'Een allegaartje van alle mogelijke gestraften'
- die constatering was niet onjuist. Het mag dan ook niet verbazen dat er onder de politieke gevangenen in de tweede periode van Amersfoort, als in de eerste, verscheidenen waren die een gevoel van teleurstelling over de houding van hun lotgenoten niet van zich afkonden zetten. Met betrekking tot de eerste periode citeerden wij de klacht van een illegale werker: 'Heb ik voor een stelletje als dit mijn leven over gehad?'
Daarmee correspondeert uit de tweede de opmerking van de student de Weerd: 'Ieder gevoel van gemeenschap is gedood en de gevangenen bestelen elkaar. Er is nauwelijks een zweem van eendracht te bespeuren.P Lag dat alleen aan de gevangenen? Wij menen van niet: de omstandigheden waarin zij verkeerden, werkten in hoge mate het egoïsme in de hand.