De zeemarl werd vóór de oorlog zeer matig betaald. De rederijen waren particuliere maatschappijen die winst beoogden. Hoe hoger de gages, des te lager de winst - die gages werden dus zoveel mogelijk gedrukt. 'Reders', zei ons de Booy, 'zijn van handelslieden lang niet de gemakkelijkste'ê; dat kregen de bemarmingen te merken. Er was geen tekort aan Nederlandse zeelieden en de rederijen konden bovendien vaak buitenlanders in dienst nemen die goedkoper waren dan Nederlanders. De maximum-gage van het lagere personeel (voor de scheepsofficieren golden hogere bedragen) lag%J.Booy, J. M. deNederlands Scheepvaart-Comité (NY)Nederlandse Scheepvaart- en Handelscom- missie (NSHC)NoorwegenScheepvaarrfondsWar Shipping AdministrationARBEIDSVOORWAARDENmaar zelden boven de f 150 per maand, hetgeen, ook wanneer men rekening houdt met het feit dat de zeeman tijdens zijn reizen kosteloos gevoed en gehuisvest werd, nauwelijks meer was dan geschoolde industrie-arbeiders ontvingen. Naast die gages konden premies betaald worden, bijvoorbeeld voor overwerk. Daarenboven werd van september '39 af een oorlogsbonus uitgekeerd aan de bemanningen van die schepen die gevaarlijke trajecten moesten afleggen. Door de laagte van de gages kon die oorlogsbonus SOUlS wel oplopen tot 150% van de gage.