Het onderhoud met het bestuur van de Shipping (Ferwerda die buiten de zaak stond, ontbrak, een nieuw lid was aanwezig: G. J. Bensink-) vond drie dagen later plaats, op maandag 3I rnei." Het begon om half vier. Enkele minuten te voren kwam Speekenbrink binnen in de kamer waar de bestuursleden al gezeten waren, en zei hun dat zij dienden op te staan als de ministers binnenkwamen, Dat deden zij. Er werd geen enkele groet gewisseld. Kerstens zei dat over de brief waarin het bestuur van de Shipping tegen zijn beleidsvoornemens bezwaren ontwikkeld had en gezegd had dat het, als die voornemens werkelijkheid zouden worden, ontslag zou aanvragen, geen woord gewisseld zou worden, het bestuur had slechts 'het oordeel der
Ferwerda, G. F.Kersrens, P. A .Lidth de Jeude, O. C. A. vanMenrink,]. P. F.Mi nisteries-Gerbrandy (r940-1945)Müller & Co., Wm. H., Rederij, RorrerdamNederlandse Scheepvaart- en Handelscom- missie (NSHC)Oldenbroek, J.Schürmann, C. W. ASpeekenbrink, A. B.Tempel, J. van denKOOPVAARDIJregering' te vernemen; dat zou de minister-president uitspreken, 'omdat', zei Kerstens, 'daardoor tot uitdrukking gebracht wordt, dat de gehele ministerraad achter diens woorden staat.' In scherpe termen sprak Gerbrandy toen zijn afkeuring uit over de dreiging met 'staking'. Kerstens zei vervolgens (hij zal dat wel met Gerbrandy afgesproken hebben) dat hij wenste dat de brief van 24 mei 'vóór I2 uur op zaterdag a.s.' 'onvoorwaardelijk' ingetrokken zou worden. Hudig, die kookte van woede, vroeg toen of het teveel gevraagd was indien de Booy die er zich op voorbereid had, het standpunt van het bestuur van de Shipping zou toelichten. Kerstens antwoordde dat discussie niet toegestaan was. Dat was de Booy toch te bar. Hij zei dat hij persoonlijk iets wilde zeggen en nadat Gerbrandy dat, tot Kerstens' ergernis, met een hoofdknik goedgekeurd had, betoogde de Booy dat hij en zijn medebestuursleden er niet aan dachten, te gaan 'staken'; zij waren geen ambtenaren, zij waren bestuurders met eigen verantwoordelijkheid en zij hadden het recht, die verantwoordelijkheid neer te leggen. Kerstens zei te betreuren dat de Booy het woord had kunnen nemen (daarmee viel hij Gerbrandy af - die tegenstelling bleef niet onopgemerkt) en herhaalde dat hij vóór zaterdag I2 uur bericht verwachtte dat de brief van de zaste ingetrokken was. Hiermee was Hudigs geduld ten einde; het was niet nodig, zei hij, tot zaterdag te wachten, het bestuur van de Shipping kon nu reeds 'met stelligheid verklaren, dat de brief niet wordt ingetrokken. '