Met de opleiding van SOB-agenten hadden Nederlandse instanties niet te maken. SOB-Dutch kreeg zijn candidaten eerst geleverd door het departement van defensie, vervolgens door de Bruyne's officier Lieftinck, tenslotte door het Bureau Bijzondere Opdrachten (het BBO); dat laatste bureau onderhield met SOB-Dutch wèl een mate van contact waaraan het tot aan de oprichting van het BBO geheel ontbroken had. 'Wij hebben'
, zei later de SOB-agent H. M. G. Lauwers, opgeleid in '41, 'nooit een enkele Nederlandse officier of een andere Nederlander zelfs ook maar gezien.'!