Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 11c – Nederlands-Indië

Alle delen:

1234-14-25-15-26-16-27-17-28-18-29-19-210a-110a-210b-110b-211a-111a-211b-111b-211c12-112-21314-114-2reg

Inhoud

XC

XCKoopvaardij Slot 327 33 2 Hoofdstuk 6 - Van Mooks gouvernement Van Mook en zijn Raad van departementshoofden Bestuursschool Opzet van de Nica De Nica in actie Slot 334 343 351 355 361 374 Hoofdstuk 7 - De terugkeer voorbereid Nederlands zwakke positie De verdeling der beschikbare krachten Goederenvoorziening MacArthur gaat niet naar Java Nederland De transportcrisis Australië weigert de gezagsbataljons Heel Indië komt onder Mountbatten Kijk op Indië 376 381 404 428 43 1 437 459 469 475 494 Hoofdstuk 8 - Na Japans capitulatie Krijgsgevangenen I Geïnterneerden Houding der Indonesiërs Mr. Spit eist het gezag op Camp Columbia I Eerste reacties in Den Haag Camp Columbia II Van Mook en van der Plas op Ceylon Het eerste Rapu-i-team in Batavia Buitengewesten, september '45 Java, september '45 De 'Cumberland' voor Batavia I Den Haag I Camp Columbia III De 'Cumberland' voor Batavia II Steun voor de Republiek in Australië Concessies? 'Neen' tegen Soekarno 5 10 5 21 544 55 0 556 559 5 66 569 577 581 595 608 621 626 630 637 653

INHOUD

Hoofdstuk 9 - Slot 678 Bijlage I - Datumlijst maart I942 - oktober I945 703 Bijlage 2 - De Nederlandse ministeries september I940-oktober I945 709 Bijlage 3 - Afkortingen van de namen van organisaties en instellingen 7 [3 Lijst van illustraties 715 Lij st van kaarten 718 Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten 719 Register 721

ISBN 906890079

Indextermen: Preger, W., 11c

Hoofdstuk I: 'Schamele overschotten'

XC

XCOns vorige deel heeft een beeld gegeven van wat in Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting is geschied en daarin hebben wij geen melding gemaakt van de moeite die Nederlandse en Nederlands-Indische autoriteiten zich buiten Indië hebben gegeven om de deelneming van Nederlandse krachten aan de oorlog tegen Japan te bevorderen en om het herstel van het Nederlands gezag in de archipel voor te bereiden, Die autoriteiten hebben namelijk geen greep gekregen op de ontwikkelingen in Indië, ja zij hebben daar nauwelijks iets van af geweten, Indië had in de periode der Japanse bezetting een eigen, in hoge mate door de Japanners bepaalde geschiedenis die los stond van de bemoeienissen dier autoriteiten, Dat is een wezenlijk verschil met bezet Nederland, Daar luisterde een groot deel van de bevolking van de zomer van '40 af naar de Londense radio-uitzendingen, daar werden eerst enkele, later tientallen geheime agenten actief en daar kwam in de zomer van '44 een vaste verbinding tot stand van de georganiseerde illegaliteit met de regering in ballingschap, De zich gestaag uitbreidende illegale pers kreeg impulsen uit Londen en beïnvloedde van haar kant het regeringsbeleid op belangrijke sectoren, De aanzet tot de vorming van de Binnenlandse Strijdkrachten werd begin september '44 van Londen uit gegeven, de Spoorwegstaking waartoe het in het midden van die maand kwam, was gevolg van een consigne van de regering, Konden wij voor de eerste vier bezettingsjaren de gebeurtenissen en ontwikkelingen in bezet Nederland enerzijds en die in Londen anderzijds nog in aparte delen behandelen 1 omdat toen de invloed welke de regering op de gang van zaken in bezet gebied uitoefende, nog beperkt was, voor het laatste bezettingsjaar" was die splitsing niet meer mogelijk, zozeer was toen wat in Londen geschiedde, verweven met wat zich afspeelde in bezet gebied,

XCVan zulk een verwevenheid is met betrekking tot Indië geen sprake geweest. Naast andere factoren die nog ter sprake zullen komen, hebben daarbij twee een rol gespeeld die thans reeds vermelding verdienen: het

XCI Respectievelijk de delen 4 t.e.m. 7 en deel 9. 2 Beschreven in de delen IQ a en IQ

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

geringe aantal van de krachten die uit Indië ontkomen waren, en de grote afstanden. Zeker, ook in Engeland was het regeringsapparaat beperkt en konden slechts bescheiden eigen strijdkrachten worden gevormd maar de regering bevond er zich in een centrum van de Geallieerde oorlogvoering en zij was slechts door de Noordzee van bezet gebied gescheiden. De autoriteiten die Indië tijdig hadden kunnen verlaten, vestigden zich ten dele op Ceylon " ten dele in Melbourne (later Brisbane) in Australië - van Ceylon was de afstand naar Java, het volkrijkste en in politiek opzicht belangrijkste eiland van de Indische archipel, ca. 4000 km, van Melbourne en Brisbane meer dan 5000 km. Daar kwam dan nog bij dat Ceylon tot een Brits, Australië tot een Amerikaans z.g. War Theatre (operatiegebied) behoorde en dat Indië over die twee War Theatres verdeeld was: Sumatra behoorde tot een Brits dat in september '43 South-East Asia Command ging heten, de gehele rest van Nederlands-Indië (Java, Borneo en de Grote Oost) tot een Amerikaans: de in april '42 gevormde South- West Pacific Area. In beide War Theatres bevonden zich Nederlandse dan wel Nederlands-Indische autoriteiten en strijdkrachten.

XCDie autoriteiten waren gering in aantal, die strijdkrachten miniem.

XCIn de zee-oorlog die in de Indische archipel was gevoerd, had de Koninklijke Marine bijna al haar bovenwaterschepen verloren, van de Marineluchtvaartdienst, de MLD, waren slechts weinige vliegboten veilig bij Ceylon of Australië neergestreken, van het Koninklijk NederlandsIndisch Leger, het Knil, kwamen slechts twee compagnieën in Australië terecht en daar bevond zich, toen het Knil op Java capituleerde, maar een klein aantal toestellen van de Transportafdeling van de Militaire Luchtvaart. Een wezenlijke uitbreiding van al die militaire krachten zou pas mogelijk zijn als het moederland was bevrijd en die uitbreiding zou dan ook nog tijd vergen. Zolang er ter plaatse geen belangrijke versterkingen waren gearriveerd, beschikte het koninkrijk in de gebieden vanwaaruit de oorlog tegen Japan werd gevoerd, dus niet over machtsmiddelen van betekenis. Samenhangend met het feit dat er twee War Theatres bestonden, waren de militaire krachten die wèl beschikbaar waren, bovendien verdeeld: een deelopereerde van Ceylon, een deel van Australië uit. Zij ressorteerden alle onder de vroegere commandant-Zeemacht in Indische wateren, vice-admiraal C. E. L. Helfrich, die na de verloren Slag in de Javazee door gouverneur-generaal jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer naar Ceylon was gezonden en daar door de Londense regering was benoemd tot Bevelhebber Strijdkrachten Oosten oftewel

XCI Thans Sri Lanka.

MINIEME STRIJDKRACHTEN

BSO. Hij bevond er zich evenwel zo ver van Australië dat hij voor de dáár aanwezige strijdkrachten een onderbevelhebber moest benoemen: de Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten oftewel de OBSO. Die vier letters gingen in Australië spoedig de aanduiding vormen van een ander begrip: de Onderbevelhebber Schamele Overschotten.

XCInderdaad, van wat zich in Indië in de maanden van de Japanse invasie bevonden had aan Nederlandse en Nederlands-Indische krachten op bestuurs-, militair en economisch gebied, waren slechts schamele overschotten op Ceylon en in Australië beland en wat in eerste instantie van Londen uit aan hen werd toegevoegd, had ook maar zeer weinig om het lijf.

XCWij willen nu eerst naar Ceylon, vervolgens naar Australië zien.

Ceylon

XC

XCGelijk vermeld, was het gouverneur-generaal van Starkenborgh geweest die admiraal Helfrich opdracht had gegeven, naar Ceylon te gaan. Hij moest er zich in de hoofdstad, Colombo, bij de bevelhebber van de Britse Eastern Fleet, Vice-Admiral Sir Geoffrey Layton, melden en er een nieuw hoofdkwartier inrichten. Dat van Starkenborgh Helfrich niet naar Australië maar naar Ceylon zond, was niet onbegrijpelijk: ook General Sir Archibald Wavell was na de opheffing van Abda-Command naar Ceylon vertrokken, zulks in de nacht van 25 op 26 februari '42, en in Australië bevond zich in die tijd geen enkel Geallieerd hoofdkwartier.

XCDoor twintig marine-officieren (onder wie het hoofd van de Marinevoorlichtingsdienst, luitenant-ter-zee eerste klasse H. V. Quispel) en vier minderen vergezeld, verliet Helfrich Java in de vroege uren van 2 maart. Hij en zijn gezelschap werden door vier vliegboten, Catalina's, van de MLD naar Ceylon overgebracht.

XCWat kwam daar nog meer aan krachten aan? Uit Indië geen bestuursfunctionarissen en geen Knil-militairen, wèl enkele marine-eenheden: vier onderzeeboten (de 'K II', 'K 14','K 14',14','K IS' en '019'), de kanonneerboot 'Soemba', de mijnenlegger 'Willem van der Zaan' en het voorraadschip 'Zuiderkruis'. Voorts arriveerden met diverse schepen een groep adelborsten, ca. twintig functionarissen van scheepvaartmaatschappijen, ca. vijftig personeelsleden van de Soerabaja Droogdok Maatschappij en, als grootste groep, ca. driehonderdzestig krachten van het Marine-etablissement te Soerabaja.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

XCBehalve uit Indië arriveerden op Ceylon ook uit de Britse wateren en uit de Middellandse Zee Nederlandse zeestrijdkrachten die van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten (tegelijk minister van marine), luitenantadmiraal J. Th. Furstner, opdracht hadden gekregen de Geallieerde vloot in Indische wateren te versterken maar daar te laat arriveerden en naar Colombo werden gedirigeerd: de lichte kruiser 'Jacob van Heemskerck', de torpedobootjager 'Isaac Sweers' en drie onderzeeboten: de '021', '0 23' en '0 24'. Tenslotte kwam op Ceylon met het tot onderzeebootmoederschip omgebouwde vracht- en passagiersschip 'Colombia' uit Engeland een eerste detachement aan van de Irene-brigade: negentien officieren (onder wie vijf van de zes officieren van het Knil die in '41 naar Engeland gezonden waren om er het kader van de Irene-brigade te versterken'), vijf-en-zestig onderofficieren en korporaals, zeventig soldaten.

XCWat te doen met al deze krachten? Wij komen op hun activiteiten in latere hoofdstukken terug - hier willen wij ons er toe beperken, te vermelden dat de adelborsten naar Engeland werden gezonden om er hun opleiding te voltooien, dat de scheepvaartfunctionarissen in de havens van Ceylon en Brits-Indië de zorg op- zich namen voor de Nederlandse koopvaardij, dat de krachten van de droogdokmaatschappij en van het Marine-etablissement voor een groot deel in Zuid-Afrika belandden waar zij bij scheepsreparaties werden ingeschakeld (en voor een klein deel in de Verenigde Staten waar zij tot in de zomer van '43 geen zinvol werk kregen), dat de 'Jacob van Heemskerck', de 'Sweers' en de 'Colombia' in verband met het verschijnen van de Japanse slagvloot in de Indische Oceaan mèt het grootste deel van de Eastern Fleet spoedig naar Mombasa in Afrika voeren en dat het detachement uit de Irenebrigade, waarvan de leden eerst als havenarbeiders waren ingezet (in Colombo en in de oorlogshaven op Ceylon, Trincomalee, waren de inheemse arbeiders er vandoor gegaan na de eerste Japanse luchtbombardementen), in drieën werd gesplitst: een deel werd naar Engeland teruggestuurd, een deel aan het Knil in Australië toegevoegd en uit de ca. tachtig resterende militairen werd een speciale eenheid gevormd, het Korps Insulinde, dat bedoeld was voor het uitvoeren van geheime operaties op Sumatra.

XCDe vorming van dat Korps Insulinde vloeide voort uit de eerste

XC, De hoogste in rang, luitenant-kolonel J. K. Meijer, was in november '41 met een ander detachement uit de Irene-brigade ter sterkte van ca. tweehonderdvijftig militairen naar Suriname gezonden.

HELFRICH

opdracht die Helfrich uit Londen kreeg. Op 4 maart '42, daags na zijn aankomst op Ceylon, werd hem bericht dat hij enkele tientallen personen: Europeanen (d.w.z. Nederlanders ofIndische Nederlanders) dan wel inheemsen, naar Noord-Sumatra diende te zenden waar zij in eventueel door de Japanners bezette gebieden actief moesten worden - wij tekenen hierbij aan dat die opdracht gegeven werd op een moment waarop het nog niet tot de algemene capitulatie van het Knil was gekomen en waarop, los daarvan, in Londen werd vertrouwd dat de Knil-eenheden zich op Noord-Sumatra lang zouden kunnen handhaven.

XCEen algemene instructie kreeg Helfrich aanvankelijk niet - die ontving hij pas in december '42, toen hij Londen bezocht. Het door de ministeriële Commissie Oorlogvoering vastgestelde stuk! hield in dat hij in het Indian War Theatre en in de South-West Pacific Area het bevel voerde over alle Nederlandse en Nederlands-Indische strijdkrachten (ook dus over de uit Indië afkomstige die daar onder het opperbevel van van Starkenborgh hadden gestaan). 'Operational control' had Helfrich evenwel niet: alle bedoelde strijdkrachten vielen daartoe onder de opperbevelhebbers van de twee War Theatres. Op nog een tweede punt werden Helfrichs bevoegdheden beknot: werden delen van Indië bevrijd en ging daar dan een militair gezagsapparaat functioneren, dan zou dat apparaat niet onder hém staan als Bevelhebber Strijdkrachten Oosten - onder wie wèl, werd in de instructie niet gezegd. Te dien aanzien zouden 'bij beschikking van de minister van koloniën' (dat was toen dr. H. J. van Mook, die Indië als luitenant-gouvemeur-generaal had verlaten) 'nadere regelingen getroffen (worden), doch', aldus de instructie, 'te uwer informatie diene, dat het in de bedoeling ligt, het militair gezag ... zo spoedig mogelijk door civiele gezagsdragers te doen uitoefenen.'

XCDit alles betekende dat Helfrich weinig te doen kreeg. 'In feite', zo constateert de marinehistoricus K. W. L. Bezemer, 'was de BSO in Colombo niet veel meer dan een papieren admiraal ... Zelfs bleef hij als regelonkundig van voorgenomen operaties, hetgeen hem bijzonder dwars zat."Waarom werd Helfrich meestal buiten de operationele plannen gehouden? Was dat louter en alleen een zaak van normale geheimhouding? Neen. Een belangrijke bijkomende reden was dat in hoge Britse en, in versterkte mate, in hoge Amerikaanse marinekringen de opvatting be

! Exemplaar in ARA, Alg. Seer. Eerste zending, XXIII, 50-51. 2 K. W. L. Bezemer: (I967), p. 30 (verder aan te halen als: Bezemer).

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

stond dat hij de zeestrijdkrachten van Abda-Command nodeloos zware verliezen had doen lijden. Aan die verliezen bleef trouwens ook hij zwaar tillen. De 'ruwe zeebonk', waarvoor hij door velen werd gehouden, was in werkelijkheid een gevoelige man, die bij tijd en wijle gekweld werd door de vraag of zijn beslissingen wel verantwoord waren geweest, alsook door de scheiding van zijn vrouwen kinderen die hij op Java had moeten achterlaten. Zelfs de overtuiging dat hij in's lands belang had gehandeld, kon hem dan niet helpen. Was hem een nuttige taak toebedeeld, dan had hij zijn gedeprimeerdheid wellicht kunnen overwinnen, maar het werk dat hij te doen kreeg, kon hij niet als zinvol zien. 'Ik mag alleen maar 'administreren", klaagde hij in '43 in een brief aan de Nederlandse marine-attaché in Washington.'

XCDat administreren deed hij van een verre van imposant hoofdkwartier uit; het werd kort na zijn aankomst te Colombo gevestigd op de zolderverdieping van een bankgebouw, waar voordien Admiral Layton's staf ondergebracht was - die stafhad een betere behuizing gekregen. Helfrich en de zijnen bleven jaar in, jaar uit op die zolder zitten, die met dunne schotten in kamertjes was verdeeld. Air-conditioning was er niet: het kon er ondragelijk heet zijn. 'Men heeft mij', aldus Helfrich in zijn Memoires,'ook van Britse zijde wel eens gezegd dat het te eenvoudig was en dat ik naar een 'waardiger' omgeving moest verhuizen. Maar wij zijn gebleven? - hij spande zich kennelijk zelf niet in om conform het Britse advies te handelen. Het was alsof een veer in hem was geknapt. Toen hij in de eerste helft van '43 na zijn bezoek aan Londen in Australië vertoefde, was hij, aldus Ch. O. van der Plas, de voorzitter van de daar gevestigde Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland, 'sterk, rustig, ... zeer verdiept en gezuiverd", maar van Mook vond hem, zo vertelde deze ons in '61, 'een zielige figuur" en mr. J. E. van Hoogstraten, een van de leden van de genoemde commissie, zag hem als 'een in elkaar gezakte pudding van ellende." Een feit is dat hij, Helfrich, over zich heen liet lopen. De vlootvoogd, die zich met alle vezelen van zijn ziel met Indië verbonden voelde, had geen enkele invloed op de strategieJ.Q.

, Brief, 23 april 1943, van Helfrich aan E. Meijer Ranneft (RvO, Collectie A. H. Dijxhoorn, 'Particulier archief generaal-majoor Dijxboorn', 2 Helfricb: (I9S0), dl. lI, p. 36. ' Van der Plas meende blijkbaar dat Helfrich zijn visie deelde dat na de oorlog een nieuw Indië moest worden opgebouwd. De beoordeling van Helfrich komt voor in de brief d.d. 24 sept. 1943'van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas, B 8). 4 Van Maak, 8 nov. 1961. 5 Van Hoogstraten, 22 april 19S8.

HELFRICH

die tot de bevrijding van Indië moest leiden en zat op Ceylon ver verwijderd niet alleen van Londen en Washington, waar besluiten werden genomen waar hij geen weet van had en die hij, als ze uit de offensieven bleken, ook niet kon waarderen " maar ook ver verwijderd van Australië, waar de bevrijding van het grootste deel van Indië moest worden voorbereid. Diende hij daar niet bij te zij n? Zelf vond hij van wel. In Londen drong hij er dan ook eind '42 met klem op aan dat hij verlof zou krijgen, zijn hoofdkwartier naar Australië te verplaatsen - dat werd eerst goedgevonden maar enkele maanden later, toen hij in Australië op bezoek was, werd dat verlof, hoewel MacArthur gewenst had dat Helfrich daar zou blijven, door Furstner geannuleerd (naar wij vermoeden: op aandrang van de Britse Admiralty) en bij die annulering legde Helfrich zich neer. Hij bleef dus op Ceylon zitten.

XCDe gehele atmosfeer daar werd door van Mook ongunstiger geacht dan die in Australië. 'Er is hier', schreef deze laatste, na een verblijf van enkele weken op Ceylon, in mei '44 aan van der Plas,

XC'iets ongezonds in het geheel, niet alleen in de algemene vuilheid en de haast even algemene afkeer die de bevolking in een sombere onwilligheid tegenover de blanke toont, maar ook in de corruptie en de traagheid waarmee de dingen tot stand komen ... Ik had hier geen kantoor en soms maar bij de gratie gods een hotelkamer.'

XCVan Colombo uit had van Mook in Kandy, in de bergen van Ceylon, Mountbattens hoofdkwartier bezocht waar de toegevoegde NederlandsIndische autoriteiten (toegevoegd om de uitoefening van het militair gezag op Sumatra voor te bereiden) in barakken waren ondergebracht die zeven kilometer van het hoofdk-Nartier verwijderd waren.

XC'Vervoer is primitief: enige malen per dag een truck ... In het hoofdkwartier is geen drinkbaar water. Kantooruitrusting allereenvoudigst: van die kasten, tafels en stoelen die je op Kebajoran" voor een paar gulden kon kopen; een oude veldtelefoon; bij de gratie gods een schrijfmachine; een soort slecht boterhammenpapier om op te schrijven; doorns (1) in plaats van paperclips. Als afgang een alleronzindelijkst emmertjessysteern."

1 Helfrich meende namelijk dat eerst Nederlands-Indië moest worden bevrijd en zag het Amerikaanse offensief in de richting van de Philippijnen als riskant - hij besefte niet hoe zwak de Britten en hoe sterk de Amerikanen waren. 2 De rommelmarkt in Batavia. 3 Brief, 21 mei 1944, van van Maak aan van der Plas (ARA, Coll.-van der Plas, B 6).

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

XCLuxe was er in Colombo evenmin, trouwens: in Trincomalee, de basis van de Britse en Nederlandse marine-eenheden en van de vliegboten (die van de MLD inbegrepen), was die ook ver te zoeken. De duizenden marinemannen van diverse nationaliteiten moesten er aan de wal tevreden zijn met twee restaurants en twee bioscopen. De verschillen tussen Ceylon en Australië waren frappant en troffen dan ook de opvarenden van de lichte kruiser 'Tromp' die in februari '44 een tijdlang voor reparatie in de haven van Colombo lag. 'Men ziet hier niet veel van oorlogsinspanning', tekende een van de officieren aan (zes maanden na de oprichting van South-East Asia Command i).

XC'Grote havens als deze en Bombay hebben nog steeds geen kaden; alles moet geladen of gelost worden met prauwen. De haven ligt dan ook barstens vol met schepen; als er een paar bommenwerpers over komen, blijft er niets van heel. De Amerikanen daarentegen maken in zes maanden zelfs in Engeland kaden van I500 meter lengte, met olieleidingen, kranen, spoorrails en alles compleet. Dat is de enige manier om de oorlog te winnen. Maar hier gaat men om vijf uur naar huis. Zaterdags en zondags wordt er niet gewerkt en men slaapt rustig verder. Vanmiddag was ik op een nieuw Engels schip, een korvet van de 'Black Swan' klasse, en daar vertelde een der Engelse officieren hoe de Amerikanen en hoe de Engelsen een basis inrichten:

XC'De Amerikanen sturen eerst twee officieren die kijken wat ze plaatselijk kunnen krijgen aan terreinen, gebouwen enz.; ze kopen dat en seinen dan nauwkeurig naar Amerika wat ze nog nodig hebben. Drie weken later komen de schepen met voorraden en de mensen die voor alles moeten zorgen. Na een maand komen de eerste troepen en na twee maanden loopt de zaak. Dagelijks komen voorraden en troepen binnen.

XCEn nu de Engelsen.

XCDie beginnen met een paar duizend man te sturen. Daarna begint de commandant lange brieven naar Engeland te schrijven dat het zo niet gaat, want er zijn geen voorraden. Na een jaar dringt het door tot de autoriteiten, die dan kwaad worden en zeggen: 'Wat zitten die lui daar nu al een jaar niets te doen, roep ze terug!' Tegen dat ze weg zijn, komen de voorraden aan. De troepen worden vanuit Engeland weer teruggestuurd en als ze aankomen, zijn de voorraden gestolen of verrot."

XC'Dat is niet overdreven', voegde de officier van de 'Tromp' hieraan toe, denkend aan 'de ellende die ik heb om een doodgewoon schroefje te vinden en dan de moeilijkheden om een passend moertje te vinden voor dat schroefje' - een ontboezeming welke, evenals trouwens het relaas van de officier van het Britse korvet, door Bezemer 'gechargeerd'

DE SFEER OP CEYLON

werd geacht, maar ontboezeming en relaas 'bevatten', vond hij, 'stellig een kern van waarheid." Ceylon was een backwater - ver van Delhi, Brits-Indiës hoofdstad (brieven uit Colombo naar Delhi en omgekeerd waren in de regel tien dagen onderweg), nog veel verder van Australië, Washington en Londen, en het bewustzijn om op dat weinig inspirerende eiland op een hete zolderverdieping en vrijwel zonder bemoeienis met de eigenlijke oorlogvoering louter administratieve taken te verrichten ten behoeve van kleine groepjes Nederlandse en Nederlands-Indische militairen, droeg er toe bij dat Helfrich, de Bevelhebber Strijdkrachten Oosten, zich fanatiek ging verzetten tegen alles wat hij als een aantasting van zijn positie zag; dat leidde tot een reeks van conflicten tussen hem en van Maak die nog uitvoerig aan de orde zullen komen.

Australië

XC

XCWij vermeldden al dat zich, toen vrijwel heel Indië door de Japanners was veroverd, in Australië twee compagnieën van het Knil bevonden; de ene had bewakingsdiensten verricht op de twee schepen waarmee in december '41 bijna tweeduizend Japanse burgers (ruim veertienhonderd mannen, ruim driehonderd vrouwen, ruim tweehonderd kinderen) uit Indië naar Australië waren overgebracht, de andere was midden februari ,42 uit het uiterste westen van Nieuw-Guinea naar Australië geëvacueerd. Het waren geen volwaardige compagnieën - ook toen de in Australië woonachtige Nederlandse dienstplichtigen, niet velen (er woonden toentertijd in Australië slechts omstreeks zeshonderd volwassen Nederlauders"), gemobiliseerd waren en aan hen de uit Timor teruggetrokken guerrillastrijders waren toegevoegd, beschikte het Knil er slechts over omstreeks vierhonderd militairen voor de strijd te land.

XCWat kwam verder aan strijdkrachten in Australië aan?

XCVan de Transportafdeling van de Militaire Luchtvaart van het Knil streken elf Lockheeds neer (er kwam ook een op 8 maart van Java ontsnapte Glenn Martin-bommenwerper aan) en daaraan voegen wij toe dat zich begin maart '42 in Australië achttien volledige bemanningen bevonden

I Bezemer, p. 302-03. 2 BU een registratie van vreemdelingen die in '40 plaatsvond, bleek dat er in Australië zeshonderdeen-en-zestig Nederlanders waren van zestien jaar of ouder.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

voor Amerikaanse middelzware bommenwerpers, Mitchells, die toen met Indië als bestemming uit de Verenigde Staten onderweg waren.'

XCVan de Koninklijke Marine lag de bij Bali beschadigde lichte kruiser 'Tromp' begin maart '42 in Australië in reparatie en er arriveerden nog de oude onderzeeboten 'K 8', 'K 9' en 'K 12' (die laatste met de marinecommandant van Soerabaja, kapitein-ter-zee P. Koenraad, aan boord), de mijnenveger 'Abraham Crijnssen' en drie kleine hulpmijnenvegers. Van de vliegboten van de Marineluchtvaartdienst, de MLD, werden er, zoals in ons vorige deel beschreven, zeven in de ochtend van 3 maart bij Broome in noordwest-Australië door de Japanners in brand geschoten - er waren toen in Australië nog maar zeven over (waaronder de vijf oudste Domiers die gebruikt waren om de instructeurs van de vliegschool van de MLD naar Australië te evacueren) en daar kwamen in de laatste dagen van de strijd op Java nog drie bij; evenwel: vier nieuwe, Amerikaanse Catalina's, waren uit de Verenigde Staten onderweg.

XCBehalve de instructeurs waren ook de ca. honderdvijftig leerlingen van de vliegschool van de MLD tijdig naar Australië geëvacueerd en hetzelfde gold voor de veel grotere groep van de vliegschool van de Militaire Luchtvaart van het Knil: enkele tientallen instructeurs en omstreeks driehonderd leerlingen. Alleen de leerlingen van de MLD beschikten over enkele lestoestellen.

XCEen en ander betekende dat voor ca. vierhonderdvijftig jongeren die hetzij bij de MLD, hetzij bij de Militaire Luchtvaart in opleiding waren, mogelijkheden gevonden moesten worden om die opleiding te voltooien.

XCOok van de KLM en van de Knilm (de Koninklijke NederlandsIndische Luchtvaart Maatschappij) waren verscheidene toestellen naar Australië ontkomen: vijf DC-3'S en drie Lockheed-Electra's, die tezamen omstreeks tweehonderd personen, onder wie de directeur van de Knilm, w. c. J. Versteegh sr., in veiligheid hadden gebracht. Van talrijke personeelsleden, maar niet van alle, waren de gezinnen mee-geëvacueerd: drie-en-vijftig van de in totaal vijf-en-tachtig KLM'ers en Knilmers hadden in Australië hun vrouw bij zich, twee-en-dertig niet, en die laatsten waren hoogst verontwaardigd dat men hun gezinnen niet uit Java had mee-geëvacueerd.

XCDan waren er de koopvaardijschepen. In totaal waren 57 er in geslaagd uit de Indische wateren aan de Japanners te ontkomen, de meeste in de tweede helft van februari '42, en van die 57 kwamen er ruim 20 in

XCI In Brits-Indië bevonden zich toen vijf van dergelijke bemanningen.

WAT KWAM IN AUSTRALIË AAN?

Australische havens terecht. Verscheidene hadden groepen passagiers aan boord die in opdracht van de autoriteiten Indië hadden verlaten (marineofficieren, lager marinepersoneel en directieleden van scheepvaartmaatschappijen bijvoorbeeld), maar anderen waren vertrokken zonder daartoe verlof te hebben.

XCSchamele overschotten dus: kleine tot miniem-kleine groepen personen wier wereld in elkaar was gestort en die zich, veelal na een angstige overtocht, in een hun onbekende wereld bevonden: in Australië, dat, zo werd gemeend, het volgende doelwit zou zijn van de Japanse expansiedrift. Er was veel demoralisatie. Taak van de ontkomen autoriteiten was het, al die verspreide, neerslachtige groepen (geschat wordt dat zij in totaal, de kinderen inbegrepen, omstreeks vijftienhonderd zielen telden) op te vangen en er zorg voor te dragen dat zij zich weer voor de oorlogvoering zouden inzetten.

XCWie waren die autoriteiten?

XCBehalve kapitein-ter-zee Koenraad die wij al noemden, waren ook verscheidene andere marine-officieren naar Australië ontkomen. Hetzelfde gold voor de commandant van de Militaire Luchtvaart, generaalmajoor L. H. van Oyen, en voor een aantal stafofficieren van het Knil: majoor jhr. J. M. R. Sandberg, die te Bandoeng directeur van de Hogere Krijgsschool was geweest, de beroepskapiteins D. C. Buurman van Vreeden, A. L. A. Coppens, G. L. Reinderhoff, S. H. Spoor en H. J. de Vries. Maar ook hooggeplaatste burgers hadden Australië bereikt: luitenant-gouverneur-generaal van Mook, twee leden van de Raad van Nederlands-Indië: van der Plas en Soejono, twee departementsdirecteuren: mr. N. S. Blom (Justitie) en Loekrnan Djajadiningrat (Onderwijs en Eredienst), en zeven personen die op economisch gebied vooraanstaande overheidsposities hadden bekleed: A. Bos, hoofd van de afdeling Invoerzaken van het Kantoor voor de Handel, mr. D. Crena de Iongh, directeur van het Nederlands-Indisch Deviezeninstituut, B. S. van Deinse, hoofdagent van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, de KPM, te Singapore, prof. mr. J. Eggens, eerste gedelegeerde van de Indische Commissie voor Rechtsverkeer in Oorlogstijd, dr. ir. P. Honig, directeur van het Instituut voor Rubberonderzoek, ir. P. H. W. Sitsen, hoofd van de afdeling Nijverheid van Economische Zaken, en dr. R. E. Smits, directeur-secretaris van de Indische circulatiebank, de Javase Bank. Die groep van zeven was samengesteld door van Mook, die eerder al, namelijk kort na de rode februari (de dag waarop hij van besprekingen in Washington op Java was teruggekeerd), zijn opvolger als directeur van Economische Zaken, mr. J. E. van Hoogstraten, naar Australië had gezonden. Aan die groep van

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

zeven had van Starkenborgh nog enkelen toegevoegd: A. H. J. Lovink, hoofd van de Dienst der Oost-Aziatische Zaken (de functionaris die leiding had gegeven aan de bestrijding der Japanse spionage) en ir. C. J. Warners, hoofd Technische Dienst en Telefoonexploitatie der PIT, die een van zijn ondergeschikten, ir. J. Jansen, opdracht gegeven had bruikbare zenders voor eventueel geheim radiocontact te construeren - Jansen, die óók tijdig was geëvacueerd, had een van die toestellen dat bijna af was, naar Australië meegenomen. Dat zulks voor de oorlogvoering van belang was, zou spoedig blijken.

XCVeel namen? Wij erkennen het, maar de lezer zal ze alle in dit deel opnieuw tegenkomen. Trouwens, twee moeten wij er nog aan toevoegen: in februari '42 waren schout-bij-nacht Doormans voorganger als eskadercommandant, schout-bij-nacht G. W. Stöve, en een lid van het inheems bestuurskorps, Raden Abdoelkadir Widjojoatmodjo, naar de Verenigde Staten gezonden: Stöve naar Washington om er samen met de oudminister van oorlog, generaal-majoor A. Q. H. Dijxhoorn, Nederland te vertegenwoordigen bij het college dat leiding gaf aan de gehele Geallieerde oorlogsinspanning, de Combined Chiefs of Staff, Abdoelkadir om toegevoegd te worden aan de staf van het Netherlands Information Bureau te New York.

XCEr behoorden dus tot de min of meer vooraanstaanden die zich in maart '42 buiten Indië bevonden, slechts drie Indonesiërs: Soejono, Loekman Djajadiningrat en Abdoelkadir.

XCVoordat wij nu gaan weergeven wat er met de uit Indië ontkomen, in Australië gearriveerde groepen is geschied, lijkt het ons _wenselijk, iets dieper op de Australische verhoudingen in te gaan. Niet ook op de Ceylonese? Neen. Ceylon was een deel van de grote Britse kolonie Brits-Indië en het Ceylonees milieu heeft, afgezien van de al gememoreerde lethargische stemming die er heerste, geen effect uitgeoefend op de ontwikkelingen welke wij in dit deel hebben weer te geven. Australië daarentegen was een volwaardige democratic, lid van het Brits Gemenebest,maar een onafhankelijke staat, zelf eenvan deelstaten, die evenwel een gemeenschappelijke regering en een gemeenschappelijk parlement alsook een gemeenschappelijke hoogste rechterlijke macht en gemeenschappelijke strijd

AUSTRALIË

krachten bezaten - een demoeratie waarin zich tegengestelde politieke krachten vrij konden ontplooien. Daar waren krachten onder die Nederland welgezind waren - andere evenwel voor wie dat slechts in mindere mate of in het geheel niet gold. Afgezien daarvan: op Ceylon hadden de daar belande Nederlandse burgers of onderdanen slechts te maken met Britten, maar in Australië verkeerden zij met Australiërs, die wel veel met de Britten gemeen hadden maar toch ook van dezen verschilden.

XCHet Australisch milieu droeg een eigen karakter.

XCOm te beginnen: in geografische zin is Australië een werelddeel. Zijn oppervlak (zie kaart I op pag. IS) is ongeveer drie-vierde van dat van Europa. In het noorden is het klimaat tropisch, in het zuiden en op het eiland Tasmanië is het meer gematigd - daar kan het in de winter (die, gelijk bekend, samenvalt met de zomer op het Noordelijk Halfrond) aan de koele kant zijn. In de zeventiende en achttiende eeuw werd de kust van het continent, toen slechts bewoond door misschien driehonderdduizend primitieve inboorlingen, de Aborigines zoals zij gingen heten, door Nederlandse en Britse zeevarenden aangedaan - ook de Britten noemden Australië toen New Holland (en de twee grote, beoosten Australië's zuidoostpunt liggende eilanden Neu/ Zealand). In het jaar van de Franse Revolutie, 1789, werd dat New Holland in plaats van twee vroegere Britse koloniën in de Verenigde Staten, die zich van Groot-Brittannië afgescheiden hadden, als strafkolonie in gebruik genomen; het bleef als zodanig bijna zeventig jaar dienst doen - geschat wordt dat in totaal ca. honderdzestigduizend in Groot-Brittannië gestraften (onder hen ca. vijfduizend Ieren die zich tegen het Britse gezag in Ierland hadden verzet) naar Australië zijn gedeporteerd. Zij werden daar in strafkolonies geplaatst maar wie zich goed gedroeg, kon na enige tijd in vrijheid gesteld worden en kreeg dan van het gouvernement een stuk land toegewezen. Van een vroeg stadium af trokken evenwelook 'vrije' kolonisten naar Australië en van hen werd het toestromen aangewakkerd, toen er in 1849 goud was ontdekt.

XCSinds 1820 heette het werelddeel 'Australië' - negen jaar later maakte de Britse regering bekend dat het nu in zijn geheel een Britse kolonie was. Een Britse Covernor bleef met het algemeen bestuur belast. De blanke bevolking nam evenwel in de tweede helft van de negentiende eeuw 13

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

snel toe en toen op 1 januari 1901 de (Tasmanië insluitende) Common wealth of Australia werd opgericht, kreeg deze volledig zelfbestuur. De zes staten die tezamen dat federatief gemenebest vormden, hadden elk een eigen regering en een eigen parlement (de volkrijkste staat, New South Wales, had al in 1824 een eerste Wetgevende Raad gekregen) - daarboven kwamen nu een federale regering en een uit een Huis van Afgevaardigden en een Senaat bestaand parlement te staan. Politieke partijen hadden zich in het laatste kwart van de negentiende eeuw gevormd - de in 1891 opgerichte Labour Party, waarin Ieren veel invloed hadden I , werd spoedig de best georganiseerde; zij werkte nauw met de inmiddels ook ontstane, nogal militante vakbonden samen. Naast de arbeiders kregen de bourgeoisie en de boeren eigen partijen die zich tenslotte consolideerden als de United Australian Party en de Country Party. Fel was de onderlinge strijd, maar op één punt waren alle partijen het eens: Australië moest blank blijven, anders gezegd: Chinese, Japanse en Polynesische irnrnigranten dienden te worden geweerd. Kort voor de eeuwwisseling werd de immigratie van alle Aziaten en Polynesiërs alsook van alle Mrikanen zelfs wettelijk verboden; dat verbod werd door de Britse overheid opgeheven, waarna men in Australië de regel ging toepassen dat imrnigratieverlof alleen aan hen werd verleend die een Europese taal goed meester waren - konden diegenen die men wilde weren, zich redelijk in het Engels uitdrukken, dan werd van hen wel gevergd dat zij zich in het Keltische Gaelic of in het Tsjechisch lieten examineren.

XCIn die, naar buiten ten dele afgesloten, blanke Australische samenleving kregen niet alleen de Aziaten, Polynesiërs en Afrikanen maar ook de Aborigines geen of zeer weinig kansen (het lot van die laatsten was niet veel beter dan dat van de Indianen in de Verenigde Staten 2) - naar binnen was die samenleving democratisch, openhartig op het ruwe af, cultureel aan de zeer arme kant (Melbourne, een stad met ca. een milj oen inwoners, had slechts één schouwburg), Brits in veel van zijn gebruiken, zeer gehecht aan de band met Groot-Brittannië (dat nu in Australië vertegenwoordigd werd door een Governor General met niet méér bevoegdheden dan een constitutionele koning). De kracht van die band bleek vooral in de Eerste Wereldoorlog, toen ca. driehonderddertigduizend Australische vrijwilligers overzee dienden, van wie ca. zestigduizend sneuvelden. De

I Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog was ongeveer een vijfde van de Australische bevolking van Ierse afkomst. 2 Tegenover ca. driehonderdduizend in de achttiende eeuw telde Australië ten tijde van de Tweede Wereldoorlog er nog maar ca. honderdduizend. Op Tasmariië waren zij geheel uitgeroeid.

AUSTRALIË

1. Australië, geprojecteerd op Europa

XC'Aussies' ontpopten zich als goede, zij het ietwat eigenzinnige militairen.

XCAustralië's binnenlandse ontwikkeling in de periode tussen de twee wereldoorlogen was in hoofdtrekken gelijk aan die van Groot-Brittannië. In 1920 werd de Australian. Communist Partyopgericht die evenwel aan de Labour Party maar weinig afbreuk deed. Kracht en invloed van de vakbonden namen toe, soms kwam het tot langdurige stakingen. In de diepe economische crisis in het begin van de jaren '30 raakte een derde van alle arbeiders werkloos - het herstel kwam na '35 op gang. De Labour Party, sterk pacifistisch van inslag, gaf mèt de Britse Labour Party tenslotte de pacifistische illusies op - zij kon er zich mee verenigen dat de federale regering van Robert Gordon Menzies, een coalitie van de United Austra lian Party en de Country Party, begin september '39 op het Britse voorbeeld Duitsland de oorlog verklaarde. Op dat punt had Menzies' beleid de instemming van alle Australiërs behalve de communisten die, conform de Moskouse parolen, tegen de 'imperialistische oorlog' fulmineerden. 15

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

Hun partij (zij telde toen misschien omstreeks vijfduizend leden) werd in juni '40 verboden.

XCIn de zomer van dat jaar leek Groot-Brittannië in dodelijk gevaar te verkeren - in Australië was het effect dat grote aantallen vrijwilligers zich kwamen aanmelden voor de militaire dienst. Drie infanterie-divisies werden naar het Midden-Oosten, een vierde werd naar Singapore gezonden. Overigens was in dejaren '40 en '41 in Australië nog niet sprake van een de gehele samenleving bepalende oorlogsinspanning (gerantsoeneerd was er alleen de benzine) - het daardoor ontstane onbehagen en de weerstanden die de voor hooghartig doorgaande Menzies had gewekt, leidden ertoe dat het bewind van de United Australian Party en de Country Party in het parlement de steun verloor van twee onafhankelijken die op de wip zaten; begin oktober '4I werd Menzies' bewind vervangen door een van de Labour Party. Premier werd nu John Curtin ('Honest John'), een weinig flamboyante maar zeer vasthoudende figuur wiens persoonlijkheid ook zijn tegenstanders respect inboezemde.

XCZijn regering was het die in december '4I verrast werd door Pearl Harbor en, sterker misschien nog, door de ondergang van de 'Prince of Wales' en de 'Repulse', waardoor, zo leek het, Groot-Brittannië niet meer bij machte was, Australië effectief te verdedigen. "Australia looks to Ame rica', verklaarde Curtin eind december '411 Niet dat Amerika in eerste instantie veel te bieden had! De Japanners rukten onweerstaanbaar op; drie weken na de val van Singapore, IS februari '42 (een gebeurtenis die Australië diep schokte), hadden zij vrijwel heel Nederlands-Indië in handen - zou nu Australië aan de beurt zijn?

XCHet land, beter: het werelddeel, leek, dunbevolkt als het was", onverdedigbaar. Speciaal gold dat voor het gehele noorden dat niet eens een spoorwegverbinding had. Wel liep van Darwin uit (zie kaart II op pag. I7) een smalspoorweg 500 km zuidwaarts en uit het zuidoosten, waar ca. vijfvan de zeven miljoen Australiërs woonden en waar grote steden als Sydney, Melbourne en Adelaide en de federale hoofdstad Canberra lagen, een tweede smalspoorweg 1500 km noordwaarts, maar de eindpunten van die twee lijnen die in het enorme woestijngebied van Centraal-Australië lagen, waren slechts verbonden door een grintweg van 1000 km lengte. Aan de oostkust had Brisbane goede verbindingen

I Aangehaald door G. C. Bolton in (1974), p. 466. 2 Bij eenzelfde bevolkingsdichtheid als Australië zou Nederland in '40 tachtigduizend inwoners hebben gehad in plaats van negen miljoen.

AUSTRALIË VOELT ZICH BEDREIGD

.0 NIEUW"GUINEA KORAALZEE

XC1000 km.km.o Q ÖTASMANIË II. Australië Donkergrijs: door japan bezet

XCzuidwaarts, aan de westkust was er benoorden Perth slechts een primitieve weg. Het leek alsof de Japanners konden landen waar zij wilden. In Australië zelf was geen enkele getrainde divisie aanwezig, de ruim honderdduizend man die er op dat moment onder de wapenen waren, waren slechts matig geoefend en zwak uitgerust (zij beschikten over welgeteldbruikbare tanks). Tegen die achtergrond nam Curtins regering een reeks ingrijpende besluiten. Twee van de drie infanterie-divisies die in het Midden-Oosten stonden en die devoor Java hadden bestemd, werden, toen Java onverdedigbaar leek, Churchills protesten ten spijt (hij had ze in Birma willen inzetten), naar Australië teruggehaald. Alle krachten werden er ingespannen om het land in een betere staat van verdediging te brengen. Spoedig arriveerden de eerste Amerikaanse strijdkrachten en het vertrouwen dat het land behouden zou blijven, werd belangrijk versterkt toen MacArthur, beroemd geworden door de hardnekkige wijze waarop hij zich op Luzon had

10

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

verdedigd, op 21 maart in Melbourne arriveerde - hem werd in april het opperbevel in de gehele South- West Pacific Area toevertrouwd.

XCDe door sommigen verwachte Japanse invasie bleef uit - vooral na de voor de Japanse vloot zo katastrofaal verlopen Slag bij Midway (4-6 juni '42) restte de Japanners slechts een strategisch defensief. Na hun zware luchtaanval op Darwin (19 februari '42) hadden z~ nog maar één actie op doelen in Australië kunnen uitvoeren: in de avond van 3 I mei voeren drie Japanse dwergonderzeeboten de haven van Sydney binnen - één kwam vast te zitten en blies zich op; torpedo's van de beide andere (die beide nadien vernietigd werden, één door een Nederlandse Mitchell) brachten een Australisch logementschip tot zinken en beschadigden de Nederlandse onderzeeboot 'K 9'. Daar bleef het bij, Met dat al was die Japanse actie voor de regering-Curtin een aansporing te meer om het land geheel op oorlogsvoet te brengen. Met Amerikaanse hulp werd de omvang van de strijdkrachten tot een maximum opgevoerd; het gehele economische leven werd op de oorlogvoering ingesteld, een algemene rantsoenering werd ingevoerd (de rantsoenen bleven over het algemeen ruim). Voor al die inspanningen werd de Labour Party beloond: de partij verwierf in augustus '43 bij de algemene verkiezingen ongeveer de helft van de stemmen en had nadien een sterke meerderheid in het parlement. Aan dit alles willen wij hier slechts toevoegen dat Curtin eind '42 het verbod van de communistische partij had opgeheven en dat hij, door de oorlog gesloopt, in juli '45 overleed. J. B. Chifley, minister voor de oorlogsproductie, die in de wereld van de vakbonden was opgeklommen, volgde hem op.

XCEr woonden, zoals al vermeld, in Australië maar heel weinig Nederlauders (in een stad als Brisbane die ca. driehonderdduizend inwoners telde, en die naar veler oordeel hoogst ongezellig was, waren er niet meer dan vier of vijf Nederlandse gezinnen) - zij die uit Indië geëvacueerd of gevlucht waren, zagen zich in de eerste plaats aangewezen op contact met Australiërs. Die ontvingen hen over het algemeen met de hartelijkheid welke voor Australië, een land van pioniers, kenmerkend is. Opvallend was het dat, deten spijt, de Indonesiërs onder de aangekomenen in die hartelijkheid deelden en geenszins met de nek werden aangezien. De Australiërs, aldus later van der Plas,

AUSTRALISCHE HARTELIJKHEID

'hebben zich zeer veel moeite gegeven voor de Indonesiërs, behalve de cornmunisten aanvankelijk zonder enige politieke bijbedoeling. Zij hebben die Indonesiërs in huis gehaald, zij hebben echt medelijden gehad met die arme kerels, die daar zo ver van huis waren in een vreemd land.'

XCIn Melbourne had hij een groep Javanen, wier schip uit Sumatra in plaats van naar Java naar Australië gevaren was, tijdelijk

XC'ondergebracht in een school, behorende aan een kerk ... De dominee en zijn gezin (twaalf kinderen) hebben zich werkelijk uitgesloofd om deze mensen ... zo goed mogelijk te verzorgen. Hij was niet de enige, deze dominee, want dit gebeurde in alle kringen van Australië"

XCmisschien moet men een uitzondering maken voor de hogere Australische militairen die niet vrij waren van rasvooroordelen en van wie velen (voor Amerikanen kon hetzelfde gelden) het al moeilijk vonden, ietwat donkere Indische Nederlanders als gelijken te aanvaarden.

XCAan die over het algemeen welwillende houding jegens de Indonesiërs lag het vertrouwen ten grondslag dat zij zich niet in Australië zouden vestigen maar spoedig na het einde van de oorlog naar hun land zouden terugkeren. Dan weer naar een Nederlands Indië?

XCEr waren Australische autoriteiten die daar niet geheel zeker van waren. Vooral gold dat voor Curtins en Chifley's minister van buitenlandse zaken, de jurist dr, H. V. Evatt, die van mening was dat de voortzetting van Nederlands leidende positie in de Indische archipel op de lange duur een verzwakking zou betekenen van Australië's verdedigingjegens eventuele uit Azië komende impulsen. Naast hem waren sommige Australische hoge militairen van opinie dat het voor Australië in elk geval wenselijk was, bepaalde steunpunten in de archipel in handen te krijgen.

XCHoe kwam dit alles tot uiting?

XCDe diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Australië waren van jonge datum - het Australische Department of External Affairs was pas in '34 opgericht en met welgeteld twee functionarissen begonnen (voor

, Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. I373.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

dien hadden de Australische regeringen de behartiging van hun buitenlandse belangen volledig aan Londen overgelaten) en tot een uitwisseling van officiële vertegenwoordigers was eerst injanuari '42 besloten - baron F. C. van Aerssen Beyeren van Voshol was toen tot Nederlands gezant te Canberra benoemd.' Weinige maanden later legde Evatt zijn kaarten op tafel: eind juni' 42 betoogde hij in een vergadering van het inmiddels in Australië opgerichte Allied Political Warfare Committee dat Nederland Nederlands-Indië nauwelijks had verdedigd, dat hij het voor onwaarschijnlijk hield dat Nederland na de oorlog weer het opperbestuur over Indië zou krijgen en dat het beter was indien Of Australië alléén àf Australië en Nederland samen de archipel zouden besturen. Die standpunten werden door de aanwezige Nederlanders fel bestreden. Beseffend dat hij misschien te openhartig had gesproken, wijzigde Evatt zijn koers: van begin' 43 ging hij er op aandringen dat koloniaal bestuurde gebieden in de Pacific zoals Nederlands-Indië, Portugees-Timor en Frans-IndoChina onder voogdij (trusteeship) zouden worden geplaatst van verder ontwikkelde mogendheden, waarvan Australië er een zou zijn. Midden april '43 zei hij in een persconferentie te New York:

XC'As against japan, this is not merely a war to retain or regain territory ... Australia, as a leading nation of the South- West Pacific ZOI1e, will have a very special concern in economic as well as strategic arrangements in that zone ... Any post-war order in the Pacific cannot befor the sale benefit of one power or group of powers. Its dominant purpose must be that of benefitting the peoples everywhere. If 'freedom from u/ant' means anything, it means that the age of unfair exploitation is over ... In shari, we must found future Pacific policy 011. the doctrine of trusteeship for the benefit of all the Pacific peoples."

XCLater in april gaf Evatt een persverklaring uit die dezelfde strekking had.

XCEvatts twee politieke uitspraken bleven van Nederlandse zijde niet onbeantwoord. Volstrekt vertrouwend dat Groot-Brittannië het volledig herstel van het Nederlands gezag in Nederlands-Indië zou bevorderen (' You'll get back every inch of it', had Churchill binnenskamers verscheidene malen gezegd, tweemaal alleen al tegen admiraal Helfrich, toen deze hem

, Niet zonder diverse moeilijkheden! Eén daarvan was dat Evatt geweigerd had, de Nederlandse consul-generaal als gezant te aanvaarden, aangezien deze zich als een geprononceerd syrnpathisant met Menzies had ontpopt. 2 Een van de vier, in '40 door president Roosevelt genoemde vrijheden welke zijns inziens na de oorlog verwezenlijkt dienden te worden. 'Aangehaald in M. L. George: (I980), p. I7 (verder aan te halen als: M. L. George).

AUSTRALISCHE AMBITIES

in december '42 had bezocht'), liet de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, mr. E. N. van Kleffens, gezant van Aerssen in mei '43 aan Curtin en Evatt een memorandum overhandigen waarin verklaard werd dat Nederland, hoewel bereid op militair gebied met Australië samen te werken, geen behoefte had aan enig Australisch partnerschap op bestuursgebied. Curtin had hier begrip voor - hij zei in een van zijn toespraken die aan de verkiezingen van augustus '43 voorafgingen (wat Evatt had betoogd, had inmiddels steun gevonden in een deel van de Australische pers"), dat hij het als de plicht (' the duty') van de Australische regering beschouwde,

XC'to respect the sovereignty of the territory of Queen Wilhelmina ... Australia's fate is bound up with that of the Netherlands East Indies and of the French and Portuguese Governments. Australia is almost surrounded by island possessions of these Governments

XC.. Australia certainly will playa major part in carrying out the restoration to their proper owners of the colonies lying off our coast which have been temporarily lost to them.'?

XCW éér moest Evatt zich aanpassen. Hij deed dat door in november' 43 de Australische High Commissioner in Londen te instrueren, aan de Nederlandse regering het denkbeeld voor te leggen dat, met eerbiediging van Nederlands soevereiniteit, Australië na de oorlog N ederlands- Timor en Nederlands-Nieuw-Guinea voor lange tijd zou mogen pachten. Voorts droeg hij die High Commissioner op, te bevorderen dat van Mook, op dat moment minister van koloniën, zich niet als luitenant-gouverneur-generaal mèt een Nederlands-Indisch gouvernement in Australië zou vestigen. Het pacht-denkbeeld werd door van Kleffens prompt van de hand gewezen en wat van Mook en zijn gouvernement betrof, moest Evatt bakzeil halen: begin april '44 deed hij gezant van Aerssen weten

1 Helfrich: dl. IJ, p. 88. 2 Omstreeks deze tijd zei, aldus later van der Plas, 'een Australiër van hoge positie' (wij weten niet wie hij bedoelde) op een bijeenkomst nota bene van de tegen de vertegenwoordiger van de 'Dat was', voegde van der Plas toe, 'zeker niet kwaad bedoeld, want anders was het niet gezegd in mijn bijzijn. Maar ... er kwam even naar buiten, dat men dagelijks opbotste tegen het feit dat wij bijna zonder slag of stoot de grote oliebronnen waarvan Australië afhankelijk was, hadden overgegeven. De Australiërs hebben zich aan de zwakke verdediging wel zeer gestoten' (getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1373) - van der Plas verzuimde hier melding te maken van de vernielingsoperaties die, behalve bij de raffinaderijen van Palembang, overal geslaagd waren. 3 Aangehaald in M.L.George, p. 32.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

dat de Australische regering bereid was, een luitenant-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en een Raad van departementshoofden gastvrijheid te verlenen. Later, d.w.z. in september en november '44 en in januari '45, kwam het, nadat Evatt de Nederlandse soevereiniteit over Indië en Indië's territoriale integriteit uitdrukkelijk had erkend, tot informele besprekingen tussen enerzijds twee hoge functionarissen van zijn departement en anderzijds een medewerker van van Aerssens legatie en twee leden van de inmiddels gevormde Raad van departementshoofden - zij leverden niets van belang op.

XCOnbetekenende schermutselingen dus? Geenszins. Er waren kennelijk in het tot groter zelfbewustzijn rijpende Australië politieke krachten werkzaam die van Indië's rijkdommen wensten mee te profiteren en van welke het de vraag was of zij actieve steun zouden willen geven aan een herstel van het Nederlands gezag in de archipel. Op Evatt kon niet gerekend worden, wèl op Curtin - welnu, deze overleed, gelijk reeds vermeld, in juli '45, kort voor Japans capitulatie en de uitroeping van de Republiek Indonesië. Prompt wijzigde de Australische regering haar beleid - wij zullen dat in hoofdstuk 7 behandelen.

XCOver Australië schrijvend zijn wij verder gegaan dan de maand maartwaarin de groepen geëvacueerden en vluchtelingen in Australië aankwamen. Opzettelijk. Het kwam ons er op aan, met duidelijkheid een factor te onderstrepen die bijna drie-en-een-half jaar lang de verantwoordelijke autoriteiten aan Nederlandse kant (van Kleffens in Londen, van der Plas in Australië, van Maak zowel in Londen als in Australië) bij tijd en wijle met bezorgdheid vervulde. Natuurlijk, de Verenigde Staten en GrootBrittannië wierpen veel meer gewicht in de schaal dan Australië, maar Australië volgde een eigen politiek, lag dicht bij Nederlands-Indië en voorzover er lijn zat in de Australische buitenlandse politiek, was dat er een welke, de hartelijkheid ten spijt die door individuele Australiërs aan de Nederlanders werd betoond, niet onder alle omstandigheden behoefde samen te vallen met die welke de autoriteiten aan Nederlandse kant wensten te volgen.

'42

XCVan hen zijn, wat de Indische aangelegenheden betreft, in de in dit deel te beschrijven periode van Maak (luitenant-gouverneur-generaal,

AUSTRALISCHE AMBITIES

vervolgens mrmster van koloniën, daarna minister van koloniën èn tijdelijk luitenant-gouverneur-generaal, vervolgens tot maart' 45 tijdelijk luitenant-gouverneur-generaal en nadien luitenant-gouverneur-generaal zonder meer) en van der Plas (de langste tijd voorzitter van de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland, later als hoofd van het departement van binnenlands bestuur lid van de Raad van departementshoofden en bij ontstentenis van van Mook waarnemend voorzitter van die Raad) de belangrijkste geweest. Over hun beider activiteiten hebben wij veel te schrijven - wenselijk lijkt het ons, nu eerst hun persoon en hun opvattingen te schetsen.'

Van Maak / Van der Plas

XC

XCHubertus Johannes van Mook was in 1894 in Indië, nl. in Semarang op Java, geboren als enig kind van een onderwijzer en een onderwijzeres die een jaar tevoren uit Nederland naar Indië vertrokken waren. Zijn vader had, veertien jaar oud, een rijksbeurs gekregen om onderwijzer te worden en wist zich in Indië verder te ontwikkelen; hij bracht het tot inspecteur van het onderwijs en tenslotte tot wethouder van Soerabaja. 'Hij was mijn beste vriend en is dat tot zijn dood in '37 gebleven', vertelde van Mook ons, 'en het is voor mijn hele kijk op Indië van veel belang geweest dat hij uitgesproken progressief dacht. Hij stond op het standpunt dat Nederland Indië helpen moest, zich zo spoedig mogelijk geheel te emanciperen."

XCDe jonge van Mook bracht, als zoveel in Indië geboren Nederlandse kinderen, een deel van zijn jeugd in Nederland door maar doorliep de hbs weer in Indië, nl. in Soerabaja; hij legde vervolgens het 'bêtastaatsexamen af, mislukte als student in de scheikunde te Delft, maar ging, na een jaar als vrijwilliger gediend te hebben in het leger ('14-'15), met meer succes Indische bestuurskunde studeren in Leiden. De vooruitstrevend denkende hoogleraren van de Leidse faculteit kregen in die tijd veel invloed op hem. Samen met mr. J. A. Jonkman, de latere

I Daarbij zullen wij, wat van Mook betreft, ook gegevens die wij al opnamen in deel 9 van ons werk, vermelden, zulks vanuit de verwachting dat dit deel, I I c, evenals de twee voorafgaande, lezers zal trekken aan wie deel 9 onbekend is. Dit uitgangspunt zullen wij ook in volgende hoofdstukken, speciaal in de hoofdstukken 2 ('Londen '42') en 7 ('De terugkeer voorbereid'), in bet oog houden. 2 Van Mook, 8 nov. [96 1.

Indextermen: Mook, H. J. van
'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

voorzitter van de Volksraad, richtte hij in '17 het Indonesisch Verbond van Studerenden op: de eerste organisatie waarin Nederlandse en Indonesische studenten op voet van gelijkheid met elkaar omgingen. In ' 18 slaagde hij als no. I bij hetjaarlijks examen voor de administratieve dienst in Nederlands-Indië, overigens met een zwak cijfer voor het vak staatsrecht. In Indië kreeg hij zijn eerste functie bij de distributiedienst voor rijst te Semarang, vervolgens was hij enkele jaren hoofd van het bureau voor agrarische zaken te Djokjakarta. Hij leerde hier het hof-Javaans van Pangeran (prins) Soeriadiningrat. 'Zo goed', aldus J. C. Bijkerk, 'kreeg van Maak de taalonder de knie dat hij bij wijze van uitzondering het Javaans mocht spreken tegen de sultan en de Pangerans."

XCVan '25 tot '27 was hij weer in Nederland waar hij zijn studie in de Indologie voltooide.

XCIn Indië teruggekeerd kreeg hij een aanstelling bij het Kantoor voor Bestuurshervorming; hij had er, vertelde hij ons, 'een plezierige chef die me veel mijn eigen gang liet gaan'2 - wij nemen aan dat hij die chef zo op prijs stelde omdat hij zijn eigen gang kon gaan. Te zijnen huize werd in '30 als orgaan van een nieuw genootschap: de Vereniging tot bevordering van de maatschappelijke en staatkundige ontwikkeling van Nederlands-Indië, het door ons in deel I I a behandelde blad De Stuw opgericht; hij werd er een van de redacteuren van (samen met o.m. Jonkman en prof. J. H. A. Logemann, sinds '24 hoogleraar aan de in dat jaar opgerichte Rechtshogeschool te Batavia, die in het eerste naoorlogse kabinet minister van overzeese gebiedsdelen zou worden) en voor de genoemde vereniging (meestal als 'de Stuw-groep' aangeduid), die zich sterk afzette tegen de overheersende conservatieve groeperingen onder de Nederlanders en Indische Nederlanders, was hij, door gouverneurgeneraal jhr. mr. A. C. D. de Graeff benoemd, van '3 I tot '34 lid van de Volksraad, waar hij niet tot een georganiseerde groep behoorde. Opmerkelijk was dat hij kort voordat jhr. mr. B. C. de Jonge de Graeff als gouverneur-generaalopvolgde, in een anoniem artikel in De Stuw de gang van zaken bij het proces tegen Soekarno en drie medestanders afkeurde en dat hij, nadat de Jonge zijn ambt had aanvaard, er in de Volksraad tegen protesteerde dat politieke gevangenen als Soekarno aan hetzelfde regime werden onderworpen als commune misdadigers. Dit alles wekte bij de Jonge een aanzienlijke wrevel op. Hij verhinderde dat van Mook, die over tal van Indische vraagstukken waardevolle

XC1 J. C. Bijkerk. De laatste landvoogd. Van Mook en het einde van de Nederlandse invloed in Indië (1982), p. 17. 2 Van Maak,

VAN MOOK

wetenschappelijke artikelen had gepubliceerd, o.m. in het Koloniaal Tijd schrift en in Koloniale Studiën, Logemann, die voor Leiden gevraagd was, opvolgde aan de Rechtshogeschool. Intussen had de jonge weloog voor van Mooks bijzondere capaciteiten. Deze werd in '34 hoofdambtenaar bij Economische Zaken en in '37 door van Starkenborgh, die een jaar eerder de jonge had opgevolgd, tot directeur van dat departement benoemd.

XCOok in zijn nieuwe functie ontpopte van Mook zich als een man waar grote stuwkracht van uitging. HU wist na de jaren van de diepe crisis Indië's economisch herstel met bekwame maatregelen te bevorderen en verstond het, in overleg met van Starkenborgh, de japanners bij de met hen in '40-'41 gevoerde economische onderhandelingen (zij leverden hem een eredoctoraat van de Rechtshogeschool op) op afstand te houden.

XCTen volle het gezag van van Starkenborgh erkennend, was hij binnen zijn departement de baas; hij raadpleegde wie hij nodig had en nam dan zelf alle beslissingen. Hij had de sterke neiging om te domineren. Dat bleek opnieuw toen in Indië in de periode waarin het praktisch op eigen wieken dreef, na mei' 40 dus, grote militaire bestellingen in de Verenigde Staten geplaatst moesten worden. Er werd, onder zijn voorzitterschap, een aanschaffingscommissie voor opgericht waarin uiteraard ook de Koninklijke Marine en het Knil door delegaties vertegenwoordigd waren. Van Mook voerde daar zozeer de boventoon dat hij voortdurend de irritatie der militairen opwekte. 'Hij sprak', aldus later een van de marineofficieren, kapitein-ter-zee A. G. Vromans,

XC'over bommenwerpers en jagers en torpedobootjagers, die hij maar van zien kende, alsof hij er meer van wist dan de militairen zelf, en met een verbijsterend poids, soms helemaal niet zo gek, doch op den duur natuurlijk ontoelaatbaar. Dat was weliswaar vergefelijk omdat nu eenmaal een man met een groot verstand steeds weer optornt tegen wat hij als de evidente domheid van minder begaafden ziet, maar het moet niet zoals van Mook dat deed. Vergelijk de werkwijze van de heer van Starkenborgh hiermee en men ziet de fouten van van Mook duidelijk. De GG, die heel goed de tekortkomingen van zijn militaire ondergeschikten zag, heeft geen conflicten gehad, heeft medewerking, geen ruzie, gekregen, maakte gebruik van wat er aan positiefs aanwezig was, en leidde"

XCvan Mook leidde óók, maar niet zonder frictie te veroorzaken. HU was zeer van zijn eigen capaciteiten overtuigd, hij was vasthoudend en hij was ongeduldig.

XC• (RvO) A. G. Vromans: 'Notities bij Enq., dl. VIII', P.40--41.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

XCZijn werkkracht was formidabel: hij leefde voor zijn taken en schakelde daar iedereen bij in wiens medewerking hij nuttig achtte. Anders dan van Starkenborgh was hij een ongepolijste figuur ('sterk gebouwd, met vierkante schouders, leek hij', aldus D. M. G. Koch, de hoofdredacteur van het tijdschrift Kritiek en Opbouw,'op een aanvoerder van een rugby-elfta!") en hij kon in zijn uitlatingen soms aan de ruwe kant zijn. In een Amerikaans milieu was dat alles eerder een voordeel dan een nadeeldaar bewoog hij zich dan ook vlot en gemakkelijk; Engels sprak en schreef hij voortreffelijk.

XCHoe zag hij Indië's toekomst?

XCTer gelegenheid van de jaarwisseling '40-'41 had het Semarangse dagblad De Locomotief een speciale uitgave doen verschijnen, Een land bouwt aan zijn toekomst, waarin (wij wezen er al op in deel I I a) van Mook o.m. had geschreven, 'dat voor een werkelijke ontwikkeling van Nederlands-Indië als land het Nederlandse element van leiding en binding onmisbaar is.' Die uitlating had niet verhinderd dat bij van Starkenborgh twijfel was blijven bestaan of van Mook wel achter het beleid van de regering stond die in '41 Indië slechts had toegezegd dat na de oorlog een rijksconferentie zou worden gehouden. Toen Gerbrandy in de herfst van '41 overwoog, van Mook als opvolger van eh. J. I. M. Welter als minister van koloniën voor te dragen, vroeg van Starkenborgh van Mook in opdracht van de minister-president of hij het regeringsbeleid onderschreef. Van Mook antwoordde bevestigend. Midden november '41 werd hij tot minister benoemd, maar zijn vertrek naar Londen werd doorkruist door de snel oplopende spanningen in de Pacific. Hij bleef in Batavia, Gerbrandy ging het ministerschap van koloniën ad interim vervullen en van Mook werd met ingang van I januari '42 tot luitenant-gouverneurgeneraal benoemd. In die functie vertrok hij spoedig naar Washington waar hij zich, goeddeels vergeefs, moeite gaf de Amerikaanse wapenleveranties aan Indië te versnellen. Op 19 februari was hij op Java terug - nog maar ruim twee weken later, in de nacht van 6 op 7 maart, vloog hij in opdracht van van Starkenborgh naar Australië. Daarbij verdient het de aandacht dat van Starkenborgh aan de eveneens vertrekkende Lovink een mondelinge persoonlijke boodschap voor Gerbrandy had meegegeven, waaromtrent door de minister van justitie, mr. J. R. M. van Angeren (deze was in april '42 bij Lovinks gesprek terzake met Gerbrandy aanwezig), het volgende werd vastgelegd: 'Van Mook had bepaalde opvattingen die de gouverneur-generaal niet deelde, en de vrees bestond dat hij à tort

XCI D. M. G. Koch: Batig slot. Figuren uit heloude Indië (1960), p. 41.

VAN MOOK

et à travers zijn plannen zou doorzetten. Daarom was de heer Lovink in het bijzonder door de GG uitgezonden om de heer Gerbrandy te verwittigen en zelf als een tegenwicht tegen de opvattingen van van Mook te kunnen optreden."

XCWat waren die 'bepaalde opvattingen', waar van Starkenborgh bezwaar tegen had?

XCNiet de ook door van Starkenborgh verworpen opvatting dat Nederlanders geen taak meer zouden hebben in Indië! Dat hield van Mook in alle opzichten voor onwenselijk." Indië was zijn vaderland zoals het óók het vaderland was van de vrouw met wie hij in '18 in het huwelijk was getreden; zijn twee kinderen, een Z0011 en een dochter, waren er geboren - voorlopig begeerde hij nergens anders te wonen en te werken en evenals van Starkenborgh koesterde hij de hoop dat door de Nederlandse aanwezigheid in Indië een gemenebest zou ontstaan waarin, op basis van rassengelijkheid, sprake zou zijn van een harmonisch samengaan van Indonesiërs, Chinezen, Arabieren en Nederlanders. Anders evenwel dan van Starkenborgh meende hij dat te dien aanzien juist in de oorlog concrete toezeggingen moesten worden gedaan en voorbereidende maatregelen getroffen, dat de vorming van een autonoom Indië duidelijk in het vooruitzicht moest worden gesteld en dat meer rekening moest worden gehouden met de kracht van het Indonesische nationalisme. Dan zou, zo hoopte hij, een Indië ontstaan dat, ook als het te eniger tijd onafhankelijk zou worden, de nauwe band met Nederland zou bestendigen.

XCVoor die reis vertrok hij op 22 december '43 uit Londen om, na dagen van wachten op een vliegveld in Schotland, op 29 december in New York te arriveren. Zes weken lang voerde hij daar en in Washington besprekingen, in Washington o.m. met president Roosevelt. Midden februari '44 bracht hij twee dagen in San Francisco door - dat was van belang omdat veel KPM- en andere Nederlandse schepen die haven aandeden en omdat er radioprogramma's naar Indië werden uitgezonden. Van 18 tot 23 februari was hij op Hawaii vanwaar uit Admiral Nimitz zijn grote offensief tegen Japan leidde. Na twee dagen vliegen bereikte hij vervolgens Brisbane, waar zich sinds juli '42 MacArthurs hoofdkwartier bevond. Daarop volgden elf dagen van besprekingen in Melbourne, o.m. met gezant van Aerssen en met voorzitter van der Plas en de leden van de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland, alsook in Canberra, o.m. met minister Evatt. Van 7 tot II maàrt was hij opnieuw in Brisbane. Van daaruit bracht hij een bezoek van twee dagen aan Merauke in het zuidoosten van Nederlands-Nieuw-Guinea, dat niet door de Japanners was bezet. Het vliegtuig bracht hem vervolgens naar Townsville (zie kaart II op pag. 17), de Australische havenstad die de thuishaven was voor de KPM-schepen die bij de bevoorrading van MacArthurs strijdkrachten waren ingeschakeld. Er volgden één dag van besprekingen in Brisbane, zes in Melbourne, drie in Sydney, waar het Nederlands consulaat-generaal gevestigd was en de KPM haar tijdelijk hoofdkwartier had. Nadien was hij tot r6 april aan één stuk door in Melbourne, zij het dat hij ook nog een bezoek van een dag bracht aan Canberra. Op die rode april vloog hij naar Perth in West-Australië - het

VAN MOOK

Koninklijke Marine. Uit Perth vloog hij in twee dagen naar Ceylon, gebruik makend van een Catalina-vliegboot van de British Overseas Air ways Corporation, die eenmaal per week die route aflegde en dan drie passagiers kon meenemen. Op Ceylon en in Brits-Indië verbleefhij meer dan een maand. Op Ceylon bezocht hij de hoofdkwartieren van Admiral MOLmtbatten en admiraal Helfrich, de marinebasis te Trincomalee en het kamp bij Colombo waar de voor Sumatra bestemde geheime agenten werden opgeleid, in Brits-Indië voerde hij in New Delhi besprekingen met de Nederlandse consul-generaal en in Bombay (ook een door de KPM gefrequenteerde haven) met de Nederlands-Indische Handelscommissaris voor Brits-Indië. Op 24 mei vertrok hij per vliegtuig uit Colombo - pas zes dagen later arriveerde hij in Londen.

XCMet de vermelding van het reisschema alléén is niet alles en misschien niet eens het wezenlijke gezegd: hier verplaatste zich een minister die in Londen en vooralook in Colombo, Helfrichs standplaats, veel tegenkanting ondervond, aan wie duidelijk voor ogen stond wat hij wilde bereiken, die evenwel, los nog van zijn persoonlijke zorgen (zijn vrouw en zijn twee kinderen waren op Java geïnterneerd), gekweld werd door het besef dat hij nauwelijks wist wat er in Indië gebeurde, dat de Amerikaanse en de Australische politiek volonzekerheden staken, dat een bevrijd Nederland een verzwakt Nederland zou zijn, dat hij een schromelijk tekort had aan capabele krachten en dat de na-oorlogse taak: het herstel van het Nederlands gezag in Indië en de heropbouw van een zwaar geschonden maatschappelijk bestel, van gigantische omvang en gecompliceerdheid was. Aan Nederlandse kant waren er in Australië in die tijd, zo verklaarde hij later, 'toch niet meer dan honderdtwintig tot honderdvijftig mensen van enige betekenis, behalve dan de jongeren die daar in opleiding waren.' 1 Bovendien vergde het onderhouden van contacten in Australië veel extra tijd: Canberra was dan wel de federale hoofdstad maar de belangrijkste federale departementen bevonden zich in Melbourne en Sydney en het hoofdkwartier van MacArthur (de man wiens strijdkrachten het grootste deel van Indië moesten bevrijden) zat in Brisbane, welnu: uit Melbourne was het zes, zeven uur vliegen naar Brisbane.

XCHoe kon van Mook greep houden op een arbeid die onder zy'n verantwoordelijkheid (daar vielen ook nog de Antillen en Suriname onder) in Londen, in Amerika, in Australië en ten dele ook op Ceylon werd verricht? Hij was in hoge mate van de plaatselijk hoogsten in rang

XCI Getuige van Maak, Enq., dl. III c, p. 772.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

afhankelijk. Zeker, er was met hen .telegrafisch contact mogelijk, maar telegrammen moesten kort gehouden worden. Belangrijke brieven van Londen naar Melbourne en omgekeerd waren steeds weken, soms zelfs enkele maanden onderweg - zij werden aan koeriers meegegeven, die als luchtvaartpassagiers dan wel een hoge prioriteit hadden, maar soms waren er passagiers met een nog hogere. Tekenend is het dat van der Plas op 16 november '43 aan van Mook in Londen seinde: 'Uw brief van 16 augustus j.l. ... met waardevolle gegevens eerst heden ontvangen" - die brief was dus drie volle maanden onderweg geweest.

XCNa moeilijke besprekingen en andere werkzaamheden in Washington en N ew York die ruim twee maanden in beslag genomen hadden (en die tot een fel conflict met zijn Londense collega's hadden geleid), telegrafeerde van Mook op 28 januari '43 aan Gerbrandy: 'Hebt gij bezwaar indien ik na 5 februari, wanneer mijn werk hier ongeveer voltooid, een week verlof neem en half februari terugreis? Na vier jaar' (en wat voor jaren!) 'gevoel ik enige behoefte aan vakantie." Gerbrandy had hier alle begrip voor.

XCHet is, voorzover ons bekend, bij die ene vakantie van een week gebleven.

XCCharles Olke van der Plas is een figuur van mindere betekenis geweest dan van Mook maar ook hij verdient speciale aandacht. In de jaren van ballingschap heeft hij niet alleen de hoge functies vervuld die wij al vermeldden, maar hij was vooralook degeen die op grond van zijn bijzondere kennis van personen in de Indonesische wereld de schaarse berichten welke uit Indië kwamen, ten behoeve van van Mook en anderen samenvatte en analyseerde. De richtlijnen voor de propaganda en de berichtgeving naar Indië werden steeds door hèm opgesteld. Het was geen toeval dat van Mook, toen hij voor de vraag stond wie hij na Japans capitulatie als adviseur moest toevoegen aan de BritseMountbatten, tot wiens gezagsgebied vanaugustusaf ook heel Indië behoorde, van der Plas uitkoos.

15 '45

XCVan vaderszijde was van der Plas gedeeltelijk van Indische afkomst; hij zag er overigens uit als een Arabier - Abdoelkadir kreeg vaak vanJ.3

I ARA, Alg. Seer., Eerste zending, XXIV, 20-1. 2 A.v., Collectie-C. Warners, 3.

VAN DER PLAS

Arabieren te horen: 'Hij is een van ons.'1 Hij was in 1891 in Buitenzorg geboren, waar zijn vader rentmeester was van een groot particulier landgoed. Vader zowel als moeder hielden hem voor dat de Nederlanders in Indië geen andere taak hadden dan bij te dragen tot de sociale en politieke verheffing der inheemsen. Hij doorliep het Koning Willem III-gymnasium in Batavia en studeerde vervolgens met een onderbreking tijdens de Eerste Wereldoorlog Indologie in Leiden waar hij, evenals van Mook, sterk onder de invloed kwam van zijn twee grote leermeesters op de gebieden van de Islam en de adat, de hoogleraren Snouck Hurgronje en van Vollenhoven. In '21 werd hij als Indisch bestuursambtenaar consul in Djeddah waar hij veel contact had met uit Indië afkomstige bedevaartgangers en zijn kennis van de Islam verdiepte. Hij bleef er vijf jaar en werd vervolgens, na in Parijs aan een conferentie over het gezondheidswezen te hebben deelgenomen en in Abessynië een verdrag met keizer Hailé Selassi te hebben voorbereid, in Batavia toegevoegd aan het bureau van de adviseur voor Inlandse Zaken. Nadien kreeg hij functies bij het Binnenlands Bestuur: assistent-resident in Blitar (Oost-Java), resident van Cheribon (West-Java), gouverneur van Oost-Java. In '40 werd hij lid van het hoogste adviescollege van de gouverneur-generaal, de Raad van Nederlands-Indië.

XCHij was diep doordrongen van de wenselijkheid om Indonesiërs als gelijkwaardigen te behandelen. Hun talen vormden voor hem geen probleem. Naast de taal van de Islam, het Arabisch, beheerste hij het Javaans, het Soendanees, het Madoerees en het Maleis - vermoedelijk was er in de jaren '30 in Indië geen bestuursambtenaar die zozeer persoonlijke contacten met Indonesiërs had gezocht als hij. Uiteraard onderhield hij die contacten in de eerste plaats met de hogere inheemse bestuursambtenaren op Java, de prijaji, maar daarnaast had hij ook de groei van de nationalistische beweging met aandacht gevolgd. Hij beschouwde zich als een persoonlijke vriend van Dewantoro (' a man of great gifts and noble vision' schreef hij in '44 2) wiens jaarlijkse conferenties met de voormannen van het Taman SisUlo-onderwijs hij vele malen als enige niet-Indonesiër had bijgewoond. Dat alles deed hem in juli '39 in een (al in ons deel I I a aangehaalde) brief de directeur van het departement van binnenlands bestuur waarschuwen, 'dat de intellectuele Inlanders, bij alle zelfbedwang en nuchter inzicht in mogelijkheden, zonder uitzonde ring' (opnieuw cursiveren wij) 'verlangen naar en dromen van zelfstan

XCI Brief, 3 jan. J986, van Abdoelkadir. 2 Van der Plas: 'Memorandum', 3 april 1944, over de uitzending van Radio Djakarta van 2 dec. 1943 (ARA, Col I.-van der Plas, B 6).

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

digheid, eigen baas in eigen land zijn en soms nog meer!", d.w.z. niet naar autonomie verlangden maar naar onafhankelijkheid. Konden daar conflicten uit voortvloeien? Van der Plas koesterde het vertrouwen dat die door samenwerking van gelijkgezinde hooggeplaatsten bezworen' konden worden. Daartoe had hij, 'geheel in overeenstemming', schreven wij in deel I I a, 'met de boven de sociale realiteit zwevende denkbeelden van de beweging van Morele Herbewapening, welke in die tijd in Europa opgeld deden', op Oost-Java het Z.g.Legioen van de Geest opgericht, waartoe, naast Europeanen, ook Indonesiërs, Chinezen en Arabieren konden toetreden, en dat er krachtens zijn beginselverklaring van uitging, dat 'Nederlands-Indië door de eigenschappen van de bevolkingsgroepen welke de historie daar heeft samengebracht, geroepen is, de eenheid in vrije verscheidenheid tot stand te brengen."

XCEr van overtuigd dat voormannen als Soekarno en Hatta nimmer door de prijaji zouden worden aanvaard (in een brief aan een van zijn Australische relaties duidde hij Hatta in '43 aan als'more or less communist nationalist'è], was zijn verwachting dat die pry'aji na Japans nederlaag onmiddellijk weer de bescherming door het Nederlands bestuur zouden aanvaarden en dat dat bestuur via hen opnieuw de massa der inheemsen er toe zou brengen, zich neer te leggen bij de voortzetting van het Nederlands oppergezag. In maart '43 (de maand waarin op Java Soekarno en Hatta mèt Dewantoro en Mansoer als leiders van de Poetera naar voren werden geschoven) schreefhij in een in het Engels gesteld memorandum waarvan van Mook een exemplaar ontving (het stuk gaf richtlijnen voor de radioberichtgeving en -propaganda naar Indië)':

XC'The mass of the Indonesian population, especially onjava but also elsewhere, can only be reached by its traditional chiefs, in Java prijaji The majority of this class, even when having nationalist desires and tendencies, is by its own prominent share in nation building and promoting progress and prosperity for the people, deeply convinced that the greatness of Indonesia and the Indonesians has to be achieved by peaceful evolution and it has confidence in the sincerity of the Government's aims.'Seer. Eerste zending, XXIJI, 47-1). 4 Exemplaar van het memorandum, z.d., in a.v. Colt-van Maak,

1 Van der Plas citeert zijn brief d.d. 10 juli 1939 in zijn brief d.d. J7 april '41 aan de directeur Binnenlands Bestuur (a.v., MK, M 72, XI, 7A). 2 Aangehaald door H. C. Harteveld in de uitgave van (1941). l Brief, 25 maart 1943, van van der Plas aan G. MacMahon Ball (ARA, Alg.

VAN DER PLAS

XCRadioberichtgeving en propaganda dienden, aldus van der Plas, de overtuiging te wekken, 'that the Netherlands Indies in a new u/orld ojJriendly interdependence will have an important place because they are the natural mediators, betu/een the Orient and the Western u/orld' Daarbij moesten in de uitzendingen en in de pamfletten o.m. 'same points oJ the Atlantic Charter, especially the economic clauses (about standard oj living e.g.)' uitgewerkt worden (niet dus zozeer de politieke, waarin het zelfbeschikkingsrecht van elk volk was erkend) en diende uitdrukking gegeven te worden aan

XC'complete confidence in the special ability oj all parts of the population (the Dutch, /;OYl1 as a nation [rom a styuggle JOY tolerance; the wise and tolerant Chinese; the Indonesians with their gift Jar creating harmony and their understanding and respecting oj others and their mode oj life and thought) to establish a model Commonwealth, invaluable to the neu/ world. '

XCDat 'model-Gemenebest' diende deel te zijn van het koninkrijk der Nederlanden. Bijna een jaar na het vertrek uit Indië, eind januari '43, beëindigde van der Plas een brief aan van Mook' met

XC'de vaste overtuiging uit te spreken, dat wij bij de nodige paraatheid en doorzetting Indië als deel van ons Rijk herwinnen zullen en je fenomenale werkkracht en doorzicht nog eens ten volle voor de heropbouw van ons lieve land gebruikt zullen worden.'

XCIn de jaren '30 en het begin van de jaren '40 was van der Plas in Indië een ietwat omstreden figuur geweest. Niet alle politiek bewuste Indonesiërs waren van de oprechtheid van zijn bedoelingen overtuigd en van diegenen die dat wèl waren, meenden sommigen dat hij zichzelfbedroog indien hij verwachtte dat de reële tegenstellingen in de koloniale samenleving overbrugd konden worden met hooggestemde frasen. Ook in kringen van Nederlanders en Indische Nederlanders stuitte hij op verzet; daar werd gemeend dat hij door in zijn bestuursfuncties ostentatief met Indonesiërs als gelijken om te gaan de hoogheid van het gezag te grabbel

1 Brief 3 I jan. I943, van van der Plas aan van Mook (a.v., CoIL-van der Plas, B 8). I C. D. Ricardo: (28 okt. 1942), p. 3 (IC, 30 933). 2 Die zoon, student aan de Technische Hogeschool te Delft, was gearresteerd als lid van de sabotagegroep Pahud de Mortanges; het bericht van de executie deed van Maak aan van der Plas schrijven: 'Alleen het feit dat wij kunnen doorvechten kan vergoeden wat wij verliezen en verloren hebben' (brief, 18 juni 1943, ARA, Coll.-van der Plas, B 8), waarop van der Plas O.m. antwoordde: 'De slag trof zwaarder dan anderen vermoeden kunnen en de wond knaagt steeds meer.' (brief, 24 sept. 1943, a.v.) 'Van Starkenborgh, 23 okt. 1961. 4 Van Maak, 8 nov. 1961. 5 Van Hoogstraten, 22 april I958.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN' VAN DER PLAS

gooide. De echo van die kritiek treft men aan in een aantekening die een vooraanstaand Nederlands handelsman eind oktober '42 in Batavia maakte - na vermeld te hebben dat enkele Europese meisjes die bij een' spoorwegovergang stonden te wachten om krijgsgevangenen die per trein naar Tandjong Priok werden gevoerd, toe te zwaaien, door inheemsen (kennelijk mede onder invloed van de Japanse propaganda) waren uitgescholden ('Mampoes, andjing Blanda!','Val dood, Hollandse hond!'), vervolgde hij: 'Wel een liefvolk, deze onze Rijksgenoten ... Wat denkt de gebaarde 'vader van de Indonesiërs" (van der Plas had een baard) 'in Amerika of ergens anders, waar hij zich schielijk in veiligheid stelde toen er iets aan de stuiter kwam, van zijn kinderen?' I Ook in de groep vooraanstaanden waarmee hij vertrokken was, wekte van der Plas weerstanden. Men kon zijn werk- en geestkracht waarderen (hij had zijn tweede vrouwen een dochter uit zijn eerste huwelijk in Batavia moeten achterlaten en vernam in '43 dat zijn enige zoon als illegaal werker in Nederland was gefusilleerd"), men kon bewondering hebben voor zijn vele talenten en speciaalook voor zijn kennis van de inheemse samenleving (van vrijwel alle Indonesische figuren die in de uitzendingen van Radio Djakarta genoemd werden als personen die nieuwe bestuursfuncties hadden aanvaard, kende hij achtergrond en levensloop) en zich toch afvragen ofhij niet te grillig was in zijn reacties. 'Van der Plas was te geniaal om op te bouwen', zei van Starkenborgh ons in '61 3 van Mook noemde hem toen 'een briljante figuur, vol fantasie, een groot magiër met grote geestelijke gaven, ... zeer eerzuchtig en een slecht administrateur." Over van der Plas' slordigheid werd algemeen geklaagd en er waren nog méér bezwaren tegen hem: 'hij overdreef alles', zei van Hoogstraten ons. 'Ik vond hem wild, onbeheerst en stokerig. Bij voorkeur hoorde hij mensen over elkaar uit." Dr. Honig, de uitgeweken directeur van het Instituut voor Rubberonderzoek, noemde hem jegens de Enquêtecommissie 'het type van de fantasierijke figuur, zó fantasierijk dat hetgeen hij 's morgens met vuur verdedigt, 's middags met evenveel

vuur door hem wordt bestreden, en dat alles volkomen eerlijk." Van een aantal van deze eigenaardigheden was van der Plas zich heel wel bewust - nadat hij de secretaresse die de directeur van het Netherlands Information Bureau te N ew York, dr, N. A. C. Slotemaker de Bruine, te zijner beschikking had gesteld, in de herfst van '42 enkele malen in tranen had doen uitbarsten, erkende hij in een gesprek met Slotemaker, aldus deze, 'zijn onrustige veeleisendheid en slordigheid." Het schijnt dat ook MacArthur, met wie van der Plas enkele malen belangrijke gesprekken voerde, niet zonder reserves tegenover hem stond - van Hoogstraten althans séhreef in april '43 waarschuwend aan van Mook dat MacArthur in een persoonlijk gesprek van der Plas gequalificeerd had als 'a wily Mestizo politician' een listige halfbloed-politicus.'

XCMen treft in de adviezen die van der Plas aan van Mook en aan de leden van de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland en later aan de leden van de Raad van departementshoofden uitbracht, twee vaste thema's aan: dat het dualistisch karakter van het bestuur over Nederlands-Indië na de oorlog moest worden opgeheven en dat die Indonesiërs die onder het Japanse gezag hun vroegere bestuursfuncties voortzetten of nieuwe aanvaardden, na de bevrijding met clementie moesten worden behandeld.

XCWat het eerste betreft: anders dan in Brits-Indië was er in N ederlandsIndië een dubbel bestuursstelsel: boven het inheemse bestuur stond het slechts voor Europeanen (Nederlanders en Indische Nederlanders) toegankelijke Nederlandse bestuur dat de richtlijnen aangaf en hun uitvoering controleerde. Al in november '42, d.w.z. nog voordat de Japanners op Java enkele tevoren door Europeanen uitgevoerde functies aan Indonesiërs toevertrouwden (de benoeming van de eerste drie Indonesische residenten vond in september '43 plaats), gaf van der Plas aan van Mook in overweging om, zodra een deel van de Molukken zou zijn bevrijd, een Indonesiër tot resident te benoemen; hij dacht daarbij aan Abdoelkadir, die op dat moment werkzaam was op Ceylon. Waarom die sug

1 Getuige P. Honig, dl. 'III c, p. 779. 2 Notitie, 28 nov. 1942, van N. A. C. Slotemaker, p. 2 (ARA, Coll.-van der Plas, B 18). 3 Brief, 18 april 1943, van van Hoogstraten aan van Maak, p. 3 (a.v., Coll.-Warners, 3).

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

gestie? Van der Plas wilde 'terstond buiten twijfel stellen voor Java dat aan de ondergeschikte positie van het Inheems Bestuur, herstel waarvan voor vele Indonesische bestuursambtenaren een schrikbeeld is, althans in beginsel een einde wordt gemaakt."

XCDe wrevel van die inheemse bestuurders kennend, was van der Plas bij tijd en wijle (hij kon ook anders reageren) niet verbaasd dat zovelen hunner zich door de Japanners in hun functies lieten bevestigen of zich in nieuwe functies lieten benoemen. Zeker, daar waren eerzuchtigen onder die de hun geboden kansen aangrepen, maar de indrukken welke hij van de meesten had opgedaan, waren gunstig. Toen Radio Djakarta in november '42 had bericht dat zeven inheemse bestuursambtenaren tot burgemeester van een stadsgemeente waren benoemd, noteerde hij:

XC'Van de zes pali/u en één u/edono, tot burgemeester benoemd, ken ik er zes. Al deze zijn door-en-door eerlijke, betrouwbare en bekwame lieden en juist in het geheel niet machtsaanbidders. Hun motieven dienen bekend te zijn voor geoordeeld wordt."

XCBij die beoordeling was behoedzaamheid wenselijk. Zeker, een Seekarno was, zo zag van der Plas het, Japan verheerlijkend en tot steun aan de Japanse oorlogvoering oproepend, een collaborateur geworden die een strenge straf verdiende, maar bij vele anderen had kennelijk ook beduchtheid voor Japanse strafmaatregelen als men samenwerking weigerde, een rol gespeeld. Van die angst voor de Japanners kreeg hij een duidelijk beeld toen van april '44 af delen van Nederlands-NieuwGuinea en enkele eilanden voor de noordkust daarvan door MacArthurs strijdkrachten werden bevrijd - nadien kon van der Plas persoonlijk met velen spreken: inheemse ambtenaren die hun werk hadden voortgezet, romcesja's ook die van Java waren overgebracht. 'Ik weet', zo schreef hij begin november '44 aan Warners die op Ceylon belast was met de voorbereiding van het Nederlands militair gezag op Sumatra (en die geneigd was tot krachtdadig ingrijpen),

XC'uit mijn gesprekken met honderden bevrijden dat allen bang zijn en niet zonder reden en ik weet dat men dit van elkaar begrijpen kan. Men zegt het mij ronduit. Wanneer men een volk 300 jaar op het hoofd geslagen heeft, zodra het enige moed toonde, en er in geslaagd is, gedurende 100 jaar in de voornaamste gebieden 'rust en orde' te handhaven in plaats van' law and order', dan behoeft men zich

XCI Memorandum,8 nov. 1942, van van der Plas aan van Mook, p. I (a.v., B 9). 2 A.v., p.2.

VAN DER PLAS

niet alleen over deze reactie niet te verbazen maar moet men zich realiseren dat zij onvermijdelijk is"

XCeen uitlating over het karakter van het Nederlands regime, die van speciale betekenis is omdat de brief van van der Plas, alvorens verzonden te worden, door van Mook was goedgekeurd. Zij getuigde van een zelfkritiek waartoe in elk gevallang niet allen die in maart' 42 in Australië waren beland, zich geroepen achtten.

De gezagsverhoudingen geregeld

XC

XCHet heeft in Australië enkele weken geduurd voordat voor van Mook kwam vast te staan hoe hij in de gegeven omstandigheden de NederlandsIndische belangen het beste kon bevorderen; hij richtte daartoe de N ederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland op. Zij kreeg slechts bevoegdheden in het civiele ressort, want over de zwakke overgebleven strijdkrachten had van Mook geen zeggenschap; deze berustte bij Helfrich als Bevelhebber Strijdkrachten Oosten en Helfrich droeg in april' 42, toen vaststond dat generaal van Oyen naar de Verenigde Staten zou vertrekken, die zeggenschap over aan een oud-marineofficier die per I januari '42 in de actieve dienst was hersteld: F. W. Coster.

XCCoster had in '35 de marine verlaten", was nadien enkele jaren directeur geweest van de op Nieuw-Guinea naar olie borende Nederlandse Pacific Petroleum Maatschappij, had die functie neergelegd en was na Pearl Harbor, tot schout-bij-nacht bevorderd, naar Australië gezonden om de Australische leveranties aan de Koninklijke Marine en het Knil te bevorderen; hij was per I maart '42 tot Marinecommandant Australië benoemd.

XCBehalve van de marine waren er ook van het Knil strijdkrachten in Australië beland. Helfrich, duizenden kilometers van Australië verwijderd, had er behoefte aan dat daar een Onderbevelhebber kwam. Heeft hij overwogen, als zodanig generaal-majoor van Oyen te benoemen? Wij weten het niet. In rang stond deze gelijk aan Coster. Bij diens benoeming kan Helfrich overwogen hebben dat de Koninklijke Marine

XC1 Brief, 7 nov. I944, van van der Plas aan Warners (a.v., B 5). 2 Zulks wegens een vrouwenkwestie: er was uitgekomen dat hij een verhouding had met de vrouw van een jonge luitenant-ter-zee - zij werd enige tijd later zijn echtgenote.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

op dat moment meer krachten in Australië telde (Coster had ze opgevangen) dan het Knil. Met dat al was, schijnt het, Helfrichs beslissing niet gelukkig. 'Ons oordeelover Coster, d.w.z. zowel van de Commissieleden als van de gezant, zou', zo berichtte van Hoogstraten nog geen half jaar later aan van Mook,

XC'het best als volgt kunnen worden samengevat: dat hij wel van goeden wille is, doch te oud 1, te afgeleefd of afgewerkt om de juiste leiding te geven aan de Nederlandse oorlogsinspanning hier. Hij maakt op ons de indruk dat de meeste dingen slechts vrij oppervlakkig tot hem doordringen en dat hij langzamerhand van binnen een zo verward conglomeraat van geheel of half vergeten of onjuist herinnerde indrukken bezit dat het onmogelijk is, daarmede tot doelbewuste beslissingen te komen."

XCMogelijk is het dat van Mook kort na zijn aankomst in Australië al weinig met Coster op had maar ook als dat zo was, miste hij de bevoegdheid om de door Helfrich gedane benoeming te corrigeren. Hij had trouwens binnen zijn eigen ressort al zorgen te over: er waren vele honderden vluchtelingen aangekomen, uit Indië waren schepen met hun bemanningen ontsnapt, voor Indië bestemde ladingen lagen in Australische havens, andere ladingen waren uit de Verenigde Staten onderweg, er moest beslist worden wat men met de leerlingen van de vliegscholen van de MLD en de Militaire Luchtmacht van het Knil diende te doen en wat met de bemanningen en de vliegtuigen van KLM en Knilm diende te geschieden, ook moest aandacht worden besteed aan de verbindingen met Indië en de financiële eonsequenties die uit dat alles voortvloeiden, moesten onderzocht worden. Belangrijker evenwel dan wat in Australië geschiedde, achtte van Mook datgene wat in Londen en in de Verenigde Staten te verrichten viel - in Londen, omdat daar de regering zetelde die hij tot een duidelijke uitspraak over Indië's naoorlogse plaats in het koninkrijk hoopte te kunnen bewegen, in de Verenigde Staten omdat daar de beslissingen genomen werden die het verloop van de oorlog tegen Japan zouden bepalen.

XCHet zou van Mook mogelijk zijn geweest om, zoals Helfrich had gedaan, één functionaris in Australië tot zijn feitelijke plaatsvervanger te benoemen, maar dat leek hem niet raadzaam. Op 3I maart '42 stelde hij Gerbrandy als minister-president en minister van koloniën voor, een

XC1 Coster was in 1886 geboren en in I942 dus nog geen zestig jaar oud. 2 Brief, 2 okt. 1942, van van Hoogstraten aan van Maak (ARA, Collectie-van Maak,

DE NEDERLANDS-INDISCHE COMMISSIE OPGERICHT

commissie op te richten, de al genoemde Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland, die de Indische belangen in die twee territoria zou behartigen; zij zou Melbourne als zetel krijgen - dat was de stad waar zich de meeste Australische departementen en de hoofdkwartieren van de Australische strijdkrachten bevonden en waar ook MacArthur in eerste instantie was neergestreken.' Nadat Gerbrandy dat voorstel op 3 april telegrafisch had goedgekeurd, stelde van Mook bij besluit van 7 apri F de commissie in. Zelf zou hij via de Verenigde Staten (waar van der Plas werkzaam zou zijn) samen met zes van de door hemzelf in Indië uitgekozen personen: Blom, Crena de Iongh, Eggens, Honig, Sitsen en Soejono, en twee die door van Starkenborgh waren aangewezen: Lovink en Warners, naar Londen reizen - hij had dus voor de commissie anderen uitgekozen en ook die keuze was door Gerbrandy goedgekeurd. Voorzitter van de commissie werd van Hoogstraten, leden werden Loekman Djajadiningrat en Smits - het was van Mooks bedoeling dat Djajadiningrat de leiding zou krijgen van 'de informatiedienst', waarmee de dienst bedoeld werd die berichten over Indië zou verspreiden. Wat op dat moment in Australië aan andere Nederlands-Indische instellingen aanwezig was (een Netherlands Purchasing Commission' en de Netherlands Indies Maritime Commission for Australia and New Zealand) werd opgeheven - hun personeel werd aan de commissie ter beschikking gesteld en ook Bos en ir. Jansen werden daaraan, naast anderen, verbonden. 'Onder voorbehoud van een nadere omschrijving van haar taak', droeg van Mook in het vermelde besluit de commissie op:

XC'1. de behandeling in Australië en Nieuw-Zeeland van alle zaken betreffende goederen, kredieten, fondsen, goud, de scheepvaart en uitgewekenen, een en ander voorzover uit Nederlands-Indië afkomstig, voor Nederlands-Indië bestemd of waarbij Nederlands-Indische belangen zijn betrokken;

XC2. de organisatie en de leiding van een Nederlands-Indische informatiedienst, zulks in samenwerking met de in Australië verblijvende onderdelen van de Koninklijke Nederlandse Marine en het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.'

XCEen instructie kreeg de commissie voorshands niet:J.J.

I Van Maak en de zijnen verbleven eerst in Sydney, dat groter was dan Melbourne - zij waren na enkele weken naar Melbourne verhuisd. 2 Tekst in ARA, Coll. P. A. Idenburg, 3. 3 Er was ook een in de Verenigde Staten. 4 Die instructie (exemplaar in ARA, Coll.-P. A. Idenburg, 3) stelde van Maak pas eind september '42 in Londen op. Er werd o.m. in bepaald dat de commissie bij de uitoefening van haar taak onder het algemeen toezicht stond van

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

XCBezien wij haar samenstelling dan is duidelijk dat het accent lag op de economisch-financiële sector: van Hoogstraten was directeur Economische Zaken, Smits directeur-secretaris van de Javase Bank geweest. Zij beiden domineerden - van Loekman Djajadiningrat, die zich in Australië geheelontheemd voelde, ging weinig uit; de Netherlands Indies Govern ment Information Service oftewel de Nigis, die onder leiding kwam te staan van Quispel (die daartoe uit Ceylon naar Australië werd gezonden), onttrok zich spoedig aan zijn toezicht:

XCDrie tegengestelde naturen waren het waaruit de commissie in eerste instantie bestond. Wij komen hierop in hoofdstuk 3 terug - hier willen wij volstaan met op te merken dat van regelmatige, formele besprekingen van de commissie geen sprake was: de drie leden woonden in hetzelfde hotel, hadden elk hun eigen besognes en pleegden in onderlinge gesprekken het overleg dat wenselijk was, maar genotuleerde vergaderingen vonden niet plaats en er werd zelfs geen lijst van besluiten aangelegd en bijgehouden. Vermelding verdient dat de verhouding tussen de commissie en de gezant van meet af aan goed was. 'Het feit', schreef van Hoogstraten na een klein half jaar aan van Mook,

XC'dat wij in van Aerssen een verstandige raadsman en een hartelijk vriend hebben gevonden die, als het over de belangen van Nederlands-Indië gaat, bereid is ieder ogenblik met ons op de bres te staan en die bovendien ten volle bereid is, de arbeid van de commissie geheel tot haar recht te doen komen, was een zeer verblij dend versehij nsel.' 1

XCAndere verschijnselen waren minder verblijdend.

Problemen en conflicten

XC

XCHet was voor de Nederlands-Indische autoriteiten op Ceylon en in Australië in die eerste periode van ballingschap het belangrijkste probleem hoe zij geheime verbindingen met Indië konden opbouwen - aan

XCde Nederlandse gezant in Australië, dat zij elke zes maanden een verslag over haar werkzaamheden moest opstellen (wij hebben geen van die verslagen kunnen vinden) en dat zij elk jaar in april en oktober een ontwerp-begroting moest opstellen voor de uitgaven en inkomsten in het tweede halfjaar van het betrokken, resp. bet eerste van het volgend jaar. 1 Brief 2 okt. 1942, van van Hoogstraten aan van Maak.

'ER WAS NIETS'

hun eerste pogingen daartoe zullen wij straks een aparte paragraaf wijden.

XCAndere problemen, minder belangrijk, waren even urgent. Wat aan strijdkrachten was ontsnapt, moest weer in de oorlogvoering geïntegreerd worden en er moest beslist worden waar de opleiding van de leerlingvliegers zou worden voortgezet.

XCBeginnen wij met het eerste, dan dient er op gewezen te worden dat vooral van de marine vee! meer opvarenden ontkomen waren naar Australië dan naar Ceylon. Schout-bij-nacht Coster had er handen vol werk aan - de marinemannen, voorzover zonder oorlogsbodem gearriveerd ('een samengeraapt zootje gedesillusioneerde mensen', aldus later een der officieren '), kwamen goeddeels in Fremantle bij Perth, in WestAustralië dus, terecht. 'Er was niets', vertelde Coster aan de Enquêtecommissie.

XC'Er was geen plaats om de mensen onder te brengen. Er was geen organisatie die voor voedsel, en geen organisatie die voor kleren zorgde. Alles moest worden geïmproviseerd. Ik heb daarbij veel hulp gehad van de Australische marine. Met die hulp heb ik mensen opgevangen, die praktisch naakt aankwamen. Ik bedoel dan in shirt en short, waarmee de mensen in Indië aan boord waren gezet. Voor Australië, waar het koeler is dan in Indië, was dat niet voldoende. Er moest deze mensen ook weer militaire geest bijgebracht worden. Door alles wat ze hadden meegemaakt, was het moreel van de mensen aanvankelijk niet hoog te noemen."

XCVan Fremantle werden de bedoelde marinemannen naar Melbourne getransporteerd (een treinreis van vijf etmalen) - vandaar v rtrokken de meesten per schip naar Engeland. Wat de in Australië achtergebleven marine-eenheden verricht hebben, komt in hoofdstuk 5 aan de orde - hier willen wij slechts vermelden dat van de drie onderzeeboten die Australië hadden bereikt, spoedig twee als operationele eenheden wegvielen: de 'K 8' werd voor de sloop verkocht en de bij de aanval van de Japanse dwerg-onderzeeboten op de haven van Sydney beschadigde 'K 9' werd eerst door de Australische marine als oefenschip gebruikt voor het leren hanteren van asdic-opsporingsapparaten en vervolgens door de Nederlandse marine als opslagplaats voor stookolie.'

XCWat het aan de bezetting ontkomen vliegpersonee! van MLD en Militaire Luchtvaart betrof: het behoefde, leek het, geen tekort te hebben aan toestellen. De Netherlands Purchasing Commission in de Verenigde

XCI Getuige J. S. Bax, Enq., dl. VIII c, p. I2OS. 2 Getuige Coster, a.v., p. 644. 3 Toen de onderzeeboot als zodanig in '44 naar Nieuw-Guinea werd gesleept, sloeg hij in

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

Staten had in '40 zowel daar als in Canada grote orders geplaatst en al betaald - er waren maar weinig toestellen op tijd in Indië aangekomen maar in maart '42 waren voor die tijd nog vrij grote aantallen óf daarheen onderweg of bijna klaar om te vertrekken: afgezien van een aantal lestoestellen 36 Amerikaanse Kittyhau/k en 72 in Canada vervaardigde Hurricane-jagers, 60 Mitchell-bommenwerpers, 48 torpedolanceervliegtuigen (Bostons) en 24 Sikorsky-vliegboten; van de KittyhaUJk-jagers waren er, samen met de 48 Bostons, 18 naar Australië onderweg, van de Mitchell bommenwerpers 12 daar zelfs al gearriveerd; ook stonden in de Verenigde Staten 14 Lockheed-transporttoestellen voor verscheping gereed. Daarenboven dienden nog 102 Mitchells, 162 duikbommenwerpers, 12 Catalina-vliegboten en 29 transporttoestellen afgeleverd te worden, de meeste van april' 42 af. Indië had zich op de komst van veel van deze toestellen voorbereid - gelijk al vermeld, bevonden zich ten tijde van de algemene capitulatie van het Knil achttien bemanningen voor de Mitchells in Australië en vijf in Brits-Indië.

XCVoor veel van al deze toestellen konden de MLD en de Militaire Luchtvaart geen vliegpersoneel meer leveren en dat leidde ertoe dat de Netherlands Purchasing Commission in de Verenigde Staten, zulks in overleg met Londen, tot grote doorverkopen overging. De enige toestellen waarop nog prijs werd gesteld, waren lestoestellen, Mitchell-bommen werpers (voor de Militaire Luchtvaart) en Catalina-vliegboten (voor de MLD).

XCDie Catalina's zouden pas van september '42 af geleverd worden - in eerste instantie beschikte de MLD dus slechts over de 4 vliegboten die op Ceylon waren gearriveerd en de 5 die (na de ramp van Broome) in Australië ter beschikking stonden. De daar binnenkomende Bostons werden door de Nederlands-Indische Commissie aan de Royal Australian Air Forceverkocht (hetgeen een van de vliegers van de MLD deed opmerken: 'B~ alle tikken op de MLD-hoofden kon dat er ook nog wel bij") en over de 5 aanwezige Catalina's kwam het tot een hevig touwtrekken tussen Helfrich en de commissie. De commissie wilde ze gebruiken voor het contact met onbezette punten in de Grote Oost en met de Verenigde Staten, Helfrich wilde ze aan de 4 op Ceylon toevoegen. Gerbrandyen van Mook (die toen al in Londen was) werden in het dispuut gemengd. De Bevelhebber Strijdkrachten Oosten kreeg zijn zin: de 5 Catalina's vlogen naar Ceylon. Daar arriveerden ook 5 bestelde en betaalde Mitchells

XCI Aangehaald in J. J. Nortier: Acties in de Archipel. De Intelligence-operaties van Nefis III in de Pacific-oor/ag (1985), p. 121 (verder

TEKORT AAN VLIEGTUIGEN

- daarvan maakte de Royal Air Foree zich meester; de gereedstaande bemanningen vertrokken naar Australië. Niet dat het daar voor Coster eenvoudiger was, Mitchells ter beschikking te krijgen! De 12 die er begin maart aangekomen waren, werden door van Mook en generaal van Oyen op dringend verzoek van de (uit Indië uitgeweken) Amerikaanse luchtmacht-generaal George H. Brett aan de Amerikaanse luchtmacht overgedragen. Wel werd begin april '42 besloten, met aanvulling van Australische krachten een Nederlands Mitchell-squadron te vormen (het i Stl: squadron dat officieel op 4 april' 42 werd opgericht), maar het kostte de grootste moeite om te bereiken dat van de binnenkomende, door N ederlands-Indië bestelde en betaalde Mitchells althans enkele aan dat squadron werden toebedeeld; twee-en-een-halve maand na de oprichting beschikte het nog maar over S toestellen - alle overige hadden de Amerikanen geweigerd over te dragen.

XCHet was er een treffend symptoom van hoe weinig Nederland nog maar in de melk te brokkelen had:

XCWat geschiedde met de leerling-vliegers?

XCDe verst gevorderden konden aan de MLD en het t Sth. squadron ter beschikking worden gesteld maar veruit de meesten dienden hun opleiding te voltooien. Waar? Een proef in Australië mislukte: er waren tekorten aan reserve-onderdelen en vliegbenzine. Helfrich deed weten dat de verdere opleiding in Brits-Indië kon geschieden, maar van Mook en van Oyen beslisten anders. Wachten tot er in Australië voldoende materiaal was, leek in maart '42 te riskant - op de r yde seinde van Mook naar Londen dat hij overleg had gepleegd met de Australische autoriteiten en met generaal Brett en dat allen accoord waren gegaan met het denkbeeld dat de leerling-vliegers in de Verenigde Staten verder zouden worden opgeleid. Van Oyen vloog daar begin april naar toe - vijfhouderdtwee-en-dertig instructeurs en leerling-vliegers (zeventig instructeurs, vierhonderdtwee-en-zestig leerlingen) volgden per schip - van hen waren negentig door hun vrouw vergezeld en zij hadden ook nog zeven-en-vijftig kinderen bij zich.

XCDe Amerikaanse behoefte om zo spoedig mogelijk de beschikking te hebben over eigen toestellen deed ook de in Australië aangekomen transportvliegtuigen van de Militaire Luchtvaart en verkeersvliegtuigen

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

van KLM en Knilm uit Nederlands bezit verdwijnen. Die vliegtuigen begonnen in maart met opdrachten voor de Amerikanen uit te voeren maar in de loop van april werd er door dezen op aangedrongen dat zij aan het Amerikaanse Transport Command zouden worden overgedragen. Toen dat werd geweigerd, pasten de Amerikanen een effectief drukmiddel toe: als de Nederlands-Indische Commissie en Knilm-directeur Versteegh in hun weigering volhardden, zou voor de KLM- en Knilrntoestellen geen benzine meer ter beschikking worden gesteld. 'Wij werden dus tegen de muur gezet', aldus later een der piloten.' De commissie en Versteegh gaven toe: midden mei werden alle toestellen aan de Amerikanen verkocht. Het vliegend personeel dat al vele moeilijkheden met Versteegh had gehad, nam hem die verkoop in hoge mate kwalijk - bij wijze van protest vlogen de piloten vóór de overdracht met hun toestellen onder de grote verkeersbrug in de haven van Sydney door, hetgeen in de Australische pers het nodige stof deed opwaaien.

XCDe meeste marconisten en sommige boordwerktuigkundigen werden bij het iBth. squadron in Australië en het MLD-squadron op Ceylon ingedeeld, van de piloten gingen enkelen de opleiding voor oorlogsvlieger in de Verenigde Staten volgen, anderen werden met de resterende marconisten en boordwerktuigkundigen bij het inmiddels door Versteegh opgerichte Westindisch Bedrijf van de KLM tewerkgesteld, nog anderen die geweigerd hadden naar Curaçao te vertrekken, werden gemilitariseerd en aan het personeel van het Amerikaanse Transport Com mand in Australië toegevoegd.'

XCMoeilijkheden kwamen er ook bij de koopvaardij, zowel in Australië als in Brits-Indië.J.

1 Getuige G. A. de Stoppelaar, dl. III c, p. 8I4. 2 Helfrich keurde het af dat niet allen die daarvoor in aanmerking kwamen, gemilitariseerd en bij het ingedeeld waren. In april '43 schreef hij van Australië uit aan van Mook: 'Voor één ding moet ik ernstig waarschuwen en dat is tegen het streven van Versteegh om zijn vliegers en overige bemanningen 'veilig te stellen' Een uitbreiding van de luchtverbindingen in West-Indië, 'waar men zo heerlijk veilig vliegt', is te veroordelen Het was veel beter geweest, indien allen bij de weermacht waren ingelijfd ... Versteegh heeft dit tegengewerkt, daarbij gesteund door minister Albarda' (brief, 7 april I943, ARA, Coll.-van der Plas, B 8) - ir. W. Albarda was tot februari '45 in de Londense kabinetten minister van verkeer en waterstaat.

INDONESISCHE ZEELIEDEN STAKEN

XCDe ruim 20 schepen die Australië wisten te bereiken, waren schepen van de KPM. Ze meerden in de havens van Sydney en Adelaide. Hun lager boordpersoneel bestond voor een groot deel uit Indonesiërs, in totaalomstreeks tweeduizend, die voordien louter in Indische wateren hadden gevaren. Nu had een oorlog, waarbij zij zich persoonlijk niet betrokken voelden, hen van hun relaties en van hun vertrouwd milieu gescheiden en hen doen belanden in een verre haven waar het kil was. De taal verstonden zij er niet en alles wat zij wilden aanschaffen, was duur. 'Hun Indisch loon', aldus van der Plas, 'was nauwelijks genoeg voor een pakje sigaretten." Die lage lonen ('de KPM was niet zulk een erg humane baas', schreef later de oud-marine-officier Vromans op grond van zijn jarenlange ervaring in Indië» hadden zij in Indië steeds geaccepteerd, maar in Australië constateerden zij dat zeelieden van andere nationaliteit die hetzelfde werk deden, een hogere gage hadden ofkregen. Dat laatste gold voor de Chinese opvarenden van andere schepen die tot staking waren overgegaan en die met steun van hun gezant bereikt hadden dat hun gage aan die van de Australische zeelieden was gelijkgesteld.

XCIn de tweede helft van maart nam de ontevredenheid der Indonesiërs van dag tot dag toe. Zij wendden zich tot het kantoor van de IZPM-agent te Sydney en vonden er geen gehoor voor hun verlangens, vermoedelijk omdat de man, die met werk overstelpt was, vreesde dat een belangrijke, in de oorlog toegestane loonsverhoging na de oorlog niet meer ongedaan kon worden gemaakt. Mede onder invloed van vertegenwoordigers van de Seamen's Union of Australia en vooralook van de militante Australische Wateru/orkers Union (een vakbond van havenarbeiders waarin communisten een belangrijke rol speelden) kwam het tot weigeringen om uit te varen." Van der Plas, die de Indonesiërs in hun eigen taal kon toespreken, werd te hulp geroepen. 'Ik ben er', aldus zijn relaas, 'met heel veel moeite in geslaagd om die mensen, op een enkele uitzondering na, weer aan het varen te krijgen. Ik heb hun gezegd dat er verbeteringen zouden worden ingevoerd, die dan ook volkomen gemotiveerd waren." Van der Plas had evenwel geen enkele bevoegdheid om die toezegging te doen - de verbeteringen bleven dan ook uit. Het gevolg was dat op I april '42 een kleine zevenhonderd van de ca. tweeduizend Indonesische schepe

I Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1393. 2 A. G. Vromans: 'Notities bij het VIIIste verslag van de Enquêtecommissie' (z.j.), p. 222. 3 Er bevonden zich onder de Indonesische zeelieden enkelen die enig Engels konden spreken. 4 Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1393.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

lingen het werk neerlegden. De KPM-agent koos de gemakkelijkste oplossing: hij waarschuwde de Australische autoriteiten en liet de stakers aan de wal zetten, waarmee zij automatisch illegale immigranten werden. Zij werden gearresteerd en in een in het Engels gevoerde (en dus door de meesten niet te volgen) procedure tot gevangenisstraf veroordeeld.

XCIn eerste instantie kwamen zij in diverse gevangenissen terecht, later in '42 werden zij in Cowra, ca. 200 km ten westen van Sydney (zie kaart II op pag. 17), in een interneringskamp opgesloten - wij komen op deze groep in hoofdstuk 3 terug en willen hier slechts vermelden dat van der Plas, toen weer in Australië teruggekeerd, in januari '43 aan van Mook schreef dat zijn 'aanvankelijke indruk bevestigd (was) van een door incompetentie en kortzichtigheid van de KPM ten onrechte interneren van een zeer groot gedeelte van deze mensen.' 1 Aan boord van de schepen waren de stakers vervangen door Australiërs, Brits-Indiërs en Chinezen, van wie aan de Australiërs en de Chinezen de gages moesten worden betaald die aan de opgesloten Indonesiërs geweigerd waren.

XCIets later dan in Australië kwam het in Brits-Indië, nl. in Bombay, tot werkweigeringen van Indonesische schepelingen. Men wist er dat begin april op één dag in de Golf van Bengalen drie KPM-schepen door de Japanners tot zinken waren gebracht, welnu: toen midden mei een KPM-schip uit Bombay naar Oost-Afrika moest uitvaren, weigerde de gehele Javaanse bemanning aan boord te blijven. Dat voorbeeld werd op drie andere schepen gevolgd. Er waren bijna honderd werkweigeraars. Enkelen hunner werden op verzoek van de Nederlandse consul gearresteerd, maar dit had een averechts effect: binnen zes weken waren er in Bombay bijna zevenhonderd Indonesische schepelingen die van boord waren gegaan. Wat te doen met deze groep? De in maartin Londen afgekondigde vaarplicht gold niet voor hen en in Brits-Indië waren zij geen illegale immigranten maar arbeiders die door hun werkgever waren ontslagen. Zij wendden zich voor steun tot de Nederlandse consul. Die kon niet zo spoedig onderdak voor hen vinden en verleende ook geen financiële hulp. Enige tijd lang kregen de betrokkenen toen een gering

'42

XCI Brief, 30 jan. 1943, van van der Plas aan van Maak (ARA, Col I.-van Maak,

STAKING IN BRITS-INDIË

bedrag van de All India Moslem League maar zij bleven op bijstand van Nederlandse zijde aandringen. Er vonden betogingen voor het consulaatsgebouw plaats, enkelen werden wegens ordeverstoring gearresteerd. Later in '42 verklaarden ca. vierhonderd van de bijna zevenhonderd Indonesische schepelingen zich alsnog bereid, op een KPM-schip uit te varen, de bijna driehonderd die dat bleven weigeren, werden, nadat terzake telegrafisch overleg was gepleegd met van Maak, eind '42 door de Britse autoriteiten opgepakt en zonder enige rechterlijke uitspraak geïnterneerd in een kampcomplex te D ali, midden in Brits-Indië gelegen, waar zich ook ruim tweeduizend in Brits-Indië opgepakte Japanners bevonden.

XCIn het complex waren goede behuizingen, de rantsoenen waren ruim en er behoefde niet gewerkt te worden, evenwel: velen van de Indonesiërs waren ten zeerste verbitterd wegens het feit dat zij van hun vrijheid waren beroofd. 'De mensen', zo rapporteerde in september '43 Abdoelkadir aan van Maak, 'begrepen niet waarom zij geïnterneerd waren en beschouwden dit als een plagerij van de KPM.'l Ruim een maand later ging een Nederlandse marine-officier in Deoli op inspectie. Hij kreeg van wat hij 'de opruiers' noemde, te horen, 'dat ons gouvernement hen wel wist te vinden om ze te laten werken maar hen niet voor de internering had weten te behoeden en dat ze liever tot aan hun dood in het kamp bleven dan ooit met het Nederlands gouvernement samen te werken." Evenals Abdoelkadir had gedaan, trachtte de marine-officier vrijwilligers te vinden die als gemilitariseerd arbeider op Ceylon zouden gaan werken. Hij herhaalde daarbij wat Abdoelkadir al had gezegd: 'dat als zij niet wilden werken, het gouvernement niet voor hun terugkeer naar Java zou zorgen maar hen na de oorlog aan hun lot zou overlaten." Abdoelkadir had met veel moeite een kleine vijftig bereid gevonden om in Australië aan het werk te gaan (deze groep is eind '43 daarheen vertrokken) - de marine-officier kreeg er veertig bijeen die naar Ceylon wilden gaan. Hij stelde voor dat ook de resterende ca. tweehonderd niet-werkwilligen daarheen zouden worden overgebracht maar dat voorstel is niet uitgevoerd: zij zaten, voorzover bekend, aan het einde van de oorlog nog steeds in Deoli geïnterneerd.

I Abdoelkadir: 'Memorandum' 19 sept. 1943 (a.v., MK, M M.I.W.). 2 'Uittrek sel van een verslag d.d. 31 okt. 1943 van de luitenant-ter-zee eerste klasse K. G. Tiel', p.2 (a.v.) 'A.v., p. 5.

Eerste pogingen tot contact met Indië

XC

XCEerder in dit hoofdstuk schreven wij dat het voor de Nederlands-Indische autoriteiten op Ceylon en in Australië in die eerste periode van ballingschap het belangrijkste probleem was hoe zij geheime verbindingen met Indië konden opbouwen. Een formidabel probleem! Er was terzake in Indië niets voorbereid. Precies zoals de Nederlandse regering in mei '40 in Nederland was overvallen door de snelheid van de Duitse opmars, was het gouvernement in Indië overvallen door de snelheid van de Japanse. Het Knil had voorbereidingen getroffen voor het voeren van een guerrilla maar daarbij was onvoldoende beseft dat guerrillastrijders mede afbankelijk zouden zijn van goede verbindingen met de Geallieerde wereld. Er waren begin maart '42 op Java slechts enkele bruikbare zendapparaten in voorbereiding - een daarvan nam ir. Jansen, die wij al noemden, mee naar Australië.

XCPas in een later hoofdstuk willen wij de algemene moeilijkheden schetsen waarmee in Indië in te zetten geheime agenten te maken kregen - hier willen wij ons beperken tot het weergeven, uit die begintijd, van de feiten en hun achtergrond.

XCWij beginnen met Ceylon.

XCZoals al vermeld, ontving admiraal Helfrich, nauwelijks in Colombo gearriveerd, van minister-president Gerbrandy de opdracht om enkele tientallen personen, Europeanen dan wel inheemsen, naar Noord-Sumatra te zenden, waar zij in eventueel door de Japanners bezette gebieden actief moesten worden - de Japanners waren toen nog niet op NoordSumatra geland. Dat deden zij pas in de nacht vanopmaarten de er zich bevindende hoofdmacht van het Knil gaf zich ruim twee weken later, 28 maart, over. Kort tevoren had haar bevelhebber, generaal R.Overakker, via zijn zender, waarmee hij af en toe Colombo kon bereiken, doen weten dat hij nog met de Japanners slaags was - in een van zijn laatste telegrammen heette het dat hij opmaart zware verliezen had toegebracht aan een Japanse colonne. Nadien werd op 28 maart nog in Sydneyopgevangen dat de verbinding verbroken was. Werd er, ondanks het Japanse bericht dat Overakker had gecapituleerd, toch nog doorgevochten? Algemeen: wat gebeurde op Sumatra? Hoe werden

II 12 '42 T. 21

EERSTE GEHEIME MISSIE NAAR SUMATRA

krijgsgevangenen behandeld? Wat was het lot der Europeanen? Het waren allemaal vragen waarop geen antwoord kon worden gegeven. Vandaar dat Helfrich in samenwerking met de Britse geheime dienst besloot, een eerste geheime agent naar Sumatra te zenden. Hij koos er een van de vijf officieren van het Knil voor uit die in '41 naar Engeland waren gezonden en die begin maart '42 met de 'Colombia' op Ceylon waren gearriveerd: luitenant H. E. Wijnmalen. Deze had als nadeel dat hij geen Indonesiër was maar een Indische Nederlander, evenwel: hij had een nogal donkere huidskleur. Hij had op Sumatra gediend, nl. in het gebied van Padang, en hij kende de taal der Minangkabauers.

XCDe opzet was dat hij, na niet ver van Padang geland te zijn, zich als inheemse zou vermommen en dat hij, afgezien van de algemene inlichtingen die hij zou kunnen verzamelen, contact zou trachten op te nemen met de troepen van Overakker. 'Men wist', aldus later luitenant-ter-zee eerste klasse C. W. Th. baron van Boetzelaer, commandant van de onderzeeboot 'K IS' die hem zou afzetten, 'dat er boven Padang nog troepen waren en daarmee moest hij in contact komen."'Boven Padang' - ja, maar Overakkers laatste bericht was uit het Alasdal gekomen, dat hemelsbreed meer dan 500 km van Padang verwijderd is. Met Wijnmalen was de afspraak gemaakt dat hij elf dagen na te zijn afgezet, weer op dezelfde plaats door de 'K IS' zou worden opgehaald en dat, kwam hij in de betrokken nacht niet opdagen, de 'K IS' ook in de twee daarop volgende nachten een rubberboot naar de kust zou zenden, waar de geheime agent zijn aanwezigheid met een seinlamp zou melden.

XCWijnmalen werd door de 'K IS' in de nacht van 12 op 13 mei 30 km bezuiden Padang naar een klein eiland gebracht. De 'K. IS' keerde in de nacht van 23 op 24 mei en in de twee daarop volgende nachten naar die plek terug. Er was geen spoor van Wijnmalen te bekennen.

XCDe eerste missie van Ceylon uit was volledig mislukt.

XCWijnmalen was kort na zijn landing door een inheemse instantie gearresteerd en aan de Kenpeitai overgedragen. Alle martelingen ten spijt (ze waren zo sadistisch dat hij op een gegeven moment om een revolver vroeg teneinde zelf een einde te maken aan zijn lijden), weigerde hij iets los te laten. Als spion werd hij door de Japanners geëxecuteerd.

XC'Het is moeilijk', schrijft Bezemer, 'zich aan de indruk te onttrekken dat het uitzenden van Wijnmalen op te dilettantische wijze is geschied. Zo zou hij blikjes met voedsel hebben meegekregen die in Sumatra

I Getuige C. W. Th. van Boetzelaer, dl. VIII c , p. I146.

's CHAMELE 0 V ERS CHOTTEN'

onbekend waren, waardoor duidelijk moest zijn, toen hij opgepakt werd, dat hij van buiten afwas geïnfiltreerd.'

XCGaan wij nu naar Australië, dan zij er allereerst op gewezen dat van Mook en anderen Java hadden verlaten met de stellige indruk dat het daar, conform de aanwijzingen van generaal ter Poorten, in yerscheidene streken tot voortgezette strijd zou komen. Gerbrandy stuurde van Mook midden maart het verzoek, hem zo uitgebreid mogelijk in te lichten omtrent de gebeurtenissen in Indië voor en na de algemene capitulatie van het Knil. Van Mook voldeed aan dat verzoek begin april met een lang telegram waarin hij berichtte dat de 'capitulatie eerst 8 maart uitgevo rd' was; hij vervolgde: 'Hiervan schijnen troependelen bezuiden Bandeeng te hebben gebruik gemaakt om zuidwaarts en oostwaarts uit te wijken' (die troependelen waren vrijwelonmiddellijk naar de Knilkampementen teruggekeerd). 'Of en hoe lang strijd in bergterrein ... zal kunnen worden voortgezet, is vooral door gebrek aan berichten en kennis omtrent sterkte overblijvende troependelen niet te voorspellen .... Aangenomen moet worden dat troependelen onder generaals Schilling, Pesman en Cox' (die generaals hadden zich alle drie op 8, resp. 9 maart overgegeven) 'strijd bezuiden Bandoeng en tussen Bandoeng en Tjilatjap hebben voortgezet, hetgeen ook kan worden verondersteld van troepen benoorden Malang onder generaal Ilgen' (deze generaal had op 9 maart gecapituleerd). In werkelijkheid was op Java niet meer geschied dan dat hier en daar groepen Knil-militairen alsook Australische en Britse militairen zich in bergachtige gebieden hadden teruggetrokken - zij waren evenwel niet in staat met de Japanners gevechten van enige betekenis aan te gaan.

XCHoe dit alles zij, het was evident wenselijk om zo spoedig mogelijk een of meer geheime agenten naar Java te laten vertrekken. Gerbrandy gaf daar telegrafisch opdracht toe: ook uit Australië moesten agenten uitgezonden worden.

XCIn welk Geallieerd verband en onder wiens leiding?

XCIn maart en in de eerste helft van april '42, toen MacArthur zijn hoofdkwartier nog niet had opgericht, waren de verhoudingen in Australië bij uitstek verward. Pas op 18 april trad MacArthur als opperbevelhebber in de South- West Pacific Area in functie met de Australische

XC1 Bezemer, p. 14 I.

EGERTON MOTT

opperbevelhebber, General Sir Thomas A. Blarney onder zich als Com mander Allied Land Forces. Blarney was het die later in april, in overleg met de Britse militaire autoriteiten in Londen, opdracht gaf, een speciale organisatie op te richten voor het verzamelen van intelligence en het uitvoeren van geheime operaties in MacArthurs gezagsgebied: het Inter allied Services Department oftewel het lSD. Hoofd daarvan werd een Brits reserve-officier, Lieutenant-Colonel G. Egerton Mott. W~ komen in latere hoofdstukken terug op dat lSD en op de diverse rcorganisaries die in '42 en in '43 op het gebied van de geheime diensten werden uitgevoerd - voorshands heeft de lezer slechts met Egerton Mott te maken.

XCDeze Britse officier nu was al in Australië aan het werk getogen voordat het lSD werd opgericht. Hij was in Soerabaja firmarit geweest van een grote Britse firma en tegelijk vertegenwoordiger van de (in ZuidoostAzië in hoofdzaak met op economisch gebied vooraanstaande Britten werkende) Britse Special Operations Executive, oftewelSOE, niet van de Britse Military Intelligence. Wij herinneren er aan dat men die twee Britse geheime diensten scherp van elkaar dient te onderscheiden: een van de belangrijkste taken van de Military Intelligence, d.w.z. van MI-6, was het verzamelen van militaire inlichtingen, SOE daarentegen, in de zomer van '40 opgericht, diende de sabotage in de bezette gebieden te bevorderen en moest toewerken op de vorming van ondergrondse legers. Egerton Mott was dus geen ervaren Intelligence-man maar hij representeerde wèl een Britse geheime dienst en dat feit liet niet na op de in Australië aangekomen Nederlandse autoriteiten indruk te maken. Van de Britse Military Intelligence wisten zij weinig, van SOE niets, en de verwoede onderlinge strijd welke die twee geheime diensten in Londen leverden, was hun onbekend. Egerton Mott representeerde voor hen 'de' Britse Intelligence die al vóór de oorlog (en toen goeddeels ten onrechte) de naam had gehad, een bij uitstek deskundige en efficiënte dienst te zijn.

XCOnder die uit Indië ontkomen Nederlanders waren er twee die in Indië op Intelligence-gebied actief waren geweest of met bepaalde aspecten daarvan te maken hadden gehad: Lovink, die de Japanse spionage bestreden had en in dat kader nauw met de Britse alsook met de Amerikaanse en de Franse Intelligence had samengewerkt, en Warners die ir. Jansen opdracht had gegeven, bruikbare zenders te construeren. Ook bevond zich in Australië kapitein-luitenant-ter-zee G. B. Salrn, die in februari '4 I door Helfrich als verbindingsofficier naar Melbourne was gezonden en die daar veel contact had gehad met de Intelligence-afdelingen van de Australische hoofdkwartieren. Warners nu was er vrijwel onmiddellijk

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

na zijn aankomst voor gaan zorgen dat de daar gevestigde NederlandsIndische autoriteiten de beschikking zouden krijgen over een eigen sterke zender; deze was in de eerste plaats nodig om codetelegrammen te wisselen met de zender die Helfrich op Ceylon had kunnen installeren (een van de daar aankomende schepen had een zendinstallatie van de Koninklijke Marine uit Indië meegenomen) - voor verkeer met Helfrich moest aanvankelijk gebruik worden gemaakt van zenders van de Australische strijdkrachten en dat was evident ongewenst. Toen nu vaststond dat Warners naar Londen zou vertrekken, werd de opdracht om voor een zender bij Melbourne te zorgen aan een verbindingsspecialist van de Koninklijke Marine gegeven, luitenant-ter-zee eerste klasse J. J. Quéré - onder diens verantwoordelijkheid kwam die zender door de bemoeienissen van ir. Jansen tot stand; hij werd in juli '42 in gebruik genomen.

XCOok Salm kreeg een belangrijke taak. MacArthur en Blamey achtten het van vitaal belang dat er een Nederlands militair bureau kwam dat alle over en eventueel uit Indië verkregen berichten zou verzamelen en analyseren - wenselijk was óók (er was in die tijd in Australië een aanzienlijke angst voor een Japanse Vijfde Colonne) dat aan Nederlandse kant een instantie zou worden opgericht die werkzaam zou zijn op veiligheidsgebied. Salm kreeg onmiddellijk de nodige hulp van de Australiërs en Amerikanen (hij had bureauruimte, kantoorpersoneel en schrijfmachines nodig) en spoedig functioneerde onder hem een dienst waarbij niet alleen officieren van de Koninklijke Marine en van het Knil maar ook enkele Britse en Australische officieren en een aantal burgers werkzaam waren. Die dienst had twee afdelingen: een voor de militaire berichtgeving met als hoofd kapitein Spoor en een veiligheidsafdeling met als hoofd luitenant-ter-zee eerste klasse J. A. F. H. Douw van der Krap. De dienst had, toen hij opgericht werd, geen naam gekregen, maar toen Salm beslissen moest, welk briefhoofd hij zou gebruiken, koos hij er een: de Netherlands Farces Intelligence Service oftewel de Nefis.

XCWij onderstrepen dat Salm en zijn Nefis in die vroege fase niets te maken kregen met het uitzenden van geheime agenten naar Indië: dat was het werk van Egerton Matt.

XCUiteraard had deze behoefte aan Nederlandse assistentie. Wie hem het beste zou kunnen helpen, was Lovink - deze had trouwens met gouverneut-generaal van Starkenborgh de afspraak gemaakt dat hij, buiten Indië gekomen, vooral op het gebied van het geheime werk actief zou zijn. Lovinks eerste taak was evenwel, van Starkenborghs waarschuwing in

QUÉRÉ AAN MOTT TOEGEVOEGD

werd het hem in Australië ook niet mogelijk gemaakt, ten aanzien van eventuele geheime operaties actief te worden, want van Mook zei hem dat hij nu de baas was en dat hij de leiding bij die operaties aan van der Plas wilde toevertrouwen. Een burger! Die opzet werd door schout-bijnacht Coster afgewezen: deze gaf Quéré de opdracht, Egerton Motts medewerker te worden - het was Lovink die Quéré bij Egerton Mott introduceerde. Niet dat Quéré iets voor de hem gegeven opdracht voelde! Hij was in '34, dertigjaar oud, als marine-officier in Indië gekomen, was er o.m. commandant van een jager geweest en later hoofd geworden van het verbindingsbureau van de marine te Soerabaja. Toen er na de Slag in de Javazee vrijwel geen verbindingen meer te onderhouden waren, had hij de opdracht gekregen om naar Londen te gaan waar de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, Furstner, graag over die deskundige kracht beschikte - hij had Australië bereikt in een van de twee Catalina's die op de avond van 6 maart Java hadden verlaten. Van Indië kende hij slechts de grotere plaatsen - hij was nooit in een kampong of in het oerwoud geweest. Nu moest hij in Australië blijven en verantwoordelijkheid aanvaarden op een gebied waarvoor hij de kennis miste en waarop hij geen enkele ervaring bezat! Hij drong er bij Coster op aan, een legerofficier te benoemen die de omstandigheden in Indië beter kende dan hijzelf. 'Maar mijn argumenten', schreef hij later', 'waren van geen nut en zo werd ik tegen mijn wil bij het Intelligence-werk betrokken. Ik heb me dikwijls afgevraagd of dit van marinezijde geen chauvinisme is geweest om de marine op de voorgrond te plaatsen." Een ongelukkige beslissing! Toen zijn dienst zes maanden later nog geen enkel gegeven uit Indië had opgeleverd, schreef van Hoogstraten aan van Mook dat

XC'Coster in de eerste plaats de fout heeft gemaakt, dit werk toe te vertrouwen aan een marine-officier (Quéré), die op het gebied van de radioverbindingen ongetwijfeld kwaliteiten heeft doch van Indië zo goed als niets afweet, en zulks terwijl een ander ten volle voor de leiding van dit werk gekwalificeerd officier aanwezig was in de persoon van Spoor."J. J.

1 Brief van Quéré aan K. .W. L. Bezemer, aangehaald in Nortier, p. 65. 2 Wij citeren in dit verband een passage uit het dagboek van kolonel Sandberg, de Neder landse vertegenwoordiger bij MacArthurs hoofdkwartier, die middenjuni '42 schreef: 'De beruchte tegenstelling Leger - Marine heeft nog niets van haar kracht verloren; de Marine doet nog steeds moeite, natuurlijk verdekt en daarom des te gevaarlUker, het leger in een hoek te drukken; het is eigenlijk bedroevend en bescha mend.' 3 Brief, 2 okt. I942, van van Hoogstraten aan van Mook (ARA, Coll.-van Mook. a).

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

XCHoe dit zij, Quéré kreeg een kamer in het bureau dat Egerton Mott in Melbourne had kunnen inrichten, constateerde tot zijn genoegen dat deze in een oud landhuis buiten Cairns, dat benoorden Brisbane ligt, een opleidingsschool voor geheime agenten kreeg alsmede, te Batchelor, ca. 100 km bezuiden Darwin, een vooruitgeschoven zendpost die voor het contact met uit te sturen agenten kon worden gebruikt. Kortom: Egerton Mott kreeg kennelijk de zaak goed van de grond.

XCEr is later over Quéré verschillend geoordeeld. In een begin februari '43 opgesteld lang overzicht, 'Geheime diensten', schreef van der Plas over hem:

XC'Een wel zeer aantrekkelijke figuur als mens. Eerlijk en correct. Zeer toegewijd. Mist wèl intuïtie en fantasie, bij dit werk onmisbaar. Is geneigd, formalistisch disciplinair te zijn. Mist ... voldoende organisatievermogen Het schuilt overigens voor een groot gedeelte hierin dat Quéré wel zelf nauwgezet en veel werk verzetten kan, maar niet goed anderen efficiënt kan laten werken ... Als radiotechnicus zeer goed.' 1

XCNiet gering die bezwaren: gebrek aan intuïtie en fantasie, te formalistisch, geen groot organisatievermogen, kortom: volgens van der Plas was Quéré geen capabel en inspirerend leider op het bij uitstek moeilijke en hachelijke terrein van het wegsturen en dirigeren van geheime agenten - anderen hebben zich nog negatiever over Quéré uitgelaten. Wij achten die verschillen in beoordeling van ondergeschikte betekenis en zien Quéré veeleer als een fIguur die wegens zijn eigen gebrek aan kennis en ervaring (waar hij waarschuwend op had gewezen!) volledig op het kompas van Egerton Mott voer en wiens formalisme ('hij was', zei een van zijn toenmalige aspirant-geheime agenten, 'een vent die voortdurend op zijn strepen storid'") door ons gezien wordt als een symptoom van innerlijke onzekerheid. Als gehoorzaam marine-officier deed hij werk waarvan hij wist dat hij er de geschiktheid en de scholing voor miste. Dat zou ook blijken.

XCBegin aprilging Gerbrandy er na overleg met Furstner accoord mee

'42 1 Van der Plas: 'Geheime diensten' (8 febr. 1943), p. l4 (ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXIV, 20-1). 2 K. G. P. Michielsen, 27 sept. 1985.

SCHAARSE BERICHTEN UIT INDIË

dat Quéré in Australië zou blijven. De bedoeling was dat de 'K u' zou worden gebruikt voor het overbrengen van de eerste geheime agent naar Java en van der Plas vond daar in die tijd een candidaat voor die hem in alle opzichten geschikt leek: een van de leerling-vliegers, sergeantvlieger Raden Iswahjoedi Witjomihardjo. Diens uitzending zou het grote voordeel bieden dat een Javaan als geheim agent actief zou worden. Ook kon van der Plas de naam en het adres geven van een inheems bestuursambtenaar: een u/edono in het uiterste zuiden van de residentie Besoeki, aan Java's zuidkust dus (zie kaart III op pag. 58-59), van wie hij vertrouwde dat hij bereid zou zijn, hulp te verlenen. Niet dat Iswahjoedi's inzet niet kennelijk grote risico's met zich zou brengen! In maart, april, mei en juni '42 wist niemand van Java te ontsnappen - wat daar gebeurde, wat daar aan maatregelen werd genom.en (maatregelen waarmee elke geheime agent rekening zou moeten houden), kon slechts worden afgeleid uit de door Batavia en Tokio omgeroepen berichten. De Australiërs hadden er een ontvangststation voor, waaraan personen verbonden waren die het Japans meester waren - aan hen werden in maart of april enkelen toegevoegd die Nederlandse of Maleise teksten konden uitwerken. Er werd aanvankelijk niet veelopgevangen. Het 'Overzicht van de luisterrapporten 10-14 april 1942'1 (lang niet al die overzichten zijn bewaard gebleven) vermeldt:

XC'De berichten die ons in deze periode over Nederlands-Indië bereikt hebben, zijn schaars. De Japanners gaan voort met de bezetting van de eilanden, O.a. Bi lliton (ra april). De tegenstand op Sumatra schijnt geëindigd te zijn; op Java duurt hij echter nog voort'

XCwaarop men die laatste conclusie heeft gebaseerd, is ons niet duidelijk.

XCDe uitzendingen van Radio Batavia in het Nederlands werden op 1 mei voor het eerst opgevangen. Enkele weken eerder waren op Java drie Nederlanders terechtgesteld omdat zij naar Geallieerde uitzendingen hadden geluisterd en het opgevangen nieuws hadden verspreid - hieromtrent werd geen bericht in Australië opgevangen maar dat geschiedde wèl, nl. in de vorm van een bericht van Radio Tokio en andere Japanse zenders, toen begin mei om diezelfde reden nog eens twee Nederlanders geëxecuteerd waren. 'Zeer voorzichtig', aldus het 'Overzicht luisterrapporten korte golf-stations 5-11 mei 1942'2,

1 Exemplaar in IC, L 70. A.V ..

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

'kan hieruit het volgende geconcludeerd worden:

XCa. de Japanners hebben geen of niet alle radio-ontvangsttoestellen in beslag genomen;

XCb. zij hebben geen of niet alle Europeanen geïnterneerd;

XCc. er is contact tussen de Europeanen;

XCd. er worden buitenlandse radio-uitzendingen opgevangen;

XCe. de geest van verzet leeft'

XCdie vijfde conclusie lag in de lijn van die welke eerder was getrokken: dat de militaire tegenstand op Java voortduurde.

XCDat laatste werd door de drie Nederlanders die in juli '42 van Java wisten te ontsnappen: C. C. van der Star, W. Stokhuyzen en de Knilkapitein F. van der Veen (zij kwamen op 6 augustus op het eiland Rodriguez aan en eind september op Ceylon), bevestigd, waarbij kapitein van der Veen zei, vernomen te hebben dat zich nog troepen bevonden ten zuiden van Garoet en bij Buitenzorg (zie kaart III op p. 58-59) en dat die laatste goed bewapend zouden zijn' - het staat voor ons overigens vast dat wat zij over de toestanden op Java wisten te berichten, Egerton Mott en Quéré niet heeft bereikt voordat zij hun eerste party uitzonden.

XCDie twee waren er in de maanden april, mei, juni en juli '42 niet in geslaagd, Raden Iswahjoedi op Java aan land te zetten, trouwens: door het plan om uitsluitend een Javaan uit te zenden had Egerton Mott een streep gehaald. Hij had, uitgaande van zijn 'typisch Engelse ideeën', aldus later van der Plas, op schrift gesteld dat er steeds uit meer dan één persoon bestaande parties moesten worden uitgezonden en dat al die parties door 'a white man' moesten worden geleid" - een opzet die in heel ZuidoostAzië riskant was maar dubbel riskant op het dichtbevolkte Java, waar onbekende blanken onmiddellijk de aandacht zouden trekken.

XCHoe kreeg men die blanken en trouwens ook hun helpers bijeen? Quéré droeg er zorg voor dat alle militairen van de Koninklijke Marine en het Knil in Australië een rondschrijven ontvingen waarin vrijwilligers werden opgeroepen voor acties die als gevaarlijk werden aangeduid. Er meldden zich omstreeks dertig aan: meer dan er nodig waren - de selectie nam enige t~ d in beslag.

XCDe bedoeling was dat de eerste party naar Java, aldus kolonel J. J.J.uit een brede illegale activiteit had ontplooid. 2 Getuige van der Plas, Enq., dl. VllI

I Voor zijn vertrek van Java had van der Veen een gesprek kunnen voeren met kapitein R. de Lange die tot zijn arrestatie in midden augustus '42 van Bandoeng

EERSTE GEHEIME MISSIE NAAR JAVA

Nortier in Acties in de Archipel>,'algemene inlichtingen over geheel Java' zou verzamelen en er 'een subversieve beweging' zou oprichten" - beweging o.m. voor het uitvoeren van sabotage, conform de algemene opzet van SOE.3 Uiteraard diende de party zendverkeer met Australië te onderhouden. Ir. Jansen had daar zijn zendapparaat voor voltooid: een zender die zijn energie moest ontlenen aan een door een fiets aangedreven dynamo. Dat apparaat was verpakt in drie grote metalen kisten die samen ca. 70 kilo wogen maar niet van draagriemen waren voorzien. Daarnaast zou de eerste party nog veel méér bagage krijgen: wapens, munitie, sabotagemiddelen en verpakt voedsel - alle bagage bijeen zou, de zender inbegrepen, meer dan een ton wegen. Die bagage moest aan land gebracht en goeddeels begraven worden - de leden van de partyof, in hun opdracht, anderen zouden dus vele malen naar of naar de buurt van de landingsplaats 'moeten gaan.

XCIn april '42 bleek dat de 'K 12', die volgens de oorspronkelijke opzet slechts Raden Iswahjoedi aan land zou zetten, gerepareerd moest worden. Was soms een Amerikaanse onderzeeboot beschikbaar? Egerton Matt kon er niet één loskrijgen. In augustus was de 'K 12' vaargereed (voor haar herstel had, schrijft Bezemer, haar machinekamerpersoneel en dat van de uitgeschakelde 'K 9''dag en nacht gezwoegd'<) en was de party gevormd. De leider was een Australiër van Nederlandse afkomst en in Indië geboren, luitenant G. C. M. van Arcken, en er waren drie leden: een onbekende tweede Australiër, Raden Iswahjoedi en een telegrafist van de marine, W. F. Schenau. Onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse T. Brunsting kwam de 'K 12', die voor de eigenlijke landingtwee Australische canvasjollen bovendeks en een opvouwbare ronde rubberboot benedendeks meevoerde, op 28 augustus bij Cairns aan. De partywerd ingescheept. Nog voor Darwin was bereikt, werd met een van de twee jollen geoefend - die jol sloeg vol water door een achterin komende golf en zonk. In Darwin werd een vervangende j ol verkregen maar deze was zo oud dat ze na enkele dagen lek raakte en dus onbruikbaarwas.

XCDe bedoeling was dat de partyaan Java's zuidkust zou landen, dicht bij de plaats waar de door van der Plas genoemde wedono woonde. Dat had een groot nadeel: aan die zuidkust staat een sterke branding - dat

1 Dit in 1985 verschenen boek is, hier en daar aangevuld met gegevens die K W. L. Bezemer in 1967 heeft gepubliceerd in zijn boek onze belangrijkste bron voor hetgeen wij in dit deelover de van Australië uit ondernomen geheime operaties te berichten hebben. 2 Nortier, p. 75. l Het operatiebevel was door schout-bij-nacht Coster ondertekend. 4 Bezemer, p. 190.

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

JAVAZEE INDISCHE OCEAAN 200 km III. Java In rood: namen van baaien, plaatsen en eilanden die een rol hebben gespeeld in de van Australië uit ondernomen geheime operaties

XCnadeel werd evenwel door schout-bij-nacht Coster als een voordeel gezien: deze ging er namelijk van uit dat de Japanners zouden aannemen dat landingen op de zuidkust zouden worden nagelaten.

XCNa een moeizame tocht (de motoren van de 'Kvertoonden telkens hinderlijke gebreken) kwam de 'Kin de nanacht vanseptember in de Radjegwesi-baai aan (zie kaart III), waar op de in Australië bepaalde landingsplaats, midden in de baai, zo veel branding bleek te staan dat een landing onmogelijk was; een punt in het oosten van de baai leek geschikter. Er was evenwel een inheemse prauw in de buurt - de 'Kging op de bodem liggen en wachtte. In de vooravond van de r yde kwam zij boven water. Descheepte zich in de rubberboot in; in de enige jol die over was, voeren een kwartiermeester en een matroos van de 'Kmee en in die jol was ook het grootste deel van de voorraden

12' 12' 14 12' 12'

EERSTE GEHEIME MISSIE NAAR JAVA

KANGEAN~ ~q«:J "0... C> ~

XCgeplaatst. Daarna liep alles mis. Beide boten sloegen om, bijna alle voorraden zonken mèt de zender naar de bodem van de Indische Oceaan. De leden van deen de twee opvarenden van de 'Kkonden nadien slechts één ding doen: pogen weer aan boord van de onderzeeboot te komen. Met behulp van enkele inheemse prauwen lukte dat op de avond van de r6de. De 'Kvoer naar Fremantle terug (en werd onderweg nog bijna tot zinken gebracht door een Amerikaansedie de Nederlandse onderzeeboot voor een Japanse had aangezien) - de operatie was mislukt, behoudens dan dat de leden van dein het etmaal dat zij aan land waren geweest, enige kennis van de betrokken streek hadden opgedaan en vernomen hadden dat voor niet-Indonesiërs op Java speciale vergunningen nodig waren om te reizen; hoe zulk een vergunning er uitzag, wisten zij niet.

12' 12'

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

XCNog voor de mislukking van de eerste geheime operatie naar Java was het met zulk een operatie naar Celebes misgegaan.

XCDie operatie was gevolg van het feit dat in de eerste helft van juni uit Midden-Celebes van de Knil-luitenants W. H. J. E.van Daalen en J. A. de Jong die met enkele tientallen onderofficieren en ruim honderd manschappen geweigerd hadden te capituleren, enkele telegrammen waren ontvangen, verzonden met gebruikmaking van een zender van het Binnenlands Bestuur te Kolonodale (zie kaart IV op pag. 6r); in die telegrammen was dringend om hulp gevraagd. In Australië werd besloten die hulp te sturen, waarna Radio San Francisco op 20 juni in haar normaal programma een 'boodschap aan luitenant de Jong' uitzond waarin de hulp werd toegezegd, zij het dat daarmee, aldus de boodschap, 'verscheidene weken gemoeid' zouden zijn. Midden juli werden boven het betrokken gebied door een grote Amerikaanse bommenwerper pakketten afgeworpen - zij vielen alle in Japanse handen en de twee genoemde luitenants werden enkele weken later gevangen genomen en vervolgens geëxecuteerd.

XCHun berichten hadden Egerton Mott en Quéré tot het besluit gebracht, een party naar Midden-Celebes te zenden om er een inlichtingengroep te vormen en contact op te nemen met van Daalen en de jong.' Leider van de party werd een naar Australië ontkomen ingenieur van Verkeer en Waterstaat die Midden-Celebes goed kende, reserve-luitenant R. T. Hees ('een blonde Hollander met blauwe ogen', schrijft Nortier") en aan hem werden nog twee Europeanen toegevoegd: de telegrafist B. Belloni en de zeemilicien J. A. Brandon.' Er werd te hunnen behoeve een prauw met zijn inheemse bemanning gehuurd (een bemanning, 'waarvan', aldus Nortier, 'de betrouwbaarheid niet zeker was") - die prauw verliet Darwin op 24 juni. Twee-en-een-halve week later werden in Australië zwakke radiosignalen van de partyopgevangen, de inhoud van het bericht kon niet worden ontcijferd.

XCDe party ging op Celebes aan land, enkele tientallen kilometers bezuiden Kolonodale. Vrijwel onmiddellijk werden de Japanners ingelicht

I De Amerikanen hadden gewild dat de bovendien opdracht zou krijgen, na te gaan of van Celebes uit clandestiene rubbertransporten konden worden georganiseerd deze verzwaring van de taak was geweigerd. 2 Nortier, p. 7I. 3 Om Hees enigermate te camoufleren was in Australië zijn haar donker geverfd en was hem haarverf meegegeven. 4 Nortier, p. 70.

EERSTE GEHEIME MISSIE NAAR CELEBES 'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

o , 0 IV. Celebes In rood: namen van baaien, plaatsen en eilanden die een rol hebben gespeeld in de van Australië uit ondernomen geheime operaties

door een inheems bestuursambtenaar. De party die daarvan weet kreeg, voer vervolgens tot bij Kolonodale. Daar kregen verscheidene inheemse bemanningsleden verlof om van boord te gaan; zij wilden, zeiden zij, fourageren. Zij keerden niet terug. Of zij dan wel een inheemse relatie met wie Hees contact had opgenomen, de Japanners gewaarschuwd hebben, is niet bekend, maar de waarschuwing was een feit. Nadat een eerste Japanse aanval op 12 of 13 juli was afgeslagen, volgde spoedig een tweede. Hees en de beide andere Europeanen werden gevangen genomen en midden september samen met drie krijgsgevangenen wier ontsnappingspoging mislukt was, in Makassar terechtgesteld.

XCIn september '42, zes maanden na de algemene capitulatie van het Knil, was de situatie dus deze dat Egerton Mott en Quéré, afgezien van de paar inlichtingen waarmee de eerste party van Java was teruggekeerd, niets hadden bereikt.

XCBehalve naar Java en Celebes waren midden '42 van Australië uit ook pogingen ondernomen om naast het bestaande contact met de Australische en Knil-militairen die op Timor de strijd voortzetten (meer hierover in hoofdstuk 5), ook contact te leggen met de oostelijkste eilandengroepen in de Grote Oost. Op lang niet al die eilanden waren de Japanners komen opdagen, trouwens: het zuiden van Nederlands-Nieuw-Cuinea, waar posten gevestigd waren in Merauke en in Boven-Digeel (daar bevonden zich ruim driehonderd geïnterneerde Indonesiërs met ruim tweehonderd leden van hun gezinnen), werd door de Japanners ook met rust gelaten. Er bevonden zich in dit gehele gebied verscheidene telegrafiezenders van de Indische PTT, die na de val van Celebes en Java in verbinding trachtten te komen met Australië. Dat lukte: hun telegrammen, die in open schrift werden uitgezonden, werden door de Australische PTT opgevangen die de Nederlandse autoriteiten waarschuwde. Het betrof hier (zie kaart V op pag. 65) een zendpost op het kleine eiland Kisar dat dicht bij Timor ligt, een op Jamdena (een van de Tanimbar-eilanden), een op Toeal (een van de Kei-eilanden) en vier op Nederlands-NieuwGuinea: een in Merauke, een in Boven-Digoel en de zenders die, elders in het binnenland, de bestuursambtenaar dI. J. V. de Bruyn en een commandant van de Veldpolitie, J. P. K. van Eechoud, bij zich hadden. Men kreeg van die zenders slechts plaatselijke berichten die, doordat niet van een code gebruik werd gemaakt, door de Japanners, naar gevreesd

CONTACT MET DE GROTE OOST

werd, konden worden meegelezen. ir. Warners liet derhalve aan diegenen die de berichten lieten uitgaan, via de Australische PTT seinen dat zij voorlopig moesten zwijgen maar dat zou worden getracht, hun codes te doen toekomen; was dat gelukt, dan moesten zij, zo werd hun later meegedeeld, in verbinding treden met de zender die Egerton Mott in Batchelor had geïnstalleerd - er werd daar, de primitieve woonomstandigheden ten spijt, met inschakeling van telegrafisten van de Koninklijke Marine geleidelUk aan een heel bedrijf opgebouwd.

XCIn de tweede helft van maart en in april '42 hadden enkele van de genoemde zendposten doen weten dat de Nederlandse bestuursambtenaren en de andere Nederlandse functionarissen die zich op die geïsoleerde punten bevonden, er prijs op stelden, verlof te krijgen om in afwijking van de algemene regel die het gouvernement had gesteld, naar Australië te mogen uitwijken. Dat verlof was geweigerd. Overleg, gepleegd tussen de Nederlands-indische Commissie, gezant van Aerssen en schout-bij-nacht Coster, had, zo seinde deze laatste op 15 mei aan de Nederlandse vertegenwoordigers bij de Combined Chiefs of Staff te Washington, tot de conclusie geleid, 'that private persons, women and children are allowed to evacuate, but government-officers and police-personnel are to stay at their post."

XCOmstreeks de tijd dat dit directief uitging, kwam zich in Melbourne dr. Th. van Nieuwenhuyzen melden, gezaghebber op een klein, niet door de Japanners bezet eiland bij Ambon, die, toen hij daar van de Japanners de aanzegging had gekregen om zich op Ambon te laten interneren, het er op had gewaagd om naar Australië uit te wijken, Dat werd hem door van Hoogstraten, de voorzitter van de Nederlands-Indische Commissie hogelijk kwalijk genomen: hij zou zijn post in de steek hebben gelaten. In die tijd nu rees bij van Hoogstraten en anderen het denkbeeld om een militaire bezetting te sturen naar Jamdena en Toeal alsook naar Wamar, het belangrijkste van de Aroe-eilanden (zie kaart V op pag. 65). De gezagvoerder op Jamdena had om hulp verzocht - hij had ook doen weten dat de inheemse bevolking van Wamar enige tijd tevoren de er zich bevindende Nederlanders had gevangen genomen en aan de Japanners op Ambon uitgeleverd. MacArthurs hoofdkwartier achtte de voorgestelde operatie riskant, eigenlijk nauwelijks te verantwoorden (waar kon men krachten vinden om de te verwachten Japanse tegenaanval af

XC1 Het telegram wordt weergegeven in het Memorandum (z.d.) van de Nederlandse vertegenwoordigers bij de CCS (National Archives, Washington, RG 165, Box

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

te slaan?), maar toen de Nederlands-Indische Commissie bleef aandringen, gaf het hoofdkwartier schoorvoetend toestemming om de expeditie uit te zenden. Met veel moeite kreeg vervolgens schout-bij-nacht Coster er twee-en-tachtig Knil-militairen voor bijeen, aan wie later een peloton van negen-en-twintig Australiërs zou worden toegevoegd.

XCDe expeditie werd een volledige mislukking, omdat de zwakke detachementen niet in staat waren, de Japanse tegenaanvallen af te slaan. Het door een kapitein van het Knil gecommandeerde detachement van eenen-veertig man dat op Wamar geland was" voer zonder een schot gelost te hebben met hulp van inheemse prauwen naar Darwin terug.' Op Toeal werd enige weerstand geboden maar ook hier moest het Knil-detachement de wijk nemen - de detachementscommandant èn dr. van Nieuwenhuyzen, als bestuursambtenaar meegezonden, werden door de inheemse bevolking verraden en op Ambon terechtgesteld. Tot een gevecht van enige betekenis kwam het slechts op Jamdena waar de Knil-sergeant J. Tahija op 30 juli de Japanners verliezen kon toebrengen, maar toen daags daarna twee motorvaartuigen verschenen met de negen-en-twintig Australiërs, werden deze door de Japanners beschoten - de commandant sneuvelde, de overigen keerden in hun motorboten naar Australië terug. Tahija en enkele anderen maakten voor hun terugvaart gebruik van een inheemse prauw.

XCVan de twee-en-tachtig Knil-militairen die op deze onberaden expedities waren uitgezonden (Helfrich, die in het plan niet gekend was, schrijft over 'nutteloze speldeprikken' en 'onnodig offeren van menserr'"), konden slechts vijftig weer Australië bereiken.

XCWij voegen aan dit alles nog toe dat men in Australië aan de inheemseJ.Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten, schout-bij-nacht Coster. 3 Helfrich: Me moires, dl. II, p.

1 Op dat eiland bevond zich toen een door Egerton Mott uitgezonden die uit twee man bestond: een Australische kapitein en een Deense parelvisser die de wateren van dit deel van Indië goed kende. Zij waren met een schoener via Merauke op Wamar aangekomen - met dit schip voeren zij op 3I juli ~42 naar Àustralië terug. 2 Tegen het uitzenden van de kapitein die als onbekwaam bekend stond ('in het vooroorlogse promotie-systeem is hij', aldus van Eechoud, 'zoals de uitdrukking luidde, door ademhalen kapitein geworden, maar hij had normaal niet eens korporaal kunnen worden'), was door kapitein Spoor gewaarschuwd en de militaire arts die met de expeditie meeging, had uit Darwin geseind, dat de detachementscommandant 'on toerekeningsvatbaar' was. Tegen de kapitein is later voor de krijgsraad vijf jaar gevangenisstraf geëist - de raad heeft hem één jaar en acht maanden opgelegd 'met de overweging', aldus weer van Eechoud, 'dat hier de legerleiding het meest heeft gefaald' (getuige P. K. van Eechoud, dl. VIII c, p. 703) - juister dunkt ons: de

'NUTTELOZE SPELDEPRIKKEN'

500 km. ARAFOERA-ZEE GOLF VAN CARPENTARIA V. Het oostelijk deel van de Grote Oost De namen van de eilanden die het Knil in juli '42 trachtte te bezetten

XC(Jamdena, Wamar en Torel), zijn in rood gedrukt alsmede de namen van eilanden waarop zich de van Australië

'SCHAMELE OVERSCHOTTEN'

opvarenden van de prauwen uit Wamar en jamdena hun vaartuigen heeft ontnomen om ze voor het uitzenden van parties te gebruiken en dat van der Plas negen maanden later constateerde dat men aan die opvarenden, zo schreef hij, 'zelfs niet de ... beloofde beloning had gegeven"; voorts, dat de bestuursfunctionaris van Kisar, R. O. van den Hout, ongeveer een jaar lang via zijn VIT-zender weerberichten naar Batchelor heeft uitgezonden, dat hij midden '43 gesmeekt heeft hem op te halen, dat men daartoe van Australië uit geen kans heeft gezien en dat van den Hout door de japanners is gegrepen en terechtgesteld; tenslotte, dat, afgezien van de strijd op Timor, het enig positieve dat in '42 van Australië uit in de Grote Oost werd bereikt, was dat medio '42 in Merauke, mede ter bescherming van een vliegveld dat daar zou worden aangelegd, een Amerikaans-Australisch garnizoen werd gelegerd; bij dat garnizoen bevond zich ook een Knil-compagnie van ruim honderdvijftig man, welke compagnie, aldus Nortier, na de ontruiming van Timor 'voor lange tijd de enige eperationele eenheid van het Knil in het Verre Oosten (zou) blijven."

XCSchameloverschot van een strijdmacht die luttele maanden tevoren omstreeks tachtigduizend militairen had geteld.

XCVoor de oorlogvoering tegen japan was Nederland een mogendheid geworden van een vrijwel te verwaarlozen betekenis.

I Brief, J 8 april 1943, van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas, B 8). 2 Nortier, p. 179.

Hoofdstuk 2: Londen '42

XC

XCVoordat van Mock in november '41 tot munster van koloniën was benoemd, had hij, gelijk vermeld, aan van Starkenborgh verklaard dat hij het regeringsbeleid ten aanzien van Nederlands-Indië onderschreef. Er stak in die verklaring een onzuiver element. Koningin Wilhelmina was op 10 mei '41 in een radiotoespraak niet verder gegaan dan te zeggen dat het haar voornemen was, na afloop van de oorlog 'ruime gelegenheid te scheppen om wensen en opvattingen te mijner kennis te brengen inzake de aanpassing van de structuur der overzeese gebiedsdelen en de bepaling van hun plaats in het koninkrijk overeenkomstig de gewijzigde omstandigheden", en van Starkenborgh had hier op 16 juni '41 in de toespraak waarmee hij de nieuwe zitting van de Volksraad opende, slechts aan mogen toevoegen dat de regering zich voorstelde, na afloop van de oorlog een conferentie van vooraanstaande personen uit de verschillende delen van het koninkrijk te beleggen. De koningin vond die toezegging, aldus Gerbrandy in de ministerraad, 'onvoorzichtig? - de Indonesische nationalisten daarentegen waren van oordeel dat zij, omdat zij van puur formele aard was, lang niet ver genoeg ging.

XCVan Mook had begrip voor hun ontevredenheid.

XCZolang hij directeur van Economische Zaken was, was het algemene regeringsbeleid niet zijn ressort geweest en toen hij per 1 januari '42 tot luitenant-gouverneur-generaal was benoemd, had hij zich volledig op het urgente probleem van de Amerikaanse wapenleveranties geconcentreerd. Was tot hem doorgedrongen dat de verhouding tussen het gouvernement en de Indonesische nationalisten in de maanden van de Japanse invasie was verslechterd? Had hij vernomen dat van Starkenborgh eind december '41 vertegenwoordigers van hun samenwerkingsverbanden had uitgenodigd tot gemeenschappelijk overleg over de wijze waarop de in Indië beschikbare krachten het best bij de oorlogsinspanning konden worden ingeschakeld? Was hem bekend dat dit overleg, dat op 15 januari in Djokjakarta had plaatsgevonden, zakelijk slechts had opgeleverd dat afgesproken was, een tweede samenkomst te houden (die niet

XCJ Radio Oranje, IO mei 1941. 2 Ministerraad: Notulen,

LONDEN' 42

is doorgegaan)? Wij weten het niet. Vast staat dat van Mook, op Java teruggekeerd, van militaire zijde had gehoord dat het Knil aan de inheemse militairen weinig had gehad, en persoonlijk in de dagen van strijd die op de Japanse landingen op Java waren gevolgd, had geconstateerd dat de meeste inheemsen de oorlog beschouwden als iets dat buiten hen om ging. In zijn eerder genoemd, begin april '42 uit Melbourne verzonden telegram aan Gerbrandy berichtte hij terzake:

XC'In het algemeen is houding troepen goed geweest waar leiding krachtig en voortvarend was, al vertoonden ook daar inheemse onderdelen weinig weerstand, terwijl in een aantal gevallen in de Buitengewesten inheemse troepen wapens [en] uniformen aflegden en vluchtten Niet te ontkennen valt dat inheemse bevolking merendeels apathisch tegenover oorlog stond en in aantal gevallen tegen het gezag uit de band sprong zodra het verslapte. Onze politiek is altijd huiverig geweest, inheems nationalisme als positieve kracht te ontwikkelen waarvan dit verschijnsel en deze tegenstelling tot Philippijnen onvermijdelijk gevolg. Wel is indruk, bevolking als geheelniet vijandig tegenover ons gezag en in sommige gewesten, zoals Oost-Java, houding duidelijk beter dan elders.' Meer uitvoerige rapporten worden door van Oyen en Coster samengesteld." , Waarop van Maak deze mededeling, die onjuist was, heeft gebaseerd, is niet duidelijk. 2 Generaal van Oyen en schout-bij-nacht Coster hebben die 'meer uitvoerige rapporten' niet samengesteld, maar dat is in hun opdracht door anderen gedaan, n1. door luitenant-ter-zee eerste-klasse A. Kroese, de commandant van de torpedobootjager 'Kortenaer', die een verslag schreef van de Slag in de javazee, waarin zijn schip ten onder was gegaan, en door vier eveneens naar Australië ontkomen officieren van het Knil: majoor jhr. Sandberg en de kapiteins Buurman van Vreeden, Coppens en Spoor. Zij stelden een overzicht van de krijgsverrichtingen op, waaraan Sandberg, Spoor en Coppens in aparte bijlagen politieke conclusies verbonden (IC, 72373).

XCSandberg zag geen enkele reden voor ongerustheid: Nederlands-Indië was 'geen nationale eenheid en bovendien zonder Nederlands leiding niet in staat, een eigen staatsorganisatie, waaronder een eigen weermacht, op te bouwen'; er waren in Indië 'ontstellend weinig geschoolde en integere inheemse krachten'; Nederland had in Indië 'op allerlei gebied zeer veel tot stand gebracht' en was daarvoor, m-eendè Sandberg, ook beloond: 'De loyale houding van het overgrote deel van de inheemse bevolking tijdens de strijd in Nederlands-Indië is een illustratie van de goede verhouding tussen het Ned. gezag en de bevolking.'

XCSpoor was kritischer: wel was 'het nationaliteitsgevoel van de Indonesiër beperkt', maar het was 'nimmer in het belang van de gevoerde Nederlandse koloniale politiek geweest, dit nationaliteitsgevoel te stimuleren en te gaan aankweken op universeel Indonesische basis. Doch de thans gevoerde strijd heeft duidelijk aangetoond dat deze grondslag niet kan worden gemist ... Gemeend wordt, dat het koloniaal beleid er niet in is geslaagd, een universele basis voor bezieling van de heterogene bevolking van Nederlands-Indië te scheppen De politieke oorlogsvoorbereiding heeft gefaald.'

XCDat was ook de conclusie van Coppens: 'Wat het inheemse element betreft, is de

RAPPORTEN OVER DE STRIJD IN INDIË

XC'Onze politiek is altijd huiverig geweest, inheems nationalisme als positieve kracht te ontwikkelen' - een belangrijke zin! Van Mook meende kennelijk dat de regering wezenlijk verder moest gaan dan zij tot dusver had gedaan (vandaar ook zijn verwijzing naar de Philippijnen), Hoe ver? En zou hij de regering er toe kunnen bewegen, voor de Indonesiërs een politiek perspectief te openen waarin dat nationalisme zich wèl als 'positieve kracht' zou kunnen ontplooien?

Van Mook en Soejono worden minister

XC

XCBegin april '42 kwam, gelijk al vermeld, voor van Mook vast te staan hoe de beschikbare leidinggevende krachten het best verdeeld konden worden: van Hoogstraten, Smits en Loekman Djajadiningrat zouden als Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland in Melbourne blijven, van der Plas zou naar de Verenigde Staten gaan om daar vooral werkzaam te zijn op de publiciteitssector en hijzelf, Soejono, Blom, Crena de Iongh, prof. Eggens, Honig en Sitsen zouden zich in eerste instantie naar Londen begeven - daarheen zouden ook Lovink en Warners vertrekken.

XCEerder dan van Mook arriveerde Lovink in Londen - een van de eerste dingen die hij er deed, was van Starkenborghs waarschuwing inzake van Maak aan de minister-president overbrengen.' Nu, bij deze, die in deMook, ARA, Colt-van Mook, 2)

grondoorzaak van alle teleurstelling te zoeken in het falen, de inheemse militairen te doen gevoelen te vechten voor eigen huis en haard'; derhalve moest na de oorlog aan die inheernsen 'liefde voor land en volk, voor vorstenhuis, worden ingepompt. Aanvangend op onderwijsinrichtingen De leermiddelen moeten van staatswege worden samengesteld.' Wij willen bij dit alles slechts aantekenen dat, behalve talrijke Ambonnezen, de inheernsen die tot het Knil waren toegetreden, zulks eenvoudig om den brode hadden gedaan. 1 Er was in Australië een zeer koele verhouding ontstaan tussen Lovink en van Mook. In Londen bleef dat zo. 'Ik heb', schreef Lovink in juli '43, toen hij ambassadeur in Tsjoengking was, aan van Mook, 'de oorzaak daarvan nimmer goed begrepen en schrijf haar toe aan ongelukkige misverstanden. Meerdere malen heb ik op het punt gestaan hierover met je te spreken, doch ik vond weinig aanmoediging. Het ware beter geweest, indien ik van mijn kant mijn terughoudendheid opzij had gezet. Dit was mijn fout De gelegenheid is er niet meer voor mij om de eerste stap van toenadering mondeling te doen. Volgaarne neem ik deze echter schriftelijk en betuig oprecht mijn spijt voor mijn tekortkomingen.' (brief, JO juli 1943, van Lovink aan van

XC

LONDEN '42

herfst van '41 al had geaarzeld of de portefeuille van koloniën kon worden toevertrouwd aan iemand die op zo geprononceerde wijze lid van de Stuw-groep was geweest, vormde die waarschuwing slechts een bevestiging van het wantrouwen dat hij toch reeds koesterde. Van Mook zou, meende Gerbrandy, de toekomst van het moederland in gevaar kunnen brengen. Door hem (en niet minder door koningin Wilhelmina 1) werd van Mook gezien als iemand die, Indië's naoorlogse zelfstandigheid bepleitend, de band tussen het moederland en Indië aanzienlijk losser wilde maken; daaruit zouden, zo zag Gerbrandy het, slechts rampen voortvloeien.

XCHij begon met een poging, van Mook op een zijspoor te rangeren: na een eerste gesprek, eind april, bood hij hem de portefeuille van financiën aan.

XCMet die portefeuille was veel geschoven": toen jhr. mr. D. J. de Geer, minister-president en minister van financiën, begin september' 40 uit het kabinet was verdwenen, had Welter, minister van koloniën, haar ad interim. aanvaard, bij de vorming van Gerbrandy's tweede kabinet, eind juli' 41 (een vorming die was voortgevloeid uit het feit dat Dijxhoorn, de minister van defensie, in wiens beleid de koningin geen enkel vertrouwen meer had, zijn ontslag had genomen), was Financiën, opnieuw tijdelijk, aan mr. M. P. L. Steenberghe, minister van handel, nijverheid en scheepvaart en van landbouwen visserij, toevertrouwd, maar ook dat had niet lang geduurd - een persoonlijk conflict tussen Steenberghe en Gerbrandy was in oktober '41 zo hoog opgelopen dat Steenberghe en, op zijn voorbeeld, Welter uit het kabinet waren getreden. Steenberghe was opgevolgd door P. A. Kerstens, tevoren voorzitter van de Indische Katholieke Partij en lid van de Volksraad, die begin januari '42 in Londen was aangekomen. Met de bedoeling om het ministerschap7

1 Bijna twee-en-een-half jaar later, om precies te zijn: op 18 september '44 (daags dus na de grote Geallieerde luchtlandingen bij Eindhoven, Grave, Nijmegen en Arnhem), schreef van Maak de koningin eigenhandig een briefje waarin hij uitdrukking gaf aan zijn hoop dat Nederland spoedig bevrijd zou zijn. 'Ik zou daaraan', zo vervolgde hij, 'mijn diepe en oprechte dank willen toevoegen voor de steun en het vertrouwen die ik steeds van Uwe Majesteit mocht ondervinden en Haar de verzekering willen geven, dat ik ... met alle kracht zal blijven strijden voor het volledige herstel van het koninkrijk.' De koningin tekende hierop aan: 'Deze brief zorgvuldig bewaren in het archief, hierin legt v. Mook zijn Rijks-trouw vast, mocht hij daarvan afwijken voor een Indisch plan, dan kan hem deze brief worden voorgehouden W'. (archief kab. der koningin) 2 Wij maken de lezer attent op Bijlage J, achter in dit dee!: de Neder landse kabinetten, september 1940 - september 1945.

WETSBESLUIT c 39

van koloniën aan van Mook over te dragen (maar deze bleef, gelijk reeds vermeld, in Indië) was Gerbrandy toen mede dàt ministerschap gaan vervullen en met de waarneming van het ministerschap van financiën had zich Albarda belast, de minister van verkeer en waterstaat. Er was in april '42 dus geen 'echte' minister van financiën.

XCVan Mook weigerde de hem aangeboden portefeuille; hij wenste, zei hij, Hoge Commissaris voor Nederlands-Indië te worden, een functie welke hij desnoods kon combineren met die van minister van koloniën of minister zonder portefeuille. 'Hoge Cornmissaris' zou betekenen dat hij, zij het formeelonder het gezag van de regering, in een ver van Londen gelegen oord met een grote mate van zelfstandigheid alle Indische belangen zou gaan behartigen. 'De voorzitter', aldus de kabinetsnotuien van 29 april '42, 'acht de opvattingen van dr. van Mook niet zonder gevaar. In diens gedachten staat Indië alleen; voor Indië ging hij naar Australië en naar Amerika.' Kerstens die ook al met van Maak gesproken had, viel Gerbrandy bij: 'Dr. van Maak', betoogde hij, 'construeert alles zó dat naast Nederland Indië staat: dit Indië heeft hem uitgezonden en wordt nu door hem vertegenwoordigd; als Hoge Commissaris zijn alle bevoegdheden der Indische regering in hem verenigd."

XCGeen Hoge Commissaris dus. Gerbrandy stelde van Mook eerst voor een fait accompli door op 6 mei '42 een wetsbesluit te doen verschijnen (koninklijk besluit C 39)2, waarin bepaald werd dat het algemeen bestuur van Nederlands-Indië voorshands door de minister van koloniën (op dat moment nog: Gerbrandy) zou worden uitgeoefend, dat 'het opperbevel over de in Nederlands-Indië aanwezige zee- en landmacht' zou berusten 'bij de gezaghebbende, door Ons daartoe aangewezen', en dat de minister van handel, nijverheid en scheepvaart (Kerstens) de Nederlands-Indische zeeschepen onder zijn hoede zou nemen - vervolgens bood hij van Maak het rninisterschap van koloniën aan. Van Maak aarzelde of hij dat ministerschap met de ietwat uitgeholde bestuursbevoegdheid zou aanvaarden, maar na overleg in eigen kring en in het vertrouwen dat hij die bevoegdheid op den duur zou kunnen uitbreiden, zei hij tenslotte in een gesprek met Gerbrandy 'ja', 'Enige punten waaromtrent wij het eens

I Ministerraad: Notulen, 29 april 1942. 2 Koninklijke besluiten, uitgevaardigd in de periode waarin de Staten-Generaal ontbraken, hebben wij ook in voorafgaande delen van ons werk 'wetsbesluiten' genoemd wanneer zij regelingen behelsden die in normale tijden bij de wet, d.w.z. met medewerking van de Staten-Generaal, zouden zij n vastgesteld.

LONDEN' 42

waren in ons aangenaam onderhoud, zou ik gaarne vastleggen', schreef Gerbrandy hem op 19 mei:

XC'Ten eerste: er zal gevoerd worden een politiek waarbij Indië om het kort uit te drukken in direct Rijksverband blijft, een politiek, welke Indië nimmer op zichzelf stelt, maar altijd als deel van het gehele koninkrijk der Nederlanden, hetgeen aan Indië ook de meest sterke positie verleent. Wat de toekomstige status van Indië (intern en extern) betreft, is u gebonden aan hetgeen door H.M. de Koningin daarover is kenbaar gemaakt. Ook verder zullen de mededelingen van H.M. de Koningin maatgevend zijn.

XCTen tweede: evenals ik dat op mij had genomen, zullen de koninklijke besluiten, regelende de bijzondere regeringsbevoegdheden over Indië, van welke het ene met name de minister van koloniën grote macht geeft, worden uitgevoerd in het grootst mogelijke overleg met onze ambtgenoten."

XCPer ommegaande antwoordde van Mook dat hij zich met de weergave van het gesprek dat hij met Gerbrandy gevoerd had, geheel verenigen kon; één kenmerkende aanvulling bracht hij evenwel aan. 'Inderdaad', schreef hij, 'is de sterkste politiek die welke ... het verband met het geheel vooropstelt; dit geldt zowel waar het' (zoals Gerbrandy het had geformuleerd) 'een der overzeese gebiedsdelen betreft, als waar het' (van Mooks toevoeging) 'Nederland zelf betreft."

XCOp 21 mei werd van Mook door de koningin als minister beëdigd. Hij zei haar bij die gelegenheid dat hij er voor voelde, de naam 'departement van koloniën' te wijzigen tot: 'departement van NederlandsIndië, Suriname en Curaçao'. Dat denkbeeld legde hij twee dagen later ook aan zijn ambtgenoten voor. Gerbrandy deelde toen mee, 'dat de koningin', aldus de kabinetsnotulen, 'tegenover hem bezwaren tegen deze naamsverandering heeft geuit, omdat Hare Majesteit meende dat dit alleen in gemeen overleg met de volksvertegenwoordiging kan tot stand komen."

XCWij keren even terug naar het slot van Gerbrandy's brief vanmeiDe minister-president had daar geschreven over 'de koninklijke besluiJ.7

19 '42. 1 Brief, 19 mei 1942, van Gerbrandy aan van Mook (Coll.-H. van Mook, bundel 1941-'42) (RvO). 2 Brief, 20 mei 1942, van van Mook aan Gerbrandy (a.v.), 'Mi nisterraad: Notulen, 27 mei 1942·

Indextermen: Gerbraody, P. S.
FURSTNER WORDT 'ALGEMEEN BEVELHEBBER'

ten, regelende de bijzondere regeringsbevoegdheden over Indië, van welke het ene met name de minister van koloniën grote macht geeft' - daarmee werd het besluit C 39 bedoeld dat immers bepaald had dat de minister van koloniën voorshands belast was met het algemeen bestuur van Nederlands-Indië; inderdaad, als zodanig had deze 'grote macht', Maar waar sloeg het meervoud op? Was er nog een tweede koninklijk besluit, 'regelende de bijzondere regeringsbevoegdheden over Indië'? Er is geen zodanig besluit in het Londense Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden verschenen.

XCWat was geschied?

XCBelast met 'het algemeen bestuur van Nederlands-Indië' had van Mook een verantwoordelijkheid gekregen welke zich met die van een gouverneur-generaalliet vergelijken. Gouverneurs-generaal waren evenwel tegelijkertijd opperbevelhebber geweest van de in Indië en in de Indische wateren aanwezige strijdkrachten en zulk een opperbevel had Gerbrandy niet aan van Maak willen toevertrouwen. C 39 had bepaald dat 'het opperbevelover de in Nederlands-Indië aanwezige zeeen landmacht' berusten zou bij 'de gezaghebbende, door Ons daartoe aangewezen' - wat betekende dit en wie werd die 'gezaghebbende'?

XCDe bewoordingen 'in Nederlands-Indië aanwezige' waren van oudsher in de regeringsreglementen gebruikt en daarmee werd bedoeld: aanwezig beoosten Kaap de Goede Hoop. Als dus delen van NederlandsIndië zouden worden bevrijd of als heel Nederlands-Indië zou worden of zijn bevrijd, dan zou de met het bestuur belaste minister van koloniën geen zeggenschap hebben over de er aanwezige Nederlandse en Nederlands-Indische strijdkrachten die zeggenschap zou berusten bij 'de gezaghebbende, door Ons daartoe aangewezen'. Een Nederlandse opperbevelhebber? Neen, die titel wenste de koningin te reserveren voor de eerste naoorlogse gouverneur-generaalhet moest 'algemeen bevelhebber' worden en als zodanig werd op of kort na 6 mei '42 (de dag waarop C 39 werd gepubliceerd) admiraal Furstner benoemd, Bevelhebber der Zeestrijdkrachten en minister van marine, die Gerbrandy's wantrouwen jegens van Maak volop en van harte deelde. Over die benoeming van Furstner verscheen geen enkel koninklijk besluit, ja er werd zelfs geen zodanig besluit op schrift gesteld en ondertekend - zij vond, zo deelde Gerbrandy enige tijd later aan van Maak mee, plaats bij 'mondeling KB'.!

I Brief, j r juli 1945, van van Maak aan Logemann (ARA, Coll.-van Maak, 20).

LONDEN '42

XCNa C 39 en na dat wel heel informeel koninklijk besluit waren de gezagsverhoudingen dus zo geregeld dat van Mook verantwoordelijkheid droeg voor de gehele civiele sector, met uitzondering nog van de Nederlands-Indische zeeschepen, en dat Helfrich als Bevelhebber Strijdkrachten Oosten onder Furstner stond - het civiele en het militaire ressort waren gescheiden. Er was één coördinerende instantie: de ministeriële Commissie Oorlogvoering waarin Furstner en, zo vaak hij in Londen was, van Mook zitting hadden, maar in die commissie zou het bij uitstek moeilijk zijn, overeenstemming te bereiken, doordat, afgezien nog van de persoonlijke tegenstellingen, Furstners visie op Nederlands taak bij de oorlogvoering tegen Japan diametraal stond tegenover van Mooks visie op Nederlands taak bij het herstel van het Nederlands gezag in Indië.

XCWij komen hierop terug in hoofdstuk 7.

XCNiet allen die met van Mook naar Londen waren gekomen, verwierven een functie die specifiek met Indië te maken had. Op 21 mei '42, toen van Mook als minister van koloniën werd beëdigd, kreeg Gerbrandy een nieuw departement: het departement voor algemene oorlogvoering van het koninkrijk en daarvan werd Lovink secretaris-generaal, terwijl Warners, uit Amerika overgekomen, er spoedig als raadadviseur aan werd verbonden.

XCIn hun nieuwe functies gingen beiden zich in opdracht van Gerbrandy onder meer bezighouden met de geheime verbindingen tussen Londen en het bezette moederland. Zij raakten daarbij in conflict met de koningin doordat zij het van augustus' 42 af een bij uitstek belangrijke boodschapper uit bezet Nederland enkele maanden lang onmogelijk maakten, tot haar door te dringen.' Groot was de gebetenheid van de vorstin, toen dat haar duidelijk werd - zij wenste nadien met Lovink en Warners niets meer te maken te hebben. Het kwam goed uit dat mr. E. N. van Kleffens, de minister van buitenlandse zaken, het in die tijd als hoogst wenselijk ging zien dat Nederland een bekwaam vertegenwoordiger kreeg in Tsjoengking, de hoofdstad van Nationalistisch China. Lovink die, zoalsJ. J.

I Dit was ir. B. Springer, afgezant van ('Koos') Vorink, voorzitter van de SDAP en een vooraanstaande figuur in het onderlinge clandestiene contact van de voorman nen der democratische politieke partijen.

RAAD VAN BIJSTAND

al vermeld, in Indië hoofd van de Dienst der Oost-Aziatische Zaken was geweest, kwam daar bij uitstek voor in aanmerking: hij werd begin '43 tot Nederlands ambassadeur in Tsjoengking benoemd.

XCWarners vertrok enige maanden later uit Londen - hij kreeg een opdracht op bet gebied van de geheime diensten in de oorlog tegen Japan, waarop wij in hoofdstuk 4 uitgebreid terugkomen.

XCOp voorstel van van Mook werd op 10 juni '42, enkele weken dus na zijn benoeming tot minister, bij wetsbesluit een Raad van Bijstand voor Nederlands-Indische Zaken in bet leven geroepen. Van Mook besefte dat van diegenen die voor het lidmaatschap van die raad in aanmerking kwamen, niet allen op dat moment in Londen aanwezig waren - er waren er van wie hij aannam dat zij vroeg of laat voor korte of lange tijd in Londen zouden verschijnen en dezulken liet hij veiligheidshalve eveneens tot leden van de raad benoemen. Blom werd er lid (en tegelijk secretaris) van, leden werden voorts Soejono (die ook vice-voorzitter werd), Loekman Djajadiningrat, prof. Eggens, van Hoogstraten en Crena de Iongh.

XCDe notulen die van deze raad bewaard zijn gebleven I, vermelden slechts de conclusies waartoe men kwam, en niets van de discussies. De meeste conclusies hebben betrekking gehad op salaris- en andere adrninistratieve kwesties. Zijn dan maar weinig beleidskwesties (bij enkele zullen wij nog stilstaan) aan de orde geweest? Dat nemen wij niet aan. Binnen het gehele apparaat van de Nederlandse overheid in ballingschap voelden van Mook en de zijnen zich als een aparte groep die voor de specifieke belangen van Nederlands-Indië moest opkomen. Er was tegenkanting, er waren grote moeilijkheden, en het kan bezwaarlijk anders of diegenen die de vergaderingen van de Raad van Bijstand bijwoonden (vijftien vergaderingen in de periode juni-november '42, tien in het gehele jaar '43, twee in '44), moeten er denkbeelden, ervaringen en indrukken hebben uitgewisseld. Men moet overigens in het oog houden dat zich onder de deelnemers aan het beraad veel wisselingen voordeden: sommigen verlieten Londen om naar de Verenigde Staten of Australië te gaan, anderen kwamen Of uit de Verenigde Staten Of uit Australië voor

XCI ARA, MK, M 76.

LONDEN' 42

enige tijd naar Londen. Trouwens: toen eind augustus' 42 in de Verenigde Staten een Commissie voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao werd opgericht (voorzitter hiervan werd dr. G. H. C. Hart die uit Londen naar Amerika werd gezonden, leden Loekman Djajadiningrat, Honig, van der Plas, Sitsen, Bos, die uit Australië was overgekomen, en E. C. Zimmerman die als voorzitter van de Netherlands Purchasing Commission al in Amerika werkzaam was), werd door van Mook bepaald dat de leden van deze commissie, als zij in Londen waren, tevens lid zouden zijn van de Raad van Bijstand voor Nederlands-Indische Zaken en dat het omgekeerde eveneens zou gelden.

XCHet was van Mook die er kort na zijn benoeming tot minister op ging aandringen dat ook Soejono in het kabinet zou worden opgenomen. Dat zou een belangrijk novum zijn! Indonesiërs waren in Indië opgeklommen tot de hoge ambten van lid van de Raad van Nederlands-Indië en departementsdirecteur maar in Nederland was men niet verder gegaan dan te overwegen (zulks kort voor de Duitse bezetting) dat de Raad van State zou worden uitgebreid met enkele leden die Nederlands-Indië zouden vertegenwoordigen, en onder hen had zich dan één of hadden zich meerdere Indonesiërs kunnen bevinden. Van Mook achtte opneming van Soejono in het kabinet vooral daarom van belang omdat diens benoeming tot minister aan de Indonesiërs en vooralook aan de publieke opinie in de Verenigde Staten zou aantonen dat het koninkrijk der Nederlanden, het gehandhaafde begrip 'koloniën' ten spijt, in beginsel geen onderscheid meer maakte tussen Nederlanders en Indonesiërs en dat die laatsten opgenomen konden worden in het college dat het gehele regeringsbeleid bepaalde.

XCEerst iets over de persoon van Soejono.

XCHij was als telg uit een adellijk geslacht van Javaanse regenten in 1886 op Oost-Java geboren en had op twee-en-twintigjarige leeftijd zijn eerste functie gekregen in het inheems bestuur. Bekwaam als hij was, maakte hij snel carrière: nog geen dertig was hij, toen hij tot regent van Pasceroean (Oost-Java) werd benoemd. Vijftien jaar lang was hij tevens gekozen lid van de Volksraad. Hij had een grote kennis op economisch gebied, was in '34 in Londen adviseur van de Nederlandse delegatie bij internationale rubberonderhandelingen

SOE]ONO WORDT MINISTER

tement van koloniën in Den Haag geplaatst, waar hij werkzaam was bij de afdeling die het contact met van Mooks departement in Batavia onderhield. Begin '40 keerde hij naar Indië terug waar hij mèt van der Plas tot lid van de Raad van Nederlands-Indië werd benoemd.

XCIn oktober '41 was gebleken dat Soejono op een belangrijk punt de Indonesische nationalisten verder had willen tegemoetkomen dan van Starkenborgh; hij was een van de twee leden van de Raad van Nederlands-Indië geweest (van der Plas was de andere) die geadviseerd hadden, de tien van de vijftien Indische afgevaardigden ter naoorlogse rijksconferentie die door de Volksraad voorgedragen zouden worden (daarover waren de regering te Londen en het gouvernement in Indië het eens geworden), in feite ook door die Volksraad te laten benoemen: de voordracht moest, hadden Soejono en van der Plas gemeend, een bindend karakter krijgen. Van Starkenborgh had dat afgewezen ('wijl geen risico mag worden gelopen dat aldus bijvoorbeeld geïnterneerden als Soekarno zouden moeten worden benoemd") - de gouverneur-generaal kende Soejono dus als iemand die verder wilde gaan dan hijzelf. Aan de andere kant was het evident wenselijk geweest, in de groep die met van Mook naar Australië zou vertrekken, enkele hooggeplaatste Indonesiërs op te nemen en mede op grond van zijn kennis van het Engels was Soejono de eerste geweest die in aanmerking kwam.

XCVoor zijn opneming in het kabinet (hij zou, naast jhr. mr. E. F. M. J. Michiels van Verduynen, de Nederlandse gezant in Londen, de tweede minister zonder portefeuille worden) voelde de koningin niets; zij had, zei Gerbrandy op 2 juni '42 in de ministerraad, 'bezwaar tegen de benoeming van de heer Soejono tot minister zonder portefeuille. HM. wenst deze verandering van status van het kabinet' (men zou het voortaan als een rijkskabinet kunnen zien) 'niet buiten de volksvertegenwoordiging om aan te brengen." Maar de koningin hield haar verzet niet lang vol (naar wij aannemen: als gevolg van een klemmend vertoog van van Mook die als persoonlijkheid grote indruk op haar gemaakt had): precies een week later ondertekende zij het koninklijk besluit waardoor Soejono in het kabinet opgenomen werd.

XCDeze woonde daags daarna, 10 juni, zijn eerste kabinetsvergadering bij. Gerbrandy's hartelijke woorden van welkom ('de voorzitter noemde het een historisch ogenblik, nu voor het eerst een zoon van het Indonesische volk optreedt als lid van de Nederlandse regering') werden met

XCI Telegram, 30 okt. 1941, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (archief kab. der koningin). 2 Ministerraad: Notulen, 2 juni 1942.

LONDEN' 42

applaus begroet. Soejono bedankte voor die ontvangst. 'Spr. is zich bewust', aldus de notulen, 'dat hij een grote verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, ook tegenover het Indonesische volk. Hij twijfelt niet aan een vruchtdragende samenwerking in het kabinet en hij verzekert, dat op zijn hartelijke medewerking kan worden gerekend.' Weer klonk applaus.'

XCAl die hartelijkheid over en weer was ietwat misleidend. Los van het feit dat Gerbrandy een Mohammedaan als Soejono niet als in alle opzichten gelijkwaardig zag", trad spoedig een tegenstelling aan de dag die het aan Soejono duidelijk maakte dat hij na de oorlog met in politiek opzicht vrijwellege handen naar Indië zou terugkeren.

De 7 december-toespraak

XC

XCToen van Mook op weg naar Londen de Verenigde Staten passeerde, was hem opnieuw gebleken dat de Amerikaanse publieke opinie in meerderheid van mening was dat koloniale regimes als het Nederlandse in Nederlands-Indië, het Britse in Brits-Indië en het Franse in Frans-IndoChina uit de tijd waren. Zo werd ook (wij komen daar in dit hoofdstuk nog op terug) in Amerikaanse regeringskringen gedacht. De inlichtingen welke hij over dit alles kreeg van Slotemaker, de directeur van het Netherlands Information Bureau, en van de Nederlandse gezant (na mei '42 ambassadeur) in Washington, dr. A. Loudon, waren gelijkluidend. Anderzijds leek vast te staan dat het hoofdzakelijk Amerikaanse strijdkrachten zouden zijn die de Japanners uit het grootste deel van Indië zouden moeten verdrijven, immers: Java, Borneo en de gehele Grote Oost behoorden tot de door MacArthur gecommandeerde South-West Pacific Area (zie kaart VI op de pag's 80-8r). Bestond dan niet het gevaar dat de Verenigde Staten zich van die taak zouden distantiëren, als de Nederlandse regering niet duidelijk maakte dat zij na de oorlog wijzigingen van reële betekenis wilde aanbrengen in de verhouding tussen Nederland en Nederlands-Indië? Vooral viel hierbij te bedenken (van Mook had er in zijn telegram aan Gerbrandy al op gezinspeeld) dat de Amerikaanse regering aan de Philippijnen de onafhankelijkheid had beloofd.

XC1 A.v., IQ juni T942. 2 Zowel tegen Kerstens als tegen van Mook heeft Gerbrandy, die zich graag drastisch uitdrukte, zich laten ontvallen dat 'alle Muzelmannen brandhout voor de hel' waren. (Kerstens, 18 okt. T955, van Mook,

WAARSCHUWING UIT WASHINGTON

XCAmbassadeur Loudon, gealarmeerd door een toespraak van de Amerikaanse Undersecretary oj State Sumner Welles (die nog ter sprake komt), deed in juni '42 van Kleffens een telegram terzake toekomen, op grond waarvan van Kleffens en van Mook Gerbrandy ervan wisten te overtuigen dat het niet bij de in '41 gedane magere toezegging inzake een naoorlogse rijksconferentie kon blijven. Het gevolg was dat de minister-president en de ministers van buitenlandse zaken en van kolon iën in een gemeenschappelijk schrijven d.d. 18 juni '42' de koningin berichtten dat 'de Amerikanen in Oost-Aziatische verhoudingen slecht geschoold' waren en haar aandacht vestigden op Loudons telegram waarin deze bepleit had,

XC'dat zo spoedig mogelijk een vastomlijnd ontwerp voor de reconstructie van het koninkrijk wordt gepubliceerd waarin uitgebreide medezeggenschap van de bevolking der overzeese gebiedsdelen duidelijk tot uiting komt ... Wat volgens Uwer Majesteits ambassadeur thans nodig is, willen de belangen van het koninkrijk geen onherstelbare schade lijden, is een positieve formulering van de wijze waarop de verhoudingen van het moederland tot de overzeese gebiedsdelen en de inwendige staatsregeling dier gebiedsdelen na de oorlog zullen worden opgebouwd.'

XCGewezen werd ook op de Japanse propaganda:

XC'De Japanners zijn, blijkens hun radio-uitzendingen, op velerlei wijze bezig te trachten de Indonesiërs door aan hun zelfstandigheidsdrang in schijn tegemoetkomende reorganisaties en beloften afkerig te stemmen van de terugkeer tot het koninkrijk.'

XCDe drie ministers bepleitten derhalve dat 'in enkele scherp omschreven hoofdlijnen''een voorontwerp' voor al die nieuwe regelingen zou worden opgesteld, 'hetwelk voor eventuele publikatie geschikt is'; van Mook zou daarvoor 'tezamen met de onlangs ingestelde Raad van Bijstand voor Nederlands-Indische zaken' een concept vervaardigen, hetgeen uiteraard eerst de ministerraad zou moeten passeren.

XCWel, tegen het maken van een concept kon de koningin zich moeilijk verzetten, maar zij wenste Gerbrandy, van Kleffens en van Mook duidelijk te maken dat zij zich in geen enkelopzicht gebonden achtte. Op 26 j uni (voorafgaande aan het eerste bezoek dat zij aan de Verenigde Staten zou brengen, bevond zij zich in Canada) stelde zij haar opinie als volgt

1 Exemplaar in AOK: map 'Toespraak koningin 7 december 1942. Voorbereiding.'

LONDEN' 42

SOWJET-UNIE .'l

XCINDIAN WAR THEATREI SOUTH-EAST ASIA COMMAND INDISCHE OCEAAN COCOS-EILANDEN~'

XCVI. Het Indian War Theatre (later South-East Asia Command) en de South- West PacificArea Donkergrijs: doorjapan bezet

b

XCAPAN €I WAKE

XC@GOEAM ,ROLIN EN

TWEE OPERATIEGEBIEDEN LONDEN' 42

XCQ CJ Q : 0"" MARSHALL.~o EILANDEN0 (J a 00~l~'\~ \)STILLE OCEAAN c p p •• "0 HAWAII Pearl Harbor 0 () o DO /}o

~l1d~ Q~ Moresby ",'U 0 SALOMONS ~ EILANDEN o II II GILBERT "\" EILANDEN <>0 c> SAMOA "0 c? flO ]I-EILANDEN

op schrift: 'Wat betreft het voorontwerp en zijn eventuele publikatie behoud ik mij mijn volledig oordeel voor, en beschouw mij dus geheel vrij ten opzichte van de door mij te nemen beslissing' (zei het kabinet 'ja', dan zou zij alsnog 'neen' kunnen zeggen) - de directeur van haar kabinet, j hr. G. C. W. van Tets van Goudriaan, die in Londen was gebleven, kreeg schriftelijk instructie, haar opinie woordelijk aan Gerbrandy over te brengen.'

XCOp I7 juni '42 was de bijna twee-en-zestigjarige vorstin voor het eerst van haar leven in een vliegtuig gestapt: het door koning George VI van Groot-Brittannië te harer beschikking gestelde toestel van de King's Flight dat haar naar Noord-Ierland bracht. Vandaar stak zij met een door Roosevelt speciaal gezonden vliegboot de Atlantische Oceaan over. Zij vertoefde omstreeks twee weken in Canada en nam vervolgens haar intrek in een dicht bij Hyde Park, president Roosevelts buitenverblijf, gelegen villa. Zij logeerde in Hyde Park toen van Kleffens haar daar op I2 juli bezocht; bij het 'officiële' gesprek met Roosevelt zou hij aanwezig zijn. Hij kreeg eerst van de koningin te horen, zo noteerde hij die avond,

XC'wat dusver zakelijk tussen haar en de president was besproken; dat was vrij wel niets, en de koningin was er wel wat over teleurgesteld ... H.M. zei: 'Het is een man die aldoor verhaaltjes vertelt', en dat is zo wanneer hij zich niet wil vastleggen. 'Hij praat almaar door en laat een ander nauwelijks aan het woord komen', was de klacht van onze landsvrouwe.'

XCZo ook, legde van Kleffens vast, in het

XC'gesprek à trois, waarbij de president voornamelijk aan het woord was. Het bestond voor twee-derde uit presidentiële anecdoten; zakelijk kwam er uit te voorschijn [I] dat de president betwiste zones of streken die door de vijand misbruikt zijn (zoals de Japanse mandaat-eilanden) of die als bufferzone moeten worden ingericht (zoals de Karelische isthmus"), na de oorlog onder een internationaal trusteeship wil plaatsen; [2] dat hij Duitsland, Italië' en Japan wil ontwapenen: [3]

XC1 Aantekeningen van de koningin en van van Tets bij de brief a.v. (archief kab. der koningin). 2 Het zuidelijk grensgebied tussen de Sowjet-Unie en Finland. ) Van Kleffens schrijft 'Frankrijk', maar dat moet een vergissing zijn.

KONINGIN WILHELMINA BIJ ROOSEVELT

dat hij kleinere landen wil belasten met inspecties, gedekt door een perrnanenre dekkingsmacht om te zien of die landen misschien elandestien bezig zijn zich te bewapenen; [4] dat hij ook Frankrijk wilontwapenen; [s1 dat hij de grote Geallieerde landen als politie-agenten wil laten optreden. Alles in vage termen voorgedragen. De koningi n en ik kregen nauwelij ks gelegen heid, iets te zeggen.' I

XCMen ziet: er werd geen woord gewisseld over Indië. Zes dagen later evenwel, op 18 juli, nam Roosevelt na een van de periodieke vergaderingen van de (Washingtonse) Pacific War Council (op de Londense en op de Washingtonse Pacific War Council komen wij in hoofdstuk 7 terug) van Kleffens en Loudon apart en drong er bij hen op aan dat de koningin, die op 6 augustus beide Kamers van het Amerikaans Congres in verenigde vergadering zou toespreken, in haar redevoering een duidelijke passage zou opnemen over de politieke toekomst van Indië. Er werd uit Londen een concept overgeseind waarin slechts verwezen werd naar de aangekondigde rijksconferentie. 'The preparation of the conference', heette het in de tekst van de toespraak die in haar uiteindelijke vorm door van Kleffens opgesteld werd, 'is being actively continued) but in accordance with sound democratic principle no final decision will be taken without the cooperation of the people once they arefree again.' Een nogal terughoudende passage dus, maar wat de koningin voor het overige zei, getuigde van nationale zelfbewustheid en van strijdvaardigheid. De Senaarszaal binnenkomend en haar verlatend, kreeg zij, schreef van Kleffens, 'een enorme ovatie Bij het weggaan hoorde ik Senator Tom Connally (Texas; voorzitter van het Foreign Relations Committee uit de Senaat) zeggen: 'If it is not disrespectful I say that she is a grand s-!"

XCLater in augustus keerde de koningin naar Engeland terug.

XCUit van Kleffens' reisverslag blijkt niet dat zij met Roosevelt over de toekomst van Indië gesproken heeft. In feite heeft zij dat wel degelijk gedaan, tweemaal zelfs, de eerste keer begin juli, de tweede keer op 7 augustus, en beide keren in van Kleffens' afwezigheid. Zij had zich ook op die' eigen' gesprekken met Roosevelt voorbereid: zij had voor zichzelf enkele notities gemaakt waaruit men moet coneluderen dat zij het een snode onrechtvaardigheid zou vinden indien Nederlands positie in Indië zou worden aangetast. 'Indië,' aldus de duidelijkste van die notities, - 'wij hebben het industrieel op poten gezet; vanuit Nederland. Wij hebben dit voordeelniet voor ons gehouden, doch hebben dit geheel aan de bevol

XCI Van Kleffens. 'Reisverslag Ver. Staten (juni-augustus (942)', p. 38-40. 2 A.v.,

LONDEN' 42

king doen toekomen, hoe zouden wij ons dan laten welgevallen, dat anderen haar daarvan beroven.' I

XCVan geen van beide gesprekken bestaat een verslag. Van de inhoud weten wij niet meer dan wat Roosevelt dienaangaande eenjaar later tegen MacArthur zei - uitlatingen van de president welke door MacArthur, die hun betekenis heel wel besefte, onmiddellijk aan van der Plas doorgegeven en door deze vastgelegd werden."

XCEerste gesprek:

XC'Toen hij [Roosevelt] bij de koningin der Nederlanden in een vertrouwelijk gesprek het probleem aansneed en er op wees dat een duidelijke Nederlandse politiek ten aanzien van Nederlands-Indië en een uitspraak daarover nodig was, zowel voor de publieke opinie in Amerika als voor de oorlogvoering naar Neeierlands-Indië en voor vrede in de toekomst, had Hare Majesteit hem gezegd: , This is such a momentous question that I would like to consult first with my chancellor? and my minister fOY the colonies.' '

XCTweede gesprek:

XC'Later had Hare Majesteit met hem deze aangelegenheid besproken. De president getuigde van zijn diepste bewondering voor Harer Majesteits grondige kennis en volkomen beheersing der problemen. De koningin had hem uiteengezet dat Nederlands-Indië bestaat uit onderling in ontwikkeling zeer uiteenlopende gedeelten en had daarbij een aantal categorieën onderscheiden. Java was het verst voortgeschreden en zou binnen een redelijk aantal jaren (de president meende dat de koningin een aantal van vijftien of vijftig genoemd had) volledige autonomie kunnen krijgen. Sumatra, de tweede categorie, kwam dan wat later en, naar MacArthur zich herinnerde, werd vóór Celebes nog genoemd een volgende groep, terwijl voor de achterlijke gebieden de koningin gezegd had dat ieder cijfer een blote veronderstelling was.'

XCDaargelaten wat nu precies in de twee gesprekken tussen Roosevelt en de koningin te berde is gebracht, Roosevelt, voor wie de koningin veel ontzag had, bereikte wat de Nederlandse ministers vermoedelijk niet hadden kunnen bereiken: zij ging beseffen dat aan de toezegging inzake de rijksconferentie iets toegevoegd moest worden. Maar wat?'Aantekeningen over besprekingen met Brigadier-Genera! Fellers en generaal MacArthur', 19 aug. 1943, p. 4 (a.v.). 3 Bedoeld zal wel zijn:

1 Notitie, z.d., van de koningin (archief kab. der koningin). 2 Ch. O. van der Plas:

PEEKEMA'S STANDPUNT

XCDaarover sprak van Mook met de koningin, kort na haar terugkeer in

XCEngeland. Hij bepleitte een duidelijke 'verklaring over de bouw van het

XCkoninkrijk' (een verklaring dus waarin een nieuwe staatsrechtelijke struc

XCtuur aangegeven zou worden). 'De koningin', zo rapporteerde hij aan zijn ~.ambtgenoten,

XC'bleek er de voorkeur aan te geven om een slag om de arm te houden, maar

XCspreker geeft de voorkeur aan één omlijnd plan, op te maken vóór de bevrijding.

XCZonder dat zou men groot kwaad doen aan de bevolking der bezette gebieden.

XCHet moment dier bevrijding moet niet een scherm zijn, waarbij men zich weinig

XCinteresseert voor wat er achter ligt.'

XCAlbarda vroeg toen wat dat 'omlijnd plan' betekenen zou voor de

XCrijksconferentie ; van Mook antwoordde, 'dat de regering nu reeds kan vaststellen wat aan die rijksconferentie zal worden voorgelegd ... Heeft

XCmen geen denkbeelden, dan ontstaat een vacuüm." Er werd goedgevonden dat van Mook zijn denkbeelden op schrift zou

XCstellen. Er waren op dat moment al allerlei stukken in voorbereiding waartoe van Mook een werkgroep gevormd had waarvan, behalve hijzelf,

XCeen aantal van diegenen met wie hij Indië verlaten had, deel uitmaakten - niet mr. W. G. Peekema, een van de vier hoofdambtenaren van het

XCHaags departement van koloniën die in de Meidagen van '40 in opdracht van minister Welter naar Londen waren uitgeweken, en die aldaar Welters naaste adviseur was geworden. Vóór de oorlog had hij, zij het dat hij vond dat voor Indië enig perspectief moest worden geopend, van Starkenborgh gestijfd in diens afwijzing van de petitie-Soetardjo" en in

XC'40-'41 was hij, ter bevordering van het behoud van Nederlands overheersende positie in Indië, voorstander geweest van een zekere vorm van aanvaarding van Duitslands leiderschap in Europa en van een politiek van

XCappeasement jegens Japan. Nu bleek hij (hij liet zich niet terzijde schuiven!) wat de positie van Indië betrof, er radicale denkbeelden op na te houden: Nederland moest, meende hij, Indië's recht op onafhankelijkheid erken

XCI Ministerraad: Notulen, 2 sept. 1942. 2 In Indië was Peekema laatstelijk, d.w.z. van '33 tot '37, regeringsgemachtigde voor algemene zaken bij de Volksraad geweest: woordvoerder dus eerst van gouverneur-generaal de Jonge, nadien van gouverneurgeneraal van Starkenborgh.

LONDEN' 42

nen. Hij legde van Maak een nota voor' waarin hij die onafhankelijkheid 'in een niet te ver verwijderde toekomst' het 'logisch eindpunt' noemde van de Nederlandse koloniale politiek. 'Er (is)', schreefhij voorts, daarbij denkend aan het beleid dat de Japanners voerden en wel zouden blijven voeren,

XC'bij de situatie van Indië na de verdrijving van de Japanners een vermoeden ten gunste van de veronderstelling dat men dan te doen zal hebben met een bevolking welke in principe in het bezit moet worden geacht van haar onafhankelijkheid. Reëel is, dat bijkans alle intellectueelontwikkelde Indonesiërs bewust, en een nog veel groter aantal minder ontwikkelden instinctmatig, slechts de onafhankelijkheid beschouwen als de te aanvaarden positie ... Na enige jaren van afscheiding van Nederland zal het Indonesische denken en gevoelen onmogelijk meer tot de oude toestand, die wij legitiem noemen, kunnen terugkeren.'

XCBetekende erkenning van Indië's recht op onafhankelijkheid dat Indië en Nederland geheel uit elkaar zouden gaan? Peekema dacht van niet:

XC'Alle factoren zijn aanwezig om als waarschijnlijk te mogen aannemen, dat ... een in volkomen vrijheid gevormd algemeen Indisch gevoelen in meerderheid de strekking zou hebben, een aanzienlijke mate van cultureel, economisch en staatkundig verband met Nederland weder in te stellen.'

XCHoe dat zij, als 'principe van Indisch beleid' moest, aldus Peekerna, de regering aanvaarden,

XC'dat de basis der legitimiteit in vele opzichten van dubieuze houdbaarheid kan blijken te zijn, en dat het deswege aanbeveling verdient, dit beleid zekerheidshalve te baseren op het enige alternatief: nl. dat er na de oorlog zal zijn een Indisch land en volk in het bezit van soevereiniteit en onafhankelijkheid.'

XCDit 'principe van Indisch beleid' werd door van Mook verworpen. Wel hield deze de onafhankelijkheid van Indonesië op den duur voor onvermijdelijk maar die ontvoogding wenste hij juist te beheersen; hij meende dat Peekema het effect van de Japanse propaganda overschatte, en vreesde dat de regering, als zij begon met Indië's recht op onafhankelijkheid te erkennen, haar greep op de ontwikkeling geheel zou verliezen. In september deed hij zijn ambtgenoten twee lange, grotendeels door hemzelf geschreven nota's toekomen, de erie ('Historisch overzicht van de staat

I Exemplaar in Collectie-van Maak (RvO), bundel I94I-'42.

TWEE NOTA'S OVER INDIË

kundige verhouding tussen Nederland en Nederlands-Indië en de ontwikkeling van laatstgenoemd gebiedsdeel')' naar het verleden kijkend, de andere ('Staatkundige hervorming van het koninkrijk en NederlandsIndië')" naar de toekomst.

XCDe eerste nota, het 'Historisch overzicht', was van speelale betekenis in die passages waarin een beeld gegeven werd van de gedachtenwereld der Indonesiërs in de periode welke aan de Japanse bezetting voorafging. 'In het algemeen', zo heette het,

XC'kan worden geconstateerd dat de voorliefde der Indonesiërs uitgaat naar een politiek, die erkenning van de persoonlijke waarde paart aan beschaafde en ordelijke vormen en dat een politiek van geweld en demagogische volksopruiing vooral voor de meer ontwikkelden weinig aantrekkelijks had'

XCdat sloeg, wat de 'demagogische volksopruiing' betrof, op de actie van Soekarno in de tweede helft van de jaren '20 en het begin van de jaren '30. Inderdaad hadden nadien, maar vooralook door de internerings- en andere dwangmaatregelen van het gouvernement, de Indonesische partijen die op het standpunt van de non-coöperatie stonden, aan kracht ingeboet, maar de door hen als eersten aangeheven leuzen waren blijven leven en dat werd in het 'Historisch overzicht' ook erkend:

XC'Tenslotte kan door alle veranderingen en avonturen heen, slechts worden geconstateerd, dat het verlangen naar een nationaal bestaan, naar een eigen burgerrecht, naar emancipatie algemeen was en is. Noch het Indonesisch volkskarakter, noch de feitelijke verhoudingen leidden ertoe, dat dit zich (zoals in andere landen) uitte in een 'vreemdelingenhaat'. Individueel waren er (en zijn er steeds geweest) uitstekende betrekkingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen, maar de groepen bleven gescheiden en het gevoel van ongelijkwaardige behandeling, van buitensluiting uit de leiding van zaken bij de Indonesiërs bleef een diepere samenhang in de weg staan. Het verlangen naar een eigen naam voor land en volk ('Indonesië' en 'Indonesiërs'), naar een eigen volkslied (Indonesia Raya) en vlag, naar een algemene taal (het Maleis) was meer dan politieke leuze of politiek bindmiddel. En al mocht men erkennen dat een plotseling aan zichzelf overgelaten Indonesië misschien zou uiteenvallen of de prooi worden van machtige naburen, de onafhankelijkheid werd oprecht en krachtig gewenst, omdat men alleen daardoor de gelijkwaardigheid en een zelfstandig volksbestaan meende te kunnen verkrijgen.

XCAlle voormannen van de Indonesische politieke beweging waren en zijn

XC, Tekst: archief AOK, map 'Staatkundige hervormingen Nederlands-Indië 1942~ T945 '. 2

LONDEN' 42

Indonesisch nationalist. De meesten verwierpen daarbij de samenwerking met Nederland en de Nederlanders geenszins, maar wel twijfelden velen of de medewerking van Nederlandse zijde, onder koloniale verhoudingen, welooit ten volle kon worden gegeven.

XCHoe dit alles onder de Japanse bezetting zich verder zalontwikkelen, valt niet te voorzien. Voor de gewone man betekent de Japanse invasie zonder twijfel dat het Nederlands gezag zijn aureool van onaantastbare oppermacht heeft ingeboet. Maar het betekent zeker niet dat het Japanse gezag de plaats van Nederland in het Indonesische gevoel zal innemen. Veeleer is te verwachten dat het tezamen geleden leed een toenadering zal brengen, die door de herinnering aan tezamen verloren goed kan worden versterkt."

XC'Was die laatste veronderstelling reëel? Dat was de vraag. Hoe dat zij, de conclusie van het overzicht was dat de band tussen Nederland en Indië bestendigd kon worden:

XC'In de voortzetting van de samenwerking tussen Nederland en NederlandsIndië, tussen Nederlanders en Indonesiërs, zullen de grondslagen moeten worden gelegd voor een eenheid, die zich tegen' uitwendig gevaar verdedigen kan. Betekent dit verlaging van salarisniveau's, prijsgeving van een zeker perfectionisrne en overbrugging van maatschappelijke verschillen, die aan een aantal Nederlanders-in-de-tropen moeilijk zal vallen, het is een conditio sine qua non voor de voltooiing van het werk dat Nederland in root definitief aanving en voor het tot gelding brengen van de verantwoordelijkheid die op het Nederlandse gezag rustte, sinds het in r8r6 over Indië werd hersteld.'?

XCIn de tweede nota, 'Staatkundige hervorming van het koninkrijk en Nederlands-Indië', werd bepleit dat 'iedere op rasverschil gebaseerde ongelijkwaardigheid' zou verdwijnen, dat er 'in stede van onderschikking' van Indië aan Nederland zou komen 'volledige nevenschikking', dat het Indische deel van het nieuwe koninkrijk als 'Indonesië' zou worden aangeduid, dat Indonesië een eigen ministerie zou krijgen, dat het opperbevelhebberschap bij de gouverneur-generaal zou blijven berusten, dat de Volksraad zou worden omgezet in een parlement met 'stevige Indonesische meerderheid' (welk parlement evenwel niet het recht zou hebben, het ministerie naar huis te zenden), en dat er voor het koninkrijk als geheel 'een voorlopig rijksministerie' zou komen met daarnaast een 'rijksparlement' dat inzake de nieuwe staatsregelingen het

XC, 'Historisch overzicht van de staatkundige verhouding tussen Nederland en Nederlands-Indië en de ontwikkeling van laatstgenoemd gebiedsdeel', P: 23 en 27-28. 2 A.v., p. 40.

TWEE NOTA'S OVER INDIË

laatste woord zou hebben. 'Dit alles kan', aldus de nota, 'niet anders geschieden dan op grond van een staatsnoodrecht, daar de bestaande grondwet en staatsregelingen niet zonder meer kunnen worden toegepast om de wUziging in het constitutionele recht te verwezenlijken.'

XCWat in de tweede nota aanbevolen was, vatte van Mook in een concept-regeringsverklaring samen I: het koninkrijk der Nederlanden zou uit vier gelUkwaardige delen gaan bestaan, er zouden een rijksrninisterie en een rijksparlement komen maar elk van die vier delen zou overigens de eigen 'inwendige aangelegenheden' besturen. 'Wat Nederlands-Indië betreft', zo heette het in de concept-regeringsverklaring,

XC'is daarbij gedacht aan een door de gouverneur-generaal ... uit Indische burgers te benoemen ministerie, hetwelk met hem het algemeen bestuur zal voeren in overeenstemming met en onder verantwoordelijkheid aan een parlement. Dat parlement zal grotendeels kunnen worden verkozen ... al zal een aanvullende benoemingsregeling nog niet kunnen worden gemist, teneinde een passende vertegenwoordiging van minderheden en van georganiseerde maatschappelijke groepen te verkrijgen. Aan de gouverneur-generaal ... zal, voorgelicht door een Raad van Indië, naast het benoemen en ontslaan van ministers, voorbehouden blijven het oplossen van conflictcn tussen het ministerie en het parlement en het benoemen van bovenbedoelde vertegenwoordigers van minderheden en groepen

XCOp 2 oktober '42 zond van Mook zijn concept-regeringsverklaring aan zijn ambtgenoten, op 6 oktober deed hij zijn concept mèt de twee uit september daterende nota's aan de koningin toekomen. 'Gezien 8 oktober I942 W', schreef deze e~op, en: 'Dit alles voor mij bewaren als ik er ooit om vraag' - ze vond de stukken kennelijk niet belangrijk.

XCLovink, secretaris-generaal van Gerbrandy's departement, meende dat van Mooks voorstellen na de oorlog zowel voor Nederland als voor Indië onaanvaardbaar zouden blijken, voor Nederland omdat zij 'te drastisch ingrijpend', voor Indië omdat zij 'teveel gebonden (waren) aan een Westers staatsbestel'." Minister Soejono was van opinie (hij legde die opinie in een nota vast welke hij, evenals van Mook gedaan had, aan al zijn ambtgenoten deed toekomen") dat er in Indië ook bij 'de politiek ongeschoolde massa' maar één wens bestond: 'volkomen baas in eigenJ.beschouwingen nopens enkele der voornaamste aspecten van het vraagstuk der staatkundige positie van Nederlands-Indië na de oorlog' (5 okt. '42)

I Tekst: archief AOK, map 'Staatkundige hervormingen Nederlands-Indië 1942 1945'. 2 A. H. Lovink: 'Aantekeningen' (10 okt. '42) (a.v.). 3 Soejono: 'Nota van

LONDEN '42

huis wezen'; 'de 'los van Holland'-gedachte' leefde, meende hij, niet slechts 'bij enkele uiterst radicale politici', maar was ook 'latent aanwezig ... bij een groter deel der Indonesische samenleving.' 'Men zal', concludeerde hij,

XC'van Nederlandse kant heel ver moeten gaan in het doen van concessies met betrekking tot de status van Nederlands-Indië, wil men verwachten dat hetgeen door Nederland zal worden voorgesteld, ook door de belangrijkste groepen der Indonesiërs vrijwillig zal worden aanvaard; immers, alleen een vrijwillige aanvaarding is waarborg voor een harmonisch samengaan binnen één staatkundig verband.'

XCTen aanzien van van Mooks voorstellen vertrouwde Soejono dat zij 'in hoofdzaak' door de Indonesiërs zouden worden aanvaard 'als basis voor verder overleg' - hij zag de voorstellen dus niet als een eindpunt.

XCHet kabinet begon met aan die voorstellen twee lange vergaderingen te wijden (13 en IS oktober '42). Voor de door van Maak bepleite erkenning van de 'gelijkwaardigheid' van Nederland en Indië (en de Antillen en Suriname) werd wel gevoeld, maar voor zijn 'rijksministerie' en 'rijksparlement' had niemand een goed woord over; Albarda sprak van 'een torenhoge constructie', de tweede sociaal-democraat in het kabinet, dr. J. van den Tempel, minister van sociale zaken, van een 'krachteloze superregering'. Soejono gaf al op de r j de een belangrijke aanvulling op wat hij in zijn nota had gesteld: hij zei dat Nederland het zelfbeschikkingsrecht van Indonesië diende te erkennen. In die eerste vergadering spraken zich daar prompt acht ministers tegen uit: successievelijk van Angeren (mini.ster van justitie), Ya"U Kleffens, van Lidth, Kerstens, dr. G. Bolkestein (minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen), H. van Boeyen (minister van binnenlandse zaken) ('het Indonesische volk is staatkundig nog een kind', zei deze), Michiels en Gerbrandy; van de door van Maak voorgestelde regeringsverklaring verwachtte Gerbrandy

XC'niets dan ongelukken. Het is bovendien een anticiperen op de rijksconferentie. Toch zal er misschien iets moeten gedaan worden. Maar dan slechts een principiële verklaring die onder de loupe zal worden bekeken. Ook dan nog is spreker er bezorgd voor. Wat de vorm betreft, is de meest geschikte, dat ze gegeven wordt in een radiorede van de koningin. Spreker erkent dat het nalaten van iedere verklaring ook zijn bezwaren heeft."

1 Ministerraad: Notulen, 13 okt. [942.

HET KABINETSBERAAD OVER DE 7 DECEMBER-TOESPRAAK

XCIn de tweede vergadering (15 oktober) gaf van Mook toe dat in de regeringsverklaring beter alleen van beginselen gesproken kon worden; het zelfbeschikkingsrecht van Indië wees nu ook hij af. Soejono betoogde vervolgens opnieuw, en uitgebreider nog dan twee dagen eerder, dat Nederland na de oorlog vermoedelijk niets in Indië zou bereiken als het nietjuist dat zelfbeschikkingsrecht erkende; er was nu nog een basis voor samengaan, 'de Indonesiërs zijn als geheel', zei hij,

XC'niet anti-Nederlands; alleen zijn zij pro-Indonesisch Het argument, door minister van Boeyen gebezigd, als zou het Indonesische volk staatkundig nog als een kind zijn te beschouwen, zou naar sprekers stellige mening als een rode lap op een stier werken. Spreker wijst op hetgeen de SDAP in haar koloniale paragraaf heeft verklaard, te weten, dat de partij onvoorwaardelijk het recht van het Indonesische volk erkent om onafhankelijk te zijn. Dit is een uitspraak van een belangrijke partij, waarvan de leden toch zeker rechtgeaarde N ederlanders zij n'

XC- de SDAP had die uitspraak gedaan in I930. Twee leden van de SDAP namen nu, twaalf jaar later, aan het beraad deel: Albarda, Troelstra's opvolger als voorzitter van de Tweede Kamer-fractie van die partij, en van den Tempel die, evenals Albarda, voordat hij in augustus '39 tot het kabinet-de Geer was toegetreden, vele jaren lid van de Tweede Kamer was geweest. Inderdaad, in de koloniale paragraaf uit het beginselprogram van de SDAP was het recht op onafhankelijkheid van het Indonesische volk erkend, maar, zei Albarda, 'dit recht te erkennen, behoeft nog niet te betekenen die onafhankelijkheid te effectueren. Wij moeten bewijs geven dat wij de verlangens verstaan, maar in blijvend rijksverband. Want voor Indië blijft Nederland nodig.'

XC'Blijvend rijksverband ?' Dat nam Gerbrandy niet aan. 'Hij erkent', aldus de weergave van zijn betoog in de kabinetsnotuIen, 'dat na de oorlog Indië het recht moet hebben zelf over eigen lot te beslissen, maar niet zonder Nederland' (anders gezegd: eerst moest Indië weer met Nederland verbonden worden). 'Men mag zich niet losmaken van tijd en historie, al moet erkend worden, dat eenmaal de tijd van uiteengaan zal komen.'!

XCMet dat alles was het punt van de regeringsverklaring waarop vooral van Mook gehamerd had, ietwat uit de aandacht verdwenen. Van Kleffens wees daar op. Men ging er accoord mee dat van Mook een nieuw concept zou opstellen.9

1 A.V., 15 okt. 1942.

LONDEN' 42

XCOver dat concept (van Mook had het de vorm gegeven van een radiotoespraak die de koningin op 7 december '42, de eerste verjaardag van 'Pearl Harbor", zou kunnen uitspreken") werd op 22 oktober door het kabinet beraadslaagd. Er werd in gezegd dat beslissingen pas na de bevrijding zowel van Nederland als van Nederlands-Indië genomen konden worden, maar de koningin zou spreken van

XC'de overtuiging dat het koninkrijk na de oorlog zal worden gebouwd op een grondslag van volledige deelgenootschap, die de voltooiing zal betekenen van hetgeen zich in het verleden reeds heeft ontwikkeld. Ik laat mij hierbij leiden door het besef, dat geen politieke eenheid en verbondenheid op den duur kunnen blijven bestaan, die niet gedragen worden door de vrijwillige aanvaarding en de trouw van de overgrote meerderheid der burgerij'

XC(die laatste zin die, zij het 'op den duur', de deur opende voor een andere status van Nederlands-Indië, was op voorstel van van Kleffens ingevoegd).

XC'Ik weet dat Nederland dieper dan ooit zijn verantwoordelijkheid zal gevoelen voor de verdere emancipatie van het Indonesische volk, en ik ben overtuigd dat de Indonesiërs het langzaam gegroeide deelgenootschap tussen de verschillende volkeren van het koninkrijk aanvaarden als de beste waarborg voor het behoud en de vervulling van hun vrijheid. Ik heb ervaren dat in beide volken de wil en het vermogen tot harmonisch en vrijwillig samengaan aanwezig zijn. Ik heb daarbij een vorm voor ogen waardoor Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao deel zullen hebben, naar de betekenis dier gebieden, in het bestuur van het geheel, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen. In zulk een rijk zal voor verschil van behandeling op grond van ras en landaard geen plaats zijn, doch zullen slechts de bekwaamheid der individuele burgers en de behoeften van de verschillende bevolkingsgroepen bepalend zijn voor het beleid der regering.'

XCIn wezen betekende deze tekst de aanvaarding van de grondgedachten van van Mooks conceptie - dat had Soejono er juist op tegen. Voor de derde maal betoogde hij dat Indonesië het recht moest hebben, tegen een samengaan met Nederland 'neen' te zeggen, 'er dreigt gevaar', zei hij, 'indien de gelegenheid niet wordt gegeven.' Niemand schaarde zich naast

XCI Toen de Japanners hun offensief ontketenden, was het in Londen 7 december '41, in Indië 8 december. De koningin heeft haar toespraak gehouden op zondagavond 6 december '42 toen het in Indië 7 december was. Aangezien de toespraak in de eerste plaats op Indië gericht was, sprak men steeds van 'de 7 december-toespraak'. 2 Tekst: AOK, map 'Toespraak koningin, 7 dec. 1942. Voorbereiding.' 9

HET KABINETSBERAAD OVER DE 7 DECEMBER-TOESPRAAK

hem - Albarda opnieuw niet, en nu ook niet de tweede socialist, van den Tempel, die opmerkte, 'en dit naar aanleiding van het feit dat minister Soejono het program der SDAP van 1930 in het geding heeft gebracht, dat hij ook als sociaal-democratisch minister nooit een stap zou willen doen die de status van het koninkrijk zou benadelen.'

XCAls grondslag voor een door de koningin uit te spreken radiorede werd van Mooks tekst aanvaard (Soejono zat er doodsbleek bij): van Maak zei nog, 'dat hij de tekst der radiorede, eenmaal uitgesproken, ook in de Verenigde Staten (zou) bespreken.' 1

XCDat laatste zinde Gerbrandy niet: zou van Maak niet, als hij de tekst ging 'bespreken', juist zijn denkbeelden aangaande de structuur van het koninkrijk en de structuur van Indië naar voren brengen die in hun gedetailleerdheid afgewezen waren? Nog diezelfde dag (22 oktober) schreef hij van Maak dat, zo al het 'voorlopig standpunt', neergelegd in de radiotoespraak, 'tot op zekere hoogte geconcretiseerd' moest worden, de personen die dat zouden doen, met zorg uitgekozen moesten worden; 'tevens ware te voorkomen', schreef de minister-president, 'dat dergelijke toelichtingen een te officieel karakter dragen of worden teruggevoerd tot raadslieden van de Kroon."

XCVan Mooks concept werd aan de koningin voorgelegd. Haar eerste reactie was zeer terughoudend. Zij deed van Maak een eigenhandig geschreven notitie toekomen, vriendelijk van toon, scherp van inhoud:

XC'Na lezing van uw ontwerp eventuele?? radiorede voor mij, blijf ik bij mijn oordeel dat het belangrijkste punt voor Loudon is de formulering van de motivering waarom er thans geen concrete plannen kunnen worden gemaakt, omdat deze motivering een stap verder gaat dan mijn op dat punt vage vroegere radiorede.' Hierdoor moeten de Amerikanen overtuigd worden dat zij niet mogen aandringen op bepaald omschreven plannen. Dit punt levert geen moeilijkheden voor Nederland op. Ik sprak reeds van vernieuwing ook op staatkundig gebied" hieraan ware wat de gedachte betreft, echter niet wat betreft de redactie

XC1 Ministerraad: Notulen, 22 okt. 1942. 2 Brief, 22 okt. 1942, van Gerbrandy aan van Mook (AOK, map 'Toespraak koningin 7 december 1942. Voorbereiding'). 3 Bedoeld werd: de radiotoespraak van de koningin op 10 mei 1941, waarin zij had gezegd dat de structuur der overzeese gebiedsdelen en hun plaats in het koninkrijk na de oorlog aangepast moesten worden aan de gewijzigde omstandigheden en dat zij dan de 'verlangens en opvattingen der betrokkenen' 'aandachtig (zou) overwegen.' 4 In een radiotoespraak tot bezet Nederland had de koningin in maart '41 gezegd: 'Dat ons staatsbestel met de veranderde omstandigheden en met de ervaringen van de laatste tijd rekening zal moeten houden, is boven elke twijfel verheven', en in oktober '42: 'Wie bevrijding zegt, zegt ook vernieuwing.'

LONDEN '42

toe te voegen dat het vanzelfspreekt dat tezijnertijd de andere gebiedsdelen deze ontwikkeling niet alleen met belangstelling zullen volgen, doch dat deze, ook wat hun zelf betreft, zich daaraan zullen willen spiegelen en dat dus aanpassing bij het min of meer overnemen daarvan aan volksaard en ontwikkeling noodzakelijk zal zijn, En dat mededelingen op dit gebied dus voorbarig zouden zijn. Ik voel zeer goed hoe moeilijk het zal zijn een goede redactie voor Indi'ë te vinden en acht daarom een conferentie met u vóór uw vertrek gewenst. Gaarne zou ik de heer Beelaerts' die zo vriendelijk is mij zijn hulp te verlenen bij de voorbereiding van mijn radioredes, uitnodigen die conferentie bij te wonen opdat hij van u persoonlijk uw denkbeelden kan vernemen, waardoor later onze samenwerking bij het redigeren zal worden vergemakkelijkt."

XCDe notitie kwam er op neer, dat de koningin wenste dat voor haar een goeddeels nieuwe radiotoespraak zou worden opgesteld die niet méér zou inhouden dan dat Indië evenals Nederland na de oorlog zou worden 'vernieuwd'. Zij kreeg geen voet aan de grond. Noch van Maak, noch Gerbrandy, noch van Kleffens waren bereid, een tekst prijs te geven waarin, na zo lange discussies, alle leden van het kabinet behalve Soejono zich hadden kunnen vinden. Er werden in die tekst slechts enkele stylistische wijzigingen aangebracht, het begrip 'vernieuwing' kwam er in te staan, de beperking 'naar de betekenis der gebieden' verdween, er werd uitdrukkelijk verwezen naar de rijksconferentie en er werd (dat was een denkbeeld van van Kleffens) in opgemerkt dat wat als beleidsvoornemens aangekondigd zou worden, 'slechts kan worden uitgewerkt in vrij overleg, waarbij de gebiedsdelen van elkanders denkbeelden zullen willen kennisnemen' - een toevoeging welke geboren was uit bet achterdochtig vermoeden dat van Mook, zonder met de in Nederland levende denkbeelden rekening te houden, in Indië zijn eigen gang zou trachten te gaan.

XCOp 6 december '42, aan de vooravond van de verjaardag van Pearl Harbor, hield de koningin voor Radio Oranje de toespraak die inderdaad, zoals Gerbrandy gesteld had, 'onder de loupe bekeken' was.

XCToen van Mook midden november in Washington arriveerde, had hij

1 Jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, vice-voorzitter van de Raad van State, die de koningin op haar verzoek naar Londen had vergezeld. 2 Notitie, z.d., van koningin Wilhelmina aan van Mook (ARA, Coll.-van Mook, 4).

VAN MOOKS TOELICHTING IN WASHINGTON

de tekst van wat de koningin op 6 december zou zeggen, bij zich. De eerste die hem te lezen kreeg, was Loudon. Deze vond de inhoud veel te mager. Zeker, de aan te kondigen beginselen klonken fraai, maar wat zou er in de praktijk uit voortvloeien? Hij nam aan dat de Amerikaanse pers daar allerlei vragen over zou gaan stellen en het leek. hem aanbevelenswaardig, die vragen te voorkomen, door nog voordat de koningin gesproken had, uiteen te zetten hoe die beginselen toegepast konden worden. Dat was geheel van Mooks opinie. Zij besloten samen dat op zaterdagavond 5 december in de ambassade een persdiner zou plaatsvinden waarvoor omstreeks dertig gezaghebbende Amerikaanse journalisten, een verslaggever van het persbureau Aneta en een vertegenwoordiger van het State Department zouden worden uitgenodigd. Van Mook zou daar het woord voeren. De aanwezigen zouden de tekst van zijn betoog op schrift meekrijgen, evenwel op blanco papier, niet op papier van de ambassade, en er zou "not for publication' boven staan.

XCHet diner vond plaats en van Maak sprak.' Hij zei dat het toekomstig bestuursstelsel van Indië 'probably' zou bestaan uit een parlement, een ministerie en een gouverneur-generaal; dat 'probably' alle controlerechten van regering en parlement in Den Haag zouden verdwijnen; dat het parlement in Batavia' certainly' een grote Indonesische meerderheid zou hebben; dat het Indische kabinet 'probably' benoemd zou worden door de gouverneur-generaal: dat deze 'possibly' veel minder bevoegdheden zou hebben dan tevoren - wel zou hij wellicht optreden (' may act') als arbiter bij conflicten tussen kabinet en parlement; dat Buitenlandse Zaken, Defensie en internationale economische betrekkingen na de oorlog 'probably' behartigd zouden worden door 'the Gooernmeut of the Kingdom', en dat in die regering' representatives of the Netherlands-Indies, Surinam and Curaçao' deel zouden krijgen; dat verwacht mocht worden ('it may be expected') 'that that share for the Netherlands and the Netherlands Indies wil! be of a more or less equivalent nature.'

XCHoewel van Mook zijn uiteenzetting uitdrukkelijk als vertrouwelijk had aangegeven (de Amerikaanse journalisten zwegen er over), beging de verslaggever van Aneta de blunder, die uiteenzetting in een perstelegram op te nemen dat ook naar Londen werd doorgeseind - Gerbrandy had op maandag 7 december de tekst voor zich. Hij was er woedend om. Notabene: hij had er van Mook schriftelijk op gewezen dat eventuele toelichtingen op de toespraak van de koningin niet 'een te officieel karakter' mochten dragen en dat voorkomen moest worden dat die

XC1 Tekst: archief AOK, map 'Toespraak koningin 7 december I942. Voorbereiding'.

LONDEN' 42

toelichtingen 'teruggevoerd (werden) tot raadslieden van de Kroon'! Hij achtte zich door van Maak bedrogen. Zijn eerste impuls was, deze onmiddellijk de laan uit te sturen, maar, zo vertelde hij ons in '56: 'Van Kleffens, Michiels en Pelt' (A. Pelt, chef van de Regeringsvoorlichtingsdienst te Londen) 'bezwoeren mij, dat niet te doen. 'Je hebt wel gelijk', zeiden zij, 'maar als je hem ontslaat, ontneem je in Amerika aan de toespraak van de koningin alle effect. Laat het bij een uitbrander.' Ik ben gezwicht voor die argumenten. Dat spijt mij achteraf. Wat van Maak gedaan had, was zo deloyaal (alle gedachten die hij in Washington ontvouwd had, waren tevoren door het kabinet besproken en verworpen) dat ik hem had moeten heensturen."

XCHet bleef bij een 'uitbrander': een telegram waarin, in gematigde termen overigens, uitdrukking werd gegeven aan de verontwaardiging van het gehele kabinet (Albarda had gezegd dat het 'not fay publication' slechts geïnterpreteerd kon worden als: 'zwijgt het voort"): de laatste zinsnede van het telegram luidde: 'Op vasthouden aan eenmaal door ministerraad met koningin uitgestippelde lijn wordt voor toekomst gerekend." Van Maak wees in zijn verdediging op de noodzaak Amerika gerust te stellen en liet de laatste zinsnede on beantwoord; hij was geenszins van plan, een toezegging te doen in de door Gerbrandy gewenste geest, integendeel: hij beschouwde zich als vrij om zijn eigen denkbeelden te blijven verkondigen.

XCDe nieuwe beginselen die in de toespraak van de koningin tot uitdrukking waren gebracht, werden op twee punten geconcretiseerd: in decemberbesloot het kabinet op voorstel van van Kleffens, Indonesiërs toe te laten tot de buitenlandse dienst, en in januari '43 kwam het kabinet na een lange discussie (waarover de notulen zwijgen) tot de conclusie dat aan van Maak voorgesteld zou worden dat men op de nieuwe muntbiljetten die in Indië ten tijde van de bevrijding in circulatie gebracht zouden worden, niet zou lezen 'de minister van koloniën', maar 'de waarnemend gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, daartoe gemachtigd bij ko1942, van van Kleffens aan van Mook (archief AOK, map 'Toespraak koningin 7 december

'42 , Gerbrandy.v nov. 1956. 2 Van Lidth: 'Dagboek', 8 dec. 1942. 'Telegram 8 de-c.

'IN INDIË BLEEF DE TOESPRAAK ONBEKEND'

ninklijk besluit van ... '1 De naam 'departement van koloniën' werd overigens gehandhaafd en het kabinet voegde in Londen aan de 7 december-toespraak niets meer toe.

XCIn Indië bleef die toespraak vrijwel onbekend, in nationalistisch China werd er met geen woord aan gerefereerd - zi] drong wèl (de koningin had haar voor Radio Oranje uitgesproken) tot bezet Nederland door en hoe daar op de inhoud werd gereageerd, zullen wij in hoofdstuk 7 beschrij ven.

XCHoe was de reactie in het land waarvoor de toespraak in de eerste plaats bedoeld was geweest: de Verenigde Staten?

Amerika en het Nederlands bewind in Indië

XC

XC'Onherstelbare schade', zo had Loudon uit Washington geseind, zouden de belangen van het koninkrijk lijden, als de Nederlandse regering niet tot 'een vastomlijnd ontwerp voor de reconstructie van het koninkrijk' zou besluiten. Inderdaad, terwijl het er naar uitzag dat vooral de Amerikaanse strijdkrachten de Japanners uit Indië zouden moeten verdrijven, stond de Amerikaanse publieke opinie in meerderheid nogal negatief tegenover de voortzetting van het N ederlands bewind in Indië. 'Vrijheid' was de algemene leus, waarbij het eigen verleden van de Verenigde Staten die aan het einde van de achttiende eeuw hun vrijheid op de Britten bevochten hadden, een vooraanstaande rol had gespeeld. B~ het feit dat de Amerikanen in de eerste decennia van de twintigste eeuw in verscheidene Centraal-Amerikaanse republieken marionetten-regimes in het zadel hadden geholpen en gehouden en dat zij, wat de positie van de negers en de Indianen in Amerika betrof, alle reden hadden de hand in eigen boezem te steken, werd niet stilgestaan: het N ederlands bewind in Indië, het Franse in Indo-China en het Britse in Brits-Indië werden door velen gezien als vormen van onderdrukking en exploitatie die uit de tijd waren, en die visie werd in maart en april '42 versterkt toen de Britse onderhandelingen met de Brits-Indische nationalisten op niets uitliepen. De journalist van Bovene, die na zijn aankomst in de Verenigde Staten in New york werkzaam was geweest en daar veel contact had gehad met collega

I Als minister van koloniën werd van Mook bij wetsbesluit D 8 d.d. 2 maart 1943 gemachtigd, voor f lOO mln aan nieuwe bankbiljetten uit te geven; 'hij bezigt daarbij', aldus art. 7 van di.t besluit, 'de titel van waarnemend gouverneur-generaal van Nederlands-Indië.'

LONDEN '42

journalisten, schreef in mei '42, toen hij naar Australië onderweg was, uit San Francisco aan de directeur van Aneta-N ew York en aan Sloternaker, dat hem gebleken was, 'dat vrijwel elke Amerikaan overtuigd is, dat Nederlands-Indië aan zijn bevolking nauwelijks enige perspectieven bood.'l Ook bij een gezaghebbend blad als de New York Times leefden dergelijke denkbeelden. Van Kleffens kreeg dat in februari '42 te horen, toen hij lunchte met de hoofdredactie. 'Op te merken viel', noteerde hij,

XC'een zekere neiging om wel wat te gevoelen voor de onmiddellijke en algehele onafhankelijkheid der Aziatische volkeren na de oorlog; ik ben daar uitvoerig tegen ingegaan, wijzend op derzelver gebrek aan bestuursgaven in de zin van 'good govermnent', en de noodzaak hen te beschermen tegen ingekankerde eigen tekortkomingen als dobbelzucht en nepotisme, weshalve althans in NederlandsIndië een leidende hand voorlopig onontbeerlijk'2

XCEen betoog als dit maakte weinig indruk - daarvoor ging het tezeer in tegen wat in Amerika in brede kringen gedacht werd. Toen van Kleffens vier maanden later opnieuw in New York was, voerde hij een lang gesprek met Slotemaker, die hem er op wees, dat de Amerikaanse 'publieke opinie', aldus van Kleffens in zijn reisverslag, 'ten aanzien van Ned. Indië voor allerlei oplossingen voelt (de een nog gekker dan de ander, en reikend van onafhankelijkheid tot een ederlands mandaat), maar bepaald niet voor terugkeer van Ned. Indië als deel van ons korrinkrij k. '3 Waarschuwingen in die geest werden ook door van der Plas aan van Mook in Londen doorgegeven en in augustus '42 achtte Sitsen, die in Indië hoofd van de afdeling Nijverheid bij Economische Zaken was geweest en in juli samen met Hart en Honig Londen had verlaten, zich verplicht, van Mook 'enkele illustraties' te berichten:

XC'Een Italiaans-Amerikaanse chauffeur, waarmee ik een praatje maak als hij me naar [het vliegveld] La Guardia rijdt: 'Ja, ik ben Amerikaan. Toen ik twee jaar was, hierheen gekomen. Broers zijn in Italië, waren geen 'citizen' en vechten nu." Waar komt u vandaan? Netherlands-East-Indies! I know, dat is immers een rijk'Reisverslag Ver. Staten (juni-augustus 1942)', p. 13 (22 juni 1942). 4 In Mussolini's

1 Brief, 17 mei 1942, van G. A. van Bovene aan de directeuren van Aneta-New York en van het (ARA, MK, M 44, 0 12, o.A). 2 Van Kleffens 'Reisverslag Ver. Staten (jan=maart 1942)', p. 33 (13 febr. 1942). 3 A.v.:

DE AMERIKAANSE PUBLIEKE OPINIE

land. Je boort een gat in een boom en dan loopt er zomaar rubber uit. I wonder if after the war you'll come back there!'

XCEen Hollands-Amerikaan, violist in de [New York 1 Phi/harmony, leeft een-endertig jaren in Amerika. 'U moet eens weten hoe in ons orkest gesproken wordt over de roof die Holland rijk heeft gemaakt. [n Netherlands-East-Indies hebben ze de mensen daar uitgemoord om hun hun grond en jewelry te ontnemen. Toen cle Hollanders daar kwamen, zijn de Indians (!) hun in witte kleren' (groepen in BaliP) 'vriendschappelijk tegemoet getreden, maar de Hollanders hebben ze allen neergeschoten. Geen wonder dat ze nu met de Hollanders niet hebben willen meevechten !'

XCIk heb deze man verteld hoe wij in Nederlands-Indië zijn gekomen als handelaren, contraeten sloten met vorsten etc., doch dat sinds 1900 hard gewerkt werd aan een ware democratie! 'Waarom wordt dat niet gepubliceerd? ... Ik heb in Holland alleen de lagere school gevolgd', zei hij, 'en weet dus niets van Indië."

XC'Mijn eigen zienswijze', voegde Sitsen hieraan toe,

XC'is dat van een uitgesproken mening weinig te bespeuren is. Men zoekt. Alleen over één zaak is men het m.i. eens. Democracy moet overal gebracht worden! 'Lmperialism' is even erg als' Nazism', Het merkwaardige echter is ... dat in allerlei dagbladartikelen een Amerikaans imperialisrne om de hoek komt kijken."

XCUiteraard werd wat men 'de positieve aspecten' van het Neeierlands bewind in Indië kan noemen, in de van het Netherlands Information Bureau uitgaande publicaries onderstreept en hetzelfde deed van der Plas en deden ook anderen die op tal van plaatsen in de Verenigde Staten toespraken hielelen, maar dat alles zette niet veel zoden aan de dijk.

XCDat laatste bleek, toen begin september '42 in Washington een internationaal studentencongres werd gehouden waaraan delegaties van 42 landen deelnamen. President Roosevelt sprak het congres toe, zijn echtgenote Eleanor trad als voorzitster op. Dit congres, waaraan ook één Nedcrlandse student (een luitenant van de vliegeropleiding) deelnam, eindigde met een gemeenschappelijke verklaring waarin in beginsel op onafhankelijkheid van alle koloniale gebieden werd aangedrongen - een verklaring welke door de student in overleg met van der Plas en Abdoelkadir werd mede-ondertekend, want, aldus van der Plas aan van Maak", 'een onthouding zou zeer veel meer schade gedaan hebben dan de

XC, Brief' ct aug. 194.2, van P. H. \V Sitsen aan van Mook (ARA, Coll.-van Maak, .2). 2 Van der Plas: 'Verslag van het Internationale Stuclentencongres, .2-5 september 194.2, te Washington' (z.d.), p. 3 (a.v., Coll.-van cler Plas, 5 b).

LONDEN' 42

handtekening van een Nederlandse student onder een soortgelijke 'verklaring'doet."

XCBelangrijker dan de studentenconferentie was een door het internationale Institute if Pacific Relations belegde ronde tafel-conferentie welke op 4 december '42 (twee dagen dus voor de toespraak van koningin Wilhelmina) geopend werd in een hotel in het Canadese vakantie-oord Mont Tremblant en die tien dagen duurde.

XCHet genoemde Institute was in '25 opgericht, had een gezaghebbend tijdschrift, Pacific Affairs, en diverse studies gepubliceerd en in de jaren '25-' 39 zeven internationale conferenties georganiseerd. Aan de Mont Tremblant-conferentie werd deelgenomen door delegaties welke de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, Nationalistisch China, de Philippijnen en Nederland vrrtegenwoordigden - ook waren ballingen uit Thailand, Frans-Indo-China en Korea aanwezig. De algemene teneur van de meeste voordrachten richtte zich tegen een voortzetting van de koloniale verhoudingen - vooral de Australische delegatie, waarin de toon werd aangegeven door enkele vakbondsleiders (aan wie de staking van de Indonesische zeelieden waartoe het in Australië was gekomen, niet onbekend was), sprak zich daar fel tegen uit. Dat het opheffen van die verhoudingen niet altijd even eenvoudig zou zijn, bleek overigens toen de Moslems die deel uitmaakten van de Brits-Indische delegatie, overhoop kwamen te liggen met de Hindoes. Dat droeg er toe bij dat de slotresolutie van de conferentie betrekkelijk gematigd was-: er werd niet op een onmiddellijk verlenen van onafhankelijkheid aangedrongen, wel op 'equal partnership', welnu:

1 'Luitenant Woltjer', zo schreef van der Plas voorts, 'is in wat hij over Indië heeft gezegd, niet altijd gelukkig geweest. Hij heeft het sprookje dat de Indonesiër voor twee-en-een-halve cent per dag volledig gevoed kan worden (met alle vitaminen!) herhaald en ook verteld, dat men bij de Chinees voor zeven-en-een-halve cent biefstuk, gebakken aardappelen en sla kon krijgen. De gepubliceerde rapporten van het Instituut voor Volksvoeding hebben aangetoond hoe onhoudbaar dit verhaal is.' (a.v., p. 2 Tot die gematigdheid had bijgedragen dat, toen in een van de secties, waarin werd vergaderd, een jeugdige Amerikaan de zijns inziens uit het kolonialisme voortvloeiende discriminatie had bestreden, een van de afgevaardigden van Brits-Indië, Zafrullah het volgende had verteld: hij had vóór zijn vertrek naar Mant Tremblant in zijn paleis te Karatsji een afscheidsreceptie gegeven voor Amerikaanse officieren en daarvoor ook de neger-officieren uitgenodigd - die waren evenwel door de andere Amerikanen in hun kraag gegrepen en buiten de deur gezet. 'Na deze woorden', aldus later het Nederlandse lid van de betrokken sectie, 'leek het erop alsof een bom was ingeslagen.' (c. Giebel: 1946) (1976), p. 19)

100 [PDF]
CONFERENTIE IN MONT TREMBLANT

was dat niet in de 7 december-toespraak gezegd? De Nederlandse delegatie keerde met een tevreden gevoel uit Mont Tremblant terug.

XCWat de Amerikaanse regering betrof, had de Nederlandse in de eerste plaats te maken met president Roosevelt en met het State Department, waar Cordell Hull, de Secretary of State, een groot voorstander was van de trusteeship-gedachte en Sumner Welles, de Undersecretary of State, eigenlijk nog verder wilde gaan.

XCDe president had in '41 en in de eerste maanden van '42 enkele publieke uitspraken gedaan waarover men zich van Nederlandse zijde zorgen kon maken. 'We believe', had hij in maart '4I op een persconferentie gezegd, 'that any nationality, no matter how small, has the inherent right to its own nationhood', I en eind februari '42 in een radiotoespraak dat het Atlantisch Handvest (daarin hadden Roosevelt en Churchill o.m. verklaard: 'They respect the right of all peoples to choose the form of government under which they will live') 'not only applies to the parts of the world that border on the Atlantic, but to the whole world'?

XCWat Nederlands-Indië aanging, drong Roosevelt er in '41 herhaaldelijk bij de Nederlandse gezant op aan dat Nederland snel en systematisch op de onafhankelijkheid van Indië zou toewerken en dat als eerste stap in die richting Java, aldus later Loudon, een 'soort Dominion' zou worden.' Wel deed de president, die veel waardering koesterde voor de kordaatheid van koningin Wilhelmina, zijn best de koningin gerust te stellen (begin april '42, een maand na de algemene capitulatie van het Knil, schreef hij haar: 'the Netherlands East Indies must be restored - and something within me tells me they Wil!,4), maar in zijn hart was hij er van overtuigd dat van een ongewijzigd herstel van het Nederlands gezag geen sprake zou zijn.

XCDiezelfde overtuiging werd binnen het State Department versterkt toen daar in april de rapporten arriveerden van de uit Indië geëvacueerde Amerikaanse consulaire ambtenaren - rapporten welke zij in AustraliëJ.

1 Aangehaald in Robert McMahon: 1945-1949 (I98I), p. 54. 2 A.v., p. 55. 'Ge tuige A. Loudon, dl. VIII c, p. 9I3. 4 dl. II (1949), p. 13 0 5.

101 [PDF]
LONDEN' 42

hadden geschreven o.m. in antwoord op de hun door het State Department voorgelegde vraag of de Indonesiërs vrijwillig met de Japanners zouden samenwerken. Dat werd door de meeste consulaire ambtenaren inderdaad verwacht, 'perhaps chiefly jar the reason', aldus een hunner, 'that Netherlands colonial policy has never sought effectively to incorporate the native into the Netherlands body politic' de Amerikaanse consul-generaal te Batavia, Walter A. Foote, rapporteerde dat 'the white race lost face whick wil! be most difficult fa regain', en voegde daaraan toe dat 'many native leaders' hem hadden gezegd dat het hun verlangen was, 'fa become a part oj the possessions oj the United States."

XCKoren op de molen van diegenen die een ongewijzigde voortzetting van het Nederlands bewind voor onwaarschijnlijk, ja voor ongewenst hielden! Sumner Welles ging het verst, toen hij eind mei in een toespraak (dat was de tekst die Loudon zo alarmeerde) zei:

XC'Our Fietory must bring in its train liberty for all peoples. The age of imperialism is ended. The right of all peoples to their freedom must be recognized, as the civilized tuorid Imlg since recognized the rights of an individual to his personal freedom. The principles of the Atlantic Charter 1I111s1 be guaranteed to the world - in all oceans and continents,'?

XCDat Roosevelt er begin juli en begin augustus in zijn persoonlijke gesprekken met koningin Wilhelmina op aandrong, spoed te betrachten met de ontvoogding van Indië, vermeldden wij reeds. Alle reden is er om aan te nemen dat haar verdediging van het Nederlands beleid hem niet overtuigde. Omstreeks de tijd van zijn tweede gesprek zei hij aan een hoge Britse vertegenwoordiger te Washington dat hij niet dacht dat de Nederlanders, 'paar dears' (typerende woorden!), Indië zouden terugkrijgen, het moest veeleer onder beheer geplaatst worden van een internationaal lichaam waarin dan ook Nederland zou zijn vertegenwoordigd.? Dat laatste denkbeeld werd in diezelfde maand door het Postwar Foreign Policy Advisory Committee van het State Department, waarin Sumner Welles een belangrijke rol speelde, officieel aanvaard.

XCI Aangehaald in Akira lrije: POIVerand Culture. The japanese-American War, 1941-1945 (1981), p. 78. 'Aangehaald in MacMahon: Colonialism and Cold War, p, 55. 3 Brief, 6 aug. 1942, van Sir Ronald Campbell aan het Foreign Office, aangehaald in Chr. Thorne: Allies of a kind. The United States, Britain and the war against japan 1941-1945 (1978), p.218.

102 [PDF]
DENKBEELDEN VAN ROOSEVELT EN SUMNER WELLES

Onjuist zou het zijn het zo voor te stellen alsof de Amerikaanse autoriteiten en de Amerikaanse publieke opinie zich in de tweede helft van '42 intensief met het vraagstuk van Indië's toekomst bezig hebben gehouden. Het was de oorlog zelf die in de eerste plaats aandacht vroeg: in en bij Europa de Duitse veldtocht in de Sowjet-Unie, Montgornery's overwinningen in Noord-Afrika en de Geallieerde landingen in Frans-Marokko en Frans-Algerië, in de Pacific de hevige strijd op Guadalcanal en op Australisch-Nieuw-Guinea. Voorzover er in de Verenigde Staten kritiek was op het koloniaal beleid van Europese regeringen, richtte deze zich in die tijd trouwens vooral op de Britse regering die in augustus '42 in Brits-Indië Gandhi en alle overige leidende figuren van de COl1grcss-partij liet interneren en die het hoofd moest laren bieden aan massale stakingen. Voor het feit dat bij de onderhandelingen met de Brits-Indische nationalisten verklaard was dat na de oorlog het zelfbeschikkingsrecht van Brits-Indië erkend zou worden, oogstte de Britse regering geen blijvende waardering - dat zulk een verklaring in de 7 december-toespraak van koningin Wilhelmina ontbrak, werd slechts door een minderheid van de omstreeks 400 in de Verenigde Staten verschijnende dagbladen afgekeurd; mèt Secretary of State Cordell Huil die op een persconferentie zei dat de in de toespraak vervatte voorstellen' showed good statesmansh ip, good practical sense and humanitarianism in el/ery respect", oordeelden de meeste bladen, ca. 300, gunstig over hetgeen de koningin had verklaard: zij zagen die verklaring als een stap in de goede richting.

XCZouden op die eerste stap nieuwe volgen? Dat viel na de discussies welke zich in oktober '42 in de ministerraad hadden afgespeeld en vooral ook na de kritiek die op van Mooks toelichting bij de 7 decembertoespraak was geuit, nauwelijks te verwachten. Trouwens, de noodzaak van nieuwe stappen werd niet beseft - de in meerderheid positieve weerklank welke de toespraak in de Amerikaanse pers had gevonden, versterkte de zelfgenoegzaamheid in regeringskring. Bovendien: zou de Amerikaanse regering op een nog verder gaande wijziging in de verhouding tussen Nederland en Indië gaan aandringen, dan was er de Britse die steun aan het volledig herstel van het Nederlands gezag had toegezegd.

XCTegen die achtergrond werd nagelaten, aan de Amerikaanse publieke opinie nieuwe impulsen te geven. Trouwens, van diegenen die zich in '42 beijverd hadden om die publieke opinie te beïnvloeden, verdwenen

XCI Brief, I7 dec. 1942, van A. Loudon aan van Kleffens (AOK, map '7 december 1942-toespraak koningin. Reacties'). 10

103 [PDF]
LONDEN' 42

de belangrijksten uit de Verenigde Staten. Van Maak keerde naar Londen terug om er de wetsbesluiten voor te bereiden die hij in het kader van het herstel van het Nederlands gezag nodig achtte (wetsbesluiten waarvan hij besefte dat het moeite zou kosten ze door het kabinet aanvaard te krijgen) - van der Plas had toen de Verenigde Staten al verlaten. Hij was in september '42 door van Maak benoemd tot lid van de NederlandsIndische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland en tevens, als opvolger van van Hoogstraten, tot haar voorzitter. Begin december kwam hij in Brisbane aan, vanwaar hij spoedig naar Melbourne, de zetel van de Commissie, doorreisde - totdat van Maak tijdens diens grote reis, waarvan wij de etappen in het vorig hoofdstuk memoreerden, eind februari '44 in Australië aankwam, zou hij ter plaatse bijna vijftien maanden lang de eerst-verantwoordelijke zijn voor al het werk dat door

104 [PDF]

Hoofdstuk 3: De Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland

XC

XCToen van der Plas begin december '42 uit Amerika in Australië arriveerde, was hij in dat land het enig aanwezige lid van de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland (wij zullen in dit hoofdstuk verder van 'de Commissie' spreken). Van Hoogstraten, Smits en Loekman Djajadiningrat waren door van Mook naar de Verenigde Staten gezonden, de eerste twee om er te helpen bij het oplossen van tal van financiële en economische kwesties (van Hoogstraten bracht ook een bezoek aan Londen), de laatste om er als Indonesisch lid te fungeren van de Commissie voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao. Smits keerde in april '43 naar Australië terug en hem volgden drie maanden later van Hoogstraten en Djajadiningrat. De gezondheid van die laatste liet veel te wensen over en onze indruk is dan ook dat hij slechts in geringe mate aan de werkzaamheden van de Commissie deelnam. Bijna alle arbeid werd van december '42 af eerst door van der Plas alléén verricht, later door van der Plas en Smits, vervolgens door van der Plas, Smits en van Hoogstraten.

XCDrie totaal verschillende naturen! Over van der Plas, begaafd maar niet zonder grilligheid, schreven wij reeds - nu, Smits was allerminst grillig. Hij was onkreukbaar en een zorgvuldig financier, 'Hollands degelijk en zwaar op de hand', aldus dr, Honig, die begin '44 uit Amerika in Australië was aangekomen'; leidinggevend werk op bestuursgebied had Smits in Indië nooit te verrichten gekregen - hij liet zich door van Hoogstraten, die als directeur Economische Zaken grote verantwoordelijkheden had gedragen, ietwat domineren.

XCVan Hoogstraten, die in '22 op vier-en-twintigjarige leeftijd in Indië was aangekomen en daar, alvorens bij Economische Zaken te worden geplaatst, elf jaar werkzaam was geweest op het centrale punt van het gehele Nederlandse bestuursapparaat: de Algemene Secretarie, was bekwaam, energiek, charmant, eerzuchtig en niet vrij van de neiging om, oorlog of geen oorlog, zijn eigen bestaan zo geriefelijk mogelijk in te richten. Toen hij na zijn terugkeer in Australië op vrij grote voet bleef

XC1 Getuige P. Honig, Enq., dl. III c, p. 779.

105 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

leven, gingen daar althans onder Indische evacué's allerlei geruchten de ronde doen dat hij malversaties zou hebben gepleegd. Naoorlogs onderzoek toonde aan dat die geruchten van alle grond ontbloot waren ' - dat zij van Hoogstratens naam en daardoor ook die van de Commissie geschaad hebben, spreekt vanzelf.

XCDrie totaal verschillende naturen dus. Dr. Honig heeft er in '49 jegens de Enquêtecommissie het duidelijkst over gesproken":

XC'Men kreeg de meest merkwaardige combinatie, wanneer men de heren Smits, van der Plas en van Hoogstraten naast elkaar plaatste, en men moest zich dan afvragen, hoe het mogelijk is dat een dergelijk trio bij elkaar gekomen is ... De heer Smits, denkend in traditionele lijnen, niet houdend van vreemdigheid en waardering hebbend voor een solide levenswandel ... Hierbij kwam de fantasierijke van der Plas; deze had weinig begrip voor de financiële eonsequenties van zijn grillige beslissingen ... De heer van Hoogstraten ... is hoogst begaafd en enigszins neigend tot wat shou/ voor zichzelf. Hij genoot eigenlijk van dit vreemde, chaotische oorlogsspel en hij kon de prima d017l'Ia van der Plas niet verdragen. Ook de heer Smits, die hem af en toe kritiseerde om zijn joligheid, mocht hij niet."

XCVan der Plas op zijn beurt had geen affiniteit met Smits en koesterde jegens van Hoogstraten een nauwelijks bedwongen wrok.

XCGeen ideale verhoudingen dus. Maar het was oorlog en er waren taken te verrichten. Die werden verdeeld en ze met een vrij kleine staf uitvoerend (in het eerste kwartaal '44 stonden in totaal vijf-en-zeventig personen op de salarislijst van de Commissie) liep men elkaar zo weinig mogelijk voor de voeten - formele Commissievergaderingen vonden, zoals al in hoofdstuk I vermeld, niet plaats.

Financiële en economische zaken

XC

XCWij willen beginnen met de financiën van de Commissie of, ruimer geformuleerd, de financiën van alle instanties buiten Indië die specifiek

XC1 Het onderzoek is op van Hoogstratens verzoek in '47 ingesteld door een regeringsaccountant, J. E. Spinosa Cattela. Jegens de Enquêtecommissie noemde deze de 'verhalen' die over van Hoogstraten de ronde hadden gedaan, 'eenvoudig onzinnig.' (a.v., p. 538) 2 Getuige P. Honig, a.v., p. 779-80. 3 Mr. van Hoogstraten beeft ons in januari '86 doen weten dat bij voor van der Plas, bij alle kritiek die hij op hem had (daar schreven wij alover in hoofdstuk I), in sommige opzichten waardering koesterde en wel degelijk syrnpathie voor Smits had.

106 [PDF]
FINANCIËLE ASPECTEN

Indische belangen behartigden. De Commissie is op 31 juli '44, toen in Australië een Raad van departementshoofden was gaan fungeren, opgeheven - in verscheidene paragrafen van dit hoofdstuk zullen wij ook gegevens opnemen die op de periode na 31 juli '44 betrekking hebben. Wel was toen de structuur aan de top gewij zigd maar veel van het door de Commissie begonnen werk ging normaal door.

XCActiva waren er, toen Indië gevallen was, genoeg: de goudreserve van de Javase Bank die een waarde had van ca. f 380 mln, was in veiligheid gebracht en in de Verenigde Staten en Canada leverden de verkopen van het daar gereedliggende en door Indië al betaalde oorlogsmaterieel en de annulering van eveneens al geheel of gedeeltelijk betaalde bestellingen die nog in bewerking waren, grote bedragen op. Bovendien beschikten de Javase Bank en het Nederlands-Indisch Deviezenfonds in maart '42 in Londen over een saldo van ca. f 100 mln. De Indische gouvernementsactiva optellend (het goud van de Javase Bank behoorde daar niet toe) kwam van Mook in de herfst van '43 tot een totaal van f 470 mln. Dat zag er uit als een aanzienlijke reserve, maar die indruk achtte hij bedriegelijk: in Nederland was vóór de Duitse invasie bijna f 300 mln aan Indisch schatkistpapier geplaatst (kortlopende leningen dus die afgelost moesten worden) en er werden in bezet Nederland Indische pensioenen alsmede salarissen aan Indische verlofgangers uit de Nederlandse schatkist voorgeschoten welke de Indische na de oorlog zo spoedig mogelijk zou moeten terugbetalen. Ook viel te voorzien dat alleen al de economische wederopbouw van Indië zeer grote bedragen zou vergen. Van Mook drong derhalve herhaaldelijk zowel bij de Commissie in Australië als bij de Nederlands-Indische instanties in de Verenigde Staten op zuinigheid aan. Hij voerde in die tijd van Londen uit een sterk progressieve korting in op de Indische salarissen en pensioenen.' Die korting gold ook voor Australië maar in wat daar op financieel gebied gebeurde, had hij in Londen (of in Amerika) maar weinig inzicht.

XCKrachtens haar in september' 42 opgestelde instructie diende de Commissie in een bepaald jaar in april en oktober een begroting op te stellen, respectievelijk voor de tweede helft van dat jaar en voor de eerste van het volgende, maar aan die bepaling werd niet de hand gehouden. De begroting voor het eerste halfjaar '43 had in oktober '42, die voor het tweede halfjaar '43 in april '43 opgesteld moeten zijn - uit Melbourne10

I 'Het enige (maar dan ook zeer felle) protest kwam', schreef hij na de oorlog, 'van oud-minister Welter die in Engeland naast zij» ministerswachtgeld een Indisch pensioen genoot.' (van Maak: (1949), p. 65)

107 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

ontving van Mook de eerste, bovendien nog onvolledige, cijfers pas in september '43. Het ontbrak daar Smits niet aan goede wil maar deze kreeg onvoldoende gegevens om tot verantwoorde schattingen te komen. Nog gebrekkiger waren de gegevens inzake de bedragen die, al of niet met overschrijding van de begrotingscijfers, uitgegeven waren. Pas drie jaar na de -oorlog heeft de Generale Thesaurie te Batavia van die uitgaven in Australië, alsmede van de inkomsten, een overzicht kunnen opstellen.'

XCBlijkens dat overzicht dan is door de Commissie (en later door van Mook en zijn Raad van departementshoofden) in totaal tot I september '45 ruim ca. f 77,5 mln uitgegeven, daarvan evenwel bijna f 41 mln in laatstgenoemd jaar. Het leeuwendeel van die bedragen was uitgegeven ten behoeve van de Koninklijke Marine en het Knil: in totaal ruim f 64 mln. De begrotingsinkomsten (hoofdzakelijk, naar wi] vermoeden, afdrachten van inkomstenbelasting) van de Commissie en van van Mook en zijn Raad van departementshoofden beliepen in totaal tot I september '45 ca. f 0,5 mln. Daar kwam bij dat de Commissie, haar werkzaamheden aanvangend, kon beschikken over ruim 1,3 mln Australische ponden oftewel in Nederlandse valuta (het Australische pond had een koers van f 6,06) ruim f 7,8 mln. Rest een tekort van bijria f 70 mln. Dat heeft geen probleem gevormd: het Londense departement van koloniën heeft van maart '42 af in totaal een bedrag van (omgerekend) ruim f 50 mln naar Australië gezonden en van de Amerikaanse regering werd een bedrag van (omgerekend) ruim f 35 mln ontvangen: de nominale waarde van het nieuwe Nederlands-Indische geld (muntbiljetten, uitgegeven door 'de waarnemend gouverneur-generaal van Nederlands-Indië') dat aan de Amerikaanse strijdkrachten zou worden uitgereikt,"

XCEr was aan Nederlands-Indische kant in Australië (men houde in het oog dat Indië in financieelopzicht een zelfstandige rechtspersoon was) dus geld genoeg.

XCZo ook in de militaire sector.

XCOpvarenden van de marine ontvingen in Australië de tropenbezoldiging plus een duurtetoeslag, een waltoelage (als zij aan de wal waren) en een gevarentoelage en die wedde werd ook uitgekeerd aan, aldus van der Plas, 'de mensen die' (op het marinehoofdkwartier) 'volmaakt veilig in Melbourne in een heerlijk klimaat zaten." De toelagen welke de marine betaalde, waren overigens lager dan die van het Knil dat als basis de naar verhouding hoge tropenbezoldiging kende - een luitenant-ter-zee-vlieger tweede klas van de Marineluchtvaartdienst die bij het i Bth. squadron (de Mitchells) was ingedeeld, kreeg een maandelijkse gevarentoelage van f IS0, een legerofficier bij het squadron die precies dezelfde gevaren doorstond, kreeg er een van f 405. Wie bij het Knil diende, was dus in financieelopzicht beter af. Een Knil-soldaat, Europeaan of inheemse (het in Indië geldend verschil in soldij werd midden '43 opgeheven), ontving per week (omgerekend) f 5,25 geen groot bedrag, maar een Australische soldaat moest het in Australië stellen met (omgerekend) f 2,10. Bovendien vonden binnen het Knil zoveel rangsverhogingen plaats dat er maar weinig soldaten overbleven - de meeste Knil-militairen hadden de rang van sergeant of een nog hogere rarig" 'en dan konden de wedden snel stijgen. Van Eechoud, uit de jungle op Nederlands-Nieuw-Guinea opgehaald, werd in Australië eerste luitenant en kreeg prompt een maandwedde van f I 070, 'precies zoveel als een Australische generaal-majoor",J.

1 Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1359. 2 Dit kan als normaal beschouwd worden voor diegenen die bij de Militaire. Luchtvaart een vliegende functie had den. 3 Getuige P. K. van Eechoud, dl. VIII c, p. 703.

109 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

zei hij (en die Australiër moest veel meer belasting betalen dan de Nederlander). Zo kreeg ook een sergeant van het Knil hetzelfde salaris als een kapitein van het Australische leger.

XCHet gevolg was dat veel Nederlanders uitgesproken ruim in hun geldmiddelen zaten. Wie zuinig leefde, kon aanzienlijke bedragen opzijleggen (een kolonel van het Knil becijferde in '44 dat hij, als de oorlog nog een jaar zou duren, ca. f 30 000 zou hebben bijeengespaard-) - velen hadden evenwel generlei behoefte aan zuinigheid. Levensmiddelen waren in Australië niet duur; men kon er in een goed restaurant een lunch krijgen voor (omgerekend) f 1,50 en een diner voor f 1,80 en hield dus, als men dat wilde, veel geld over waarmee men een vriendin kon onderhouden of dat besteed kon worden voor zaken die schaars en dus duur waren: goede woonruimte en sterke drank bijvoorbeeld. 'Wanneer men', aldus later een employé van de KLM die in Australië kapitein in het Knil was geweest, 'in een hotel kwam en men zag een tafel met wijn en likeuren, dan kon men er zeker van zijn dat er Hollanders bij waren." 'De Dutch Club', aldus van Eechoud, 'was de rijkst voorziene club van Melbourne" (en mocht, evenals alle hotels die diners serveerden, voortgaan alcoholische dranken te serveren op het uur waarop alle Australische pubs dichtgingen); ook was het een Nederlander die, aldus van der Plas, in een Australisch dagblad een advertentie plaatste om in het overbevolkte Brisbane een appartement te huren, 'price no consideration'," Trouwens in Melbourne en elders waren, zo berichtte in ' 5 I (wellicht ietwat gechargeerd) een Australiër die werkzaam was geweest bij de Netherlands Indies Government Information Service, de Nigis, aan de Enquêtecommissie, 'all the most expensive and most commodious fiats in the best neighbourhoods occupied by Dutch people,"

XCDaar kwam bij dat, toen in Australië de benzinetoewijzingen verlaagd werden en een autovrije zondag werd ingevoerd, talrijke Nederlandse dienstauto's druk bleven rondrijden, ook op autovrije dagen. Daaronder waren de auto's van de leden van de Commissie: Amerikaanse Packards, die naar Indië onderweg waren geweest en waarvan nu het nummerbord 'Nederlands-Indië I', 'Nederlands-Indië z' en 'Nederlands-Indië 3' luidde."J.J

1 Huidige waarde (1986) misschien het tienvoud. 2 Getuige G. A. de Stoppelaar, dl, III c, p. 815. 3 Getuige P. K. van Eechoud, a.v., dl, VIIl c, p. 704. 'Ge tuige van der Plas, a.v., p. 1359. 5 Brief, 17 jan. 1950, van W. Preger aan de Enquêtecommissie, punt k, nagekomen stukken. 6 Getuige P. K. van Eechoud, a.v., dl. VIII c , p. 705.

110 [PDF]
RUIME GELDMIDDELEN

XC'Wanneer wij zagen', aldus dr. Honig, 'dat de heer Evatt' (de Australische minister van External Affairs),

XC'met een autootje met een gascarburator rondreed en een van onze mensen in een prachtige auto met chauffeur, dan was dat voor de Australische hoogarnbrelijke fIguren, van wie het leven vrij sober is, wat bevreemdend. Van MacArthur hadden ze dit nog kunnen tolereren"

XCeen belangrijke toevoeging! Want het moge waar zijn dat veel Nederlanders zich ruim konden bewegen, voor de Amerikaanse militairen (een Amerikaanse soldaat kreeg omgerekend per week f 12S) gold dit in nog hogere mate. Dat wekte bij de Australiërs jaloezie op. Ten aanzien van de Amerikanen stond daar evenwel tegenover dat zij, zo werd gemeend, door hun interventie Australië hadden beschermd tegen een Japanse landing en dat in elk geval het verdere behoud van Australië afhankelijk was van de Amerikaanse oorlogsinspanning - ten aanzien van de Nederlanders stond er maar heel weinig tegenover; hen beschouwde men, aldus weer van Eechoud, 'als bannelingen, als uit hun land verdrevenen. Ik heb er veelopmerkingen over gehoord."

XCOok in de Tweede Wereldoorlog waren er in elk oorlogvoerend land groepen die ruim in hun middelen zaten. Royaliteit, zelfs excessieve, en aan losbandigheid grenzende uitbundigheid konden aanvaard worden van militairen die met verlof waren en wisten dat zij, van dat verlof teruggekeerd, weer hun leven op het spel moesten zetten, maar werd zulk een gedrag door anderen tentoongespreid, dan wekte dat aanstoot. Ten aanzien van de Nederlanders was die aanstoot zo sterk dat van der Plas, in januari '43 bij de Prime Minister van Nieuw-Zeeland op bezoek, er door deze onmiddellijk over werd onderhouden. Effect had dit verwijt niet: de geldende regelingen werden niet gewijzigd.

XCHet kwam alles tezamen Nederlands naam in Australië niet ten goede.

XCWij komen nu tot een belangrijke vorm van werkzaamheid van deJ.

1 Getuige P. Honig, a.v., dl. III c, p. 782. 2 Getuige P. K. van Eechoud, a.v., dl. VIl! c, p. 704.

111 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

Commissie: de annulering van gesloten contraeten en de afhandeling van voor Nederlands-Indië bestemde, in Australië gestrande ladingen.

XCWat het eerste betreft: het Knil had in Australië machinerieën besteld voor een nieuwe munitiefabriek - dat contract werd geannuleerd. Zo waren er meer.

XCWat het tweede aangaat: er lagen in Australië ten tijde van de algemene capitulatie van het Knil dertig schepen met voor Indië bestemde goederen. Van Mook wist daar een regeling voor te treffen: met het dreigement dat de ladingen, voorzover uit Amerika afkomstig, daarheen teruggezonden zouden worden, bereikte hij dat de Commissie verlof kreeg, alle ladingen te verkopen. Er was genoeg vraag naar: de Australische regering en vooral MacArthurs hoofdkwartier konden veel gebruiken. Het betrof hier ca. 12000 totaal verschillende partijen goederen; er waren wapens bij zoals stenguns en mijnen, andere goederen die militair van belang waren zoals zoeklichten en motorfietsen, maar ook hoeveelheden levensmiddelen - één schip was er dat in hoofdzaak een lading cement aan boord had. Voor elk van de dertig schepen werd een verantwoording gemaakt die post voor post aangaf wat met de betrokken partij was geschied. Al dat werk vond plaats onder leiding van Smits die er een kleine staf van in het bedrijfsleven ervaren krachten voor aantrok. Hij had ook veel contact met de Netherlands Purchasing Commission in Amerika, met de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie in Londen en met haar vertegenwoordiging in Brits-Indië, want ook in die drie landen lagen in maart '42 schepen die voor Indië goederen aan boord hadden; voor de meeste daarvan vonden de genoemde instanties kopers. Eind '44 (latere cijfers hebben wij niet) was de opbrengst in Amerika (omgerekend) f 141 mln en in Engeland en Brits-Indië telkens ca. f 3,5 mln - het provenu (de opbrengst minus de kosten) was in Australië tot I september '45 f 5,7 mln, Het spreekt vanzelf dat goederen die bij de naoorlogse wederopbouw van Indië goed gebruikt konden worden, niet aan buitenlandse afnemers verkocht werden - de Commissie (resp. de Raad van departementshoofden) kocht ze zelf, eind '44 tot een totale waarde van (omgerekend) ca. f 13,5 mln. Het betrof hier in hoofdzaak textielgoederen.

XCVoor die wederopbouw van Indië werd nog veel meer gekocht - daar zullen wij in hoofdstuk 7 ('De terugkeer voorbereid') over schrijven. Hier willen wij slechts opmerken dat bij de Commissie en de andere Nederlands-Indische en Nederlandse autoriteiten in Australië uiteraard de belangen van Nederlands-Indië centraal stonden. Overigens was het, wat de te verwachten naoorlogse noden in Indië betrof, buitengewoon hin

112 [PDF]
VERKOOP VAN LADINGEN

derlijk dat in '42, '43 en de eerste maanden van '44 nauwelijks berichten ontvangen werden die een duidelijk beeld gaven van wat zich op economisch gebied in Indië afspeelde en van wat daar na de bevrijding nodig zou Zijn.

Weinig berichten uit Indië

XC

XCTerwijl de regering in Londen van meet af aan regelmatig berichten kreeg over gebeurtenissen en toestanden in bezet Nederland (een stroom, in ,40 nog vrij smal, die evenwel nadien van jaar tot jaar breder werd), ontvingen de Nederlandse autoriteiten in Australië en op Ceylon maar heel weinig berichten uit of over Indië.

XCIn Londen werd van mei '40 af elk woord dat Radio Hilversum uitzond, opgevangen en in dagelijkse luisterrapporten verwerkt; legale Nederlandse dagbladen en periodieken bereikten de regering via Lissabon en Stockholm van de herfst van '40 af, illegale bladen en brochures van april '42 af; een groeiend aantal geheime agenten kon van augustus '40 af militaire inlichtingen doorseinen - militaire zowel als civiele inlichtingen werden voorts aanvankelijk via Stockholm, later via Genève doorgegeven door inlichtingengroepen welker werkzaamheden van de lente van '43 af belangrijke steun kregen van het eind '42 in Londen opgerichte Bureau Inlichtingen. Voorts kwamen in totaal ca. zestienhonderd Engelandvaarders in Groot-Brittannië aan, naar schatting tweehonderd door de Noordzee over te steken, ca. veertienhonderd door eerst naar Zweden of naar Spanje en Portugal te trekken. Waren er in '40, '41 en '42 nog tal van lacunes in het beeld van bezet Nederland dat men zich in Londen kon vormen, van de lente van '43 af ontstond een situatie waarbij de regering en haar organen omtrent alle belangrijke ontwikkelingen in bezet gebied betrouwbare, veelalook prompte inlichtingen ontvingen. Het werk van de uitgezonden geheime agenten en van de inlichtingengroepen is daarbij van kardinale betekenis geweest.

XCZoals uit hoofdstuk 4 zal blijken, heeft het van Ceylon uit op Sumatra ondernomen geheime werk slechts van midden '45 af enig succes gehad en van Australië uit is men er de gehele bezetting door niet in geslaagd, uit Java, Borneo of Celebes van geheime agenten inlichtingen van betekenis te krijgen - alleen in het oostelijkste deel van de Grote Oost heeft het intelligence-werk enige bescheiden successen opgeleverd. Dagbladen en periodieken zijn slechts bij één gelegenheid uit Indië entvan

113 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

gen' - wèl werden van april' 44 af in de gebieden die door MacArthurs strijdkrachten waren bevrijd, enkele Japanse stukken aangetroffen. Van belang was ook dat in die gebieden meer dan duizend romcesja's (geronselde arbeiders) en heiho's (hulpsoldaten) werden aangetroffen, die grotendeels van Java afkomstig waren. Ook gingen in de oorlog Geallieerde strijdkrachten er soms toe over, de bemanning van inheemse prauwen te dwingen mee te varen hetzij naar Ceylon, hetzij naar Australië, en in de oostelijke gebieden van de Grote Oost waren er in '44 of '45 soms prauwbemanningen die eigener beweging naar Geallieerd gebied zeilden. Veel meer dan wat lokale inlichtingen konden al die opvarenden van Indonesische scheepjes niet verstrekken.

XCZo was er, de gehele oorlog door, slechts één inlichtingenbron die, als zij met succes was aangeboord, dagelijks enige steun had kunnen geven: de Japanse radio-uitzendingen. In hoofdstuk I wezen wij er evenwel al op dat die uitzendingen in april en mei '42 in Australië nauwelijks konden worden gevolgd. Het opvangen vond toen plaats in Melbourne. Het was werk van de Australian Broadcasting Corporation en geschiedde, voorzover het Nederlands-Indië betrof, in samenwerking met de Monitoring Service, de Luisterdienst, van Quispels Netherlands-Indies Government Information Service, de Nigis. Op Java gaf, zoals in het vorige deel vermeld, het Japans militair bestuur zich speciale moeite om (met inschakeling o.m. van enkele Nederlandse journalisten en Geallieerde krijgsgevangenen) dagelijks teksten uit te zenden die speciaal voor Australië bestemd waren - dat had in '42 en in de eerste maand en van' 43 geen enkel effect. 'Het blijft', zo rapporteerde de Nigis middenjuli '42, 'met de ontvangst van de voor ons zo belangrijke zender Batavia ... treurig gesteld. Ten gevolge van atmosferische storingen ontgingen ons enige door de Japanners in Indië uitgevaardigde verordeningen geheeJ.2 Van andere werden slechts brokstukken ontvangen." De ontvangst blééf slecht (midden oktober '42 bijvoorbeeld was van de uitzendingen van de zender Batavia '86 % in het geheel niet verstaanbaar'") van april '43 af verbeterde de situatie doordat

I NI. begin '45, toen de eigenaar van een inheemse prauw, die naar Australië moest meevaren, een aantal nummers van op Borneo, Celebes en Java verschenen Indone sische dagbladen alsmede zeven exemplaren van het op Java uitkomend maandblad ('Nieuw Java') bij zich bleek te hebben. 2 Die verordeningen golden slechts op Java. Wellicht moet men dus uit de gebruikte formulering ('in Indië uitgevaardigde verordeningen') afleiden dat de er in juli '42 nog geen denkbeeld van had dat Indië bestuurlijk in drieën was gedeeld. Korte tijd later was dat in elk geval wèl bekend. 'Overzicht luisterrapporten 6-13 juli 1942'. , A.v., '11-18 oktober 1942'.

114 [PDF]
DE RADIO-UITZENDINGEN UIT INDIË

de Australian Broadcasting Corporation toen op aandrang van de Commissie een luisterpost geplaatst had in Broome, dichter bij Java dus (zie kaart II op pag. 17), die de door Bandoeng gerelayeerde uitzendingen van Radio Djakarta redelijk goed opving. Inderdaad zijn de monitoring reports van mei '43 af rijker van inhoud geworden - volledig werden ze nimmer.' Daartoe droeg bij dat, vreemd genoeg, in Australië ook in '45 niet naar de avonduitzendingen van de Japanse zenders op Java geluisterd werd, terwijl de Japanse autoriteiten juist daarin de meeste berichten lieten opnemen.

XCWelke inlichtingen kreeg men van personen die korte of lange tijd in Japans gebied hadden vertoefd?

XCWij kunnen daar het volgende overzicht van geven.

XCDe eersten die van Java ontsnapten, waren van der Star, Stokhuyzen en kapitein van der Veen. Wij weten dat van der Veen een uitgebreid rapport schreefwaarin hij, zoals al weergegeven, o.m. vermeldde, vernomen te hebben dat zich bezuiden Garoet en bij Buitenzorg guerrillastrijders bevonden, en wij vermoeden dat ook Stokhuyzen een rapport heeft opgesteld, maar alleen omtrent de mededelingen van van der Star is een stuk bewaard gebleven"; daarin staat o.m. over de Nederlanders en Indische Nederlanders : 'Moreel was zeer goed en vertoonde na vier maanden bezetting geen inzinking'; over de Chinezen: 'Over het algemeen waren de Chinezen fel anti-Japans. Daar de Chinezen een nauw contact hadden met de Indonesiërs, werd deze stemming hierop overgedragen'; over de Indonesiërs: 'Terwijl de Indonesiër in het begin in een afwachtende, zenuwachtige stemming verkeerde, zwaaide dat direct om in een anti-Japans gevoel toen zij zagen hoe de Japanner zich gedroeg. De grote werkloosheid ... en de lijfstraffen in het openbaar werkten de Japanse propaganda sterk tegen.' Mededelingen van van der Star (en

XC1 Behalve de Japanse zenders op Java werden ook Japanse zenders elders afgeluisterd. Het Australische Department of Information stelde elke week een overzicht samen van de opgevangen berichten. Die overzichten zijn voor de periode mei-december '44 bewaard gebleven: rapporten van tien tot vijftien pagina's, waarvan evenwel niet meer dan één of anderhalve pagina aan Nederlands-Indië is gewijd, hoofdzakelijk met propagandistische berichten in het economische vlak. 2 ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXIII, 57-I.

115 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

wellicht ook van Stokhuyzen en van der Veen) deden een correspondent van het Aneta-kantoor in Brisbane een stap verder gaan toen hij begin oktober '42 aan de pers in de Geallieerde wereld een bericht doorgaf waarin stond: 'My informants expressed the conviction that the natives would welcome Allied forces u/hen these arrive to drive the invaders from the Indies.' I Eind november '42 werd in de Indische Oceaan een Duitse blokkadebreker, de 'Ramses', die, van Japan naar West-Europa onderweg, in november Tandjong Priok had aangedaan, onderschept door de Nederlandse kruiser 'Jacob van Heemskerck' en een Australische kruiser. De gezagvoerder van de 'Ramses' bracht zijn schip tot zinken - de opvarenden gingen in de boten. Zij werden opgepikt en naar Australië overgebracht waar zij door Nefis I (de door kapitein Spoor geleide inlichtingenafdeling) verhoord werden - de meeste Duitsers weigerden inlichtingen te geven, maar de Duitse gezagvoerder en enkele Deense, Noorse en Finse opvarenden (de Noren waren de bemanning geweest van een door de 'Ramses' aangehouden Noors schip) deden dat wel en het gevolg was dat midden december uit Melbourne als 'eerste resultaten' van de verhoren (over de latere beschikken wij niet) aan van Mook geseind werd,

XC'dat Europese vrouwen en kinderen in Batavia grote mate van vrijheid genieten en er goed gekleed en gevoed uitzien. Het door hen bewoonde deel van de stad is omgeven met prikkeldraad en inheemse wachtposten te hunner bescherming. Europese families waarvan de man thuis is, wonen buiten deze concentraties'

XCkennelijk was aan de opvarenden van de 'Ramses' niet bekend (althans: zij berichtten dit niet) dat op Java, afgezien nog van de krijgsgevangenen, vrijwel alle Nederlandse mannen waren geïnterneerd.

XC'Het leven heeft een normaal aanzien. In de stad werden Europese vrouwen dikwijls winkelend op de fiets gezien, Zij beschikken blijkbaar over geldmiddelen

XC. De prijzen zijn normaal"

XCin werkelijkheid verkeerden vele Europese vrouwen in financiële moeilijkheden en waren de prijzen aanzienlijk gestegen. Niet geheel juiste inlichtingen dus.

XCDe volgende van wie inlichtingen werden verkregen, was de Menadonese Knil-militair H. D. Pitoi, die op Java enkele maanden in een krijgsgevangenkamp bij Bandoeng opgesloten was geweest en als heiho

XCI Aneta-bericht, 3 okt. 1942 (a.v., Call-van der Plas, B 3). 2 Telegram, 16 dec. 1942, van van Haagstraten en van Aerssen aan van Maak (a.v.,MK, M 180, A 8 I).

116 [PDF]
MEDEDELINGEN VAN ONTSNAPTEN

op Guadalcanal de Amerikaanse linies had bereikt. Zijn mededelingen leidden begin januari '43 tot een telegram aan van Mook waaruit wij citeren:

XC'Burgers geïnterneerd ... Verhouding Hollanders onderling en ook met Menadonezen uitstekend, met Ambonnezen ongunstig.' javarien" allen losgelaten. Houding [inheemse] bevolking onderdanig en passief. Voedselsituatie [krijgsgevangenen]kampen zeer slecht ... Maaltijden ... juist voldoende om in leven te blijven ... Medische verzorging praktisch onmogelijk wegens gebrek aan medicijnen. Behandeling slecht, veelvuldige mishandelingen. In maart drie Europeanen die tijdens fourageren pakjes van echtgenoten ontvingen, in het openbaar doodgestoken door bajonetsteken in de buik.' Schoppen en slaan zijn normale tuchtmiddelen ... Kleding na maart niet aangevoerd, zodat in lompen en op blote voeten. Op last Japanners alle rangverschil en distinctieven opgeheven." Voertaal Japans, bij niet begrijpen schoppen en slaan."

XCBehalve 'burgers geïnterneerd' (dat gold op Java slechts voor de Nederlanders, behoudens de Nippon-werkers, niet voor de meeste Indische Nederlanders) stond in dit telegram niets over het lot der burgers of over de reacties der Indonesiërs - als heiho had Pitoi in Tandjong Priok slechts enkele dagen een, aldus het verslag van zijn ondervraging, 'vluchtige aanraking' gehad met Indonesiërs; datzelfde verslag vermeldde evenwel dat er volgens hem 'nog zeer vele pro-Hollandse Javanen zijn, maar toen eenmaal de Japanners de baas waren, lieten ze de Hollanders in de steek en waarschijnlijk uit vrees zochten zij in de gunst van de Japanners te komen."

XCDe eerste die na van der Star, Stokhuyzen en van der Veen in Australië een meer uitvoerig beeld kon geven van de toestanden en gebeurtenissen op Java, was de Knil-sergeant-majoor H. J. de Haas, die er, zoals in ons vorige deel beschreven, eind september '42 in was geslaagd om samen met de douane-ambtenaar C. D. Schlette, de jazzdrummer J. C. Buxton en de Menadonese ex-marechaussees Danus en Mongan Oost-Java te verlaten - zij gingen na een gevaarlijke en moeilijke tocht op 13 december

1 In werkelijkheid hadden op Java de meeste Ambonnezen zich pro-Nederlands getoond, terwijl dat voor een deel van de Menadonezen niet gold. 2 D.w.z. Javaanse Knil-militairen (behalve de officieren). 'Dit sloeg op een van de twee executiege vallen die zich, met een andere achtergrond overigens, op 22 april '42 in karnpen bij Bandoeng hadden voorgedaan. 4 Deze maatregel was na enige maanden door de Japanners ingetrokken. 5 Telegram, 4jan. I943, van van Hoogstraten en van Aerssen aan van Maak (ARA, MK, M 180, A 8 I). 6 'Verslag ondervraging H. D. Pitoi' (29 dec. I942), p. 9 (a.v.).

117 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

bij een missiepost in noordwest-Australië aan land. Buxton bleef daar in Darwin, de Haas en de drie anderen werden op 7 januari '43 naar Melbourne overgevlogen, waar zij in eerste instantie door Nefis I voor mogelijke Japanse agenten werden gehouden - pas na weken was men overtuigd dat er voor dat vermoeden geen aanleiding was.

XCWat de twee Menadonezen en Schlette in hun ondervragingen hebben verklaard, is ons niet bekend - wij beschikken slechts over gegevens met betrekking tot Buxton en de Haas.

XCBuxton kon mededelen dat er in Semarang een Chinese verzetsgroep bestond en dat er voorts een gepensioneerde onderluitenant van het Knil, Korff, en de vroegere commissaris van politie W. Haccou een illegale groep hadden gevormd waarvan Indische Nederlanders deel uitmaakten; die mededeling was juist, behoudens dan dat de groep van Korff een van de V-groepen was, die hoofdzakelijk uit inheemse ex-Knil-militairen bestonden (al die groepen werden begin '43 door de Kenpeitai opgerold); onj uist waren Buxtons mededelingen over Soekarno: deze' well-known Communist agitator' (aldus de weinig deskundige Nifis-ondervrager) zou in juni of juli '42 tot gouverneur van West-Java zijn benoemd, in augustus zijn gearresteerd en kort nadien zijn ontsnapt.'

XCUitvoeriger waren de mededelingen van de Haas die van maart tot eind september '42 over Java had getrokken, wist dat de krijgsgevangenen het er moeilijk hadden, vage berichten had opgepikt over guerrillatroepen, mishandelende Japanners had zien optreden, een duidelijk beeld had gekregen van het moeilijke bestaan van Nederlanders en Indische Nederlanders, en pijnlijk getroffen was door het feit dat zoveel Indonesiërs onder de bekoring waren gekomen van de Japanse propaganda en dat de inheemse politie tegen Nederlanders en Indische Nederlanders honds optrad; ook had hij eind juni '42 in Bandoeng in een dagblad gelezen dat alle Nederlandse mannen geïnterneerd zouden worden en dat de Japanners overwogen, aan de Nederlandse vrouwen en kinderen 'de nodige bescherming te bieden' (dat bericht had hij bij zich gestoken), en hij had tenslotte op Oost-Java gehoord dat in Kesilir, bij Java's uiterste zuidoost-punt, een interneringskamp voor mannen in opbouw was.

XCEr zijn met betrekking tot de Haas vier stukken bewaard gebleven: een kopie van enkele 'eigenhandige aantekeningen uit (zijn) verslag' d.d. I9 januari '43 2, het in het Engels opgestelde verslag van zijn ondervragingen d.d. 22 januari', 'enkele aantekeningen' (vermoedelijk van Nefis I)

XC1 'Interrogation J. c. Buxton', 22-23 jan. 1943 (a.v.). 2 A.v., Alg. Seer., Eerste Zending, XXIII, 56-I. 3 A.v., MK, M 180, A 8 I.

118 [PDF]
MEDEDELINGEN VAN ONTSNAPTEN

d.d. 25 januari 'naar aanleiding van het verslag van zijn ondervragingen", en (van Nefis I) een 'verslag van de vergel\jking van gegevens en indrukken van de sergeant-majoor Knil de Haas met de kapitein van der Veen', eveneens d.d. 25 januari." Al deze stukken zijn in Melbourne opgesteld.

XCIn het eerste stuk gaf de Haas vage berichten weer over 'vrije troepen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger op Java', die zich bij Semarang en op West-Java zouden bevinden; bij Sernarang waren z\j ongewapend maar op West-Java was sprake van 'gewapende troepen (Nederlanders en Australiërs), w.o .. vele officieren De bevolking voorziet deze troepen van voedsel.' In het tweede stuk, het in het Engels gestelde verslag van zijn ondervragingen, stond daar niets over, maar hierin klaagde hij over het gedrag van de inheemse politiefunctionarissen ('pro-japanese, disgracefully rude and insolent, particularly toward Europeans'), gaf hij o.m. weer wat hij van de krijgsgevangenenkampen en van de Europese mannen in Kesilir wist (' there are said to be many thousands') en schetste hij een beeld van de houding van Europeanen, Chinezen en inheemsen. Over de Europeanen berichtte hij o.m. dat eind september '42 alleen in Batavia en Magelang 'beschermde wijken' zouden worden ingericht, over de Chinezen dat zi] allen 'rather anti-native' en dat de meesten hunner 'pro-Dutch' waren, over de inheemsen dat in steden en dessa's de meesten een grote onverschilligheid aan de dag legden, dat de inheemse bestuurders 'on the iohole loyal to the Dutch' waren en dat' a number of native intellectuals' met de Japanners gemene zaak had gemaakt - vooral Soekarno had dat gedaan. Het derde stuk, de 'enkele aantekeningen', was curieus omdat de samensteller zijn best deed, alle mededelingen van de Haas die op animositeit van inheemsen jegens Europeanen wezen, te devalueren. 'Hij', zo heette het, 'die een-en-twintigjaar in het kleine kringetje der beroepssoldaten leefde, kent de maatschappij niet. Hij wordt sterk gedreven door het Indo-complex en haat de Inlander omdat de Europeaan van zijn voetstuk viel en de Inlander het nu beter heeft'. Vandaar ook de confrontatie van de Haas met kapitein van der Veen. Blijkens het vierde stuk: het verslag van die confrontatie, werd de Haas door van der Veen op een belangrijk punt in het gel\jk gesteld: de Haas had óók bericht dat het feit dat de Europeanen, gouverneur-generaal van Starkenborgh incluis, in Indië gebleven waren, op de Indonesiërs geen indruk had gemaakt en van der Veen gaf toe, 'geen enkele aan wijzing te hebben dat er van enige waardering door de inheemse gemeenschap wordt blijk gegeven.'

XC1 A.V., Alg. Seer., Eerste Zending, XXIII, 56-I. 2 A.v.

119 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

XCDat de berichten van de Haas, hoe vaag ook, over de aanwezigheid van guerrillatroepen op West-Java bij Egerton Matt en Quéré de behoefte versterkten, geheime agenten op Java te infiltreren, spreekt vanzelf; zij gingen daarbij aan het gegeven inzake Kesilir bijzondere betekenis toekennen: daar zouden zich immers 'vele duizenden' Europese mannen bevinden; verondersteld werd dat men een aantal hunner zou kunnen bewegen, naar Australië te ontsnappen.

XCNa de mededelingen van de Haas en de zijnen verliepen meer dan zes maanden voordat weer een rapport over Java werd ontvangen: magere mededelingen van een Duitse matroos, wiens blokkadebreker begin maart '43 tot zinken was gebracht maar die in augustus '42 van Tandjong Priok uit één dag Batavia had kunnen bezoeken; hij had er kunnen spreken met uit hun internering bevrijde Duitsers en 'volgens hen', aldus Furstners staf (die door de Britse Admiralty was ingelicht) aan van Maak, 'werden de zich in gevangenschap bevindende Nederlanders en andere gevangenen zeer slecht behandeld ... De inlandse bevolking scheen over de van de Japanners ondervonden behandeling zeer ontevreden."

XCDan werden begin november '43 aan van Mooks departement door het Britse War Office mededelingen gezonden van vier Japanse krijgsgevangenen die op Java krijgsgevangenen van het Knil aan het werk hadden gezien - zij hadden niets van belang kunnen berichten.

XCWèl van belang leek wat in januari '44 bericht werd door vier uit de Oostelijke Molukken afkomstige Indonesiërs", door zeven krijgsgevangenen (van onbekende nationaliteit) en door één Javaan en één Madoerees die door een Geallieerd oorlogsschip van een Japans vissersvaartuig waren gehaald. Van der Plas seinde begin februari uit Australië aan van Maak dat de Japanners 'in oosthelft Archipel''barbaars' optraden en dat de gevolgen daarvan niet waren uitgebleven: 'bevolking ... ziet reikhalzend uit naar bevrijding' (die laatste bijzonderheid werd door van Maak

I Bericht, juli 1943, van Putstriers staf aan van Mook (a.v., MK, M r80, A 8 I). 2 Dit waren bewoners van een klein eiland, ca. 300 km ten zuidoosten van Ambon, die, toen daar de bemanning van een Amerikaanse bommenwerper die een noodlanding had gemaakI, door een werd opgehaald, naar Australië waren meegegaan.

120 [PDF]
M EDE D E Lr N GEN V A N B E V R IJ DEN

onmiddellijk aan de koningin doorgegeven). Over Java berichtte van der Plas dat de Japanners daar een 'uiterst straf bewind' voerden, dat de 'economische toestand veel ernstiger is dan vermoed' ('kleding is vrijwel niet te krijgen ... de armoede is ontstellend'), dat 'beïnvloeding jeugd' door de Japanners 'op den duur waarschijnlijk' was en dat er sprake was van 'waardering voor het feit dat de Japanners systematisch Indonesiërs opleiden tot verantwoordelijke ambten ... en voor het ontbreken van rassenwaan."

XCEen maand later, in februari '44, kwamen de eerste berichten over Ambon binnen, verstrekt door twee van de Aroe-eilanden afkomstige inheemsen die een jaar in dienst van de Japanners hadden gevaren en naar een Australische post op N ederlands-Nieuw-Guinea waren ontkomen. Zij waren niet zelf op Ambon geweest maar hadden contact gehad met opvarenden van schepen die van dat eiland afkomstig waren - informatie uit de tweede hand dus. Er deugde dan ook niet veel van. De geïnterneerden (zij waren in '43 naar Zuid-Celebes gebracht) zouden op Ambon uitermate slecht behandeld worden ('de sterfte onder hen is zeer groet'), ook de Knil-krijgsgevangenen (allen in '42 naar Hainan bij China verplaatst) werden slecht behandeld, de Australische krijgsgevangenen daarentegen (onder geen groep krijgsgevangenen is de sterfte groter geweest) 'genieten een vrij behoorlijke behandeling."

XCMeer gegevens kwamen ter beschikking toen van april '44 af op de noordkust van Nederlands-Nieuw-Guinea en op het eiland Biak van Java afkomstige romcesja's en heiho's werden bevrijd (daar werd ook een exemplaar gevonden van het in februari '44 door de Kenpeitai opgestelde rapport over het verzet op Java, dat wij in hoofdstuk 6 van ons vorige deel behandelden). Al die bevrijde Indonesiërs werden persoon voor persoon of in kleine groepen door Nederlandse bestuursambtenaren of door officieren van Ne.fis I ondervraagd - hetzelfde geschiedde, zoals al vermeld, met opvarenden van inheemse prauwen. Er zijn aldus in totaal gegevens verworven van enkele honderden Indonesiërs. Dat de romcesja's en de heiho's door de Japanners slecht waren behandeld, was evident, maar wat konden zij berichten over de toestanden in de archipel en de opvattingen der Indonesiërs? Niet zo heel veel en onze indruk is bovendien dat menigeen hunner de neiging had, zijn ondervragers naar de mond te praten. Zo vernam de verbindingsofficier van het Knil bij

1 Telegram, 2 febr. 1944, van van der Plas aan van Mook (ARA, MK, M 105, A 9-B). 2 Rapport, 8 febr. 1944, van de assistent-resident te Merauke (a.v., Coll.-van der Plas, BIl).

121 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

MacArthurs hoofdkwartier in Brisbane in april' 44 dat de eerste drie-entachtig Javaanse romcesja's die op Nieuw-Cuinca waren bevrijd, allen 'pro-Hollands' waren. I In juni wist van der Plas met betrekking tot Java te berichten: 'Most informants thought that everyone, especially the Indonesian administrators, would turn against the japanese when they got an opportunity'; men verlangde naar de terugkeer van de Nederlanders : 'In the environs of Malang, Bangil? and Kediri prayers are said in the mosques for the restoration of the Dutch administration." In juli rapporteerde Nefis I, dat een Menadonese ex-Knil-militair die een tijdlang bediende was geweest in de club van de Kenpeitai te Soerabaja, van Javaanse hei/w's vernomen had dat Soekarno en Hatta 'universally hated' waren (' the javanese simply do not want these people'),' in september trok Nefis I uit de mededelingen van negen op Biak bevrijde Javanen de conclusie, dat 'everybody wanted a return to pre-Lllar conditions'S, en in december werd bericht ontvangen dat een opvarende van een U-Boot die op 6 oktober '44 in de Javazee door de Nederlandse onderzeeboot 'Zwaardvis' tot zinken was gebracht, in krijgsgevangenschap verklaard had, te geloven dat' der iibergrosse Teil' van de inheemse bevolking op Java wenste dat het Nederlands bewind zou terugkeren."

XCWij erkennen: onze gegevens zijn onvolledig. Zo is van de ondervragingsrapporten maar een klein deel bewaardgebleven. Anderzijds zien wij niet in waarom de stukken die wèl bewaardgebleven zijn en die wij in het voorafgaande weergaven, niet representatief zouden zijn voor de verkregen gegevens. Voor het feit dat deze een scheefgetrokken beeld opleverden, is er een belangrijke getuige in de persoon van van Mook die in 1949 in zijn terugblik Indonesië, Nederland en de wereld met betrekking tot Java en Sumatra schreef:J.

1 M. R. Sandberg: 'Dagboek', p. 46 (Iq. 2 Een plaats halverwege Soerabaja en Malang. 3 Van der Plas: (16 juni 1944) (ARA, Coll.-van der Plas, B II). 4 IS juli 1944 (IC, 61 889). 5 A.v.: 283-293', IS sept. 1944 (a.v., 60 949). 6 Aangehaald in van der Plas: (23 dec. 1944), p. I (ARA, Coll.-van der Plas, BII).

122 [PDF]
EEN 'SCHEEFGETROKKEN' BEELD

XC'(Wij) waren voor deze hoofdeilanden en een groot stuk van het centrale gebied van de archipel uitsluitend aangewezen op het uitluisteren van Japanse radioberichten en enkele toevallige getuigenissen van mensen die hier of daar met een prauw of van een eiland waren opgepikt en die als regel geen gegevens van enig algemeen belang konden verschaffen.

XCAldus verkregen wij een beeld dat niet volledig en in zijn verhoudingen niet juist kon zijn. Het werd nog meer scheefgetrokken door de tegenstelling tussen het oosten van de archipel en Java, omdat wij uit dat oosten weI over een toenemend aantal directe waarnemingen konden beschikken en uit menselijke zwakheid geneigd waren, die gegevens sterker te generaliseren dan de uiteenlopende toestanden in de archipel toelieten.' 1

XCZo was het. De Japanse radio-uitzendingen (op die van '45 komen wij nog terug) werden onvolledig opgevangen; wat in Indië werd gepubliceerd, bleef vrijwelonbekend; geen enkele Europeaan wist na september '42 van een van de hoofdeilanden te ontsnappen; over Java kreeg men pas van april '44 af weer enige berichten van Indonesiërs, simpele lieden, die overigens lang tevoren van Java waren weggevoerd; geen enkele geheime agent kon zich (behalve op Sumatra van midden '45 af) op de hoofdeilanden handhaven; en geen enkele inlichtingengroep was daar werkzaam welker rapporten gegevens hadden kunnen bevatten omtrent de opvattingen in leidende Indonesische kringen. Pover, pijnlijk pover was wat men in Australië en op Ceylon van Indië wist en de 'menselijke zwakheid', waar van Mook over schrijft en die er toe leidde dat de schaarse beschikbare gegevens gegeneraliseerd werden, kan, dunkt ons, duidelijker aangegeven worden: hier speelde het vasthouden aan wensvoorstellingen een rol. Bij sommigen was dat de wensvoorstelling dat in een bevrijd Indië in wezen alles bij het oude zou blijven, bij van Mook en van der Plas de wensvoorstelling dat Nederland geroepen was, in Indië een in eerste instantie door Nederlanders geleid model-gemenebest te doen ontstaan dat op volledige rassengelijkheid zou zijn gebaseerd.

XCDie laatste wensvoorstelling werd oprecht gekoesterd - zij bepaalde de geest waarin vooral van Mook en van der Plas de bestuursfunctionarissen die als eersten weer in bevrijd Indië zouden optreden (de officieren van de Netherlands-Indies Civil Administration oftewel de Nica) gevormd wilden zien. Maar hoe stond het in Australië met de Indonesiërs die daar waren beland? Hoe werden de Indonesische opvarenden van Nederlandse schepen (d.w.z. diegenen die in april '42 niet in staking waren gegaan) behandeld? Werden zij en andere Indonesiërs allen door hun N eder

XC1 Van Maak: Indonesië, Nederland en de u/ereld, p. 74. 12

123 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

landse en Indisch-Nederlandse rijksgenoten conform de strekking van de 7 december-toespraak van de koningin inderdaad als gelijken behandeld?

De Indonesiërs in Australië

XC

XCWij hebben in hoofdstuk I vermeld dat kort voor en na de val van Indië omstreeks tweeduizend Indonesische zeelieden op diverse schepen, hoofdzakelijk schepen van de KPM, in Australische havens aankwamen, dat die zeelieden zich ontheemd voelden, dat zij, mede onder invloed van Australische vakbondsleiders, gelijke behandeling met de andere opvarenden eisten en dat het, toen hun eisen waren afgewezen, begin april '42 tot grote stakingen kwam, waarna bijna zevenhonderd stakers via diverse gevangenissen in het interneringskamp Cowra werden opgesloten. Ruim dertienhonderd Indonesische zeelieden bleven dus varen en hier kwamen nog enkele honderden bij die zich aan boord bevonden van schepen die niet in februari of maart' 42 Australië hadden bereikt. Tussen de reizen van hun schepen door waren zij, soms geruime tijd, in Australische havenplaatsener was daar behoefte aan centra die hun enige gezelligheid konden bieden. Die centra, de Roernah's Indonesia (Indonesische Tehuizen) werden door de zorgen van de Commissie in Melbourne, Sydney en Brisbane opgericht.

XCDie zeelieden waren in Australië niet de enige Indonesiërs. Twee kleine groepen bleken zich in en bij Mackay te bevinden, benoorden Brisbane (zie kaart II op pag. I7) - Javaanse arbeiders die kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog mèt hun gezinnen voor een tijdelijk verblijf in Australië waren toegelaten waar zij een spoorweg moesten aanleggen. Dan waren er Indonesische schepelingen aan boord van de eenheden van de Koninklijke Marine die in Australië aankwamen, en Indonesische militairen in de twee eerder vermelde compagnieën van het Knil. Later kwamen daar nog groepen bij: een groep Javanen van het Franse eiland Nieuw-Caledonië (daar werkten voor de oorlog in tinmijnen ca. zevenduizend Javaanse arbeiders die hun gezinnen bij zich hadden), Indonesische ex-Knil-militairen die als heiho's (hulpsoldaten) in '44 op en bij het noorden van Nederlands-Nieuw-Guinea waren aangetroffen en die in eerste instantie in Australië aan het Knil werden toegevoegd, een groep Indonesiërs die begin '45 op Luzon werd bevrijd, en voorts als vermoedelijk grootste groep de geïnterneerden van Boven

124 [PDF]
GROEPEN INDONESIËRS

Digoel: bij na driehonderd mannelij ke gedeporteerden die in juni' 43 mèt de ruim tweehonderd gezinsleden die zich bij hen bevonden, naar Australië werden overgebracht, waar de meesten een half jaar later in vrijheid werden gesteld.

XCOp de zeelieden en de Digoelisten komen wij in deze paragraaf terug - hier willen wij allereerst vermelden dat de meeste Nederlanders en Indische Nederlanders die in Australië met Indonesiërs te maken kregen, zich moeilijk konden ontworstelen aan de mentaliteit die zich in de koloniale samenleving in Indië bij hen had gevormd. Veruit de meesten van die Nederlanders en Indische Nederlanders waren vluchtelingen, op hun beurt dus ontheemden, velen bezorgd over het lot van familieleden en vrienden die niet hadden kunnen vluchten - het is een situatie waarin groepsgevoelens eerder versterkt dan verzwakt worden. Zeker, in de 7 december-toespraak had koningin Wilhelmina gezegd dat na de oorlog in het dan nieuw te bouwen koninkrijk 'voor verschil in behandeling op grond van ras en landaard geen plaats' zou zijn, en daar vloeide uit voort dat autoriteiten en burgers van het koninkrijk al tijdens die oorlog Indonesiërs als gelijken moesten gaan behandelen, maar dat betekende voor de meesten een prijsgeven van opvattingen en houdingen die zij, hetzij van jongsaf, hetzij na hun komst in Indië, als natuurlijk hadden leren zien. Trouwens, er waren er die het koninklijk woord een frase vonden die spoedig in botsing zou komen met de naoorlogse werkelijkheid - dergelijke reacties deden zich ook in bezet Nederland voor.

XCEnkele weken na de 7 december-toespraak kwam, zoals bleek, van der Plas, uit de Verenigde Staten teruggekeerd, in Melbourne aan. Hij schrok er van de symptomen dat in de geestesgesteldheid van talrijke Nederlanders en Indische Nederlanders niets was veranderd. Eind januari '43 berichtte hij in dezelfde brief aan van Mook waarin hij schreef over het 'door incompetentie en kortzichtigheid van de KPM ten onrechte interneren van een zeer groot gedeelte' der opgesloten Indonesische zeelieden, dat ook bij die Indonesiërs die waren blijven varen, 'grieven' bestonden, 'gebaseerd op een inderdaad grievende behandeling van Nederlandse zijde.' Hij gaf er een voorbeeld van. De Dutch Club in Sydney was geopend en bij die gelegenheid hadden enkele Indonesische walklerken van de KPM kosteloos muziek gemaakt; zij waren nadien in de zaal van de club een glas bier blijven drinken maar hadden vervolgens van de in Australië fungerende inspecteur van de Scheepvaart, een oudKPM-gezagvoerder, te horen gekregen dat zij, zo gaf van der Plas de woorden weer, 'voortaan, wanneer z~ een biertje wilden drinken, dat maar in de keuken moesten doen en niet in het bijzijn van Europeanen'; 12

125 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

de volgende dag was hun 'een fooi van I pond' (f 6 dus) gezonden - die hadden zij teruggestuurd.

XCMeer nog. Tot de Dutch Club te Melbourne was kort tevoren een Indonesiër niet toegelaten - in dezelfde club had de Knil-sergeantmajoor de Haas (een nogal donkere Indische Nederlander) die met zoveel moed en doorzettingsvermogen van Java was ontsnapt, gehoord dat een marineman die hem begeleidde, van een andere marineman toegevoegd kreeg: 'Zo, heb jij een blauwe meegebracht?'!

XCTwee-en-een-halve maand later, midden april '43, had van der Plas nieuwe klachten. In Brisbane was 'eindelijk' een Rocmah Indonesia geopend, maar in Sydney was het doorgangshuis van de KPM, 'Belvédère', nog steeds 'een onbeschrijfelijke, vieze, verwaarloosde bende'; er ontbrak 'ten enenmale de persoonlijke, menselijke toon die de Indonesiër in den vreemde zo behoeft.' 'De Nederlandse emigrantengemeenschap', zo berichtte hij nu in algemene zin,

XC'sukkelt aan alle bezwaren aan zo'n gemeenschap verbonden, helaas gecombineerd met de oude koloniale hoogheidswaan, die bij de plaats welke wij hier innemen, pijnlijk belachelijk aandoet ... Wat Australische gezinnen voor onze Indonesiërs doen, is enorm. Vooral, zij houden deze bescheiden lieden niet voor minderwaardigen. '2

XCZes maanden later, midden oktober '43:

XC'In Australië is de stemming onder de kleine Indonesiërs' nog steeds ronduit slecht, uitzonderingen daargelaten. In het bijzonder is dit het geval bij de KPM, waar maar zeer enkelen hebben geleerd dat in de omgang met Indonesiërs het een-en-ander veranderd is en dat de geheel andere houding van de Australiërs en de Amerikanen het handhaven van de grovere vormen der koloniale maatschappij in het persoonlijk contact niet langer toelaat ... In de Nederlandse gemeenschap sta ik, met weinige uitzonderingen, terzake nog alleen. De collega's' geven mij theoretisch alles toe, praktisch bestaat er tussen hen en de Indonesiërs hier geen enkele band."

XCOpnieuw zes maanden later, in april' 44, klaagde hij in een brief aan de directeur van de Nefis over 'de koloniale houding van de meeste

I Brief, 30 jan. 1943, van der Plas aan van Mook. 2 A.v., 18 april I943 (ARA, Coll.-van der Plas, B 8). 3 Bedoeld worden: de 'kleine luyden' onder de Indone siers, 4 Van Hoogstraten en Smits 5 Brief, I4 okt. I943, van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas, B 8).

126 [PDF]
KLACHTEN VAN VAN DER PLAS

Nederlanders in Australië' ('de Nederlandse gemeenschap trekt zich van het persoonlijke lot der Indonesiërs in Sydney in het geheel niets aan').'

XCIn diezelfde maand berichtte de Nederlandse consul-generaal te Sydney dat hij zich zorgen maakte over de invloed die Australische cornmunisten op de Indonesiërs gekregen hadden, 'maar', schreef hij,

XC'wij hebben zelf ook schuld. Er wordt wel geld gegeven voor onze Inlanders, misschien te veel, maar in geestelijke of sociale zin wordt voor hen door ons niets gedaan. Er is geen contact tussen ons en hen. De Nedertanders zijn onverschillig voor hun eigen nationale zaak, dat merken wU hier elke dag, maar de Indonesische zaak bestaat voor hen helemaal niet. Zij schijnen de radicale verandering die op touw is, niet te kunnen inzien. Is het dus wonder dat deze mensen zich naar de Australiërs keren ?'2

XCNa de oorlog herinnerde van der Plas zich nog duidelijk hoe hij bij zijn pogen om Indonesiërs door hun rijksgenoten als gelijkwaardigen te doen behandelen, in Australië met weinigen alleen was blijven staan. 'Wij vonden', vertelde hij in maart' 53 aan de Enquêtecommissie,

XC'bitter weinig steun bij de Nederlandse emigrantengemeenschap om een persoonlijke en menselijke verhouding met de Indonesiërs te scheppen. Integendeel, er gebeurden vaak ongelukken. Een zeer vermaard godgeleerde uit de westkust van Sumatra' was ondergebracht in een tehuis in Australië. Hij heeft loyaal met ons samengewerkt Hij was een oude man, een man uit één stuk, voor wie ik veel eerbied beb gehad. Bij onze omroep had hij een belangrijke functie en hij deed het werk voortreffelijk, Hem was toegezegd dat hij en zijn vrouween behoorlijke kamer zouden kunnen krijgen in het tehuis voor ambtenaren, een karner die hij nodig had voor zijn werk. Toen bij daarover sprak met de eenvoudige Indisch-Nederlandse zogenaamde dame die bet tehuis beheerde, schold zij hem uit voor' baupsat'", wel het ergste dat men tegen een Indonesiër kan zeggen. Ik heb deze oude man op mijn kantoor gebad en hij heeft daar gehuild van verbittering, dat deze belediging hem was aangedaan."

XCUiteraard bleef de superioriteitswaar; waarvan menige Nederlander in Australië en in de Verenigde Staten bleef getuigen, niet on bekend aan die Indonesiërs die daar of elders op posten van grote verantwoordelijkvan J.I2

1 A.v., 6 april 1944, aan de directeur van de (a.v., B 4). 2 Brief, z.d. (april 1944), B. Permink aan van der Plas (a.v.). 3 Mochtar Loetfi, in de jaren '20 leider van een radicaal-Islamietische, nationalistische partij, de het Verbond van Indonesische Moslims. '. 'schoft' 5 Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1395·

127 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

heid stonden. Wij noemden er twee: Soejono, die in Londen minister werd, en Loekman Djajadiningrat, een van de leden van de Commissie in Australië, later in de Raad van departementshoofden directeur van Onderwijs en Eredienst. Beiden vroegen zij zich bij tijd en wijle af of zij er verstandig aan deden, ostentatief aan Nederlandse kant te blijven staan. Wat Soejono betreft, die beginjanuari '43 in Londen aan een hartaanval bezweek, willen wij er aan herinneren dat hij ten diepste ontsteld was door het feit dat hij drie maanden tevoren in de discussies in het kabinet die aan de 7 december-toespraak voorafgingen, op het voor hem wezenlijke punt (de principiële erkenning van Indonesië's recht op onafhankelijkheid) niets had bereikt. In die 7 december-toespraak was gezegd dat in het koninkrijk der Nederlanden geen plaats zou zijn voor rassendiscriminatie - was dat een doelstelling die op korte termijn, eigenlijk onmiddellijk, of een die pas op lange termijn zou worden verwezenlijkt? Van Hoogstraten, begin april' 43 uit Londen in Amerika aangekomen, zei dat dat niet duidelijk was. Aan Hart, de voorzitter van de Commissie in de Verenigde Staten voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao, ontging het niet welk effect die mededeling had op Loekman Djajadiningrat. 'I think I ought to tell you Djajadiningrat's reaction', schreef hij aan van Mook.

XC'He appeared completely taken aback and the thing has been occupying his mind ever since. Every time we have been together d/lring the last few days, he has started talking and worrying' about it again, not only in its immediate effects but also in its broader implications for the whole future of the Constitutional Reforms. Van Hoogstraten and I have tried to get him out of this trend of thought but, knowil1g what we know, we could 110tsay to him that the Cabinet has as yet accepted your plans for the future', however, we did tell him that things move slowly in a typically Dutch Cabinet and that an a/tempt to speed them up unduly might just be a means of wrecking the plans altogether.

XCIt seems wise to realize that it is more difficult for progressive Indonesians to justify for themselves their absence from their country and their people than it is for /lS.'2

XCLoekman Djajadiningrat, een zeer huiselijk man, tilde zwaar aan die afwezigheid. Toen hij in Australië aankwam, leed hij al aan een nierziekte en aan een hartkwaal; hij overleed in juli '44, drie-en-vijftig jaar oud.

, Bedoeld worden de plannen die van Mook op 5 december '42 in Washington vertrouwelijk aan o.m. een aantal jourrialisten had meegedeeld. hetgeen hem op een uitbrander van Gerbrandy te staan was gekomen. 2 Brief. 15 april 1943. van G. H. C. Hart aan van Maak (ARA. CoiL-van Maak. 3).

128 [PDF]
BEZORGDE INDONESIËRS

XCMaar ook andere Indonesiërs twijfelden aan de oprechtheid van de Nederlandse bedoelingen. Niet alleen in Australië (daarover straks meer) maar ook in de Verenigde Staten werd dit duidelijk - trouwens, daar had zich onder de ca. vijfhonderd Indonesiërs die er voor de Tweede Wereldoorlog woonden, toen al een groepering gevormd die op de onafhankelijkheid van Indië aandrong. In San Francisco gaf een Indonesische Vereniging een maandblad uit, Soeara Indonesia ('De stem van Indonesië'), dat in de eerste maanden van '45 (kort dus na het militaire ingrijpen van de Britten in Griekenland) in zijn hoofdartikelen betwijfelde of het op het opheffen van rassenongelijkheid gebaseerde koninkrijk der Nederlanden wel van de grond zou komen. De hoofdredacteur had zich, zo berichtte van der Plas aan een Indonesische relatie', in een van zijn artikelen afgevraagd,

XC'of de Nederlanders gebruik zullen maken van de wapenen om een vrije meningsuiting van de Indonesiërs te beletten zodra Indonesië bevrijd wordt, zulks naar aanleiding van wat de Engelsen hebben gedaan in Griekenland. Deze vraag is op zichzelf niet gek misschien, maar het getuigt zeker niet van een goed vertrouwen."

XCIn diezelfde tijd kreeg dat vertrouwen een deuk bij een Javaan, die eerst werkzaam was geweest bij de Nigis en nadien luitenant van het Knil was geworden, Roeslan. Van der Plas had veel vertrouwen in hem gehad en hem in maart '45 naar Manila gezonden om er de zorg op zich te nemen voor de op Luzon bevrijde Indonesiërs en Knil-krijgsgevangenen. Twee maanden later stortte Roeslan in een lange brief aan van der Plas zijn hart uit. 'Bij de Indonesiërs hier', schreef hij,

XC'heerst een onrust of de beloften van gelijkheid nou werkelijk zullen worden ten uitvoer gebracht dan wel neen. Ik heb ze proberen te overtuigen en gelukkig zagen ze in mij een steun, doch waren toch op lange na tevreden. Dit werd sterk aangewakkerd door het feit dat, direct na de bevrijding van deze mensen en de Hollanders, de laatsten f 100 en onze Indonesiërs (gelijken op dit moment van bevrijding; misschien later door het ontwikkelingspeil niet meer gelijk in positie) slechts f 50 kregen. Waarom is dit zo? Het zijn allemaal jongens met een goede ontwikkeling en enkelen hebben zelfs een universitaire graad gehaald.

XCZiet u, deze dingen maken mij bezorgd voor de toekomst. Ik ben ook een

XC1 Brief, 5 maart 1945, van van der Plas aan 'beste Kamas' (a.v., Coll.-van der Plas, B 2). 2 In diezelfde brief schreef van der Plas dat de Indonesiërs in New York 'politiek niet zo levendig' waren, maar: 'de oude groep die vijandig staat tegenover alles wat Nederlands is, bestaat nog.'

129 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

zoon van Indonesië en een nationalist, maar ik weet dat de vlugste manier om vooruit te komen is door met de Hollanders samen te werken, omdat die ons beter kennen dan welk ander volk ook en omdat de toekomst naar de ideeën en beloften van de hoogste in het land, H.M. de Koningin, er zo rooskleurig uitziet. Maar er is nog zo weinig van deze beloften te zien. En, mijnheer van der Plas, ik zal eerlijk zijn. Overal waar ik geweest ben, in Melbourne, Brisbane, Nw.Guinea Zuid en Noord en hier nu, hoor ik niets anders dan klachten met feiten en ik heb deze feiten zelf meermalen aanschouwd, over het gebrek aan samenwerking en het niet houden der beloften, m.a.w. het maken van te grote verschillen. De oude politiek: ik de meerdere en jij bent niets, komt overal te voorschijn, wanneer men met een minder ontwikkelde of met iemand die men niet kent, in aanraking komt. Ik zelf ondervind persoonlijk deze lage behandeling niet, maar zie ze wel, omdat men mij kent en denkt: 'Hij is wel een geschikte kerel; hij kan daarom wel als onze gelijke beschouwd worden.' Zo is de gedachtengang van de meeste Hollanders en Indo-Europeanen nog, mijnheer van der Plas. Dit is de volle waarheid en een feit."

XCNaast de bijna zevenhonderd Indonesische zeelieden die in aprilin Cowra waren opgesloten, waren er ruim dertienhonderd die van Australië uit bleven doorvaren. Sommigen hadden geen politieke interessen, anderen beschouwden zich als nationalisten. Dat laatste betekende niet dat al die anderen verwachtten of wensten dat er onmiddellijk na de oorlog een einde zou komen aan het Nederlands opperbestuur over de archipel. Toen in april '43 in Melbourne door de inheemse bemanning van het stoomschip 'Tasman' een gezellige avond werd aangeboden aan de er wonende Nederlanders, onder wie een aantal militairen, hield de Indonesische organisator van die avond een toespraak waarin hij zei dat ook de inheemse schepelingen zich inspanden voor het herstel van vrede en recht en dat na de oorlog de Nederlandse driekleur weer in Indonesië gehesen zou worden. Er volgde een verrassing: hij verzocht alle aanwezigen, onder wie van der Plas en gezant van Aerssen, op te staan en te luisteren naar het Wilhelmus en het Indonesia Raya - maar dat laatste lied was in Indië voor militairen verboden! Van der Plas nam onmiddellijk het woord en zei in het Nederlands en vervolgens in het Engels (er waren ook Australiërs aanwezig) dat het Indonesia Raya geen volkslied was maar

'42

XC, Brief, 20 mei 1945, van Roeslan aan van der Plas (ARA, Coll.-van der Plas, B

130 [PDF]
'INDONESIA RAYA' ALGEMEEN TOEGESTAAN

een nationaal symbool voor de liefde die de Indonesiërs voor hun land koesterden - hij had er geen bezwaar tegen dat het werd gezongen. Aldus geschiedde. Daags daarna zond hij mede namens van Aerssen aan van Maak een telegram waarin hij meldde wat was geschied en in overweging gaf, het Indonesia Raya te schrappen van de lijst van voor militairen verboden liederen - het zou dus ook door hen vrij gezongen kunnen worden, evenwel, aldus van der Plas en van Aerssen, 'behoudens ingrijpen bij politiek misbruik'; zij stelden verder voor dat, als van Maak en de minister van marine, Furstner, er accoord mee gingen, de commandanten van de eenheden van het Knil en van de Koninklijke Marine ingelicht zouden worden over de opheffing van het verbod, 'zonder echter bepaalde ruchtbaarheid hieraan te geven."

XCVan Maak maakte geen haast: pas bijna twee maanden later, midden juni, stelde hij het uit Melbourne ontvangen voorstel in een vergadering van de Raad van Bijstand voor Nederlands-Indische Zaken aan de orde. Abdoelkadir was hierbij aanwezig. Deze zei, 'dat de oorspronkelijke tekst van het lied in geen enkelopzicht een revolutionair karakter (droeg)? - inderdaad, die tekst op zichzelf deed dat niet (er was in Indië ook wel eens een scherpere tekst gezongen), maar het Indonesia Raya was, doordat het door de Indonesische nationalisten van alle schakeringen was geadopteerd, wèl een in wezen revolutionair lied geworden. Desniettemin meende de Raad dat het zingen van de oorspronkelijke tekst algemeen moest worden toegestaan, mits het dan telkens op het Wilhelmus zou volgen. De bewoordingen van die oorspronkelijke tekst waren in Londen niet bekend - Abdoelkadir nam op zich, er in Djeddah (daarheen zou hij gaan om o.a. aspirant-geheime agenten te recruteren) naar te zoeken. Hij kon wat hij ervan onthouden had, bij andere Indonesiërs verifiëren en aanvullen, en terwijl hij dat deed, ging van Maak er accoord mee dat het Indonesia Raya met de oorspronkelijke tekst voortaan ook door militairen na het Wilhelmus zou worden gezongen, mits het niet een politieke demonstratie zou zijn (hetgeen het, menen wij, steeds wel degelijk was). Minister Furstner verleende eind september '43 zijn goedkeuring aan die regeling.

XCZij werd niet gepubliceerd. Dat leidde bijna twee jaar lang tot onduidelijkheid - pas in juli '45 werd in Brisbane op voorstel van Spoor, die toen directeur was van de Nefis, besloten haar wereldkundig te maken en

I Telegram, 19 april 1943, van van der Plas aan van Mook (a.v.; Alg. Seer., Eerste Zending, XVII, 2 Raad van Bijstand voor Nederlands-Indische Zaken: Notulen, IS juni 1943 (a.v., MK, M 76, XI 37 B).

131 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

dat laatste geschiedde op 8 augustus, precies een week voor het bericht van Japans capitulatie. Van de tekst waren toen duizend exemplaren gedrukt, zij het met een wijziging: van der Plas had van de woorden "merdeka! merdeka!' ('vrij! vrij! ') die in de tekst voorkwamen, 'moe/ia! moelia!' ('luisterrijk! luisterrijk!') gemaakt.'

XCHad al het initiatief dat in april '43 in Melbourne was genomen op een door een Indonesische bemanning belegde gezellige avond, een gevolg dat de Indonesische zeelieden, voorzover zij nationalistisch dachten, als een stap in de goede richting konden zien, in andere opzichten bleven zij zich achtergesteld voelen. Onaanvaardbaar was voor hen dat hun gages lager waren dan die van Europeanen en Chinezen die precies hetzelfde werk deden. Van der Plas had daar alle begrip voor. 'Volmaakt ontoelaatbaar', noemde hij het in zijn brief van 30 januari '43 aan van Maak,

XC'dat terwijl Hare Majesteit de Koningin zelve heeft gezegd, dat er in het toekomstige koninkrijk voor verschil in behandeling op grond van ras geen plaats meer zal zijn, op schepen, gevorderd door de Nederlandse regering, waardoor, ondanks het handhaven van KPM-directie, de verantwoordelijkheid voor behandeling en betaling op de Nederlandse regering komt te rusten, zo een grove miskenning van het Koninklijk woord dagelijks plaats heeft ... Ik kan nauwelijks geloven dat door gelijkstelling van Indonesiërs met Chinezen inderdaad de rentabiliteit van onze vloot wordt aangetast, maar al was dit zo, dan zullen deze kosten als deel van onze oorlogsuitgaven tot herstel van ons Rijk aanvaard moeten worden."

XCEen moeilijkheid was dat van Mook als minister van koloniën niets te zeggen had over de Indische zeeschepen die ressorteerden onder de minister van handel, nijverheid en scheepvaart (en van landbouwen visserij), Kerstens, en deze had in de eerste plaats te maken met het Britse Ministry of War Transport, dat een groot deel van de Nederlandse koop

I Toen de Japanners in september '44 in Indië het zingen van het hadden toegestaan, drong Warners er van Ceylon uit bij van der Plas op aan dat het lied van Nederlandse kant geheel zou worden verboden. 'De gevolgen van de Japanse bezetting moeten', schreef hij, 'de Indonesiërs duidelijk voor ogen staan.' (Brief, 25 okt. 1944, van Warners aan van der Plas, a.v., Coll.-van der Plas, B 5). 2 Brief 30 jan. 1943, van van der Plas aan van Mook.

132 [PDF]
DE INDONESISCHE ZEELIEDEN

vaardijvloot had gecharterd en een verhoging van de gages van de Indonesische zeelieden afwees omdat daar een verhoging van de gages van de vele duizenden Brits-Indiërs (hoofdzakelijk Laskaren) die op Britse schepen voeren, uit zou kunnen voortvloeien.

XCVan Mook wist Kerstens er van te overtuigen dat met die Britse bezwaren geen rekening moest worden gehouden. Inderdaad, de gages der Indonesische zeelieden werden in juni '43 verhoogd (notabene van f 12 tot f 130 per maand) en hun werd nu ook de gebruikelijke oorlogstoeslag toegekend. Daarvan kregen zij evenwel in Australië slechts de helft uitbetaald - pas na een staking op tal van schepen, waaronder het grote hospitaalschip 'Oranje', werd die discriminatie ongedaan gemaakt.

XCNiet dat nadien moeilijkheden ontbraken! Van der Plas werd er haast radeloos van. 'De directie van de KPM' (onder die directie, te Sydney gevestigd, ressorteerden alle van Australië uit varende Nederlands-Indische schepen, van welke de meeste bij de bevoorrading van MacArthurs strijdkrachten waren ingeschakeld) 'beheerst de personeelspolitiek niet', stelde hij begin '44 op schrift.

XC'Telkens wordt iets toegegeven wanneer het te laat is (bijv. brieven om te vragen wanneer lang verschenen verlof genoten kan worden, blijven onbeantwoord; dreigt staking, dan wordt ineens wèl verlof verleend; dit gebeurt ook op andere punten). Kapiteins willen geen verantwoordelijkheid nemen, straffen niet zelf, roepen Amerikanen te hulp. Zeelieden bieden dan aan bij andere schepen te dienen; de kapiteins weigeren. Volgt arrestatie: opzending [naar Sydney] door de Amerikanen. De directie plaatst ze prompt op een schip. Figuur van ons tegen de Amerikanen. De KPM kan haar kapiteins niet aan. Deze oorzaak is niet weg te nemen. Onvoldoend talrijk en onvoldoend administratief-organisatorisch competent personeellaten dit niet toe.'

XCDit was, meende hij, de 'grondoorzaak' van de gerezen moeilijkheden. Maar er was ook een 'tweede hoofdoorzaak':

XC'De overspanning van Europees (zo goed als inheems) personeel. Talloze voorbeelden: men is aan alle kanten gevoelig. Relatief kleine oorzaken leiden tot botsingen. Het Europees personeel gaat nog door met 'g.v.d.' en 'sodemieter'. Een dronken stuurman zei mij, geregeld te ranselen. Het inlands personeel, als volwaardig mens behandeld, opgestookt door de Unions, is 'brutaal' en niet bereid meer, in de oude verhoudingen te berusten.' I

I Van der Plas: 'Moeilijkheden met opvarenden der KPM' (jan. 1944) (ARA, Coll.-van der Plas, BIl).

133 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

XCBij de eerder vermelde gageverhoging was bepaald dat f 25 van de nu toegestane f 130 zou worden gereserveerd voor uitbetaling na de oorlog. In hun strijd voor een betere betaling hadden de Indonesiërs belangrijke steun ontvangen van de Seamen's Union of Australia zij leerden de betekenis van vakbondsactie kennen en in '44 richtten twee opvarenden van de KPM, Soeprapte en Panda Iroot, in Sydneyeen vakbond van Indonesische zeelieden op die spoedig een stevige aanhang kreeg. Meer en meer van die zeelieden gingen zich anti-Nederlands opstellen. Was dit nu alleen een zaak van communistische beïnvloeding? Spoor, directeur van de Nefis, meende van niet. Als 'hoofdoorzaak' voor de 'afwijzende houding' jegens Nederland zag hij 'het psychische en het belangenconflict' en die twee confiicten waren, meende hij, 'veel dieper gelegen dan het contact met communistische cellen hier te lande of de hier en daar opgepikte Japanse propaganda-broadcasts.' I In mei '45 kreeg de anti-Nederlandse animositeit der Indonesische zeelieden een nieuwe impuls. De KPM-directie in Sydney zond aan al haar gezagvoerders een vertrouwelijke notitie, inhoudend dat de sinds juni '43 ingehouden spaarbedragen van f 25 per maand na afloop van de oorlog slechts aan diegenen mochten worden uitbetaald die nimmer tot moeilijkheden aanleiding hadden gegeven. Die notitie, onmiddellijk aan de zeelieden doorgegeven door Indonesiërs die in het directiekantoor werkzaam waren, leidde tot grote deining en toen de KPM-directie vervolgens bekendmaakte dat alle Indonesische lagere scheepsofficieren die aan de wal werkten omdat hun schip oorlogsschade had opgelopen, hun oorlogstoeslag zouden verliezen, kwam het tot stakingen. Soeprapto en Panda Iroot werden opgepakt en in Hollandia geïnterneerd. Het gevolg was dat de anti-N ederlandse animositeit der Indonesische zeelieden opnieuw toenam.

XCDat laatste was in Camp Columbia, waar van Mook en zijn Raad van departementshoofden gevestigd waren, duidelijk te merken. De er werkzame Indonesische mess-bedienden, de meesten ex-zeevarenden, sommigen bovendien ex-geïnterneerden, traden er, aldus Abdoelkadir, zo 'brutaal, onvriendelijk en onbeleefd' op, dat het verblijf er voor hem 'een straf' was. Niet dat dat optreden hem verbaasde, want, schreef hij eind juli' 45 aan van der Plas, 'de 'inlander' -politiek in Australië en India, ook in San Francisco, New York en Liverpool' (de Britse havenstad) 'is steeds een KPM-politiek geweest."

XCI Brief, 26 maart 1944, van S. H. Spoor aan de Marinecommandant Australië (a.v., B 4). 2 Brief, 28 juli 1945, van Abdoelkadir aan van der Plas (a.v., B 2).

134 [PDF]
DE GEÏNTERNEERDE ZEELIEDEN

XCZo waren dus de spanningen tussen de Indonesische zeelieden en de Nederlanders hoog opgelopen - het bericht van de uitroeping van de Republiek Indonesië zou tot een uitbarsting leiden.

XCWat was intussen met de bijna zevenhonderd geïnterneerde zeelieden geschied?

XCZij waren, zoals vermeld, in '42 via diverse gevangenissen in Cowra terechtgekomen: een groot Australisch karnpcornplex, waar zich ook de uit Indië gedeporteerde en de in Australië aangetroffen Japanners bevonden naast geïnterneerde Duitsers, Italianen en Koreanen. De Indonesiërs kwamen er in een apart kamp te zitten dat naast dat der Japanners lag. Onder de Indonesische zeelieden waren er die in april' 42 bij de stakingen een leidende rol hadden gespeeld, maar ook velen die hoogstens als meelopers te beschouwen waren (van hen deden verscheidenen de KPMdirectie weten, dat zij bereid waren weer te gaan varen - taal noch teken werd door hen gehoord). Ook waren bij de interneringen fouten ge_: maakt: er was een zeeman opgesloten die een-en-dertig jaar bij de KPM had gevaren en wiens enig misdrijf was geweest dat hij bezwaar had gemaakt tegen een zijns inziens onjuiste behandeling (hij had niet gestaakt); jongens van zeventien jaar waren opgesloten, ook een van twintig die 'behoorlijk opgeleid' was, constateerde van der Plas een jaar later, maar

XC'geïnterneerd omdat hij een Pi/ot-pen had (met daarin gegraveerd zijn naam, en een garantiebewijs van een Japanse firma) die slechts f 2,50 had gekost, zodat hij dus een Japanse spion moest zijn! Ik had er ook een! Deze jongen ... , die. ongeneeslijk tegen Nederland verbitterd is, heeft nooit gestaakt."

XCIn '42 ging slechts één lid van de Nederlands-Indische Commissie naar Cowra toe: Loekman Djajadiningrat - hij werd er weggehoond. In het kamp hadden de Indonesiërs voldoende vrijheid om met de geïnterneerde Japanners, voorzover niet uitgewisseld", contacten aan te knopen. Verscheidenen kregen les in het Japans, een twintigtal leerde het zelfs

1 Brief, [8 april 1943, van van der Plas aan van Mook. 2 Twee groepen waren in juni en augustus '42naar Lourenço Marques gevoerd waar zij tegen Geallieerde burgers uit Japans gebied waren uitgewisseld.

135 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

redelijk lezen en schrijven en in die contacten werd er door de Japanners op gewezen dat alleen hûn land voor de bevrijding van Azië streed. Zulk een betoog maakte indruk.

XCIn november '42 ging de Nefis aan de groep aandacht besteden: Salm en Spoor bezochten Cowra en kwamen er tot de conclusie dat het zinvoller was, de Indonesische zeelieden in Australische militaire werkkampen onder te brengen dan hen in Cowra te laten zitten. Van Eechoud, uit de binnenlanden van Nederlands-Nieuw-Guinea opgehaald, werd met het toezicht op die groepen Indonesiërs belast. De werkkampen, tentcomplexen, bevonden zich in dat deel van Centraal-Australië waar wegens het ontbreken van een spoorlijn goederen op vrachtauto's moesten worden overgeladen - het kon er 's nachts bitter koud zijn. De bij de arbeid ingeschakelde Australiërs verdienden per dag 6 shilling (ruim f2,40) en eenzelfde loon was van Nederlandse kant aan de Indonesiërs beloofd maar toen dezen, die toch al in een onwillige stemming verkeerden, in de kampen aankwamen, constateerden zij bij de eerste uitbetaling dat zij maar 1 % shilling per dag kregen. Zij weigerden aan het werk te gaan (in een van die karnpen was bij aankomst alle werk geweigerd). Van der Plas greep in en verzocht de Australiërs 3 shilling per dag te betalen, waaraan de Commissie dan 3 shilling zou toevoegen. Het duurde twee weken voordat die nieuwe regeling in de werkkampen bekend werd gemaakt. Nadien bleven sommigen elke betaling weigeren, zeggend (aldus van der Plas) dat men hen wel tot 'slaaf' kon maken, 'maar zij (zouden) dit nooit door het aannemen van geld erkennen.' 1 Het was in de eerste helft van april '43 dat van der Plas de drie werkkampen bezocht - een rit van meer dan duizend kilometer. 'Die mensen bijeenziende. heb ik', rapporteerde hij aan van Mook,

XC'enerzijds mij diep geschaamd over onze onmacht toen zij in geestelijke nood zaten, anderzijds ben ik ontsteld over de vijandschap tegen het Nederlandse gezag die hier is geschapen. Ik hoop enkelen wel bekeerd te hebben en ben van plan (na de KPM een kans gegeven te hebben, naar de vloot terug te halen wie daarvoor na al mijn besprekingen te vinden zijn) te zien of ik deze lieden niet in groter vrijheid in onze dienst tewerk kan stellen.'

XCZou dat lukken? Het verdere perspectiefleek hem in elk geval onzeker:

XC'Uit deze karnpen hoort men van verschillende kanten (èn van enige lieden, ons

1 Brief, 18 april 1943, van van der Plas aan van Mook.

136 [PDF]
DE GEÏNTERNEERDE ZEELIEDEN

zeer toegedaan, o.m. de enige Indonesische stuurman, hoor ik hetzelfde omtrent opvarenden van KPM-schepen) dat men zegt: 'Als wij na deze oorlog onder vreemden moeten staan, dan maar Australiërs, Amerikanen en (dat in de karnperi alleen) zelfs japanners, maar nooit meer onder de Nederlanders!'"

XCMidden juni '43 ging van der Plas opnieuw naar de werkkampen toe. Hij trof in het grootste, Wallangarra, zo schreef hij, 'een zeer bedenkelijke stemming' aan. Kort nadien werden er door enkele Indonesiërs handgranaten en detonatoren gestolen - één handgranaat werd op de tent van diegenen onder de Australische onderofficieren geworpen die zich bij de Indonesiërs het meest gehaat hadden gemaakt. 'Misschien nog bedenkelijker symptoom is', schreefvan der Plas (die de verhoren van de daders was gaan bijwonen),

XC'een uitgesproken pro-japanse codebrief uit het (Nederlandse) militaire Keilorkamp, waarheen geselecteerde mensen uit het beste werkkamp gezonden zijn, aan een makker in het werkkamp: 'Wij luisteren hier naar de uitzendingen' (Japanse!) 'uit ons eigen land. Indien gij u maar strikt houdt aan de instructies, die u krijgt vandaar, broeders. Onze landslieden worden in Indonesië getraind en uitgezonden 0111. te leren vechten voor de goede zaak, enz." Ronduit zei men bij het verhoor te Wallangarra en ook een man die bij de Australische rechter protest heeft aangetekend' en een ander in een brief aan de Australische autoriteiten: 'Alleen de japanners hebben zich iets van ons aangetrokken en ons behoorlijk behandeld. Nederlanders en Australiërs hebben ons alleen gestraft en als slaven en honden behandeld, vele malen erger dan men hier vijandelijke onderdanen behandelt. En dan noemt men ons hier 'Geallieerde onderdanen'!"

XCPas begin '44 (van Eechoud was toen door een andere toezichthouder vervangen) slaagde van der Plas er in, voor een deel van de geïnterneerde Indonesiërs werk te vinden: sommigen die weer wilden varen, werden in de Roemali's Indonesia opgenomen (en kregen geen werk van de KPM), anderen kwamen als bedienden in Camp Columbia terecht, nog anderen bij het z.g. Oliebataljon, dat bedoeld was om de aardolie-installaties op Sumatra zo spoedig mogelijk weer in bedrijf te stellen. Een rest, de fanatieksten, bleef in Wallangarra achter - hen durfden van Maak en zijn departementshoofden niet naar Merauke of een der inmiddels be

'A.v. 2 Dit wist men uit de uitzendingen van Radio Djakarta waarin propaganda werd gemaakt voor het heiho-worden. 3 tegen zijn internering 4 Brief, 24 sept. I943, van van der Plas aan van Mook (ARA, Cell-van der Plas, B 8).

137 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

vrijde Indische gebieden over te brengen; er zou daar niet voldoende controle op hen kunnen worden uitgeoefend.'

XCDat de ex-geïnterneerden, voorzover uit de werkkampen ontslagen, over het algemeen de anti-Nederlandse stemming onder de overige Indonesiërs in Australië aanwakkerden, spreekt vanzelf. Trouwens, voor velen van de ex-Digoelisten gold hetzelfde.

XCHet interneringskamp Boven-Digoel, diep in het binnenland van Nederlands-Nieuw-Guinea aan de bovenloop van de Digoel gelegen (zie kaart VII op pag. 189), was in 1927 in gebruik genomen. Er waren toen zonder vorm van proces, zoals wij in deel I I a vermeldden, ruim achthonderd Indonesiërs en tien Chinezen naar toe gebracht, over het algemeen ontwikkelden. Een deel had in het kamp dat Tanak Merah (Rode Grond) zou gaan heten, een recalcitrante houding aangenomen: dat deel, ruim honderd personen, was toen naar een ca. 40 km stroomopwaarts gelegen tweede kamp overgebracht, Tanan Tinggi (Hoge Grond). Aan die eerste ruim achthonderd gedeporteerden waren in latere jaren nog enkele honderden toegevoegd van wie velen door hun gezin vergezeld waren - anderzijds hadden ook vrijlatingen plaatsgevonden. Eind '39 hadden zich in Boven-Digoel nog driehonderdvijf-en-vijftig gedeporteerden bevonden, ten tijde van de Japanse aanval waren het er omstreeks zestig minder geweest.

XCVoor de gedeporteerden (van wie velen, onder wie de laatste voorzitter van de Partai Komtmis Indonesia, Sardjono, zich al sinds '27 in BovenDigoel bevonden) was het bestaan, zo schreven wij in deel I I a, 'een kwelling. Dat was het door de onbegrensde duur van de opgelegde verbanning, maar vooral door het heimwee waar nagenoeg alle gedeporteerden aan leden, en door, aldus Salim' (1. F. M. Salim, in '28 naar Boven-Digoel gedeporteerd), "de verschrikkelijke eenzaamheid." Een2 I. F. M. Salim: Vijftien jaar Boven-Digoel. Concentratiekamp in Nieuu/-Cuinea. Bakermat van de Indonesische onafhankelijkheid (1973), p.

1 In november '44 werd aan de Raad van departementshoofden meegedeeld dat de stemming in Wallangarra 'uitermate slecht' was (Raad van departementshoofden: Notulen, 21 nov. 1944, a.v., B I). Er werden in die tijd door de Australische militaire politie vijf-en-vijftig Indonesiërs uit het kamp naar Brisbane overgebracht, waarna van Australische zijde overwogen werd, dezen 'voorlopig te interneren'. (a.v., 28 nov. 1944, a.v.) Of die interneringen inderdaad hebben plaatsgevonden, weten wij niet.

138 [PDF]
BOVEN-DIGOEL

zaamheid niet doordat men alléén was (er waren mede-gedeporteerden, vrouwen, kinderen, Nederlandse bestuursfunctionarissen en militairen, later in plaats van militairen mannen van de Veldpolitie), neen, eenzaamheid doordat men gedwongen samen was met steeds dezelfde mensen en zich midden in het vrijwel ondoordringbare tropische oerwoud bevond Vele gedeporteerden vervielen tenslotte tot volstrekte apathie.' Daarbij valt nog te bedenken dat het Nederlandse gouvernement talrijke gedeporteerden had vastgehouden die het ook volgens zijn eigen regels heel wèl de gelegenheid had kunnen geven, naar hun oorspronkelijke woonplaats terug te keren. Geen wonder dat de gedeporteerden, voorzover niet apathisch, diep verbitterde mensen waren. Toen omstreeks april '42 Japanse vliegtuigen boven Tanah Merali enkele bommen lieten vallen, werden die vliegtuigen, aldus Salim, 'luid door ons, bannelingen, begroet en toegejuicht in de naïeve veronderstelling dat zij onze bevrijders zouden zijn" - zij werden gezien als voorboden van Japanse parachutisten. Die kwamen evenwel niet opdagen.

XCIn december '42 werd Merauke, waar de Amerikanen een groot vliegveld hadden aangelegd en waar zich een Amerikaans-Australische troepenmacht bevond (en één compagnie van het Knil), zwaar door de Japanners gebombardeerd. Zouden zij er tot een landing overgaan? Als die slaagde, zou het gebied van Boven-Digoel afgesneden zijn. Medio '42 had men een deel van de gedeporteerden al naar Merauke gebracht met de bedoeling hen naar Australië af te voeren - die afvoer was toen niet doorgegaan omdat de Australische marine er geen schepen voor wilde riskeren, en de meeste gedeporteerden waren toen naar BovenDigoel teruggevoerd. Na de Japanse bombardementen van december evenwel ging begin februari '43 van MacArthur, die, aldus later van Hoogstraten, niet wilde 'dat een stel uitgerekende extremisten in Japanse handen zou vallen en door de Japanners zou worden gebruikt voor propaganda", het bevel uit om alle gedeporteerden naar Australië over te brengen. Dat bevel was door van Mook en door de Australische regering goedgekeurd. In maart vloog van der Plas met een vliegboot eerst naar Merauke en vervolgens naar Boven-Digoel. "Tanan Meran is mij', rapporteerde hij aan van Mook,

XC'als plaats enorm meegevallen. Een ruime bestuursvestiging en een mooie dessa ... , een dragelijk klimaat en ondanks de malaria niet te veel muskieten Schaduwzijden zijn in de eerste plaats de uitermate onvruchtbare grond. Dan is

XC1 A.v., p. 49 2 Get. van I-Ioogstraten, Enq., punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 6 0 43 0.

139 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

de geïnterneerde atmosfeer verschrikkelijk. De godsdienstigen en een enkele fanatieke communist hebben zich dan nog het beste gehouden. Verder ziet men mannen van 27 jaar na tien jaar internering grijs en gebroken. Stokoude mannetjes, op stokken steunend, blijken de vij ftig nog niet bereikt te hebben. Er is veelonderlinge haat en nijd en de mensen van Tanah Tinggi zijn krankzinnigen, allen wonende in gebarrikadeerde huizen en bewapend met houten speren, die elkander naar het leven staan. Ik heb aan de geïnterneerden veel tijd gegeven, was dag en nacht voor hen te spreken en heb de gehele evacuatie met hen doorgepraat"

XCeen onvolledig rapport: van der Plas vermeldde niet dat hij, zoals hij begin '45 wèl op schrift stelde, gestuit was op 'vijandschap, onhebbelijkheid en overspanning'." Die hadden zich het duidelijkst geuit toen hij in een eerste uiteenzetting te Tanah. Merah de gedeporteerden in het Indonesisch had toegesproken als 'rijksgenoten' - hij was, als vóór hem Loekman Djajadiningrat in Cowra, weggehoond.

XCTijdens maar ook na het bezoek van van der Plas vonden onder de gedeporteerden heftige debatten plaats - in Tanah Merah vond de groep die geweigerd had, betaalde arbeid ter instandhouding van Boven-Digoel te verrichten, dus geen loon had ontvangen en de officiële rantsoenen door eigen aanplant had aangevuld (de 'naturisten'), dat men zich tegen elke evacuatie moest verzetten. Die groep was een minderheid. En hoe was verzet mogelijk? De Veldpolitie was gewapend - de evacuatie ging door. Daarbij werden de gedeporteerden (op enkelen na die in BovenDigoel bleven) in twee groepen gesplitst: de 'onverzoenlijkeri', d.w.z. de Digoelisten van Tanah Tinggi en een aantal 'naturisten', en de overigen. De eerste groep was kleiner dan de tweede, maar ook die tweede groep telde verscheidenen die niet van zins waren om als zij eenmaal in Australië waren gekomen, daar passief te blijven.

XCDe eerste groep werd per schip naar Merauke gevoerd en vandaar met een tweede schip overgebracht naar het eiland Thursday dat (zie kaart II op pag. I7) tussen Australië en Nieuw-Guinea ligt - zij werd vandaar naar Mackay getransporteerd, waar zich, zoals eerder vermeld, al twee groepen Javanen bevonden. De 'onverzoenlijken' werden er in een gevangenenkamp opgesloten.

XCDe tweede groep, ten dele met schepen, ten dele met Catalina's afgevoerd, kwam eveneens in eerste instantie op het eiland Thursday terecht. Vandaar werd zij in juni met een KPM-schip, de 'Both', naar

XC, Brief, 18 april 1943, van van der Plas aan van Mook. 2 Van der Plas: 'Memorandum' (jan. 1945) (ARA, Coll.-van der Plas, B 4). 14

140 [PDF]
DE EX-DIGOELISTEN IN AUSTRALIË

Australië gebracht. Dat schip meerde in de haven van Bowen, niet ver van Mackay, om er te bunkeren en andere voorraden in te nemen. Terwijl dat geschiedde', dwarrelde een papiertje voor de voeten van een Australische havenarbeider waarin een der Digoelisten in het Engels, dat hij tijdens zijn internering had geleerd, schreef dat zich aan boord van de 'Both' enkele honderden Indonesiërs bevonden die uit een Nederlands gevangenenkamp op Nieuw-Guinea, Tanah Merah, afkomstig waren. De betrokken havenarbeider, een actief vakbondsman, besloot onmiddellijk het briefje door te geven - een koerier bracht het naar de leider van de (inmiddels door de regering-Curtin weer toegelaten) Australian Commu nist Party in Queensland en deze nam het onmiddellijk uit Brisbane, de hoofdstad van Queensland, mee naar Sydney, waar het hoofdbestuur van zijn partij zijn zetel had. Eén briefje - kon men er op afgaan?

XCEr kwam een tweede. De grootste groep Digoelisten zou gedeeltelijk in een kamp te Cowra, gedeeltelijk in een apart gedeelte van de militaire kampen te Liverpool, een voorstad van Sydney, opgesloten worden - welnu, uit de trein die de voor het kamp in Liverpool bestemden uit de haven van Sydney daarheen bracht, dwarrelde op het station Liverpool een tweede briefje, geschreven door een Javaanse spoorwegarbeider die tot de eersten had behoord die (in '27) naar Boven-Digoel waren gedeporteerd. In dat briefje stond dat daar vele gedeporteerden waren overleden en dat zich in de trein ook lijders aan malaria en tbc bevonden - de ex-spoorwegarbeider drong er op aan dat Australiërs zich moeite zouden geven dat de Digoelisten in elk geval goede medische zorg zouden krijgen, beter nog: dat zij in vrijheid zouden worden gesteld.

XCDit tweede briefje kwam niet bij de Communist Party of Australia terecht - het werd door de Australische spoorwegarbeider die het vond en die óók een militant vakbondsman was, onmiddellijk ter hand gesteld aan een Australische, Laura Gapp, die een actief lid was van een Australische organisatie welke op eerbiediging van de burgerrechten placht aan te dringen: de Civil Rights League. Zij was ook een medewerkster van Evatt, de Minister of External Affairs, en zij ging onmiddellijk op deze pressie uitoefenen om iets ten bate van de Digoelisten te ondernemen. Bovendien kwam de Civil Rights League in actie: de League bracht vooral met hulp van Australische kunstenaars een campagne op gang, waarbij geëist werd dat de Digoelisten, politieke gevangenen van bondgenootde ex-Digoelisten en hun welgezinde Australiërs is gebaseerd op het in '75 in Australië verschenen werk van Rupert Lockwood:

1 Wat wij in het hiervolgende en in hoofdstuk 8 weergeven over de contacten tussen

141 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

N ederland, in vrijheid zouden worden gesteld. Die eis werd door de Australische vakbonden ondersteund. Evatt kwam onder druk te staan - èn in moeilijkheden te verkeren, want de regering-Curtin had zich jegens de Commissie en gezant van Aerssen bereid verklaard, gevangenen van Nederland in Australische detentie-oorden op te nemen.

XCDe eerste maatregelen die Evatt nam, waren dat hij de zieke Digoelisten uit het kamp te Liverpoolnaar het Nederlandse hospitaal in Sydney liet overbrengen, dat de Knil-bewakers te Cowra en Liverpool vervangen werden door Australiërs en dat de Digoelisten bezoek mochten ontvangen - trouwens, van der Plas (en vermoedelijk deden dat ook officieren van de security-afdeling van de Nefis, Nefis IJ) ging spoedig met die Digoelisten spreken. Hem bleek dat verscheidenen bereid waren, deel te nemen aan de Geallieerde oorlogsinspanning. Vooral gold dat voor de communisten onder hen die (naar wij veronderstellen: in hun contacten met Australische communisten) hadden vernomen dat de Tweede Wereldoorlog sinds Duitslands aanval op de Sowjet-Unie geen 'irnperialistische oorlog' meer was en dat Moskou aan alle communistische partijen buiten de Sowjet-Unie het consigne had gegeven, zich in te zetten voor de nederlaag van Duitsland en Italië. Sardjono, de oudvoorzitter van de PKI, trok daar de nodige consequenties uit: hij verklaarde zich bereid, voor de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland aan het werk te gaan, en datzelfde deden andere oud-PKI'ers, maar ook leden van andere vroegere politieke organisaties in Indië zoals de Minangkabauer Boerhanoeddin die secretaris was geweest van de door Hatta en Sjahrir geleide PNI-Baroe.

XCGing het de betrokkenen alleen om het bevorderen van de Geallieerde overwinning? Dat nemen wij niet aan. Waar het hun, menen wij, in de eerste plaats op aankwam, was om na de oorlog naar Java terug te keren en zij zullen er in de tweede helft van '43 wel van zijn uitgegaan dat dit slechts met medewerking van de Nederlandse autoriteiten zou kunnen geschieden. Bovendien veronderstellen wij dat diegenen die in Indië bij uitstek politiek actief waren geweest, aangetrokken werden door het vooruitzicht dat zij, als zich eenmaal de poorten van Cowra en Liverpool achter hen gesloten hadden, in Australië onder de daar aanwezige Indonesiërs een nieuwe politieke activiteit zouden kunnen ontwikkelen.

XCHoe dit zij, van der Plas werd in zijn eerste contacten met de Digoelisten (dezelfden die hem in maart in Tanan Merah hadden weggehoond!) bepaald verrast door de andere houding welke sommigen nu aan de dag legden, en die hij, ietwat naïef, beschouwde als bewijs voor u/erenlijle

142 [PDF]
DE EX-DIGOELISTEN IN AUSTRALIË

midden juli' 43 aan Loekrnan Djajadiningrat die toen op het punt stond Washington te verlaten, 'dat onder de Digoelisten ... een groot aantal voortreffelijke lieden zijn, die gedeeltelijk in's lands dienst te gebruiken zijn." Vier maanden later, midden oktober '43, berichtte hij aan van Mook, 'dat een aantal ex-Digoelisten op dit ogenblik mij n trouwste medewerkers zijn in de anti-Japanse propaganda' (dezen had hij aangesteld bij de afdeling van de Nigis die voor radioprogramma's naar Indië zorgdroeg)

XC'en werken met een fijnheid van aanvoeling van verhoudingen en ridderlijkheid tegenover ons Nederlanders die voor een westerling verbijsterend zijn. Dit zijn vooral Islam-leiders van de Westkust van Sumatra en een aantal PNB'ers van Java'2

XCwij nemen aan dat van der Plas op vroegere leden van de PNI-Baroe heeft gedoeld, zoals Boerhanoeddin.

XCInderdaad kregen verscheidene Digoelisten posities die niet zonder betekenis waren. Sommigen kunnen daarbij oprecht geloofd hebben dat de 7 december-toespraak van de koningin de waarborg inhield dat de verhoudingen in Indië na de oorlog radicaal gewijzigd zouden worden - dat gold stellig voor Boerhanoeddin die hoofd werd van de Indonesische afdeling van de Nigis en hoofdredacteur van het door die afdeling in Australië uitgegeven tijdschrift Penjoeloeh ('De Toorts') en die zich in april '45 liet benoemen tot adviseur van de delegatie welke Nederland zou vertegenwoordigen op de internationale conferentie te San Francisco, waar de Organisatie der Verenigde Naties zou worden opgericht.'

XCEn Sardj ono?

XCWij weten niet precies wat hij, na zijn vrijlating, in '44 in opdracht van de Nederlandse autoriteiten heeft gedaan, wèl dat hij begin '45 werkzaam was als verbindingsman voor public relations op het door MacArthurs troepen bevrijde eiland Morotai in de Noordelijke Molukken. 'Hij heeft

1 Brief, 13 juli 1943, van van der Plas aan Loekman Djajadiningrat (ARA, Alg. Secr., Eerste Zending, XXIV, 21). 2 Brief, 14 okt. 1943, van van der Plas aan van Maak (a.v. Coll.-van der Plas, B 8). 3 Op de dag van Boerhanoeddins benoeming ver spreidde Aneta een persbericht waarin zijn levensloop werd weergegeven. Dat hij acht-en-een-half jaar in Boven-Digoel geïnterneerd was geweest, werd verzwegen - terzake werd slechts vermeld dat hij als secretaris van' (een overdreven voorstelling van zaken met betrekking tot de (IC, 3 I).

143 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

kwaliteiten', schreef toen van der Plas aan de hoogstgeplaatste Nica officier op Morotai,

XC'maar is een fanaticus en een dromer. In dagelijks contact met de C[ ommunist) P[arty) in Australië vind ik hem bepaald gevaarlijk, juist omdat het een eerlijke dromer is. In een omgeving, waar hij in de leidende groep wordt opgenomen (hetgeen hij als persoon ten volle verdient), is hij een aanwinst.'

XCSardjono's taak was, teksten voor luchtpamfletten te schrijven die door op Morotai gebaseerde vliegtuigen zouden worden uitgeworpen. 'Hij kan', aldus van der Plas, 'in zijn vrije tijd echter zeer wel voor Nica werken.'! Nu, Sardjono had na zijn vrijlating uit Cowra in Australië heel wel zèlf geweten hoe hij zijn vrije tijd moest besteden.

XCHij had vrijwelonmiddellijk contact opgenomen met het bestuur van de Communist Party oj Australia. Opnieuw werd hem ingescherpt dat hij, conform de nieuwe richtlijnen die van de Komintern, de Communistische Internationale, waren uitgegaan, met de Nederlandse autoriteiten diende samen te werken, gezegd werd: ook in de oorlog tegen Japan, want na Japans nederlaag zou in heel Azië het koloniale juk worden afgeschud, ook dus in Nederlands-Indië, Dat zou het communisme een nieuwe kans geven - de Australische communisten juichten het derhalve toe dat er een nieuwe Partai Komunis Indonesia werd opgericht. Aangezien evenwel hun partij in heel Australië de communistische wereldbeweging representeerde, eisten zij (en die eis werd door Sardjono aanvaard) dat diens nieuwe PKI zichzelf zou aanduiden als: 'Sectie Buitenland van de PKI, werkzaam onder Indonesiërs in Australië'. Welnu, die nieuwe PKIop bouwend (wij zullen de met de Australische communisten afgesproken naam, die geen reële betekenis heeft gehad, maar vergeten), kreeg Sardjono spoedig steun van andere Indonesiërs: onder druk van de Australische regering (die op haar beurt onder druk stond van een deel van de Australische publieke opinie) werden namelijk bijna alle Digoelisten begin december '43 vrijgelaten? (in Cowra en Liverpool werden drie-entwintig, die elke vorm van steun aan de Geallieerde oorlogvoering

1 Brief, 13 febr. 1945, van van der Plas aan het op Morotai (ARA, Coll.-van der Plas, B 2). 2 Ook de 'onverzoenlijken' in Mackay werden uit gevangenschap ontslagen: zij konden ter plaatse een eigen kolonie vormen - geïnterneerd bleven hier dertien Digoelisten uit personen die, aldus van der Plas eind '44 aan MacArthur, waren. (brief, 16 dec. 1944, van van der Plas aan MacArthur, a.v., Alg. Secr., Eerste Zending, XXIV, 22)

144 [PDF]
SARD]ONO RICHT EEN NIEUWE 'PKI' OP

afwezen, vastgehouden) en onder die vrijgelatenen waren talrijke oud PKI'ers.

XCVan wat die vrijgelatenen nadien van de Commissie en van de Australische overheid aan taken kregen, hebben wij geen volledig overzicht. De minder ontwikkelden gingen in de buurt van Brisbane werken in suikerfabrieken of traden toe tot het grondpersoneel op de vliegvelden die door de Militaire Luchtvaart van het Knil werden gebruikt, of gingen arbeid verrichten in munitiefabrieken en militaire depots, of werden zeeman - van de meer ontwikkelden vonden velen emplooi bij de organen van de Commissie, bijvoorbeeld bij de Nigis, en op de hoofdkwartieren van de Nederlandse strijdkrachten waar een groot tekort was aan secretariaatspersoneel. Voorzover zij bij dat alles met Nederlanders en Indische Nederlanders in contact kwamen, constateerden zij dat in de houding van de meesten dezer nog maar weinig te merken was van het in de 7 december-toespraak toegezegd verdwijnen van alle discriminatie. 'Zij werderi', aldus later dr. Honig,

XC'getroffen door de onwaarachtigheid in de verklaringen van de Nederlanders over de gelijkheid van allen in het uitgegeven propagandamateriaal ... en de werkelijkheid: discriminatie die bij de schepen en bij de andere werkzaamheden bestond. Het is niet te ontkennen dat hierin een tegenstrijdigheid lag."

XCDie tegenstrijdigheid kwam de actie van Sardjono ten goede: hij breidde zijn aanhang uit. Daarbij liet hij veiligheidshalve zijn nieuwe PKI niet als zodanig naar buiten optreden (zij bestond uit cellen van vier leden die niet wisten"wie er verder nog lid waren en die uitsluitend via een vaste contactman hun voorlichting en instructies ontvingen), maar hij richtte een soort Indonesisch Volksfront op: de Sarikat Indonesia Baroe, het Verbond van het Nieuwe Indonesië, oftewel de Sibar, en deze Sibar waartoe vele honderden Indonesiërs toetraden, vormde in alle daarvoor in aanmerking komende Australische steden clandestiene Comité's voor Indonesië's onafhankelijkheid. PKI'ers, overtuigd-Islamieten en aanhangers van andere richtingen werkten hierin samen - dat deden evenwel niet de 'onverzoenlijken' in Mackay, aan wie, naar wij aannemen, de drie-en-twintig weigeraars uit Cowra en Liverpool waren toegevoegd. Het schijnt dat in Mackay (daar was inmiddels een batik-bedrijfje opgericht) de gedachtengangen overheersten van Tan Malaka, die na de communistische opstand op Java en West-Sumatra (respectievelijk eind

XC, Getuige P Honig, Enq., dl. III c, p. 783.

145 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

'26 en begin '27) in fel conflict was geraakt met de Komintern. Het was namelijk in Mackay dat naast en tegenover de Sibar een andere organisatie werd opgericht: de Partai Kebangsadn Indonesia (Partij van het Indonesische volk), afgekort eveneens: de PKL

XCTerwijl de groep in Mackay bepleitte dat na de oorlog in Indonesië onmiddellijk een socialistische revolutie moest plaatsvinden, betoogde de Sibar dat men dan niet verder moest gaan dan er de burgerlijke demoeratie invoeren - dat leek geheel in overeenstemming met de strekking van de 7 december-toespraak.

XCVan veel belang was dat juist van de leden van de nieuwe PKI en van de Sibar velen werkzaam waren op de bureaus van de Commissie (later van van Mook en zijn Raad van departementshoofden) en op de Nederlandse militaire hoofdkwartieren. Werkzaam, veruit de meesten, in lage adrninistratieve functies maar zij kregen er stukken te zien die betrekking hadden op de voorbereiding van het naoorlogs herstel van het N ederlands gezag in de archipel- trouwens, er waren ook enkele administratief werk verrichtende Nederlanders en enkele lagere Nederlandse militairen die hulp verleenden aan de nieuwe PKI en aan de Sibar door informatie door te geven inzake de plannen voor dat naoorlogs herstel. Aldus werd een geheime organisatie opgebouwd die bij het doorgeven van stukken belangrijke hulp ontving van de Communist Party oj Australia: haar afdelingen, aldus Rupert Lockwood (hij schreef uit eigen wetenschap), 'acted aspost officesjor the Indonesians, delivering their communications by hand, usually through communists in the railways, maritime transport and the armed [orces.' I Van der Plas, heel wel wetend dat Sardjono in contact stond met Australische communisten, maakte er zich in de tweede helft van '44 zorgen over dat de Sibar een camouflage-organisatie was die zich te gelegener tijd als PKI zou ontpoppen. Sardjono stelde hem in november gerust met .een brief waarin hij er eerst op wees dat de Komintern in september '43 was opgeheven, en voorts o.m. schreef:

XC'Nu ik buiten enig partijverband sta, en dat wel sinds de dag dat ik in de gevangenis werd gestopt om verder krachtens de (allesbehalve democratische) exorbitante rechten geïnterneerd te worden, is het sedert mijn overtuiging die mij iets te bevelen heeft.

XCZij is het geweest die mij onverbiddelijk gebood om de door UHoogEdelGestrenge zo welmenend toegestoken hand schielijk wholeheartedly aan te nemen. Het is deze bereidwilligheid met de Regering samen te werken of samen te gaan

XCI R. Lockwood: Black Armada,

146 [PDF]
SARD]ONO RICHT EEN NIEUWE 'PKI' OP

naar Democratisch Indonesia die aan mijn deelname aan de oprichting van de Sibar ten grondslag heeft gelegen. Vorenbedoelde overtuiging heeft me ondubbelzinnig aan het verstand gebracht dat alleen Democratisch Indonesia haar de mogelijkheid biedt, zich in een partij te verwezenlijken

XC. . .Wat betreft het omzetten van de Sibar in onze eigen partij, het volgende.

XCAls ik in staat ben de Sibar om te bouwen in een communistische partij, dan ben ik zeker ook in staar om de laatstgenoemde direct op te richten. Mijn overtuiging zal me nooit order geven om het eerste te doen' I die taak werd van Sardjono's overtuiging ook niet gevergd: hij, die door van der Plas als een 'eerlijke dromer' was gezien, had de PKI al heropgericht.

XCKort voor zijn vertrek naar Morotai was Sardjono er toe overgegaan om de verbindingen binnen de nieuwe PKI te versterken door de uitgave van een geheim contactorgaan; het kreeg een Engelse titel: Red Front, maar was overigens in het Indonesisch gesteld. Het werd in Sydney gestencild door Australische communisten (van hen kregen Sardjono en de zijnen soms ook geld) en de exemplaren werden met grote voorzichtigheid via de contactmannen van de eerder genoemde cellen waaruit de PKI bestond, verdeeld - die exemplaren moesten na lezing verbrand worden. Het derde nummer van dit geheime blad, begin december '44 samengesteld, werd eind maart of begin april '45 aan van der Plas in handen gespeeld." Hij las:

XC'Er is maar één PKI: die welke gebaseerd is op de geschriften van Marx en Lenin en die bij haar worsteling de richtlijnen van Lenin en Stalin volgt. Wij zweren dat er geen reactionaire macht is, die ons opnieuw tot verdeeldheid kan brengen. Onder de vaandels van Marx, Engels, Lenin en Stalin zullen wij stellig de overwinning behalen.

XCElk lid moet er diep van doordrongen zijn dat de Partij een geheime organisatie is. Buitenstaanders mogen op dit moment niets van haar bestaan weten. Alles wat met de Partij zelf te maken heeft, dient zo diep mogelijk verborgen te blijven. Behalve met de vaste contactman mag met niemand over de activiteiten van de Partij gesproken worden.'

I Brief, z.d. (nov. J944) van Sardjono aan van der Plas (ARA, Coll.-van der Plas, B 4). 2 Vertaalde tekst: a.v.

147 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

XCDat het die nieuwe PKlwas die de kern van de Sibar uitmaakte, drong niet tot van der Plas en de andere leden van de Raad van departementshoofden door' - zij wisten nu maar één ding: dat zich onder de Indonesiërs in Australië een nieuwe communistische partij had gevormd die in het geheim ageerde. Het vertrouwen dat van der Plas in Sardjona had gesteld, kreeg een deuk. Trouwens: wat te doen met de leden van die nieuwe PKI, als men hen op het spoor was gekomen? Van een aantal ex-Digoelisten was bekend dat zij in Indië communisten waren geweest, maar waren zij het die de nieuwe PKI gevormd hadden, of waren het anderen? In beginsel zag de Raad van departementshoofden voor die lieden maar één oplossing: internering - maar waar? 'Een herinternering van de nu in Australië vertoevende communisten ' (de communisten onder de ex-Digoelisten) 'is', schreefvan der Plas begin april '45 aan van Mook, 'uitgesloten', maar 'terugzending van hen allen naar Tanah Merah is eveneens onmogelijk': er was 'niet precies bekend ... wie wèl en wie niet tot de nieuwe actie zijn toegetreden', in Tanah. Merah was voedseltekort, er bevond zich daar maar een zwakke politiemacht en de terugzending zou in Australië een storm van verontwaardiging wekken en stellig op bezwaren stuiten bij de Australische regering. Hij zag andere oplossingen: alle communisten onder de ex-Digoelisten moesten scherp in het oog worden gehouden, er moest zorg voor worden gedragen 'dat geen van deze lieden westelijker komt dan Nieuw-Guinea, een enkele Morotai' (hun spoedige terugkeer naar eilanden als Java en Sumatra moest dus verhinderd worden) en 'de gevaarlijkste lieden' moest men, als men eenmaal wist wie dat waren, na hun vertrek uit Australië 'op grond van deze nieuwe illegale actie herinterneren.' 'Tenzij snel voedselvoorraden worden beschikbaar gesteld, zal dit helaas niet kunnen in Tanah Merah en dus moeten zijn in Merauke? - op die bestuurspast waren toen al enkele ex-Digoelisten werkzaam.

XCToen van der Plas op 19 april '45 van de Australische geheime dienstJ.J.van N. S. Blom aan J. I. J. M. Schmutzer, a.v.) 2 Brief, 6 april 1945, van van der Plas aan van Mook

I Toen het kleine groepje van de in april '45 een telegram aan de internationale conferentie te San Francisco had gestuurd, waarin gesteld was dat Boerhanoeddin, een van de adviseurs van de Nederlandse delegatie, geenszins het Indonesische volk vertegenwoordigde, schreef mr. Blom, de directeur van justitie, in mei aan de minister van koloniën (dat was toen prof. dr. ir. 1. M. Schmutzer), dat de 'een onbetwistbaar communistisch karakter' droeg, maar dat de 'die vele honderden leden telt', 'het volle vertrouwen in genoemde afgevaardigde (had) uitgesproken' - die gold dus als loyaal. (brief, 14 mei 1945,

148 [PDF]
NIEUWE INTERNERINGEN

had vernomen, 'dat', zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'samenwerking met ons was aanbevolen door de Australische communisten om straks te zekerder ons lam te slaan', instrueerde hij de Nederlandse autoriteiten op Ceylon en de Nica-post te Merauke, 'herinternering tot de meest noodzakelijke gevallen te beperken en de andere communisren aan te zeggen dat iedere vijandelijke actie tot herinternering zou leiden' I - van Mook was, toen van der Plas die instructie deed uitgaan, niet in Australië aanwezig, maar wij veronderstellen dat hij na zijn terugkeer, begin juni, door van der Plas terzake is ingelicht; trouwens, hij werd spoedig opnieuw met het probleem van de interneringen geconfronteerd.

XCIn mei, juni en juli merkte van der Plas (wij nemen aan dat de Australische geheime dienst en Nefis II hem bleven inlichten) dat de anti-Nederlandse actie onder de Indonesiërs in Australië toenam. Hij werd, schreef hij eind juli aan Abdoelkadir, die op dat moment in Hollandia was, 'in toenemende mate ongerust' - hij wist dat in Brisbane 'de communistische organisatie steeds sneller veld wint onder de Indonesiërs." Niet alleen zijn bezorgdheid nam toe, maar ook die van anderen: Japans nederlaag leek snel te naderen, anders gezegd: binnen afzienbare tijd zou het Nederlands gezag op eilanden als Java en Sumatra moeten worden hersteld. Nu werd in Australië ingegrepen: Lockwood vermeldt (en wij zien geen reden om aan de juistheid van die informatie te twijfelen) dat' the Dutch military officers' (officieren van het Knil) 'and provost corps' (de militaire politie van het Knil) 'in the weeks before the japanese surrender oj 15 August 1945 ... began arresting and air-lifting Indonesian rebels to Hollandia and Merauke jar internment') het betrof hier óók, en misschien wel in hoofdzaak, inheemse Knil-militairen wier internering al sinds november '44 overwogen was."

XCHoevelen naar Hollandia en Merauke werden afgevoerd, weten wij niet.

I Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1395. 2 Brief, 24 juli 1945, van van der Plas aan Abdoelkadir (ARA, Coll.-van der Plas, B 2). 3 Lockwood: p. 77. 4 Dat er inheemse militairen waren die zich steeds meer anti-Nederlands gingen opstellen, was aan de militaire leiding bekend. Aangezien het niet mogelijk was, hen in Australië vast te zetten, werd overwogen hen naar Ceylon over te brengen. Midden november '44 evenwel zei de Legercommandant (dat was toen generaal van Oyen) in de Raad van departementshoofden, 'voornemens te zijn', aldus de notulen, 'te seinen' (naar Colombo) 'dat er wellicht wel een mogelijkheid bestaat tot isolatie van een zeer beperkt aantal Indonesiërs in (Boven-Digoel). 'De Raad kan zich hiermee verenigen.' (Raad van departementshoofden: Notulen, 14 nov. 1944)

149 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

XCNatuurlijk raakten die arrestaties en deportaties aan anderen bekend: aan Indonesiërs die deel uitmaakten van het Knil, aan andere Indonesiërs met wie zij in contact stonden, en aan die Australiërs die zich voor de vrijlating der Digoelisten hadden ingezet en nadien met hen in verbinding waren gebleven: functionarissen en leden van de Communist Party of Australia en van de Civil Rights League.

XCWat wIJ 111 deze paragraaf ('De Indonesiërs in Australië') beschreven hebben: de hooghartige houding van de meeste Nederlandse en Indische Nederlandse burgers in Australië jegens hun Indonesische rijksgenoten, de op de Indonesische zeelieden toegepaste discriminatie, de internering en nadien het in primitieve werkkampen opnemen van bijna zevenhonderd van die zeelieden die in staking waren gegaan, de overbrenging van de Digoelisten naar Australië die als groep op Australisch, niet op Nederlands initiatief waren vrijgelaten, de agitatie ten behoeve van de Indonesische zeelieden, uitgaande van de Australian Seamen's Union en de Wateru/orkers Union, de overeenkomstige agitatie ten behoeve van de Digoelisten zowel door die vakbonden als door de Civil Rights League welke een aantal cultureel vooraanstaande Australiërs in beweging wist te brengen - het kwam er alles tezamen op neer dat de naam van Nederland bij een actief en invloedrijkdeel van de Australische publieke opinie (toch al geïrriteerd door de royale levenswijze van vooraanstaande Nederlanders) en vooralook in kringen van de Labour Party (die aan de macht was!) grote schade had opgelopen. Natuurlijk bleef men Nederland als militair bondgenoot in de oorlog tegen Japan op' prijs stellen - heel iets anders was of men óók bereid zou zijn, steun te verlenen aan het herstel van het Nederlands gezag in Indië. Zou dit herstel onmiddellijk tot een conflict leiden waarbij Nederland zich tegen het onafhankelijkheidsstreven van de Indonesiërs zou verzetten, dan moest, achteraf gezien, verwacht worden dat het in Australië tot een aanmerkelijke antiNederlandse agitatie zou komen.

XCWat zou in zulk een situatie de houding der in Australië aanwezige Indonesiërs zijn? Er waren er niet zovelen die met overtuiging aan Nederlandse kant stonden - zou het tot het eerder bedoelde conflict komen of zou zulk een conflict dreigen, dan was het, achteraf gezien, waarschijnlijk dat velen zich tegen Nederland zouden keren. Dat gold

150 [PDF]
TERUGBLIK

voor het zich in Mackay bevindende kleine groepje van de Partai Ke bangsadn Indonesia, voor de grotere groep van de heropgerichte, clandestien opererende PKI, voor de nàg grotere groep van de (door die PKI gedirigeerde) Sibar, voor groepen inheemse mil itairen van het Knil en inheemse arbeiders in het depot van de Koninklijke Marine en voor een groot deel van de Indonesische zeelieden, wier politiek zelfbewustzijn in Gtejaren van ballingschap aanzienlijk was gegroeid.

XCTweemaal schreven wij: 'achteraf gezien'. Inderdaad, voor wie deze paragraaf heeft gelezen, liggen de conclusies welke wij form uleerden, voor de hand, maar men dient te bedenken dat wij, een generatie later, een algemeen beeld hebben kunnen schetsen dat in die jaren zelf aan de Nederlands-Indische autoriteiten in Australië niet voor ogen stond. De persoonlijke contacten van de leidinggevende figuren lagen in kringen van op Groot-Brittannië georiënteerde conservatieven, kringen, anders gezegd, van de United Australian en van de Country Party die beide in oppositie waren - contacten met voormannen van de Labour Party en van de vakbonden die een nogal rauwe toon plachten aan te slaan, waren er, aldus onze indruk, nauwelijks, Wat de Indonesiërs betrof: van de leden van de Commissie was van der Plas de enige die vlot met hen kon spreken. Heel enkelen (Abdoelkadir, Roeslan, vermoedelijk ook Boerhanoeddin) waren openhartig jegens hem maar de meeste Indonesiërs hadden zich onder het Nederlands koloniaal regime aangewend, een slot op de mond te dragen.

XCUit dit alles vloeide voort dat de Nederlands-Indische autoriteiten, menend een stevig, zij het uiterst simpel bouwsel op te trekken voor de bestuursstructuur van Nederlands-Indië na Japans nederlaag', zich in werkelijkheid in Australië op politiek drijfzand bevonden. De berichtgeving en de propaganda die van hen waren uitgegaan, hadden op leidende figuren uit de Labour Party en uit de vakbonden alsmede op die andere Australiërs die met de Indonesiërs sympathiseerden, geen of maar weinig indruk gemaakt en op de meeste Indonesiërs zelf een tegengesteld effect gehad, 'getroffen' als dezen waren (om opnieuw dr. Honig te citeren) 'door de onwaarachtigheid in de verklaringen over de gelijkheid van allen en de werkelijkheid: de discriminatie die bij de schepen en bi] de andere werkzaamheden bestond.'

1 Voor de opleiding van nieuwe bestuursambtenaren hadden zij in augustus '43 een Bestuursschoolopgericht waarover wij in hoofdstuk 6 ('Van Mooks gouvernement') zullen schrijven - daar komt ook het gemilitariseerde bestuursapparaat: de oftewel de aan de orde.

151 [PDF]

Berichtgeving en propaganda

XC

XCWij vermeldden al dat van Mook in het besluit waarmee hij begin april '42 de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland in het leven riep, haar de taak gaf om zorg te dragen voor een 'informatiedienst' en dat deze onder leiding werd geplaatst van Loekman Djajadiningrat. Toen die dienst in de vorm van de Netherlands Indies Government Information Service, de Nigis, was opgericht, liet evenwel Loekman Djajadiningrat de zaken spoedig over aan degeen die tot hoofd was benoemd: het vroegere hoofd van de Marinevoorlichtingsdienst in Indië, luitenant-ter-zee eerste klasse H. V. Quispel. De situatie veranderde pas, toen van der Plas in december '42 in Melbourne terugkeerde: hij had zowel voor de berichtgeving als voor de propaganda grote belangstelling en besteedde dus veel tijd en aandacht aan de Nigis.

XCDe Nigis was een dienst waarin de Commissie, de Koninklijke Marine en het Knil samenwerkten - de marine en het Knil hadden geen eigen voorlichtingsdienst maar gaven alles wat hunnerzijds te berichten viel, aan de Nigis door. Quispel was een harde werker, zijn inspirerende inzet werd door zijn staf zeer gewaardeerd. Die staf bestond in augustus '42 uit dertig personen: twaalf Nederlanders en Indische Nederlanders en voorts een Brit, een Griek, een Tsjech, een Hongaar - de veertien overigen waren Australiërs of Indonesiërs. Later werd dat personeel aanzienlijk uitgebreid, vermoedelijk (precieze cijfers ontbreken) tot ver over de honderd, van wie alleen al bijna dertig behoorden tot een filmen foto-afdeling die in juli '44 werd opgericht.

XCUiteraard had de Nigis een persafdeling - z~ onderhield het contact met de Australische pers en de Australische nieuwsagentschappen alsmede met internationale nieuwsagentschappen als Reuter, Associated Press en United Press en met de voortzetting van het vroegere N ederlands-Indische persbureau Aneta, dat een vestiging had in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië samenwerkte met het daar in '40 opgerichte persbureau Anep maar in Australië aanvankelijk geen vertegenwoordiging had. Daarnaast gaf de Nigis een Nederlands tijdschrift uit, Oranje (het verscheen oorspronkelijk veertiendaags, maar van september' 44 af, toen de Nigis een eigen drukkerij had gekregen I, tweemaal per week), alsmede het eerder genoemde Indonesische blad Penjoeloeh, dat driemaal per week uitkwam. Z~ had ook afdelingen voor het uitwerken van uit Indië

XCI MacArthur had er zorg voor gedragen dat enkele in Australië ontbrekende hulpmiddelen per vliegtuig uit Amerika waren

152 [PDF]
DE 'NIGIS' flORIS IVENS

opgevangen radio-uitzendingen (wij maakten daar al melding van) en voor het samenstellen van programma's die naar Indië moesten worden uitgezonden. Zij kende voorts public relations officers die aan de Nica-teams werden toegevoegd (zoals bleek, kreeg Sardjona die functie op Marotai) en dan was er, sinds juli '44, de film- en foto-afdeling.

XCDie afdeling werd geleid door een Australische cineast; er werden foto's en films gemaakt over de Nederlandse oorlogsinspanning in en bij Australië. Begin '45 nu werd besloten, daar twee andere soorten films aan toe te voegen: films over de heropbouw van Nederlands-Indië en films, in Australië opgenomen, die gebruikt zouden kunnen worden bij de voorlichting en de scholing van de Indonesiërs in de straks bevrijde delen van Indië. Het was voor die twee laatste soorten films dat contact werd opgenomen met Joris Ivens die vóór de oorlog naam had gemaakt met zijn documentaires en in de oorlogsjaren als assistant-producer werkzaam was geweest bij de filmproductie-maatschappij United Artists in Hollywood. Hij had enkele films gemaakt voor het Amerikaanse leger, voor de National Film Board van Canada en voor de Shell maar eind '44 verklaarde hij zich bereid, in Australië films te gaan maken voor de Nigis. Hij gaf er een royaal contract voor op - van der Plas deed een persoonlijk beroep op een Amerikaanse generaalom een snel vertrek van Ivens naar Australië mogelijk te maken en deze kwam eind maart '45 aan, evenwel zonder re-entry permit voor de Verenigde Staten. Dat zou hem trouwens vermoedelijk niet zijn verstrekt - hij stond er bekend als een actief sympathisant met het communisme en de Sowjet-Unie.

XCIn mei of juni '45 leidde dat tot een probleem omdat aan Ivens, die toen deed weten dat hij voor de technische afwerking van de films die hij in Australië zou maken, een tijdlang in Hollywood zou moeten werken, bleek dat het State Department de afgifte van een re-entry permit had geweigerd. Van Maak wendde zich daarop injuli tot de Nederlandse ambassade in Washington - dit probleem was nog niet opgelost, toen Japan capituleerde.

XCEen nieuw probleem met Ivens zou volgen.

XCWij schreven eerder dat Aneta aanvankelijk in Australië geen eigen agentschap had. Dat agentschap is er pas mediogekomen in de persoon van de Indische journalistA. van Bovene, die als radio-spreker vóór

'42 G.

153 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

de oorlog in Nederland bekendheid had gekregen met zijn door de Avro uitgezonden 'Gesproken mailbrief' - een programma dat door Radio Oranje in Londen was voortgezet.' Hij was in Indië meer dan twintig jaar journalist geweest bij Aneta, en hij was, zoals in ons deel I I a vermeld, in november' 41 door de directie van Aneta in overleg met Pelt, het hoofd van de Londense Regeringsvoorlichtingsdienst, samen met zijn vrouw, een Indisch-Nederlandse, naar Amerika gezonden, waar hij in New York hoofdredacteur werd van Aneta. In april '42 nu besloten Pelt en van Mook, van Bovene in Australië een Aneta-kantoor te laten ()penen - dat zinde de Nederlands-Indische Commissie niet: er was in Australië al een Nigis, waarom dan ook nog een Aneta-kantoor? Er ging een protest naar Pelt en van Mook, maar dezen handhaafden hun beslissing. Van Bovene en zijn vrouw kwamen eind juni in Australië aan, waar Brisbane de standplaats van het Aneta-kantoor werd: daar zou namelijk in juli MacArthur zijn hoofdkwartier vestigen; talrijke correspondenten waren er bij geaccrediteerd.

XCNoch van de Commissie, op wier loonlijst hij stond, noch van de Nigis kreeg van Bovene enige medewerking. Dat droeg er toe bij dat hij steeds kritischer ging denken over wat hij onder verantwoordelijkheid van de Commissie in Australië zag gebeuren: hij ergerde zich aan de hoge salarissen die uitbetaald werden - en elke mogelijkheid om daar in het publiek protest tegen aan te tekenen ontbrak! De Nigis bood hem een functie aan - hij wilde vrij blijven en weigerde (wèl sprak hij herhaaldelijk in de programma's welke de Nigis naar Nederlands-Indië deed uitzenden). Hij constateerde dat Anep-Aneta in Engeland en in de Verenigde Staten onafhankelijk kon werken en dat ook de twee in Nederlandse kring veelgelezen weekbladen die in Londen en New York verschenen: Vrij Nederland en The Knickerbocker Weekly, vrij waren in het uiten van kritiek - waarom werd dan in Australië geen vrije journalistieke arbeid geduld, waartoe, meende hij, alle reden was?

XCVan maand tot maand werden de verhoudingen slechter. Contact met van der Plas, die in december '42 in Australië aankwam, bracht geen verbetering teweeg. Kort nadien kreeg van Bovene een lichte beroerte. Toen hij vrij spoedig zijn werk kon hervatten, werd zijn salaris zonder enig overleg met hem per I mei '43 gehalveerd. Erger nog: de Commissie

I De inhoud van deze paragraaf is hoofdzakelijk gebaseerd op de stukken die van Bovene's weduwe, L. E. C. van Bovene-Beynon, overgedragen heeft aan de Indische afdeling van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. (IC, 3 I 704 en 40 842)

154 [PDF]
DE ZAAK-VAN BOVENE

droeg het Aneta-werk in Brisbane aan een kracht op, van wie zij geen moeilijkheden te duchten had.

XCInmiddels was in overleg met Pelt besloten, van Bovene uit Australië te verwijderen: hij zou als persattaché verbonden worden aan de pasgeopende ambassade te Tsjoengking. Nog voor hij via Ceylon daarheen was vertrokken, drong tot de Nefis door dat hij met een onderofficier van een Nederlandse onderzeeboot over de geheime landingsoperaties had gesproken en zich door de Haas had laten vertellen van diens ervaringen op Java voor zijn ontsnapping. Het gevolg was dat toen van Bovene en zijn vrouw in november '43 in Perth arriveerden met de trein uit Melbourne (een passagierstrein die eenmaal per week reed), zij op hun hotelkamer gefouilleerd werden door een officier van de Nefis die vergezeld werd door twee functionarissen van de Australische Security Ser vice, dat ook hun kamer werd doorzocht en dat tenslotte hun bagage die in Fremantle al aan boord was van het schip dat hen naar Ceylon zou brengen, grondig werd bekeken. De Nefis-officier beweerde dat hij wilde controleren of van Bovene militaire geheimen het land uit wilde smokkelen - waarschijnlijker is dat hij opdracht had, te onderzoeken of van Bovene aantekeningen meenam waarin hij zijn kritische observaties over handel en wandel van de Commissie had neergelegd. Er werd niets bezwarends gevonden, maar van Bovene en zijn vrouw waren door het onderzoek zo diep geschokt dat zij de boot naar Ceylon zonder hen lieten vertrekken en zelf per trein naar Melbourne terugkeerden. Van Bovene wilde maar één ding: nagaan waarom hij als potentiële verrader behandeld was en protest aantekenen tegen de ondervonden behandeling. Hij had geen succes: nu verweet van der Plas hem dat zijn contact met de marine-onderofficier en met de Haas een ongeoorloofd karakter had gedragen.

XCHet helejaar '44 door had van Bovene, die zijn gehalveerd salaris bleef ontvangen, niets van belang om handen. Bij wie hij ook per brief of telegram zijn protest herhaalde, hij vond geen gehoor - de ontvangers van zijn brieven en telegrammen legden ze terzijde, afgaande op de niet te controleren inlichtingen van de Commissie. Een Commissie die, meende van Bovene, in menig opzichten blééf falen: hij hoorde details over de ondeskundige wijze waarop geheime agenten naar Indië waren gezonden en hij achtte het in het bijzonder onjuist dat de Digoelisten in vrijheid waren gesteld - hij wist dat menigeen hunner in contact kwam met Australische communisten. Hij poogde een eigen blad uit te geven, maar ook dat had geen succes: de Commissie bewerkstelligde dat de Australische autoriteiten een papiertoewijzing weigerden.

155 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

XCEind '44 stelde Slotemaker van New York uit voor, van Bovene opdracht te geven, zonder zijn vrouw naar bevrijd Zuid-Nederland te gaan teneinde daar nieuwe krachten voor Aneta aan te werven. De Raad van departementshoofden in Brisbane had geen bezwaar tegen die reis, maar als van Bovene niet zonder zijn vrouw wilde vertrekken, 'zal', aldus de notulen van de vergadering van 2 januari '45, 'zijn dienstverband met Aneta definitief moeten worden beëindigd en zal hem een onderstand als evacué moeten worden toegekend.' Inderdaad weigerde van Bovene zonder zijn vrouw te vertrekken; zij kregen de onderstand die aan alle vluchtelingen werd uitbetaald. In een van de laatste maanden van '45 konden zij passage naar Nederland vinden; van Bovene overleed daar in december.

XCAldus de feiten.

XCHet kan zijn dat persoonlijke elementen een rol hebben gespeeld in de verdere ontwikkeling en toespitsing van deze kwalijke zaak, maar bepalend achten wij het feit dat de Commissie van meet af aan de activiteit, in Australië, van een onafhankelijke journalist heeft trachten te voorkomen. Zij wilde slechts werken met een orgaan dat zij volledig controleerde: de Nigis.

XCTerug dan naar de in opdracht van de Commissie bedreven voorlichting en propaganda.

XCMet twee middelen werd getracht, de publieke opinie in NederlandsIndië te beïnvloeden: met radio-uitzendingen en met luchtpamfletten. Luchtpamfletten werden daarbij effectiever geacht dan radio-uitzendingen: zij konden van hand tot hand doorgegeven worden en vormden een tastbaar bewijs dat Geallieerde vliegtuigen in het Indonesisch luchtruim hadden kunnen doordringen - daar stond tegenover dat luchtpamfletten slechts van tijd tot tijd konden worden afgeworpen en dat de radio dagelijks in de lucht kon zijn. De autoriteiten buiten Indië wisten dat het luisteren naar Geallieerde uitzendingen door de Japanners was verboden - zij wisten daarentegen vermoedelijk niet dat dezen getracht hadden, de ontvangst van die uitzendingen onmogelijk te maken door de radio's te 'castreren', zoals dat heette, en evenmin dat de Nederlanders en Indische Nederlanders al hun toestellen eindhadden moeten inleveren. Na die Japanse maatregelen waren er slechts twee groepen potentiële

'42

156 [PDF]
RADIO-UITZENDINGEN NAAR INDIË

luisteraars overgebleven: de Indonesiërs en de Vreemde Oosterlingen (de Chinezen en de Arabieren). Volgens de officiële gegevens hadden er in '40 ruim 30000 toestellen bij Indonesiërs gestaan en ca. 20000 bij de Chinezen en Arabieren - de groepen potentiële luisteraars waren dus betrekkelijk klein.

XCWat werd naar Indië uitgezonden? Daar weten wij maar heel weinig van: de teksten van vrijwel alle uitzendingen zijn verloren gegaan. Wat wij weten, is het volgende.

XCVan Australië uit vonden zowel in het Nederlands als in het Indonesisch uitzendingen plaats. De Nigis droeg daar zorg voor. Het leeuwendeel van de programma's bestond uit nieuwsberichten - daarnaast werden toespraken gehouden waarvan enkele nog aan de orde zullen komen. De bij dat alles te volgen richtlijnen werden van begin '43 af opgesteld door van der Plas die lid was van een in Australië gevormd Geallieerd orgaan: het door ons in ander verband al genoemde Allied Political Warfare Committee. In dat Committee heerste er eenstemmigheid over dat in de radio-uitzendingen moest worden onderstreept dat Japan, nederlaag op nederlaag lijdend, steeds zwakker kwam te staan en tenslotte verslagen zou worden, dat de Japanse berichtgeving een travesti was van de werkelijkheid, dat 'Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer' en 'Azië voor de Aziaten' slechts leuzen waren ter bemanteling van het Japanse imperialisme en dat tal van maatregelen die de Japanners in Indië namen, de voorgeschreven keizerverheerlijking bijvoorbeeld, dwars tegen de inheemse cultuur, speciaalook tegen de Islam ingingen. Ten aanzien van de strekking van datgene wat met betrekking tot de naoorlogse periode naar Indië moest worden uitgezonden, rezen in Australië geen moeilijkheden - de in de 7 december-toespraak vervatte beloften waren voor het Allied Political Warfare Committee voldoende.

XCMoeilijkheden rezen er wèl in de Verenigde Staten. Uitzendingen naar vijandelijk gebied kwamen daar onder de controle te staan van het Office of War Information, dat geleid werd door een journalist, Elmer Davis, die als radiocommentator naam had gemaakt. Rechtstreekse uitzendingen naar Japan en de door Japan bezette gebieden vonden plaats van San Francisco uit - die zender bracht van april '42 af een voor NederlandsIndië bestemd programma in de lucht dat een half uur duurde: een kwartier nieuws, vijf minuten muziek, een vijf-minuten toespraak in het Indonesisch door Abdoelkadir (zijn toespraken werden in New York op een grammofoonplaat vastgelegd) en een vijf-minuten toelichting daarop in het Nederlands. Een probleem was daarbij dat Abdoelkadirs teksten in Washington door het Office of War Information moesten worden goed

157 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

gekeurd en dat het ongeveer een week duurde voordat daaromtrent bericht was ontvangen - Abdoelkadir kon in wat hij zei, dus nooit actueel zijn. In augustus '42 nu ging het Office oj War Information aanzienlijk verder. Davis behoorde, als Sumner Welles, tot de Amerikanen die vonden dat de Verenigde Staten duidelijk afstand moesten nemen van de Britse, Franse en Nederlandse koloniale regimes - hij droeg de controle over de uitzendingen van Radio San Francisco over aan een gelijkgezinde: de leidende figuur uit de kringen van het in het vorig hoofdstuk genoemde Institute oj Pacific Relations, dr. Owen Lattimore. Toen nu Abdoelkadir in die tijd zijn medewerking aan de radio-uitzendingen moest beëindigen omdat voor hem andere taken aan de Amerikaanse oostkust belangrijker werden geacht, was de Commissie voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao niet in staat, Lattimore een of meer andere voor het radiowerk geschikte krachten ter beschikking te stellen - Lattimore koos ze zelf uit: drie Indonesiërs en een Nederlander. Nadien werd in de uitzendingen van Radio San Francisco voortdurend onderstreept dat na de oorlog het zelfbeschikkingsrecht van Indonesië diende te worden erkend. Dat werd hoog opgenomen: van der Plas en Slotemaker schreven een memorandum dat er toe leidde dat ambassadeur Loudon, zonder dat nog met de leiding van het Office of War Information een woord gewisseld was, naar president Roosevelt stapte om zijn beklag te doen. Davis, kwaad dat achter zijn rug om bij de president over zijn beleid was geklaagd, kon zich verdedigen met er op te wijzen dat Lattimore had moeten roeien met de riemen die hij had; er veranderde niets in de situatie.

XCNatuurlijk trachtte van Mook, toen hij eind '42 en begin '43 in Washington en New York was, haar te verbeteren. Wijzend op de eigen radioprogramma's die de Nederlandse regering in Londen van eind juli '40 af via de BBC had kunnen uitzenden, kreeg hij van Roosevelt de vage toezegging dat het 'Nederlandse' programma van Radio San Francisco zou worden hersteld, mits er van Nederlandse kant een commissie kwam die teksten zou kunnen opstellen. Die commissie werd prompt door van Mook opgericht: Loekman Djajadiningrat werd er voorzitter van en tot de leden behoorden o.m. Slotemaker, Abdoelkadir, Sitsen en een ingenieur van de Indische PTT, H. van der Veen, die in '40 naar Amerika was gezonden om de Netherlands Purchasing Commission bij te staan. In mei '43 kon deze laatste zich naar San Francisco begeven, maar begin juli was er nog steeds geen 'Nederlands' programma - wèl bleek toen aan Warners, die op weg was naar Australië en Ceylon, dat Lattimore bereid was, van der Veen te betrekken bij het opstellen van directieven

158 [PDF]
RADIO SAN FRANéISCO

voor de teksten die Lattimore's eigen Netherlands East-Indies Section zou blijven uitzenden; 'zelfs zouden ze' (Lattimore en de zijnen) 'er graag voor voelen', berichtte Warners aan van Mook, 'van der Veen hoofd van de NEl-sectie te maken.'1

XCOf deze inderdaad hoofd is geworden, weten wij niet, wèl dat de door van Mook ingestelde commissie danig werd verzwakt doordat de enige twee Indonesische leden: Loekman Djajadiningrat en Abdoelkadir, spoedig de Verenigde Staten verlieten. Wij nemen aan dat de Nederlandse en Nederlands-Indische autoriteiten in de Verenigde Staten wèl weer greep gekregen hebben op wat Radio San Francisco naar NederlandsIndië uitzond - ware dat niet zo geweest, dan zou van Mook, die (zoals in hoofdstuk I vermeld) in februari '44 San Francisco passeerde, hier in zijn reisverslag wel enkele opmerkingen over hebben gemaakt; nu beperkte hij zich er toe, in een van de bijlagen te schrijven over 'de Maleise uitzending van San Francisco ... die bij alle goede bedoelingen' (de harmonie was dus, schijnt het, hersteld) 'onder een tekort aan werkelijk geschoold personcel Iijdt."

XCNu de luchtpamfletten.

XCIn hoofdstukvermeldden wij dat generaal Blarney, opperbevelhebber van de Australische strijdkrachten en van de landstrijdkrachten onder MacArthur, eind aprilhetoprichtte, hetdat onder leiding kwam van Egerton Mott (in hoofdstukal genoemd), een topfunctionaris van de BritseDie opzet beviel MacArthur niet - begin juli deed zijn hoofdkwartier weten dat alle inlichtingen-activiteiten in devoortaan rechtstreeks door het hoofdkwartier operationeel geleid en gecoördineerd zouden worden. Er was daartoe onder een AustralischeC. G. Roberts, hetoftewel hetopgericht dat vier vrijwel zelfstandig werkendekreeg:geleid door Egerton Mott, was verantwoordelijk voor de(sabotage-acties en contact met eventuele guerrillagroepen),moest onder leiding van een Brits marine-officier,.

I '42 I R. I Brief, 8 juli 1943, van Warners aan van Maak (ARA, Coll.-van Maak, 2). 2 Van Maak: 'Reisverslag 22 december 1943-30 mei 1944', bijlage V j, p. 3.

159 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

Kendall, spionnen uitzenden, Section C onder leiding van een Australisch marine-officier, Commander (kapitein-luitenant-ter-zee) E. A. Feldt, alle informatie bijeenbrengen en doorgeven die de Geallieerde strijdkrachten voor hun acties nodig hadden (en dus ook bijvoorbeeld Japanse krijgsgevangenen verhoren) en Section D tenslotte moest zorg dragen voor wat 'subversieve propaganda' heette: propaganda die het moreel van de Japanners zou aantasten en de inheemse bevolking in de door hen bezette gebieden in anti-Japanse geest zou beïnvloeden; die Section D stond eveneens onder een Australisch marine-officier, Commander J. c. R. Proud.

XCToen nu het AlB met die vier (elkaar nogaloverlappende) Sections werd opgericht, wás die subversieve propaganda al ter hand genomen: Blarney had er in juni '42 een orgaan voor opgericht waarin ook Nederland een vertegenwoordiger had gekregen; het droeg de onschuldige naam van het Far Eastern Liaison Office oftewel het Felo. Van dat Felo was Section D van het AlB de voortzetting. Dat zinde MacArthur niet. Zijns inziens lag de subversieve propaganda in de civiele sfeer - het gevolg was dat Section D uit de AIB-organisatie werd gelicht om onder de oude naam, Felo, geplaatst te worden onder een civiel toporgaan: het al genoemde Allied Political Warfare Committee de Australische minister van buitenlandse zaken Evatt was er voorzitter van. Nederland was van meet af aan in dat Committee vertegenwoordigd, eerst alleen door gezant van Aerssen en Quispel, het hoofd van de Nigis, maar eind '42 voegde zich van der Plas bij hen.

XCMet deze nu maakte Proud de afspraak dat alle luchtpamfietten die boven Nederlands-Indië zouden worden uitgeworpen, door medewerkers van de Commissie zouden worden geredigeerd: er kwam dus bij de Felo, die in Brisbane gevestigd was, een Nederlands-Indisch groepje. In april '43 evenwel was dit groepje, zo berichtte van der Plas (die zijn werk in Melbourne had: zes tot zeven uur vliegen van Brisbane) aan van Mook,

XC'er nog niet in geslaagd, zelf behoorlijke pamfletten te maken en komt dit in hoofdzaak op mij neer, terwijl, vreemd als het moge klinken, zelfs de Maleise drukproeven nog veel te wensen overlaten en nog onlangs van een volledig getypt manuscript zelfs Allah's naam verkeerd gedrukt werd. Men behoeft toch waarlijk geen Muzelman te zijn om te begrijpen dat zo 'n pamflet meer kwaad dan goed kan doen."·

XCJ Brief, 18 april 1943, van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas, B 8).

160 [PDF]
LU CHTPAM FLETTEN

XCEnige tijd later vond Proud goed dat het Nederlands-Indische groepje een formele Section werd van zijn Fela-organisatie - een reserve-majoor van het Knil, P. H. Kremer, werd hoofd van die Section welke, afgezien van incidentele pamfletten, elke veertien dagen een pamflet samenstelde dat louter oorlogsnieuws bevatte. Evenwel: het opstellen van de tekst, het drukken in Brisbane waar alle drukkerijen met werk overstelpt waren, de opzending per vliegtuig naar Darwin en de distributie van de pakketten naar de vliegvelden waar de eskaders geposteerd waren welke de pamfletten meenamen, vergden veel tijd. Van der Plas bleef ontevreden: 'Onze Maleise afdeling', schreefhij eind september '43 aan van Mook,

XC'voldoet nog niet, ondanks versterking met drie Indonesiërs. Hele reeksen pamfletten bleken in een zo jammerlijk en zelfs gevaarlijk Maleis te zijn gedrukt, dat ik die heb doen stoppen. Fout is ook dat men zijn veertiendaags nieuwsbericht vier tot zes weken later uitwerpt.' Naar verbetering wordt gestreefd. Ook hier echter is het: tekort aan mensen en tekort in specialistische kwaliteiten."

XCZes maanden later, in maart '44, kwam nog steeds in de in het Indonesisch gedrukte luchtpamfletten, aldus een rapport van majoor Kremer, 'een aanzienlijk aantal taal- en spelfouten' voor - van der Plas had hem daarop gewezen.' In die tijd werden de pamfletten, voorzover er geen illustraties in waren opgenomen, door een drukkerij van het Australische leger in Darwin gedrukt - derhalve werd een Nederlandse officier die het Indonesisch meester was, op het Fela-kantoor in Darwin geplaatst. Deze en dergelijke maatregelen hadden een gunstig effect. Enkele maanden later was van der Plas tevreden: 'in juli '44', zo stelde hij op schrift, 'begon de staf van Nederlanders en Indonesiërs bij Felo behoorlijk werk te leveren."

XCWerden er veel pamfletten uitgeworpen en geschiedde dat vaak?

XCDe eerste cijfers die wij hebben, slaan op de maand maart '43: toen werden in totaal ca. 74000 luchtpamfletten afgeworpen, daarvan evenwel 52000 bij één gelegenheid, nl. tijdens een aanval op het Japanse vliegveld

! In december '43 zijn zelfs nieuwe pamfletten verspreid die drie maanden oud waren. In diezelfde maand wees van der Plas Proud er op dat in een van de nieuwspamfletten een Indonesische zin voorkwam die vertaald luidde: 'Het Duitse leger in Italië is teruggetrokken totdat het Rusland heeft bereikt.' 2 Brief, 21 sept. 1943, van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas, B 8). 3 P. H. Kremer: 'Rapport over maart 1944' (a.v., B 14). 4 Van der Plas: Aantekening (z.d.) (a.v., Blo).

161 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

Kendari op zuidoost-Celebes. In de loop van '43 namen de aantallen uitgeworpen pamfletten belangrijk toe: in november '43 waren het bijna 560000 en dat cijfer steeg nadien nog, waarbij in juli '44 het miljoen ver werd overschreden - daarvan waren in die maand ca. 530000 pamfletten bestemd voor de gebieden op Australisch- en Nederlands-Nieuw-Guinea waar de Japanners doorvochten en bijna 800000 voor NederlandsIndië behalve Nieuw-Guinea, Boven dat Nederlands-Indië behalve Nieuw-Guinea werden in augustus '44 I,2 miljoen pamfletten uitgeworpen, in september I,9 miljoen, in oktober ruim I miljoen. Latere cijfers hebben wij niet.

XCDe meeste bombardementen (bombardementen door Amerikaanse lange afstand-bommenwerpers) vonden plaats in de Grote Oost en daar kwamen dus ook veruit de meeste luchtpamfletten neer - in oktober' 44, toen in totaal ruim I miljoen pamfletten werd uitgeworpen, alleen al boven Makassar bij zeven gelegenheden een totaal van meer dan 660000. Over het algemeen kwamen de pamfletten dus op eilanden terecht die uit politiek oogpunt minder belangrijk waren - Java, het belangrijkste eiland, kreeg er maar weinig: een beperkt aantal in de eerste drie kwartalen van '43 en pas een aanmerkelijke hoeveelheid in november van dat jaar, toen bij drie gelegenheden in totaal ca. 230000 pamfletten boven Soerabaja werden afgeworpen (daarvan ruim ISO 000 tijdens de luchtaanval waarbij, zoals in ons vorige deel vermeld, schout-bij-nacht Koenraad, opvolger van Coster als Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten, in een van de Amerikaanse toestellen meevloog). In mei '44 werden nog eens bijna 90000 pamfletten boven Soerabaja uitgeworpen, eind september '44 boven de Preanger en Batavia ca. 300000 pamfletten door twee speciaal voor die vlucht uitgeruste Nederlandse Mitchells, eind januari '45 door één Mitchell ruim 200000 pamfletten boven Soerabaja, Semarang en een aantal andere steden van Oost- en Midden-Java (en boven de interneringskampen te Ambarawa) en tenslotte eind juni '45, ook al door Mitchells, een onbekend aantal boven zuidwest-Celebes (enkele van die pamfletten kwamen in het vrouwen- en kinderkamp Kampili terecht).

XCEr waren pamfletten in het Japans, in het Nederlands, in het Indonesisch, in het Chinees en (voor de Portugezen op Portugees-Timor) in het Portugees. Van der Plas schatte na de oorlog dat er alleen al in het Nederlands en Indonesisch 600 tot 700 verschillende uitgeworpen zijn. Afgezien van de nieuwspamfletten was, zei hij aan de Enquêtecommissie,

XC'het karakter van de pamfletten ... nu eens operationeel (vlak voor er een operatie ZOLl plaatsvinden, zeiden wij: 'Blijf weg van die-en-die punten om uw leven te

162 [PDF]
LUCHTPAMFLETTEN

sparen', hetgeen lamlegging van alle arbeid voor de Japanners placht te betekenen) en verder tactisch: onmiddellijke reactie op wat er in Indonesië gebeurde"

XCnu, dergelijke reacties waren er niet zo veel: daarvoor was de kennis welke men in Australië had van datgene wat in Indonesië, speciaal wat op Java en Sumatra gebeurde, veel te beperkt.

XCZes door van der Plas in het Indonesisch opgestelde luchtpamfletten zijn bewaard gebleven. In het eerste, uit november '43 daterend en in die maand boven Soerabaja en elders boven Oost-Java uitgeworpen", is de enige zin die op locale informatie gebaseerd was (nl. op de Japanse propaganda met betrekking tot de heiho's):'Laat uw kind niet een soldaat worden om te sterven voor die Jappen!' In het tweede, vermoedelijk daterend uit begin '44 3, staat geen woord locale informatie. Hetzelfde geldt voor het derde" in maart '44 opgesteld." In het vierde, uit begin april '44, werd op grond van een uit eind maart daterend bericht van Radio Djakarta breed uitgemeten wat de sluiting op Java van de Taman Siswo-kweekschool en van de Taman Siswo-instellingen voor voortgezet onderwijs te betekenen had." Het vijfde, uit midden '44 daterend, voegde aan foto's van uitgehongerde romcesja's die op een eiland voor de kust van Nederlands-Nieuw-Guinea waren bevrijd, een commentaar toe waarin Soekarno werd aangevallen: 'Ir. Soekarno! Hoe voelt ge u wanneer ge de resultaten van uw werk ziet?" Het zesde en laatste, opgesteld in de laatste helft van '44, bevatte uitsluitend zeven vierregelige rijmpjes waarin de Nica werd aangeprezen 'Nica', zo heette het onder meer in de vertaling in het Nederlands, 'is het Binnenlands Bestuur ofwel het BB dat gij allen kent."

XCHet heeft zin, op het vierde pamflet iets dieper in te gaan.

XCWij herinneren er aan dat Ki Hadjar Dewantoro, de inspirator van het in de jaren '20 door het Nederlands bewind tegengewerkt maar nadien gesteund Taman Siswo-onderwijs, eind '42 met Soekarno, Hatta en Mansoer het 'Klavertje-vier' vormde dat de Poetera ging leiden, en dat hij in september '43 benoemd werd tot lid van de Centrale Adviesraad op Java.

I Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1380. 2 Exemplaar in ARA, CoiL-van der Plas, BlO. 3 punt p, gestenc. bijl. I002. 4 Exemplaar in ARA, Coll.vvan der Plas, B 14. 5 In deze tekst stond o.m.: 'Wie op Java geloofhecht aan de Djojobojo legende, weet dat de Jappen verdreven zullen worden' - ja, maar die legende hield óók in dat, als het gele ras was verdwenen, na een tijd van troebelen een periode van onafhankelijkheid en voorspoed zou beginnen! 6 punt p, gestenc. bijl. 1008. 7 A.v. 8 A.V.

163 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

Inderdaad, de Taman Siswo-kweekschool en haar instellingen voor voortgezet onderwijs werden eind maart '44 gesloten (tiaar wij in ons vorige deel vermoedden: omdat de Japanners, die pas in september '44 de 'onafhankelijkheid' van 'Oost-Indië' erkenden, begin '44 de geest van het er gegeven onderwijs te nationalistisch hadden geacht), maar dat betekende niet dat aan alle Taman SisLVo-onderwijs een einde werd gemaakt: de talrijke Taman SisLVo-volksscholen, meer dan honderd, bleven bestaan. Van der Plas nu schreef naar aanleiding van het bericht van Radio Djakarta een memorandum " waarvan hij o.m. exemplaren zond aan van Mook, generaal MacArthur, het hoofd van de Intefligence-afdeling van diens hoofdkwartier, Commander Proud (het hoofd van het Fe/o), Captain Kendall (het hoofd van Section B van het Allied Intelligence Bureau), de secretaris van het Allied Political Warfare Committee en, aan Nederlandse kant, ook nog aan de directeur van de Nefis en aan Quispel (het hoofd van de Nigis). Kennelijk meende van der Plas in staat te zijn, aan het radiobericht conclusies te verbinden die van vèrstrekkende betekenis waren. In zijn memorandum duidde hij Ki Hadjar (met wie hij zoveel contact had gehad) als de figuur aan' with the greatest spiritual influence in the Indonesian national movement'. Die man was nu door de Japanners aangevallen! 'First signs of his freedom being impaired was a ... broadcast that the Military Government had transferred him and kijaji Mansoer to Djakarta' (het toetredentot 'Klavertje vier' had niets met enige vrijheidsbeperking te maken). 'It appeared that he was kept i11 a sort of honorable captivity as member of the Central Advisory Council and was not allot/Jed to leave' (die Centrale Adviesraad kwam slechts vier keer per jaar voor korte zittingen bijeen en van 'gevangenschap' van Dewantoro was geen sprake) - nu waren dan zijn kweekschool en instellingen voor voortgezet onderwijs gesloten! Van der Plas zag die ingreep als een van de 'signs of 'growing tension hetu/een the japanese Military Government and the Indonesian nationalists' inderdaad, die spanning wàs er, maar niet sinds begin '44, maar al sinds maart '42, toen generaal Imamoera alle politieke activiteit op Java had verboden. In het pamflet dat van der Plas vervolgens opstelde, stond o.m.:

XC, We all deeply sympathize in the sorrow of Ki Hadjar, seeing thai his life work that was so important for the Indonesians has been destroyed by the aggressors.

XCBe patient, Ki Hadjar! We all, Indonesians and your [aithful friends among the Dutch swear, that your work will be revived greater and healthier than before!'

I Van der Plas: 'Memorandum', 3 april 1944 (ARA, Coll.-van der Plas, BIl).

164 [PDF]
EEN ONJUISTE ANALYSE DOOR VAN DER PLAS

XCKort na het radiobericht inzake het Taman Sislvo-onderwijs werd een nieuw radiobericht ontvangen: Dewantoro was in Djokjakarta benoemd tot hoofd van de door het Japans militair bestuur opgerichte Djau/a Hokokai. Aan dat nieuwe bericht verbond van der Plas de conclusie (en ook deze werd door hem ter kennis gebracht van alle eerder genoemde Geallieerde en Nederlands-Indische autoriteiten) dat Dewantoro in Djokjakarta zou blijven, 'which of course means that he has left the Central Advisory Council" en daarbij tekenen wij aan dat Dewantoro lid blééf van de Centrale Adviesraad, in '45 een van de leden was van de Commissie tot Onderzoek, resp. ter Voorbereiding van de 'Onafhankelijkheid' en, na de uitroeping van de Republiek, Indonesië's eerste minister van onderwijs werd.

XCEr had van de door van der Plas opgestelde analyse niet veel gedeugd - aan gebrekkige informatie had hij conclusies verbonden die eerder zijn wensen weerspiegelden dan de realiteit op Java.

XCDe Felo-pamfletten hebben het moreel van de Nederlanders en Indische Nederlanders, voorzover zij dezen bereikten, geschraagd en wij nemen voorts aan dat de meeste Indonesiërs en Chinezen die ze in handen kregen (op Java ging het Japans militair bestuur het doorgeven van de pamfletten met alle middelen tegen), met graagte lazen dat Japan nederlaag op nederlaag leed. Er is een Japans stuk bewaard gebleven (instructies van de staf van de op Halmaheira geplaatste Japanse infanterie-divisie) waarin naar aanleiding van op 8 mei '44 boven dat eiland geworpen Felo-pamfletten opgemerkt werd: 'Onderzoek van deze pamfletten heeft aangetoond hoe accuraat, zorgvuldig en vasthoudend de vijand zijn propaganda op touw heeft gezet."

XCHet is de enige schriftelijke Japanse reactie die wij kennen.

XCHet lijkt ons de moeite waard, alle gegevens die terzake beschikbaar zijn, in hun chronologische volgorde op te nemen. Bijna alle zijn van van der Plas afkomstig. Hij immers speelde in dit complex een centrale rol: juist hij, die zoveel jaren met Dewantoro was opgetrokken, had een kennis van de vooraanstaande figuren aan Indonesische zijde die groter was dan van wie ook en was voorts de enige hoge Nederlandse autoriteit die de opgevangen teksten van in het Indonesisch omgeroepen berichten, commentaren en toespraken zelf las, ja spelde - personen als van Hoogstraten en Smits hadden daar geen tijd voor en beschikten ook niet over de kennis van de op java gesproken talen welke van der Plas zich eigen had gemaakt, terwijl van Mook, die die talen ook goed beheerste, teveel andere werkzaamheden had om zich dagelijks in de luisterrapporten van de Nigis te verdiepen. Trouwens: die teksten werden niet naar Londen of Washington opgezonden, waar van Maak telkens vele maanden werkzaam was. Daar kwam dan nog bij dat de schaarse personen die uit Indië ontsnapten, van begin '43 af door van der Plas werden verhoord - zeker, die werden óók verhoord door de Nejis maar de belangstelling van militairen als Salm en Spoor was anders gericht dan die van van der ~as. Laat ons dan beginnen in september '42, toen van der Plas in Amerika was. Hij schreef er in die maand een in het Engels gesteld overzicht: 'The development of nationalism in the Netherlands East Indies' I : de tekst van een voordracht die hij in december op de conferentie van het Institute of Pacific Relations zou houden. Wij citeren:

XC'The strength of the underground action organised by the Indonesians in collaboration with the Dutch will become apparent during our counter-offensive. The repeatedjapanese broadcasts announcing the shooting of Indonesians and Dutchmen for underground activities illustrate its importance and also that a united front is still maintained'?

XC, The people', zo schreef hij verder, 'have almost everywhere been positively

I Exemplaar in a.v., B I3. 2 Van der Plas: 'TIle p. 33.

166 [PDF]
VAN DER PLAS OVER DE INVASIEMAANDEN

loyal and have contributed to the utmost of their possibilities to the resistance' - ja, er was 'tribal warfare' geweest in Atjeh, maar 'otherwise there was nothing but loyal and feruent support against the enemy."

XCDit beeld had niets met de werkelijkheid gemeen.

XCIn Australië teruggekeerd, kon van der Plas spoedig met de Haas en de zijnen spreken die eind september '42 Java hadden verlaten. 'In het kort blijkt', schreef hij eind januari '43 in een lange brief aan van Mook, 'dat de plattelandsbevolking het erg slecht heeft en de Japanners niet goed gezind is, dat de prijaji's hun plicht doen maar in hun hart loyaal zijn' (hij had slechts gegevens over één prijaji: de patih van het regentschap Semarang waar de Haas hem iets over had kunnen vertellen). 'Uit niets blijkt van deloyale nationalisten' (hij wist niet dat dezen al in maart '42 in Batavia hadden getracht, onder Japanse supervisie een Indonesische regering te vormen), 'behalve Soekarno, waarbij ook aan het licht kwam dat Soekarno, die een clandestiene vergadering had belegd in Semarang, met zijn vrienden tijdelijk in het gevang geworpen is' - dat had de Haas bij geruchte vernomen (het gerucht was onjuist). 'De houding tegenover Europeanen is niet onvriendelijk, al treedt de politie zonder aanzien des persoons ook tegen Europeanen op' (de Haas had meegedeeld dat Europeanen extra-honds werden behandeld).

XC'Zeer hard is het optreden tegen verspreiders van geruchten, welke inderdaad allerwildst zijn ... en tegen luisteren naar de radio. Te Bandoeng zijn bij twee-en-twintig Nederlandse vrouwen de trommelvliezen doorgestoken wegens luisteren naar de radio ... Merkwaardig is dat te Oost-Java het Europees bestuur tot april volledig in functie is gelaten, toen ter gelegenheid van een bestuursconferentie alle bestuurs- en politie-ambtenaren en ook andere Europese ambtenaren zijn gearresteerd; die beneden f 325 salaris zijn na twaalf dagen losgelaten, behalve BB en politie, later, 14 juli, zijn alle totoks opgepakt, terwijl de Indo's vrijwillig ... naar Kesilir zijn opgezonden .... De algemene toestand van onze landgenoten is zeker diep treurig en snel verslechterend."

XCMaart '43 bracht de radioberichten over de oprichting van de Poetera, die Soekarno, Hatta (die al bijna een jaar als Algemeen Adviseur van het Japans militair bestuur in functie was), Dewantoro en Mansoer als leiders had. Eind april wijdde van der Plas er een toespraak aan in het Indonesisch.' 'Zal het', zei hij o.m.,

XCI A.V., p. 34. der Plas, B 8). 2 Brief, j t jan. 1943, van van der Plas aan van Maak (ARA, Coll.-van 3 Tekst: a.v., B

167 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

'deze kampioenen van het nationalisme die jarenlang het Indonesia Raya gezongen hebben, niet droef stemmen dat zij louter tot de opbouw van een nieuw java kunnen bijdragen? ... Hoe kunnen zij gelukkig zijn, terwijl zij het gezag der japanners helpen versterken? Waarschijnlijk worden zij hiertoe gedwongen. De hand van de Kenpeitai is niet licht. Wat zei de Kenpeitai aan de heer Soekarno, toen hij vorig jaar samen met zijn vrienden in Semarang dineerde? ... Het is mogelijk dat deze kampioen geenszins uit vrije wil het Indonesische volk heeft verraden - mogelijk werd hij er toe gedwongen ... Mogelijk bedriegt hij japan ... Heeft deze intelligente man niet alleen maar naar middelen gezocht om een eigen organisatie op te bouwen zodat zij, wanneer het moment komt (en dat moment komt spoedig), in staat is, japan in de rug aan te vallen?'

XChet is duidelijk: van der Plas had er geen denkbeeld van dat Soekarno er in die tijd vast van overtuigd was dat Japan niet verslagen kon worden. Binnenskamers ging hij zich overigens tegen deze en tegen Hatta keren. 'Vermoedelijk hebben wij', zo schreef hij eveneens eind april aan van Mook, 'door Harta's en Soekarno's deelneming aan de Japanse erganisatie' (de Poetera)'hèt middel gekregen om hen als Quislings terzijde te schuiven.' Maar toch is onze positie zeer wankel, indien de prijaji-stand ook niet met ons in zee wil gaan."

XCDe eerste (en betere) luisterrapporten uit Broome, die van mei '43 af ter beschikking kwamen, brachten het vertrouwen van van der Plas dat op Java eigenlijk alleen Soekarno en Hatta met de Japanners samenwerkten, aan het wankelen: nu werden o.a. prof. Hoesein Djajadiningrat (zijn collega in de Raad van Nederlands-Indië!), dr. Ratoelangie en Soetardjo genoemd - hij vond dat 'niet bemoedigend'." Injuli kreeg hij een nieuwe schok: prof. Soepomo (al meer dan een jaar adviseur van de Japanner die hoofd was van het departement van justitie) sprak voor Radio Djakarta - van der Plas achtte diens toespraak, zo schreef hij Loekrnan Djajadiningrat", 'een allerongunstigst symptoom'; algemener (en zulks naar aanleiding van de radioberichten over de opbouw van de Poetera):

XC'Dat de japanners er in geslaagd zijn, zij het wellicht onder druk, alle Indonesiërs van naam ... te verenigen in een met hen samenwerkende organisatie,

1 De leider der Noorse nationaal-socialisten, Vidkun Quisling, had zich tijdens de Duitse aanval op Noorwegen, die op 9 april '40 werd ingezet, aan Duitslands zijde geschaard - nadien werden in veel landen verraders als 'Quislings' aangeduid. 2 Brief, 20 april 1943, van van der Plas aan van Maak (ARA, Coll.-van der Plas, B 8). l Notitie, z.d., (mei 1943) van van der Plas (a.v.). 4 Brief, 13 juli 1943, van van der Plas aan Loekman Djajadiningrat (a.v., Alg. Seer., Eerste Zending, XXIV, 21).

168 [PDF]
VAN DER PLAS OVER SOEKARNO C.S.

en dat de hoogste Japanners met deze lieden klaarblijkelijk contact hebben, is van betekenis."

XCIn september '43 maakte Radio Djakarta bekend wie op Java tot lid van de Centrale Adviesraad waren benoemd. Van der Plas kón niet aannemen dat al die vooraanstaanden werkelijk aan Japanse kant stonden. 'Men mag', schreef hij aan van Mook,

XC'van lieden die in de Poetera of in centrale raden zitten evenmin als van Hoesein zonder meer aannemen dat zij verraders zijn. Het doel van Japan is tweeledig. Enerzijds ons op te zetten hen als Quislings te beschouwen en te behandelen, anderzijds om deze lieden te overtuigen dat zij hopeloos gecompromitteerd zijn en dat dus hun enige kans ligt in een Japanse overwinning. Hier tegenover past fijn spel. Ruw gezegd: het vermoeden uitspreken dat deze lieden wèl, al dan niet gedwongen, in raden of organisaties zitten, maar alleen omdat dit hun een kans tot organiseren biedt en dat straks bij de herovering wel blijken zal dat zij geen Quislings maar goede vaderlanders en democraten zijn ... Dit fijn spel kunnen onze Nederlandse Nigis-mannen niet spelen. Zij hebben de neiging scherp uit te vallen en de zaak scherp te stellen."

XCVijf maanden later, in februari '44, bleek van der Plas tussen hoop en vrees te zweven: hoop dat, zo schreef hij in een memorandum, op Java 'in the case of an A !lied invasion everybody, except a very few too compromised Quislings, would help the Allied farces' en dat dat zeker ook in alle Buitengewesten zo zou gaan (' in the outer islands anti-japanese feelings have taken aform of passionate devotion to the old Dutch colours') vrees dat de Japanners Indië zouden moeten ontruimen, waarbij zij Nederland een onaangename verrassing zouden bereiden: 'I expect that, when an evacuation approaches, they will suddenly grant complete independence to some sort of Government of Quislings, hoping thereby to prepare a come-back in the [uture"

XCIn augustus '44 kwam plotseling het radiobericht dat de Japanners Hoesein Djajadiningrat als hoofd van het departement van godsdienstzaken hadden vervangen (een vervanging waarbij Hoesein als het ware boeten moest voor het feit dat bij de hongeropstanden die zich in januari,

XC, Loekman Djajadiningrat kon de bezorgdheid van van der Plas niet delen. 'Zij die met de Japanners samenwerken uitsluitend in het belang van de bevolking', vormden, zo antwoordde hij, 'verreweg de meerderheid. Op hen kunnen we straks bouwen als op een rots.' (brief, z.d. (okt. 1943) van Loekman Djajadiningrat aan van der Plas (a.v.) 2 Brief, 24 sept. 1943, van van der Plas aan van Mook (a.v., Coll.-van der Plas, B 8). 3 Van der Plas: 'Situation in the Netherlands Indies' (19 febr. 1944), p. 7, 9 (a.v., B II).

169 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

mei en juni '44 op java hadden voorgedaan, Islamietisch fanatisme een grote rol had gespeeld). Onmiddellijk knoopte van der Plas hier hooggespannen verwachtingen en een tactische waarschuwing aan vast. Alle door ons al eerder genoemde Geallieerde en Nederlands-Indische autoriteiten ontvingen een 'Memorandum' van hem waarin het heette:

XC'Since from an Allied point of view prof Hoesein is one of the most likely men to take the lead of an anti-japanese movement in the last stages of the war, it is important that nothing is said in leaflets or broadcasts which might lead to japanese action against him. Better not mention him at all.' 1

XCEind oktober of begin november '44 ontving van der Plas uit Ceylon een brief van Warners die er op had aangedrongen, lieden als Soekarno en Hatta via de radio te waarschuwen dat zij, als zij in hun pro-japanse houding volhardden, zouden worden gestraft. Van der Plas noemde in zijn antwoord die zaak 'bijzonder moeilijk': er zou, dacht hij, daarmee 'niets ten onzen voordele en veel voor de japanners' bereikt worden. Hij noemde het 'zaak om voortdurend maar weer naar voren te brengen dat het haast niet te geloven is dat werkelijk Indonesiërs met de japanners vrijwillig zouden medewerken om hun landgenoten ... in ellende te storten' - en daarop volgde de al eerder door ons aangehaalde passage over de gevolgen van de angst voor de japanner (een passage die door van Mook was goedgekeurd):

XC'Wanneer men een volk 300 jaar op het hoofd geslagen heeft, zodra het enige moed toonde, en er in geslaagd is gedurende 100 jaar in de voornaamste gebieden 'rust en orde' te handhaven in plaats van' law and order', dan behoeft men zich niet alleen over deze reactie niet te verbazen, maar moet men zich realiseren dat zij onvermijdelijk is."

XCToen van der Plas een maand later, op 8 december I944, weer een radiotoespraak hield, zei hij wèl dat 'eerloze verraders' na de bevrijding gestraft zouden worden, maar hij noemde niemand met name.' Een 'Report on conditions in the Netherlands-Indies', dat hij in diezelfde maand schreef (en dat weer aan de gebruikelijke autoriteiten werd toegezonden)" was uitgesproken optimistisch: 'No Indonesian believes in any sincere wish of japan to grant independence . . . The extremely valuable and loyal co-operation in our war-effort, in psychological u/arfare and at the front, of

XCI A.v.: 'Memorandum' (3 aug. 1944) (a.v.). Warners (a.v., B 5). 3 Tekst: a.v., B 13. 2 Brief, 7 nov. 1944, van van der Plas aan 4 A.v., B

170 [PDF]
GEBREKKIGE PROPAGANDA

nationalists and Muslim leaders who had been interned in New Guinea, is also a powerful factor. The appointment by the japanese of Vice Governors' (op Java waren vice-residenten benoemd als uitvloeisel van de belofte van Japans premier Koiso, 7 september '44, dat 'Oost-Indië' in de toekomst 'onafhankelij k' zou worden) 'will not impress anybody ... Though it is, of eaurse, impossible here to mention details, important contacts ha/Je been established from the side of guerrillas stil/fighting' (die vochten nergens) 'and of underground movements' (die waren er niet). Maar de wellicht belangrijkste zin uit dit memorandum luidde: 'The great masses of the population desire the return of the oLd Government' En daaraan kon van der Plas nog toevoegen dat, zoals eerder vermeld, een Duitse opvarende van de U-Boot welke begin oktober door de 'Zwaardvis' tot zinken was gebracht, verklaard had dat' der übergrosse TeiL' der inheemse bevolking met verlangen naar die terugkeer uitkeek.

XCVerder dan eind '44 willen wij nu niet gaan - hoe de visie van van der Plas zich in '45 ontwikkelde, en wat van Mook toen van de hier bedoelde problematiek dacht, zal in hoofdstuk 7 worden weergegeven.

XCPropaganda naar een bezet gebied kan alleen dán effectief zijn, wanneer zij gebaseerd is op een nauwkeurige kennis van de maatregelen van de bezetter en van de wijze waarop daarop wordt gereageerd. Welnu, wat, menen wij, uit het overzicht .dat wij gaven van de standpunten van van der Plas in de jarenenin de eerste plaats blijkt, is het gebrek aan informatie. Met betrekking tot Java, het in politiek opzicht belangrijkste eiland, drongen slechts radioberichten tot hem door - soms kon hij intuïtief tot een juiste conclusie komen (nimmer treffender dan in februari '44 toen hij het voor mogelijk hield dat de Japanners aan het einde van de oorlog de onafhankelijkheid van Indonesië zouden uitroepen,maar vaker plaatste hij die losse berichten in een samenhang die door zijn eigen wensvoorstellingen werd bepaald. Eén ding, en het was geenszins onbelangrijk, zag hij scherp in: dat de Indonesische nationalisten en alle anderen die met de Japanners samenwerkten, eigen doeleinden nastreefden - zijn veronderstelling dat die samenwerking afgedwongen werd, was daarmee eigenlij k in strij d.

'42, '43 '44

XCDat Soekarno zo vaak door hem werd genoemd, was logisch: veel

171 [PDF]
DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELAND

meer dan anderen trad deze bij belangrijke gelegenheden als spreker op wiens redevoeringen werden uitgezonden - dat Soekarno er tot in '44 van overtuigd was dat Japan niet verslagen kon worden, was van der Plas echter niet bekend; evenmin, dat die grote volksmenner juist door die redevoeringeri op Java veel meer bekendheid had gekregen dan hij ooit had bezeten. De verantwoordelijke observator in Australië die zich, het zij erkend, alle mogelijke moeite gaf om te weten wat in dat pijnlijk geïsoleerde Indië gebeurde, bezat geen betrouwbaar algemeen beeld waarin de eerder bedoelde losse berichten geïntegreerd konden worden. Het radionieuws waarop hij en anderen (te denken valt in de eerste plaats aan de Ne.fis) bijna uitsluitend aangewezen waren (nieuws overigens, dat pas van mei '43 af redelijk gevolgd kon worden maar waarin tot aan Japans capitulatie ernstige gapingen voorkwamen), was slechts de magere resultante van wat zich op Java en elders in Indië aan tegenstellingen binnen de Japanse groep en tussen die Japanners en de Indonesiërs voordeed - van de werkelijke ontwikkeling der politieke krachten had geen van de buiten Indië werkzame Nederlands-Indische autoriteiten enig denkbeeld en met de groepen die tot politiek handelen in staat waren, stond geen hunner in verbinding.

XCNa de eerste mislukkingen indie wij in hoofdstukbeschreven, heeft het later inalsmede inen volgende jaren niet aan pogingen ontbroken om de voor het Nederlands beleid allervitaaiste geheime verbindingen zowel met Java als met Sumatra op te bouwen.

'42 I '42, '43

XC

172 [PDF]

Hoofdstuk 4: De geheime diensten

XC

XCEind augustus I940, nog geen drie-en-een-halve maand na het begin van de Duitse bezetting, daalde de eerste geheime agent van de Nederlandse regering, luitenant-ter-zee tweede klasse L. A. R. J. van Hamel, per pa"raehute in bezet Nederland neer. Voordat hij midden oktober bij zijn poging Om-naar Engeland terug te keren werd gearresteerd, had hij vier spionagegroepen kunnen oprichten, van welke twee ongeveer anderhalf jaar in actie wisten te blijven. Van Hamels missie vond plaats met medewerking van de Dutch Section van MI-6 met medewerking van diezelfde Section werd in oktober '40 een tweede geheime agent uitgezonden die geen spionagegroepen kon oprichten maar wel enkele tientallen ttj-egrammen naar Engeland zond. Ongeveer tegelijk met die tweede agent van MI-6 zond de Dutch Section van SOE háár eerste uit; hij bereikte niets van belang. Drie geheime agenten uit Engeland dus in '40 in '4I werden het er elf: zes die met medewerking van MI-6, vijf die met medewerking van SOE op hun missie vertrokken. Van die in '40 en '4I ingezette eerste veertien geheime agenten, sprongen tien per parachute boven bezet gebied af, werden er drie met een boot naar de kust gebracht en reisde één, een vrouw, met een list uit Lissabon naar bezet Nederland waar zij evenwel na twee weken werd gearresteerd. Nadien werden in maart '42 nog drie geheime agenten per boot naar de kust gebracht, maar tot in de herfst van '44 werden alle anderen per parachute boven bezet Nederland, een enkeling boven bezet België afgeworpen - in de laatste periode van de bezetting evenwel, in de hongerwinter dus, konden agenten ook via de geheime verbindingsroute die door de Biesbos liep, bezet gebied bereiken. Al dit werk is met grote tegenslagen gepaard gegaan. Wat SOE trachtte te bereike~, werd lange tijd verijdeld doordat, als gevolg van kapitale blunders van de Dutch Section van SOE, de Abwehr en de Sicherheitspolizei und SD, van maart '42 af het z.g. Englandspiel bedrijvend, meer dan een jaar lang alle door" of met medewerking van SOE uitgezonden geheime agenten bij aankomst in Nederland konden arresteren. Pas nadat die Dutch Section van SOE begin '44 een nieuwe leiding had gekregen, wist deze in samenwerking met een nieuwe Nederlandse geheime dienst: het

173 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

Bureau Bijzondere Opdrachten oftewel het BBO, het werk in bezet gebied (sabotage en de voorbereiding van een ondergronds leger) met succes ter hand te nemen. Dat BBO zond in totaal van maart '44 tot aan de bevrijding minstens zeven-en-tachtig geheime agenten uit. Hun belangrijkste prestatie was het bemiddelen bij de bewapening, van de herfst van '44 af, van de Binnenlandse Strijdkrachten - verscheidene geheime agenten traden ook als wapen-instructeur op.

XCEerder nog dan SOE had MI-6 haar werk in bezet Nederland met succes kunnen reorganiseren. Dat werk was midden in de oorlog in het slop geraakt: als uitvloeisel van het EngZandspiel waren ook vijf geheime agenten van MI-6 en één van een andere tak van dienst van de Britse Military Intelligence: MI-9 (de afdeling die zorg droeg voor het opbouwen van ontsnappingslijnen door bezet Europa), in Duitse handen gevallen - dat alles had er toe geleid dat zich in de periode van oktober '42 tot maart '43 geen enkele met een zender uitgeruste geheime agent in bezet Nederland bevond. In maart '43 evenwel werden de eerste geheime agenten van het, met MI-6 samenwerkende, eind '42 in Londen opgerichte Bureau Inlichtingen oftewel BI, uitgezonden. BI zond er in totaal tot het einde van de oorlog drie-en-veertig uit (van wie, om een voorbeeld te geven, in oktober' 44 achttien tegelijk actief waren) en bij hen moet men nog veertien optellen die BI in samenwerking met MI-9 naar bezet gebied deed vertrekken.

XCNaast de geheime agenten waren er de verbindingswegen.

XCOp initiatief van de Nederlandse consul-generaal in Stockholm werd in juni '42 in bezet gebied een illegale groep gevormd die met grote regelmaat belangrijke gegevens en stukken naar Zweden wist te smokkelen: de Zweedse Weg - in diezelfde maand kon een illegaal werkster uit bezet gebied Genève bereiken, hetgeen het begin betekende van een nog belangrijker tweede verbinding: de Zwitserse Weg. Die eerste verbinding heeft ongeveer een jaar, de tweede meer dan twee jaar gefunctioneerd - toen als gevolg van de bevrijding van Frankrijk de Zwitserse Weg in augustus '44 kwam te vervallen, was het spoedig mogelijk, door de Biesbos een nieuwe vaste verbinding met bezet gebied op te bouwen.

XCIn dat bezette gebied speelden bij dit alles illegale organisaties een rol van kardinale betekenis. Zij vingen de geheime agenten op, droegen zorg voor hun huisvesting, hielpen hen aan de valse papieren die zij nodig hadden (in de eerste plaats aan goede persoonsbewijzen) en aan distributiebonnen, en, vooral, stelden aan de spionage-agenten de militaire en andere gegevens ter beschikking die naar Londen moesten worden doorgegeven. Talrijke spionagegroepen waren daartoe in actie, van welke de

174 [PDF]
WAT IN NEDERLAND WERD BEREIKT

grootste vele honderden illegale werkers telden - in ons deel 7 schatten wij dat die organisaties in totaalomstreeks vierduizend illegale werkers hebben omvat. Het is die in bezet gebied geboden hulp geweest die het werk van de door Londen uitgezonden geheime agenten mogelijk heeft gemaakt. Zeker, de georganiseerde illegaliteit was slechts een kleine voorhoede, maar zij kon schuilgaan in de plooien van een samenleving waar zij met ups en dOUJ/1s de helpers vond die zij nodig had. Alleen zo kon aan de geheime agenten de steun en de bescherming worden geboden die dezen nodig hadden om te ontsnappen aan de waakzaamheid van de Sicherheitspolizei und SD en van de Abu/ehr, die beide in bezet gebied talrijke verraders hadden kunnen inschakelen.

XCZiet men op deze ontwikkeling terug, dan mag opnieuw geconstateerd worden dat de Nederlandse autoriteiten in Londen, die in de jaren '40, '41 en '42 nog maar weinig militaire en civiele gegevens uit bezet N ederland ontvingen, zich van begin '43 af een gedetailleerd en genuanceerd beeld konden vormen van vrijwel alles dat daar geschiedde, en dat zij in '44 en '45 belangrijke resultaten wisten te bereiken bij de voorbereiding van een ondergronds leger. Bovendien stonden die autoriteiten van midden '44 af in vast contact met alle belangrijke illegale organisaties - deze waren toen op initiatief van Londen tot coördinatie van hun levensgevaarlijk werk overgegaan.

XCHoeveel moeilijker was het uitzenden van geheime agenten naar Indië!

XCOm in bezet Nederland te komen moest tot in de herfst van '44 slechts een afstand van enkele honderden kilometers worden overbrugd - bezet Indië lag duizenden kilometers van Ceylon en Australië. Van Ceylon uit werden pas midden '45 de eerste geheime agenten per parachute boven Sumatra afgeworpen, van Australië uit pas in februari '44 de eerste per parachute boven Nederlands-Nieuw-Guinea - bij het inzetten van bijna alle geheime agenten moest gebruik worden gemaakt van onderzeeboten, die daartoe uit-en-thuis telkens enkele weken onderweg waren. Die boten waren evenwelook voor tal van andere taken nodig - er zijn er voor het geheime werk steeds te weinig geweest en vaak was er niet één beschikbaar.

XCUit de grote afstanden vloeide nog een tweede nadeel voort: het onderhouden van radioverbindingen was, gezien de stand van de toenmalige techniek, uitzonderlijk moeilijk.

175 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

XCDan: evenals in bezet Nederland konden geheime agenten zich in bezet Indië slechts handhaven wanneer zij steun vonden in de Indische samenleving - dat betekende: in het inheemse deel van die samenleving. Op alle eilanden waren de Nederlanders en, behalve op Java, ook de meeste Indische Nederlanders in bewaakte kampen opgesloten - misschien hadden geheime agenten steun kunnen vinden bij de (over het algemeen anti-Japanse) Chinezen maar terzake was niets voorbereid. De in Indië per onderzeeboot afgezette geheime agent kwam daar in elk geval in de eerste plaats in aanraking met Indonesiërs. Nergens waren tijdig afspraken gemaakt die voor hem van betekenis konden zijn: noch op Ceylon, noch in Australië beschikten de Nederlandse geheime diensten over veilige contactadressen in de archipel. Zij konden slechts vertrouwen dat de geheime agenten bij het inheemse deel van de samenleving steun zouden vinden. Dat vertrouwen hadden zij ook. 'Wij hebben gedacht', aldus jegens de Enquêtecommissie Salm, oprichter van de Nefis in Australië, 'dat wij volledige medewerking zouden krijgen'] - anders gezegd: die Nederlandse geheime diensten gingen er van uit dat men in het inheemse deel van de samenleving bereid zou zijn, risico's te nemen ter bevordering van de Geallieerde overwinning. Welnu: die bereidheid ontbrak.

XCEr was méér dat die diensten niet wisten: enkele van de maatregelen die de Japanners hadden genomen om spionage tegen te gaan, waren hun onbekend. Eén kenden zij: op Java had het militair bestuur midden '42 voor alle Nederlanders, Indische Nederlanders, Chinezen en Arabieren het bezit van een soort persoonsbewijs, een pendaftaran, verplicht gesteld en wie zulk een paperas, waar de foto en de vingerafdruk van de houder op stonden, niet kon tonen, liep bij elke controle gevaar - welnu, kapitein van der Veen die beginjuli van Java was weggevaren, had zijn pendaftaran meegenomen. Niet bekend was, dat op Java (en vermoedelijk ook elders) van februari' 43 af vergunningen nodig waren voor elke reis van de ene residentie naar de andere (een verplichting welke eind '43 op Java voor de Indonesiërs en Chinezen werd opgeheven) - personen die in het bezit moesten zijn van een pendajtaran, kregen zulk een reisvergunning slechts als zij die pendaftaran konden tonen. Daarenboven waren op Java (en vermoedelijk ook elders) van juni '43 af speciale vergunningen nodig, wanneer men zich naar een haven of naar andere in militair opzicht belangrijke punten wilde begeven. Ook gold op Java (en vermoedelijk ook elders) het algemene voorschrift dat elke huisbewoner en elke

XC1 Getuige G. B. Salrn, Enq., dl. VIII c, p.

176 [PDF]
ALGEMENE MOEILIJKHEDEN IN INDIË

eigenaar van een hotel van bij hen intrekkende vreemdelingen aangifte moesten doen bij de plaatselijke autoriteiten die op hun beurt de hogere inheemse bestuurders moesten inlichten - via dezen kwamen die inlichtingen dan bij de Japanners terecht.

XCNatuurlijk konden de Japanners de naleving van deze en dergelijke regelingen riiet zelf controleren: zij waren afhankelijk van de inheemse bestuurders, van de inheemse politie en van alle overigen die als stadsof dessa-bewakers fungeerden. Die medewerking kregen zij: bij allen zat de angst voor de Kenpeitai er diep in en zo al de sympathie voor Japan vrij spoedig begon te verdwijnen, dat betekende niet dat men sympathie ging koesteren voor Japans tegenstanders of bereid was, te hunnen behoeve persoonlijke risico's te nemen.

XCHet kwam er alles tezamen op neer dat een vreemdeling, op een van de eilanden van de archipel verschijnend, zich in bewoonde streken slechts met grote moeite kon verplaatsen. Dat gold voor alle geheime agenten, ook voor de Indonesiërs onder hen - in versterkte mate gold het voor diegenen die al door hun uiterlijk opvielen: Nederlanders, Indische Nederlanders en anderen die min of meer blank waren. Voor Nederlanders waren de risico's het grootst, op Java mede daarom omdat het Japans militair bestuur er in maart' 43 had doen weten dat ieder die een Nederlander opspoorde die in strijd met de geldende bepalingen niet in een krijgsgevangenenof interneringskamp was opgesloten, een beloning van f 500 zou ontvangen.

XCGelijk gezegd: van de meeste van deze controlemaatregelen hadden de diensten die geheime agenten uitzonden, geen weet. Doordat op het gebied van de geheime verbindingen niets was voorbereid, betekende de uitzending van de eerste geheime agenten een sprong in het duister en in die situatie kwam, wat de hoofdeilanden van de archipel betrof (Java, Sumatra, Borneo en Celebes), tijdens de gehele duur van de oorlog geen verbetering.

Australië - de eerste anderhalfjaar

XC

XCWij herinneren er aan dat in Australië in april '42 het Interallied Services Department (lSD) werd opgericht dat door de Brit Egerton Matt werd geleid: een officier, niet van de Britse Military Intelligence maar van SOE. Naast dat lSD bleven andere geheime diensten actief: de Australiërs hadden belangrijke verbindingen met de coastu/atchers die zich op de eilanden benoorden en beoosten Nieuw-Guinea bevonden, en de Intel

177 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

ligence-afdeling van MacArthurs hoofdkwartier trachtte onmiddellijk in contact te komen met de meer dan twintig intel/igence-groepen die tijdig op de Philippijnen waren gevormd. Iedere Geallieerde instantie werkte aanvankelijk min of meer op zichzelf. Vandaar dat MacArthur ingreep: hij besloot de activiteiten van alle geheime diensten te coördineren en ze onder de operationele leiding van zijn eigen hoofdkwartier te brengen en richtte daartoe, zoals al in het vorig hoofdstuk vermeld, begin juli '42 het Allied Intelligence Bureau (het AlB) op dat onder een Australische Controller werd geplaatst: Colonel Roberts. Dat AlB kreeg vier Sections, welker aanduidingen wij hier willen herhalen: Section A (Special Opera tions) onder Egerton Mott, Section. B (Secret Intelligence) onder Captain Kendall, Section C (Combined Field Intelligence) onder Commander Feldt, Section D (Subversive Propaganda) onder Commander Proud. Feldt en Proud waren officieren van de Australische marine, Egerton Mott en Kendall Britse officieren, die respectievelijk SOE en MI-6 vertegenwoordigden. I Het was voor MacArthur niet bevredigend dat, met uitzondering van de positie van Deputy Controller die door een Amerikaans officier werd bekleed, alle topfuncties in het AlB in handen van Australiërs en Britten waren. De gevolgen bleven niet uit: de Amerikanen maakten zich los van het AlB alles wat zij aan geheim werk op de Philippijnen gingen ondernemen, deden z~ buiten de Sections A en B om. Slechts met Section C, de Combined Field Intelligence, werd door hen nauw samengewerkt, zulks al daarom omdat het deze Section was bij welke de radioberichten van de coastu/atchers binnenkwamen die geruime tijd zowel voor MacArthur als voor admiraal Nimitz van kardinale betekenis waren.

XCHoe waren de Nederlandse diensten in dit geheel ingevoegd? Section A, Egerton Motts Section dus, had een Nederlandse afdeling, geleid door Quéré. Met Section D, later opnieuw het Felo, werkte Quispels Nigis samen. Dan was er tenslotte Salms Nefis die in '42 en de eerste maanden van '43 slechts twee afdelingen had: Nefis I gaf wat men aan gegevens over Nederlands-Indië bezat ('oude' gegevens, geen 'nieuwe'), aan alle Geallieerde militaire instanties door die daar belangstelling voor hadden, en Nefis II was werkzaam op het gebied van de security. Vooral op Nefis I komen wij in dit hoofdstuk nog terug - hier onderstrepen wij opnieuw dat de Nefis aanvankelijk niets te maken had met het uitzenden vanmoreel der Japanners, versterking van het moreel van de bevolking in de bezette

1 Zoals al vermeld, werd D spoedig uit het losgemaakt om onder de oude naam: (het het werk voort te zetten: aantasting van het

178 [PDF]
TECHNISCHE PROBLEMEN

geheime agenten naar Indië. Dat was, van Australië uit, het werk van Egerton Mott en Quéré.

XCVoordat wij nu verder gaan, willen wij kort stilstaan bij drie punten die voor het onderhouden van geheime verbindingen van grote betekenis waren: de zenders waarmee de uit Australië vertrekkende geheime agenten konden worden uitgerust, hun codes en hun z.g. security-checks.

XCWat de zenders betreft, vermeldden wij in hoofdstuk I dat ir. Jansen er in Melbourne in geslaagd was, een apparaat te construeren waarmee men ontvangen en zenden kon in streken waar geen electriciteit was. Dat apparaat, de z.g. NEl-set, had een groot nadeel: het woog, verdeeld over drie metalen kisten, ca. 70 kg en kon dus slechts met moeite verplaatst worden. Bruikbaar was het eigenlijk alleen dan wanneer de geheime agent er met zijn helpers in was geslaagd, ergens een vaste zendpost in te richten. Hoeveel van die NEl-sets door naar Nederlands-Indië vertrekkende geheime agenten meegenomen zijn, weten wij niet - wèl dat er in totaal ca. 120 zijn gebouwd, dat de Amerikanen over de sets tevreden waren en dat vele ervan met succes op de Philippijnen zijn gebruikt.

XCDe NEl-set had een accu die met een fietsdynamo werd bijgeladen, maar behalve die set was er ook een Australisch zendapparaat dat gebruik maakte van droge batterijen. Dat Australische apparaat was veel lichter dan de NEl-set: het woog ca. 30 kg, welk gewicht over twee draagtassen verdeeld was. Het apparaat had evenwel twee nadelen: het kon maar een maand gebruikt worden (dan waren de batterijen uitgeput) en, gegeven het geringe zendvermogen (IS watt tegen z j watt bij de NEl-set), moest de antenne met grote nauwkeurigheid worden gericht en moest precies op de afgesproken frequentie worden uitgezonden.

XCNu de codesystemen die de geheime agenten gebruikten. Wij hebben er slechts over te melden dat zij deugdelijk waren en nimmer tot rampen hebben geleid - een nadere beschrijving achten wij niet nodig.

XCTenslotte de security-checks. Dit waren veiligheidsafspraken die met elke geheime agent gemaakt waren die met een zender werd ingezet. Er moest dan rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat hij na arrestatie zijn codegeheimen aan de Japanners zou moeten prijsgeven, hetgeen dezen in de gelegenheid zou stellen het zendverkeer voort te zetten, bijvoorbeeld voor het doorgeven van misleidende informatie. Hoe kon

179 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

zulk een Spiel voorkomen worden? Dat kon, doordat men met de geheime agent de afspraak maakte dat hij op bepaalde willekeurige vragen (bijvoorbeeld: 'hoe heette de kat van je buurvrouw in Soerabaja?') het juiste, in Australië bekende antwoord gaf - of dat antwoord juist wàs, konden de Japanners niet controleren. Uit dit hoofdstuk zal nog blijken dat inderdaad zulk een security-check in het zendverkeer met Java bij één gelegenheid (de enige) effectief is gebleken.

XCDe eerste opleiding van de geheime agenten vond plaats in Melbourne: voorzover zij moesten zenden, werden zij er geschoold in het gebruik van de NEl-set en voorts volgden zij allerlei algemene lessen hoe zij zich als geheim agent te gedragen hadden. Een deel van hun voorlichting werd van begin '43 af gegeven door van der Plas die er vooral naar streefde, de geheime agenten de nodige kennis bij te brengen over de levensgewoonten in het inheemse deel van de Indische samenleving en over de Islam. Aspirant-geheime agenten woonden aanvankelijk in Melbourne niet geïsoleerd - zij waren er in een gewone kazerne ondergebracht: uit security-oogpunt een minder juiste beslissing.

XCBij gebleken geschiktheid van een candidaat werd de opleiding voortgezet in Cairns (daar kwamenlater alle aspirant-geheime agenten van de aanvang af terecht), waar Egerton Mott in een landhuis onder de naam Zi-Experimental Station een soort school had opgericht die door een Britse majoor werd geleid. Hier werden de aspirant-agenten o.m. allerlei geveehtstechnieken bijgebracht - voorzover nodig leerden zij er ook omgaan met de wapens en de sabotagemiddelen die hun zouden worden meegegeven. Ook kregen zij instructies voor het toedienen van bepaalde pillen, waarmee zij personen, uit wier omgeving zij zich onontdekt wilden verwijderen, een tijdlang konden verdoven of zelfs konden doden - hulpmiddelen waren dat, welke Egerton Mott uit de SOE magazijnen in Engeland had laten komen. Van specifieke training voor de omstandigheden die men in Nederlands-Indië zou aantreffen, was evenwel in Cairns in '42 nog geen sprake. Ook het oefenen in het landen liet toen nog veel te wensen over.

XCHoeveel voor Nederlands-Indië bestemde geheime agenten waren er in '42 in Cairns?

XCEgerton Mott en Quéré begonnen er met diegenen uit de eerste dertig candidaten die Quéré bij het begin van zijn nieuwe taak had uitgezocht.

180 [PDF]
DE OPLEIDING IN AUSTRALIË

Aan hen werden anderen toegevoegd, o.m. enkelen van de adelborsten die uit Ceylon naar Engeland waren gezonden, enkele militairen uit de Irene-brigade en zes Engelandvaarders - er bevonden zich in Cairns twee Nederlandse officieren en ca. veertig onderofficieren en manschappen, toen kapitein van der Veen er in november '42 op inspectie kwam.

XCTwee missies waren toen al mislukt: van de in juni naar Celebes uitgevaren party-Hees was na een eerste onduidelijk signaal niets meer vernomen en op Java's zuidkust was in september de party-van Arcken er niet in geslaagd, langer dan vier-en-twintig uur aan wal te blijven: zij had haar zender verspeeld en was aan boord van de 'K I2' naar Australië teruggevaren.

XCNa de terugkeer van de party-van Arcken hadden Egerton Mott en Quéré besloten, de nieuwe parties die zij successievelijk naar Java zouden zenden, met één codewoord aan te duiden: Tiger; op dat woord zou een Romeins cijfer volgen.

XCBegonnen werd met een combinatie: Tiger I en Tiger II zouden tegelijk worden ingezet. Conform Egerton Motts algemene richtlijn werden beide parties door Europeanen geleid: Tiger I door luitenant-ter-zee tweede klasse W. Bergsma, een blonde Fries, Tiger II door luitenant-terzee derde klasse B. Brocx, een Indische Nederlander die evenwellichtgetint was. Van Tiger I maakten voorts twee Indonesiërs deel uit (een van hen was een Ambonnees), van Tiger Il drie, onder wie Iswahjoedi die al tot de party-van Arcken had behoord. Een van die twee, respectievelijk drie Indonesiërs zou als marconist fungeren.

XCHet was de oude 'K 12' die Tiger I en Tiger II naar hun landingsplaatsen moest brengen, beide opnieuwaan de zuidkust van Oost-Java (zie kaart III op de pag's 58-59): Tiger [naar de Prigibaai bezuiden Madioen, Tiger II ca. 60 km ten oosten daarvan in de Serangbaai. 'De taak van Tiger I en Tiger II omvatte', aldus Nortier, 'het verzamelen van algemene en militaire inlichtingen over Java' (zij moesten speciaalnagaan of de Japanners nieuwe vliegvelden hadden aangelegd). 'Beide ploegen dienden onderling contact te houden, berichten uit te wisselen en elkaar op alle mogelijke manieren te steunen." De twee parties hadden een groot bedrag aan geld bij zich: elk ca. f 50000, gedeeltelijk in gouden en zilveren

XCI Nortier, p. 78.

181 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

munten - er was gedacht aan een inzet van enkele maanden. Daarbij was zowel met Brocx als met Bergsma de afspraak gemaakt, dat de 'K I2' begin februari '43 opnieuw zou verschijnen, t.W. op de 6de in de Serangbaai, en zouden die ontmoetingen niet lukken, dan zou de boot eind april en eind juli wederom aanwezig zijn, nu bij het eilandje Sempoe (zie kaart III), waar dan, naar gehoopt werd, Bergsma en Brocx (of een van hen beiden) met hun party-leden in een prauw zouden komen aanzeilen. Voor al die ontmoetingen waren gedetailleerde veiligheidstekens afgesproken. Meer nog: er was rekening gehouden met de mogelijkheid dat Bergsma en Brocx niet op die ontmoetingsplaatsen zouden kunnen verschijnen. Waren zij dan aan hun lot overgelaten? Neen: hun was opgedragen om van september '43 af om de twee maanden op de j de, t j de of z j ste van de desbetreffende maand Of zelf naar het grote plein in Blitar te gaan Of daar een van hun party-leden heen te zenden, en zij zouden daar dan, naar vertrouwd werd, een andere geheime agent ontmoeten die zich (wij weten niet hoe) aan hen zou kenbaar maken. Het is duidelijk: Bergsma en Brocx zouden veel op Java moeten reizen - van der Veen had, in Australië aangekomen, medegedeeld dat de treinen regelmatig gecontroleerd werden. Noch Bergsma noch Brocx bezat een pendaftaran - de vervalsingsafdeling van Egerton Motts dienst was er niet in geslaagd, het Japanse document na te maken.

XCOp 27 november '42 bereikte de 'K 12' de Serangbaai: de party van Brocx werd als eerste afgezet. Er stond geen branding. Brocx, Iswahjoedi en een tweede Indonesiër gingen aan land - de bedoeling was dat de derde, marconist Oentoeng, met de zender een etmaallater zou volgen, als Brocx na aankomst op de wal een afgesproken lichtsignaal had gegeven. Er kwam evenwel geen enkel signaal - mogelijk was het seinpistool defect. Twee etmalen lang hield de commandant van de 'K I2' vervolgens de kust van de Serangbaai onder observatie - geen signaal. Dus besloot hij, Oentoeng en diens zender meenemend, naar de Prigibaai te varen. Ook daar stond geen branding, de party van Bergsma kwam zonder moeilijkheden aan land. Naar Australië terugvarend bleef de 'K 12' drie etmalen in de buurt van de Serangbaai maar van Brocx werd niets gemerkt.

XCDe twee parties beschikten dus over slechts één zender. Met die zender zijn een of twee telegrammen verzonden. Begin januari '43 namelijk berichtte Quéré telefonisch aan de staf van het Allied Intelligence Bureau':

XC1 Notitie, II jan. 1943, van de Allied Intelligence Service (ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXIV, 20-r).

182 [PDF]
BERGSMA EN BROCX

'Only one of the two parties landed in ja/Ja in november has a wireless set. The one with the wireless set reported that conditions were very much u/orse than expected and that the wireless was being burned"

XCWat is met deze twee parties geschied?

XCHet schijnt vast testaan dat Bergsma en Brocx elkaar vrij kort na hun landing hebben kunnen ontmoeten. Brocx, de lagere in rang, vond dat Bergsma, die als blonde Fries veel te veelopviel, de leiding van hun gemeenschappelijk werk aan hèm moest overlaten, maar dat werd door Bergsma geweigerd. Kort na die ontmoeting die, schijnt het, met een twist eindigde, nam Bergsma in een kampong contact op met een inheemse politiefunctionaris, die hem aanried, zo snel mogelijk te verdwijnen. Bergsma stopte de man f 50 toe - deze vond dit een veel te gering bedrag en waarschuwde de Japanners. Het gevolg was dat Bergsma en de twee hem begeleidende Indonesiërs spoedig werden opgepakt. Zij zijn op een onbekende datum naar Batavia overgebracht en daar geëxecuteerd.

XCOok Brocx werd verraden. Hij wist, verkleed als Javaan, Blitar te bereiken. Daar werd hij door een Nederlandse pastoor het ziekenhuis binnengesmokkeld. Een Chinese arts lichtte de Kenpeitai in, waarna niet alleen Brocx maar ook Iswahjoedi en de andere Indonesiër die van zijn party deel uitmaakte, werden gearresteerd. De drie arrestanten werden naar een gevangenis in Soerabaja overgebracht. Daar kon Brocx aan een medegevangene meedelen dat, aldus Nortier,

XC'de Japanners hem wilden laten kiezen tussen de doodstraf en spionagewerk in Australië. Hij zou dan met een Japanse onderzeeboot ergens op de kust van Australië worden afgezet en na een bepaalde tijd weer worden opgehaald. Om zeker te zijn van zijn terugkeer zouden gedurende die tijd zijn vader en zijn verloofde in gijzeling worden gehouden. Brocx weigerde maar stemde er wel in toe om met een andere gearresteerde agent de berichtenwisseling met Australië te onderhouden, op voorwaarde dat hun levens gespaard bleven"

XCnu konden de Japanners dus een Spiel beginnen; wij komen er op terug wanneer wij de lotgevallen van die 'andere gearresteerde agent'(Tiger V) beschrijven maar vermelden hier reeds dat het Spiel vrij spoedig in Australië werd doorzien, waarna van daaruit het zendverkeer werd afgebroken. Enige tijd later (volgens één getuige in juni '44, volgens eentoestellen zeer zwaar waren.' (getuige van der Plas, Enq., dl. VIII c, p. 1357). 2 Nortier,

I 'Dezejongens', aldus ruim tienjaar later van der Plas, 'hebben ... één echt telegram kunnen zenden ... waarin zij seinden dat er overal Japanse posten waren en dat de

183 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

andere in het najaar van '44) werd Brocx geëxecuteerd en het schijnt dat Iswahjoedi en de andere Indonesiër toen al geëxecuteerd wáren, zij het dat Iswahjoedi volgens één (nogalonzeker) ander relaas er in geslaagd zou zijn, zich enige tijd lang voor Kenpeitai-medewerker uit te geven om vervolgens spoorloos te verdwijnen.

XCVan de afgesproken ontmoetingen aan Java's zuidkust kwam niets terecht.

XCOp 6 februari '43 lag de 'K 12' opnieuw voor de Serangbaai met Oentoeng, de marconist van Brocx, en diens zender aan boord. Er werd op het strand een groen licht waargenomen - alles veilig dus? Neen, nadat de 'K 12' met één lichtflits had gereageerd, werd met een seinlamp in het Nederlands geseind: 'Gevaar - gevaar, ga terug - ga terug, heb contact' (het volgende woord kon niet vastgesteld worden, vermoedelijk is het 'met' geweest) 'Bergsma, gevaar - gevaar'.'Gevaar - gevaar' werd na vijftien minuten herhaald. Wie die seinen gegeven hebben, is nooit vastgesteld' - in elk geval besloot de commandant van de 'K 12' om Oentoeng niet aan land te zetten.

XCTwee-en-een-halve maand later, eind april, werd bij het eiland Sernpoe ook al niets bereikt: de 'K 12' bleef er drie etmalen lang op de uitkijk maar er werd geen enkele prauw gezien - eind juli kwam er evenmin een opdagen.

XCTiger I en Tiger II waren mislukt.

XCDe 'K 12' die op 6 februari '43 moest pogen, Oentoeng aan land te zetten, had ook de geheime agent van Tiger III aan boord: een Menadonees, de aspirant-reserve-officier van de Koninklijke Marine Daniël Lapod. Hij was niet in Cairns opgeleid maar alleen in Melbourne - van der Plas, die in december '42 in Australië was aangekomen, was bij het formuleren van de hem verstrekte opdrachten betrokken geweest. Dat waren er niet minder dan vier: Lapod moest ten eerste een spionagegroep oprichten in het gebied van Malang, ten tweede een overeenkomstige groep oprichtentengang was het voor de Japanners aantrekkelijk de 'K 12' ongemoeid te laten in de hoop op een verdere succesvolle infiltratie van de agentennetten.'

I 'Uit de na de oorlog binnengekomen informatie lijkt het', aldus Nortier, 'niet uitgesloten dat de ... waarschuwing door de vijand werd gegeven. In deze gedach

184 [PDF]
DANIËL LAPOD

in het gebied van Soerabaja, ten derde een geheime organisatie vormen, bestaande uit Nederlandse vrouwen, zulks onder een eigen leidster, en, alsof dat nog niet voldoende was, ten vierde in contact zien te komen met de guerrillastrijders van het Knil die zich nog bij Bandoeng zouden bevinden. Die laatste twee opdrachten waren door van der Plas aan de eerste twee toegevoegd - Quéré had er vergeefs bezwaar tegen gemaakt.

XCLapod, een protestant, acht-en-twintig jaar, was vaak in Batavia en Magelang geweest en kende enkele inheemse bestuurs- en politiefunctionarissen, onder wie de regent van Blitar op Oost-Java. Er was met hem afgesproken dat men hem vijfmaal zou trachten op te halen: op 28 april '43 bij het eiland Sempoe, of op 2 mei in de Pangpangbaai bij het interneringskamp Kesilir (zie kaart III op de pag's 58-59), of op 6 mei bij een klein eiland beoosten Madoera, of in juli (de datum is niet bekend) bij Soerabaja of op I augustus opnieuw in de Pangpangbaai.

XCEr werd bij dat alles van uitgegaan dat Lapod wellicht nog langer werkzaam zou kunnen zijn - in dat geval zouden andere geheime agenten contact met hem trachten op te nemen. Daartoe was hem gezegd dat hij op de rzde van elke maand om half een 's middags voor de rechtervleugel van het hoofdpostkantoor te Soerabaja moest gaan staan, waar hij zich kenbaar zou maken door zich voortdurend onder de linkeroksel te krabben - benaderde hem dan een andere geheime agent, dan zou deze hem vragen: 'Is de kust bij Poeger' vrij?', waarop Lapod zou dienen te antwoorden: 'Melbourne'.

XC'De taak van Lapod', aldus Nortier,

XC'besloeg geheel Java en in dit uitgestrekte gebied moest hij opereren zonder contactadressen, zonder enige bekende steun, zonder kenni.s van de inmiddels van kracht geworden Japanse bepalingen en zonder enig idee van de onmogelijke situaties waarin hij zeker verzeild zou raken. In het bijzonder het oprichten van een vrouwenorganisatie (was) volkomen onbegrijpelijk?

XCwij vermoeden dat die laatste opdracht gevolg was van het feit dat zowel van der Star en de zijnen als de Haas hadden gerapporteerd dat de geestkracht van de meeste Nederlandse en Indisch-Nederlandse vrouwen ongebroken was, evenwel had men uit de berichten van de Haas kunnen opmaken dat vermoedelijk althans alle Nederlandse vrouwen zich eind '42 in afgesloten wijken zouden bevinden.

XCHoe dit alles zij, op 9 februari '43 arriveerde de 'K 12' in de Tapenbaai,

I Een plaats aan Java's zuidkust, niet ver van Straat Bali. 2 Nortier, p. 89.

185 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

niet ver van de eerder genoemde Serangbaai. Lapod werd met een jol naar de kust gebracht maar moest de laatste tientallen meters dwars door de branding naar het strand zwemmen, waarbij hij zijn in zwemvesten verpakte bagage (daaronder een zware pistoolmitrailleur met vijftig patronen en noodrantsoenen voor twee dagen) voorttrok door middel van een lijn die hij om zijn middel had gedaan. Er was afgesproken dat hij, eenmaal aan land, met zijn seinpistool een teken zou geven. Dat teken bleef uit. De 'K 12' voer weg.

XCVan Lapods verrichtingen weten wij slechts dat hij er in slaagde, aan de geïnterneerde vrouw van een van de opvarenden van de 'K 12' de honderd gulden te doen toekomen welke die opvarende hem ter hand had gesteld. Hij werd evenwel spoedig gearresteerd en in mei '43 geëxecuteerd. Daarvan drong niets tot Australië door en het gevolg daarvan was dat op alle afgesproken afhaalplaatsen vergeefs naar Lapod werd uitgezien en dat een parly die in februari '45, twee jaar na Lapods aankomst, naar Java werd gezonden, de speciale opdracht kreeg, zich op de rzde van elke maand om half één 's middags voor de rechtervleugel van het hoofdpostkantoor van Soerabaja te bevinden en daar uit te zien naar iemand die zich voortdurend onder de linkeroksel krabde.

XCOok operatie Tiger III was mislukt.

XCNiet alleen naar Celebes en Java hadden Egerton Mott en Quéré parties gestuurd maar ook naar Cerarn in de Molukken, naar het noorden van Nederlands-Nieuw-Guinea en naar de Aroe-eilanden (zie kaart V op pag. 65).

XCDe party naar Ceram werd geleid door luitenant-ter-zee tweede klasse H. P. Nijgh (een blanke) en telde verder zeven minderen van wie de meesten uit de Molukken afkomstig waren. Geen van die zeven sprak Nederlands maar Nijgh kende zo weinig Indonesisch dat de zeven in Cairns tijdens hun opleiding de hulp moesten ontvangen van een Nederlandse onderofficier die wèl goed Indonesisch sprak en die als tolk kon optreden. De opleiding stelde in die tijd nog niet veel voor, er waren bijvoorbeeld nog geen landingsboten aanwezig waarmee men kon oefenen. 'Nijgh, aldus Nortier, 'gaf zelf wat lessen over Japanse uniformen, bewapening en uitrusting aan de hand van Engelse stencils. Door

186 [PDF]
NIJGH

de hele gang van zaken was hij zeer gedeprimeerd.'[

XCNijghs party had als opdracht, op Ceram een spionagecentrum op te richten om inlichtingen te verzamelen over het gehele gebied van de Zuid-Molukken, vooralover Ambon dat als Japanse vloot- en luchtbasis fungeerde. De party moest daartoe op de zuidkust van Ceram aan land gaan aan een kustgedeelte dat, naar gemeend werd, on bewoond was. MacArthur beschouwde haar inzet als van groot belang voor zijn offensieve plannen - hij had het oog gericht op de Philippijnen maar miste alle gegevens over Ambon alsmede over het belangrijke Japanse vliegveld te Kendari op zuidoost-Celebes en had er derhalve bij Egerton Mott en Quéré op aangedrongen, ten spoedigste naar beide gebieden parties te zenden. Voor Kendari wás er nog geen party - die van Nijgh zou met een Amerikaanse onderzeeboot, de 'Searavetï, naar Ceram worden gebracht en met de party, welke geen zender meekreeg, zou op I mei '43 contact worden gezocht door een andere Amerikaanse onderzeeboot; dat werd de 'Thresher'.

XCDe 'Searaven' kwam eind december '42 bij Ceram aan, waar het in Melbourne vastgestelde kustgedeelte wel degelijk bewoond bleek te zijn. De party landde elders op Ceram. Enkelen van de Zuidmolukse leden van de party trachtten er de prauw te kopen die voor een tocht naar Ambon en ook voor de ontmoeting op I mei nodig was. Een van die Zuidmolukkers had een Amerikaans pistool bij zich en de beurs van een tweede was met een Nederlands vlaggetje versierd - inheemsen kregen die beurs te zien. De Kenpeitai werd gewaarschuwd, Nijgh en de zijnen werden gearresteerd, allen werd in Ambon onthoofd en de 'Thresher' verscheen op I mei vergeefs voor de kust van Ceram.

XCNaar de Aroe-eilanden werd midden februari '43 door Egerton Mott een party gezonden die uit drie Australische militairen bestond. Haar leider, Major C. R. Sheldon, had op een van de eilanden een cocespalm-onderneming gehad. De party vertrok met een schoener en had een zender bij zich. Haar opdracht was, niet alleen een spionagecentrum te vormen maar ook, conform de taakstelling van SOE, de Aroe-eilanders tot sabotage en te zijner tijd tot een algemene opstand te bewegen. Het eerste bericht evenwel dat van Sheldon binnenkwam, hield in dat de eilandbewoners

XC1 A.v., p. 12

187 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

zich vijandig gedroegen (wij herinneren er aan dat het in Australië bekend was dat de bevolking op het grootste eiland, Jamdena, in maart '42 alle Nederlanders eigener beweging had opgepakt en aan de Japanners uitgeleverd) en uit latere berichten bleek dat de schuilplaatsen van Sheldons partyaan de Japanners waren doorgegeven. Na 8 maart werd er geen bericht meer ontvangen.

XCSheldon en zijn twee metgezellen zijn in augustus '43 door de Japanners gevangen genomen en vervolgens geëxecuteerd.

XCOok de party die naar het noorden van Nederlands-Nieuw-Guinea vertrok, werd ingezet om MacArthur aan de inlichtingen te helpen die deze voor zijn offensief in de richting van de Philippijnen nodig had - hij wilde vooral weten hoe sterk de Japanners waren in het gebied van Hollandia en van Wewak (zie kaart VII op pag. 189). Er waren daartoe twee parties gevormd, een Australische en een Nederlandse, en de bedoeling was dat zij van Port Moresby uit (zie kaart VI op de pag.'s 80-81) per vliegtuig zouden worden gebracht naar een punt op de noordkust van Nieuw-Guinea, ca. 80 km ten oosten van Hollandia. Van Eechoud, de commandant van de Veldpolitie te Manokwari, die in augustus '42 door een Amerikaanse Catalina van de Idenburg-rivier was opgehaald, werd gevraagd om als leider van de Nederlandse party op te treden - hij weigerde, o.m. er op grond van zijn eigen ervaring op wijzend dat men de Papoea's niet kon vertrouwen en dat de lagere Indonesische bestuursambtenaren in het gebied van Hollandia nauw met de Japanners samenwerkten; de missie naar dat gebied beschouwde hij als zelfmoord. Van Eechoud was een ervaren oerwoudloper - zijn weigering werd hem niet in dank afgenomen: er werd hem gezegd dat hij zich niet meer met het geheime werk mocht bemoeien en hij kreeg een andere functie, nl., zoals reeds vermeld, die van toezichthouder in het grootste werkkamp van de KPM-stakers.

XCNa van Eechoud weigerde nog een tweede (ons onbekende) candidaat. De missie werd aanvaard door de derde: de negentienjarige sergeant H. M. Staverman, een Indische Nederlander, op Java geboren, die evenwel maar kort in Indië had geleefd en het oerwoud niet kende - hem was meegedeeld waarom de twee eerdere candidaten hadden geweigerd. Dat schrikte hem niet af. Er werden aan Staverman een Australische

188 [PDF]
STAVERMAN

VII. Nieuu/-Guinea In rood: namen van rivieren, meren en plaatsen die een rol hebben gespeeld in de geheime operaties

XCsergeant-telegrafist, een Nederlandse korporaal en twee Ambonnese soldaten toegevoegd.

XCDe twee parties werden midden decembernaar Port Moresby overgevlogen. Daar werd hun meegedeeld dat de vlucht naar een puntkm ten oosten van Hollandia onmogelijk was: de Japanse luchtmacht was langs de noordkust van Nieuw-Guinea te sterk en men kon de parties niet verder westelijk brengen dan een punt dat hemelsbreed meer dankm van Hollandia was verwijderd. Dat betekende dat men in het oerwoud, kronkelige paden volgend, moerassen en rivieren doorwadend.

'42 80 800

189 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

zienlijk grotere afstand zou moeten afleggen. Het was Commander Feldt, hoofd van de Section Combined Field Intelligence van het AlB, die er te Port Moresby, zonder dat Egerton Matt en Quéré van iets wisten, bij Staverman en de leider van de Australische party, een luitenant van het Australische leger, op aandrong, de zeer aanzienlijk verzwaarde opdracht toch te aanvaarden - beiden deden zulks.

XCZij begonnen op 21 januari '43 aan hun tocht, vergezeld door ca. vierhonderd dragers. Na omstreeks twee weken weigerde de korporaal die tot Stavermans party behoorde, diens leiding verder te aanvaarden (hij keerde naar Australië terug).' De twee parties trokken verder en vonden in het oerwoud twee eerder uitgezonden Australische parties die in grote moeilijkheden verkeerden. Zij scheidden na bijna een balf jaar, toen zij een tocht van ca. 360 km langs verschillende rivieren en een voetrnars van ca. 900 km (de afstand van Amsterdam naar Lyon) achter de rug hadden. Stavermans party (wij weten niet wat de Australische party na de scheiding heeft gedaan) trok op IS september de AustralischNederlandse grens over. Vandaar voerden hij en een van de twee Ambonnezen een verkenning uit in de richting van Hollaudia. De Japanners hadden evenwel van Papoea's gehoord dat zij naderden - ca. 50 km ten zuiden van Hollandia vielen Staverman en zijn metgezel in een hinderlaag. Staverman sneuvelde, de Ambonnees kon zich weer bij de Australische sergeant en de tweede Ambonnees voegen. De sergeant vernielde zijn zender die te zwaar was om mee te nemen - gedrieën trachtten zij, de heenweg volgend, zich in veiligheid te brengen. Enkele weken later werden zij door Papoea's gevangen genomen en aan de Japanners uitgeleverd; de Australiër werd doodgeschoten, de twee Ambonnezen werden onthoofd.

XCVan Eechouds waarschuwingen waren in de wind geslagen - er was met Stavermans party geschied wat hij had voorspeld. De party had enkele locale gegevens kunnen doorseinen met betrekking tot de streken die zij op haar moeizame tocht had gepasseerd, geen gegevens even wel over Hollandia.

XCWat had het werk van Egerton Matt en Quéré na ongeveer een jaar opgeleverd? Vrijwel niets.

XCIn september '42 was op Java de poging om van Arckens partyaan

190 [PDF]
STAVERMAN

te zetten mislukt - nadien waren de porties van Bergsma en Brocx en was Lapod ingezet, maar als resultaat van dat alles waren van Brocx slechts een of twee telegrammen ontvangen met de mededeling dat de omstandigheden op Java veel moeilijker waren dan voorzien en dat hij zijn zender had vernield. Noch Bergsma, noch Brocx, noch Lapod waren op de afgesproken ontmoetingsplaatsen verschenen. Men was er voorts niet in geslaagd, Bergsma's marconist Oenroeng aan land te zetten. Van ir. Hees die in juni '42 naar Celebes was weggezeild. was niets vernomen, evenmin van de naar Ceram vertrokken part)'-Nijgh, en de naar de Aroe-eilanden gestuurde Australische part)' had na 8 maart '43 niets meer van zich laten horen. De enige pari)' van welke men eind maart wist dat zij nog te velde was, was die van Staverman. maar deze was toen nog vele honderden kilometers van zijn doelgebied verwijderd.

XCHet kwam er alles tezamen op neer dat de Section Special Operations van het Allied Intelligence Bureau noch aan MacArthur, noch aan de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland enige informatie van betekenis had kunnen verschaffen.

XCHier moest ingegrepen worden, trouwens: Quéré die zich bewust was dat hij faalde, had er al bij schout-bij-nacht Coster op aangedrongen dat hij zou worden vervangen.

XCVoordat wij die ingreep behandelen, dienen wij aandacht te besteden aan een actie met betrekking tot Java die ondernomen is door het hoofd van Section B (Secret Intelligence) van het AlB, Captain Kendall, de man van MI-6.

XCMiddenof wellicht iets eerder, opperde in Australië Sir Vyner Brook, de uitgeweken rajah van Serawak (een deel van Brits-Borneo), het denkbeeld om voor het geheime werk in de Indische archipel en op Malakka inheemsen te gebruiken die een goede kennis hadd en van de Islam. ZUn voorstel was een recruteringsmissie naar Saoedi-Arabië te zenden, waar zich immers in Mekka talloze bedevaartgangers bevonden die uit Malakka maar vooralook uit Nederlands-Indië afkomstig waren. Kendall was hier onmiddellijk in geïnteresseerd: met goedkeuring van het Londense hoofdkwartier van MI-6 wilde hij enkele tientallen uit Mekka opgehaalde bedevaartgangers naar Indië overbrengen waar zij intelligence moesten verzamelen en tegelijk propagandistisch werkzaam

'42,

191 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

moesten worden in anti-japanse geest. Wij nemen aan dat hij zijn collega Egerton Mott, op wiens terrein hij kwam (ondermijnende propaganda was het werk van SOB), heeft ingelicht - Quéré evenwel werd buiten de zaak gehouden en geen van de in Australië aanwezige NederlandsIndische autoriteiten hoorde er aanvankelijk iets van. Er werd door het Londense hoofdkwartier wèl contact opgenomen met van Mook en deze zond van Deinse, de vroegere KPM-agent te Singapore, in oktober '42 uit Australië naar Ceylon; van Deinse was het die samen met een functionaris van MI-6 naar Saoedi-Arabië reisde. Die functionaris was een Engelsman, Squadron-Leader Pitt Hardacre, die een tijdlang planter was geweest op Zuid-Sumatra, nadien werkzaam was geweest op Malakka en vandaar tijdig naar Ceylon was ontkomen.

XCVan Deinse en Hardacre werden niet tot Mekka toegelaten. Daar verbleven toen nog bijna duizend uit Nederlands-Indië afkomstige bedevaartgangers die in '41 geen gebruik hadden gemaakt van de hun door het Indische gouvernement geboden gelegenheid om per schip naar Indië terug te keren - velen hunner kregen een bescheiden maandelijkse uitkering van de Nederlandse vice-consul in Mekka. Via die vice-consul nu deden van Deinse en Hardacre weten dat vrijwilligers werden gezocht voor riskant werk in de strijd tegen Japan. Ieder die zich opgaf, kreeg in Saoedi-Arabische munt een bedrag van enkele honderden guldens uitbetaald, voldoende om zijn schulden te voldoen en zich kleding aan te schaffen, en ontving voorts de toezegging dat per maand £ IS tractement zou worden uitbetaald en dat, zo men gehuwd was, in geval van sneuvelen de weduwe £ 200 zou ontvangen. Men kreeg enige tientallen vrijwilligers bijeen: twintig Indonesiërs en elf Maleiers die door SOB in Brits-Indië en op Ceylon zouden worden opgeleid, en twintig Indonesiërs die Kendall van Australië uit op Java wilde inzetten - van die laatste twintig waren drie afkomstig van Java, tien van Sumatra, één van Banka, twee van Borneo, één van Celebes, één van Ambon en twee van Timor.

XCDe twintig Indonesiërs die, vergezeld door een Indonesische arts, Raden Ma'rnoen ar-Rasjid Koesoemadilaga, naar Brits-Indië werden overgebracht om daar door SOB te worden opgeleid (de oorspronkelijke bedoeling was dat zij zich op Sumatra zouden vestigen om te bevorderen dat vandaaruit grote hoeveelheden rubber elandestien naar Ceylon zouden worden getransporteerd), vielen tegen. Geen hunner sprak Engels en er waren analfabeten onder die men slechts met moeite iets kon bijbrengen. Van vijf van de twintig kwam na enkele maanden vast te staan dat zij volledig onbruikbaar waren - samen met drie Maleiers werden zij, mèt alle kennis van de SOB-opleiding en mèt slechte herinneringen 19

192 [PDF]
DE EERSTE GROEP ASPIRANT-AGENTEN UIT MEKKA

daaraan, naar Mekka teruggestuurd (welk effect dat had, komt later in dit hoofdstuk aan de orde). Er bleven toen in Brits-Indië vijftien voor Sumatra gerecruteerden achter: vier afkomstig van dat eiland, twee van Banka, vier van Java, twee van Borneo, twee van Timor, één van Bali. Of van die vijftien ook maar één voor het werk van de geheime diensten is gebruikt, weten wij niet - over de drie-en-twintig (Maleiers èn Indonesiërs) die na het vertrek van de acht overgebleven waren, schreef Hardacre in juli '43 aan van Mook dat veertien al een cursus volgden in propaganda en dat vijf als marconist werden opgeleid. Van Deinse was minder enthousiast: hij berichtte in oktober '43 aan van Maak, dat de resultaten die bij de opleiding van de vijftien resterende Indonesiërs waren bereikt, slechts' moderately satisfactory' waren ('a limited number of them have been doing quite wel! but even with those we found that their mental capacity is very limited'1) en aan de Enquêtecommissie zei hij: 'Het hele gezelschap, hetwelk uit Mekka is gekomen, heeft tot een grote teleurstelling geleid en wij waren tenslotte blij dat wij ze kwijt waren." Wat met de betrokkenen is geschied, weten wij niet.

XCWat gebeurde er met de twintig die voor Australië bestemd waren?

XCEind '42 had het departement van koloniën in Londen vernomen wat het recruteringsbezoek van Hardacre en van Deinse had opgeleverd - het departement waarschuwde schout-bij-nacht Coster in Australië en deze kwam er toen pas achter dat Kendall twintig Indonesiërs, allen Nederlandse onderdanen (aan wie hij evenwel Britse paspoorten had doen uitreiken), naar Australië had laten transporteren. 'Deze personen', zo berichtte Coster op I januari '43 aan van der Plas, 'hebben buiten ons medeweten enige tijd in Melbourne in een kamp geleefd waar niemand hun taal sprak, en zijn thans wederom buiten ons medeweten naar Brisbane overgebracht en aldaar ter beschikking van hogergenoemde officier gehouden'} - die officier was Kendall.

XCVan der Plas zocht onmiddellijk contact met deze en betoogde daarbij dat slechts hijzelf de kennis had, ook van de Islam, die nodig was om de twintig Indonesiërs als geheime agenten in te zetten en Kendall was verstandig genoeg om goed te keuren dat van der Plas de leiding zou krijgen bij de vorming van de twintig, bij de keuze van diegenen die als eersten zouden worden uitgezonden en bij het bepalen van de gebieden waar zij zouden worden ingezet. De afspraak werd gemaakt dat deze

I Brief, 28 okt. 1943, van B. A. van Deinse aan van Mook (ARA, MK, M 185). 2 Ge tuige B. A. van Deinse, dl. VIII c, p. 1081. 3 Brief, 1 jan. 1943, van F. W. Coster aan van der Plas (ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXII, 35).

193 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

agenten zich zouden uitgeven voor handelaren. Nu werden ook Salrn, hoofd van de Nefis, en Quéré in het plan gekend - het was Salm die midden februari aan Quéré een lange lijst deed toekomen van de goederen die de Z.g. handelaren zouden moeten meenemen: sarongs, zijde, goedkope toiletzeep ('waarbij op de merken te letten'), garen, naalden, overhemden ('inheemse maten'), katoenen hemden, blokken wit goed waarmee zeilen vervaardigd konden worden, dik garen voor het naaien van zeilen en tenslotte 10 kilo spijkers ('van de kleinste tot de grootste').' Kennelijk was het de bedoeling dat Quéré's dienst al die artikelen zou inslaan.

XCOngeveer ten tijde van Salms brief vernam Kendall uit Londen dat de Nederlandse regering wenste dat hij alles wat hij met de twintig uit Mekka gehaalde Indonesiërs wilde ondernemen, aan de NederlandsIndische autoriteiten in Australië zou overdragen. Hij toonde het desbetreffende telegram aan van der Plas die vervolgens aan van Mook en van Kleffens voorstelde dat hijzelf de werkzaamheden zou bepalen die de twintig zouden gaan verrichten en hen na hun terugkeer (het was de bedoeling, hen weer op te halen) zou verhoren en dat Kendall alleen het transport zou blijven regelen - de 'K 12' was immers vol bezet. Waar zouden die twintig dan op moeten letten? Er is een in het Engels gesteld stuk bewaard gebleven 2, vermoedelijk van van der Plas afkomstig, dat daarop antwoord geeft. Daarin worden onder de hoofden 'Administration', 'jurisdiction', 'Religious Affairs', 'The population and the japanese', 'Indone sian Politics', 'Transport', 'Plantations', 'Salaries', 'Radio Affairs' en 'Miscel laneous' reeksen slordig gegroepeerde punten opgesomd waarover de informatie moest worden verzameld die in Australië nog niet aanwezig was: gedeeltelijk militaire maar goeddeels civiele informatie. 'If possible', zo stond er ook in, 'bring back newspapers, pamphlets, passes, banknotes, ration- and Joodcoupons etc.'

XCWat kwam er van het plan terecht? Begin april '43 vloog Kendall naar Londen voor een, zo schreef van der Plas aan van Mook, 'wanhopige poging ... , communicatiemiddelen voor ons los te krijgen, zonder welke wij (zouden) moeten meedelen dat wij niet in staat zijn, inlichtingsdiensten en subversieve propaganda naar Nederlands-Indië te voeren." Kendall, die in Londen o.m. met admiraal Furstner sprak, trachtte Britse onderzeeboten los te krijgen, hetgeen van der Plas gevaarlijk vond,J. J.

I Brief, 16 febr. 1943, van G. B. Salm aan Quéré (a.v., XXIV, 20-1). 2 A.v., MK, M 182, M. 20. 3 Brief, 24 maart I943, van van der Plas aan van Mook (a.v., M IS5, MIW).

194 [PDF]
DE EERSTE GROEP ASPIRANT-AGENTEN UIT MEKKA

aangezien dan wellicht Australiërs als de minister van buitenlandse zaken Evatt via Kendall invloed zouden krijgen op de in Indië te voeren propaganda. Inderdaad werd aan Kendall één Britse onderzeeboot voor één tocht ter beschikking gesteld. In juli berichtte hij aan Londen dat hij dacht, 'that all the hadji-party can be sent in at the tuestern end o!jafJa without risk for the people' (de andere geheime agenten) 'who are already there' (er was geen enkele in vrijheid).' 'All the hadji-party' vertrok evenwel niet. Van der Plas had de twintig, zo stelde hij in juli op schrift, 'persoonlijk afgericht op subversieve religieuze propaganda' - ook de Nefis was toen bij het plan betrokken, besloten was de eerste groep die zou vertrekken en die na zes maanden weer zou worden opgehaald, geen radio mee te geven, en haar rol op het gebied van de militaire spionage was in overleg met Spoor (inmiddels tot majoor bevorderd) beperkt: 'Uitdrukkelijk (is) opdracht gegeven, naar militaire objecten en gegevens in geen geval te vragen en slechts oog en oor open te houden voor eventueelloskomende gegevens."

XCVan de twintig werden er, voorzover bekend, slechts twee naar Java overgebracht die, wat ook hun verder lot geweest mag zijn, in elk geval niet naar Australië zijn teruggekeerd, zodat ook deze operatie niets heeft opgeleverd. Met de achttien overigen bleef van der Plas zich bezig houden: sommigen werden aan de Nigis verbonden en schreven artikelen voor het tijdschrift Penjoeloeh. anderen werden huisbewaarder in de Roemali's Indonesia, de Indonesische tehuizen. Verscheidenen van die achttien maakten onder de in Australië aanwezige Indonesiërs ijverig propaganda voor de Islam en boekten daarbij, zo deden zij per brief aan de in Mekka achtergebleven bedevaartgangers weten, aanzienlijke successen.

XCN u dan de ingreep waartoe het in Australië kwam na dat jaar van mislukkingen op het gebied van de Special Operations.

XCAangezien alle resultaten waren uitgebleven, uitte het hoofd van de Intelligence Service van de Australische marine in september '42, aldus van

I Brief, 20 juli 1943, van het aan het dep. van koloniën (a.v., M 180, A 7.0). 2 Van der Plas, 'Memorandum' (z.d.) (a.v., Alg. Secr., Eerste Zending, XXIV, 20--1).

195 [PDF]
DE G.EHEIME DIENSTEN

Hoogstraten aan van Mook, 'in persoonlijke gesprekken met ons zeer ernstige kritiek ... op de organisatie en uitvoering van het verbindingswerk met Nederlands-Indië' - allen die daarbij betrokken waren, toonden, meende dat hoofd, 'gebrek aan deskundigheid'.' Ontevreden was ook MacArthur, die er vooralook aanstoot aan nam dat Egerton Mott zich als hoofd van Section A (Special Operations) van het Allied Intelligence Bureau niets aantrok van verzoeken en adviezen van de Intelligence afdeling van MacArthurs hoofdkwartier. Er gingen klachten naar Londen, het hoofdkwartier van SOB zond een adviseur, Lieutenant-Colonel P. F. J. Chapman Walker, een oud-Lagerhuislid, die al voor de Britse geheime dienst werkzaam was geweest in Zuid-Amerika, naar Australië - het eind van het lied was dat Egerton Matt werd afgezet en door Chapman Walker vervangen die Egerton Motts dienst spoedig een nieuwe naam gaf: het Special Reconnaissance Department.

XCDe volgende die verdween, was Quéré.

XCIn '42 werkte Quéré, gelijk vermeld, geheellos van de toen nog maar uit twee afdelingen bestaande Nejis - het hoofd van de Nefis evenwel, Salm, en het hoofd van zijn afdeling Intelligence, Spoor, konden slechts constateren dat Quéré's dienst geen enkele informatie doorgaf. Er kwam ook kritiek op Quéré van de zijde van de in Cairns bijeengebrachte aspirant-geheime agenten en van kapitein van der Veen die in november '42 naar Cairns was gezonden om er poolshoogte te nemen. Tot die aspirant-geheime agenten behoorde een Engelandvaarder, K. G. P. Michielsen. Hij was het die overleg pleegde met de luitenant-ter-zee derde klasse W. M. van der Veur (die inmiddels samen met van Arcken, de man die eind september één etmaal op Java aan land was geweest, en de luitenant-ter-zee derde klasse A. M. den Boer aan Quéré's staf in Melbourne was toegevoegd) - het gevolg was dat zij beiden, Miehielsen en van der Veur dus, besloten een brief te richten tot de koningin, waarin zou worden voorgesteld dat zij Of Michielsen, met wie zij na zijn ontsnapping uit Nederland al gesproken had, Of van der Veur naar Londen zou ontbieden. Die brief welke zij, zonder voorkennis van hun militaire superieuren, aan van Hoogstraten meegaven en die door deze in Londen aan van Maak werd overhandigd, heeft, voorzover bekend, de koningin niet bereikt", maar de inhoud verdient aandacht.bundel 1941-42). 2 Wij hebben het stuk aangetroffen in het archief van het departement van koloniën (ARA, MK, M 185) waar van Mook het op 22 december

I Brief. z okt. 1942, van van Hoogstraten aan van Mook (RvO, Collectie-van Mook,

196 [PDF]
KRITIEK OP QUÉRÉ

XCMichielsen en van der Veur wezen er op dat er vrijwel geen samenwerking bestond tussen Quéré's Section en de Nefis; de parties welke waren ingezet, waren 'vrijwelonvoorbereid' weggezonden; Bergsma, de leider van Tiger I, was zo teleurgesteld geweest dat hij, in Melbourne afscheid nemend, had gezegd: 'Ik doe het niet meer voor mijn land maar voor mijzelf en het kan mij niet schelen wat er met mij gebeurt'; 'de stemming die ons hier beheerst', was, aldus Miehielsen en van der Veur, 'hopeloos'.

XCIn hetzelfde vlak nu lagen de indrukken die van der Veen in Cairns opdeed. De daar gegeven scholing achtte hij onvoldoende, Nijgh die naar Ceram moest vertrekken, maar ook twee andere luitenants die ingezet zouden worden, waren hoogst ontevreden, niemand had Nijgh verteld wat hij in Cairns moest doen, zijn partyoefende aan hef strand met roeibootjes, echte landingsoefeningen konden niet plaatsvinden. Deze en dergelijke constateringen leidden er toe dat van der Veen op 8 december' 42 een rapport schreef waarin hij o.m. opmerkte dat de samenwerking tussen Quéré's staf te Melbourne en de school te Cairns hoogst gebrekkig was - dat had, aldus het rapport (als weergegeven door Nortier) 'geleid tot het uitzenden van parties met personeel dat zelfs totaal geen opleiding gevolgd had.'!

XCVan dat rapport stelde van der Veen niet alleen Spoor in kennis maar ook luitenant-kolonel Sandberg, die te Brisbane in MacArthurs staf de vertegenwoordiger was van schout-bij-nacht Coster. Quéré werd ter verantwoording geroepen, zocht steun bij Egerton Mott en diens woede ontlaadde zich op van der Veen: deze zou militaire geheimen aan onbevoegden hebben meegedeeld. Er ontstond een grote rel: Coster legde van der Veen voorlopig arrest op, maar dat arrest duurde maar vier dagen en toen door anderen aan Coster duidelijk was gemaakt dat van der Veen terecht had gewaarschuwd, werd deze naar Cairns gezonden om er als hoofd van de Nederlandse opleiding te fungeren.

XCOok van anderen kreeg Coster te horen dat Quéré's sectie faalde. Salm wees daar op en hetzelfde deed kolonel N. L. W. van Straten die, nadat hij van Timor was gearriveerd (meer daarover in het volgende hoofdstuk), in Australië benoemd was tot waarnemend-legercommandant.

XCdag waarop hij voor zijn reis van vijf maanden naar Amerika vertrok) liet afleggen met een eigenhandig geschreven aantekening, bestemd voor de ambtenaar die namens hem het contact met de Britse geheime dienst onderhield, luitenant-kolonel P. A. de Blieck: 'Kol. de Blieck. Alleen voor de verpozing.'

XCI Nortier. D. 12,.

197 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

Begin februari' 43 richtte deze laatste een lange brief tot Coster waarin hij o.m. op het volgende wees: Nijgh was naar Ceram gezonden zonder voldoende kennis van het Indonesisch; Quéré had een lagere militair van het Knil, een Christen, die uit Noord-Celebes afkomstig was, voor Zuid-Celebes bestemd (nl. voor de party naar Kendari) waar hij onder fanatieke Moslims werkzaam zou moeten zijn; erger nog: van Straten had, zo schreef hij aan Coster, met deze en Quéré gesproken

XC'omtrent de door mij voorgestane onafwendbare eis van een afdoende opleiding van parties, alvorens deze zouden worden uitgezonden, alsmede van deskundige leiding bij deze opleiding. De heer Quéré was daarbij de door u ten dele onderschreven mening toegedaan dat in spoedgevallen het uitzenden vóór een bepaalde datum moest prevaleren boven de opleiding."

XCDan ontbrak er veel aan de security: de uit te zenden parties reisden 'door half Australië' (van Melbourne naar Cairns) 'zonder voldoende toezicht, waardoor de geheimhouding wordt geschaad en een der leden zelfs in Sydney zoek kon raken.' Conclusie: Quéré moest weg; diens 'naaste medewerkers' (van Arcken, den Boer en van der Veur) waren 'van mening dat elke reorganisatie vruchteloos zal zijn, zolang deze leider gehandhaafd blijft."

XCNog voordat Coster, die als Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten Quéré steeds de hand boven het hoofd had gehouden, die scherpe aanval op zijn beleid te lezen kreeg, was hij al in conflict geraakt met van der Plas. MacArthur was een van de eersten geweest met wie deze, aankomend in Australië als de nieuwe voorzitter van de Nederlands-Indische Commissie, had gesproken - MacArthur had hem gezegd dat van het Intelligence-werk in Indië niets deugde, dat hij bereid was, aan een nieuwe opzet alle medewerking te verlenen (' because J tuant to protect 1'011 against very real dangers for the reintegration of your kingdom "), en dat hij van der Plas de enige achtte die het inlichtingenwerk in een zo gecompliceerde samenleving als de Indische zou kunnen leiden. Dat laatste denkbeeld werd door van der Plas afgewezen: admiraal Helfrich zou spoedig in Australië aankomen en met deze moest overleg worden gepleegd.

XCMacArthur hield zich aan zijn toezegging: midden januari stuurde zijn Chief of Staff, Major-General R. K. Sutherland, een brief aan van der Plas,

XC, Quéré heeft ons in februari '86 doen weten dat hij ontkent, zich ooit zo te hebben uitgelaten. Z Brief, 2 febr. 1943, van N. L. W. van Straten aan F. W. Coster (ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXIV, 20-1). 3 Van der Plas: 'Geheime diensten' (8 febr.

198 [PDF]
EEN AANBOD VAN MACARTHUR DE GEHEIME DIENSTEN

waarin voorgesteld werd, het Intelligence-werk met betrekking tot Indië geheel los te maken van het Allied Intelligence Bureau (dat bureau werd door de Amerikanen bij hun acties op de Philippijnen ook niet ingeschakeld) en in Brisbane een nieuwe dienst op te richten, te welker behoeve MacArthur zou trachten meer onderzeeboten en twee of drie Catalina's los te krijgen. Coster ontving een afschrift van die brief, niet deze sprak van der Plas af dat zij over het antwoord overleg zouden plegen, welnu: voordat er overleg was geweest, berichtte Coster aan Sutherland dat Brisbane, waar MacArthur zijn hoofdkwartier bad, in elk gevalongeschikt was om er de nieuwe dienst te vestigen: 'The principal source oj iujonuation, aldus Coster, 'for the time being still consists oj ueu/s imported by evacuees who reside mainly in Melbourne' (aan die evacué's werden detailvragen gesteld, telkens wanneer een Geallieerde bevelhebber informatie moest hebben over een bepaalde streek in Indië); 'therefore ... it is impossible to organize this department at any other place but Melbourne.' 1 Van der Plas nam Coster, die, meende hij, 'volledig over zijn zenuwen heen geraakt' was ', kwalijk dat deze de afspraak had geschonden en was het bovendien niet met hem eens; terwijl hij zich verder verdiepte in de problematiek van het uitzenden van parties (hij stelde er eind januari '43 algemene richtlijnen voor op schrift"), kwam hij tot de conclusie dat de nieuwe dienst door Helfrich moest worden geleid en in Brisbane moest

, Brief, 26 jan. van F. W. Coster aan R. K. Sutherland (ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXIV, 20-l). 2 Brief, 30 jan. 1943, van van der Plas aan van Mook. ' Die richtIijnen zijn neergelegd in een stuk d.d. 29 januari '43 (a.v.). 'Uitzending van volbloed Europeanen is', schreefhij, 'onder de huidige omstandigheden (januari 1943) praktisch uitgesloten, aangezien zij door de bevolking worden verraden' (wij menen dat van der PIas dat hoogstens kon terecht overigens), 'onder druk van de bestaande angst voor de gruwelijke Japanse strafmaatregelen' (daarover had hij van de Haas bijzonderheden gehoord). Nederlanders dienden dus niet langer te worden uitgezonden, wèl echter Indonesiërs of Indische Nederlanders. Die moesten zich vermommen 'als reizend handelaar' (hetzelfde wat van der Plas in tijd al met Kendall had afgesproken met betrekking tot de twintig uit Mekka gehaalde bede vaartgangers). dienden dan een handelsvoorraad mee te nemen, zich geheeJ als inheemsen te kleden (van der Plas gaf er negen voorschriften voor aan) en zich te gedragen 'als ingezetene van een Indonesische er volgden twaalf voor schriften waarvan wij drie wilIen aanhalen: 'ingelopen, vereelte voeten hebben', 'urenlang gehurkt kunnen zitten praten, eten, roken', 'handig met de vingers kunnen eten op inheemse wijze'. Veilig zouden, meende van der Plas, de in te zetten geheime agenten vooral zijn wanneer zij gingen samenleven 'met een plaatselijke schone', maar: 'bij de rituele liefdesverplichtingen zij men voorzichtig zich niet te verraden door het gebruik van voorbehoedsmiddelen.' Het komt ons voor dat de meeste Indische Nederlanders bitter weinig met voor

199 [PDF]

worden gevestigd, hoe onaangenaam dat ook was: Brisbane was veel minder gezellig dan Melbourne.

XCMedio maart, toen Helfrich in Australië was, vond breed beraad plaats. Er werd onder zijn voorzitterschap een vergadering gehouden waar van der Plas, Coster, van Straten, Salm, Spoor en Quéré (deze laatste had er kort tevoren bij Coster opnieuw vergeefs op aangedrongen dat hij zou worden vervangen) aanwezig waren. Wij weten van die vergadering slechts dat Helfrich (die niet in Australië mocht blijven en dus in geen geval daar een inlichtingendienst kon leiden) betoogde dat het uitzenden van parties zonder de nodige basiskennis foutief was en dat men nu eerst enkelingen moest inzetten juist om die basiskennis op te doen, en voorts dat besloten werd, Quéré's dienst onder Salm te plaatsen die de titel van directeur-Nifis kreeg. De Nefis die een militaire dienst bleef, ondergeschikt aan de Bevelhebber Strijdkrachten Oosten (Helfrich) en in diens afwezigheid aan de Onderbevelhebber (Coster, spoedig Koenraad), had nadien dus drie afdelingen, te weten: I: General Intelligence, II: Security, III: Special Intelligence and Special Operations. Spoor bleef hoofd van Nefis I, Douw van der Krap van Nefis II, maar wie moest Nefis III leiden? Besloten werd: luitenant-ter-zee eerste klasse L. Brouwer (de marine hield de zaak dus in handen), een Japanoloog en kryptograaf, op dat moment verbonden aan de staf van de Britse Eastern Fleet bij Mombasa. Het kostte moeite hem vrij te krijgen: pas in mei ging hij Quéré's werk overnemen. Deze bleef toen nog enige maanden zijn opvolger inwerken - nadien werd hij verbindingsofficier bij de Amerikaanse Seventh Fleet, in welke functie hij goed voldeed.

XCQuéré was niet de enige die vervangen werd. Helfrich kwam tot de conclusie dat hij ook Coster, over wiens werk niemand tevreden was, niet kon handhaven; deze werd pas I mei '43 opgevolgd door Koenraad, die bij die gelegenheid tot schout-bij-nacht werd bevorderd.

XCMaar er waren tijdens Helfrichs aanwezigheid in Australië nog méér besluiten genomen: ten eerste om op Londen een beroep te doen, aan de Nefis meer krachten ter beschikking te stellen (Helfrich drong in het desbetreffende telegram óók aan op 'snelst aanboren nieuwe personeelbronnen zoals Mekkagangers en Javanen op Nieuw-Caledonië'"), en ten

schriften als de aangehaalde konden beginnen en dat zij ook door niet-Javaanse Indonesiërs nauwelijks in het oog konden worden gehouden. Die laatsten zouden overigens op zichzelf op Java minder opvallen dan Indische Nederlanders. I Telegram, 18 maart 1943, van Helfrich aan Furstner (ARA, Alg. Secr., Eerste zending, XXIV,20-I).

200 [PDF]
'NEFIS III' WORDT OPGERICHT

tweede om het formuleren van de opdrachten aan de in te zetten geheime agenten niet aan het hoofd van Nejis III over te laten maar daartoe een commissie in het leven te roepen waarvan, behalve dat hoofd, ook van der Plas, Salm en Spoor deel zouden uitmaken. Wat was nu het effect van deze reorganisatie? Londen stuurde geen nieuwe krachten, de nieuwe uit Mekka te halen bedevaartgangers zouden nog geruime tijd op zich laten wachten, de Javanen op Nieuw-Caledoriië kreeg men voorlopig niet los en, erger nog, de oude 'K 12' kon nog maar één keer gebruikt worden en er zou pas in november een andere Nederlandse onderzeeboot ter beschikking komen. 'De Amerikanen', zo schreef Helfrich begin april '43 aan van Mook, 'zijn volstrekt onwillig om mij met hun boten te helpen' (wij herinneren er aan dat Coster op MacArthurs voorstellen niet was ingegaan). 'Het gevolg zal zijn dat ik niets zal kunnen ondernemen en zelfs geen lieden 'er uit' kan halen op de data welke hun zijn beloofd! Je begrijpt wat zulks voor het moreel zal betekenen, maar een bepaald 'deel van Londen" (bedoeld werd admiraal Furstner) 'schijnt het niet en nooit te begrijpen." Midden april kreeg van Mook even sombere inlichtingen van van der Plas; die schreef over 'de ergerlijke wijze waarop Mott en onder zijn leiding Quéré, ondeskundig en Indië slecht kennend, gemodderd hebben en onze beste mensen met een typisch Engelse nonchalance en zonder voorbereiding de dood ingezonden hebben'; Mott had 'alleen parties onder Europese leiding (!) ingestuurd, zodat wij niets weten', de party Staverman (nog steeds op weg naar Hollandia) moest 'reeds als verloren worden beschouwd' en aan de security ontbrak veel:

XC'De schandelijk slechte organisatie leidde bijvoorbeeld tot het zenden van stores met het gehele doel van de party in Ned.-Indië met koeien van letters er op en onlangs nog tot het zenden van radio-equipment met een open enveloppe erbij, gemerkt: Instructies voor de party naar (volgt de naam van het Ned.-Indisch gebied waar geland moet worden!) en alle instructies daarin. Dit kwam per goederentrein, talloze malen overgeladen en gelezen in een land vol spionage!' ... 'Te laat' blijft ons wachtwoord."

XCDat laatste vond ook Salm, die nu als directeur-Ne.fis ook voor Ne.fis de volle verantwoordelijkheid droeg. 'Wij hadden met dat alles',

XC1 Brief, 7 april 1943, van Helfrich aan van Maak (ARA, CoIL-van der Plas, B 8). 2 In . werkelijkheid was van die grootscheepse spionage in Australië geen sprake. 3 Brief, 18 april 1943, van van der Plas aan van Maak.

201 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

schreef hij eind mei '43 aan Sandberg in Brisbane, 'een jaar vóór de oorlog moeten beginnen, niet een jaar daarna. Nu zijn wij à la recherche du temps perdu en of wij dat ooit zullen inhalen, is voor mij de grote vraag."

XCOp Nefis I en II komen wij in dit hoofdstuk nog terug, maar het lijkt ons zinvol, bier weer te geven wat bekend is van de drie Tiger-operaties die op Tiger III (de inzet van Daniël Lapod) volgden: Tiger IV, Tiger V en Tiger VI, alsmede van de tweede operatie naar de Aroe-eilanden. Wij doen dat om twee redenen. De eerste is dat deze operaties plaatsvonden voordat bleek dat van Mook zich intensief met de organisatie van het geheime werk was gaan bezighouden, de tweede dat het vier operaties betreft die niet onder de exclusieve verantwoordelijkheid van Egerton Mott en Quéré vielen maar onder die van de zojuist genoemde commissie, waarvan ook van der Plas deel uitmaakte die er Egerton Mott en Quéré van had beticht, dat zij 'onze beste mensen met een typisch Engelse nonchalance de dood ingezonden' hadden - een formulering die er, dunkt ons, wat beider intenties betreft, volledig naast is geweest.

XCMaar ging het nu dan beter?

XCOok dit waren onberaden opdrachten (Quéré had er zich vergeefs tegen verzet): van Kesilir (een kamp waar geen enkel bezoek meer was toegestaan) wist men in Australië slechts wat de Haas had kunnen meedelen, en dat Soejitno, naar Malang ofSoerabaja reizend, een Japanse vergunning nodig bad, was eveneens onbekend. Een zender kreeg hij niet mee - men zou van hem pas kunnen vernemen wat hij tot stand had gebracht, als hij zou zijn opgehaald; daartoe was bem toegezegd dat op I augustus '43 en anders (op een ons niet bekende datum) in december een onderzeeboot zou verschijnen in dezelfde Pangpangbaai waar hij aan land gezet was; bovendien zou enkele dagen na I augustus, op de 6de, getracht worden, hem op te halen bij Sitoebondo, dicht bij Java's noordoostpunt; voorts was hij geïnstrueerd om zich op de löde van elke maand op een bepaald uur te posteren tegenover de Hollands-Inlandse school in Sidoardjo, ca. 20 km bezuiden Soerabaja - op welk uur Soejitno dat moest doen en welke herkenningstekens hij dan moest gebruiken, weten wi] niet.

XCGelijk al vermeld, kwam Lapod op 2 mei '43 in de Pangpangbaai niet opdagen (en evenmin enkele dagen later bij het kleine eiland beoosten Madoera), trouwens: Bergsma en Brocx van Tiger I en Tiger II waren enkele dagen eerder evenmin verschenen bij het eiland Sempoe. Van der Veur, die zich als verantwoordelijk Ntjîs-officier aan boord bevond van de 'K 12', had geen bevoegdheid, Tiger IVaf te gelasten, en het gevolg

XC1 Getuige G. B. Salrn, Enq., dl. VIII c, p. 1232.

203 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

was dat Soejitno op 3 mei in de Pangpangbaai aan land werd gezet om, zonder steun van wie ook, aan de uitvoering van zijn drie opdrachten te beginnen.

XCWat zijn lot is geweest, is onbekend. Heeft hij zijn opdrachten trachten uit te voeren en is hij daarbij door de Japanners gegrepen en geëxecuteerd of is hij, na geconstateerd te hebben dat hij niets kon bereiken, naar zijn vrouw in Soerabaja teruggekeerd? W~ weten het niet. In elk geval kwam hij op I augustus in de Pangpangbaai niet opdagen, evenmin bij Sitoebondo (de hem toegezegde ophaaloperatie in december is niet doorgegaan) - ook Tiger IV was dus mislukt.

XCDe man van Tiger V is de lezer al bekend: dat was de marconist van Brocx, Oentoeng, die voor de derde maal naar Java zou vertrekken; hij kreeg een zender mee en zijn taak was contact te maken met Brocx; deze was overigens drie maanden eerder aan land gezet en waar hij zich op het meer dan duizend kilometer lange Java bevond, wist geen mens - men zou ook kunnen zeggen dat Oentoeng een speld in een hooiberg moest zoeken.

XCLukte het hem niet, Brocx te localiseren, dan had hij, althans in theorie, na vier maanden kans om hem te ontmoeten: conform de eerder vermelde afspraken moest hij zich, te beginnen in september '43, om de twee maanden op de jde, r j de of z jde van de desbetreffende maand naar het grote plein in Blitar begeven waar hij in contact moest zien te komen met Bergsma, Brocx of een van hun metgezellen: een van de leden dus van de parties van Tiger I en Tiger II Evenwel: toen Oentoeng op 4 mei '43, één dag na Soejitno, in de Pangpangbaai aan land werd gezet, waren beide parties al uitgeschakeld.

XCOok Oentoeng moet vrij spoedig in Japanse handen zijn gevallen, althans: op 26 september' 43 werd in Australië een telegram ontvangen, waarin namens Bergsma, leider van Tiger I, in de aan Oentoeng meegegeven noodcode geseind werd: 'S en T gevangengenomen' (dit waren de initialen van de twee Indonesiërs die Bergsma vergezeld hadden). 'Alles verraden. Heb Oentoeng ontmoet.' Het telegram was door de Japanners uitgezonden die aldus een Spiel wilden beginnen, maar de zaak werd door Brouwer, het nieuwe hoofd van Ne.fis III, van meet af aan niet vertrouwd: er werd in dat eerste telegram niets vermeld over enig contact 20

204 [PDF]
OENTOENG

met leden van Tiger lof Tiger II De volgende telegrammen, gemiddeld één per twee weken, waren in een onbeholpen mengsel van Nederlands en Engels gesteld. Het radioverkeer werd een maand of drie voortgezet - afgebroken werd het, toen, nadat al bij een eerste security-check een verkeerd antwoord was gegeven, de tweede security-check duidelijkheid schiep. Er werd aan de Z.g.Bergsma namelijk gevraagd hoe zijn dochtertje thuis wel eens werd genoemd; hetjuiste antwoord was: 'Huiskruis', maar er werd geantwoord: 'Meubel', 'zodat', aldus later van der Plas, 'geen twijfel meer bleef.' 1 Het radioverkeer werd afgebroken.

XCWat met Oentoeng, de man die zich drie keer voor een missie beschikbaar had gesteld, is geschied, staat niet vast - hij is vermoedelijk door de Japanners geëxecuteerd. Hoe dat zij: ook Tiger Vwas mislukt.

XCHet was de '0die, al was ook een van de olietanks lek (het oliespoor zou, totdat de betrokken tank na enkele dagen was leeggestookt, de onderzeeboot kunnen verraden), opjuliAustralië verliet: er was haast. De boot moest zich namelijk tijdig bij het eiland Sempoe

23 '43 I Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. I358. 2 Nortier, p. 95.

205 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

en in de Pangpangbaai bevinden waar op contact werd gehoopt met, respectievelijk, Bergsma en Brocx, Lapod en Soejitno. Van Bergsma en Brocx werd evenwel niets gemerkt en in de Pangpangbaai kwamen op I augustus Lapod en Soejitno ook al niet opdagen. Van Dulm, de commandant van de '0 21', vertrouwde de zaak niet en zond met een rubberboot een verkenningsploeg naar de wal. Die keerde na twee uur terug zonder iets verdachts te hebben waargenomen. Vervolgens werd Srinojo aan land gebracht - hij zou pas in de nacht van 3 op 4 augustus weer aan boord moeten komen, maar de '021' bleef in de baai en van Dulm zond in de nacht van I op 2 en die van 2 op 3 augustus wederom verkenningsploegen uit. Op de avond van de j de voer de rubberboot opnieuw naar de wal, waar Srinojo, als hij er was, een lichtsignaal moest geven. De boot was evenwel nauwelijks weg of er plensde een tropische regenbui neer die zo dicht was dat noch de boot, noch enig lichtsignaal meer te zien was. Van Dulm zond een tweede ploeg naar de wal - de tweede rubberboot sloeg lek maar met veel moeite kon de jol worden gestreken. In de ochtendschemering werd de eerste ploeg ontdekt temidden van vissersprauwen die de baai verlieten, de tweede ploeg kon pas op de avond van 4 augustus weer aan boord worden genomen. Meer tijd dan de vroege ochtend van de yde had de '0 21' niet: de boot moest op 6 augustus bij het kleine eiland beoosten Madoera zijn, waar met Lapod een afspraak was gemaakt. Deze vertoonde zich niet en evenmin kwam op de rzde Soejitno bij Sitoebondo opdagen - wèl kreeg de '0 21', alvorens de boot naar Australië terugkeerde, tweemaal een Japanse aanval met dieptebommen te doorstaan. Van Dulm had ook nog opdracht gehad, een prauwaan te houden en de bemanning naar Australië mee te nemen, maar dat was niet gelukt.

XCOf Srinojo in de nacht van 3 op 4 augustus aan de Pangpangbaai is geweest (de ophaalploeg heeft er door de stromingen het afgesproken punt niet kunnen bereiken), is niet bekend - vast staat slechts dat hij op 6 augustus door de Kenpeitai gevangengenomen is te Banjoewangi, dat langs de weg ca. 40 km van de Pangpangbaai verwijderd is.

XCZo had dus ook Tiger VI, hoe goed ook opgezet, niets opgeleverd.

XCDe tweede operatie naar de Aroe-eilanden mislukte evenzeer. Hierbij werd eind juni '43 uit Darwin een logger naar het meest zuidelijke van

206 [PDF]
SRINOjO PAPILAjA

die eilanden gezonden - leider van de party was de Deense parelvisser die, zoals in hoofdstuk I vermeld, in juli '42 op jamdena, het grootste van de Aroe-eilanden, op verkenning was geweest. Adjunct-leider was de Nederlandse sergeant J. A. Blok - er waren voorts, behalve nog de bemanning die uit vijf Indonesiërs bestond, een Australische marconist, een Australische sergeant en een Brits-Indiër aan boord.

XCEind juli werd van de party het laatste radiobericht ontvangen. Men moet aannemen dat zij in japanse handen is gevallen en dat alle leden zijn geëxecuteerd.

XCWij constateren dat de operaties die ook in de eerste maanden na de reorganisatie van Quéré's dienst ondernomen zijn, mislukt zijn. Dat is een constatering achteraf. In die tijd zelf kon men de conclusie dat het met alle Tzger-operaties was misgegaan, eenvoudig niet aanvaarden. Zeker, men hoorde niets van of over de uitgezonden parties (behoudens dan de gewantrouwde berichten van Bergsma), maar dat hoefde, zo werd gemeend, niet te betekenen dat zij in japanse handen waren gevallen. 'Wij hebben thans zeven groepen op java', schreef Salm in zijn rapport over de maand september '43, 'gedeeltelijk met, gedeeltelijk zonder radio', en voorts: 'Met twee der groepen op java is het radio-contact hersteld. De mogelijkheid bestaat echter dat deze groepen niet vrij zijn'! - dat waren zij inderdaad niet. En in een in dat rapport voorkomend 'overzicht van wat gedaan en bereikt is', werd herhaald: 'Er zijn zeven groepen in java.'2

XCEr was er in werkelijkheid niet een.

XCVan der Plas meende dat zich, wat Nefis III betrof, in elk geval een keer ten goede had afgetekend. 'De Nefis-zaken', zo schreef hij in oktober aan van Mook, 'worden op het ogenblik bevredigend behandeld. Brouwer, al kent hij Indië weinig, is een eminent man en van der Veen en ik zorgen èn voor de persoonlijke verhouding met de a.s. agenten èn voor de met hen samengestelde plannen, waarbij voor de streken die ik ken, van persoonlijke kennis gebruik gemaakt kan worden. Het terugkomen naar de kust van een agent' (Srinojo) 'die, door mij geïnstrueerd, drie dagen in Oost-java heeft rondgezworven, bewijst dat dit nog mogelijk

XCI 'Maandrapport Nefis, september [943', Enq., dj. VlJI b, p. 1I9. 2 A.v., p. 120. 20

207 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

is' (het staat niet vast dat Srinojo naar de Pangpangbaai is teruggekeerd) 'en het is verschrikkelijke pech dat door een drie-uurlijke nachtelijke slagbui in de droogste maand van het jaar een sloepje van de onderzeeboot onze man, die al geseind had' (dat had hij niet) 'heeft gemist, terwijl het program van de onderzeeër helaas niet toeliet, de poging te herhalen.' Overigens was er, meende de voorzitter van de Nederlands-Indische Commissie, wèl reden tot ongerustheid: de 'K 12' kon niet meer gebruikt worden en de '0 21' moest in reparatie:

XC'Daarmede worden enige naar mijn mening voortreffelijke plannen onuitvoerbaar gemaakt, omdat de gunstige moesson voorbijgaat, terwijl bovendien onder de huidige omstandigheden met geen enkele agent of party een behoorlijke afspraak voor afhalen kan worden gemaakt. Ik kan je niet zeggen, hoe ernstig dit niet alleen het werk maar ook de Nederlandse naam schaadt."

XCEr was, behalve op Nieuw-Guinea (daarop komen wij nog terug) op het gebied van de geheime diensten in Indië, voorzover het tot het gezagsgebied van MacArthur behoorde, anderhalf jaar na de algemene capitulatie van het Knil niets bereikt.

XCTen aanzien van Sumatra, dat tot het Indian War Theatre behoorde, stond het er niet beter voor.

Ceylon - het eerstejaar

XC

XCDat van Ceylon uit gepoogd werd of zou worden, geheime agenten naar Sumatra te sturen, is de lezer al gebleken: wat het eerste betreft, vermeldden wij in hoofdstuk I de mislukte missie van luitenant Wijnmalen die in mei '42 bij Padang aan land was gezet, en wat het tweede aangaat, schreven wij in dit hoofdstuk over de twintig bedevaartgangers die van Deinse en Hardacre in opdracht van SOE eind '42 in Mekka hadden

, Brief, 14 okt. 1943, van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas, B 8).

208 [PDF]
DE 'INDIAN MISSION' VAN 'SOE'

gerecruteerd met de bedoeling hen naar Sumatra te zenden waar zij in eerste instantie zouden moeten trachten, clandestiene rubbertransporten naar Ceylon te organiseren - de Geallieerde oorlogvoering had namelijk in die fase van de Tweede Wereldoorlog een groot tekort aan rubber.

XCHet lijkt ons zinvol, eerst een algemeen beeld te geven van de organisatie en de plannen van SOE in het Indian War Theatre dat, zoals in ons vorige deel in hoofdstuk I ('Hoe Japan de oorlog verloor') vermeld, in september '43 South-East Asia Command werd onder admiraal Lord Louis Mountbatten.

XCSOE, de Special Operations Executive, zond in de zomer van '41 de eerste missie naar Zuidoost-Azië: een naar Singapore. Ze vond daar geen steun. Geheim werk in Thailand werd door de Britse ambassadeur aldaar verboden en op Malakka kreeg de missie maandenlang geen verlof, Chinezen en Maleiers op te leiden voor sabotage in eventueel door Japan te bezetten gebieden. Na Pearl Harbor was het in de chaos die zich op Malakka ging aftekenen, voor deze en dergelijke voorbereidingen te laat - die eerste missie had niets kunnen bereiken. De tweede, de Indian Mission van SOE, nam het werk opnieuw ter hand. Hoofd van die missie was een Engelse zakenman, Colin Mackenzie, directeur van een grote Engelse spinnerij, die een persoonlijk vriend was van de Vice-Roy van Brits-Indië. Hij vestigde zijn hoofdkwartier te Meerut, niet ver van Delhi, en daar is dat hoofdkwartier tot december '44 gebleven, toen het naar Ceylon werd verplaatst. Zijn SOE-dienst heeft verschillende schuilnamen gehad, als laatste, van maart '44 af, 'Force 136' (wij vermeldden die naam al in ons vorige deel) - wij zullen nu van' SOE' blijven spreken.

XCOorspronkelijk was het de bedoeling dat Mackenzie van Delhi uit operaties zou gaan voorbereiden in gebieden van welke het van de herfst van '41 af mogelijk werd geacht dat zij wellicht door de Wehrmacht zouden worden bezet: Iran, Afghanistan en het zuiden van Aziatisch Rusland, maar toen eenmaal bleek dat de Wehrmacht niet verder kwam dan Stalingrad, kon Mackenzie zijn aandacht op Zuidoost-Azië concentreren. SOE kreeg daar zes z.g. Country Sections voor het geheime werk respectievelijk in Birma, Thailand, Frans-Indo-China, Malakka (en Singapore), de Andamanen en Nicobaren en Nederlands-Indië (in feite: Sumatra en de daarbij liggende kleinere eilanden) - de eerste drie Sections vormden Group A met een basis in Calcutta, de tweede drie Group B met een basis op Ceylon. Hoofd van Group B was een Britse officier, Lieute nant-Colonel Christopher Hudson. Daarnaast had SOE een sub-missie in Bombay, waar arriverende potentiële geheime agenten (zoals de bedevaartgangers uit Mekka) werden opgevangen, en een in Tsjoengking voor 20

209 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

samenwerking met de geheime dienst van Nationalistisch China. In Bombay, in Poona (ca. 125 km ten zuidoosten van Bombay) en in een plaats in Centraal-Brits-Indië bevonden zich de depots van SOE, opleidingsscholen waren er op Ceylon, in Poona en in Calcutta, les in het parachutespringen werd gegeven op een vliegveld bij de Mghaanse grens (later in Centraal-Brits-Indië), jungle-training daarentegen op Ceylon en seinen en coderen werden weer onderwezen in Meerut. 'This Jar-flung but loosely-knit empire was', aldus later een der SOE-oflicieren, 'connected, if that is the word, by a telephone network on which it was almost impossible to have any coherent conversation.' 1 Het begin van SOEwas moeilijk: men kon nauwelijks Aziaten vinden die bereid waren om als geheim agent te worden ingezet en die daar geschikt voor werden geacht. Behalve in Mekka werden vrijwilligers gezocht in Brits-Indië en in Engeland. In Calcutta kreeg men in '42 ca. driehonderd Birmanen bijeen - bij nader onderzoek durfde men met geen van hen in zee te gaan. In Engeland vonden gesprekken met talrijke Maleiers plaats - zij leverden geen enkele vrijwilliger op. Daarentegen kreeg men daar uit een groep van ca. honderd Thais, van wie ruim de helft aan diverse universiteiten studeerde, drie-en-twintig bijeen in wie men wèl vertrouwen had "as agroup', aldus Charles Cruickshank in zijn in '83 verschenen studie SOE in the Far East, 'they were the Indian '5 Mission most successful agents. They were without exception dedicated to the expulsion oj the japanese and they posed no 'colonial' problem'? Er kwamen nog méér Thaise SOE-agenten: vier-en vijftig, die SOE in '44-'45 uit Thailand had weten te smokkelen.

XCNaast die bijna tachtig Thais waren er bijna vierhonderd Birmanen en Brits-Indiërs die SOE in de loop van de oorlog wist aan te trekken - van die Birmanen werden bijna driehonderd ingezet, van die Brits-Indiërs evenwel slechts dertig. Dan leidde SOE in totaal ruim tweehonderd Chinezen op, van wie er ruim honderd Indonesisch spraken en die door generaal Lai-Ti, het hoofd van de geheime dienst van Nationalistisch China, gerecruteerd waren (van hen werden bijna vijftig ingezet) - men vond in Brits-Indië en op Ceylon weer andere groepen Chinezen die men naar diverse door Japan bezette gebieden wilde overbrengen, waaronder Sumatra, 'but', aldus Cruickshank, 'none pulled their weight, perhaps because they were under instructions from Lai- Ti to give priority to reporting intelligence about affairs in India, which was collected at Chinese Consulates Jar

XCI B. Sweet-Escort: Baker Streel irregular (1965), P: 231. 2 Ch. Cruickshank: SOE in the Far East, p. 13.

210 [PDF]
DE 'INDIAN MISSION' VAN 'SOE'

transmission to Chungking.' 1 Naast deze Aziaten werden van het begin af ook Europeanen als geheime agenten opgeleid, onder hen in het laatste oorlogsjaar ca. vierhonderdvijftig Britse en ca. vierhonderd Franse officieren en onderofficieren voor operaties respectievelijk in Birma en op Malakka en in Frans-Indo-China; van die Fransen konden nog ca. honderd naar Frans-Indo-China worden overgebracht, voordat de Japanners daar in maart '45 het gezag overnamen.

XCMen ziet: de aantallen van diegenen die op diverse missies werden voorbereid, waren niet gering. Intussen stuitten de SOB-operaties van Brits-Indië en Ceylon uit op dezelfde moeilijkheden die al bleken uit wat wij over de van Australië uit ondernomen operaties te berichten hadden: de afstanden waren groot, vervoermiddelen waren er steeds te weinig en aan de uitrusting der geheime agenten, speciaal aan hun zenders, ontbrak veel.

XCAls vervoermiddelen werden aanvankelijk hoofdzakelijk onderzeeboten gebruikt, die evenwel in de regel door de Britse Navy alleen ter beschikking werden gesteld als zij wat zij voor SOB te verrichten hadden, tijdens een normale patrouille konden doen. Bij het aan land zetten van geheime agenten werden opvouwbare kano's gebruikt, die later met een (veelal slecht werkende) buitenboordmotor waren uitgerust. Naast de onderzeeboten kwamen vooral in '44 en '45 vliegtuigen ter beschikking waaruit parties per parachute konden afspringen ~ bijna dertig van die vliegtuigen gingen als gevolg van slechte weersomstandigheden verloren.

XCWat de uitrusting der geheime agenten betreft: SOB kon hun een grote verscheidenheid aan explosieven meegeven, waaronder tal van artikelen die bij gebruik zouden ontploffen ~ de bedoeling was dat die door geheime agenten die zich als inheemse handelaren voordeden, aan Japanse militairen zouden worden verkocht. Voorts deed SOB aan guerrilla-strijders explosieven toekomen, in totaal bijna 30 ton, alsmede wapens: in totaal ca. 25000 handvuurwapens en ruim 1000 brenguns en kleine mortieren (niet zo veel dus: alleen al de Binnenlandse Strijdkrachten in Nederland benoorden de rivieren ontvingen in de hongerwinter ongeveer evenveel). Bij het overige materiaal dat door de lucht werd aangevoerd, werden menigmaal fouten gemaakt: de speciale jungle schoenen waren vaak van een te grote maat en in één geval werden zelfs louter rechterschoenen afgeworpen. Voorts waren de aan de geheime agenten meegegeven horloges (van veel belang omdat bij het droppen

1 A.v., p. 14.

211 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

steeds bepaalde uren waren afgesproken) of onbetrouwbaar of zo slecht dat men er in het geheel niets aan had.

XCVan twijfelachtige kwaliteit waren voorts de zenders. Het eerste type, dat alleen in steden kon worden gebruikt waar electriciteit was, woog bijna 200 kilo; het tweede, eind '42 ingevoerd, woog slechts 20 kilo, werkte met een accu en raakte gauw defect; hetzelfde gold voor het derde; het vierde was beter maar ook daarbij bleef het probleem bestaan om voor het ontvangen en zenden voldoende energie op te wekken. Handen fietsgeneratoren bleken onbetrouwbaar te zijn - motor-generatoren waren het beste maar maakten veel lawaai. Al dat materiaal leed onder de tropische luchtvochtigheid, trouwens: voor de codepapieren gold hetzelfde; de code-afspraken werden tenslotte op zijde gedrukt dat duurzamer was.

XCDan deed zich bij SOE hetzelfde euvel voor waaraan de voor Nederlands-Indie werkende geheime diensten in Australië laboreerden: er was veel te weinig informatie over toestanden en ontwi.kkelingen in de door japan bezette landen. Parties die bijvoorbeeld in Birma werden ingezet, werden geruime tijd voorgelicht aan de hand van een oude Baedeker. 'Briefing', aldus een after-action-report van een party-leider,

XC'I hardly know where to begin. Several hours oj verbose nothingness left us with the impression that those responsible had not the courage to admit that they had 11.0 knowledçe of our area of tasks and that they were too lazy to make the Ilecessary effort."

XCHeeft SOE ondanks deze en dergelijke tekortkomingen toch iets bereikt? Zeker: vooral in Birma en op Malakka heeft het de japanners moeilijkheden bezorgd; voorts bleek de SOE-organisatie nuttig toen onmiddellijk na japans capitulatie hulp gegeven moest worden aan de Geallieerde krijgsgevangenen en geïnterneerden. Successen evenwel die met de in Europa behaalde te vergelijken waren, ontbraken. Het plan om uit de door japan bezette gebieden rubber te smokkelen, waaraan in '42 en '43 veel tijd en geld werd besteed (de productie van synthetische rubber was toen in de Verenigde Staten nog niet goed op gang gekomen), werd een fiasco en tot het object dat in heel Zuidoost-Azië in de eerste plaats voor sabotage in aanmerking kwam: de raffinaderijen bij Palembang, kon SOE niet doordringen.

XC, Aangehaald in a.v., p. 23.

212 [PDF]
DE 'INDIAN MISSION' VAN 'SOE'

Hoe paste Nederland nu in dat geheel van SOE?

XCWij vermeldden al dat een van de tot Group B behorende Sections van SOE als taak had, op Sumatra en de daarbij liggende kleinere eilanden te opereren. Daarvoor was in december '42 een regeling getroffen, toen admiraal Helfrich zich in Londen bevond. Hij had samen met admiraal Furstner en overste de Blieck, de vertegenwoordiger van van Maak, met enkele topfiguren van SOE's Londense hoofdkwartier afgesproken dat op Ceylon de desbetreffende Section 'Anglo-Dutch Section' zou heten en dat een officier van het Korps Insulinde, de majoor van het Knil F. Mollinger, daar het hoofd van zou worden. Die Section zou in SOE zijn ingevoegd - admiraal Helfrich zou er geen operationele controle over krijgen. 'Het lag', aldus ruim anderhalf jaar later de Blieck, 'niet in de bedoeling een vechteenheid op te richten maar een geheime organisatie, waarvan een der plichten was het vermijden van elke vorm van actieve aanraking met de vijand": een moeilijkheid was evenwel dat het uit Nederlanders en Indische Nederlanders bestaand Korps Insulinde juist wèl een 'vechteenheid' was, men zou kunnen zeggen: een Commando eenheid - maar hoe konden Commando-operaties worden uitgevoerd indien men niet eerst de nodige intelligence bezat? En hoe konden N ederlanders en Indische N ederlanders voor die intelligence zorg dragen? Was dat niet eerder een taak voor Indonesiërs en Chinezen?

XCWij vermeldden in hoofdstukdat begin maartuit Engeland op Ceylon de voorhoede aankwam van het voor de strijd op Java bedoelde deel van de Irene-brigade: negentien officieren, onder wie vijf van het Knil, vijf-en-zestig onderofficieren en korporaals, zeventig soldaten. Van die honderdvier-en-vijftig militairen werden er veertien naar Cairns in Australië gezonden, ca. zestig gingen naar Engeland scheep en ca. tachtig bleven in hetDie tachtig werden naar een SOE-kamp gebracht, waar echter bleek dat slechts omstreeks veertig voelden voor een opleiding alsZij die zich daar niet geschikt voor achtten, werden bij de gronddienst van hetvan de Marineluchtvaartdienst op Ceylon ingedeeld - de anderen gingen het Z.g.Korps Insulinde21

I '42 I P. A. de BJieck: 'Enige aantekeningen n.a.v. de Instructie voor de Directeur-Nt:fis' (9 juli 1943), p. 8 (ARA, MK, M r82, M 20).

213 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

vormen dat onder commando kwam te staan van majoor Mollinger; deze had op de in het Indian War Theatre aanwezige hogere officieren van SOE een uitstekende indruk gemaakt. Onder de ca. veertig man die hij op Ceylon onder zijn bevelen kreeg (daar werd de elders begonnen opleiding voortgezet), waren evenwel maar weinigen die Indonesisch kenden of ooit op Sumatra waren geweest. Het Korps Insulinde als zodanig was dus wèl geschikt voor een Commando-aanval, maar die zou pas zin hebben als inleiding tot grotere operaties waartoe in het Indian War Theatre niet de krachten aanwezig waren. Van Mook achtte het dan ook zinloos, 'special operation groups' te vormen voor een inzet op Sumatra; 'het wil mij voorkomen', schreef hij eind juli '42 aan Furstner, de Algemeen Bevelhebber, 'dat de eventueel te behalen successen niet zullen opwegen tegen de inzet' - hem leek het beter, alle bruikbare krachten naar Australië te zenden.' Furstner verwierp dat advies en het Korps Insulinde werd, tot van Mooks ergernis, op I augustus '42 opgericht. Er waren toen bij dat korps slechts twee officieren die althans Atjeh goed kenden: kapitein H. C. G. Pel en luitenant W. J. Scheepens, die beiden in Atjeh hadden gediend.

XCWij tekenen hierbij nog aan dat van Mook en zijn adviseur de Blieck niet de enigen waren die de vorming van het Korps Insulinde tamelijk zinloos achtten - hetzelfde deed SOE. "Macleeneie', aldus Cruickshank, 'made it dear to London that the Korps was valueless [rom his point oj view, made up as it was oj Dutchmen Jew oj whom had been in Sumatra and who did not speak Malay. The sooner it was removed to Australia the better'? AIle Britse voorstellen in die richting werden afgewezen: Helfrich, die toch al zo weinig krachten onder zich had, wenste het Korps Insulinde te handhaven - kwam het ooit tot een grote Britse landing op Sumatra, dan zou Nederland een eigen onderdeel hebben dat daaraan deelnam, en zolang het nog niet zo ver was, zouden uit het Korps de krachten gerecruteerd kunnen worden die tijdens een kort verblijf op Sumatraanse bodem de gegevens zouden kunnen verzamelen waaraan alle autoriteiten: de Nederlandse en de Britse, die van SOE inbegrepen, dringend behoefte hadden. De eerste taak van het Korps Insulinde werd dus het uitzenden van verkenningspatrouilles.

XCI Brief, 24 juli 1942, van van Maak aan Furstner (a.v.). 2 Cruickshank: SOE in the Far East, p. 139. 21

214 [PDF]
HET KORPS INSULINDE

Zeven maanden na het mislukken van Wijnmalens missie werden door SOE de eerste operaties op Sumatra ondernomen: op 13 december '42 ging een door de '0 24' overgebrachte verkenningspatrouille van het Korps Insulinde op een punt aan de westkust van Atjeh, n1. bij Troemon (zie kaart VIII op pag. 216) aan land 1 en op 19 december zette een Catalina van de Marineluchtvaartdienst een party van vijfEngelsen ca. 80 kilometer verder zuidelijk af.

XCCommandant van de verkenningspatrouille was Pel, tot majoor bevorderd, en van de patrouille maakten voorts nog acht andere militairen van het Korps Insulinde deel uit, onder wie de luitenants Scheepens en C. Sisselaar, en een telegrafist van de Koninklijke Marine. Scheepens kende uit zijn diensttijd in Atjeh de zelfbestuurder van Troemon die steeds goed met het Nederlands gezag had samengewerkt; met deze moest contact worden opgenomen en bij hem en anderen diende men zoveel mogelijk inlichtingen te verzamelen; voorts diende men speciaal na te gaan of clandestiene rubbertransporten konden worden georganiseerd. Dat het in Atjeh bij de komst der Japanners tot een grote volksopstand tegen het Nederlands gezag was gekomen, was in Londen, in Australië en op Ceylon onbekend (generaalOverakker had er in zijn telegrammen geen melding van gemaakt) - omstreeks april '42 had Pel, die toen al aan actie dacht, met betrekking tot Atjeh op schrift gesteld: 'Rekening dient te worden gehouden met de verschillende houdingen van hoofden, die beslist niet allen op onze hand zullen zijn, maar zoals steeds zal geld, veel geld, een belangrijke rol speleri'"; wij nemen aan dat zijn patrouille een groot bedrag had meegekregen, maar beschikken terzake niet over nadere gegevens.

XCOnder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse W. J. de Vries bracht de '0 24' Pels party naar de Atjehse kust bij Troemon - zij zou daar, gebruik makend van vijf tweepersoons-kano's, aan land gaan op een punt dat, zo meende Scheepens, volledig onbewoond was. Op 12 december, 's avonds omstreeks negen uur, bereikten de kano's dwars door de vrij sterke branding de kust waar zij werden verstopt in het hoge gras. Volgens het door Mallinger opgestelde plan bleef Pel met twee man bijJ.

1 Bij de beschrijving van deze en van de andere landingsoperaties waarbij van Nederlandse onderzeeboten gebruik is gemaakt, zullen wij ons vooral baseren op Bezemers Gegevens met betrekking tot de van Ceylon uit ondernomen operaties verkregen wij voorts van 111r. Th. A. de Man. 2 'Nota betrekking hebbend op de kapitein H. G. C. Pel bekende gegevens van Noord Sumatra', z.d., p. 3-4 (ARA, MK, M r82, M 20).

215 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

XCINDISCHE

XCOCEAAN (7 \J Sabaug i:l VIII. De noordelijke helft van Sumatra In rood: namen van plaatsen en eilanden die een rol hebben gespeeld in de van Ceylon af ondernomen geheime operaties

216 [PDF]
LANDINGEN IN ATJEH

het landings punt en zond hij Scheepens met alle overigen naar Troemon, waar Scheepens de zel£bestuurder moest ophalen. De volgende ochtend bleek dat er vlak bij de landingsplaats een huisje stond. De er wonende Atjeher ontdekte de kano's en werd door Pel gevangen genomen - in een eerste gesprek vernam Pel dat de zelfbestuurder van Troemon die aan Scheepens bekend was, door de japanners was afgezet en vervangen; de Atjeher zei verder dat er in Troemon geen japanners waren maar wel in Bakoengan en in de residentiehoofdplaats Meulaboh - plaatsen die langs de weg resp. 20 en ca. 250 km verder noordwestelijk aan de Atjehse kust liggen. Onmiddellijk zond Pel een sergeant achter Scheepens' patrouille aan met bevel naar het landingspunt terug te keren - hij had besloten, met de gehele party nog diezelfde avond in kano's naar de '0 24' terug te keren die niet ver van de kust was blijven liggen. Nog voordat Scheepens en zijn patrouille teruggekeerd waren, verschenen bij het landingspunt vele tientallen met speren en slagwapens uitgeruste Atjehers die een dreigende houding aannamen. Dat deed Pel besluiten, nog voor het donker was in de kano's te gaan. Scheepens' patrouille verscheen weer bij het landingspunt. Daar stond nu veel branding - toen men het strand verliet, sloegen alle kano's om. Terug! Slechts twee kano's waren onbeschadigd, veel goederen waren verloren gegaan. Pel sprak vervolgens de Atjehers in het Atjehs toe - sommigen dezer bleken hem en Scheepens te herkennen en de stemming verbeterde zozeer dat Pel besloot, met zijn gehele party naar Troemon te gaan om er met de nieuwe zelfbestuurder te spreken en vooralook om er een of twee prauwen te huren waarmee men, nu er nog maar twee kano's over waren, naar de '0 24' zou kunnen terugkeren. Alvorens het huis van de zelfbestuurder te betreden om er aan een rijsttafel aan te zitten, werd de telefoonleiding die, naar gemeend werd, Troemon met Bakoengan en Meulaboh verbond, doorgesneden.

XCPel en Scheepens vernamen van verschillende Atjehers (de zelfbestuurder liet zich niet zien) veel van wat op Sumatra, speciaal van wat in Atjeh was geschied, maar prauwen kregen zij niet. Erger: er bleek dat zij een verkeerde leiding hadden doorgesneden - Pel vermoedde dat er al japanners in aantocht waren. Terug naar de landingsplaats! Men arriveerde er midden in de nacht van 14 op 15 december. Pel zei dat hij als eerste met een van de minderen in een van de twee onbeschadigde kano's zou vertrekken hij had alle inlichtingen in zijn geheugen en zag het als zijn taak, ze persoonlijk op Ceylon over te brengen. Aan de achterblijvers gaf hij geld, zeggend dat zij daarmee in leven moesten zien te blijven en dat hij hen na een maand zou komen ophalen, waartoe overigens geen 21

217 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

preciese afspraak werd gemaakt. HU stak van wal. Hem volgden na enige tijd Scheepens en een andere militair in de tweede onbeschadigde kano, maar Scheepens keerde na enige tijd in de richting van het strand terug en vond toen de zes overigen die er met veel moeite in waren geslaagd, twee kano's op te kalefateren - zij hadden, doordat er uitstekende zwemmers onder die zes waren, met hulp van enkele Atjehers de branding gepasseerd, waarbij twee man zich aan de kano's vasthielden. Aan boord van de '0 24' lag majoor Pel, die tegen de commandant had gezegd dat deze onmiddellijk moest wegvaren, 'vrij overstuur op een kooi' - aldus later Sisselaar.'

XCToen de verkenningspatrouille weer Ceylon had bereikt, zond Helfrich, die uit Londen daarheen was teruggekeerd voordat hij naar Australië zou doorgaan, aan Furstner een telegram, waarin o.m. stond:

XC'Alle Europeanen geïnterneerd te Medan. Bevolking slecht er aan toe. Uitvoerige berichten volgen. Pel werd met vreugde herkend door bevolking en dank zij zijn beleid werd de aanvankelijk verontruste bevolking gerustgesteld en was hem behulpzaam ... De nu beëindigde tocht mag niet veel resultaat opgeleverd hebben, zij heeft wel waardevolle inlichtingen verschaft. In ieder geval is door Pels optreden volgende onderneming ter plaatse mogelijk gebleken, afgezien van waarschijnlijk onbetrouwbare aangestelde nieuwe hoofden."

XCDe 'uitvoerige berichten' werden door Helfrich neergelegd 111 een tweede telegram, waaruit wij citeren:

XC'Indruk Japanse bezetting Atjeh zwak. Weinig of geen bezetting buiten Koetaradja en Meulaboh. Sterkte te Koetaradja onbekend doch verwacht niet groter dan twee bataljons of één regiment. Meulaboh geschat honderd man. Bezetting Medan onbekend doch verwacht groter dan Meulaboh ... Overigens geen gegevens.

XCGeen afdelingen Knil meer op vrije voeten. Alle Europese militairen in gevangenenkamp Medan. Europese burgers Medan geconcentreerd. In Atjeh vele ontslagen inheemse Knil-militairen. Meesten te Koetaradja en Meulaboh. Hebben het zeer arm .

XC. . . Geen scheepvaart langs westkust, wel enige prauwenvaart. Wegen in slechte staat. Meerdere bruggen door bandjirs vernield Atjeh-trarn in bedrijf. Telefoonlijn langs oostkust intact. Alle radiotoestellen door Japs in beslag genomen. Geen verkeer met Java. Bestuur uitgeoefend door inheemse hoofden onder toezicht Japanners. Een Nederlandsgezind hoofd ...

XCI Getuige C. Sisselaar, Enq., dl. VIII c, p. 274. 2 Telegram, 25 dec. 1942, van Helfrich aan Furstner (ARA, MK, M r80, A 8 I).

218 [PDF]
EERSTE BERICHTEN UIT ATJEH

door Japanners neergeschoten omdat hij niet wilde meewerken ... Nederlandse BB-ambtenaren zijn naar Medan gevoerd. Toestand rustig, mogelijk door zware straffen Japanners als afbakken handen en voeten.

XCGeen geneesmiddelen aanwezig. Economische toestand was slecht. Geen handel. Door bevolking sterk gevoeld gemis aan wit katoen, kleren, benzine, petroleum, lucifers, vuursteentjes, tabak. Olie-, palm- en rubberondernemingen stopgezet. Geen bevolkingsrubber getapt daar hierin geen handel. Alles duurder geworden ... Nederlands geld nog steeds het betaalmiddel, vooral zilvergeld zeer gewild. Door deze toestanden bevolking ons welgezind en tot steun bereid. Plotseling rubbertappen risico ontdekking. Verwacht wordt dat bevolking wel bereid rubber verzamelen. Ik acht deze eerste onderneming zeer goed geslaagd dank zij Pel en Scheepens en uitmuntende voorbereiding Mollinger."

XCDeze inlichtingen waren over het algemeen juist, behoudens dan dat de Knil-militairen en de Europeanen minder geconcentreerd waren dan Pel en Scheepens hadden vernomen en dat het de vraag was of de Atjehers inderdaad 'ons welgezind en tot steun bereid' waren. Dat laatste werd in elk geval door de Japanners bemoeilijkt: zij arresteerden kort na de landing bij Troemon velen die niet volledig werden vertrouwd (de geïnterneerde resident van de residentie waarin Troemon lag, werd in een gevangenis opgesloten) en zij deden in heel Atjeh weten dat nieuwe landingen onmiddellijk moesten worden gerapporteerd en dat degeen die er als eerste bericht over gaf, een geschenk zou ontvangen.

XCWat bij Troemon was gebeurd, had de naam van Pel geen goed gedaan - acht officieren van het Korps Insulinde vroegen overplaatsing aan. De verzoeken werden niet ingewilligd. Sterker nog: toen Mollinger die met Helfrichs chef-staf, kapitein-ter-zee L. G. L. van der Kun, overhoop was komen te liggen, begin maart '43 naar Australië werd overgeplaatst", werd Pel commandant van het Korps Insulinde en Nederlands vertegenwoordiger in de Anglo-Dutch Country Section van SOE.

XCOp 13 februari '43, twee maanden na de eerste actie op Atjeh, wilde een verkenningspatrouille van het Korps Insulinde een tweede actie beginnen, nu op de noordkust van Atjeh bij Lhokseumawe (zie kaart VIII op pag. 216). De party, bestaande uit zeven militairen, stond onder bevel van Scheepens, nu kapitein. Ook deze party werd door de '0 24' vervoerd. Haar opdracht was, zoveel mogelijk inlichtingen te verzamelen - of Scheepens nu de enige was die Atjehs en Indonesisch sprak, weten wij niet.

XCDe actie mislukte: er stond zoveel branding op de kust dat de kano's onverrichterzake naar de '0 24' terugkeerden.

XCSchcepens' party had een zender meegekregen, maar toen zij zich weer op Ceylon bevond, constateerde majoor Pel dat de accu's van de zender droog waren. Dit leidde er toe dat Pel SOB verweet, 'dat', zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'hun deel van de voorbereidingen dusdanig slecht was dat dit bepaald grensde aan misdadigheid. Ik geloof dat zij mij dat zeer kwalijk hebben genomen."

XCIn april '43 werden twee nieuwe pogingen ondernomen, beide wederom met de '024'. Daarbij zou eerst op 17 april worden geland bij Troemon, vervolgens twee dagen later bij Seumanjam, dat ook aan de Atjehse kust ligt, ca. 75 km ten zuidoosten van Meulaboh. Aan de Nederlandse party

I Getuige H. G. C. Pel, dl. VIII c, p. I498.

220 [PDF]
NIEUWE LANDINGEN IN ATJEH

van Scheepens en vijf andere militairen waren twee Britse Intellioence officieren toegevoegd. Pel had gehoopt dat men van Seumanjam uit een hem bekend Atjehs volkshoofd zou kunnen bereiken aan wie, als deze tot medewerking bereid was, gevraagd zou worden een inheemse verzetsgroep te vormen die steun zou geven aan nieuwe geheime agenten; de taak van deze laatsten zou zijn, de aardolie-installaties aan Sumatra's oostkust te saboteren en de clandestiene rubberuitvoer te bevorderen.

XCBij Troemon liep het bijna mis: de party werd er eerst aan de praat gehouden en vervolgens van achter het strand met geweren en autornatische wapens bestookt - zij moest toen onmiddellijk naar de '0 24' terugkeren.

XCOp 19 april, twee dagen later, werd bij Seumanjam een eerste landing uitgevoerd. Het door Pel bedoelde volkshoofd liet zich niet zien en de party verliet het landingspunt na twintig minuten. Zij kwam op de avond van de zoste in het duister terug en pikte toen twee Atjehse landbouwers op, die op jacht waren. 'Tocht zeet nuttig geweest', seinde Helfrich aan Furstner, 'ondanks teleurstelling houding bevolking, door bekomen waardevolle inlichtingen, van deze belangrijkst aanleg vliegveld bij Meulaboh ... Twee Atjehers opgepikt, die te Ceylon verhoord, nog niet gereed.' I Nu, die eenvoudige lieden, ald us Cruickshank, 'turned out to be a nuisance. After they had been interrogated, no one kneio u/hat to to u/itn them'? dat is niet geheeljuist: Helfrichs chef-staf, schout-bij-nacht van der Kun, zond de twee naar een Islamietische enclave op het Hindoese Ceylon en, aldus later van der Kun, 'ze kwamen na een paar weken getrouwd terug, dus het liep nogal Ios.?

XCBehalve de '024' was in april '43 ook de '0 21' bij een geheime operatie met betrekking tot Sumatra betrokken: de boot zette op de r Sde bij Belawan twee groepen van elk vier Chinezen aan land, die door generaal Lai Ti gerecruteerd waren. Van wat zij bereikt hebben, weten wij slechts dat een Ambonnese militair van het Knil, die zich met vier Timorese militairen aan krijgsgevangenschap had weten te onttrekken, in juni '43

I Telegram, 3 mei 1943, van Helfrich aan Furstner (ARA, Alg. Secr., Eerste Zending, XXIV, 20-1). 2 Cruickshank: p. 14I. 3 Getuige L. G. L. van der Kun, dl. VIII c, p. 675

221 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

in het uiterste zuiden van Sumatra een Chinees ontmoette die in het gezelschap was van twee andere Ambonnezen en die beweerde, dat hij in Belawan door een Geallieerde onderzeeboot aan land was gezet. De drie hadden fletsen bij zich en zeiden, aldus de eerste Ambonnees, 'that they were trying to obtain information from the natives.' I Als het juist is (en dat nemen wij aan) dat die Chinees geen zender bij zich had, kon hij de verzamelde inlichtingen in elk geval niet naar Ceylon doorgeven.

XCZo had dus SOE van mei '42 tot mei '43 op Sumatra nagenoeg niets bereikt. Het Londense hoofdkwartier maakte er zich zorgen over - in juni werd het hoofd van de Far Eastern Branch naar Brits-Indië gezonden om er in Meerut overleg te plegen met Mackenzie en de hoofden van zijn Group A en Group B. De hoge gast uit Londen werd er op gewezen dat de branding het landen op de kust van Sumatra moeilijk maakte en dat Geallieerde onderzeeboten bovendien in de Straat van Malakka niet al te ver zuidelijk konden doordringen. De zenders hadden een te kleine reikwijdte, een relay-post ergens op de (door de Japanners bezette) Andamanen en Nicobaren was wenselijk. SOE had daar een party van vijf Engelsen afgezet van wie niets meer was gehoord - de verkenning onder leiding van majoor Pel 'gave us hopes', aldus het verslag van de bespreking, 'that we might create a sub-base for spreading our organisation over the island' (wij zien niet goed in waar men die hoop op gebaseerd heeft), maar de tweede landing bij Troemon 'has made it clear that such hopes had to be abandoned ... The experience gained has made it clear that our chances for successful operations and permanent parties should not be assessed too high, and to obtain sufficient success to build up the organisation mass attempts at penetration will be necessary.' Hoe daarvoor voldoende geheime agenten te vinden? , We have altogether toa few native agents' misschien zou men uit Nationalistisch China voldoende Chinezen krijgen. 'It should be remembered however that China is teeming with Japanese-paid people and there is a constant danger that our recruiting would bring in Japanese instruments, one of which. would be quite enough to create disaster'? Via het War Office deed SOE's

I 4: (2 april 1946), p. [ (IC, 17 )22). 2 (13 juni 1943), p. 2 (ARA, MK, M 180, C 4 B).

222 [PDF]
OVERLEG IN MEERUT EN IN LONDEN

hoofdkwartier in Londen een kopie van dit weinig opwekkend verslag aan van Mook toekomen die het aan zijn adviseur de Blieck doorgaf.

XCDeze nam in juli, toen admiraal Helfrich zijn tweede bezoek aan Londen bracht, deel aan een lange bespreking bij admiraal Furstner, waar onder diens voorzitterschap door Helfrich, de Blieck en Furstners chefstaf, schout-bij-nacht J. W. Termijtelen, de balans werd opgemaakt van wat van Ceylon en Australië uit was bereikt. Er bleek dat zowel Furstner als van Mook voor het Korps Insulinde geen taak meer zagen weggelegd op Ceylon, maar Helfrich wenste het Korps hetwelk nog maar elf militairen telde die hij als 'combattanten' beschouwde,juist uit te breiden (inderdaad werd eind '43 NO.2 (Dutch) Troop van de Commando's uit Engeland naar Brits-Indië overgebracht vanwaar het, nadat het vrijwel niets te doen had gekregen', injuli '44 weer naar Engeland terugkeerde). 'De raids welke op Sumatra gehouden zijn, waren', zei Helfrich, 'intelli gence-raids. Toen heb ik', berichtte de Blieck aan van Mook in een lang verslag van de bespreking", 'toch even moeten interrumperen en zei: 'Wat is er te verwachten van een raid op duizend mijl afstand van uw basis en waarbij u drie à vier uur hoogstens aan de wal kunt blijven ... De resultaten van de raids zijn nihil geweest.'

XCHELFRICH: 'Ja, maar bij de laatste raid zijn twee Atjehers meegebracht, wat ik betreur, en die hebben inlichtingen gegeven.'

XCDE BLIECK: 'Inderdaad, maar deze inlichtingen zijn van geen waarde.'

XCTERMIJTELEN: 'Hoe weet u dit?'

XCDE BLIECK: 'Omdat de Engelsen dit weten en het mij meedeelden' (dit beviel niet erg).

XCHELFRICH: .. Wij en Mackenzie zijn het er over eens dat wij zelf agenten zullen inbrengen, hetzij voor rubber of intelligence, onder bewaking van een gewapend escorte dat dan zal zien of de agenten kunnen blijven of weer mee terug moeten gaan' ,

XCde Blieck sprak zich daar tegen uit; 'een gewapend geleide', merkte hij op, 'maakt elke security onmogelijk.' Er volgde een dispuut of Mackenzie wel de bevoegdheid had, dit soort opdrachten te geven. 'Inlichtingen moeten we hebben', zei de Blieck, 'en die hebben we ondanks vier en

I Vijf door het aangewezen leden hadden mogen deelnemen aan een actie achter de Japanse linies in Birma waarbij in het oerwoud enkele aanslagen op Japanners waren gepleegd. Plannen 0111 de Nederlandse op Sumatra en Malakka in te zetten werden geannuleerd omdat de landingen welke Mountbatten daar had willen ondernemen, niet doorgingen. 2 Verslag door P. A. de Blieck d.d. 21 juli 1943 (ARA, MK, M 182, M 20).

223 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

nu misschien vijf raids niet gekregen.' Hij ging nog verder: 'volkomen onjuist' noemde hij het dat 'de organisatie Special Intelligence en Special Operations' onder militair commando stond. 'Waarom heeft', vroeg toen Helfrich, 'minister van Mook dan vijf inlanders doen aannemen en opleiden in Amerika?' (daarop komen wij direct terug).

XC'DE BLIECK: 'Ik heb hierover wel eens gehoord.'

XCHELFRICH: 'Dat moet ik weten.'

XCDE BLIECK: 'Dit kunt u beter aan mijn minister zelf vragen.'

XCTERMIJTELEN: 'Zeg, meneer de Blieck, de heer van Maak is toch niet bezig, een eigen organisatie op touw te zetten?'

XCDE BLIECK: 'Zeer zeker niet."

XCHet gesprek kwam op Australië. Wij citeren:

XC'HELFRICH: 'Ik heb nu vijf-en-veertig mensen in oplei.ding. Negen-entwintig werden uitgezonden en zeven-en-veertig zijn gereed voor uitzending ... We gaan tussen 27 juli en 15 augustus vier parties terughalen, tenminste als ze er zijn.' Ik heb hiervoor speciaal een onderzeeër gekregen ... MacArthur wilde de gehele Special Intelligence en Special Operations in militaire handen laten en op die voorwaarde is ze aan ons gegeven.'

XC... DE BLIECK: 'Van der Plas heeft er dus niets mee te maken?'

XCHELFRICH: 'Van der Plas heeft alleen propaganda.?

XCDE BLIECK: 'En Kendall die hier bij admiraal Furstner is geweest", wat doet hij ?'

XCHELFRICH: 'Die ligt er overal uit. Die heeft niets met MacArthur te maken en niets met ons.'

XCDE BLIECK: 'Ik dacht dat hij twintig mensen heeft opgeleid."

XCHELFRICH: 'Hij bemoeit zich een beetje met propaganda.' (Excellentie Gibbs van het War Office deelde mij persoonlijk mee dat Kendall deze mensen heeft opgeleid en dat vier reeds waren uitgezonden." Admiraal Helfrich weet hier niets van).

XCHELFRICH: 'Ik moet mensen hebben.'

XCDE BLIECK: 'Wij hebben een dertigtal parachutisten gezonden, waar zijn die nu?' (Dit wist Helfrich niet, hij kende de namen ook niet, hij had parties uitgezonden ... Excellentie, het is wel moeilijk om te zeggen wat hiervan gedacht moet worden, maar het lijkt zo op het eerste gezicht een beetje dilettantisme).'

XC, Ze waren er niet. 2 In werkelijkheid was van der Plas lid van de commissie die de opdrachten voor de geheime agenten opstelde - hij heeft zich daar in '44 en '45 minder mee bemoeid, behalve wanneer het Java betrof. 3 In april '43, toen hij er bij de Admiral/yap had aangedrongen dat hij meer onderzeeboten zou krijgen. 4 De bedevaartgangers uit Mekka. 5 In feite: twee.

224 [PDF]
OVERLEG IN LONDEN

XCVoor de Blieck stond wel vast wat er gebeuren moest. 'Alles wijst er op', zo voegde hij aan het voor van Maak opgesteld verslag van de bespreking toe, 'dat de Marine de gehele geschiedenis niet kan en mag behandelen . . . Special Intelligence en Special Operations moeten in ûw handen zijn.'

XCDat laatste was ook het oordeel van van Maak. Hij zou in de bevrijde delen van Nederlands-Indië belast worden met het algemeen bestuur, maar hij had niets te zeggen over de daar in te zetten Nederlandse en Nederlands-Indische strijdkrachten - die ressorteerden, evenals alle geheime operaties, onder de Bevelhebber, resp. de Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten, Helfrich en Koenraad (en van eind oktober '43 af generaal van Oyen). Hoe kon hij er greep op krijgen? Hij beschouwde het als een onbegonnen zaak, te pogen met de leiding der geheime operaties te worden belast - wat was dan wèl te bereiken? Begin augustus '43 schreef hij Helfrich een brief waarin hij het 'noodzakelijk' noemde, 'dat in deze aangelegenheden over de algemene lijn overeenstemming' zou bestaan tussen hemzelf 'of mijn vertegenwoordiger' enerzijds en Helfrich anderzijds. Wat die 'algemene lijn' betrof: vooreerst diende men louter inlichtingen te verzamelen en aan de daartoe uit te zenden geheime agenten moest geen gewapend geleide worden toegevoegd. Bij wat op Ceylon voor te bereiden was, zou 'de leiding aan onze kant' kunnen worden toevertrouwd aan van Deinse en Abdoelkadir, 'die voor het werk geschikt zijn en waardevolle kennis en ervaring bezitten', en in Australië kon hij zich

XC'met de opzet van de Nefis verenigen, mits ik mag aannemen dat haar uitsluitend militaire karakter bepaald wordt door de wensen van MacArthur, doch dat intern van der Plas medezeggenschap heeft en behoudt en een nauwe samenwerking tussen hem en de Nefis gehandhaafd blijft."

XCIn deze brief (die in zoverre geen enkel effect had dat Helfrich er niets voor voelde 'de leiding' van het van Ceylon uit te ondernemen geheime werk aan van Deinse en Abdoelkadir af te staan) werd door van Maak een belangrijk feit niet gememoreerd: dat hij contact had aangeknoopt met de Amerikaanse geheime dienst, het Office of Strategie Services, en dat hij via deze dienst hoopte te bereiken dat geheime agenten zouden worden ingezet, met wie Helfrich niets te maken zou hebben en die althans in Australië zouden ressorteren onder van der Plas in een nieuw

, Brief, 9 aug. I943, van van Maak aan Helfrich (ARA, MK, M A 7.0).

225 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

op te richten dienst waarvoor van Mook al een naam had bedacht: de Civiele Inlichtingsdienst.

Van Maak en de 'OSS'

XC

XCIn juli '41, ruim vier maanden vóór Pearl Harbor, had president Roosevelt aan een vertrouweling die al belangrijke missies voor hem had uitgevoerd, Colonel William Donovan, opdracht gegeven, het inwinnen van geheime inlichtingen te systematiseren en te coördineren, vooral voorzover zij betrekking hadden op de militaire strategie. Donovan had er in Washington een apart bureau voor gevormd dat in juni '42 Office of Strategic Services ging heten, oftewel de OSs. Het bureau werd onder de Amerikaanse joint Chiefs of Staff geplaatst, ontwikkelde zich tot een dienst die aparte afdelingen had voor Intelligence, Operations en Research en die met dat alles enigermate o.m. de functies combineerde die in Engeland door MI-6 en SOE vervuld werden.

XCKort na Pearl Harbor nu ging deze OSS aandacht besteden aan bezet Nederlands-Indië, althans: toen Roosevelt begin april '42 bij de joint Chiefs of Staff informeerde, wat er eigenlijk ondernomen was teneinde intelligence-gegevens uit Nederlands-Indië te krijgen, kwam in het concept-antwoord te staan dat de Japanse radiozenders op Java werden beluisterd, dat luchtverkenningen plaatsvonden, dat in Brits-Indië een intelligence organisation in opbouw was die al geheime agenten liet opleiden (militairen van het latere Korps Insulinde), maar tevens dit: 'Colonel Donovan has also completed plans for subversive activity and espionage work in the Far East including the Netherlands East Indies and has agents training fay the purpose, but his organisation can not be in effective operation for about three months."

XCMen moet wel aannemen dat deze vroege plannen van de OSS het gehele jaar '42 door papieren plannen zijn gebleven, want toen van Mook injanuari of begin februari '43 in Washington met Donovan kon spreken, bleek dat de OSS nog in het geheel geen geheime agenten had gerecruteerd die in Nederlands-Indië konden worden ingezet. Zonder Furstner, Helfrich of welke militaire autoriteit ook in te lichten maakte van Mook

1 Concept-memorandum voor president Roosevelt (z.d.) Washington, r65,

226 [PDF]
DE 'OSS'

met Donovan de afspraak dat hij in de Verenigde Staten een commissie zou vormen die nauw met de OSS zou gaan samenwerken; die afspraak bevestigde hij in een brief aan Donovan, verzonden op de dag waarop hij naar Londen terugkeerde, r6 februari '43, en in die brief deelde hij Donovan mee dat de commissie zou bestaan uit dr. Honig en Abdoelkadir die beiden op dat moment in de Verenigde Staten werkzaam waren, en uit een derde: 'the chief-member' die eerst uit Londen moest overkomen, t.W. Warners, inmiddels tot reserve-kolonel benoemd.

XCNog voordat deze in Amerika arriveerde, pleegden Honig en Abdoelkadir overleg met Hart, de voorzitter van de Commissie in de Verenigde Staten voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao - het gevolg was dat zij gedrieën midden maart aan de OSS een 'Outlinefor project for secret intelligence work' deden toekomen 1, waarin zij er op wezen dat de moeilijkste vraag was, hoe men Indonesiërs of donkere Indische Nederlanders kon vinden die tot geheime agenten konden worden opgeleid. Z~ zagen zeven groepen waarin candidaten konden worden gezocht: de Indonesiërs en Indische Nederlanders die in militaire dienst waren, de Indonesiërs en Indische Nederlanders onder het koopvaardijpersoneel. de Indonesiërs, ca. vijfhonderd, die verspreid in de Verenigde Staten woonden, de Javaanse kolonisten in Suriname ('mostly illiterate and will probably not prove to be a very prolific source'), de Javaanse arbeiders in Frans-NieuwCaledonië, de Indonesische bedevaartgangers in Mekka en de Indonesische studenten aan de Islamietische universiteit te Cairo. Wat de eerste groep, de militairen, betrof berichtten z~ aan de OSS dat Hart eind februari al op zoek was gegaan onder de in Guelph (Canada) verzamelde recruten voor de Irene-Brigade (hij had er één Indonesiër aangetroffen die hem geschikt leek, een Menadonees), dat Hart en Abdoelkadir spoedig een recruteringsbezoek zouden brengen aan de centra waar de leerlingen van de Indische vliegscholen werden opgeleid, dat Honig in april voor hetzelfde doel naar de Antillen en Suriname zou gaan en dat in een iets later stadium Abdoelkadir, conform een plan dat hij als eerste had ontwikkeld, op zoek zou gaan in Mekka en Cairo.

XCOp die reis van Abdoelkadir komen wij nog terug - wat de andere pogingen om candidaat-geheime agenten te vinden betreft, vermelden wij hier dat Hart en Abdoelkadir onder de leerlingen van de vliegscholen vijf Indonesiërs aantroffen die vervolgens in een opleidingskamp van de OSS aan een harde training werden onderworpen (dat waren de vijf op

I Exemplaar in ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXIV, 20-1.

227 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

wie Helfrich in Londen had gedoeld) en dat Honig vooreerst op de Antillen en in Suriname geen succes boekte.'

XCEr was dus nog niet veel bereikt toen Warners naar Amerika en Abdoelkadir ter verdere voorbereiding van het Mekka- en Cairo-plan naar Londen vloog.

XCWat was Warners' nieuwe functie?

XCGerbrandy had hem een schriftelijke opdracht d.d. 8 mei '43 toegezonden waarin stond dat hij ten behoeve van de ministeriële Commissie Oorlogvoering 'de verbinding [zou zijn 1 ten aanzien van de organisatie en de werking van alles wat behoort tot en verband houdt met het terrein der psychologische oorlogvoering, ondergrondse activiteit, sabotage, inlichtingendienst en alles wat daartoe moet worden gerekend in de meest uitgebreide zin, als onderdeel van de oorlogvoering van het koninkrijk in het Verre Oosten? Niet de Commissie Oorlogvoering had die opdracht geformuleerd maar Gerbrandyen van Mook hadden dat samen gedaan - Furstner was er buiten gehouden en Helfrich, de Bevelhebber Strijdkrachten Oosten, werd niet ingelicht.

XCIn de Verenigde Staten deed Warners vooreerst niet meer dan zich drie maanden lang in de opzet en de werkwijze van de OSS verdiepen. Hij bracht een bezoek aan het trainingscentrum van de OSS waarheen de vijf eerder bedoelde vrijwilligers waren overgebracht - van hen waren nog vier aanwezig, 'prima kerels', schreef hij aan van Mook, maar de training was door de OSS geheel gericht op de omstandigheden in Europa, 'van het werken in de Far East hebben ze geen idee. 't Is min of meer ontstellend hoe men deze mensen wil wegzenden als Secret Intel ligence-agenten ... De radio-apparatuur is, voorzover ik thans gezien heb, onvoldoende voor het huidige doel." Verder kwam Warners tot de conclusie dat aan Nederlandse kant alle geheime werk in de oorlog met

\ Op Curaçao kreeg men enkele vrijwilligers bijeen maar die trokken zich allen spoedig terug, in Suriname vond men er na een jaar zoeken zeven-en-twintig die door de in Amerika werden opgeleid en in juli '44 naar Australië vertrokken, vanwaar veertien doorgingen naar Ceylon. 2 Aldus geciteerd in de brief, 7 okt. 1943, van Helfrich aan Furstner (ARA, Coll.- Warners, 3). 'Brief, 2 juni 1943, van Warners aan van Maak (a.v.).

228 [PDF]
WARNERS' DENKBEELDEN

Japan moest worden gebundeld. Die ene organisatie 'moet', aldus zijn voorstel aan van Maak,

XC'tenslotte het gehele gebied der activiteit bestrijken, dus zowel Voor-Indië als Australië als eventueel China. En er moet één gezaghebbende autoriteit zijn die daarvoor verantwoordelijk is; regionale leiders in Australië, Voor-Indië en eventueel China moeten aan die autoriteit ondergeschikt en verantwoordelijk zijn. Teveel kapiteins op het schip gaat niet ... En de centrale leiding dient tevens zo permanent mogelijk te zijn."

XCDit plan was al daarom van twijfelachtige waarde omdat Warners (wilde hijzelf die ene kapitein worden?) er niet voldoende bij had stilgestaan dat het Nederlandse geheime werk in de oorlog met Japan in twee War Theatres viel en dat Nederland in geen van die War Theatres vrijelijk kon beschikken over de hulpmiddelen die voor het geheime werk nodig waren. Meer nog: er wàs al 'één gezaghebbende autoriteit': Helfrich, in Australië vertegenwoordigd door Koenraad. Helfrich werkte op Ceylon via de Anglo-Dutch Country Section samen met SOE, Koenraads Ne.fis was in Australië ingevoegd in het geheel van het Allied Intelligence Bureau en van der Plas werkte er samen met Kendall, hoofd van de Section Secret Intelligence van het

XCConcludeert men uit dit alles dat Warners in Washington geen denkbeeld had van de organisatie van het geheime werk op Ceylon en in Australië, dan vindt die conclusie bevestiging in een breed opgezette studie,' Organisation oj Psychological Warfare in the South- West Pacific Area', die hij begin juli afsloot," Aansluitend op wat hij van de stimulering van het illegale werk in bezet Nederland van Londen uit wist, ontwierp hij een optimaal plan (een 'zeer goede studie', tekende Helfrich er bij aan): hij wilde naar Indië eerst drie of vijf verkenningsagenten uitzenden, vervolgens minstens twaalf organisatoren die zouden moeten beschikken over betrouwbare contactadressen, daarna minstens tien instrukteurs voor spionage- en sabotagegroepen en tenslotte nog enkele tientallen andere geheime agenten. Het geheel van die illegale groepen zou trouwens niet alleen spionage en sabotage moeten bedrijven maar ook illegale bladen dienen uit te geven en anti-Japanse geruchten in omloop moeten brengen. Hij meende te weten dat op Java geheime agenten met zenders, codes en zendschema's waren achtergelaten ('hoeveel? waar?' schreef Helfrich naast de betrokken passage), dat ook de Knil-troepen in de

, A.v., IS juni-j juli (a.v.). 2 Exemplaar in a.v.

229 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

Buitengewesten van zenders voorzien waren geweest ('welke? hoeveel? waar?') en hij ging r van uit dat zijn geheime agenten steun zouden vinden bij de niet krijgsgevangen gemaakte Nederlanders en Indische Nederlanders (dat vrijwel alle Nederlandse burgers en in de Buitengewesten ook vrijwel alle Indisch-Nederlandse geïnterneerd waren, wist hij niet) die, zo vertrouwde hij, allen bereid zouden zijn hun leven te geven voor de goede zaak. Daarenboven bepleitte hij dat ook uit Nationalistisch China geheime agenten naar Indië zouden worden gezonden, dat onderzeeboten zouden worden gebouwd die grote hoeveelheden wapens en sabotagemiddelen zouden kunnen vervoeren, en dat, mede met hulp van de Sowjet-Unie (er was een Russische korte golf-zender benoorden Wladiwostok), de radio-uitzendingennaar Nederlands-Indië uitgebreid zouden worden. Uiteraard was voor de uitvoering van deze opzet de medewerking van de Australische, Britse, Amerikaanse, Chinese en Russische autoriteiten nodig (waar de grenzen van de War Theatres liepen, was hem onbekend) - wat de Amerikanen betrof, rekende hij speciaal op samenwerking met de Oss.

XCWaar kon men haar in dat ambitieuze geheel plaatsen?

XCZij was, wat het Indian War Theatre, spoedig South-East Asia Command, aanging, geheel afhankelijk van de welwillendheid van de Britten die dat oorlogstoneel als hun domein beschouwden, en wat MacArthurs gezagsgebied betrof, geheel afhankelijk van diens bereidheid om de OSS in de South- West Pacific Area te laten opereren - welnu, die bereidheid ontbrak. Er wachtte Warners dan ook een bittere teleurstelling: op 2 juli' 43, enige dagen voordat hij zijn studie afsloot (zij heeft geen enkel effect gehad) en Washington op weg naar Australië verliet, vernam hij in de Amerikaanse hoofdstad van de chef van de Intelligen.ce-afdeling van MacArthurs hoofdkwartier dat MacArthur elke vorm van inschakeling van de OSS afwees - Warners kreeg, zo schreef hij aan van Mook, 'in zeer duidelijke bewoordingen' te horen, 'dat de OSS-plannen niet pasten in de gedachtengang van MacArthur."

XCIn het veruit grootste deel van Indië was de OSS dus uitgeschakeld.

XCVan Mook had goede hoop dat de recrutering in het Midden-Oosten een succes zou worden en tal van nieuwe krachten zou doen toevloeien zowel aan het Knil en de Nederlands-Indische burgerlijke diensten in Australië als aan de Anglo-Dutch Country Section op Ceylon en aan de nieuwe Civiele Inlichtingsdienst welke hij in Australië wilde oprichten. Die nieuwe krachten trachtte hij vooreerst buiten de militaire sfeer te houden. In richtlijnen voor de werving' bepaalde hi] dat zij zouden worden aangenomen 'in burgerlijke dienst', dat hun £ 15 per maand zou worden betaald en dat, als zij gehuwd waren, in geval van hun overlijden hun weduwe een uitkering zou krijgen van £ 250. 'Het transport naar Colombo en Australië kan', schreef hij ook nog, 'geschieden in ploegen van twaalf tot twintig man.'

XCWat te doen met deze mensen, voorzover z~ bij het gehein'le werk betrokken zouden worden?

XCRipley, de man van de OSS, wetend dat hij van Australië uit niets kon ondernemen, keek niet verder dan Ceylon - van daaruit wilde hij eerst op Sumatra een 'initial reconnaissance' laten uitvoeren door' trained agents' (Indonesiërs of Chinezen) - pas daarna zouden er geheime agenten 'for a long stay' heen gezonden worden en die laatsten zouden zenders meekrijgen."

XCDat stemde overeen met van Mooks eigen denkbeelden. 'Wij zijn allen overtuigd', schreef hij aan van Deinse op Ceylon,

XCI Exemplaar z.d. in a.v., MK, M r8.2, M .20. 2 S. Dillon Ripley: 'OSS Netherlands project' (10 juni 1943) (a.v., M 185).

231 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

'dat voorshands het secret intelligence-werk geheel voorop moet staan en dat voor ondergrondse actie, sabotage en Commando's de tijd nog niet gekomen is. Dat zal pas het geval worden, wanneer inderdaad een militaire actie boven de horizon komt; vóór die tijd begaat men slechts ongelukken en brengt men onze mensen in gevaar, wanneer dit soort werk voortijdig wordt ondernomen'

XCde acties van de verkenningspatrouilles van het Korps Insulinde noemde hij 'romantisch kinderspel'.' In diezelfde geest schreef hij aan van der Plas, 'de enigszins romantische instelling van Helfrich op dat gebied' aanstippend - 'eerst als wij werkelijk weten hoe de zaken in Indië staan en over de nodige contacten beschikken, komt de voorbereiding van Special Operations-werk aan de beurt ... Laat ons na alle misère en tegenslag hopen dat wij nu in de tweede helft van 1943 in ieder geval met het eigenlijke werk doeltreffend kunnen beginnen." Aan de nieuwe krachten (gehoopt werd dat men er minstens honderdvijf-en-twintig, ja misschien wel vijfhonderd bijeen zou krijgen) zou overigens niet gezegd worden dat sommigen hunner mogelijkerwijs voor geheime operaties bestemd waren, maar, aldus van Maak aan Warners, 'voor de Indische dienst (Ieger, olie-rehabilitatie, economische zaken, administratie enz.)' - ze zouden naar Brits-Indië en Australië worden overgebracht, waar men hen zou 'observeren' en 'de geschikte candidaten uitzoeken."

XCOpjuni '43 kwamen, weer begeleid door de arts Raden Ma'rnoen, in Mekka de vijf Indonesiërs en drie Maleiers terug die door SOE als volmaakt ongeschikt uit Brits-Indië waren weggestuurd. Ook aan die acht was bij hun recrutering niet gezegd dat zij voor geheime operaties zouden worden opgeleid - dat hadden zij pas in Brits-Indië in de opleidingscentra van de SOE gemerkt. Zij hadden na hun terugkeer veel te vertellen: 'de wildste geruchten doen hier de ronde', berichtte de Nederlandse viceconsul te Djeddah eind juni aan Buitenlandse Zaken}

10

XCVier weken na die rode juni, op 7 juli '43, kwamen Pitt Hardacre en

1 Brief, 23 juni 1943, van van Mook aan van Deinse (a.v., M 180, C 4 B). 2 Brief, 18 juni 1943, van van Mook aan van der Plas (a.v. Coll.-van der Plas, B 8). ' Brief, II juni 1943, van van Mook aan Warners (a.v., Coll.-van der Plas, B 8). 4 Brief,29 juni 1943, van de vice-consul te Djeddah aan het dept. van buitenl. zaken (a.v., MK, M 185, M I W).

232 [PDF]
DE TWEEDE GROEP ASPIRANT-AGENTEN UIT MEKKA

Abdoelkadir die eerst in Cairo waren geweest (daar had Abdoelkadir één Indonesiër kunnen aanwerven die hem overigens slechts geschikt leek voor departementaal werk), in Djeddah aan. Zij hadden in de Soedan, aan de westelijke oever van de Rode Zee, een kampement laten inrichten waar de recruten konden worden opgevangen en gevaccineerd - een kampement dat, doordat het vaccin tegen de gele koorts ontbrak, naar Egypte moest worden verplaatst. Maar dat was niet de enige tegenslag. Op grond van de verhalen der acht teruggekeerden geloofde niemand die benaderd werd, dat hij voor 'de Indische dienst' aangezocht werd - het ging, zo werd gemeend, om een gevaarlijke oorlogstaak. Zeker, de uiteenzettingen die Abdoelkadir in Djeddah en Mekka kon geven, trokken een aanzienlijk publiek onder de bedevaartgangers die gespannen luisterden naar wat hij over de toestanden in bezet Indonesië te berichten had, maar dat betekende niet dat hij veel recruten bijeenkreeg. Bijna alle uit Indië afkomstige Indonesiërs en Arabieren met wie hij persoonlijk sprak, gaven hem de indruk dat zij beaamden wat hij al van de Egyptenaren had vernomen - hun uitlatingen vatte hij jegens van Mook in deze woorden samen: 'Het is onze strijd niet."

XCNiet honderdvijf-en-twintig, laat staan vijfhonderd recruten kregen Abdoelkadir en Pitt Hardacre in Mekka en Djeddah bijeen, doch slechts zeven-en-twintig (tot wie vier van de vijf Indonesiërs behoorden die wegens ongeschiktheid voor het geheime werk uit Brits-Indië waren teruggestuurd). Van die zeven-en-twintig waren vier bereid naar Ceylon te gaan om bij de operaties ter verkrijging van clandestiene rubber te worden ingeschakeld (die operaties werden spoedig gestaakt), de drieen-twintig overigen zeiden dat zij uitsluitend naar Australië wilden vertrekken - daarbij was van belang geweest dat zij uit de brieven van de eerste groep bedevaartgangers vernomen hadden dat dezen in Australië veel propaganda hadden kunnen maken voor de Islam. Of die drieen-twintig daar dan als geheime agenten konden worden opgeleid, was de vraag: Abdoelkadir had geen enkele candidaat kunnen vinden die geschikt was voor het intelligence-werk dat van Ceylon uit werd ondernomen - maar misschien behoorden tot deze groep (de vier die naar Ceylon hadden willen gaan, werden er bij nader inzien aan toegevoegd) personen die Captain Kendall als zogenaamde handelaren naar Java kon sturen, zoals hij al met twee uit de eerste groep bedevaartgangers had gedaan. Hoe dit zij, de zeven-en-twintig recruten (twee Javanen, zeventien Sumatranen, twee man uit Borneo, één uit Celebes, één Ambonnees

XCI Brief, 19 sept. 1943, van Abdoelkadir aan van Maak (a.v.).

233 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

en vier Timorezen) werden, niet zonder grote moeite, naar Australië getransporteerd, waar Kendall en van der Plas hen opvingen I geen hunner is, voorzover wij weten, als geheim agent ingezet.

XCNa zijn bezoek aan Saoedi-Arabië, dat bijna drie weken duurde, bracht Abdoelkadir een bezoek aan Irak in welks hoofdstad Bagdad een aantal uit Indonesië afkomstige Mohammedanen studeerde. Enkele tientallen schenen bereid te zijn op zijn aanbiedingen in te gaan - toen hij vertrokken was, lieten twaalf zich inenten tegen de pokken maar zij weigerden te vertrekken ('aangezien overtuigd', seinde de Nederlandse consul in Bagdad, 'trainingsplan als recrutering voor leger bedoeld.") en vervolgens vermeden zij alle contact met de Nederlandse autoriteiten.

XCGeen wonder dat Abdoelkadir in augustus '43 als een teleurgesteld man in Brits-Indië aankwam! In Bombay en Calcutta had hij contact met Indonesische zeelieden en ook bracht hij, zoals in het vorige hoofdstuk vermeld, een bezoek aan de zeelieden die in Deoli waren geïnterneerd. Er was veel dat hem confronteerde met de tegenstelling tussen Nederlanders en Indonesiërs - hoe moest het nieuwe Indië worden opgebouwd waarin geen rassendiscriminatie zou voorkomen? Vertrouwen had hij in van Mook maar hij wist hoe moeilijk de verhoudingen in Londen lagen waar in de kring der ministers van Mook de enige was die de in de 7 december-toespraak neergelegde beginselen wilde concretiseren. Toen Warners op loktober in Colombo aankwam, schrok hij van de geestesgesteldheid waarin hij Abdoelkadir (deze stond op het punt, naar Australië te vertrekken) aantrof. Hij waarschuwde van der Plas. 'Abdoelkadir is', schreef hij deze, 'op zijn rondreizen en door zijn min of meer singuliere positie als loyaal, vooraanstaand Indonesiër in aanraking geweest met vele 'hoge' en verantwoordelijke regeringspersonen en autoriteiten, waaronder de hoogste. Uit gesprekken die ik met hem gevoerd heb, is me duidelijk gebleken dat de man getroffen en zelfs geschokt is door het vele dat zonder enige reserve met hem of in zijn bijzijn is besproken en dat uiting heeft gegeven aan de grote verdeeldheid die onder verantwoordelijke figuren bestaat en over de tegenstellingen in de beschouwing en behandeling van vitale problemen.

XCHij is hierover in zijn ziel diep mistroostig, om niet te zeggen dat zijn

XCI Het recruteringswerk onder de bedevaartgangers werd later in '43 en in '44 voortgezet door de Nederlandse vertegenwoordigers in Saoedi-Arabië en dit leidde er toe dat in oktober '44 nog eens zestien en in januari '45 nog eens negen gerecruteerden naar Australië scheep gingen. 2 Het telegram wordt geciteerd in het telegram van van Maak dat op 22 september '43 in Melbourne werd ontvangen (Archief Buitenl. Zaken, legatie Canberra, 912.I.13).

234 [PDF]
WARNERS KRIJGT ANDER WERK

vertrouwen in de leiding door ons, er ernstig onder geleden heeft. ... Hij vraagt zich nu, na anderhalf jaar, af wat hij straks tegen zijn landgenoten bij terugkeer moet zeggen en wat hij de Indonesiërs die thans mentaal voor dit 'dodelijke bedrijf' moeten worden opgeleid, aan illusies en daaruit voortkomende geestelijke spankracht moet voorhouden. Ik beveel deze man in je bijzondere zorgen aan; je bent de enige die door grote gaven en kennis en daarnaast overtuigd geloof tot deze allerfijnste educatie in staat en bereid bent.']

XCGeschokt wàs niet alleen Abdoelkadir, geschokt wèrd ook Helfrich - geschokt, toen hij begin oktober Warners' instructie te lezen kreeg: deze was voor de ministeriële Commissie Oorlogvoering de verbindingsschakel geworden ten aanzien van alle aspecten van het geheime werk 'in de meest uitgebreide zirî, als onderdeel van de oorlogvoering van het koninkrijk in het Verre Oosten'!'Waar ik', zo protesteerde Helfrich bij Furstner, 'als BSO verantwoordelijk ben voor deze oorlogvoering, beweegt, voorzover ik het althans kan zien, de kolonel zich geheel op mijn terrein." Dat had, doordat hij en Warners het eens waren over wat men in Indië wel en niet kon ondernemen, ter plaatse niet tot een conflict geleid maar onduidelijk was de situatie wèl en toen Warners begin november '43 in Londen was teruggekeerd, zette Furstner (die pas uit Helfrichs brief vernomen had, welke taak Warners vervulde namens de Commissie Oorlogvoering waar hij, Furstner, zelf deel van uitmaakte) de zaak op scherp: in december eiste hij van Gerbrandy dat Warners' instructie zou worden geannuleerd. Van Mook, de inspirator van de instructie, vertrok in die maand voor zijn grote rondreis, welnu: nog voordat hij weer in Londen was teruggekeerd, had Warners een nieuwe functie gekregen: hoofd van de Nederlands-Indische Civil Affairs-sectie in Mountbattens hoofdkwartier op Ceylon.

XCZo had van Mook, met de OSS in zee gaand, in MacArthurs gezagsgebied niets bereikt en eigenlijk ook in het Indian War Theatre, dat in september

XC] Brief, 10 okt. 1943, van Warners aan van der Plas (ARA, Coll.-Warners, 3). 2 Brief, 7 okt. I943, van Helfrich aan Furstner (a.v.).

235 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

'43 South-East Asia Command ging heten, niets, want dat de nieuwe opperbevelhebber daar, de Brit Mountbatten, in tegenstelling tot de Amerikaan MacArthur, besloot de OSS wèl tot zijn gezagsgebied toe te laten, had niets met van Mooks bemoeienissen te maken maar vloeide voort uit Mountbattens besef dat hij zo weinig krachten had dat elke aanvulling hem welkom was. Wat van Mook wèl had bereikt, was dat zijn verhouding met Furstner en Helfrich ernstig was verstoord.

XCAls wij nu verder gaan beschrijven wat de Nederlandse geheime diensten, na al die mislukkingen in de eerste anderhalf jaar na de bezetting van Indië door de Japanners, verricht hebben in de twee jaar die daarop volgden, dan willen wij met Ceylon beginnen.

Ceylon - de rest van de oorlog

XC

XCSchrijvend over Ceylon hebben wij tot dusver, wat de Britse geheime diensten betrof, slechts melding gemaakt van de Special Operations Exe cutive (SOB) die een Anglo-Dutch Country Section bezat welke voor haar operaties gebruik maakte van militairen van het Korps Insulinde, maar hoe stond het met de Britse Military Intelligence?

XCZij had in Singapore een bureau gehad, het Inter-Services Liaison De partment, oftewel het ISLD - dat was bij de val van die grote havenstad bijna geheel verdwenen maar het werd van de tweede helft van '42 af op Ceylon langzaam opnieuwopgebouwd en had, toen in september '43 South-East Asia Command werd opgericht, alweer een vrij grote omvang gekregen. Ook door dat ISLD werden geheime agenten uitgezonden, overigens, voorzover wij weten, niet naar Sumatra. Er kwamen bij het bureau voorts alle inlichtingen binnen die door Britse en andere strijdkrachten tijdens hun operaties werden verzameld, en het kreeg tevens de beschikking over veel van wat men van de Japanners te weten kwam als gevolg van het breken van de Japanse codes.

XCEind '43 nu ging tevens de OSS van Ceylon uit opereren, zulks onder leiding van de Amerikaanse natuuronderzoeker Ripley, die wij in het voorafgaande al noemden. Wat die OSS op Sumatra heeft ondernomen,

236 [PDF]
'PERSOONLIJKE IJDELHEID SPEELT EEN GROTE ROL'

komt nog ter sprake - hier willen wij onderstrepen dat zich op Ceylon hetzelfde verschijnsel voordeed als in Londen: felle concurrentie tussen de geheime diensten. Op Ceylon was zij extra fel doordat de drie er gevestigde diensten (de Military Intelligence, SOE en de OSS) elk voor het inzetten, afhalen en bevoorraden van geheime agenten aangewezen waren op dezelfde schaarse transportmiddelen: onderzeeboten en vliegtuigen. 'De toestand is op het ogenblik zo', schreef Helfrich een jaar na de oprichting van South-East Asia Command aan Furstner,

XC'dat er voldoende onderlinge samenwerking en waardering bestaat, welke echter meer steunt op tact en soepelheid dan op een sterk centraal gezag. De concurrentie-ijver en het elkaar vliegen afvangen bestaan nog steeds; men probeert op eigen doft te roeien en persoonlijke ijdelheid speelt een grote rol. Men wenst gaarne 'iets belangrijks te rapporteren', en zolang de resultaten minimaal blijven, bestaat er, ieder voor zich, grote drang 'om iets te doen', ook al zijn de kansen op succes zeer gering.' I

XCWat de operaties van SOE betreft, vermeldden wij al in ons vorige deel, namelijk in hoofdstuk 2, dat deze Britse geheime dienst niet onaanzienlijke successen boekte in Birma, in Thailand en op Malakka. In Birma kreeg het Birmaans Anti-As-Verbond wapens en wist men Aung San, de minister van defensie en commandant van het Birmaans Nationaal Leger, er in mei '45 toe te bewegen naar de Britten over te lopen. In Thailand werd, met steun van de OSS, een anti-japanse opstand voorbereid die alleen daarom niet doorging omdat japan capituleerde, en op Malakka verleende de SOE van februari '45 af belangrijke steun aan de Anti-japanse Volksunie en het Anti-japanse Volksleger (twee organisaties die door communisten werden geleid) - hier waren medio '45 bijna honderd geheime agenten van SOE en zes door SOE gesteunde guerrilla-groepen in actie.'

XCWat op Sumatra bereikt werd, stak daar uiterst pover bij af.

I Brief, 30 aug. 1944, van Helfrich aan Furstner (ARA, Alg. Secr., Eerste Zending, XXII, 35). 2 Wij voegen hieraan nog toe dat in september '43 een door in Brits-Indië op touw gezette maar van Australië uit ondernomen actie tegen Singapore succes had: een Japanse treiler, die in december '41 in Singapore was buitgemaakt, werd naar Darwin getransporteerd, kreeg een bemanning van twee Britse officieren en twaalf andere militairen, hoofdzakelijk Australiërs, voer onontdekt naar Singapore en liet daar enkele rubberboten te water van waaruit men met explosieven drie grote Japanse vrachtschepen tot zinken wist te brengen. Onontdekt kwam de treiler weer in Australië terug. De actie had ter plaatse rampzalige gevolgen voorvele onschuldigen. De Japanners

237 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

XCHet tekort aan personen die men als geheime agenten kon inzetten, was een van de grootste moeilijkheden. Het Korps Insulinde had eind '43 maar een klein aantal z.g. combattanten, allen blanken die men, gezien de schamele resultaten van de eerste verkenningspatrouilles, voorlopig niet meer wilde inzetten. SOE wenste dat het Korps naar Australië zou worden overgebracht, maar Helfrich weigerde daaraan zijn goedkeuring te verlenen. Waar kon men candidaat-geheime agenten vinden? Zij werden hoofdzakelijk in Nationalistisch China gerecruteerd: Chinezen die vóór de oorlog in Nederlands-Indië hadden gewerkt en die zich redelijk in het Indonesisch konden uitdrukken. In oktober '43 kwamen er twee-en-twintig op Ceylon aan - zij werden getraind in het opleidingskamp van het Korps Insulinde, waar evenwel bleek dat vijf zich wensten terug te trekken. 'They are bright, intelligent and showing great interest and keenness', rapporteerde van Deinse eind oktober aan van Mook.' De Britten wilden evenwel de hoop niet opgeven dat men ook Indonesiërs zou vinden die op Sumatra konden worden ingezet - zij zeiden tegen van Mook, toen deze in mei '44 Ceylon bezocht (in de twee dagen die hij in het opleidingskamp van het Korps Insulinde doorbracht, kreeg hij er, zo schreef hij aan van der Plas, 'van de mensen, hun enthousiasme en hun geestelijke en psychische bekwaamheid een goede indruk"), dat zij de beschikking wilden krijgen over omstreeks honderd Indonesiërs uit Australië. Helaas, die konden er niet bijeengebracht worden - de enigen die op Ceylon arriveerden, waren veertien door de OSS in Amerika getrainde Javanen uit Suriname, van wie evenwel de meesten voor een inzet op Sumatra niet geschikt bleken.

XCHet gevolg van dit alles was dat men, naar verhouding, in '44 en in de eerste helft van '45 op Ceylon maar heel weinig gegevens over Sumatra wist te verzamelen. Noodgedwongen ging men over tot het aanhouden in Sumatraanse wateren, door onderzeeboten, van prauwen welker op

XCdachten namelijk dat zij van bezet gebied uit was ondernomen - zij arresteerden honderden Chinezen en Maleiers en haalden een groot aantal Britten en halfbloeden uit het interneringskamp op Singapore. AI dezen werden door de Kenpeitai gemarteld om hen tot 'bekentenissen' te dwingen en vervolgens berecht, ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. I Brief, 30 okt. 1943, van van Deinse aan van Maak (ARA, Alg. Secr., Eerste Zending, J, 1-3). 2 Brief, 21 mei 1944, van van Mook aan van der Plas (a.v., Coll.-van der

238 [PDF]
GEHEIME AGENTEN UIT CHINA

varenden dan tegen hun wil naar Ceylon werden meegenomen.' 'Dit heeft', aldus later van Deinse, 'meer resultaten opgeleverd dan wij van Sumatra in totaal hebben gehad'2 - bij één gelegenheid kreeg men een Chinees in handen die belangrijke bijzonderheden kon geven over de Japanse strijdkrachten in Medan en omgeving, en bij een tweede gelukte het van Deinse, van een Indonesiër die bij de KPM had gevaren, bijzonderheden te vernemen over een geheime Japanse overscheephaven in het uiterste zuiden van Birma die vervolgens zwaa r werd gebom bardeerd (di t resultaat had, zei hij aan de Enquêtecommissie, 'voor mij vergoed dat ik twee jaar lang naar mijn smaak had zitten prutseri'"). In de regel evenwel waren de inlichtingen welke door het aanhouden van prauwen werden verkregen, van economische aard - nuttig, maar niet het eerste waaraan men behoefte had.

XCEén was er die bij uitstek zwaar tilde aan het feit dat men zo weinig over Sumatra wist: Churchill.

XCHij had, zoals wij in hoofdstuk I van ons vorige deel uiteenzetten, zijn zinnen gezet op een zo spoedig mogelijke herovering van Singapore - in augustus '43 drong hij aan op een grote landing in Atjeh, begin november van dat jaar wist hij zijn eigen Chiefs of Staff zo ver te krijgen dat zij aan de Amerikanen voorstelden, in Atjeh en elders in NoordSumatra te landen teneinde er vliegvelden aan te leggen vanwaar men Singapore en belangrijke punten in de Indische archipel, bijvoorbeeld de olieraffinaderijen van Palembang, zou kunnen bombarderen, en in maart

I Een van die aanhoudingsoperaties, uitgevoerd door een Britse onderzeeboot, leidde er toe dat de de opvarenden van de betrokken prauw voor zich reserveerde - zij kregen, zo vertelde Helfrich begin november '44 in Londen (dat hij toen voor de derde maal bezocht) aan de Commissie Oorlogvoering, 'allerlei Amerikaanse geschen ken en in Amerikaanse kleuren. Tevens verscheen er toen plotseling een Menadonees van de genaamd Jan' (naar wij aannemen: de Menadonees die Hart, de voorzitter van de Commissie in de Verenigde Staten voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao, in februari '43 in Guelph had aangetroffen), 'die de mensen in het Maleis toesprak en al evenzeer propaganda maakte voor Amerika' - Helfrich had daar met succes tegen geprotesteerd: vastgesteld was dat de Nederlandse afdeling van de als eerste 'alle Nederlandse onderdanen' zou verhoren. (Ministerraad, Commissie Oorlogvoering: Notulen, 3 nov. 1944) 2 Getuige van Deinse, dl. VIl! c, p. 1081. 3 A.v., p. 1082.

239 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

'44 opperde hij het denkbeeld van een landing op Simaloer voor Sumatra's westkust (zie kaart VIII op pag. 216). De verwezenlijking van al die plannen is door de Amerikanen verijdeld - wij mogen ze evenwel niet uit het oog verliezen, want die plannen zijn het geweest die niet alleen in de bedoelde periode (augustus '43-maart '44) maar ook later de actie van SOE's Indian Mission op Sumatra en omgeving hebben bepaald. Cruickshank schrijft:

XC'Some of Churchill's single-minded, not to say narrow-minded, enthusiasm rubbed riff on the Indian Mission's planners who envisaged extensive operations in northern Sumatra in 1944-45 in support of an Allied invasion. They would provide guides and military intelligence for the invading forces, cut telephone lines, sabotage rail- and road-transport, assassinate enemy officers, attack military posts and arms dumps, organize risings in the enemy rear, spread false rumours to create confusion a massive programme which presupposed a flourishing resistance movement ready /0 go into action when the signal was given"

XCdie verzetsbeweging bestond niet. Men gaat dan ook niet te ver wanneer men constateert dat wat SOE voor Sumatra in '44 op touw zette, wel van strijdvaardigheid getuigde maar niet van zin voor de werkelijkheid.

XCWat werd ondernomen, resp. slechts voorbereid?

XCEind april en begin mei '44 lietverkenningen uitvoeren op de westkust van Atjeh en op Simaloer, waarbij vooral moest worden nagegaan of bepaalde terreinen die aan de hand van de beschikbare geografische gegevens geschikt leken voor het aanleggen van een landingsbaan voor vliegtuigen, inderdaad die geschiktheid hadden. Daartoe waren bij de betrokkenofficieren van het(de Britse genie) ingedeeld; dezen, aldus Cruickshank, ofof

in in

XC, Cruickshank: SOE in the Far East, p. 14. ' A.v., p.

240 [PDF]
ATJEH/SIMALOER

ambitieuze opdrachten!

XCVoor de landing op de westkust van Atjeh vervoerde een Britse onderzeeboot een uitgebreide party die onder bevel stond van een Britse officier. Van die party maakten nog twee andere Britse officieren (de twee deskundigen van de genie), zeven Brits-Indische militairen en negen militairen van het Korps Insulinde deel uit, onder wie kapitein Scheepens, luitenant Sisselaar en één Indonesiër. Vier kustgedeelten moesten onderzocht worden: een benoorden Tjalang (zie kaart VIII op pag. 216), een bij Tjalang, twee bij Meulaboh. In de nacht van 30 april op 1 mei' 44 kon men het eerste kustgedeelte in de tropische slagregens niet vinden, het tweede, dat bij Tjalang, werd in de daaropvolgende nacht wèl gevonden en een van de genie-officieren constateerde dat men er met weinig moeite een landingsbaan kon aanleggen. In de nacht van 3 op 4 mei werden de kustgedeelten bij Meulaboh onderzocht - bij een was men klaar toen enkele Atjehers verschenen die wegholden; de verkenning werd toen afgebroken. In de nacht van 4 op 5 mei landde men opnieuw bij Tjalang - Scheepens had opdracht, enkele Atjehers van hun bed te lichten en mee te nemen, maar dat mislukte; men slaagde er wèl in, het terrein voor de landingsbaan opnieuw te onderzoeken. Scheepens wilde de gehele actie toen afbreken, maar de Britse commandant van de party besliste dat men opnieuw bij Meulaboh zou gaan kijken. Daar waren de Japanners, zoals Scheepens had voorzien, gewaarschuwd: de twee Britse officieren (de commandant van de party en een genie-officier) en de ene Brits-Indische militair die aan land gingen, werden door de Japanners met machinegeweren beschoten en sneuvelden. Sisselaar en de overige leden van de roeiploeg kwamen slechts met moeite weer aan boord van de onderzeeboot.

XCDe landing op Simaloer werd op 7 mei uitgevoerd door twee Britse genie-officieren en vier Amerikaanse militairen van de oss. De party had een zender bij zich. De bedoeling was dat zij, na op de westkust van het eiland te zijn geland, daar de locatie voor een vliegveld zou onderzoeken waarna zij, een voetpad volgend dat op de kaart stond, op de 17de de oostkust moest bereiken waar de onderzeeboot die haar had afgezet, haar zou oppikken.

XCAldus het plan. De uitvoering ging met grote onvoorziene moeilijkheden gepaard. Bij de landing op de westkust ging als gevolg van de sterke branding veel mis - de leden van de party waren zo uitgeput dat zij verzuimden het lichtsignaal te geven waardoor de commandant van de onderzeeboot zou weten dat zij althans de kust hadden bereikt. De

241 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

naar de oostkust werd een marteling. Het voetpad werd niet gevonden - na een week waren de voeten van de militair die de zender droeg (die woog ca. 20 kg), 'just like lumps of raw meat', aldus de dagaantekeningen van een van de twee Britse genie-officieren.' Van de jungle-schoenen welke men had meegekregen, bleken verscheidene niet te deugen - één lid van de party bereikte de oostkust op blote voeten, een tweede moest het allerlaatste gedeelte van de tocht op handen en voeten afleggen. De party werd met succes afgehaald maar alle leden moesten op Ceylon in een ziekenhuis worden opgenomen, lijdend aan ernstige infecties die gevolg waren van het feit dat zij met onvoldoend beschermde voeten door poelen hadden moeten waden waar het water door ratten besmet was.

XCEen week na de landing op Simaloer, op 14 mei '44, werd een Britse geheime agent door de Britse onderzeeboot die op Simaloer de daar ingezette party moest afhalen, aan land gezet op het eiland Weh waarop Sabang ligt - nadien werd niets meer van hem gehoord. Vermoedelijk is ook hij door de Japanners terechtgesteld.

XCOpjunieen kleine maand na de terugkeer van de party die Simaloer had bezocht, werd een party van acht door een Britse onderzeeboot bij Medan aan land gezet: vijf militairen van het Korps Insulinde, o.w. de luitenants W.van Eek enP. Witkamp en de sergeant B. W. Lefrandt, en drie Chinezen. Deze operatie was de rest van een veel grotere, waarbij men drie parties aan land had willen zetten om, vooral in contact met Chinezen, de grondslag te leggen voor de wijdvertakte illegale organisatie waaraan SOB behoefte had.

22 '44, H. H.

XCVan Eeks party had opdracht, in elk geval twee Chinezen mee terug te brengen die zouden kunnen meedelen wat voor legitimatiebewijzen en distributiepapieren op Sumatra nodig waren. De party was de eerste die

XCI Aangehaald

242 [PDF]
LANDING BIJ MEDAN

gebruik maakte van een rubberboot die een motor had - die motor liet op de avond van 22 juni, toen de landing werd uitgevoerd, een fosforiserend spoor achter dat op grote afstand te zien was. Op het landingspunt kon men geen Chinees vinden - wel werd de douanier van een douanepost aan de mond van de rivier de Deli overvallen en meegenomen (een Javaan die bij het Knil had gediend en die, aldus later Lefrandt, 'veel te vertellen' had ') en vervolgens werd ook nog uit de bemanning van een jonk de enige Chinees die aan boord was, meegenomen. De over Sumatra gezochte informatie kreeg men niet bijeen (behalve dan de gegevens over de Japanse strijdkrachten in Medan en omgeving welke die ene Chinees kon verstrekken).

XCNadien werden enkele andere groepen Chinezen op onbekende tijdstippen naar Sumatra gebracht - van hen werd niets meer vernomen. 'Door de Jappen', zo vertelde later Sisselaar, 'werd de kust zeer behoorlijk bewaakt, o.a. door bevolkingspatrouilles, en onze groepen werden alle gesignaleerd tijdens het aan de wal brengen van voedsel en uitrusting, nodig voor een verblijf van twee à drie maanden'2 - men moet aannemen dat al deze groepen kort nadien zijn uitgeschakeld.

XCVoorzover wij weten, werden van eind juni '44 tot begin maart '45, in een periode van acht maanden dus, op Sumatra slechts verkenningen uitgevoerd door geheime agenten van de OSS - twee die midden september bij de uiterste zuidwestpunt van Sumatra werden opgehaald, twee die midden september aan de westkust van Sumatra werden afgezet (zij werden midden december opgehaald), één die eind september een onduidelijk zendcontact had uit het gebied van Straat Soenda, en enkelen die midden december ergens aan de westkust aan land gingen; gegevens over hun verrichtingen ontbreken en hetzelfde geldt voor een OSS operatie waarbij enkele Amerikanen die pas anderhalve week tevoren in de tropen waren gearriveerd, een verkenning uitvoerden op het eiland Nias.

XCHet Korps Insulinde begon eind' 44 met de voorbereiding van een grote actie waarbij de aardolie-installaties van Pangkalan Brandan (hemelsbreed ca. 75 km ten noordwesten van Medan) opgeblazen zouden worden. Enkele maanden lang vonden hiertoe oefeningen plaats. 'Het is', aldus later Sisselaar,

XC'een reusachtig werk geweest. In januari-februari I945 waren wij klaar om die actie te beginnen, toen de Engelse marine bezwaar maakte en zei door een mijnenveld te moeten varen ... Majoor Pel vond het toen ook te gevaarlijk en wilde niet twaalf mensen voor deze actie riskeren. De actie vond niet plaats.' I

XCWat wèl plaats vond, nl. op I maart '45, was een nieuwe tocht naar datzelfde Atjeh waar laatstelijk in mei '44 gebleken was dat de Japanners terdege op hun hoede waren. De bedoeling was dat vier Chinezen door een Britse onderzeeboot zouden worden overgebracht en contact zouden leggen met Atjehers, alweer om aldus de grondslag te leggen voor de grote illegale organisatie waar SOEvan droomde. De party had een Britse commandant en er maakten verder tien militairen van het Korps Insulinde (onder hen weer kapitein Scheepens) deel van uit. Bij een eerste verkenning raakten de commandant en Scheepens in een vuurgevecht met twee Japanners. Nadien werden de vier Chinezen, gedekt door acht militairen van het Korps Insulinde, aan land gebracht. De Japanners merkten hen vrijwelonmiddellijk op en dreven hen naar het strand terug, vanwaar zij met hulp van de militairen van het Korps Insulinde weer aan boord kwamen van de onderzeeboot. Besloten werd toen, te pogen enkele Atj ehers gevangen te nemen die nadere inlichtingen konden geven over het Japanse systeem van kustbewaking - men kreeg slechts de negen opvarenden van een kleine kustvaarder in handen, die van het bedoelde Japanse systeem niet veel wisten. Het schijnt dat deze actie zonder voorkennis van de hogere Nederlandse autoriteiten is uitgevoerd, althans: wij kunnen ons niet voorstellen dat Pel, die wist wat in mei '44 bij Meulaboh was geschied, de actie heeft goedgekeurd en de man die hem op I maart '45 als Nederlandse vertegenwoordiger in de Anglo-Dutch Country Section opvolgde, kapitein-luitenant-ter-zee C. J. Wingender, heeft het onbegrijpelijk geacht dat SOE deze actie op touw heeft gezet.

XCWij voegen hieraan nog toe dat ons de redenen van Pels vervanging niet duidelijk zijn - misschien moeten wij haar als een laat gevolg

1 A.V.

244 [PDF]
'PARTIES' OP SUMATRA GEPARACHUTEERD

beschouwen van zijn persoonlijk falen bij de eerste verkenning te Troemon op 12 december '42. Van Mook kwam in mei '44 tijdens zijn bezoek aan Ceylon tot de conclusie dat Pel voor een ander plaats moest maken - deze werd toen door Helfrich gesauveerd. Er zijn evenwel daarnaast soms ernstige moeilijkheden geweest tussen Pel en het hoofd van de Anglo-Dutch Country Section, Hudson, en het is dus mogelijk dat Britse stappen tot Pels verdwijnen van Ceylon hebben geleid. Hij werd overgeplaatst naar Australië.

XCSOB gaf de moed niet op. Er werd na de mislukte landing in Atjeh (en nadat eind april of begin mei '45 een landing bij Belawan niet was doorgegaan 1) een geheel nieuw plan gemaakt: parties van vier man, elk voorzien van een zender, zouden èf met vliegtuigen èf met onderzeeboten naar Sumatra worden gebracht, waar zij zich dan, tot de Geallieerde invasie kwam, in het oerwoud zouden moeten handhaven - zij zouden gegevens kunnen doorseinen, bijvoorbeeld over het weer (van belang voor de Geallieerde luchtmacht, die steun moest verlenen aan de grote landing op Malakka welke op Mountbattens program stond), de komst van op hen volgende groepen kunnen voorbereiden en, voorzover dat verantwoord leek, contact kunnen opnemen met Chinezen of Indonesiërs.

XCDe eerste twee parties werden op 28 juni, resp. I juli '45 per parachute gedropped: de party van Sisselaar met een Chinese marconist en twee Javanen (een van hen de oud-Knil-militair die eind juni '44 door de party van van Eek bij Medan was opgepakt) in de buurt van Rantauparapat, ten oosten van het Tobameer (zie kaart VIII op pag. 216) en de party van sergeant Lefrandt met één Chinees en twee Arabieren op een beboste berg ten zuidoosten van Koetaradja. Een derde party, gecommandeerd door de Britse Captain Lodge (een voormalige planter op Sumatra) die een Chinese telegrafist en twee andere Chinezen bij zich had, werd op 4 juli door een Britse onderzeeboot aan land gezet bij Bagan Siapiapi, ten oosten van Rantauparapat. Captain Lodge had het geluk dat hij zich dicht bij een kampong bleek te bevinden waar de Kenpeitai een half jaar eerder

I Hier zouden een onderofficier van het Korps Insulinde en vier Chinezen door een Britse onderzeeboot worden afgezet maar toen men dicht bij Belawan was gekomen, zeiden enkelen van de Chinezen dat zij de operatie bij nader inzien niet aandurfden.

245 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

velen had mishandeld 1 men was er zo geladen tegen de Japanners dat hij een groep van ca. vijftig man kon vormen welke hij van enige wapens kon voorzien. Alle drie deze parties kwamen na enige tijd met hun zender in de lucht, niet zonder moeite overigens"; daarbij kon Lefrandt die uitzicht had op de wegen naar Koetaradja (hij moest zich persoonlijk zorgvuldig schuilhouden: hij was lang en blond), gegevens doorseinen over het Japanse wegverkeer, over de Japanse scheepvaart en over het Japanse vliegverkeer op het vliegveld van Koetaradja. Wingender vond de overgeseinde inlichtingen over het algemeen niet zo belangrijk ('ik zou erg overdrijven', zei hij aan de Enquêtecommissie, 'wanneer ik zou zeggen dat (zij) ... zodanig waren dat men er trots op kon zijn "), maar men hoorde nu tenminste iets. Bovendien had men nu drie parties te velde die versterkt konden worden. Er stonden er namelijk nog vier gereed.

XCTot die versterking is het onmiddellijk na het bericht van Japans capitulatie gekomen - meer hierover in hoofdstuk 8.

XCEerder schreven wij dat de resultaten welke de Anglo-Dutch Country Section van SOE in de laatste twee jaar van de oorlog op Sumatra bereikte, zeer pover afstaken bij wat andere Sections van deze Britse geheime dienst in Birma en Thailand en op Malakka wisten te bereiken. Over de oorzaken daarvan komen w~ nog te schrijven in de slotbeschouwing van dit hoofdstuk - hier willen wij slechts constateren dat Sumatra bijna drie-en-een-half jaar lang door de Japanners bezet is geweest, dat de tot juni '45 uitgevoerde verkenningen, voorzover wij daar gegevens over bezitten, weinig van belang hebben opgeleverd (wij nemen aan dat de OSS-verkenningen waaromtrent ons geen nadere gegevens bekend zijn, het beeld niet radicaal hebben gewijzigd) en dat zich op de dag waarop Japans capitulatie bekend werd, 15 augustus '45, op het bijna tweeduizendmaar accu's op.' (getuige C. Sisselaar, Enq., dl. VIII c, p. 276) 3 Getuige C. J. Wingender,

I Zulks omdat aan de bericht hadden dat zij vreemde sporen in het oerwoud hadden gezien en daaraan niets hadden kunnen toevoegen. 2 'Ik had', vertelde Sisselaar aan de Enquêtecommissie, 'één radiotelegrafist die continu moest seinen, want op 1500 mijlen was de verbinding zeer slecht. In plaats van een kwartier te zenden zat die man er de gehele dag aan. . Wij laadden steeds

246 [PDF]
WEINIG SUCCES OP SUMATRA

kilometer lange eiland welgeteld slechts drie kleine parties bevonden: een in het uiterste noorden en twee ter hoogte van het Tobameer. Van die twee had alleen de party die zich bij Rantauparapat bevond, de party van Sisselaar, een wegverbinding met Medan - zulks overigens over een afstand van bijna 300 km, maar van de andere bevolkingscentra op Sumatra: Padang aan de westkust en in het zuiden Palem bang en Benkoelen (zie kaart XI op pag. 534), was ook de party van Sisselaar ver verwijderd, hemelsbreed resp. ruim 400, bijna 800 en bijna rooo km.

XCAfgezien van het miniem kleine groepje dat Captain Lodge bij Bagan Siapiapi had kunnen vormen (zulks in een streek waar geen gebaande wegen waren), was men er nergens in geslaagd, Indonesiërs bijeen te brengen die bereid waren tegen de Japanners op te treden. Van wat zich in politiek opzicht op Sumatra had afgespeeld, wist de Anglo-Dutch Country Section, en wisten ook Helfrich en Mountbatten, niet méér dan wat de Japanse radio daaromtrent had bericht. Dat ook op Sumatra de positie van de inheemse bestuurders was verzwakt en dat de Indonesische nationalisten belangrijk aan kracht hadden gewonnen, was hun onbekend - noch met die bestuurders, noch met die nationalisten had men enig contact kunnen aanknopen.

XCMet dat al was op die r yde augustus '45 de situatie op Sumatra nog gunstig, vergeleken met die op het in politiek opzicht belangrijkste eiland van de archipel, Java: van Ceylon uit was men er, zij het in een zeer laat stadium, in geslaagd op Sumatra drie van zenders voorziene parties te vestigen - alle van Australië uit ondernomen pogingen ten spijt, had men er op Java niet één.

Australië - de rest van de oorlog

XC

XCEerder schreven wij dat van Mook, constaterend dat de militaire geheime diensten nauwelijks iets hadden bereikt, midden '43 ten aanzien van de recruten die Abdoelkadir onder de bedevaartgangers in Mekka diende aan te werven, had bepaald dat zij in burgerlijke, niet in militaire dienst moesten worden aangenomen en dat hij hen, voorzover zij in Australië zouden belanden, daar niet aan de Nefis ter beschikking wilde stellen, maar aan een nieuwe dienst, een Civiele Inlichtingsdienst. Met dat laatste denkbeeld ging Helfrich tijdens zijn tweede bezoek aan Londen in beginsel accoord (naar wij aannemen: omdat hij verwachtte dat er niets van terecht zou komen) - midden augustus '43 lichtte van Mook dienaangaande van der Plas in die hij als hoofd van de nieuwe dienst zag.

247 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

'Zolang', seinde hij o.m. 'geen Nederlandse instructeur beschikbaar, kan van diensten Kendall gebruik gemaakt" - Kendall was de man van MI-6 die als hoofd van de Section Secret Intelligence van het Allied Intelligence Bureau in Australië de eerste twintig gerecruteerde bedevaartgangers had opgevangen.

XCVan Mooks denkbeeld sprak van der Plas niet aan. Hij was weliswaar niet tevreden over de leiding van het van Australië en Ceylon uit ondernomen geheime werk (die wilde hij aan Warners toevertrouwen 'onder militair bevel van Helfrich', zoals hij van Mook schreef"), betreurde het dat er te weinig onderzeeboten waren voor het geheime werk en constateerde dat er te weinig potentiële geheime agenten waren, maar zou een burgerlijke organisatie in dat alles een wezenlijke verbetering bewerkstelligen? Aangezien zijn samenwerking met de Nefis goed was (hij was toen nog lid van de commissie die de opdrachten voor de uit te zenden geheime agenten opstelde), vond hij van niet en Abdoelkadir, pas in Australië aangekomen, was het met hem eens. 'Wij menen', seinde van der Plas midden oktober '43 aan van Mook, 'dat op het ogenblik Civiele Inlichtingsdienst naast militaire versnipperend zou werken'; ten aanzien van de ruim twintig bedevaartgangers van Abdoelkadir stelde hij voor dat zij door deze in Kendalls kamp (niet dus in Cairns) zouden worden opgeleid om later door Kendalls dienst te worden ingezet - 'gelieve telegraferen of u hiermede accoord gaat." Dat laatste bleek het geval te zijn.

XCMen heeft dus, wat Australië betreft, voor de periode augustus 1943augustus 1945 niet ook nog met een civiele dienst te maken maar slechts met één, een militaire: de Nefis.

XCEnkele bijzonderheden over Nefis I en Nefis II zijn hier op hun plaats.

XCSalm, tot eind december '43 directeur van de Nefis ' (hij werd toen opgevolgd door Spoor), gaf in november van dat jaar, een maand of acht4 Salm verliet Australië om in Washington aan de staf van de Nederlandse vertegenwoordigers bij de Combined Chiefs of Staffte worden

• Telegram, 12 aug. 1943, van van Maak aan van der Plas (ARA, MK, M 180, A 7.0). 2 Brief, 24 sept. 1943, van van der Plas aan van Mook (a.v., Coll.-van der Plas, B 8). J Telegram, 19 okt. 1943, van van der Plas aan van Maak (a.v., MK, M 180, A 7.0).

248 [PDF]
'NEFIS I'

dus nadat Quéré's dienst als Nefis II! aan Nefis I en Nefis I! was toegevoegd, de doelstellingen van de organisatie (Nefis I!buiten beschouwing latend) aldus aan:

XC'1. De totale kennis van Nederlands-Indië, latent aanwezig in het totale aantal Nederlandse onderdanen in Australië te verzamelen en te mobiliseren als Nederlandse intellectuele bijdrage aan de militaire oorlogvoering.

XC2. Door het bezit van de kennis van Nederlands-Indië een machtsmiddel in Nedcrlandse handen te krijgen om bepaalde Nederlandse belangen te bevorderen of Nederlandse zienswijzen ingang te doen vinden.

XC3. Door een intieme medewerking aan het werk van Gel/era! Headquarters op de hoogte te blijven van plannen die daar uitgewerkt worden."

XCNefis I (General Tntelligencei heeft tot het bereiken van die doelstellingen een belangrijke bijdrage geleverd. De dienst werd tot eind '43 geleid door Spoor, die door van der Plas in zijn in februari '43 geschreven rapport 'Geheime diensten' (uit dat rapport haalden wij in hoofdstuk 1 de karakterisering van Quéré aan) aldus beschreven werd":

XC'Zeer begaafd met veel fantasie en uitermate wijde belangstelling, echter geneigd iedere opkomende gedachte zonder voldoende kritiek te verwerken in een nota en daardoor, naast goed en gefundeerd werk, ook zeer oppervlakkig werk leverend. Onvoldoende rustig en geneigd te zeggen wat hem voor de mond komt Behoeft fixatie van zijn bewegelijke geest op bepaalde taken"

XCnu, taken waren er bij Nefis I voldoende.

XCNefis I bouwde een groot kaartenarchief met betrekking tot Nederlands-Indië op (men beschikte er o.m. over drie complete stellen van alle Indische zeekaarten welke Salm, toen hij begin '41 door Helfrich naar Australië was gezonden, had meegenomen"), verzamelde een groot aantal rapporten met militair-aardrijkskundige gegevens, legde een uitgebreide bibliotheek aan welke ook verwijzingen bevatte naar over Indië handelende publikaties in Australische bibliotheken, alsmede een foto-archief,

XCI G. B. Salm: 'Maandrapport van de Nefis over november 1943', p.4 (a.v., M 105, N.I. 1.7). 2 Van der Plas: 'Geheime diensten', p. 15-1Ó. 3 Vooral van Hoogstraten was zeer over Spoor te spreken; kort voor de aankomst van van der Plas in Australië had hij aan van Maak over Spoor geseind: 'Duidelijk gebleken, ver boven rest uitstekend bekwaamst officier zowel praktisch als theoretisch.' (tel., II dec. 1942, van van Boogstraten aan van Maak, ARA, archief Buiten]. Zaken, Legatie Canberra, 912.I.17) , Die stellen werden nog aangevuld met de zeekaarten die zich aan boord van de uit Indië afkomstige schepen bevonden welke in maart '42 Australische havens hadden bereikt.

249 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

en droeg ook zorg voor een kaartsysteem met gegevens over personen in bepaalde delen van Indië. Door al deze bescheiden werd Nefis I voor de Geallieerde instanties de vraagbaak voor alles wat Indië betrof. De aanwezige kennis werd trouwens voortdurend uitgebreid: eind '43 werden in Melbourne en omgeving elke dag twintig tot dertig personen verhoord die, uit Indië afkomstig, over een locale kennis beschikten welke op een gegeven moment voor de Geallieerde militaire instanties van belang kon zijn. Er waren aan Nefis I eind '43 bijna zestig krachten verbonden, onder wie verscheidene Britten en Australiërs, en zij werkten hard (Spoor, overwerkt, had de hele maand oktober rust moeten houden). Zij stelden uitgebreide studies op over tal van delen van de archipel (in '43 nog uitsluitend over de eilanden van de Grote Oost, niet over Borneo of het zeer bewerkelijke Java), indiceerden, registreerden en reviseerden alle beschikbare gegevens, breidden ze uit met door luchtverkenning of door verhoren (niet alleen van in Australië woonachtigen maar ook bijvoorbeeld van bevrijde romoesja's) verkregen nieuwe gegevens en gaven al die kennis aan de Geallieerde strijdkrachten, de Nederlandse en Nederlands-Indische inbegrepen, door. Nefis I stelde er vooral een eer in om op elke vraag, afkomstig van de Intelligence-afdeling van MacArthurs hoofdkwartier, een zo goed mogelijk antwoord te geven - dat in zulk een antwoord vaak de recente gegevens ontbraken, was niet de schuld van Spoor en zijn medewerkers. Trouwens, ook aan het college van de Joint Chiefs of Staffte Washington, hetwelk de in de Pacific tegen Japan te volgen strategie bepaalde, werden tal van inlichtingen verstrekt. De meeste van die inlichtingen waren antwoorden op concrete vragen, maar daarnaast stelde Nefis I van mei '43 af, eerst in het Nederlands, vervolgens in het Engels, een gestencild maandoverzicht samen van alle ontvangen inlichtingen - bijna uitsluitend militaire die meestal van de Amerikanen, soms van de Britten en Australiërs ontvangen waren.

XCNefis II (Security), geleid door luitenant-ter-zee eerste klasse Douw van der Krap (van hem heeft van der Plas geen karakteristiek gegeven), had een groot aantal routine-werkzaamheden te verrichten zoals het censureren van de post van militairen van de Koninklijke Marine en het Knil. Daarnaast werd zij ingeschakeld wanneer die militairen verlof vroegen om in het huwelijk te treden (er werd dan nagegaan of de a.s. huwelijkspartner een veiligheidsrisico vormde) en bij sollicitaties. Voorts werd

250 [PDF]
'NEFIS II'

gerapporteerd over de stemming onder het personeel van marine en Knil - werd ingrijpen overwogen (men denke aan het geval-van Bovene), dan werd samengewerkt met de Australische Security Service.

XCSamen met die Australische dienst trachtte Nefis II vast te stellen, welke invloed de Australian Communist Party binnen de Indonesische gemeenschap in Australië had - dat Nefis II er niet achter kwam, welke Indonesiërs lid waren van de door Sardjono heropgerichte Partai Komunis Indonesia, bleek al in hoofdstuk 3. In dat hoofdstuk vermeldden wij voorts dat kort voor het einde van de oorlog een aantal inheemse Knil-militairen uit Australië naar interneringskampen in Merauke en Hollandia werd overgebracht - ook die actie is door Nefis II voorbereid.

XCOver Nefis III (Special Operations and Special Intelligence) hebben wij méér te schrijven: dat was immers de tak van de Nefis die parties uitzond.

XCNefis III heeft in de periode augustus '43-augustus '45 drie hoofden gekend: eerst luitenant-ter-zee eerste klasse L. Brouwer, vervolgens van begin '44 af luitenant-ter-zee eerste klasse A. A. Fresco (Brouwer is dus slechts kort in functie geweest!), tenslotte van april '45 af majoor A. H. Berts." Beziet men het werk van Nefis III in de genoemde periode als geheel, dan zijn op Nieuw-Guinea en op de oostelijkste eilanden van de Grote Oost verschillende operaties geslaagd maar op Borneo heeft Nefis III slechts een bescheiden succes kunnen boeken en op Celebes en Java tot het einde toe geen enkel.

XCAugustus '43 werd als een dieptepunt gevoeld, zulks vooral daarom omdat de met zoveel zorg voorbereide verkenningsoperatie Tiger VI was mislukt: de geheime agent Srinojo was door de '0 21' in de avond van I augustus '43 in de Pangpangbaai afgezet en men had hem drie etmalen later niet kunnen vinden. Evenmin had de '0 21' in contact kunnen komen met ook maar één van de geheime agenten die (operaties Tiger I t.e.m. V) vóór Srinojo naar Java waren overgebracht. Mislukt waren verder de expedities naar Ceram en naar de Aroe-eilanden (twee keer) en of de party van Staverman op haar lange trektocht door de oerwoudenFleet. 2 Fresco werd toen in plaats van Quéré die door ziekte was uitgeschakeld, verbindingsofficier bij de Amerikaanse Seventh

I Hij werd begin '44 wederom toegevoegd aan de van de Britse

251 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

van Nieuw-Guinea het gebied van Hollandia zou bereiken, was in augustus '43 de vraag.

XCSpoor, lid van de commissie die, ongeveer van maart '43 af, de opdrachten der geheime agenten formuleerde, maakte midden september '43 de balans op - een somber stuk.' 'Tot op heden', schreef hij, 'heeft nog geen enkele uitgezonden Nefis-party enig succes geboekt, noch resultaten opgeleverd Slechts één conclusie is mogelijk, nl. dat wij (hoe deprimerend het ook moge klinken) nog steeds staan voor het allereerste begin ten opzichte van het verkrijgen van inlichtingen uit Nederlands-Indië' - men miste zelfs de primaire gegevens die nodig waren om met succes parties uit te zenden. 'Wederom', schreef hij, 'gaat er een party voor vier maanden uit' (z~ zou opnieuw naar Ceram gaan), 'doch de basiskennis ontbreekt. Waarom niet een intelligence-stoot van enkele dagen om de zo nodige basiskennis te vergaren?' (dat was nu juist de opdracht van Srinojo geweest). 'Wij staan aan het begin van het intelligence-wet); en wij weten niets!'

XCEven teleurgesteld was de Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten, Koenraad. Op dezelfde datum waarop Spoor zijn 'Memorandum' afsloot, schreef hij een' Interoffice memo'", waarin hij constateerde, 'dat vijf maanden na de mei-reorganisatie' (de 'nieuwe'Nefis was formeel in mei door Helfrich opgericht) 'en met bijna anderhalf jaar ervaring nog geen enkel betrouwbaar contact gemaakt kon worden in bezet gebied'; hij becijferde dat Nefis III voor een adequate bewerking van Nederlands-Indië zeker driehonderd geheime agenten nodig had (bij een recente actie had men onder het personeel van de Koninklijke Marine slechts twintig vrijwilligers kunnen vinden) en hij oefende tenslotte scherpe kritiek uit op de tot dusver gevolgde tactiek: de inzet van elke party (dat gold niet voor Srinojo) had 'het karakter van een expeditie' gedragen.

XCVan der Plas kon zich met al die kritiek slechts ten dele verenigen. 'Memorandum Spoor', zo liet hi] aan Helfrich seinen, 'trapt open deuren in en slaat alleen op verleden. Laatste twee pogingen hoofdeiland'(Java) 'hadden uitsluitend karakter verkrijgen basiskennis door enkelingen' (dit gold alleen voor Srinojo, want Oentoeng, de man van Tiger V, was met een zender aan land gebracht en moest daar naar Brocx op zoek gaan). 'Twee ontworpen plannen' (een party naar Ceram en een naar de Minahassa) 'hebben hetzelfde karakter behalve dat bij één' (die naar Ceram) 'indien rimboe-party mogelijk blijkt en basisgegevens gunstig (zijn)'

XC, Exemplaar van zijn 'Memorandum' d.d. 16 sept. 1943 in ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXIV, 20-1. 2 Exemplaar

252 [PDF]
'NEFIS III

(d.w.z. wanneer die party zich kon handhaven), 'gerekend is op inzetten bamboe-party' (d.w.z. dat de party zich in een bewoonde streek zou vestigen). 'Spoor geheel instemt, ai deze plannen in overleg met hem opgesteld" - wat van der Plas hierin niet opnam, was dat de party naar Cerarn, zoals al bleek, aanvankelijk voor een tijdsduur van vier maanden was opgezet en dat die opzet juist als gevolg van Spoors memorandum was gewijzigd.

XCDie twee parties voor Ceram en de l\!1inahassa waren al midden '43 gevormd - over de samenstelling van de voor Ceram bestemde party hebben wij geen gegevens, naar de Minahassa wilde Nefis III (het was een voorstel van van der Plas geweest) een Menadonese communist zenden, een van de ex-Digoelisten en een man die drie jaar lang in Moskou als Komintern-agent was opgeleid. Geen van deze twee operaties ging door: de 'K 12' was uitgeschakeld en de '021' moest naar Colombo vertrekken om er gerepareerd te worden. 'Onttrekken '0 21' met gevolg uitblijven van door Amerikanen urgentst geachte inlichtingen za!', zo waarschuwde van der Plas begin november '43 van Maak, 'leiden tot verdere uitschakeling Nederlanders en inschakeling anderen naar ons gebied buiten ons om." Dat laatste was overdreven: de enigen die ruim in hun onderzeeboten zaten, waren de Amerikanen en MacArthur was niet van zins, in Indië iets buiten de Nederlanders om te ondernemen - als voorbereide acties niet doorgingen, was het effect op de directbetrokkenen het ergst: 'een morele klap', schrijft Nortier, 'op planners en uitvoerders. '3

XCHet werd februari '44 voordat de 'K IS' in Australië arriveerde (zij werd in april van dat jaar bij een eerste geheime missie betrokken), april '44 voordat daar een tweede Nederlàndse onderzeeboot, de 'K 14', aan werd toegevoegd.

XCSchaars waren ook de vliegtuigen waarop Nefis IIJ een beroep kon doen: er was er aanvankelijk maar één, een Dornier, er kwam in februari '43 een tweede: een Catalina van Ceylon, en hier kwam in juni '43 een derde bij, een nieuwe Catalina, eigenlijk voor Ceylon bestemd maar die de Marineluchtvaartdienst in Australië mocht achterhouden.

XCBij dat alles moet nog vermeld worden dat in Australië aan de harmonische samenwerking tussen de verschillende geheime diensten veel ontbrak. De Amerikanen voerden op de Philippijnen hun geheime acties

XC, Tekst van een telegram aan Helfrich, door van der Plas aan Koenraad voorgelegd, z.d. (a.v.). 2 Telegram,2 nov. 1943, van van der Plas aan van Mook (a.v.). ' Nortier, p. 114·

253 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

uit geheel buiten het Allied Intelligence Bureau om en Kendalls Secret Intelligence onderhield nauwelijks contact met Chapman Walkers Special Reconnaissance Department.'Er waren', zo citeert Nortier een bij laatstgenoemde dienst betrokken Australische majoor,

XC'diverse organisaties ... verantwoordelijk voor wat men pleegt te noemen het cloak and dagger-werk. Volgens de beste tradities van hun vak hielden zij de geheimhouding hoog en dat vooral ten opzichte van elkaar. Elke organisatie probeerde tot het uiterste te voorkomen dat haar personeel contact onderhield met zuster-organisaties of te weten kwam wat deze uitvoerden. Werd men daarop betrapt, dan gold het als een doodzonde. Het woord 'zuster-organisatie' is in dit verband ook minder juist, want men beconcurreerde elkaar fel."

XCNefis III moest langs al deze klippen trachten te laveren. Misschien werd haar door kapitein van der Veen geleid opleidingscentrum te Cairns wel haar meest geslaagde onderdeel. Van der Veen had er eind '43 een staf van ruim twintig personen bijeen (onder wie tien Indonesiërs voor de corveediensten) - toen hij in februari '44 bij Nefis III hoofd werd van de sectie voor plannen en operaties, kon hij aan zijn opvolger, majoor Mollinger (voordien commandant van het Korps Insulinde), goede instructies en een deugdelijk oefenprogramma overdragen. Tijdens Mollingers bewind kwam er evenwel spanning in de verhouding tussen de Nederlanders en de Indonesiërs die als geheime agenten in opleiding waren (die spanning leidde er toe dat er 's nachts op de bomen in het oefenkamp anti-Nederlandse leuzen werden geschreven) - pas Mellingers opvolger, kapitein dr. J. v. de Bruyn (de midden '44 uit NieuwGuinea opgehaalde controleur), slaagde er in, een betere stemming te kweken.

XCOns overzicht van de door Nefis III in de periode augustus '43-augustus '45 ondernomen operaties willen wij niet chronologisch maar geografisch indelen: wij beginnen met Nieuw-Guinea (en daar iets vroeger dan augustus '43), komen dan tot de overige eilanden van de Grote Oost, Celebes inbegrepen, vervolgen met Borneo en zullen eindigen met Java.

i A.v., p. 50-51.

254 [PDF]
'NEFIS III

Daarbij merken wij overigens op dat het chronologisch aspect niet geheel buiten beschouwing mag blijven. De Nefis was een onderdeel van het Allied Intelligence Bureau en dit AlB diende in het oog te houden, welke geheime operaties wenselijk waren met het oog op MacArthurs offensief. Dat offensief was het gehele jaar '44 door gericht op de Philippijnen - het gevolg hiervan was dat java op de prioriteitenlijst van MacArthurs Intelligence onderaan stond; militaire inlichtingen met betrekking tot java zouden pas in de loop van '45 voor MacArthur van groot belang worden. Natuurlijk, in civiele inlichtingen waren ook voordien zowel Nefis I als de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland (later: van Mook en zijn Raad van departerrientshoofden) geïnteresseerd maar om die in te winnen stelden de Amerikanen geen onderzeeboten ter beschikking.

XCOver de groep-de Bruyn hebben wij hier méér te schrijven dan in deel II a: de Ne.fis heeft namelijk speciaal met háár intensieve bemoeienis gehad.

XCDie bemoeienis is vooral voortgevloeid uit het feit dat de Bruyn en de zijnen (zoals al in hoofdstuk I vermeld, beschikten zij over een zender) de enigen waren die door eigen verkenning of door berichten van Papoea's MacArthurs hoofdkwartier konden inlichten over de bewegingen der Japanners aan de zuidkust van Nieuw-Guinea, speciaal in het gebied benoorden de Aroe-eilanden. Van meet af aan werd dus gepoogd met de Bruyn in contact te blijven. In juni en juli '42 streek de Domier van de MLD op een van de Wisselmeren neer - bij de eerste gelegenheid bracht kapitein Spoor een bezoek aan de Bruyns post, bij de tweede vloog de Bruyn, die een medische behandeling nodig had, naar Australië (hij werd tijdens zijn afwezigheid vervangen door de detachementscommandant van de Veldpolitie te Merauke, A. H. Hillen). In Australië trachtte de Bruyn vooral een betere radio-apparatuur te krijgen. Toen een Amerikaanse Catalina hem in november naar zijn post terugbracht, had hij twee draagbare radiotoestellen en een aantal postduiven bij zich.

XCIn december '42 maakte hij een verkenningstocht naar de zuidwestkust, bij welke gelegenheid hij ontdekte dat de Japanners bezig waren niet ver van Kankenau een klein vliegveld aan te leggen - hier werden later Japanse jagers gestationeerd die het luchtverkeer naar en van de Wisselmeren een hachelijke aangelegenheid maakten.

XCIn de eerste maanden van '43 raakten de Ne.fis en de andere Nederlands-Indische instanties in Australië bezorgd over de positie van de groep aan de Wisselmeren. 'De Bruyn', schreef van der Plas midden april aan van Mook, 'kan zijn drie-en-vijftig man niet voeden. Wij hadden geen vliegtuig dat hen halen kon, konden hen niet geregeld voorzien. Hij heeft toen verzocht, acht-enveertig man te evacueren. Zelf blijft hij met vijf man zwerven. Dit was zonder Catalina onmogelijk. Wij bedelden maandenlang, kregen niets.

XCDe oude Dornier kan het niet meer! Eindelijk is een Catalina uit Ceylon gekomen; twee motoren moesten vernieuwd worden! Over enkele dagen kunnen zij gaan: ik ga mee ... Maar intussen is het vliegveld bij Kaukenau, dicht bij de Wisselmeren, gereed gekomen; er staan.fighters. Naar het noordoosten

256 [PDF]
NIEUW-CUINEA

zwak en [onze] fighters kunnen er niet komen. De Japs hebben nu de meren grondig verkend en de Bruyn seinde gisteren: 'Het zal wel te laat zijn, wanneer ge komt!"1

XCDe riskante vlucht waarbij van der Plas meevloog, mislukte. Om buiten het bereik van de Japanse jagers te blijven moest de Catalina, gecommandeerd door luitenant-ter-zee eerste klasse W. O. P. R. Aernout, de Wisselmeren trachten te bereiken van het noorden uit, d.w.z. uit het gebied van de Geelvinkbaai en dan dwars over de bergketens van CentraalNieuw-Guinea. 'Dat betekende dus voortdurend vliegen boven de 5400 meter', vertelde van der Plas aan de Enquêtecommissie.

XC'Wij zaten in een tropenpakje op die hoogte en het vroor en sneeuwde. Wij kregen ijsafzetting. Toen wij op een gegeven ogenblik bij een opklaring zagen dat wij tussen de bergketenen vlogen, zei op mijn vraag: 'Hoe koerst u nu?' de lakonieke bestuurder: 'Waar het het minst donker is, daar is de minste kans om tegen een berg te vliegen.' Ik heb voor deze jongens de allergrootste bewondenng .

XC. . . We hebben het niet kunnen halen; we hebben boven de Wisselmeren in de wolken rondgecirkeld en hebben enige malen in de zon gevlogen om het ijs kwijt te raken. Drie keer hebben wij getracht naar het zuiden te komen maar tegen zonsondergang werden wij zo sterk naar beneden gedrukt door de ijsafzetting, dat wij het moesten opgeven. Wij zijn ... na zonsondergang met veel geluk geland op de Rouffaer-rivier, die zeer gezwollen bleek en boomstammen meevoerde. Na een ellendige nacht, volgend op een miserabele dag, hebben wij onze voorraden overboord gezet om een betere kans te maken weg te komen en zijn wij weer met veel geluk opgestegen?

XCvia Boven-Digoel vloog de Catalina naar Australië terug.

XCEen maand later waagde Aernout een nieuwe poging nu vloog schout-bij-nacht Koenraad mee, wiens aanwezigheid door Aernout en zijn bemanning niet op prijs werd gesteld omdat hij met zijn gewicht (hij woog 95 kilo) het opstijgen van de op ca. I750 meter hoogte liggende Wisselmeren (een hoogte waarop de motoren niet hun normaal vermogen konden opbrengen) zou bemoeilijken. Deze vlucht slaagde: het veruit grootste deel van de groep-de Bruyn werd geëvacueerd - de controleur zelf bleef met een korporaal-telegrafist, een tweede korporaal, zes man Indonesische Veldpolitie en één Timorese helper op post. Het was ove

I Brief, 18 april 1943, van van der Plas aan van Maak. 2 Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1359.

257 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

rigens de bedoeling geweest dat bij die vlucht ook een nieuwe Nefis-partv, bestaande uit sergeant C. J. Overweel en vijf anderen, naar de Wisselmeren zou worden overgebracht - deze party had geweigerd uit Cairns te vertrekken omdat zij daar niet de gelegenheid had gekregen, zelf de uitrusting te controleren die zij mee zou krijgen, en omdat ook aan andere door Overweel gestelde redelijke voorwaarden niet was voldaan. Overweel en de zijnen waren bij hun opzet gesteund door kapitein van der Veen; trouwens, bij onderzoek was gebleken dat van de zender die de party mee moest krijgen, een weerstand was doorgebrand - in Cairns was reparatie niet mogelijk geweest.

XCDe Bruyn moest zijn post aan de Wisselmeren in een van de laatste dagen van mei '43 wegens de nadering der Japanners verlaten. Hij trok toen, samen met een groep van twintig tot dertig Papoea's (zijn 'lijfgarde'), dieper de bergen in. Daar voegden zich eerst een Ambonnese bestuursassistent van de zuidkust en daarna de Ambonnese schrijver van een bestuurspost aan de Geelvinkbaai bij hem - beiden konden hem belangrijke gegevens meedelen die naar Australië werden doorgeseind.

XCBegin september '43 wierp een Catalina voorraden af, waaronder een nieuwe zender. 'Opnieuw', aldus Nortier, 'bleek de bevoorrading geen sterk punt van de Ne.fis-organisatie te zijn. De radio-accu's werden zonder accuzuur afgeleverd, de schoenen waren ... onbruikbaar voor de modderige bergpaden.'! Latere afwerp-operaties leidden niet tot overeenkomstige klachten.

XCIn februari '44 kreeg de Bruyn versterking: de party-Overweel daalde per parachute dicht bij de plek waar hij zich bevond. Deze party wist op eigen gelegenheid belangrijke gegevens over de Japanners aan de zuidkust en aan de Geelvinkbaai te verzamelen, kon beginjuni '44 een overval uitvoeren op een vijftiental tegenstanders (Japanners en vroegere leden der Veldpolitie) en trok toen onder grote moeilijkheden naar het punt waar zij tegelijk met de party-de Bruyn zou worden geëvacueerd. Die evacuatie (handhaving van de parties had geen zin, nu de Amerikanen belangrij ke punten op de noordkust al in handen hadden) vond plaats van het Hagersmeer af en werd door de twee Nederlandse Catalina's uitgevoerd - de Bruyns 'lijfgarde' ging nu naar Australië en van deze Papoea's kwam later een deel terecht bij het Papoea-bataljon dat van eind ,44 af in Hollandia werd gevormd.

XC1 Nortier,

258 [PDF]
NIEUW-GUINEA

De Nefis heeft ook nog andere operaties op Nederlands-Nieuw-Guinea uitgevoerd.

XCIn de periode augustus-oktober '43 voerde een party onder leiding van adelborst H. P. Swart, waartoe een Nederlandse marconist en acht Indonesiërs van de Veldpolitie behoorden, van Boven-Digoel uit verkenningen uit in noordelijke richting.

XCDan werd in september '43 door een party, bestaande uit de sergeant A. J. Tol, de marconist Schenau (dezelfde die in september '42 al had deelgenomen aan de eerste landing op Java, die mislukt was), zeven Indonesiërs en een Papoea-gids, met een logger van Merauke uit een verkenning uitgevoerd in noordwestelijke richting die enige nuttige gegevens opleverde.

XCMet dezelfde marconist en vier Indonesiërs voer Tol voorts in de periode februari-mei '44 opnieuw naar het noordwesten - een tocht waarbij het belangrijkste verkenningsdoel door motorpech niet kon worden bereikt.

XCAmbitieuzer was een project om twee Nefis-parties, een onder Swart, een onder luitenant R. F. de Bruïne, die van het Korps Insulinde afkomstig was, van de Idenburg-rivier uit een verkenning te doen uitvoeren teneinde na te gaan waarheen de Japanners zich na MacArthurs landing bij Hollandia (22 april' 44) zouden terugtrekken - de bedoeling was, die groepen door de lucht te bevoorraden; hun basis in het oerwoud bij de Idenburg-rivier zou worden beschermd door een Knil-detachement van ca. zeventig militairen onder commando van van Eechoud. Samen met een door de Felo uitgezonden Australische party die onder de Papoea's propaganda moest maken (maar waarvan de leden de plaatselijke Papoeataal niet bleken te spreken), werden de twee Nefis-parties eind maart '44 door twee Catalina's van het bivak aan de Idenburg-rivier uit op het van Rees-meer geland dat hemelsbreed ca. 40 km ten noordoosten van het bivak lag. Daar bereikten zij slechts met grote moeite de oever die moerassig was - eerst na drie dagen lopen waren zij op vaste grond. De drie parties, door een rivierdal moeizaam noordwaarts trekkend, raakten af en toe in gevecht met Japanse militairen die na de landing bij Hollandia westwaarts trachtten te ontkomen. Zij maakten op 21 mei contact met een Amerikaanse voorhoede die uit Hollandia het oerwoud was ingetrokken, gingen verder naar de kust en werden vandaar, in het bezit van nuttige gegevens, naar Hollandia afgevoerd.

XCIn april '44 was het de 'K IS' die, nog steeds onder commando van van Boetzelaer, een Nefis-party aan land bracht in de buurt van Sorong op de westpunt van de z.g. Vogelkop. De party stond onder bevel van

259 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

sergeant G. de Lang, een Indische Nederlander, en bestond verder uit een sergeant-marconist, twee korporaals en drie Indonesische minderen. Zij moest weerberichten doorgeven, gegevens verzamelen over de scheeps- en vliegtuigbewegingen aan de noordkust van de Vogelkop en over dat gehele gebied inlichtingen bijeenbrengen welke MacArthur nodig had voor grootscheepse latere landingen (een plan waarvan slechts een klein deel behoefde te worden uitgevoerd) - men zou die taak kunnen vergelijken met die welke de Australische coastwatchers plachten uit te voeren.

XCMet een voorraad proviand voor drie maanden werd de Langs party op 23 april '44 ca. 30 km ten oosten van Sorong aan land gezet. Vandaar trok zij de heuvels in, waar zij op een hooggelegen punt een bivak vestigde. De party, van welke verscheidene leden door ziekten werden geplaagd, kon talrijke nuttige waarnemingen doorgeven. Zij werd midden juli door de 'K 14' onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse J. F. Drijfhout van Hooff (de 'K IS' was in onderhoud) in het nachtelijk duister opgehaald en kon, aldus Nortier, 'terugzien op een geslaagde missie.' I Op de Langs party volgde er in Nederlands-Nieuw-Guinea nog maar één: die welke tot taak kreeg, de overgebleven leden van de groepGeeroms af te voeren. Deze party, geleid door de luitenant-ter-zee derde klasse Mohammed Abdoel Razak, telde verder een Europese korporaal, twee Europese marconisten en zes Indonesische militairen. Zij werd eind augustus boven een vlakte in de Vogelkop geparachuteerd (een van de Indonesiërs brak een been), kwam na ongeveer een maand in contact met Kokkelink en de zijnen en droeg er zorg voor dat dezen in oktober per vliegtuig werden afgevoerd. Korte tijd later kon Kokkelink zich in Brisbane, de nieuwe vestigingsplaats van de meeste Nederlands-Indische autoriteiten in Australië, bij Fresco, het hoofd van Nefis lIL melden. 'De man', aldus deze in '83, 'zag er vreselijk uit; al zijn tanden waren weggerot of helemaal verdwenen en hij was enorm mager.'2

XCOok met andere, zij het niet met alle operaties in het oostelijk deel van de Grote Oost had Nefis III in '44 en '45 succes.

1 Nortier, p. 206. 2 Aangehaald in a.v., p. 209.

260 [PDF]
ANDERE GEBIEDEN IN DE GROTE OOST

XCBegin '44 werd besloten te trachten, van het kleine eiland Nila, een van de ten westen van de Tanimbar-eilanden liggende Damar-eilanden (zie kaart V op pag. 65), een vast steunpunt te maken voor alle Nefis operaties.

XCWaarom op de Damar-eilanden en waarom op Nila?

XCEen van de andere Damar-eilanden is Seroea en daar had eind '43 de inheemse bevolking de bemanning van een Amerikaans vliegtuig dat er was verongelukt, geholpen met een prauw naar Australië terug te keren. 'Op verzoek van de Amerikanen werden namelijk', zo vertelde van der Plas aan de Enquêtecommissie,

XC'de vliegtuigbemanningen uitgerust met een bevel aan de bevolking, op alle mogelijke wijzen bijstand te verlenen. Dat bevel was gedrukt op papier met de rood-wit-blauwe vlag en het Nederlandse wapen in top. Daarin werd in naam van de koningin gelast, de Geallieerde militairen alle mogelijke hulp te verlenen, en werd meegedeeld dat degenen die dit deden, een beloning zouden krijgen en degenen die het niet deden, zich schuldig maakten aan verraad. Ik heb hier mijn handtekening onder laten drukken. Iedere crew was uitgerust met deze papieren.'!

XCDe Japanners hadden garnizoenen"op de Kei-, de Aroe-, de Tanimbaren de Babar-eilanden (bij elkaar bijna tienduizend militairen) en grotere op Ambon en Ceram (ca. achttienduizend) alsmede op Timor (ca. negentienduizend) maar zij hadden de Damar-eilanden niet bezet. Vooral Ambon en Ceram waren belangrijke Japanse steunpunten en op Zuidoost-Celebes lag de grote Japanse luchtbasis Kendari - kreeg men op de Damar-eilanden een vaste basis, dan zou het verzamelen van intelligence over de genoemde delen van de Grote Oost vergemakkelijkt worden en bovendien zou, zo werd gehoopt, zulk een basis een uitgangspunt kunnen zijn voor geheime operaties naar Java.

XCEr werden eind maart '44 twee parties met Catalina's naar Nila overgevlogen: een party van twee man (de Indonesische sergeant-marconist B. F. Pejoh en een Indonesische soldaat) die op het eiland de grondslag moest leggen voor een permanente inlichtingen-organisatie waarbij Indonesische prauwenvaarders voor de berichten zouden moeten zorgen, en een party van vier man, geleid door van der Star (de man die in juli '42 van Java uit de Indische Oceaan was overgestoken naar Rodriguez), met bij zich de Haas (de man die in december '42 van Java uit Australië had bereikt) en vier Indonesische militairen - die tweede party diende

I Getuige van der Plas, dl. VIIl c, p. I364.

261 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

van Nila naar Seroea te gaan en daar vrijwilligers aan te werven voor de militaire dienst, eventueel bij Ne.fis III Op Nila werden de twee parties en de aan hen toegevoegde Australische Pela-party ontvangen met een fluitorkest dat het Wilhelmus speelde (gebeurtenissen als deze zijn het geweest die de visie van van Maak en van der Plas op de opvattingen van de inheemsen op eilanden als Java en Sumatra scheefgetrokken hebben) - een tegenslag was dat van Babar een door de Japanners uitgeruste prauw verscheen die na een gevecht, hetwelk Pejoh het leven kostte, kon wegvaren en men moest toen aannemen dat het Japanse garnizoen op Babar gewaarschuwd zou worden. De eerste party en de Fela-party werden derhalve na een week opgehaald en het plan om van Nila een vast steunpunt te maken moest voorlopig worden opgegeven.

XCOp Seroea werd de party van de Haas (van der Star was op Nila gebleven) ook al met het Wilhelmus ontvangen, 'kinderen', aldus Nortier, 'zwaaiden met rood-wit-blauwe vlaggetjes, overal betuigde de bevolking haar loyaliteit." De Haas had, rapporteerde hij, wel vijftig vrijwilligers kunnen meenemen maar in de Catalina was slechts plaats voor twaalf.

XCNila werd niet uit het oog verloren. Nadat begin juli '44 eerst een Nederlandse Mitchell op Nila en Damar kampongs had gezien waar bij het rondcirkelen van het toestel de Nederlandse vlag werd gehesen, gingen eind van die maand op Nila twee parties aan land: een soort Commando-groep en een meer permanente party die uitsluitend uit Ambonnezen bestond. Er meldden zich in een week ruim honderdtachtig vrijwilligers aan. Een deel van de tweede party vloog spoedig naar Australië terug, een deel bleef: acht man, die regelmatig werden afgelost en zich gesteund wisten door eilandbewoners aan wie wapens waren uitgereikt. Ook werd de haven van Nila verbeterd, zodat Geallieerde patrouilleboten er gebruik van konden maken, en voorts werden van prauwbemanningen nuttige gegevens verworven over de Damar-eilanden en de Molukken en tenslotte ook over Timor. Tot het einde van de oorlog in de Pacific bleef Nila een waardevol steunpunt. Van der Plas zond er een civiel bestuurder heen, een militair opgeleide Gezaghebber. 'We hebben', vertelde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'de onderwijzers en andere beambten die twee jaar lang geen inkomsten gehad hadden, hun salarissen betaald ... De Japanners hebben drie keer getracht met een motorbootje te landen, maar deze 'pogingen zijn steeds door de bevolking

XC, Nortier, p. 2I9.

262 [PDF]
ANDERE GEBIEDEN IN DE CRaTE OOST

afgeslagen. Bij twee van deze pogingen zijn alle Japanners omgekomen ... Bewoners vooral van Seroea kwamen zo nu en dan naar Australië, bijvoorbeeld voor medische behandeling. Men heeft er ook personeel uitgehaald, niet veel, omdat de mannen daar nodig waren om te vechten"

XCook Seroea was een steunpunt geworden; hier werd in mei '45 de Australische party die zich in de tweede helft van '44 op het eiland had gevestigd, door een klein Knil-detachement vervangen.

XCIn augustus en september '44 werden twee parties met Amerikaanse onderzeeboten naar Halmaheira resp. naar het eilandje Majoe (halverwege tussen Noord-Halmaheira en de noordoostpunt van Celebes) gebracht (zie kaart V op pag. 65). Van de eerste, die uit drie Indonesiërs bestond (dit was geen party van de Ne.fis) werd niets meer vernomen, de tweede, geleid door sergeant-majoor J. M. de Wit, constateerde dat zich op Majoe geen Japanners bevonden en kreeg na een maand, nadat de meegegeven marconist door een meer geschoolde was vervangen, radiocontact met Australië, zodat weerberichten en andere gegevens konden worden overgeseind. Midden januari '45 werd deze party door van een Japanse onderzeeboot afkomstige militairen aangevallen die evenwel hun actie niet doorzetten. Veiligheidshalve werd zij niettemin enkele dagen later met een Catalina opgehaald, zulks krachtens een bevel van de vertegenwoordiger van het Allied Intelligence Bureau te Hollandia Ne.fis III wist er niets van en keurde de genomen beslissing af.

XCIn februari '45 trachtte Ne.fis III dieper door te dringen in het Japanse machtsgebied: er werd een party van negen Indonesiërs, een marconist inbegrepen, met de 'K IS' naar een van de Soela-eilanden (deze liggen ten noordwesten van Boeroe, zie kaart V op pag. 65) overgebracht - twee van de Indonesiërs (twee vissers die kort tevoren door een Amerikaanse onderzeeboot waren opgepikt en nu vrijwillig terugkeerden) waren van het betrokken eiland afkomstig. Deze missie werd ter plaatse geannu26

, Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. I364.

263 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

leerd, toen aan de verkenningsgroep was gebleken dat de Japanners in de betrokken Indische wateren geen prauwvaart meer toestonden, zodat er geen intelligence-gegevens over Ambon en omgeving verzameld konden worden. Daarna werd Saparoea, een eiland ten oosten van Ambon, aangedaan maar ook hier wilde de party niet blijven - men had er geen zekerheid dat de Zuidmolukkers tot hulpverlening bereid waren.

XCDeze tocht was dus mislukt.

XCEr valt nog één actie uit dit oostelijkste deel van de Indische archipel te vermelden - geen actie van Nefis III overigens, maar een van de direc teur-Nefis, Spoor dus, die ten deze handelde op verzoek van van der Plas.

XCOp het eiland Morotai, waar in september '44 MacArthurs strijdkrachten waren geland (zie kaart V op pag. 65), werd in februari '45 een brief ontvangen van de Sultan van Ternate, waarin deze om wapens verzocht. Tijdens een bezoek aan Morotai vernam van der Plas hiervan - hij was het die er na zijn terugkeer in Camp Columbia bij Spoor op aandrong, de Sultan, die hij in gevaar achtte, met zijn gezin in veiligheid te brengen. Spoor gaf vervolgens aan de Knil-kapitein L. D. J. Krol, die de Nefis op Morotai vertegenwoordigde maar op dat moment in Camp Columbia aanwezig was, opdracht om zo enigszins mogelijk de Sultan en zijn gezin van Ternate te evacueren. Krol keerde naar Morotai terug, waar de Amerikanen twee patrouilleboten en de Australiërs een mitrailleurploeg en een marconist ter beschikking stelden alsmede veertig geweren die uitgereikt zouden worden aan de bevolking van het kleine eiland Hiri, dat even benoorden Ternate ligt - de bedoeling was, van Hiri uit de actie te ondernemen. Toen Krol en de zijnen, onder wie zich ook enkele Nica-krachten bevonden, op Hiri waren aangekomen, werd een vertrouwensman van het kampong-hoofd op Hiri in de nacht van 9 op 10 april in een prauw naar Ternate gezonden met een door Krolopgesteld briefje. De Sultan stak onmiddellijk met zijn gezin naar Hiri over en werd vandaar, nadat een aanval van een 'eerste groep achtervolgende Japanners was afgeslagen (daarbij sneuvelden twee Australiërs en het kampong hoofd van Hiri), via Morotai en Hollandia naar Australië getransporteerd, waar hij overigens als een teleurgesteld man aankwam: hij had verzocht dat Ternate op korte termijn zou worden

264 [PDF]
TERN ATE EN HIRI

vernomen dat dat niet het geval zou zijn. MacArthur had geen behoefte, het japanse garnizoen op Ternate aan te vallen.

XCDe zaak had een ongelukkige nasleep doordat een Molukker, Mel Ligae, die eerder op Morotai een van Krols helpers was geweest, besloot met een groep gewapenden (men denke aan de veertig geweren) op Ternate te landen om daar de japanners te bestoken. Die landing vond eind juni '45 plaats - de groep kon zich op Ternate niet handhaven. Een week later, begin juli, ondernam zij een tweede poging en deze had in eerste instantie succes maar toen de japanners midden juli versterkingen op Ternate hadden ontscheept, moesten Mel Ligae en de zijnen zich naar Hiri terugtrekken en ook van dit eiland, waar inmiddels ca.zevenduizend inheemsen van Ternate als vluchtelingen waren gearriveerd, werden zij, doordat de hun toegezonden hulp net niet op tijd arriveerde, spoedig verdreven. Zo was men er dus wel in geslaagd de Sultan van Ternate naar Geallieerd gebied over te brengen, maar de verdere acties hadden slechts aangetoond dat de japanners vooralsnog in het betrokken gebied de sterksten waren.

XC'Het is duidelijk', zo schreef van der Plas eind juli aan Abdoelkadir, die inmiddels tot Senior Officer Nica was benoemd en zich in die functie op Morotai bevond,

XC'dat wij ons met Ternate in de soep gewerkt hebben, of liever dat de bevolking de leiding in handen genomen heeft en wij achteraan gehinkt hebben met zeer ongunstige gevolgen voor de strijd in Ternate-zelf die je kent. .. Hadden wij Ternate ... bevrijd en waren wapens voldoende beschikbaar gekomen, dan was het Nederlandse gezag daar tegenover de Japanners zeer wel te handhaven geweest. Welk een morele tegenslag de mislukking van de Hiri-expeditie is, voel jij natuurlijk nog sterker dan ikzelf."

XCNog zijn wij wat de Grote Oost betreft, niet klaar: er rest Celebes.

XCEind '44 besloot Nefis III een nieuwe poging te ondernemen om, na de eerste mislukking twee-en-een-half jaar eerder (de party van ir. Hees),

, Brief, 24 juli I945, van van der Plas aan Abdoelkaclir (ARA, CalL-van der Plas, B 2).

265 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

een steunpunt op Celebes te krijgen, zulks in het gedeelte dat wel als 'Nederlands twaalfde provincie' was aangeduid: de Minahassa (zie kaart IV op pag. 6I). Er werd een party gevormd, bestaande uit vijf Menadonezen, geleid door sergeant Manoppo - een van die vijf was de marconist. Haar opdracht was, militaire gegevens door te seinen, contact te leggen met guerrilla-groepen die zich, naar (ten onrechte) vermoed werd, nog steeds in de Minahassa ophielden, en namen te verzamelen van invloedrijke personen die als leiders van toekomstige verzetsbewegingen zouden kunnen optreden. Er werd aan de party gezegd dat zij zich bij dit alles niet van de inheemse bevolking moest isoleren maar juist aanraking met haar moest zoeken - vertrouwd werd dat zij voldoende steun zou vinden.

XCDe 'K IS' bracht Manoppo's party naar Celebes. Z~ werd er op II januari '45 op de noordoostpunt van de Minahassa bij het eiland Lembeh met de gebruikelijke rubberboten aan land gezet voor een eerste verkenning en werd de volgende ochtend ontdekt door vijf Menadonezen die zeiden dat daags daarna in de betrokken streek een Japanse politiepatrouille werd verwacht. Er werd naar een andere landingsplaats gevaren, iets verder zuidelijk - daar, t.W. in de Djikabaai, ging de party op de t yde aan land. Drie dagen lang bleef z~ er de omgeving verkennen. Vervolgens trok Manoppo alleen en in burgerkleding naar het hoofd van een nabije kampong - hij werd door deze prompt aan de Japanners uitgeleverd (die hem in juli executeerden). De overige party-leden, gealarmeerd door het feit dat hun leider niet was teruggekomen, hielden zich ruim tien dagen schuil; zij werden op 3 I januari, daags nadat zij met hun radio gerapporteerd hadden dat Manoppo was verdwenen en dat zi] er geen heil in zagen in de Minahassa te blijven, door een Catalina opgehaald - de party kwam slechts met enkele weinig belangrijke locale gegevens terug.

XCNa haar terugkeer constateerde een der Nederlandse officieren van het opleidingskamp te Cairns dat de aan de party meegegeven burgerkleding gloednieuw was en van een in de Minahassa niet gebruikelijk type, dat van de rubberboten (alle kanariegeel en dus zeer opvallend) één lek was en één een defect ventiel had, dat de meegegeven kijker verweerde lenzen had, dat de meegegeven zender diverse gebreken vertoonde, dat van de vijf aan de party verstrekte ransels drie tot op de draad versleten waren en dat een deel van de meegegeven munitie niet deugde voor de pistoolmitrailleurs waarmee de party-leden waren uitgerust.

XCIn verband met MacArthurs plan om in mei '45 op Tarakan (zie kaart IX op pag. 268) te landen besloot Nefis JJJ in januari, met een vliegboot van Morotai uit een party op de kust van Borneo aan land te zetten, ca. 90 km bezuiden Tarakan, zulks met de bedoeling om vandaar uit bij inheemsen gegevens over het door de japanners zwaar versterkte olieeiland in te winnen. De party, gecommandeerd door luitenant O. L. Drijber, bestond verder uit drie Europese militairen (onder wie opnieuw marconist Schenau) en vier Indonesische.

XCHet uitgezochte punt bleek op 12 januari bij een voorverkenning onbewoond en dus niet geschikt te zijn. Drijber en de zijnen lieten zich vervolgens op de r j de 20 km verder noordelijk afzetten bij een verlaten kampong. Daar werd de uitrusting uitgepakt, hetgeen Drij ber (een man die zich kras placht uit te drukken) later in zijn verslag deed schrijven: 'Niets klopt, alles is op de meest onlogische manier verpakt. Zeep bij de biscuits, heerlijk! ... Wie heeft in godsnaam die blikken ingepakt? Het kon eenvoudig niet stommer. Wein, Weib und Cesang in Camp Columbia, dus geen common sense."

XCVan het landings punt uit werd spoedig contact opgenomen met het hoofd van een nabije kampong die wèl bewoond was; daar bevonden zich (van Celebes afkomstige) Boeginezen die Drijber de indruk gaven dat op generlei medewerking van hen of andere inheemsen te rekenen viel. Zijn party werd derhalve elf dagen na de landing met een Catalina opgehaald. Zij had toen wel enkele militaire gegevens bijeen, o.m. over de sterkte van het Japanse garnizoen op Tarakan, door haar geschat op hoogstens drieduizend man - een iets te hoge schatting: het waren er in werkelijkheid een-en-twintighonderd.

XCWij komen nu tot het belangrijkste eiland, Java, en willen er dan eerst aan herinneren dat alle daar ondernomen geheime operaties inenniets hadden opgeleverd. In septemberwas de eerstewelker zender in de golven was verdwenen, na een dag naar de onderzeeboot teruggekeerd die haar had afgezet. Vervolgens waren aan land gezet: in novemberdevan Bergsmaen die van Brocx

'42 '43 '42 '42 I)

XCI Aangehaald in Nortier,

267 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

XC<0NATOENA-. EILANDEN o o

XC,0 TAMBELAN

XCo 0 ~WBILLITO jAVAZEE IX. Borneo In rood: namen van eilanden die een rol hebben gespeeld in de van Australië uit ondernomen geheime operaties

268 [PDF]
JAVA DE ZES LAATSTE POGINGEN

in februari '43 de Menadonees Lapod (Tiger III), in mei '43 Soejitno (Tiger IV) en de marconist van Brocx, Oentoeng (Tiger V), en tenslotte in augustus '43 de man die na drie dagen naar de '0 21' had moeten terugkeren, Srinojo (Tiger VI). Het enige dat men van al deze geheime agenten na hun inzet had ontvangen, waren een of twee telegrammen van Bergsma geweest (die in het eerste c.q. tweede meegedeeld had dat hij zijn zender had vernield) en voorts de misleidingstelegrammen die de Japanners in de periode september-december '43 met gebruikmaking van Oentoengs noodcode hadden uitgezonden - ook was op de afgesproken ontmoetingsplaatsen nimmer een geheime agent verschenen. Wat in werkelijkheid met hen allen was geschied (en met de twee bedevaartgangers die Kendalls dienst had uitgezonden), was evenwel in Australië niet bekend Nefis III gaf de hoop niet op dat enkelen hunner zich nog in vrijheid bevonden.

XCEr werden in dat laatste oorlogsjaar door Nefis III zes pogingen ondernomen om geheime agenten op Java in te zetten; vijf zijn mislukt en de zesde is afgebroken. Van die zes pogingen zijn de laatste vijf ondernomen in samenwerking met MacArthurs Intelligence die Java toen weer hoog op de prioriteitenlijst had geplaatst; voor de eerste gold dat niet: dat was een actie die Nefis III op verzoek van en in samenwerking met van der Plas ondernam - een actie waartegen MacArthurs Intelligence geen bezwaar had, omdat er geen onderzeeboot voor moest worden afgestaan.

XCDie eerste poging beschreven wij al in ons vorige deel: de Haas ('de beste man die wij hadden', aldus later Brouwer, hoofd van Nefis III'), twee sergeanten van het Knil: de Javaan Soeprapte en de Ambonnees Tahaparij, en nog vijf andere Indonesische Knil-militairen voeren eind '44 met een prauw van Nila naar het (door de Japanners niet bezette) eiland Satengar, een van de benoorden Soembawa liggende Paternosterei.landen, en vandaar naar Panaroekan, een haventje op Oost-Java, aan Straat Madoera - de Haas en Soeprapte gingen daar op 7 november aan land. Tabaparij voer met de prauw naar Satengar terug - hij zou trachten, eind december '44 of eind januari '45 de Haas en Soeprapte op te halen maar die twee pogingen mislukten door de weeromstandigheden, trouwens: de Haas en vermoedelijk ook Soeprapte waren toen al gearresteerd. NefislII en van der Plas hadden hun zes opdrachten verstrekt: zij moesten hulp geven aan mogelijke illegale organisaties, onderduikplaatsen zoeken voor geheime agenten die op hen zouden volgen, personen vinden die

XC1 Getuige L. Brouwer, Enq.,

269 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

bereid zouden zijn met de Nefis in contact te treden, militaire gegevens verzamelen, inheemse bestuursambtenaren inlichten over de oorlogssituatie en, zo mogelijk, hulp geven aan krijgsgevangenen en geïnterneerden. De missie mislukte: op grond van de inlichtingen van een hoge Indonesische bestuursfunctionaris kon de Kenpeitai de Haas ongeveer een week na zijn aankomst arresteren en het meest waarschijnlijke is dat Soeprapte kort na de Haas door het verraad van een dessa-hoofd de Japanners in handen viel. Soeprapte is vermoedelijk in gevangenschap overleden, de Haas is geëxecuteerd.

XCDe tweede poging kende twee onderdelen: op een punt niet ver van Tjilatjap zou een door de 'K IS' overgebrachte verkenningsgroep onder luitenant de Bruïrie ontscheept worden ten behoeve van, aldus de instructie, 'het oplichten en meevoeren naar Australië van een persoon die door zijn positie en/of kennis en ontwikkeling verondersteld wordt waardevolle inlichtingen over de vijand en de op Java heersende toestanden te verschaffen'J, en als die persoon gevonden en meegevoerd was en aan boord van de 'K IS' zijn eerste inlichtingen had gegeven, zou een party van twee geheime agenten voor een langer verblijf aan land worden gezet: sergeant P. F. Reiritjes ('een lichtgekleurde Indische jongen', schrijft Nortier") en een matroos-marconist, eveneens een Europeaan. De aan Reintjes gegeven opdracht vloeide voort uit MacArthurs plan om, nadat Tarakan en Balikpapan veroverd waren, vandaar en van zuidoostBorneo uit tot een grote landing op Java's noordkust over te gaan (een plan dat in april '45 door de Amerikaanse joint Chiefs oj Staff zou worden geannuleerd maar waarvan MacArthur toen bleef hopen dat hij er alsnog verlof toe zou krijgen). Reintjes moest namelijk gegevens verzamelen over de Japanse kustverdediging in het gebied van Rembang tot Soerabaja (zie kaart III op de pag.'s 58-59), voorts informatie inwinnen over guerrillaen andere subversieve activiteiten en tenslotte (wij maakten er eerder in dit hoofdstuk al melding van) op de rzde van elke maand om half een 's middags voor de rechtervleugel van het hoofdpostkantoor te Soerabaja uitzien naar een zich onder de linkeroksel krabbende Menadonees: Lapod, de man van Tiger Ijl

XCNoch de verkenningsgroep van de Bruïne, noch Reintjes en zijn marconist konden ontscheept worden: er stond op Java's zuidkust een zo hoge branding dat de 'K IS' op 5 maart '45 onverrichterzake naar Australië moest terugkeren.

XCVervolgens was het (derde poging) in april '45 de 'K 14' die onder

XC1 Aangehaald in Nortier, p. 28!. 2 A.v., p.

270 [PDF]
JAVA DE ZES LAATSTE POGINGEN

commando van luitenant-ter-zee eerste klasse J. Smith met een nieuwe party naar Java voer, ditmaal naar de noordkust. Van die party maakte de eigenaar van een inheems zeilschip deel uit, hadji Tahib, een Madoerees, wiens vaartuig enige tijd tevoren door een Geallieerde onderzeeboot tot zinken was gebracht, die met de andere opvarenden naar Australië was meegenomen (hij had een waardevolle hoeveelheid nummers van op Borneo, Celebes en Java verschijnende dagbladen alsmede zeven nummers van het maandblad Djau/a Baroe('Nieuw Java') bij zich) en zich daar tot hulp aan de Nefis bereid had verklaard; hij had de Nefis kunnen inlichten over de controlemaatregelen die de Japanners ten aanzien van de scheepvaart toepasten. De party stond onder leiding van sergeant H. Brouwer, een donkergetinte Indische Nederlander, en er maakten verder nog twee Europeanen deel van uit: een tweede sergeant, J. H. M. Arroo, eveneens een donkergetinte Indische Nederlander, en een marconist, J. M. R. van den Bijl. De party had als opdracht militaire inlichtingen te verzamelen speciaalover de Japanse kustverdediging bij Rembang, gegevens in te winnen over guerrilla- en andere ondergrondse activiteiten en de namen en adressen door te geven van belangrijke, dicht bij de kust wonende personen, die door raiding-parties van hun bed zouden kunnen worden gelicht; zij moest tenslotte prauwenvaarders trachten te vinden die bereid zouden zijn, andere geheime agenten op zee aan boord te nemen teneinde hen naar Java over te brengen. De parly had een uitrusting meegekregen die ca. 1500 kg woog - die moest ergens worden opgeslagen.

XCOp 6 mei werd die uitrusting op een onbewoond eilandje even ten oosten van Madoera verborgen (men zou dus, zo vaak als nodig, met een prauw naar dat eilandje moeten varen) en vervolgens werd de party de volgende dag even bezuiden Kangean (zie kaart III op de pag.'s 58-59) op een ander eilandje ontscheept, waar hadjiTahibs schoonvader woonde. Van der Plas had gezegd dat de inheemse bevolking van de Kangeangroep bij uitstek betrouwbaar was - gehoopt werd dat de party-Brouwer op het eilandje waar zij was ontscheept, met weinig moeite een prauw zou vinden.

XCVan deze verwachtingen kwam vrijwel niets uit.

XCDe enige die na de oorlog terzake iets kon verklaren, was hadji Tahib. Volgens hem had de party van Brouwer een prauw gekocht waarmee zij naar Kangean was gezeild, en had zij daarheen ook de op het kleine eilandje verborgen uitrusting overgebracht maar zij had zich overigens op Kangean moeten schuilhouden en was in juni, nadat Tahib zelf zich van haar had losgemaakt, door het inheemse districtshoofd

271 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

ingelicht was door een houthakker met wie Brouwer contact had opgenomen om levensmiddelen te krijgen) aan de Japanners verraden. Van den Bijl zou door hen zijn geëxecuteerd en Brouwer en Arroo zouden door inheemsen zijn vermoord.

XCPrecies dezelfde opdrachten als aan de parties van Reintjes en Brouwer werden (vierde poging) gegeven aan een party die op 6 juni '4S door de 'K IS' werd ontscheept op de 'bult' van Midden-Java, ten noordoosten van Semarang. Deze party bestond uit drie Indonesiërs en werd geleid door een Javaan, Raden. Abimanjoe. Nadat afgesproken was dat zij, als er onraad dreigde, op de avond van 7 juni weer op het afzetpunt aanwezig zou zijn, ging zij aan land met een zender, twee blikken met diverse uitrustingsstukken en schoppen voor het graven van een hol. Zij bleek midden in de Japanse kustverdedigingswerken terechtgekomen te zijn, ontliep vier patrouillerende leden van de Seinendan (de Japanse arbeidsdienst) maar raakte, toen het licht geworden was, in gevecht met twee Japanse burgers die beiden uitgeschakeld werden - het gevecht werd, aldus Nortier, 'bijgewoond door vier Javanen die ... geen hand uitstaken.' I De party liet zich in de nacht van 7 op 8 j uni weer aan boord van de 'K IS' brengen. 'Ik had besloten', aldus Abimanjoe in zijn verslag, 'me te laten evacueren omdat we nergens onze baran.g' (bagage) 'konden verbergen en omdat we door de bevolking gesignaleerd waren.? De bedoeling was dat zijn party, als de eerste landing mislukte, op een in de Javazee liggende eilandengroep zou worden afgezet om vandaar met een prauw naar Java te varen, maar Abimanjoe, wie de moed in de schoenen was gezonken, zag daar geen heil meer in. Desondanks voer de 'K IS' naar de betrokken eilandengroep waar zich geen Japanners bleken te bevinden. 'Iedereen', aldus de Nejis-offlcier die meegevaren was, 'leek tevreden met de terugkeer van de Blanda's'>, maar de inheemse bestuursambtenaar, een assistent-wezîcxo, met wie gesproken werd, maakte niet de indruk bereid te zijn om steun te verlenen aan het inbrengen van een party op Java. De assistent-wedon.o en zijn schrijver werden naar Australië meegenomen (alsook kopieën van stukken uit hun adrninistratie), maar overigens leverde de vierde poging niets op.

XCDe vijfde hield in dat een party zou worden uitgezonden om met onderluitenant de Haas op Satengar (wellicht was hij daar inmiddels gearriveerd) en eventueel op Java contact op te nemen. Deze party bestond uit vier Indonesiërs en als leider trad sergeant Tahaparij op, de Arnbonnees, die eerder met de Haas naar Satengar was gevaren; tot de

XC1 A.v., p. 287. 2 Aangehaald in a.v., p. 288. 3 A.v.,

272 [PDF]
JAVA DE ZES LAATSTE POGINGEN

party behoorde nog een tweede deelnemer aan die tocht, G. Noessij, In tegenstelling tot de party van de Haas had die van Tahaparij een marconist met zender bij zich.

XCTahaparij en de zijnen werden in de nacht van 7 op 8 juni door de 'K 14' op Sat en gar afgezet. De Haas was er niet, maar zij hoorden, rondvarend met een prauw, op een van de eilanden beoosten Madoera dat de Haas en Soeprapte nog in actie zouden zijn. In de nacht van 18 op 19 juni gingen zij even benoorden Sitoebondo, dicht bij java's noordoostpunt dus, aan land - zij konden niemand vinden die tot hulp bereid was. Dus zeilden zij naar Satengar terug, waar de andere party-leden inmiddels zes bij hen door de inheemsen afgeleverde japanse schipbreukelingen in handen hadden gekregen, van wie zij drie hadden doodgeschoten. De andere drie werden in juli, toen de 'K IS' Satengar aandeed, aan deze onderzeeboot meegegeven - toen japan capituleerde, bevond de party van Tabaparij zich nog steeds op het eiland.

XCNu de zesde en laatste poging.

XCDeze party, bestaande uit de luitenants de Bruïne en van der Star, een Europese sergeant-majoor en een Indonesische korporaal, was na de opleiding te Cairns nog extra geoefend door de Amerikanen, tot wier Zesde Leger speciale verkenningseenheden behoorden, de z.g. Alamo Scouts.' De bedoeling was dat die party de eerste zou zijn van een reeks waarmee men van Darwin via Nila bases zou oprichten op acht eilandjes resp. eilandengroepen benoorden de Kleine Soenda-eilanden, zodat men van Australië tot java stepping stones zou krijgen op afstanden welke door patrouilleboten konden worden afgelegd. Nefis JIJ zou bij dit alles samenwerken met Chapman Walkers Special Reconnaissance Department?

, In de geheime Amerikaanse militaire telegrammen werd het Amerikaanse Zesde Leger met het woord aangeduid. 2 Behalve heeft ook Kendalls dienst geheime operaties in Nederlands-Indië ondernomen die, schijnt het, vooral bedoeld waren om militaire gegevens te verzamelen. Of de van die operaties weet had, is ons niet bekend en onze gegevens terzake zijn vermoedelijk onvolledig. Een in '54 door een Nederlander, T. M. van Lookeren Campagne, opgesteld rapport: 'Geheime operaties Nederlands-Indië, z.g. (1942-1945)' (IC, 59 997) vermeldt dat met Amerikaanse onderzeeboten de volgende operaties zijn uitge voerd: in maart '45 werden twee geheime agenten op een eiland in de Javazee aan land gebracht die beiden in Japanse handen vielen, en werden vier geheime agenten op Lombok, twaalf aan de oostkust van Brits-Noord-Borneo en twee op een klein eiland in de Javazee afgezet (die twee keerden terug met vijf Indonesiërs); in mei vond één op de noordkust van Java plaats en werd op een ander punt op de noordkust een geheime agent aan land gebracht; in juni werden twee geheime agenten op de noordkust van Java afgezet en in juli vier 'bij Chewar' op Java (niet

273 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

- Nefts III kreeg, van Nila uitgaand, van oost naar west Damar, Goenoeng Api (de 'Vuurberg', een onbewoonde vulkaan benoorden Timor), de Tijger-eilanden (benoorden Flores), de Postiljon-eilanden (benoorden Soembawa) en Bawean voor haar rekening.

XCAls inleiding tot deze operaties werd eerst op 12 juni '45 een groep Knil-militairen onder bevel van onderluitenant H. P. G. van Haren op Damar aan land gezet met een van Nila afkomstige logger. Vervolgens kwam daar op 14 juni de Bruïne's party met een Catalina aan. De Goenoeng Api bleek in juli als stepping stone ongeschikt: de vulkaan rees steil uit zee op en er kon nergens een opslagplaats worden aangelegd. Een ander eiland, ca. 250 km verder westelijk, bleek eveneens ongeschikt.

XCZover was deze poging om Java te naderen gevorderd, toen Colonel Roberts, de Controller van het Allied Intelligence Bureau, op 20 juli aan de Nefis deed weten dat het gehele stepping stones-project was geschrapt in verband met de waarschijnlijkheid dat Java, Borneo en de Grote Oost uit MacArthurs gezagsgebied zouden worden gelicht en aan dat van MOLmtbatten toegevoegd.

XCToen die toevoeging op 15 augustus een feit werd, had de Nefis in bijna drie-en-een-half jaar oorlogvoering op Java niets kunnen bereiken. Wel is na de oorlog door enkelen op Java beweerd, o.m. door ir. A. G. Kaaps Dekker die wij al in ons vorige deel noemden, dat zij geruime tijd met Australië in radiocontact hadden gestaan en aldus onder meer bombardementen op belangrijke doelen hadden kunnen uitlokken I, maar al deze beweringen vinden geen enkele steun in wat van de Ncfis aan gegevens

duidelijk is, welke plaats daarmee werd bedoeld). Begin augustus werden geheime agenten uit de streek van Kendari opgehaald en vond een geheime operatie op een eiland in de Javazee plaats en in de periode 9-11 augustus vernielde een ploeg het Japanse radiostation op de Tambelan-eilanden, bewesten West-Borneo. Men ziet: verscheidene van die operaties hebben kennelijk in verband gestaan met MacArthurs plan om op Java te landen. I Het uitgebreidst relaas terzake vindt men in het ongedateerde verslag van een (onbekende) Ambonnese sergeant die beweerde lid te zijn geweest van Koops Dekkers illegale groep, welk verslag in het in 1960 verschenen werk 1942-1945 is afgedrukt op de pag.'s 44 1 -45.

274 [PDF]
ER IS OP JAVA NIETS BEREIKT

bewaard is gebleven. In elk geval bevond zich op de dag waarop Soekarno en Hatta in Batavia de Republiek uitriepen, op heel Java geen enkele geheime agent van de Nefis en stond er ook verder niemand in verbinding met de Nederlands-Indische autoriteiten in Australië.

Slot

XC

XCIn tegenstelling tot wat het geval is geweest met het geheime werk dat in de Tweede Wereldoorlog van Engeland uit in bezet Nederland is ondernomen, heeft de Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945' van de Tweede Kamer aan het van Australië en Ceylon uit in bezet Nederlands-Indië ondernomen geheime werk niet diepgaand aandacht besteed. Zij heeft er wel een vrij groot aantal getuigen over verhoord I maar kon te weinig stukken verzamelen om dieper op hun verklaringen in te gaan. Op fouten die aan Nederlandse kant zijn gemaakt, heeft zij niet de vinger gelegd - zij heeft zich in haar conclusies beperkt tot slechts één nogal voor de hand liggende constatering, namelijk 'dat de inheemse bevolking de arbeid van de parties wel zeer heeft bemoeilijkt en dat daardoor de resultaten van het werk der geheime diensten in ongunstige richting zijn beïnvloed." 'Telkens weer bleek', zo lichtte zij die constatering toe, 'dat Java practisch ontoegankelijk was, terwijl het juist voor de Nederlanders van groot belang was, inlichtingen over de toestand aldaar te verkrijgen.' Dit is, menen wij, juist. 'De Buitengewesten', zo ging de commissie verder, 'waren beter toegankelijk. De parties daarheen hebben zich over het algemeen goed staande kunnen houden.' Dit is, menen wij, onjuist: van 'staande houden' is immers slechts sprake geweest in enkele streken van Nederlancls-Nieuw-Guinea, van eind juli '44 af op Nila, van mei '45 af op Seroea en, in de allerlaatste fase van de oorlog, op Satengar en op Noord-Sumatra, maar tot dat 'zich staande houden' is het, wat de Buitengewesten betreft, verder nergens gekomen:

1 Achttien voor de periode tot 15 augustus '45, te weten op de algemene beleidssector: van Maak, Helfrich en Warners; over Ceylon: van Deinse, Mallinger, Pel, Wingen der, Sisselaar en Lefrandt; over Australië: van der Plas, van Hoogstraten, Coster, Koenraad. Salm, Brouwer, Fresco en van Eechoud; over de onderzeeboot-operaties: van der Kun. De commissie heeft dus het vierde hoofd van Berts, en van der Veen, die tenslotte hoofd werd van de afde1ing plannen en operaties van niet verhoord en evenmin Quéré - deze laatste, die om medische redenen de marine had verlaten, woonde in de tijd waarin de Enquêtecommissie haar onderzoek deed, in Australië. 2 dl. VllI a, p. 572.

275 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

niet op de rest van Sumatra, niet op Borneo, niet op Celebes, niet op de Kleine Soenda-eilanden, niet op de Molukken.

XCTenslotte schreef de commissie over de parties:'Hun werk op NieuwGuinea en de andere gebieden waarover de Geallieerde opmars liep' (dit waren Morotai, Tarakan en Balikpapan) 'is voor de Geallieerde oorlogvoering van groot belang geweest' (wij lezen liever: van enig belang). 'Voor direct Nederlandse belangen hebben zij echter weinig kunnen doen.' Accoord.

XCAan deze weinigzeggende, ten dele onjuiste conclusies van de Enquêtecommissie (zij zijn mede bepaald door één Amerikaanse publicatie") valt nog wel iets toe te voegen.

XCI Wij bedoelen het in '54 verschenen werk MacArthur, 1941-1951, geschreven door het hoofd van de Intelligence-afdeling van MacArthurs hoofdkwartier, Major-General Charles A. Willoughby, in samenwerking met de publicist John Chamberlain. In dat werk wordt een veel te gunstig beeld gegeven van de resultaten die de door ons genoemde geheime diensten (diensten met welke Willoughby geen directe bemoeienis had gehad) zouden hebben bereikt. In de door de Enquêtecommissie geciteerde passage uit het vermelde boek (Enq., dl. VIII a, p. 540-r) wordt terzake gezegd: 'A total oj 30 projects were undertaken by the Dutch Section' (Mott-Quéré en Nefis III hebben er in werkelijkheid }6 ondernomen). 'More than one third of these projects had to be written of! as 'lost or captured" (am precies te zijn: 16 van de 36). 'On the credit side is a record of nineteen parties' (volgens onze becijfering: 2I) 'having obtained considerable information primarily of importance to the Dutch' (informatie evenwel, uitsluitend over het oostelijk deel van de Grote Oost en over Tarakan, niet over Java, Borneo, Celebes, de Kleine Soenda-eilanden en de zuidelijke Molukken). Dan werd over het werk van Kendall gezegd: 'A very specialised unit called Secret Intelligence Australia (SlA)' (bedoeld wordt de Section Secret Intelligence van het Allied Intelligence Bureaus 'was organised to deal u/itk subversion. Some of its more interesting operations were concerned with the introduction of native Moslem priests' (de Islam kent geen priesters, bedoeld worden: bedevaartgangers) 'into Indonesia and elsewhere. the real purpose was to collect intelligence, but it also contributed to maintaining Islamic solidarity to offset the current racialpropaganda' (voorzover ons bekend, zijn slechts twee van KendalIs bedevaartgangers op Java aan land gebracht, van wie in het geheel niet vaststaat dat zij er iets hebben bereikt). 'Secret Intelligence Australia assisted in the development of a Celebes coast-watcher net' (beide door Nefis JII op Celebes ondernomen geheime operaties zijn een mislukking geworden); 'other parties operated in the Banda Sea Area' (dat is juist). 'SlA communications were operated in conjunction with the effuient Netherlands net. The group succeeded in establishing five excellent weather reporting stations in the hostile java area. One operated off Soerabaja, in the east' (hiermee werd de party op Satengar bedoeld), 'while another covered the Sunda Straits between java and Sumatra' (daaromtrent is ons niets bekend); 'three others were on perimeter islands' (inderdaad, er waren parties op Nila, Seroea en Portugees Timor, maar die waren ver van de 'hostile java area' verwijderd). In dit overzicht zijn dus de operaties van Nefis JII en die van Kendalls dienst

276 [PDF]
CONCLUSIES VAN DE ENQUÊTECOMMISSIE DE GEHEIME DIENSTEN

Om te beginnen willen wij er dan op wijzen dat het werk van geheime diensten werk is van een bij uitstek gespecialiseerd karakter. Slechts weinigen hebben de geschiktheid voor het geven van leiding. Die geschiktheid alléén (waarbij aandacht voor het kleinste detail een allereerste vereiste is) is niet voldoende - men moet ook ervaring hebben. Over het algemeen ontbrak die ervaring aan Nederlandse kant, ook in Londen. Er werden van daaruit geheime agenten gezonden naar bezet Nederland, maar onder hoe grote moeilijkheden het geheime werk daar moest worden verricht, was lange tijd in Londen onbekend. Het is dan ook geen toeval geweest dat de Nederlandse geheime diensten pas bevredigend zijn gaan functioneren nadat hun leiding was toevertrouwd aan Engelandvaarders die in bezet gebied diep in het illegale werk hadden gezeten: op de sector van de Intelligence eind '42 (pas na twee-en-een-half jaar bezetting dus) aan de kapitein (later majoor, nog later luitenant-kolonel) .van het Knil dr, J. M. Somer, op de sector van SOE begin '44 (pas na bijna vier jaar bezetting) aan de Haagse inspecteur van politie majoor F. J. Klijzing.' Onder diegenen die Indië tijdig hadden kunnen verlaten, bevond zich slechts één die persoonlijk en op een belangrijke post grote ervaring bezat op het gebied van de Intelligence: Lovink, die als hoofd van de Dienst der Oost-Aziatische Zaken de Japanse spionage had bestreden en nauw met de Britse, Amerikaanse en Franse Intelligence had samengewerkt. Hij is evenwel niet in Australië gebleven en daarheen ook niet teruggekeerd. Geen van diegenen die daar of op Ceylon aan Nederlandse kant leiding gaven aan het geheime werk, kan men als een geschoolde kracht beschouwen - Brouwer, Quéré's opvolger als hoofd van Nefis III, was een uitnemend kryptograaf, maar de kryptografie is slechts één facet van de vele die bij het voorbereiden en uitzenden van geheime agenten een rol spelen. Voor alle overigen die ten aanzien van die voorbereiding en uitzending op posten van verantwoordelijkheid stonden (op Ceylon de Nederlandse vertegenwoordigers in de Anglo-Dutch Country Section, sueJ.

één adem genoemd - wij achten het begrijpelijk dat de geciteerde passage op de Enquêtecommissie indruk heeft gemaakt. Overigens is in de in '82 verschenen beste Australische publicatie terzake, D. M. Homers werk 1939-1945, over geschreven dat het was. (p.239)· ! Hoofd van het met de van samenwerkende Bureau Bijzondere Opdrachten was generaal-majoor W. van Oorschot, maar de feitelijke leiding berustte bij Klijzing.

277 [PDF]

cessievelijk Mallinger, Pel en Wingender, en hun adviseur van Deinse, in Australië successievelijk Quéré, Brouwer, Fresco en Berts), geldt dat het geheime werk nieuw voor hen was. Geen hunner kende bovendien persoonlijk de omstandigheden waarin in bezet Indië gewerkt zou moeten worden - de enige die die ervaring wèl bezat, zij het slechts uit een periode van enkele maanden, was van der Veen, maar deze kreeg pas in ,44 als hoofd van de afdeling planning en operaties met het beleid van Nefis III te maken.

XCDan (en vooral!): erwas niets voorbereid. Hoejuistwas de opmerking van Salm, directeur van de Nejis tot eind '43, die wij in dit hoofdstuk aanhaalden! 'Wij hadden met dit alles', schreef hij eind mei '43 aan luitenant-kolonel Sandberg, 'een jaar vóór de oorlog moeten beginnen, niet een jaar daarna. Nu zijn wij à la recherche du temps perdu en of wij dat ooit zullen inhalen is voor mij de grote vraag.'

XCInderdaad, die achterstand is niet ingehaald, maar daarbij hebben specifieke factoren een rol gespeeld die men het best kan onderscheiden wanneer men let op wat in bezet Nederland en wat, in Zuidoost-Azië, in andere door Japan bezette landen is gebeurd.

XCTen aanzien van bezet Nederland begonnen de geheime diensten in Londen met dezelfde achterstand als de geheime diensten op Ceylon en in Australië: er was niets voorbereid, alles moest van Londen uit opgebouwd worden. Dat dit lukte, is te danken geweest aan de hulp die de geheime agenten in bezet gebied vonden, en ook aan de initiatieven die daar werden genomen. Enkele van de grootste spionagegroepen zijn er zonder bemoeienis van Londen, spontaan als het ware, ontstaan en de oorsprong van de belangrijkste geheime verbinding, de Zwitserse Weg, heeft in bezet gebied gelegen, niet in Londen.

XCLet men op andere door Japan in Zuidoost-Azië bezette landen, dan ziet men op de Philippijnen door Philippine's gedragen, goed voorbereid, door de Amerikanen gesteund en bij uitstek effectief lntelligen.ce-werk en een omvangrijke, eveneens door de Amerikanen gesteunde guerrillaactiviteit; in Birma in de laatste oorlogsmaanden, toen duidelijk was dat Japan zou verliezen, een nuttige samenwerking door SOEmet Aung San en de zijnen; in Thailand een door SOE en de OSS tezamen grondig voorbereide samenzwering; op Malakka tenslotte in '45 belangrijke steun van SOEaan de reeds voor de oorlog bestaande Chinees-communistische beweging. Anders gezegd: in al die landen waren er groepen in de samenleving die in het kader van de Geallieerde oorlogvoering de risico's wilden aanvaarden welke aan alle anti-japanse activiteit inherent waren

278 [PDF]
INDIË: AFWIJKEND BEELD

XCWij mogen hierbij de geografische en de politieke omstandigheden niet uit het oog verliezen. De Philippino's wisten dat hun onafhankelijkheid (de echte, niet de door de Japanners toegestane schijri-onafhankelijkheid) bepaald zou worden door de Amerikaanse overwinning - zi] zagen bovendien van begin '43 af het dubbele offensief van Nimitz en MacArthur recht op hun archipel afstevenen. In Birma wist men voortdurend de Britse macht in de nabijheid: in '43 en '44 wisselden aan de Birmaanse grens offensief en tegenoffensief elkaar af. In Thailand moesten de Japanners een bondgenootschappelijke regering ontzien: de Ken peitai had er niet de mogelijkheden om in te grijpen die zij elders bezat. Malakka tenslotte kende een grote bevolkingsgroep, de Chinezen, bij wie al sinds het begin van dejaren '30 een grote animositeitjegens Japan was gegroeid.

XCDaarentegen waren, wat de hoofdeilanden van de Indische archipel betrof, de omstandigheden ten aanzien van de ontwikkeling van het verzet opmerkelijk ongunstig: niet alleen waren die hoofdeilanden duizenden kilometers verwijderd van de naaste Geallieerde machtscentra (Australië en Ceylon), maar ook kon men al uit de Japanse berichtgeving, hoe mager ook, de juiste conclusie trekken dat de Britten niet het vermogen hadden, van het westen uit een werkelijk krachtig offensief in te zetten en dat de Amerikanen die in het oosten wèl duidelijk vorderden, toch bijna twee-en-een-half jaar nodig hadden voordat zij weer de Philippijnen waren genaderd, waar hun laatste troepen zich in mei '42 hadden overgegeven. Wat Indië betrof, was alleen in het oostelijk deel van de Grote Oost het groeiende Geallieerde overwicht van begin '43 af duidelijk merkbaar, overal elders leek de Japanse macht onaantastbaar. De angst voor de Japanners is wellicht nergens groter geweest dan in Indië - de Japanse militaire bestmen hebben er bovendien een bij uitstek effectief gebruik kunnen maken van aloude controlesystemen die door het Nederlands koloniaal bewind in stand waren gehouden; systemen, die nog aangevuld waren met grote organisaties vooral van jeugdigen (zoals de Seinendan en de Keibodan op Java), welker honderdduizenden leden ijverige helpers waren van de bezetter.

XCDaarmee is niet alles gezegd.

XCAlle tegenwerkende factoren ten spijt, kende ook de Indische samenleving groepen die, zoals wij het zojuist formuleerden, van zich uit bereid waren, in het kader van de Geallieerde oorlogvoering de risico's te aanvaarden die aan alle anti-Japanse activiteit inherent waren: de Nederlanders, de Indische Nederlanders en de Chinezen. Evenwel: de Nederlanders waren Of krijgsgevangenen èf zaten in interneringskampen vast,

279 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

de Indische Nederlanders waren Of eveneens hun vrijheid kwijt Of vormden geïsoleerde, feitelijk machteloze gemeenschappen en met de Chinezen, die hun bewegingsvrijheid hadden behouden, bestonden geen geheime verbindingen. Voor de overweldigende meerderheid van de bevolking: de Indonesiërs, gold daarentegen dat zij (met uitzondering van een deel van de Ambonnezen, Menadonezen en Timorezen, vooral van de ex-Knil-militairen onder dezen), bij alle afkeer die zij jegens de Japanners gingen koesteren, toch niet de behoefte hadden, zich voor de Geallieerde zaak in te zetten - de eenvoudigen niet, omdat zulk een inzet niet in hun door politieke passiviteit gekenmerkt levenspatroon paste, de ontwikkelden niet omdat zij niet aangetrokken werden door het perspectief dat na de Geallieerde overwinning het Nederlands oppergezag zou worden hersteld. Met betrekking tot de moeite die de Geallieerden zich gaven om Japan op de knieën te dwingen, was hun standpunt hetzelfde als dat hetwelk Abdoelkadir in '43 in Cairo van de Egyptenaren vernam: 'Het is onze strijd niet.'

XCTegen die achtergrond waren de voorschriften die van de gevreesde bezetter uitgingen, effectief: er is, zoals bleek, aan de parties nergens hulp verleend, zelfs niet op Saparoea bij Ambon (de enige uitzondering op die regel wordt gevormd door sommige Papoea-stammen, door de bevolking van de Damar-eilanden, de Postiljon-eilanden en het eiland Majoe en door de bewoners van de kampong in de geïsoleerde streek van Bagan Siapiapi op Sumatra's Oostkust die de party van Captain Lodge terzijde stond, welke begin juli '45 was gearriveerd) - sterker nog: van parties die de bedoeling hadden om te blijven werd de aanwezigheid aan de Japanners gemeld en er deden zich ook gevallen voor, tot in de Minahassa, 'Ned erlands twaalfde provincie', toe, waarin leiders of leden van parties door Indonesiërs werden opgepakt en aan de Japanners uitgeleverd.

XCVan Ceylon en Australië uit is men aan Nederlandse kant begonnen het geheime werk op te bouwen in de verwachting dat het steun zou vinden in het Indonesische deel van de Indische samenleving - uit die verwachting bleek slechts dat de betrokken Nederlandse en NederlandsIndische autoriteiten er niet de flauwste notie van hadden, hoe de Indonesiërs zich tijdens de Japanse bezetting zouden opstellen. Wij hebben hier slechts aan toe te voegen dat ook de plannen van SOE en van de OSS, voorzover gericht op de vorming van brede verzetsorganisaties, een irreëel karakter gedragen hebben.

XCZo is er in heel Zuidoost-Azië geen land geweest waar de Geallieerde geheime diensten een zo grote frictie te overwinnen hadden als in

280 [PDF]
INDl.Ë: AFWIJKEND BEELD

Nederlands-Indië, geen volk dat als geheel zo weinig bereid was zich voor Japans nederlaag in te zetten als het Indonesische.

XCNiet alleen in maar ook buiten Indië zij n hieruit voor de geheime diensten grote moeilijkheden voortgevloeid: er waren maar weinig Indonesiërs die, los nog van de vraag of zij daarvoor de geschiktheid badden, bereid waren zich als party--lid te laten uitzenden. De twee wervingsacties onder de bedevaartgangers in Mekka, waarvan vooral met betrekking tot de tweede grote verwachtingen waren gekoesterd, hebben slechts enkele tientallen recruten opgeleverd, van wie men voor het geheime werk, voorzover bekend, geen of maar heel weinig profijt heeft kunnen trekken. De van Ceylon uit ingezette, boofdzakelijk door de geheime dienst van Nationalistisch China gerecruteerde Chinezen, aan wie men iets meer heeft gebad, waren evenmin talrijk en Nederlanders en Indiscbe Nederlanders die, alle voor hen geldende specifieke risico's ten spijt, als geheim agent konden worden ingezet, waren er ook al te weinig. SOE-Ceylon heeft ca. driehonderd Birmaanse en bijna tachtig Thaise geheime agenten gehad en voorts ca. vierhonderdvij ftig Britse en ca. vierhonderd Franse officieren en onderofficieren die (de laatsten louter in Frans-Indo-China) ingezet konden worden - aan Nederlandse kant zijn de cijfers in de tientallen blijven steken.

XCVoeg daar dan nog bij de grote afstanden naar de hoofdeilanden van de archipel, bet gebrek aan vervoermiddelen, het probleem van bet landen op kusten waar vaak een hoge branding staat, en de grote moeilijkheid om over duizenden kilometers radioverbindingen te onderbouden, en het is duidelijk dat ook gebeime diensten die geen beleids- en technische fouten maakten, het een zeer zware taak zouden hebben gevonden om in Indië belangrijke resultaten te behalen.

XCDat er beleids- en techniscbe fouten zijn gemaakt (in dat opzicht heeft ook SOE in Europa zwaar gezondigd), is, menen wij, uit het tragische relaas dat wij in dit hoofdstuk te ontvouwen hadden, duidelijk gebleken.

XCHet is een beleidsfout geweest dat men verzuimd heeft, zich als eerste taak te stellen, uit Indië de intelligence te krijgen die een voorwaarde was voor het welslagen van alle latere geheime werk: de eerste geheime agent die met een reëel te noemen opdracht naar Java werd gezonden, was (Tiger VI) Srinojo die begin augustus '43 in de Pangpangbaai aan land

281 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

ging om met voorbeelden van identiteitspapieren en reisvergunningen terug te komen, de eerste party die met een vergelijkbare opdracht naar Sumatra, t.w. naar het gebied van Medan, vertrok was die van van Eek eind juni '44.

XCHet is een beleidsfout geweest dat men van Ceylon uit telkens weer in Atjeh heeft geopereerd, waar men de Japanners in december '42 met de eerste verkenningspatrouille al had gealarmeerd.

XCHet is een beleidsfout geweest van Coster dat hij het hem door van der Plas begin '43 overgebrachte royale aanbod van MacArthur om de intelligence-operaties in Indië met alle middelen te ondersteunen, mits Brisbane het centrum zou worden, niet onmiddellijk heeft aanvaard.

XCHet is verder een beleidsfout geweest, in dit geval van Egerton Mott (de man op wiens kompas Quéré voer), dat van Australië uit in het eerste jaar van de Japanse bezetting slechts parties zijn uitgezonden die door een Europeaan werden geleid - parties die in die tijd bovendien onvoldoende geoefend waren. Trouwens, wij herinneren aan het gesprek dat kolonel van Straten eind januari of begin februari '43 met Salrn en Quéré voerde 'omtrent de door mij voorgestane onafwendbare eis van een afdoende opleiding van parties', waarbij Quéré 'de door u' (Salm) 'ten dele onderschreven mening toegedaan (was) dat in spoedgevallen het uitzenden vóór een bepaalde datum moest prevaleren boven de opleiding.' Dit moest wel tot rampen leiden. Vooral door de moeite die kapitein van der Veen zich nadien in Cairns ging geven, is de opleiding aanzienlijk verbeterd en bovendien is tijdens Helfrichs aanwezigheid in Australië aldaar de commissie gevormd die de voortaan aan de porties te geven opdrachten formuleerde - het is die commissie geweest die, bestaande uit van der Plas, Salm, Spoor en Quéré (spoedig Brouwer), een taak overnam die voordien aan Quéré en Egerton Mott was toevertrouwd. Inderdaad, de geheime agenten die later in '43 naar Java werden gezonden: Soejitno, Oentoeng en Srinojo, waren Indonesiërs (dat was ook de Menadonees Lapod die in februari '43 was ingezet) maar van die drie had alleen Srinojo een reëel te noemen opdracht.

XCNadien heeft men een jaar lang naar Java geen geheime agenten gezonden. De eersten die er na de mislukking van de operaties Tiger I t.e.m. VI werden ingezet, zulks op sterke aandrang van van der Plas, waren de Haas (opnieuween Indische Nederlander, zij het een donkere) en Soeprapto: twee, aan wie niet minder dan zes opdrachten waren gegeven die zij in november '44 moesten beginnen uit te voeren, terwijl, bijna drie jaar na het begin van de Japanse bezetting, de voor alle geheime werk noodzakelijke

282 [PDF]
BELEIDS EN TECHNISCHE FOUTEN

was. Trouwens, na hen vertrokken eind februari '45 opnieuw twee Europeanen, van wie althans één, Reintjes, leider van de party,'een lichtgekleurde Indische jongen' was. Ook was het een Indische Nederlander, Brouwer, die leider was van de party welke niet verder kwam dan Kangean.

XCWaarom is het in '43 aanvaarde beginsel: geen Europeaan meer als geheim agent in te zetten, verlaten? Wij zien er twee redenen voor: de eerste dat er onvoldoende Indonesiërs, vooral Javanen, waren die men op het belangrijkste eiland van de archipel kon inzetten, de tweede het wanhopig besef dat men op Java bijna drie jaar na het begin van de Japanse bezetting nog niets had bereikt en dus ook niet in staat was, MacArthur de intelligence te verschaffen waaraan deze behoefte had voor de landing op Java welke op zijn program stond.

XCWij komen nu tot de technische fouten.

XCIn de omgeving waarin zij werkzaam moesten zijn, mochten geheime agenten niet opvallen, maar een van de Molukkers die in december '42 als lid van de party van Nijgh (de man die nauwelijks Indonesisch sprak) naar Ceram werd gezonden, had een beurs bij zich waar een Nederlands vlaggetje op stond - zulk een detail had niet mogen ontsnappen aan de aandacht van de officieren die voor de uitrusting van de party verantwoordelijk waren. Een beginfout? Neen: op Nederlands-Nieuw-Guinea ontving controleur de Bruyn in september '43 accu's zonder accuzuur en schoenen die onbruikbaar waren, en bijna anderhalf jaar later, in januari '45, werd de party van Manoppo naar de Minahassa gezonden in gloednieuwe, aldaar ongebruikelijke kleding, met een kijker die niet deugde, een zender die gebreken vertoonde, munitie die gedeeltelijk van een verkeerd kaliber was en vijf ransels van welke er drie tot op de draad versleten waren. In diezelfde maand schreef Drijber, bezuiden Tarakan op Borneo ingezet, over de uitrusting van zijn party:'Niets klopt, zeep bij de biscuits, heerlijk! ... H1l:kon eenvoudig niet stommer.'

XCOnze conclusie is dat de reorganisatie van het Nefis lIl-werk waartoe in Australië in maart '43 onder Helfrichs leiding besloten is, wèl tot een betere opleiding en een verstandige eoncentratie op het oosten van de Grote Oost heeft geleid, maar op andere punten onvoldoend effect heeft gesorteerd.

XCZowel in Engeland als in Australië en op Ceylon zijn de geheime diensten met te betreuren maar wellicht onverm.ijdelijke kinderziekten begonnen. Die kinderziekten heeft men in Engeland volledig kunnen overwinnen, in Australië en op Ceylon niet in de vereiste mate. Formeel ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij Helfrich,

283 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

Strijdkrachten Oosten, en diens superieur, de Algemeen Bevelhebber Furstner, maar bij het geheime werk (dat wat de Brit Kendall van Australië uit ondernam, daarbij inbegrepen) is ook van der Plas, de voorzitter van de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland, van begin '43 af ten nauwste betrokken geweest - een deel van de feitelijke verantwoordelijkheid ligt dus bij hèm. En van Mook? Het gebrek aan inforrnatie uit Indië heeft bij hem tot grote bezorgdheid geleid (terecht ook) - het is die bezorgdheid geweest die hem er begin '43 toe bracht, buiten alle militaire autoriteiten om met de OSS in zee te gaan en die hem later in '43 een poging deed ondernemen om naast de militaire inlichtingendiensten een burgerlijke op te richten. Beide initiatieven zijn tekenend geweest voor zijn gefrustreerdheid: als verantwoordelijk minister had hij geen enkele zeggenschap in het militaire ressort waarin de geheime diensten werkzaam waren - intussen heeft zijn eerste initiatief in MacArthurs gezagsgebied niets en in dat van Mountbatten slechts weinig uitgehaald en het tweede zag voorbij aan het feit dat inlichtingendiensten in oorlogstijd slechts kunnen opereren met middelen die door militairen ter beschikking worden gesteld. Van Mook heeft overigens, zolang hij in Engeland en de Verenigde Staten werkzaam was, door de grote afstanden niet nauwkeurig kunnen volgen wat de geheime diensten van Australië en Ceylon uit ondernamen; toen hij in maart en in de eerste helft van april '44 in Australië was, werden daar geen op Java gerichte geheime operaties voorbereid en tijdens zijn daaropvolgend verblijf op Ceylon beperkte hij zich er toe, er op aan te dringen dat men op Sumatra geen Cormna1'ldo-operaties zou ondernemen voordat men voldoende intelligence bezat en voordat die operaties gezien konden worden als aanloop tot een grote landing. Hij is in de tweede helft van '44 en, na een bezoek aan Londen, aan het bevrijde zuiden en, iets later, aan de Verenigde Staten, van begin juni '45 af opnieuw in Australië geweest - welke contacten hij in die perioden met Nefis IIJ heeft gehad, weten wij niet. Onze algemene indruk is dat het veruit grootste deel van zijn werk bestond uit zijn bemoeienissen met alle maatregelen die in het kader van het herstel van het Nederlands gezag moesten worden genomendat was trouwens zijn primaire verantwoordelijkheid als lui tenantgouverneur-generaal.

XCWaarom 'tragisch'?

XCWij hebben die term willen gebruiken omdat er, behalve dan bij een deel van de acties in het oosten van de Grote Oost en bij de laatste acties op Sumatra, zulk een pijnlijke tegenstelling is tussen de povere resultaten die met het geheime werk zijn bereikt, en de moed die aan de dag is gelegd door al diegenen die zich als vrijwilligers voor geheime opdrachten ter beschikking stelden. W~ denken hierbij aan velen die op Sumatra en Nieuw-Guinea op verkenning gingen (wat Nieuw-Guinea betreft in de eerste plaats aan Staverman die ver over de duizend kilometer had afgelegd, grotendeels te voet, voordat hij bij zijn eerste treffen met de Japanners sneuvelde) dan wel, zoals controleur de Bruyn, op NieuwGuinea lange tijd op post bleven, maar vooral aan allen die zicb op door de Japanners bezette eilanden lieten afzetten of daarheen voeren met de bedoeling om er lange tijd als geheim agent werkzaam te zijn, Zomin als wij in de delen van ons werk die over bezet Nederland handelen, de namen van alle geheime agenten hebben vermeld (dat zouden er meer dan honderdvijftig zijn geweest), zo min bebben wij dat in dit deel gedaan: in de regel hebben wij ons er toe beperkt, slechts de namen van de leiders van de verschillende parties te noemen. I Het kan wel niet anders of die leiders alsook de leden van de parties moeten zich bewust zijn geweest dat zij hun leven op het spel gingen zetten, waarbij zij al uit de poverheid van de hun verstrekte inlichtingen konden afleiden dat de autoriteiten die ben uitzonden, nauwelijks iets wisten van de omstandigheden waaronder zij een activiteit moesten gaan ontplooien waarop in oorlogstijd de doodstraf staat. Twee marconisten hebben zich zelfs driemaal voor zulk een levensgevaarlijke missie ter beschikking gesteld: Schenau en Oentoeng - Schenau heeft als onderscheiding de Bronzen Leeuw gekregen (Militaire Willemsorden zijn aan niemand verleend), Oentoeng zelfs deze niet, en wat de Haas ('onze beste man') betreft, is het na de oorlog tot onverkwikkelijke gebeurtenissen gekomen: de hem wegens zijn inzet op Java posthuum verleende onderscheiding, alweer niet meer dan de Bronzen Leeuw, werd in januari' 5 I geannuleerd en pas bijna zes maanden later opnieuw toegekend.

XCNiet onvermeld blijvc dat ook andere militairen, zij het als uitvloeisel van hun 'normale' dienst, in het kader van de geheime operaties grote gevaren hebben doorstaan: wij denken aan de bemanningen van de

XCI Nortier heeft in zijn Acties in de Archipel in Bijlage B een overzicht gegeven van de samenstelling, voorzover bekend, van alle parties die uit Australië

285 [PDF]
DE GEHEIME DIENSTEN

vliegboten van de Marineluchtvaartdienst die van Australië, later van Morotai uit opereerden, en aan de opvarenden van de door ons genoemde onderzeeboten van de Koninklijke Marine.

XCEr is over de oorlogsacties van deze Nederlandse alsook van de Nederlands-Indische strijdkrachten meer te berichten en daarbij willen wij ook melding maken van de prestaties van de koopvaardij.

286 [PDF]

Hoofdstuk 5: Strijdkrachten / Koopvaardij

XC

XCSchrijven wij over de verrichtingen van de Koninklijke Marine (daarbij inbegrepen die van de Marineluchtvaartdienst, de MLD), van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, het Knil (daarbij inbegrepen die van het wapen van de Militaire Luchtvaart), en van de Nederlandse koopvaardij, dan moet vooropgesteld worden dat over de plaatsen waar zij in de oorlog tegen Japan zouden worden ingezet en de opdrachten die hun daarbij zouden worden gegeven, niet beslist werd door Nederlandse autoriteiten maar door Geallieerde colleges, waarin Nederland geen zeggenschap had. Voor de Geallieerde oorlogvoering als geheel werden alle belangrijke beslissingen (beslissingen die slechts onderworpen waren aan de goedkeuring van Roosevelt en Churchill) door de Combined Chiefs oj Staff te Washington genomen, voor de oorlogvoering in de Pacific louter door de Amerikaanse joint Chiefs oj Staff-die colleges waren het ook onder welker verantwoordelijkheid bepaald werd welke troepen- en vrachtschepen in de verschillende War Theatres zouden worden gebruikt. Noch Helfrich, de Bevelhebber Strijdkrachten Oosten op Ceylon, noch Coster (later Koenraad, nog later van Oyen '), de Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten in Australië, had enige operationele bevoegdheid - de onder hen ressorterende strijdkrachten werden door hen, conform de in Washington genomen besluiten, aan de hogere Geallieerde bevelhebbers ter beschikking gesteld. Op Ceylon waar zich, behalve het Korps Insulinde, geen Nederlands-Indische landstrijdkrachten bevonden, wasafspraak dat de hoogste in rang van de Marineresp. de Legercommandant Australië tevens Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten

I Coster is, zoals reeds vermeld, tot I mei '43 Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten geweest (hij werd nadien vertegenwoordiger van Nederland en Nederlands Indië bij het Australische Rode Kruis, en toen opgevolgd door Koenraad ; deze kreeg de rang van schout-bij-nacht. Toen evenwel van Oyen, de vroegere commandant van de Militaire Luchtvaart, tot luitenant-generaal bevorderd, in oktober '43 in Australië arriveerde om er Legercommandant te worden (van Straten was waarnemend Leger commandant geweest), werd van Oyen, Onderbevelhebber zijn rang was namelijk hoger dan die van Koenraad (de legerrang van luitenant-generaal komt overeen met de marinerang van vice-admiraal). De wijziging vloeide voort uit de

287 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

dat de opperbevelhebber van het Indian War Theatre, later van South-East Asia Command (Admiral Mountbatten), in Australië was dat MacArthur. De bevoegdheden van de hogere Nederlandse en Nederlands-Indische bevelhebbers lagen dus in hoofdzaak op administratief terrein. Op Ceylon was maar één bevelhebber: Helfrich, maar in Australië waren er drie: de Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten, de Marinecommandant Australië en de Legercommandant Australië; elk van die drie cornmandanten had er zijn eigen staf - een organisatie die men, gezien het feit dat de marine en het Knil heel wel eigen afdelingen hadden kunnen hebben in het hoofdkwartier van de Onderbevelhebber, topzwaar moet noemen.

XCNu is er, voordat wij aan de verrichtingen van de bedoelde strijdkrachten en van de koopvaardij toekomen, één onderwerp waaraan wij apart aandacht willen besteden: de in '42 voortgezette strijd op Timor. Over de voortzetting van de strijd op Java en in de Buitengewesten, d.w.z. op Sumatra, Borneo, Celebes en Nederlands-Nieuw-Guiriea, schreven wij al in deel I I a - dat wij daar voor Timor een uitzondering maakten, had zijn goede redenen. Overal elders namelijk waar van voortgezette strijd sprake was, heeft men (meestal slechts korte tijd) het verzet volgehouden zonder enige hulp of bemoeienis van Geallieerde kant maar op Timor was de voortgezette strijd wel degelijk in het geheel van de Geallieerde oorlogvoering ingevoegd - vandaar dat wij eerst die Geallieerde oorlogvoering als geheel moesten beschrijven, hetgeen wij deden in hoofdstuk I ('Hoe Japan de oorlog verloor') van ons vorige deel, I I b, èn een beeld moesten geven van de verhoudingen in Australië waarvan Timor als het ware een voorpost was; dat deden wij in de voorafgaande hoofdstukken van dit deel, I I C. Wij kunnen derhalve nu pas uiteenzetten wat op Timor is geschied.'

De guerrilla op Timor

XC

XCBij wijze van inleiding herhalen wij hier eerst beknopt wat zich in het kader van de Japanse aanval op Timor (zie kaart X op pag. 290) heeft afgespeeld.

XC, Wat wij over de guerrilla op Timor schrijven, is in hoofdzaak gebaseerd op kolonel J. J. Nortiers studie 'De guerrilla op Timor (maart 1942 tot februari 1943)', opgenomen in de eerste aflevering van deel [ (1978) van de Ivfededelingen Sectie Krijgsgeschiedenis Koninklijke Landmacht.

288 [PDF]
DE JAPANNERS OP TIMOR

XCTimor, een bergachtig eiland dat een lengte heeft van ca. 480 en een grootste breedte van ca. roo km, had een Nederlands en een Portugees gedeelte - welnu, in de loop van '41 was in overleg met de Britten, Australiërs en Amerikanen komen vast te staan dat naar het voor Australië zo belangrijke eiland eventueel al vóór het uitbreken van vijandelijkheden in de Pacific Australische troepen zouden worden gezonden, wel te verstaan: naar N ederlands- Timor. Inderdaad, weliswaar niet vóór maar wel kort na Pearl Harbor werd in Koepang, de hoofdstad van N ederlandsTimor, een Australisch bataljon ontscheept. Enkele dagen later keurde van Starkenborgh goed dat Portugees-Timor, dat slechts verdedigd werd door een Portugese eenheid van enkele honderden Timorezen met een kader van enkele tientallen Portugese officieren, preventief zou worden bezet en daartoe ging op 17 december '41 een door luitenant-kolonel van Straten gecommandeerde strijdmacht van ca. zeshonderd Knil- en ruim driehonderd Australische militairen van Koepang uit in Dilly, de hoofdstad van het Portugese deel van het eiland, aan land. Die Australiërs, een z.g. Independent Company, waren speciaal voor de guerrilla opgeleid.

XCIn de nacht van 19 op 20 februari '42 nu landden de japanners bezuiden Koepang op Nederlandsen even ten westen van Dilly op PortugeesTimor. Bezuiden Koepang werden ca. tweeduizend japanners ontscheept en bovendien daalden er bij het vliegveld ca. zeshonderdvijftig japanse parachutisten - het Australische bataljon capituleerde en niet veel later gaf de rest van het Knil-detachement, waaruit de meeste Timorezen gedeserteerd waren, zich over. Desertie van Timorezen deed zich ook op Portugees-Timor voor, waar de japanners ca. duizend militairen aan land hadden gezet - slechts met ca. honderdvijftig man, goeddeels Europeanen, wist overste van Straten na een week het kleine vliegveld van Atamboea op Nederlands-Timor te bereiken, waar zich onder bevel van kapitein C. L. E. F. van Swieten een Knil-detachement bevond van ca. honderd man. Ook ca. tachtig Australiërs en een Australische generaal, Brigadier-General W. C. D. Veale, bleken Atamboea bereikt te hebben.' - toen daar evenwel op 28 februari bij geruchte vernomen werd dat de japanners naderden, trokken tezamen slechts tweehonderdveertig militairen de bergen in: de ca. tachtig Australiërs 0111 op Portugees- en ca. honderdzestig Knil-militairen om op Nederlands-Timor te ageren.regimenten) naar Timor onderweg waren, hadden op 16 februari als gevolg van zware Japanse luchtaanvallen de terugvaart naar Darwin moeten

I Veale was naar Timor gezonden om er twee Australische bataljons te commanderen maar de schepen d.ie met het tweed.e bataljon (en met twee Amerikaanse artillerie

289 [PDF]
STRUDKRACHTEN/KOOPVAARDq

XCFLORES TIMORZEE i oo km. X. Timor

XCOverste van Straten had voorgesteld dat die laatsten dat elk op eigen gelegenheid zouden doen en had daartoe de kampementskas onder hen verdeeld ('dat had', vernam later de officier van gezondheid, dr. P. Bloemsma, 'een vernietigende uitwerking op het moreel van de troep") - het was kapitein van Swieten geweest die bepleit had dat men in georganiseerde groepen bij een zou blijven. Veale slaagde er in met de ca. tachtig Australiërs die zich bij hem bevonden, de rest van de Independent Company te vinden die zich van Dilly uit in de richting van de zuidkust had begeven. Van vitaal belang was dat deze Australiërs in radiocontact kwamen met Darwin. Wat zij aan onderdelen voor een zender bij zich hadden, werd aangevuld met onderdelen die een Portugese gedeporteerde (het autoritaire regime van Salazar in Portugal had, in navolging van hetgeen vroegere regeringen hadden gedaan, Portugees-Timor gebruikt om er politieke tegenstanders, de z.g. deportados, op te bergen) uit Dilly

XC1 P. Bloemsma: 'Verslag' (30 maart

290 [PDF]
BEGIN VAN DE GUERRILLA OP TIMOR

had weten te smokkelen. Het was op 20 april, bijna twee maanden na het begin van de guerrilla, dat een zendpost van het Australische leger in Darwin uit Timor een bericht opving waarin gezegd werd dat de Inde pendent Company nog steeds intact was maar behoefte had aan schoeisel, geld, kinine, tommyguns en ammunitie. Was dat bericht betrouwbaar? Zeer zeker, want een van de officieren van de Independent Company kon in antwoord op hem gestelde vragen opgeven, in welke Australische stad en in welke straat in die stad hij woonde, welke pub hij placht te bezoeken en hoe de lievelingskat van zijn vrouw heette. Naast die eerste zender kwam er een tweede. Er was op het vliegveld van Dilly een verkeerstoestel van de Australische luchtvaartmaatschappij Qantasachtergebleven uit dat toestel werd de radio-installatie door deportadosgesloopt en aan de Australiërs toegespeeld. Het gevolgvan dit alles was dat eind april al voorraden ten behoeve van de guerrillastrijders werden afgeworpen, dat in mei Amerikaanse vliegboten bij de zuidkust van Portugees-Timor landden en dat van eind mei af twee hulpvaartuigen van de Australische marine met regelmaat de riskante tocht naar die zuidkust gingen ondernemen.

XCMet de Amerikaanse vliegboten werden zieken en gewonden naar Australië geëvacueerd, maar daarheen vertrokken op 24 mei '42 ook generaal Veale en overste van Straten teneinde met MacArthur en de bevelhebber van zijn landstrijdkrachten, generaal Blarney, overleg te plegen - schout-bij-nacht Coster was bij dat overleg aanwezig. Er werd besproken of men, uitgaande van de kustgedeelten die in handen van de guerrillastrijders waren, een poging kon wagen om heel Timor te heroveren. MacArthur en Blarney achtten dat niet uitvoerbaar: men zou in dat deel van de archipel eerst de Japanse superioriteit in de lucht en ter zee moeten breken en daarvoor waren in de eerste plaats de Amerikaanse vliegkampschepen nodig welke admiraal Nimitz onmogelijk kon afstaan. Er werd besloten de guerrillastrijders voorlopig niet te evacueren, hoewel te voorzien viel dat zij door de Japanners steeds sterker in het nauw zouden worden gedreven.

XCNa het vertrek van Veale en van Straten 1 werd de Australische Indemaar hij is als waarnemend Legercommandant in Australië geb.leven, stellig met goedvinden van Coster onder wiens bevelen

1 Het is niet duidelijk waarom van Straten Veale niet alléén rapport heeft laten uitbrengen. Coster zei terzake aan de Enquêtecommissie: 'Ik had een-af-andere ondergeschikte officier verwacht. Overste van Straten is toen zelf meegekomen omdat hij vond dat hijzelf het beste inlichtingen kon geven ... Zelf zou ik het niet hebben gedaan Ik heb het hem in elk gevalniet kwalijk genomen.' (getuige F. W. Coster, dl. VlII c, p. 645) De bedoeling was dat van Straten naar Timor zou terugkeren

291 [PDF]
STRljDKRACHTEN!KOOPVAARDlj

pendent Company door Lieutenant-Colonel A. Spence gecommandeerd en kwamen de Knil-troepen onder bevel te staan van kapitein J. Breemouer.

XCDie Knil-troepen raakten op Nederlands-Timor spoedig in moeilijkheden. Niet alleen de Japanners vielen hen aan maar ook door dezen gerecruteerde Timorese hulptroepen die voor een deel door eigen hoofden, voor een deel door op N ederlands- Timor woonachtige Chinezen werden gecommandeerd, de z.g. Black Column. Ter plaatse kregen de Knil-troepen niet veel hulp - wèl konden zich een kleine honderd Timorese oud-Knil-militairen bij hen voegen die als gidsen en ordonnansen nuttig werk deden, en voorts kregen zij inlichtingen van een ondergrondse organisatie die door de gepensioneerde Knil-kapitein R. Agerbeek was opgebouwd.' Op Portugees-Timor waren de verhoudingen anders: zowel bij de Portugese burgers als bij de Oost-Timorezen hadden de Japanners, die op grote schaal tot plunderingen waren overgegaan, zich spoedig gehaat gemaakt - de Australiërs ontvingen van beide groepen steun, vooral van de deportados en van het personeel van de Portugese PTT.

XCOp Nederlands-Timor had, aldus Nortier, 'de actie van de kleine groepen geen enkel resultaat." Eind april waren nog honderdveertig man van wie velen aan malaria leden, in een grote groep bijeen. Nadien werden zij door acties van de Japanse landingstroepen en van de Black Column in het nauw gebracht. Een zwaar verlies leden zij, toen kapitein van Swieten die een inspirerende leiding had gegeven, met een twintigtal anderen, onder wie enkele vrouwen en kinderen van Timorese Knilmilitairen (die vrouwen en kinderen waren uit Atamboea meegetrokken), in Japanse handen viel" - de kapitein werd als krijgsgevangene behandeld.

XCIn augustus werd door een Japans regiment dat tot de Japanse landingstroepen behoorde, een offensief op de guerrillastrijders ingezet waarbij ook op de zuidkust van Timor geland werd. Breemouer en de zijnen moesten zich in grote verwarring en door moeilijk terrein over een grote afstand oostwaarts verplaatsen, waarbij zij door de meesten van hun Timorese dragers en paardengeleiders in de steek werden gelaten en waarbij sommige Timorese Knil-militairen naar hun kampong teruggingen. In september had de kapitein nog maar honderdtwintig man bijeen29

1 De voormannen van deze organisatie zijn allen door de gearresteerd en gruwelijk gemarteld - kapitein Agerbeek heeft toen zelf een einde aan zijn leven gemaakt. 2 Nortier in I, I, p. 33. J Deze en andere vrouwen en kinderen van inheemse Knil-militairen werden allen in een apart kamp op Timor geïnterneerd.

292 [PDF]
DE GUERRILLA-STRIJDERS IN MOEILIJKHEDEN

- omstreeks zeventig anderen waren nog wel in vrijheid maar hadden toen het verband met de hoofdgroep verloren (dat werd later hersteld). Het japanse regiment zette evenwel zijn offensief niet voort - anderzijds werd de Australische Independent Company die, in tegenstelling tot de Knil-troepen, de Japanners aanzienlijke verliezen had kunnen toebrengen, begin september met een tweede Independent Company versterkt'; naast de ca. honderdnegentig man van het Knil (zij zijn, schrijft Nortier, 'de klap van het augustus-offensief nooit te boven gekorneri'") stonden toen meer dan vijfhonderd Australiërs.

XCAl die guerrillastrijders hadden hun grootste beproeving nog voor de boeg. Het japanse regiment werd naar Rabaul verplaatst maar bet werd vervangen door de hoofdmacht van de a Sste infanterie-divisie, van java afkomstig, die steeds meer druk op de Australiërs en de Knil-troepen ging uitoefenen en bovendien in streken op Oost-Timor waar de guerrillastrijders hulp gevonden badden, alle dorpen platbrandde; het gevolg was dat er minder hulp werd geboden. De hogere bevelhebbers in Australië kwamen tot de conclusie dat men de zaak niet kon laten zoals zij was. Het eerste besluit dat er genomen werd, was Breemouer en de zijnen af te lossen, althans voorzover zij daarop prijs stelden (zestien Knil-militairen wensten op Timor te blijven), maar men kon in Australië slechts ruim zestig militairen bijeenbrengen die voor de guerrilla geschikt leken. Onder commando van de eerste luitenant van het Knil J. c. L. Stoll" vertrokken die ruim zestig eind november met een Australische korvet die in totaal bijna honderdvijftig opvarenden aan boord had, uit Darwin - de korvet werd door japanse bommenwerpers met twee luchttorpedo's tot zinken gebracht (zij zonk binnen enkele minuten) en diegenen die nadien de reddingsvlotten hadden weten te bereiken, werden gemitrailleerd. In de motorsloep van de korvet die Australië bereikte, bevonden zich naast een aantal Australische marinemannen slechts drie inheemse Knil-militairen (veertig hunner waren door de explosie van de eerste luchttorpedo op slag gedood) en bovendien werden acht-en-twintig Australiërs die een beschadigde roeiboot hadden opgekalefaterd, gered. Stoll behoorde tot de meer dan honderd vermisten.

, De Australische torpedobootjager die deze tweede had over gebracht, kwam bij de zuidkust op een rif vast te zitten en moest opgeblazen worden. 2 Nortier in I, I, p. 63. 3 Stoll had, zoals wij in ons vorige deel vermeldden, tot het kleine groepje van vier Knil-militairen behoord die via Flores, waar zich twee bij hen hadden gevoegd, begin april '42 met een schoener Australië kunnen bereiken.

293 [PDF]
STR~DKRACHTEN/KOOPVAARDij

XCNa deze tegenslag werd het besluit de op Portugees-Timor aanwezige Knil-troepen naar Australië over te brengen gehandhaafd. Het werd nog uitgebreid: óók de Australische Independent Companies zouden geëvacueerd worden, zulks op advies van Spence die met drie van de vier bij de guerrillastrijders aanwezige oorlogscorrespondenten aan boord van een van de bevoorradingsscheepjes naar Australië was gevaren - zijn opvolger werd Major B. J. Callinan. Trouwens, niet alleen militairen moesten naar Australië worden gebracht maar ook burgers: deportados en Portugese gezinnen waarvan de mannen aan de Australiërs hulp hadden verleend. Voor die evacuaties ondernam de in oktober '42 in Australië gearriveerde Nederlandse torpedobootjager 'Tjerk Hiddes' onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse W. J. Kruys ' driemaal de gevaarlijke tocht naar de zuidkust van Portugees-Timor, waar zij in de nachten van 10 op II, van IS op 16 en van 18 op 19 december '42 niet zonder moeite (er werden, doordat de 'Tjerk Hiddes' ca. 800 meter uit de kust moest blijven liggen, twee motorboten en acht door die motorboten getrokken opvouwbare boten bij gebruikt) de te evacueren groepen aan boord nam: bij de eerste gelegenheid de honderdnegentig man van het Knil, een deel van de eerste Independent Company, ca. vijftig Portugese burgers (vrouwen en kinderen) en ca. vijftig zieken en gewonden, bij de tweede de rest van de eerste Independent Company en ca. dertig Portugese burgers (mannen), bij de derde, waarbij de 'Tjerk Hiddes' nieuwe voorraden aanvoerde, ruim driehonderd Portugese burgers (mannen, vrouwen en kinderen), onder dezen een aantal deportados.

XCRuim drie weken na de derde tocht van de 'Tjerk Hiddes', in de nacht van 9 op Ia januari '43, werd de tweede Australische Independent Company opgehaald, ditmaal door een Australische torpedobootjager die even modern was als de Nederlandse. Er bevonden zich op Oost-Timor toen nog twee kleine groepjes Australische guerrillastrijders - zij werden een maand later op een Amerikaanse onderzeeboot ingescheept.

XCWat zijn de resultaten geweest van de guerrilla op Timor die bijna een jaar lang is volgehouden?

1 Bezemer schrijft dat een officier van de Amerikaanse marine Kruys eens aangeduid heeft als 'de beste jagercommandant die in het Verre Oosten rondvaart.' (Bezemer, p. 108).

294 [PDF]
'EEN GROTE MORELE WINST'

XCZij heeft er aan ca. vijf-en-dertig Knil-militairen (daarbij diegenen meegeteld die in krijgsgevangenschap bezweken of geëxecuteerd werden) en aan ca. veertig Australiërs het leven gekost, maar de japanse verliezen zijn vermoedelijk veel hoger geweest.' Daarmee is niet alles gezegd: in een periode waarin de japanners zich op Guadalcanal niet konden handhaven, zat de hoofdmacht van hun 48ste infanterie-divisie op Timor vast. Bovendien ging van de reportages van de op Oost-Timor aanwezige oorlogscorrespondenten vooral in Australië een inspirerende werking uit; terecht spreekt Nortier van 'een grote morele winst'2 - een winst overigens die volgens hem in de eerste plaats te danken is geweest aan de twee Australische Independent Companies.

XCDe guerrillastrijd had nog een gevolg: in tegenstelling tot de Timorezen van het Nederlandse deel van het eiland hadden de Timorezen van het Portugese deel zich in groten getale aan de zijde van japans tegenstanders geschaard. Zij werden daarvoor gestraft. Eenheden van de japanse divisie en de Black Column, die louter uit Timorezen uit N ederlandsTimor bestond, gingen een ware terreur uitoefenen: nog meer dorpen werden verbrand en gehele families, vooral aan de zuidkust, werden uitgeroeid - moorden waaraan vaak martelingen voorafgingen. Men had niet alle Portugezen kunnen evacueren (een deel was aan de noordkust gebleven) en de Oost-Timorezen waren bij de evacuaties zelfs geheel aan hun lot overgelaten - op diegenen van die laatsten die als persoonlijke dienaren en gidsen van geëvacueerde Portugezen en Australiërs waren opgetreden, werd jacht gemaakt; hoevelen omgekomen zijn, is niet bekend.

XCIntussen betekende de evacuatie van de guerrillastrijders niet het einde van het verzet: kleine groepen, waartoe vooral deportados behoorden, bleven de japanners bestrijden - van belang was dat zij hun radiografisch contact met de zender die Egerton Mott in Batchelor bij Darwin had geïnstalleerd, konden voortzetten. Zij gaven niet alleen belangrijke berichten door maar ontvingen ook hulp. Regelmatig werden door Geallieerde vliegtuigen, soms door de Mitchells van de Militaire Luchtvaart, voorraden voor hen afgeworpen en ook werden in '43, '44 en '45 parties naar hen toegezonden, meestal bestaande uit enkele Portugezen (die men, naar wij aannemen, gerecruteerd heeft onder de van Timor geëvacueerden) en een Australische marconist. Sommige van die parties vielen in

1 Zij zijn van Geallieerde zijde geschat op ca. vijftienhonderd man, maar dat cijfer dunkt ons onwaarschijnlijk hoog. 2 Nortier in dl. I, T, p. 67.

295 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

japanse handen. Met dat al werd het verzet tot de dag van japans nederlaag volgehouden.

XCDe Oost-Timorezen hebben voor dit alles een zware prijs moeten betalen: niet alleen door het ingrijpen van de japanners en hun WestTimorese helpers maar ook door het gebrek aan voedsel dat uit de verwoesting van hele landstreken voortvloeide, en door het ontbreken van medische zorg zijn velen omgekomen - ook hebben de Geallieerde bombardementen, waardoor overigens ook Koepang werd getroffen, in Dilly en elders slachtoffers gemaakt. Op java is tijdens de japanse bezetting, zoals uit ons vorige deel bleek, naar schatting één op de twintig inheernsen bezweken - op Oost-Timor volgens de schatting van james Dunn in zijn werk Timor - a people betrayed minstens één op de acht. 'Most of the population', zo schrijft hij met betrekking tot de situatie op OostTimor ten tijde van japans capitulatie,

XC'were close to stamation ... The plantations of coffee, cocoa and rubber (the co/any's most prosperous economic sector) had nearly all been abandoned, and most had degenerated into bushland, while Timor's livestock population had been reduced /0 less than a third of its prewar level. The capital was mostly in ruins ... and the roads were inpassable. The war seemed to have taken the country back to the Stone Age.' I

XCEr heeft zich in het contact tussen SOE (of, om precies te zijn: Chapman Walkers Special Reconnaissance Department) en de verzetsgroepen op OostTimor in de tweede helft van '44 een ontwikkeling voorgedaan die in ons werk speciale aandacht verdient. Het is daar namelijk gekomen tot een met het Englandspiel te vergelijken drama.

XCEen door Chapman Walkers dienst uitgezonden party van twee Portugezen en een Australische marconist viel in japanse handen en de marconist gaf onder martelingen zijn codegeheimen prijs. De japanners begonnen een Spiel en de verantwoordelijke officier van Chapman Walkers dienst doorzag dat niet: hij bleef voorraden en zelfs parties zenden naar punten die door de japanners waren opgegeven. Wij weten niet hoelang dit Spiel heeft geduurd maar wèl dat de betrokken officier na enige tijd gewaarschuwd werd door functionarissen van de decoderings

XCI James Dunn: Tintor - a people betrayed, p.

296 [PDF]
EEN JAPANS 'ENGLANDSPIEL'

dienst van het Special Reconnaissance Department dat er iets niet deugde in de telegrammen die in de code van de bedoelde Australische marconist waren ontvangen en die door hem voor betrouwbaar waren gehouden. Pas na die waarschuwing ging de officier tot een controle-maatregel over: hij zond een party z.g. blind naar Oost-Timor, d.w.z. zonder dat er een afspraak was gemaakt om haar op te vangen, en die party kon met eigen ogen zien dat de Australische marconist op een bepaalde plek stond om daar in het gezelschap van drie Japanse militairen per parachute afgeworpen voorraden in ontvangst te nemen. Daaromtrent ingelicht brak de betrokken officier het radioverkeer met de Japanners af.

XCWas dit voorval, in '84 door de Britse historicus M. R. D. Foot gepubliceerd in zijn SOE. An outline history oj the Special Operations Executive 1940-1946', ons bekend geweest in I978-79, toen wij deel ç (Londen) van ons werk schreven, dan zouden wij er in het aan het Englandspiel gewijde hoofdstuk I2 melding van hebben gemaakt. De betrokken officier was namelijk Major Seymour Bingham Jr., die eind augustus '42 als opvolger van Major Ch. C. Blizard, wiens 'tweede man' hij voordien was geweest, hoofd was geworden van de Dutch Section van SOE een functie die hij begin '44 had moeten neerleggen, toen men voldoende aanwijzingen had dat hij zich omstreeks anderhalf jaar lang door de Abioehr en de Sicher heitspolizei und SD in bezet Nederland had laten bedriegen. In plaats van dat hij toen wegens verregaande incompetentie uit de dierist van SOE was verwijderd, had het hoofdkwartier hem in april '44 bij Chapman Walkers Special Reconnaissance Department gedetacheerd.

XCDat hij daar fouten maakte die in hetzelfde vlak liggen als die welke hij in het kader van het Englandspiel beging, zien wij als een nieuwe aanwijzing dat bij dat Englandspiel aan Engelse kant niet sprake is geweest van enige opzet maar louter van, zoals wij het in deel 9 uitdrukten, kapitale blunders.

Vliegschool

XC

XCIn hoofdstuk I van dit deel vermeldden wij dat de meeste naar Australië geëvacueerde leerlingen en alle instructeurs van de vliegscholen van de MLD en de Militaire Luchtvaart (vierhonderdtwee-en-zestig leerlingen en zeventig instructeurs) in april '42 uit Australië naar de Verenigde Staten

XC, t.w. op p. 245.

297 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

werden getransporteerd om daar de opleiding te voltooien. Daarna is een deel van de leerlingen bij de MLD, een deel bij de Militaire Luchtvaart gaan vliegen - wij dienen dus, voor wij op de verrichtingen van de MLD en van de Militaire Luchtvaart ingaan, eerst de leerlingenopleiding te behandelen waarvan zowel de marine als het Knil profijt hebben getrokken.

XCDie opleiding begon op twee plaatsen tegelijk: gevorderde leerlingen werden verder geschoold in Jackson, Mississippi, de minder gevorderden werden eerst in Fort Leavenworth bij Kansas City bijeengebracht, waar een schifting werd gemaakt: sommigen zouden vlieger worden, anderen die niet aan de aan vliegers te stellen eisen voldeden, zouden opgeleid worden als telegrafisten, navigators, bommenrichters en boordschutters. I Voor al die groepen bestonden weer speciale scholen: voor de telegrafisten in South Dakota, voor de navigators en bommenrichters in Texas, voor de boordschutters in Florida. Bovendien werd, toen ook de MLD behoefte bleek te hebben aan aanvulling, door een deel van de leerlingen die marinevlieger of zeewaarnemer zouden worden, een aparte cursus gevolgd in Texas aan de Golf van Mexico. De Royal Netherlands Military Flying School te Jackson begon dus met betrekkelijk weinig leerlingen - pas na een half jaar kwamen er de minder gevorderden bij die toen hun opleiding in Fort Leavenworth hadden voltooid en aan wie ook nog enkele in de Verenigde Staten en elders op het westelijk halfrond gemobiliseerde Nederlanders waren toegevoegd die het vliegen hadden verkozen boven dienst bij de Irene-brigade. Als commandant van de Flying School trad generaal van Oyen op - hij werd, toen hij in oktober '43 naar Australië vertrok om daar de functie van Legercommandant op zich te nemen, opgevolgd door de kolonel van het Knil C. Giebel, die er eind '41 met luitenant O. 1. Drijber (die wij al in het vorige hoofdstuk noemden als hoofd van de Nefis-party op Borneo) in was geslaagd, uit het kasteel Colditz in Saksen te ontsnappenen die, via Zwitserland, onbezet Frankrijk en Spanje, Londen had bereikt.

XCAlle opleidingen die wij noemden, stonden technisch op een hoogen-veertig officieren van het Knil die, ten tijde van de Duitse invasie, in Nederland met verlof of daar gedetacheerd

I Deze schifting leidde tot grote moeilijkheden, doordat de verantwoordelijke offi cieren naar de mening van talrijke candidaten veel te snel bepaalden of men wèl of niet voor vlieger deugde. 2 Dat kasteel werd als detentie-oord gebruikt voor krijgs gevangen officieren, onder wie de zeven-en-vijftig uit Nederland afkomstige die in j uti '40 had den geweigerd, de door Christiansen gevergde gehoorzaamheidsverklaring te ondertekenen; tot die zeven-en-vijftig behoorde een

298 [PDF]
GOEDE OPLEIDING

peil. Er hebben zich ongevallen voorgedaan (soms door de weersomstandigheden, soms door overmoedigheid f, soms door andere oorzaken) - zij hebben aan zeven-en-twintig leerlingen het leven gekost. De Flying School heeft in totaal meer dan vierhonderd man geschoold vliegpersoneel afgeleverd. Van hen zijn sommigen naar Engeland gegaan om dienst te doen in het verband van de Royal Air Force en van de Fleet Air Arm van de Royal Nally, sommigen naar Ceylon (voor de MLD), maar de meesten naar Australië, waar zij aan het personeel van de Militaire Luchtvaart werden toegevoegd, in eerste instantie aan het t Bth, met Mitchell-bommenwerpers (B-25 's) uitgeruste squadron dat daar begin april '42 was gevormd.

XCBij dat 18th squadron vlogen niet alleen Nederlanders maar ook Indische Nederlanders die, als hun uiterlijk daartoe aanleiding gaf, door sommige hogere Australische militairen alsook door MacArthur als kleurlingen werden gezien. Het grondpersoneel van het squadron bestond van meet af aan uit Australiërs - dat betekende dat blanken in tal van technische functies maar ook bijvoorbeeld als koks en cantinepersoneel diensten moesten verrichten voor personen die in Australië niet als blank golden. Dat vormde voor de Nederlanders geen enkel probleem maar voor de bedoelde hogere Australische militairen en voor MacArthur wèl en dat laatste bleek toen in de periode juli-september' 42 in Washington besprekingen werden gevoerd over de vraag wat men met de leerlingen van de Flying School, onder wie zich omstreeks veertig Indonesiërs en ook nog een aantal Chinezen bevonden, na voltooiing van hun opleiding zou gaan doen. Van Nederlandse kant namen van Oyen en de twee Nederlandse vertegenwoordigers bij de Combined Chiefs of Staff, Dijxhoorn en Stöve, aan dat beraad deel. Er kwam een telegram van MacArthur ter sprake waarin deze er op gewezen had dat er voor het i Bth squadron al niet voldoende grondpersoneel van Nederlands-Indische oorsprong aan

1 Een van de instructeurs, eerste luitenant-vlieger A. B. Wolff (de man die in de nacht van 7 op 8 maart '42 met een haastig gerepareerde van Bandoeng naar Australië was gevlogen), vertelde terzake aan de Enquêtecommissie: 'In Amerika hebben wij vrij wat ongelukken meegemaakt, voornamelijk doordat dit een eigenaardig soort jongens was; het waren allen jonge jongens van achttien tot twintig jaar, die eigenlijk losgeslagen waren uit Indië en disciplinair moeilijk vast waren te houden' (Wolff heeft hier te zeer gegeneraliseerd). 'Dit bleek ook in het leven buiten de basis. Er gebeurden wel eens dingen, o.a. op het gebied van autorijden en op feestjes die's avonds gegeven werden die niet normaal waren, zoals dat zo vaak gebeurt met een militaire eenheid in het buitenland.' (getuige A. B. Wolff, dl. VIIl c, p. 1442)

299 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

wezig was. 'Combat units mixed nationalities not satisfactory', had hij geseind, 'particulary when the racial difference is between combat crews and maintenance personnel ... Australian authorities hold same views. Recommend formation of Dutch tactical units for employment this area limited to those which can befully manned by Dutch or international units now operating in England" anders gezegd: MacArthur en de door hem bedoelde 'Australian authorities' wensten de Indonesiërs en Indische Nederlanders niet in de in Australië te vormen' tactical units' op te nemen. Die rassendiscriminatie werd door van Oyen, Dijxhoorn en Stöve afgewezen. Het State Department werd in de zaak gemengd en schaarde zich achter het Nederlandse standpunt. In september werd opnieuwover de kwestie gesproken - de deelnemende hoogste Australische vertegenwoordiger, een Air-Marshal van de Royal Australian Air Force, herhaalde MacArthurs bezwaren, waarop van Oyen de opmerking plaatste dat deze houding van vertegenwoordigers van democratische landen hem ten zeerste bevreemdde. Hij kon de Australiër niet overtuigen (deze zei dat het mindere werk nu eenmaal door Aziaten gedaan moest worden en dat hij niet kon aanvaarden dat Australiërs het voedsel voor 'kleurlingen' zouden bereiden) maar de drie Nederlanders hielden voet bij stuk en het slot van het lied was dat de Australische Air Marshal er accoord mee ging dat de Indonesiërs en Chinezen na het voltooien van hun opleiding aan het 18th squadron zouden worden toegevoegd, maar dan alleen aan die eenheid - tot squadrons van de Royal Australian Air Force zouden zij niet toegelaten worden.

XCOok in Jackson rezen er moeilijkheden. Een deel van de blanke bevolking aldaar wilde aanvankelijk de Indo-Europeanen, Indonesiërs en Chinezen onder de leerlingen van de Flying School als negers behandelen en hen dus bijvoorbeeld weren uit slechts voor blanken toegankelijke restaurants en clubs. Van Oyen zei toen in een bespreking met de burgemeester en enkele tientallen notabelen van het stadje in de Deep South dat hijzelf en alle andere blanke Nederlanders louter restaurants en clubs van negers zouden gaan bezoeken als de discriminatie niet werd opgeheven, en die aankondiging had het gewenste effect. De animositeit tegen de niet-blanken was in Jackson overigens lang niet algemeen: ca. tien van de Indonesische leerlingen van de Flying School trouwden met Amerikaanse meisjes.

XCDit alles wil niet zeggen dat de Indonesische leerlingen te Jackson in alle opzichten tevreden waren. Zij meenden namelijk dat uit hun rijen3

1 Aangehaald in O. G. Ward: (1985), p. 70 (verder aan te halen als: Ward).

300 [PDF]
VERZET TEGEN RASSENDISCRIMINATIE

slechts onevenredig weinigen de gelegenheid kregen de speciale, bij uitstek gewaardeerde opleiding voor piloot te volgen. Hart en Abdoelkadir kregen hun klachten te horen toen zij in maart '43 in Jackson waren om daar, conform de met de OSS gemaakte afspraken, vrijwilligers te recruteren voor de geheime diensten (dat werden er, zoals uit het vorige hoofdstuk bleek, vijf). De Indonesiërs in Jackson, zo berichtte Hart in april aan van Mook,

XC'were very frank with us as representatives of the India; Government. 'What does the speech of the Queen mean when we feel that racial discrimination is still being applied?' We tried to explain to them that it was not a question of racial discrimination but one of suitability, but we both felt that our explanation sounded very lame."

XCOf er inderdaad alleen geschiktheidsfactoren in het spel zijn geweest dan welook andere, is ·ons niet bekend.

Knil

XC

XCMet betrekking tot de eerste periode in Australië vermeldden wij eerder dat er van de landmacht van het Knil, afgezien van een aantal officieren, niet meer dan twee compagnieën in Australië waren aangekomen met tezamen ongeveer tweehonderdzestig militairen, dat ruim tachtig man midden '42 deelgenomen hadden aan de mislukte expedities naar de Tanirnbar-, Kei- en Aroe-eilanden die aan twee-en-dertig man het leven hadden gekost, en dat in die tijd tevens een compagnie van ruim honderdvijftig man deel ging uitmaken van het hoofdzakelijk uit Australiërs en Amerikanen bestaande garnizoen dat naar Merauke op NederlandsNieuw-Guinea was gezonden, zulks ter bescherming van een vliegveld dat er door de Amerikaanse genie werd aangelegd. Die landmacht is nadien niet onaanzienlijk uitgebreid: met de ca. honderdnegentig man van het Knil die uit Timor waren teruggetrokken, met in Australië en in de Verenigde Staten gemobiliseerde Nederlanders, met Engelandvaarders, met uit de sector van de scheepvaart afkomstige Indonesiërs, met de leden van de Veldpolitie op Nederlands-Nieuw-Guinea die allen gemilitariseerd werden, met bijna zevenhonderd Papoea's, met tweehonderd Indonesische Knil-militairen die op en bij Nieuw-Guinea uit Ja

XC, Brief, IS april 1943, van G. H. C. Hart aan van Maak (ARA, Coll.-van Maak, 2).

301 [PDF]
STR~DKRACHTEN/KOOPVAARDlj INZET VAN GEVECHTSTROEPEN

panse dienstbaarheid werden bevrijd, met bijna driehonderd Knil-militairen uit Curaçao en Suriname en tenslotte met ruim tweehonderd vrijwilligers die men met veel moeite in laatstgenoemd gebiedsdeel had bijeengekregen; de aanwezigheid van die vrijwilligers wekte in Australië overigens spanningen doordat hun bij hun indiensttreding een bezoldiging was beloofd die voor de laagsten in rang, de soldaten, bijna driemaal zo groot was als die van de overige soldaten van het Knil. 1 Per r maart '45, d.w.z. enkele maanden voor de aankomst in Australië van de eerste vrijwilligers die zich in Nederland in het bevrijde zuiden hadden aangemeld, telden de landstrijdkrachten van het Knil (waaraan toen voor allerlei hulpwerk een Vrouwenkorps was toegevoegd-) in totaal 296r militairen: 904 in het Iste bataljon, 28r in twee aparte compagnieën, 389 in het Papoea-batalj on, 467 in het Technisch Bataljon (daartoe behoorden velen die eerst bij het bataljon ingedeeld waren dat voor de rehabilitatieJ. c.J. c.J.J.

1 Die overige soldaten kregen per dag als soldij de tegenwaarde van f 0,75, de soldaten onder de Surinaamse vrijwilligers de tegenwaarde van f 2,10. Hun aanwezigheid gaf ook aanleiding tot andere moeilijkheden. 'De 'Surinamers', zo schreef van Maak in juli '45 aan de waarnemend gouverneur van Suriname, mr. Brons, '(zijn) in het algemeen voor ons geen gemakkelijk probleem. Dit geldt niet zozeer voor de officie ren en ook niet voor een belangrijk deel van de onderofficieren, doch wel voor de korporaals en minderen De grootste moeilijkheid schuilt erin dat de Surinamers enerzijds zich steeds verongelijkt voelen door Nederlandse en andere blanken, terwijl zij anderzijds zich op een hoog standpunt stellen tegenover de Indonesiërs. Zij veroorzaken daardoor voortdurend spanning Ook al zijn zij in een aantal gevallen redelijk goede soldaten gebleken is de overlast, welke wij van deze betrekkelijk onverteerbare groep ondervi.nden' (negen Surinamers hadden zich zozeer misdragen dat er een krijgsraadzaak uit was voortgevloeid), 'toch te groot om naar verdere uitbreiding te verlangen. Ik je daarom willen vragen ... de werving en uitzending van soldaten en korporaals voor Nederlands-Indië te staken.' (brief, 17 juli 1945, van van Maak aan Brons, ARA, Cell-van Maak, 2) 2 Dat Vrouwenkorps was in maart '44 door van Maak opgericht naar analogie van het in Engeland gevormde Vrouwen Hulpkorps dat in bevrijd Nederland zou worden ingezet. Het was een korps van vrijwilligsters die zich verplichtten in dienst te blijven tot zes maanden, 'nadat', zo heette het in een in de Verenigde Staten verspreide oproep, 'een belangrijk gedeelte van Nederlands-Indië heroverd is, ter beoordeling van de Legercommandant'. Op de achterpagina van deze oproep stond: 'Wij Nederlanders willen en zullen onze grootse historische taak in Nederlands-Indië voltooien!' De oproep wordt weergegeven in een in '85 afgesloten studie van drs. G. Kippers: 'Het Vrouwenkorps van het Knil, 1943-1950' (p. 139-52); volgens haar gegevens meldden zich vóór Japans capitulatie in Australië ruim vijftig, in de Verenigde Staten ruim honderd en in Nederland in het bevrijde Zuiden ca. honderdtachtig vrijwilligsters aan. In Australië werden de meesten gehuisvest in Tot commandante van het Korps werd in mei '45 luitenant M. Meerburg benoemd.

302 [PDF]

van de aardolie-installaties in Nederlands-Nieuw-Guinea bestemd was, het z.g. Oliebataljon), 53 die aan de Militaire Luchtvaart waren toegevoegd, 306 die het detachement-Melbourne en het detachement-Colum bia Camp (Brisbane) vormden, 292 die werkzaam waren bij de Nefis en tenslotte 269 die als leden van de Nita-teams belast waren met bestuurswerkzaamheden in heroverde delen van Nederlands-Indië. Tot het Iste bataljon behoorde een compagnie van ca. driehonderdvijftig gidsen en tolken (die belangrijke diensten bewezen hebben aan de Amerikanen) en twee compagnieën gevechtstroepen, uitgerust met handvuurwapens en enkele lichte mortieren.

XCWaar zijn gevechtstroepen ingezet?

XCDe compagnie in Merauke, die uitgebreid was met ruim honderdtwintig man Veldpolitie, nam deel aan patrouille-acties in de omgeving van de plaats. Men verwachtte er eind '42 een Japanse landing maar het bleef toen bij een luchtbombardement (er volgden nog meerdere) dat Merauke goeddeels verwoestte. De compagnie was deel van een garnizoen dat midden '43 voorts ca. zesduizend Australiërs en ca. duizend Amerikanen telde.'

XCNa Hollandia werden door MacArthur op de noordkust van Nederlands-Nieuw-Guinea (zie kaart VII op pag. r89) de plaats Sarmi en het eilandje Wakde bezet (r7 mei '44) Wakde omdat de Japanners daar een landingsbaan hadden gebouwd. In plaats van die ene landingsbaan kwam er een vliegveld, aangelegd met hulp van twaalfhonderd Papoea's, maar aan dat ene vliegveld had MacArthur niet voldoende. Om een tweede, dat groter was, te kunnen aanleggen, landde hij op 27 mei op het ca. 350 km verder westelijk liggende eiland Biak. Daar werden de Japanners met veel moeite (de Amerikanen leden aanzienlijke verliezen) van het vliegveld en het zuidoostelijk deel van het eiland verdreven - zij handhaafden zich in de bergachtige gebieden van de rest van het eiland. Papoea

XCI Tot die Amerikanen behoorden negers, 'die zich', aldus van der Plas aan de Enquêtecommissie, 'vreselijk hebben misdragen ... Die kerels hebben daar werkelijk alles verkracht tussen de acht en de tachtig. Daar is pas werkelijk krachtig tegen opgetreden toen ik zwart op wit de brigadier aansprakelijk heb gesteld voor wat er was gebeurd tegen onze onderdanen.' (getuige van der Plas, Enq., dl. VIII c,

303 [PDF]
STRDDKRACHTENjKOOPVAARDD TARAKAN/BALIKPAPAN

patrouilles maakten hier in de periode september '44 mei '45 bijna vijftig Japanners krijgsgevangen en doodden er bijna achttienhonderd.' De leden van die patrouilles kregen voor elke gedode japanner van de Nica een beloning van een kwartje - als bewijsmiddel diende een afgesneden oor.' Naast de Papoea-patrouilles werd op Biak ook een compagnie van het Knil ingezet. Papoea-patrouilles werden ook van Hollandia uit gebruikt om japanse militairen die westwaarts trachtten te ontkomen, in het oerwoud op te sporen en uit te schakelen. Er zijn van die japanners maar weinigen in leven gebleven (slechts ca. duizend van de oorspronkelijke elfduizend) - de meesten zijn evenwel niet in de strijd gesneuveld maar verhongerd of aan ziekten bezweken. Op de Amerikaanse landing op Biak volgden (zie kaart VII op pag. r89) die op Noemfoor (2 juli '44) en bij Sansapor (30 juli) en daarna op r 5 september die op het door de japanners zwakbezette eiland Morotai dat (zie kaart V op pag. 65) tussen Halmaheira en de Philippijnen ligt. Bij de tot dusver genoemde landingen (Hollandia, SarmijWakde, Biak, Noemfoor, Sansapor en Morotai) werden, behoudens dan groepen gidsen en tolken, geen Knil-eenheden ingezet' maar dat veranderde toen MacArthur voornemens was op Tarakan en Borneo en vervolgens op java te landen. Die landing op java werd in april '45 door de Amerikaanse joint Chiefs of Staff geannuleerd - slechts de herovering van Tarakan en'en op Morotai was slechts één Nederlandse officier aanwezig: Quéré, de verbindingsofficier bij de Amerikaanse

I Aanvankelijk waren er vrij talrijke japanners die zich overgaven en daarna door de Amerikaanse militaire politie in karnpen moesten worden bewaakt. Volgens een Amerikaans rapport werden op Biak en elders in november '44 ca. driehonderd japanners gedood en tachtig krijgsgevangen gemaakt, in december resp. vierhonderd en honderdvijftig. De deed de inheemse patrouilles toen weten dat er minder krijgsgevangenen moesten komen - inderdaad, in januari '45 werden er vijfhonderd gedood en twintig krijgsgevangen gemaakt; in februari werden er driehonderd gedood en was er geen enkele krijgsgevangene. Wij zien die cijfers als een aanwijzing dat talrijke japanse krijgsgevangenen eenvoudig zijn doodgeschoten. (rapport, 5 juni 1945, van A. L. Moffat, ambtenaar van het die in maart '45 samen met Kerstens, toen directeur van Onderwijs en Eredienst een bezoek had gebracht aan de I.e.) 2 'Over de afgesneden oren is', aldus later kolonel Giebel, 'nog het een-en-ander te doen geweest. Amerikaanse souvenirjagers hadden zich bij -de van een paar oren meester gemaakt en ze bij wijze van curiositeit als postpakket naar huis gezonden. De oren waren echter door een censor ontdekt en de Amerikaanse commandant op Biak werd om opheldering gevraagd. Het onderzoek wees de als de schuldige aan.' (e. Giebel: p. 42) 3 Bij de landingen bij Hollandia

304 [PDF]

van Balikpapan werd aan MacArthur toegestaan en bij beide acties werd telkens één compagnie van het Knil ingezet: de ene van Biak en één die uit Australië naar Morotai was overgebracht. Die compagnieën telden elk ca. honderdzestig militairen.

XCTarakan werd vóór de Geallieerde landing zowel door lucht- als door vlooteenheden zwaar gebombardeerd. Voor die landing, uitgevoerd op I en 2 mei '45, werd een brigade van de 7de Australische infanteriedivisie ingezet, enkele dagen later gevolgd door de tot het Iste bataljon van het Knil behorende zde compagnie. De Japanners moesten de plaats Tarakan en andere punten op de westkust van het eiland (al die oorden waren verwoest) spoedig prijsgeven maar handhaafden zich elders, zodat maandenlang acties moesten worden ondernomen om hen uit te schakelen. Eind juli waren meer dan vijftienhonderd Japanners gedood - driehonderdtwintig hadden zich overgegeven. Aan de acties had de Knil-compagnie een werkzaam aandeel.

XCToegevoegd aan de hoofdmacht van de 7de Australische infanteriedivisie werd de r ste compagnie van het Iste bataljon ingezet bij de landing bij Balikpapan, 2 juli '45, en hier nam aan de inleidende beschietingen ook de Nederlandse kruiser 'Tromp' deel. Vóór de landing hadden Amerikaanse mijnenvegers ruim twee weken lang passages gemaakt door de mijnenvelden die door de Japanners waren aangelegd (er lagen evenwel in de toegang tot Balikpapan ook talrijke door de Geallieerde luchtmacht afgeworpen magnetische mijnen) en hadden Underwater Demolition Teams mogelijke landingsplaatsen verkend en op de geschiktste in de twee nachten die aan de landing voorafgingen, de obstakels opgeruimd. De landing verliep vlot. De voornaamste punten in de plaats Balikpapan (vrijwel de gehele bevolking was geëvacueerd) waren door de bombardementen, de beschietingen en de gevechten volledig verwoest - dat gold ook voor de raffinaderijen, welke MacArthur spoedig weer in gebruik had willen nemen. Zo groot was de ravage dat de hoogste Nica-officier ter plaatse, kolonel C. C. de Rooy (op het werk van de Nica hier en elders komen wij nog terug), zich in zijn een week na de landing opgesteld rapport' afvroeg, 'of het belang van land en volk [van Indonesië] niet meer gediend zou zijn met een afwachten van de ineenstorting van Japan.'2 Vooral voor grote verwoestingen op Java was de Rooy beducht - zijn vrees was in zoverre ongegrond dat, zonder dat hij datwekte bij hen, die bij Balikpapan bijna tweehonderddertig man hadden verloren, veel

1 Aangehaald in Nortier, p. 313. 2 Dit rapport raakte aan de Australiërs bekend en

305 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

wist, door MacArthurs plannen voor landingen op dat eiland al een streep was gehaald.

XCZo is het, wat de tot het Iste bataljon behorende rste en zde compagnie betreft, bij slechts twee acties gebleven die in totaal aan zes Knilmilitairen het leven hebben gekost (vijf op Tarakan, één bij Balikpapan). Vergeleken met de Australiërs, die op Tarakan en Balikpapan samen meer dan vijftigduizend militairen hadden ingezet, wierpen die twee compagnieën slechts een miniem gewicht in de schaal - hun aanwezigheid had in hoofdzaak politiek-symbolische betekenis en zij werden dan ook wel door de Geallieerde staven in '44 en later als'Symbolic Parties' aangeduid. Het gebruik van die term bleef tot de staven beperkt. 'Men achtte deze naam', schrijft Nortier, 'minder gelukkig want, zoals ... kolonel Sandberg' (deze, lange tijd de Nederlandse vertegenwoordiger bij MacArthurs hoofdkwartier, overleed eind '44 in Australië aan carcinoom) 'treffend opmerkte: 'Het valt niet mee zijn leven symbolisch te verliezen.'"

XCWij hebben over de Militaire Luchtvaart van het Knil meer te schrijven: zij is onafgebroken in touw geweest."

XCMen krijgt dan met drie eenheden te maken: het in april '42 opgerichte squadron lichte bommenwerpers, het i sth, dat met Mitchells vloog (toestellen met een vliegbereik van 2300 km en een maximale snelheid van 440 km per uur) en dat wij al enkele malen noemden, een in december ,43 gevormd squadron jagers, het i zoth, uitgerust met Amerikaanse Kit tyhawks (P-40'S: toestellen met een vliegbereik van bijna 580 km en een snelheid van bijna 600 km per uur) en een transportafdeling, die oorspronkelijk als 1St Netherlands-East-Indies Transport-squadron werd aangeduid en op 15 augustus '45 de naam kreeg van 19th Transport-squadron.'

XCHet Mitchell-squadron heeft een beginperiode gekend die met grote moeilijkheden gepaard is gegaan.

1 Nortier, p. I07. 2 Wij ontlenen voor deze paragraaf de meeste van onze gegevens aan het in '85 verschenen werk van kolonel O. G. Ward: 1942-1945. 3 In de zomer van '42 poogde van Oyen in Washing ton toestellen te krijgen voor vier jager en vier zijn voorstel werd afgewezen. Wij vragen ons hierbij af of men die acht inderdaad had kunnen bemannen.

306 [PDF]
'r8TH SQUADRON'

XCWij vermeldden al dat het squadron maandenlang op zijn eerste toestellen moest wachten. Ware van Oyen in Australië gebleven, dan had dit wellicht voorkomen kunnen worden, maar hij vertrok naar de Verenigde Staten. Erger nog: daarheen, d.w.z. naar de Flying School, vertrokken ook de meeste en de meest ervaren officieren die aanvankelijk in Australië bij de Staf Luchtstrijdkrachten waren ingedeeld. 'Wanbeleid' noemt Ward het: 'Waarom er zovele kapabele oudere M[ilitaire] L[uchtvaartj-officieren allemaal naar Amerika moesten, blijft', schrijft hij, 'een raadsel. Het is onze mening dat van Oyen met minder de opleiding best aan kon; hij kreeg immers alle medewerking van de Amerikanen." Wij tekenen hierbij nog aan dat van Mook, van der Plas en van Hoogstraten zich jegens ons weinig positief over de persoon van van Oyen hebben uitgelaten: van Mook noemde hem 'een middelmatige figuur", van der Plas karakteriseerde hem als 'uiterst zwak - het soort generaal dat denkt dat men de zaak met memoranda kan regelen", en van Hoogstraten zei: 'Wij vonden hem allemaal halfzacht." Daargelaten of die beoordelingen niet te negatief zijn, een feit was het dat de afwezigheid van van Oyen en de bedoelde officieren de opbouw van het 18th squadron niet ten goede kwam, zodat, aldus Ward, 'veel tegenslag moest worden geïncasseerd in de sectoren van materieel, opleidingen in Australië en organisatie, dat uiteindelijk zijn weerslag had op het in gereedheid brengen van het squadron.' 5

XCDe Militaire Luchtvaart begon in Australië met ruim veertig officieren en bijna zeventig andere militairen. Van hen deed een klein deel op het hoofdkwartier dienst, het grootste bij het i stl: squadron dat onmiddellijk een aanvulling kreeg met Australisch grondpersoneel. Het niet-Australische personeel vormde een gemengd gezelschap van beroepsmilitairen, reserve-officieren, kort-verband-personeel, landstormers (onder hen mannen van veertig jaar en ouder), militiemannen en personen die pas in Australië gemilitariseerd waren - het zou ook onder de beste omstandigheden moeilijk zijn geweest, hier een hecht korps mee te vormen. De omstandigheden waren evenwel ongunstig. De landstormers voelden zich benadeeld doordat zij, die in de Indische samenleving gewend waren geweest aan een redelijk salaris, nu genoegen moesten nemen met de wedde van een soldaat: omgerekend ca. f 0,75 per dag, en velen van het uit Indië afkomstige vliegpersoneel waren verbitterd omdat men hun, toen in februari gebleken was dat achttien in Amerika bestelde Mitchells

XCI Ward, p. 78. 2 Van Maak, 8 nov. 1961. 3 Van der Plas, 14 dec. 196 1. 4 Van Hoogstraten, 22 april 1958. 5 Ward, p. 78.

307 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

niet op tijd zouden arriveren, de gelegenheid had onthouden naar hun gezinnen op Java terug te keren en omdat, toen die terugkeer onmogelijk bleek, de meeste van die gezinnen niet tijdig geëvacueerd waren. Daar kwam nog bij dat men aanvankelijk niets te doen had. Wat aan Mitchells in Australië werd ontscheept, eigende MacArthur zich toe - het werd mei voordat de eerste drie Mitchells arriveerden waarmee althans een deel van de bemanningen kon gaan oefenen (en met succes: wij herinneren er aan dat een van de Japanse onderzeeboten die op de avond van 3 I mei de haven van Sydney waren binnengedrongen, op de terugvaart door een Nederlandse Mitchell werd vernietigd). Druppelsgewijs kwamen nieuwe toestellen binnen - pas in september evenwel beschikte het squadron over zijn normale aantal: achttien. Eerst toen was intensief oefenen mogelijk.

XCHet squadron heeft in de eerste maanden na de oprichting een weinig opwekkend beeld geboden. Het was, na in Brisbane te zijn gevormd, geplaatst op het militaire vliegveld dat op enige afstand van Canberra lag (een ongelukkige beslissing doordat de weersomstandigheden daar het maken van oefenvluchten in de maanden juni, juli en augustus, de wintermaanden op het zuidelijk halfrond, zeer bemoeilijkten), het had nog geen vaste oorlogstaak, het had in de eerste maanden een hoogst onpopulaire commandant (deze werd in mei vervangen door majoor B. J. Fiedeldij) en in tegenstelling tot sommigen die hun stabiliteit wisten te handhaven, waren anderen ten prooi aan een demoralisatie waaruit zij vluchtten in drank en vrouwen. 'Er wordt', noteerde een der vliegers op 19 mei in zijn dagboek, 'ontzettend gedronken, gekaart en met meisjes gespeeld', en twee dagen later: 'getrouwde vrouwen, meisjes, ja zelfs kinderen werden hier rustig door iedereen gebruikt.'1 Het gebeurde dat officieren in beschonken toestand oefenvluchten maakten - 'aan met verlof gaan naar Brisbane, Sydney of Melbourne werd', aldus een aan de Enquêtecommissie voorgelegd stuk", 'veel gedaan en men bleef gewoonlijk een week langer weg dan zijn verloftijd. Rijksvliegbenzine werd in grote hoeveelheden voor privé-gebruik weggenomen' - om diefstal tegen te gaan nam men blikken vol mee naar hotelkamers, waar 'avond na avond drankpartijen met vrouwen werden gehouden, waarbij natuurlijk ook veel gerookt werd' (het gevolg was dat in Canberra één hotel tot de grond toe afbrandde). 'Australische militairen die bij onze afdeling waren ingedeeld, begrepen er niets van.'

XCIn september kwam het tot een plan van de bemanning van een van de Mitchells om naar de Japanners over te lopen. Dat plan ging uit van

XC1 Aangehaald in a.v., p. I IS. 2 Aangehaald in Enq., dl. VllI c, p. 399.

308 [PDF]
'18TH SQUADRON'

een vliegtuigcommandant, een Indische Nederlander met een Duitse moeder, die persé naar zijn jonge vrouwen twee kinderen op Java wilde terugkeren en daartoe, zodra het squadron van het gebied van Darwin uit een oorlogstaak te verrichten kreeg, met zijn toestel naar Timor wilde vliegen in de hoop dat de Japanners, dankbaar omdat hij hun een geavanceerd vliegtuig zou hebben geleverd (èn tekeningen van het vliegveld waar het squadron zou worden gestationeerd), hem in de gelegenheid zouden stellen naar Java te gaan. H~ wist voor dit plan steun te vinden bij zijn tweede vlieger, die later door majoor Fiedeldij 'een avonturier' werd genoemd " en bij zijn marconist. Ook een sergeant werd in het plan gekend en wendde voor dat hij tot hulp bereid was - hij was evenwel een van degenen die de Nefis van de stemming in het squadron op de hoogte hielden. Het drietal werd gearresteerd en naar Ceylon afgevoerd om er berecht te worden."

XCDeze gebeurtenissen leidden er toe dat Spoor, het hoofd van Nefis I, de verhoudingen bij het 18th squadron in onderzoek nam. In zijn rapport gaf hij een beeld van de moeilijke omstandigheden waaronder de opbouw van het squadron was begonnen - ook nu evenwel, ruim een half jaar later, was de zaak

XC'niet in orde. Er werd over de gehele linie gekankerd Door het personeel werden onder meer spotliedjes gezongen op verschillende militaire autoriteiten [en] op officieren van het squadron; er werd een blaadje uitgegeven, waarvan de inhoud geenszins in overeenstemming is te achten met een gezonde militaire geest en tucht. De naam van het personeel te Canberra, in het bijzonder bij de burgerbevolking, is praktisch teniet gedaan door het buitensporige en vaak incorrecte optreden van de manschappen waarbij op onverantwoordelijke wijze met geld werd gesmeten."

XCVoor veel van dit alles stelde Spoor majoor Fiedeldij aansprakelijk (deze was evenwel technisch hoogst bekwaam en Spoor bepleitte derJ.gevolg was dat de straffen tot tien jaar werden verminderd. 'Aangehaald in Enq.,

1 Getuige B. Fiedeldij, punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 68 649. 2 Men vreesde repercussies als het proces in Australië zou plaatsvinden. De Zeekrijgsraad op Ceylon veroordeelde bijna een jaar later de vliegtuigcommandant tot levenslang, de twee anderen tot twintig jaar gevangenisstraf. Zij zaten gedrieën de gehele rest van de oorlog in Colombo gevangen, nadien werden zij naar Nederland overgebracht. Daar werd door een aantal oud-leden van het op verzachting van het wel zeer zware vonnis aangedrongen (zeer zwaar, omdat er sprake was geweest van een plan waarvan het de vraag was of het inderdaad zou worden uitgevoerd) en het

309 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

halve niet zijn vervanging, mede omdat het squadron spoedig met zijn oorlogstaak zou beginnen) - de Enquêtecommissie heeft er naar ons oordeel, en naar dat van Ward, terecht op gewezen dat hier toch eerder sprake was geweest van 'een falen van de hogere militaire leiding', die het i sth squadron veel te veel aan zijn eigen lot had overgelaten (schoutbij-nacht Coster en de waarnemend Legercommandant in Australië, luitenant-kolonel van Straten, hadden het slechts eenmaal bezocht). 'Dit acht de commissie te ernstiger, omdat deze leiding slechts voor enkele eenheden had te zorgen.'.'

XCMet de nieuwe Mitchells (zij vertoonden allerlei gebreken: de geschutkoepels bleven hinderlijk trillen en de bomrichttoestellen voldeden niet) werd het squadron in december' 42 verplaatst naar het vliegveld te MacDonald, ca. ISO km ten zuiden van Darwin. Dat was nog niet eens gereed (het was tevoren ook niet geïnspecteerd) - het personeel van het squadron moest zelf de handen uit de mouw steken om het als basis geschikt te maken. Er heerste, als overal in dit deel van Australië, een vliegenplaag ('als je iemand', zo schreef later een der vliegers, kapitein R. W. C. G. Wittert van Hoogland, 'een klap op zijn blote rug gaf, had je zeker twintig vliegen. Het record uit de annalen bedroeg vier-en-zestig vliegen in één klap") en men zat er ver van de bewoonde wereld. De behuizing (men sliep er in tenten) was simpel, het eten hoogst eentonig. Een nadeel was bovendien dat de vliegers eerst ISO km boven land moesten afleggen voordat zij Darwin en vandaar, na overnacht te hebben, de zee bereikten waar men wellicht doelen zou vinden. Deze situatie verbeterde pas toen het squadron begin mei '43 naar het vliegveld bij Batchelor, 80 km bezuiden Darwin, werd overgeplaatst dat tevoren gebruikt was door een Australisch squadron dat naar Nieuw-Guinea was verplaatst. Dat vliegveld was goed geoutilleerd - het 18th squadron is er gebleven totjuli '45, toen het naar Morotai werd verplaatst.

XCDe taak van het squadron bestond uit het uitvoeren van verkenningen en van aanvallen op schepen, Japanse vliegvelden en andere installaties, zulks in het oostelijk deel van de Grote Oost. Het heeft die taak uitgevoerd onder vijf commandanten: eerst Fiedeldij, tot luitenant-kolonel3

I A.v., dl. VlII a, p. 235. 2 R. Wittert: (1983), p. [46.

310 [PDF]
'r8TH SQUADRON'

bevorderd, vervolgens luitenant-kolonel J. J. Zomer, daarna lui tenantkolonel E. J. c. te Roller (die er prijs op stelde, zelf aan operationele vluchten deel te nemen en wiens toestel eind juni '44 door de Japanners werd neergeschoten waarbij de gehele bemanning omkwam), na deze majoor ir. D. L. Asjes en tenslotte luitenant-kolonel M. van Haselen. Het squadron, waarbij, zoals al bleek, van meet af aan ook Australiërs waren ingedeeld (eind oktober '43 waren het er tweehonderdnegentig op een totale sterkte van bijna zeshonderd man), kreeg in september' 43 zijn eerste aanvulling uit de Flying School te Jackson, waarop andere aanvullingen volgden, en werd van mei '44 af enkele malen versterkt met personeelsleden van de Marineluchtvaartdienst uit Ceylon.

XCDe eerste operationele vlucht werd in januari '43 ondernomen, de eerste vlucht met een tussenlanding op Nederlands gebied, namelijk op het vliegveld te Merauke, in oktober '43. In '43 hebben toestellen van het squadron in totaal ruim 700 operationele vluchten uitgevoerd, in '44 vermoedelijk I 100, in '45 in de eerste vier maanden ruim 140. In mei ,45 (er dienden toen bij het squadron ruim vijfhonderd man van de Militaire Luchtvaart) werd het squadron niet-operationeel in afwachting van de verplaatsing naar Morotai. Het vliegveld daar bleek zo stampvol te zijn dat MacArthur spoedig besloot, het squadron in Balikpapan te statiorieren, maar daar kwamen de eerste vliegtuigen pas op 14 augustus aan, daags voordat Japans capitulatie werd bekendgemaakt.

XCMen kan uit de daling van het aantaloperationele vluchten die zich in de eerste vier maanden van '45 voordeed, afleiden dat zich toen in het gebied dat door de Mitchells bestreken werd, nauwelijks meer doelen bevonden die voor een aanval in aanmerking kwamen. Het t sth squadron heeft in totaal8 5 Japanse of voor de Japanners varende schepen vernietigd met een totaaltonnage van bijna 54000 ton; daarbij waren de operaties van het squadron onderdeel van die waarmee de Geallieerde luchtmacht van noordwest-Australië uit de bewegingsvrijheid van de Japanners in het oostelijk deel van de Grote Oost zowel ter zee als in de lucht (de Japanners hadden belangrijke vliegvelden op Timor en Ambon) gevoelig aantastte.' Vermelding verdient dat in april' 45 elf Mitchells samen met tien zwaardere Australische bommenwerpers een Japans smaldeel in de Floreszee aanvielen, waarbij een Japanse lichte kruiser zo ernstig door31

I Wij herinneren er aan dat de bovendien bij twee gelegenheden, n1. in september '44 en in januari '45, de verre vlucht naar Java ondernamen om er pamfletten af te werpen. Ook werd in laatstgenoemde maand nog een vlucht ondernomen om ten behoeve van de haven van Tjilatjap te fotograferen.

311 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

bommen werd getroffen dat twee Amerikaanse onderzeeboten het schip konden inhalen en tot zinken brengen. In die tijd had de Geallieerde luchtmacht als geheel van noordwest-Australië uit alle Japanse bases binnen een straal van I 000 km geneutraliseerd.

XCHet vliegend personeel van het i Bth.squadron nam in beginsel telkens negen maanden lang aan operationele vluchten deel (dat van het straks te behandelen jager-squadron zes maanden) - daarop volgde dan een periode van zes maanden waarbij het ingedeeld was bij het transport squadron of andere taken te verrichten had. Vervolgens begon een nieuwe operationele periode. 'Door de geleden verliezen', aldus Wittert van Hoogland, 'had dit proces de tendens zich te versnellen als gevolg van onze beperkte hoeveelheid mankracht. Heel wat bemanningen maakten drie operationele perioden mee.'!

XCDoordat de Mitchells, als zij overdag vlogen, pas na geruime tijd een bescherming door Geallieerde lange afstand-jagers meekregen, waren de verliezen die het squadron aanvankelijk leed, aanzienlijk. Van de 18 toestellen waarmee Fiedeldij in januari' 43 begon te opereren, werden er in zes maanden tijd 9 neergeschoten - in totaal zijn bij het 18th squadron negen-en-zeventig leden van de Militaire Luchtvaart en zestien Australiërs gesneuveld." Vooral de verliezen in de eerste operationele periode hebben zwaar op het squadron gedrukt - niettemin is na de overplaatsing uit Canberra het moreel goed gebleven. Daartoe droeg bij dat de prestaties meermalen door de hogere commandanten van de Royal Australian Air3

1 R. Wittert: p. 75. 2 Van die negen-en-zeventig zijn twee die krijgsgevangen hadden moeten worden genomen, door een japanse militair doodge schoten. Het betrof hier bemanningsleden van een welke op 7 oktober '43 tijdens een verkenningsvlucht bij Soemba aangevallen werd door vier japanse jagers en zo zwaar werd beschadigd dat de commandant op zee een noodlanding moest uitvoeren - hij sloeg daarbij met zij n hoofd tegen het vizier en verloor het leven. De andere vijf inzittenden, allen gewond, konden in het zich bij het toestel bevindende rubberbootje klimmen. Eén stierf er nog voor het donker was en een tweede verloor zijn bezinning, toen men, nadat men drie etmalen had rondgedobberd zonder drinken en vrijwel zonder eten, in de verte de kust van Soemba ontwaarde - hij wilde daar naar toe zwemmen, liet zich uit het rubberbootje. glijden en werd door haaien verslonden. Na een moeilijke worsteling met de branding kwamen drie man op Soemba aan land. Daar werden twee door een patrouillerende japanse soldaat doodgeschoten - één bleef in leven doordat de soldaat die door zijn patronen heen was, toen hij zich gereedmaakte om hem te bajonetteren, door een op een paard naderende japanse officier werd tegengehouden. Die enige overlevende van de zes werd, na in Soerabaja verhoord te zijn, als krijgsgevangene naar japan gevlogen waar hij opnieuw werd verhoord en vervolgens in een kopermijn aan het werk werd gezet.

312 [PDF]
'I20TH SQUADRON'

Force warm werden gewaardeerd. Pas in '45 was bij sommigen sprake van een zekere oorlogsmoeheid.

XCDoordat op Java verzuimd was, de jagerpiloten van de Militaire Luchtvaart voor wie geen toestellen meer beschikbaar waren, tijdig te evacueren, kon aanvankelijk in Australië geen jagereenheid worden gevormd. Nieuw uitstel vloeide voort uit het feit dat de eerste jagerpiloten die op de Flying Schoolopgeleid waren, bij de Britse Royal Air Force werden gedetacheerd. In december '43 evenwel kon in Australië eenjagereenheid worden gevormd: het 120th squadron dat onder commando kwam te staan van majoor H. A. Maurenbrecher. Ook bij dit squadron, waarvan aanvankelijk een-en-dertig officieren en negentien lagere militairen van de Militaire Luchtvaart deel uitmaakten, waren Australiërs ingedeeld: zes officieren en bijna tweehonderddertig lagere militairen, hoofdzakelijk grondpersoneel.

XCHet squadron dat, zoals al vermeld, met Kittyhawks was uitgerust, werd geposteerd in Merauke, vanwaar het eind juni '44 begon te opereren. Doordat het Operational Record Book verloren is gegaan, ontbreken alle detailgegevens over de operationele vluchten - wij weten slechts dat er in de eerste maanden (MacArthur was al bij Hollandia geland) nauwelijks zinvolle doelen konden worden opgegeven; later, d.w.z. van oktober '44 af, konden telkens vier vliegers deelnemen aan de offensieve operaties die door Australische jagers van Noemfoor af werden ondernomen.

XCDoor die detachering werden bij anderen de gevoelens van gefrustreerdheid eerder versterkt dan verzwakt. Hier zaten bekwaam opgeleide krachten, zonder dat zij iets zinvols te doen kregen, maand na maand in een hoogst onaantrekkelijke omgeving - Merauke was vergeven van de muskieten. De simpele bar in de cantine van het kampement van het squadron had dan ook als opschrift 'De Kankerpit'. 'In gesprekken met de jongelui kwam', aldus een Nica-offlCier,'ontmoediging, ontstemming, nu en dan overslaand tot ontevredenheid over hun omstandigheden, onverheeld tot uitdrukking."

XCBegin '45 werd het squadron naar Biak verplaatst en vandaar heeft het

XC1 W. H. de Roos: 'Van Brisbane naar bevrijd Nederlands-Indië', p.2 (ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, XXVI,

313 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

aanvallen kunnen uitvoeren op Japanse doelen in de Vogelkop van Nieuw-Guinea.

XCHet squadron heeft veertien gesneuvelden gehad - bovendien zijn zeven leden in september '44 met een Australisch verkeersvliegtuig verongelukt.

XCTenslotte het transport-squadron van de Militaire Luchtvaart.

XCDit squadron was de voortzetting van de Nederlandse transportafdeling bij de Fifth United States Army Air Force, waar in '42 talrijke personeelsleden van KLM en Knilm, die hun toestellen waren kwijtgeraakt, emplooi hadden gevonden. Die transportafdeling had een nuttige functie die geenszins van gevaren ontbloot was - de toestellen, Dakota's (DC 3 's), voerden bijvoorbeeld lange tijd ten behoeve van MacArthurs hoofdkwartier nachtelijke koeriersvluchten uit naar Port Moresby op Australisch-Nieuw-Guinea, waarbij over open zee een afstand van meer dan I 000 km moest worden afgelegd. Daarnaast voerden andere transporttoestellen vluchten uit ten behoeve van de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland en van de Nederlandse en Nederlands-Indische militaire autoriteiten; ten behoeve van het i sth en het 120th squadron onderhielden zij ook de verbindingen met MacDonald, later Batchelor, en met Merauke.

XCDe detachering bij de Amerikanen werd pas op I september '44 beëindigd - het enige tijd later gevormde transport-squadron (een samenvoeging van de 'Amerikaanse' en de 'Nederlandse' transportafdeling) ging toen eerst 1 st Netherlands-East-Indies Transport-squadron heten. Als zodanig verrichtte het met zijn ruim honderd man personeel en 25 toestellen nu ook veel werk voor de Nica. Pas op 15 augustus '45 kreeg het, zoals al vermeld, zijn definitieve naam: 19th Transport-squadron.

XCAan het geheel van de in MacArthurs gezagsgebied ondernomen luchtoperaties heeft de Militaire Luchtvaart met het t Sth. en 120th squadron

314 [PDF]
'19TH SQUADRON'

al in het algemeen vermeldden, willen wij toevoegen dat MacArthur een tegenstander was van het uitvoeren van aanvallen op prauwen " dat belangrijke doelen op Java slechts zeer zelden werden aangevallen (het eerst Soerabaja in de nacht van 9 op 10 november '43 2) maar dat doelen in de Grote Oost, met name Ambon, Koepang en Dilly (op Timor), Makassar en de Minahassa alsook tenslotte doelen op Tarakan en in Balikpapan herhaaldelijk zwaar werden gebombardeerd.

XCEr zijn hierbij aan Indonesische kant velen omgekomen - hoevelen precies is niet bekend, maar alleen al omtrent het laatste luchtbombardement van Makassar, 2 augustus '45, werd door de Japanners bekendgemaakt dat er onder de Indonesiërs en de Chinezen ca. duizend doden waren gevallen.

Koninklijke Marine

XC

XCEerder gaven wij weer welke eenheden van de Koninklijke Marine ten tijde van de algemene capitulatie van het Knil uit de Indische wateren Ceylon resp. Australië bereikten; op Ceylon was dat het geval met vier onderzeeboten: de 'K II', 'K 14', 'K IS' en '0 19', de kanonneerboot 'Soernba', de mijnenlegger 'Willem van der Zaan' en het voorraadschipvliegen - daartoe werd een bestaande baan in allerijl verlengd. Aan de betrokken vlucht nam schout-bij-nacht Koenraad

1 Hij zei in juni '43 tegen van der Plas, aldus diens verslag: 'Uit een militair oogpunt is de waarde van het bombarderen en beschieten van prauwen volstrekt nul ... (Het) zou zijn van onze zijde. De prauwvaarders moetenleven en de normale prauwvaart langs en tussen de eilanden heeft voor de japanners zo bitter weinig betekenis dat barbaarse pogingen onzerzijds, de weerloze prauwvaarders door aanval len te beletten hun beroep ui! te oefenen, de inheemse bevolking zonder merkbaar voordeel voor ons naar de japanners zal drijven.' (van der Plas: 'Nota', 9 juni I943, a.v., XXIII, 43-I) Wij voegen hieraan nog toe dat, toen eind '44 een electrische centrale op Oost-Java door Australische bommenwerpers was aangevallen, MacArthur op aansporing van van Oyen order gaf, luchtaanvallen te beperken tot doelen van direct militaire betekenis. 2 Bij dat bom bardement heeft een door de ontvangen radiobericht een belangrijke rol gespeeld. Dit bericht hield in dat de Japanse lucht macht in de nachten rond die van 8 op 9 november boven Soerabaja oefeningen zou houden, waarbij veel vliegtuigen in de lucht zouden zijn. Quispel, het hoofd van de vestigde hier onmiddellijk de aandacht op van van der Plas en deze bepleitte bij MacArthurs hoofdkwartier dat Soerabaja zou worden gebombardeerd in een van de door de japanners genoemde nachten. Er was toen in West-Australië geen enkele startbaan die lang genoeg was voor de bommenwerpers die naar Soerabaja zouden

315 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

'Zuiderkruis' en daaraan werden spoedig de lichte kruiser 'Jacob van Heemskerck', de torpedobootjager 'Isaac Sweers', drie onderzeeboten: de '021', '023' en '024', en het onderzeebootmoederschip 'Colombia' toegevoegd, en in Australië, waar toen al de beschadigde lichte kruiser 'Tromp' lag, arriveerden drie onderzeeboten: de 'K 8', 'K 9' en 'K 12', de mijnenveger 'Abraham Crijnsseri' en drie kleine hulpmijnenvegers.

XCVan al deze schepen voeren de 'Jacob van Heemskerck', de 'Sweers', en de 'Colombia' spoedig mèt de Britse Eastern Fleet naar Mombasa in Oost-Afrika, vanwaar de 'Colombia' een ligplaats kreeg in Zuid-Afrika -later weer naar Ceylon onderweg werd het te zwak geëscorteerde schip eind februari '43 voor de kust van Zuid-Afrika door een U-Boot getorpedeerd. Uit Mombasa werd voorts de 'Isaac Sweers' naar het Europese strijdtoneel verplaatst (het schip werd op 13 november '42 voor de kust van Frans-Noord-Afrika getorpedeerd) en ging de 'Jacob van Heernskerck' in oktober '42 naar Australië, samen met twee moderne jagers die in Engeland in bedrijf waren gesteld: de 'Van Galen' en de 'Tjerk Hiddes'. Schout-bij-nacht Coster en na hem schout-bij-nacht Koenraad beschikten daar dus, toen de 'Tromp' hersteld was, Over vier belangrijke bovenwatereenheden: twee lichte kruisers (de 'Tromp' en de 'Jacob van Heemskerck') en twee torpedobootjagers (de 'Van Galen' en de 'Tjerk Hiddes'). Die vier zijn ongeveer een jaar lang ingezet als escorteurs - nuttig werk maar niet spectaculair. Dit betekende dat zij in een periode waarin de Amerikaanse en de Australische marine westwaarts oprukten in de wateren ten noordoosten van en benoorden Australisch-NieuwGuinea, aan geen enkel gevecht deelnamen. Zulks zeer tot ongenoegen van Helfrich! Toen hij eind '42 in Londen en spoedig nadien in Australië was, drong hij er op aan (in Australië bij MacArthur persoonlijk) dat de vier genoemde eenheden aan MacArthurs offensief in de richting van de Philippijnen zouden deelnemen - 'MacArthur', zo vertelde Koenraad aan de Enquêtecommissie,

XC'wilde dat niet. Hij zei: 'L don't like to make it more complicated.' Hij had al genoeg te maken met Amerikaanse en Australische schepen en om die Hollandse schepen er nog eens bij te nemen vond hij een beetje gecompliceerd. Hij wilde ze toen niet hebben'!

XClater wèl. Toen het namelijk mogelijk werd met bovenwatereenheden te opereren in de wateren van de Grote Oost, besefte de Geallieerde

I Getuige P. Koenraad, dl. VIII c, p. 943.

316 [PDF]
MARINE-EENHEDEN ALS ESCORTEURS

opperbevelhebber in de South-West Pacific Area dat het wenselijk was daarvoor mede een Nederlands eskader te gebruiken, gevormd uit eenheden van een marine die de betrokken wateren beter kende dan welke andere ook: de Nederlandse. Waarom dat plan van MacArthur niet is doorgegaan, komt in hoofdstuk 7 aan de orde.

XCHet feit nu dat de vier genoemde eenheden voor neventaken werden gebruikt, had tot gevolg dat de Combined Chiefs oj Staff ze eind '43 aan MacArthurs oorlogstoneelonttrokken: de 'Jacob van Heemskerck' voer naar Engeland terug, de 'Tromp', 'Van Galen' en 'Tjerk Hiddes' werden aan de Britse Eastern Fleet, die zich nu weer bij Ceylon bevond, toegevoegd. Koenraad was al zijn belangrijke bovenwatereenheden kwijt - toen ook de 'Van Galen' en de 'Tjerk Hiddes' weer naar Europa waren gevaren, keerde slechts één, maar zulks pas begin '45, voor een onderhoudsbeurt naar Australië terug: de 'Tromp' (die na dat onderhoud, zoals al vermeld, eind juni en begin juli deelnam aan de beschieting van Balikpapan). 'En zo is het dan gebeurd tot schande van Nederland en van de Koninklijke Marine', aldus in '77 de marinehistoricus A. N. baron de Vos van Steenwijk,

XC'dat MacArthur op 22 april 1944 het eerste Nederlandse grondgebied, Hollandia, heroverde en vervolgens Wakde, Sarrni, Biak, Noemfoor, Sansapor, Morotai en Tarakan, zonder dat er één enkel Nederlands oorlogsschip bij aanwezig was!"

XCDat Helfrich, van Mook en van der Plas, om slechts dezen te noemen, zich daar grote zorgen over maakten, spreekt vanzelf - ook dat punt komt in hoofdstuk 7 aan de orde.

XCBij ons overzicht van de verrichtingen van de verschillende eenheden van de Koninklijke Marine in de periode van de algemene capitulatie van het Knil tot aan Japans capitulatie willen wij beginnen met de kleine eenheden."

XCDe drie in Australië aangekomen hulpmijnenvegers werden in de

I A. N. de Vos van Steenwijk: 'Schets van het marinebeleid in de Tweede Wereld oorlog', p. 254. 2 Wij baseren ons overzicht in hoofdzaak op Bezemers al genoemd werk

317 [PDF]
STRljDKRACHTEN(KOOPVAARDlj

laatste periode van de oorlog in Merauke gestationneerd. Van de mij·nenveger 'Abraham Crijnssen' weten wij dat hij, na eerst als varend opleidingsschip te zijn gebruikt, begin '45 werd ingezet voor Nefis operaties naar de Damar-eilanden en dat hij in juni '45 de oude 'K 9', die tot oliehulk omgebouwd was, op sleeptouw nam; de 'K 9' zou naar Darwin worden gebracht waar in de vroegere onderzeeboot de olie zou worden opgeslagen waaraan de genoemde hulpmijnenvegers behoefte hadden - wij vermeldden al dat de onderzeeboot op die tocht werd verspeeld.

XCVan de in Ceylon aangekomen schepen werd de 'Zuiderkruis', een schip van de Gouvernementsmarine, bevoorradingsschip van de Britse marine in de haven van Trincomalee. De mijnenlegger 'Willem van der Zaan' werd twee jaar lang als escorte-schip in de Indische Oceaan gebruikt en de kanonneerboot 'Soemba' werd met twee Britse en twee BritsIndische korvetten ingezet ter bewaking van de toegang tot de Perzische Golf, waaruit de aardolietransporten voor de Geallieerde oorlogvoering van grote betekenis waren - dat zeegebied heette wegens de hoge luchtvochtigheid en de hitte (temperaturen van 50° Celsius kwamen regelmatig voor) 'de poort van de hel', aldus later de eerste officier van de 'Soemba', luitenant-ter-zee eerste klasse S. Dobbenga. 'De hitte', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'was zodanig dat men soms wit beslagen was door het zout dat neersloeg op de huid ... Het was benauwd en er was geen afkoeling ... De mensen lééfden daar niet, maar vegeteerden." Na een klein jaar verdween de 'Soemba' naar het Europese oorlogstoneel.

XCWat de onderzeeboten betreft, bleek reeds uit hoofdstuk 4 dat van Australië uit de 'K 12' (de 'K 8' werd er gesloopt en de 'K 9' leende zich niet langer voor een operationele inzet) enkele malen naar Java voer om er Nefis-parties af te zetten", dat de '0 21' bij één gelegenheid hetzelfde3 1

I Getuige S. Dobbenga, dl. VIII c, p. rooö. 2 Deze boot werd nadien als oefenschip voor het opsporen van onderzeeboten opgevaren en in mei '44 uit dienst gesteld, d.w.z. verkocht aan de directie van een lunapark te Sydney, waar men de boot voor één Australische (30 cent) kon bezichtigen. De oorspronkelijke bemanning van de 'K 12' werd, toen de boot midden '42 in Australië gerepareerd moest worden, samen met die van de buiten dienst gestelde 'K 9' en van de in Soerabaja tot zinken gebrachte 'K ro' naar Engeland gezonden om er twee kleine onderzeeboten te bemannen die de Nederlandse marineleiding van de Britse had kunnen overnemen. AI die gespecialiseerde krachten werden in Kaapstad samen met het naar Engeland terugkerend detachement van de Irene-brigade op een langzaam varend, niet geës corteerd Brits passagiersschip ingescheept - dat schip werd eind oktober '42 in de

318 [PDF]
ONDERZEEBOTEN

deed en dat vervolgens in '44 en '45 de 'K 14' en 'K IS' voor de N4is-operaties werden gebruikt. Al die 'K' -boten waren oude boten - er ging met de noodzakelijke reparaties vaak veel tijd verloren.

XCOok van Ceylon uit maakten de geheime diensten gebruik van Nederlandse onderzeeboten: naar Sumatra, zoals al bleek, van de 'K IS', de '0 21' en de '0 24' en daarnaast ook van enkele Britse onderzeeboten. Omgekeerd waren er Nederlandse die ingezet werden bij operaties van SOE welke gericht waren op de Andamanen en op Malakka: de '0 23' onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse A. M. Valkenburg en de '0 24' onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse de Vries die wij al noemden in het vorige hoofdstuk. Dat laatste schip zette in januari '43 een Britse party op de Andamanen aan land die het twee maanden later weer ophaalde, toen gebleken was dat de party er niet de relayeringszender kon installeren waaraan SOE behoefte had. Voorts voer de '024' driemaal, te weten in mei, september en oktober '43, naar de kust van Malakka om er Britse en Chinese geheime agenten af te zetten dan wel op te halen. De '0 23' maakte diezelfde tocht tweemaal: in juni en in juli '43. Wij voegen hieraan toe dat beide onderzeeboten na deze voor SOE uitgevoerde operaties (zij hadden ook patrouilletochten ondernomen waarbij de '0 24' in augustus '43 een tot kanonneerboot en mijnenveger omgebouwd schip tot zinken had gebracht'), een onderhoudsbeurt moesten ondergaan. De '0 23' deed dat in Engeland maar de3 1

Atlantische Oceaan getorpedeerd waardoor alle Nederlandse militairen omkwamen, op vijf leden van de onderzeeboot-bemanningen na. Er waren aan Nederlandse kant ca. negentig slachtoffers. , Midden '42 was de '0 23' op zulk een patrouilletocht slechts door bekwaam manoeuvreren van luitenant-ter-zee Valkenburg aan de ondergang ontsnapt. De boot viel met twee torpedo's bij Perrang (Malakka) een kustvaartuig aan - beide misten. Zij ging het kustvaartuig toen boven water achtervolgen en beschieten, waarbij na elf schoten een granaat in de loop van het kanon kwam vast te zitten. Er moest toen rekening worden gehouden met tegenaanvallen door andere Japanse schepen die dieptebommen zouden lanceren. Inderdaad wisten twee Japanse torpedobootjagers de '023' te vinden - Valkenburg zag hen door de periscoop al op ca. 1000 meter afstand. 'In normale omstandigheden', zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'komt men er als onderzeeboot niet uit in zo'n geval. Dat was dus een pijnlijk moment. Ik heb de boot tussen die twee jagers in gemanoeuvreerd omdat ze toch bij mij in de buurt zouden komen, en zo had ik de kans dat ze [met hun afluister-apparatuur] elkaar zouden horen en mij niet ... Ze hebben mij niet gehoord en niet gevonden. Die twee jagers trokken over mij heen, wat een heidens kabaal veroorzaakte in onze boot. Zij deden echter niets en wij ook niet ... Het was een minder prettige ervaring.' (getuige A. M. Valkenburg, dl. VIII c, p. 691-92)

319 [PDF]
STRljDKRACHTEN/KOOPVAARDlj

werven warcn daar zo overbelast dat de boot pas in februari '45, d.w.z. anderhalf jaar na de laatste operationele tocht, gereed was om te varen, en in de Verenigde Staten moest ook de '0 24' geruime tijd wachten: deze boot was pas weer gereed in januari '45.

XCVan die twee boten is de '0 24' de enige geweest die naar het strijdtoneel in het Oosten is teruggekeerd: onder commando van de voormalige oudste officier, luitenant-ter-zee eerste klasse P. J. S. de Jong, kwam de boot begin april '45 op Ceylon aan. Naar Fremantle onderweg, stak zij bij Padang een aangevallen en toen door de bemanning verlaten houten schip in brand dat met kapok beladen bleek te zijn. Eind mei vertrok zij uit Fremantle om ten zuidwesten van Celebes te opereren; daar raakte zij midden juni in gevecht met een Japanse torpedoboot; vier torpedo's van de '0 24' misten - omgekeerd misten de dieptebommen van de torpedoboot de '0 24', maar de onderzeeboot kwam op de grote diepte waarop zij had moeten wegduiken (meer dan honderd meter onder het wateroppervlak), scheef te hangen waarbij abnormaal veel lekwater binnenkwam. Bij voortzetting van de patrouille kon de '0 24' geen doelen meer vinden die voor een aanval in aanmerking kwamen.

XCBehalve de onderzeeboten die wij tot dusver noemden, hebben nog twee andere in de wateren in en bij Indië geopereerd: de 'Zwaardvis' en de '0 19'.

XC'De Zwaardvis', een nieuwe, op een Britse werf gebouwde onderzeeboot, arriveerde injuli '44 onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse H. A. W. Goossens in Colombo en begon aanvang augustus aan een patrouilletocht bij Sumatra. Vier zeilschepen werden tot zinken gebracht - nadien begon de boot van Fremantle uit in de Javazee te opereren. Daar werd eerst een kleine tanker in brand geschoten. Vervolgens bleef Goossens niet ver van Soerabaja patrouilleren: de Geallieerde Intelligence had hem op grond van een gedecodeerd Japans telegram kunnen berichten dat een grote U-Boot, de U-168 (een boot van meer dan 1000 ton met een actieradius van de halve aardomtrek), Tandjong Priok had verlaten - Goossens nam aan dat die boot Soerabaja zou aandoen. Die gissing bleekjuist. Op 6 oktober '44 in de ochtendschemering zag de officier van de wacht door de periscoop op ca. vijf kilometer afstand een schip naderen dat een bovenwater varende U-Boot bleek te zijn. Zes torpedo's werden er op gelanceerd - drie waren raak, waarvan er evenwel slechts één ontplofte. Die ene was voldoende. De U-Boot zonk - zeven-en-twintig Duitsers, onder wie de U-Baat-Kommandant, werden uit het water opgepikt; van hen werden twee-en-twintig aan boord van een prauw gebracht, vijf: de Kommandant, zijn hoofd-machi

320 [PDF]
ONDERZEEBOTEN

nekamer, zijn torpedo-officier, een gewonde matroos en de marine-arts, werden drie weken later in Australië afgeleverd, waar de matroos, die een meisje in Ede had, de enige was die iets van belang wilde loslaten. In die drie weken had de 'Zwaardvis' ook nog een bewapende Japanse kustvaarder, een tweede Japans vrachtschip en een geëscorteerde Japanse mijnenlegger tot zinken gebracht. Haar patrouilletocht was, aldus Bezemer, 'de vruchtbaarste geweest, door een Nederlandse onderzeeboot in de oorlog ondernomen."

XCEr volgde een tweede patrouilletocht in de Zuidchinese Zee - de periscopen bleken defect en de 'Zwaardvis' moest terugvaren, waarbij zij een gevaarlijke aanval met dieptebommen te doorstaan kreeg.' Ook bij de derde en de vierde patrouilletocht, resp. naar de Zuidchinese en de Javazee (bij de laatste tocht onder commando van luitenant-ter-zee tweede klasse J. van Dapperen), traden allerlei defecten op; de boot begon in juni '45 aan haar terugtocht naar Engeland.

XCNu de '019'.

XCDeze boot die onder commando van luitenant-ter-zee tweede klasse H. F. Bach Kolling na aankomst op Ceylon eerst gepatrouilleerd had in de Golf van Bengalen en in Straat Malakka, werd later naar Engeland gezonden om er allerlei reparaties te ondergaan. Die vergden een jaar tijd. Het bijzondere van de '0 19' was dat zij tevens mijnen kon leggen. De boot begon in juni '44 aan de lange vaart naar het Verre Oosten, nu onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse A. van Karnebeek. In augustus vertrok zij uit Trincomalee (Ceylon) naar Fremantle - onderweg werden een prauw, een houten motorschip en een kustvaarder in brand geschoten. De eerste patrouilletocht van Australië uit begon eind oktober '44 en leidde in de Javazee tot het in brand schieten van een kleine kustvaarder. Bij ,de volgende patrouilletocht stond de '0 19' onder commando van luitenant-ter-zee eerste klasse J. F. Drijfhout van Hooff32

1 Bezemer, p. 258. 2 Omstreeks vijftien dieptebommen werden tot ontploffing gebracht. 'Alles bij elkaar was het', schreefGoossens in zijn rapport, 'een buitengewoon onaangenamè situatie en wij hadden allen het gevoel dat het einde van onze levensreis zeer nabij was.' 'Maar', zo vervolgt Bezemer in zijn werk 'de kok kwam speciaal vragen: 'Commandant, moet ik nog aardappelen jassen?' Goossens antwoordde: 'Ja, ik heb best trek in een warm maal straks, ga maar aardappelen jassen.' Waarop een soort onbestemd gemompel hoorbaar werd, dat het toch wel niet meer nodig zou zijn. Even later kwam de hofmeester: 'Commandant, het vlees staat nog in de ijskast - moet het eruit worden gehaald om te ontdooien?' 'Ja, hofmeester, natuurlijk: vlees bij het warm eten, hoor!" (Bezemer: p. 4II).

321 [PDF]
STRUDKRACHTEN/KOOPVAARDU

(van Karnebeek had last gekregen van een maagkwaal). Op die tweede tocht kreeg de '0 19' veertig mijnen mee die in de javazee moesten worden gelegd op de noordwestelijke toegang tot Priok- die taak werd uitgevoerd. In de ochtend van 9januari '45 kreeg Drijfhout van Hooffhet geheime bericht (weer gevolg van het decoderen van japanse radiotelegrammen) dat een japans convooi Borneo zou verlaten. Daarheen onderweg, werd een japanse kanonneerboot getorpedeerd en tot zinken gebracht maar de begeleidende japanse onderzeebootjager bracht de '0 19' met enkele dieptebommen zware schade toe, waarbij in een deel van de boot een giftig gas doordrong dat uit de koelmachine was ontsnapt. Een deel van die schade werd door enkele electromonteurs met de grootste moeite hersteld - 'voor wat het machinekamerpersoneel presteerde, zijn', schreef de commandant in zijn rapport, 'geen woorden te vinden.' I Na herstel in Australië vertrok de '0 19' eind maart voor een tweede patrouilletocht. Nu werden, nadat eerst nog een kleine japanse tanker in brand was geschoten, veertig mijnen gelegd bij het eiland Banka. Nadien mislukte een aanval op een japanse kruiser - daarentegen werd een tweede kruiser beschadigd.

XCEind juni kreeg de '0 19' opdracht, voorraden over te brengen naar de Amerikaanse onderzeebootbasis in de Philippijnen. Daarheen onderweg kwam de boot door een navigatiefout vast te zitten op een koraalrif in de Zuidchinese Zee - zij kon niet meer losgetrokken worden en werd door een Amerikaanse onderzeeboot met springladingen opgeblazen.

XCDat de Nederlandse onderzeeboten vele gebreken hebben vertoond, is duidelijk: verscheidene waren telkens voor lange perioden uitgeschakeld. Zij hebben evenwel zowel aan SOE, speciaal aan de Anglo-Dutch Country Section, op Ceylon en aan Ne.fis III in Australië belangrijke diensten bewezen en daarnaast op hun patrouilletochten niet onbelangrijke resultaten geboekt. In Fremantle had de Amerikaanse officier die commandant was van de Submarine Repair Unit, aldus later Drijfhout van Hooff, 'een grote achting voor het personeel van onze Onderzeedienst dat op zulke, volgens zijn Amerikaanse begrippen, ontstellend verouderde boten als 'Hr. Ms. K 14' en 'K 15' naar zee dorst te gaan.'2J.32

I Aangehaald in Bezemer, p. 277. 2 F. Drijfhout van Hooff in (Ministerie van Marine, Marinevoorlicbtingsdienst) (1947), p. 182.

322 [PDF]
ONDERZEEBOTEN

XCDuidelijk is ook dat, zoals ook verwacht mocht worden, het personeel zich voorbeeldig heeft gedragen. 'De tijdsduren van de reparariën aldus later Dobbenga, 'waren wel zeer op het uiterste. De Vries' (de commandant van de '0 24')

XC'is wel eens binnengekomen na een reis van tegen de vijf weken, waarmee hij minstens veertien dagen zijn prestaties overtrof. De bemanning keerde dan ook volkomen uitgeput terug, maar met een buitengewoon élan en zonder dat zij ook maar iets van haar ambitie inboette. Wanneer zij een nacht hadden uitgeslapen, klommen zij de volgende dag weer op het schip om het gereed te maken voor de volgende taak."

XCPersoonlijke verliezen heeft de Onderzeebootdienst bij de voortzetting van de oorlog tegen Japan niet geleden.

XCZoals eerder vermeld, werden de lichte kruiser 'Tromp' en de torpedobootjagers 'Van Galen' en 'Tjerk Hiddes' in januari' 44 uit Australië naar Ceylon verplaatst. Twee van die drie namen vandaaruit deel aan enkele offensieve acties van de Britse Eastern Fleet, gericht op doelen op Sumatra en één keer op de (overigens in MacArthurs gezagsgebied liggende) havenstad Soerabaja. Bij de meeste van die acties speelden vliegtuigen van de meevarende vliegkampschepen een belangrijke rol.

XCMet twee vliegkampschepen, een Brits en een Amerikaans, resp. de 'Illustrious' en de 'Saratoga', voer een sterk Geallieerd eskader, waarbij de 'Tromp' en de 'Van Galen' ingedeeld waren, midden april '44 naar Noord-Sumatra om Sabang, dat de basis was geworden voor de in de Golf van Bengalen agerende Japanse onderzeeboten, te teisteren. Meer dan tachtig vliegtuigen vielen op 19 april die basis aan. De Japanners werden volledig verrast. Werven, dokken en haveninstallaties werden vernield, drie van de vier olietanks gingen in vlammen op en er werd schade toegebracht aan de twee Japanse vliegvelden bij Sabang. Ook verloren de Japanners 24 vliegtuigen (één Amerikaans vliegtuig ging verloren) en één kleine koopvaarder - meer waren er niet in de haven van Sabang aanwezig.

, Getuige S. Dobbenga, dl. VIl! c, p. Io06.

323 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

XCTwee weken later, eind april, kreeg de 'Saratoga' opdracht, via Australië naar de Verenigde Staten terug te keren. Admiraal King, opperbevelhebber van de Amerikaanse marine, stelde Mountbatten voor dat de Eastern Fleet met de' Saratoga' naar Australië zou varen om, na daar olie te hebben bijgeladen, naar Java te koersen en Soerabaja aan te vallen. Mountbatten ging daar graag accoord mee en het gevolg was dat, terwijl de 'Tromp' en de 'Van Galen' opnieuw tot het dekkingseskader behoorden, vliegtuigen van de 'Illustrious' en de 'Saratoga' (er gingen er ditmaal twee verloren) op 17 mei '44 de haveninstallaties van Soerabaja bombardeerden en beschoten - de aangerichte schade was beperkt en er werd slechts één vrachtschip tot zinken gebracht.

XCIn juli volgde een tweede actie tegen Sabang, nu met drie vliegkampschepen, alle Brits: de 'Illustrious', de 'Indomitable' en de 'Victorious' - de bedoeling was overigens dat, anders dan in april, Sabang niet alleen met vliegtuigen zou worden aangevallen maar ook met scheepsgeschut zou worden beschoten. Slagschepen moesten de haven en de militaire installaties onder vuur nemen, kruisers o.m. het Japanse radiostation bij Sabang en torpedobootjagers de Japanse radarpost in puin leggen. De 'Tromp' en drie torpedobootjagers (daaronder niet de 'Van Galen' en 'Tjerk Hiddes') kregen een speciale, bij uitstek riskante opdracht: z~ moesten als inshore-force de Baai van Sabang binnendringen en van nabij doelen in de haven en op de wal beschieten. De grote aanval werd uitgevoerd op 25 juli '44. Anders dan in april kwam het Japanse afweergeschut onmiddellijk in actie - één vliegtuig ging verloren. Ongeveer 15 km uit de kust blijvend losten de b~ het eskader behorende eenheden die niet tot de inshore-force behoorden, salvo na salvo. De inshore-force begon te vuren toen zij ca. 10 km uit de wal was en zette dat vuren, de wal naderend, voort. Op de 'Tromp' werd, aldus Bezerner, 'door allen met verbetenheid gewerkt. Men zag Timorese en andere inheemse schepelingen ... granaten van 45 kilo aanvoeren die eigenlijk te zwaar waren voor deze tengere mannen." Een schip in de haven werd op 3 km afstand in brand geschoten en vloog in de lucht - vervolgens werden doelen op land beschoten. De 'Tromp' die de wal tot óp ca. 2 km naderde, werd door vier Japanse granaten getroffen - niet één ontplofte."

1 Bezemer, p. 310. 2 Een van die granaten kwam in de oploop van de schoorsteen terecht waar een temperatuur heerste van 60 tot 70 graden Celsius. Het was dus van belang, het projectielonmiddellijk te verwijderen. 'Een majoor-macbinist', zo ver telde de commandant van de 'Tromp', kapitein-ter-zee F. Stam, aan de Enquêtecom missie, 'beeft zijn kleren uitgegooid en natte gonjezakken omgeslagen en hij is er

324 [PDF]
KR UI SERS RPED 0 BOOT JAGERS

XCEr volgden nog twee acties, waaraan evenwel de Nederlandse schepen niet deelnamen - de 'Tromp' moest toen naar Australië om gerepareerd te worden en was pas in maart' 45 weer bij Ceylon aanwezig.

XCBij de eerste van die twee acties vielen vliegtuigen van de 'Indomitable' en de 'Victorious' op 24 augustus '44 de haven en de cementfabriek van Padang aan en bij de tweede werd door vliegtuigen van deze twee vliegkampschepen en van de 'Illustrious' op 19 januari '45 zware schade aangericht aan de twee olieraffinaderijen welke de Japanners bij Palembang in bedrijf hadden. De drie vliegkampschepen behoorden toen tot de Britse Pacific Fleet die naar de Pacific onderweg was om deel te nemen aan Nimitz' grote offensief ter zee - een deel van de Britse marineeenheden was als East-Indian. Fleet bij Ceylon achtergebleven en daarbij werd de 'Tromp' ingedeeld, niet de 'Van Galen' en 'Tjerk Hiddes' - zij waren door Furstner, de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, naar Europa teruggehaald om redenen die wij in hoofdstuk 7 zullen uiteenzetten. Van Ceylon uit nam de 'Tromp' midden mei '45 deel aan een actie van de East-Indian Fleet bij de Andamanen, waarbij een zware Japanse kruiser werd getorpedeerd. Later in mei voer de 'Tromp' naar Darwin en vervolgens naar Morotai. Zij nam deel aan de beschieting van Balikpapan - wij maakten er al melding van.

XCWij komen nu tot de MLD, de Marineluchtvaartdienst.

XCUit het vorige hoofdstuk bleek reeds dat enkele vliegboten van de MLD van Australië uit belangrijke diensten hebben bewezen aan Ne.fis JII het zwaartepunt van de MLD lag evenwel op Ceylon. Daar bevonden zich, nadat er vijf in Australië belande Catalina's waren aangekomen, negen Catalina's; zij werden per 1 juli '42 als 3215t (Dutch) squadron in het verband van de Britse luchtmacht opgenomen. Commandant werd kapitein-Iuitenant-ter-zee-vlieger W. van Prooijen. Later in '42 en begin '43 kwamen er bij die eerste negen Catalina's nog elf andere - men had toen

ingedoken Mijn eerste officier, die chef van de herstellingsdienst was (ik was zelf op de brug), heeft hem bijgelicht met een en om de minuut moest hij van hand verwisselen, .. doordat de hand schroeide. De majoor-machinist heeft de granaat er uit gehaald, en zo'n ding woog al gauween 30 kilo.' (getuige F. Stam, dl. VIII c, p. 984)

325 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

met veel moeite voor het squadron voldoende grondpersoneel bijeengekregen, goeddeels afkomstig uit Australië maar aangevuld met een deel van het op Ceylon aangekomen detachement van de Irene-brigade en met vijftien KPM'ers. Van de twintig vliegboten werd er begin '43 één aan de Nefis in Australië ter beschikking gesteld en werden er negen in Zuid-Afrika gestationeerd om de Geallieerde scheepvaart in het zuidwestelijk deel van de Indische Oceaan beter te beschermen tegen de U-Boote één U-Boot werd eind mei '43 door een der Catalina's tot zinken gebracht. Toen de U-Boote hun actieterrein naar het noorden verplaatsten, werden ook die negen Catalina's noordwaarts gezonden: één naar een klein eiland onder de Arabische kust, acht naar het volstrekt kale eiland Socotra in de Golf van Aden. Men huisde er in tenten en er was in een moordend klimaat aanvankelijk op de basis van de vliegboten niet eens een badgelegenheid. In totaal werden in '43 door de twintig (toen het ene toestel naar Australië was verdwenen: negentien) vliegboten van het 321S1 squadron bijna 13000 vlieguren gemaakt - in '44, toen in de laatste maanden van dat jaar alle vliegboten (behalve die in Australië) weer op Ceylon werden geconcentreerd, waren het er bijna IQ 000.

XCDoor de omstandigheden van het verblijf is op de twee eilanden bij Arabië van het vlieg- en grondpersoneel van de MLD veel gevergd - bij de begeleiding van talloze convooien (het 321St squadron heeft in '43 en '44 in totaal aan meer dan 550 bescherming geboden en 'er is', aldus later van Prooijen. 'nimmer een schip getorpedeerd als er een Nederlandse Catalina van ons squadron bovenhing") heeft de MLD evenwel nuttig werk verricht. Nuttig, maar alweer: niet spectaculair. Wat de aan de Duitsers en de Japanners toegebrachte verliezen betrof, bleef het bij die ene U-Boot. Het is dan ook begrijpelijk dat nagegaan werd of men het 321 si squadron niet een meer offensieve taak kon geven. Inderdaad, vooral op aandrang van Helfrich ('we hebben hemel en aarde bewogen', zei van Prooijcn") werd in de loop van '44 besloten, het squadron met twaalf Amerikaanse lange afstand-bommenwerpers, Liberators, uit te rusten - de eerste acht arriveerden in december en werden, aldus L. Honselaar in zijn in '50 verschenen boek Vleugels van de vloot. De geschiedenis van de Marine luchtvaartdienst,'met gejuich begroet'>; die acht vertoonden evenwel tal van gebreken. Pas in mei '45 kwamen betere ter beschikking. De actieradius van de nieuwe toestellen was ca. 2000 km. Zij werden, nadat de bemanningen geoefend waren (de patrouillevluchten met de Catali

XCI Getuige W. van Prooijen, Enq., dl. VIII c, p. 355. 2 A.v. 3 L. Honse laar: Vleugels van de I/loot, p. 274.

326 [PDF]
'32IST SQUADRON'

na's werden nog enige tijd voortgezet), in juli '45 op de Cocos-eilanden geposteerd die ca. 1200 km ten zuidwesten van Straat Soenda liggen, met de bedoeling om vandaaruit doelen op Java en Sumatra te bombarderen en mijnen te leggen in de wateren bij die eilanden. Op 15 juli vond de eerste vlucht naar Sumatra plaats (bij Padang werd een schip van ca. 3000 ton tot zinken gebracht), op 4 augustus de eerste (en tevens laatste) naar Java - daar werden toen in de haven van Tjilatjap twee schepen en een drijvend dok getroffen. Bij al deze operaties van de MLD ging één toestel verloren: een Liberator die bij het vertrek van Ceylon verongelukte; zes MLD'ers kwamen om het leven, vijf werden ernstig gewond.

Koopvaardij

XC

XCWat de Nederlandse en Nederlands-Indische strijdkrachten in de oorlog tegen Japan hebben gepresteerd, is hier en daar van tactische betekenis geweest, maar datgene wat de Nederlandse en Nederlands-Indische zeeschepen hebben verricht, zijn wij geneigd in zijn effect op de oorlogvoering hoger aan te slaan: zij zijn het namelijk geweest die op bevoerradingsgebied MacArthurs offensief in de richting van de Philippijnen mogelijk hebben gemaakt en die bovendien in de periode zomer '42zomer '44 een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd aan de Amerikaanse troepentransporten in de Pacific.

XCWat het eerste punt betreft, staat er in het in' 55 verschenen eerste deel van het werk van de Amerikaanse historici Richard M. Leighton en Robert W. Coakley over de Amerikaanse bevoorrading en strategie in de Tweede Wereldoorlog een veelzeggende passage:

XC"Macnrthur's main resources durinç the New Guinea Campaign consisted of twenty-one Dutch vessels that had escaped capture after the fall of the Netherlands-Indies, three vessels of Chinese registry, and one of Siamese. These he supplemented, despite vigorous protests from the Way Shipping Administration, by retaining Liberty ships arriving in the theatre from the States. Meanwhile, he continued to press Washington for a larger allotment of ships"

Richard M. Leigton en Robert W. Coakley: (I955), p. 409.

327 [PDF]
STRgOKRACHTEN/KOOPVAAROg

in eerste instantie had MacArthur dus slechts vijf-en-twintig vrachtschepen, waarvan er een-en-twintig, alle van de KPM, uit Indië afkomstig waren. Zij hebben in totaal naar schatting ca. honderdduizend militairen en bijna één miljoen ton aan voorraden vervoerd, zulks veelal in onbekende wateren waar het varen bovendien niet door kustlichten of door betonning werd vergemakkelijkt. De schepen, aldus de geschiedschrijver van de KPM, 'kropen praktisch van het ene onverlichte rif naar het andere, steeds zonder voldoende kaarten maar steeds gewapend met de onschatbare praktijk, in vredestijd opgedaan in overeenkomstige wateren van de Indische archipel."'It must be acknowledged', zei in september '42 een Amerikaanse troepencommandant op Australisch-Nieuw-Guinea, 'that among the nations owning merchant ships, which. served us ... , the flag of Hal/and was outstanding" en in uit die tijd daterende Amerikaanse rapporten treft men uitlatingen aan als: 'Thank God for the Dutch ships ... We would have been nowhere at all without them'? Drie van die KPM-schepen zijn verloren gegaan.

XCWat het tweede punt aangaat: de Amerikaanse War Shipping Adminis tration heeft in '42 niet minder dan negentien vrij grote Nederlandse zeeschepen gecharterd, t.w. zes van de Rotterdamse Lloyd, zes van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, drie van de Verenigde Nederlandse Scheepvaartmaatschappij, drie van de Holland-Amerika-Lijn en één van de Java-China- Japan-Lijn. Die schepen hadden gemiddeld een inhoud van ruim 8 600 brutoregisterton, en daar kwam nog bij dat het snelle schepen waren; de meeste maakten I6 mijl per uur. 'Daar zij bovendien', schrijft Bezemer, 'door bekwame Nederlandse gezagvoerders, officieren en anderen bemand waren' (onder die 'anderen' ca. drie-en-twintighonderd Indonesiërs en een kleine honderd Chinezen) 'vormden zij een welkome versterking van de Geallieerde handelsvloot in de Pacific" Wel te verstaan: zij werden eerst op Amerikaanse werven als troepenschip ingericht, de meeste te San Francisco - dat was ook de haven waar zij in de regel beladen werden en troepen aan boord kregen. Soms waren er moeilijkheden doordat Amerikaanse autoriteiten aan de wal of de commandanten van de vervoerde eenheden onvoldoende begrip hadden voor

1 (Koninklijke Paketvaart Maatschappij) H. Th. Bakker: (1950), p. IÓ7. 2 Aangehaald in (I947), p. 3Ó3. 3 Bakker: p. 157. 4 K W. L. Bezemer: 'De Nederlandse schepen in de 1942-I945' (dit is het concept-hoofdstuk uit Bezemers werk over de Nederlandse koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog), p. 57.

328 [PDF]
BELANGRlJKE PRESTATIES

de verantwoordelijkheid van de Nederlandse gezagvoerders maar in de regel waren de verhoudingen uitstekend. Bezemers 'ruwe schatting' is dat de bedoelde negentien schepen in totaal een kwart miljoen Amerikaanse militairen en anderen westwaarts en ca. zestigduizend passagiers oostwaarts hebben vervoerd en bovendien nog tienduizenden tonnen oorlogsmaterieel en andere goederen.' Zij verkeerden soms wel in hachelijke situaties maar zij hebben geen verliezen geleden.

XCVerliezen zijn er wèl geleden in de Indische Oceaan.

XCOm te beginnen zijn hier in april '44 drie KPM-schepen verloren gegaan bij een enorme explosie in de haven van Bombay waar een Brits schip dat ca. 1400 ton munitie en een grote hoeveelheid katoen aan boord had, als gevolg van ernstige nalatigheden explodeerde. Hierbij gingen twee oorlogsschepen en in totaal zestien koopvaardijschepen verloren - in Bombay waren er meer dan driehonderd doden (op de drie KPMschepen kwamen vier-en-twintig opvarenden om het leven) en ging de helft van alle graanpakhuizen in vlammen op.

XCVoorts zijn in de Indische Oceaan twee uit Indië afkomstige schepen door japanse onderzeeboten getorpedeerd en van die twee verdient de 'Tjisalak', een van de oudste schepen van de java-China-japan-Lijn, bijzondere aandacht. Uit Melbourne onderweg naar Colombo werd dit schi.p dat ruim honderd opvarenden had, in maart' 44 getorpedeerd nadat Britse kanonniers die zich aan boord van de 'Tjisalak' bevonden, eerst nog gevuurd hadden op de perisecpen van de betrokken japanse onderzeeboot. De "Tjisalak' zonk binnen een kwartier. De opvarenden waren toen in de sloepen gegaan. Zij werden gedwongen aan boord van de onderzeeboot te komen en werden daar op het dek de een na de ander doodgeschoten." In vijf gevallen evenwel was het door een japanner geloste revolverschot niet dodelijk - die vijf rnanrien (de eerste en de tweede stuurman, een machinist, een marconist en een Laskaarse passagier) kwamen in het water terecht en wisten een sloep te bereiken waarin zij de voorraden uit alle sloepen bijeenbrachten: voldoende voor een zeiltocht van twee maanden. Zij hadden ook een zendertje in de sloep

XC, A.v., p. 61. 2 De Japanse onderzeebootcommandant die tot deze oorlogsmisdaad opdracht gaf, heeft na Japans capitulatie zelfmoord gepleegd.

Indextermen: Bombay, Colombo, Melbourne
329 [PDF]
STRijDKRACHTEN/KOOPVAARDij

en wilden na twee etmalen (die periode wilden zij laten verstrijken uit angst door de Japanse onderzeeboot te worden uitgepeild) een eerste noodsignaal uitzenden, maar nog voordat zij dat hadden gedaan, werden zij door een Amerikaans vrachtschip ontdekt en aan boord genomen.

XCBehalve Nederlandse en Nederlands-Indische schepen die militairen en andere passagiers alsook voorraden naar het strijdtoneel brachten, waren er ook hospitaalschepen: zeven (vijf van de KPM, één van de Java-ChinaJapan-Lijn en één van de Stoomvaart Maatschappij Nederland), waarvan laatstbedoeld schip, de 'Oranje', het grootste was. Dit moderne schip, dat ruim 20000 ton mat, was vóór het uitbreken van de oorlog in de Pacific, n.l. in juni '41, als hospitaalschip aan Australië aangeboden. De gehele medische staf (artsen en verplegend personeel) was uit Nederlands-Indië afkomstig maar werd in januari '42 in Australië door een AustralischNieuwzeelandse stafvervangen. Tot eind '43 is de 'Oranje' in de Indische Oceaan blijven varen (zij is toen naar Engeland vertrokken) - dit schip alleen al heeft in vijftien reizen meer dan tienduizend gewonde Australische en Nieuwzeelandse militairen vervoerd.

XCVan de aantallen gewonden die op de overige vijf schepen zijn vervoerd, zijn geen cijfers bekend.

XCSpeciale aandacht verdient voorts wat de bemanning van de tanker 'Ondina', een schip van deheeft gepresteerd.

XCSamen met zijn escorte-schip, de Brits-Indische mijnenvegerkwam de 'Ondina', die van Fremantle onderweg was naar de Perzische Golf, opnovemberin het zicht van twee Japanse hulpkruisers, deen deDe 'Ondina', een schip van ruimbrt, had een kleine hoeveelheid voor de'bestemde stookolie aan boord alsmede een paar honderd ton graan maar voer overigens in ballast. De twee Japanners waren elk uitgerust met zescm-kanons, een torpedobatterij en enkele vliegtuigen - dehad slechts één kanon vancm en de 'Ondina' slechts één vancm en beide

I I '42 6300 15

330 [PDF]
DE 'ONDINA'

schepen voeren langzamer dan de Japanse hulpkruisers. Zij leken gedoemd tot de ondergang.

XCHopend aldus de 'Ondina' de gelegenheid te geven om weg te komen, begon de 'Bengal' met recht op de 'Hokokoe Maroc' af te varen en raakte omstreeks twaalf uur 's middags daarmee en met de 'Aikokoe Maroe' in gevecht. Bijna een kwartier lang werden schoten gewisseld - toen was de 'Bengal' die in het voorschip was getroffen, door haar granaten heen. Zij trok zich van het terrein van de strij d terug, zulks in de overtuiging dat de 'Ondina' spoedig tot zinken zou worden gebracht.

XCNiets daarvan. Sterker nog: de geschutsbemanning van de tanker (een Nederlandse matroos, die als richter optrad, een Australische matroos, vier Britse matrozen en drie Britse kanonniers) had, toen de tanker al door een granaat van de 'Hokokoe Maroe' getroffen was, een gelukstreffer geplaatst: de vierde afgevuurde granaat (de derde was ook al raak geweest) had een torpedo in de stuurboordtorpedobuis van de 'Hokokoe Maroc' geraakt, hetgeen tot vreugde van de bemanning van de 'Ondina' (de kanonniers dansten in het rond) tot een geweldige explosie en tot een grote brand had geleid. Door die brand kwam het tot een tweede explosie en daarna verdween de 'Hokokoe Maroe' in de golven. De 'Aikokoe Maroe' die de achtervolging van de 'Bengal' had afgebroken, kwam haar zusterschip te hulp en voer op de 'Ondina' af, die toen nog maar twaalf granaten over had. Geen van die granaten trof doel en een poging van de 'Ondina' om achter een rookgordijn te verdwijnen mislukte. Gezagvoerder A. Horsmann gaf opdracht, de machines te stoppen en de witte vlag te hijsen. Toen de 'Aikokoe Maroe' bleef doorvuren, gelastte hij de sloepen te strijken. Nauwelijks had hij dat gedaan of een Japanse granaat sloeg op de brug in. Horsmann was op slag dood.

XCEr waren inmiddels drie sloepen en twee vlotten te water gelaten - in enkele minuten verlieten alle opvarenden de 'Ondina'. Die werd van nabij door twee Japanse torpedo's getroffen waardoor het schip zwaar slagzij maakte. Vervolgens schoot de 'Aikokoe Maroe' met mitrailleurs op de sloepen van de 'Ondina', Vier inzittenden (de meesten waren onmiddellijk in het water gesprongen) werden zwaar gewond, één dodelijk. Die beschieting duurde evenwel niet lang omdat de 'Aikokoe Maroe' naar de plaats voer waar haar zusterschip was gezonken. Na daar drenkelingen te hebben opgepikt, vuurde de 'Aikokoe Maroe' nog een derde torpedo op de 'Ondina' af die miste. De commandant van de 'Aikokoe Maroe' nam evenwel aan dat de eerste twee torpedo's voldoende zouden zijn om de 'Ondina', die hier en daar in brand stond, te doen zinken, zij het dan wat langzamer - hij voer weg. 33

331 [PDF]
STRljDKRACHTEN(KOOPVAARDlj

XCNauwelijks was de Japanner verdwenen of een kleine ploeg vrijwilligers (twee Nederlanders, een Australiër en een Brit), ging weer aan boord van de getroffen tanker. Het schip, waarvan de motor intact bleek te zijn, werd in evenwicht gebracht en de branden werden geblust. Om half tien's avonds werd de motor aangezet en zeven dagen later voer de 'Ondina' weer de haven van Fremantle binnen.

XCDaar werden in mei '43 door Helfrich de onderscheidingen uitgereikt welke koningin Wilhelmina aan de opvarenden van de 'Ondina' had verleend die zich het dapperst hadden gedragen.' In zijn toespraak merkte Helfrich op dat de Nederlandse koopvaardij op dat ogenblik het belangrijkste was dat van het Koninkrijk der Nederlanden restte; 'wij hebben', zei hij, 'veel grondgebied verloren, maar niet de Hollandse vlag op de zeeën en evenmin onze moed en taaiheid."

Slot

XC

XCSlechts één punt is er dat wij aan het slot van dit hoofdstuk willen onderstrepen: hoe zwak de militaire krachten van het Koninkrijk der Nederlanden in en bij Indië waren op die I yd e augustus '45 waarop Japans capitulatie bekend werd.

XCHet Knil had slechts drie kleine eenheden die gevechtservaring hadden: één compagnie had die ervaring opgedaan op Tarakan, één in Balikpapan en het Papoea-bataljon op en bij noordelijk Nieuw-Guinea. Die eerste twee waren toen beide in Balikpapan geplaatst samen met vier, hoofdzakelijk uit Indonesiërs bestaande compagnieën die nog aan geen enkel gevecht hadden deelgenomen'; de Militaire Luchtvaart van het Knil telde slechts drie squadrons: het t Sth. (het squadron met de Mitchells) dat midden in zijn verplaatsing was van Morotai naar Balikpapan, het 120th (het squadron met de KittyhaUJk-jagers) dat zich op Biak bevond, en het 19th Transport-squadron dat met zijn 25 Dakota's de verbindingen in Australië en in het oostelijk deel van de Grote Oost onderhield.

XCVan de bovenwatereenheden van de Koninklijke Marine was er slechts één aanwezig: de lichte kruiser 'Tromp', en van de onderzeeboten vier:33

I Aan kapitein Horsmann werd posthuum de Militaire Willemsorde ver leend. 2 Aangehaald in Bezemer, p. 79. 3 Ook was in Australië in augustus '45 één Knil-compagnie gevormd die uit pas uit Nederland afkomstige oorlogsvrijwilligers bestond.

332 [PDF]
ZWAKKE KRACHTEN

de 'K 14', 'K IS','0 21' en '0 24'. Tenslotte bevonden zich van de Marineluchtvaartdienst enkele oude vliegboten in Australië en op Ceylon - het 3215t (Dutch) squadron van de MLD was evenwel met lange afstandbommenwerpers, Liberators, uitgerust en was op de Cocos-eilanden geposteerd.

XCDit alles betekende dat het Koninkrijk in de situatie die door Japans capitulatie en de vrijwel onmiddellijk daaropvolgende uitroeping van de Republiek Indonesië ontstond, niet alleen formeel afhankelijk was van wat een niet-Nederlandse autoriteit, nl. Admiral Mountbatten, tot wiens gezagsgebied sinds die I yde augustus heel Indië behoorde, zou bepalen, maar ook materieelhet Papoea-bataljonleende zich niet voor e n inzet op Java en met zeven compagnieën (de in Australië gevormde compagnie oorlogsvrijwilligers inbegrepen) viel daar nauwelijks iets te ondernemen.

XCAlleen schepen had het Koninkrijk voldoende: de bijna twintig overgebleven schepen van de KPM die van Australië uit steun hadden geboden aan MacArthurs operaties, en de negentien vrij grote zeeschepen die bij de troepentransporten in de Pacific ingeschakeld waren. Over de inzet van die laatste schepen had het Koninkrijk evenwel geen vrije zeggenschap: zowel voor de troepenschepen die aan het Britse Ministry of War Transport als voor de negentien in de Pacific die aan de Amerikaanse War Shipping Administration vercharterd waren, gold dat de Com bined Chiefs of Staifte Washington er tot zes maanden na het einde der vijandelijkheden de beschikking over hadden: tot IS februari 1946 dus.

XCVan Mook had die situatie voorzien en hij en zijn Raad van deparrementshoofden hadden zich er grote zorgen over gemaakt. Trouwens, niet alleen op militair maar ook op bestuurlijk gebied ontbraken de krachten die voor een effectief herstel van het Nederlands gezag in de archipel nodig waren, Zeker, de Nica was in de Grote Oost op de enkele eilanden of delen van eilanden die door MacArthur bevrijd waren, bevredigend gaan opereren maar die eilanden waren dunbevolkt en in politiek opzicht onbelangrijk. Celebes, Sumatra en vooral Java zouden een probleem vormen dat van een geheel andere orde van grootte was.

333 [PDF]

Hoofdstuk 6: Van Mooks gouvernement

XC

XCVan Mook had, toen hij in april '42 uit Australië in Londen was aangekomen, daar in de eerste plaats gepoogd, benoemd te worden tot Hoge Commissaris voor Nederlands-Indië. Dat denkbeeld was, zoals wij in hoofdstuk 2 vermeldden, onmiddellijk door Gerbrandy afgewezen en van Mook, luitenant-gouverneur-generaal àf, had tevreden moeten zijn met de ietwat uitgeholde functie van minister van koloniën, belast met het algemeen bestuur van Nederlands-Indië - ietwat uitgehold in de eerste plaats omdat hij geen zeggenschap kreeg over de N ederlandsIndische zeeschepen, en in de tweede plaats omdat aan zijn benoeming tot minister het wetsbesluit C 39 was voorafgegaan waarbij 'het opperbevel over de in Nederlands-Indië aanwezige zee-en landmacht' was komen te berusten bij 'de gezaghebbende, door Ons' (d.w.z. door de koningin) 'daartoe aangewezen.' Gezaghebbende, met de titel van 'Algemeen Bevelhebber', was admiraal Furstner geworden, minister van marine en Bevelhebber der Zeestrijdkrachten. Furstner was het die in het Oosten door Helfrich werd vertegenwoordigd - diens bevoegdheden nu waren eveneens ietwat uitgehold doordat onder pressie van van Mook eind '42 in zijn door de ministeriële Commissie Oorlogvoering vastgestelde instructie de bepaling was opgenomen dat niet hij, de Bevelhebber Strijdkrachten Oosten, maar de minister van koloniën, van Mook dus, nadere regelingen zou treffen voor de uitoefening van het militair gezag.

XCIn die laatste maanden van '42 had van Mook nog meer bereikt. Hij had het kabinet-Gerbrandy weten te winnen voor het bepalen van een nieuwe doelstelling voor het Nederlands bewind in Indië, als aangegeven in de 7 december-toespraak van koningin Wilhelmina: er zou een einde komen aan Indië's onderschikking aan Nederland, het koninkrijk zou, aldus de koningin, 'na de oorlog worden gebouwd op een grondslag van volledige deelgenootschap.' Hoe dat geconcretiseerd zou worden, was in de toespraak in het midden gelaten, behoudens dan dat de koningin gezegd had: 'Ik heb daarbij een vorm voor ogen waardoor Nederland, Indonesië' ('Indonesië', niet: 'Nederlands-Indië'); 'Suriname en Curaçao deel zullen hebben in het bestuur van het geheel, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en

334 [PDF]
DE WETSBESLUITEN 065 EN 0 66

steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen.' Ook dat waren allemaal nogal algemene termen, maar van Mooks pogingen om de structuur van het naoorlogs koninkrijk duidelijker aan te geven hadden in de ministerraad geen steun gevonden en dat hij desondanks in Washington in een bijeenkomst met journalisten op die structuur was ingegaan (de gouverneur-generaal zou een Indisch kabinet benoemen, het Indische parlement zou een grote Indonesische meerderheid krijgen en in de koninkrijksregering zou Indië ongeveer even sterk vertegenwoordigd zijn als Nederland), was hem op een uitbrander van Gerbrandy te staan gekomen.

XCDie punten liet van Mook voorlopig rusten - er waren andere die hij in '43, nadat hij midden februari (na zijn week vakantie) uit de Verenigde Staten naar Londen was teruggekeerd, met klem naar voren ging brengen. Doordat hij als minister belast was met het algemeen bestuur van Nederlands-Indië, was dat bestuur in zijn persoon als bet ware ingevoegd in de Nederlandse regering - dat achtte hij, aangezien hij Indië op voet van gelijkheid naast Nederland wilde plaatsen, een ongewenste construetie, extra ongewenst wanneer delen van Indië zouden zijn bevrijd. Dan moest er, meende hij, weer een Indiscb gouvernement zijn met aan bet boofd een gouverneur-generaal, te weten van Starken borgh (als deze nog in leven was!), en anders een luitenant-gouverneur-generaal, ell dan diende ook zo spoedig mogelijk weer een vertegenwoordigend lichaam, een 'Tijdelijke Volksraad', te gaan fungeren. HU besteedde geruime tijd aan het opstellen van twee stukken, twee concept-wetsbesluiten (wij nemen aan dat hij de inhoud met de Raad van BUstand voor NederlandsIndische Zaken heeft besproken maar de notulen van de Raad geven terzake geen opheldering), en deze legde hij begin oktober '43 aan zijn ambtgenoten voor: een 'Overgangsbesluit algemeen bestuur Nederlands-Indië' en een 'Overgangsbesluit Indische staatsregeling'. ZUn concepten hielden o.m. in dat het algemeen bestuur uitgeoefend zou worden door een luitenant-gouverneur-generaal, dat deze, was de 'terugkeer' eenmaal een feit, opperbevelbebber zou zijn van alle voor het gezagsherstel in te zetten strij dkrachten (Helfricb zou die bevoegdbeid dus verliezen), dat hij overleg zou plegen met een 'Raad van departementshoofden' en dat hij de begroting (die volgens de oude regeling op voorstel van de Nederlandse regering door het Nederlandse parlement moest worden goedgekeurd) zelfstandig zou kunnen vaststellen. 'Van Mook', zo noteerde van Lidth, de minister van oorlog,

XC'heeft een tweetal voorstellen ingediend voor het bestuur van Ned. Indië die er

335 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

practisch op neerkomen dat hem als luitenant-gouverneur-generaal een blanco volmacht verleend wordt om N.l.naar eigen inzicht te besturen. Van Rijkseenheid is geen sprake ... Eigenlijk ergert het mij, dat v. Mook zulke voorstellen zonder blikken of blozen durft te doen en aanneemt, dat een Nederlandse regering zich zo in de luren zou laten leggen. Hij is slim en berekenend, maar dit is wel àl te bar en is bijna beledigend!"

XCIn vijfvergaderingen van de ministerraad (op 12, IS, 19 en 28 oktober alsmede op 16 november '43) werden van Mooks voorstellen nader bekeken. Er kwam kritiek van tal van kanten, alleen Bolkestein, de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen, er op wijzend dat van Mook het recht van de Kroon om de luitenant-gouverneur-generaaJ 'aanwijzingen' te geven, gehandhaafd had, schaarde zich duidelijk aan van Mooks zijde. Van Mook zelf deed een klemmend beroep op zijn ambtgenoten, oog te hebben voor de uitzonderlijke verhoudingen welke men in Indië zou aantreffen. Een deel van de Nederlandse mannen was er, men wist het, geïnterneerd, een ander deel in krijgsgevangenschap weggevoerd. Wie zou men nog in leven aantreffen? 'Wanneer', aldus de weergave van zijn betoog in de kabinetsnotulen,

XC'de regering in Nederland terugkomt, dan vindt zij daar een groot deel van het gezagsapparaat terug, met de mensen die het kunnen uitoefenen; het werk: kan dan verder gaan. In Indië is dit anders. Daar komt men bij terugkeer voor een vacuüm. Er is daar een kern van mensen nodig om in onderling overleg de organisatie te beginnen. Van de personen die hierbij een leidende positie zouden kunnen bekleden, zijn er na de dood van de heren Soejono en Hart nog slechts tien beschikbaar"; dezen zij n bovendien over de wereld verspreid ... Treffen wij n u geen maatregelen, dan is een Angelsaksisch tussen bestuur te vrezen Feitelijk onmogelijk is het, van Londen uit de zaken te regelen; regelingen te maken welke eerst nog naar de [Buitengewone] Raad van Advies moeten' en

, Van Lidth: 'Dagboek', 6 okt. 1943. 2 Aan wie heeft van Maak hierbij gedacht? Wij vermoeden: aan twee Indonesiërs (Loekman Djajadiningrat en Abdoelkadir) en aan acht Nederlanders: Blom, Crena de Iongh, van Deinse, van Hoogstraten, van der Plas, Sitsen, Smits en Warners. 'Deze Raad, in maart '42 in Londen ingesteld, moest alle wetsbesluiten goedkeuren die 'verplichtingen of verboden opleggen aan Neder landers of Nederlandse onderdanen, en dezulke welke nadere regelingen bevatten ten aanzien van door de wet gewaarborgde rechten van Nederlanders of Nederlandse onderdanen'. Voorzitter van de Raad was Beelaerts, de naar Londen uitgeweken vice-president van de Raad van State, en tot de begin juni '42 benoemde vijftien leden behoorden er drie die Indië vertegenwoordigden: Blom, Loekman Djajadiningrat en van der Plas.

336 [PDF]
DE WETSBESLUITEN 0 65 EN D 66

eerst na maanden in werking treden. Gelden moet: op hoofdpunten telegrafisch, zij het summier, contact. In de verhouding tot de regering bedoelt spreker niet af te wijken van de normale verhoudingen."

XCMen ging tenslotte met van Mooks voorstellen accoord, maar deze moest op een aantal punten toegeven: er zou bij en na het herstel van bet Nederlandse gezag weer een Raad van Nederlands-Indië zijn, de mogelijkheid werd geopend, er vier tijdelijke leden aan toe te voegen, en bepaald werd voorts (met zeven tegen zes stemmen") dat de begrotingen 'bij de wet' (door Nederland dus) moesten worden goedgekeurd. Beide wetsbesluiten (D 65 en D66) werden, na door de Buitengewone Raad van Advies goedgekeurd te zijn, door alle ministers gecontrasigneerd, de koningin ondertekende ze op 23 december '43; hun publikatie werd aangehouden.

XCD 65, het Overgangsbesluit algemeen bestuur Nederlands-Indië, bepaalde dat, 'mede ter voorbereiding van de feitelijke terugkeer onder het grondwettig gezag van het door de vijand bezette staatsgebied' , het algemeen bestuur uitgeoefend zou worden door een luitenant-gouverneut-generaal, 'met inachtneming van Onze aanwijzingen'; deze kon 'ordonnanties' vaststellen 'in overeenstemming met de Raad van departementshoofden'", die uit deze functionarissen zou bestaan maar met acht 'buitengewone leden' zou kunnen worden uitgebreid (bij conflicten zou de Kroon beslissen), zijn begroting moest (in de Australische periode) door de Kroon worden goedgekeurd, zijn financieel beheer zou door de in Londen functionerende Buitengewone Algemene Rekenkamer gecontroleerd worden.

XCD66, het Overgangsbesluit Indische staatsregeling, bepaalde, 'teneinde een goede organisatie van bestuur, wetgeving en rechtspraak te verzekeren en het herstel van de volkswelvaart en de aangevangen voorbereiding van staatkundige en maatschappelijke hervormingen binnen rijksverband zoveel mogelijk te bevorderen', dat de luitenant-gouverneur-generaal de Raad van departementshoofden en, als hij weer geformeerd kon worden, de Raad van Nederlands-Indië diende te raadplegen; hij zou opperbevelhebber zijn van het Knil alsmede van die delen van de KoninklijkeJ.

, Ministerraad: Notulen, 15 okt. 1943. 2 Tegenstemmers, behalve van Mook, waren Albarda, Bolkestein, Michiels en van den Tempel alsook mr. A. W. Burger, een Engelandvaarder, die kort tevoren als minister zonder portefeuille in het kabinet was opgenomen. 3 In Indië was de Raad V3n departementshoofden niet méér geweest dan een college van hoofdambtenaren.

337 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

Marine en de Koninklijke Landmacht welke te zijner beschikking gesteld zouden worden; hij zou, zodra MacArthur en Mountbatten als Geallieerde opperbevelhebbers niets meer over Indië te zeggen hadden, de grondrechten zo spoedig mogelijk herstellen; hij zou het beginsel handhaven, 'dat de Indonesische bevolking blijft gesteld onder de onmiddellijke leiding van haar eigen, door de regering erkende of benoemde hoofden' 1, en hij zou zo spoedig mogelijk het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië doen herleven. Tenslotte zou in het van de Japanners bevrijde Indië, 'zo spoedig de omstandigheden dit naar Ons oordeel toelaten', een Tijdelijke Volksraad worden gevormd, bestaande uit een lid-voorzitter en tenminste vijftien en ten hoogste dertig leden, alle te benoemen door de luitenant-gouverneur-generaal, die er daarbij evenwel op moest letten, 'dat de verschillende groepen der ingezetenen zo spoedig en zoveel mogelijk in de raad zullen zijn vertegenwoordigd'; van die leden moest 'tenminste drie-vijfde gedeelte' Indonesiër zijn"; de Tijdelijke Volksraad kreeg het recht van interpellatie.

XCKrachtens D 65 en D 66 bleef de luitenant-gouverneur-generaal ondergeschikt aan de regering in de persoon van de minister van koloniën. Toen de twee besluiten getekend klaar lagen, was van Mook die minister. D 65 werd in april '44 gepubliceerd, hetgeen nog niet betekende dat de er in vervatte regelingen onmiddellijk in werking traden. In juli hief van Mook de Commissie voor Nederlands-Indië in Australië en NieuwZeeland op, een pure formaliteit: in april had hij in Australië zeven departementen gevormd uit welker hoofden de in de twee wetsbesluiten genoemde Raad van departementshoofden zou bestaan.zich, althans volgens de notulen, nooit in de weergegeven zin uitgelaten wij betwijfelen of Sluijsers mededeling juist

1 de kabinetsvergadering van 28 oktober had Gerbrandy bezwaar gemaakt tegen de begrippen 'Indonesische' en 'regering', tegen dat laatste begrip omdat hij, veron derstellen wij, er niet voor voelde dat ook maar de indruk gewekt werd dat 'Batavia' op één lijn stond met 'Den Haag'. 2 Een van de leden van de Buitengewone Raad van Advies, de socialistische journalist Meyer Sluijser, schreef op loktober '49 in 'Het tekent de bekwaamheden van dr. van Maak dat hij reeds in 1943 te Londen openhartig betoogde dat de toekomstige samenwerking van Nederland en Indonesië in niet onbelangrijke mate afhankelijk zou zijn van de bereidheid aan Nederlandse zijde om de plaats van ir. Soekarno in de nationalistische beweging zonder voorbehoud te aanvaarden. Hij heeft dat standpunt o.a. in de Raad van Advies verdedigd' (wij veronderstellen dat dit geschied is bij de behandeling van D66) 'zodat mag worden aangenomen, dat de raad van ministers en prof. Gerbrandy van deze opvattingen niet geheelonkundig waren.' In de ministerraad en de ministeriële ornrnissie Oorlogvoering heeft van Maak

338 [PDF]
DE WETSBESLUITEN 0 65 EN 0 66

XCWas met dit alles klaarheid geschapen? Neen. D 65 was nog niet in werking getreden en D 66 zelfs nog niet gepubliceerd. Dat was alles gevolg geweest van het feit dat de meeste ministers (en, naar wij vermoeden: ook de koningin) van mening waren dat met het in werking treden van D 65 en D 66 geen bijzondere spoed moest worden betracht. Er was bovendien nog een tweede moeilijkheid: werd van Mook benoemd tot luitenant-gouverneur-generaal, dan kon bij bezwaarlijk als minister van koloniën aanblijven. Zeker, er was een precedent: Furstner, de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, was tevens minister van marine, maar het complex Indië omvatte heel wat meer dan het complex zeestrijdkrachten. Evenwel: trad van Mook als minister af, wie moest hem dan opvolgen?

XCToen de Geallieerde legers in de tweede helft van augustus '44 in Frankrijk met grote snelheid naar de Belgische en naar de Duitse grens oprukten en de mogelijkheid opdoemde dat de Wehrmacht binnen afzienbare tijd Nederland zou moeten ontruimen of eruit zou worden verdreven, meende van Mook dat spijkers met koppen moesten worden geslagen. 'Een gesprek dat ik gisteren met Gerbrandy had', zo schreef hij op I september aan Crena de Iongh in Washington,

XC'heeft eindelijk met betrekking tot de stappen, die in de naaste toekomst moeten worden gedaan, althans daar de lucbt opgeklaard. Mede door de invloed van van Kleffens is men hier eindelijk gaan inzien dat KB I I vóór de bevrijding van Nederland in werking moet worden gebracht, wil men voorkomen dat in een tijd van verwarring, die in het begin in Nederland kan optreden, de organisatie in het Verre Oosten zwak en onduidelijk zou zijn en het gezag zou missen om met de beide opperbevelhebbers dringende zaken af te doen.

XCDe moeilijkheid school vooral hierin (en dat was begrijpelijk) dat men na alle evoluties niet nog eens op het laatste ogenblik gedwongen wilde zijn het aftreden van de minister uit te leggen. Een tijdelijke vervanging zou ook nagenoeg geen betekenis hebben gehad, terwijl een tijdelijke afwezigheid reeds tweemaal is voorgekomen" en zonder al te grote ongelukken is doorstaan.

XCWij zijn het er nu over eens geworden, dat een Lr.-Gouverneur-Generaal moet worden benoemd (desnoods tijdelijk of waarnemend) en dat ik daar de candidaat voor zal moeten zijn (omdat anders de figuur toch in wezen te zwak blijft), teneinde in de moeilijke maanden van herstel in Nederland alle gebeurtenissen te kunnen opvangen. De keus ligt nu tussen twee vormen: de enc, waarbij de benoeming tot Lt.-Gouverneur-Generaal voorop staat en aan de betrokkene

XC1 d.w.z.: D 65 2 Van midden november '42 tot midden februari '43 was van Maak in de Verenigde Staten geweest en van december '43 tot mei '44 had hij de Verenigde Staten, Australië en Ceylon bezocht.

339 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

wordt verzocht zolang de portefeuille van Koloniën te willen vasthouden, en de andere waarin het ministerschap zonder meer blijft gehandhaafd, doch de minister, in afwachting van de dingen die komen zullen, wordt belast met de functie van Lt.-Gouverneur-Generaal. Beide vormen zijn natuurlijk staatsrechtelijke monsters en ik had het ook liever anders gezien, maar ik kan de tegen een zui vere oplossing aangevoerde bezwaren meevoelen en heb mij dus bij deze constructie neergelegd. Zij zal door Gerbrandy worden voorgesteld in de eerstkomende Ministerraad (dinsdag 5 september a.s.) en wanneer dat College zich ermede kan verenigen, aanstonds aan het oordeel van Hare Majesteit worden onderworpen. Ik hoop, dat deze zaak nu spoedig verloopt"

XCdat deed zij inderdaad: de ministerraad ging op 5 september (Dolle Dinsdag) met Gerbrandy's voorstel accoord. Op 14 september bepaalde vervolgens een door van Mook gecontrasigneerd koninklijk besluit dat D 65 in werking zou treden zodra een luitenant-gouverneur-generaal benoemd was, en diezelfde dag bepaalde een door Gerbrandy, van Kleffens en van Mook gecontrasigneerd tweede koninklijk besluit dat van Mook tijdelijk luitenant-gouverneur-generaal zou zijn; de drie ministers hadden dat besluit onmiddellijk na de kabinetsvergadering van 5 september aan de koningin voorgelegd. Een nader, weer door van M ook gecontrasigneerd koninklijk besluit d.d. 2I september bepaalde tenslotte dat alle bevoegdheden met betrekking tot het algemeen bestuur van Nederlands-Indië die tevoren door de minister van koloniën waren uitgeoefend, nu uitgeoefend zouden worden door de luitenant-gouverneur-generaal. Daarmee had van Mook zijn doel goeddeels bereikt: hij had voor Indië een nieuwe politieke doelstelling bevochten in de vorm van de 7 december-toespraak van de koningin en alle draden van de macht kwamennu (behalve de militaire: over MacArthur en Mountbatten had hij niets te zeggen en Helfrich was onder Furstner blijven ressorteren) in zijn handen samen. Aan de concessies die hij aan zijn ambtgenoten had moeten doen, tilde hij niet zwaar, evenmin aan het feit dat hij had toegezegd, 'in de verhouding tot de regering niet af te zullen wijken van de normale verhoudingen.' Hij zou immers in een abnormale situatie terechtkomen die de spoedige beslissingen zou vergen waartoe hij zich in staat achtte en waartoe hij ook een ruime mate van vrijheid had, aangezien, zoals hij het een jaar tevoren had geformuleerd, alleen 'op hoofdpunten telegrafisch, zij het summier, contact' mogelijk zou ZIJn.

XCHij vloog met spoed naar Amerika om er een snelle bevrijding van

XC, Brief, lept. 1944, van van Mook aan Crena de longh (ARA, Coll.-van Mook, 2). 34

340 [PDF]
VAN MOOKS POSITIE VAN MOOKS GOUVERNEMENT

Indië te bepleiten (daarover meer in het volgende hoofdstuk) en vervolgens, na in Londen rapport te hebben uitgebracht, naar Australië. Als minister van koloniën had hij geen ontslag gevraagd en dit was hem ook niet verleend: op voorstel van Gerbrandy had het kabinet namelijk medio september besloten (het besluit wordt in de kabinetsnotulen niet vermeld), de functies van luitenant-gouverneur-generaal en van minister tijdelijk in de persoon van van Mook te verenigen. Los nog van het feit dat er, zoals vermeld, een precedent was, verwachtten de ministers in die dagen dat heel Nederland spoedig bevrijd zou zijn en daar zou men een nieuwe minister van koloniën kunnen aantrekken. Een nevenoverweging was, zei Gerbrandy aan de Enquêtecommissie, 'dat, als de heer van Mook minister van koloniën bleef, hij kon terugkomen en ons in het kabinet kon rapporteren hoe de situatie was: hij was dan nog verantwoordelijk minister.' l In de loop van oktober ging het er naar uitzien dat de bevrijding van Nederland veel meer tijd zou vergen dan in september aangenomen was, en begin november was 'de algemene mening' in de ministerraad (aldus de notulen") dat een nieuwe minister van koloniën benoemd moest worden. Maar wie? Michiels en Kerstens' opvolger als minister van scheepvaart J. M. de Booy weigerden, de portefeuille ad interim over te nemen. Enkele andere personen werden genoemd, zonder veel enthousiasme overigens, Gerbrandy nam op zich, de gehele zaak met de koningin te bespreken. Bijna drie weken later (men houde in het oog dat Gerbrandy in die tijd in hoge mate in beslag genomen werd door de problemen welke uit de op I7 september door de regering afgekondigde Spoorwegstaking in bezet gebied voortvloeiden) zond de minister-president een telegram aan van Mook waarin hij deze verzocht, zelf een keuze te maken: wilde hij als luitenant-gouverneur-generaal dan wel als minister aftreden? 'In dit laatste geval', zo seinde Gerbrandy, 'dient ten spoedigste in vacature te worden voorzien, waarbij aan Plas en Helfrich gedacht wordt? -nu, met van der Plas als minister zou van .Mook wel kunnen samenwerken, maar met Helfrich? Het was een dwaas denkbeeld. Van Mook antwoordde dat hij luitenant-gouverneur-generaal wenste te blijven en voor overleg met zijn opvolger naar Londen zou terugkeren. Hij arriveerde er begin januari '45. Eind van die maand trok hij naar het34

1 Getuige Gerbrandy, dl. V c, p. 389. 2 Ministerraad: Notulen, 7 nov. 1944. 3 Telegram, 27 nov. 1944, van Gerbrandy aan van Maak (AOK: map: 'Uit eenvallen eerste' (moet zijn: tweede), 'formatie tweede' (moet zijn: derde) 'kabinet Gerbrandy').

341 [PDF]

bevrijde Zuiden teneinde er de recrutering voor Indië te bespoedigen. Hij wist toen al wie hij als minister boven zich wenste: zijn vriend prof. dr. J. H. A. Logemann, samen met wie hij de Stuw-groep opgericht had. Logemann woonde evenwel in Utrecht; hij was er onbereikbaar. Van Mook sprak derhalve met prof. dr. ]. 1. J. M. Schmutzer die weliswaar ook in Utrecht zijn normale adres had maar in een klooster bij Vught onderdak had gevonden en Vught was eind oktober '44 bevrijd.

XCSchmutzer die in 1882 in Wenen was geboren, had in Delft mijnbouw gestudeerd, had zich in 1912 in Indië gevestigd, was er in '18 lid van de Volksraad geworden (hij werd voorzitter van de Indische Katholieke Partij) maar was in '29 naar Nederland teruggekeerd teneinde aan de Utrechtse universiteit hoogleraar in de mineralogie te worden. Hij verklaarde zich bereid, de aangeboden portefeuille te aanvaarden. In het derde kabinet-Gerbrandy trad hij van meet af aan (23 februari '45) als minister op', neen niet van 'koloniën' maar van 'overzeese gebiedsdelen' - op vervanging van het begrip 'koloniën' had, gelijk eerder weergegeven, van Mook al in mei '42 aangedrongen.

XCBegin maart vloog van Mook, nu niet langer minister van koloniën maar louter luitenant-gouverneur-generaaF (zijn bezoldiging als zodanig was bepaald op f 2750 per maand' met een maandelijkse toelage van f 250 voor bijzondere ambtskosten), naar Australië terug; in zijn laatste gesprek had hij tegen de koningin gezegd dat hij, wilde zij in haar eerste naoorlogse kabinet de beste figuren opnemen, Logemann prefereerde boven Schmutzer. 'Ze vroeg me', vertelde van Mook ons in '61, 'of Logemanns naam met twee n'en geschreven werd en sprak die naam op zijn Duits uit. Ik zei dat hij een prima Nederlander was, maar verzweeg veiligheidshalve zijn voornamen: Johann, Heinrich, Adolf."

XCDe lezer houde vast dat hij, wat de in Australië aanwezige NederlandsIndische hoogste burgerlijke autoriteiten betreft, dus eerst slechts te maken heeft met de Raad van departementshoofden, vervolgens met die34

1 De Enquêtecommissie heeft 'de samenvoeging in september 1944 van de ambten van luitenant-gouverneur-generaal en minister van koloniën in één persoon onjuist' geacht en had 'geen bewondering voor het beleid van het kabinet in deze.' dl. Va, p. 718) In het formele vlak is deze kritiek natuurlijk juist, maar wij menen dat de Enquêtecommissie meer begrip had mogen tonen voor de moeilijkheid om een geschikte opvolger voor van Maak te vinden. 2 Bij koninklijk besluit van 9 maart '45 werd hij tot 'luitenant-gouverneur-generaal' benoemd - het begrip 'tijdelijk' was vervallen. 3 Het maandsalaris van een departernentsdirecteur was f I 800 geweest, dat van een lid van de Raad van Nederlands-Indië f 2 000. 4 Van Maak, 8 nov. 196 1.

342 [PDF]
SCHMUTZER MINISTER

Raad èn een luitenant-gouverneur-generaal (wij zullen het begrip 'tijdelijk' verwaarlozen), tevens minister van koloniën, en tenslotte louter met de Raad en de luitenant-gouverneur-generaal.

Van Maak en zijn Raad van departementshoofden

XC

XCHet Nederlands gouvernement in Indië had acht departementen van algemeen bestuur gekend (en eveneens een Raad van departerrientshoofden): Binnenlands Bestuur, Justitie, Financiën, Onderwijs en Eredienst, Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat, Oorlog, en Marine, de eerste zes met een directeur aan het hoofd.' In eerste instantie werden door van Mook zes directeuren benoemd, nl. van der Plas (Binnenlands Bestuur), Blom (Justitie), Smits (Financiën), Loekman Djajadiningrat (Onderwijs en Eredienst), van Hoogstraten (Economische Zaken) en Sitsen (Verkeer en Waterstaat) - van Oyen werd als legercommandant hoofd van het departement van oorlog. Die benoemingen vonden op 12 april '44 in Londen plaats, maar het duurde enige tijd voordat de desbetreffende stukken Australië hadden bereikt, althans: de zeven benoemden kwamen pas op 23 mei voor hun eerste vergadering bijeen en wel in Melbourne? In die stad werden tot begin augustus tien vergaderingen gehouden - de elfde vond op 23 augustus in een geheel nieuwe locatie plaats: het al enkele malen genoemde Camp Columbia bij Brisbane.

XCWij willen eerst op die nieuwe locatie ingaan.

XCCamp Columbia was een groot, uit houten barakken, een clubgebouw en enkele simpele kantoren bestaand kamp dat in '42 op ca. IS km afstand van Brisbane door de Australische autoriteiten was gebouwd ten behoeve van de staf van het Amerikaanse Zesde Leger. Dat de NederlandsIndische instanties naar dat kamp verhuisden, was gevolg van een initiatief van van Maak: hij had er tijdens zijn bezoek aan Australië in maart en april '44 op aangedrongen dat alle in Australië aanwezige organen en personen die zich op de terugkeer naar Nederlands-Indië voorbereidden, op één plaats zouden worden samengebracht en zulk een plaats kwam beschikbaar toen Camp Columbia midden '44 door het grootste deel van de staf van het Amerikaanse Zesde Leger was ontruimd (dat deel vestigde zich in Hollandia). Over dat ontruimde gedeelte mochten de N ederlands

I De Legercommandant was hoofd van het departement van oorlog, de commandant Zeemacht hoofd van dat der marine. 2 De beknopte notulen van de Raad, aangeduid als 'Kort verslag' bevinden zich in ARA, Coll.-van der Plas, B 1.

343 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

Indische autoriteiten gratis beschikken. In juni '44 was de Nefis de eerste dienst die er zich vestigde en nadat verschillende herstelwerkzaamheden verricht waren, badkamertjes waren toegevoegd aan een aantal hutten, bestemd voor de huisvesting van hoge functionarissen, en ook nog een wasserij was gebouwd, volgden in juli en augustus de overige diensten.

XCEr werden op den duur in totaal ca. tweeduizend personen in Camp Columbia gehuisvest: vier- tot vij fhonderd personeelsleden van de departementen (onder hen talrijke Australiërs), ruim duizend Knil-militairen (de leden van het Vrouwenkorps inbegrepen) en enkele honderden Indonesische bedienden, onder wie, zoals al vermeld, een groep exstakers van de KPM en een groep ex-Digoelisten. De slaapplaatsen waren eenvoudig - eenvoudig was er ook het eten dat in een centrale keuken werd toebereid. Er werd hard gewerkt en veel vertier was er niet. 'De gelegenheid om de bloemetjes buiten te zetten', aldus later een employé van het departement van economische zaken, 'was alleen om een biertje te gaan drinken in de cantine.' 1 Van Hoogstratens eerste indrukken waren uitgesproken gunstig. 'Het zal je ongetwijfeld zeer verheugen te vernemen', schreefhij eind augustus '44 aan van Mook in Londen,

XC'dat de verhuizing naar het Camp Columbia ... uitstekend is verlopen en dat tot nu toe dit kamp zeer bepaald een succes is geworden. De algemene stemming is uitstekend, iedereen is tevreden en vol animo, er wordt hard gewerkt en men voelt zich veel meer tezamen gebonden voor een groot gemeenschappelijk doel dan tevoren. Men leeft als het ware weer in een Nederlandse gemeenschap en velen die zich in Australië toch min of meer geïsoleerd zijn blijven voelen, voelen zich hier weer opgenomen in een vertrouwde kring, hetgeen hen duidelijk stimuleert. Ook de voortdurende vermenging van burgers en militairen heeft op beide groepen een goede invloed en bevordert het wederzijds begrijpen ten zeerste."

XC'Men leeft als het ware weer in een Nederlandse gemeenschap' - ja, zo werd het door de Nederlanders en de Indische Nederlanders gevoeld maar niet door vele Indonesiërs en vooralniet door de ex-stakers van de KPM en de ex-Digoelisten. In hoofdstuk 3 vermeldden wij al dat Abdoelkadir het verblijf in Camp Columbia'een straf' vond, zo 'brutaal, onvriendelijk en onbeleefd' traden er de Indonesische mess-bedienden op, en hij was de enige niet die door hun animositeit pijnlijk werd

1 Getuige M.D. Farrow, dl. III c, p. 812. 2 Brief, 20 aug. 1944, van van Hoogstraten aan van Mook (ARA, Coll.-van Mook, 2).

344 [PDF]
'CAMP COLUMBIA'

getroffen. 'In het Brisbane-kamp', zo verklaarde dr. Honig aan de Enquêtecommissie, 'was de verhouding tussen Nederlanders en Indonesiërs slecht; ik had het in mijn leven nog niet zo meegemaakt.'1

XCWij voegen hieraan nog toe dat de Raad van departementshoofden midden juni '45 op voorstel van van Mook besloot, na te gaan of Camp Columbia als zetel voor het Indische gouvernement vervangen kon \NOr den door een plaats in Indië. Van Mook achtte dat in beginsel beter en zag het als een bijkomend voordeel dat men dan dichter bij MacArthurs hoofdkwartier zou zijn dat sinds eind '44 op de Philippijnen gevestigd was. Tot die overplaatsing is het niet meer gekomen; toen Japan capituleerde en op Java de Republiek Indonesië werd uitgeroepen, bevonden de luitenant-gouverneur-generaal en de departementshoofden zich nog steeds in Camp Columbia.

XCDe Raad van departementshoofden is na april '44 uitgebreid en enkele hoofden zijn door andere vervangen.

XCOm te beginnen kwam Loekman Djajadiningrat, het enige Indonesische lid van het college, in juli '44 te overlijden. Wie moest hem opvolgen? Van Hoogstraten stelde Kerstens voor die eind mei in Londen als minister was afgetreden, maar de overige leden van de Raad die weinig voor Kerstens' komst voelden (zij zouden hem, berichtte van Hoogstraten aan van Mook, 'aanvoelen als een zeer vreemde eend in ons gezellig onderonsje"), dachten aan Abdoelkadir - diens candidatuur werd evenwel in oktober '44 door van Mook op twee gronden afgewezen: hij deed als opvolger van kolonel Sandberg, die ziek geworden was (en eind december zou overlijden), nuttig werk als Senior Officer Nica (Sonica) bij het hoofdkwartier van het Amerikaanse Zesde Leger en hij had geen speciale kennis op het gebied van het onderwijs. Inmiddels had van Mook in Londen Kerstens tot directeur van Onderwijs en Eredienst benoemd maar deze bleef eerst enige tijd in Engeland waar van Mook in oktober nog voor zijn vertrek naar Australië Kerstens een nieuwe functie gaf: Regeringscommissaris voor de behartiging van Nederlands-Indische aangelegenheden in het bevrijde deel van Nederland. Die benoeming, waaromtrent een persbericht uitging, viel niet alleen in het bevrijde maar

I Getuige P. Honig, dl. III c, p. 78 r. 2 Brief, 27 aug. 1944, van van Hoogstraten aan van Mook (ARA, Coll.-van Mook, 2).

345 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

ook in het bezette deel des lands slecht' (van Mook liet Kerstens toen naar Australië vliegen waar deze in november aankwam) - desondanks poogde van Mook in april '45 bij de nieuwe minister van overzeese gebiedsdelen, Schmutzer, gedaan te krijgen dat Kerstens (deze bevond zich toen in Amerika om leermiddelen voor Indië te bestellen) de vermelde functie zou kunnen aanvaarden. Met steun van al zijn ambtgenoten weigerde Schmutzer daaraan medewerking te verlenen - het slot van het lied was dat Kerstens, na nog een bezoek aan Londen te hebben gebracht, in juni naar Camp Columbia terugkeerde.

XCBehalve Loekman Djajadiningrat overleed (in januari '45) nog een tweede lid van de Raad: Sitsen, de directeur van Verkeer en Waterstaat (op het door hem verrichte werk komen wij nog terug); hij werd opgevolgd door Warners die zijn taak op Ceylon: voorbereiding van het militair gezag op Sumatra, opgaf en plaats maakte voor generaal-majoor F. G. L. Weyerman, voordien militair attaché te Washington.

XCTenslotte hebben wij dan te vermelden dat Smits, de directeur van Financiën, midden '45 naar de Verenigde Staten vertrok - zijn opvolger werd B. Koetsier, die zich in '42 als agent van de Nederlands-Indische Escompro-rnaatschappij in Amerika had bevonden.

XCHet zinde van Maak niet dat er na het overlijden van Loekman Djajadiningrat geen enkele Indonesische departernentsdirecteur meer was - toen hij de candidatuur van Abdoelkadir voor diens opvolging afwees, stelde hij voor om deze, die S01'lÎca zou blijven, tevens tot buitengewoon lid van de Raad van departementshoofden te benoemen. Dat denkbeeld vond algemene instemming maar Abdoelkadir weigerde. 'De heer Abdoclkadir meent', aldus het verslag van van Mooks mededelingen in de notulen van de op 24 oktober '44 gehouden vergadering van de Raad,

XC'dat, indien hij deel zou hebben uitgemaakt van de Raad van departementshoofden, hem later door zijn landgenoten in bevrijd Nederlands-Indië zou wordenJ.

I Crena de Iongh kreeg in november '44 in Londen van dl'. H. van Royen, die kort tevoren uit bezet gebied was aangekomen, te horen: 'Men begreep de keuze in het geheel niet, beschouwt K[erstens] als een 'blaaskaak', niet in staat tot organiseren, onbekend met Nederlandse toestanden en zonder invloed in de Katholieke partij.' (brief, 25 nov. 1944, van Crena de longh aan van Maak, ARA, Coll.-van Maak, 2)

346 [PDF]
DE RAAD VAN DEPARTEMENTSHOOFDEN

gevraagd welke invloed hij in de Raad heeft gehad en wat hij daarin tot stand heeft kunnen brengen. Deze invloed zou echter generlei betekenis kunnen hebben, omdat hij immers door de uitoefening van zijn bestuursfunctie praktisch nirnrner in staat zou zijn's Raads vergaderingen bij te wonen.'

XCVan Mook achtte die bezwaren 'begrijpelijk en redelijk" - kon dan misschien een andere Indonesiër tot buitengewoon lid van de Raad worden benoemd? Hij stelde de arts Raden dr. Ma'moen voor, door ons in hoofdstuk 4 al genoemd als begeleider van de uit Saoedi-Arabië afkomstige bedevaartgangers. Het voorstel werd goedgekeurd en de benoeming van Ma'moen volgde midden november. Deze vond niet veel bevrediging in zijn nieuwe functie. Eind maart of begin april '45 uitte hij zich erover in een brief aan Abdoelkadir die zich haastte van der Plas in te lichten. 'Gisteren', schreef hij deze op I3 april,

XC'ontving ik een brief van dr. Ma'moen die zich beklaagde, onvoldoende of in het geheel niet op de hoogte te worden gebracht van de gang van zaken in de Raad van departementshoofden. Het is hem duidelijk dat hij niet op alle vergaderingen kan of behoeft aanwezig te zijn. Hij meent echter vergaderingen waar principiële of andere belangrijke zaken worden behandeld, te moeten bijwonen, aangezien dit een hem opgelegde taak is, waarvoor hij als vertegenwoordiger der Indonesiërs zich dan ook aansprakelijk voelt tegenover deze bevolkingsgroep. Hij heeft de indruk dat hij als een soort van ornament door de regering wordt gebruikt.'

XCAbdoelkadir was het daarmee eens: 'Naar mijn bescheiden menmg moet dit soort van gevelpolitiek betreurd worden."

XCWij zijn er van overtuigd dat van Mook het niet zo had bedoeld - een feit was intussen dat bij het einde van de oorlog in de Pacific de Raad van departementshoofden uit zeven Nederlanders bestond aan wie als buitengewoon lid één Indonesiër was toegevoegd die zich althans enkele maanden eerder 'als een soort ornament' had gevoeld. Stellig zag van Mook dat als een ongewenste toestand, evenwel: was Indië eenmaal bevrijd, dan zouden aan de Raad nog zeven buitengewone leden kunnen worden toegevoegd, eventueel zeven Indonesiërs.

XCVoltallig was de Raad lang niet steeds: veelvuldig waren leden op dienstreis of waren zij wegens ziekte afwezig. De vergadering van 23 oktober '44 was de eerste die door van Mook -werd voorgezeten. Was deze afwezig, dan trad van der Plas als zijn eerste, Blom als zijn tweede plaatsvervanger op en die afwezigheid deed zich menigmaal voor: in de eerste helft van december '44 bracht van Mook een bezoek aan het bevrijde deel van Nederlands-Nieuw-Guinea en aan Leyte in de Philippijnen, dat laatste voor een bespreking met MacArthur, begin januari '45 vloog hij naar Londen vanwaar hij pas eind maart terugkeerde, enkele weken later vertrok hij samen met van der Plas naar San Francisco om deel te nemen aan de oprichtingsvergadering van de Verenigde Naties en daarop volgden nog besprekingen in Washington. Op I juni was hij in Australië terug.

XCDe Raad heeft veel aandacht besteed aan administratieve regelingen, vooralook aan salariskwesties, maar hij heeft daarnaast een aantal ontwerp-ordonnanties besproken. Die werden, als zij goedgekeurd waren, door van Mook, 'de Raad van departementshoofden gehoord', ondertekend en vervolgens in het Staatsblad van Nederlands-Indië gepubliceerd. Nummer I van dat Staatsblad (er zijn vóór loktober '45 in totaal 156 nummers gepubliceerd) verscheen op 19 december '44 en bevatte het wetsbesluit D 65 - D 66 daarentegen (het besluit waarin o.m. van de Tijdelijke Volksraad sprake was) verscheen pas op 15 augustus '45 en wel in no. II9 van het Staatsblad. Dit waren dus herhalingen van publikaties die al in Londen waren uitgekomen en daarnaast zijn ook andere Londense wetsbesluiten herhaald: het Vaarplichtbesluit, enkele Dienstplichtbesluiten, het Besluit inzake het rechtsherstel en het Besluit vijandelijk vermogen. Er zijn evenwelook 'eigen' ordonnanties uitgevaardigd. Zij hebben, van bezoldigingen en pensioenen afgezien, t.e.m. 15 augustus '45 betrekking gehad op (in chronologische volgorde) het muntwezen (behalve de halve cent, de cent en de twee-en-een-halve cent zouden nieuwe munten in circulatie komen), het zelfbestuur van Ternate en Tidore (een ordonnantie die uitgevaardigd werd op een moment waarop men meende

348 [PDF]
NIEUWE ORDONNANTIES

van onderdanen/niet-Nederlanders (zij konden door de directeur Binnenlands Bestuur dan wel door aan hem ondergeschikte ambtenaren aangewezen worden), de opiumregie (deze werd afgeschaft), de invoering van een oorlogsbelasting, de Indische Weeskamers (hun taak zou voorlopig worden overgenomen door een onder Justitie ressorterende Weeskarnerdienst), de rechtspleging door de landmacht (er zouden uit drie officieren bestaande Temporaire krijgsraden worden ingesteld met de bevoegdheid om in noodgevallen de doodstraf te doen uitvoeren zond er dat de gouverneur-generaal of de luitenant-gouverneur-generaal in de gelegenheid zou worden gesteld, gratie te verlenen), de invoering van een algemene burgerdienstplicht (zij gold voor personen van achttien tot zestig jaar, vrouwen die voor kinderen zorgden, uitgezonderd) en de oprichting van een Kantoor Displaced Persons.

XCUiteraard blijkt uit de in het Staatsblad van Nederlands-Indië gepubliceerde regelingen slechts een deel, beter: een klein deel, van de arbeid die door van Mook en de departementsdirecteuren is verricht - over andere activiteiten hunnerzijds zullen wij in de latere paragrafen van dit hoofdstuk en in de twee volgende hoofdstukken schrijven. Hier willen wij nog wèl onderstrepen dat alle arbeid door een klein overheidsapparaat verricht is dat maar op weinige geschoolde krachten steunde. In een brief aan van Starkenborgh (die brief komt in hoofdstuk 8 nog ter sprake) schreef van Mook begin september '45, 'dat wij met een allerakeligst minimum aan personeel hebben gewerkt. Een departement van economische zaken, dat vroeger 2850 man telde, heeft nu misschien 28." Het departement van financiën had nog minder personeel. 'De bezetting', aldus jegens de Enq uêtecommissie J. E. Spinosa Cattela, die eind augustus '45 als accountant in Camp Columbia arriveerde,

XC'was eenvoudig belachelijk. [Zij) bestond ... uit zestien mensen, waarvan negen Australiërs of Engelsen waren ... In de eerste plaats had men daar de algemene leiding. Deze bestond uit een Nederlander die geleend was van de Curaçaose Gouvernementsadministratie en een Engelsman die zich accountant noemde en die administrateur was geweest op een rubberonderneming in Brits-Malakka. Dan was er nog iemand die wat correspondentie deed, en een Australische typiste. Verder was er nog de administratie van de troepen te velde, waarin een Engelsman zat, verder een Nederlander die vroeger in een expeditiebedrijfhad gewerkt, een hulpkracht, geleend van een bank, en een Australisch meisje. De boekhouding bestond uit twee Nederlandse onderwijzers ... , een Engelse boekhouder die heel goed was, een Engelse rubbermakelaar en een Australisch meisje. De kassier was

XCI Brief,3 sept. 1945, van van Moak aan van Starkenborgh (a.v., CoiL-van Maak, 2).

349 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

een Nederlander, een van de Engelandvaarders die het heel goed heeft gedaan, met een typiste en nog een meisje voor het archief. Daar had u het departement van financiën] Natuurlijk ten enenmale onvoldoende."

XCOnvoldoende óók om een goede begroting op te stellen. Daarvoor had de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland, zij het met vertraging, enkele keren wel de nodige cijfers naar Londen gezonden maar van Mook had, toen hij in september '44 Londen verliet, de daar bijgehouden begrotingsboekhouding niet meegenomen en Smits, de directeur van financiën, vond het opstellen van een begroting een onmogelijke taak omdat de omstandigheden zich voortdurend wijzigden. Het was van Mook die in april '45 aan de uit Curaçao overgekomen kracht, mr. H. 1. Franke, opdracht gaf, niet alleen een begroting samen te stellen maar ook een begrotingsboekhouding in te richten. 'In Australië', zo verklaarde Franke aan de Enquêtecommissie,

XC'was echter niemand die verstand van een begroting had. Bovendien moesten wij eerst een begrotingsschema vaststellen ... door hier en daar te vragen welke takken van dienst er waren en onder welke departementen deze ressorteerden. Doordat we de vastgestelde regelingen in de praktijk niet konden volgen, hebben wij het systeem van de Curaçaose begroting overgenomen ... Toen het schema klaar was, hebben wij later op dat schema geboekt, want een begroting samenstellen konden wij niet?

XCwat dus wèl geschiedde was dat de uitgaven ordelijk werden geboekt. Hoe weinig inzicht men had in de omvang die deze zouden aannemen, moge blijken uit het feit dat, terwijl in december '44 de in het eerste halfjaar van '45 verwachte uitgaven door de Raad van departementshoofden geschat waren op de helft van alle in het gehele jaar '42 gedane uitgaven, in werkelijkheid (zoals al in hoofdstuk 3 vermeld) van het totaalbedrag aan uitgaven in de periode maart '42 t.e.m. augustus '45: ca. f 77'/2 mln, in de periode januari t.e.m. augustus '45 bijna f 41 mln is uitgegeven.

XCWij nemen aan dat zich bij de andere departementen moeilijkheden hebben voorgedaan, analoog aan die waartoe het bij het zwakbezette departement van economische zaken en bij dat van financiën kwam, maar wij beschikken terzake niet over nadere gegevens. Ging van die moeilijkheden een deprimerend effect uit? Zeker niet op allen. Men wist dat

XC, Getuige J. E. Spinosa Cattela, Enq., dl. III c, p. 534. 2 Getuige H. l. Franke, Enq., punt k, nagekomen stukken, vraagno. 73 600-01. 35

350 [PDF]
WEINIG KRACHTEN

de groep die in vrijheid had kunnen werken, miniem klein was, maar vertrouwde dat men in een bevrijd Indië weer velen van de talloze geschoolden zou aantreffen die daar ten tijde van de algemene capitulatie van het Knil in gouvernementsdienst werkzaam waren geweest. Ten aanzien van de gehele financiële sector was het in Australië zo dat, aldus Spinosa Cattela, 'men zei: 'Waarom zouden wij verder gaan controleren? De gehele zaak gaat toch weer naar Indië en dan komt alles weer in het oude, beproefde gareel terug", en toen de voorzitter van de Enquêtecommissie vervolgens vroeg: 'Wie was die 'men' die dat zei?', luidde het antwoord:

XC'Dat was een communis opinio. Dat zei de heer Koetsier, dat zei iedereen met wie jesprak. Zoiets als: 'Het leed is geleden, het komt allemaal weer in orde, wij gaan weer naar Indië terug' ... W~ schreven toen juli 1945 ... Wij gingen de zaak inpakken en ons voorbereiden op de tocht naar Indië. Alles werd zo'n beetje gaande gehouden maar het slagwoord was: 'W~ gaan naar Indië en dan zal de zaak daar wel geheel in orde worden gebracht."

XCNu, dat optimisme werd door van Mook, om slechts deze te noemen, niet gedeeld: de luitenant-gouverneur-generaal besefte ten volle dat hij de krachten niet bezat om een snel herstel van het Nederlands gezag in de uitgestrekte archipel te bevorderen: niet de militaire en evenmin de bestuurlijke.

Bestuursschool

XC

XCBegin '43 was van Mook er over gaan denken hoe hij, gegeven het feit dat zich onder de in Australië aangekomenen vrijwel niemand bevond die in Indië ambtenaar van het Binnenlands Bestuur was geweest, de beschikking kon krijgen over vervangende krachten, minder degelijk opgeleid dan die welke de universiteiten van Leiden en Utrecht plachten af te leveren, maar desniettemin bruikbaar. 'De soort opleiding die ik in gedachten heb, is', schreefhij in februari '43 uit Washington aan van der Plas,

XC'van tweeërlei aard. In de eerste plaats kunnen daar jonge mensen met voldoende algemene kennis een gezette, zij het korte, cursus krijgen in bestuurswerk. Deze

XC, Getuige J. E. Spinosa Cattela, Enq., dl. III c, p. 533. 35

351 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

jonge mensen zullen voor het merendeel uit Indië afkomstigen zijn en dus al met een zekere kennis van inheemse talen en van het land en volk bekend zijn. De hoofdschotel vormen de jongens uit Engeland, die aanvankelijk daar in opleiding waren voor aspirant-reserve-officier bij de Marine, maar die door de grote verliezen aan materieel thans overtollig zijn.

XCIn de tweede plaats moeten wij uit de mensen met Indische ervaring de geschikte personen uitkiezen die door een zekere administratieve scholing en enige opfrissing van hun talenkennis geschikt kunnen worden gemaakt om als tijdelijke bestuursambtenaren op te treden, al dan niet in combinatie met ander werk.

XCEen eis van deze cursus zal zijn dat hij telkens nieuwe leerlingen kan nemen, omdat nu eenmaal het verplaatsen van mensen in deze tijd moeilijk valt en velen eerst naar Australië kunnen komen, wanneer hun werk en hun bruikbaarheid elders zijn verminderd. Men zal dus rekening moeten houden met een cursus die bijv. elke twee maanden min of meer opnieuw begint, of die zodanig is ingericht, dat men (net als in Amerikaanse bioscopen) op ieder tijdstip kan binnenkomen en de gehele film, zij het dan ook in een enigszins andere volgorde, zien.

XCIk begrijp dat dit moeilijk is en verwacht ook niet, dat de cursus wonderen zal verrichten, maar voor een goede opzet lijkt hij mij onontbeerlijk.' I

XCEen teleurstelling had van Mook al ervaren: hij had dr. F. H. Visman, oud-lid van de Raad van Nederlands-Indië, die zich ten tijde van Pearl Harbor in de Verenigde Staten had bevonden, gevraagd zich in Australië met de leiding van de bedoelde cursussen te belasten en Visman had ('op mijns inziens zeer kinderachtige wijze', aldus van Mcok") geweigerd.

XCZowel bij de in Londen gevestigde Raad van Bijstand als bij de Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland viel van Mooks denkbeeld in goede aarde. De Commissie besloot een 'Opleidingscursus voor bestuursambtenaren in Nederlands-Indië' te organiseren of, zoals het nieuwe instituut meestal genoemd werd: een 'Bestuursschool'. Voor die school die in Melbourne werd gevestigd, werd, nadat eerst aan Abdoelkadir was gedacht, door van Mook een directeur gevonden: prof. mr. F. D. Holleman, die als hoogleraar in het Bantoe-recht verbonden was aan de Universiteit van Stellenbos in Zuid-Afrika, maar jarenlange ervaring in Indië had, waar hij o.m. zes jaar lang hoogleraar was geweest aan de Rechtshogeschool te Batavia. Hij kwam eind juni' 43 in Australië aan en besloot na overleg met de Commissie de Bestuursschool het karakter te geven van een gemilitariseerd internaat (er werd een grote

XCI Brief, 12 febr. 1943, van van Mook aan van der Plas (ARA, Coll.-van der Plas, B 8). 2 A.v. 35

352 [PDF]
DE LEERLINGEN VAN DE BESTUURSSCHOOL

villa voor gehuurd) en er onderwijs te doen geven in de Islam (door van der Plas), in internationale verhoudingen en de staat van beleg (door Spoor), in de Maleise taal, in de wereldgeschiedenis tot 1920, in de tropische economie, in het strafrecht, in het burgerlijk procesrecht, in het adat-recht, in de volkenkunde en in de tropische hygiëne.' Er zou per week 25 uur les worden gegeven, steeds des ochtends - de middagen zouden besteed worden aan 'sport' d.w.z. aan lessen in paardrijden, autorijden, het varen met een motorboot, pistoolschieten en jiu-j itsu, waaraan de leerlingen verplicht deelnamen.

XCWaar kwamen die leerlingen vandaan? Zij waren Nederlanders, Indische Nederlanders en Indonesiërs: jongeren die men in Australië had aangetroffen, uit Engeland een twaalftal adelborsten en cadetten, een aantal employé's van de 'Koninklijke'l Shell (wier salarissen door het concern werden doorbetaald) en in de eerste maanden van '44 zestien Engelandvaarders - wij hebben evenwel geen overzicht over de herkomst van alle leerlingen. Wèl weten wij dat de Bestuursschool midden j uli '43 met achttien leerlingen begon.

XCMet de Indonesiërs onder dezen rezen enkele moeilijkheden: zij vroegen, aldus Holleman in een eerste verslag aan van Maak, 'bij herhaling met intense belangstelling ... naar het beleid dat de toekomstige regering in Indië volgen zal ten aanzien van de discriminatie op grond van rasverschil', trouwens: 'ook de docenten wilden weten welk standpunt zij op dit stuk in hun colleges hadden in te nemen.' Holleman besprak dit punt met de Commissie - besloten werd, zich te baseren op de 7 december-toespraak van de koningin, waaruit de desbetreffende passage als schriftelijk stuk aan de leerlingen werd uitgereikt; 'nadat ik', aldus Holleman, 'het op college heb besproken, is daaromtrent geen vraag meer gerezen.' Hij rapporteerde voorts: 'Als bijzonderheid mag ik nog opmerken dat in de onderlinge verhoudingen tussen de leerlingen geen spoor te onderkennen is van enig vooroordeel op grond van rasverschil."

XCHet aantal leerlingen werd spoedig iets groter: eind september '43 waren het er zeven-en-twintig en daar kwamen nog enkelen bij; eenen-dertig deden in februari '44 examen en van hen werd één afgewezen,

1 Een deel van het lesmateriaal werd in de Verenigde Staten bijeengebracht: vijftig exemplaren van diverse publikaties over Nederlands-Indië, van de van een Indonesische grammatica en van twee Indonesische leesboekjes. 2 F. D. Holleman: 'Verslag aan de minister van koloniën over de Bestuursopleiding te Melbourne' (23 sept. 1943), p. 3-4 (ARA, MK, M [OS, A 10 pl·

353 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

moesten drie herexamen doen en golden zeven-en-twintig (onder wie de Ambonnese luitenant Tahija) als geslaagd.

XC'Merkwaardig is', schreef Holleman in april '44 in zijn tweede rapport aan van Mook,

XC'dat discriminatie naar rasverschil niet alleen volkomen is weggebleven en bij nieuwelingen die daartoe de neiging hadden, spoedig volkomen is verdwenen maar dat het besef dat men werkelijk vrij stond van dit vooroordeel is gegroeid tot een stille trots en is geworden tot een van de verworven tradities die ook naar buiten fier is volgehouden'

XCdaartoe had vooral van der Plas veel bijgedragen die, aldus Holleman (maar zijn eigen bijdrage was niet geringer geweest), 'door zijn colleges, voordrachten en gesprekken er kennelijk in geslaagd is, van zijn liefde en bezieling voor het bestuursambt het levenwekkend beginsel aan deze gemeenschap mee te delen."

XCAan de dertig leerlingen die met succes de eerste cursus aan de Bestuursschool hadden gevolgd (wij nemen aan dat diegenen die herexamen moesten doen, alsnog geslaagd zijn), werden in oktober '44 na afloop van de tweede cursus vier-en-dertig toegevoegd.' Er was toen besloten dat de derde cursus van de Bestuursschool zou plaatsvinden in Camp Columbia, zonder Holleman evenwel die naar Zuid-Afrika zou terugkeren. Inderdaad vond ook die derde cursus nog plaats (Hollemans plaats was ingenomen door een Indonesiër: Raden Singer) en wij nemen aan dat ook deze enkele tientallen geslaagden opgeleverd heeft.' Zo leidde de Bestuursschool er toe dat de Raad van departementshoofden de beschikking kreeg over minstens honderd personen die deze stoomcursus ter opleiding van wat men nood-bestuursambtenaren zou kunnen noemen, met succes hadden gevolgd.

XCHet waren, althans wat de eerste groep leerlingen betreft, overwegend jeugdigen in de leeftijdsgroep van negentien tot een-en-twintig jaar geweest en die factor had bij van der Plas tot enige bezorgdheid geleid. Zij zouden immers in hun werk in de bevrijde delen van Indië enerzijds te maken krijgen met hoge Geallieerde militairen, anderzijds met Indonesische bestuursambtenaren die onder de Japanners hun arbeid hadden

1 A.V.: 'Tweede verslag aan de minister van koloniën over de Bestuursopleiding te Melbourne' (13 april 1944), p. 5, 8 (a.v.). 2 Een deel van de Jessen was inmiddels ook bijgewoond door enkele Australische en Amerikaanse officieren die het Neder lands meester waren. 3 Voor een vierde cursus bevonden zich in augustus '45 negen-en-twintig leerlingen in

354 [PDF]
'N OOD-BESTU URSAM BTEN AREN'

voortgezet. 'Wat kan ik', had hij in september '43 aan van Mook geschreven, 'met hen doen naast veeloudere, hooggesitueerde militairen? Men kan deze knapen geen chefs maken van oude ervaren bestuursambtenaren, vooral indien dezen geruime tijd geheel zelfstandig gewerkt hebben" - evenwel: men had geen keus. De Netherlands-Indies Civil Admi nistration had krachten nodig; beter jeugdige die slechts een stoomcursus hadden gevolgd, dan in het geheel geen.

Opzet van de 'Nica'

XC

XCDe Nica is een apparaat geweest, belast met burgerlijke bestuurstaken, zulks tot bijstand van de Geallieerde bevelhebbers die in de bevrijde delen van Nederlands-Indië het militair gezag uitoefenden. Zulk een apparaat was ook ten behoeve van bezet Nederland in het leven geroepen en het komt ons wenselijk voor, hierop iets dieper in te gaan aan de hand van datgene wat wij in ons deel 9 (Londen) dienaangaande hebben vermeld.

XCDe Nederlandse regering dan besloot in de loop van '43 dat Nederland na de bevrijding in een 'bijzondere staat van beleg' zou verkeren waarin de burgerlijke grondrechten in vèrgaande mate opgeheven zouden zijn en waarin namens haar het gezag zou worden uitgeoefend door een formeel aan de Geallieerde opperbevelhebber ondergeschikte groep N ederlandse militairen: het Militair Gezag. Bepalend voor deze besluiten was enerzijds de vrees dat het in een bevrijd Nederland tot linksrevolutionaire woelingen zou komen (een herhaling van wat zich in november '18, bij het einde van de Eerste Wereldoorlog, had voorgedaan), anderzijds de beduchtheid dat als niet Nederlandse officieren het gezag zouden uitoefenen, Britse en Amerikaanse dat zouden doen. In de vijandelijke gebieden in Europa die door de Geallieerde legers veroverd zouden worden, zouden Allied Military Governments worden ingesteld - welnu, eind '42 en begin '43 drong tot de regering in Londen door dat de Amerikanen al bezig waren, zulk een Allied Military Government voor bevrijd Nederland voor te bereiden. Om te verhinderen dat in die geest zou worden verder gewerkt werd in Londen een Staf Militair Gezag gevormd. Ook werden besprekingen gevoerd met de regeringen van de

I Brief, 24 sept. 1943, van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas,B 8).

355 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

Verenigde Staten en Groot-Brittannië teneinde de zekerheid te krijgen dat ten tijde van de bevrijding de Nederlandse soevereiniteit zou worden gerespecteerd. De uiteindelijk getroffen regeling, welker bepalingen, aldus de tekst, 'in geen enkel opzicht de soevereiniteit van de Nederlandse regering zullen aantasten', hield in dat de Geallieerde opperbevelhebber in West-Europa, General Dwight D. Eisenhower, in een eerste, Z.g.militaire fase in feite volkomen bevoegd zou zijn om, o.m. bijgestaan door het Militair Gezag, alle maatregelen te nemen die door de militaire toestand zouden worden gevergd, en dat in een tweede fase de Nederlandse regering het burgerlijk bestuur weer onder haar eigen verantwoordelijkheid zou hervatten waarbij zij evenwel met de belangen van de Geallieerde opperbevelhebber rekening moest houden. Die regeling werd neergelegd in twee gelijkluidende overeenkomsten die nog vóór de Geallieerde landingen in Normandië (6juni '44) werden ondertekend; onder de overeenkomst tussen de Nederlandse en de Britse regering zetten hun ministers van buitenlandse zaken hun handtekening, maar door Washington werd een overeenkomst op regeringsniveau afgewezen: het werd er een die ondertekend werd door de Nederlandse minister van oorlog, van Lidth, en de Geallieerde opperbevelhebber, Eisenhower. In politiek opzicht betekenden de overeenkomsten dat, zo schreven wij in deel 9, 'de Engelse en Amerikaanse autoriteiten in duidelijke bewoordingen de soevereiniteit van de Nederlandse regering erkend hadden.'

XCDat lag, wat de Verenigde Staten betrof, ten aanzien van de erkenning van de soevereiniteit van Nederland over Nederlands-Indië heel wat moeilijker! Zou Washington ook die soevereiniteit erkennen, dan zou het daarmee zeggen: het Nederlands opperbestuur over NederlandsIndië zal na de oorlog met onze instemming hersteld worden. Een deel van de Amerikaanse publieke opinie wilde daar niet van weten, president Roosevelt betwijfelde of de Nederlanders (de 'paar dears') Indië zouden terugkrijgen en in het State Department bestond een sterke stroming, met de Secretary oj State Cordell Hull aan het hoofd, die gebieden als Nederlands-Indië na afloop van de oorlog onder de een of andere vorm van internationale voogdij wilde plaatsen.

XCMacArthur dacht daar anders over: voor hem sprak het vanzelf dat het Nederlands opperbestuur zou worden hersteld, zij het dat hij vond dat het spoed moest betrachten met de verdere ontvoogding van Indië. Van der Plas sprak met hem in januari '43 in Brisbane. MacArthur zei toen, aldus de door van der Plas gemaakte aantekening',

XC1 Exemplaar in a.v.

356 [PDF]
MACARTHUR EN NEDERLAND

'dat, wanneer delen van Nederlands-Indië terugveroverd zouden worden, het voor hem een erezaak zou zijn te voorkomen dat Amerikaans Military Government zou worden ingesteld. Hij zou pogen uitsluitend te werken met Nederlandse ambtenaren en inheemse ambtenaren van het Nederlands-Indische gouvernement. Het gehele civiele bestuur zou hij hun overlaten en in ieder geval waarin het niet zuiver militaire zaken betrof, steeds volledig overleg plegen.

XCDat de gehele instelling op koloniaal gebied niet meer dezelfde kan zijn als vóór de oorlog, was wel duidelijk. Dat was echter onze zaak en verantwoordelijkheid. Hij zou er zich niet mee bemoeien en hij zou beletten dat anderen er zich mede zouden bemoeien'

XCbij die 'anderen' dacht MacArthur, zoals nog blijken zal, aan de Australiërs.

XCIn oktober '43 voerde van der Plas (aan wie van Mook inmiddels het 'gewestelijk bestuur over het vrije gedeelte Grote Oost' had opgedragen 1) terzake zijn tweede bespreking met MacArthur. Deze, zo berichtte hij aan van Mook",

XC'bevestigde dat hij, wanneer wij voldoende personeel en militaire middelen ter beschikking kunnen stellen, bij herovering van gebieden onverwijld het gehele burgerlijk bestuur in Nederlandse handen zal stellen en zich ertoe beperken zal, desgevraagd volledige steun te geven.

XCTerwijl hij pleitte voor een modern en verlicht bestuur, daarbij ronduit gewagend van zijn vroegere minder prettige herinneringen aan de 'exploitation' van Nederlands-Indië en voorts wees op de klemmende noodzakelijkheid wraakneming te voorkomen, voegde hij hieraan toe te beseffen dat deze zaak tenslotte er een was van verantwoordelijkheid der Nederlandse autoriteiten zelf jegens Indië en jegens het nageslacht en dat hij die verantwoordelijkheid volledig zou eerbiedigen.

XCIk heb, hem dankzeggend, opgemerkt dat zijn raadgevingen ons uit het hart gegrepen waren, hem verhaald van onze politiek der laatste jaren, van de totale mobilisatie in geestelijke zin van alle denkende elementen in Vrij NederlandsIndië' en van de Bestuursschool waar een aantal Indonesiërs wordt opgeleid voor functies in het Europees bestuur."

1 Telegram, 12 juni 1943, van van Maak aan van der Plas (a.v.). 2 Brief, I4 okt. 1943, van van der Plas aan van Maak (a.v.). 3 Vermoedelijk sloeg dit op de op de Morele Herbewapening gelijkende actie welke van der Plas als gouverneur van Oost-Java had ingezet. 'In datzelfde gesprek kreeg van der Plas te horen dat MacArthur, aldus van der Plas, 'herhaaldelijk en met klem zich beklaagd (had) over het uitblijven van inlichtingen over Indië', niet alleen militaire, maar ook politieke en sociaal-econo mische. (brief, 14 okt. 1943, van van der Plas aan van Maak)

357 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

XCMacArthurs uitlatingen, als door van der Plas weergegeven, gaven van Mook de zekerheid dat hij bij MacArthur niet op moeilijkheden zou stuiten wanneer het er om ging ten aanzien van de te bevrijden delen van Nederlands-Indië (men houde in het oog dat heel Nederlands-Indië behalve Sumatra toen nog tot MacArthurs gezagsgebied behoorde) een aanvaardbare regeling te treffen. Hij stelde er, goeddeels op grondslag van de voor Nederland voorbereide overeenkomsten, een ontwerp voor op dat hij op 8, 9 en IQ maart '44 in Brisbane met MacArthur en een aantal van diens stafofficieren besprak - een ontwerp dat door MacArthur nog in een voor Nederland gunstige zin werd gewijzigd en dat op 13 maart definitief werd vastgesteld, waarna MacArthur het aan de Joint Chiefs of Staff te Washington en van Mook het aan van Kleffens in Londen en ambassadeur Loudon in Washington deed toekomen. De definitieve tekst hield in dat MacArthur slechts in de 'strijdgebieden' het gezag zou uitoefenen, zij het dat ook daar reeds dat gezag aan 'de Indische regering' (die op dat moment nog niet bestond) zou kunnen worden overgedragen. Op aandrang van MacArthur was ook nog een slotbepaling toegevoegd, 'die', aldus van Mook in het verslag van zijn van december '43 tot mei ,44 gemaakte reis, 'tijdelijke afwijking onder nadere goedkeuring van de betrokken regeringen mogelijk maakt bij overeenstemming terzake tussen de opperbevelhebber en het hoofd van de Indische regering. Deze bepaling acht generaal MacArthur noodzakelijkin verband met de afgelegen liggingvan het operatieterrein en de mogelijkheid van onvoorziene en een dadelijke beslissing eisende omstandigheden."

XCDe met MacArthur vastgestelde tekst werd in april en mei '44 op Ceylon door van Mook met Mountbatten besproken en door deze praktisch ongewijzigd goedgekeurd - nu zouden dus terzake overeenkomsten kunnen worden gesloten tussen enerzij ds de Nederlandse regering, anderzijds de regeringen van de Verenigde Staten en van GrootBrittannië. 'In het algemeen kan worden gezegd', merkte van Mook in zijn reisverslag nog op, 'dat noch in Australië' (door MacArthur), 'noch in Ceylon' (door Mountbatten) 'ook maar een ogenblik de terugkeer van ons gezag in Nederlands-Indië in twijfel is gesteld ... Meermalen werd door de opperbevelhebbers ... verklaard dat (de) bestuursvoorziening onze plicht was en dat het de Amerikanen en Britten uiterst moeilijk zou vallen, daarin een ook maar enigszins belangrijk aandeel te nemen."

XC, Van Mook: 'Reisverslag 22 december 1943-30 mei 1944', p. 5. 2

358 [PDF]
TWEE 'CIVIL AFFAIRS'-OVEREENKOMSTEN

XCMeer nog. Van Mook had een preelarnatie opgesteld voor de te bevrijden gebieden in Indië, aanvangend met de woorden 'In naam der koningin', waarin o.m. meegedeeld werd dat de op 10 mei '40 in Indië afgekondigde staat van beleg nog steeds van kracht was. Die preelamatie was onmiddellijk door MacArthur goedgekeurd (en eveneens aan de Joint Chiefs oj Staf] voorgelegd) alsook door Mountbatten, zij het dat deze laatste er een eigen preelamatie naast wilde afkondigen waarin hij het gezag op bestuursgebied aan de Nederlands-Indische civil affairs-offlcie ren overdroeg.

XCHoe verliep deze zaak nu verder op regeringsniveau?

XCAangezien er tot het einde van de oorlog in de Pacific geen besluiten vielen om grote landingen op Sumatra uit te voeren, maakte de Britse regering geen haast. De desbetreffende overeenkomst was op 15 augustus '45 (de dag waarop Japans capitulatie bekend werd en waarop Mountbatten bovendien heelindië onder zich kreeg) nog steeds niet ondertekend - ondertekend werd zij pas, in Londen, negen dagen later, 24 augustus dus. Het uitstel had met enige onwil om de Nederlandse soevereiniteit over Indië te erkennen niets te maken.

XCDie onwil manifesteerde zich daarentegen wèl in Washington. Daar legden de Joint Chiefs oj Staff de van MacArthur ontvangen stukken aan het State Department voor, welnu: Cordell Hull weigerde ze goed te keuren. Toen hij op 30 november '44 plaats maakte voor Edward Stettinius jr., waren ze nog steeds niet goedgekeurd. Klemmende vertogen van hoofdambtenaren van de Europese afdeling van het State Department waren nodig (zij wezen er op dat de Verenigde Staten Nederland, een vitale bondgenoot in Europa, niet langer voor het hoofd konden stoten) om Stettinius er toe te bewegen accoord te gaan met de omstreden stukken; daarna werd MacArthur gemachtigd, op 10 december '44 op Leyte samen met van Mook de getroffen overeenkomst te ondertekenen. J Uit dat uitstel in Washington is in MacArthurs gezagsgebied veel onzekerheid voortgevloeid, zulks vooral voor de Nederlands-Indische autoriteiten aan wie niet duidelijk was waaraan het uitstel te wijten viel. Van der Plas kreeg in juni' 44 op MacArthurs hoofdkwarti er te horen dat de proclamatie met de aanhef 'In naam der koningin' niet afgekondigd mocht worden wegens bezwaren van generaal Marshall, de chef van de Amerikaanse legerstaf. Al dat uitstel schoot MacArthur, die toch al van

I De Australische regering keurde in maart' 45 (Curtin was toen nog premier) goed dat de bepalingen van deze overeenkomst ook zouden gelden in de Nederlands Indische gebieden die door Australische troepen zouden worden bevrijd.

359 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

mening was dat Washington te weinig begrip had voor zijn problemen, in het verkeerde keelgat. Hij zei injuli tegen van der Plas dat hij, hoewel de overeenkomst waar o.m. in stond dat in geen enkelopzicht de soevereiniteit van de Nederlandse regering aangetast zou worden, nog steeds niet was ondertekend, er geen bezwaar tegen had dat de bedoelde proclamatie zou verschijnen - 'hij begrijpt ons standpunt', deelde van der Plas midden juli aan de overige departementshoofden mee, 'en zal instructies geven om de afkondiging te doen doorgaan." Die werd midden september in de toen bevrijde gebieden (van Hollandia tot Morotai) een feit? en pas toen verscheen ook een proclamatie van MacArthur waarin o.m. stond: 'By command of General MacArthur, the Com mander-in-Chief Southioest Pacific Area, the Netherlands-Indies laws u/ith which you are familiar, will be applied and enforced by the officers of the Netherlands Indies Civil Administration now present in your areas. Obey their orders'?

XCIn Hollandia waren de Amerikanen op 22 april '44 geland - daar heeft het dus bijna vijf maanden geduurd eer er proclamaties verschenen die het aan de weinige inheemsen die de vertalingen konden lezen (veruit de meesten waren nog analfabeet), duidelijk maakten dat de Nica door de Geallieerde opperbevelhebber was erkend en dat zij 'in naam der koningin' optrad - die onzekerheid, hoe verontrustend ook voor de hoogste autoriteiten, heeft het werk van de Nica niet in het minst geremd.

1 Raad van departementshoofden: Notulen, I9 juli I944, p. 2. 2 De proclamatie werd in elk bevrijd gebied uitgegeven door de er aangekomen oftewel de Met de aanhef 'In naam der koningin' luidde de tekst: 'De staat van beleg, ingesteld door Zijne Excellentie de Gouverneur-Generaal bij besluit van IQ mei 1940, blijft gehandhaafd. Alle wetten en regelen, vastgesteld door de vijand, en al zijn opdrachten zijn vervallen. Keert terug naar uw eigen dorpen en woningen of meldt u bij het bestuur van het dorp waar gij verblijft. Uw persoon, uw bezit, uw zeden en gewoonten zullen worden beschermd. Arbeid en goederen zullen behoorlijk worden betaald. Voeding, kleding en andere voor u nodige zaken worden ingevoerd. Verstoring van de orde, ongehoorzaamheid aan wettige bevelen en steun aan de vijand zullen streng worden gestraft. Dorpshoofden en andere Indonesische gezagsdragers, blijft op uw post en doet uw plicbt. Betoont u trouwaan H.M. de Koningin en aan de zaak van de Verenigde Volkeren, voert nauwgezet de bevelen van het wettig gezag uit en zorgt dat deze door de aan uw zorg toevertrouwde bevolking stipt worden nageleefd.' (exemplaar in ARA, CoIL-van der Plas, B 5). 'Aangebaald in bet verhoor van N. S. Blom, dl. VIII c, p. 1485.

360 [PDF]

De 'Nica) in actie

XC

XCWij memoreerden de besprekingen welke van Mook in Brisbane in maart '44 met MacArthur en enkelen van diens officieren voerde. Op de tweede dag daarvan, n1. op de çde, deelde de Geallieerde opperbevelhebber 'onder de diepst mogelijke geheimhouding' (aldus van Mook in zijn reisverslag') mee dat hij voornemens was, conform een advies van kolonel Sandberg, binnen zes of zeven weken in Hollandia te landen en dat hij behoefte had aan een Nederlands-Indisch team dat het Amerikaanse Zesde Leger terzijde zou staan. Van Mook maakte hier in Melbourne onmiddellijk werk van. 'Besloten werd', schreef hij, 'om de organisatie die het civil affairs-werk te velde zou verrichten, de algemene naam van Nica te geven die zowel in het Nederlands (NederlandsIndische Civiele Administratie) als in het Engels i Netherlands-Iridies Civil Administration) bruikbaar was' - het was kolonel van Straten die de naam Nica had bedacht en ook de aanduiding van de officier die als hoogste vertegenwoordiger bij het hoofdkwartier van het Amerikaanse Zesde Leger zou optreden: de Senior Officer Nica oftewel de Sonica, alsook van die welke in een bepaald district de leiding zou krijgen: de Commanding Officer Nica oftewel de Conica .

XC. Van Mook stelde een commissie in die voor de Nica het nodige personeel zou kiezen (allen zouden gemilitariseerd worden) - Blom, de directeur van justitie, werd er voorzitter van. Het leek wenselijk, een beroepsofficier tot Sonica te maken bij het Amerikaanse hoofdkwartier; cle keuze viel op kolonel Giebel die, na de opheffing van de Vliegschool te Jackson, pas in Australië was gearriveerd. Hoofd van het eerste Nica detachement werd D. Schermers, tot majoor benoemd - hij was een van twee bestuursambtenaren uit Suriname die op verzoek van van Mook daar hun werk tijdelijk hadden neergelegd. Er werden voorts enkele stukken opgesteld die Giebel en Schermers zouden meenemen: de al genoemde proclamatie, twee verordeningen, een over de geldzuivering, een over de rechtspraak, en een 'Instructie politiek beleid". 'Het is de taak van het Nica-detachement', aldus die instructie,

XC'om in het bevrijde deel van Nederlarids-Indië:

XCa. de orde te herstellen en naar de Nederlands-Indische wetten een regelmatig bestuur in te voeren;

XC, Van Maak: 'Reisverslag 22 december 1943-30 mei 1944', p. 14. 2 Tekst: Bijlage V bij van Mooks reisverslag.

361 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

XCb. de nood der bevolking te lenigen en haar, door de medewerking der volkshoofden, zo spoedig mogelijk weer in haar woonplaatsen te verzamelen en aan het werk te brengen;

XCc. het bevrijde gebied van vijanden en vijandelijke invloeden te helpen zuive ren;

XCd. zo spoedig mogelijk na te gaan of en in hoeverre het mogelijk is, uit de bevolking krachten aan te trekken ten behoeve van de Nica, zomede van het Knil, de Koninklijke Marine en de civiele diensten der Indische regering;

XCe. al het mogelijke te verrichten ten behoeve van de verdediging van het bezette gebied 1 en van de voortzetting van de strijd.'

XCEr werd in deze instructie aangedrongen op voorzichtige behandeling van het moeilijke vraagstuk der collaboratie: bedacht moest worden dat het Indische gouvernement ook de inheemse bestuurders had opgedragen op post te blijven. 'Daarom moet een actie tegen betrokkenen ... beperkt blijven tot die gevallen waarin zij, zonder daartoe bepaaldelijk gedwongen te zijn, medewerking aan het Japanse bestuur hebben gevergd van hun medeburgers van iedere landaard en ten voordele van zichzelf. .. Het ware onjuist, een grote zuiveringsen vervolgingscampagne op te zetten die ... de deur zou openen voor valse aangiften' - dat was een opvatting die, zoals al bleek, volledig door MacArthur werd gedeeld.

XCEr werd snel gewerkt: begin april' 44 bevonden kolonel Giebel en majoor Schermers zich in Brisbane samen met de kleine staf die Giebel en het volledige detachement dat Schermers zou vergezellen. Er werd toen bovendien met het oog op de landing welke op die te Hollandia zou volgen, een tweede Nim-detachement voorbereid en daarvan werd Abdoelkadir de commandant; met de benoeming van die tweede Conica werd, aldus van Mook, 'een duidelijk voorbeeld van samenwerking tussen blank en bruin ... gesteld."

XCVoordat wij nu verder gaan, willen wij er op wijzen dat het feit dat van Maak in MacArthurs gezagsgebied een aan hem en aan de Raad van departementshoofden ondergeschikte Nica-organisatie zou gaan vormen, door Helfrich op Ceylon met grote wrevel werd gadegeslagen: voor Indië

1 bedoeld wordt: het bevrijde gebied 2 Van Mook: 'Reisverslag 22 december 1943-30 mei 1944', p. J6.

362 [PDF]
HELFRICH EN DE 'NICA'

gold nog de staat van beleg, er was een Bevelhebber Strijdkrachten Oosten maar deze miste de bevoegdheid om het militair gezag uit te oefenen! 'Ik ben altijd van mening geweest', verklaarde Helfrich zeven jaar later aan de Enquêtecommissie,

XC'dat met de positie van de Nica meer dan ooit de noodzaak naar voren kwam, deze Nica onder de BSO te plaatsen, dus met andere woorden dat de oorspronkelijke opzet, welke ik mij had gewenst, inderdaad moest worden ingevoerd en zeker in I944. Die opzet was dat in het hoofdkwartier van de BSO een afdeling Civil Affairs had moeten worden opgericht, zoals dat ook was bij Mountbatten en zoals dat ook was ... bij MacArthur en dat alle draden dan bij de BSO samenkwamen"

XCniets daarvan: in Australië ressorteerde de Nica onder de Raad van departementshoofden en op Ceylon was Warners' Planning Section niet in Helfrichs maar in Mountbattens hoofdkwartier ingevoegd.

XCIn twee omstandigheden zou, menen wij, het conflict dat Helfrich te dien aanzien met van Mook had, scherpe vormen hebben aangenomen: als Helfrich zich in Australië had bevonden of indien Mountbatten eerder dan MacArthur tot de bevrijding van Nederlands-Indisch gebied zou zijn overgegaan. Die omstandigheden deden zich evenwel niet voor: Helfrich zat op Ceylon en Mountbatten miste de kracht om meer te ondernemen dan slag te leveren met de Japanners in Birma. Het enige dat Helfrich kon doen was Furstner, de minister van marine, in Londen te stijven in zijn verzet tegen het inwilligen van van Mooks verlangen dat de marine de nodige krachten ter beschikking zou stellen voor de vorming van de nieuwe Nica-detachementen welke nodig zouden zijn als MacArthur dieper in de Indische archipel doordrong. In de ministeriële Commissie Oorlogvoering is op dit punt een fel dispuut ontstaan - het komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.

XCHet door majoor Schermers gecommandeerde eerste Nica-detachement telde tien officieren: vijf voor de uitoefening van het burgerlijk bestuur, één voor de bevoorrading, één officier van gezondheid (met enkele Indonesische hulpkrachten), één liaison-officier voor de manne, één

XC, Getuige Helfrich, Enq., dl. VIII c, p.

363 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

officier voor de radioverbindingen en één intelligence-officier (met een groep van vijf-en-dertig hulpkrachten: van het Knil afkomstige gidsen, tolken en ondervragers); voorts behoorde tot het detachement een groep van vijf-en-dertig agenten van de Veldpolitie onder leiding van een inspecteur. Conform het landingsschema werd het detachement-Schermers niet op 22 april' 44, D-Day, ontscheept maar pas op 24 april. Dit bleek bezwaren op te leveren: de eerste Amerikaanse troepeneenheden die op D-Day in Hollandia aan land werden gezet, waren niet in staat met de inheemse bevolking ook maar een woord te wisselen - het gevolg was dat de Amerikaanse legerleiding bepaalde dat de Nica-detachementen bij volgende landingen telkens op D-Day zouden worden ingezet.

XCHet detachement-Schermers ondervond allerlei moeilijkheden: het had niet de beschikking over eigen vervoermiddelen en dat bleek een groot nadeel toen de Amerikaanse bevelhebber, Major-General R. L. Eichelberger, zijn hoofdkwartier uit het in een kloof gelegen, kleine, primitieve en bovendien vrijwel verwoeste Hollandia ('als er vroeger tien huizen hebben gestaan, is het veel', aldus Blom') verplaatste naar de oever van het op ca. 30 km afstand gelegen Sentani-meer: een gebied waar de Amerikaanse luchtmacht drie Japanse landingsbanen tot grote vliegvelden wilde uitbreiden. Daar kwam nog bij dat het hoofd van de afdeling Operations van Eichelbergers staf het Nica-detachement, dat zijns inziens niets te betekenen had, in geen enkel opzicht terwille was: hij verbood het zelfs te eten in de Amerikaanse cantines en stelde het geen Jeeps en militaire vrachtauto's ter beschikking. Schermers had met zijn protesten bij Eichelberger succes: deze bepaalde dat het Nica-detachement niet onder het hoofd van zijn afdeling Operations maar onder zijn QUClrter master (hoofd bevoorrading) zou ressorteren en dat was een kolonel van wie, zij het niet zonder enige vertraging, alle medewerking werd ontvangen.

XCHet Nica-detachement hervormde het inheemse bestuursapparaat, voerdenieuw geld in, ging prijsverhogingen tegen en besteedde aandacht aan de rechtspleging." Daarnaast verleende het belangrijke diensten aan Eichelbergers Taskforce.

XCI Brief, 3 juni I944, van Blom aan Warners (ARA, Alg. Seer., Eerste Zending, I I-2). 2 Aanvankelijk werd het detachement met aangiften overstroomd, 'doordat', zo seinde van der Plas aan van Mook, 'velen elkander beschuldigden, pogende persoonlijke vijanden te schaden.' (Bijlage V bij van Mooks reisverslag) Voorzover ons bekend, zijn in Hollandia wel enkele personen wegens misdaden veroordeeld, sommigen tot de doodstraf, maar is er slechts één persoon wegens collaboratie vervolgd: een Indonesische gouvernementsarts die een pro-Japanse toespraak

364 [PDF]
DE 'NICA' IN HOLLANDIA

XCEr werd door de Amerikanen in de streek van Hollandia hard aangepakt. Niet alleen het grootste deel van MacArthurs staf moest er gehuisvest worden maar dat was ook het geval met het hoofdkwartier van de Seventh Fleet en met de hoofdkwartieren en de eenheden van de Sixth Army en van de Fifth Army Air Force het aantal er aanwezige Amerikaanse militai.ren zou tot ca. honderdvijftigduizend groeien. Aan de kust werden acht grote steigers gebouwd waarop van schip na schip (soms lagen er tientallen op de rede te wachten) de lading aan land werd gebracht. Voorts werden de Japanse landingsbanen bij het Sentani-meer dusdanig uitgebreid dat dagelijks uit Finschhafen, de plaats aan de noordkust van Australisch Nieuw-Guinea die vóór Hollandia veroverd was (zie kaart VII op pag. 189), ca. 250 DC-J's (Dakota's) neerstreken met honderden tonnen vracht. 'Bij tientallen', aldus later van Eechoud (die van het zuiden uit Hollandia had bereikt),

XC'werden er karnpen uit de grond gestampt die over een afstand van ongeveer zeventig kilometer langs een hoofdverkeersweg kwamen te liggen ... Aan de Nica was tussen de andere eenheden reeds een plaats aangewezen, maar toen ik nog zo 'n zelfde terrein zocht voor het op te richten Papoea-bataljon, was er langs de gehele weg ... niets meer te vinden; alles was bezet door Amerikaanse units!

XCWaar kort geleden nog het kleine plaatsje Hollaudia lag te dromen, slechts eens per maand opgeschrikt door de roep: 'Kapal masoeeï ('De boot komt binnen!'), waar de paradijsvogels speelden en de herten onbeangst op het pad bleven staan, verscheen in enige maanden een wegennet van honderden kilometers, waarover duizenden auto's een onbegrensd lijkende hoeveelheid en verscheidenheid aan goederen vervoerden; verrezen onafzienbare rijen barakken en pakhuizen van honderdduizenden vierkante meters oppervlak. Waar hoogstens eens een toverlantaarn met petroleumlamp was vertoond, kon men in een zeventigtal openlucht-bioscopen dagelijks een keuze doen uit tien, twaalf programma's van de nieuwste Amerikaanse films.'

XCHet was alles tezamen een invasie van de moderne tijd die in het gehele gebied van Hollandia de traditionele verhoudingen grondig ontwrichtte: de oudere Papoea's werden er door verbijsterd, vele jongeren pasten zich aan. 'Het waren de jongeren', schreef van Eechoud,

XCgehouden en deswege tot tien maanden gevangenisstraf werd veroordeeld. Van der Plas achtte dat vonnis veel te zwaar; hij vond bovendien dat het in scherpe tegenstelling stond tot het feit dat een in Biak aangetroffen Indonesiër die vrijwillig bij de Kenpeitai in Soerabaja had gewerkt en later op Biak en elders Javaanse romcesja's herhaaldelijk had afgeranseld, in het geheel niet vervolgd was. , J. P. K. van Eechoud: Vergelen aarde. Nieuu/-Cuinea (1957), p.

365 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

'die op bulldozers reden, hijskranen bedienden, dynamo-ankers wikkelden en toezicht hielden bij electrische centrales, waarbij zij als volwaardige werkers stonden naast blanken en Indonesiërs - in tegenstelling tot de ouderen die niets hadden geleerd dat in deze tijd van waarde was en die krampachtig bleven vasthouden aan de verouderde adat-gebruiken. Alle tot dusver bestaande normen van gezag werden ondersteboven geworpen"

XCde jongeren waren het die tot het al genoemde Papoea-bataljon toetraden of politie-agent werden (een kleine, in Merauke opgerichte politieschool werd naar Hollandia verplaatst) of na een korte opleiding (bij de vestiging van de Nica, Kotanica, kwam een school die ca. driehonderdvijftig leerlingen ging tellen) administratief werk gingen doen.

XCOp één punt schoot de Nica aanvankelijk tekort, buiten eigen schuld overigens: het duurde zes weken voor de eerste voorraden voor de burgerbevolking werden uitgeladen; dat was gevolg van het feit dat de aan land gebrachte Amerikaanse legervoorraden tweemaal in vlammen waren opgegaan (eenmaal door een Japanse bom, eenmaal door onvoorzichtigheid), zodat generaal Eichelberger aan de aanvoer van nieuwe militaire voorraden prioriteit had moeten geven. Enig soelaas was toen geboden doordat de Nica de beschikking had gekregen over grote voorraden voedsel en medicijnen welke door de Japanners waren achtergelaten - kleding bleef evenwellange tijd ontbreken.

XCEr werden in Hollandia enkele Japanse stukken aangetroffen waarin de vertaalafdeling van MacArthurs hoofdkwartier zich onmiddellijk ging verdiepen. Eén stuk dat van speciale betekenis was, werd enige tijd later in vertaling aan van der Plas doorgegeven: het uit februari '44 daterend Kenpeitai-rapport over het verzet op Java (wij hebben er in ons vorige deel talrijke gegevens aan ontleend) dat met zijn bijlagen in het Japans ca. 500 pagina's telde. Tot die bijlagen behoorden enkele stukken welke de Kenpeitai in oktober '43 in beslag genomen had bij mr. P. Colijn, de agent van de Nederlandse Handel-Maatschappij te Soerabaja. Hij had in maart of april '42 inlichtingen gekregen over de besprekingen inzake het herstel van het Nederlands-Indisch bewind en het dan te voeren beleid, die mr. Spit, de vice-president van de Raad van Nederlands-Indië, na de algemene capitulatie van het Knil in Bandoeng had gevoerd met tal van

XC, A.v., p. 240.

366 [PDF]
HET KENPEITAI-RAPPORT OVER !-lET VERZET OP JAVA

hoge Nederlands-Indische functionarissen; Colijn was bovendien in het bezit geweest van een exemplaar van het rapport van de CommissieVisman 1 èn van een exemplaar van het schema voor een mogelijke naoorlogse hervorming van het koninkrijk en van het bestuur van Indië dat gouverneur-generaal van Starkenborgh in de loop van '41 had laten opstellen. Van dat schema was in samenwerking met anderen (wie dat waren geweest, bleek niet uit het Japanse stuk) een nieuwe v rsie gemaakt door ir. Ch, E. van Haeften, die directeur van Verkeer en Waterstaat was geweest.

XCUiteraard besefte van der Plas onmiddellij k de betekenis van dat laatste bij mr. Colijn gevonden stuk: het gaf, meende hij, van Mook en hem een beeld van de denkbeelden die op Java in kringen van vooraanstaanden waren gaanleven. Hij liet van het stuk een nieuwe vertaling maken": geen simpele zaak omdat de Japanner die het origineel vertaald had, de tekst meer had samengevat dan letterlijk vertaald en bovendien een aantal termen kennelijk verkeerd had begrepen. Met dat al bleek dat het stuk in zoverre met van Mooks denkbeelden overeenkwam dat er in werd bepleit dat Indië met zijn 'loyale elementen in de Indonesische samenleving' na de oorlog volledig autonoom zou worden en dat in beginsel alle bevolkingsgroepen gelijkgesteld zouden worden. Indië zou dan een 'Onder-Korting' moeten krijgen die samen met door hem te benoemen 'ministers''de Indische regering' zou vormen. De Volksraad zou evenwel niet terugkomen. In plaats daarvan zou een 'Regeringsraad' optreden die een corporatief karakter zou krijgen: 'economische corporaties' zouden er de 'economische sectie' van samenstellen, 'culturele corporaties' de 'culturele sectie', en aan beide secties zou 'de regering' leden kunnen toevoegen. Anders gezegd: van partijen en meer algemene verkiezingen zou geen sprake zijn, laat staan, zoals van Mook wenste, van een parlement met een duidelijke Indonesische meerderheid. Bovendien bleek uit het stuk dat diegenen die het hadden opgesteld, wensten dat op Java geen verkiezingen meer zouden worden gehouden voor de provinciale raden en dat de regentschapsraden louter een adviserende bevoegdheid zouden krijgen.

XCVan der Plas ging er van uit dat de in het Kenpeitai-rapport genoemde besprekingen in Bandoeng hadden plaatsgevonden onder het voorzitterschap van van Starkenborgh (die er in werkelijkheid niet bij was geweest)in Indië levende staatkundige wensen. 2 Exemplaar in ARA, Coll.-van der Plas,

I Deze commissie had in '40 en '41 cen inventarisatie gemaakt vall een deel van de

367 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

- dat maakte de strekking van het bij Colijn gevonden schema des te vreemder. 'In hoeverre', zo stelde hij begin oktober '44 op schrift,

XC'de eigen denkbeelden van de heer Colijn, die sterk rechts georiënteerd was, nog invloed op de voorstellen hebben gehad, is helaas niet uit te maken. Ik ben geneigd, in de suggesties, die bij de samenstelling van het vertegenwoordigend lichaam gaan in de richting van de corporatieve staat en ook in de degradatie van de regentschapsraden en in een volkomen verambtelijking van de provinciale raden fascistische tendenzen vertonen, een sterke aanwijzing te vinden dat de heer Colijn en zijn geestverwanten althans voor de toekomstige structuur sterke invloed op voorliggende tekst hebben gehad .

XC. . . Hoe het zij en hoezeer de wellicht alleen als eerste noodmaatregel bedoelde verambtelijking en ontdemocratisering van de overheidsstructuur blijk moge geven van min of meer autoritaire denkbeelden, althans bij de laatste ontwerpers',

XChet stuk wàs en bleef van 'bijzonder belang' - als 'het belangrijkste' zag van der Plas het feit dat Colijn 'en zijn geestverwanten, die nog anderhalf jaar op vrije voeten waren, vertrouwen toonden in de 'loyale elementen in de Indonesische samenleving', waarmee hij stellig wel contact gehad heeft.'

XCVan Mook reageerde gereserveerder: 'Dit stuk', tekende hij op de nota van van der Plas aan, 'doet mij ten dele aan als een mystificatie. Ik zou in ieder geval zeer voorzichtig zijn met het gebruik" - hij had het, voorzien van een toelichting, kunnen doorsturen naar zijn ambtgenoten in Londen en naar koningin Wilhelmina maar dat liet hij na.

XCIntussen was Giebel als Sonica afgezet na een scherp conflict met de Raad van departementshoofden.

XCWat was gebeurd?

XCDe Nica had twee chefs: de Raad van departementshoofden en de bevelhebber van het Amerikaanse Zesde Leger, Lieutenant-General Walter Krueger, in wiens organisatie zij was ingevoegd. Van Mook had, zoals al vermeld, de Nica een beleidsinstructie gegeven, welnu: Krueger deed hetzelfde en nadat Giebel had geconstateerd dat Kruegers instructie op enige punten afweek van die van van Mook, droeg hij op 17 mei '44 de

XC1 Nota, 9 okt. 1944, van van der Plas en notitie, 24 okt. 1944, van van Mook (a.v., B

368 [PDF]
GIEBEL WORDT AFGEZET

Conica's, de commandanten van de Nica-detachémenten, op, zich op die punten waarop de twee instructies verschilden, aan de instructie van Krueger te houden. Daar kwam nog bij dat Giebel in Hollandia in een fel dispuut belandde met de kolonel die hoofd was van de Civil Affairs afdeling van Kruegers staf. Giebel, niets wetend van het conflict tussen MacArthur en het State Department, sprak op een gegeven moment van 'the Netherlands-Indies Government', waarop de Amerikaanse kolonel heftig interrumpeerde en hem zei dat op Nieuw-Guinea van zulk een 'Government' nog geen sprake was maar slechts van een "Administration '.

XCToen nu van der Plas, Blom en schout-bij-nacht Koenraad eind mei een bezoek brachten aan Finschhafen en Hollandia, werd hun meegedeeld dat de verhouding tussen Giebel en de hoofdofficieren van Kruegers staf te wensen overliet. Nu, die drie waren al verbolgen over de opdracht aan de Conica's die Giebel op 17 mei zonder overleg had rondgezonden. Zij zeiden hem dat hij die opdracht diende te annuleren, maar na hun vertrek stuurde Giebel een nieuw stuk aan de Conica's waarin hij zijn opdracht nog aanscherpte. Dat deed de deur dicht. De Raad van departementshoofden besloot Giebel terug te roepen en hem te vervangen door kolonel Sandberg en toen Giebel daaromtrent bericht had ontvangen, deed hij er nog een schepje bovenop door de Raad van departementshoofden een ellenlange brief te schrijven waarin hij meedeelde dat hij opdrachten uit Melbourne, 'ook al dragen zij de handtekening van de minister', slechts zou uitvoeren voorzover zij niet met generaal Kruegers instructie in strijd waren.' Die brief kwam hem op een officiële ontevredenheidsbetuiging door generaal van Oyen te staan.

XCGiebel werd vervolgens bij de afdeling Operations van MacArthurs hoofdkwartier geplaatst waar hij belast werd met, aldus de notulen van de Raad van departementshoofden-, 'werkzaamheden op het gebied van Geallieerde propaganda binnen Nederlands-Indisch gebied" - als Sonica

XCI Brief, 27 juli 1944, van C. Giebel aan de Raad van departernentshoofden, aangehaald in Giebel: Morotai, p. 55 e.v. 2 Raad van departementshoofden: Notulen, 23 aug. 1944, p. 10. Wij nemen aan dat hij in zijn nieuwe functie diende te bevorderen dat het hoofdkwartier opdracht zou geven, voor de verspreiding van die propaganda voldoende middelen ter beschikking te stellen. Die propaganda werd door het Far Eastern Liaison Office (de Fe/a) georganiseerd die niet alleen in het Indonesisch, het Nederlands en het Japans luchtpamfletren produceerde maar ook voor de filmen radiopropaganda zorg droeg en voor Geallieerde militairen cursussen in het Indonesisch organiseerde. Ook werden Z.g. comfort parcels afgeworpen: pakketten met een lap goed, enkele vishaken en vislijnen, aspirine, een mes, lucifers, papier, potloden en naaigerei benevens een pamflet waarin stond dat de Geallieerden hun Indonesische vrienden niet zouden

369 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

werd hij, zoals al vermeld, door kolonel Sandberg vervangen die evenwel in oktober (hij was toen al ernstig ziek) die positie moest opgeven. Abdoelkadir die het Nica-detachement had gecommandeerd dat op Biak was geland, werd de derde (en in de Grote Oost voorlopig laatste) Sonica; vermelding verdient dat hij bovendien in februari' 45 tot resident der Molukken werd benoemd, waarmee een oude wens van van der Plas (de opheffing van het dualisme in het Indische bestuur) in vervulling ging.

XCEr zijn van de Nica helaas maar weinig rapporten bewaard gebleven.' Detachementen of delen van detachementen zijn voor het einde van de oorlog in de Pacific niet alleen ingezet in Hollandia, maar ook in Sarrni, op Wakde, op Biak, op Noemfoor, in Sansapor, op Morotai, op Tarakan en tenslotte in Balikpapan, Die detachementen telden minstens enkele tientallen leden. Hun commandanten, de Conica's, waren meestal aan de jeugdige kant, enkelen omstreeks vijf-en-twintig jaar, één zelfs slechts een-en-twintig. Allen waren overbelast. Bestuurservaring hadden zij niet - desniettemin moesten zij in feite als controleur of assistent-resident optreden. Een grote moeilijkheid daarbij was dat de inheemse bevolking in de bevrijde gebieden snelle leniging van haar materiële nood verwachtte (dat was ook beloofd in de preelamatie met de aanhef 'In naam der koningin': 'Voeding, kleding en andere voor u nodige zaken worden ingevoerd'), terwijl, zo die goederen al beschikbaar waren, hetgeen lang niet altijd het geval was, veelal de transportrniddelen ontbraken. Erger nog: waren er in de bevrijde gebieden geen of maar heel weinig Japanners, dan konden de Nica-detachementen aan de slag gaan zonder al te zeer te worden gestoord, maar bijvoorbeeld van Biak bleef het grootste deel in Japanse handen, op Morotai werd het zwakke Japanse garnizoen dat MacArthurs landing niet had kunnen voorkomen, spoedig van Hal37

I In de begintijd was het de Nica-detachementen veelalook niet mogelijk, rapporten op te stellen. 'Schrijftafels, banken, stoelen, schrijfmachines en papier badden wij', zo lichtte Abdoelkadir ons in '86 in, 'gedurende de eerste drie maanden na de landingen niet.' En voorts: 'Gegeten werd staande of hurkende. Regen vingen wij op met onze stalen hoofddeksels. Van omgevallen klapperboomstammen maakten wij zitplaatsen en tafeltjes. Alleen dan als er een Nederlands vliegtuig kwam, konden met potlood notities aan de piloot worden meegegeven voor de en het Brisbane-kantoor' (brief, 28 maart 1986, van Abdoelkadir).

370 [PDF]
DE 'NICA' RAPPORTEERT

maheira uit versterkt (duizenden inheemsen sloegen op de vlucht en moesten door de Nica opgevangen worden) en op Tatakan en in Balikpapan waren door de strijd enorme verwoestingen aangericht zodat de materiële moeilij kheden groot waren.

XCWat aan stukken bewaard is gebleven, doet vermoeden dat de Nica detachementen die naar die laatste twee oorden vertrokken (in totaal telden zij ca. honderdvijftig man '), het best uitgerust waren. Op Tara kan wist de Nica onmiddellijk hulp te bieden aan de inheemse bevolking bij Balikpapan waren de verhoudingen in zoverre afwijkend dat de Japanners hier, gelijk al vermeld, het veruit grootste deel van de inheemse burgerij hadden geëvacueerd, d.w.z. opdracht hadden gegeven op eigen gelegenheid in de richting van Bandjermasin en Samarinda te trekken (zie kaart IX op pag. 268). 'Het restant, vijfduizend mensen', zo rapporteerde eind juli '45 de Sonica (Senior officer Nica) bij het Australische hoofdkwartier, C. C. de Rooy, aan van der Plas,

XC'werd èf afgemaakt èf het bos ingejaagd. Overal langs de wegen vindt men de lijken van geboeide Indonesiërs met afgehakte hoofden, handen en genitaliën. Een systematische folteren slachtpartij. Wat er binnenkomt, is in een onbeschrijfelijke toestand. Bundels botten met rottende ledematen. Wat hier gebeurd is, slaat alle vorige ressorten met stukken."

XCNiettemin had de Nica in Balikpapar, ruim twee weken na de Geallieerde landing alweer zeshonderd Indonesische arbeiders aan het werk kunnen zetten en had Balikpapan twee weken later weer ca. twaalfduizend inwoners; van hen waren er toen omstreeks duizend in het Nica-hospitaal opgenomen en werden ca. vijf-en-twintighonderd ambulant behandeld.

XCMisschien geeft het eerste rapport van de Conica van het derde volledige Nica-detachement, hetwelk op 15 september '44 (op D-day!) op Morotai aan land ging, een goed gemiddeld beeld van de eerste moeilijkheden waaraan elk Nica-detachement het hoofd diende te bieden.'

XCHier moest het detachement de eerste nacht na de landing in mangaten slapen. Op de tweede dag namen de bij de Amerikaanse landingstroepen ingedeelde tolken contact op met de inheemsen die in grote getale naar het door de Amerikanen bevrijde gebied trokken. De eerste Nica-post lag op een punt dat ongezond bleek te zijn - de post moest verplaatst worden.

XCJ Ten tijde van Japans capitulatie heeft de Nica in totaal bijna vijfhonderd krachten geteld. 2 Brief, 26 juli 1945, van C. C. de Rooy aan van der Plas (ARA, CoiL-van der Plas, B 2). J J. G. Wegner: 'Rapport van de Nica-III over de periode [5 september tot 28 oktober 1944' (a.v., MK, M 102, N.l., 14.). 37

371 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

De moeilijkheden namen toe, toen niet alleen bewoners van Morotai die naar kleine eilanden bij Morotai waren ontkomen, naar het Amerikaanse gebied voeren maar ook ruim duizend vluchtelingen van Halmaheira. Er werd op Morotai een nieuwe kampong gebouwd - diegenen voor wie daar geen plaats was, werden voorlopig op een van de bedoelde kleine eilanden ondergebracht. Vele inheemsen leden aan tropische ziekten maar het Nim-detachement telde slechts één officier van gezondheid die slechts door één verpleger en één verbandmeester terzijde werd gestaan. Wat men aan medicamenten bij zich had, was onvoldoende en de toegezegde nieuwe voorraden bleven uit (het Amerikaanse leger sprong toen bij). Zo ook op voedselgebied : na enkele dagen was het Nim-detachement door al zijn voorraden heen - terwijl enerzijds het aantal inheemsen die gevoed moesten worden, veel groter werd dan verwacht (in plaats van ca. tweeduizend personen waren het binnen zes weken bijna vijfduizend), kwam van de vastgestelde Nica-voorraden in zes weken niet méér binnen dan voor achthonderd personen nodig was een hoeveelheid die zesmaal zo groot was, was zoek en was na anderhalve maand nog niet gevonden. Dag en nacht was het Nica detachement in touw om de ergste noden te lenigen en extra-hulp van het Amerikaanse leger los te krijgen, kortom: het ene gat met het andere te stoppen. Dit alles terwijl het detachement slechts de beschikking had over éénjeep met aanhangwagen. 'Jammer genoeg', aldus het rapport dat de Conica na zes weken opstelde, 'kon aan de in zakken en lompen gehulde vrouwen en kinderen totnogtoe geen kleding worden verstrekt door het uitblijven van relief-goederen. Op dit punt faalt de propaganda geheel. De kleine hoeveelheid, van Hollandia ontvangen, legt geen gewicht in de schaal.'

XCHet duurde enkele maanden voordat er verbetering kwam, zij het dat ook toen de toestand gevaarlijk bleef: de Japanners hadden op Morotai ca. tweeduizend militairen bijeengekregen en van Halmaheira uit ondernamen zij soms expedities; bij een daarvan werden ca. vijftig vluchtelingen, meest vrouwen en kinderen, door hen gedood.

XCProblemen te over dus voor demaar zij deed, dat was duidelijk, goed werk. Warners die, van Ceylon overgekomen, in de eerste helft van september '44 een bezoek had kunnen brengen aan Hollandia, Wakde, 37

372 [PDF]
VAN MaaK OVER DE 'NICA'

Biak, Sarrni en Noemfoor, kreeg, zo berichtte hij aan van Mook, van het hoofd van de afdeling-Operations van het hoofdkwartier van het Amerikaanse Zesde Leger (de officier die bij Hollandia aan het eerste Nim-team zo weinig hulp had gegeven) 'met nadruk' dit te horen:

XC'Uit de praktijk van de laatste maanden is om gebleken dat de Nica-organisaties om twee redenen voor ons van groot belang zijn. Ten eerste omdat we gezien hebben hoe perfect de hulp van de bevolking voor arbeid, gidsen en tolken en voor inlichtingen door jullie wordt georganiseerd en we begrepen hebben dat niemand dat beter kan dan de Nederlanders; ten tweede omdat achter alle maatregelen die wij nodig achten en diensten die verricht moeten worden, de autoriteit en het gezag van de Nederlandse regering staat dat onmisbaar blijkt voor de wijze waarop de bevolking met ons samenwerkt."

XCOver het verrichte werk op zichzelf mocht van Mook tevreden zijn. Mede op grond van wat hij er zelf van had gezien, schreef hij er in januari '45, toen hij in Londen was, een rapport over", waarin hij niet alleen de door hoge Amerikaanse militairen geuite lof weergaf maar 'ook onderstreepte dat de Nica veelal van de Amerikanen belangrijke, vaak geïmproviseerde hulp had ontvangen. De vorming van het Papoea-bataljon verliep vlot - met deze hulptroepen kreeg men in tal van gebieden de beschikking over kernen van geoefenden die ter plaatse konden worden verdriedubbeld. Van belang achtte hij voorts dat de Nica meer dan duizend romcesja's en talrijke heiho's had kunnen opvangen en dat z~, opnieuw met hulp van de Amerikanen die patrouilleboten ter beschikking hadden gesteld, uit twee kleine kampen bij Manokwari (zie kaart VII op pag. I89) ruim tweehonderd overlevenden van de daar in '42 geïnterneerde ca. vijfhonderd Indische Nederlanders had kunnen redden.

XCVan dit alles gaf h~ eind januari '45 zijn ambtgenoten die mèt hem lid waren van de Commissie Oorlogvoering, een beeld. Giebel was, zei hij, 'ietwat stroef' gebleken en door Sandberg vervangen die evenwel was overleden. Abdoelkadir was 'zeer goed' en werd 'door de Amerikanen hogelijk gewaardeerd.' In de bevrijde gebieden hadden de Amerikanen het bestuur geheel aan de Nica overgelaten, 'deze voor ons zo goede regeling', zei hij, 'legt ons echter de verantwoordelijkheid op voor de gang van zaken ... Als er arbeiders nodig zijn, moeten wij er voor zorgen dat zij er op tijd zijn en dat in hun materiële behoeften voorzien is. W~ moeten dus de behuizing en de voeding leveren' - voor dat laatste

XCI Brief, 19 sept. 1944, van Warners aan van Mook (a. v., CoIL-van Maak, 2). 2 Exemplaar z.d. ina. v., 18.

373 [PDF]
VAN MOOKS GOUVERNEMENT

waren de door de Japanners bij Hollandia achtergelaten voorraden levensmiddelen nog steeds van betekenis. Anderzijds vormden de Japanners ook nog een last: er zat nog een grote groep militairen bij Sarrni, een grote op Biak, een kleine op Noemfoor en bij Sansapor bevonden zich zelfs nog twee groepen Japanners. Tegen velen van die Japanners werd met succes geageerd door bevolkingspatrouilles. Daaraan verbond van Maak nu een belangrijke conclusie, waarbij hij er van uitging dat, zodra Nederland was bevrijd, van daaruit z.g. gezagsbataljons tot een totale sterkte van ca. dertigduizend militairen zouden vertrekken die eerst in Australië opgevangen zouden worden. 'Het idee van generaal MacArthur is', zei hij (hij had de Geallieerde opperbevelhebber op Ia december '44 op Leyte gesproken),

XC'dat de Amerikanen bij verdere operaties in Nederlands-Indië de hoofdaanvallen zullen doen, maar aan ons zullen overlaten de gedesorganiseerde groepen Japanners op te ruimen. Daarvoor moeten wij meer troepen hebben. Als wij een kern van geoefende troepen hebben, kunnen bevolkingspatrouilles om die kern zeer nuttig zijn voor het opruimingswerk, maar zij moeten een kern hebben om op terug te kunnen vallen. In West-Australië is nu een drietal kamperi beschikbaar gesteld, waar voorlopig voldoende ruimte is voor een dertigduizend man. Wij zouden daar onze gezagstroepen snel kunnen oefenen."

Slot

XC

XCHet is duidelijk dat de luitenant-gouverneur-generaal verwachtte dat het algemene beeld betwelk zich sinds april '44 op en bij N ederlands-NieuwGuinea en op Morotai had gemanifesteerd, zich dankzij de door MacArtbur toegezegde steun ook op de zoveel belangrijker eilanden Java en Celebes zou gaan aftekenen: de Amerikanen zouden 'de hoofdaanvallen ' uitvoeren ennadien zouden slechts verspreid aanwezige groepen Japanse militairenmoeten worden uitgeschakeld. Dat zou, van Maak besefte het, nog heel veel moeite kosten maar hij vertrouwde dat de gezagsbataljons, door patrouilles van inheemsen bijgestaan, voor die taak voldoende zouden zijn. Wat hij aan problemen zag, lag in het militaire, niet in het politieke vlak - ernstige problemen, stellig, maar zij zouden, vertrouwde

1 Ministerraad, Commissie Oorlogvoering: Notulen, 29 jan. 1945.

374 [PDF]
VAN MOOKS VERWACHTINGEN

hij, de terugkeer van het Nederlands gezag hoogstens vertragen en bemoeilijken maar niet wezenlijk verhinderen. Die visie steunde op de vervulling van vijf voorwaarden die men stuk voor stuk als een pijler onder van Mooks verwachtingen kan beschouwen: dat MacArthurs strijdkrachten in heel Indië (behalve op Sumatra) de last van 'de hoofdaanvallen ' op zich zouden nemen, dat in bevrijd Nederland tijdig voldoende militairen ter beschikking zouden komen voor de gezagsbataljons, dat Nederland de beschikking zou krijgen over de scheepsruimte die nodig was om die gezagsbataljons naar het oosten te transporteren, dat de Australische regering er mee accoord zou blijven gaan dat zij in Australische karnpen geoefend zouden worden en dat er aan de zijde van de Indonesiërs, uit wier midden de bevolkingspatrouilles gerecruteerd zouden worden, niet sprake zou zijn van een duidelijk verzet tegen de terugkeer van het Nederlands gezag.

XCZeven maanden later, eind augustus '45, waren de pijlers waarop deze verwachting steunde, alle vijf weggevallen.

Indextermen: Gezagsbataljons
375 [PDF]

Hoofdstuk 7: De terugkeer voorbereid

XC

XCEr is misschien geen maand geweest in de Nederlandse geschiedenis waarin hoop en teleurstelling elkaar zo dramatisch hebben afgewisseld als in september 1944 en dat niet een- maar tweemaal.

XCIn de eerste dagen van die maand had het er na de snelle opmars van de Geallieerde legers door Noord-Frankrijk naar uitgezien dat de bevrijding van N ederland ophanden was - toen op zondag 3 september Brussel was bevrijd, op de 4de de haven van Antwerpen ongeschonden in Geallieerde handen was gevallen en de BBC laat op de avond het bericht verspreid had dat de Geallieerden al Breda hadden bereikt, waren op dinsdag de yde, 'Dolle Dinsdag', in alle Nederlandse steden, zelfs in die van het noorden des lands, burgers bij de toegangswegen gaan staan in het vertrouwen dat zij er spoedig de Geallieerde bevrijders zouden kunnen toejuichen. Niets daarvan. Het bericht inzake Breda was onjuist gebleken, de Wehrmacht had zich even bezuiden de Belgisch-Nederlandse grens kunnen handhaven en door de bezetter, die slechts korte tijd in verwarring had verkeerd, waren nieuwe dwangmaatregelen afgekondigd.

XCIn het midden van de maand was het tot een tweede golf van hooggestemde verwachtingen gekomen: op zondag de 17de had het Britse Tweede Leger een offensief in de richting van Eindhoven ingezet en dichtbij die stad, op nog een punt in midden-Brabant en voorts bij de brug over de Maas te Grave alsmede even ten zuiden van Nijmegen en ten westen van Arnhem waren Geallieerde luchtlandingstroepen in de strijd geworpen. Zou dan nu de Britse bevelhebber aan de noordelijke sector van het front in West-Europa, Pield Marshal Sir Bernard L. Montgomery, slagen in zijn opzet, de barrière van Maas, Waal en Rijn te overschrijden, door te stoten naar het Ijsselmeer en, Duitsland binnenrukkend, het Ruhrgebied te omsingelen? Aan die gedurfde opzet had de Nederlandse regering een belangrijke medewerking verleend door van Londen uit op de avond van de r zde in bezet Nederland een algemene Spoorwegstaking af te kondigen. Maar neen: hoewel het stakingsparooi in het grootste deel des lands was opgevolgd en daaruit voor de bezetter tal van moeilijkheden waren voortgevloeid. had de Wehrmacht zich opnieuw kunnen handhaven. In Noord-Brabant

376 [PDF]
HERFST' 44

strijdmacht over de kanalen en riviertjes gekomen die haar de weg versperden, de brug bij Grave, een brug over het Maas-WaaI-kanaal en tenslotte ook de grote verkeersbrug bij Nijmegen waren veroverd maar de verkeersbrug bij Arnhem was in Duitse handen gebleven en de resten van de First British Airborne Division. hadden zich in de nacht van maandag 25 op dinsdag 26 september uit Oosterbeek naar de zuidelijke oever van de R~ n moeten terugtrekken.

XCZo had het krijgsverloop in september, alle voortgang die gemaakt was ten spijt, per slot toch tot een teleurstelling geleid.

XCIn oktober hadden de Geallieerden in het zuiden des lands successen geboekt: een groot deel van Noord-Brabant was bevrijd en de Wehrmacht had de oevers van de Wester-Schelde vrijwel moeten prijsgeven, waardoor vast was komen te staan dat de haven van Antwerpen spoedig bij de Geallieerde toevoer zou worden ingeschakeld, evenwel: duidelij k was geworden dat de Geallieerden de barrière van de grote rivieren voorlopig niet zouden kunnen passeren. Dat had betekend dat de burgerij in het nog bezette deel des lands, verstoken van steenkolen (het Zuidlimburgs mijngebied was bevrijd) en dus van huisbrand, gas en electriciteit, in een grote nood zou komen te verkeren - die werd nog geaccentueerd door gebrek aan voedsel en door massale Duitse razzia's op alle weerbare mannen.

XCMidden september, d.w.z. toen er nog hoop was dat heel Nederland spoedig zou worden bevrijd, hadden van Mook (pas tot tijdelijk luitenant-gouverneur-generaal benoemd maar nog steeds minister van koloniën) en Helfrich Londen verlaten om in Quebec waar de hoogste Geallieerde oorlogsleiders bijeenwaren, op een spoedige bevrijding van Nederlands-Indië aan te dringen. Te laat in Quebec aangekomen, waren z~ naar Washington doorgereisd waar z~ op 26 september hun wensen in een vergadering van de Combined Chiefs of Staff badden toegelicht. Zij hadden er geen enkele toezegging gekregen. Vervolgens waren beiden naar Londen teruggekeerd om er rapport uit te brengen en van Mook was enkele weken later naar Australië onderweg gegaan waar hij op 23 oktober was aangekomen. De berichten van welke hij in Londen kennis had kunnen nemen, waren in zoverre slecht geweest dat hij, in Camp Columbia arriverend, moest aannemen dat de bevrijding van heel Nederland nog geruime tijd op zich zou laten wachten. Dat betekende dat vaststond dat hij voorlopig niet kon rekenen op een belangrijke versterking van de minieme krachten waarmee Nederland deelnam aan de oorlog tegen Japan en zich voorbereidde op herstel van het Nederlands gezag in de Indische archipel. H~ achtte zich verplicht, minister-president

377 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Gerbrandy een klemmende waarschuwing te sturen.

XCDie waarschuwing legde hij neer in een lange brief d.d. 7 november '44', waarin hij begon met als zijn indruk weer te geven dat de Amerikanen zich wensten te concentreren op een directe aanval op de Japanse hoofdeilanden en de hulpverlening aan Nationalistisch China en de Britten op het verslaan van de Japanners in Birma en de herovering van Singapore. Het gevolg was, dat, schreef hij, 'de wachttijd voor Nederlands-Indië wel eens zeer lang zou kunnen duren.' Maar dan doemde 'nog een verdere ongunstige factor' op:

XC'Hoe later de bevrijding van Nederlands-Indiëin het programma van de oorlog tegen Japan komt, hoe sterker de invloed van oorlogsvermoeidheid, politiek en militair, bij onze bondgenoten zal gaan spreken. Moeten ook dan nog belangrijke Amerikaanse, Britse en Australische (om niet te spreken van Brits-Indische) strijdkrachten in actie worden gehouden voor dat doel, dan zal de neiging om daarvoor politieke compensatie te zoeken, toenemen ... Ook nu reeds wordt ons telkens voor de voeten geworpen dat men Indië voor ons terugverovert en dat wij dus niet te veel praatjes moeten hebben .

XC. . . Tenslotte nog de positie ten aanzien van onze land- en rijksgenoten in Indië. Een bevrijding, die laat komt, verlengt hun ellende. Komt zij dan nog in hoofdzaak door vreemde strijdkrachten, dan kunnen daarvan een verwarring en een teleurstelling het gevolg zijn, waarvan de omvang nog niet valt te overzien. Bovendien leert de tot dusverre met de Japanners opgedane ervaring vooreerst, dat zij destructiever en onmenselijker worden naarmate zij meer afgesneden raken, en verder, dat men hen overal, op ieder eiland en in iedere uithoek, moet verd rijven en vernietigen . . . De voorafgaande beschouwingen leiden ... tot twee conclusies. Alle kracht, die wij niet in en voor Nederland nodig hebben, moet op de bevrijding en bet herstel van Nederlands-Indië worden geconcentreerd. Het kan wel fraai staan, wanneer wij deelnemen aan de aanval op Japan, maar in de daarbij betrokken krachten zullen wij niet meer kunnen opbrengen dan een taken force. De politieke en militaire wereld van thans is hard en heeft weinig waardering voor romantiek; ook onze bondgenoten handelen allereerst in hun eigen belang. Ik heb nog geen bevelhebber of politicus van betekenis ontmoet, die bet niet volkomen natuurlijk vond, wanneer wij onze beperkte (helaas steeds méér beperkte) krachten op Nederland en Nederlands-Indië zouden concentreren.

XCDe tweede conclusie wil mij voorkomen te zijn, dat wij bij de vorming van onze strijdkrachten niet te hoog moeten grijpen. Hoe meer wij toch streven naar grote eenheden of technisch zeer ingewikkelde bewapening, hoe langer het duurt voor wij in actie komen en hoe groter de kans dat wij te laat zijn.

XC, Tekst: Enq., dl. VIIl b, P:

378 [PDF]
VAN MOOKS NOODKREET VAN 7 NOVEMBER '44

. Eindelijk mag evenmin uit het oog worden verloren, dat ook het herstel van bestuur mensen vordert, die voor het herstel van ons koninkrijk onmisbaar zIJn ... Het bestuur, de politie, de rechtspraak, het onderwijs, de gezondheidszorg, het verkeer en het economisch leven eisen een minimum aan goede krachten, zonder welke de bevrijding aanstonds in een chaos ontaardt ... In vele gevallen maken tien goede Nica-mensen honderden soldaten overbodig, omdat zij de bevolking organiseren en tot rust en veerkracht brengen .

XC. . . Ik kan slechts eindigen met het uitspreken van de bede, dat het Nederland gegeven moge zijn ... de kracht te behouden om het koninkrijk te herstellen. Maar er is periculum in mora; iedere duizend man, die nu worden uitgezonden, zijn meer waard dan vijfduizend over zes maanden.'

XCDit alles was een smeekbede om althans uit het bevrijde Zuiden des lands ten spoedigste nieuwe krachten naar Australië te zenden - het was bovendien een protest tegen de 'romantiek' van diegenen die prioriteit wilden geven aan de opbouw van Nederlandse strijdkrachten voor deelneming aan de oorlog tegen Japan in plaats van aan de vorming van detachementen die voor het gezagsherstel in Indië nodig waren. Dat was een tegenstelling die bij het beraad in regeringskring te Londen herhaaldelijk aan de dag was getreden: gesteund door Helfrich, had Furstner zich met klem verzet tegen elke personele verzwakking van de Koninklijke Marine - van Mook had moeten vechten voor elk groepje dat hij aan de Nita wilde toevoegen. En er waren toch al zo weinigen die voor uitzending naar Australië in aanmerking kwamen!

XCDe kern van de zaak was dat, op Suriname, de Nederlandse Antillen en de zuidoosthoek van N ederlands-Nieuw-Guinea na, het gehele Koninkrijk der Nederlanden van maart '42 af was bezet en dat het herstel van dat Koninkrijk sindsdien afhankelijk was van wat Amerikanen en Britten zich zouden getroosten in een gemeenschappelijke krachtsinspanning waartoe Nederland slechts een zeer geringe bijdrage kon leveren.

XCDerhalve had Nederland geen invloed op de strategie die Amerikanen en Britten wensten te volgen.

XCAls, zoals verwacht mocht worden, de oorlog met Duitsland en Italië eerder zou eindigen dan die met Japan, zou het Koninkrijk pas na de bevrijding van Nederland in engere zin een aanmerkelijk aantal krachten kunnen inzetten voor het herstel van het Nederlands gezag in Indië. Wat

379 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

heeft men daartoe, zolang de oorlog duurde, aan voorbereidende maatregelen getroffen? Hoe zijn de krachten verdeeld waarover de regering in ballingschap beschikte? Welke plannen zijn opgesteld om zo spoedig mogelijk weer versterkingen naar het Oosten over te brengen en welke medewerking hebben Nederlands bondgenoten aan de verwezenlijking daarvan verleend? Welke voorraden zijn opgebouwd om in de ergste noden die zich in Indië zouden manifesteren, te voorzien? Hoe heeft van Mooks gouvernement en hoe heeft de regering gereageerd, toen in april '45 kwam vast te staan dat door MacArthurs plannen om Java te bevrij den een streep was gehaald? Hoe is het gegaan, eerst in het bevrij de Zuiden en vervolgens in de rest van het land, met de vorming van de eenheden die voor de bevrijding van Indië en het herstel van het Nederlands gezag nodig werden geacht? Zijrî' er voldoende schepen geweest om die eenheden tijdig naar Australië te transporteren en wat is het effect op die transporten geweest van de voor Nederland even onverwachte als pijnlijke beslissing van de Australische regering, juli '45, dat er van oefening van Nederlandse eenheden in Australië geen sprake zou zijn? Even belangrijk: wat is het effect geweest van de beslissing, 15 augustus '45, dat heel Indië zou behoren tot het gezagsgebied van de Britse opperbevelhebber Lord Louis Mountbatten in plaats van goeddeels tot het gezagsgebied van de Amerikaanse opperbevelhebber MacArthur?

XCDat zijn de vragen die wij in dit hoofdstuk met enige precisie willen beantwoorden. Uit die precisie vloeit voort dat wij met name het beraad op regeringsniveau in bijzonderheden willen weergeven: niet alleen op de genomen beslissingen komt het ons aan, maar ook op de tegenstellingen welke zich bij de voorbereiding daarvan openbaarden. Al die vragen behoren tot het complex van de terugkeer - een moeilijkheid bij hun beantwoording is dat veel van de verschillende aspecten daarvan in de tijd gelijk-op liepen, terwijl wij in dit hoofdstuk onvermijdelijk een systematische behandeling dienen toe te passen. Sommige aspecten, bijvoorbeeld de annulering van MacArthurs plannen met betrekking tot Java en de Australische weigering om Nederlandse eenheden te ontvangen, deden zich plotseling voor - de regering, voor voldongen feiten gesteld, behoefde er zich niet lang mee bezig te houden; andere aspecten daarentegen, bijvoorbeeld de samenstelling en het transport van de naar het Oosten uit te zenden eenheden en het mogelijk overbrengen van het grootste deel van Indië naar Mountbattens gezagsgebied, hebben twee jaar of langer de aandacht van de regering gevraagd. Er resulteert uit dat alles een niet alleen lang maar ook nogal gecompliceerd hoofdstuk - wij

380 [PDF]
WAT KOMT IN DIT HOOFDSTUK AAN DE ORDE?

landse kant na Japans capitulatie kon worden verricht en, historisch even belangrijk: gegeven Nederlands zwakke positie, niet verricht.

Nederlands zwakke positie

XC

XCIn de maand december '4I, toen Amerika getroffen was door de verpletterende slag van Pearl Harbor en Groot-Brittannië in de wateren bij Malakka de enige twee zware eenheden had verloren die het in de strijd tegen Japan had willen inzetten: de 'Repulse' en de 'Prince oj Wales', hadden alleen de schepen van de Koninklijke Marine successen geboekt. Die waren vooral in de Amerikaanse pers breed uitgemeten. In een oorlog vervagen evenwel herinneringen extra-snel en al in die beginfase van de grote worsteling in de Pacific was bij twee gelegenheden gebleken dat in de hoogste Geallieerde kringen de neiging bestond om over Nederland heen te lopen.

XCDe eerste gebeurtenis van dien aard had zich voorgedaan op 3 januari '42, toen de Nederlandse regering te Londen uit berichten van de nieuwsagentschappen had moeten vernemen dat Roosevelt en Churchill in Washington hadden besloten, Abda-Command op te richten 'with the concurrence of the Netherlands Government', terwijl die laatste regering haar goedkeuring nog in het geheelniet had gegeven! De Nederlandse regering had daar fel tegen geprotesteerd - van Kleffens, de minister van buitenlandse zaken, was naar Washington vertrokken; hij had daar bereikt dat Nederland vertegenwoordigers zou krijgen bij de Combined Chiefs oj Staff

XCDe tweede gebeurtenis deed zich voor in april '42, toen in Washington het directief moest worden geformuleerd voor MacArthur, de opperbevelhebber in het nieuwe War Theatre: de South-West Pacific Area, waartoe, behalve Sumatra, heel Nederlands-Indië behoorde. Aan het bureau van de Nederlandse vertegenwoordigers bij de Combined Chiefs oj Staff was toen o.a. een marine-officier verbonden. kapitein-ter-zee J. F. W. Nuboer. 'Toen ik', zo vertelde deze later aan de Enquêtecommissie,

XC'op een ochtend op het bureau kwam van de Combined Chiefs of Staff, riep de secretaris van de Amerikaanse chefs van staven, de Amerikaanse generaal Bedell Smith, mij bij zich. Hij vertelde mij dat het stuk de avond daarvóór uit de bus was gekomen en ter tekening zou worden voorgelegd aan de president. Generaal Bedell Smith had gezien dat Nederland

381 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

(d.w.z. niet naast de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië en Nieuw-Zeeland genoemd als een van de mogendheden namens welke MacArthur zijn opperbevel uitoefende),

XC'en hij had het er zelf maar bijgezet, omdat hij wel aannam dat wij er mede accoord gingen. De majoor, die het stuk eerst had opgesteld, redeneerde eenvoudig: zij hebben geen strijdkrachten meer, zij spelen niet meer mee."

XCHoe was de positie van de Nederlandse vertegenwoordigers bij de Combined Chiefs of Staff geregeld?

XCWij herinneren er aan dat de Geallieerde oorlogsinspanning als geheel geleid werd door deze Combined Chiefs of Staff, de oorlog in de Pacific evenwel louter door de Amerikaanse Join! Chiefs oj Sta)] en dat de beslissingen van het eerstgenoemde college onderworpen waren aan goedkeuring door Roosevelt en Churchill, de beslissingen van het laatstgenoemde aan goedkeuring alleen door Roosevelt. Op dat hoogste niveau bestonden twee overlegorganen waarin Nederland was vertegenwoordigd: de Pacific War Councils, een in Londen, een in Washington. De Londense Pacific War Council kwam voor het eerst bijeen op IQ februari '42, toen de Japanners al op het eiland Singapore vochten en diep in de Indische archipel waren doorgedrongen, de Washingtonse op I april, ruim drie weken na de algemene capitulatie van het Knil. Beide colleges waren niet veel meer dan een wassen neus. Van Britse zijde werd dat, voorzover ons bekend, ook binnenskamers nimmer duidelijk op schrift gesteld, maar van Amerikaanse wèl: toen Roosevelt begin maart '42 aan zijn Joint Chiefs of Stafl het denkbeeld van de oprichting van de Washingtonse Pacific War Council voorlegde, reageerden dezen met een memorandum waarin zij opmerkten dat de beraadslagingen in dat college 'political' dienden te zijn' and of a nature to let off steam but not such as would in any way affect the United States in its military decisions.'?J.Hayes: The History of the jail'll Chiefs of Staff in World War II. The War against japan

1 Getuige F. W. Nuboer, dl. VIIl c, p. 460. 2 Notitie, 9 maart 1942, van de secretarissen van de en de aangehaald in Grace Person

382 [PDF]
NEDERLANDS VERTEGENWOORDIGING BIJ DE 'COMBINED CHIEFS'

XCIn de Pacific War Council te Londen was Nederland vertegenwoordigd door Gerbrandy, Furstner en Michiels, in die te Washington door de gezant (spoedig ambassadeur), dr. Alexander Loudon. Aan het beraad te Londen wordt maar zelden gerefereerd in de notulen van het Nederlandse kabinet en van de ministeriële Commissie Oorlogvoering - geen wonder: er kwam bijna nooit iets belangrijks ter sprake, mede doordat de Britten goeddeels onkundig werden gelaten van de beslissingen van de Amerikaanse Joint Chiefs of Staff In Washington slaagde dat hoogste Amerikaanse militaire college in zijn opzet: er werd in de bijeenkomsten van de Washingtonse Pacific War Council bij tijd en wijle veel stoom afgeblazen, vooral door de vertegenwoordiger van Nationalistisch China die keer op keer vergeefs eiste dat hij deel zou mogen nemen aan beraad op het niveau waar de beslissingen vielen, maar die beslissingen werden, voordat zij genomen werden, nimrner ter discussie gesteld, trouwens: nadat zij waren genomen, werden zij in de regel evenmin ter sprake gebracht. Nedcrlands-Indië stond maar zelden op de agenda en de pogingen die Loudon van tijd tot tijd ondernam om die omissie ongedaan te maken, hadden geen succes. 'In het algemeen', zei hij aan de Enquêtecommissie', 'als ik sprak over Azië, I wasted my breath,'?

XCHoe stond het nu met de Nederlandse vertegenwoordigers bij de Combined Chiefs of Staff?

XCHet begin leek hoopvol.

XCOp 30 januari '42, d.w.z. in een periode waarin de strijd in Indië in volle gang was, werd van Kleffens, pas in de Verenigde Staten gearriveerd, samen met Loudon en van Mook (die naar de Verenigde Staten gezonden was om de Amerikaanse wapenleveranties aan Indië te bespoedigen) in het Witte Huis door Roosevelt ontvangen. Roosevelt, zo schreef van Kleffens in zijn reisverslag, 'gaf.. te kennen, een voorstander te zijn van onze deelneming aan de besprekingen in het Chiefs of Staff Committee alhier (dusver alleen Brits en Amerikaans) in zaken ons betrefen ziekelijke geïrriteerdheid' verweten. (brief, 21 aug. 1942, van Sitsen aan van Mook, ARA, Coll.-van Mook,

J Getuige A. Loudon, dl. VIII c, p. 916. 2 Wij tekenen hierbij nog aan dat de hoge Nederlands-Indische autoriteiten in de Verenigde Staten zowel met de Neder landse ambassade als met Loudon persoonlijk weinig ophadden - met de ambassade niet omdat er aanvankelijk niemand aan verbonden was die Nederlands-Indië goed kende (begin '43 kreeg een Indonesiër er een functie als eerste secretaris), met Loudon niet, omdat zij hem, aldus in augustus '42 Sitsen aan van Mook, 'een zekere hoog hartigheid (blijkbaar eigen aan hetambt van ambassadeur, gezant etc.), opgeblazenheid

383 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

fende" - dat wekte de indruk dat Nederland, zij het niet in het algemeen maar wèl telkens wanneer Nederlandse belangen in het geding waren, een stem. in het kapittel zou hebben. Een week later, 7 februari, waren de drie Nederlanders opnieuw bij Roosevelt. Nu werd hun door de president gezegd dat zij aan het overleg niet als volwaardigen zouden deelnemen: 'you will be consulted', waren Roosevelts woorden. '[ u/ant participation', zei van Kleffens"; 'Have it', zei Roosevelt.' 'Ik kreeg opnieuw', aldus van Kleffens in zijn reisverslag, 'geen overweldigende indruk van de zakelijkheid, degelijkheid en efficiency waarmee de zaken door hem worden behandeld."

XCWat zou die 'participation' nu inhouden?

XCAan de Nederlandse legatie te Washington waren een marine- en een militaire attaché verbonden, respectievelijk schout-bij-nacht J E. Meyer Ranneft en kolonel F. G. L. Weyerman, een officier van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger; Ranneft was in '38 benoemd, Weyerman in oktober '40, toen het voor het Knil van belang was, aan de legatie te Washington een functionaris toegevoegd te krijgen die bij de Amerikaanse militaire departementen op meer steun voor Indië kon aandringen. Nu was, nog voordat Roosevelt gezegd had dat Nederland aan het beraad van de Combined Chiefs of Staff zou deelnemen, in Londen besloten, twee officieren van zo hoog mogelijke rang naar Washington te sturen om de Nederlandse belangen tot gelding te brengen: Furstners rechterhand schout-bij-nacht Termijtelen en oud-minister Dijxhoorn, die daartoe van kolonel tot generaal-majoor bevorderd was.

XCZij arriveerden in Washington op 24 januari, d.w.z, nog voor duidelijk was, met welke status zij werkzaam zouden zijn. Die status leek evenwel geregeld toen Roosevelt op 7 februari Nederlands "participation' in het beraad van de Combined Chiefs of Staff toegezegd had. Loudon nam Termijtelen en Dijxhoorn op 13 februari mee naar het Witte Huis om hen aan Roosevelt voor te stellen. De president zei toen, blijkens het Nederlandse verslag van dit gesprek, 'dat hij het van groot belang achtte, dat schout-bij-nacht Termijtelen en generaal-majoor Dijxhoorn in Washington waren aangekomen, omdat het Chiefs of Staj] Committee van hun lokale kennis van Nederlands-Indië' (Dijxhoorn was er nooit geweest) 'zou kunnen gebruik maken en deze beide officieren waardevolle advieP.305. 4 Van Kleffens. 'Reis naar de Verenigde Staten (10 januari-o maart 1942)',

I Van Kleffens: 'Reis naar de Verenigde Staten (10 januari= r maart 1942)', p. 18 (RvO). 2 Getuige van Kleffens, dl, VIII c, p. 490. 3 A.v., dl. IT c,

384 [PDF]
NEDERLANDS VERTEGENWOORDIGING BIJ DE 'COMBINED CHIEFS'

zen zouden kunnen geven' (de 'participation' verdween en het werd weer 'consultation '). Loudon, aldus het verslag van deze bespreking, 'vroeg de president naar de status van de beide Nederlandse officieren ... De president liet zich hierover niet uit' (na de 'participation' verdween nu ook de 'consultation') 'doch zeide dat de heren een kamer zouden krijgen in hetzelfde gebouw waarin het Chiefs oj Staff Committee was ondergebracht. Hij zou daartoe order geven.' 1 Nog voordat die huisvesting was geregeld, werd in Londen besloten, Termijtelen terug te roepen (Furstner wilde hem niet langer missen) en hem te vervangen door schout-bij-nacht Stöve die op dat moment nog in Indië was.

XCOp 18 februari nu werd Nederland bij het eerste beraad met de Combined Chiefs oj Staff vertegenwoordigd door Meyer Ranneft en Weyerman (waarom niet ook Dijxhoorn aanwezig was, is niet duidelijk). Er stond een hoogst belangrijk punt op de agenda: twee dagen eerder had Wavell aanbevolen dat de twee Australische infanterie-divisies die uit het Midden-Oosten naar Java onderweg waren, zo mogelijk beide naar Birma zouden worden gezonden, die aanbeveling was zowel door de Combined Chiefs of Staff als door de Londense Pacific War Council goedgekeurd en nu wilden de Combined Chiefs oj Staff vastgesteld zien dat de Amerikaanse zware bommenwerpers, de B-17'S, die op Java gesrationeerd waren, opdracht zouden krijgen zich naar Australië te verplaatsen. Ter vergadering hadden de twee Nederlanders: een schout-bij-nacht (in rang gelijk staand aan een generaal-majoor) en een kolonel, drie admiraals en vier generaals tegenover zich; zij werden in een hoek gedrukt en verlieten de vergadering met het gevoel, niets bereikt te hebben. Van Kleffens die zich nog in Washington bevond, werd onmiddellijk ingelicht. 'Onbevredigende berichten over de behandeling van onze vertegenwoordigers in het Chiefs oj Staff Committee alhier', noteerde hij nog diezelfde dag. 'Termijtelen is vertrokken; Ranneft die overblijft, is te schuchter en Weyerman is te weinig geneigd om Dijxhoorn te helpen en te bedeesd tegenover vreemdelingen.' Van Kleffens wilde terstond bij Roosevelt protesteren, maar deze was ziek. Samen met Loudon zocht hij de volgende dag de Amerikaanse Undersecretary oj State Sumner Welles op, 'alwaar op mijn poot gespeeld over de slechte behandeling die aanQ.JTermijtelen op 19 febr. I942' (RvO, ColI. Dijxhoorn, map 'Partie, archief gen.-maj. Dijxhoorn',

1 'Memorandum betreffende het onderhoud van de president der Verenigde Staten met dr. A. Loudon, generaal-majoor A. H. Dijxhoorn en schout-bij-nacht W.

385 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

onze heren is ten deel gevallen. Welles zal er terstond werk van maken.' Onmiddellijk daarna begaf van Kleffens zich naar Field Marshal Sir John Dill, hoofd van de Britse helft van de Combined Chiefs oj Staff Dill gaf toe dat Ranneft en Weyerman 'slecht waren behandeld', maar zij hadden zich, zei hij, 'als lummels gedragen door daarover niet aanstonds' (d.w.z. in de vergadering) 'luidkeels te klagen en weg te gaan alsof zij volkomen tevreden waren, Op het gezantschap teruggekeerd heb ik', schreef van Kleffens 's avonds,

XC'Ranneft en Weyerman gezegd dat het nu met die belachelijke bescheidenheid tegenover buitenlandse admiraals en generaals voor altijd uit moet zijn; ik had er echt genoeg van en heb Indië en Londen voorgesteld om, zolang Termijtelen weg en zijn opvolger Stöve nog niet aangekomen is, Ranneft als diens plaatsvervanger te doen optreden; Dijxhoorn op te dragen om ook in reb liS Indicts mee te praten, en Weyerman om hem behoorlijk bij te staan; in afwachting van bericht bracht ik die regeling onmiddellijk in werking.' I

XCHet was goed bedoeld maar uit de door van Kleffens getroffen 'regeling' vloeide geen wezenlijke verbetering in de situatie voort. Meyer Rannefts algemene schuchterheid en Weyermans bedeesdheid jegens Amerikanen en Engelsen waren factoren die in hun aard lagen, trouwens: ook Dijxhoorn en Stöve waren geen krachtfiguren Dijxhoorn, nog steeds diep gekwetst door het feit dat, zo voelde hij het, koningin Wilhelmina hem injuni '4I de laan had uitgestuurd, kon geen aansluiting vinden bij het Amerikaanse milieu en Stöve, die in '40 als eskadercommandant vervangen was door Doorman, was een bescheiden man die het niet verstond om, als het nodig was, met de vuist op tafel te slaan. Daar kwamen evenwel twee omstandigheden bij die wij van groter belang achten dan alle persoonlijke factoren: ten eerste beschouwden de joilll Chiefs oj Staff de gehele oorlogvoering tegen Japan als hun eigen domein en ten tweede speelde Nederlands-Indië in hun beraad slechts een hoogst ondergeschikte rol. W~ herinneren aan wat wij in hoofdstuk I ('Hoe Japan de oorlog verloor') van ons vorige deel hebben uiteengezet: de Amerikaanse strategie was in '42, '43 en het grootste deel van '44 niet op Nederlands-Indië gericht maar op de Philippijnen, vanwaar zij een verbinding wilde leggen met Nationalistisch China, zulks met de bedoeling dat het door de Amerikanen versterkte leger van Tsjiang Kai-Sjek de

I Van Kleffens. 'Reis naar de Verenigde Staten (JO januari-7 maart 1942)', p. 38-39.

386 [PDF]
NEDERLANDS VERTEGENWOORDIGING BIJ DE 'COMBINED CHIEFS'

grote japanse troepenmacht in bezet China zou verslaan, en in de herfst van '44 werd dat doel gewijzigd: na de verovering van Iwo- jima en Okinawa zouden landingen worden uitgevoerd op japans hoofdeilanden, eerst op Kioesjoe, vervolgens op Honsjoe. De Amerikaanse strategie liet Nederlands-Indië dus links liggen - bovendien hadden de Amerikanen in '43 en '44 Mountbatten wèl geholpen bij zijn pogingen, over land een verbinding met Nationalistisch China te openen, maar steun aan zij n plannen om landingen uit te voeren op en bij Sumatra hadden zij geweigerd.

XCAnders gezegd: tijdens de gehele duur van de oorlog in de Pacific lag Nederlands-Indië (de gebieden die MacArthur bij zijn offensief naar de Philippijnen moest passeren, uitgezonderd) aan de rand van de belangstelling der hoogste Amerikaanse militairen.

XCEén op Nederlands-Indië betrekking hebbend project is er geweest dat korte tijd de volle aandacht (en dus ook de volledige steun) van de joint Chiefs of Staff kreeg: het herstel van de aardolie-installaties op N ederlands-Nieuw-Guinea.

XCBij Babo in de Vogelkop (zie kaart VII op pag. T 89) werd vóór de oorlog aardolie gewonnen van zulk een uitstekende kwaliteit dat zij, evenals de aardolie van Tarakan, zonder geraffineerd te zijn als stookolie kon worden gebruikt. In september '42 nu maakte Furstner tijdens een bezoek aan Washington de opperbevelhebber van de Amerikaanse marine, Admiral King, op de oliereserves van Babo attent en King was het met hem eens dat de Amerikaanse marine een groot aantal tankers zou uitsparen, zodra men de velden van Babo opnieuw in exploitatie had genomen. Daartoe werd aan de Amerikaanse'westkust in de loop van' 43 het z.g. Oliebataljon gevormd dat uit enkele honderden technici bestond: Nederlanders (van wie velen op Curaçao en in Venezuela werkzaam waren geweest voor de 'Koninklijke' / Shell) en Amerikanen. Voorzover nodig kregen de betrokkenen een grondige opleiding bij diverse Amerikaanse ondernemingen en aan het bataljon werden alle moderne hulpmiddelen welke het bij Babo nodig zou hebben, ter beschikking gesteld. Het kwam evenwel niet tot de met admiraal King afgesproken inzet. Begin '44 (de Vogelkop was nog steeds niet heroverd) deden de grote Amerikaanse aardolie-maatschappijen weten dat zij de Amerikaanse vloot in MacArthurs gezagsgebied gemakkelijk van bet Midden-Oosten

387 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

bevoorraden, en aangezien bovendien bij Babo na de herovering nog alles moest worden opgebouwd, kwam van Mook onder pressie van de Engelsen tot de conclusie dat het Oliebataljon beter aan Mountbatten ter beschikking gesteld kon worden om zo spoedig mogelijk bij de aardoliewinning op Sumatra ingezet te worden. Daar had admiraal King geen enkele belangstelling voor: op II juli '44 werden aan het Oliebataljon alle faciliteiten ontnomen. De Nederlandse technici, ca. honderdvijftig specialisten, vertrokken naar Australië maar kregen op Sumatra geen taak toegewezen, want Mountbatten kon daar niets ondernemen. Enkele leden van het bataljon mochten nadien op Curaçao en in Venezuela hun normale taak hervatten, anderen gingen de kern vormen van het Technisch Bataljon van het Knil, nog anderen werden in de Nica-detache menten opgenomen.

XCWij schreven zojuist dat Nederlands-Indië als geheel tijdens de oorlog in deaan de rand van de belangstelling der hoogste Amerikaanse militairen lag. Daar voegen wij nu aan toe dat zulks hun in politiek opzicht niet onwelkom was. Omvangrijke Amerikaanse operaties op NederlandsIndisch gebied zouden namelijk onvermijdelijk de vraag opwerpen wat de toekomst van Nederlands-Indië zou zijn, en op dat punt was de Amerikaanse publieke opinie en waren ook de Amerikaanse autoriteiten verdeeld. Wij schreven hier alover in hoofdstuktoen niet verdergaand dan de 7 december-toespraak van koningin Wilhelmina die over het algemeen in de Amerikaanse pers een goed onthaal had gevonden.

2,

XCHoe ontwikkelde zich nu die Amerikaanse publieke opinie na eind

XCZij kreeg geen nieuwe impulsen: ten aanzien van toezeggingen inzake de naoorlogse status van Nederlands-Indië wilde de Nederlandse regering niet verder gaan dan wat zij de koningin had laten zeggen - het(hette New York kon weinig méér doen dan telkens aan die toezeggingen herinneren. Nadat van der Plas naar Australië en Abdoelkadir naar Londen was vertrokken, was overigens aan deze instelling, afgezien van de directeur (Slotemaker, die in Batavia hoofdredacteur van het persbureau Aneta was geweest), nog maar één kracht verbonden die Indië uit eigen aanschouwing

388 [PDF]
DE AMERIKAANSE PUBLIEKE OPINIE

het NIB publiceerde diverse brochures over Indië, hoofdzakelijk teksten van voordrachten die in december' 42 op de Mont Tremblant-conferentie van het Institute of Pacific Relations waren gehouden, maar die bereikten slechts een heel klein publiek.

XCIn januari '44 vond, nu in San Francisco, een nieuwe conferentie van het Institute plaats, waaraan wederom een Nederlands-Indische delegatie deelnam.' Deze conferentie besteedde veel aandacht aan de problemen van Nationalistisch China (waar, aldus de voornaamste Amerikaanse inleider, Owen Lattimore, de democratie meer te verwachten zou hebben van de Chinese communistische partij dan van Tsjiang Kai-Sjeks Ku/o mintang) en maar weinig aan die van Nederlands-Indië, Van NederlandsIndische zijde werd de belangrijkste inleiding gehouden door dr. Visman, oud-lid van de Raad van Nederlands-Indië - hij sprak er zich vooral tegen uit dat Nederlands-Indië onder enigerlei vorm van internationale voogdij zou worden geplaatst."

XCBegin '44 gaf van Mook, die toen op zijn wereldreis de Verenigde Staten bezocht, het Netherlands Information Bureau opdracht, een onderzoek te laren instellen naar de Amerikaanse publieke opinie met betrekking tot de toekomst van Nederlands-Indië. Het onderzoek werd uitgevoerd door een instelling van Princeton University: het Princeton Office for Public Opinion Research. Er werden drie groepen vragen gesteld: of de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Nederland hun bezittingen inJ. of evenwel niet de opinie vermeld had van geïnterneerden als Soekarno, Hatta en Sjahrir en van diegenen die de denkbeelden van deze drie voormannen

1 In die tijd was in de Verenigde Staten ook een door de Nederlands-Indische autoriteiten gesubsidieerd actief dat onder voorzitter schap stond van prof. dr. A. Barnouw - met dit instituut waren ruim honderdvijftig Amerikaanse wetenschapsbeoefenaren verbonden, van wie evenwel de meesten zich op de volkenkundige en andere niet-politieke aspecten van de Indische samenleving hadden geconcentreerd. 2 Omtrent dr. Vismans toespraak vermeldt het door de secretaris van de Nederlandse delegatie opgesteld rapport (exemplaar in ARA, CoIJ. van der Plas, B 7) het volgende: (dat gold bepaald niet voor de Philippijnen). (niet naar de hoofdei landen van Nederlands-Indië). (een Brits koloniaal deskundige) het tegendeel was eerder het geval). Dr. Visman meende voorts dat op de terugkeer van het Nederlandse bewind hoopten, zei dat de 7 december-toespraak voor die terugkeer een politieke grondslag had gelegd en wees er tenslotte op dat de toespraak aansloot bij het rapport van de door hemzelf voorgezeten commissie - een commissie die

389 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Azië vóór de Tweede Wereldoorlog goed hadden behandeld, of zij van plan waren, na de oorlog die bezittingen een grotere mate van onafhankelijkheid te geven, en tenslotte of het aanbevelenswaardig was, tot dat verlenen van meer onafhankelijkheid over te gaan. Zij aan wie de vragen werden voorgelegd, konden (zoals gebruikelijk) ook antwoorden dat zij niet voldoende kennis van zaken hadden om ze te beantwoorden. Dat laatste bleek het geval te zijn bij twee van elke drie ondervraagden. Degenen die wèl een opinie uitten, oordeelden over het algemeen (in de verhouding drie tot één) gunstiger over het Nederlandse dan over het Britse beleid (dat had in '42, toen de Britse regering in Brits-Indië drastisch had ingegrepen tegen de Congress-partij, in de Verenigde Staten veel negatieve publiciteit gekregen), vonden voorts dat Nederland na de oorlog aan Indië meer onafhankelijkheid moest geven, maar wat Nederlands toekomstplannen met Indië waren, bleek aan bijna negen-tiende van alle ondervraagden volledig onbekend te zijn. Dat laatste was voor het Netherlands Information Bureau een aansporing te meer om op de 7 december-toespraak te wijzen.

XCIn januari '45 werd opnieuween conferentie van het Institute of Pacific Relations gehouden, ditmaal in Hot Springs (Virginia). Hier bood de Nederlandse delegatie samen met de Franse en de Britse het hoofd aan algemene aanvallen op het kolonialisme van de zijde van de delegaties van de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland en zij deed dat met iets meer gerustheid over de houding van de Amerikaanse regering dan zij voordien had bezeten: in december '44 immers had Cordell Hulls opvolger Stettinius MacArthur gemachtigd, de eerder vermelde civil affairs-overeenkomst met van M.ook te ondertekenen; met andere woorden: de Amerikaanse regering had de Nederlandse soevereiniteit over Indië erkend.

XCWas nu alles in kannen en kruiken? Zeker niet. Hoe belangrijk die Amerikaanse erkenning ook was, men diende het van Nederlandse kant als bedenkelijk te zien dat men er tien maanden op had moeten wachten. Bovendien moest ieder die Amerika kende, aannemen dat de antikoloniale onderstroming in de publieke opinie sterk zou blijven en haar kracht zou tonen, zodra Amerikaanse operaties ter verdrijving van de Japanners uit Indië tot aanzienlijke Amerikaanse verliezen zoudenleiden. In dat opzicht waren in mei '45, toen bericht was dat troepen onder MacArthur op Tarakan waren geland, twee publikaties in Amerikaanse bladen al veelzeggend. In de ene, een tekening, stond een vader op een militair kerkhof te treuren met als onderschrift: 'Mijn zoon, mijn zoon, wat zal die Royal Dutch/Shell jullie dankbaar zijn', en in de andere, een

390 [PDF]
DE AMERIKAANSE PUBLIEKE OPINIE

hoofdartikel, werd gezegd, aldus schout-bij-nacht van der Kun (Stöve's opvolger als een van de twee regeringsvertegenwoordigers bij de Com bined Chiefs of Staff),'dat de Amerikaanse soldaten' (MacArthur had de landing overigens aan Australiërs overgelaten) 'goed waren om de aanstaande concurreriten ' (concurrenten van de Amerikaanse aardolie-concerns) 'weer in het zadel te helpen."

XCDe hoogste Amerikaanse autoriteiten hielden er over Indiës toekomst niet gelijkluidende opvattingen op na. Cordell Hull en zijn Undersecretary of State Sumner Welles waren er, zoals al bleek, voorstander van dat Indië onder een vorm van internationale voogdij zou worden geplaatst - Cordell Hull stond overigens sympathiek tegenover Nederland. Dat laatste kon men van Admiral King, de architect van de Amerikaanse strategie in de Pacific, niet zeggen - bij hem smeulde wrevel na dat het Nederland was geweest dat zijn vriend Admiral Thomas Hart had genoopt het bevel over de zeestrijdkrachten van Abda-Command neer te leggen, en dat Nederland in de persoon van Helfrich, Harts opvolger, een beleid had gevolgd dat ook de Amerikaanse vloot op zware verliezen te staan was gekomen. Syrnpathie voor Nederland trof men weer wèl aan bij de president die op grond van zijn Nederlandse afstamming van vaderszijde in gesprekken met Nederlanders bij tijd en wijle de woorden' liVe Dutch' placht te gebruiken. In wezen evenwel dacht Roosevelt anti-koloniaal; hij meende dat hij met zijn beleid ten aanzien van de Philippij nen een voorbeeld had gegeven dat Britten, Fransen en Nederlanders dienden te volgen - wij herinneren er aan dat hij het was geweest die koningin Wilhelmina tijdens haar eerste bezoek aan de Verenigde Staten, midden '42, gewonnen had voor het denkbeeld dat Nederland het niet kon laren bij de louter in het formele vlak liggende toezegging dat na de oorlog een rijksconferentie zou plaatsvinden. Intussen hoedde Roosevelt er zich wèl voor, aan hoge Nederlandse bezoekers duidelijkte zeggen hoe hij over Indië's toekomst dacht - op veel punten uitte hij zich in het algemeen liever vaag.

XCIn januari '43 werd hij diep geschokt toen hij in de toenmalige Britse kolonie Gambia (het vliegtuig dat hem naar Casablanca bracht, waar hij39

I Getuige L. G. van der Kun, dl. VIII c, p. 671.

391 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

met Churchill zou confereren, voerde daar een landing uit) de ellende van de inheemse bevolking aanschouwde. In een persconferentie sprak hij van' the most horrible thing I ever have seen in my life -- the natives are five thousand years back of us', en tegen zijn zoon Elliott zei hij in die dagen:

XC'Exploit the resources oj an India, a Burma, a Java, take a// the wealth out oj these countries, but never put anything back into them, things like education, decent standards oj living, minimum health requirements - a// you're doing is storing up the kind oj trouble that leads to u/ar' 1

XCEen vreemde cornbinatie: Brits-Indië, Birma, Java; vreemd vooral gezien de mate waarin, zoals wij in deel II a memoreerden, het Nederlands bewind in Nederlands-Indië zich sinds het begin van de twintigste eeuw moeite had gegeven om het lot van de inheemse bevolking te verbeteren.

XCMen had kunnen verwachten dat Roosevelt na zijn uitlatingen in contact met hooggeplaatste Nederlanders blijk zou geven van een duidelijke gereserveerdheid ten aanzien van het herstel van het Nederlands bewind, maar het tegendeel deed zich voor toen van Maak hem kort na zijn terugkeer van Casablanca op het Witte Huis bezocht. 'In een gesprek met de president', aldus een door van Maak opgestelde notitie, 'bleek zijnerzijds ... het herstel van Nederlands-Indië als iets vanzelfsprekends te worden aangenomen' en

XC'ook in nader overleg omtrent bepaalde vormen van samenwerking en meer concrete vraagstukken met generaal Marshall, admiraal King, de hoofden van de Lend-Lease-Administration, de Board of Economic Warfare, de War Production Board en andere corlogsorganisaties", zomede in aanraking met verschillende personen op het State Department, werd dat herstel voortdurend min of meer stilzwijgend als uitgangspunt aanvaard en in ieder geval nimmer openlijk in twijfel getrokken .

XC. . . Minder optimistisch moet men zijn ten aanzien van het Congres en van diegenen der Amerikaanse regering welke tot taak hebben, de publieke opinie te leiden en te versterken'>

XCbij dat laatste dacht van Maak stellig aan het Office of War Information, dat aan de propaganda van Radio San Francisco een duidelijk antikolonialistische inslag had gegeven.J.39

1 Aangehaald in R. McMahon: p. 57-58. 2 Te denken valt aan de > Van Mook: Notitie (z.d.), p. 1-2 (ARA, Col I.-van der Plas, B 8).

392 [PDF]
PRESIDENT ROOSEVELT

XCEnkele maanden later sprak Roosevelt opnieuw met koningin Wilhelmina over Indië's toekomst. Over het verloop van het gesprek zijn van Nederlandse zijde geen gegevens beschikbaar maar wel van die van Roosevelt. Ongeveer een jaar later zei hij namelijk tegen zijn zoon Elliott:

XC'I got her to talking, about the Dutch colonies, and what was going to happen to them after the war. faua, Borneo - all the Netherlands-Indies. Talked back and forth for more than six hours, over two or three evenings. I made the point that it was American arms that would be liberating those colonies from the japanese. American soldiers and sailors and marines. I mentioned the Philippines She agreed that the policy we have in the Philippines u/ould be the pattern she u/ould jollou/ in the Dutch East Indies, after the war. She promised me that her government would announce immediately after victory in japan that they were going to grant the people of the Dutch East Indies first dominion status u/ith the right of self-rule and equality, Then, after their goveY11l11enthas been established, if the people, by free vote, decide that they want complete independence, they shall be granted i/ojust as we are granting it in the Philippines. That's a commitment. And it means a sharp breakaway from the leadership of the British."

XCDat koningin Wilhelmina zich in de weergegeven zin heeft uitgelaten, betwijfelen wij in hoge-mate - zij is, vermoeden wij, niet verder gegaan dan Roosevelt te wijzen op wat zij ruim een half jaar eerder in haar 7 december-toespraak had aangekondigd.

XCNu valt het op dat van Mook in zijn notitie wel melding heeft gemaakt van gesprekken met 'verschillende personen op het State Department', maar niet met Cordell Hull of Sumner Welles - juist die twee waren er voorstander van dat Nederlands-Indië mèt andere koloniaal bestuurde gebieden in Azië onder een vorm van internationale voogdij zou worden geplaatst. Dat was ook voor Roosevelt aanvaardbaar, maar toen Cordell Hull door Stettinius werd opgevolgd die, zoals bleek, een andere koers volgde, sloot de president zich daarbij aan, zij het dat hij bleef vertrouwen dat de verst ontwikkelde delen van Indië spoedig onafhankelijk zouden worden. Eind februari '45, ruim zes weken voor zijn dood, zei hij, onder verwijzing naar zijn gesprekken met de koningin, in een vertrouwelijk onderhoud met drie Amerikaanse journalisten:

XC'The javanese are not quite ready for self-govemm.ent, but IJery nearly. java, with a little help by other nations, can probably be ready for independence in a few years. The javanese are good people - pretty civilized country. The Dutch marry the [auanese, andJ.

1 Aangehaald in R. McMahon: p. 64-65.

393 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

the jalJanese are permitted to join the clubs. The British would 1I0t permit the Malavans to join the clubs. The Queell's idea foy some of the Dutch possessio liS is eventually to give them their independence. When java is ready for independence, give her help and ntake her a member of a federation, Sumatra the same. I asked her: 'What about Borneo?' She said: 'liVe don't talk about that very much. They are still head-hunters. It migh! be one hundred years before iue could educate and civilize the Borneo head-hunter"l

XCen ook nu betwijfelen wij of de koningin zich in de weergegeven Z111 heeft uitgelaten.

XCHoe dat zij, van Roosevelts opvolger, Harry S. Truman, had Nederland vooreerst, zo leek het, niets te vrezen: hij had, toen nog vice-president, in februari '45 tegen ambassadeur Loudon gezegd dat de van Nederlandse kant gedane toezeggingen voldoende waren om een harmonische verdere ontwikkeling van het koninkrijk mogelijk te maken.

XCDe omzwaai die zich binnen hethad voorgedaan, en de opvattingen van de nieuwe president stimuleerden Nederland om. zich tijdens de Conferentie van San Franciscoapri l-zjuniwaar de Organisatie der Verenigde Naties in het leven werd geroepen, met kracht te verzetten tegen alles wat zweemde naar een vorm van internationale voogdij over Nederlands-Indië. De Nederlandse delegatie werd geleid door van Kleffens - van Mook, Helfrich, van der Plas en Loudon behoorden tot de leden. Aan de discussies in de subcommissie die zich over het voogdijstelsel moest uitspreken, namen o.a. van Mook, van der Plas en Loudon deel. Verwacht mocht worden dat landen als Australië (de Australische delegatie stond onder leiding van Evatt) en NieuwZeeland zich met klem voor het onder beheer plaatsen van Indië zouden uitspreken - van Kleffens had daartegen steun gezocht bij de Amerikanen door in een aan de conferentie voorafgaand gesprek met journalisten het denkbeeld te opperen dat de Amerikaanse luchtmacht na de oorlog de beschikking zou krijgen over bases in Indië.'

(25 j '45) I Aangehaald in S. I. Rosenman: (1952), p. 525. 2 Wij ver melden in dit verband dat van Kleffens, zoals hij ons op 26 januari '68 meedeelde, enige tijd tevoren aan de Britse regering de geheime toezegging had gedaan dat Groot-Brittannië na de oorlog de beschikking zou krijgen over alle Indische grond

394 [PDF]
DE CONFERENTIE VAN SAN FRANCISCO

XCIn de bedoelde subcommissie trad van Mook als de voornaamste Nederlandse woordvoerder op. Hij noemde het voogdijsysteem

XC'indispensible for enemy territory to be detached from itsformer allegiance. r,ve can imagine that the system might improve or aid the development of certain other territories. But we are not at all sure that the system would always gil/e better results, especially in those cases where the territory is well on its way to self-government, and where the combination of an essentially democratic mother country and a civilized and sufficiently homogeneous people in the territory guarantee their unhampered evolution towards nationhood. In such a territory the superimposition of a special international authority, be it el/er so advisory, would be felt by the people themselves as a step backward. It would be resented. . For these reasons we cannot agree to the desirability of a universal application of trusteeship to so-called dependent territories. In our own case we have passed that stage of colonial relationship and gone on to a partnership, where the only remaining difference in status will be that between a senior and more experienced partner and his juni£ir."

XCDe Nederlandse delegatie wist te bereiken dat het voogdijstelsel o.m. doelstellingen kreeg die van Nederlandse kant in Indië al toegepast of met betrekking tot Indië aanvaard waren: het land bezit van de inheemse bevolking moest beschermd worden, poenale sancties moesten worden afgeschaft, alle rassendiscriminatie diende te verdwijnen. Voorts bereikte zij met steun van de Britse, de Franse en de Amerikaanse delegaties, dat Indië niet in de lijst van gebieden werd opgenomen die onder voogdij geplaatst zouden worden, en dat bepaald werd dat de voogdij elders uiteindelijk moest leiden tot zelfbestuur en niet, zoals Australië (Evatt deed herhaaldelijk scherp anti-Nederlandse uitspraken"), Nieuw-Zeeland, Nationalistisch China en de Sowjet-Unie hadden gewenst, tot onafhankelijkheid.

XCHet was duidelijk: de Verenigde Staten hadden hun beleid gewijzigd. Inderdaad, toen het State Department in juni '45 een memorandum opstelde over de naoorlogse situatie in Azië, werd daarin wèl gezegd dat

stoffen die radio-actiefwaren - 'ik heb', zei hij, 'die toezegging gedaan maar dat moest eigenlijk per verdrag geschieden dat de Staten-Generaal moest passeren, of per overeenkomst die aan de Staten-Generaal moest worden meegedeeld. Dat is niet geschied.' 1 Ministerie van Buitenlandse Zaken: 'Het ontstaan der Verenigde Naties' (I950), p. I89. 2 In een twistgesprek met Loudon zei hij, 'dat hij stapels materiaalover Boven-Digoel had' - geen wonder: die had hij van zijn medewerkster gekregen die lid was van de (aangehaald in het overzicht Z.d. 'Achtergrond van de Australische houding bij de behandeling van p. 5, Archief Buitenl. Zaken, legatie Canberra, 9I2.1.1 5)

395 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Amerika er naar moest blijven streven dat koloniaal bestuurde landen zelfbestuur zouden krijgen, maar er stond tevens deze passage in:

XC'The United States should realize also its interest in the maintenance of the British, French and Dutch colonial empires.. We have at present 110 interest in weakening or liquidating these empires or in championing schemes of international trusteeship which may provoke unrest and result in colonial disintegration and may at the same time alienate from us the European States whose help we need to balance Soviet power.' --------

XCHet memorandum ging er voorts van uit dat het herstel van het Nederlands gezag in Indië niet met bijzondere moeilijkheden gepaard zou gaan:

XC'At the conclusion of the war there u/ill probably be a generally quiescent period in the relations between the Dutch and the native population. The great mass of natives will welcome the expulsion of the japanese and the return of the Dutch to control."

XCMaar wat als die verwachting niet uitkwam? De Research and Analysis Branch van de OSS kon het optimisme van het State Department niet delen: vooral op grond van de radioberichten uit bezet Indië ging deze afdeling rekening houden met aanzienlijke troebelen in Indië, die wellicht aangewakkerd zouden worden door de aangekondigde vervolging van figuren als Soekarno. Op 13 augustus '45, d.w.z. toen al vrijwel vaststond dat Japan zou capituleren, schreef deze Branch in een rapport, getiteld: 'Pro blems arising from a sudden liberation of the Netherlands East Indies':

XC'In the event of considerable resistance which may involve suppression by force of arms and harsh reprisals against leading Indonesians, the liberation of the Indies may assume the aspect of a reconquest of a colony, possibly with the participation of non-Netherlands military forces. The presence or absence of u.s. personnel will then be gil/en a certain interpretation by the local pop Illation and influence its [uture attitude towards the U.S.'2

XCin dat geval, anders gezegd, zou Amerika voor een dilemma komen te staan: Of Nederland steunen en de sympathie van het jonge Indonesië verliezen, èf Indonesië steunen en de vriendschap met Nederland op het spel zetten.

XCWie zich aan Nederlandse kant rekenschap gaf van het Amerikaanse

XC, Memorandum d.d. 22 juni 1945 in State Department: Foreign Relations of the United Slates, 1945, dl. VI (1969), p. 566. 2 Aangehaald in R. J. McMahon: Colonialism and Cold War, p. 83.

396 [PDF]
AMERIKAANSE VERWACHTINGEN

denken en voelen, kon niet vertrouwen dat Nederland, als zich in Indië een scherp conflict zou voordoen, zeker mocht zijn van Amerikaanse steun. Er bestond al in '42 twijfel op dat punt en de koerswijziging van het State Department ten spijt, bestond die twijfel in '45 nog steeds. Er was in het gehele Amerikaanse kamp slechts één figuur op wiens actieve sympathie men in '45 zo goed als in '42 mocht rekenen: MacArthur.

XCMacArthur, sinds april '42 opperbevelhebber in de South- West Pacific Area, zag de zaak simpel: Nederlands-Indië, deel van het koninkrijk derNederlanden, was door de Japanners bezet, hij bestreed die Japanners mede in opdracht van dat koninkrijk, dus was het zijn plicht er zorg voor te dragen dat Indië weer in feite deel van het koninkrijk werd. Hij had niet de behoefte, in de leiding van zijn operaties Nederlanders te betrekken (die behoefte bestond evenmin bij de twee stafofficieren met wie hij het nauwst samenwerkte: zijn Chief of Staff, Major-General Richard K. Sutherland, en zijn Chief Intelligence Officer, Major-General Charles A. Willougby), en met de Nederlandse verbindingsofficier bij zijn hoofdkwartier, kolonel Sandberg, had hij nauwelijks contact.' Ook de hooggeplaatste Nederlands-Indische autoriteiten ontmoette hij niet vaak maar als hij dat deed, liet hij niet na, hun de zekerheid te geven dat zij hem, wat het herstel van het Nederlands gezag in de archipel betrof, volledig konden vertrouwen. Dat er in Washington figuren waren die er anders over dachten, deerde hem niet: zelfverzekerd als hij was, trok hij zich van wat in de Amerikaanse hoofdstad over de politieke toekomst van Indië gedacht werd, niets aan, zulks te minder omdat hij bewondering koesterde voor het Nederlandse volk en speciaal voor koningin Wilhelmina.

XCEind maart '42, d.w.z. onmiddellijk nadat hij uit de Philippijnen in Australië was aangekomen, zei hij tegen van Mook: 'We have let you down afier you went to war for us. It is my duty to restore you to I ndonesia'?

XCNadien waarschuwde hij van der Plas enkele malen tegen het Austra

1 Deze was eerst in Melbourne, vervolgens (tot juli '44) in Brisbane in MacArthurs hoofdkwartier werkzaam. Begin december '42 schreef hij in zijn dagboek: 'Als mijn werk mij maar meer bevredigde, maar als Hollands in een Am.-Austr. staf valt dat niet mee. Je hebt niets te beweren en je bent niets. En toch is het goed dat je er bent.' (J. M. R Sandberg: 'Dagboek', 6 dec. 1942) 2 Getuige van Mook, dl. VIII c, p. I556.

Indextermen: Sandberg, J. M. R
397 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

lisch annexionisme. Het duidelijkst deed hij dat op 14 juli '44, toen van der Plas hem kwam meedelen dat de Nederlandse regering besloten had, hem als bevrijder van Hollandia een hoge onderscheiding te verlenen. Hij sprak toen, aldus het door van der Plas opgesteld verslag', van zijn 'eerlijk streven, Nederlands-Indië zo snel mogelijk te heroveren en intact terug te geven aan Hare Majesteit de Koningin die zonder aarzeling het aangevallen Amerika te hulp was gesneld', en hij wees van der Plas er op dat zowel de Australiërs als de Britten zich al geruime tijd moeite gaven, de grens tussen de South- West Pacific Area en South-East Asia Command verlegd te krijgen:

XC'Wist de Nederlandse regering dan niet ... dat men poogde bijna geheel Nederlands-Indië van zijn commando af te splitsen, al was dit niet het drijven van Curtin persoonlijk, doch van Blarney en een machtige groep? ... Hij had ... Curtin meegedeeld, zich tot het uiterste te zullen verzetten tegen uitsplitsing van Nederlands-Indisch gebied uit zijn areaal en voorts zich te beschouwen als bewaker der' unimpaired' Nederlandse soevereiniteit in zijn areaal ... Volgens zijn 'tir/u table' zou hij vóór eind 1945 zijn taak volbracht hebben en het in zijn areaal gelegen Nederlands-Indische gebied (dus alles behalve Sumatra en bijbehorende eilanden) aan de wettige soeverein hebben teruggegeven.'

XCHij vertrouwde de Britten niet: zij hadden zich in de Napoleontische tijd al eens meester gemaakt van Nederlands-Indië en wèl die gebieden in 1814 aan het jonge koninkrijk der Nederlanden teruggegeven, maar zouden zij, nu Indië een van's werelds belangrijkste exporteurs van koloniale grondstoffen was geworden, niet bezwijken voor de verleiding, in een door hen heroverd Indië zekere machtsposities te behouden? Die vrees uitte hij jegens president Roosevelt toen deze eindjuli '44, begeleid door de voorzitter van de Combined Chiefs of Staff, Admiral Leahy, in Pearl Harbor met hem en Admiral Nimitz confereerde over de vraag of de Amerikanen behalve op de Philippijnen ook op Formosa zouden landen. Toen Nederlands-Indië ter sprake kwam, verzette MacArthur zich met klem tegen het denkbeeld dat de archipel, voorzover tot zijn gezagsgebied behorend, aan dat van Mountbatten zou worden toegevoegd. 'Hij had', zei hij drie weken later tegen van der Plas in het kader van een uitgebreid betoog dat deze onmiddellijk naar Londen deed vliegen (wij komen er op terug),

XC'met klem daartegen bij de president bezwaar gemaakt en er op gewezen dat de

XC1 Tekst d.d. 17 juli 1944, in a.v., dl. V1II a, p.

398 [PDF]
MACARTH UR

Britten nooit meer uit Nederlands-Indië zouden weggaan en dat natuurlijk wel degelijk een economisch-politiek Brits overwicht in Indië zou ontstaan.' De president had hem verzekerd, die bezwaren ook te zien ... MacArthur had daarop de aangelegenheid in een wijder perspectief gezet door erop te wijzen dat de Amerikanen met hun liberale politiek prachtige militaire medewerking in de Philippijnen hadden gekregen en dat ook het tamelijk liberale Nederlandse bewind een grote mate van trouw had weten te verwerven. Daarentegen badden de Britten in hun koloniën weinig loyaliteit weten te verkrijgen en het was nu toch wel heel belangrijk voor de toekomst dat de kloof tussen Oost en West in de Zuid-Pacific werd overbrugd om een toekomstige rassenoorlog te vermijden."

XCOp MacArthurs plannen om, na de landingen op Tatakan en bij Balikpapan, ook op Java te landen, komen wij nog terug - hier willen wij volstaan met eraan te herinneren dat het de Joint Chiefs of Staff zij n geweest die in april '45 door die plannen een streep hebben gehaald en hem opdracht hebben gegeven, zich als Commander-In-Chief US Army Farces Pacific te concentreren op de voorbereiding van de grote landingen op de Japanse hoofdeilanden, waarvan de eerste op I november '45 zou plaatsvinden.

XCDie landing behoefde niet door te gaan: japan had op 14 augustus doen weten dat het de Verklaring van Potsdam aanvaardde, en op de t yde had keizer Hirohito in de eerste ooit door hem gehouden radiotoespraak meegedeeld dat zijn land de strijd had gestaakt.

XCDe overwinning was bevochten. Het was van der Plas die MacArthur namens het Nederlands-Indisch gouvernement een felicitatietelegram stuurde. De tekst daarvan hebben wij niet kunnen vinden maar MacArthurs antwoord d.d. 19 augustus '45 is bewaard gebleven":

XC'I thank you most sincerely for your inspiring message. No incident of the campaign will give me greater satisfaction than the restoration of your government and the liberation of your people.'

XCHier sprak de rotsvaste overtuigrng uit dat het in het belang van Nederlands-Indië zou zijn indien het Nederlands gezag zo spoedig

Leahy gaf deze woorden van MacArthur aldus weer: (de Britten) (aangehaald in William Manchester: p. 332) 2 Van der Plas: 'Aantekeningen over besprekingen met Fellers en Generaal MacArthur' (19 aL1g. p. 3-4 (archief kab. der konin gin). 3 Tekst in ARA, Coll.-van der Plas, B 6.

399 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

mogelijk zou worden hersteld - van zulk een overtuiging was evenwel bij de man in wiens gezagsgebied de gehele archipel op 15 augustus was komen te vallen, Admiral Mountbatten, geen sprake.

XCLouis (voor zijn vrienden 'Dickie') Mountbatten was twintig jaar jonger dan MacArthur: hij was in 1900 geboren als zoon van een kleinzoon van koningin Victoria, prins Louis von Battenberg, die in de Britse marine tot de hoogste rangen was opgeklommen: hij was bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog First Sea Lord (chef van de marinestaf) maar moest in oktober '14 na agitatie in de pers die hem op grond van zijn Duitse afkomst had aangevallen, die functie neerleggen. In '17 wijzigde de familie haar naam tot Mountbatten.

XCZijn zoon koesterde één overheersende wens: met zijn eigen carrière de schande uitwissen die zijn vader was aangedaan. Zijn moeder, die veel invloed op hem had, beschouwde zich als socialiste - daar vloeide uit voort dat hij al in zijn jonge jaren belangstelling had voor allen die zich tegen de ongewijzigde voortzetting van het British Empire verzetten. Toen hij in '21 samen met de Prince oj Wales, de latere koning Edward VIII, Brits-Indië bezocht waar Gandhi ertoe had opgeroepen, aan het bezoek van de Britse troonopvolger geen aandacht te besteden, wenste hij de grote voorman van de Congress-partij te ontmoeten; dat werd hem verboden. Een jaar later trouwde hij met de kleindochter van een van de rijkste Britse bankiers, Edwina Ashley, die van deze het voor die tijd immense fortuin van meer dan zeven miljoen pond sterling had geërfd. Een merkwaardige vrouw! Rusteloos en onevenwichtig van karakter, gedreven door een socialistische overtuiging die in vreemd contrast stond met de luxe die zij en haar man zich konden permitteren. Zij wenste maar één dagblad te lezen: dat van de Britse Labour Party, de Daily Herald.

XCIn zijn loopbaan in de Britse marine toonde Mountbatten zich een kundig officier, voloriginele ideeën. Mede op zijn aandrang werd in '37, toen hij aan de Admiralty verbonden was, de Fleet Air Arm opgericht. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij in de rang van Captain (kapitein-ter-zee) commandant van een flottielje torpedobootjagers; daarmee ageerde hij in '40 in de Noorse wateren en in mei '41 bij die van Kreta, waar zijn eigen torpedobootjager door de Luftwaffe tot zinken werd gebracht. Dat laatste deed niet af aan de waardering die Churchill voor hem koesterde - eind '41 werd hij tot Chief oj Combined

400 [PDF]
MOUNTBATTEN

Operations benoemd, belast met het doen uitvoeren van verrassende aanvallen op de kust van de Festung Europa. Er werden bij die aanvallen technieken ontwikkeld en ervaringen opgedaan die bij de grote landing in Normandië, 6 juni '44, van veel betekenis zouden blijken. De inspirerende leiding die bij dit alles van Mountbatten uitging, kwam zijn naam in de hoogste militaire kringen (van begin '42 af nam hij deel aan de vergaderingen van de Britse Chiefs of Staff) ten goede. Toen dan ook Churchill en die Chiefs midden '43 voor de vraag stonden hoe zij aan het ietwat lethargische Indian War Theatre een nieuwe impuls konden geven, besloten zij Mountbatten tot opperbevelhebber te benoemen in wat South-East Asia C01111'nand ging heten. Die benoeming vond plaats in augustus '43 - midden oktober begon Mountbattens nieuwe hoofdkwartier van Delhi uit te opereren. Daar bleef het niet lang; hij verplaatste het in april '44 naar Ceylon, waar hij met zijn persoonlijke staf zijn intrek nam in een paleis dat in de bergen, bij K.andy, gebouwd was voor koningin Victoria, nooit door haar was gebruikt en nadien als zomerresidentie had gefungeerd voor de Britse Governor van Ceylon.

XCVan Mook, die begin oktober '43 met Mountbatten in Londen een eerste gesprek had gevoerd (daarop komen wij nog terug), bezocht hem in zijn nieuwe hoofdkwartier in mei '44. Zijn indruk was, schreef hij aan van der Plas,

XC'dat Mountbatten (door zijn gemakkelijke jeugd?) ondanks gaven van hoofd en hart niet geheelopgewassen is tegen het werk, het dagelijkse, volhardende en vermoeiende werk, dat nu eenmaal voor het opbouwen van zulk een positie vereist is. Dit komt tot uiting in de dagelijkse mededeling (ik logeerde ongeveer tien dagen bij hem) 'it has been a terrific day', 'we have been. af it without pause', en de bewonderende uitlatingen van zijn adjudanten over zijn werkkracht. Ik geloof best dat hij hard werkt maar zag hem dagelijks tegen tien uur naar het hoofdkwartier gaan, van één uur tot half drie tijd nemen voor een lunch met gasten, tussen zes en zeven thuiskomen om ook verder de avond in gezelschap door te brengen."

XCWij vermeldden al dat Mountbatten er tijdens dit bezoek accoord mee ging dat Nederland en Groot-Brittannië ten aanzien van het bestuur op Sumatra een civil affairs-overeenkomst zouden sluiten, zij het dat hij (in tegenstelling tot MacArthur) wenste dat de Nica-detachementen pas weer het gezag zouden gaan uitoefenen nadat hij dat in een eigen proclamatie4

, Brief, 21 mei 1944, van van Maak aan van der Plas (a.v.).

401 [PDF]
DE TER UGKEER VOORBEREID

had overgedragen: hbo was de baas, de 'Supremo', zoals hij zich liet noemen. Wat waren zijn opvattingen? Zolang Groot-Brittannië in oorlog was met Japan, begeerde hij in de eerste plaats de Japanners te verslaan, conform Churchills wens de Britse vlag weer te hijsen in Singapore en met dat alles (hij was van een uitzonderlijke ijdelheid) de roem te verwerven die het hart van zijn in de jaren '20 overleden vader goed zou hebben gedaan. Maar nadien? Bij Churchill stond de ongewijzigde voortzetting van het koloniaal bestuur in de niet-zelfstandige delen van het British Empire voorop, bij Mountbatten niet. Veel gegevens over de ontwikkeling van zijn politieke denken bieden zijn beide biografen, Richard Hough en Philip Ziegler, niet' maar één schijnbaar klein detail werpt er een helder licht op: in april '41 schreef hij zijn vrouween brief waarin hij haar aanried, aan de dagelijkse lectuur van de Daily Herald de wekelijkse van de New Statesman and Nation toe te voegen; dat was een in algemene zin socialistisch, zij het niet partij-gebonden weekblad, groot voorstander van een snelle ontvoogding van alle koloniaal-bestuurde gebieden. 'It is', schreef Mountbatten aan Lady Edwina, 'such a very sensible paper with advanced liberal views', en twee weken later vroeg hij haar of het blad haar beviel. 'Lfind', schreefhij toen (met een formulering die kenmerkend was voor zijn egocentrisme), 'they are in agreernent with my views five times out of six'? Was hij een socialist? Hij meende van niet. 'Unlike Edwina, who still sau/ herself as a committed supporter of the left-wing, he prided himself', schrijft Ziegler,

XC'on beillg non-political= a stattee which both represented his realfeelings and was imposed 0/1 him as a naval officer 011da member of the royal [amilv. He was, indeed, singularl)' unconcerned with political theorizing. A pragmatist in all Iflings, he accepted dieerfully whoever his leaders might be, and judged them b)' the speed witb which lie could persuade them to adapt his [avourite course and their el/erg)' in pursuing it, once adopted. Never theless, his egalitarian instincts and generalized belief in progress told him that it was time for a change"

XCeen politiek-sociale verandering in Groot-Brittannië zelf èn een verandering in de positie van alle koloniaal bestuurde landen. Beide veranderingen mocht men pas verwachten als Labour aan de macht kwam.

XCI Van Hough verscheen in '80 Moun/bat/en, hero of our time, van Ziegler in '85 Mountbatten. TI1e official viography 2 Brieven d.d. 12 en 24 april 1941, in Ziegler: Mountbatten, p. 136. 'A.v., p. 299. 4

402 [PDF]
MOUNTBATTEN

XCOpvattingen waren dat waarvan van Maak in oktober '43 en 111 mei '44 niets te merken kreeg. Is dan bij die twee gelegenheden lndië's toekomst niet ter sprake geweest? Dat achten wij, wat de gesprekken in mei '44 betreft, uitgesloten. Trouwens, van Maak schreef in zijn reisverslag, zoals in het vorig hoofdstuk geciteerd, dat 'noch in Australië' (door MacArthur), 'noch in Ceylon' (door Mountbatten) 'ook maar één ogenblik de terugkeer van ons gezag in Nederlands-Indië in twijfel is gesteld. Aan beide zijden acht men integendeel die terugkeer een natuurlij ke zaak.' De veronderstelling ligt voor de hand dat van Maak Ceylon verliet in de stellige overtuiging dat Mountbatten er toe zou medewerken dat het Nederlands gezag op Sumatra zou worden hersteld.

XCZiet men datgene wat wij in het voorafgaande vermeldden, in het perspeetlef van de Nederlandse regering te Londen, dan is duidelijk dat zij, wat het herstel van het Nederlands gezag in de Indische archipel betrof, voortdurend voor een dilemma stond, dat weliswaar niet vaak uitgesproken is maar er niet minder reëel om was: Nederland had de krachten niet om Indië te bevrijden - het was op hulp aangewezen en er waren maar twee mogendheden die die hulp konden bieden: de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Op wie van die twee kon men rekenen? Van wie van die twee was te verwachten dat zij, als de verdrijving der Japanners uit Indië tot aanzienlijke verliezen zou I iden, bereid zou zijn die offers te brengen?

XCTen aanzien van de Verenigde Staten was dat onzeker. Stellig, MacArthur, wiens toezeggingen steeds even duidelijk waren geweest, had zijn steun toegezegd maar niet hij bepaalde het Amerikaanse beleid maar dat deed de president en deze moest steeds rekening houden met de stemming in het Congress, dat, men wist het, bij uitstek gevoelig was voor de publieke opinie. Moest men dan niet vrezen dat, als het er op aankwam, de Amerikaanse politiek zich als aarzelend, ja wellicht als gedesinteresseerd zou ontpoppen?

XCGroot-Brittannië leek meer vastheid te bieden - Churchill had verscheidene malen verklaard dat Nederland heel Nederlands-Indië terug zou krijgen, hij was de onomstreden leider van de gehele Britse oorlogsinspanning en men nam niet anders aan dan dat hij, als weer algemene verkiezingen zouden worden gehouden (die behoefde men voor het

403 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

einde van de oorlog in Europa niet te verwachten), met een klinkende overwinning zou worden beloond voor zijn inspirerend leiderschap.'

XCEr vloeide uit dit alles voort dat de betrokken ministers, ook al waren zij er in april '42 mee accoord gegaan dat bijna heel Nederlands-Indië in de South-West Pacific Area zou vallen waar een Amerikaan met het opperbevelhebberschap was bekleed, er toch niet zeker van waren of zij een juiste beslissing hadden genomen. Niet dat zij de behoefte hadden, blijk te geven van wantrouwen in de Verenigde Staten! De Amerikaanse hulp was onmisbaar en aangenomen moest worden dat uitingen van zulk een wantrouwen de machtige bondgenoot in een verkeerde richting zouden drijven. Dat wantrouwen was intussen wel zo sterk dat wat men in regeringskring hoorde over een mogelijke overdracht van de archipel, voorzover behorend tot de South- West Pacific Area, aan het onder de Britten vallend South-East-Asia Commandiàe eerste berichten daaromtrent dateren uit de periode van Mountbattens benoeming tot opperbevelhebber), eerder leidde tot een zekere opluchting dan tot gealarmeerdheid.

De verdeling der beschikbare krachten

XC

XCEén vraagstuk was er waarbij het geschetste dilemma: aanleunen tegen de Verenigde Staten Of tegen Engeland, in alle scherpte tot uiting kwam: het vraagstuk, welk aandeel Nederland moest hebben in de verdrijving der japanners uit Indië, eventueel ook in de algemene oorlogvoering tegen japan.

XCWij willen dit vraagstuk in een breder kader plaatsen en bij de verdere behandeling daarvan tevens duidelijk maken, voorshands niet verder gaand dan begin '45, hoe het kwam dat er ten tijde van japans capitulatie nog maar nauwelijks nieuwe Nederlandse strijdkrachten in het Oosten waren verschenen die uit het bevrijde Zuiden van Nederland afkomstig waren.

XCDe algemene verwachting was dat japan pas geruime tijd na Duitsland (en Italië) verslagen zou worden. In '43 en '44 maakten de Britten interritories.' (aangehaald door Christopher Thorne in de Internationale Spectator, XXIX,

, In juni '45, kort voor zijn verkiezingsnederlaag, zond hij zijn Eden een notitie, waarin hij naar aanleiding van de anti-kolonialistische stemming in de Verenigde Staten schreef:

404 [PDF]
WAT WAS NEDERLANDS TAAK?

Birma geen spectaculaire voortgang; de legers van Nationalistisch China waren in het defensief gedrongen en wèl vorderden de Amerikanen in de richting van de Philippijnen maar zij kregen daar toch pas in oktober '44, bijna drie jaar na Pearl Harbor, het eerste eiland (Leyte) in handen. Daar kwam bij dat de Japanse militairen in elk gebied waar zij aangevallen waren, blijk hadden gegeven van een ongeëvenaarde doodsverachting - de verdere strijd in de Pacific zou, zo werd aangenomen, hard zijn en lang duren. Van de strategische plannen der Amerikanen en de daarop gebaseerde besluiten der joint Chiefs oj Staff waren de Nederlandse ministers die lid waren van de Commissie Oorlogvoering: Gerbrandy, van Kleffens, Michiels, van Mook, Furstner en van Lidth, onkundig (van die besluiten drong ook tot de Ned erlandse vertegenwoordigers in Washington niets door), maar zij gingen er, vanzelf als het ware, van uit dat het uiteindelijk tot grote zeeslagen bij Japan en tot grote landingen op Japans hoofdeilanden zou komen. Duidelijk was, dat voor die landingen een groot deel van de troepen die in Europa gevochten hadden, naar de Pacific moest worden overgebracht - transporten die veel tijd zouden vergen. Was de oorlog in Europa ten einde, dan zou, zo werd aangenomen, het einde van de oorlog met Japan toch nog wel één, misschien wel twee jaar op zich laten wachten.

XCWat was dan Nederlands taak?

XCMen kon, als het grondgebied van het rijk in Europa was bevrijd, drie dingen doen: alle krachten concentreren op de verdrijving van de Japanners uit Indië, of alle krachten concentreren op de algemene oorlogvoering tegen Japan, of die ene en die andere taak uitvoeren. Tussen die drie taken bestond in zoverre geen scherpe tegenstelling dat, gegeven de waarschijnlijkheid dat in elk gevalook Amerikanen en Britten in Indië zouden moeten vechten, het uitvoeren zowel van de eerste als dat van de tweede taak, naar gemeend werd, het herstel van het Nederlands gezag in de archipel ten goede zou komen: in het eerste geval doordat N ederlanders in de archipel schouder aan schouder zouden vechten met Amerikaanse en Britse militairen, in het tweede doordat zij hetzelfde zouden doen althans in de Japanse wateren en op de Japanse eilanden - aangenomen werd dat de Nederlandse hulp vooral in dat tweede geval de Amerikaanse militaire leiding en de Amerikaanse publieke opinie welkom zou zijn. Duidelijk was evenwel dat het na de bevrijding van Nederland-zelf geruime tijd zou duren voordat marine, leger en luchtmacht in voldoende mate zouden zijn versterkt om de ene of de andere taak (of een combinatie van beide) ter hand te nemen, en dat Nederland niet voor de bewapening van al die nieuwe strijdkrachten

405 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

zorgen. Wie moesten die wapens dan verschaffen: de Britten of de Amerikanen? Trouwens, terwijl in Indië nog tegen de Japanners zou worden gevochten, zouden, naar te voorzien viel, delen van Indië al zijn bevrijd - moesten er dan in die delen niet lichtbewapende troepen, de Z.g.gezagsbataljons, worden gelegerd om aan het herstelde Nederlandse gezag de nodige bescherming te bieden?

XCIn '42 kwam de regering in Londen er niet aan toe, zich de vraag te stellen welke militaire inspanning na de bevrijding van Nederland mogelijk en wenselijk was, en dat is begrijpelijk: in het grootste deel van dat jaar gaf het oorlogsverloop weinig aanleiding tot optimisme. Eind '42 evenwel, toen het Britse Achtste Leger de Duitsers en Italianen bij El Alamein verslagen had, de Britten en Amerikanen in Frans-Noord-Afrika waren geland en het Duitse Zesde Leger bij Stalingrad was ingesloten, kwam de zaak er anders voor te staan. Schout-bij-nacht Termijtelen stelde toen voor, een Stafcommissie te vormen teneinde er zich over te beraden waar men in bevrijd Nederland op militair gebied naar moest toewerken. Met dat voorstel ging de Commissie Oorlogvoering accoord. Termijtelen werd voorzitter van die Stafcommissie, kapitein-Iuitenant-ter zee Nuboer (die, uit Washington overgeplaatst, een van Gerbrandy's militaire adviseurs was geworden) secretaris; lid werden vijf andere officieren, onder wie van Mooks verbindingsman met de Britse geheime diensten, de Blieck, en de kapitein van het Knil Coppens, die uit Australië naar Londen was ontboden. De commissie kreeg als eerste opdracht, 'te onderzoeken op welke wijze het in de verschillende gebiedsdelen van het koninkrijk en in het buitenland aanwezige personeel der weermacht op de meest doeltreffende wijze aan de war eJfort kan deelnemen Hierbij ware tevens in beschouwing te nemen' (tweede opdracht) 'de voorbereiding van een expeditionaire macht, welke zal moeten deelnemen aan de strijd om en de herbezetting van Nederlands-Indië.' Uiteraard zat aan die tweede opdracht heel veel meer vast dan aan die eerste.

XCDe Stafcommissie diende vervolgens twee nota's in, de eerste eind maart' 43. I Uit die nota bleek dat de leden het niet eens waren geworden: Coppens had een minderheidsnota geschreven.

XCDe meerderheid was van mening dat Nederlands positie in Nederlands-Indië bedreigd was, als Geallieerde troepen het gebied zouden heroveren: Nederland moest dus, zo mogelijk, zelf voor die herovering zorgdragen; daarvoor werd 'een troepensterkte van minstens vier à vijf

XCI Tekst: Enq., dl. VIII b, p. 68-77. Als datering geeft de Enquêtecommissie ten onrechte 'begin mei 1943' aan.

406 [PDF]
VOORSTELLEN VAN DE STAFCOMMISSIE

divisies' nodig geacht benevens een mariniersbrigade. Daarenboven waren evenwel 'in eerste instantie''voor de handhaving van het gezag in heroverd Nederlands-Indisch gebied''minstens tien bataljons' nodig, uit te breiden tot 'naar schatting dertig'; voor 'de handhaving van het gezag in een bevrijd Nederland' wilde de meerderheid van de commissie streven 'naar een troepensterkte van vier-en-twintig bataljons'. Die meerderheid ging er bovendien van uit dat Nederland eerder bevrijd zou worden dan Nederlands-Indië, en meende dat de regering haar strijdkrachten daar moest inzetten waar dat voor de Geallieerde zaak het meest wenselijk was.

XCCoppens was het met die laatste twee opvattingen niet eens: hij was er niet zo zeker van dat Nederlands-Indië niet eerder bevrijd zou worden, en wenste in elk geval dat de regering al haar strijdkrachten in Australië zou concentreren. In de expeditionaire macht had hij geen vertrouwen; hij vreesde dat ze te laat op het oorlogstoneel zou verschijnen, Veel zinvoller vond hij dus de vorming van de gezagsbataljons (hij zei later aan de Enquêtecommissie dat hij 'liever twee bataljons in Indië had dan één divisie in Japan") en hij bepleitte verder dat zo spoedig mogelijk Military Dutch Government Groups (de latere Nim-detachementen) gevormd zouden worden.

XCNota en minderheidsnota werden in april '43 enkele malen in de Commissie Oorlogvoering besproken. Natuurlijk gaf van Mook steun aan Coppens' minderheidsnota. Hij 'eist', noteerde van Lidth na de eerste bespreking,

XC'alle krachten voor Nederlands-Indiê op, zeggende dat hij ze daar meer nodig acht dan voor Nederland, waar men na thuiskomst krachten te kust en te keur zal hebben. Hij kondigt thans reeds aan dat dit voor hem een portefeuillekwestie zal worden. Ik ben niet van plan, daaraan toe te geven, en zal dezelfde 'kwestie' stellen."

XCBU die besprekingen nu in de Commissie Oorlogvoering kwam het verschil in visie tussen van Mook en Furstner duidelijk tot uiting. Van Mook wilde prioriteit geven aan de gezagsbataljons : kon de marine daartoe geen krachten afstaan? Furstner weigerde: zij n mariniers wilde hij vasthouden en geen enkele Nederlandse oorlogsbodem kon opgelegd worden; zou de regering tot dat laatste besluiten, dan zou, stelde hij op

XCI Getuige A. L. A. Coppens, a.v., dl. VIIl c, p. 93J. 2 Van Lidth: 'Dagboek', 9 apriJ

407 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

schrift, 'daarmede de goodwill, die wij in drie jaren van gezamenlijke oorlogvoering bij de Britse marine en bij het Britse volk verkregen hebben, met één slag verloren zijn'; hij voelde trouwens niets voor de vorming van gezagsbataljons. 'Ik geloof juist', schreef hij,

XC'dat men een strijdmacht, hetzij een vloot, hetzij een leger, hetzij een amfibiekorps als de mariniers steeds moet opleiden voor de oorlog, dat men het steeds de phase van de grootste opoffering, het gevecht, voor ogen moet stellen, wil men een organisatie van werkelijk strijdbare mannen scheppen. In het tegenovergestelde geval krijgt men als het ware een korps politie-agenten, mensen die alleen denken aan een goed gewapende eigen macht tegenover een slecht gewapende tegenstander.

XCWij zullen er alles op moeten zetten om onze landbataljons hun gelijkwaardige plaats te doen veroveren naast en eventueel te midden van de Amerikaanse en Australische bataljons.

XCWelke zal de indruk zijn op de inheemse bevolking als bekend wordt, dat de soldaten die het gezag komen handhaven, nooit tegenover een werkelijke vijand gestaan hebben? Als het woord dat zo vaak in de geschiedenis strategisch inzicht verduisterd heeft, nl. het veel misbruikte woord 'prestige-overweging', ook door mij gebruikt mag worden: prestige zullen die parade-soldaten als 'gezagshandhavers' zeker niet hebben.

XCMijn conclusie is dus: voor de marine, waaronder het korps mariniers onherroepelijk blijft ressorteren: inzet tot het uiterste, overal waar voordelen op de vijand zijn te behalen; voor de landmacht: eoncentratie ... in operatiegebieden waar de vijand werkelijk wordt ontmoet."

XCIn een contra-beschouwing begon van Mook met er op te wijzen dat het Nederlands gezag in Indië geknakt was,

XC'de grondslag van feitelijke superioriteit van de Nederlander, die, ondanks onze latere koloniale theorie, in de feitelijke verhoudingen nog steeds aanwezig was en invloed had, is vervallen. Daarom zal veel afhangen van de wijze waarop wij terugkomen. Hoe groter het aandeel zal zij n dat wij dan dadelij k in de herovering, de herbezetting en het herstel nemen, hoe gemakkelijker de relaties zullen worden hervat. Dit betekent echter onder de huidige omstandigheden dat wij alle krachten dáárop moeten concentreren en dat ieder verbruik van krachten elders, hoe goed ook bedoeld, onze kansen in dit deel van het koninkrijk, dat zo belangrijk is voor de toekomst van dat rijk, vermindert ... Wanneer wij niet tot hervatting van het bestuur, dadelijk bij de bevrijding, in staat zouden zijn, zou dit wel moeten leiden tot een Geallieerd (Amerikaans) bestuur, hetgeen de gehele

XC\ Furstner: 'Nota n.a.v. de vergadering van de Commissie Oorlogvoering d.d. 9 april 1943', P·4-5 (RvO, Coll.-van Maak, bundel

Indextermen: Gezagsbataljons
408 [PDF]
VOORSTELLEN VAN DE STAFCOMMISSIE

vraag van het herstel van ons gezag in Nederlands-Indië een open vraag zou maken.

XCOok dit is, bij de geringe middelen die ons ten dienste staan, een zaak van concentratie van krachten en economie van doelstellingen. Het is betrekkelijk zonderling, dat de bezetting van Nederlands-Indië eigenlijk nog niet tot een fundamentele herziening van onze krachtenverdeling en tot een duidelijke formulering van onze doelstellingen op militair en burgerlijk gebied heeft geleid.'

XCVan Mook betoogde voorts dat het natuurlijk mogelijk was dat er tussen de bevrijding van Nederland en de herovering van NederlandsIndië 'een zeer lange periode' kwam te liggen, maar, waarschuwde hij: 'men mag daarop niet rekenen.' Tegen het 'ideaal van de vorming van verscheidene divisies' had hij geen bezwaar, doch, schreef hij, '(het) verdient de voorkeur om in ieder geval alles te zetten op het verkrijgen van voldoende bezettingstroepen. Het verkrijgen van deze troepen is belangrijker dan het vormen van leger- en marine-eenheden die alleen voor de strijd in groter verband en niet voor het guerrilla- en bezettingswerk geschikt zijn'; vijftienduizend man had hij voor dat laatste nodig: vijftien gezagsbataljons.'

XCDe Stafcommissie kreeg opdracht, haar voorstellen nader uit te werken. Dat deed zij in een iets bredere samenstelling: generaal van Oyen (uit Jackson overgekomen) werd er aan toegevoegd, alsmede een kolonel, die in die tijd verbonden was aan een bureau van het departement van oorlog, het Bureau Organisatie Generale Staf, dat plannen opstelde voor de organisatie van het naoorlogse Nederlandse leger. In haar tweede nota", die in augustus '43 klaar kwam, handhaafde de commissie de vier-en-twintig gezagsbataljons voor Nederland, alsmede de mariniersbrigade; de 'vier à vijf' divisies voor de expeditionaire macht reduceerde zij tot drie (althans drie, die in eerste instantie uitgezonden moesten worden), en het aantal voor Indië bestemde gezagsbataljons (volgens de eerste nota 'minstens tien', uit te breiden tot 'naar schatting dertig') bepaalde zij nader op de door van Mook gevraagde vijftien. De drie divisies wilde zij samenvatten in een legerkorps (dat legerkorpsplan zullen wij straks behandelen).

XCVoor de vijftien gezagsbataljons voor Indië was vijftienduizend man nodig. De Stafcommissie adviseerde, daartoe in bezet Nederland dienstplichtigen op te roepen die, ook na uitzending naar Indië, tot de Koriink

XC1 Van Maak: 'Nota herstel van bestuur in Nederlands-Indië' (22 april 1943), p. 6~7, 20 (a.v.). 2

Indextermen: Gezagsbataljons
409 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

lijke Landmacht zouden blijven behoren (zij zouden dus niet aan het Knil worden toegevoegd). Zij wees er op dat die uitzending wijziging vergde van de Grondwet die immers in artikel 192 bepaalde dat dienstplichtigen van de landmacht niet zonder hun toestemming naar Nederlands overzeese gebieden overgebracht konden worden. I De opleiding der gezagsbataljons wilde de commissie doen plaatsvinden in Noordoost-Australië, waar zij dan ongeveer twee maanden zouden verblijven. Evenals de mariniersbrigade en het legerkorps zouden de gezagsbataljons uitgerust en bewapend moeten worden door 'de Geallieerden'. 'Het is aan te bevelen', schreef de commissie,

XC'de aanvraag voor wapens en uitrusting voor alle eenheden tegelijkertijd in te dienen als onderdeel van een volledig plan, zodat het Committee of the Combined Chiefs of Staffziet, dat ook de troepen van eenvoudige samenstelling de oorlogvoering zullen dienen, doordat hun aanwezigheid de Nederlandse grote eenheden volledig beschikbaar maakt voor de strijd tegen Japan.'

XCNatuurlijk gingen Coppens en van Oyen met de vorming van de vijftien gezagsbataljons accoord, maar zij vonden die eenheden toch niet voldoende om eventueel verzet tegen te gaan. Dat verzet moest in de kiem worden gesmoord; kwam het tot een 'tweede Java-oorlog' of een 'derde Atjeh-expeditie', dan zou zulks, schreven zij, 'o.a, een politiek ingrijpen van andere mogendheden ten gevolge kunnen hebben, met voor herstelonzer positie in Nederlands-Indië fatale gevolgen' - aan de vijftien gezags-bataljons moesten derhalve ongeveer evenveel gel!echts bataljons toegevoegd worden. Dat laatste hield de meerderheid van de Stafcommissie voor onuitvoerbaar (waarvond men het kader om op korte termijn die gevechtsbataljons op te leiden?) en bovendien voor onwenselijk, want dan zou men aan het legerkorps gaan knabbelen. De leden van die meerderheid, de opvatting van Coppens en van Oyen bestrijdend, erkenden 'volkomen dat het Nederlands prestigeverlies ... de gezagshandhaving wellicht aanvankelijk moeilijker zal maken', doch meenden, 'dat daarin slechts verbetering kan worden gebracht door ... Nederlandsezich laten horen) het in artikel 192 vervatte beletsel uit de weg. E 36 en E 45 werden op 4 september '44, daags vóór 'Dolle Dinsdag',

1 Nadat de regering zich bij een wetsbesluit van IQ mei 1944 (E 36) weer de wettelijke mogelijkheid verschaft had, dienstplichtigen in werkelijke dienst te roepen, ruimde zij bij een wetsbesluit van 22 juni '44 (E 45) met goedvinden van de Buitengewone Raad van Advies en de Staten van Curaçao (de Staten van Suriname hadden niets van

410 [PDF]
VOORSTELLEN VAN DE STAFCOMMISSIE

militaire overwinningen op de Japanners, welke alleen door grote eenheden bevochten kunnen worden.'

XCDe nader uitgewerkte voorstellen van de Stafcommissie werden op 30 augustus '43 door de Commissie Oorlogvoering goedgekeurd; men liet het bij de vijftien gezagsbataljons voor Indië, de vier-en-twintig voor Nederland, het legerkorps van drie divisies en de mariniersbrigade.

XCWat is nu in de periode eind augustus '43-begin '45 (op wat nadien gebeurde, komen wij terug) van de voorbereidingen tot uitvoering van deze plannen terecht gekomen? In ons deel 9 (Londen) beschreven wij dat in hoofdstuk 13 ('Hoe Indië te bevrijden ?') in bijzonderheden - hier achten wij een beknopte samenvatting voldoende.

XCDaarbij willen wij dan allereerst opmerken dat het voorstellen betrof die slechts na de bevrijding van Nederland konden worden uitgevoerd. Het gevolg hiervan was dat de Combined Chiefs of Staff, volledig in beslag genomen door de talloze urgente problemen welke uit de oorlogvoering tegen Duitsland en Japan voortvloeiden (Italië had begin september '43 gecapituleerd), geen behoefte hadden, aan die voorstellen bijzondere aandacht te besteden. De Amerikaanse Joint Chiefs of St'!ffhadden voor de strijd ter zee tegen Japan de Britse Navyal niet nodig - aan Nederlandse troepeneenheden, die eerst nog gevormd, geoefend en uitgerust moesten worden voordat zij in Japan aan land zouden worden gezet, hadden zij geen enkele behoefte en wat de eenheden betrof die eventueel in Indië ingezet zouden worden, was er de onzekerheid of Indië in de fase waarin dat zou geschieden, nog goeddeels tot MacArthurs gezagsgebied zou behoren dan wel overgedragen zou zijn aan Mountbatten.

XCDe gevolgen van dit alles waren dat ten aanzien van de vijftien in Indië in te zetten gezagsbataljons begin '45 slechts vaststond dat de Britten voor hun uitrusting zouden zorgen en dat de Australische regering zich in beginsel bereid had verklaard, hen in Australische militaire kampen te oefenen. Niet geregeld was toen het punt of Eisenhowers hoofdkwartier ermee accoord zou gaan dat zoveel mannen die ook in Europa als militairen gebruikt konden worden, uit Nederland zouden verdwijnen en evenmin was het punt van hun transport naar Australië geregeld - bij dat laatste herinneren wij er aan dat de Nederlandse regering pas zes maanden na het einde van de vijandelijkheden met Duitsland en Japan vrijelijk over haar eigen troepenschepen zou beschikken. 41

411 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCOok voor de vorming van een legerkorps werd Nederland naar GrootBrittannië verwezen. Inderdaad, in april' 44 vernam prins Bernhard, die door de Commissie Oorlogvoering was ingeschakeld (de prins nam herhaaldelijk aan de discussies van de Commissie deel), van het Britse War Office dat dat bereid was zorg te dragen voor de eerste opleiding en de bewapening der betrokken militairen; zij zouden in Australië of in Brits-Oost-Afrika verder opgeleid kunnen worden en daaraan voegen wij nog toe dat het Britse Air Ministry in december '44 deed weten dat in eerste instantie achthonderd man grondpersoneel en per maand vieren-vijftig man vliegpersoneel in opleiding konden worden genomen - pogingen evenwel van Nederland om het aantal in het Oosten aanwezige gevechts-squadrons (drie: twee van de Militaire Luchtvaart van het Knil, één van de Marineluchtvaartdienst) uit te breiden hadden gefaald.

XCTegen de tot dusver geschetste plannen had van Mook geen overwegende bezwaren, zij het dat hij vond dat de gezagsbataljons een duidelijke prioriteit moesten krijgen - van alle uit te sturen eenheden moesten, meende hij, tien van die vijftien bataljons het eerst naar Australië worden overgebracht om er geoefend te worden. 'Is er tijd en gelegenheid voor meer', noteerde hij in maart '44 (hij was toen in Australië), 'dan is dat prachtig maar wij mogen niet het gevaar lopen, bezettingstroepen te missen wanneer wij ze nodig hebben' (in tegenstelling tot de drie di visies waren de gezagsbataljons niet als echte gevechtstroepen gedacht'). 'Wij kunnen Japan en Amerika niet vragen, (de) oorlog uit te stellen tot wij klaar zijn."

XCEr was bij dit alles geen wezenlijke tegenstelling tussen de inzichten van van Mook en die van de minister van oorlog, van Lidth. Die

XC1 Een van de kolonels van het Knil, Buurman van Vreeden, zag dat als een groot bezwaar. Hij schreef in juni '45 op Ceylon, waar hij aan Mountbattens staf was toegevoegd, een nota voor o.m. Helfrich en van Oyen waarin hij als zijn opinie weergaf dat gezagstroepen ongeschikt waren voor de inzet in Indië; hij nam aan dat Amerikanen en Britten daar slechts beperkte gebieden zouden bezetten en achtte de gezagstroepen veel te slecht bewapend om de strijd met buiten die gebieden aanwezige Japanners aan te gaan. Daarbij wees hij er op dat er volgens recente intelligence-gegevens ruim driehonderdduizend Japanse militairen in de archipel waren, van wie zeven-endertigduizend op Java en zes-en-zeventigduizend op Sumatra. Gegevens als deze waren verworven door het 'breken' van de Japanse codes. 2 Notitie, z.d. (maart 1944), van van Maak (ARA, MK, M r82, M 20). 4

412 [PDF]
VAN MaaK OVER FURSTNER

tegenstelling was er echter wèl tussen van Mooks inzichten en die van Furstner, de minister van marine, tevens Bevelhebber der Zeestrijdkrachten en (krachtens het wetsbesluit C 39) Algemeen Bevelhebber.

XCDe verhouding tussen hen beiden was van meet af aan slecht. Na een jaar van moeilijkheden schreef van Mook in juni' 43 aan van der Plas:

XC'Het regelend besluit in Staatsblad C 39 heeft de Indische regering haar eenheid doen verliezen door zowel de koopvaardij als de weermacht daaraan geheel te onttrekken en tevens een welhaast onoplosbare puzzle in de bevelvoering van de weermacht te scheppen ... Hoewel ik Helfrich bijzonder graag mag ... , zo is hij toch door-en-door marineman en als zodanig, naar het mij voorkomt, bijzonder ingenomen met de hem toegekende bevelspositie over het Indische leger ... Daarbij komt nu voorts dat het dringend noodzakelijk wordt, alle uit Indië afkomstige of voor het Oost-Aziatische oorlogstoneel bestemde delen van de landmacht onder één bevel te brengen. Gebeurt dit niet, dan modderen wij overal met fragmentarische groepjes; dan is kolonel Meyer legeraanvoerder in Suriname en kolonel Giebel in Jackson en de een of andere eerste luitenant in Curaçao, terwijl van Oyen zijn vernuft kan botslijpen op anderhalve compagnie en een paar vliegmachines in Australië.' 1

XCDaar kwam bij dat Furstner datgene wat hij bij de Britse Admiralty of elders aan inlichtingen inwon, nimmer aan van Mook doorgaf. Aan Logemann, de nieuwe minister van overzeese gebiedsdelen, schreef van Mook eind juli '45, op de gehele periode sinds april '42 terugziend:

XC'Er bestond bij de luitenant-admiraal Furstner bepaald bezwaar tegen iedere kennisneming door de minister van koloniën van zaken en plannen, op het gebied van de feitelijke oorlogvoering gelegen, terwijl toch genoemde minister zonder een algemene kennis daarvan moeilijk de juiste voorbereidingen kon treffen voor het herstel van bestuur in Nederlands-Indië. Bedoelde vlagofficier werd daarbij, naar ik meen, gedreven door een haast ziekelijke afkeer van bemoeienis van de luitenant-gouverneur-generaal en de minister van koloniën met marinezaken en een op niets gebaseerde vrees dat de minister van koloniën zich zou mengen in zuiver maritieme of militaire aangelegenheden. Het woord 'operationeel' werd een soort van taboe voor laatstgenoemde minister, terwijl in feite noch de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, noch de Bevelhebber Strijdkrachten Oosten, noch de Onderbevelhebber Strijdkrachten Oosten enig operationeel bevel voerde, daar al onze opererende strijdkrachten bij Geallieerde commando's waren ingedeeld."

XC, Brief, 18 juni 1943, van van Maak aan van der Plas (ARA, Coll.-van der Plas, B 8). 2 Brief, 3 I juli 1945, van van Maak aan Logemann (a.v., Coll.-van Maak, 20).

413 [PDF]
DE TER UGKEER VOORBEREID

XCEr vloeiden uit deze verhoudingen drie gevolgen voort die van Maak in hoge mate dwarszaten: dat hij niet gekend werd in de eonsequenties van Furstners plannen voor de opbouw van een nieuwe, grote Koninklijke Marine, dat alle beslissingen ten aanzien van de plaatsing van de overgebleven marine-eenheden buiten hem om genomen werden, en dat hij de grootste moeite had, van de marine de krachten los te krijgen die hij voor de vorming van de Nica-detachementen nodig had.

XCWij zullen die drie punten stuk voor stuk behandelen.

XCIn '38-'39 had Furstner een vlootplan opgesteld dat voorzag in de aanbouw van drie slagkruisers (elk groot ca. 27 000 ton), voorzien van de nodige entourage aan kruisers, torpedobootjagers en onderzeeboten - met die aanbouw was nog niet begonnen (het plan was door het Nederlandse parlement nog niet in behandeling genomen), toen Duitsland op Ia mei '40 Nederland overviel. Zouden die slagkruisers met hun entourage tijdig gereedgekomen zijn (maar dan had men in '33 of '34 tot de aanbouw moeten besluiten), dan zou men, Furstner twijfelde er niet aan, Indië heel wat effectiever hebben kunnen verdedigen dan nu het geval was geweest. Alle in de Indische wateren aanwezige torpedobootjagers en alle kruisers waren (met uitzondering slechts van de 'Tromp') verloren gegaan; in haar radiotoespraak na de Slag in de Javazee had de koningin evenwel gezegd: 'Ik ben overtuigd, dat ik uitspreek, wat in de harten van alle oprechte vaderlanders leeft, als ik thans reeds zeg: onze vloot zal herrijzen, sterker dan voorheen.'

XCDie richtlijn hield Furstner in gedachten.

XCIn mei '43 nu werd er door de Amerikaanse marinestaf bij schout-bijnacht Stöve, een van de twee Nederlandse regeringsvertegenwoordigers bij de Combined Chiefs of Staff, op aangedrongen dat de Nederlandse regering opgave zou doen van wat zij aan goederen dacht nodig te hebben, indien in het kader van de oorlogvoering tegen Japan de haven van Soerabaja opnieuw ingericht moest worden. 'Undertake some serious planning', kreeg Stöve te horen, en er werd bij gezegd: 'Begrijp wel: als gij het niet doet, doen wij het en dat zou van invloed zijn op uw positie in de toekomst." Stöve gaf de Amerikaanse wens aan Furstner door en

XCI Getuige G. W. Stöve,

414 [PDF]
FURSTNERS VLOOTPLAN

deze, men end dat hier een unieke kans lag om voor Nederland de faciliteiten te krijgen welke bU een middelgrote mogendheid pasten, instrueerde Stöve telegrafisch in augustus, zich er moeite voor te geven dat de haven van Soerabaja zou worden ingericht als basis voor het grootste deel van een nieuwe, naoorlogse Nederlandse vloot: basis voor drie grote eenheden (slagschepen of slagkruisers), drie grote vliegkampschepen, vijf kruisers, vier-en-twintig torpedobootjagers, dertig onderzeeboten, twaalf fregatten.

XCKennelijk zou dit een deel zijn van een vloot die, indien al die eenheden ooit gebouwd of aangeschaft zouden worden (bij de financiële eonsequenties stond Furstner niet stil), pas jaren na de oorlog gereed zou komen. Het leek Stöve verstandig om Furstners telegram in een la te laten verdwijnen ('voor postwar' , zei hij aan de Enquêtecommissie, 'had men ... bij de Geallieerde leiding van de oorlogvoering geen belangstelling") - hij adviseerde Furstner, de Combined Chiefs oj Staff met een veel bescheidener plan te benaderen, gericht op Nederlands deelneming aan de strijd ter zee tegen Japan. De bescheidener Nederlandse vloot zou dus in hoofdzaak moeten bestaan uit eenheden die door de Amerikanen of de Engelsen (of door beiden) uit de nieuwbouw of uit de varende vloten ter beschikking gesteld zouden worden.

XCDie bescheidener vloot dan (een brigade van het korps mariniers zou er aan toegevoegd worden) moest, aldus Furstner, als kern twee zware en twee lichte kruisers alsmede twee lichte vliegkampschepen hebben (met de nodige nieuwe vliegtuigen) en als entourage o.m. zes torpedobootjagers, acht nieuwe onderzeeboten, acht mijnenvegers en een antilucht-kruiser; van die negen-en-twintig eenheden waren vier beschikbaar: één lichte kruiser (de 'Tromp'), de anti-lucht-kruiser (de 'Jacob van Heemskerck') en twee jagers (de 'Van Galen' en de 'Tjerk Hiddes') - vijf-en-twintig eenheden moesten er aan toegevoegd worden. Dat vergde een extra-bemanning van bijna vierduizend man, maar van hen zou men, dacht Furstner, ongeveer de helft als geoefende krachten in bevrijd Nederland aantreffen. Dan waren óók nog nodig: vijf grote transportschepen en honderddertig landingsvaartuigen.

XCDit plan werd door de Commissie Oorlogvoering goedgekeurd en vervolgens begin maart '44 door Dijxhoorn en Stöve bij de Combined Chiefs oj Staff ingediend. Stöve kon vervolgens in aanwezigheid van Dijxhoorn het plan op 7 april '44 in een vergadering van de Combined Chiefs toelichten - drie dagen later wezen zij het af:

XCI

415 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XC'The Combined Chiefs of Staff are of the opinion that any detailed decision as to the transfer of ships and aircraft to the Netherlands Government must depend upon the situation at the time of the liberation of Hal/and and cannot be made this fay in advance.

XCT71.eCombined Chiefs of Staff propose that. the Netherlands govemm.ent should deal directly with the British Chiefs of Staff on aI/ matters pertaining to recruitment and trainino for future Netherlands naval units"

XCniet alleen de Amerikanen maar ook de Engelsen hadden dus niet willen toezeggen om ook maar één van de vijf-en-twintig eenheden welke Furstner had laten aanvragen, ter beschikking te stellen, en nadien ging de Britse Admiralty niet verder dan Furstner te beloven dat aan Nederland te gelegener tijd één vliegkampschip overgedragen zou worden.

XCDe Commissie Oorlogvoering had Furstners ambitieuze plan goedgekeurd in afwezigheid van van Mook die toen op wereldreis was - hij werd pas ingelicht na zijn terugkeer in Londen, eind mei '44. Een grote uitbreiding van de haven van Soerabaja? Maar dat was een Indische aangelegenheid! Alles wat daarmee te maken had (er vloeide o.m. uit voort dat Furstner het uit Indië geëvacueerde personeel van het Marineetablissement, dat zich goeddeels in Zuid-Afrika bevond, zorgvuldig vasthield), werd, aldus van Mook in zijn brief aan Logemann, 'in een operationele geheimzinnigheid aan de waarneming van hem die tenslotte voor Indië en de Indische financiën de verantwoording droeg, onttrokken."

XCWij vermeldden zojuist dat Furstner aan de bescheidener vloot waarvoor hij in maart' 44 de hulp van de Combined Chiefs of Staff aanvroeg, een mariniersbrigade wilde toevoegen. Toen de Combined Chiefs of Staff die hulp weigerden, zag het er, merkwaardig genoeg, naar uit dat, was Nederland eenmaal bevrijd, die mariniersbrigade met spoed gevormd zou worden, althans wanneer de oorlog met Japan dan nog voortduurde.

XCNa de Meidagen van '40 (het Korps Mariniers telde toen ca. elfhonderd

I Brief, 10 april 1944, van de aan de bij de a.v., dl. Vlll a, P: 383. 2 Brief, 31 juli 1945, van van Maak aan Lagemann.

416 [PDF]
DE MARINIERSBRIGADE VOORBEREID

man) bevonden zich in totaal buiten Nederland ruim driehonderd mariniers; de meesten hunner waren op Curaçao gestationeerd. Begin '43 nu kwam Furstner tot de conclusie dat te zijner tijd aan de oorlog tegen Japan deelgenomen moest worden door een Nederlandse mariniersbrigade, en enkele maanden later kwam de eerste luitenant der mariniers E. J. baron Lewe van Aduard op het denkbeeld, ter voorbereiding van de vorming van die brigade alle beschikbare mariniers te concentreren in de Verenigde Staten en hen daar in oefenkampen van het United States Marine Corps een volledige opleiding te laten volgen in de moderne oorlogvoering; zij zouden dan het kernkader kunnen vormen van een landingsbrigade van ca. vijfduizend man, waarbij men vrijwilligers of dienstplichtigen zou kunnen indelen. Voor de uitvoering van dat plan was om te beginnen de medewerking nodig van de commandant van het Marine Corps, generaal Thomas Holcomb. Een gelukkig toeval wilde dat deze in de eerste jaren van de twintigste eeuwals jong luitenant commandant geweest was van een Amerikaanse mariniersafdeling in Peking, die daar na ernstige ongeregeldheden gelegerd was teneinde er de Amerikaanse legatie te beschermen; ook andere mogendheden hadden ter bescherming van hun eigendommen kleine militaire eenheden (infanteristen) in Peking geplaatst, Nederland evenwel een groep mariniers. 'Soldaten en mariniers', vertelde Stöve aan de Enquêtecommissie,

XC'gaat blijkbaar nooit zo helemaal goed. Zoals generaal Holcomb dat vertelde, was het iedere avond vechten en dan stonden zijn mariniers alleen. Op een dag was er bericht gekomen dat er andere mariniers kwamen, Nederlanders. Ze hadden die Nederlanders met gejuich ingehaald"

XCvan dat ogenblik af konden de mariniers de soldaten aan.

XCVanuit de herinnering aan wat in Peking was gebeurd, was generaal Holcomb onmiddellijk bereid, de mariniers-kernkadergroep en vervolgens de gehele mariniersbrigade in zijn kampen te laten opleiden. Eind augustus '43 dienden Dijxhoorn en Stöve een daartoe strekkend verzoek bij de Combined Chiefs oj Staff in, deze verwezen het naar de (Amerikaanse) Joint Chiefs of Staff en laatstgenoemd college had geen bezwaar tegen inwilliging (binnenskamers had generaal Holcomb zich veel moeite gegeven om die beslissing uit te lokken); wel te verstaan: ingewilligd werd het verzoek met betrekking tot de kernkadergroep, maar wat de gehele brigade betrof, hadden de Combined Chiefs al op schrift gesteld:

XC, Getuige G. W. Stöve, Enq.,

417 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

'They will be pleased to revieu/ these plans upon their completion and give them such support as is justified in the prosecution oj the u/ar' 1 Toen die beslissing eenmaal bekend was, werden de eerder genoemde ruim driehonderd Nederlandse mariniers naar de Verenigde Staten overgebracht. Hun opleiding (waartoe alle Amerikaanse reglementen in het Nederlands vertaald moesten worden) begon in oktober '43, nl. in het Camp Lejeuneui North Carolina, niet alleen van mariniers trouwens, want aan hen werden enkele officieren en onderofficieren van de marine toegevoegd, zelfs enkele militairen van het Knil die zich in Suriname en op de Antillen bevonden.

XCZo werd dus van de herfst van '43 tot die van '44 in de Verenigde Staten een kernkadergroep gevormd voor de mariniersbrigade - op de vorming van de brigade als geheel komen wij terug wanneer wij straks de recrutering in Nederland gaan beschrijven die eind' 44 in het bevrijde Zuiden en midden '45 in de rest van het land begon.

XCNu het tweede punt dat van Mook dwarszat: dat alle beslissingen ten aanzien van de dispositie van de Nederlandse marine-eenheden buiten hem om genomen werden.

XCBeslissingen waren dat, wel te verstaan, niet van Furstner maar van dedie ten deze vaak de wensen van de Britseinwilligden, en met diedie grote waardering had voor wat de Nederlandse marine presteerde, werkte Furstner ten nauwste samen.

XCWij herinneren er aan dat, afgezien van de onderzeeboten, Helfrich inop Ceylon de beschikking kreeg over de lichte kruiser 'Jacob van Heemskerck', de torpedobootjager 'Isaac Sweers' en de kanonneerboot 'Soernba' - van die drie schepen werden de eerste twee inen werd de derde in '43 naar het Europese strijdtoneel verplaatst. Anderzijds werden dejagers 'Van Galen' en 'Tjerk Hiddes' naar het Oosten gestuurd waar zij samen met de herstelde 'Tromp' van Australië uit escortewerk verrichten. Eind '43 werden zij evenwel, zoals eerder vermeld, naar

'42 '42

XC1 Brief, II sept. 1943, van de Combined Chiefs of Staff aan G. w. Stöve en A. Q. H. Dijxhoorn, a.v., dl. VIII a, p.

418 [PDF]
MACARTHUR WIL EEN NEDERLANDS SMALDEEL

Ceylon gezonden, zelfs zonder overleg met MacArthur, en het gevolg daarvan was dat deze in april '44 bij de actie tegen Hollandia niet de beschikking had over Nederlandse marine-eenheden die hij toen (hij had dat in '43 geweigerd) graag aan de Amerikaanse Seventh Fleet had toegevoegd. Er werd in Hollandia een Nederlandse vlag buitgemaakt - die gingen schout-bij-nacht Koenraad. generaal van Oyen, van der Plas en Blom hem aanbieden. MacArthur bleek zeer verbolgen. 'And where are your gunboats?' vroeg hij aan Koenraad (doelend op de 'Soemba' en de 'Flores' die in juli '43 uitstekend werk hadden verricht bij de Geallieerde landingen op Sicilië). Hij beklaagde zich er over dat de 'Tromp' en de 'Van Galen' van Ceylon uit hadden deelgenomen aan de acties van de Britse Eastern Fleet - 'Tell your Government', zei hij, 'that [ need those ships here.' I Tegen van der Plas zei hij midden juli, aldus deze: 'Op het ogenblik dat actie naar Nederlands gebied voor de deur stond en de locale kennis en het schitterend zeemanschap der Nederlandse marine van onschatbare waarde zouden zijn geweest, waren de Nederlandse oorlogsschepen teruggeroepen." Onder verwijzing naar het feit dat de Japanners in het oosten van de Grote Oost zwak waren en op vele eilanden slechts geringe garnizoenen bezaten, beloofde hij dat hij, aldus van der Plas aan de Enq uêtecommissie,

XC'wanneer onze schepen terug zouden komen, ... daar een apart smaldeel van zou vormen onder Nederlands commando. Zij zouden natuurlijk ook ingezet worden bij grote acties maar hoofdzaak was dat deze schepen gebieden zouden kunnen bevrijden, dat wij dat zelf zouden kunnen doen, onder Nederlandse en niet onder Amerikaanse vlag, en dat wij vandaar personeel zouden kunnen afhalen en africhten voor troepen. Hij zou die volledig bewapenen en uitrusten. Hij noemde een cijfer van vijftig- à zestigduizend man. 'Maar', zei hij er toen reeds bij, 'u hebt meer aan vijfduizend nu dan aan vijftigduizend over een jaar."3

XCBegin september '44 bracht van der Plas dit aanbod (waarbij MacArthur geen overleg had gepleegd met de commandant van de Seventh Fleet, Admiral Thomas C. Kinkaid) in Londen aan Furstner over. Deze ging er niet voetstoots op in - hij had alleen de 'Tromp' in het Oosten gelaten (het schip moest in Australië gerepareerd worden) maar de 'Van Galen' en 'Tjerk Hiddes' naar Europa terug mogen halen. Waarom? Omdat,Tweede Wereldoorlog', p. 225. 2 Van der Plas: 'Uitlatingen van generaal MacArthur' (I? juli 1944), p. 1. 3 Getuige van der Plas, Euq., dl. VIIl c, p.

I Aangehaald in A. N. de Vos van Steenwijk: 'Schets van het marinebeleid in de

419 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

aldus Furstner, de Admiralty Nederland twee zware kruisers en een vliegkampschip had beloofd (de overdracht van die kruisers is niet doorgegaan - het is, maar pas na de oorlog, bij het ene vliegkampschip gebleven); die schepen moesten in een bevrijd Nederland bemand worden - hij had daar, gelijk vermeld, voor deze en voor andere nieuwe schepen vierduizend man nodig: tweeduizend marinemannen die de Duitse bezetting hadden doorstaan en tweeduizend die eerst opgeleid moesten worden, welnu: voor die opleiding moest een deel van de bemanningen zorgen die in de oorlog gevaren hadden.

XCDaarbij moet ook nog bedacht worden dat Furstner in de herfst van '44 niet de enige was die veronderstelde dat de oorlog tegen Japan nog wel twee jaar zou duren, en dat zich bovendien bij de varende bemanningen een zekere oorlogsmoeheid had afgetekend. Het leek althans Purstner nauwelijks mogelijk, van hen die vier-en-een-halfjaar lang hun gezins- en familieleden niet hadden gezien, te vergen dat zij in het Verre Oost n zouden blijven of er weer heen zouden varen zonder dat zij een periode van kort verlof in bevrijd Nederland zouden hebben gehad. Lang niet iedereen aan boord van de schepen brandde van verlangen, de Japanners uit Indië te verdrijven. Toen de commandant van de kanonneerboot 'Flores' begin '44 in de Middellandse Zee vernam dat zijn schip misschien naar Ceylon gestuurd zou worden, 'heb ik', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'wel met de mensen gepraat. Ik sprak bijvoorbeeld met een milicien' (een bij de marine ingedeelde dienstplichtige),

XC'een slagersjongen, die zei: 'Of wij Indië hebben of niet, ik ben slagersknecht in Amsterdam en dat vlees bezorg ik toch wel in Amsterdam!' De stemming bij mij aan boord was zo, dat de mensen met plezier wilden vechten, maar voor Holland, en Indië ging hun niets aan."

XCHelfrich kon zich 'die bestaande drang van het personeel, Holland eindelijk terug te zien, al was het maar even', heel wel indenken - hij 'zou ook niet geweten hebben, hoe het gelopen was als wij ons er niets van hadden aangetrokken." Dienstweigering wellicht? Zij heeft zich aan boord van de 'Tromp' en van de onderzeeboten die wèl in het Oosten bleven, niet voorgedaan.

XCHoe dit alles zij, van der Plas kreeg van Furstner te horen dat hij, als MacArthur zijn aanbod schriftelijk herhaalde, bereid was, in november '44, alle bezwaren ten spijt, toch enkele eenheden Oostwaarts te zenden.J.4

I Getuige S. Bax, a.v., p. 1207. 2 Helfrich: dJ. p. I73.

420 [PDF]
MACARTHUR WIL EEN NEDERLANDS SMALDEEL

'Het leek mooi', vertelde van der Plas aan de Enquêtecommissie, 'maar het maakte mij een beetje angstig toen ... Termijtelen zeide: 'Ja, admiraal, dat zegt u nu wel, maar zullen de Engelsen dat goedvinden?" I Jegens van der Plas herhaalde MacArthur op 8 oktober '44 zijn toezegging. Van der Plas bevestigde haar schriftelijk daags daarna en legde vervolgens dat herhaalde aanbod telegrafisch aan Londen voor. 'Verzoeke seinen', zo eindigde zijn telegram, 'welke schepen eventueel beschikbaar komen en ongeveer op welk tijdstip teneinde afhandeling door Marinecommandant Australië mogelijk maken."

XCFurstner antwoordde niet, ook niet toen van Mook, inmiddels in Australië aangekomen, erop aandrong. In januari '45 was van Mook weer in Londen. Hem stuurde van der Plas in februari '45 namens de Raad van departementshoofden een nieuw telegram waarin o.m. stond:

XC'Wanneer onze vloot beschikbaar, kan Ned. gezag in deel archipel door bevolking onder Ned. leiding hersteld en wordt Ned. positie bij bevrijding hoofdeiland [Java] sterker zowel internationaal als tegenover nationalisten. Te vrezen gezagstroepen te laat gereed voor hoofdactie ofschoon dringend nodig voor verdere opruiming vijand. Bovendien zouden eigen vlooteenheden mogelijk vóór hoofdactie gebiedsdelen Grote Oost, welke nu nog geheel pro-Nederlands, zelf bevrijden. Wanneer Ned. vlooteenheden wegblijven wordt integraal herstel Indië onder Ned. leiding naar onze eenstemmige overtuiging in gevaar gebracht op u bekende gronden'

XC(van der Plas dacht daarbij vooral aan het annexionisme der Australiërs), 'waarbij komend dat organisatie relief en rehabilitatie Java'

XC(MacArthur wenste dat daar grote voorraden heen werden gezonden)

XC'bijna geheel door Indonesische bestuursorganen en intellectuele Indonesiërs zal moeten geschieden bij ontbreken voldoende Nederlanders ... Wij vragen ons af of niet nogmaals dringend politiek beroep op verantwoordelijke Britse staatslieden noodzakelijk die vermoedelijk ook ongaarne zien dat straks nationalisten met Amerikanen bevrijding vrijwel zonder Nederlanders tot stand brengen. Aantekenen dat onze eenheden verre sterker dan wat Jap in Grote Oost kan inzetten."

XCVan Mook legde deze noodkreet aan Furstner voor - Schmutzer was4

I Getuige van der Plas, dl. VIII c, p. 1368. 2 Aangehaald in a.v., p. I369. , Aangehaald in a.v., p. 1370-71.

421 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

het, van Mooks opvolger als minister, die de Raad van departem entshoofden begin april deed weten hoe de zaak er voorstond. Uit zijn telegram bleek dat Furstner, hoewel begin september '44 door van der Plas benaderd, pas eind december (bijna vier maanden later dus) aan de Admiralty en de Combined Chiefs oj Staff de vraag had voorgelegd of Nederlandse oorlogsschepen naar het Oosten konden worden verplaatst; de Combined Chiefs oj Staff hadden Admiral Kinkaid geraadpleegd en deze had geantwoord dat hij geen behoefte had aan Nederlandse schepen - tegen hun toevoeging aan de Britse East Indies Fleet (heel iets anders dus dan de vorming van een apart Nederlands smaldeel om in de Grote Oost te ageren) hadden de Combined Chiefs geen bezwaar. 'Ter versterking van de vloot', aldus Schmutzer,

XC'wordt nieuw personeel zo snel mogelijk in opleiding genomen. Hiervoor werd al het beschikbare kader aan de schepen onttrokken waardoor de meeste thans opgelegd of in onderhoud zijn. De schepen zullen wederom in dienst komen en naar Indië worden uitgezonden naarmate nieuw personeel beschikbaar komt. Helfrich is hierover ingelicht. De opleiding zal ten dele worden gestaakt en de rest van de vloot volbemand kunnen worden uitgezonden, indien er redelijke zekerheid mocht komen dat de Geallieerde plannen een snellere afloop van de operaties in Nederlands-Indië voorzien dan waarop in opleidingsschema van de marine wordt gerekend Regering tracht thans meer licht aangaande Geallieerde operatieplannen te verkrijgen"

XCnu, uit die plannen werd Java twee weken later geschrapt en het slot van het lied was dat van de Nederlandse bovenwatereenheden slechts één, de 'Tromp', aan de actie tegen Balikpapan deelnam en dat deze ten tijde van de capitulatie van Japan de enige in het Oosten aanwezige Nederlandse bovenwatereenheid was."

XC1 A.V., p. 1371. 2 De Enquêtecommissie heeft gemeend, 'dat de voorstellen van de Nederlands-Indische regering om een Nederlandse eenheid' (bedoeld wordt: een Nederlands smaldeel) 'te formeren voor de strijd in de archipel, niet de nodige aandacht hebben gekregen. De commissie wil niet treden in de beoordeling van de vraag of het mogelijk zou zijn geweest, toen een Nederlandse eenheid, zoals generaal MacArthur wenste, direct naar het Verre Oosten te sturen. De wijze echter, waarop deze zeer ernstige zaak door de toenmalige ministers van marine, de heren Furstner en de Booy, is getraineerd, keurt de commissie af.' (a.v., dl. VIII a, p. 160) Deze kritiek dunkt ons, wat Fursrner betreft, juist maar niet wat de Booy aangaat: deze werd pas op 23 februari '45 minister van marine. 4

422 [PDF]
MEER KRACHTEN VOOR DE 'NICA' ?

Nu dan het derde en laatste punt waarop van Mook met Furstner overhoop kwam te liggen: de aanvulling van de Nica-detachementen met krachten uit de marine.

XCIn oktober '43, toen met de Bestuursschool in Melbourne een goed begin was gemaakt, wijdde de Commissie Oorlogvoering een lange bespreking aan van Mooks wens, personen af te staan die in Australië voor de Nica in opleiding genomen konden worden, 'een zeer mo ilijk probleem', noteerde van Kleffens. 'omdat er niet genoeg personeel is en geen der betrokkenen' (er was er eigenlijk maar één: admiraal Furstner) 'veel neiging heeft om iets af te staan.' 1 Begin november ging Furstner door de knieën, met dien verstande dat hij alleen aan admiraal Helfrich extra-krachten ter beschikking wilde stellen om te gelegener tijd de kern van een Nederlands bestuur te vormen op Noord-Sumatra. Veel bad van Mook daar niet aan (dat Furstner poogde, de Civil Affairs aan Helfrich toe te scbuiven, werd natuurlijk door hem doorzien), maar hij achtte de concessie van belang omdat er tenminste een bres ontstond in de muur van afweer van de marine. 'Ik heb', schreef van Kleffens, 'van Mook met kracht geholpen, wat Furstner geenszins beviel." Begin december schoot van Mook iets verder op: ondanks fel verzet van Furstner besloot de Commissie Oorlogvoering dat van Mook het recht zou hebben, reserveen dienstplichtig marinepersoneel (niet dus het beroepspersoneel) uit de marine aan te vragen voor het volgen van de Nica-opleiding in Australië. Dat werd aan Helfrich bericht; deze constateerde dat ongeveer de belft van de in zijn bevelsgebied dienende marine-officieren buiten het beroepskader viel, en, zo schreef hij in zijn memoires,

XCaangeZIen ... juist deze intellectuelen het meest geschikt zouden zijn voor genoemde opleiding, vreesde ik een exodus, welke mij zou nopen, bestaande diensten in te krimpen en misschien zelfs schepen en vliegtuigen buiten dienst te stellen. Mijn staf en mijn bureau-personeel begonnen met hun berekeningen, en hun haren rezen te berge!"

XCHelfrich seinde aan Furstner dat vaststond dat indien van Mook iedere kracht kreeg waarop hij aanspraak zou maken, enkele marineschepen en een aantal vliegtuigen van het 321 sf (Dutch) Squadron buiten dienst gesteld moesten worden. Furstner liep met Helfrichs telegram naar de Admiralty, waar men zich natuurlijk op het standpunt stelde dat de krijgsverrichtingen geen schade mochten lijden. B~ Gerbrandy rees toen de vraag of die

XCI Van Kleffens: 'Dagboek', 22 okt. 1943. 2 A.v.,5 nov. I943. 3 Helfrich: Memoires, dJ. II, p. I44. 4 2

423 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

paar Nederlandse eenheden echt nodig waren voor de Geallieerde operaties. Hij legde die vraag in februari' 44 aan Churchill voor. Churchill was het met Gerbrandy eens dat het wenselijk was, bij een herovering van Indië de beschikking te hebben over Nederlandse bestuursambtenaren - anderzijds wilde hij zijn eigen Admiralty niet afvallen. Hij gaf, noteerde van Kleffens, 'een Salomons-oordeel: hij zou ons een half jaar van tevoren waarschuwen' (waarschuwen dus, indien tot grote operaties in Indië besloten was); 'tot zolang zullen die mensen bij de Marine blijven, en vanaf dat ogenblik zullen zij daaruit worden gehaald en voor het B[innenlands] B[estuur] worden opgeleid." Prompt seinde Furstnei: aan Helfrich dat, welke hulp de marine ook aan van Mook gaf, geen schip en geen vliegtuig buiten dienst gesteld mocht worden.

XCIn juni '44 was van Mook weer in Londen. Op de r6de, tien dagen na de grote Geallieerde landingen in Normandië, wees hij er zijn medeleden van de Commissie Oorlogvoering op dat hij geruime tijd tevoren aan de mari.ne een lijst met de namen van honderdvijf-en-zeventig krachten had voorgelegd (honderdvier-en-veertig van de varende schepen, een-endertig uit de staf en uit de Marineluchtvaartdienst) die hij dringend nodig had voor zijn Nica-detachementen - hij had er nog geen een gekregen. Notabene: hij had met MacArthur en Mountbatten de overeenkomsten vastgesteld waarmee de regeringen van de Verenigde Staten en GrootBrittannië zich bereid zouden verklaren, de Nica in functie te laten treden, en voor die Nica ontbraken de functionarissen! 'De vraag is nu', zei van Mook, 'kunnen we dit schijntje van krachten leveren of niet. Als we dit niet kunnen, dan moeten we de agreements niet sluiten, maar dan hebben we een goede kans, Indië te verliezen.' Furstner bleef 'neen' zeggen: hij had 'bezwaar, zich te binden aan de beschikbaarstelling van honderdvijfen-zeventig man, zolang hij de aflossing daarvan niet beschikbaar heeft.' HU kreeg van niemand steun ('wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen', zei Gerbrandy") en de afloop was, dat Helfrich geleidelijk althans aan een deel van van Mooks wensen tegemoet kwam; de marine stond evenwel niet honderdvijf-en-zeventig man af doch slechts horiderdtwintig. 'Van ons', verklaarde Furstner in '49 aan de Enquêtecommissie, 'werden honderdvier-en-veertig man van de schepen opgeëist, die we niet wilden geven (altijd nog zeer terecht, vind ik). WU wilden niet voortijdig demobiliseren en meenden dat in de Archipel eerst militair ons gezag gevestigd moest worden."

XCI Van Kleffens. 'Dagboek', IJ febr. 1944. 2 Commissie Oorlogvoering: Notulen, r6 juni 1944. 3 Getuige Furstner: Enq, dl. VIJl c, p.

424 [PDF]
MEER KRACHTEN VOOR DE 'NICA' ?

XCGeen wonder dat van Mook, die via Amerika naar Australië gevlogen was, daar in de tweede helft van oktober '44 in grote bezorgdheid aankwam I Op de laatste dag van die maand maakte hij er de leden van de Raad van departememshoofden deelgenoot van. Amerikanen, Britten en Australiërs letten, zei hij, in de eerste plaats op hun eigen belangen. 'Hieruit', zo ging hij verder, 'valt voor ons de lering te trekken dat wij vooral moeten opgeven de neiging om overal ter wereld aan de Geallieerde oorlogvoering te willen meedoen, doch dat wij onze oorlogsinspanning geheel moeten concentreren op de bevrijding van Nederlands-Indië" - dat was het gezichtspunt dat hij in zijn brief van 7 november, waarmee dit hoofdstuk opende, met nadruk onder Gerbrandy's aandacht bracht, vooralom steun voor de Nica vragend. Eind november werd de noodzaak daarvan onderstreept doordat MacArthurs hoofdkwartier, rekening houdend met de mogelijkheid dat het midden '45 tot grote landingen op Java zou komen, deed weten dat wat men voor de leniging van de grootste nood (relief) en het eerste economische herstel (rehabilitation) bijeen zou hebben, op I juli '45 voor verscheping gereed moest zijn. Grote voorraden! Sitsen, de directeur van verkeer en waterstaat, die zo nauwkeurig mogelijk had berekend wat in Indië voor relief en rehabilitation nodig was, zei dat men voor de verdeling wel twaalfduizend krachten nodig had - die waren er in de verste verte niet. Notabene. er zaten, goeddeels in Zuid-Afrika, voor de rest in de Verenigde Staten, nog steeds een paar honderd technici van het Marineetablissement uit Soerabaja? zij waren er bij scheepsreparaties ingeschakeld maar hadden door het bedwingen van het U-Baat-gevaar al geruime tijd veel minder werk te doen gekregen. Konden zij dan niet nu naar Australië overgebracht worden? Er ging een telegram naar Furstner uit. Geen antwoord.

XCRuim drie maanden later, begin maart '45, werd in afwezigheid van van Mook die nog niet uit Londen was teruggekeerd, in Camp Columbiatekenbureau' (een Amerikaans bureau) ingeschakeld. (brief, 25 aug. 1943, van Sitsen aan van Maak, ARA, Coll.-van Maak,

I Raad van departementshoofden: Notulen, 31 okt. 1944, p. 10. 2 In Amerika was een deel hunner midden '43 aan het werk gezet om plannen voor de vergroting van de marinebasis te Soerabaja te ontwerpen en hierbij was, aldus Sitsen, 'een totaal

425 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

twee dagen lang overleg gepleegd met Helfrich die uit Ceylon was overgekomen en enige tijd in Australië zou blijven.' De achtergrond van dat overleg was dat MacArthur had doen weten dat ten spoedigste een groot aantal Nica-detachementen moest worden gevormd. Helfrich gaf toe dat de vorming van nieuwe Nica-eenheden prioriteit moest hebben boven de vorming van nieuwe gevechtseenheden, maar dat was de kern van de zaak niet: van Mook en de Raad van departementshoofden wensten dat aan de bestaande gevechtseenheden krachten zouden worden onttrokken en aan de Nita toegevoegd. Kerstens, directeur van onderwijs en eredienst, zei 'dat het noodzakelijk is dat vastgesteld wordt dat de Nica prioriteit heeft', Blom, directeur van justitie, wees er op dat het personeel van het Marine-etablissement 'reeds twee jaar vrijwel werkeloos in Zuid-Afrika en Amerika (zit).' Helfrich weigerde te bevorderen dat zij aan de Nica zouden worden toegevoegd: zij moesten 'in de eerste plaats' gebruikt worden voor het bemannen van een onderzeebootmoederschip en als grondpersoneel voor de luchtstrijdkrachten. Kon dan het Knil geen krachten afstaan? Neen, zei generaal van Oyen: hij moest zorgdragen voor de opleiding van de gezagsbataljons en kon daar niemand bij missen. Van der Plas bestreed dat; hij was 'ervan overtuigd dat de gezagsbataljons op Java geen belangrijke taak zullen hebben ... Enig uitstel van opleiding lijkt daarom wel verantwoord.' Smits, directeur van financiën, bepleitte dat men het i Sth squadron (de Mitchell-bommenwerpers) en het 120th squadron (de Kittyhawk-jagers) die 'in het gehele bestel van praktisch geen invloed zullen zijn', zou ontbinden - dat werd door generaal van Oyen en schout-bij-nacht Koenraad geweigerd. Men kwam er niet uit.

XCEind maart was van Mook weer aanwezig. Hij deed in een vergadering van de Raad, waarbij ook gezant van Aerssen aanwezig was", een klemmend beroep op Helfrich om meer medewerking te verlenen aan de Nica.'Men moet', zei hij, 'voor geen enkele beslissing terugschrikken om te bereiken dat men het vereiste aantal Nederlanders en Indonesiërs voor dit doel zal kunnen leveren'; hij had 'van verscheidene hoge Geallieerde autoriteiten steeds hetzelfde antwoord vernomen dat onze meest essentiële bijdrage aan de oorlogvoering op het ogenblik de Nita is. Dit is volkomen logisch, aangezien de Geallieerden aan strijdkrachten geen gebrek hebben doch wel aan bestuursdeskundigen voor dit speciale gebied.' Gezant van Aerssen zei dat hij het daar volledig mee eens was, maar Helfrich was niet te vermurwen.

XC1 Raad van departementshoofden: Notulen, 6-7 maart 1945. 2

426 [PDF]
MEER KRACHTEN VOOR DE 'NICA' ?

XCEen week later, begin april '45, deelde de verbindingsofficier met MacArthurs hoofdkwartier in de vergadering van de Raad mee v dat, 'hoewel definitieve beslissingen terzake nog niet zijn genomen' (de Join! Chiefs of Staffhadden MacArthurs voorstellen voor grote landingen op Java nog niet goedgekeurd), toch vóór eind mei tien of elf nieuwe Nica-detachementen moesten zijn gevormd. Nu drong de gezant opnieuw op het tijdelijk buiten dienst stellen van oorlogsschepen en andere gevechtseenheden aan. Helfrich weigerde: men zou in dat geval 'kans op muiterij' krijgen. Van Mook zei dat het buiten dienst stellen zijns inziens niet persé noodzakelijk was - de bemanningen konden uitgedund worden. Helfrich antwoordde dat dit niet mogelijk was. Men kwam geen stap verder.

XCHet is tegen die achtergrond begrijpelijk dat men later in april aan de mededeling dat de Joint Chiefs of Staff door MacArthurs plannen voor Java een streep hadden gehaald, één lichtzijde ontwaarde: er zou meer tijd zijn voor de vorming van nieuwe Nica-detachementen. Die waren overigens niet alleen voor Java en de andere eilanden in MacArthurs gezagsgebied nodig (er werd toen in totaal gerekend op 30 grote en 20 kleine detachementen die tezamen ca. vijfduizend man zouden tellen welke uit bevrijd Nederland moesten komen) maar ook voor Sumatra - Mountbatten wenste in eerste instantie ca. vierhonderdvijftig man Nica-personeel te krijgen: zij moesten per loktober op Ceylon aanwezig zijn.

XCHoe kon men die meer dan vijfduizend man voor de Nica; bijeenschrapen? Men zou bovendien al die detachementen niet zonder een minimum aan bescherming kunnen inzetten: aangezien de Indonesische politiemannen die, naar gemeend werd, volledig gediskrediteerd waren, niet ingeschakeld zouden kunnen worden (op Tarakan waren zij met de Japanners het binnenland ingetrokken), dienden aan elk Nica-detachement enkele nieuwe politiepelotons te worden toegevoegd.

XCHet gehele probleem van de personeelsvoorziening van de Nica was, zolang er geen krachten uit bevrijd Nederland zouden arriveren, onoplosbaar.

XCEr was evenwelnàg een probleem: dat van de goederenvoorziening.

XC1

427 [PDF]

Goederenvoorziening

XC

XCHoe weinig berichten men ook uit Indië had ontvangen, één ding wist men: de bevolking leed er gebrek. Wij herinneren aan de inlichtingen die kapitein Pel midden december '42 (in een vroeg stadium vari de Japanse bezetting dus) in Atjeh had kunnen inwinnen: 'Geen geneesmiddelen aanwezig. Economische toestand ... slecht. Door bevolking sterk gevoeld gemis aan wit katoen, kleren, benzine, petroleum, lucifers, vuursteentjes, tabak.' Zou het elders beter zijn? Op het dichtbevolkte Java vermoedelijk slechter - zelfs uit de propagandaberichten op economisch gebied die van Radio Bandoeng werden opgevangen, kon men dat afleiden. De terugkeer van het Nederlands gezag moest dus, meende men, gepaard gaan met materiële hulpverlening op grote schaal: dat was een eis van humaniteit en zou bovendien het herstel van dat gezag bevorderen. Dit betekende dat voor elk deel van de archipel schattingen moesten worden gemaakt, wat men er in eerste instantie nodig zou hebben - beschikte men over die gegevens, dan zou contact kunnen worden opgenomen met de Geallieerde instanties die de nodige machtigingen tot aankoop, eventueel tot productie, zouden moeten afgeven.

XCHet was Sitsen, het vroegere hoofd van de afdeling Nijverheid van het departement van economische zaken, die zich grondig in deze materie ging verdiepen. Door enkele andere deskundigen bijgestaan, werkte hij van eind '42 tot begin '44 in Washington aan een Masterplan for relief and rehabilitation, betrekking hebbend op een totaal aan verschepingen van 700000 ton, dat als 'het plan-Sitsen' werd aangeduid. 'Daarbij', aldus van Mook in het verslag van zijn wereldreis,

XC'is uitgegaan van de allernoodzakelijkste behoeften die de bevrijde delen van Indië zullen hebben op het gebied van levensmiddelen, kleding en medicijnen en van het eenvoudigste productie-, transporten constructie-materiaal, hetwelk in dat uitgestrekte gebied onmisbaar is om bedoelde goederen te distribueren en om de meest noodzakelijke productie weer op gang te brengen ... Het plan-Sitsen is volledig uitgewerkt tot en met de specificaties van bestellingen toe en zodanig ingedeeld dat de behoeften van ieder afzonderlijk onderdeel van NederlandsIndië en voor iedere willekeurige periode van drie tot twaalf maanden gemakkelijk kunnen worden uitgesplitst en in iedere te verwachten combinatie kunnen worden samengevoegd .

XC. . . Van dit complete plan werd een tweetal delen aanstonds afgezonderd, n1. één voor de meest oostelijke gebieden van de archipel (Nieuw-Guinea, Molukken, Timor) en één voor Sumatra. De eerste groep ramingen is in behandeling genomen met de Amerikaanse instanties en het hoofdkwartier

428 [PDF]
HET PLAN-SITSEN

MacArthur, terwijl de tweede groep thans te Londen en bij het. hoofdkwartier van Lord Louis Mountbatten in bewerking is. Daarnaast zijn enige meer algemene behoeften op het gebied van transport en radioverbindingen afzonderlijk met de betreffende Geallieerden opgenomen.'!

XCGedurende een groot deel van '43 had Sitsen aan zijn plan gewerkt zonder te weten of er kans op was dat de Geallieerden er de onontbeerlijke medewerking aan zouden verlenen, maar dat probleem leek eind '43 te zijn opgelost, toen minister Kerstens, die verantwoordelijk was voor het relief en de rehabilitation van het moederland, van het hoofd van de Civil Affairs Division van het War Department, Major General John H. Hilldring, te horen had gekregen dat de Amerikaanse en de Britse legers zes maanden lang voor de volledige hulpverlening aan de in Europa te bevrijden volkeren zouden zorgdragen. Dat was grootspraak geweest - het State Department had Hilldrings toezegging wel bevestigd maar met twee voorwaarden er bij die er alle waarde aan ontnamen: er moesten voor de hulpverlening voldoende schepen zijn en de oorlogvoering (niet alleen tegen Duitsland maar ook tegen Japan) mocht er niet door geschaad worden. Omstreeks de jaarwisseling '43-'44 werd van Mook in Washington door Kerstens over Hilldrings toezegging ingelicht maar van de reserves die het State Department had gemaakt, vernam hij niets - het gevolg was dat hij in zijn reisverslag over de door Sitsen gemaakte schattingen schreef: 'Bij de behandeling kan worden uitgegaan van de ... genomen beslissing, dat de voorziening voor de eerste zes maanden voor de verantwoordelijkheid zou komen van de militaire autoriteiten."

XCEr zouden dus, zo hoopte van Mook, onmiddellijk na de bevrijding grote hoeveelheden goederen in Indië ingevoerd worden en dat zou, was er het economisch leven weer op gang gekomen, tot hernieuwing van de Indische export leiden. Dat alles wilde hij onder overheidscontrole houden en daartoe liet hij in Australië een nieuwe organisatie oprichten: de Netherlands-Indies Government Import and Export Organisation oftewel de Nigieo, welke de oud-directeur van een handelsonderneming op Malakka, die zich al voor de oorlog in Australië had gevestigd, als directeur kreeg.

XCDeze Nigieo begon met goederen voor Merauke in te kopen: een zeer bescheiden begin. Later in '44 kwamen daar aanschaffingen bij die voor Hollandia en voor de nadien door MacArthur bevrijde gebieden nodig waren. Uiteraard zou de organisatie zeer belangrijk uitgebreid moeten

XC! Van Maak: 'Reisverslag 22 december 1943-30 mei J944', p. 10. 2

429 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

worden, als veel grotere gebieden zouden worden bevrijd. Bovendien: er waren transportmiddelen nodig, ook voor de periode na die eerste zes maanden. Van Mook bevorderde, dat met verlof van de Amerikaanse War Shipping Administration in '44 in de Verenigde Staten twintig 500tons motorschepen op stapel werden gezet.

XCIn november '44 gingen Sitsen en van Hoogstraten in Hollaudia overleg plegen met MacArthurs hoofdkwartier. Het gehele plan-Sitsen werd er doorgenomen en in beginsel goedgekeurd. Dat betekende overigens niet dat de 7°0000 ton aan goederen al aanwezig waren. Verre van dien! Van Hoogstraten zei midden december in een vergadering van de Raad van departementshoofden dat Australië en Nieuw-Zeeland niet voor levensmiddelen konden zorgen en voor maar weinig textielgoederen en dat het hoogst onzeker was of textielgoederen (de eerste Nica detachementen hadden er, zoals bleek, veel te weinig van ontvangen) wèl geleverd konden worden door Engeland, Brits-Indië of Brazilië.

XCOndanks deze moeilijkheden kreeg de Nigieo niet onaanzienlijke voorraden bijeen. In Amerika deed de Netherlands Purchasing Commission grote inkopen I, in Australië en Nieuw-Zeeland schafte de Nigieo goederen aan ter waarde van respectievelijk (omgerekend) ca. f 60 mln en ca. f 3 mln en van het Amerikaanse Seventh Army in Hollandia werden grote hoeveelheden textiel, schoenen, levensmiddelen, medicijnen, keukenmateriaal, papierwaren en schoolbehoeften overgenomen tot een totale waarde van (omgerekend) ca. f 45 mln. In Australië sloeg de Nigieo haar goederen in pakhuizen te Brisbane, Sydney en Melbourne op - de bedoeling was uiteraard, die goederen zo spoedig mogelijk naar bevrijde delen van Indië, vooral naar Java, te verschepen.

XCEr werden nog méér voorbereidingen getroffen. Van der Plas wist via MacArthur te bereiken dat van Mooks gouvernement een nieuwe roo kilowatt-radiozender met eigen aggregaat uit Amerika geleverd kreeg (hij was in augustus '45 nog niet in bedrijf gesteld). Ook kocht hij 400 radio-ontvangers en vroeg hij er, opnieuw bij MacArthur, nog 200 aan alsmede vijfluidspreker-installaties (of die geleverd zijn, weten wij niet). Dan werden in Australië vijf offsetpersen gekocht die de Netherlands Indies Government Information Service, de Nigis, in staat stelden, een eigen drukkerij te openen. Afgezien van de bladen Oranje en Penjoeloeh werden daar schoolboekjes gedrukt (niet genoeg - Kerstens ging er in Amerika

I In totaal kocht de tot eind '45 voor (omgerekend) ruim f 920 mln aan goederen in; daarvan was het grootste deel (maar wij weten niet hoe groot dat is geweest) voor Nederlands-Indië bestemd.

430 [PDF]
HULPVOORRADEN BIJEENGEBRACHT

meer bestellen) alsook de boekjes met rantsoenbonnen die in Indië gebruikt zouden worden voor een ordelijke verdeling van de door de Nigieo bijeengebrachte hulpvoorraden.

XCEen moeilijkheid bleef bij dit alles dat men, de voorraden hulpen andere goederen opbouwend, niet wist of uit Nederland tijdig de krachten zouden arriveren die op de verdeling toezicht zouden moeten houden. Die onzekerheid kwelde vooral met betrekking tot Java - welnu, dáár meende men meer tijd te krijgen voor de voorbereidingen als gevolg van een ontwikkeling welke niemand had voorzien.

MacArth ur gaat niet naar Java

XC

XCOp 9 januari '45 was MacArthur op Luzon, het voornaamste eiland van de Philippijnen, geland en na een maand van strijd was zijn voorhoede op 3 februari de goeddeels verwoeste hoofdstad Manila binnengetrokken. Helfrich (toen nog in Australië), van der Plas, Koenraad en van Oyen hadden hem een van groot vertrouwen in zijn leiderschap getuigend felicitatietelegram gezonden. 'Deeply appreciate your inspiring message', had MacArthur geantwoord. 'The Netherlands Indies u/ill not be long notu' 1 Inderdaad, hij deed Marshall, die als Chief oj the US Army Sial/ zijn superieur was, eind februari weten, voornemens te zijn met Australische troepen Tatakan en Balikpapan te veroveren, dan naar Zuid-Borneo voldoende jachtvliegtuigen over te brengen en tenslotte midden juni de Australiërs op Java te laten landen waar zij zich in de eerste plaats van Batavia (Djakarta) meester moesten maken. In zijn telegram wees hij op het feit dat de Nederlandse regering begin april '42 de overeenkomst had goedgekeurd waarbij de strategische verantwoordelijkheid voor de oorlog in de Pacific louter bij de Verenigde Staten was komen te berusten - zouden de Verenigde Staten nalaten, het Nederlands-Indisch gouvernement weer in de gelegenheid te stellen, van Batavia uit zijn gezag uit te oefenen, dan zou dat, aldus MacArthur, 'represent a faiture 011 the part oj the United States to keep [aith.'?

XC'The [oint Chiefs oj Staff', aldus de Amerikaanse historica Grace Person Hayes, "u/ho tu rned General MacArth u r's message over to thejoint Staf/Planners43

I Telegram,9 febr. 1945, van MacArthur (ARA, Coll.-van der Plas, B 6). 2 Telegram, 27 febr. 1945, van MacArthur aan Marshall; aangehaald in Hayes, p. 696.

431 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

jar study, were not impressed with the political necessity oj retaking the Nether lands Indies' I voor hen kwam vast te staan dat MacArthur zich moest beperken tot de operaties tegen de Japanners op Tarakan en in Balikpapan ; op 3 april deden zij MacArthur weten dat een grote landing op Kioesjoe in voorbereiding genomen moest worden, waarbij hi] als Commander-in Chief US Army Farces Pacific zou optreden. Het plan voor de landingen op Java was geannuleerd. Daaromtrent werden Helfrich en van Mook ingelicht, deze laatste door Spoor, de directeur van de Nefis, die zich naar Manila had begeven. Helfrich reageerde verbitterd. 'Onze strijd in Indië', schreef hij op de t yde april in zijn dagboek,

XC'is historie en nu is het vergeten ... De Brits-Indiërs wensen onafhankelijkheid. Straks wensen de Indonesiërs onafhankelijkheid. Azië voor de Aziaten is het motto daar weer, maar dan deze keer niet onder de Japs, maar - er is daar een ander land met vierhonderdvijftig miljoen mensen, nu nog arm, nu nog uiteengerukt, maar later? De overheersende westerse invloed zal tijdelijk plaats moeten maken voor een z.g. onafhankelijkheid van die landen, maar op den duur plaats moeten maken voor een andere, dán machtig geworden Aziatische staat"

XChij bedoelde China. Van Mook vloog naar Luzon en sprak daar op 20 april met MacArthur die hem zei dat hij dacht niet vóór de lente van '46 op Kioesjoe te kunnen landen en dat zulks, aldus een notitie van van Mook, 'voor hem reden was om zijn voornemens ten aanzien van Java niet geheel los te laten. H~ bleef overtuigd van het feit dat deze actie voor hem ... de inlossing van een ereschuld betekende', en wilde dan ook in Washington een nieuwe poging ondernemen om het Java-plan goedgekeurd te krijgen.' 'Krijgt MacArthur zijn zin niet' (die heeft hij inderdaad niet gekregen), 'dan staan wij', concludeerde van Mook, 'voor de noodzaak om de bevrijding van Nederlands-Indië voor een veel groter deel zelf ter hand te nemen, hetgeen onder de gegeven omstandigheden een uitstel van één of twee jaren kan betekenen" - MacArthur en van Mook waren het

I A.v. 2 Aangehaald in Helfrich: dl. p. r87. 'Met het oog daarop zond van Maak in mei generaal van Oyen en Warners, de directeur van verkeer en waterstaat, naar Manila waar zij door MacArthurs chef-stafuitvoerig werden ingelicht, hoe de operatie op Java eventueel kon worden uitgevoerd. Van MacArthur persoonlijk kregen zij te horen: (brief, 30 dec. 1984, van Warners) 4 Van Maak: Notitie, 24 april 1945 (RvO, Coll.-van Maak, bundel 1945).

432 [PDF]
HELFR[CH [5 VERB[TTERD

er over eens geweest dat een capitulatie van de japanse regering nog niet behoefde te betekenen dat alle japanse militairen de strijd zouden staken.

XCNog voordat de beslissing inzake java was gevallen, had van Mook een brief geschreven aan Logemann en was hij aan een brief aan Schm utzer begonnen.

XCLogemann woonde in de hongerwinter in Utrecht maar van Mook nam in maart '45 aan dat Nederland benoorden de rivieren spoedig zou worden bevrijd - schreef hij in Australië een brief, dan zou het in elk geval weken duren voordat deze aan Logemann ter hand gesteld zou kunnen worden. 'Beste Dolf', schreef hij deze op 17 maart (tien dagen nadat de Amerikanen bij Remagen over de Rijn waren gekomen),

XC'het is een grote teleurstelling (maar veel groter voor jullie die in de ellende zitten dan het voor ons kan zijn) dat Nederland nog altijd onder de bezetting zucht en ik je niet heb kunnen weerzien, toen ik de laatste keer in Londen en Brabant was'

XCdat hij in Londen Logemanns naam aan de koningin had genoemd als mogelijke minister van overzeese gebiedsdelen in het na de bevrijding te formeren kabinet, verzweeg hij. Zijn brief bevatte wèl een waarschuwing terzake:

XC'Wij zullen bij het herstel van ons koninkrijk voor moeilijkheden komen te staan waarvan wij de omvang op het ogenblik waarschijnlijk nog niet eens ten volle beseffen. Ook daarom hoop ik dat je je gezondheid hebt behouden, omdat ik overtuigd ben dat je in dat herstel een grote rol zal kunnen spelen.' I

XCRuim twee weken later, op 2 april, begon hij in Camp Columbia aan een lange brief aan Schmutzer. H~ schreef er in dat het 'onzeker' was, wanneer MacArthur een grote aanval op de japanners in NederlaridsIndië zou inzetten, en vervolgde:

XC'Belangwekkend is in dit verband een rapport, dat ik dezer dagen kreeg van wèl-ingelichte Britse zijde. Daarin werd als strategisch inzicht van de Chiefs of

XCI Brief, 17 maart 1945, van van Maak aan Logemann (ARA, Col I.-van Maak, 2).

433 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Staff vermeld, dat men in de eerste plaats voort zou gaan met het veroveren van bases om Japan, om vervolgens van daaruit door een intensieve blokkade en intensief luchtbombardement te trachten dat rijk zodanig te verzwakken, dat een geconcentreerde aanval binnen korte tijd op het hoofdeiland zelf zou kunnen worden gedaan. Als gevolg van dit inzicht zouden operaties in het Zuiden geheel op het tweede plan komen. De zegsman vertelde er overigens bij, dat men in Amerikaanse militaire kringen zeer sceptisch stond tegenover ons vermogen om onze taak in Indië te vervullen en dat men reeds voorbereidingen trof om ons daarbij, niet zonder compensatie, bij te staan dan wel het werk uit onze handen te nemen.

XCOverigens is één ding duidelijk genoeg: in allerlei Geallieerde kringen, welwillende en mlnder welwillende, begint men zich af te vragen, welke invloed de ernstige staat, waarin Nederland verkeert, zal hebben op onze kracht en onze positie in de naaste toekomst. .. Wij doen trouwens goed om ook voor onszelf niet te verbergen, dat de trage bevrijding en de grote verwoesting in Nederland gevolgen kunnen hebben, die voor ons koninkrijk gevaarlijk zijn. Wij komen tenslotte steeds dichter voor het ogenblik waarop niet meer de plannen, maar de feiten zullen spreken en waarop wij zullen moeten tonen in staat te zijn tot datgene, wat onze natuurlijke taak is bij de bevrijding van Nederlands-Indië.

XCVoor mijzelfben ik van oordeel, dat dit voor de naaste toekomst in hoofdzaak een kwestie van mensen is. Ik heb die overtuiging reeds van begin I943 aan mijn toenmalige collega's in het Kabinet trachten bij te brengen en hun de urgentie trachten te doen gevoelen om het uiterste te doen ter verzameling van een équipe, die althans de eerste bestuursvoorziening in Nederlands-Indië zou kunnen ten uitvoer leggen. Ik heb daarvoor slechts zeer langzaam begrip en gehoor kunnen vinden; veel te lang zijn de daadwerkelijke maatregelen in die richting opgehouden door de vals gebleken hoop, dat Nederland betrekkelijk spoedig in zijn geheel zou worden bevrijd, en de verwachting, die misschien evenzeer vals zal blijken, dat daarna de strijd tegen Japan nog zeer lange tijd zou vorderen. De bevrijding van Nederland is helaas vertraagd; de ineenstorting van de Japanse rnachr schijnt in de laatste maanden aanzienlijk te zijn versneld en tussen deze twee veel korter op elkaar gevolgde gebeurtenissen zitten wij voor onze personeelsvoorziening in tijdnood'

XCbij die personeelsvoorziening moest, meende hij, prioriteit gegeven worden aan de Nica.

XCTwaalf dagen later, op 14 april, zette hij de brief aan Schmutzer voort. Spoor had hem toen ingelicht dat MacArthurs voorstellen voor een landing op Java waren afgewezen. 'Voor ons betekent dit aan de ene kant een hernieuwde mogelijkheid om straks toch nog op tijd te zijn', maar

XC'aan de andere kant stelt de beslissing de bevrijding van Nederlands-Indië

434 [PDF]
VAN MOOKS LANGE BRIEF AAN SCHMUTZER

misschien voor vele maanden uit en betekent zij dus een voortgezet lijden van onze land- en rijksgenoten, met name van hen, die in krijgsgevangenschap of internering zuchten. Wat dit betekent, heb ik in de laatste dagen kunnen vernemen van een dozijn krijgsgevangenen en een zestigtal geïnterneerden, die in Manila wetden bevrijd en die hierheen gekomen zijn.

XCHet lot van de krijgsgevangenen is verreweg het ergst; de hier gearriveerden zijn waarschijnlijk het restant van enige honderden, die in begin 1942. in Indië worden krijgsgevangen gemaakt. Zij zijn eerst naar Thailand gesleept, waar zij onder de meest gruwelijke omstandigheden aan een spoorweg hebben moeten werken en waar een Nederlandse rnilitieplichtige, die de namen van overledenen verzamelde, midden 1944 reeds 2. 500 bijeenhad (op verre na niet volledig), zij werden daarna op iransportschepen geladen en van Singapore naar japan gedirigeerd. Het betreffende transportschip is kort na vertrek uit Manila getorpedeerd, waarbij geen zesde van de mensen is gered.' Aangezien de krijgsgevangenentransporten naar japan in de tweede helft van 1944 zeer frequent zijn geweest en vele van die transportschepen door Geallieerde actie zijn ondergegaan, mogen wij aannemen, dat dit niet een zeldzaam geva I betreft. Hetgeen deze mensen aan kwelJing en ontbering hebben meegemaakt is nauwelijks te beschrijven en, voor wie het niet zelf beleefd heeft, niet voor te stellen.

XCDe geïnterneerden zijn over het algemeen ruinder wreed behandeld, maar hebben toch allen zeer onder honger en ziekte geleden en bovendien de betrekkelijke afleiding van geregeld werk gemist.'

XCVan Mook betoogde voorts dat de mogelijkheid bestond dat een deel van de Japanners ook na Japans capitulatie zou doorvechten 'en dat wü dan voor het vraagstuk staan om de zaak over te nemen. Missen wij daarvoor de organisatie, dan betekent dit zonder meer overdracht aan onze bondgenoten. In dat verband is het van de grootste urgentie dat nu eindelijk met de opleiding van de gezagsbataljons kan worden begonnen' 'romantische fantasieën over deelneming aan een verovenng van Tokio' moest men laten varen. Hij vervolgde:

XC'Wanneer ik verneem hoe de japanners Manila volkomen hebben verwoest en hoe alles wat zich nog in de ruïnes bevond, door het schuim der bevolking is geplunderd; wanneer ik daarbij tevens verneem, dat in bepaalde delen van de Philippijnen een volslagen wetteloosheid heerst en niet weinigen van de z.g. guerrillas zuiver roverbenden zijn, dan kunt ge begrijpen, hoe wij alles zullen moeten aangrijpen wat nog regelmatig werken kan, om een chaos te voorkomen. En voor dit doel heb ik tot dusver niet veel meer bijeen dan een paar honderd

, Dit betreft de ondergang van de die op 14 december '44 tot zinken was gebracht.

435 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

mensen, waarvan maar een paar tientallen werkelijk in hun vak doorknede en bekwame lieden zijn, terwijl het merendeel bestaat uitjongeren zonder ervaring, zij het over het algemeen van goed gehalte. Tegenover de twintigduizend Nederlandse ambtenaren en de vele tienduizenden Nederlandse particulieren, die in Indië werkten, zullen wij, ook al brengen wij alle mensen met ervaring uit Marine. Leger, Luchtmacht en Nederland bijeen, niet meer dan één- à tweeduizend kunnen opbrengen. Natuurlijk kunnen zij worden aangevuld met velen die in Nederland zich aanmelden voor de Indische dienst, maar het spreekt wel vanzelf dat onder die velen slechts weinig leidend kader zal worden aangetroffen.'

XCHij wees er Schmutzer vervolgens op, hoeveel hinder hij ondervond van het feit dat hij over de strijdkrachten niets te zeggen had en dat die akelig verspreid waren. 'Het is natuurlijk wel fraai geweest dat wij konden zeggen overal mee te doen, maar de daarvoor verworven lof is spoedig verklonken en de afwezigheid van meer marine in bevrijd NederlandsIndië valt iedere dag op.'

XCZo ver was deze lange brief gevorderd, toen hij uit Camp Columbia naar Manila en vandaar naar San Francisco vloog om er deel te nemen aan de internationale conferentie ter oprichting van de Organisatie der Verenigde Naties. Op 26 april sloot hij zijn brief af:

XC'De toestand in Manila is schrikwekkend, daar de Japanners systematisch het belangrijkste deel van de stad hebben verwoest en meer dan honderdduizend Philipinos in de laatste dagen van hun bezetting hebben afgemaakt. De Amerikanen zijn dan ook genoodzaakt geweest om een groot aantal krachten af te zonderen voor herstelwerkzaamheden en moeten het Philippijris bestuur aan alle kanten bijstaan. Het is een bevestiging van hetgeen ik tevoren reeds over de personeelbehoefte van de Nica schreef, waarbij wij nog moeten bedenken, dat in de Philippijnen een groot Amerikaans leger bij allerlei moeilijkheden kan helpen, hetgeen misschien straks in Indië niet het geval zal zijn.'

XCDaar kwam nog bij dat hij uit Washington vernomen had dat het vertrek van Nederlandse oorlogsvrijwilligers naar Australië (krachten voor de Nica en voor de gezagsbataljons) nog steeds niet was geregeld. 'Nu lijkt alles weer op losse schroeven te staan.' 'Ik begrijp bij dit alles', schreef hij verder,

XC'hoe moeilijk u de zaken moeten vallen bij de rampzalige toestand in Nederland en ik aarzel soms om de aandrang uit te oefenen die de toestand in het Oosten vereist, maar ik meen toch niets te mogen nalaten om een volledig herstel van het koninkrijk zo goed het kan, te blijven bevorderen.'

436 [PDF]
VAN MOOKS LANGE BRIEF AAN SCHMUTZER

XC'Ik wens u de kracht'; zo eindigde hij, 'om uw moeilijke taak onder deze zeer moeilijke omstandigheden te volbrengen.' 1

XCToen Logemann op 24 juni '45, twee maanden nadat van Mook zijn noodkreet had afgesloten, minister van overzeese gebiedsdelen werd, zond van Mook hem een doorslag van zijn lange brief aan Schmutz er, waarbij hij zich erover beklaagde dat deze laatste niets van zich had laten horen.

Nederland

XC

XCInderdaad, het was duidelijk dat 'de rampzalige toestand in Nederland' het bijeenbrengen en opleiden van de bestuursen militaire krachten waaraan van Mook behoefte had, aanzienlijk zou vertragen. Inmiddels was evenwel in het bevrijde Zuiden gebleken dat talrijke jongeren aan de verdrijving van de Japanners uit Indië wilden deelnemen en hetzelfde zou in het gebied benoorden de rivieren het geval zijn, nadat de Wehr macht daar op 5 mei had gecapituleerd.

XCDat roept allereerst de vraag op, hoe zich in de jaren van de Duitse bezetting de publieke opinie in Nederland ten aanzien van NederlandsIndië had ontwikkeld.

XCOver wat zich in Indië afspeelde, kreeg men maar heel weinig infermatie. Het gebrek aan gegevens die terzake op Ceylon en in Australië werden ontvangen, leidde er toe dat Indië in de berichtgeving van de BBC, van Radio Oranje en (in de periodejuli 'a r-oktober '42) van Radio Brandaris maar weinig werd genoemd. Van Mook hield begin oktober '42 voor Radio Oranje zijn eerste toespraak; hij beschikte toen over de inlichtingen welke van der Star, Stokhuyzen en van der Veen (de drie die begin juli van Java waren weggevaren) hadden verstrekt; die deden hem zeggen:

XC'De geest en de onderlinge hulpverlening zijn ... prachtig en de verhouding tot de inheemse bevolking, die zelf lijdt en vol mededogen is, is goed. Alles wacht op de bevrijding. De bevrijders zullen overal hulp en verwelkoming vinden."

I Brief, 2-26 april I945, van van Maak aan Schmutzer (a.v.), 2 Radio Oranje, 2 okt. ]94 2.

437 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCHet gehele jaar' 43 door had hi] hier niets aan toe te voegen maar in '44, na zijn terugkeer van zijn wereldreis, gaf hij in zoverre een genuanceerder beeld dat hij de luisteraars in bezet gebied meedeelde dat enkele vooraanstaande Indonesiërs (hij gaf geen namen) met de Japanners waren gaan samenwerken en dat het Japans bestuur een soort volksvertegenwoordiging (de Centrale Adviesraad) had kunnen oprichten. 'Een aantal nationalistische politici,' zei hij eind juni '44,

XC'enige leiders van organisaties en een enkele eerzuchtige Indonesische bestuursambtenaar konden de Japanners met name noemen als hun medewerker doch van die bekenden konden of wilden zij slechts enkelen voor de microfoon brengen. En in hetgeen die weinigen spraken, was voor de goede verstaander zoveel geestelijk voorbehoud dat men zich moest afvragen of zij inderdaad medewerkers waren'

XCdat was een conclusie die van der Plas had getrokken. Van Mook zei voorts o.m.:

XC'Het harde lot van krijgsgevangenen en geïnterneerde mannen, van in benauwde stadswijken opgesloten vrouwen en kinderen wekt medegevoel. Het gemis aan recht in het openbaar leven doet naar vroegere tijd terugverlangen. De schijnvertoning van een ja-en-amen zeggende zogenaamde volksvertegenwoordiging en van in wezen gevangen colla borateurs steekt schril af bij de rustige en aan het bevolkingsbelang getrouw gebleven houding van het inheems bestuur'

XCen ook uit die passage sprak de visie die zich bij van der Plas had ontwikkeld.

XC'Angst en armoede zijn steeds meer de vaste begeleidingsverschijnselen geworden ook van deze Nieuwe Orde. En onder die druk groeit het verzet. Ik zal daarover bij een volgende gelegenheid tot u spreken. Maar nu kan ik reeds zeggen dat in Indië alle groepen van de burgerij reikhalzend uitzien naar de verdrijving van de Japanner, naar de komst van de Geallieerde strijdkrachten, en hopen dat onder die bevrijders, zodra ons land verlost zal zijn van de Duitser, een zeer ruime plaats (ik ben er zeker van) ingenomen zal worden door de zonen en dochters van Nederland."

XCDie 'volgende gelegenheid' deed zich een week later voor. 'De collaboratie op ideelogische grondslag verdwijnt', zei van Mook toen,

XCI A.v., 29 juni

438 [PDF]
VAN MOOKS TOESPRAKEN VOOR RADIO ORANJE

'en aan de andere arm van de weegschaal neemt het verzet toe. Wij weten uit spaarzame berichten dat het verzet met de wapens in de binnenlanden van Sumatra en elders langer duurde dan wij konden vermoeden. De grote afstanden en het gebrek aan radio-communicatiemiddelen deden ons al spoedig bet contact verliezen met deze moedige mensen die, Daar uit een japanse broadcast bleek, tot oktober van verleden jaar, achttien maanden na de bezetting, nog in het veld waren. Het waren Nederlanders en Indonesiërs, zoals in Nederland de Indonesiërs deelnemen aan het verzet'

XCinderdaad, de Japanners hadden in hun berichtgeving over de razzia's die zij in september '43 op Sumatra hadden uitgevoerd (zij hadden toen bij elkaar ca. drieduizend personen opgepakt: Nippon-werkers die in interneringskampen en grote aantallen Ambonnezen en Menadonezen die in interneringskampen dan wel gevangenissen opgesloten waren), formuleringen gebruikt die de indruk wekten dat groepen gewapenden waren uitgeschakeld. 'Laat ons tonen', zo eindigde van Mook, 'dat wij door alle ellende heen een groot en goed volk zijn gebleven en wij zullen een ander volk kunnen terugvinden, waarmee wij tezamen een hecht rijk kunnen herbouwen.'!

XCEen maand later, begin augustus '44, prees hij 'de eensgezindheid van zeer uiteenlopende maatschappelijke groepen', die zich in Indië in de maanden van de Japanse invasie zou hebben afgetekend; 'daarom', zei hij, 'is Indië waard om straks met uw hulp als zelfstandig deel van ons koninkrijk te worden bevrijd."

XCZijn laatste toespraak voor Radio Oranje hield hij op I7 oktober '44, toen hij als tijdelijk luitenant-gouverneur-generaal naar Australië vertrok. Hij eindigde toen met 'een persoonlijk woord': 'Ik aanvaard de plicht om mij nu, terwijl de bevrijding van mijn vaderland in het zicht is' (er was nog hoop dat Montgomery vóór de winter de barrière van de grote rivieren zou kunnen passeren),

XC'naar Australië te begeven niet zonder leedwezen over het feit dat ik bij die bevrijding niet tegenwoordig zal kunnen zijn en uw vreugde om de afneming van het Duitse tyrannenjuk niet met u zal kunnen beleven. Maar ik aanvaard haar ook met opgewektheid, omdat ik weet dat ook ginds een ieder in zijn hart met u meeleeft en dat een goede taakvervulling daar, gedurende deze overgangstijd, ertoe zal bijdragen, ook die tweede bevrijding van onze land- en rijksgenoten in Indië naderbij te brengen.'

I A.v., 6 juli 1944. 2 A.v., 3 aug. 1944.

439 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCIn bevrij d Nederland zou een nieuwe regering aantreden - zij zou eventueel een nieuwe luitenant-gouverneur-generaal kunnen benoemen. Aan wie dat ook werd, zou voor de geest staan, zei hij,

XC'het beeld van een vrij Nederland, dat zich opricht en in het gelid treedt van de bondgenoten die de strijd tegen Japan ten einde zullen voeren. Het is een beeld van een aan de bezetter zich ontworstelend Indië, gewond en geschonden, maar gereed om weder als deelgenoot zijn plaats te nemen in het koninkrijk, Het is het beeld van Harer Majesteits landvoogd, Tjarda van Starkenborgh, uit zijn gevangenschap verlost en in zijn gezag hersteld, aan wie het iedere luitenantgouverneur-generaal een onschatbaar voorrecht zal zijn, dat gezag, zo goed als dat in zijn vermogen ligt, weder over te dragen."

XCMen ziet: er werd door van Mook in deze uiteenzettingen voor Radio Oranje geen enkele formulering gebruikt die verder ging dan in de 7 december-toespraak van de koningin was gezegd. Hoofdelementen in zijn uiteenzettingen waren dat er in Indië in de maanden van de Japanse invasie sprake was geweest van een opmerkelijke eensgezindheid, dat slechts weinige Indonesiërs ('een aantal nationalistische politici, enige leiders van organisaties en een enkele eerzuchtige') met de Japanners waren gaan samenwerken, dat de inheemse bestuurders louter de belangen van de bevolking waren blijven dienen, dat er sprake was geweest van een lang, door 'Nederlanders en Indonesiërs' samen volgehouden verzet en dat 'alle groepen van de burgerij' hoopten dat zich onder de Geallieerde bevrijdingsstrijdkrachten talrijke Nederlanders zouden bevinden.

XCDeze hoofdelementen sloten op wezenlijke punten aan bij het beeld dat het overgrote deel van de burgerij in het moederland van de eigen situatie had: slechts een zeer kleine minderheid had met de Duitse bezetter samengewerkt, er was meer en meer verzet geboden en de overweldigende meerderheid had hartstochtelijk verlangd naar de bevrijding die door de terugkeer van koningin Wilhelmina zou worden gesymboliseerd. Anders gezegd: de bevrijding van Indië, hoe moeilijk misschien ook door het verzet dat de Japanners (Duitslands bondgeneten!) zouden bieden, was in wezen een even natuurlijke zaak als de bevrijding van Nederland. Op dat punt bestond eenstemmigheid - verdeeldheid was er ten aanzien van de vraag wat dan de plaats van Indië zou worden in het koninkrijk, aan welks integraal herstel niet werd getwijfeld.

XC, A.v., I7 okt. I944. 44

440 [PDF]
'DAAR KRIJGEN WE NARIGHEID MEE'

XCOver de verhouding tussen Nederland en Indië was vóór de 7 decembertoespraak maar heel weinig in de Nederlandse illegale pers geschreven. Slechts één blad had op herziening van die verhouding aangedrongen: Vrij Nederland; het had in april '42 bepleit dat Indië een 'gelijkgerechtigd' deel van het koninkrijk zou worden, 'baas in eigen huis'; het blad had voorts de vorming van een 'rijksraad met wetgevende bevoegdheid' wenselijk genoemd, waarin (conform de verhoudingen die al voor de rijksconferentie aangekondigd waren) Nederland en Indië elk met vijf en Suriname en de Antillen elk met één lid vertegenwoordigd .zouden zijn, Men ziet: Vrij Nederland dacht aan een voortgezet rijksverband.

XCVoortzetting van dat verband was ook de teneur van de 7 decembertoespraak maar daarbij werd toch in één zinsnede achter die voortzetting een vraagteken geplaatst, daar narnelijk waar de koningin zei: 'Ik weet dat geen politieke eenheid en verbondenheid op den duur kunnen blijven bestaan, die niet gedragen worden door de vrijwillige aanvaarding en de trouw van de overgrote meerderheid der burgerij.' In Indië was van die 'vrijwillige aanvaarding' nimmer sprake geweest. Toen dan ook wat de koningin gezegd had als woordelijke tekst doordrong in het kamp te St. Michielsgestel, waar de bezetter, bevreesd voor de reacties die een Geallieerde landing op de Nederlandse kust zou uitlokken, begin mei '42 ca. vierhonderdzestig vooraanstaande Nederlanders als gijzelaars had geïnterneerd, zei Logemann tegen de vroegere voorzitter van de Tweede Kamer-fractie van de Christelijk-Historische Unie, H. W. Tilanus, die mèt hem geïnterneerd was: 'Lees die rede eens, want daar krijgen we narigheid mee.' 1 Dachten anderen ook zo? Hier en daar zeker. Mr. G. H. Slotemaker (een broer van de directeur van het Netherlands Information Bureau te New York), lid van de in de illegaliteit gevormde commissie die de zendingen van de z.g. Zwitserse Weg samenstelde, verklaarde aan de Enquêtecommissie, dat 'juist over die rede van de koningin ... heel veel te doen is geweest. Er was toen sprake van die vrijwilligheid' (Slotemaker doelde kennelijk op de woorden 'vrijwillige aanvaarding'), 'waarvan niemand wilde geloven dat het zo gezegd was. Ze zeiden dan ook dat het wel een beetje anders zou zijn? - en daarbij valt te bedenken

I G. Puchinger: (1966), p. 219. maker de Bruïne, dl. IV c, p. Getuige G. H. Slote

441 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

dat lang niet iedereen op zondagavond 6 december '42 naar de bijna een kwartier lange toespraak van de koningin had geluisterd (wij hebben er in hoofdstuk 2 slechts de belangrijkste passages uit weergegeven) en dat nog minder mensen in de gelegenheid waren geweest, de herhaling op maandagmiddag 7 december te volgen. Wel werd de tekst nog in het van Engeland uit door de lucht verspreide miniatuur-maandblad De Wervel wind opgenomen maar dit blad had slechts een geringe verspreiding. Het is dus begrijpelijk dat er allerlei onduidelijkheid bleef bestaan over wat de koningin precies gezegd had.

XCDat neemt niet weg dat de toespraak op zichzelf èn het feit dat ook in de Pacific het oorlogstij gekeerd was, bevorderden dat de illegale pers in '43 en '44 meer aandacht besteedde aan het Indische vraagstuk dan in de voorafgaande jaren. Het anti-revolutionaire illegale blad Trouu/ wijdde er in december '43 een apart nummer aan (het werd ook geheel in het Engels vertaald en via de Zwitserse Weg naar Londen gezonden). De zelfstandigheid van Indië werd er in afgewezen en a fortiori dus de onafhankelijkheid: 'Een kind dat graag groot wil zijn', schreef het blad, 'heeft daarmee nog niet het vermogen van een man'; 'de koloniale taak' was in Nederland sinds het begin van de twintigste eeuw 'verstaan als een heilige roeping', 'Indië heeft Nederland nog nodig en Nederland heeft Indië nog nodig', voor 'een rijksraad' (het door Vrij Nederland in '42 gelanceerde denkbeeld) voelde Trouw niets. 'De opmerking moet ons van het hart', schreef het blad, 'dat wij sommige reacties hier te lande op de rede van H.M. de Koningin ... , waarin gewag gemaakt werd van de gelijkwaardigheid en zelfstandigheid van Indië in de toekomst, betreuren' - Indië was niet meer dan 'een groep eilanden, bijeengebracht en bijeengehouden door het Nederlandse gezag', een gebied hetwelk een 'substraat' had, dat 'voor het grootste deel' gevormd werd door 'nietinheemse factoren: buitenlands kapitaal, buitenlandse energie, buitenlandse cultuur."

XC'Instelling van een democratisch bestuur in Indië, d.w.z. instelling van een zelfstandige Indische regering, verantwoordelijk aan een door de Indische bevolking gekozen Volksraad, is', schreef Trouw vervolgens in mei '44, 'onmogelijk. Dit zou in feite betekenen: Indië los van Nederland, d.w.z. de vernietiging van alles wat daar aan goeds is tot stand gebracht' - het blad wilde niet verder gaan dan de (Nederlandse) Raad van State uitbreiden 'met een aantal Indische en dan met name ook inheemse leden' (de term 'Indonesische' werd vermeden) en de behan

XCI Trouw, I, 14 (dec. 1943), p. 10, 4, 6. 44

442 [PDF]
DE ILLEGALE PERS OVER NEDERLAND EN INDIË

deling van de Indische begroting door het Nederlandse parlement laren vervallen. Nederland had in Indië nog een grootse taak, ook bij de verspreiding van het Evangelie - zonder Indië zou Nederland slechts 'een niets betekenende, kleine natie' zijn.'

XCZo dacht ook een tweede illegaal blad waarin anti-revolutionairen veel invloed hadden, Geïllustreerd Vrij Nederland (later tot Ons vrije Nederland herdoopt): 'Mocht Indië wegvallen, dan zal zeker 40% van ons volk werkloos worden ... Bittere annoede zou voor ons het verlies van Indië betekenen."

XCHet liberale illegale blad Slaet op den Trommele had niet veel moeite met het 'eigen bestuur' van Indië, Suriname en de Antillen, zij het dat dit blad de rol van de Nederlanders in Indië geenszins 'uitgespeeld' achtte:

XC'Bij de toekomstige ontwikkeling van Indië tot een harmonische samenleving zal de autochtone bevolking zeker een groter aandeel in het bestuur van het land moeten hebben dan vóór de oorlog. Maar wij hopen dat tot in lengte van dagen de Nederlauder er zal blijven 'thuis behoren' en zijn deel in die ontwikkeling zal hebben."

XCHet illegale blad Je Maintiendrai, uitgegeven door aanhangers van de in december '41 door de bezetter verboden massale beweging de Nederlandse Unie, drukte dat laatste scherper uit. 'In onze toekomstplannen', schreef dit blad, 'is er slechts plaats voor één Groot-Nederlands Rijk, gevormd door Nederland, Nederlands-Oost-Indië en NederlandsWest-Indië, een andere gedachte komt voor ons niet in aanmerking." Trouwens, zo meende Je Maintiendrai: 'Onder de Japanse bezetting (is) geen enkele nationalistische leider het gouvernement ontrouw geworden."

XCEr klonken in de linkse illegale bladen hier en daar andere geluiden.

XCDe Vrije Katheder, illegaal blad van communistische studenten, vond dat aan 'Indonesië volle zelfstandigheid' moest worden toegekend. 'Zal dit leiden tot een breuk ... ? Geenszins. Deze toekenning van zelfstandigheid sluitjuist in, dat Indonesië uit vrije wil een band met Nederland zal kunnen aangaan."De Waarheid, het orgaan van de illegale CPN, schreef in mei '43: 'Nederland en Indonesië mogen zich niet van elkaar

XC, A.v., extra nummer (juni I944), p. II, I2, 2. 2 Geïllustreerd Vrij Nederland, IV, 7 (nov. I943), p. 7· 3 Slaet op den Trommele, 35 (29 maart 1944), p. 2. "Je Maintiendrai, 39 (10 mei 1943), p. 6. 5 A.v., 44 (3 I aug. I943), P: 4. 6 De Vrije Katheder, z.n. (13 sept. I943), p. 3-4·

443 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

verwijderen. Zij hebben elkaar nodig en vullen elkaar aan", maar meende in november '43, 'dat Indonesië recht heeft op volledige onafhankelijkheid, ongeacht de vraag of het belang van het Nederlandse volk er door geschaad wordt? - het blad voelde er niets voor dat weer 'een soort van koloniaal expeditieleger naar Indonesië (zou) gaan om er het oude koloniale gezag weer in te voeren', het Indonesische volk moest zèlf, zij het met hulp van bondgenoten, 'in het bijzonder Nederland', de Japanse indringers verdrijven.' In juni '44 schreef De Waarheid dat een beroep van de regering op het Nederlandse volk om hulp te bieden bij de bevrijding van Indië zeker weerklank zou vinden 'bij brede lagen van de Nederlandse bevolking', maar 'alleen onder drie voorwaarden': (a) de regering moest toezeggen dat 'Indonesië ... een zelfstandige en democratische staat' zou worden, 'met Nederland in vrijheid verbonden door banden van cultuur, traditie en gemeenschappelijke belangen', doch met 'het recht de samenwerking eenzijdig teverbreken'; (b) uit Nederland zouden slechts militaire vrijwilligers uitgezonden mogen worden; (c) Nederlands deelneming aan de bevrijding van Indonesië zou goedgekeurd moeten worden door 'de leidinggevende organisaties van het Indonesische volk zelf."Vrij Nederland ging in juli' 43 niet verder dan te bepleiten dat N ederland en Indonesië 'een bondsstaat' zouden vormen ('het moederland (zal) afstand ... moeten doen van zijn machtspositie"): Het Parool voorspelde in mei '43 dat Indonesië 'als een soort Dominion uit de oorlog weder te voorschijn (zou) komen"; nodig was 'een principiële erkenning van Indonesië's staatkundige gelijkgerechtigheid' - overigens kon men 'Java en Nieuw-Guinea, Bali en Borneo niet ongestraft over één kam scheren." In het gemeenschappelijk manifest tenslotte dat Vrij Nederland en Het Parool in april '44 opstelden", kwam dit te staan:

XC'Indonesië, Suriname en Curaçao hebben recht op de volledige vervulling van de belofte, door H.M. de Koningin in haar koninklijke redevoering van 7 december 1942 gegeven, dat zij, langs wegen door een ronde-tafelconferentie te bepalen, als gelijkwaardige delen van het koninkrijk erkend zullen worden, vrij naar binnen, gelijk naar buiten.'

XCTot zover ons overzicht: een nogal mager geheel; dat laatste doet

XC1 De Waarheid, 71 (I mei 1943), p. 5. 2 A.v., z.n. (17 nov. 1943), p. 7. 3 A.v., 106 (14 jan. 1944), p. 2,3· 4 A.v., 127 (14 juni 1944), p. 3-4. 5 Vrij Nederland, III, 12 (30 juli 1943), P: 5· 6 Hel Parool, 54 (28 mei 1943), p. 7. 7 A.v., 60 (30 okt. 1943), p.2. 8 Tekst: Enq., dl. V b, p. 218.

444 [PDF]
DE ILLEGALE PERS OVER NEDERLAND EN INDIË

vreemd aan wanneer men zich voor de geest haalt dat het Indische vraagstuk in de eerste vier naoorlogse jaren het belangrijkste vraagstuk was waarmee N ederland worstelde - geenszins vreemd is het daarentegen wanneer men er op let hoe traditioneel door de meeste Nederlanders gedacht werd. Tot en met de val van Indië (maart '42) had vrijwel alles wat men sinds mei '40 in bezet gebied over gebeurtenissen en verhoudingen in Indië had vernomen, te maken gehad met oorlogsvoorbereiding en oorlog. Menigeen had toen getracht, de krenking van de snelle nederlaag die in de Meidagen van '40 geleden was, te boven te komen door zich voor ogen te stellen wat niet al door Nederlanders in Indië was opgebouwd. Verscheidene boeken waren toen verschenen die in de zelfgenoegzame toonsoort stonden van het 'Daar werd iets groots verricht'. Evenwel: van maart' 42 af werd het stil om Indië. De regering en haar organen konden, gelijk al vermeld, geen duidelijk beeld krijgen van wat onder de japanse overheersing gebeurde - wat zij aan informatie doorgaven (men denke aan van Mooks toespraken) was op te weinig gegevens gebaseerd en daardoor in hoge mate door wensvoorstellingen bepaald. In werkelijkheid wist niemand wat in Indië leefde. Het gevolg was dat wie in bezet gebied hetzij in conservatieve, hetzij in progressieve richting lijnen voor de toekomst uitstippelde, niet meer deed dan uitdrukking geven aan wat hij persoonlijk wenselijk achtte. De twee grote onbekende factoren waarmee de regering te maken had: de houding van de Verenigde Staten en de houding van de Indonesiërs, golden ook voor de bevolking in bezet Nederland, met dien verstande dat de_regering zich althans bewust was dat dat onbekenden waren en de publieke opinie in bezet gebied nauwelijks besefte dat die onbekenden bestonden. Bij dat laatste moet men bovendien bedenken dat de dagelijkse bestaanszorgen in bezet gebied van '42 af merkbaar zwaarder gingen drukken.

XCWij zijn er van overtuigd, al kunnen wij dat niet 'bewijzen', dat, als men de groep van diegenen die verwanten ofkennissen in Indië hadden, uitzondert, veruit de meesten van de overige Nederlanders van maart '42 af maar weinig aan Indië gedacht hebben. Dat veranderde pas in de herfst van '44: de nederlaag van Duitsland kwam toen in een zo nabij perspectief te liggen, dat daarmee ook de nederlaag van japan een vooruitzicht werd waarmee men rekening ging houden. Velen beseften toen dat Nederland er ook op militair gebied het zijne toe moest bijdragen dat de japanners uit Indië verdreven werden, zodat er, daargelaten wat er in een volgend stadium zou geschieden, in eerste instantie weer een normaal, 'wettig' N ederlands bestuur zou komen.

XCWelnu, het was ook van de herfst van '44 af dat men zich in illegale

445 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

kringen scherper dan tevoren rekenschap ging geven van Nederlands naoorlogse taak in Indië.

XCEind september '44 had Gerbrandy op verzoek van van Mook in twee lange telegrammen''de gehele ondergrondse pers' verzocht, een campagne in te zetten ten gunste van vrijwillige dienstneming met het oog op 'bevrijding Indië, opdat later niet gezegd worde dat dit gebiedsdeel uitsluitend bevrijd is door grote bondgenoten. Betreffende de toekomstige verhouding Nederland-Indië ware rede koningin van 8 december 1942' (de 7 december-toespraak) 'als leidraad te nemen' - die toespraak had evenwel, zoals bleek, tot tegengestelde reacties geleid.

XCHoe nu een 'campagne' op te zetten waaraan zowel de anti-revolutionairen van Trouwals de communisten van De Waarheidzouden kunnen deelnemen? Elk illegaal blad reageerde op eigen wijze" maar het leek wenselijk, tot een oproep te komen die door de publieke opinie zou kunnen worden beschouwd als een uitspraak van de gehele georganiseerde illegaliteit. Voor de voorbereiding daarvan stelde de z.g. ContactCommissie van de Illegaliteit, die op aandrang van Londen midden '44 was gevormd, een adviescommissie in, bestaande uit een voorzitter, de hoogleraar prof. dr. ir. W. Schermerhorn (een van de Brabantse gijzelaars, die na zijn vrijlating brede contacten in illegale kringen had gekregen), vertegenwoordigers van Trouw, De Waarheid, Je Maintiendrai en Vrij Nederland en één Indonesiër: de communistische student in de Indologie Setyadjit, die voorzitter was van de elandestien voortgezette Perhimpoenan Indonesia?

XCDie adviescommissie stelde een verklaring op die namens de illegaliteit in alle grote illegale opiniebladen zou worden opgenomen. 'De gedachten, door H.M. de Koningin uitgesproken in haar rede van 7J.

1 Tekst in H.W. Sandberg: (1950), p. 73-74. 2 In schreef bijv. 'Pieter 't Hoen' (F. Goedhart) eind november: 'Indonesië schreeuwt om bevrijding en het zal in de eerste plaats de taak van Nederland zijn om deze bevrijding te brengen.' Dat was evenwel 'ook een politieke aangelegenheid' - Goedhart wees op de 7 december-toespraak van de koningin: 'de verhouding tussen Nederland en Indonesië (moet) gebracht worden op de grondslag van een bondge nootschap tussen gelijkgerechtigde partijen' en 'dit sluit natuurlijk niet in (zoals kwaadaardige interpretatoren wel eens beweerd hebben) dat Indonesië van Nederland losgescheurd zou worden.' 28 nov. 1944) 3 Leden van die vereniging hadden van '40 af eigen illegale bladen uitgegeven, van mei '44 af een blad dat heette. In die bladen was de beleidslijn gevolgd die Moskou had aangegeven: tot de Duitse invasie van de Sowjet-Unie, 22 juni '41, was deelneming aan de 'imperialistische oorlog' verworpen.

446 [PDF]
OPROEP DER ILLEGALITEIT

december 1942, zullen', zo heette het in het politiek belangrijkste deel van het concept,

XC'voor de bevrijdingslegers de zin van hun strijd moeten bepalen ... Ons verbindt het vertrouwen dat bij de beslissing over de toekomstige structuur van het koninkrijk (een beslissing die zal worden genomen naar aanleiding van de resultaten ener conferentie waaraan vertegenwoordigers van alle delen van het koninkrijk deelnemen) de Indonesische volkeren in een toenemende vrijwillige samenwerking en in een volledig deelgenootschap tussen het Nederlandse volk en hen, de beste waarborgen zullen zien voor het herstel van hun vrede en voor de toename van hun voorspoed. Indien wij hierbij de nadruk leggen op de vrijwilligheid van het samengaan van Indonesië met Nederland, dan doen wij dat in het vertrouwen dat elke gedachte aan willekeur van de zijde van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'

XC(hier werd door de Contact-Commissie de tekst gewijzigd tot: 'elke gedachte aan willekeur, zowel van de zijde van Nederland als van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking')

XC'uitgesloten kan worden geacht ... (Wij) vertrouwen er op dat de band tussen Nederland en Indonesië in een vernieuwd Gemenebest zowel in de lijn (der) ontwikkeling ligt als recht doet aan de gevoelens van verbondenheid die in de loop der eeuwen zijn gegroeid.'

XCDe definitieve verklaring werd in de laatste weken voor de bevrijding in de illegale opiniebladen opgenomen met een ondertekening die luidde: 'De commissie, samengesteld uit De Bevrijding, De Ceus,je Main tiendrai, Trouw, Vrij Nederland en De Waarheid, in opdracht van de gezamenlijke verzetsbeweging in Nederland'. Was bet toeval of opzet dat de volgorde waarin die zes bladen werden genoemd, in Trouu/ werd omgedraaid? W\j weten het niet; in elk geval stond daarin De Waarheid voorop. Het zou kunnen zijn dat de redactie van Trouwaldus had willen onderstrepen dat ook het communistische illegale blad een verklaring had ondertekend waarin niet werd aangedrongen op de onafhankelijkheid van Indonesië.

XCWat was inmiddels in het bevrij de Zuiden geschied?

XCHier kon de regenng via het Militair Gezag proberen de krachten

447 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

bijeen te krijgen die nodig waren voor de Nica-detachementen en voor de strijdkrachten tot welker vorming in Londen was besloten: dienstplichtigen of vrijwilligers voor de brigade van het Korps Mariniers waarvoor sinds oktober '43 in Amerika het kernkader werd opgeleid (de brigade was gedacht als een eenheid van ruim vijfduizend man), voor de vijftien gezagsbataljons, voor de drie divisies die het legerkorps zouden vormen, en voor het aan de Militaire Luchtvaart toe te voegen vliegend en grondpersoneel. Afgezien van de mariniersbrigade was de regering eind' 44 slechts ten aanzien van de uitbreiding van de Militaire Luchtvaart een stap verder gekomen: zoals al vermeld, had het Britse Air Ministry zich in december '44 bereid verklaard, per maand in Engeland vier-envijftig man vliegend personeel en achthonderd man grondpersoneel in opleiding te nemen.

XCWat de regering bij het opstellen van haar plannen buiten beschouwing had gelaten, was dat zij, zolang de vijandelijkheden met Duitsland nog gaande waren, de bevoegdheid miste om geheel alleen te bepalen wat in Nederland aan militaire eenheden zou worden gevormd en waar die zouden worden ingezet; die bevoegdheid lag in beginsel eerder bij generaal Eisenhower wiens gezag prevaleerde boven dat van de Nederlandse regering in de z.g. eerste fase die in de overeenkomsten voorkwam welke de regering in mei '44 met de Britse regering en hem had gesloten - men zou kunnen zeggen: de fase tot kort na het einde van de strijd in Europa. Als een situatie ontstond, waarin Eisenhower wenste dat N ederlandse eenheden zouden deelnemen aan de oorlog op Duits grondgebied of aan de bezetting van Duitsland, dan zou de vorming van alle strijdkrachten die specifiek voor de oorlog met Japan bestemd waren, uitgesteld moeten worden. Niemand wist hoe lang men nog, ook als geheel Nederland was bevrijd, in Duitsland zou moeten vechten; het kon bijvoorbeeld wenselijk zijn dat er, terwijl de Britse en Amerikaanse troepen diep in Duitsland met de Wehrmacht slaags waren, een tijdelijk Nederlands militair garnizoen kwam in een deel van West-Duitsland; wensen die Eisenhowers hoofdkwartier (Supreme Headquarters Allied Ex peditionary Forces, oftewel Shaef) te dien aanzien had, de Z.g. Shaef requirements, zouden voorrang hebben; de regering zou wèl, wanneer Shaef naar haar mening te veel zou vragen, bij Shaefkunnen protesteren en, als dat nodig was, bij de regeringen van de Verenigde Staten en Engeland in beroep kunnen gaan.

XCAan deze potentieel gecompliceerde situatie werd in de lente en zomer van' 44 niet te zwaar getild; men dacht dat, na de bevrijding van Frankrijk, België en Nederland, de komplete ineenstorting

448 [PDF]
RECRUTERING IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

ware automatisch zou volgen. Spoedig daarna zou de z.g. tweede fase aanbreken en dan zou de Nederlandse regering weer baas zijn in eigen huis.

XCMaar alles liep anders dan men had aangenomen: alleen het Zuiden werd bevrijd en het liet zich in oktober-november '44 aanzien dat het einde van de oorlog in Europa nog op zijn minst verscheidene maanden op zich zou laten wachten. Dat was niet de enige tegenslag. De omstandigheden in het bevrijde Zuiden waren allerongunstigst om de krachten bijeen te brengen die voor hun oefening naar Engeland of de Verenigde Staten zouden worden overgebracht. Vele jongeren traden toe tot de Binnenlandse Strijdkrachten. Registers van dienstplichtigen ontbraken - die waren in '43 door de bezetter in beslag genomen; men moest dus afwachten wie zich als beroepsmilitairen dan wel als vrijwilligers kwamen aanmelden: leden van het beroepskader (niet velen, want veruit de meesten bevonden zich in Duitsland in krijgsgevangenschap), leden van het reservekader (van hen waren slechts weinigen afgevoerd), vroeger geoefende dienstplichtigen en ongeoefenden. Gelegenheden om hen behoorlijk op te vangen ontbraken; nagenoeg alle gebouwen die daarvoor in aanmerking kwamen, waren gevorderd door de Canadese, Britse en Amerikaanse troepen. Trouwens, al het leggen van een administratieve grondslag voor wat men op mobilisatiegebied wilde ondernemen, bleek hoogst bezwaarlijk door de slechte verbindingen; autobussen ontbraken, het treinverkeer kwam slechts langzaam op gang, de posterijen begonnen pas na maanden te functioneren en de meest simpele hulpmiddelen die men voor elke bureau-arbeid nodig had (papier, registratiekaarten, kantoormeubelen, schrijfmachines) waren schaars. Daar kwam dan nog bij dat Shaef er niet in was geïnteresseerd, de opbouw van een voor N ederlands-Indië bestemde krijgsmacht te bevorderen - het Geallieerde opperbevel gaf prioriteit aan wat het zelf nodig meende te hebben.

XCIn deel 10 a van ons werk (Het laatste jaar I) hebben wij in hoofdstuk I I ('Recrutering I De Stoottroepen') de moeilijkheden geschetst die zich in het bevrijde Zuiden op recruteringsgebied hebben voorgedaan. Daaruit willen wij nu allereerst aanhalen dat de regering zich in februari '45 in een schrijven van minister van Lidth 1 bereid verklaarde, aan Shaef in eerste instantie bijna negentienduizend man ter beschikking te stellen, van wie bijna negenduizend gegroepeerd zouden worden in door Shaef uit te rusten z.g. light infantry battalions en ca. drieduizendvijfhonderd man bestemd waren voor de genie (Shae[ had in totaal om vier-en-vijftigdui

XC1 Tekst van zijn brief d.d. 20 febr. I945: Enq., dl. VIII a, p. 416-17.

449 [PDF]
DE TERUGKEER VOOHBEREID

zend man gevraagd), en dat z~ wenste dat ruim dertienduizend man uitgezonden zouden worden: zesduizend voor de marine en bet Korps Mariniers, vierduizend voor de gezagsbataljons, tweeduizend voor de luchtmacht en dertienhonderd voor bet kernkader van bet legerkorps; 'Shaef', aldus van Lidth, 'dient er voor te zorgen dat in de benodigde middelen, zoals transport naar Engeland van personen bestemd voor training en dienst buiten het vasteland van Europa, voorzien wordt' - maar daar had Shaef niets over te zeggen. Shaefkon hoogstens aan de Combined Chiefs of Staff de aanbeveling doen, de door de Nederlandse regering kenbaar gemaakte verlangens in te willigen; de beslissing lag bij de Combined Chiefs.

XCToen in mei '45 heel Nederland was bevrijd, was de positie deze dat Shaef zijn requirements op ruim vijftigduizend man had bepaald, hetgeen dertig light infantry battalions insloot. W~ voegen hieraan toe dat die ruim vijftigduizend man niet ter beschikking zijn gesteld - anders dan België zond Nederland ook maar weinig bezettingstroepen naar Duitsland; wat de Nederlandse regering in het ontredderde land aan strijdkrachten kon opbouwen, werd spoedig goeddeels voor de .inzet in Nederlands-Indië bestemd, waarbij zich, zoals wij nog zullen aantonen, door het gebrek aan medewerking dat de Verenigde Staten en Australië aan de dag gingen leggen, de ene moeilijkheid na de andere voordeed. Waar het ons hier op aankomt is te onderstrepen dat het bij uitstek de Shaef-requirements zijn geweest die het buitengewoon moeilijk hebben gemaakt om in het bevrijde Zuiden krachten bijeen te brengen die aan luitenant-gouverneur-generaal van Mook ter beschikking gesteld konden worden. 'Betreffende de Shaef-requirements kan ik u zeggen', verklaarde jegens de Enquêtecommissie oud-minister de Booy, minister van scheepvaart en visserij in het tweede kabinet-Gerbrandy en in het derde bovendien minister van marine en tot begin april' 45 ook nog van oorlog,

XC'dat wij in het algemeen van Shaifslechts met de grootste moeite of niet gedaan konden krijgen mensen te werven en te oefenen voor de strijd in het Oosten. Het verhaal was altijd: wij moesten eerst helpen Duitsland te overwinnen, bet Oosten kwam wel terecht! De Nederlandse regering was er op gesteld om troepen te werven en te oefenen die in het Oosten ingezet zouden kunnen worden; dat is altijd stelselmatig door Shaiftegengewerkt.' IJ.45

I Getuige M. de Booy, a.v., p. 1350.

450 [PDF]
RECRUTERING IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

XCEr deden zich bij de recrutering in het Zuiden nog andere moeilijkheden voor: de koningin en prins Bernhard, bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten, hadden groot bezwaar tegen het inschakelen van de officieren die, zo meende vooral de koningin, in de Meidagen van '40 en bloc zouden hebben gefaald - zij moesten zich eerst apart registreren bij een bureau dat naging, hoe elk hunner zich tijdens de bezetting had gedragen. Dat kostte veel tijd - het gevolg was dat wat men aan eenheden voor Indië bijeenkreeg, een tekort vertoonde aan geschoold kader.

XCVrijwilligers waren er genoeg.

XCNadat op loktober '44 in Londen een Oorlogsvrijwilligersbesluit was vastgesteld waarmee de mogelijkheid werd geschapen om, naast de bestaande wettelijke verplichting tot het verrichten van militaire dienst, als vrijwilliger toe te treden tot de gewapende macht, zulks voor de inzet hetzij in Europa, hetzij in Indië, werden in oktober en november '44 in dertien steden in het bevrijde Zuiden Oorlogsvrijwilligersbureaus geopend; bij die bureaus hadden zich begin december naar schatting achttienduizend vrijwilligers aangemeld.

XCAanmelden was één ding, maar daarop moest het indelen volgen. Trouwens: ook de dienstplichtigen moesten worden ingedeeld. Heel veel moeite kostte het om de eerste militaire eenheden te form ren. Daarvan waren sommige voor de strijd in Indië bestemd - van Mook, die in februari '45 uit Londen naar het vasteland van Europa was gegaan, had zich daar veel moeite voor gegeven, o.m. in besprekingen op het Shaef hoofdkwartier te Versailles. Hij kreeg Shaef zo ver dat het in beginsel accoord ging met het spoedig vertrek uit het bevrijde Zuiden van vierduizend voor de gezagsbataljons bestemde militairen (van Mook had er vijftienduizend nodig), van negentienhonderd militairen voor de Militaire Luchtvaart (men had toen van de toezegging van het Air Ministry nog geen gebruik kunnen maken) en van zeshonderd man voor de Nica-detachementen. Dat vertrek moest evenwel óók door de Combined Chiefs oj Staff goedgekeurd worden - wij komen er straks op terug.

XCToen Nederland benoorden de rivieren bevrijd werd, was de situatie deze dat, wat de landstrijdkrachten betrof, ca. veertienduizend man als Shacf-requirements bij een waren (de meesten gegroepeerd in elf light infantry battalions) en dat zich in Engeland nog slechts ca. negenhonderd voor Indië bestemde militairen bevonden: ca. vierhonderd man die voor de gezagsbataljons bestemd waren, ca. honderd man voor de Militaire 45

451 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Luchtvaart, ca. honderd man voor de Nica-detachementen (zij allen gingen op 5 mei in Engeland aan land) en tenslotte driehonderd vrijwilligers van wie het de bedoeling was dat zij een officiersopleiding zouden volgen - zij zouden een eerste deel van het kader van de te vormen drie divisies (de Expeditionaire Macht) zijn.

XCDe Koninklijke Marine had achter het vertrek van geschikte krachten meer vaart kunnen zetten. Dat dankte zij aan de nauwe relaties welke admiraal Furstner met de Britse Admiralty had opgebouwd. De voorbereidingen van de marine waren bovendien, voordat het Zuiden werd bevrijd, verder gevorderd dan die van de landmacht: er bevond zich in de Verenigde Staten in het Camp Lejeune een goed opgeleid kernkader voor de te vormen brigade van het Korps Mariniers - het kwam er slechts op aan, uit het bevrijde Zuiden voldoende krachten naar Camp Lejeune over te brengen. Daarbij werd hulp verleend door de Britse Rear-Admiral Sir Gerald Dickens, die vóór de Duitse bezetting Brits marine-attaché in Den Haag was geweest en nu als Flag-officer Holland opdracht had, de belangen van de Navy in bevrijd Nederland te behartigen. Al begin november '44 konden de eerste voor de mariniersbrigade bestemde oorlogsvrijwilligers via Ostende naar Engeland vertrekken; zij werden in Londen in een depotschip van de marine gehuisvest alvorens doorgezonden te worden. Enkele maanden later werd een opvangkamp in Schotland in gebruik genomen.

XCOm die vrijwilligers in voldoende mate aan te trekken zond het Londense marinehoofdkwartier in november '44 een eerste, in januari '45 een tweede en in maart '45 een derde recruteringsploeg naar het bevrijde Zuiden; het waren ploegen die eigen transportmiddelen bezaten en vlot werkten. Berichten omtrent hun aanwezigheid gingen als een lopend vuurtje rond en, zo werd er bij gezegd: wie voor de mariniersbrigade tekende, kwam snel weg! Dit tekenen werd door de vrijwilligers niet zwaar opgenomen. 'Er was', schreef de leider van deze recruteringsactie, de luitenant-ter-zee eerste klasse C. E. baron van Asbeck, 'maar één gedachte: de wereld in, de vrijheid in, en dan kijken wij wel verder.' Van Asbeck had die oorlogsvrijwilligers later 'geweldig leren waarderen ... Maar bij de recrutering heb ik vaak mijn hart vastgehouden en gedacht: 45

452 [PDF]
RECRUTERING IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

wat begrijpen deze mensen weinig van oorlogvoeren en dan nog wel tegen de Jappen."

XCDe bekwame wijze waarop de marine de zaak had opgezet èn de Britse hulp leidden er toe dat in mei '45 in Camp Lejeune ca. tweeduizendvijfhonderd oorlogsvrijwilligers uit het bevrijde Zuiden waren aangekomen. Het hadden er gemakkelijk twee-, zo niet driemaal zoveel kunnen zijn, maar het kabinet had in de herfst van '44 bepaald dat in het Zuiden niet meer dan twee-vijfde van de voor de mariniersbrigade bestemde krachten mocht worden gerecruteerd - drie-vijfde van de plaatsen moest voor Nederland benoorden de rivieren gereserveerd blijven.

XCBegin mei '45 was heel Nederland vrij, maar zo er in het bevrijde Zuiden al veel verwarring was geweest, de chaos in het bevrijde Noorden was nog veel groter. Vooral in het westen stonden grote delen des lands onder water. Daardoor, alsmede door de oorlogshandelingen en de Duitse vernielingen, hadden honderdduizenden hun woning verloren. Materialen voor herstelontbraken - waren zij wèl beschikbaar geweest, dan hadden ze slechts met de grootste moeite getransporteerd kunnen worden. Bijna alle grote bruggen lagen in het water, van de 48 000 vrachtauto's die er vóór de bezetting waren geweest, waren er ca. 20000 over die bijna alle in zeer slechte staat verkeerden, van de 21000 binnenschepen ca. 10000, van de 28000 spoorwagons niet meer dan 4000.

XCWij stellen die materiële omstandigheden voorop: zij alleen al maken het duidelijk, hoeveel moeite het zou kosten om tijdig de eenheden te formeren waaraan van Mook behoefte had; men moest diegenen die voor die eenheden in aanmerking kwamen, registreren, indelen, oproepen, in verzamelcentra samenbrengen (en dan naar Engeland en vandaar naar Australië transporteren), dat alles in een totaalontredderd land.

XCLand bovendien waarvan het gedeelte benoorden de rivieren in rep en roer was. Er werd getreurd, er werd feestgevierd. Meer dan een vijfde van de bevolking was, hoofdzakelijk als gevolg van de maatregelen van de bezetter op de gebieden van de arbeidsinzet en de evacuaties, ontheemd: de meesten van die mensen begeerden zo spoedig mogelijk naar

XCI C. E. van Asbeck: 'Recrutering Mariniersbrigade', p. 3 tEnq., punt p, gestenc. bijl. 758).

453 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

hun oorspronkelijke woonplaats terug te keren. De overheidsadministratie, geschonden in haar personeelsbestand, werkte traag - onzeker ook, doordat op alle niveaus procedures in gang waren gezet om diegenen die zich, naar gemeend werd, slap hadden gedragen, weg te zuiveren. ZU die 'fout' waren geweest, moesten berecht worden - daaraan ging vooraf dat men hen arresteerde en in interneringskampen opsloot.

XCStond ooit een Nederlands kabinet voor grotere moeilijkheden dan dat hetwelk Schermerhorn, die wij al noemden, en W. Drees, voor de oorlog voorzitter van de Tweede Kamer-fractie van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (de SDAP, voorloopster van de Partij van de Arbeid), in juni '45 in opdracht van de koningin formeerden? WU betwijfelen het.

XCOp die formatie komen wi] in deel I2 van 011S werk (Epiloog) terug.' Hier willen wi] volstaan met op te merken dat voormannen van de vroegere Anti-Revolutionaire Partij (evenmin als de andere partijen had deze zich op dat moment opnieuw kunnen constitueren) deelneming aan het kabinet hadden geweigerd en dat, zoals van Mook had gewenst, Logemann minister van overzeese gebiedsdelen werd.

XCSchermerhorn was het die, bij ontstentenis van enige volksvertegenwoordiging, op 27 juni '45 in een lange radiotoespraak het beleid ontvouwde dat het kabinet, waarin hij als minister-president zou optreden, wenste te voeren. Hij zei dat 'de nieuwe regering in de allereerste plaats haar taak (zag) in de algemene oorlogvoering tegen Japan en in de bevrijding van Indonesië'. 'In onze twintigste eeuw', zo ging hij verder,

XC'is vaak gesproken over de zedelijke verplichting van Nederland tegenover Indië. Deze plicht treedt nu naar voren met grijpbare consequenties, óók voor de gemiddelde burger van ons volk, in wiens gedachtenleven Indiëver weg lag en Indonesië een bijna onbekend begrip was."

XCWat hij vervolgens over Indonesië's toekomst zei, was eveneens kort:

XC'Ten aanzien van de overzeese gebiedsdelen zal de regering de voorbereidingen vervolgen van hun nieuwe status binnen het koninkrijk op grondslag van de rede van Hare Majesteit de Koningin op 7 december I942. De energieke inspanning der Indische regering voor de organisatie van de wederopbouw van maatZie voor de samenstelling van het kabinet Bijlageachter in dit deel.

I I 2 1945 (1945), p. 9·

454 [PDF]
SCHERMERHORN OVER INDIË

schappij. bestuur en bedrijfsleven in Indonesië zal zij krachtig blijven bevorderen. Een regelmatig overleg tussen haar, de Indische regering en het Westers bedrijfsleven zal zij daartoe gaarne onderhouden."

XCVan Mook vond dat verre van verstandig geformuleerd. Er was kort tevoren in Camp Columbia besloten dat van Hoogstraten met spoed naar Nederland zou gaan om er de nodige contacten te leggen 2 welnu, hij gaf van Hoogstraten een doorslag mee van zü n lange brief aan Schmutzer waarop hij geen antwoord had ontvangen, maar ook een meer persoonlijke brief waarin hij begon met uiting te geven aan zijn vreugde over Logemanns benoeming en voorts schreef:

XC'Ik zag dat prof. Schermerhorn in zijn eerste redevoering bijzondere nadruk op het bedrijfsleven in verband met Nederlands-Indië heeft gelegd en ik neem

XC] A.v., p. I2. 2 Vóór van Hoogstraren. nl. midden mei, kwamen de Blieck en een tweede, aan het departement van overzeese gebiedsdelen verbonden officier uit Londen in Nederland aan om er op verzoek van de Anglo-Dutch Country Section op Ceylon die begin '46 op Sumatra commando-groepen wilde inzetten, ca. zestig geheime agenten aan te werven: Indische N ederlanders. Indonesiërs en enkele Chinezen. 'De indruk die wij van de toestanden in Nederland kregen, was', schreef de BEeck in zijn rapport, 'niet bijster fraai. Van enige organisatie was geen sprake. De mensen wisten niet wat te doen en waar zich aan te houden. De gemoederen waren zeer onrustig, zelfs opstandig, en uit veler mond werd vernomen dat slechts een revolutie in de chaos orde zou kunnen scheppen.' Hij kreeg veel meer vrijwilligers bijeen dan de gevraagde zestig, in Amsterdam alleen al duizend ('het beste materiaal werd verkregen in Den Haag, daarna uit Utrecht, vervolgens Leiden en slechts drie uit Amsterdam'); hoofdzakelijk Indische Nederlanders en Chinezen - 'de aanneming van Indonesiërs gaf moeilijkheden.' De Blieck had daarvoor contact opgenomen met het bestuur van de Perhimpoenan Indonesia en was in dat kader op 25 mei aanwezig op een herdenkingsbijeenkomst te Leiden, waar ca. vijftig Indonesiërs en enkele honderden Nederlanders samengekomen warcn, onder wie enkele hoogleraren van de Leidse Universiteit - prof. mr. R. P. Cleveringa, de man van de befaamde toespraak van 26 november '40, was één hunner. De bijeenkomst werd geopend met het Wilhelmus, gevolgd door het Indonesia Rayo. Cleveringa, met luid applaus begroet, was de eerste spreker. Wat hij zei, gaf de Blieck 'de indruk dat deze spreker van Nederlandsen bloede het reeds als vaststaand aanneemt dat Indië (Indonesië) als volkomen zelfstandig moet worden beschouwd.' De volgende spreker was een Indonesiër, wiens rede, 'met een donderend applaus beloond', 'een Nederlandse patriot een onbehagelijk gevoel (geeft) van ... het drijven naar een toestand welke de belangen van het Nederlandse volk ernstig bedreigt.'

XCEen tiental dagen later werd bij de Bheck een brief van het bestuur van de Perhimpoenan Indonesia afgegeven waar o.m. in stond: 'Wij beschouwen het als een van onze eerste taken, het verzet van ons volk zoveel mogelijk te bevorderen. Behalve dienstneming in de expediticnaire legermacht. en in de Nica zou het naar onze mening ook nodig zijn indien wij contact verkregen met ons volk, hetzij vanuit bet

455 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

aan dat dit een weerslag is geweest op een bepaalde onrust die in die kringen tot uitdrukking is gekomen. Ik geloof zeker dat wij daarmee voorzichtig moeten zijn, want hoezeer ik zelf overtuigd ben dat voor de wederopbouw van Indië een gezond herstel van dat bedrij fsleven noodzakelijk is, zo kan ik toch niet voorbijzien dat in die kring voor deze tijd de meeste conservatieve, zo niet reactionaire elementen schuilen uit de Indische maatschappij en dat wij, meer dan ooit tevoren, op een goede verhouding tot de behoorlijk ontwikkelde Indonesiërs aangewezen zijn bij het herstel van onze positie ... Het zal dringend nodig zijn, dat het bedrijfsleven zich niet te luidruchtig op de voorgrond dringt en niet met te veel eisen aankomt, willen wij niet aanstonds weer de oude exploitatiegedachte doen herleven en ook niet internationaal de goede indruk, die destijds de rede van Hare Majesteit heeft gemaakt, geheel teniet doen."

XCMede omdat de dagbladen nog miniem klein waren, gaven in de eerste weken waarin het kabinet-Schermerhorn fungeerde, verschillende mi-' nisters voor de radio een uiteenzetting over hun plannen. Logernann deed dat op 17 juli en gaf er blijk van, zich van Mooks advies terdege te hebben aangetrokken. Hij sprak, de lijn van de 'ethische politiek' doortrekkend, van 'Nederlands roeping' in Indië. 'Het woord', zei hij,

XC'is niet te groot, het is geen holle frase, want het zijn feiten, uiterst belangrij ke feiten, dat zowelonze vorstin als onze regering en ons volk alleen bereid zijn om Nederlands bloed te storten voor een zelfstandig Indonesië en niet voor herstel van een koloniale overheersing. Wij hebben het woord van onze koningin en het Nederlandse volk pleegt met het koninklijk woord ernst te maken. Wij hebben het woord onzer regering en zij is bereid daarvoor te staan. Wij hebben een uitgesproken eis van ons democratisch volk dat het niet wil vechten voor

buitenland door middel van de radio of uit te werpen pamfletten, hetzij in Indonesië zelf door het daar neerlaten van landgenoten teneinde de verzetsbeweging in Indië mede te helpen organiseren ... Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard ... bij wie wij op audiëntie zijn geweest, staat syrnpathiek tegenover deze plannen' - de prins had o.m. Setyadjit ontvangen. Welnu, van deze kreeg de Blieck het artikel in handen dat hij in juni '40 in het blad van de had geschreven en waarin Setyadjit, de parolen uit Moskou volgend, gesteld had dat 'de z.g. Nederlandse regering ... nu onder Engelse vleugelen de Indonesiërs .. voor het belang der Geallieerden willaten bloeden.' (P. A. de Blieck: 'Rapport betreffende de werving van agenten, radiotelegrafisren en leiders voor de in Ceylon' (z.d., begin juli 1945), ARA, MK, M 180, C 20) Wij nemen aan dat de Blieck uit de kringen van de niemand heeft aangenomen. Hij koos de gevraagde zestig vrijwilligers uit en dezen kwamen begin juli in Engeland in een opleidingskamp van terecht. Wat nadien met deze zestig is geschied, weten wij niet. , Brief, 30 juni 1945, van van Maak aan Logernann (ARA, Coll.-van Maak, 2).

456 [PDF]
LOGEMANN OVER INDIË

kapitalistische of imperialistische doeleinden.

XCIn de eeuw van stout avontuur en kloeke handelsgeest is Nederland koloniale mogendheid geworden naar morele maatstaven van die tijd. Het is met de algemene ontwikkeling der morele opvattingen steeds meegegaan. Het heeft op zijn tijd voldaan aan de liberale, humanitaire en ethische maatstaven. Het is ook nu bereid en in staar, de geest des tijds te begrijpen en er naar te handelen. Nederland gaat geen kolonie heroveren - het trekt uit ter bevrijding van het miljoenenvolk der Indonesiërs dat het als deelgenoot in het koninkrijk van koningin Wilhelmina wilontvangen."

XCPassages waren dit, die geheel aansloten bij de verklaring welke de georganiseerde illegaliteit kort voor de bevrijding in de belangrijkste illegale bladen had gepu bliceerd, en inderdaad: zo werd het door tallozen, vooralook door talloze jeugdigen gevoeld. De toeloop naar de aanmeldingsbureaus voor oorlogsvrijwilligers was opvallend groot. Hoevelen zich in de periode midden mei-midden juli '45 voor de gezagsbataljons, voor het Vrouwenkorps van het Knil en voor de uit te zenden Rode Kruis-teams hebben aangemeld, is niet bekend (behoudens dan dat in juli werd gehoopt dat per I november vijf gezagsbataljons geheel geformeerd zouden zijn) maar voor de Nica-detachementen, waarvoor nu vierduizend vrijwilligers werden gevraagd, waren het er zeventigduizend, voor de Marine Vrouwen-Afdeling, de Marva, die om vijftienhonderd had gevraagd, zestigduizend en voor de marine die zevenduizend plaatsen voor mannen open had (vierduizend die aan de uit het bevrijde Zuiden vertrokken ca. vijf-en-twintighonderd vrijwilligers voor de mariniersbrigade zouden worden toegevoegd, en drieduizend die tot bemanningsleden van Furstners uitgebreide vloot zouden worden opgeleid), meldden zich veertigduizend vrijwilligers aan. In twee maanden tijd, voorzover er cijfers beschikbaar zijn, dus honderdzeventigduizend vrijwilligers.

XCDe enigen die vóór Japans capitulatie vertrokken, waren ca. honderdvijftig vrijwilligers die in Engeland de al genoemde officiersopleiding gingen volgen, een onbekend (maar niet groot) aantal vrijwilligers van de Nica, nog geen duizend vrijwilligers en vrijwilligsters voor de gezagsbataljons, de Militaire Luchtvaart en het Vrouwenkorps van het Knil en twee- van de benodigde vierduizend vrijwi lligers voor de mariniersbrigade - de laatsten van dezen scheepten zich vóór 20 juli in, want op die datum deden de Combined Chiefs of Staffa an de Booy, minister van marine

, Tekst in a.v., 5.

457 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

en scheepvaart in het kabinet-Schermerhorn, weten dat het uitzenden van mariniers naar het oefenkamp in North Carolina voorlopig moest worden gestaakt. 'De zaak', zei de Booy in de Raad voor Oorlogvoering van het nieuwe kabinet (deze Raad had de plaats van de Commissie Oorlogvoering ingenomen), 'leek goed te lopen, totdat dit telegram kwam dat als reden opgeeft: gebrek aan troop-space. Dat gooit alles in de war."

XCWas dus de marine er in geslaagd, enkele duizenden weg te krijgen, bij het leger was dat niet gelukt de mannen voor de mariniersbrigade konden namelijk in de Verenigde Staten opgevangen worden, maar het leger moest in het ontredderde land zèlf voor die opvang zorgdragen. 'Ik kwam', aldus later jegens de Enquêtecommissie de minister van oorlog in het kabinet-Schermerhorn, mr. J. Meynen, 'in een volkomen leeg ministerie van oorlog. Alle andere departementen hadden logischerwijze kunnen doorwerken, alleen het departement van oorlog niet." Uit Londen kwamen slechts weinig officieren over. Waar aanvulling te vinden? Een kleine groep beroepsofficieren was in '40 in krijgsgevangenschap afgevoerd omdat zij geweigerd had, de bezetter gehoorzaamheid te beloven, een veel grotere groep was in mei '42 naar karnpen in het Oosten verdwenen. Tussen die twee groepen bestonden aanzienlijke spanningen. Daar kwam nog bij dat er benoorden de rivieren geen goede gelegenheden waren om de vrijwilligers te huisvesten en te scholen. 'Er waren ', vertelde Meynen verder, 'geen kazernes"; er was geen glas in de kazernes, er waren geen daken op de kazernes, er was geen ligging voor de mensen, er was geen kleding' (en geen schoeisel, 'in Drente kon m n deze mensen zien staan op klompen"), 'er was geen voeding, er was in feite niets ... Hulp van de Geallieerden is alleen gegeven voor de light infantry battalions van de z.g. Shaef-requirements óók met veel moeite."

XCVan die light infantry battalions waren, toen Japans capitulatie op handen was, zeventien gevormd - van die zeventien bevonden zich toen vijf in Duitsland en twaalf in Nederland en van die twaalf waren zeven gevormd

XC] Ministerraad, Raad voor Oorlogvoering: Notulen, 20 juli I945. 2 Getuige J. Meynen, Enq., dl. VIIl c, p. I448. 'In het Zuiden werden in allerijl drie vroegere kampen van de Nederlandse Arbeidsdienst als noodkazernes ingericht. ,] Getuige V. E. Niersrrasz, EI11., dl. VIII c, p. 933. 5 Getuige J. Meyncn, a.v.,

458 [PDF]
OOR LO G 5 VR IJ WI LLI GER 5

uit de Binnenlandse Strijdkrachten en vijf uit 'gewone' oorlogsvrijwilligers. Met die oorlogsvrijwilligers rees een moeilijkheid: velen wilden wèl deelnemen aan bezettingstaken in Duitsland maar voelden niet voor uitzending naar het Oosten. Er moest een schifting worden aangebracht en lege plaatsen moesten worden opgevuld. Dat alles nam tijd. Tijd nam ook het oefenen van de recruten, waartoe in Nederland gebruik moest worden gemaakt van het materieel dat een gedemobiliseerde Canadese divisie had achtergelaten - materieel dat zo verwaarloosd was dat de Artillerie-Inrichtingen bij de Hembrug aan het Noordzeekanaal ingeschakeld moesten worden voor het nodige herstel.

XCHet gevolg van dit alles was dat zich, toen Japans capitulatie naderde, in Engeland ruim vierhonderddertig vrijwilligers bevonden die er een officiersopleiding volgden (en daarbij een uitstekend figuur sloegen), maar de twee kampen bij Aldershot in Zuid-Engeland die het War Office ter beschikking had gesteld voor het opvangen van de voor oe gezagsbataljons bestemde militairen, stonden op dat moment leeg - een beperkt aantal krachten was in j uni naar Australië vertrokken, nieuwe zouden pas in de tweede helft van augustus en in september in Engeland arriveren.

XCEen moeilijke situatie! Toen de Raad voor Oorlogvoering op IQ augustus bijeenkwam', zei Schermerhorn dat alles op een spoedig einde van de oorlog met Japan wees. Wat zouden de Japanners in Indië doen? Wellicht doorvechten? Hij achtte het 'een somber perspectief' en daarmee was Logemann het geheel eens: 'adrninistratief en organisatorisch komt dit nieuws te vroeg.' Wat was aan troepen beschikbaar? De eerdergenoemde zeventien light infantry battalions. Maar hoe ze naar Engeland en vandaar naar het Oosten te brengen? 'Essentieel is nu', zei Logernann, 'scheepsruimte te krijgen en tropische uitrusting.'

XCScheepsruimte? Dat was het meest klemmende punt en zulks was in de voorafgaande maanden pijnlijk duidelijk geworden.

De iransportcrisis

XC

XCDe Nederlandse regering alsook de andere Geallieerde regeringen hadden, zoals eerder vermeld, de regeling getroffen dat alle troepenschepen,

I Notulen in (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, '5 Rijks geschiedkundige Publicaties) 1945 (nader aan te halen als: dl. I (1971), p. 2 en vlg.

459 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

zolang de oorlog duurde en vervolgens nog voor een periode van zes maanden, ter beschikking zouden staan van de Combined Chiefs of Staff - welnu, het einde van de oorlog met Duitsland leidde tot gigantische nieuwe transporten. Een groot deel van de Amerikaanse, Britse en Canadese militairen die in Europa hadden gevochten, moest naar hun vaderland teruggevoerd en daar gedemobiliseerd worden en eenheden die als bezettingstroepen in Duitsland en Oostenrijk zouden blijven, moesten worden aangevuld. Voorts diende de grote invasie van japan te worden voorbereid - daar zouden volgens de plannen van de Joint Chiefs of Staff van I november '45 af dertien divisies landen op Kioesjoe en van I maart '46 af drie-en-twintig op Honsjce, welke legermacht nog zou worden aangevuld met zes di visies die als bezettingstroepen zouden optreden in de delen van japan waaruit de japanse strijdkrachten verdreven zouden zijn. Onder die twee-en-veertig Amerikaanse divisies zouden zich vijftien bevinden die van het Europese strijdtoneel afkomstig waren die vijftien moesten dus als eerste naar de Pacific worden overgebracht. Een-en-twintig andere, alle uit Europa afkomstig, zouden de strategische reserve gaan vormen die in de Verenigde Staten achter de hand zou worden gehouden. Dan zouden de Amerikaanse luchtstrijdkrachten in de Pacific worden verdubbeld door het overbrengen van vliegenden grondpersoneel uit Europa. Al die verplaatsingen uit Europa moesten in tien maanden zijn voltooid.

XCOok de Britten zouden nieuwe krachten naar de Pacific moeten sturen: de Pacific Fleet die aan de onder Admiral Nimitz varende Amerikaanse vloten was toegevoegd, moest uitgebreid worden en aan de invasies van japan zou een Brits legerkorps van drie tot vijf divisies deelnemen.

XCHet wees allemaal in één richting: eoncentratie op japan.

XCDe eoncentratie van Nederlandse krachten in Australië die in het voornemen der regering lag, week daar van af. Het betrof hier overigens bescheiden krachten: enkele tiend uizenden, en daarbij moet bedacht worden dat alleen al de Amerikanen in totaalomstreeks vijf miljoen militairen wilden inzetten.

XCIn februari '45 wist van Mook, zoals wij eerder weergaven, te bereiken dat Shaefer in beginsel accoord mee ging dat uit het bevrijde Zuiden ca. vierduizend voor de gezagsbataljons bestemde militairen zouden ver

460 [PDF]
NEDEHLAND VHAAGT OM THOEPENSCHEPEN

trekken en voorts negentienhonderd militairen voor de Militaire Luchtvaart en zeshonderd man voor de Nica-detachementen, bij elkaar dus vijf-en-zestighonderd man. Over hun transport naar Australië werd onmiddellijk contact opgenomen met het Britse War Office. Dat verklaarde zich bereid, de vierduizend man van de gezagsbataljons, duizend man voor de militaire luchtvaart (in plaats van negentienhonderd) en zeshonderd voor de Nica, in totaal dus zes-en-vijftighonderd man, in transit camps in Engeland op te vangen en hun transport naar Australië te regelen, mits de Combined Chiefs of Staff daarmee accoord gingen.

XCVan der Kun, Stöve's opvolger als een van de twee Nederlandse vertegenwoordigers bij die Combined Chiefs, legde op 15 maart het met Shaef opgestelde plan aan het college voor. Meer dan vier weken moest hij op antwoord wachten en toen hij dat antwoord op 16 aprilontving, bleek het negatief te zijn: er waren, deden de Combined Chiefs weten, andere verplichtingen met een hogere prioriteit maar wellicht zou aan het einde van de oorlog in Europa (midden april werd niet voorzien dat die oorlog nog maar drie weken zou duren) scheepsruimte ter beschikking kunnen worden gesteld. Er ging bericht naar Londen en naar Brisbane. In Brisbane arriveerde het pas na van Mooks vertrek naar Manila en vandaar naar San Francisco - in Londen, waar de volle aandacht van de ministers gericht was op de Z.g. capitulatie-onderhandelingen met Seyss-Inquart en op de voedselhulp aan hongerend West-Nederland, verliepen bijna vier weken voordat de Commissie Oorlogvoering op de beslissing van de Combined Chiefs reageerde. Op 11 mei (Gerbrandy was enkele dagen in bevrijd Nederland geweest en toen weer naar Londen teruggekeerd waar het kabinet voorshands bleef, omdat er van Den Haag uit vrijwel geen verbindingen bestonden) seinde Schmutzer naar Brisbane dat de regering wenste dat twintig gezagsbataljons (ca. twintigduizend militairen) en vijfduizend man voor de Nica-detachementen ten spoedigste naar Australië zouden vertrekken 'en bijvoorbeeld avant einde van dit jaar aldaar aanwezig dienen te zijn'; kon MacArthur er de Combined Chiefs niet op wijzen dat 'gehele plan voor training Australië in gevaar, terwijl Australiërs thans rekenen op overname basis?" Brisbane antwoordde dat van Maak in San Francisco was - daarheen zond Michiels nu een kopie van Schmutzers telegram. Van Mook pleegde onmiddellijk overleg met van Kleffens en antwoordde op de rode mede namens deze:

I Telegram, mei I945, van Schrnutzer aan van Maak (RvO, Coll.-de Booy).

461 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XC'Wij oordelen voorgestelde démarche te zwak met het oog op voor herstel van het koninkrijk levensgevaarlijke situatie welke ontstaan is door genomen beslissingen. Recommandaties van Theatre Commanders, zo al te verkrijgen bij bestaande onzekerheid ten aanzien van onderlinge verhoudingen en strategische plannen'

XC(van Maak en van Kleffens wisten dat er kans op was dat heel Indië onder Mountbatten zou komen te vallen),

XC'zullen slechts geringe invloed uitoefenen op C[ ombinedi C[hidS] of S[ ta.ff1 aangezien tegen dergelijke voorstellen allerlei technische bedenkingen opgeworpen kunnen worden. Doen daarom het voorstelom bij hoogste Britse en Amerikaanse CCS gelijktijdig stappen te ondernemen."

XCIn Londen werden de Britse Chiefs of Staff niet benaderd - dat was ook niet nodig want in de Combined Chiefs te Washington waren zij vertegenwoordigd door twee hoge militairen: Field Marshal Sir Henry Maitland Wilson (Dill was overleden) en Admiral Sir James Somerville.

XCUit San Francisco reisden van Mook en van Kleffens naar Washington. Was een stap bij president Truman wenselijk? Neen, adviseerde ambassadeur Loudon: Truman was pas zes weken in functie, beter leek het hem om, zoals de Commissie Oorlogvoering had voorgesteld, de Combined Chiefs of Staffte benaderen. Aldus geschiedde. In de ochtend van 25 mei spraken van Mook en van Kleffens met de voorzitter, Admiral Leahy, en drongen aan op verlof om twintig gezagsbataljons, vijfduizend man Nica-personeel alsook de mariniers brigade, zodra deze gevormd was, naar Australië over te brengen. 'Leahy', zo telegrafeerde van Kleffens naar Londen,

XC'raadde aan om hiertoe terstond een concreet verzoek in te dienen om de beschikking te krijgen over bepaalde Nederlandse transponschepen voor bepaalde tijd. Leahy zei niet te kunnen inzien dat dit, ondanks krappe transportsituatie, zou worden geweigerd, aangezien het gaat om onze eigen schepen, mensen en oorlogsbelangen. Hij zou de behandeling bespoedigen en ons verzoek ondersteunen.'

XCIn de middag van diezelfde dag bezochten van Mook en van Kleffens General Marshall; deze, aldus weer van Kleffens' telegram,

XC'vestigde weliswaar de aandacht op de moeilijkheden die bestaan ten opzichte

XCI Telegram, 16 mei 1945, van van Maak en van Kleffens aan de Commissie Oorlog

462 [PDF]
NEDERLAND VRAAGT OM TROEPENSCHEPEN

van transport in het algemeen maar hi] zei dat hij onze positie geheel begreep en hij zegde toe zijn best mogelijke medewerking te verlenen."

XCNog diezelfde avond (van Mook zou zich daags daarna, 26 mei, weer naar San Francisco begeven) spraken de twee Nederlanders ten huize van Loudon en in diens aanwezigheid met Maitland Wilson en Somerville. 'Dezen', zo seinde Loudon aan Londen,

XC'toonden wel begrip voor ons probleem doch boden heftig tegenstand, zich beroepend op primair en overheersend strategisch IUn en doel, nl. vernietiging Japan, waaraan zij prioriteit geven boven locale problemen en doelstellingen."

XC'Heftig tegenstand' - nu, ook van Mook had zich scherp uitgelaten. 'Hij heeft', vertelde Loudon aan de Enquêtecommissie, 'toen gevraagd om scheepsruimte en heeft daarbij gezegd: 'Als jullie hiervoor niet zorgen, dan betekent dat het einde van Nederland in Azië."? Notabene: in de Allied Pao/voeren zeven-en-twintig voor troepenvervoer ingerichte Nederlandse zeeschepen, die tezamen ca. zestigduizend militairen konden transporteren - Nederland had daarvan maar een deel nodig en zulks voor beperkte tijd.

XCWelke schepen en voor hoe lang, ging van Mook onmiddellijk na. Nog voor zijn vertrek uit Washington bad bij, na overleg gepleegd te hebben met van der Kun en J. F. van Hengel, een van de directeuren van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, die lid was van het in New York gevestigde Nederlandse Scheepvaart Comité (de tegenhanger van de Londense Netherlands Shipping and Trading Co m m issiouv , conform het denkbeeld van Admiral Leahy zijn opgave gereed. Daarbij ging hij er van uit dat uit Nederland via Engeland zeven-en-twintigduizend militairen naar Australië zouden worden overgebracht en uit de Verenigde Staten zevenduizend mariniers en dat in de oefenkampen die in Australië ter beschikking zouden komen, elke twee weken vijf-en-twintighonderd militairen zouden kunnen worden opgenomen. Voor bet transport had hij in elk geval zeven vrij grote troepenschepen nodig, waarvan vier in de wateren bij Europa en drie in de Pacific voeren; tezamen zouden zij op één reis ca. vijftienduizendvijfhonderd man kunnen vervoeren - zes schepen zouden twee reizen moeten maken en één schip één reis. Elke29). 2 Telegram, 27 mei 1945, van Loudon aan Michiels (En«, dl. VIII b, p. l07). 3 Getuige A. Loudon,

, Telegram, 25 mei [945, van van Kleffens aan Michiels (ARA, Coll.-van Maak,

463 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

reis zou uit en thuis gemiddeld (niet alle schepen voeren even snel) omstreeks drie maanden duren, Het schip dat slechts één reis zou ondernemen, zou na de heenvaart weer in de Allied Pool kunnen worden opgenomen, de zes andere pas na de tweede heenvaart, dus na vier-eneen-halve maand. De uit Nederland naar Amerika over te brengen mariniers zouden, hoopte van Mook, vervoerd kunnen worden op de troepenschepen die regelmatig de Atlantische Oceaan overstaken - was dat niet mogelijk, dan zouden drie kleinere, op dat moment in de Pacific varende Nederlandse troepenschepen ingeschakeld kunnen worden die de brigade, was zij gereed, naar Australië zouden overbrengen. 'Onzerzijds', zo seinde hij op 26 mei uit Washington aan de Commissie Oorlogvoering, 'dringen wij aan op een spoedige decisie, aangezien reeds veel tijd verloren ging en ook op deze manier toch nog altijd een periode van zes maanden gemoeid zal zijn met de transporten." Dezelfde dag zond hij Schmutzer een brief: 'Ge begrijpt even goed als ik', scbreef hij o.m., 'dat zonder een snelle oplossing van dit vraagstuk onze positie in Indië vrijwel hopeloos zou worden."

XCDaar liet hij het niet bij.

XCToen hij van Washington uit samen met van der Kun weer in San Francisco was aangekomen, dicteerde hij daar op de zçste aan de secretaresse die hem ter beschikking was gesteld, een lange brief aan Admiral Somerville ('geen enkele Nederlander had hem dat kunnen verbeteren', zei van der Kun die bij het dicteren aanwezig was geweest, aan de Enquêtecommissie'), in welke brief hij een klemmend beroep deed op de Britse leden van de Combined Chiefs oj Staff om hun houding te wijzigen"

XCHij bad, schreef hij, begrip voor het feit dat de Geallieerde strategie nu gericht was op' the heart oJthe enemy', maar dat bracht voor NederlandsIndië grote nadelen met zich: 'The Netherlands Indies are being cut off and probably will be left in the hands oj a ... desperate Joe long after the Philippines, Burma, Malaya and maybe even French-Indo-China shall have been liberated' Nederland had maar weinig krachten, 'but we have a right to assistance in building them up again, now that we have regained access to part oj our man-power', zulks vooral' in the Jace oj the great and enthusiastic response our cal! JOl' volunteers has elicited Jr0111 the first moment oj liberation.' Er lag1. G. van der Kun: Enq., dl. VIII c, p. 635. 4 Tekst van de brief in van Maak: Indonesië, Nederland

I Telegram, 26 mei 1945, van van Maak aan de Commissie Oorlogvoering (ARA, Coll.-van Maak, 29). 2 Brief, a.v. van van Maak aan Schrnutzer (a.v., 2). J Getuige

464 [PDF]
NEDERLAND VRAAGT OM TROEPENSCHEPEN

vermoedelijk in Indië nog zware strijd voor de boeg: 'You know as well as I do that the surrender ofjapan proper will most probably not mean the surrender of all her troops in the occupied areas. But while we cannot be content u/ith the contemptible role of goose-stepping in after others have done thefighting, we might not even be able to do that if the delays in training and transporting our men from Hal/and continue.' Op r6 april was beloofd dat zes-en-vijftighonderd krachten naar Australië zouden kunnen vertrekken - dat was nu tot zeshonderd gereduceerd! 'Meanwhile the Theatre Commanders ask us where these people u/e promised them are, and begin to doubt our capacity and our good faith ... We cannot possibly go on like this.' Vroeg Nederland dan om veel hulp? Neen: 'For transport we ask the use of afew of aur own ships' (tien van de zeven-en-twintig) en voor wat verder nodig was, zou betaald worden.

XC'This then, my dear Admiral, is the position. It is a dangerous position. We call no longer pretend, either towards the Commanders-in-Chief or towards the Netherlands and the Indonesian people that u/e shall be able to do in the Indies what is expected, even demanded oj us. But we shall have to explain U/hy. We do not u/ant to do so. . bilt we cannot go on carrying a responsibility which is not ours to carry, . Military decisions inevitably have political consequences. And if these consequences are deemed fatal to the juture oj a country, the go'vern.ment oj that country cannot be asked to accept them'

XCWat geschiedde er nu na dit klemmend beroep? Van Mook reisde weer naar Australië en terwijl hij onderweg was, zochten in Londen Gerbrandyen Michiels op 2 juni Churchill op - vervolgens bezocht Michiels General Sir Alan Brooke, de voorzitter van de Britse Chiefs of Staff Churchill, zo seinde Michiels aan Loudon en van der KUD, 'begrijpt volkomen politiek belang en staat sympathiek tegenover ons verzoek doch ontkent volstrekt niet dat in USA shipping-moeilijkheden zeer groot. Tijdens het gesprek heeft hij duidelijk laten doorschemeren dat van Amerikaanse zijde, in het bijzonder grote zakenbelangen, op stukken Nederlands-Iudië begerige ogen worden geslagen. Of daaraan geringe medewerking van Amerikaanse zijde te wijten is, kan van hieruit moeilijk beoordeeld worden. Het blijft Churchills standpunt dat hij zich tot het uiterste zal blijven verzetten tegen enige afscheiding in welke kwaliteit ook'

XCwel, de tegenstand in Washington was niet van de Amerikanen maar van de Britten uitgegaan en wij vermoeden dat Churchill de zaak omkeerde teneinde Nederlands bereidheid om te aanvaarden dat het veruit grootste deel van Indië uit het Amerikaanse War Theatre zou verdwijnen, te

465 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCOok Brooke zegde zijn steun toe, 'hij had telegram ontvangen van Maitland Wilson' (telegram met een algemeen betoog tegen inwilliging van de Nederlandse verlangens), 'door een tweede gevolgd met verzoek eerste telegram niet in behandeling te nemen, daar van Nederlandse zijde meer concreet voorstel zou volgen." Vervolgens stelden de Nederlandse militaire autoriteiten in Londen vast dat, als de Combined Chiefs of Staff hun medewerking verleenden, als in Nederland voldoende motortransport ter beschikking kwam (daar zou Shaef voor moeten zorgen) en als de uit te zenden militairen gekleed zouden kunnen worden (de kleding kon slechts van de Engelsen komen), de transporten uit Engeland op 15 augustus '45 zouden kunnen beginnen, maar: 'in afwachting van de beslissing van de ces dient voortgegaan te worden met de afvoer van het reeds door het Britse War Office goedgekeurde aantal van vijfduizendzeshoriderd'": vierduizend man voor de gezagsbataljons, duizend voor de Militaire Luchtvaart, zeshonderd voor de Nica.

XCHet resultaat van de besprekingen in Londen maakte het Gerbrandy mogelijk, op 20 juni van der Kun te instrueren, van Mooks uitgewerkte voorstel aan de Combined Chiefs voor te leggen. Van der Kun deed dat op de z yste. Het antwoord van de Combined Chiefs, waarin geen enkele verwijzing stond naar voorafgaande correspondentie, was op J9 juli '45 gedateerd, werd één of twee dagen later door van der Kun ontvangen en op de 24ste in Nederlandse vertaling naar de nieuwe regering geseind. Die vertaling luidde':

XC"Combined Chiefs of Staffhebben aangelegenheid van Nederlandse deelneming in oorlog tegen Japan in overweging genomen en wensen u omtrent hun inzichten terzake in te lichten:

XC1. Daar het momenteel hoofdzakelijk ten gevolge van logistieke moeilijkheden ondoenlijk is voor Nederlandse strijdkrachten om een belangrijk aandeel te nemen in onmiddellijke operaties in Verre Oosten, zullen Combined Chiefs of Staff verstrekken van dusdanige hulp welke wellicht met operaties zou kunnen samenvallen, in overweging nemen. Het gebruiken van deze strijdkrachten zal uitsluitend van militaire overwegingen afhangen. Nederlandse strijdkrachten welke aldus worden aanvaard, moeten onder volledig bevel van betrokken Contmander ill-Chief optreden.

XC2. Combined Chiefs ofSlaffnemen op zich ... , Nederlandse vertegenwoordigers

1 Telegram, 2 juni 1945, van Michiels aan Washington punt p. gestel1C.bijl. 704). 2 'Verslag van de besprekingen ten dcparternente van oorlog te Londen op [2 en 13 juni 1945' (a.v, 469). J Tekst: a.v., dl. VIl! a, p. 449.

466 [PDF]
DE CONFERENTIE VAN POTSDAM

tijdig in te lichten nopens hun plannen in verband met alle operaties die direct Nederlandse strijdkrachten of grondgebied in Verre Oosten zullen betreffen.'

XCOp de dag waarop dit telegram uitging, 24 juli, ontving van der Kun een tweede bericht van de Combined Chiefs: het door hem op 25 juni ingediend voorstel zou onderzocht worden; er stond niet eens: 'met spoed'. Of en wanneer het voorstel zou worden goedgekeurd, was een open vraag.

XCNa de zyste juni, de dag waarop van Mooks voorstel aan de Combined Chiefs of Staff voorgelegd was, verstreek week na week zonder dat duidelijk werd of de bescheiden, door de Nederlandse regering naar voren gebrachte wensen zouden worden ingewilligd de Raad voor Oorlogvoering van het kabinet-Schermerhorn raakte danig geïrriteerd. Toen nu op I7 juli de Conferentie van Potsdam begon, besloot de Raad, dat Schermerhorn en Gerbrandy samen ter plaatse een gesprek zouden voeren met Truman en Churchill, teneinde op een spoedige bevrijding van Java aan te dringen en de noodzaak van het transport van militairen en Nica-personeel naar Australië te onderstrepen. De Shaej-missie in Den Haag gaf het Nederlands verzoek op I8 juli naar Potsdam door. Twee dagen later kwam antwoord: het verzoek moest langs diplornatieke weg ingediend worden. Onmiddellijk werd in Londen het Foreign Office en werd in Washington het Stale Department benaderd. 'Ik aanteken', seinde van Kleffens op 21 juli naar Michiels en Loudon,

XC'dat niet-ontvangen van eerste minister en vorige minister-president schandaal zou veroorzaken en niet verborgen zal worden gehouden, terwijl wij ons in dit geval, hetwelk wij ernstig hopen zich niet zal voordoen, vrijheid van handelen moeten voorbehouden."

XCVrijheid van handelen waartoe? Nederland kon zijn schepen wel uit de Allied Pool terugtrekken, maar dat zou betekenen dat zij geen havenfaciliteiten en geen brandstof meer zouden krijgen. In feite was het

XC1 Telegram, 21 juli 1945, van van Kleffens aan Michiels en Loudon, aangehaald door getuige W. Schermerhorn, a.v., dl. VIIl c, p. 102

467 [PDF]
DE TER UGKEER VOORBEREID

kabinet machteloos. Machteloos moest het dan ook vernemen dat het verzoek voor een bespreking te Potsdam geweigerd was (een weigering die door de Enquêtecommissie 'uitermate onhoffelijk' is genoemd I) - van Kleffens kon slechts jegens de ambassadeurs van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten uiting geven aan zijn intense verontwaardiging. Beiden erkenden dat Nederland 'unfair' behandeld was", maar daarmee kwam de zaak geen stap verder.

XCIn de maanden mei t.e.m. augustus '45 vertrokken uit Groot-Brittannië slechts ruim duizend krachten naar Australië: een onbekend aantal voor de Nica en negenhonderdtwee-en-negentig militairen, t.w. drie-ennegentig vrijwilligsters voor het Vrouwenkorps van het Knil, vijfhonderdeen-en-zestig vrijwilligers voor de grondstrijdkrachten en driehonderddrie-en-dertig voor de Militaire Luchtvaart (die mannelijke vrijwilligers waren leden van de Binnenlandse Strijdkrachten met daarbij nog een groep leerlingen van de Middelbare Koloniale Landbouwschool te Deventer). De laatste en grootste groep van al dezen had zich midden juni in Glasgow ingescheept op de 'Orontes' - dit schip was op 23 juli in Sydneyaangekomen. De vrijwilligers voor de Militaire Luchtvaart werden in een kamp benoorden Brisbane opgenomen, de grondstrijdkrachten werden in een ander Australisch kamp gelegerd (uit hen werd in augustus de yde compagnie van het Knil gevormd), de Nica-mannen en de vrouwelij ke vrijwilligsters vertrokken naar Camp Columbia. Er waren onder de nieuwe Nica-krachten verscheidene studenten die in de illegaliteit samengewerkt hadden met de Perhimpoenan Indonesia die laatsten raakten versteld van de opvattingen die zij bij velen van diegenen die allanger in Australië waren, aantroffen. 'De Nederlanders in Australië in het algemeen', schreef van der Plas begin augustus aan een hoge Nica-functionaris,

XC'zijn zo stekeblind voor de gevaren die ons bedreigen, zo verwaten jegens Australiërs en Amerikanen (om van de Indonesiërs maar te zwijgen), zo gespeend van besef der wereldverhoudingen, dat de jongelieden die uit Nederland geko

XC1 A.v., dl. VlII a, P.483. 2 Telegram, 3 aug. 1945, van van KJeffens aan Loudon en

468 [PDF]
RUIM DUIZEND KRACHTEN NAAR AUSTRALIË

men zijn en daar met de Perhimpoenan Indonesia een levensgevaarlijke ondergrondse strijd tegen de vijand hebben gestreden, daarvan ernstig geschrokken zijn. Ik vrees echter dat ook zij, indien men hen niet snel naar het front stuurt, zullen worden meegesleept"

XCnu, als het tot die inzet kwam, zou het niet velen betreffen, want intussen was van Mooks gouvernement door een zware slag getroffen: de Australische regering had geweigerd, de Nederlandse gezagsbataljons in haar land te laten opleiden.

Australië u.eigert de gezagsbataljons

XC

XCWij herinneren er aan dat volgens de in '43 aanvaarde plannen van de Londense Stafcommissie vijftien gezagsbataljons naar Australië zouden worden overgebracht om daar in Australische militaire kam pen te worden opgeleid. Uiteraard zou dat eerst kunnen geschieden, nadat Nederland was bevrijd - begrijpelijk is het dan ook dat pas midden augustus '44, toen de Wehrmacht in verwarring uit Normandië terugtrok, een beroep op de Australische regering werd gedaan om terzake haar medewerking te verlenen. Een voorstel waarin om opleidingsruimte werd gevraagd voor dertigduizend militairen, werd op 18 augustus door gezant van Aerssen bij het Australische Department of External Affairs ingediend'> Aangezien de Australische regering niet kon voorzien wat haar verplichtingen zouden zijn in het tijdvak waarin die dertigduizend militairen zouden arriveren, hield zij een slag om de arm maar haar reactie was welwillend geformuleerd: in een brief van 25 september '44 deed zij van Aerssen weten, 'that the proposal commends itself on principle to His Majesty's Government in the Commonwealth of Australia, which will be glad to provide such facilities as may be practicable in the light of its existing and potential commitments." Er werd in die brief meegedeeld dat, als zich moeilijkheden zouden voordoen, de gezant zou worden gewaarschuwd, en er werd nog één beperking in gemaakt: de Nederlandse troepen zouden slechts ingezet mogen worden in MacArthurs gezagsgebied. Dit was niet de bedoeB 2). 2 Tekst: Enq., dl. VIII a, p. 458. 3 Tekst in Archief Buitenl. Zaken, Legatie Canberra,

, Brief, 8 aug. I945, van van der Plas aan C. C. de Rooy (ARA, Coll.-van der Plas,

469 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

ling (een deel van de troepen zou naar Sumatra moeten worden overgebracht) maar van Mook, eind oktober '44 in Australië aangekomen, besloot dat punt te laten rusten, ten eerste omdat de Nederlandse plannen nog niet door de Combined Chiefs of Staff waren goedgekeurd en ten tweede omdat het heel wel mogelijk was dat heel Indië in Mountbattens gezagsgebied zou worden opgenomen.

XCIntussen was door officieren van van Oyens staf contact opgenomen met hoge Australische officieren en was nagegaan in welke karnpen de Nederlandse militairen te zijner tijd opgenomen zouden kunnen worden. Vier kampen in West-Australië, eerst gereserveerd voor het Britse legerkorps dat aan de invasie van Japan zou deelnemen (het zou elders in Australië worden opgevangen), leken daartoe het geschiktst; Fremantle bij Perth, de Australische haven die het dichtst bij Java ligt, zou dan de aan- en afvoerhaven worden. Dat had geheel van Mooks instemming - begin november leek de terzake g troffen voorlopige regeling hem een van de weinige punten waarover hij in zijn van diepe verontrusting getuigende brief van 7 november' 44 (hij had op die dag vernomen dat het Australische leger ook voor instructeurs zou zorgen) in positieve geest kon schrijven:

XC'Ik vond hier bij mijn aankomst de onderhandelingen met de Australische regering in verband met de opleiding, behuizing, uitrusting en verpleging der gezagstroepen in een meer gevorderd stadium dan mij bekend was ... (Er) blijkt van Australische zijde een grote bereidheid tot hulp en medewerking ... Deze medewerking zal waarschijnlijk mede omvatten de levering uit voorraden van bewapening en uitrusting, zodat uitzending daarvan uit Engeland niet of slechts op beperkte schaal nodig wordt'

XCnu, dat leek een belangrijke extra hulp.

XCHet verstrekken van faciliteiten aan bondgenoten was voor Australië niet nieuw: dergelijke faciliteiten waren van '42 af verleend aan de Amerikaanse strijdkrachten en van midden '44 af aan de Britse Pacific Fleet en daartoe waren gedetailleerde regelingen getroffen o.m. ten aanzien van de afrekening van de kosten der verstrekte goederen en verleende diensten. Begin januari '45 bracht van Oyen met een groep van tien Knil-officieren een bezoek aan West-Australië; hij nam er de kampen waarin de Nederlandse militairen zouden worden opgenomen, in ogenschouwen confereerde er met de Australische militaire commandant in West-Australië, aan wie, zo deelde hij na zijn terugkeer in de Raad van departementshoofden mee, 'thans richtlijnen vanuit Melbourne' (d.w.z. door het Australische War Department) 'verstrekt zijn die overeenkomen

470 [PDF]
AUSTRALIË'S TOEZEGGING

met die welke ten aanzien van de Amerikaanse troepen en de Britse Navy zijn getroffen.'!

XCLater in '45 nu ging men in Australische regeringskringen aarzelen ten aanzien van de medewerking die 'on principle' aan Nederland was toegezegd. Curtin (' Honest John ') werd door ziekte uitgeschakeld hij had in de zomer van '43 in een toespraak gezegd dat het'the duty' was van de Australische regering om het hare te doen teneinde de Nederlandse, Franse en Portugese koloniën te hergeven 'to their proper ou/ners', maar Evatt, de minister of External Affairs, die in San Francisco vergeefs had geprobeerd om Nederlands-Indië onder internationale voogdij te brengen, en vo oral oak de minister of Industrial Production, de oud-vakbondsleider J. B. Chifiey (de Australische historicus D. M. Homer noemt hem 'a doctrinaire socialist'<i dachten daar anders over. Beiden stond sterk onder invloed van de anti-Nederlandse stemming die in vakbondskringen maar ook wel daarbuiten was gegroeid, en mede op hun aandrang besloot het Australische War Cabinet op 31 mei dat het de aan Nederland gedane toezegging in heroverweging zou nemen. Een dag later, I juni, zei Chifley in het Australische Lagerhuis dat Australië's vermogen om aanvaarde verplichtingen na te komen, beperkt was. De betekenis van die uitspraak ontging aan de Raad van departementshoofden en speciaalook aan generaal van Oyen - de generaal wist niet anders dan dat zijn officieren in hun besprekingen met Australische officieren goede vorderingen maakten. In de laatste week van juni bleek aan van Oyens officieren evenwel dat die Australische collega's zich opvallend terughoudend opstelden. Zij waarschuwden van Oyen - deze waarschuwde op 27 j uni van Maak telefonisch dat de zaak op losse schroeven leek te staan.

XCHet spreekt vanzelf dat dit bericht van Maak ernstig verontrustte - hij zou een dag later nog dieper verontrust zijn geweest, had hij geweten dat toen (nog steeds in afwezigheid van Curtin) door de Australische Advisory /iVaI' Council (een raad die het kabinet adviseerde ten aanzien van algemene kwesties van oorlogvoering) werd besloten, aan het kabinet voor te stellen dat de dertigd uizend Nederlandse militairen niet in Australië zouden worden opgenomen en dat de opneming van de zes-en-vijftighonderd krachten die door Shaef waren vrijgegeven, in heroverweging zou worden genomen.

XCOp 2 juli, enkele dagen na dat besluit, spraken van Maak, van Aerssen en van Oyen in Canberra met de Ausrralische Deputy Prime Minister en

XCI Raad van departementshoofden: Notulen, 18 jan. 1945. 2 D. M. Homer: High Command. Australia and Allied Strategy 1935-1945, p. IJ8.

471 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

minister oj War, F. M. Farde. Deze, zich er op beroepend dat hij pas uit San Francisco was teruggekeerd, uitte geen enkele waarschuwing over de wijziging in het Australische beleid, 'zodat', aldus van Maak in een brief aan Logemann (3 juli),

XC'het gesprek alleen heeft uitgewerkt dat hij althans enig inzicht heeft gekregen in de onbehoorlijkheid van een dergelijke stap van Australische zijde, indien zij zou worden genomen. Intussen bleek nog geen beslissing te zijn gevallen; wij zullen de volgende week horen, hoe het er mede gesteld is ... Ik zal seinen, zodra wij meer definitief bericht hebben. Valt het verkeerd uit, dan lijkt mij de situatie bijna hopeloos.'

XCHij wees er verder op dat wat er aan Nederlandse strijdkrachten in het Oosten aanwezig was, verdeeld was; dat wellicht 'zowel de Amerikanen als de Britten en de Australiërs in onze (gedeeltelijk door hen veroorzaakte) zwakte aanleiding zullen vinden om zichzelf een plaats in Nederlands-Indië te verzekeren.' Sombere gedachte!

XC'Misschien zie ik dit alles onder de druk van de omstandigheden van dit ogenblik te donker in, maar ik moet, als dat het geval is, ter verontschuldiging aanvoeren dat ik sinds mijn vertrek uit Londen' vrijwel niets heb vernomen van hetgeen daar en in Nederland intussen is gebeurd ... Een toestand waarin wij nocb van de Geallieerde plannen, noch van de Nederlandse mogelijkheden, noch zelfs van de verwachtingen voor de allernaaste toekomst op de hoogte zijn, maakt bet werken zo dubieus dat ik voor het eerst van mijn leven soms niet weet welke beslissing te nemen."

XCOp 12 juli, negen dagen nadat van Maak zich zo terneergeslagen had geuit, ontving gezant van Aerssen de brief van het Ministry oj External Affairs die de beloofde nadere inlichtingen bevatte. 'In the period oj nine months', zo heette het,

XC'since it was indicated to you that the Commonwealth Government approved in principle of your Government's proposal to assemble Netherlands troops here, the demands on the mallpower and the resources of this country have been severe and it has become increasingly obvious this year that a drastic review of the war effort was necessary, includino a downward revision of the works programme for the Royal Navy. I regret that these considerations difll1itely preclude the acceptance of the obligations involved in meeting the requirements of the force of about 30 000 men referred to in your letter of t ëth August 1944·

XC, Sinds eind februari '45 dus. 2 Brief, 3 juli 1945, van van Maak aan Logemann (ARA, Coll.-van der Plas, 2). 47

472 [PDF]
DE TOEZEGGING INGETROKKEN

XCAlthough the Commonwealth Government is unable to accept any commitment at present, an examination is now being made of the precise manpower commitments involved in the force of5 600 Netherlands army, air and civil affairs personnel which, it is understood, have been approved by the Combined Chiefs of Staff. TIu final uieu/s of the Australian Government ill the mailer will be conveyed to you at the earliest possible moment."

XCWas dan nu inderdaad, zoals van Mook had gevreesd, 'de situatie bijna hopeloos'? Neen: hoge Australische leger-autoriteiten, aanhangers van oppositieleider Menzies, die het in veelopzichten met het beleid van de Australische Labour-regering niet eens waren, keurden het door het War Cabinet genomen besluit af (het had op hen, aldus later gezant van Aerssen, 'een zeer verbijsterende indruk gemaakt") en poogden het herroepen te krijgen. Zij namen Menzies in de arm die hun zijn steun toezegde. Het gevolg was dat van Mook op r6 juli naar Den Haag seinde: 'Perspectieven inzake de mogelijkheid in West-Australië voor de opleiding van gezagstroepen momenteel in aanzienlijke mate verbeterd. Definitieve beslissing is spoedig te verwachten."

XCHet feit nu dat de intrekking van de aan Nederland toegezegde hulp een punt van dispuut werd tussen de Labour-regering en de oppositie, deed Chifley, de nieuwe premier, en zijn ambtgenoten besluiten, geen duimbreed te wijken. Menzies stelde op r augustus in het federale parlement aan Chifley vragen hoe het er met de opleiding van Nederlandse troepen in West-Australië voorstond - Chifley gaf vage en ontwijkende antwoorden en werd op grond daarvan prompt het object van scherpe aanvallen in conservatieve dagbladen. Gezant van Aerssen haastte zich de indruk weg te nemen als hadden de Nederlands-Indische autoriteiten en hij iets te maken met de aanvallen op de regering. Op 2 augustus begon hij een gesprek met Chifley, aldus zijn korte tijd later geschreven verslag, 'met hem in stellige bewoordingen de verzekering te geven dat ik geen bemoeienis hoegenaamd had met de actie van de heer Menzies ·en er ook niets mee te maken wenste te hebben. Deze verzekering werd ten volle aanvaard en onze bespreking vond plaats in een atmosfeer van wederzijds vertrouwen" - in die bespreking werd door van Aerssen (die, zo werd naar Den Haag getelegrafeerd, 'de indruk

XC, Brief, II juli 1945, van het Department of External Affairs aan gezant van Aerssen, Enq:, dl. VIII a, p. 459-60. 2 Getuige van Aerssen, a.v., dl. VIII c, p. 879. 'Telegram, I6 juli I945, van van Maak aan van Hoogstraten (a.v., punt p, gestenc. bijl., 865). 4 Van Aerssen: 'Verslag aan de minister van buitenlandse zaken over de onderhandelingen betreffende de training van Nederlandse troepen in Australië' (8 sept. I945), a.v., dl. VIII b, p. lIQ-II.

473 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

(kreeg) dat Chifley oprecht en te goeder trouw was") niets bereikt: 'De Prime Minister verklaarde met nadruk dat op de beslissing, die ten nadele van ons plan was gevallen, niet zou worden teruggekomen."

XCEén dag later, 3 augustus, publiceerde een van de belangrij kste conservatieve dagbladen, de Melbourne Herald, alle stukken die tussen de Australische regering en het Nederlandse gezantschap inzake de Nederlandse plannen waren gewisseld - zij waren door een bij een Nederlandse instantie werkzame Australiër doorgegeven. Het blad protesteerde in een hoofdartikel tegen het door het kabinet-Chifley genomen besluit en voegde er aan toe dat dit door' Dutch officials' beschouwd was' as a breach of faith'.' Wie waren die 'Dutch officials' geweest? Zeker niet de gezant die Chifley als 'oprecht en te goeder trouw' zag - eerder dacht van Mook er zo over, die inderdaad van mening was dat de Australische regering zich hoogst onbehoorlijk had gedragen." Dat wil niet zeggen dat het van Mook of anderen bekend was dat hun uitlatingen aan de pers zouden worden doorgegeven - van Mook was verstandig genoeg om in te zien dat zulks er toe zou kunnen leiden dat het kabinet-Chifiey een impuls in anti-Nederlandse richting kreeg. Hoe dit alles zij, het hoofdartikel van de Melbourne Herald gaf Chifley de gelegenheid om enkele dagen later, 7 augustus, in een verklaring aan de pers de uitlatingen van de 'Dutch officials' 'highly improper' te noemen."

XCOp dezelfde 7de augustus kwamen in Camp Columbia van Maak en de Raad van departementshoofden in vergadering bij een. Van Maak wees er op dat de gezant de tegen het kabinet-Chifley gevoerde perscampagne had

XC'betreurd en de verantwoordelijkheid daarvoor afgewezen. Wellicht echter brengt deze perscampagne nog wijziging in het besluit. De mogelijkheid blijft nog bestaan dat men wèl goedvindt dat hier zes-en-vijftighonderd man worden opgeleid'

I Telegram, 4 aug. 1945, van van Mook aan de Raad voor Oorlogvoering (Archief Buitenl. Zaken, Legatie Canberra, 912.I.I7). 'Van Aerssen: 'Verslag', dl. VllI b, p. 1 I 1. 3 aug. 1945, aangehaald in (6 aug. 1945) (IC, L46). 4 Dat was ook de opinie van het kabinet-Schermerhorn: het wenste dat van Aerssen protest zou aantekenen tegen het besluit van de Australische regering. 'Ik weet niet', zei Schermerhorn aan de Enquêtecommissie, 'in welke termen de heer van Aerssen het heeft overgebracht, maar waarschijnlijk niet in de termen welke wij in de ministerraad hebben gebruikt, want dan was hij het raam uitgewerkt!' (getuige Schermerhorn, dJ. VIII c, p. 1025) 5 Aangehaald door getuige van Kleffens. a.v., p. 1278.

474 [PDF]
DE TOEZEGGING INGETROKKEN

de argumentatie dat Australië de krachten miste om de dertigduizend man op te vangen waarvan óók sprake was geweest, had van Maak niet overtuigd: hij signaleerde 'het zonderlinge, dat deze weigeringj uist komt op een tijdstip dat het Australische leger gedeeltelijk gaat demobiliseren.' Wat de zes-en-vijftighonderd man betrof: had, vroeg van Maak, de komst van hen 'of zo mogelijk nog iets meer', nog wel zin? Van Oyen beantwoordde die vraag bevestigend en alle overige departementshoofden waren het met dat antwoord eens.'

XCEr waren, zoals al vermeld, van die zes-en-vijftighonderd krachten op dat moment pas ruim duizend gearriveerd.

XCDaar is het, wat Australië aangaat, bij gebleven.

Heel Indië komt onder Mountbatten

XC

XCWij komen in de aan dit deel toegevoegde slotbeschouwing nog op het Australische besluit, de in beginsel aan Nederland toegezegde hulp niet te verlenen, terug en willen hier terzake slechts opmerken dat dat besluit voor alle Nederlandse en Nederlands-Indische autoriteiten als een hoogst pijnlijke verrassing kwam en dat de voor Nederland nadelige gevolgen voor elk van die autoriteiten evident waren.

XCDe zaak van de wijziging der Theatre-grenzen, waaruit is voortgevloeid dat heel Nederlands-lndië kwam te ressorteren onder Mountbatten (in wiens gezagsgebied voordien slechts Sumatra viel), heeft in beide opzichten anders gelegen: de Nederlandse en Nederlands-Indische autoriteiten zijn er niet door verrast (althans in zoverre niet dat zij wisten dat die wijziging sinds lang aan de orde was) en zij hebben er verschillend op gereageerd. Diegenen die betwijfelden of men wel verwachten mocht dat de Verenigde Staten bereid. zouden zijn, de offers te aanvaarden die mogelijkerwijs uit hevige strijd met de Japanners in Indië zouden voortvloeien, waren geneigd een overgang van heel Indië naar het Britse War Theatre toe te juichen - anderen, die vertrouwen hadden in MacArthurs toezeggingen en wisten dat hij, in tegenstelling tot Mountbatten, de krachten en hulpmiddelen had waarmee op grote schaal in lndië geopereerd kon worden, zagen liever dat er geen wijziging kwam in de bestaande situatie.

I Raad van departementsboofden: Notulen, 7 aug. 1945.

475 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCHoe heeft zich deze zaak en hoe hebben zich de Nederlandse opvattingen terzake ontwikkeld?

XCWij beginnen met de zaak zelf, samenvattend en ten dele weergevend wat wij er in hoofdstuk I van ons vorige deel alover vermeldden.

XCToen het er in de tweede helft van februari '42 naar was gaan uitzien dat Java en Sumatra verloren zouden gaan, hadden de Britse Chiefs of Staff aan hun Amerikaanse collega's voorgesteld dat Sumatra, Java en de Kleine Soenda-eilanden tot het Indian War Theatre gerekend. zouden worden, maar dat denkbeeld was door de Amerikanen verworpen: Java en de Kleine Soenda-eilanden moesten, aldus dezen, gezien worden als het militaire voorterrein van Australië en militaire operaties in dat deel van de Indische archipel konden van Australië uit beter georganiseerd worden dan van Ceylon en Brits-Indië uit. Zij hadden hun zin gekregen: begin maart hadden de Combined Chiefs of Staffbeslist dat alleen Sumatra tot het Indian War Theatre zou behoren en dat de overige Buitengewesten en Java zouden komen te ressorteren onder een nieuwe opperbevelhebber in Australië - dat werd MacArthur.

XCNoodgedwongen had Churchill zich bij die beslissing neergelegd. Zij beviel hem niet. Wat Azië betrof, stond bij hem de ongewijzigde voortzetting van het British Empire voorop; vandaar dat hij in '43 en '44 voortdurend aandrong op acties die tot de herovering van Singapore konden leiden, vandaar ook dat hij geenszins aangetrokken werd door het perspectief dat nu juist de Amerikanen die aan de Philippijnen de onafhankelijkheid hadden beloofd, het grootste en belangrijkste deel van het dicht bij Singapore gelegen Nederlands-Indië zouden bevrijden. Al in '43 was sprake van een duidelijk Brits streven om de grens tussen MacArthurs en Mountbattens War Theatreverlegd te krijgen - een streven waar MacArthur zich met kracht tegen verzette. In Washington evenwel was van dat krachtig verzet geen sprake. Dit bleek vooral toen de topconferentie naderde die in Quebec op II september '44 zou beginnen. De Amerikanen namen aan dat Churchill en de Britse Chiefs of Staff daar met kracht op uitbreiding van Mountbattens gezagsgebied zouden aandringen - welnu, het Amerikaanse joint Strategie Survey Committee zag in die uitbreiding grote politieke voordelen. Zij zou, zo rapporteerde dit college op 26 augustus' 44, 'reduce United States involvement in the partiet

476 [PDF]
DE VERLEGGING DER 'THEATRE'-GRENZEN

pation by Dutch, Portuguese and French jorces and in the restoration oj their jormer territories.' 1 Daarmee was het joint War Plans Committee (welker taak het was, van de algemene aanbevelingen van het Strategic Survey Com mittee concrete plannen te maken) het geheel eens. Het War Plans Com mittee adviseerde de joint Chiefs oj Staff op 4 september dat, als de Britten ter conferentie een uitbreiding van Mountbattens gezagsgebied zouden bepleiten, 'they should be told that it would have to be done progressively, that it would have to be cleared with all the governments' (met inbegrip van de Nederlandse) 'who approved the establishment oj the Pacific Theatre, and that it would be influenced by established strategy'? Vooral gezien het feit dat Mountbatten de krachten niet had om, behalve in Birma, iets van belang tegen de Japanners te ondernemen (die hadden toen nog een sterke vloot in Singapore liggen!), werd in Quebec ten aanzien van een wijziging van de Theatre-grenzen geen beslissing genomen. Pas midden april '45 kwam het denkbeeld in een vergadering van de Combined Chiefs oj Staffweer ter sprake. Opnieuw geen beslissing: de Britse Chiefs oj Staff vroegen bedenktijd. Er rezen tal van vragen die alle hierop neerkwamen dat zij, alvorens Mountbatten verantwoordelijk te maken voor een zoveel groter en zoveel volkrijker gebied, graag wilden weten in hoeverre zij nog konden rekenen op Amerikaanse militaire steun. En zou Mountbatten ook de beschikking krijgen over voldoende transportschepen? Die vragen, midden april gesteld, werden pas op 7 juni door de Amerikaanse joint Chiefs beantwoord die hunnerzijds, maar eerst na enkele weken uitstel, MacArthur geraadpleegd hadden; deze had geadviseerd, de uitbreiding van Mountbattens gezagsgebied, mocht daartoe besloten worden, op 15 augustus te laten ingaan. Het antwoord dat de joint Chiefs gaven, was voor de Britten teleurstellend: de Australische strijdkrachten die zich in MacArthurs gezagsgebied bevonden, zouden onder Mountbatten komen te ressorteren maar de Amerikaanse zouden alle gereserveerd blijven voor de grote landingen in Japan; voorts zouden de Amerikaanse militaire autoriteiten aan het gezagsgebied van Mountbatten, hoezeer ook uitgebreid (de datum voor de overdracht, 15 augustus, werd door de joint Chiefs overgenomen), geen hulpgoederen ter beschikking stellen - waren die nodig, dan konden die onder de geldende Lend-Lease-regeling worden aangevraagd. Bijna vijf weken verstreken voordat de Britse Chiefs oj Staff op het Amerikaanse antwoord reageerden. Zij stelden nu voor dat, wat Neder

XCI Aangehaald in Hayes, p. 634. 2 A.v., p. 635.

477 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

lands-Indië betrof, Borneo, Celebes, de Molukken, de Kleine Soendaeilanden (behalve Bali en Lombok), Timor en Nederlands-Nieuw-Guinea in een Australisch gezagsgebied zouden vallen, waar de opperbevelhebber ondergeschikt zou zijn aan henzelf, en dat Mountbattens gezagsgebied definitief zou worden uitgebreid met Java (en Bali en Lombok) alsmede met Thailand en Frans-Indo-China. Met de voorgestelde uitbreiding van Mountbattens gezagsgebied gingen de Amerikaanse Joint Chiefs of Staff accoord, behoudens dan dat zij geen beslissing wensten te nemen met betrekking tot Frans-Indo-China, aangezien bekend was dat Tsjiang-Kai-sjek er op stond dat heel Indo-China aan zijn militair gezagsgebied zou worden toegevoegd.

XCIn alle hangende kwesties werden beslissingen genomen op de Conferentie van Potsdam die, gelijk al vermeld, op 17 juli begon en waar Truman, Churchill (vergezeld door de mogelijke nieuwe Britse premier Clement Attlee'), de Britse Foreign Secretary Eden en de Combined Chiefs of Staff samenkwamen met Stalin, de Russische minister van buitenlandse zaken Molotow en de hoogste Russische militairen. Op 18 juli (de dag waarop de Nederlandse regering verzocht in Potsdam te worden gehoord) besloten de Combined Chiefs of Staff tot de al aangeduide uitbreiding van Mountbattens gezagsgebied, met dien verstande dat op voorstel van generaal Marshall afgesproken werd dat men aan Truman en Churchill het denkbeeld zou voorleggen, van Frans-Indo-China de noordelijke helft onder Tsjiang Kai-sjek, de zuidelijke onder Mountbatten te laten vallen, en dat de Britse Chiefs of Stafftwijfel uitten of Mountbatten zijn zozeer verzwaarde verantwoordelijkheden inderdaad per IS augustus zou kunnen aanvaarden. Moest de wijziging van de grenzen der gezagsgebieden niet ook goedgekeurd worden door de regeringen van Australië, Nieuw-Zeeland en Nederland, die alle drie bij de oprichting van de South- West Pacific Area betrokken waren geweest? Inderdaad, maar de verwervingvan die goedkeuring, aldus Grace Person Hayes, 'seemed hardly more than a formality and certain to be completed by the time of transfer'?

XCOp 24 juli (het Nederlands verzoek tot een onderhoud was geweigerd) keurden Truman en Churchill alle hun door de Combined Chiefs of Staff voorgelegde regelingen goed. Diezelfde dag arriveerde Mountbatten in Potsdam. Grote bezwaren uitte hij tegen de uitbreiding van zijn gezagsworden om de stemmen van de Britse militairen overzee te tellen. 2 Hayes, P·7 1

1 In Groot-Brittannië waren de kiezers op 5 juli ter stembus gegaan maar de uitslag zou pas op 26 juli bekendgemaakt worden - die drie weken uitstel zouden gebruikt

478 [PDF]
DE VERLEGGING DER 'THEATRE'-GRENZEN

gebied per 15 augustus. Notabene: in plaats van voor een bevolking van vijf-en-veertig miljoen zielen zou hij verantwoordelijk worden voor een van honderdvijf-en-twintig miljoen en zijn verbindingslijnen, die toch al zo lang waren, zouden meer dan drieduizend kilometer langer worden I Zulk een uitbreiding van zijn gezagsgebied vóór oktober was voor hem onaanvaardbaar. Hij verbond daar bovendien een voorwaarde aan: hij moest de beschikking krijgen zowel over alle intelligence-gegevens welke MacArthur met betrekking tot de aan zijn gezagsgebied toe te voegen gebieden bezat, als over de deskundigen die deze intelligence-gegevens hadden bewerkt. Na dit standpunt ingenomen te hebben (de Britse Chiefs of Staffs lot en er zich bij aan) verliet hij Potsdam en keerde hij naar Ceylon terug. Daar vernam hij op Ia augustus telegrafisch van Attlee (die, toen de uitslag van de Britse verkiezingen openbaar geworden was, tot Brits premier was benoemd) dat Japan zou capituleren; vier dagen later, 14 augustus, werd hij ingelicht dat de capitulatie een feit was en dat hij van de volgende dag: 15 augustus, af verantwoordelijk was voor de gebieden waarvan sprake was geweest. Het was een regeringsopdracht die hij eenvoudig te aanvaarden had.

XCDat deed hij dan ook - en niet zonder het vertrouwen dat hij, kwamen er politieke moeilijkheden, met de Labour-premier Attlee heel wat beter zou kunnen samenwerken dan met Churchill het geval ZOll zijn geweest.

XCWij komen hier in het volgende hoofdstuk op terug.

XCGeven wij nu de reacties aan Nederlandse kant op deze ontwikkeling weer, dan willen wij beginnen met er op te wijzen dat de Nederlandse regering de beslissing dat Nederlands-Indië over tweezou worden verdeeld, slechts aarzelend had aanvaard. Die beslissing werd aan de orde gesteld in de vergadering van de Londensewelke opmaartplaatsvond. Gerbrandy zei hier, aldus de notulenEen begrijpelijke opmerking! Churchill ging er met geen woord op in. Ook in Washington werd geprotesteerd, n1. door Loudon in de eerste bijeenkomst van de Washingtonseook hier had het protest geen enkel effect

Ia '42 J, I Tekst in C, dl. IV (1984), p. 422-23.

479 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

en de regering liet de zaak toen rusten, mede omdat, zo was haar meegedeeld, tot de verdeling van Indië over twee War Theatres louter op militaire gronden was besloten. Wel, zuiver-militaire beslissingen wilde de regering aan de Combined Chiefs oj Staff overlaten.

XCTerzake gaf de Enquêtecommissie als haar opinie, 'dat de Nederlandse regering niet voldoende heeft ingezien, welke bezwaren moesten kleven aan een verdeling van Nederlands gebied over twee commando's ... De Nederlandse regering had zich ... bij deze beslissing niet zonder meer moeten neerleggen."

XCWat het eerste betreft: wij menen dat de regering die bezwaren (welke al bij één blik op de kaart duidelijk waren) wel degelijk ingezien heeft; haar terughoudendheid was de uitdrukking van de verlegenheid waarin zij zich bevond als gevolg van de factoren die wij eerder in dit hoofdstuk aangaven. Men zou het zo kunnen formuleren: viel heel Indië in een Brits gezagsgebied, dan zou het vermoedelijk niet tot een spoedige bevrijding komen, en viel het in een Amerikaans gezagsgebied, dan was een integraal herstel van de Nederlandse soevereiniteit twijfelachtig.

XCIn '42 bleef deze zaak verder rusten, maar toen Mountbatten in augustus '43 tot Supreme Commander van het nieuw ingestelde South-East Asia Command was benoemd, kreeg van Mook begin oktober van deze te horen dat hij er van overtuigd was dat de uitbreiding van zijn War Theatre met de rest van Nederlands-Indië, met Frans-Indo-China en met Hongkong slechts 'a matter oj months' was.' Dat schrikte van Mook geenszins af. 'De gedachte welke ik zelf had, was', verklaarde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'dat MacArthur beschikte over meer manschappen, schepen, vliegtuigen en uitrusting en dat Mountbatten ze nog moest krijgen, dat dus een wijziging niet zo voor de hand lag. Maar wij konden toen nog vaststellen dat MacArthur ook niet van plan was, naar Timor, de Molukken of Celebes op te rukken. Wie dus het eerst in actie kwam ter bevrijding van delen van Nederlands-Indië, kon onze zegen hebben. Dat was op dat ogenblik de situatie."

XCZeven maanden later, in mei '44, ging van Mook er anders over denken. Hij had tijdens zijn wereldreis in de Verenigde Staten en in Australië de Amerikaanse oorlogsinspanning gezien - daar stak wat hij op Ceylon te aanschouwen kreeg, maar pover bij af! 'Inderdaad wordt', schreef hij aan van der Plas,

XCI Enq., dl. VIII a, p. 520. 2 Van Mook: The Stakes of Democracy in Southeast Asia, p. 166. 3 Getuige van Mook, Enq., dl. VIII c, p.

480 [PDF]
DE REGERING EN DE VERLEGGING DER 'THEATRE'-GRENZEN

'van Britse zijde gedrongen in de richting van een uitbreiding van Seat:' Dit is zuiver politiek, Mountbatten zei mij met zoveel woorden dat er in het Verre Oosten een Brits opperbevel nodig was van minstens even groot belang als het Amerikaanse. Maar ik vraag mij af, waarop dit moet worden gebaseerd. Seae .. heeft praktisch geen expeditionaire uitrusting; in het algemeen maakt het equip ment ... , vergeleken bij Brisbane, een povere indruk. En het is gebaseerd op een land volonrust en corruptie en met bepaald achterlijke faciliteiten voor transport en reparatie." Een politiek doorgedreven vergroting van het operatieterrein zou wel eens enerzijds de Amerikanen nog terughoudender kunnen maken om hier bij te springen en anderzijds waarschijnlijk de actie tegen Java en Borneo/Celebes vertragen. Ik houd mijn hart vast voor een bevrijding van Indië door Gurkha's, Pathans, Sik.hs en Afrikaanse divisies. In het algemeen zou een dergelijke verschuiving ook de materiële medewerking via de Amerikanen aan deze kant remmen."

XCVan der Plas dacht er net zo over en werd in zijn mening versterkt toen, zoals al vermeld, MacArthur hem begin juni '44 in een vertrouwelijk gesprek mededeelde dat hij voornemens was, in '45 heel NederlandsIndië, voorzover in zijn War Theatre gelegen, te bevrijden - een gesprek waarin hij van der Plas met klem waarschuwde tegen het Australisch annexionisme. Nu, dat laatste werd door Loudon en van Aerssen niet zo zwaar opgenomen (van Aerssen had geweigerd, het telegram waarin van der Plas MacArthurs waarschuwing aan Londen en Washington doorgaf, mede te ondertekenen) en van Mook, nu weer in Londen, helde, zo schreef hij eind juni' 44 aan Gerbrandy, tot de mening van Loudon en van Aerssen over: aan dat Australisch annexionisme tilde hij niet zo zwaar. Overigens was hij het met van der Plas eens. 'Indien wij', aldus zijn conclusie, 'op enigerlei wijze invloed kunnen uitoefenen m.b.t. het vraagstuk van de indeling der operatiegebieden in het Verre Oosten, dan zouden wij, zuiver op gronden van ons eigen belang, de handhaving van de huidige toestand ... moeten verkiezen boven een grootscheepse verandering in de richting van de Seac'"

XCIn een nieuw gesprek met van der Plas herhaalde MacArthur midden juli zijn mededelingen - zoals wij al weergaven, had hij, zei hij nu, 'Curtin meegedeeld, zich tot het uiterste te zullen verzetten tegen uitsplitsing van Nederlands-Indisch gebied uit zijn areaal.' Dat stelde vanvan der Plas (ARA, Coll.-van der Plas, B 6). 4 Brief, 29 juni I944, van van Mook

I 2 Brits-Indië 3 Brief, 2T mei T944, van van Mook aan

481 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Maak gerust. Een nieuwe geruststelling kreeg deze toen in de tweede helft van augustus het bericht tot hem doordrong dat door de Britten, zo schreef hij aan Warners op Ceylon, 'van een herverkaveling van de Seac en de SVVPA 1 (was) afgezien uit beduchtheid voor Amerikaans verzet. Het lijkt mij een verbetering en voor ons ... bepaald niet ongunstig.' Of was toch een verandering op til? Hij had op de z t ste augustus 'een mysterieus telegram van van der Plas' ontvangen, 'die vroeg ... met de snelste gelegenheid hierheen te mogen komen omdat hij mededelingen te doen had die hij noch seinen, noch schrijven kon? dat moesten dan wel heel belangrijke mededelingen zijn!

XCWat was geschied?

XCZoals eerder weergegeven, had MacArthur eind juli met president Roosevelt geconfereerd in Pearl Harbor - ook daar had hij bezwaar gemaakt tegen de verlegging der Theatre-grenzen. Welnu, midden augustus kwam een van MacArthurs stafofficieren, Brigadier-General Bonner Fellers, van der Plas vertellen dat de Britten van plan waren met hun Eastern Fleet van West-Australië uit te gaan ageren in de richting van Brits-Borneo, dat MacArthur dat had afgewezen, dat de mogelijkheid bestond dat de foint Chiefs oj Staf! de japanners op java met rust zouden laten en dat, aangezien Nederland na de oorlog de rijke archipel niet voldoende zou kunnen beschermen, Admiral King er voorstander van was 0111 in Indië de Britten en de Australiërs bepaalde bases te geven. Van MacArthur zelf kreeg van der Plas op de r8de nader te boren wat zich in Pearl Harbor had afgespeeld. MacArthur vertelde hem dat het verzet van de Britten zijn gehele plan om Celebes, Borneo en java in de loop van '45 te bevrijden, dreigde te torpederen - hij meende dat de Britten er op uit waren, in Indië een economisch en politiek overwicht te krijgen. Roosevelt zou daarop het beleid van koningin Wilhelmina hebben geprezen (wij gaven dat al weer) maar had tenslotte gezegd dat bij er niet voor kon instaan dat hij niet voor eventuele eisen van Churcbill zou zwichten.

XCOp 19 augustus '44 schreef van der Plas in Camp Columbia een lang

XC, South-West Pacific Area. 2 Brief, 25 aug. 1944, van van Mook aan Warners (ARA, CoIL-van Mook,

482 [PDF]
VAN DER PLAS SLAAT ALARM

verslag van de mededelingen van Fellers en MacArthur', eindigend met deze passage:

XC'MacArthur stelt zich voor, de integriteit van zijn commando tot het uiterste te verdedigen en daarbij, zo nodig, een beroep op de publieke opinie in Amerika te laten doen. Hij stelt zich echter weinig van zijn verzet voor, tenzij duidelijk blijkt dat de Amerikaanse regeri.ng ook weet dat de Nederlandse regering vertrouwen heeft in de huidige Geallieerde leiding van de strijd om NederlandsIndië en geen aanleiding vindt om tijdens een succesvolle campagne tot wijziging van areaalgrenzen over te gaan.'

XCVan der Plas voegde hier nog aan toe dat wat Fellers en MacArthur hem over de Britse plannen badden gezegd, bevestigd was door 'mededelingen van C. en K.', waarmee de twee Britse officieren Chapman Walker en Kendall waren bedoeld.

XCErvan overtuigd dat hij de geheimen van de Britse en van de Amerikaanse regering op het spoor was gekomen, meende van der Plas dat hij onmiddellijk met zijn verslag naar de regering in Londen moest vliegen. Hij lichtte noch de Raad van departementsboofden, noch gezant van Aerssen in (alleen aan van Hoogstraten deed hij enkele summiere mededelingen, waarvan deze, van der Plas kennend als een snel-gealarrneerde figuur, niet bijzonder onder de indruk was) en begaf zich, na daartoe van van Mook verlof te hebben gekregen, naar Londen. H0 kwam daar begin september aan, waar van Mook vond dat het meest bedenkelijk aspect van zijn verslag gevormd werd door de indruk die het gaf dat met betrekking tot Indië door de Verenigde Staten en Groot-Brittannië allerlei gedachtenwisselingen werden gevoerd en besluiten voorbereid waar de Nederlandse regering niets van wist. Hij zond op de r r de een exemplaar van hetgeen van der Plas op schrift had gesteld, aan de koningin toe. 'De aantekeningen', schreef hij daarbij,

XC'zijn van bijzonder belang, daar zij een licht werpen op hetgeen door onze grote Geallieerden buiten en over ons wordt verhandeld. Het wilondergetekende voorkomen dat het voor ons zeer on bevredigend is, slechts op zulk een toevallige wijze te kunnen te weten komen, welke algemene richtlijnen bij de strijd tegen Japan en in Nederlands-Indië worden behandeld en vastgesteld Hij moge nog aantekenen dat de reeds begonnen of eerstdaags te beginnen besprekingen te Quebec aan de zaak een spoedeisend karakter geven."

XC, Exemplaar in archiefkab. der koningin. 2 Brief, II sept. '944, van van Maak aan

483 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCOp I2 september, daags na deze brief, wijdde de Commissie Oorlogvoering in aanwezigheid van admiraal Helfrich en van der Plas een lange bespreking aan het door laatstgenoemde opgesteld verslag. Gerbrandy was geneigd, er vraagtekens bij te plaatsen: van der Plas had slechts 'een gesprek' weergegeven (in feite: twee gesprekken), 'zodat enige voorzichtigheid geboden is.' Dat was ook de opinie van van Mook: zowel van de zijde van president Roosevelt als van die van Fellers en MacArthur kon sprake zijn van 'politiek'. 'De hoofdzaak voor ons', zei hij (aldus de notulen), 'is niet of generaal MacArthur bevelhebber zal zijn of een Britse bevelhebber, maar de hoofdzaak is of het belangrijkste deel van Nederlands-Indië vroeg of laat bevrijd zal worden.' Vielen er nu beslissingen in Quebec? 'Wij weten niet of ons belang daarbij mede wordt overwogen. De houding van generaal MacArthur jegens ons is altijd volkomen correct geweest, doch overigens behoeven wij geen voorkeur te tonen voor de Geallieerde opperbevelhebber.' Helfrich zei dat het plan van MacArthur om in de loop van '45 Celebes, Borneo en java te bevrijden, 'geheel nieuw voor hem' was. Was dit plan inderdaad door de Britten getorpedeerd? Het verontrustte van Kleffens : 'Generaal MacArthur', zei hij, 'wil deze operaties graag uitvoeren, doch de Britten hebben na de rampen van I942 behoefte aan een prestige-succes. Het zou echter verkeerd zijn, als onze levensbelangen aan dat Britse prestige-plan zouden worden opgeofferd.' Michiels daarentegen was niet in het minst onder de indruk van het verslag van van der Plas (er stonden teveel dingen in, 'die onmogelijk waar kunnen zijn') - voor hem was het belangrijkste, 'dat er weder over ons gepraat wordt, zonder dat wij daarin gekend worden.' Dat was een conclusie waarmee de gehele Commissie Oorlogvoering het eens was.

XCWat nu te doen?

XCEr werd besloten, aan Roosevelt en Churchill een telegram te sturen waarin de Nederlandse regering duidelijk haar wensen zou aangeven, en dat van Mook en Helfrich naar Canada zouden gaan, waar zij overigens, vreesde van Mook, te laat zouden aankomen.'

XCHet telegram werd daags na de vergadering van de Commissie Oorlogvoering verzonden." Het was een aan Roosevelt en Churchill gerichte noodkreet: er werd in onderstreept dat in Indië en speciaal op java door alle bevolkingsgroepen bitter werd geleden, dat de japanners daar en elders na een algemene capitulatie van japan vermoedelijk zouden door

XCI Ministerraad, Commissie Oorlogvoering: Notulen, 12 sept. 1944. 2 Tekst: Enq.,

484 [PDF]
VAN MOOK EN HELFRICH IN WASHINGTON

vechten en dat de kans groot was, dat alle krijgsgevangenen en geïnterneerden dan om het leven zouden komen. Vandaar dat bepleit werd dat de Geallieerden zo spoedig mogelijk op Java zouden landen. Wiens strijdkrachten? Die van MacArthur of die van Mountbatten? Dat werd in het midden gelaten (hetgeen betekende dat de Nederlandse regering MacArthur in zijn verzet tegen een onder Mountbatten plaatsen van heel Indië aileen liet staan). 'Minister jar Colonies van Maak and Vice-Admiral Helfrich are proceeding America', zo heette het. 'Netherlands Government trust President and Prime Minister will find it possible to give them an opportunity to elucidate Netherlands point oj view.' Evenwel: toen van Mook en Helfrich in Canada arriveerden, was, zoals van Mook had gevreesd, de Conferentie van Quebec (ze was op r r september begonnen en op de röde geëindigd) al afgelopen. Zij reisden door naar Washington waar zij Roosevelt (Churchill was naar Londen teruggekeerd) niet aantroffen. Zij legden derhalve op 26 september een lang memorandum 1 aan de Combined Chiefs oj Staff voor, dat een uitwerking was van het telegram van de r 3de en waarin bepleit werd dat Java zowel van de Philippijnen als van Noorden Noordwest-Australië uit zou worden aangevallen, zulks in combinatie met een actie van Ceylon uit tegen Singapore, tegen Sumatra en in de richting van Straat Soenda. Zij kregen de gelegenheid om, door Dijxhoorn en Stöve bijgestaan, dat memorandum (gekenmerkt door een volledig gebrek aan kennis van wat de Britten vermochten en de Amerikanen van plan waren) in een vergadering van de Combined Chiefs toe te lichten. 'Door de voorzitter, admiraal Leahy, werd d.aarna gevraagd', zo vertelde Dijxhoorn aan de Enquêtecommissie, 'of een der leden het woord verlangde. Sir John Dill' (toen nog hoofd van de Britse vertegenwoordiging in de Combined Chiifs) 'merkte op dat voor de actie, als door de Nederlandse regering in het Statement gevraagd, de Nederlanders de troepen zouden kunnen gebruiken die zij in Indië wensten in te zetten' (de drie divisies en de gezagsbataljons, die nog louter op papier bestonden). 'Verder had niemand een opmerking, waarna van Mook en Helfrich werden bedankt voor de verstrekte inlichtingen ... De zaak ging uit als een nachtkaars" - een wellicht onvolledig verslag, althans: in juli' 45 zei Dijxhoorn in Den Haag in een vergadering van d.e Raad voor Oorlogvoering van het kabinet-Schermerhorn, dat de Combined Chiefs oj Staff op die zóste september '44 hadden meegedeeld, 'dat de Amerikanen naar

XCI Tekst: a.v., p. 494-95. 2 Getuige A. Q. H. Dijxhoorn,

485 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Japan zouden gaan en dat de mopping-up in Nederlands-Indië aan de Britten en ons zou worden overgelaten.' I Is dat in alle duidelijkheid zó gezegd? Wij betwijfelen het.

XCIn de maanden die volgden, werd de aandacht van van Mook in de eerste plaats gevraagd door de vele werkzaamheden die hij, pas tot tijdelijk luitenant-gouverneur-generaal benoemd, in Australië moest verrichten (hij reisde bovendien naar Londen en trachtte het vertrek uit het bevrijde Zuiden van de voor Indië gerecruteerde krachten te bespoedigen) en was de aandacht van het kabinet vooral gericht op de noodtoestanden in bezet Nederland benoorden de rivieren en op de moeilijkheden met het Militair Gezag. Dat kabinet vieloverigens uiteen: op 23 januari '45 bood Gerbrandy aan de koningin het ontslag van alle ministers aan - precies een maand later, 23 februari, werd bekendgemaakt dat hij zijn nieuw kabinet goeddeels bijeen had" In de Commissie Oorlogvoering was in al die tijd wel verscheidene malen gesproken over de recrutering in het bevrijde Zuiden en over de moeilijkheid om Shaef er toe te bewegen, accoord te gaan met het vertrek der recruten, maar de oorlog met Japan kwam in zijn algemeenheid pas begin april weer ter sprake, nu in de ministerraad. De nieuwe minister van marine, de Booy, had toen een telegram ontvangen van Helfrich waarin deze er zich over had beklaagd dat hij totaal niets wist van de Britse en de Amerikaanse aanvalsplannen en dus in onzekerheid verkeerde of Nederland een nieuwe vloot moest opbouwen die in de Pacific zou ageren dan wel een die moest helpen bij de bevrijding van Indië. Dat was voor de nieuwe minister van waterstaat, ir. Th. P. Tromp (een man die in bezet gebied een belangrijke rol had gespeeld op intelligence-gebied), geen vraag: 'Dat', zei hij,

XC'de Nederlandse regering na Pearl Harbor, ook zonder dat Indië toen reeds werd aangevallen, aan Japan de oorlog heeft verklaard is een daad geweest, door de hele wereld toegejuicht. Daarom moeten wij nu er ook op aandringen, de oorlog tegen Japan te blijven meevoeren. Als dat om politieke redenen niet kan, dan staat het aan de Amerikaanse of Engelse regering dat te zeggen.'

XCI Ministerraad, Raad van Oorlogvoering: Notulen, 6 juli 1945. 2 Zie voor de

486 [PDF]
DE REGERING EN DE VERLEGGING DER 'TI-fEATRE'-GRENZEN

XCVan wat zich in de jaren na Pearl Harbor aan spanningen ten aanzien van de oorlogvoering met Japan tussen de Verenigde Staten en GrootBrittannië had ontwikkeld, had Tromp geen denkbeeld, van Kleffens wèl. Deze achtte het 'bet veiligst, de verdeeldheid tussen beide grote staten ziend, onze eigen weg te gaan en ons er op in te stellen, alleen Indië te bevrijden'. (en dus niet aan een algemene aanval op Japan deel te nemen)'

XCDat in die maand april het punt van de verlegging van de Theatre grenzen in de Combined Chiefs of Staff aan de orde werd gesteld, raakte aan de Nederlandse regering bekend door een telegram van Stöve's opvolger van der Kun die op de rade aan Gerbrandy seinde, van Maitland Wilson en Somerville vernomen te hebben, dat de verlegging van die grenzen 'in haar geheel binnenkort behandeld zou dienen te worden met de joint Chiefs of StajJ.'2 Ook de Raad van departementshoofden in Camp Columbia ontving hier bericht over: hij werd namelijk eind april door Warners van Ceylon uit ingelicht, 'dat het thans praktisch zeker is dat SVVPA' (MacArthur) 'er in zal toestemmen dat Java onder Seac' (Mountbatten) 'zal worden gebracht. Bovenstaande dient alleen ter voorlopige informatie en onder alle voorbehoud.' Het bericht werd onmiddellijk aan van Mook, die toen in San Francisco was, doorgegeven.'

XCDeze, die in september '44 in het midden had gelaten of de Amerikanen dan wel de Britten de grote bevrijdingsactie in de Indische archipel moesten ondernemen, was daar inmiddels opnieuwanders over gaan denken. Zeker, hij wist dat de joint Chiefs of Staff door MacArthurs plan om op Java te landen een streep hadden gehaald, maar hij zag er grote voordelen in, indien Java alsook Borneo en de Grote Oost tot de South-West Pacific Area zouden blijven behoren. Op 21 juni (twee dagen eerder had hij vernomen dat de ontvangst, de opslag en het beheer van alle relief en rehabilitation-goederen te Hollandia omstreeks 15 augustus van de Amerikanen moesten worden overgenomen) waarschuwde hij minister Schmutzer met het volgende telegram':

XC'Uit diverse informaties trek ik conclusie dat in zeer geavanceerde staar verkeren plannen tot verleggen grenzen van Seac en SVVPA. Indië zou dientengevolge totaal of voor grootste gedeelte vallen binnen de grenzen van Mountbattens operatiegebied. Dit zou, voorzover dit onzerzijds te overzien is, en als gegeven

XCJ Ministerraad: Notulen, 6 april 1945. 2 Telegram, 14 april 1945, van L. G. L. van der Kun aan Gerbrandy (Enq., dl. VIll b, p. ITS). 3 Telegram, 28 april 1945, van Raad van departementshoofden aan van Mook (ARA, Alg. Secr., Eerste Zending, 1, 1-23-2). 'Tekst: Enq.,

487 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

mogelijkheid van eerste eoncentratie op Achter-Indië en Singapore, de vrijwording der voornaamste eilanden naar een belangrijk later tijdstip kunnen verschuiven, hetgeen een langere lijdensweg en meer slachtoffers onder onze landgenoten als gevolg zou hebben.

XCDe mogelijkheid bestaat bovendien dat de moeizame arbeid, verricht onder SWPA terzake rehabilitatie, aanschaffingen en uitrustingen (zoals o.a. voor Nica), voor het grootste dee! teniet gedaan zou zijn en wederom een aanvang met Engelse autoriteiten zou moeten gemaakt worden. Ervaring met Australiërs wijst uit dat in Britse sfeer goederenvoorziening trager en kariger. Ook is meer formalistische en daardoor stroevere behandeling van Civil Affairs van Britse zijde verwachtbaar.

XCDat zulke drastische wijzigingen met betrekking tot ons eigen gebied, volkomen zonder dat wij daarin zijn gekend en zonder onze instemming, zich zouden voltrekken, komt als moeilijk aanvaardbaar voor ten opzichte van het Nederlandse volk en is slecht te verantwoorden.

XCMet onze instemming is het commando-SWPA tot stand gekomen. Door energiek optreden zou onzerzijds mogelijk nog invloed ten goede uitgeoefend kunnen worden, wanneer er meningsverschil betreffende deze stap aanwezig is in de Combined Chiefs of Staff of tussen Amerikanen en Engelsen.'

XCDit telegram werd op 6 juli door Schermerhorn aan de orde gesteld in de Raad van Oorlogvoering. De nieuwe minister-president constateerde dat van Mook 'nogal bezwaar' had tegen de verlegging van de Theatre-grenzen.'De kwestie heeft echter', zei hij,

XC'verschillende kanten. Het is lang niet zeker dat de bevrijding daardoor langer zou duren, want het staat in het geheel niet vast dat de Amerikanen wèl bereid zouden zijn, eerder naar Java te gaan. De verschuiving van die scheidingslijn is dus de logische eonsequentie van iets dat zij toch reeds doen. Het is beter dat wij ons daarbij neerleggen.'

XCLogemann was het daarmee eens en van Kleffens zei dat, als de joint Chiefs of Staffbeslist hadden, 'dat de Amerikanen naar Japan gaan en Java laten wachten', alleen president Truman opdracht kon geven tot een nieuwe strategie. Besloten werd, Loudon op te dragen, 'een stap in die zin te doen bij president Truman.' 1 Nu, deze was naar Potsdam onderweg.

XCTien dagen later, 16 juli, werd de verlegging van de Theatre-grenzen opnieuw in de Raad van Oorlogvoering aan de orde gesteld. Moest de regering zich daartegen verzetten? Neen, 'een voordeel van de uitbreiding van het gebied van Mountbatten is', zei Schermerhorn, 'dat de

XCI Ministerraad, Raad van Oorlogvoering: Notulen, 6 juli

488 [PDF]
DE REGERING EN DE VERLEGGING DER 'THEATRE'-GRENZEN

Britten onze positie beter begrijpen.' Niemand sprak hem tegen, ook Logemann niet, die inmiddels van Mooks brief van 3 juli had ontvangen - de brief waarin van Mook geschreven had, dat hij voor het eerst van zijn leven soms niet wist welke beslissing te nemen.

XCEen nieuwe discussie vond op 20 juli plaats.

XCDr. J. H. van Royen, minister zonder portefeuille, vond het 'bedenkelijk dat wij in deze grenswijziging niet zijn gekend.' Dat was ook het oordeel van de minister van marine, de Booy, die overigens een protest pas verstandig achtte als de beslissing was gevallen ('wij zouden anders de schijn op ons laden, dat wij ... partij zouden kiezen'). Schermerhorn constateerde dat van Mooks opinie dat de wijziging van de Theatre grenzen voor Nederland 'katastrofaal' zou zijn, niet door de Raad voor Oorlogvoering werd gedeeld. Furstner, die als Bevelhebber der Zeestrijdkrachten lid van de Raad was, ging verder: hij achtte 'de grensverlegging voor ons gunstig.' De Booy, opnieuw het woord voerend, meende dat het feit dat MacArthur niet op Java had mogen landen, gevolg was van de omstandigheid, 'dat de publieke opinie in Amerika zich verzet tegen een actie in Nederlands-Indië' - 'wij (moeten) dus onze hoop stellen op Mountbatten.' Dat deed ook Schermerhorn: hij meende, 'dat ook de vervoerskwestie gemakkelijker zal worden, als wij met de Engelsen aan één touwtje trekken.' Logemann was het daarmee eens - trouwens, zou MacArthur Java op korte termijn bevrijden, dan zou dat voor van Mook en de zijnen 'een administratieve katastrofe' betekenen; 'daarom zou het inderdaad het beste zijn als de Engelsen ons hielpen met de aanvoer' (uit Engeland) 'van Nica en gezagstroepen."

XCTwee dagen eerder, 18 juli, had de regering besloten, voor Schermerhorn en Gerbrandy belet te vragen op de Conferentie van Potsdam - zij moesten daar aandringen op een spoedige bevrijding van Java en op snellere verscheping van Nederlandse krachten naar Australië, niet op overleg inzake de verlegging van de T71eatre-grenzen. Tot die verlegging werd inderdaad in Potsdam besloten. Zij ging, zoals al vermeld, in op de dag waarop Japans capitulatie bekend werd, 15 augustus, en werd twee dagen later door de Nederlandse regering aanvaard in de vorm van een nota van van Kleffens, die door Michiels aan de nieuwe Britse Prime Minister, Attlee, en de nieuwe Foreign Secretary, Ernest Bevin, werd overhandigd; wij komen op die nota in het volgende hoofdstuk nog terug.

XC1 A.V., 20

489 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCDe Raad voor Oorlogvoering en het kabinet als geheel hadden de klemmende waarschuwing, vervat in van Mooks telegram van 21 juni, naast zich neergelegd.

XCBezien wij deze ontwikkeling door de ogen van van Maak, dan moeten wij vooropstellen dat hij in juni met een hoofd vol zorgen uit de Verenigde Staten naar Camp Columbia terugkeerde: MacArthurs landingen op Java zouden niet doorgaan en de zaak van de verscheping van de voor de gezagsbataljons, de Militaire Luchtvaart en de Nica bestemde militairen uit Groot-Brittannië naar Australië zat volkomen vast. In Australië waren geen eigen militaire krachten aanwezig, waarmee iets van belang kon worden ondernomen - hij had over die krachten trouwens niets te zeggen. In alle opzichten wist hij zich aangewezen op de hulp der bondgenoten - welnu, op Ceylon was nauwelijks iets voorbereid maar wèl in Australië of, ruimer genomen, in MacArthurs gezagsgebied. Alle Geallieerde opperbevelhebbers hadden de opdracht om, zodra een bepaald gebied was bevrijd, tot relief en rehabilitation over te gaan. Voor een bevrijding van Nederlands-Indië kon hij, de luitenantgouverneur-generaal, niet zorgen, hetgeen al erg genoeg was, maar als bovendien Nederland zich niet zou kunnen manifesteren in de vorm van Nica-detachementen die de hulpgoederen zouden aanvoeren waar de gehele bevolking reikhalzend naar zou uitkijken, dan zou het herstel van het Nederlands gezag een nog moeilijker aangelegenheid worden dan het toch al was. De Nigieo had in Australië goederen ter waarde van ruim f 60 mln opgeslagen en in Hollandia van het Amerikaanse leger goederen ter waarde van ca. f 45 mln kunnen overnemen - daarenboven had MacArthur, uitgaande van de gegevens welke in het plan-Sitsen waren opgenomen, bij het War Department in Washington 300 000 ton aan voor Indië bestemde hulpgoederen aangevraagd en daarvan was de helft goedgekeurd en in Australië afgeleverd. Welke goederen het hier betrof en wat hun waarde was, weten wij niet - dat zij van Mook welkom waren, spreekt vanzelf Welnu, zolang het grootste deel van Indië tot MacArthurs gezagsgebied behoorde, mocht hij er op rekenen dat zijn gouvernement van deze alle gewenste steun zou krijgen. Trouwens, hij wist dat MacArthur, al mocht deze dan ook niet de Japanners op Java aanvallen, door zijn hoofdkwartier gedetailleerde plannen had laten opstellen om, als 49

490 [PDF]
VAN MOOKS BEZWAREN TEGEN DE VERLEGGING

Japan capituleerde voordat de Theatre-grenzen gewijzigd waren, het gezag op Java over te nemen: daartoe zou het Australische legerkorps worden ingezet, waarvan diverse formaties eerst Java en Zuidoost-Borneo zouden bezetten, vervolgens Celebes en de Molukken, daarna de Kleine Soenda-eilanden behalve Timor en tenslotte Timor, de nog niet bevrijde streken van Neder!ands-Nieuw-Guinea en de eilandengroepen tussen Nieuw-Guinea en Australië. Die Australiërs zouden opdracht krijgen, de Japanners te ontwapenen en er zorg voor te dragen dat het Nederlands gezag zou worden hersteld.

XCMeer nog.

XCVan Mooks gouvernement moest in Indië over de nodige krachten beschikken: Nica-detachementen, technische en medische bataljons, groepen die displaced persons moesten opvangen, gemilitariseerde inheemse politie, inheemse hulptroepen, inheemse Knil-militairen, compagnieen militaire politie en luchtstrijdkrachten. Wannéér uit Groot-Brittannië de krachten zouden arriveren die bij al die formaties zouden worden ingedeeld, was onzeker en of men er in Indië voldoende inheemsen voor bijeen zou krijgen, stond niet vast, maar voor één ding had van Mooks gouvernement gezorgd: er was precies nagegaan wat al die formaties aan uitrusting nodig zouden hebben en daarvoor waren bij MacArthurs hoofdkwartier uitgewerkte lijsten ingediend; zij hadden betrekking op meer dan honderd Nica-detachementen (waaronder vier-en-vijftig grote met elk meer dan honderd krachten), vier Nica-hoofdkantoren, vijf technische bataljons (er was er in Australië maar één), vier medische bataljons, tien groepen voor het opvangen van displaced persons, meer dan honderdveertig pelotons inheemse politie, drie bataljons inheemse hulptroepen, ruim negentienhonderd bij het Knil in te lijven inheemse militairen, twaalf compagnieën militaire politie en vijf squadrons van de Militaire Luchtvaart (ter aanvulling van de drie die er al waren).

XCGezien dit ;lles verontrustte het van Mook in hoge mate dat heel Indië (behalve Sumatra dat al onder Mountbatten viel) vermoedelijk aan MacArthurs gezagsgebied zou worden onttrokken: wat zou met alle gereedliggende, eventueel nog aankomende voorraden geschieden? Begin juli (er was toen nog niet bekend dat de Australische regering definitief besloten had, de karnpen in West-Australië niet ter beschikking te stellen) gaf hij van Oyen en Warners, de directeur van verkeer en waterstaat, opdracht, een grote rondreis langs Hollandia, Biak, Morotai, Tarakan en Balikpapan te maken en een bezoek te brengen aan MacArthurs hoofdkwartier in Manila. Aldaar 'trof men', zo rapporteerde van Oyen na terugkeer,

491 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

'een zeer welwillende geest aan ten opzichte van de Nederlands-Indische plannen. Omtrent de Theatre-wijziging werden geen definitieve mededelingen gedaan en men heeft alsnog onze aanvragen voor equipment in overweging genomen. Toegezegd werd in ieder geval een gunstige aanbeveling bij Admiral Mountbatten' 1

XCaanbeveling, vermoeden wij, om, als Mountbatten niet voor de equipment kon zorgen, dan zijnerzijds het nodige te verrichten.

XCVan Oyen en Warners spraken ook met MacArthur persoonlijk. Hij 'verklaarde nadrukkelijk', aldus later Warners, 'dat, indien hij opdracht tot bezetting van Java zou krijgen' (na een Japanse capitulatie dus), 'hij daartoe bereid en in staat was en dat de operatieplannen daarvoor gereed waren. Hij heeft ons deze in extenso getoond."

XCVan Oyen en Warners keerden eindjuli in Camp Columbia terug. Daar kwam op I augustus het bericht binnen dat MacArthurs hoofdkwartier op 24 juli had vernomen dat de Theatre-grenzen op IS augustus zouden worden gewijzigd en dat in verband daarmee de ingediende equipment aanvragen door het hoofdkwartier terzijde waren gelegd. Een rampzalig bericht! Wel hoopte van Mook dat een deel van de aanvragen alsnog door de Amerikanen zou worden gehonoreerd ('het gaat namelijk niet aan', zei hij, 'dat men ten gevolge van de Theatre-wijziging ons plotseling van alle aanvoer van voorraden afsnijdt"), maar verstandig leek het, de wensen te beperken tot wat nodig was voor twintig Nica-detachementen, één technisch bataljon, één bataljon inheemse hulptroepen en twaalf politiecompagnieën. Van Mook achtte het, zei hij op die t ste augustus in een vergadering van de Raad van departementshoofden, 'nodig dat een zeer krachtige houding wordt aangenomen ten opzichte van het hoofdkwartier van MacArthur en dat van Mountbatten' - daarbij moest ook de regering in Den Haag worden ingeschakeld die kennelijk voor een voldongen feit was geplaatst. 'De behandeling welke wij op dit punt van de Geallieerden hebben ondervonden, rechtvaardigt ons terzake een scherp standpunt in te nemen." Dat gaf hij de regering in Den Haag onmiddellijk telegrafisch in overweging - zij evenwel had, zoals bleek, geen behoefte enig protest in te dienen.

XCDaags daarna al, 2 augustus, richtte van Mook een lange brief tot Logernann," waarin hij in detail weergaf hoe groot de moeilijkheden waren die uit de wijziging der Theatre-grenzen zouden voortvloeien. Hij49

1 Raad van departementshoofden: Notulen, I aug. 1945. 2 Getuige Warners, dl. VIII c, p. 1468. J Raad van departementshoofden: Notulen, [ aug. 1945. 4 A.v. 5 Tekst: dl. VIII b, p. II 5-16.

492 [PDF]
VAN MOOKS BEZWAREN TEGEN DE VERLEGGING

somde alle formaties op (de volledige lijst, niet d~ beperkte) waarvoor equipment was aangevraagd - zouden al die aanvragen nu aan Mountbatten moeten worden voorgelegd, dan zou 'een stagnatie van vele maanden' intreden. Trouwens, Mountbatten had de krachten niet om de taak uit te voeren welke MacArthur zich had gesteld - bijna heel Indië zou hij overnemen en hij kreeg er slechts enkele Australische divisies bij. 'Wij kunnen dit eenvoudig niet aanvaarden', schreef van Mook aan het slot va n zijn brief. 'Ik moge er nog op wijzen dat een belangrijk oponthoud in de materiaalvoorziening voor onze diensten ten gevolge zal hebben enerzijds dat onze mensen niet kunnen worden uitgezonden (omdat zij zonder uitrusting hier niet aan het werk gezet kunnen worden) en in de tweede plaats dat wij bij plotseling opkomende gebeurtenissen de minimale krachten zullen missen, die wij nodig hebben om in onze zaak in Nederlands-Indië te voorzien'

XCwel te verstaan: die 'minimale krachten' zouden niet langer in Australië kunnen worden opgevangen.

XCGelijk gezegd: van Mook schreef dit op 2 augustus, d.w.z. een week nadat de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in de vorm van de Verklaring van Potsdam Japans capitulatie hadden geëist. De reactie van de Japanse regering was onduidelijk. Vervolgens werd op 6 augustus Hirosjima door de eerste, op 9 augustus Nagasaki door de tweede atoombom getroffen - ook was die ode augustus de dag waarop de Sowjet-Unie Japan de oorlog verklaarde en een groot offensief inzette aan de Mandsjoerijse grens. Zou Japan dan nu capituleren? Alles leek er op te wijzen. 'In aansluiting op mijn Z[eer] G[eheim]s' (het telegram van I augustus) 'moge ik u berichten', seinde van Mook op de r rde aan Logemann, 'dat de capitulatie van Japan ons met een schromelijk tekort aan mensen en materieel vindt. Terugkeer naar Nederlands-Indië kan, als de Japanse strijdkrachten niet volledig aan het capitulatiebevel gehoorzamen, nog geruime tijd duren ... Wij moeten in dit geval verdere vernieling van mensenlevens en materiële uitrusting in Indië vrezen De situatie maakt het allereerst nodig dat alle beschikbare personeel en materieel zo snel mogelijk worden gezonden. Ik denk hierbij aan mariniers, oorlogsschepen, Nederlandse troepen, al zijn deze onvolledig geoefend, burgerlijke ambtenaren, Nica-personeel, Marine-etablissement ... Tevens moet ik de beschikking hebben over de hier aanwezige KPM-vloot.'

XCMisschien zat aan het zo onverwacht snelle einde van de oorlog in de Pacific één lichtzijde:

493 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XC'Voorts is het de vraag ofwijziging der operatiegebieden nu nog doorgang zal vinden. Zij maakt de moeilijkheden belangrijk groter, terwijl mij bekend is dat bij MacArthur wèl maar bij Mountbatten geen uitgewerkte plannen bestaan voor vredige bezetting van het gebied dat nu nog behoort onder SWPA, waaronder Java, terwijl Amerikaanse strijdkrachten waarschijnlijk ruimschoots beschikken over surplus-voorraden die van vitaal belang voor ons zijn.' 1

XCMaar het was een strohalm waaraan van Mook zich vastklampte: 'de wijziging der operatiegebieden' ging wel degelijk door, nl. per 15 augustus, en dat betekende voor de luitenant-gouverneur-generaal het verlies van MacArthurs persoonlijke steun en syrnpathie, het verlies van de Amerikaanse schepen, het definitief verlies van de aangevraagde equipment en, erger nog, het verlies van de spoedige aanwezigheid op Java van een deel van het Australische legerkorps dat daar volgens MacArthurs plannen onmiddellijk na Japans capitulatie zou overgaan tot de bezetting van Batavia en andere plaatsen aan de noordkust.

XCAlle in Australië getroffen voorbereidingen voor de terugkeer leken in de lucht te hangen.

Kijk op In dië

XC

XCVan Mook had in de lange brief d.d. 2 augustus '45 die hij aan minister Logemann had doen toekomen, uitvoerig geschreven over het probleem van de verlegging van de Theatre-grenzen en opgemerkt dat zijn gouvernement 'bij plotseling opkomende gebeurtenissen' zelfs 'de minimale krachten' miste 'om in onze zaak in Indië te voorzien', maar hij had met geen woord gezinspeeld op politieke moeilijkheden die zich van de zijde der Indonesiërs zouden kunnen voordoen. Dat werpt de vraag op, welke kijk hij als luitenant-gouverneur-generaal had op wat in dat opzicht in Indië, en speciaal dan op Java, te verwachten was, en diezelfde vraag rijst met betrekking tot zijn voornaamste adviseur in alle interne Indonesische aangelegenheden, van der Plas, die trouwens als directeur Binnenlands Bestuur belast zou worden met de heropbouw van het gehele bestuursapparaat.

XCHet wetsbesluit D 65 had bepaald dat het algemeen bestuur zou

1 Telegram, II aug. 1945, van van Mook aan Logemann in dl. J, p. 11-12.

494 [PDF]
VAN MOOK SPREEKT IN SAN FRANCISCO

worden uitgeoefend door een luitenant-gouverneur-generaal die 'in overeenstemming met de Raad van departementshoofden' ordonnanties zou kunnen vaststellen, en het wetsbesluit D 66 had daaraan toegevoegd dat de luitenant-gouverneur-generaal tevens de Raad van NederlandsIndië, zodra bij weer geformeerd kon worden, zou moeten raadplegen; hij zou voorts het beginsel handhaven, 'dat de Indonesische bevolking blijft gesteld onder de onmiddellijke leiding van haar eigen, door de regering erkende of benoemde hoofden', en hij zou, 'zo spoedig de omstandigheden dat naar Ons oordeel toelaten'(oj die omstandigheden zulks toelieten, zou dus niet door de luitenant-gouverneur-generaal maar door de regering worden bepaald), een Tijdelijke Volksraad van ten minste vijftien en ten hoogste dertig leden moeten benoemen, van wie tenminste drie-vijfde gedeelte uit Indonesiërs zou bestaan.

XCBij dit alles ging van Mook er van uit (dat was ook de opvatting van van der Plas) dat vertrouwd mocht worden dat de inheemse bestuurders als groep gehandhaafd konden worden en dat dezen de leiding van het Nederlands algemeen bestuur weer zouden aanvaarden. Zag hij dat als voldoende? Neen, hij had gepoogd, de regering zover te krijgen dat zij haar in de 7 december-toespraak vervatte politieke belofte (een aan N ederland nevengeschikt Indonesië) zou concretiseren door er 0.111.. aan toe te voegen dat het toekomstig bestuur van Indië een gouverneurgeneraal, een ministerie en een parlement zou kennen en dat in de toekomstige koninkrijksregering Indië ongeveer even sterk zou zijn vertegenwoordigd als Nederland - die denkbeelden waren in de herfst van '42 door het kabinet afgewezen en toen van Mook ze op 5 december '42 in Washington toch had geuit op een besloten bijeenkomst, had Gerbrandy, hem terechtwijzend, de verwachting geuit dat van Mook in de toekomst in het publiek niet verder zou gaan dan de regering als geheel had vastgesteld - van Mook had dat niet toegezegd.

XCDat hij aan zijn denkbeelden had vastgehouden, bleek in mei '45, toen hij zich in San Francisco bevond. Hij gaf er op de t Sde in een bijeenkomst van het Institute JOY Pacific Relations een uiteenzetting waarin hij herhaalde wat hij op 5 december '42 had gezegd. De persberichten daaromtrent wekten zowel bij Gerbrandy als bij de koningin grote ergernis. Gerbrandy stelde de zaak op 28 mei in de ministerraad aan de orde die van oordeel was dat van Mook zich onmiddellijk moest komen verantwoorden. Dat was ook het oordeel van de koningin die mèt Gerbrandy betwijfelde of van Mook ten aanzien van de handhaving van de rijkseenheid te vertrouwen was. In aparte telegrammen deden de koningin en Schrnutzer vervolgens van Mook weten dat bij met spoed naar Londen moest

495 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

overkomen - op beide telegrammen antwoordde van Mook dat zijn aanwezigheid in Australië dringend gewenst was. Hij wist dat het kabinet-Gerbrandy demissionair was en nam aan dat een nieuw kabinet de zaak minder hoog zou opnemen.

XCDat zag hij goed: op 24 juni trad het kabinet-Schermerhorn in functie en op de zöste betoogde Logemann in de ministerraad dat van Mook in de heersende omstandigheden beter in Australië kon blijven. Van Kleffens, pas uit San Francisco terug, viel hem bij en men ging over tot de orde van de dag.

XCToen de Japanse radio in maart '43 had bericht dat Soekarno, Hatta, Dewantoro er). Mansoer naar voren waren getreden als leiders van de Poetera, had dat van der Plas, die zo nauwe relaties met Dewantoro had onderhouden, geschokt. Hij had toen aan van Mook geschreven dat de Japanse bekendmaking gezien kon worden als 'hèt middel om Soekarno en Hatta als Quislings terzijde te schuiven' - 'maar toch is onze positie zeer wankel, indien de prijaji-stand' (de inheemse bestuursaristocratie) 'ook niet met ons in zee wil gaan.' Welnu, van mei '43 af konden de uitzendingen van Radio Djakarta, als gerelayeerd door de Bandoengse zender, in Australië beter gevolgd worden en daarin werden vele namen van vooraanstaande Indonesiërs genoemd die zich door het Japans militair bestuur in hoge functies hadden laten benoemen. Van der Plas troostte zich met de gedachte dat hier sprake was geweest van Japanse dwang en dat de betrokkenen, althans de meesten (maar met uitzondering dan van Soekarno en Hatta), in hun hart naar de terugkeer van het Nederlands gezag verlangden. De radioberichten over de bijeenkomsten van de in september '43 op Java ingestelde Centrale Raad werden over het algemeen in Australië opgevangen - hetzelfde gold voor de reacties in Djakarta op de aankondiging (7 september '44) van de Japanse minister-president, Koiso, dat aan 'Oost-Indië' de 'onafhankelijkheid' zou worden verleend. Van der Plas zag die aankondiging als een bewijs dat Japan zich bewust was, de oorlog te gaan verliezen, en op zijn advies gaf de Nigis een persbericht uit' waarin werd gezegd:

I Tekst d.d. 12 sept. 1944 in IC, L 46 (ook de die wij verder in dit deel zullen aanhalen, bevinden zich in deze map).

496 [PDF]
VAN DER PLAS OVER HET GEZAGSHERSTEL

XC'Militarily the independence move must have favourable consequences for the future of the Allied offensives, as the armies of the democracies will be hailed as liberators by the vast majority of the Indonesians,

XCPolitically Koiso's promise amounts to forcing 'independence' on Indonesians who feel in the present stage they could not accept it, , , Netherlands circles in Australia, however, do not underestimate probable postu/ar repercussions of this japmade independence, Dutch authorities here even go so far as to say that the japanese move constitutes a deliberate attempt to thwart the Netherlands Indies political future as an equal partner of the Netherlands Commonwealth of Nations, outlined in the Queen's speech, ,in december 1942'

XCen dit was een echo van wat van der Plas zeven maanden eerder over de Japanners had geschreven: 'I expect that, when an evacuation approaches, they will suddenly grant complete independence to some sort oj Government oj Quis lings, hoping thereby to prepare a come-back in the future'

XCDrie maanden later stelde van der Plas twee stukken op, één bestemd voor alle autoriteiten die hij vertrouwelijk placht in te lichten: van Mook, MacArthur, het hoofd van diens Intelligence (Major-General Willoughby), Commander Proud (het hoofd van het Far Eastern Liaison Office, de Fela), Captain Kendall (het hoofd van Section B van het Allied Intelligence Bureau), de secretaris van het Allied Political Warfare Committee, de directeur van de Nefis (op dat moment Spoor) en het hoofd van de Nigis, Quispel, het ander louter bestemd voor van Mook (die het stuk naar Londen meenam), Er bestaat tussen die twee stukken een curieus verschil: de korte inhoud van het eerste was dat de Geallieerden en ook de Nederlanders in heel Indië als bevrijders zouden worden begroet, het tweede behelsde een waarschuwing dat er, als niet voldoende Nederlandse krachten ter plaatse aanwezig zouden zijn, het herstel van het Nederlands gezag in groot gevaar zou komen,

XCOver het eerste stuk d.d, 19 december '44 1 schreven wij al in hoofdstuk 3: het was het' Report on Conditions in the Netherlands Indies', waarin van der Plas stelde: 'The great masses oj the population desire the return oj the old Government.' Hij beriep zich op het Kenpeitai-rapport over het verzet op Java waarin, meende hij, gezegd was 'that the so powerful Indonesian civil service and chiefs are pro-Dutch' ja, er zouden door die inheemse bestuurders 'anti-japanese groups' zijn gevormd en in de Minahassa zou nog' an extensive guerrilla' gevoerd worden. Over het Japanse streven, het bestuur aan de Indonesiërs over te laten, schreef hij niet meer dan wat hij in het ondervragingsrapport van de matroos van de 'U 168' had aangetroffen:

XCI Exemplaar in ARA, Coll.-van der Plas, B 6,

497 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

'With this independence movement the japanese have bought themselves a child they tuil! never be able to master. If these masses u/ere armed, the japanese would not last long. [ believe that by far the majority ('der übergrosse Teil') of the people desire the Dutch Government back.'

XCHet tweede stuk, gedateerd 2I december' 44', droeg de titel: 'Gevaren die het herstel van het rijk bedreigen'. Hierin schreef van der Plas dat het N ederlands gezag in de Japanse invasiemaanden 'door het verpletterend verloop van het Japanse offensief ... ernstig geschokt' was, en noemde hij het 'duidelijk dat in de huidige omstandigheden bestuur' (t.w. de inheemse bestuurders) 'en volksleiders' (lieden als Soekarno en Hatta) 'tot elkaar gedreven' werden. Hij noemde het herstel van het Nederlands gezag 'twijfelachtig', wanneer of de Nederlandse marine en het Nederlandse leger 'geen daadwerkelijk deel [zouden] nemen in de herovering', Of de Nica zo zwak zou blijken dat 'de [Indonesische] intellectuelen en de Indonesische bestuurskorpseri' zouden aantonen, 'dat zij al hetgeen de Geallieerden van de bevolking behoeven, zeer wel [zouden] weten te organiseren zonder Nederlandse leiding.' Hij vervolgde:

XC'Doen één of meer der bovengenoemde gevallen zich voor, dan zal zowel aan Amerikaanse als aan Australische zijde, ook bij de troepen die straks huiswaarts keren, een sterke overtuiging bestaan dat het dwaasheid is de Nederlanders te doen terugkeren naar deze landen ... Het dunkt mij uitgesloten dat de wereld zal toelaten dat Nederland in de Pacific een onderwerpingsoorlog tegen de bevolking van Nederlands-Indië begint, wanneer men het over de mate van het Nederlandse gezag niet eens kan worden.'

XCAl die gevaren konden slechts bezworen worden, indien er ten tijde van de herovering van Indië voldoende Nederlandse militaireen bestuurskrachten ter plaatse waren; 'wij hebben in de woorden van generaal MacArthur' (dat had deze in juli '44 gezegd) 'meer aan vijfduizend man nu dan aan vijftigduizend over een jaar.'

XCKorte tijd later kreeg van der Plas de zeven nummers van het tijdschrift Djawa Baroe ('NieuUJ java') te zien, vijf uit '43, twee uit begin '44, welke, zoals in hoofdstuk 4 vermeld, de Madoerees hadji Tahib bij zich had, wiens prauw door een Geallieerde onderzeeboot tot zinken was gebracht. Van der Plas' 'slotsom' was dat zij 'uitermate belangrijk' waren, 'in de eerste plaats omdat zij kostbaar materiaal zijn, waarop een eventuele actie tegen bepaalde vooraanstaande Indonesiërs kan worden gebaseerd' - hij wees op artikelen van Soekarno, Hatta, Dewantoro, Mansoer, Soetardjo

XC

498 [PDF]
VAN DER PLAS OVER HET GEZAGSHERSTEL

(inmiddels door de Japanners benoemd tot resident van Batavia) en Raden Toemenggoeng Abas Soeria (inmiddels benoemd tot resident van Bodjonegoro). Die zes schoor hij niet over één kam: hij kreeg 'sterk de indruk' (die indruk was juist) 'dat Hatta zich weliswaar even onvriendelijk over het Nederlandse bewind heeft uitgelaten als hij dat vroeger placht te doen, maar zorgvuldig zich ervan wenst te onthouden zich met het Japanse bewind te vereenzelvigen."

XCSoekarno deed dat laatste wèl - deze moest dus als collaborateur terzijde worden geschoven en van der Plas meende dat ook te kunnen doen, omdat hij vertrouwde dat hij op de inheemse bestuurders zou kunnen rekenen. Hun positie moest, dacht hij, versterkt worden. In een in februari '45 geschreven memorandum 'Hervorming van het binnenlands bestuur" schreef hij dat 'het dualistische bestuur met zijn duidelijke onderschikking van het 'Inlands' aan bet 'Europees' bestuur''nooit meer bersteld' kon worden. Dat 'Inlands bestuur' verdiende die promotie ook:

XC'Uit Japanse geheime documenten blijkt dat het Indonesisch BB, al was het uiterlijk gehoorzaam aan een meester, de Nederlandse zaak algemeen is trouw gebleven en zelfs de bevolking de terugkeer van dat gezag heeft in uitzicht gesteld. Het heeft de Hokokais duidelijk gesaboteerd.'

XCAan de mededelingen van bevrijde hei/w's en romcesja's dat op Java grote verbittering tegen de inheemse bestuurders was ontstaan wegens de mate waarin zij zich voor het ronselen van deze hulpkrachten hadden ingespannen (hij baalde één uitlating van een heiho aan: 'De prijaji's zijn blij dat zij ons, die altijd maling aan hen gebad hebben, dit kunnen inpeperen'), bechtte van der Plas kennelijk niet veel waarde, want zijn conclusie was, 'dat op Java en Madoera het aloude prijaji-korps weinig geschonden uit de bezettingsjaren te voorschijn zal komen' - een conclusie waarin niet alleen de gesignaleerde verbittering niet was verdisconteerd maar ook niet het feit dat van de zeven-en-zestig regenten op Java en Madoera (die in de Vorstenlanden niet meegeteld) drie-en-dertig door het Japans militair bestuur waren afgezet; daar voegen wij nog aan toe dat de opinie van van der Plas dat het Indonesisch BB de Hokokai'duidelijk gesaboteerd' zou hebben, er ook al naast was: het tegendeel was het geval geweest.

XCMoesten de Indonesische zelfbestuurders gehandhaafd worden? In

1 Van der Plas: Notitie, z.d. B 9). Exemplaar in a.v.

499 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

ternationaal en 'vooral in Amerika' werden zij, aldus van der Plas, gezien als 'despoten' - persoonlijk zag hij bovendien 'de meesten in de Buitengewesten' als parasieten en hij wist dat zij 'de éénwording van Nederlands-Indië (Indonesië)' tegenhielden ('dit weegt zwaar, ook bij de nationalisten'), maar hij meende toch ('wij kunnen ons niet de vijandschap veroorloven van talrijke machtige zelfbestuurders-families'), dat de 'nog levende zelfbesturen' gehandhaafd moesten blijven.

XCOok het erfelijkheidsbeginsel bij de benoeming van regenten wilde hij niet laten vallen, zij het dat hij één nieuwe voorwaarde voor zulk een benoeming wilde stellen: slechts hij zou regent kunnen worden die tenminste twee jaar districtshoofd (wedono) was geweest.

XCZijn laatste denkbeeld was, dat de ongelijkheid in de rechtsbedeling, die al vóór de oorlog voor vele ontwikkelde Indonesiërs steen des aanstoots was geweest, geheel moest worden opgeheven, 'willen wij niet de mogelijkheid van een herstel van het Nederlandse gezag in Indië in samenwerking met de vooraanstaande Indonesiërs instede van tegenover hen (dus op den duur onhoudbaar) uitermate verkleind zien.'

XCBetekende dit al1esnu het automatisch handhaven van alle Indonesiërs die onder de Japanners vooraanstaande posities hadden bekleed of anderszins naar voren waren gekomen? Neen - in een aan van Mook, aan zijn collega's-departementshoofden, aan Helfrich en aan Koenraad gericht memorandum d.d. 17 maart '45' bepleitte van der Plas dat van alle inheemse bestuurders ('van regent tot dessa-beambte') en van alle 'intellectuelen en politiek-godsdienstige leiders' zou worden onderzocht of zij als betrouwbaar konden worden beschouwd - met betrekking tot de hoogsten hunner, bij elkaar vele honderden personen, wilde hij de uitspraak overlaten aan een commissie van drie: hijzelf, een tweede Nederlander en één Indonesiër: Abdoelkadir, aan welke commissie hij 'grote figuren als Hoesein Djajadiningrat, indien niet gecompromitteerd' (deze was tot diep in '44 op Java hoofd van het departement van Godsdienstzaken geweest) wilde toevoegen, 'eventueel ter vervanging van de drie genoemde leden."a.v.5

1 Exemplaar in 2 Een exemplaar van het memorandum van 17 maart kwam bij het hoofd van het departern ent van oorlog, van Oyen, terecht, hetgeen er toe leidde dat een van diens ambtenaren een contra-beschouwing schreef, waarin hij betwijfelde of al die betrouwbaarheidsonderzoeken wel uitgevoerd konden worden, en opmerkte dat daar in elk geval de directeur-N.ifis bij moest worden betrokken, 'bij welke dienst uiteraard reeds voorbereidingen gaande zijn om het Java-probleem op te lossen' (aangehaald in Nortier, p. 296) - wat die 'voorbereidingen' hebben ingehouden, is ons niet bekend.

500 [PDF]
VAN MOOK OVER HET GEZAGSHERSTEL

XCTot zover de denkbeelden van van der Plas.

XCWij komen nu bij de man bij wie de beslissingsbevoegdheid lag: van Maak.

XCOok hij hield zich bezig met wat in de naaste en in een verdere toekomst wenselijk was. Op 1Ó april '45 deed hij alle departementshoofden een nota toekomen, 'Aantekeningen nopens een aantal vraagstukken betreffende het bestuur in Nederlands-Indië' " waarin hij vooropstelde dat men wel een 'einddoel' kon aangeven waarmee al 'in de periode van terugkeer en eerste herstel' rekening moest worden gehouden (Indië een zelfstandig deel van het koninkrijk bijvoorbeeld),

XC'maar dat wij te gering in aantal zijn en ook te weinig weten van hetgeen zich in Indië onder de Japanse bezetting heeft voorgedaan om voldoende zekerheid te verkrijgen van de juiste keuze van dat einddoel. Wij moeten derhalve ... steeds ons ervan bewust blijven dat onze opzet nog slechts een voorstel is, hetwelk moet worden goedgekeurd en waarop wij die goedkeuring vermoedelijk ook niet met voldoende zekerheid zullen verkrijgen in de eerste verwarde jaren van reconstructie. Er moet dus ruimte zijn voor verandering.'

XCBij alle bestuursmaatregelen moest men, meende hij, 'de ontwikkeling van Nederlands-Indië tot een staatkundig samenhangend en zichzelf besturend geheel' in het oog houden - maar dan moest men 'voor de locale en regionale delen der gemeenschap die een invoeging in een te sterk gecentraliseerde eenheidsstaat gevoelen als een gevaar voor hun eigen gemeenschapsbestaan, de weg ... openhouden voor een ontwikkeling, die recht doet aan de plaatselijke en gewestelijke wensen naar autonomie en tevens de opvoeding tot deel van het geheelopenlaat en aantrekkelijk maakt.'

XCIn de tweede plaats was 'de bewuste ontwikkeling van een Indonesisch burgerschap' noodzakelijk.

XCVoor dit alles kon 'een sterk en onpartijdig centraal gezag' niet gemist worden - daar diende men op toe te werken, waarbij het, conform de 7 december-toespraak, een grondslag zou zijn dat alle rassendiscriminatie zou worden uitgebannen: Indonesiërs moesten dus benoemd kunnen worden tot resident (dat was in de Molukken al het geval geweest met Abdoelkadir) of, als dat moeilijkheden gaf, op Java tot 'hoofdregent'.

XCRichtlijnen waren dit die de Nica in het oog moest houden: zij zou het gouvernement representeren en zij zou snel moeten handelen. Mis

1 Exemplaar in ARA, Coll.-vah der Plas, B 9.

501 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

schien zou het derhalve niet verstandig zijn, naar Java 'twintig of meer Nica-detachementen te sturen' - daags na het rondzenden van die nota, op 17 april dus, zei van Mook in een vergadering met de Raad van departementshoofden dat het wellicht beter was dat er op Java 'slechts één groot Nica-detachement' zou komen met 'een hoofd-Conica' (hoofd Commanding Officer Nica) 'voor geheel Java, gelijk te stellen met een gouverneur', onder wie dan Conica's, gelijk te stellen aan de vroegere residenten en sub-Conica's, gelijk te stellen aan de vroegere assistentresidenten, werkzaam zouden zijn.

XCDie denkbeelden vonden instemming bij de Raad van departementshoofden.

XCNa deze gedachtengangen in april ging van Mook, toen hij in juni uit de Verenigde Staten in Camp Columbia was teruggekeerd, over de organisatie van de Nica in de te bevrijden gedeelten van Nederlands-Indië toch weer anders denken, althans: uit het feit dat hij injuli bij MacArthurs hoofdkwartier de uitrusting liet aanvragen voor meer dan honderd Nica detachementen, waaronder vier-en-vijftig grote, en voor vier Nica hoofdkantoren, leiden wij af dat hij van het denkbeeld dat op Java slechts één groot Nica-detachement zou worden ingezet, was teruggekomen; wij nemen voorts aan dat van de vier Nica-hoofdkantoren één en misschien wel twee voor Java ontworpen waren. De krachten bleven overigens ontbreken om die uitgebreide Nica-organisatie te bemannen.

XCDat laatste was een van de factoren die bevorderden dat van Mook en van der Plas met aandacht het beleid volgden dat de Japanners na Koisos belofte van 7 september '44 in Indië voerden. Radio Djakarta berichtte er veelvuldig over en deed duidelijk uitkomen dat de voorbereiding van de 'onafhankelijkheid van Oost-Indië' een Japanse aangelegenheid was. Wij herinneren er aan, dat door het Japanse militaire bestuur op Java opapril '45 een Commissie tot onderzoek van de 'onafhankelijkheid' werd ingesteld (welker vorming opmaart in een radiotoespraak van de 5

29 4

502 [PDF]
VAN MaaK OVER HET GEZAGSHERSTEL

Japanse opperbevelhebber op Java, generaal Harada, was aangekondigd), dat die commissie eind mei werd geïnstalleerd en haar werkzaamheden in juli beëindigde en dat vervolgens op 7 augustus werd bekendgemaakt dat er op Java een Commissie ter voorbereiding van de 'onafhankelijkbeid' zou komen. Harada's toespraak van 4 maart was in Australië opgevangen en hetzelfde gold voor de summiere berichten over de werkzaamheden van de Commissie tot onderzoek van de 'onafhankelijkheid' en voor die over de komende voorbereidingscommissie op Java. Men wist in Brisbane dat overeenkomstige commissies op Sumatra, Borneo, Celebes en de Kleine Soenda-eilanden zouden worden ingesteld en dat het bericht met betrekking tot Java had geleid tot een toespraak van een dankbare Soekarno (de tekst was in Australië opgevangen) en tot het uitsteken van rood-witte vlaggen.

XCAl die berichten en vooralook die welke gewaagden van de militarisering van Indonesische jongeren op Java, wekten bij van Mook wel enige bezorgdheid maar die ging niet diep. Hij meende met zekerheid te kunnen veronderstellen dat er bij de Indonesiërs in heel Indië en speciaalook op Java sprake was van een algemene afschuw van de Japanners - hadden dan diegenen die bereid waren, een evidente schijnonafhankelijkheid uit handen van de Japanners te aanvaarden, zich niet alleen al daardoor in de ogen van de meeste Indonesiërs hopeloos gecompromitteerd en gold dat niet in het bijzonder voor Soekarno die zich aan extatische lofuitingen aan het adres van Japan te buiten was gegaan? Zouden de Japanners er inderdaad in slagen om voor het einde van de oorlog de 'onafhankelijkheid' van Indië te effectueren, dan zou dat, meende van Mook, een complicerende factor zijn, geen factor evenwel van speciale betekenis. Andere factoren, nl. die waarmee hij in juni en juli '45 dagelijks te maken had, benauwden hem veel meer en toen eind juli de mogelijkheid opdoemde dat Japan binnen korte tijd zou capituleren, besloot hij Logemann in Den Haag deelgenoot te maken van zijn zorgen. Hij schreefhem twee lange brieven: een op 31 juli', een op 2 augustus. De inhoud van de brief van z augustus, die een opsomming gaf van de hoogst ernstige nadelen die uit een verlegging van de Theatre grenzen zouden voortvloeien, gaven wij al weer - de twee dagen eerder geschreven brief, die van 31 juli, had betrekking op wat in Indië te verwachten viel.

XC'De kern van het vraagstuk is', schreef van Mook,

XC1 Exemplaar in ARA, Coll.-van Mook,

503 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

'hoe vinden wij Indië bij de bevrijding en hoe komen wij er terug? Ieder, die met de werkelijkheid rekening wil houden, moet zich allereerst deze vragen voorleggen. Bijna niemand doet het. Aan onze kant zijn de meest ervarenen in hun voorstellingsvermogen beperkt tot een soort magische terugkeer naar de toestand van eind 1941 (zij, die toen in Indië waren) of van eind 1939 (zij, die in 1940 in Nederland werden opgesloten). Beide voorstellingen beïnvloeden dan weer de jongeren, die nog van niets weten en zich dus geheel geen denkbeeld van de situatie kunnen vormen. Intussen is, hetgeen in Indië geschiedt, ongeveer als volgt te schetsen.

XCDe Japanners hebben aanvankelijk de verovering van Nederlands-Indië gezien als een definitieve gebeurtenis. Zij zijn echter in hun politiek van consolidatie van de aanvang af belemmerd door gebrek aan deskundig personeel en aan voldoende materiële middelen. Voor hen was Indië een toekomstige kolonie, zoals Formosa; maar voorlopig konden zij niet veel méér doen dan de zaken gaande houden en een uitgebreide propaganda voeren, die Nederland moest uitbannen en Japan, als de Aziatische bevrijder, in plaats daarvan moest stellen. Van onafhankelijkheid werd in die propaganda niet gesproken; het niet-Nederlandse apparaat bleef zoveel mogelijk gehandhaafd .

XC. . . De belofte van onafhankelijkheid, vaag en nog steeds niet erg gedefinieerd, begon in de propaganda binnen te sluipen, toen het de Japanners duidelijk ging worden dat de partij militair niet meer te winnen was. Er werd echter van de aanvang af de voorwaarde aan verbonden van blinde gehoorzaamheid en uiterste medewerking aan Japan, welks overwinning voorwaarde was voor die onafhankelijkheid. Het feit, dat die overwinning ook voor betrekkelijk eenvoudige mensen steeds onwaarschijnlijker moest lijken en dat de druk der Japanse overheersing steeds zwaarder werd, heeft deze propaganda grotendeels van haar effect beroofd. Dit verklaart verder een verscherping van de Japanse dwangmaatregelen en een toenemende vervanging van leidende bestuurselementen uit de vooroorlogse tijd door Japanse handlangers. Ook de politie werd in deze periode geheel corrupt, zowel door de haar opgedragen taak van repressie als door het vrijwel wegvallen van ieder toezicht op haar particuliere gedragingen.

XCHet zou onjuist zijn, in al de personen die de Japanse propaganda pleegt te noemen als haar medewerkers in de emancipatie van Indonesië en in de strijd tegen de Anglo-Amerikaanse imperialisten, collaborateurs te zien. Het zou echter even onjuist zijn, te veronderstellen dat de ontwikkelde Indonesiërs (en zelfs de minder ontwikkelde) hoezeer zij de Japanners en hun werkelijke handlangers verfoeien, zonder meer terugverlangen naar het herstel van tempo doe/oe'.

XCNog geruime tijd in 1944 is van Japanse zijde de onafhankelijkheidspropaganda vooral met woorden en nauwelijks met daden gevoerd. Enkele benoemingen van Indonesiërs, meest in schijnposities, doen daaraan niet af. De voortdurende aanscherping van leveringen en arbeid voor de Japanners was hoofdzaak: de beloften voor de toekomst moesten slechts daaraan kracht bijzetten.

XC1

504 [PDF]
VAN MOOKS BRIEF VAN 3 I JULI '45

XCNatuurlijk vonden die beloften wel gehoor, al vonden zij geen vertrouwen. Ik heb de indruk, dat Indonesische voormannen van de hun nu gegeven vrijheid om over de toekomstige onafhankelijkheid te spreken, gebruik hebben gemaakt om een eigen propaganda te gaan voeren, waarbij bedekte of zelfs openlijke kritiek op de Japanners niet uitbleef. .. Zijn de meesten er nu wel van overtuigd dat Japan zal worden verslagen en dat Japan dus de betere toekomst niet zal brengen, allen zijn ongetwijfeld in gedachten bezig met de vraag, hoe de toekomst er dan wèl zal uitzien en wie daarop invloed zullen uitoefenen. Daarmede is niet in tegenspraak het feit dat in de tot dusverre bevrijde gebieden de bevolking komt toestromen en zich zonder bezwaar aan het Nica-bestuur onderwerpt. Tot dusverre toch bestaan die gebieden uit kleine eilanden of stukjes van grotere eilanden met een achterlijke bevolking, ofhebben zij een bijzonder karakter, zoals Tarakan en Balikpapan, De eencentratie van Japanners is er meestalonevenredig groot geweest; het aantalontwikkelde Indonesiërs was er klein. Men had er te maken met arbeiders en dwangarbeiders, die dikwijls slecht behandeld werden, en met een eenvoudige plaatselijke bevolking die honger leed. Bovendien was het geweld van de strijd in zijn volle kracht over deze mensen heengegaan en stonden de overweldigende machtsmiddelen van Geallieerden (Amerikanen en Australiërs) vlak achter de Nica'

XCdat was reëel gezien: men kon aan de houding van de Papoea's op Nederlands-Nieuw-Guinea en van de Indonesiërs op kleine eilanden in de Grote Oost, op Tarakan en in Balikpapan geen conclusies verbinden ten aanzien van het beeld dat vooral Java en Sumatra te zien zouden geven. Van Mook kende de geschiedenis van Indië goed - Java was er het politieke hart van, daar en op Sumatra (alsook elders) had het Knil menigmaal moeten ingrijpen en op Sumatra hadden vooral de Atjehers en de Minangkabauers in het verleden blijk gegeven van een opmerkelijke weerbaarheid.

XCSpeciaal op grond van de radioberichten met betrekking tot Java vervolgde hij zijn brief aan Logemann aldus:

XC'Nu doen zich ... in de laatste tijd verschijnselen voor, die op een verdere ontwikkeling wijzen ... Om de bevolking zoet te houden laat men aan haar voormannen steeds groter gedeelten over van dat bestuur, hetwelk men zelf niet meer voeren wil of kan, onder het motto van voorbereiding voor onafhankelijkheid; tegelijkertijd wordt de greep op die voormannen verstevigd, waar het geldt eigen benodigdheden af te dwingen en ondergraving van Japans gezag of spionage tegen Japanse posities tegen te gaan.'

XCHet was met deze Japanse politiek dat van Mook de arbeid van de Commissie tot onderzoek van de 'onafhankelijkheid' in verband bracht.

505 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

Vormde die politiek een gevaar voor het herstel van het Nederlandse gezag? Neen, dat gevaar school elders. 'W~ behoeven', aldus zijn analyse,

XC'dit alles niet al te somber te nemen, daar zowel in de Philippijnen als in Nederlands-Indië een belangrijk deel van de meer ontwikkelde bevolking hoe langer hoe meer besef krijgt van het belang en de noodzaak van Westerse leiding en hulp. Doch het wordt wel uiterst pijnlijk, wanneer wij straks, zodra, hetzij door een capitulatie van japan, hetzij door een Geallieerde actie, het bevrijdingsproces werkelijk begint, noch militaire, noch burgerlijke middelen genoeg hebben om daarin een behoorlijk aandeel te nemen. Wij komen dan voor een aantal pijnlijke vragen te staan, waarop het antwoord bijzonder moeilijk is.

XCIndien de japanners inderdaad verdreven en gedood moeten worden, zullen wij voor de mogelijkheid komen te staan, dat dit in hoofdzaak gebeurt door Geallieerde troepen en wanneer daar nog bij zou komen, dat wij zowel het personeel als de goederen missen, die voor herstel van bestuur en rehabilitatie nodig zijn, dan moeten wij verwachten, dat een niet onbelangrijk gedeelte van het leidende deel der bevolking in twijfel geraakt over de vraag of een associatie met Nederland eigenlijk nog wel voldoende resultaten belooft. Geven de japanners zich over, dan kunnen wij voor hun ontwapening en wegvoering misschien nog wel een beroep doen op Geallieerde hulp, maar het herstel van rust en orde en van het bestuur zullen slechts aan onze bondgenoten kunnen worden overgedragen, wanneer wij bereid zijn van onze positie afstand te doen. Voor dit herstel zijn niet alleen een veel groter aantal Nica- of burgerlijke ambtenaren nodig dan waarover wij thans beschikken en moeten wij verder niet alleen een grotere hoeveelheid en variëteit van middelen en hulpmiddelen meebrengen, maar zijn ook machtsmiddelen onontbeerlijk, omdat wij er zeker van kunnen zijn dat in die tijd het gespuis zijn hoofd zalopsteken en allerlei roverij en rarnpokkerij zullen plaatsvinden die op korte termijn zullen moeten worden bedwongen. Wij kunnen daarbij niet rekenen op de aanwezige Indonesische politie, omdat deze van al de overheidsorganen wel het meest door het slaafs uitvoeren van Japanse bevelen is gecompromitteerd.'

XCZouden de Japanners in Indië capituleren, dan, zo vervolgde van Mook, zouden zij verantwoordelijk moeten blijven voor rust en orde tot het gezag van hen zou worden overgenomen door Geallieerde of Nederlandse instanties, evenwel:

XC'Op het ogenblik missen wij daarvoor zowel burgerlijk als militair de krachten. Naarmate meer mensen beschikbaar komen, wordt dit beter, maar het zal nog een hele tijd duren voordat wij over voldoende personeel beschikken om behoorlijk in het bestuur en de handhaving van rust en orde te voorzien. Ik reken hierbij natuurlijk in ruime mate op de aanwezigheid van behoorlijke Indonesische krachten, maar durf slechts zeer weinig staat te maken op vrijgekomen geïnter

Indextermen: Filippijnen
506 [PDF]
VAN MOOKS BRIEF VAN 3 I JULI 45

neerden of krijgsgevangenen, omdat de ervaring leert dat deze mensen, indien zij wederom tot werken in staat zullen zijn, een vrij lange rustperiode nodig hebben, voordat zij aan de slag kunnen gaan'

XCen in dit verband vermelden wij dat van Mooks gouvernement in maart of april '45, verontrust door de slechte toestand waarin men de op de Philippijnen bevrijde krijgsgevangenen had aangetroffen, bepaald had dat de geïnterneerden na de bevrijding niet onmiddellijk de interneringskampen zouden mogen verlaten: zij zouden eerst, teneinde gezinshereniging mogelijk te maken, geregistreerd worden en vervolgens medisch onderzocht. Dat was een richtlijn die, zo veronderstellen wij, niet zonder hartzeer in Camp Columbia was vastgesteld, want men wist dat zich onder die geïnterneerden alsook onder de krijgsgevangenen velen bevonden die men op grond van hun ervaring en hun capaciteiten het liefst meteen zou hebben ingeschakeld - evenwel: dat werd niet verantwoord geacht.

XCMede op grond van die richtlijn schreef nu van Mook: 'Hoe wij aan de machtsmiddelen zullen komen om het bestuur te hervatten, is mij een raadsel.' Natuurlijk, 'op technisch gebied' zouden de Geallieerden hulp kunnen bieden, maar op bestuursgebied zou die hulp 'bedenkelijk' zijn.

XC'Dit laatste is misschien ten dele te voorkomen door een grote wissel te trekken op de bestaande Indonesische organisaties (met name het Inheemse bestuur), doch natuurlijk met zorgvuldige uitschifting van diegenen die bepaaldelijk collaborant zijn geweest.

XCHet is altijd nog beter, wanneer Nederlanders en Indonesiërs de zaak gezamenlijk kunnen opknappen, al gaat het dan misschien wat minder goed en vlot en al moeten daarbij in staatkundige zin grote stappen worden gedaan, dan wanneer allerlei buitenlanders in de zaak worden gemengd en de plaats gaan vervullen, die wij tot dusverre hebben ingenomen.'

XCZijn 'slotsom' was,

XC'hoe hard het ook klinken moge, deze, dat een spoedige afloop van de oorlog ons voor de allergrootste moeilijkheden zal plaatsen ... Ik laat hier nog buiten beschouwing de mogelijkheid, dat wij bij terugkeer in Indië een 'voorlopige Indonesische regering' aantreffen, al dan niet door de Japanners geïnstalleerd. Ik stip ook slechts aan het ernstige nadeel, dat wij ondervinden door de trage goederenvoorziening, waardoor bet pacificatiemiddel bij uitnemendheid, de voorziening met eerste levensbehoeften, ons nog grotendeels ontbreekt.'

XCWat al zorgen! Zij hadden hun tol van hem gevergd: 'Ik ben in de laatste tijd niet meer zo volkomen

507 [PDF]
DE TERUGKEER VOORBEREID

XCAnderhalve week later, op 12 augustus (Hirosjima en Nagasaki waren verwoest, de Sowjet-Unie was aan de oorlog tegen Japan gaan deelnemen), moest van Mook er van uitgaan dat het ogenblik waarop, met bijstand van de Nica, door of namens MacArthur of Mountbatten dan wel alleen door of namens Mountbatten het gezag van de Japanners zou worden overgenomen, met rasse schreden naderde. 'Hoewel ik', seinde hij op die rzde aan Logemann,

XC'nog niet in staat ben om een oordeel te vormen omtrent de houding der bevolking, verwacht ik geen te grote moeilijkheden op Java, met uitzondering van de kans op plaatselijke roverijen ten gevolge van het tijdelijk ontbreken van gezag en het probleem van het saneren der politie; dit is wellicht het moeilijkst. Op Sumatra verwacht ik grotere bezwaren ten gevolge van andere geaardheid der bevolking e~ door onderlinge controversies.' I

XCDaags na de verzending van dit telegram, op 13 augustus dus, kwam de Raad van departementshoofden in aanwezigheid van gezant van Aerssen en schout-bij-nacht Koenraad in Camp Columbia bijeen voor een vergadering die op de rade werd voortgezet." Van Mook zei dat 'nog steeds niet vast [stond], tot welke area Nederlands-Indië [zou] behoren', en dat hij als luitenant-gouverneur-generaal zeggenschap moest krijgen over alle in Indië in te zetten Nederlandse en Nederlands-Indische strijdkrachten. Veel waren dat overigens niet: zeven compagnieën van het Knil, de 'Tromp', enkele kleine marine-eenheden, vier luchtmacht squadrons. Er werd lang gepraat over de wijze waarop het nieuwe Nederlands-Indische geld weer in circulatie zou worden gebracht. Men was het er verder over eens dat de Geallieerde bezettingstroepen 'op alle belangrijke plaatsen min of meer gelijktijdig' zouden moeten arriveren ('dat geldt', zei van Mook, 'zeker voor Sumatra, dat niet bij Java achtergesteld moet worden, aangezien de bestuursproblemen daar vermoedelijk zwaarder zullen zijn') - besloten werd, er zorg voor te dragen dat zich in de belangrijkste plaatsen vertegenwoordigers van het gouvernement bij de eerste bezettingstroepen zouden bevinden: generaal van Straten en AbdoeIkadir in Batavia, kolonel de Rooy (de Sonica II die zich op dat

I Telegram, 12 aug. 1945, van van Mook aan Logemann in dl. J, p. 13-14. 2 Notulen in a.v., p. 16 en vlg.

508 [PDF]
'GEEN TE GROTE MOEILIJKHEDEN OP JAVA

moment nog in Balikpapan bevond) in Padang, kolonel Giebel in Makassar, een andere officier in Bandjermasin (Zuidoost-Borneo); zij zouden als leiders optreden van detachementen waartoe ook een arts, een intelligence-officier, een economisch deskundige en twee assisterende officieren zouden behoren, en aan die detachementen werd op voorstel van van der Plas voor Padang nog een Islamietische wetsgeleerde toegevoegd die tot leger-oelama (men zou kunnen zeggen: Islamietisch legerprediker) zou worden benoemd. Bij dit alles wees van der Plas er nog op, dat men, op het spoedig zenden van bezettingstroepen aandringend, wijzen moest op de mogelijkheid dat er gerampokt zou worden, dat een door de Japanners opgeleide Vijfde Colonne tot vernielingen zou overgaan en dat de inheemse bevolking met de Japanners slaags zou raken, maar men moest 'niet als argument bezigen dat een opstand tegen het Nederlands gezag wordt gevreesd.'

XCInderdaad, die vrees bestond niet. Toen van Mook op 14 augustus (het stond toen vast dat de Japanse capitulatie spoedig zou worden bekendgemaakt) allen die in Camp Columbia werkzaam waren, toesprak, zei hij dat de Japanners wellicht hier of daar in Indië zouden doorvechten ('at the most', aldus het betrokken persbericht van de Nipis', 'this will be of local character and unimportant'), maar grote moeilijkheden van de zijde van de Indonesiërs verwachtte hij niet. 'We shall find', zei hij (aldus het Nigis bericht),

XC'millions of Indonesians who, as we know, have taken their stand in overwhelming masses against the enemy and stand totally on our side. They had experienced what it means to live under real oppression and we lenou/ that they will ti ndertake together with J./S the work of rebuilding for their own people, their ou/n land and their own [uture'

XCAldus van Mook op I4 augustus '45.

XCDrie dagen later werd in Batavia de Republiek Indonesië uitgeroepen.

1 14 aug. 1985

509 [PDF]

Hoofdstuk 8: Na Japans capitulatie

XC

XCTussen de bevrijding, als door de Nederlanders zelfbeleefd, van Nederland en die van Indië bestaat een schrille tegenstelling.

XCIn Nederland betekende de capitulatie van de Wehrmacht, 5 mei '45, het einde van het Duitse gezag. In Den Haag was de regering onmiddellijk vertegenwoordigd, eerst door het in augustus '44 van Londen uit gevormde College van Vertrouwensmannen dat in de hongerwinter met zorg de eerste maatregelen had voorbereid die onmiddellijk na de bevrijding genomen moesten worden, vervolgens door het Militair Gezag dat de plaats van het college innam. Canadese troepen, uitbundig toegejuicht, trokken op 7 mei de grote steden van het westen des lands binnen. De nachtmerrie van de Duitse bezetting was voorbij. Het was een duidelijke breuk, een overtuigend begin van een nieuw tijdperk, waarin een ieder (de leden van de kleine minderheid die zich aan de zijde van de bezetter had geschaard, uitgezonderd) kon beamen wat koningin Wilhelmina had gezegd op de avond van 4 mei, toen bericht was dat de Wehrmacht in Noordwest-Europa had gecapituleerd: 'Eindelijk zijn wij weer baas op eigen erf en aan eigen haard.'

XCHoe anders ging het in Indië! Na de r yde augustus waarop keizer Hirohito had meegedeeld dat japan de strijd staakte, verliepen bijna overal zes dagen, soms meer, eer de japanse autoriteiten bekend maakten dat de oorlog ten einde was. Van hervatting van het Nederlands gezag was geen sprake - de japanse autoriteiten bleven belast met de handhaving van rust en orde en als gevolg van de wijze waarop Admiral Mountbatten de hem ter beschikking staande strijdkrachten verdeeld had, verliep een volle maand voordat op IS september de eerste twee Geallieerde oorlogsbodems bij Tandjong Priok, de haven van Batavia (oftewel, zoals het sinds eind '42 heette: Djakarta), voor anker gingen: de Britse kruiser' Cumberland' en de Nederlandse kruiser 'Tromp'. Dan: op 17 augustus hadden Soekarno en Hatta in Djakarta de Republiek Indonesië uitgeroepen - die Republiek had voor de komst van de 'Cumberland' en de 'Tromp' vier weken de gelegenheid om een begin te maken met haar consolidatie op java en met de uitbreiding van haar invloed in de Buitengewesten. 5

510 [PDF]
HIROHITO'S BEKENDMAKING

XCDrie punten zijn dit waarop wij nu eerst iets dieper willen ingaan: de positie van de verslagen japanners in het door hen nog steeds bezette Indië, de eerste besluiten van Admiral Mountbatten en de beginnende consolidatie van de Republiek Indonesië alsmede de eerste uitbreiding van haar invloed in de Buitengewesten.

XCIn zijn bekendmakingen dat de oorlog ten einde was, repte keizer Hirohito met geen woord van de territoriale en andere gevolgen die uit japans aanvaarding van de Verklaring van Potsdam voortvloeiden. Twee bekendmakingen waren er: een edict aan alle japanse strijdkrachten en een door de keizer gehouden radiotoespraak. In het edict stond dat de keizer 'tot de overtuiging gekomen [was] dat het voortzetten van de oorlog slechts zou leiden tot nieuwe verschrikkingen en zelfs het bestaan van het keizerrijk op het spel zou zetten', en in zijn radiotoespraak, die op 15 augustus werd uitgezonden, ging hij nog een stap verder, het zo voorstellend alsof het japanse capitulatiebesluit niet alleen de belangen van japan maar die van de gehele mensheid diende:

XC'Zouden wij besluiten door te vechten, dan zou dit niet alleen leiden tot de vernietiging van de Japanse natie maar ook tot het einde van de menselijke beschaving ... Dit is de reden waarom wij opdracht hebben gegeven, de bepalingen van de gemeenschappelijke verklaring der mogendheden te aanvaarden ... Verenigt al uw krachten om te bouwen aan de toekomst. Volgt de wegen van correct gedrag en nobelheid van geest en werkt met vastberadenheid, opdat gij de aangeboren glorie van de keizerlijke staar versterkt en gelijke tred houdt met de voortgang van de gehele mensheid.'

XC'Het was', schreven wij in ons vorige deel, 'de keizer duidelijk dat hij op dit allerkritiekste moment in de gehele geschiedenis van japan zi] n als heilig geldend gezag over de volle linie tot gelding moest brengen: een tweede keizerlijk edict gelastte alle japanse strijdkrachten de wapens neer te leggen en van dat edict werden afschriften door leden van de keizerlijke familie naar de hoogste bevelhebbers gebracht die zich buiten japan bevonden: een ging naar Mandsjcerije, waar de Sowjet-Unie tot de aanval was overgegaan, een tweede naar bezet China, een derde naar Frans-Inde-China waar zich he~fdkwartier bevond van veldmaarschalk graaf Hisaitsji Teraoetsj i, opperbevelhebber van de in de Nanjo ('de Zuidelijke Oceaan') ingezette japanse legergroep.'

511 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCEr moesten nu capitulatie-overeenkomsten worden gesloten, zowel met de Japanse regering en het Grote Hoofdkwartier als met de opperbevelhebbers resp. bevelhebbers van de strijdkrachten die zich buiten Japan bevonden. In Mandsjoerije gafhet Japanse leger zich op 21 augustus aan het Rode Leger over maar op de andere strijdtonelen lieten de aparte capitulaties op zich wachten - MacArthur had namelijk op de rede aan de Geallieerde bevelhebbers, ook aan Mountbatten, doen weten dat zij hunnerzijds de capitulatie van de hen confronterende Japanse strijdkrachten pas in ontvangst mochten nemen, nadat hij de 'algemene' Japanse capitulatie had ontvangen, en dat laatste geschiedde eerst op 2 september tijdens een plechtigheid aan boord van het Amerikaanse slagschip 'Mis souri', dat in de Baai van Tokio voor anker lag. Diezelfde dag nog vaardigde MacArthur zijn aan het Japanse Grote Hoofdkwartier gericht Algemeen Bevel no. I uit, waarin o.m. bepaald was dat de Japanners volledige informatie dienden te verschaffen omtrent de krijgsgevangenen en de geïnterneerden die zij in handen hadden, en dat zij scrupuleus dienden te zorgen voor de veiligheid en het welzijn van beide groepen.

XCAl vóór die 'algemene' Japanse capitulatie, n1. op 20 augustus, kwam van Ceylon uit radiocontact tot stand met Teraoetsji's hoofdkwartier; de Japanse veldmaarschalk bleek ziek te zijn. Hij zond conform Mountbattens aanwijzingen een delegatie naar Rangoon, die daar op 27 augustus een voorlopige capitulatie-overeenkomst ondertekende - de definitieve werd in een met veel pracht en praalomgeven plechtigheid op 12 september, ruim twee weken later dus, ondertekend in Singapore (beide overeenkomsten hielden o.m. de bepaling in dat, zolang de Geallieerde strijdkrachten niet ter plaatse waren, de Japanners verantwoordelijk zouden zijn voor het handhaven van rust en orde). Daarnaast vonden op Nederlands-Indisch gebied vier capitularies plaats: de bevelhebber van de Japanse troepen op Nederlands-Borneo capituleerde op 8 september te Samarinda (zie kaart IX op pag. 268), de bevelhebber van het Japanse Tweede Leger op 9 september op Morotai, de bevelhebber van de Japanse strijdkrachten op Timor op I I september in Koepang, de hoofdplaats van Nederlands-Timor, en van de bevelhebber van het op Java gestationeerde Japanse Zestiende Leger, luitenant-generaal Josioetsji Nagano, nam de commandant van de 'Cumberland', Rear Admiral Sir Wilfred R Patterson, op 15 september in feite de capitulatie in ontvangst. Of er ook op Sumatra sprake is geweest van een aanvullende aparte capitulatie van de Japanse bevelhebber, die zich in Fort de Kock (Boekittinggi) bevond, weten wij niet - begin september waren de Britten louter op het voor Atjeh liggende eiland Weh aan land gegaan om er de havenplaats Sabang te 5

512 [PDF]
CAPITULA TIE OV EREEN KOMSTEN

bezetten en in Medan alsmede in Padang van waaruit goede wegverbindingen bestonden met Fort de Kock, arriveerden de eerste Britse strijdkrachten pas op II, resp. IQ oktober.

XCDe capitulaties in Samarinda, op Morotai en in Koepang vonden plaats ten overstaan van Australische bevelhebbers - dat vloeide voort uit een verdeling waartoe het, conform de in ons vorig hoofdstuk vermelde denkbeelden van de Britse Chiefs oj Staff, in Mountbattens gezagsgebied was gekomen. De Britse Supremo was namelijk op 15 augustus, toen het grootste deel van Nederlands-Indië (Java, Borneo en de Grote Oost) alsmede Thailand en de zuidelijke helft van Frans-Indo-China aan zijn gezagsgebied waren toegevoegd, voor nauwelijks oplosbare moeilijkheden geplaatst: in plaats van voor een bevolking van vijf-en-veertig miljoen zielen was hij verantwoordelijk gemaakt voor een van honderdvijf-en-twintig miljoen en zijn toch al zo lange verbindingslijnen waren, van Ceylon uit gemeten, meer dan drieduizend kilometer langer geworden. Het toen voor hem geldende, kort tevoren door de Combined Chiefs oj Staff in Potsdam opgestelde directief hield in dat hij Straat Malakka moest openen (die taak moest met prioriteit worden uitgevoerd), Singapore veroveren, de belangrijkste punten in Thailand bezetten en op Sumatra en Java bruggehoofden vormen ter voorbereiding van de bevrijding van beide eilanden.

XCToen Mountbatten dat directief ontving, had Japan nog niet gecapituleerd - één grote actie was toen in vergevorderde staar van voorbereiding: een landing, midden augustus, op de westkust van Malakka, ter inleiding van de verovering van Singapore. Hoe verdeelde hij nu zijn strijdkrachten na Japans capitulatie? Om te beginnen werd de verantwoordelijkheid voor Borneo en de Grote Oost (behalve Bali en Lombok die geacht werden bij Java te behoren) aan de bevelhebber van het Australische leger, generaal Blarney, overgedragen; wat het resterende gebied betrof, gaf Mountbatten prioriteit aan het sturen van troepen naar Singapore, Bangkok (de hoofdstad van Thailand) en Saigon (de hoofdstad van Frans-Indo-China en de plaats waar zich het Japanse hoofdkwartier van het gehele Nanjo-gebied bevond): naar Singapore zouden twee infanterie-divisies en een tank-brigade worden overgebracht, naar Bangkok een infanteriedivisie, naar Saigon een infanterie-brigade

513 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

dien wilde hij met spoed twee extra-divisies overbrengen naar Birma, dat inmiddels door de Japanners ontruimd was (Rangoon, de hoofdstad, was begin mei bevrijd) maar waar grote politieke spanningen heersten. Naar Saigon en Bangkok zouden de bedoelde eenheden met transportvliegtuigen worden overgebracht, naar Birma met transportschepen en vliegtuigen, naar Singapore daarentegen louter per schip (gesteund door de aanwezigheid van een vloot die o.m. twee slagschepen, drie kruisers en twaalf torpedobootjagers zou tellen), en schepen zouden ook gebruikt worden voor de verplaatsingen die van Mountbatten een lagere prioriteit hadden gekregen: één infanterie-divisie naar Malakka, één naar Java, twee naar Sumatra, een naar Noord-Thailand, en infanterie-brigades naar de Landengte van Kra (zie kaart VI op de pag.'s 80-81), naar Hongkong en naar enkele punten op de kust van China. Wat Java betrof, ging Mountbatten er van uit dat één divisie minus twee brigades op 4 oktober bij Batavia en de twee brigades een kleine twee weken later,. op r6 oktober, bij Soerabaja zouden landen.

XCMen ziet: vergeleken met Singapore, Birma, Thailand en Frans-IndoChina kwam Nederlands-Indië wel heel laat aan de beurt - bij het opstellen van Mountbattens indelingsplan waren dan ook geen Nederlandse of Nederlands-Indische autoriteiten betrokken geweest: noch Helfrich op Ceylon, noch van Mook in Camp Columbia.

XCNu het derde punt: de beginnende consolidatie van de Republiek Indonesië en de eerste uitbreiding van haar invloed in de Buitengewesten.

XCZoals wij in ons vorige deel (nl. in hoofdstuk'De aanloop tot de Republiek') vermeldden, moet die Republiek enerzijds gezien worden als een Japanse creatie, anderzijds als een authentieke expressie van het Indonesisch onafhankelijkheidsstreven dat zich al vóór de Tweede Wereldoorlog had gemanifesteerd. Nadat premier Koiso in september '44 in het Japanse Lagerhuis had verklaard, dat Japan te eniger tijd 'Oost-Indië de onafhankelijkheid' zou schenken (een schijn-onafhankelijkheid: in eerste instantie zouden Japanners op alle hoofdpunten het beleid blijven bepalen), was opmei '45 in Djakarta een Commissie tot Onderzoek van de Onafhankelijkheid geïnstalleerd en die commissie had op 16 juli haar werkzaamheden afgesloten; zij had in het z.g. Handvest

Ir: 28

514 [PDF]
AANLOOP TOT DE UITROEPING VAN DE REPUBLIEK

voor een eventuele Grondwet aangegeven: Indonesië moest een op eenheid gebaseerde republiek worden, waarbij de volkssoevereiniteit zou komen te berusten bij een Raad voor Volksoverleg; die raad zou de hoofdlijnen van de binnenen buitenlandse politiek bepalen, een president en een vice-president kiezen en dan uiteengaan om vervolgens af en toe, maar minstens eens per vijf jaar, bijeen te komen. Er zou ook een wetgevend lichaam komen: een Raad van Volksvertegenwoordigers, maar met betrekking tot alle besluiten van die raad zou de president het recht van veto hebben; bovendien zou hij in een noodtoestand geheel buiten de raad om, nl. per decreet, kunnen regeren. De president zou voorts alle ministers benoemen c.q. ontslaan - wèl zou hij een I-loge Adviesraad naast zich krijgen, maar die zou hem slechts adviezen uitbrengen; trouwens, hij zou er de leden van benoemen C.q. ontslaan.

XCHet concept-Handvest hield tenslotte in dat in de nieuwe republiek die geen Islamietische staat zou worden, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging en vergadering en de vrijheid van drukpers zouden worden erkend, dat er de dienstplicht zou worden ingevoerd, dat er een nieuw belastingstelsel zou komen en dat er de leerplicht zou gelden. Daaraan voegen wij nog toe dat de genoemde commissie bij de bespreking van de grenzen van de nieuwe republiek met meerderheid van stemmen besloot dat zij niet alleen Nederlands-Indië moest omvatten maar ook Portugees-Timor, Brits-Borneo en Malakka (mèt Singapore).

XCEr staken in deze voorstellen autoritaire elementen, vooral blijkend uit de grote macht die aan de president zou worden gegeven - trouwens, al zou de vrijheid van vereniging erkend worden, in politiek opzicht werd toch eerder aan een eenheidsbeweging gedacht; daarvoor werd op 3 augustus een grondslag gelegd, toen in Djakarta een Nieuwe Volksbeweging, de Cerakan Rakjat Baroe, werd opgericht die Soekarno tot 'Algemeen Leider' koos. Vermelding verdient dat in die fase bleek dat de leiders van allerlei jongerengroepen in zoverre het streven van Soekarno en de zijnen en de arbeid van de door hen gedomineerde Commissie tot Onderzoek van de Onafhankelijkheid afwezen dat zij van mening waren dat het Indonesisch nationalisme zelfs niet de schijn op zich mocht laden, de wijziging van Indonesië's status als een geschenk uit japanse handen te aanvaarden.

XCOp 7 augustus nu werd door de japanners in Singapore, Boekittinggi en Djakarta bekendgemaakt dat midden augustus op java een Commissie ter Voorbereiding van de Onafhankelijkheid van Indonesië zou worden ingesteld en dat er op Sumatra, Borneo, Celebes en de Kleine Soenda

515 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

eilanden regionale Commissies ter Voorbereiding van de Onafhankelijkheid zouden komen. Van die besluiten werd in Djakarta door het hoofd van het militair bestuur op Java, generaal Moitsjiri Jamamoto, mededeling gedaan in een bijeenkomst in het vroegere paleis van de gouverneur-generaal, waar een groot gezelschap aanwezig was, onder wie Soekarno, Hatta, dr. Radjiman Wediodiningrat (die voorzitter was geweest van de Commissie tot Onderzoek van de Onafhankelijkheid), de vertegenwoordigers van de Chinezen, Arabieren en Indo-Europeanen in die commissie, vertegenwoordigers van de vier Javaanse vorsten en hoge officieren van het Japanse leger en van de Japanse marine - tot die laatsten behoorde schout-bij-nacht Tadasji Maeda, die een groot voorstander was van Indonesië's onafhankelijkheid.

XCEén dag later, 8 augustus, werd aan Soekarno, Hatta en dr. Radjiman meegedeeld dat zij op de çde naar Saigon dienden te vertrekken teneinde bij veldmaarschalk Teraoetsji de nadere regeling voor de vorming van de voorbereidingscommissie in ontvangst te nemen - de nationalistische voorman Sjahrir die, anders dan Soekarno en Hatta, op Java tijdens de Japanse bezetting elandestien werkzaam was geweest, ging daartegen, mede namens een aantal jongerengroepen, protesteren bij Hatta maar Hatta legde zijn protest terzijde. Deze, Soekarno en dr. Radjiman werden op de I Ide door Teraoetsji ontvangen die hun zei dat de voorbereidingscommissie twintig leden zou tellen: twaalf voor Java, vijf voor Sumatra, één voor Borneo, één voor Celebes en één voor de rest van de Grote Oost, en dat Java het eerst 'onafhankelijk' zou worden; hij zei ook nog dat de voorbereidingscommissie op 18 augustus in Djakarta zou worden geïnstalleerd. Op de terugweg voerde Soekarno op Malakka een korte bespreking met voormannen van de Maleise nationalisten die het denkbeeld dat Malakka deel zou worden van Indonesië met enthousiasme begroetten. Op 14 augustus waren de drie Indonesische nationalisten in Djakarta terug - daar maakte generaal Jamamoto bekend dat Soekarno voorzitter zou zijn van de voorbereidingscommissie die, in afwijking van wat Teraoetsji had gezegd, zou bestaan uit dertien vertegenwoordigers van Java, drie van Sumatra, één van Borneo, twee van Celebes, één van de Kleine Soenda-eilanden en één van de Molukken, en dat de commissie inderdaad op de r Sde zou worden geïnstalleerd.

XCOp 15 augustus nu maakte keizer Hirohito bekend dat Japan gecapituleerd had. De Japanse opperbevelhebber op Java, Harada's opvolger generaal Nagano, gaf onmiddellijk instructie, van dat feit in pers en radio geen melding te maken. Hij kreeg die dag of op de rede uit Tokio de instructie dat in alle bezette gebieden de status quo moest worden ge

516 [PDF]
AANLOOP TOT DE UITROEPING VAN DE REPUBLIEK

handhaafd - openlijke Japanse medewerking aan de oprichting van een onafhankelijk Indonesië was dus niet langer toegestaan. Die medewerking werd evenwel tersluiks verleend, vooral door Maeda: de Japanners gedoogden dat Soekarno en Hatta in de ochtend van 17 augustus in Djakarta met een op '17 augustus 2605' (in de Japanse jaartelling dus) gedateerde proclamatie de Republiek Indonesië uitriepen - de tekst van die proclamatie werd via de telefoonen telegraaflijnen doorgegeven en van Djakarta uit verspreid door het Japanse persbureau Domei.

XCDaags daarna, 18 augustus, kwam de voorbereidingscommissie bijeen - zij aanvaardde de op het Handvest van Djakarta gebaseerde conceptGrondwet als Grondwet voor de nieuwe republiek en benoemde Soekarno en Hatta tot president respectievelijk vice-president. Op de rode gaf de commissie zichzelf een nieuwe naam: Komitee Nasional Indonesia (haar leden die de Buitengewesten vertegenwoordigden, kregen opdracht zo spoedig mogelijk daarheen terug te keren teneinde er provinciale Komitee's Nasional Indonesia op te richten) en op de z r ste besloot zij tot oprichting van een eenheidspartij. Nadien verliepen nog twee dagen voordat Soekarno voor Radio Djakarta kon spreken; hij wekte tot steun op aan de jonge Republiek.

XCNieuwe besluiten volgden. Mede op grond van een protest van Sjahrir, die er op gewezen had dat een eenheidspartij de Republiek bij uitstek verdacht zou maken in de ogen van de Geallieerden, werd de arbeid tot opbouw van die partij gestaakt. Voorts werd het Komitee Nasional Indonesia tot honderdzeven-en-dertig leden uitgebreid, onder wie zich nu ruim twintig leiders van jongerengroepen bevonden alsook Sjahrir en de door de Japanners begin '43 gearresteerde nationalistische voorman Amir Sjarifoeddin die zich nog in de gevangenis in Malang bevond. Verder werd de positie van de inheemse bestuursaristocratie gewaarborgd - de vier Javaanse vorsten deden prompt weten dat zij hun vorstendommen als deel van de Republiek beschouwden. Tenslotte werd op 4 september een eerste kabinet gevormd.

XC'Wat met dit alles op Java was geschied', schreven wij in ons vorige deel, 'betekende in zoverre een politieke revolutie dat een begin was gemaakt met de opbouw van een staat die het Nederlands oppergezag afwees - een sociale revolutie was het op dit ogenblik geenszins. In dat opzicht droeg wat gebeurd was, eerder een conservatief karakter; de macht kwam te liggen bij een alliantie van de elites in de samenleving: de voormannen van de nationalistische beweging en van de Masjoemi' (het in '43 door de Japanners op Java gevormde Islamietisch Verbond) 'en de inheemse bestuursaristocratie.'

517 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

aristocratie die aan de Japanners zoveel diensten had bewezen, gehandhaafd werd, zou op Java tot aanzienlijke spanningen leiden.

XCWat waren de reacties op dit alles van de Japanners en van de Indonesiërs?

XCVeel van die reacties zullen uit het vervolg van dit hoofdstuk blijken maar wij achten het zinvol, er hier enkele algemene opmerkingen over te maken.

XCBij talrijke Japanners overheerste aanvankelijk verbijstering. Niet weinigen waren er (op zijn minst verscheidene tientallen) die zelfmoord pleegden. Elders waren er die van de ontstane toestand gebruik maakten om haastig tot executi.es van gevangenen over te gaan.' De overgrote meerderheid gedroeg zich conform de aanwijzing van de keizer: 'Volgt de wegen van correct gedrag en nobelheid van geest' - wel, als het tot de dag waarop 's keizers proclamatie in Indië door de radio werd uitgezonden en in de pers verscheen, 'correct' en 'nobel' was geweest om Japans vijanden te haten, dan was het Ita die dag even 'correct' en even 'nobel' om hen met achting, ja met gepaste onderdanigheid tegemoet te treden. Het was een abrupte wijziging van het gedrag die het begrip van vrijwel alle Europeanen, Amerikanen en Australiërs te boven ging. Met dat al was het voor de Japanners wèl een probleem, welke houding zij jegens de nieuwe Republiek moesten innemen. Bij menigeen hunner was sprake van innerlijke verbondenheid met wat de door jongerengroepen gesteunde Indonesische elites er op gewaagd hadden - zij die het Japanse beleid hadden bepaald, hadden zich gevoeld als de 'oudere broer' die de 'jongere broer' geholpen had, volwassen te worden. Zou die 'jongere broer' dan nu in de steek worden gelaten? Neen.

I Alle ons bekende executies hebben plaatsgevonden na de z r ste augustus waarop het bericht van de Japanse capitulatie op Java werd vrijgegeven. Geëxecuteerd zijn op 22 augustus in Malang dertien Indisch-Nederlandse jongeren beschuldigd waren van brandstichting in een rubberopslagplaats, in Soerabaja zeven Chinezen die beschuldigd waren van ondergrondse activiteit (zij zijn opgehangen), en op West-Borneo vijf Dajaks die zich tegen de Japanners hadden gekeerd; dan is op 23 augustus in Soerabaja een vrouw geëxecuteerd, Ch. K Lodeisen-Gray, die beschuldigd was van illegaal werk, en tenslotte is op 28 augustus de Haas, een van de geheime agenten van in Djember doodgeschoten. Er kunnen zich meer van die gevallen hebben voorgedaan.

518 [PDF]
REACTIES DER JAPANNERS

XCOp 21 augustus vond in Djakarta een bijeenkomst plaats van alle commandanten van eenheden van het japanse Zestiende Leger. Er werd daar besloten dat de japanse troepen in de steden slechts kleine detachementen zouden achterlaten om steun te verlenen aan de Kenpeitai en aan de Indonesische politie maar dat de troepen overigens geconcentreerd zouden worden in landelijke gebieden waar voldoende voedsel was. De bedoeling was om de feitelijke handhaving van orde en rust goeddeels aan de autoriteiten van de Republiek over te laten en de Republiek daarmee aanvaardbaar, ja onmisbaar te maken voor Admiral Mountbatten - elk optreden tegen die Republiek werd afgewezen. Deze besluiten werden geheimgehouden - wèl vloeide de boodschap waarmee generaal Nagano op diezelfde z rste augustus op java japans capitulatie bekendmaakte', over van spijtbetuigingen aan het adres van de Indonesiërs. Aangeduid werd zij als 'Bekendmaking aan het Indonesische volk dat ik liefheb', en aan dat volk werd uitbundig lof toegezwaaid:

XC'Drie-en-een-half jaar lang heeft de gehele bevolking samen met haar leiders in grote eendracht samengewerkt met het Japanse leger. Die samenwerking kwam uit de grond van het hart. De gehele bevolking ... heeft het bewijs geleverd van haar oprechtheid en haar goede wil, eigenschappen die de hoogste waardering verdienen. Desondanks blijkt nu dat alles vergeefs is geweest ... Wanneer wij dan denken aan de droefenis die het gehele Indonesische volk overmant, is het alsof ons hart wordt opengereten.'

XCEen woord van troost volgde: 'japan zal zich voor altijd een vriend tonen van Indonesië. De eed die wij hebben afgelegd: trouw tot in de dood, zullen wij niet vergeten.'

XCDaarna kwamen praktische aanwijzingen: het legerbestuur zou zijn bevoegdheden blijven uitoefenen, alle overheidsdiensten en alle organisaties moesten hun werk normaal voortzetten, de burgerbevolking moest er het hare toe bijdragen dat rust en orde gehandhaafd bleven, en allen die in strijd met deze aanwijzingen zouden handelen, zouden onverbiddelijk gestraft worden. 'Wij rekenen', aldus het slot,

XC'op de evenwichtigheid en de hernieuwde standvastigheid van de gehele bevolking en spreken daarbij in alle oprechtheid de wens uit, dat het hoogste geluk en de grootste eer ... het Indonesische volk ten deel mogen vallen'Tekst: Samenvattingen Kan Po, p.en vlg.5 1

1 362 (Iq.

519 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Japanners die daartoe geneigd waren, konden in die proclamatie een aansporing zien om steun te verlenen aan de Republiek. Zeker, de vier-en-zestig vrijwilligers-bataljons van de Feta die de Japanners op Java hadden gevormd en opgeleid (die bataljons telden tezamen bijna zes-en-dertigduizend militairen), moesten op 19 of 20 augustus onverhoeds hun wapens inleveren en werden ontbonden (ook de heiho's, de hulpsoldaten, werden ontwapend), maar er was korte tijd later bij menige Japanner geen behoefte om te voorkomen dat ongeregelde Republikeinse formaties zich van die wapenvoorraden meester maakten. Sommige Japanse militairen gingen nog verder: zij verklaarden zich met de Republiek solidair en traden tot die formaties toe.

XCN u de reacties der Indonesiërs.

XCBij de meeste ouderen overheersten angst en onzekerheid - onzekerheid over wat de naaste toekomst zou brengen, angst voor de Japanners die vooralsnog heer en meester waren, en angst voor de wijze waarop de nieuwe meesters, die straks zouden arriveren, op de uitroeping van de Republiek zouden reageren. Vooral op Java zat de beduchtheid voor het gezag er diep in - de oudere generatie had er voor de komst der Japanners slechts één gezag gekend: het Nederlandse, dat met daden van rebellie steeds korte metten had gemaakt, en wat was de uitroeping van de Republiek anders dan een daad van opperste rebellie? Bovendien: wat betekende die Republiek in de eerste weken van haar bestaan? Zij had zich gemanifesteerd in pers en radio maar zij was nog geen overheid in de volle zin des woords. Er was grote aarzeling om zich openlijk aan haar zijde te scharen - trouwens, vele ouderen namen aan dat een hersteld Nederlands bestuur veel beter dan de Republiek in staat zou zijn, de schrikbarende nood te lenigen waartoe het op alle eilanden van de archipel was gekomen. Er was overigens bij de ouderen die zo dachten, niet veel strijdbaarheid - die strijdbaarheid moest men eerder bij jongeren zoeken, wier aggressiviteit in de jaren van de Japanse bezetting belangrijk was aangewakkerd. Ook onder die jongeren waren er evenwel die zich bij tijd en wijle afvroegen of het op 17 augustus ondernomen avontuur wel goed zou aflopen.

XCDe algemene stemming was bij uitstek labiel - hier en daar ging een zekere verharding zich pas aftekenen, toen het er naar ging uitzien dat de 5

520 [PDF]
REACTIES DER INDONESIËRS

Nederlanders inderdaad voornemens waren, het bestuur over de archipel te hervatten. 'Niets hebben zij gedaan om ons te bevrijden', had Soekarno in zijn eerste presidentiële radiotoespraak gezegd, 'maar nu de Amerikaanse atoombom de japanners tot capitulatie heeft gedwongen, willen zij terugkeren, ons weer overheersen ... Dat nooit! Dan liever ons doodvechten!' - een aansporing was dat die in de eerste weken niet veel effect sorteerde, althans niet verhinderde dat talrijke Indonesiërs de Nederlanders en de Indische Nederlanders met wie zij toen in contact kwamen, vriendelijk en in elk geval niet aggressief bejegenden. Daarin kwam wijziging in de loop van september: toen pas vonden de parolen van de oprichters van de Republiek meer weerklank, toen pas slaagde de kleine minderheid van ouderen die aan de opbouw van een nieuwe staat waren begonnen, en slaagden de politiek-bewuste jongeren er in, meer greep te krijgen op de Indonesische brede massa. Ook toen nog bleven zij evenwel een minderheid, vermoedelijk zelfs slechts een kleine minderheid - revoluties evenwel worden steeds door minderheden gemaakt.

XCWij willen nu verdergaan met weer te geven hoe japans capitulatie beleefd is door de twee grote groepen die door de japanners van hun vrijheid waren beroofd en die sindsdien zo bitter hadden geleden: de krijgsgevangenen en de geïnterneerden.

Krijgsgevangenen / Geïnterneerden

XC

XCWij moeten, wat de krijgsgevangenen betreft, onderscheid maken tussen twee groepen: een relatief kleine groep die zich ten tijde van japans capitulatie in japan zelf en in Mandsjoerije bevond, en een veel grotere die aanwezig was in ded.w.z. in Mountbattens gezagsgebied. Die eerste groep kreeg voor haar afvoer niet met Mountbatten maar met de Amerikanen te maken.

XCLaat ons beginnen met dede hoogste militaire en burgerlijke gezagsdragers, die eerst in kampen op Formosa opgesloten waren geweest maar eind' 44 naar elders waren gevoerd, t.w. de oudere leden van denaar Moekden in Mandsjoerije in een kamp 5

521 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

waar zich al ca. achthonderd Amerikaanse en Britse en enkele Nederlandse krijgsgevangenen bevonden, de jongere leden naar japan, en de allerhoogsten in rang, achttien in totaal, nog 200 km verder dan Moekden (waar z~ eerst een periode opgesloten waren geweest), n1.naar Sian, dicht bij de Chinees-Mandsjoerijse grens (zie kaart VI op de pag.'s 80-81). Onder die achttien bevonden zich vijf Nederlanders: gouverneur-generaal van Starkenborgh, legercommandant H. ter Poorten, A. 1. Spits, de gouverneur van Sumatra, en de generaals T. Bakker en J. van Rees, die resp. voorzitter van de Staatsmobilisatieraad en chef van de Militair Geneeskundige Dienst van het Knil waren geweest.

XCDe groep in Moekden vernam op 15 augustus vagelijk dat japan had gecapituleerd; pas op de I7de werd dat bericht bevestigd, doordat toen tot haar grote vreugde een groep Amerikaanse parachutisten bij het kamp daalde: zij wisten er de japanse kampcommandant van te overtuigen dat wat hij bij geruchte had vernomen, juist was. Er werd afgesproken dat de japanners bij het kamp aanwezig zouden blijven, 'Onze stemming', schreef later een der Nederlandse leden van de groep in Moekden, kapitein-ter-zee A. G. Vromans, 'was als van iemand die zeker wist dat hij een goed examen deed, maar de uitslag nog niet kent' I nu, die onzekerheid duurde niet lang: 's avonds arriveerde een groep Russische militairen. De japanners werden ontwapend. 'Wat nu volgde, was', aldus Vromans,

XC'een tijd van verwarring In het kamp: wanorde, drinkgelagen, halfdronken Amerikaanse kolonels en generaals die met hun minderen in een feestroes van dagen op de uitbundigste wijze de armistice vierden. Anderen, de Engelsen en Hollanders, soberder, doch vaak ook uitgelaten. Weer anderen, ernstiger, organiseerden een algemene dankstond en toespraken. Aankomst van een Amerikaanse commandant voor de evacuatie. En dan: het kamp uit, de stad in, waarvan de helft dronken terugkwam, de meesten behangen met wapens, vooral samoerai zwaarden. De drank kwam bij kisten vol binnen. 's Avonds films. Dansende Russen. De Russische veldmaarschalk kwam zelf kijken ... Voor de zoveelste maal stelden wij ons op voor een inspectie; de veldmaarschalk ... maakte er een gemoedelijk geval van, zeggend: 'Heren, ik heb honderdduizend flessen bier voor u.' Dit bleek waar ... De stad Moekden was een pandemonium, 'iedereen schoot op iedereen'."

XCUit de Nederlandse groep in Moekden werden de zieken en zwakken5

I A. G. Vrornans: 'Verslag 1941-1945' (febr=-april 1946), p. 67 (IC, 53501). 2 A.v., p.68-69·

522 [PDF]
DE 'SPECIAL PARTY' BEVRIJD

per vliegtuig afgevoerd naar de Philippijnen (anderen per vliegtuig naar Ceylon) - de meesten evenwel reisden pertrein naar Dairen en werden met een Amerikaans hospitaalschip naar Okinawa en vandaar door de lucht naar de Philippijnen overgebracht.

XCUit Sian kwamen van Starkenborgh, ter Poorten, Spits, Bakker en van Rees in eerste instantie in Tsjoengking terecht. Zij arriveerden op 29 augustus met een Amerikaans legervliegtuig, waarvoor Lovink, de ambassadeur in Tsjoengking, zorg had gedragen en dat ook generaal Wainwright, de vroegere Amerikaanse bevelhebber op de Philippijnen, aan boord had. Lovink was in de gelegenheid om codetelegrammen met Camp Columbia te wisselen. Van Starkenborgh voelde zich fit: aan twee onderwerpen wijdde hij onmiddellijk aandacht, n1.aan de positie van ter Poorten en aan zijn eigen positie.

XCWat ter Poorten betreft: de weinig weerbare houding die deze op zondag 8 maart '42 bij de capitulatie-besprekingen op het vliegveld Kalidjati aan de dag had gelegd, had zijn naam schade gedaan - toen dan ook van Starkenborgh op 30 augustus een telegram van van Mook ontving waarin deze (zich er van bewust dat van Starkenborgh de gouverneur-generaal en hij slechts de luitenant-gouverneur-generaal was) voorstelde, ter Poorten voorshands niet als legercommandant te laten optreden, gaf van Starkenborgh daar zijn accoord aan.

XCDeze had intussen ook vastgesteld wat hij zelf wenste te doen: hij had besloten, niet naar Camp Columbia te vliegen en niet weer onmiddellijk als gouverneur-generaal in functie te treden. Daarbij was voor hem bepalend geweest dat hij van Lovink twee belangrijke stukken te lezen had gekregen: de 7 december-toespraak van de koningin en de toelichting daarop die van Mook op 5 december '42 in Washington had gegeven - in beide stukken, maar vooral in het tweede, had van Starkenborgh elementen aangetroffen die het hem wenselijk deden voorkomen dat hij eerst met de regering overleg zou plegen. In Moekden had hij met hoge officieren van de Koninklijke Marine en van het Knilover Indië's toekomst gesproken en daarbij, aldus later kolonel P. Scholten, gezegd: 'Eerst orde en rust herstellen, dan praten en de bevolking in het voor

523 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

wanneer ze er rijp voor is' - die duur had hij geschat op dertig jaar.' Welnu: in de 7 december-toespraak was van een Indië gesproken dat gelijkwaardig naast Nederland zou staan, en van Mook had o.m. van een Indisch parlement met 'een stevige Indonesische meerderheid' gerept. Dat waren denkbeelden die van Starkenborgh in beginsel niet afwees, maar die op verschillende wijzen geconcretiseerd konden worden. Hoe zag de nieuwe minister dat? Trouwens, hij kende Logemann als een van de oprichters van de Stuw-groep - zou hij met deze kunnen samenwerken? Persoonlijk contact leek essentieel. Hij zond derhalve op 29 of 30 augustus een telegram aan van Mook van de volgende inhoud: 'De landvoogd wenst de luitenant-gouverneur-generaal kracht en wijsheid voor de moeilijke periode van het in bezit nemen. Hij spreekt de wens uit dat de toestand in Indië zal meevallen."

XCVan Mook antwoordde per brief - wij komen er op terug.

XCGelijk vermeld, stipuleerde MacArthur opseptember in zijn Algemeen Bevel no.o.m. dat de Japanners scrupuleus dienden te zorgen voor de veiligheid en het welzijn van al hun krijgsgevangenen en geïnterneerden, maar voordien al, nl. opaugustus, was door de Japanse regering aan de commandanten van de krijgsgevangenen- en geïnterneerden-kampen in Japan gelast dat zij voor die veiligheid en dat welzijn dienden te zorgen; de gedwongen arbeid moest onmiddellijk gestaakt worden, er moest een voedselvoorraad voor drie maanden worden opgebouwd, legerkleding en medicamenten moesten uitgereikt worden en naamlijsten opgesteld. Hierop volgde een mededeling die van MacArthur afkomstig was: de krijgsgevangenenkampen moesten duidelijk aangegeven worden met de letters PW (Prisoners of War) - opaugustus zou de Amerikaanse luchtmacht beginnen met het afwerpen van relüf·goederen. Al deze regelingen werden in de Japanse pers gepubliceerd; bovendien kregen de vertegenwoordigers van de beschermende mogendheden en de gedelegeerden van het Internationale Rode Kruis onmiddellijk de gelegenheid inspectietochten langs de kampen te maken.

2 1 16 25

XCHet ging ter plaatse niet overal even ordelijk toe. In vele karnpen werd

XC1 P. Scholten: Op reis met de 'Special Party'. Oorlogs- en kampherinneringen (1971), P.209-IO. 2 Tekst: ARA, Archief Buitenl. Zaken, legatie Canberra,

524 [PDF]
DE EX-KRIJGSGEVANGENEN IN JAPAN

door de commandanten onmiddellijk rekening gehouden met het feit van de capitulatie maar in andere moest de dwangarbeid nog wel een week voortgezet worden en werden de schamele rantsoenen niet verhoogd. Overal waar zij daar de gelegenheid toe hadden, begonnen de krijgsgevangenen met zich de voorraden toe te eigenen die bij de kampen lagen, maar sommigen trokken nabije buurten in en namen alles in beslag wat van hun gading was. Nog anderen bestegen de treinen en lieten zich naar hotels vervoeren waar zij voorlopig hun intrek lumen, een-en-ander zonder betaling.

XCHet afwerpen van relief-goederen begon inderdaad op de z yste - boven de meeste kampen verschenen nadien om de drie dagen Amerikaanse bommenwerpers, waaruit aan parachutes (bij de kampen waarvan bekend was dat er zich Nederlanders bevonden, werden rode, witte, blauwe en oranje parachutes gebruikt) grote voorraden daalden - soms waren de pakken te zwaar, braken de touwen en werd schade aangericht of werden zelfs personen gedood. Ook werden pamfletten afgeworpen (de Nederlandse in een onbeholpen taaltje gesteld") waarin aan de bevrijde krijgsgevangenen werd gezegd dat het enkele weken kon duren eer zij zouden worden afgevoerd en hun vooral werd aangeraden niet te veel te eten. Dat was veelal aan dovemansoren gepraat. 'Alle dwang en onderdrukking', aldus een Nederlander over de situatie begin september,

XC'is geëindigd met als tegenreactie een totaal gebrek aan discipline ... Ik leef nu in een kamertje van drie bij drie met vier man, geschikte kerels. We doen alles samen. Hebben een paar weken geleden een potkachel en een braadpan gerequireerd, gaan iedere dag fourageren. Kippen, eenden, konijnen, meel, olie, eieren enz. We eisen eenvoudig op of betalen met sigaretten en oude kleren. De halve dag zitten we te bakken en te braden! We overeten onszelf, hebben zes maaltijden per dag en kauwen er tussendoor chocolade en ander snoepgoed. Het hek is van de dam, de uitgehongerde bende eet zich zat. Eten kan je het niet noemen. Ongelooflijk zoveel als ik kan eten."

XCVoor de afvoer van de meeste krijgsgevangenen werd gebruik gemaakt van de haven van Nagasaki. 'Dat was', aldus de zojuist aangehaalde N ederlander, I(aangehaald in J. c. Hamel: Soldatendominee (r948), p. 245) 2 J. van Doggenaar: 'Oorlogs- en andere herinneringen',

I Wij citeren de eerste regels: 'De Japanse gouvernement heeft zichzelf overgegeven. Jullie willen zo spoedig mogelijk worden uitgeleverd door de Geallieerde natien.'

525 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

'grandioos! Belast en beladen met de prachtigste uitrusting, zoals een lange overjas, zijden khaki officiersshirts, sigaretten, chocolade enz. enz., reden wij in r ste en zde klasse wagons van Noord-Kicesjoe naar Nagasaki in het zuiden. Onderweg gooiden wij bij de stations de Japanse kindertjes snoepjes toe.

XCVan Nagasaki was vrijwel niets meer te zien. De atoombom had de stad eenvoudig verpulverd. Bij binnenrijden werden wij verwelkomd door een muziekkorps en deelden verpleegsters van een enorm hospitaalschip bekers met cacao en koffie uit.

XCIn de muur van een hal was een grote opening. Wij moesten ons geheel ontkleden en moesten alle pas verworven mooie nieuwe kleding door die opening gooien. Toen wij protesteerden en zeiden: 'But it is brand new', kregen wij ten antwoord: 'Never mind, throw it away, we have plenty, we don't want those japanese lice on board of our ships" Onze personal belongings als bril, ring e.d. mochten wij in een klein linnen zakje doen. Vervolgens moesten wij naakt een gang inwandelen met warm-water douches. Onder toezicht van mariniers moesten wij ons inzepen met ontsmettende zeep, afdrogen, waarna bespoten met DDT' of iets dergelijks. Onze weg naakt vervolgend, werden wij opgewacht door artsen, die vroegen: 'Any complaints?' Er bleven bij drukken wel kuiltjes in mijn been staan (beri-beri ), maar toen ik zei dat ik spoedigst naar huis wilde, liet hij mij gaan. Beviel de arts iets niet, dan werd je prompt door hospitaalsoldaten op een brancard gelegd en naar het enorme hospitaalschip gedragen. Vervolgens werden wij aangekleed. Langs lange toonbanken schuivend, k.reegje maar te horen: 'What size, what size?' en stapelden zich uitrustingen op plus een plunjezak. Weer aangekleed passeerden wij lange tafels, waar wij van alles konden krijgen, bijv. postpapier, vulpennen, tandenborstels, scheergerei, enz. enz. Teveel om op te noemen, tot een zakbijbeltje en speelkaarten toe. Aan tafeltjes zaten een officier en een schrijver die alles noteerde, als landaard, stamboeknummer, rang, waarvandaan gekomen, enz. en werden wij naar een van de vele schepen verwezen."

XCOver het algemeen moesten de bevrijde krijgsgevangenen bij hun registratie ook gegevens verschaffen over Japanse oorlogsmisdaden - trouwens, in verscheidene karnpen waren onmiddellijk na Japans capitulatie al strafmaatregelen getroffen tegen Japanse commandanten en opzichters die zich naar het oordeel der gevangenen ernstig hadden misdragen.

XCOngeveer achtduizend Nederlanders en Indische Nederlanders waren als krijgsgevangenen in Japan gearriveerd en van hen waren daar bijna achthonderd bezweken - bevrijd werden er dus ruim twee-en-zeventighonderd. Zij werden geconcentreerd op Luzon in de Philippijnen, waarJ.

, Een middel tot verdelging van luizen. 2 van Doggenaar: 'Oorlogs- en andere herinneringen', p. 18-19 (IC, 81328).

526 [PDF]
DE EX-KRIJGSGEVANGENEN IN JAPAN

zij in door de Amerikanen verlaten militaire karnpen werden ondergebracht. Was dit vrijheid? Neen, van krijgsgevangene was men, zo heette het, 'vredesgevangene' geworden. 'Van gelijkheid met de Amerikaanse 'kameraden' was', aldus later Vromans, in wiens kamp zich ca. vijftienhonderd marinemannen bevonden,

XC'geen sprake ... Er is iets voor een zekere quarantaine te zeggen maar plagerijen zijn onnodig, bijvoorbeeld weigering aan Nederlandse officieren om hun rangonderscheidingstekens te dragen; het afsnauwen met' make it snappy' en dergelijke door Amerikaanse sergeants van groepen Nederlandse hoofdofficieren die in een rijtje waren gezet om hun etensbakje te halen; redevoeringen door jongelui van 'social relations' die de arme ex-krijgsgevangenen nu eens duidelijk zouden maken dat zij 'er niets meer van wisten'; onnodige beperking van de bewegingsvrijheid; verhindering van contact tussen officieren en eigen minderen; volstrekt gemis aan contact tussen Amerikaanse en Nederlandse officieren; het verspreiden in het kamp van een krantje, dat daar samengesteld werd door Amerikanen, waarin de Nederlanders uitgemaakt werden voor afschuwelijke, uitbuitende, kolonialisten (dit werd zo erg dat we de redacteur een pak slaag beloofden: machteloze woede!). Verder eindeloos in de rij staan en papieren invullen. Eén daarvan (een Nederlands overigens!) was zo stom gesteld dat de matrozen zeiden: 'Er staat: 'Zijt gij overleden? Zo neen waarom niet?"

XCDaartegenover stond snoep en eten en bioscoop ad nauseam. De medische verzorging was wel ruw doch goed."

XCDe gezondheidstoestand van de meeste ex-krijgsgevangenen was redelijk goed - dat bevorderde dat zij weer aan de slag wilden gaan, d.w.z. naar Indië terugkeren (velen hoopten daar hun gezinnen terug te vinden) en een militaire taak ter hand nemen. Begin oktober (hier en elders zullen wij deze in het algemeen voor dit deel geldende eindtermijn ietwat overschrijden) werden in de verblijfskampen enkele Knil-bataljons en een marinebataljon gevormd. Er waren wapens: karabijnen met munitie die door het Nederlands-Indisch gouvernement tegen betaling uit de Amerikaanse legervoorraden waren overgenomen, maar er kwam een kink in de kabel doordat de Amerikaanse autoriteiten, op aandrang van de Philippijnse die de Republiek Indonesië wensten te beschermen, weigerden die wapens ter beschikking te stellen. Noodgedwongen ging men tot ongewapend exerceren over - het was hoogst frustrerend en stimuleerde de wens om zo spoedig mogelijk Luzon te kunnen verlaten. Mountbatten had inmiddels beslist dat Nederlandse militaire formaties

XC, A. G. Vromans: 'Notities bij Enq., dl. VIII', p.

527 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

niet tot Java zouden worden toegelaten - slechts een groep medici kreeg verlof, van Luzon naar Batavia te gaan. Daarheen vertrok ook een groep hoofdofficieren van de marine die elandestien aan boord van een motorschip van de KPM was gekomen. Het marinebataljon vertrok (wij weten niet met welk schip) naar Makassar en de ex-krijgsgevangenen van het Knil werden aan boord van twee Britse vliegkampschepen naar Balikpapan gebracht, waar voor hun komst generlei voorbereidingen waren getroffen - zij werden er in tentenkampen van het Australische leger gehuisvest.

XCVerder kwamen zij voorlopig niet.

XCVoordat wij nu beschrijven hoe de 'bevrijding' (wij plaatsen het begrip tussen aanhalingstekens) van de krijgsgevangenen en geïnterneerden in Mountbattens gezagsgebied in haar werk ging, dienen wij aandacht te besteden aan de speciale militaire organisatie voor hulpverlening aan beide groepen, welke begin augustus '45 door de Supremo was opgericht, ressorterend onder het hoofdkwartier van Allied Land Farces South-East Asia, oftewel Aljsea: wij bedoelen de Organization for Recovery of Allied Prisoners-of-War and Internees, meestal 'de Rapwi' geheten. Onder 'Reco very' werd verstaan: het localiseren van krijgsgevangenen en geïnterneerden (lang niet al hun kampen waren bekend en de schattingen van de aantallen gedetineerden waren vooral met betrekking tot NederlandsIndië te laag), het uitreiken van hulpgoederen, het treffen van de eerste medische voorzieningen en het transport naar punten van waaruit de betrokkenen, voorzover zij dat wensten, naar hun moederland konden worden teruggebracht. Dit alles werd het werk van de Z.g. Rapu/i-teams.

XCMountbatten achtte het niet verantwoord.jdie teams onmiddellijk na de Japanse capitulatie in te zetten: hij was er niet zeker van dat de Japanse kampstaven of andere gewapende Japanners die in de buurt zouden zijn, al wisten dat Japan zich had overgegeven - evenmin was hij er zeker van dat zij, als zij dat wèl wisten, de wapens zouden neerleggen. Hij gaf derhalve opdracht, boven en bij de kampen eerst strooibiljetten uit te werpen zowel in het Japans als in de talen der krijgsgevangenen en geïnterneerden. Die talen waren er vele en wat het Japans betreft: er waren in het op dat moment voor Mountbatten toegankelijke gebied maar twee drukkerijen, een in Colombo, een in Calcutta, die drukwerk

528 [PDF]
DE'RAPwr'

XCTerwijl die strooibiljetten gedrukt werden, werden uit de groepen die als inlichtingengroepen waren ingezet, zulks op Malakka en Sumatra (drie op laatstgenoemd eiland), alsook uit personen die, bijvoorbeeld bij het Korps Insulinde, voor geheime opdrachten in reserve waren gehouden, en tenslotte uit militairen van de 44th Indian Airborne Division veertig Rapu/i-teams gevormd, van welke er dertig zijn geparachuteerd.

XCHet afwerpen van de strooibiljetten vond plaats in de laatste drie dagen van augustus. In die welke voor de Japanners bestemd waren, werd hun meegedeel.d dat hun land had gecapituleerd, dat het hun verboden was de strijd voort te zetten, dat zij de krijgsgevangenen en geïnterneerden humaan dienden te behandelen en dat zij aan de hulpverlening aan dezen alle mogelijke bijstand moesten geven. In de in het Engels gestelde strooibiljetten stonden drie aanwijzingen '(1) Blijft in uw kamp tot u nadere orders van ons ontvangt; (2) Begint met het opstellen van naamlijsten ... ; (3) Schrijft op waaraan u dringend behoefte hebt.' Er werd voorts in de strooibiljetten het advies gegeven, niet te veel te eten ('wij willen u vlug en gezond-en-wel thuisbrengen').' Bij het afwerpen van de biljetten (ze zijn lang niet overalontvangen: de ligging van veel kampen was de autoriteiten buiten Indië immers niet bekend) werden van de Cocos-eilanden af de bommenwerpers van de Marineluchtvaartdienst ingeschakeld en toen daarop het afwerpen van voedsel, medicamenten en allerlei artikelen voor dagelijks gebruik begon, werden aan die bommenwerpers de vliegboten van de MLD toegevoegd; bij deze en de andere toestellen die gebruikt werden, waren de boordwapens gesloopt en bleven de boordschutters op de grond - de bedoeling was dat de toestellen zoveel mogelijk vracht zouden meenemen.

XCOvereenkomstige hulpvluchten werden spoedig ondernomen door de Mitchells van het t Bth. squadron van de Militaire Luchtvaart van het Knil die bij Balikpapan gestationeerd waren; de bemanningen deden ook hun best om onbekende kampen op te sporen. De door hen afgeworpen hulpgoederen moesten goeddeels uit Australië komen - zij werden aangevoerd door de Dakota's van het 19th squadron?

XCWat de voor Nederlands-Indië bestemde Rapiui-parties betrof: aan de drie parties die ten tijde van Japans capitulatie al op Noord-Sumatra waren, n1. de party van Lefrandt bij Koetaradja, die van Sisselaar bij Rantauparapat en die van de Britse Captain Lodge bij Bagan Siapiapi (zie5 2

I Exemplaar, op 31 augustus boven Sumatra afgeworpen: p. 611. 2 De begonnen op 4 september met het afwerpen van hulpgoederen - dat werden er in ruim twee weken ca. 135 ton.

529 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

kaart XI op pag. 534), en die nu Rapu/i-parties waren geworden, werden nieuwe krachten toegevoegd. De party van Sisselaar werd met twee, die van Lodge met vijf man versterkt en bovendien werden nieuwe parties gedropt: op 25 augustus bij Medan een party van vijf personen, gecommandeerd door de luitenant-ter-zee eerste klasse C. A. M. Brondgeest, op 2 september bij Medan een party onder leiding van Major G. F. jacobs, een Zuidafrikaan, en op 5 september, nadat jacobs vernomen had waar de krijgsgevangenen zich bevonden, parties bij Padang en Bangkinang aan Sumatra's Westkust en bij Palembang en Loeboeklinggau in het zuiden. Al die parties hadden marconisten en zenders bij zich voor hun contact met het Rapwi-hoofdkwartier op Ceylon - berichten uit Noord-Sumatra werden evenwel al ontvangen voordat er de party van Brondgeest arriveerde; daarvoor hadden de parties van Lefrandt, Sisselaar en Lodge gezorgd. Van Java daarentegen kwamen de eerste berichten pas later binnen; daar werd nl. de eerste Rapu/i-party pas op 8 september gedropt (op het vliegveld van Batavia), anders gezegd: ruim drie weken na het bericht van japans capitulatie.

XCHoe onzeker in de beginfase de situatie op Sumatra was, kan het best duidelijk worden gemaakt aan de hand van het relaas van Brondgeest.

XCH~ begon met zich zes dagen schuil te houden. Op 3 I augustus kreeg hij opdracht, naar het aardoliecentrum Pangkalan Brandan te gaan. H~ zakte met twee prauwen de rivier af waaraan zich zijn bivak had bevonden, en zocht op enkele kilometers van Pangkalan Brandan de plaatselijke Sultan op. 'Deze', aldus Brondgeest in het verslag van zijn missie', 'was uiterst verbaasd plotseling vijf tot de tanden gewapende blankeri' (één van de vijf was overigens een Chinees, een ander een Indonesiër) 'met de Nederlandse kleuren op hun hoed voor zich te zien staan. H~ wist niet beter of de oorlog was nog in volle gang en ik kon hem niet van het tegendeelovertuigen.' Op verzoek van Brondgeest stelde de Sultan zich telefonisch in verbinding met de commandant van het japanse garnizoen in Pangkalan Brandan. Na vier uur wachten verschenen drie auto's vol japanse militairen, van wie slechts enkelen gebroken Indonesisch spraken - 'de eonversatie vlotte niet erg. Z~ waren niet bepaald onbeschoft maar hooghartig en afgemeten.' Brondgeest en de zijnen werden naar Pangkalan Brandan meegenomen, waar zij voor het kantoor van de Kenpeitai uitstapten. 'Ook hier bleek men niet te weten dat een wapenstilstand gesloten was' - wij menen dat de japanners maar deden

1 C. A. M. Brondgeest: 'De operatie Status' dl. VIII b, p. 126 en volg.).

530 [PDF]
DE 'RAPWI-PARTIES' OP SUMATRA

alsof: 'Na drie uur van geladen atmosfeer zei de japanse kapitein dat hij enige wagens te onzer beschikking zou stellen om ons naar Medan te transporteren.' Wat de party van Brondgeest daar heeft verricht, zulks in afwijking van haar Rapwi-taak, komt nog ter sprake.

XCVermelding verdient dat geen van de Rapu/i-parties in staat was, onmiddellijk voor afvoer van de krijgsgevangenen en geïnterneerden zorg te dragen. Mountbatten had transportschepen tot zijn beschikking die in totaal meer dan vijf-en-negentigduizend passagiers konden vervoeren (en ook nog zes hospitaalschepen met tezamen plaats voor ruim drieduizend patiënten), maar die schepen werden eerst gebruikt voor het overbrengen van troepen volgens Mountbattens eerder vermeld indelingsschema. Krijgsgevangenen en geïnterneerden, allen even ongeduldig, moesten wachten, mede omdat men eerst de nodige dekens, kledingstukken en eetgerei aan boord wilde brengen van de schepen welke hen dienden op te halen. Van Sumatra begon de afvoer van krijgsgevangenen pas in de tweede helft van september (hij zou maanden in beslag nemen) - van Rangoon en Singapore was hij toen al in volle gang; daarbij hadden de Britse, Australische en Amerikaanse krijgsgevangenen prioriteit gekregen.

XCWij voegen hieraan nog toe dat Mountbatten niet alleen Rapu/i-parties naar Sumatra en java zond maar dat hij ook zijn echtgenote, Lady Edwina, die als Chief Superintendant van de Nursing Division van de St. [ohn's Ambulance Brigade hoofd was van voor de strijdkrachten werkzame Britse verpleegsters, in de gelegenheid stelde, met een vliegtuig inspectiebezoeken te brengen aan de voornaamste bevrijde karnpen ('wij kijken', schreef een krijgsgevangene, 'onze ogen naar haar uit") - kwam zij op Ceylon of in Singapore terug, dan bracht zij aan Mountbatten, op wie zij veel invloed had, verslag uit.

XCIn enkele krijgsgevangenen- en geïnterneerdenkampen op Sumatra werden kort na japans capitulatie de rantsoenen plotseling verhoogd, maar dat die capitulatie een feit was, werd door de Japanners nergens vóór de zzste meegedeeld en van die dag is ons dat feit slechts met betrekking tot één kamp bekend: het krijgsgevangenenkamp in Palembang. Hier53

I Erik K. de Vries: 'Notities in Japanse krijgsgevangenschap', I980, p. 406.

531 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

deelde, aldus een der gevangenen, Erik K. de Vries, een Japanse sergeant aan de bijeengeroepen krijgsgevangenen mee,

XC"dat de Amerikanen niet verder willen vechten en dat, daar de Japanner geen mensen bestrijdt die zich niet wensen te verdedigen, het de Tenno behaagd heeft aan het bloedvergieten een einde te maken. Dat daarmee de oorlog dus afgelopen is.' Ik was in I263 dagen 36 kilo ... lichter geworden.'!

XCOveral elders op Sumatra vond, voorzover ons bekend, de Japanse bekendmaking pas twee dagen later plaats, op 24 augustus dus.

XCOp die dag werden in het mannenen jongenskamp Siringoringo (zie voor alle plaatsen die wij noemen, kaart XI op pag. 534) alle kampfunctionarissen bijeengeroepen; zij kregen van de Japan e kampcommandant te horen dat de oorlog ten einde was en dat de volgende dag honderd mannen naar het niet ver verwijderde vrouwenen kinderkamp Aik Pamienke mochten gaan. 'Doorweekt en hijgend' kwam het hoofd van de barak waarin zich de jeugdige H. L. Leffelaar bevond, die ruimte binnenrennen,

XC'en hij schreeuwde, zeker tien keer achter elkaar: 'Vrede, vrede, het is vrede!' Een onsplitsbaar ogenblik was het doodstil en hing er een vreemde dreiging in de barak. Toen barstte het los. Maar boven het ontzaglijke rumoer was het gezang hoorbaar, dat nu vlakbij klonk. En toen ook herkenden we het. Want het was het Wilh.elmus. Toen de barak naast ons aan de laatste regel toe was, zetten wij het in. Het was alsof het afgesproken was. Ik kan alleen maar zeggen dat het door mij heenkerfde, ieder woord ... 'ben ik, vrij onverveerd'. En dat iemand naast me, ik geloof dat het Visser de bootsman was, steeds maar zachtj es: 'Godverdomme, godverdomme, godverdomme' zei. En dat ik ten slotte niet meer zingen kon, omdat mijn strot dicht was en de tranen over mijn gezicht liepen. Ik voelde mij onpasselijk worden en liep huilend naar buiten, de regen in. Toen nam de barak aan de andere zijde van ons het lied over. En daarna de volgende en de volgende. Ze lieten het elkaar uitzingen, alsof een overdreven eerbied het hun verbood het door elkaar te zingen. En toen het door iedereen gezongen was, kwam men naar buiten, bijna beschonken van emotie. Men omhelsde elkaar en liep doelloos van de ene barak naar de andere. Sommigen verschenen in incomplete uniformstukken. Iemand had een groen legerbroekje aangetrokken en een officierspet opgezet en was verder naakt. Een ander had zich een medaille op de borst gespeld. Iedereen scheen hetzelfde te denken: we moeten een vlag hebben. En er wàs een vlag. Ik geloof dat (en let wel) een Indo-Europeaan die had bewaard. In de modder van het veld voor de barakken werd haastig een vlaggenmast

! A.v.

532 [PDF]
'VREDE! VREDE! HET IS VREDE!'

opgericht. Het was nu droog geworden. Men had voor deze gelegenheid een bloesje aangetrokken en het kamp verzamelde zich rondom de mast. Toen de driekleur onder grote bewogenheid de top had bereikt, riep iemand 'Leve de koningin!' En het kamp, wanordelijk aangetreden, antwoordde met drie afgebeten hoera's. Opnieuw sprong de ontroering me heftig naar de keel en opnieuw liep iedereen doelloos door elkaar heen, handen schuddend, huilend en omhelzend."

XCDe volgende dag al stroomden talrijke Chinezen en Indonesiërs naar het kamp om er, sommigen in tranen, levensmiddelen aan de deerlijk vermagerde krijgsgevangenen uit te reiken.

XCHetzelfde verschijnsel deed zich in Aik Pamienke voor, waar de eerste reactie op het bericht dat Japan had gecapituleerd, 'opvallend kalm' was ('geen gejuich, alleen gesnik')."

XC'Vrede!!! Vrede!!! 24 augustus Vrede!!! Ik kan haast niet', schreef T. van Eyk-van Velsen in haar dagboek,

XC'ik kan het haast niet opschrijven, het is eindelijk vrede, de oorlog is afgelopen. Ik ben lam geslagen en kan het haast niet geloven. Een uur geleden is het kamphoofd ons de vrede bekend komen maken. Iedereen in de war, huilt, lacht en we zijn nerveus. Opeens zie je overaloranje dragen en hangen. Waar het vandaan komt, snap je niet. Het Wilhelmus werd gezongen. Ik kan haast niet meer. Juichen kan ik niet, loop als verdwaasd langs het prikkeldraad en een zuster neemt mij bij de arm en zegt dat de oorlog voorbij is. Ik schrijf dit we], maar begrijp het nog niet goed. Ik juich nog niet, eerst weten of mij n man nog in leven is en wanneer zal ik dat horen ?'3

XCSommigen kregen onmiddellijk zekerheid: één dag later konden vaders, uit Siringoringo afkomstig, met ontroering hun vrouwen kinderen weer in de armen sluiten. Hier ook kwam Sisselaar op de 27ste of 28ste meedelen dat men voorlopig in het kamp moest blijven, 'in verband met onze veiligheid', vernam een der uit Siringoringo aangekomen mannen ('binnenkort zullen Britse troepen landen en dan zullen we verder horen wat er gaat gebeuren').' Met diezelfde mededelingen ging Sisselaar naar Siringoringo - 'breed lachend', aldus Leffelaar, 'kwam hij binnen, links en rechts handen gevend. Maar onder zijn bravour ging een ontroeringJ. J.

I H. L. Leffelaar: (1959), p. 177-78. 2 Dagboek van Toeter- Teunisse (IC, dagboek 79), Uittreksel, p. 9. 3 T. van Eyk-van Velsen: (1983), p. 152. 4 van de Velde: 1928-1949 (1982), p. 121.

533 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XC Sumatra rood: plaatsen, genoemd in verband met de Rapioi-operaties. Ook het tracé van de Pakanbaroe-spooru/eg is in rood aangegeven.

534 [PDF]
'JEZUS, WAT ZIEN JULLIE ERUIT!'

schuil, die hem steeds maar hetzelfde deed zeggen: 'Jezus, wat zien jullie eruit, god-nog-aan-toe wat zien jullie er uit!"1

XCSisselaar gaf de ligging van Siringoringo en Aik Pamienke onmiddellijk naar Ceylon door - boven eerstgenoemd kamp werden de eerste pakketten op 3 I augustus, Koninginnedag, afgeworpen; 'velen', zo schreef later de ex-hoofdredacteur van de Deli Courant W. S. B. Klooster ('Willem Brandt'), 'wordt de aandoening te machtig. Eindelijk, eindelijk. Iemand sterft onder de Nederlandse vlag op het midden plein aan een hartaanval.' 2

XCVan de krijgsgevangenenkampen aan de Pakanbaroe-spoorweg weten wij slechts dat in kamp II, het kamp waarin de zieke krijgsgevangenen waren opgenomen, enkele dagen na de r yde augustus (de dag waarop de spoorweg, welks aanleg aan ca. zeventienduizend romoesjds en bijna zevenhonderd krijgsgevangenen het leven had gekost, voltooid was) geruchten de ronde gingen doen dat Japan had gecapituleerd. Op de zoste zag men er dat het gehele kamparchief door de Japanse staf werd verbrand (dat is ook elders geschied). Pas op de zaste gaf de Japanse kampcommandant toe, dat de oorlog ten einde was - hij zei althans dat er een wapenstilstand was. Een Japans muziekkorps verscheen en speelde het Wilhelmus en het God save the King de Japanners, aldus later een Nederlandse officier van gezondheid, 'waren omgeslagen als een blad aan de boom. Van de meest wrede sadisten werden ze tot serviele dienaars.') Niet veel dagen later arriveerde Captain Lodge - hij droeg er zorg voor dat Geallieerde bommenwerpers verschenen die bij alle kampen aan de spoorweg voorraden gingen afwerpen, waarbij overigens de eerste zending die bij kamp I terechtkwam, slechts maandverband bleek te bevatten."

XCEvenals de interneringskampen Siringoringo en Aik Pamienke waren de krijgsgevangenenkampen aan de Pakanbaroe-spoorweg de Geallieerden onbekend geweest (Lodge had ze weten te vinden doordat hij er op de eerste Japanse post die hij na het bericht van Japans capitulatie bezocht, inlichtingen over had gekregen) - het was Major Jacobs die met zijn uitJ.

I H. L. Leffelaar. p. 181. 2 Willem Brandt: p.2II. 3 M. Kingma, aangehaald in H. Hovinga: 1944-1945. (1982), p. 266. 4 Het hadden scheerapparaten moeten zijn - die werden bij een van de vrouwen en kinderkampen afgeworpen.

535 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

een Nederlandse sergeant, een Chinees en twee Australische marconisten bestaande partyals eerste in opdracht van het RapUli-hoofdkwartier op zoek ging naar volledige gegevens. Na Sisselaar bezocht ook hij Siringoringo en Aik Pamienke - vervolgens slaagde hij er in, van de Japanners in Medan een klein vliegtuig los te krijgen dat hem naar het Japanse hoofdkwartier in Fort de Kock bracht. Daar liet de Japanse opperbevelhebber op Sumatra, luitenant-generaal Moritako Tanabe, twee flesjes coca-cola aanrukken ('de laatste twee flesjes op het eiland', zei hij, 'voor een bijzondere gelegenheid bewaard") om op het einde van de oorlog te klinken. Hier kreeg Jacobs een volledig overzicht van de ligging van alle krijgsgevangenenen interneringskampen op Sumatra en van de aantallen gevangenen die er zich volgens de japanse adrninistratie bevonden. Alle gegevens seinde hij door naar het Raptlli-hoofdkwartier en zulks leidde er toe (wij vermeldden dat al) dat bij Padang, Pakanbaroe, Bangkinang, Palembang en Loeboeklinggau Rapu/i-parties werden afgeworpen. Het ontging Jacobs niet, dat op Sumatra sprake was van een toenemende nationalistische agitatie - hij achtte de situatie waarbij de krijgsgevangenen en geïnterneerden zich in ver van elkaar verwijderde, nogal geïsoleerde oorden bevonden, riskant en zette door dat zij in drie plaatsen werden geconcentreerd: in Medan (daar vorderde Jacobs een wat afgelegen stadswijk, die door de Indonesiërs die er woonden, moest worden ontruimd), Padang en Palembang. Die eencentratie nam enkele weken in beslag - uit Siringoringo en Aik Pamienke bijvoorbeeld vertrokken de eerste groepen pas begin oktober; ten behoeve van de afvoer van de Britse en Australische krijgsgevangenen verschenen daarentegen de eerste schepen al in de tweede helft van september. De enige Nederlanders en Indische Nederlanders die in die fase werden geëvacueerd, waren enkele honderden zieken die uit de Pakanbaroe-kampen naar Singapore werden overgebracht.

XCDit alles betekende dat nagenoeg alle Nederlanders en Indische N ederlanders onder de krijgsgevangenen en geïnterneerden de eerste anderhalve maand na Japans capitulatie in de kampen doorbrachten, waar zij zelf zozeer hadden geleden-en velen hadden zien sterven. Hun situatie was verbeterd: de druk die van de Japanners uitging, was weggevallen, de ergste materiële noden waren gelenigd, men kreeg weer nieuws uit de buitenwereld en vooralook: er kwamen inlichtingen binnen over diegenen die naar punten elders op Sumatra of die buiten Sumatra waren

XCI G. F. Jacobs: Wedloop met de moesson. Verslag van een reddingsoperatie op Sumatra (1982), P·9I.

536 [PDF]
MAJOOR JACOBS

afgevoerd. Was dit alles de vrijheid waar men drie-en-een-half jaar lang naar had uitgezien? Geenszins. De vreugde over het einde van de oorlog duurde maar kort - nieuwe zorgen dienden zich aan. Bovendien vielover veler bestaan de zware schaduw van het verdriet over het verlies van diegenen, met wie men na de oorlog een nieuw leven had willen opbouwen. In het vrouwenen kinderkamp Aik Pamienke (hetzelfde zal ook wel elders zijn gebeurd) werd elke dag op een vast uur bekendgemaakt, welke mannen aan de Birma-spoorweg waren bezweken. Elke dag steeg dan de spanning tot een haast ondragelijke hoogte - elke dag werd de dodenlij st langer.

XCBehalve Japan en Mandsjoerije waren er nog drie gebieden waar zich louter of bijna uitsluitend krijgsgevangenen bevonden en geen of bijna geen uit Indië afkomstige geïnterneerden: het eiland Singapore', Thailand en Frans-Indo-China. Van de krijgsgevangenen hadden de meesten moeten zwoegen bij de aanleg van de Birma-spoorweg.

XCOp het eiland Singapore kregen de krijgsgevangenen, onder hen ca. tweeduizend Nederlanders, kort na Japans capitulatie meer voedsel uitgereikt en hier werden ook de Rode Kruis-pakketten uitgedeeld welke door de Japanners achtergehouden waren; elke krijgsgevangene kreeg er o.m. negen Amerikaanse sigaretten uit ('na een paar trekjes is het', aldus een der bevrijden, 'of ze j e met een hamer op j e kop slaan"), Hier kwamen voorts op 30 augustus de eerste Britse parachutisten aan: medisch personeel en enkele troepenofficieren. 'Op de j r ste', zo tekende F. B. Nijon aan,

XC'valt er van alles uit de lucht, medicamenten,food-supplies. De nieuwaangekomen parachutisten laten zich niets welgevallen. Onbeleefdheden van de jappen worden met straffe hand de kop ingedrukt. Luxe-auto's van japanse officieren worden gerequireerd. Het is werkelijk een machtige vertoning. De japanse wacht staat met houten geweertjes op post Het getij is gekeerd. Eindelijk!"

I Hier bevond zich een klein aantal geïnterneerden uit Indië: Europeanen die uit de Riouw-archipel naar Singapore waren gebracht. 2 Th. Min: (I979), p. 220. 'F. B. Nijon: Dagboekaantekening, 3I aug. 1945, in zijn brief d.d. 4 dec. I984·

537 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCMaar ook hier waren het aanvankelijk slechts Britse, Australische en Amerikaanse ex-krijgsgevangenen die aan boord konden gaan van de repatriëringsschepen. Niet anders was het in Thailand en Frans-IndeChina, waar zich ten tijde van japans capitulatie resp. een-en-dertighonderd en ruim elfduizend Knil-krijgsgevangenen bevonden. Tot de groep in Thailand behoorden ca. duizend Knil-officieren die met de officieren van andere nationaliteit (en een paar honderd minderen voor de corveeen) in een apart kamp in Kanchanaburi, enkele honderden kilometers ten westen van Bangkok (zie kaart VI op de pag.'s 80-8r) opgesloten waren. In dat kamp werd japans capitulatie eerder meegedeeld dan elders, al op de r6de augustus. Vele krijgsgevangenen alsook romcesja's waren op dat moment nog werkzaam bij het onderhoud van de Birma-spoorweg - hun natuurlijke neiging was om na japans capitulatie overal het werk neer te leggen. De spoorweg moest evenwel in bedrijf blijven juist om het vervoer van de bevrij den naar Bangkok mogelijk te maken. Hierin slaagde een Knil-officier, ir. K. Warmenhoven, die een spoorwegdeskundige was en die voor het in bedrijf houden van de Birma-spoorweg het kamp Kanchanaburi had verlaten. Op de meeste plaatsen in Thailand verliep het ontwapenen van de japanners ordelijk - ernstige ongeregeldheden (wij komen er nog op terug) deden zich slechts in Frans-Indo-China, n1. in en om Saigon voor, waar de Vietminh op 2 september de Republiek Vietnam uitriep.

XCUit Saigon begon de afvoer van de aanwezige Amerikanen op 7 september en die van de Britten en Australiërs begon uit Bangkok korte tijd later. Veel te langzaam, vonden de betrokkenen - zij beschouwden het begrip Rapu/i als de afkorting van heel andere dan de oorspronkelijke woorden: 'Retain Allied Prisoners oj War Indefinitely' ('Houd Geallieerde krijgsgevangenen voor onbepaalde tijd vast'). Nu, die nieuwe uitleg van het begrip' kan geen groep sterker aangesproken hebben dan de Knilkrijgsgevangenen: de eersten hunner zouden zich pas in december '45 kunnen inschepen en de laatsten pas volle tien maanden later, in oktober '46. Vermelding verdient dat ca.vierduizendvijfhonderd van java afkomstige vrouwen en kinderen zich in januari '46 bij hen hadden kunnen voegen.

XCI Er zijn er méér geweest. Op Java heette het dat Rap u/i de afkorting was van: 'Recover

538 [PDF]
CELEBES

Ook over Celebes kunnen wij kort zijn.

XCDe vrouwen en kinderen onder de geïnterneerden bleven aanvankelijk in het kamp Kampili bij Makassar maar de ca. driehonderd mannen en oudere jongens die zich ver benoorden Makassar in een, in een ravijn gelegen, somber kamp bevonden, werden na de aankondiging van de capitulatie (Japanse bewakers stonden er bij te huilen) onder bewaking naar Makassar gevoerd. 'Als bij toverslag' waren de japanners, aldus later een der ex-geïnterneerden, 'van vaak wrede, onredelijke bruten en dwazen, dom-vriendelijke mensen' geworden. 'Niemand maakte een fout in zijn nieuwe rol." De hoogste bestuursambtenaren onder de geïnterneerden werden eerst bij de commandant van het japanse garnizoen te Makassar, vervolgens bij de admiraal die de hoogste gezagsdrager was in de Grote Oost, te dineren gevraagd.

XCDe krijgsgevangenen in het kamp te Makassar kregen al op de róde augustus te horen dat de oorlog ten einde was. Zij werden door de japanners bijeengeroepen die hun meedeelden dat er niet meer gevochten werd en dat niet meer buiten het kamp gewerkt behoefde te worden. De japanners, aldus een luitenant van de mariniers, 'waren opeens niet verschrikkelijk meer, niet wreed en niet bloeddorstig. Het waren lelijke, kleine, beteuterde mannetjes, meer niet." Daarentegen werden de uit de Molukken afkomstige krijgsgevangenen die op het eiland Moena achtergebleven waren (zie kaart IV op pag. 61), naar Makassar gevoerd zonder dat hun iets over japans capitulatie werd meegedeeld - daarvan kregen zij pas kennis toen zij, de laatsten op 4 september, in Makassar arriveerden.

XCGaan wij nu naar java, dan willen wij er aan herinneren dat veruit de meeste krijgsgevangenen van dat eiland afgevoerd waren; omstreeks vijf-en-dertighonderd waren er achtergebleven (onder wie ca. vijftienhonderd Nederlanders en Indische Nederlanders), een grote groep in Bandoeng, een kleine in Batavia. Van japanse zijde werd hun aanvankelijk niets over het einde van de oorlog gezegd maar zij hoorden daar al van in de nacht van de r yde op de röde, doordat via de verborgen radio's berichten waren ontvangen. Bij het ochtend-appèl van de rode was aanJ.J.

I Prins: 'Rondom de Japanse capitulatie in Celebes', p. 6. 2 Aangehaald in H. W. Veenstra: 1943-1945 (1982), p. p8.

539 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

de Japanners niets te merken - wèl werden de corveeën buiten de karnpen onmiddellijk beëindigd. Pas op de z rste kregen de krijgsgevangenen officiële mededelingen over het einde van de oorlog. In het grootste kamp te Bandoeng werd toen, aldus later een ex-krijgsgevangene, 'een driekleur gehesen en schor het Wilhelmus gezongen. De Japanse commandant kwam er op af met een pistool in de hand. Hij haalde de vlag neer en verscheurde ze. Niemand reageerde'! - de Japanners waren nog de baas. Ongeveer een week later werden aan de officieren de spaarsaldo's keurig uitbetaald: 'allemaal papiergeld', zo berichtte ons een officier van het Knil, 'zo een schoenendoos vol in omvang; die doos had ik natuurlijk niet; wel twee handen om de bundels aan te nemen. Ik vernam dat de berekening nog klopte ook.' Het was 'een prettige verrassing; een opkikkertje dat je best kon gebruiken? - dat laatste ook daarom omdat van de Geallieerden niet méér werd gemerkt dan dat er strooibiljetten (van de Rapwi) neerkwamen; de daarin voorkomende instructie dat men voorlopig in de kampen moest blijven, stemde overeen met wat dienaangaande door Radio Melbourne werd omgeroepen. Nadien werd ook hier bij de kampen in grote letters de aanduiding PW (Prisoners of War) aangebracht, welke letters evenwel spoedig de aanduiding heetten te zijn voor heel andere woorden: 'Poosje Wachten'. Hoogst irriterend was dat. Wel was de druk weggevallen en ook was weer correspondentie met krijgsgevangenen en geïnterneerden elders op Java mogelijk, maar dat laatste deed extra schrijnend gevoelen dat men, al was men dan 'bevrijd', niet kon staan of gaan waar men wenste.

XCNiet anders was het in de interneringskampen, ten aanzien van welke de Japanners in de jaren '44 en '45 bepaalde eoncentraties hadden uitgevoerd. Alle kleine vrouwenen kinderkampen waren opgeheven. De meeste vrouwen en kinderen van Oost- en Midden-Java en sommigen van West-Java zaten opgesloten in kampen te Semarang, Ambarawa en Banjoebiroe (zie voor alle plaatsen op Java die wij noemen, kaart III op de pag.'s 58-59), de meeste vrouwen en kinderen van West-Java in kampen in en bij Batavia. Dan waren de mannen van zestig jaar en ouder en de jongens van tien jaar en ouder uit de vrouwen- en kinderkampen gehaald en samen met vele chronische patiënten en ernstig zieken op Midden-Java in aparte karnpen te Ambarawa samengebracht - chronische patiënten en zwaar zieken op West-Java ook in ziekenkampen bij Batavia. De meeste mannen en jongens waren evenwel weggehaald van de kust,J.

I Brief, II febr. 1986, van H. Wolters. 2 Brief, 22 april 1985, van C. A. Heshusius.

540 [PDF]
JAVA

waar door de Japanners 'Geallieerde landingen werden verwacht, en opgesloten in kampen te Bandoeng en Tjirnahi. Daar, in Tjimahi, bevond zich in een apart kamp, Baros III, de groep van de z.g. prominenten: de bestuursambtenaren met de rang van assistent-resident of hoger alsmede andere vooraanstaanden uit de samenleving. Als gevolg van de concentraties waren al die karnpen buitensporig vol geraakt. Vervuilde complexen waren het, waar men het miniem-kleine hoekje dat men had weten te behouden, weer met nieuwgekomenen had moeten delen. Honger en dorst werd er geleden, goede kleding en goed schoeisel waren er niet meer en mede door het vrijwel totaal gebrek aan medicamenten waren de sterftecijfers vooral in '45 angstwekkend hoog opgelopen - vermoedelijk (preciese cijfers zijn niet bekend) waren ten tijde van Japans capitulatie nog ca. twee-en-twintigduizend mannen, ca. drie-entwintigduizend vrouwen en ca. twee-en-twintigduizend kinderen in leven. Men moest ook, naast de in veelopzichten zware arbeid die voor de instandhouding van de kampen verricht moest worden, werken voor de Japanners: in de vrouwenen kinderkampen binnen de kampomheining, de kawat (o.m. allerlei geestdodend naaiwerk), in de mannenkampen ook wel daarbuiten; mannen uit de karnpen te Bandoeng en Tjimahi moesten bijvoorbeeld van beginjuli '45 af op de Bandoengse hoogvlakte (dáár wilden de Japanners hun laatste verzet bieden) een nieuwe spoorlijn aanleggen.

XCIn al die interneringskampen nu werd op de r yde augustus en de eerstvolgende dagen door de Japanners niets gezegd over de capitulatie van hun land, wel deden al op de 1 yde geruchten de ronde dat de oorlog afgelopen was. Trouwens, in vele karnpen werden spoedig na de r yde opeens de rantsoenen verhoogd en in sommige ook kleding en dekens uitgereikt. Op de rçde werd daarbij in het grootste mannen-interneringskamp te Bandoeng namens de Japanse kampcommandant door de kampleiding meegedeeld: 'De oorlog is ten einde, wij zijn nu geen vijanden meer' - de geïnterneerden mochten op de zoste samenkomen teneinde door het zingen van het Wilhelmus hun bevrijding te vieren; het volkslied mocht echter niet te luid worden gezongen, teneinde, aldus de kampleiding, 'de Japanse militairen niet te irriteren." Er waren, schreef een der geïnterneerden, Rudy Verheem,

XC'geen tranen, geen betogingen, de vreugde was dof, gereserveerd. Er heersteJ.54

I W. de Roever: p. 367.

541 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

apathie en angst voor wat te wachten stond ... Alles was te kapot, te veel veranderd ... Hier en daar een klank over opbouw, maar dit waren slechts enkele stemmen in deze chaos. Door elkaar geworpen was alles en iedereen, de meesten waren honderden, duizenden mijlen ver van hun woonplaats, bezit was er niet meer. En dan de doden, wie leefde nog en waar?"

XCOp 2I augustus werd, zoals eerder vermeld, op java door het japans militair bestuur officieel bekendgemaakt dat japan de strijd had gestaakt - nadien duurde het in de meeste karnpen toch nog één of twee dagen voordat zulks door of namens de japanse kampcommandanten aan de geïnterneerden werd meegedeeld (die mededeling bleef in minstens één kamp, het Halmaheira-kamp te Semarang, achterwege) - de japanners deden ook weten dat Indisch-Nederlandse vrouwen (ruim drieduizend) en vrouwen van neutrale nationaliteit met hun kinderen de kampen mochten verlaten. In bijna elk kamp vonden samenkomsten plaats. 'We staan', aldus in een van de Ambarawa-kampen H. Helfferich-Koch,

XC'in de gelukkige, opgewonden menigte. Het Wilhelmus klinkt voor het eerst binnen de kawat van het kamp. We zingen het zo luid als we kunnen. Al klinkt het niet mooi met onze schorre stemmen. Maar misschien is op Java nog nooit met zoveel vuur en ontroering gezongen. 'Mijn schild ende betrouwen, zijt Gij, a God, mijn Heer.' God zij gedankt, het is wáár.?

XCMaar de bevrijders - waar bleven zij? Het eerste dat men van hen merkte, waren de vliegtuigen die de eerder vermelde strooibilj etten afwierpen - toestellen waren het van het 321 th squadron op de Cocoseilanden, Nederlandse bommenwerpers. 'Het rood, wit en blauw', aldus in het Lampersari-kamp te Semarang Carla van Berkurn,

XC'stak zo prachtig af tegen het donker. En telkens weer, telkens weer komen ze terug. 0, het was een moment om nooit te vergeten. Geweldig! We stonden te schreeuwen, te zwaaien, te dansen en te gillen. We wisten van vreugde niet meer wat we doen zouden."

XCUit de strooibiljetten vernam men dat men voorlopig de karnperi niet moest verlaten - intussen waren, afgezien nog van de Indisch-Neder54

I Rudy Verheem : P.73-74. 2 H. Helfferich-Koch: (I981), p. 218. 'Carla Ver meer-van Berkurn: '44-'45. (1980), p. J84.

542 [PDF]
NIEUWE RODE KRUIS-ORGANISATIE

landse vrouwen en kinderen en de vrouwen en kinderen van neutrale nationaliteit, ook anderen al weggetrokken, zonder verlof dus. Jongens waren naar de kampen gegaan waar hun moeder was, mannen naar die waar zich hun vrouwen jonge kinderen bevonden ('en onze jonge kinderen, die nog nooit mannen gezien hadden, snuffelden', aldus de schrijfster Beb Vuyk, 'aan hen als jonge honden").

XCTot dat wegtrekken waren vooralook diegenen overgegaan die in '42 en '43 eerst met verlof van de Japanners, later veelal clandestien, hun krachten gegeven hadden aan het werk van de hulporganisaties. Zij beseften dat nu onmiddellijk hulp van node was, vooralook dat een einde moest worden gemaakt aan de onzekerheid ten aanzien van het lot van gezins- en familieleden, waarin zovelen verkeerden. Een natuurlijke taak voor een Rode Kruis-organisatie! De gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis op Java, de Zwitserse consul-generaal te Batavia, trok wel naar een aantal kampen toe om er verbeteringen te bepleiten, maar hij besefte niet dat een geheel nieuwe organisatie nodig was - het waren Nederlanders, uit de karnpen weggetrokken, die deze gingen opbouwen; vooral A. Gutwirth, die in '42 en '43 in Batavia zo een grote rol had gespeeld in het Gemeentelijk Europees Steun-Comité, gaf zich daar, samen met prof. mr. W. F. Wertheim die zijn interneringskamp had verlaten en als Gutwirths secretaris optrad, veel moeite voor. Het wasdat geïmproviseerde Rode Kruis dat de gegevens van de naamlijsten die in de karnpen al voor de ontvangst van de Geallieerde strooibiljetten waren aangelegd, centraliseerde en ging doorgeven. Trouwens, ook postverkeer werd spoedig door de Japanners toegestaan, zodat diegenen die wisten waar zich gezins- en familieleden bevonden (dat was meestal niet bekend), met dezen contact konden opnemen. Maar al te vaak waren de berichten die binnenkwamen, overlijdensberichten en dan speelden zich bij de ontvangst daarvan hartverscheurende tonelen af. Trouwens, de meesten van de vrouwen wier man of zoon krijgsgevangene was, hoorden niets - die man of zoon was immers van Java weggevoerd. 'Alleen horen we', zo tekende een van die vrouwen vier weken na Japans capitulatie in haar dagboek aan,

XC'steeds meer verontrustende verhalen en hoge sterftecijfers, maar geen namen, geen lijsten. Het is bijna niet meer uit te houden. Het werkt ons allemaal op de zenuwen Ik kan nergens meer rust vinden."

I Beb Vuyk: 'Boerderij Makassar', p. 3 (IC, 81277). 2 L. van Ernpel in G. Boissevain en L. van Empel: (I98r), p. 281 (r j sept. 1945)·

543 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCDaar kwam nog bij dat, zo er al meer voedsel ter beschikking kwam, ten dele doordat de japanners hun eigen voorraden aanspraken, ten dele als gevolg van het afwerpen van reliif-goederen, de hygiënische omstandigheden in de kampen niet verbeterden. Wel werden uit sommige ziekenkampen de ernstigste patiënten naar hotels en ziekenhuizen overgebracht (naar een van de ziekenhuizen te Batavia begin september ongeveer vijftig, van wie binnen twee weken een-en-dertig overleden), maar verplaatsingen op grote schaal waren niet mogelijk. 'Hygiënisch is', schreef Beb Vuyk over de toestand in het interneringskamp Kampong Makassar (tussen Batavia en Buitenzorg gelegen),

XC'de situatie wanhopig, miljoenen luizen in de bamboes van de britsen en wanden, kakkerlakken en pissebedden, ratten zo groot als katten met lange veterdunne staarten, ratten even uitgemergeld als wij zelf zijn. De vloer van aangestampte aarde kan niet gedweild worden. In de regentijd wordt ze vochtig eerst en dan modderig; op sommige plaatsen vormt zich tijdens de bui een kleine snelle kali dwars in de hut. De wc's zijn kleine hokken boven een open goot. Velen van ons kunnen niet meer hurken door de spierverlammingen van de beri-beri. In de badkamer plassen vier stralen water in vier grote tonnen, wat op de uren dat de meesten willen baden, nog niet voldoende is. Wij staan er met twintig of dertig anderen omheen en gieten met een bakje het water over ons uit"

XCwel te verstaan: dit is een beschrijving van Kampong Makassar niet tijdens de japanse bezetting maar vier weken na japans capitulatie.

XCDaar voegen wij nog aan toe dat op dat moment de Nederlanders en Indische Nederlanders die wegens reële of vermeende verzetsdaden tot gevangenisstraf waren veroordeeld, nog steeds in de desbetreffende gevangenissen opgesloten zaten.

Houding der Indonesiërs

XC

XCWat merkten diegenen die de kampen niet mochten verlaten, van de houding der andere bevolkingsgroepen?

XCWat aan gegevens beschikbaar is, is gelijkluidend.

XCBuiten de kampen was de nood waarin de krijgsgevangenen en geïnterneerden hadden verkeerd, heel wel bekend - het gevolg was dat soms van de r yde of rede augustus af, elders in elk geval van de dag af waarop

XC, Beb Vuyk: 'Boerderij Makassar', p. I.

544 [PDF]
BOUWERS DAGAANTEKENINGEN

de Japanners op Java en in de Buitengewesten hun nederlaag hadden toegegeven, velen naar de kampen toetrokken, hetzij om er handel te drijven, hetzij om aan de opgeslotenen levensmiddelen of versnaperingen te brengen. Dat deden niet alleen Chinezen maar ook Indonesiërs en onder die laatsten waren talrijken die onmiddellijk weer in contact wilden komen met Nederlanders of Indische Nederlanders, bij wie zij in dienst waren geweest. Van animositeit jegens die Nederlanders of Indische Nederlanders was geen sprake, ook niet jegens de grote groep Indische Nederlanders op Java die tijdens de Japanse bezetting niet geïnterneerd was geweest.

XCIn ons vorige deel hebben wij met betrekking tot Java ruim gebruik gemaakt van de dagboek-aantekeningen van de in Bandoeng ondergedoken Nederlandse journalist J. B. Bouwer - uit zijn door hun gedetailleerdheid bij uitstek waardevolle notities uit de eerste twee weken na Japans capitulatie willen wij nu het volgende citeren 1 :

XC'18 augustus Ir. Soekarno is 'gekozen' tot 'President van de Republiek Indonesië'. Drs. Mohammed Hatta is 'Vice-President' geworden. Deze verkiezingen zijn nog steeds een uitvloeisel van de werkzaamheden van de door de Japanners benoemde 'Commissie van Voorbereiding'. Ondanks hun capitulatie, ondanks het Geallieerde bevel om 'rust en orde te handhaven', gaan de Japanners hun gang. Zij staan achter Soekarno c.s.

XC. . . De bevolking in al haar geledingen voelt, wat er gebeuren gaat. In de Chinezenwijk zijn burgerwachten gevormd. Op verscheidene kantoren, waar de Indonesische employés er prijs op stellen, de gebouwen ordelijk aan de Geallieerden over te ·geven, zijn bewakingsploegen tegen rampokkers gevormd. De komende paar dagen zullen beslissend zijn voor het lot van dit arme volk. De Nationalistische 'staatsgreep' is door de 'benoemingen' van Soekarno en Hatta onvermijdelijk geworden. De Japanners hebben hun de vrije hand gelaten. De teugels zijn gevierd en kunnen niet meer gegrepen worden. Hoe lang de Japanners dit spelletje zullen kunnen spelen, hangt voornamelijk af van de vraag, hoe snel de her-bezettingstroepen hier kunnen zijn. Het is van het hoogste belang dat de Geallieerde autoriteiten (en vooral de Nederlands-Indische regering in Brisbane) ten spoedigste worden ingelicht omtrent datgene, wat zich hier afspeelt. Het volk staat nog niet achter Soekarno c.s. Het volk is niet anti-Nederlands. De fanatici moeten niet de gelegenheid krijgen, het nu nog tegen de Nederlanders te organiseren. Als de her-bezetting lang op zich laat wachten, als er niet spoedig troepen (veel troepen) komen (niet om het Indonesische I/alk te onderdrukken, doch om het te vrijwaren tegen de willekeur van zijn z.g. 'leiders'! i), gaat het hier mis. Als er vandaag Nederlandse troepen op Java zouden landen, zouden zij metJ.

I B. Bouwer: 'Dagboek', p. 367-85.

545 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

het 'Wilhelmus' worden begroet. Vandaag kan Java (bij wijze van spreken) per telefoon van de Japanners worden overgenomen. Over enige weken staat dit eiland in brand ... Over enige weken zal een 'nationalistische' terreur de plaats van de Japanse terreur hebben ingenomen, land en volk moeten worden gered. Dat de Nederlands-Indische autoriteiten in Brisbane dit inzien!! Het Nederlandse gezagsapparaat is hier op Java aanwezig. In de kampen te Tjimahi zitten vrijwel alle hoge Nederlands-Indische ambtenaren, die ondanks jarenlange moedwillige uithongering, nog capabel zijn om voorlopig het bewind in handen te nemen. Plannen zijn uitgewerkt, maatregelen zijn ontworpen, taken zijn vastgesteld. De Nederlanders hier zijn gereed om het bestuur nu over te nemen. De bevolking verwacht dat ook en is bereid de Nederlandse leiding voorlopig te aanvaarden. Er is nu nog tijd ...

XC19 augustus - Soekarno en zijn volgelingen hebben de vaan van de opstand gehesen! Speciale bulletins meldden vanmiddag de uitroeping van de 'Republiek Indonesië' met Soekarno als 'President' en Hatta als 'Vice-President'. De uitroeping van de 'Republiek' heeft onder het volk meer schrik, verbazing en angst dan vreugde en enthousiasme gebracht. Evenals de Europeanen voelt het zich onbehaaglijk. Het weet niet, waar het aan toe is, wie nu de meesters zijn: hun z.g. 'leiders', de Japanners of de Hollanders.

XCWat de houding van de wettige Nederlands-Indische Regering dient te zijn, is voor ons (Nederlanders en andere Europeanen) aan geen twijfelonderhevig. In de eerste plaats dienen (ik herhaal het) zo spoedig mogelijk bezettingstroepen aan land gezet te worden om rust en orde te handhaven en (waar nodig) te herstellen. Indien dat om de een of andere technische reden onmogelijk is, moeten in de eerstkomende dagen Geallieerde vliegtuigen boven het eiland verschijnen, Geen zwakheid, geen halfheid. Het volk verwacht niets anders. Het vraagt krachtdadig optreden (dat door de meesten begrepen zal worden) en geen consideratie. Daarna moet met voortvarendheid gewerkt worden aan de zo broodnodige toenadering tussen Indonesiërs en Hollanders en aan het herstel van het zwaargeschokte Nederlandse prestige. Tenslotte: besprekingen met Indonesische vertegenwoordigers uit alle delen van het land en uit alle lagen der bevolking over de nieuwe status van deze gewesten, overeenkomstig daartoe reeds gedane beloften. Totdat bovengenoemde maatregelen kunnen worden genomen: order aan de Japanse autoriteiten om in contact te treden met de hoge Nederlands-Indische ambtenaren in de kampen teneinde overname van het burgerbestuur te regelen, plaatsing van het Japanse leger onder bevel van de Nederlandse autoriteiten, terugkeer van ambtenaren naar hun posten, overname van politie, herbewapening van krijgsgevangenen uit Japanse wapenvoorraden, gebruik maken van de goede gezindheid der bevolking en de onderdanigheid van de Japanners, openzetten der karnpen. Alleen op deze wijze kan nog iets uit deze chaos gered worden.

XC20 al/gustlls - De Japanners hebben de Feta op vrij hardhandige wijze ontwapend. Officieren en manschappen zijn zonder vorm van proces naar huis gestuurd. In kazernes aanwezige voorraden zijn onder de buurtbevolking ver

546 [PDF]
BOUWERS DAGAANTEKENINGEN

deeld. Met tanks en overvalwagens, in volle oorlogsuitrusting en (naar het schijnt) voorbereid op tegenstand, verschenen Japanse troepen voor Peta en heiho-kazernes, bestormden de poorten en joegen de beduusde Indonesische soldaten de straat op met de woorden 'Peperanoan soedah habis, ba/eh poelany' ('De oorlog is voorbij, je mag naar huis'), hetgeen aan een Indonesische Peta officier in goed Nederlands de volgende ontboezeming ontlokte: 'Ja, de oorlog is voorbij en wij zijn zwaar belazerd'. De ruggesteun van de rebellie is hiermee dus weggeslagen . Er zijn opvallend weinig rood-witte vlaggen. Men beweert, dat de Japanners hebben verboden die uit te steken.

XCM'n Indonesische vriend Sjarif is met enige merkwaardige uitspraken van landgenoten over de 'Republiek' bij mij gekomen. Een groep Indonesiërs gelooft stellig, dat Soekarno, Hatta en Radjiman met de Geallieerden hebben geconfereerd en dat de 'Republiek' met volledige instemming van laatstgenoemden is uitgeroepen. Een andere groep redeneert nog naïever en denkt, dat hier sprake is van een met de Geallieerden overeengekomen schijnbeweging om rust en orde te handhaven. De fanatieke Indonesiërs zij n ontdaan over de ontbinding van de Peta, waardoor zij zich vernederd voelen. De overgrote meerderheid der semi-ontwikkelde Indonesiërs is het er over eens, dat zij voor de gek gehouden zijn. 'Het is een grote leugen', zeide een zekere Soemitro, employé van het Hoofdkantoor der Staatsspoorwegen, 'wat er in de proclamatie van Soekarno en Hatta staat. Er is onder het volk geen vreugde over de onafhartkelijkheidsverklaring. Het volk is absoluut niet verheugd. Het heeft van niets geweten en dit zeker niet verwacht.' Er zijn natuurlijk ook nationalisten, die zich nu grote heren voelen en zich als zodanig gedragen, doch zij zijn eerder uitzondering dan regel. .. In werkelijk intellectucle Indonesische kringen, waar men een bredere kijk op de zaken heeft, komt men er rond voor uit, dat men volkomen verbaasd staat. Men waarschuwt in die kringen tegen 'misplaatst enthousiasme', daar later de ontnuchtering (na de komst der Geallieerde troepen) des te groter zou zijn. 'Laten wij de realiteit niet uit het oog verliezen', zeide mr. Soewahjo, Chef Personele Zaken der SS, 'pas over een maand zalons duidelijk zijn wat er is gebeurd.' Men legt zich bij de aanstaande komst der Geallieerden volkomen neer. 21 augustus Hier en daar zijn al relletjes voorgekomen. Weinig vlaggen. Gering enthousiasme. Ik heb met verscheidene Inheemse handelaren die langs de deur kwamen, eens over hun leemerdekaan gesproken en hun gevraagd, hoe zij zich voelden. Een bami-verkoper zei: "Masa! Kemerdekadn! Boeat sepoeloeh harisadja .. .' ('Ach meneer! Onafhankelijkheid! Die duurt ook maar een dag of tien .. .'). Een handelaar in borstelwerk deed een stap achteruit, maakte een hopeloos gebaar in de richting van zijn gelapte kleren en zei: "Kemerdeleadnl Lihat sadja, toean. ('Vrijheid! Kijk maar eens, meneer .. .')

XC22 augustus Taal noch teken van Nederlandse zijde. Slappe kletskoek via de Australische Radio. Herhaling van het bericht, dat Japan gecapituleerd heeft. De bevolking begrijpt dit niet. Zij wacht, gelijk wij wachten. Zij helpt de Europeanen

547 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

waar zij kan. Bedienden zoeken vroegere toean en njonja in de kampen op, brengen levensmiddelen, lenen geld aan mevrouw of meneer, brengen persoonlijke bezittingen die zij al die jaren voor mevrouwen meneer hebben bewaard, tot die weer zouden terugkomen. Er is overal hulpvaardigheid van de zijde der bevolking.

XCMaar de bevolking wil nu eens iets zien, waaruit blijkt dat de Japanners de oorlog verloren hebben, waarop zij haar vertrouwen baseren of hernieuwen kan. De Nederlands-Indische regering blijft in gebreke. En is er dan van de Nederlandse luchtmacht geen enkel vliegtuig dat eens naar Java kan worden gestuurd? Kan een beetje vlagvertoon er niet af? Zijn er geen voorraden aangelegd, waarvan per vliegtuig in de steden iets zou kunnen worden gedistribueerd? Laten wij Soekarno c.s. zijn gang gaan? Het heeft er waarachtig alle schijn van .

XC. . . 25 augustus Steeds meer krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden ontsnappen. De commandant der kampen ... heeft de burgerij dan ook dringend verzocht om zo weinig mogelijk in de buurt van de karnpen te komen. Hij vreest de mannen niet meer in bedwang te kunnen houden, terwijl hij door zijn orders gehouden is strenge maatregelen te nemen. Iedereen' loopt met grote oranje V's, leeuwtjes, kokardes etc. op. Daartussen zie je zo hier en daar wel eens een rood-wit nationalistisch speldje. Er is nog nergens gebleken dat dat niet samengaat.

XCDe Indonesische bevolking blijft kalm. Ook Soekarno heeft gewaarschuwd, 'dat het Japanse leger nog alle macht in handen heeft.' Hij riep het volk op om als één man achter zijn 'leiders' te staan en gedisciplineerd hun bevelen op te volgen. De oprichting van 'Nationale Cornité's' over geheel Indonesië is aangekondigd .

XC. . . 2 september Per trein naar Batavia. Zeven uren in een stampvolle tweedeklasse coupé, waar veel meer mensen in zaten en stonden dan er eigenlijk in konden. Uitsluitend Indonesiërs, Chinezen en Brits-Indiërs. Allergenoeglij kste reis. De enige taal, die wij allemaal spraken, was Maleis. De Indonesiërs deelden met mij het eten dat zij voor de lange reis hadden meegenomen. Als de trein aan een of ander station stopte, kocht ik vruchten. Een vraag op ieders lippen: 'Toean, wanneer komen de Belanda's (Hollanders) terug?' Ik heb gezegd, dat ik het niet wist en hun gevraagd om moed te houden.

XCIn Batavia, centrum van Nationalistische, anti-Nederlandse activiteit, kan ik als volbloed-Hollander gemakkelijk een karretje krijgen om mij naar een van te voren overeengekomen adres te rijden. Nergens vijandigheid, nergens bedreigingen.

XCDe treinreis: lege sawahs, braak liggende velden, omgekapte wouden welker bomen door de Japanners in de locomotieven opgestookt zijn, schamel geklede, vermagerde bevolking, mensen in jute-zakken, overdekt met tropische zweren, schaarse rood-witte vlaggen.

XCBatavia: minder verwaarloosd dan Bandoeng, ietwat betere wegen, bevolking

XC

548 [PDF]
BOUWERS DAGAANTEKENINGEN

meer opgewonden als gevolg van de nabijheid der nationalistische pressie en propaganda.'

XCIn zijn algemeenheid stemt dit beeld overeen met wat anderen over de eerste weken na de uitroeping van de Republiek Indonesië hebben bericht.

XCF. Hulscher, commissaris van politie te Soerabaja, werd op 30 augustus uit het interneringskamp te Bandoeng door de Japanners vrijgelaten - de avond tevoren had hij namens het hoofd van de Kenpeitai te Bandoeng de raad gekregen, Koninginnedag (3 I augustus) binnenshuis te vieren (dat advies is door de Indische Nederlanders te Bandoeng die niet geïnterneerd waren, opgevolgd). In Bandoeng was overigens 'van antiNederlandse houding', schreefhij eind '46 in zijn 'Verslag" ' ... nog niets te merken. Er woei geen rood-wit en "Merdeka' werd niet geroepen.' Op I september veroverde hij zich een plaats in een overvolle trein naar Soerabaja, 'in het algemeen keek men ons nieuwsgierig aan, terwijl een enkele pemoeda? soms wat blufferig deed.' In Soerabaja kreeg hij 111 ZIjn woning die hij weer betrok, meteen aanloop van kennissen,

XC'o.a. ook van Chinezen ... Van een openlijk demonstrerende Merdeka-beweging was toen geen sprake. De inhoud van dat woord ... had blijkbaar bij de grote massa nog geen ingang gevonden. Men begreep de betekenis ervan nog niet, integendeel, menige Indonesiër sprak er zelfs schamper over. Anderen stonden zeer sceptisch tegenover de Merdeka-idee ... Met de Indonesische jeugd van ca. zeventien tot ca. vijf-en-twintig jaar was het iets anders gesteld, hoewel van een gevoel van 'onafhankelijk zijn' uiterlijk nog niet veel merkbaar was.'

XCEen technisch expert bij de vroegere Dienst van Scheepvaart, die in Tjilatjap tewerk was gesteld, werd op 25 augustus naar Bandoeng op transport gesteld, begeleid door enkele Japanners. 'Deze reis', aldus zijn rapport",

XC'was een prachtreis. Waar de [leden van de] bevolking de Blanda's in de trein zagen, gaven zij ondubbelzinnig blijk van verheuging door gebaren van slamat", wuiven of duimen opsteken. Waar gestopt werd, heb ik met hen gesproken en overal was men blij dat de zaak nu weer snel in orde zou komen.'

XCHetzelfde kreeg drs. J. M. J. Morsink te merken die in de rang van

I F. Hulscher: 'Verslag' (rr dec. 1946) (ARA, Alg. Seer., Eerste zending, XXII, 726-35). 2 jongere 3 Tekst: p. 329. 4 groeten

549 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

assistent-resident werkzaam was geweest op het kantoor van de Adviseur Inlandse Zaken: hij reisde op 18 september v~n Tjimahi naar Bandoeng en op de rede vandaar naar Batavia en ondervond 'van bevolkingszijde niets dan hartelijkheid De vraag was veelal: 'Komen de Blanda's gauw terug?' En de toevoeging: 'Dan wordt alles weer goed."1

XCDeze berichten, weinige slechts (dat erkennen wij), vinden bevestiging in het relaas dat Sjahrir in zijn herinneringen heeft neergelegd. Hij ondernam, vermoedelijk in de laatste week van augustus en de eerste van september, een rondreis over Java. 'During the whole period', schrijft hij, 'the attitude toward the Dutch who gradually came out of the camps' (dat deden slechts weinigen, Sjahrir moet méér Europeanen ontmoet hebben die niet geïnterneerd waren geweest) 'was definitelv neutral if not friendly. I can certify this personally from the trip I made ... Quite often I was in a third-class railu/avcar with dozens of Indonesians and groups of Dutch people'? over incidenten had hij niets te berichten.

Mr. Spit eist het gezag op

XC

XCWat men in de krijgsgevangenenen interneringskampen merkte van de houding der Indonesiërs, droeg er toe bij dat velen de Republiek niet ernstig namen. Van wat zich op Java sinds de bezetting in politiek opzicht had afgespeeld, was maar heel weinig tot de kampbewoners doorgedrongen - van de meesten had het politieke denken een ontwikkeling doorgemaakt welke men autonoom mag noemen. Welke ontwikkeling? Dr. K. Posthumus die, voordat hij als een der prominenten werd geïnterneerd, rector van het Christelijk Lyceum te Bandoeng was geweest, schreef er eind september '45 een rapport over', waarin hij stelde dat er aanvankelijk in de kampen sprake was geweest van een vrij algemene verbittering zowel tegen het gouvernement als tegen de Indonesiërs, jegens wie men in de toekomst krachtdadig wilde optreden; gemeend werd dat hun staatkundige rechten beknot moesten worden en het hun gegeven onderwijs eerder beperkt dan uitgebreid. Later zouden, aldus Posthumus, velen zijn gaan beseffen dat Nederland na de oorlog onder invloed van de internationale opinie weinig anders zou kunnen doen dan de ontJ.J.

I M. Morsink: 'Kort (z.d.) (ARA, Alg. Seer., Eerste zending, XXII, 45, 292). 2 Sjahrir: (I949), p. 260. 3 Tekst: dl. I, p. r65 en

550 [PDF]
REACTIES OP DE UITROEPING DER REPUBLIEK

voogding van Indië voortzetten. In welk tempo? Soms werden flarden van uitzendingen van Radio Melbourne opgevangen of deden geruchten daaromtrent de ronde ~ mededelingen waren dat die naar bet oordeel van menigeen veel te ver gingen in de richting van wat de Indonesische nationalisten wensten. Welnu, de uitroeping van de Republiek Indonesië veroorzaakte, aldus dl'. Posthumus, 'een reactie die bij velen de uitkomsten van jarenlange groei en ontwikkeling weer te niet schijnt te doen', en dat gold vooral voor de Indische Nederlanders; hij had in het kamp Baros III met geïnterneerde hoofdbestuursleden van het Indo-Europees Verbond kunnen spreken ~ zij hadden zich bezorgd getoond omdat, naarmate meer tegemoet gekomen zou worden aan de wensen der Indonesiërs, de Indische Nederlanders sterker in het nauw zouden geraken. Een bezadigd en met terughoudendheid geschreven rapport ~ andere Nederlanders kregen in de kampen al in de tweede helft van augustus in nogal krasse termen te horen wat, zo al niet door allen, dan toch door velen over de Republiek werd gedacht. In het Adek-kamp te Batavia (een vrouwenen kinderkamp) vernam men pas op 3 I augustus uit een Indonesisch dagblad dat Soekarno en Hatta de Republiek hadden uitgeroepen. 'De meesten van ons', zo noteerde Wertheims echtgenote, A. H. Wertheim-Gijse Weenink, 'maakten zich alleen maar boos of vrolijk over dit 'belachelijke gedoe': 'Straks zullen onze mannen daar wel gauween einde aan maken', zeggen ze.' I Onder de krijgsgevangenen van het kamp van het Xde bataljon te Batavia kwam het tot verdeeldheid: het bericht van de uitroeping van de Republiek leidde, aldus later Rob Nieuwenhuys,

XC'tot verhitte discussies, die telkens weer oplaaiden. Er waren duidelijk twee groepen: de grootste die van verraad en collaboratie sprak, en een veel kleinere die de nationalistische aspiraties erkende ('Ze hebben groot gelijk' en 'Wat zou jij in hun plaats doen ?'), maar we bleven toch verenigd in hetzelfde gevoel van angst en van onzekerheid over onze drie-en-een-half jaar lang gekoesterde wens: een vrouw, kinderen, vrijheid en veiligheid, in ieder geval 'geen gedonder meer."2

XCDe reacties in het krijgsgevangenenkamp te Bandoeng waar J. H. W. Veenstra zich bevond, werden door deze aid us beschreven:

1 A. H. Wertheirri-Gijse Weenink: 'Dagboek, 31 aug. 1945' in Th. Wilton van Reede en A. Onderdenwijngaard: (1984), p. [35. 2 Rob Nieuwenhuys: 'Een beetje oorlog' in XX (1976), p. 128-29.

551 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XC'Het is immers te gek, een Indonesische Republiek! Een flauwe grap van de Jappen die nog een kleine compensatie voor de nederlaag verlangen. Overigens niet iets om zich druk over te maken. Soekarno en zijn vriendjes gaan over een paar dagen aan de hoogste boom. Een paar inlanders, die hun huid nog willen redden, maken amok. Het zal de heren wel even op gepaste wijze aan het verstand worden gebracht wat hun plaats is. Overigens, een paar mitrailleurs op de kampongs en niemand geeft een kik. Hoe komen ze aan zo iets krankzinnigs als een republiek? Die lui kunnen toch immers niets zonder ons? Ik ben benieuwd of mijn djongos look al minister is .. .'

XC'Deze doorsnede van het commentaar' vertegenwoordigde, aldus Veenstra, 'min of meer de opinie van die dag', maar's avonds werden 'toch hier en daar kringen gevormd, waar het tot serieuzere debatten kwam'2 - er waren er dus ook die zich, als Veenstra zelf, niet zo negatief tegenover de Republiek opstelden.

XCWaarschijnlijk achten wij het dat zich in menig kamp iets van die verdeeldheid heeft voorgedaan tussen een grote meerderheid die de Republiek afwees, en een kleine minderheid die begrip had voor haar uitroeping - gedachtenwisselingen waren dat tussen personen die, zo zij al de behoefte hadden om in te grijpen, daartoe in elk geval geen mogelijkheden zagen.

XCDit nu lag anders in het kamp Baros III te Tjimahi, het kamp der prominenten. Daar had zich in '44-'45 een groep gevormd die het als haar natuurlijke taak zag om, als bij een onverwachte capitulatie van de Japanners de luitenant-gouverneur-generaal of een door hem gemachtigde autoriteit niet ter plaatse zou zijn, het hoogste gezag van de Japanners over te nemen. Dat zou dan dienen te geschieden door mr. H. J. Spit, de vice-president van de Raad van Nederlands-Indië, die eind '44 of begin' 45 Baros III was binnengevoerd. De Wet op de Staatsinrichting van Nederlands-Indië had in '25 bepaald, dat bedoelde vice-president bij ontstentenis van een gouverneur-generaal of een luitenant-gouverneurgeneraal de hoogste vertegenwoordiger van het Nederlands gezag was op de overdracht van het gezag aandringend, zou Spit dus geheel conform die wet handelen. Hij zou in dat geval niet alléén optreden: de clandestiene groep die in Baros III was opgebouwd, telde ongeveer vierhonderd mannen, allen medisch goedgekeurd, die, als Spits gezag eenmaal door de Japanners was erkend, door hem onmiddellijk in leidende posities bij het bestuur en bij de politie zouden worden beJ.55

I huisjongen 2 H. W. Veenstra: (1947), p. 82-83.

552 [PDF]
MR. SPIT WIL NAAR BATAVIA GAAN

noemd, c.q. de uitoefening van die functies zouden hervatten.'

XCWijzend op de genoemde wet en op het feit dat hij vice-president van de Raad van Nederlands-Indië was, drong Spit er onmiddellijk (vermoedelijk dus op de z rste augustus waarop het japans militair bestuur op java het einde van de oorlog bekendmaakte) op aan dat hij de gelegenheid zou krijgen om zich naar Batavia te begeven teneinde daar contact op te nemen met de japanse opperbevelhebber op java. Zijn verzoek werd afgewezen - gezegd werd dat die opperbevelhebber zulk een reis moest goedkeuren. Vermoedelijk vernam Spit dat pas op 28 of 29 augustus, althans: op de zçste kon hij een brief richten tot de japanse opperbevelhebber waarin hij om een onderhoud vroeg. Voor deze, generaal Nagano, stond vast dat er van overdracht van het gezag geen sprake kon zijn: hij had van veldmaarschalk Teraoetsji op 17 of 18 augustus de mededeling ontvangen dat, in afwachting van de komst der Geallieerden, de japanners belast bleven met de uitoefening van het gezag en de handhaving van rust en orde en die mededeling was door de japanse veldmaarschalk bevestigd, nadat namens hem op 27 augustus in Rangoon de voorlopige capitulatie-overeenkomst gesloten was met Mountbatten. Dat Nagano (die, .zoals eerder vermeld, op de z i ste besloten had, de Republiek tersluiks zoveel mogelijk steun te verlenen) desondanks Spit naar Batavia liet komen, had een andere reden: hij wilde bevorderen dat de krijgsgevangenen en geïnterneerden op java hun kampen niet zouden verlaten (daarmee zou hij ook de consolidatie van de Republiek bevorderen) - dáárover wilde hij overleg plegen, niet alleen met Spit overigens maar ook met anderen.

XCOp 3 I augustus kreeg Spit verlof om naar Batavia te gaan. Hij kwam er in de ochtend van I september aan en werd er naar de ambtswoning gebracht van Nagano's chef-staf, generaal jamamoto, hoofd van het militair bestuur op java. Hier trof hij een aantal Nederlanders en andere blanken aan. Die Nederlanders waren de hoogste in rang van de Knilofficieren op java, kolonel M. Vooren, de vroegere gouverneur van West-java, mr. J. B. Hogewind, de echtgenote van de gouverneurgeneraal, Chr. Tjarda van Starkenborgh Srachouwer-Marburg, en de

I Een met die in Baros III te vergelijken clandestiene organisatie was opgebouwd in het kamp van het Xde bataljon te Batavia. Haar bedoeling was 'om', aldus generaal W. Schilling (die hier later inlichtingen over had gekregen), 'met eigen soldaten het gezag in Batavia in handen te nemen' (het plaatselijk gezag dus) 'en men had ook al inlichtingen, waar men vooroorlogse Indische wapens zou kunnen krijgen' (wapens van het Knil), 'evenals munitie.' (getuige W. Schilling, dl. VIII c, p. 939)

553 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

andere blanken waren èf vertegenwoordigers van neutrale staten, nl. de consuls-generaal van Zweden en Zwitserland, èf vertegenwoordigers van de groepen Britse, Australische en Amerikaanse krijgsgevangenen op Java, telkens twee - wij kennen slechts de naam van één van diegenen die de Britse krijgsgevangenen vertegenwoordigden: de Zuidafrikaan Lieutenant-Colonel Laurens van der Post.

XCHet heeft zin bij deze, die een niet onbelangrijke rol zou gaan spelen, even stil te staan.

XCAls officier van de Britse Intelligence op Java aangekomen, had van der Post zich na de algemene capitulatie van het Knil nog een week of zes in de bergen bij Java's zuidwestpunt kunnen handhaven; toen hij zich had overgegeven, werd hij in een krijgsgevangenenkamp opgesloten, eerst in Bandoeng, vervolgens in Batavia, tenslotte opnieuw in Bandoeng. Het Nederlands gaf hem geen moeilijkheden - hij sprak trouwens ook enig Japans en enig Indonesisch. In de kampen waarin hij zich bevond, hield hij herhaaldelijk lezingen die van belangstelling voor internationale vraagstukken getuigden; trouwens, van die kampen uit trachtte hij de politieke ontwikkelingen op Java zo goed mogelijk te volgen. De oprichting van de Republiek verbaasde hem niet - zulks betekende overigens niet dat hij het recht van Nederland ontkende om, als dat mogelijk was, met drastische maatregelen aan het bestaan van die Republiek een einde te maken. Was dat een consequent volgehouden standpunt? Neen, zulk een standpunt hield hij er in die tijd niet op na, althans: in wat hij naar voren bracht, stak geen duidelijke lijn. Sprak hij met nationalistische voormannen, dan getuigde hij van grote sympathie voor hun streven, sprak hij met Nederlanders, dan schaarde hij zich aan hun kant. Misschien was zowel de ene als de andere houding bedoeld om hem in staat te stellen, een zo helder mogelijk inzicht te krijgen in een conflictsituatie die, dat was hem duidelijk, Mountbatten voor grote moeilijkheden zou plaatsen. Wij geven hiermee de gunstigste uitleg aan de wisseling van standpunten die van der Post vertolkte - onder zijn tegenstanders (en dat werden er aan Nederlandse kant velen) waren er die hem, bij al zijn intellectuele en artistieke begaafdheid, gingen zien als een zelfingenomen intrigant die niet vrij was van opportunistische neigingen.

XCVan der Post was een van diegenen die op of onmiddellijk na 2I augustus hun kamp verlieten - zelf heeft hij in '82 in zijn boek Yet being someone other beweerd 1 dat hij dat deed op uitnodiging van de Japanners die hem ten aanzien van hun beleid zouden hebben geraadpleegd, maar

XC1 NI. op p. ]21.

554 [PDF]
VAN DER POST

wi] zien hem niet als iemand op wiens mededelingen men zonder meer kan afgaan. Vast staat dat hij spoedig met Japanners in contact kwam, dat hij eind augustus in Batavia arriveerde, waar hij zijn intrek kon nemen in het Hotel des Indes, op dat moment nog de verblijfplaats van hoge Japanse officieren, en dat hij aanwezig was op de bijeenkomst van I september.

XCDie bijeenkomst nu bracht Spit een bittere teleurstelling: generaal Jamamoto begon met er te zeggen dat over politieke vraagstukken niet gesproken mocht worden. Heeft Spit daartegen geprotesteerd? In de vergadering niet' - Bouwer, die zich, zoals eerder vermeld, naar Batavia had begeven, hoorde op 3 september van de Zweedse consul-generaal: 'Politieke onderwerpen werden niet besproken en er is met geen woord gerept over overdracht van het burgerlijk bestuur aan de Nederlandse autoriteiten." Wèl was er gesproken over de positie van de krijgsgevangenen en geïnterneerden: er was geëist dat de Japanners inzage zouden geven in hun naamlijsten van beide groepen en Jamamoto had toegezegd dat naar alle kampen van krijgsgevangenen en geïnterneerden een radiotoestel zou worden gebracht. Magere concessies! Trouwens, na afloop van het gesprek werden de vertegenwoordigers der Geallieerde krijgsgevangenen, behalve van der Post (hem zagen de Japanners kennelijk als iemand die bij Mountbatten zou bepleiten dat de Republiek met rust gelaten zou worden), weer naar het kamp van het Xde bataljon overgebracht en Spit, Hogewind en mevrouw van Starkenborgh werden in een van de interneringskampen voor vrouwen en kinderen te Batavia opgesloten, het Kramatkamp.

XCDaar drongen tot Spit berichten door dat de nationalistische agitatie in Batavia aanhield - wellicht vernam hij ook op de 4de september dat een eerste Indonesisch kabinet was gevormd. Op de yd e richtte hij een brief tot generaal Nagano. 'To rny opinion', schreef hij,

XC'it is at this moment of outstanding importance both for the japanese army in java and for the Allies that before and during the handing over of this island the population should behave as orderly and quietly as possible and that this surrender should pass off as smoothly as may be.

XCA danger to public order and peace is formed (as I learn from various sides) by the agitation of a number of political extremists, who proclaimed a 'Republic Indonesia' on the t rth of August last, i.e. 2 days after the armistice. If things had stopped at this I should

XCI Het kan natuurlijk zijn dat Spit na afloop van de bespreking deze vraagstukken met generaal jamamoto heeft besproken - de zaak zat hem immers zeer hoog. 2 Bouwer: 'Dagboek', p. 385 (3 sept. 1945)·

555 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

not liaue laid this mailer before YOllr Excellency, Nou/ that it appears to me, hou/ever, that those persons find support in various measures taken all your part and proceed to activities that constitute a definite danger to public order and peace, I cannot forbear front uttering a serious protest against these proceedings and I must most emphatically ask YOl/r Excellency to put an end to the excitement caused by the above-mentioned persons.

XCIn my position of highest official of this country, in the absence of tile Covernor-General of the Netherlands Indies, I fee! obliged not only to draw Your Excellency's attention to this state of affairs, but I must also require to forward yet today the annexed telegram directed to the Headquarters of Admiral Lord Louis Mountbatten, from this telegram my concrete objections may become clear to you and also what measures might immediately be taken by you.' 1

XCGeneraal Nagano (wiens beleid er op gericht was, de Republiek te beschermen) liet antwoorden dat hij niet bereid was, Spits telegram door te geven; hij had, aldus zijn argument, de bevelen van Mountbatten op te volgen en die hielden niet in dat hij door derden opgestelde telegrammen had te verzenden. Hij deed overigens weten dat er nog nadere inlichtingen zouden komen - die bleven uit.

XCInmiddels waren hier en daar de strooibiljetten opgeraapt waarin Mountbatten gesteld had dat alle krijgsgevangenen en geïnterneerden voorshands in de kampen dienden te blijven. Het leek Nagano wenselijk, dat dit bevel gesteund werd door diegenen die op I september met ]amamoto hadden beraadslaagd. Met hen werd op 6 september een tweede bijeenkomst belegd (er zou op de 8ste een derde volgen die nog aan de orde komt) en die leidde er toe dat Spit, kolonel Vooren en mevrouw van Starkenborgh een rondschrijven opstelden met het verzoek, de kampen niet te verlaten en om, als men dat reeds gedaan had, daarheen terug te keren. Generaal Nagano gaf een preelamatic uit in gelijke geest. 2 'Wees geduldig', heette het hierin. 'Wij doen al wat wij kunnen om u veilig en zo goed mogelijk bij elkaar te brengen.'

XCN u, Spits geduld was vrijwel uitgeput - waar bleven de bondgenoten? Waar van Mook of andere vertegenwoordigers van zijn gouvernement?

'Camp Columbia} I

XC

XCWat was midden augustus in Camp Columbia geschied?

XC1 Brief 5 sept. J945 van H. J. Spit aan generaal Nagano (ARA, Alg. Seer., Eerste zending, J, 1-2). 2 Tekst: NI, p. 617.

556 [PDF]
IS AUGUSTUS VAN MOOK SPREEKT

XCOp de r yde, de dag waarop japans capitulatie bekend werd, hield van Mook eerst in het Nederlands en vervolgens in het Indonesisch een tot Indië gerichte toespraak voor Radio Melbourne.' Japans nederlaag, zei hij, 'betekent voor u allen de bevrijding. Voor hen die in gevangenschap zuchten, zal spoedig het ogenblik komen dat zij vrij zullen zijn de gevangenissen te verlaten als vrije mensen' - hij doelde hiermee, menen wij, ook op de krijgsgevangenen en geïnterneerden. Er volgde een voor de romcesja's bestemde zin: 'Tallozen die door japan tot slavenarbeid werden gedwongen, zullen weer vrij voor zichzelf en hun land kunnen zorgen', en een die bestemd was voor het inheemse bestuur: 'Voor velen, die onder japans afbrekende overheersing trachtten, onder de grootste moeilijkheden de belangen van hun volk te behartigen, betekent dit een beloning voor hun energiek voortgezette strijd.' Maar: 'Voor verraders, die eigen belang stelden boven dat van hun medemensen' (hij noemde geen namen), 'betekent dit het ineenstorten van hun eigen korte en valse glorie.'

XC'Door de uitgestrektheid van de archipel', zo vervolgde hij,

XC'kan het een tijd duren voor hulp van buiten kan worden gebracht, voor Geallieerde detachementen zullen landen en Japanse troepen gevangen nemen. Tot die detachementen en de wettige regering arriveren, zijn de Japanse aanvoerders verantwoordelijk voor de handhaving van de orde. Zij moeten zorgen dat niemands veiligheid of eigendommen worden geschaad. Alle nog door de vijand te begane misdaden worden met de uiterste gestrengheid gestraft.

XCDe oude [inheemse] autoriteiten kunnen hun taak hervatten. Zij moeten de plaats innemen van de meelopers en verraders die zullen worden verwijderd.

XCWerkt allen samen in de bescherming van onze landgenoten op de best mogelijke manier. Houdt de maatschappij gaande daar het land slechts in geordende omstandigheden kan worden gered en omdat uw werk van thans de eerste grondslag is voor een zelfstandig Indonesië, zoals door Hare Majesteit werd aangekondigd en door ons allen wordt gewenst.

XC... We zullen spoedig bij u zijn. Ontvangt onze hartelijke gelukwensen. Weest ervan overtuigd dat alle Indonesiërs in het buitenland en het gehele Nederlandse volk op deze glorierijke dag met u zijn. Tot ziens! Leve de koningin!'

XCMen ziet: er stond in deze toespraak niet dat krijgsgevangenen en geïnterneerden voorlopig hun kampen niet mochten verlaten - de tendens van de tekst wees eerder op het tegendeel en was dus in strijd met de aanwijzingen die eerder in '45 door zijn eigen gouvernement waren

, Tekst: dl. I, p. 42.

557 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

opgesteld. De tekst, die door Aneta in het Engels was doorgegeven, wekte bovendien de irritatie op zowel van Mountbatten als van generaal Blarney in wier gezagsgebieden heel Indië was komen te vallen op de dag waarop van Mook sprak. Hij kreeg, zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'onmiddellijk van de Engelsen en van de Australiërs het bevel ... , dat ik geen enkele mededeling inocht doen die er toe zou leiden dat de mensen op eigen gelegenheid de karnpen zouden verlaten; ja, zelfs moesten de mensen weer in de kampen teruggaan'! - het werd allemaal door Mountbatten als essentieel gezien voor het werk van de Rapwi. De vermaning die van Mook kreeg, had echter een veel algemener strekking: zij maakte hem duidelijk dat hij zich niet tot de bevolking van de archipel kon richten zonder verlof van de Britse en de Australische opperbevelhebber."

XCDe uitroeping van de Republiek werd niet door Radio Bandoeng bekendgemaakt - wèl werd op de r Sde 's avonds het bericht omgeroepen dat Soekarno als president en Hatta als vice-president waren gekozen; van beiden werd ook een oproep tot steun uitgezonden, gericht aan de gehele bevolking van Indonesië, en daarop volgde nog een citaat uit een artikel uit het op Java verschijnende Japanse dagblad Djawa Sjimboen, waarin gezegd werd dat de Japanse opperbevelhebber Indonesië's onafhankelijkheid zou uitroepen. Op de rede werd opgevangen dat die opperbevelhebber zijn houding had gewijzigd, dat de Republiek een eigen defensie zou gaan opbouwen, dat 'de Commissie ter voorbereiding van Indonesië's onafhankelijkheid' (maar had het zich niet al onafhankelijk verklaard?) twaalf departementen had ingesteld en dat Indonesië in acht provincies was verdeeld, elk onder een gouverneur. Het was allemaalnogal onduidelijk - van Mooks eerste twee telegrammen terzake aan minister Logemann, beide verzonden op 20 augustus, getuigen dan ook van enige onzekerheid.' Hij wees er op dat de Australiërs en Mountbatten niet voldoende troepen hadden om Indië te bezetten - de Australiërs zouden wellicht mede een Amerikaanse negerdivisie willen gebruiken en Mountbatten beschikte 'in hoofdzaak' over Brits-Indische en Afrikaanse troepen. Er was haast met de bezetting 'vanwege politieke ontwikkelingen en gevaar voor geïnterneerden en krijgsgevangenen.' Welnu:

1 Getuige van Maak, dl. VII! c, P.410. 2 Wij herinneren er overigens aan dat de met Mountbatten, die van Mook in '44 had voorbereid, pas op 24 augustus '45 in Londen werd ondertekend. 3 Tekst: dl. J, p. 43-45.

558 [PDF]
VAN MOOKS TELEGRAMMEN VAN 20 AUGUSTUS

XC'Indien bezetting hoofdeilanden hoofdzakelijk door gekleurde troepen geschiedt, kan dit het einde betekenen van ons gezag in Ned. Indië. Op wijs dat Hindoes aanstoot geven in een gebied hetwelk in hoofdzaak Moharnmcdaans is, en negers blijkens ervaring de schrik der bevolking worden.'

XCWat de Republiek betrof: het Japanse opperbevel had omgeroepen, 'dat het zich van de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging losmaakt' - anderzijds was bekendgemaakt, dat 'een Indonesisch volksleger zou worden opgericht.' 'Het leek mij wenselijk', aldus van Mook,

XC'MacArthur en Mountbatten hiervan per telegram op de hoogte te stellen hoewel er geen reden is om te veronderstellen dat volgelingen door deze manoeuvre gewonnen zullen worden of dat hierdoor aan de bezettingstroepen veel moeilijkheden berokkend zullen worden. Het leek mij wenselijk, MacArthur en Mountbatten onder nadere goedkeuring uwerzijds te verzoeken, bij de aan de japanners te stellen voorwaarden op te nemen dat de onder japans gezag ingestelde bestuursof regeringsorganisatie op politiek gebied ontbonden moet worden, en tevens, dat alle organisaties in bezet gebied ontwapend en ontbonden moeten worden, die niet ressorteren onder de japanse weermacht of de normale politie'

XChet was, deed hij nog weten, 'misschien wenselijk', de regeringen van de Verenigde Staten en van Groot-Brittannië in te lichten.

XCAcht dagen eerder, op 12 augustus, had van Mook aan Logemann geseind dat hij op Java 'geen te grote moeilijkheden (verwachtte)' - zo dacht hij er nog over. Toen de Raad van departementshoofden op 21 augustus bijeenkwam, werd van der Plas aangewezen tot vertegenwoordiger van het Indisch gouvernement bij Mountbatten, werd vastgesteld dat generaal van Straten en kolonel Abdoelkadir als eersten naar Java zouden gaan, vonden nog enkele aanwijzingen van dien aard plaats en werd geconstateerd, 'dat de indeling van Nederlands-Indië in de Seac-area thans definitief is' en dat het onzeker was of Mountbatten over de Amerikaanse legervoorraden op Nieuw-Guinea zou kunnen beschikken, maar de notulen van deze vergadering vermelden niets van enige discussie over de van Java binnengekomen berichten.

Eerste reacties in Den Haag

XC

XCHet bericht van Japans capitulatie betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het kabinet-Schermerhorn bepaalde dat de volgende dag,

559 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

16 augustus, een nationale feestdag zou zijn en de eerstvolgende zondag, 19 augustus, een 'algemene dankdag'. Op de avond van de r yde spraken Schermerhorn en Logemann voor de radio. Schermerhorn zei dat Nederlanders en Indonesiërs samen Indonesië 'weer tot rust en orde en bovenal tot meerdere welvaart brengen' zouden, Logemanns betoog (hij sprak het eerst in het Nederlands, vervolgens in het Indonesisch uit) culmineerde in de zin: 'Er valt in Indië een grote taak te verrichten.'! Dat laatste was ook de toon die in de dag- en weekbladen overheerste, waarbij overigens in verscheidene herinnerd werd aan de 7 december-toespraak van koningin Wilhelmina: Indonesië zou een geheel andere positie krijgen. 'Het gaat er om', schreef de Amsterdamse hoogleraar Jan Romein in een hoofdartikel in Het Parool, 'het koninklijk woord uit de beroemde boodschap van Hare Majesteit de Koningin van 6 december 1942, de grootste Sinterklaas-surprise een volk ooit bereid, door een nieuwe juridische en gevoelsverhouding tussen Nederland en Indonesië te bekrachtigen.? 'Het tijdperk van de koloniale overheersing', aldus in Je Maintiendrai, weekblad van een pas opgerichte progressieve groepering, de Nederlandse Volksbeweging, hoofdredacteur P. J. Schmidt (in de jaren '30 een van de oprichters van de Onafhankelijke Socialistische Partij), 'is definitief ten einde': tussen Nederland en Indonesië moest het komen tot 'vrijwillige samenwerking'.' 'De bevrijding van Nederland', schreef prof. mr. C. P. M. Romme in De Volkskrant,'is nu geworden tot de herrijzing van ons Imperium, waarin de volkeren als broedervolkeren elkaar terugvinden om hun ene koninkrijk te herstellen en te vernieuwen."In de Nationale Rotterdamse Courant (voortzetting van de door het Militair Gezag verboden Nieuwe Rotterdamse Courant) verschenen hooggestemde strofen van de dichter Jan Prins, waarvan de laatste luidden: 'Wij maken Indonesië eens zo schoon als wi] het ooit in het verleden zagen. Wij maken ons gereed: wij zullen slagen, verenigd in één Rijk, onder één Kroon!"

XCDe bestendiging van de band tussen Nederland en Indonesië stond voorop - de Perhimpoenan Indonesia gaf een verklaring uit waarin op voortzetting van de samenwerking werd aangedrongen en geëist werd dat het in Indonesië zou komen tot een 'volledige zuivering van de

XCJ Tekst van hun toespraken in de dagbladen van 16 en 17 aug. 1945. 2 Het Parool, 18 aug. 1945. 3 Je Maintiendrai, 17 aug. 1945. 4 De Volkskrant, 16 aug. 1945. 5 Na tionale Rotterdamse COl/rani, 16 aug. 1945.

560 [PDF]
'WI] MAKEN INDONESIË EENS ZO SCHOON'

japans-fascistische invloeden' I, jan Romein schreef, dat de wijziging van Indoriesië's positie binnen het koninkrij k niet 'Indonesië los van Holland' zou betekenen, in de 'nabije toekomst' (voor een veel verdere zag hij een onafhankelijk Indonesië deel worden van een Zuidoostaziatische federatie) zou 'veeleer een nauwere band dan ooit bestond' tussen beide naties geslagen worden. In de bijzonderheden daarvan verdiepten zich, menen wij, veruit de meeste mensen niet, maar dat het Nederlands-Indië dat zij van hun jeugd af als deel van het koninkrijk hadden gekend, deel van het koninkrijk zou blijven, sprak voor hen vanzelf - menigeen had kunnen beamen wat in Christofoor, iueeeblad voor katholieken, werd geschreven: 'Zonder Indië kunnen wij niet leven, zonder Indië zijn wij een stuk vergeten polderland in een uithoek van Europa."

XCBij het overleg dat op IS augustus '45 in Den Haag werd gevoerd in de Raad voor Oorlogvoering, stond één vraag centraal: hoe konden ten spoedigste zoveel mogelijk Nederlandse strijdkrachten naar Indië (niet langer dus: naar Australië) worden overgebracht? Admiraal Furstner en generaal Dijxhoorn namen deel aan het beraad. Op grond van de door Furstner verstrekte inlichtingen zei de Booy, minister van marine, dat in september en oktober o.m. de lichte kruisers 'jacob van Heemskerck' en 'Van Kinsbergen', de jager 'Van Galen' en nog twee nieuwe, van de Engelsen over te nemenjagers naar het Oosten zouden worden gezonden en dat gehoopt werd dat een eerste bataljon uit de in Amerika geoefende mariniersbrigade vóór I januari '46 zou kunnen vertrekken - Dijxhoorn voegde hieraan toe dat in totaal zeven-en-twintig vrijwilligersbataljons van het leger uitgezonden konden worden: vijf in september, vijf in oktober, zeven in november-december, vijfinjanuari '46, vijfin februari (in werkelijkheid is van deze bataljons slechts een deel vertrokken, in september twee in plaats van vijf). En de drie divisies van het legerkorps, de z.g. Expeditionary Force? Het stond nog niet vast of dat divisies of brigade-groups zouden worden; in dat laatste geval zouden zij in juni in plaats van in juli '46 voor uitzending gereed zijn. 'Na een bespreking

I Aangehaald door M. van Poll in de vergadering, 18 okt. 1945, van de Tweede Kamer der Voorlopige Staten-Generaal. 2 24 aug. 1945.

561 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

wordt besloten dat deze vraag later beslist zal worden, als beter bekend is hoe de toestand in Indië is."

XCDit waren allemaal punten die nu met de Britse regering moesten worden opgenomen. De Combined Chiefs of Staff hadden geen medewerking verleend aan de Nederlandse transportplannen - vertrouwd werd dat Attlee's Labour-regering die medewerking wèl zou verlenen en dat dit bij de Combined Chiefs niet op verzet zou stuiten, immers: nu Japan had gecapituleerd, waren de enorme Amerikaanse troepentransporten naar de Pacific niet langer urgent. Bovendien: Groot-Brittannië was in de persoon van Mountbatten verantwoordelijk voor wat in Indië geschiedde. Welnu, op 17 augustus overhandigden van Kleffens en Michiels in Londen aan Attlee en Bevin een nota", waarin de Nederlandse regering de uitbreiding van Mountbattens gezagsgebied aanvaardde, aandrong op een snelle bezetting van Batavia (zulks teneinde vernielingen te voorkomen) en haar wensen op transportgebied aangaf: per maand door de lucht naar Indië duizend man Nica-personeel en voorts uit Nederland (via Engeland: daar zouden de wapens geleverd moeten worden) van september '45 tot en met februari' 46 in totaal vijf-en-twintighonderd man voor de marine, vier-en-twintigduizend voor de vrijwilligersbataljons (en in oktober bovendien zeshonderdvijftig man voor het Knil); dan wenste de regering dat van december '45 t.e.m. mei '46 zevenduizend mariniers zouden worden overgebracht en uit Australië zo spoedig mogelijk ca. drieduizend administratieve krachten van de Nederlandse instanties aldaar; tenslotte wenste zij dat uit bezet Japans gebied ca. vijfduizend krijgsgevangenen naar Nederlands-Indië werden getransporteerden uit Nederlands-Indië naar Europa ca. tachtigduizend personen (hoofdzakelijk ex-geïnterneerden), van wie ca. dertigduizend eerst 111 Australië zouden zijn opgevangen.

XCAttlee, een zeer zwijgzaam man, deed slechts weten dat de nota 111 studie genomen zou worden.

XCDe in Londen genomen stap onderstreepte, hoezeer Nederland afhankelijk was geworden van Groot-Brittannië. Toen de Raad voor Oorlogvoering op 22 augustus opnieuw bijeenkwam", werd, hoewel van Mooks twee telegrammen van de zoste inmiddels waren ontvangen, niet lang5

1 Ministerraad, Raad voor Oorlogvoering: Notulen, 15 aug. 1945 dJ. I, p. 26 en vlg.). 2 Tekst: dl. VIII c, p. 513 en (RvO) Collectie-van Kleffens. 'Er waren er veel meer - de juiste cijfers waren aan de regering nog niet bekend. 4 Notulen: dl. I, p. 45 en vlg.

562 [PDF]
DEN HAAG, 22 AUGUSTUS

gesproken over de situatie op Java - er werd conform van Mooks verzoek besloten, er bij de Britten op aan te dringen dat de Japanners belast zouden worden met het ontbinden van 'de nieuwe bestuursof regeringsorganisatie op Java' en met het ontwapenen van alle Indonesische formaties, de politie uitgezonderd '; voorts werd op voorstel van Dijxhoorn vastgesteld, dat niet van Mook maar Helfrich hoogste vertegenwoordiger bij Mountbatten zou worden (dat besluit is niet uitgevoerd)Helfrich moest overigens eerst, samen met generaal van Oyen, het koninkrijk vertegenwoordigen bij Japans capitulatie ten overstaan van MacArthur. Voor het overige werd bepaald welke officieren in GrootBrittannië bij de aangevraagde transporten betrokken zouden worden, en werd in den brede gediscussieerd over Nederlands zwakke positie - een 'nauwe politiek-militaire aansluiting met Engeland' leek de minister van financiën, prof. mr. P. Lieftinck (die deze vergadering bijwoonde), aanbevelenswaardig:

XC'Wij moeten dan bereid zijn, een offensief en defensief verbond met Engeland aan te gaan, en misschien tenslotte zelfs moeten komen tot een geleidelijke inschakeling van Nederland in het Britse Commonu/ealth naar de idee van generaal Smuts."

XCDe discussie op dit punt werd door Schermerhorn afgesloten met de constatering, dat nagegaan moest worden, 'of de neutraliteitspolitiek verlaten moet worden en in welke richting wij in dat geval aansluiting moeten zoeken bij anderen' - actueel was het punt niet.

XCWèl actueel was, nu de terugkeer naar Indië voor de deur leek te staan, een ander punt: de verhouding tussen van Mook en Helfrich. Helfrich had zich in juli '45 tijdens een bezoek aan Den Haag in een gesprek met de Booy bitter beklaagd over de inmenging van van Mook ('hij meent', had de Booy genoteerd, 'dat zijn positie voortdurend ondermijnd wordt") - van Mook had er Logemann in zijn brief van 3 I juli, die wij

XC1 Het voorstel van van Mook, er in Washington op aan te dringen dat onder de aan Japan op te leggen wapenstilstandsvoorwaarden de bepaling zou worden opgenomen dat de Republiek en alle inheemse militaire en semi-militaire organisaties door de Japanse autoriteiten moesten worden ontbonden, werd niet aanvaard. Waarom niet? De notulen van de Raad voor Oorlogsvoering zwijgen erover. Wij vermoeden dat die stap nagelaten werd omdat aangenomen werd dat de Nederlandse regering door Washington naar Londen zou worden verwezen. 2 Smuts, Zuid-Afrika's premier, had daar in november '43 in een radiotoespraak voor de BBC op aangedrongen - het kabinet-Gerbrandy had het denkbeeld onmiddellijk afgewezen. 3 De Booy: 'Dagboek', 14 juli 1945 (RvO).

563 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

in het vorige hoofdstuk al behandelden, op gewezen dat het voor hem onaanvaardbaar was dat hij over de strijdkrachten in het Oosten niets te zeggen had. De Raad voor Oorlogvoering hakte in zijn vergadering van 22 augustus de knoop door: Helfrich werd onder van Maak geplaatst, zij het dat deze laatste niet tot opperbevelhebber werd benoemd. Op de 27ste werd Helfrich door de Booy telegrafisch ingelicht' - prompt stuurde hij een lang schriftelijk protest aan de regering> en aan van Mook een even lange brief' die van grote verbittering getuigde: 'Ik heb veel water in m'n wijn gedaan maar er is een grens, en dat is deze dat er op een gegeven ogenblik geen wijn meer over is en er alleen water in het glas is ... (Ik) voel me in een hoek gedrukt en vernederd.'

XCDe twee stukken hadden geen enkel effect.

XCHelfrich had intussen van zijn bevoegdheden gebruik gemaakt om de 'Tromp', die bij de Amerikaanse Seventh Fleet was ingedeeld, te gelasten naar Batavia op te stomen.

XCBij de plechtigheid op de 'Missouri' op 2 september, waar vertegenwoordigers van de Japanse regering en van het Grote Hoofdkwartier de hun door MacArthur voorgelegde capitulatie-overeenkomst ondertekenden, werd Nederland vertegenwoordigd door een delegatie die onder leiding stond van Helfrich en van Oyen. Conform een voorstel van van Mook had Logemann eerst alleen van Oyen willen afvaardigen, maar omdat het dan zou lijken alsof slechts het Indisch gouvernement vertegenwoordigd zou zijn, had Schermerhorn Helfrich aan van Oyen toegevoegd en was bovendien door hem instructie gegeven, dat degeen die namens Nederland zijn handtekening zou plaatsen, dat uitdrukkelijk zou doen namens 'het Koninkrijk der Nederlanden'. Er vloeide hier een moeilijkheid uit voort: MacArthur had uit Washington de aanwijzing gekregen dat getekend zou worden 'namens Nederland'. Het probleem werd opgelost - MacArthur aanvaardde dat Helfrich op de stukken zou worden aangeduid als 'Kingdom of the Netherlands representative'.

XCNa afloop van de plechtigheid, waarbij de leden van de JapanseHelfrichs brief dd. 28 aug. 1945: a.v., p. 62 en vlg. 3 Tekst van Helfrichs brief aan van Mook d.d. IQ

I Tekst van het telegram: dl. I, p. 62. 2 Tekst van

564 [PDF]
DE VERENIGDE STATEN DISTANTIËREN ZICH

delegaties uiterlijk volkomen onbewogen de overeenkomst hadden ondertekend die de eerste nederlaag bezegelde welke Japan ooit had geleden ('elf mannen, elf maskers', schreef Helfrich'), bracht de Nederlandse delegatie een bezoek aan het leegstaand gebouw van het Nederlands gezantschap te Tokio; het was de gehele oorlog door goed verzorgd in opdracht van de Zweedse gezant. Helfrich liet er de Nederlandse vlag hijsen die hij van de gezagvoerder van het in de Baai van Tokio liggend N ederlands hospitaalschip 'Tjitjalengka' had gekregen.

XCUit zijn aanwezigheid in Japan vloeide voort dat hij er op Ceylon niet bij was, toen van Mook en van der Plas daar op 4 september een uitermate belangrijk onderhoud hadden met Mountbatten - Helfrich evenwel, aldus van Mook, '(had) er op gestaan om naar Tokio te gaan, nadat ik hem nog bepaald had gewaarschuwd, het niet te doen om die tijd niet te verliezen."

XCEnkele dagen na de plechtigheid op de 'Missouri' kreeg de regering in Den Haag een nieuwe slag te verwerken: er kwam op 7 september een telegram van ambassadeur Loudon binnen, inhoudend dat de Amerikaanse regering wenste dat de opleiding van de mariniers in Camp Lejeune zou worden gestaakt en dat diegenen die de opleiding hadden gevolgd (in totaal, het kernkader inbegrepen, ca. vierduizendvijfhonderd man), op korte termijn de Verenigde Staten zouden verlaten. Dit betekende dat de mariniersbrigade op het moment dat zij naar het Oosten zou vertrekken (het vertrek zou begin november plaatsvinden), niet op volle sterkte zou zijn. Nog belangrijker evenwel dan het onmiddellijk effect van de Amerikaanse mededeling waren de implicaties: kennelijk wensten de Verenigde Staten niet betrokken te worden in de moeilijkheden die tussen Nederland en de Republiek Indonesië dreigden te rijzen. Het opjuli binnengekomen bericht van de Combined Chiefs of Staff dat geen nieuwe recruten naar Camp Lejeune gezonden mochten worden, had al gewezen op de Amerikaanse wens, zich te distantiëren van wat mogelijkerwijs in Indië kon geschieden - het telegram van 7 september was daar een nieuwe aanwijzing voor.

20

XCEr kwamen spoedig meer van die aanwijzingen.

XCI Helfrich: Memoires, dl. II, p. 218. 2 Getuige van Maak, Enq., dl. Vlll c, p.

565 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCWij herinneren er aan dat de Nederlandse krijgsgevangenen die uit Japan op de Philippijnen beland waren, begin oktober de hun ter beschikking gestelde wapens moesten inleveren, en voegen daar nog aan toe dat, aldus later Blom, directeur van Justitie in van Mooks gouvernement, 'toen eenmaal duidelijk was, dat er een revolutionaire beweging op Java was, ... onmiddellijk van de Amerikanen de mededeling (kwam), dat alle Amerikaanse aanduidingen van de auto's afgehaald moesten worden, dat al hun merktekens van de surplus-voorraden die wij hadden overgenomen' (in Hollandia) 'moesten worden verwijderd, enz."

XCDie laatste mededeling kwam op IS oktober binnen. Zij kan nauwelijks een verrassing zijn geweest: Washington had al duidelijk gemaakt dat de Nederlandse regering en van Mooks gouvernement niet op Amerikaanse steun konden rekenen. Op dat punt werd de vrees die in de Commissie Oorlogvoering van Gerbrandy's kabinetten zo vaak was geuit, bewaarheid.

'Camp Columbia II

XC

XCEerder vermeldden wij dat de eerste, onduidelijke radioberichten waarin van een Republiek Indonesië sprake was, van Mook niet in hoge mate verontrustten - wel gaf Soekarnos (door de Japanners toegelaten) radiotoespraak van 23 augustus hem de indruk dat op Java verzet zou worden geboden, maar hij verwachtte niet anders dan dat daar spoedig een einde aan zou worden gemaakt. De uitgewerkte tekst deed van der Plas een memorandum opstellen waarin deze schreef over 'buitengewoon gevaarlijke propaganda die stellig diepe indruk [zou] maken op het volk en vooral op de jeugd"; maar van Mook tekende op de tekst slechts aan': 'De laatste wanhoopskreten van een zich verloren wetende Soekarno'." Met dat al: er moesten tegen Soekarno en zijn naaste volgelingen maatregelen genomen worden. Van Mook stelde een proclamatie op, uit te geven zodra hij in Batavia was teruggekeerd, waarin o.a. verklaard werd dat niemand de consignes van de leiders van de Republiek mocht opvol

XC1 Getuige N. S. Blom, a.v., p. 1485. 'Getuige van der Plas, a.v., p. 1378. 3 A.v. 4 Hoe de Nefis in de tweede helft van augustus de Republiek Indonesië beoordeelde, weten wij niet, wèl dat op 10 september een rapport werd opgesteld, waarin gezegd werd: 'Na de terugkeer van het Nederlandse gezag in Nederlands-Indië zal de Soekamo-Republiek spoedig verdwenen zijn.' (exemplaar van het rapport in ARA, Alg. Seer., Eerste zending, II, 17)

566 [PDF]
VAN MOOKS TELEGRAMMEN VAN 25 EN 26 AUGUSTUS

gen - hij wilde nu in de tekst ook aangeven welke richtlijnen ten aanzien van de collaborateurs met de japanners ('collaboratie' in de zin van 'feitelijke samenwerking') zouden worden gevolgd. 'Daarbij zou', seinde hij op 25 augustus aan Logemann',

XC'naar mijn mening verschil gemaakt moeten worden tussen

XCI. hen, die de belangen der bevolking met gevaar voor zichzelf tegenover de japanners hebben verdedigd. Zij zullen beloond worden;

XC2. hen, die in de eerste -plaats de belangen der bevolking op het oog hadden bij hun samenwerking met de japanners. Zij hoeven niet bevreesd te zijn, ook al stonden zij een andere politiek voor dan wij;

XC3. hen, die's vijands zijde uit vrije wil kozen, en door wie aan de oorlog actief werd deelgenomen en dit deelnemen positief bevorderd werd. Zij moeten eveneens gestraft worden, maar hierbij zalonderscheid tussen voormannen en meelopers gemaakt moeten worden en de mogelijkheid van intirnidatie in aanmerking genomen moeten worden;

XC4. hen, die tegen goederen of personen misdrijven begingen en hun straf uit dien hoofde moeten ondergaan'

XCwelnu:

XC'Hatta en Soekarno, waarvan laatstgenoemde in zijn jongste redevoering de bevolking gesmeekt heeft achter hem te staan, en duidelijk angst verraadt, zijn in voldoende mate gecompromitteerd met de japanners om hen in de derde categorie te kunnen onderbrengen. Bij ten aanzien van hen te treffen maatregelen, zullen wij hierdoor geen notitie hoeven te nemen van hun 'Regering van de Republiek Indonesia'. Als zou blijken dat de zaak beter en ernstiger georganiseerd is, dan zal, evenwel zonder aanvulling of verandering van de proclamatie, gehandeld dienen te worden in overeenstemming met de waargenomen stand van zaken.'

XCEén dag later, 26 augustus, gaf van Maak in aansluiting op wat hij op de zoste al had voorgesteld, aanzienlijk nauwkeuriger aan? welke voorwaarden aan de japanners moesten worden gesteld om de Republiek in de kiem te smoren'; hij nam hier nu ook in op dat de japanners alleen maar de verschijning van dagbladen en andere periodieken zouden mogen toelaten die hun door Geallieerde commandanten zouden worden

XCJ Tekst van zijn telegram: Ned=tndones. betrekk. 1945-195°, dJ. 1. p. 55-56. 2 Tekst van van Mooks telegram: Enq., dJ. vm a, p. 650-5 l. 3 Van Mook somde twintig punten op waarvan één was dat alle krijgsgevangenen, gelnterneerden en politieke gevangenen moesten worden vrijgelaten en voldoende accornodatie, voedsel, kleding

567 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

opgegeven. Voorts stelde hij voor zichzelf vast, hoe de zeventien vrijwilligersbataljons die, aldus een uit Den Haag ontvangen bericht, tussen eind september en begin november zouden arriveren I, verdeeld zouden worden: volgens één schema zouden er vijf op Java en drie op Sumatra gestationeerd worden, volgens een tweede schema zeven op Java en vier op Sumatra.

XCHet spreekt vanzelf dat men in Camp Columbia met grote aandacht de uitzendingen van Radio Bandoeng bleef volgen. In de programma's die de Nigis via Radio Melbourne uitzond, werd scherp stelling genomen tegen alles wat met de Republiek te maken had - er werd in aangekondigd dat diegenen die handen spandiensten verleenden aan die Japanse creatie, vervolgd zouden worden. Hatta was het die daarop inging. Hij hield op 29 augustus een radiotoespraak, waarin hij een beeld gaf van de totstandkoming van de Republiek.' Hij erkende dat deze was voortgekomen uit het werk van de door de Japanners opgerichte voorbereidingscommissie, maar die commissie was door Soekarno uitgebreid en had een ander karakter aangenomen; ook zei hij dat 'de Japanse regering' de Republiek niet kon erkennen, evenwel: 'werkelijke onafhankelijkheid is niet een zaak van erkenning.' Met vreugde constateerde hij dat de onafhankelijkheidsproclamatie al de aandacht van de buitenwereld had getrokken. Welnu, zo vervolgde hij, 'de Nederlandse radiozender uit Australië heeft op onze proclamatie geantwoord met pogingen om het Indonesische volk ertoe te bewegen, zich niet achter Soekarno en Hatta te scharen, omdat onze proclamatie niets anders zou zijn dan een Japanse truc' - Hatta noemde dat 'stompzinnig'.

XCHet was dus duidelijk dat diegenen die de Republiek hadden opgericht, twaalf dagen nadien nog toegang hadden tot de zendinstallaties op Java. Evenwel: Harta's toespraak was het laatste dat in Australië werd opgevangen. Op de joste bleek dat alle zenders die buiten Indië konden worden ontvangen, uit de lucht waren - alleen Radio Makassar zond nog vier dagen uit: louter muziek, geen mededelingen of toespraken.

XCHoe moest men dit alles interpreteren? Dat was volkomen onduide

I Dat bericht uit Den Haag was veel te optimistisch geweest - wij herinneren er aan dat Dijxhoorn daar op IS augustus in de Raad voor Oorlogvoering had meegedeeld dat in totaal zeven-en-twintig bataljons in de periode september '4s-februari '46 uit Groot-Brittannië zouden kunnen worden uitgezonden, evenwel zouden in september en oktober samen slechts tien bataljons kunnen vertrekken - hun transport naar Indië zou ca. drie weken vergen. Op I september werd overigens aan van Mook geseind dat de eerste vijf bataljons pas op I november zouden arriveren. 2 Tekst in 1520 (IC, L 69).

568 [PDF]
DE 'NIGIS' REAGEERT

lijk. Het leek van Mook noodzakelijk, dat hij zo spoedig mogelijk overleg zou plegen met Mountbatten - van der Plas, aangewezen als zijn vertegenwoordiger bij het Britse hoofdkwartier, zou hem vergezellen. Van Mook had op 26 augustus aan Logemann bericht dat hij op de joste op Ceylon zou arriveren; daar hoopte hij ook Logemann te ontmoeten, die hem inmiddels had doen weten, voornemens te zijn naar het Oosten te vliegen om de totaalonvoorziene situatie die ontstaan was, met de luitenant-gouverneur-generaal te bespreken.

Van Maak en van der Plas op Ceylon

XC

XCInderdaad kwamen van Maak en van der Plas op 30 augustus op Ceylon aan - Mountbatten was afwezig: hij was nog niet uit Rangoon teruggekeerd, waar afgevaardigden van veldmaarschalk Teraoetsji drie dagen eerder met hem een voorlopige capitulatie-overeenkornst hadden gesloten. In eerste instantie konden van Mook en van der Plas dus slechts inleidende besprekingen voeren. Daarbij bleek hun dat Mountbatten met betrekking tot Indië nog vrijwel niets had voorbereid - er was een grote strijdmacht naar Malakka en Singapore onderweg en een kleine, een detachement van de Royal Marines, naar Sabang (die bezetting was voorbereid als onderdeel van Mountbattens grote landing op Malakka die niet door hoefde te gaan), doch van de twee brigades die op Java zouden landen, zou, althans volgens de plannen, de eerste pas op 4 oktober bij Batavia aankomen. Pas over vijf weken dus! Vijf weken waarin, als die datum niet vervroegd werd, de krijgsgevangenen en geïnterneerden op hun werkelijke bevrijding zouden moeten wachten! Wat Sumatra betrof, was de situatie al even onbevredigend: de plannen hielden in dat, afgezien van Sabang, brigades zouden landen bij Medan (d.w.z. in Belawan) en in Padang, zulks evenwel pas op Ia oktober.

XCVan Mook zette zich aan het schrijven van een lang memorandum, waarin hij er bij Mountbatten op zou aandringen, ten spoedigste een einde te maken aan de Republiek. Terwijl hij dat stuk opstelde, werd hij opgebeld door van Starkenborgb. die, op weg naar Nederland, uit Tsjoengking Calcutta had bereikt. Wij weten van dit telefoongesprek slechts dat van Mook, aldus van der Plas (die het gesprek had kunnen volgen), op van Starkenborgh 'een dringend beroep (deed) om terug te komen' (d.w.z. na zijn bezoek aan Den Haag weer als gouverneur

569 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

(van Mook) 'het bepaald noodzakelijk achtte voor ons prestige." Van Starkenborgh deed geen toezegging - zulks stimuleerde van Mook, hem een brief te schrijven (in aansluiting op een eerdere die van Starkenborgh niet had bereikt"), waarin hij de wenselijkheid van het weer in functie treden van de gouverneur-generaal onderstreepte.'

XC'Het was een weldaad', zo begon hij,

XC'uw stem door de telefoon te horen; nog dezelfde als vroeger en zonder spoor van vermoeienis of lichamelijk lijden. Het is bovendien voor ons en voor Nederland een groot ding dat u weer beschikbaar bent en in Indië zult kunnen terugkeren op dezelfde plaats waar de vijand u van heeft weggehaald.'

XCHU vervolgde met uitvoerig te schetsen, hoe gering de in de twee War Theatres aanwezige krachten waren geweest waarover hij in het Oosten beschikt had, hoe weinig begrip hij in Londen had gevonden voor de specifiek Indische belangen, hoe pover de medewerking van de Com bined Chiefs of Staff was geweest en hoe nadelig het nu was dat heel Indië als het ware op de valreep was ingedeeld bij Mountbattens gezagsgebied die daarvan bovendien een deel aan de Australiërs had moeten overlaten:

XC'Zo zijn wij nu van de drup in de regen; wij hebben nog steeds te maken met twee hoofdkwartieren (en de Australiërs weten op dit gebied van toeten noch blazen) en zijn bovendien ingedeeld in een sfeer, waar groot gebrek aan materiaal en scheepsruimte heerst. Het is werkelijk of zowel Nederland als NederlandsIndië de meest verworpen stiefkinderen van deze tijd zijn.'

XCAan de Republiek besteedde hij geen aandacht - hij ging er van uit dat deze terzijdegeschoven zou worden. 'Wat de interne toestand in Indië betreft', aldus het beeld dat hij aan van Starkenborgh schetste,

XC'hebben wij de overtuiging gekregen dat de bevolking als geheel zeer onder het wanbestuur van de bezetter heeft geleden en hartelijk terugverlangt naar de goede oude tijd. Toch zullen wij natuurlijk niet kunnen beginnen, waar wij in 1942 ophielden. Door de internering van de meeste Nederlanders hebben de Indonesiërs min of meer hun eigen weg moeten zoeken en bovendien is dat gebeurd onder omstandigheden, die hen aanvankelijk [noesten laten denken, dat de Japanse bezetting min of meer definitief was.

XCI Getuige van der Plas, Enq., dl. VlII c, p. 1390. 2 Die eerdere brief, die niet bewaardgebleven is, was door van Maak aan van Oyen meegegeven, toen deze via Manila naar Tokio vloog - van Maak had gehoopt dat van Starkenborgh uit Tsjoengking eerst in Manila zou landen. 3 Brief, 3 sept. 1945, van van Mook aan van Starkenborgh in ARA, Coll.-van Mook, 2. 57

570 [PDF]
VAN MOOKS BRIEF AAN VAN STARKENBORGH

XC... De meer ontwikkelde laag, die tenslotte het Japanse bestuur moest opvangen, is voor een klein deel volkomen collaborant geworden, gedeeltelijk uit overtuiging, maar voor een belangrijk deel ook uit eigenbaat. Ook allerlei minder gunstige individuen uit de middenen benedenlaag hebben handlangersdiensten verricht en zijn daardoor ook in de ogen van hun eigen rasgenoten gecompromitteerd. Het Inheems bestuur heeft zich over het algemeen goed gedragen. Onder hen en onder de betere categorieën van ontwikkelde mensen zullen wij echter een versterkt gevoel van zelfstandigheid vinden, dat wij zullen moeten eerbiedigen, omdat het billijk is en omdat alleen door samengaan tussen Nederlanders en Indonesiërs de zaak van het koninkrijk kan worden gered'

XCdat was een passage die aansloot op de 7 december-toespraak en op zijn eigen toelichting daarop van 5 december' 42 (een tekst waarvan hij niet wist dat Lovink hem in Tsjoengking al aan van Starkenborgh te lezen had gegeven), maar die hij overigens niet uitwerkte, wellicht omdat hij besefte dat zulks de kans zou verkleinen dat van Starkenborgh, die behoudender dacht dan hijzelf, inderdaad het ambt van gouverneurgeneraal weer zou gaan uitoefenen. Op dat laatste bleef hij aandringen, zij het dat van Starkenborgh dat niet onmiddellijk zou moeten doen:

XC'Voor u zou de tijd van terugkeer aankomen, zodra de zaken door het Geallieerde opperbevel aan de Indische Regering kunnen worden overgedragen. Dit behoeft niet noodzakelijk het ogenblik te zijn, waarop alle Geallieerde troepen Indië zouden verlaten, het is mogelijk dat voor belangrijke gedeelten die overdracht reeds eerder plaatsvindt. Ik mag er persoonlijk wel bij 11 op aandringen dat u deze taak, al ware het maar voor begrensde tijd, op u neemt. Het lijkt mij èn voor onze zaak èn voor u zelf van het grootste gewicht dat de Landvoogd, die aan het bewind was en die de marteling van de bezetting en de gevangenschap heeft gedragen, zijn plaats weer inneemt, zodra de bevrijding haar voltooiing nabij komt.'

XCDaags na het schrijven van deze brief, op 4 september dus, kregen van Maak en van der Plas eindelijk de gelegenheid om van gedachten te wisselen met de man van wie in de gegeven situatie alles afhing: Mountbatten.

XCWij herinneren aan wat wij in het vorig hoofdstuk over Mountbatten schreven: hij had inzijn grote instemming betuigd met het Britse 57

'4I

571 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

weekblad de New Statesman and Nation dat op de ontvoogding van alle koloniaal bestuurde gebieden placht aan te dringen, was, anders dan Lady Edwina, zijn echtgenote, geen overtuigd socialist 'nevertheless', aldus zijn biograaf Ziegler, 'his egalitarian instincts and generalized belief in progress told him that it was time for a change':'een politiek-sociale verandering in Groot-Brittannië zelf', voegden wij toe, 'èn een verandering in de positie van alle koloniaal bestuurde landen. Beide veranderingen mocht men pas verwachten als Labour aan de macht kwam.'

XCOp 26 juli '45, bijna drie. weken voor Japans capitulatie, kwàm Labour aan de macht, Attlee werd Prime Minister. Mountbatten was in zijn eigen milieu een van de weinigen die door die overwinning van Labour niet verrast werd - hij had in de gesprekken die hij als Supremo met onder hem dienende militairen had gevoerd, gemerkt dat de meesten, bij alle bewondering voor Churchill, een bewind van de Conservatieve Partij afwezen. Met Attlee had hij, voordat hij begin augustus uit Londen naar Ceylon was teruggekeerd, enkele gesprekken gevoerd, waarin hij gezegd had dat hij zich voorstelde, in alle te bevrijden gebieden, zulks in overeenstemming met Labours verkiezingsprogramma I, een vooruitstrevend beleid te volgen. 'I was delighted', schreef hij later, 'that I had his full backing',' De vreugde was wederzijds: 'he impressed me greatly', zei Attlee.'

XCAl vóór deze belangrijke ontmoetingen evenwel had Mountbatten vooral met zijn politiek ten aanzien van Birma aangetoond dat hij bereid was met communistische formaties in zee te gaan en er geenszins zwaar aan tilde dat sommige Birmaanse leiders nauw met de Japanners hadden samengewerkt. Wij schreven hierover in hoofdstuk 2 ('Japan en Azië') van ons vorige' deel en halen daaruit naar voren dat Mountbatten eind '44 het bevel had geannuleerd waarmee de bevelhebber van zijn landstrijdkrachten het verstrekken van wapens aan het door communisten gedomineerd Birmaans Anti-As- Verbond had verboden, en dat hij in maart '45 de Britse Chiefs of Staff had voorgesteld, de steun van Aung San te aanvaarden die van '4I af met de Japanners gemene zaak had gemaakt. In mei '45 had hij er vervolgens bi] Sir Reginald Dorman-Smith die, als de periode van militair gezag ten einde was, weer als Governor van Birma zou gaan fungeren, op aangedrongen dat deze enkele voormannen van de door Aung San geleide Vrijheidsliga in zijn Adviesraad57

I In dat program stond dat Brits-Indië's voortgang naar verantwoordelijk zelfbestuur en de ontwikkeling van alle Britse koloniale gebieden wilde bevorderen. 2 Aangehaald in R. Hough: p. 196. 3 F. Williams: (1961), p. 49.

572 [PDF]
MOUNTBATTENS OPVATTINGEN

zou opnemen, begin j uni had hij in een directief gewezen op de 'traditional British policy oj leniency and conciliation' en in Rangoon had hij, voordat hij naar Ceylon terugkeerde, bereikt dat Aung San en de zijnen zich er in hadden geschikt dat hun strijdkrachten in de Voorlopige Birmaanse Strijdkrachten zouden worden opgenomen - Aung San, die, juridisch gezien, in '41 hoogverraad had gepleegd, zou er in de rang van Brigadier een van de twee Deputy-Inspectors-General van worden. Tenslotte had Mountbatten in Rangoon bewerkstelligd dat een door Aung San geleide, breed samengestelde Birmaanse delegatie op 6 september in zijn hoofdkwartier op Ceylon plechtig zou worden ontvangen.

XCEr is niet veel fantasie nodig om zich voor te stellen hoe Mountbatten, zodra hij er een duidelijk beeld van had, zou reageren op het uitroepen van de Republiek Indonesië: dat zou hij beschouwen als een nogal natuurlijke zaak en aan het feit dat Soekarno met de Japanners had gecollaboreerd, zou hij niet zwaar tillen. Dat duidelijke beeld had hij overigens aanvankelijk niet. Zijn herinnering was (althans dat schreef hij in de desbetreffende sectie van zijn officiële rapport als Supreme Comman der), 'o] course, that an Indonesian Independence Movement had been in existence before the war; and that it had been supported by prominent intellectuals, some oj whom had suffered banishment jar their participation in nationalist propaganda' t maar wat van die' Independence Movement' tijdens de Japanse bezetting was geworden, wist hij niet. Bestond zij nog, dan voelde hij er in elk geval niets voor, haar gewapenderhand uit te schakelen - zouden de Nederlanders daarop aandringen, dan zou hij trachten tijd te winnen door de zaak aan Londen voor te leggen.

XCHet "Memorandum on the political situation in Java' dat van Mook op 3 september afsloot", was een lang stuk, waarin hij op grond van de berichten van Radio Bandoeng de Republiek Indonesië afschilderde als een Japans maaksel dat 'under the disguise oj a spontaneous movement' naar voren was gekomen (hij schreef o.m. dat veldmaarschalk Teraoetsji en Soekarno samen op 19 augustus Indonesië's onafhankelijkheid hadden

1 Aangehaald in Benedict R. O'Gorman Anderson: 1944-1946 (1972), p. 131 (verder aan te halen als: Anderson). 2 Tekst: dl. !, p. 82 en vlg.

573 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

uitgeroepen), bovendien was die republiek een autoritair geheel, 'a one man government along japanese lines.' 'It is important', schreef hij,

XC'that this last-minute organization should not be recognized in any respect. Its recognition even in a purely indirect and de facto manner, would create the greatest difficulties and bring confusion in the minds of aIL law-abiding Indonesians.'

XCSoekarno trachtte hij te discrediteren door er op te wijzen dat deze in '33, na zijn tweede arrestatie, 'a letter to the government' had geschreven (in feite: vier brieven aan de procureur-generaal), 'declaring that he had been misled by his followers and offering co-operation and betrayal of all the secrets of the nationalist movement, if the government (would) accept his offer' (zulk een verraad had Soekarno geenszins aangeboden) 'a typical Qu£Sling mentality', vond van Mook. Ook wees hij er op dat Soekarno in '44 en '45 herhaaldelijk Japan had bej ubeld en zijn volgelingen had opgeroepen, de Amerikanen, Britten en Nederlanders te vernietigen (hij gaf negen citaten uit Soekarno's toespraken). Zijn 'Conclusion' was kort maar krachtig: 'It is evident that the Soekarno 'Government' is japanese-formed and completely under japanese control and would remain, if undisturbed, a nucleus of japanese pan-Asiatic propaganda' anders gezegd: het was de taak van de Britse bezettingstroepen om, op Java arriverend, aan zulk een voor de toekomst gevaarlijk regime onmiddellijk een einde te maken. Naast dit memorandum van 3 september schreef van Mook nog drie andere': een waarin hij het vertrouwen uitte dat in de gebieden waar de Australiërs het gezag zouden uitoefenen, de regels zouden gelden die in de met MacArthur en de Britse regering gesloten Civil Affairs-overeen komsten waren neergelegd", een waarin hij o.m. vroeg of de Amerikaanse divisie die zich op Morotai bevond (een negerdivisie - hij was over zijn bezwaren heengestapt), gebruikt kon worden voor de bezetting van Halmaheira, en een waarin hij aangaf hoe de Nica-detachementen over Indië konden worden verdeeld, en voorstelde dat zijn gouvernement zich weer zo spoedig mogelijk in Batavia zou vestigen, waarbij hijzelf rechtstreeks verantwoordelijk zou zijn aan Mountbatten. Op 4 september werden al deze stukken besproken in een vergadering in Mountbattens hoofdkwartier waar, behalve de Supremo, van Britse kant zes andere hoge militairen en Mountbattens Chief Political Adviser M. E. Dening, een ambtenaar van het Foreign Office, aanwezig waren, en van

I Tekst: a.v. p. 78 en vlg. 2 Dat het kabinet-Cuttin daartoe besloten had, was hem kennelijk niet meegedeeld.

574 [PDF]
VAN MOOK SPREEKT MET MOUNTBATTEN

Nederlandse kant van Mook, van der Plas en generaal-majoor Weyerman, Warners' opvolger als Chief Staff Officer Nica op Ceylon.' Er kwamen vier punten ter sprake: de moeilijke positie op scheepvaartgebied (de Amerikanen hadden hun schepen uit Mountbattens nieuwe gezagsgebied teruggetrokken), de regeling voor Civil Affairs in het Australische gebied (van Mook werd naar de Australische regering verwezen), de organisatie van Civil Affairs in de rest van Nederlands-Indië (Mountbatten vond van Mooks nota terzake 'wholly admirable') en, het veruit moeilijkste punt, de 'Indonesian Republic on Java '. Mountbatten stelde zich zeer terughoudend op. 'Duidelijk', zei hij, aldus van der Plas aan de Enquêtecommissie":

XC'Daartegen zullen wij als zodanig niet kunnen optreden. Het zou iets anders zijn geweest wanneer wij Churchill nog hadden gehad, dan was er misschien wel iets denkbaar geweest. Vergeet u niet, wat een ellende wij hebben gehad in Griekenland. Onze regering is wel bijzonder huiverig om zich opnieuw in een wespennest te steken. Bovendien wil men zo gauw mogelijk onze rnannen naar huis zenden. We moeten eerst nog maar zien wat er gebeurt.'3

XCDat Mountbatten dit alles heeft overwogen, houden wij voor plausibel, maar heeft hij zich op die 4de september zo duidelijk uitgesproken? Wij betwijfelen het in hoge mate. Hoe dat zij, hij weigerde, op eigen gezag de richtlijn uit te geven dat de Republiek Indonesië niet erkend mocht worden - dat was, zei hij, een zaak van Nederland, in welke zaak Londen contact moest opnemen met Den Haag. Voorts merkte hij op dat Teraoetsji die, aldus van Mooks memorandum, de onafhankelijkheid van Indonesië zou hebben uitgeroepen, zich moest houden aan de in Rangoon gesloten voorlopige capitulatie-overeenkornst, waarbij uitsluitend de Japanners verantwoordelijk waren voor rust en orde in Indië - hij zou van Teraoetsji vergen dat deze de onafhankelijkheidsverklaring zou annuleren. Dat leek van Mook een goed denkbeeld. Hij keurde het telegram goed dat Mountbatten aan de Britse Chiefs oj Staff zond (en lichtte de regering in Den Haag dienaangaande in). Dening zond een gelijkluidend telegram aan het Foreign Office, inhoudend het verzoek dat

I Notulen: dJ. I, p. 86 en vlg. 2 Getuige van der Plas, dJ. VIII c, p. 1385. 3 Mountbatten was niet de enige aan Britse kant die huiverig was, met kracht tegen de Republiek op te treden; generaal-majoor G. A. Ilgen, een van de leden van de kreeg begin september na zijn aankomst op Ceylon van Mountbattens te horen: 'De Javanen waren zeer goed bewapend en blijkbaar vastbesloten om voor hun vrijheid te vechten.' (getuige G. A. Ilgen, a.v., p. 1062)

575 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

de Britse regering de Nederlandse zou vragen de Republiek te verbieden (maar niets vermeldend van de bezwarende gegevens ten aanzien van Soekarno) - het telegram dat op 6 september naar Teraoetsji uitging, kreeg van Mook niet te zien, doordat hij toen Ceylon weer had verlaten op weg naar Australië; van der Plas, die op Ceylon was gebleven, zag het echter wèl en vond het, zo schreef hij aan van Mook, 'volkomen correct, stevig en in ieder opzicht bevredigend en overeenkomstig je wensen.'!

XCDat telegram aan Teraoetsji haalde niets uit: de opperbevelhebber in het Nanjo-gebied antwoordde dat hij inderdaad op I I augustus met Soekarno had gesproken, maar hij had hem niet tot president benoemd. Evenmin had hij het bestuur op Java aan de Republiek overgedragen, integendeel: er was aan Soekarno meegedeeld dat de Japanners hem niet langer konden helpen. Was aan Teraoetsji bekend dat zijn Zestiende Leger op Java besloten had, de Republiek tersluiks zoveel mogelijk steun te verlenen? Vermoedelijk niet.

XCUit het verslag van de bespreking van 4 september blijkt niet dat van Mook, van der Plas en Welierman op vervroeging van de landingsdata op Java en Sumatra hebben aangedrongen. Daaruit mag men slechts afleiden dat het punt niet op de agenda heeft gestaan, maar wij twijfelen er niet aan of het is van Nederlandse kant in andere besprekingen op Ceylon ter sprake gebracht. Dat heeft ook effect gehad. Mountbatten bepaalde namelijk dat een van de twee Britse kruisers, die op 2 september het detachement van de Royal Marines in Sabang aan land hadden gezet, de "Cumberland'; gecommandeerd door Rear-Admiral Patterson, na zijn terugkeer naar Ceylon zou worden beladen met hulpgoederen en zich via Singapore naar Priok, de haven van Batavia, zou begeven. De 'Cum berland' verliet Ceylon op 8 september.

XCTerwijl van Mook weer naar Camp Columbia was teruggekeerd, vergezelde van der Plas Mountbatten naar Singapore, waar op 12 september de definitieve capitulatie-overeenkomst in het gehele Nanjo-gebied werd ondertekend. Diezelfde dag vernam van der Plas tot zijn 'bittere teleurstelling' van Mountbatten persoonlijk, 'dat', zo lichtte hij van Mook in", 'de herbezetting van Java is uitgesteld. De toegewezen schepen zijn plotseling uitgepikt om eerst Engelse (en Australische) Pjrisoners] ofW[ar] naar hun land terug te brengen. M. kan niets zeggen over de nieuwe datum. Hij moet opnieuw gaan plannen."

I Brief, 6 sept. 1945, van van der Plas aan van Maak: dl. I, p. 88. 2 Brief, 12 sept. 1945, van van der Plas aan van Maak (ARA, Coll.-van Maak, 2). 3 Na ontvangst van deze mededeling zond van Maak op 16 september

576 [PDF]
DE LANDING OP JAVA VERVROEGD

XCHet bleef dus bij de missie van de 'Cumberland' het schip zou, met van der Plas aan boord, op 15 september tegelijk met de 'Tromp' in Priok arriveren.

XCVan der Plas was vol vertrouwen dat de Republiek geen lang leven beschoren zou zijn: hij gaf op de r j de in Singapore een uiteenzetting aan enkele officieren die ook spoedig naar Java zouden gaan, en zei, aldus een van die laatsten, dat op Java 'inderdaad een soort stroming was, die de terugkeer van de Hollanders eventueel met wapens zou tegengaan. Vliegtuigen die waren overgekomen' (de toestellen die bij de Rapu/i waren ingeschakeld),

XC'hadden rood-wine vlaggen gerapporteerd. De indruk was echter dat het een kleine groep desperado's was, waarmee heel weinig rekening behoefde te worden gehouden en die zich voornamelijk in de buurt van Batavia bevonden. Als wij als Hollanders daar aankwamen, al was het maar met een groepje van honderd man, dan zou de zaak wel weer in orde komen."

XCVoordat wij nu gaan beschrijven, wat van de 'Cumberland' en de 'Tromp' af ondernomen is, willen wij bij twee andere onderwerpen stilstaan: de activiteit van het eerste Rapu/i-team dat op 8 september op Java begon te opereren, en de politieke ontwikkelingen die zich in de loop van september in de verschillende delen van Indië voordeden.

Het eerste 'Rapu/i-team' in Batavia

XC

XCHet eerste Rapu/i-team op Java telde zeven leden. Commandant was een Brit: Major A. G. Greenhalgh, ondercommandant een Nederlander: lui

mede namens Logemann, die zich in bij hem had gevoegd, een telegram aan de regering in Den Haag (met afschrift aan de Nederlandse ambassadeurs in Londen en Washington), waarin hij 'de gang van zaken onaanvaardbaar' noemde en aandrong op 'een zo krachtig mogelijk protest'. (tekst van het telegram: dl. j, p. lO8 en vlg.) I Getuige P. G. de Back, dl. VIII c, p. II83.

577 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

tenant mr. S. J. baron van Tuyll van Serooskerken, en van het team maakten verder nog twee Britse en drie Nederlandse militairen deel uit, onder wie een arts en twee marconisten. De taak van het team was, zoveel mogelijk inlichtingen te verzamelen over de toestand der krijgsgevangenen en geïnterneerden op Java en de verdere hulp aan hen te organiseren, en daarnaast diende Greenhalgh een rapport op te stellen (het zou voor Patterson van belang zijn) over de politieke situatie op Java.

XCGreenhalghs team daalde per parachute op het vliegveld Kemajoran bij Batavia; de twee zenders waarover het team beschikte, werden vermoedelijk bij de landing beschadigd, althans: slechts met een van de twee konden de marconisten (die weinig ervaring bleken te hebben) een verbinding maken en zulks niet met Colombo maar met Melbourne. Het team kwam op het vliegveld met de Japanners in contact, waarna Greenhalgh en van Tuyll na enige tijd volgens hun verzoek werden meegenomen naar generaal Nagano, die een toast uitbracht op de Geallieerde overwinning. Vervolgens werden de twee officieren naar het Hotel des lndes gebracht, waar een Japanse delegatie onder leiding van een afdelingshoofd van het Japanse hoofdkwartier, burggraaf Jamagoetsji, besprekingen voerde met een breed samengesteld gezelschap: mr. Spit, kolonel Vooren, mevrouw van Starkenborgh, Lieutenant-Colonel van der Post en de andere officieren die aan de twee eerdere besprekingen hadden deelgenomen, alsmede afgevaardigden van de kampleidingen van de ruim dertig krijgsgevangenenen geïnterneerdenkampen die er op dat moment op Java waren. Vertegenwoordiger van de Bandoengse kampen was jhr. H. A. van Karnebeek, leider van het grootste geïnterneerdenkamp aldaar, en op zijn advies had zich de journalist Bouwer ook om de tafel geschaard.

XCJamagoetsji verwelkomde Greenhalgh en van Tuyll en verzocht, aldus Bouwer in zijn dagboek,

XC'politieke vraagstukken buiten beschouwing te laten .... Hij gaf een uiteenzetting van de taak, die door de Geallieerden thans aan het Japanse leger is opgedragen. Toen hij sprak over de plicht van dit leger om rust en orde te handhaven, zinspeelde hij op de moeilijkheden, die het daarbij van de zijde van de Nationalistische beweging ondervond. Hij verzekerde de conferentie dat 'het Japanse leger wat dit betreft zijn eigen plannen heeft, die afdoende zouden zijn"

XC- een dubbelzinnige en, gezien de besluiten van 21 augustus, misleidende mededeling.

XCGreenhalgh zei dat de 'Cumberland' op de 8ste Ceylon had verlaten met medicamenten aan boord en op de r yde

578 [PDF]
MAJOOR GREENHALGH IN BATAVIA

maar deelde verder, aldus Bouwer, 'onomwonden mee dat 'het nog wel een paar weken zou duren voor Java door de Geallieerde troepen zou kunnen worden bezet', en verzocht om geduld: 'Singapore is er heel beroerd aan toe en moet prioriteit hebben', zo zei hij.'

XCAchter de hulpverlening aan de krijgsgevangenen en geïnterneerden werd door Greenhalgh en van Tuyll grote spoed gezet." Zodra een van hun twee zenders functioneerde, vroegen zij via Melbourne om de komst van meer Rapu/i-parties en gaven zij op, welke hulpgoederen het eerst nodig waren en waar die dienden te worden afgeworpen. 3 De Japanners verleenden hun alle mogelijke bijstand (Greenhalgh sprak goed Frans en burggraaf Jamagoetsji, die Japans militair attaché in Parijs was geweest, kon zich ook in die taal uitdrukken). Zij stelden een auto ter beschikking, een Buick (Greenhalgh bracht er een Brits vlaggetje op aan omdat hij van het gebruik van een Nederlands moeilijkheden verwachtte) waarmee de twee officieren bezoeken brachten aan bijna alle karnpen, overal Mountbattens bevelonderstrepend dat men ze niet mocht verlaten. Zij gaven opdracht, Hotel des lndes als noodziekenhuis in te richten (zelf kozen zij hun onderdak in de ambtswoning van de president van de Javase Bank, waar zij tegelijkertijd hun hoofdkwartier vestigden). Verder deelden zÜ de kampen op Java in drie grote groepen in (Batavia, Bandoeng- Tjimahi, Semarang-Ambarawa-Banjoebiroe), elke groep met een eigen comité van kampvertegenwoordigers aan het hoofd, en gaven zij opdracht dat in elk kamp voor een maand voedsel moest worden ingekocht (Jamagoetsji stelde daarvoor geld beschikbaar) - dat deden zij vooral daarom omdat

XCI Bouwer: 'Dagboek', p. 390 (8 sept. 1945). 2 De taak van de Rapiui was hulp te verlenen aan krijgsgevangenen en geïnterneerden - Major Greenhalgh meende dat dat hij niet bevoegd was, iets voor de politieke gevangenen (d.w.z. de gevangenen van de Kenpeitai'ï te doen. Hier vloeide uit voort dat in de situatie van deze gevangenen in de gevangenis te Ambarawa (en vermoedelijk ook elders), waar tallozen bezweken waren en het sterven na japans capitulatie doorging, aanvankelijk geen enkele wijziging kwam - 'waarlijk' aldus een hunner, 'toen voelden wij ons, gevangenen, vergeten door de regering waar wij zoveel voor hadden geofferd en geriskeerd.' (Th. jans: 'Verslag' (lokt. 1946), p. 27 (IC, 2 806)) Pas toen een van de gevangenen, een officier van de Britse RAF, met een door de japanners ter beschikking gesteld vliegtuig naar Batavia had kunnen gaan om er Admiral Patterson te spreken, kreeg de Indonesische gevangenisdirecteur opdracht, alle politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laren dezen moesten zich bij de Rapu/i-cetvxz aanmelden. De bedoelde RAF-officier maakte vervolgens een rondreis tot op Oost-java, overal bewerkstelligend dat de politieke gevangenen werden vrijgelaten. Wij vermelden in dit verband dat kort na de uitroeping van de Republiek in veel plaatsen cipiers er met de Indonesische commune gevangenen vandoor waren gegaan om roversbenden te vormen. J Medicijnen bleken er voldoende te zijn: japanse voorraden.

579 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

zij zich zorgen maakten over de toenemende nationalistische agitatie. Van Tuyll kreeg de duidelijke indruk dat de inheemse bevolking anti-Japans was, maar ook dat er, zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'daarnaast heel weinig te bespeuren was van [een] welwillende houding tegenover het Nederlandse gezag'] - misschien moet daarbij bedacht worden dat Greenhalgh en van Tuyll bij hun organiserende activiteit het meest te maken kregen met ontwikkelde Indonesiërs; het viel van Tuyll op, dat diegenen hunner die Nederlands onderwijs hadden gevolgd, nu principieel weigerden zich in het Nederlands uit te drukken. Zo legde dit eerste team de grondslag voor een grote hulporganisatie die tot 15 januari '46 haar werk zou voortzetten, waarbij uiteindelijk omstreeks tienduizend krachten betrokken zouden zijn, wier activiteiten op velerlei wijzen door de autoriteiten van de Republiek Indonesië zouden worden gesteund, maar die op lager niveau toenemende moeilijkheden kreeg met fanatieke jongerengroepen. Vermelding verdient dat ook Soekarno persoonlijk aan de Rapu/i allerlei bijstand gaf - in een periode waarin van Mooks vertegenwoordigers alle contact met de president van de nieuwe Republiek uit de weg gingen, was het onvermijdelijk dat Major Greenhalgh en andere bij de hulpverlening ingeschakelde functionarissen hem bezochten. Een van die laatsten, luitenant-kolonel Asjes, eerder commandant van het 18th squadron, die op I7 september met enkele Mitchells en Dakota's op Kemajoran was geland en als eerste taak had in Batavia een Kantoor Displaced Persons op te richten, voerde vrijwelonmiddellijk na zijn aankomst, zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, met Soekarno 'diverse besprekingen ... , voornamelijk betreffende de voedselverstrekking, het openen van de passars ... Hij is mij zeer ter wille geweest'>; trouwens, in het algemeen vond Asjes de samenwerking met de Indonesiërs 'bijzonder goed' - in die begintijd 'kwamen [zij] om hulp aan te bieden, om voedsel aan te geven' (d.w.z. te melden waar voorraden lagen) 'en zelfs om hun trouw te betuigen." In het rapport dat Major Greenhalgh na zijn rondrit op Java schreef", werd geconstateerd dat de brede massa politiek passief was:

XC'T77e bulk of the native population in Java are indifferent to all political movements. The political problem is principally one of the towns and it is significant that the Nationalist fiagsfollow main streets and main roads. It is most acute in Batavia, The problem follows the standard pre-war pat/em. Most Nationalist leaders draw their followh-/g [rom theJ.

I Getuige S. van Tuyll van Serooskerken, dl. VIII c, p. 1495. 2 Getuige D. L. Asjes, a.v., p. 1412. 3 A.v., p. 1411. 4 Exemplaar in IC, 5 160.

580 [PDF]
HET RAPPORT VAN MAJOOR GREENHALGH

intellectuals and semi-educated and of these the intellectuals are the worst ... [They} are undoubtedly organising for recognition.'

XCHet leek hem verstandig dat voorshands Nederlandse troepen niet op java zouden verschijnen: 'There is intense anti-Dutch propaganda among the natives and it would help if the first stage oj occupation is carried out by essentially British jorces.' Ten aanzien van een later stadium was hij optimistisch: 'Once transport and security-problems are solved, other tasks', aldus zijn' Conclusion', 'will become comparatively simple.'

XCGreenhalgh schreef dat rapport op 14 september, daags voordat de 'Cumberland' op de rede van Priok zou arriveren.'

XCDe eerste confrontatie met de Republiek was op handen.

Buitengewesten, september '45 2

XC

XCZoals eerder vermeld, was van Mountbattens gezagsgebied een gedeelte afgesplitst waar de Australiërs de capitulatie van de japanners in ontvangst moesten nemen: Borneo en de Grote Oost (behalve Bali en Lombok). Die afsplitsing lag voor de hand: Mountbatten had geen strijdkrachten ter plaatse maar de Australiërs wèl; delen van hun divisies bevonden zich op Tarakan en Borneo alsmede op Morotai. Afgezien van enkele locale capitularies, vloeiden hier drie meer algemene uit voort: op 8 september in Samarinda van de bevelhebber van de japanse troepen op NederlandsBorneo, op 9 september op Morotai van de bevelhebber van het japanse Tweede Leger en op II september in Koepang, de hoofdplaats van Nederlands-Timor, van de japanse bevelhebber van dat eiland. Dit betekende dus ook dat de betrokken gebieden in eerste instantie onder Australisch militair gezag kwamen. MacArthur had in de proclamatie die hij in september '44 in Hollandia en de overige toen bevrijde gebieden had uitgegeven, uitdrukkelijk de Nica genoemd en gehoorzaamheid aan de Nederlands-Indische wetten voorgeschreven en Mountbatten had toegezegd dat hij, zodra dat mogelijk was, het gezag weer aan het

XCI Het eerste rapport van van Tuyll dateert van 22 september. Hij schreef: 'De politieke toestand is slecht. Zeer anti-Noderlands Grote incidenten zijn nog niet voorgekomen. Iedereen hoopt dat het bezettingsleger gauw komt.'(Ned.-Indones. betrekk. 1945-195°, dl. I, p. 133). 2 Voor deze en de volgende paragraaf ontlenen wij enige gegevens aan de in '85 in Honolulu verschenen, door Audrey R. Kahin uitgegeven bundel

581 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Nederlands-Indisch gouvernement zou overdragen, maar generaal Blamey, de Australische opperbevelhebber, handelde anders. Het kabinetCurtin had, zoals wij al schreven, in maart' 45 vastgesteld dat de bepalingen van de Civil Affairs-overeenkomst welke van Mook in december '44 met MacArthur gesloten had, ook zouden gelden in NederlandsIndische gebieden die in eerste instantie door Australische troepen zouden worden bezet, maar Blarney, die er een voorstander van was dat Australië zich op bepaalde punten in de Grote Oost blijvend zou kunnen vestigen, handelde alsof dat regeringsbesluit nimmer was genomen. Wij nemen aan dat hij dit deed met goedvinden van het kabinet-ChiBey dat in die periode alle vragen van van Mooks gouvernement inzake de Civil Affairs-verhoudingen onbeantwoord liet. Derhalve ondertekende Blamey op 2 september een proclamatie", waarin Nederland en de Nederlands-Indische wetten met geen woord werden genoemd - een proclamatie waartegen van Mook scherp protesteerde, zodra hij er (maar dat was pas elf dagen later) kennis van kreeg, die door de Enquêtecommissie 'onjuist' is genoemd- en waarop de commissie alleen daarom niet verder is ingegaan, omdat de Australische militaire autoriteiten nadien in het gehele gebied waarin zij optraden, het Nederlands gezag hebben erkend; zij hebben dit gedaan, nadat Attlee in oktober Chifley had doen weten dat men Nederland, een belangrijke bondgenoot van Engeland op het Europees continent, niet tezeer tegen de haren moest strijken.

XCBlarney's preelamatie en de daaruit voortvloeiende instructies leidden bij de capitulatie te Koepang tot moeilijkheden. Die instructies hielden namelijk in dat Nederland hierbij op generlei wijze mocht worden betrokken. Begin september evenwel deelde in Darwin een Australische officier aan de commandant van de mijnenveger 'Abraham Crijnssen', luitenant-ter-zee eerste klasse Dobbenga (eerder eerste officier op de kanonneerboot 'Soemba'), mee, zulks, aldus deze, 'onder een borreltje", dat de Australiërs ongeveer een week later naar Koepang zouden varen om er de capitulatie van de Japanners in ontvangst te nemen - daar wist niemand aan Nederlandse kant iets van af! Dobbenga waarschuwde Koenraad, Koenraad waarschuwde van Mook (bij wie zich toen Logemann bevond), de zaak werd publiek gemaakt en het slot van het lied was dat de 'Abraham Crijnsseri' en een KPM-schip, de 'Carnphuys', opdracht kregen, naar Koepang mee te varen - de 'Abraham Crijnssen' zou als mijnenveger voorop varen en het KPM-schip kreeg een klein

XC, Tekst: Ned=lndones. betreek. 1945-195°, dl. J, p. 99-100. 2 Enq., dl. VIIf a, p. 710. 3 Getuige S. Dobbenga, a.v., dl. VIII c, p.

582 [PDF]
TIMOR

Knil-detachement en een Nica-team aan boord. Aan de opvarenden van beide schepen werd evenwel door de Australische commandant van de expeditie verboden aan wal te gaan en bij de overgave-plechtigheid aan boord van een Australisch verkenningsschip was geen Nederlandse vlag te zien, hetgeen Dobbenga, van wiens schip vier Nederlandse vlaggen wapperden, danig irriteerde. Hij kreeg geen gelegenheid, zijn handtekening onder het overgave-document te plaatsen. Na de plechtigheid liet hij een sloep strijken en zich met een vlag, het verbod ten spijt, aan de wal brengen, terwijl Australiërs elders met een Australische vlag hetzelfde deden. 'Toen ging het er om', vertelde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'wie het eerst de vlag op had. Het ging gelijktijdig. Zij hadden de officiële mast en wij een paal van het licbtbedrijf. De Australiërs hadden een searth-party aan de wal om de zaak over te nemen en wij hadden een kleine party. Wij zijn toen een andere kant opgegaan en kwamen bij de Kenpeitai. Daar stonden twee Australische paarden, gezadeld en wel. De Japanners veroorzaakten niet de minste moeite en inmiddels had een grote menigte Timorezen zich om ons heen verzameld. Bij mij was de kapitein van de 'Camphuys' ... De kapitein en ik hesen ons op een paard en omstuwd door al die Timorezen en onder luid hoera-geroep reden wij ... naar de Australiërs. Het werd sportief opgevat. 's Avonds was het groot dansfeest. De Australiërs waren volkomen van de kaart, de Timorezen konden alleen met de Hollanders praten. Het was een groot vreugdebetoon. De volgende dag kwamen ook de radja's uit het binnenland hun hulde betuigen.' I

XCIn eerste instantie zond Blamey Australische troepen slechts naar Zuidoost- en West-Borneo (vandaar was het Japanse garnizoen al naar Brits-Borneo verdwenen), naar de Molukken (behalve Halmaheira en Ternate) en naar de eilandengroepen tussen Australië en NederlandsNieuw-Guinea - Celebes, de Kleine Soenda-eilanden, Halmaheira, Ternate en de nog niet bevrijde punten op Nederlands-Nieuw-Guinea kwamen pas later aan de beurt. Met al die troepen gingen haastig geformeerde kleine Nica-teams mee alsook Knil-militairen die deelnamen aan het ontwapenen der Japanse militairen. Op Ambon bleek dat de voorman van de nationalistische Sarekat Ambon (het Ambonnees Verbond), E. U. PupelIa, die onder de Japanners bestuurshoofd was geworden, voornemens was geweest het eiland tot deel van de Republiek uit te roepen, maar daarvan had hij onder druk van Christen-Ambonnezen, met name van oud-Knil-militairen, afgezien. Nadien kwam het er niet tot nationalistische agitatie. Een ieder was verheugd dat de Japanse bezetting ten

XCI A.v., p.

583 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

einde was maar bij de Islamietische Zuid-Molukkers, die ongeveer een derde van de bevolking vormden, was de vreugde getemperd door bezorgdheid inzake hun positie na het herstel van het Nederlands gezag.

XCOp Celebes gaven de Japanners aanzienlijke morele steun aan de Indonesische nationalisten. Dat bleek in de Minahassa, waar op 20 augustus in Tondano (die plaats was, nadat Menado zwaar geteisterd was door Geallieerde bommenwerpers, het centrum van het Japanse bestuur geworden) in aanwezigheid van hoge Japanners de 'onafhankelijkheid van de Minahassa' was uitgeroepen - het bleek ook in Makassar en daar vooral uit de boodschap die het hoofd van het Japans marinebestuur in de Grote Oost en op Borneo op 25 augustus (de dag waarop in die gebieden ook de proclamatie van de Japanse keizer gepubliceerd werd) bekendmaakte. 'Broeders!', stond daarin, 'gebruikt al uw kracht om de nationale geest te verhogen - vestigt uw blik op het licht vóór u, zodat tenslotte de gehele wereld uw kracht erkent als vrije natie ... Mijn liefde voor u zal nooit eindigen, ook al zou ik duizenden mijlen van u verwijderd zijn.'!

XCIn die dagen arriveerden in Makassar de bevrijde geïnterneerden. 'De stad', aldus een hunner, 'leek volkomen rustig ... Er was nergens roodwit vlagvertoon." Dat bleef niet zo. Op 24 augustus kwam de nationalistische voorman dr. G. S. S. J. Ratoe Langie, die in Djakarta deel had genomen aan de oprichting van de Republiek en er tot gouverneur van de 'provincie' Celebes was benoemd, in Makassar aan": hij vormde er een provinciaal Komitee Nasional Indonesia, kreeg er geleidelijk meer invloed, vooralonder jongeren, en gaf als consigne door dat overal de rood-witte vlag moest worden uitgestoken; ook werd, met stilzwijgende goedkeuring door de Japanners, een inheems bestuursapparaat gevormd. De betekenis van dit alles ontging niet aan een der scherpste waarnemers ter plaatse, n1. het hoofd van de Chinese gemeenschap in Makassar. Deze liet M. Hamelink (de staffunctionaris van de Javase Bank die na een mislukte poging om naar Australië te ontsnappen, in Makassar tot gevanJ.p. 7. 3 Hij kreeg van de Japanners een vliegtuig tot zijn beschikking, geheel in overeenstemming met de op 21 augustus aanvaarde

! Aangehaald in Prins: 'Rondom de Japanse capitulatie in Celebes', p. 5. 2 A,v.,

584 [PDF]
CELEBES

genisstraf was veroordeeld en na Japans capitulatie vrijgelaten was) bij zich komen en zei tegen hem, aldus deze:

XC'Ik hoop dat het Nederlands gezag weer terugkomt, maar ik ben bang dat dit bij een wens zal blijven. Wat de Republikeinse zenders vanuit Java uitzenden, voorspelt geen goeds ... De vroeger zo machtige vorsten van Zuid-Celebes. zullen hun invloed op de bevolking zien verminderen. Die zal nu geneigd zijn, naar de nationalistische voormannen te luisteren. U moet vooral niet denken dat ik overdrijf Daarvoor ken ik de Boeginezen en de Makassaren te goed ... [Zij] zien weliswaar op alles wat Javaans is, neer, maar als het gaat om de onafhankelijkheid van Indonesië, speelt dat geen rol."

XCHet hoofd van de Chinese gemeenschap was goed bekend met een vooraanstaand nationalist, Nadjamoeddin Daeng Malewa, die in '39 een eigen groepering had opgericht, de Persatoean Selebes Selatan (het Verbond van Zuid-Celebes) en wiens invloed door het feit dat hij met het Japans marinebestuur had samengewerkt (hij was in mei '45 tot burgemeester van Makassar benoemd) niet was verminderd - met deze zocht Hamelink contact. Hamelink had namelijk om het economisch leven weer op gang te brengen een Economische Commissie opgericht, maar besefte dat deze niets zou bereiken als geen samenwerking met vooraanstaande Indonesiërs mogelijk was. Nadjamoeddin verklaarde zich tot die samenwerking bereid, waarbij hij er, zei hij, van uitging dat Nederland het zelfbeschikkingsrecht van Indonesië zou erkennen: 'Ik wens namens mijn landgenoten voor Indonesië de onvoorwaardelijke soevereiniteit, zoals president Roosevelt deze ... aan de Philippijnen heeft toegezegd."

XCMet dat al was van een duidelijk effect van de nationalistische agitatie in de eerste twee weken van september in Makassar nog geen sprake. De bemanning van drie Nederlandse Dakota's die er op 13 september landden, kon na aankomst door de stad lopen, 'omstuwd', aldus een der commandanten, 'door een steeds groter wordende, juichende menigte", en Dobbenga die korte tijd later met de 'Crijnssen' en twee patrouilleboten in Makassar arriveerde, ongeveer tegelijk met de eerste Australiërs die er op 21 september aan land gingen, zei aan de Enquêtecommissie" dat het er 'een groot feest werd ... Men beweerde wel eens, dat er een groep was die een beetje schuin keek, maar toch ging alles zeer prettig en ordelijk toe."

XC1 M. Hamelink: 'Herstel van een samenleving', p. 2-3. 2 A.v., p. I9. 3 R. Wittert van Hoogland: Hef vergelen squadron, p. 2IO. 4 Getuige S. Dobbenga, Enq., dl. VlIl c, p. 1008. 5 Dobbenga voer vervolgens van Makassar naar Bandjerrnasin op Zuid

585 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCDat de groep 'die een beetje schuin keek', meer invloed kreeg, had enerzijds te maken met het feit dat de Britten op java niets tegen de Republiek ondernamen, anderzijds met gebeurtenissen in Makassar, waar spanning ontstond tussen bevrijde Ambonnese Knil-militairen en jeugdige nationalisten. De Ambonnezen waren er gelegerd in de vroegere Knil-kazerne, welnu: toen daar na eerdere incidenten een Ambonnese schildwacht was neergestoken, schoot een groep Ambonnezen eerst ter plekke een groep javaanse werklieden dood en nam vervolgens een auto waannee zij Makassar inreed, links en rechts vurend op ieder die een rood-wit insigne droeg. In de daarop volgende nacht werden in de stad alle woningen van Ambonnezen bestormd en geplunderd - sommige Ambonnezen werden overhoop gestoken, alle anderen vluchtten met hun gezinnen naar het militair hospitaal.

XCDit gebeuren was koren op de molen van de nationalisten. Hoewel Ratoe Langie, die zich 'gouverneur van Sumatra' noemde (hij werd als zodanig ook door de inheemse vorsten erkend), het niet waagde de Republiek uit te roepen (het japans marinebestuur had hem gezegd dat het dat niet zou tolereren), waren nu allerwege rood-witte vlaggen te zien, ook in het binnenland, en in Makassar kwam het tot een boycotactie tegen de Nederlanders en Indische Nederlanders, waarbij met stokken gewapende jeugdigen trachtten te verhinderen dat aan hen nog levensmiddelen werden verkocht of dat zij in flets-taxi's konden plaatsnemen. De Australiërs, wier consigne was dat zij hulp moesten geven aan krijgsgevangenen en geïnterneerden en de japanners moesten ontwapenen maar zich overigens buiten de politieke moeilijkheden moesten houden, gedroegen zich aanvankelijk volkomen passief - tot enig ordeherstel gingen zij pas over, nadat de nationalistische agitatie ook aan een Australische militair het leven had gekost.

XCVan grote delen van Sumatra weten wij niet, hoe daar in eerste instantie op de uitroeping van de Republiek is gereageerd - enkele aanwijzingen zijn er dat hier en daar vrij spoedig het rood-wit verscheen en Republikeinse parolen werden verspreid. Zo zag een pas bevrijde krijgsgevangene

oost-Borneo: het werd er weer 'een meesterlijke ontvangst; de mensen liepen te hoop en onmiddellijk werd er een mast opgericht om de vlag te hijsen.' (a.v.)

586 [PDF]
SUMATRA

nog in augustus in de kampong Pakanbaroe, aldus zijn mededeling, 'overal blijde gezichten. En rood-witte vlaggen van de Republik Indonesia' hij kreeg van een Sumatraan 'met iets van een verontschuldigend lachje te horen: 'Het blauw van de vlaggen hebben we er maar afgebaald, toean, maar we kunnen het er altijd weer aannaaien."1 Naar het interneringskamp Aik Pamienke trokken, zoals eerder vermeld, talrijke Indonesiërs die levensmiddelen te koop aanboden en anderen die contact zochten met hun vroegere werkgevers, welnu: 'de vrede op deze geïmproviseerde passar werd', aldus een pas bevrijde geïnterneerde, 'zo nu en dan verstoord, wanneer republikeinen met rood-witte armbanden de vrouwen wegjoegen en de huisbedienden ervan probeerden te overtuigen dat de tijd van dienstbaarheid nu voorbij was. Het resultaat van hun activiteiten was ... vrijwel nihil", anders gezegd: de nationalistische parolen vonden aanvankelijk weinig weerklank. De actie werd evenwel voortgezet: Sisselaar hoorde van een Chinees, 'dat', zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'vaak auto's, beladen met groenten uit de bergen, omgegooid werden en de bestuurders gemolesteerd werden door de inlanders, als zij vermoedden dat de lading voor de blanken bestemd was.')

XCSabang voor de kust van Atjeh was in die beginfase het enige punt waar een Nica-team opereerde; hier waren, zoals al vermeld, Britse mariniers op 2 september geland en hier werd onmiddellijk de Nederlandse vlag gehesen. Dat feit had evenwel geen invloed op wat in Atjeh gebeurde. Nationalisten en Islamietische wetsgeleerden hadden er tijdens de bezetting met steun van de japanners hun invloed kunnen uitbreiden ten koste van de volkshoofden die ten tijde van het Nederlands gezag de Atjehse samenleving gedomineerd en geëxploiteerd hadden - die volkshoofden trachtten onmiddellijk hun oude machtsposities te herstellen. De japanse troepen verlieten Atjeh om, rrièt de andere japanse militairen in de noordelijke helft van Sumatra, in Pernatang Siantar (zie kaart XI op pag. 534), te worden geconcentreerd.' 'De sinds jaren opgekropte haat der fanatieke bevolking ontlaadde zich', schrijft dL A. J. Piekaar in zijn in '49 verschenen werk Atjeh en de oorlog met japan, 'op de terugtrekkende troepen. Onder het gehoon der bevolking, die zelfs hier en daar niet schroomde tot daden van geweld over te gaan, verlieten de japanners hetkan heel wel zijn dat deze eoncentratie evenals die waartoe het Zestiende Leger op Java overging, de bedoeling had, de Indonesische nationalisten

1 Aangehaald in M. Hovinga: p. 267. 2 A. Visser: ill (1982), p. 187. 3 Getuige C. Sisselaar, dl. VIII c, p. 276. 4 Het

587 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

kaalgevreten land.' 1 Nadien wonnen de nationalisten aan invloed, gesteund door het feit dat Soekarno een Atjeher, Tel/koe mr. Mohammed Hassan (ook hij had in Djakarta deelgenomen aan de oprichting van de Republiek), tot provinciaal gouverneur van heel Sumatra had benoemd. Het werd in Atjeh zo onrustig dat begin oktober een deel van de Japanse troepen uit Pematang Siantar daarheen werd teruggezonden en dat er van Medan uit een Nederlandse Commando-party onder bevel van majoor M. J. Knottenbelt werd gestationeerd. Die party kon zich een maand handhaven - toen zij in november naar Medan terugkeerde, was Atjeh, zo waarschuwde Knottenbelt, 'een kruitvat; slechts een vonk is nodig om het tot explosie te brengen." Inderdaad, nadat de Japanse militairen opnieuw teruggetrokken waren (ruim zeventig bleven in Atjeh en werden er instructeurs van nationalistische formaties), kwam het omstreeks de jaarwisseling tot de door Knottenbelt voorspelde uitbarsting: de macht van de volkshoofden werd gebroken, in delen van Atjeh werden hun geslachten tot de laatste mannelijke nakomeling vermoord. In politiek opzicht betekende deze ontwikkeling dat de zwakke Nederlandse poging om, steunend op de oude heersers, het Nederlands gezag te herstellen, volledig was mislukt.

XCHetzelfde proces speelde zich aan Sumatra's oostkust af.'

XCDrie afgevaardigden van Sumatra waren benoemd tot lid van de Commissie ter Voorbereiding van de Onafhankelijkheid, welnu: na de uitroeping van de Republiek waren twee hunner: mr. Hassan die wij zojuist noemden, en Mohammed Amir (een arts die in Nederland had gestudeerd), op 28 augustus weer in Medan terug - naar wij vermoeden: niet zonder hulp van de Japanners. Hun taak was, er een Komitee Nasional Indonesia op te richten maar dat denkbeeld vond geen weerklank. Wel zag Major Jacobs bij zijn aankomst in Medan, begin september, van enkele gebouwen grote witte spandoeken hangen waarop in rood stond: 'Vrijheid is het geboorterecht van elk volk' en 'Wij willen vrijheid nu! '4, maar Hassan en Amir troffen onder de vooraanstaanden die zij benaderden, zoveel aarzeling aan dat hun eerste poging om een Komitee Nasional Indonesia van de grond te krijgen volledig doodliep - Amir trok zich teleurgesteld terug. Op 17 september had een tweede poging van HassanJ.

I A. Piekaar: p. 247. 2 Aangehaald in a.v., p. 249. , Wat wij in het hier volgende schrijven over de onrwikkeling van de republikeinse beweging aan Sumatra's Oostkust, is gebaseerd op het in '79 verschenen werk van Anthony Reid: 4 G. F. Jacobs: p. 123.

588 [PDF]
SUMATRA

enig succes: er kwam een comité tot stand dat evenwel een andere naam koos en slechts besloot tot oprichting van een bankinstelling. Enkele teleurgestelden wendden zich toen tot Amir die zei dat hij bereid was, steun te verlenen aan het uitroepen van de onafhankelijkheid maar alleen als men voldoende krachten kon mobiliseren die zich achter die leus zouden scharen. Voorstanders van de onafhankelijkheid kwamen toen tot de conclusie dat van Hassan en Amir weinig te verwachten was - zij wendden zich tot een Javaan, Soegondo Kartopradjo, die als voorman van het Taman Siswo--onderwijs in de residentie Sumatra's Oostkust grote naam had gemaakt bij jongeren, en deze verklaarde zich bereid, eind september in Medan een grote bijeenkomst te beleggen waarvoor uitnodigingen zouden worden gezonden aan omstreeks tweehonderdvijftig jeugdleiders en personen die actief waren geweest in de (met de Hokokai op Java te vergelijken) organisatie welke de Japanners in november '43 in de residentie Sumatra's Oostkust hadden opgericht en waarin nationalisten veel invloed hadden gehad.' Wij komen op die bijeenkomst terug - wat wij hier willen onderstrepen is dat de officier wiens aankomst op Sumatra wij reeds beschreven: ir. Brondgeest, tot de groei van de invloed van voormannen als Soegondo heeft bijgedragen.

XCBrondgeest was een bijzonder ondernemende man. In de jaren '20 en '30 was hij in Peking werkzaam geweest als bedrijfsleider van een Britse electriciteitscentrale - in januari '42 was hij de stad ontvlucht, had zich na een avontuurlijke tocht aangesloten bij Mao Tse Toengs Rode Leger in Jenan en was verder getrokken naar Tsjoengking, waar hij in oktober '42 was gearriveerd. Vandaar had hij vervolgens Ceylon bereikt, waar hij belast werd met de opleiding van Chinese geheime agenten voor hun inzet op Sumatra en elders.

XCBegin september '45 uit Pangkalan Brandan in Medan aankomend, nam Brondgeest er zijn intrek in het bekendste Nederlandse hotel, Hotel de Boer. Talrijke Ambonnezen, Menadonezen en Indische Nederlanders, voor een deel ex-Knil-militairen, meldden zich bij hem aan- hij besloot, een eigen gewapend korps te vormen dat hij met vrijgelaten geïnterneerden wilde versterken. Daar had hij instructeurs en wapens voor nodig. Met zijn zender vroeg hij ze aan. Het gevolg was dat zijn party op 13 september werd versterkt met vier krachten: luitenant Raymond P. P. Westerling, en drie sergeanten: twee Nederlanders en een Ambonnees."bij de Verdediging van Azië) geweest oftewel de Bompa. 2 Westerling, die in Turkije was geboren, had zich als Nederlands oorlogsvrijwilliger aangemeld,

1 Dit was de (het Lichaam tot Hulpverlening

589 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Aan wapens brachten zij evenwel niet de door Brondgeest aangevraagde karabijnen, tommyguns en handgranaten mee maar het enige waarop Helfrich (die het zeer toejuichte dat Nederlanders iets van militair gezag in Medan en omgeving zouden gaan uitoefenen) op Ceylon de hand had kunnen leggen: ca. tachtig revolvers. Westerling deelde die wapens aan de vrijwilligers uit die zich hadden aangemeld - ook werden te hunnen behoeve kleu/anos (sabels) opgespoord en geconfiskeerd en bij de Japanners nam Brondgeest twee kleine pantserauto's in beslag. Nadien gaf Westerling zich nog moeite om, met inschakeling van oude contacten van de Politieke Inlichtingendienst, een nieuwe geheime dienst op te richten: deze verzamelde inlichtingen en bracht valse geruchten in omloop.

XCMidden september maakte Brondgeest, begeleid door een Japanse verbindingsofficier, per auto een grote inspectietocht over heel Oost- en Midden-Sumatra. Hij bracht bezoeken aan interneringskampen als Siringoringo en trachtte er mensen vrij te krijgen die hij aan zijn gewapende macht wilde toevoegen - de Japanners, zich houdend aan Mountbattens instructies, weigerden hen te laren gaan. Hij bezocht ook Perriatang Siantar, waar de Japanse officieren, zo schreef hij later in het rapport over zijn missie', hem troffen als 'koel, trots en afgemeten'. De indruk die Brondgeest op deze rondtocht kreeg, was dat de Sumatranen met verlangen naar de terugkeer van het Nederlands gezag uitkeken: 'Van honderdduizenden daken waaide het rood-wit-blauw; het portret van Hare Majesteit de Koningin hing overal weer op de oude plaats; nergens bespeurde ik tekens van verzet.' Die indruk (wij nemen aan dat van 'honderdduizenden' rood-wit-blauwe vlaggen geen sprake is geweest) stimuleerde Brondgeest om op de ingeslagen weg voort te gaan: hij zond zijn ondercommandant met vier andere militairen naar Pematang Siantar met de opdracht, er een inventaris op te stellen van de Japanse wapens (naar wij veronderstellen wilde hij controleren of er, zoals Westerling gerapporteerd had, wapens verdwenen naar aanhangers van de Republiek, en wilde hij wellicht ook te weten komen, over hoeveel wapens hijzelf in een later stadium zou kunnen beschikken) - die vier andere militairen werden er door Sumatranen aangevallen en gedood. Brondgeest nam

XCeen CommarJdo-opleiding gekregen, was met de Dutch Troop van de Commando's naar Brits-Indië gegaan en weer naar Engeland teruggezonden en was in oktober '44 aan prins Bernhards staf in België toegevoegd en daar gewond door de ontploffing van een V-J; hij was na zijn herstel naar Ceylon gestuurd. , Tekst: Enq., dl. VIIl b, p. I26 en vlg. 59

590 [PDF]
SUMATRA NA JAPANS CAPrTULATlE

voorts in Medan het politiegezag in handen, stelde de openbare nutsbedrijven onder bewaking en verving de Japanners die bij de interneringskampen de wacht hielden, door eigen mannen; die stelden de daarvoor geschikt geachte mannelijke geïnterneerden in de gelegenheid om naar Medan te gaan - ca. zestig vertrokken er op 3 oktober naar de hoofdplaats van Sumatra's Oostkust: 'de mensen van de sleutelposities in gouvernement en gemeente, in handel en cultures. Zij zullen', schreef Klooster, 'de zaken in Medan zo gauw mogelijk op orde brengen ... Eindelijk, eindelijk.'! Bij die gehele actie wist Brondgeest zich door Helfrich gesteund - trouwens, deze instrueerde hem eind september, aldus Brondgeest in zijn rapport, 'to go full speed ahead met de bewapening en uitbreiding van het politiekorps.'2 Slechts één voorstel van Brondgeest was verworpen: deze had de hem bekende leiders der nationalisten in Medan en omgeving, onder wie Hassan en Amir (van de leidende rol van Soegondo wist hij niets af), willen arresteren en naar Ceylon deporteren, maar dat werd hem van Ceylon uit verboden. Met Hassan en Arnir, alsook met anderen, had hij enkele besprekingen gevoerd en hun gezegd dat er ingrijpende hervormingen zouden komen, zij het dat eerst het Nederlands gezag moest worden hersteld, maar hij wantrouwde hen. Trouwens, dat wantrouwen was wederzijds. Brondgeest had zijn helpers gerecruteerd in kringen van tegenstanders van elk nationalisme, hij had contact opgenomen met de sultans van Deli en Langkat. jegens wie bij politiekontwikkelde Sumatranen grote animositeit bestond, had hen als het ware in hun functies bevestigd (de sultan van Deli had via hem een betuiging van trouwaan de koningin doen toekomen) en dat had de nationalisten de overtuiging geschonken dat het herstelde Nederlandse gezag weer in de eerste plaats zou gaan steunen op de in veler ogen gediscrediteerde inheemse heersers - heersers die van hun kant de groeiende invloed der nationalisten met grote bezorgdheid gadesloegen. Brondgeest was er persoonlijk een voorstander van dat de beloften, vervat in de 7 decembertoespraak, verwezenlijkt zouden worden - hij, een vreemdeling op59

I Willem Brandt: p. 216. 2 Op september schreef Helfrich in een particuliere brief aan minister de Booy (tekst: 1945-195 dl. I, p. IlO) over Brandgeest die in Medan 'uitstekend werk doet' het was een brief waarin Helfrichs weerzin tegen van Mooks beleid duidelijk tot uiting kwam: hij keurde het af dat deze de term 'Indonesië' was gaan gebruiken ('Nederlands-Indië' noemde hij 'de enig juiste'). Vier dagen later schreefhij aan Lovink (tekst a.v., p. IT3) dat hij er 'niet rouwig om' was dat hij begin september, toen van Maak en van der Plas op Ceylon waren, dezen had misgelopen, 'want er valt niet mee te praten.'

591 [PDF]

Sumatra, begreep niet dat hij alleen al door zijn contact met de sultans grote twijfel wekte of een wezenlijk andere aanpak van Nederlandse kant te verwachten was. I Wat had Major Jacobs intussen gedaan?

XCHij was, zoals reeds vermeld, vrijwelonmiddellijk na zijn komst in Medan naar Fort de Koek gevlogen om er op het Japanse hoofdkwartier inlichtingen in te winnen over de krijgsgevangenen- en geïnterneerdenkampen. In Fort de Koek zag hij, schreef hij later, 'een optocht van duizenden Indonesische jongeren ... Sommigen droegen enorme spandoeken, anderen hielden vlaggen (witte vlaggen met een rode dwarsstreep) omhoog. Velen waren met oude geweren bewapend, terwijl een aantal van hen met lange bamboestokken zwaaide, waaraan scherpe punten waren geslepen ... Er was geen gejuich van de toeschouwers. Ze stonden waakzaam en taxerend te kijken' - Jacobs vond het verontrustend, temeer toen hij vernam dat rood en wit de kleuren waren van de Republiek: 'een uiterst belangrijke onthulling, want het vormde voor mij het tastbare bewijs dat Soekarno's republikeinse beweging nu ook vaste voet in Sumatra begon te krijgen. Te oordelen naar het aantal deelnemers aan de parade zelfs al een behoorlijke aanhang."

XCToen hij in Medan was teruggekeerd, ging hij er zich zorgen over maken dat, zo schreef hij, 'enkelen van mijn collega's' (hij zal welo.a. Brondgeest bedoeld hebben) 'de voorkeur aan de harde lijn (gaven)', de Barisan-Pemoeda (jeugdbeweging) wilden verbieden 'en hun leiders arresteren. Ik wist ... dat de Japanners hier niet aan zouden willen meewerken. En trouwens, hoe konden we vanuit onze in feite zo rampzalig zwakke positie een dergelijke krachtdadige aanpak waarmaken?'3 Zijn bezorgdheid groeide doordat 'vanaf het moment dat de Nederlandse functionarissen waren gearriveerd, de stemming onder de Indonesiërs merkbaar (veranderde)' - 'ze werden ontoeschietelijker ... de Pemoeda werd met de dag strijdlustiger. Overal verschenen vlaggen en spandoeJ.J.59

1 De grond van die twijfel, die wèl tot hem doordrong, zocht hij niet in zijn eigen beleid, maar in het feit dat de resident die ter beschikking had gestaan van Spits, de gouverneur van Sumatra, dr. W. Beek, en de resident van Sumatra's Oostkust, F. Bruggeman, zich onmiddellijk na hun vrijlating uit de internering weer op de voorgrond plaatsten. Dat 'maakte', schreef Brondgeest in zijn rapport, 'de bevolking achterdochtig, omdat zij hierdoor een terugkeer meende te zien tot vooroorlogse koloniale toestanden in tegenstelling met hun verwachtingen op belangrijke staatkun dige en sociale hervormingen, die hun in het vooruitzicht waren gesteld.' Brondgeests eigen beleid had, menen wij, minstens zo sterk tot die achterdocht bijgedragen. 2 G. F. Jacobs: p. 97. 'A.v., p. 166.

592 [PDF]
SUMATRA

ken"; dat alles was de aanloop tot de bijeenkomst, eind september, welke door Soegondo was belegd.

XCOp 29 september brachten de nationalisten in Medan het eerste nummer van een eigen dagblad uit en op de joste vond, met stilzwijgende steun van de Japanners, de bijeenkomst plaats waartoe Soegondo ca. tweehonderdvijftig personen (leidende figuren uit de Bompa en leiders van jeugdgroepen) had uitgenodigd. Er waren omstreeks duizend aanwezigen. Soegondo drong op de vorming van een strijdorganisatie aan, Hassan vertelde hoe de Republiek op Java tot stand was gekomen en bepleitte dat men zich tot Nederlands bondgenoten zou wenden, een derde voorman, Karim, die al in de jaren '20 een befaamd agitator was geweest, betoogde daarentegen dat de nationalisten op eigen kracht moesten steunen. Besloten werd, ook in de aan Sumatra's Oostkust grenzende delen van Sumatra nationalistische comité's op te richten; dat gebeurde prompt. Nu zette Hassan door: op 3 oktober noemde hij zich 'gouverneur van Sumatra' en begon hij in die kwaliteit verordeningen uit te vaardigen, o.a. inhoudend dat ambtenaren alleen de instructies van autoriteiten van de Republiek mochten opvolgen. Daags daarna werd op tal van overheidsgebouwen de rood-witte vlag gehesen, op 6 oktober vond een demonstratieve bijeenkomst plaats waar enkele duizenden Indonesiërs aan deelnamen, op 8 oktober werd bekendgemaakt dat Sumatra zich als deel beschouwde van de Republiek Indonesië en één dag later waren er tienduizenden Sumatranen (volgens berichten in de pers: honderdduizend) die door de straten van Medan marcheerden.

XCBrondgeest en de zijnen bevonden zich in een benarde positie - hetzelfde gold voor diegenen die uit Siringoringo en andere kampen waren gearriveerd; zij trokken zich allen terug in een schoolgebouw. Uit dat isolement werden zij pas verlost, toen op I loktober de daags tevoren in Belawan gelande Britse troepen: ca.. achthonderd man van een BritsIndische divisie, aankwamen in Medan waar spandoeken hingen met teksten als' We do not want Nica' en 'We prefer hell to Holland'? en waar de gehele stad een zee was van rood-witte vlaggen. Het eerste dat de Britse commandant, Brigadier-General T. E. B. Kelly, deed, was Brondgeest en de zijnen te ontwapenen en hun alle bevoegdheden te ontnemen die zij zich aangematigd hadden; hij handelde daarbij conform de algemene beleidslijn van Mountbatten en vermoedelijk ook conform het advies en in elk geval conform het inzicht van Jacobs, die inmiddels aan

I A.v., p. 167. 2 A.v., p. 220.

593 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Hassan (of Amir') had beloofd dat hij het bewind van de nieuwe gouverneur van de Republiek op het punt van de hulpverlening aan ex-krijgsgevangenen en ex-geïnterneerden zou raadplegen.

XCStellig waren er behalve de sultans van Deli en Langkat ook andere Sumatranen die weinig voelden voor de vestiging van een nationalistisch regime en die vertrouwden dat het Nederlands gezag spoedig zou worden hersteld - aan dat vertrouwen bracht de uitschakeling van de groepBrondgeest een zware slag toe. Die slag liet de sultans vrijwel ontredderd achter - niet veel maanden later, n1. in maart '46, zou de Atjehse revolutie overslaan naar Oost-Sumatra, waar nu ook de sultans onttroond en (behalve de sultan van Deli die zich in de Britse enclave bevond) vermoord werden.

XCBehalve Medan waren er op Sumatra nog twee andere grote bevolkingscentra: Padang en Palembang.

XCIn beide centra duurde het enige weken voordat aanhangers van de Republiek er het openbare leven beheersten.

XCIn Padaug arriveerde de Nederlandse resident op 30 augustus; hij kon er aanvankelijk alle overheidskantoren bezoeken, die toen nog onder Japanners stonden, maar dat duurde maar kort: op I september koos een inmiddels gevormd Komitee Nasional Indonesia een nieuwe Residèn (resident) en spoedig getuigden de Minangkabauers, die zeer meeleefden met wat op Java gebeurde (Hatta en Sjahrir waren beiden Minangkabauer), van grote syrnpathie voor de Republiek. De Nederlandse resident kwam in de loop van september in een geïsoleerde positie te verkeren. 'Thans', zo gaf op 14 oktober Spits (de vroegere gouverneur van Sumatra), die zich toen als Chief Commanding Officer Nica in Padang had kunnen vestigen (een Brits-Indisch bataljon was er op 10 oktober gearriveerd) de situatie weer",

XC'is bestuur en politie geheel Republikeins georganiseerd, de meeste openbare bedrijven zijn in hun handen. Men is bezig een soort leger te vormen, naar

1 HU schrijft over 'Ashrnir' (dat kan slechts Amir zijn geweest), 'de Atjehse prins' (dat was Hassan). (a.v., p. 170) 2 Rapport van Spits d.d. 14 okt. 1945: dl. I, p. 386-87.

594 [PDF]
SUMATRA

men zegt gewapend met van de Japanners verkregen wapenen ... Het wordt niet mogelijk geacht met de bevolking contact te krijgen Een oproeping aan hoofden om hun een uiteenzetting te geven en te beraadslagen, is uitgesloten, men zou aan een dergelijke uitnodiging geen gevolg geven.'

XCOver Palembang rapporteerde hij iets hoopvoller:

XC'In de stad waaien vele rood-wine vlaggen. Onregelmatigheden kwamen tot dusver niet voor. Europeanen kunnen zich voor donker vrij door de stad bewegen. Er was echter een volledig Indonesisch bestuur ingesteld. Voorzover bekend, waren dit vrij gematigde personen. De politie wordt niet betrouwbaar geacht. De virale openbare bedrijven zijn nog in handen van de Japanners. .. Men was algemeen van mening dat indien de bezetting nu of binnen enkele dagen plaats zou hebben, het weinig bezwaar op zou leveren voor het wettige gezag 0111 het roer weder in handen te nemen. Helaas zal dit niet het geval zijn'

XCSpits had vernomen dat de Palembang-force niet vóór midden november ter plaatse kon zijn: 'dan zal de propaganda, vanuit Java gevoerd, ook hier dusdanig hebben ingewerkt, dat men voor grote moeilijkheden komt te staan.'

Java, september '45

XC

XCOp Java is de ontwikkeling dezelfde geweest als die in de Buitengewesten: aanvankelijk (wij deden dat al uitkomen) was er grote aarzeling om zich aan de zijde van de Republiek te scharen, maar in de loop van september werden de parolen die van de actieve minderheid, vooral van de jongeren (en speciaal dan van diegenen hunner die door de Japanners waren gevormd) uitgingen, in sterker mate opgevolgd, door eenvoudigen overigens lang niet altijd uit overtuiging maar als gevolg van druk die door die jongeren werd uitgeoefend. Van dat meer algemeen opvolgen van de Republikeinse parolen was vooral sprake in de tweede helft van september, toen de stemming merkbaar grimmiger werd. Dat was gevolg van het feit dat de 'Cumberland' en de 'Tromp' voor Batavia waren aangekomen: er werd toen door velen verwacht dat de Britten en, onmiddellijk op hen volgend, de Nederlanders tot de bezetting van heel Java zouden trachten over te gaan.

XCEind augustus was van het Komitee Nasional Indonesia te Batavia de oproep uitgegaan om duidelijk te protesteren tegen de terugkeer van het

595 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Nederlands gezag. Het was toen al bekend dat Java tot Mountbattens gezagsgebied behoorde - aangenomen werd dat in eerste instantie Britse troepen zouden arriveren. Het parool werd verspreid om overal de rood-witte vlag uit te steken en op de muren van gebouwen en op de trams niet alleen in het Indonesisch maar ook in het Engels leuzen aan te brengen die, naar gehoopt werd, effect zouden hebben op het Britse beleid en op de houding van de individuele Britse militairen. Bouwer noteerde er op 6 september de volgende: 'We aye afree people! Respect our constitution! Hands off Indonesia! Indonesiafor the Indonesians!', 'What is good for the British Labour Party is good for us, too!', 'DollJ17with imperialism! Away with colonies! For the right of self-determination!' 'We don't u/ant to be ruled by the Dutch!'!'Overal in de stad zagen we', aldus Rob Nieuwenhuys, 'de rood-witte Republikeinse vlag en overal op de muren, tot zelfs op de stammen van de bomen stond het woord "Merdeka' ('vrijheid') geschreven ... Het was wel angstig." Ook aan een van de formuleringen uit de Amerikaanse Grondwet (1776) werd gerefereerd: 'We are .fighting fay our inalienable right to life, liberty and the pursuit of happiness' - het zou een van de Britse officieren tot een Amerikaanse journalist de opmerking doen maken: 'Your damned American revolution is still giving us trouble." Dan werden in Batavia circulaires verspreid" onder Indische Nederlanders, waarin op hen ('Luistert naar de stem des tijds! Verzet u niet tegen het historische proces!') een beroep werd gedaan om zich aan de zijde van de Republiek te scharen. Ook kwam het omstreeks 10 septern ber tot een nachtelijke dreiging tegen het grote interneringskamp Tjideng; ca. dertig ex-krijgsgevangenen die voor het verrichten van het zware werk enige tijd eerder in dat vrouwenen kinderkamp waren ondergebracht, joegen in samenwerking met Japanse militairen, die hen onmiddellijk bewapend hadden, de aanvallers op de vlucht. 'De extremistische terreur', zo noteerde Bouwer op 10 september,

XC'breidt zich uit als een olievlek. Brandstichting is gerapporteerd uit de gasfabriek en het hoofdpostkantoor. De Japanners hebben bevel gegeven dat alle rood-witte vlaggen moeten verdwijnen. In de buitenwijken van de stad zijn verscheidene Japanners vermoord gevonden. De Nederlander Mooyen is door extremisten van het leven beroofd .... De Nederlandse propaganda, die van Australië thans op ons gericht wordt, doet een beroep op de Indonesiërs om met de Geallieerden samen te werken bij de opbouw van het eigenland, 'Indonesië zal worden erkend,

XC1 Bouwer: 'Dagboek', p. 389 (6 sept. 1945). 2 Rob Nieuwenhuys: 'Een beetje oorlog', Tirade, 1976, p. 129. Harper's Magazine, maart 1946, aangehaald in R. J. McMahon: Colonialism and Cold War, p. 56. 4 Exemplaar: IC, 80230 II.

596 [PDF]
BATAVIA/BANDOENG

doch met goede leiders', waren de woorden die we vandaag te horen kregen. Ons laatste restje prestige ... gaat hiermee teloor en de Republikeinse invloed wint thans snel veld. I De campagne van het Komitee Nasioual mag geslaagd genoemd worden. Dat staat nu al vast. Wij hebben onze laatste kans verspeeld."

XCAan Wertheim viel het op dat ontwikkelde Indonesiërs het contact met Europeanen meden - 'ze staan wel', schreef hij,

XC'onder zware terreur van de pemoeda's, de door de Japanners fascistisch opgevoede jeugd ... maar toch! En de Republikeinen worden driester. De pers, onder leiding van collaborateurs (de echte!) voert een venijnige campagne tegen de Hollanders, in het begin vooralook tegen de Indo's en Ambonnezen. Misschien hebben enkelen van dezen. . 'de Republikeinse vlag beledigd'. In elk geval, veel van wat in de kranten staat, is grove leugen. Maar het heeft zijn uitwerking."

XCIn Bandoeng hingen begin september 'overal', aldus een vrijgelaten inspecteur van politie, 'rood-witte vlaggen'. Hier reden toen ook nog 'de auto's van de Barisan Propaganda' (het Propagandakorps) 'rond en gingen door met hun anti-Geallieerde en vooral anti-Nederlandse propaganda.':' Die sloeg in die tijd nog maar weinig aan, maar dat veranderde in de tweede helft van september. Begin oktober ging de vroegere secretaris van de residentie Soerabaja per trein naar Batavia om er zijn vrouw die daar ziek lag, op te halen. 'Alle perrons, waar de trein langs kwam', zo stelde hij in mei '47 op schrift,

XC'stonden volgepropt met met speren gewapende Javanen en overal donderde het Merdeka onder de stationskappen. Te Tjikampek werd ik met de andere Europeanen die in de trein zaten, door Republikeinse soldaten uit de trein gehaald. en naar het politiebureau gebracht. Daar aangekomen, moesten wij enige uren wachten op de komst van de politiecommandant die tegen ons eerst in het Maleis doch al spoedig overslaand in zuiver Hollands, een toespraak hield over de Republiek en ons waarschuwde dat wij niet moesten tegenwerken, want dat anders de totale uitmoording van de Europese bevolking zou volgen"

XCop 7 oktober werden in datzelfde Tjikampek alle Europeanen, die toen

XC1 Het staar voor ons vast dat in de Nigis-uitzendingen van Radio Melbourne nooit van 'erkenning van de Republiek' is gesproken - vermoedelijk is iets gezegd als: 'Indonesië kan onder goede leiders als deel van het koninkrijk zelfstandig worden.' 2 Bouwer: 'Dagboek', p. 391-92 (10 sept. 1945). 3 W. R. Wertheim: 'Nederland op de tweesprong', De Nieuwe Slem, 1946, p. 282. 4 A. W. Grippeling: 'Verslag' (13 dec. 1946), p. 6 (ARA, Alg. Secr., Eerste zending, XXII, 45, 409), s W. Kuiper: 'Verslag' (17 mei 1947), p. II (a.v., 812).

597 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

van Bandoeng naar Batavia reisden, uit de trein gehaald en vermoord.

XCIn Semarang kreeg omstreeks I september Eliza Thomson, die met drie andere geïnterneerden uit het Halmaheira-kamp de stad was ingegaan om boodschappen te doen, te merken dat er in de houding van een deel van de Indonesiërs iets was gewijzigd. De wandeling was 'geen onverdeeld genoegen'; moest in de schaduweven gerust worden, dan kon men niet lang blijven staan, 'omdat oproerige inlanders het ons moeilijk maakten. Honend lachten ze ons uit en wezen ons na.' I Ook in Malang werden de parolen van de Republiek opgevolgd. Een hoofdagent van politie die geïnterneerd was geweest en er omstreeks I I september aankwam, constateerde er, 'dat de Merdeka-actie reeds in volle gang' was; 'overal, voor elke woning, wapperde de Indonesische roodwitte vlag."

XCErnstige incidenten waren in de eerste helft van september, voorzover ons bekend, zeer schaars, maar daarin kwam in de tweede helft wijziging, zij het dat het toen nog niet tot de moordpartijen kwam waarvan in de maanden oktober '45 t.e.m. januari '46, de z.g. Bersiap-periode 3, naar schatting drieduizend Nederlanders, Indische Nederlanders en Anibonnezen (en een onbekend aantal Chinezen) het slachtoffer zouden worden.

XCTekenend voor de tweede helft van september was in de eerste plaats het feit dat de komst van de 'Cumberland' en de 'Tromp' naar Batavia vooral jeugdige Indonesiërs stimuleerde om de wapens van de Japanners in handen te krijgen. Het Soekarno-bewind had na zijn vorming niet durven besluiten tot de oprichting van een nationaal leger (het vreesde dat zulks de verhouding met de Geallieerden zou verslechteren) - er moest een Volks- Veiligheidskorps tot stand komen, de Badan Keamanan Rakjat oftewel de BKR. Dit korps kreeg geen staf - het was een ongeordend geheel van losse plaatselijke formaties, waartoe een deel van diegenen toetrad die tijdens de bezetting deel hadden uitgemaakt van de door de Japanners opgerichte militaire en semi-militaire formaties zoals de Peta, de heiho-groepen, de Barisan Pelopor, de Barisan Brani Mati en de Hizboellah. Die formaties hadden vele tienduizenden leden geteld, van wie evenwel slechts diegenen die tot de Peta-bataljons hadden behoord of heiho waren geweest, als enigermate geoefende militairen beschouwdbetekent iets als: 'Weest paraat!' en had pas in de Japanse tijd meer algemene bekendheid

I Eliza Thomson: (1965), p. 92. 2 P. Sj. van der Velde: 'Verslag' (z.d.), p. 2 (ARA, Alg. Seer., Eerste zending, XII, 45, 625). 3 Het woord

598 [PDF]
DE WAPENS OEH JAPANNERS

mochten worden. Het feit nu dat er geen Indonesisch leger opgericht was, leidde er toe dat slechts een deel van de jongeren tot de BKR toetrad - een ander deel, teleurgesteld door de bedachtzaamheid die de oprichters van de Republiek aan de dag hadden gelegd (oprichters die, meenden zij, veel te lang aan de Japanse leiband hadden gelopen), vormde eigen strijdgroepen die eigenmachtig gingen optreden. Het gevolg was dat het eerste leger waarvan Soekarno de oprichting op 5 oktober bekend maakte: de Tentara Keamanan Rakjat (het Volks- Veiligheidskorps ) oftewel de TKR (het begrip 'Veiligheid' was dus gehandhaafd), van meet af aan een ongeordend geheel was - geen geregeld leger was het maar een slechts op papier bestaande combinatie van plaatselijke groepen, waarvan de meeste primitief bewapend waren.

XCTen tijde van Japans capitulatie waren er op Java omstreeks vijftigduizend Japanse militairen en telden de politiekorpsen ca. zeven-en-twintigduizend man zij alleen beschikten toen over wapens, de politie over bijna 10000 geweren en 16000 revolvers. Het is aannemelijk dat een deel van die politiewapens al in september in handen viel van de BKR formaties en de losse strijdgroepen en dit is ongetwijfeld het geval geweest met een deel van de Japanse wapens, waartoe zwaardere wapens als mitrailleurs behoorden. Het feit dat het Japanse leger verantwoordelijk was voor de handhaving van rust en orde op Java, betekende uiteraard dat het diende te voorkomen dat zijn wapens aan Indonesiërs in handen vielen, maar die verplichting werd lang niet overal nagekomen. Een aantal Japanners, onder hen verscheidenen die met een Indonesische vrouw waren getrouwd, alsook instructeurs van de Indonesische hulptroepen, liep met medenemen van hun wapens naar de Republiek over (bijna zeshonderd op Java, ca. vijfhonderdvijftig op Sumatra), in andere gevallen waren er Japanse commandanten die uit de behoefte, steun te verlenen aan de 'jongere broer' die zich onafhankelijk had verklaard, de wapens waarover hun formaties beschikten, aan Indonesische groepen afstonden of zich maar zwak verzetten tegen pogingen om zich van die wapens meester te maken. In weer andere gevallen evenwel werden aanvallen op Japanse wapendepots afgeslagen. Het beeld verschilde van streek tot streek. Zo gaf bijvoorbeeld van de twee Japanse bataljons op MiddenJava het ene al zijn wapens af aan BKR-groepen en werd dat door het andere, dat in Semarang gelegerd was, geweigerd, hetgeen enige tijd later, midden oktober, leiden zou tot bloedige botsingen waarbij van het betrokken bataljon en van een tweede dat uit Nieuw-Guinea was teruggetrokken, enkele honderden militairen sneuvelden, terwijl het aantal doden aan Indonesische zijde minstens tweeduizend bedroeg. Gevechten

599 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

waren dit waarin over en weer allen die gevangen werden gemaakt, werden doodgeschoten of anderszins afgemaakt. Trouwens, in de loop van september kwam het op verscheidene plaatsen tot aanslagen op Japanners, vooral op militairen van de Kenpeitai. In het algemeen groeide toen de spanning omdat van Djakarta uit consigne was gegeven, alle overheidsgebouwen, voorzover nog in handen van de Japanners, te bezetten en de rood-witte vlag te hijsen. Boden de Japanners geen verzet, dan verliep dat vlot, maar weigerden zij de betrokken panden te ontruimen, dan verzamelden zich duizenden Indonesiërs, veelal met barnboesperen gewapend, die er in de regel in slaagden hun doel te bereiken. Zulks betekende dat, voorzover het, zoals in Djakarta, niet al eerder was geschied, aanhangers van de Republiek in de loop van september (de Republikeinse regering bepaalde op de z Sste dat alle nog functionerende ambtenaren ambtenaren van de Republiek waren) alle openbare nutsbedrijven in handen kregen - de daar en elders werkzame of na hun internering opnieuw werkzame Nederlanders en Indische Nederlanders werden op straat gezet.

XCDat de stemming aggressiever werd, kregen de Indische Nederlanders alsook de Ambonnezen tevens in andere opzichten te merken. Eind september en begin oktober vonden verscheidenen hunner in Batavia anonieme briefkaarten in hun bus waarin zij met de dood en hun vrouwen en dochters bovendien met verkrachting werden bedreigd. 'Bij het eerste sein', zo stond op een van die briefkaarten " 'zalover heel ons geliefd Indonesië slechts één doodskreet van Indo's en Ambonnezen weergalmen. En voor het laatst: Sen tots lied van Multatuli zal bewaarheid worden' - een verwijzing was dat naar de, na lezing van de Max Hauelaar, door S. E. W. Roorda van Eysinga geschreven 'Vloekzang: de laatste dag der Hollanders op Java', waarin Roorda, zich vermeiend in een nogal sadistische fantasie, had uitgebeeld hoe de Javanen de Nederlanders zouden verpletteren en hun dochters verkrachten; een profetie die Douwes Dekker in 1871 'prachtig' en 'wáár!' had genoemd en die in de Bersiap-periode inderdaad op veel plaatsen bewaarheid zou worden.

XCOok de activiteiten van de Rapwi werden, zoals al aangeduid, van de tweede helft van september af bemoeilijkt: auto's met Rapl.vi-oflicieren werden bij opgeworpen barrières aangehouden en hadden dan de grootste moeite om door te mogen rijden. Wat Midden-Java betrof, moest een van de voor dat deel van het eiland verantwoordelijke hoogste Rapwi

1 Tekst: IC, 80230 II.

600 [PDF]
MIDDEN JAVA

van de voor dat deel van het eiland verantwoordelijke hoogste Raptui officieren, RAF-Wing-Commander T. S.Tull, die op 18 september met zijn party in Magelang was aangekomen (en die getroffen werd door het feit dat hij overal kon constateren dat het vroegere Nederlandse bewind veel meer ten gunste van de inheemsen had gedaan dan het Britse in BritsIndië of op Ceylon), eindeloos soebatten bij japanse commandanten en inmiddels benoemde Republikeinse autoriteiten om de bevoorrading van de kampen in stand te houden en de afvoer per trein van geïnterneerden naar Soerabaja op gang te brengen. 'On the Indonesian side', zo beschreef hij eind december '45 in zijn rapport zijn eerste indrukken 1, 'evidence of the strength arid purpose of the Nationalist movement existed everywhere. Not a house, not a public building lacked its Indonesian jl.ag. Scarcely an inhabitant of village or toum went outdoors without wearing the red-and-white favour. The press and radio were pouring forth a continuous stream of subtle and effective propaganda, in fact, it was hard to find any gap in the Indonesian ranks. The whole country was in a ferment and normally quite peaceful people, whose memories of the Dutch regime could only have been pleasant . . . stood forth now as opponents of any form of Dutch infiltration and as champions of their own Merdeka (Freedom). '2

XCLater in september en in de eerste dagen van oktober bracht Tull, gebruik makend van een japans vliegtuigje, bezoeken aan Djokjakarta en Soerakarta, o.m. om er een beroep te doen op de twee vorsten, opdat zij het werk van de Rapwi naar vermogen zouden steunen - hij constateerde er dat onder die vorsten Republikeinse besturen in functie waren en de toezeggingen die hij op het gebied van de hulpverlening kreeg, waren mager. Begi.n oktober (over grote delen van Midden- en Oost-java werd toen een boycot-actie tegen alle Nederlanders en Indische Nederlanders ingezet) namen de moeilijkheden toe:

XC'Road blocks appeared everywhere. Officers and NCO's were molested and searched; others were taken to the police-stations ... Our trucks were seized and the drivers of them disappeared ... Stores in transit were held up and distributed and supplies offresh foodstuffs to the camps gradually diminished as the japanese lost the power to obtain and transport them safely."

XCWij herinneren er aan dat de vroegere commissaris van politie F. Hulscher, die op 2 september uit Bandoeng in Soerabaja arriveerde, daar toen niets merkte van een 'openlijk demonstrerende Merdeka-beweging', zij het dat het toen reeds 'met de Indonesische jeugd van ca. zeventien tot vijf-en-twintig jaar iets anders gesteld' was. Indonesische jongeren waren het die hier op 19 september de blauwe baan losknipten van een rood-wit-blauwe vlag die bij het vroegere Oranjehotel was gehesen en vervolgens in gevecht raakten met jeugdige Nederlanders en Indische Nederlanders - een oudere Indische Nederlander die tussen beide trachtte te komen, werd gedood. Volgens Hulscher werd dit gevecht 'het sein tot het houden van massa-demonstraties, waarbij vooral de Indonesische jeugd, al dan niet gewapend met aangepunte bamboestokken ... , de boventoon voerde" - inderdaad, op de zoste kwam het tot een grote optocht. Op de z r ste werd een Ambonnees die aan een groepje jeugdige, met rood-witte insignes uitgedoste Indonesi ërs gevraagd had: 'Wie heeft jullie bevolen, dat insigne op te doen?', het centrum van een vechtpartij waarbij honderden Indonesiërs toestroomden - de man werd gelyncht. Op de z jste werd in Soerabaja een nieuwe actiegroep gevormd die zich Pemoeda Republik Indonesia (Jongeren van de Republiek Indonesië) noemde, en diezelfde dag viel het gebouw van de Kenpeitai in Indonesische handen. Eind september steeg de spanning, toen het gerucht de ronde ging doen dat Geallieerde troepen op 4 oktober in Soerabaja aan land zouden gaan (tot die landing zou het pas komen op de z yste) Eliza Thomson, die in de tweede helft van september met andere geïnterneerden per trein uit Semarang in Soerabaja arriveerde (transporten waren dit die, zoals al vermeld, door de Rapu/i waren georganiseerd), 'schrok', toen de trein het station binnenreed:

XC'Wat was dàt! We werden bestormd door een horde inlanders. Aggressief staken ze hun scherpe bamboesperen naar ons uit. Woest schreeuwden ze: 'Merdeka! Merdeka! Merdekal' Ze waren in lompen gekleed. Hun donkere ogen hadden een wilde en angstaanjagende uitdrukking. Ik was bang."

XCHet waren die jongeren die elkaars strijdlust aanwakkerden door dag en nacht met hun bamboesperen op lantaarnpalen te slaan, 'een bijzonder onheilspellend en angstwekkend geluid', vond Carla van Berkum.' Toen

XC1 F. Hulscher: 'Verslag', p. 6. 2 Eliza Thomson: Setengah Mali (Halfdood), p. 96. 3 Carla Vetmeer-van Berkum: Dagboek uit japanse kan/pen'44-'45, p. 195.

602 [PDF]
SOERABAJA

Hulscher op 30 september per flets door de stad reed, 'waren ', schreef hij later,

XC'de straten tjokvol Indonesiërs, gewapend met bamboesperen. klewangs etc., doch practisch geen vuurwapens. Om de vijftig à tachtig meter stonden Japanse soldaten op wacht, gewapend met geweren, doch dezen deden niets anders dan kijken naar de stroom van opgewonden Indonesiërs. Hoge Japanse officieren, in prachtige auto's gezeten, reden lachend en groetend door de menigte, die hen begroette of aanhield met luid Merdeka-geschreeuw. Vrachtauto's, beladen met tot de tanden gewapende Japanners, reden door de straten maar deden niets tegen de Pemoeda"

XCDe passieve, om niet te zeggen aanmoedigende houding van de Japanners stimuleerde de inmiddels in functie getreden Republikeinse Residèn (resident) van Soerabaja, Raden Soedirman, om een stap verder te gaan: op loktober gafhij bevel tot een algemene stormloop op de Japanse arsenalen. Die werden niet of nauwelijks verdedigd. Ca. 19 000 geweren, ca. 1000 machinegeweren, een hoeveelheid licht geschut, r6 tanks, 62 pantserauto's en bijna 2000 vrachtauto's kwamen in het bezit van de Indonesische strijdgroepen. Het was een succes van kardinale betekenis: althans op Oost-Java beschikten die strijdgroepen nu over een aanzienlijke hoeveelheid moderne wapens en over middelen om ze te vervoeren."

XCTwee dagen eerder, op 29 september, was in Soerabaja met een kleine staf een Nederlandse marine-officier aangekomen, kapitein-ter-zee P. L. G. Huijer, met de opdracht van Admiral Patterson om voorbereidingen te treffen voor de komst van de Britse troepenhij eiste onmiddellijk van de Japanse generaal en de Japanse admiraal ter plaatse, dat de Japanse militairen zich met kracht zouden verdedigen. Dat werd hem beloofd, maar van weerstand was in feite geen sprake. Enkele duizenden Japanners lieten zich in gevangenissen opsluiten, sommigen die in de stad woonden en zich verzetten, werden afgemaakt. De wanorde nam toe - op 2 okto ber, daags na de stormloop op de Japanse arsenalen, kwam het tot plundering van woningen van Nederlanders en Indische Nederlanders, ook werdenJ.

, F. Hulscher: 'Verslag', p. 9. 2 De door ons genoemde cijfers zijn in '77 in ons land gepubliceerd door drs. W. G. Remmelink in een artikel in (jaargang 1977, p. 49-64), geschreven op grond van O.m. Japanse stukken en studies. Remmelink vermeldt dat deze ene stormloop in Soerabaja ongeveer de belft van de wapens heeft opgeleverd waarmee later de troepen van de Republiek op Java waren uitgerust.

603 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

op die dag ca. 50 vrachtauto's van de Rapwi gestolen. 'The Indonesians', aldus Huijer in het rapport dat hij in november aan admiraal Helfrich uitbracht" 'had taken 'de facto' full power.' Met klem eiste hij nu van Soedirman dat deze als resident orde en rust zou herstellen; Soedirman antwoordde op de 6de 2 (verder willen wij niet gaan), dat hij alle begrip had voor Huijers eis,

XC"hou/ever, the People know that attempts have already been made from the side of the Netherlands which clearly aim at getting back this territory by means of the Nica and similar organizations. The People also know that the officials of the Allied mission under Your Honour's direction consist nearly completely ofN ederlanders. In view of this fact the People consider these officials not as officials of the Allies, but wholely asforerunners of the Nica, who are evidently aimed at the Authority of the Indonesian Republic, and for that reason danperous to peace and order in the region .

XC. . . So I, as the Authority in the Surabaya district, have decided to stop my assistance to the Allies for the time being, until I have received more detailed instructions concerning this question from our President.'

XCDie president, Soekarno dus, ging zich (niet als enige in zijn kring) eind augustus en begin september zorgen maken over de positie waarin hij en de andere voormannen van de Republiek zich zouden bevinden, als eenmaal de Geallieerde macht en mèt haar, zo verwachtte hij, de Nederlandse in Batavia waren gearriveerd. Hij had tot strijd tegen de Nederlanders opgeroepen - aanbevelenswaardig leek het hem om met Nederlands bondgenoten zoveel mogelijk in de pas te lopen. Zij hadden het handhaven van rust en orde aan de Japanners opgedragen - die Japanners zouden vroeg of laat worden afgevoerd. Was het dan niet verstandig om de Republiek naar voren te schuiven als een gezagsorganisatie die er niet op uit was een gewapend conflict uit te lokken maar die louter de rust en orde wilde handhaven waar Nederlands bondgenoten zoveel prijs op stelden? Vandaar dat, zoals al aangestipt, geen Indonesisch 'leger' werd opgericht maar uitsluitend, zo heette het, een Veiligheidskorps. Soekarno hoopte dat zulks de Republiek voor Britten en Amerikanen aanvaardbaarder zou maken. Onder diegenen die de oprichting van de Republiek

I Tekst: dl. VIII a, p. 595 en vlg. 2 Tekst van Soedirmans brief: a.v., p. 599.

604 [PDF]
SOEKARNO EN TAN MALAKA

hadden gesteund, waren er evenwel verscheidenen die deze beleidslijn afwezen. Wat Soekarno voor verstandig hield, hielden zij voor timide. Zij voorspelden dat gewapende strijd onvermijdelijk was en Soekarno's manoeuvre gedoemd te mislukken: zo zij al de Britten en Amerikanen zand in de ogen zou strooien, zeker niet de Nederlanders, die in hun uitzendingen uit Melbourne al hadden aangekondigd dat allen die zich aan laakbare collaboratie met de Japanners schuldig hadden gemaakt, vervolgd zouden worden. Dat was vooral het oordeel van de leiders der jongerengroepen die uit het eerste Republikeinse kabinet waren geweerd - het was ook het oordeel van de vroegere communistische voorman Ibrahim Tan Malaka, die na de PKI-opstanden van eind '26-begin '27 met de Komintern gebroken had, in zijn ballingschap een eigen groepering had gevormd en in juli '42, komend uit Singapore, op West-Java had kunnen onderduiken. Begin augustus '45 was hij naar Batavia getrokken en na de uitroeping van de Republiek had hij zijn schuilnaam ('Hoesein') laten vallen. Om zijn echte naam was iets van een legendarische glans blijven hangen (dat bleek hem in de eerste contacten die hij met de leiders van sommige jongerengroepen had): de glans van de voorvechter die twintig jaar eerder het Nederlands gouvernement te slim af was geweest en van buiten af de strijd tegen het kolonialisme had voortgezet. Begin september kon Tan Malaka ten huize van Soekarnos huisarts een eerste gesprek met Soekarno voeren.' Tan Malaka was een ambteloze nationalist, Soekarno president van de pas-opgerichte Republiek, maar zij spraken als gelijken, als oude strijdmakkers. Tan Malaka betoogde dat Soekarno's beleid onjuist, ja riskant was. Hij voorspelde dat van Nederlandse kant een poging zou worden ondernomen om de Republiek gewapenderhand uit te schakelen en dat Soekarno en zijn ministers, gezien het feit dat de Republiek in Batavia nauwelijks over wapens beschikte, er verstandig aan zouden doen, zich naar het binnenland van Java terug te trekken. Het betoog maakte indruk op Soekarno die plotseling ging beseffen dat het geenszins vaststond dat hij, leider van een rebellie, en Hatta, mede-ondertekenaar van de Onafhankelijkheidsproclamatie, nog lange tijd in vrijheid of zelfs in leven zouden blijven. Hij zei tegen Tan Malaka dat hij hoopte dat, als hij en Hatta uitgeschakeld zouden worden, Tan Malaka zijn plaats zou innemen. Tan Malaka deed daar vervolgens mededeling van aan Raden mr. Achmad Soebardjo, pas benoemd tot minister van buitenlandse zaken - zij kwamen tot de

XCI Wij baseren de hier volgende passage op hetgeen Anderson terzake vermeldt in zijn Java in a Time of Revolution (p. 278-80).

605 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

conclusie dat het verstandig zou zijn, de zaak op schrift te stellen, d.w.z. een soort testament te maken waarin Soekarno het presidentschap aan Tan Malaka als zijn opvolger zou overdragen. Ten huize van Soebardjo werd een concept aan Soekarno voorgelegd. Ook Hatta verscheen er en op zijn aanraden werden in het definitieve testament vier erfgenamen benoemd: Tan Malaka, Sjahrir, mr. Wongsonagoro (de Residèn van Semarang, die een goede naam had bij de oudere nationalisten en in kringen van de bestuursaristocratie) en dr. Soekiman, die voor de oorlog een prominent leider was geweest van de modernistische Partai Islam Indonesia - aangezien Soekiman evenwel op dat moment in het verre Djokjakarta woonde, werd zijn naam bij nader inzien vervangen door die van Raden mr. Iwa Koesoemasoemantri, die tijdens de japanse bezetting advocaat was geweest (hb' had in Leiden, Wongsonagoro in Batavia gestudeerd) en nu minister van sociale zaken was geworden; Iwa was een Westjavaan en op java was de Islam in het westen het sterkst. Die bredere opzet had het voordeel dat de drie elites die het bestuur van de Republiek ter hand hadden genomen: de nationalistische leiders, de bestuursaristocratie en de voormannen der overtuigd Islamieten, zich in het viermanschap zouden kunnen herkennen.

XCEen merkwaardige gebeurtenis, het opstellen van dat testament! 'Given the intense egocentricity and sense of personal mission that marked the whole of Soekarno's life', schrijft Anderson, 'nothing more pointedly illustrates his fears and consciousness of weakness at this juncture than his willingness to sign such a document at all.' I Is dat juist? Wij achten het naar voren schuiven van Tan Malaka veel opmerkelijker" en zien in Soekarno's medewerking terzake eerder een ander element: dat hij bij de eerste confrontatie welke de Republiek wachtte, persé in Djakarta wilde zijn, niet elders. Angst voor lijfsbehoud kunnen wij hierin in elk geval niet ontwaren.

XCIn Djakarta zat Bouwer niet stil. Formeel was hij nog steeds in dienst van

1 A.v., p. 280. 2 Tan Malaka kreeg na deze gebeurtenissen in Djakarta veel invloed in Bantam - het kwam daar begin oktober tot een aanloop tot een sociale revolutie: de inheemse bestuurders werden afgezet en vervangen door anderen, onder wie Islarnietische leiders en nationalisten die een periode van ballingschap in Boven Digoel badden ondergaan; tot eenzelfde omwenteling kwam het in de westelijke helft van de residentie Pekalongan op de noordkust van Java.

606 [PDF]
BOUWER INTERVIEWT SOEKARNO

het Amerikaanse persbureau United Press hij besloot, met Soekarno een vraaggesprek te voeren. Dat vond ten huize van Soekarno plaats op 6 september. Het kostte Bouwer enige moeite, 'twee tot de tanden gewapende leden van Soekarno's lijfwacht' te passeren en te voorkomen dat hij binnenshuis door een pol itiefunctionaris werd gefouilleerd ('ik deelde hem mee dat ik slechts gewapend was met papier en potlood'). Soekarno die hem ontving in het bijzijn van Soebardjo en een der staatssecretarissen, Raden Mas mr. Abdoel Gaffat Pringgodigdo, weigerde Nederlands te spreken - aangezien Bouwer zich niet goed in het Indonesisch kon uitdrukken, werd er een tolk bijgehaald. Soekarno 'deelde mee', aldus Bouwer in zijn dagboek, 'dat hem tijdens zijn verblijf in Dalat' (bij Saigon) 'van 8 t.e.l11. 14 augustus j.l.' (hij was in werkelijkheid van de 8ste tot de rade van Java afwezig geweest in verband met zijn bezoek aan veldmaarschalk Teraoetsji) 'niets werd medegedeeld over de wapenstilstandsonderhandelingen en toen hij in Batavia terugkwam, had hij officieel nog niets ervan gehoord. Op de i Sde augustus werd hij over de Japanse capitulatie ingelicht ... Hij zei dat de banden met het Japanse militaire bewind door de Republiek waren verbroken ... Hij ontkende kategorisch dat hij door nationalistische elementen onder de Indonesiërs gedwongen was geworden (tegen zijn wil in) om de Republiek uit te roepen. Hij ontkende voorts dat de Japanners iets met de uitroeping van de Republiek uitstaande hadden gehad" - die laatste mededeling was.in strijd met de feiten.

XCTwee dagen later, op 8 september, volgde een tweede interview. Het had Bouwer geschokt dat in Batavia aanplakbiljetten van de jeugdbeweging, de Angkatan Maeda, te zien waren, 'waarin dood en vernietiging aan de Hollanders wordt beloofd.' Nu zei Soekarno dat hij daar geen bevel toe had gegeven. 'De Angkatan Maeda', zei hij, 'is geen officiële instantie. Zij vertegenwoordigt de elementen die tegen mij, mijn regering en mijn leiderschap zijn."

XCVerzenden kon Bouwer zijn twee perstelegrammen niet - hij moest wachten tot de "Cumberland' voor Batavia zou arriveren; de Britse kruiser bezat een zendinstallatie, waarvan ookjournalisten (er waren er verscheidene aan boord) gebruik zouden kunnen maken.6 0

I Bouwer: 'Dagboek', p. 387-88 (6 sept. 1945). 2 A.v., p. 391 (8 sept. I945).

607 [PDF]

De 'Cumberland) voor Batavia I

XC

XCWij herinneren er aan dat de 'Cumberland' op 2 september een detachement van de Royal Marines op Sabang had afgezet, vervolgens naar Ceylon was teruggekeerd en, vermoedelijk op de rade, Singapore had verlaten met o.m. van der Plas aan boord en dat deze op de i j de in Singapore had uiteengezet dat men van de 'klcine groep desperado's' die op Java de Republiek hadden uitgeroepen, geen grote gevaren te duchten had. 'Als wij als Hollanders daar aankomen, al was het maar met een groepje van honderd man, dan zou de zaak wel weer in orde komen.' Uiteraard zou dat moeten gaan met Britse steun.

XCEvenwel: de persoonlijke instructies van Mountbatten, welke Patterson in Singapore van deze had ontvangen, lieten die steunverlening niet toe. 'Adm. P.', zo schreef van der Plas op 14 september aan van Maak (welke brief pas na aankomst van de 'Cumberland' voor Batavia aan een naar Australië vertrekkend vliegtuig meegegeven zou kunnen worden I),

XC'toonde mij een particuliere brief van M. waarin deze zegt dat het 'uiterst gevaarlijk zou zijn, indien Britse troepen vrijheidsbewegingen in de kolonies van anderen zouden bedwingen hoe onecht" die ook mogen zijn.' Aan de andere kant wil hij onze moeilijkheden niet vergroten door enigerlei (zelfs schijn van) erkenning van de Soekarno-regering. Hij wenst dus dat alleen gehandeld wordt met de Japanse militaire autoriteiten en niet met personeel van de Republiek Indonesia.'

XCDat was verontrustend. Anderzijds was het telegram van Teraoetsji ontvangen waarin de Japanse veldmaarschalk had meegedeeld dat het bestuur op Java nog geheel in handen van de Japanners was (dat was het in werkelijkheid geenszins). Ietwat bezorgd was van der Plas, omdat uit een radiotoespraak van Raden Ario Adipati Wiranatakoesoema, vroeger regent van Bandoeng en voorzitter van de Regentenbond, nu minister van binnenlandse zaken in het eerste Republikeinse kabinet, was gebleken dat ook deze achter de Republiek stond - dat zette een vraagteken achter de gehele visie van van der Plas dat Nederland met steun van de inheemse bestuursaristocratie zijn gezag op Java zou kunnen herstellen. Niettemin achtte hij, zo schreefhij aan van Maak, 'een gunstige oplossing

I Dat is vermoedelijk pas geschied op 20 september. 2 In Mountbattens brief stond het woord vals, onecht, nagemaakt - het was de weerslag van wat van Maak in zijn nota van 3 september over de zijns inziens volledig Japanse oorsprong van de Republiek had geschreven.

608 [PDF]
PATTERSONS INSTRUCTIES

mogelijk. Wiranata's rede sluit dit geenszins uit.' De samenwerking met Patterson was 'nauwen prettig'. Van der Plas stelde zich voor, 'na enige tijd behoedzaam gegevens zien te krijgen, bijv. door met Soejono's en Loekman's weduwe te gaan praten. Heelongelukkig is dat er een stel oorlogscorrespondenten is aan boord gekomen, wier enig doel is Soe kama-scoops e.d. te maken, maar daaraan is niets te doen."

XCPatterson liet diezelfde dag, 14 september, instructies uitgaan 'jar Allied farces and attached personnel in fava'", die een reeks van maatregelen inhielden, samenhangend met het concentreren en ontwapenen van alle Japanse strijdkrachten op Java - zij zouden verantwoordelijk blijven voor rust en orde. Aan boord van de 'Cumberland' bevonden zich een Rapwi team en een centrale Rapwi-staf voor Java met als hoofd een Britse officier, Colonel M. Dewar - welnu, in Pattersans instructies stond óók dat, behalve de Rapwi-vertegenwoordigers, niemand aan land mocht gaan zonder zijn verlof.

XCDat bevel gold tevens voor de bemanning van de 'Tromp', die ongeveer tegelijk met de 'Cumberland' bij Priok voor anker ging. De commandant, kapitein-ter-zee Stam, had met hulp van de Amerikanen alle beschikbare ruimte in de kruiser volgestouwd met kisten melkpoeder, eierpoeder en blikken vruchten en had ook voor elk van de bemanningsleden voedselpakketten laten klaarmaken - die levensmiddelen kon hij aan de wal zetten en Patterson vond goed dat de bemanningsleden, zodra zij wisten in welk van de interneringskampen in Batavia zich hun gezin bevond (de Rapwi zou die gegevens doorgeven), aan land zouden mogen gaan om hun voedselpakket naar dat gezin te brengen, maar dat zouden zij dan man voor man moeten doen en zij zouden ongewapend moeten zijn. Wel had Stam uit zijn équipage een landingsdivisie gevormd welke als groep kon worden ingezet, maar die inzet werd hem door Patterson verboden; de enige groep militairen die wèl aan land mocht gaan, was de landingsdivisie van de 'Cumberland'; zij zou zich belasten met de bewaking van de gebouwen die door de Rapioi in gebruik waren genomen.

XCNu eerst Pattersons contact met de Japanners.

XCDe eerste Japanner die, op de r yde al, ten teken van de capitulatie van het Japanse Zestiende Leger aan boord kwam, was Nagano's chef-staf, generaal Jamamoto, die begeleid werd door ruim twintig andere hoge Japanse militairen, onder wie schout-bij-nacht Maeda. Jamamoto had,

1 Brief, I4 sept. I945, van van der Plas aan van Mook (ARA, Coll.-van der Plas, 2). 2 Exemplaar: IC, 5367.

609 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

zoals hem telegrafisch bevolen was, opgaven bij zich van de karnpen en de aantallen krijgsgevangenen en geïnterneerden op Java en bracht verder twee in het Engels gestelde rapporten mee, waarvan het eerste weergaf welke maatregelen het Japanse leger had getroffen als uitvloeisel van de bepalingen van de voorlopige capitulatie-overeenkomst die op 27 augustus in Rangoon was gesloten I, en het tweede een overzicht bevatte van de politieke situatie". Het eerste rapport begon met een eerbetuiging (' I pay my heartfelt respect to the glorious victory oj the Allied Forces. I deem it a honour to receive Your Excellency, entering here as a pioneer to the Allied Forces') en was onvolledig: er werd niet vermeld dat een groot deel van het feitelijk bestuur van Java door de Japanners opzettelijk aan de Republiek was overgelaten. Het tweede rapport was in zoverrre misleidend dat er een voorstelling van zaken in werd gegeven als hadden Japanners niets te maken gehad met het uitroepen van de Republiek op 17 augustus (Jamamoto zelf en vooralook Maeda wisten wel beter!). Dat tweede rapport waarschuwde verder tegen drastisch ingrijpen: "Afeiu elements are continuing their activities. The Nippon Army is controlling all u/ho are trying to create trouble against peace and order' (van die controle was geen sprake), 'bu t considering the present situation complete supervision and control is difficult ounng to underground activities. At the same time, should we take stringent measures, none can predict what may happen. ere the Allied jorces arrive here.' Er stond in dat tweede rapport ook dat het opvangen werd voorbereid van meer dan vijf-en-dertigduizend Geallieerde militairen die over heel Java op negen plaatsen zouden kunnen worden gelegerd.

XCPatterson nam de rapporten in ontvangst en gaf zijnerzijds aan Jamamoto schriftelijke instructies": met uitzondering van diegenen die voor het bewaren van rust en orde nodig waren, moesten alle Japanse militairen ontwapend worden alsook alle leden van de inheemse hulpkorpsen (van der Plas had hem een lijst van die korpsen gegeven); de wapendepots moesten onder strikte bewaking worden geplaatst en er moest een opgave worden verstrekt van de bewapening van alle hulpkorpsen. Voorts moest Jamamoto 'at the earliest possible moment' een lijst indienen van alle politieke gevangenen op Java en gegevens verstrekken over de verblijfplaats van diegenen die van der Plas wilde inschakelen bij het herstel van het Nederlands gezag op West-Java: de gouverneur van West-Java die in maart' 42 in functie was geweest, de resident van Batavia, de burgemeester van Batavia, alle hogere politiefunctionarissen (èn de hoofdcommissaris en één commissaris van politie te Soerabaja), de staf van het

XC1 Exemplaar: a.v., 5198. 2 Exemplaar: a.v., 5330. ' Exemplaar: a.v., 5369.

610 [PDF]
DE PLANNEN VAN VAN DER PLAS

vliegveld Kemajoran, het leidende personeel van de haven van Tandjong Priok, de directeur van Verkeer en Waterstaat, de hoofdinspecteur van de Staatsspoorwegen (en de directeur van de particuliere NederlandsIndische spoorwegen te Semarang) en tenslotte de door de japanners afgezette regenten van Batavia en Indramajoe - van der Plas wenste voorts de namen en adressen te weten van alle door de Japanners benoemde departementshoofden, residenten, vice-residenten en lagere politiefunctionarissen (die gegevens had hij voor de zuivering nodig) en ook nog de namen en verblijfplaatsen van alle door de japanners ontslagen regenten (die wilde hij in beginsel weer inschakelen). Iets op ons relaas vooruitlopend, vermelden wij hier dat de namen en de verblijfplaatsen van de personen die van der Plas bij het herstel van het gezag wilde inschakelen, voorzover ons bekend, door de japanners niet zijn verstrekt, wèl de gevraagde lijst van de politieke gevangenen - die hadden zij evenwel beperkt tot de Europeanen. De naam van Amir Sjarifoeddin, aan wie van der Plas in maart' 42 een grote som geld ter hand had gesteld om er het illegale werk op java mee te organiseren, kwam er niet op voor, maar van der Plas vernam spoedig dat deze begin september nog in Malang gevangen zat; hij liet op de 17de jamamoto instructie geven, Sjarifoeddin onmiddellijk onder bewaking naar Batavia te brengen - twaalf dagen later kreeg Colonel Dewar, hoofd van de centrale Rapwi staf op java, bericht van de japanners dat Sjarifoeddin nog in de ziekenafdeling van de gevangenis te Malang verpleegd werd. Het is duidelijk: dat Sjarifoeddin begin september in absentia benoemd was tot minister van voorlichting in het eerste kabinet van de Republiek, was van der Plas op de 17de nog onbekend (hij had er dus ook op de I yde en rede, toen hij in Batavia zijn eerste gesprekken voerde, niets van vernomen) - had hij het wèl geweten, dan zou dit, veronderstellen wij, na Wiranatakoeseema's radiotoespraak een tweede schok voor hem zijn geweest: èn de vroegere voorzitter van de Regentenbond èn de man die het illegale werk op java had moeten organiseren, waren, onder Soekarno, tot minister van de Republiek benoemd!

XCTerug naar Pattersons eerste contact met de japanners.

XCDe Britse Rear-Admiral was er bepaald tevreden over: Japanese co operating well', seinde hij op 16 september aan Mountbatten (met verzoek, zijn telegram aan van Mook in Brisbane door te geven)' - jamamoto was die dag opnieuwaan boord van de 'Cumberland' verschenen en Patterson had hem op zijn verantwoordelijkheden gewezen, maar, voegde hij toe,

XCI Tekst van Pattersous telegram: a.v., 53°5.

611 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Japanese control is undoubtedly deteriorating and new Indonesian flag is appearing in increasing numbers'; hij had die rood-witte vlaggen zelf gezien, doordat hij een bezoek had gebracht aan het krijgsgevangenenkamp te Batavia (het kamp van het Xde bataljon). 'Essential' noemde hij het, dat zo spoedig mogelijk een' occupation force' arriveerde met een' strong section for civil administration ... The message is of course the considered opinion of myself, van del' Plas and army intelligence.'

XCOp wie sloeg dat' army intelligence'? Naar wij aannemen: op van der Post. Deze had zich op de r yde even na Greenhalgh en van Tuyll bij Rear-Admiral Patterson gemeld - Greenhalgh had zijn rapport van de rade overhandigd, waar o.m. in stond: 'there is intense anti-Dutch propa ganda among the natives and it would help if the first stage of occupation is carried out by essentially British farces.' Wij voegen hieraan nog toe, ten eerste, dat Patterson op 17 of 18 september een Intelligence-rapport ontving, hoogstwaarschijnlijk opgesteld door van der Post (Patterson zond het onmiddellijk door naar Singapore) waarin op grond van de mededelingen van de Britse Lieutenant Lambert, die drie jaar lang meegewerkt had aan de Japanse radio-uitzendingen, betoogd werd dat in geen geval Nederlandse troepen op Java mochten worden toegelaten " en, ten tweede, dat Wing Commander Tull, het hoofd van het Rapu/i-team in Magelang, op de rode met Patterson een bespreking voerde; hoewel Tull dat in zijn verslag niet vermeldt, nemen wij aan dat hij Patterson een duidelijk beeld gaf van zijn eerste indrukken op Midden-Java, waar aan elk huis en elk overheidsgebouw een rood-witte vlag hing, 'the whole country was in aferment and normally quite peaceful people stood forth as champions of their own Merdeka.' Zulke observaties kunnen Patterson slechts de overtuiging hebben geschonken dat Mountbatten wijs had gehandeld toen deze hem had geïnstrueerd, zich van politieke inmenging op Java te onthouden.

XCVan der Plas ging opseptember voor het eerst aan land. In de hem ter beschikking gestelde auto reed hij naar het Tjideng-interneringskamp waar hij zijn eigen echtgenote en die van van Maak in een-en-hetzelfde huisje aantrof. Hij nam zijn intrek in Hotel des Indes, waar zich inmiddels

I I Het kan ook zijn dat dit rapport door Lambert is opgesteld: deze is twee etmalen lang aan boord van de geweest.

612 [PDF]
EERSTE BRIEVEN AAN VAN MOOK

XCook Colonel Dewar met zijn centrale Rapwi-staf had gevestigd. In dat

XCzelfde hotel streken generaal van Straten en Abdoelkadir neer die, samen

XCmet enkele jeugdige leden van een eerste Nica-team, op de róde van

XCl'v1orotai met een vliegtuig arriveerden; zij waren door van Mook be

XCnoemd tot Chief Commanding Officer, resp. Deputy-Chief Commanding

XCOfficer Nica voor heel java. In Hotel des Irides bleef van der Plas maar

XCdrie of vier dagen - Patterson kreeg namelijk te horen dat de aanwezig

XCheid van de drie genoemde Nederlands-Indische autoriteiten de indruk

XCwekte, als zou de Rap u/i een voorloopster zijn van het Nederlands

XCIndisch gouvernement. Derhalve drong hij er op aan dat die drie aan

XCboord van de 'Cumberland' zouden verblijven - van der Plas en Abdoel

XCkadir willigden dat verzoek in, van Straten weigerde. Alle drie deden belangrijke eerste indrukken op, leidend tot beleids

XCadviezen aan van Mook. Die indrukken en adviezen legden zij neer in

XCbrieven aan deze, die op 20 september door een vliegtuig werden mee

XCgenomen naar Brisbane. Bij die stukken bevond zich ook een brief aan

XCvan Mook, geschreven door mr. Spit, met wie van der Plas nog maar een

XCkwartier had gesproken, en bij Spits brief was nog een nota over de

XCpolitieke situatie op java van de hand van Posthumus, de vroegere rector ./ van het Christelijk Lyceum te Bandoeng. Wat stond in al die stukken? 'Vanmiddag ben ik 3 dagen te Batavia', schreef van der Plas op de

XCt Sde.' 'De eerste binnenkomst te Priok was merkwaardig. Een Soenda-v

XCnese chauffeur boog als een knipmes en was ingelukkig met zijn eigen

XCtaal te horen van een Nederlander' (van der Plas kon zich vlot in het

XCSoendaas uitdrukken) 'en te vernemen dat hij groeten mocht als een mens

XCen niet behoefde te buigen als een slaaf. Wij zijn ingekwartierd in het

XCHotel des Indes waar wij leven in een luxe die het hart pijn doet, wanneer

XCmen denkt aan de vrouwen en kinderen in de kampen.' De toestand daar

XCging 'iedere fantasie te boven', 'de geestkracht, zelfbeheersing en moed

XCvan deze vrouwen doet je de tranen in de ogen komen van eerbied en

XCtrots.' Uitvoerig schreefhij vervolgens over de economische en financiële

XCsituatie die hij 'bedenkelijk' noemde, vooralook door de slechte rijst

XCoogsten. Het transport was 'grotendeels verlamd', alle openbare werken

XC'verwaarloosd', de 'kledingpositie in het binnenland' was 'vertwijfeld'.

XCDaardoor was het in de japanse tijd tot opstanden gekomen onder de

XCIndonesiërs, in Serriarang 'op communistische grondslag'. Ook werden

XC'communistische leiders ... aansprakelijk gesteld voor de plotselinge

XCI Tekst: Ned=Indones. betrekk. 1945-195°, dl. I, p. 121 en vlg.

613 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

opstand van de Peta te Blitar' (een opstand, in februari '45, waarmee communisren niets van doen hadden gehad) die opstand had de Japanners gebracht 'tot het besluit ... , Indonesië maar onafhankelijkheid te verlenen.'

XC'Hier kom ik tot het politieke vraagstuk. Wij hebben èn de omvang van de anti-Nederlandse actie èn het doorvreten der jarenlange anti-Nederlandse propaganda onderschat. Het is zeker dat men de Jappen haat. Maar men haat de Nederlanders ook, behalve in de dessa, waar echter de propaganda ... duidelijk begint te pakken.'

XCDe Japanners, zo ging van der Plas verder, hadden al vóór hun capitulatie de leiding van verscheidene departementen aan Indonesiërs toevertrouwd - in feite hadden zij nu'alles behalve de financiën' uit handen gegeven. Van handhaving van orde en rust was geen sprake:

XC'Soekarno's Pelopors ... dringen overal de huizen binnen onder de kreet Merdeka; hijsen de rood-wittc vlag, bedreigen wie niet mee wil doen; gedragen zich aggressief; houden met barricades op de wegen auto's aan ... natuurlijk alleen's nachts; werpen met stenen en doen ook wel meer. Zo zijn op verschillende plaatsen Japanners die de rood-witte vlag weghaalden, neergeschoten of ge-!filltjangd' en men zag dan ook die vlag van alle regeringsgebouwen waaien .

XC. . . De uiterst verwarde toestand wordt nog gecompliceerder door twee factoren. Ten eerste het monsterverbond tussen Soekarno en de communisten. Zij hebben met Iwa K. Soemantri de leiding van de arbeiders op zich genomen'

XCSoemantri zou, aldus van der Plas, opdracht gegeven hebben, een algemene transportstaking voor te bereiden en ook voor een algemene politiestaking waren al voorbereidingen getroffen.

XCDe tweede factor was 'de actie van een aantal Japanners, waarvan Sjimizoe de ergste is" - deze zou voor Indonesiërs kwetsende, z.g. van Indische Nederlanders afkomstige pamfletten in omloop hebben gebracht, waarvan het effect bij de Indonesiërs de Indische Nederlanders in grote angst had doen verkeren.

XCEnkele vooraanstaande Indonesiërs waagden het, schreef hij voorts, Nederlanders te beschermen, maar hij had ook teleurstellende indrukken opgedaan: 'Hoesein' (t.w. Hoesein Djajadiningrat die hij in '44 als de mogelijke leider van breed anti-Japans verzet had gezien) 'krimpt van angst', 'mijn vriend Abdoel Gaffar Pringgodigdo is nu Algemeen Secre

1 in stukken gehakt 2 Deze bevond zich in werkelijkheid in Singapore.

614 [PDF]
EERSTE BRIEVEN AAN VAN MOOK

taris der Republiek!' Met dat al was het toch de jeugd die 'de moeilijkste groep' vormde: zij, alsook de groep rond Soekarno, was er van overtuigd dat de Republiek de strijd zou winnen: de Sowjet-Unie was 'aggressief anti-koloniaal, China fel anti-koloniaal, Amerika ook tegen iedere overheersing. Wat kunnen Frankrijk en Engeland daartegen doen? Bovendien hebben die hun eigen moeilijkheden, die zij niet zullen vergroten door de vervloekte Hollanders te helpen' - er zou erkenning van de Republiek geëist worden, en bleef die uit, dan zou het tot een 'massa-opstand' en een 'algemene staking' komen; 'de Jappen blijven neutraal en de Geallieerden kiezen eieren voor hun geld.' Aldus de visie die, meende van der Plas, bij diegenen leefde die de Republiek hadden opgericht en haar parolen verspreidden.

XCWas Java dus verloren? Neen.

XC'De democraten en de ons welgezinden hebben goede hoop, dat indien de occupatie niet te lang op zich laat wachten en na de bezetting van Batavia de Repu bliek terstond wordt ontbonden, de leiders opgepakt en geïsoleerd, het verzet aldaar door het wegvallen der leiding niet veel betekenen zal. Ik onderschrijf dat.'

XCHij vond wèl dat dan 'met daden' bewezen moest worden, 'dat de democratische Indonesiërs inderdaad dadelijk gezag en verantwoordelijkheid krijgen. Ik laat het hierbij. Hartelijke groeten aan allen' - maar er volgde nog een toevoeging: 'Een probleem vormt Spit c.s. en zijn 'groep'. Vreselijk gewauwel werkelijk dat een ieder tot vertwijfeling brengt.' Ook was er nog een bijlage, 'Enkele punten van ITÜl. aard als advies toegevoegd': tegelijk met de Britse mo ten zoveel mogelijk Nederlandse troepen landen. De Britten waren 'immers als de dood voor een herhaling van Griekenland en zullen tegen Soekarno c.s. Of niet of niet voldoende sterk optreden. Patterson' ('de rust en zelfbeheersing zelf', schreefhij eerder in deze brief) 'stemt hiermee in. Machtsvertoon zal m.i. 80 % van de beweging doen ineenstorten. Dus zoveel mogelijk armoured cars (v.d.Britten), 120th squadron van ons, enz.'

XCAldus de eerste brief van van der Plas.

XCEveneens op de t Sde schreef Abdoelkadir aan van Mook ' in zoverre in gelijke geest dat ook hij meende dat men er met de beoordeling in Australië van de politieke situatie op Java naast was geweest: 'De politieke toestand is ernstiger dan wij wel durven vermoeden. Wij hebben S[oe

I Tekst van zijn brief: dl. p. 130-31.

615 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

karno's] invloed onderschat gedurende deze 3 jaren. De goede BB ambtenaren' (hij bedoelde de inheemse bestuursfunctionarissen) 'zijn verdwenen. Alle BB-ambtenaren hebben nu ook voorgoed trouw gezworen aan [de] R[epubliek] I[ndonesië] ... De antipathie tegen de Hollanders is nu merkbaar in kringen, waar deze vroeger niet werd verwacht ... Ik hoop spoedig wat beter nieuws te kunnen mededelen' - adviezen in de richting van enig militair ingrijpen gaf hij niet, het enige advies dat zijn brief bevatte was dat de Nigis er verkeerd aan deed om in de uitzendingen van Radio Melbourne de Republiek en Soekarno aan te vallen.

XCDe brief van generaal van Straten, gedateerd op 20 september', was vooral ingegeven door het feit dat Rear-Admiral Patterson die ochtend bericht had ontvangen dat, conform de oorspronkelijke plannen, Batavia op 4 en Soerabaja op 14 oktober zou worden bezet, 'beide plaatsen door een brigadegroep met enige pantserauto's.' Van Straten drong er nu op aan dat tegelijkertijd zoveel mogelijk Nederlandse troepen aan land zouden gaan, zulks 'om eventueel op te treden tegen ongeregeldheden van Nationalistische zijde, waartegen ik de Britten verdenk niets of het verkeerde te doen ... De Britten hebben wel alles te zeggen, maar begrijpen er niets van en schijnen bovendien opdracht te hebben, zich niet in de politiek te mengen. Zij laten zich imponeren door allerlei opschriften.' Notabene: Colonel Dewar was voornemens geweest 'om aan Soekarno passen van vrijgeleide te vragen voor zijn Rapwi-ploegen, die door de stad moeten' - dat zou een feitelijke erkenning hebben betekend van Soekarno's gezag. Nodeloos! 'Naar mijn persoonlijke mening heeft de gehele Republiek-beweging niet al te veelom het lijf ... Bij enig machtsvertoon zal m.i. de zaak ineenstorten als een kaartenhuis, mits enkele leiders worden geïsoleerd, wat ook het plan is' - inderdaad, daar had van der Plas al van gerept.

XCSpit, die van het Kramat-kamp uit ruim twee weken lang had gadegeslagen dat de Republikeinse actie zich als een olievlek uitbreidde, was pessimistischer. In zijn in het kamp geschreven brief-d.d. 18 september" verwees hij naar het memorandum van Posthumus. 'Nog is de toestand niet zorgwekkend angstig, je weet ik ben geen alarmist', schreef hij, 'maar ze kan het op korte termijn worden, indien er nu niet tijdig krachtig ingegrepen wordt.' Men moest, meende hij, van de Japanners eisen dat zij aan de Republiek een einde zouden maken, hijzelf en anderen moesten 'ter voorlichting van (momenteel) Patterson, c.q. andere militaire autori

XCI A.v., p. 14 6 en vlg. 2 Tekst: a.v., p. 131 en vlg.

616 [PDF]
EERSTE BRIEVEN AAN VAN MOOK

teiten' ingeschakeld worden en er moest een strijdmacht van vijftienduizend man gemechaniseerde troepen worden gezonden, anders gezegd: de verwachting van van der Plas en van generaal van Straten dat gering machtsvertoon voldoende zou zijn om aan het bestaan van de Republiek een einde te maken, deelde Spit niet, maar van der Plas was van Mooks vertegenwoordiger bij Mountbattens hoofdkwartier en dus bij Patterson en hij, Spit, zat zich in het Kramat-kamp te verbijten van ergernis. Uitgeschakeld! Machteloos! Hij besloot er zich bij van Mook over te beklagen en schreef hem op de rede een tweede brief', die weliswaar op de zoste niet naar Camp Columbia is meeverzonden (hij heeft pas zes dagen later Batavia verlaten) maar die hier ter sprake moet komen. 'Van der Plas', zo uitte Spit zich,

XC'is thans 4 etmalen hier. Ik heb hem gedurende een kwartier kunnen spreken. Diverse pogingen om contact met hem te krijgen, mislukten. Hij maakt bepaaldelijk de indruk mij te ontwijken of met een kluitje in het riet te willen zenden. Onder de kring mijner medewerkers, die er naar haken aan de slag te gaan, wekt deze gang van zaken bittere teleurstelling en ontstemming ... Ik zou met deze gang van zaken vrede kunnen hebben (het gaat er mij en mijn medewerkers niet om, te worden 'erkend') indien ik de overtuiging had dat het algemeen belang er door wordt gediend. Deze overtuiging bezit ik niet. De zaken gaan verkeerd.'

XCH~ had, schreef hij ook, Radio Melbourne horen zeggen dat de hulpverlening aan de geïnterneerden goed en snel georganiseerd zou worden, maar dat bij de eerste relief-teams maar weinig Nederlanders zouden zijn en dat het ook niet mogelijk was, uit Nederland spoedig 'grote groepen Nederlandse mannen en vrouwen' naar Indië te zenden - waarom werden dan diegenen niet ingeschakeld die zich op Java bevonden? Dat was niet

XC'een partijtje 'ouwe (Regerings)sokken' en gebrekkigen en zieken. Niets is minder waar. Er zijn, nû en hiér, reeds belangrijke 'groepen Nederlandse mannen en vrouwen', die lichamelijk volkomen geschikt zijn om het herstel ter hand te nemen ... Ze worden echter nog altijd in de kampen opgesloten.'

XCKon, zo vroeg Spit, van Mook niet ten spoedigste zelf naar Batavia komen ('je hebt hier een grote mate van goodwill en vertrouwen ... die van der Plas op dit ogenblik ten enen male mist') of anders van der Plas opdragen met Spit en de zijnen samen te werken? 'Ik zie de zaken

XC, Tekst: a.v., p. 142 en vlg.

617 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

verkeerd gaan. Ik weet dat zij anders zouden kunnen lopen. Onze mensen, de mannen en vrouwen, de ouderen en jongeren, wachten in grote spanning. Zet hen aan het werk!' - anders gezegd: zorg er voor dat zij de kampen kunnen verlaten en ingeschakeld worden!

XCEr volgde nog een post scriptum:

XC'Reeds onder het tikken van deze brief (op een oude schrijfmachine en binnen het kamp) wijzigt de situatie zich. Mij wordt een strooibiljet van de Japanners bezorgd, waarin vergaderingen, optochten enz. worden verboden en het dragen van allerlei wapens strafbaar wordt gesteld. Op hetzelfde ogenblik trekt aan het kamp een optocht van vele duizenden Indonesiërs voorbij, in auto's met roodwitte vlaggen, allen gewapend met pieken en kapmessen. In West-Java schijnt het Binnenlands Bestuur zijn posren te verlaten, weigert stationspersoneel rijsttransport en staat honger als gevolg van transponmoeilijkheden en desorganisatie voor de deur. Zojuist kwamen enkele vooraanstaande Chinezen: 'wat doet u?' Zij kwamen na het tweetal twintigjarige jongelieden van de Nica dat mij hun plannen en opvattingen mededeelde. Nogmaals: wij zijn blij met alle enthousiaste mensen die hier komen om mede te arbeiden. Maar dit is geen tijd voor padvindersspelletjes. Wij kunnen in samenwerking met de Chinezen, de IndoEuropeanen en de goedwillende Indonesiërs iets doen, indien wij gezag over de Japanners ontvangen. Ook de Jappen worden zenuwachtig en bang; er werd vanmiddag op klaarlichte dag ... een Jap, die een mankement aan zijn auto had, vermoord.'

XCGelijk gezegd: deze noodkreet werd pas op 26 september verzonden.

XCBij de stukken die op de zoste naar Brisbane onderweg gingen, bevond zich ook nog bet door Posthumus geschreven memorandum d.d. 17 september, dat als bijlage aan Spits eerste brief was toegevoegd.'

XCPosthumus, die ruim drie jaar geïnterneerd was geweest, ontleende, schreef hij, zijn kennis 'aan gedurende de oorlogsjaren binnengesmokkelde berichten en Maleise dagbladen, aan uitlatingen van heilio-soldaten enz. en aan na de Japanse capitulati e met vertegenwoordigers van alle bevolkingsgroepen gevoerde gesprekken.' De staatkundige toestand beschreefhij als 'een maatschappij zonder staar' - de maatschappij ging door, maar het Japanse gezag brokkelde af en van de zijde van de Republiek was nauwelijks van een actueel gezag sprake: 'de overgrote meerderheid van de bevolking neemt ten opzichte dezer 'republiek' een afwachtende houding aan.' De geïnterneerden waren verbitterd: er werd "bij hen, zonder hen, over hen' gehandeld en beslist' en dit alles had 'onder de

, Tekst: a.v., p. T 34 en vlg.

Indextermen: Spit, H. J.
618 [PDF]
EERSTE BRIEVEN AAN VAN MOOK

loyale Indonesische, Indo-Europese en Chinese groepen' 'de grootste verbazing en onzekerheid' gewekt. Radio San Francisco en Radio Melbourne gaven 'weinig opheldering' - 'gevreesd moet worden dat het anti-N ederlandse sentiment aan het groeien is.' 'Allereerst noodzakelijk' noemde hij het, 'dat er een centraal voorlopig gezag' werd ingesteld, 'gevormd door een groep der geïnterneerde Nederlands-Indische autoriteiten' (uiteraard bedoelde hij de groep-Spit), berustend op 'een behoorlijk machtsapparaat': het japanse leger (louter voor politiediensten), de ex-krijgsgevangenen en de 'overgebleven leden van het politiekorps'. De departementen moesten opnieuw worden bezet en de 'algemene en plaatselijke leiders' van de Republiek moesten 'zo veel mogelijk' door de japanners gearresteerd en geïnterneerd worden - hun lumen waren bekend. 'Aan de hier voorgestelde oplossingen is', schreef hij in zijn slotparagraaf 'uiteraard enig risico verbonden', maar het gevaar van niets-doen achtte hij veel groter. 'Indië wacht - en de spanning wordt welhaast ondragelijk.'

XCAldus Posthumus op 17 septern ber.

XCEen of twee dagen eerder was onder de Indonesische jongerengroepen die hogelijk ontevreden waren over Soekarno's bedachtzaamheid, het denkbeeld gerezen om president en kabinet met een massale demoristratie te forceren tot steviger optreden - steviger ook tegen de japanners. Het Komitee Nasional Djakarta liet zich voor dat denkbeeld winnen en de nieuwe burgemeester van de hoofdstad, Soewirjo (vice-burgemeester in de japanse tijd, burgemeester sinds 7 september'), maakte op 18 september bekend dat de volgende avond om zes uur een grote bijeenkomst zou worden gehouden op het tijdens de bezetting tot Ikada-plein herdoopte Koningsplein; daar zou, zo heette het, de regering van de Republiek spreken.

XCMet hun initiatief hadden de jongerengroepen een te grote wissel getrokken op het geduld van de Japanse opperbevelhebber, generaal Nagano: nog op de r Sde maakte hij per proclamatie bekend dat alle bijeenkomsten en parades verboden waren. Wat nu? Er kwam verdeeld

, Hem had de Japanse burgemeester gezegd dat hij weigerde hem als nieuwe burge meester te erkennen. Een probleem dus? Neen: de Japanner bleef eenvoudig weg.

619 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

heid in de leiding van de Republiek. Soekarno, Hatta en prof. Soepomo, minister van justitie, wilden de bijeenkomst afgelasten en kregen steun van een meerderheid in het kabinet. Zij wijzigden evenwel hun houding toen Adam Malik namens de jongerengroepen in de middag van 19 september was komen meedelen dat bij afgelasting grotere moeilijkheden te verwachten waren dan indien men de bijeenkomst, waartoe reeds grote stoeten demonstranten onderweg waren (een daarvan de stoet welke mr. Spit langs het Kramat-kamp hoorde trekken), liet doorgaan.

XCNagano omgafhet Ikada-plein met een grote gewapende macht en gaf zijn militairen opdracht, allen die het plein betraden, hun primitieve wapens te ontnemen - de bijeenkomst evenwel liet hij, conform het beleid waartoe op 21 augustus was besloten, doorgaan. Er was maar één die het woord voerde: Soekarno.' 'Ik spreek', zei deze aan het begin van een toespraak die niet langer dan drie tot vier minuten duurde, 'als uw broer, Boeng Karno. Ik vraag u allen om kalm te blijven en begrip te tonen voor de leiding die van de regering van de Republiek Indonesië uitgaat. Geloof in deze regering!' 'Wij geloven!' daverde het. 'Broeders, ik als president, Boeng Hatta als vice-president, de ministers, wij allen hier zijn bereid om jegens het gehele volk van Indonesië onze verantwoordelijkheid te aanvaarden. Omgekeerd vragen wij om het vertrouwen van het Indonesische volk.' 'Wij vertrouwen u!' 'Wij hebben Indonesië's onafhankelijkheid geproclameerd en wij handhaven die proclamatie ... Geef ons uw vertrouwen door onze bevelen op te volgen en de discipline te handhaven. Kunt gij dat doen, broeders?' 'Dat kunnen wij!' 'Dan is ons bevel voor vandaag: laat ons allen kalm en rustig huiswaarts gaan. Gehoorzaamt het bevel van uw president, maar blijft waakzaam. Zult ge gehoorzamen, broeders?' 'Dat zullen wij!' 'Ik sluit deze bijeenkomst met onze nationale groet: Merdeka!'

XCAlle aanwezigen namen die kreet over. Hoevelen waren zij? Tien- en tienduizenden, volgens Tan Malaka (maar het kan zijn dat diens schatting veel te hoog is geweest) zelfs tweehonderdduizend.

XCNagano liet in de dagen die volgden, een aantalleden van jongerengroepen, onder wie Malik, arresteren. Dat kwam Soekarno's positie ten goede maar, belangrijker nog, het verloop van de demonstratie had aangetoond dat zijn greep op de massa niets aan kracht had ingeboet. De wrevel die met name in '44 en '45 velen ook in inheemse kring jegens hem warën gaan koesteren wegens de diensten welke hij aan een alom gehate bezetter bewees, was als het ware verdampt in de gloed der nieuwe

XC1 Tekst van zijn toespraak: Anderson, p. I23.

Indextermen: Malik, A., Soekarno, A.
620 [PDF]
DE BETOGING OP HET 'IKADA'-PLEIN

gebeurtenissen. Van de jonge Republiek was hij niet alleen de president maar, zo was gebleken, ook het levende symbool.

XCEr drong van de demonstratie maar heel weinig tot de NederlandsIndische autoriteiten door en haar betekenis ontging hun volledig. Van der Plas hoorde niet méér dan dat men drie-en-een-halve minuut bijeen was geweest en teleurgesteld uiteen was gegaan - nu, dat leek hoopvol.

Den Haag / 'Camp Columbia} III

XC

XCWij vermeldden al dat begin september in Den Haag besloten was dat minister Logemann naar Brisbane zou vliegen voor overleg met van Mook. Logemann verliet Den Haag op 4 september. Uit Londen maakte hij voor zijn verre reis naar Australië gebruik van een Brits verkeersvliegtuig. Hij had van Starkenborgh doen weten dat hij deze, die naar Nederland onderweg zou gaan, graag zou ontmoeten. Die ontmoeting vond, vermoedelijk op 6 september, plaats op het vliegveld van Lydda in het Britse mandaatgebied Palestina I, waar van Starkenborgh, inmiddels in Cairo aangekomen, naartoe vloog. In het gesprek, dat ongeveer anderhalf uur duurde, kwam de houding die tegenover de Republiek ingenomen moest worden, maar zo kort ter sprake (de minister en de gouverneurgeneraal waren het er over eens dat deze terzijde geschoven moest worden), dat van Starkenborgh dit punt in het geheel niet noemde in het verslag dat hij in april '47 over het onderhoud schreef.2 Dat onderhoud ging in hoofdzaak oyer de vraag of en, zo ja, wanneer hij weer in functie zou treden. Hij wilde zich, aldus zijn verslag, daaraan 'niet a priori onttrekken, aannemende dat het een beperkte termijn zou gelden.' Dan moest wel 'overeenkomstigheid van inzicht over het Indisch beleid' tussen de regering en hem verzekerd zijn. Welnu, er

XC'bleek niets van belangrijk meningsverschil. In hoofdzaak waren wij het eens, met name hierin dat Indië niet rijp was voor een zuiver parlementaire regeringsvorm, maar uiteirdelijke zeggenschap van de gouverneur-generaal in gewichtige zaken zou moeten blijven prevaleren. Overigens meenden wij beiden, dat ingrijpende hervormingen nodig waren, zowel in de positie van Indië binnen het koninkrijk als in Indië's inwendig bestuur'

I Thans de luchthaven te Lod in Israël. 2 Tekst: dl. I, p. I20-21.

Indextermen: Mook, H. J. van
621 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

op dit punt bestonden evenwel nog slechts 'vage denkbeelden ... Het voornaamste voor mij was overeenstemming nopens het gezag van de gouverneur-generaal in het Indisch binnenlands bestuur'; die overeenstemming bleek er te zijn.

XCVan Lydda uit zette Logemann zijn reis naar Brisbane voort, van Starkenborgh vloog naar Nederland, waar hij via Londen op 9 september op het vliegveld Welschap bij Eindhoven aankwam - prinses Juliana verwelkomde hem daar namens koningin Wilhelmina, van Kleffens namens het kabinet. Hij werd vervolgens eerst doorde vorstin ontvangen die de grootste waardering had niet alleen voor het beleid dat hij als gouverneur-generaal had gevoerd maar ook voor de houding die hij als gevangene aan den dag had gelegd - een openbare huldiging leek haar wenselijk; van Starkenborgh wees dat denkbeeld af.

XCOp de rzde verscheen hij in de ministerraad. Schermerhorn sprak hem toe. 'Geheel Nederland', aldus de samenvatting van diens betoog in de notulen' ,

XC'heeft in de jaren welke achter ons liggen, meegeleefd met Indië en met de gouverneur-generaal persoonlijk. De wijze waarop deze zijn taak heeft opgevat, zal van historische betekenis voor het koninkrijk blijken te zijn. Hierin, aldus de minister-president, zult gij de grootste beloning vinden voor alles wat gij in de afgelopen jaren hebt ondervonden.'

XCVan Starkenborgh dankte met enkele eenvoudige woorden.

XCEen punt van groot actueel belang kwam vervolgens ter sprake: die ochtend was van van Maak het op de waarschuwing van van der Plas gebaseerd telegram ontvangen, inhoudend dat Molmtbatten op 12 september had meegedeeld dat de landing van de eerste Britse troepen op Java was uitgesteld zonder dat daar voorshands een nieuwe datum voor kon worden opgegeven - hij had zijn schepen nodig voor de repatriëring van Britse en Australische krijgsgevangenen. Van Starkenborgh zei dat hij 'een verschuiving van de datum waarop geland zal worden, vol gevaren' achtte. 'Op West-Java heeft men te maken met een fanatieke Mohammedaanse bevolking. Er zal een sterke aandrang moeten worden uitgeoefend, dat deze landing niet vertraagd wordt.' Nu, dat sprak voor alle ministers vanzelf. Voordat van Starkenborgh in hun midden verscheen, hadden zij al besloten de Britse regering te doen weten dat uitstel van de landing te Batavia onaanvaardbaar was en dat Nederlandse krijgs

I A.v., p. 116-1 7.

Indextermen: Mook, H. J. van
622 [PDF]
VAN STARKENBORGH IN DEN HAAG

gevangenen op dezelfde voet moesten worden behandeld als Britse en Australische.

XCNa afloop van deze kabinetsvergadering sprak Schermerhorn, die als waarnemend minister van overzeese gebiedsdelen fungeerde (hij had vóór de oorlog enkele reizen door Indië gemaakt), met van Starkenborgh over diens weer in functie treden als gouverneur-generaal. De zaak bleek in Den Haag minder simpel te liggen dan in Lydda. Inmiddels was namelijk van van Mook een ontwerp ontvangen voor een koninklijke proclamatie die uitgegeven zou worden op de dag waarop Batavia zou zijn bevrijd (wij hebben dat ontwerp niet kunnen vinden) en met enkele daarin gebruikte termen die Schermerhorns instemming hadden (wij nemen aan dat in van Mook's ontwerp van 'Indonesië' sprake was, niet langer van 'Nederlands-Indië'), was van Starkenborgh het niet eens; bovendien was Schermerhorn zich gaan afvragen of een weer in functie treden van van Starkenborgh vooral in de Verenigde Staten en GrootBrittannië niet de indruk zou wekken dat in Indië alles bij het oude zou blijven. 'Ofschoon van Starkenborgh', zo seinde hij op de r8de aan van Mook en Logernann ' ,

XC'waarschijnlijk meer vooruitstrevend dan reputatie, wordt hij aangezien voor .. behoudend. Zijn wederoptreden zal indruk maken van terugtred van ook met oog op buitenland betoonde tegemoetkomendheid aan linkse wensen." Op zijn minst zalonderscheid in terminologie aanstonds blijken.'

XCDaar kwam bij dat van Starkenborgh het aanbevelenswaardig achtte dat een gouverneur-generaal zou worden benoemd die de volle vijf jaar zou kunnen aanblijven - daarvoor wilde hij niet in aanmerking komen. 'Teneinde niettemin gewenste continuïteit verzekeren, zou', aldus de constructie waarover Schermerhorn het met van Starkenborgh eens was geworden,

XC'Starkenborgh naar Indië kunnen gaan tot plechtige overdracht landvoogdij aan opvolger, zodra uitsluitend Nederlands bewind hersteld, welk feit daardoor tevens op gelukkige wijze wordt benadrukt. Koningin stemt in. Sein uw mening.'

XCDat laatste lieten Logemann en van Mook na - de zaak was geenszins spoedeisend.62

I Tekst: a.v., p. 120-21. 2 Vermoedelijk sloeg dat op de 7 december-toespraak van de koningin.

623 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCTwee weken lang, van 9 tot 24 september, heeft Logemann in Camp Columbia vertoefd - op 29 september was hij in Londen terug.

XCWat kwam in die twee weken tussen van Mook en hem ter sprake? Hun onderling contact kan slechts gekenmerkt zijn geweest door grote hartelijkheid: de twee die elkaar terugzagen, hadden als oprichters van de Stuw-groep behoord tot een even kleine als eenzame minderheid die naar het oordeel van de meeste Nederlanders en Indische Nederlanders getuigd had van een irreëel, ja gevaarlijk idealisme - nu was de een minister van overzeese gebiedsdelen, de ander luitenant-gouverneurgeneraal. Alle reden is er om te veronderstellen dat zij het in hun gesprekken volledig eens bleken te zijn, speciaalook op het punt dat de term 'Nederlands-Indië' uit de tijd was en door 'Indonesië' moest worden vervangen.' Hun beraad vond voorts zijn neerslag in drie stukken welke Logemann opstelde: een kort memorandum over het herstel van het bedrijfsleven in Indië? (er stond o.m. in: 'Eis stellen van verplaatsing directies naar Indië'), een langer over de verhouding tussen het burgerlijk en het militair gezag" (van Mook, niet Helfrich, zou het hoofd zijn van de gehele Nica-organisatie) en een, ook langer, over de wederopbouw van het regeringsapparaat in Indië"; daarin werd voorgesteld dat de Raad

I Op 14 september zijn boven Batavia pamfletten afgeworpen, aangeduid als een 'Proclamatie' van 'het Gouvernement van Indonesië'. In die proclamatie, waarvan de achterzijde de tekst in het Indonesisch weergaf, werd (zie afbeelding 98) 'politieke samenwerking met de Japanners' 'strikt verboden'. Voorts stond er in: 'Alle politieke instellingen van een gouvernementeel karakter en andere politieke verenigingen, in het leven geroepen, gesteund of aangemoedigd door de Japanners, worden niet erkend Een ieder 'die voortgaat met samenwerking met de Japanners of hun handlangers .. is een verrader van zijn volk en vaderland en een gevaar voor en (een 'groet enluisterrijk Indonesië'). Wij nemen aan dat dat pamfletten zijn geweest die uit Balikpapan door van het zijn meegenomen en kunnen ons niet anders voorstellen dan dat de proclamatie in Australië door van Maak met goedkeuring van Logemann is opgesteld: Logemann moet zich daarbij bewust zijn geweest van het feit dat hij met zijn goedkeuring ten aanzien van de term 'Indonesië', al was die al in de 7 december toespraak gebruikt, vooruitliep op een besluit dat nog door de regering moest worden genomen. 2 Tekst: dl. I, p. lI8. 3 Tekst: a.v., p. 103 en vlg. 4 Tekst: a.v., p. 101 en vlg.

624 [PDF]
LOGEMANN BIJ VAN MOOK

van Nederlands-Indië, de (Tijdelijke) Volksraad, het Hooggerechtshof' en de Algemene Rekenkamer pas weer in leven zouden worden geroepen als de militaire fase waarin alle bevoegdheden bij Mountbatten lagen, ten einde was. Logemann en van Mook stelden overigens aan Schermerhorn voor dat van Mook zich ten spoedigste, d.w.z. nog voor het einde van die fase, weer in Batavia zou vestigen. Schermerhorn was het daar geheel mee eens - de zaak werd met de Britse regering opgenomen en deze had geen bezwaar.

XCMaar wat gebeurde in Batavia? In ruimer zin: hoe stond het er op Java voor?

XCDe eerste brieven van van der Plas, Abdoelkadir, van Straten en Spit en het memorandum van Posthumus dat een bijlage bij Spits brief was, waren op 20 september door een vliegtuig uit Batavia meegenomen - zij bereikten van Mook pas drie dagen later. Onmiddellijk seinde hij er Schermerhorn een samenvatting van.' Daaruit citeren wij:

XC'De invloed van Soekarno cum suis is groter dan werd verondersteld en neemt door de onzekere toestand nog toe. Verzet is met name te verwachten van sommige organisaties, zoals jeugdorganisaties en communisten; bovendien heeft een aantal collaborateurs zich te sterk gebonden aan de zogenaamde Regering Indonesia om nu terug te kunnen. Geleidelijk komen de loyale Indonesiërs van betekenis in gevaar .

XC. . . De landing te Batavia is thans op 4 oktober vastgesteld Dat de z.g. Republiek Indonesië bij de landing onmiddellijk wordt gevangen genomen, is van zeer groot belang, omdat opsluiting der leidende personen en machtsvertoon de beweging grotendeels haar kracht zalontnemen. Met het oog hierop en mede door het vertrouwelijk ontvangen bericht dat Mountbatten van plan is zeer voorzichtig op te treden om een tweede Griekenland te voorkomen, baart het achterwege blijven van een besluit betreffende mijn 28/3 I van Kandy zorg'

XCdaarmee bedoelde van Mook het uit Ceylon verzonden telegram waaruit aan de regering gebleken was dat Mountbatten had geweigerd bij de landing te Batavia op eigen gezag de Republiek te verbieden, een punt dat hij aan de Britse Chiefs of Staff en zijn adviseur Dening aan het Foreign Office had

XC• W~ hebben in ons vorige deel vermeld dat toen in '44 in een kamp te Bandoeng van mannelijke geïnterneerden werd gevergd dat zij op het vliegveld Andir startbanen zouden aanleggen, de geïnterneerde president van het Hooggerechtshof het standpunt innam dat de Japanners daar het recht toe hadden; de naam van de betrokkene hebben wij aangegeven als mr. J. Elshout. Dit is een betreurenswaardige vergissing geweest - het betrof hier prof. mr. dr. M. A. G. Harthoorn. 2 Tekst: Ned.i-Indones. belrekk. 1945-1950, dL I, p. I56-57.

625 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

voorgelegd. Van Maak stelde nu voor dat bij de Labour-regering zou worden aangedrongen op 'een krachtig optreden na landing. Bij de landing', aldus het slot van zijn telegram, 'zal ik zelf tegenwoordig zijn.'

XCHier reeds merken wij op dat die landing niet plaatsgevonden heeft op 4 oktober maar dat Mountbatten er in geslaagd is, haar zes dagen te vervroegen - een klein contingent landde op 28, een iets groter op 29 september en van Mook was toen nog niet gearriveerd.

XCVoordien was veel gebeurd: in Batavia, in Australië, in Singapore.

De (Cumberland' voor Batavia II

XC

XCVan der Plas, van Straten, Spit en Posthumus hadden alle vier in de eerste stukken die zij van Mook deden toekomen, op militair ingrijpen tegen de Republiek aangedrongen, maar Abdoelkadir had in zijn brief van 18 september aan van Mook niets van dien aard geschreven. Hij vertrok die dag voor een bezoek aan Semarang - vooral in laatstgenoemde stad werd hij getroffen door de agitatie die van Indonesische jongeren uitging, trouwens: hij passeerde tweemaal Midden-Java waar overal de roodwitte vlag hing. 'Soekarno kan de krachten niet de baas die hij heeft ontketend', schreef hij op 24 september, toen hij weer in Batavia was teruggekeerd, aan van Mook. I Voorts: 'Soweet dat hij thans een verloren spel speelt.' Maar hij voegde daaraan toe: 'Ik denk dat het niet wijs is om de rood-witte vlag te verbieden ... Of wij het willen of niet, het is de realiteit: rood-wit is het symbool geworden, waarmede men ook zijn nationaliteit wenst te tonen ... Ik ben er vast van overtuigd dat er bloed zal vloeien indien rood-witte vlaggen worden neergehaald.' Er waren, waarschuwde hij, Indonesiërs die die vlag nog niet gehesen hadden louter en alleen omdat men ben tot het hijsen had willen dwingen. Zijn zeven broers, 'die allen de Ke/lpei-gevangenis hebben meegemaakt', hadden hem gezegd: 'Indien deze dwang niet bestaat, zullen wij deze rood-witte vlag willen hijsen.' Was niet een andere oplossing mogelijk, nl. een aparte vlag voor Indië: een verticale oranje-baan met daarnaast horizontaal het rood en het wit?

XCHet Japans militair bestuur had, zoals bleek, de grote manifcstatie toegelaten die op 19 september op het Ikada-plein plaatsvond. Men kan dat zien als een blijk van welwillendheid jegens de 'jongere broer'. Een nieuw blijk van dien aard volgde. Generaal Nagano, beseffend dat een

XCI Tekst van zijn brief: a.v., p. 157-58.

626 [PDF]
jAMAMOTO WAARSCHUWT PATTERSON

Geallieerde landing niet lang op zich zou laten wachten en voorziend dat een drastisch ingrijpen tegen de Republiek een conflict zou doen ontstaan dat ook aan talloze japanse militairen het leven zou kunnen kosten, besloot er bij Patterson (deze had onder druk van van der Plas de japanners geïnstrueerd, nieuwe massa-bijeenkomsten met traangas uiteen te drijven) op te laten aandringen dat de regering van de Republiek in functie zou mogen blijven. Daartoe vroeg zijn chef-staf jamamoto een bespreking aan. Patterson willigde het verzoek in en in het bijzijn van van der Plas ontving hij de japanner op 2 I september. Deze' recommended', aldus het door een Brits officier opgesteld verslag van deze bespreking',

XC'that the Indonesian officials u/ho are IIOW participating in the administration, shottld be allou/ed, as Jar as possible, to continue to do so. He recommended thai the Allies should begin iuith a military administration. ... He u/as convinced they will co-operate u/ith the Allies if we make full use oj their desire to obtain ultimate independence by peaceful means. He stressed that nationalist leaders such as Soekarno and Hatta co-operated with the Japanese not because they liked doing so, but merely so as to use them as a means for gaining their independence'

XCdat had hij goed gezien, maar het argument maakte op van der Plas geen enkele indruk; deze zei dat hij geen behoefte had op jamamoto's betoog in te gaan en dat het de taak van de japanners was, de terreur die van 'de Soekarno-benden' uitging, te bestrijden." Patterson die op de rede op het punt had gestaan, Mountbatten om verlof te vragen, het Soekarnobewind officieel in te schakelen bij het werk van de Rapu/i (van der Plas had weten te voorkomen dat de Britse Rear-Admiral dat verlof aanvroeg), reageerde enigszins anders, Mountbatten had hem doen weten, dat het 'uiterst gevaarlijk zou zijn, indien Britse troepen vrijheidsbewegingen in de kolonies van anderen zouden bedwingen, hoe onecht die ook mogen zijn' - was de Soekarno-beweging wel zo onecht, d.w.z. zo louter japansgeïnspireerd als van Nederlandse zijde gesteld werd? Zonder dat van der Plas er iets van wist liet hij de japanners om nadere inlichtingen vragen - die werden hem verstrekt in de vorm van een rapport van de japanse autoriteit die grote feitelijke steun verleend had aan de uitroeping van de Republiek: schout-bij-nacht Maeda.' Diens rapport onderstreepte dat Soekarno en Hatta in hun samenwerking met de japanners steeds hun

I Weergegeven door van der Plas: dl. VIII c, p. J381 2 Aldus van der Plas in zijn brief, 22 sept. I945, aan van Mook dl. I, p. ISO). J Exemplaar van zijn rapport d.d. 26 sept. J945 in Nederlandse vertaling: IC, r6895·

627 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

eigen doeleinden hadden nagestreefd en eindigde met een waarschuW1l1g:

XC'Het ziet er thans naar uit dat de beweging zich stevig om haar leiders consolideert; op een tot dusver ongekende schaal hebben politieen bestuursambtenaren en de grote massa van landbouwers en arbeiders zich georganiseerd. De kracht dezer organisatie mag in geen geval worden onderschat; mocht hiertegenover een verkeerde politiek worden gevolgd, dan staat het te vrezen dat de communistische onlusten van I926-27 zich op een vele tientallen malen grotere schaal zullen herhalen .

XC. . . De nationalisten ... zijn in principe bereid, hun actie ter verkrijging van onafhankelijkheid langs banen van vreedzaam diplomatiek overleg te leiden; zij zijn echter vastbesloten om voor het geval vreedzame actie onmogelijk zou worden gemaakt, hun toevlucht te nemen tot illegale activiteit en zelfs geweld. Zij zijn in het bijzonder gekant tegen de terugkeer van het Nederlands gezag en hebben gezworen daartegen te strijden door een beroep op de wereldopinie.'

XCNu, 'illegale activiteit en zelfs geweld' voorzag ook van der Plas; onaanvaardbaar was het voor hem, ze te voorkomen door de Republiek te laten voortbestaan, zoals ]amamoto had bepleit - hij vertrouwde de gevaren die dreigden, goeddeels te kunnen bezweren door het arresteren, onmiddellijk voor de eerste Geallieerde landing, van de voormannen van de Republiek. Spit, met wie hij op de rode, onmiddellijk nadat deze zijn eerste brief aan van Mook had afgesloten (de brief waarin Spit er zich over had beklaagd dat van der Plas tijdens de eerste vier dagen van zijn verblijf in Batavia maar een kwartier tijd voor hem had gehad), aan boord van de "Cumberland' een lang gesprek had kunnen voeren, deelde die opvatting 1 nadien zocht van der Plas contact met dr. W. Hoven, vroeger

XC1 Spit was over dit lange gesprek met van der Plas niet erg tevreden. 'Zoals je bekend zal zijn', schreef hij op 26 september aan van Mook in zijn derde brief aan deze (die hij tegelijk met de al behandelde tweede brief verzond) 'is van der Plas sterker in het veelpraten dan in het goedluisteren, zodat ik vrees dat het nog steeds niet geheel tot hem doorgedrongen is dat het volkomen onjuist is te menen dat de mensen van 'buiten' alléén de zaak hier wel eens zullen opknappen ... Wij vragen werk. En zitten ons 'op te vreten', om het maar eens precies te zeggen.' (tekst van de brief: Ned. -Indones. betrekk. 1945-195°, dl. I, p. 161-62) In een bij die derde brief gevoegd, 'Memorandum' (tekst: a.v., p. 163 en vlg.) betoogde Spit nog dat men geen 'vrees voor een algemene opstand' behoefde te koesteren, o.m. 'omdat de grote massa van de bevolking en zelfs de grote groep van wat men noemen kan gematigde nationalisten niet achter de beweging staat' - met één gemechaniseerde divisie zou men heel Java rustig kunnen houden. Wat het arrestatie-plan betrof: hij vond het onjuist, daarmee te wachten tot vier-en-twintig uur voor de landing; beter leek het hem, de Japanners opdracht te geven, onmiddellijk tot die actie over te gaan.

628 [PDF]
HET ARRESTATIE-PLAN

hoofd van de afdeling Algemene Bestuurszaken bij het departement van Binnenlands Bestuur, met drs. Morsink, vroeger ambtenaar bij het bureau van de Adviseur Inlandse Zaken, en ook met van der Post. Gevieren gingen zij een lijst opstellen van voormannen van de Republiek die vier-en-twintig uur voor de aankomst van de landingstroepen gearresteerd en nadien streng bewaakt moesten worden - gearresteerd, wel te verstaan, door de enigen die zulk een actie zouden kunnen uitvoeren: de japanners.

XCDit arrestatie-plan was een onderdeel van een door van der Plas opgestelde nota' die nauwkeurig aangafhoe de departementen te Batavia konden worden overgenomen en welke algemene veiligheidsmaatregelen konden worden getroffen; ten aanzien van de bij verrassing te arresteren nationalistische leiders stond er ook nog in, dat zij goed behandeld moesten worden en dat men hun zou zeggen, 'that they aye temporarily isolated for reasons of security and for their own protection.'

XCDe nota werd op 22 september aan Patterson voorgelegd, op wie het, zo nemen wij aan, indruk maakte dat het arrestatie-voorstel, het meest gevoelige punt, mede 'the considered opinion of Lieutenant-Colonel 'van der Post' weergaf. De nota sprak Patterson bepaald aan - niet hij zou overigens de arrestatie-opdracht aan de japanners moeten geven maar de bevelhebber van de landingstroepen. Pattersans reactie verbaasde van der Plas: de Britse Rear-Admiral had er na jamamoro's bezoek enkele malen bij hem op aangedrongen dat Nederland een datum zou noemen waarop Indonesië onafhankelijk zou worden en dat men, ook na de bezetting van Batavia, zou gedogen dat de rood-witte vlaggen bleven hangen (of anders de rood-witte met het rood-wit-blauw in een hoek) - nu had diezelfde Patterson zich op de zzste met de nota inclusief het arrestatie-plan ingenomen betoond! 'Vergeleken bij drie dagen geleden', aldus van der Plas in zijn tweede brief aan van Maak die hij op de zzste schreef",

XC'toen men nog wilde seinen Soek. c.s. maar te erkennen althans door hem te werken', hetgeen ik tegengehouden heb, zijn wij toch wel flink vooruitgegaan. Het beslissende punt of men straks de Jappen zal gelasten een aantal raddraaiers vóór de landing op te pakken laat zich gunstig aanzien. P. voelt er wel voor de heren te beschermen ... Ontving je mijn vorige brief? Weet je de landingsdatum ? Eén dag na Leidens ontzet." Wilt het strikt geheim houden. Sein mij wanneer en wat wij uit Australië krijgen.'

XC1 Tekst: a.V., p. 151 en vlg. 2 Tekst: a.V., p. 149 en vlg. 'Bedoeld wordt: via hem. 4 Van Mook kende de datum van 4 oktober al uit van Stratens brief van 20 september. 62

629 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCDie laatste zin was van veel belang: zowel van Mook als van der Plas beseften dat het op Java een voorname taak zou zijn van het NederlandsIndisch gouvernement om er de ergste nood te lenigen. Daar waren voorbereidingen voor getroffen: in Australische havens lagen de voorraden die de Nigieo had ingekocht, trouwens: spoedig zouden allen die in Australië werkzaam waren geweest, naar Java moeten worden overgebracht en voor de eenheden van het Knil die in Australië waren achtergebleven, gold hetzelfde. Nederlands-Indische schepen waren er voldoende: de schepen van de KPM die zulk een belangrijke rol hadden gespeeld bij MacArthurs offensief. Het enige dat men van Nederlandse kant niet zelf kon doen, was die schepen beladen: daar waren Australische havenarbeiders voor nodig.

XCWelnu, op 24 september, d.w.z. nog voordat van Mook de brief van van der Plas van de zzste had ontvangen, volgde op de eerste teleurstelling die Australië aan de autoriteiten in Camp Columbia had bezorgd (de weigering om de gezagsbataljons in oefenkampen in Australië op te vangen), een tweede: de Australische havenarbeiders weigerden schepen te beladen die naar Indië onderweg wilden gaan.

Steun voor de Republiek in Australië

XC

XCHet heeft zin, allereerst te herinneren aan enkele feiten die wij in de hoofdstukken I en 3 van dit deel hebben vermeld.

XCIn april' 42 was het in Australië gekomen tot omvangrijke stakingen van de Indonesische opvarenden van KPM-schepen - een deel was toen weer aan het werk gegaan maar omstreeks zevenhonderd Indonesiërs waren als 'illegale immigranten' in een Australisch interneringskamp opgesloten, van waaruit zij eind '42-begin '43 in werkkampen waren ondergebracht. Bij velen van die geïnterneerde zeelieden was een felle animositeit zowel tegen de KPM als tegen Nederland in het algemeen gegroeid. In '44 nu waren de ex-stakers, op enkele tientallen na, elders tewerkgesteld: sommigen in de Indonesische tehuizen, de Roemalt's Indonesia, een grote groep in Camp Columbia ook waren er toen toegevoegd aan het Oliebataljon. Dat Oliebataljon moest, zoals bleek, opgeheven worden - mèt anderen waren de ex-stakers toen toegevoegd aan het Technisch Bataljon van het Knil dat, evenals het Oliebataljon, ca. ISO km bezuiden Brisbane gelegerd was in Casino (zie kaart II op pag. 17). Intussen waren de Indonesische zeelieden die weer aan het werk waren 63

630 [PDF]
NEDEHLANDS POSITIE IN AUSTHALIË

gegaan, militanter geworden: er kwam uit hun midden in '44 een vakbond van Indonesische zeelieden tot stand die veel contact onderhield met de Seamen's Union of Australia die Seamen's Union, aangesloten bij de grote Australische vakcentrale, de Australian Council of Trade Unions, was er een waarin Australische communisten veel invloed hadden; voor een tweede vakbond, de Australian Wateru/orkers Union, de vakbond der havenarbeiders, gold hetzelfde. De communistische voormannen van beide vakbonden stonden in nauw contact met de leiding van de Australische cornmunistische partij en die partij was in de oorlog aanzienlijk gegroeid. Haar verbod was eind '42 door het kabinet-Curtin opgeheven - zij telde, toen in juli '45 het kabinet-Chifiey werd gevormd, ongeveer drie-en-twintigduizend leden.

XCVoor wat in augustus en september '45 gebeurde, was van veel belang dat Australische communisren ook in contact waren gekomen met communisten onder de geïnterneerden van Boven-Digoel die injuni '43 naar Australië waren overgebracht. Toen al die Digoelisten eind '43, op een kleine groep onverzoenlijkcri na, waren vrijgelaten (ook de Australische Civil Rights League had zich daar moeite voor gegeven), was de oudvoorzitter van de Partal Komunis Indonesia, Sardjono, elandestien begonnen een nieuwe PKlop te bouwen - zij was het die, op de achtergrond blijvend, een soort Indonesisch Volksfront had opgericht; die organisatie, waartoe vele honderden Indonesiërs waren toegetreden, had in alle daarvoor in aanmerking komende Australische steden Comité's voor Indonesië's Onafhankelijkheid gevormd. Zowel de nieuwe PKI als het Volksfront en de genoemde Comité's hadden op tal van wijzen daadwerkelijke steun van Australische communisren ontvangen.

XCIets van dat alles was tot de Nederlands-Indische autoriteiten doorgedrongen - zij hadden in de weken die aan Japans capitulatie voorafgingen, een aantal Indonesiërs, die van clandestiene anti-Nederlandse activiteit verdacht waren, gearresteerd en op Nederlands-Nieuw-Guinea, n1. in Merauke en Hollandia, geïnterneerd. Dat feit was zowel aan de voormannen van de Australische communistische partij als aan die van de Civil Rights League bekend geworden.

XCIntussen waren die voormannen niet de enigen geweest die weinig sympathie voor Nederland waren gaan koesteren - er was in Australië in veel bredere kringen een anti-Nederlandse gezindheid ontstaan, waarin bij sommigen jaloezie wegens Nederlands bezit van het aan grondstoffen zo rijke Indië een rol had gespeeld, bij anderen ergernis over de royale levenswijze (althans vóór de verhuizing naar Camp Columbia) van de bestbetaalden in de kringen van het Nederlands-Indisch gouverne63

631 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

ment, en ook de neerbuigende houding waarvan de meeste burgers aan Nederlandse kant jegens de in Australië aanwezige Indonesiërs waren blijven getuigen, had wrevel gewekt. Zo was een situatie ontstaan waarin eerst de Nederlands-Indische Commissie voor Australië en NieuwZeeland en vervolgens van Mook en zijn Raad van departementshoofden, zonder dat zij dat beseften, op maar weinig vrienden konden rekenen. Onder de hoge Australische militairen en aan de toppen van het Australische bedrijfsleven waren er die Australië's invloed vooral in de Grote Oost wilden uitbreiden - bedenkelijker nog was dat een anti-Nederlandse gezindheid ook tot de Australische Labour-partij, die aan de macht was, en tot de met haar verbonden Australian Council oj Trade Unions was doorgedrongen. Noch in die partij, noch in die vakcentrale als geheel was sprake van sterke communistische invloed - wèl zouden beide gevoelig zijn voor anti-Nederlandse parolen, van wie die ook zouden uitgaan.

XCDat Soekarno en Hatta in Djakarta de Republiek Indonesië hadden uitgeroepen, werd in Australië spoedig bekend. De publieke opinie kwam er aanvankelijk niet in beweging maar op Koninginnedag, 3 I augustus, bleek dat N ederland in regerings- en parlementaire kringen veel sympathie had verloren: gezant van Aerssen had voor de gebruikelijke officiële receptie in het gezantschap vijf ministers uit het kabinet-Chifley, de voorzitters van beide Huizen van het parlement en zes parlementsleden uitgenodigd - slechts één parlementslid verscheen op de receptie, alle overige genodigden bleven weg. Een aantal dagen voor die receptie had van Mook, wetend dat hij binnenkort naar Ceylon zou gaan en rekening houdend met de mogelijkheid (hij kende Mountbattens plannen niet) dat hij niet naar Australië zou terugkeren, Chifley om een afscheidsaudiëntie gevraagd, hetgeen voor hem vijf uur vliegen heen en vijf uur terug betekende - Chifley had op het laatste ogenblik doen weten dat hij nog geen kwartier kon vrijmaken.I

XCNog belangrijker was wat in Indonesische kringen gebeurde. De63

I Aan gezant van Aerssen ontging de betekenis van die twee gebeurtenissen: in een verslag d.d. 8 september '45 (tekst: dl. VIII b, p. IlO-I2) schreef hij, 'dat men bepaald verkeerd zou doen, achter deze en dergelijke ervaringen boos opzet te zoeken ... Ik ken mijn Pappenheimers nu langzamerhand.' Wat hij er wèl achter zocht, duidde hij niet aan; vermoedelijk louter onbeleefdheid.

632 [PDF]
INDONESIËRS WEIGEREN DIENST

plaatselijke Comité's voor Indonesië's Onafhankelijkheid hadden onderling contact gezocht en een Centraal Comité voor Indonesië's Onafhankelijkheid opgericht, welnu: dat Comité gaf op I september een manifest uit, waarin o.m. stond: 'Een herstel van het ondemocratische en onbarmhartige Nederlandse bestuur over Indonesië wordt door ons volk niet aanvaard en zal nooit aanvaard worden'; het manifest deed verder een beroep op de Australiërs en op alle in Australië aanwezige Indonesiërs om 'deel te nemen aan onze worsteling om elementaire rechten te verkrijgen.' I Exemplaren van het stuk werden niet alleen verspreid onder Indonesische Knil-militairen, vooralook in Casino, onder Indonesische zeelieden en onder Indonesiërs die werkzaam waren in Camp Columbia, op het hoofdkantoor van de KPM in Sydney, in het depot van de Koninklijke Marine te Melbourne en bij de Militaire Luchtvaart, maar ook toegezonden aan voormannen van de Australische vakbonden van zeelieden en havenarbeiders.

XCTot de eerste actie kwam het in Casino. Daar bestond een deel van de niet-Nederlandse militairen uit Ambonnezen, een ander, groter deel uit niet-Ambonnese Indonesiërs. Tussen beide groepen kwam het tot heftige debatten: de Ambonnezen schaarden zich aan Nederlandse kant, de overige Indonesiërs aan de kant van de Republiek. Die laatsten eisten dat zij onmiddellijk uit de militaire dienst ontslagen en naar Indië gerepatrieerd zouden worden en deelden aan de commandant mee dat zij, als hun eisen niet werden ingewilligd, binnen enkele dagen tot dienstweigering zouden overgaan. De commandant liet hen aantreden en wees hen op de straffen die op dienstweigering stonden - niettemin ging een aantal van de bedoelde Indonesische militairen op I2 september tot de aangekondigde dienstweigering over. Zij werden onmiddellijk in een met prikkeldraad omringd kampgedeelte opgesloten. Een dag later weigerden er opnieuw ca. honderd dienst - ook zij werden opgesloten en bovendien werden alle Indonesische militairen die niet tot dienstweigering waren overgegaan, ontwapend. Dit gebeuren leidde er toe dat ca. tweehonderd Indonesische militairen die op dat moment in Camp Columbia aanwezig waren, zich met de Republiek solidair verklaarden - ook zij werden ontwapend en eveneens in het afgesloten kampgedeelte te Casino opgesloten. De onrust sloeg over naar het marinedepot in Melbourne en naar de Indonesische schepelingen van de KPM - de Indonesische marinemannen kwamen in Casino terecht, de schepelingen werden ontslagen, als illegale immigranten gekwalificeerd omdat zij bij de taalproef die hun

XC1 Aangehaald in R. Lockwood: Black Armada, p. 84.

633 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

in het Tsjechisch werd afgenomen, gefaald hadden en in een tweede interneringskamp opgesloten - het totaal aantal Indonesische geïnterneerden zou in de tweede helft van september tot bijna zevenhonderd aangroeien.

XCAl die gebeurtenissen raakten bekend in de Australische kringen waarmee Indonesiërs in contact hadden gestaan. De Communistische Partij besloot een beroep te doen op alle transportarbeiders om steun te verlenen aan de Indonesiërs die zich aan de zijde van de Republiek hadden geschaard - begin september al werd in Brisbane opgeroepen tot een boycot van alle Nederlandse schepen. Op 22 september vertrok uit Brisbane het KPM-schip 'Balikpapan' met aan boord de yde compagnie van het Knil die gevormd was uit de oorlogsvrijwilligers die eind juli in Australië waren gearriveerd. Dezelfde dag liet de Nigis het bericht publiceren dat binnenkort een schip naar Java zou vertrekken met personeel van de Nica (het waren er in werkelijkheid twee: de 'Karsik' en de 'Van Heutsz' en zij zouden ook Ntfts-personeel meenemen) - nu werd tot actie besloten. Leden van de Wateru/orkers Union gaven het bericht door dat de bedoelde schepen in Brisbane lagen. Het gevolg was dat Indonesische zeelieden die tot dusver niet aan enige vorm van actie hadden deelgenomen, in de ochtend van 24 september alle KPM-schepen verlieten die in de haven van Brisbane lagen. Tegelijk werd door het bestuur van de afdeling Brisbane van de Waterworkers Union bekendgemaakt dat zolang Nederland niet de Republiek Indonesië had erkend, een boycot zou gelden voor alle schepen die onder de Nederlandse vlag voeren, met uitzondering slechts van de 'Oranje', die als Australisch hospitaalschip dienst deed. Op 25 september vond in Brisbane een bijeenkomst van havenarbeiders plaats - er waren ca. veertienhonderd aanwezig en het boycot-voorstel van hun afdelingsbestuur werd bij acelarnatie goedgekeurd. Tot gelijke acties kwam het in diezelfde dagen, 24 en 25 september, in Sydney en Melbourne.

XCOp de zaste waarschuwde van Maak de regering in Den Haag. 'De bemanningen van enkele van onze voor vertrek gereedliggende schepen zijn', seinde hij',

XC'in staking gegaan, in verband met de reeds bestaande onrust onder de Indonesische scheepsbemanningen en de doorgedrongen berichten over moeilijkheden op Java. Mede door de reeds lang gevoerde Australische communistische agitatie is deze beweging thans op de Australische dokwerkers overgeslagen, die onze

I Tekst: dl. I, p. 159.

634 [PDF]
BOYCOT VAN NEDERLANDSE SCHEPEN

schepen zwart hebben verklaard en weigeren te laden. Ik doe stappen bij de Australische regering en de Australische leger-autoriteiten, ten eerste om door militaire hulp belading te verkrijgen en ten tweede om de vakvereniging er op te wijzen dat deze houding ontoelaatbaar is in verband met het feit dat dit vervoer een onderdeel van een militaire operatie is en de lading voornamelijk uit noodzakelijke uitrusting en relief bestaat. De eerste twee schepen die voor de landing te Batavia bestemd zij n en al het Nica- en Nt]is-personeel vervoeren, kunnen met tijdelijke Nederlandse bemanning varen. Door de staking wordt verhinderd alles te laden.'

XCVan Mook wist toen slechts van de staking in Brisbane af, maar een dag later was hem duidelijk dat hier sprake was van een actie in alle Australische havens. 'De situatie', aldus zijn telegram van de z yste ',

XC'is ernstig. Onder meer wordt de erkenning van de Republiek Indonesië door de vakbonden geëist als voorwaarde voor het opheffen van de staking. De staking breidt zich door communistisch gestaak onder de Indonesiërs uit, waartegen onzerzijds geen middelen van verweer beschikbaar zijn.'

XCVan Mooks stappen bij de Australische regering en de Australische militaire autoriteiten haalden niets uit. De militaire autoriteiten verwezen hem naar de regering en de regering weigerde Australische militairen ter beschikking te stellen voor het beladen van Nederlandse schepen of om in te grijpen bij de Wateru/orkers Union, welker actie, dat wist zij, de sympathie had van andere Australische vakbonden. Sterker nog: zij deed weten dat van Australische havenarbeiders niet zou worden gevergd dat zij Nederlandse schepen zouden beladen. Het gevolg was dat een aantal Knil-militairen haastig naar Brisbane werd overgebracht om de 'Karsik' en de 'Van Heutsz' te beladen - zelfs werden ca. honderd van die militairen uit Hollandia naar Brisbane overgevlogen om bij dat beladen te helpen; die laatste groep, allen Indonesiërs, sloot zich zodra zij in Brisbane vernam wat er aan de hand was, bij de boycot aan. Toen de 'Karsik' op 28 september vertrok, had het schip niet voldoende brandstof aan boord en moesten functionarissen van de Nederlandse legatie de trossen losgooien - het schip moest in Bowen (zie kaart II op pag. I7) bunkeren, kreeg geen kolen geleverd, bleef er een week liggen en kreeg pas op zee brandstof voor de vaart naar Java, vermoedelijk van een ander KPM-schip. De 'Van Heutsz' verliet Brisbane op r oktober, Beide schepen moesten het zonder loods stellen.

I Tekst: a.v., p. [60.

635 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCIn de Australian Council of Trade Unions had de NeUJ South Wales Trades and Labour Council die ca. een kwart miljoen leden telde, de meeste invloed - die organisatie in New South Wales gaf nog vóór loktober een manifest uit, waarin het 'Hands olf Indonesia!' werd toegelicht en dat manifest werd onderschreven door de Australian Council, waarin overigens de linkervleugel in de minderheid was. Dat betekende dat de steunverlening aan de Republiek Indonesië de goedkeuring had verworven van vakbonden die samen ca. anderhalf miljoen leden hadden. Meer nog. Op 30 september vond in Sydneyeen openlucht-demonstratie ten gunste van de Republiek plaats waar drie Indonesiërs, onder hen één ex-Digoelist, het woord voerden - er waren ca. vijfduizend aanwezigen. Diezelfde dag was er in Melbourne eenzelfde soort bijeenkomst in een groot theater, waar zoveel belangstelling voor was dat een tweede zaal gehuurd werd - hier trokken de aanwezigen in optocht de stad door, waar zij tenslotte voor St. Paul's Anglican Cathedral het Indonesia Raya zongen of trachtten mee te zingen. Kort nadien trad een bisschop van de Anglicaanse Kerk als voorzitter op bij een vergadering van Australiërs en Indonesiërs te Sydney en nog in de eerste helft van oktober stelde de Australische regering tot grote ergernis van de nog in Camp Columbia aanwezige Nederlands-Indische autoriteiten meer dan veertienhonderd Indonesiërs, onder hen een aantal vrouwen en kinderen, in de gelegenheid met een Australisch schip naar Java te vertrekken - sterke druk van de Britse Labour-regering bewerkstelligde dat het schip eerst NederlandsTimor aandeed, waar de gegevens van Ne.fis II werden gebruikt om ca. veertig Indonesiërs die bij uitstek gevaarlijk geacht werden, van boord te halen.

XCVermelding verdient dat de cineast Joris Ivens die, zoals eerder vermeld, door van der Plas uit Amerika was gehaald om films voor de Nigis te maken, zich onmiddellijk aan de zijde van de Republiek Indonesië schaarde en met een oude handcamera die zijn persoonlijk eigendom was, een deel van de protestacties waartoe het in Australië gekomen was, liet filmen.

XCDie acties, waarover in een groot deel van de Australische dagbladen in positieve geest werd geschreven, betekenden dat Australië ook als haven voor Nederlandse eenheden die in Groot-Brittannië ingescheept zouden worden, uitgeschakeld was en dat de hulpgoederen welke er opgeslagen waren en waaromtrent van der Plas op 22 september in zijn tweede brief aan van Maak nadere bijzonderheden had gevraagd, voorshands niet verscheept konden worden.

636 [PDF]

Concessies?

XC

XCKeren wij nu naar van der Plas terug, dan willen wij er aan herinneren dat deze op 22 september zijn nota waar het arrestarie-plan in stond, aan Rear-Admiral Patterson had voorgelegd en dat de Brit daar nogal positief op had gereageerd. Wat gebeurde er nadien? Het leek hoopvol: Patterson ging er accoord mee dat aan boord van de 'Cumberland' ca. 1500 geweren met munitie in orde gebracht werden, die uitgereikt zouden worden aan een nieuwe Indonesische politiemacht welke van der Plas wilde laten oprichten, alsook aan ex-krijgsgevangenen, een en ander na aankomst van de Britse landings brigade. Die brigade zou, zo vernam Patterson op de z yste, op 28 september voor Priok arriveren. Dat bericht deed van der Plas besluiten aan de Indonesiërs duidelijk te maken dat er, was het Nederlands gezag op Java eenmaal hersteld, geen sprake zou zijn van een vervolging van personen als Soekarno op politieke gronden. Op 27 september hield hij een persconferentie waarin hij uiteraard het arrestatieplan verzweeg - hij zei (en Anep-Aneta gaf dat naar Nederland door'): 'Het ligt in de bedoeling, niemand in Indië te vervolgen voor zijn politieke overtuigingen oflouter om zijn politieke activiteiten gedurende de Japanse bezetting, tenzij bewezen wordt dat hij een oorlogsmisdadiger is.' Wat zou het Nederlands-Indisch gouvernement dan met Soekarno doen, werd hem gevraagd. Hij antwoordde:

XC'In tegenstelling tot de procedure onder de Japanse heerschappij zou Soekarno slechts worden veroordeeld, indien niet slechts het overtuigend doch tevens het wettig bewijs zou worden geleverd dat hij een oorlogsmisdadiger is. Ik zal echter niet onderhandelen met Soekarno, die fascistische en terroristische methoden heeft gebruikt. Zo hij niet als oorlogsmisdadiger wordt veroordeeld, zou hij voor de aanstaande verkiezingen zijn eigen partij [kunnen 1 vormen.'

XCWij nemen aan dat een uitlating als deze Patterson die moeilijkheden wilde voorkomen, welkom was. Maar ging zij ver genoeg voor de man bij wie het opperbevel berustte: Mountba tten?

XCBij deze waren drie nieuwe factoren een rol gaan spelen. Ten eerste had zich de Britse Secretary oj War, J. J. Lawson, bij hem gevoegd die hem namens Attlee en Bevin had meegedeeld dat de Labour-regering onder geen beding in Nederlands-Indië in een koloniale oorlog verwikkeld wilde raken (bij zijn eerste ontmoeting had Mountbatten tegen Lawson

1 Tekst van dit bericht: a.v., p. 187.

637 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

gezegd: 'L am a socialist just like you"), ten tweede had, terwijl hij in Indië bijna uitsluitend Brits-Indische troepen zou kunnen inzetten", de BritsIndische Congress-partij verklaard dat zij niet wenste dat die troepen zouden worden gebruikt om een einde te maken aan de Republiek Indonesië, en ten derde was Lady Edwina bij hem gearriveerd met haar eigen indrukken over de situatie op Java. Zij had er in het kader van haar bezoek aan enkele karnpen rondgereden en de rood-witte vlaggen en de anti-N ederlandse leuzen gezien en van een Britse bevrijde krijgsgevangene, Lieutenant-Colonel Masey, allerlei mededelingen gekregen over de kracht van de Republiek; bovendien nam zij voor haar man rapporten van Lambert (de man van de Japanse radio-uitzendingen) en van van der Post mee - deze laatste, met wie zij in Batavia in Hotel des Indes had gesproken, had betoogd dat, wat men ook van Soekarno dacht, de Republiek stevig wortel had geschoten. Die drie factoren deden Mountbatten besluiten, de beleidslijn die hij twee weken eerder in zijn persoonlijke brief aan Patterson had aangegeven, door te trekken: hij zou de landingstroepen opdracht laten geven op Java louter Batavia en Soerabaja te bezetten en persoonlijk de Nederlands-Indische autoriteiten zien te winnen voor het denkbeeld dat zij, precies zoals hij in Birma met Aung San had gedaan, een accoord zouden sluiten met Soekarno. Op 26 september kreeg van Mook een telegram, waarin gevraagd werd of hij reeds de volgende dag in Singapore bij de Supremo kon komen. Er stond, aldus later van Mook, verder in, 'dat de toestand op Java zeer ernstig was en dat allerlei maatregelen zouden moeten worden genomen, die geheel afweken van wat oorspronkelijk de opzet was geweest."'Geheel afweken'! - van Mook die juist de proclamatie gereed had, die hij bij zijn aankomst in Batavia wilde uitgeven" (daar zou men o.a. in lezen: 'De z.g. regering van de Republiek Indonesië is onwettig; haar regelingen mogen niet worden gehoorzaamd'), vond dat hoogst verontrustend maar er was geen vliegtuig beschikbaar dat hem op zo korte termijn naar het verre Singapore kon brengen.

XCMountbatten wilde niet alleen van Mook naar Singapore laten komen maar ook Patterson en Masey, op wie hij door Lady Edwina attent was gemaakt - Patterson evenwel, wetend dat de twee schepen met de eerste

XCI Ziegler: Mountbatten, p. 3 I 5. 2 Tot de negen divisies waarover Mountbatten beschikte, behoorde slechts één die volledig Brits was (zij was naar Birma overgebracht); Mountbattens plannen hielden in dat uiteindelijk dertig bataljons in Indië zouden landen, maar daarvan zouden zes-en-twintig behoudens hun kader uit Brits-Indische militairen bestaan. 3 Getuige van Maak, Enq., dl. VIlI c, p. 411. 4 Tekst: Ned.: Indones. betrekk. 1945-195°,

638 [PDF]
SINGAPORE, 27 EN 28 SEPTEMBER

Britse landingstroepen laat opde z Sste zouden arriveren (zij zouden onder bevel staan van Lieutenant-General Sir Philip Christison, die zich in Birma een uitstekend troepenaanvoerder had betoond), vond het niet verant-woord naar Singapore te gaan en liet er van der Plas en Masey alléén heen vliegen.' Hun vliegtuig landde er in de avond van de 27ste en nog diezelfde avond spraken MOLmtbatten en Lawson met van der Plas - Lawson was, zei Mountbatten, speciaalovergekomen met het oog op de moeilijkheden die zich in Nederlands-Indië en in Frans-Indo-China (op dat gebied komen wij nog terug) hadden voorgedaan. 'Gedurende het gesprek', aldus van der Plas in het verslag over deze en andere besprekingen dat hij op 2 oktober afsloot", 'deelde admiraal Mountbatten mij het onveranderlijk besluit van de Britse regering mede, geen enkele Britse soldaat te mogen gebruiken tot herstel van het Nederlandse gezag' (die mededeling werd door Lawson bevestigd).

XC'Die troepen zouden uitsluitend gebruikt mogen worden voor hulp aan krijgsgevangenen en geïnterneerden en voor bezetting en bewaking van beperkte perimeters te Batavia en Soerabaja. Geen Brits soldaat zou buiten dit gebied gezonden mogen worden. De Nederlanders moesten maar zorgen de rest van Java te bezetten. Zolang zij dit niet konden, zouden de Japanners voor de Geallieerden het bestuur blijven voeren.'

XCVan der Plas kwam hier 'met de grootste klem' tegen op:

XC'Met bitterheid sprak ik over de wijze waarop ons belet was met onze eigen schepen lieden aan te voeren. Had men niet aflossing van Britse troepen en later afvoer van Britse krijgsgevangenen vóór laten gaan, dan hadden wU nauwelijks hulp van de Britten nodig gehad. Ik onderstreepte de morele verplichtingen der Britten, de bondgenoot die hun te hulp gesneld was en die door hun politiek belet was zichzelf te helpen, hunnerzijds hulp te bieden.'

XCHet betoog maakte op Mountbatten geen indruk. Deze zei dat hij van der Plas graag de volgende dag, 28 september, om half één zag verschijnen op een stafvergadering - er zou dan nader beraad plaatsvinden.

XCToen van der Plas in die vergadering verscheen (de bevelhebber van

XCI Op terugweg naar Nederland had Logemann op de zóste aan van der Plas geseind (tekst van zijn telegram: a.v., p. 179) dat hij onmiddellijk een bespreking met Mountbatten moest aanvragen: 'Try to obtain from Sjupreme] A[I/ied] Ciommander] change of attitude re British non-interference internal political affairs' van der Plas had dat telegram diezelfde dag ontvangen. 2 Tekst: Ned.i-Indones. belrekk. 1945-1950, dl. I, p. 226 en vlg.

639 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Mountbattens landstrijdkrachten, General Sir William J. Slim en generaal Christison behoorden tot de aanwezige hoge officieren), bleek hem dat men er een uur lang had geluisterd naar Masey die mededelingen had weergegeven welke, aldus van der Plas, 'een sombere, helaas niet geheel onjuiste indruk [gaven] van fel anti-Inlanders gezindheid der Nederlanders' (d.w.z. der Nederlanders op Java) en wiens 'bewering dat de Nederlanders algemeen gehaat waren in tegenstelling tot de Engelsen en dat zelfs landingen zouden kunnen leiden tot heftige strijd met de Soekarnisten, geloof had gevonden.'

XCIn aanwezigheid van van der Plas begon Mountbatten met te herhalen wat hij de avond tevoren tegen deze had gezegd - toen verliet hij de vergadering. Bij het tegenbetoog van van der Plas was hij niet aanwezig. Toen hij was teruggekomen, zei van der Plas o.m. (wij volgen hier een beknopt Brits verslag van deze bespreking'), dat de meeste Indonesiërs snakten naar het einde van alle geweld, maar dat nu 'Trotskyists and Cominternists had come into the open.' Slim vroeg of van der Plas verwachtte dat er verzet zou zijn tegen de landingstroepen; van der Plas zei: neen. Deze vroeg nog of bevrijde krijgsgevangenen niet bewapend konden worden. Slim voelde daar niet voor ('not-reliable, excellent officers required') maar Mountbatten zei dat hij dat nader zou overwegen. Daarna zei Mountbatten (wij volgen nu weer het verslag van van der Plas),

XC'dat naar zijn mening er slechts één mogelijkheid was welke het zenden van Britse troepen mogelijk zou maken", t.w. in zee te gaan met Soekarno c.s., zoals hijzelf met de Birmese militaire leider had gedaan, die zich aanvankelijk tegen de Britten gekant had, maar tenslotte de Japanners had aangevallen.

XCIk deelde hem mee, overtuigd te zijn, dat mijn regering absoluut zou weigeren te onderhandelen met Soekarno ... Ik wees hem erop, dat de Sockarno-groep, in tegenstelling tot Birma, ... tot het laatst toe met de Japanners had geheuld ... Ik wees hem erop, dat deze groep lieden altijd de fascistische methoden had toegepast, tegen welke ons volk zich vijf jaar lang met heldenmoed verweerd had, en dat het dus ondenkbaar was dat wij de beginselen, waarvoor wij zoveel geofferd hadden, terzijde zouden stellen en het volk van Java ... aan verdere terreur zouden overgeven.

XC'Soekarno is de enige die een organisatie heeft', zei de admiraal, 'dus moeten wij met hem in zee gaan.' Ik stelde daartegenover, dat het juist de taak van de Geallieerden was, de democratische groep onder de Indonesiërs gelegenheid te bieden, zich te organiseren. 'Ik zeg u dat u Indië op deze wijze verspeelt', zei

XC1 Tekst: rc, 14235. 2 Wij veronderstellen dat Mountbatten in werkelijkheid heeft gezegd: het zenden van meer

640 [PDF]
SINGAPORE, 27 EN 28 SEPTEMBER

Mountbatten. Ik merkte op dat. het onze zaak was en niet de zijne, welke houding wij zouden aannemen.'

XCEr volgde een lunch.

XCNa de lunch werd verder gesproken met Lawson er bij die nog eens het 'onveranderlijk besluit van de Britse regering' herhaalde. 'Tenslotte zei admiraal Mountbatten', aldus van der Plas, 'dat wanneer Ulij geen besprekingen met Soekarno c.s. wilden openen, hij in de eerste plaats Christison zou opdragen het zelf te doen en in de tweede plaats ons geen hulp zou geven, wanneer wij door onze houding in moeilijkheden zouden raken. Het was zaak voor ons, tijd te winnen.'

XCVan der Plas had hierop kunnen antwoorden dat dit in het Nederlands perspectief volstrekt ongepaste dreigementen waren, maar neen: hij bond 111. 'Gezien het gevolg, dat een zodanige houding voor ons zou hebben, deelde ik hem mee bereid te zijn aan de heer van Maak voor te stellen mij te machtigen, vooraanstaande lieden uit alle bevolkingsgroepen en alle richtingen, de groep van Soekarno niet uitgesloten, op te roepen om mij hun mening uiteen te zetten, op welke wijze een hervorming binnen het raam van de rede van H.M. de Koningin en de radio-rede van minister Logemann 1 zou kunnen worden ontworpen en verwerkelijkt.

XCHet feit van de bezetting zou inderdaad nieuwe perspectieven openen voor besprekingen, die op zodanige wijze zouden worden gevoerd, dat

XC1. eerst godsdienstigen en gematigden aan de beurt zouden komen,

XC2. enkelen der extremistische leden later zouden komen, bijv. tussen een onbelangrijke ambtenaarfiguur en een Chinees, waardoor hun individuele betekenis in de ogen van het daarvoor zeer gevoelige volk zou worden getypeerd, terwijl het bovendien mijn voornemen was om bij deze gelegenheid hun rondweg uiteen te zetten, niet alleen dat van een erkenning geen sprake zou zijn, maar bovendien aan verdere terreur en gewelddadige actie onverbiddelijk een einde zou worden gemaakt.

XC3. dat ik mensen zou oproepen door tussenkomst van de Geallieerde Opperbevelhebber, die enerzijds hen, zo nodig, zou dwingen voor mij te verschijnen, anderzijds de veiligheid en vrijheid van deze lieden tijdens de bespreking zou waarborgen.

XC4. de Geallieerde Opperbevelhebber voor Nederlands-Indië geen besprekingen met Soekarno c.s. zou houden naast de door mij voorgenomene.

XCIk verwachtte inderdaad van dergelijke besprekingen, op het juiste ogenblik gehouden en gedekt door de Geallieerde macht, opheldering van de toestand,

XC1 Logemanns toespraak van J7 juli

641 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

gelegenheid voor godsdienstigen en gematigden zich te organiseren en wellicht actie van Soekarno c.s. tegen hun eigen extremistische leden.'

XCMountbatten, die zijn doel had bereikt, zegde van der Plas zijn steun toe en beloofde dat hij er in Londen op zou aandringen dat Nederland alle mogelijke hulp zou krijgen bij verdere troepentransporten. 's Middags verklaarde Lawson aan de pers in Singapore, 'that Britain's Julfilment oj her obligations to the Allies did not involve fighting the peoples oj Java and Indo-China for the Dutch and French, respectively' 1, en van der Plas en Mountbatten stuurden beiden telegrammen aan van Mook. Mountbatten seinde":

XC'(r) Have seen van der Plas and Slim and Christison who will be Corps Commander for the Netherlands-Indies.

XC(2) It is clear the situation in Java is very different to what you may have been led to expect. [ therefore consider that you should jiy direct to Batavia as soon as you can, where Christison will meet you. British-Indian troops start landing on Java today.

XC(3) I am absolutely convinced it u/ill be necessary for you or preferably van der Plas on your behalf 10 meet a// political leaders in Java in order to avoid possible revolts and bloodshed. No leader with any large fol/owing can possibly be omitted.

XC(4) I have urged van del' Plas to telegraph you for your Government that it is imperative that a clear-cut statement be made about the future status of the NEl by your Gouernment and the possible time by which such stalus be attained.'

XCVan der Plas maakte in zijn telegram) melding van de 'irrevocable' beslissing die Lawson hem had meegedeeld, berichtte dat Mountbatten bij hem op besprekingen met Soekarno en Hatta had aangedrongen en deed van Mook de volgende voorstellen:

XC'a. thaI you jiy immediately to Batavia; b. that you authorise me at once to begin discussions with ail influential Indonesites" including Chinese, Dutch and Arabs, including Soekarno and Hat/a, speaking to them first indiuiduallv; c. to announce this to-morrow on the arrival of occupation troops.

XCNo other possibility remains with present British policy and the situation is so urgent that unless you give contrary order [ shall go ahead.'

XCVan Mook kan de telegrammen van Mountbatten en van der Plas, die ook nog gedecodeerd moesten worden, pas laat op de z Sste, misschien

XCI Aangehaald in Ned-Indones. betrekte. 1945-195°, dl. I, p. [84. 2 Tekst: a.v., p. 190. ' Tekst: a.v., p. 182. 4

642 [PDF]
TWEE TELEGRAMMEN UIT SINGAPORE

pas op de zçste ontvangen hebben - beide telegrammen waren ook naar Londen geseind. Logemann kreeg ze op de zçste in Londen te lezen en gaf ze onmiddellijk telefonisch aan Den Haag door.

XCWat antwoordde van Mook?

XCOm dat antwoord te begrijpen is van belang te weten dat hij daags voor de bespreking te Singapore, op de 27ste dus, een telegram aan Schermerhorn had gezonden 1 dat gebaseerd was op het denkbeeld dat Abdoelkadir in zijn brief van de 24Ste had geopperd. 'Door van der Plas, van Straten en Abdoelkadir wordt geadviseerd', had hij geseind, 'toe stemming te verlenen voor Ned. Indië een rijksvlag in te voeren naast de rood-wit-blauwe vlag, welke een rood-witte is met in de linkerbovenhoek rood-wit-blauw' (voorzover ons bekend, had slechts Abdoelkadir terzake een denkbeeld ontwikkeld - wat van Mook doorgaf was het voorstel van Patterson waarvan wij niet weten hoe het te zijner kennis is gebracht).

XC'Alhoewel door mij te dien aanzien geen oordeel kan worden gevormd, voordat ik de situatie zelf kan overzien, is het niet onmogelijk dat door toekenning van een eigen vlag aan Ned. Indië een stap kan worden gedaan, welke aan politieke tegenstanders de wind uit de zeilen neemt Gaarne zal ik uw voorlopige mening telegrafisch vernemen.'

XCDeze tekst wijst er op dat van Mook zich was gaan afvragen of niet enkele concessies wenselijk waren, bedoeld om de oprichters van de Republiek te isoleren.

XCHet antwoordtelegram dat hij op de zçste aan van der Plas deed toekomen", getuigde van verontwaardiging over de Britse houding en gaf van der Plas slechts een zeer beperkt mandaat:

XC'As no report on political situation received from you cannot judge whether discussions before my arrival opportune. Moreover you do not mention base of discussion. Position laken by British command makes us subject to unlimited blackmail. You //lay announce that discussion shall take place with representative people without specifically mentioning or excluding Soekarno, Halla but not repeat not before my arrival 011. October 211dor ]Yd. Informal contact with moderates possible meanwhile. Ultimate base must remain recognition legal government and consequently non-recognition Republic as otherwise discussion im possible.'

XCMountbatten herinnerde hij telegrafisch" aan de Civil Affairs-overeen

I Tekst: a.v., p. 180-8!. 2 Tekst: a.v., p. r82. 'Tekst: a.v., p. 192.

643 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

komst volgens welke het diens verantwoordelijkheid was, in geheel Nederlands-Indië rust en orde te handhaven en tenslotte het gezag weer geheel aan Nederland over te dragen. Hij vervolgde:

XC'Cannot accept political responsibility without adequate backing as that would subject my government to any kind of political blackmail by extremist political leaders aided by japanese agents and armaments.

XCAm fully prepared to have situation discussed with political leaders as long as this does not imply direct or indirect recognition so-called Republic Indonesia which would leave no base for discussion. . Have asked my Government for instructions.'

XCIn dat telegram aan de regering (een lang telegram, eveneens d.d. 29 september, aangeduid als' most immediate') 1 gaf van Mook de telegrammen van Mountbatten en van der Plas èn zijn antwoord aan Mountbatten weer (niet evenwel zijn antwoord aan van der Plas waarin hij deze had gemachtigd tot de bekendmaking dat met 'representative people' gesproken zou worden en tot 'informal contact with moderates') en bovendien de instructie voor de bevelhebber van de Brits-Indische divisie die op Java zou landen - een instructie die hem blijkbaar uit Singapore was toegezonden; zij hield in dat de divisie louter in Batavia en Soerabaja sleutelposities zou bezetten; buiten die sleutelposities zou zij slechts mogen opereren wanneer dit op humanitaire gronden' urgently needed' zou zijn. 'You will do everything possible', had de bevelhebber verder gelezen, 'to avoid clashes with the local population and to refrain from intervening in political matters.''Hoewel ik', zo voegde van Mook aan dit alles toe,

XC'de toestand op Java niet geheel kan overzien, is mijn indruk dat beslist optreden tegen beperkt getal extremisten, gepaard gaande met ruime inschakeling der meer bezadigde Indonesiërs, openhartige bespreking van toekomstpolitiek en tegemoetkomen aan redelijke wensen situatie herstellen kan ... Verzoeke aanstonds duidelijke wijziging houding Britse regering en Brits opperbevel te bewerkstelligen. Indien kan worden gerekend op hun positieve medewerking, kan niettemin nodig zijn meer concrete uitspraak over toekomstige status Ned. Indië en verwachte tijdsduur tot bereiking daarvan, waarvoor ik in het uiterste geval voorstel: deelgenoot koninkrijk met eigen verantwoordelijke regering, te bereiken in vijf-en-twintig jaar. Begin dezer ontwikkeling zou kunnen worden onderstreept door enkele daden, zoals opheffing dualistisch bestuur, unificatie rechtspraak en benoemen van enige Indonesische departementshoofden Kwesties als naam en vlag zijn aan behoud samenhang koninkrijk secundair Gelieve mij onmiddellijk seinen.'

XC1 Tekst: a.v., p. 190-91.

644 [PDF]
EERSTE BRITTEN IN BATAVIA

XCSchotse troepen waren het, nl. achthonderd man van de Seaforth High landers, die als eerste Britse troepen, d.w.z. als voorhoede van de BritsIndische divisie (deze zou in de loop van oktober arriveren) in Priok aan land gingen, ca. tweehonderd op de avond van de z Sste september, ca. zeshonderd op de zçste. Zij brachten een eigen zender mee, maar hadden geen artillerie bij zich en evenmin transportmiddelen - voor dat laatste maakten zij gebruik van ca. 180 door het Nederlands-Indisch gouvernement bestelde en betaalde vrachtauto's die juist aan boord van een Amerikaans schip waren gearriveerd. Ook werden nu ca. honderd man van de 'Tromp' aan land gezet. De Schotten werden getroffen door de dreigende stemming die in Batavia hing: 'The crowds watched impassively, a sea oj Jaces devoid oj any visible emotion. To the new arrival from Malaya, it was as though he had come out of the sunlight into the darkness that broods over the earth before a monsoon storm bursts.' 1

XCVan der Plas was laat op de z Sste in Batavia terug. De stad was rustig. Aan boord van de 'Cumberland' bleek hem dat Patterson, zoals te verwachten was, het arrestatie-plan had geannuleerd, bovendien evenwel dat hij op die dag van der Post naar Soekarno en Hatta had gezonden om hun te zeggen dat zij, als de wetteloosheid aanhield, 'alle sympathie van de wereld voor hun volk verspeelden' (aldus van der Plas in zijn verslag d.d. 2 oktober) en dat de Geallieerden slechts één wettige regering konden erkennen: de Nederlandse. 'Tactisch fout' vond van der Plas het dat van der Post óók had gezegd, 'dat alle hoofdambtenaren van hun richting ontslagen zouden worden. Dit ... dreef al deze lieden tegen ons te hoop.'

XCHij sprak op de zçste met 'een reeks gematigden, o.m. prof. dI. Hoesein Djajadiningrat'; dezen (het waren er zes) bepleitten 'unaniem', dat deJ.J.

1 A. F. Doulton: I), aangehaald in Th. M. Bank: (1983), p. 1I2.

645 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Nederlandse regering haar plannen duidelijk zou maken, dat Indonesië 'een soort dominion-status' zou krijgen, dat er waarborgen zouden worden geschapen voor de Islam, dat de naam 'Indonesië' als officiële naam zou worden erkend en zo ook het Indonesisch als de gelijkberechtigde officiële taal van de archipel en dat, als de officiële erkenning van de rood-witte vlag nog niet mogelijk was, in elk geval geen maatregelen tegen die vlag genomen zouden worden.

XCChristison hield die dag in Singapore, vlak voor zijn vertrek naar Batavia, een voor de Republiek bijzonder gunstige persconferentie, waarop wij aanstonds terugkomen.

XCOp de joste voerde van der Plas een bespreking met enkele hoge Indonesische politiefunctionarissen die gehoorzaamheid beloofden, maar toen bekend werd wat Christison daags tevoren had gezegd, sloeg de stemming om: alle verdere medewerking werd geweigerd en toen van der Plas op loktober aan de pers had meegedeeld dat met de leiders der publieke opinie van alle schakeringen gesproken zou kunnen worden, Soekarno inbegrepen (van Mook had hem, zoals bleek, geïnstrueerd, deze niet te noemen), verklaarde Soekarno op 2 oktober, de dag waarop van Mook in Batavia aankwam, in een nieuw blad, Vrijheid! (gedrukt op de persen van het door de Japanners uitgegeven dagblad Asia Raya), dat hij weigerde met Nederland te onderhandelen. 'De Indonesiërs', zo liet hij publiceren, 'zullen zich niet door zoet gefluit van van der Plas laten verlokken. Wij beschouwen de Nica-mensen als onderdrukkers ... en wij wensen niet met dergelijke lieden te onderhandelen.'

XCWat had Christison in Singapore verklaard?

XCHet persbureau Reuter gaf hieromtrent o.m. door dat hij gezegd had":

'Wij hebben geen belangstelling voor politiek en de Britse en Brits-Indische troepen zullen zich niet met de binnenlandse politiek inlaten. De Indonesische regering zal niet worden uitgewezen en verwacht wordt dat deze het burgerlijk bestuur zal voortzetten in de gebieden buiten de door de Britse strijdkrachten bezette gebieden. Onder de gelande strijdkrachten bevinden zich geen Neder

XC! Tekst: Ned.-Indones. betrekk. 1945-195°, dl. I, p. 218 2 Tekst: a.v., p.

646 [PDF]
CHRISTISONS PERSCONFERENTIE

landers, daar de Indonesiërs verklaard hadden dat zij zich tegen landingen van Nederlandse troepen zouden verzetten Ik ben voornemens een bijeenkomst te houden met de leiders der verschillende groepen en ik zal hun meedelen waarvoor wij zijn gekomen. Totdat een wijziging zal zijn gebracht in hun politieke structuur, moeten zij meewerken.'

XCHij zei ook nog dat hij 'voornemens was, Nederlandse vertegenwoordigers en Indonesische leiders samen te brengen voor een Ronde Tafelconferentie, hetgeen, volgens de generaal, de Nederlanders tot dusver uitdrukkelijk hadden geweigerd."

XCAankomend in Batavia hield Christison ook daar een persconferentie, waar evenwel slechts Indonesische journalisten aanwezig waren. Nu legde hij geheel andere accenten. Volgens zijn eigen aantekeningen? zou hij op hem gestelde vragen o.m. geantwoord hebben dat hij niet bereid was, 'de leiders der verschillende groepen' te ontmoeten en dat de Geallieerden uitsluitend de Nederlandse soevereiniteit erkenden - wat hij precies heeft gezegd, laten wij in het midden maar een feit was dat de Indonesische journalisten als antwoorden die hij zou hebben gegeven, louter de passages citeerden uit hetgeen Radio Singapore op grond van het weergegeven Reuter-bericht had omgeroepen, en dat zag er alles tezamen uit als een feitelijke erkenning van het gezag van de Republiek. Haar voormannen trokken de conclusie dat zij van de Britten niets te duchten hadden en Christisons verklaringen wekten in Nederlandse kring op Java, aldus Bouwer, 'verbijstering'.'

XCVerbijsterd waren ook van der Plas en van Maak - van der Plas, met wie Christison vóór zijn persconferentie te Batavia geen enkel contact had gehad, zond Mountbatten op loktober een brief" waarin hij de kwalijke gevolgen van het radiobericht uit Singapore onderstreepte en, 'in the interest of the success of the difficult mission your generals and admirals are carrying out 50 ably in such complete unity with ourselves'; verzocht herhaling van dat soort berichten te voorkomen, en van Maak seinde opJ. ([982), p. 35-36. 3 Bouwer: 'Dagboek', p. 398 (29 sept. 1945). ol Tekst: Ned. Indones. betrekk. 1945-1950,

I Christi sons mededelingen waren geheel in overeenstemming met wat Lawson hem persoonlijk had gezegd: aldus Christison in een rapport dat hij in februari '46 schreef, (aangehaald in C.W. Squire: P.77) 2 Geciteerd in Yong Mun Cheong:

647 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

30 september aan Mountbatten ' dat, als de pers- en radioberichten juist waren, Christison de indruk had gewekt, de Republiek feitelijk te erkennen, dat hij zich niet kon voorstellen dat Christison dat zonder Mountbattens verlof had gedaan en dat hij in dat geval in Batavia louter als waarnemer zou fungeren - Mountbatten, inmiddels op Ceylon aangekomen, liet antwoorden dat Christison, naar hij aannam, verkeerd geciteerd was en dat er van erkenning van de Republiek Indonesië geen sprake was: 'Seac recognizes only Dutch Govt in NET stond in het telegram dat Helfrichs staf van Kandy uit op 30 september aan Logemann zond."

XCAlvorens op loktober samen met de legercommandant, generaal van Oyen, naar Singapore en vandaar naar Batavia te vliegen stelde van Mook op 30 september Logemann op een belangrijk punt gerust. De Nederlandse regering had van hem vernomen dat Mountbatten er op had aangedrongen dat hij of van der Plas met' all political leaders in Java' contact zou zoeken en had hem doen weten dat zij niet wenste dat met Soekarno op welke wijze ook gesproken werd - 'u kunt er van verzekerd zijn', seinde hij op 30 september aan Logernann>, 'dat met de Soekarno-groep mijnerzijds niet, herhaal niet, zal worden onderhandeld en dat ik geen concessie voorstel, tenzij de situatie geheel uit handen dreigt te lopen.' Hij kon zich overigens niet voorstellen dat hij er niet in zou slagen de verhoudingen op Java binnen afzienbare tijd geheel onder controle te krijgen, althans: bij zijn vertrek uit Brisbane zei hij tegen mr. J. G. Kist, de secretaris van zijn gouvernement: 'Als ik terugkom, breng ik Soekarno in een kooitje voor je mee."

XCToen hij en van Oyen op 2 oktober op het vliegveld Kemajoran landden, was per vliegtuig één compagnie van het Knil uit Balikpapan gearriveerd en uit diezelfde plaats en uit Tarakan zouden op 4 oktober nog vijf andere compagnieën volgen: één die met vliegtuigen, vier die met schepen waren overgebracht; zij waren aangevoerd zonder dat Mountbatten daar iets van wist. Het waren, aldus een der commanderende officieren", 'Ambonnezen, Menadonezen, Surinaamse negers, Surinaamse Chinezen, Surinaamse Brits-Indiërs, enz. - een ratjetoe." ChrisJ. G. Kist. 5 Getuige F. Mollinger, Enq., dl. VIII c, p. 993. 6 Er behoorden ook Javanen toe; dezen gingen spoedig tot desertie

1 Tekst: a.v., p. 193. 2 Tekst: a.v., p. 201. 3 Tekst: a.v. 4 Brief, 18 aug. 1985, van

648 [PDF]
VAN MOOKS EERSTE INDRUKKEN

tison wilde niet dat zij in Batavia verschenen (zij werden, met uitzondering van één compagnie die onmiddellijk bij het vliegveld Kemajoran gelegerd werd, in Priok ondergebracht) en van Oyen gaf de instructie uit dat zij zich van elk provocerend optreden moesten onthouden.'

XCWat waren van Mooks eerste indrukken? 'Het vliegveld Kemajoran', schreef hij vier jaar later,

XC'was verwaarloosd en leeg en werd door soldaten van het Knil bewaakt. Ofschoon het centrum van de stad niet meer dan tien minuten rijden van dat vliegveld verwijderd is, maakten wij de tocht onder gewapend escorte langs lege en verwaarloosde straten vol kuilen en voorbij vervallen uitziende gebouwen, die nog alle onder groezelige camouflagekleuren zaten en bijna geen van alle door de daarin thuis behorende mensen of organisaties werden bewoond. Overal onvriendelijke opschriften, die op meer of minder grove wijze duidelijk maakten, dat wij niet welkom waren. Een stemming bij Nederlanders, meestal gaande van verbittering tegen Britten en Indonesiërs tot wanhoop en apathie. Rood-witte vlaggen vrijweloveralom duidelijk te maken, dat bestuur en openbare diensten geheel in republikeinse handen waren en daarin door het Geallieerde hoofdkwartier werden gelaten. Zelfs hadden enige optimisten op een groot deel van de stenen kantoorgebouwen en woningen rood-witte papiertjes geplakt met 'mi/ik repoeblik+, wel de eenvoudigste methode van nationalisering, die tot dusverre in de wereld was vertoond.

XCHet landvoegdelijk paleis op het Koningsplein met het daaraan grenzende complex van het paleis Rijswijk verkeerde, afgezien van zijn vuilgroene kleur, in vrij redelijke staat, omdat de Japanse opperbevelhebber daar gedurende de bezetting zijn kwartier had gehad. Het grote erf en de gebouwen waren echter volledig uitgestorven, zodat wij ieder met ons koffertje ronddwaalden, totdat wij een geschikte kamer hadden gevonden. Toch meende ik het paleis onmiddellijk te moeten betrekken, opdat althans de behuizing van de landvoogd later geen moeilijkheden meer behoefde op te leveren."

XCZijn meer politieke eerste indrukken legde hij neer in twee brieven aan Blom, die als plaatsvervangend luitenant-gouverneur-generaal in

I Behalve deze Knil-compagnieën landden er bij Priok één in Singapore uit ex krijgsgevangenen gevormd bataljon, het Prins Bernhard-bataljon, en nog één, uit Australië afkomstige compagnie: de al genoemde yde compagnie van het Knil; die compagnie arriveerde op oktober en moest, evenals de vier andere die met schepen uit Tarakan en Balikpapan waren overgebracht, zelfhaar uitrusting aan de wal brengen - de Indonesische havenarbeiders staakten. Met personeel van de en de kwam de 'Van Heutsz ', die bij haar vertrek uit Brisbane zoveel moeilijkheden had ondervonden, op 4 oktober in Priok aan. 2 eigendom van de Republiek 3 Van Mook: p. 93-94.

649 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

Camp Columbia was achtergebleven, één geschreven op 4, één op 5 oktober.'

XC'De toestand die wij hier hebben aangetroffen, gaat', schreef hij in de eerste brief,

XC'iedere verbeeldingskracht te boven. Hoewel de commanderende Britse generaal hier ... bij hoog en laag verklaart dat zijn woorden verkeerd zijn uitgelegd en hij nooit enige erkenning van de 'Republiek Indonesia' heeft bedoeld, zo is toch het effect bijzonder ongelukkig geweest en doen Soekarno en de zijnen het zo voorkomen dat zij inderdaad rechtstreeks met de Geallieerde commandant in contact staan. Bovendien is het een feit dat de Britten (en althans deze generaal) doodsbenauwd zijn in politieke geschillen te worden gemengd en zich daarom tot dusver ook van de meest voor de hand liggende actie hebben onthouden. Dit wordt nog versterkt door de omstandigheid dat zij hier op 28 en 29 september met een belachelijk klein getal troepen zijn geland ... en met een minimum aan uitrusting ... Het getal is nu wat verbeterd; er zijn nu naar schatting ca. vijfduizend man .

XC. . . Inmiddels is het Japanse militaire bestuur in een vrij snel tempo ineengestort. Gedeeltelijk is dit het gevolg, naar onze vaste overtuiging, van opzet bij de leiding die zelf de 'Republiek Indonesia' heeft gesticht en haar zo goed als zij kan in haar kaarten speelt. Gedeeltelijk ligt de oorzaak in de inderdaad bittere afkeer, die de Indonesiërs op Java van de Japanners hebben gekregen, en als complement daarvan de vrees die de Japanners voor hun leven koesteren. Tenslotte zalook wel meespelen het feit dat de Japanners er genoeg van hebben en van de moeite af willen zijn.

XCHoe dit zij, op het ogenblik is vrijwel in alle grote en zeker in alle kleinere plaatsen op Java, waar de satellieten van Soekarno zetelen, het feitelijke bestuur in handen van de 'Republiek Indonesia' ... Ook in Batavia zijn alle departementen en vitale diensten door Soekarno's mensen bezet.

XCDeze infiltratie neemt steeds toe en aangezien de Geallieerden geen enkele controle in het binnenland uitoefenen, zijn wij er ook zeker van dat tal van wapens van de Japanners in handen van deze mensen komen.'

XCBatavia was onrustig: 'iedere nacht hebben er rampok-partijen plaats en worden Japanners, Indo-Europeanen ofIndonesiërs, die diensten aan ons of aan de Geallieerden bewezen, om hals gebracht.' Een verplaatsing van het gouvernement uit Brisbane achtte hij voorshands onmogelijk: 'Jullie zoudt hier geheel opgesloten zijn ... Kantoorruimte en onderdak zijn niet gemakkelijk te verkrijgen; transport is vrijwel hopeloos.' 'Een grote moeilijkheid' was ook dat wat aan krachten werd aangevoerd, moeilijk65

I Tekst van beide brieven: dJ. I, p. 242 en vlg.

650 [PDF]
VAN MOOKS EERSTE INDRUKKEN

aan het werk gezet kon worden. 'Ook uit de kampen komen steeds meer mannen vrij. Sommigen waardeloos, zoals Spit'; anderen zeer waardevol, doch zonder begrip van de ontzaglijke moei lijkheden die aan het organiseren van het werk verbonden zijn.'

XCIn zijn tweede brief meldde van Mook dat de situatie op 5 oktober nog ongunstiger was dan op de ade - nu had de Japanse opperbevelhebber, generaal Nagano, uit syrnpathie voor de Republiek zijn functie neergelegd; hij zou worden gevangengenomen 2 Waar bleven de schepen uit Hollandia? Waar de Australische relief?'Er is bij al deze zaken bepaald haast.' Nadere inforrnatie over de gezinnen van Blom en anderen had hij nog niet kunnen inwinnen.

XC'Beweging is hier moeilijk en ik ben van begin af aan zo in de zaken gestort, dat er geen tijd voor half particuliere zaken overblijft. Ik woon in Paleis Koningsplein met een hele verzameling mannen, vrouwen en kinderen, waaronder mijn eigen gezin .

XC. . . Wanneer alles niet zo dramatisch was, zou het aan een operette doen denken, zoals wij hier in statie en slordige kleren in het Paleis rondschuiven, zonderling voedsel uit blikken en van de passar consumeren en pas vandaag enig geld machtig zijn (Japans) waarmee hier tegen hoge prijzen wat te kopen valt. Van alle kanten tracht men mij te bestormen met belangrijke en onbelangrijke vragen en intussen fluistert men elkaar in Des Indes en elders de wildste geruchten toe'

XCverstoken van gezag en verstoken van machtsmiddelen was hij, de luitenant-gouverneur-generaal, niet in staat die geruchten te keren en een vaste beleidslijn aan te geven.

XCEén dag eerder dan van Mook, nl. op i oktobcr, was admiraal Helfrich in Batavia aangekomen. Hij was op Ceylon van dag tot dag ongeduldiger geworden en had het tenslotte op eigen gezag verlaten: op 26 september was hij aan boord van de 'Plancius' (een KPM-schip dat van '42 af in Colombo als wacht- en logementsschip van de marine was gebruikt) weggevaren. HU was in hoge mate gefrustreerd - als Bevelhebber Strijd65

1 Waarom uitte van Maak zich zo negatief? Er zijn geen gegevens over. Wij nemen aan dat hij van mening was dat Spit die louter aan gezagsherstel met militaire middelen dacht, geen begrip had voor de internationale verhoudingen noch voor de wenselijk heid om hervormingen aan te kondigen. 2 Christison heeft het neerleggen van die functie niet aanvaard.

651 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

krachten Oosten stond hij tot zijn ergernis onder van Mook en bovendien hadden voorshands de Britten het in Indië voor het zeggen. Spoedig zocht hij, maar wij weten niet op welke datum, generaal Christison op (die niet bleek te weten waar Buitenzorg en Bandoeng lagen). 'Toen ik', schreef Helfrich in zijn memoires,

XC'aandrong op het zoveel mogelijk gebruik maken van Nederlandse strijdkrachten en bewapende ex-krijgsgevangenen, zei de generaal dat hij vreesde dat hij dezen onvoldoende onder Britse controle kon houden en dat zij zich overigens met geweld tegen de Republikeinen zouden keren, hetgeen in elk geval moest worden vermeden."

XCElke concessie aan de Indonesiërs was volgens Helfrich uit den boze; dat van Mook van 'Indonesië' sprak, was hem al onverdraaglijk. Hij zocht met deze dan ook geen enkel contact en van Mook deed van zijn kant, wat Helfrich betrof, hetzelfde.

XCTot op de dag van Japans capitulatie was van Mook ervan overtuigd geweest dat op Java geen grote moeilijkheden te verwachten waren, maar hoe was in de sindsdien verstreken zeven weken het beeld gewijzigd!

XCDrie-en-een-half jaar lang had hij in Melbourne en Brisbane, in Londen en Washington, ja overal waar hij kwam, gezwoegd om het herstel van het Nederlands gezag in Indië te bevorderen. Nu zat hij, met slechts een handvol door hem capabel geachte mannen om zich heen, als luitenant-gouverneur-generaal in Indië's hoofdstad, waar de Britten weigerden om op te treden en overal de rood-witte vlaggen hingen van een Republiek, welker bestaan een einde dreigde te maken aan de eenheid van het koninkrijk die hij niet alleen in Nederlands maar ook in Indië's belang achtte.

XCZijn veerkracht was ongebroken en gedeprimeerd was hij geenszins, maar het was wèl een bitter ontwaken.

XCHet lag in Nederland niet anders.

XCI Helfrich: Memoires, dl. II,

652 [PDF]

'tveen' tegen Soekarno

XC

XC29 en 30 september '45 zijn de dagen geweest waarop in Den Haag op regeringsniveau de beslissingen zijn genomen die voorshands het door Nederland in Indië te voeren beleid zouden bepalen. Men moet daarbij in het oog houden dat Logemann, de minister van overzeese gebiedsdelen, op de zçste nog in Londen was.

XCWat was op die dag in Londen en Den Haag aan de autoriteiten bekend? Des ochtends wisten zij dat van der Plas in een persconferentie te Batavia had verklaard dat van een politieke vervolging van Soekarno geen sprake zou zijn en dat deze, als hij geen oorlogsmisdadiger was, weer een eigen partij zou kunnen oprichten, en toen hadden zij ook vernomen wat minister Lawson op de z Sste en generaal Christison op de zçste in Singapore aan de pers hadden verklaard. In Londen besloten Logemann en Michiels, beiden diep ontsteld zowel door wat van der Plas alsook door wat Lawson en Christison hadden gezegd, onmiddellijk te reageren. Logemann interpreteerde wat hij van de uitlatingen van van der Plas had vernomen, aldus dat deze wenste dat met Soekarno of óók met Soekarno besprekingen zouden worden geopend (dat zou van der Plas pas twee dagen later, r oktober, publiekelijk zeggen). De minister riep de pers bijeen en zei dat de Nederlandse regering 'in genen dele de maatregelen van de heer Ch. O. van der Plas om ir. Soekarno tot een bespreking over de toekomstige politieke status van Nederlands-Indië uit te nodigen' ondersteunde. 'De heer van der Plas was niet gerechtigd, namens de regering te spreken zonder dr. van Mook te raadplegen.' 1 Michiels zocht des ochtends de Permanent Secretary van het Foreign Office, Sir Alexander Cadogan op; deze zei hem dat Lawson en Christison zonder enige instructie van de Britse regering hadden gesproken. Uiteraard bevredigde dat Michiels niet - hij wenste onmiddellijk Bevin en Attlee te spreken. Bevin mocht evenwel in verband met moeilijkheden met de Sowjet-Unie die zijn volle aandacht eisten, niet gestoord worden en Attlee was onvindbaar. Michiels droeg er toen zorg voor dat onmiddellijk bij het Foreign Office een korte nota werd ingediend', waarin gesteld werd dat de Nederlandse regering niet wenste dat Soekarno op enigerlei wijze werd erkend, en waarin verder een aantal verlangens kenbaar werd gemaakt: Lawson en 'British generals on the spot' moesten zich ónthouden van verklaringen' that might be interpreted as British Govern

XCI Tekst van de verklaring: Ned.-Indones. betrekk. 1945-1950 dl. I, p. r83. 2 Tekst: a.v., p. r88.

653 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

ment statements and only serve to bolster up morale of Japanese-supported Quislings'; alle wapens van 'the Soekamo people' moesten ingenomen worden; Mountbatten moest de instructie krijgen, meer troepen naar Indië te zenden, en, tenslotte, Nederlandse troepen moesten met prioriteit Oostwaarts getransporteerd worden.

XCAldus, in Londen, Logemann en Michiels.

XCIn Den Haag riep Schermerhorn in de middag van de zçste vier ministers bijeen: van Kleffens, de Booy, Lieftinck en de minister van justitie, mr. H. A. M. T. Kolfschoten, maar ook van Starkenborgh, Kerstens (die uit Australië naar Nederland was overgekomen) en dr. J. P. Bannier. hoofdambtenaar van Logemanns departement.

XCSchermerhorn begon met mededeling te doen van de 'verontrustende berichten' die van Java waren ontvangen, 'het laatste is', zei hij (aldus de notulen 1), 'een telegram van de luitenant-gouverneur-generaal, waarin de mogelijkheid wordt geopperd, naast de rood-wit-blauwe vlag een rood-witte vlag met in de linkerbovenhoek de rood-wit-blauwe kleuren te aanvaarden voor Nederlands-Indië.' Hij voelde daar niets voor, zeggend 'dat men door het tonen van zwakte niets zal bereiken, eerder het tegendeel.' Daar was van Starkenborgh het geheel mee eens. 'De minister-president', aldus verder de notulen, 'ziet niet veel mogelijkheden tussen het gevangen nemen en doodschieten van de leiders der insurgenten of met hen praten conform de opvattingen van van der Plas' - dat doelde op wat deze twee dagen eerder in Batavia had verklaard.

XCVervolgens las Schermerhorn een van Logemann uit Londen ontvangen telefonische mededeling voor: de inhoud van het telegram dat van der Plas op 28 september uit Singapore aan van Maak had gezonden en waarin hij o.m. had bericht dat Lawson gerept had van een 'onherroepelijke beslissing' van de Britse regering om niet op Java te interveniëren en dat ook Mountbatten die interventie had afgewezen, en waarin van der Plas tenslotte om machtiging had gevraagd om 'onverwijld' mede met Soekarno en Hatta te spreken.

XCVan Kleffens poogde de houding van de Labour-regering te verklaren: Labour had eind '44-begin '45 Churchill aangevallen toen hij in Griekenland intervenieerde - nu was Labour aan de macht en kon het het vroeger ingenomen standpunt moeilijk verloochenen. Kerstens wees op de houding van de Brits-Indische Congress-partij en op de agitatie in Australië - 'hij vraagt zich af, in hoeverre Engeland in deze onder Amerikaanse druk staat.'

XCI Tekst: a.v., p. 184 en vlg.

654 [PDF]
DEN HAAG, 29 SEPTEMBER

XCVan Starkenborgh stelde de zaak principieel:

XC'Wij mogen onze handen niet vuil maken door op Java te gaan praten over politieke problemen, en niemand enige belofte doen. Iedere vriendelijkheid, ieder welwillend gebaar en dergelijke is fataal, zolang ons gezag niet volledig is hersteld. Eerst dán kunnen wij praten over politieke verhoudingen. De enige zaak die thans aan de orde is, is gezagshandhaving. Of de Britten ons op de troon willen helpen, is hun zaak. Doen zij dat niet, dan zijn wij Nederlands-Indië kwijt, doch dat mag ons niet verleiden ons nu in dit stadium zwak te tonen.'

XCMet dat al had de gouverneur-generaal begrip voor de uiterst moeilijke situatie waarin van Maak en van der Plas beland waren: hij vond dat zij 'een ruggesteun van de regering' nodig hadden.

XCEr kwam op dat moment bericht binnen omtrent het gesprek dat Michiels in Londen met Cadogan had kunnen voeren en omtrent de nota die hij bij het Foreign Office had laten indienen.

XCWat werd nu besloten?

XCTen eerste om Michiels te instrueren, het Nederlandse standpunt uitgebreider aan het Foreign Office voor te leggen 1 en ten tweede om aan van Maak en van der Plas het regeringsstandpunt in niet mis te verstane bewoordingen kenbaar te maken. De belangrijkste passages uit het opgestelde telegram, dat Schermerhorn onmiddellijk ook aan de koningin zou doen toekomen, luidden":

XC'Met vol begrip voor uitermate grote moeilijkheden waarvoor u thans staatif

I Deze opdracht leidde er toe dat de ambassadeur nog diezelfde dag het een memorandum deed toekomen (tekst: a.v., p. waarin' werd genoemd, steunend op groepenjeugdigen, waarin voorts werd gezegd dat Soekarno was en waarin het verder heette: 2 Tekst: a.v., p. 187.

655 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

maar niettemin verontrust door uw vlagvoorstel en persberichten omtrent uitlatingen van der Plas te Batavia betreffende behandeling Soekarno c.s. alsmede door voorstel van van der Plas aan u tot het voeren van besprekingen, meent opperbestuur u uitdrukkelijk te moeten zeggen dat het geen besprekingen wenst met insurgente groepen en evenmin met andere groepen voorzover in het laatste geval daaruit direct of indirect politieke concessies zouden kunnen worden afgeleid.

XCGedachte wind uit de zeilen nemen is verwerpelijk als wettig gezag verzwakkend.

XCUw houding en uitlatingen behoren duidelijk te maken politieke beloften tha~s niet aan de orde.

XCOmtrent toekomstige gezagsverhoudingen kan eerst gesproken worden nadat geordende gezagsverhoudingen zijn hersteld .

XC. . . In het algemeen worde ook door u als hoofdlijn gevolgd dat Soekarnoincident moet worden beschouwd als nagalm van Japanse aggressie.'

XCHet kon moeilijk duidelijker. Via Ceylon werd het telegram naar Brisbane en Batavia gezonden en Schermerhorn vernam telefonisch van de koningin dat zij de inhoud volledig onderschreef.

XCDe volgende dag, zondagseptember, konden in Londen Logemann en Michiels een bespreking hebben met Bevin die bijgestaan werd door Cadogan en enkele hoofdambtenaren van devan hetEr bleek, aldus het verslag van Logemann

30 I , 'dat men zich te Londen zeer wel bewust is, dat het Soekarno-bewind in feite een Japans schijn-regerinkje is en dat er slechts weinig achter Soekarno staat. Men heeft echter onvoldoende troepen en schepen, de soldaten moeten spoedig gedemobiliseerd worden en men vreest een herhaling van de Engelse interventie in Griekenland. Op een verzoek om wijziging van het standpunt ... werd geen duidelijk antwoord gegeven. Pas op loktober zal men op de gestelde vragen kunnen reageren'

XChet enig concrete dat was bereikt, was dat Bevin had toegezegd te zullen nagaan of de Nederlandse troepentransporten versnéld konden worden.

XCIn het begin van de middag vloog Logemann naar Den Haag terug.

XC1 Hij bracht dat verslag uit in de buitengewone vergadering van de ministerraad die later op die dag gehouden werd. (notulen a.v., p. 193

656 [PDF]
DEN HAAG, 30 SEPTEMBER

Daar was inmiddels het daags tevoren door van Mook verzonden lange telegram ontvangen waarin deze aangedrongen had op stappen om het Britse beleid gewijzigd te krijgen (die waren al ondernomen) maar ook op 'tegemoetkomen aan redelijke wensen' en het doen van een 'meer concrete uitspraak' over lndië's toekomst; die uitspraak zou, aldus van Mook, kunnen inhouden dat Indië na vij f-en-twintig jaar deelgenoot van het koninkrijk zou zijn met een eigen, verantwoordelijke regering, dat het dualistisch bestuur zou worden opgeheven, dat de rechtspraak zou worden geünificeerd en dat er enige Indonesische departementshoofden zouden komen hij had 'kwesties naam en vlag secundair aan behoud samenhang' genoemd.'

XCLogemann was meer dan drie weken afwezig geweest het leek Schermerhorn noodzakelijk de ministerraad in buitengewone vergadering bijeen te roepen teneinde Logemanns verslag aan te horen en nader beraad te plegen. Dat beraad begon die zondagmiddag om vijf uur - mèt van Starkenborgh en Bannier waren alle ministers aanwezig, behalve ir. S. L. Mansholt (Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening), prof. dr. G. van der Leeuw (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) en van Royen (minister zonder portefeuille). In politiek opzicht was van veel belang dat zowel het katholieke als het socialistische volksdeel duidelijk vertegenwoordigd waren door ministers die elk in eigen kring brede contacten hadden: het eerste door Kolfschoten en dr. L. J. M. Becl (Binnenlandse Zaken), het tweede door W. Drees (Sociale Zaken) en ir. H. Vos (Handel en Nijverheid).

XCLogemann begon met weer te geven wat hem van de situatie op Java bekend was daar draaide alles om . Hij vertelde van de eerste brief van Spit en het memorandum van Posthumus, zei dat Batavia 'vol rood-witte vlaggen' was en voorts, 'dat de onafhankelijkheidsbeweging van Soekarno mede door de Japanse anti-Nederlandse propaganda verder om zich heen heeft gegrepen dan tot dusver door ons verwacht werd.' Hij wees ook op de uitlatingen van Lawson en Christison en deelde mee wat hij in Londen had gedaan. Hij was het eens met de strekking van het duidelijke telegram dat daags tevoren naar van Mook en van der Plas was uitgegaan, vond ook dat 'in beginsel niet met Soekarno en met vertegenwoordigers van andere bevolkingsgroepen' over hervormingen kon worden gesproken voordat het Nederlands gezag was hersteld, maar meende toch, 'dat' (en dat was de opvatting die van Mook sinds lang had

XCI Toen hij deze voorstellen deed, kende van Mook het telegram van 29 september nog niet waarin hem een strakke lijn was voorgeschreven.

657 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

verkondigd en op welk punt, zo stellen wij ons voor, bij het beraad dat Logemann in Camp Columbia met hem had gevoerd, gelijkheid van denkbeelden was gebleken)

XC'niet met alles gewacht kan worden op de Rijksconferentie. Men zou nu eventueel kunnen praten over enkele interne hervormingen, staande buiten het vraagstuk van de eigenlijke partnership. Behalve de door van Maak gesuggereerde daden zou men kunnen denken aan nieuwe wetgeving betreffende het kiesrecht voor de volksvertegenwoordiging en aan het verschaffen van grotere waarborgen voor verschillende bevolkingsgroepen.'

XCSchermerhorn was het' hiermee eens, maar, zei hij, uitspraken in die geest zouden eerst na herstel van het Nederlands gezag gedaan kunnen worden - dan waren zij ook 'nodig'. Dat was niet Logemanns opinie: 'Leggen wij geen verklaring af' (d.w.z. nu),'dan lopen wij de kans, althans wanneer men de uitlatingen van Christison mag geloven, dat de Engelsen ons geheel in de steek laten.'

XCDrees stelde voor, .één dag te wachten - dan, d.w.z. op 2 oktober, zou men meer weten van de Britse houding. 'Zijn aanvankelijke indruk is dat onzerzijds wel iets moet worden gedeclareerd, waarbij wij ons zouden kunnen aansluiten bij de bekende rede van de koningin' (de 7 decembertoespraak).

XCVan Starkenborgh vertolkte vervolgens een standpunt dat afweek van dat van Logemann en Drees: om nu een verklaring te doen over hervormingen, had 'geen enkel nut.' 'Wij kunnen', zei hij, 'de situatie niet redden door besprekingen met de beginselloze Soekarno, die toch alleen maar volledige onafhankelijkheid vraagt ... Concessies, ook die welke door van Mook genoemd worden en die geheel in de lijn liggen van ons evolutionaire beleid, zijn alleen maar juist, wanneer wij eerst stevig te paard zitten.'

XCDaarop betoogde Schermerhorn dat de moeilijkheden wellicht nog groter werden, als de regering volledig bleef zwijgen - 'een verklaring van zelfverzekerdheid' zou opheldering kunnen bieden. Daarop drong nu ook van Kleffens aan. Natuurlijk had van Starkenborgh tegen een verklaring van dien aard geen bezwaar en evenmin, 'ofschoon hij er weinig resultaat van verwacht', Logemann - deze had wezenlijk verder willen gaan, maar had daarbij van niemand steun ontvangen.

XCEr werd vervolgens een tekst opgesteld die aldus luidde:

XC'Door het Geallieerd opperbevel is besloten dat de bezetting van Java voorshands beperkt zal blijven tot de steden Batavia en Soerabaja. Hierdoor

658 [PDF]
EEN 'VERKLARING VAN ZELFVERZEKERDHEID'

vraag open, wie het gezag uitoefent in het overige deel van het eiland. Aan de Japanners, die immers ontwapend en als krijgsgevangenen afgevoerd zullen worden, kan dit uiteraard niet meer worden overgedragen. De Nederlanders zijn nog niet in staar, dit gezag over te nemen, en het is welbekend dat de oorzaak daarvan ligt in het feit dat het Rijk in Europa zo laat is bevrijd en dat het tempo van de vorming en verscheping van nieuwe strijdkrachten is vertraagd door de eisen van oorlogvoering en demobilisatie der grote mogendheden.

XCDe moeilijkheid, waarin men aldus is geraakt, verklaart vermoedelijk de neiging die volgens persberichten bij sommige Britse instanties zou bestaan om het z.g. Soekarno-bewind als deJacto-regering te erkennen en ons over te halen daarmee besprekingen te voeren.

XCDe Nederlandse regering kan bier niet op ingaan'

XCSoekarno was 'een marionet der Japanners', een 'fascistisch georiënteerde man', die 'stelselmatig haat gepredikt (had) tegen de Geallieerden', en met zulk een 'ontstellende opportunist' konden 'zich vertegenwoordigers van het wettig gezag niet om de conferentietafel zetten.'

XC'Al hetgeen de laatste dagen in verband met de ontwikkeling der gebeurtenissen in Nederlands-Indië gezegd en gedaan is, zal', aldus het slot van deze 'verklaring van zelfverzekerdheid',

XC'de Nederlandse regering niet afbrengen van het weloverwogen beleid, zoals dil O.m. is uitgestippeld in de welbekende rede van H.M. de Koningin van 7 december 1942, waarin volledige deelgenootschap van Nederlands-Indië in bet Koninkrijk en zelfstandigheid in inwendige aangelegenheden in uitzicht zijn gesteld. Dit was de lijn en dit blijft de lijn. De regering heeft hieraan thans niets toe te voegen.'

XCDe Rijksvoorlichtingsdienst gaf deze verklaring onmiddellijk aan de nieuwsagentschappen door. Zij werd door de radio omgeroepen en verscheen op maandag loktober in de dagbladen.'

XCI Die dag werd in Den Haag bekend dat van der Plas zich in Batavia tot besprekingen met Soekarno bereid had verklaard. Zulks leidde er toe dat Schermerhorn diezelfde dag in een ongecodeerd telegram (ongecodeerd, omdat de inhoud overeenkwam met de gepubliceerde 'verklaring van zelfverzekerdheid') (tekst: Ned.i-Indones. betrekte. 1945-195°, dl. I, p. 217-18) van Mook en van der Plas opnieuw op het hart bond, niet tot 'contact met opstandelingen' over te gaan. 'Koningin', zo voegde Schermerhorn hieraan toe, 'heeft van aanvang af met dit standpunt ingestemd.' Schermerhorn had die dag met de vorstin gesproken; zij maakte daaromtrent de volgende aantekening: "r okt. Schermerhorn ... Tel[legrammen] v Mook en vd Plas en antw. regering. 1. ik waarschuwde tegen gevaar dat v. Mook kan opleveren, 2. 100% wat is toegezegd' (in de 7 december-toespraak) 'doch verstandig uitvoeren, aan dit laatste bestaat gebrek .. .' (archief kab, der koningin)

659 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCHoe werd in de pers gereageerd?

XCEr was slechts één dagblad dat de verklaring vierkant afwees: De Waarheid.'Indonesië strijdt voor zijn zelfstandigheid', schreef het communistische dagblad (dat in die tijd een oplage had die in de honderdduizenden liep) en: 'Onze houding ten opzichte van Indonesië is een toetssteen van onze waarachtige democratische beginselen" - trouwens, het dagelijks bestuur van 'de CPN (De Waarheid)' (zo noemde de partij zich) had opgeroepen tot solidariteit met Indonesië.

XCOok afgewezen, maar iets minder geprononceerd, werd de regeringsverklaring in Het Parool. Boven een door de hoofdredacteur mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart geschreven hoofdartikel stond als kop: 'Wij: begrip! Zij: vertrouwen!' In het stuk werd bestreden dat Soekarno 'een fascist' en de Australische stakers 'extremisteri' zouden zijn - aangedrongen werd op 'samenwerking op basis van gelijkwaardigheid'."

XCIn Het Vrije Volk, het landelijk dagblad van SDAP en NVV, was van een duidelijke afwijzing van het regeringsstandpunt geen sprake. Wèl drong de Indonesiër L. N. Palar, die vóór de oorlog voor het NVV het contact met de Indonesische vakbeweging had onderhouden en nu in het partijbestuur van de SDAP was opgenomen, op een 'radicale interpretatie' van de 7 december-toespraak aan" maar dat de regeringalle contact met Soekarno had afgewezen, werd door hem niet veroordeeld."

XCDe katholieke dagbladen, de liberale en het anti-revolutionaire Trouw schaarden zich alle achter de regering.

XCIn De Volkskrantschreefhoofdredacteur J. M. Lücker: 'Het Nederlandse volk dat altijd open oog heeft gehad voor karakter en beginselvastheid, zal geen moeite hebben te zien waar het recht staar'," en daaraan voegde de coming man in katholieke kringen, prof. Romme, enkele dagen later toe: 'Het is evenzeer een grof onrecht tegenover Indië om het van Nederland te willen scheiden, als het omgekeerd een grof onrecht tegenover Nederland zou zijn om het van Indië los te maken ... Het nieuwe Imperium' (het was de tweede keer dat hij dat met een hoofdletter

I 2 okt. 1945. 2 2 okt. 3 3 okt. 1945. 4 Korte tijd later betoogde Palar dat de regering zich wèl tot contact met Soekarno bereid moest verklaren, maar deze diende dan daarop te reageren door zich terug te trekken. 5 2 okt. 1945.

660 [PDF]
REACTIES IN DE PERS

aangegeven begrip gebruikte) 'zal verrijzen." In De Tijd werd het vertrouwen geuit dat er nog wel andere vertegenwoordigers van de Indonesische bevolking waren dan 'dragers van Japanse onderscheidingen Met deze groepen zullen wij moeten onderhandelen. Het lot van Indonesië en dat van Soekarno zijn gescheiden." Het Algemeen Handelsblad noemde Soekarno en Hatta 'twee extremisten ... heulers met de vijanden van Indië", met wie 'nu niet en straks niet' onderhandeld zou kunnen worden" en de Nationale Rotterdamse Courant schreef over 'het spook van revolutie en verzet', dat men zou kunnen verjagen met 'rustige gezagspatrouilles de grote wegen langs'S - Soekarno en de zijnen waren 'pionnen van cosmopolitische revolutionaire machten.", waarmee, naar wij aannemen, het communisme werd bedoeld. Trouw tenslotte was het geheel met de 'verklaring van zelfverzekerdheid' eens: 'Ten aanzien van de gezagshandhaving en de gezagserkenning kan niet gemarchandeerd worden."

XCDat was (wij komen nu tot de weekbladen) ook de strekking van een beschouwing van prof. dr. F. C. Gerretson in Nieuw Nederland. Christelijk Cultureel-Sociaal Weekblad:'Geen pactiseren met de opstand!' schreef hij, en: 'Indien men Soekarno straffeloosheid toezegt, met welk recht stelt men dan Mussert terecht?'8 Het liberale weekblad Slaet op den Trommele publiceerde een lange reeks van pro-Japanse citaten uit Soekarno's redevoeringen? en sprak een week later van een 'opstand in het koninkrijk'!", het katholieke Christofoor duidde de 7 december-toespraak aan als 'de belofte die wij zullen houden.' II Op Wacht, weekblad voor de wederopbouw van het koninkrijk schreef over 'Soekarno's rebellie' en betoogde omstandig dat er in het geheel geen Indonesisch volk bestond." isi ]« Maintien drai, verklaarde prof. mr. R. D. Kollewijn (eertijds een van de leden van de Stuw-groep) dat wèl de 7 december-toespraak moest worden verwezenlijkt, maar: 'met Soekarno en Hatta is onderhandeling uitgesloten.' 13 Ook Paraat, democratisch-socialistisch weekbladkeurde contact met Soekarno af: in een artikel waarin de solidariteitsoproep van de CPN (De Waarheid) fel werd aangevallen, stond over Soekarno: 'De rol die hij gespeeld heeft, gelijkt in veel opzichten op de rol die Quisling en Mussert gespeeld hebben.'!"

I A.v., 6 okt. 1945. 2 2 okt. 1945. 3 1 okt. 1945. 4 A.v., 5 okt. 1945. 5 2 okt. 1945. 6 A.v., 4 okt. 1945. 7 2 okt. I945. • 5 okt. 1945. 9 5 okt. I945. 10 A.v., 12 okt. 1945. II I4 okt. 1945. 12 II okt. 1945. 13 12 okt. 1945. 14 6 okt. 1945.

661 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCVier andere linkse weekbladen schreven in andere geest. InDe Baan breker, onafhankelijk: weekblad voor socialistische politiek en cultuur noemde Lou Lichtveld (de schrijver Albert Helman) het 'beschamend doch niet onbegrijpelijk dat Engeland en Amerika meer begrip tonen voor de werkelijkheid dan Nederland'" volgens het links-socialistisch weekblad De Vlam (de voortzetting van het illegale blad De Vonk) was het 'volkomen ontoelaatbaar dat er nog één Nederlandse soldaat, één patroon of één granaat verscheept wordt voor een strijd tegen een tot recht ontwakend volk'", en in Vrij Nederland verscheen, niet op de 6de maar pas op de r j de oktober, een hoofdartikel ('De tragiek van de koloniale verhouding') van de hand van de hoofdredacteur, H. M. van Randwijk, dat meer van droefenis dan van verontwaardiging getuigde: 'Laten we ons niets wijsmaken de republiek-Soekarno zal ten onder gaan. Maar evenzeer een op vriendschap en vertrouwen gebaseerd gemenebest' - hij sprak zich uit voor een 'vrijwillig en gelijkberechtigd samengaan van beide volken." Dat laatste deed ook De Groene Amsterdammer die de 7 december-toespraak integraal afdrukte en aandrong op een 'zeer hartelijke verhouding' tussen 'een waarlijk democratisch Nederland en een werkelijk democratisch Indonesië in Rijksverband' - het blad schreef dat Soekarno en Hatta 'opportunisteri' waren, maar 'geen landverraders' en sprak zich uit tegen 'een politiek van krachtpatserij '.4

XCVerdeeldheid dus in de pers - verdeeldheid ook tussen de elf uit de illegaliteit voortgekomen dagen weekbladen" waarvan wij de eerste reacties op het regeringsbeleid weergaven. Zes maanden eerder, in april, had, zoals bleek, de georganiseerde illegaliteit eenstemmigheid bereikt over een verklaring waarin het vertrouwen was geuit, dat 'de band tussen Nederland en Indonesië in een vernieuwd Gemenebest' recht zou doen aan 'de gevoelens van verbondenheid die in de loop der eeuwen zijn gegroeid' - die eenstemmigheid lag in scherven. De uitroeping van de Republiek Indonesië had een situatie doen ontstaan die door niemand was voorzien en die steeds kritieker dreigde te worden, immers: wanneer de Nederlandse regering weigerde met het 'z.g. Soekarno-bewind' besprekingen te voeren, dan viel te verwachten dat vroeg of laat de 'nieuwe strijdkrachten' zouden ingrijpen welke, dat was duidelijk, de regering met zo groot mogelijke spoed naar het Oosten wilde transporteren.

I 6 okt. 1945. 2 6 okt. 1945. 3 J 3 okt. 1945. 4 6 okt. 1945. 5 en

662 [PDF]
VERDEELDHEID IN DE PERS

XCWij hebben tot dusver de ontwikkelingen welke zich na Japans capitulatie en de uitroeping van de Republiek voordeden, zo nauwkeurig mogelijk beschreven en zullen nu in bijzonderheden nog slechts op twee gebeurtenissen ingaan die zich beide medio oktober '45 voordeden: het ontslag van van Starkenborgh als gouverneur-generaal en de gedachtenwisseling over het Indische beleid tussen minister Logemann en de Tweede Kamer van de Tijdelijke Staten-Generaal, het lichaam dat de plaats van een gekozen parlement had ingenomen.

XCTer inleiding van deze gebeurtenissen willen wij slechts vermelden dat het in de eerste helft van oktober op Java als reactie op de landing van de eerste Nederlandse militairen (de zeven Knil-compagnieën, het Prins Bernhard-bataljon uit Singapore en de landingsdivisie van de 'Tromp') tot een aanzienlijk fellere anti-Nederlandse actie kwam (scherpe dreigementen, een algemene boycot en tal van gewelddadigheden), dat de Britse regering, zij het dat zij op de aankondiging van vèrgaande hervormingen bleef aandringen, onder invloed van de Nederlandse protesten ging beseffen dat zij Nederland, een belangrijke bondgenoot in Europa, niet te zeer van zich moest vervreemden, en dat Logemann op 5 oktober in een radiotoespraak herhaalde dat met de regering van de Republiek Indonesië niet zou worden gesproken: 'beloften', zei hij, 'zouden tegenover de Soekarno-beweging even onwaardig als onvruchtbaar zijn.' t Geen beloften dus aan 'de Soekarno-beweging', maar hoe stond het met beloften aan anderen? De overgrote meerderheid van het kabinet was het met van Mook eens: aanbevelenswaardig leek het, de aankondigingen die in de 7 december-toespraak waren vervat, duidelijk uit te werken - dit punt was het waarop het tussen Logemann en van Starkenborgh tot een fundamenteel meningsverschil kwam, Van Starkenborgh was niet alleen van opinie dat de regering, zolang zij het Nederlands gezag in Indië niet had hersteld, geen enkele op de toekomst betrekking hebbende uitspraak moest doen maar hij was bovendien een tegenstander van alles dat zou kunnen bijdragen tot versterking van het Indonesisch nationalisme - Indië was in zijn visie niet het land der Indonesiërs, maar het land van Indonesiërs, Europeanen, Chinezen en Arabieren samen. Zowel Logemanns tactiek als het einddoel dat deze wenste te bereiken,

XC1 Aangehaald in Ncd.s lndones. betrekte. 1945-195°, dl. I, P: 322.

663 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

werden dus door hem afgewezen en toen dat bleek in de gesprekken die hij in de eerste week van oktober met Logemann voerde (gesprekken waar wij verder niets van weten), werd duidelijk dat aan de afspraak die hij met Logemann had gemaakt: dat hij, als het Nederlands gezag in de archipel was hersteld, naar Batavia zou gaan om de landvoogdij aan een opvolger over te dragen, de basis was ontvallen. 'In besprekingen met Starkenborgh duidelijk geworden', seinde Logemann op 8 oktober aan van Mook',

XC'hoewel zakelijke verschillen gering, hij niet bereid werken met Indonesische nationale gedachte, hetgeen hij schadelijke prikkeling acht van sluimerende instincten en gevaarlijk voor eerbiediging plaats andere bevolkingsgroepen. Derhalve zijn aftreden vrijwel zeker.'

XCEen zware slag voor de regering! Vooral in de kringen van diegenen die banden met Indië hadden, had van Starkenborgh een grote naam. Logemann besefte dat hij jegens de koningin en zijn ambtgenoten duidelijk moest aangeven waarom het tot de breuk met de gouverneurgeneraal was gekomen. Hij richtte derhalve op 9 oktober tot deze een brief ('persoonlijk, zeer geheim')", waarin hij schreef dat hij 'het wezenlijk onderscheid tussen de situatie in 1940 en die in 1945' hierin zag, 'dat maatschappelijke krachten zijn geactiveerd (zowel binnen NederlandsIndië als ook daarbuiten) die onhoudbaar zullen maken die politiek van geleidelijkheid, waarbij tenslotte de Nederlandse bewindslieden ... uitmaakten wat voor Indië heilzaam was te achten of niet. Nationalistische, democratische, communistische tendenzen zijn wereldbepalende krachten geworden. Zij hebben ook Indië geraakt en voorgoed.' Hij was zich 'bewust dat de Indonesische natie nog slechts is een natie in groei', maar meende dat, mede omdat 'een ganse wereld zich met ons bemoeit', geen 'stabiel bewind' kon worden opgebouwd 'zonder de positieve medewerking van een structureel belangrijk deel van de nationalistisch denkende Indonesiërs.' Als uitvloeisel daarvan was hij overtuigd van 'de noodzaak (en ook de rechtvaardigheid beaam ik) om positief te erkennen het Indonesisch nationaal bewustzijn.' 'Het beleid', zo schreef hij verder,

XC'dat naar het oordeel van Uwe Excellentie zou moeten worden gevoerd, is eenvoudig van beginsel, gebaseerd op de aanwezigheid van een onaantastbaar boven alle groepen en stromingen staand Nederlands gezag, gericht op een

1 Tekst van het telegram: a.v., p. 277. 2 Tekst: a.V., P: 282 en vlg.

Indextermen: Mook, H. J. van
664 [PDF]
VAN STARKENBORGH VRAAGT ONTSLAG

objectievejuistheid en rechtvaardigheid.' Maar het abstraheert, naar mijn oprechte overtuiging, van de interne en externe maatschappelijke krachtsverhoudingen van deze tijd. Het zal daarom een onhoudbaar beleid blijken, de Indonesische nationale beweging duurzaam van ons vervreemden en tot gevaarlijke conflicten leiden ... Ik erken het Indonesische nationalisme nog geenszins als rijp, maar wel als zeer reëel, in beginsel te eerbiedigen, als sterk en als de kracht der toekomst. Ik wil het daarom leiden, niet slechts afweren en inperken."

XCDat was een oordeel dat, schreef hij, van Starkenborgh niet deelde - dat deze zich niet 'de aanvaardbare drager van deze politiek' achtte, moest hij, Logemann, 'met diep leedwezen' en 'onbeperkte hoogachting' voor de persoon van de gouverneur-generaal erkennen.

XCVan Starkenborgh antwoordde twee dagen later, II oktober.' 'Inderdaad meen ik', schreef hij,

XC'dat ondanks ernstige moeilijkheden en gevaren het niet onmogelijk behoeft te zijn, uit eigen en Geallieerde kracht het wettig gezag zonder hulp van tegemoetkomingen zodanig gaaf te herstellen en te handhaven dat het toekomstig Indisch staatsbeleid zich aan het verleden zallaten aanknopen'

XCdaarbij diende evenwel 'alles vermeden wat een voortijdig Indonesisch ras-sentiment en nationaal politiek bewustzijn nog zou stimuleren en te eer uit de hand zou doen vallen.' Hij had derhalve bezwaar tegen de staatkundige term 'Indonesië' omdat deze (en hier volgde een kenmerkende formulering die wij in deel I I a al aanhaalden, toen wij over van Starkenborghs beleid als gouverneur-generaal schreven)

XC'de gedachte wekt en (naar nationalistische wensen) ook de bedoeling heeft te wekken, als zou het aldus aangeduid gebied het gebied bepaaldelijk der Indonesiërs zijn en niet (gelijk ik Nederlands-Indië zou willen beschouwd en bestuurd zien) het gebied van de verscheidenheid van mensensoorten, Indonesiërs, Europeanen, Chinezen en Arabieren, die daar leven en werken en wier betekenis in de veelgelede maatschappij er verre van is alleen door de talrijkheid van iedere groep te worden bepaald.'zij meende dat niet van Starkenborghs maar Logemanns beleid door angst werd bepaald. 3 Tekst van zijn brief: Ned=lndones. betrekk. 1945-/95°, dl. I,

1 In een voetnoot voegde Logemann hieraan toe: 'Toch mogen wij niet vergeten dat ook onze kriteria van juistheid en rechtvaardigheid standpunt-gebonden zijn en dus door anderen niet in elk opzicht als objectief kunnen worden gewaardeerd.' 2 In het haar toegezonden afschrift van Logemanns brief (archief kab, der koningin) schreef de koningin naast deze passage één woord: 'angst' - wij interpreteren dat aldus dat

665 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

XCEen onoverbrugbaar verschil van inzicht dus - van Starkenborgh vroeg in zijn brief tenslotte, hem te berichten wat het tijdstip was waarop hij de koningin kon vragen, hem als gouverneur-generaal eervolontslag te verlenen. Hij liet die brief bij Logemann afgeven en richtte, na door deze te zijn ingelicht, nog diezelfde dag zijn ontslagaanvraag tot de koningin; het werd hem zes dagen later verleend 'met dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, onder weergaloos moeilijke omstandigheden aan den Lande bewezen.'

XCDe koningin zag hem met groot leedwezen heengaan en ook met bezorgdheid zij vond het onjuist dat het kabinet-Schermerhorn in antwoord op alle agitatie in Indië hervormingen bekend zou maken. 'Ik moet denken', noteerde zij voor zichzelf op 13 oktober', 'aan Girondijnen in Fr[ankrijk]zetten deur open voor wilde revolutie; of Mensjewiki in Rusl[ and] of mijn Grootvader die concessies deed tijdens straatrumoer' (koning Willem II die in maart 1848 op grond van de eerste berichten over de naar Duitsland en Oostenrijk overgeslagen Franse Februarirevolutie binnen vier-en-twintig uur van zeer conservatief zeer liberaal was geworden). 'Koers omgooien was nuttig maar niet als antwoord aan woedende volksmenigte, maar later.' In het belangrijke principiële geschil tussen de minister en de gouverneur-generaal stond zij dus aan de zijde van deze laatste. Heeft zij nog gepoogd, Logemann ten aanzien van het aan van Starkenborgh te verlenen ontslag tot andere gedachten te bewegen? Wij weten het niet. Zij was constitutioneel vorstin - zij zette haar handtekening onder het ontslagbesluit.

XCAlvorens de gedachtenwisseling tussen Logemann en de Tweede Kamer der Tijdelijke Staten-Generaal weer te geven, dienen wij te vermelden hoe het tot de vorming van dat laatste lichaam was gekomen.

XCDie vorming had een lange voorgeschiedenis zowel in Londen als in bezet Nederland. Bepalend was daarbij het feit geweest dat het mandaat van de in '37 voor vier jaar gekozen Tweede Kamer (die door de Duitse bezetter op non-actief was geplaatst) formeel gezien in '41 afgelopen was. Of moest het als stilzwijgend verlengd worden beschouwd? Dat was het standpunt van de meeste anti-revolutionaire leiders die, erkennend dat na de bevrijding niet op korte termijn algemene verkiezingen konden

XC, Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekening', 13 okt. 1945 (archiefkab. der koningin).

666 [PDF]
DE TIJDELIJKE STATEN-GENERAAL

worden gehouden maar van mening dat elke andere oplossing grotere nadelen met zich bracht, het standpunt huldigden dat, bij gebrek aan beter, de 'oude' Staten-Generaal na de bevrijding onmiddellijk bijeengeroepen moesten worden. Van dat laatste was de koningin die in een 'vernieuwd' Nederland een 'vernieuwd' parlement wenste, een fel tegenstandster en ook de meeste Londense ministers wezen de als het ware automatische herleving van het 'oude' parlement af. Maar wat dán? Daarover waren zij het niet eens geworden - trouwens, de koningin had geweigerd, enige regeling terzake te ondertekenen. Het gevolg was dat in Londen in juli '44 slechts een formeel wetsbesluit tot stand was gekomen, hetwelk inhield dat 'nadere regelen' zouden worden getroffen 'omtrent de voorlopige voorziening in de vertegenwoordigende lichamen van Rijk, provincie en gemeenten vanaf het tijdstip waarop het grondgebied des Rijks geheel of gedeeltelijk door de vijand is ontruimd' - als koninklijk besluit E 60 was dat wetsbesluit op 4 september '44, daags dus voor 'Dolle Dinsdag', in Londen gepubliceerd.

XCOok door de meeste illegale groepen was de automatische herleving van de 'oude' Staten-Generaal afgewezen - in de bedoelde groepen werd gemeend dat in dat gevalnieuwe denkbeelden die, naar vertrouwd werd, onder invloed van de bezetting een brede aanhang hadden gekregen onder de bevolking, volstrekt onvoldoende tot hun recht zouden komen. Het was de Trouw-groep geweest die eind '44 aan de andere groepen die in de Grote Adviescommissie der Illegaliteit vertegenwoordigd waren, had voorgesteld dat na de bevrijding als adviesinstantie der regering een Nationale Adviescommissie zou worden opgericht - deze commissie, aldus de conclusie die bij verder beraad was bereikt, zou, zolang er in het geheel geen parlement was, als een soort noodparlement kunnen fungeren en tevens in de 'oude' Staten-Generaal de lege plaatsen kunnen invullen die zouden ontstaan doordat sommige leden overleden waren \ en anderen (in de eerste plaats de vier die in '37 de NSB in de Tweede Kamer waren gaan vertegenwoordigen, maar daarnaast ook niet-NSB'ers wier gedragingen tijdens de bezetting aanstoot hadden gewekt) uit de Staten-Generaalmoesten worden geweerd. Evenwel: over de vraag hoe die Nationale Adviescommissie zou worden samengesteld was men het in de illegaliteit, toen het westen des lands bevrijd werd, nog niet eens geworden.

XCOp dit punt volgde het kabinet-Schermerhorn de denkbeelden die het Vaderlands Comité (een illegale groep van vooraanstaanden waarin vooral Drees een grote rol had gespeeld) ontwikkeld had: van de vier-envijftig leden van de Nationale Adviescommissie

667 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

aangewezen door de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, zes-endertig door het Vaderlands Comité - die laatsten waren persoonlijkheden uit de vroegere politieke partijen, uit de Nederlandse Volksbeweging, uit de sociaal-economische organisaties en uit de culturele sector. Op 20 juli werd die Nationale Adviescommissie geïnstalleerd - al haar vergaderingen, in totaal vijftien, waren geheim en het kabinet-Schermerhorn had geen behoefte er zijn beleid te verdedigen. Naast die Nationale Adviescommissie nu werden de 'oude' Eerste en Tweede Kamer als Tijdelijke Staten-Generaal voortgezet; zij kregen slechts één taak: een wetsontwerp te behandelen waarmee de Voorlopige Staten-Generaal in het leven zouden worden geroepen. Uit de Tijdelijke Tweede Kamer werden vijf leden geweerd: de vier NSB'ers en nog één ander lid, ds. G. H. Kersten, de fractievoorzitter van de Staatkundig Gereformeerde Partij, die tijdens de bezetting herhaaldelijk de rechtmatigheid van het verzet had bestreden; dat weren geschiedde op grond van een uitspraak door een commissie, bestaande uit de vice-president van de Raad van State (Beelaerts van Blokland), de voorzitters in 1940 van de Eerste en Tweede Kamer en de voorzitters van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit en van de Nationale Adviescommissie. In totaal ging de Tijdelijke Tweede Kamer zes-en-zeventig leden tellen - dat waren dus allen leden die in mei '40 lid van de 'oude' Tweede Kamer waren geweest.

XCGelijk gezegd, had die Tijdelijke Tweede Kamer slechts één taak: samen met de Tijdelijke Eerste Kamer het wetsontwerp voor de Voorlopige Staten-Generaal te behandelen, en in die Staten-Generaal zouden de twee Kamers door aanvulling tot het grondwettig aantalleden worden uitgebreid: honderd, resp. vijftig - bij die aanvulling zou de Nationale Adviescommissie een rol spelen. Wij komen hier in deel I2 (Epiloog) op terug.

XCDie beperkte taakstelling was één factor waardoor de publieke belangstelling voor de Tijdelijke Staten-Generaal zeer gering was. Een tweede was dat hier representanten van stromingen bijeen waren van welke niemand wist hoeveel aanhang zij nog in het volk hadden, een derde dat een groot deel van de illegaliteit, met name het linker deel daarvan, zich uitgeschakeld voelde. Waarom willen wij desondanks de gedachtenwisseling over het Indische beleid tussen minister Logemann en de Tijdelijke Tweede Kamer weergeven? Daar zijn goede redenen voor: het is de enige gelegenheid geweest waarbij door de regering, de grens doorbrekend die overigens voor het functioneren van de Tijdelijke Staten-Generaal gold J,

XCI Die grens is nog op een tweede punt doorbroken: de regering heeft van de Tijdelijke

668 [PDF]
DE TIJDELIJKE STATEN-GENERAAL '\

in dit kritieke tijdsgewricht haar beleid ten aanzien van Indië ter discussie is gesteld en die discussie heeft in de dag- en weekbladen, hoe klein zij ook waren, ruim de aandacht getrokken. Op die perscommentaren willen wij overigens niet ingaan: de bladen reageerden in de geest waarvan zij al getuigenis hadden afgelegd naar aanleiding van de 'verklaring van zelfverzekerdheid'

XCVoor de discussie in de Tijdelijke Tweede Kamer werd door Logemann een regeringsverklaring opgesteld waarin hij een aantal hervormingen wilde bekendmaken: een nieuwe Volksraad zou een duidelijke Indonesische meerderheid krijgen, het in Indië geldend strafrecht zou verder geünificeerd worden, het dualisme in het bestuursapparaat zou worden opgeheven en er zouden meer Indonesiërs tot departementsdirecteur worden benoemd - hij zou óók zeggen dat de regering bereid was, het begrip 'Nederlands-Indië' te vervangen door het begrip 'Indonesië' (het begrip dat hij van Maak al een maand eerder had laten gebruiken in de proclamatie van 'het Gouvernement van Indonesië', die op 14 september boven Batavia was afgeworpen). Bij dat alles stond het behoud van de staatkundige band tussen Nederland en Indië voorop.

XCHet kabinet-Schermerhorn wijdde op IS oktober een lange, speciaal belegde vergadering aan de verklaring die Logemann de volgende dag wilde afleggen.' Er werd nogal wat kritiek geuit: Lieftinck vond dat 'de vaste wil der regering om orde en rust te herstellen en te handhaven', er te weinig in tot uiting kwam, de Booy was er niet zeker van dat op Java 'een algemene anti-Nederlandse gezindheid' bestond, Beel betwijfelde of op Java de jeugd als geheelonder invloed der Japanners was gekomen, dr. ir. J. A. Ringers (Openbare Werken en Wederopbouw) achtte het beter niets toe te zeggen voor de in '41 beloofde Rijksconferentie bijeenkwam (hij was het dus met van Starkenborgh eens), Drees vond dat de verklaring hier en daar 'iets voorzichtiger' kon worden geformuleerd - eigenlijk kreeg Logemann alleen van van Kleffens duidelijke steun: deze meende, 'dat het achterwege laten van concretisering' (bedoeld was: concretisering

XCStaten-Generaalook een uitspraak gevraagd over haar voorstel dat Nederland tot de Organisatie der Verenigde Naties zou toetreden. , Notulen: Ned=lndones. betrekte. 1945-195°, dl. p. }68-69.

669 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

van de in de 7 december-toespraak vervatte beloften) 'ook internationaal onmogelijk (was).' Logemann gaf toe dat die concretisering 'tot op zekere hoogte gezagsverlies' betekende, maar, aldus de notulen,

XC'de minister is er van overtuigd dat de politiek van sterke gezagshandhaving ons nog veel verder voert. Dan zal er geen samenwerking meer te bereiken zijn, zonder welke het land niet te besturen is. De minister verwerpt dus de politiek van gezagshandhaving-vóór-alles. Daarna zou er zijns inziens alleen nog maar 'gedicteerd' kunnen worden.'

XCPagina voor pagina werd Logemanns concept doorgenomen er werden allerlei wijzigingen in aangebracht maar de kern van het betoog werd niet aangetast. Dat betekende dat het kabinet als geheel het door van Starkenborgh bepleite beleid had afgewezen.

XCMet Schermerhorn en Logemann zaten op 16 oktober nog zeven andere ministers achter de regeringstafel', toen Logemann ten overstaan van de Kamervoorzitter en één-en-zestig leden het woord nam - vijftien leden waren dus afwezig. De publieke tribune was stampvol."

XCLogemann begon met weer te geven wat in '41 en begin '42 ten aanzien van de naoorlogse Rijksconferentie was bepaald en herinnerde vervolgens aan de 7 december-toespraak van de koningin, 'die evenwel in Indië niet genoegzaam en niet tijdig' (beter: in het geheel niet) bekend was geworden. 'Belangrijk is ook', zei hij, 'dat Indië onbekend bleef met de geest van samenwerking en vertrouwen, die tijdens en door het verzet tegen de Duitse onderdrukking tussen Nederlanders en radicale Indonesische nationalisten hier te lande was gegroeid. Des te meer tragisch is het dat enkele leiders, die aan het positieve werk van 1940 tot 1942 geen deel hadden' (hij vermeldde niet dat Soekarno en Hatta toen van hun vrijheid waren beroofd),

XC'zich niet hebben laten weerhouden door de Japanse barbaarsheden ook tegen hun eigen volk om aan de Japanse haatcampagne tegen de Nederlanders mee te

XC, Beel, de Booy, Drees, van Kleffens, Meynen, Vos en één die wij tot dusver nog niet noemden: ir. Th. S. G. J. M. van Schaik (Verkeer en Energie). 2 Wij volgen verder de Handelingen der Staten-Generaal, Tweede Kamer, Tijdelijke Zitting 1945: Verslagen der vergaderingen op 16, 17 en 18 okt.

670 [PDF]
DE TWEEDE KAMER EN HET REGERINGSBELEID

doen, tragisch dat onder meer bekwame Parindra- en Geril1do-leiders zich hebben laten meeslepen in een revolutionaire opzet, zodat wij van het eerste ogenblik der gezagshervatting af ... stonden tegenover een geest en een vorm die explicatie met deze mannen uitsloot'

XCbesprekingen met de voormannen van de Republiek waren dus niet mogelijk. Logemann erkende overigens, dat 'de kracht en het antiNederlandse karakter van de door japan ontketende revolutionaire beweging ... onderschat' waren; dat kwam door drie factoren: men had de ontwikkelingen in Indië niet goed kunnen volgen, de jeugd was er vervuld geraakt van 'een verhit nationalisme' en 'de nationalistische verlangens' waren 'van een elementaire kracht'. Daarvan hadden de Japanners geprofiteerd: 'de Republiek Indonesië is een japans maaksel, geproclameerd als zij bijvoorbeeld is door de japanse maarschalk Teraoetsji.'

XCUitgebreid en niet zonder verwijten aan de bondgenoten schetste Logemann vervolgens de moeilijkheden die de Nederlandse regering bad ondervonden bij het naar het Oosten zenden van strijdkrachten. 'Het is een zeer ernstige zaak', zei hij, 'dat wij, die in deze oorlog gegeven hebben wat wij konden, helaas uit moeten spreken dat wij de bondgenoten voor (de) gemeenschappelijke plicht' (deze sloot, meende bij, 'het herstel van het wettig gezag van de bondgenoot Nederland' in) 'niet gereed hebben gevonden en zelfs niet dan aarzelend bereid.' 'Wij ontkennen geen ogenblik', zei hij,

XC'dat er een probleem is in ons koninkrijk van het Indonesisch narionalisme. Maar wij waren gereed en bereid, en wij zijn dit nog, om dit probleem op te lossen langs de koninklijke weg van overleg en wederkerig begrip en waardering, met behoud van alle zedelijke waarden die de historische verbondenheid voor beide naties, de Nederlandse en de Indonesische, heeft opgeleverd. Wij zouden ten volle in staat zijn geweest dit probleem in vrede op te lossen, indien niet. Japans politiek verraad de nationalistische leiders op Java verleid had, een blinde weg in te slaan.'

XCDe uitlatingen van Lawson en Christison noemde hij 'intens bedenkelijk' - zij waren evenwel 'met stelligheid gedesavoueerd'. Overigens had de Britse regering van de Nederlandse 'herhaalde krachtige vertogen te horen gekregen'. 'Van de aanvang af', zo vervolgde hij,

XC'is van Engelse zijde er op aangedrongen dat wij door contact te zoeken met leiders der Indonesische

671 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

ten. Mij nheer de voorzitter, naar zulke contacten is ook van het allereerste begin af uitgezien. Maar de regering heeft zich toch ook van de aanvang af voor ogen gesteld dat praten met het Soekarno-regime even onwaardig als onvruchtbaar moest zijn. Onwaardig omdat ir. Soekarno zich volledig geïdentificeerd heeft met het Japanse regime en volstrekt vijandig staat tegenover Nederland, onvruchtbaar omdat met deze leider, met niets minder tevreden dan volstrekte onafhankelijkheid, geen gemeenschappelijke basis van bespreking te vinden kan zijn'

XCmet anderen wilde de regering wèl spreken; daarbij had zij 'met zeer groot leedwezen' geconstateerd dat haar inzichten verschilden van die van van Starkenborgh. Diens standpunt werd door Logemann kort maar correct weergegeven. Hij schetste vervolgens de hervormingen die hij in het kabinet ter sprake had gebracht - zij zouden aan de Rijksconferentie voorgelegd kunnen worden. 'Mijnheer de voorzitter', zo-eindigde hij,

XC'men zal na deze uiteenzetting toch moeilijk kunnen volhouden dat de regering slechts met vage woorden de Indonesische nationale beweging tegemoet treedt. Zij blijft vertrouwen dat de afschuwelijke impasse waarin Indië is geraakt, zich laat openen, zodat de weg vrij komt ... voor staatkundige opbouw welke de mensen verzoent die, kinderen van één land, thans in blinde wrok hopeloos uit elkaar dreigen te dwalen ... Er is zwaar werk te doen om vooral de geestelijke schade te herstellen die door het onberaden avontuur van de Republiek Indonesia is aangebracht. Maar Nederland wil en mag zich het werk niet ontijdig uit handen laten nemen. Het voelt in zich de kracht om zijn historische taak te vervolgen, om orde, veiligheid en welvaart te herstellen, om Indië te doen ervaren dat het een zegen is, deeluit te maken van het koninkrijk der Nederlanden.'

XCTot zover Logemann - hij oogstte applaus.

XCHij had met zijn toespraak een middenweg bewandeld - enerzijds was van Starkenborgh niet de enige die in de gegeven situatie het doen van toezeggingen, welke ook, onjuist achtte, anderzijds was er een stroming in den lande die vreesde dat het weigeren van alle contact met de Republiek vroeg of laat op een koloniale oorlog zou uitlopen.

XCVan die stroming trad de Indonesiër Roestam Effendi, die in de 'oude' Tweede Kamer sinds '33 een van de vertegenwoordigers van de CPN was geweest, als woordvoerder op, 'in dit', zo zei hij, 'aftandse, voor de huidige verhoudingen in het land niet meer representatief genoeg geachte college' sprekend namens 'de grote brede democratische massa' en namens 'de revolutionaire arbeiders'. 'Samenwerking' tussen Nederland en Indonesië noemde hij 'een gebiedende eis', 'maar zulk een samenwerking kan haar levensvatbaarheid en recht alleen ontlenen aan de vrijwillige bereidheid der partners, gegrondvest op het democratische principe

672 [PDF]
DE TWEEDE KAMER EN HET REGERINGSBELEID

het zelfbeschikkingsrecht, van de gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging.' 'Men prate niet', zei hij,

XC'dat de sterke nationalistische opleving tijdens de Japanse bezetting aan Japanse politieke drijverij zou zijn toe te schrijven. Bet was eerder het hervonden zelfbewustzijn van een volk dat zich onder het onmatige Digoelen artikelenregime van de Nederlandse koloniale overheersing niet uiten kon ... De regering-Soekarno was de Nederlandse koloniale regering slechts een stapje vóór geweest.'

XCNotabene: 'de Geallieerde bevrijders ... hadden' (voor de ordehandhaving) 'de hulp van de Japanse fascisten en beulen ingeroepen. En dit met goedvinden van een democratische Nederlandse regering! Zoiets noemde men géén collaboratie met de vijand!' Trouwens, als de oprichters van de Republiek met de Japanners hadden samengewerkt, trof hen 'geen schuld. Het was de oude koloniale politiek die hen daartoe gebracht had' - Roestam Effendi herinnerde in dat verband aan de afwijzing van de petitie-Soetardjo.' 'Gaan wij nu de oude Djarnbi- en Lcmbok-dagen tegemoet om van de Atjeh-herinneringen te zwijgen?' De regering had het morele recht niet, Soekarno te veroordelen - Roestam Effendi las de lijst voor met de namen van alle leden van het eerste Indonesische kabinet, 'die ik', zei hij, 'de eer heb merendeels persoonlijk te kennen.' 'Ik geloof, mijnheer de voorzitter', voegde hij er aan toe, 'dat er in de gegeven omstandigheden voor Indonesië geen democratischer kabinet denkbaar is.' Het voornaamste gevaar was nu dat 'de geraffineerde diplomatie van het Engelse imperialisme' de Engelse machtspositie zowel in N ederland als in Indië trachtte te versterken - 'men moet wel ziende blind zijn, dit spel van Engeland niet te doorzien!' Tegen alle verschepingen van oorlogsmaterieel en manschappen protesteerde hij 'de arbeidersklasse in het bijzonder' zou 'alles in het werk stellen om de imperialistische en koloniale oorlogvoering onmogelijk te maken.'

XCVoor de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (op dat moment bezig, zich tot Partij van de Arbeid te transformeren) sprak J. E. Stokvis die in de jaren '20 lid van de Volksraad was geweest. Ook hij achtte het onjuist dat Soekarno met Mussert op één lijn werd gesteld, maar dat de regering nu elk contact met Soekarno en zijn regime afwees, keurde hij impliciethet toekennen van ruimere staatkundige bevoegdheden aan Indië in onderzoek te

1 Hij verzweeg daarbij dat hij eind februari '40 in de Tweede Kamer met de overige CPN-leden tegen de motie-Stokvis had gestemd, waarin de regering uitgenodigd was,

673 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

goed toen hij de hoop uitte dat, als de omstandigheden zich wijzigden, 'niet iedere bemiddelaar uit die sfeer [zou 1 worden teruggewezen.' Hij sprak zich uit tegen 'wapengeweld' ('ik hoorde dat nog dezer dagen: honderd vliegtuigen en het is uit') maar niet tegen het zenden van versterkingen naar Indië - 'tegenover de ene bewapening mag', aldus zijn argument, 'de andere staan. Maar groot is een beleid dat weet te zegevieren zonder gebruik van het arsenaal, vrede weet te winnen door overleg Moge de regering', aldus zijn slotzin, 'er van doordrongen blijven dat men een volk waarlijk wint door niet te overwinnen.'

XC. Mr. A. M. Joekes, die namens de fractie van de Vrijzinnig-Democratische Bond sprak, was iets duidelijker dan Stokvis was geweest: 'het spreekt vanzelf', zei hij, 'dat de Nederlandse regering, de vertegenwoordigster van het wettig gezag over Indië, met Soekarno en de zijnen niet in onderhandeling ofbespreking kan treden' - geen bezwaar had hij tegen besprekingen met 'andere nationalistische voormannen'.

XC'Volledig en zonder voorbehoud' schaarde zich namens 'de grootste fractie', t.w. die van de Rooms-Katholieke Staatspartij (die als Katholieke Volkspartij de verkiezingen zou ingaan) Max van Poll achter het regeringsbeleid - hij zei dat zelfs tweemaal. Soekarno was 'nooit de representant geweest van de nationale beweging der Indonesiërs, integendeel, hij is de representant en de creatuur van de Japanse bezetter.' Bovendien was er bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific in Indië geen sprake geweest van een anti-Nederlandse stemming - dat had hij 'uit de mond van volstrekt betrouwbare getuigen' die Indië na dat uitbreken hadden verlaten (wij nemen aan dat Kerstens een hunner is geweest). 'Wankel niet', riep van Poll de regering toe, 'en sta sterk in uw recht! Weet dat het ganse volk achter u staat!'

XCVoor de fractie van de Liberale Staatspartij sprak in eerste instantie C. J. van Kempen, een oud-BB'er die laatstelijk van '24 tot '28 gouverneur van Sumatra's Oostkust was geweest - hij bleek het standpunt van van Starkenborgh te delen. 'Schrik en ontsteltenis' hadden, zei hij, 'velen bevangen toen het bericht van de ontslagaanvrage van deze karaktervolle man, van deze hoge figuur, ieder heeft getroffen die enigszins begrip heeft voor wat hij voor Indië is geweest en voor wat hij nog voor Indië zou kunnen doen.' Dat Logemann gezegd had, niet met Soekarno en de zijnen te willen spreken, had van Kempens instemming 'maar wel eventueel met anderen? Ik vind dat gevaarlijk, de regering behoort dit niet te doen,' Hij eindigde met te zeggen dat de regering, wat het aan van Starkenborgh verleende ontslag betrof, zijn 'syrnpathie niet [had].'

XCIn dezelfde geest sprak H. W. J. A. Meyerink, die Indië in '34 had

674 [PDF]
DE TWEEDE KAMER EN HET REGERINGSBELEID

verlaten als directeur van de Christelijke Kweekschool te Soerakarta. Nu voerde hij het woord namens de fractie van de Anti-Revolutionaire Partij. Hij vond wèl dat Nederland steeds onvoldoende oog had gehad voor de grote 'zeer armoedige massa' der Indonesiërs ('hier ligt de achtergrond van die nationalistische beweging') maar dat betekende niet dat de regering nu de nationalisten tegemoet moest komen. 'De overgrote meerderheid' der Indonesiërs achtte 'het gezag onaantastbaar', Soekarno had al een 'actieve rol gespeeld in de communisten-opstand in 1926, toen hij de hulp van Rusland inriep' - nu was 'het onderdrukken van (de) opstand met alle beschikbare wettige middelen de eerste, droeve noodzakelijkheid waarvoor de regering zich gesteld ziet' - 'handhaving van het gezag Gods' was haar taak. Overigens was ook hem volstrekt onduidelijk, met welke nationalistische leiders de regering over de door haar aangeboden hervormingen wilde gaan spreken - bovendien: 'wanneer de Nederlandse regering door concessies of anderzins zou trachten erkenning te vinden, heeft zij haar eigen gezag voorgoed verloren.'

XCVoor de Christelijk-Historische Unie sprak jhr. dr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg - ook hij betreurde het dat van Starkenborgh was afgetreden en ook hij sprak zich tegen alle concessies uit; 'ik zou', zei hij, 'daartegen met grote nadruk willen waarschuwen.'

XCNaast van Kempen kwam nog een tweede liberaal aan het woord, mr. W. C. Wendelaar - hij was het 'volkomen eens' met wat van Kempen had gezegd, maar had blij kbaar de behoefte er iets aan toe te voegen: een stekelige opmerking over van der Plas ('ik heb van hem gehoord dat hij in Indië met een rode fez op zijn hoofd rondloopt') en een over Logemann, 'die jarenlang in Indië als professor aan de hogeschool te Batavia is bezig geweest de wind te zaaien die hij nu als storm oogst.' Neen, dán van Starkenborgh! 'Als deze man, en met hem een geheel regime, van ons heengaat, dan vraag ik mij met schrik en angst af, waar het met ons volk, waar het met Indië naar toe moet.'

XCLogemann, de sprekers beantwoordend, voegde niets wezenlijks toe aan wat hij in eerste instantie had gezegd. Na hem spraken opnieuw Joekes, Roestam Effendi (minder scherp dan de eerste keer), Stokvis (die zei, 'dat eerst geweld zal mogen worden toegepast, wanneer het alleruiterste zal zijn aangewend om dat geweld te voorkomen'), Meyerink, van Poll en Wendelaar. Van Poll zei dat hij het voornemen had gehad, een motie in te dienen maar daar was hij van afgestapt, omdat 'ten opzichte van de hoofdpunten van de verklaring van de regering van bijna volledige eenstemmigheid' was gebleken - daar maakte Wendelaar, mede namens van Kempen, onmiddellijk bezwaar tegen: zij beiden zouden een motie

675 [PDF]
NA JAPANS CAPITULATIE

waarin de regeringsverklaring werd goedgekeurd, niet gesteund hebben. Meyerink en Rutgers van Rozenburg lieten na, zich in gelijke geest te uiten. Waarom? Wij vermoeden dat zij geen behoefte hadden, duidelijk in oppositie te gaan, en bij Meyerink kan een rol hebben gespeeld dat Jan Schouten, zijn fractievoorzitter, de Tijdelijke Staten-Generaal als een staatkundig misbaksel zag dat niet dan in uiterste noodzaak een uitspraak moest doen. Hoe dat zij, de gedachtenwisseling van drie dagen eindigde zonder zulk een uitspraak.

XCNaar aanleiding van de op r6 oktober afgelegde regeringsverklaring hebben wij melding gemaakt van de opvattingen van acht ministers en van acht leden van de Tweede Kamer der Tijdelijke Staten-Generaal. Men moet al dezen (voor de schrijvers van de eerder behandelde beschouwingen in dag- en weekbladen geldt hetzelfde) niet zien als personen die geheel alleen het standpunt bepaalden dat zij, plotseling geconfronteerd met de Republiek Indonesië, innamen: elk had een veelheid aan contacten in eigen kring en in al die kringen werd druk over de Indonesische problematiek gesproken. Zeker zullen er ook Nederlanders zijn geweest die in de weken welke op Japans capitulatie volgden, volledig opgingen in de dagelijkse zorgen of bij gebrek aan enige politieke belangstelling in het geheel geen aandacht besteedden aan het nieuws dat uit Batavia en Den Haag kwam, maar anderen, vele anderen, leek dat nieuws van primaire betekenis. Wel was, behalve bij diegenen die verwanten of vrienden in Indië hadden (en die zich nu met grote bezorgdheid afvroegen wat van dezen geworden was of nog zou worden), de belangstelling voor Indië in brede lagen van het volk niet overmatig groot geweest - met dat al behoorde Indië tot het historische milieu waarin men was opgegroeid en menigeen had van de wens getuigd, aan de strijd en aan de daarop volgende opbouw in Indië deel te nemen; vóór Japans capitulatie hadden misschien wel meer dan tweehonderdduizend Nederlanders zich bereid verklaard om in diverse verbanden naar Indië te vertrekken - niet alleen de regering maar ook de georganiseerde illegaliteit had daartoe opgeroepen.

XCMaar hoe moest men zich dan tegenover de Republiek Indonesië opstellen? Borg haar bestaan niet het gevaar in zich dat de band tussen

676 [PDF]
'DE NATIONALE TROTS DIEP GEKWETST'

betekenen dat een pijler onder het economisch bestel werd weggeslagen en dat Nederland in wezen tot een kleine Europese mogendheid zou worden gereduceerd? In de persstemmen welke wij weergaven, kwamen die bezorgdheden slechts weinig, in de ministerraad en in de Tijdelijke Tweede Kamer kwamen zij zelfs in het geheel niet tot uiting - z~ zijn er, menen wij, niet minder reëel om geweest.

XCHet einde van de oorlog met Duitsland was met vreugde begroet: Nederland was weer baas in eigen huis, althans in het deel van het koninkrijk dat in Europa lag. Maar hoe stond het, nu ook Japan de strijd had gestaakt, met het deel in Azië, hoe stond het met Indië?

XCIn een goeddeels nog steeds ontredderd land was dat opeens voor zeer velen een bange vraag geworden - een vraag ook die sterke emoties opwekte. Moest Nederland dat in de oorlog zoveel had geofferd, het nu beleven dat het wellicht Indië zou verliezen, terwijl het sinds het begin van de twintigste eeuw Indië's ontvoogding als doel van het regeringsbeleid had aanvaard? Logernann had gelijk toen hij drie weken na de gedachtenwisseling in de Tijdelijke Tweede Kamer aan van Mook in een persoonlijke brief schreef: 'Men moet goed begrijpen dat de nationale trots van ons volk diep gekwetst is door de opstandige beweging in Indië - men voelt dat als onverdiend."

XC'Onverdiend'. Maar die opstandige beweging was een feit.

XCI Bri efç nov. 1945, van Logeman aan van Maak in Ned.s Indones. betrelele. 1945-195°, dJ. II ([972), p.

677 [PDF]

Hoofdstuk 9: Slot

XC

XC'Het begin van een geschiedverhaal is', schreven wij bijna twintig jaar geleden in de aanhef van deel I van ons werk (Voorspel), 'steeds willekeurig. Men 'neemt de draad op' - maar die draad is continu: hij verliest zich aan de ene kant in het verleden dat aan de beschreven gebeurtenissen voorafgaat, aan de andere in de toekomst die op die gebeurtenissen volgt.'

XCBegin en einde - maar aan dat einde zijn wij nog niet toe: op de uit zeventien boeken bestaande tien delen waarin wij de gebeurtenissen in N ederland en het beleid van de regering te Londen hebben beschreven, en aan het uit vijfboeken bestaande elfde deel dat aan Nederlands-Indië was gewijd, zal immers nog het twaalfde volgen, Epiloog, dat aan de naoorlogse periode zal zijn gewijd.' Van die naoorlogse periode, nu al een periode van meer dan veertig jaar, zal dat twaalfde deel geen gedetailleerd beeld, geen 'totaalbeeld' geven - precies zoals wij in Voorspel, teruggaande tot het einde van het Napoleontische tijdperk, uit de geschiedenis van het koninkrijk slechts die aspecten naar voren hebben gehaald die naar ons oordeel geschetst dienden te worden om beter te begrijpen wat tijdens de Tweede Wereldoorlog is geschied, zullen wij in Epiloog uit de naoorlogse geschiedenis louter datgene beschrijven dat men als een rechtstreeks uitvloeisel van die oorlog dient te zien; daarbij zal vooral aandacht worden besteed aan de eerste naoorlogse jaren.

XCIn dit deel, deel I I c, hebben wij uiteraard wèl naar een 'totaalbeeld' gestreefd. Daarbij hebben wij de grens niet laten vallen bij Japans capitulatie (IS augustus '45) of de uitroeping van de Republiek (17 augustus '45) een grens die wij in deel II b al hadden bereikt. Wij hebben ons gedetailleerd relaas nog voor een periode van omstreeks zes weken voortgezet, om precies te zijn: tot van Mooks aankomst in Batavia en tot het regeringsberaad dat tot de 'verklaring van zelfverzekerdheid' leidde, en daaraan hebben wij slechts twee episoden toegevoegd: het aan vanwij in de latere drukken van de delen van ons werk hebben aangebracht, verder de over ons werk verschenen kritische beschouwingen en een algemene

I Het dertiende deel, zalo.m. een overzicht bevatten van de correcties die

678 [PDF]
DE GRENSOVERSCHRI]DING VAN ONS RELAAS

Starkenborgh verleende ontslag en de gedachtenwisseling, midden oktober '45, tussen de regering en de Tweede Kamer van de Tijdelijke Staten-Generaal.

XCWaarom overschreden wij de grens van IS of 17 augustus?

XCWij deden dit omdat wij juist in het kader van onze opdracht het complex-Indië van bijzondere betekenis hebben geacht. 'De versnelling van het dekolonisatieproces welke door de oorlog werd bewerkstelligd, is', zo uitten wij ons in het 'Voorwoord' van deel II a (en men dient de delen II a, II b en II c als één geheel te zien), 'in breder historisch verband beschouwd, wellicht het belangrijkste gevolg dat de periode I940~I945 voor de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden heeft gehad: er kwam een einde aan een koloniaal tijdperk dat in de zeventiende eeuw was begonnen.' Het zalons niet mogelijk zijn, in Epiloog tot een gedetailleerde beschrijving over te gaan van de talloze besprekingen en conferenties, van de herhaaldelijke botsingen en van de (uit propagandistisch oogpunt als 'politionele acties' aangeduide) in juli '47 en december '48 uitgevoerde veldtochten, die er alles tezamen toe hebben geleid dat de soevereiniteit over de archipel, behalve over N ederlands-Nieuw-Guinea, eind '49 aan de regering van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië werd overgedragen ~ evenmin zullen wij gedetailleerd de verdere ontwikkelingen schetsen waaruit dertien jaar later, in '62, de overdracht van Nederlands-Nieuw-Guinea voortvloeide. Anderzijds heeft het Indonesische vraagstuk, d.w.z. de worsteling met de Republiek, vooral in de jaren '45-'49 zo centraal gestaan in de Nederlandse samenleving, dat het ons wenselijk voorkwam om, afgezien nog van de 'bevrijding' van krijgsgevangenen en geïnterneerden, de allereerste fase van die worsteling wèl uitvoerig te schetsen: het zijn de op Japans capitulatie volgende zes weken geweest, waarin van Nederlandse kant een strijd is aangegaan die met grote volharding is gevoerd en die desondanks ruim vier jaar later met een nederlaag is geëindigd. Welke overwegingen bij het aangaan van die strijd een rol hebben gespeeld, tot welke gedachtenwisselingen het op regeringsniveau is gekomen, welke besluiten genomen zijn en hoe in die beginfase door de organen van de publieke opinie alsook door de fracties van de Tijdelijke Tweede Kamer op dit alles is gereageerd, hebben wij zo nauwkeurig mogelijk willen weergeven.

XCDaarbij zouden wij het kunnen laten. Wij willen evenwel één stap verder gaan en aan de inhoud van deel I I C een meer algemene beschouwing toevoegen, waarin hier en daar op de delen I I a en I I b zal worden teruggegrepen en waarin de beoordelende elementen niet zullen ontbre

679 [PDF]
SLOT

ken: elementen die overigens op zichzelf niets aan het geschiedverhaal als zodanig toevoegen.

XCVan de beoordelingen die na de Tweede Wereldoorlog over ontwikkelingen en gebeurtenissen vlak voor en tijdens die oorlog zijn verschenen, hebben wij in vroegere delen van ons werk steeds bijzondere aandacht besteed aan die van de Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945' van de Tweede Kamer der Staten-Generaal - de 'echte' Tweede Kamer, niet een Tij delijke of een Voorlopige. Trouwens, in hoofdstuk 4 van dit deel schreven wij alover haar beoordeling van het werk dat van Ceylon af en uit Australië door de geheime diensten was ondernomen.

XCHoe heeft de Enquêtecommissie over de overige in dit deel beschreven ontwikkelingen en gebeurtenissen geoordeeld? Zij heeft ze in haar laatste, op 17 augustus' 56, precies elfjaar dus na de uitroeping der Republiek, vastgestelde (die datum zal welopzettelijk gekozen zijn) en enkele maanden later gepubliceerde achtste Verslag uitgebreid beschreven. Dat is geschied in elf hoofdstukken 1 die tezamen meer dan 400 pagina's tellen - hoofdstuk XIX ('De militaire en bestuurlijke situatie in N ederlandsIndië 1944-1945'), het laatste hoofdstuk, is het belangrijkste.

XCBij haar onderzoek is de Enquêtecommissie iets verder gegaan dan wij: tot de datum namelijk, 20 november '45, waarop de Voorlopige StatenGeneraal in het leven werden geroepen die Staten-Generaal hadden, anders dan de Tijdelijke, alle bevoegdheden die aan de Staten-Generaal in de Grondwet waren toegekend, anders gezegd: van 20 november '45 af kon de regering door het parlement ter verantwoording worden geroepen. Dat werd zij dan ook. Er was toen dus een einde gekomen aan het in de Meidagen van '40 begonnen tijdvak waarin zij haar beleid zonder enige parlementaire bemoeienis had kunnen bepalen - juist om

1 IX. 'Positie van de regeringsvertegenwoordigers bij de X: 'Legerkorpsplan'; XI: 'Expeditionaire macht': XII: 'Vlootplan': XIII: 'Mariniersbriga de'; XIV: 'Recrutering na de bevrijding'; XV: 'Herstel Koninklijke Landmacht'; XVI: 'Bataljons voor Nederlands-Indië; XVII: 'De wijziging van de grenzen der comman dogebieden in het Verre Oosten in 1945'; XVIII: 'Verbindingen met het bezette Nederlands-Indië'; XIX: 'De militaire en bestuurlijke situatie in Nederlands-Indië I944-I945',

680 [PDF]
CONCLUSIES VAN DE ENQUÊTECOMMISSIE

het in dat tijdvak gevoerde beleid alsnog te beoordelen, was de Enquêtecommissie in het leven geroepen.

XCDe commissie heeft in de ontwikkelingen en gebeurtenissen die wij in de hoofdstukken 7 ('De terugkeer voorbereid') en 8 ('Na Japans capitulatie') beschreven, twee aspecten onderscheiden: de militaire en de staatkundige. Hoe zij over de militaire oordeelde en wat wij van haar beoordelingen vonden, deden wij al uitkomen in deel 9 van ons werk (Londen), nl. aan het slot van hoofdstuk 13 ('Hoe Indië te bevrijden ?'). Wij willen die passages hier grotendeels herhalen.

XCDe Enquêtecommissie dan heeft het in de eerste plaats 'een ernstige fout' van de regering genoemd dat deze er ten aanzien van de vraag of heel Nederlands-Indië uiteindelijk binnen het Engelse dan wel binnen het Amerikaanse gezagsgebied zou komen te liggen, 'niet toe is overgegaan, activiteit te ontwikkelen door aan de hoogste Geallieerde bevelvoering' (Roosevelt en Churchill dus) 'een spoedige en definitieve beslissing te vragen." Wij menen dat deze voor de hand liggende kritische opmerking iets te vlot is gemaakt: zij miskent het reële dilemma waar de regering voor stond; aan de ene kant wisten de ministers dat grootscheepse militaire hulp bij omvangrijke operaties in Nederlands-Indië eerder door de Amerikanen dan door de Britten geboden kon worden (zij voorzagen niet en konden ook moeilijk voorzien hoe uitgeput Engeland uit de Tweede Wereldoorlog tevoorschijn zou komen), maar de Amerikaanse politiek bood ten aanzien van het herstel van de Nederlandse soevereiniteit over Nederlands-Indië geen enkele vastheid; dat was een belangrijke factor die nergens duidelijk door de Enquêtecommissie wordt genoemd. Afgezien daarvan: de staatkunde kent in oorlogstijd evenmin als in vredestijd 'definitieve' beslissingen. De in april '42 genomen beslissing van de Combined Chiefs of Staff om Sumatra aan India Command en de rest van Nederlands-Indië aan de South- West Pacific Area (MacArthur) toe te wijzen, was de resultante van het Amerikaanse streven om in de Pacifzc en aangrenzende zeegebieden de oorlogvoering tegen Japan te monopoliseren, en van het Britse streven om die gebieden te behouden van waaruit Singapore heroverd kon worden. Zo was ook de beslissing

XCI Enq., cl I. VIII a, p. 522.

681 [PDF]
SLOT

van de Verenigde Staten en Engeland (augustus '45) om heel Indië onder South-East Asia Command (Mount batten) te laten vallen, de resultante van de Amerikaanse behoefte om met operaties in gebieden waar Europese regeringen hun koloniale regimes wensten te herstellen, niets van doen te hebben, en van de nog doorwerkende wens van Churchill (deze was op 26 juli afgetreden) om de oude Britse positie in Zuidoost-Azië integraal te herstellen. Vertogen van de Nederlandse regering zouden beleefd zijn aangehoord maar geen enkel effect hebben gehad. Hier waren krachten aan het werk die de regering niet beslissend kon beïnvloeden; zij kon zich slechts aanpassen. Gezien het feit dat de Engelse regering er van' 43 af naar streefde, het gezagsgebied van Mountbatten uit te breiden, was het, mede gelet op de uitgestrektheid van Nederlands-Indië, geenszins onverstandige politiek om zowel op Ceylon als in Australië een zekere aanwezigheid te handhaven; te betreuren valt ons inziens wèl dat de regering er in de periode lente '44-lente '45, toen alleen MacArthur offensieve operaties in Nederlands-Indië ondernam, niet toe overging, de strijdkrachten welke voor deelneming aan die operaties geschikt waren, in Australië te concentreren. Op het nalaten van dit concentreren heeft ook de Enquêtecommissie kritiek uitgeoefend, waarbij zij evenwel 'geen definitief oordeel' wilde uitspreken 'over de vraag of dit nu in Australië of op Ceylon had moeten geschieden."

XCWij menen iets verder te mogen gaan: gegeven het feit dat het grootste deel van Indië, Java inbegrepen, in MacArthurs gezagsgebied lag, had die eoncentratie het best in Australië kunnen plaatsvinden. In dit opzicht heeft, dunkt ons, Furstner, minister van marine en Algemeen Bevelhebber, teveel aan de leiband van de Britse Admiralty gelopen.

XCIn de tweede plaats heeft de Enquêtecommissie het legerkorpsplan 'nogal ambitieus' genoemd, maar wanneer de commissie dan ter adstructie daarvan schrijft, 'dat het niet wel mogelijk geweest zou zijn om binnen één of anderhalfjaar een legerkorps op de been te brengen ", dan merken wij op dat 'één of anderhalf jaar' een kortere termijn is dan die welke de Stafcommissie in augustus '43 zèlf noemde (negentien maanden), en dat het in de zomer van '43 allerminst irreëel was, aan te nemen dat, na het verslaan van Duitsland, de oorlog tegen Japan nog op zijn minst één of anderhalf jaar zou duren.

XCIn de derde plaats heeft de Enquêtecommissie het 'afgekeurd' dat de regering 'op politieke gronden geen consequent standpunt' ingenomen heeft 'met betrekking tot de vraag waar het legerkorps zou worden

XC1 A.V., p. I59. 2 A.V., p. 364.

682 [PDF]
CONCLUSIES VAN DE ENQUÊTECOMMISSIE

getraind' - een 'passieve houding', waarmee de regering 'zich vrijwillig plaatste in een positie van toeschouwer, terwijl het toch om direct Nederlandse belangen ging.'] Doordat de Enquêtecommissie die 'politieke gronden' niet aangeeft, hangt deze kritiek ietwat in de lucht; had de Enquêtecommissie die gronden wèl aangegeven, dan had zij het wantrouwenjegens de Amerikanen moeten noemen dat geenszins irreëel was en dat door Gerbrandyen van Kleffens zuiverder werd aangevoeld dan door van Mook die lange tijd meende dat MacArthurs opvattingen de waarborg inhielden dat Amerikaanse troepen Nederlands-Indië weer onder Nederlands gezag zouden brengen. Dat was een illusie: MacArthur was niet vrij in zijn handelen.

XCGelet op het voorafgaande, achten wij de kritiek welke de Enquêtecommissie geuit heeft op wat men het 'militaire' beleid der regering ten aanzien van de bevrijding van Nederlands-Indië zou kunnen noemen, zwak gefundeerd. Wij zouden andere kritische opmerkingen willen maken.

XCAls eerste deze dat wij het opvallend achten hoezeer men in de Nederlandse kringen waar men zich rekenschap gaf van de noodzaak, een eigen militaire bijdrage te leveren aan de verdrijving van de japanners uit Indië, is blijven denken volgens traditionele lijnen. Marine, leger en luchtmacht zijn nimmer als eenheid beschouwd. Furstners marineplannen waren gebaseerd op het op afstand houden van de japanse vloot waarvan men geredelijk mocht aannemen dat zij volkomen vernietigd zou worden. De Stafcommissie die de legerplannen opstelde, was met haar werk klaar nog voordat de Stafcommissie Luchtstrijdkrachten ook maar ingesteld werd. Een moderne, op integratie van strijdkrachten gerichte visie ontbrak. Men had die visie het gemakkelijkst kunnen ontlenen aan wat de Amerikanen van de herfst van '42 af in de Stille Oceaan ondernamen - duidelijk is, dat noch de militaire en de marine-attaché in Washington, noch de Nederlandse vertegenwoordigers bij de Combined Chiefs of Staff zich daar een helder beeld van hebben gevormd. Wij menen bovendien dat men er bij de plannen voor een militaire inzet in Indië niet voldoende aandacht aan besteed heeft dat Nederland pas zes maanden na het einde der vijandelijkheden met japan zou kunnen beschikken over zijn eigen troepenschepen. Bij dat alles heeft zich gewroken dat Gerbrandy, van wie als minister voor de algemene oorlogvoering van het koninkrijk de coördinerende impulsen hadden kunnen uitgaan, wat ook zijn verdere kwaliteiten waren, geen kennis had op het gebied van de moderne

XCI

683 [PDF]
SLOT

oorlogvoering en dat hij bovendien een gebrekkig coördinator was. BU dat laatste willen wij overigens wel erkennen dat het ook voor een betere coördinator moeilijk zou zijn geweest om de tegenstellingen tussen Furstner en van Maak te overbruggen.

XCTwee persoonlijkheden waren dat die elkaar in het geheel niet lagen en die bovendien, gelijk uiteengezet, door tegengestelde visies gedreven werden. De visie van Furstner was dat de kansen op het integraal herstel van de Nederlandse soevereiniteit over Nederlands-Indië groter zouden zijn, naarmate Nederland zich verdienstelijker maakte in de oorlogvoering op alle fronten; de visie van van Maak dat men er van moest uitgaan dat de Japanners in de eerste plaats door de Amerikanen of Britten (of door beiden) uit Indië verdreven zouden worden en dat het dus Nederlands primaire taak was, voldoende krachten ter beschikking te stellen voor een eerste bestuursapparaat (de Nica-detachementen) en voor de bescherming daarvan (de gezagsbataljons). Wij achten van Mooks visie reëler dan die van Furstner en wij menen trouwens dat uit dit gehele deel blijkt dat van Maak een veel betere kijk had dan zijn ambtgenoten op de problemen waarvoor men in Indië zou komen te staan.

XCNu de staatkundige aspecten.

XCWU willen beginnen met een, naar ons oordeel hoogst belangrijk aspect, waarover de Enquêtecommissie zich in het geheel niet heeft uitgesproken: de 7 december-toespraak van koningin Wilhelmina.

XCBij een kritische beschouwing van deze toespraak komt het naar ons oordeel slechts op één punt aan: zou de regering wijs gehandeld hebben indien zij, zoals Peekema min of meer voorgesteld en Soejono met klem bepleit had, de erkenning van Indonesië's recht op zelfbeschikking (waaruit de onafhankelijkheid zouvoortvloeien) expliciet in de tekst opgenomen had? Impliciet werd, menen wij, dat recht wel degelijk erkend, namelijk in die ene zin waarin de koningin getuigde van 'het besef, dat geen politieke eenheid en geen verbondenheid op den duur kunnen blijven bestaan, die niet gedragen worden door de vrijwillige aanvaarding en de trouw van de overgrote meerderheid der burgerij.' In de toespraak als geheel stond evenwel de wens centraal, het koninkrijk integraal te herstellen en dus ook in eerste instantie heel Nederlands

684 [PDF]
DE 7 DECEMBER-TOESPRAAK

structuur van het koninkrijk ingrijpend en in voor Indië gunstige zin ('volledige deelgenootschap') zou worden gewijzigd; in de aangehaalde zin werd de erkenning van Indonesië's recht op zelfbeschikking door de woorden 'op den duur' naar een vage en wellicht verre toekomst verschoven. Was dat wijs? Had de regering in december '42 dat recht op zelfbeschikking in duidelijke bewoordingen moeten erkennen, d.w.z. als een Indonesische aanspraak die zij bereid was bij de bevrijding te honoreren, indien daarop door de Indonesiërs prijs gesteld werd?

XCAchteraf bezien: ja. Soejono had gelijk.

XCDat wil niet zeggen dat wij er geen begrip voor hebben dat zijn ambtgenoten zich niet hebben kunnen opwerken tot de aanvaarding van zijn voorstel dat hen als revolutionair trof. Hoewel de notulen van de kabinetsvergaderingen waarin van Mooks concepten voor wat uiteindelijk de 7 december-toespraak werd, onder de loupe werden genomen, tamelijk uitgebreid zijn, geven zij toch niet alle overwegingen weer die in de geest van de 'Nederlandse' ministers een rol speelden. Er was om te beginnen het staatsrechtelijk aspect: volgens de Grondwet was Nederlands-Indië deel van het koninkrijk der Nederlanden - welk recht had de van volk en volksvertegenwoordiging gescheiden Nederlandse regering, te erkennen dat dat rijksdeel, als het dat wenste, zich uit het verband van het koninkrijk mocht losmaken? Gold ook hier het staatsnoodrecht waarop de regering zich talloze malen moest beroepen wanneer zij van grondwettige bepalingen afweek? Alle 'Nederlandse' ministers waren van mening (wij zijn er van overtuigd dat het ook de mening was van koningin Wilhelmina) dat het te ver ging om zich bij een zo fundamentele wijziging van het Nederlandse beleid op het staatsnoodrecht te beroepen. Niet dat dit argument het belangrijkste was! Het zou eigenlijk pas aan de orde komen wanneer men het op zichzelf voor wenselijk hield, Indonesië's recht op zelfbeschikking te erkennen - pas dàn zou de vraag rijzen: ja, maar mogen wij ook tot die erkenning overgaan? Van die wenselijkheid was evenwel geen van de 'Nederlandse' ministers overtuigd, ook niet de twee socialisten Albarda en van den Tempel (die, menen wij, de beginselen van hun eigen beweging uit het oog verloren). Al die 'Nederlandse' ministers hadden in hun gehele leven slechts een koninkrijk gekend, waarvan Indië, die 'gordel van smaragd', die 'schoonste parel aan de kroon', deel was, zij konden zich geen koninkrijk zonder Indië voorstellen.

XCHetzelfde gold, menen wij, voor de overgrote meerderheid van de N ederlanders in bezet gebied. Tekenend achten wij het dat De Waarheid op I mei '43 in een vermoedelijk nog door Paul de Groot geschreven

685 [PDF]
SLOT

artikel stelde: 'Nederland en Indonesië ... hebben elkaar nodig en vullen elkaar aan', en dat pas in november '43 door de Groots opvolgers Indonesië's recht op onafhankelijkheid erkend werd, 'ongeacht de vraag of het belang van het Nederlandse volk er door geschaad wordt.' Niet minder tekenend achten wij het dat De Vrije Katheder, in september '43 de toekenning van 'volle zelfstandigheid' aan Indonesië bepleitend, alle critici de mond trachtte te snoeren door te schrijven: 'Deze toekenning ... sluit juist in, dat Indonesië uit vrije wil een band met Nederland zal kunnen aangaan.' Hoe kon men daar zeker van zij n? Erkenning van het recht op zelfbeschikking impliceerde dat Indonesië desgewenst de band met Nederland zou slaken. Welnu, het 'Indië verloren, rampspoed geboren' zat er bij vele Nederlanders diep in. Niet dat dit nationaal egoïsme de enige factor was die hen op het behoud van Nederlands-Indië prijs deed stellen! Er was bij velen sprake van een anders geaarde verbondenheid met Indië: de behoefte, tot de verheffing van dat verre en grote land bij te dragen, de overtuiging ook dat, zo het tot een volledige ontvoogding van Indonesië moest komen, die ontvoogding zich onder Nederlands leiding en in een door Nederland te bepalen tempo veel harmonischer zou voltrekken dan wanneer het onder aandrang van een politiekbewuste minderheid tot een plotselinge breuk kwam. Het valt dan ook op dat Vrij Nederland en Het Parool in april '44 in hun gemeenschappelijk manifest, wat Indië betrof, geen centimeter verder gingen dan de regering in haar 7 december-toespraak gedaan had: Nederland en Indië zouden 'gelijkwaardige delen van het koninkrijk' worden (in één rijksverband dus), 'vrij naar binnen, gelijk naar buiten'.

XCDe 'Nederlandse' ministers hebben, menen wij, met de 7 decembertoespraak iets vooruitgelopen op het Nederlandse volk; de toespraak droeg, naar Nederlandse maatstaven gemeten, niet een conservatief, laat staan reactionair, maar een progressief karakter, zulks al door het feit dat niet van 'Nederlands-Indië' maar van 'Indonesië' werd gesproken. Aan Indonesische maatstaven gemeten, was zij evenwel niet progressief genoeg en getuigde zij van te grote Nederlandse zelfgenoegzaamheid en van een te gering besef dat het tijdperk van het Westers kolonialisme afliep. Wil men daarin tekortkomingen zien, dan waren dat tekortkomingen niet alleen van de regering maar van de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk.

XCWat de gebeurtenissen in Indië tussen midden augustus en begin oktober '45 betreft, heeft de Enquêtecommissie slechts twee oordeelvellingen uitgesproken: zij heeft 'de order van admiraal Mountbatten', 'waarin deze gelastte dat de geïnterneerden de karnpen niet mochten verlaten voordat de bevrijdingstroepen waren aangekomen', noodzakelijk genoemd 'om de mensen te beschermen" (dat is misschien iets teveel achteraf geredeneerd, d.w.Z. met volle kennis van de duizenden slachtoffers in de Bersiap-periode - MOLmtbatten gaf die order om een heel andere reden: de door hem georganiseerde Rapwi-hulp zou de krijgsgevangenen en geïnterneerden het snelst bereiken, wanneer zij in de kampen bleven) en de Enquêtecommissie heeft voorts 'een woord van afkeuring' uitgesproken over de maatregelen op bestuurs- en politiegebied welke Brondgeest in september '45 in Medan nam. 'Hoewel', aldus het Enquêteverslag.

XC'het optreden van de Britten zeker niet gelukkig genoemd kan worden, meent de Commissie dat toch ook van Nederlandse zijde de zaak niet goed is aangepakt. De heer Brondgeest en, in hogere instantie, admiraal Helfrich hadden toestemming voor de oprichting van het politiekorps aan de Geallieerde bevelhebber dienen te verzoeken."

XCVerdere oordeelvellingen op staatkundig gebied bevat het achtste verslag van de Enquêtecommissie niet: geen woord over het beleid van

XCI A.V., p. 481. 2 A.V., p. 482. 3 A.V., p. 7 1 5-16. 4 A.V., p.

687 [PDF]
SLOT

de Japanners, geen woord over dat van de regeringen van de Verenigde Staten, van Groot-Brittannië en van Australië, geen woord over Mountbatten, geen woord over van Mook en van der Plas, geen woord over het kabinet-Schermerhorn.

XCEen vreemd zwijgen? Misschien niet zo vreemd wanneer men zich voor ogen stelt, hoe scherp, ja hoe pijnlijk in '56 nog de herinneringen waren aan Nederlands koloniale worsteling in de jaren '45-'49 had de commissie gepoogd, haar oordeel te geven over de besluiten van die beleidsinstanties, dan zou, zo vermoeden wij, van een waaier van opvattingen zijn gebleken, waaraan alle duidelijkheid zou hebben ontbroken. Op bijna alle punten hebben de vele tientallen uitspraken van de C0111missie, hoe gevarieerd haar samenstelling ook was, van eenstemmigheid getuigd, maar zulk een eenstemmigheid was hier niet te bereiken.

XCIets heeft de commissie aan het slot van haar achtste verslag wèl gedaan: zij heeft 'puntsgewijs' aangegeven, 'welke feiten haars inziens van beslissende betekenis zijn geweest voor de gebeurtenissen in Nederlands-Indië na de capitulatie van Japan'. Die punten waren:

XC'r. De bijna gehele onbekendheid aan Nederlandse zijde met de politieke en militaire ontwikkeling in Indië gedurende de Japanse bezetting.

XC2. Het samenvallen van de capitulatie van Japan en de wijziging van de grenzen der commandogebieden in het Verre Oosten. Hieruit vloeide mede voort dat de Engelsen niet in staat waren, hun vrijwillig en op eigen aandrang op zich genomen taken uit te voeren door gebrek aan militaire machtsmiddelen.

XC3· Het uitroepen van de Republiek Indonesië op 17 augustus 1945.

XC4. De onderschatting van de omvang en de kracht der republikeinse beweging aan Nederlandse zijde.

XC5. Het tijdsverloop tussen de capitulatie van Japan en de eerste Geallieerde landing op Java.

XC6. De onvoldoende kennis van de Nederlandse regering omtrent de situatie op Java na september 1945. \

XC7. Het zeer grote tekort aan Nederlandse militaire macht, mede veroorzaakt door de bevrijding van geheel Nederland in mei 1945 in stede van september 1944·

XC8. Het openbare optreden van generaal Christison einde september-begin oktober 1945 en de houding van hogere Engelse autoriteiten.

XC9. De onwil van de Japanners om de orders van de Geallieerde bevelhebber op te volgen, vooral die om orde en rust te handhaven.

XC10. Het verblijf van tachtigduizend Nederlanders in kampen op Java, die niet bevrijd werden, maar bleven in republikeins gebied.'!

XC! A.v., p. 721.

688 [PDF]
HET JAPANSE EN HET AMERIKAANSE BELEID

XCDeze opsomming is nuttig maar in verscheidene opzichten onvolledig: het Amerikaanse beleid en de gebeurtenissen in Australië (wij denken speciaal aan de grote havenstaking) worden niet vermeld, de Republiek Indonesië komt plotseling uit de lucht vallen en over de motieven die het beleid van de Britse autoriteiten hebben bepaald, wordt niets gezegd. Bovendien is de formulering over de japanners (punt 9) naar ons oordeel niet scherp genoeg.

XCTen aanzien van hen sprak de commissie slechts van hun 'onwil om de orders van de Geallieerde bevelhebber op te volgen, vooral die om orde en rust te handhaven' - dat is ons iets te zwak geformuleerd: er is van japanse zijde vooral op java een duidelijk positief beleid gevoerd ('positief' naar de japanse maatstaven), n1. een beleid van steunverlening door de 'oudere broer' aan de 'jongere'. Het Zestiende Leger heeft de Republiek weliswaar niet in alle maar toch wel in belangrijke opzichten een bescherming verleend die in strijd was met de door veldmaarschalk Teraoetsji aanvaarde eis dat japan in de in de Nanjo bezette gebieden 'orde en rust' zou handhaven, uiteraard op basis van de situatie zoals deze op 15 augustus '45 bestond. Trouwens, dit was ook door de japanse regering voorgeschreven. Hadden de japanners het gewild, dan hadden zij aan het bestaan van de twee dagen later uitgeroepen Republiek onmiddellijk een einde kunnen maken - dat hebben zij nagelaten. Opzettelijk (en in afwijking van al hun instructies). Van Mook is niet de enige geweest die dat ter plekke scherp heeft ingezien.

XCWat het Amerikaanse beleid betreft, had de commissie er op kunnen wijzen dat de Amerikaanse regering in '34 aan de Philippijnen de na tien jaar te verwezenlijken onafhankelijkheid had toegezegd en dat haar onwil om tot de bevrijding van java over te gaan en Nederland te helpen bij de militaire transporten naar het Oosten een politieke grondslag had: de Verenigde Staten wilden niet verwikkeld raken in de troebelen die uit de pogingen tot herstel van het Nederlandse gezag in Indië zouden' kunnen voortvloeien. Wat Nederland in Indië zou gaan ondernemen, zou het zonder Amerikaanse steun moeten doen. Dat was een conclusie die iedereen had kunnen trekken die iets van de publieke opinie in de Verenigde Staten wist. Lou Lichtveld heeft begin oktober '45 in die geest geschreven in het (weinig gelezen) weekblad De Baanbreker, maar minister van Kleffens heeft, voorzover ons bekend (het blijkt althans niet uit de kabinetsstukken), nagelaten zijn ambtgenoten duidelijk op deze belangrijke factor te wijzen.

XCDan Australië.

XC

689 [PDF]
SLOT

gezagsbataljons tot haar land toe te laten, eind juli en begin augustus '45 bij het Nederlandse kabinet (de pers werd niet ingelicht) al grote verontwaardiging gewekt', groter nog was, behalve bij communisren en linkssocialisten, en nu niet alleen bij het kabinet maar ook bij de bevolking, de verontwaardiging over de eind september door de Australische vakbonden afgekondigde en door de Australische regering gedoogde boycot van alle Nederlandse schepen. Het leek snode ondankbaarheid: Indië's weerstand had, zo werd gemeend (ten onrechte, maar dat is niet ter zake) Australië behoed voor een Japanse invasie en nu zat Australië Nederland dwars bij zijn pogingen om zijn gezag in Indië te herstellen! Het toeval heeft in deze zaak een rol gespeeld: ware Curtin ('Honest John') niet in juli '45 overleden en opgevolgd door Chifley, dan zouden, zo veronderstellen wij, de gebeurtenissen een andere loop hebben genomen - de anti-Nederlandse agitatie in Australië kan evenwel niet losgemaakt worden van factoren die volledig in de Nederlandse sfeer liggen: de hooghartige houding van talrijke Nederlandse en Indisch-Nederlandse burgers jegens de Indonesiërs, het voortduren van de rassendiscriminatie en de royale wijze waarop de hogergeplaatsten geruime tijd lang hun leven hadden ingericht. Het had alles tezamen Nederland veel sympathie gekost en aan de Australische linkerzijde veel syrnpathie doen toevloeien aan de zaak van een Vrij Indonesië> - vooral de ex-Digoelisten hebben daarop kunnen inspelen. Dat zij de steun kregen van de Australische communistische partij en van de vakbonden van zeelieden en van havenarbeiders waarin communisten veel invloed hadden, was van belang - van veel groter belang evenwel en tekenender nog was dat de tegen Nederland gerichte acties ook de steun ontvingen van de machtige Australian Council of Trade Unions. Maar wat wist men in Nederland in augustus en september '45 van wat zich van maart '42 af in Australië had afgespeeld? Niets. Logemann die in september ruim twee weken in Camp Columbia was

XC'Over het door de Australische regering opgegeven motief: dat de krachten ontbraken om de voorzieningen te treffen die voor het opvangen van de gezagsbataljons nodig waren, zei gezant van Aerssen aan de Enquêtecommissie, dat dat 'van Australisch standpunt uit bekeken, vrij aannemelijk' was; 'het was een tijdperk waarin blijkbaar aan Australische hulp en Australische manpower heel zware eisen werden gesteld.' (getuige van Aerssen, a.v., dJ. VIII c, p. 878) Wij vinden dit een naïeve uitspraak: Australië was midden '45 bezig zijn strijdkrachten te demobiliseren en er waren dus meer arbeidskrachten ter beschikking dan voordien. De Australische regering ruilde Nederland niet helpen - dat het werkelijke motief verzwegen wordt, komt in de contacten tussen regeringen wel vaker voor. 2 In meer conservatieve kringen had de anti-Nederlandse houding een andere grond: daar werd gemeend dat Nederland Nederlands-Indië onvoldoende

690 [PDF]
HET AUSTRALISCHE EN HET BRITSE BELEID

geweest, gaf op dit punt althans bij het kabinetsberaad zijn ambtgenoten geen enkele inlichting - trouwens, wij achten het waarschijnlijk dat van Mook Logemann terzake in Camp Columbia ook niet heeft gewaarschuwd; de luitenant-gouverneur-generaal werd, al wist hij dat er 'onrust' was 'onder de Indonesische scheepsbemanningen' en dat er al geruime tijd sprake was van anti-Nederlandse 'cornrnunistische agitatie', door de stakingen der Indonesische zeelieden en het dienstweigeren van een deel van de Indonesische militairen van het Knil en van de Koninklijke Marine alsook door de boycot van Nederlandse schepen volledig verrast en had dus ook niet voorzien hoe de Australische regering daarop zou reageren. Had gezant van Aerssen daar enig denkbeeld van? Wij betwijfelen het. Eerder hebben wij met betrekking tot de Nederlandse en de Nederlands-Indische autoriteiten in Australië de indruk gekregen dat hun afkeer van de rauwe aspecten van het publieke leven in Australië het hun onmogelijk heeft gemaakt, tijdig te beseffen dat Australië een Labour regering had die, zeker onder Chifley, een anti-Nederlandse koers zou varen.

XCEn bestond zulk een gebrek aan besef niet ook ten aanzien van Groot-Brittannië?

XCDat de Nederlandse regering Churchills nederlaag en het aan de macht komen van Attlee (26 juli '45) niet had verwacht, mag men haar niet kwalijk nemen: vrijwelniemand had die ommezwaai voorzien. Besefte de regering wat eruit zou voortvloeien? Hadden van Kleffens en ambassadeur Michiels vóór juli '45 ooit voeling gehouden met de Labour Party, zich op de hoogte gesteld van de ontwikkeling der denkbeelden in Labour-kringen, ooit een gesprek over staatkundige aangelegenheden gevoerd met Artlee die van mei' 40 af Deputy Prime Minister was geweest, of met Herbert Morrison, de architect van het programma waarmee Labour de verkiezingen won, of met Bevin, de krachtigste figuur in de Britse vakbeweging, de grote organisator van de mobilisatie der Britse arbeidskrachten in de Tweede Wereldoorlog, die onder Attlee Foreign Secretary werd? Besefte men aan Nederlandse kant dat al het kabinetChurchill zich in maart en april '42 bij de onderhandelingen met de Congress-partij en de All India Moslem League bereid had verklaard, na de oorlog Brits-Indië's zelfbeschikkingsrecht te erkennen, en begreep men dat Attlee, eenmaal aan de macht, die lijn met beslistheid zou doortrekken? Wij vrezen dat op al die vragen geantwoord moet worden met 'neen'.

XCOp 24 augustus '45 had de Britse regering met de Nederlandse de Civil Affairs-overeenkomst gesloten welke O.m. inhield dat de Britten

691 [PDF]
SLOT

spoedig mogelijk het gezag in Nederlands-Indië weer aan Nederland zouden overdragen. Hebben de Britten die overeenkomst geschonden? Veel N ederlanders zijn daar in die t~d van overtuigd geweest. Het is de vraag of die overtuiging steun kan vinden in de bewoordingen van de overeenkomst. De enige beschouwing die ons terzake bekend is, is een Brits stuk: de opinie van de Second Legal Adviser van het Foreign Office aan wie in november '45 in het licht van de Nederlandse klachten dat Groot-Brittannië zich niet aan de aan Nederland gedane toezegging had gehouden, alle stukken terzake werden voorgelegd. Zijn analyse' mondde uit in de conclusie dat de overeenkomst'obliges us to allow the Dutch Government to resume effective control as soon as the situation vis-à-vis the enemy permits this, but it does not oblige us to place them in control as against the opposition of the local population.'

XCGaan wij ervan uit dat dit juist is, dan blijft het feit bestaan dat de Britten althans in de tot dusver beschreven periode geen steun hebben verleend aan de Nederlandse wens om de Republiek te liquideren (die steun is door de Verenigde Staten en Australië evenmin verleend). Het is begrijpelijk dat dit door de Nederlandse regering en een groot deel van de publieke opinie aangevoeld is als politiek verraad - verraad van een bondgenoot, Nederland, die zelf in de gemeenschappelijke strijd tegen Duitsland, Italië en Japan zware offers had gebracht. Evenwel: de gemeenschappelijke doelstelling in het Oosten was Japan te verslaan, niet het Britse, Franse en Nederlandse koloniale gezag te herstellen. GrootBrittannië, Frankrijk en Nederland waren na Japans capitulatie formeel vrij, terzake hun eigen beleid te bepalen - alle moeilijkheden zijn hieruit voortgevloeid dat het voor de Labour-regering vaststond dat zij de nationalisten van Brits-Indië en Birma tegemoet wilde komen en op de onafhankelijkheid zowel van Brits-Indië als van Birma zou gaan toewerken, dat Frankrijk en Nederland daarentegen zelfs aan het overwegen van het verlenen van onafhankelijkheid aan resp. Frans-Indo-China en Nederlands-Indië nog niet toe waren en dat de Britten de enige Geallieerden waren die ten tijde van Japans capitulatie in het betrokken gebied over machtsmiddelen beschikten - trouwens, hun taak was het, het gezag van de Japanners over te nemen. Zowel in Frans-Inde-China als in Nederlands-Indië hebben de inheemse nationalisten nog vóór de komst van de eerste Britse troepen een eigen republiek uitgeroepen (in Frans-IndoChina deed dat de communistische Vietminh-beweging): een ontwikke

XCI Aangehaald in Squire: Britain and the Transfer of Pou/er in Indonesia 1941-46,

692 [PDF]
MOUNTBATTENS BELEID

ling die door niemand was voorzien, ook door MOLmtbatten niet. H~ is de man geweest die ter plekke het Britse beleid heeft bepaald: zowel de eerste bevelhebber die naar Batavia als de eerste die naar Saigon ging, resp. Admiral Patterson en Lieutenant-General Douglas D. Gracey, kregen van hem de instructie mee, strijd met de nationalisten uit de weg te gaan - Patterson heeft zich aan die instructie gehouden, Gracey niet en bij diens eigenmachtig optreden heeft Mountbatten zich neergelegd, zij het dat hij onmiddellijk heeft aangedrongen op officieel contact tussen de Fransen en de Vietminh (hetzelfde soort besprekingen die hij in Nederlands-Indië wenste). Hij heeft daarmee ook enig succes gehad: een vertegenwoordiger van de Franse regering heeft op 28 september in Hanoi een eerste bespreking gehad met de leider van de Vietminh, Ho-Tsji-Minh.'

XC, In de tweede helft van augustus '45 (wij vatten samen wat dr. E. Haas terzake heeft vermeld in het slothoofdstuk van zijn in '56 verschenen dissertatie Frans-Indo-China en deJapanse expansie-politiek 1939-1945, aangevuld met gegevens uit Zieglers biografie van Mountbatten) nam de cornrnunistische Vietminh-beweging in Saigon (alsook in Hanoi in de noordelijke helft waar Tsjiang Kai- Tsjek het militair gezag moest uitoefenen) de macht in handen. Ho Tsji Minh proclameerde op 2 september de onafhankelijke Republiek Vietnam waarvan hij de eerste president werd. De in maart '45 door de Japanners van hun vrijheid beroofde Franse militairen bleven in hun krijgsgevangenkampen opgesloten, de Franse burgers konden zich weer vrij bewegen. Wat in het noorden geschiedde, laren wij verder terzijde - relevant is wat in het zuiden plaatsgreep. Daar arriveerden op II september per vliegtuig een kleine achthonderd Brits-Indische troepen onder bevel van Lieutenant-Genera! Douglas D. Gracey. Precies als Christison had deze van Mountbatten de opdracht gekregen om de Japanners te ontwapenen en aan de Franse en andere Geallieerde militairen en burgers hulp te bieden - hij mocht niet verwikkeld raken in het conflict tussen de Vietminh en Prankrijk dat, evenals Nederland in Nederlands-Indië wenste te doen, zijn gezag in heel Frans-Indo-China wilde herstellen. In Saigon werden de krijgsgevangenen, onder wie ca. tweeduizend man van het Knil en ca. vierhonderd van de Britse strijdkrachten bevrijd. Op 17 september riep de Vietminn op tot een algemene staking - dat parool werd opgevolgd en hier en daar werden Franse huizen geplunderd. De hoogste Franse vertegenwoordiger ter plaatse, Colonel Jean Cédile, die op 22 augustus bij Saigon was gedropped, verzocht generaal Gracey toen om in te grijpen en Gracey deed dat: in de nacht van de zzste op de z jste september liet hij de Vietminn uit alle openbare gebouwen in Saigon verjagen - dat leidde tot gevechten waarbij ook enige pas bevrijde Knil-militairen die, met anderen, door Gracey van wapens waren.voorzien, sneuvelden. Nog op de z j ste zei Mountbatten tijdens een bespreking in Singapore dat Gracey niet anders had kunnen handelen en aan de Britse Chiefs of Staff stelde hij voor, diens directief te wijzigen. Dat gebeurde prompt: hij kreeg uit Londen verlof, Gracey te instrueren, de openbare orde in de zuidelijke helft van Frans-Indo-China te handhaven, voorzover dat voor het uitvoeren van de oorspronkelijke opdracht nodig was - van de Franse generaal Leclerc die naar Saigon onderweg was, kreeg Mountbatten

693 [PDF]
SLOT

XCErkend moet worden dat Mountbatten niet zo heel veel krachten tot zijn beschikking had - hij heeft evenwel, zoals bleek, bij de verdeling daarvan de Britse belangen laten prevaleren boven de Nederlandse: wat de inzet van zijn strijdkrachten betrof, kwam Nederlands-Indië het laatst aan de beurt en schepen die hij had kunnen gebruiken voor troepenlandingen op Sumatra en Java, gebruikte hij voor het repatriëren van Britse, Australische en Amerikaanse militairen. Daarbij heeft zijn onwil om daadwerkelijk op te treden tegen de Republiek een grote rol gespeeld. Zeker, die onwil had een zakelijke component: doordat hij de enige Britse divisie waarover hij beschikte, naar Birma had gezonden, moest hij in Nederlands-Indië, afgezien van één bataljon van de Seaforth Highlanders (het bataljon dat eind september in Tandjong Priok aan land ging), louter Brits-Indische troepen inzetten en dat leidde onmiddellijk tot protesten van de Congress-partij te voorzien viel dat de agitatie in Brits-Indië zou toenemen, zodra die Brits-Indiërs in ernstige gevechten verwikkeld zouden raken. Daarnaast evenwel speelden bij hem politieke opvattingen een rol: precies als in Birma wilde hij in Nederlands-Indië niet verwikkeld raken in een bloedige strijd met inheemse nationalisten. Zo dacht ook de Britse minister van oorlog Lawson er over - vandaar Mountbattens instructies aan Christison.

XCRuim dertigjaar later, n1.in 1976, stelde Mountbatten het zo voor alsof hij pas door de inlichtingen die zijn echtgenote, Lady Edwina, hem gaf, was gaan beseffen wat er op Java aan de hand was. Tegen de Britse historicus Squire zei hij toen: 'When Edwina flew back, she told me the truth about the situation." Lady Edwina evenwel arriveerde pas op 26 september in Singapore maar al twaalf dagen eerder, n1. op de 14de, kreeg van der Plas Mountbattens persoonlijke brief aan Patterson te zien, waarin deze had geschreven dat het 'uiterst gevaarlijk zou zijn, indien Britse troepen vrijheidsbewegingen in de kolonies van anderen zouden bedwingen', en de daaraan toegevoegde woorden: 'hoe onecht die ook mogen zijn' interpreteren wij zo dat Mountbatten wilde zeggen: 'hoe onecht die ook mogen heten.' Van Mook had de Republiek Indonesië een Japans maaksel genoemd - Mountbatten besefte, intuïtief als het ware, dat die visie niet deugde; dat besef is het geweest dat door Lady Edwina's inlichtingen niet gewekt maar bevestigd werd. In de plaatsen die hij op Java wilde bezetten,

enkele dagen later te horen: (Ziegler: p. 33 I). I Aangehaald in Squire: 1945-46, p. 74.

694 [PDF]
HET NEDERLANDS BELEID

met name in Soerabaja, is hij korte tijd later de bloedige strijd met Indonesiërs niet uit de weg gegaan, maar hij heeft, anders dan alle Nederlandse autoriteiten, van meet af aan ingezien dat de Republiek de authenthieke expressie was van het Indonesisch verlangen naar zelfbeschikking en onafhankelijkheid.

XCHet heeft vier jaar geduurd voordat de Nederlandse regering tot die overtuiging kwam.

XCTerecht heeft de Enquêtecommissie er op gewezen dat in augustus en september '45 aan Nederlandse kant 'de omvang en de kracht der republikeinse beweging' (wij zouden liever spreken van 'de omvang en de kracht van het Indonesisch onafhankelijkheidsstreven') 'zijn onderschat'. Die onderschatting is bevorderd door het feit dat het Soekarno, de grote propagandist voor de japanners op java, was die (met Hatta) de Republiek uitriep en dat daarbij sprake was geweest van belangrijke japanse steun. Besprekingen voeren met iemand die tot het einde toe met japan had gecollaboreerd? Dat werd vier, vijf maanden na het einde van de Duitse bezetting door de regering en door zeer velen in den lande beschouwd als verraad aan de eigen beginselen - daarbij zag men evenwel de zaak louter in een Nederlands, niet in een Indonesisch perspectief; Soekarno stond niet alleen.

XCWil men het wezenlijk van het Britse beleid afwijkende Nederlandse beleid begrijpen, dan moet als tweede factor gewezen worden op het feit dat Nederlands-Indië voor Nederland heel veel meer betekende dan Brits-Indië (en Birma) voor Groot-Brittannië (laat staan de Philippijnen voor de Verenigde Staten). In '45 leek Groot-Brittannië's toekomst niet afhankelijk te zijn van de bestendiging van het Britse gezag in Brits-Indië - Nederlands toekomst wèl van de bestendiging van het Nederlandse gezag in de archipel. Er was aan Nederlandse kant bovendien een verbondenheid gegroeid die aan Britse niet bestond: verbondenheid bij de grote groep van de Indische Nederlanders, die in Indië geboren en getogen waren, bij vele totoks voor wie Indië het land was geweest waar zij hun beste krachten konden ontplooien, bij talloze Nederlanders in het vaderland die relaties in Indië hadden of de zending dan wel de missie hadden gesteund, en verbondenheid vooralook bij diegenen die in eerste instantie het Nederlands beleid bepaalden: van Maak en Logemann. ZU

695 [PDF]
SLOT

(maar voor van Starkenborgh, van der Plas en vele anderen gold precies hetzelfde) meenden dat Nederlands leiding in de archipel voorshands (van Starkenborgh dacht aan dertig, van Mook aan vijf-en-twintig jaar) niet kon worden gemist en zulks niet alleen in het belang van Nederland maar ook in dat van Indië. Wat het uiteindelijk te bereiken doel betrof, dacht van Starkenborgh niet anders dan Logemann. Tot de breuk tussen hen beiden kwam het doordat van Starkenborgh meende dat vooreerst louter naar gezagsherstel gestreefd moest worden en dat elke bevordering van het Indonesisch nationalisme achterwege diende te blijven, terwijl Logemann dat nationalisme voor onweerstaanbaar hield en het gezagsherstel wilde bevorderen door de in de 7 december-toespraak vervatte beloften te concretiseren, zulks overigens gekoppeld aan de mededeling dat.met Soekarno, de 'marionet der Japanners' (aldus de 'verklaring van zelfverzekerdheid') met wie 'praten onwaardig en onvruchtbaar' zou zijn (aldus Logemann in de Tijdelijke Tweede Kamer), in geen geval gesproken zou worden.

XCWiens beleid verdiende de voorkeur, dat van van Starkenborgh of dat van Logemann?

XCWat het punt van het nationalisme betreft, stond, menen wij, wat van Starkenborgh wilde, naast de werkelijkheid en wat het gezagsherstel aangaat, moet men zeggen dat beider politiek een wissel was op een wel zeer onzekere toekomst - in de omstandigheden van begin oktober '45 had evenwel het beleid dat Logemann voerde, op dat wat van Starkenborgh wenste, vóór dat het de Labour-regering, van welker bijstand N ederland volledig afhankelijk was, er toe stimuleerde om alle mogelijke med werking te verlenen aan de troepentransporten naar het Oosten. Niet dat wij Logemann als iemand zien, wiens politiek door deze ene factor werd bepaald! Hij poogde als minister de denkbeelden te verwezenlijken die al in de jaren van zijn hoogleraarschap aan de Rechtshogeschool te Batavia bij hem waren gegroeid; hij handelde vanuit zijn overtuiging.

XCHet was een overtuiging waarin, menen wij (en voor die van Starkenborgh geldt hetzelfde), een element van hooggestemd idealisme niet ontbrak: beiden zagen voor Nederland nog een grote opbouwende taak in Indië weggelegd. Was dat niet dezelfde visie die, om slechts deze te noemen, van Mook bezielde, aan wieris niet aflatende worsteling ten bate van Indië wij in dit deel zoveel aandacht hebben besteed? Tragisch willen wij het daarom noemen dat als gevolg van de groei van de onafhankelijkheidsbeweging, zulks waarlijk niet op Java alleen (men denke aan het

696 [PDF]
HET NEDERLANDS BELEID

Nederlandse autoriteiten als vanzelf weer in het reactiepatroon belandden van de koloniale overheerser die, als alle andere middelen falen, met geweld zijn gezag tracht te handhaven. Hoe tekenend is het geweest dat van der Plas, die toch al vóór de oorlog had geweten dat 'de intellectuele Indonesiërs zonder uitzondering' verlangden naar 'eigen baas in eigen land zijn en soms nog meer!', d.w.z. niet naar autonomie verlangden maar naar onafhankelijkheid, niet zodra was hij geconfronteerd met een onafhankelijke Republiek, als eerste middel om deze uit te schakelen aan het gewelddadig oppakken van haar oprichters dacht, nota bene door dezelfde Japanners die hij bijna vier jaar lang in woord en geschrift had bestreden. Minister-president Schermerhorn ging nog een stap verder toen hij tijdens het beraad dat op 29 september bij hem plaatsvond, 'niet veel mogelijkheden' zag tussen praten met 'de leiders der insurgenten' Of hen 'gevangen nemen en doodschieten' - wij willen, wat dat 'doodschieten' betreft, aannemen dat hij slechts een theoretische mogelijkheid heeft willen aangeven. Intussen: dat hij deze, luttele maanden na het einde van het bewind van een Duitse bezetter die alleen al in Nederland enkele duizenden verzetsstrijders had doodgeschoten, ook maar een seconde overwoog, achten wij opvallend; zo ook dat zijn kwalijke uitlating, als ware het de gewoonste zaak van de wereld, in de notulen werd vastgelegd. Trouwens, het viel te voorzien dat uit de kabinetsbesluiten om met de grootst mogelijke snelheid zoveel mogelijk strijdkrachten naar Indië over te brengen, zo al niet de zekerheid, dan toch de waarschijnlijkheid en op zijn minst de mogelijkheid voortvloeide dat de pogingen om het Nederlands gezag in de archipel te herstellen, met ernstige gevechten gepaard zouden gaan.

XCHet verdient de aandacht dat deze eonsequentie ook door de SDAP'ers die van het kabinet-Schermerhorn deel uitmaakten: Drees, Vos en Mansholt, is aanvaard. Vooral dat Drees dat deed, was een feit van betekenis. Hij, vóór de oorlog fractieleider van de SDAP in de Tweede Kamer, nu minister van Sociale Zaken, had bij zijn partijgenoten, die hij tijdens de bezetting op talloze clandestiene vergaderingen had toegesproken, een gezag dat Vos en Mansholt ontbeerden. Het lijkt ons dan ook aannemelijk dat men in de reactie van Stokvis in de Tijdelijke Tweede Kamer (deze ging er accoord mee dat met Soekarno geen overleg zou worden gepleegd en dat, als er geen ander middel was om tot overeenstemming te komen, geweld zou worden gebruikt) de gedachtengangen van Drees terugvindt. Natuurlijk kon niemand in september-oktober '45 precies voorzien wat de uitslag zou worden van de eerste naoorlogse algemene verkiezingen, maar dat er dan sprake zou zijn van een sterke katholieke partij alsook

697 [PDF]
SLOT

van een democratisch-socialistische van aanzienlijke kracht, leek waarschijnlijk. Zeker, bladen als Het Parool, Vrij Nederland, De Vlam, De Groene Amsterdammer en de De Baanbreker die zich tegen het onvoorwaardelijk 'neen' tegen Soekarno hadden uitgesproken, hadden tezamen in '45 een grote lezerskring, maar zij waren, anders dan Het Vrije Volk, anders ook dan Paraat, dat van zijn oprichting in augustus '44 af spreekbuis was geweest van SDAP en NVV (en in dit blad werd Soekarno aan Quisling en Mussert gelijkgesteld), niet met enige politieke partij verbonden. Welnu, er tekende zich bij de gedachtenwisselingen in de Tijdelijke Tweede Kamer een dubbele oppositie af: ter rechterzijde van ARP'ers, CHU'ers en liberalen, ter linkerzijde van de CPN, maar drie vooroorlogse fracties waren er die zich zonder voorbehoud achter het regeringsbeleid schaarden: die van de Rooms-Katholieke Staatspartij, van de SDAP en van de Vrijzinnig-Democratische Bond en daarbij merken wij nog op dat ARP'ers, CHU'ers en liberalen op het regeringsbeleid louter tegen hadden dat contact gezocht zou worden met andere Indonesische nationalisten dan Soekarno en de zijnen - ten aanzien van de noodzaak om het Nederlands gezag in de archipel te herstellen deelden de ARP'ers, CHU'ers en liberalen het standpunt van het kabinet.

XCDat kabinet had dus bij wat het in Indië ging ondernemen, in den lande een breed draagvlak.

XCVan zulk een breed draagvlak was internationaal geen sprake.

XCVan der Plas (maar men houde in het oog dat deze grillige figuur ook de man is geweest die Soekarno, Hatta en anderen onverhoeds wilde laten arresteren) is, voorzover ons bekend, de enige geweest die dat heeft voorzien. Wij denken daarbij aan de passage in zijn memorandum 'Gevaren die het herstel van het rijk bedreigen' d.d.december '44, waarin hij het 'uitgesloten' noemde, 'dat de wereld zal toelaten dat Nederland ... een onderwerpingsoorlog tegen de bevolking van Nederlands-Indië begint.'! Daarbij willen wij wel erkennen dat het kabinet-Schermerhornvoor herstelonzer positie in Nederlands-Indië fatale gevolgen' - zij zagen dit ingrijpen dus slechts als een

21 I Generaal van Oyen en kapitein Coppens drukten zich iets minder sterk uit, toen zij in augustus '43 in het tweede verslag van de Stafcommissie schreven dat, als het tot een 'Tweede Java-oorlog' of een 'derde Atjeh-expeditie' zou komen, zulks 'o.a. een politiek ingrijpen van andere mogendheden ten gevolge [zou] kunnen hebben met

698 [PDF]
HET NEDERLANDS BELEID

dat tot grote troepenzendingen naar Indië besloot, geenszins het gevoel had dat daar 'een onderwerpingsoorlog' moest worden ondernomen ~ datgene wat men in Indië wenste te doen, werd eerder als een reddingsoperatie beschouwd: de Nederlanders en de Indische Nederlanders moesten in veiligheid worden gebracht, de Indonesiërs beschermd tegen de 'fascist' Soekarno en het Nederlands gezag hersteld mede ten bate van Indië. Maar hoe zou die operatie door het buitenland worden gezien? Overduidelijk was in september en oktober '45 dat de Britse Labour regering die, over een grote meerderheid in het Lagerhuis beschikkend, vier jaar aan de macht zou kunnen blijven, wenste dat Nederland met Soekarno en de zijnen tot een accoord kwam; aangenomen moestworden dat zulk een accoord de hartelijke instemming zou hebben van de Verenigde Staten ~ elke kenner van dat land diende het als een vaststaand feit te zien dat het geen steun zou verlenen aan Nederlands streven om met geweld zijn gezag in de archipel te herstellen; dat in dat opzicht van het dicht bij Indië gelegen Australië slechts tegenwerking te verwachten was, stond eveneens in de herfst van '45 vast. In wezen zou de kleine mogendheid Nederland, zwakker staande dan ooit, het geheel alleen moeten klaren in het aan de andere kant van de aardbol gelegen Indië. Die internationale constellatie heeft evenwel bij het kabinetsberaad in september en oktober '45 geen duidelijke rol gespeeld en zij is in de Tijdelijke Tweede Kamer zelfs in het geheel niet ter sprake gebracht. Het gaat, menen wij, niet te ver om hier te spreken van een betreurenswaardig gebrek aan begrip voor de internationale realiteit.

XCNiet minder belangrijk was het dat ook het begrip voor de Indische realiteit veel te wensen over liet. Los nog van het feit dat men in Soekarno en Hatta die in de eerste plaats nationalisten waren, ten onrechte slechts collaborateurs met de Japanners zag, ontbrak het besef dat het nationalisme al vóór de oorlog duidelijk zijn kracht had getoond en dat onder de Japanse bezetting vooral op Java een vèrgaande samenwerking tot stand was gekomen tussen de uitgesproken nationalisten en de inheemse bestuurders, de prijaji. Wel was van der Plas telkens geschrokken wanneer hij uit de berichten van Radio Djakarta vernomen had, dat talrijke prijaji en andere hooggeplaatsten, zoals zijn medelid van de Raad van Nederlands-Indië prof. Hoesein Djajadiningrat, benoemingen in leidende

699 [PDF]
SLOT

functies of als leden van de Centrale Raad van Advies hadden aanvaard, maar hij was zich blijven vastklampen aan het denkbeeld dat het Nederlands gezag onmiddellijk weer de steun zou ontvangen van alle inheemse hoofden zoals, op Java, de regenten en de vier vorsten - vorsten die zich in werkelijkheid terstond met de Republiek solidair hadden verklaard. Intussen: juist diegenen die hun hoop gevestigd hadden op de inheemse hoofden, beseften tegelijkertijd dat men daar niet automatisch op kon rekenen: wilde men een scheiding bewerkstelligen tussen Soekarno en de zijnen, 'de extremisten', enerzijds en de overige nationalisten, onder wie de inheemse bestuurders, anderzijds, dan diende men die 'gematigden' iets te bieden. Welnu, wat Logemann en van Mook in september '45 te bieden hadden, was bitter weinig: een nieuwe Volksraad zou een duidelijke Indonesische meerderheid krijgen, het in Indië geldend strafrecht zou verder geünificeerd worden, het dualisme in het bestuursapparaat zou worden opgeheven, er zouden meer Indonesiërs tot deparrementsdirecteur worden benoemd en het begrip 'Nederlands-Indië' zou door het begrip 'Indonesië' worden vervangen. Nuttige hervormingen, stellig, maar één toezegging ontbrak op welker vitale betekenis Peekema en Soejono al in '42 hadden gewezen: de principiële erkenning van Indonesië's zelfbeschikkingsrecht. Wij herinneren aan wat Peekema midden '42 op schrift had gesteld: 'Reëel is', had hij geschreven, 'dat bijkans alle intellectueelontwikkelde Indonesiërs bewust, en een nog veel groter aantal minder ontwikkelden instinctmatig, slechts de onafhankelijkheid beschouwen als de te aanvaarden positie' - van Mook was dus gewaarschuwd; trouwens dat waren in oktober '42 alle ministers van het kabinetGerbrandy maar zij hadden het vertoog van hun ambtgenoot Soejono dat de toegezegde hervormingen geen enkel effect zouden sorteren als er niet de principiële erkenning van Indonesië's zelfbeschikkingsrecht aan voorafging, naast zich neergelegd.

XCMet dat al is het een verdienste van de regering in ballingschap geweest, zij het een schamele, dat zij op Soejono's initiatief over lndonesië's zelfbeschikkingsrecht althans heeft gediscussieerd. Geconfronteerd met de uitroeping van de Republiek Indonesië, heeft Schermerhorns kabinet zelfs dát niet gedaan: het heeft in zijn eerste reacties de mogelijkheid van een erkenning van Indonesië's zelfbeschikkingsrecht geen moment overwogen en in de Tijdelijke Tweede Kamer is Roestam Effendi de enige geweest die ervan heeft gerept. Bij alle overige sprekers stond, evenals bij de ministers, het onverkort herstel van het Nederlands gezag voorop. 7

700 [PDF]
'TOT SCHADE VAN BEIDE'

XCIn '36 had de door een meerderheid van de Volksraad gesteunde petitieSoetardjo er op aangedrongen, een conferentie te beleggen teneinde een plan op te stellen om Nederlands-Indië 'binnen een zodanige tijd als de conferentie voor de uitvoering van de gedachte mogelijk zal achten', geleidelijk als deel van het koninkrijk de status van zelfstandigheid te geven; die petitie was in '38, twee jaar later, door de regering met instemming van het veruit grootste deel van het parlement afgewezen. Was niet de angst om Indië te verliezen, een belangrijke component geweest in het geheel van de motieven die tot die afwijzing had geleid?

XCDiezelfde angst nu heeft, menen wij, in september en oktober '45 bevorderd dat een beleid is ingezet waarbij Nederland zijn greep op Indië trachtte te behouden en dat aan Nederlandse kant vele duizenden, aan Indonesische vele tienduizenden mensenlevens heeft gekost - een beleid waaruit, gegeven de (niet besefte) kracht van het Indonesisch verlangen naar onafhankelijkheid, gegeven ook de (niet voldoend verdisconteerde) internationale constellatie, dat verlies welhaast onvermijdelijk zou voortvloeien, zulks evenwel in omstandigheden die, mede door hun nasleep (de Nieuw-Guinea-zaak), voor een lange reeks van jaren het herstel van normale betrekkingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië zouden bemoeilijken.

XCTot schade van beide. 7

701 [PDF]

Appendix

XC

Datumlijst

XC

Augustus 1942

XC

September 1942

XC

December 1942

XC

Maart 1943

XC

Juni 1943

XC

September 1943

XC

Oktober 1943

XC

December 1943

XC

XC6 De Geallieerden landen in Normandiëjuli 1944 2 De Amerikanen landen op Noemfoor (p. 304) 25 Tweede Geallieerde aanval op Sabang (p. 324) 30 De Amerikanen landen bij Sansapor (p. 304) Augustus 1944 24 Geallieerde aanval op Padang (p. 325) September 1944 I4 Van Mook wordt benoemd tot (tijdelijk) luitenant-gouverneurgeneraal (p. 340) I5 De Amerikanen landen op Morotai (p. 304) 25 De Australische regering gaat 'in beginsel' akkoord met het opvangen van ca. dertigduizend Nederlandse militairen na de bevrijding van Nederland (p. 469) 26 Van Mook en Helfrich in Washington bij de Combined Ch i~fs of Staff

705 [PDF]
DATUMLljST

Oktober 1944

XC

December 1944

XC

Januari 1945

XC

Februari 1945

XC

April 1945

XC

Mei 1945

XC

Juni 1945

XC

Juli 1945

XC

Oktober 1945

XC

XCProf. mr. P. S. Gerbrandy

XCMr. E. N. van Kleffens H. van Boeyen

XCG. Bolkestein A. Q. H. Dijxhoorn Ir. J. W. Albarda Mr. M. P. L. Steenberghe

XCMr. dr. A. A. van Rhijn Dr. J. van den Tempel eh. J. 1. M. Welter Minister-president Justitie Buitenlandse Zaken Binnenlandse Zake'n Algemene Zaken a. i. Defensie (van 12 juni 1941 af) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Defensie (tot 12 juni 1941) Waterstaat Handel, Nijverheid en Scheepvaart a.i. Landbouwen Visserij (van 1 mel 1941 af) Landbouwen Visserij (totmeiSociale Zaken KoloniënFinanciën Tweede ministerie-Cerbrandy julifebruari

1 1941) (27 1941 - 23 1945)

XCProf. mr. P. S. Gerbrandy

XCMr. E. N. van Kleffens Minister-president Justitie (totfebr.Koloniën (vannov.totmelAlgemene Oorlogvoering (vanmel 1942 af) Buitenlandse

21 1942) 17 1941 21 1942) 21

709 [PDF]
DE NEDERLANDSE MINISTERIES SEPT. I940-0KT. 1945

H. van Boeyen

XCG. Bolkestein Ir. J. W. Albarda

XCMr. M. P. L. Steenberghe

XCDr. J. van den Tempel

XCeh. J. 1. M. Welter J. Th. Furstn er Jhr. mr. E. F. M. J. Michiels van Verduynen P. A. Kerstens

XCMr. J. R. M. van Angeren Dr. H. J. van Mook Raden Adipati Aria Soejono

XCJhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude Ir. J. van den Broek

XCMr. J. A. W. Burger J. M. de Booy

XCMr. dr. G. J. van Heuven Goedhart Algemene Zaken Binnenlandse Zaken (tot 3 I mei 1944 en a.i. van 27 jan. tot 23 febr. 1945) a.i. Oorlog (tot IS sept. 1942) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Waterstaat a.i. Financiën (van 17 nov. 1941 tot dec. 1942) Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Landbouwen Visserij (tot 17 nov. 1941) a.i. Financiën (tot 17 nov. 1941) Sociale Zaken a.i. Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Landbouwen Visserij (van 17 nov. 1941 tot 8 jan. 1942) Koloniën (tot 17 nov. 1941) Marine zonder portefeuille (van 3 I dec. 1941 af) Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Landbouwen Visserij (van 8 jan. 1942 tot 31 mei 1944) Justitie (van 21 febr. 1942 tot I I juli 1944) Koloniën (van 21 mei 1942 af) zonder portefeuille (van 9 juni 1942 tot 5 jan. I943) Oorlog (van 15 sept. 1942 af) Financiën (van dec. 1942 af) a.i. Handel, Nijverheid en Landbouw (van 3 I mei 1944 af) zonder portefeuille (van I I aug. 1943 af) Binnenlandse Zaken (van 3 I mei 1944 tot 27 jan. 1945) Scheepvaart en Visserij (vanmeiaf) Justitie (vanjuliaf)

3 I 1944 1944

710 [PDF]
DE NEDERLANDSE MINISTERIES SEPT. 1940-0KT. 1945

Derde ministerie-Cerbrandy (23 februari 24 juni 1945)

XCProf. mr. P. S. Gerbrandy

XCMr. E. N. van K.leffens Dr. L. J. M. Beel G. Bolkestein Dr. G. W. M. Huysmans Drs. J. H. Gispen J. M. de Booy

XCProf. dr. J. E. de Quay Ir. F. C. M. WUffels

XCIr. Th. P. Tromp Prof. dr. ir. J. 1. J. M. Schmutzer Jhr. mr. E. F. M. J. Michiels van Verduynenir,H.T.J.G.J.J.J.J.H.Minister-president Algemene Oorlogvoering a.i. Justitie Buitenlandse Zaken Binnenlandse Zaken Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Financiën Handel, Nijverheid en Landbouw Scheepvaart en Visserij, Marine a.i. Oorlog (tot 4 april 1945) Oorlog (van 4 april 1945 af) Sociale Zaken a.i. Waterstaat (tot 5 april roa ç) Waterstaat (van 5 april 1945 af) Overzeese Gebiedsdelen zonder portefeuille Ministerie-Schermerhorn (van 24 juni 1945 af)7

Prof. dr. W. Schermerhorn Mr. E. N. van Kleffens Mr. A. M. Kolfschoten Dr. L. M. Beel Prof. dr. van der Leeuw Prof. mr. P. Lieftinck Mr. Meynen M. de Booy Ir. Th. S. G. M. van Schaik Dr. ir. A. Ringers Ir. Vos Ir. S. L. Mansholt Minister-president Algemene Oorlogvoering Buitenlandse Zaken Justitie Binnenlandse Zaken Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Financiën Oorlog Marine en Scheepvaart Verkeer en Energie Openbare Werken en WederopboL1w Handel en Nijverheid Landbouw, Visserij en Voedselvoorzie mng

711 [PDF]
DE NEDERLANDSE MINISTERIES SEPT. 1940-0KT. 1945

w. Drees Prof. dr. J. H. A. Logemann Dr. J. H. van Royen Sociale Zaken Overzeese gebiedsdelen zonder portefeuille

712 [PDF]

Afkortingen van de namen van organisaties en instellingenvan de namen van organisaties en instellingenen instellingen

XCAnep Aneta BBBKR BSO Conica Fe/a Ikada ISO ISLD Knil Knilm

XCKPM Masjoemi

XCMLD Nefis Nica Nigieo

XCNigis NPC OSS Algemeen Nederlands Persbureau Algemeen Nieuwsen Telegraaf-Agentschap Binnenlands Bestuur Badan Keamanan Rakjat (Volks- Veiligheidsleger) Bevelhebber Strijdkrachten Oosten Commanding Officer Nica Far Eastern Liaison Office Ileatan Atletik Djakarta (Djakartase Athletiek Bond) Interallled Services Depar/ment (Australië) Inter-Services Liaison Department (Ceylon) Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Korrinklij ke Ned erlandsIndische Luchtvaa rt- Maa tschappij Koninklijke Pakervaart-Maatschappij Madjelis Sjoero Moeslimin Indonesia (Adviesraad van Indonesische Moslems) Marineluchtvaartdienst Netherlands Forces Intelligence Service Netherlands-Indies Ciui! Administration Netherlands-Indies Government Import- and Export Organi sation Netherlands-Indies Government Information Service Netherlands Purchasing Commission Office of Strategic Services Peta

713 [PDF]
AFKORTINGEN NAMEN ORGANISATIES EN INSTELLINGEN

XCPoetera Rapu/i Seac Sibar SOE Sonica SWPA Soekarela Tentara Penhela Tanah Air (Vrijwilligersleger voor de verdediging van het vaderland) Poesat Tenaga Rakjat (Centrum van de volkskracht) Recovery Allied Prisoners of War and Internees South-East Asia Command Sarikat Baroe Indonesia (Nieuw Indonesisch Verbond) Special Operations Executive Senior Commanding Officer Nica

714 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van illustraties

XC

XCVice-admiraal Helfrich 2 Van Mook, van der Plas en schout-bij-nacht Koenraad

XC3 Van Mook te Batavia na pag. 32 32 32 4 Van Hoogstraten, generaal van Oyen en kolonel Sandberg 32

XC5-7 Luchtpamfl.etten van de Nigis 160 8 Amerikaans luchtpamfl.et, bestemd voor Japanners die zich willen overgeven 160 9-13 De Vliegschool te Jackson (Verenigde Staten) 288 14-15 Surinaamse Knil-vrijwilligers in Australië 296 16-17 Opleiding van het Oliebataljon van het Knil 296 18-22 Het Technisch Bataljon van het Knil 296 23-24 Het Vrouwenkorps van het Knil 296 25 De Amerikanen landen op Wakde 296 26 Japanse tanks op Biak 296 27-28 De Amerikanen op Noemfoor 296 29 De Japanse vlag is buitgemaakt 296 30 Contact met een Papoea-hoofd 296 3 I Het Papoea-batalj on 296 32-33 Op zoek naar Japanners bij Sarmi 296 34-35 Amerikaanse werkplaats en opslagplaats te Hollandia 296 36 Postkantoor te Merauke 296 37-40 Op Tarakan na de Australische landing 304 41-43 In Balikpapan na de Australische landing 304 44-48 Het i Bth. squadron van de Militaire Luchtvaart 3 I2 49 Het 120th squadron 312 50 Aanval op een Japanse tankboot 312 5 I De 'Colombia' 312 52-54 de 'K 14' 312 55 De 'Tjerk Hiddes' 312 56 De 'Tromp' 312 57 Luchtaanval op Soerabaja 312 58 Van Mook, van der Plas en Blom in Camp Columbia 352 7 1

715 [PDF]
LlJST VAN ILLUSTRATIES

59 Van Mook spreekt de Surinaamse vrijwilligers toe 352 60 Vergadering van de Raad van departementshoofden in Camp Columbia 352 61 Van Mook, Blom en van Hoogstraten 352 62 Agentschap van de Bank voor Nederlands-Indië te Merauke 360 63 Kantoor van de assistent-resident te Merauke 360 64 Zendpost bij Hollandia 360 65-67 Politiedetachement van het Nica-team bij de landing te Sansapor 360 68-74 Werkzaamheden van de Nica 360 75 MacArthur 400 76 Nederland ondertekent te San Francisco het Handvest der Verenigde Naties 400 77 Mountbatten 400 78-81 De mariniersbrigade 416 82-83 Aanplakbiljetten voor de recrutering 464 84-87 Nederlandse oorlogsvrijwilligers in Australië 464 88 Admiraal Helfrich aan boord van de 'Missouri' 512 89 Japanse capitulatie in Singapore 512 90-91 Japanse capitulatie in Balikpapan 512 92-96 Tijdens en na de Japanse capitulatie op Timor 592 97 Tramopschrift in Batavia 656 98 Luchtpamflet van 'het gouvernement van Indonesië', op 14 september '45 boven Batavia afgeworpen 656 99 Tramopschrift in Batavia na de komst van van Mook 656 BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES

XC41 (Australian War Memorial) Australia in the War oj 1939 - 1945, Series [ (Army), dl. VII, Gavin Long: The Pinal Campaigns (1963) 44-49 O. G. Ward: De Militaire Luchtvaart van het Knil in dejaren 194 21945 (1985)

716 [PDF]

Appendix

XC

BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES

XC

XCAlle overige afbeeldingen zijn afkomstig uit de collecties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.

717 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van kaarten

XC

XCAustralië, geprojecteerd op Europa

XCII Australië

XCIII Java IV Celebes

XCV Het oostelijk deel van de Grote Oost

XCVI Het Indian TtVar Theatre en de South- West Pacific Area VII Nieuw-Cuinca VIII De noordelijke helft van Sumatra

XCIX Borneo

XCX Timor XI Sumatra De kaarten zijn getekend door Anja Haleber 718 pag. 15 17 58 - 59 61 65 80- 81 189 216 268 290

718 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van afkortingen, gebruikt In de

XC

XCAOK Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk Algemeen Rijksarchief Als voren ARA A.v.

XCCCS DBPN K. W. L. Bezemer: Verdreven doch niet versla gen. Verdere verrichtingen der Koninklijke Ma rine in de Tweede Wereldoorlog (1967) Combined Chiefs oj Staff Bezemer (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis) Doeurnenten betreffende de Buiten landse Politiek van Nederland, 1919-1945 El'lq. Staten-Generaal, Tweede Kamer, Enquêtecommissie 'Regerings beleid 1940-1945': Verslagen, bijlagen en verhoren, dl. I-VIII (r949-1956) M. L. George M. L. George: Australia and the Indonesian Revolution (1980) Grace Person Hayes: The History oj the joint Chiefs oj Staff in World War II. The War against japan (1982) Hayes

XCIC Indische Collectie van het Rijksinstituut voor OorlogsdocumentatieMK Ministerie van Koloniën 7 1

719 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

XCNed.-Indones. betrekle., dl. I (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis) Officiële bescheiden betreffende de Nederlands-Indonesische betrekkingen 1945 1950) dl. I 10 augustus-8 november 1945 (I97 1) NI (Stichting Indië in de Tweede Wereldoorlog) Nederlands-Indië onder japanse bezet ting. Gegevens en documenten over de jaren 1942-1945 (I960) Nortier J. J. Nortier: Acties in de Archipel. De Intelli gence-operaties van Nefis III in de Pacific-oorlog (1985) NWCIT Netherlands War Crimes Investigation Team RvO Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie TKR Temporaire Krijgsraad Ward O. G. Ward: De Militaire Luchtvaart van het Knil in dejaren 1942-1945 (1985) WCIT War Crimes Investigation Team 7

720 [PDF]

Appendix

XC

Register

XC

XC212, 239, 244, 303, 305, 318, 325, 387,

XC391 'Oliebataljon', 137, 303, 387, 388,

XC630 Abas Soeria, 499 Abda-Command, 2, 6, 381, 391 Abdoelkadir Widjojoatmodjo, 12, 30,

XC31n, 36,47, 99, II711, 131, 134, 149,

XC151,157-159,225,227,228,231-235,

XC247,248,265,280, 301,336n, 344-347,

XC352,362,37°, 370n, 373, 388, 500, 501,

XC508, 559,613, 615, 625, 626, 643 Abimanjoe, Raden, 272 Adelaide, 16, 45 Admiralty, 7, 120, 224n, 400, 413, 416,

XC418, 420, 422-424, 452, 682 Aernout, W. O. P. R., 257 Aerssen Beyeren van Voshol, F. C. van,

XC20-22,28,40,63, II6n, 130, 131, 142,

XC160,348,426,469, 471-474n, 481, 483,

XC508, 632, 632n, 690n, 691 Afghanistan, 209 Agerbeek, R., 292, 292n Aik Pamienke, 532-536, 587 Alasdal,49 Albarda, J. W., 4411,71, 85,90,91,92,96,

XC337n,685 Aldershot

XCZie: Strijdkrachten, Nederlandse: opleidingen Algemeen Handelsblad, 661 Algemeen Nederlands Persbureau

XC(Anep), lp Algemeen Nieuwsen Telegraafagent

XCschap (Aneta), 95, 98, II6, IP-156,

XC388 Algemene Rekenkamer, 624 All India Moslem League Zie: Brits-Indië Allied Intelligence Bureau (AlB) Zie: Geheime diensten Allied Land Forces Soulh-East Asia (Alfsea), p8 Allied Military Governments, 355, 357 Allied Pool, 463, 464, 467 Allied Political Warfare Committee, 20,157, 160, 164, 369n, 497 Far Eastern Liaison Office (Felo), 16o, 161, 164, 178, 178n, 369n, 497 Zie ook: Luchtpamfletten Ambarawa, 162, 540, 542, 579, 579n Ambon, 63,121,187,192,261,264, 3Il, 315,583 Sarekat Ambon, 583 Ambtenaren, 36, 63,1°7,109, 342n, 351 355,357,423,424, 546,616,645 Salarissen, pensioenen, 107-109, 110, 342n Bestuursschool, 15In, 352-355,423 Zie oak: Netherlands-Indies Civil Admi nistration Amir, M., 588, 589, 59!, 594 Andarnanen en Nicobaren, 209, 222, 319, 3 2 5 Anderson, B. R. O'Gorman, 573n, 606 Andir (vliegveld), 625n Anep Zie: Algemeen Nederlands Persbureau Aneta Zie: Algemeen Nieuwsen Telegraafagentschap Angeren, J. R. M. van, 26, 27, 90 Anoleatan Maeda Zie: Java Anti-Revolutionaire Partij, 454, 675, 698 Arabieren, 31, 157, 176, 516 Arcken, G. C. M. van, 57-59, 181, 190, 7

721 [PDF]

196, 198 Aroe-eilanden, 63, 121, 186, 187, 191,

XC202,206,207,251,256,261,301 Arroo, J. H. M., 27 I Asbeck, C E. van, 452, 453n Asia Raya, 646 Asjes, D. L., 31I, 580 Associated Press, 152 Atamboea, 289, 292 Atjeh, 215-220, 239-241, 282, 428, 512,

XC587-594 dagelijks leven onder Japanse bezetting,218

XCreactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië en capitulatie van Japan, 587, 588 Atlantisch Handvest, 33, 101 Attlee, C, 478, 479, 489, 562, 572, 582,

XC637,653, 691 Aung San, 237, 278, 572, 573, 638 Australia-Netherlands Society

XCZie: Nederlanders (in Australië) Australian Council of Trade Unions

XCZie: Australië: vakbonden Australië, passim

XCgeografie, geschiedenis, 13-18

XCpolitiek beleid regering m.b.t. de toekomst van Nederlands-Indië, 1922, 394-398, 581-583, 690, 691

XCCivil Rights League, 141, IS0, 395n, 631

XCpolitieke partijen: Communist Party of Australia, IS, 18, 141, 144, J46, 15°,251, 6}I, 690 Call II try Party, 14, IS, 151 Labour Party, 14-16, 18, 150-151, 473, 632, 691 United Australian Party, 14-16, 151

REGISTER

XCvakbonden, 124, 134, 141 oprichting van een vakbond voor Indonesische zeelieden, 134 Australian Council of Trade Unions, 63 I, 6}2, 636, 690 New South-Wales Trades and Labour Council, 636 Seamen's Union oj Australia, 45, 134, 15 0 ,63 I Australian Watertoorkers Union, 45, 150,631,634,635 boycot-acties Australische havenarbeiders tegen Nederlandse schepen, 630, 634-636, 690 anti-Nederlandse gezindheid en - activiteiten na uitroeping van de Republiek Indonesië, 631-636, 690 weigering Australische regering Nederlandse strijdkrachten toe te laten, 469-475, 690 strijdkrachten, 16, 17, 39,42, 109,289, 300, 303-306, 385,43 I bezetten van delen van Nederlands-Indië: Borneo, Grote Oost, 513, 574, 581-583 Independent Companies Zie: Guerrilla-acties: op Timor Zie ook: Geheime diensten; Indonesiërs (in Australië); Koopvaardij, Nederlandse; Nederlanders (in Australië); Stakingen Baanbreker, De, 662, 662n, 689, 698 Babar-eilanden, 261, 262 Babo, 255, 387, 388 Bach Kolling, H. F., 321 Back, P. G. de, 577n Badan Keamanan Rakjal (BKR) Zie: Java Badan Oentoek Membantoe Penahanan Asia (Bompa) Zie: Sumatra Bagan Siapiapi, 245, 247, 280, 529 Baghdad, 234 Bakker, H. Th., p8n Bakker, T., 522, 523 Bakoengan,2I7 Bali, 10, 193,478,479, 5 I 3, 581 Balikpapan, 270, 276,305,306, 3II, 315, 3 1 7, }25, 332, 371, 399, 422, 491, 505, 509, 528, 529, 624n, 648, 649n Banda-zee, 276n Bandjermasin, 371, 509, 585n Bandoeng, 50, lIS, II6, Il8, 185, 539, 54 1, 548, 54~ 554, 579 reactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië, 597 Bangil. 122 Bangkinang, 530, 536 7

722 [PDF]

Bangkok, 513, 514, 538 Banjoebiroe, 540, 579 Banjoewangi,206 Bank, J Th. M., 645n Bank voor Nederlands-Indië, 108n

XCuitgifte van muntbiljetten, 96, 108, rosn, 348 Banka, 192, 193, 322 Barmier, J P., 654, 657 Bantam, 606n Barisan Brani Mali

XCZie: Java Barisan Pe/opor

XCZie: Java Barisan Pemoeda

XCZie:Sumatra Barisan Propaganda

XCZie: Java Barnouw, A. J, 389n Batavia/Djakarta, 119, 120, 162, 164,43 I,

XC499,510,514,519,54°,548,579,610,

XC611,616,629,638,639,644

XClanding eerste Britse troepen, 645 Batchelor, 54, 62, 64, 295, 310, 314 Bawean,274 Bax, J 5., 41n, 420n Beck, w. J, 592n Bedell Smith, W., 381 Beel, L. J M., 657, 669, 670n Beelaerts van Blokland, F., 94, 94n, 336n,

XC668 Belawan, 221, 222, 245, 569, 593 Belloni, B., 60 Benkoelen, 247 Bergsma, W., 181-184, 191, 197,203,205,

XC206, 207, 267, 269 Bernhard, Prins, 412, 45 I, 456n, 590n Berts, A. H., 251, 275n, 278 Besoeki, 55 Bestuursschool

XCZie:Ambtenaren Bevin, E., 489, 562,637, 653, 656, 691 Bevrijding, De, 446n, 447 Bezemer, K. W. L., 5, 8, 49, 53n, 57n,

XC294n, 3I7n, )21, 324, 328, 329, 332n Biak, 121,303, 304, 3°5, 313, 317, 332,

REGISTER

XC365n, 370, 373, 374,491 Billiton, 55 Bingham Jr, 5., 297Birma, 2°9-212, 223n, 237, 239, 246, 278, 279,378,385, 389n, 392,464,477,514, 572, 638, 638n, 639, 694 Birmaans Anti-As-Verbond, 237, 572 Birmaans Nationaal Leger, 237 Voorlopige Birmaanse Strijdkrachten, 573 Birma-spoorweg, 537, 538 Black Column Zie: Timor Blarney, Th. A., 51, 52, 159,160,398,513, 558, 582, 583 Blieck, P. A. de, 197n, 213, 214, 223-225, 406, 455n, 456n Bhtar, 31,182,183,185,2°4 rebellie Pela-bataljon, 614 Blizard, eh. C, 297 Bloemsma, P., 290, 290n, 291 Blok, JA., 207 Blom, N. 5., I I, 39, 69, 75, 109, 148n, 336n, 343, 348, 360n, 361, 364, 369, 419,566,649,651 Bodjonegoro,499 Boekittinggi (Fort de Koek), 512, 513, 515,536,59 2 Boer, A. M. den, 196, 198 Boerhanoeddin, 14~ '43n, 148n, lSI Boeroe, 263 Boerzelaer, C W. Th. van, 49, 259 Boeyen, 1-1. van, 90, 91 Boissevain, G., 543 n Bolkestein, G., 90, 336, 337n Bolton, G. C, I6n Bombay, 8,46,210,234,329 Booy, J. M. de, 341, 422n, 450, 450n, 457, 458,486,489,56I,563,564,59In,654, 669, 670n Borneo, 78, II 3, II4n, 192, 193,234, 250, 251, 254, 267, 274n, 276, 276n, 283, )22, 394, 478, 482, 484, 487, 503, 512, 513, SIS, 516, 5I8n, 581, 583 Zie ook: Geheime diensten Bos, A., II, 39,76 Bouwer, J B., 545, 555, 578, 596,606,607, 647 Boven-Digoel, 62, 124, 125, 138-143n, 149n, 395n, 606n Bovene, G. A. van, 97, 98n, 153-156,251 Bovene-Beynon, L. E. evan,

723 [PDF]

Bowen, 141,635 Brandon, J A., 60 'Brandt, Willem' (ps van W. S. B. Kloos

XCter), 535, 591 Breemouer, J, 292, 293 Brett, G. H, 43 Brisbane, 2, 16, 110, 1I6, 124, 126, 131,

XC138n, 141, 149, 154, 16~ 199,200,282,

XC308,430,634 Brits-Indië, 10,28,35,42,46,47,78,97,

XCloon, 209, 2IO, 233, 237n, 390, 392,

XC573n, 592 All India Moslem League, 47, 691 Indian National Congress, 103, 390,400, 638,654,691,694 Brits-Noord-Borneo, 273n, 482,515,583 Brits-Oost-Afrika, 412 Brocx, B., 181-184, 191, 203, 204, 206,

XC252,267, 269 Brondgeest, C A. M., 530, 531, 589-594,

XC687 Brons, J C, 302n Brook, V., 191 Brooke, A., 465, 466 Broome, 10,42, 1I5, 168 Brouwer, H., 271, 272, 283 Brouwer, L., 200, 204, 207, 251, 269, 275,

XC277,282 Bruggeman, F. J, 592n Bruïne, R. F. de, 259, 270, 273, 274 Brunsting, T., 57 Bruyn, J. V. de, 62, 254-258, 283,285 Buitengewone Algemene Rekenkamer,

XC337 Buitengewone Raad van Advies, 336,

XC336n, 337, 4IOn Buitenzorg, 56, I 15 Burger, J A. W., 337n Buurman van Vreeden, D. C, II, 68n,

XC412n Buxton, J C, II7, II 8 Bijkerk, J C, 24 Bijl, J M. R. van den, 271, 272

XCCadogan, A., 653, 655, 656 Cairins, 54, 57, 181, 186, 193, 213, 248,

REGISTER

XC254,258,273 Cairo, 227, 233Calcutta, 209, 210, 234, 528 Callinan, B. J, 294 Camp Columbia (bij Brisbane), 134, 137, 264, 343-346, 349, 354,354n,425,468, 630, 636, 650 Camp Lejeune Zie: Strijdkrachten, Nederlandse: opleiding Campbell, R., I02n, Canberra, 20, 29, 308, 312,472 Casino, 630, 633 Cédile, J., 693n Celebes, 59, 60, 60n, 62, 84, II3, II4n, 121, 161, 162, 181, 187, 191, 192, 198, 233,251,254,265, 266, 276, 276n, 320, 478, 48~ 482, 48~ 491, 503, 515, 516, 539, 581 Persatoean Selebes Selatan, 585 reactie bevolking op capitulatie van Japan en uitroeping van de Republiek Indonesië, 584-586 Zie ook: Geheime diensten: parties Ceram, 186, 187, 191, 25I-253, 261, 283 Ceylon, 2-9, 12, 27, 29, 41-44, 48, 49, 149n,401 Zie ook: Geheime diensten: op CeyIon; Koninklijke Marine Chamberlain, J, 276n Chapman Walker, P. F. J, 196, 254, 273, 296,297,483 Cheribon, 3 I Chiefs oj Sta.ff(Britse), 401, 416, 433, 462, 465,476-480, 5I3, 572, 575, 625, 693n en uitbreiding van het Britse gezagsgebied in het Verre Oosten met Nederlands-Indië Zie: Combined Chiefs oj Staf!; L. Mountbatten Chifley, J. B., 18, 19,471,473,474, 582, 63 I, 6]2, 690, 69T China (Nationalistisch), 74, 97, IOO,2IO, 222,229,230,238,281,378,383,386389,395,4°5,432,615 Chinezen,46,115,119,I57,I65,I76,238, 243,279,516,598 Christelijk-Historische Unie, 675, 698 Christison, Ph., 639-642, 646-648, 651653, 657, 658, 671, 688, 694 ChristoJoor,

724 [PDF]

Churchill, W. S., 20, ror , 239, 240, 288,

XC381, 382,4°1,4°2,4°3,424,465,467,

XC476, 478, 47~ 482, 484, 485, 572, 575,

XC654 Civil Rights League

XCZie: Australië Cleveringa, R. P., 455n Coakley, R. W., P7 Coasnuatchers

XCZie: Geheime diensten: in Australië Cocos-eilanden, 327, 333, 529, 542 College van Vertrouwensmannen, 510 Colombo, 3,4,8,9,29,48,234, jzo, P9,

XC5 2 8 Colijn, P., 366-368 Combined Chiefs of Staff, 12, 17, 78, 287,

XC299,317,333,377,385, 4II, 414-419,

XC422,45°,451,457,460-467,470,476

XC480, 513, 562, 565 vaststellen van grenzen van Geallieerde gezagsgebieden in het Verre Oosten; uitbreiding van Brits gezagsgebied met Nederlands-Indië, 2,274,358,380,381,398,404,411, 462,47°,475-494 passim, 513, 559, 562,570,581,596,681,682,688 South-East Asia Command (SEA C), 2,8,209,229,230,236,237,288, 398,401,404,480,481,482,487, 648, 682 South-West Pacific Area (SIiVPA), 2, I8,51,78,I59,229,3~7,360,38I, 398,404,478,482,487, 488, 493 Zie ook: D. MacArthur; L. Mountbatten

XCNederlandse vertegenwoordiging bij CCS, 12, 63, 248n, 299, 381-386, 391, 405, 461, 683 Commissie-Oorlogvoering (later: Raad

XCvan Oorlogvoering)

XCZie: Regering, Nederlandse Commissie-Visman, 367, 367n Commissie voor Nederlands-Indië, Su

XCriname en Curaçao (VS), 76, lO5, 128,

XCI58,227,239n Communisme (in Australië)

REGISTER

XCZie: Communist Party of Australia; Indonesiërs (in Australië); Komintern; Stakingen; VakbondenCommunist Party of Australia Zie: Australië: politieke partijen Communistische Partij Nederland (De Waarheid) 661,672 Congres, Amerikaanse, 83 redevoering Koningin Wilhelmina voor -, 83 Connally, T., 83 Contact-Commissie der Illegaliteit (in Nederland), 446, 447 Coppens, A. L. A., Il, 68n, 69n, 406, 407, 4[0, 698n Coster F. W., 37,38,41, 41n, 43, 53, 57n, 58,63, 64n, 68, 162, 191, 193, 197-201, 275n, 282, 287, 288, 291, 310, 3[6, Country Party Zie: Australië: politieke partij en Cowra, interneringskamp in Australië, 46, 124, 130, 135, [36, 140, 142, 144, 145 Zie ook: Stakingen Cox, P. A., 50 Crena de longh, D., II, 39, 69, 75, 336n, 339, 340n, 346n Cruickshank, Ch., 210, 214, 221, 240 'Cumberland', 510, 512, 576, 577, 578, 581, 595, 598, 607-6 TI, 628, 637, 645 Curaçao, 228, 228n, 302, 387, 388, a ron, 417 Curtin, J, 16-22, [41, [42, 359n, 398, 471, 481, 582, 63 I, 690 Daalen, W. H. J E. van, 59, 60 Daily Herald, 400, 402 Dairen, 522 Dajaks, 5I8n Dalat, 607 Damar-eilanden, 261, 262, 274, 280,318 Danus, 117 Dapperen, J van, 321 Darwin, 16, 18, 57,60,161,206,273,289, 29°,293,295, 309, 310, 325, 582 Davis, E., 157, 158 Deinse, B. S. van, II, 192, 193,225,231, 2]2n, 238, 239, 27511,278, 336n Deli, Sultan van -, 591, 594 Deli Courant, 535 Dening,

725 [PDF]

Deoli, 47, 234 Departementen, roo, 343-346, 349, 350,

XC614, 629, 650

XCRaad van Departernentshoofden, 22, 23,25, ro7, ro8, 112, 134, 148, 156, 335,337, 337n,' 342-35 1 ,354,362, 368, 369, 421, 422, 425-427, 430, 470, 471, 483" 487, 495, 502, 508, 559, 632 werkzaamheden, 348-350 Zie ook: Wetsbesluiten Dewantoro, Ki Hadjar

XCZie: Soewardi Soeriadiningrat Dewar, Colonel, 609, 6Il, 613, 616 Dickens, G., 452 Dill, J, 386,462,485 Dillon Ripley, S., 231, 236 Dilly, 289-291, 296,315 Discrirninatie, 19, 125-151 passim, 299,

XC300, 632, 690 Djajadiningrat, H., 168, 169, 500, 614,

XC645, 699 Djajadiningrat, L., II, 12, 39,4°,69,75,

XC76, 105, 128, 135, 140, 143, 152, 158,

XC158,159,168,I69n,336n,343-346,609 Djawa Baroe, 1I4n, 271, 498 Djawa Sjimboen, 558 Djeddah, 31, 13 1,232, 233 Djernber, 5I8n Djika-baai, 266 Djojobojo (- voorspelling), 163n Djokjakarta, 67, 165,601 Dobbenga, S., 318, 323, 582, 583, 585,

XC585n Doggenaar. J. van, 525n, 526n Domei, 517 Donovan, W., 226, 227, 23 I Dorman-Smith, R., 572 Doulton, A. J F., 645n Douw van der Krap, J. A. F. H., 52, 200,

XC25° Douwes Dekker, E., 600 Drees, W., 454, 657, 658, 667, 670n, 697 Drijber, O. L., 267, 283,298 Drijfhout van Hoolf, J. F., 260, 321, 322 Duitsland,

REG [STER

XCstrijdkrachten: 'U-168', 320, 497 Duim, ]. F. van, 202, 206Dunn, J. 296 'Dulch Club' (Melbourne) Zie: Nederlanders (in Australië) Dyxhoorn, A. Q. H., 6n, J2, 7°,299,3°0, 384-386,415,417,485, 561, 563, 568n East-Indies Institute of America, 389n Eden, A., 404n, 478 Eechoud, ]. P. K. van, 62, 64n, I 09-II I, 136, 137, 188, 19°,255,259, 275n, 365 Eek, W. H. van, 242, 245, 282 Egerton Mott, G., 51-57,60,62, 64n, 120, 159, 177-182, 186, 187, 190, 191, 196, 201,202, 277n, 282, 295 Eggens, J, I I, 39, 69, 75 Eichelberger, R. L., 364, 366 Eisenhower, D. D., 356,448 Empel, L. van, 54311 'Englandspiel' (Japans) Zie: Timor Engeland, politiek en militair beJeid m.b.t. Nederlands-Indië, 401-404, 482-485, 562, 563, 575, 576, 637-644, 653656, 691-695 Zie ook: L. Mountbatten strij dkrachten eerste landingen op Java Zie: Java East-Indian Fleel, 325,419 Eastern Fleet, 4, 200, 251, 316, 317, 324, 324n, 482 44st Indian Airborne Division, 529 Pacific Fleet, 325, 460, 470 Fleet Air Ann, 299, 400 oorlogsschepen: 'Bengal', 330 'Cumberland', yt o, 512, 576-581, 595, 598, 607-6II, 628, 637, 645 'ILLustrious', 323-325 'Indomitable', 324, 325 'Prince of Wales, 16, 381, 'Repulse', 16, 381 'Victorious', 324, 325 krijgsverrichtingen, 323-325 Zie oak: Combined Chiefs of Staff, Engelandvaarders. II3, I8r, 301, 353 7 2

726 [PDF]

Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid

XC1940-1945',34,41,105,106,110, rlon,

XC127, 162, 176, 193, 220, 239, 246, 257,

XC261,262, 291n, 299n, 303n, 308, 310,

XC316,318, 3I9n, 324n, 378n, 383,406,

XC415-424, 44 1, 450, 458, 463, 464, 468,

XC474n, 480,485, 558, 575, 580, 582, 583,

XC585, 587 oordeelover de geheime diensten in Australië en op Ceylon, 275-277

XCoordeelover het politieke en militaire beleid der regering m.b.t. Nederlands-Indië/Indonesië, 680-690, 695 Evacuaties uit Indië, bij komst van Japan

XCners, naar Ceylon en Australië van

XCvoor de oorlogvoering belangrijke

XCpersonen, van strijdkrachten, van

XCkoopvaardij, 2-12, 39, 315, 3I6 Evatt, H. V,., 19,20, 20n-22, 28,111,141,

XC142, 160, 394, 395,471 Executies, 49, 60, 62, 64, 66,166, r83, 184,

XC186-188,190,207,238n,270,518,518n Eyk-van Velsen, T. van, 533

XCFakfak,255 Far Eastern Liaison Office (Felo)

XCZie: Allied Political Warfare Committee Farrow, M. D., 344n Feldt, E. A., 160, 178, 190 Fellers, B., 84n, 399n, 482, 483, 484 Fe/a Zie: Far Eastern Liaison Office Fiedeldij, B.]., 308, 309, 309n, 310,312 Finschhafen, 365, 369 Flores, 274, 293n F1oreszee, 3 I I Foot, M. R. D., 297 Foote, W. A., 102 Forde, F. M., 472 Formosa, 398, 521 Fort Leavenworth

XCZie: Strijdkrachten, Nederlandse: opleidingen Fort de Koek (Boekittinggi), 512, 5 I 3,

REGISTER REGISTER

XC515,536,592 Franke, ]-]. I., 350 Frans-Indo-China, 20, 78, 97, 100, 209,2II, 28 I, 464, 478, 480, 5 II, 513, 514, 537, 538,639,642,692, 693n Fremantle, 28, 41,59,155,320-322,33°, 332,47° Fresco, A. A., 25 I, 25 In, 260, 275n, 278 Fretes, B. de, 222n Furstner, ]. Th., 4, 7, 53, 54, 73, 74, 13 1, 194,201, 213,214,218, 221, 223, 226, 228,235-237,325,334,339,379,383387,4°5,4°7,413-426,489,561,682, 683 Gambia, 301 Gandhi, M. K., !O3, 400 Gapp, L., 141 Garoet, 56, I 15 Geelvinkbaai, 257, 258 Geer, D. ]. de, 70 Geheime diensten (in Engeland), 5 I, 74, 173-175, 277, 278, 297 Geheime diensten (in Australië en op Ceylon), 48-66, 175-268 318,319,322 geheim geallieerd radio-zendverkeer, 52,55, 57,6~62, 114, 179, 180, r83, 205, 207, 220 aantallen geheime agenten, 181, 210, 213,224,232,28r opleiding, uitrusting van agenten, 29, 54,57,180,192,198,210-212,224238, 248, 254 bcleidsen technische fouten, 281284 oordeel Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 194°-1945',275-277 in Australië: 50-66, II3, 175-208, 247-275 Interallied Services Department (lSD), SI, 159, 177 Allied Intelligence Bureau (AlB), 159, 160, 164, 178, 182,229,248,254, 255,274,497 Section A (later: Special Reconnais sance Department), 159, 178, 191, 196, 254, 273, 296, 297 Section B (Secret Intelligence), 159, 164, 178, 229, 248, 254, 276n, 497

727 [PDF]

gence), 160, 178, 190 Section D (Subversive Propaganda, later: Far Eastern Liaison Office (Fela)), 160, 178, 178n reorganisatie geheime diensten,

XC196-202 uitzenden van geheime agenten (parties):

XCTiger I Bergsma (Java) 181-184, 191, 197,203-2°7,267,269 Tiger II Brocx (Java), 181-184, 191,203-206,252,267,269 Tiger III Lapod (Java), 184-186, 191, 202, 203, 206, 269, 270, 282

XC- van Arcken (Java), 57-59, 181, 190, 196, 198

XC- Hees (Celebes), 60, 181, 191, 265 - Nijgh (Ceram), 186, 187, 191, 197,283 - Sheldon (Aroe-eilanden), 187, 188

XCStaverman (Nieuw-Guinea), 188,190,191,201,251,285 naar Aroe-eilanden, 187, 191, 202,206,207,251 naar Ceram, 186, 187, 191, 25 I, 252,253,283

XCnaar Timor, 295-297 Australische - :

XCCoasuoatchers, 177,260 Security Service, 25 I Britse -: Special Operations Executive (SOE),I77 party naar de Andamanen, 319 Nederlandse -,51-63 passim 175

XC286 passint

XCNetherlands Forces Intelligence Ser vice (Nefis), 52, 136, 155, 164, 166, 176, 178, 195-197, 200, 201, 225, 247-275, 303, 326, 497, 566n, 634 Nefis 1 (General Intelligence), 116,118,119,122,178,200, 248-250, 3 rrn Nefis II (Security), 142, 149, 178,200,250,251 Nefis III (Special Operations and Special Intelligence), 200 202,2°7,229,251-274, }22, 325 parties: Tiger IV Soejitno (Java), 202-2°4,269,282 Tiger V Oentoeng (Java), 202, 204, 205, 252, 269,204, 205, 252, 269,205, 252, 269,252, 269,269, 282 Tiger VI Srinojo Papilaja (Java), 202, 205-208, 251,252,269,282 - Abimanjoe (Java), 272 - Brouwer (Java), 271, 272, 283 - de Bruine (Java, NieuwGuinea), 259, 270, 273, 274 Drijber (Borneo), 267, 283,298 - de Haas (Grote Oost, Java), 261, 262, 269, 272, 273,282 - van Haren (Java), 274 - Krol (Ternate), 264, 265 de Lang (Nieuw-Guinea),260 - Manoppo (Celebes), 266, 283 - Overweel (Nieuw-Guineal, 258 - Pejoh (Grote Oost), 261, 262 Razak (Nieuw-Guinea), 260 - Reintjes (Java), 270, 272, 283 - van der Star (Java, Grote Oost), 261, 262, 273 Swart (Nieuw-Guinea), 259 - Tahaparij (Java), 269, 272, 273 Tol (Nieuw-Guinea), 259 - de Wit (Grote Oost), 263 parly naar Ternate o.l.v.

728 [PDF]
REGISTER

op Ceylon, 48, 49, 113,208-225,236247 Amerikaanse - : Office of Strategic Services (OSS), 226-231,236,237,238,241, 243, 278, 280, 283, 301 Britse - : Special Operations Executive (SOE), 51,192,208-214,220, 229, 232, 236-238, 240, 244, 246, 278, 280, Country Sections: Group-A, 209, 222 Group-B, 209, 213, 222 Anglo-Dutch Country secti on, 213, 219, 229, 231, 235,236, 239n, 244-247, 278, 322,455 recruteringsmissies naar Saoedi-Arabië, 131, 191, 193, 199n, 200, 201, 208, 209, 210, 224n, 228, 231-234, 247,280,281 missie naar Singapore, Thailand en Malakka, 209 Indian Mission, 209, 210 parties (naar Sumatra), 213223, 238-247, 275, 280 - van Eek, 242, 245, 282 - Lefrandt, 242, 245, 246 - Pel, 215-219 - Captain Lodge, 245, 247, 280, 529, 530, 535 - Sisselaar, 245, 246n, 247, 530, 529, 533, 535 - Wijnmalen, 49, 208, 215 Military Intelligence (MI) Inter-Service Liaison Depart ment (ISLD), 236 Chinese (nationalistische) : 209, 210,23°,319 porties naar Belawan, 23 I, 245n Nederlandse - : Korps Insulinde, 4, 213-215, 219, 220, 223, 226, 232, 236-238, 241, 242, 244, 245n, 254, 259, 287, 529 Ceïllustreerd Vrij' Nederland, 443 Gemeentelijk Europees Steun-Comité(Batavia), 543 George, M, L., 20n, 21n Gerakan Rakjat Baroe Zie: Indonesië Gerbrandy, P. S" 26, 27,3°,39,42,48,5°, 53, 54, 67-79, 90, 93-95, 128n, 228, 235, 334, 335, 338-341, 378, 383, 405, 423, 424, 446, 461, 465, 467, 479, 484, 486,487,489,495,496, 683 Zie verder: Regering, Nederlandse Gerretson, C, 661 Geus, De, 447 Gevangenen, politieke, 567n, 579n, 610, 611 Gezags batalj ons (vrijwilligersbataljons) Zie: Koninklijke Landmacht Gezagsgebieden in het Verre Oosten, Geallieerde Zie: Combined Chiefs of Staff Giebel, C, toon, 298, 304n, 361, 362, 368, 369,373,413, 509 Goedhart, F. J. ('Pieter 't Hoen'), 446n Golf van Aden, 326 Golf van Bengalen, 46, 321, 323 Goossens, H. A. W" 320, 32In Gracey, D, D" 693, 693n Graeff, A. C D, de, 24 Greenhalgh, A. G" 578-581,612 Grippeling, A. W" 597n Groene Amsterdammer, De, 662, 698 Groot, P. de, 685 Grote Adviescommissie der Illegaliteit, 667, 668 Zie ook: Tijdelijke Staten-Generaal, vorming van Grote Oost, 42, 62-64, 66, 78, 113, 114, 120, 121, 162,25°,251,254,261-263, 276n,279,303-306,310,315,316,332, 333, 357, 370, 487, 505, 513, 516, 539, 581 reactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië en capitulatie van Japan, 584-586 Guerrilla-acties: op Celebes, 59, 60 op Java, 48, 50, 56, 115, 119, 120, 185, 270,271, 554 op Nieuw-Guinea, 255

729 [PDF]

Gutwirth, A., 543

XCHaas, E., 693n Haas, H. J. de, II7-120, 126, 155, 167,

XC185, 199n, 261, 269,270,272,273,282,

XC285,518n Haccou, W., 118 Haeften, Ch. E . van, 367 Hainan, 121 Halmaheira, 165,263, 371, 372, 574, 583 Hamel, J. c, 173, 525n Hamel, L. A. R. J. van, 173 Hamelink, M., 584, 585 Hanoic óçj Harada, K, 503, 516 Hardacre, Pitt, 192, 193,23 1,232,233 Haren, H. P. G. van, 274 Harper's Magazine, 596n Hart, G. H. c., 76, 98, 128,227,231, 239n,

XC301, jorn, 336 Hart, Th., 391 Harteveld, H. C; j zn Harthoorn, M. A. G., 625n Haselen, M. van, 311 Hassan, M., 588-594 Hatta, M., 32, 122, 142, 163, 167-17°,275,

XC389n, 496,498,499, 510, 516, 517, 551,

XC567, 568, 594, 6°5, 606, 620, 627, 642,

XC645, 654, 699 benoeming tot vice-president van de Republiek Indonesië, 517, 545, 547, 558 Hees, R. T., 60, 181, 191,265 Heiho's, II4, u6, II7, 121, 122, 124, 13711,

XC373,499, 520 Helfferich-Koch, H., 542 Helfrich, C. E. L., 2, 3, 9, 20, 29, 38, 42,

XC43,44n,48,287,316,317,326,332,341,

XC362,377,379,391,394,412n,413,418,

XC420,422-427,431,432,484-486,5°0,

XC563-565,590, 591,604,624,651,687,

REGISTER

XCbevoegdheden, positie, 5-7, 37, 74, 334,335 en de geheime diensten in Australië en op Ceylon, 49-52, 64, 198-202,2°5, 213, 214, 218, 221, 223-231, 235238, 245, 247, 248, 252, 275n, 282, 284Hengel, J. F. van, 463 Heshusius, C. A., 540n Heuven Goedhart, G. J. van, 660 Hilldring, John H., 429 Hillen, A. H., 256 Hiri, 264, 265 Hirohito, keizer, 399, 510, 5II, 516 Hirosjima, 493, 508 Hizboel/ah Zie: Java Ho-Tsji-Minh, 693, 693n Hogewind, J. B., 553, 555 Hokokai, 499, 589 Holcomb, Th., 417 Holland-Amerika-Lijn, }28 Hollandia, 134, 149, 188-190, 201, 252256,258,274,303,304,304n, 313, 317, 343, 360, 362-369, 372-374, 398, 418, 419,429,43°,487,49°,491, 566, 581, 631,634,650 Holleman, F. D., 352-354 Hongkong, 480, 514 Honig, P., II,34, 35n, 39,69,76,98, 105, 106, III, 145, 151,227,228,345, 345n Honselaar, L., }26 Honsjoe, 387,460 Hooggerechtshof (Nederlands-Indië), 338 ,9 2 5 Hoogstraten, J. E. van, 6, I I, 34, 35, 38, 40, 40n, 53, 63, 69, 75, 104, lO5, 106, 106n, 109, II6n, II7n, 126n, 128, 139, 166, 196, 196n, 249n, 275n, 307, 307n, 336n, 343-345,430,455,483 Horner, D. M., 277n, 47T Horsmann, A., 331, 332n' Hot Springs, 390 Hote! des Indes, Batavia, 579,612,613,638 Hough, R., 402, 572n Hout, R. O. van den, 64n, 66 Hoven, W., 628 Hovinga, H., 535, 587n Hudson, Chr., 209 Hull, c., !Ol, 1°3,356,359,39°,391,393 Hulscher, F., 549, 602, 603 Huijer, P. L. G., 603, 604 Idenburg, P. J. A., 39n

730 [PDF]

Ilgen, G. A., 50, 575 n Illegaliteit (in Indië), 203, 274n

XCverzetsgroep Haccou/Korff, Semarang ('V-groep'), II8 Illegaliteit (in Nederland), I, 34n

XCgezamenlijke verklaring betr. de staatkundige verhouding na de oorlog tussen Nederland en Indonesië, 445~447, 457, 662, 662n Zie ook: Pers, illegale

XCen de vorming van een Tijdelijke Staten-Generaal na de oorlog, 667 denkbeelden van de Trouw-groep en het Vaderlands Comité, 667 Imamoera, H, 164 Indian National Congress

XCZie: Brits-Indië Indische Commissie voor Rechtsverkeer

XCin Oorlogstijd, I I Indische Katholieke Partij, 70, 342 Indische Nederlanders, 19, 598, 600, 695 Indische Weeskamers, 349 Indo-Europees Verbond, 551 Indonesia, 456n Indonesia Raya (volkslied), 87, 130, 131,

XC132n, 168, 455n Indonesië

XCJapans onafhankelijkheidsbeleid 496-506, 514-521 verklaring minister-president Koiso betr. verlening van 'onafhankelijkheid aan Oost-Indië', 171, 496,497, 514 instellen van Adviesraden, 163165, 169,438,496,700 instellen van Commissies tot Onderzoek van de Onafhankelijkheid van Oost-Indië, 165, 502, 503,514-516 instellen van Commissie ter Voorbereiding van de Onafhankelijkheid (later: Komitee Nasional In donesia), 165, 503, 515, 516, 545, 558, 568, 588

REGISTER REGISTER

XContwerp staatsbestel/grondwet, (Handvest van Djakarta), 514, 515, 5 1 7 capitulatie van Japan, 510--514, 553, 569,575,581-583uitroeping van de Republiek Indonesië, 511, 514-521, 558, 566, 567, 573, 6°9, 627, 6]2 proclamatie, 517, 547, 568 radiorede Soekarno, 517, 521, 566 reactie bevolking, 520, 521, 584 607 passim reactie Japanners, 518-520 reactie geïnterneerde N ederlauders, 550-556 vaststellen van grenzen van de nieuwe Republiek, 515, 516 voorstel Portugees-Timor, Brits Noord-Borneo en Malakka in de nieuwe Republiek op te nemen, 515,516 oprichting van Komitees Nasional Indo nesia, 517, 584, 588, 594, 595, 619 oprichting van de Gerakan Rakjat Ba roe,5 1 5 erkenning door Nederland van de naam Indonesië, de vlag en het Indonesisch als officiële taal, 646 Zie ook: Java, Sumatra, Borneo, Celebes en Grote Oost Zie ook: Soekarno; Nationalisme, Indonesisch 'Indonesië', 'Indonesisch' (begrippen), 87, 88, 334, 338n, 623, 624, 624n, 646, 665, 669, 686, 700 Indonesiërs (in Australië), 19, I9n, 12415 1 opvarenden van de koopvaardij, 124, 130--138 Roemahs Indonesia (tehuizen), 124, 126, 137, 195,630 'Belvédère' (doorgangshuis van de Koninklijke Pakervaartmaatschappij (KPM), 126 Zie verder: Stakingen schepelingen van de Koninklijke Marine, 124, 125, 691 Javaanse arbeiders afkomstig van Nieuw-Caledonië en van Luzon (Philippijnen), 124, 201 gedeporteerden van Boven-Digoel, 124 militairen van het Knil, 124,633 discriminatie van Indonesiërs, 12473

731 [PDF]

151 passim, 632, 690

XCcommunistische en anti-Nederlandse activiteiten van Indonesiërs, I4I143, I49n, 63 I, 668 invloed van Australische cornmunisten, 127, 141-150,251,631 (geheime) opbouw van de Partai Komunis Indonesia, 138, 144-148, 151,251,631 Red Front (geheim contactorgaan), 147 oprichting van de Sarikat Indonesia Ba roe (Sibar), 145-148

XCvorming van een Centraal Comité voor Indonesië's Onafhankelijkheid, 145, 63 I, 633

XCoprichting van de Partai Kebancsadn Indonesia (PKI), 146, I48n, 151

XCdienstweigering Indonesische Knilmilitairen na uitroeping van de Republiek Indonesië, 663, 691

XCZie ook: Internering; Koopvaardij, Nederlandse; Stakingen; Vakbonden Indonesisch Verbond van Studerenden,

XC24 Indonesisch Volksfront

XCZie: Indonesiërs (in Australië) Indramajoe,6rr Inheemsen, 119, 122

XCin het Knil, 68, 69n, 149, 151 Institute of Pacific Relations, 99, 158, 166

XCRonde tafel-conferenties over koloniale verhoudingen na de oorlog in Mont- Tremblant, Hot Springs, San Francisco, roo, roon, 101, 389, 390, 495 Instituut voor Rubberonderzoek, II Interallied Services Department

XCZie: Geheime diensten: in Australië Internering

XCin bezet Nederlands-Indië, 116, 438, 439, 507, 521-559,609, 688 aantallen geïnterneerden, 54 I, 562 kampen: Ambarawa (Java), 162 Kesilir (Java), II8, II9, 120, 185, 203 Kampili (Celebes), 162

XCin Australië: van Japanners, Duitsers, Koreanen, 9, 135 van Indonesiërs, 124, 130, 134, 135 Zie ook: Stakingen karnpen: Cowra, 46, 124, 130, 135, 136, 140-145 Keiler-kamp, 137 Liverpool, 141-145 bij Mackay, 124, 140, I44n, 145, 146,151 Wallangarra, 137, I38n in Brits-Indië, kamp Deoli, 47,234 op Nieuw-Guinea (niet-bezette deel), 9 van Indonesiërs in Merauke, Hollandia, Boven-Digcel, 62, 124, 1 25, 134, 138-143, 149, 171,251, 630, 63 I evacuatie naar Australië, vrijlating en gedeeltelijke herinternering, 138-141, 144, 148150, 63 I op Timor, 292n bevrijding van geïnterneerde Nederlanders en Indische Nederlanders verbod kampen te verlaten, 556, 557, 579, 687 afvoer van geïnterneerden, 601 hulpverlening Zie: Rapu/i houding van bevolking tegenover de bevrijde Nederlanders, 544550 reactie Nederlanders in de kampen op de uitroeping van de Republiek Indonesië, 550-556 bevrijde kampen: Aik Pamienke (Sumatra), 532, 533,535,536, 587 Ambarawa (Java), 540, 542, 579 Adek-kamp (Batavia), 540, 552, 579 bij Bandoeng, 541, 578, 579, 625n Banjoebiroe (Java), 540, 579 Halmaheira-kamp (Semarang), 542, 598

732 [PDF]

Kampili (Celebes), 539 Kampong Makassar (Batavia), 544 Kramat-kamp (Batavia), 616 Lampersari (Semarang), 540, 579 Siringoringo (Sumatra), 532, 533,535, 536, 590, 593 Tj ideng-kamp (Batavia), 596, 612 Tjimahi (Java), 541, 546, 579

XCBaros-Ill, 541, 551, 552 Irak,234 Iran,209 Irene-Brigade (Koninklijke Nederlandse

XCBrigade 'Prinses Irene')

XCZie: Koninklijke Landmacht lrije, A., 102n Islam (in Indonesië), 17°,276,353,515,

XC546 Madjelis Sjoero Moeslimin Indonesia, (Masjoemi), 517 Partal Islam Indonesia, 606

XCPersaloean Moeslimin Indonesia, 127n Iswahjoedi Wirjomihardjo, 55-57, 181,

XC183, 184 Ivens, Joris, 153, 636 Zie ook: Netherlands-Indies Government Information Service, Iwo- Jima, 387

XCJacobs, G. F., 530, 536, 588, 592, 593 Jamagoetsji, 578, 579 Jamamoto, M., 516, 553, 555, 555n, 556,

XC609-6II,627-629 Jamdena, 62-64, 188, 207 Jans, Th., 579n Jansen, J., 12, 39,48, 51, 52, 57, 179 Japan politiek beleid m.b.t. Nederlands-Indië Zie: Indonesië

XCgeallieerde plannen voor landingen in Japan, 378, 387, 399, 405, 427, 432, 434, 460

REGISTER

XCcapitulaties en voorwaarden, 399,479, 493, 51D-513, 516, 519, 538, 564, 565 in Nederlands-Indië, 512, 513, 553,569,575,581,582,609 strijdkrachten sterkte in Nederlands-Indië, 261, 412n, 599 oorlogsschepen: 'Hokokoe Maroe', 330, 331 'Aikokoe Maroe', 330, 331 krijgsverrichtingen, 18, 303, 304, 3°5 strijd om Timor, 289-294 strijd op Nieuw-Guinea en in de Grote Oost, 303-306 verliezen, 304, 305 Java, passim guerrilla-activiteiten na capitulatie van het Knil, 50, 56, II5, II9, 120 invoeren van een persoonsbewijs (pen daftaran), 176, r 82 rapporten over Java van uit Indië ontsnapte personen, 114-123,437 levensomstandigheden Nederlanders en Indische Nederlanders, Il5-I23, 166, 168 samenwerking nationalisten met Japanners, 166-172 Geallieerde plannen voor de herovering van Java, 274n, 304, 306, 380, 399, 425, 431-434, 467, 484-494, 514, 569, 576, 579,616 acties van geheime diensten vanuit Australië op en naar Java Zie: Geheime diensten (parties) sterkte Japanse leger op Java bij capitulaties van Japan, 412n, 599 reactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië en capitulatie van Japan, 521, 545-549, 595-604 jongeren en de uitroeping van de Republiek Indonesië, 503, 515, 517, 518-521, 595, 597-599, 602, 605, 619-621,626 nationalistische organisaties: Angkatan Moeda, 607 Badan Keamanan Rakjat (BKR), Barisan Brani Mati, 598 Barisan Pelopor, 598, .~I4 Barisan Propaganda, 597 Djawa Hokokai, 165 Hizboellah, 598 Komitee Nasional Indonesia (KNI),

733 [PDF]

517, 595, 597,619 Pemoeda Republik Indonesia, 602, 603 Peta, 520, 546, 598, 614 Poetera, 32, 163, 167-169,496 Tentara Keamanan Rakjat (TKR), 599, 604 optreden, positie van Japans bestuur op Java na capitulatie van Japan, 516, 517, 553-556, 575, 576, 6IO, 6rI, 626, 627, 650

XCbeleid Admiraal Mountbatten m.b.t. de bezetting van Java, 637-644

XCaankomst Britse kruiser 'Cumberland' voor Batavia en eerste contacten van Admiraal Patterson met de Japalmers, 510, 576-578, 595, 598, 608-612, 627

XClanding eerste Britse troepen op Java, 622-626, 629n, 637-639, 644, 645, 688

XClanding eerste Knil-troepen op Java, 648, 649, 663 eerste rapporten over de situatie op Java na de uitroeping van de Republiek, 613-619, 625 Zie verder: Indonesië Zie ook: Rapu/i Java-ChinaJapan-Lijn, 329, 330 Javase Bank, 11,40, 107, 579, 584

XCgoudreserves, 107

XCZie ook: Bank voor Nederlands-Indië Javazee, 320, 321, 322 je Maintiendrai, 443, 446, 447, 560,661 Joekes, A. M., 674, 675 joint Chiefs oJStaff, 226,250,270,287,304,

XC358,359,382,383,386,'387,399,405,

XC411,427,431,460,477,478,482,487,

XC4 88 Zie oak: Combined Chiefs oj Staff joint Strategic Survey Committee, 476 joint War Plans Committee, 477 Jong, J. A. de, 59, 60 Jong, P.J. S. de, 320 Jonge, B. C. de,24, 85n Jonkman,]. A., 23, 24'

REGISTER

XCKaap de Goede Hoop, Kaapstad, 73, 318nKahin, A. R., 581n Kalidjati, vliegveld, 523 Kampili, 162, 539 Kan Po, 5I9n Kanchanaburi, 538 Kandy, 7,401, 648 Kangean, 271, 283 Kantoor Displaced Persons, 349 Karim,593 Karnebeek, A. van, 321 Karnebeek, H. A. van, 321, 322, 578 Kartopradjo, Soegondo, 589, 591-593 Kaukenau, 256 Kediri, 122 Kei-eilanden, 62, 261, 301 Keilor-kamp (werkkamp voor Indonesiers in Australië), 137 Kelly, T. E. B., 593 Kernajoran, vliegveld, 578, 580, 648 Kempen, C. J van, 674, 675 Kendall, R., 160, 164, 178, 191-195, 199, 229, 231, 233, 234, 248, 254, 276n, 277n, 283, 483 Kendari, vliegveld Celebes, 162, 187, 261, 273n Kenpeitai, 49, rI8, 122, 168, 177, 183, 187, 237n, 246n, 270, 279, 292n, 366, 519, 579n, 600 rapport periode maart 1942-februari 1944 betr. het verzet op Java, 12T, 366, 367, 497 Zie ook: Executies Kersten, G. H, 688 Kerstens, P. A., 70, 71, 78n, 90, 132, 133, 341,345,346,34611,426,429,43°,654, 674 Kesilir, rI8-120, 185,2°3 King, E. ].,324,387,388,391,482 Kingma, M. J, 535 Kinkaid, Th. c., 419, 422 Kioesjoe, 387, 432, 460 Kippers, G. ]., 302n Kisar, 62, 63 Kist, ]. G., 648 Kleffens, E. N. van, 21, 22, 74, 79, 82, 83, 90-98, I03n, 194, 339, 340, 358, 381386, 394, 405, 423, 424, 461, 462, 467, 468,484, 487-489, 496, 562, 654, 658, 669, 670n, 683, 689

734 [PDF]

Kleine Soenda-eilanden, 273, 276, 276n,

XC476,478,491, 503, 516, 583 Klooster, W. S. B. (ps: 'Willem Brandt'),

XC535,591 Klij zing, F. J., 277 Knickerbrocker Weekly, The, 154 Knottenbelt, M. J., 588 Koch, D. M. G., 26 Koenraad, P., 10, II, 162, 200, 225, 229,

XC252, 253n,25~ 275n, 287, 287n, 315n,

XC316,317,369,419,426,431,500,508,

XC582 Koepang. 289, 296,315,512,513,581,582 Koesoemasoemantri, I., 606, 614 Koetaradja, 218, 245, 246, 529 Koetsier, B., 346, 351 Koiso, K., 171,496,497,514 Kokkelink, M. Ch., 255, 260 Kolfschoten, H. A. M. T., 654, 657 Kollewijn, R. D., 661 Koloniaal Tijdschrift, 25 Koloniale Landbouwschool, 468 Koloniale Studiën, 25 Kolonodale, 60 Komintern, 144, 146,253,605,640 Komitee Nasional In.donesia

XCZie: Indonesië Koninklijk Nederlands-Indische Leger

XC(op Ceylon en in Australië), 2,5,9,37,

XC41,42,56,108,112, II9, 124, 131, 152,

XC3°1-314 sterkte, 42, 43, 302, 332

XCbezoldiging, 109, IlO, 302, 302n, 307

XCevacuaties uit Indië, 2, 9

XCinheemsen in het Knil, 68, 69n, 124, 149, 151, 491 capitulatie op Java en Sumatra, 5, 50

XCdiscriminatie in het leger, 299, 300

XCmilitaire acties: 303-315 Tanimbar-, Kei- en Aroe-eilanden, 62-66, 301 Nieuw-Guinea, Grote Oost, 303305 Timor Zie aldaar landingen bij Tarakan en Balikpapan, 304-306 verliezen, 306

REGISTER

XCguerrilla-acti viteitenop Celebes, 59, 60 op Java, 50, II5, 1I9 op Timor, 288-297 passim Detachement-Melbourne, 303 Detachement-Columbia Camp (Brisbane), 303 Technisch Bataljon, 302, 388, 630 Papoea-Bataljon, 258, 301-304, 332, 333, 365, 366, 373 Veldpolitie, 3°1, 364 Vrouwenkorps, 302, 302n, 344, 457, 468 Wapen der Militaire Luchtvaart, 2, 10, 41-43,295,297-299,303,306-315, 332,412,451,457,461,466,468, 490, 491 opleiding Zie: Strijdkrachten, Nederlandse Transportafdeling, 2, 9 • sth squadron, 43, 44, 1°9,299, 300, 306-312,314,332,426,529,580, 624n 120th squadron, 306, 313, 314, 332, 426 i ste Netherlands-East-Indies Transport Squadron (later: 19th Transport Squadron), 306, 314, 332, 529 verliezen, 312, 314 landingen op Java van eerste Knilmilitairen, 648, 649, 663 Prins Bernard-bataljon, 649n, 663 dienstweigering Indonesische militairen in Australië na uitroeping van de Republiek Indonesië, 663, 691 Zie ook: Strij dkrachten, N ederlandse Koninklijke Landmacht, Irene-Brigade (Koninklijke Nederlandse Brigade 'Prinses Irene'), 4, 4n, 181,213,227,298, 318n, 326 Korps Insulinde Zie: Geheime diensten: Ceylon Gezagsbataljons, (vrijwilligersbataljons), 374, 375,4°6-412, 420n, 436, 448, 450, 45 I, 457, 459, 461, 462, 466, 469, 490, 561, 562, 568, 568n, 690 Legerkorps, 4°9-412, 448, 450, 452, 485, 561, 682

735 [PDF]

recrutering en opleiding van oorlogsvrijwilligers Zie: Strijdkrachten, Nederlandse Koninklijke Luchtvaart Maatschappij

XC(KLM), 10,44,314 Koninklijke Marine, 2-4, 8, 28, 37-44,

XC56,108,109,124,131,151, r yz, 250,

XC252,315-327,527, p8, 562,633

XCevacuaties uit Indië, 2, 3, 10, 41, 42, 315,316 sterkte bij capitulatie van Japan, 42, 43

XCbezoldiging, toeslagen, 109

XCplannen voor opbouw van een nieuwe vloot Zie: Strijdkrachten, Nederlandse

XCrecrutering, opleiding van oorlogsvrijwilligers Zie: Strijdkrachten, Nederlandse

REGISTER

XCMarine-etablissement (Soerabaja), 3, 416,425 Marineluchtvaartdienst (MLD), 2,3,8, 10, 38, 41-44, 109, 213, 297-299, 325-327, 412, 424, 529 3215/ (Dutch) Squadron, 325, 326, 333,423 Korps MariniersjMariniersbrigade, 407-411, 415-418, 448, 450, 452, 453, 457, 458, 463, 565 Marine Vrouwenafdeling (Marva), 457 oorlogsschepen: 'Abraham Crijnssen', 10, 316, 318, 582, 585 'Colombia', 4, 49,316 'Van Galen', 316,317,323-325,415, 418,419, 561 'Flores', 419, 420 'Isaac Sweers', 4,316,418 'Jacob van Heemskerck', 4, 116, 316,317,561 'Van Kinsbergen', 561 'Kortenaer', 68n 'Soernba', 3, 315, 318,418,419,582 'Tjerk Hiddes', 294, 316, 317, 323325,415,418,419 'Tromp', 8-10, 305, 316, 317, 323325,414,415,418-422,508,510, 564, 577, 595, 598, 609, 645, 663 'Will em van der Zaan', 3, 315, 318'Zuiderkruis', 3, 316, 318 onderzeeboten: 'K 8', 10, 4r, 316, 318 'K 9',10,18,41,57,316,318, 318n 'K 10', 3r8n 'K II', 3, 315 'K 12', 10, 54, 57-59, 181-186, 194, 201-203,208,253,316,318,318n 'K 14', 3,253,260,270,273,315, 319,322,333 'K 15', 3,49,253,259,260,263,266, 270,272,273,315,319,322,333 '0 19', 3, 315, 320--322 '0 21', 4, 202, 205, 206, 208, 221, 251,253,316,318,319,333 '023',316,319,319n '0 24', 4, 215-222, 316, 319, 320, 333 'Zwaardvis', 122, 171, 320, 321 krijgsverrichtingen, 317-327 verliezen, 2, 323, 327 Zie ook: Strijdkrachten, Nederlandse Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maatschappij (Knilm), 10,44,314 Koninklijke Paketvaartmaatschappij, (KPM), II, 28, 45-47, 124-126, 132134, 136, 328-330, 333, 52 8,630,633 stakingsacties Indonesische zeelieden Zie: Stakingen KoninklijkejShell, 21n, 330, 353, 387, 390 Koops Dekker, A. G., 272, 274n Koopvaardij, Nederlandse, 4, 44-47, 132, 134, 327-332,463,630 evacuatie uit Indië, 4, 10 Indonesische zeelieden in Australië Zie: Indonesiërs (in Australië); Stakingen koopvaardijschepen: 'Balikpapan'i öja 'Both', 140, 141 'Camphuys', 582, 583 'van Hentz', 634, 635, 649n 'Karsik', 634, 635 'Ondina', 330--332 'Oranje' (als hospitaalschip), 133, 330, 634 'Orontes'i aöê 'Plancius', 65 I

736 [PDF]

'Tasman', 130 'Tjisalak', 329 Zie ook: Scheepvaartmaatschappijen Korff, luitenant, IIS Korps Insulinde

XCZie: Geheime diensten, Nederlandse, op Ceylon Kremer, P.H., 161 Kritiek en Opbouw, 26 Kroese, A., 68n Krol, L.D.J., 264, 265 Krueger, W., 368, 369 Kruys, W.]., 294, 294n Krijgsgevangenen, 118, II9, 120, 435,

XC438,507,512,521-559 passim

REGISTER

XCbevrij di ng van Geallieerde gevangenen: 'Special Party', 521 aantallen, 526, 562, 693n aantallen omgekomenen, 526, 538 afvoer van gevangenen, 526, 527, 53 1 ,539 verbod naar java terug te keren, 527 gezondheidstoestand, 527 hulpverlening Zie: Rapu/i kampen: bij Bandoeng, rr6, 539, 551 bij Batavia, 539 kamp Xe bataljon, 55r, 553n, 555,612 bij Makassar, 539 op Moena (Molukken), 539 bij Pakanbaroe (Sumatra), 535, 536, 587 bij Palembang (Sumatra), 53 I op Formosa, 52 I in Frans-Indo-China, 537, 538, 693n bij Hainan, 121 in japan, 566 op Malakka, 537 in Mandsjoerije, 521 Moekden, 521-523 Sian, 522, 523 in Thailand, 537, 538 Kanchanaburi, 538 Krijgsgevangenen, japanse, 120, 160 Kuiper, W., 597nKun, L. G. L. van der, 219, 219n, 221, 275n 391, 461, 463-467, 487 Ku/omintanç, 389 Labou r Party Zie: Australië, politieke partijen Labour Party (Engeland), 15,400,4°2,572, 596, 626, 637, 654, 691, 692, 696, 699 Lai-Ti, generaal, 2IO, 221 Lambert, Lieutenant, 612, 638 Landengte van Kra, 514 Lang, G. de, 260 Lange, R. ]. de, 56n Langkat, Sultan van, 591, 594 Lapod, D., 184-186, 191,202,203,206, 269, 270, 282 Latttimore, 0., 158, 159, 389 Lawson, J. ]., 637, 639, 641, 642, 647n, 653, 654, 657, 671, 694 Layton, G., 3, 6 Leahy, W. D., 398, 399n, 462, 463, 485 Leeuw, G. van der, 657 Leffelaar. H. L., 532, 533 Lefrandt, B.W., 242, 246, 275n, 529, 530 Leighton, R. M., 327 Lernbehv zóó Lend-Lease Act, 477 Lewe van Aduard, E. ]., 417 Leyte, 348, 374, 405 Lhokseumawe (Atjeh), 220 Liberale Staatspartij, 674, 698 Lichtveld, L., (Albert Helman), 662, 689 Lidth de Jeude, O. C. A. van, 90, 9611, 335, 356,405,407n,450 Lieftinck, P., 563, 654, 669 Ligae, Mel, 265 Liverpool (bij Sydney), 141, 142, 144, 145 Lockwood, R., 14In, 146, 149, 633n Locomotief, De, 26 Lodeisen-Gray, Ch. K., 51 8n Lodge, Captain, 245, 247, 280, 529, 530, 535 Loeboeklinggau, 530, 536 Loefti, Mochtar, 127n Logemann, J. H. A., 24, 25, 73n, 342,413, 416,433, 437, 454, 456, 459, 488, 489, 492-496, 503, 508, 524, 558-560, 563, 567, 569, 577n, 621-623, 625, 639n,

737 [PDF]

643, 648, 653-659, 663-666, 669-6 77,

XC690,691, 695, 696, 700 Lombok, 273n, 478, 479, 513, 581 Lookeren Campagne, T. M. van, 273n Loudon, A., 78, 79, 83, 94, 101, lorn,

XC1°3 11, 383, 383n, 385, 394, 395n, 462,

XC463,467,479, 481,488, 565 Lourenço Marques, 135n Lovink, A. H. J., 12,26,27,39,51-53,69,

XC74, 89n, 277, 523, 571, 59In Luchtpamfletten, 33, 144, 156, 159-165,

XC3r r n, 369n, 525, 529, 540, 542, 624n

XCaantallen, 161, 162

XCZie ook: Far Eastern Liaison Office (Felo) Lücker, J. M., 660 Luzon, 17, 124, 129,431,432,527,528

XCMacArthur, D., 7, 17,29, 35, 50-52, 84,

XCIII, 139, 152n, 159, 160, 164, 178, 187,

XC188, 191, 196, 198, 199,201, 230, 253,

XC255,260,265,270,282,291,299, 303,

XC3°5,3°8,311,313,315,316,317,327,

XC340, 348, 380, 390, 391, 397, 419-426,

XC429-434,461,475-494,497,498, 512,

XC559, 564, 581, 583 en de erkenning van de souvereiniteit van Nederland over N ederlandsIndië, 356-360, 36r, 397-399, 4°3 en het vaststellen van de grenzen van de Geallieerde gezagsgebieden 111 het Verre Oosten Zie: Combined Chiefs of Staff MacDonald (vliegveld bij Darwin), 310,

XC3 1 4 MacMahon Bell, G., j zn Mackay (interneringskamp in Australië),

XC124, 140, 144n-I46, 151 Mackenzie, c., 209, 214, 222, 223 Madioen, 181 Madjelis Sjoero Moeslimin Indonesia (Mas

XCjoemi)

REGrSTER

XCZie: Islam Madoera, 185,499 Maeda, T., 516, 517,609,627 Magelang, 119, 530, 601 Maitland Wilson, H., 462, 463, 466, 487 Majoe,263Makassar, 62, 162, 315, 509, 528, 539, 584-586 Malaka, I. Tan, 145,605,606,620 Malakka, 191,209,211,212,237,245,246, 278,279, 381,464, 514-516, 529, 537, 569 Anti-Japanse Volksunie, 237 Anti-Japanse Volksleger, 237 Malang, 50, 122, 184,2°3, 518n, 6II reactie bevolki ng op uitroeping van de Republiek Indonesië, 598 Malik, A., 620 Ma'rnoen ar-Rasjid Koesoemadilaga, 192, 232, 347 Man, J. Th. A. de, 215n Manchester, W., 399n Mandsjoerije, 5U, 512, 521 Manila, 431, 432n, 435n, 436 Manokwari, 188,255,373 Manoppo, sergeant, 266, 283 Mansholt. S. L., 657, 697 Mansoer, 32, 163, 164, 167,496,498 Marshall, G. c., 359,431,462,478 Masey, Lieutenant-Colonel, 638-640 Masjoemi Zie: Madjelis Sjoero Moeslimin Indonesia Maurenbrecher, H. A., 313 Max Havelaar, 600 McMahon, R. J., lorn, 102n, 392n, 393n, 396n, 596n Medan, 218, 2}9, 242, 243, 245, 247, 282, 51}, 530, 5}I, 5}6, 569, 687 reactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië, 588-594 Meerburg, J. M., 302n Meerut, 209, 210, 222 Mekka, 191-194, 199n,20I,208,210,225, 227, 232, 233, 249, 281 Melbourne, 2, 16, 19, 29, 39n, 69, 110, 124, I}O, 329, 4}0, 634, 636 Melbourne Herald, 474 Menado, 117,584 Menzies, R. G., 15, 16, 20n, 473 Merauke, 28, 62, 64, 121, 137, 139, T40, 148, 149,256,259,301, 30}, 311, 313, 314, }I8, 366, 429, 6}1 Meulaboh, 216-220, 241, 244 Meyer, J. K, 4n, 413 Meyer Ranneft, J.

738 [PDF]

Meyerink, H. W. J A., 674-676 Meynen, J, 458, 670n Michiels van Verduynen, E. F. M. J, 77,

XC90, 96, 337n, 341, 383, 405, 461, 465,

XC467,484,489, 562, 653-656 Michielsen, K. G. P., 54n, 196, 197 Militair Gezag (Nederland), 355, 356, 510 Min, Th., 537n Minahassa, 252, 253, 266,280, 283, 315,

XC497, 584 'Missouri', 512, 564 Moekden, 521-523 Moena, 539 Moffat, A. L., 304n Mollinger, F., 213, 215, 219, 219n, 254,

XC275n, 278, 64811 Molotow, W. M., 478 Molukken, 35, 120, 121,262,276, 276n,

XC37°,428,478,480,491, S0l, 539, 583 Mombasa, 4, 200, 316 Mont Tremblant-conferentie

XCZie: Institute of Pacific Relations Mook, H. J van,S, 6, 7, II, 27-47,50-53,

XC67-104 passim, 105-172 passim, 301,

XC302n, 307, .317, 333, 334-375 passim,

XC377-509, 523, 524, 556-577, 608-614, 621-669 passim, 683, 684, 687, 688, 694,

XC696,700

XCde persoon, 23-25

XCbenoeming tot minister van koloniën, 23, 26, 70-72

XCbenoeming tot (tijdelijk) luitenantgouverneur-generaal, 26, 67, 335342n, 377, 439 en de Nederlandse civiele en militaire gezagsverhoudingen in het Verre Oosten, 37-4°,73,74,334,335,34°, 563, 564 radiotoespraken voor Radio Oranje, 437-44° en de geheime diensten in Australië en op Ceylon, 192-197,201,202,214, 223-236,238,247,248,253,284

XCen de staatkundige verhouding tot Nederlands-Indië, voorbereiding voor de terugkeer en herstel van het Nederlands gezag en het treffen van bestuursregelingen, passim

REGISTER

XCen de 7 december (1942)-radiotoespraak van Koningin Wilhelmina, 78-1°3,340, 523, 524 radiotoespraken n.a.v. de uitroeping van de Republiek Indonesië en capitulatie van Japan, 557, 558 opstellen van preelamatie bestemd voor bevrijde gebieden in Indië, 358-361, 56~ 623, 624n, 638, 669 en opneming van Nederlands-Indië in het gezagsgebied van Admiraal Mountbatten in het Verre Oosten, 475-494 verschil in visie met Admiraal Furstner betr. Nederlands aandeel in de algemene oorlogvoering tegen Japan en in de verdrijving van de Japanners uit Indië, 74, 4°4-427 en de troepentransporten naar Australië, 459-475 memoranda bestemd voor Admiraal Mountbatten betr. de politieke toestand op Java na de uitroeping van de Republiek Indonesië, 569, 573, 575 eerste bezoek aan Java, 648-651 Morotai, 143, 144, 148, I53, 264, 265, 267, 276,3 0 4,3°5,310, 3 II, 317, 325, 332, 370-372,492,512,513,574,_581 Morrison, H., 691 Morsink, J M. J, 550n, 549, 629 Mountbatten, L., 29, 30, 236, 247, 288, 324, 333, ]40, 358, 359, 380, 387, 388, 429,475-481,485,491-494,508,511513,519,528,531, 554-558n, 562, 563, 569-573, 576, 581, 6JI, 622, 625_-627, 654 de persoon, 400, 401 beleid betr. koloniaal bestuurde gebieden, 402, 403, 572, 573, 693, 694 en het vaststellen van de grenzen van de Geallieerde gezagsgebieden 111 het Verre Oosten Zie: Combined Chiefs of Staff reactie op het uitroepen van de Republiek Indonesië, 573-576 beleid betr. de bezetting door Britse troepen van Java en het herstel van het Nederlandse gezag, 637-644, 647,648

739 [PDF]

Moutbatten-Ashley, E. (Lady Edwina),

XC400-4°3,424,531,572,638,694 Muntbiljetten, uitgifte van , 96, 108,

XC108n, 348

XCNadjimoeddin Daeng Malewa, 585 Nagano, J., 512, 516, 519, 553, 555, 556,

XC578,609,619,620,651 Nagasaki, 493, 508, 525, 526 Nationale Rotterdamse Courant, 560, 661 Nationalisme, Indonesisch , 27, 27n,

XC3 1 -33,67-69,77,87,88,132,166-171,

XC247, 338n, 389n, 438, 440, 515-518,

XC554,580,581,584-607 passim, 671, 673,

XC688, 695-698 Nederland

XCpublieke opinie m.b.t. de staatkundige toekomst van Nederlands-Indië, 437-447 Zie ook: Pers (illegale)

XCseptemberdagen 1944, 376, 377 recrutering in het bevrijde zuiden en later in het noorden van dienstplichtigen en vrijwilligers t.b.v. de strijdkrachten en Nica-detache Inenten,Zie: Strijdkrachten, Nederlandse Nederlanders en Indische Nederlanders

XC(in Australië), çn, 18, 19

XClevensomstandigheden, 109-1 I I houding tegenover, discriminatie van Indonesiërs in Australië, 125-151 passim, 632, 690

XC'Dutch Club' (Melbourne), 110, 125, 126

XC'Australia-Netherlands Society', 2In Zie ook: Indonesiërs (in Australië); Ambtenaren Nederlands-Indisch Deviezeninstituut,

XCII, 107 Nederlands-Indische Commissie voor

XCAustralië en Nieuw-Zeeland, 6, 23, 28,

XC35-44,63,69, I04-II3, 135, 136, 142,

XC145, 146, 152, 154-156, 191,255,283,

XC314,350,352,6)2 N ederlands- Indische Handelscommissie

REGISTER

XCvoor Brits-Indië, 29Nederlands Scheepvaart Comité, 463 Nederlandse Antillen, 29, 87, 228, 379, 418 Nederlandse Pacific Petroleummaatschappij. 37 Nederlandse Scheepvaarten Handelscommissie, 112 Nefis Zie: Netherlands Forces Intelligence Ser vice Netherlands Forces Intelligence Service (Nefis) Zie: Geheime diensten, Nederlandse, in Australië Netherlands-Indies Civil Administration (Nica), 123, I51n, 163, 304n, 333, 355, 360-374,379,423-427,434,455n,491, 501, 502, 505, 508, 581, 624 taak, instructies, 361, 362 opleiding Nica-personeel, 423, 424 Nica-detachementen, 361-364, 369372, 388, 401, 407, 414, 423-427, 430, 436, 448, 451, 452, 457, 46J, 462, 466-468, 490, 491, 498, 502, 574, 583, 593,613 eerste landingen in bevrijde gebieden van Nederlands-Indië, 362-366 Netherlands-Indies Government Information Service (Nigis), 40, IlO, II4, 143, 152157, 178, 195,43°,497, 568,634 rapporten over Java vanuit Indië ontsnapte personen, II3-I23, 166, 168 contacten van de foto- en filmafdeling met Joris Ivens, 153, 636 Monitoring Service, II4 Zie ook: Allied Political Warfare Com mittee Netherlands-Indies Gouernment Import- and Export Organisation (Nigieo), 429-431, 490, 630 Zie oak: Relief en Rehabilitation. Netherlands-Indies Maritime Commission for Australia and New Zealand, 39 Netherlands Information Bureau, 12, 35,78, 98n, 99, 388, 389, 390 Netherlands Purchasing Commission (in Australië; in Ver. Staten), 39,41,76,112, 158,430,430n Netherlands Shippiug and Trading Commis SiOl7 (New York, Londen), 112,463 74

740 [PDF]

New Delhi, 9 New South-Wales Trades and Labour Coun

XCcil

XCZie: Australië: vakbonden New Statesman and Nation, 402, 572 New York Times, 98 Nias,243 Nica Zie: Netherlands-Indies Cit/il Admini stration Nierstrasz, V.E., 458 Nieuw-Caledonië, 124, 201, 227 Nieuw-Guinea (Australisch), 103, 162,

XC314, 316, 328, 365 Nieuw-Cuinca (Nederlands), 9, 21, 28,

XC36,41n,62, 109,121,122, 134,138-141,

XC148, 162, 163, 175, 177, 186, 188, r89,

XC190,201,208,231,251,254-260,275,

XC276, 283, 285, 301, 303, 310, 314, 327,

XC332, 348, 361-366, 379,428,478,491,

XC505,559,583,599,631 Zie ook: Geheime diensten Nieuw Nederland, 661 Nieuw-Zeeland, 39, 394, 395, 430 Nieuwenhuys, R., 55!, 596 Nieuwenhuyz en, Th. van, 63, 64 Nigieo

XCZie: Netherlands-Indies Government Im port- and Export Organisation Mgis

XCZie: Netherlands-Indies Gouernment In formation Sen/ice Nila, 261, 262, 269, 273-276n Nimitz, Ch. W., 28, 178, 291, 325, 398,

XC460 Nippon-werkers, 117,439 Noemfoor, 304, 313, 317, 373, 374 Noessij, G., 273 Nortier, J J, 42n, 53n, 57, 57n, 60, 66,

XC181, 185, 186, 197,205,253,254,258, 258n, 260, 262, 272, 285n, 288n, 292

XC295, 306, 500n Nuboer, J. F. W., 381, 382n, 406 Nijgh, H. P., 186, 187, 191, 197, 283 Nijon, F. B., 537

XCOentoeng, 182, 184, 191, 202, 204, 205,

REGISTER

XC252,269,282,285Office of Strategic Services (OSS) Zie: Geheime diensten, Amerikaanse, op Ceylon Office of War Information (01iVl), 157, 158, 39 2 Okinawa, 387, 522 Oliebataljon Zie: Aardolie Onderdenwijngaard, A., 55 III Ontsnappingen (uit bezet NederlandsIndië), 55, 56, II4-122 Oorlogsmisdaden (Japànse), 329, 32911, 372, 526 Zie ook: Executies Oorschot, J W. val1, 277n Op Wacht, 661, 662n 'Oranje' (hospitaalschip), 133,330,634 Oranje, 152, 430 Organization for Recovery of Allied Prisoners of War and Internees Zie: Rap u/i 'Oriohoe Maroe, 435n Overakker, R. T., 48, 49, 215 Overweel, C. J, 258 Oyen, L. H. van, II, 37,43,68, 149n, 225, 287, 298-300, 306n, 307, 31511, 343, 369,409-413,419,426,431,43211,470474,491, 500n, 563, 564, 649, 698n Pacific Affairs, 100 Pacific Petroleum Maatschappij, 37 Pacific War Councils (Washington, Londen), 83, 382, 383, 385,480 Padang, 49, 208, 247, 320, 325, 327, 509, 513, 530, 536, 569, 594 reactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië, 594, 595 Pahud de Mortanges, W., 34n Pakanbaroe, 535, 536, 587 Pakanbaroe-spoorweg, 535 Palar, L. N., 660, 660n Palembang, 2Il1, 212, 239, 247,325, 530, 53 I, 536 reactie bevolking op de uitroeping van de Republiek Indonesië, 595 Panaroekan, 269 Panda Iroot, 134 Pangkalan Brandan, 244, 530, 589 74

741 [PDF]

Pangpangbaai, 185,203-208,251,282 Papilaja, Srinojo, 205-208, 251, 252, 269,

XC282 Papoea-bataljon

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indische Leger Paraat, 661, 662n Parool, Het, 444, 446n, 560, 660, 686, 698 Partai Islam Indonesia

XCZie: Islam Partai Kebansadn Indonesia (PKI)

XCZie: Indonesiërs (in Australië) Partai Komunis Indonesia

XCZie: Indonesiërs (in Australië) Pasoeroean, 76 Paternoster-ei.land enç zóç Patterson, W. R., 512, 576-579n, 603, 608

XC617, 629, 637, 638, 645, 693

XCZie ook: Java: aankomst Britse kruiser 'Cumberland' voor Batavia en eerste contacten met de Japanners Peekema, W. G., 85, 86,684,700 Pejoh, B. F., 261, 262 Pekalongan, 606n Pel, H. G. C, 214-221, 244, 245, 275n,

XC278, 428 Pelt, A., 96, 154, 155 Pematang Siantar, 587, 588, 590 Pemoeda Republik Indonesia (Soerabaja)

XCZie: Java Pendaftaran (persoonsbewijs),

XCZie: Java Pendidikan Nasional Indonesia (PNI-Baroe),

XC142, 143, I43n Penjoeloeh. 143, 152, 195,43° Penninck, J B., I27n Pensioenen, Indische, 107 Perhimpoenan Indonesia, 446, 455n, 456n,

XC468, 469, 560 Pers, illegale (in Nederland), 113

XCmening over staatkundige verhouding na de oorlog tussen Nederland en Indonesië, 441-447 mening over het recht op zelfbeschikking van Indonesië, 685, 686 Zie ook illegale bladen ajzonderlijk Pers, legale (na mei 1945)

REGISTER

XCeerste commentaren na capitulatie van Japan en uitroeping van de Republiek Indonesië op de verhouding Nederland-Indonesië, 560, 561 reactie op 'Verklaring van zelfverzekerdheid' van het kabinet-Schermerhorn betr. de uitoefening van het gezag in Indonesië en niet-erkenning van het Soekarno-bewind, 660-662, 698 Zie ook legale bladen afzonderlijk Persatoean Moeslimin Indonesia Zie: Islam Persatoean Se/ebes Selatan Zie: Celebes Person Hayes, G., 382n, 431, 477n, 478 Perth, 29, 470 Perzische Golf, 318, 330 Pesman, J J, 50 Peta Zie: Java Philippijnen. 7n, 68, 69, 78, 100, 178, 179, 187,255,278,279,316,322,327,345, 348,386, 389n, 393, 398,4°5,431,435, 464, 476, 506, 507, 522, 523, 566, 585, 698, 695 Piekaar, A. J, 587, 588n 'Pieter 't Hoen' Zie: F. J Goedhart Pitoi, H. D., 116, 117 Pitt Hardacre, 192, 193,231-233 Plas, Ch. O. van der, 6, 7, I I, 18-23, 45-55, 64, 69, 77, 84, 98, 99, l0S, 106, IlO, I II, 120--171 passim, 303n, 307, 3I5n, 317, 336n, 341, 343, 347-37 o pas sim, 388, 394, 398, 399,4°1,413,419421,43°,431,438,469,481-484,494502, 565, 566, 569, 571, 575-577, 608630, 636-648, 653-660, 688, 694, 696, 698 de persoon, 30--35 en de geheime diensten in Australië en op Ceylon, 180, I83n-I85, 193207, 224, 225, 229, 231, 234, 238, 247-249n, 252, 253, 256, 257, 261265,269,271,275,282 eerste rapporten over de situatie op Java na de capitulatie van Japan en de uitroeping van de Republiek Indonesië, 613, 615 'arrestatieplari', 628, 629, 637, 645, 74

742 [PDF]

698 Poeger, 185 Poetera (Poesaka Tenaga Rakjat)

XCZie: Java Politieke partijen (in Australië)

XCZie: Australië Politieke partijen (in Nederland) en het

XCregeringsbeleid m.b.t. Indonesië, 672

XC676, 698 Poll, M. van, 561,674,675 Poorten, H ter, 50, 522, 523 Port Moresbay, 188-190,314 Portugal, 280, 687 Post, L van der, 554, 555, 578, 612, 629,

XC638, 645 Posthumus, K, 550, 551, 613, 616, 618,

XC625, 626, 657 Postiljon-eilanden, 274, 280 Potsdam, Conferentie en Verklaring van

XC-,399,467,468,478,479,489,493,511,

XC5 1 3 Preanger, [62 Preger, W., I Ion Prigi baai, 18 I, 182 Princeton Office for Public Opinion Research,

XC389 Pringgodigdo, Abdoel Gaffar, 607, 614 Prins, J, 539n, 560, 584n Prooyen, W. van, 325, ]26 Propaganda en berichtgeving, 152-172

XCZie oak: Allied Political Warfare Commit tee; Far Eastern Liason Office (Felo}; Netherlands-Indies Government Infor mation Service (Nigis); Office of War Information

XCZie ook: Luchtparnfletten ; Oranje; Pen joeloeh; Radio Propaganda, Japanse, 79, 86, IIS, 157 Proud, J C R, 160, 161, I6In, 164, 178,

XC497 Puchinger, G., 44111 Pupelia. E. U, 583

XCQllanlas,29 I Quebec, Conferentie van, 377,476,477,

REGISTER REGISTER

XC483-485 Queensland, 14J Quéré, J J, 52-54, 56, 60, 62, 120, n8182, 185-187, 19°-203, 207, 249, 251n, 275n, 277, 277n, 282, 304n Quisling, V., 168, 168n, 3I5n, 496, 497, 574, 654, 662, 698 Quispel, 3,4°, 152,160,164, 178, 180,497 Raad van Bijstand voor Nederlands-Indische Zaken, 75, 76, 79,131,335,352 Raad van Departernentshoofden Zie: Departementen Raad van Nederlands-Indië, 3 T, 77, 337, 366, 553,624 Raad van Oorlogvoering (vroeger: Commissie-Oorlogvoering) Zie: Regering, Nederlandse Raad van State, 76 Rabaul,293 Radio, II3-II5, 156-159,430 Australian Broadcasting Corporation, 114, lIS British Broadcasting Corporation (BBC), 158,437 Radio Bandoeng, 428, 558, 568 Radio Batavia/Djakarta, 31, 34, 36, 55, 114, I37n, 163, 164, 168, 169, 496, 5 1 7,699 Radio Brandaris, 437 Radio Hilversum, 113, II5 Radio Melbourne, 540, 551, 557, 568, 597n, 617, 619 Radio Oranje, 67n, 94, 97, 154,437 Radio San Francisco, 28, 60, 157-159, 392, 619 Netherlands East-Indies Section, 159 Radio Tokio, 55 Japanse radiouitzendingen, 114, II4n, 115, 123, 167,612 Zie oak: Netherlands-Indies Govern ment Lnfonnation Service Radjegwesi-baai, 58 Radjiman Wediodiningrat, 516, 547 'Ra/mes " 1 16 Randwijk, H M. van, 662 Rangoon, 512, 514, 531, 553 Rantauparapat, 245, 247, 529 Raptui (Organization Jar Recovery of Allied Prisoners of War and Internees, 528, 538, 600,601,609,611,627,687

743 [PDF]

XCRapu/i-teams. 528-536, 578-581, 609 op java bij Batavia, 530, 578, 577 op Sumatra: - Brondgeest, 530, 530n - jacobs, 536, 588, 592 - Lefrandt. 529 - Lodge, 529, 530, 535 - Sisselaar, 529, 530, 533, 535 bij Bangkinang, 530, 536 bij Loeboeklinggau, 530, 536 bij Magelang, 601 bij Medan, 530 bij Padang, 530, 536 bij Pakanbaroe, 536 bij Palembang, 530, 536 Ratoe Langie, G. S. l. I., 168, 584, 586 Razak, M. A., 260 Red Front, 147 Rees, J. van, 522, 523 Regenten, 499,500,608,6[1 Regering, Nederlandse (Gerbrandy,

XCSchermerhorn)

XCCommissie-Oorlogvoering (Later: Raad van Oorlogvoering), 5, 74, 228, 235, 334, 338n, 373, 405-407, 423, 458-464, 467, 484-490, 561, 562, 564, 566, 568n

XCopneming van Soejono in de regering, 76-78

XCopneming H. J. van Mook in de regering, 70-72

XCen de benoeming van een luitenantgouverneur-generaal voor Nederlands-Indië, 335-342n Zie ook: H. J. van Mook

XCmilitair en politiek beleid m.b.t. de staatkundige verhouding tot Nederlands-Indië na de oorlog, voorbereiding voor de terugkeer en herstel van het Nederlands gezag, pas sim Zie ook: Wetsbesluiten

XChouden van een rijksconferentie na de oorlog, 26, 67, 74, 77-1°4 passim, 658, 669, 672

XC'7 december(1942)-radiotoespraak' van Koningin Wilhelmina, 78-103 passim, 125, 127, 128, 157,234,334, 340, 353, 388, 389n, 393, 440-444, 446, 446n, 454, 495, 523, 524, 560, 571, 591, 658, 659, 659n, 660, 670, 684, 686 en de Nederlandse civiele en militaire gezagsverhoudingen in het Verre Oosten, 37-40, 73, 74, 334-340, 563, 564,624 Zie ook: Nederlands-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland en de erkenning door de Gealieerden van de souvereiniteit van Nederland over Nederlands-Indië, 356361, 39~ 397-399, 403, 581, 648 en de opneming van Nederlands-Indië in het Britse gezagsgebied in het Verre Oosten Zie: Combined Chiefs oj Staff: D. MacArthur; L. Mountbatten en Nederlands aandeel in de algemene oorlogvoering tegen japan en in de verdrijving der japanners uit Indië, 404-427 en het politieke en militaire beleid van Amerika, Engeland en Australië m.b.t. Nederlands-Indië, 19-22, 78-84, 97-1°4, 380-404 passim, 482-485, 562-565, 575, 576, 581583, 637-644, 653-656, 671, 67 2, 689, 690-695 Zie oak: Combined Chiefs oj Staff en de Nederlandse vertegenwoordiging bij de Combined Chiefs oj Staff, 381-386 en de opbouw van een nieuwe strijdmacht mede t.b.V. de bevrijding van Nederlands-Indië Zie: Strijdkrachten, Nederlandse eerste radiotoespraak van ministerpresident Schermerhorn na de bevrijding van Nederland, 454-456 radiotoespraak t.g.v. de capitulatie van japan, 559, 560 en de erkenning van het recht van Indonesië op zelfbeschikking, 8587, 684-686, 700 en het wel of niet weer in functie treden van jhr Tjarda van Starken

744 [PDF]

borgh Stachouwer als gouverneurgeneraal van Nederlands-Indië, 569, 570, 621-621 en zijn ontslagneming, 663-666

XCen de problemen m.b.t. de troepentransportennaar Australië, 460-475, 490, 56J-564, 656, 687, 689 wel of niet besprekingen voeren met Soekarno en andere Indonesische leiders, 640-663 passim, 672

XC'Verklaring van zelfverzekerdheid' betr. de uitoefening van het gezag in Indonesië en niet-erkenning van het Soekarno-bewind, 658, 659, 659n, 696 Zie ook: Pers, legale; lllegaliteir (in Nederland)

XCdiscussie met de Tijdelijke Tweede Kamer over de regeringsverklaring van minister Logemann betr. het te voeren Indische beleid, 669-677 Zie ook:'Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 194(}-1945" Regeringsalmanak voor Nederlands-Indië,

XC353n Reid, A., 588n Rcinderhoff, G. L., I I Reintjes, P. F. 270, 272, 283 Reliefen Rehabilitation, 421, 425, 428-431,

XC487-490,492, 525, 651

XCMasterplan Jar relief and rehabilitation (plan-Sitsen), 428, 490 Zie ook: Netherland-Indies Gouern ment Import- and Export organiza tion (Nigieo); Rapu/i Rembang. 271 Remmelink, J, 603n Reuter, persbureau, 152, 646 Ricardo, C. D., 34n Ringers, J A., 669 Roberts, C. G., 159, 178, 274 Rode Kruis-organisaties, 287n

XCInternationale Rode Kruis, 524, 543

REGISTER

XCAustralische - , 287n Rodriguez, 56, 261 Roeslan, luitenant Knil, 129, I30n, 151 Roestam Effendi, 672, 673, 675, 700 Roever, J W. de, 54ll1, Roller, E. J c. te, 3 I IRomein, J, 560, 561 Romme, C. P. M., 560, 660 Ièomoesja's. 36, II4, 121, 122, 163, 250, 365,373,499,535,557 Rooms-Katholieke Staatspartij, 674, 698 Roorda van Eysinga, S. E. W., 600 Roos, W. H. de, 3 I3n Roosevelt, E., 392, 393 Roosevelt, F. D., 20n, 28, 99, 101, 158, 226,287, 356, 381-385, 391, 398, 399, 482-485, 585 mening over de staatkundige toekomst van Nederlands-Indië, 8284, WI, 102, 391-394 Zie ook: Koningin Wilhelmina Rooy, C. C. de, 371, 469n, 509 Rosenman, S. l., 394n Rotterdamse Lloyd, ]28 Royal Netherlands Military Flying School (Jackson, VS) Zie: Strijdkrachten, Nederlandse: opleidingen Royen, J H. van, 346n, 489, 657 Rutgers van Rozenburg, J W. H, 675, 676 Sabang, 242,323,324,512,569,576,587, 608 Saigon, 513, 514, 538, 693n Salarissen, Indische Zie: Ambtenaren Salim, I. F. M., 138, I38n, 139 Salm, G. B., 51, 52, 136, 166, 176, 194, 197, 200, 201, 203, 207, 248, 249n, 275n, 278, 282 Sarnarinda, 371, 512, 513, 581 San Francisco, 129, 328, 389 San Francisco, Conferentie van 394, 395 Sandberg, H. W., 446n Sandberg, J M. R., II, 53n, 68n, 122n, 197, 202, 278, 306, 345, 369, 370, 373, 397 Sansapor, 304, 317, 374 Saoedi-Arabië, 191, 192,23 I, 234, 347 Saparoea, 264, 280 Sardjono, 138, 142-148, 153,251,631 Sarekat Ambon, Zie: Ambon

745 [PDF]

Sarekat Indonesia Baroe (Siba)

XCZie: Indonesiërs (in Australië) Sarrni, 303, 304, 317, 373, 374 Satengar, 269, 272, 273, 275, 276n Scha ik, Th. S. G. ]. M., 670n Scheepens, W. ]., 214-220, 241, 244 Scheepvaartmaatschappijen, 3, 328 Schenau, W. F., 57,259, 267, 285 Schermerhorn, W., 446, 454, 456, 459,

XC467, 474, 488, 489, 496, 559, 560, 563,

XC564, 622, 623, 625, 654-659n, 670,

XC697 Zie verder: Regering, Nederlandse Schermers, D., 361-364 Schilling, W., 50, 553n SchIette, CD. !T7, lI8 Schrn idt, P. ]., 560 Schmutzer,]. I.]. M., 148n, 342, 345, 346,

XC42 1, 422, 433-437, 455, 461, 464, 487,

XC495 Scholten, P., 523 Schouten, ]., 676 Seamen's Union of Australia

XCZie: Australië: vakbonden Serriarang. Il8, II9, 162, 167, 540, 542,

XC579, 599, 613, 626

XCreactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië, 598 Sernpoe, 182, 184, 185,2°3, 205 Sentani-meer, 364, 365 Serangbaai, 181, 182, 184, 186 Serawak, 191 Seroea, 261-263, 275, 276n Setyadjit, 446, 456n Seumanjan, 220, 221 Shae] (Supreme Headquarters Allied Expedi

XCtionary Forces), 448-451, 461, 466, 471,

XC486

XCShaef-requirements, 448-45 J, 458 Sheldon, C R., 187, 188 Sian, 522, 523 Sidoard jo, 203 Simaloer, 240--242 Singapore, 16, 209, 236, 237n, 239, 378,

XC392,402,476,477,485,512-515,531,

REGISTER

XC569, 578, 681 Singer, Raden, 354 St jolm's Ambulance Brigade, 531 Siringoringo, 532-636, 590, 593Sisselaar, C, 215-2T8, 24J, 244-247, 275n, 529, 530, 533, 536, 587 Sitoebondo, 203, 204, 273 Sitsen, P. H. W., 39, 69, 76, 98, 99, 158n, 336n, 343, 346, 383n, 425,428-43° Zie oak: Relief en Rehabilitation Sjahrir, S., 142, 389n, 517, 550, 594, 606 Sjarifoeddin, A., 517, 611 Sjimizoe, H., 614 Siaet op den Trominele, 443, 661, 662n Slag bij Midway, 18 Slag in de ]avazee, 2, 53, 68n, 414 Slim, W. ]., 639, 640, 642 Slotemaker de Bruïne, G. H., 441 Slotemaker de Bruïne, N. A. C, 35, 78, 98, 156, 158, 388 Sluyser, M., 338n Smith, ]., 271 Smits, R. E., Il, 39, 40, 69, 105, ro6, ro8, I 27n, 166, 336n, 343, 346, 35°,426 Smuts, ]. C, 563n Snouck Hurgronje, Chr., 31 Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), 74n, 91, 93, 660, 673, 674, 697, 69 8 Socotra, }26 'Soeara Indonesia', 129 Soebardjo, A., 6°5, 606 Soedan,233 Soedirman, 6°3, 604 Soegondo Kartopradjo, 589, 591-593 Soejitno, 202-206, 269, 282 Soejono, II, 12, 39,69,75,89, 89n, 90--94, 128, 336, 609, 685, 700 de persoon, 76 benoeming tot miniser, 76-78 Soekarno,24,32,36,77,87, IJ8, 119, 122, 163, 167, 168, 170--173, 275, 338n, 389n, 396,496-499,5°3,510,515-517, 545-551, 566-568, 573, 574, 58~ 599, 6°7, 61 I, 616, 620, 626, 627, 637, 638, 643, 645-648, 653-663, 670, 673, 675, 695-699 uitroepen van de Republiek Indonesië, 510,5 1 7 benoeming tot president, 517, 545, 546, 558 radiorede, 517, 521, 566, 567 opstellen van opvolgingstesrarnenr in

746 [PDF]

geval van uitschakeling, 605, 606

XCbesprekingen met Japanners, 516,573, 57 6 Zie verder: Indonesië Zie ook: Regering, Nederlandse Soekiman, 606 Soela-eilauden, 263 Soembav j t z Soernbawa, 269, 274 Soeporno, 168, 620 Soeprapto, 134,269, 270, 273, 282 Soerabaja, ST, 122, 162, 163, 203, 267n,

XC3 18n, 320, P3, 324, 414-416, 425,

XC42511, 514, 518n, 549, 602, 603, 6IO,

XC616, 638, 639, 644

XCbombardementen, 315, 3I5n, 324

XCreactie bevolking op uitroeping van de Republiek Indonesië, 602-604 Soerabaja Droogdok Maatschappij, 3,4 Soerakara, 601 Soeria Indonesia, 129 Soetardjo, M., 85, 168.498,701 Soewardi Soeriadingingrat (Ki Hadjar

XCDewantoro), 24, P, 163-167,496, 498 Soewirjo (burgemeestervan Batavia), 619 Somer, J. M., 277 Somerville, J., 462-464, 487, 687 Sorong,260 South-East Asia Command (SEAC)

XCZie: Combined Chiefs of Staff South-West Pacific Area (SWPA)

XCZie: Combined Chiefs of Staff Sowjet-Unie, 103, 142,230, 395,615

XCoorlogsverklaring aan Japan, 493, 508, 511 Special Party'

XCZie: Krijgsgevangenen Special Reconnaisance Department

XCZie: Geheime diensten: in Australië Spence, A., 292, 294 Spinosa Cattela, J. E., I06n, 349-351 Spionage, Japanse, II Spit, H. J., 366, 550--556, 578, 613-619,

XC625-628n, 651, 657 Spits, A. I., 522, 523, 592n, 594, 595 Spoor, S. H., I I, 52, 53,64, 68n, 116, 134,

XCI34n, T66, 195, 196,200,201,248-253,

REGISTER

XC256,264, 282, 353, 309,432,434,497 Springer, B., 74nSquire, C. W., 647n, 692n, 694 Srinojo Papilaja, 205-208, 251, 252, 269, 282 Staatkundig Gereformeerde Partij, 668 Staatsblad vall het Koninkrijk der Nederlan den,73 Staatsblad van Nederlands-Indië; 348, 349 Zie ook: Wetsbesluiten Stakingen stakingsacties van Indonesische zeelieden in Australië, 46, 100, 124, 135, 630,631,691 Zie ook: Australië: vakbonden Internering in Cowra, 46, 124, 130, 134-136, 140--144 onderbrenging in werkkampen (Wallangarra, Keilor), 136138, 150 stakingsacties in Bombay, 46 internering in Deoli, 47, 234 boycot-acties van Australische havenarbeiders tegen Nederlandse schepen in Australië na uitroeping van de Republiek Indonesië, 634-636, 69 0 Stalin, J., 478 Stam, F., 209, 324n, 609 Star, C. C. van der, 56, IJ5, 1I7, 185,261, 262,273,437 Staten-Generaal Zie: Tijdelijke Staten-Generaal Staverman, H. M., 188, 190, 191,201,251, 285 Steenberghe, M. P. 1., 70 Stettinius Jr., 359, 390, 393 Stöve, G. W., 12,299,3°0,385,386,391, 414, 415, 417, 485, 487 Stokhuyzen, W., 56, Il5-II7, 437 Stokvis, J. E., 673-675, 697 Stoll, J. c. 1., 293, 293n Stoomvaart Maatschappij Nederland, p8, 33°,463 Stoppelaar, G. A. de, 44n, I Ion Straat Madoera, 269 Straat Malakka, 222, 321, 513 Straat Soenda, 243, 276n, 327, 485 Straten, N. 1. W. van, 198,200,282, 287n, 289-29In, 310, 361, 508, 559,613,616, 625, 626, 629n, 643

747 [PDF]

Strijdkrachten, Nederlandse, 2-IO, 37,

XC41-44,287-327,378,379,404-427 pas

XCsirn

XCbezoldiging, 302, 302n, 307

XCevacuaties uit Indië bij de komst van de Japanners, 2,3,9,10,41,42,315, 316 opbouw van een nieuwe strijdmacht, mede t.b.v. de bevrijding van Nederlands-Indië, 404-427

XCvorming van een Stafcommissie. 4'06410, 682, 683, 698n

XCgezagsverhoudingen, 73, 74, 287, 288, 334 dienstplicht, recrutering in Nederland (in het bevrijde zuiden en later ook in het noorden), 410, 410n, 448453, 458, 459, 486 aantallen oorlogsvrijwilligers, 45 I, 457 Oorlogsvrijwilligersbesluit, 45 I opleidingen, 10, 38, 43, 297-3°1, 4IO, 412, 417, 418, 422, 448 in de Verenigde Staten van Amerika: 297-301 Jackson: Royal Netherlands Mili tary Flying School, 298-301, 307,311,313,361 Fort Leavenworth, 298 Camp Lejeune, 418, 452, 453, 458, 565 staking opleiding en vertrek uit Amerika, 458, 565 In Engeland: Aldershot, 459

XCvorming van gezagsbataljons en een legerkorps Zie: Koninklijke Landmacht

XCMariniersbrigade Zie: Koninklijke Marine

XCuitbreiding en vernieuwing van de vloot, 413-424, 457, 486,683 troepentransporten naar Australië, 379, 380, 411, 412, 460-475, 490, 561563, 568, 568n

REGISTER

XCweigering Australische regering Nederlandse strijdkrachten toe te laten, 380,469-475,630,690 Zie ook: Koninklijk Nederlands-Indische Leger; Koninklijke Landmacht; Koninklijke Marine; Shaef Sluw, De,24 StUtv-groep, 24, 70, 342, 524, 624, 661 Sultans, 264, 516, 517, 530, 591, 594, 601 Sumatra, 2, 7, 29, 36,48,55,84, II3, 123, 320, 323, 327, 358, 375, 388, 394, 401, 427,429,439,453n,469,475,476,485, 491, 503, 505, 508, 512-516,529, 536, 537. 568 plannen van Churchill voor landingen op Sumatra, 239,359,387,569,576, 593 reactie bevolking op uitroeping van de Republiek en capitulatie van Japan, 586-595 acties van de Barisan Pemoeda, 592 oprichting van de Badon Oentoek Mem bantoe Pertahanan Asia (Bompa), 589, 589n, 593 vorming van de nationalistische comité's, 593 Zie ook: Geheime diensten (op CeyIon): porties Suriname, 4n, 5, 29, 84, 228, 228n, 238, 302, 302n, 379, 4Ion, 418 Sutherland, R. K., 199, 397 Swart, H. P., 259 Sweet-Escott, B., z ron Swieten, C. L. E. F. van, 289, 290, 292 Sydney, 16, 29, 39n, 45, 124, 12 5, 430, 633,634, 636 Tahaparij, L., 269, 272, 273 Tahib, Hadji, 271, 498 Tahija, J., 64, 354 Taman Siswo-onderwijs, 31,163-165,589 Tambela n-ei.landenv z-zq.n Tanabe, Moritako, 536 Tandjong Priok, 1I6, 120, jzo, )22, 510, 61 1,613, 637 Tanimbar-eilanden, 62, 261, 301 Tapen baai, 185 Tarakan, 267, 270, 276, 276n, 283, 304306,315,317,332,371,387,390,399, 427,43 1,431,491,648, 649n Tempel, J.

748 [PDF]

Tentara Keamanan Rakjat (TKR)

XCZie: Java Teraoetsji, H., 511, 512, 516, 553, 569,

XC573, 576, 607, 608, 689 Termijtelen, J. W., 223, 224, 384-386,

XC406, 421 Ternate, 264, 265, 348, 583 Tets van Goudriaan, G. C. W. van, 82 Thailand, IOO, 209, 210, 237, 246, 278,

XC279,435,478,513,514,537. 538 Thomson, E., 598, 602 Thorne, Chr., I02n, 404n Thursday, 140 Tidore,348 Tiel, K. G., 47n Tilanus, H. W., 441 Timor (Nederlands, Portugees), 20, 21,

XC162,192,193,261,262, 276n, 301, 3II,

XC428,478,480,491,512,515,581,636,

XC687

XCJapanse aanval op - , 289, 290 Black Column (Timorese hulptroepen), 292, 295

XCverliezen, 294, 295n

XCguerilla-acties van Australische en Knil-troepen, 9, 62, 289-297 Independent Companies, 289-295 Japans 'Englandspiel', 296, 297 verliezen, 294, 296 Timorezen, 280, 289, 294, 295 Tjalang, 241 Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, A.

XCW. L., 2, 3, 5, 12,25-27, 34, 39, 52, 53,

XC67, 69, 7~ 85, 28~ 335, 34~ 36~ 44~

XC523, 524, 569-571, 654, 657, 658, 67~

XC674, 696

XCvrijlating uit gevangenschap, 522, 523

XCmening over het Indonesisch nationalisme, 664, 665, 696 terugkeer in Nederland, 622

XCen het wel of niet weer in functie treden als gouverneur-generaal, 569, 570, 621-623 ontslagneming als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, 663666, 672, 675 Tjarda van Starkenborgh Stachouwer

REGISTER

XCMarburg. Chr., 553, 556, 578 Tjikampek, 597Tjilatjap, 50, 270, 31In, 327, 549 Tjimahi, 536, 541, 546, 550, 552, 579 'Tjitjalengka', 565 Tobameer, 245, 247 Toeal (Kei-eilanden), 63-64 Toeter- Teunisse, 533n Tol, A. ]., 259 Tondano, 584 Townsville, 28 Trincomalee, 4, 8, 29, 3 r8, 321 Troemon, 215-222, 244 Tromp, Th. P., 486, 487 Trol/lil, 442, 446, 447, 660, 661, 662n Troulil-groep (illegaliteit) Zie: lllegaliteit Tijdelijke Staten-Generaal Truman, H. S., 394,462,467,478,488 Tsjiang Kai-sjek, 386, 389,478, 693n Tsjoengking, 69n, 74, 75, 155, 209, 210, 523,570,571,693n Tull, T. S., 601, 612 Tuyll van Serooskerken, S. ]. van 578581,612 Tijd, De, 661 Tijdelijke Staten-Generaal, vorming van de -, 663, 666-669, 676, 680 Wetsbesluit E 60: voorlopige voorziening in de vertegenwoordigende lichamen van Rijk, provincie en gemeente, 667 voorstellen van de gezamenlijke illegaliteit in Nederland, 667, 668 denkbeelden van het Vaderlands Comité en de Troulil-groep, 667 oprichting van de Nationale Adviescommissie, naast voortzetting van de 'oude' Eerste en Tweede Kamer als Tijdelijke Staten-Generaal, 667, 668 Zie ook: Regering, Nederlandse Tijger-eilanden, 274 United Australian Party Zie: Australië: politieke partijen United Press, 152,607 Vaderlands Comité

749 [PDF]

Zie: Illegaliteit; Tijdelijke Staten-Generaal, vorming van Vakbonden (in Australië)

XCZie: Australië: vakbonden

XCZie ook: Stakingen; Indonesiërs (in Australië) Valkenburg, A. M., 319, 319n Veale, W. CD., 289, 289n-29It1 Veen, F. van der, 56, 56n, 1I5-1I9, 176,

XC181, 182, 196, 197,205,2°7,254,258,

XC275n,282 Veen, H van der, 158, 159,437 Veenstra, J HW., 539n, 551, 552 Velde, J J van de, 533n Velde, P. Sj. van der, 598n Venezuela, 387, 388 Verenigde Naties, 143,348,394,436,669 Verenigde Nederlandse Scheepvaart

XCMaatschappij, 328 Verenigde Staten van Amerika,

XCbezoek Koningin Wilhelmina aan de Verenigde Staten Zie: Koningin Wilhelmina

XCpolitieke en militaire strategie m.b.t. Nederlands-Indië, 78-84, 97-104, 380--404 passim, 565, 689

REGISTER

XCerkenning van de souvereiniteit van Nederland over Nederlands-Indië, 356-360 strijdkrachten: Transport Command, 44 6th Army, 365 Eastern Fleet, 'Saratoga', 323, 324 'Searaven', 187 'Thresher', 187 Seventh Fleet, 200, 25 I, 304n, 365, 418,564 Fifth Army Air Fleet, 365 Fifth United States Air Force, 314 United States Marine Corps, 417 krijgsverrichtingen, 36, I03, 304, 404, 405, 43 I plannen voor landingen in Japan, 378,387,399,4°5,427,432,434, 460 Verheem, R., 541 Vcrmeer-van Berkurn. C, 542,602 Versteegh sr, W. C J, 10, 44, 44nVeur, W. M. van der, 196-)98,203 Vietminh, 538, 692, 693 Vietnam, 538 Visman, F. H, 352, 389, 389n Visser, A., 587n Vlam, De, (De Vonk), 662, 698 Vogelkop, 259, 260, 314, 387 Volkskrant, De, 560, 660 Volksraad (Tijdelijke Volksraad), 67, 70, 77,85n,88,335,338,342,348,442,495, 624, 669, 700 Vollenhoven, C van, 3 I Vooren, M., 553, 556, 578 Voorlopige Staten-Generaal Zie: Tijdelijke Staten-Generaal Vorrink, J J, 74a Vorsten, Sultans, 264,516,517,53°,591, 594, 601 Vos, H., 657, 670n, 697 Vos van Steenwijk, A. N. de, 317, 419n Vries, E. K. de, 532 Vries, H J de, II Vries, W. J de, 215, 319, 323 Vromans, A. G., 25, 25n, 45, 522, 527n Vrij Nederland (illegaal, legaal), 441, 442, 444,446,447, 662, 662n, 686, 698 Vrij Nederland (Londen), 154 Vrij Katheder, De, 443, 686 Vrije Volk, Het, 660, 698 Vrijheid, 646 Vrijzinnig-Democratische Bond, 674, 698 Vuyk, B., 543, 544 Vijfde colonne, angst voor - , 52, 509 Waarheid, De, 443, 444, 446, 447, 660, 661, 662n,686 Wainwright, J, 523 Wakde, 303, 304, 317, 372 Wallangarra, 137, !J8n Wamar, 63, 64, 64n War Shipping Administration, 327, 328, 333,43° Ward, O. G., 300n, 306n, 307, 307n, 310 Warmenhoven, K. van, 538 Warners, C J, 12, 30n, 36, 39, 51, 52,62, 74, 132n, 158, 159, 170,227-235,248, 27511, 336n, 346, 364n, 372, 432n, 482,

750 [PDF]

487,491,492, 575 Wateru/orleers Union

XCZie: Australië: vakbonden Wavell, A., 3, 385 Wediodiningrat, Radjiman, 516, 547 Wegner, J. G., 37In Weh, 242,512 Welles, S., 79,101, r02, 158,385,386,391,

XC393 Welter, Ch. J. I. M., 26, 70, 85, 107n Wendelaar, W. C, 675 Wertheim, W. F., 543, 597 Wertheim-Gijse Weenink, A. H., 551 Wervelwind, De, 442 Westerling, R. P. P., 589, 589n, 590 Wet op de Staatsinrichting van Neder

XClands-Indië, 552 Wetsbesluiten, 7Il1, 104,667

XCAlgemeen Bestuur Nederlands-Indië (D 65),335-340,348,494

XCBurgerdienstplicht, 348

XCBestuur Nederlands-Indië, uitoefening door minister van koloniën; Opperbevel Land- en Zeemacht, (C 39),71,73,74,334,413 bezoldiging, pensioenen, 337

XCDisplaced persons, 349

XCdienstplicht (E 36, E 45), 4Ion

XCIndische Staatsregeling, tijdelijke Volksraad (D 66), 335-340, 348,495

XCIndische Weeskamers, 349

XCmuntwezen, 97n, 348

XCoorlogsbelasting, 349

XCOpiumregie, 349

XCvoorlopige voorziening in de vertegenwoordigende lichamen van Rijk, provincie en gemeenten (E 60), 667

XCrechtsherstel, 348

XCrechtspleging door de landmacht; temporaire krijgsraden; Hoog Militair Gerechtshof, 349

XCvaarplicht, 348

XCvijandelijk vermogen, 348

XCzelfbestuur Ternate en Tidore, 348 Wewak, 188 Weyerman, F. G. L., 346, 384-386, 575,

REGISTER

XC576 Wilhelmina, Koningin, 67, 70, 70n, 72,74,77,132,196,334,386,391,397,414, 44~45I,482,495, 5I~ 622, 659n, 685 en de staatkundige verhouding tussen Nederland en Nederlands-Indië; 7 december-toespraak, 79, 85, 89, 92-96, 685 Zie verder: Regering, Nederlandse bezoek aan de Verenigde Staten van Amerika: gesprekken met President Roosevelt, 82-84, J02, 39 J, 393, 394 rede voor Amerikaans Congres, 83 radiotoespraken, 67, 93, 93n, 94,510 en het ontslag nemen van JhL Tjarda van Starkenborgh Stachouwer als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, 665n, 666 Willemsz Geeroms, J. l-1. B., 255,. 256, 260, 364 Williams, F., 572n Willoughby, Ch. A., 276n, 397,497 Wilton van Reede, Th., 55 In Wingender, J. W., 244, 246, 275n, 278 Wiranatakoesoema, 60S, 61 I Wirjomihardjo, I., 55, 56, 57, 181-184 Wisselmeren, 256-258 Wit, J. M. de, 263 Witkamp, H. P., 242 Wittert van Hoogland, R. W. CG., 310, 312, 585 n Wolff, A. B., 299n Wolters, J. H, 540n Wongsonagoro, 606 Wijnmalen, H. E., 49, 208, 215 Young Mun Cheong, 647n Zafrullah Khan, icon Ziegler, Ph., 402, 572, 693 n, 694n Zimmerman, E. C, 76 Zomer, J. J., 3 I I Zuid-Afrika, 316, jzó, 425, 426, 563n Zuidchinese Zee, PI, ]22 Zweden,554 Zwitserland, 554 75

751 [PDF]