corvéeploeg bestond uit in '41 preventief gearresteerde communisten ('gijze laars' volgens de Duitsers). Zulk een corvéeploeg stond ook aan de van 'Beekvliet' ter beschikking. tL. Einthoven: (1974), p. 152.
driedaags verlof kregen) 'maar aangezien niemand kon bevroeden, welke ellendige gevolgen dat voor de achterblijvende lotgenoten zou hebben, ontvluchtte men niet. Een uitstekend staaltje van gemeenschapszin', aldus Einthoven, 'want menigeen zal naar de vrijheid gehunkerd hebben."
XCInderdaad, wie van de gijzelaars zich er rekenschap van gaf, zal wel beseft hebben dat slechts één vorm van ontvluchting verantwoord was: een collectieve ontvluchting waarbij dan uiteraard ook de buiten de kampen onmiddellijk te bieden hulp deugdelijk voorbereid moest zijn; zulk een gemeenschappelijke verzetsdaad is, voorzover ons bekend, nimmer serieus overwogen - zij zou, ook toen allen die zestig jaar of ouder waren, in vrijheid waren gesteld, al met het oog op de tamelijk hoge gemiddelde leeftijd der resterende gijzelaars: omstreeks vijf-en-veertig jaar, moeilijk uitvoerbaar zijn geweest. Vermeld zij wèl dat in september '44 tijdens het transport van 'Beekvliet' en 'De Ruwenberg naar het concentratiekamp Vught acht gijzelaars ontsnapt zijn; ook Einthoven heeft toen kunnen ontsnappen nadat hij zich eerst in 'Beekvliet' verborgen had - hij nam toen blijkbaar aan dat hieruit geen represailles zouden voortvloeien.
XC'Menigeen zal naar de vrijheid gehunkerd hebben', schreef Einthoven. Maar gold dat niet voor alle gijzelaars, zelfs voor diegenen, 'meerdere', van wie de zenuwarts van Schelven schreef dat zij 'het verblijf in het kamp als een bevrijding voelen omdat het hen verlost van een ondragclijke verhouding thuis'?2 Men zat tenslotte gevangen en bevond zich in de macht van een vijand die, niet ten onrechte, voor even onberekenbaar als meedogenloos gehouden werd. Voorzover men in harmonische verhoudingen geleefd had, leed men onder de scheiding van allen die men lief had, en werd men ook vaak gekweld door zorgen om hun bestaan, waarvan de financiële nog de minste waren.ê Zeker, die scheiding was niet absoluut: er was briefverkeer mogelijk, 'legaal' (met onderbrekingen) en 'illegaal', veel
1 L. Einthoven in p. 287. 2 Th. van Schel ven: p. 106. a Daar kon men bovendien iets aan doen. In Haaren werd een onderling hulpfonds gevormd dat in totaal ruim f 23 000 aan inkomsten kreeg en waaruit ruim twintig gezinnen van gijzelaars gesteund werden. Voor een overeenkomstig fonds in 'Beekvliet' was eind '42 f 38000 bijeengebracht en daar kwamen tot in de zomer van '44 nog eens ruim f 70 000 bij; hoeveel gezinnen uit het Beekvlietse fonds gesteund zijn, is niet bekend.
gijzelaars prefiteerden van het samenzijn in Den Bosch, sommige Indische gijzelaars ook van het driedaags verlof, en voor allen gold een nogal grillig toegepaste bezoekregeling in de kampen (daar was dan steeds een Duitser bij), maar op deze vormen van contact werd geheel verschillend gereageerd: na een ontmoeting binnen of buiten het kamp konden sommigen zich gemakkelijker schikken in het gijzelaarsbestaan, anderen juist veel moeilijker. 'Het is blijkbaar een kwestie van karakter', constateerde van Schelven die zelf zijn vrouw nooit liet overkomen: 'zij zou nog meer vertwijfeld zijn dan ik naderhand.'!
XCBezoekers mochten nooit de gijzelaars-verblijven betreden, maar in oktober '42 werd in 'Beekvliet' het zoontje van een Zeeuwse predikant dat met zijn moeder meegekomen was, die verblijven binnengesmokkeld. 'Het is', noteerde Peereboom,
XC'een aardige jongen van een jaar of twaalf. Wij lopen te hoop om hem te zien. Hij is een bezienswaardigheid. Het is vele maanden geleden sinds wij een kind hebben aanschouwd. De gedachte doet pijn, maar wij spreken haar niet uit. Wij glimlachen witjes tegen elkaar als wij zeggen: 'Heb je het al gezien? Er is een kind!' Iedereen wil vriendelijk tegen hem zijn en vraagt hem hoe oud hij is, waar hij op school gaat, in welke klas hij zit, hoe hij het hier wel vindt. 'Gewoon', zegt de jongen verlegen. Hij begrijpt van de wonderlijke belangstelling voor zijn persoontje niets en voelt zich slecht op zijn gemak. Er komen mannen van andere blokken toesnellen om de merkwaardigheid ook te zien. Hij voelt zich kennelijk steeds onbehagelijker. Ik denk dat hij blij is als de beproeving is afgelopen.'2
XCDaarbij bedenke men dat de mannen die door het zien van dat ene kind zo geroerd waren, pas vijf maanden in gijzeling zaten - een situatie die voor een deel hunner nog bijna twee jaar zou voortduren. En hoefde men, om schrijnend gemis te voelen, een kind te zien? 'Niets dan de stem van een kind op de weg / is genoeg om volkomen gevangen te zijn', dichtte Anton van Duinkerken in een van zijn treffendste 'Verzen uit St. Michielsgestel' 'Wat baat het, van kindren en vrijheid te dromen terwijl men toch vruchteloos tuurt om achter de heesters een glimp te betrappen van 't leven? - Gevangenschap duurt niet korter walmeer men zijn eigen geluk zoekt -.Th. van Schelven:p.2Peereboom:
1 56. R. p.89.
Wij zijn meer dan zeshonderd man. Een kind op de weg heeft gelachen. Wij hoorden 't en elk werd er eenzamer van.'!
XCEr waren er die het opgesloten-zijn eigenlijk geen dag verdroegen. Zo zag men in Haaren in juli '42 niet zonder medelijden de grote revue-kunstenaar Johan Buziau 'nooit anders dan sjagrijnig' en eenzaam in een dikke winterjas ronddwalen, korte tijd slechts (hij werd spoedig vrijgelaten)." 'Het hangt blijkbaar van het karaktertype af', was opnieuw de conclusie van van Schelven, 'hoe men op deze opsluiting reageert. Gevoelige mensen zie ik hier tot wanhoopsbuien vervallen, waarin men ze bewaken moet. Meer harde naturen zetten zich schrap en gaan er tegen in.' En deze waarnemer vervolgde:
XC'Altijd valt mij weer op, hoe weinig samenhang er bestaat tussen al die mensen hier. Waren wij een groep politieke gevangenen, dan zou dezelfde actie ons samenbinden en een gemeenschappelijk verzet ons verenigen. We zouden ons hier-zijn ondervinden als een tegenzet van de bezetters tegen onze gemeenschappelijke actie. Maar bij ons is alles heterogeen, wij denken en doen allen verschillend.P
XCDeze passage dunkt ons te algemeen gesteld. Er zijn niet zo weinig gijzelaars geweest, die hun gijzeling wel degelijk ervaren hebben als 'een tegenzet van de bezetters' tegen een 'gemeenschappelijke actie', d.w.z. tegen de weerstand waarop de Duitsers in Nederland gestuit waren - gijzelaars dus die hun gijzeling als begrijpelijk beschouwd hebben. Erkend kan overigens worden dat zij anderen wellicht eerder getroffen heeft als een zinloze plagerij. Intussen zullen er ook onder die eersten, de meer positief ingestelden, wel velen geweest zijn die bij tijd en wijle zwaar geleden hebben onder beproevingen zoals ze door van Schelven met zuiverheid, zij het wellicht ietwat persoonlijk, beschreven zijn:
XC'Wat een verschrikking en een kwelling is het, nooit ook maar een onderdeel van een seconde alléén te kunnen zijn! Altijd hoor je de lichaamsgeluiden van de anderen in dezelfde kooi, ook in de stilste nacht, altijd ruikje hen, altijd snak je naar die miljoenen kubieke meters frisse lucht aan de andere kant van die vervloekte muren, waar ruimte genoeg is voor elkeen, maar waarvan de machthebbers je uitsluiten. Hoe zoet is de buitenlucht, hoe weldadig is de ruimte, de rust en de stilte, waar je van droomt.Anton van Duinkerken:p.Leenderts:p.Th. van Schelven:
1 (z.j.), 14-15. 2 H. 55. S p. 57-58.
XCZo voelt men in gevangenschap zijn leven wegsiepelen, men is verstrooid, somber, grimmig, zwijgzaam, of juist geforceerd uitgelaten. Onder alle gesprekken door is er de ondergrond van de droevige stemming, de heimelijke, altijd knagende kwelling. De vrijheid wordt tot een obsessie,tot een idéefixe, en vervult je hele wezen als een onuitsprekelijk verlangen. Het voortdurend bewaakt worden en de opgedrongen vreemde wil zijn altijd moeilijk te verdragen, bij regen en bij zonneschijn, bij dag en bij nacht, maar speciaaleen helle zonnedag maakt de tegenstelling nog scherper tussen de wereld van nu en die van vroeger. Je zucht dan nog dieper dan anders, als zou je de vrije lucht daar in de verte naar je toe willen zuigen en ongestoord willen inademen. De treurigste tijd van de dag is het avond-uur, je voelt je dan zwoel, stikkerig, de wildste fantasieën over verleden en toekomst gaan door je hoofd als in een film. Speciaal de zondagavonden zijn moeilijk. Je weet, dat nu daarbuiten de wereld feestelijk is. Het is haast niet te vatten, dat je het niet nog eens over kunt doen, dat het leven niet herroepen kan worden'v=neen, het vergleed, maand na maand - vergleed, hoe actief men ook was, toch eigenlijk in dadeloosheid. Scherp werd die paradox door Schermerhorn uitgedrukt die, aldus later Buskes," 'toen men hem vroeg, hoe het in Gestel was, antwoordde: 'Wij hebben er ons nooit verveeld, alleen was het er stomvervelend.' '3 Hiermee hing samen dat de activiteit die binnen de kampen ontplooid werd, (zo voelden althans velen het) een ietwat onnatuurlijk, een geforceerd karakter droeg. 'Veel is opgeschroefd in het geestelijk leven der gijzelaars', noteerde Peereboom.
XC'Niet in het godsdienstig leven. Dat is echt. De nood doet velen bidden, die het vroeger nalieten ... Maar in de jacht op ke1111Îs, het draven naar cursussen en voordrachten, zoals sommigen dat met hardnekkigheid volhouden, voelt ge onrust. Zij zoeken tijdvulling niet alleen, maar vooral andere gedachten. Zij moeten iets verdringen. Zij zijn vaak opgewekt, maar steeds gespatmen ... Het is een wonderlijke universiteit, die van 'Beekvliet' . Zij kent te veel studie en te weinig rust,"
XCVerdrongen werd alle verdriet en werden alle zorgen, verdrongen werd vooral de angst. Als groep klampten de gijzelaars zich dan ook aan hetzelfde geforceerde optimisme vast waar het overgrote deel van het NederlandseA.v., p. J.]. Buskes:p.Dat gezegde deed al in Gestel de ronde, ook bij anderen. Peereboom geeft de volgende dialoog weer: 'Hoe vind je het hier?' 'Het is vervelend, maar ik verveelme niet.'Peereboom:p.A.v., p.
1 87-88. (1959), 198. 3 (R. 31).
volk het, als elk ander bezet volk, eenvoudig niet buiten stellen kon. Een elite van bij uitstek ontwikkelden werd in mei' 42 in 'Beekvliet' opgesloten en in de herfst tekende Peereboom aan:
XC'zeldzaam zijn de pessimisten die menen dat er met Kerstmis nog geen vrede zal zijn, heel zeldzaam die bijzonder zwartgalligen die zeggen dat het nog wel de winter zal duren met die oorlog.
XCWij maken anderen en onszelf wat wijs. Ik weet dat ik het doe. Bij rustig nadenken moeten we wel tot de slotsom komen, dat het einde van de oorlog nog volstrekt niet in zicht is."
XCBij sommigen kon dat optimisme bij tijd en wijle in een even irreëel pessimisme omslaan. 'De eerste drie jaar', zo schreef van der Goes van Naters in februari' 44 aan Drees, 'durf ik niet op het einde hopen; dat deze tijd ooit nog is in te halen, heb ik ook al uit mijn hoofd gezet!'2
XCMisschien is deze uitlating van van der Goes van Naters (een man met een zonnige natuur maar die bitter leed onder het gemis van het huwelijksen liefdeleven) een aanwijzing dat wij oog moeten hebben voor de variatie welke zich voordeed in wat men' de grondstemming' in de gijzelaarskampen zou kunnen noemen. Onder de anti-verzet-gijzelaars was die grondstemming in '42 van een opgewektheid die, hoe opgeschroefd ze ook was, toch als echt ervaren werd; die opgewektheid tilde ook de groep van de Indische gijzelaars, van wie veruit de meesten sinds juli of oktober '40 opgesloten zaten, ietwat omhoog. In 'De Ruwenberg zakte de Indische groep (althans die indruk maakte ze op de Gestelse) in de loop van '43 steeds verder weg, tot tenslotte een toestand bereikt was die in het Gedenkboek der Gestelse gijzelaars beschreven is, vermoedelijk ietwat overdreven, als 'volkomen apathie'," Ook de Gestelse groep dreigde apathisch te worden; de kampleiding, met Schermerhorn aan het hoofd, gaf zich grote moeite om het moreel te schragen. Maar de oorlog duurde zo lang, zo eindeloos lang! Te bedenken valt ook dat het vertrek van telkens nieuwe groepen die vrijgelaten werden, de situatie voor de achterblijvenden aan de ene kant misschien wel gemakkelijker maakte ('straks komen wij aan de beurt'), maar aan de andere kant, los nog van de jaloezie, moeilijker ('komen wij nog wel aan de beurt?'). In de winter van '43 op '44 was de grondstemming
1 A.v., p. 47. 2 Brief, 12 febr. 1944, van M. van der Goes van Naters aan W. Drees (Collectie-Drees, map 'Correspondentie-van der Goes van Naters'). 3 M. F. F. A. de Nerée van Babberich in p. 52.
in 'Beekvliet' er een van 'lauwe berusting'! - pas toen de lente kwam (algemeen rekende men er op dat zij de lang-verbeide Geallieerde invasie zou brengen), werden velen weer veerkrachtiger. Toch duurde het na de invasie (6 juni '44) nog drie volle maanden voor alle gijzelaars, op vijftien na, in vrijheid gesteld werden, sommigen na omstreeks twee, maar anderen na bijna vier jaar gevangenschap.
XCTer afsluiting van dit hoofdstuk willen wij er op wijzen dat de indruk welke hier en daar in bezet gebied, maar vooral bij instanties van de regering te Londen bestond, als hadden de gijzelaars in de Brabantse kampen een bij uitstek hard bestaan (vandaar ook de spontane hulp die in de vorm van zendingen levensmiddelen uit alle delen des lands aan die gijzelaars geboden werd), niet in overeenstemming is geweest met de feiten. Diegenen onder de gijzelaars die enige afstand konden nemen van hun levensomstandigheden, hoe moeilijk en vooral op den duur deprimerend deze ook waren, wisten dat ook wel: zij wisten dat andere groepen Nederlanders een veel zwaarder lot te torsen hadden dan zijzelf. Schermerhorn, kampleider in 'Beekvliet', was zich dat scherp bewust. Toen hij bij de jaarwisseling van '42 op '43 kort na middernacht alle in 'Beekvliet' aanwezige gijzelaars toesprak, herdacht hij eerst de vijf die in het verstreken jaar op IS augustus en de drie die op 16 oktober gefusilleerd waren, maar vervolgens, aldus het verslag van een gijzelaar, 'voert hij ons mee naar hen die zo heel veel meer te verduren hebben dan wij, in gevangenissen en concentratiekampen.f
XCOf deze vingerwijzing nodig was, kunnen wij niet beoordelen. Juist was zij zonder twijfel.
XCA.v., p. 53. 2 H. Götzen in Gedenkboek Gijzelaars 'Beekvliet', p. I20.
XCAls 'politische Häftlinge' ('politieke gevangenen') golden in Duitsland louter diegenen die deel uitmaakten van wat men de politieke c.q. religieuze oppositie zou kunnen noemen: communisten, socialisten, leden van andere politieke groeperingen die tegen het nationaal-socialisme gekant waren, en protestanten of katholieken die binnen hun kerkelijke formaties van antinationaal-socialistische opvattingen getuigd hadden; de Jehova's Getuigen ('Bibelforscher') sloten daarbij aan, maar werden door de Sicherheitspolizei als een aparte kategorie tegenstanders beschouwd. In Duitsland arresteerde de Sicherheitspolizei evenwelniet a.lleen 'politieke' tegenstanders en Jehova's Getuigen, maar ook Joden die de voor hen geldende bepalingen overtreden hadden, mannelijke homosexuelen, personen die zich negatief over het nationaal-socialisme of over leidende figuren in partij en staat uitgelaten hadden, personen die tegen de regels van de oorlogseconomie gezondigd hadden of die niet met de vereiste regelmaat aan het werk waren gebleven, personen die sexuele omgang hadden gehad met Poolse c.q. Russische arbeiders of arbeidsters dan wel met krijgsgevangenen, en tenslotte personen die (zie Tabel II op pag. 41) 'normale' criminele delicten dan wel 'andere delicten'('sonstige Delikte') hadden gepleegd; tot die 'andere delicten' behoorden bijvoorbeeld het luisteren naar de BBC of een andere verboden zender, het doorgeven van Geallieerde luchtpamfletten en het uiten van twijfel aan Duitslands kansen om de oorlog te winnen - drie 'delicten' waarop maximaal de doodstraf stond.
XCWij willen, wat ons land betreft, de term 'politieke gevangenen' een ruimere inhoud geven dan de Sicherheitspolizei deed: wij laten er a.llen onder va.llen die, los van de vraag of zij tot een bepaalde politieke of godsdienstige groepering behoorden, op grond van daden die van een anti-Duitse gezindheid blijk gaven, hun vrijheid verloren.' Er waren evenwel ook Nederlanders die om heel andere redenen door de Duitsers opgesloten werden: bijvoor
1 In aansluiting op de begripsbepalingen waartoe wij in de paragraaf'Verzet en illegaliteit' in hoofdstuk 8 van deel 7 kwamen, zouden wij eigenlijk van 'verzets gevangenen' moeten spreken - 'politieke gevangenen' is evenwel een historisch begrip geworden: voor ons een reden om er geen afstand van te doen.
beeld omdat zij diefstal gepleegd hadden ten nadele van de Wehrmacht of van andere Duitse instanties, of omdat zij zich op grote schaal aan zwarte handel of elandestien slachten schuldig hadden gemaakt - men zou van 'economische gevangenen' kunnen spreken.
XCWanneer wij nu in dit hoofdstuk over de Duitse vervolgingsen berechtingsapparaten gaan schrijven, zal blijken dat die apparaten zich gelijkelijk tegen beide groepen keerden; beide groepen kwamen ook in de regel in dezelfde gevangenissen en concentratiekampen terecht en werden, voorzover zij berecht werden, grotendeels door dezelfde Duitse instanties in staat van beschuldiging gesteld en gevonnist. Toch willen wij 'politieke gevangenen' als titel boven dit hoofdstuk handhaven: wij zullen het namelijk in hoofdzaak hebben over hïin behandeling en hûn reacties, zij het dat wij impliciet ook veel over de 'economische gevangenen' zullen meedelen, van wie overigens (voorzover wij weten) geen enkele er toe is overgegaan, zijn herinneringen op schrift te stellen. Wij zullen in dit hoofdstuk óók beschrijven wat de ervaringen van beide groepen waren, voorzover zij, na veroordeeld te zijn, in gevangenissen in Duitsland belandden. Daarbij valt evenwel te bedenken dat talrijke politieke gevangenen (alsook economische, wier zaak door de Duitsers afgedaan werd) niet in staat van beschuldiging gesteld en berecht werden maar zonder enig vonnis in Duitse concentratiekampen werden opgesloten: in kampen in Nederland of in kampen in Duitsland (of eerst in de eerste en daarna in de tweede). Over het lot der gevangenen in die concentratiekampen handelen de beide volgende hoofdstukken - dit hoofdstuk is dus slechts een van de drie waarin de lotgevallen van de politieke gevangenen aan de orde komen en dan speciaal van de illegale werkers onder hen die het als groep veruit het zwaarst hebben gehad.
XCDe Sicherheitspolizei was niet het enige Duitse apparaat dat in bezet Nederland actieve tegenstanders' van het Naziregime of personen die anderszins in overtreding waren, opspoorde en arresteerde. Zoals wij reeds in deel 4
1 'Tegenstanders' - wij gebruiken het meervoud van een mannelijk begrip en zullen ook in het vervolg van dit deel, wanneer wij over de politieke gevangenen of illegale werkers als collectiviteit schrijven, een mannelijk meervoud gebruiken. In al die gevallen gelieve de lezer te bedenken dat zich onder die groepen talrijke vrouwen bevonden hebben.
(hoofdstuk 2, in de paragraaf 'Het onderdrukkingsapparaat') uiteenzetten, opereerden naast de Sicherheitspolizei het Devisenschutzkommando en de Abwehr (deze laatste met de bijbehorende recherche: de Geheime Feldpolizei). Het Devisenschutzhommando speurde naar overtreders van de geldende deviezenbepalingen en de Abwehr bestreed de spionage, de 'pilotenhulp' en het werk van de geheime agenten, zulks in samenwerking met de Sicher heitspolizei voorzover deze bij haar algemene bestrijding van de illegaliteit op groeperingen stuitte die op de gebieden van spionage en 'pilotenhulp' actief waren. Bij tijd en wijle werd evenwel tegen Nederlanders ook opgetreden door de Feldgendarmerie (de Duitse militaire politie) die nogal eens betrokken was bij het controleren van persoonsbewijzen; vooral bij grote acties (razzia's en het optreden tegen demonstranten en stakers) werd ook de Ordnungspolizei, de 'Grüne Polizei', ingeschakeld, soms ook de Waffen-SS, en van de herfst van '44 af de Wehrmacht.
XCNaast de Duitse politie-organen was er de Nederlandse politie. Haar werd, zoals wij eveneens reeds in deel a uiteenzetten (hoofdstuk IS, in de paragraaf 'Beleid van de politie'), in '40 en begin' 41 uitdrukkelijk door haar Nederlandse superieuren voorgeschreven dat zij alle gevallen van tegen de bezettende overheid gerichte actie aan de Sicherheitspolizei moest doorgeven voor het centraliseren van de gegevens werd toen zelfs een apart, onder de Amsterdamse procureur-generaal mr. dr. J. A. van Thiel ressorterend bureau opgericht, hetwelk evenwel in maart' 41 door Lages, hoofd van de Aussel1 stelle der Sicherheitspolizei und des SD in Amsterdam, opgeheven werd. Dat laatste betekende niet dat de Nederlandse politie nadien geen activiteit meer mocht ontplooien die de bezetter te stade kwam. Speciaal bij het uitvoeren van grote arrestarie-acties en bij het uit hun woningen halen van Joden (en, in mei '44, van enkele honderden Zigeuners) werd steeds de Nederlandse politie ingeschakeld. Talrijke Nederlandse politiekrachten verrichtten deze en dergelijke taken met grote weerzin, hetgeen uiteraard aan de bezetter niet onbekend bleef; hij vormde dan ook in de loop van '41-'42 vooral in de grote stedelijke korpsen aparte formaties (de 'foute kernen', zoals wij ze genoemd hebben), hoofdzakelijk bestaande uit NSB'ers en andere proDuitse elementen. Die 'foute kernen' bewezen hem uit volle overtuiging handen spandiensten. Een aantal van hun leden werd zelfs rechtstreeks onder functionarissen van de Sicherheitspolizei geplaatst: zij kenden het Nederlandse milieu veel beter dan de Duitsers en hun medewerking werd door de Sicherheitspolizei als onontbeerlijk beschouwd. Vermeld zij overigens dat ook niet-Teute' politiemannen de Sicherheitspolizei belangrijke diensten bleven bewijzen - wij herinneren slechts aan de medewerking welke de Haagse en de Rotterdarnse politie eind '42-begin '43 verleenden bij het
oprollen van de Nederlandse Volksmilitie. Vooral evenwel na de AprilMeistakingen van '43 nam het passieve verzet bij de Nederlandse korpsen toe, eind' 43-begin '44 werden er zelfs op een totaal van ca. twintigduizend politiemannen: staatspolitie (zoals zij toen heette) èn marechaussee, per maand drie- tot vijfhonderd wegens onbetrouwbaarheid ontslagen.
XCHoeveel Nederlanders in totaal door of in opdracht van Duitse instanties tijdens de bezetting gearresteerd zijn, weten wij niet. Omtrent het Devisen schutzlsommando (dat vooral actief was tegen Joden die geldswaarden achtergehouden hadden) en omtrent de Abwehr ontbreken alle cijfers; de Abwehr heeft overigens na de eerste acties die zich tegen personen richtten die vóór de Duitse invasie spionage tegen Duitsland bedreven hadden, stellig nog vele honderden gearresteerd. Van de Sicherheitspolizei kennen wij slechts het precieze aantal arrestanten in het jaar' 42: tienduizendnegen-en-zestig, en dat cijfer moeten wij zo interpreteren dat het louter op diegenen sloeg die wegens politieke of criminele delicten op last van de Sicherheitspolizei van hun vrijheid beroofd waren (de ter deportatie opgehaalde Joden vielen er buiten). Extrapoleren wij dat cijfer met betrekking tot de overige bezettingsjaren, dan is, mede in het licht van enkele andersoortige gegevens, misschien de schatting verantwoord dat het totaal-aantal arrestanten van de Sicherheitspolizei van de orde van grootte van zestigduizend is geweest.'
XCDat deze Sicherheitspolizei haar taak over het algemeen fanatiek en meedogenloos uitvoerde, is in vorige delen al gebleken en zal bij uitstek in dit deel opnieuw blijken - overigens óók in deel 10, want speciaal in de laatste bezettingswinter heeft de Sicherheitspolizei, versterkt met uit België gevluchte 'SD'-ers, een ware terreur tegen de illegaliteit ontketend. Wat de periode tot september' 44 betreft, mag misschien gezegd worden dat van de zes Aussert stellen der Sicherheitspolizei und des SD die het land kende: Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Arnhem, Den Bosch en Maastricht (in Den Haag nam het bureau van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD de functie van Aussenstelle waar) alleen de Aussenstellen te Arnhem en Den Bosch zich enige matiging plachten op te leggen. In de overige Aussenstellen werd deUntersuchungshilftlinge
1 Bij een totaal van 10 069 arrestanten in het jaar' 42 waren er op 8 november' 42 7 277 arrestanten die voor de in gevangen zaten. Per 10 december '40 resp. 16 november '41 waren er 645 resp. 3 338 van die daarmee corresponderen wellicht in resp. '41 I 000 resp. 4 500 arrestanten. Eind december' 43, resp. eind december' 44 waren er naar schatting II 000, resp. 18 000 van de en hiermee zouden in '43 IS 000, in '44 24 000 arrestanten kunnen corresponderen. Wij schatten tenslotte dat de in de maanden januari t.e.m. april '45 nog eens 4 000 personen gearresteerd heeft.
toon door fanatieke Nazi's aangegeven en daar waar de chef persoonlijk minder fanatiek was (men kan aan Groningen denken waar B. G. Haase aan het hoofd van de Aussenstelle stond), was het een van zijn ondergeschikten (in Groningen de beruchte R. W. Lehnhoff) die aan de gehele staf de door de Haagse superieuren gevergde 'hardheid' oplegde.
XCOnder die superieuren nam het hoofd van de Abteilung IV (Gegner bekämpfung) van de staf van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD de centrale plaats in: dat was, sinds begin '41, SS-Sturmbannführer en Regierungerat Erich Deppner, 'een Nazi in hart en nieren', aldus een Nederlandse politieman die hem goed gekend heeft.' Wel waren er op lagere plaatsen in het apparaat vooral in '44 en '45 enkele functionarissen die, kennelijk rekening houdend met de waarschijnlijkheid van Duitslands nederlaag, met matiging optraden", of zelfs, als de Duitser H. C. C. Blumenthal in Amsterdam (hoofd van de Sicherheitsdienst in de provincies NoordHolland en Utrecht), af en toe waarschuwingen doorgaven aan de illegaliteit, maar dit waren hoge uitzonderingen. En wat het feit betreft dat sommige functionarissen (onder hen twee van Deppners medewerkers die nauw bij het Englandspie! betrokken waren: J. Schreieder en H. K. O. Haubrock) zich persoonlijk van het mishandelen van arrestanten onthielden: dat paste geheel in het Duitse systeem. De 'SD' had niet alleen ranselaars nodig maar ook medewerkers die, met 'redelijkheid' optredend, een maximum aan bekentenissen uit de arrestanten wisten te krijgen.
XCOnmiddellijk na de Duitse invasie begon zij met het arresteren van meer dan honderd illegaalons land binnengekomen Duitse emigranten en van Nederlanders die in de vooroorlogse jaren of in de neutraliteitsperiode contact hadden gehad met oppositionele kringen in Duitsland. In september ,40 vond nog een aparte actie plaats tegen functionarissen en leden van de Kommunistische Partei Deutschlands die in ons land een schuilplaats gevonden hadden. Toen waren evenwel ook al tal van andere acties van de Sicherheits polizei uitgevoerd. Zo bleef het doorgaan: geen vorm van verzet of van illegaal werk is er geweest (wij hebben ze in ons vorige deel in hoofdstuk 8 opgesomd, in de paragrafen 'Verzet en illegaliteit' en 'illegale werkers') die niet met talrijke arrestaties gepaard is gegaan.
XCGearresteerd zijn demonstranten op verjaardagen van leden van het koninklijk huis, personen die (in '40 en '41 kwam dat vaak voor) nationale 'symbolen' gedragen, en personen die aan de drie grote stakingen deelgenomen hadden: de Februaristaking van '41, de April-Meistakingen van '43 en de op 17 september' 44 afgekondigde Spoorwegstaking.
XCGearresteerd zijn tallozen die zich, elk op hun wijze, tegen de gelijkschakelingspolitiek van de bezetter verzet hadden: bestuurs- en kaderleden van de democratische politieke partijen, van de Nederlandse Unie, van de vakbonden, soms ook van de protestantse schoolbesturen, en voorts predikanten en geestelijken die in het openbaar van hun weerzin jegens het nationaal-socialisme getuigd hadden, alsmede Jehova's Getuigen.'
XCGearresteerd zijn jongeren die geweigerd hadden hun arbeidsdienstplicht na te komen, studenten die de loyaliteitsverklaring niet hadden willen afleggen, en gewone burgers die hun radiotoestel niet ingeleverd hadden.
XCGearresteerd zijn (maar slechts in weinige gevallen) voormannen van het bedrijfsleven die tegen de excessieve exploitatie van Nederland protest hadden aangetekend, en talloze andere vooraanstaanden uit de samenleving wier anti-Duitse gezindheid aan de bezetter bekend was (uit hun rijen werden de groepen gijzelaars gevormd die wij in het vorige hoofdstuk behandelden).
XCGearresteerd zijn personen die daden van geweld tegen individuele Duitsers bedreven hadden, die in het bezit waren van wapens, munitie en explosieven, die naar verboden zenders hadden geluisterd, die voor verboden politieke partijen werkzaam waren geweest, die illegale publikaties21
1 Volgens de groep zelf zijn in ons land ruim vijfhonderd Jehova's Getuigen gearresteerd van wie ruim honderd in de concentratiekampen omgekomen zijn.
onder zich hadden, of die de Z.g. spertijd hadden overtreden dan wel verboden gebied betreden hadden.
XCGearresteerd zijn deelnemers aan het illegale werk in al zijn talrijke manifestaties: de geheime activiteit van de kerken, van de protestantse scholen, van de hoogleraren, de studenten en de artsen, van de 'politieke' comités, van de Ordedienst en overeenkomstige organisaties.
XCGearresteerd zijn personen die betrokken waren bij de illegale pers en de illegale bellettrie, bij de spionage, de sabotage, de 'pilotenhulp', de hulp aan onderduikers, het falsificatiewerk, de activiteit van de illegale CPN, van enkele revolutionair-socialistische formaties, van vier illegale organisaties met een 'algemene' taak (de TD-groep, het Nationaal Comité van Verzet, de Centrale Inlichtingendienst en het Nationaal Steunfonds) en van de Binnenlandse Strijdkrachten.
XCGearresteerd zijn voorts 'individuele' saboteurs, al of niet ondergedoken 'weigeraars' van de arbeidsinzet en 'contractbrekers' , personen die geweigerd hadden te 'spitten' voor de Wehrmacht, Joodse onderduikers C.q. Joden die in andere opzichten de voor hen geldende bepalingen overtreden hadden, personen die onderduikers gehuisvest hadden, en allen wier poging, het land illegaal te verlaten, mislukt was.!
XCNog zijn wij er niet. Gearresteerd door of in opdracht van de bezetter zijn óók (wij komen nu tot de 'economische gevangenen') tallozen die diefstal ten nadele van een Duitse instantie bedreven hadden (veelal was dat de Wehrmacht) of die zich schuldig hadden gemaakt aan grootscheepse diefstal van distributiebescheiden of aan grootscheepse zwarte handel dan wel aan het elandestien slachten van een groot aantal stuks vee of varkens. 2
XCGelijk gezegd: hoeveel personen in totaal om al deze redenen gearresteerd zijn, weten wij niet. De orde van grootte van het totaal-aantal arrestanten van de Sicherheitspolizei gaven wij eerder aan als zestigduizend - hiervan heeft, zo vermoeden wij, een kwart uit illegale werkers bestaan: vijftien
1 Aan de vielen in de eerste twee bezettingsjaren bijna honderdtwintig Engelandvaarders in handen, nadien tot eind '43 nog enkele tientallen. 2 Deze delinquenten moesten sinds de herfst van '41 via de Rijksrecherchecentrale aan de overgedragen worden, nl. aan het z.g. dat aan die centrale toegevoegd was. Dat was bijvoorbeeld voorgeschreven wan neer één persoon (of meerdere personen tezamen) bij één gelegenheid meer dan IQ stuks vee elandestien geslacht hadden. Nadien werden die zaken door Nederlandse instanties die er mee te maken hadden (de Centrale Crisis-Controle-Dienst en de parketten van de economische rechters), vaak in verschillende zaken gesplitst zodat het cijfer boven de 10 in geen enkel proces-verbaal voorkwam. Hoe frequent deze vorm van verzet toegepast is, weten wij niet.
duizend. Zowel in de gevangenissen als in de concentratiekampen in ons land vormden de illegale werkers dus slechts een minderheid.
XCVergelijken wij nu de kategorieën gevangenen in Nederland met die in Duitsland, dan zijn er drie Duitse groepen bij welke wij nog even stil moeten staan: personen die verboden sexuele omgang hadden gehad met Poolse of Russische arbeiders of arbeidsters dan wel met krijgsgevangenen, personen die zich defaitistisch uitgelaten hadden, en homosexuelen. De eerste twee groepen ontbreken onder de arrestanten in ons land: er bevonden zich ten onzent geen Ostarbeiter of krijgsgevangenen en Seyss-Inquart was verstandig genoeg geweest om het uiten van twijfel aan Duitslands overwinning niet strafbaar te stellen. Wat de homosexuelen betreft: enkelen hunner zijn in ons land opgepakt en naar concentratiekampen gestuurd, maar, anders dan in Duitsland, is van een systematische vervolging van deze groep geen sprake geweest, zij het dat wellicht wel plannen in die richting bestaan hebben.
XCNiet alleen zijn de totaal-cijfers der gevangenen onbekend, maar wij weten evenmin hoe zij over de verschillende, in het voorafgaande vermelde kategorieën verdeeld waren. Alleen voor het jaar '42 en voor de situatie medio augustus '44 hebben wij gegevens. Het "[ahresbericht 194/ van de serie "Meldungen aus den Niederlanden' geeft namelijk de volgende onderverdeling van de in dat jaar gearresteerde IO 069 Nederlanders: 'wegen Zugehörigkeit und Betatigung in nationalen Widerstandsorganisationen' (hier viel stellig de OD onder): 89I; 'wegen Betátigung isn iuarxistischen' (socialistische en revolutionair-socialistische) 'und kommunistischen Sinne' : 950; 'wegen sonstiger reichsfeindlicher Betátigung, z.B. unbefugten Wajfenbesitz, Feindbegünstigung, Beleidigung und tatliche Angrijfe auf Deutsche, Abhoren und Verbreitung der Nachrichten auslandischer Sender usur,': 8 228 (met inbegrip van 309 die wegens spionage ter dood of tot lange gevangenisstraffen veroordeeld waren) - met ziet: afgezien nog van het vage 'usw' biedt de onduidelijke aanduiding van die veruit grootste groep (8 228) geen enkel houvast. Wij moeten voorts wel aannemen dat in die grootste groep ook de economische gevangenen vervat zijn, al worden zij met geen woord vermeld.
XCDe cijfers die de situatie medio augustus' 44 aangeven, komen straks ter sprake. Daarop vooruitlopend geven wij hier slechts weer dat de Sicherheits polizei toen ruim. 15 000 Nederlandse gevangenen in handen had die zich hetzij in gevangenissen, hetzij in concentratiekampen bevonden.
XCBij het beantwoorden van die vraag was de Sicherheitspolizei volstrekt soeverein, zij het dat soms ook Seyss-Inquart en Ranter bepaalde aanwijzingen gaven. Rauter deelde bijvoorbeeld begin september '41 aan Harster mee dat Rimmler zijn voorstel goedgekeurd had, 'dreitausend bis viertaasend wenn mäglich 18-35-jährige Kommuntsten und Juden nack Mauthausen ahzu transportieren.' Met die maatregel was Seyss-Inquart, aldus Rauter 'einver standen'", maar, zoals wij in deel 5 uiteenzetten (hoofdstuk 9, in de paragraaf 'De illegale CPN'): Harster niet. Rij liet uitsluitend Joden naar Mauthausen sturen en zond de communisten in de regel naar Buchenwald of Neuengamme. Seyss-Inquart op zijn beurt bepaalde in mei '44 dat 'die leichteren Pälle des Schwarzhandels' zes maanden in Vught opgesloten moesten worden ('die schu/ereren und besonders schweren Pälle' moesten voor het Duitse Ober(HSSuPF,
1 Rondschrijven, 5 sept. 1941, van Harster 53a). 2 Notitie, 5 sept. 1941, van Rauter aan Harster (a.v., lad).
gericht komen) en dat men de 'weigeraars' van de arbeidsinzet en de 'contractbrekers' of via Amersfoort voor de duur van drie tot vier maanden in een Arbeitserziehungslager moest onderbrengen of, 'in einem schuieren Fall', 'for die Dauer von 6 Monaten in ein Konxentrationslager im Reich'1 - interessant aan dit stuk is in de eerste plaats dat de Sicherheitspolizei al geruime tijd ontduikers van de arbeidsinzet via het concentratiekamp Amersfoort naar Ar beitserziehungslager had overgebracht en dat het Obergericht al tal van zwarthandelaren tot zware straffen had veroordeeld, zelfs tot de doodstraf. Een en ander onderstreept, menen wij, dat de beslissingen ten aanzien van de vervolging in de eerste plaats beslissingen van de Sicherheitspolizei geweest zijn: zij maakte de wet uit.
XCDat deed zij vaak met verregaande slordigheid. De socialist J. Engels, gearresteerd na afloop van een illegale bespreking van leden van de SociaalDemocratische Arbeiderspartij, trof begin '44 in Vught twee jonge mensen aan die opgepakt waren omdat zij op verzoek van een ondergedoken Jood getracht hadden, papieren uit diens huis weg te halen 'een der beide vrienden werd na drie maanden vrijgelaten, de ander zat, toen ik hem sprak, al acht maanden in Vught ... Honderden zaten vast omdat zij, door de arbeidsbeurs' opgeroepen voor werk in Duitsland, waren ondergedoken ... Zij werden aangeduid als werkweigeraars. Soms zaten zij één of twee jaar vast, terwijl anderen meteen na hun arrestatie naar Duitsland werden gezonden en daar vaak als vrije arbeiders werkten."
XC'Over het algemeen was de enige regel', aldus een gevangene uit Amersfoort, ir. A. Lely (van augustus' 43 tot mei' 44 aldaar opgesloten wegens hulp aan een Joodse onderduiker), 'dat er geen regel was. ]odenbegunstigers zaten van vier tot negen maanden en bij sommigen hadden ze thuis allerlei in beslag genomen, bij anderen niet. Een verborgen radio deed zes tot acht maanden, maar ook daar waren gevallen, waar ze praktisch alles in beslag genomen hadden, in andere gevallen helemaal niets. Er zaten ook mensen, die in Schiedam 1 minuut na 8 uur op hun balkon geweest waren." Voor alles en nog wat zat er, tot werkelijk zuivere vergissingen toe, die dan na zes tot tien weken opgehelderd werden en naar huis gingen. De 'SD'Notitie,meivanKrug voor Wimmerd).Bedoeld is: het gewestelijk arbeidsbureau. • J. Engels:p.'Herhaaldelijk gebeurde het dat als reactie op verzetsmanifestaties plaatselijk gedurende enkele weken een aparte 'spertijd' afgekondigd werd.
1 II 1944, 12 a (1945), 89-90.
man, die je oppakt en je z.g. 'Sachbearbeiter' is, schijnt een straf voor te stellen, die meestal bekrachtigd wordt en dus hangt het vooral van zijn luim af. Wij meenden wel te kunnen opmerken, dat van een bepaald district de straffen meestal inclusief gevangenis zes tot acht maanden waren, van een ander exclusief gevangenis.' Hilbert uit Den Haag, die mij oppakte, deelde meestal exclusief gevangenis uit.
XCOverigens ben ik niet eens gestraft! Want na mijn thuiskomst heb ik op de 'SD' een papier getekend, waarop stond: 'Sie sindjetzt polizeilichgewarnt. Wentz Sie wieder einmal dasselbe vornehmen, so wetden Strafmassnahmen gegen Sie veranlasst werden.' Ja, 't is maar een weet!"
XCInderdaad, bij de Sachbearbeiter lag in de regel in feite de beslissing wat met een bepaalde gevangene diende te geschieden. In ernstige gevallen (illegale werkers waren steeds ernstige gevallen) was zijn belangrijkste beslissing of de gevangene door een Duitse civiele, militaire of SS-rechtbank berecht dan wel 'obgetrennt' zou worden.ê Abtrennung, die ook voor 'lichte' gevallen mogelijk was, betekende voor de 'zware' overbrenging naar een coneentratiekamp in Duitsland: als Schutzhäftling. Het Reichssicherheitshauptamt moest, zoals wij in hoofdstuk I uiteenzetten, die Schutz haft opleggen, hetzij voor een bepaalde periode, hetzij voor onbepaalde tijd. Wat de coneentratiekampen in Nederland betrof, werd meestal op de beslissingen uit Berlijn niet gewacht: de Sicherheitspolizei deed alsof het voorstel al goedgekeurd was. Het 'officiële'Schutzhaftlager Vught werd dan ook, geheel buiten het Reichssicherheitshauptamt om, goeddeels gevuld met 'Iichte' gevallen, maar voor de 'zware' was contact met het Reichssicherheitshauptamt nodig: dat was de centrale instantie die de transporten naar de verschillende concentratiekampen in Duitsland regelde.
XCNagenoeg alle gevangenen uit het concentratiekamp Amersfoort werden in januari '43 naar het nieuwe concentratiekamp Vught overgebracht. Amersfoort werd evenwel in de zomer van '43 weer in volle omvang in
1 Bedoeld wordt: geen gevangenisstraf maar opsluiting in een concentratiekamp. • A. Lely: 'Herinneringen aan de tijd van 24 juni 1943 - 15 mei 1944' (1944). 3 Er hebben zich talrijke gevallen voorgedaan waarbij alsnog tot be sloten werd, terwijl het Duitse openbaar ministerie al bezig was zich in de zaak te verdiepen, ja soms terwijl het proces al gaande was. Binnen het Duitse apparaat sloeg het begrip louter op diegenen die al aan een rechtbank over gedragen waren; wij geven het een ruimere inhoud.
gebruik genomen. 'Es ist beabsichtigt', aldus een door Deppner uitgegeven Merkblatt, 'alle Häftlinge in das Lager einzuweisen, für die Schutzhaft bis zu 6 Manaten beantragt wird. Insbesondere ist es für künftige Aktionen und die vom Hoheren SS- und Polizeijuhrer angeordneten Razzien' (de razzia's op onderduikers) 'als Sammelstelle in Anspruch zu nehmen ... Das Lager ist also als Durchgangslager jur kurzfristig einzuweisende Häftlinge zu betrachten, wahrend in das KL 's-Hertogenbosch' (dat was de officiële naam van het kamp Vught) 'nur Häftlinge eingewiesen werden, jur die eine langfristige Schutzha}t vorgesehen ist' (in feite kwamen in Vught ook kurzfristige Schutzhäftlinge terecht). Het kamp Amersfoort zou, aldus Deppner, in zijn nieuwe functie niet als 'Kon zentrationslaget' aangeduid worden (dan hoorde het onder het SS- Wirt schafts- und Verwaltungshauptamt te ressorteren, hetgeen niet de bedoeling was), maar als 'Erweitertes Polizeigefängnis Amersfoort'. 'Die a11fallendel1 Hájtlinge, für die Schutzha]: bis zu 6 Monaten vorgesehen ist, sind', zo eindigde Deppner, 'dem 'Erweiterten Polizeigejángnis Amersfoort' endgültig zueufuhren. Darunter fällt insbesondere ]udenbegünstigung, Schwarzhandel und Arbeits vertragsbrucli.? Werden helpers van Joden, zwarthandelaren en 'contractbrekers' dan niet ook in Vught opgesloten? Bepaald wèl. De groei van de aantallen arrestanten maakte het de Sicherheitspolizei eenvoudig onmogelijk, haar eigen richtlijnen aan te houden.
XCWij merken hierbij nog op dat Amersfoort de functie behield die het vóór januari '43 al gehad had: detentie-oord van gevangenen wier zaak nog in onderzoek was (Polizeihäftlinge). Diezelfde functie kreeg Vught in juli' 43 : er werd toen een apart kampgedeelte, het Polizei- of 'SD'-Lager, in gebruik genomen en op 7 juni '44, daags na de Geallieerde invasie van Normandië, werden door de Duitsers, die blijkbaar bevreesd waren voor Geallieerde landingen op de Nederlandse kust, alle gevangenen uit de Scheveningse Cellenbarakken (allen Polizeihäftlinge) naar dat Polizeilager overgebracht. De Cellenbarakken stonden toen leeg.
XCDrie maanden later bevonden er zich weer duizend nieuwe gevangenen.
XCMen mag misschien aan deze schaarse gegevens de conclusie verbinden dat de Sicherheitspolizei wèl bepaalde richtlijnen bezat voor de straffen die aan arrestanten opgelegd moesten worden, en in dat kader ook getracht heeft, de concentratiekampen Amersfoort en Vught elk een specifieke functie te geven, maar dat er van al die voorgenomen orde en regelmaat maar weinig terechtgekomen is. Dat mag geen verbazing wekken. Los nog van het feit dat de groeiende omvang van het verzet, van het illegale werkDeppner
1 jo juli 1943, van E, 53a).
en, niet te vergeten, van de economische criminaliteit tot een overstelpend aantal arrestanten leidde, moet, dunkt ons, in het oog gehouden worden dat wie zich boven de wet stelt, er geen sterke behoefte aan heeft, regels, welke ook, in acht te nemen.
XCOver de Duitse berechting komen wij in dit hoofdstuk nog te schrijven hier willen wij louter de al genoemde Abtrennung behandelen, d.w.z. de besluiten van de Sicherheitspolizei om van bij een en dezelfde zaak betrokken en dus bij elkaar behorende arrestanten slechts een deel te laten berechten en de overigen zonder enige berechting te straffen door opzending naar een concentratiekarnp in Nederland of in Duitsland. Cijfers die duidelijk maken of er althans een denkbeeld van geven, hoeveel economische gevangenen zijn abgetrennt, zijn niet bewaard gebleven. Van de Abtrennung van politieke gevangenen, speciaal dan van illegale werkers, weten wij iets meer. Zo werd, gelijk wij reeds aan het slot van deel 4 vermeldden, begin' 41 tegen drie-enveertig leden van de Geuzen-groep een proces gevoerd, maar honderdzevenen-vijftig werden abgetrennt en voor onbepaalde tijd naar Buchenwald gezonden, waar drie-en-vijftig hunner omgekomen zijn. Wij weten voorts dat zich, op een geschat totaal van 4 500 arrestanten van de Sicherheitspolizei in het gehele jaar '41, kort voor het einde van dat jaar, nl. op 14 december, I 805 gevangenen in Nederlandse gevangenissen bevonden die daar 'zur Vorbereitung eines Strajoerjahrens' vastgehouden werden; op diezelfde datum bevonden zich, op grond van een Schutzhaftbefehl, 1 104 gevangenen in een concentratiekamp in Duitsland dan wel in het kamp Amersfoort: die waren dus abgetrennt, In '42 arresteerde de Sicherheitspolizei, zoals reeds vermeld, 10069 Nederlanders. Op 8 november '42 waren er 1461 Nederlandse gevangenen in de concentratiekampen in Duitsland, terwijl voorts op die datum 3 773 personen "zur Vorbereitung eines Strafverfahrens' in Nederlandse gevangenissen zaten.
XCWat het jaar '43 betreft, weten wij slechts dat de Sicherheitspolizei op 9 mei 5 391 'Häftlinge zur Vorbereitung eines Strafverfahrens' in handen had, en dat op die datum 2 124 Nederlandse Schutzhäftlinge in concentratiekampen in Duitsland nog in leven waren; het totaal-aantal gevangenen van de Sicherheitspolizei bedroeg toen 8 629.
XCVijftien maanden later was dat totaal-aantal bijna verdubbeld. Hetnummer van de 'Meldungen aus den Niederlanden' d.d. 15 augustus '44 is namelijk bewaard gebleven en in dat nummer (het is de enige ons bekende indeling
van dien aard) wordt het totaal-aantal gevangenen: 15252, zowel gesplitst naar kategorieën als naar verblijfplaatsen.' Wij maken er op attent dat de gevangenen die aan Duitse rechtbanken overgedragen en al of niet berecht waren, alsmede de in Westerbork opgesloten Joden en de nog in leven zijnde gedeporteerde Joden en Zigeuners buiten dat totaal-aantal vallen. De gegevens zijn belangrijk genoeg om ze in een aparte tabel (Tabel VII op pag. 226-227) op te nemen.
XCWij maken bij deze tabel de volgende opmerkingen. Allereerst: men houde in het oog dat zij een momentopname biedt. Zij toont ons hoeveel personen op 13 augustus '44 in de kartotheken van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD als (nog levende) gevangenen vermeld stonden: gevangenen van de Sicherheitspolizei. Met de gedeporteerde Joden en Zigeuners en met de aan de Duitse justitie overgedragen politieke en economische gevangenen had de S icherheitspo lizei in Nederland niets meer te maken.
XCVoorts is het opvallend dat er op een totaal van 9 808 gevangenen-zonder Schutzhaftbefehl 2 202 waren (ruim 22 %) die men als economische of 'normale' criminele gevangenen beschouwen moet. Daarbij valt te bedenken dat de Untersuchungshajt van de economische of 'normale' criminele gevangenen in de regel korter duurde dan die van de politieke gevangenen.
XCDan: de grote groep van de 5 609 personen die wegens illegaal werk 'und sonstige gegen die Besatzungsmacht gerichtete Tätigkeit' gevangen zaten, sloot het overgrote deel van de 3 152 gevangenen in het concentratiekamp Amersfoort in: dat waren voor wellicht twee-derde 'weigeraars' van de arbeidsinzet c.q. 'contractbrekers' , t.w. personen die zonder verlof hun werk in Duitsland in de steek gelaten hadden dan wel, met verlof in Nederland, niet naar hun werk teruggekeerd waren.
XCVerder: onder 'Verstoss gegen judenverordnungen' vielen zowel Joden als niet-Joden: Joden die als gegrepen onderduikers op 13 augustus '44 nog niet aan Westerbork overgedragen waren, en niet-Joden die bijvoorbeeld Joodse onderduikers gehuisvest hadden of in het bezit van Joodse eigendommen waren aangetroffen.Nederlandse
1 Hoeveel gevangenen van de justitie medio augustus '44 in Neder landse detentie-oorden opgesloten waren, d.w.z. in de 'Nederlandse' afdelingen van de Huizen van Bewaring en Strafgevangenissen en in de noodgevangenissen die in '42 en '43 in gebruik genomen waren (het Lloyd-Hotel in Amsterdam, een ont ruimd weeshuis in Gouda, enkele kampen in de Noordoost-polder, een kamp bij Venray en het fort Spijkerboor bij Utrecht), is niet bekend. In september '42 waren het bijna 7750 geweest, eind '43 ca. IQ 700 wellicht was dat laatste cijfer medio augustus '44 tot ca. I2 000 gestegen.
Tabel VII: Gevangenen van de "Sicherheitspolizei' d.d. 13 augustus 1944 Gesplitst naar kategorieën A. 'Schutzhäftlinge' I. Schutzhäftlinge in concentratiekampen in Duitsland mannen: 2 867 vrouwen: 218 2. Schutzhäftlinge in het concentratiekamp Vught mannen : I 137 vrouwen: 338 B. 'Geiselhäftlinge' I. Indische gijzelaars ('De Ruwenberg') 2. represaille-gijzelaars! (concentratiekamp Vught) 3. anti-verzet-gijzelaars ('Beekvliet')
XCC. Gevangenen zonder 'Schutzhaftbefehl' I. wegens zwarte handel en clandestien slachten: II 8 2. wegens diefstal en andere criminele delicten: 2 084 3. wegens illegaal werk 'und sonstige gegen die Besatzungsmacht gerichtete Tätigkeit': 5 609 4. wegens overtreding der [udenverordnungen: I 997
XCD. Civiel-geïnterneerden (t.w, Amerikaanse en Engelse mannen in het Internierungslager Tost bij Gleiwitz en Engelse vrouwen in het Internierungslager Liebenau aan het Meer van Konstanz) 1475 154 19 2 II6 9808 4 22 Gesplitst naar verblijfplaatsen
XCA. Concentratiekamp Vught (mannengedeelte) I. Schutzhaftlager I 137 2. Polizeilager 207 3. Geisellager I9 2 I 536
1 Deze gijzelaars, ook wel 'strafgijzelaars' genoemd, werden genomen als wraak wegens bepaalde illegale acties.
Concentratiekamp Vught (vrouwengedeelte) 1. Schutzhaftlager 33 8 2. Polizeilager 80 3. Geisellager III B. Concentratiekamp Amersfoort C. Lager St. Michielsgestel D. Lager Haaren E. Polizeigefängnis Scheveningen (Cellenbarakken) F. Polizeigejángnis Amsterdam (Huizen van Bewaring I en II) G. Polizeigejángnis Rotterdam (Huis van Bewaring) H. Andere Nederlandse gevangenissen 1. Concentratiekampen in Duitsland J. Intemietungslager Tost en Liebenau 3 15 2 361 520 266 4 2 45 3 085 4 22 IS 252
XCEn tenslotte wijzen wij er op dat, wanneer zich, zoals eerder vermeld, op 9 mei' 43 2124 Nederlanders in concentratiekampen in Duitsland bevonden en op 13 augustus' 44 3 085, dit uiteraard niet betekent dat tussen die twee data slechts 961 Nederlanders naar die concentratiekampen overgebracht waren. Slechts één conclusie is verantwoord: er waren, althans volgens de officiëleDuitse gegevens, medio augustus' 44 in die karnpen 961 Nederlanders méér in leven dan zestien maanden tevoren. Velen waren in de kampen tussen 9 mei '43 en 13 augustus '44 als gevolg vanhlmAbtrenmmg om het leven gekomen. Wij zullen hier nog de nodige cijfers voor geven.
XCUit opgaven in de "Meldungen aus den Niederlanden' is nauwkeurig bekend, hoeveel Untersuchungshájtlinge 'an die Gerichte abgegeben' (en dus niet abgetrennt) werden invan deweken die verliepen tussenjanuari endecemberhet waren erIn het gehele jaarzijn dus vermoedelijk omstreeksgevangenen 'an die Gerichte abgegeben': per
43 50 II 28 '41: 2 153. '41 2 500
sonen die in '41 maar stellig ook velen die in '40 door de Sicherheitspolizei gearresteerd waren.
XCMet betrekking tot de gearresteerde leden van een aantal illegale groepen weten wij precies welke omvang de Abtrennung had. Het 'Jahresbericht 1942' van de Sicherheitspolizei und SDI bevat die gegevens namelijk voor de OD, de Leeuwengarde, de Oranjegarde, de sabotagegroep van de Delftse meubelfabrikant K. Koet en de groep 'Door Eenheid Victorie'. 2 Deze vijf groepen hadden in totaal vóór 31 december '42 (d.w.z. ten dele in '42, ten dele in '41) 663 arrestanten opgeleverd (daarvan de OD alléén 457); van die 663 waren 286 vrijgelaten (uit de OD: 183) en was de zaak van II2 nog in onderzoek (OD: 84). Abgetrennt, d.w.z. naar concentratiekampen in Duitsland gezonden, waren 92 gevangenen (50 OD' ers), en de resterende 173 gevangenen (140 OD'ers) waren berecht. Van die 173 waren 40 tot gevangenisstraffen veroordeeld (28 OD' ers) en tegen 133 (II2 OD' ers) was een doodvonnis geveld; 96 doodvonnissen waren uitgevoerd, alle met betrekking tot OD' ers. De lezer zal wellicht in dit geval het Abtrennungs-percentage (er waren 92 Abgetrennten op een totaal van 265 personen, in wier gevallen, de vrijgelatenen uitgezonderd, een beslissing genomen was) nogallaag vinden: ruim 34%, maar daarbij moet bedacht worden dat het beeld dat deze cijfers geven, scheefgetrokken is doordat kennelijk beslist was dat een zo groot mogelijk aantal leden van de omvangrijkste groep, de OD, niet abgetrennt maar berecht moest worden.
XCBij andere kategorieën arrestanten, vooral bij communisten, werd de omweg via de berechting vermeden. Een typerend voorbeeld vermeldden wij al in deel 5 (hoofdstuk 9, in de paragraaf'De illegale CPN'). Begin' 42 had Lages in Amsterdam ca. honderd communisten in arrest aan wie slechts ten laste gelegd kon worden dat zij communistische pamfletten verspreid hadden; hij had, berichtte hij toen aan Harster, het personeel niet om die honderd 'gerichtsfertig machen zu lassen', maar daar had hij een oplossing voor gevonden: hij had het Reichssicherheitshauptamt voorgesteld, alle honderd naar concentratiekampen in Duitsland over te brengen." 'Wij nemen aan', schreven wij in deel 5, 'dat het RSHA daar van harte mee instemde:
XC1 'Meldungen aus den Niederlanden, Sonderberitht: jah.resbericht 1942', p. 9-12. 2 Dit was een onduidelijke verzetsgroep uit Rotterdam-Schiedam die, schijnt het, de creatie was van een Rotterdamse oplichter: hij zamelde geld in dat, naar hij beweerde, voor familieleden van zeevarenden en voor de aankoop van wapens bestemd was; enkele van de 'leden' hadden ook zelf wapens, waaronder negentiende-eeuwse sabels, in hun bezit. 3 Telexbericht, 25 jan. 1942, van W. Lages aan W. Harster (HSSuPF, 163c).
XCAbtrennung was de simpelste methode - een methode ook die, al kenden zij de term niet, aan alle illegale werkers bekend was. Zij wisten dat kameraden uit hun groep na arrestatie berecht en dan tot de doodstraf of tot gevangenisstraf veroordeeld waren, maar zij wisten óók dat vele anderen zonder vorm van proces naar de beruchte concentratiekampen in Duitsland waren gestuurd.
XCElke arrestatie betekende dat het eigen leven op het spel stond, sterker nog: gegeven de verhoormethoden van de 'SD', óók het leven van anderen.
XCHoe of waar zij ook gearresteerd werden, voor de meeste illegale werkers was de arrestatie een traumatisch gebeuren. Zij hadden zich veelal wel aangewend, met die mogelijkheid rekening te houden, en toch: wanneer zij onverhoeds gegrepen werden, wankelde hun gehele bestaan. 'Halt, politie', kreeg Boellaard, commandant van de 'tweede' OD in Utrecht, te horen toen hij in mei '42 in Amsterdam door Nederlandse handlangers van de 'SD' gearresteerd werd. 'Twee pistolen', zo schreefhij na de bevrijding, 'zijn op mij gericht, ik ben geboeid voor ik het weet ... In een ouderwets boek van Jacob van Lennep of van Oltmans zou men lezen: 'En op dat moment waarop ik de boeien voelde, was het of de dood mij met zijn kille hand vastgegrepen had.' En zo was het, mijn bloed hamerde door mij heen. 'Het is voorbij. Je hebt nog maar kort te leven.' '1
XCDat zal bij velen wel de eerste reactie geweest zijn. Bij Floris Bakels, in april' 42 opgepakt als lid van de Leeuwengarde, kwam tegelijk onmiddellijk een wensgedachte naar boven: 'Ik krijg ... het gevoel dat me iets overkomt dat niet bij me past. Een vergissing van het lot. Een verkeerde wisselstand. Ik moet een eindje terug, en dan gewoon verder reizen'2 - neen: de knellende boeien waren een realiteit. Enkelen waren er die op het moment waarop zij gegrepen werden, door hun knieën zakten en niet meer de kracht hadden, te staan of te lopen - anderen bleven zelfs hun gevoel voor humor bewaren. Toen Willem Santema, lid van de Raad van Verzet, bij zijn arrestatie, eind december '43, de handen op de rug gebonden werden, dacht hij:
1 W. A. H. C. Boellaard: 'Memoires 1940-1945' (z.j.), p. 47-48 (Doc 1-128 A, a-I). 2 F. B. Bakels: (1977), p. 34.
'Nu gaat de Elfstedentocht beginnen'. 'Zelfs op de meest kritieke ogenblikken komt', schreef hij aan de Raad in een uit de gevangenis gesmokkelde brief, 'zoiets boven. Het is door onze Schepper bedoeld zeker om ons in evenwicht te houden.'!
XCAls absurd, ja aanstootgevend trof het menige arrestant dat hij, als hij niet meteen een 'SD' -auto ingeduwd werd, werd afgevoerd door straten of over pleinen waar landgenoten liepen die zich volmaakt onbewust waren van de nood waarin hij zich bevond. 'Ik werd', aldus na de oorlog W. J. Lina, gearresteerd wegens zijn lidmaatschap van een kleine illegale groep die o.m. aan de eerste onderduikers hulp verleende, 'op 30 augustus I94I' (zulk een datum bleef in het geheugen gegrift)
XC'door een paar 'SD'-agenten gegrepen in de Kalverstraat te Amsterdam. Ik werd nl. op mijn schouder getikt door een mijnheer, die naast mij kwam lopen en mij vroeg: 'Bent u die en die niet?' Ik keek eerst links, toen rechts, toen achter en toen voor mij, ik zag mij aan alle kanten ingesloten door kerels in burger met een zeer dreigend gezicht en hun rechterhand in hun colbertje gestoken; daar had ik het meeste respect voor. De knaap die naast mij was komen lopen, hield mij een legitimatie onder mijn neus, waarop stond dat hij 'SD'-agent was. Ik was ingesloten en kon niets anders doen als meelopen, men weet niet wat of dat is voor een gevoel, om geheel machteloos te zijn tegenover een stuk of vijf kerels die met de hand in hun zak liepen, terwijl er honderden mensen om mij heen liepen die toch allemaal voor het merendeel een intense haat aan de Moffen hadden. Ik kon niets zeggen, ik kon niets doen dan alleen maar stomweg meelopen, de schoft naast mij vertelde nog met een duivelse lach, dat ik nu zoet met hen mee moest lopen en geen gekheid uit moest halen door te knipogen tegen de voorbijgangers om de aandacht op mij te vestigen, want dan zou hij genoodzaakt zijn mij zonder pardon neer te schieten .
XC. . . Ik kon niet anders en moest mee blijven lopen. Ik trachtte het wel in langzamer tempo te doen om een mogelijkheid te vinden voor ontvluchting, maar dan werd mij iets hards in mijn rug geduwd en dan liep ik in godsnaam maar weer een beetje harder. En ik vroeg mij maar af: waarom helpen de honderden mensen nu niet die hier rondom mij heenlopen, deze mensen kunnen die paar kerels toch gemakkelijk hebben, waarom liet men mij nu maar aan mijn lot over, zij zagen toch dat ik geheel en al machteloos was. Neen, de mensen zagen het natuurlijk niet, ik was het alleen die er erg in had dat ik gearresteerd was door de'SD'.'2J.
1 Brief, z.d., van W. Santerna aan de Raad van Verzet, voorgelezen in de vergade ring van de Raad op 23 maart 1944 (RVV, re). 2W. Lina: 'De opdracht' (21 sept. 1945), p. 27-28 (Doc 1-1058, a-r).
XCVaak ging, ook als er geen verzet geboden werd, de arrestatie al met mishandelingen gepaard, hetzij binnenshuis, hetzij op straat, hetzij in de auto waarin men weggevoerd werd. Die auto, aldus een illegale werker uit Ulft, H. Cappetti, die bij hulp aan onderduikers betrokken was en in mei' 44 naar de Aussenstelle in Arnhem werd overgebracht, 'had zich nog maar nauwelijks in beweging gezet of ik mocht ondervinden dat ik aan de duivel was overgeleverd. Nooit van mijn leven zal ik het nette, bleke gezicht kunnen vergeten van de Hollandse 'SD' -man naast mij, met de loerende ogen en de intens gemene trekken 0111. zijn mond. De vent, ik schatte hem enige jaren ouder dan zijn slachtoffer, begon zijn sarren met mij een paar verraderlijke porren onder de geboeide onderarmen te geven, hetwelk een stekende scheurpijn tussen de schouderbladen veroorzaakte, omdat ik in een gekromde houding en met de handen geboeid op de rug zat. Daarna stelde hij allerlei vragen waarop ik geen antwoord verkoos te geven. Dit kostte mij enige brandende kaakslagen en toen ik hierdoor tot nog grotere halsstarrigheid werd aangespoord en mijn mond helemaal weigerde te openen, brulde de ellendeling: 'Hé zeg, je hoeft je niet zo stoer aan te stellen, we krijgenje toch wel klein!' en gaf me een daverende vuistslag in het gezicht, dat ik, geboeid als ik was, met mijn handen niet beschermen kon. Hoewel ik later aan verschillende nog lagere vernederingen weerstand heb moeten bieden, wekten deze nooit in die mate mijn woede en haat op als bij deze eerste gelegenheid. Als een ontzaggelijke, allesverterende vlam schoot de haat omhoog in mijn ziel en ik kreunde als een beest van ontzettende woede over deze mateloze belediging aan ziel en lichaam."
XCWerd men dan een Aussenstelle (of Aussenpostent der Sicherheitspolizei und des SD binnengevoerd (of, in Den Haag, de bureaus van de Bejehlshaber op het Binnenhof), dan kon het gebeuren dat men onmiddellijk verhoord werd, of dat men eerst een tijdlang in een gang met het gezicht tegen de muur moest staan (wee degene die zich bewoog: hij kreeg een trap, of zijn gezicht werd tegen de muur geslagen, of een hond sprong woest blaffend tegen hem op), of dat men vooreerst opgesloten werd in een van de cellen die zich in elk 'SD' -gebouw bevonden.ê
XCOok Boellaard werd in Amsterdam per auto afgevoerd:
1 H. Cappetti in (z.j.), p. 38-39. 2 Wij beschreven in deel 6 (hoofdstuk 3, in de paragraaf 'CPN') de mishandelingen waaraan medio oktober' 42 meer dan tweehonderd personen die in het kader van de grote actie tegen de Nederlandse Volksmilitie in Rotterdam en omgeving gearres teerd waren (gedeeltelijk door de Rotterdamse politie), onderworpen werden door de die al die arrestanten in eerste instantie in ontvangst nam. 'Er werd', aldus één hunner, 'steeds gestompt en geslagen en geschopt. Geslagen werd er met geweerkolven, stoelpoten en alles waarmee maar geslagen kon worden.'
XC'Ik kijk mijn ogen uit naar mooi Amsterdam, grachten, torens, mensen, zon, als in een kaleidoscoop trekt het voorbij; ik zal dit alles nooit weerzien. Hou je taai, doe wat je je voorgenomen hebt, niemand verraden, zorg voor een eervol eind, hamert het doorlopend door mij heen. Ik realiseer mij wat er op mij gevonden kan worden, een paar korte notities voor mijn bespreking met de Jonge Melly' en verder op mijn onderduikadres zijn stukken. '0 God, hoe red ik dat, hoe kom ik daaruit, alles mijn schuld', en dit gevoel, dat de twee anderen de dupe van mijn afspraak geweest zijn, geeft mij zoveel kracht, dat ik geheel kalmeer en als wij in de Euterpestraat" bij de Gestapo stoppen, mijn hersens rustig kan laten werken, gereed voor het eerste verhoor.
XCIn de Euterpestraat word ik in de kelder in een cel gezet, steeds geboeid en blijf daar ongeveer een uur. Alles is mij afgenomen, behalve mijn armbandhorloge, maar ik kan er toch niet op zien. Een cel verder hoor ik een stakkerd kreunen en zuchten. In deze keldercel kan ik rustig nadenken en ik ontving de kracht, waaraan ik op dat moment zo'n grote behoefte had. Het kan anderhalf uur later geweest zijn, toen ik er weer uitgehaald werd. Mijn polsen begonnen pijn te doen van de boeien. Boven gebracht, bleek men de op mij gevonden bescheiden onderzocht te hebben. Met enige kleine briefjes, waarop afgekorte notities zouden wij later bij het verhoor uren, ja dagen zoekbrengen."
XCNog op de dag van zijn arrestatie werd BoelIaard naar de CelIenbarakken gebracht:
XC'Aangekomen bij de gevangenis in Scheveningen moest ik uitstappen en ... ging ik de eerste poort door, de tweede, dan de hoofddeur en stond bij de wacht, waar ik met het gezicht naar de muur gebruld werd. In de andere hoek stond de Jonge Melly .
XC. . . Ik werd in 'strenge Einzelhaft' gezet in cel 452 en mijn boeien werden afgedaan. Het was avond. De deur sloeg dicht, knippen, grendel, slot.'
(Boom, Subcommissie Rotterdam: p.v. inz. H. J. Wölk (19 dec. 1947), p. 2 (ge tuige M. Sies) (Doe 1-19°7, a-ö). De Joden onder de arrestanten werden extra mis handeld: men dwong hen, de laarzen van de Duitsers en gedeelten van de vloeren schoon te likken. De was gewend, aldus tegen groepen arrestanten op te treden. Men denke aan de ca. tweehonderd Amsterdammers die begin '41 na de Februaristaking in het Lloyd-Hotel opgesloten werden. Eén hunner, Piet Nak, haalden wij in deel 4 aan: 'Ik heb de mensen daar gezien, die moesten op hun handen liggen, die kregen een trap op hun achterhoofd, met hun neus moesten ze maar steeds naar de grond doorbuigen, het bloed liep die mensen uit de neus, er lag een plas bloed voor ze, bij zes man, ze hebben alle zes die plas bloed met de tong op moetenlikken.' (P. Nak in L. deJong: p. 172). 1 Een van de adjudanten van de commandant van de O'D. 2 Thans Gerrit van der Veenstraat. oW. A. H. C. Boellaard: 'Memoires 1940-1945' p. 48.
XCHij zet zijn relaas voort in de tegenwoordige tijd:
XC'Nu ben ik alleen tussen vier witte muren. Ik bekijk de inventaris (matras, kruk, houten lepel en mes, de ton, bord, wasblik, mand en emmer), hang mijn jas aan de kapstok en wrijf mijn pijnl~ke polsen. Mijn hart bonst: wanneer ga ik eraan? Bekijk de opschriften op de muren, niet bemoedigend, vast van een ter dood veroordeelde. 'Nooit zal ik mijn Vader en Moeder meer zien', en hetzelfde in het Fries. 'God wees mij zondaar genadig in de dood', schrijft de stakker verder en steeds maar weer 'Moeder, lieve Moeder', 'Boukje mijn schatje'. Veertien dagen later vertelt mij de binnenkant van de krukpoot wie het is en dat hij ter dood veroordeeld is.
XCEen brood en een beker taptemelk wordt door het luik geschoven. Ik dwing mij het droge brood naar binnen te proppen. Eten, zorg dat je krachtig bent b~ het verhoor! Vreemd gevoel ineens om voor een vuurpeloton te moeten staan. Eigenlijk heel eenvoudig. Stilstaan en wachten. Kun je dat? Ik ga in de houding staan twee meter vanaf het kijkgaatje in de deur en kijk er strak naar. Denk je in dat dat een geweer is, kun je je behoorlijk beheersen? Ik zeg hardop tegen mijzelf: Ja, ik kan het'. Dat geeft weer wat rust.
XCNu nadenken wat wèl en wat niet bekend is. Bedenk dat ieder onbedachtzaam woord de dood van een medestrijder kan betekenen. Er wordt op de muur geklopt, ik geef geen antwoord; overal zie ik nu verraders. Het wordt donker, met een deken over mij heengetrokken probeer ik te slapen. Als een mallemolen wentelt alles door mijn hoofd; hoe red ik mij daaruit, er is zoveel bewijs.
XC. . . Plots gaat de deur open, de Wachtmeister beveelt, dat ik alles wat los is, kruk, beddeplanken, emmer, enz. eruit moet zetten, daar ik in strenge Einze/haft zit. H~ kijkt mij aan met een gezicht of ik alweer een vluchtpoging gedaan heb en kijkt de raamschuiver na. Pats, deur dicht. Nu proberen te slapen, om fit te zijn voor het verhoor. Mijn avondgebed geeft mij rust."
XCMen ziet: Boellaard wist zijn evenwicht spoedig te herwinnen. Anderen hadden daar meer moeite mee: zij kwamen in een soort paniektoestand te verkeren waarin het hun onmogelijk was, geordend over iets na te denken. Steeds dezelfde gedachten joegen door hun hoofd: wat zij gedaan hadden, welke straffen daar op stonden. Zij gavenzichzelf geen kans meer, waren als gebiologeerd door het levenseinde dat zij met snelheid zagen naderen. Bij hen kon het enige tijd duren voor zij beseften dat lang niet vaststond dat de 'SD' alles wist wat zij wisten, en dat het in elk geval hun plicht was, zo enigszins mogelijk de namen van makkers uit de illegaliteit en de gebruikte adressen te verzwijgen. Dan begon een koortsachtig zoeken naar constructiesv., p.
1 A. 49-5 0•
die zij zich voornamen in de verhoren vol te houden. Hoe stond het met de bewijsstukken welke de 'SD' wellicht in handen gevallen waren? Hadden zij er zelf niet nog bij zich die zij op de een of andere wijze moesten laten verdwijnen? Sommigen hadden ook op het moment van arrestatie hun tegenwoordigheid van geest volledig bewaard en hadden zich dan met bliksemsnelheid van bezwarende stukken ontdaan, anderen kregen daar pas in de cel gelegenheid toe. Betsy Trompetter, een van de koeriersters van de KPleider Johannes Post, werd, zoals wij in ons vorige deel verhaalden, in arrest weggevoerd met haar corset aan waarin bonkaarten, twee zakboekjes van Post met afspraken, en allerlei bonnen verborgen waren; ze werd slecht gefouilleerd - 'in mijn cel had ik', zo vertelde ze na de oorlog, 'een ton en daarin heb ik dagenlang de papieren gegooid. De eerste dag heb ik de twee zakboekjes' (die waren voor anderen het gevaarlijkst) 'en nog wat geheime papieren door het eten gemixed en opgegeten.'! Cappetti, die wij in het voorafgaande citeerden, had in zijn cel nog zijn nagemaakt, op linnen geplakt identiteitsbewijs van adjudant-inspecteur bij het Centraal Distributiekantoor bij zich; het was, schreef hij, 'zeer onaangenaam', dat stuk (hij kon niet het risico lopen, te moeten bekennen wie het hem geleverd had) te moeten opeten, 'en om de eigen daarop gehechte pasfoto te moeten consumeren is een uitgesproken walgelijke bezigheid.P
XCNa de arrestatie stond het bestaall van de illegale werker in het teken van het naderend verhoor. Het afnemen van dat verhoor was zaak Vall de Sach bearbeiter die zich gespecialiseerd had op het desbetreffende illegale complex. De primaire vraag nu waar elke arrestant voor kwam te staan was of men van meet af aan op alle door die Sachbearbeiter te stellen vragen naar waarheid antwoord zou geven. Wij nemen aan dat het de meeste lezers ietwat verbazen zal dat die vraag überhaupt onder ogen gezien werd: besefte elke illegale werker dan niet dat het, niet alleen terwille van zijn eigen behoud, maar ook terwille van het behoud van anderen, volstrekt wenselijk was, de 'SD' te misleiden? Ja, die wenselijkheid werd wel beseft, maar daarmee was voor vele orthodox-protestanten en gereformeerden het probleem niet opgelost
1 Ad Goede: Verslag van gesprek met B. van der Harst-Trompetter (25 juli 1946), p. 15 (Collectie Cl-I). 2 H. Cappetti in p. 37.
daarmee werd het juist gesteld. Aan die orthodox-protestanten en gereformeerden waren van jongsaf aan de Tien Geboden voorgehouden als normen die zij onder alle omstandigheden, ook de moeilijkste, trouw dienden te blijven. 'Gij zult geen vals getuigenis geven', zo luidt het Negende Gebod. En de noodleugen dan? In orthodox-protestantse en gereformeerde kringen werd vóór de bezetting vrij algemeen de opvatting aangehangen dat ook die noodleugen ongeoorloofd was. In '13, in '28 en in '35 was dat de strekking geweest van stellingen die bij promoties aan de Vrije Universiteit verdedigd waren tot het verdedigen van het tegendeel: dat er omstandigheden denkbaar waren waarin een noodleugen wel degelijk gepermitteerd was, had geen enkele promovendus van de VU zich geroepen gevoeld.'
XCTijdens de bezetting ging men dieper op die problematiek in: ze was, dat beseften velen nu, een problernatiek van lcven of dood geworden. Men sloeg er de zestiendeen zeventiende-eeuwse gereformeerde theologen op na. 'Deze stonden', aldus ds. Th. Dellernan, de geschiedschrijver van het gereformeerd verzet, 'ten opzichte van de noodleugen nagenoeg allen volstrekt afwijzend. Niet alleen was hij in strijd met Gods gebod; wie er gebruik van maakten, deden dat, zo. beweerden zij, ook meestalof uit vrees of uit wantrouwen tegenover God. Maar al veroordeelden zij de eigenlijke noodleugen. zij erkenden wèl het recht van de krijgslist die in de vorm waarin zij daarover spraken, maar weinig van de noodleugen verschilt."
XCVoetins had daarentegen, aldus Delleman, 'simulatie' (noodleugen èn krijgslist konden als vormen van simulatie gezien worden) niet verwerpelijk geacht, zij het dat hij haar alleen als toelaatbaar beschouwd had 'in geoorloofde en nuttige zaken tot Gods eer en des naasten welzijn'. 3 Kuyper had de noodleugen verworpen, maar de krijgslist niet (in zijn werk E voto Dordraceno had Kuyper geconstateerd: 'Allerlei proeven van zulk een slimheid vermeldt de Schrift zonder er ooit een vonnis van veroordeling over uit te spreken')? - latere gereformeerde theologen hadden het door Kuyper gemaakte onderscheid aangehouden: de krijgslist in daden was gepermitteerd, de noodleugen. ook als hij krijgslist in woorden was, niet. En Rachab
1 B. van Kaam: 1938-1945 (1966), p. 180. 2 Th. Delleman: (1950), p. 412-13. 3 Aangehaald a.v., p. 413. Aan gehaald a.v.
dan? Had zij geen godgevallig werk gedaan toen zij de twee verspieders van Jozua verborgen en de speurders van de Koning van Jericho op een dwaalspoor gebracht had? Een gereformeerde predikant, ds. D. van Dijk, had in '35 in het weekblad De Rejormatie opgemerkt dat, als de verspieders waren omgekomen doordat Rachab geen onwaarheid had willen spreken, dat niet voor haar verantwoordelijkheid zou zijn geweest. 'Ik mag zelfs geen leugen doen om daardoor een massamoord te voorkomen', aldus ds. van Dijk! maar dezelfde predikant had betoogd dat de krijgslist geoorloofd was en dat die krijgslist de vormmocht aannemen van het verzwijgen van een deel van de waarheid: 'de vijand heeft immers als vijand geen recht op het kennen van de waarheid'>; ook dan bleef volgens hem het positief onwaarheid spreken niet gepermitteerd.
XCTijdens de bezetting achtte menige theoloog uit het orthodox-protestantse en gereformeerde kamp het maken van een principieel verschil tussen krijgslist en noodleugen geforceerd. Sommigen zeiden: als de krijgslist geoorloofd is, is de noodleugen het óók. Anderen (onder wie Delleman zelf) bleven zowel de krijgslist als de noodleugen als zondig beschouwen, maar daarmee was niet het laatste woord gezegd. 'Daar kunnen immers', aldus Delleman,
XC'nu eenmaal in het leven geraffmeerdenoodsituaties zich voordoen - en de oorlog is wel één van de belangrijkste daarvan - waarin het gaat om de allergrootste belangen, waarin mensenlevens op het spel staan, waarin het heilige liefdeplicht voor mij is om mijnnaaste te helpen of mijn vaderland te dienen, en waarin ik dat op een ogenblik niet kan doen dan door iets te zeggen, dat 'niet waar' is. Welnu, wat moet ik in zulke omstandigheden dan doen? Dan moet ik, zo lijkt het ons, in gelovige verantwoordelijkheid tegenover God tenslotte een beslissing nemen. En als die beslissingmeebrengt, dat ik in zo'n moment iets zeggen moet, dat met de waarheid in strijd is, dan blijft dat liegen. En dan zalmijn geweten mij op dat punt, ten aanzien van het middel, waarvan ik mij bediende, ook blijven aanklagen terwijl ik toch inrussen weet: niet alleen ik kon niet anders, maar ik mocht, wat de kern van de daad betreft, niet anders. Maar dan blijft het mij leed doen en ik blijf het als iets pijnlijks, ja ook als iets zondigs, gevoelen, dat ik langs deze weg, door dat middel, mijn naaste of mijn vaderland moest dienen. Maar omdat ik weet, dat ik het deed, niet omdat ik dat liegen niet erg vond, maar alleen uit liefde tot mijn naaste en tot mijn vaderland en tenslotte tot God, weet ik toch dat ik in het diepste handelde naar de wil van God, en durf ik daarom ook voor wat mijn geweten mij zegt dat in mijn daad niet naar Gods wil was, vrijmoedig God om vergeving bidden."
XC1 Aangehaald a.v., p. 414. 2 Aangehaald a.v., p. 415. 3 A.v., p.
XCWij achten ons niet competent aan te geven welke exegese van het Negende Gebod de juiste isl - waar het op aankomt is, te onderstrepen dat de vraag of de noodleugen in bepaalde omstandigheden al of niet gepermitteerd was, tijdens de bezetting voor talrijke orthodox-protestantse en gereformeerde deelnemers aan het verzet C.q. het illegale werk een kwellend karakter gedragen heeft en zulks niet alleen in de eerste bezettingsjaren. Trouw nam nog in oktober' 43 een lange, gedegen beschouwing op waarin onder verwijzing naar zestien plaatsen in het Oude Testament betoogd werd dat krijgslist èn noodleugen ten volle toegestaan waren: zij waren 'in tijden dat de zedelijke rechtsorde verbroken was (vooral in oorlogstijd), geen zonde maar eis van naastenliejde, eis van het Negende Gebod.'2
XCKon zulk een betoog een ieder overtuigen? Wij vrezen van niet. Ook aan ds. H. C. Touw bleek, toen hij na de oorlog schriftelijke gegevens verzamelde bij predikanten die aan het hervormd verzet deelgenomen hadden, dat het voor menigeen hunner nog steeds twijfelachtig was of hij, de noodleugen hanterend, juist gehandeld had. 'Ik heb mij er uit gelogen', berichtte hem een predikant, 'en ik zit nog steeds met de vraag in hoeverre dit voor God en mijn geweten te verantwoorden is', en een ander schreef: 'Ik heb mij er helemaal niet heldhaftig, maar handig uitgepraat, en ik begrijp nog niet, hoe de Here deze puur menselijke handigheid zegende met vrijlating." Dr. W. Kat, een Joodse arts, vertelde ons in '63:
XC'Ik zat in de Cellenbarakken wegens falsificatie van medische attesten voor Joden die voor de werkkampen opgeroepen waren. Ik zat daar in één cel met een gereformeerde die verschrikkelijk worstelde met de vraag of hij in het verhoor onwaarheid mocht spreken. Hij kwam daar helemaalniet uit. Ik praatte op hem in, maar dat hielp niet voldoende. Pas vlak voor zijn verhoor kwam hij min of meer tot het besluit, toch maar niet voor de waarheid uit te komen. Na het verhoor kwam hij opgelucht terug. Ik vroeg hem: 'Heb je kunnen liegen?' Hij zei: 'Gade zij dank, het is niet nodig geweest.' '.
XCEind '43 werd het RSHA uitgeschakeld: de bevoegdheid, een verscherpt verhoor toe te staan, werd toen, aldus Harster, bij de chefs van de Al.lSSel1 stellen der Sicherheitspolizei und des SD en bij de Abteilungs en Rejeratsleiter in Den Haag gelegd, maar de regels voor de uitvoering bleven dezelfde. Er werden toen volgens Harster ook 'leichtere Formen' van het verscherpt verhoor toegestaan, zoals 'Vernehmung zur Nachtzeit', 'vorubergehende Unter bringung in einer Dunkelzelle' en 'Dauervemehmung?
XCHaase (Groningen) beweerde na de oorlog dat door de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD 'wiederholt' gevergd werd dat men zich aan die voorschriften zou houden." Harster zelf hield in '48 vol dat tijdens zijn diensttijd in Nederland (van juli' 40 tot september '43) door het RSHA niet meer dan 'etwa ein Dutzend Anträge auf uerscharîie Vernehmung' ingewilligd was." Ten aanzien van de Daucrvernehmung beweerde Schreieder dat ze op zijn voorstel (hij was, zei hij, een tegenstander van het verscherpt verhoor) niet eind' 43, zoals Harster gesteld had, maar eind' 41 ingevoerd was, voorts dat bij zulk een langdurig verhoor geen schijnwerpers gebruikt mochten worden en dat de ondervraagde behoorlijk moest worden behandeld, en tenslotte dat het verhoor gedurende drie dagen en twee nachten (bij elkaar ca. 60 uur) volgehouden mocht worden - was verlenging nodig, danmoest de Bejehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD daartoe persoonlijk verlof geven."
XC\Vij achten het aannemelijk dat er inderdaad voorschriften bestaan hebben als in het voorafgaande genoemd. Elk politiekorps bezit dergelijke voor(okt.p.(DocPRA-Groningen: p.v.Haasep.(DoePRA-Den Haag: p.v.Harsterokt.p.(Doe 1-639, a-r). 4 J. Schreieder: 'Das Englandspiel' (maart 1949), Enq., dl. IV b,
1 W. Harster : 1948), 14 1-639, a-v). 2 B. G. (1947), I2 1-612, C-5). 3 W. (8 1948), 77
schriften. Wat de Sicherheitspolizei betreft, waren ze niet anders dan camouflage van wat in werkelijkheid gebeurde. Dat werd uiteraard na de oorlog ontkend. Harster herinnerde zich, naar zijn zeggen, toen slechts 'einen Fall in Rotterdam (vor Wó"lks Zeit']' waarbij een 'SD'-functionaris een proces was aangedaan wegens mishandeling van gevangenen, en verder dat hij 'gelegentlich' functionarissen die hun bevoegdheden min of meer overschreden hadden, overgeplaatst had", maar voor het overige zouden hem geen misdragingen gerapporteerd zijn. Daargelaten of dit zo is, SS-StuYln ba/'ll1fiihrer dr. Arno Arlt, die van september' 42 af als Untersucliungsrichter bij het SS- und Polizeigericht X bij dergelijke misdragingen de zaak moest nagaan, was dermate met administratief werk belast (hij was tevens chef van de Personal- und Verwaltungsabteilung in het bureau van de Befehls haber der Sicherheitspolizei und des SD), dat hij geen tijd had om ernstige klachten diepgaand te onderzoeken; toen hij zich daarover bij Harsters tweede opvolger Schöngarth beklaagde, werd hij voor de militaire dienst in de Waffen-SS opgeroepen.
XCWij ontkennen niet dat er enkele Sachbearbeiter zijn geweest (wij noemden in dat verband reeds Haubrock en Schreieder) die zich, voorzover bekend, persoonlijk niet aan physieke mishandelingen schuldig gemaakt hebben (Schreieders Dauervernehmung was overigens natuurlijk óók een vorm van mishandeling, maar eerder van psychische aard), doch wij zijn er van overtuigd dat het dezulken bekend was dat door een groot aantal van hun collega's sadistische martelmethoden toegepast werden. Trouwens, juist omdat hij dat wist, zou Schreieder de invoering van de Dauervernelimung voorgesteld hebben.
XCVan die martelmethoden hebben wij in vorige delen van ons werk al voorbeelden gegeven. Zo werd Bernard I}zerdraat, leider van de 'Geuzen', eind '40 ongenadig afgeranseld, 'hij kon dan zijn hemd aan zijn body niet meer velen."'Men sloeg mij zo', aldus een van de leden van zijn groep, Ary Kop, op een op velletjes closetpapier aan zijn vrouw geschreven smokkelbricf]e,J.
1 H. Wölk werd medio december '42 chef van de 2 PRA-Dcn Haag: p.v. W. Harster, p. 80. 3 H. Coenradi: Verslag (z.j.), p. 4 (GC),
'dat ik steeds neertolde. Dan goot men een bierflesje (wat pas leeggedronken was en bijgevuld met water) in mijn mond en neus en wanneer ik dan nog weer op mijn zij kwam of probeerde te staan, dan trapte men mij totdat ik weer stond en dan begon het slaan opnieuw.'!
XCAls gevolg van die martelingen stierf één Geus, J. Boezeman, in zijn cel."
XCEind' 4o-begin '41 werd de geheime agent 1. A. R. J. ('Lodo') van Hamel, zo schreven wij in deel 5, 'bont en blauw geslagen. Drie weken lang kreeg hij Dunkelzelle: een duister hok waarin hij van geen dag of nacht wist en in zijn eigen uitwerpselen lag. Aardappelen met veel zout kreeg hij te eten, maar niets te drinken; ondragelijke dorst was het gevolg.' In de herfst van '41 werd voorts de communist Herman Holstege, een van de verbindingsmannen met de leiding van de illegale CPN, in de Cellenbarakken doodgemarteld. Elias Dingsdag, lid van de Nederlandse Volksmilitie, werd (zo schreven wij in deel 6) in november '42 'met zijn handen achter zijn knieën geboeid en, met zijn winterjas aan, voor een gloeiende haard geplaatst, urenlang. Hij stikte haast van de hitte. Een lege bierfles werd op zijn hoofd kapotgeslagen.' In januari' 43 ging de Sicherheitspolizei zich in Rotterdam te buiten aan het mishandelen van een der voortzetters van de (inmiddels goeddeels opgerolde) Nederlandse Volksmilitie, Kasper Speksnijder - 'het vlees op zijn zitvlak was', verklaarde na de oorlog een Nederlandse agent van politie die Speksnijder op het hoofdbureau opving, 'totaal kapotgeslagen en hing er in vellen bij. Hij was niet in staat om te lopen, te zitten of te liggen, doch hing, toen ik hem zag, tegen een tafel aan." Innovember' 43 tenslotte werd Jan Verleun, een van de leidende figuren van de illegale groep CS-6, in Amsterdam, waar hij des ochtends gearresteerd was, aan een 'verhoor' onderworpen dat hij zelf in een aan zijn vader toegesmokkelde (en door ons al in deel 7 weergegeven) brief aldus beschreef:
XC'Ik moest gebukt vooroverstaan met gestrekte knieën. M'n handen die met stalen boeien op m'n rug zaten, werden in de knieholten vastgehouden ... Zes man vuurden van alle kanten vragen op me af Als er een binnenkwam, ramde hij 'gemoedelijk' op je rug of z'n been schoot uit. Na twee uur dacht ik dat ik gebroken was. Ik verrekte van de honger en dorst ... 's Avonds om zeven uur donderde ik in elkaar en werd door de voeten van een paar man weer op de beenAangehaald in A. H. Paape:p.stoffelijk overschot werd bij het crematorium te Driehuis-Westerveld afgegeven met eendie vermeldde dat hij aanhartverlamming was overleden.Boom,missie Rotterdam: p.v. inz. J. W. Hoffmannjulip.(getuigeA. Colette) (Doc24
1 (1965), 100. 2 Zijn 3 Subcom (16 1947), 6 F. I-1897, a-7).
geholpen ... Ik wou wachten tot II uur. M'n polsen waren opgezwollen, m'n rug was gebroken kapot. Om II uur zweette ik water en bloed en om 10 voor twaalf was het gebeurd met me. Ik was letterlijk uitgedroogd en murw ... M'n hersens tolden door mijn kop van de pijn ... Ik was totaal kapot.'!
XCDit waren in de betrokken delen slechts voorbeelden - voorbeelden die wij opnamen omdat het ons noodzakelijk leek, de lezer af en toe te doen blijken met welke risico's het illegale werk gepaard ging.
XCSchrijven wij daar nu meer systematisch over, dan willen wij onderstrepen dat de 'SD' niet pas later in de bezetting maar van den beginne af gevangenen gemarteld heeft, hetzij in de gevangenissen, hetzij in de eigen bureaus. In die bureaus waren kleine cellen gebouwd, veelal in de kelder; het was er nagenoeg donker maar er kon plotseling een pijnlijk-schellicht aanschieten. In de Aussenstelle-Amsterdam waren die cellen niet groter dan kasten - gevangenen werden er soms dagenlang in opgesloten, 'om dan, bij het openen van de folterkamer, als levenloze dingen er uit te vallen.'2 Zo ook in het 'SD'-bureau aan het Binnenhof in Den Haag (daar waren 8 van die cellen) en in Arnhem en Rotterdam. In Rotterdam zat de gevangene er geboeid en kromgebogen in. 'Z'n natuurlijke behoeften moest hij', aldus J. Engels, 'maar in z'n broek doen. Als de man dan eindelijk uit deze cel werd gehaald en van honger, dorst en doorstane ellende zichzelf niet meer was (sommigen werden bewusteloos uit de cel gehaald), werd hij verhoord." InArnhem werd de illegale werker H. Cappetti in i uni '44 in zulk een martelcel opgesloten. Hij had geweigerd, antwoord te geven op vragen, wie hem de distributiebescheiden geleverd had die hij aan Joodse en andere onderduikers had doorgegeven
XC"Zurück mit dem Kerl!' Ik word letterlijk in een cel getrapt, nog steeds geboeid op de rug. Stenen vloer anderhalf bij anderhalve meter, geen enkel meubel, geen deken, geen matje - niets. Boven in het plafond een electrische lamp en enkele uiterst kleine luchtgaatjes. In dat verfoeide hok heb ik drie volle dagen gezeten, gelegen, gehangen en gestaan. Drie volle dagen en drie eindeloze helse nachten. Onafgebroken geboeid met kluisters, die zich steeds vaster om de polsen schroefden bij iedere bruuske beweging. Van vrijdagmiddag omstreeks vier uur af, tot maandagmorgen II uur. Geen eten, geen drinken, geen slok water zelfs. Geen wc ook. De nachten waren een duivelse kwelling. Ook dan geen rust, ik heb niet één minuut geslapen. Liggen was mij trouwens niet toegestaan en
XC! Brief, eind nov. 1942, van Jan Verleun (Collectie LOjLKP, C-I-1). 2 H. van der Meer: Levende doden! (z.j.), p. 12. 3 J. Engels: Bij de Kapo's, p.
gedurende de nacht werd ik ieder half uur overeind geschopt ter controle van de boeien. Er zijn ogenblikken geweest dat ik vreesde mijn verstand te zullen verliezen. Eenmaal heb ik enkele uren gezelschap genoten, van een KP'er van de Veluwe. De jongen bloedde uit oren, neus en mond. Miste drie tanden ... Zijn rug was rauw geslagen met een gmmniknuppeI. Ik weet niet meer wat mij in die opperste nood heeft belet om krankzinnig te worden. Zeven maal is mij gevraagd om te spreken. De zevende keer heb ik toegestemd, dat was op maandagmorgen om II uur. Het was me gelukt in mijn brandende brein een plan de campagne uit te broeden. Ten dele ben ik er in geslaagd het te verwezenlijken. Het allerbelangrijkste geheim, het contact naar boven, werd veilig bewaard. De Sachbearbeiter vertelde in gemoede het niet eens te zijn met de antisemietische maatregelen l'!
XCWat de overige vormen van mishandeling betreft (nogmaals: wij schakelen de periode na september' 44 uit), lijkt het ons nuttig, te herhalen wat het Al11Sterdams Bijzonder Gerechtshof op dit punt ten laste van Lages (van maart' 41 af chef van de Aussenstelle te Amsterdam) bewezen heeft geacht, namelijk: 'het als meerdere opzettelijk toelaten' (het woord 'opzettelijk' dunkt ons volkomen juist) 'dat aan zijn gezag onderworpen minderen opzettelijk' (idem)
XC'hebben mishandeld weerloze arrestanten, welke zich in de macht van de Sicher heitspolizei und SD te Amsterdam bevonden, meestentijds met het oogmerk op die wijze van deze gevangenen verklaringen te verkrijgen omtrent feiten, die door hun ondervragers geacht werden aan hen bekend te zijn en door die ondervragers van belang werden geacht, en wel door opzettelijk, in vele gevallen nadat het plan daartoe in kalm beraad en rustig overleg was opgevat, meer dan één dier arrestanten:
XCkrom te boeien met de handen geboeid achter en in de knieholten, en hen aldus al of niet overdekt met een of meer dekens of een jas, gedurende lange tijd te laten staan;
XCde handen te boeien aan de enkels en hem of hen in de aldus verkrege