Evenals de Centrale Inlichtingendienst begon de Dutch Section van de Special Operations Executive in de zomer van' 40 als het ware vanuit het niet te opereren, zij het met dit verschil dat, terwijl de CID gebruik kon maken van de hulp van de Intelligence Service die ervaring had en bovendien op een grote naam kon bogen, SOE-Dutch deel uitmaakte van een organisatie die nog van de grond af moest worden opgebouwd. Laming, hoofd van de Dutch Section, begon met een schone lei. 'Er was niets'
, verklaarde hij aan de Enquêtecommissie."
Lamings eerste taak was, contacten in bezet gebied te leggen. De eerste
'Spionage'
") in bezet gebied geen enkele nuttige verbinding leggen; bovendien was hij zijn zender kwijt. vermeldenswaard is dat van Driels missie resulteerde uit een samenwerking van Laming met Meyer Sluijser, het hoofd van de Radioluisterdienst van de RVD, en J. Oldenbroek, de secretaris van de Internationale Transportarbeiders Federatie; beiden hadden minister van den Tempel (sociale zaken) ingelicht, aangezien het de bedoeling was dat van Driel met bestuurders van het NVV en zijn bonden contact zou opnemen; wij betwijfelen of Gerbrandy, de voor de CID verantwoordelijke minister, van van Driels missie afwist. Sluijser bleef nadien met Laming in verbinding.
Gelijk reeds vermeld, kreeg Laming zijn candidaat-agenten vooral van of via minister Dijxhoorn. Deze had er overigens, aldus zijn verklaring aan de Enquêtecommissie, 'geen vermoeden van'
hoe SOB werkte, 'ik heb er ook nooit naar gevist'
, voegde hij toe.ê
Dat Laming van van Driel niets hoorde, stimuleerde hem alleen maar om zijn pogingen voort te zetten, nieuwe geheime agenten naar Nederland te zenden, en dan op dezelfde wijze: per schip. In de winter van '40 of '
41 werden twee pogingen ondernomen (de namen van de agenten kennen wij niet) - beide mislukten doordat er Of iets met het betrokken schip aan de hand was Of men de kust niet kon naderen wegens onverwachte activiteit van kleine schepen van de Kriegsmarine. In de zomer van' 41 gaf Laming twee agenten, A. Homburg en C. Sporre, aan een Nederlands vissersvaartuig mee dat enkele malen de Noordzee overstak, één keer 'tot vrij dicht bij Den Helder, maar toen moesten wij', aldus de kapitein, H. Gankema, 'onverrichterzake terugkeren omdat de Duitse vliegtuigen steeds boven ons cirkelden.P Homburg en Sporre leerden vervolgens parachutespringen en werden begin september gedropt. Zij hadden geen onderwijs in morse gehad
'wellicht'
kan vervallen. 2 Getuige Dijxhoorn, Bnq., dl. IV c, p. 955. • Getuige
In de herfst van '41 had Laming een kleine tien candidaat-agenten in opleiding. Drie hunner kwamen tot de conclusie dat bij die opleiding onvoldoende veiligheidsmaatregelen in acht genomen werden. 'De security op de trainingsscholen (was)', zo vertelde een van de drie, mr. B. ter Haar, aan de Enquêtecommissie, 'slecht. Wij hadden telkens vakantieperioden van enige dagen, omdat die scholen niet aansloten, en dan werden wij vaak in Londen losgelaten, met het gevolg, dat feitelijk alle mensen zich vrolijk te buiten gingen, wat de kans groot maakte dat zij andere Hollanders tegen het lijf liepen en door drank of andere dingen teveel zouden zeggen. Daarop hebben wij gewezen, maar daaraan is nooit veel gedaan. Verder hadden wij schuilnamen. Ik heette daar 'van Straten'
, maar ik kreeg geregeld brieven overgelegd in tegenwoordigheid van anderen waarop 'ter Haar'
stond.'
Ook over hun 'aankleding'
was ter Haar ontevreden:
'Ik moest een hoed hebben als ik naar de overkant ging. Die werd gekocht in een Engelse winkel en daar stond 'Piccadilly' of 'Mr. Smith' in gegraveerd. Ik moest een pak hebben en dat werd in een Engelse winkel gekocht en daar werd een dingetje ingenaaid met 'Peek en Cloppenburg'
, zoals door Peek en Cloppenburg' vroeger nooit gedaan werd.' 2
Wat SOB deed, maakte op ter Haar de indruk van 'amateurswerk'
P Zijn twee makkers en hij drongen op verbetering aan, kregen toen van een majoor van de security-afdeling van SOB te heren dat zij, aldus ter Haar, 'hoogst ondisciplinair handelden door aan de leiding eisen te stellen'
4 - ter Haar en een van de twee anderen werden naar een strafkamp in Schotland overgebracht waar men hen maandenlang vasthield. De derde man was vermoedelijk in staat, Nederlandse autoriteiten te waarschuwen - in elkEen bekend Amsterdams kledingmagazijn.Getuigeter Haar,dl. IV c, p.(daar staatnemen aan dat ter Haar 'Smith'
gezegd heeft).A.v. • A.V.'Deze zaken'
, zo vertelde hij later aan de Enquêtecommissie, 'lijken vreselijk mooi in een boek van barones Orczy "
, maar het zijn de beroerdste werkzaamheden die er bestaan. Ik heb het eigenlijk alleen gedaan, omdat ik een grote kennis van Nederland had ... Toen er een verschil van mening kwam, ben ik er uitgestapt Ik heb een zucht van verlichting geslaakt, toen ik er af was."
Gelijk eerder vermeld, werd na Laming Major Blizard hoofd van SOE Dutch. Nog onder Laming waren begin november '41 twee geheime agenten gedropt, Taconis en Lauwers (de twee die er als een tweeling uitzagen), onder Blizard werden het er in maart' 42, nog voor het Englandspiel effect had, zes: de sabotage-agent 1. Andringa met zijn marconist J. Molenaar (die bij de parachutelanding zwaar gewond werd en zijn zelfmoordcapsule inslikte), de sabotage-agent H. Sebes met zijn marconist H. Jordaan en twee sabotage-agenten zonder marconist, B. Kloos en G. H. G. Ras. Het was de bedoeling dat zij in nauwonderling contact sabotagegroepen zouden oprichten. Op zichzelf was dat al een gevaarlijke opzet (contacten sloten altijd risico's in), maar bovendien waren in dit geval volgens plan vier sabotage-agenten op twee marconisten aangewezen, en die twee werden er in werkelijkheid één door het uitvallen van Molenaar.
Dat laatste was ook een zware tegenslag voor een zevende geheime agent die eind februari '42 gedropt was, G. Dessing. Zijn missie werd eind '41 door Blizard voorbereid in samenwerking met Sluijser die de socialistische leider Koos V orrink naar Londen wilde halen. Dessing had opdracht, zich in Amsterdam aan te melden bij goede kennissen van Sluijser, de Joodse gezusters Lelie, en kreeg ter identificatie een recent fotootj e van Sluijsers dochter Marijke mee. Sluijser nam aan dat de Lelie's Dessing met V orrink in contact konden brengen. Inderdaad, daarin slaagden zij, maar V orrink weigerde naar Engeland te gaan; had hij niet geweigerd, dan had Dessing zijn overtocht overigens niet kunnen regelen, want hij had geen zendverbinding.
Sluijser had Gerbrandy niet ingelicht omtrent zijn poging, Vorrink te(in 1905 gepubliceerd, vier jaar later in het Nederlands verschenen) de bekendste is geweest. 'Getuige