Het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (wij zullen de aanduiding 'Enueitertes Polizeigejángnis' maar laten rusten) heeft in totaal ruim vijf-en
1 Aangehaald in D . Walda: Terug in de tijd, p. 99. 2 'Verslag van mededelingen van W. J.'SD'
bezat - in de tweede had de 'SD'
de beschikking over twee vergaarbakken: Amersfoort en Vught, en toen werd Amersfoort, althans tot september' 44 (de gebeurtenissen tijdens de hongerwinter en bij de bevrijding zullen wij pas in deel 10 beschrijven), hoofdzakelijk gebruikt om er ontduikers van de arbeidsinzet in op te sluiten die naar Duitsland doorgezonden werden. Het kamp heeft zijn aanduiding als Durengongslager ten volle verdiend: van de genoemde ruim vijf-en-dertigduizend gevangenen zijn ca. twintigduizend naar Duitsland op transport gegaan: in de eerste periode, afgezien nog van enkele honderden 'contactbrekers'
, bijna twee-entwintighonderd gevangenen hoofdzakelijk naar Mauthausen, Neuengamme, Buchenwald en Sachsenhausen, in de tweede periode (van oktober '43 1 t.e.m. maart '45) een kleine achttienduizend naar de meest verschillende oorden: naar concentratiekampen (in de hongerwinter vooral naar Neuengarnme), naar Arbeitserziehungslager, maar ook naar tientallen, ja honderden ondernemingen in Duitsland.
In
1 In '43 hebben vanjanuari t.e.m. september uit Amersfoort geen transporten naar'SD'
10 grote stenen slaapbarakken bij en er kwamen ook talrijke andere nieuwe barakken en loodsen waarin werkplaatsen ondergebracht werden. Bij die uitbreiding en bij het leveren van de inventaris waren, van het genoemde aannemersbedrijf afgezien, meer dan twintig Nederlandse firma's betrokken. Erg deskundig werden die stenen barakken overigens niet gebouwd: de fundering was zo laag dat de vloeren beneden het niveau van de begane grond waren komen te liggen; het gevolg was dat bij regen zwarte modder naar binnen stroomde. Hoe dat zij, het kleine kamp werd uitgebreid tot een van ca. vierduizend slaapplaatsen. Dat grotere kamp was klaar toen alle gevangenen uit Amersfoort (op acht na die corveediensten verrichtten ten behoeve van de kamp-S S'ers die in Amersfoort achterbleven) in de eerste maanden van' 43 naar het volledig nieuw gebouwde kamp Vught overgebracht werden.
Bij de uitbreiding nu van Amersfoort (en de aanleg van terreinen in de buurt) waren in de loop van' 42 de gevangenen die er toen opgesloten zaten, intensief ingeschakeld: voor het rooien van bomen, voor egaliseringswerk, voor allerlei sjouwwerk, om te metselen, te timmeren enz., enz. Met die uitbreiding hing uiteraard samen dat ook de omheining verplaatst werd. Die omheining bestond uit twee dubbele prikkeldraadversperringen van vier meter hoog; bij de binnenste versperring behoorden acht wachttorens die dag en nacht bezet waren. Tussen de binnenste en de buitenste versperring lagen de barakken van de kamp-SS alsmede een betonnen strafbunker die aan het oorspronkelijke legerkamp toegevoegd was. Er was ook nog, op enkele honderden meters afstand, een derde, lagere prikkeldraadomheining; in het gebied tussen de tweede en de derde omheining (gebied waar steeds gevangenen-Kommandos aan het werk waren) patrouilleerden SS'ers; zij vormden de äussere Postenkette. Dat het voor burgers verboden was, het gehele gebied te naderen en te betreden (dat verbod werd op waarschuwingsborden kenbaar gemaakt), spreekt vanzelf. Tussen de tweede en de derde omheining lagen dichte bospercelen: men kon van buiten af niet zien wat zich in en bij het kamp afspeelde.
In tegenstelling tot wat met de concentratiekampen in Duitsland het geval was, werd het 'eerste'
, kleine kamp Amersfoort dus niet door gevangenen gebouwd; het zijn arbeiders, wellicht ook SS'ers geweest die van het legerkamp een concentratiekamp maakten, waartoe overigens niet veel
Twee soorten SS'ers moeten wij nu opnieuwonderscheiden: de kampSS'ers en de bewakings-SS'
ers. Wij willen met de bewakings-SS'ers beginnen.
In april' 41 richtte Rauter een klein korps op dat op de SS-sector allerlei bewakingsen andere taken te verrichten kreeg: de Stabsleompanie beim hoheren SS- und Polizeijûhrer Nord-West. Er kwamen ca. zeventig Waffen SS'ers in terecht, hoofdzakelijk Duitsers die al lange tijd in Nederland gewoond hadden en die, na gekeurd te zijn, te horen gekregen hadden, velen stellig tot hun opluchting, dat zij niet voor de militaire dienst gebruikt zouden worden. Kommandant van die Stabseompanie werd een SS-officier: SS-Hauptsturmführer dr. Alphens Brendel. Deze werd in oktober '41 Kommandant van de SS-Schule Avegoor en toen in zijn functie bij de Stabs leompanie opgevolgd door een andere SS-officier: SS-Hauptsturrnjlihrer Paul Anton Helle, een in '98 iII Zuid-Tirol geboren Oostenrijker die in de jaren '
20 relaties met Rauter onderhouden had en, evenals deze, in '34na de mislukte Putsch van de Oostenrijkse NSDAP naar Duitsland was gevlucht. Helle was later officier geweest bij de SS-bewakingseenheden van Dachau, Mauthausen en Sachsenhausen - hij was het die, stellig geheel conform Rauters wensen, de Stabsleompanie ging uitbreiden tot een bataljon: het SS-Wachbataillon Nord-West dat, bij besluit van Himmler, op I januari '42 opgericht werd. In dat Wachbataillon ging toen de eenheid op die vóórdien voor de buitenbewaking van het kamp Amersfoort zorggedragen had: het Wachleommando,
Tot die eenheid waren o.m. veertig Nederlanders toegetreden die zich in de zomer van' 41 in Ommen hadden gemeld, in de verwachting, daar geschoold te worden voor leidinggevend werk in de Oekraïne; van die veertig legden, toen zij eenmaal begrepen wat de taak van het Wachleommando was, ca. vijftien hun werk neer - de overigen bleven. Zij werden aangevuld met uit Duitsland overgebrachte oud-militairen (leden van de Kyffhäuserbund) en met Nederlandse SS'ers. Dat alles ging geleidelijk, en hoe de samensmelting van Wachleommando en Stabsleompanie zich precies voltrokken heeft, weten wij niet - wèl, dat het Wachkommando van het concentratiekamp Amersfoort, zolang het bestond, onder bevel stond van de eerste Lagerkontmandant : SS-Obersturmführer Walter Heinrich, een politiefunctionaris uit Duitsland, en dat Helle, na eerst Kommandant van de Stabsleompanie geweest te zijn, Kommandant werd van het Wachbataillon.
Dit Wachbataillon ging, zoals wij al in deel ö (hoofdstuk 5, in de paragraaf 'Duitse semi-militaire hulpdiensten'
) vermeldden, uiteindelijk zes compagnieën tellen: de rste bewaakte het concentratiekamp Amersfoort, de 3de en'43 in de '
Vesting Scheveningen' gelegerd. In totaal kwamen er in het Wach bataillon korte of lange tijd ca. drie-en-dertighonderd Nederlandse vrijwilligers terecht: NSB'ers, ex-NSNAP'ers, leden van de door de proDuitse avonturier Paul Kiès geleide voormalige Troelstra-beweging, en partijlozen; het werd een ongeregelde, bandeloze troep (de gemiddelde sterkte was ongeveer twaalfhonderd man) waarvan talrijke leden, afgezien nog van de kwalijke taak die zij verrichtten, zich schuldig maakten aan diefstal, oplichting, plundering, chantage en geweldpleging. Wij vermelden in dit verband dat de Britse luchtmacht op I3 februari '43 in het kamp Amersfoort (de meeste gevangenen waren toen alnaar Vught verplaatst) de barakken van de rste compagnie van het Wachbataillon aanviel; onder de SS'ers vielen toen zes doden en elf gewonden. 'Die engreijenden Plieger', werd in een rapport van de Wehrmacht opgemerkt, 'leannten also die genaue Lage und Bestimmung dieser Barackef'l - een veronderstelling die onjuist was: voor de RAP was het een toevalsdoel.2
N u de kamp-SS'ers.
Toen Amersfoort in augustus '4I in gebruik werd genomen, werd, gelijk reeds vermeld, SS-Obersturmjuhrer Walter Heinrich Lagerkommandant. Als politiefunctionaris had hij nooit met de interne organisatie van een concentratiekamp te maken gehad: hij kon dus uit eigen ervaring geen scholing geven aan de ca. twintig leden van het Wachhommando die hij voor de kamp-SS uitkoos. Een van die twintig, Willy Engbrocks, een Duitser uit Limburg.ê wist later slechts weer te geven dat Heinrich tegen de kamp SS' ers zei: 'Dit wordt een verzamelplaats voor levensgevaarlijkeelementen.'
4 Hoe men met die elementen moest omgaan, werd de Amersfoortse kampSS'ers niet door Heinrich duidelijk gemaakt maar door twee SS'
ers uitte blijven, zeggend: 'Probeer een goed mens te zijn voor de gevangenen'
. (R. Valkenburg: Een mens in haatuniform, p. 22). 4 A.v., p.'gingen'
, aldus Engbrocks, 'de twee SS'
ers er tussen, ik weet nog niet om welke aanleiding' (alsof een aanleiding nodig was!) 'en na IO minuten hadden verschillende gevangenen geen tanden meer in hun mond."
Ruim twee weken later, begin september, werd een transport van bijna honderddertig gevangenen uit de Cellenbarakken in overvalwagens naar Amersfoort overgebracht. 'We zien'
, aldus een van die gevangenen, pater B. van Genuchten, 'zwoegende mannen ... die zwijgend zware bomen dragen. Dan breekt plotseling de hellos: 'Los, los, 'raus, 'raus, lau], lau]!' De deuren worden opengesmeten en we worden met stokslagen uit de wagens gedreven. De leider van de bende staat op een boomstronk. Daar wijst zijn stok in mijn richting, en enthousiast schreeuwt hij: 'Bin Pfaffe, ein Pfaffe!' Dan stormen een zevental SS'ers op me af en slaan en stompen me met alle geweld op hoofd en schouders ... Er wordt me gevraagd of ik ook een Jood ben.'
De gevangenen moesten zich vervolgens midden op de appèlplaats ontkleden 'en tussen twee rijen SS'
ers doorrennen. Ze zijn met stokken gewapend en slaan ons waar ze kunnen.P Die Empfangzeremonie bleef in de gehele eerste periode van Amersfoort in hoofdtrekken dezelfde, met dien verstande dat van mei' 42 af de twee toen nieuw benoemde Lagerältesten I en II (gevangenen dus), Jan Hurkmans en WillemEegdeman, af en toe, misschien wel vaak, het opjagen en mishandelen overnamen 'ringelpiesen' heette dat toen. 'Het begon'
, aldus een illegale werker die in juni '42 Amersfoort binnengevoerd werd, 'met Laujschriu, looppas, vallen, opstaan, hinlegen, aufstehen, zijdelings op de grond wentelen, opstaan, hinlegen, aufstehen, hinlegen, rollen, zonder onderbreking, uren achter elkaar in de brandende, felle zon. Zij die niet mee konden komen, werden onbarmhartig met de knuppels bewerkt ... Vanvelen waren rug en schouders zwart van geronnen bloed, vermengd met het sintelgruis van de appèlplaats."
De twee ss-« uit Dachau (zij bleven geruime tijd in Amersfoort) hadden school gemaakt! Lagerkommandant Heinrich mocht tevreden zijn. Wàs hij
Vier jaren achterprikkeldraad, J.'Hij houdt niet van martelingen'
, schreef Dick Folmer, het lid van de Oranjewacht, wiens procesbeschrijving wij in hoofdstuk 4 citeerden, in zijn dagboek', 'hij wil ze in elk geval niet zien. Als een of ander Kommando te zwaar gemarteld wordt en hij loopt er toevallig langs, dan moeten meestal de beulen ophouden. '2 Maar die '
beulen' bleven in functie - en Heinrich wist dat. Hij koos de gemakkelijkste oplossing: hij bracht een groot deel van zijn tijd in Amsterdamse café's door, bemoeide zich maar weinig met het kamp en liet de zaken daar goeddeels aan de Schutzhaftlagerfl~hrer lover: Stöver, de eerste Kommandant van Schoorl, die spoedig zijn opvolger te Schoorl, Berg, als Schutzhaftlagerführer II naast zich kreeg. Naast zich of boven zich? Stöver 'misbruikt(e)', aldus J. F. Hunsche, een van de Amsterdamse strafgijzelaars (wij komen op die groep terug), 'bij het minste of geringste zijn grove knuisten, zijn hoge laarzen of zijn zweep", maar was toch, aldus Berg tegenEngbrocks, 'veel te week'
('en dan klonk er verachting in Bergs stem'
") - tekenend is het dat, toen Heinrich begin '43 als Lagerkommandant verdween, niet Stöver maar Berg zijn opvolger werd, en Berg was het die Kotälla, in september '42 uit het Duitse personeel van de Cellenbarakken aangetrokken om in Amersfoort eerst hoofd van de Schreibstube (administratie) te worden, meer en meer feitelijke macht in handen gaf. Het systeem-zelf schoof de bruutsten onder de SS' ers naar voren; trouwens, Berg, die in Schoor! slechts zelden met wreedheid opgetreden was, maakte zich in Amersfoort bij uitstek berucht. Een van zijn specialiteiten was dat hij zich, gezeten op de rug van kruipende gevangenen, die hij uit alle macht schopte en met een zweep afranselde, dwars over de Appellplatz liet rijden.
Geen Schutzhaftlagerführer of Lagerkommandant van een kamp als Dachau, Buchenwald, Mauthausen zou zich ooit zo gedragen. Wij raken hiermee een punt aan dat kenmerkend is geweest voor Amersfoort. In de 'officiële'
concentratiekampen in Duitsland bestond een onoverbrugbare afstand tussen de Komniandantur en de aan het systeem en aan de Kapo's prijsgegeven gevangenen; aan die gevangenen maakte geen Kommandant of andere SS officier zijn handen vuil- dat moesten de Kapo's doen. In Amersfoort daarentegen ging een groot deel van de karnp-SS'ers zich als Kapo's gedragen. Het werd, mede daardoor, aan SS-maatstaven gemeten een uitgesproken ongedisciplineerd kamp. Ook uit de staat van vervuiling waarin het kamp
ringen van een gijzelaar (1947), p. 28. R. Valkenburg: Een mens in haatuniform,
'42 en vervolgens wederom op I mei '
42 Amersfoort inspecteerde en wij zouden ons kunnen voorstellen dat hij toen tot het inzicht kwam dat een tweede uitbreiding van Amersfoort veel minder wenselijk was dan de bouw van een nieuw, geheel volgens de SS-normen opgetrokken en ingericht kamp: het kamp in Vught. Geen van de vooraanstaande kampSS'ers van Amersfoort heeft daar een belangrijke leidende functie gekregen.'
Wat nu die kamp-SS'ers betreft: Heinrich, Stöver en Berg hebben wij al genoemd; zo ook Kotälla, op wie wij nog terugkomen. Van de overigen, de Block- en Kommandojûhrer incluis (sommigen hunner waren Duitsers, anderen Nederlanders) zijn lang niet alle namen bekend. Wij willen wel aannemen dat enkelen hunner af en toe tersluiks sommige gevangenen hielpen, maar de meesten ranselden er op los waar zij konden. Sommigen waren aan de drank, een enkeling was een uitgesproken psychopaat. Eén kreeg van de gevangenen als bijnaam 'het Kerstmannetje'
, een tweede werd 'De dansende derwisj'
genoemd, een derde 'Popeye the Sailormatï", een vierde 'Schuddckontje'
, een vijfde 'Mal herunter' (deze zei kennelijk vaak 'Komm ,mal herunter /'), een zesde 'De rooie'
. Trouwens, Lagerkommandant Heinrich en Schutzhaftlagerführer I Stöver hadden ook bijnamen: 'Knipperoog'
en 'Nelis'
(Berg had géén bijnaam) - al die aanduidingen markeerden, dunkt ons, het gebrek aan 'afstand'
tussen de kamp-SS'ers en de gevangenen. Op welke wijzen velen onder die kamp-SS'ers zich jegens de gevangenen misdragen hebben, zal uit het vervolg nog blijken.
Tot welke kategorieën behoorden die gevangenen?
Bijna tweehonderd preventief gearresteerde cornmunisten (wij verwaarlozen nu maar dat zich bij hen ook enkele leden van andere extreem-linkse groeperingen bevonden) waren, gelijk reeds gezegd, de eersten die uit Schoorl Amersfoort binnengevoerd werden. Nog tweehonderd communisten, eveneens uit Schoorl afkomstig", volgden, samen met de strafgijzelaars59'asocialen'
) uit Limburg, alsmede honderd Russische krijgsgevangenen (hûn lot komt straks aan de orde). November zag de komst van honderdveertig 'contractbrekers'
die in verschillende steden als waarschuwend voorbeeld opgepakt waren. Op de Rijnsburger en Maassluisse strafgijzelaars volgden, in januari '42, vijf-entachtig strafgijzelaars uit Amsterdam (opgepakt o.m. wegens een aanslag op het Amsterdamse tehuis van het Studentenfront der NSB) - toen zij na bijna drie maanden vrijgelaten werden, hadden vele anderen het kamp al verlaten: de andere strafgijzelaars hadden naar huis kunnen terugkeren, de honderdveertig 'contractbrekers'
waren naar een Arbeitserziehungsiager gestuurd, en ca. vierhonderd comrnunisten had men naar Neuengamme getransporteerd.' Amersfoort kende, als elk concentratiekamp, een voortdurend wisselende kampbevolking.
De documentatie ontbreekt om nauwkeurig aan te geven, hoeveelleden van de verschillende kategorieën gevangenen in de loop van '42 in Amersfoort opgesloten werden. Er waren onder hen in elk gevalmeer dan duizend Joden die op overtredingen van de voor hen geldende bepalingen betrapt waren (of van wie dat beweerd werd), voorts Jehova's Getuigen, predikanten en priesters die tegen de bezetter geageerd hadden, talrijke illegale werkers die Of nog Untersuchungsháiiling Of al aan de Duitse rechtbanken overgedragen waren, vele honderden nieuwe' conrractbrekers'
en, tenslotte, grote aantallen zwarthandelaren en clandestiene slachters - van die laatsten alleen al in november en december '42 ca. achthonderd die afkomstig waren uit de Cellenbarakken. Gemiddeld waren er tot juni '42 ca. zevenhonderd gevangenen tegelijk in Amersfoort opgesloten; dat aantal steeg tot ca. vier-entwintighonderd in december en klom nog iets verder want in de eerste maanden van '43 werden acht-en-twintighonderdvijftig gevangenen naar Vught verplaatst. Wij merken nog op dat de gevangenen in Amersfoort
'gemerkt'
geweest: de Joden; zij droegen in Amersfoort een gele driehoek nog voordat de Jodenster in geheel bezet Nederland ingevoerd werd.
In totaal zijn in Amersfoort tussen 18 augustus '41 en 8 maart '
43 ruim achtduizendvij£honderd gevangenen ingeschreven; van hen zijn ruim achttienhonderd ontslagen, zeven met succes gevlucht (minder dan één op de duizend dus), acht-en-twintighonderdvijftig naar Vught overgebracht, bijna achthonderd Joden naar Mauthausen gedeporteerd, ca.veertienhonderd niet-Joden naar andere concentratiekampen in Duitsland, vele honderden Joden naar Westerbork (meer dan driehonderd alleen al in één transport op 16 juli' 42), enkele honderden 'contractbrekers'
naar een Arheitserziehungs lager bij Essen dan wel naar de Hermann Goering- Werke te Heerte- en dan is voorts een onbekend aantal illegale werkers ter executie uit het kamp Amersfoort afgevoerd (de zes-en-negentig OD'ers naar Sachsenhausen, anderen werden op de Leusderhei gefusilleerd) en zijn, althans blijkens de Diensttagebucher van de Rapportfiihrer, tussen de twee genoemde data honderdtwee-en-veertig gevangenen in het kamp bezweken: één op de zestig. Wij hebben in dat alles de honderd Russische krijgsgevangenen niet meegeteld: zij zijn buiten de normale kampadministratie gehouden, er was van hen een aparte kartotheek aangelegd.
Onderling vertelden de SS'ers in Amersfoort dat het een denkbeeld van Himrnler geweest was, honderd uitgehongerde Russische krijgsgevangenen naar bezet Nederland te sturen; Himmler zou daarbij vertrouwd hebben dat de aanblik van dat (naar Nazi-begrippen) 'asiatische Unternienschentunï talrijke Nederlanders zou doordringen van de positieve waarde van de 'kruistocht'
die het Derde Rijk in de Sowjet-Unie ondernomen had. Deze verklaring van de komst der Russen lijkt ons niet onaannemelijk (Himrnler had speciale belangstelling voor het 'Germaanse'
Nederland en er zijn in elk geval geen Russische krijgsgevangen naar andere bezette landen in West-Europa gezonden), maar wij hebben geen zekerheid. Hoe dat zij, honderd Russische militairen, in leeftijd variërend van achttien tot vijf-endertig jaar, hoofdzakelijk afkomstig uit Oezbekistan, werden opseptemberna een treinreis die veertien dagen geduurd had, op het Amersfoortse 59'Vrouwen en mannen'
, aldus De Waarheid op gezag van 'een ooggetuige'
, 'schaamden zich er niet voor, hun tranen de vrije loop te laten. Uit de huizen kwamen zij aanlopen met water, met fruit en brood'; zij kregen geen kans dat alles uit te reiken.'
De Russen werden het kamp binnengevoerd en eerst op een met prikkeldraad omgeven veldje gedreven. Daar het men hen drie etmalen staan of liggen, wellicht zelfs veertien etmalen (volgens het Diensttagebuch van de Rapportführer werden zij pas op II oktober over de barakken verdeeld) en het is aannemelijk dat in die periode een gebeuren plaatsvond dat, zonder tijdsaanduiding, door verscheidene andere gevangenen gememoreerd is: een filmploeg kwam en er werd de Russen brood toegeworpen, zulks in de verwachting dat hun onderling vechten beelden zou opleveren die voor het filmjournaal geschikt waren. Niets daarvan: de Russen gedroegen zich gedisciplineerd, verdeelden het brood, en de filmploeg moest onverrichterzake vertrekken.
In de barakken konden de Russen in persoonlijk contact komen met verscheidene Nederlandse communisten, onder hen Louis de Visser (voorzitter van de Tweede-Kamerfractie der CPN), die enig Russisch konden spreken; een andere vooraanstaande communist, mr. A. S. de Leeuw, die aldus een gevangeneê, 'volslagen vermagerd (was), maar nog zo vitaal als men zich denken kan ... (onder zijn matras had hij twee deeltjes Fichte en Schelling")', trad enige tijd als de officiële tolk der Russen op. Dat duurde niet lang. Eind december werden de Russen die even hard hadden moeten werken als de overige gevangenen en evenzeer afgerost waren, geïsoleerd: zij werden in een apart gedeelte van een der vier slaapbarakken ondergebracht; dat gaf de kamp-S S de gelegenheid, hen langzaam uit te hongeren. Er stierven er in januari '42 zes, in februari twaalf, in maart vier en begin april één. Joodse gevangenen moesten de gestorvenen begraven (bij één gelegenheid werd het lijk van een der Russen samenmet dat van een varken
Begin april waren er volgens de aantekeningen in het Diensttagebuch van de Rapportführer drie-en-twintig gestorven (van één had Stöver met een stuk hout de schedel verbrijzeld) en 'leefden'
er nog zeven-en-zeventig. In die fase kwam, schijnt het, bevel van het Reichssicherheitshauptamt (het kan heel wel een door de 'SD'
in Den Haag uitgelokt bevel geweest zijn), die zeven-enzeventig te liquideren. Hun werd gezegd dat zij met het oog op hun slechte gezondheidstoestand naar een kamp in de buurt van Bordeaux gevoerd zouden worden. De Russen 'dolgelukkig, deze hel te mogen verlaten' (aldus Folmerê), beijverden zich toen, alles wat zij in Zuid-Frankrijk niet nodig zouden hebben, te ruilen tegen goederen die daar voor hen van waarde konden zijn. Op 8 april begaf Deppner zich persoonlijk naar het kamp te Amersfoort, samen met een van zijn medewerkers, de codespecialistvan de 'SD'
, Ernst Georg May, die, schijnt het, tegen het liquidatiebevel geprotesteerd had en, zo stellen wij ons voor, juist daarom door Deppner meegenomen werd. Diezelfde middag begonnen Berg en een SS-Oberscharführer op last van Lagerkommandant Heinrich op de Leusderhei een grote kuil te graven; zij waren er om half tien's avonds mee klaar. Enkele uren later, in de ochtendschemering van de ode, werden de zeven-enzeventig Russen naar de kuil gebracht (de zieken en zwakken werden door de overigen gedragen) en aan de rand daarvan in groepen van vier doodgeschoten door Deppner, May, Heinrich en Berg die elk een machinepistool hanteerden; in de kuil werden grote hoeveelheden ongebluste kalk geworpen. Bij terugkomst in Den Haag was May, aldus later een typiste van de 'SD'
, 'totaal overstuur."
Heinrich zei tegen de SS'er die de aparte kartotheek der
'dat ik'
, zo verklaarde de man na de oorlog, 'maar moest invullen dat de Russen op transport waren gesteld naar hetzelfde krijgsgevangenenkamp in Duitsland waaruit zij destijds naar Holland waren gekomen. Ik heb alzo de kartotheekkaarten ingevuld; ik wist ook niet beter.'!
Dat laatste was een leugen: al op de ode wisten verscheidene gevangenen dat de Russen vermoord waren en Berg wist dat gevangenen dat wisten (Folmer hoorde hem tegen de Oberscharjuhrer zeggen: 'Derjenige, der die russische Geschichte weitererzählt, wird sofort nach Deutschland abtrans portiert'2) - wij twijfelen er niet aan of die moord was aan alle kamp-SS' ers bekend.
Wat hun werk betreft, waren de gevangenen in Amersfoort over de z.g. 'binnen-'
en 'buitencommando'
s' verdeeld; de eerste werkten binnen de grote prikkeldraadversperringen, de tweede in de regel daarbuiten. Tot de binnencommando's behoorden de schrijfkarner, de keuken, het kledingmagazijn, de smederij, de kleermakerij, de schoenmakerij, de houtzagerij, de timmerrnanswerkplaats, de garage en de slotenmakerij alsmede de commando's van de kappers (aile gevangenen werden kaalgeschoren), de aardappelschillers, de sokkenstoppers en de stenenbikkers ; de meeste van die binnencommando's bevonden zich overdag in loodsen. Hoeveel gevangenen in totaal tot de binnen-, resp. buitencommando's behoorden, weten wij niet, maar wij hebben de indruk dat de buitencommando's de grootste waren; zij waren bovendien zwaarder dan de binnencommando' s: er werd veel meer in geranseld en men was bij al die werkzaamheden in de openlucht (werkzaamheden die goeddeels met de uitbreiding van het kamp samenhingen) onbeschermd tegen de elementen (de winter van' 41 op'
42 was uitzonderlijk streng). Alle gevangenen waren trouwens ook onbeschermd bij het dagelijks op appèl staan. Elk appèl nam, ook als er geen ringelpiesen op volgde (een straf die herhaaldelijk opgelegd werd wanneer op de bevelen niet stipt en precies gelijktijdig gereageerd werd), gemakkelijk een uur in beslag. Men werkte negen uur per dag en er was een middagpauze van twee, later van één uur.
Als kleding droegen de gevangenen versleten en vervuilde uniformen van
Door alles wat physiek van hen gevergd werd (dit afgezien nog van de mishandelingen), hadden de gevangenen in Amersfoort, en vooral de gevangenen in de buitencommando' s (in de binnencommando' s werd veel lijngetrokken) behoefte aan voldoend voedsel. Dat kregen zij niet. Amersfoort is van augustus '41 tot maart '
43 een hongerkamp geweest.
In het eerste halve jaar ontvingen de gevangenen per dag een stukje brood van ca. 7 cm ('de kunst was nu maar'
, schreef Gunning, 'er zoveel mogelijk boterhammen van te snijden en jezelf daarmee wat voor de gek te houden; sommigen brachten het tot 18 of 19 sneden") en bij het brood kregen zij twee of drie keer per week een klein blokje margarine, een miniem stukje kaas, soms wat jam en een heel enkele keer een stukje worst; het middageten was meestal een soort koolsoep, niet al te slecht van kwaliteit en in elk geval warm, maar de verstrekte hoeveelheid was gering: niet veel meer dan een halve liter, soms nog minder. De gevangenen vermagerden dan ook in een angstwekkend tempo: toen Borst eind januari '42 Amersfoort binnengevoerd werd, constateerde hij dat zich bij ongeveer dertig procent van de daar toen aanwezige gevangenen hongeroedemen ontwikkeld hadden. Met veel moeite wist de Amsterdamse hoogleraar vervolgens door te dringen tot de toenmalige kamparts, dr. N. van Nieuwenhuyzen, chirurg te Amersfoort en lid van de Nederlandse SS; hij ontving van deze de officiële voedingslijst van het kamp, becijferde dat de gevangenen per dag niet meer dan I 300 tot I 400 calorieën kregen en zei tegen van Nieuwenhuyzen dat dat, gegeven de inspanningen die van de meeste gevangenen gevergd werden, ca. 2 500 calorieën moest zijn, hetgeen, aldus Borst, 'voor van Nieuwenhuyzen volmaakt nieuw (was); hij hield er de theorie op na dat de gevangenen vermagerden door de zorgen." Borst wist van Nieuwenhuyzen er toe te bewegen, bij Lagerkommandant Heinrich op verhoging der rantsoenen aan te dringen; dit had wel enig succes (er kwamen per dag 250 calorieën bij)", maar ook die nieuwe rantsoenen waren onvoldoende, zij het dat, schijnt het,c.
Pakketten ontvingen de gevangenen niet. Zij mochten eens in de vier weken een (gecensureerde) brief naar huis sturen en een (eveneens gecensureerde) brief van huis ontvangen en in die laatste brief mocht dan f 20 ingesloten zijn; met dat geld konden zij iets kopen in de kampcantine : leverpastei, fruit, vis in blik, koekjes of sigaretten. Als aanvulling op de rantsoenen waren die cantine-artikelen onvoldoende - de honger bleef. Menigmaal gebeurde het dat gevangenen muizen vingen en deze kookten en opaten.
Het uitdelen van vooral het warme voedsel ging onvermijdelijk met grote spanningen gepaard. 'Dat was'
, aldus ds. Overduin (hij zat van begin maart ,42 af drie maanden in Amersfoort opgesloten voordat hij naar Dachau getransporteerd werd),
'geen gezicht en geen gehoor. Zo'n paar honderd mensen met zenuwachtig rollende ogen in hun hoofd, uitgehongerd, bang een druppel m.inderte krijgen dan hun buurman, jaloers kijkend naar de portie van hun kameraad, die wat gunstiger uitgevallen was, in hun ogen tenminste. De vloeken knalden door de lucht, wanneer men elkaar in het gedrang even aanstootte; daar midden in de barak ineenseen vechtpartij met de ruwste verwensingen, omdat enkelen elkaar een plekje voor hun pannetje op de kachel betwistten, dat ze wilden voorverwarmen om zodoende wat meer 'calorieën'
te krijgen, want ieder wist, dat hij per dag vele honderden 'calorieën'
tekort kwam, en die moesten nu door de warmte van de kachel aangevuld worden. De brutaalsten schenen ook hier de helft van de wereld te zullen krijgen. Op onze kamer was het heel erg, omdat wij met een stelletjevan ongeveer dertig man uit de onderwereld van Amsterdam gezegend waren."
Een kwelling voor de gevangenen was het dat zij dagelijks de Duitse kok over het terrein zagen lopen met een groot presenteerblad waarop zich het overvloedige middagmaal van de Kommandant bevond. Deze en de overige SS'ers kwamen niets tekort - trouwens, de Lagerältesten, de Kapo's en de leden van het keuken-Kommando evenmin: zij zagen er allen dik en welgedaan uit; daarbij bood het keuken-Kommando nog het eminente voordeel dat wie er deel van uitmaakte, niet aan de dagelijkse appèls behoefde deel te nemen.J. Overduin: en
Dachau, p.
In het kamp in Amersfoort werden de zieken aanvankelijk niet allen in de ziekenafdeling, het Revier, opgenomen; zij mochten (ook in dat opzicht onderscheidde Amersfoort zich van een concentratiekamp in Duitsland) in hun barak op bed blijven liggen. De kamparts, de al genoemde chirurg van Nieuwenhuyzen, deed dagelijks in grote haast de ronde door die barakken, besteedde maar weinig aandacht aan de zieken (geneesmiddelen waren bovendien nauwelijks aanwezig) en liet alleen de ernstigste gevallen naar het Revier brengen; hij had daar een bureautje waar hij door twee gevangenen (twee communisten uit Deventer: vader en zoon Bannink) geassisteerdwerd: Bannink jr., een badmeester die als zodanig een diploma voor eerste-hulpbij-ongelukken bezat, trad als voorman-Sanitäter op, zijn vader hielp hem. Borst slaagde er in, als tweede hulpkracht aan de voorman-Sanitäter toegevoegd te worden; hij kon met zijn adviezen veel goeds bevorderen en bereikte bovendien door zijn overwicht op van Nieuwenhuyzen dat de staf van het Amsterdamse Willlelminagasthuis een grote hoeveelheid geneesmiddelen en instrumenten bij het Revier mocht afleveren: nadien kon Borst aan meer gevangenen medische hulp bieden of laten bieden. Hij werd evenwel in april met de overige Amsterdamse gijzelaars ontslagen. Van Nieuwenhuyzen was als kamparts toen al verdwenen (hij was met de z.g. Nederlandse Ambulance naar het Oostelijk front vertrokken) - als nieuwe kamparts trad een huisarts uit Amersfoort op, J. H. Klomp.
Ook Klomp was 'fout'
: lid van de NSB. Van Nieuwenhuyzen had niet alleen door zijn gedesinteresseerdheid maar ook door het feit dat hij ruw tegen die gevangenen optrad welke hij als simulanten beschouwde (voor vrijstelling van werk, permanent of tijdelijk, was een briefje van de kamparts nodig), bij de gevangenen een bar slechte naam gekregen; er stond tegenover dat hij diegenen die geopereerd moesten worden, normaal behandelde in het ziekenhuis te Amersfoort waaraan hij als chirurg verbonden was, en dat hij, wanneer hij van mening was dat een bepaalde gevangene inderdaad een tijdlang geen werk mocht verrichten, jegens de kamp-SS'ers voet bij stuk hield. Dat laatste deed Klomp niet; deze was, wat zijn algemene houding jegens de gevangenen betrof (behalve jegens de Joden onder hen), menselijker dan van Nieuwenhuyzen, maar gevangenen die behoefte hadden aan Schonung, beschermde hij geheel onvoldoende. 'Hij deed wel zijn best voor de mensen', schreef Hunsche, 'maar was doodsbenauwd voor conflicten met de Duitsers. Veel beter werd de situatie door zijn komst dan ook niet."
1 J.
Bannink jr. werd als voorman-Sanitäter door Klomp gehandhaafd, maar behoorde tot de communistische gijzelaars die (zoals wij in hoofdstuk 3 vermeldden) medio oktober '42 geëxecuteerd werden (zijn vader verdween naar een Duits concentratiekamp). Voorman-Sanitäter werd toen een oudere gevangene, Petrus [ohannes Antonius ('Piet'
) Zeestraten, die volgens de arts E. A. Cohen (deze zat eind '42 enkele maanden in Amersfoort gevangen) 'heel veel mensen het leven heeft gered."
Cohens mededeling onderstreept dat gevangenen die 'prominent'
geworden waren, ook in Amersfoort, als zij dat wilden, veel voor hun medegevangenen konden bereiken. Helaas zijn onze gegevens over de Amersfoortse gevangenen-hiërarchie hoogst onvolledig. Het schijnt dat die hiërarchie aanvankelijk geheel uit communisten bestond; zij waren nu eenmaal de eersten die het kamp binnengevoerd werden. 'Zij trokken'
, aldus pater van Genuchten (deze verdween eind oktober '4I naar Dachau) 'één lijn met ons tegen de Nazi'
s. Nooit heb ik iets onaangenaams ondervonden of iets minderwaardigs gezien. Wij waren vrienden, en een van mijn beste vrienden was Lou de Visser, het Tweede Kamerlid.v Wie in die begintijd Lageráltester was, weten wij niet. Een volgende Lagerälteste, begin '42, was corrupt: hij liet zich zwaar betalen voor het uit het kamp smokkelen van clandestiene brieven; wij nemen aan dat hij die meegaf aan personeelsleden van firma's die bij de uitbreiding van het kamp betrokken waren - er zijn in elk geval verscheidene van dergelijke personeelsleden geweest die betrapt zijn op het bieden van clandestiene hulp aan de gevangenen en die deswege zijn gestraft: zij zijn steeds onmiddellijk in het kamp-zelf opgesloten, daar (al of niet na een verblijf in de 'bunker'
) aan zware commando's toegevoegd en onbarmhartig mishandeld.
Medio januari' 42 werden tien Nederlandse politieke gevangenen, allen 'Geuzen'
, uit Buchenwald naar Amersfoort overgeplaatst; zij werden er op grond van hun concentratiekamp-ervaring als Kapo's en Vorarbeiter aangesteld en één hunner, Christiaan Gerardus ('Chris'
) van der Putten, werd Lagerältester IJ. Toen de corrupte Lagerálteste I verdween, promoveerde hij tot die functie, maar die bleef hij niet lang uitoefenen: medio mei werd hij van de ene dag op de andere afgezet en op de (volgens Folmer volstrekt gefantaseerde) beschuldiging dat hij met de rantsoenen der gevangenen geknoeid zou hebben, in het [udenieommando geplaatst.
'hard'
genoeg vonden.'
Als Lageraltester I werd van der Putten opgevolgd door een van de Blockältesten: de al genoemde Johannes Josephus Maria ('Jan'
) Hurkmans die de eveneens al genoemde Willem Eegdeman, zijn zwager, als Lagerältester II naast zich kreeg. Hurkmans die negen-en-dertig jaar was, was uitEindhoven, Eegdeman die acht-en-twintig was, uit Geldermalsen afkomstig; Eegdeman was in Geldermalsen gemeenteraadslid voor de CPN geweest, Hurkmans had in het begin van de jaren '30 het lidmaatschap van de CPN neergelegd maar dat kan samengehangen hebben met het feit dat hij employé van Philips was geworden (later werd hij bij Philips ontslagen en toen zette hij een garagebedrijf op) - hij was in elk geval, evenals Eegdeman en vele honderden andere communisten, in de zomer van' 4I preventief gearresteerd en hij onderhield van het kamp Amersfoort uit verbindingen met de leiding van de illegale CPN. Van zijn gedragingen in het kamp was die leiding niet op de hoogte. Beter kunnen wij overigens van 'misdragingen'
spreken: Hurkmans liet zich voor gunsten die hij aan bepaalde gevangenen verleende, betalen (de familie van die gevangenen, door clandestiene briefjes ingelicht, stuurde dan geld aan Hurkrnans' vrouw) en Hurkmans èn Eegdeman werden door talrijke gevangenen als kwalijke knuppelaars beschouwd; daarbij tekenen wij aan dat Hurkmans veelal het uitvoeren van de mishandelingen aan zijn ruim tien jaar jongere zwager overliet die volledig door hem gedomineerd werd. Terzake verklaarde in '51 de communistische illegale werker Kornelis Hofman die in de herfst van'
42 Amersfoort binnengevoerd werd en later in Vught tot Blockältester werd benoemd (de problemen van de gezagsuitoefening in de kampen waren hem dus niet onbekend) :
'Als Hurkmans maar zei: 'Schop die vent voor zijn kloten'
, dan was Eegdeman zo gek dat hij het deed ook en hij dacht dan nog dat het goed was ook. Willem Eegdeman stond op een hem door Hurkmans ingeprent standpunt van: 'We leven hier met twaalfhonderd mensen, bestaande uit zeshonderd zwarthandelaars, schapenslachters en werkweigeraars en zeshonderd politieke gevangenen. Nu is het belangrijk dat die zeshonderd politieken ill leven blijven ten koste van die anderen.'
Dat was een algemeen gangbaar standpunt in de kampen en Willem Eegdeman meende: 'Er moeten per dag tien man geslagen worden. Het is dan maar beter dat de klappen op de ruggen van de zwartlappen vallen dan op de ruggen van de anderen.'
Ik kreeg niet de indruk dat hij sloeg uit sadisme en ik
1 Volgens van der Putten zelf was de reden van zijn val dat hij getracht had, Joodse gevangenen te beschermen.
Hofman zelf wees het standpunt van Hurkmans en Eegdernan, als door hem weergegeven, af. Hofman heeft volgens ds. F. J. Kropê samen met o.m. een Geus die in Amersfoort Blockältester was, tot diegenen behoord die een complot van Hurkmans, Eegdernan en anderen verijdeld hebben om Krop, die vóór de oorlog in kerkelijke kringen fel tegen de Sowjet-Unie geageerd had, eerst in de bunker van Amersfoort te brengen en hem vervolgens daar te liquideren.ê Overeenkomstige ervaringen had Frans Goedhart, de oprichter van Het Parool, die in '34 uit de CPN geroyeerd was omdat hij zich tegen de laster verzet had die van communistische kant over van der Lubbe verspreid werd. 'Ik ben een keer'
, vertelde hij in '74, 'in Amersfoort op het randje van de dood geweest. Dysenterie. Dan loop je leeg en zonder medicijnen ben je gedoemd te sterven. De Kapo van het Revier' (Bannink jr., over wie door veel andere gevangenen gunstig geoordeeld is) 'was een communist. Toen ik naar hem toeging, zei hij: 'Wat doe je hier, vuile renegaat, we zullen j OLl wel [ertigmachen.' Later bracht de kamparts, een NSB' er'
(Klomp) 'me naar de ziekenzaal. De Joodse arts Herman de Ia Parra uit Bussum heeft bij de ss opium gegapt en zo mijnleven gered.'4 Goedhart was overigens in Vught (waar Hurkmans na enige tijd opnieuw Lagerältester I werd en Eegdeman Kapo van de quarantaine-barak) zijn leven al evenmin zeker en volgens hem hebben in datzelfde kamp enkele communisten pogingen voorbereid om dr. H. B. Wiardi Beckman, vóór de oorlog hoofdredacteur van de bladen van de Arbeiderspers, uit de weg te ruimen, aangezien zij in hem, aldus Goedhart jegens de Enquêtecommissie, 'een klassevijand zagen, een reformist, een sociaal-fascist."
Wiardi Beckman werd ook in Dachau, waarheen hij in mei '44 overgebracht werd, weer danig door communisten dwarsgezeten.
Vaak gebeurde het dat die appèls langer duurden dan 'normaal'
, d.w.z. langer dan ongeveer een uur. Klopte de optelling niet, dan kwam er al spoedig een vol uur bij, en werden de voorgeschreven bewegingen niet precies gelijktijdig uitgevoerd, dan kon als straf volgen dat alle gevangenen geruime tijd moesten 'ringelpiesen', Hunsche vernam eind januari '42 dat de gevangenen op Sinterklaas (6 december' 41) 'spiernaakt'
op appèl hadden moeten staan; een van de toen aanwezigen zei hern dat 'de commandant'
(bedoeld zal wel zijn: Schutzhaftlagerfiihrer Stöver) hen bij die gelegenheid 'op de meest gevoelige delen met de bullepees'
geslagen had.ê Toen Folmer op 29 mei '42 ontsnapt bleek te zijn," werd een strafappèl gehouden dat
'42 om half vijf '
s morgens (op dat uur was ontdekt dat in de nacht twee criminele gevangenen, die uit het kledingmagazijn burgerkleren ontvreemd hadden, ontsnapt waren) en werd de gehele dag voortgezet - dag overigens waarop uit alle delen des lands ca. tweehonderdvijf-en-veertig katholieke Jodenhetkamp werden binnengevoerd (een deel werdnaar Westerbork doorgezonden). Pas om half twee in de nacht van zondag op maandag werd dat
in het garage-Kommando gewerkt. Hij was, gelijk in hoofdstuk 4 vermeld, bij het proces tegen de Oranjewacht tot levenslange tuchthuisstraf veroordeeld, maar aangezien generaal Christiansen die straf niet bekrachtigd had, vreesde hij dat hij bij een nieuw proces terdoodveroordeeld zou worden. Van de eerste dag af dat hij in Amersfoort was, zon hij op middelen om te ontvluchten. In april kreeg hij via een corrupte SS'er die tuk was op de rookartikelen welke Folmer bij zich thuis, in Zeist, opgeslagen had, contact met zijn vrouw. Die SS'er werd begin mei naar Noord-Brabant overgeplaatst, maar zijn bezoeken hadden Folmers vrouw kennelijk de indruk gegeven dat zij ter plaatse wellicht iets kon bereiken: zij fietste op Hemelvaartsdag' 42 (14 mei) naar Amersfoort, betrad er brutaalweg het verboden gebied en liep daar tegen een bewakings-SS' er aan, Herman Verheijen, die haar zei, zich ten doel gesteld te hebben, van de SS uit de bezetter zoveel mogelijk tegen te werken. Verheijen werd tussenpersoon tnssen Folmer en zijn vrouwen werkte samen met die vrouween ontvluchtingsplan uit waarbij Folmer zich als stoker met een kruiwagen 's morgens vroeg en vóór de buitencommando'
s er gearriveerd waren, naar een punt buiten de tweede hoge prikkeldraadversperring zou begeven vanwaar hij in de bossen zou kunnen wegduiken. Verheijen nam op zich, de aandacht af te leiden van het lid van de Postenleetie dat Folmer zou kunnen zien voortkruipen; bij dat kruipen zou Folmer ook over een korte afstand zichtbaar zijn van een van de wachttorens af - dat risico aanvaardde hij. Hij kwam op 29 mei' 42 buiten het kamp, vond daar zijn vrouw die een fiets en burgerkleding bij zich had, en dook samen met haar bij een tuinder in de buurt van Amsterdam onder. Polmers beschrijving van wat zich op 29 mei '42 afgespeeld heeft, vindt men in Dagboekfraglnenten 1940-1945, p. 170-75. Folmer is, nadat hij zijn dagaantekeningen uitgewerkt had, onmiddellijk weer gaan deelnemen aan het illegale werk. Daarbij ontmoette hij bij sommigen wantrouwen omdat dezen achter zijn relaas over de onbaatzuchtige hulp van Herman Verheijen een vraagteken plaatsten. Tot diegenen die hem wèl vertrouwden, behoorden Gerrit van der Veen en de leiding van de Knokploegen. Folmer heeft deelgenomen aan de twee mislukte overvallen op het Huis van Bewaring I te Amsterdam, georganiseerd door, respectievelijk, Gerrit van der Veen (in de vroege uren van I mei '44) en Johannes Post (in de vroege uren van IS juli '44); bij beide gelegenheden wist hij te ontkomen. Hij werd evenwel kort na die r yde juli in Amsterdam gearresteerd; daarbij werd hij gewond. Op of omstreeks 'Dolle Dinsdag'
(5 september '44) haalde de 'SD'
hem, kennelijk ter fusillering, op een brancard uit de gevangenis op; waar en wanneer hij doodgeschoten werd, is niet bekend.
Twee weken later ontbrak een gevangene op het ochtendappèl. Hij werd na enig zoeken in de keuken ontdekt waar hij zich achter een ketel verstopt had. De man werd op de appèlplaats met knuppels afgeranseld en met laarzen getrapt, 'tegen het gezicht, in zijn zijde, ze stampen op zijn benen, in zijn buik - alles vóór de troep als afschrikwekkend voorbeeld. Velen van ons', aldus de in het kamp opgesloten predikanten H. L. Lieve en K. R. ter Steege''
in hun Predikant achter prikkeldraad 3, <kijken verbeten toe met strak gezicht en gebalde vuist. Moeten wij als Chrisrenen met pretesteren en er tussen springen? Mogen wij dit lijdelijk aanzien? - Maar waag het eens! Hefje hand eens op! Je bent een kind des doods ...
Er gaan nog heel andere stemmen op; hier en daar wordt halfluid geroepen: 'Laten ze hem doodslaan voor mijn part - hij brengt ons potje eten in gevaar, die smeerlap!'
Er is zelfs geapplaudisseerd op het moment dat ze hem vonden. Een barakoudste dringt zich naar voren en beukt mee.'
De meest spectaculaire ontvluchting uit Amersfoort is die van Gerrit Kleinveld geweest", een vriend van Thea Dobbe en een van diens medewerkers bij de eerste overval op een distributiekantoor: die te [oure in oktober '42. Kleinveld werd medio december '42 in de buurt van Amersfoort gearres
de bunker, dat in 1946 werd gepubliceerd in opdracht van de LO-LKP-Stichting en'herhaaldelijk kwam het voor'
, zo verklaarde hij in het naoorlogse proces tegen Berg, 'dat de voormannen'
(gevangenen die in de bunker werkzaam waren en die op hun beurt 'door SS-bewakers achter de broek werden gezeten'
) 'de pan met eten in een hoek van de cel zetten en hem een schop gaven, waarop de pan omviel of te ver doorschoot, zodat ik er toch niet bij kon. '1 Maar Kleinveld was niet te breken.
Drie weken lang schuurde hij de boei van zijn rechterhand over de betonnen vloer (de afgeschuurde plekken werkte hij bij met de 'koffie'
die hij kreeg) tot hij de veer die zijn boei bijeenhield, voldoende had verzwakt om, met een beddepoot als hefboom, de veer te kunnen uitbuigen: hij had de rechterhand vrij. Uiteraard moest hij er voor zorgen dat het er, telkens wanneer een bewaker of een voorman zijn cel betrad, zo uitzag alsof er niets aan zijn rechterboei ontbrak. Daarin slaagde hij. Hij ging vervolgens met een stevige lepel die hij in een hoek van zijn cel gevonden had, in het beton boren op de plaats waar een van de spijlen van het raampje bevestigd was het uiteinde van de spijl wrikte hij bijna los; dat nam hem twee weken. Vijf weken had hij nodig om met de zijkant van de lepel waarvan hij een primitieve zaag gemaakt had door er, gebruik makend van de scherpe kant van zijn ledikant, met zijn klomp 'tanden'
in te slaan, het andere uiteinde van de spijl door te zagen. Op de donkere avond van I maart' 43 boog hij de boei van zijn linkerhand en zijn twee voetboeien op dezelfde wijze uit als hij met zijn rechterhandboei gedaan had: zijn handen en voeten waren nu vrij. Vervolgens liet hij eerst het verduisteringsluik dat niet erg stevig bevestigd was, voorzichtig buiten aan een 'touw'
zakken dat hij uit repen van zijn handdoek gemaakt had. Daarna duwde hij de spijl weg. Hij kleedde zich uit, smeerde zich in met een mengsel van 'koffie'
en 'zeep'
en kwam met de grootste moeite door de smalle opening heen welke door het wegduwen van de spijl ontstaan was. Liggend trok hij zijn kleren weer aan en zo schoof hij naar de hoge prikkeldraadversperring toe (de bunker lag in het gebied tussen de twee
Op Kleinvelds ontsnapping kon geen strafappèl volgen: nagenoeg alle gevangenen waren in de maanden waarin hij zijn vlucht voorbereid had, naar Vught overgeplaatst.
Hoeveel Joden zich bevonden hebben onder de ruim achtduizendvij£honderd gevangenen die in totaal tot begin'in het kamp Amersfoort ingeschreven zijn, weten wij niet precies; het zijn er in elk geval meer dan duizend geweest. Vast staat dat bijna achthonderd naar Mauthausen doorgezonden zijn (hun lot daar is de lezer al bekend) en vele honderden naar Westerbork, en wij nemen aan dat zich bovendien onder de honderdtwee-en-veertig gevangenen die in de eerste periode van Amersfoort ter plaatse omgekomen zijn, talrijke Joden bevonden hebben: Joden hadden het in Amersfoort het zwaarst.
Zij vormden een zeer gemengde groep. Er waren Joden onder de illegale werkers die in afwachting van hun berechting in het kamp opgesloten waren (wij veronderstellen dat deze Joden niet opgenomen werden in het z.g. [udenkommando, aangezien de kamp-SS er niet voor voelde, gevangenen die evident ernstig mishandeld waren, voor de Duitse rechtbanken te laten verschijnen) - er waren ook Joden die zich aan de meest onbenullige overtredingen schuldig gemaakt hadden of van wie dat beweerd werd; er was de groep van de ca. dertig mannelijke Joden die eind maart '42 in Amsterdam gearresteerd waren omdat zij in ondertrouw waren met een nietJoodse vrouw, en die begin mei Amersfoort werden bitmengevoerd en daar een grote gele R (de R van 'Rassenschande'ï op hun kleding kregen; er waren tenslotte, aldus onze indruk, talrijke Joden die onder de kategorie 'economische gevangenen'
vielen: Joden die op de een of andere wijze zwarte handel bedreven hadden, hetgeen, gegeven de mate van beroving waarvan
De Joden in Amersfoort mochten geen correspondentie voeren en kregen dus ook niet de f 20 per maand die vele andere gevangenen van huis ontvingen en waarmee zij iets in de cantine konden kopen. Zij sliepen niet in aparte barakken en ontvingen in beginsel dezelfde (te geringe) hoeveelheden voedsel als de overige gevangenen, maar zij stonden (dat was de kern van de zaak) bloot aan veel ernstiger mishandelingen en moesten veel vaker 'am Tor' staan, zij mochten zich in het kamp (behalve van eind '42 af) niet laten scheren: zij waren er dus gemakkelijk herkenbaar nog voor zij de gele driehoek droegen. Tot de 'lichte'
Kommandos werden zij niet toegelaten men concentreerde hen in het judenkommando dat steeds met de zwaarste werkzaamheden werd belast en waarvan de leden mishandeld werden door antisemietische scherpslijpers onder de SS' ers en de Kapo's. Tussen de twee hoge prikkeldraadversperringen werd een sintelweg aangelegd en op de appèlplaats werd een sintellaag aangebracht - het waren Joden die de grote wals die daarbij gebruikt werd, moesten voortzeulen ; die wals (honend 'de Palástlna-Express' genoemd) was nog verzwaard ook doordat in de bak die bovenop gemonteerd was, zand en brokken beton lagen. Er werd in de buurt van het kamp veel zand afgegraven: voor de uitbreiding van het kamp, voor de aanleg van een sportveld voor de SS en van een schietbaan (daartoe werd een brede sleuf gemaakt in een acht meter hoge heuvel) en in een kiezelgroeve - het waren Joden die het uitgegraven zand in loodzware bakken naar de plaatsen moesten brengen waar het gestort werd. Er moest met stenen en met lange rioolbuizen gesjouwd worden: dat werd aan Joden opgedragen. Bij al deze en dergelijke werkzaamheden werden zij voortdurend opgejaagd en veelvuldig met knuppels en zwepen geslagen; werkten Joden in de kiezelgroeve, dan hielden SS-bewakers zich onledig met stukken en stenen naar hen te gooien. 'Die juden mussen doch sterben, das macht nichts aus'; plachten Stöver en Berg te zeggen - in deze en dergelijke bewoordingen uitten zij zich althans herhaaldelijk tegen Chris van der Putten, de Lagerä/teste I, die aan het judenkommando toegevoegd werd"; in datzelfde Kommando kwamen ook de twee predikanten Lieve en ter Steege terecht en wij nemen aan dat anderen die wegens hulp aan Joden in Amersfoort opgesloten werden, eveneens in het [udeneommando moesten meezwoegen. Dat [udenkommando was bij tijd en wijle het officiële Strafkommando : ieder die
Berg en Stöver hebben herhaaldelijk leden van het judenkommando ernstig mishandeld, niet alleen trouwens tijdens het werk maar ook bij het 'ringel piesen' waaraan de Joden zich na menig avondappèl moesten onderwerpen; aan soortgelijke misdragingen hebben zich ook de twee Kapo's van het judenkommando schuldig gemaakt: Willem Eegdeman en Willem Z. of de Z. (de achternaam van die tweede kennen wij niet, maar wij weten wel dat hij, die tevens 'SD'
-spion in Amersfoort geweest was, eind '43 in Vught door mede-gevangenen geliquideerd is"
), alsmede de Geuzen die als Vorarbeiter van het judenkommando optraden ('virtuozen met hun knuppel'
volgens ds. Lieve"): van die Vorarbeiter moeten wij speciaal Antonius ('Teun'
) van Es noemen, een van de Geuzen die in januari '42 uit Buchenwald gearriveerd waren."
Tot speciaal vermaak van deze Jodenhaters diende steeds de z.g. 'cavalerie'
: was aan het einde van de ochtend of van de middag het werk afgelopen, dan moesten de leden van het judenkommando in looppas, een kar voortzeulend en daarbij op de gebruikelijke wijze met stok- en zweepslagen opgejaagd, de toegang tot de appèlplaats passeren; daar lag een scherpe bocht in de weg sommigen struikelden dan zodat vele anderen over hen heen tuimelden. Wie dan niet meer overeind kon komen, werd naar 'de Rozentuin'
gesleept en daar neergekwakt. Enkele malen gebeurde het ook dat de Joden die de zware wals voorttrokken, opdracht kregen, dwars over andere Joden heen te rijden die bewusteloos ter aarde lagen - voorzover bekend, is die opdracht nooit uitgevoerd. Folmer heeft verscheidene van dergelijke scènes beschreven; wij kiezen er één uit: een gebeurtenis die zich op IS mei '42 afspeelde en waar de groep van de '
rassenschande'-Joden het slachtoffer was:
'Bij de SS-keuken was Berg bezig om met een paar gevangenen de slangen uit te rollen. Het ingewalste gedeelte moest zeker bespoten worden. Daar suisden twee krachtige stralen de lucht in. Altijd een fascinerend gezicht, dat omhoogsuizen van het water. Berg stond iets te brullen. Een van de slangen moest op de mensen voor de wals gericht worden ... 'Nee, niet zo, Sauhund; spuit dat ver dammte Vieh ook vol! vlak voor de wals spuiten, zeg ik je!' De gevangene die ditEen tweede 'SD'
-spion uit Amerfoort isNatzweiIer geliquideerd.Lieve enter Steege:p.Na de bevrijdingvastgestelddat van Es verminderd toerekeningsvatbaar was.
1 D. W. Folmer: 'Dagboek'
,
Tot de meer algemeen bekende Joden die in Amersfoort omkwamen, behoorden de Amsterdamse advocaat mr. M. L. Kan, voorzitter van de Nederlandse Zionistenbond (een van de twee Joden die om principiële redenen het lidmaatschap van de Joodse Raad neerlegden), de begaafde communistische voorman mr. A. S. de Leeuw (de man die in Amersfoort Fichte en Schelling las) en de Amsterdamse oud-wethouder S. Rodrigues de Miranda; alleen van de dood van deze laatste kennen wij nadere bijzonderheden.
Enkele tientallen jaren lang was de Miranda een van de meest vooraanstaande socialisten in Amsterdam geweest, tot hij aan het einde van de jaren '30 object werd van een venijnige Hetze van het dagblad De Telegraaf Die deed geen afbreuk aan zijn strijdbaarheid - in deel 4 gaven wij al weer dat de Miranda tijdens de Februari-staking' 4I, toen Asscher, een van de twee voorzitters van de Joodse Raad, een beroep op hem deed, de stakers tot werkhervatting te bewegen, hulp weigerde. De Miranda trok er later in dat jaar en in '42 herhaaldelijk op uit om het woord te voeren op geheime bijeenkomsten van SDAp'
ers. Na de invoering van de Jodenster (begin mei' 42) deed hij dat met zijn ster op, voorzien overigens van een door de Joodse Raad afgegeven reisvergunning. Hij werd in oktober '42 gearresteerd en er is wel verondersteld dat hierbij een bericht van NSB-zijde dat men hem samen met anderen op een boerenkar gezien had, op weg naar een station in het oosten des lands, van betekenis of mede van betekenis is geweest. Hij werd toen eerst in het Huis van Bewaring II te Amsterdam opgesloten. 'Wat verder komt, weet ik niet!'
, schreef hij in een briefje dat hij zijn echtgenote wist toe te smokkelen. 'Terwijl het dag was, heb ik gewerkt, nu de avond bezig is te vallen' (hij was zeven-en-zestig) 'ben ik, wat het lot nu verder brenge, gerust. Mijn vertrouwen in de grote zaak is ongeschokt.P
Hurkmans en Eegdernan hitsten vooral Teun van 'Es tegen de Miranda op. 'Je leeft hier geen zeven dagen'
, beet van Es hem toe.! Wat vervolgens geschiedde, werd door twee rechercheurs die in die tijd in Amersfoort opgesloten waren geweest en na de bevrijding het gebeurde riader onderzocht hadden, tijdens het proces tegen Kotälla aldus weergegeven:
'Voor de Miranda in het kamp kwam, werd daar al stemming tegen hem gemaakt; hij was aan het hoofd gewond toen hij daar kwam. Hij is daarop uitgekleed en van boven tot onder met het cijfer 7 bestempeld, terwijl hem werd meegedeeld dat hij binnen zeven dagen 'jertig' zou zijn. I-lij heeft daarop o.a. kruiwagens met zand moeten rijden, waarbij hij tot steeds meer spoed werd aangezet, met slagen en schoppen, o.a. tussen de benen. !-lij is to en nag naar de ziekenbarak gebracht, maar daar weer uitgehaald en aan het werk gezet. !-lij is door een groot aantal personen geslagen, in een waterput gegooid en daarna is op hem een kruiwagen gegooid. Vervolgens is hij gestenigd. Daarna is hij nog naar het appèl gesleept, vervolgens naar de ziekenbarak, waar hij is afgespoten met een brandslang en daarna gestorven.
Het is niet mogelijk geweest, uit te maken wie de eigenlijke daders zijn geweest."
De meeste andere gevangenen waren huiverig om zich met de Joden in het kamp in te laten, laat staan hun hulp te verlenen. Wie dat deed, maakte grote kans, in het gevreesde judenkommando terecht te komen of, als hij daar al in zat, extra gestraft te worden. 'De Jood'
, schreef ds. Lieve,
'krijgt geen cantine en dus geen appels en peren - zelf zit je met een sappige peer in je handen, vlak onder de begerige, hongerige ogen van een jodenman. Je màg hem niets geven en je móet met hem delen volgens de stem van je geweten, maar het komt er toch niet van en je voelt jezelf dan schuldig, een ellendeling. Al is het gedwongen, je doet dus mee aan dit smerig bedrijf De Jood draagt tien stenen en jij maar zes - waar blijft je solidariteit ?'
3J. J.J. Predikant achter prikkel draad,
Veel gevangenen maakten zich van dit probleem af door er van uit te gaan dat de Joden het ook niet waard waren dat men een vinger voor hen uitstak. Inderdaad, ze waren in het kamp als groep wel eens lastig of ongedisciplineerd, maakten veel ruzie (ook onderling) en droegen wel eens bij tot verlenging van het appèl, en er waren zonder twijfel onder hen ook personen die buiten het kamp in de harde strijd om het bestaan niet steeds geoorloofde middelen gebruikt hadden en dat binnen het kamp ook deden. 'En onwillekeurig'
, aldus weer ds. Lieve,
'scheld ik mee, neem soms ook een verachtelijke houding tegenover hen aan, alsof ik inderdaad mensen voor mij heb van een minder ras en lager allooi.
Hoe onjuist en onbarmhartig! Zijn zij in werkelijkheid bijzonder slecht, veel slechter dan de niet-Joden? Onder alle groepen en standen, onder zwarthandelaren en intellectuelen wordt zeker niet minder gesjacherd in brood en tabak. Door hoe velen wordt er niet 'geklauwd'
, dominees incluis!
... Fijne mensen kon je onder de Joden in het kamp aantreffen; verschillende hebben me geholpen."
Volgens een tweede predikant, ds. C. N. Impeta uit Zwolle (deze zat van mei tot oktober '42 in Amersfoort gevangen wegens anti-Duitse passages in zijn preken), waren de Joden in het kamp
'over het algemeen moedig. Sommige ouderen en zwakkeren huilden wel, in diepe ellende, wanneer er van hen zoveel werd gevraagd dat ze het niet konden volbrengen ... In het algemeen echter, de jongeren - ze beten de tanden op elkaar en zeiden's avonds, als ze, na de strafexercitie doorstaan te hebben", doodmoe en afgepijnigd, niet zelden bemodderd en bevuild, de barak binnenkwamen: 'Wacht maar -later - dan zal het onze beurt zijn!' '
3
Vermelding verdient nog dat de communist Kees Hofman tegen Kerstmis '42 in Amersfoort een actie organiseerde waarbij hij bij diegenen die per maand f 20 van huis toegezonden kregen, f 450 inzamelde; van wat hij met dat geld in de cantine kocht en liet kopen, hoofdzakelijk fruit, ging in zijn barak een deel naar diegenen toe die nooit geld van huis ontvingen, de Joden onder hen inbegrepen; er zijn in andere barakken wel eens overeenkomstige initiatieven genomen.A.v., p.HetImpeta:
Voor Amersfoort gold, als voor alle concentratiekampen, dat het oorlogsnieuws voor de gevangenen van kardinale betekenis was. Uit Duitse bron kon men na enige tijd dat nieuws gemakkelijk volgen, tenminste als men Duits kon lezen: van de zomer van' 42 af hing in de gang van elke barak steeds het jongste nummer van de Deutsche Zeitung in den Niederlanden achter glas. Maar de Engelse radio? Diegenen die rechtstreeks naar Amersfoort gevoerd werden, wisten meestal wel wat de BBC in de jongste tijd bericht had. Bovendien beschikte men in de slotenmakerswerkplaats begin '42 over een radio die ter reparatie afgegeven was - dat toestel werd dagelijks aangezet en dan prompt weer onbruikbaar gemaakt. Begin maart werd dat spelletje door de SS doorzien. Vervolgens konden twee gevangenen die de SS-cantine moesten schoonhouden, een tijdlang van een daar aanwezig toestel gebruik maken, maar ook dat werd ontdekt. Nadien 'gingen'
, aldus Hunsche, 'de wildste geruchten rond.'!
Te bedenken valt bij dit alles dat de 'eerste periode'
van Amersfoort (augustus '4I-maart '
43) pas in de laatste maanden, d.w.z.na de grote ommekeer in de oorlog (de Geallieerde overwinningen in Noord-Afrika en de slag bij Stalingrad), opbeurend nieuws van blijvende betekenis kende. Tot eind oktober' 42 bleven grote Geallieerde of Russische overwinningen uit. Dat is een factor geweest die het bestaan van veel gevangenen bemoeilijkt heeft.
In dat bestaan speelde bij menigeen opnieuw de levensovertuiging C.q. het geloof een rol van grote betekenis. Wat de levensovertuiging betreft, verdient het de aandacht dat in Amersfoort precies als in St. Michielsgestel kleine kringen tot stand kwamen waarin gevangenen van geheel verschillende politieke gezindte zich rekenschap gaven van hetgeen zij in de Nederlandse en de internationale samenleving wilden verbeteren. Theologische discussies waren evenmin zeldzaam. Wie uit een gevangenis Amersfoort binnengevoerd werd, had meestal al kennis gemaakt met kwalijke vormen van Duits optreden, maar dan toch nog niet met het brute geweld dat in het coneentratiekamp toegepast werd. Daardoor, en speciaal door het zien van de sadistische mishandelingen waarvan de Joden het slachtoffer werden, werden velen diep geschokt; zij hadden dan behoefte aan een theologischJ.'hoe kan God zo iets toestaan ?'
), aan geestelijke steun. Die steun vonden zij ook: van figuren als Titus Brandsma, ds. D. A. van den Bosch (wij herinneren aan onze beschrijving in de aanhef van hoofdstuk 8 van deels) en ds. Lieve ging veel uit: zij hielden clandestiene gebedssamenkomsten en spraken ieder die zich tot hen wendde, moed in. Veel hulpmiddelen hadden zij daarbij niet. Bijbels waren in het kamp verboden - werden ze toch ontdekt, dan werden ze op een brandstapel gegooid en dan kreeg een Jehova's Getuige de opdracht, het vuur aan te steken. Ds. Lieve beschikte eerst over een bruikbaar boek, Korte verklaringen op de Bijbel (dat had hij in de smederij gevonden waar men de biblietheek van de in Amersfoort gevestigde Bond van Gereformeerde Jongelingsverenigingen welke geliquideerd was, op een hoop gesmeten had), later kon hij ergens een Bijbel bemachtigen. Hij was, schreef ons een ex-gevangene, 'najaar '
42 de erkende evangelist van Amersfoort';' Floris Bakels oordeelde niet anders over deze Groninger predikant: 'Zijn hele wezen straalde een onoverwinnelijke kracht uit. Als hij met je bad, voelde je iets van die kracht in je overstromen."
Lieve is zelf niet erg te spreken geweest over het gedrag van 'enkele predikanten'
: dezen verstonden zijns inzien hun roeping niet, 'jammerend en klagend over de ellende en alsmaar denkend aan hun dierbaren thuis hebben zij'
(zelfs) 'vergeten terdoodveroordeelden bij te staan."
'Geestelijken hebben'
, aldus een andere ex-gevangene, G. Tuynenburg Muys, lid van de Leeuwengarde, juli' 42 het PDA binnengebracht, 'in Amersfoort criminele dingen gedaan, verscheidenen. Dat heeft ons eensdeels een beetje geschokt. Ik stelde mij er echter tegen in, zo: er is verschil tussen op de kansel staan en in een concentratiekamp zitten."
Dezelfde, algemener:
'Notarissen, doctoren, dominees, kapelaans, ambtenaren, ze waren er in massa's ... Gaven zij geestelijke leiding en morele steun aan hun arme, gekwelde medemensen? Neen, deze heren stalen het brood van hun medegevangenen, dreven zwarte handel, kenden geen moraal en geen gemeenschapszin' Tuynenburg Muys wilde slechts een uitzondering maken voor '
een edele Joodse arts' (vermoedelijk dr. de la Parra) 'en twee nog jeugdige dominees'
(een van die twee was ds. Lieve - wie met de tweede bedoeld is, weten wij niet).Brief,aug.van].vanB. Bakels:p.H.Lieve enR. ter Steege:p.'Verslag van mededelingen van G. Tuynenburg Muys'nov.p.(GC).
Het laatst weergegeven citaat van Tuynenburg Muys is, dunkt ons, in te generaliserende termen gesteld. Dat neemt niet weg dat hij de enige niet was die in Amersfoort teleurgesteld, ja geschokt werd door het egoïstisch gedrag van een groot deel der gevangenen, onder wie zich ook nog enkele verraders bevonden die, hopend aldus een betere behandeling te verkrijgen, alles wat voor de kamp-SS' ers van belang kon zijn, aan dezen overbriefden.
Folmer constateerde al op de eerste dag die hij in het kamp doorbracht: 'Het gehalte van de gevangenen is slecht"
- veelvuldig zijn de klachten in zijn dagboek over de verwoede onderlinge strijd waarbij een boterham extra, de 'na-schep'
, een sigaret, ja enkele sigarettenpeukjes de inzet vormden. 'vlak onder mij'
, tekende Lieve aan,
'ligt iemand die destijds gevangen genomen is als lid van de een of andere ondergrondse beweging. Het is een zwaar geval en hij heeft niet de geringste kans om. voor het einde van de oorlog te worden vrijgelaten; hij vermoedt zelfs dat hij zal worden gefusilleerd. Hij ... houdt het hoofd moedig op, althans in het begin. Dan zinkt zijn moed en hij wordt neerslachtig en steeds somberder - diep ontgoocheld wanneer hij bemerkt hoe de mensen hier tegenover elkaar staan. 'Begrijp jij'
- zegt hij eens ... - 'begrijp jij jouw mede-Nederlanders?! De meesten zitten hier gevangen om politieke redenen: als lid van een organisatie, als Jodenbegunstiger of als verspreider van een illegaal blad; en hoe kunnen zij zich nu toch zó onvaderlands en onsoeiaal gedragen? 't Is verschrikkelijk! Heb ik voor een stelletje als dit mijn leven over gehad? Had ik 't maar nooit gedaan, ik heb er meer dan spijt van!"
2
Zaten in Amersfoort inderdaad 'de meesten gevangen om politieke redenen'
? Wij betwijfelen het. Vrijwel van meet af aan bevonden zich onder hen grote groepen zwarthandelaren en clandestiene slachters, bij wie geen spoor van idealisme een rol gespeeld had; het viel sommige politieke gevangenen op dat de komst van grote aantallen economische gevangenen telkens aan de geest in het kamp onmiddellijk afbreuk deed. Dat was bijvoorbeeld het geval toen in de herfst van '42 ca. achthonderd nieuwe zwarthandelaren en clandestiene slachters Amersfoort binnengevoerd werden. 'Het ergste was'
, aldus 1.W. Schmidt, een illegale werker die van september ,42 af in Amersfoort opgesloten zat, 'dat bij deze asocialen, zoals niet anders te verwachten viel, het gemeenschapsgevoel volkomen ontbrak. Zij brachten een mentaliteit mee, welke was doortrokken van egoïsme, lafheid, verraadD.Folmer: 'Dagboek'
, p.H.Lieve enter Steege:
'Geboren oplichters en misdadigers'
? Ook dat betwijfelen wij. Waren niet eerder velen en misschien wel de meesten onder die zwarthandelaren en clandestiene slachters er pas door de omstandigheden der bezetting toe gebracht, strafbare handelingen te begaan? En stond niet ook, los nog van het feit dat de bezetter, die zelf gigantische aankopen op de zwarte markt verrichtte, het morele recht miste, die economische criminelen te vervolgen, de bestraffing zelve die zij in Amersfoort ondergingen, in een wanverhouding tot de vergrijpen waaraan zij zich schuldig gemaakt hadden? Het was, zoals wij in hoofdstuk 4 vermeldden, de Duitser Horak geweest, hoofd van het aan de Rijksrecherchecentrale toegevoegde Sonderkommando, die hen met één pennestreek drie, zes of twaalf maanden Schutzhaft in een kamp als Amersfoort opgelegd had - kamp waarin alle regels van het Nederlandse gevangeniswezen met voeten getreden werden en de gevangenen prijsgegeven waren aan een regime dat hun physieke weerstandskracht in de wortel aantastte. Tekenend is het dat talrijke gevangenen die in de periode augustus '4I-eind '
42 uit Amersfoort naar de concentratiekampen Buchenwald en Neuengamme overgebracht werden, in eerste instantie die overgang als een verbetering voelden: in die twee Duitse kampen (welke in andere opzichten oneindig 'harder'
waren) heerste toen niet de hongersnood die Amersfoort van augustus' 41 af gekenmerkt had.
Het kan geen verbazing wekken dat de bijna drieduizend gevangenen die in de eerste maanden van '43 uit Amersfoort naar het nieuwe eoncentratiekamp Vught overgebracht werden, in een deplorabele toestand verkeerden. Onder een zwaar geleide van SS' ers moesten zij zich op hun ongemakkelijke klompen in looppas naar het Amersfoortse station begeven, niet dwars door de stad (dat zou, zulks beseften de Duitsers, teveelopzien baren) maar om het centrum heen. Zij werden toch door velen gezien. Nieuw was zulk een transport voor de Amersfoorters niet. Het viel de gevangenen op dat de Amersfoortse bevolking nauwelijks van reacties deed blijken (wie openlijk protesteerde, liep kans, onmiddellijk meegenomen te worden), maar dat de inwoners van Vught, die zulk een strompelende stoet van vermagerde gevangenen nooit gezien hadden, van duidelijke emoties blijk gaven: de V ughtenaren 'waren helemaalontdaan, schreiden, en hier en daar kwam het gep.'dat toen wij zo snel moesten lopen, de commissaris van politie gekomen is en doorgezet heeft dat wij wat langzamer mochten lopen."
Het kamp Amersfoort stond nadien maanden leeg.
In mei '43 werd Amersfoort opnieuw in gebruik genomen. Toen begon wat wij 'de tweede periode'
uit de geschiedenis van het kamp hebben genoemd - een periode die een kleine twee jaar zou duren maar waarvan wij de laatste fase (het kamp in de hongerwinter) pas in deel IQ zullen beschrijven. In die tweede periode heeft Amersfoort in verscheidene opzichten een ander beeld geboden dan in de eerste: er kwamen veel meer gevangenen in het kamp terecht, de 'doorstroming'
verliep sneller, het regime was (in aansluiting op de overgang van 'eerste'
naar 'tweede fase'
die zich bij de concentratiekampen in Duitsland voordeed) minder barbaars en er werd minder honger geleden, vooral doordat de gevangenen voedselpakketten mochten ontvangen.
Terwijl in Amersfoort in de eerste periode van zeventien maanden (medio augustus '4I-medio januari '
43) in totaal ruim achtduizendvijfhonderd personen opgesloten werden, van wie ca. tweeduizendtweehonderd naar Duitsland op transport werden gesteld (26 %), werden er in de tweede periode van drie-en-twintig maanden (begin mei '43-begin april '
45) bijna zes-entwintigduizendvijfhonderd personen gevangen gezet, van wie bijna achttienduizend naar het oosten werden gevoerd (68 %).2
Toen het kamp in mei' 43 heropend werd, arriveerden er als eerste groep gevangenen ca. zeventig Joden uit hetJudendurchgangslager Vught en een kleine zeshonderd uit Westerbork die na een week of vier weer naar Vught resp.gevangenen geweest zijn die in de verwarring konden ontkomen. Er vielen bij die luchtaanvalonder'gevangenen van de arbeidsinzet'
werden op ro juni Amersfoort binnengevoerd : 'contractbrekers'
(personen die hifi werk in Duitsland in de steek gelaten hadden of die, met verlof in Nederland, niet naar dat werk waren teruggekeerd) en 'weigeraars'
(personen die zich niet ter registratie voor de arbeidsinzet aangemeld hadden dan wel op een ander moment vóór hun vertrek ondergedoken waren). In augustus telde het kamp ca. vierhonderd gevangenen, maar dat aantal steeg tegen het einde van '43 tot bijna vierduizend, ging daarna weer dalen maar bleef tot in de hongerwinter boven de drieduizend liggen (bij de bevrijding lag het beneden de zeshonderd).
Het is niet mogelijk, de kategorieën gevangenen nauwkeurig aan te geven. 'De mensen'
, aldus ir. A. Lely, een illegaal werker die, zoals wij al in hoofdstuk 4 vermeldden, van begin augustus' 43 tot midden mei '
44 in Amersfoort opgesloten was,
'zaten er voor alles en nog wat: politieken, onderduikers, Jodenbegunstigers en Joden-'klappers'
(d.w.z. lui die Joods goed hadden verduisterd), zwarte handelaren, Belgen die tabak smokkelden, lui die een radio hadden of naar de Engelse zender luisterden, enz. enz., tot zelfs voor het bezitten van één zilveren rijksdaalder toe.' Toch was wel haast twee-derde Arbeitseinsatz ... Ook zaten er wel helemaal voor niets, dat waren de gijzelaars. Ergens was iets gebeurd en dan waren plotseling in zo'n plaats alle mannen van achttien tot vijf-en-twintig met sommige ouderen opgepikt en als gijzelaars naar Amersfoort gestuurd. Die gijzelaars zaten apart in een barak en liepen in hun eigen burgerkleding, voor zes tot acht weken, of langer ... Toen ik wegging, waren er, geloof ik, pl.m. vijfhonderd."
Daarenboven kwamen in de loop van '43 toch weer enkele tientallen Joden in het kamp terecht, daarnaast ook personen die uit de Waffen-SS en het Nationalsozialistische Kraftjàhr-Korps gedrost waren, en NSB' ers die overtredingen begaan hadden .
. Gelijk gezegd: van al die gevangenen werden bijna zeven op de tien op transport gesteld, tot begin september' 44 alleen al ca. twaalfduizend gevan
niet
'contractbrekers'
en 'weigeraars'
) werden er in Amersfoort onder pressie toe gebracht, een verklaring te tekenen waardoor zij SS-Frontarbeiter werdcn+> nog anderen, 'velen, héél velen', aldus ir. Lely, weigerden zulks, hoewel dat betekende dat zij, in plaats van ongeveer twee maanden, wel een half jaar in Amersfoort vastgehouden werden alvorens aan het Duitse bedrijfsleven ter beschikking te worden gesteld.ê
Zo waren er dus van eind' 43 af in Amersfoort telkens enkele duizenden gevangenen aanwezig. Er kwamen Kommandos die het kamp als zodanig in stand bielden, maar Kommandos voor de uitbreiding waren niet meer nodig. Enkele nieuwe Kommandos werden opgericht: twee buiten het kamp, t.w. in een speelgoedfabriek in Amersfoort en op het vliegveld van Soesterberg (op beide plaatsen werkten tezamen telkens ca. vierhonderdvijftig gevangenen), en één binnen het kamp: een afdeling van de Nederlandse SeintoestellenFabriek te Hilversum waar radiotoestellen gemonteerd werden. Het was een groot voordeel om in een van die drie Kommandos opgenomen te worden: men kreeg dan extra-eten. Het NSF-Kommando verwierf zich nog andere voorrechten: de ca. tweehonderd gevangenen die er telkens deel van uitmaakten, behoefden niet aan de algemene appèls deel te nemen, hadden een eigen barak-gedeelte en konden hun bestaan daar min of meer inrichten zoals zij dat zelf wensten. 'Wij waren'
, schreef ir. Lely, die in dat NSF Kommando opgenomen was, 'dwangarbeiders onder zéér redelijke condities."
Anderen hadden het veel moeilijker in het kamp: er was voor hen geen werk. Hoe hen bezig te houden? Berg, de nieuwe Lagerkommandant (Hein
' s ochtends en'
s middags urenlang in formatie de Appellplatz rondlopen, 'alleen al als je het zag, werd je', aldus ir. Lely, 'er beroerd van: sjok, sjok, sjok, de hele dag, diep de handen in de zakken, petje over de oren en maar sjokken. '1 '
Ze zien er grotendeels als boeven uit', schreef de student W. de Weerd die in april '43 de loyaliteitsverklaring niet had afgelegd, zich begin mei niet in Ommen gemeld had en begin februari '44 als onderduiker was gepakt. '(Ze zijn) ongeschoren en gehuld in lompen. Sommigen hebben pijnlijke voeten en strompelen achteraan'2 (die 'lompen'
waren de oude, nu nog méér versleten uniformen die alle gevangenen, behalve de gijzelaars, als kleding droegen).
De Weerd gaf weer wat hij in het kamp zag terwijl hij, samen met enkele honderden andere nieuwelingen in sneeuwen regen, en zonder eten of drinken, in 'de Rozentuin'
stond te wachten om ingeschreven te worden. Hij vervolgde:
'Op een andere plaats wordt een stelletje '
zwaren' extra gedrild. Hurken, 1iggen, kruipen. Auf! Liegen! A~if! Het is een tragedie die wij ... nauwelijks kunnen aanzien.t">
ja, het ringelpiesen werd nog steeds aan groepen gevangenen opgelegd; ook strafappèls kwamen nog veelvuldig voor. 'Vaak'
, aldus een gevangene,
'moesten wij'
s avonds aantreden om voor straf enkele uren te staan ... Ook hebben we een week lang moeten staan van's morgens vier tot'
s avonds elf uur omdat er iets was gestolen uit afdeling 3 en de dader zich niet meldde hij het aantreden. Op de vijfde dag bleek dat een SS-soldaat dit gedaan had en toen konden we inrukken"
wij nemen aan dat deze straf slechts door de gevangenen van afdeling 3 (de Politische Abteilung) ondergaan moest worden.
Berucht raakte in deze tweede periode J. J. Kotälla die, zoals wij al eerder vermeldden, in september '42 in Amersfoort hoofd van de Schreibstube geworden was. Hij was psychisch niet geheel normaal: hij kwam uit een familie van alcoholici, had toen hij elf was een zo zware hersenschudding op
~ A.v., p.W. de Weerd in Studenten onder de bezetting p.A.v. • J.der Bel: Beruchte concentratiekamp Amersfoort ..• Een ex-gevangene vertelt p.'de Kotälla-trap'
aangeduid werd. 'Berg'
, zo verklaarde een oud-gevangene tijdens Kotälla's proces, 'was een heilige, vergeleken bij verdachte.P Daarbij merken wij op dat Berg zich van' 43 af inderdaad ietwat in acht ging nemen. Hij verbood op een gegeven moment het mishandelen van gevangenen; hij deelde zelfs onder de SS'ers wel eens straffen uit wanneer zij dat verbod overtreden hadden. Dat laatste gebeurde herhaaldelijk, vooral wanneer Berg afwezig was - en door Kotälla vervangen.
Speciaal de Joodse gevangenen hadden onder Kotälla te lijden, maar niet onder hem alleen. In de tweede helft van '43 werden enkele tientallen Joden Amersfoort binnengevoerd, hetgeen betekende dat er weer een [uden kommando gevormd werd. Kotälla zocht er als bewakers enkele Nederlandse kamp-SS'ers voor uit van wie hij mocht aannemen dat zij de Joden met de gewenste '
hardheid' zouden behandelen. Aldus geschiedde. Bij het leegscheppen van de beerputten (werk dat steeds aan Joodse gevangenen opgedragen werd, als er Joden in het kamp aanwezig waren) werd eens een JoodJ. J.J.'waarna zij hem'
, aldus een ooggetuige, 'met een spuit welke was aangesloten op een beerput, de drek in het gezicht en de mond spoten'!
- zij lieten die gevangene de hele dag liggen, 's avonds stierf hij. Diezelfde twee bewakers plachten de Joden na werktijd ook in hun barakgedeelte te mishandelen: 'Onder razen en vloeken lieten zij ons'
(wij citeren dezelfde ooggetuige) 'alle mogelijke oefeningen maken, zoals onder de bedden kruipen, op de bedden, en dit geruime tijd achtereen, zij draaiden met stokjes de baardharen uit' (Joden mochten opnieuw niet geschoren worden) 'en hielden bokswedstrijden met ons waarbij wij zwaar werden mishandeld.f Een andere Joodse gevangene werd eens met zijn gezicht in een wespennest gestopt. Het [udenleommando moest een tijdlang buiten het kamp werken, namelijk bij een afgraving waar men van de van Campenstraat te Amersfoort uitzicht op had. Voor de bewoners van die straat waren, aldus een hunner, 'de mishandelingen niet langer om aan te zien'
; zij deden de overgordijnen dicht. Hulpverlening werd niet toegestaan: wierp men de Joden pakjes met levensmiddelen toe, dan moesten zij die afgeven en werden zij prompt extra mishandeld."
Geschat wordt dat van de misschien veertig Joden die van juni '43 af Amersfoort binnengevoerd waren, daar vijf onder de mishandelingen zijn bezweken; de overigen zijn in november' 43 naar Westerbork overgebracht, vanwaar, zo veronderstellen wij, de meesten spoedig op 'straftransport'
naar Auschwitz verdwenen.
In het concentratiekamp Amersfoort is in de tweede periode wel honger geleden maar niet in dezelfde mate als in de eerste. Ir. Lely had 'in het begin'
, d.w.z. in augustus '43, 'wel in zekere zin echte honger (een rauwe aardappel vond ik bepaald lekkerj'"
, maar die 'echte honger'
verdween: men kreeg meer warm eten en meer brood, bovendien meer margarine (of zelfs roomboter) en meer broodbeleg. Daar kwam nog bij dat het aan gevangenen, behalve aan de Joden onder hen, toegestaan was, voedselpakketten te ontJ.].'Het is haast niet te beschrijven'
, aldus weer ir. Lely, 'hoe alles voor de gewone Häftlinge om het Rode Kruis-pakketje draaide. Vrijdags was tachtig procent van alle gesprekken: 'Is het Rode Kruis al binnen?'
, en als het dan binnen was, wat of er in zou zitten."
Maar het Rode Kruis deed méér: er ging extra voedsel naar het Revier, er kwamen geneesmiddelen en instrumenten, ja sommige gevangenen vernamen zelfs dat Berg goedgekeurd had dat het Rode Kruis een eigen ziekenhuis in het kamp zou inrichten.ê Berg stond nog andere gunsten toe. Zo vond hij goed dat een Sinterklaas en een Zwarte Piet op Sinterklaasavond '43 de ronde deden in het kamp; op de vraag waarom hij daar terechtgekomen was, antwoordde Sinterklaas: 'Doodeenvoudig, ik kwam uit Spanje en had geen persoonsbewijs.'
Ook maakte Berg het de in het kamp opgenomen predikanten en priesters minder lastig. Hij wist misschien niet dat van begin '44 af geconsacreerde hosties het kamp binnengesmokkeld werden die daar dan in stukjes werden verdeeld"
, en waarschijnlijk wist hij evenmin dat met Pasen' 44 de eerste primitieve mis in het dokterskamertje van het Revier opgedragen werd, maar het kan hem nauwelijks zijn ontgaan dat in elk Block een predikant of priester als kamerwacht aanwezig was; daar had hij geen bezwaar tegen.62
Ook wat de tweede periode uit het bestaan van Amersfoort betreft, zijn onze gegevens over de hiërarchie der gevangenen onvolledig. Wie bij de heropening van het kamp Lagerältester werd, weten wij niet. Onze gegevens beginnen pas eind' 43 toen de twee-en-twintigjarige student [ohannes Theodorus Wilkens ('Lange Jan'
) die, na medio oktober Amersfoort binnengevoerd te zijn, daar eerst Kapo van de Schreibstube geworden was, Lager ältester werd. Wilkens placht de nieuwe gevangenen na de inschrijving naar hun barak te brengen, 'onderweg vertelde hij ons'
, aldus zulk een nieuweling, 'dat we de moed niet moesten laten zakken en dat we onze hoofden niet moesten verliezen en vooral onszelve blijven. We konden veel doen om onze beulen te ontlopen, maar we moesten met open ogen en oren, en vaak met gesloten mond, de worsteling volhouden.'!
Verstandige raad! Maar Wilkens zelf hield, in begrijpelijke verontwaardiging, zijn mond niet gesloten toen hij in februari '44 op een dag waarop een gevangene die daags daarna ontslagen zou worden, moedwillig door een SS'er doodgeschoten was, tijdens het avondappèl een minuut stilte vroeg voor de vermoorde kameraad. Het gevolg was dat hij vijf-en-twintig stokslagen toegediend kreeg en als Lagerältester afgezet werd.
Wilkens had met zijn optreden de sympathie van veel gevangenen verworven, maar er waren anderen geweest die hem van meet af aan veel te jong gevonden hadden om in de wildernis van een concentratiekamp hoogste gezagsdrager onder de gevangenen te zijn. Toenhij die functie kreeg, bestond al een uit gevangenen bestaande 'kamppolitie'
die met houten stokken gewapend was; 'ik kreeg in het algemeen de indruk'
, aldus een gevangene, 'dat deze mensen er op los sloegen warmeer het hun in de zin kwam.P Dat karl bezwaarlijk met Wilkens' opvattingen gestrookt hebben, maar het was hem niet mogelijk, jegens de overige leden VaIl de kamphiërarchie zijn gezag te doen gelden. Er werd in het kamp veel gestolen, mede door Blockältesten, zulks vooral uit de Rode Kruis-pakketten, maar ook daartegen kon Wilkens geen effectieve maatregelen nemen. Hij stelde zich nogal strak tegen de kamp-SS op en kreeg deswege van de SS'ers geen steun - hij kon bij hen ook weinig ten gunste van de gevangenen bereiken.
Waren er onder die medewerkers die op zijn positie vlasten? Dan werden zij teleurgesteld, want Lagerdltester na Wilkens werd een gevangene die pas enkele dagen tevoren uit de Cellenbarakken in Amersfoort ingeleverd was: Franciscus Henricus Maria ('Frans'
) van de Laar. 'Het grootste deel van het Lager kon hem vermoorden, een ander deel ging voor hem door het vuur', schreef later een gevangene.'
Van de Laar, in Weert geboren in juli I9I3 (hij was dus, toen hij Lager ältester werd, dertig jaar), was voor de handel opgeleid. In '38 raakte hij wegens verduistering een tijdlang in de gevangenis, in '40 kwam hij, na de capitulatie, in contact met een Nederlander die op de zwarte markt in het groot goederen voor de Wehrmacht inkocht en in '4I ging hij in diezelfde zwarte groothandel zowel in Nederland als in België goederen inkopen voor het Ostministerium. Hij kreeg daartoe op een gegeven moment van de Duitsers de beschikking over f 300 000, liet bijna niets meer van zich heren, werd gearresteerd, door een van Harsters stafleden vrijgelaten, maar begin '43 opnieuw gearresteerd op verzoek van het Ostministerium en in de Cellenbarakken opgesloten. Begin '44 kwam bericht uit Berlijn dat van de Laar twee jaar Schutzhaft in een Duits concentratiekamp moest doorbrengen. De 'SD'
-er die de zaak in Den Haag behandeld had, voelde daar niets voor van de Laar werd in februari' 44 naar het kamp Amersfoort weggewerkt en Berg kreeg opdracht, hem een bevoorrechte positie te geven." Prompt kreeg hij er de hoogste van alle: Lagerditester.
Frans van de Laar is als Lageraltester tegen de gevangenen vaak hardhandig opgetreden, heeft sommigen zelfs de 'Kotälla-trap'
toegediend (dat alles gaf hem de bijnaam 'de beul van Amersfoort'
) en heeft ook de vluchtpoging van twee gevangenen verraden, maar daar staat veel tegenover: hij verwijderde de dieven uit de gevangenen-hiërarchie, liet bezwarend materiaal uit de dossiers van illegale werkers wegwerken, nam gevangenen die extra gevaar liepen, in Kommandos op waar zij een kans hadden te vluchten, zorgde er voor dat driehonderd gevangenen die voor werk in Duitsland afgekeurd waren, in vrijheid gesteld werden en slaagde er in, in het leven in het kamp meer afwisseling te brengen: hij verwierf o.m. verlof tot het houden van
'Langzaam werd de toestand zó'
, schreef hij in een naoorlogse apologie, 'dat ik inplaats van de Duitse leiding dictator in het kamp werd.'! Alsof de macht die hij uitoefende, ooit iets anders dan een afgeleide macht geweest was!
Van de Laars 'dictatuur'
duurde zeven maanden: op Dolle Dinsdag (5 september '44) werd hij in vrijheid gesteld. Joep Schols uit Sevenum werd zijn opvolger zijn candidaat.
Met de 'officiële'
Duitse concentratiekampen vergeleken, bleef Amersfoort ook in de tweede periode een wanordelijk en slordig kamp. Dat viel vooral diegenen op die in september '44 uit het ontruimde kamp Vught naar Amersfoort overgebracht werden: vijftien Indische gijzelaars die begin september uit Gestel naar Vught overgeplaatst waren, en, uit de overige gevangenen van Vught, enkele strafgijzelaars. Wat die vijftien in Amersfoort meteen al trof was dat in het Revier druk gerookt werd, terwijl dat verboden was ('toen we vroegen waar we de as moestenlaten, zeiden ze ons dat we die in een holle stijl van een der bedden moesten doen; als deze vol was, begon men aan een andere"), Een van de strafgijzelaars kwam in Amersfoort in barak IO terecht, 'bekend om zijn vlooien en luizen'
(daar waren de andere barakken ook van vergeven!) 'En bij binnenkomst blijkt ons al direct het verschil in zindelijkheid: bij ons te Vught alles ordelijk, hier een chaos, ieder doet maar wat hij wil. Op de appèlplaats, blijkbaar hier de verzamelplaats van de gevangenen (ook weer geheel anders dan te Vught) een gebedel om peukjes sigaretten en geschooi om tabak. Het grote verschil van de soort gevangenen valt ons op, in doorsnee hier de meesten in vervuilde toestand, terwijl in Vught men er juist op gesteld was, erH.van de Laar: 'Kampervaringen'
(jan. 1946), p.(Doe 1-994, a-6). 2 J. A. H. Rijshouwer in J. A. H. Rijshouwer en H. van Wermeskerken: Vier jaar
. . . Ook het soort mensen is hier anders, hier een allegaartje van alle mogelijke gestraften, in Vught het overgrote deel politieke gevangenen.'!
'Een allegaartje van alle mogelijke gestraften'
- die constatering was niet onjuist. Het mag dan ook niet verbazen dat er onder de politieke gevangenen in de tweede periode van Amersfoort, als in de eerste, verscheidenen waren die een gevoel van teleurstelling over de houding van hun lotgenoten niet van zich afkonden zetten. Met betrekking tot de eerste periode citeerden wij de klacht van een illegale werker: 'Heb ik voor een stelletje als dit mijn leven over gehad?'
Daarmee correspondeert uit de tweede de opmerking van de student de Weerd: 'Ieder gevoel van gemeenschap is gedood en de gevangenen bestelen elkaar. Er is nauwelijks een zweem van eendracht te bespeuren.P Lag dat alleen aan de gevangenen? Wij menen van niet: de omstandigheden waarin zij verkeerden, werkten in hoge mate het egoïsme in de hand.
In het kamp te Ommen waren die omstandigheden niet anders.