Ik zit tomaten uit te persen, om sap voor de baby's mee te geven in flessen. Naast me zit een jonge vrouw, ze ziet er ondernemend, reisvaardig uit, en zeer verzorgd. Het klinkt haast als een kreet van bevrijding, wanneer ze met een wijd armgebaar uitroept: 'Ik ga de grote reis aanvaarden, misschien vind ik m'n man.'
Ze lacht uitdagend: 'Al vervuilen en versmeren we, wij komen er doorheen!' Ze kijkt naar de huilende baby'
s om ons heen: 'Ik zal goed werk doen in de trein, ik heb nog moedermelk.'