Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 10a – Het laatste jaar (2e band)

Alle delen:

1234-14-25-15-26-16-27-17-28-18-29-19-210a-110a-210b-110b-211a-111a-211b-111b-211c12-112-21314-114-2reg

Inhoud

XC

Hoofdstuk 8: 'Londen' arriveert

XC

XCZoals uit de vorige hoofdstukken bleek, deed de ontwikkeling van de gevechten in de maanden september, oktober en november '44 een situatie ontstaan die noch de bevolking in bezet gebied noch de regering te Londen had voorzien: men had verwacht dat Nederland als één geheel zou worden bevrijd als gevolg van Geallieerde acties welke niet meer dan enkele dagen, wellicht weken, in beslag zouden nemen - in plaats daarvan werd maar één provincie vrijwel geheel bevrijd: Noord-Brabant (de Duitsers handhaafden zich in hun bruggehoofd bij het Capelse Veer), werden twee provincies grotendeels bevrijd: Zeeland en Limburg (van Zeeland bleef Schouwen bezet en van Limburg het noorden en midden beoosten de Maas) en van één provincie: Gelderland, hadden.de Duitsers slechts een klein, zij het belangrijk gedeelte moeten prijsgeven (het Land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen). Zeven miljoen Nederlanders bleven onder Duitse bezetting leven, twee miljoen waren van die bezetting verlost.

XCWat nadien in dat bevrijde Zuiden is gebeurd, verdient nauwkeurig te worden beschreven, niet alleen omdat zich in de ontwikkelingen daar veel aftekende wat zich in '45 in het bevrijde Noorden zou herhalen, maar ook omdat die ontwikkelingen er in belangrijke mate toe bijdroegen dat het in juli '41 gevormde tweede kabinet-Gerbrandy ten val kwam en opgevolgd werd door het derde kabinet-Gerbrandy, waarin van de twaalf ministerzetels niet minder dan zeven werden ingenomen door personen die uit bevrijd gebied afkomstig waren.

XCHoe lagen formeel de gezagsverhoudingen in dat bevrijde gebied?

XCKrachtens de overeenkomsten die de Nederlandse regering in mei '44 met de Verenigde Staten en Engeland had gesloten, werd het hoogste gezag uitgeoefend door generaal Eisenhower als Supreme Commander Allied Expeditionary Farces. Eisenhower oefende dat gezag uiteraard niet persoonlijk uit - namens hem trad een tot zijn hoofdkwartier (Supreme Headquarters Allied Expeditionary Farces) behorende missie op: de Shaef Mission, die uiteindelijk uit ca. honderd officieren bestond: ca. zestig Britten en ca. veertig Amerikanen. Die Shaef-Mission kende afdelingen op de gebieden van marine, leger en luchtmacht maar de belangrijkste

533 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

afdeling was die voor Civil Affairs; taak van die afdeling was het, door maatregelen op bestuursgebied de Geallieerde militaire operaties zoveel mogelijk te bevorderen: men moest vóór alles onrust voorkomen. Dit vergde bijvoorbeeld dat de bevolking in het bevrijde Zuiden voldoende te eten kreeg. In de periode van' Market-Garden' werd de Shaej-Mission aan het hoofdkwartier van de z ist Army Group toegevoegd - het duurde nogal lang, nl. tot eind december, voordat besloten werd, haar weer rechtstreeks onder Shaej te laten ressorteren. Hoofd van de Mission was aanvankelijk de Britse Major-General]. K Edwards " een man van wie weinig leiding uitging en die naar het oordeel van de Nederlandse autoriteiten die met hem te maken kregen, in onvoldoende mate opkwam voor de Nederlandse belangen 'General Edwards', zo dicteerde eind november '44 minister de Booy als dagboekaantekening aan zijn secretaresse, 'although I believe oj good will, lacks brains and energy to be oj much use'? Edwards werd begin '45 vervangen door Major-General]. G. W. Clark die aanzienlijk competenter was.

XCMet de missie moest niet alleen het Nederlandse Militair Gezag samenwerken maar ook prins Bernhard in zijn functie van Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten. Had de prins voor de in het Zuiden gevormde, onder hem ressorterende Binnenlandse Strijdkrachten wapens en andere uitrustingsstukken nodig, dan diende hij deze bij de Shaef Mission, d.w.z. bij de aparte 'leger' -afdeling welke zich met de aangelegenheden van de BS bezighield, aan te vragen; 'dat waren dus', zo vertelde de naaste medewerker van de prins in alle BS-zaken, majoor (later overste) mr. Ch. H. ]. F. van Houten aan de Enquêtecommissie, 'degenen die van hogerhand' (d.w.z. van Eisenhower, van diens chef-staf Bedell Smith en van het Special Farces Headquarters) 'bevel kregen, ons met dit of dat te helpen, maar dan vaak zelf uitmaakten dat zij het toch maar niet zouden doen' (een tegenwerking welke de instemming had van Montgomery). 'Daarmee hadden wij telkens de grootste moeilijkheden."

XCEen geheel ander oordeel over de Shaej-Mission vindt men neergelegdJ.

I Edwards werd terzijde gestaan door een en een die laatste functie werd bekleed door Ch. C. Blizard - dezelfde die zich in de periode maart-augustus '42 als hoofd van de van in het kader van het had laten bedriegen door de Duitsers. Blizard was nadien hoofd van de van geworden; hij was in de lente van '44 aan Edwards' staf toegevoegd. 2 De Booy: 'Dagboek', 30 nov. 1944. 3 Getuige Ch. H F. van Houten, dl. VII c, p. 250.

534 [PDF]
DE'SHAEF-MISSION'

in de door het Afwikkelingsbureau Militair Gezag samengestelde, in '48 verschenen geschiedenis van het Militair Gezag, volgens welke de betrokken Geallieerde officieren 'zich letterlijk dag en nacht ter beschikking (hebben) gesteld om daar te interveniëren waar het nodig was; dank zij hun onvolprezen medewerking zijn bronnen aangeboord, welke de economische toestand van Nederland na de katastrofale bezetting aanzienlijk hebben verbeterd." Men kan hieruit afleiden dat het Militair Gezag, al waren er dan ook aanvankelijk klachten over generaal Edwards, bij de Shaef-Mission niet de moeilijkheden ondervond welke prins Bernhard zoveel last bezorgden. Kruls, de chef-staf Militair Gezag, was niet alleen over Clark maar ook over het hoofd van de Civil Ajfairs-afdeling van de Mission, Brigadier A. de Cazenove, zeer te spreken. Eén keer voer hij tegen de Cazenove uit 'Listen, general', antwoordde deze, 'you should never bully a British officer.''Dat heb ik mij ter harte genomen', vertelde Kruls ons in '56.2

XCZo weken dus de gezagsverhoudingen in het bevrijde Zuiden ver af van de normale Nederlandse. Als het er op aankwam, d.w.Z.bij conflicten (zij deden zich niet vaak voor), was Shaef de baas. Shaef gaf dan zijn directieven aan het Militair Gezag hetwelk men zien moet als een orgaan zowel van Shaefals van de Nederlandse regering. Het Militair Gezag was boven de gemeentelijke en provinciale besturen geplaatst. Optredend namens de regering bestuurde het Militair Gezag de bevrijde delen des lands - in diezelfde delen was prins Bernhard werkzaam als Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten.

XCZowel over de activiteiten van het Militair Gezag als over die van de prins hebben wij veel te schrijven, zulks in aparte hoofdstukken, maar het is wenselijk, die activiteiten in de allereerste weken in één hoofdstuk te behandelen, met name omdat èn het Militair Gezag èn de prins toen nagenoeg onmiddellijk met volkomen onverwachte problemen werden geconfronteerd.

Militair Gezag - eerste perikelen

XC

XCDe ontstaansgeschiedenis van het Militair Gezag hebben wij in deel 9 weergegeven. Daarin deden wij uitkomen dat bij de oprichting van het

XCI Afwikkelingsbureau Militair Gezag: Overzicht der werkzaamheden van het Militair Gezag gedurende de Bijzondere Staat van Beleg, 14 september 1944-4 maart 1946 (1948), p. 40. Verder aan te halen als: Overzicht Me. 2 H. J. Kruis, 14 maart 1956.

535 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

Militair Gezag bij het kabinet-Oerbrandy en bij de koningin twee motieven een rol speelden: de beduchtheid dat Nederland, als men van regeringszijde niet een eigen militair bestuursapparaat zou vormen, ten tijde van en onmiddellijk na de bevrijding geheel door de Geallieerden zou worden bestuurd, en de vrees dat het bij die bevrijding tot extremistische woelingen zou komen, wellicht van wanhopige NSB'ers, wellicht van links-revolutionaire elementen. Om dat alles te voorkomen zou Nederland bij en na de bevrijding in een speciale rechtstoestand komen te verkeren: de Bijzondere Staat van Beleg, en in die rechtstoestand zou het Militair Gezag vèrgaande bevoegdheden hebben: het mocht aanwijzingen geven aan de burgerlijke gezagsorganen; algemeen verbindende voorschriften ('verordeningen') opleggen aan de burgerij; preventieve censuur uitoefenen; het post-, telefoonen telegraafgeheim opheffen (behalve voor stukken, afkomstig van of bestemd voor leden van het koninklijk huis, de ministers en de hoge colleges van staat); vergaderingen, behoudens 'werkelijke openbare godsdienstoefeningen', en optochten verbieden; werkkrachten vorderen; niet-militairen in militaire dienst roepen; personen een verblijfplaats opleggen dan wel in bewaring stellen; gebouwen of woningen sluiten; goederen vorderen of in beslag nemen; en, tenslotte, overal huiszoeking doen. Al die bevoegdheden werden in juni '44 aan de chef-staf Militair Gezag toegekend. Wie die hoogst verantwoordelijke functie zou gaan bekleden, stond, gelijk in hoofdstuk 3 vermeld, toen nog niet vast - pas begin september '44 overwon koningin Wilhelmina haar bezwaren tegen de benoeming van generaal-majoor Kruls,

XCHet zou deze en zijn officieren niet aan werk ontbreken! Dat vloeide al uit de regeling van de bijzondere staat van beleg voort maar men dient in het oog te houden dat de aan het Militair Gezag verleende bevoegdheden niet alleen die waren welke in het wetsbesluit inzake die bijzondere rechtstoestand waren opgesomd; het Militair Gezag was óók bevoegd in te grijpen krachtens een groot aantal andere wetsbesluiten waarvan bij gebleken noodzaak (en die noodzaak bestond in de herfst van '44) de eerste toepassing door de regering aan het Militair Gezag was opgedragen. Het mocht bijvoorbeeld krachtens het Zuiveringsbesluit bestuursfunctionarissen, functionarissen van de politie en docenten van instellingen van openbaar onderwijs 'staken' (de 'gestaakten' moesten hun arbeid neerleggen maar behielden hun salaris) dan wel 'schorsen' (dan werd het salaris van de betrokkenen vervangen door een bedrag voor hun noodzakelijk levensonderhoud) - het mocht voorts, krachtens het wetsbesluit-Tijdelijke voorziening bestuur provincies en gemeenten,

536 [PDF]
DE STAF MILITAIR GEZAG

waarnemende burgemeesters benoemen (waarnemende wethouders zouden uitsluitend benoemd worden door de commissarissen der koningin) en als naar het oordeel van het Militair Gezag de commissarissen der koningin of de provinciale gedeputeerden niet voldeden (in beginsel zouden op de bestuursposten diegenen terugkeren die op 10 mei '40 in functie waren geweest), dan zou het waarnemers mogen voorstellen die dan bij koninklijk besluit zouden worden benoemd.

XCDe staf Militair Gezag bestond in de zomer van '44 uit honderdvijfen-zeventig officieren en bijna zeshonderd onderofficieren en minderen. Die sterkte was officieel aanvaard door het Britse War Office, hetgeen betekende dat de staf op het Continent alles zou krijgen wat hij nodig had om te kunnen functioneren: rantsoenen, huisvesting, enig transportmaterieel. De staf was ingedeeld in een stafbureau, een secretariaat, een bureau repatriëring (bestemd om diegenen die door het buiten het Militair Gezag staande Regeringscommissariaat voor de Repatriëring naar Nederland waren teruggebracht, op te vangen en naar hun woonplaatsen te vervoeren), een bureau grensbewaking, en twaalf Z.g.secties: binnenlandse zaken, arbeidszaken, juridische zaken, politie, brandweer en luchtbescherming, financiën, economische zaken, aanvoer en transport, volksgezondheid, openbare werken, radio- en lijnverbindingen, voorlichting, en PIT-exploitatie. Men ziet: een groot deel van het in Londen opgebouwde departementale apparaat werd, zij het met afwijkingen, in de staf Militair Gezag als het ware weerspiegeld - die staf was dan ook bedoeld als voorpost van de regering. Zij, de regering, had het Militair Gezag in het leven geroepen, het was formeel aan háár ondergeschikt, zulks evenwel met dien verstande dat andere ministers dan de minister van oorlog hun opdrachten aan het Militair Gezag via die minister moesten geven en dat opdrachten van algemene aard, 'aanwijzingen', alleen gegeven konden worden bij koninklijk besluit; voor elk van die 'aanwijzingen' was dus medewerking van de koningin nodig.

XCIn hoofdstuk 5 vermeldden wij dat al vóór de bevrijding van Maastricht (14 september) een deel van de staf Militair Gezag in Brussel was aangekomen en dat de militaire commissaris voor Limburg, majoor mr. C. W. A. Schürmann, in Maastricht meteen al had moeten ingrijpen om te voorkomen dat de districtscommandant van de OD het door de OD voorbereide militair gezag zou gaan uitoefenen. Wij vermeldden voorts dat generaal Kruls op 12 september niet minder dan 29 verordeningen ondertekende die wereldkundig gemaakt moesten worden in een alsnog te drukken Publicatieblad van het Militair Gezag; die verordeningen regelden, schreven wij, een groot aantal aspecten van het leven in Nederland,

537 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

zodra het geheel of gedeeltelijk zou zijn bevrijd: burgerlijke diensten konden gevorderd worden, bewaringskampen moesten worden ingericht, een avondklok kon worden ingesteld, particulieren moesten hun wapens inleveren, men mocht geen valse geruchten verspreiden, voor openbare vergaderingen (en optochten) moest zeven dagen tevoren verlof worden gevraagd, berichtenverkeer met het buitenland mocht alleen via de PIT plaatsvinden (en zou dus gecensureerd kunnen worden), er kwam één politie, de procureurs-generaal bij de gerechtshoven kregen hun bevoegdheden als fungerend directeur van politie terug, vreemdelingen kwamen onder politietoezicht te staan, in het grensgebied zou men voortaan pasjes nodig hebben, de in bezet Nederland geldende regelingen op het gebied van de prijsbeheersing werden gehandhaafd, het Militair Gezag zou nieuwe distributiebescheiden uitgeven, enzovoort, enzovoort.

XCZo was alles gedetailleerd, wij zouden haast zeggen: met Nederlandse zin voor administratieve perfectie, geregeld - geregeld niet alleen in die eerste bijna dertig verordeningen van het Militair Gezag maar ook in de ruim tachtig vóór 17 september 1944 vastgestelde 'terugkeer' -wetsbesluiten van de regering. Alleen: wie in bevrijd gebied kenden die verordeningen en wetsbesluiten? Ja, de officieren van het Militair Gezag hadden er weet van (het belangrijkste was weergegeven in een Handboek Militair Gezag, dat in een beperkt aantal exemplaren was gedrukt), maar verder vrijwel niemand. Zeker, in de eerste weken van september '44 werd de inhoud van belangrijke wetsbesluiten als het besluit op de Bijzondere Staat van Beleg, het Tijdelijk persbesluit en de besluiten die de inrichting van Tribunalen en Bijzondere Gerechtshoven ·regelden, door Radio Oranje weergegeven maar dat geschiedde in een periode waarin de aandacht van de luisteraars in de allereerste plaats gericht was op het oorlogsverloop en niet op die bestuursregelingen. Trouwens, de radio was niet een geschikt medium om er een zo gecompliceerde materie in uiteen te zetten; enkele hoofdpunten werden vermeld en daar bleef het bij. Anders dan in normale tijden waren die regelingen niet in het openbaar aan de orde gesteld en behandeld: niet aan de Staten-Generaal voorgelegd, niet samengevat en van commentaar voorzien in de pers, niet besproken in de Tweede en Eerste Kamer, niet in hun uiteindelijke vorm weergegeven in de dagbladen. Uit dit manco vloeide voort dat men in het bevrijde Zuiden in gezagsverhoudingen en onder bestuursregelingen kwam te leven die voor de burgerij volstrekt ondoorzichtig waren - een situatie die als gevolg van het papiergebrek (de kranten konden dus

538 [PDF]
ONDOORZICHTIG BESTUUR

het gehele land zou blijven bestaan. Natuurlijk, de meeste mensen plegen die gezagsverhoudingen en bestuursregelingen te aanvaarden als een gegeven feit, als een nu eenmaal aanwezig kader waarin zij hun persoonlijk bestaan zo goed mogelijk trachten in te richten, maar bij diegenen die politiek geïnteresseerd zijn, ligt het anders: zij willen die verhoudingen overzien en die regelingen kennen, niet globaal maar nauwkeurig, en dat laatste is bepaald noodzakelijk voor allen die in hun werk rechtstreeks met die verhoudingen en regelingen te maken krijgen.

XCHet zou bij uitstek nuttig zijn geweest indien het Militair Gezag uit Londen enkele duizenden exemplaren had kunnen meenemen van die nummers van het Staatsblad waarin de belangrijkste 'terugkeer' -wetsbesluiten waren afgedrukt, maar van de nummers die de besluiten inhielden welke in de laatste maanden van '43 en de eerste van '44 waren vastgesteld (het besluit op de bijzondere staat van beleg, de vier besluiten die de bijzondere rechtspleging regelden, en het Zuiveringsbesluit), waren geen extra-exemplaren gedrukt en andere belangrijke besluiten, zoals het Tijdelijk persbesluit, het besluit Tijdelijke voorziening bestuur provincies en gemeenten, het besluit Opheffing bezettingsmaatregelen en het Tribunaalbesluit, werden pas in september vastgesteld - het duurde toen geruime tijd voordat men in Engeland de beschikking had over de gedrukte exemplaren van het Staatsblad, d.w.z. over het gebruikelijke aantal. Daarbij merken wij nog op dat de regering wenste dat aan het besluit Tijdelijke voorziening bestuur provincies en gemeenten geen algemene bekendheid zou worden gegeven; gelijk al vermeld, hield dat besluit in, dat de provinciale en gemeentelijke besturen in beginsel in hun 'oude' samenstelling (de samenstelling van 10 mei '40) zouden terugkeren - gevreesd werd dat de bezetter, als tot hem doordrong dat dàt de regeling was die in het bevrijde Zuiden werd toegepast, de naoorlogse ontreddering zou vergroten door uit het nog bezette Noorden al diegenen weg te voeren die bij de bevrijding weer als provinciale of gemeentelijke bestuurders zouden optreden. Die vrees leefde vooral bij koningin Wilhelmina en premier Gerbrandy; beiden zagen Duitsland als een volstrekt duivelse macht, beiden hadden de overtuiging dat van een duivelse macht uitsluitend duivelse streken te verwachten waren. Vandaar die geheimhouding - maar wat niet geheim werd gehouden, was daarom nog niet bekend.

XCMedio oktober '44, toen Eindhoven een maand was bevrijd, constateerde de procureur-generaal bij het Bossche gerechtshof, mr. E. L. M. H. baron Speyart van Woerden, die zich (Den Bosch was nog niet bevrijd) naar Eindhoven had begeven o.m. om contact op te nemen met de zich

539 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

daar bevindende waarnemend commissaris der koningin in NoordBrabant, jhr. mr. J. T. M. Smits van Oyen, dat in de hele stad, zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'slechts één Handboek (was) en met dat Handboek werkte de gehele staf van de militaire commissaris van Brabant die in Eindhoven was. De heer Smits van Oyen liet het halen als hij het nodig had, en ik liet het halen wanneer ik het nodig had. Men had in die maand geen kans gezien het te laten vermenigvuldigen. Het was dan ook hopeloos en op een gegeven moment heb ik gevraagd of ik de gemeentesecretarie een weekend in beweging mocht zetten en toen hadden wij 's maandagsmorgens een honderd exemplaren."

XC'Iemand die het niet heeft meegemaakt, kan zich niet voorstellen, welke primitieve toestanden er op dit punt waren', aldus dr. L. J. M. Beel, hoofdambtenaar van de gemeente Eindhoven. 'Ik herinner mij nog levendig dat ik uiteindelijk een reeks overdrukken van Staatsbladen heb gekregen die gecyclostyleerd waren op de gemeentesecretarie van Eindhoven' (in het Handboek was de inhoud van een aantal Staatsbladen weergegeven - Beel was dus een van de gelukkigen geweest die een van de honderd kopieën had gekregen welke Speyart van Woerden had laten vervaardigen). 'Wanneer men er erg achterheen zat, kon men na veel moeite wel eens wat los krijgen." De in Eindhoven tot stand gekomen Fabrikantenkring richtte op 13 november een brief tot de ministerraad en tot generaal Kruls" waarin o.m. gezegd werd:

XC'De originele Staatsbladen, Staatscouranten en Publicatiebladen zijn in het geheel niet verkrijgbaar, terwijl in afschrift ook slechts een gedeelte beschikbaar is. Zelfs zijn er verschillende zeer belangrijke besluiten en verordeningen welke zelfs in afschrift niet verkrijgbaar zijn ... Om enkele voorbeelden te noemen die het bedrijfsleven nauw raken: het Buitengewoon besluit arbeidsverhoudingen en het Buitengewoon besluit verenigingen van werkgevers en werknemers zijn praktisch niet verkrijgbaar'

XChet eerste van die twee besluiten bepaalde o.m. dat elke verandering in de arbeidsvoorwaarden (loonsverhoging bijvoorbeeld) door een rijksbemiddelaar moest worden goedgekeurd, het tweede dat de vooroorlogse vakcentrales en centrales van werkgevers welke door de bezetter waren opgeheven, weer werden toegelaten. Belangrijke regelingen ook voor

XC, Getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, Enq., dl. V c, p. 574. 2 Getuige L. J. M. Beel, a.v., p. 103. 'Exemplaar

540 [PDF]
ONDOORZICHTIG BESTUUR

fabrikanten! Maar zij kenden ze niet en het duurde twee weken voordat hun klacht Londen bereikte (op de trage en gebrekkige verbindingen komen wij nog terug).

XCIn maart '45, toen onder het Militair Gezag al sinds november '44 een Centraal Transportbureau functioneerde, merkte een officier van de staf Militair Gezag die bij het bureau op inspectiebezoek was geweest, in zijn rapport 'geheel terzijde' op,

XC'dat bij het hele Centraal Transportbureau nog niemand ooit van het bestaan of de inhoud van het Besluit bezettingsmaatregelen had gehoord, zodat nu al maanden lang rustig wordt doorgewerkt op basis van ingetrokken of geschorste regelingen. Het schijnt dat dit niet alleen hier geschiedt, doch dat ook verscheidene andere instanties zich hieraan schuldig maken. Het ware wellicht wenselijk, aan de inhoud van het Besluit bezettingsmaatregelen grotere bekendheid te geven"

XCdat besluit, vastgesteld op 17 september '44, somde 61 in bezet Nederland afgekondigde verordeningen op welke 'geacht (werden) nimmer van kracht te zijn geweest', 423 welke buiten werking traden, en 284 (hoofdzakelijk regelingen op economisch gebied) welke 'voorlopig gehandhaafd' werden. Geen eenvoudige materie! Neen, maar als de overheidsorganen al niet wisten waaraan zij zich te houden hadden, hoe kon de burgerij dat dan weten? Het was welonvermijdelijk dat de ondoorzichtigheid van het beleid zowel van de regering als van het Militair Gezag er toe bijdroeg dat velen het gevoel kregen, met een ruime mate van willekeur te worden bestuurd. Eigenlijk stond voor de burgerij maar één ding vast: het Militair Gezag was de baas.

XCDat de regering het gezag onder de bijzondere staat van beleg volledig en exclusief had toevertrouwd aan uit Londen komende functionarissen, was een bittere teleurstelling met name voor de commandanten van de Ordedienst die er, conform de aanwijzingen welke Six van '42 af had doen uitgaan, op rekenden dat ziJ met de uitoefening van het militair gezag zouden worden belast en die op grond daarvan tal van voorberei54

, 'Reisverslag van luitenant Laverge', 12 maart 1945 (MG, Staf, Sectie II, 1216).

541 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

dende maatregelen hadden getroffen. Zeker, in verscheidene Londense radiouitzendingen was over het in Engeland opgerichte Militair Gezag gesproken maar wat dat precies inhield, was niet duidelijk en of het op de dag der bevrijding aanwezig zou zijn, leek onzeker. Dat de regering voor de OD geen andere taak zag weggelegd dan ten dienste van het Militair Gezag als een soort hulppolitie te fungeren, was tot de gewestelijke commandanten bepaald niet doorgedrongen. De laatste stukken welke zij van Six hadden ontvangen, waren de versies van de 'Algemene Bekendmaking' nO.I, nO.2 en nO.3 geweest die hij op maandag 4 september in overleg met de Vertrouwensmannen had opgesteld; daarin stond, zoals wij in hoofdstuk 4 vermeldden, dat 'de politie en de Ordedienst (OD) met uitsluiting van elke andere organisatie door de regering zijn aangewezen, het bevoegd gezag bij de handhaving van orde en rust bij te staan', en werd voorts een lange reeks maatregelen opgesomd die men ter plaatse zou moeten nemen. Die drie bekendmakingen zouden, had Six (conform zijn afspraak met de Vertrouwensmannen) doen weten, afgekondigd moeten worden door twee autoriteiten samen: de betrokken commissaris der koningin en de betrokken gewestelijke of districtscommandant van de OD.

XCWat werd nu in die bekendmakingen met de term 'het bevoegd gezag' bedoeld? Gegeven de onzekerheid welke daags voor Dolle Dinsdag heerste, hadden de Vertrouwensmannen en Six dat in het midden gelaten. Misschien zou de regering wel eerder ter plekke zijn dan het Militair Gezag, misschien zou men in eerste instantie met Geallieerde autoriteiten te maken krijgen. Hoe dat zij, de drie bekendmakingen hadden de gewestelijke en districtscommandanten van de OD slechts gesterkt in hun overtuiging dat zij ten tijde van de bevrijding een hoogst belangrijke taak zouden hebben: bijstand verlenen aan het 'bevoegd gezag' - dat kon men interpreteren als: zelf het militair gezag uitoefenen ten dienste van dat 'bevoegd gezag'.

XCNiets daarvan. De militaire commissarissen van het Militair Gezag volgden de Geallieerde strijdkrachten op de voet en overal waar zij verschenen, maakten zij het de OD-commandanten duidelijk dat dezen geen enkele vorm van openbaar gezag hadden uit te oefenen. In Maastricht werden de aanplakbiljetten van de OD verwijderd, in Eindhoven geschiedde hetzelfde. In laatstgenoemde stad had de OD-commandant, kapitein mr. W. J. van Dijk, in samenwerking met de douanedienst en de marechaussee een korps van ca. zevenhonderd grensbewakers gevormd en ongeveer duizend man stoottroepen bijeengebracht (kader en manschappen waren hoofdzakelijk afkomstig uit de in november' I 8 gevorm54

542 [PDF]
POSITIE VAN DE ORDEDIENST

de Bijzondere Vrijwillige Landstorm) - van Dijk kreeg evenwel, gelijk reeds vermeld, van de militaire commissaris, majoor Verhoeff, te horen dat het Militair Gezag zèlf voor de grensbewaking zou gaan zorgen en dat hij zijn zes compagnieën stoottroepen maar aan het XXXth Corps ter beschikking moest stellen. Dat laatste deed hij en die compagnieën werden na interventie van prins Bernhard (Montgomery had er geen belangstelling voor) door Horrocks aanvaard, maar, aldus van Dijks waarnemend commandant, ir. G. H. Thal Larsen 1: 'een week later was de bewapening nog maar één geweer of karabijn per drie man' en 'met de munitie was het evenzo gesteld." Voorts waren van Dijk en Thal Larsen bij uitstek gegriefd wegens het feit dat majoor Verhoeff geen enkele OD'er aan zijn staf toevoegde en dat zij ook nimmer om advies werden gevraagd - de persoonlijke tussenkomst van generaal Kruls was nodig om te bereiken dat na enige tijd met allerlei voorbereidingen welke in OD-verband waren getroffen, wèl rekening werd gehouden en dat bovendien de belangrijkste OD-functionarissen binnen het Militair Gezag bepaalde taken kregen.

XCDe militaire commissaris voor Noord-Brabant, luitenant-kolonel ir. J. B. G. M. ridder de van der Schueren, pakte de zaak verstandiger aan dan majoor Verhoeff. Hij luisterde naar de klachten van kapitein van Dijk en toen hij zich eind oktober in Den Bosch vestigde, nam hij het grootste deel van de staf van het gewest-Den Bosch van de ODin zij n eigen staf op. Wel was het een grote teleurstelling voor de gewestelijke commandant van de 00, generaal-majoor A. A. van Nijnatten (in de Meidagen van '40 commandant van het IIIde legerkorps), dat hij niet zelfhet militair gezag kreeg uit te oefenen maar hij schikte zich. Toen Kruls onmiddellijk na de bevrijding Den Bosch bezocht, trofhij, zo vertelde hij later, 'beide heren' (de van der Schueren en van Nijnatten) 'in pais en vrede aan, waarbij generaal van Nijnatten zich beschikbaar had gesteld om alle hulp te blijven geven." Nu, die 'pais en vrede' moet men met een korrel zout nemen, want van Nijnatten ging zo spoedig hem dat mogelijk was zijn beklag doen bij prins Bernhard; bij deze bereikte hij niets.'

XCI G. H. Thal Larsen: 'De geschiedenis der OD voor gewest 18', p. 17. 2 In de omgeving van Eindhoven hebben de stoottroepen van de OD aanvankelijk de flanken van het XXXth Corps helpen dekken; eind oktober werden zij bovendien ingeschakeld bij het afslaan van de Duitse tankstoot via de Peel. 3 Getuige H. J. Kruls, Enq., dl. V c, p. 700. 4 Nadien, aldus van Houten, was van Nijnatten 'zeer weinig te spreken over de prins en zijn medewerkers Hij stond heel gauw klaar met het woord 'amateur' en dergelijke dingen meer.' (getuige eh. H. J. F. van Houten, a.v., dl. VIII c, p. 741)

543 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

XCInderdaad, hier en daar trad de prins nog strakker tegen de OD op dan het Militair Gezag. Dat was met name het geval in Zuid-Limburg. Majoor Schürmann was er hier na lange en moeilijke besprekingen in geslaagd, een regeling te treffen waarbij de OD en andere verzetsorganisaties (maar niet de inmiddels gevormde Stoottroepen van de BS die aanvankelijk merendeels uit KP'ers en door de KP gerecruteerden bestonden) geleidelijk geliquideerd zouden worden nadat zij hun werkzaamheden 'zoals ordonnansdiensten, hulpverlening aan geëvacueerden, hulp bij transport, voedselvoorziening enz.' (weinig spectaculair werk) hadden afgerond, toen plotseling (29 september) een bevel van de prins binnenkwam dat de OD onmiddellijk moest worden ontbonden - bevel dat de KP'ers haastig en met graagte in kringen van illegale werkers doorgaven. Het bevel, aldus Schürmann in zijn derde weekverslag,

XC'verwekte zeer grote ongerustheid vooral in de Mijnstreek, omdat men aldaar het bevel ... aldus opvatte dat de KP de OD zou ontwapenen. Aangezien de OD in Zuid-Limburg is aan te merken als het ordelievend en het intellectueel element en de KP als de partij der jeugdige waaghalzen (met welke term allerminst een miskenning is bedoeld van de grote verdiensten der KP-leden), liet het zich dus aanzien dat alle wapenen en daarmee alle macht zouden worden gelegd in handen van een avontuurlijke organisatie."

XCOok de Amerikaanse Civil A_ffairs-offlcieren maakten bezwaar tegen het bevel van de prins. Kruls bemoeide zich persoonlijk met deze gevoelige aangelegenheid en toog naar Maastricht samen met een lid van de staf van de prins; wat deze daar meedeelde, kwam er op neer dat de prins zijn bevel had ingetrokken. Er was bij de prins en zijn naaste medewerkers bepaald sprake van een grote geladenheid tegen de OD, vooral tegen zijn commandant (Six). Toen van Heuven Goedhart (wij herinneren er aan dat deze het Bureau Inlichtingen als een soort voorpost van de gewantrouwde OD was gaan zien) er de prins waarschuwend op had gewezen dat de OD, ondanks de duidelijke, van Londen uit gegeven instructies, in diverse plaatsen in het bevrijde Zuiden getracht had de leiding in handen te nemen, antwoordde de prins hem:

XC'Hartelijk dank voor uw brief. Ik kan u verzekeren dat wij allen (van Somer tot mijzelf, incluis de andere heren) op de OD, vooral de leiding, geladen zijn, , c. w.

A. Schürmann: 'Derde verslag, 25 sept.-2 okt. 1944' (2 okt. 1944), p. 4 (MG, Geheim archief, 204).

544 [PDF]
POSITIE VAN DE ORDEDIENST

doordat wij denken dat zij bepaald een eigen rol willen spelen ... Uw plaatselijke voorbeelden vloeien voort uit het feit dat de O'Dvleiding onze orders, met of zonder opzet, niet verspreid heeft. Maar als wij deze plaatselijke heren zeggen wat er gebeuren moet en hoe, dan heb ik tot nu toe geen last gehad, zij werken nu goed mee ... Weest u dus gerust - wij zijn allesbehalve eenzijdig In haast, met hartelijke groet."

XCMoeilijkheden dus, zowel in Zuid-Limburg als in Noord-Brabant. Slechts in Zeeland deden die zich, voorzover ons bekend, niet voor. Twee factoren waren hierbij van belang: ten eerste dat de militaire commissarissen, zoals de van der Schueren in Den Bosch had gedaan (hetzelfde geschiedde in Tilburg, Breda en elders in Noord-Brabant), OD-functionarissen spoedig inschakelden, ten tweede dat de leden van de belangrijkste illegale organisaties op grond van vooraf gehouden besprekingen na de bevrijding in één organisatie opgingen: de OD.

XCWij kunnen ons de gevoelens van teleurstelling die bij vrijwel alle OD-functionarissen werden gewekt, levendig indenken. Van de zomer vanaf had Six bij zijn gewestelijke commandanten de indruk gewekt dat de OD belast zou worden met de uitoefening van het militair gezag. De voorbereiding van die uitoefening had hij hun uitdrukkelijk opgedragen en men moet niet onderschatten tot hoeveel arbeid dat had geleid - een arbeid die elandestien moest worden verricht met alle gevaren van dien. Achter onze beknopte beschrijving moet men de gecompliceerde werkelijkheid zien. Als kapitein van Dijk in Eindhoven in staat was, op de dag der bevrijding prompt zevenhonderd grensbewakers en duizend man stoottroepen te mobiliseren, dan betekende zulks dat talrijke OD'ers maandenlang avond na avond op pad waren geweest om personen op te sporen, adressen te noteren, afspraken te maken, een waarschuwingssysteem op te bouwen, dat alles in de verwachting dat men, waren de Geallieerden eenmaal verschenen, als OD naar voren zou kunnen treden teneinde te kunnen helpen bij de bevrijding van het vaderland. Maar die OD kreeg geen taak - hij werd, met één zet als het ware, op de achtergrond geschoven.

'42 I Brief, z.d., van prins Bernhard aan van Heuven Goedhart, weergegeven in diens nota aan de Enquêtecommissie, dl. V b, p. 482.

545 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

XCHadden de OD-functionarissen dat tevoren kunnen weten?

XCIn'42 en '43 niet, want wat de regering toen aan Six aan instructies had doen toekomen (voorzover zij dat had gedaan), was niet duidelijk geweest; te betreuren valt vooral dat de regering op de uiteenzettingen welke Six haar zelf had doen toekomen, in die tijd, ja ook nog in de eerste maanden van '44, onvoldoende had gereageerd. De aanwijzingen evenwel die zij hem in de zomer van '44 had gezonden, hadden aan duidelijkheid niets te wensen overgelaten. Wij herinneren aan de brief van van Lidth welke Six medio augustus voor zich had liggen en waarin, nadat melding was gemaakt van de in Londen opgebouwde Militair Gezag-organisatie, o.m. stond:

XC'Bijzondere staat van beleg ... treedt in werking wanneer en naarmate grondgebied door vijand ontruimd Regering acht hoogst ongewenst dat gedurende daaraan voorafgaande vacuüm-periode een ander militair gezag onder ander regime zou optreden ... Taak OD in eventuele vacuüm-periode moet zijn, zich plaatselijk organiseren en beschikbaar stellen aan betrouwbare plaatselijke overheid tot handhaving orde en rust ... OD niet bevoegd, personen in militaire dienst te roepen.'

XCAls Six afschriften van deze tekst aan zijn gewestelijke commandanten had gestuurd en hen had geïnstrueerd zich stipt aan die consignes te houden, dan zou dat, zeker, tot teleurstelling hebben geleid maar nare en voor de OD' ers kwetsende misverstanden als zich in Maastricht, Eindhoven en Den Bosch voordeden, zouden zijn voorkomen.

XCIn een geheim koninklijk besluit dat aan Kruls was meegegeven, had de regering bepaald dat van de drie commissarissen der koningin in de zuidelijke provincies één: van Sonsbeeck, de door de bezetter afgezette commissaris van Limburg, in zijn functie zou worden hersteld, één: jhr. mr. dr. A. B. G. M. van Rijckevorsel, de commissaris van Noord-Brabant, die vóór de bezetting was benoemd en door de bezetter was gehandhaafd, in functie zou blijven, en één: Quarles van Ufford, de commissaris in Zeeland, zou worden 'gestaakt' (de Casembroot zou hem vervangen). Van Sonsbeeck kon onmiddellijk de uitoefening van zijn ambt hervatten maar dat was van Rijckevorsel niet mogelijk; deze had begin augustus '44 een lichte beroerte gehad en was ten tijde van de bevrijding van Den Bosch

546 [PDF]
COMMISSARISSEN DER KONINGIN

nog niet in voldoende mate hersteld. Inmiddels had het Militair Gezag gedeputeerde Smits van Oyen tot waarnemend commissaris doen benoemen. In illegale kringen in Noord-Brabant was het van Rijckevorsel kwalijk genomen dat hij in de lente van '44 de Brabantse burgemeesters had geadviseerd, te bukken voor de Duitse eis, burgers op te roepen voor het verrichten van graafwerk ten behoeve van de Wehrmacht (de z.g. Gemeinde-Aktion), hoewel de bisschop van Den Bosch, mgr. W. Mutsaerts, had doen weten dat zodanige medewerking ongeoorloofd was. Er waren nog meer klachten tegen van Rijckevorsel, ten dele gebaseerd op uitlatingen welke hij binnenskamers had gedaan en die door een ambtenaar van de provinciale griffie tersluiks waren genoteerd. Op grond van dit alles werd in december, toen van Rijckevorsel was hersteld, besloten dat Smits van Oyen voorlopig waarnemer zou blijven en dat het beleid van van Rijckevorsel nader zou worden onderzocht! - meer hierover in hoofdstuk 15 van dit deel en in deel 12, Epiloog.

XCWat Quarles in Zeeland betreft: in de tweede helft van september bleek dat in Oost Zeeuws-Vlaanderen bevrijdingsproclamaties van Quarles werden opgehangen welke tevoren door de OD waren verspreid en die duidelijk aantoonden dat hij, de eerste commissaris die door de bezetter terzijde was geschoven, de uitoefening van zijn ambt had hervat. Tegen die hervatting had het College van Vertrouwensmannen geen enkel bezwaar en het wekte bij dit college dan ook geen geringe verbazing toen het eind september uit Londen (daar was bericht binnengekomen inzake het gebeurde in Oost Zeeuws-Vlaanderen) het volgende telegram ontving:

XC'Kunt u Quarles van Ufford commissaris der koningin Zeeland die zich in Bergen op Zoom moet bevinden, via uw binnenlands net via Breda het volgende meedelen van minister van binnenlandse zaken: 'Uw proclamatie niet publiceren. De Casembroot belast met waarneming Zeeland. Zodra u op bevrijd gebied zijt, verzoeke zich terstond te begeven naar Hoofd Militair Gezag.' '2

XCHet College van Vertrouwensmannen dat er zich al rekenschap van had gegeven wie in de alsnog te bevrijden provincies het best als commissaris konden optreden (de weerstanden die Quarles in de Meidagen

I Smits van Oyen aanvaardde zijn benoeming met aarzeling; hij wist dat hij een van zijn zoons had aangeraden, de studenten-loyaliteitsverklaring te tekenen, en dat het beleid van de in welks raad van commissarissen hij had gezeten, verre van brandschoon was geweest. 2 Tekst: dl. V b, p. 513.

547 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

van '40 had gewekt, waren het college onbekend), besloot toen terwille van een betere coördinatie (tussen het college en de regering waren ook al moeilijkheden gerezen ten aanzien van het burgemeestersambt te Amsterdam) een afgezant naar Londen te zenden, dr. J. H. van Roijen, en het gaf het voor Quarles bestemde bericht naar Noord-Brabant door. Quarles bleek daar onvindbaar - hij was namelijk, vermoedelijk omstreeks de Dolle Dinsdag-crisis, uit Bergen op Zoom naar Walcheren teruggekeerd hoewel hij geen Ausweis voor Zeeland had.' Behalve Vertrouwensmannen had de regering ook het Militair Gezag in Brussel verzocht, het vermelde bericht door te geven - het Militair Gezag slaagde daarin via de staf van prins Bernhard aan welke bekend was geworden waar Quarles zich ophield, en op 3 oktober (de dag waarop een eerste bres werd geslagen in de Westkappelse Zeedijk) had Quarles dat bericht (het was door de OD ontvangen) voor zich liggen.

XCDe griffier van de Staten van Zeeland, dr. B. D. H. Tellegen, die in de nacht van 14 op IS mei '40 samen met hem naar Zeeuws-Vlaanderen was gegaan, stimuleerde hem, zich niet bij de beslissing van de regering neer te leggen. Voorlopig was het Quarles onmogelijk Walcheren te verlaten. Enkele dagen nu na de bevrijding van Middelburg gaf de militaire commissaris van Zeeland, kapitein-luitenant ter zee C. W. Slot, hem een toelichting op de genomen beslissing, zeggend, aldus Slot aan Kruls,

XC'dat daarin vooral niets onterends mocht worden gezien. Ik meende goed te doen met daaraan toe te voegen dat, voorzover mij bekend, het vooral de gang van zaken in de Meidagen 1940 is geweest, die de regering heeft genoopt dit besluit te nemen. Wel zou ik nog willen opmerken dat het voor hem een zeer zware slag is'2

XCinderdaad, en Quarles liet het er niet bij zitten. Het Militair Gezag stelde hem in staat, zich naar Londen te begeven. Behalve met Burger sprak hij daar ook met andere ministers; Burger gaf op 14 november in de ministerraad een uiteenzetting van wat Quarles in '40 volgens eigen zeggen had gedaan en de raad was vervolgens 'eenstemmig van oordeel', aldus de notulen, 'dat de heer Quarles niets kan verweten worden wat zijn herstel in zijn ambt zou weerhouden." Dat herstel vond plaats perQuarles was met een motorfiets opgehaalddoor een agent van de rivierpolitie en had bij die gelegenheid een politie-uniform aan. 2 Brief,nov.vanw. Slot aan H. J. Kruls (MG, Geheim archief, 92). 3 Ministerraad: Notulen, 14 nov.

1 9 1944, C.

548 [PDF]
BURGEMEESTERS EN WETHOUDERS

koninklijk besluit van 15 november en een kleine twee weken later kon Quarles in Middelburg de uitoefening van zijn functie hervatten; het bracht de kritiek op hem niet geheel tot zwijgen - door zonder enig onderzoek op Quarles' eigen mededelingen af te gaan had het kabinet een beslissing genomen welke in Zeeland hier en daar weerstanden wekte. Begrijpelijk is het dat generaal Kruls zich afvroeg of de ministers zich wel bewust waren van de vreemde indruk die hun beleid had gemaakt: eerst hadden zij verhinderd dat een commissaris der koningin weer in functie trad en luttele weken later hadden zij dat toch, en zonder enig overleg met hem, goedgevonden.

XCWat de gemeentebesturen in het bevrijde Zuiden betreft: 'foute' burgemeesters en wethouders, voorzover nog aanwezig, werden onmiddellijk terzijde geschoven en overal waar dat geschiedde, keerden in beginsel de 'oude' burgemeesters en wethouders terug, hetgeen, doordat zij als representanten van het vooroorlogse politieke bestel werden beschouwd, tot ontstemming leidde bij al diegenen die dat bestel wensten te 'vernieuwen'; ontstemming kwam er óók wanneer burgemeesters en wethouders gehandhaafd werden die tijdens de bezetting in functie waren gebleven, vooral wanneer dezen (in tegenstelling tot een deel van hun collega's) medewerking hadden verleend aan de Gemeinde-Akiion. Eindhoven, de grootste stad in het Zuiden, en de belangrijkste (men dient Eindhoven in menig opzicht als de 'hoofdstad' van het bevrijde Zuiden te zien), werd op het weer optredend college van burgemeester en wethouders verdeeld gereageerd: dat burgemeester Verdijk, die in de eerste bezettingsjaren een ruime mate van verzet had geboden, in de herfst van '42 een maand lang gevangen was gezet en nadien, ondanks de adviezen van Frederiks en van Rijckevorsel, geweigerd had, zelf om ontslag te vragen (hij was toen door de bezetter de laan uitgestuurd), opnieuw in functie trad, werd vrij algemeen aanvaard maar dat de wethouders die onder Verdijks opvolger waren aangebleven, gehandhaafd werden, wekte veelontstemming.

XCOntstemming kwam er ook in Nijmegen waar, aangezien Nijmegen na 'Market-Garden''frontstad' bleef, aan het gemeentebestuur bij uitstek hoge eisen werden gesteld. De 'oude' burgemeester was afwezig (hij zat vast in het westen van Noord-Brabant en was voorlopig onbereikbaar)

549 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

- een der 'oude' wethouders werd tot waarnemend burgemeester benoemd. Eind september al werd vrij algemeen geklaagd over het zwakke optreden van deze waarnemer (hij had zich bovendien in de zomer van '42 in een vergadering ten overstaan van het gemeentepersoneel nogal positief uitgelaten over het 'foute' Arbeidsfront) - de militaire commissaris, majoor ir. A. F. H. Blaauw, een energiek man, greep in en benoemde de directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon (de sociale dienst van de gemeente), mr. eh. M. J. H. Hustinx, medio oktober tot tijdelijk burgemeester. 'Een ieder te Nijmegen', zo rapporteerde luitenant-kolonel mr. H. P. Linthorst Homan, hoofd van de sectie-Binnenlandse Zaken van de staf van het Militair Gezag,

XC'is met deze regeling ingenomen, zowel de meer behoudende ingezetenen als de verzamelde en locaal in een comité gecoördineerde verzetsbewegingen. Men wilde tevens gaarne dat de wethouders, van wie inderdaad vrijwel niets uitgaat, zouden worden vervangen om het gemeentebestuur meer push te geven"

XCvervanging van die wethouders moest, meende Homan, wachten tot er weer een gemeenteraad was.

XCVan de regelingen welke het Militair Gezag moest toepassen, deed het Tijdelijk persbesluit terstond tal van vragen rijzen. Dagbladen waarvan na I januari '43 (die datum was nogal willekeurig gekozen) de productie was voortgezet, mochten niet langer verschijnen en alle illegale bladen mochten, als zij dat wensten, voortaan legaal uitkomen. Die laatste bepaling kon, als er in voldoende mate op werd gereageerd, een zekere gevarieerdheid van de pers bevorderen, evenwel: er was nauwelijks krantenpapier en daardoor dreigde die gevarieerdheid in het gedrang te komen.

XCEindhoven kende, toen Nederland werd bezet, twee plaatselijke dagbladen: het Eindhovens Dagblad en Het Dagblad van het Zuiden. De hoofdredacteur van het Eindhovens Dagblad, A. Jurriaan Zoetmulder, kwam in de zomer van '42 als gijzelaar in een van de Brabantse kampen terecht

, Rapport, 17 okt. 1944, van H. P. Linthorst Homan (MG, Staf, Sectie I, 1020).

550 [PDF]
DE AFFAIRE-'OOST-BRABANT'

(hij werd na zes maanden vrijgelaten) en de verschijning van het Eind hovens Dagblad moest per I november '42 gestaakt worden. Het Dagblad van het Zuiden daarentegen (eerst Eindhovense en Meierijse Courant geheten) kon de verschijning voortzetten. Zoetmulder had evenwel in Eindhoven zijn tegenstanders, vooral in katholieke kringen (zijn blad gold als liberaal en had geen kerkelijk raadsman oftewel moderator), en het leek die tegenstanders ongewenst dat het Eindhovens Dagbladna de bevrijding een monopoliepositie zou gaan innemen. Zij richtten derhalve een stichting op die met gebruikmaking van de technische installaties van Het Dagblad van het Zuiden (het drukkerijbedrijf daarvan zou dus voortgezet worden) een nieuw dagblad zou gaan uitgeven: Oost-Brabant; van het uit drie personen bestaande bestuur van die stichting was Beel voorzitter en de directeur van de Centrale Coöperatieve Boerenleenbank te Eindhoven, dr. G. W. M. Huysmans, een van de leden. Als hoofdredacteur trok dat bestuur Jef de Brouwer aan, vóór de oorlog en in de eerste bezettingsperiode een der ijverigste propagandisten van 'Brabantia Nostra' ('Ons Brabant'), nadien een vooraanstaand functionaris van de Nederlandse Unie - ook de Brouwer was gijzelaar geweest, langer zelfs dan Zoetmulder: ruim negen maanden.

XCOp 8 september nu had Radio Oranje een bekendmaking van minister Burger omgeroepen waarin de inhoud van het Tijdelijk persbesluit kort was weergegeven en waaruit dus duidelijk bleek dat de overheid er over had te beslissen, welke kranten wèl, welke niet zouden verschijnen. Daar niet op lettend stelden, zoals wij reeds in hoofdstuk 5 vermeldden, van Dijk (OD), Borghouts (LKP) en Hoekstra (RVV) op 13 september in Eindhoven vast dat na de bevrijding niet alleen het Eindhovens Dagblad maar ook Het Dagblad van het Zuiden (bedoeld: Oost-Brabant) zou mogen uitkomen.

XCDaags na de bevrijding van Eindhoven, 19 september, arriveerde er het hoofd van de subsectie-Pers van het Militair Gezag, kapitein J. A. van Houten (niet te verwarren met de BI-officier majoor mr. Charles van Houten!). Er lagen drie bevrijdingsedities gereed: van het Eindhovens Dagblad, van Oost-Brabant en van het weekblad Het Parool. Geen van de drie kon gedrukt worden; er was namelijk geen stroom. Aan van Houten bleek overigens dat de militaire commissaris van Eindhoven, majoor Verhoeff, op aandrang van burgemeester Verdijk al had goedgekeurd dat Oost-Brabant zou gaan verschijnen. Van Houten ging op onderzoek uit, constateerde dat Zoetmulder hoogst verontwaardigd was, maar kwam tot de conclusie dat, 'gezien de plaatselijke omstandigheden en de volledig nieuwe redactie en directie' (er was voor Oost-Brabant een aparte directeur 55

551 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

benoemd), de beslissing van majoor Verhoeff moest worden aanvaard.'

XCDe verschijning van Oost-Brabant drong in Londen tot minister Burger door. Die reageerde onmiddellijk en publiekelijk. Op 26 september deed Radio Oranje namens hem het volgende weten:

XC'Te Eindhoven (is) verschenen een nieuw dagblad, getiteld Oost-Brabant. Daar de verschijning van nieuwe dagbladen bij het Persbesluit verboden is en de nieuwsvoorziening voor het bevrijde deel van Brabant voldoende is verzekerd, dient de verdere verschijning van het blad Oost-Brabant terstond te worden gestaakt. Ter plaatse dient streng te worden toegezien dat dit verschijningsverbod niet wordt ontdoken.'

XCBurger had nagelaten, bij het Militair Gezag in Brussel te informeren waarom aan Oost-Brabant verlof was verleend om te verschijnen - KruIs die voorzag dat de naleving van het door de minister opgelegde verbod in Eindhoven tot deining zou leiden, legde de ministeriële uitspraak naast zich neer. Oost-Brabant blééf verschijnen en later in '44 hechtte Burger daar zijn goedkeuring aan nadat hem was gebleken dat het stichtingsbestuur de relaties met de drukkerij van Het Dagblad van het Zuiden had verbroken. AI met al was ook dit een vreemde gang van zaken geweest - wie in het betrokken deel van Noord-Brabant kennis nam van het ministerieel verbod van Oost-Brabant en vervolgens constateerde dat het blad rustig voortging te verschijnen, kon slechts tot de conclusie komen dat aan een verstandige coördinatie tussen de regering en het Militair Gezag veelontbrak en dat men in Londen blijkbaar niet in alle opzichten wist hoe het er in bevrijd gebied voorstond.

XCDat laatste bleek bij uitstek op een terrein waaraan wij straks ook nog een geheel hoofdstuk zullen wijden: het arrestatiebeleid.

De Binnenlandse Strijdkrachten krijgen arrestatiebevoegdheid

XC

XCToen wij de bevrijding van Maastricht en van Eindhoven beschreven, deden wij al uitkomen dat het bij het onmiddellijk arresteren van diegenen die 'fout' waren geweest, nogalongeregeld toeging. In Maastricht vonden die arrestaties, ca. vierhonderd binnen vier-en-twintig uur, plaatsJ.

I Brief, 29 sept. 1944, van A. van Houten aan A. Pelt (MG, Geheim archief, 271).

552 [PDF]
EERSTE ARRESTATIES

door de politie (de OD had een aparte arrestatieploeg gevormd van betrouwbaar geachte politiefunctionarissen) en door groepen uit de bevolking; voorts greep men er verscheidene 'Moffenmeiden' die men volledig kaalschoor of zodanig schoor dat de overgebleven stoppels een hakenkruis vormden. In Eindhoven werden de 'foute' elementen aanvankelijk hoofdzakelijk opgehaald door leden van de Partisanen-Actie Nederland; 'ze werden', zo citeerden wij een plaatselijk relaas,

XC'uit hun huizen gehaald, de Hitler-trawanten, en nu eens knielend, dan weer met de handen boven het hoofd, werden zij door de straten geleid, soms gedwongen te zingen 'Leve de Wilhelmien', op hun rug meedragend Volk en Vaderland ofhet portret van de Fûhrer, dat nu maar op hun achterwerk hing te bengelen. De dames en meisjes waren soms voorzien van een hoofddoek waarop vermeld stond: 'Nur [ür Wehrmacht'.'

XCOok de groepen uit de bevolking die in Maastricht aan het arresteren sloegen, waren gevormd door de OD die immers bevoegd meende te zijn het militair gezag uit te oefenen. Aan de voorbereidingen der arrestaties had nogal wat ontbroken - toen men eenmaal begon, NSB'ers en andere Duitsgezinden op te pakken, bleek men er niet voldoende krachten voor te hebben. Onmiddellijk werd de OD voor vrijwilligers geopend, trouwens ook om andere werkzaamheden uit te voeren dan het verrichten van arrestaties. Die vrijwilligers kwamen zich in groten getale aanmelden. Men gunde zich niet de tijd om hun anteeedenten behoorlijk te onderzoeken en er werden er verscheidenen aangenomen die van een twijfelachtige betrouwbaarheid waren.

XCWilde men de taken welke ten aanzien van die 'foute' elementen moesten worden uitgevoerd (wat wij hier schrijven, geldt niet alleen voor Maastricht en Eindhoven maar voor het gehele land), verrichten volgens de normen van de Nederlandse rechtsstaat, dan dienden de betrokkenen tijdens het overbrengen naar hun eerste detentie-oord tegen bespottingen en mishandelingen te worden beschermd, dan moesten zij in dat detentie-oord een redelijke verzorging krijgen, dan was het wenselijk aldaar zo spoedig mogelijk na te gaan of de arrestaties terecht hadden plaatsgevonden en dan was het eveneens wenselijk, de nodige zorg te besteden aan gezinsleden, kinderen bijvoorbeeld, die zij hadden moeten achterlaten, alsmede aan hun bezittingen, indien hun woningen leeg waren komen te staan. Van de toepassing van die normen kwam al in het bevrijde Zuiden niet veel terecht, in de eerste plaats door de enorme aggressiviteit welke in de loop van meer dan vier bezettingsjaren was gegroeid tegen allen

553 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

die zich met de gehate bezetter solidair hadden getoond, in de tweede plaats door de moeilijke materiële omstandigheden en in de derde door het feit dat wat met die 'foute' elementen stond te geschieden, aantrekkingskracht uitoefende op personen die zich ten koste van hen wilden verrijken of een zeker sadisme op hen wilden botvieren. Als gevolg van dit alles ging het overbrengen naar de eerste detentie-oorden vrijwel steeds met bespottingen en vaak ook met mishandelingen gepaard, liet de verzorging in die detentie-oorden vaak meer te wensen over dan in de moeilijke omstandigheden vlak na de bevrijding onvermijdelijk was, kwam van het schiften der arrestanten weinig terecht, liet men aanvankelijk de achtergebleven gezinsleden volledig aan hun lot over en werd van hun bezittingen veel gestolen. Wij komen op dit alles in een later hoofdstuk terug - hier concentreren wij ons op die eerste arrestaties.

XCWij hebben er, het zij erkend, geen volledig beeld van maar kunnen toch wel iets toevoegen aan wat wij over Maastricht en Eindhoven weergaven. Bespottingen en mishandelingen tijdens het overbrengen naar de eerste detentie-oorden (in de regel waren dat de politiebureaus) kwamen vrijweloveral voor; zij worden met name in de locale geschiedenissen van Oost Zeeuws-Vlaanderen gememoreerd maar wij zien geen enkele reden om aan te nemen dat de bevolking van de overige delen van het bevrijde Zuiden zich anders heeft gedragen dan die van Oost Zeeuws-Vlaanderen. Zo werd in Zaamslag op de bevrijdingsdag al 'recht uitgeoefend. Daar zat de NSB-troep op de knieën aan de kant van de weg. Bordjes om de hals met opschriften 'Landverrader', 'Winterhulp', 'V-I', 'V-2', enzovoort." In Axel werden in eerste instantie twee-endertig NSB'ers opgepakt en

XC'onder gejoel het stadhuis binnengehaald ... Het komt gelukkig niet tot daden van geweld, doch alleen tot bespotting. In twee groepen worden ze rondgeleid. Sommigen moeten de handen omhoog houden, een vrouw heeft op haar buik een groot papier gespeld, waarop de bekende spreuk: 'Duitsland wint op alle fronten'. Tot slot krijgen allen een spa en worden aan het werk gezet ... Ze worden ondergebracht in de openbare school."

XCdaar werd voor hun voeding (er was in het betrokken gedeelte van Zeeland voldoende voedsel) behoorlijk gezorgd, familieleden van de arrestanten mochten bovendien voor extra-voeding zorgen maar bij het

1 S. Wi sse-Scheele in p. 236. 2 T. C. Vink-van Vessem in a.v., p. 105-106.

554 [PDF]
EERSTE ARRESTATIES

overhandigen daarvan mocht na twee dagen geen woord meer worden gewisseld. In Hulst werden de 'Moffenmeiden' op de Grote Markt kaalgeschoren, waaraan, aldus een inwoner,

XC'burgers meededen die zich tijdens de bezetting deutschfreundlich getoond hadden ... ' Velen van de gearresteerden werden ... op onmenselijke wijze gehuisvest en behandeld, op een manier die wel van de Nazi's leek afgekeken. Burenruzies, familieveten en zakenjaloezie hebben ook hier een rol gespeeld, waardoor. . onschuldigen dagen-, ja wekenlang de verschrikking van de internering hebben moeten meemaken."

XCHier en daar deden plaatselijke autoriteiten onmiddellijk hun best, greep te krijgen op de wanordelijke situatie. In Maastricht werd al na twee dagen getracht, de uit de illegaliteit voortgekomen groepen geheel uit te schakelen, maar dat mislukte: protesten bij het Militair Gezag leidden er toe dat zij bij het arresteren betrokken bleven; een belangrijk argument daarbij was dat men die arrestaties toch bezwaarlijk exclusief kon toevertrouwen aan de politie die nog in het geheel niet was gezuiverd. Tussen die uit de illegaliteit voortgekomen groepen heerste overigens een niet geringe mate van naijver. Zij beschouwden zich alle als gemilitariseerd. 'Twee moeilijkheden deden zich hierbij voor', aldus majoor Schürmann in zijn verslag over de eerste vier dagen in bevrijd Maastricht, 'de eerste daarvan was, dat ... er geen militaire autoriteit aanwezig was die als bevelhebber ... kon optreden. De tweede moeilijkheid was dat de verzetsorganisaties niet over voldoende fondsen beschikten om de leden te honoreren.' Die tweede moeilijkheid werd snelopgelost: ten aanzien van diegenen die in loondienst waren, werd bepaald dat de werkgever voorlopig het loon moest doorbetalen en diegenen die niet in loondienst waren, kregen betaling van het Militair Gezag, 'de hiertoe benodigde fondsen worden', aldus Schürmann, 'door het Agentschap van de Nederlandse Bank van de rekening van het Militair Gezag ter beschikking gesteld." Dit kwam er op neer dat er voor diegenen die geen zin hadden in de voortzetting van hun normale werk of die in het geheelJ.'c.

, Het kwam veel vaker voor dat personen die wisten dat op hun gedrag tijdens de bezetting aanmerking te maken was, zich onmiddellijk na de bevrijding extra patriottisch gedroegen. Op de bevrijdingsdag van Bergen op Zoom werd genoteerd: 'Iedereen draagt oranje; speciaal de ergste pro-Duitsers.' p. 142) 2 P. Brand in p. 207. W. A.. Schürmann: 'Eerste verslag, 14-18 sept. 1944', p. 4·

555 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

geen werk om handen hadden, in Maastricht een eenvoudige oplossing bestond: zij trachtten tot een van de bovengronds geworden illegale groepen toe te treden en als dat lukte, kregen zij een bescheiden maar regelmatig inkomen.

XCEr waren in Maastricht onder de illegale werkers velen wier hartewens het was aan de Geallieerde militaire operaties te kunnen deelnemen. Die wens leefde vooral bij de leden van de Knokploegen. Hoe konden zij ingeschakeld worden? Ter bespreking van die vraag begaf de districtssabotage-commandant van de KP, B. J. C. ('Bep') van Kooten, zich op 17 of 18 september naar het hoofdkwartier van prins Bernhard. De prins deelde hem mee dat het zijn voornemen was, voormalige illegale werkers die daar voor voelden, te groeperen in gevechtseenheden, 'stoottroepen', en die eenheden aan de Geallieerde bevelhebbers ter beschikking te stellen. Hij benoemde van Kooten tot commandant van de StoottroepenLimburg. Op 19 september was deze in Maastricht terug waar hij onmiddellijk met het recruteren begon, trots op het feit dat hij, een KP'er, en niet een OD'er of RVV'er de zo belangrijke commandantsfunctie in de wacht had kunnen slepen. Hij deelde Zuid-Limburg in 'vakken' in, benoemde vak-commandanten en deed hun ruim een week na zijn terugkeer weten dat alle andere gewapende organisaties 'zo spoedig mogelijk ontbonden en ontwapend' moesten worden. 'Ik breng onder uw aandacht', schreef hij voorts, 'dat wij vanaf heden werken onder de naam 'Koninklijke Stoottroepen', mitsdien verzoek ik u, onverwijld alle andere namen op kleding, wapens, gebouwen, te doen vervangen door KS'! - hoe van Kooten aan dat begrip 'koninklijke' is gekomen, is niet duidelijk; aannemelijk is dat hij het niet gebruikte zonder dat de prins hem daartoe verlof had verleend, maar hoe dat zij, het gebruik werd na enige tijd verboden, vermoedelijk omdat men toen elders in het bevrijde Zuiden was gaan spreken van 'Binnenlandse Strijdkrachten'.J.J.

I Rondschrijven, 29 sept. 1944, van B. C. van Kooten, aangehaald in (ministerie van defensie, staf van de bevelhebber der landstrijdkrachten, sectie krijgsgeschiedenis) G. van OJ en jr. (1972), p. 247-48. Dit werk, deel z van hoofddeel IV in de serie 'De strijd op Nederlands grondgebied tijdens Wereldoorlog II', zal worden aangehaald als: Van Ojen:

556 [PDF]
DE 'EERSTE ALGEMENE LASTGEVING'

XCDie Binnenlandse Strijdkrachten waren het die, gelijk in de titel van deze paragraaf vermeld, arrestatiebevoegdheid kregen. Voor wij beschrijven hoe dat in zijn werk is gegaan, dienen wij uiteen te zetten hoe de regering en het Militair Gezag aanvankelijk het probleem van de arrestaties van alle 'foute' elementen dachten op te lossen. Inderdaad een probleem, want men had beseft dat men, alom uitspattingen ('Bijltjesdag') te voorkomen, vele tienduizenden personen zou moeten arresteren. Dat deed twee vragen rijzen: wie moesten die arrestaties verrichten en wie moesten er precies worden gearresteerd?

XCHet antwoord op die vragen stond in de Eerste Algemene Lastgeving van het Militair Gezag welke Kruls op 12 september had uitgegeven.' Blijkens die instructie dienden de arrestaties verricht te worden door de 'normale' opsporingsambtenaren, laat ons zeggen: door de politie, die (wij herinneren er aan) door het Militair Gezag (met instemming van de regering) als eenheid was gehandhaafd en onder de controle was geplaatst van de procureurs-generaal bij de gerechtshoven. Gearresteerd moesten worden diegenen die verdacht werden van een misdrijf, vermeld in artikel u van het wetsbesluit Buitengewoon Strafrecht (bijvoorbeeld het verraden van illegale werkers); voorts diegenen die na 1 juli 1942 lid waren geweest van de NSB, de WA, de Germaanse SS of de Nationale ]eugdstorm dan wel in leidende functie werkzaam waren geweest voor vooraanstaande 'foute' dagbladen of tijdschriften; tenslotte moesten ook de hoofden en ambtenaren van Duitse diensten gearresteerd worden.

XCOp twee punten stond deze Eerste Algemene Lastgeving naast de werkelijkheid: het was onjuist gezien, het arresteren exclusief op te dragen aan de politie, en de kategorieën der te arresteren personen waren te beperkt geformuleerd.

XCWij beginnen met het eerste punt en moeten dan onderstrepen dat men er zich in Londen onvoldoende bewust van was geweest, welk een omstreden plaats de politie in de samenleving in bezet gebied was gaan innemen. Zij was niet alleen gelijkgeschakeld en landelijk en regionaal, vaak ook plaatselijk, onder 'foute' gezagsdragers geplaatst, maar zij was ook, en vooral, het orgaan geweest waarmee de bezetter de z.g. openbare orde had gehandhaafd. Bij de uitvoering van talrijke hatelijke maatregelen was telkens de politie betrokken geweest - publiekelijk -, zij had daarnaast talloze arrestaties ten dienste van de bezetter verricht en arrestanten vastgehouden en aan de 'SD' overgedragen. Zeker, de bezetter was van

1 Tekst: dl. V b, p. 383-84.

557 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

de politiekorpsen uit ook tegengewerkt, maar van die tegenwerking wist de brede massa niet af. Zij was de politie in veelopzichten gaan zien als een verlengstuk van het onderdrukkingsapparaat van de bezetter. Het gevolg was dat de politie als geheel bij de bevrijding haar gezag had verloren. Niet de uitgesproken 'foute' elementen in de korpsen vormden toen een probleem (die zouden opgepakt worden), maar diegenen die, zonder 'fout' te zijn geweest, een zo grote mate van dienstbaarheid aan de bezetter aan de dag hadden gelegd dat hun gedragingen onmiddellijk nader moesten worden onderzocht; anders gezegd: de politie moest gezuiverd worden en voordat zij naar behoren gezuiverd wàs, kon zij eigenlijk nauwelijks in het openbaar optreden. Deed zij dat laatste wel, dan deed zij dat overigens in de door de bezetter ingevoerde, als 'Duits' aangevoelde uniformen en in het bevrijde Zuiden zonder wapens; immers, gelijk eerder vermeld: begin september had de bezetter aan de politie in de zuidelijke provincies haar wapens ontnomen. Het kwam er alles tezamen op neer dat het instrument waaraan regering en Militair Gezag het uitvoeren van de arrestaties wilden toevertrouwen, voorshands onbruikbaar was. Op zichzelf was dat een groot nadeel, want de politiemannen waren gewend, met zekere ordelijkheid op te treden en tegen excessen te waken, en zij wisten dat van elke belangrijke handeling een aan vaste regels gebonden proces-verbaal moest worden opgesteld - van de betekenis en de zin van dat alles waren buitenstaanders niet zomaar doordrongen. Aangezien evenwel de arrestaties in het algemeen gesproken niet door de ongezuiverde politie konden worden verricht, moesten zij wel door buitenstaanders ter hand worden genomen, d.w.z. door leden van voormalige illegale groepen.

XCNu het tweede punt: de kategorieën der te arresteren personen.

XCDie kategorieën waren, gelijk gezegd, in de Eerste Algemene Lastgeving te beperkt geformuleerd. De datum van 1 juli 1942 was nogal willekeurig vastgesteld; dat de arrestaties, wat de opgesomde organisaties betrof, beperkt moesten blijven tot de NSB, de WA, de Germaanse SS en de Nationale ]eugdstorm, betekende dat geen rekening was gehouden met talrijke andere 'foute' organisaties waarvan men actieflid had kunnen zijn zonder bij een van de vier genoemde aangesloten te zijn geweest: bijvoorbeeld de twee NSNAP'en die zich in het begin van de bezetting bij uitstek kwalijk hadden gedragen, de hulppolitie, de Nederlandse Landwacht, de talrijke 'fronten' en 'gilden' van de NSB, de Winterhulp Nederland en de Nederlandse Volksdienst. Even onjuist gezien was het om, wat de Rijksduitsers betrof, alleen last te geven tot het arresteren van de hoofden en ambtenaren van Duitse diensten. En de Verwalter dan van

558 [PDF]
DE 'EERSTE ALGEMENE LASTGEVING'

overgenomen bedrijven? En de leden van de NSDAP? Ja ruimer: was het niet verstandig om althans in eerste instantie alle Rijksduitsers (behalve diegenen onder hen van wie men wist dat zij 'goed' waren geweest) te arresteren? Gegeven de felle vijandschap die zich tegen alles wat Duits was, had ontwikkeld, zou geen hunner in het pas bevrijde gebied zijn leven zeker kunnen zijn. Er deugde dus niet veel van die Eerste Algemene Lastgeving en bij wat in het bevrijde Zuiden in de allereerste dagen geschiedde, 'spontaan' als het ware (men kende de lastgeving niet), werd met de twee punten die wij noemden, dan ook geen rekening gehouden: de politie speelde bij de arrestaties in Maastricht een nevengeschikte en in Eindhoven in het geheel geen rol en gearresteerd werden allen die, in welk verband en in welke mate ook, 'fout' waren geweest of als zodanig waren bestempeld.

XCMen moet onderscheid maken tussen de oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten (wij verstaan hier nu verder in dit deel alleen de Binnenlandse Strijdkrachten in het bevrijde Zuiden onder, niet die in het bezette Noorden) en de toekenning van arrestatiebevoegdheid aan die strijdkrachten; het eerste was een daad van prins Bernhard en speelde zich af in zijn hoofdkwartier, bij het tweede was hij slechts zijdelings betrokken - dat speelde zich af in Eindhoven.

XCWetend dat de prins tot bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten was benoemd, deden Borghouts, de gewestelijke sabotage-commandant van de Knokploegen, en Hoekstra, de commandant-Zuid van de Raad van Verzet, onmiddellijk hun best, tot hem door te dringen. Of zij overwogen hebben, van Dijk, de gewestelijke commandant van de 00, mee te nemen, weten wij niet, in elk geval bevond deze zich in Eindhoven toen Borghouts en Hoekstra opseptember, twee dagen na Eindhovens bevrijding, vervoer vonden naar het hoofdkwartier van de prins in België. Zij voerden er 's avonds een eerste bespreking met hem en deze werd de volgende dag voortgezet. De prins keurde goed, zoals hij al voor Zuid-Limburg had gedaan, dat de illegale werkers in NoordBrabant in 'stoottroepen' zouden worden gegroepeerd en aan de Geallieerden ter beschikking gesteld, de eerste vijfhonderd onder de aanduiding 'KP'; de prins verenigde zich er mee dat 'KP' als afkorting werd beschouwd van 'Koninklijke Patrouille'. Met een machtiging om voor

20

559 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

dat alles het nodige te verrichten, keerden Borghouts en Hoekstra op 21 september naar Eindhoven terug.

XCDaar hadden zich op 18, 19 en 20 september bij het arresteren van 'foute' elementen onverkwikkelijke dingen voorgedaan, met name doordat de Partisanen-Actie Nederland rijp en groen tot haar rijen had toegelaten. Op de zoste vernam Borghouts' adjudant, reserve-kapitein J. c. Gerritsen (de man die het 'Oorlogsdagboek' van Borghouts' hoofdkwartier had bijgehouden) dat een lid van de Pan bij een winkelier zonder machtiging goederen in beslag had genomen en dat een ander Pan-lid eenjaar tevoren nog had gediend bij de Waffen-SS ('zotter kan het niet"). Omtrent datgene wat er verder op die zoste in afwezigheid van Borghouts ('Peter') gebeurde, noteerde Gerritsen ('Tonny') het volgende:

XC'10 uur. Ontzettend veel aanloop van alle mogelijke mensen om informaties over gearresteerden en niet gearresteerden. Vrouwen, dochters, broers en verloofden betuigen in alle toonaarden de blanke onschuld van de schuldige. Geval voor geval afgehandeld. Loopt de hele dag door. Aardig is o.a. om te memoreren dat een Moffenmeid behalve de afgeknipte haren ook nog een plakkaat op haar hoofd geplakt kreeg, waarop' Wehrmachtübernachtungsheim' .

XC. . . 16 uur. Bespreking met de militaire commandant van Eindhoven" door Tonny in verband met afwezigheid Peter. De volgende punten dienen vastgelegd te worden:

XC1. wat betreft gevangenenkamp: Moffenmeiden vasthouden, vrouwen van NSB'ers, voorzover ze geen provocatrices zijn geweest, ontslaan; als richtlijn aannemen dat alleen de raddraaiers vastgehouden moeten worden. Tonny moet direct beginnen met de verhoren van alle gevangenen en een lijst maken van degenen die ontslagen zijn en van degenen die vastgehouden worden (voor deze laatsten de reden vermelden)' inderdaad ging Gerritsen zich de volgende dag, 21 september, aan die nieuwe taak wijden:

XC'Verhoren door Tonny vinden plaats in het gevangenenkamp van 8.00-11.00 uur en van 16.30-18.00 uur. In totaal vier-en-dertig gehoord' en hiervan zeven losgelaten. Die arrestaties zijn hopeloos geweest. Er zitten mensen tussen, die volkomen onschuldig zijn. Vooralook lui van de luchtbescherming die wel eens proces-verbaal hebben opgemaakt wegens uitstralend licht. Maar het geheel wil mij niet bevallen. De instructie: 'Alleen raddraaiers laten zitten', is veel te slap. Ik geloof dat ik er maar mee ophoud."

1 GSC-III: 'Oorlogsdagboek', p. 173. 2 Vermoedelijk werd de militaire commissaris bedoeld. 3 GSC-III: 'Oorlogsdagboek', p. 170-72. 4 Gemiddeld duurde elk ver hoor dus acht minuten. 5 GSC-III: 'Oorlogsdagboek', p. 174.

560 [PDF]
DE KP KRIJGT PRIORITEIT

XCToen Borghouts en Hoekstra op de avond van de z r ste in Eindhoven terugkeerden, waren de wilde arrestaties nog in volle gang. De prins had al vóór 'Market-Garden' beseft dat het misschien niet gemakkelijk zou zijn, de illegale groepen in de eerste te bevrijden delen van Nederland tot samenwerking te bewegen; opdracht om die samenwerking in zijn naam te bevorderen had hij verstrekt, niet aan een officier van zijn eigen staf maar aan majoor van Houten die officier was van het Bureau Inlichtingen. Deze was het die op de ochtend van 22 september samenkwam met Borghouts (die door Gerritsen was vergezeld), Hoekstra en ODcommandant van Dijk. 'Peter' (d.w.z. Borghouts), aldus Gerritsens aantekeningen over deze bespreking,

XC'zet eerst het standpunt van prins Bernhard uiteen. De prins wenste eenheid in de ondergrondse organisaties en wel zodanig dat de verzetsgroepen ... verenigd worden tot stoottroepen van de Binnenlandse Strijdkrachten onder eigen commando. Daarnaast kunnen andere stoottroepen gevormd worden uit geschikte mensen van OD en RVV, doch ook onder commando van KP. Een en ander lokt enige discussie uit'

XCgeen wonder! Borghouts had Vla de prins voor de Knokploegen de leiding in de wacht gesleept - Hoekstra had zich daar al bij neergelegd (de RVV had maar weinig mensen) en van Dijk die notabene al duizend man OD-stoottroepen bijeen had, was voor een voldongen feit geplaatst dat geautoriseerd was door de prins, lid van de koninklijke familie niet alleen, maar ook bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten. Daar kon van Dijk, die het sterke gevoel had dat Borghouts en Hoekstra hem bewust hadden uitgeschakeld, niet tegenop. 'Uiteindelijk', aldus Gerritsens aantekeningen,

XC'komt de volgende regeling tot stand: er wordt vijfbonderd man stoottroepen gevormd uit KP (vierhonderd) en Pan (honderd) onder de naam KP. Betekent dan niet meer Knokploeg, doch de erenaam, door prins Bernhard gegeven, luidt dan: Koninklijke Patrouille.' Daarnaast zal aan RVV, Pan en OD gelegenheid gegeven worden hun mensen vrijwillig op te roepen en te selecteren voor een verdere kern stoottroepen. Verwacht wordt dat dit ca. achthonderd man zullen

I Op 29 september deed Borghouts aan van Bijnen in bezet gebied het volgende telegram toekomen: 'Verzoek u om, evenals dit in de bevrijde Nederlandse gebieden het geval is, de initialen KP in de toekomst te beschouwen als de afkorting van Koninklijke Patrouille en de naam Knokploegen niet meer te gebruiken.' (LOjLKP, 4 D) Van Bijnen legde dat verzoek naast zich neer.

561 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

worden. Dit geheel komt onder commando van Peter. Waarnemend commandant Hoekstra (RVV) ... Overigens wordt nog geregeld:

XC1. O'D blijft haar gewone taak als ordedienst vervullen, doch zonder uniform.

XC2. Wij als KP behouden daarnaast het recht om dat te doen wat wij nodig achten.

XC3. Wij krijgen Engelse battledress met boots en waarschijnlijk barets. Bovendien volop bewapening ... Er zullen geen rangen bestaan.

XC4. Wapens en kleding worden door KP gedistribueerd.

XC5. In de arrestatie van NSB'ers komt een radicale verandering. Had ik even een goede neus! Alles wordt weer gearresteerd, ook de ontslagenen, ook de NSB-vrouwen, ook de Moffenmeiden en bovendien allen die NSB'er geweest zijn. Laat ie fijn zijn ... Verhoren vinden plaats door de politie of door een aparte instantie. De arrestaties geschieden door een speciale ploeg van de KP. Wij hebben de bevoegdheid toch te arresteren, ook al wil de politie het niet. En als er eens een schot valt, is het ook niet erg.' I

XCEen belangrijke zin, die voorlaatste! 'Wij hebben de bevoegdheid toch te arresteren, ook al wil de politie het niet.' Kennelijk was 'de politie' bevreesd geweest dat bij die arrestaties door illegale werkers schoten zouden vallen - die vrees was overdreven geacht en de politie was bovendien geëlimineerd: 'De arrestaties geschieden door een speciale ploeg van de KP.' Dat was dus door van Houten als gevolmachtigde van de prins bepaald, zonder overleg met de prins, zonder overleg met generaal KruIs en ook zonder overleg met majoor Verhoeff, de militaire commissaris van Eindhoven.

XCNu daarmee aan de Knokploegen een bij uitstek uitgebreide taak was gegeven, leek het wenselijk, organisatorisch onderscheid te maken tussen diegenen die in de te vormen gevechtsformaties zouden worden opgenomen en diegenen die zich met het arresteren van alle 'foute' elementen zouden belasten en die (dat was een logische consequentie) ook belast zouden worden met het in bewaring houden van die elementen: de Binnenlandse Strijdkrachten werden gesplitst in Stoottroepen en Bewakingstroepen. Het was van Houten die (niet wetend dat prins Bernhard van Kooten al had benoemd tot commandant in Zuid-Limburg) op de zzste Borghouts benoemde tot 'commandant van de Stoottroepen der Binnenlandse Strijdkrachten bezuiden de grote rivieren' (en Hoekstra, tot waarnemend commandant van deze militaire formatie); het commando over de Bewakingstroepen droeg van Houten op aan van Dijk.

I GSC-III: 'Oorlogsdagboek', p. 180-82.

562 [PDF]
FINANCIERING DER BINNENLANDSE STRIJDKRACHTEN

XCHet eerst nodige leek voorts, de Partisanen-Actie Nederland te ontbinden. Dat ging vlot. Alle leden, ca. vijfhonderd, werden op 24 september samengeroepen in Philips Ontspanningsgebouw en daar sprak Borghouts hen toe van het balkon af ('net Mussolini' , noteerde Gerritsen '). Hij deelde mee dat voortaan alleen diegenen die zich van begin september af voor de Pan hadden ingezet, tot de nieuwe formaties zouden worden toegelaten, de aanwezigen zouden over de Stoottroepen en de bewakingstroepen worden verdeeld (een dag later werd goedgevonden dat de ca. driehonderd Pan-leden die onder van Dijk werden geplaatst, een apart korps zouden vormen, 'De Blauwe Jagers' geheten).

XCInmiddels was nog een andere belangrijke regeling getroffen. De leden van de Stoottroepen zouden in feite militaire dienst gaan verrichten. Hadden zij dan niet recht op bezoldiging? Van Houten en Borghouts vonden in Eindhoven een andere oplossing voor dat probleem dan de militaire commissaris in Maastricht. In Eindhoven bevond zich nl. A. J. Gelderblom die ongeveer een jaar lang in de leiding had gezeten van het Nationaal Steunfonds, de 'bankier der illegaliteit', en in die kwaliteit grote bedragen onder zich placht te hebben; toen Eindhoven werd bevrijd, beschikte hij over ruim f 400000. Tot hem wendde zich van Houten, die als BI-officier van het werk van het Nationaal Steunfonds goed op de hoogte was: kon Gelderblom uit die ruim f 400000 niet de eerste gelden voorschieten die nodig waren om de mannen van de Stoottroepen een soort bezoldiging te geven? Gelderblom zei ja en stelde in eerste instantie f IQ 000 ter beschikking. Fluks werd een bezoldigingsregeling vastgesteld: leden van de Stoottroepen zouden twee gulden soldij per dag krijgen en alle inkomsten die zij zouden derven, zouden bovendien vergoed worden voorzover zij kostwinner waren; die regeling zou voor allen gelden, zowel voor commandanten als voor manschappen. Rangen werden er niet onderscheiden - men had immers in de illegaliteit ook geen rangen gekend. Uiteraard moest eveneens voor de Bewakingstroepen een regeling worden gemaakt: ook zij kregen, voorzover kostwinner, alle gederfde inkomsten vergoed en bovendien vijftig cent soldij, maar dat werd spoedig tot een gulden verhoogd. Een en ander betekende dat het buitengewoon aantrekkelijk werd om in de Binnenlandse Strijdkrachten te worden opgenomen: kostwinners behielden hun volledige inkomen en ontvingen bovendien één of twee gulden per dag. Zeker, de BS'ers moesten verwachten dat hun kleding en schoeisel extra te lijden

XCI

563 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

zouden krijgen (de leden van de Stoottroepen rekenden er natuurlijk op dat zij spoedig militaire kleding en schoeisel zouden ontvangen), maar daar stond weer tegenover dat zij er van konden uitgaan dat zij, voorzover dienst doend, militaire rantsoenen, althans aparte rantsoenen, zouden ontvangen.

XCOok deze regelingen werden door van Houten getroffen zonder overleg met Kruls, de regering of prins Bernhard. Veel er van werd in Eindhoven op schrift gesteld en onder de betrokkenen verspreid. Als 'Commandant der Stoottroepen der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten in Nederland bezuiden de grote rivieren' gaf Borghouts er op 25 september een door 'de Speciaalgemachtigde van het Hoofdkwartier van ZKH Prins Bernhard' (van Houten) goedgekeurde nieuwe arrestatieregeling uit waarin hij zich uitdrukkelijk beriep op een opdracht van de prins (die nog van niets wist); die regeling was geformuleerd door van Dijk in samenwerking met Hoekstra, en van Houten zei later dat hij er met majoor Verhoeff over had gesproken, 'die het met mij eens was dat wat onzerzijds ondernomen werd, niet precies honderd procent volgens de regels was' (neen, het ging dwars tegen de Eerste Algemene Lastgeving in welke overigens aan van Houten onbekend was). 'Hij zei echter dat de situatie waarin wij ons bevonden, nooit was voorzien'! bedoeld was: een situatie waarbij zich dicht bij een stuk bevrijd Nederland nog Duitse troepen bevonden, zodat het veilig leek, al diegenen op te pakken die met voor de vijand bestemde mededelingen door de linies konden gaan. Zeker, op 20 september had 'de militaire commandant van Eindhoven' (de militaire commissaris, zoals wij vermoedden) het standpunt ingenomen 'dat alleen de raddraaiers vastgehouden moeten worden', maar op die zoste leek' Market-Garden' nog vrij vlot te gaan en op de z yste wist men dat de Duitse troepen die de 'Corridor' poogden af te snijden, gevaarlijk sterk waren.

XC'De arrestaties', zo stond in de door Borghouts en van Houten uitgegeven Instructie- te lezen, 'dienen te geschieden in samenwerking met de politie, voorzover deze door de Stoottroepen betrouwbaar wordt geacht.' Gearresteerd moesten worden allen die na 15 mei '40 lid van de NSB waren geweest, alle W A'ers, SS'ers en NSNAP'ers, alle leden van de hulppolitie, alle vrijwilligers in Duitse militaire dienst, 'leden der Duitse Weermacht', 'leden der Duitse politie en hun handlangers', 'pro

XCI Getuige eh. H. J. F. van Houten, Enq., dl. V c, p. 560-61. 2 Tekst: a.v., dl. V b,

564 [PDF]
NIEUWE ARRESTATIE-REGELINGEN

vocateurs', 'zij die Joden, onderduikers, illegale werkers, enz. hebben aangebracht' (of 'opgelicht') en tenslotte ('punt p') 'zij die militair gevaar op kunnen leveren voor de Geallieerden'. Bovendien moesten, aldus Borghouts en van Houten, dan nog 'geïnterneerd' (en dus ook eerst gearresteerd) worden: alle Rijksduitsers, voorts 'mannen en vrouwen die nauwe relaties hebben onderhouden met een der onder 'te arresteren' genoemde groepen' (tot die 'rnannen en vrouwen' behoorden de 'Moffenmeiden'), de leden van de Fronten en Gilden der NSB, de leden van de Nederlandse Volksdienst en de 'medewerkers aan de Winterhulp.'

XC'Met uitzondering van leden der Duitse Weermacht en politie die', zo stond er verder in de Instructie, 'direct moeten worden uitgeleverd aan de Geallieerden, worden de gearresteerden en geïnterneerden in handen gesteld van de Nederlandse politie, welke verplicht is voor zekere bewaring zorg te dragen' (die politie had daar noch de ruimten noch de krachten voor). 'Is de politie ter plaatse niet volkomen betrouwbaar' ('volkomen betrouwbaar' was zij volgens de BS'ers vrijwel nergens), 'zo wordt deze taak overgenomen door de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten of door een andere ... formatie' (het werden de Bewakingstroe- . pen van de BS welke zich met die taak belastten). 'Aan de bewakende instantie (dient) te worden doorgegeven dat hiervoor' (d.w.z. voor de bewaking) 'globaal de volgende regelen gelden' - die regels hielden in dat men in de detentie-oorden een humaan regime diende te volgen: 'niemand mag worden geslagen of mishandeld', 'gezorgd moet worden dat de gearresteerden voldoende voedsel, ligging en hygiënische verzorging hebben', enzovoort. 'Van iedere opgepakte', zo luidde het slot van de Instructie van Borghouts en van Houten,

XC'dient genoteerd te worden ... naam, adres, feit (zeer kort en precies als gehoord, bijv.: 'NSB'er', of: 'Bracht meneer zo en zo aan') (dus met namen!) waarom hij werd opgepakt en vooral naam en adres (liefst handtekening) van degene die deze feiten aan ons meedeelde. Deze gegevens gaan alle ... naar bovengenoemde Commandant en vandaar naar het Militair Gezag'

XCdie commandant was Borghouts.

XCDit alles kwam er op neer dat ten aanzien van het arresteren en vasthouden van de opgesomde groepen in wezen niet alleen de politie was uitgeschakeld maar ook het Militair Gezag. De Binnenlandse Strijdkrachten ressorteerden immers niet onder de chef-staf Militair Gezag maar onder de Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten.

XCDeze laatste, de prins dus, werd op of kort voor 30

565 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

van Houten schriftelijk ingelicht over alle regelingen die in Eindhoven waren getroffen. Over de betalingsregeling was de prins niet enthousiast: 'Ik stel voor', schreef hij op de joste aan van Houten, 'dat de mensen gewoon legersoldij krijgen en kostwinnersvergoeding zoals leger. Anders grootste moeilijkheden.' Ten aanzien van de door Borghouts en van Houten uitgegeven arrestatie-instructie schreef de prins: 'Punt puit instructic' (dat betrof de laatste, d.w.z. na a t.e.m. 0 opgesomde groep: 'zij die militair gevaar op kunnen leveren voor de Geallieerden') 'uit te voeren door resistance a priori en zeer streng. Proces-verbaal of redenen opgeven bij aflevering in gevangenis. Hieronder vallen mensen' (bedoeld: sommige mensen) 'uit kategorieën a-o. Kategorieën a-o verder . totaal' (d.w.z. de overigen) 'laten opsluiten door burgemeesters en M[ilitair] G[ezag] met politie voor handhaving orde en rust. Wanneer geen politie voor arrestatie en bewaking aanwezig, kan beroep gedaan worden op mijn mensen' (de BS'ers) 'om hulp en steun. Ik geloof dat maakt alles klaar. MG hierin ook zo geïnstrueerd.'! Men ziet: de prins keurde zonder enig overleg met het Militair Gezag de door van Houten getroffen regelingen in wezen goed, maar trachtte de door de BS te verrichten arrestatietaak te beperken tot personen die uit militair oogpunt gevaarlijk waren; aangezien het evenwel zijn instemming had dat de BS voor alle arrestaties zorg droeg als de politie dat niet kon doen, mocht van Houten coneluderen dat hij ten aanzien van de belangrijke besluiten welke hij in Eindhoven had genomen (hij had er de BS een geheel nieuwe taak gegeven), de prins achter zich had. Maar het Militair Gezag? 'MG geïnstrueerd', had de prins geschreven - maar hij hàd geen instructies te geven aan het Militair Gezag en dat maakte Kruls hem ook onmiddellijk duidelijk. Officieren van de sectieJuridische Zaken van de staf Militair Gezag en van prins Bernhards staf staken vervolgens de hoofden bijeen. Kruls besefte dat zijn Eerste Algemene Lastgeving al in zoverre onuitvoerbaar was dat de arrestaties niet

XCen bloc door de politie konden worden verricht. Ook hij meende dat men ze in de gegeven omstandigheden beter aan de BS kon opdragen maar dan (behalve met betrekking tot diegenen die uit security-oogpunt een gevaar vormden) niet uit eigen bevoegdheid maar krachtens een bevoegdheid die hun door het Militair Gezag zou worden verleend; de prins zag daar de redelijkheid van in. Er gingen nu prompt nieuwe stukken uit.

XC1 Brief, 30 sept. 1944, van prins Bernhard aan Ch. H. J. F. van Houten (Collectie-van Houten, map 'BS-tijd').

566 [PDF]
PRINS BERNHARD EN DE ARRESTATIES

XCOp 4 oktober stuurde Kruis een geheim rondschrijven aan alle officieren van het Militair Gezag' waarin hij hun meedeelde dat onder de prins Stoottroepen en Bewakingstroepen waren opgericht; deze waren 'uitsluitend bevoegd, diegenen te arresteren die voor de militaire operaties geacht kunnen worden gevaarlijk te zijn.' Kruis schreef verder dat arrestanten die buiten de in de Eerste Algemene Lastgeving opgesomde kategorieën vielen, alsnog aan het Militair Gezag dienden te worden overgedragen 'door het doen opmaken van het voorgeschreven proces-verbaal'; op last van het Militair Gezag zouden de Bewakingstroepen ook voortaan arrestaties kunnen verrichten (daarvoor zou hij een Tweede Algemene lastgeving opstellen, waarover meer in hoofdstuk 12). Kruis schreef tenslotte dat het met het eigenmachtig vorderen door BS'ers uit moest zijn, 'hij die onrechtmatig vordert, zal worden vervolgd'.

XCDit alles had de volledige instemming van de prins. Zijnerzijds zond deze aan Borghouts en van Kooten stukken die precies hetzelfde inhielden als wat Kruis aan de MG-officieren had doen weten. Een moeilijk probleem leek op bevredigende wijze opgelost.

'Het MG moet alles doen}

XC

XCWij hebben in het voorafgaande geschreven over wat men 'de binnenlandse aangelegenheden' van de in het Zuiden bevrijde gebieden kan noemen. Bevrijd waren overigens in de eerste twee, drie weken na de inzet van 'Market-Garden' slechts enkele, nogal ver uit elkaar gelegen streken: Zuid-Limburg, de 'Corridor' van Valkenswaard tot Nijmegen (met een uitloper in de Betuwe) en Oost Zeeuws-Vlaanderen, en het is dan ook begrijpelijk dat de aandacht van de bevrijde burgerij zich in de eerste plaats richtte op het verloop van de oorlogshandelingen. Objectief was wat in de eigen gemeente geschiedde, weinig belangrijk, vergeleken met de allesbeheersende vraag wanneer en hoe de rest niet van het Zuiden alleen maar van heel Nederland zou worden bevrijd. Het militaire aspect domineerde en deed dat zichtbaar en hoorbaar: uitgerust met gecompliceerd oorlogstuig zoals men dat van de Duitsers nooit had gezien, goeddeels gemotoriseerd (vooral de Amerikaanse jeeps leken een wonder van simpelheid en vernuft beide), deden Britse, Amerikaanse en Poolse

XC1

567 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

troepen hun intocht. Dag en nacht daverden bevoorradingsconvooien door de straten en langs de wegen. Geschut dreunde in de verte en keer op keer zag men de jagers en jagerbommenwerpers van de Second Tactical Air Force over vliegen.

XCWerd het als een probleem gevoeld dat men, wat het bestuur betrof, uit Engeland gekomen Nederlandse gemilitariseerde gezagsdragers boven zich had gekregen? Misschien door sommigen wel, maar door anderen bepaald niet. Velen waren er in de ruim vier jaren van de Duitse bezetting aan gewend geraakt om zonder enige vorm van inspraak bestuurd te worden, n1.krachtens verordeningen van de Reichskommissar en besluiten van de Nederlandse secretarissen-gerieraal. Nu waren er de wetsbesluiten van de Londense regering en de verordeningen van de chef-staf Militair Gezag. Er was een grote behoefte om zich onder Nederlandse autoriteiten weer veilig te voelen. Verheugend was het dat men prins Bernhard opnieuw kon zien (hij werd in Maastricht dat hij daags na de bevrijding bezocht, uitbundig toegejuicht) en dat hij nu een Britse in plaats van een Nederlandse militaire uniform droeg, werd geenszins als een bezwaar gevoeld, integendeel: die Nederlandse uniformen leken hopeloos ouderwets, de Britse betekenden dat wie ze droeg, deel uitmaakte van de gigantische macht welke het Derde Rijk zou verslaan.

XCDaar kwam dan nog bij dat zich in die allereerste bevrijdingsperiode al vrij scherpe tegenstellingen manifesteerden: de OD stond tegenover het Militair Gezag, er was animositeit tussen KP'ers en OD'ers, er was overal waar de gediscrediteerde politie ging arresteren, ontevredenheid dat zij dat deed, er was ten aanzien van vrijwel elke benoeming die moest worden gedaan, sprake van jaloezie en er waren ook de problemen van het dagelijks leven: de verbindingen waren verbroken, er was geen gas of electriciteit, er dreigden voedseltekorten, oorlogsslachtoffers moesten worden opgevangen. Tijd voor lange deliberaties ontbrak, er diende in samenwerking met de Geallieerden snel en effectief te worden ingegrepen. Het Militair Gezag deed dat: misschien niet zozeer in Eindhoven maar bepaald wèl in Maastricht, Nijmegen en Oost Zeeuws-Vlaanderen. Het nieuwe gezagsorgaan genoot in die eerste periode een ruime mate van goodwill: van de bevolking als geheel die het in uniform verschijnend gezagsapparaat associeerde met de bevrijdingslegers; van de zijde van diegenen die bevreesd waren geweest dat het bij de bevrijding tot links-extremistische woelingen-zou koinen en die nu het Militair Gezag beschouwden als een waarborg voor maatschappelijke rust; en ook van alle 'vernieuwers'; want zij die de angst koesterden dat de 'oude' gezags

568 [PDF]
MAJOOR SCHÜRMANNS RAPPORT

dragers zonder uitzondering automatisch weer op het kussen zouden komen, vertrouwden graag dat het Militair Gezag zulks zou voorkomen - het had ruime zuiveringsbevoegdheden, het kon de weg naar de 'vernieuwing' open houden.

XC'De stemming der bevolking', zo schreef de militaire commissaris van Limburg, majoor Schürmann, op 8 oktober in zijn vierde verslag (hij bevond zich toen bijna vier weken in Maastricht),

XC'is in het algemeen goed te noemen, doch mede tengevolge van ondervoeding valt er bij zeer velen een merkwaardig gebrek aan energie, initiatief en activiteit waar te nemen.

XCEnerzijds is een ieder volgaarne bereid zich aan het Militair Gezag te onderwerpen en zijn instructies op te volgen; anderzijds verwacht men van het Militair Gezag tot in details nauwkeurige instructies; van opdrachten aan personen om bepaalde zaken naar eigen inzicht te regelen, komt in het algemeen niets terecht, en het blijkt telkens weer nodig dat het Militair Gezag zelf precies zegt hoe het moet. De bevolking zou niets liever willen dan dat het Militair Gezag dictatoriaal optrad.

XCBij de werkgevers houdt die wens verband met het verlangen dat het Militair Gezag alle communistische tendenzen zal keren; bij de werknemers met de hoop dat het Militair Gezag zal beletten dat al het oude weer terugkeert (de leidende figuren van vóór de oorlog, de partij-groeperingen, de bedrijfsorganisaties, de pers, etc.).

XCHet is nauwelijks mogelijk op welk gebied ook één figuur uit Limburg aan te wijzen, die niet door een of meer groepen voor een slecht vaderlander wordt uitgemaakt. Benoemingen in functies zijn daarom zeer moeilijk en verwekken grote afgunst. De autoriteit van onbekenden uit Londen wordt veel gemakkelijker aanvaard dan die van bekende persoonlijkheden uit Limburg.

XCHet spreekt vanzelf dat al hetgeen in het voorafgaande omtrent de mentaliteit en de stemming van het Limburgse volk is gezegd, overdreven is uitgedrukt en dat het verschil tussen de vrije en de thans bevrijde wereld niet zo groot is als aan de hand van het voorafgaande zou kunnen lijken. Het kwam mij echter nuttig voor, deze indruk in wat scherpe vorm weer te geven, opdat het Militair Gezag daarmede in andere gezagsgebieden rekening kan houden."

XCAannemelijk lijkt ons dat men aan dit beeld, het mag dan wat toegespitst zijn, zekere algemene geldigheid niet kan ontzeggen en in elk geval hadden de officieren van het Militair Gezag zelf, zowel de militaire commissarissen als de in Brussel aanwezige officieren van de staf, de

XC1 C. w. A. Schürmann: 'Vierde verslag, 3-8 okt. 1944' (8 okt. 1944), p. 5-6 (MG, Geheim archief,

569 [PDF]
'LONDEN' ARRIVEERT

overtuiging dat zij een bij uitstek nuttige arbeid verrichtten. Hoe kon men anders dan met een gemilitariseerd apparaat aan de eerste problemen welke zich in de bevrijde gebieden voordeden, het hoofd bieden? Het contact met de Shaef-Mission verliep vlot. Er werd hard gewerkt en Kruls, de chef-staf, meende te mogen constateren dat de organisatie welke hij, wantrouwen en tegenwerking ten spijt, van begin '43 af in Londen had opgebouwd, een slagvaardig instrument was gebleken.

XCOp 5 oktober vloog Kruls naar Londen. 'Reeds bij aankomst op het vliegveld Hendon bereikte mij', schreefhij in zijn memoires,

XC'het verzoek, eerst contact op te nemen met de heer van 't Sant. Deze vertelde mij dat 'de dame', zoals hij de koningin noemde, mij zo spoedig mogelijk wilde spreken. 's Avonds' werd ik door een auto met twee marechaussees afgehaald en na een lange, donkere tocht bereikten wij het huis bij Mortimer in de omgeving van Reading, waar de koningin zelf woonde.' Toen de deur was opengedaan, kwam de koningin zelf de hal in om mij te begroeten. Onmiddellijk nadat de kamerdeur achter mij gesloten was, zei zij spontaan: 'Generaal, ik ben erg blij dat u er bent. Wij hadden elkaar eerder moeten spreken. Het was mijn schuld dat het zo lang heeft geduurd.'

XCDeze spontane uiting had ik allerminst verwacht en verraste mij zo dat ik nauwelijks de draagwijdte van haar welkomstwoorden overzag. Eerst later heb ik goed beseft hoezeer dit een bewijs van de grootheid van karakter onzer landsvrouwe was. Mijn respect voor haar kon echter nauwelijks groter worden dan het al was.

XCDe koningin vertelde dat de prins haar had ingelicht over onze uitstekende samenwerking en dat zij goed had begrepen hoe belangrijk het werk van het MG was en nog verder zou zijn. In een enkele uren durend gesprek wisselden wij van gedachten over de toestand van land en volk en vooralover hoe het nu verder

I Van Lidth schreef op oktober in zijn dagboek dat Kruis 'hedenmiddag' door de koningin was onrvangen. Na de yde oktober heeft Kruis de koningin nog herhaaldelijk bezocht en daar zullen ook wel avondbezoeken bij zijn geweest. Wij nemen aan dat Kruis die zijn memoires uit zijn geheugen geschreven heeft, zich in het tijdstip van het bezoek op die yde oktober heeft vergist. 2 In deel 9 hebben wij abusievelijk geschreven dat de koningin, nadat het landhuis in Mortimer in februari' 44 bijna door een bom was getroffen, nadien in bij Maidenhead is blijven wonen; in werkelijkheid werd niet bijna getroffen maar een villa in South Mimms, even benoorden Londen. Naar die villa keerde de koningin niet terug - zij bewoonde Of Of

570 [PDF]
DE KONINGIN PRIJST KRULS

zou gaan en hoe het wel in de meer noordelijke provincies zou zijn. Toen ik mij tenslotte gereedmaakte om door de donkere nacht weer naar het door V-I'S en V-2'S geteisterde Londen terug te gaan, gaf de koningin mij vele goede wensen mee en droeg zij mij op om bij elk volgend bezoek aan Londen de heer van 't Sant aanstonds op de hoogte te brengen. 'Ik wil u zo veel zien als mogelijk is', waren haar afscheidswoorden." Het kon moeilijk positiever. En dan te bedenken dat het een maand tevoren de allergrootste moeite had gekost, de handtekening van de koningin te krijgen onder het besluit waarbij Kruls tot chef-staf van het Militair Gezag was benoemd, een apparaat dat de koningin, zo had zij toen tegen Gerbrandy gezegd, wilde 'vernietigen'! Kruls' zelfverzekerdheid werd door dit eerste lange gesprek (met geen der ministers wisselde de koningin in die tijd nog 'enkele uren' van gedachten 'over de toestand van land en volk') in belangrijke mate versterkt. Alle reden had hij om aan te nemen dat hij bij wat hij verder zou gaan ondernemen de koningin achter zich had en dat hij, raakte hij met de ministers in conflict, zeker kon zijn van haar steun. De koningin van haar kant moet wel beseft hebben dat zij in Kruls een chef-staf Militair Gezag bezat, die zich bij tegenstellingen tussen haar en het kabinet eerder aan háár zijde zou scharen dan aan die der ministers. Na zijn gesprek met de koningin zocht Kruls van Lidth op. 'Kruls terug uit Brussel', noteerde deze, 'met zeer interessante mededelingen. Hij is zowaar hedenmiddag door HM ontvangen die zich verontschuldigde dat zij hem niet eerder ontvangen had met de mededeling dat zij daarvoor geen aanleiding had gevonden voordat het apparaat MG in werking trad. De aanleiding zal in werkelijkheid wel geweest zijn dat de prins haar heeft ingelicht dat het MG inderdaad voortreffelijk werkt, waaromtrent HM altijd grote twijfel koesterde.

XCDit is een overwinning voor mij van niet geringe betekenis."

XCDat laatste zag van Lidth verkeerd. Kruls noch de koningin koesterde enige achting voor het tweede kabinet-Gerbrandy of voor hem; van Lidth mocht terecht constateren dat de door hèm bepleite opzet van het Militair Gezag nuttig was gebleken, maar het feit dat de koningin en Kruls elkaar hadden gevonden, betekende dat hij en zijn ambtgenoten geen 'overwinning' hadden behaald maar dat zich eerder een nederlaag ging aftekenen.J.

I H. KruIs: (1975), p. 98. 2 Van Lidth: 'Dagboek', 5 okt. 1944·

571 [PDF]

Hoofdstuk 9: Problemen voor het Militair Gezag

XC

XCIn de periode van midden september tot midden oktober '44 was Burger de enige minister die het Militair Gezag min of meer dwarszat; hij deed dat op 16 september door in zijn radiotoespraak tot de burgemeester van Maastricht na te laten, deze er op te wijzen dat hij aan het Militair Gezag ondergeschikt was, hij deed het opnieuw tien dagen later toen hij gelastte dat Oost-Brabant niet langer mocht verschijnen - een blad welks publikatie, naar hij aannam of wist, door het Militair Gezag was toegelaten. Andere ministers vroegen zich wel af of alles goed ging maar bemoeiden zich niet met wat het Militair Gezag deed. Dat konden zij ook moeilijk want zij hoorden er vrijwel niets over, behoudens in persberichten. Nagelaten was, Kruls in zijn instructie de verplichting op te leggen, periodiek schriftelijk rapport uit te brengen aan de regering. Voor de militaire commissarissen gold de verplichting dat zij eens per week een verslag van hun werkzaamheden moesten doen toekomen aan de staf Militair Gezag - het was die staf dus heel wel mogelijk, in eigen rapporten aan de regering weer te geven wat in een bepaalde periode (een week, twee weken, een maand desnoods) was verricht, maar de regering had er niet om gevraagd en Kruls had geen behoefte om haar met regelmaat in te lichten. Dit was een van de factoren die bevorderden dat het al begin november tot een scherp conflict kwam tussen het kabinet en de chef-staf Militair Gezag - een eerste conflict slechts, dat inleiding werd tot een reeks welke voortduurde tot het tweede kabinet-Oerbrandy was verdwenen. Wij zullen die conflicten in hoofdstuk 13 ('Regering en Militair Gezag') beschrijven, waarbij wij nog opmerken dat aan dat hoofdstuk een hoofdstuk voorafgaat ('Arrestatiebeleid') dat weliswaar niet alléén gaat over de moeilijkheden welke zich terzake tussen de ministers en het Militair Gezag voordeden, maar waaruit toch wel zal blijken, ter inleiding als het ware op hoofdstuk 13, dat de verhouding tussen het kabinet en het Militair Gezag veel te wensen overliet. . Dit hoofdstuk, hoofdstuk 9, heeft een andere functie; het wil een beeld geven van wat het Militair Gezag in het bevrijde Zuiden heeft verricht, zulks evenwel met twee belangrijke uitzonderingen: zijn bemoeienissen 57

572 [PDF]
DE POSITIE VAN 'SHAEF'

met het arresteren van de 'foute' elementen en met hun behandeling komen in hoofdstuk 12 aan de orde en zijn omvangrijke activiteiten ter bevordering van de hulpverlening, vlak na de bevrijding, aan die delen van Nederland benoorden de rivieren waar hongersnood heerste, zullen wij in deel 10 b beschrijven.

XCIn het begin van het vorige hoofdstuk wezen wij op de positie van Shaef en de Shaef-Mission. Hier willen wij met nadruk herhalen dat de lezer in het oog moet houden dat het Militair Gezag, optredend in het bevrijde Zuiden, óók optrad onder de verantwoordelijkheid van Shaef en dat het, wat de materiële bijstand betrof welke het aan de bevolking in het Zuiden wilde verlenen, volstrekt van Shaef afhankelijk was - afhankelijk in die zin dat Shaef zelf voor de nodige goederen diende te zorgen of, indien de Nederlandse regering die goederen kon leveren, diende goed te vinden dat zij naar het Continent werden overgebracht en daar te bestemder plaatse afgeleverd. Shaef nu had in de laatste maanden van '44 en de eerste van '45 zorgen van velerlei aard. Daar waren politieke zorgen bij (het kwam in november in België tot een gevaarlijke crisis welke wij nog zullen behandelen), maar de militaire stonden uiteraard voorop. In oktober en november bleef de bevoorradingsbasis van de Geallieerde strijdkrachten bedenkelijk smal en nauwelijks was Antwerpen in gebruik genomen of men werd (medio december) verrast door Hitlers Ardennenoffensief. Het duurde een maand voordat men de Duitsers had teruggedrongen - pas toen konden nieuwe Geallieerde offensieven in actieve voorbereiding worden genomen. Oorlog voeren is haast steeds worstelen met de tijd en worstelen met tekorten. Wapens zijn er zelden -, transportmiddelen (schepen, treinen, vrachtauto's) zijn er nooit genoeg, en elke maand, elke week, elke dag telt Uit die gehele situatie vloeit de noodzaak voort om te werken met strikte prioriteiten waarbij in beginsel de militaire prevaleren boven de civiele. Wie in oorlogstijd iets wil bereiken voor de burgerbevolking, moet dan ook in de eerste plaats de frictie overwinnen die van de oorlogvoering uitgaat. Primair is immers alle activiteit gericht op het front: dáár valt de beslissing.

XCDie V-I'S, hoofdzakelijk gelanceerd van verschillende plaatsen in Overijssel en de Achterhoek, volgden een koers die ze, wat de steden betrof, veelal Nijmegen, Den Bosch, Tilburg en Breda deed passeren. Bijna I 800 werden er geregistreerd door de Tilburgse luchtbeschermingsdienst (de corresponderende cijfers voor Nijmegen, Den Bosch en Breda zijn niet bekend) en van die bijna I 800 stortten er 37 op Tilburgs gebied neer; op het gebied van Breda was dat met 25 V-I'S het geval. Het is een redelijke schatting dat in totaal tussen de 100 en 200 V-I'S in de provincie Noord-Brabant tot ontploffing zijn gekomen en dat daarbij vele tientallen doden zijn gevallen (in Den Bosch alleen al door het neerstorten van één V-I kort voor Kerstmis negentien, in Kaatsheuvel in januari '45 een-en-twintig, in Waalwijk in februari zeventien) en enkele honderden lichtgewonden. Ook enige voor Antwerpen bestemde V-2'S stortten op Noord-Brabant neer. De V-I'S kwamen in de regel des nachts over. 'In Den Bosch', aldus Antoon Coolen, 'waar vele nachten er onrustig van zijn, hebben ze een schietgebedje tot de Zoete Moeder der stad: 'Och, Lieve Vrouwkefgeef hem nog een douwke!""

XCWij hebben de artilleriebeschietingen genoemd. Zij waren aan het front langs de grote rivieren een van de factoren welke tot evacuaties

I Antoon CooJen: p. 175-76.

574 [PDF]
DUITSE'V'-WAPENS

leidden die wij nog zullen behandelen. De stad overigens die het veelvuldigst onder vuur lag: Nijmegen, werd niet geëvacueerd hoewel er, gelijk reeds vermeld, in die laatste oorlogswinter ca. duizend doden vielen. Nachten waren er waarin er honderden Duitse granaten neerkwamen, begin december werd de stad zelfs bijna drie etmalen achter elkaar beschoten. Velen gingen er in kelders wonen; de grootste daarvan kwamen onder toezicht van het Militair Gezag te staan en alleen al daarin huisden des nachts ca. tienduizend Nijmegenaren. Het dagelijks leven was er, mede door de verwoestingen t, moeilijker dan in de Brabantse steden en de stemming was er beter - wij zijn geneigd te schrijven: was er dus beter; men leefde nu eenmaal dichter bij de realiteit van de oorlog en had een duidelijker besef van wat in en door die oorlog gevergd werd van de Geallieerde militairen. Nergens in het bevrijde Zuiden bevonden zich ook zo lang zo veel Geallieerde militairen als juist in het Rijk van Nijmegen, eerst als gevolg van de gevechten in de Betuwe voordat deze onder water kwam te staan en vervolgens doordat er de grote BritsCanadese troepenmacht werd geconcentreerd die in februari '45, de linkervleugel gedekt door de Rijn, een groot offensief zuidwaarts zou inzetten, het Rijnland binnen.

XC'Hoewel ... de Geallieerde militairen zich niet altijd disciplinair gedroegen (vooral in de Betuwe zijn vele gevallen van diefstal in geëvacueerde gemeenten voorgekomen), was toch in het algemeen de verhouding met de burgerbevolking zeer hartelijk', aldus het officiële eindverslag van het Militair Gezag.' Dat is wel heel kort geformuleerd. Zoweloverde relaties met de Geallieerde militairen als over de plunderingen is meer te zeggen.

XCWat die relaties betreft, stellen wij voorop dat de Geallieerde strijdmacht in eerste instantie een overweldigende indruk maakte; zij werd toegejuicht en bovendien oprecht bewonderd. De vergelijking met de armelijk aandoende Wehrmacht viel zeer ten gunste van de Geallieerden uit. 'Niet alleen het gewapende leger', zo gaf Coolen zijn impressies uit de eerste maanden van '45 weer,

1 Van de 22000 panden welke Nijmegen telde, waren tenslotte 5 000 verwoest en bleven slechts 4 000 onbeschadigd. 2 p. 42.

575 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

'is geïndustrialiseerd, maar ook het bedrijf van bevoorrading, het herstelen opbouwbedrijf dat meegebrachte stalen bruggen slaat, puin sloopt, wegen maakt, verlegt, verbreedt, telefoonverbindingen tot stand brengt, de pijpleidingen voor de benzinetoevoer aanlegt tot aan de fronten en naar de vliegvelden, spoorwegen herstelt en meegebrachte treinen laat lopen de modernst uitgeruste Engelse Rode Kruis-treinen staan op het stationsemplacement in Eindhoven en fonkelnieuwe locomotieven en honderden en honderden wagons van de USA Transport Corporation rijden over de spoorwegnetten van Frankrijk, België, Zuid-Nederland. Dit alles kwam over de oceaan."

XCBewondering dus. Ook dankbaarheid. Op die dubbele grondslag ontstonden met name in de depotgebieden en in de steden die als verlofoorden gingen fungeren (van tijd tot tijd kregen de militairen die aan het front stonden, twee dagen verlof), hartelijke betrekkingen tussen Nederlandse burgers en hun Geallieerde bevrijders - betrekkingen die misschien (het is moeilijk hierover te generaliseren) iets gemakkelijker werden aangeknoopt met de Britten dan met de Amerikanen omdat die laatsten, hoewel ruimer in hun spullen waarin zij de burgerij konden laten delen", een cultuur en een leefpatroon meebrachten die verder van de Nederlandse cultuur en het Nederlandse leefpatroon waren verwij

XC, Antoon Coolen: Bevrijd vaderland, p. 90. 2 Een inwoner van Heerlen die tegenover een als recreatiehuis ingericht klooster woonde waar Amerikaanse militairen die in de buurt van Aken streden, hun twee dagen verlof kwamen doorbrengen, schreef begin februari '45 in een brief aan kennissen dat er onder die Amerikanen 'velen' waren die op het gefuif in het recreatiehuis niet zo gesteld waren; die kwamen bij zijn gezin eten. 'Sommigen brengen rantsoenen mee en anderen gaan in de Kweek-' school eten' (daar was een mess ingericht) 'of brengen hun eten vandaar naar hier en wij ruilen dan ... Af en toe brengen ze ook kleren mee; die zijn er genoeg in Aken en worden door de Yankees de ramen uitgegooid als ze in de weg liggen Gisteren kreeg M. Th. een Waterman vulpen en potlood, waar ik nu mee schrijf We leren alle Europese volken kennen'(nl. in de personen van naar de Verenigde Staten geëmigreerden of van afstammelingen van emigranten, die dienst hadden genomen); 'wij hadden op bezoek o.a. Ieren, Schotten, Engelsen, Indianen, Joden, Spanjaarden, Italianen, Portugezen, Grieken, Oostenrijkers, Polen, Noren, Finnen, Russen, Fransen en mengsels! Ik maak van een en ander mijn werk. Half boer (kippen, konijnen, kalkoen i), half soldatenvader. Ik heb nou werkelijk een gezellig leven, de eerste keer in mijn drie-en-dertigjarige loopbaan. Het mag van mij nog jaren duren, vooral nu wij voldoende te eten hebben.'

XCZijn vrouw voegde toe: 'Het klooster is recreatiehuis We hebben er een keer op een avond met een paar Amerikaanse gasten een kijkje genomen. Er komen twaalf tot vijftien meisjes dansen en er zijn dagelijks 'n tweehonderd soldaten. Dus je snapt 't, Je mag er naderhand wel eens met de wijwaterkwast doorheen gaan ... In Geleen komen er in elk gevalover enkele maanden vijftien jonge Yanks bij en dat is nog maar Geleen! Er blijven regimenten naderhand hier over. En de halfbloedjes doen de deur

576 [PDF]
DE BURGERI] EN DE GEALLIEERDEN

derd. Opnieuw willen wij Coolen citeren, die weer in Waalre (bezuiden Eindhoven) had kunnen gaan wonen:

XC'Er is een grote vriendschap ontstaan tussen de Engelse soldaten uit Londen, uit Yorkshire, uit Kent, uit Wales en Schotland en de mensen van ons dorp. Waar ze in huis vertoeven, zijn ze voor onderdak gevraagd en voor de wederzijdse begeerde gezelligheid in een zij 't slechts schaars verlichte woning - waarvoor zij, de Engelsen, de petroleum meebrengen -, terwijl het buiten koud is of regent in de duisternis. Als er een piano is, wordt er piano gespeeld, waar geen piano is, speelt de Tommy harmonica of mondorgel, de Schot zijn bagpipe. Hij leert zijn liederen, hij leert de kinderen de Engelse kinderversjes en spelletjes of hij vertelt van zijn vrouw, zijn kinderen, zijn moeder ofverloofde en laat foto's rondgaan, terwijl het jongste kind, met zijn baret op, op zijn knie zit en hij zelf met een oranjemuts het hoofd heeft getooid. Al de jongens dragen Engelse distinctieven, die moeder op de mouw moet naaien. Er zijn honderden middelen om over de bezwaren van het taalverschil heen te komen en in het Engels-Brabantse discours begrijpt men elkaar van beide zijden. Inderdaad, de Engelsman is slechts gelegenheidssoldaat. Hij is vader, hij is echtgenoot, verloofde, zoon, hij heeft zijnjob, en nu moet hij vechten. Hij voelt niets voor deze oorlog, niets voor zijn lange diensttijd, maar hij ziet in, dat het noodzakelijk is deze oorlog voor het land te voeren, en daarom doet hij er zonder enig morren aan mee. Hij maakt een door en door gezonde indruk, en hij overstijgt als soldaat, als lid van het leger, zeker verre ons recrutenen kribbebijter-begrip van de Nederlandse soldaat. Hij ... staar in geaardheid en karakter dicht bij ons. In heel zijn huiselijk verkeer met ons is hij net als wij, met dezelfde familiezin en dezelfde hang naar huiselijkheid."

XCZo zijn er talloze kringen geweest, talloze gezinnen ook, waarin men' als in dat van Coolen de Geallieerde militairen graag als gasten zag komen zonder dat er iets gebeurde dat aanleiding gaf tot ontstemming. Elders kon die ontstemming wel degelijk ontstaan en bij menige mannelijke Nederlander was sexuele jaloezie er een belangrijke component van. 'Ooit er over gedacht, Bill Smith', aldus de kenmerkende uitbarsting van de Maastrichtenaar Martin W. Duyzings,

XC'wat de Amerikaan was, vergeleken bij die afgebeulde Europese man met zijn

dicht' (brief, 2 febr. 1945 van de fam. E. M. Govaert, Doe 1-564, a-r) - waarmee de buitenechtelijke kinderen van negersoldaten werden bedoeld. De aanwezigheid van die negersoldaten had in Zuid-Limburg ook als effect dat de kleine kinderen hun geloof in een uit Spanje gekomen Zwarte Piet verloren - Zwarte Piet was, zeiden zij, een Amerikaanse soldaat. , Antoon Coolen: p. 156-57.

577 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET GEZAG

vermagerd gezicht, zijn afgedragen kleren, de droevige ernst in zijn ogen en zijn leeggeroofde beurs? ... Daar stondjij: Je keurige vlotte uniform. Je athletische, weldoorvoede lichaam. Je jeugd, je kracht, je zonnige lach. Je overrompelende onverschilligheid voor de diepere dingen in dit leven. Je gezellige clubs. Je sigaretten. Je geld. Je dancings. Je theaters, met de nieuwste films en de beste artisten. Je drank. Je donuts. Je vrijheid van bewegen, en vooral: je vrijheid van opva ttingen.' 1

XCEr zou over het in Maastricht gevormde Rest-Center 'een boek te schrijven zijn. Het zou', vond Duyzings,

XC'geen prettig boek worden. En evenmin een complimenteus boek ... Vergeten, Maastricht? Vergeten, hoe de stad haar jonge meisjes zonder protest in Amerikaanse trucks liet laden? Nacht na nacht reden die trucks naar MönchenGladbach, even over de Duitse grens, waar de boys toen nog niet de Fräuleins tot hun beschikking hadden. Eén Amerikaans telefoontje uit Mönchen-Gladbach was voldoende: 'Veertig meisjes voor vanavond.' Er was een soort van comité in Maastricht, dat dergelijke bestellingen prompt en correct uitvoerde."

XCAan dit soort verschijnselen nam vooral de Zuidlimburgse geestelijkheid aanstoot, maar, aldus pater Munsters: 'Enkele pastoors, die aanmerking maakten, ... kregen moeilijkheden met de Amerikanen. Een andere goed bedoelde, doch overigens naïeve methode om 'alles in goede banen te leiden' door juist ook nog de beste meisjes in gevaar te brengen' (de bedoelde pastoors gaven zich blijkbaar moeite opdat slechts de meisjes die als de meest zedige golden, zich voor contact met de Amerikanen beschikbaar stelden) 'kon de zedelijke ellende slechts vermeerderen Overigens is er ongetwijfeld soms overdreven." Dat laatste zal wel juist zijn, maar heft het feit niet opdat, als men van de gepubliceerde Tilburgse cijfers uitgaat" het aantal buitenechtelijke geboorten in het bevrijde Zuiden in '45 ca. tienmaal zo hoog was als in '40 - vermoedelijk mag men Zeeland niet in die vergelijking betrekken; het viel althans de op ZuidBeveland ingezette Canadezen op, dat de mogelijkheden tot sexueel contact er aanzienlijk geringer waren dan- in Noord-Brabant: 'there was ... none of the badinage', schrijft Thompson, 'that had enlivened the troops in Dutch Brabant, no precocious, cheeky urchins in clogs, saying: 'niks in de winkel, kapitein ... tin o'bullybeef; kapitein! ... slapen met zuster', or even,

XC1 M. W. Duyzings: 'C1-Joe' kwam voorbij (1947), p. 68-69. 2 A.v., p. 129. 3 Pater Munsters in Limburg 1940-1945, p. ISS. 4 Gemeente Tilburg: Tilburg in de oorlogsjaren 1940-1945,

578 [PDF]
KLACHTEN OVER PLUNDERINGEN

some of them:'met moeder?"1 Het' tin o'bullybeef" onderstreept het motief dat ook Duyzings noemde: 'Je sigaretten. Je geld. Je drank. Je donuts', of, zoals het in januari '45 beknopt op rijm werd uitgedrukt: 'De weg naar 't hart, naar 't lief/voert over corned beef. '2 Al die verschijnselen zouden zich in het bevrijde Noorden herhalen (wij komen er in deel 12 op terug), wat het westen des lands betreft overigens met dit verschil dat de Canadezen daar niet langer bevreesd hoefden te zijn dat zij de verschrikkingen der gevechten opnieuw te doorstaan zouden krijgen. Dat vooruitzicht was voor de Geallieerde militairen in het bevrijde Zuiden maar al te reëel. Het kweekte zo al niet bij allen dan toch bij velen hunner de behoefte het er nog eens van te nemen (het kon de laatste keer zijn) alsmede een zekere onverschilligheid die zich zowel in vernielzucht als in plunderzucht kon uiten.

XCPlunderen en vernielen kon men het gemakkelijkst in de geëvacueerde streken. Nu, daaraan was geen gebrek. Het viel nog te begrijpen dat de Amerikaanse parachutisten uit de verlaten huizen van Groesbeek alles haalden wat zij voor hun stellingen konden gebruiken (deuren, ledikanten, tafels, stoelen, kachels, fornuizen) maar daarnaast werden, aldus een plaatselijke geschiedenis, 'alle brandkasten ... opgeblazen en van hun inhoud beroofd. Ook van de kluis in de sacristie werd een muur weggehakt. Dat hier vaklui bezig waren geweest, bleek wel, want uit de monstrans waren alle edelstenen verdwenen." Dit was geen geïsoleerd verschijnsel. Eind '44 verzamelde een overste van de marechaussee die tot Phaffs missie bij Shaifbehoorde, E. M. A. Suylen, er in Nijmegen en omgeving de nodige gegevens over welke hij mede op raad van Kruls in een rapport samenvatte dat hij bij Shaef indiende; Eisenhower zond toen onmiddellijk een team mèt Suylen naar Nijmegen op nader onderzoek uit. Dat nadere onderzoek resulteerde in een contra-rapport waarin werd beweerd dat Suylen een overdreven voorstelling van zaken had gegeven - hij moest naar Londen worden teruggeroepen. 'Intussen', zo noteerde van Lidth eind januari, 'hebben de plunderingen wel degelijk plaatsgevonden, in ergere mate dan Suylen rapporteerde." En zij gingen door.

XCIn december was, gelijk eerder vermeld, een groot deel van de Betuwe door de Geallieerden ontruimd - medio februari waren er, zo rapporteerde de militaire commissaris van de Betuwe aan Kruls, 'alle huizen opengebroken, van onder tot boven ondersteboven gehaald en/of leeg

1 RW. Thompson: The p. 208. 2 'Dr. Moerdijk': p. 24. S. Ie Göb: (1946), p. 24. 4 Van Lidth: 'Dagboek', 24 jan. 1945·

579 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

gestolen.' I 'De plunderingen door Amerikaanse, Britse en Canadese troepen', berichtte Kruls aan de minister van oorlog,

XC'nemen ontstellende proporties aan; ook nu weer in de gebieden welke pas bevrijd werden (Mook en Gennep). Vrijwel geen huis ... blijft er vrij van. Als de inboedels niet worden weggehaald, worden zU opzettelijk vernield. Zo werden bij de burgemeester van Gennep twee antieke kasten met porcelein uit de ramen geworpen en vervolgens stukgeslagen. De klachten komen van alle kanten; de bevolking toont zich zeer verontwaardigd en verklaart, dat men zulke dingen zelfs van de Duitsers nooit ondervonden heeft ... De legerleiding schijnt er zich weinig om te bekommeren en geen kans te zien of niet bereid te zijn, krachtige preventieve of repressieve maatregelen te nemen.'2

XCTwee weken later, medio maart, bracht Kruls deze en andere klachten (die andere komen nog aan de orde) in een memorandum ter kennis van de Shaef-Mission. Brigadier de Cazenove berichtte hem toen prompt dat Montgomery persoonlijk maatregelen zou treffen, en deze zijn, aangezien in het bevrijde oosten, noorden en westen des lands niet over vernieling en plundering is geklaagd, kennelijk effectief geweest. Wij willen overigens opmerken dat in het zuiden ook door Nederlanders werd geplunderd (wij vermeldden dat al met betrekking tot Kerkrade) - zo druk zelfs, dat er eind februari bij wetsbesluit (F 15) 'zeer zware straffen', de doodstraf inbegrepen, op werden gesteld.

XCEr werd aan het wangedrag van de Geallieerde militairen geen enkele publiciteit gegeven (ook de Enquêtecommissie heeft er, hoewel haar de zojuist aangehaalde stukken bekend waren, over gezwegen) - dat het Militair Gezag nuttig werk heeft verricht door er op aan te dringen dat de Geallieerde legerleiding de troepen beter in de hand zou houden, spreekt vanzelf.

Het apparaat

XC

XCBij de overgang naar het Continent telde het Militair Gezag, gelijk eerder vermeld, honderdvijf-en-zeventig officieren en bijna zeshonderd andereJ.

1 Rapport, 20 febr. 1945, van de militaire commissaris Betuwe aan Kruls punt p, gestenc. bijl. 427). 2 Brief, 23 febr. 1945, van H. Kruls aan het dep. van oorlog (a.v., punten j en 0, gestenc. bijl. 375).

580 [PDF]
OMVANG VAN DE ORGANISATIE

militairen; die laatsten waren hulpkrachten vooral voor administratie en transport, het beleidswerk werd door de officieren gedaan. Kruls had evenwel in Engeland niet meer dan een kern-organisatie opgericht welke, had deze zich eenmaal in bevrijd Nederland gevestigd, daar belangrijk zou moeten worden uitgebreid. In eerste instantie kreeg die kern-organisatie slechts te maken met drie van de elf provincies - zij bleek daar al te klein om bevredigend te kunnen functioneren. Vooral het aantal officieren moest worden uitgebreid, maar voor elke uitbreiding diende de toestemming van de Shaef-Mission te worden verkregen, immers: wie functionaris werd van het Militair Gezag, kreeg automatisch recht op velerlei hulp van de Geallieerde militaire organisaties. Medio november was het aantal in het War Establishment van het Militair Gezag opgenomen andere militairen met 11% gestegen, dat van de officieren daarentegen met meer dan 30%; er waren toen tweehonderdeen-en-dertig officieren. Kruls en zijn stafhadden toen ook een reëel denkbeeld, hoeveelofficieren en andere militairen er nodig zouden zijn als het gehele land zou zijn bevrijd: bijna negenhonderd officieren en bijna zes-en-twintighonderd andere militairen. Een aanvraag om dit uitgebreide War Establishment goed te keuren, wel te verstaan: alleen voor de bestuursorganisatie (de compagnieën voor grensbewaking en voor transport alsmede het uit Engeland overgekomen Vrouwen Hulp Korps vielen buiten die cijfers) werd aan Shaej voorgelegd - en niet aanvaard. Shaej stelde zich namelijk op het standpunt dat, als eenmaal heel Nederland was bevrijd, de Nederlandse regering maar voor haar eigen Militair Gezag-organisatie moest zorgen; was dat niet mogelijk, dan zou men verder zien, maar toezeggingen werden niet gedaan. Inmiddels had de Shaef-Mission wèl goedgevonden dat ook nog na november nieuwe Militair Gezag-officieren waren benoemd; eind maart '45 telde alleen al de staf (de militaire commissariaten dus niet meegerekend) ca. driehonderdvijftig officieren.

XCVrijwel alle officieren die tussen midden september '44 en eind maart '45 aan de organisatie van het Militair Gezag werden toegevoegd, waren uit het bevrijde Zuiden afkomstig. Trouwens, Kruls had in een 'Nadere bekendmaking betreffende de Bijzondere Staat van Beleg' d.d. 23 september welke in Maastricht en Eindhoven in de pers werd opgenomen I, de toezegging gedaan dat het Militair Gezag met personen uit het bevrijde deel des lands zou worden versterkt. 'Teneinde te bereiken', zo heette het in die 'Nadere bekendmaking',

1 Tekst: 30 nov. 1944, p. 18.

581 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

'dat de maatregelen van het Militair Gezag zoveel mogelijk in de geest van de bevolking zullen worden genomen en bovendien op grond van de omstandigheid dat de uit Engeland overgekomen staf aanzienlijke uitbreiding behoeft, zullen van stond af aan talrijke landgenoten, die gedurende de bezettingstijd in Nederland hebben vertoefd, bij de verschillende organen van het Militair Gezag worden te werk gesteld.'

XCOnder Kruls en de sous-chef, Posthumus Meyjes, waren de belangrijkste functies die van sectiehoofd en militair commissaris. Enkele sectiehoofden werden vóór mei '45 vervangen " maar niet door krachten uit het bevrijde Zuiden en er zijn, voorzover ons bekend, onder de militaire commissarissen in de periode september '44-april '45 maar twee geweest 'die gedurende de bezettingstijd in Nederland (hadden) vertoefd', twee OD 'ers: de militaire cornmissaris van het district Mijnstreek (ir. C. M. J. A. F. Nicolas) en die van het district Den Bosch (c. P. N. Thomas); de eerste kreeg zijn aanstelling in oktober '44, de tweede in januari '45. 'Van het begin af is het streven geweest', legde Kruls in '48 aan de Enquêtecommissie uit,

XC'dat de heren, komende uit het Militair Gezag-apparaat" te zijner tijd moesten terugtreden en zich moesten doen vervangen door anderen. Het is in het algemeen slecht gelukt, want de uiteindelijke toestand, toen het noorden bevrijd was, was dat de meeste provinciale militaire commissarissen mensen waren die uit Londen waren gekomen ... De overneming van de leiding is altijd heel moeilijk geweest. Om de top in een provincie te vervangen door iemand uit bezet gebied, heeft voortdurend moeilijkheden gegeven."

XCWaardoor kwam dat? Er waren, dunkt ons, drie factoren. De eerste was dat wie eenmaal in het Militair Gezag een verantwoordelijke functie bekleedde, zijn best deed om die functie te blijven uitoefenen; de tweedeJ.J.'46, zond de sectie ruim zeven-en-dertighonderd krachten uit. 2 D.W.Z.: uit het in Engeland gevormde apparaat. l Getuige H. J. Kruls, Enq., dl. V c, p.

1 Begin '45 werd nog een nieuwe sectie gevormd: een voor Oost en West-Indische zaken. Deze sectie, geleid door de generaal-majoor b.d. van het Koninklijk Neder lands-Indisch Leger C. Bongers, heeft zich hoofdzakelijk met Oostindische zaken beziggehouden: zij moest de in bevrijd Nederland aanwezige Indische verlofgangers (ambtenaren en personen uit het bedrijfsleven) aan transport naar Australië helpen alsook op verzoek van van Mook (hij had die nieuwe sectie doen oprichten) ca. zes-en-twintighonderd krachten recruteren die naast die verlofgangers aan de Indische 'regering' (luitenant-gouverneur-generaal van Mook en zijn departementshoofden) ter beschikking werden gesteld. In een jaar tijd, van begin maart '45 tot begin maart

582 [PDF]
WEINIG 'NIEUWELINGEN'

dat de benoeming van 'nieuwelingen' onvermijdelijk met allerlei jaloezieën alsook politieke spanningen gepaard ging: de 'nieuweling' die door een bepaalde groep in het bevrijde Zuiden als 'haar' representant werd gezien, werd juist niet als zodanig beschouwd door andere groepen; en de derde factor was dat van een Militair Gezag-officier nogal wat scholing werd gevergd vooral in de beginselen van de Nederlandse staatsinrichting, in de Londense wetsbesluiten en in de verordeningen van de chef-staf Militair Gezag. Die kennis werd aan candidaat-officieren bijgebracht in cursussen die enkele weken duurden; die cursussen werden eerst in Brussel, vervolgens in Breda gegeven aan in totaal ca. driehonderd cursisten welke nagenoeg allen in de bevrijde delen des lands benoorden de rivieren werden ingezet.

XCNu zou het onjuist zijn het zo te stellen alsof het bevrijde Zuiden maandenlang nagenoeg uitsluitend is bestuurd door uit Engeland overgekomen officieren. KruIs had al in een vroeg stadium een college van commissarissen in het leven geroepen, bestaande uit personen uit het bevrijde Zuiden, aan welke hij het bepalen van het beleid op het gehele gebied van de economie had opgedragen - en overgelaten. 'Naar boven', d.w.z. jegens de Londense ministers, verdedigde hij zijn bevoegdheden met kracht, maar tegen delegatie van die bevoegdheden 'naar beneden' had hij geen enkel bezwaar, trouwens: de gehele opzet van het Militair Gezag was om de taken welke het in een noodsituatie toevertrouwd had gekregen, zo spoedig mogelijk aan de normale bestuursinstanties over te dragen.

XCNauwe samenwerking met dewas een eerste vereiste voor het werk van het Militair Gezag en dieop haar beurt was, gelijk eerder vermeld, tot eind december '44 ingevoegd in het hoofdkwartier van de Army Group. Dat hoofdkwartier bevond zich in Brussel; gevolg was dat deen KruIs met zijn staf ook in Brussel terechtkwamen. Er waren ook andere omstandigheden welke die locatie wenselijk maakten: Brussel had de beste huisvestingsmogelijkheden en, belangrijker nog: ten opzichte van de delen van het bevrijde Zuiden zat men er centraal; er was ook, als de weersomstandigheden het toelieten, een relatief snelle verbinding met Engeland: de in september ,44 in Londen opgerichte Nederlandse

583 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

(een dienst met een bescheiden capaciteit') kon met toestemming van de Geallieerde militaire autoriteiten gebruik maken van de vliegvelden te Brussel, Eindhoven en Parijs."

XCIn de Belgische hoofdstad kwam de staf van het Militair Gezag te werken in gebouwen van de universiteit, later mede in enkele andere gebouwen. Grote moeite kostte het om voldoende kantoorbenodigdheden bij elkaar te krijgen en er ging ook tijd verloren voordat men in de organisatie voldoende op elkaar was ingespeeld. De coördinatie bleek een groot probleem te vormen. Aanvankelijk was zij de speciale taak van de sous-chef, Posthumus Meyjes, maar deze werd zozeer met werkzaamheden overladen dat Kruis begin december de coördinatie overdroeg aan een stafbureau waarin Posthumus Meyjes mèt enkele sectiehoofden zitting had. Ja, men had in Engeland wel enige malen oefeningen gehouden maar de arbeid die men in Brussel te verrichten kreeg, was uitgebreider en gecompliceerder dan voorzien was (en moest in januari '45 door moeilijkheden met de stroomvoorziening enkele weken in de kou worden uitgevoerd) - bovendien was de vertraging welke uit de oorlogsomstandigheden voortvloeide, veel groter dan iemand had gedacht. De staf Militair Gezag was voor zijn werk volstrekt afhankelijk van de verbindingen met de militaire commissarissen, maar het duurde menigmaal twee weken of langer voordat een rapport van een militaire commissaris in Brussel binnenkwam en in de periode van midden december tot begin februari werd die termijn nog langer als gevolg van de vorst en de sneeuwval. Evenveel tijd kon verloren gaan wanneer de staf instructies wilde doen toekomen aan de militaire commissarissen. Vervoer was steeds moeilijk. De treinverbindingen waren schaars en van de 50 personenauto's waarover de staf Militair Gezag geleidelijk de beschikking kreeg, waren er eind maart' 45 (wij herinneren er aan dat toen ca. driehonderdvijftig officieren tot de staf behoorden) welgeteld 17 in rijdbare staat, 'de rest', aldus een rapport van Kruis, 'staat stil bij gebrek aan reparatiemogelijkheid (monteurs en onderdelen ontbreken)." Kruis van zijn kant deed van eind '44 af zijn best om de gehele staf,gevlogen, enkele malen per week naar Eindhoven en eens per week naar Parijs . .1 Weekrapport MG no. XVIII' (23-30 maart [945) (MG, Staf, secretariaat, doos

I De Militaire Luchttransportdienst bezat voor het verkeer met het Continent zes vrij kleine toestellen van welke vijf in totaal vijf passagiers konden vervoeren en één tien. De eerste vlucht werd op 23 september '44 gemaakt. In het laatste kwartaal van '44 werden ruim zevenhonderd passagiers en 60 ton vracht vervoerd, in het eerste kwartaal van '45 ruim duizend passagiers en 40 ton vracht. 2 Er werd dagelijks naar Brussel

584 [PDF]
DE STAF BLIJFT IN BRUSSEL

ongeacht de bezwaren, naar het bevrijde Zuiden te verplaatsen (prins Bernhard had zich eind november met zijn staf in Breda gevestigd) - een van de factoren die Kruls daartoe stimuleerden, was dat in het bevrijde deel des lands 'het verhaaltje (ging) van 'de heren van het Militair Gezag vinden het leuker in Brussel."1 Hem werd evenwel, zo legde hij aan de Enquêtecommissie uit, in de enige provincie die voor de vestiging in aanmerking kwam, Noord-Brabant, door de Geallieerde militaire autoriteiten geen geschikte accommodatie aangeboden (in de grote gebouwen lagen er Geallieerde legereenheden of waren Geallieerde militaire diensten gevestigd). Begin '45 deden de Geallieerde autoriteiten hem weten dat zij bereid waren, in Tilburg een aantal villa's ten behoeve van het Militair Gezag te ontruimen maar 'het middel', zo vertelde KruIs aan de Enquêtecommissie, 'leek mij erger dan de kwaal " - die ontruiming zou bij de betrokkenen grote ontstemming hebben gewekt. In maart '45 drong het echter tot KruIs door dat de Britse militaire autoriteiten de gebouwen van de Koninklijke Militaire Academie te Breda eerder zouden verlaten dan oorspronkelijk in hun voornemen lag; die kans greep hij onmiddellijk aan en in de eerste dagen van april verhuisde de staf Militair Gezag naar Breda, waarheen door de Britten het nodige Duitse kantoormeubilair was overgebracht uit het Rijnland.

XCDe Enquêtecommissie achtte het, 'hoezeer zij ook overtuigd is van de grote moeilijkheden om in het bevrijde Zuiden een geschikt verblijf te vinden, bepaald een fout, zowel in psychologisch als in technisch en bestuurlijk opzicht, dat de overplaatsing niet veel eerder is geschied. Zonder enige twijfel zou zulk een overplaatsing op grote bezwaren gestuit zijn, doch ... (het) zou ... naar het oordeel van de commissie mogelijk zijn geweest om in Nederland onderdak te vinden, zij het dan op veel minder comfortabele wijze dan te Brussel."

XCWij zijn geneigd dit oordeel te onderschrijven; zonder dat wij zouden kunnen aangeven (dat heeft de Enquêtecommissie trouwens ook niet gedaan) wáár de staf Militair Gezag zich had kunnen vestigen voordat hij naar Breda vertrok (wij menen dat Kruls met de gevoelens van een aantal villabewoners in Tilburg heel wel minder rekening had kunnen houden), staat ook voor ons vast dat het onjuist is geweest dat de staf Militair Gezag, in tegenstelling tot die van de prins, meer dan zes maanden lang in Brussel is blijven zitten. Technisch was dat in veelopzichten een voordeel, maar psychologisch en dus bestuurlijk een nadeel. VergelekenJ.

I Getuige H. KruIs, dl. V c, p. r64. 2 A.v. :I A.v., dl. Va, p. 360.

585 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

met het bevrijde Zuiden was Brussel 'de andere wereld': een wereld met meer voedsel, meer brandstof, meer vertier. Ieder die uit het bevrijde Zuiden, al was het maar voor enkele dagen, een bezoek aan Brussel mocht brengen (dat was alleen mogelijk wanneer men er dringende aangelegenheden van algemeen belang te bespreken had en ook dan moesten talloze moeilijkheden worden overwonnen), beschouwde zich als bevoorrecht; alleen al het verblijf in Brussel drukte dan ook op de staf Militair Gezag het stempel van een geprivilegeerde groep.

XCWij zouden dat wat ruimer willen stellen: ieder die in het Militair Gezag was opgenomen, genoot niet te versmaden voorrechten. Hij kreeg als militair voldoende te eten, hij had verwarming, hij was tot op zekere hoogte mobiel. Gewone burgers moesten zien rond te komen met rantsoenen die de eerste maanden veel te krap waren, zij kregen geen brandstof en zij hadden geen vervoer. Majoor mr. F. J. H. Snijders, hoofd van de sectie-Juridische Zaken van de staf Militair Gezag, bracht begin oktober een kort bezoek aan Eindhoven. 'In drie dagen', schreef hij aan minister van Heuven Goedhart,

XC'ben ik 90 sigaretten kwijtgeraakt en twee stukjes zeep. Men zit daarom te springen Het (zal) wel gewenst zijn dat het MG over wat voorraden komt te beschikken, onze persoonlijke voorraden 1 en de 60 per week die we kunnen kopen, zullen wel gauw uitgeput zijn."

XCZestig sigaretten per week! Die konden allen die bij het Militair Gezag waren ingedeeld, bij de militaire can tines betrekken, zo ook tabak, zeep, scheerzeep, tandpasta, chocola en talloze andere artikelen welke in het bevrijde Zuiden maandenlang in geen enkele winkel te koop waren. Wanneer een officier van het Militair Gezag met andere overheidspersonen in het bevrijde Zuiden om een tafel zat om dringende problemen te bespreken, dan was hij in de regel de enige die er in materieelopzicht goed aan toe was. Zulk een situatie wekt altijd jaloezie - een jaloezie welke in dit geval werd geaccentueerd zolang de staf van de grote organisatie zich in Brussel bevond.

XCWij herinneren er aan dat wij dan twee belangrijke vormen van activiteit van het Militair Gezag niet hebben behandeld: het arrestatiebeleid en de voorbereiding van de hulp aan de slachtoffers van de hongerwinter. Desondanks zullen wij reeds aan het slot van dit hoofdstuk voldoende materiaal bijeen hebben gebracht om op het Militair Gezag als geheel iets dieper in te gaan.

Oorlogsgebied

XC

XCUit hoofdstuk 7 ('De strijd in het Zuiden') bleek dat er verscheidene gebieden waren, grote en kleine, waaruit de burgerbevolking in verband met het oorlogsgeweld werd geëvacueerd op last hetzij van de Duitse, hetzij van de Geallieerde autoriteiten. Voorzover die evacuaties op last van die laatsten geschiedden, kreeg het Militair Gezag er als bemiddelende instantie mee te maken. De Geallieerden stelden transportmiddelen ter beschikking - taak van het Militair Gezag was, te bepalen naar welke gemeenten de evacué's zouden worden overgebracht en er zorg voor te dragen dat dezen aldaar door gemeentelijke en particuliere organen goed werden opgevangen, hetgeen in de eerste plaats betekende: goed ondergebracht. Voorzover die evacuaties plaatsvonden naar België, hield de bemoeienis van het Militair Gezag aan de Nederlandse grens op; in België werd de supervisie uitgeoefend door de vertegenwoordiging van het Regeringscommissariaat voor de Repatriëring die er onder leiding stond van mr. G. E. Schipper.

XCUit West Zeeuws-Vlaanderen

587 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

tienduizend personen) naar het aangrenzende deel van België geëvacueerd. Op Walcheren bleek het al in november noodzakelijk, de evacuatie ter hand te nemen van diegenen die in eerste instantie hadden geweigerd, hun onder water staande dorpen te verlaten. Het betrof hier ca. zevenduizend Zeeuwen. Een Civil Affairs-Detachment zorgde met dukws voor het vervoer te water, de Irene-brigade belastte zich met het verdere vervoer. De evacué's werden in Middelburg geconcentreerd waarheen men van Domburg uit gemiddeld zes uur onderweg was maar soms, als gevolg van de slechte weersomstandigheden, twee dagen. In Middelburg. verrichtte een groep van het Vrouwen Hulp Korps belangrijke diensten bij het opvangen van de evacué's' - ontredderde mensen waren het die zich afvroegen wanneer zij weer naar hun woonplaats zouden kunnen terugkeren. Uit die woonplaatsen werd nog veel bagage opgehaald door vrachtschepen waarvan de eigenaren bereid waren het risico te lopen dat hun schip op een mijn zou lopen. Ook vee en paarden werden in veiligheid gebracht. De meeste evacué's vonden een tijdelijke woonplaats op Zuid-Beveland waar er in totaal (eerder geëvacueerden meegeteld) zeventienduizend werden opgenomen.

XCGeëvacueerd werd in Noord-Brabant de bevolking van Willemstad en omgeving en van Moerdijk en omgeving en geëvacueerd werden voorts grote aantallen vluchtelingen uit de streek van de Maas en de Bergse Maas alsmede uit het gebied van de Peel en de streek ten oosten daarvan; uit Gelderland vonden grote evacuaties plaats die wij al vermeldden: uit Groesbeek en omgeving en uit de Betuwe.

XCIn Noord-Brabant werden de meeste evacué's ondergebracht in de streek van Oss (ca. dertienduizend) en in Tilburg (ca. negenduizend), elders op zijn minst ca. vijfduizend." De gemeentelijke diensten konden er het werk niet aan, er werden derhalve door de katholieke kerk parochiale comité's gevormd die zich met de zorg voor de evacué's belastten. 'De bevolking', aldus het Tilburgse Bureau voor de Statistiek,

XC'bleek in het algemeen gaarne bereid te zijn, de zwaarbeproefde landgenoten gastvrij te ontvangen. Speciaalonder de arbeidersklasse was dit het geval. Het was

I Het Vrouwen Hulp Korps werd in het bevrijde Zuiden hoofdzakelijk ingeschakeld bij de sociale en medische hulpverlening aan evacué's ; twee van de acht groepen waaruit het korps bestond, verleenden die hulp in België. 2 Het eindverslag van het Militair Gezag vermeldt cijfers voor Helmond, Valkenswaard en Heeze maar wij zijn er niet van overtuigd oat er niet nog meer gemeenten waren waarin evacué's werden ondergebracht.

588 [PDF]
EVACUATIES

geen uitzondering, wanneer een arbeidersgezin een gezin van drie tot vijf personen bij zich opnam. Door het gebrek aan brandstof was men genoodzaakt met allen samen te huizen in een kleine kamer of keuken ... Het moet worden gezegd dat de gastvrijheid bij de beter en goed gesitueerde bevolkingsgroepen veel geringer was. Het onderbrengen van evacué's in de grotere huizen stuitte als regel op tegenstand van de betrokkenen.' 1

XCZo kwamen dus door de zorgen van het Militair Gezag in NoordBrabant op zij n minst zeven-en-twintigduizend evacué's terecht. Naar België werden er ca. vier-en-twintigduizend overgebracht: ca. tienduizend uit West Zeeuws-Vlaanderen, ca. drieduizend uit Noord-Brabant, ruim duizend uit Limburg, ruim achtduizend uit de Betuwe en bovendien nog ca. tweeduizend verpleegden uit de krankzinnigengestichten te Venray. De meeste evacué's uit West ZeeuwsVlaanderen en de geëvacueerden uit Alphen, Baarle-Nassau, Gilze-Rijen en Reusel konden vrij spoedig naar hun woonplaats terugkeren, maar de evacué's uit de overige streken moesten op het einde van de oorlog wachten. Voor de in gestichten van de Broeders der Liefde en van de Zusters der Liefde verpleegde krankzinnigen uit Venray, die men tijdens beschietingen en bombardementen had moeten wegvoeren, werd in België gezorgd in gestichten van diezelfde kloosterorden, de grote groep uit de Betuwe werd ondergebracht in Geraardsbergen en omgeving, ca. 40 km ten westen van Brussel. Behalve tot deze groepen moest mr. Schipper met zijn medewerkers ook zijn zorgen uitstrekken tot een kleine zesduizend andere Nederlanders die in België en Noord-Frankrijk waren aangetroffen en die eveneens zo spoedig mogelijk naar Nederland wensten terug te keren.

XC1 Gemeente Tilburg, Bureau voor de Statistiek: Noden bij ell na de bevrijdillg. Tilburgs bijdrage aan de overgangstijd 1944-19';5 (z.j.),

589 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

geheel niets meer terecht doordat nagenoeg alle schoolgebouwen door de Geallieerde strijdkrachten werden gevorderd voor het onderbrengen van troepen; alleen in Zeeuws-Vlaanderen werden die gebouwen na enkele maanden weer vrijgegeven. De schoolgemeenschappen pasten zich zo goed mogelij kaan: de verschillende klassen kregen les in schuren, café's, winkels, garages en kerken, ook wel in particuliere woningen. Brandstoffen waren er niet; als het niet te koud was (dan bleven de leerlingen thuis), zat men op stoelen of banken met de jas of de mantel aan. Het Militair Gezag hielp wat het kon: liet uit België potloden en inkt komen, stelde brandstoffen ter beschikking toen deze in februari '45 begonnen te arriveren en drong er bij de Geallieerden op aan, de schoolgebouwen zo spoedig mogelijk te ontruimen.

XCToen dat laatste na de inzet van de grote offensieven in het Rijnland (eind februari '45) mogelijk bleek, stond het er met die gebouwen droevig voor. Wat was na de vordering geschied? 'De goede Engelsen', aldus een der inspecteurs in het district Eindhoven,

XC'stookten de banken op. Gordijnen, lessenaars, stoelen, telefoontoestellen, natuurkundige instrumenten en gymnastiekbenodigdheden verdwenen evengoed als lampen, ladders, kranen, vuilnisbakken, deurklinken en kapstokhaken. Landkaarten en wandplaten dienden ... ter vervanging van glas, dat nagenoeg in alle scholen ontbrak. Electrische en centrale verwarmingsinstallaties werden vernield of raakten stuk, rioleringen en toiletten raakten verstopt. Plafonds, muren en gangen werden zwart bewalmd van het stoken met benzineketels. Vloeren zijn er stukgesrookt.'

XCEen moeilijkheid was ook dat het onderwijs, vooral het voortgezet onderwijs, veel mannelijke leerkrachten verloor. 'Tolk te kunnen worden bij de Geallieerde legers of verbindingsofficier bij een Civil-Affairs Detachment, een functie te kunnen vervullen bij het Nederlandse Rode Kruis ofhet Militair Gezag, waren', aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'verleidingen waaraan velen na vier jaren bezetting geen weerstand konden bieden." Desniettemin: het lager en het voortgezet onderwijs gingen door, aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen die bijna al haar gebouwen in vlammen had zien opgaan, werden van maart '45 af in enkele verspreide kamers weer colleges gegeven (soms door de do59

, Min. van onderwijs, kunsten en wetenschappen: 1944,1945 1946, dl. II (1949), p. 538. p. 626.

590 [PDF]
ZORG VOOR HET ONDERWIJS

centen in hun eigen woning) en ca. zeshonderd van de ca. tweeduizend studenten die bij de bevrijding in het Zuiden aanwezig bleken te zijn, konden van april '45 af colleges gaan volgen aan een Tijdelijke Academie welke met veel initiatief in Eindhoven was opgericht en waar hoger onderwijs werd gegeven in de theologie, de medicijnen, de wis- en natuurkunde, de veeartsenijkunde, de techniek en de landbouwkunde. Door de zorgen van die Tijdelijke Academie werden met het oog op de vervoersmoeilijkheden ook colleges gegeven in Maastricht, maar daar alleen in de medicijnen. I

XCBescherming van de bevolking tegen het oorlogsgeweld vormde een belangrijke taak van het Militair Gezag. Zelf had het er niet de krachten voor maar het diende er zorg voor te dragen dat de brandweer en de luchtbeschermingsdiensten weer bevredigend zouden functioneren. In de leiding van beide diensten waren nogal wat 'foute' figuren terechtgekomen - die bleken, toen het Zuiden werd bevrijd, gevlucht te zijn of moesten worden gearresteerd. Bovendien bleek dat de bezetter op grote schaal de beste brandweerauto's had weggevoerd. Het Militair Gezag slaagde er in, aanvulling uit Engeland te krijgen, trouwens ook voor de luchtbescherming die in de loop van de bezetting vrijwel al haar auto's had zien verdwijnen.

XCDringend nodig was voorts dat er betere kleding en beter schoeisel kwamen voor het personeel van brandweer en luchtbescherming. Beide diensten moesten voorts belangrijk worden uitgebreid, nl. met meer dan tweeduizend nieuwe krachten. Het was moeilijk, die krachten te vinden (de militaire dienst had veel meer aantrekkingskracht dan het werken bij brandweer en luchtbescherming) - het Militair Gezag moest de keuringseisen verlagen. Ook diende men die nieuwelingen grondig te scholen, hetgeen betekende dat men eerst hun instructeurs een deugdelijke op59

I Ten behoeve van die Tijdelijke Academie was een stichting opgericht met prof. dr. B. van der Pol als voorzitter. De colleges werden in Eindhoven O.m. gegeven in toneel en danszalen van café's en in kerkgebouwen maar ook in de ruimten van Philips Natuurkundig Laboratorium. Er waren ca. zeventig docenten. Later in '45 organiseerde de Tijdelijke Academie ook nog cursussen in Nijmegen (medicijnen), in Heerlen en Geleen (technische vakken) en in Bergen op Zoom (landbouwkunde). De Tijdelijke Academie heeft tot december 1945 gefunctioneerd.

591 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

leiding moest geven. Dat laatste geschiedde in Engeland; de aldaar opgeleide instructeurs konden er vervolgens zorg voor dragen dat alle gemeentelijke brandweeren luchtbeschermingsdiensten in het bevrijde Zuiden op peil werden gebracht. Er werden daar bovendien drie goed uitgeruste mobiele brandweercolonnes gevormd die later in Nijmegen tot één mobiele colonne werden samengevoegd ter sterkte van ca. tweehonderd man. Ook een mobiele luchtbeschermingscolonne werd gevormd. Beide colonnes werden, zodra het oosten van Nederland werd bevrijd, daarheen gedirigeerd.

XCDe luchtbescherming kreeg met de talrijke overvliegende Duitse V-J'S veel te stellen en de brandweer was in streken en steden die maandenlang onder Duits artillerievuur lagen (Nijmegen!), vrijwelonophoudelijk in touw. Grote aanvallen van de Luftwaffe op de steden in het bevrijde Zuiden bleven achterwege maar daar kon men, zolang de oorlog duurde, niet zeker van zijn. Het luchtbombardement van Eindhoven op de avond van 18 september '44 was een onaangename verrassing geweest - er konden zich meer van die verrassingen voordoen.

XCZoals wij al bij de beschrijving van de gebeurtenissen te Eindhoven deden uitkomen, had de OD zich moeite gegeven, zulks in samenwerking met de douanedienst en de marechaussee, om voor een deugdelijke grensbewaking te zorgen. Kapitein van Dijk, de gewestelijke OD-commandant, had er in Eindhoven ca. zevenhonderd man voor bijeengebracht; dezen werden in eerste instantie door het Militair Gezag afgewezen aangezien het MG in Londen een volledige eigen organisatie voor de grensbewaking had ontworpen. Er zouden ontvangposten worden ingericht, meestal op plaatsen waar zich de doorlaatposten van de douane bevonden. Aan die ontvangposten zou de identiteit worden nagegaan van allen die Nederland zouden willen binnenkomen. Dezen zouden ook geregistreerd worden en personen die 'fout' waren of verdacht leken, zouden naar een bewaringskamp worden overgebracht. Het gehele grensgebied moest ook worden bewaakt, enerzijds om te verhoeden dat personen elandestien Nederland zouden binnenkomen (hetgeen, als zij aan een besmettelijke ziekte leden, gevaren zou kunnen opleveren voor de volksgezondheid), anderzijds om tegen te gaan dat figuren die voor berechting in aanmerking kwamen, elandestien het land zouden verlaten. Om dit 59

592 [PDF]
GRENSBEWAKING

alles te bereiken, meende het Militair Gezag genoeg te hebben (wel te verstaan: voor de gehele grens, niet slechts voor die in het Zuiden) aan het douanepersoneel, aan zestienhonderd man van de politie en aan 36 grenswacht-compagnieën; die compagnieën, tezamen ca. achtduizend man tellend, zouden (aldus het plan) gerecruteerd worden uit de vooroorlogse lichtingen.

XCBij aankomst in het Zuiden bleek dat de gemeentelijke registers van dienstplichtigen ontbraken (die waren in '43 door de Duitsers in beslag genomen) en dat men op de politie nauwelijks een beroep kon doen. Afgezien van het douanepersoneel moest de grensbewaking dus vrijwel geheel met vrijwilligers worden opgebouwd. Die opbouw geschiedde nogal haastig zodat ook onbetrouwbare of anderszins ongeschikte krachten werden aangenomen. Vrijwilligers waren er aanvankelijk voldoende: wie tot een grenswacht-compagnie toetrad, meende gevoed te worden als militair en spoedig de beschikking te krijgen over een uniform en over een deugdelijk wapen. Dat viel allemaal tegen en de animo om grenswacht-soldaat te worden, nam dus af. Hoeveel moeite het Militair Gezag zich ook gaf, de Shaef-Mission kon aanvankelijk geen uniformen of wapens ter beschikking stellen, militaire rantsoenen werden wèl toegezegd (nogal beperkte overigens en de sigaretten ontbraken) maar de grenswacht-compagnieën moesten zelf voor transportmiddelen zorgen. Begin februari '45 rapporteerde de commandant der grensbewaking aan Kruls dat de compagnieën in het bevrijde Zuiden nog niet op sterkte waren, dat de gehele dienst slechts de beschikking had over drie geleende vrachtauto's ('de voedselvoorziening en andere nodige transporten dreigen telkenmale spaak te lopen') en dat kleding- en uitrustingsstukken nog steeds niet waren ontvangen. 'Het gevolg is', aldus de bedoelde commandant, 'dat de manschappen thans aan de grens staan als schooiers, in meerdere gevallen op klompen; bij strenge koude en nat weer is het voorgekomen dat in het geheel geen buitendienst kon worden gedaan.'! Korte tijd later arriveerde de eerste grote zending kleding uit Engeland: vijfduizend uniformen; daarvan was evenwel een deel van te kleine maten.

XCMen moet intussen bij dit weinig opwekkend relaas bedenken dat vóór mei '45 van de dienst der grensbewaking naar verhouding niet zo veel werd gevergd; de grote stroom van repatriërenden kwam pas in die maand opzetten en pas toen bleek de betekenis van wat het Militair Gezag

XC1 Brief, 8 febr. 1945, van de commandant der grensbewaking aan Kru ls (Enq., punt p, gcstenc. bijl. 430).

593 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

tevoren had verricht: men wist nu welke richtlijnen men te volgen had, kreeg ook de nodige hulp van de ShaeJ-Mission en kon door dat alles de honderdduizenden repatriërenden opvangen. Zulks betekende dat zij persoon voor persoon onderworpen werden aan een veiligheidsonderzoek, ontluisd, medisch gekeurd en, als zij toegelaten werden, in het bezit gesteld van een tijdelijk persoonsbewijs en van distributiebescheiden meer over dat alles in deel 12.

XCOp het gebied van de militaire veiligheid traden de Geallieerden in het Zuiden aanvankelijk rigoureus op. Verboden werd dat de burgerij de gemeente van inwoning verliet; men wilde voorkomen dat personen met voor de Duitsers bestemde berichten door de linies zouden gaan. Uiteraard moest óók voorkomen worden dat achtergelaten V-Miinner uit het gebied van de 'Corridor' berichten deden toekomen aan de Duitsers elders in Noord-Brabant of in Limburg. Interlocale postverbindingen waren er niet meer, maar nu werden ook alle telefoonen telegraafverbindingen verbroken en die verbrekingen breidden zich uit, naarmate grotere delen van het Zuiden werden bevrijd.

XCVooral de onmogelijkheid om briefkaarten of brieven te verzenden, hinderde de burgerij in hoge mate: men was verstoken van alle nieuws omtrent het lot van familieleden of bekenden die in andere delen van het bevrijde gebied woonden. Het Militair Gezag wees er op hoe ongewenst die toestand was, en bereikte dat langzamerhand iets van communicatie werd toegestaan. Per I december '44 werd verlof verleend tot het per post verzenden van Rode Kruis-berichten en per 18 december kon men in Eindhoven, maar alleen voor bestelling in het postdistrict Eindhoven, weer brieven aan de post toevertrouwen. Die dienst werd geleidelijk uitgebreid. Van eind januari '45 af mocht men uit het bevrijde Zuiden ook weer briefkaarten (en van eind maart '45 afbrieven) naar het Geallieerde buitenland sturen. Het telegraferen bleef voor particulieren verboden. Alles wat aan de posterijen werd toevertrouwd, werd gecensureerd, maar een grote censuurdienst (begin '45 waren er ca. honderd personen werkzaam) was al in werking voordat er weer 'nieuwe' briefkaarten en brieven uit en naar het Zuiden kwamen. In de door de Duitsers ontruimde steden waren namelijk grote hoeveelheden poststukken aangetroffen welke de posterijen niet hadden kunnen bezorgen of expedië

594 [PDF]
V ElL! G HElD SMAA TR EG ELEN

ren en veel van die niet-bezorgde poststukken waren uit Nederland benoorden de rivieren afkomstig. Zij werden zorgvuldig doorgelezen en men trof er een menigte waardevolle gegevens in aan over civiele en militaire toestanden alsook bewijsmateriaal voor de 'foute' opvattingen en gedragingen van enkele duizenden personen.

XCHet feit dat men binnen het bevrijde gebied en vandaar met het Geallieerde buitenland niet mocht corresponderen, leidde er toe dat tallozen naar wegen en middelen gingen zoeken om onder dat verbod uit te komen. Personen die tot de Geallieerde strij dkrachten ofhet Militair Gezag behoorden, mochten wèl corresponderen (via de militaire dienstpost) - wat was simpeler dan hun te vragen, berichten in hun eigen correspondentie op te nemen, dan wel brieven of andere stukken aan hen toe te vertrouwen wanneer zij op dienstreis of met verlof het bevrijde Zuiden verlieten? Dergelijke ontduikingen kwamen veelvuldig voor, ook nadat Kruls ze, wat de leden van het Militair Gezag betrof, uitdrukkelijk had verboden. Wat dat Militair Gezag aangaat, merken wij nog op dat de bepaling in het wetsbesluit op de Bijzondere Staat van Beleg krachtens welke de correspondentie van leden van het Koninklijk Huis, van de ministers en van leden van de Hoge Colleges van Staat niet onder enige censuur vielen, door de Shaef-Mission onder verwijzing naar wat in Engeland en de Verenigde Staten gebruikelijk was, niet werd aanvaard; Shaef reserveerde voor zich het recht, alle brieven te openen, en wat de telefoongesprekken aanging, werd slechts goedgevonden dat gesprekken welke door de koningin persoonlijk werden gevoerd, buiten de censuur vielen, d.w.z. niet zouden worden beluisterd.

XCShaef hield zich dus aan strakke regels. Dat bleek ook in alle N oordbrabantse gemeenten die aan het Hollands Diep, de Bergse Maas en de Maas lagen, en op Walcheren en Noord- en Zuid-Beveland. Met betrekking tot al deze gebieden werd door Shaef gevergd dat het Militair Gezag er zorg voor zou dragen dat alle er aanwezige burgers aan een veiligheidsonderzoek zouden worden onderworpen. Dit werd aldus uitgevoerd dat die burgers zich apart moesten komen aanmelden om hun persoonsbewijzen te laten afstempelen (wie geen geldig persoonsbewijs meer had, kon onder borg van twee getuigen een nieuw persoonsbewijs krijgen, tenminste zolang die voorradig waren ').

I Als gevolg van overvallen in de bezettingsperiode had men in veel gemeenten in het Zuiden een tekort aan blanco persoonsbewijzen en dat tekort werd nog groter doordat het Bureau Inlichtingen die blanco persoonsbewijzen bij talrijke bevolkings registers liet ophalen om ze via de illegale verbindingen door de Biesbos naar het

595 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

XCDat veiligheidsonderzoek was door Shaef nodig geacht omdat diverse Geallieerde militaire instanties meenden dat zich, alle arrestaties ten spijt, nog steeds 'foute' elementen bevonden onder de locale bevolking. Wàs dat zo? Over het algemeen bepaald niet. Security-officieren hebben steeds de neiging, het zekere voor het onzekere te nemen, en aan alle fronten in de tweede wereldoorlog is licht dat toevallig uitstraalde, gehouden voor een voor de vijand bestemd lichtsignaal. Men bedenke ook dat in de streken waar het veiligheidsonderzoek werd uitgevoerd, patrouilleactiviteit van de Duitsers voorkwam of werd gevreesd; dat droeg bij tot de behoefte alle risico's uit te schakelen. Duitse geheime agenten of personen die op welke wijze ook met de vijand in contact stonden, werden bij al dat onderzoek in de 'grensgebieden' van Zeeland en Noord-Brabant niet ontdekt, althans: het eindverslag van het Militair Gezag maakt er geen melding van.

XCHebben de Duitsers dan niet getracht, geheime agenten naar het bevrijde Zuiden te sturen teneinde daar de nodige observaties te verrichten? Natuurlijk wel. Van één maakten wij al melding: Cornelis Verloop, de man die vertelde dat Lindemans Abwehr-agent was. Hoeveel Abwehr agenten in totaal in het bevrijde Zuiden zijn ontdekt en gearresteerd, weten wij niet; wèl dat er drie tot de doodstraf zijn veroordeeld en drie tot vijftien jaar gevangenisstraf (enkele anderen, onder wie Verloop, zijn pas later berecht). De doodvonnissen zijn uitgevoerd - verzoeken om gratie werden in maart '45 door de koningin, conform de adviezen van de Nederlandse rechtbank te Londen en onder verantwoordelijkheid van de minister van justitie (dat was opnieuw Gerbrandy), afgewezen.

XCDe vonnissen waren geveld door een Krijgsraad te velde die begin november '44 door Kruls in het leven was geroepen. Zulk een Krijgsraad werd ook ingesteld door prins Bernhard als bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten. Uit praktische overwegingen vervulden van de aanvang af

bezette Noorden te zenden. Binnenlandse Zaken liet in Londen begin maart '45 wetsbesluiten uitvaardigen waarin richtlijnen werden aangegeven voor de reeonstruc tie der bevolkingsregisters en voor het invoeren van tijdelijke persoonsbewijzen, maar die richtlijnen sloegen, aldus de betrokken sectie van de staf Militair Gezag, niet voldoende op de praktijk.

596 [PDF]
MILITAIRE RECHTSPRAAK

bij de twee krijgsraden dezelfde personen de functie van president, auditeur-militair (officier van justitie), officier-commissaris (rechtercommissaris) en secretaris (griffier), later ook van lid van de krijgsraad (er waren twee leden) in feite kwam er dus één krijgsraad. H~ hield regelmatig zitting in een reeks steden en plaatsen en toen men bemerkte dat veelal weinig belangrijke zaken moesten worden berecht, werd (dat geschiedde begin maart '45) de mogelijkheid geschapen om militaire politierechters te benoemen. Er kwamen twee van die functionarissen en z~ deden in een half jaar tijd uitspraak in ruim I 000 zaken. Toen het Militair Gezag in maart '46 werd opgeheven, waren door de militairrechterlijke instanties in totaal ca. 2 500 vonnissen gewezen tegen burgers en bijna 8000 tegen militairen - hoeveel van die vonnissen zijn gewezen in de periode waarin alleen maar het Zuiden was bevrijd, weten wij niet. In het algemeen nemen wij evenwel aan dat men in die periode strenger optrad dan na mei '45, immers: het was oorlog.

XCUit die oorlogstoestand vloeide de noodzaak van perscensuur voort. De subsectie-Perscensuur van de sectie-Voorlichting van het Militair Gezag had daar richtlijnen voor opgesteld welke geheel gebaseerd waren op het censuursysteem dat in Engeland uitstekend had blijken te werken. Grondslag daarvan was dat inzake de militaire operaties en in het algemeen inzake de oorlogsinspanning niets in de pers verscheen dat niet tevoren aan de censuur-instanties was voorgelegd en door deze was goedgekeurd. Er was dus vóórcensuur. De bedoeling was dat in het bevrijde Zuiden die vóórcensuur zou worden uitgeoefend door officieren van de Press Censorship-afdeling van Shaef maar in feite lieten dezen de censuur aan de subsectie-Perscensuur over, een sectie overigens die niet alleen over de pers maar ook over de in Eindhoven gevestigde radioomroep 'Herrijzend Nederland' een wakend oog liet gaan.

XCWeinig secties van het MG hadden bij de uitvoering van hun plannen zoveel moeilijkheden te overwinnen als sectie XI, de sectie- Voorlichting. Gebrek aan onderwerpen waarover voorlichting kon worden gegeven, was er niet, maar het papier ontbrak. 'De intensiteit der voorlichting werd', aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'omgekeerd evenredig aan de teleurstellingen welke het moest verklaren." Daags al na de

XC'Overzicht MG, p. 593.

597 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

bevrijding van Eindhoven was, gelijk reeds in het vorige hoofdstuk vermeld, voor de sectie- Voorlichting kapitein J. A. van Houten ter plekke aanwezig en hij trof er, gelijk iedereen die uit 'Londen' kwam, een ontzaglijke honger naar nieuws aan; hij had die honger enigermate kunnen stillen indien hij de in Londen vervaardigde, gestencilde AnepAneta-bulletins alsmede de dagelijkse overzichten van de Radioluisterdienst regelmatig toegezonden had gekregen, maar de verbindingen ware{l zo slecht dat het een volle maand duurde voordat hij de eerste exemplaren van die bulletins en overzichten ontving. Van Houten drong onmiddellijk bij Pelt op toezending van meer gedrukte en gestencilde informatie aan. 'Indien u kans ziet', schreef hij voorts, 'om bij het materiaal dat sectie XI naar bevrijd Nederland gaat verschepen, in te sluiten een hoeveelheid kaarsen, dan zou dat van buitengewoon nut zijn. Niet alleen heb ik ze nodig voor privé gebruik, maar ook voor onze kantoorwerkzaamheden.'!

XCDit alles betekende dat men, wat de nieuwsvoorziening betrof, in het bevrijde Zuiden een maand lang aangewezen was op de BBC en Radio Oranje. De situatie was in dit opzicht geen haar beter dan in de bezettingstijd! Geruime tijd ontbraken ook alle middelen om aan een wijder publiek duidelijk uiteen te zetten wat de bevoegdheden van het Militair Gezag waren. Twee maanden was dat MG al aan het werk toen, overigens in een veel te kleine oplaag, het eerste nummer van het Publicatieblad van het Militair Gezag verscheen met daarin de teksten van reeksen verordeningen welke al die tijd van kracht waren geweest, bekend aan de ~fIicieren die ze moesten toepassen en aan diegenen met wie dezen in contact kwamen, maar onbekend aan buitenstaanders. Eind '44 arriveerden uit Londen ook recente exemplaren van de Nederlandse Staatscourant en van het Staatsblad (alweer: te weinig), maar dat betekende niet dat er voldoende informatie was over de 'terugkeer' -wetgeving want de belangrijkste wetsbesluiten waren opgenomen in nummers van het Staats blad die in september waren uitgekomen. Het werd begin maart '45 (rijkelijk laat, dunkt ons) voordat het Militair Gezag opdracht gaf aan drukkerijen in Maastricht om voortaan van het Publicatieblad 20000 exemplaren te drukken, om de voordien verschenen nummers in een oplaag van 17000 exemplaren te herdrukken en om van de belangrijkste 'terugkeer' -wetten een uitgave te maken in een oplaag van 2 500 exemplaren.

XCDe sectie-Voorlichting had inmiddels, telkens in een oplaag van een

XCI Brief, 19 okt. 1944, van J. A. van Houten aan A. Pelt (MG, Geheim archief,

598 [PDF]
'HERRIJZEND NEDERLAND'

kwart miljoen exemplaren, gratis enkele brochures verspreid waarvan de no.'s 2, 3 en 4 (no. I was niet meer dan een selectie uit persartikelen, Anep-Aneta-bulletins en radiovoordrachten) de volgende veelzeggende titels droegen: 'Wie is de baas en waarom?', 'Waarom het zo langzaam gaat' en 'Hoedt u voor de kater', Van maart af ging de sectie- Voorlichting er voorts toe over om in de belangrijkste dagbladen series advertenties te plaatsen; de eerste serie had als onderwerp: 'Wat is MG?' Kennelijk was dat een klein half jaar na het begin der bevrijding aan velen nog volmaakt onduidelijk.

XCWij maakten al melding van de radio-omroep 'Herrijzend Nederland'. Daarover nu iets meer.

XCBevreesd dat de Duitsers bij hun terugtocht uit Nederland de daar aanwezige radiozendapparatuur zouden vernielen, had de Nederlandse regering medio '43 in de Verenigde Staten drie verplaatsbare middengolfzenders besteld, elk bestaande uit drie vrachtauto's: een auto met de zender, een met een studio-ruimte en een met een generator. In september '44 waren die middengolfzenders nog niet gereed (rwee van de drie werden in de zomer van '45 afgeleverd en behoefden toen niet in gebruik te worden genomen I), maar het Bureau Inlichtingen had begin augustus '44 vernomen dat ingenieurs en technici van Philips in Eindhoven clandestien een eigen zender hadden gebouwd met een vermogen van 7 tot 8 kilowatt; veel was dat niet, maar men zou er een groot deel van Nederland mee kunnen bestrijken. De leiding van het omroepbedrijf dat van die zender gebruik zou gaan maken, kwam te berusten bij kapitein H. J. van den Broek ('de Rotterdammer' van Radio Oranje) in zijn kwaliteit van hoofd van de subsectie-Radio van de staf Militair Gezag; van den Broeks problemen werden aanzienlijk vergemakkelijkt door het feit dat hij voorlopig niets te maken zou krijgen met de 'oude' omroepveremgmgen.

XCOp 3 oktober, ruim twee weken dus na de bevrijding van Eindhoven, kwam 'Herrijzend Nederland' in de lucht. Van den Broek had de nodige medewerkers kunnen aantrekken; de meesten hunner (het werden er in

XCI Die twee werden gedemonteerd; of de derde ook nog is gearriveerd, weten wij niet.

599 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

totaal ca. honderd) waren Philips-employé's. 'Herrijzend Nederland' zond slechts een beperkt aantal uren per dag uit (de periode van vijf uur 's middags tot kwart over tien's avonds was de belangrijkste) en vulde een groot deel van die uren met grammofoonmuziek (vrijwel alle platen waren door particulieren ter beschikking gesteld); daarnaast werden korte toespraken en na enige tijd ook bescheiden reportages uitgezonden. Wat van den Broek vooral verheugde was dat hij met 'Herrijzend Nederland' de vooroorlogse verzuiling zelfs op religieus gebied had weten te overkoepelen. Hij had in Eindhoven enkele priesters en de predikanten van de belangrijkste protestantse groeperingen bijeengeroepen en hun gezegd dat hij zendtijd wilde vrijmaken voor godsdienstige uitzendingen, bestemd niet voor het bevrijde Zuiden alleen maar voor heel Nederland, doch met de verdeling van die zendtijd en de selectie van de sprekers wilde hij zich niet bezig houden. 'Nog geen acht-en-veertig uur later', zo schreef hij na de bevrijding,

XC'was de zaak niet alleen in principe beslist, doch lag reeds, voor een gehele maand, een rooster met spreekbeurten gereed. Zonder enige moeite waren priesters en predikanten van alle geloofsrichtingen, geen uitgezonderd, bereid gevonden aan de geschetste opzet mede te werken. De kwestie van de verdeling van de beschikbare zendtijd had men opgelost door de cijfers van de laatste volkstelling te raadplegen ; de enige overeengekomen afwijking was dat de kleine kerkgenootschappen iets meer zendtijd zou worden toegekend dan waarop deze, strikt gesproken, volgens het schema recht konden doen gelden. Nooit is deze samenwerking door één enkele wanklank verstoord"

XCzo was het de praktijk van 'Herrijzend Nederland' die van den Broek en nagenoeg zijn gehele staf doordrong niet alleen van de wenselijkheid van een nationaalomroepbestel maar vooralook van de mogelijkheid daarvan. De nieuwe omroep kon overigens door het geringe vermogen van de zender niet overal in het bevrijde Zuiden goed beluisterd worden (benoorden de grote rivieren was de ontvangst eveneens nogalonzeker) maar waar dat wèl mogelijk bleek, verwierf 'Herrijzend Nederland' zich als 'eigen' Nederlandse stem in de aether een ruime mate van goodwill. In Noord-Brabant werd er spoedig zo druk naar geluisterd dat er, naar men constateerde, teveel stroom werd verbruikt. 'Herrijzend Nederland' spoorde nadien in elke uitzending de luisteraars aan, alle lampen in hun woning uit te doen wanneer zij hun radiotoestel inschakelden. DieJ.

, H. van den Broek: p. 280.

600 [PDF]
'HERRIJZEND NEDERLAND'

aansporingen hielpen niet voldoende en een tijdlang gold vervolgens een verbod voor particulieren om na vijf uur 's middags naar 'Herrijzend Nederland' te luisteren (in localiteiten die daarvoor geschikt waren, kwamen toen 'luisterclubs' bijeen). Men kan hier een treffend symptoom in zien van de energiecrisis die misschien wel het duidelijkst de economische ontreddering onderstreepte waarin het Zuiden na de bevrijding kwam te verkeren.

Voedselnood

XC

XCDe gehele bezettingstijd door had de bevolking zich bij het begrip 'bevrijding' voorgesteld dat wat dan nog aan tekorten zou blijken, spoedig zou worden opgeheven. Men verwachtte niet anders dan dat de Londense regering daartoe het nodige had voorbereid. Radio Oranje had er trouwens enkele malen van gerept dat die regering grote hoeveelheden voedsel had aangekocht en begin februari '44 had de minister van economische zaken, Kerstens, via de regeringsomroep meegedeeld dat ook de Geallieerden het als hun taak zagen, onmiddellijk in de belangrijkste noden van bevrijd gebied te voorzien. 'Ons is', zo had hij gezegd, 'door de bevoegde instanties de garantie gegeven dat bij de bevrijding van Nederland de noodzakelijke behoeften, allereerst voedsel en geneesmiddelen, er zullen zijn en wel onmiddellijk." Niet iedereen had die wel zeer stellig klinkende uitlating gehoord, maar wie het wel had gedaan, gaf haar aan anderen door - ze bevestigde wat de meesten uit zichzelf al hadden verondersteld.

XCInderdaad, het was de taak van de Civil Affairs-Division van ShaeJ om er zorg voor te dragen dat de burgerij in de bevrijde gebieden althans een minimaal voldoende hoeveelheid voedsel kreeg, maar die taak bleek in het bevrijde Zuiden van Nederland moeilijker dan elders. In de toevoercrisis die pas werd opgelost toen de haven van Antwerpen in de loop van december in gebruik werd genomen, moest alles wat de legers nodig hadden voor hun offensieven (offensieven die veel moeilijker bleken dan men had voorzien) prioriteit krijgen. Zeker, Zeeland en Noord-Brabant waren belangrijke landbouwgebieden, maar dat beteken

XC, Wij herinneren er aan dat dit, zoals wij in ons vorige deel uiteenzetten (in de paragraaf 'Kerstens in moeilijkheden' van hoofdstuk J6), een uitlating van Kerstens is geweest die niet verantwoord was.

601 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

de niet dat uit die gebieden voldoende voedsel naar de bevrijde steden en grotere plaatsen kon worden overgebracht. Mede door het slechte weer (een droog voorjaar en een natte zomer) was de graanoogst ver bij de verwachtingen achtergebleven. Erger nog was dat er geen vervoersmogelijkheden waren. Er reden geen treinen, de belangrijkste bruggen waren door de Wehrmacht opgeblazen, alle kanalen waren dus versperd en wegen welke die kanalen kruisten, waren slechts bruikbaar als de Geallieerde genie er Bailey-bruggen had geslagen.

XCHet gehele Nederlandse distributie-apparaat was in de zomer al gaan haperen. In de periode welke aan de bevrijding voorafging, hadden talrijke burgers in het Zuiden de officiële rantsoenen kunnen aanvullen door de boer op te gaan en op het platteland, veelal tegen een acceptabele prijs, zelf levensmiddelen te kopen, vooral melk en aardappelen, maar dergelijke tochten waren, zolang er bezuiden de grote rivieren werd gevochten (tot begin december dus), onmogelijk doordat men, gelijk reeds vermeld, op last van de Geallieerde security-autoriteiten de gemeente van inwoning niet mocht verlaten. Een en ander betekende dat de voedselvoorziening in het bevrijde Zuiden althans in de steden en grotere plaatsen volledig afhankelijk werd van wat er ten tijde van de bevrijding aan voorraden was (die waren gering) en van wat door de Geallieerden werd aangevoerd of werd toegelaten.

XCToegelaten, omdat de Nederlandse regering op 21 september '44 (' Market-Garden' was nog gaande) het Britse Foreign Office om toestemming verzocht, een aanvang te mogen maken met het transport naar Nederland van de voorraden welke het in New York gevestigde Voedselaankoopbureau had opgeslagen; de regering wilde daartoe de vrije beschikking krijgen over tien tot vijftien van haar koopvaardijschepen en een (ongespecificeerd) aantal kustvaarders. Zij had evenwel in haar brief aan het Foreign Office geschreven dat haar verzoek pas behoefde te worden ingewilligd, 'as soon as the military situation should allow.' I Nu, die militaire situatie bleef in de rest van '44 zorgelijk en de regering was bovendien met haar verzoek aan het Foreign Office aan het verkeerde adres geweest; zij had zich tot Eisenhower moeten wenden.'

XCHet Militair Gezag gaf zich van meet af aan grote moeite, de Gealli

I Brief van 21 sept. 1944 als weergegeven in Gerbrandy's memorandum aan Eisen hower d.d. 7 jan. 1945 in Gerbrandy: p. 159. 2 Het antwoordde pas meer dan twee maanden later dat het het verzoek van de Nederlandse regering aan Eisenhower had voorgelegd met een aanbeveling het in welwillende overweging te nemen.

602 [PDF]
"T IS HIER ZOWAT HONGERSNOOD'

eerde staven te stimuleren tot het zenden van voldoende voedsel naar de eerst-bevrijde gebieden: Oost Zeeuws-Vlaanderen, het gebied van de 'Corridor' en Zuid-Limburg. Organisatorisch bleek dat een moeilijk geval, behalve in Oost Zeeuws-Vlaanderen waar men slechts met het Canadese Eerste Leger te maken had. Voor een deel van het gebied van de 'Corridor' was namelijk, zoals in hoofdstuk 7 uiteengezet, eerst het Britse Tweede, vervolgens het Amerikaanse Eerste en daarna weer het Britse Tweede Leger verantwoordelijk - die legers waren het die het transport van de voor de burgerij bestemde goederen voor hun rekening moesten nemen. Voorts werd de Shaej-Mission, zoals in dit hoofdstuk vermeld, eind september aan het hoofdkwartier van de 21St Army Group toegevoegd - nadien kon die Mission niet meer rechtstreeks in contact treden met het Amerikaanse Eerste Leger dat Zuid-Limburg had bevrijd, en dat leger kreeg in en bij Aken zo zware gevechten te leveren dat het wekenlang aan transporten van voor de Zuidlimburgse bevolking bestemde goederen in het geheel niet toekwam. 'De levensmiddelenvoorziening', zo schreefbegin oktober een inwoner van Heerlen in een brief, 'is allerellendigst. In geen drie weken boter, groente, melk, vlees, etc. gegeten. 't Is overal 't zelfde.' Een week later: 'Nog steeds geen boter, melk, groente, vlees etc., mosterd op 't brood.' Nogmaals een week later (z t oktober):

XC"t Is hier zowat hongersnood: geen melk, aardappelen, boter, vet enz .... Hoe zou 't nu zitten met de levensmiddelen die al drie jaar geleden voor ons werden opgeslagen en direct bij [de] bevrijding hier zouden aankomen? 't Is maar een vraag! Bevrijd is fijn, maar dan van honger sterven is toch ook niet leuk, wel?"

XC'Overal kon men horen', aldus kapitein H J. van den Broek ('overal', d.w.z. niet alleen in Eindhoven waar van den Broek zat), 'dat Londen voor onmiddellijk na de bevrijding een overvloed van levensmiddelen en andere artikelen had beloofd en dat, in plaats daarvan, het bevrijde gebied schandelijk in de steek werd gelaten." Zeker, in tegenstelling tot het Amerikaanse Eerste Leger droeg het Britse Tweede van een vroeg stadium af (d.w.z. van begin oktober af) zorg voor de aanvoer van meel, vet, vlees, gecondenseerde melk, suiker, erwten, chocola en koffie, maar de totale hoeveelheden van dat alles waren in oktober veel te klein enJ.6 0

I Brief, 22 sept.-21 okt. 1944, van E. M. Govaert, p. 5, 6, 7-8 (Doe [-564, a-r). 2 H. van den Broek: p. 220. I Brief, 22 okt. 1944, van dr. Jos Specken, dr. P. Slooff en dr. Mooy aan C. Verhoeff (MG, Staf, Sectie VI, doos I, no. 4). 2 In januari '45 werd het I 507, in februari J 726. p.412)

603 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG 'TERRIBLE FOOD CONDITIONS'

de distributie over de kleinhandel nam vrij veel tijd in beslag. Voordat die extra goederen waren aangevoerd, had een Civil Affairs-Detachment van het Britse Tweede Leger in Helmond, Deurne en Gemert bij tezamen acht families (zes arbeiders-, twee middenstandsgezinnen) nauwkeurig nagegaan wat in een bepaalde week de gemiddelde dagelijkse calorische waarde was geweest van het voedsel dat het gemiddelde gezinslid had geconsumeerd (min of meer 'zwarte' aankopen bij boeren en bij handelaren in levensmiddelen meegeteld); per gezinslid was dat uitgekomen op iets meer dan 1600 calorieën (2 000 geldt in het algemeen als minimum voor volwassenen die normaal werk doen). Er is evenwel reden om aan te nemen dat een niet onaanzienlijk deel daarvan uit de 'zwarte' aankopen was voortgevloeid die voor inwoners van steden als Eindhoven en Den Bosch nauwelijks mogelijk waren, want toen de drie Eindhovense medici die het artsenverzet ter plaatse hadden georganiseerd, op 22 oktober een noodkreet richtten tot majoor Verhoeff, de militaire commissaris, schreven zij dat 'de thans beschikbare, volkomen onvoldoende voeding' (d.w.z. de voeding die officieel verkrijgbaar was) een verbrandingswaarde had van 'hoogstens 1200 calorieën'.' Voor Zuid-Limburg was dat cijfer niet hoger: daar hadden de dagelijkse rantsoenen voor de burgerbevolking in oktober een calorische waarde van 1153 en in november van 1146; pas in december (de door de Amerikanen aangevoerde voorraden waren toen in distributie gekomen) tekende zich een stijging af: het gemiddelde werd toen 1445. 2 Het Militair Gezag werd in oktober en november overstroomd met klachten dat het met de voedselvoorziening zo niet kon doorgaan. Het gaf die klachten aan de Shaef-Mission door, officieren van die Mission bespraken ze met stafofficieren van het Britse Tweede Leger en dezen maakten duidelijk dat de operationele behoeften absolute prioriteit moesten hebben. Er was dus beraad op hoger niveau nodig - de regering werd van de noodtoestand in kennis gesteld. Albarda, minister van waterstaat, onder wie ook de KLM ressorteerde, opperde in oktober het denkbeeld om personeel van de KLM te gebruiken teneinde met vier Amerikaanse transporttoestellen dagelijks hoeveelheden voedsel naar Eindhoven te vliegen - dat plan verzandde in moeilijkheden met het Britse Air Ministry dat eerst eiste dat de vier transporttoestellen met hun bemanningen inJ.

604 [PDF]

Transport Command van de Royal Air Force zouden worden opgenomen, en vervolgens dat Transport Command dan ook zou kunnen beslissen, voor welke taken die toestellen zouden worden gebruikt. Op 31 oktober werd een speciale ministeriële commissie ingesteld (de Booy, van den Broek, van Lidth, Michiels en van den Tempel) om iets te doen aan, aldus de Booy, de minister van scheepvaart in zijn dagboek, 'the terrible food conditions in liberated Holland ... If, at this late hour, anything can be achieved it can only be by attacking Shaef and, if necessary, telling the world how we have been let down.'! Major-General Edwards, het hoofd van de Shaef-Mission, werd naar Londen ontboden en deed er de toezegging dat hij de klachten van de Nederlandse regering persoonlijk aan Shaefzou overbrengen. De pressie van de regering had succes en zulks in tweeërlei opzicht. Ten eerste besloot het Britse War Office, een commissie in te stellen die zich moest verdiepen in de urgente voorzieningsproblemen welke zich bij de bevrijding van Nederland benoorden de rivieren zouden voordoen", en ten tweede bereikte de Shaef-Mission dat beloofd werd dat in november voldoende voorraden naar het bevrijde Zuiden zouden worden vervoerd om een dagelijks distributie-rantsoen van 1 600 calorieën te halen - het zouden er in december 1800 moeten worden. 'De toestand', zo schreef van Lidth, die zich naar Brussel had begeven, aan Gerbrandy (9 november), 'laat zich iets minder 'bedonderd' aanzien dan enige dagen geleden. Ben niet ontevreden over de gang van zaken ... Er bestaat over de ganse linie het ernstige streven to make the best of it. Er zijn enige lichtpunten in de duisternis." Lichtpunten wel, maar ze waren toch niet zo helder als van Lidth meende te mogen hopen: in november werden de 1600 calorieën niet gehaald en in december de I 800 evenmin.

XCTegen die achtergrond kwam het op dinsdag 21 november in Eindhoven tot een demonstratief protest van een groot aantal employé's van Philips. Inderdaad, de burgerij was er diep teleurgesteld, verbitterd zelfs. Aan die gevoelens was een tiental dagen eerder uitdrukking gegeven in een telegram dat de Eindhovense Fabrikantenkring samen met de Raad van Overleg der plaatselijke vakcentrales (dat waren de centrales van RKWV, CNV en NVV) via het Militair Gezag had gericht tot deJ.

1 M. de Booy: 'Dagboek', 31 okt. 1944. 2 Begin december kwam het tot de conclusie dat die voorziening een verantwoordelijkheid was van de er werd toen besloten dat in Brussel een commissie zou worden ingesteld (het z.g. waarin Nederland zou zijn vertegenwoordigd - wij komen op die commissie nog terug. 3 Brief, 9 nov. 1944, van van Lidth aan Gerbrandy (AOK, map 'Voorbereiding reliifWest-Nederland').

605 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

koningin I: 'Roepen eerbiedig uw hulp in daar voedseltoestand katastrofaal stop sinds bevrijding daling van 1 600 calorieën tot 600 calorieën' (het werkelijke cijfer lag hoger). 'Zuigelingensterfte neemt onrustbarend toe stop bevolking radeloos.' De Fabrikantenkring en de Raad van Overleg hadden het er nogal dik opgelegd en toen kort voor de z r ste tot beide colleges doordrong dat talrijke employé's van Philips voornemens waren, met een in werkuren te houden optocht te onderstrepen dat er verbetering moest komen in de voedselsituatie en in staking te gaan als die verbetering niet werd toegezegd, leek het hun verstandig, zich niet tegen de uitvoering van dat voornemen te verzetten.

XCGeneraal Kruls had enkele weken tevoren een College van Algemene Commissarissen voor Landbouw, Handel en Nijverheid in het leven geroepen alsmede een Voedselcommissaris benoemd, ir. A. H. Boerma, onder wie (steeds binnen de grenzen van hetgeen de Geallieerde militaire autoriteiten mogelijk maakten) de distributie ressorteerde. Boerma maakte deel uit van het College van Algemene Commissarissen. Min of meer nu op voorstel van de Fabrikantenkring en de Raad van Overleg besloot Boerma in een vergadering van het College op de ochtend van de z t ste, d.w.z. nog voordat de optocht had plaatsgevonden, dat in Eindhoven voor kinderen tot vier jaar een blik gecondenseerde melk en voor kinderen tot twaalf een reep chocolade in distributie zouden komen, en toen na afloop van de demonstratie (deze was rustig verlopen) bleek dat officieren van het Militair Gezag, teneinde de aangekondigde staking te voorkomen, bovendien hadden toegezegd dat per persoon éénmaal 125 gram vlees en 125 gram suiker zouden worden gedistribueerd, restte Boerma ('anders geen voorstander van een dergelijk toegeven aan min of meer revolutionaire betogingen', aldus de notulen van deze bijeenkomst") weinig anders dan die beloften te honoreren - hij breidde ze nog ietwat uit ook in dier voege dat het hem billijk leek, dezelfde extra rantsoenen toe te kennen aan het zwaargetroffen Nijmegen. In Eindhoven hadden de demonstranten inmiddels besloten, de staking niet te laten doorgaan.

XCDe demonstratie, gelijk gezegd, was rustig verlopen. Om twaalf uur was een stoet geformeerd (ook de bij Philips aanwezige directieleden hadden toen het bedrijf verlaten') en deze had zich begeven naar het

1 Tekst in MG, Staf, Sectie VI, doos I, no. 4. 2 Exemplaar in a.v., doos 12, no. 53. 'Twee dagen later vond in Eindhoven de eerste vergadering plaats van afge vaardigden van de in het bevrijde Zuiden gevormde Fabrikantenkringen; ir. Frits Philips zei daar: 'Het standpunt van de arbeiders was volkomen begrijpelijk. In Engeland en Amerika zou men zeker al vier weken geleden in opstand zijn gekomen

606 [PDF]
DE DEMONSTRATIE IN EINDHOVEN

bureau van de militaire commissaris in het stadhuis. Majoor Verhoeff was bevoegd geweest, de optocht te verbieden, maar van die bevoegdheid had hij geen gebruik willen maken; hij en andere officieren van het Militair Gezag zagen het als nuttig dat aan de Geallieerde militaire instanties duidelijk werd gemaakt dat zij voor een grotere aanvoer dienden te zorgen. Verhoeff had wèl de politie opdracht gegeven te patrouilleren. Hij had een delegatie uit de betogers ontvangen; aan die delegatie had hij mededeling gedaan van de extra rantsoenen. Een toeval wilde dat tijdens dit onderhoud bij Verhoeffs bureau de eerste 50 militaire vrachtauto's arriveerden van 300 welke Boerma en een deskundige op het gebied van de volksgezondheid (dr. C. van den Berg'), enkele dagen tevoren in Brussel eindelijk hadden losgekregen bij de 21St Army Group ten behoeve van de voedseltransporten naar en in bevrijd gebied. Het zien van die vrachtauto's was voldoende om de rust volledig te doen terugkeren. Wat Verhoeffhad gezegd, werd namens de delegatie die met hem had gesproken, in een toespraak aan de demonstranten overgebracht. Daarvan werd met instemming kennisgenomen, maar aangezien de middag toen al vrij ver was voortgeschreden, werd het werk op die dag niet meer hervat. 'Ik heb gisteren', schreef twee dagen later, 23 november, het hoofd van de sectie-Economische Zaken van de staf Militair Gezag, de officier van administratie eerste klasse van de Koninklijke Marine-Reserve, mr. H. van Blankenstein, aan Kruis, 'zonder zelf vragen te stellen, eens geluisterd wat men in Eindhoven te zeggen had over het gebeurde. Daarbij kan ik vooropstellen dat iedereen zeer verheugd is over de verruimde rantsoenen. Aan de andere kant heb ik nog niemand gesproken die de demonstratie als serieus opvatte. Dikwijls had men er zelfs niets van gemerkt, als men er niet in de krant over had gelezen of door de radio over had gehoord. Het gehele stadsbeeld maakt trouwens niet de indruk van spanning Voorts heb ik van alle kanten de indruk gekregen dat de demonstratie zich beperkte tot het personeel van Philips."

XCVooral doordat zich in diezelfde periode grote spanning voordeed in

XC. Natuurlijk moeten de mensen nu niet denken dat als ze maar demonstreren, ze wel krijgen wat ze hebben willen, bijv. hogere lonen.' (Notulen der eerste verg. der Fabrikantenkringen uit bevrijd Nederland ... , 23 november 1944, Doc II-I049, a-I) , Van den Berg, de in '42 door de bezetter ontslagen directeur-generaal van de volksgezondheid, had op 22 september bezuiden Tiel de Waal kunnen oversteken en was in Oss beland vanwaar hij zich met een auto van de OD naar Eindhoven had kunnen begeven. 2 Brief, 23 nov. 1944, van H. van Blankenstein aan H. J. KruIs (MG, Staf, Sectie VI, doos I, no. 4).

607 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

Brussel waar linkse groepen uit het verzet weigerden hun wapens in te leveren, bracht wat in Eindhoven was gebeurd, een schok teweeg bij de Nederlandse autoriteiten in Brussel en Londen. De eerste berichten van Anep waren ietwat overdreven geweest. Ze worden weerspiegeld in wat Radio Oranje op de avond van 21 november berichtte:

XC'De arbeiders van alle fabrieken in Eindhoven, de fabrieken van Philips inbegrepen, hebben vandaag om twaalf uur de werkplaatsen verlaten voor een proteststaking van twaalf uren ter ondersteuning van hun eisen voor meer voedsel. Ook de directie verliet de fabrieken uit sympathie voor de demonstratie van de arbeiders. De arbeiders kwamen tezamen op het van Eeden-plein waar toespraken werden gehouden. Morgen zullen zij, hoewel verdere actie wordt overwogen, naar hun werk terugkeren. Zij beseffen dat er transportmoeilijkheden zijn maar zijn van oordeel dat de situatie verbetering behoeft.'

XCIn het bezette Noorden waar de rantsoenen gevoelig waren gedaald en de Duitsers harder optraden dan ooit, vernamen velen dit alles met verbazing, ja met ergernis. 'Het gebruik van zulk een middel' (staken), 'dat in directe zin schade toebrengt aan de Geallieerde oorlogvoering' (een dergelijke schade was in Eindhoven niet toegebracht) 'is te allen tijde ongeoorloofd', vond Trouw.' 'De spoorwegstaking is onze glorie, de Philips-staking is onze smaad', oordeelde Je Maintiendrai. 2 Slaet op den Trommele schreef:

XC"Nu durven ze weer!' is de eerste reactie op het domme optreden van de stakers, die misschien voor kort nog gedeeltelijk voor de Moffen werkten en het toen niet durfden. Dom, omdat deze staking zelf de voedselpositie niet kan verbeteren, integendeel: nu moet er vlak achter het front gewerkt worden voor onze zaak en iedere stilstand in dit werk verlengt de oorlog en dus ook de voedselnood.

XCLaf is deze speldeprik in de rug van de Geallieerde soldaten ... Wij schamen ons! Verontwaardigd Nederland vraagt van onze regering een sterke hand om deze onverkwikkelijkheden tegen te gaan."

XCHet Parool schreef milder ('Ook al is de staking 'niet kwaad bedoeld', zij lijkt ons geen fraai gebaar"), Vrij Nederland herinnerde aan het stakingsrecht (maar: 'De nood moet wel zeer hoog gestegen zijn en men moet absolute zekerheid hebben dat het anders kan, om vlak achter de meest

II, 18 (dec. 1944), p. 5. 2 V, 6 (dec. 1944), p. I. 3 48 (26 nov. 1944), p. 2. 4 75 (28 nov. 1944), p. 2.

608 [PDF]
DE DEMONSTRATIE IN EINDHOVEN

verbitterde gevechten van dit recht gebruik te maken en in staking te gaan' 1) en De Waarheid schaarde zich volledig achter de stakers. Het communistische blad schreef:

XC'De regering is er, ondanks haar herhaaldelijk terzake afgelegde verklaringen, niet in geslaagd, in de twee maanden dat Eindhoven weer in vrijheid leeft, een behoorlijke distriburie tot stand te brengen en een minimum aan aanvoer te verzekeren. De bevolking heeft tenslotte tot het middel der staking en demonstratie gegrepen om haar tot energieker optreden te manen."

XCWel, niet de regering of het Militair Gezag hadden die aanmaning nodig maar de Geallieerde militaire autoriteiten welker primaire verantwoordelijkheid niet werd beseft in bezet gebied (en trouwens, door de meesten, evenmin in het bevrijde Zuiden). Zoals wij al schreven, hadden die autoriteiten kort voor de Eindhovense demonstratie 300 militaire vrachtauto's toegezegd die uitsluitend voor de voorziening van de bevolking in het Zuiden zouden worden gebruikt. Afgezien van transporten welke daar 'intern' moesten plaatsvinden (in West-Brabant en Oost Zeeuws- Vlaanderen was men aan de bietencampagne toe en in ZuidLimburg lag veel fruit), dienden uit België aardappelen, vetten, slachtvee, suiker, zeep en geneesmiddelen te worden ingevoerd - grote aankopen waren dat waarvoor het Militair Gezag via de Belgische autoriteiten zorg droeg, maar, zo rapporteerde Kruis over de situatie welke eind november was ontstaan: 'Het transportvraagstuk is (hoewel verbetering merkbaar is) nog steeds de belangrijkste bottLe-neck der voedselvoorziening."

XCOp I december (de ministers-'kwartiermakers' waren toen sinds kort uit Londen gearriveerd) kon Kruis rechtstreeks overleg plegen met de ministers van den Broek, Burger, van Heuven Goedhart en van Lidth (Gerbrandy was afwezig). Men wist toen dat Shaefzich op het standpunt stelde dat het voldoende was indien de bevolking via de distributie 1600 calorieën per dag kreeg (dat was de norm waar in geheel bevrijd Europa naar werd gestreefd) en dat 400 in plaats van 300 vrachtauto's ter beschikking werden gesteld. Bij die norm legden de ministers zich noodgedwongen neer en wat de vrachtauto's aanging, werd besloten dat Kruis er in totaal 2000 zou vragen. Dat was meer dan de Geallieerden konden missen, maar er kwamen in december enkele honderden militaire vrachtauto's bij (wij hebben het juiste aantal niet kunnen traceren) en bovendienJ.

I V, 6 (I dec. 1944), p. 6. 2 29 nov. 1944, p. 4. J Rap port, J dec. 1944, van H. KruIs aan van Lidth dl. V b, p. J29).

609 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

werden er toen tijdelijk 300 ter beschikking gesteld uitsluitend voor het vervoer van de suikerbieten (die leverden 35 000 ton suiker op). Het Militair Gezag beschikte toen voorts over de 80 eigen vrachtauto's die eindelijk uit Engeland waren gearriveerd, en het had in het gehele bevrijde Zuiden nog 600 burger-vrachtauto's of andere auto's die voor vrachtvervoer konden worden gebruikt, weten te vinden.

XCOver al deze transportmiddelen kon het Militair Gezag rechtstreeks beschikken. Om ze zo effectief mogelijk te gebruiken werd een Centraal Transportbureau opgericht dat nauw samenwerkte met de afdeling vervoer van het bureau van het College van algemene commissarissen. De bevordering van het effectieve gebruik was overigens geen simpele zaak. 'Een grote moeilijkheid die zich bij de coördinatie van het transport voordoet', aldus het College in een terugblik op de maanden november en december, 'is het gebrek aan communicatiemiddelen, met name gebrek aan telefoon, telegraaf en post.' 1 Bevredigend kon men 'de voedselsituatie in het bevrijde Zuiden omstreeks de jaarwisseling '44-'45 nog niet noemen- maar de crisis die zich in oktober en november had voorgedaan, was in elk geval bezworen. De rantsoenen bleven er krap, maar er werd geen honger meer geleden.

Verdere transportproblemen / Het energietekort

XC

XCVoordat wij de verdere transportproblemen in het bevrijde Zuiden alsmede het daarmee samenhangende energietekort (tekort aan steenkolen, gas en electriciteit) gaan behandelen, is het nodig dat wij iets schrijven over het lichaam dat wij 'reeds enkele malen noemden en dat er in opdracht van het Militair Gezag voor moest zorgen dat een zo verstandig mogelijk economisch beleid werd gevoerd: het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid. Het heeft zin,

XCI 'Kort verslag over de werkzaamheden van het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid over de maanden november-december 1944' (12 april 1945), p. 7-8 (MG, Staf, Sectie VI, doos II, no. 48). 2 Toen op 5 december in een vergadering van de in Londen achtergebleven ministers een brief was voorgelezen waarin vrouwen uit Eindhoven, menend dat de voedselnood aan het falen van het kabinet te wijten was, het voorstel hadden gedaan dat de ministers maar eens moesten trachten uit te komen met de Eindhovense rantsoenen, zei de Booy dat het effectiever zou zijn indien generaal Edwards, hoofd van de Shaef-Mission, op die rantsoenen werd gezet.

610 [PDF]
COLLEGE VAN ALGEMENE COMMISSARISSEN

daaraan dan iets toe te voegen over de verdere overheidsorganisatie op economisch gebied in het bevrijde Zuiden.

XCFormeel werd het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid door Kruis ingesteld bij verordening van IS november '44, maar in feite waren die commissarissen al enkele weken eerder, op 3loktober namelijk, door hem benoemd en waren zij op 2 november met hun werkzaamheden begonnen, en wel in Tilburg dat enkele dagen eerder was bevrijd. Het college instellend handelde Kruis volgens de richtlijn dat hij taken welke daarvoor in aanmerking kwamen, zo spoedig mogelijk aan instanties in bevrijd gebied moest overdragen. Dat hij daar op het gebied van de economie enige tijd mee had gewacht, is begrijpelijk: zolang' Market-Garden' gaande was, mocht hij hopen dat hij binnen afzienbare tijd contact zou kunnen opnemen met de centrale bestuursinstanties ('de departementen') benoorden de grote rivieren, en pas het nogal trage verloop van de Geallieerde militaire acties in de maand oktober deed vermoeden dat vooreerst slechts Nederland bezuiden de grote rivieren zou worden bevrijd - een gebied waarin geen centrale bestuursinstanties waren gevestigd en dat, zulks was duidelijk, voor geheel eigen problemen kwam te staan. Duidelijk was óók dat niet slechts het oplossen maar zelfs al het stellen van die problemen deskundigheid vergde en een nauwkeurig inzicht in wat in bevrijd gebied wel of niet mogelijk was. Voorgelicht door het hoofd van zijn sectie-Economische Zaken, mr. van Blankenstein, besloot Kruis, zijn gehele directe bestuurstaak op economisch gebied aan een college van deskundigen over te dragen hetwelk in het bevrijde Zuiden als het ware de plaats zou innemen van de twee Haagse departementen welke door Hirschfeld werden geleid: handel en nijverheid, en landbouw, visserij en voedselvoorziening. Als deskundigen koos hij uit ir. Boerma, die wij reeds noemden, drs. ]. H. Gispen, een van de directeuren van de Organon-fabrieken te Oss, en mr. B. ]. M. van Spaendonck, directeur van het rijksbureau voor wol en lompen, en boven die drie plaatste hij als voorzitter prof. de Quay, in '4°-'41 lid van het Driemanschap van de Nederlandse Unie, in juli '42 gegijzeld en in de zomer van '43 vrijgelaten teneinde zich als reserveofficier te melden voor krijgsgevangenschap in Duitsland - dat had de Quay nagelaten; hij was geruime tijd ondergedoken in Sevenum en had van daaruit allerlei contacten onderhouden met illegale groepen, vooral met de LO en met het katholieke illegale blad Christofoor.

XCDat de Quay in het Zuiden was bevrijd, drong omstreeks 20 oktober tot de ministers in Londen door. Van Heuven Goedhart die van mening was dat aan de leden van het Driemanschap van de Nederlandse Unie

611 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

voorlopig geen enkele gezaghebbende overheidspositie mocht worden toevertrouwd, nam toen onmiddellijk contact op met enkele ambtgenoten (in elk geval met van den Broek, wellicht ook met Gerbrandyen anderen) en daaruit vloeide voort dat van den Broek als minister van handel, nijverheid en landbouw ad interim op 27 oktober aan van Lidth, die zich in Brussel bevond, een brief zond waarin hij deze verzocht,

XC'enige voorzichtigheid te betrachten ten aanzien van professor de Quay: over het feit dat hij vroeger één van het Driemanschap van de Nederlandse Unie was, wil de regering in geen enkelopzicht een oordeel uitspreken, maar zij ziet zich gedwongen een afwachtende houding aan te nemen ten aanzien van hen die in deze organisatie een leidende rol hebben gespeeld."

XCVan die brief zond van den Broek een afschrift aan Kruls maar dat afschrift had deze nog niet bereikt toen hij de voorzitter en de leden van het College van algemene commissarissen benoemde. Van die benoemingen stelde hij de regering in kennis. Van den Broek deed hem toen in een brief d.d. 10 november weten dat hij van de aanwijzing van de Quay 'met verwondering' had kennis genomen 'en deze verwondering wordt gedeeld door mijn eveneens bij deze aangelegenheid betrokken ambtgenoten.' 'Ik zou u thans willen verzoeken', schreef van den Broek, 'professor de Quay in overweging te geven, zich voorlopig terug te trekken als voorzitter van het college ... Het zou verder nodig zijn, de andere leden onder het oog te brengen dat hun aanwijzing uiteraard als een voorlopige moet worden beschouwd. Definitieve beslissingen ... zouden eerst kunnen worden genomen, wanneer de betrokken ministers ter plaatse zich een gevestigd oordeel hebben kunnen vormen."

XCKruIs legde het ministerieel verzoek naast zich neer. Hij had, antwoordde hij van den Broek, de Quay en de drie commissarissen benoemd voordat hem het afschrift van de brief aan van Lidth had bereikt. 'Een snelle beslissing', schreef hij voorts (een concept volgend dat van Blankenstein had opgesteld),

XC'was ... onvermijdelijk, niet alleen omdat het in het belang van de Nederlandse volkshuishouding nodig was, dat er een overkoepelend orgaan van voldoende gezag tot stand kwam, doch bovendien ook omdat de Geallieerde militaire autoriteiten duidelijk te kennen hadden gegeven dat zij, bij het ontbreken van zulk een orgaan, de zaken zelf in handen zouden nemen.

XC, Inhoud van de brief van 27 oktober 1944 als weergegeven in de brief, 10 nov. 1944, van van den Broek aan Kruis (CSMG, Zeer geheim archief, VI, 327). 2 A.v.

612 [PDF]
HET COLLEGE VAN ALGEMENE COMMISSARISSEN

XCAfgezien hiervan heb ik gemeend te mogen afgaan op de erkende bekwaamheden van prof. de Quay. Inderdaad ben ik daarin niet teleurgesteld. De ontvangst van de benoeming van prof. de Quay is allerwegen gunstig geweest"

XCdat laatste was juist, want de Quay had in het bevrijde Zuiden een uitstekende naam, ook bij de meeste illegale werkers. Slechts in één opzicht hield Kruls rekening met de brief welke hij uit Londen had ontvangen: toen hij op 15 november het College van algemene commissarissen formeel bij verordening instelde, sprak hij van het 'Tijdelijke college'.

XCIr. Boerma, lid van het college, was, gelijk reeds vermeld, algemeen commissaris voor de voedselvoorziening. Onder hem kwamen plaatselijke voedselcommissarissen te ressorteren. Boerma's apparaat ging na, wat in elke te bevrijden streek of plaats de eerste voedselbehoeften waren; deze werden dan aangevoerd door bemiddeling van de Civil Affairs Detachments welke met de troepen oprukten. Boerma reorganiseerde voorts de Crisis-controle-dienst, benoemde een hoofdambtenaar voor de tuchtrechtspraak en gaf aan het Centraal transportbureau op, welke latere transporten naar welke plaatsen dienden te geschieden. Hij werkte met de verschillende instanties van het Militair Gezag uitstekend samen.

XCDat gold ook voor het College van algemene commissarissen als geheel, welks arbeid door het Militair Gezag met veel waardering werd gevolgd. Het college riep een groot aantal instanties in het leven die de tegenhanger waren van die welke van '40 af van Den Haag uit waren opgericht: een aan- en verkoopbureau voor de voedselvoorziening, agrarische bedrijfsschappen. een aparte accountantsdienst, een dienst voor de prijsbeheersing, een centraal distributiekantoor en zeventien rijksbureaus voor handel en nijverheid. Zo hield de overheid dus een vaste greep op het gehele bedrijfsleven in het bevrijde Zuiden. Gegeven de schaarste aan grond- en hulpstoffen alsmede aan transportmiddelen was het noodzakelijk dat het gehele vergunningenstelsel dat ten dele al vóór maar vooral tijdens de bezetting was ingevoerd, gehandhaafd bleef. Dat had zijn nadelen. Een daarvan was dat het door de veelheid van instanties en de trage postverbindingen buitensporig lang kon duren voordat vergunningen werden verkregen om bepaalde goederen te gaan produceren; doordat het economisch dirigerend apparaat in Noord-Brabant werd gevestigd, kreeg bovendien het zakenleven in Zeeland en Zuid-Limburg het extra moeilijk. 'Alle belanghebbenden', zo rapporteerde begin maart '45

XC, Brief, 13 nov. 1944, van KruIs aan van den Broek (a.v., 328). 6 1

613 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

de economisch adviseur van het provinciaal militair cornmissariaat Zeeland, dr. P. J. Bouman,

XC'zijn praktisch gedwongen naar de rijksbureaus te reizen om de ambtenaren ter plaatse hun wensen kenbaar te maken. Meestal hebben de lange en kostbare reizen niet veel resultaat. De bezoekers moeten lang wachten of worden 'van het kastje naar de muur gestuurd', zodat zij teleurgesteld en verbitterd naar hun woonplaats terugkeren."

XCKlachten waren er ook over het feit dat soms niet de urgentste bedrijven werden ingeschakeld maar dat gewiekste directeuren of bedrijfsleiders bepaalde voordelen in de wacht wisten te slepen. Dat waren allemaal nadelen die nagenoeg onvermijdelijk uit het stelsel van de strikt geleide economie voortvloeiden. Had evenwel die leiding ontbroken, dan zou zich een free for all hebben ontwikkeld waaruit een maatschappelijke onrust zou zijn voortgevloeid die voor de Geallieerde militaire autoriteiten onaanvaardbaar zou zijn geweest.

XCWij zien het vooral als een grote verdienste van het College van algemene commissarissen dat het in de nauwelijks te overziene noodtoestand die zich na de bevrijding aftekende, een helder inzicht had in wat het eerste nodig was. Onmiddellijk na de oprichting kwam het college tot de conclusie dat de vervoerssector met prioriteit moest worden aangepakt. De situatie was zo, aldus het college in een terugblik,

XC'dat de gehele cirkelgang der [volks Jhuishouding zich op zeer laag niveau beweegt. Een injectie.. onverschillig waar gegeven, zalogenblikkelijk doorgegeven worden in de andere sectoren en de gehele cirkelgang op hoger niveau brengen. Zo zou bijv. een vermeerdering van de benzinetoewijzingen het vervoer ten goede komen; dit zou weer gunstig werken op de voorziening van de voedselvoorzieningsbedrijven met brandstoffen, wat de voedselrantsoenen zou kunnen verhogen. Dit zou weer gunstige invloed hebben op de productiviteit der mijnen en dit weer op de mogelijkheid voor transport per spoor van benzine enz. Toch is in deze keten de zwakke schakel kennelijk het vervoer. Wilde men de geheleJ.

, Rapport, II rnaart 1945, van P. Bouman aan de militaire commissaris voor Zeeland (MG, Staf, Sectie VI, doos I I, no. 48).

614 [PDF]
WERK VAN HET COLLEGE

kringloop wederom op gang brengen, dan moest men allereerst deze verstevigen en vooral hier ingrijpen. Voor het vervoer van massa-artikelen (kolen, aardappelen, graan) werd vóór de bevrijding hoofdzakelijk gebruik gemaakt van vervoer te water en per spoor. Dit verkeer is nu praktisch uitgevallen'!

XCvervoer langs de weg was de enige oplossing. Inderdaad, van het College van algemene commissarissen ging de eerste impuls uit om van de Geallieerden honderden militaire vrachtauto's extra te krijgen. Het college becijferde in november dat er voor de allernoodzakelijkste voorziening 800 nodig waren. Zoals wij eerder deden uitkomen, werd in december een situatie bereikt waarbij het Centraal transportbureau een aantal militaire vrachtauto's rijdende had dat vermoedelijk niet ver beneden de 800 lag. Met dat al bleef het vervoer een zwakke stee vormen. In december beschikte men welopnieuwover een groot aantal binnenvaartschepen (veel schepen die door de Wehrmacht tot zinken waren gebracht, had men gelicht en zo goed en kwaad als het ging gerepareerd), maar die konden zich niet buiten bepaalde kanaaltrajecten begeven doordat deze waren versperd èf door vernielde bruggen öf door de Bailey-bruggen van de Geallieerden waar men niet onderdoor kon varen." Het wegverkeer kreeg in februari weer andere moeilijkheden toen het zware Geallieerde materieel na het invallen van de dooi enorme schade toebracht aan de wegen (bij het allernoodzakelijkst herstel werden niet minder dan tienduizend krachten tewerkgesteld) - de Nederlandse autoriteiten gingen toen wèl over meer vrachtauto's beschikken dan enkele maanden eerder. In de laatste maanden van '44 was het in Londen gevestigde Netherlands Officejor Relief and Rehabilitation er namelijk toe overgegaan, grote aantallen tweedehands Engelse militaire vrachtauto's op lend-Iease-voorwaarden over te nemen en de eerste daarvan werden begin maart '45 in Calais, Antwerpen en Ostende aan de wal gezet; zij werden daar door Nederlandse chauffeurs opgehaald en gedeeltelijk toegewezen aan de eigen transportorganisatie van de staf Militair Gezag, gedeeltelijk verhuurd aan particuliere ondernemers", dat laatste evenwel op voorwaarde dat die ondernemers zich met hun gehuurde wagen ter beschikking zouden stellen voor vervoer benoorden de rivieren.

XCAlles wat aan 'Nederlandse' auto's reed voor het Militair Gezag of in

! 'Kort verslag over de werkzaamheden van het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid', p. 6. 2 In totaal waren in het bevrijde Zuiden ca. 250 Bailey-bruggen gelegd. 'Zij werden verhuurd en niet verkocht omdat niemand nog een denkbeeld had van de prijs die bij verkoop gevraagd moest worden.

615 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

ander militair verband (onder de staf van prins Bernhard werden eind '44 drie compagnieën Aan- en Afvoertroepen gevormd die geheel door de Shaef-Mission werden uitgerust), kon voor benzine en smeerolie een beroep doen op de Geallieerde militaire depots, maar ten behoeve van particulieren (eigenaren of huurders van vrachtauto's die een rijvergunning hadden, en diverse bedrijven) moesten óók aardolieproducten worden ingevoerd. Tot begin mei '45 beliep die invoer in totaal nog geen 9000 ton, hoofdzakelijk benzine en gasolie. Die gasolie was nodig om bedrijven die geen steenkolen konden krijgen, toch aan het werk te zetten, en die steenkolen ontbraken doordat de productie laag was, aanvoer per schip onmogelijk bleek en het herstel van de eerste spoorwegverbindingen vele maanden vergde.

XCToen wij in hoofdstukhet uitbreken van de Spoorwegstaking beschreven, wezen wij er op dat aan Goudriaan, de door de bezetter ontslagen president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen, in de eerste maanden van '44 zowel door Hupkes die in feite zijn plaats had ingenomen, als door de voorzitter van de raad van commissarissen was meegedeeld dat de directie en de raad zich er tegen zouden verzetten dat hij na de bevrijding weer als president-directeur zou optreden. Goudriaan was geen ogenblik voornemens, zich daarbij neer te leggen. Hij besefte dat het voor hem wenselijk was, zo spoedig mogelijk persoonlijk in contact te treden met de regering. Eind augustus was hem duidelijk dat de Geallieerde bevrijdingslegers met grote snelheid België en dus ook Nederland naderden - hij verliet op 3 september, nog vóór het bericht van de bevrijding van Brussel, zijn woonplaats Hilversum en reisde per trein naar Eindhoven; in de buurt daarvan, in Aalst, vond hij onderdak bij een hem bekende ingenieur. Op 18 september zag hij er de Geallieerde tanks passeren, maar toen hij zich daags daarna naar het station Eindhoven wilde begeven, deed hij een ongelukkige val op de trap met een lichte hersenschudding als gevolg. Pas op de ('Market-Garden' was mislukt) kon hij voor het eerst weer naar Eindhoven gaan. Snel werd hem daar duidelijk dat hij, wilde hij de leiding van de spoorwegen in de bevrijde gebieden van het Zuiden in handen krijgen en bij de regering aandacht vinden voor zijn problemen, een eerste gesprek moest voeren met de chef-staf Militair Gezag. Majoor Verhceff stelde hem in de

6 joste

616 [PDF]
PROF. GOUDRIAAN IN HET ZUIDEN

gelegenheid naar Brussel te gaan. Daar had hij een lang onderhoud met Kruis die spoedig naar Londen zou vertrekken. Kruis droeg hem op, voorlopig in het bevrijde Zuiden leiding te geven aan wat aan werkzaamheden tot herstel van de spoorwegen moest worden verricht, en zei dat hij met de regering overleg zou plegen over de formele kant van Goudriaans positie. Die had Goudriaan inmiddels aan de orde gesteld in een brief aan minister Albarda welke hij nog in Aalst had geschreven; in die brief had hij gevraagd, hersteld te worden in de functie waarin hij in '38 was benoemd: directeur van de Nederlandse Spoorwegen. Dat schrijven gaf hij evenwel niet aan Kruls mee - het is vermoedelijk van Eindhoven uit rechtstreeks door iemand anders naar Londen meegenomen.

XCHet was KruIs bekend dat er binnen de Spoorwegen sterke weerstanden tegen Goudriaan waren gegroeid en dat met name Hupkes en van Rijckevorsel, de twee overgebleven directeuren, niet wensten dat Goudriaan in zijn oude functie zou worden hersteld. Hoe die kennis tot Kruis is doorgedrongen, weten wij niet precies. In Londen wist men van die weerstanden niet af maar het standpunt van Hupkes en van Rijckevorsel zal wel doorgedrongen zijn tot de hoogste spoorwegfunctionarissen in Eindhoven en verder kende daar iedere spoorwegman het verhaal dat Goudriaan op de avond van 13 mei '40 zijn gezin met een aparte trein in veiligheid zou hebben gebracht; vast staat dat KruIs inlichtingen had gekregen van 'vroegere medewerkers' van Goudriaan, van spoorwegfunctionarissen dus' Hoe dat zij, Kruis sprak in Londen over dat alles met Albarda, zei aan deze dat hij Goudriaan had belast met het herstel van de spoorwegen in het Zuiden, maar dat het hem niet wenselijk leek, hem opnieuw tot directeur te benoemen, gezien de berichten die hem hadden bereikt. Albarda was het daar geheel mee eens.

XCKruis vertrok weer naar Brussel en Albarda deed van zij n beslissing mededeling aan zijn ambtgenoten (ambtgenoten bij wie de papieren van Goudriaan zo hoog genoteerd stonden dat zij enige tijd tevoren besloten hadden, hem te doen benoemen tot burgemeester van Amsterdam). Albarda kreeg de wind van voren (de kabinetsnotuien zwijgen over de discussie) en nu hij ook de inmiddels ontvangen brief van Goudriaan had gelezen, besloot hij, aldus zijn beschikking d.d. 3r oktober, 'prof. dr. ir. J. Goudriaan te herstellen in zijn functie als directeur van de Nederlandse Spoorwegen', zulks 'in afwachting van de gelegenheid om de Raad van

I De term 'vroegere medewerkers' komt voor in de brief van Kruis aan Albarda d.d. 15 november 1944 punten j en 0, gestene. bijl. 367).

617 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

Commissarissen ... te horen." Hij zond die beschikking aan Goudriaan en een kopie ervan aan Kruls die er met ergernis en met verbazing kennis van nam; met ergernis omdat zijn beleid zonder nader overleg met hem door een der ministers was gedesavoueerd, en met verbazing omdat Albarda nu iets deed wat hij nog geen drie weken tevoren hoogst onverstandig had geacht. Schriftelijk herinnerde Kruls Albarda er aan dat deze de terughoudendheid die Kruls had willen betrachten, uitdrukkelijk had goedgekeurd. 'Inderdaad', zo verdedigde Albarda zich in een brief aan Kruls,

XC'scheen het mij bij het onderhoud dat ik met u mocht hebben, mogelijk, ten aanzien van de wederaanstelling van prof. Goudriaan als directeur van de Spoorwegen voorlopig een afwachtende houding aan te nemen. Dit werd mij echter onmogelijk doordat ik van prof. Goudriaan een brief ontving waarin hij herstel in zijn functie vroeg. Tegenover een zodanig verzoek van een functionaris die algemeen hoogachting geniet en gedurende de bezettingstijd veel onrecht en leed heeft doorstaan, kan de regering niet aarzelend staan.

XCHebben sommigen kritiek gehad op het beleid van de heer Goudriaan als directeur der Spoorwegen, dan moet worden bedacht dat die kritiek in gewone omstandigheden zeker niemand tot zijn ontslag zou hebben bewogen. Het zou zijn een misbruik van de abnormale omstandigheden, indien hij nu wegens kritiek niet in zijn functie werd hersteld. Prof. Goudriaan zou hierdoor worden getroffen op een wijze die hij zich zeker als een belediging zou mogen aantrekken.

XCHet besluit is genomen, nadat ik terzake het oordeel van de raad van ministers heb ingewonnen die zich daarmee ten volle verenigde.

XCHeden ontving ik bericht dat de in het bezette gebied gevestigde directie der Spoorwegen een met name genoemde ingenieur als hun vertegenwoordiger naar het bevrijde gebied heeft afgevaardigd. Ik twijfel niet, of de verhouding tussen die ingenieur en prof. Goudriaan zal op bevredigende wijze kunnen worden geregeld"

XCnu, dat laatste was wel heel naïef. De ingenieur die door Hupkes zuidwaarts was gezonden, ir. H. C. A. van Eldik Thieme, had namelijk opdracht, bezwaar te maken tegen de herbenoeming van Goudriaan die door 'Herrijzend Nederland' was bekendgemaakt, en met eenzelfde opdracht, gegeven door de voorzitter van de Personeelraad, ]oustra, was H. Leeuw, een socialistische machinist, die lid was geweest van de illegale groep-Hamelink en nadien steun had verleend aan het verzeiswerk vant

I Beschikking van Albarda d.d. 31 okt. 1944: (RvO) Collectie-J. Goudriaan, 108. 2 Brief, 20 nov. 1944, van Albarda aan Kruls punten j en 0, gestenc. bijl. 367).

618 [PDF]
GOUDRIAANS POSITIE

de groep-Emmen Riedel, naar het zuiden gestuurd.' Samen met een aantal Airbornes trachtten van Eldik Thieme en Leeuw in de nacht van 23 op 24 november over de Rijn de Betuwe binnen te komen - dit was ontsnappingsoperatie Pegasus II waarover wij in deel 10 b meer zullen vertellen. Pegasus II mislukte evenwel, de meeste Airbornes en ook van Eldik Thieme werden door de Duitsers gearresteerd, Leeuw kwam met veel moeite de Rijn over, werd voor een kort herstel in een ziekenhuis te Nijmegen opgenomen, trok vandaar naar Eindhoven en werd prompt doorgestuurd naar Brussel waar hij, wat hij te zeggen had, aan Kruls meedeelde. Leeuw had, zo lichtte Kruls minister van Lidth in (aan wie hij tegelijk afschriften van zijn correspondentie met Albarda stuurde), opdracht mee te delen,

XC'dat prof. Goudriaan niet teruggewenst wordt als directeur, voornamelijk op de volgende gronden:

XCa. hij zou de zeer innige samenwerking in de Personeelraad hebben verstoord;

XCb. hij zou extra verlof hebben gegeven bij de begrafenis van Peter Ton";

XCc. hij zou in mei 1940 een trein hebben gereed gehouden om zich en zijn familie in veiligheid te stellen;

XCd. hij zou tijdens zijn gijzeling de Duitse commandant een kist sigaren hebben aangeboden.'

XC'Volledigheidshalve' voegde Kruls hieraan nog toe dat hem van andere zijden berichten hadden bereikt dat ]oustra (de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel die in '40 nogal naar de 'Nieuwe Orde' had gelonkt) óók het object was van veel kritiek en dat Hupkes 'een veel (niet steeds gunstig) besproken figuur' zou zijn. 'Uwe Excellentie', aldus het advies van Kruis, 'moge dus Hare Ambtgenoot van Waterstaat waarschuwen voor de glibberigheid van het terrein dat hier betreden zou moeten worden') - hoe glibberig het was, zou61

1 Leeuw moest daarnaast contact zoeken met de z.g. correspondenten van de Perso neelraad in het bevrijde Zuiden opdat daar zo spoedig mogelijk weer afdelingen van de 'oude' vakcentrales zouden worden opgericht. 2 Peter Ton was de eerste W A man die in '40 bij straatrellen het leven verloor (Den Haag, 7 september '40). Inderdaad had Goudriaan toen bepaald dat personeelsleden van de Spoorwegen die zijn begra fenis wensten bij te wonen, een dag verlof zouden kunnen krijgen met behoud van loon of salaris; de secretaris-generaal van Waterstaat had dat verlof beperkt tot het in Den Haag gestationeerde spoorwegpersoneel. ., Brief.a dec. 1944, van Kruis aan van Lidth punten j en 0, gestenc. bijl. 367).

619 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

overigens niet Albarda te merken krijgen maar diens opvolger ir. Th. P. Tromp.

XCGoudriaan stond voor een op het eerste gezicht onmogelijke opgave. Hij bracht in de maand oktober (dat was de maand waarin van de 'Corridor' uit geleidelijk heel Noord-Brabant werd bevrijd) grondige inspectiebezoeken aan de stations in alle delen van het bevrijde Zuiden alsmede aan de Centrale Werkplaatsen van de Spoorwegen te Tilburg; hij had een auto tot zijn beschikking en deze was aanvankelijk tegelijk zijn directiekantoor.' In een nota d.d. 9 november" vatte hij zijn indrukken en denkbeelden samen. Van zijn bezoek aan Brussel waar hij met Kruls had gesproken, had hij gebruik gemaakt om de directeur-generaal van de Belgische Spoorwegen te bezoeken en wel was deze spoedig nadien wegens collaboratie geschorst en vervolgens ontslagen, maar Goudriaan had ook met zijn opvolger een goed contact kunnen leggen. Begin november waren in België, dat vóór de Duitse bezetting ca. 3 500 locomotieven had bezeten (Nederland 860), weer ca. 750 'onder stoom', zoals het heette (andere bevonden zich nog in de reparatiewerkplaatsen) - in het bevrijde Zuiden waren er toen ongeveer 30, van welke welgeteld 8 'onder stoom' waren: 4 'gewone' locomotieven en 4 rangeerlocomotieven, waaronder 3 gehuurde: I van de Zinkfabriek te Budel en 2 van de Staatsmijnen. Voorts bevonden zich nog 45 locomotieven in Nijmegen maar daar had men weinig aan doordat de spoorbrug in de lijn NijmegenDen Bosch was vernield. Hier en daar, vooral in Zuid-Limburg, stonden bij de stations nog personenen goederenwagons (enkele honderden gesloten goederenwagons en ca. 1200 kolenwagons), meestal onbeschadigd - er viel niets mee te vervoeren al bij gebrek aan bedrijfsklare locomotieven. De ruim 20 locomotieven die door de Duitsers waren vernield, konden niet op korte termijn worden hersteld: geen bedrijf in het Zuiden was door de Wehrmacht zo"grondig vernield als de Centrale Werkplaatsen van de Spoorwegen. Vernield waren voorts alle bruggen, alle kruisingen en wissels op de emplacementen, alle seinhuizen, alle draaischijven en alle -installaties om de locomotieven van water enJ

I Later in november kreeg Goudriaan een bureau in Eindhoven. 2 Goudriaan: 'Stand NS en enkele belangrijke verkeersproblemen d.d. 8 november T944' (9 nov. punt p, gestenc. bijl, 404 en Collectie-Goudriaan, 109).

620 [PDF]
LANGZAAM HERSTEL DER SPOORWEGEN

steenkool te voorzien; tenslotte waren de grote stationsgebouwen van Nijmegen en Den Bosch volledig uitgebrand.'

XCHet was Goudriaan duidelijk dat hij zonder grootscheepse Geallieerde hulp niets zou kunnen bereiken. Die vroeg hij via het Militair Gezag onmiddellijk aan en die hulp werd ook verleend, immers: al voor hun eigen transporten moesten de Geallieerde strijdkrachten gebruik kunnen maken van het Nederlandse spoorwegnet. Dat betekende intussen niet dat alle Nederlandse wensen werden vervuld, want de Geallieerden waren eigenlijk alleen geïnteresseerd in de Zuidlimburgse lijnen en in de doorgaande lijn uit België naar Nijmegen; die lijnen waren bij uitstek nodig ter voorbereiding van de grote offensieven in het Rijnland. In die lijnen werden alle bruggen (ook die over de Maas in de lijn Den Bosch-Nijmegen en de Maasbrug te Maastricht) door de Geallieerde genie hersteld, de overige bruggen werden hersteld door de Spoorwegen zelf in samenwerking met enkele grote machinefabrieken.

XCEind november '44 was Maastricht weer per spoor verbonden met Sittard en Heerlen en waren ook in het zuiden van Noord-Brabant de spoorverbindingen hersteld (Den Bosch was toen nog onbereikbaar) - al die verbindingen, ook de Zuidlimburgse, waren enkelsporig. Eind oktober reden in Brabant weer de eerste personentreinen: uitsluitend op de trajecten Eindhoven-Helmond en Eindhoven-Best, en zij werden hoofdzakelijk gebruikt voor het vervoer van werklieden. De eerste' echte' personentrein ging pas weer medio maart '45 rijden, t.W. op het traject Eindhoven-Den Bosch-Tilburg-Breda-Roosendaal-Bergen op Zoom. Later in maart (de spoorbrug over het kanaal door Zuid-Beveland was toen hersteld) werd die lijn doorgetrokken tot Vlissingen.

XCIn Zuid-Limburg was, eveneens van eind oktober '44 af, weer enig personenvervoer mogelijk. Eind december gingen de eerste Geallieerde

J Wat hij in het bevrijde Zuiden zag, vervulde Goudriaan met grote bezorgdheid voor het Noorden. Wat, als de Duitsers dáár het spoorwegriet op gelijke wijze zouden vernielen en de kanalen onbevaarbaar maken? Hij gaf in zijn nota van 9 november Kruls in overweging er voor te zorgen dat de Nederlandse autoriteiten zo spoedig mogelijk de beschikking kregen over 'I 000 vrachtwagens van 5 ton', 'met 5000 ton laadvermogen'. Kruls legde dit denkbeeld aan de regering voor en het gevolg was dat het in de Verenigde Staten 1000 vracht auto's bestelde met een eigen gewicht van 5 ton: de z.g. welke, toen zij na de bevrijding werden afgeleverd, te zwaar bleken voor de Nederlandse wegen en bruggen. Goudriaan liet overigens ook voor Nederland benoorden de grote rivieren ca. 15000 ton aan spoorwegherstelmateriaal bestellen.

621 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

treinen via het Zuidlimburgse net Duitsland binnen. De bediening van die treinen werd meer en meer door personeel van de Spoorwegen overgenomen. Zij reden bijzonder frequent. Van maart '45 af passeerden dagelijks enkele honderden militaire treinen Maastricht.

XCGelijk eerder weergegeven, beschikten de Spoorwegen begin november '44 slechts over 4 'gewone' locomotieven die 'onder stoom' waren, en was toen aan Goudriaan niet méér bekend dan dat er in het gehele Zuiden, voorzover toen bevrijd, omstreeks 75locomotieven waren (daarvan 45 in Nijmegen), Wij moeten wel aannemen dat vooral in Limburg beoosten de Maas dat de Duitsers nogaloverhaast moesten ontruimen, aanzienlijk meer locomotieven zijn aangetroffen, althans: in het verslag d.d. 31 mei '45 dat Goudriaan aan de raad van commissarissen van de Spoorwegen uitbracht', vermeldt hij dat in het Zuiden in totaal 179 locomotieven waren aangetroffen van welke toen 110 'onder stoom' waren en 64 andere zouden kunnen worden gerepareerd. In maart en april '45 waren dus in het bevrijde Zuiden veel meer treintransporten mogelijk dan in oktober en november '44. Men was toen vooralook niet in staat geweest, de Zuidlimburgse steenkolen naar Noord-Brabant en Zeeland te transporteren.

XCIn september '44 hadden de Duitsers voldoende tijd gehad om de Zuidlimburgse mijnen onder water te laten lopen, maar zij hadden dat nagelaten en de productie kon dus vrijwelonmiddellijk na de bevrijding van het mijngebied worden hervat. Uiteraard was het wenselijk dat zoveel mogelijk steenkool werd gedolven; kon deze niet in voldoende mate worden afgevoerd, dan konden in elk geval bij de mijnen grote voorraden worden gevormd die in een later stadium getransporteerd konden worden naar de grote verbruikers en distribuanten: naar de gas- en electricitertsbedrijven (deze hadden in '42 en '43 ongeveer een kwart van alle gedolven steenkool afgenomen), naar de industrie en naar de groot- en kleinhandel.

XCVóór de bezetting werd in de Limburgse mijnen per dag ca. 40000 ton steenkool gedolven. De productie was, ondanks het feit dat de zondags

1 Collectie-Goudriaan, I I I.

622 [PDF]
STERKE DALING DER STEENKOOLPRODUCTIE

arbeid was ingevoerd, van '41 af enigszins gedaald; arbeidsonlust had daarbij een rol gespeeld en ook de toeslagen op de rantsoenen (de mijnwerkers werden tot de arbeiders gerekend die 'zeer zware arbeid' verrichtten) hadden niet kunnen voorkomen dat de arbeidskracht verminderde. Voorts was het ziekteverzuimpercentage: 8,5 in '38, geleidelijk gestegen; in augustus '44 bedroeg het 25,4. Vóór de oorlog waren er twee-en-dertigduizend mijnwerkers geweest - in '44 waren er tienduizend meer, maar desondanks was de dagproductie in de zomer van '44 niet boven de 34000 ton gekomen.

XCVerschillende factoren deden die productie na de bevrijding katastrofaal dalen, in eerste instantie tot minder dan een kwart: 7500 ton, en dat cijfer ging wel geleidelijk stijgen, werd I 1000 in de maand december en kwam eind februari '45 bij de 13000 te liggen en in maart-april bij de 15000, maar dat was (tot grote teleurstelling van de autoriteiten) nog niet de helft van wat in het laatste stadium van de bezetting was geproduceerd. Vanwaar die daling?

XCZij was gevolg van materiële en van psychologische alsmede sociaalpolitieke factoren. Als groep waren de mijnwerkers ten tijde van de bevrijding fysiek nogal uitgeput en in plaats dat zij nu grotere rantsoenen kregen, kregen zij in de eerste maanden kleinere. 'De angstwekkend slechte voedselpositie', aldus begin oktober de militaire commissaris voor Limburg in zijn vierde weekverslag, 'werkt verlammend op de werklust der mijnwerkers, die acht uren ondergronds moeten werken en daartoe hun voedsel meebrengen. Zij hebben niets anders dan enige sneden droog brood ofwat aardappels." De mijnwerker 'had vaak', schreefin '45 pater H. Minderop,

XC'in volle overtuiging gezegd: 'We hebben er een paar maanden droog brood voor over om de Moffen kwijt te raken'; hij had niet verwacht dat de droogste boterham zou komen als de Duitsers weg waren, omdat zij nog van alles slachtten, stalen, roofden wat zij roven konden, zodat de mijnwerker zonder vlees zat, zonder vet, zonder melk, zonder boter, ten dele ook zonder stroop, en even daarna wekenlang zonder het belangrijke volksvoedsel: aardappelen."

XCEr was verder een tekort aan mijnhout - en was óók een tekort aan vervoermiddelen waardoor de mijnwerkers niet dan met grote moeite

I C. W. A. Schürmann: 'Vierde verslag, 3-8 okt. 1944', p. 3. 2 H. Minderop: 'De mijnen na de bevrijding', I (1945), p. 122.

623 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

de plaats konden bereiken waar zij werkten. Er waren maar weinig fletsen waarmee men kon rijden (nieuwe banden waren niet te krijgen) en van de 65 autobussen die tot de bevrijding gebruikt waren om mijnwerkers te vervoeren, waren er maar 27 over; die waren steeds overbelast. 'Vaak', aldus het verslag van de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond, 'konden aan een of andere halte zestig à zeventig mijnwerkers niet vervoerd worden. Des avonds na beëindiging van het werk kwam het bovendien meer dan eens voor dat de bus uren op zich liet wachten'l in arren moede ging men dan huiswaarts lopen, soms over grote afstanden. Voorts waren kleding en schoeisel van de meeste mijnwerkers versleten, maar nieuwe werkkleding en nieuwe waterdichte laarzen konden niet worden verstrekt (er waren er die met blote knieën in de mijnschachten werkzaam waren). Tenslotte was er een tekort aan mijnlampen.

XCAl deze materiële factoren belemmerden de productie, maar daarnaast waren er de psychologische en sociaal-politieke.

XCIn de bezettingsjaren hadden de mijnwerkers zich opgejaagd gevoeld en hadden velen een go-slow-tactiek trachten toe te passen. Het was moeilijk, zich opeens eigener beweging wèl te gaan inspannen - talrijke mijnwerkers, vooral de jongere, hadden trouwens genoeg van de moeizame en zware ondergrondse arbeid. Ingrijpende sociale verbeteringen werden vurig gewenst - en tegelijk was er de vrees dat alles bij het oude zou blijven. Gevolg van al deze omstandigheden was dat zich een massale 'vlucht uit de mijnen' voordeed, zulks terwijl het mijnwerkersbestand toch al was verminderd doordat de Duitsers die in de Nederlandse mijnen hadden gewerkt, waren verdwenen en alle 'foute' mijnwerkers waren geïnterneerd. Een maand na de bevrijding waren niet veel meer dan vijftienduizend mijnwerkers regelmatig in de mijnen aan het werk. Hun aantal was in december gegroeid, maar toen stond ook vast dat niet minder dan tienduizend mijnwerkers voorlopig de mijnen vaarwel hadden gezegd: zij hadden zich aangemeld als oorlogsvrijwilliger. Anderen verdienden in de zwarte handel het beetje geld dat zij nodig hadden. Nog anderen werkten slechts af en toe.

XCHet is moeilijk, de materiële en de psychologische en sociaal-politieke factoren die wij noemden, tegen elkaar af te wegen maar wij zijn geneigd, die laatste als de belangrijkste te zien, want toen in de materiële behoeften van de mijnwerkers geleidelijk werd voorzien (vooral van maart '45 af,J.

I (Ned. Kath. Mijnwerkersbond) P. Kaanen: (z.j.), p. 206.

624 [PDF]
WENSEN DER MIJNWERKERS

toen zij bij beslissing van het Militair Gezag een geprivilegeerde positie kregen'), verbeterde het werkklimaat in de mijnen toch niet wezenlijk. Een reeks arbeidsconflicten had daartoe bijgedragen.

XCPater Minderop heeft in dat werkklimaat drie perioden onderscheiden: de eerste 'die van de achterdochtloze verwachting' (wij betwij felen of die achterdocht ooit volledig heeft ontbroken); de tweede 'een van klachten en steeds groeiend wantrouwen'; en de derde was 'helaas getuige van een steeds verder van elkaar vervreemden en een steeds fellere kritiek' waarbij in een enkel blad (de Zuidlimburgse editie van Het Parool) met betrekking tot het beleid van sommige directies al weer uitdrukkingen werden gebruikt als 'ploertig schaakspel' en 'gehaaide donders'."

XCWat werd in die eerste periode verwacht? Antwoord: verbetering in de werkvoorwaarden en (de meeste arbeiders beseften heel wel dat de mijndirecties, vooral die van de particuliere mijnen, zich tegen die verbetering zouden verzetten) een vorm van medezeggenschap. Welke verbeteringen wenste men ? Vóór alles een betere pensioenregeling; dan: loonsverhoging voor bepaalde kategorieën mijnwerkers; verder: een verlaten van (Minderop) 'het jaag- en aandrijfsysteem' en van 'de Feld Ulebel-vloek-en snauwmethodes door personen in overheidsdienst.') Wat de medezeggenschap betrof, werd onmiddellijk na de bevrijding het verlangen geuit naar het instellen van een bedrijfsraad - de directies wezen die bedrijfsraad, ja elke vorm van medezeggenschap af, zeggend dat zij niet wilden vooruitlopen op wat de regering terzake zou voorstellen.

XCDe betere pensioenregeling (daar zat natuurlijk veel aan vast) werd niet toegezegd maar onmiddellijk na de bevrijding werden de werkvoorwaarden door de directies op een aantal andere punten verbeterd: de zondagsarbeid werd afgeschaft, de dagelijkse werktijd ondergronds van acht uur drie kwartier tot acht uur teruggebracht (met vrijwel volledig behoud van loon), de werktijd op zaterdag verkort, en dan, aldus Minderop, 'de6 2

, Het rantsoen van de normale consumenten had toen een waarde van ruim i 700 calorieën per dag en het was de bedoeling dat het tot 1800 zou worden maar Kruis (hij was zich bewust dat om in de minimale steenkoolbehoeften van geheel bevrijd Nederland te voorzien, een dagproductie van 26000 ton noodzakelijk was) bepaalde dat de bovengrondse mijnwerkers (zij hadden allen recht op dubbele rant soenen) 4000 en de ondergrondse 5000 calorieën per dag zouden krijgen; bovendien werd van de weinige artikelen die ingevoerd of in het Zuiden geproduceerd werden, een groot deel naar de mijnstreek gezonden, 0.111. schoenen, 30000 fietsbanden, 240 autobanden, vitaminen, 70000 kg zeep, 50000 kg carbid en huishoudelijke artikelen. 2 H. Minderop in I (1945), p. 87. .1 A.v., p. i22.

625 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

voornaamste, misschien wel van alle' verbeteringen: er werden commissies van bijstand ingesteld waarin telkens drie arbeiders zaten naast twee beambten.' Een zwak punt in deze opzet was dat er geen sprake was geweest van verkiezingen: die arbeiders en beambten waren benoemd door de directies. Dit hing hiermee samen dat er op vakverenigingsgebied (meer hierover in ons volgend hoofdstuk) grote onduidelijkheid heerste en dat, voorzover er duidelijkheid bestond, talrijke arbeiders naar een eenheidsvakbond bleken te verlangen - een perspectief waarvan de besturen van de 'oude' vakbonden allerminst waren gecharmeerd. Dat was ook gebleken: bij de benoeming van leden van de commissies van bijstand hadden zij er zorg voor gedragen dat vooral kaderleden van de 'oude' vakbonden waren aangewezen; teneinde sterker te staan tegenover de eenheidsvakbond, de Nederlandse Bond van Werkers in het Mijnbedrijf, waren die 'oude' vakbonden ook federatief gaan samenwerken en zij waren het die eind oktober samen met de directies een Voorlopig Orgaan van Samenwerking in het Mijnbedrijf oprichtten (de eenheidsvakbond kreeg er één zetel in); voorzitter hiervan werd een van de directeuren van de Staatsmijnen, dr. ir. Th. Groothoff, ondervoorzitter de voorzitter van de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond, tegelijk ook van de inmiddels gevormde Federatie, Fr. Dohmen.

XCWerd het nu rustig? Neen. Afgezien van de algemene ontevredenheid wegens de slechte materiële voorzieningen, ontstond van oktober af telkens weer deining wanneer bleek dat de directies leidinggevende personeelsleden die zich vóór en tijdens de bezetting extra gehaat hadden gemaakt door hun 'jaag- en aandrijf-systeem' en hun 'Feldwebel-vloek en snauwmethodes', de hand boven het hoofd hielden; soms werden dezulken voor korte tijd op nonactief gesteld maar het gebeurde ook wel dat de directies hen eenvoudig naar een andere afdeling overplaatsten. Kaderleden van de eenheidsvakbond lieten niet na, onder verwijzing naar deze en dergelijke misstanden agitatie te bedrijven. Begin december riepen zij tot staking op - de militaire commissaris voor de mijnstreek, majoor ir. Nicolas, liet enkelen hunner arresteren, hetgeen de ontevredenheid deed toenemen. Het kwam tot een kortstondige staking bij een van de particuliere mijnen, de Willem Sophia-mijn.

XCOntevreden waren veel arbeiders óók omdat de zuivering zich wel uitstrekte tot laaggeplaatsten maar niet tot directieleden die naar het oordeel der arbeiders te ver waren gegaan in hun samenwerking met de

I A.v., p. 89.

626 [PDF]
ONTEVREDENHEID IN DE MIJNSTREEK

Duitse Beaufiragte voor de mijnen. De eenheidsvakbond won door dat alles terrein en zijn positie werd aanzienlijk sterker toen de communist die de bond had opgericht, W. van Exter, zich er uit terugtrok, waarna men niet langer van communistische invloed in het bestuur kon spreken. Gevolg van dit alles was dat de directies de neiging gingen vertonen, de 'oude' vakbonden die in het Voorlopig Orgaan van Samenwerking waren vertegenwoordigd, te laten vallen. Dohmen nam hier aanstoot aan en liet een artikel plaatsen in het Limburgs Dagblad waarin hij uiting gaf aan zijn misnoegen wegens de gang van zaken in het Voorlopig Orgaan - gevolg was dat Groothoff prompt het voorzitterschap neerlegde.

XCEnige weken vóór die breuk (deze deed zich op 18 januari voor), had de regering ingegrepen. De mijnen hadden haar om een krediet gevraagd - ze had zich bereid verklaard, dat krediet te verstrekken maar had behoefte aan toezicht op de besteding. Met opdracht dat toezicht uit te oefenen benoemde zij op voorstel van Albarda, geheel buiten het Militair Gezag om, de oud-president-directeur van de Staatsmijnen, mr. dr. W. F. J. Frowein, tot 'regeringscommissaris', aangezien deze aldus Albarda, 'in Limburg het algemeen vertrouwen heeft'.' Het zag er naar uit alsof Frowein alles te zeggen zou krijgen. Dat wekte groot verzet bij de arbeiders bij wie hij in het geheugen was blijven hangen als een 'harde' werkgever, alsook bij de 'oude' vakbonden die in Froweins benoeming niet waren gekend. Alle 'oude' vakbonden protesteerden binnenskamers en bovendien, maar dat laatste met uitzondering van de twee protestantschristelijke bonden, in het publiek." 'Weet men', zo heette het in het publieke protest, 'in Londen en Brussel dan zo weinig van de gisting onder de mijnwerkersbevolking dat men denkt over de mijnwerkers en beambten zonder hen te kunnen beslissen?' Majoor Nicolas waarschuwde Albarda, de voor Froweins benoeming verantwoordelijke minister. 'Inderdaad', zo schreef de militaire commissaris van de Mijnstreek,

XC'bestaat er zeer grote onrust onder mijnwerkerskringen omtrent het beleid van de mijndirecties Ofschoon de publieke opinie veelal de directies over één kam scheert, hoort men toch vrij algemeen klachten tegen een drietal personen. Ik vraag me af of het landsbelang niet medebrengt dat deze heren verzocht worden, zich verder van de leiding der mijnen te onthouden . . Het punt dat alle gemoederen hier in beweging houdt, is dat een zuivering is doorgevoerd in de lagere rangen, maar dat deze zich niet heeft uitgestrekt tot de directies. De arbeiders kunnen ook geen vertrouwen meer stellen in

XCI Ministerraad: Notulen 27 dec. 1944. 2 Tekst in (Neder!. Katholieke Mijnwerkersbond) P. J. Kaanen: Verslag 1940-1946, p. 295-96. 62

627 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

directeuren, die door hun asociaaloptreden in de oorlog getoond hebben, de werknemers niet te begrijpen. In dit verband moge ik u opmerken dat de benoeming van de heer mr. dr. W. F. J. Frowein in werknemerskringen grote onrust en ontevredenheid gewekt heeft."

XCIn februari stelde majoor Nicolas een Adviescommissie voor het mijnbedrijf in; hij was daar zelf voorzitter van en hij had de vertegenwoordigers van de directies en van de arbeiders benoemd - er was dus wéér van verkiezingen geen sprake geweest. Medio maart kwam het opnieuw tot stakingen, vooral wegens het wederom tewerkstellen van enkele gehate opzichters, nu bij de mijnen 'Wilhelmina' en 'Laura'. Om ze tegen te gaan gebruikte majoor Nicolas het zwaarste machtsmiddel dat hij bezat: hij vorderde de arbeidskracht van de mijnwerkers; dezen gingen vervolgens weer aan het werk - mèt al hun onlustgevoelens.

XCEr werd, gelijk uiteengezet, door de mijnen weinig geproduceerd. Het enige gunstige aspect dat aan die lage productie vastzat, was dat de voorraden welke men moest opslaan, niet onhanteerbaar groot werden. Van afvoer van de gedolven steenkool was namelijk in de eerste weken na de bevrijding geen sprake. Begin oktober was die afvoer wèl weer mogelijk maar toen was het gedeelte van Noord-Brabant dat was bevrijd, voor kolentransporten uit Zuid-Limburg onbereikbaar. De spoorbrug over de Maas te Maastricht was vernield - niet die te Luik, maar die brug was slechts opengesteld voor Amerikaanse militaire goederentreinen. Goudriaan kwam toen op het vernuftige denkbeeld, dat een ruilovereenkomst met de Belgische regering gesloten zou worden, krachtens welke Zuidlimburgse steenkolen geleverd zouden worden aan het industriegebied bij Luik en steenkolen voor huisbrand uit de Belgische Kempen aan bevrijd Noord-Brabant en Zeeland. België zou in novemberton en in decemberton leveren - in werkelijkheid leverde het slechts een derde daarvan, ten dele steenkool van zo inferieure kwaliteit dat men er weinig aan had. Ook Nederland leverde minder dan overeengekomen (in plaats vantonwaarvanrechtstreeks aan hetJ.

38000 82 000 100000 60000, 24000 I Brief, 23 jan. 1945, van C. M. A. F. Nicolas aan Albarda (MG, Geheim archief, 242).

628 [PDF]
BIJNA GEEN GAS EN ELECTRICITEIT

Eerste Amerikaanse Leger); dat kwam in hoofdzaak doordat de Belgische Spoorwegen onvoldoende kolenwagons naar Zuid-Limburg zonden. Zo werd die eerste overeenkomst geen succes' en dat had in ZuidLim burg tot gevolg dat de voorraden opgeslagen steenkool steeds groter werden (medio januari '45 lagen er bij de mijnen voorraden van bijna 350000 ton) en in Noord-Brabant dat men er in de eerste maanden na de bevrijding met heel weinig steenkool en dus ook met heel weinig energie zat - en zonder brandstof voor de burgerij, want de gas- en electriciteitscentrales en de belangrijkste industriële bedrijven moesten op het gebied van de steenkoolvoorziening voorgaan.

XCDe oorlogshandelingen en de Duitse vernielingen hadden grote schade toegebracht aan de electrische centrales en gasfabrieken in het bevrijde Zuiden. In de grootste Brabantse centrale, die te Geertruidenberg, waren de generatoren geheel, in de gemeentelijke centrale te Tilburg waren zij gedeeltelijk vernield en voorts waren vernielingen aangebracht in de gemeentelijke centrales van Den Bosch, Helmond, Breda en Roosendaal; de centrales te Nijmegen en Boxtel waren daarentegen ongehavend en in die te Vlissingen en Westdorpe (Oost Zeeuws-Vlaanderen) was slechts geringe schade aangebracht. Tenslotte waren bij negentien van de vijftig gasfabrieken de gashouders zwaar beschadigd.

XCHet Militair Gezag gaf zich met inschakeling van particuliere bedrijven grote moeite om al die schade te herstellen maar het duurde in de moeilijke omstandigheden van eind '44 geruime tijd voordat dit herstel op gang kwam. Die gasfabrieken welke nog gas konden produceren, moesten zich, toen zij door hun beperkte steenkolenvoorraden heen waren, hoofdzakelijk behelpen met steenkolen die zij met machtiging van het Militair Gezag konden weghalen bij industriële bedrijven welke toch niet aan de slag konden gaan. Er kon aan de burgerij maar gedurende enkele uren per dag (de perioden waarin werd gekookt) gas worden geleverd.

I In januari '45 had België nog een leveringsachterstand van 30000 ton. Eind januari werd de overeenkomst geannuleerd (er was toen weer transport uit Zuid-Limburg naar Noord-Brabant mogelijk). België heeft na de bevrijding van geheel Nederland achterstand ingehaald.

629 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

XCHoe minimaal de hoeveelheid electriciteit was die aan elk gezin ter beschikking werd gesteld, bleek de lezer al toen wij het over 'Herrijzend Nederland' hadden: de zender spoorde alle luisteraars aan, de lampen in hun woning uit de doen wanneer zij hun radiotoestel aanzetten. Inderdaad, het vermogen dat in de Brabantse centrales kon worden opgewekt, was zeer aanzienlijk gedaald (tot ca. 8 %). Al die centrales waren tevoren onderling verbonden geweest en van die verbindingen kon weer gebruik worden gemaakt toen de hoogspanningslijnen waren hersteld. Daar waar de centrales toen nog niet in gebruik konden worden genomen, werden de kleine eigen centrales van industriële bedrijven ingeschakeld, bij elkaar een zeventigtal. Al die kleine centrales moesten evenwel van steenkool worden voorzien en het vermogen dat zij opwekten, was gering. Men kwam er in Noord-Brabant pas wat beter voor te staan toen (maart '45) het Brabantse net met Geallieerde hulp een koppellijn had gekregen naar de centrale te Nijmegen, en vervolgens (april '45) toen een koppellijn was gereedgekomen naar een Belgische centrale bij Antwerpen. Voordien had men aan de industrie slechts een minieme hoeveelheid stroom kunnen leveren (in december '44 was de electriciteitstoewijzing aan de Tilburgse bedrijven 7% van wat ze in de herfst van '40 was geweest) en voor de burgerij gold een strikte, uiterst krappe rantsoenering. Dat laatste betekende dat men electrische kacheltj es evenmin kon gebruiken als gaskachels, zulks terwijl de meeste mensen ook al geen steenkolen in huis hadden.

XCAlleen in Zuid-Limburg had men na de bevrijding geen gebrek aan huisbrand (de voorraden steenkoollagen dichtbij) maar overal elders in het bevrijde Zuiden kwam de burgerij in de kou te zitten. Dat was in de bij uitstek natte maanden oktober en november al hoogst onaangenaam maar toen medio december de vorst inviel en wekenlang aanhield, ontstond een noodtoestand. Wat bij de bevrijding nog aan voorraden bij de groothandel aanwezig was, werd door het (geïmproviseerde) Rijkskolenbureau geblokkeerd: er waren ziekenhuizen en andere instellingen die persé verwarming moesten krijgen - daar gingen de voorraden naar toe. Huisbrand werd aan de burgerij pas weer in februari '45 toegewezen toen de steenkooltransporten uit Zuid-Limburg zowel per trein als per schip weer op gang waren gekomen. Vóór die eerste nieuwe toewijzing had men zichzelf moeten zien te redden. Zeer velen hadden dat gedaan 63

630 [PDF]
TEKORT AAN HUISBRAND

door bomen te kappen en het hout in stukken te zagen. Dit leidde, aldus het College van algemene commissarissen, tot 'een massale ontbossing' welke door de autoriteiten, met name door het Staatsbosbeheer, wel met verdriet werd gadegeslagen maar waartegen niet werd opgetreden, daar, had men dat wèl gedaan, 'de roverijen', aldus weer het College, 'ongetwijfeld in een oproer zouden zijn omgeslagen.'!

XCNiet alleen de bossen, ook kolenwagons werden geplunderd. 'Vandaag', zo noteerde Antoon Cool en op 15 januari '45 (het had toen al onafgebroken drie weken gevroren),

XC'was ik in Eindhoven en zag mensen, die een rangerende kolentrein plunderden. Zij wisten klaarblijkelijk het uur van deze dagelijkse trein, die kolen aanvoert voor de ziekenhuizen, de gas- en electriciteitsbedrijven in het bevrijde gebied. Ze hadden met schoppen en spaden, met kitten, emmers, zakken, oude kinderwagens, kisten op wieltjes en sleeën - want de wegen zijn glad - staan wachten: het volk trok uit met zijn honderden primitieve hulpmiddelen. Ze zijn een zwerm op en om de trein, en zulk een haast en zulk een menselijke ijver ziet men zelden. Als razenden scheppen ze met spade en blik de kolen in en naast de gereeden opengehouden zakken en schieten langs de wagons naar beneden .

XC. . . De treinconducteurs wandelen er langs. Enige politie-agenten, op de wagons geklommen, trachten de mensen eraf te duwen: wie aan de ene kant eraf glijdt, kruipt onder de wagon door aan de andere kant er weer op. Plotseling klinken schoten, dat doen mannen met een band om de arm, die een geweer hebben. Het schijnt er bij te horen, niemand trekt zich iets aan van deze schoten in de lucht. De mensen zijn hun laatste rem kwijt. Een dief zou gaan lopen bij het verschijnen van de politie - en dat is de eigenlijke macht van de politieman. Hier gaat niemand lopen voor de politie, en daarmee maakt men haar machteloos. De hongerige, die, zo men hem geen eten geeft, een brood neemt, dat het zijne niet is, steelt niet, hij verschaft zich recht. Koude in de bittere winter is niet minder erg dan honger: deze mensen, die niet willen bevriezen, verschaffen zich recht. Zo moet onder hen het gevoelen zijn, en de menigte verontschuldigt de enkeling: ze doen het allemaal en wat ik niet pak, pakt een ander.

XC... In een ongelooflijk korte tijd zijn drie, vier wagons volkomen leeg, dertig à veertig ton kolen! Een man met een breedgerande hoed kruit vier zware zakken weg, en iemand, die naast mij is komen staan, zegt: die man haalt elke dag vier zulke volle zakken! Hij maakt of een voorraad voor zichzelf, of een voorraad voor een handeltje. Natuurlijk, waarom ook het laatste niet?'263

! 'Kort verslag over de werkzaamheden van het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid', p. 16. 2 Antoon Coolen: p. I77-78.

631 [PDF]

Goederentekort

XC

XCMeer dan vier jaar bezetting hadden in heel Nederland en dus ook in het bevrijde Zuiden grote tekorten doen ontstaan op voorzieningsgebied. Wij schreven hier reeds over in de aanhef van hoofdstuk 2 waarin wij er een beeld van gaven hoe het er in bezet Nederland in de zomer van '44 voorstond. De bevrijding was, gelijk eveneens reeds eerder opgemerkt, in de geest van de meeste mensen gekoppeld aan de verwachting dat al die tekorten spoedig zouden worden opgeheven. Ten aanzien van de levensmiddelen bleek dat niet het geval te zijn, integendeel, maar ook in talrijke andere opzichten was van zulk een opheffing geen sprake. In theorie waren er drie mogelijkheden waardoor weer goederen ter beschikking konden komen van de burgerij: eigen productie, verdeling van oorlogsbuit en aanvoer van buiten Nederland.

XCWij beginnen met de eigen productie.

XCDe lezer zal bevroeden dat deze eigen productie door het gebrek aan steenkool en het daaruit voortvloeiend gebrek aan energie althans tot maart-april '45 weinig om het lijf had. Er waren wel bedrijfstakken waar men grond- en hulpstoffen in voorraad had, de katoen- en wolindustrie bijvoorbeeld, maar de stroom ontbrak om de meeste spinnerijen en weverijen aan het werk te zetten. Voorzover de beschikbare steenkolen niet naar de gasfabrieken, de electrische centrales en de ziekenhuizen enz. toegingen, liet het College van algemene commissarissen ze toewijzen aan enkele voedselvoorzieningsbedrijven : deze ontvingen in totaal ruim 20 000 ton aan steenkool waarvan alleen al 15 000 ton nodig was voor de sui ketraffinaderij en. Drie raffinaderij en waren zwaar beschadigd maar vier (één in Breda, één in Roosendaal, twee in Sas van Gent) konden in bedrijf worden gesteld - de suikercampagne die het Militair Gezag telkens weer voor nieuwe moeilijkheden plaatste', leverde, gelijk reeds vermeld, ca.63

I In Noord-Brabant moest men het transport van de bieten uitstellen bij gebrek aan vrachtauto's. De bieten werden ingekuild (een deel bevroor) en hoofdzakelijk pas in maart '45 vervoerd door extra-hulp van de Geallieerden. De suikerfabrieken in Sas van Gent hadden, aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'gebrek aan hout, kalksteen, olie, vetten, zakken, filterdoeken enz.' p. 365) en ook hier was het transport hoogst bezwaarlijk. Het ving begin decem ber aan maar moest, zodra zich het Ardennen-offensief aftekende, worden stopgezet - nadien werd de bieten campagne nog eens zesmaalonderbroken. De zojuist gememoreerde kalksteen moest naar Sas van Gent worden overgebracht uit Namen, maar elke trein met kalk kruiste de aanvoerlijnen van het Negende en het Eerste Amerikaanse, van het Tweede Britse en van het Eerste Canadese Leger. In

632 [PDF]
GERINGE INDUSTRIËLE PRODUCTIE

35000 ton suiker op. Alle overige industriële bedrijven moesten het samen stellen met nog geen 17000 ton steenkool. Slechts enkele bedrijven, de meest rationeel werkende, kregen vergunning om de productie te hervatten: bedrijven van de textiel-, schoen-, machineen papierindustrie en enkele kleinere chemische bedrijven. Een kleine toewijzing brandstof ontvingen voorts de wasserijen en drukkerijen, de schoenmakers, de kleermakers en de kappers. De voor Brabant zo belangrijke tabaksindustrie kwam maar langzaam op gang - in maart '45 werden de eerste rookartikelen weer op distributiebonnen 1 beschikbaar gesteld (één pakje van twintig sigaretten of het equivalent daarvan per week) en toen kon ook voor het eerst weer zeep in de winkels worden gekocht; die zeep was overigens niet uit Nederlandse bedrijven maar uit voorraden van ShaeJ afkomstig.

XCEr bleken bij de weer in bedrijf gestelde industrie, afgezien van het tekort aan grond- en hulpstoffen en aan energie, nog twee andere tekorten een rol te spelen: een tekort aan geld en een tekort aan geschoolde arbeiders.

XCWat het eerste tekort betreft, was van belang dat de directies van nagenoeg alle banken welke grote kredieten hadden kunnen verschaffen, in bezet gebied waren gevestigd. Op voorstel van het Militair Gezag sprong de regering in de bres: zij verleende aanzienlijke kredieten aan de Staatsmijnen (wij maakten daar al melding van), aan de Spoorwegen, aan de suikerfabrieken te Dinteloord (voor hun herstel) en aan de Philipsfabrieken.

XCWat het tweede tekort aangaat: de arbeidsinzet had er toe geleid dat talrijke bedrijven een groot deel van hun arbeiders voor werk in Duitsland hadden moeten afstaan maar na de bevrijding verloren zij nog méér krachten: velen trachtten opgenomen te worden in de Binnenlandse Strijdkrachten; men ontving dan, gelijk in het vorige hoofdstuk uiteengezet, het tevoren verdiende loon benevens nog een toeslag daarop, had, als men bij de Bewakingstroepen werd ingedeeld, weinig te doen en kreeg beter te eten dan de burgerij; anderen werden in dienst genomen door de Geallieerde strijdkrachten. Wij herinneren er aan dat deze alleen al voor het herstel van de wegen tienduizend arbeiders aantrokken, maar

XCmaanden waarin de militaire aanvoer prioriteit had, leverde alleen al één zulk een transport puzzles op die van het Militair Gezag veel tijd vergden. I Het Militair Gezag moest deze en de andere distributiebonnen in België laren drukken aangezien er in het bevrijde Zuiden geen drukkerij was die voor waardedrukwerk kon zorgen.

633 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

die waren maar een deel van een veel groter geheel: in totaal waren in het bevrijde Zuiden in de winter '44-'45 drie-en-twintigduizend Nederlanders bij de Geallieerden in loondienst' en niet dat loon was het belangrijkste maar wat men nog méér ontving: elke dag een goede warme maaltijd. Aan diegenen die in de openlucht werkten (niet alleen aan de wegen maar vooralook bij het herstel van bestaande en de aanleg van nieuwe vliegvelden), werd bovendien in februari '45 een militaire overjas verstrekt en, aldus ir. Frits Philips in zijn memoires:

XC'bij de Geallieerden viel er ook gemakkelijk een extraatje af in de vorm van sigaretten, thee, koffie, nylonkousen en zulke voor de Nederlandse bevolking hoogst zeldzame artikelen Niet minder dan 46 verschillende instanties probeerden Philipspersoneel aan te trekken en wij hadden dan ook met een ware uittocht te kampen. Voor veel Philipsmensen die jarenlang geen echt werk meer hadden gedaan, was het een verademing dat zij weer eens konden aanpakken."

XCHet bedrijfsleven verloor dus krachten. Het kreeg er nauwelijks nieuwe bij. Duizenden die door zwarte handel of met een elandestien bedrijfje de paar tientjes per week hadden verdiend welke nodig waren om met hun gezin in leven te blijven, voelden er niets voor om, nu de bevrijding er was, regelmatig emplooi te zoeken. Zolang het geld niet was gezuiverd, konden zij hun gescharrel voortzetten. 'De arbeidersteams bij de fabrieken', zo rapporteerde het College van algemene commissarissen over de glas- en keramische industrie (het lag elders niet wezenlijk anders),

XC'hebben niet alleen kwantitatief geleden (tot minder dan de helft gereduceerd) maar ook kwalitatief. De verhouding van leeftijden is geheel veranderd; alleen de zeer jonge en zeer oude arbeiders zijn overgebleven. De hierdoor ontstane lacune is zeer ernstig in een industrie waar men met bijzonder gespecialiseerde kwaliteitsarbeid werkt. Gespecialiseerde arbeidskrachten zijn zeer schaars. Een der fabrieken kan slechts beschikken over één bordenrnaker.'

I Onder die drie-en-twintigduizend bevonden zich vijftienhonderd die korte of lange tijd als rolkaan de Geallieerde strijdkrachten waren verbonden. Die tolken (velen hunner tolken voor Duits die de Geallieerde strijdkrachten naar Duitsland vergezel den) waren in een apart Korps Tolken samengevoegd dat in november '44 op initiatief van prins Bernhard was opgericht. Begin oktober '44 was bij wetsbesluit bepaald dat men het Nederlanderschap niet verloor wanneer men zonder verlof van de Kroon in krijgs- of staatsdienst ging bij een bondgenoot. 2 F. Philips: p. 220-21. 'Kort verslag over de werkzaamheden van het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid', p. 15.

634 [PDF]
KLEINE OORLOGSBUIT

XCZo kon in het bevrijde Zuiden althans tot maart-april '45 de industrie niet in het tekort aan goederen voorzien. Ook de oorlogsbuit leverde weinig op.

XCIn Londen had het departement van buitenlandse zaken van '43 af besprekingen gevoerd met de Britse autoriteiten hoe de in Nederland aan te treffen buit zou worden verdeeld, maar terzake bestond in de herfst van '44 nog geen enkele regeling. Hier vloeiden moeilijkheden uit voort die het Militair Gezag moest oplossen. Het deed dit door als grondslag de regeling aanvaard te krijgen welke Shaef eind september '44 had getroffen met de Franse autoriteiten. Krachtens die regeling werden wapens en andere goederen, van welke aard ook, die bestemd waren voor militair gebruik, eigendom van de Geallieerden. Dat leek een simpele formule maar in de praktijk deed zich veelonzekerheid voor en als dat het geval was, kozen de Geallieerden de eenvoudigste en voor hen voordeligste oplossing: zij bestempelden de bedoelde goederen tot goederen voor militair gebruik en namen ze in beslag; onder 'oorlogsbuit' werden, aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'niet alleen begrepen ... alle goederen in Duitse handen aangetroffen, doch ook veel door de bezetter bestelde fabrikaten en hulpfabrikaten in fabrieken en opslagplaatsen en al hetgeen door de bezetter was gevorderd of in beslag genomen." Gevolg hiervan was dat goederen aan de Nederlandse volkshuishouding onthouden bleven die men bitter miste- - Kruls hield niet op, tegen deze gang van zaken te protesteren en er bij de regering op aan te dringen dat zij op regeringsniveau een voor Nederland gunstiger regeling zou treffen.

XCAls gevolg van dit alles had vóór de bevrijding van het Noorden de aan het Militair Gezag overgedragen oorlogsbuit, aldus het eindverslag (het geeft geen cijfers), 'een betrekkelijk geringe omvang'; die buit bestond 'voornamelijk uit op vliegvelden aangetroffen goederen, landbouwwerktuigen, zaden, kunstmeststoffen en dergelijke. Verder schroot

p. 279. 2 Soms vorderden de Geallieerden ook goederen uit de Nederlandse productie. In november '44 bijvoorbeeld werden bij de steenfabrieken te Udenhout en Gilze-Rijen enorme hoeveelheden gereedliggende stenen gevorderd door het Canadese Eerste Leger in verband met de aanleg van nieuwe startbanen op de vliegvelden; hetzelfde was al eerder gebeurd bij de steenfabrieken in de buurt van Eindhoven.

635 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

en enige in Nederland aangetroffen ladingen van uit België afkomstige schepen met Duitse bestemming" - die uit België afkomstige ladingen werden of naar dat land geretourneerd of overgenomen en met de Belgen verrekend.

XCDe aanvoer van buiten af was, zoals eerder in dit hoofdstuk uiteengezet, in de eerste periode na de bevrijding volstrekt onvoldoende. Vandaar de veel te lage rantsoenen. Er kwam van december af enige verbetering in maar wat de burgerij aan voedingsmiddelen kreeg, was krap bemeten. Van maart '45 af kon men voorts per week, gelijk vermeld, één pakje sigaretten kopen. Materialen om de woningen te herstellen ontbraken. In december '44 werd opgeteld dat er in het bevrijde Zuiden ca. honderdduizend woningen waren die geen andere schade hadden opgelopen dan dat er geen ruit meer heel was en er soms gaten zaten in het dak en in de muren; er werd toen een noodplan opgesteld teneinde te bereiken dat in die woningen althans één kamer weer glasdicht zou worden gemaakt en de rest van de woning zo goed mogelijk waterdicht. Daarvoor waren nodig vensterglas, asbestplaat, triplex, kalk, hout, metselstenen, dakpannen (zes miljoen), enz. enz. - evenwel: 'de voorhanden zijnde materialen zijn', aldus het College van algemene commissarissen, 'nog niet voor IQ % voldoende om in elk huis één kamer te herstellen"; hervatting van de productie was voorlopig niet mogelijk en invoer uit het buitenland was er niet want andere goederen bezaten een nog hogere prioriteit.

XCWij vermeldden al dat het Militair Gezag er naar streefde, de bevolking een dagelijks rantsoen te verstrekken van I 800 calorieën (groente en fruit vielen buiten de rantsoenering). Hoog op de lijst van urgente voorzieningen stonden voorts kleding en schoeisel; het Militair Gezag ging er van uit dat er voor een half miljoen van de twee miljoen in het bevrijde Zuiden woonachtige personen iets van kleding en schoeisel moest worden aangevoerd. Dat lukte niet. Er werden in de eerste maanden van '45 via de Shaef-Mission textielgoederen ontvangen, maar die waren, constateerde het College van algemene commissarissen, 'van meer dan schan

p. 392. 2 'Kort verslag over de werkzaamheden van het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid', p. 20.

636 [PDF]
WEINIG AANVOER VAN OVERZEE

dalige kwaliteit, het zijn een slecht soort lompen.'! Er was intussen, nl. in januari, ouder voorzitterschap van generaal Clark, het nieuwe hoofd van de Shaef-Mission, een commissie opgericht waarin vier instanties waren vertegenwoordigd: Shaef en de regeringen van Nederland, de Verenigde Staten en Engeland. Taak van dit (reeds eerder genoemde) Four Party Supply Committee was, er zorg voor te dragen dat de bevoorrading van het bevrijde Zuiden beter werd geregeld en vooralook dat de rnancos die daar gebleken waren, zich niet zouden herhalen in het Noorden zodra dat zou zijn bevrijd. De commissie kwam vóór de bevrijding van het Noorden vijfmaal bijeen en nadien tot medio juli (toen eindigde de verantwoordelijkheid van Shaej) nog eens viermaal. De Nederlanders ciie aan de besprekingen in de commissie deelnamen (een lid van de sectie-Economische Zaken van de staf Militair Gezag en mr. N. A. de Gaay Fortman, directeur van het Netherlands Officejol' Relief and Rehabilitation oftewel het Norri, drongen er keer op keer op aan dat de aanvoer naar Nederland zou worden vergroot, maar zij bereikten maar weinig. De regering wenste via Shaej van maart af voor een periode van zes maanden ruim 430000 ton aan eerste levensbehoeften (vooral voedsel en zeep) te ontvangen (Shaej wilde niet verder gaan dan tot 220000 ton) en bijna 300000 ton aan import voor het bedrijfsleven (Shaej wilde niet verder gaan dan tot bijna 60000 ton). Werden die toezeggingen van Shaej nu volledig gehonoreerd? Neen. Telkens weer traden dezelfde knelpunten op: het tekort aan scheepsruimte en de moeilijkheid om in Engeland, de Verenigde Staten en Canada aan goederen te komen. Voor alles wat men aanvroeg, waren vergunningen nodig van Brits-Amerikaanse instanties als de Combined Boards te Washington en van 'nationale' instanties van Engeland, de Verenigde Staten en Canada, waarmee telkens veel tijd verloren ging.

XCToen het Four Party Supply Committee op 3 mei '45 (daags vóór het bericht van de capitulatie van de Wehrmacht in Noordwest-Europa) voor zijn vijfde vergadering in Londen bijeenkwam, was eindelijk iets meer scheepsruimte beschikbaar maar goederen waren nog steeds niet in voldoende mate geleverd. Wat voedingsmiddelen betrof, had de Nederlandse regering in november '44 haar verlangens kenbaar gemaakt - ze had slechts te horen gekregen dat er een algemene voedselschaarste was; ten aanzien van hout had zij een half procent van de gecombineerde Amerikaanse-Canadese productie willen kopen - ze was naar Zweden

XCI Notitie, 23 maart 1945, van een officier van Sectie VI van de staf Militair Gezag (MG, Staf, Sectie VI, doos J J, no. 48).

637 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

verwezen dat niets had kunnen beloven aangezien Engeland nog met Zweden aan het onderhandelen was over grote leveranties. Bouwmaterialen waren, aldus het verslag van de vergadering', 'very hard to obtain in the United States or the United Kingdom'. Wat textielgoederen, huiden en leer betrof, werd genotuleerd: 'The position is most difficult.' Fiets banden had men evenmin ter beschikking kunnen stellen, maar Engeland had drie ton natuurlijke rubber kunnen leveren; daarmee had men weinig kunnen doen, want het canvas ontbrak. Enzovoort, enzovoort.

XCDeze momentopname aan de vooravond van de bevrijding van het Westen onderstreept opnieuw dat de aanvoer in het bevrijde Zuiden hoogstens in de eerste levensbehoeften had kunnen voorzien. Teneinde het economisch herstel te bevorderen waren door het College van algemene commissarissen onder het Norr ressorterende inkoopbureaus opgericht in Brussel en Parijs maar deze hadden vóór mei '45 nog maar weinig kunnen inkopen. Voorzover van buiten af aanvulling nodig was op hetgeen Shaef ter beschikking stelde, kwam dat in hoofdzaak uit Engeland door de zorgen van het Norr, zulks met grote moeilijkheden op transportgebied. Afgezonden goederen bleven vaak lang in aanvoerhavens als Antwerpen en Ostende liggen, waar diefstal veelvuldig voorkwam.

XCOp het gebied van de verkoop aan het publiek moest het Militair Gezag op bepaalde sectoren nieuwe oplossingen bedenken. Stelde men het weinige dat werd aangevoerd, aan een of twee detaillisten ter beschikking, dan zouden deze in hoge mate bevoordeeld worden boven hun concurrenten. Het Militair Gezag richtte in zulke gevallen liever een centraal verkooppunt in; de winst werd dan onder de detaillisten verdeeld op basis van hun omzetten tijdens de bezettingsjaren.

XCUit het voorafgaande bleek dat, zolang de oorlog met Duitsland nog gaande was, aan herstel van de oorlogsschade niet te denken viel. Daarop was één uitzondering: Walcheren; uitzondering dan in zoverre dat, hoewel beseft werd dat in de winterniets kon worden gedaan aan het dichten van de vier enorme bressen die in de dijken waren

'44-'45

XC1 Exemplaar in MG, Staf, Sectie VI, archief J. c. A. Faure,

638 [PDF]
DE DIENST DROOGLEGGING WALCHEREN

geslagen, toch ook werd begrepen dat men het dijkherstel moest gaan voorbereiden, wilde men het vóór de herfststormen van '45 voltooien. De in Den Haag gevestigde centrale directie van de Rijkswaterstaat kon aan die voorbereidingen geen leiding geven. De hoofdingenieur-directeur voor de provincie Zeeland was te bejaard om er zorg voor te dragen, zijn collega voor Noord-Brabant zat in Utrecht afgesneden en zijn collega voor Limburg, ir. C. J. Witteveen, had de handen vol met de problemen van de waterstaat in zijn eigen provincie - hij was vooral bevreesd dat de Wehrmacht de stuwen in de Maas zou vernielen, waaruit zou voortvloeien dat men voor het steenkolentransport uit Zuid-Lim burg een jaar lang geen gebruik zou kunnen maken van binnenvaartschepen. Het Militair Gezag stelde Witteveen in staat, die zorgen in Brussel aan de z t st Army Group voor te leggen (de bedoelde stuwen werden niet vernield) en Witteveen vernam daar dat de Geallieerde legerleiding er hoge prijs op stelde indien de droogmaking van Walcheren onverwijld in voorbereiding werd genomen. Kruis zegde zijn steun toe en Witteveen gaf vervolgens aan een hem goed bekende ingenieur van de rijkswaterstaat, J. Ph. jansen, die in Breda woonde (Jansen bereidde daar de afsluiting van de Biesbos voor), opdracht, zich naar Walcheren te begeven en daar een Dienst Drooglegging Walcheren op te richten.

XCVoor Witteveen en jansen stond vast dat de gaten in de Walcherse dijken (zij werden in de winter '44-'45 van maand tot maand groter) op de oude, beproefde wijze moesten worden gedicht: er moesten zinkstukken van rijshout worden gevlochten welke, met stenen verzwaard, bij dood tij in de gaten tot zinken zouden worden gebracht; boven op zulk een 'mat' zou men dan, steeds bij dood tij, voldoende stenen en zand storten om een 'wal' te doen ontstaan die uiteindelijk boven water zou komen. Waar rijshout te vinden? De Biesbos was ontoegankelijk maar er konden grote partijen gekapt worden in de buurt van Helmond. Opnieuw met hulp van het Militair Gezag wist ir. Witteveen die partijen voor Walcheren gereserveerd te krijgen; de Geallieerden namen het transport voor hun rekening. De eerste hoeveelheden stortstenen kwamen uit België (België gaf er een krediet voor van f I '/2 mln), de Belgische autoriteiten leenden een grote zandzuiger uit (een kleine werd gelicht in de Oester-Schelde), uit Engeland arriveerden een baggermolen, sleepboten en bokken. Intussen had ir. jansen, werkend vanuit een klein kantoor te Middelburg, de eerste ploegen arbeiders aan het werk kunnen zetten. Hij had de komst van het rijshout niet eens afgewacht; het eerste zinkstuk dat werd vervaardigd (bij Veere), bestond uit gewone takken die men omvlochten had met telefoondraad.

639 [PDF]

Sociaal-economisch beleid

XC

XCHet beleid van het Militair Gezag, gericht als het was op het bevorderen van de stabiliteit in de samenleving, diende dat doel bij uitstek na te streven op de sociaal-economische sector; minister van den Tempel had daar in de vorm van diverse wetsbesluiten de nodige aanwijzingen voor gegeven. Tot de belangrijkste behoorden dat de prijzen niet mochten worden verhoogd zonder verlof van de prijsbeheersingsautoriteiten en dat, als tegenhanger daarvan, de lonen niet mochten worden verhoogd zonder verlof van het College van rijksbemiddelaars. Het college moest dan eerst heropgericht worden (Seyss-Inquart had het in '42 vervangen door een Gemachtigde voor de arbeid). Die heroprichting was in het bevrijde Zuiden nog niet aan de orde, wel ging daar per I november '44 één Rijksbemiddelaar fungeren, jhr. dr. ir. W. J. J. de Muralt.

XCHet College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid had gewenst dat er een overeenkomstig college zou komen op de sociale sector maar van den Tempel, die zo min mogelijk nieuwe organen in het leven wilde roepen, laat staan organen die onder het Militair Gezag ressorteerden, had de benoeming van de Muralt voldoende geacht. Hirschfelds departementen hadden, gelijk eerder betoogd, in het College van algemene commissarissen een weerspiegeling gevonden en van dat college kon dus de nodige leiding uitgaan. Zodanige leiding kwam op de sociale sector te ontbreken. KruIs legde zich daarbij neer. Daarbij was een belangrijke factor dat op de sociale sector, die als een intern-Nederlandse werd gezien, veel minder contact met de Shaef Mission nodig was dan op de economische. Gevolg was evenwel dat wat op de sociale sector aan maatregelen werd genomen, een nogal verbrokkeld karakter kreeg.

XCEen van de eerste vragen die in het bevrijde Zuiden aan de orde kwam, was wat er nu met de lonen diende te geschieden. Mede door het verdwijnen van het College van rijksbemiddelaars had niemand daar een duidelijk overzicht van. Pas enkele jaren na de bevrijding becijferde dr. B. Pruijt in zijn studie Prijsbeheersingspolitiek dat zich medio '44, vergeleken met 10 mei '40, in de tarieflonen der arbeiders gemiddeld een stijging had voorgedaan van 30 % de werkelijke stijging was nog iets groter geweest doordat Pruijt de zwarte lonen, de vergoedingen in natura en de gratificaties slechts ten dele had kunnen meetellen. 'Nemen wij aan', schreven wij in deel 7 (hoofdstuk I, in de paragraaf 'Vermogensjlnkomens'), 'dat de werkelijke totale stijging 40% bedroeg, dan bevond zij

640 [PDF]
LAGE LONEN

van levensonderhoud in arbeidersgezinnen' - die kosten waren narnelijk ook met 40 % gestegen, maar daarbij moet bedacht worden dat men met dat 40% hogere bedrag in de zomer van '44 minder goederen kocht dan vier jaar tevoren; het distributiepakket was narnelijk ingekrompen. Anders gezegd: ondanks de algemene loonstijging van 40% was er sprake van een reële achteruitgang.

XCDe Muralt nu bepaalde eind november '44 dat het loonpeil voortaan 125 % zou zijn van het vooroorlogse peil. Die stijging van 25 % moeten wij vergelijken met de gemiddelde stijging van 30% welke zich in de tarieflonen had voorgedaan. De Muralts maatregel had twee belangrijke implicaties: de eerste was dat de tarieflonen, voorzover nog niet opgetrokken, beneden de gemiddelde stijging bleven liggen, de tweede dat het sociaal-economisch beleid in de eerste bevrijde delen van Nederland er op werd gericht dat de arbeiders in beginsel niet méér loon zouden ontvangen dan zij nodig hadden om op de simpelste wijze met hun gezin in leven te blijven. Die lonen zouden, als het economisch leven weer ietwat op gang gekomen was, voldoende zijn om de huur te betalen, de gas- en electriciteitsrekening te voldoen, levensmiddelen aan te schaffen en enkele noodzakelijke gezinsuitgaven te doen, maar meer zouden zij niet mogelijk maken. Men zou kunnen zeggen dat van overheidswege de achteruitgang welke zich in de arbeidersgezinnen had voorgedaan, als het ware werd geÜxeerd.

XCHad die fixering succes? Slechts ten dele.

XCWie bij de Geallieerde strijdkrachten tewerk werd gesteld, kreeg een hoger loon en het tekort aan geschoolde arbeiders dat wij reeds memoreerden, leidde er menigmaal toe dat zwarte lonen werden betaald.' Desondanks bleek reeds eind '44 aan het College van algemene commissarissen dat men, hoe weinig ook te koop was, in een aanzienlijk deel van de gezinnen, vooral in de kinderrijke, welke in het Zuiden frequent voorkwamen, eenvoudig niet kon rondkomen met het weekloon. Op voorstel van het college werd toen een Prijsegalisatiefonds ingesteld hetwelk van de regering een krediet kreeg van f 10 mln. Uit dat fonds werden uitkeringen gedaan aan groothandelaren en producenten zodat zij hun waren voor een lager bedrag dan de kostprijs konden afleveren.bevoegdheid naast diegenen die deze bevoegdheid reeds bezaten krachtens het Wet

1 Van den Tempel had in het desbetreffende wetsbesluit geen opsporingsbepaling opgenomen; in die lacune werd eind december door een apart wetsbesluit (E 157) voorzien: de directeuren van de gewestelijke arbeidsbureaus kregen toen opsporings

641 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

Niet alleen van sommige levensmiddelen (met name de levensmiddelen in blik welke door Shaef werden aangevoerd) werd alsdus de prijs gedrukt maar vooralook van de huisbrand die de consumenten in het gehele bevrijde Zuiden van februari '45 af weer konden betrekken, in zeer bescheiden hoeveelheden overigens. De kostprijs van I ton steenkolen bedroeg aan de mijnen f19,50 - dat bedrag werd door een bijdrage uit het Prijsegalisatiefonds tot f13,50 verlaagd; de verlaging hield de erkenning in van het feit dat het gemiddelde arbeidersgezin, hetwelk de gehele winter door niets voor brandstof had behoeven te betalen (die was, behalve in Zuid-Limburg, niet verkrijgbaar geweest), niet in staat was, brandstoffen te kopen tegen de kostprijs.

XCLoonsverhogingen werden in het bevrijde Zuiden slechts aan twee groepen arbeiders toegekend: aan de landarbeiders en aan de arbeiders in werkverschaffmg. In de landarbeid werden de minimumlonen vastgesteld op 50 cent per uur, hetgeen, aldus het naoorlogse verslag van de bij het NVV aangesloten Nederlandse Bond van Arbeiders in het Landbouw-, Tuinbouwen Zuivelbedrijf, 'een belangrijke verbetering' was; de arbeidsdag van de landarbeiders werd voorts op negen uur bepaald, zij kregen een week betaalde vacantie per jaar en zij behoefden voortaan op zaterdagmiddag niet te werken ('wie had dat voor mogelijk gehouden? Een landarbeider een vrije zaterdagmiddag, neen', zo leest men in datzelfde verslag, 'dat kon niet bestaan"). Wat de arbeiders in werkverschaffmg betreft: het Militair Gezag richtte in Noord-Brabant een Dienst Uitvoering Werken op (de Duw). Er waren werklozen, er waren ook wachtgelders: arbeiders, in dienst bij een bepaald bedrijf, voor wie door de transportmoeilijkheden en het grondstoffentekort geen werk was en die in plaats van loon wachtgeld ontvingen. Het Militair Gezag wilde beide groepen aan het werk zetten maar dat was alleen mogelijk door te bepalen dat de lonen bij de Duweven hoog zouden zijn als in het bouwvak. Het tekent de sociale achterstand welke de landarbeiders zelfs na hun loonsverhoging nog hadden, dat het gevolg van die voor de Duw geldende regeling was dat talrijke landarbeiders zich in de werkverschaffing lieten plaatsen; dan ontvingen zij enkele guldens per week meer.

XCWij hebben over de wachtgelders nog iets te schrijven.

XCBehalve de vaststelling van de lonen was een belangrijk punt wat, gelijk1945-1946 en een overzie/u van de werkzaamheden over de periode 1 januari 1940-5 mei 1945

I Ned. Bond van Arbeiders in het Landbouw-, Tuinbouw en Zuivelbedrijf:

642 [PDF]
DE REGISTRATIE VAN ARBEIDSKRACHTEN MISLUKT

gezegd, met die industrie-arbeiders diende te geschieden voor wie in hun bedrijven voorlopig geen werk was. De fabrikanten waren er hogelijk in geïnteresseerd, hen aan hun bedrijven te 'binden' - ontslag zou betekenen dat zij bij duizenden naar de gemeentelijke diensten voor Maatschappelijk Hulpbetoon zouden worden verwezen van welke zij slechts een lage uitkering zouden ontvangen; daarvan zou maatschappelijke onrust het gevolg kunnen zijn. Besloten werd, de bedoelde arbeiders allen op wachtgeld te plaatsen en op voorstel van de Muralt en het Militair Gezag keurde minister van den Tempel goed dat dat wachtgeld 80 % van het tariefloon zou bedragen. Die wachtgelden werden geput uit een fonds waarvoor de gelden goeddeels door de regering ter beschikking werden gesteld: aan de bedrijven werd over de eerste drie maanden 70% van de uitgekeerde wachtgelden gerestitueerd, nadien 80 %.

XCHadden al die maatregelen nu tot gevolg dat wie tot productieve arbeid in staat was, inderdaad die arbeid ging verrichten? Neen. Men behoefde in het bevrijde Zuiden maar om zich heen te zien om te constateren dat er tallozen waren die er in slaagden zich staande te houden zonder productieve arbeid te verrichten. Uiteraard gold dat voor diegenen die wachtgeld ontvingen, maar er waren ook anderen. Begin '45 poogde het Militair Gezag tweemaal, alle arbeidskrachten te registreren, de tweede maal met de strafbepaling er bij dat wie voortaan geen registratiebewijs kon tonen, geen distributiebescheiden zou krijgen. Tegen die maatregel (een herhaling van wat Rauter begin '44 in bezet gebied had trachten te bereiken door de invoering van de Tweede Distributiestamkaart en van het controlezegel op het persoonsbewijs) reeszoveel verzet dat de strafbepaling werd ingetrokken en in plaats daarvan verordonneerd werd dat wie geen registratiebewijs kon tonen, aan het gewestelijk arbeidsbureau zou worden opgegeven. Ook dat haalde niets uit. Kennelijk maakte de samenleving het mogelijk om het bedrag dat men nodig had om in leven te blijven, buiten elke controle om wekelijks bijeen te krijgen en dan op een wijze die minder inspanning vergde, althans als aangenamer werd gevoeld, dan regelmatige arbeid in de bedrijven, op het land of bij de Duw. Er was geen gebrek aan zwarthandelaren, niet zozeer grote zwarthandelaren (daarvoor waren er te weinig goederen), maar eerder kleine: scharrelaars die hier en daar wat hadden weten op te pikken, vooral bij de Geallieerde dumps, of die uit België goederen Nederland binnen smokkelden, met name tabak en jenever. Elke Geallieerde militair kon wekelijks zestig sigaretten kopen maar lang niet allen rookten of rookten zo veel. Wie sigaretten over had, kon ze altijd wel tegen betaling aan een Nederlander kwijt en die had dan geen moeite om er kopers voor te

643 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

vinden. De samenleving als geheel was arm aan goederen maar degenen die iets zwart wilden kopen, hadden geen gebrek aan papiergeld.'

XCEen geldzuivering was door de Londense regering niet voorbereid; zij had op monetair gebied enkele besluiten genomen die meer van goede wil getuigden dan van inzicht in de wetten van de economie. Zij had namelijk nieuw zilvergeld en nieuwe munten bankbiljetten laten vervaardigen en het Militair Gezag had de taak gekregen, die nieuwe betaalmiddelen in circulatie te brengen; dat laatste deden ook de Geallieerde militairen die elk over h6 aan die betaalmiddelen beschikten. Naast 'slecht' geld (de door de bezetter ingevoerde zinken munten en de 'oude' munten bankbiljetten) kwam dus 'goed' geld in omloop terstond manifesteerde zich de al in de zestiende eeuw in Engeland geconstateerde regel, de z.g. Wet van Gresham: 'Bad money drives out the good'. Wie de nieuwe munt- en bankbiljetten dan wel de nieuwe zilveren munten in handen kreeg, hield ze vast; de munten werden ook wel tegen een flinke toeslag verkocht aan opkopers die ze naar België smokkelden waar ze werden omgesmolten, of aan zilversmeden die er sieraden mee maakten. Aan nieuwe munten brachten het Militair Gezag en de Geallieerde militairen tot een waarde van f 2 mln in omloop (ze waren tot een waarde van bijna f 200 mln aangemaakt) en aan nieuwe munten bankbiljetten tot een waarde van f88 mln (deze waren tot een waarde van meer dan f 500 mln vervaardigd).

XCMerkwaardig was overigens dat zich in tamelijk wat steden in het zuiden een tekort aan 'oude' bankbiljetten maar va oral oak aan 'oude'

1 Naast de zwarte markt ontstond in het bevrijde Zuiden ook een 'grijze' van aanzienlijke omvang. Daarmee werden de aankopen bedoeld van levensmiddelen bij de boeren, waartoe, gegeven de lage rantsoenen, velen overgingen. 'Slechts 60% van de melk kwam binnen', aldus het eindverslag van het Militair Gezag p. 409) - 40 % werd dus niet afgeleverd aan de zuivelfabrieken maar rechtstreeks aan consumenten verkocht. Daarbij werden evenwel in het algemeen slechts matige' prijzen bedongen. Het Militair Gezag nam derhalve geen maatregelen tegen die 'grijze markt'. De was het daarmee eens; de had geconstateerd dat de voedselvoorziening in het bevrijde Zuiden bepaald beter geregeld was dan in België en Frankrijk waar zich tijdens de bezetting een zeer omvangrijke zwarte markt had ontwikkeld die na de bevrijding vrijwelongewijzigd in stand bleef

644 [PDF]
FINANCIËLE AANGELEGENHEDEN

muntbiljetten voordeed. Dat laatste was ten dele gevolg van het feit dat het publiek de nieuwe vasthield (zulks vooralook in de verwachting dat die nieuwe biljetten buiten een latere geldzuivering zouden vallen en dus hun waarde zouden behouden), ten dele kwam het doordat men aannam dat de geldzuivering zich slechts tot de bankbiljetten zou uitstrekken (biljetten met een waarde van f ro of hoger) en dat men er dus verstandig aan deed, zoveel mogelijk bankbiljetten tegen muntbiljetten in te wisselen. Ook was van belang dat de postcheque- en girodienst van de P1T niet functioneerde zodat de rekeninghouders voor talrijke betalingen papiergeld moesten gebruiken.' Manifesteerde zich schaarste aan dat papiergeld, dan droeg het Militair Gezag er zorg voor dat voldoende hoeveelheden nieuwe munt- en bankbiljetten naar de betrokken plaatsen werden gezonden.

XCHet was tevens taak van het Militair Gezag, de Nederlandse overheidsorganen de beschikking te geven over de gelden die zij voor hun uitgaven nodig hadden. Daar kwamen nieuwe posten bij. Diegenen bijvoorbeeld die een pensioen genoten, ontvingen na de scheiding tussen Zuid en Noord niets meer doordat alle pensioenfondsen van boven de grote rivieren werden geadministreerd. Nadat eerst in Limburg, NoordBrabant en Zeeland onderling verschillende regelingen waren toegepast, werd in november '44 bepaald dat de gemeentebesturen voor de uitbetaling der pensioenen moesten zorgen; óók betaalden die gemeentebesturen de salarissen en wachtgelden uit, welke sommigen van benoorden de rivieren plachten te ontvangen. Deze en alle andere uitgaven van de overheidsorganen werden door het Militair Gezag mogelijk gemaakt. Het kon daartoe zijnerzijds beschikken over de opbrengst van de belastingen welke door de ontvangers gestort werden bij de Agentschappen van de Nederlandsche Bank op rekening van het Militair Gezag. Het Militair Gezag ging dus (een van de taken die niemand had voorzien) fungeren als Generale Thesaurie voor het bevrijde deel des lands. In dat kader kreeg het in januari '45 de bevoegdheid, schatkistbiljetten te verkopen; deze verkocht het in april tot een waarde van f2I mln - het had toen overigens al de bevoegdheid verworven om in totaal voor f 200 mln te verkopen. Wie ook geld tekort kwam, niet de overheid.

XC! In overleg met enkele bankiers improviseerde het Militair Gezag begin '45 een bankgiro-systeem waarbij het Agentschap van de Nederlandsche Bank te Tilburg als girocentrale fungeerde.

645 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

Wij willen nog bij twee punten stilstaan: bij de volksgezondheid en bij de hulp aan de opgedoken onderduikers en aan de gezinnen van verdwenen illegale werkers.

XCOver de volksgezondheid zelve kunnen wij kort zijn: er deden zich op dat gebied, toen eenmaal de eerste voedselnood was gelenigd, in het bevrijde Zuiden geen bijzondere verschijnselen voor, mede doordat uit Zweden en Zwitserland grote hoeveelheden geneesmiddelen werden ontvangen en van Shaef door bemiddeling van het Militair Gezag eveneens geneesmiddelen maar bovendien enkele duizenden babypakketten, voorts allerlei medische instrumenten, twee Röntgen-installaties, zes mobiele waterreinigingsinstallaties en tenslotte hospitaal-uitrustingen, voldoende om er acht ziekenhuizen met elk 200 bedden mee in te richten.

XCMen had op de sector van de volksgezondheid het voordeel dat, gelijk eerder vermeld, de directeur-generaal van de volksgezondheid, dr. C. van den Berg, zich naar Eindhoven had kunnen begeven. Hij vestigde er begin oktober, zoals hij later schreef, 'het eerste departement in bevrijd gebied' door er aan de ingang van een pand een bord te plaatsen met opschrift 'Departement van sociale zaken, afdeling Volksgezondheid'.'Mijn hele outillage bestond', aldus van den Berg, 'uit enkele schrijfbureaus en wat schrijfpapier. Mijn enige assistentie was mijn achttienjarige zoon. Gelukkig kwam er op die eerste dag reeds ... een in Eindhoven gestrande ambtenaar van het departement ... zijn diensten aanbieden ... Een dame die op haar kantoor niets te doen had, kwam zich aanmelden als typiste en bracht gelukkig een schrijfmachine mee'] - zo kon van den Berg aan de slag gaan. Hij droeg er zorg voor dat overal plaatselijk een commissie werd gevormd die de medische toestand scherp in het oog hield. Een geneeskundig inspecteur of diens plaatsvervanger was er voorzitter van en onder de leden bevond zich steeds een vertegenwoordiger van het Medisch Contact (de illegale organisatie der artsen welke eind '4I was ontstaan). Eens in de week kwamen voorts de geneeskundige inspecteurs met van den Berg samen en op hun vergadering volgde er dan een met het hoofd van de sectie-Volksgezondheid van het Militair Gezag en met vertegenwoordigers van het Canadese Eerste en het Britse Tweede Leger en van de Shaef-Mission. Dit was een bij uitstek geslaagde vorm van coördinatie waarbij zich tussen van den Berg en het Militair Gezag geen moeilijkheden voordeden, behoudens dan dat hij het niet toejuichte dat

XCI C. van den Berg: 'September 1944-mei 1945. Volksgezondheid in bevrijd Nederland', overdruk uit Katholieke Gezondheidszorg (nov. en dec. 19ó5, jan. tçöö),

646 [PDF]
'LANDELIJK HERSTEL' OPGERICHT

het Militair Gezag het plan van van den Tempel steunde om kinderen uit het bevrijde Zuiden enige tijd in kampementen in Engeland te laten vertoeven opdat zij daar weer op krachten zouden komen. Van den Berg meende (naar ons oordeel terecht) dat de nood in het bevrijde Zuiden geenszins zo hoog was gestegen dat die kinderuitzendingen noodzakelijk waren en hij achtte bovendien het transport overzee niet vrij van gevaren. Van den Tempel evenwel was niet van het plan af te brengen waarvan hij de verwezenlijking, zo voelde hij het, op de koningin had bevochten, Begin februari' 45 vertrokken de eerste tral:sporten en in totaal brachten tot eind juli '45 bijna vier-en-twintighonderd kinderen een periode van vier weken in Engeland door.

XCNu de hulp aan de onderduikers en aan de gezinnen van verdwenen illegale werkers.

XCVoor hen allen hadden in het Zuiden vooral de LO en het Nationaal Steunfonds gezorgd, Voormannen uit beide organisaties kwamen begin oktober in Eindhoven bijeen en, concludeerden dat' het niet wenselijk was, diegenen die zij tijdens de bezetting hadden bijgestaan, nu te verwijzen naar de gemeentelijke diensten voor maatschappelijk hulpbetoon. Zij besloten dus het steunwerk voort te, zetten en richtten daartoe een nieuwe organisatie op: Landelijk Herstel. 'Elk gebied dat vrij kwam, werd', aldus Het Grote Gebod,'onmiddellijk vanuit het gewestelijke bureau' (dat was het bureau te Eindhoven)

XC'bezocht, soms onder de moeilijkste omstandigheden. Zodoende verrezen binnen korte tijd in geheel Brabant, Zeeland en Zuid-Limburg bureaus Landelijk Herstel die door het gewestelijk bureau werden geïnstrueerden van materiaal voorzien. En het liep! Het liep zelfs voortreffelijk! Bijna in alle nood kon worden voorzien. Meer dan roo 000 stuks kleding en schoeisel werden uitgereikt,' Via advertenties en aanplakbiljetten stroomden de gegadigden naar de bureaus LH en als een grondig onderzoek uitwees dat de betrokkene betrouwbaar was en dat de nood verband hield met het verzetswerk", dan kwam geen enkele tevergeefs. Op de diverse bureaus werden duizenden onderduikers geregistreerd en weer voorzien van legale legitimaties en distributiebescheiden."

XCLandelijk Herstel bevorderde door dit alles dat de gewezen onderduikers en illegale werkers een ietwat aparte plaats gingen innemen in de samenleving, Er manifesteerde zich binnen de nieuwe organisatie de

XC, Naar wij aannemen: uit voorraden waarover Landelijk Herstel met machtiging van het College van algemene commissarissen kon beschikken, 2 Hiermee werd ook de onderduik bedoeld. 'A, W. Vingerboers in Hel Crote Gebod, dl. II, p. 559,

647 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

neiging, een pressiegroep te vormen die speciaal op het gebied van de zuivering actief zou worden. In een van de districten werd daartoe aan de tekst van het 'algemene' aanplakbiljet van Landelijk Herstel de volgende passage toegevoegd:

XC'Het is de bedoeling van Landelijk Herstelom, in samenwerking met het gehele Nederlandse volk, voor het te laat is, een waarlijk rechtvaardige samenleving op te bouwen. Iedere gegronde, met bewijzen gestaafde klacht wordt door ons gaarne 'aanhoord' en wij doen een beroep op alle goede Nederlanders, van hun hart geen moordkuil te maken, maar hun klachten mee te delen, opdat alle inlichtingen, in één hand verzameld, een machtig en waarlijk democratisch middel zullen zijn om tot de door iedereen verlangde zuivering te geraken.

XCNederlanders, kankert. Maar doet het bij ons."

XCHoe verliep die 'door iedereen verlangde zuivering'?

Zuivering

XC

XCHet door de ministers vastgestelde, in januari '44 door de koningin ondertekende Zuiveringsbesluit regelde de zuivering van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer, van de gemeentelijke en provinciale besturen, van de rechterlijke macht en van de staatsbedrijven en rijksinstellingen. Bij die zuivering kon bevolen worden dat men de uitoefening van een bepaalde functie staakte of dat men als functionaris werd geschorst en daarop zou later een gedwongen ontslag kunnen volgen. Ontslag ging het verst en schorsen ging verder dan staken. Staken kwam er op neer dat de betrokkene zijn functie moest neerleggen maar hij behield vooralsnog zijn salaris - het was, zou men kunnen zeggen, een maatregel welke de mededeling inhield: 'Uw geval moet nader onderzocht worden.' Zag de instantie die tot de zuivering bevoegd was, dat geval a priori als ernstig aan, dan werd niet de staking maar de schorsing uitgesproken; wie geschorst werd, verloor zijn salaris maar zou voorlopig wekelijks een bedrag ontvangen voor het noodzakelijk levensonderhoud; ten aanzien van ontslag was bepaald dat dit slechts zou worden verleend nadat de betrokken minister de voorlichting had ontvangen van een Commissie van Advies. Voor wij nu verder gaan, wijzen wij er op dat een volledige

XC, Tekst: a.v., p.

648 [PDF]
HET ZUIVERINGSBESLUIT

toepassing van het Zuiveringsbesluit in het bevrijde Zuiden al op deze twee moeilijkheden stuitte dat voor de wekelijkse uitkeringen aan de geschorsten geen regels waren vastgesteld en dat de daags voor Dolle Dinsdag in Londen ingestelde Commissie van Advies (deze was als een landelijke commissie gedacht) nauwelijks kon bijeenkomen.' In de praktijk kreeg men dus in het bevrijde deel des lands hoofdzakelijk met stakingsbevelen te maken.

XCVan wie konden die bevelen uitgaan?

XCHet Zuiveringsbesluit bepaalde dat zij voor functionarissen van de rijksoverheid gegeven zouden worden door de minister onder wie zij ressorteerden, voor functionarissen van de provinciale overheid door de minister van binnenlandse zaken en voor functionarissen van de gemeentelijke overheid door de betrokken commissaris der koningin; leden van de gemeentepolitie zouden evenwel alleen door de minister van justitie, leden van gemeentelijke onderwijsinstellingen alleen door de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen gezuiverd kunnen worden. Al die stakings- en schorsingsbevelen zouden echter óók kunnen uitgaan van het Militair Gezag.

XCDe zuivering kwam in al haar vormen neer op een wijziging in de arbeidsverhouding tussen de gezuiverde en het orgaan bij wie hij of zij in dienst was. A fortiori waren die wijzigingen ook nodig bij al diegenen die in een arbeidsverhouding tot de overheid stonden en tegelijk politiek delinquent waren. Politieke delinquenten moesten gearresteerd en berecht worden maar daarnaast ook ontslagen en dat ontslag (het kon gepaard gaan met geheel of gedeeltelijk verlies van pensioenrechten) was een zuiveringsmaatregel. Wij merken daarbij op dat de zuivering, wat de politieke delinquenten betreft, zonder wrijving is verlopen. Een aantal functionarissen van de overheid had zich na mei '40 bij de NSB aangesloten; voorts hadden NSB'ers die tot burgemeester of commissaris van een provincie waren benoemd, zich in de regel moeite gegeven om zoveel mogelijk andere NSB'ers aanstellingen te geven in de gemeentelijke of provinciale organen en diensten - dat al die NSB'ers, die in afwachting van hun berechting waren geïnterneerd, daarenboven werden ontslagen, sprak vanzelf. Moeilijk bleek de zuivering slechts ten aanzien van diegenen die niet 'fout' waren geweest maar door hun beleid of hunA;.

, Van die commissie was Beelaerts voorzitter en de secretaris-generaal van financiën, jhr. mr. M. van Asch van Wijck plaatsvervangend voorzitter, maar van de vij f leden plaatsvervangend leden (KruIs, Linthorst Homan, Six, Sluijscr en Snijders) be vonden zich vier vrijwel voortdurend op het Continent.

649 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

gedragingen zoveel aanstoot hadden gegeven dat voorshands moest worden aangenomen dat zij het vertrouwen, nodig voor de verdere uitoefening van hun functie, hadden verloren. Wij gaven al twee voorbeelden: Quarles, de commissaris der koningin in Zeeland, en van Rijckevorsel, de commissaris der koningin in Noord-Brabant. Aan beiden werd gezegd dat zij gestaakt waren. Quarles had, zo gaven wij weer, onmiddellijk na de bevrijding van Middelburg van de militaire commissaris van Zeeland, Slot, te horen gekregen dat hij de uitoefening van zijn functie niet mocht hervatten en Slot had hem daarbij gezegd, 'dat daarin vooral niets onterends mocht worden gezien.' Nu, dat was goed bedoeld en in zoverre ook juist dat staking een voorlopige maatregel was die ongedaan kon worden gemaakt (dat geschiedde ook in het geval van Quarles na diens persoonlijk protest te Londen), maar het spreekt vanzelf dat elke functionaris aan wie meegedeeld werd dat hij voorshands terzijde was geschoven, die mededeling als in hoge mate onterend voelde. Even vanzelf spreekt het dat die gestaakten en geschorsten, voorzover niet 'fout', er de hoogste prijs op stelden dat het in hun geval zo spoedig mogelijk tot eeri definitieve uitspraak zou komen waarbij zij er in de regel op vertrouwden dat die te hunnen gunste zou zijn zodat zij de uitoefening van hun functie zouden kunnen hervatten.'

XCWat de zuivering van de bestuursorganen betreft, willen wij vooral over de zuivering van de burgemeesters schrijven. Die beperking lijkt ons mede daarom zinvolomdat, wanneer een bepaalde gemeente was bevrijd, de eerste vraag waarvoor de betrokken militaire commissaris kwam te staan, veelal was, wie er als burgemeester moest gaan fungeren. Beantwoording van die vraag was trouwens ook voor de Geallieerde strijdkrachten van belang. In de betrokken gemeente dienden zij hulp te ontvangen - zij moesten er ook hulp laten distribueren en zij hadden dus behoefte aan een burgemeester die aan dat alles effectief leiding kon geven; leek extra spoed geboden, dan gebeurde het wel dat in een bepaalde gemeente, nog voor het Militair Gezag was gearriveerd, door een Geallieerde commandant werd bepaald wie als burgemeester moest optreden. Menigmaal gebeurde het ook dat burgemeesters door het Militair Gezag werden aangewezen zonder overleg met de betrokken commissaris der koningin, zulks tot ergernis van deze laatste, maar inde president van het Bossche hof en de burgemeester van Tilburg; deze commissie had in mei '45 nog geen rapport

1 Ten aanzien van van Rijckevorsel riep minister Burger eind '44 een commissie van onderzoek in het leven, bestaande uit van Rijckevorsels ambtgenoot van Sons beeck,

650 [PDF]
ZUIVERING DE'R BURGEMEESTERS

situaties waarin spoed was geboden,. kon vaak niet anders gehandeld worden en de verbindingen waren nu eenmaal bedroevend slecht.

XCIn het wetsbesluit-Tijdelijke voorziening bestuur provincies en gemeenten (het op 'Dolle Dinsdag' door de koningin ondertekende en op 17 september uitgegeven besluit E 86) was bepaald dat in beginsel weer burgemeester zou worden (of burgemeester zou blijven) wie op IQ mei '40 burgemeester was geweest; was dat niet mogelijk (de betrokkene kon zijn overleden of, in geval van ontslag, elders vertoeven), dan trad de oudste wethouder als burgemeester op, maar de minister, de commissaris der koningin en het Militair Gezag waren bevoegd, van die 'autornatische' regeling af te wijken en heel andere personen als tijdelijk burgemeester aan te wijzen (als wethouders zouden in beginsel de 'oude' wethouders optreden, met recht van ingrijpen louter van de commissaris der koningin). Burger had als minister van binnenlandse zaken aan dit alles nog een belangrijke bepaling toegevoegd, nl. dat alle burgemeesters die tijdens de bezetting voor de eerste maal waren benoemd, in beginsel (uitzonderingen waren mogelijk) moesten worden gestaakt.'

XCVan het recht burgemeesters aan te wijzen moest het Militair Gezag in een aanzienlijk aantal gevallen gebruik maken. Wij beschikken over nadere gegevens met betrekking tot de bevrijde delen van Zeeland met uitzondering van Oost Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland. Wat Oost Zeeuws-Vlaanderen betreft kunnen wij evenwel vermelden dat de militaire commissaris, Slot, er zich pas op loktober naar toe kon begeven en dat er toen in de vijftien gemeenten die er waren bevrijd, reeds personen waren die, steunend op het vertrouwen van de burgerij en vooralook van de (goeddeels met de OD samenvallende) illegaliteit, als burgemeester fungeerden. Linthorst Homan, hoofd van de sectie-Binnenlandse Zaken van de staf Militair Gezag (Sectie I), bracht op 8 oktober van Brussel uit een eerste bezoek aan Slot. 'Wij bespraken alle betrokkenen kort', rapporteerde hij,

XC'de oplossingen lijken mij bevredigend, al moest onvermijdelijk in enkele gevallen van automatiek worden afgeweken wegens ontbreken andere goede oplossing. Maatregelen en ontwikkeling geven volledig vertrouwen in goede gang van zaken. Uitstekende verhouding burgerij, overheid en m[ilitaire] c[ ornmissaris] ter plaatse zeer duidelijk merkbaar."

I Deze bepaling werd in april '45 door Beel, minister van binnenlandse zaken in het derde kabinet-Gerbrandy, ingetrokken. 2 H. P. Linthorst Homan: Rapport, 9 okt. 1944 (MG, Staf, Sectie I, doos 1 I, no. 1020).

651 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

XCWest Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren, Noord-Beveland en Tholen bieden het volgende beeld.' Deze delen van Zeeland telden tezamen 42 gemeenten. In 14 gemeenten was de burgemeester gehandhaafd die op 10 mei '40 die functie had bekleed en haar de gehele bezetting door was blijven bekleden. In 4 gemeenten was degeen die op 10 mei burgemeester was geweest, in die functie hersteld. In 24 gemeenten had het Militair Gezag een andere oplossing moeten kiezen; daarbij was in 8 gemeenten degeen die op IQ mei '40 loco-burgemeester was geweest (in de regel was dat de oudste wethouder) tot tijdelijk burgemeester benoemd, in 2 gemeenten omdat de burgemeester van 10 mei '40 niet aanwezig was, in 2 omdat hij 'fout' was gebleken, in 4 omdat hij ongeschikt was geoordeeld (in één geval vanwege zijn hoge leeftijd); 16 gemeenten bleven dus over waar het Militair Gezag een 'nieuwe' oplossing moest kiezen (dan werd vaak een arts, een schoolhoofd of een notaris tot tijdelijk burgemeester benoemd). Een en ander betekende dat van die 42 burgemeesters 22 waren gestaakt of geschorst.

XCDat het niet zo simpel was geweest, geschikte burgemeesters te vinden, bleek aan Homan toen deze medio oktober een eerste inspectiereis kon ondernemen naar de gemeenten die in de 'Corridor' lagen. In Valkenswaard had het XXXth Corps, toen het er op 17 september binnentrok, geen enkele Nederlandse autoriteit kunnen vinden die voldoende vertrouwen inboezemde, en het betrokken Civil Affairs-Detachment had toen maar een burger die capabelleek, als burgemeester aangewezen: hij was door het Militair Gezag gehandhaafd. In Megen (bij Oss) was de burgemeester gestaakt, waren de wethouders ongeschikt geacht om als burgemeester te fungeren en was als zodanig de gemeente-ontvanger benoemd. 'Nog enkele dergelijke gevallen deden zich voor, welke thans', zo rapporteerde Homan, 'bij de overbezette en personeelloze C[ommissaris] d[er] K[oningin] in onderzoek zijn' - Homan bedoelde de waarnemend commissaris, Smits van Oyen, die de grootste moeite had om dat onderzoek uit te voeren, want hij had geen auto. In Deurne was de burgemeester ondanks bezwaren van een deel van de burgerij gehandhaafd, in Veghel was hij op grond van dergelijke bezwaren gestaakt en voorlopig vervangen door een commies van de gemeentesecretarie te Helmond, 'daar geen geschikte wethouder disponibel.' In Bakel (bij Helmond) had men een waarnemend burgemeester door een burger moeten vervangen, 'de beide wethouders (oud 71 en 64 jaar) zijn tegen

I Gegevens in a.v., doos 13, no. 1I90.

652 [PDF]
'DE OUDE KOEIEN WEER UIT DE SLOOT GEHAALD'

deze tijd niet opgewassen (doet zich ook elders veelal voor)' - zij hadden zich teruggetrokken. In Gemert (eveneens niet ver van Helmond) had de OD een burgemeester aangesteld, deze had inmiddels plaats gemaakt voor de 'oude' burgemeester. 'Hier zij vermeld', schreef Homan nog, 'dat in vele plaatsen de bevolking uitermate teleurgesteld is, dat 'de oude koeien weer uit de sloot gehaald worden' (veel gebruikte term), terwijl men had gehoopt op optreden van M[ilitairJ C[ ezag] om fris bloed te krijgen. Zeer dikwijls zou Hoofd Sectie I gaarne ingrijpen en enkele oude functionarissen doen vervangen door flinkere krachten; volstaan wordt echter alsdan met er op te wijzen dat wij teruggekeerd zijn in democratische verhoudingen en dat zulks tot de uitsluitende competenrie van de regering behoort."

XCOok in Zuid-Limburg bleek de door de regering vastgestelde bestuursregeling in zoverre niet te voldoen dat de regel: wordt een burgemeester gestaakt, dan wordt de oudste wethouder zijn vervanger, vaak niet kon worden toegepast. De kabinetschef van de commissaris der koningin zei in december tegen een van Homans officieren,

XC'dat in de kleine Limburgse plattelandsgemeenten de wethouders slechts eenvoudige lieden waren en de meesten van hen een leeftijd hadden, die hen in deze drukke overgangstijd minder geschikt maakt om op te treden als waarnemend burgemeester. Sommigen van hen hebben, toen ze aangezocht werden, direct gevraagd iemand anders te benoemen ... Anderen kwamen helemaal niet in aanmerking omdat zij tijdens de bezetting gecompromitteerd zijn, terwijl weer anderen een zodanige ontwikkeling hebben dat zij helemaalongeschikt geacht moeten worden."

XCHet was voor de militaire commissarissen natuurlijk verre van gemakkelijk om in gevallen waar onzekerheid heerste, te bepalen wie de nieuwe burgemeester zou zijn. Voor diepgaand overleg ontbrak de tijd. Een militaire commissaris kon slechts weinigen raadplegen en moest dan op hun kompas varen. Hij moest doortastend zijn en mocht niet te snelonder de indruk komen van de verontwaardigde protesten van diegenen die, zoals de tijdens de bezetting benoemde burgemeesters, in beginsel terzijde geschoven moesten worden. Eén militaire commissaris, de commissaris voor Gelderland, majoor mr. H. van Everdingen, bracht die

1 H. P. Linthorst Homan: Rapport 'Bezoek Brabant en Gelderland, 15-17 okt. 1944' (17 okt. 1944) (a.v.). 2 P. Wijbenga: 'Verslag van de besprekingen gevoerd op 27 nov. 1944 te Maastricht' (a.v., doos 13, no. rrSo).

653 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

doortastendheid niet in voldoende mate op. Hij identificeerde zich volledig met de 'oude' burgemeesters, benoemde zonder overleg met Brussel of Londen een waarnemend commissaris der koningin in Gelderland (mr. E. H. J. baron van Voorst tot Voorst) en raakte mede door dat alles in een aantal conflicren verwikkeld met de militaire commissaris voor Nijmegen, de energieke Blaauw; er ging een reeks van klachten naar Brussel, o.m. inhoudend dat van Everdingen, aldus een uit eind oktober daterend rapport van Homan, 'nog niemand gezuiverd' had.' KruIs zond toen zijn sous-chef, Posthumus Meyjes, op onderzoek uit. Gevolg was dat van Everdingen naar Londen werd teruggestuurd waar hij als een diepgegriefd man aankwam, en dat Blaauw tevens militair commissaris voor Gelderland werd.

XCMede doordat in de meeste gemeenten de 'oude' wethouders gehandhaafd werden of terugkeerden, stuitte de zuivering van de gemeentepersonelen, voorzover het leden van die personelen betrof die niet 'fout' waren geweest, op grote moeilijkheden. Bevoegd tot die zuivering waren de commissarissen van de koningin maar zij droegen die bevoegdheid aan de gemeentebesturen over. In de praktijk betekende dat veelal dat burgemeesters en wethouders van wie tijdens de bezetting op verzetsgebied weinig was uitgegaan, voor die zuivering moesten zorgdragen. Talrijke illegale werkers, toch al teleurgesteld door het feit dat er krachtens de Londense regeling weinig fris bloed in de gemeentebesturen was gekomen, namen hier aanstoot aan en liepen met hun klachten naar het Militair Gezag. In een poging, verdere verdeeldheid te voorkomen, bevorderde het Militair Gezag vervolgens dat voor de zuivering commissies werden benoemd waarin telkens mede plaatselijk goed bekende illegale werkers waren opgenomen. Daarmee waren alle moeilijkheden niet opgelost. De zuiveringscommissies waren afhankelijk van de verstrekte informatie en 'de klachten die van de zijde van het publiek moesten komen, kwamen', aldus het eindverslag van het Militair Gezag,

XC'zeer spaarzaam binnen. 'Men' wilde geen aanklager zijn. Als redenen werden hiervoor aangevoerd: a. afkeer van het stelsel van spioneren en aanbrengen; b.

1 H. P. Linthorst Homan: 'Memorandum voor de Chef Staf', 25 okt. 1944 (a.v., doos II, no. 1020).

654 [PDF]
ZUIVERING DER GEMEENTELIJKE APPARATEN

gemakzucht; c. misplaatst medelijden; d. vrees voor rancunes (vooral in ambtenarenkringen is deze factor dikwijls van invloed geweest) ... Het publiek, hoezeer ook geneigd tot veroordelen, waagde zich niet dan ongaarne aan de indiening van schriftelij ke klachten.' I

XCMet name in de plattelandsgemeenten speelde die terughoudendheid ten aanzien van de zuivering een rol en zij werd maar al te vaak door de burgemeesters aangewakkerd. 'Vele burgemeesters', zo concludeerde het Militair Gezag,

XC'(lieten) zich liever op dit gebied onbetuigd ... dan zich vijanden te maken, nog daargelaten dat bepaalde burgemeesters naar het oordeel van grote groepen der ingezetenen c.q. der betrokken militaire commissarissen zelf veeleer voor zuivering in aanmerking kwamen. Verschillende burgemeesters stelden zuiveringscommissies in, welke zij lieten presideren door afdelingschefs en wethouders. Zij wensten dikwijls geen vertegenwoordigers van de illegaliteit in deze commissies op te riemen."

XCVan de verschillen in samenstelling van al deze commissies was het gevolg dat de normen die bij de zuivering werden toegepast, van gemeente tot gemeente gingen verschillen. Dit bezwaar was niet onoverkomelijk: alle zuiveringsbevelen welke van het Militair Gezag uitgingen, droegen een voorlopig karakter en in de definitieve uitspraken kon naar uniformiteit worden gestreefd. Daartoe was wenselijk dat alle dossiers bij één instantie samenkwamen. Die instantie werd in april '45 geschapen in de vorm van het CentraalOrgaan voor de Zuivering van Overheidspersoneel. Dat orgaan werd geleid door een commissie waaronder een administratieve staf ressorteerde die (maar pas na de bevrijding van het Westen) de beschikking kreeg over de documentatie welke in Londen door de bureaus Documentatie en Zuivering was opgebouwd"; voorzitter van die commissie werd van Boeyen die als minister bij de vorming van het derde kabinet-Gerbrandy was afgetreden, en leden werden mr. Hus

XClOverzicht MG, p. !OS. 2 A.v., p. !O4. l Door het Bureau Documentatie waren in Londen alle gegevens met betrekking tot 'foute' personen verzameld, door het Bureau Zuivering alle gegevens met betrekking tot 'foute' en niet-'foute' personen, voorzover dezen in dienst van de overheid waren. Het Militair Gezag had er van eind '44 af op aangedrongen dat de verzamelde documentatie naar bevrijd gebied werd overgebracht, maar een daartoe strekkend besluit werd pas genomen toen Burger in januari '45 ad interim was opgevolgd door van Boeyen. De bureaus werden per I maart '45 gecombineerd en dat gecombineerde bureau ving op I maart '45 in Tilburg met zijn werkzaamheden aan.

655 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

tinx, burgemeester van Nijmegen, en mr. S. H. F. Bloemers, vice-president van de rechtbank te Middelburg. Vóór de bevrijding van het Westen kwam dat CentraalOrgaan nog niet aan werk van enige omvang toe en dat betekende dat de ca. tweeduizend niet-'foute' overheidsfunctionarissen die sinds de bevrijding van het Zuiden door voorlopige zuiveringsmaatregelen waren getroffen, toen al maandenlang (tot zeven maanden toe) in onzekerheid verkeerden of de jegens hen getroffen maatregel zou worden bevestigd dan wel ingetrokken - Kruls sprak in het onderhoud dat hij op 9 mei '45 in het pas bevrijde Den Haag met het College van Vertrouwensmannen had, van een 'drama'.'

XCWij wezen er reeds op dat bij de bevrijding van het Zuiden bleek dat de politie als geheel haar gezag had verloren en dat als gevolg daarvan in september door majoor van Houten als gemachtigde van de prins was bepaald dat de arrestaties van 'foute' elementen door de Binnenlandse Strijdkrachten zouden worden verricht - een ingrijpende regeling die begin oktober zowel door de prins als door Kruls en zijn staf werd aanvaard. Niet dat men blind was voor de nadelen! Arrestatles kon men immers op zichzelf beter toevertrouwen aan een geschoold korps als de politie. Maar (daarmee was ieder het eens): die politie moest dan eerst gezuiverd worden.

XCWU komen op die zuivering, welke dus in rechtstreeks verband stond met het arrestatiebeleid, terug in het hoofdstuk dat wij aan dat arrestatiebeleid zullen wijden. Hier willen wij volstaan met er op te wijzen dat het algemene oordeel van de militaire commissarissen was dat het bij uitstek moeilijk bleek, de zwakke elementen uit de politie te verwijderen. De meeste politiemannen wisten vrij nauwkeurig van elkaar welke hatelijke opdrachten zij in de meer dan vier bezettingsjaren hadden uitgevoerd; ook diegenen die in '43 en '44 naar vermogen waren gaan saboteren, hadden menigmaal in de eerste bezettingsjaren (zulks conform de in '40 door het Haagse departement gegeven aanwijzingen) diensten aan de bezetter verricht waarop zij eerder met schaamte dan met voldoe

XCI 'Verslag van de vergadering van 9 mei 1945 van Vertrouwensmannen en het Militair Gezag',

656 [PDF]
TRAGE ZUrVERrNG VAN DE POUTrE

ning moesten terugzien. Als dan bepaald moest worden, wie voorlopig uit het korps moest verdwijnen, was de neiging sterk, elkaar de hand boven het hoofd te houden. 'Vooral in het Zuiden des lands', aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'vond aanvankelijk de zuivering op zeer trage en weinig afdoende wijze plaats, tengevolge waarvan de politie haar zelfvertrouwen en het vertrouwen der bevolking niet snel genoeg herwon."

XCDie trage zuivering had nog een tweede gevolg: het Militair Gezag ging zich grote zorgen maken over de situatie welke men op dat punt in de nog te bevrijden delen van Nederland zou aantreffen. Hoe zou men er de orde kunnen handhaven wanneer ook daar een ontwapende en gedemoraliseerde politie zou worden aangetroffen? Het zinde Kruls en zijn staf niet om dan in dat opzicht volledig afhankelijk te zijn van de Binnenlandse Strijdkrachten welker optreden in het bevrijde Zuiden veel kritiek had uitgelokt. Wensel~k leek het, een mobiel politiekorps op te richten dat, waar nodig, benoorden de rivieren aan de plaatselijke politie bijstand zou verlenen. Dat mobiele korps kwam in februari '45 tot stand in de vorm van de Politiereserve Nederland. De ca. vijfhonderd leden van dat korps (het heeft tot september '45 gefunctioneerd) werden door bemiddeling van de Shaef-Mission voorzien van uniformen, wapens en transportmiddelen.

XCOp het gebied van de zuivering van de rechterlijke macht kwam het in het bevrijde Zuiden tot een bij uitstek spectaculaire maatregel: het volledig stopzetten van de werkzaamheden van de Hoge Raad.

XC's Lands hoogste rechtscollege was in het kader van de dislocatie van de centrale overheidsdiensten uit Den Haag in '43 in Nijmegen beland. Het college had in '40 een weinig weerbare houding ingenomen, hetgeen met name gebleken was uit het feit dat het bij het verzet tegen de eerste anti-Joodse maatregelen van de bezetter verstek had laten gaan, niet alleen publiekelijk maar zelfs binnenskamers; tegen de verwijdering, wegens Joodse afkomst, van zijn voorzitter, mr. L. E. Visser, had het niet eens geprotesteerd en ook was elk protest achterwege gebleven toen een pro-Duitse figuur, prof. mr. J. van Loon, Vissers zetel innam. Aan een

p. 109.

657 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

NSB'er die in die tijd tot raadsheer werd benoemd, viel het bij zijn intrede op, 'dat van Loon door de grote meerderheid van de leden van het college met beleefdheid en zelfs met onderscheiding werd behandeld' - slechts twee raadsheren gedroegen zich zeer gereserveerd. Van geringe weerbaarheid had voorts de Strafkamer van de Hoge Raad getuigd (het college kent Kamers voor strafzaken, voor civiele zaken en voor belastingzaken) toen zij op 12 januari' 42 de uitspraak deed dat elke 'door de bezettende macht genomen maatregel van wetgevende aard' (d.w.z. o.m. alle verordeningen van Seyss-Inquart) 'onder de huidige omstandigheden het karakter van wet in de zin der Nederlandse wetgeving niet kan worden ontzegd'; zij moesten dus nageleefd worden en op overtreding stond, aldus de Strafkamer van de Hoge Raad, terecht straf. 'Niet ten onrechte werd', schreven wij in deel 6 (aan het slot van de paragraaf 'Hoge Raad' in hoofdstuk 8), 'het arrest van 12 januari '42 door een Groninger jurist als 'het arrest van de volledige overgave' aangeduid. Wie zich in de wereld van het recht bewoog, las het of hoorde er van en wie in die wereld enig begrip had voor het feit dat Nederland in een dodelijke strijd om zijn historisch volksbestaan gewikkeld was, voelde zich, niet door de Strafkamer van de Hoge Raad alléén, maar door 'de Hoge Raad' in de steek gelaten, ja in de rug aangevallen. 'Zo'n Hoge Raad kunnen wij na de vrede natuurlijk niet houden', schreef Vrij Nederland in '43, 'de heren moeten de laan uit. Wij hebben een Hoge Raad voor het recht, maar niet voor het onrecht!' '1 Zo werd over het algemeen in de illegaliteit gedacht en met name ook door van Heuven Goedhart. Hij meende mèt van Randwijk en vele anderen, die tot verzet aanspoorden, dat het college als zodanig zijn goede naam had verspeeld en dat dus, al had in '40 binnenskamers een minderheid wèl op een weerbare houding aangedrongen en al was het beruchte arrest van januari '42 slechts door één van de drie Kamers gewezen, ten aanzien van de Hoge Raad een nieuw begin moest worden gemaakt, hetgeen uiteraard pas mogelijk zou zijn als het gehele land zou zijn bevrijd.

XCNa de inzet van 'Market-Garden' (17 september) werd enkele dagen lang vertrouwd dat die volledige bevrijding niet lang op zich zou laten wachten. Van Heuven Goedhart had in Londen aan zijn hoofdambtenaar mr. F. J. H. Snijders, die in de rang van majoor hoofd van de sectieJuridische Zaken van de staf Militair Gezag was geworden, doen weten dat hij wenste dat de werkzaamheden van de Hoge Raad voorshands

XCI Vrij Nederland, IV, I (28 aug. 1943), p.

658 [PDF]
DE HOGE RAAD WORDT GESTAAKT

volledig zouden worden stilgelegd. Majoor Blaauw, de militaire commissaris van Nijmegen, had dat vóór zijn vertrek uit Londen (12 september) bij geruchte vernomen. Na Blaauws vertrek werden in Londen op 20 september de bevelen ondertekend waarbij van Loon, twee 'foute' raadsheren van de Hoge Raad, twee anderen die eveneens door de bezetter waren benoemd (een van die twee was ook 'fout', maar dat wist men in Londen niet) en ook de lang voor de oorlog benoemde raadsheer mr. L. A. Nypels (van Heuven Goedhart had in bezet gebied vernomen dat vooral deze op een vriendelijke bejegening van van Loon had aangedrongen), door het Militair Gezag werden geschorst en de negen resterende raadsheren gestaakt. Drie dagen later, 23 september, ging van Heuven Goedhart nog een stap verder: van Loon en de twee raadsheren die als 'fout' bekend waren, werden door hem ontslagen.

XCDe stukken waarin al deze besluiten waren neergelegd, werden naar Brussel doorgegeven maar hadden majoor Blaauw nog niet bereikt toen deze enkele dagen na zijn komst te Nijmegen (Blaauw arriveerde daar op 2 I september) vernam dat de Hoge Raad in de middag van de volgende dag wilde samenkomen om zich te beraden over de rechtsbedeling in het bevrijde deel van Nederland. Van Loon en een van de 'foute' raadsheren waren toen gevlucht, op de 17de al. Met de herinnering aan wat hij in Londen had gehoord, besloot Blaauw onmiddellijk in te grijpen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad was niet aanwezig (deze had met het oog op de gevechten Nijmegen verlaten en had onderdak gevonden in een steenfabriek in de Betuwe) maar Blaauw trof in het gebouw dat door de Hoge Raad werd gebruikt, de advocaat-generaal aan, aan wie hij zei dat de vergadering niet kon doorgaan aangezien het gehele college een bevel tot staking zou krijgen. 'De volgende dag', aldus majoor Snijders in een kort nadien geschreven verslag,

XC'verscheen de advocaat-generaal ten burele van majoor Blaauw en maakte ernstig bezwaar tegen de staking van alle leden. Als zodanig gaf hij op: r e dat er geen verschil werd gemaakt tussen diegenen van de leden die NSB'er waren, en de rest; en ze dat de voorgenomen stap een schok zou zijn voor de gerechtelijke wereld en het gezag van de rechterlijke macht in de wortel zou aantasten.

XCMajoor Blaauw had daarop geantwoord, voor het eerste bezwaar iets te voelen. Het tweede wees hij van de hand onder de verklaring dat een grondige zuivering het enige middel was om nog iets van het reeds zo zwaar aangetaste gezag van de rechterlijke macht te redden.' I

XC1 Rapport, 18 okt. 1944, van F. J. H. Snijders aan Kruis (MG, Staf, Sectie II, doos 29, no. 220).

659 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

XCEen van Blaauws officieren had inmiddels de procureur-generaal weten te vinden. Deze kwam samen met de advocaat-generaal tegen het ingrijpen van het Militair Gezag protesteren en gaf daarbij te verstaan dat hij de rechtmatigheid van het gehele optreden van de regering in twijfel trok. Majoor van Everdingen die bij dit gesprek aanwezig was, repliceerde toen, 'dat men beter gedaan had, zich wat eerder over de wettigheid van maatregelen te bekommeren." Aan de procureur-generaal en de advocaat-generaal werd verzocht, zich tien minuten te verwijderen; in die tien minuten werd besloten, van Loon en de vier door de bezetter benoemde raadsheren te schorsen en alle overige te staken (de twee 'foute' die nog in Nijmegen waren, zouden bovendien geïnterneerd worden). Slechts op één punt weken deze besluiten af van de (Blaauw niet bekende) instructies van van Heuven Goedhart: mr. Nypels werd gestaakt in plaats van geschorst. Van Heuven Goedhart maakte hier groot bezwaar tegen en de . staking van Nypels werd op 13 oktober alsnog in een schorsing omgezet.

XCNiet alle gestaakte raadsheren waren op 17 september, toen 'Market Garden ' werd ingezet, in Nijmegen aanwezig geweest; enkelen bevonden zich in het westen des lands. Op 13 oktober nu werd in een uitzending van Radio Oranje meegedeeld dat van Loon en twee 'foute' raadsheren door de minister van justitie waren ontslagen, 'na verkregen advies van de commissie die omtrent het ontslag van ambtenaren van advies dient' (dat advies was in het Zuiveringsbesluit in geval van ontslag voorgeschreven en de cornmissie-Beelaerts was daartoe bijeen geweest, wij weten niet in welke samenstelling), dat drie raadsheren, onder wie Nypels, waren geschorst, aangezien 'van hen op grond van hun houding tijdens de bezetting niet de getrouwe medewerking aan het herstel van het vaderland kan worden verwacht', en dat de overige raadsheren allen waren gestaakt. Nypels en mr. N. C. M. A. van den Dries, een van de gestaakte raadsheren, hoorden dit persoonlijk via de radio. 'Als men', schreef van den Dries kort na de bevrijding, 'welhaast vij f-en-twintig jaar zij n land als lid van het hoogste rechtscollege heeft gediend ... , dan moet het toch pijnlijk treffen, uit de aether een bevel tot staking van zijn werkzaamheden te moeten incasseren. Men voelt zich dan als getroffen door een Zeus, die van de onbereikbare hoogten van de Londense Olympus toornig zijn banflitsen slingert naar Nederlandse bodem."

XCOok anderen vonden het ingrijpen van van Heuven Goedhart, met

XC'A.v. 2 N. C. M. A. van den Dries: De Hoge Raad der Nederlenden tijdens de bezelling (1945), p. 7J.

660 [PDF]
DE HOGE RAAD WORDT GESTAAKT

name het in één adem noemen van Nypels met enkele 'foute' figuren, niet gelukkig. Nypels' schorsing had bovendien, meende mr. S. J. R. de Monehy, de in '40 door de bezetter ontslagen burgemeester van Den Haag, 'als straf niet mogen zijn uitgesproken zonder dat de betrokkene zich behoorlijk kon verweren.'] Donner die begin '44 aan Seyss-Inquart had meegedeeld dat hij zijn taak als raadsheer (hij zat in de Kamer voor belastingzaken) wenste neer te leggen en vervolgens was ontslagen, vond voor zijn bezwaren tegen de gehele gang van zaken gehoor bij het Vaderlands Comité waar hij lid van was, en ook bij anderen, en toen het westen des lands werd bevrijd (van Heuven Goedhart was toen al enkele maanden geen minister meer), was aan de top van het nu weer onder secretaris-generaal Tenkink fungerende departement van justitie het algemeen gevoelen dat de Hoge Raad al terwille van de gehele rechtsbedeling onmiddellijk aan het werk moest gaan. Het Militair Gezag hief de staking van de gestaakte leden van de Hoge Raad nog geen twee weken na de bevrijding op (van den Dries ging als waarnemend president fungeren) en de schorsing van Nypels vijf weken later." In welke mate Gerbrandy, die toen de portefeuille van Justitie beheerde, persoonlijk bemoeienis heeft gehad met deze maatregelen, weten wij niet; er was in elk geval niet het laatste woord mee gezegd ten aanzien van de zuivering van de Hoge Raad. Meer hierover in deel 12.

XCVan de moeilijkheden die zich in het bevrijde Zuiden voordeden bij de toepassing van het Tijdelijk persbesluit, hetwelk de zuivering van de dagbladpers regelde, gaven wij al een voorbeeld in het vorige hoofdstuk toen wij het gebeurde met Oost-Brabant behandelden. Er rezen meer problemen. Burger had in het persbesluit de zuivering toevertrouwd aan een Perscommissie van ten minste zeven leden. Om te beginnen moesten alle na I januari '43 nog verschenen dagbladen en periodieken gezuiverdJ.

] S. R de Monchy: 'Dagboek', 28 okt. 1944. 2 Op grond van deze schorsing werd aan van Heuven Goedhart, toen hij in '51 voor de Partij van de Arbeid lid werd van de Eerste Kamer, het lidmaatschap van de Haagse sociëteit 'De Witte' geweigerd; hij deelde dit 101 met N. G. Pierson aan wie in de jaren '90 van de vorige eeuw dat lidmaatschap was geweigerd omdat hij als minister van financiën de inkomstenbelas ting had ingevoerd.

661 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

worden voordat zij weer zouden mogen verschijnen, maar er zou ook aan dagbladen en periodieken welke vóór die datum hadden opgehouden te verschijnen, verlof tot herverschijning geweigerd kunnen worden indien de Perscommissie van oordeel was dat deze schadelijk zou zijn voor wat in het besluit 'een gezond perswezen' heette - geweigerd 'onder meer omdat met de uitgaven ... uitsluitend het maken van winst wordt beoogd dan welomdat door de uitgave niet in een bestaande behoefte wordt voorzien.' Tegen beslissingen van de Perscommissie zouden belanghebbenden bij de Kroon in beroep kunnen gaan en zolang de commissie niet was ingesteld, konden die beslissingen door de minister van binnenlandse zaken of door het Militair Gezag worden genomen.

XCHet was dus weer het Militair Gezag dat ingreep. Redres bleek niet mogelijk want de perscommissie die als een landelijk orgaan was gezien, werd door Burger niet ingesteld en evenmin door zijn opvolger Beel, Bovendien bleek het Persbesluit moeilijk hanteerbaar. Sommige dagbladen die vóór I januari '43 waren opgehouden te verschijnen, hadden in de eerste bezettingsjaren de bezetter grotere diensten bewezen dan andere die waren voortgezet - die laatste mochten nu in beginsel niet opnieuw uitkomen, die eerste wèl. Een praktische moeilijkheid was dat het krantenpapier ontbrak om er alle dagbladen die recht op herverschijning hadden, alsmede de illegale bladen die nu èf als legaal dagblad èf als legaal weekblad wilden uitkomen, van te voorzien. De Shaef-Mission had I JOo ton krantenpapier toegezegd maar er werd slechts 200 ton ontvangen. Strikte rantsoenering was dus geboden. Daarmee belastte zich een bureau van de sectie-Binnenlandse Zaken van het Militair Gezag hetwelk geleid werd door majoor J. Sikkema, een vroegere functionaris van de Arbeiderspers, die in de Meidagen van '40 naar Engeland was ontkomen en in Londen werkzaam was geweest bij het weekblad Vrij Nederland. Hij constateerde dat er in het bevrijde zuiden een enorme leeshonger was. De kranten die mochten verschijnen, waren overigens miniem klein in gezinnen die daartoe de financiële middelen hadden, abonneerde men zich op drie of meer kranten tegelijk. Gevolg was dat er veel te veel papier werd aangevraagd. Sikkema moest tot een billijke verdeling overgaan en zag geen andere mogelijkheid dan de losse verkoop te verbieden en geen hogere oplagen toe te staan dan in de betrokken streken noodzakelijk was. Wat de illegale bladen betrof, bepaalde hij dat de bladen die uitsluitend gestencild waren uitgekomen (in hoofdzaak waren dat de nieuwsbladen welke na de confiscatie van de radio's als paddestoelen uit de grond waren geschoten), geen legale voortzetting mochten krijgen, de gedrukte illegale bladen wèl.

662 [PDF]
PERSZUIVERING

Per maand kreeg Sikkema gemiddeld dertig aanvragen om een nieuw week- of maandblad te mogen uitgeven - veruit de meeste moest hij afwijzen. Een bijkomend groot probleem bleek nog te zijn dat eigenaren van kranten die geen verlof tot herverschijning of voortzetting hadden gekregen, zich moeite gingen geven hun bedrijfskapitalen te redden door tersluiks te participeren in de uitgave van illegale bladen die legaal dagblad mochten worden.

XCOok deze materie bleek aanzienlijk gecompliceerder en weerbarstiger dan men in Londen had voorzien. Als bezwaar van de geldende regeling werd vooralook beschouwd dat het twijfelachtig was of een verboden blad dat in een later stadium met succes bij de Kroon in beroep ZOLl gaan, nog wel voldoende debiet zou kunnen vinden. 'De krant die verboden wordt', zette Sikkema enkele dagen na de bevrijding van het Westen uiteen, 'is plotseling zonder verspreidingsgebied. Hierdoor ontstaat een leemte. Wie moet deze leemte aanvullen? Daarbij zij n in het Zuiden zeer onrechtvaardige dingen gebeurd ... Soms treedt een nieuw blad tijdelijk in de plaats van het oude. Krijgt het oude blad toestemming om weer te verschijnen, dan trekt het nieuwe blad zich terug maar soms ook draait het nieuwe blad het oude volledig de nek om."

XCHet Zuiveringsbesluit en het Tijdelijk persbesluit bestreken lang niet alle sectoren van de samenleving maar méér zuiveringsbesluiten waren er niet; de zuivering van kunstenaars, uitgevers en boekhandelaren, studenten en bioscoopeigenaren was door de Londense regering niet voorbereid, evenmin bestond er een regeling tot zuivering van het bedrijfsIeven."

XCWat de kunstsector betreft: 'reeds bij het eerste optreden van muzieken toneelensembles', aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'regende het protesten bi] de chef-staf Militair Gezag tegen het optreden van collaborateurs'", bijvoorbeeld tegen het opnieuwoptreden van ensembles die op bijeenkomsten van 'foute' organisaties en instellingen hadden gespeeld. Het Militair Gezag kon de betrokkenen geen verbod

I 'Vergadering van de sectie Perswezen op woensdag 9 mei T945', p. 3 punten j en 0, gestenc. bijl. 577). 2 Op een regeling tot zuivering van het bedrijfsleven had, wat de ministers betrof, alleen Burger aangedrongen. p. I I 5.

663 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

tot optreden opleggen - het kon wèl de 'openbare bijeenkomsten' verbieden waarin dat optreden zou plaatsvinden. Dat deed het dan ook menigmaal.

XCTegen uitgevers en boekhandelaren waren geen maatregelen mogelijk.

XCWat de studenten aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen en de Tijdelijke Academie te Eindhoven betrof: in Nijmegen waren er geen moeilijkheden doordat vrijwel niemand in april '43 de door secretarisgeneraal van Dam gevergde loyaliteitsverklaring had getekend, maar in Eindhoven bleek het nodig, de aangemelde studenten te schiften. Dat deed een commissie van toelating waarin twee docenten, twee studenten en een lid van het bestuur zitting hadden: alle studenten-'tekenaars' werden geweerd omdat het billijk geacht werd dat zij geen voordeel zouden ontlenen aan het feit dat zij na april '43 hun studie hadden voortgezet; bepaald werd verder (de commissie van toelating besefte dat haar gegevens onvolledig waren) dat toelating tot de Tijdelijke Academie niet betekende dat men nu ook automatisch toegelaten zou worden tot de universiteiten en hogescholen benoorden de rivieren wanneer die hun werkzaamheden zouden hervatten.

XCDan de bioscopen.

XCEr werd verschil gemaakt tussen bioscoopeigenaren van wie bekend was dat zij op allerlei wijzen verzet hadden geboden, en de anderen. Bioscopen welke de gehele bezetting door niet anders dan Duitse fllms hadden vertoond, werden door het Militair Gezag voorlopig onder beheer geplaatst - zij bleven open, maar de eigenaar stond onder toezicht van een beheerder en de inkomsten werden op een geblokkeerde rekening gestort. Men zou, wat op die bioscoopsector gebeurde, als een voorlopige bedrij fszuivering kunnen beschouwen, maar dan wel als een heel simpele. Zij was mogelijk doordat een bioscoop zich op het algemene publiek richtte en dat publiek in het algemeen wist, welke diensten een bepaalde bioscoopeigenaar aan de bezetter had bewezen. Op de andere, grotere sectoren van het bedrijfsleven waren de verhoudingen veel gecompliceerder en ook veel moeilijker te overzien. Een groot deel van het bedrijfsleven had Duitse opdrachten uitgevoerd, ook opdrachten op militair gebied. Dat gold voor talloze kleine bedrijven, maar ook voor grote als Philips en de scheepswerf'De Schelde'. Daar kon veel tegenover staan: denkbaar was dat diezelfde bedrijven bij het werk aan die Duitse opdrachten (opdrachten waarbij steeds ook de rijksbureaus voor handel en nijverheid betrokken waren geweest) een vertragingstactiek hadden toegepast of dat zij op allerlei wijzen en al van

664 [PDF]
GEEN REGELING VOOR DE BEDRI]FSZUIVERING

een vrij vroeg stadium af steun hadden verleend aan het verzet (bijvoorbeeld door onderduikers in di enst te nemen) en aan het illegale werk. Waar was die collaboratie in zulk een omvang geschied en waar stond er zo weinig tegenover dat zuivering van de directie en eventueel ook van de raad van commissarissen geboden was? Wij zijn in hoofdstuk I van deel 7 van ons werk op de problematiek van de economische collaboratie dieper ingegaan. 'Had men', zo schreven wij, 'collaboratie in de zin van het op enige wijze bijdragen tot de versterking van het Duitse oorlogspotentieel strafbaar gesteld, dan had men na de oorlog vrijwel het gehele Nederlandse volk voor de rechter moeten dagen - een absurd en trouwens ook onbillijk denkbeeld'; onbillijk omdat er in ruime mate sprake was geweest van de harde dwang der economische feiten. 'Tot een billijke beoordeling van elk rijksbureau, van elke bedrijfstak, ja van elk bedrijf komt men alleen', schreven wij verder, 'wanneer men het tijderis de bezetting gevoerde beleid nauwkeurig nagaat en het vergelijkt met het beleid dat door verwante rijksbureaus, verwante bedrijfstakken en verwante bedrijven gevoerd is.' Hoeveel hieraan vastzat, zullen wij in deel 12 uiteenzetten; hier willen wij er allereerst op wijzen dat de Londense regering gemeend had, op dit gebied geen taak te hebben; zij had niets voorbereid en het Militair Gezag dus ook geen wettelijke basis gegeven voor emg lngnJpen.

XCDit leidde in het bevrijde Zuiden tot aanzienlijke spanningen - spanningen die bijvoorbeeld ontstonden toen de Geallieerde strijdkrachten voor allerlei werkzaamheden die met de grootst mogelijke spoed moesten worden uitgevoerd, hier en daar aannemers gingen inschakelen die op grote schaal voor de Wehrmacht werkzaam waren geweest. Zeker, er waren aannemers die zich op allerlei wijzen aan zulk werk hadden onttrokken of het zelfs hadden geweigerd - zij waren een groot deel van of zelfs al hun werkmateriaal kwijtgeraakt en hadden vele arbeiders elders emplooi zien zoeken. Werkmateriaal was bij de ccllaborateurs aanwezig en aan arbeiders hadden dezen nooit gebrek gehad. Wanneer dus een bestaand vliegveld moest worden hersteld of een nieuwaangelegd, dan gunden de Geallieerde officieren zich soms de tijd niet om na te gaan wat de voor het werk in aanmerking komende aannemers tijderis de bezetting hadden gedaan, en dat interesseerde hen ook nauwelijks. Het vliegveld moest af komen - er konden dan aannemers ingeschakeld worden die in de betrokken streek hun goede naam waren kwijtgeraakt. De bevolking ergerde zich er aan en de illegale werkers ergerden zich dubbel, maar men kon tegen zulk een gebeuren aanvankelijk niets ondernemen. De ontevredenheid steeg dus. Bedrijven waar een sterke

665 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

verbondenheid bestond tussen directie en arbeiders (Philips kan als voorbeeld gelden), kregen daar geen last van, maar in die bedrijven waar men de productie had trachten op te jagen, althans waar sommigen onder de directeuren en het leidinggevend personeel zich bij de arbeiders gehaat hadden gemaakt, rezen moeilijkheden. Wij vermeldden die al toen wij over de mijnen schreven. Bij de Staatsmijnen was de zuivering wèl mogelijk. De directies lieten zich daarbij adviseren door de eerder genoemde, door hen samengestelde commissies van bijstand. 'De zuivering', aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'is echter niet verlopen zoals men wenste' (talrijke adviezen werden door de directies terzijde gelegd). 'De hogergeplaatste personen bleven hun oude functies bekleden of werden gestaakt met behoud van salaris, brandstoffen enz., terwijl de arbeiders en lagere ambtenaren onmiddellijk ontslagen werden." Natuurlijk kon men ook in particuliere bedrijven tot zuivering overgaan in dier voege dat werknemers die 'fout' waren geweest, werden ontslagen (NSB'ers konden krachtens een van van den Tempels wetsbesluiten ontslagen worden zonder verlof van het gewestelijk arbeidsbureau). Maar welke organisaties hadden een volslagen 'fout' karakter gedragen en bij welke lag de zaak niet zo simpel? Bij Philips werd door de directie een Commissie van onderzoek ingesteld die onder leiding stond van een hoge Philips-functionaris: ir. Z. Fetter, directeur arbeidszaken. De Commissie nam ca. zeshonderd personeelsleden onder de loupe, In beginsel werden allen die lid waren geweest van een 'foute' organisatie, alsmede de 'Moffenrneiden', ontslagen, maar zij die alleen maar lid waren geweest van het Nederlands Arbeidsfront of van de Technische Noodhulp dan wel vrijwillig hun arbeidsdienstplicht hadden vervuld, werden geval voor geval bekeken. In een van de eerste vergaderingen van deze commissie werd voorts besloten, geen eonsequenties te verbinden aan het lidmaatschap van Arnold Meijers Nationaal Front. In diezelfde vergadering werd ook 'de vraag gesteld', aldus het verslag, 'welk standpunt ingenomen dient te worden wanneer bij de commissie klachten tegen leden van het Directorium mochten worden gemaakt. De voorzitter' (een van de directeuren dus) 'zegt, van de veronderstelling uit te gaan dat de directie er de voorkeur aan zal geven, dergelijke gevallen zelf te behandelen."

XClOverzicht MG, p. 115. 2 N.V. Philips: 'Beknopt verslag van de vergaderingen der Commissie van Onderzoek op 5 en 6 oktober 1944', p. 4 (MG, Staf, Sectie I, groep [I, doos 25, no. 11000).

666 [PDF]
'INTERNE' BEDRI]FSZUIVERINGEN

XCDergelijke 'interne' bedrijfszuiveringen (zuiveringen van personelen dus, de directies bleven buiten schot) vonden in het bevrijde Zuiden ook bij andere bedrijven plaats en toen eind november in Eindhoven een eerste vergadering werd gehouden van afgevaardigden van de Fabrikantenkringen welke naar het voorbeeld van Eindhoven inmiddels in alle industrieplaatsen in het bevrijde Zuiden waren gevormd, werd onder voorzitterschap van ir. F. J. Philips uitvoerig over die zuivering van gedachten gewisseld. Daarbij bleek dat in Tilburg een ander systeem zou worden gevolgd: niet de directies zouden daar zuiveringscommissies vormen, maar er zou (naar wij aannemen: door het Militair Gezag) een commissie van drie tot vijf leden worden benoemd, 'eerlijke en goede burgers', zei mr. van Spaendonck, een van de Algemene gemachtigden voor landbouw, handel en nijverheid, 'waarop', aldus de notulen, 'de heer Philips de vraag stelt of deze wel op de hoogte zijn. De heer van Spaendonck vervolgt dat men natuurlijk mensen moet nemen die oog hebben voor de industrie. Men achtte het niet geschikt, hiervoor ook arbeidersleiders te nemen' (bestuurders van vakbonden werden dus op afstand gehouden). Een andere aanwezige vroeg toen, 'of deze zuivering' (de Tilburgse) 'ook gaat om de bedrijven als zodanig' (de Tilburgse wollenstoffenindustrie had van '40 af op grote schaal Duitse orders uitgevoerd en niemand wist dat beter dan van Spaendonck die directeur was van het rijksbureau voor wol en lompen en deze orders had verdeeld). 'De heer van Spaendonck antwoordt dat de commissie kwesties van personen behandelt, over de bedrijven zelf zullen andere personen oordelen, waarop de heer Philips opmerkt dat er een verordening komt omtrent de zuivering der bedrijven" - een regeling dus van het Militair Gezag, geen wetsbesluit.

XCZulk een regeling leek mede daarom wenselijk omdat in enkele plaatsen illegale groepen en de Binnenlandse Strijdkrachten tot actie waren overgegaan tegen fabrikanten die, zo meenden zij, opgesloten dienden te worden. In Deurne bij Helmond richtte die actie zich tegen de gebroeders H. J. en W. A. van Doorne, directeuren van van Doorne's Automobielfabriek, welke als nagenoeg alle andere daarvoor in aanmerking komende bedrijven bij de Duitse oorlogsproductie ingeschakeld was geweest (in het geval van de Daf had dit vooral productie betroffen van militair transportmaterieel). Eerst trokken de 'Blauwe Jagers' (het naar de

1 'Notulen der eerste vergadering der Fabrikamenkringen uit bevrijd Nederland. 23 november r944' (Doc II-Io49, a-r),

667 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

Bewakingstroepen van de BS overgegane deel van de Partisanen-Actie N ederland) de Daf-fabriek binnen, namen er de administratie in beslag en zetten een accountant aan het werk; vervolgens liet een (niet nader bekend) onderdeel van de BS en tenslotte nog het hoofd van de afdeling Politieke Zaken van de Binnenlandse Strijdkrachten een onderzoek instellen - onderzoekingen die kennelijk onvoldoende materiaal opleverden om de gebroeders van Doorne in hechtenis te nemen en die hen zeker niet deden dalen in de achting van hun collega's-fabrikanten (H. J. van Doorne was een van de afgevaardigden van de Kring Eindhoven en omgeving op de eerste bijeenkomst van de Fabrikantenkringen in het bevrijde Zuiden), maar die wèl onderstreepten dat een algemene regeling wenselijk was.

XCKruis gaf in november '44 opdracht aan twee juristen, mr. A. M. C. J. Steinkühler en mr. J. H. Passtoors, om na te gaan welke wettelijke maatregelen nodig waren Oll1 de zuivering van het bedrijfsleven te bevorderen. Medio december adviseerden zij, 'de aanvankelijke zuivering, die vooruitloopt op hetgeen later zal geschieden door de Tribunalen en de Raad voor het Rechtsherstel, te bepalen tot de notoire gevallen waarin ... ingrijpen in's lands belang noodzakelijk is' - daarmee was ingrijpen tegen personen bedoeld, want voor de 'zuivering [van) gehele bedrijven' ('op dit terrein heerst verwarring') stelden zij de oprichting voor van aparte zuiveringscommissies.' Aangezien Steinkühler en Passtoors slechts in Noord-Brabant hun licht hadden opgestoken (o.m. bij Beel die inmiddels adviseur Sociale Zaken van het Militair Gezag was geworden), legde Kruls hun rapport nog aan de militaire commissaris in Limburg voor die hem op 12 februari' 45 de reacties toezond van mr. dr. L. F. H. Regout, voorzitter van de Kamer van Koophandel te Maastricht, en van het bestuur van de Maastrichtse Fabrikantenkring. Regout voelde niets voor de door Steinkühler en Passtoors voorgestelde commissies; 'speciaal voor wat de directies der grotere ondernemingen betreft, zijnde ongetwijfeld het moeilijkste geval, directies wier vroegere houding thans aan kritiek blootstaat, geloof ik niet', schreef hij, 'dat een zuiveringscommissie veel zou kunnen uitrichten.' Het bestuur van de Maastrichtse Fabrikantenkring ging nog verder: het achtte een 'aparte zuivering van het bedrijfsleven onnodig. De z.g. zware jongens zijn reeds overal uit deJ.J.

\ A. M. C. Steinkühler en H. Passtoors: 'Rapport omtrent de zuivering van het Nederlandse bedrijfsleven' (15 dec. 1944), p. 2, 9 (MG, Staf, Sectie groep I I, doos 25, no. 11000).

668 [PDF]
'DE GROTE COLLABORATEURS'

bedrijven vertrokken of verwijderd. Voor de lichtere gevallen is de bestaande wetgeving voldoende.' I

XCOp 22 februari, tien dagen nadat deze reacties waren verstuurd, kwam in Eindhoven de Centrale Opsporingsraad bijeen welke inmiddels door Kruls was ingesteld teneinde op arrestatiegebied de coördinatie te bevorderen. 'Naar voren gebracht wordt de vraag', aldus de notulen,

XC'hoe het gaat met het aanpakken van de grote collaborateurs, zoals fabrikanten. Het probleem is namelijk, dat er hier in de verschillende districten verschillend wordt opgetreden, al naar gelang de persoonlijke inzichten zijn. Bijvoorbeeld mensen die in andere plaatsen huisarrest krijgen, worden in Nijmegen gearresteerd. In Tilburg is aan fabrikanten huisarrest opgelegd"

XCeen van de leden van de Centrale Opsporingsraad vond dat 'een vreemde figuur, aangezien deze mensen geheel niet staatsgevaarlijk zijn', waarop tenslotte de waarnemend hoofdinspecteur van de raad herinnerde aan wat majoor Verhoeff, de militaire cornmissaris van Eindhoven, placht te zeggen: 'Ik houd mij alleen aan de Eerste en Tweede Lastgeving' (de arrestarie-instructies van het Militair Gezag waarin de kategorie der economische collaborateurs ontbrak) 'en begin niet aan gevallen die daarbuiten vallen. Ik doe daaraan niets, tenzij op nadere instructie uit Brussel."

XCWij betwijfelen dat er elders wèl veel aan gedaan is, want onder de bevolking groeide de ontevredenheid op dit punt. Bij 'De Schelde' ontstonden moeilijkheden doordat de arbeiders weigerden het gezag van de directie langer te erkennen. Begin maart kwamen officieren van verschillende secties van de staf Militair Gezag bijeen om zich over de(J. J.

I Militaire commissaris Limburg: Rapport 'Zuivering Nederlands bedrijfsleven' (12 febr. [945), p. [-2 (a.v.) 2 Een officier van het Militair Gezag die in Tilburg op onderzoek was uitgegaan, noteerde in die tijd: 'Naar schatting heeft Tilburg ongeveer fabrikanten, tegen veertig waarvan iets gedaan zou moeten worden. De methode van werken is op het ogenblik dat bewijzen gezocht worden nauw geestelijk contact [met Duitsers] (diners, jachtpartijen, te bewijzen na verklaringen dienst boden, koks en uit jachtboeken). Daarna volgt het zeer tijdrovende onderzoek naar de leveranties van de Duitsers.' De rapporteur meende overigens dat verscheidene van de met al die onderzoekingen belaste rechercheurs 'onvoldoende onafhankelijk staan van fabrikanten'; een hunner had met de leider der onderzoekingen willen 'wedden dat hij geen der fabrikanten te pakken zou kunnen krijgen.' de Jong: 'Bezoek aan Tilburg op 8 en 10 maart 1945.' (MG, Staf, Sectie I, doos 60, map 5)) J Sectie II: 'Notulen de Centrale Advies-Commissie' (ook wel Centrale Opspo ringsraad geheten), 22 febr. 1945, p. 3-4 (a.v., doos 60, no. 3).

669 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

zuivering van het bedrijfsleven te beraden. Die zuivering werd, meenden zij, 'zeer dringend. De bevolking vraagt om maatregelen tegen collabo rateurs-captains of industry"; besloten werd, KruIs te adviseren tot het instellen van Districtskamers voor de zuivering van het bedrijfsleven welke hun gegevens moesten ontvangen van gemeentelijke commissies. 'In principe', aldus deze aanbevelingen,

XC'lijkt het juist, allereerst hen aan te pakken, die zuiver oorlogsmaterieel (wapens, instrumenten) hebben gemaakt. Ook daarbij dient dan echter, zo enigszins mogelijk, te worden vastgesteld hoe en wanneer het eerste contact met de Duitse opdrachtgever tot stand kwam. Een beslissing op zeer korte termijn lijkt uiterst wenselijk voor het handhaven van de orde en rust in het bevrijde gebied en ter hantering in het Noorden onmiddellijk na de bevrijding.'!

XCKruIs nam dat advies in zoverre over dat hij bepaalde dat fabrikanten van wie men kon vaststellen dat zij veel persoonlijk contact met Duitsers hadden gehad, opgepakt moesten worden - een verdergaande beslissing nam hij niet, of beter: hij meende (terecht, naar ons oordeel) dat het de regering was die die beslissing moest nemen. Deze was daar, toen Nederland benoorden de rivieren werd bevrijd, nog niet aan toegekomen.

XCWij moeten nu bij twee individuele gevallen stilstaan: die van prof. de . Quay en van mr. van Spaendonck, van wie eind oktober '44 de eerste door KruIs tot voorzitter van het College van algemene commissarissen van landbouw, handel en nijverheid was benoemd en de tweede tot een der leden. De Quay's benoeming leidde, gelijk reeds vermeld, in het Zuiden niet tot protesten - wèl waren er bezwaren in de kring der ministers, met name bij van Heuven Goedhart, fel tegenstander van de Nederlandse Unie; intussen erkende ook deze eind november in een vergadering van de ministers-'kwartiermakers' dat er geen reden was, de Quay te weren uit een functie waarin hij geen politieke verantwoordelijkheid droeg.

XC! A.v.: 'Notulen bespreking 2 maart

670 [PDF]
HET GEVAL-VAN SPAENDONCK

XCTen aanzien van van Spaendonck lag het anders. Hij stond in het Zuiden bekend als een uiterst bekwaam organisator. Niet alleen was hij directeur geweest van het (in Tilburg gevestigde) rijksbureau voor wol en lompen, maar ook secretaris van de diocesane werkgeversverenigingen in Noord-Brabant en Limburg en secretaris van de Tilburgse Kamer van Koophandel. Hij had evenwel (dat was in Tilburg aan velen bekend) de wollenstoffen-industrie srerk gestimuleerd tot het leveren van uniformlaken aan de Wehrmacht . Zodra zijn benoeming bekend werd, maakte de georganiseerde Tilburgse illegaliteit haar bezwaren kenbaar aan de militaire commissaris; deze gaf ze aan Kruls door en Kruls gaf vervolgens de militaire commissaris van de provincie Noord-Brabant, de van der Schueren, opdracht, terstond een onderzoek in te stellen in overleg met de inmiddels gevormde Provinciale Raad van Vertrouwensmannen der Illegaliteit. Kruls bood aan, van Spaendonck onmiddellijk uit zijn functie te ontheffen, maar dat achtten de Tilburgse illegale werkers niet nodig.

XCDe commissie inzake van Spaendonck (de van der Schueren werd voorzitter en er waren vijfleden onder wie twee vertegenwoordigers van de illegaliteit') kwam eind december voor de eerste maal bijeen. Te harer beschikking stond een dossier met o.m. alle circulaires die van van Spaendoncks rijksbureau waren uitgegaan; zij raadpleegde voorts de rector magnificus van de Katholieke Economische Hogeschool en de praeses van het Tilburgse Studentencorps en zij ontving tenslotte een schriftelijke uiteenzetting van van Spaendonck persoonlijk. Haar in maart '45 geformuleerde conclusie was dat deze niet op duidelijke wijze aan het verzet had deelgenomen en dat hij, 'pogende te redden voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor de Nederlandse arbeiders wat hij kon, zo ver (is) gegaan dat men niet aan de indruk kan ontkomen dat zijn toegeeflijkheid te groot is geweest.' De commissie erkende dat van Spaendoncks aftreden 'een zware slag' zou zijn voor het College van algemene commissarissen, maar was toch, 'al deze overwegingen zorgvuldig tegen elkaar afwegend, van mening dat het algemeen belang door het handhaven van mr. van Spaendonck ernstiger zal worden geschaad dan dit door zijn aanblijven kan worden gediend, waarom de commissie u adviseert, het aftreden van mr. van Spaendonck te bevorderen."J.J. J.J.J.woordigden de Noordbrabantse illegaliteit. 2 Rapport, 13 maart 1945, van de Commissie-van Spaendonck (CSMG, Zeer geheim archief,

I Leden waren dr. F. S. P. van Buchem, prof. dr. Cobbenhagen, mr. A. M. Houben, Pot en dr. ir. N. A. Voorhoeve; van Buchem en Voorhoeve vertegen

671 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

XCDat bevorderen van het aftreden bleek formeel geen eenvoudige zaak. Van Spaendenek moest, zou men kunnen zeggen, gestaakt worden als lid van het College van algemene commissarissen, maar het was twijfelachtig of het Zuiveringsbesluit voor dat college gold. Het gold in elk geval wèl voor de Kamers van Koophandel en KruIs koos dus als oplossing dat hij van Spaendonck als secretaris van de Tilburgse Kamer staakte. Van Spaendenek nam toen ontslag als algemeen commissaris, niet zonder verbittering jegens KruIs en jegens de nieuwe minister van economische zaken, Gispen, die door KruIs van zijn beslissing in kennis was gesteld en nota bene maandenlang zijn collega was geweest. Het college, nu bestaande uit prof. H. A. Kaag, waarnemend voorzitter (de Quay was minister van oorlog geworden), Boerma en mr. Steinkühler (van Spaendoncks vervanger), deed KruIs weten dat het voor hetgeen met van Spaendenek was geschied, 'geen enkele verantwoordelijkheid (aanvaardde)."

XCDit was slechts een voorproefje van de moeilijkheden waartoe, na de bevrijding van het gehele land, de toepassing van het Zuiveringsbesluit op de economisch-organisatorische sector zou leiden.

Kritiek op het Militair Gezag / Terugblik

XC

XCKruis, die als hoofd van het Bureau Militair Gezag de schepper van het Militair Gezag was en als chef-staf de leider ervan, is nuchter genoeg geweest om van de aanvang af te beseffen dat zijn organisatie, eenmaal optredend, aan velerlei kritiek zou blootstaan. Hij had, zoals wij al in ons vorige deel vermeldden, in de Londense opbouwperiode het Militair Gezag wel vergeleken met 'een spons die al het vuile water moet opzuigen en dan uitgeknepen wordt" - beter achtte hij het dat de kritiek zich zou richten op zijn tijdelijke organisatie dan op de regering, zulks al met het oog op de positie van de door hem hogelijk vereerde koningin. Nu, 'vuil water' kreeg het Militair Gezag al in het bevrijde Zuiden in ruime mate op te zuigen en 'uitgeknepen' in de zin van 'negatief beoordeeld' is het daar al betrekkelijk spoedig. Hoe kwam dat?handel en nijverheid aan Kruis (MG, Staf, Sectie VI, doos 13, no. 59). 2 H. J. Kruis: Generaal in Nederland, P:

I Brief, 6 april 1945, van het College van algemene commissarissen voor landbouw,

672 [PDF]
TELEURSTELLING

XCW~ zien als voornaamste factor dat, gegeven het feit dat bij het gros der bevolking de verwachtingen ten aanzien van wat na de bevrijding zou geschieden, in de loop van de bezetting steeds hoger waren gespannen, teleurstelling onvermijdelijk was en zich even onvermijdelijk richtte op de eerste Nederlandse autoriteiten die het centraal gezag vormden; daar kwam in het Zuiden dan nog bij dat, afgezien van alles wat uit de aanwezigheid van de Duitse bezetter was voortgevloeid, de levensomstandigheden in de eerste paar maanden, wel verre van snel te verbeteren, slechter werden dan zi] ooit waren geweest. Kritiek op de Geallieerden kon men zich innerlijk niet veroorloven (zij waren tenslotte de feitelijke bevrijders) - kritiek op de verantwoordelijke Nederlandse autoriteiten wèl. Als object van die kritiek was de regering ver weg en het Militair Gezag dichtbij.

XCEen korte periode was er waarin men dat Militair Gezag met vreugde had begroet, maar die vreugde duurde niet lang. In een rapport over de stemming van de Eindhovense bevolking medio november '44, aangehaald door drs. J. L. G. van Oudheusden en drs. J. A. M. Verboom in hun waardevolle studie Herstel en vernieuwingsbeweging in het bevrijde Zuiden. Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Waalwijk 1944-1945 (I977), wordt vermeld dat er bij 'het publiek' een 'zeer begrijpelijke verwarring' heerste ten aanzien van het Militair Gezag - 'begrijpelijk omdat de naam' (Kruls had vergeefs naar een andere naam gezocht) 'verschijnselen suggereert waaraan men tijdens de bezetting gewend was geraakt: show, hakkengeklap, kortom krachtsvertoon. Verreweg het grootste deel der bevolking denkt dat de militaire commissaris hetzelfde is als de Duitse Ortskommandant was": een vreemde autoriteit dus, met vage maar vèrgaande bevoegdheden. Wat die bevoegdheden precies waren en wat hun ratio was, drong tot de meeste mensen niet door; er was al geen papier genoeg om het hun duidelijk te maken. Had het Militair Gezag in zijn rijen uitsluitend verstandige en energieke officieren gehad, dan nog zou het al na de aanloopperiode kritiek hebben ontmoet, maar niet alle officieren wáren verstandig en energiek; niet allen waren opgewassen tegen een situatie waarin zij, gegeven de traag werkende verbindingen (het kon, gelijk eerder vermeld, een maand duren voor een militaire commissaris op een bepaalde vraag antwoord uit Brussel kreeg), in hoofdzaak op eigen wieken moesten drijven. Als vreemden hun intocht doende in een bepaalde plaats of streek, geraakten zij daar soms tezeer onder de invloedJ.J.

1 Aangehaald in L. G. van Oudheusden en A. M. Verboom: p. 41-42.

673 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

van bepaalde personen, voerden een onevenwichtig beleid en moesten beslissingen herzien, hetgeen aan hun gezag afbreuk deed. Trouwens, de eerste oriëntatie ter plekke vergde soms al meer tijd dan de ongeduldige burgerij kon goedvinden en er kon niets misgaan ofhet werd met graagte rondverteld. Eind '44-begin '45 werden de letters MG door velen in het bevrijde Zuiden de afkorting genoemd van 'het Malle Geva!', 'Malle Gevallen' (titel van een in die tijd nogal bekende roman van de hand van Hans Martin), 'het Militair Gelach' of'Militair Gezigzag'. Eén militaire commissaris die fout op fout stapelde, bedierf veel voor collega's die in de moeilijke omstandigheden waarin al die militaire commissarissen waren geplaatst, heel wel of zelfs uitnemend voldeden.

XC'Ik had de indruk', rapporteerde ik persoonlijk medio maart '45 aan Gerbrandy nadat ik, niet in uniform maar in burger, met diens verlof een bezoek van twaalf dagen had gebracht aan Noord-Brabant en Zeeland,

XC'dat er een bedenkelijke afstand bestaat tussen het Militair Gezag-apparaat en de massa der bevolking. Deze massa voelt het Militair Gezag niet aan als het 'eigen' bestuursapparaat. ZU ziet in de leden van het Militair Gezag een bevoorrechte kaste, beschikkend over beter voedsel, betere kleding, beter vervoer - een kaste welker bevoorrechte positie niet gerechtvaardigd wordt door haar prestaties of bijzondere risico's ...

XCHet is alsof het Militair Gezag het midden houdt tussen een eigen regering en een Duits bezettingsapparaat. Deze indruk wordt versterkt doordat er in de praktijk geen enkele mogelijkheid is om tegen de beslissingen van het Militair Gezag appèl aan te tekenen. Men voelt zich aan die beslissingen overgeleverd, zonder dat men er door eigen gekozen vertegenwoordigers enige invloed op kan hebben of kritiek op kan uitoefenen. 'WU weten nu pas wat demoeratie is', zei men mij te Eindhoven waar over het gebrek aan openbaarheid sterk werd geklaagd. Op Walcheren was de algemene opinie van de ingenieurs met wie ik sprak: 'Schaf in's hemelsnaam dat Militair Gezag af. Geef ons enkele verbindingsofficieren en laat ons verder onze eigen boontjes doppen. WU kunnen het veel beter.'

XCBehalve in individuele gevallen leek mij de stemming niet een te zijn van verbittering. Zo ver was men nog niet. Wel voelt men een toenemende wrevel en onwil tegen dit apparaat dat alsmaar nieuwe mensen aantrekt, alsmaar nieuwe bureaus opricht en een verwarrende staat in de staat gaat vormen.

XCRevolutionair was de stemming in genen dele."

1 L. de Jong: 'Rapport aan prof. Gerbrandy betr. een reis in het bevrijde Zuiden, 2-13 maart 1945' (r8 maart 1945), p. 4-5 (RvO, Londense collecties, L 22).

674 [PDF]
'HET MALLE GEVAL'

XCPeilingen van de publieke opinie hebben ten aanzien van het Militair Gezag in het bevrijde Zuiden niet plaatsgevonden, maar wij stellen ons voor dat Kruls zelf niet zou hebben verwacht dat, waren zij wèl gehouden, een overwegend gunstig oordeel uit de bus zou zijn gekomen. Een goede naam liet het Militair Gezag niet na en wij beschouwen het dan ook geenszins als bevreemdend dat het door de Parlementaire Enquêtecommissie overwegend negatief is beoordeeld. Niet dat de commissie het werk van het Militair Gezag in al zijn aspecten heeft onderzocht - zij richtte, wat de periode vóór mei '45 betrof (wij gaan zelf voorshands niet verder'), haar kritische aandacht op slechts twee punten: de verhouding tussen het Militair Gezag en de regering en het arrestatiebeleid ; daaraan werden in het in '50 verschenen vijfde verslag van de commissie meer dan 200 pagina's gewijd, culminerend in een scherpe kritiek die wij nog zullen weergeven en in nadere beschouwing zullen nemen. De commissie was zich er van bewust dat zij daarmee een onevenwichtig beeld had vastgelegd. Er was, erkende (en waarschuwde) zij in de inleiding tot dat vijfde deel, door het Militair Gezag 'veel verricht ... , dat tot geen kritiek aanleiding geeft. Op verschillende terreinen heeft het instituut inderdaad nuttig werk gedaan? - maar die terreinen, stuk voor stuk in het verslag van de commissie niet behandeld, werden niet eens opgesomd of ook maar aangeduid.

XCOnzerzijds hebben wij het wenselijk geacht, eerst een algemeen beeld te geven van het Militair Gezag en van de problemen waarvoor het kwam te staan. Noch de verhouding tussen het Militair Gezag en de regering, noch het arrestatiebeleid kan men daarvan isoleren - trouwens, alvorens die twee onderwerpen te behandelen, moeten wij op de politieke ontwikkelingen in het bevrijde Zuiden dieper ingaan: óók een onderwerp dat de Enquêtecommissie niet in systematische beschouwing heeft genomen. Deze opmerkingen makend, ontkennen wij uiteraard geenszins dat het baanbrekend onderzoek van de Enquêtecommissie van eminente betekenis is geweest voor het vaststellen van de feiten ten aanzien van de twee genoemde onderwerpen en dat de commissie, zich op die onderwerpen concentrerend, gedaan heeft wat men als de primaire taak van een parlementaire commissie mag zien - een historicus evenwel dient die onderwerpen in een ruimer verband te plaatsen.

XCI Het Militair Gezag is tot begin maart 1946 blijven functioneren; over zijn activiteiten benoorden de grote rivieren zullen wij schrijven in deel 12. 'Enq., dl. V a, p. 9.

675 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

Goudriaan die behalve directeur van de Spoorwegen adviseur was geweest van het Militair Gezag, schreef in zijn memoires:

XC'Er is veel kritiek geweest op het Militair Gezag. Ik heb er zelf deel van uitgemaakt, vrijwel van het begin der bevrijding af tot eind mei 1945 en ik ben dus misschien niet onbevooroordeeld. Maar ik kan niet anders zeggen dan dat ik het een uiterst nuttige, ja onder de gegeven omstandigheden onmisbare instelling heb gevonden. De militarisatie van de uitvoerders van tal van burgerlijke diensten was noodzakelijk om de vereiste hulp en samenwerking te krijgen van de Geallieerde legerautoriteiten en ook om deze uitvoerders de nodige vrijheid van beweging te verschaffen in een gebied dat maandenlang vlak achter het front heeft gelegen ... Aan de belangeloze toewijding en aan de geest van kameraadschappelijke samenwerking in het MG bewaar ik de allerbeste herinneringen."

XC'Een uiterst nuttige, ja onder de gegeven omstandigheden onmisbare instelling' - wij onderschrijven die formulering. Het Militair Gezag was in Londen gezien als een apparaat dat gedurende niet al te lange tijd heel Nederland moest besturen - het is door het vastlopen van de Geallieerde offensieven het apparaat geworden dat een maand of zes, zeven het bevrijde Zuiden heeft bestuurd. Hoe had men daar anders voor moeten zorgen? De Geallieerde Civil Affairs-instanties bezaten er noch de krachten noch de deskundigheid voor en had men in het Zuiden een Nederlands militair gezagsapparaat moeten gaan improviseren, dan zou kostbare tijd verloren zijn gegaan en, zo vrezen wij, een apparaat zijn samengesteld dat onvoldoende was ingesteld op de noodzakelijke vitale samenwerking met de Geallieerde militaire autoriteiten. Die samenwerking was door Kruis en zijn staf al in Londen zorgvuldig voorbereid. Trouwens, de Nederlandse wetsbesluiten welke door het Militair Gezag dienden te worden toegepast, vormden geen eenvoudige materie. Had men die toepassing aan personen toevertrouwd die er vreemd tegenover stonden, dan zouden, vrezen wij, eerst recht brokken zijn gemaakt. Een feit was (Goudriaan kon dat uit eigen ervaring onderstrepen) dat men in het oorlogsgebied Zuid-Nederland alleen iets voor de burgerbevolking kon bereiken wanneer men gemilitariseerd was, anders gezegd: wanneer men de Geallieerde militaire autoriteiten niet om medewerking behoefde te vragen maar wanneer men op die medewerking recht had. Voor ieder die buiten het Geallieerde militaire apparaat stond, was het vrijwel onmogelijk, de obstakels te overwinnen die de een na de ander voor hem oprezen wanneer hij die gigantische bureaueratie trachtte binnen te dringen.

XC, J. Goudriaan: Vriend ell vijand, p.

676 [PDF]
EEN ONMISBARE INSTELLING'

XCEen voorbeeld.

XCBoerma, de algemeen gemachtigde voor de landbouw, had medio november aan een ambtenaar, J. P. L. L. A. Burg, opgedragen, in Oisterwijk een bureau te vestigen van waaruit de directie van de landbouw weer zou kunnen gaan functioneren. Burg had ter plaatse aan de Heisteeg een pand kunnen vorderen. Eind december bezat hi] nog geen auto - hij had slechts een flets. 'Ik wil u er nogmaals op opmerkzaam maken', schreef hij in die dagen aan Boerma,

XC'dat ik hetgeen u mij gevraagd hebt te doen, nl. de directie van de landbouwaan het draaien te brengen, op deze manier niet kan vervullen. Ik u/eiger positief nog langer met dit weer en met de mij ter beschikking zijnde kleding met een fiets elke keer opnieuw naar Tilburg, Den Bosch, Vught, Boxtel enz. te trappen. Ik heb mijn goede wil tot belachelijk toe getoond doch nu stop ik.

XCTer i llustratie van mijn moeilijkheden het volgende: zodra het huis in de Heisteeg voor mij gevorderd was, ben ik bezig gegaan om kolen voor de verwarming te krijgen. Eerst naar het distributiekantoor. Van het distributiekantoor naar de heer Elzinga, voedselcommissaris. Van de heer Elzinga naar gasfabriek Oisterwijk. Van gasfabriek naar Elzinga. Van Elzinga naar 'Bos en Ven'.' Van 'Bos en Ven' naar Elzinga. En nog geen kolen. Eerste Kerstdag kwam 's middags de eigenaar van het huis bij mij met de boodschap dat zijn verwarming aan het bevriezen was, hij kon hem niet aftappen want er is geen waterleiding om hem opnieuw te vullen. Dus Eerste Kerstdag er weer op uit. Eerst naar Elzinga, van Elzinga naar 'Bos en Ven', van 'Bos en Ven' naar de gasfabriek, van de gasfabriek naar Elzinga, van Elzinga naar een kolenboer en met heel veel moeite kon ik I \I, mud cokes lenen. Daarmede was de verwarming's nachts gered. Op de Tweede Kerstdag wederom hetzelfde liedje. Vandaag 500 kilo hout gekocht en wat gruis losgekregen om vannacht de zaak weer vorstvrij te houden. Vanmorgen nog in Tilburg geweest bij de gasfabriek, brandstoffencommissie, resultaat nihil. Ik behoef u verder niet te vertellen wat er op deze manier van mijn werk terecht moet komen. Maar zolang ik dergelijke dingen met een fiets moet afdoen, kom ik nooit aan werken toe, bovendien kan ik het personeel niet anders laten doen dan naar huis laten gaan.

XCMet mijn meubilair ging het precies zo. Er was mooi Duits bureaumeubilair hier in Oisterwijk achtergebleven. Met de burgemeester had ik afgesproken dat ik dat in bruikleen kon krijgen. Toen ik het huis eindelijk had en hem vroeg wanneer ik het kon laten halen, kreeg ik de boodschap 'dat kan niet meer, de Engelsen hebben het in beslag genomen.' Op de fiets naar Tilburg naar majoor de Lange.' Hij kon er niets aan doen, ik moest het zelf maar zien af te handelen.

XC1 Dit was het hotel in Oisterwijk waar de ministers-'kwartiermakers' verbleven. 2

677 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

Terug naar Oisterwijk. De burgemeester zei mij dat het vermoedelijk een Engels officier uit Boxtel is geweest. De andere dag naar Boxtel, eerst naar de Town Major, hij wist er niets van, misschien was het iemand van Civil Affairs; dus naar Civil Affairs. Een der officieren had inderdaad opdracht gehad van een Division Headquarters om het meubilair in beslag te nemen. Dat Division Headquarters zat in Vught. In Vught na lang zoeken het HQgevonden en eindelijk bij een kolonel terecht die de opdracht had verstrekt, doch in opdracht van de Second Army HQ. Hij zou een ordonnans daarheen zenden om toestemming te vragen om mij dat meubilair ter beschikking te stellen, doch tot op heden nog geen bericht, alhoewel het al weer 8 dagen geleden is.

XCIk heb ook geen zin om nu weer eens naar Vught te gaan fietsen. Ik heb er op deze manier schoon genoeg van. Ik kan ook niet verder zo. Met veel moeite heb ik 2 schrijfmachines kunnen lenen, ze zijn me althans toegezegd, doch ik kan ze op een flets niet laten halen. Contact met de verschillende consulenten en het op gang gaan brengen van hun apparaat, daar is geen sprake van. En zo is het met alles.' I

XCMaar Boerma, ontvanger van deze typerende klacht (talloze Nederlandse ambtenaren ondervonden vergelijkbare moeilijkheden), had zelf klachten te over. Hij zond begin december aan een van de officieren van de staf Militair Gezag in Brussel de volgende 'kleine opsomming':

XC'a. Ofschoon mij vorige week te Brussel uitdrukkelijk werd toegezegd dat men zich met de z ist Army Group in verbinding zou stellen voor de uitbreiding van de huisvesting van mijn bureau, heb ik van enig resultaat van deze démarche nog steeds niets bespeurd. Momenteel is de toestand zó, dat er tenminste tien leidende personen van mijn dienst zijn, die niet over een eigen kamer beschikken (laat staan hun personeel) en dientengevolge regelmatig bij de enkele gelukkigen, die wel een kamer hebben, rondhangen.

XCb. Met ingang van hedenavond zijn ca. vijftien ambtenaren van mijn dienst, die in Hotel Suisse te Tilburg waren ingekwartierd, aan de deur gezet omdat het gehele hotel door een Canadese legereenheid in beslag genomen is. Voor de meesten van deze personen is tot op dit ogenblik nog geen nieuwe huisvesting gevonden. Vermoedelijk zullen zij dus de nacht in mijn kantoor moeten doorbrengen.

XCc. Hoewel de heer van Blankenstein ' heeft voorgesteld de wel zeer povere voeding van onze mensen door beschikbaarstelling van wat Army rations te verbeteren, is hiervan nog niets gekomen. Het gevolg was dat het deze weekJ.doos 12, no. 35). 2 Deze was, gelijk reeds gezegd, hoofd van de sectie-Economische

1 Brief, 29 dec. 1944, van P. L. L. A. Burg aan A. H. Boerma (MG, Staf, Sectie VI,

Indextermen: Boerma, A. H.
678 [PDF]
NADELEN VAN HET NIET-GEMILITARISEERD ZIJN

enkele keren is voorgekomen dat er ambtenaren zijn, die zonder ontbijt naar hun werk moesten gaan.

XCd. Hoewel wij bij de Rijksverkeersinspectie en bij de militaire instanties steeds hebben gewezen op het feit dat ons voor onze dienst veel te weinig auto's ter beschikking staan, is het ons niet mogen gelukken, op dit gebied enig resultaat te verkrijgen. Tot nu toe beschikken wij slechts over een 'wagenpark' van 2 bruikbare auto's, waarvan, naar mij mondeling werd medegedeeld, er nog één dezer dagen zal worden gevorderd ten behoeve van de Nederlandse regering te Oisterwijk.

XCe. Ons wagenpark gebruikte als garage het automobielbedrijf Knegtel te Tilburg. Van deze garage ontvingen wij bericht dat op maandag I I december deze garage in haar geheel door de Carl. Army was gevorderd. Het is mij tot op heden niet mogen gelukken een nieuwonderdak voor mijn auto's te vinden.

XCf. Hoewel ik meerdere malen heb voorgesteld een benzinedepot te vormen speciaal voor mijn dienst, is hiervan nog steeds niets gekomen. Het gevolg is dat wij gedurende een week minstens 2 à 3 dagen geheel zonder benzine zitten. Zo moest ik gisteren mijn chauffeur de laatste 10 liter benzine ter beschikking stellen om daarmede naar Eindhoven te gaan teneinde aldaar persoonlijk de voor mijn reis naar Brussel benodigde benzine te halen.' 1

XCMen kan natuurlijk de vraag stellen: waarom was een belangrijke dienst als die van ir. Boerma niet gemilitariseerd? Het antwoord is dat de Shaef-Mission, welke op haar beurt afhankelijk was van de medewerking van Shaef en van de hoofdkwartieren van de legergroepen en legers, de omvang van het Militair Gezag beperkt wenste te houden. Kruls kreeg een minimum aan krachten - daarmee moest hij rondkomen. Hij en zijn officieren hadden veel goodwill bij de Shaef-Mission, maar die Mission kon ook geen ijzer met handen breken. Er was nu eenmaal tekort aan alles; dat kon evenwel moeilijk rondgebazuind worden. Van het gehele raamwerk waarbinnen het Militair Gezag zich van zijn opdracht moest kwijten, was de burgerij in het bevrijde Zuiden zich niet of nauwelijks bewust. Zij kende de beperkingen niet waaraan het Militair Gezag, functionerend binnen het geheel van de Geallieerde bevrijdingslegers, onderworpen was.

XCWat heeft het Militair Gezag, al de beperkingen ten spijt, in de beschreven periode tot stand gebracht?

XCHet heeft (wij vatten de gegevens uit dit hoofdstuk in de volgorde van behandeling samen) uiteindelijk met succes geprotesteerd tegen de plunderingen en vernielingen door Geallieerde troepen; bevorderd dat de

1 Brief, 9 dec. 1944, van A. H. Boerma aan R. E. Laan (a.v., no. 53).

679 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

tienduizenden evacué's in het Zuiden goed werden opgevangen; aan het onderwijs materiële hulp geboden; brandweer en luchtbescherming weer op peil gebracht en mobiele colonnes gevormd voor de inzet benoorden de rivieren; de grensbewaking een solide organisatorische grondslag gegeven; het herstel van de PTT-verbindingen bevorderd en een deugdelijk censuurapparaat geschapen; aan voorlichting gegeven wat ondanks het tekort aan papier mogelijk was; het beschikbare papier aldus verdeeld dat weer een redelijk gevarieerde pers ontstond; in de vorm van 'Herrijzend Nederland' een gewaardeerde omroeporganisatie geïmproviseerd; de pers en 'Herrijzend Nederland' op een verstandige wijze gecensureerd; de Geallieerden gestimuleerd om minimaal voldoende hoeveelheden voedsel, zeep en medicamenten naar het bevrijde Zuiden te zenden; terecht prioriteit gegeven aan de noden van de mijnwerkers; bevorderd dat er een minimaal voldoend aantal vrachtauto's kwam en deze via het Centraal Transportbureau zo efficiënt mogelijk gebruikt; de Geallieerden gestimuleerd tot het weer bevaarbaar maken van de kanalen en het herstel van de spoorwegen; het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid in het leven geroepen hetwelk door middel van talrijke lagere overheidsorganen leiding heeft gegeven op economisch gebied en op dat gebied controle uitgeoefend; het herstel van de gasfabrieken en de electrische centrales bevorderd; wat aan energie en grondstoffen ter beschikking kwam, zo goed mogelijk gedistribueerd; de Nederlandse belangen bevorderd bij het verdelen van de oorlogsbuit; de aanvoer van door het Nederlandse Voedselbureau en door het Netherlands Office for Relief and Rehabilitation aangekochte voorraden en goederen op gang gebracht; een eerste grondslag helpen leggen voor het droogmaken van Walcheren; de stabilisatie van lonen en prijzen en het afkondigen van een royale wachtgeldregeling bevorderd; werklozen opgenomen in een nieuwe dienst: de Dienst Uitvoering Werken; voor voldoende circulerend geld gezorgd; de financiering van het gehele overheidsapparaat geregeld; zelf de overheidsorganen gezuiverd dan wel die zuivering door het doen instellen van talrijke commissies bevorderd; een politiereserve gevormd, alweer: voor de inzet benoorden de rivieren. En wat het gebied benoorden de rivieren betreft, herinneren wij er aan dat wij van de omvangrijke werkzaamheden van het Militair Gezag ter voorbereiding van de daar te bieden hulp pas een beeld zullen geven in deel IQ b (en van zijn bemoeienissen met de arrestaties pas in een later hoofdstuk van dit deel, IQ a).

XCDe billijkheid gebiedt voorts er op te wijzen dat het Militair Gezag, hetwelk in materieelopzicht niet verder kon gaan dan de Geallieerde

680 [PDF]
SAMENVATTING

militaire autoriteiten permitteerden, formeel gebonden was aan de door de regering vastgestelde regelingen. Die regelingen waren onvolledig: ze ontbraken voor de zuivering van kunstenaars, uitgevers en boekhandelaren, bioscoopeigenaren en studenten en wat veel méér wrevel wekte: er was óók geen regeling om de economische collaborateurs aan te pakken. Evenmin was er een ten aanzien van de Nederlandse Arbeidsdienst; ja, deze was opgeheven verklaard maar in Londen was niet aangegeven wat er met de (leegstaande) kampen diende te geschieden het Militair Gezag moest er een oplossing voor vinden.

XCHoudt men nu in het oog dat de staf van de organisatie, voordat Nederland benoorden de rivieren werd bevrijd, niet meer dan enkele honderden officieren telde (eind maart '45 ca. driehonderdvijftig) en dat aan de staven van de militaire commissarissen in het Zuiden ook niet meer dan enkele honderden officieren waren verbonden (er zijn geen precieze cijfers), dan is duidelijk dat het met name die officieren niet aan werk heeft ontbroken - werk bovendien dat in Brussel soms en elders in de regel in moeilijke omstandigheden moest worden verricht. De verhoudingen binnen de organisatie waren goed; de indeling van de staf en de gehele opzet voldeden en Kruls bleek een chef die, waar nodig, met beslistheid ingreep.

XCVolgens de verklaring welke de heer Ganshof van der Meersch voor de commissie heeft afgelegd, heeft deze regeling zeer goed voldaan en hebben zich in België bij en na de bevrijding niet de moeilijkheden voorgedaan die men in Nederland heeft gezien." Nu, dat klinkt idyllisch. Maar wat zijn de feiten? Om te beginnen menen wij dat een vergelijking tussen hetgeen in België en in Zuid-Nederland 'bij en na de bevrijding' is geschied, nauwelijks zin heeft: de verhoudingen in België stonden diametraal tegenover die in het bevrijde Zuiden. België was, zou men kunnen zeggen, étappegebied, het bevrijde Zuiden frontgebied, in België was door de Duitsers maar weinig schade aangericht (daar hadden zij de tijd niet voor gehad), in het bevrijde Zuiden waren hele streken verwoest en waren alle verbindingen verbroken. Wij erkennen (daar komen wij in hoofdstuk 13 nog op terug) dat het een fout in de Nederlandse opzet is geweest om te bepalen dat ministeriële aanwijzingen aan het Militair Gezag alle via dat ene kanaal van de minister van oorlog moesten worden gegeven, maar had de Nederlandse regering gedaan wat de Belgische deed, d.w.z. het herstel van het binnenlands bestuur en de handhaving van de openbare orde toevertrouwd aan twee personen, elk met een eigen staf (ook onder Ganshof van der Meersch en Tschoffen ressorteerden staven van officieren), die lid waren van de Nederlandse militaire missie bij Shaef, dan zou het die twee al door het gebrek aan cornmunicatiemogelijkheden moeilijk zijn gevallen om voldoende greep op de situatie te krijgen. Bovendien: herstel van het bestuur, d.w.z. zuivering van de bestuursorganen, en handhaving van de openbare orde, d.w.z. zuivering van de politie en, voorzover nodig, opbouw of inschakeling van organisaties welke ongeregeldheden moesten voorkomen o.m. door alle 'foute' elementen op te pakken, waren niet de enige taken die moesten worden verricht - wij wijzen op onze samenvatting van wat het Militair Gezag in het bevrijde Zuiden heeft gedaan.

XC, Enq., dl. V a, p. 357-58.

682 [PDF]
WAT IN BELGIË IS GESCHIED

XCEen wezenlijk verschil tussen de situatie in België en het bevrijde Zuiden was voorts dat in België vrijwelonmiddellijk weer een regering kon gaan functioneren die in Brussel een normaal departementaal apparaat tot haar beschikking had. In België evenwelontbrak een gemilitariseerde organisatie die in haar contacten met de voor België gevormde Shaef-Mission (deze stond onder leiding van de Britse Major-General G. W. E. J. Erskine) voor de belangen van de burgerbevolking kon opkomen. Gevolg was dat de Geallieerde strijdkrachten in België alles vorderden wat zij nodig hadden zonder dat er sprake was van overleg met een Belgische militaire gezagsorganisatie; zo stond ook de pers in België niet onder een door Belgen maar onder een door de Shaef-Mission uitgeoefende censuur. Dat directe ingrijpen van de Geallieerden heeft er tot een reeks klachten geleid.

XCDe geschiedschrijving van België in de periode '44-'45 is helaas ernstig verwaarloosd maar de Enquêtecommissie had in '50 al kunnen weten dat, zo zich tussen Ganshof van der Meersch en Tschoffen enerzijds en de Belgische regering anderzijds niet de conflicten hebben voorgedaan die er aan Nederlandse kant wèl kwamen tussen het Militair Gezag en de ministers, zich in België andere moeilijkheden hadden gemanifesteerd; het handhaven van de openbare orde had er tot grote strubbelingen geleid, ja een gezagscrisis doen ontstaan van een scherpte als Nederland niet heeft gekend.

XCGeven wij daar een overzicht van 1, dan merken wij in de eerste plaats op dat in België tijdens de bezetting naast een veelheid van kleinere illegale organisaties twee grote waren ontstaan, een 'linkse' en een 'rechtse', die elkaar met wantrouwen bekeken. De 'linkse' was het Front de l'Indépendance (het Onafhankelijkheidsfront), dat in maart '41 was opgericht en waartoe korte tijd later de illegale Belgische Cornrnunistische Partij was toegetreden. Een van de oprichters van het Front, Fernand Demany, werd toen ook communist; binnen de organisatie bleven de communisten overigens een minderheid vormen. De organisatie deed talrijke illegale bladen en oproepen verschijnen (de communisten gaven ook eigen illegale bladen uit) en verrichtte in België werk dat men kande Survey of International Affairs 1939-1946 ([955), een uitgave van het Royal Institute

1 Zulks in hoofdzaak aan de hand van F. S. V. Donnison: 1944-1946 (in 1961 verschenen in de van de officiële Britse Henri Bernard: ([969) en het door Chilston geschreven hoofdstuk over België in

683 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG

vergelijken met wat de LO en de KP in Nederland deden. Het KP-werk werd verricht door de Croupes d'Action FI (de Actiegroepen van het Onafhankelijkheidsfront) die later gedeeltelijk opgingen in de meer communistisch georiënteerde Armée Beige des Partisans Arrnés (het Belgisch Leger der Gewapende Partisan en) waarvan veel oud-Spanjestrijders deel uitmaakten; daarnaast werden, speciaal ter voorbereiding van een algemene opstand, in '43-'44 door de leiding van het Front de l'Indépen dance de Miliees Patriotiques (de Patriottische Milities) in het leven geroepen waarin maar weinig communisten een plaats vonden. Na de bevrijding werden in België (er vond daar een officiële registratie van illegale werkers plaats) ca. dertienduizend Belgen 'erkend' als oud-leden van de Armée Beige des Partisans Armés en ca. twee-en-twintigduizend als oudleden van de Miliees Patriotiques.

XCDe 'rechtse' organisatie, in '40 ontstaan, was geheel met de Nederlandse OD te vergelijken: het was een organisatie, geleid door beroepsen reserve-officieren, welke zich het bedrijven van illegaal werk en ordehandhaving bij de bevrijding ten doel had gesteld. Van sterke autoritaire sympathieën verdacht werd zij enkele jaren lang door de in Londen gevestigde regering-Pierlot vrijwel genegeerd maar eind '42 kwam er een betere verstandhouding en de regering bevorderde vervolgens dat niet alleen aan het Front de l'Indépendance maar ook aan deze 'Belgische OD' hulp werd verleend door de Special Operations Executive. Begin '44 nam die 'Belgische OD' de naam aan van Arrnée Secrète (het Geheime Leger). Zij kreeg toen ook steun van enkelen van de Belgische secretarissengeneraal. Als oud-leden van de Armée Secrète werden na de bevrijding ca. vier-en-vijftigduizend Belgen 'erkend'.

XCPrecies als in Frankrijk en in Nederland trachtte ShaeJ op de semimilitaire verzetsgroepen in België greep te krijgen door ze te verenigen in de Forces Belges de l'Intérieur, bevelhebber daarvan werd generaalmajoor Ivan Gérard, die commandant van de Armée Secrète was geweest voor hij naar Engeland was ontkomen. Veel effect had die overkoepeling niet: het Front de l'Indépendance en de Armée Secrète bleven tegenover elkaar staan. In dat kader ging de Armée Secrète een overnemen van de macht voorbereiden; toen generaal Erskine als hoofd van de Shaef-Mission to Belgium op 4 september Brussel bereikte, bleek door de Armée Secrète een Militaire Missie te zijn gevormd die jegens Shaef de Belgische staat wilde representeren. Op 5 september arriveerde Tschoffen; deze wist, niet zonder moeite, te bereiken dat de Militaire Missie van de Armée Secrète in de zijne opging. Vier dagen later, 9 september, gaf Eisenhower een

684 [PDF]
WAT IN BELGIË IS GESCHIED

bij hèm lag, en verscheen tevens een proclamatie van de regering-Pierlot: zij bleef aan de macht, de vóór 10 mei '40 afgekondigde staat van beleg werd gehandhaafd, het 'oude' parlement (gekozen in april '39) zou spoedig bijeenkomen. Wat de regering met dat alles bekend maakte, wekte levendige gevoelens van teleurstelling en toen Pierlot en zijn ministers op I I september naar Brussel werden overgevlogen, toonde de bevolking geen spoor van enthousiasme. Op de rede kwam in Brussel het parlement bijeen, eigenlijk om slechts één taak te vervullen: koning Leopold III moest worden vervangen. Hij had de sympathie van een groot deel van de Belgen, met name van de Walen, reddeloos verspeeld door, terwijl hij in '40 bij de capitulatie had aangekondigd dat hij zich voortaan als krijgsgevangene beschouwde, in '41 in het huwelijk te treden met de dochter van de gouverneur van W est- Vlaanderen; over de vraag of hij als koning nog acceptabel was, behoefde men zich niet onmiddellijk uit te spreken, want in de lente van '44 was Leopold op bevel van Hitler als gevangene naar de buurt van Salzburg overgebracht. Op voorstel van de regering-Pierlot nu keurde het Belgische parlement goed dat 's konings broer, prins Karel, als regent zou optreden. Het parlement werd huiswaarts gezonden en Pierlot kwam aan de geuite kritiek tegemoet door aan zijn kabinet van acht ministers acht nieuwe toe te voegen, onder wie drie communisten (een van die drie was Demany); met die communisten was evenwel geen overleg gepleegd bij het opstellen van het regeringsprogram.

XCHet nieuwe kabinet was als geheel van noga] conservatieve signatuur en had slechts een beperkt gezag. Het liep spaak met de voedselvoorziening (de zwarte markt bleef in stand), er werden veel klachten geuit dat de economische collaborateurs niet werden aangepakt en het nemen van maatregelen tegen de ca. driehonderdduizend Belgen die in meerdere of mindere mate 'fout' waren geweest, ging met veelongeregeldheden gepaard. Een aantal werd zonder vorm van proces doodgeschoten (cijfers zijn niet bekend), andere geweldplegingen en plunderingen deden zich op tal van plaatsen voor. Van belang was daarbij dat de Duitsers zowel de politie als de gendarmerie hadden ontwapend en dat, precies als in Nederland, beide formaties veel van hun gezag hadden verloren. Afgezien van de kleine Belgische Brigade waren aanvankelijk in bevrijd België de leden van het Front de l'Indépendance en van de Armée Secrète de enige Belgen die wapens (de door SOE geleverde wapens) in handen hadden.

XCEind september werden in grote haast nieuwe SOE-wapens, ca. ö 000, naar België overgebracht, nu bestemd voor de politie en de gendarmerie. Ook werd een begin gemaakt met de vorming van nieuwe legerbataljons.

685 [PDF]
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAG WAT IN BELGIË IS GESCHIED

Eisenhower riep de illegale werkers op, hun wapens in te leveren en tot de nieuwe bataljons toe te treden. De groepen van de Armée Secrète deden dat, maar het Front de l'Indépendance maakte bekend dat de Partisans Armis en de Milices Patriotiques pas ontbonden zouden worden als de regering het politieke program van het Front, waarin o.m. ingrijpende sociale hervormingen werden geëist, had aanvaard. Erskine waarschuwde Eisenhower dat in België een chaos dreigde - Eisenhower toog naar Brussel, sprak daar op 9 november het parlement toe en maakte het binnenskamers de regering duidelijk dat zij ter voorkoming van ongeregeldheden de verzetsgroepen diende te ontwapenen. Op 13 november verscheen toen een decreet van de minister van oorlog waarin werd bepaald dat alle wapens binnen vijf dagen moesten zijn ingeleverd en waarin voorts werd meegedeeld dat in het nieuwe leger plaats was voor in totaal veertigduizend oud-illegale werkers. Prompt traden de drie communisten uit de regering. Generaal Erskine riep hen bij zich en zei hun dat niet geduld kon worden dat de Partisans Armés en de Mi/ices Patriotiques hun wapens behielden - de drie zegden toen toe dat de wapens inderdaad zouden worden afgegeven, niet evenwel aan Belgische autoriteiten maar aan de Geallieerden. Bij hun volgelingen drongen de drie er op aan, zich bij het gebeurde neer te leggen en geen verdere moeilijkheden te maken, maar dat was teveel gevraagd. Aanhangers van het Front de l'Indépendance besloten, op 25 november in het regeringscentrum te Brussel een grote protestdemonstratie te houden. Op die z yste werd het regeringscentrum afgezet door de gendarmerie die van de regering opdracht had gekregen, tot elke prijs te verhinderen dat demonstranten tot de regeringsgebouwen zouden doordringen; in de nabijheid van het centrum werden Britse pantserwagens in reserve gehouden. Die pantserwagens kwamen niet in actie maar de gendarmerie achtte zich genoopt te vuren op een stoet die 'Demany aan de macht!' riep; vijf-en-veertig demonstranten werden gewond. Dat leidde tot oproepen tot een algemene staking die op 28 en 29 november vooral bij de openbare nutsbedrijven en in de steenkolenmijnen werden opgevolgd. Notabene. de oorlog was nog in volle gang en in het pasbevrijde België was geen gas en geen electriciteit en werd gestaakt in de bron van de energievoorziening: de mijnen. De publieke opinie keurde in grote meerderheid de stakingen af, de regering, door Shaef gesteund, week niet - de stakers keerden naar hun werk terug. De ontevredenheid evenwel, tijdelijk op de achtergrond gedrongen door Hitlers Ardennen-offensief, bleef bestaan, vooral als gevolg van een toenemende voedselnood (het kwam ook tot een staking van de havenarbeiders te Antwerpen) - in februari '45 besefte Pierlot dat zijn kabinet

686 [PDF]

niet bij machte was, het land effectief te besturen. Hij diende het ontslag van het kabinet in, waarna de socialistische leider Achiel van Acker, die actief aan het verzet had deelgenomen, op verzoek van prins Karel een nieuw kabinet vormde; daarin namen de communisten (dezen hadden in november '44 hun kracht ernstig overschat en bovendien een beleid gevoerd dat bezwaarlijk door Stalin kan zijn goedgekeurd) opnieuw de drie hun aangeboden portefeuilles aan.

XCWij menen te mogen coneluderen dat, vergeleken met België onder zijn regering (als men die vergelijking persé wil maken), het bevrijde

Indextermen: Acker, A. van
687 [PDF]

Hoofdstuk 10: Politiek in het bevrijde Zuiden

XC

XCVan 'een merkwaardig gebrek aan energie, initiatief en activiteit' had Schürmann, de militaire commissaris van Zuid-Limburg, gerept in het verslag dat hij enkele weken na zijn komst te Maastricht had opgesteld en dat wij aan het slot van hoofdstuk 8 aanhaalden. 'De bevolking', had hij verder geschreven, 'zou niets liever willen dan dat het Militair Gezag dictatoriaaloptrad.' Hij had intussen erkend dat hij dat alles 'in wat scherpe vorm' had weergegeven - onzerzijds voegden wij er aan toe dat het aannemelijk was dat aan dit beeld, het mocht dan wat zijn toegespitst, zekere algemene geldigheid niet kon worden ontzegd. De bevolking was door de ondervoeding welke zich speciaal van begin '44 af had afgetekend, verzwakt, het met energie reageren viel velen dus zwaar en bovendien moest men wennen aan de vrijheid. Meer dan vier jaar lang was er geen enkele vorm van inspraak geweest - aan die inspraak hadden in eerste instantie slechts weinigen behoefte. Dat viel niet alleen Schürmann op. Homan, hoofd van de sectie-Binnenlands Bestuur van de staf Militair Gezag, kreeg in die eerste tijd dezelfde indrukken. In het al eerder door ons geciteerde rapport dat hij begin oktober na een bezoek aan Nijmegen schreef, vermeldde hij:

XC'Nergens enige tendens nog geconstateerd tot bijeenkomen gemeenteraden. Is haast angstwekkend hoezeer verreweg de meesten gewend aan bezettingsregime: nog van geen enkele persoon die ik sprak, is noemenswaardige belangstelling gebleken voor herstel vertegenwoordigende lichamen. Zal gelegen zijn aan grote zorgen; het blijkt echter ook in dit opzicht m.i. hoogste tijd dat bezetting eindigt']

XCHoman maakte zich dus bepaald zorgen over de mate waarin de burgerij er zich bij neerlegde dat alle beslissingen over haar levensomstandigheden door derden werden genomen.

XCNoord-Brabant toonde, aldus Homan, hetzelfde beeld. 'Ik merk op', rapporteerde hij medio oktober,

XC] H. P. Linthorst Homan: 'Rapport inzake bezoek aan Nijmegen op 6 en 7 okt. 1944' (7 okt. 1944), p. 4·

688 [PDF]
'GEDEMPT KARAKTER' DER DISCUSSIES

'(niet voor de eerste maal) hoe zwak de wens van het m.i. merendeel der bevolking blijkt te zijn, naar onze oude vertrouwde dem[ocratische] verhoudingen terug te keren. Vier jaren bezetting leverden het ontstellend resultaat op, dat men louter vraagt naar een 'sterk gezag' (kan niet schelen door wie uitgeoefend); voorts dat men gaarne gedecreteerd (sic) ziet, hoe moet worden gehandeld, in plaats van zelf de koe bij de horens te vatten en te handelen, althans met voorstellen te komen."

XCNu gaat actieve belangstelling voor politieke vraagstukken altijd van minderheden uit en opvallend in de constateringen van Schürmann en Homan is dus niet zozeer wat zij over de politiek-passieve houding van de brede rnassa schreven maar vooral dat zich nog nergens groepen, hoe klein ook, hadden gevormd die van zulk een actieve belangstelling hadden getuigd.

XCWij menen dat daarbij remmende factoren een rol hebben gespeeld welke zich, zij het in afnemende mate, in het Zuiden hebben gemanifesteerd tot aan de bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren.

XCOm te beginnen: het was oorlog en de gedachten van de meeste mensen, voorzover niet gericht op de grote moeilijkheden van het dagelijks bestaan, verwijlden in de eerste plaats bij het oorlogsverloop: wanneer zou Duitsland definitief zijn verslagen, wanneer de rest van N ederland bevrijd? Met die twee vragen vergeleken, waren alle binnenlands-politieke kwesties van ondergeschikt belang. Maar bovendien: wat voor zin had het, zich in die kwesties te verdiepen en publiekelijk bepaalde oplossingen te bepleiten terwijl het overgrote deel van het Nederlandse volk, zeven van de negen miljoen Nederlanders, nog tot zwijgen was veroordeeld? Daar kwam dan nog bij dat wie eigen opinies ging verkondigen, onvermijdelijk een discussie bevorderde welke met verdeeldheid gepaard kon gaan. Was verdeeldheid wel wenselijk terwijl het land in een noodtoestand verkeerde? Veel mensen in het bevrijde Zuiden hadden de neiging, voorlopig elk debat over binnenlandspolitieke vraagstukken uit de weg te gaan. Tenslotte: de katholieken in het Zuiden waren traditioneel van een grote volgzaamheid.

XCDan waren er de materiële moeilijkheden. Politieke bedrijvigheid heeft behoefte aan papier, maar dat was er maar weinig. Politieke bedrijvigheid wil zich uiten in publieke vergaderingen en gaat gepaard met

XCI A.v.: Rapport 'Bezoek Brabam en Gelderland 15-17 okt. 1944' (17 okt. 1944),

689 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

beraad binnenskamers, maar de meeste mensen verlieten 's avonds niet dan zeer ongaarne hun woning en wanneer men bij beraad personen uit andere gemeenten wilde betrekken, dan waren reisvergunningen nodig, welke (na een periode waarin zij in het geheel niet werden afgegeven) van het Militair Gezag slechts met moeite werden verkregen - er was nu eenmaal nauwelijks vervoer.

XCDe door Schürmann en Homan geconstateerde vrij algemene lethargie is slechts korte tijd blijven bestaan maar wij zouden toch wel durven stellen dat de politieke discussie welke in het bevrijde Zuiden langzaam op gang kwam, een nogal gedempt karakter heeft gedragen. Dat kwam ook doordat men besefte, over weinig informatie te beschikken. De dagen weekbladen die mochten verschijnen, waren klein en wat diegenen die tot de politieke meningsvorming wilden bijdragen, vooralook hinderde, was dat zij nauwelijks hoorden hoe het in bevrijde landen als België en Frankrijk toeging en maar weinig inlichtingen hadden over de politieke toekomstdenkbeelden die naar voren gekomen waren in het land waarmee men zich bij uitstek verbonden voelde: Engeland. Meyer Sluijser die in december '44 in opdracht van Gerbrandy twee weken lang in het bevrijde Zuiden had kunnen rondreizen, onderstreepte na zijn terugkeer in een voor Gerbrandy bestemd rapport de klacht die de schrijver en oud-illegale werker Willem de Geus (pseudoniem voor W. Spruit) in Eindhoven aldus had geformuleerd:

XC'De intellectuele kringen voelen zich verlaten en eenzaam. Zij hebben gedurende de bezetting de weg naar het volk gevonden en voorzover zij die weg vroeger al kenden, zijn ze door de bezetting dichter dan ooit tot dat volk gebracht. Het heil van het geheel gaat hun meer ter harte dan iets anders en daarom werpen ze zich op elk vraagstuk dat met dit heil samenhangt. Maar gedurende de bezetting hebben zij elk antwoord in zichzelf moeten vinden ... Wij zijn allemaal intellectuele en politieke 'binnenvetters' geworden. Nu is de bevrijding drie maanden oud en nog altijd missen wij het contact met de buitenwereld. Ik schooier elke dag langs de auto's van de Engelsen om van de chauffeurs een Picture Post I of een dergelijk blad te lenen, waaruit ik kennis moet nemen van het bestaan van 'vraagstukken waarvan ik zelfs geen vermoeden had."

XCDe verhouding tussen het Militair Gezag en de regering was maar aan

I Dit was een geïllustreerd Engels weekblad dat een radicale hervorming van de Engelse samenleving voorstond. 2 M. Sluijser: 'Rapport omtrent de stemming in bevrijd Nederland' (22 dec. 1944), p. 2 (Collecrie-M. Sluijser, I).

690 [PDF]
VRAGEN IN KATHOLIEKE KRINGEN

weinigen duidelijk; trouwens, van wat die regering in ballingschap wel of niet had verricht, had men ook geen beeld. Enkele malen (in novem ber '41 en mei '44) had Radio Oranje het aftreden van katholieke ministers bekendgemaakt - wat zat daar achter? Onder de katholieken in ZuidLimburg en Noord-Brabant waren niet weinigen tot wie vóór de oorlog was doorgedrongen dat koningin Wilhelmina nogal negatief over het katholieke geloof en de katholieken dacht - de daardoor gewekte achterdocht jegens de koningin was na ruim vier jaar bezetting, al haar inspirerende radiotoespraken ten spijt, nog niet verdwenen. Kapitein van Houten van de sectie-Voorlichting van de staf Militair Gezag ging in de eerste week van januari '45 in besloten kringen antwoord geven op vragen. 'De belangstelling voor dergelijke gemoedelijke praatavondjes is', schreef hij aan een collega, 'buitengewoon groot' - hij gaf van de 'steeds weer bij een in hoofdzaak katholiek publiek' levende vragen het volgende overzicht:

XC'1. Waarom zijn de katholieke ministers uit het kabinet heengegaan?

XC2. Was het ontslag van Steenberghe een conflict tussen Steenberghe en Gerbrandy of een conflict tussen Steenberghe en de koningin?

XC3. In het algemeen: is Gerbrandy sterk anti-Paaps of zit de koningin daar achter?

XC4. Waarom is er in de uitzendingen van Radio Oranje zo weinig gehoord over de Herderlijke Schrijvens van de bisschoppen?

XC5. Denkt u dat de koningin thans anders staat ten aanzien van het Zuiden dan vóór I940?

XC6. Hoe stond onze regering in Engeland en in het buitenland aangeschreven?

XC7. Krijgen wij Indië weer helemaal terug?

XC8. Wordt er alles gedaan om de Nederlanders een zo groot mogelijk aandeel te geven in de bevrijding van Indië?

XC9. Wat is de verhouding tussen Militair Gezag en de regering en de verhouding tussen Militair Gezag en de ministers die naar Nederland zijn gekomen? I 10. Waarom treedt het MG niet krachtiger op tegen de Duitsers, NSB'ers, collaborateurs, etc.?

XCI 1. Waarom wordt er getalmd met de executie van algemeen erkende landverraders zoals ambtenaren (advocaten, notarissen, politie, etc.) die de eed van trouwaan de koningin gebroken hebben?

XC12. Waarom schakelt het MG niet meer experts uit het Zuiden in, resp. waarom detacheren sommige secties van het MG niet meer bevoegdheid aan burgerlijke

XCI Dit sloeg op de ca. zes weken tevoren gearriveerde ministers- 'kwartierma

691 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

instanties in het Zuiden? Doet men dat niet, omdat men daarmee wil wachten tot men boven de rivieren is?

XC13. Waarom is er zo lang getreuzeld met het trainen van de duizenden vrijwilligers die zich hebben opgegeven?'

XCI4. Is het juist dat aan een groep van 800 vrijwilligers, waarvan 720 katholiek en 80 niet-katholiek, merendeels protestant, slechts één katholieke aalmoezenier naast een protestantse aalmoezenier kon worden toegevoegd, omdat nu eenmaal in de statistiek van vóór de oorlog staar dat ongeveer 30 % van het leger katholiek is ?'2

XCMen ziet: hier waren vragen onder die betrekking hadden op wat in het bevrijde Zuiden gebeurde - vragen met een kritische inslag; merkwaardig genoeg: géén vragen die betrekking hadden op wat na de bevrijding van het gehele land diende te geschieden (en ook geen vragen over het voedseltekort die men twee maanden eerder onmiddellijk zou hebben gesteld). Niettemin waren er kringen waarin men zich, al was dan ook een groot deel van Nederland nog bezet, met die iets verdere toekomst wel degelijk bezighield. De twee complexen: wat gebeurt er nu in het bevrijde Zuiden en wat dient er straks te geschieden als heel Nederland is bevrijd, vloeiden trouwens in elkaar over. Sommigen wensten in wezen een voortzetting van het traditionele Nederland, anderen waren er voorstander van dat Nederland zou worden 'vernieuwd', d.w.z. dat in de eerste plaats gebroken zou worden met de vooroorlogse 'verzuiling', en onder die tegenstanders van de 'verzuiling' waren velen die het zouden toejuichen als in het bevrijde Zuiden met de 'vernieuwing' een begin zou worden gemaakt. Wat er aan politieke strijd in het bevrijde Zuiden is geleverd, is in de eerste plaats een strijd pro en contra die 'vernieuwing' geweest; daarin heeft de georganiseerde oud-illegaliteit een belangrijke rol gespeeld.

'Vernieuwing'

XC

XCMen moet de georganiseerde oud-illegaliteit in het bevrijde Zuiden zien als een pressiegroep - in dit geval een groep van mensen die meenden dat op grond van datgene wat zij tijdens de bezetting hadden gepresteerd,J.J.69

I Hierover meer in het volgende hoofdstuk. 2 Brief, 9 jan. 1945, van A. van Houten aan Huizinga (MG, Geheim archief, 272).

692 [PDF]
DE ILLEGALITEIT IN HET ZUIDEN

na de bevrijding in de eerste plaats naar hèn moest worden geluisterd. Daarmee maakte de oud-illegale minderheid zich los van de overgrote meerderheid der bevolking.

XCDie meerderheid had in de bezettingsjaren de moeilijkheden van het dagelijks bestaan zo goed mogelijk opgevangen, zich aangepast, zich trachten te redden, maar toch ook op velerlei wijze verzet geboden: zij had de parolen van de bezetter en de NSB duidelijk afgewezen; zij had 'neen' gezegd tegen Seyss-Inquarts pogingen tot gelijkschakeling (voor het katholieke Zuiden was bijvoorbeeld van belang dat in de zomer en herfst van '41 ruim 96 % van de bij het RKWVaangesloten arbeiders hun lidmaatschap hadden beëindigd en dat in '43 in Limburg en NoordBrabant 55 % van alle landbouwers geweigerd hadden, hun verplichte bijdrage aan de Nederlandse Landstand te betalen). Die meerderheid had ook deelgenomen aan de massale April-Meistakingen van '43, maar zij was niet zo ver gegaan dat zij een duidelijk individueel risico had gelopen, het illegale werk had zich buiten haar om voltrokken; de illegale werkers waren mèt allen die hun rechtstreeks hulp boden, een kleine minderheid gebleven.

XCUitgaande van onze schatting dat er in het gehele land tot september '44 minimaal ca. vijf-en-twintigduizend illegale werkers zijn geweest (van hen was vóór september '44 ongeveer een derde uitgeschakeld), veronderstellen wij dat er in het Zuiden, toen het werd bevrijd, minimaal vierduizend illegale werkers waren - wij geven dit cijfer met alle voorbehoud. Anders dan in België vond in ons land na de bevrijding geen registratie van illegale werkers plaats en bij de schatting vierduizend moet bedacht worden dat het cijfer slaat op diegenen die al geruime tijd vóór de bevrijding deel hadden uitgemaakt van illegale groepen, niet op hen die zich, toen de bevrijding naderde, bij een illegale groep hadden gevoegd dan wel door deze waren opgeroepen. De duizend man Stoottroepen en de zevenhonderd grensbewakers bijvoorbeeld die door de OD in Eindhoven werden gemobiliseerd, zijn niet meegeteld. Intussen erkennen wij dat onze schatting heel wel te laag kan zijn. Hoe dat zij, de 'echte' illegale werkers moesten met duizenden worden geteld en bepaald niet met tienduizenden. Anders gezegd: op een bevolking van meer dan een miljoen volwassenen, vormden zij een groep die waarschijnlijk kleiner was dan één op de honderd.

XCWat het land als geheel betrof, stonden lang niet alle illegale werkers of illegale groepen op het standpunt dat het op de weg lag van de illegaliteit, de ontwikkelingen in het naoorlogse Nederland in algemeenpolitieke zin te beïnvloeden. In bezet gebied kwam het binnen de

693 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

Contact-Commissie van de illegaliteit op dit punt in de herfst van '44 tot een diepgaande en onoplosbare verdeeldheid welke wij in deel 10 b zullen beschrijven: verdeeldheid tussen de leiders van grote illegale organisaties. In het bevrijde Zuiden lag dat anders. Daar leefde niet bij alle maar toch wel bij talrijke oud-illegale werkers, met name bij vele leidende figuren, de behoefte om, nu de bevrijding daar was, de stem van de oud-illegaliteit duidelijk te laten horen. Illegale werkers (wij zullen in het vervolg van dit deel de term 'oud' maar laten vervallen, tenzij er speciale aanleiding is deze te gebruiken) kregen daar ook gemakkelijker de gelegenheid toe dan anderen en het Militair Gezag had de sterke neiging naar hen te luisteren. Bij de Nederlanders in de vrije wereld was in de loop der jaren grote bewondering gegroeid voor wat de illegaliteit in bezet gebied had gepresteerd - stond een illegale werker tegenover een officier van het Militair Gezag, dan had de eerste zijn leven geriskeerd en de tweede een over het algemeen comfortabel bestaan gehad in Engeland; dat gaf die illegale werker een zekere morele voorsprong. Bovendien: die illegale werker sprak niet voor zichzelf alleen maar voor de gehele groep van de 'helden' waarvan koningin Wilhelmina menigmaal had gerept. Ontvingen de militaire commissarissen tegengestelde adviezen van verschillende kanten, dan kenden zij veelal aan de adviezen van illegale werkers extra gewicht toe; dezen kregen ook gemakkelijker hulp dan anderen: papier om dag- en weekbladen te doen verschijnen en reisvergunningen die interlokaal contact mogelijk maakten.

XCAanvankelijk was van dat interlokaal contact geen sprake en voorzover de illegaliteit zich ging organiseren, d.W.z. de krachten ging bundelen, geschiedde dat dus in elke stad of streek apart: in Zuid-Limburg, in Nijmegen en omgeving, in Noord-Brabant en in Oost Zeeuws- Vlaanderen (niet in de andere bevrijde delen van Zeeland). In Nijmegen werd een breed samengestelde Raad van Ondergrondse Actie gevormd waarin voormannen van talrijke illegale organisaties samenkwamen, velen oorspronkelijk afkomstig uit de milieus van de Nederlandse Unie. Deze raad wenste dan ook, aldus zijn voorzitter, ir. J. J. A. Janssen, 'een grondige vernieuwing van de maatschappij op nationale grondslag in democratische zin" - hij kreeg (H. Termeer heeft het aangetoond in zijn in '79 verschenen verhelderende studie Nijmegen frontstad) een duidelijke. invloed op het beleid van militair commissaris Blaauw.

XC, Aangehaald in H. Termeer: Nijmegen frontstad. September 1944-mei 1945. Politiek en vakbeweging (1979), p. 55·

694 [PDF]
DE OUD-ILLEGALITEIT GAAT ZICH ORGANISEREN

XCIn Maastricht werd op 22 september, ruim een week na de bevrijding, een Comité van Illegale Werkers (CIW) opgericht waarin in eerste instantie vertegenwoordigd waren de LO, het Belastingverzet (het beschouwde zich in Maastricht als een aparte LO-groep), de KP, de OD, het Medisch Contact (tevens vertegenwoordigend het verzet van de tandartsen en van de apothekers), 'de illegale pers", het 'gevangeniscontact' en het katholiek-kerkelijk verzet. Het Comité breidde zich spoedig uit met vertegenwoordigers van organisaties die zich niet onmiddellijk hadden gemeld: de Raad van Verzet en groepen spoorwegmannen en politiefunctionarissen die illegaal werkzaam waren geweest (eind oktober ook met vertegenwoordigers van het Nationaal Comité en van De Waarheid). Op de derde vergadering van dit Comité, 29 september, werd besloten dat, aldus de notulen, 'uit de in een district' (er kwamen naast het district-Maastricht districten in Heerlen, Sittard en Weert) 'aanwezige organisaties zoveel mogelijk de meest leidinggevende figuren in het CIW hun stem zullen hebben'; de leden van het Comité zouden individueel hun stem uitbrengen,

XC'terwijl aan de stemmenverhouding per organisatie geen aandacht wordt besteed. Dit laatste wordt overbodig geacht omdat het CIW uitgaat van het standpunt dat er weliswaar wrijvingsvlakken en meningsverschillen bestonden tussen de verschillende illegale organisaties als gevolg van het feit dat illegale werkers uiteraard temperamenrvolle mensen zijn en dat de specifieke doelstellingen van de organisaties uiteenlopend waren, maar dat deze meningsverschillen door de bevrijding zeer veel van hun scherpte en oppertuniteit hebben verloren, terwijl wat daarvan nog rest, ongetwijfeld in de kring van het CIW tot overeenstemming kan worden gebracht.'

XCMen was het er in elk geval in die derde vergadering over eens dat er op bestuursgebied in Zuid-Limburg een verwarde toestand heerste - men vond dat de militaire commissaris, Schürmann, niet voldoende rekening hield met de wensen der illegale werkers; besloten werd, 'dat de heer Bep van Kooten als koerier zal gaan naar prins Bernhard te Brussel' (van Kooten was op 17 of 18 september al een eerste keer naar de prins geweest die hem toen tot commandant van de Stoottroepen-Limburg had benoemd) ' ... en dat hij de noodzakelijkheid zal bepleiten van de benoeming van een krachtige figuur als militair commissaris, aan wie door de

I Die term wordt gebruikt in de notulen van een op 27 september '44 gehouden vergadering, waaruit blijkt dat er twee vertegenwoordigers van 'de illegale pers' waren ; aan welke bladen zij medewerking hadden verleend, weten wij niet.

695 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

regering de opdracht zou zijn te geven, zijn gezag hier uit te oefenen in overeenstemming met het CIW'! - een tekenend besluit: tekenend voor het tekort aan inzicht in de positie van generaal Kruis en niet minder tekenend voor de pretenties van het Comité. Van Kooten ging naar de prins, kreeg van deze te horen dat hij met zijn denkbeelden aan het verkeerde adres was en liet na terugkeer in Maastricht niets van zich horen. 'Intussen', aldus de notulen van de volgende vergadering, 5 oktober, 'kan de voorzitter' (de Maastrichtse bankdirecteur G. J. Kuiper, een uitzonderlijk lastige man die in de lente van '44 grote moeilijkheden had gehad met de leiding van het Nationaal Steunfonds, welker werkwijze hij onverantwoordelijk had geacht)

XC'mededelen dat er voldoende tekenen zijn voor een goede samenwerking tussen overheid en CIW. Dit blijkt o.a. uit de uitnodiging, door het Militair Gezag gedaan aan het CIW, om advies uit te brengen betreffende de benoeming van een aantal hoofden van afdelingen, die als eerste medewerkers de taak van het Militair Gezag voor de provincie Limburg zullen moeten helpen vervullen?

XC'advies'; Schürmann had de beslissing aan zich gehouden.

XCIn de tweede week van oktober bracht Kuiper bezoeken aan Heerlen en Eindhoven waar hij in bijeenkomsten van illegale werkers (in Heerlen stond de vergadering onder leiding van majoor Nicolas, de militaire commissaris voor de Mijnstreek, in Eindhoven onder leiding van Gelderblom, het lid van de Top van het Nationaal Steunfonds met wie Kuiper overhoop had gelegen) kon vertellen wat het CIW in Maastricht deed: het bevoegd gezag adviseren. Maar hij had verderstrekkende plannen (dat bleek al uit het feit dat hij wenste dat het CIW een vetorecht zou krijgen ten aanzien van het gehele beleid van het Militair Gezag). Samen met dr. A. Kessen, de Maastrichtse gemeente-archivaris die in het CIW een van de twee vertegenwoordigers was van de OD, had hij een rapport geschreven, dat als volgt luidde:

XC'De conclusie waartoe een objectief beschouwer op het ogenblik zou moeten komen, is, kort weergegeven, deze:

XCI. Ons volk verheugt zich over de herkregen vrijheid, maar weet vooralsnog deze vrijheid niet effectief te benutten.

XC2. Er zijn maar heel enkele punten waaromtrent algemene overeenstemming bestaat, nl. dat het oude in het culturele, economische en politieke leven moet

XCI CIW, district-Maastricht: Notulen vergadering van 29 sept. 1944, p. 4 (Doe 1-300 B, a-I). 2 A.V.: a.v., 5 okt. 1944,

696 [PDF]
DE OUD-ILLEGALITEIT IN MAASTRICHT

worden vervangen door iets nieuws. Om het nader aan te duiden kan gezegd worden dat men algemeen wenst te streven naar een vervolmaakte demoeratie en in elk geval naar een uitbanning van het liberaal kapitalisme'

XChoe die doelstellingen te bereiken? Daarover bestond 'een zeer grote verscheidenheid van meningen'. Kuiper en Kessen waren van opinie dat van 'een sterk militair gezag' 'de meeste objectiviteit te verwachten (was)'; 'het is zonder meer duidelijk', aldus hun rapport,

XC'dat een dergelijk militair gezag ... moet worden uitgeoefend door zeer capabele, sterke persoonlijkheden, die dan daarenboven ook metterdaad een gewapend militair apparaat tot hun beschikking behoren te hebben. De door dit gezag gegeven aanwijzingen moeten zo nodig door krachtig ingrijpen kunnen worden ondersteund. Het lijkt ons de taak van de Kroon, deze krachtige militaire persoonlijkheden aan te wijzen, en een taak van de regering, er voor te zorgen dat het noodzakelijk militair apparaat nog vroeger dan de herrijzing van ons Nederlandse leger ter beschikking wordt gesteld.'

XCHet Comité was het met de inhoud van dit wel zeer autoritaire rapport eens, maar ging voorlopig niet verder dan Kruls te verzoeken, aan Schürmanns staf 'een adviseur voor militaire zaken' toe te voegen, 'het CIW kan dan via deze persoon streven naar verwezenlijking van het in het rapport opgenomen plan."

XCKruIs legde het verzoek naast zich neer. Dat was voor Kuiper en de zijnen een eerste teleurstelling; de tweede werd dat hun eind oktober niet alleen bleek dat de Eindhovense illegale werkers voor hun organisatie een meer algemene doelstelling en een andere naam hadden gekozen dan zijzelf maar ook dat de Eindhovenaren er in waren geslaagd, twee afgevaardigden naar Londen te sturen voor besprekingen met de koningin en het kabinet: Gelderblom en A. Voorwinde, Gelderbloms voorganger als lid van de Top van het NSF die, toen hij die Top had verlaten, in Noord-Brabant het Nationaal Comité was gaan vertegenwoordigen.

XCEvenals in Maastricht verliepen 111 Eindhoven ongeveer twee weken

I A.v.: a.v., 12 okt. 1944, p. 7, 9 (a.v.).

697 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

voordat enkele prominente illegale werkers bijeenkwamen om er zich over te beraden wat de illegale organisaties in de nieuwe situatie te doen stond. Dit waren, behalve Gelderblom en Voorwinde, Hoekstra (commandant-Zuid van de RVV, nu plaatsvervangend commandant van de Stoottroepen der BS), A. van der Hulst (districtsleider van de LO in Eindhoven) en dr. A. van Wijk (leider van de T[weede] D[istributiestamkaart]-groep in de zuidelijke provincies). Zij besloten met hun vijven, een vergadering te beleggen tot oprichting van een bond met een zo algemeen mogelijke naam: de Bond Nederland. Die vergadering vond op 16 oktober plaats, na het bezoek dus dat Kuiper aan Eindhoven had gebracht (bevrijd waren toen slechts de 'Corridor', Zuid-Limburg en Oost Zeeuws-Vlaanderen). Onder voorzitterschap van Gelderblom kwamen er alle initiatiefnemers bijeen, samen met een aantal anderen zodat er waren: vier vertegenwoordigers van het financiële steunwerk. drie van de LO, twee van het Nationaal Comité en van Het Parool en één van resp. de RVV, de OD (Thal Larsen), het Studentenverzet, het Kerkelijk Verzet, de TD-groep, de KP (Borghouts) en het Medisch Contact; ook Zoetmulder, hoofdredacteur van het Eindhavens Dagblad, was aanwezig. 'Is onze taak thans ten einde?', aldus de vraag die Gelderblom in zijn openingswoord stelde. Hij vervolgde:

XC'Allerminst. De ontstane band, de gegroeide saamhorigheid en verbondenheid, dient te blijven bestendigd ... We zouden de schijn kunnen wekken ambitieus te zijn. Deze gedachte vervult ons allerminst. Doch van alle kanten dreigt men terug te zakken naar het oude. Het heeft de schijn dat de voorbije vier jaren de mensen niets hebben geleerd. Daarom moeten we opstaan en is het onze plicht, ons ideaal voor ons uit te dragen.

XCEindhoven is slechts een klein deel van ons vaderland. Mogen we aannemen dat de nog-niet-bevrijden over ons plan denken zoals wij? We moeten het riskeren, want met niets doen zijn we niet verantwoord.'

XCBesloten werd, de Bond Nederland op te richten; 'na geanimeerde discussie' werd als grondslag voor een nog op te stellen program de formule aanvaard: 'Nederland met Oranje naar een gezonde democratic'. Goedgekeurd werd voorts dat, 'indien mogelijk', alle illegale organisaties zouden worden vertegenwoordigd, maar niet naar evenredigheid. Gelderblom werd als voorzitter aangewezen en besloten werd, eens per week te vergaderen, in beginsel nimmer te stemmen ('de besprekingen', aldus de notulen, 'zullen vanzelf tot zeer grote meerderheidsopvatting moeten leiden') en, tenslotte, van de oprichting mededeling

698 [PDF]
DE COMITÉ'S VAN ILLEGALE WERKERS

koningin, de prins, het kabinet, generaal Kruls, de militaire commissaris van Eindhoven en de burgemeester van die gemeente. I 'Nederland met Oranje naar een gezonde democratie' - men behoefde geen illegale werker te zijn om deze formulering, de vaagheid van het begrip 'gezond' ten spijt, te onderschrijven. Inderdaad, op de tweede vergadering, 23 oktober, werd met algemene stemmen besloten, het lidmaatschap van de Bond ook open te stellen voor 'niet-illegale werkers, doch goede Nederlanders, welke bezield zijn met dezelfde idealen'. Op die tweede vergadering bleek voorts dat de aanwezigen ontevreden waren over de zuivering van het gemeentepersoneel (deze werd in Eindhoven uitgevoerd onder leiding van de vier 'oude' wethouders van wie men vond dat zijzelf gezuiverd moesten worden), over het ontbreken van een regeling voor de bedrijfszuivering, over de te lage rantsoenen en over het gebrek aan voorlichting, en dat zij zich zorgen maakten over de wantoestanden in de interneringskampen.' Op de derde vergadering, 30 oktober (Gelderblom en Voorwinde bevonden zich toen in Londen), kwam een stuk aan de orde dat geschreven was door een van de vertegenwoordigers van het NSF, dr. ir. N. A. J. Voorhoeve, tijdens de bezetting provinciaal leider van het NSF in Noord-Brabant. Voorhoeve's 'vurigste wens' was, 'dat het Nederlandse volk teruggebracht moge worden tot het Evangelie van Jezus Christus' - daar vloeide, meende hij, uit voort dat communisten niet tot de Bond konden worden toegelaten. Er volgde een lange discussie waarin men het er slechts over eens werd dat een commissie een beginselprogram diende op te stellen en dat men de resultaten moest afwachten van beraad met illegale werkers uit andere bevrijde delen van het Zuiden met wie inmiddels contact was opgenomen.'

XCDat beraad vond op I november plaats. Naar Eindhoven kwamen afgevaardigden van de Comité's van Illegale Werkers uit Maastricht, Heerlen, Sittard en Weert, van de Raad van Ondergrondse Actie uit Nijmegen en van de gebundelde illegaliteit uit Den Bosch, Vught, Tilburg en Oost Zeeuws-Vlaanderen. Kuiper vertegenwoordigde niet alleen Maastricht maar ook Heerlen. Hij trok fors van leer, vooral tegen het feit dat Gelderblom en Voorwinde naar Londen een voor de koningin bestemd stuk met wensen voor de toekomst hadden meegenomen waarmee zij, meende Kuiper, de indruk hadden gewekt als zouden zij namens

XC1 'Notulen van de vergadering tot oprichting van de Bond Nederland', J6 okt. 1944 (GOIWN, 1 A). 2 Bond Nederland: Notulen, 23 okt. 1944 (a.v.). 3 A.v.: a.v., 30 okt. 1944 (a.v.).

699 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

alle illegale werkers in het Zuiden spreken. Kuiper meende voorts, 'dat de naam 'Bond Nederland' inhoudt een te veelomvattend begrip en dat Limburg de aanduiding 'Comité van Illegale Werkers' als de meest geschikte acht. Limburg beschouwt de naam 'illegale werker' als een eretitel en dit wordt door ons volk ook als zodanig aangevoeld.'

XCHoe uit de impasse te komen? De commissie voor het beginselprogram werd nieuw samengesteld, Kuiper kreeg er zitting in.

XCNa drie weken was men het binnen de commissie eens geworden. Gelderblom en Voorwinde waren inmiddels uit Londen teruggekeerd (hun besprekingen aldaar zullen wij in hoofdstuk 14 behandelen), onder meer met de mededeling dat de koningin wenste dat er een bond van illegale werkers zou komen die zich 'Gemeenschap Nederland' zou noemen. Op een tweede bijeenkomst van afgevaardigden van illegale werkers uit verschillende plaatsen en streken die op 22 november plaatsvond, weer te Eindhoven (nu waren ook Helmond, het Land van Maas en Waal, Breda en Bergen op Zoom vertegenwoordigd), werd een compromis goedgekeurd: de organisatie zou zich aanduiden als de 'Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Nederland', oftewel de GOIWN. Lid konden worden 'allen die om principiële redenen gedurende de bezetting actief hebben deelgenomen aan het verzet tegen de door de bezetter uitgeoefende rechtsverkrachting en dwingelandij', en als grondslag voor het politiek program werd aanvaard: 'Een vernieuwing van het gehele Nederlandse volk in dankbaarheid en trouwaan Oranje, uitgaande van de eis van een gezonde volksinvloed en op de basis van de normen van Waarheid, Gerechtigheid en Naastenliefde, zoals deze ook in andere dan christelijke overtuigingen worden aanvaard.' I Deze formulering maakte het voor communisten onmogelijk, zich bij de GOIWN aan te sluiten; trouwens, ook anderen hadden bezwaren. 'Gezonde volksinvloed' moest men aldus interpreteren dat het volk minder invloed zou krijgen op de besluitvorming van de gemeentebesturen, de provinciale besturen en de regering dan vóór de bezetting. 'Waarheid, Gerechtigheid en Naastenliefde' klonk fraai, maar hoe moesten die normen in de maatschappelijke praktijk worden toegepast? Als een politieke partij wilde de GOIWN niet optreden (haar voormannen hadden geen duidelijke binding met bepaalde volksgroepen-) .en dat7

1 Notulen van de oprichtingsvergadering van de GOIWN, 22 nov. I944 (a.v.). 2 G. B. Freeman, de vertegenwoordiger van het Studentenverzet, legde aan de ver gadering van de Bond Nederland welke op I I november werd gehouden, een stuk voor met 'bezwaren tegen het feit dat de huidige vergadering voornamelijk zou

700 [PDF]
DE OPRICHTING VAN DE GOIWN

negatieve standpunt onderstreepte de GOIWN ook in de oproepen die nadien van haar uitgingen. Wat wilde zij wèl zijn? 'Het geweten van ons volk' stond in enkele van die oproepen te lezen. Geen kleinigheid! Formuleringen als deze wekten geïrriteerdheid en die geïrriteerdheid werd er niet minder op, toen bleek dat de organisatie en de met haar verbonden Provinciale Raden van Vertrouwensmannen op allerlei terreinen een merkbare invloed kregen in het Militair Gezag met name ten aanzien van het arrestatiebeleid.' De klachten over dat beleid, de geruchten welke de ronde gingen doen over wantoestanden in de karnpen van politieke delinquenten en vooralook het soms aanmatigend optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten brachten schade toe aan het begrip 'illegaliteit' en verzwakten dus ook de positie van de GOIWN. Hoeveel leden de GOIWN na een aantal maanden ging tellen, is niet precies bekend; 'hooguit 5 % van de bevolking', zo citeren Oudheusden en Verboom- later gepubliceerde schattingen - zijn die schattingenjuist (wij vermoeden dat zij te hoog zijn), dan zou zulks betekenen dat in de GOIWN het aantal 'niet-illegale werkers, doch goede Nederlanders' verre was gaan overheersen.

XC'Een duidelijke politieke lijn hebben we achter datgene wat de Gemeenschap heeft verricht, niet kunnen ontdekken', schrijven dezelfde twee auteurs. 'Wel deinde ook de Gemeenschap mee op de vernieuwingsgolven."

XCInderdaad, die wens tot vernieuwing wàs er, maar hij had eerder een negatieve dan een positieve inhoud: eensgezindheid in de afwijzing van 'het oude' werd verdeeldheid zodra men 'het nieuwe' trachtte aan te geven dat er voor in de plaats diende te komen.

XCDe mate waarin 'het oude' werd afgewezen, kan men afleiden uit twee peilingen van de publieke opinie die in het bevrijde Zuiden plaatsvonden,

XCbestaan uit mannen met wetenschappelijke titel en hoge functionarissen bij Philips'. (Bond Nederland: 'Toelichting op de agenda bij de verg. van 1[ nov. 1944' (a.v.))

XCI Sluijser signaleerde in december '44 in zijn eerder aangehaald rapport aan Gerbrandy 'een gevoel van wrevel bij de bevolking tegenover de 'ondergrondse strijders' die, naar zij meent, door 'Londen' teveel worden opgehemeld en bevoordeeld Duizenden mensen menen, dat de regering soms teveel betekenis hecht aan de revolverdragers en sabotageplegers die, dat geeft iedereen grif toe, belangrijk werk hebben geleverd. Deze mensen kunnen niet inzien dat het dragen en gebruiken van revolvers tijdens de bezetting meer rechten geeft tot deelname aan het bestuur van land, provincie en stad na de bevrijding.' (M. Sluijser: 'Rapport omtrent de stemming in bevrijd Nederland', p. 7) 2 Van Oudheusden en Verboom: Herstel en vernieu wingsbeweging in he! beurijde Zuiden, p. 116. 'A.v. 7

701 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

de eerste eind december '44-begin januari '45 in Roosendaal, de tweede in maart '45 in Eindhoven.

XCDe Roosendaalse peiling werd georganiseerd door een ter plaatse opgericht Vraag- en Antwoord-instituut dat van drie ondernemende jongeren uitging. Zij hadden op een enquêteformulier achttien vragen gesteld, lieten ca. 5 000 van die formulieren door de post huis aan huis verspreiden (het Militair Gezag en het gemeentebestuur hadden medewerking verleend) en ontvingen er 753 ingevuld terug - ruim 15%, geen hoge score dus, en de uitkomsten moeten dan ook met grote voorzichtigheid worden gehanteerd.

XCOnder dat voorbehoud geven wij weer dat op de vraag: 'Vindt u een terugkeer van de oude gezuiverde gemeenteraad wenselijk?' op 10% van de formulieren van personen, 'niet-intellectuelen' (wij weten niet welk kriterium is aangelegd om 'intellectuelen' en 'niet-intellectuelen' te onderscheiden), die jonger dan dertig jaar waren, met 'ja' was geantwoord en op 29% van de formulieren van personen, 'niet-intellectuelen', die dertig jaar of ouder waren; van de beneden-dertigjarige, 'nietintellectuelen', wenste 54% dat een nieuwe raad zou bijeenkomen en van de boven-dertigjarige, 'niet-intellectuelen', 45 %; die cijfers waren voor de 'intellectuelen' resp. 19% en 32% en bij de 'naamlozen', d.w.z. blijkens de zonder naam ontvangen invulformulieren, resp. 20% en 45 %. Ten aanzien van het partijwezen waren de volgende vragen gesteld: wenst u geen partij en? 17% van de 'naamlozen' en 14 % van de overigen antwoordden 'ja'; wenst u een eenheidspartij? - 6% van de 'naamlozen' en 3% van de overigen antwoordden 'ja'; wenst u beperkte partijvorming? - 37% van de 'naamlozen' en 60% van de overigen antwoordden 'ja'; wenst u onbeperkte partijvorming? - 8% van de 'naamlozen' en 10% van de overigen antwoordden 'ja'; of wenst u een corporatief stelsel? - 0% van de 'naamlozen' en nog geen 2 % van de overigen antwoordden 'ja'. Naar de 'verzuiling' werd slechts gevraagd op het gebied van de vakverenigingen. 'Wenst u', zo luidde de vraag, 'een eenheidsorganisatie der vakbeweging of verschillende vakorganisaties, gebaseerd op godsdienstige grondslag?' - 34% van de 'naamlozen' waren voorstander van een eenheidsorganisatie, 32% voorstander van vakorganisaties 'op godsdienstige grondslag' en die percentages waren voor de overigen resp. 36% en 23%.'7

I Uit de overige gegevens die dit onderzoek opleverde, vermelden wij nog het volgende: 24% van alle inzenders bezat een radio; daarmee werd het meest geluisterd naar

702 [PDF]
PEILINGEN VAN DE PUBLIEKE OPINIE

XCNu de Eindhovense peiling.'

XCDeze ging uit van de aldaar opgerichte Democratische Vereniging die in februari '45 als reactie op het bericht omtrent het door het tweede kabinet-Gerbrandy ingediende ontslag een adres tot de koningin richtte (het was door omstreeks duizend personen ondertekend) waarin aangedrongen werd op het spoedig instellen van 'voorlopige wettige organen van verantwoording en voorlichting' en kritiek werd uitgeoefend op het Militair Gezag en op de groepen van oud-illegalen; aan deze laatsten werd verweten, de bevolking te splitsen in twee klassen: zij die wèl en zij die niet aan het illegale werk hadden deelgenomen. De Democratische Vereniging nu liet in maart bij alle stemgerechtigde inwoners van Eindhoven wier familienaam met een A begon, op een maandag een enquêteformulier afgeven dat vóór de daarop volgende zondag werd opgehaald (zulks 'om te voorkomen dat de geestelijkheid's zondags vanaf de kansel de enquête-uitslag zou beïnvloeden'). Er werd aan die enquête in ruime mate deelgenomen: 78% van de formulieren bleek te zijn ingevuld en van de invullers wenste 82% de oude gemeenteraad niet terug en wilde 7I% op korte termijn een nieuwe gemeenteraad kiezen. Vergelijkt men dat laatste percentage met de indrukken die Schürmann en Homan in de eerste weken na de bevrijding hadden opgedaan, dan blijkt wel dat de politieke lethargie welke hen beiden zo had getroffen, goeddeels was verdwenen: de burgerij wilde weer meespreken.

XCDat adres (wij geven er de ontstaansgeschiedenis van weer op grond van een onderzoek van Nijmeegse studenten, uitgevoerd onder leiding van drs. J. A. M. Verboom) was in voorbereiding genomen door een brede gespreksgroep die in Eindhoven tijdens de bezetting vele malen was bijeengekomen. Van die groep maakte ir. Tromp deel uit die meer dan een jaar in bezet gebied een belangrijke medewerker van het Bureau Inlichtingen was geweest. Bij hem nam Somer, het hoofd van BI, zijn intrek na zijn komst in Eindhoven - trouwens, in de rang van kapitein kreeg Tromp spoedig een aanstelling bij BI (hij werd er, toen majoor van Houten aan de staf van de prins was toegevoegd, plaatsvervangend hoofd). Op zijn uitnodiging was het dat Somer samen met van Houten en Verhoeff begin oktober aan de leden van de gespreksgroep een beeld gaf van de Londense verhoudingen. Behalve Tromp bevonden zich onder de aanwezigen Beel, een geestelijke: rector Martin (aalmoezenier van de arbeid in het dekenaat Eindhoven), ir. F. Philips, ir. F. Otten (de schoonzoon van dr. Anton Philips die met prioriteit in de gelegenheid was gesteld uit Londen naar Eindhoven te gaan), ir. Thal Larsen, dr. Huysmans (directeur van de Centrale Coöperatieve Boerenleenbank), L. Kauffeld (een RKWV'er die secretaris was van de Ondernemingsraad van Philips), de waarnemend commissaris der koningin Smits van Oyen, twee notarissen: mr. A. M. C. J. Steen brink en P. Steensma, en ten slotte C. J. van Lienden die de SDAP in de Tweede Kamer, en dr. Hilda Verwey-Jonker die haar in de Eindhovense gemeenteraad had vertegenwoordigd; van hen beiden was van Lienden volgens de traditionele SDAP-lijnen blijven denken maar Hilda Verwey-Jonker was met haar man, dr. E. W. J. Verwey (beiden waren in '40 met enthousiasme lid geweest van de Nederlandse Unie), nogallosgeraakt van de partij.

XCEr bestaat geen verslag van die eerste uiteenzettingen door Somer, van Houten en Verhoeff maar wij veronderstellen dat deze, voorzover zij niet van strikt zakelijke aard waren (er werden inlichtingen gegeven over het werk van het Bureau Inlichtingen, over de positie van het Militair Gezag en over de inhoud van het geheime wetsbesluit-Voorlopige voorziening bestuur provincies en gemeenten),

704 [PDF]
HET 'EINDHOVENS ADRES'

'wat Somer zei, was', vertelde ons in '57 van Houten, 'helemaal mis, hoogst ontactisch, met een hoop kritiek op de ministers en zo." Wij veronderstellen verder dat Somer en van Houten beiden van grote waardering voor de koningin getuigden die een 'vernieuwd' Nederland wenste, en daarbij op zijn minst te verstaan gaven dat zij met verlangen naar de dag uitzag waarop zij van het kabinet-Gerbrandy zou zijn verlost."

XCDat alles stimuleerde de gespreksgroep om de in haar midden levende denkbeelden in een adres aan de koningin neer te leggen.

XCAfgesproken werd dat dat adres door het Bureau Inlichtingen als dienststuk naar Londen zou worden gestuurd; Somer stelde daarbij als voorwaarde dat hij kopieën zou krijgen ten behoeve van Gerbrandyen van Lidth. Dat werd goedgevonden. Er werd een commissie gevormd om een concept op te stellen; daarin namen Beel, Kauffeld en Steensma zitting - in feite was het Beel die het concept schreef, zich daarbij vooral baserend op gedachtengangen zoals die in '36 binnen de Rooms-Katholieke Staatspartij waren neergelegd in een rapport, opgesteld door een commissie onder voorzitterschap van partijvoorzitter mr. C. M. J. F. Goseling; in dat rapport was o.m. voorgesteld, het recht van vereniging en de persvrijheid te beperken en in tijden van nood en spanning de wetgevende bevoegdheid, overigens na goedkeuring door het parlement, alleen aan de regering op te dragen. Over Beels concept vonden een of twee vergaderingen plaats en aan de laatste daarvan werd ook deelgenomen door een tweede SDAP'er die lid van de Tweede Kamer was geweest, sinds '35: mr. L. A. Donker; hij was min ofmeer bij toeval in de Betuwe bevrijd" en had naar Eindhoven kunnen reizen (hij arriveerde er op 23 oktober) waar Hilda Verwey hem bij een partijgenoot huisvesting had verschaft.

XCOp die laatste vergadering, 2 november, die onder voorzitterschap stond van Beel, werd het adres aan de koningin definitief vastgesteld." De eerste alinea van het stuk luidde:J.(J.Betuwe bij een boer levensmiddelen te kopen, hadden zij een Britse patrouille ontmoet waarbij zij zich hadden kunnen aansluiten. 4 Tekst:

I Ch. H. F. van Houten, 23 sept. 1957. 2 Somer zei ons in ' 57 dat de bedoeling van de gespreksgroep, althans van een aantal leden daarvan, was dat er een nieuw kabinet zou worden gevormd waarin O.m. Beel, Gelderblom en Tromp zouden worden opgenomen M. Somer, 5 sept. 1957); Sluijser vernam in december '44 dat zelfs al een volledige lijst van nieuwe ministers zou zijn opgesteld. 3 Hilda Verwey vernam in die tijd van Donker dat hij met zijn vrouw was ondergedoken in de buurt van Rhenen; toen zij van daaruit op een dag de Rijn hadden overgestoken om in de

705 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

XC'Van de zijde van het Bureau Inlichtingen werd ons de gelegenheid geboden, onze zienswijze kenbaar te maken nopens de door uw regering getroffen voorlopige voorzieningen ten aanzien van het bestuur van provincies en gemeenten alsmede met betrekking tot eventuele hervorming dezer bestuursinrichtingen voor de verdere toekomst.'

XCIn het stuk werd vervolgens bepleit dat de in hun ambt herstelde 'oude' commissarissen van de koningin, leden van gedeputeerde staten, burgemeesters en wethouders in eerste instantie maximaal drie maanden in functie zouden blijven; in die drie maanden zou het Militair Gezag dienen te onderzoeken of de betrokkenen al of niet gehandhaafd konden blijven. Het houden van verkiezingen, 'welke noodwendig zouden leiden tot een wederoptreden der talrijke staatkundige organisaties uit het verleden', werd 'voorshands ten sterkste ontraden.' Provinciale staten waren voorlopig niet nodig - die behoefden pas gevormd te worden wanneer zich 'een nauwere aaneensluiting van ons volk juist op staatkundig gebied' had voltrokken ('deze ontwikkeling kan niet worden geforceerd'). Gemeenteraden waren wèl wenselijk, maar dan kleine ('in grotere gemeenten maximaal twaalf tot vijftien leden'), breed samengesteld, en aangewezen (de leden zouden dus worden benoemd) door de commissaris der koningin, 'die vooraf zich ter plaatse doet voorlichten door personen die geacht moeten worden, de bevolking in haar verschillende schakeringen te representeren.' In het adres werd verder nog bepleit dat 'niet enkel voor de overgangsfase, doch ook voor de verdere toekomst' de provinciale staten en gemeenteraden een andere vorm zouden krijgen dan zij tot '41 hadden gehad: het moesten worden 'colleges van meer beperkte omvang en samengesteld uit personen die, de mogelijkheid en noodzakelijkheid ener sterkere nationale binding op Christelijke grondslag erkennend, de opbouw van het organisch leven in onze volksgemeenschap en de aanpassing van staats- en rechtsleven aan de verdere eisen van de nieuwe tijd voorstaan.'

XCHet adres zweeg over het parlement (dat was nog niet aan de orde) maar de gehele strekking er van was dat van vrije partijvorming geen sprake zou zijn en dat het parlement, zo het gehandhaafd bleef ('opbouw van het organisch leven' wees in de richting van een corporatieve staat zoals die al vóór de oorlog door Romme was bepleit), een flink deel van zijn rechten zou verliezen.

XCDonker weigerde het stuk te ondertekenen. Zo ook van Lienden. Zij waren de enigen. Hilda Verwey was in tweestrijd. Zij vond dat Donker in alle opzichten vastgeroest zat in vooroorlogse opvattingen, voelde zich

706 [PDF]
HET 'EINDHOVENS ADRES

menselijk meer aangetrokken door haar Eindhovense relaties met wie zij ook op illegaal gebied (een gebied waarop Donker zich niet had bewogen I) nauw had samengewerkt - toen ze of Donker en van Lienden of haar Eindhovense relaties moest laten vallen, koos zij het eerste; zij gaf haar naam aan het adres, samen met de overige personen die wij als leden van de gespreksgroep hebben genoemd. Van die leden trachtte Tromp op het adres de adhesie te krijgen van de Bond Nederland maar in een vergadering waar de anti-revolutionair R. Hagoort, redacteur van het illegale blad Ons Vrije Nederland, die in het Zuiden was gestrand, zei, 'het met de inhoud en een eventuele verzending van het adres' (namens de Bond dan) 'niet eens (te zijn)"; werd besloten, het stuk aan een inmiddels gevormde Studiecommissie Politiek door te geven; nadien stelde de GOIWN een adres op dat bij het Eindhovense aansloot.'

XCHet stuk was inmiddels naar Londen gestuurd; wij weten niet wat de koningin er van vond maar durven veronderstegen dat zij het een hoopgevend symptoom achtte van de mate waarin de 'vernieuwing' om zich heen had gegrepen. Gerbrandyen van Lidth namen de voor hen bestemde kopieën voor kennisgeving aan. Eind november-begin december evenwel kon van Heuven Goedhart, een der ministers-'kwartiermakers' die zich in Oisterwijk bevonden, kennis nemen van de tekst ; de namen van de ondertekenaren stonden er niet bij. Niet alleen wees hij het stuk naar inhoud en strekking af maar hij achtte het ook, en vooral, volstrekt ongepast dat het Bureau Inlichtingen te Eindhoven het adres naar Londen had doorgegeven; hij meende er een nieuw bewijs in te zien voor zijn opvatting dat Somer, met wie hij in augustus al zo overhoop had gelegen, een eigen politiek voerde. Bij nader inzien was van Lidth dat met hem eens. Somer werd naar Oisterwijk ontboden en kreeg daar een schrobbering van de twee ministers welke door van Lidth ook nog in een brief d.d. 4 december" werd vastgelegd: het Bureau Inlichtingen moest zich verre houden van 'de politieke stromingen in het bevrijde gebied'; dat gold 'in het bijzonder de kapitein ir. Tromp daar gebleken is dat hij een werkzaam aandeel had in de politieke propaganda in deze provincie."V c, p. 454. 5 De Enquêtecommissie sprak van 'een zeer onverstandige handelwijze van het hoofd

1 Deze was wèl zestien maanden lang 'Brabants gijzelaar' geweest. 2 Bond Neder land: Notulen, 18 nov. 1944, p. 3 (GOIWN, I A). 'Er zijn ook enkele andere groepen geweest, plaatselijke, die in eigen, aan de koningin gerichte stukken het 'Eindhovens adres' hebben herhaald. 4 Tekst in het verhoor van Somer: dl.

707 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

XCIn het bevrijde Zuiden raakte het 'Eindhovens adres' spoedig op de achtergrond. Slechts weinigen kenden het stuk en de publieke opinie ontwikkelde zich, gelijk reeds aangestipt, in zoverre in tegengestelde richting dat men van begin '45 af meer en meer behoefte kreeg aan het bijeenkomen van gemeenteraden en provinciale staten. Op het onmiddellijk weer bijeenkomen van de 'oude' vertegenwoordigende colleges werd in maart '45 aangedrongen in een uit Bergen op Zoom verzonden rekest aan de regering' waaronder zes-en-dertig personen hun handtekening hadden geplaatst: drie wethouders van Bergen op Zoom, zeven 'oude' raadsleden, zeventien personen die voorzitter ofbestuurslid waren van maatschappelijke organisaties (daaronder twaalf voorzitters van plaatselijke katholieke en NVV-bonden) en negen andere vooraanstaande inwoners van Bergen op Zoom; 'wij herkregen', schreven zij o.m., ·'een bestuur van Nederlanders maar geen Nederlands bestuur in de democratische betekenis van dat begrip ... Wij gevoelen ons onmondig en rechteloos.'

XCDonker had, toen dat rekest werd verzonden, aan het 'Eindhovens adres' nog geen verdere bekendheid gegeven maar toen begin april tot hem doordrong dat Beel, minister van binnenlandse zaken in het derde kabinet-Gerbrandy (ook Huysmans was daarin opgenomen), een wetsbesluit inzake benoemde gemeenteraden voorbereidde (meer hierover in hoofdstuk 14), besloot hij het stuk te publiceren in het sociaaldemocratische, sinds I maart in Eindhoven verschijnend dagblad Het Vrije Volk waarvan hij hoofdredacteur was geworden. Die publikatie vond plaats op 9 april. 'Tot de ondertekenaars van het adres behoren', stond er bij vermeld, 'de heren Huysmans en Beel (thans ministers), Philips, Thai Larsen, rector Martin, Tromp en Kauffeld mitsgaders: mevrouw Verweyjonker.? Het adres werd Beel nog geruime tijd nagehouden. 'U moet het stuk niet al te grote waarde toekennen', aldus in oktober '48 zijn verdediging ten overstaan van de door Donker gepresideerde Enquêtecommissie. 'Het zijn enige losse gedachten ... Ik heb er meer displezier dan plezier van behad.? Dat laatste was juist - maar het eerste? Wij menen mèt van Oudheusden en Verboom dat Beel in zijn concept met duidelijkheid en uit volle overtuiging uitdrukking had gegeven aan de denkJ.

1 Tekst: a.v., dl. V b, p. 379-8 I. 2 Zij werd, mede op grond van dit stuk maar ook omdat zij zich tegen de heroprichting van het NVV en van de Vara had verzet, in de herfst van '45 door de afdeling-Eindhoven van de SDAP geroyeerd; van Lienden droeg er toen zorg voor dat het royement door het partijbestuur onmiddellijk werd opgeheven. 3 Getuige L. M. Beel, dl. V c, p. 102.

708 [PDF]
HET EINDHOVENS ADRES'

beelden die voor en tijdens de bezetting in hem waren gegroeid, en in hem niet alleen; dat hij in '48 die denkbeelden had laten vallen, is een andere zaak.

XCHet 'vernieuwings'-denken uitte zich in het bevrijde Zuiden ook bij een groepering die zich speciaal tegen de verzuiling richtte, voorts in de legaal verschijnende oud-illegale bladen Hel Parool enJe Maintiendrai en in de Nederlandse hervormde kerk, en het uitte zich tenslotte in de vorm van Fabrikantenkringen en van eenheidsvakbonden.

XCWat die groepering betreft: tegenstanders van de verzuiling juichten het niet toe dat talrijke met die verzuiling samenhangende organisaties onmiddellijk na de bevrijding weer gingen optreden. Dat optreden was overigens heel begrijpelijk. Het ging bijvoorbeeld uit van organisaties van jeugdigen welke door de bezetter in het kader van zijn gelijkschakelingsstreven waren opgeheven; nadien mocht men er de uniform niet van dragen. Maar toen Tilburg werd bevrijd, 'verschenen allerwege uniformen van de verboden jeugdorganisaties In korte tijd waren zevenhonderdvijftig [katholieke] verkenners en leden van andere jeugdorganisaties op de been die ... zich op vele ... wijzen verdienstelijk maakten.'! In Eindhoven was hetzelfde gebeurd en zulks leidde er toe dat aldaar op 21 oktober (Tilburg was toen nog niet bevrijd) een oproep werd opgesteld door veertig vooraanstaande inwoners die onder voorzitterschap van dl'. Verwey waren bijeengekomen. In die oproep" werd er op aangedrongen dat men niet aan nieuwe eenheidsorganisaties de pas zou afsnijden door de wederoprichting van 'oude' organisaties, 'het is daarom beslist verwerpelijk indien op dit ogenblik organisaties zoals bijvoorbeeld een Christelijke Oranjevereniging hun werkzaamheid zouden hervatten'; beter was het, 'deel te nemen aan een gemeenschappelijke discussie ... [over] de geestelijke vernieuwing en politieke hergroepering van ons volk.' De ondertekenaren van de oproep richtten enige tijd later een Comité Eenheid bij Verscheidenheid op waarvan een katholieke advocaat voorzitter en een religieus-socialistische ingenieur secretaris werd.P.41. 2 Tekst in van Oudheusden en Verboom: Herstel- en vernieuu/ingsbeweging in het bevrijde Zuiden, p. 8 I

1 Gemeente Tilburg, Bureau voor de Statistiek:

709 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

XCMeer invloed dan van dit comité ging uit van het weekblad Je Main tiendrai dat in combinatie met Vri] Nederland en Christofoor verscheen I, een grote oplaag kreeg (ca. 80000 exemplaren), zijn verspreiders en propagandisten in hoofdzaak putte uit het oude kader van de Nederlandse Unie en vurig de oprichting bepleitte van de Nederlandse Volksbeweging welker program in het gijzelaarskamp te St. Michielsgestel was opgesteld." Was het verstandig, al in het bevrijde Zuiden tot die oprichting over te gaan? De redactie aarzelde. Zij nam contact op met de Quay en deze vreesde dat, kwam het tot die oprichting, de Volksbeweging een te specifiek katholiek karakter zou krijgen. Het Bureau Inlichtingen stelde

XCI Redacteuren van Je Maintiendrai annex Vrij Nederland en Christofoor waren mr. C. J. A. M. ten Hagen, C. Kleiwegt (lid van het hervormde kerkbestuur dat speciaal in het Zuiden was gevormd), W. Thomassen en dr. V. Beermann. Ten Hagen en Beermann waren redacteuren van het illegale Christoloor geweest, Thomassen had zich tijdens de bezetting binnenskamers met kracht tegen de wederoprichting van de SDAP uitgesproken. Ten Hagen, Kleiwegt en Beermann waren Nijmegenaren; de redactie vanJe Maintiendrai was dan ook in Nijmegen gevestigd en daar werd het blad ook gedrukt tot begin januari '45; nadien geschiedde dit in Eindhoven waar zich van meet af aan de administratie had bevonden. 2 Niet ten gunste van de Volksbeweging maar wel tegen de voortgezette verzuiling schreef het weekblad Het Parool dat aanvankelijk onder hoofdredactie stond van Gerard Knuvelder die evenwel in het midden van de jaren '30 in zijn tijdschrift Roeping van een zo onverholen syrnpathie voor Hitler en van een daarmee corresponderende antipathie tegen het Jodendom had getuigd, dat diegenen die in het Zuiden veel werk voor het illegale Parool hadden verzet (onder hen de Verwey's), van mening waren dat hij, ook al had hij zijn opinies grondig gecorrigeerd, diende heen te gaan; een ander bezwaar tegen K.nuvelder was dat hij in het blad de terminologie van de Nederlandse Unie nogalovernam, welke beweging door Het Parool steeds scherp was bestreden. Knuvelder legde per I december zijn functie neer en er werd een nieuwe redactie gevormd waarin naast dr. Verwey enkele andere bij Philips werkzame intellectuelen zitting kregen; eindredacteurwerd na enige tijd drs. J. Ph. van Praag, een Joodse Nederlander, die in de herfstvan '43 in Eindhoven was ondergedoken. Onder de nieuwe redactie sprak Het Parool er zich duidelijk voor uit dat het Militair Gezag ondergeschikt zou zijn aan de regering.

XCFrans Goedhart kreeg in bezet gebied eind '44 enkele artikelen te lezen die in Het Parool onder Knuvelders hoofdredactie waren verschenen; hij vond het 'een afschuwelijk blaadje'. (brief, 8 febr. I945, van F. Goedhart aan G. J. van Heuven Goedhart, Enq.; punten j en 0, gestenc. bijl. 84)

XCNog een opmerking is hier op haar plaats, namelijk deze dat van Praag te merken kreeg dat velen vonden dat hij als Jood eigenlijk als hoofdredacteur gediskwaliftceerd was; medio maart zei hij tegen een Amsterdamse relatie die door de linies was gekomen, 'dat er een sterke antisemietische stroming valt waar te nemen hier.' (L. P. J. Braat: Omkranste hiaten. Levensherinneringen (r966), p. ISO) Van den Broek die bij zijn omroepbedrijf in Eindhoven een aantal Joodse medewerkers had, ergerde zich er aan dat 'Herrijzend Nederland''in brede kringen' werd aangeduid als 'Herrijzend Jeruzalem'. (H. J. van den Broek: Hier Radio Oranje, P.298) 7

710 [PDF]
HET WEEKBLAD 'JE MAINTIENDRAl'

de Quay in staat, het advies in te winnen van Schermerhorn die in bezet gebied was ondergedoken; Schermerhorn riep daar de gehele leiding van Je Maintiendrai, de z.g. Centrale JM-groep, bijeen - de meesten deelden de Quay's vrees en deze hield, nadat hij terzake was ingelicht, de oprichting van de Volksbeweging tegen. Wat de Quay in die tijd dacht, vindt men duidelijk uitgedrukt in een inleiding welke hij eind november voor de Studie-commissie Politiek van de GOIWN te Eindhoven hield; hij sprak er zich in beginsel in uit tegen de verzuiling (en tegen de handhaving van alle bestaande wettelijke mogelijkheden tot echtscheiding), verwachtte overigens dat de traditionele politieke partijen in eerste instantie, en zulks 'met steun van een belangrijk gedeelte' der bevolking, zouden terugkeren, maar dan zou het tegelijk komen tot 'een geestelijke omvorming' die 'door een nieuwe, voorlopig buiten-politieke organisatie, een soort Volksbeweging, te bereiken' was; die Volksbeweging zou Christelijk zijn, 'dat wil zeggen: gebonden aan objectief zedelijke doch ook voor sociaal-democraten te aanvaarden normen, en bovendien nationaal georiënteerd." De redactie vanJe Maintiendrai beschouwde de Quay's terughoudendheid als noodlottig. Vooralook op advies van dI. H. Brugmans (een van de opposanten tijdens het beraad in de Centrale JM-groep, die uit bezet gebied naar het Zuiden was ontsnapt) werd eind april '45 besloten, de Volksbeweging in het Zuiden toch op te richten. Er verscheen op de z Sste in Je Maintiendrai een oproep 'Wij starten', waarin aangedrongen werd op het plaatselijk vormen van groepen van de Volksbeweging - ruim een week later was de bevrijding van geheel Nederland een feit; toen was van een solide organisatie van de Volksbeweging in het Zuiden nog geen sprake.

XCIn kringen van de Nederlandse hervormde kerk was er begin '44 rekening mee gehouden dat als gevolg van het Geallieerde bevrijdingsoffensief delen van Nederland geïsoleerd zouden raken. In dat geval zou, zo had de Algemene Synode in februari besloten, de kerkelijke leiding aan regionale Urgentie-Commissies worden toevertrouwd. Zulk een Urgentie-Commissie werd in het bevrijde Zuiden in november '44 gevormd

XCI 'Vergadering van de Studiecommissie Politiek van de GOlWN, afd. Eindhoven', 24 nov. 1944 (Vm, III, 73)· 7

711 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

maar het werd eind januari '45 voordat zij voor het eerst kon bijeenkomen, ook zij in Eindhoven. Zij kwam tot de conclusie dat zij een duidelijk geluid moest laten horen. Er werd een lange kanselboodschap opgesteld welke medio februari in alle hervormde diensten werd voorgelezen I 'een bewogen oproep', schrijft Touw, 'tot vernieuwing der Christelijke gemeente' (zulks volgens de denkbeelden welke de synodale werkgroep 'Gemeente-opbouw' had ontvouwd), 'maar ook een getuigenis dat Jezus Christus 'een radicale vernieuwing wil van heel het politieke, sociale en economische leven."2

XCDie vernieuwing moest, zo werd gemeend, plaatsvinden met inachtneming van strikte zedelijke normen. Niet zodra kreeg de UrgentieCommissie de indruk dat de overheid het in acht nemen van die normen in gevaar bracht of zij verhief waarschuwend haar stem. Wat was het geval? Engeland kende korpsen van vrouwelijke vrijwilligers bij marine, leger en luchtmacht die in militair verband belangrijke hulpdiensten verrichtten, maar toen minister Furstner (Marine) besloot, in navolging van de Women '5 Royal Naval Service, naast het (in legeruniform geklede, onder het Militair Gezag ressorterende) Vrouwen Hulp Korps een Marine Vrouwen Afdeling (de Marva) op te richten, kreeg hij van de hervormde Urgentie-Commissie te horen dat de hervormde kerk het instituut afwees, 'aangezien de morele gevaren waarin deze vrouwen en meisjes kunnen komen, niet onderschat mogen worden en zij juist in gezinsleven en in vrouwelijke beroepen grote diensten kunnen bewijzen aan Nederland') - alsof zij dat laatste niet bij uitstek ook als Marva's konden doen!

XCBij haar verzet tegen een instituut als de Marine Vrouwen Afdeling vond de hervormde Urgentie-Commissie de Gereformeerde Kerken in het Zuiden min of meer aan haar zijde; deze stelden in maart in een conferentie een kanselboodschap op' waarin getuigd werd van 'verslagenheid' wegens de scheuring die zich binnen de Gereformeerde Kerken had voorgedaan (de groep-Schilder had zich in augustus '44 afgescheiden en talrijke nieuwe gemeenten kunnen vormen), maar ook getoornd werd tegen 'een ernstig tekort aan vroomheid van levenswandel', 'losheid van zeden' en 'de algemeen heersende danswoede en genotzucht', 'met name denken wij aan de al te vrije en losse omgang van sommigen onzer meisjes met militairen en de droeve nasleep van deze.'

XCI Tekst in 1-1. C. Touw: Het verzet der Hervormde Kerk (1946), dl. II, p. 192-95. 2 A.v., dl. I, p. 648. 3 A.v., p. 648-49. 4 Tekst in Delleman: Opdat wij niet vergeten, p. 664-65.

712 [PDF]

Ondernemers en arbeiders

XC

XCGelijk reeds vermeld, willen wij in het kader van de vernieuwing welke in het Zuiden trachtte door te breken, ook schrijven over de Fabrikantenkringen en de Eenheidsvakbonden.

XCDe oprichting van de Fabrikantenkringen was een denkbeeld van ir. Frits Philips. 'In de chaotische toestand na de bevrijding', zo schreef hij in zijn memoires,

XC'stonden de fabrikanten in Eindhoven voor allerlei problemen die het best in stedelijk verband waren op te lossen, en reeds dadelijk na mijn terugkeer had ik de kans gezien daaraan iets te doen. Op mijn flets door Eindhoven rijdend trof ik op straat de textielfabrikant Willy Baekers in gesprek met mr. Jan van Sandick, de secretaris van ons departement van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel. Er volgde een blijde begroeting, waarna wij het er spoedig over eens werden, dat wij de fabrikanten van Eindhoven bij elkaar moesten roepen. Reeds de dag daarop ging er een eonvocatie uit voor een bijeenkomst in de Kamer van Koophandel, ter oprichting van een plaatselijke vereniging van fabrikanten. De volgende dag richtten twintig fabrikanten de Eindhovense Fabrikantenkring op, met een bestuur, en hoe ik ook tegenspartelde, juist met het oog op de dominerende positie van Philips, men wilde mij beslist voorzitter maken!'!

XCHet eerste wat deze Eindhovense Fabrikantenkring deed, was er zich over beraden hoe, nu vrijwel de gehele industrie was lamgelegd, elke fabrikant toch zijn arbeiders zo goed mogelijk kon vasthouden. Uit dit beraad vloeide de wachtgeldregeling voort waar wij in het vorige hoofdstuk over schreven. Maar er waren méér vragen die overleg wenselijk maakten: hoe kon het contact met het Militair Gezag verbeterd worden, hoe de voedselnood gelenigd, hoe de transportcrisis opgelost, hoe de geringe hoeveelheid beschikbare grondstoffen zo billijk mogelijk verdeeld, hoe de steenkoolen energievoorziening op gang gebracht? Kwesties waren dat waarmee ook de Kamer van Koophandel zich kon bezighouden, maar de fabrikanten (zij vormden in het Zuiden een belangrijker groep dan de groot- en kleinhandelaren) hadden ook eigen belangen te verdedigen. De Eindhovense Fabrikantenkring vond dan ook spoedig navolging: in Nijmegen, Oss, Helmond, Den Bosch, Tilburg, Breda en Maastricht. Afgevaardigden van alle kringen kwamen van eind november '44 af eens per maand bijeen als de Samenwerkende Fabrikantenkringen7 1

! F. Philips: p. 224-25.

713 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

van Bevrijd Nederland; ook van dit samenwerkingsverband werd ir. Philips voorzitter.

XCAl die fabrikanten voorzagen moeilijkheden in de toekomst. Hun bedrijven waren tijdens de bezetting aan banden gelegd en het zag er naar uit dat na de bevrijding, in de periode van economische wederopbouw, van ondernemersvrijheid geen sprake zou zijn. Zou die ooit terugkeren? Het was de fabrikanten niet onbekend dat een groot deel van de illegale pers op het standpunt stond dat het tijdperk van het 'liberaal kapitalisme' definitief had afgedaan, dat er invloedrijke katholieken waren die de corporatieve gedachte wilden verwezenlijken o.m. door ondernemings- of bedrijfsraden op te richten waarin arbeiders in de leiding van de bedrijven zouden meespreken " en dat door extreem-linkse kringen, met name door de communisten, grootscheepse onteigeningen werden bepleit. In de eerste vergadering van het samenwerkingsverband, welke, gelijk al vermeld, eind november in Eindhoven werd gehouden, erkende ir. Philips in zijn openingswoord,

XC'dat de industrie een lastige rijd tegemoet gaat. Men moet inderdaad oppassen dat er geen mensen over gaan meepraten die er geen verstand van hebben. Daarom is het goed, aan de fabrikantenkringen een officieel tintje te geven. Oude

XCI Het was in het bevrijde Zuiden vooral pater prof. dr. M. J. H. Cobbenhagen, hoogleraar in de algemene leer en de geschiedenis van de economie aan de katholieke Handelshogeschool te Tilburg, die zich voor de vorming van corporatieve instellingen moeite ging geven. Hij richtte er Comité's voor Maatschappelijke Wederopbouw oftewel CMW's voor op, waarvan het eerste medio november '44 in Tilburg werd gevormd; zij kwamen ook in een aantal andere grote plaatsen in Noord-Brabant tot stand. 'Hoewel', aldus J. Bosmans en A. F. Manning in hun inleiding bij het werk van van Oudheusden en Verboom (Herstel- en verniellwingsbeweging in het bevrijde Zuiden, p. 14), 'het streven er op gericht was om alle lagen van de bevolking, alle gezindten en alle maatschappelijke stromingen vertegenwoordigd te doen zijn, bleken de CMW's in de regel een getrouwe afspiegeling te vormen van de politiek-maatschappelijke elite in de betrokken gemeente, terwijl soms (zoals in Eindhoven) ook nog alleen maar de katholieke elite was vertegenwoordigd.' Met dat al fungeerden de Corniré's vaak als colleges die op het gebied van de materiële hulpverlening nuttig werk deden.

XCIn Tilburg was het plaatselijk Comité bij uitstek breed samengesteld; het had een secretariaat waartoe ieder zich kon wenden met zijn klachten en voorstellen. De grootste door het Tilburgse Comité gevormde Z.g. werkcommissie hield zich bezig met de ordening van het bedrijfsleven; deze commissie ontwierp een statuut voor een Sociaal-Economische Raad voor Tilburg, een reglement voor een ondernemingsraad en een statuut voor een bedrijfsraad voor de Tilburgse wollenstoffen-industrie; laatstgenoemd statuut (het belangrijkste: hier werd de koe bij de horens gevat) werd door de Tilburgse Fabrikantenkring met meerderheid van stemmen verworpen.

714 [PDF]
DE 'FABRIKANTENKRING EINDHOVEN'

verschillen moeten overbrugd worden. Het is goed dat alle fabrikanten in het Zuiden des lands samengaan; zij kunnen dan als één man spreken"

XCdat laatste betekende dat ir. Philips er weinig voor voelde dat de verzuiling zich weer zou gaan aftekenen op het gebied van de organisaties van ondernemers.

XCDit standpunt innemend kreeg hij last, niet met de 'oude' organisaties van werkgevers (deze werden in het bevrijde Zuiden niet heropgericht) maar met de bisschop van Den Bosch, mgr. W. P. A. M. Mutsaerts. 'In Eindhoven zaten', aldus ir. Philips, 'katholieke werkgevers zo maar naast hun liberale collega's, waartegen de bisschop van Den Bosch wel bezwaar maakte', maar mgr. Mutsaerts raakte mild gestemd. 'Ik weet', zei hij in maart of begin april '45 tegen ir. Philips, 'dat u een gelovig mens bent'; 'kort daarna', schrijft ir. Philips, 'gaf mgr. Mutsaerts in zijn bisdom het groene licht voor de Fabrikantenkring. Op een vergadering in april 1945 kon ik dat aan onze leden meedelen. Voor de meest scrupuleuze katholieke fabrikanten vormde dat een geruststelling."

XCDiametraal tegengesteld was het beleid dat de bisschoppen van Den Bosch en Breda op de door hen blijkbaar riskant geachte arbeiderssector volgden.

XCToen wij in het vorige hoofdstuk de situatie in de Mijnstreek beschreven, maakten wij er melding van dat een eenheidsvakbond van mijnwerkers in de eerste maanden na de bevrijding een grote aanhang had gekregen en dat de communist W. van Exter, die tot de oprichters van die bond had behoord, zich na enige tijd als voorzitter had teruggetrokken; hij had dat, zo vermoeden wij, gedaan om het verwijt te ontzenuwen dat de Nederlandse Bond van Werkers in het Mijnbedrijf een communistische mantelorganisatie was. Intussen bleef het feit bestaan dat geen illegaal blad van '43 af met meer klem de oprichting, na de bevrijding, van eenheidsvakbonden en van een eenheidsvakcentrale had bepleit dan juistDe communisten hadden daarmee uitdrukking gegeven aan

XC, 'Notulen der eerste vergadering der Fabrikentenkringen uit bevrijd Nederland', 23 nov. 1944. 2 F. Philips: Vijf-en-veertig jaar mel Philips, p.

715 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

denkbeelden welke ook in andere kringen leefden: wie tegen de verzuiling was, was ook tegen de wederoprichting van het NVV, de RKWV en het CNV en van de bonden welke door die centrales waren overkoepeld. Te bedenken valt hierbij nog dat de 'oude' centrales tijdens de bezetting weinig voor de directe belangen der arbeiders hadden kunnen doen: zü hadden noch de daling van de levensstandaard noch de arbeidsinzet kunnen voorkomen. Aan de toppen van de 'oude' vakcentrales werd heel wel beseft dat het na de bevrijding moeite zou kosten, de oude positie te herwinnen; men kon niet eenvoudig op de ingeslagen weg voortgaan. Wees men eenheid af, dan leek het op zijn minst wenselijk de eendracht te bevorderen. Daartoe hadden, zoals wij in ons vorige deel weergaven (in de paragraaf 'Sociaal bestel' van hoofdstuk 14: "Vernieuwd' Nederland?'), de vroegere voorzitters van NVV, RKWV en CNVafgesproken dat zü op grondslag van een Reglement van Samenwerking (het kwam in mei '43 tot stand) na de bevrijding een Raad van Vakcentrales in het leven zouden roepen die uit zes leden zou bestaan: de drie voorzitters en één bestuurslid uit elke vakcentrale; dat de drie vakcentrales dezelfde basiscontributie zouden gaan heffen: 2% van het loon of salaris; en dat er per vakcentrale per bedrijfstak slechts één vakbond zou mogen zijn (het totaal aantal vakbonden zou daardoor dalen). Dit alles zou op een vorm van federatieve samenwerking neerkomenwij herinneren er aan dat in Zuid-Limburg de 'oude' vakbonden onmiddellijk een federatie oprichtten, bepaald ook teneinde sterker te staan tegenover de nieuwe eenheidsvakbond.

XCIn de mijnstreek betekende zulks dat de besturen van de confessionele bonden die in '41 de gelijkschakeling met kracht hadden afgewezen, nauw gingen samenwerken met het bestuur van de NVV-bond, de Algemene Nederlandse Mijnwerkersbond, van hetwelk noch in '40, noch in '41 en zelfs niet in mei '42 toen het Nederlands Arbeidsfront werd opgericht, enige principiële leiding was uitgegaan. Juist uit die NVVbond sloten zich talrijke vroegere leden bij de eenheidsvakbond aan (het NVV had van de oprichting af de leuze: 'Alle arbeiders in één vakcentrale' verkondigd) en deze eenheidsvakbond kreeg voorts een grote toeloop uit kringen van jongere arbeiders. De kaders van de confessionele bonden gingen evenwel niet bij de pakken neerzitten. De heropbouw van hun organisaties werd onmiddellijk ter hand genomen; 'onze taak was echter', aldus de secretaris van de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond, 'enorm zwaar" en zulks niet alleen in materieelopzicht: 'de schreeuw

XC1 (Neder!. Kath. Mijnwerkersbond) P. J. Kaanen: Verslag 194°-1946, p. 34.

716 [PDF]
DE EENHEIDSVAKBONDEN

naar 'eenheid' (want dit was 't) of naar 'meer eenheid' klonk ons overal in de oren." Het bestuur van de bond kreeg evenwel steun van de geestelijkheid, de pater die als geestelijk adviseur van de bond optrad, schreef een brochure waarin het eenheidsstreven werd afgewezen, en eind '44 had de bond op een totaal aantal van misschien vijf-en-twintigduizend (werkende en niet-werkende) mijnwerkers weer ruim negenduizend leden.

XCNiet alleen in Zuid-Limburg werd de roep naar eenheid vernomen. Eenheid was, zo leest men in het verslag van een der NVV-bonden, een 'toverwoord' dat 'heel wat gemoederen in heftige beweging bracht." Zo ook in Eindhoven. Het RKWV en het NVV meldden er zich begin oktober weer present, maar de vroegere leden lieten het afweten. Het RKWV richtte een Comité van Actie op. 'Zolang de bisschoppen van Nederland geen andere richtlijnen geven, blijven', aldus een vermaan van rector Martin, 'de richtlijnen van voor juli I94I van kracht. Onze katholieke arbeiders behoren lid te zijn (ook nu) van de katholieke organisaties." Het vermaan had geen succes. Vervolgens sloten de 'oude' vakbonden zich ook in Noord-Brabant duidelijk aaneen: in Eindhoven richtten zij een Raad van Overleg op en in het gehele bevrijde Zuiden een Raad van Vakcentrales; daarvan werd van Lienden (NVV) voorzitter, Hagoort (CNV) vice-voorzitter en F. Hoogers (RKWV) secretaris. De samenwerkende vakcentrales gingen zelfs een gemeenschappelijk orgaan uitgeven, Herrijzing, waarvan het eerste nummer medio november verscheen - het werd huis aan huis in Eindhoven verspreid waar overigens in die tijd nog geen enkele eenheidsvakbond bestond. De eerste, een bedrijfsbond, werd opgericht in december, bij Philips; men had er de meningen van de arbeiders gepeild en daarbij was gebleken dat 95 % hunner voorstander was van een eenheidsorganisatie (tevoren hadden enkele tientallen vakbonden van de drie verschillende richtingen leden gehad onder de werknemers van Philips). Voorzitter van de eerste bedrijfsbond (die bond werd door de directie erkend en deze weigerde tot april '45 alle contact met de 'oude' bonden) werd een oud-CNV'er. 'Hoeveel werknemers van de n.v. Philips bij deze bond aangesloten zijn geweest, is', aldus van Oudheusden en Verboom, 'niet bekend. Eén ding staat vast: van december I944 tot tenminste maart I945 waren er aanzienlijk meer leden bij deze bond aangesloten dan bij de oude bonden.':'7 I

I A.v., p. 3!. 2 Ned. Bond van Arbeiders in het Landbouw-, Tuinbouw en Zuivel bedrijf: 1945-19-16, p. 47. 3 Aangehaald in van Oudheusden en Verboom: ill p. IS!. 4 A.v., p. 175.

717 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

XCEr kwamen méér eenheidsvakbonden: van het spoor- en tramwegpersoneel, van Ff'T'ers, van politiemannen en van de arbeiders bij de Bata-fabrieken te Best - over het algemeen waren dat werknemers die, constateren van Oudheusden en Verboom terecht, 'werkzaam waren in juist die bedrijven ... waar een uitgesproken gemengde arbeiderspopulatie wat betreft geografische herkomst en religieuze overtuiging kon worden aangetroffen."

XCMaar het streven naar oprichting van eenheidsvakbonden duurde niet lang; toen de bisschoppen van Den Bosch en Breda eenmaal met duidelijkheid hadden gezegd dat er voor katholieke arbeiders slechts plaats was in katholieke organisaties (daarover aanstonds meer), ging zich aarzeling aftekenen. Het feit dat de communisten, hoewel zij weinig invloed in de nieuwe bonden hadden, het denkbeeld van de eenheidsvakbond met kracht bleven ondersteunen, wekte achterdocht, figuren waar leiding van uitging, waren schaars en, aldus weer van Oudheusden en Verboom, 'ook de unfaire strijdmethodes van de oude vakbonden die er geen been in zagen, degenen die zich bij de eenheidsorganisatie aansloten, met verlies van hun bij de oude vakbonden betaalde premies voor ziekte- en werkloosheidsverzekering te bedreigen, droeg in belangrijke mate tot de leegloop bij de eenheidsbonden bij." Die leegloop ging zich in maart aftekenen. Dat betekende tegelijk dat de samenwerking tussen de 'oude' vakcentrales minder nauw kon worden. Bij het voorzitterschap van van Lienden hadden RKWV en CNV zich slechts node neergelegd en vooral Hagoort had geen vrede gehad met het gemeenschappelijk orgaan, Her rijzing. Er verschenen slechts vijf nummers van, het laatste in maart '45; nadien kreeg elke vakcentrale weer haar eigen orgaan.

De {zuilen komen terug

XC

XCTen aanzien van de vakcentrales hebben wij de terugkeer van de 'zuilen' reeds geschetst, in welk kader wij melding maakten van de standpunten van de bisschoppen van Den Bosch en Breda. Dat die standpunten in het bevrijde Zuiden van bijzondere betekenis zouden zijn, spreekt vanzelf: de bevolking was er in overwegende mate katholiek. Dat naar de bisschoppen zou worden geluisterd, was ook een natuurlijke zaak. Al vóór

XC1 A.v., p. 178. 2 A.v.

718 [PDF]
BELEID DER BISSCHOPPEN

de bezetting had hun woord in katholiek Nederland beslissende invloed gehad en het gezag van het Episcopaat was door de weerbare houding waarvan het keer op keer had getuigd, alleen maar gestegen. Het had het geestelijk verzet van alle katholieken geleid, precies aangegeven wat men wel en wat men niet mocht doen en in de vorm van het Fonds voor de Bijzondere Noden steun geboden aan allen die door het volgen van de uitgegeven parolen in moeilijkheden kwamen. Welnu, voor aartsbisschop de Jong en voor de vier bisschoppen stond vast dat het katholieke volksdeelonaanvaardbare risico's zou nemen indien het na de bevrijding de eigen organisaties prijsgaf welke het in twee generaties had opgebouwd - zij waren er geenszins van overtuigd dat het antipapisme niet opnieuw de kop zou opsteken. Afgezien daarvan had, zo meenden zij, datgene wat was opgebouwd, ook in zichzelf hoge geestelijke waarde; het hield de gelovigen bijeen en droeg, dat doende, bij tot wat voor de bisschoppen van primaire betekenis was: het zieleheil van de gelovige kudden die, aldus hun in brede kring aanvaarde taakopvatting, aan hen als herders waren toevertrouwd.

XCIn Den Bosch was er, evenals elders, aarzeling of men er wij s aan deed, de oude katholieke organisaties onmiddellijk te doen herleven. Het kan zijn dat bisschop Mutsaerts kort na zijn bevrijding vernam van de eerder gememoreerde oproep van veertig gezaghebbende Eindhovenaren die het 'verwerpelijk' hadden genoemd, bijvoorbeeld 'een Christelijke Oranje-vereniging' opnieuw op te richten - die oproep had evenwel óók op alle specifiek katholieke organisaties betrekking. Op 14 november liet mgr. Mutsaerts een tegengesteld geluid horen. 'De drang naar herstel der vroegere stands- en vakorganisaties behoeft', schreef hij aan alle geestelijken van zijn bisdom, 'niet te worden onderdrukt Nieuwsoortige verenigingen behoren niet te worden opgericht zonder Onze uitdrukkelijke toestemming' 1 onder 'nieuwsoortige' vielen ook alle verenigingen welke een gemengd karakter hadden.

XCWij nemen aan dat dit bisschoppelijk standpunt vrij spoedig via de geestelijken tot talrijke leken doordrong, maar aangezien het 'vernieuwings'-streven zich ook in Den Bosch duidelijk bleef aftekenen (katholieken werkten er mee aan een uit de illegaliteit voortgekomen, door het Militair Gezag gesteund algemeen dagblad, De Vrije Pers), achtte mgr. Mutsaerts het noodzakelijk, zijn standpunt in het publiek duidelijk te maken. Hij sprak zich op zondag 3 december in de St. Janskathedraal in

1 Aangehaald in a.v., p. 293.

719 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

een 'donderpreek' tegen alle eenheidsorganisaties uit en keurde in dat kader de houding van die katholieken af die op redactioneel of bestuurlijk niveau aan De Vrije Pers medewerking verleenden. 'De katholieke kerk', betoogde hij,

XC'heeft er recht op om bij haar propaganda gebruik te maken van de moderne hulpmiddelen van deze tijd als daar zijn: de pers, de radio, de film, het onderwijs, het verenigingswezen. Daarom, steunt de katholieke pers, die geen verwaterde neutraliteit verdraagt! Het is goed dat de pers ons opwekt, goede vaderlanders te zijn. Maar dit is niet voldoende. Zij moet ons ook de weg wijzen om goede katholieken te zijn."

XCOnder het gehoor van de bisschop bevonden zich talrijke 'vernieuwers', onder wie mr. E. M. J. A. Sassen die in St. Michielsgestel als een van de 'Heren Zeventien' het program van de Nederlandse Volksbeweging had helpen opstellen en nu een van de leden was van de raad van toezicht op De Vrije Pers. Hij ging met enige anderen nog in de kathedraal naar de bisschop toe, hetgeen, aldus later Sassen, tot een 'heet gesprek' leidde? - tegen die hitte was de overtuiging van de bisschop (deze nam geen woord terug) beter bestand dan die van Sassen die daags daarna zijn lidmaatschap van de raad van toezicht neerlegde.'

XCNog geen drie weken later, op 21 december, stelde mgr. Mutsaerts samen met zijn Bredase ambtgenoot, mgr. P. W. A. Hopmans, een oproep op die korte tijd later in de bisdommen Den Bosch en Breda van alle kansels werd voorgelezen. Aan 'nieuwsoortige verenigingen of eenheidsbonden' mochten katholieken geen steun verlenen, zij dienden zich te schikken naar de richtlijnen van het Episcopaat, 'reeds nu en zonder uitstel' moesten de vroegere katholieke organisaties opnieuw worden opgerichr." Het was een uitspraak die koren op de molen was van de 'oude' katholieke bonden (deze lieten niet na, er herhaaldelijk aan te refereren) en die een zware slag betekende voor allen die eenheidsvakbonden of andere 'vernieuwde' organisatietypes voorstonden (niet zonder wrevel zegde menige katholieke arbeider het lidmaatschap van zijn eenheidsvakbond op). Er stond met die uitspraak vast dat bevrijd Nederland weer een 'verzuild' karakter zou gaan dragen, zij het dat de 'zuilen' misschien wat dichter bij elkaar zouden zijn geplaatst. Er stond óók mee vast dat het katholieke volksdeel weer een eigen staatkundige partij zou krijgen. En de Volksbeweging dan? Daartegen had het Episcopaat geen7

, A.v., p. 220. 2 A.v., p. 221. 3 A.v., p. 235-36. 4 A.v., p. 293.

720 [PDF]
BELEID DER BISSCHOPPEN

bezwaar; het had in '40 de oprichting van de Nederlandse Unie aanvaard, ja toegejuicht, als een algemeen-politiek noodverband - de Volksbeweging zou er toe kunnen bijdragen dat de geest waarin Nederland zou worden heropgebouwd, er een zou zijn van harmonie, maar die Volksbeweging zou nooit in de plaats mogen komen van een specifiekkatholieke politieke partij.

XCIndien de Rooms-Katholieke Staatspartij, 's lands grootste partij, in de bezetting een even strijdvaardig beleid had gevoerd als de Anti-Revolutionaire Partij, dan zou zij, dunkt ons, haar aanhang evenzeer hebben vastgehouden als de ARP. Wij herinneren er aan dat deze laatste partij in het eerste bezettingsjaar haar ledental van ca. zeventigduizend had zien stijgen tot een kwart miljoen. Na haar verbod, zomer '41, had het elandestien doorfunctionerend partijbestuur de partij ook bijeen weten te houden - er hadden duizenden clandestiene kaderavonden plaatsgevonden waarop de Z.g. twaalf apostelen tot trouwaan de anti-revolutionaire beginselen hadden opgeroepen en in de regel ook hadden aangespoord om te volharden in het verzet. Met verzet en illegaliteit hadden vooraanstaande ARP'ers talrijke bindingen: met het verzet van de Gereformeerde Kerken, met het Schoolverzet, met het illegale werk in de LO en de KP. In het verzetsblad Trouu/ werden de meeste artikelen door vooraanstaande anti-revolutionairen geschreven - het eerste nummer was geopend met een principiële beschouwing van de hand van de fractieleider van de ARP in de Tweede Kamer, Jan Schouten.

XCHoe stak daar het beeld bij af dat de Staatspartij had geboden! Zij was in de tweede helft van '40 goeddeels, en in het Zuiden zelfs geheel, in de Nederlandse Unie opgegaan, van clandestiene voortzetting van de partij-arbeid was na Seyss-Inquarts verbod nauwelijks sprake geweest, veruit de meeste katholieke parlementariërs, en zeker de bekendste (partijvoorzitter mr. T. J. Verschuur vormt de enige uitzondering), schuwden het illegale werk en een illegaal blad met duidelijke bindingen aan de Staatspartij ontbrak. Zeker, er waren, afgezien nog van de belangrijke verzetsimpulsen die van het Episcopaat uitgingen, talloze katholieken die deel uitmaakten van illegale organisaties in hun vele verschijningsvormen of daar zelfs leidende posities in bekleedden (men denke slechts aan van Bijrien en Borghouts) maar in de slagorde van het verzet ontbrak de Staatspartij. 7

721 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

XCHoe kwam dat?

XCDe oorzaken zijn niet eenvoudig aan te geven. Wij zien er voorshands vier. Ten eerste, dat de partij van de aanvang af een politiek verbond was geweest van bevolkingsklassen (ondernemers, andere kapitaalbezitters, zelfstandige boeren, pachters, middenstanders en loontrekkenden) welker sociale belangen van elkaar afweken of zelfs diametraal tegenover elkaar stonden, hetgeen had geleid tot politieke programma's en standpuntbepalingen waaraan verdoezelingen niet vreemd waren; ten tweede, dat de partij in de jaren '30 in sterke mate innerlijk verdeeld was geraakt tussen een conservatieve richting waartoe vele ouderen en een meer progressieve waartoe vele jongeren behoorden - progressief in die zin dat die jongeren de staat veel meer invloed wilden geven op sociaaleconomisch terrein; ten derde, dat juist in de katholiek-staatkundige milieus in de jaren '30 allerlei op 'overwinning van de klassenstrijd' gerichte, corporatieve, 'organische', min of meer autoritaire denkbeelden naar voren waren gekomen (wij herinneren aan de voorstellen van de commissie-Goseling uit '36) die in mindere mate principieel anti-natioriaal-socialistisch waren dan de denkbeelden welke in de overige democratische partijen leefden; en ten vierde, dat de partij juist in het eerste bezettingsjaar (het jaar van de scheiding der geesten waarin de besturen van de overige partijen de kaders goeddeels bijeen hadden gehouden) zichzelf min of meer had uitgewist waarmee zij haar continuïteit had verbroken.

XCIn aansluiting op wat de Christofoor-groep had bepleit, wilden veel katholieke jongeren in het bevrijde Zuiden van de wederoprichting van de RKSP niets weten. Wat dan wèl? Sommigen zouden tevreden zijn wanneer de Nederlandse Volksbeweging een voor katholieken aanvaardbaar program kreeg (maar die Volksbeweging liet tot eind april '45 op zich wachten) - anderen hoopten dat een 'vernieuwde' katholieke partij van de grond zou komen. De bisschoppen van Den Bosch en Breda stelden zich voorzichtig op, geenszins aandringend op heropbouw van de Staatspartij; zij wachtten af wat in de 'oude' politieke milieus gebeurde. Vooreerst ging men daar niet verder dan dat begin december een studievereniging werd opgericht, de Vereniging dr. Schaepman, die geen ander doel had dan van gedachten te wisselen over de vraag wat de katholieken op politiek-organisatorisch gebied te doen stond. In Nijmegen waar de 'vernieuwing' nogal van zich deed spreken (de redactie vanJe Maintiendrai was er gevestigd en de Raad van Ondergrondse Actie was de afdelingNijmegen van de GOIWN geworden) werd midden december een Rooms-Katholieke Commissie Herstel Nijmegen opgericht, in welk 7

722 [PDF]
HEROPRICHTING VAN DE RKSP?

kader vooral dr. A. J. M. Cornelissen op herstel van de katholieke eenheid gingaandringen tegen, zo betoogde hij, 'de Vrijmetselarij en haar mantelorganisatie, de Rotary, en het cornrnunisme." In Eindhoven werd een Katholieke Kring gevormd. Voor die kring nu hield in februari '45 mr. F. Teulings, de vroegere secretaris van de RKSP, lid van de Tweede Kamer sinds '29, een toespraak waarin hij zich, wijzend op 'het dreigende antipapisme', uitdrukkelijk voor de wederoprichting van een katholieke partij uitsprak; hetzelfde deed de deken van Eindhoven, maar voorzichtiger: 'het katholieke beginsel moet recht geschieden', zei deze; hij sprak voorts met warmte over 'het gebouw der katholieke organisatie', maar zei niet dat het op politiek gebied onmiddellijk opnieuw moest worden opgetrokken." Van de wenselijkheid van dat laatste was Teulings overtuigd maar hij, die binnen de RKSP tot de conservatieve vleugel had behoord, moest zich ietwat op de achtergrond houden aangezien bij het Militair Gezag beschuldigingen tegen hem waren gedeponeerd wegens economische collaboratie. Pas van februari af begon hij weer systematisch zijn contacten met vroegere kaderleden van de Staatspartij op te bouwen. Tot de heroprichting daarvan werd hij vooralook gestimuleerd door Donker die bij een bezoek aan Londen tot zijn verbazing had geconstateerd dat men daar meende dat het katholieke volksdeel in het Zuiden als één man achter de Quay stond. Teulings ging toen eerst binnenskamers meer voordrachten houden gelijk hij in februari in Eindhoven had gedaan en eind april richtte hij met gelijkgezinden een Katholieke Staatkundige Vereniging op die zich uitdrukkelijk tijdelijk noemde maar duidelijk bedoeld was als eerste aanloop tot de vorming, conform de wensen van het Episcopaat, van een nieuwe landelijke katholieke partij.

XCDonker was Teulings voorgegaan: hij had ruim drie maanden eerder, medio januari '45, in Eindhoven een Sociaal-Democratische Vereniging opgericht. Overtuigd aanhanger als hij was van de parlementaire demo

XCI Aangehaald in Termeer: Nijmegen frontstad. p. 101.

723 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

cratie, had Donker zich sinds zijn komst in Eindhoven (eind oktober) over veel zaken zorgen gemaakt. Uit het 'Eindhovens adres' had hij de conclusie getrokken dat er een sterke stroming was die in Nederland in de eerste tijd na de bevrijding, maar eigenlijk ook nadien, meer bevoegdheden wilde geven aan de regering, de provinciale besturen en de gemeentebesturen, en, als tegenhanger daarvan, de rechten van de vertegenwoordigende lichamen wilde besnoeien. Hoe lagen de verhoudingen in Londen? Hij wist er aanvankelijk niets van. Vrijwelonmiddellijk nadat hij zich bij een Britse patrouille had kunnen aansluiten, had hij, nog van het Land van Maas en Waal uit, aan een officier van het Militair Gezag een brief aan Gerbrandy, waarin hij zijn diensten aanbood, kunnen meegeven, maar de brief bereikte Londen niet en hij kreeg dus geen antwoord. Eind oktober gaf kapitein van den Broek hem verlof, Albarda te schrijven via de kanalen van het Militair Gezag. Weer hoorde hij niets. De eerste van zijn brieven waarvan vaststaat dat zij te bestemder plaatse is aangekomen, was een brief aan van den Tempel d.d. IQ november die van den Berg, de directeur-generaal van de volksgezondheid, had meegenomen naar Brussel en die blrief leidde er toe dat Donker ruim een maand later een bezoek kon brengen aan Londen. Hij werd er door de koningin niet ontvangen (hij was immers niet 'vernieuwd') en hoorde er van zijn partijgenoten dat ook zij zich grote zorgen maakten. Met generaal KruIs had zich het ene conflict na het andere voorgedaan en de koningin had pertinent geweigerd een regeling te treffen voor het bijeenkomen van een noodparlement; die partijgenoten deelden hem ook mee, bevreesd te zijn dat zich ten tijde van de bevrijding benoorden de rivieren een gevaarlijke machtsstrijd zou ontwikkelen tussen de 'rechtse' en de 'linkse' illegaliteit en dat in die laatste de communisten veel invloed zouden hebben. Nu, dat het door de communisten met zoveel kracht uitgegeven parool: één vakbeweging, er in het Zuiden als gesneden koek was ingegaan, had Donker zelf kunnen constateren. Daar kwam dan nog bij dat hij het principieel afkeurde dat het Zuiden bestuurd werd door een apparaat, het Militair Gezag, dat voor zijn beleid en optreden aan geen enkele instantie publieke verantwoording schuldig was.

XCIn verschillende steden in het Zuiden waren al in de eerste bevrijdingsmaanden verenigingen van sociaal-democraten opgericht; de Nijmeegse was in januari '45 overgegaan tot de uitgave van een sociaaldemocratisch weekblad, Ons Volk (voortzetting van het gelijknamige illegale blad waarvan de Nijmeegse editie door sociaal-democraten was verspreid), hetwelk vooral bedoeld was als tegenhanger van het communistische weekblad De Waarheid

724 [PDF]
DE SOCIAAL-DEMOCRATEN

kring had opgebouwd. Na zijn terugkeer nu uit Londen, liet Donker na overleg met van Lienden, voorzitter van de vereniging van sociaaldemocraten welke in Eindhoven was tot stand gekomen, die vereniging uitnodigingen richten tot alle andere om een of meer afgevaardigden naar Eindhoven te sturen voor een bijeenkomst op 14 januari '45, zulks ter oprichting van een sociaal-democratische organisatie welke het gehele bevrijde Zuiden zou bestrijken. De meeste verenigingen konden die uitnodiging aanvaarden en die, aan welke zulks door gebrek aan vervoer onmogelijk was, deden in elk geval weten dat zij het genomen initiatief toejuichten. In aanwezigheid van minister Burger werd in Eindhoven besloten, de Sociaal-Democratische Vereniging voor Bevrijd Gebied op te richten; zij plaatste zich op de grondslag van hetjongste beginselprogram van de SDAP (het program uit '37 waarin de landsverdediging was aanvaard en daarmee de waarde van de nationale staat erkend), zulks evenwel met de kanttekening dat de oprichters van de vereniging zich bewust waren dat sinds '37 veel in de wereld was veranderd - impliciet werd daarmee gezegd: er is een nieuw beginselprogram nodig. Op die basis was een samengaan mogelijk ook met personen als Thomassen, aanhanger van de Nederlandse Volksbeweging en redacteur vanJe Main tiendrai, die van mening waren dat de SDAP haar tijd had gehad en dat voor het socialisme in Nederland een geheel nieuwe bedding moest worden gegraven. De Sociaal-Democratische Vereniging kreeg een centraal bestuur van tien leden en een dagelijks bestuur bestaande uit Donker voorzitter, Thomassen 'tweede voorzitter', van Lienden secretaris-penningmeester en, opmerkelijk genoeg, een orthodox-hervormd predikant lid: ds. P. A. van Stempvoort uit Eindhoven. Donker werd in de gelegenheid gesteld, de oprichting van de vereniging toe te lichten in een radiotoespraak voor 'Herrijzend Nederland' maar uit zijn concept-tekst werden door het Militair Gezag enkele passages geschrapt die een uitgesproken partij-propagandistisch karakter hadden.

XCHet dagelijks bestuur van de Sociaal-Democratische Vereniging richtte eind januari (Burger was inmiddels uit het kabinet gezet) een lang memorandum tot Albarda, Burger en van den Tempel' dat aandrong op het scheppen van duidelijke gezagsverhoudingen waarin het civiele element zou overheersen (het Militair Gezag heette 'het prototype van een sterk gezag zonder verantwoordelijkheid jegens de openbaarheid'), op aanvaarding van de stelling dat de politieke partijen in hoofdzaak zouden

XCI Exemplaar in (RvO) Collectie-dr. J. van den Tempel,

725 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

terugkeren, op het spoedig herstel van provinciale staten en gemeenteraden en op het bijeenroepen, na de bevrijding, van de 'oude' StatenGeneraal, aangevuld voorzover er lege plaatsen waren. Alle grondrechten moesten, aldus dit memorandum, onverkort weer van kracht worden, er was slechts één keuze: 'tussen de wet en hen die de wet willen verzetten'; bij dat laatste werd mede gedoeld op de illegaliteit benoorden de rivieren, in welker gelederen, zo werd gesteld, 'de haarden van het extremisme van links en van rechts' een grote rol speelden.

XCWat in Londen in februari gebeurde (de vorming van het derde kabinet-Gerbrandy waarin geen sociaal-democraten zitting hadden en waarin 'vernieuwde' figuren uit het Zuiden domineerden), doordrong Donker eens te meer van de noodzaak, op de ingeslagen weg voort te gaan en aan tegenkrachten te mobiliseren wat mogelijk was. Hij was het die Teulings met klem aanried, de oprichting van een katholieke partij actief voor te bereiden. Hij besloot voorts, vooralook op aanraden van Meyer Sluijser die opnieuw uit Londen was overgekomen, een sociaaldemocratisch blad te gaan uitgeven: Het Vrije Volk. Het Militair Gezag stelde papier ter beschikking voor een dagelijkse oplaag van 25000 exemplaren. Waar het blad te drukken? De drukkerij van Oost Brabant weigerde medewerking, die van Het Bindhavens Dagblad stelde zich ruimer op. Onder hoofdredactie van Donker (Thomassen werd een van de redacteuren) begon Het Vrije Volk van I maart af te verschijnen, aanvankelijk driemaal, later eenmaal per week.' De organisatorische moeilijkheden waren groot, vooral op transportgebied, en doordat er aanvankelijk slechts weinig abonné's waren (niet meer dan vijf- tot zesduizend), rezen er grote financiële problemen; die waren achter de rug toen J. W. Lebon, de in mei '40 naar Engeland ontkomen penningmeester van de Vara, die in het bevrijde Zuiden waar hij zich had kunnen vestigen, een van de bestuursleden was geworden van de Sociaal-Democratische Vereniging en van de stichting die Het Vrije Volk uitgaf, op het denkbeeld kwam, de gelden welke de Vara vóór mei '40 naar Engeland had overgebracht, als borgsom ter beschikking te stellen voor het verkrijgen van een bank

I Het kostte Donker grote moeite, het NVV-bestuur in het bevrijde Zuiden er toe te bewegen, financieel in de uitgave van het blad te partici peren. Dat bestuur verklaarde zich daartoe pas bereid, nadat uit een door Londen ter beschikking gestelde telegram wisseling met bezet gebied was gebleken dat aldaar Kupers, de gewezen voorzitter van het NVV, zich op het standpunt had gesteld dat, al zouden SOAP en NVV ook onderling onafhankelijk worden, de gemeenschappelijke uitgave van een socialistisch dagblad zou worden voortgezet.

726 [PDF]
'HET VRIJE VOLK' OPGERICHT

krediet - van Lienden deed toen hetzelfde met de fondsen van het 'oude' NVV welke in Engeland waren gedeponeerd.

XCIn april groeide de belangstelling voor Het Vrije Volk maar er kwamen toen weer nieuwe moeilijkheden. Om te beginnen werd van Thomassen gevergd dat hij zijn redacteurschap van Je Maintiendrai zou beëindigen. Gevolg was dat deze Het Vrije Volk verliet en een functie bij het Militair Gezag aanvaardde: hij stelde Hilda Verwey als zijn opvolgster bij Het Vrije Volk voor maar zij werd tot zijn diepe ergernis geweerd. Ernstiger nog was dat Donker óók in een conflict verzeild raakte met Sluijser die begin februari naar Londen was teruggekeerd en die er in de tweede helft van april met Gerbrandy's steun in was geslaagd, weer naar Eindhoven te gaan (Kruis had het vertrek van Sluijser die hij als een agitator beschouwde wiens aanwezigheid in het Zuiden ongewenst was, wekenlang tegenhouden). In dat conflict tussen Sluijser en Donker (de inhoud is ons onbekend) schaarde van Lienden zich aan Sluijsers kant; per I mei legde Donker vervolgens het hoofdredacteurschap van Het Vrije Volk neer, Sluijser werd zijn opvolger.

XCWas er nu veel belangstelling voor de Sociaal-Democratische Vereniging? Ze viel tegen. Wel te verstaan: allen die zich jarenlang voor de SDAP hadden ingezet, werden er graag lid van maar de vereniging had maar weinig werfkracht. Donker zag de oorzaak daarvan in de voortdurende discussies over de vraag of de vereniging niet veel te 'ouderwets' was. Hij beschouwde het, berichtte hij later aan het partijbestuur van de SDAP,

XC'van de aanvang af als een gevaar ... dat de grote rnassa der arbeiders de vaak sterk cerebraal getinte discussies der 'vernieuwers'pur sang te veel zouden gaan zien als een intellectueel schaakspel en zich dientengevolge van zulk een inwendig heftig discuterende sociaal-democratie afzijdig zouden houden. Geheel ongegrond is deze vrees niet gebleken te zijn."

XCOmgekeerd waren de door Donker bestreden "vernieuwers' pur sang'(figuren als Thomassen en de Verwey's) er diep van overtuigd dat juist Donker een historische kans had laten lopen; alleen al door de vereniging 'sociaal-democratisch' te noemen en haar voorshands op de grondslag te plaatsen van het beginselprogram van '37, had hij de indruk gewekt, vast te zitten in het oude spoor zodat de velen die in het Zuiden

XC1 L. A. Donker: 'De Sociaal-Democratische Vereniging voor Bevrijd Nederland' in: SOAP, 46ste congres (1945): Beschrijuinçsbrie];

727 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

met verlangen, zij het niet zonder vaagheid, naar nieuwe politieke verhoudingen uitzagen, zich door een zo traditionele groepering niet aangetrokken voelden. Thomassen vond de geest en de sfeer binnen de Sociaal-Democratische Vereniging enghartig en benauwd zodat groepen katholieken en protestanten die hun oude angst voor het begrip 'socialismc' hadden verloren (dat is zeker ook gevolg geweest van de actie van de Nederlandse Unie die het begrip 'socialisme' in haar vaandel had geschreven) toch niet de stap waagden, 'de doorbraak', naar een groepering welke nog zozeer getuigde van het voor de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij) kenmerkende 'arbeiderisme'. 'De leiding in het Zuiden', zo berichtte Thomassen zijnerzijds aan het partijbestuur,

XC'heeft de doorbraak niet voorbereid en de daarvoor noodzakelijke gezindheid niet aangekweekt bij onze zuidelijke leden. Zij die het pleit voerden voor de ontwikkeling welke leidde tot de Partij van de Arbeid, werden poli tiek geïsoleerd en kwamen daardoor steeds in de gevechtspositie. Donker heeft mr. Teulings aangespoord, de Staatspartij te doen herrijzen. Het was een conservatief gebaar waarmee de geestelijke achtergronden en de strevingen die tenslotte de Partij van de Arbeid deden ontstaan, werden miskend."

XCEn de communisten?

XCToen wij in het vorige hoofdstuk over de mijnstreek schreven, vermeldden wij dat de communist W. van Exter aanvankelijk als voorzitter optrad van de eerste eenheidsvakbond: de Nederlandse Bond van Arbeiders in het Mijnbedrijf Van Exter was een Amsterdammer die door de leiding van de illegale CPN geruime tijd vóór de bevrijding naar ZuidLimburg was gezonden met de opdracht, daar onmiddellijk na de bevrijding zo mogelijk een eenheidsvakbond van de grond te krijgen en daarnaast het denkbeeld te propageren dat er één socialistische partij moest komen. Verwezenlijking van dat denkbeeld vergde dat de communistische partij als zodanig in eerste instantie niet ZOLl worden heropgericht, of beter: dat zij in gecamoufleerde vorm zou herrijzen waarbij de communisten gebruik zouden maken van de goodwill die hun strijdliquidatie) in H. M. Ruitenbeek: Het ontstaan van de Partij van de Arbeid (1955),

, Brief, 18 maart 1946, van W. Thomassen aan het partijbestuur van de SDAP (in

728 [PDF]
DE COMMUNISTEN

vaardig illegaal blad De Waarheid tijdens de bezetting had verworven. Van Exter hield zich aan die consignes. In wezen had het feit dat het denkbeeld van eenheidsvakbonden en een eenheidsvakcentrale bij brede groepen arbeiders aansloeg, weinig of niets met de communistische agitatie te maken: de arbeiders reageerden van hun gemeenschappelijke situatie en hun gemeenschappelijke problemen uit, hadden de overtuiging dat zij met vereende krachten meer zouden bereiken, koesterden wrevel tegen de kerkelijke bevoogding en tegen een deel van het kader van de 'oude' vakbonden en hadden vooral in Zuid-Limburg de indruk dat die 'oude' vakbonden zich te vlot voor het karretje van de mijndirecties lieten spannen. In al die opzichten hadden communisten als van Exter de situatie juist beoordeeld. Alleen: het succes groeide hun boven het hoofd; dat van Exter na enkele weken het voorzitterschap van de eenheidsvakbond der mijnwerkers neerlegde, hield de erkenning in van het feit dat arbeiders tegelijk voorstanders van zulk een vakbond en tegenstanders van het communisme konden zijn.

XCMaar van Exter had meer pijlen op zijn boog, te veel zelfs. Naarmate hij zich namelijk duidelijker als communist ontpopte, bracht hij meer schade toe aan de denkbeelden welke hij ten aanzien van de vakorganisatie had ontwikkeld. Enkele dagen slechts na de bevrijding van Heerlen, op 24 september, riep hij er de vertegenwoordigers bijeen van de Zuidlimburgse groepen die De Waarheid hadden verspreid. Hij betoogde dat de SDAP en de CPN beide moesten verdwijnen: 'ruim twintig jaar', zei hij, 'is de politieke ontwikkeling van de Nederlandse arbeidersbeweging stil blijven staan. De schuld daarvan is te zoeken in de verdeeldheid der socialistische arbeidersbeweging, in de broederstrijd die onderling werd gevoerd ... Het is daarom dat wij met klem en kracht de oproep tot alle socialisten en socialistisch voelenden richten: 'Vormt één socialistische partij.'" Hetzelfde parool weerklonk in de nummers van het nu legale weekblad De Waarheid dat in het gehele bevrijde Zuiden met verlof (en papier) van het Militair Gezag begon te verschijnen, niet zonder moeilijkheden. In Eindhoven kon P. Sieliakis, van oorsprong een Amsterdamse metaalbewerker die als hoofdredacteur zou optreden van de Brabantse editie, geen drukker vinden en toen er een gevonden was in Breda (hij drukte een voor het gehele Zuiden bestemde editie) zegde deze na enige tijd het contract op, aangezien hij al zijn andere klanten zag verdwijnen.

XCI Aangehaald in G. Harmsen: Daan Goulooze. Uil hel teven /Jan een COI/WllIl/iSI (1967),

729 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

De Waarheid vond toen een derde drukker; het weekblad had begin januari '45 een oplaag van bijna 25000 exemplaren, waarvan er ca. 2000 in Zeeland werden afgezet, bijna 12000 in Noord-Brabant en bijna 11000 in Zuid-Limburg - dáár was de belangstelling naar verhouding het grootst. Te bedenken valt daarbij dat de eerlijke maar onvoorzichtige onderkop 'Weekblad der CPN' na enkele nummers was vervangen door: 'Democratisch weekblad'. De interesse die er voor bestond, hing samen met het feit dat De Waarheidveelal op duidelijker wijze dan andere bladen de grieven uitdrukte welke bij de arbeiders leefden.

XCAan van Exter, Sieliakis en de hunnen drong zich op grond van de blijken van instemming die hen bereikten, de indruk op dat de CPN een grote toekomst tegemoet ging; over de omstandigheid dat zich maar weinig arbeiders die als sociaal-democraten bekend waren, laat staan vooraanstaande SDAP'ers, bij 'de Waarheid-groepen' aansloten, maakten zij zich niet teveel zorgen. Eind '44 kwam in hun kring het denkbeeld naar voren, het masker te laten vallen, en openlijk voor het communistische karakter van hun groepering uit te komen. In België en Frankrijk gebeurde immers hetzelfde en vooral in laatstgenoemd land leek de communistische partij met sprongen vooruit te gaan. Zij pleegden overleg met vooraanstaande Belgische en Franse communisten, met name met Jacques Duclos (deze leidde de Franse communistische partij in afwezigheid van de vooroorlogse leider Maurice Thorez die in de herfst van '39, al was hij ook gemobiliseerd, naar de Sowjet-Unie was gevlucht waarmee hij deserteur was geworden) en op grond van de ontvangen adviezen (Duclos gaf er wel meer en zij werden op grond van zijn positie eerder als instructies opgevat) riepen zij eind december '44 afgevaardigden van de Waarheid-groepen in Eindhoven bijeen waar besloten werd, de CPN onder de naam 'Communistische Partij Bevrijd Gebied' te doen herrijzen. Toen van Exter korte tijd later aan het Militair Gezag verlof vroeg, van De Waarheid een dagblad te maken, zei hij, zo vernam Sluijser van de betrokken officier, 'dat de communistische partij, indien thans verkiezingen konden worden gehouden, 30% van de stemmen zou krijgen."

XCHet bestuur van de nieuwe partij legde begin maan aan het centraal bestuur van de Sociaal-Democratische Vereniging het voorstel voor, de I Mei-dag gemeenschappelijk te vieren en na te gaan, op welke andere punten gezamenlijke actie mogelijk was. Het sociaal-democratische be

! M. Sluijser: 'Memo voor de minister-presidenr'i ç febr. 1945 (Collectie-M. Sluijser, I).

730 [PDF]
DE COMMUNISTEN

stuur hield de boot af en deed van die weigering mededeling aan de afdelingen; alle afdelingen waren het er mee eens, behalve de afdelingMaastricht: een nieuw bewijs dat de communisten naar verhouding in Zuid-Limburg de meeste invloed hadden gekregen.

XC'Over het algemeen', aldus van Oudheusden en Verboom, 'werd de macht van de communisten in het Zuiden overschat": zo stond in een uit begin '45 daterend rapport van het Militair Gezag het volgende te lezen: 'De toename van het communisme in het Zuiden van ons land, ook al is deze toename niet zo groot als de communisten verwacht hadden, heeft toch in sommige plaatsen dusdanige vormen aangenomen dat dit gevaar, ook voor het Zuiden van ons land, wel terdege onder het oog moet worden gezien'. Ten bewijze werd geciteerd uit 'een geheim verslag van een onlangs gehouden vergadering van de CPN-leiders te Eindhoven' (dit zal wel de vergadering geweest zijn waar men de partij formeel had heropgericht): 'Zodra in Nederland een verkiezing zal worden gehouden, dan zullen wij eerst proberen, met kalmte de macht in handen te krijgen' (dat vergde op zijn minst dat een 'eenheidsfront' met de SDAP zou worden gevormd); 'lukt dat niet, dan zullen wij met wapengeweld naar de macht grijpen. Wij hebben reeds een geheime opslagplaats van wapenen." Of deze uitlating inderdaad is gedaan, vermogen wij niet te beoordelen; zo ja, dan getuigde zij van een volstrekte miskenning van de binnenlandse verhoudingen alsook van de internationale; dat laatste had men al kunnen opmaken uit het ingrijpen van Shaifbij de troebelen in België, eind november, en, sterker nog, uit het ingrijpen van de Britten in bevrijd Griekenland, in december, waar wij in ons volgende deel dieper op zullen ingaan.

Terugblik

XC

XCDe politieke strijd die in het bevrijde Zuiden is geleverd, is, zo schreven wij eerder, in de eerste plaats een strijd geweest pro en contra de 'vernieuwing': 'vernieuwing' in die zin dat Nederland zou breken met de verzuiling welke zich sinds de tweede helft van de negentiende eeuw had afgetekend en die wij in Voorspel in haar historische ontwikkeling

I Van Oudheusden en Verboom: p. 159. Aangehaald a.v.

731 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

hebben beschreven. Die verzuiling had, wat de grote democratische politieke partijen betrof, haar uitdrukking gevonden in het feit dat drie van de zes op confessionele grondslag stonden, en wat de overige maatschappelijke organisaties aanging, dat zij gesplitst waren in katholieke, 'Christelijke' (protestantse) en neutrale (socialistische dan welliberaalconservatieve). Tegenstellingen waren dat welker zin al in de jaren '30 door velen was betwijfeld en die in de bezettingstijd in zoverre irrelevant waren gebleken dat het gemeenschappelijk belang van de strijd voor de herwinning van's lands vrijheid verre overheerste. In de illegaliteit had die verzuiling tot in de zomer van '44 maar zelden een rol gespeeld; het was dan ook geen toeval dat de Bond Nederland en de daaruit voortgekomen Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Nederland, de GOIWN, zich op een grondslag plaatsten die voor katholieken, protestanten en niet-gelovigen aanvaardbaar was. Hetzelfde gold voor de rond het week bladJe Maintiendrai geschaarde groepen (aanhangers van de Nederlandse Unie speelden er een belangrijke rol in) die de oprichting van de Nederlandse Volksbeweging wilden voorbereiden.

XCNoch de GOIWN nochJe Maintiendrai heeft een brede aanhang weten te verwerven, Ten aanzien van de GOIWN sprak dat vanzelf: daargelaten dat men de deuren wijder openzette dan met de naam in overeenstemming was, appelleerde een organisatie van oud-illegale werkers slechts aan een kleine minderheid van de bevolking; duidde zij zich dan bovendien nog aan als 'het geweten van ons volk', dan veroordeelde zij zichzelf tot de rol van boetprediker - een rol die onvermijdelijk weerstanden wekte. Wat de Nederlandse Volksbeweging betreft, komt het ons voor dat zij, aan haar eigen doelstellingen en program gemeten, in het bevrijde Zuiden te laat van start is gegaan. Als de redactie van Je Maintiendrai en als vooral de Quay (want bij hem lag de beslissing) in novemberdecember '44 de grote sprong hadden gewaagd, opgeroepen hadden tot de vorming van plaatselijke groepen en waren overgegaan tot de oprichting van een eventueel als voorlopig aangeduide organisatie welke het gehele bevrijde Zuiden bestreek, dan zou dit, dunkt ons, een sterke respons hebben uitgelokt. De opmerkelijke mate waarin het denkbeeld van de eenheidsvakbond in die laatste maanden van' 44 bleek aan te slaan, kan als een vingerwijzing worden beschouwd; er was 'een schreeuw naar 'eenheid' " eenheid was 'een toverwoord'. Eind april '45 toen Je Main tiendrat eindelijk tot de vorming van plaatselijke groepen van de Volksbeweging opriep, was het te laat: toen had de verzuiling zich al weer duidelijk afgetekend.

XCWij willen daarmee bepaald niet zeggen dat de Volksbeweging, ware 73

732 [PDF]
TERUGBLIK

zij eerder begonnen, al in het Zuiden een sterke politieke kracht zou zijn geworden (de omstandigheden boden niet de ruimte waarin die kracht zich kon manifesteren), wij willen slechts zeggen dat het bevrijde Zuiden een fase heeft gekend waarin er een duidelijk verlangen was naar een organisatie welke allen die de verzuiling te boven wilden komen, zou bundelen - die organisatie bleef ontbreken en als gevolg daarvan smolt de potentiële aanhang weg. Daarbij merken wij nog op dat de Volksbeweging het zich in zoverre nog moeilijk had gemaakt ook, dat zij geen politieke partij wilde worden maar een 'beweging' wilde blijven die met haar denkbeelden en haar handelen andere partijen zou beïnvloeden; anders gezegd: van een duidelijk eigen program en directe actie ter verwezenlijking daarvan zou geen sprake zijn. Dat betekende niet anders dan dat de Volksbeweging in haar opzet boven de maatschappelijke en politieke realiteit kwam te zweven - een weinig begerenswaardige positie voor een groepering die grote aantallen kiezers wil bundelen.

XCZo ontstond er in het Zuiden in de laatste maanden van '44 ter rechterzijde van de Waarheid-groepen een politiek luchtledig dat alle ruimte bood aan de representanten van de zuilen om weer naar voren te komen. Dat in Nederland, was het eenmaal geheel bevrijd, het initiatief zou worden genomen om de zuilen weer te doen herrijzen, stond, menen wij, in de zomer van '44 vast, maar niemand wist met zekerheid hoe sterk de respons zou zijn. Dat hing ook van de tegenkrachten af. Welnu, in het Zuiden was de potentieel belangrijkste tegenkracht, de Nederlandse Volksbeweging, niet de eerste die zich presenteerde, maar de laatste: na de Sociaal-Democratische Vereniging (en na de Communistische Partij), na de Katholieke Staatkundige Vereniging.

XCWij beschouwen vooral de oprichting van de Katholieke Staatkundige Vereniging als een gebeuren van kardinale betekenis. Natuurlijk kan het niet los worden gezien van het standpunt van het Episcopaat. Die oprichting was eenvoudig een doortrekken van de lijn die de bisschoppen van Den Bosch en Breda eind december '44 met alle duidelijkheid hadden aangegeven: katholieken mochten slechts toetreden tot katholieke organisaties. De bisschoppen wierpen daarmee een dam op tegen de 'vernieuwing' voorzover deze zich tegen de verzuiling richtte, een hoogst effectieve dam bovendien. De omzwaai van Sassen was tekenend; men moest wel aannemen dat zeer weinig katholieken het zouden opbrengen, dwars tegen de richtlijnen van het Episcopaat in te handelen. Inderdaad, toen Nederland benoorden de rivieren werd bevrijd, bezat het Zuiden wederom zijn aanzet tot een katholieke politieke partij, voorts zijn katholieke pers en zijn katholieke vakbonden en tevens een groot aantal andere

733 [PDF]
POLITIEK IN HET BEVRIJDE ZUIDEN

specifiek katholieke organisaties die wij in ons beknopt overzicht niet met name hebben genoemd.

XCHet protestantse volksdeel was zo ver nog niet. Er was evenwel, aangezien er toch geen verkiezingen in zicht waren, geen haast met het oprichten van eigen politieke organisaties. De heroprichting evenwel van het CNV was een vingerwijzing: het lag voor de hand te veronderstellen dat uit het protestantse volksdeel, nu het weer een eigen vakcentrale had, ook een eigen politieke vertegenwoordiging naar voren zou komen, daargelaten of dat, afgezien van de kleine rechtzinnige partijen, de oude ARP en de oude CHU zouden zijn dan wel een combinatie van beide.

XCHad nu, wat het socialistische volksdeel betrof, Donker, zoals 'de vernieuwers pur sang' meenden, inderdaad een historische kans gemist toen hij de Sociaal-Democratische Vereniging al krachtens haar naam op een grondslag plaatste die in de richting van de SDAP wees? Het is moeilijk te beoordelen, maar wij neigen tot de opvatting dat die 'vernieuwers pur sang' de mogelijkheden overschat hebben die, na het maanwoord van de bisschoppen, zouden zijn overgebleven voor een socialistische groepering welke zich duidelijk van de SDAP zou hebben losgemaakt. Bovendien: Donker hield zich (zoals ook van Lienden met betrekking tot het NVV en zijn nauwere samenwerking met RKWV en CNV deed) aan afspraken die tijdens de bezetting waren gemaakt (in eerste instantie zou ook de SDAP heropgericht worden) en hij gaf zonder twijfel uitdrukking aan de wensen die bij het partijkader leefden - een kader dat het in de twee katholieke provincies, zo lang als de SDAP bestond, moeilijker had gehad dan elders en wellicht daardoor extra gehecht was aan de oude beginselen en organisatievormen.

XCWij willen overigens onderstrepen dat, aldus onze indruk, aan de politieke worsteling welke wij in dit hoofdstuk beschreven, actief slechts door weinigen is deelgenomen. Eerder merkten wij al op dat politieke actie steeds van minderheden uitgaat, maar deze zijn, dunkt ons, in het bevrijde Zuiden nog kleiner geweest dan gewoonlijk. Van bijna alle actie is Eindhoven het centrale punt geweest en in die stad waren het vooral de intellectuelen (onder hen talrijke hogere employé's van Philips) die er zich voor inzetten. Niettemin: de burgerij kon weer in vrijheid voor haar overtuiging uitkomen en men mag niet over het hoofd zien dat het Militair Gezag er binnen de gegeven mogelijkheden de nodige faciliteiten voor heeft verschaft vooral door tot een billijke papierverdeling over te gaan. Aan de andere kant was het datzelfde Militair Gezag dat door zijn bestaan en zijn bevoegdheden aan de politieke activiteit een groot deel van haar zin ontnam; de publieke discussie had immers geen directe

734 [PDF]
TER UGBLIK

politieke gevolgen. Die had zij kunnen hebben wanneer er naast het Militair Gezag provinciale staten en, vooral, gemeenteraden waren geweest. Maar welke? Het is opmerkelijk dat in maart '45 bij het representatieve onderzoek van de Democratische Vereniging te Eindhoven bleek dat de overgrote meerderheid (82%) van diegenen die de gegevens verschaften (78% van alle inwoners wier voornaam met een A begon), tegen het herstel van de 'oude' gemeenteraad was gekant - men wenste een nieuwe. Voor verkiezingen was het kennelijk te vroeg, de nieuwe raad kon alleen een benoemde zijn. Dat daarvoor bij de bevrijding van het Zuiden geen regeling bestond, was gevolg van het feit dat de in Londen ontworpen wetsbesluiten betrekking hadden op een noodparlement, nood-provinciale staten en nood-gemeenteraden als één geheel en dat de koningin geweigerd had, de regeling voor het noodparlement met haar handtekening te bekrachtigen.

XCZo ontstond een situatie waarbij men zich in het bevrijde Zuiden in steeds wijder kringen gefrustreerd voelde doordat er geen enkel werkelij k gezaghebbend vertegenwoordigend college bestond. Op zichzelf was die gefrustreerdheid een goed en een hoopvol teken van de herleefde politieke belangstelling. Wij tekenen er slechts bij aan dat ook diegenen bij wie die belangstelling het markantst was, beseften dat de oorlog belangrijker was.

735 [PDF]

Hoofdstuk I I: Recrutering / De Stoottroepen

XC

XCBij de plannen die de Nederlandse regering in Londen vooral in de jaren '43-'44 had opgesteld, was zij uitgegaan van de veronderstelling dat Nederland in één machtige operatie door de Geallieerde landstrijdkrachten zou worden bevrijd en dat Nederlands aandeel aan die operatie beperkt zou blijven tot de inzet van de kleine Irene-brigade en van de semi-militaire illegale groepen.

XCIn dat bevrijde Nederland zouden evenwel zo spoedig mogelijk beroepsmilitairen en dienstplichtigen opgeroepen worden en vrijwilligers de gelegenheid krijgen zich voor de militaire dienst aan te melden. Waartoe? In de eerste plaats om in omstandigheden van wie niemand wist hoe verward ze zouden zijn, steun te bieden aan het wettig gezag in Nederland maar vooralook om Nederland in staat te stellen, met eigen krachten deel te nemen aan de oorlog tegen Japan en aan de bevrijding van Nederlands-Indië, waar, hoe veel er ook in de positie van Indië binnen het koninkrijk zou veranderen, in eerste instantie (daarover was het gehele kabinet het eens) het Nederlandse gezag moest worden hersteld. Een moeilijkheid bij dat alles was dat Nederland bij de opbouw van die nieuwe strijdkrachten volledig afhankelijk was van de hulp der Geallieerden, zowel wat de uitrusting als wat de opleiding (of verdere opleiding) van militairen betrof - trouwens, op het gebied van het transport naar Indië bestond die afhankelijkheid óók: alle United Nations hadden de beschikking over hun passagiers- en transportschepen overgedragen aan de onder de Combined Chiefs of Staff ressorter en de Combined Shipping Adjustment and Raw Materials Board te Washington en daarbij in de lente van '44 de afspraak gemaakt dat de verschillende 'nationale' regeringen pas zes maanden na het einde der vijandelijkheden (vijandelijkheden niet alleen met Duitsland maar ook met Japan) weer over hun passagiers- en transportschepen zouden kunnen beschikken.

XCWelke plannen had de regering nu uitgewerkt en in hoeverre kon zij, toen het Zuiden werd bevrijd, op hulp van de Verenigde Staten en het Britse Rijk rekenen? Wij gaven daar een beeld van in hoofdstuk 13 ('Hoe Indië te bevrijden ?') van ons vorige deel en vatten dat nu als volgt samen.

736 [PDF]
DE REGERINGSPLANNEN VOOR DE STRIJDKRACHTEN

XCDe regering wenste de sterk geslonken Nederlandse oorlogsvloot uit te breiden met 25 nieuwe eenheden en daar ook een brigade van het Korps Mariniers aan toe te voegen. Bij die nieuwe eenheden werd o.m. gedacht aan 2 zware kruisers, I lichte kruiser, 2 vliegkampschepen, 4 torpedobootjagers en 8 onderzeeboten; daar zouden dan nog 5 grote transportschepen en 130 landingsvaartuigen bij komen. Becijferd was dat de 25 nieuwe eenheden tezamen een bemanning vergden van vierduizend man; gehoopt werd dat men in bevrijd Nederland ca. tweeduizend geoefenden zou aantreffen (personen die vóór 10 mei '40 hun militaire dienstplicht bij de marine hadden vervuld) - de andere tweeduizend zouden eerst opgeleid moeten worden. Aan de verwezenlijking van dit ambitieuze plan was men in de herfst van '44 nog niet toe: de nieuwe eenheden ontbraken; slechts één was aan Nederland toegezegd: een Engels vliegkampschip (het werd pas na het einde van de oorlog met Japan overgedragen).

XCTen aanzien van de te vormen brigade van het Korps Mariniers was men verder gekomen: sinds oktober '43 werd in de Verenigde Staten in een oefenkamp van het United States Marine Corps het kernkader voor die brigade opgeleid. Die kern diende te worden uitgebreid en dan kon vervolgens de gehele brigade, die als een eenheid van ruim vijfduizend man werd gedacht, op volle sterkte worden gebracht.

XCWat het leger betrof, was door de regering besloten tot de vorming van 39 z.g. gezagsbataljons en van een uit 3 divisies bestaand legerkorps. Van die 39 gezagsbataljons, die slechts een lichte bewapening zouden krijgen, waren 24 bestemd om in Nederland te blijven, 15 zouden ter beschikking worden gesteld van de luitenant-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, van Mook. Wat de bewapening van de bataljons betreft, was de regering niet verder gekomen dan dat de Britse regering had toegezegd, de 24 voor Nederland bestemde gezagsbataljons, ca. twintigduizend man, uit te rusten; die 24 bataljons zouden in Nederland opgeleid worden, voor de oefening van de 15 voor Indië bestemde bataljons dacht men aan Australië. Definitieve toezeggingen had de Australische regering evenwel niet gedaan en ten aanzien van het transport van die 15 bataljons was niets geregeld; trouwens, ook ten aanzien van hun uitrusting waren nog geen beslissingen genomen.

XCHulp bij de vorming van het legerkorps was door de Amerikaanse regering geweigerd; de Combined Chiefs oj Staffhadden in februari '44 vastgesteld dat dat een Britse aangelegenheid was. De Britse regering die haar eigen machtspositie in Zuidoost-Azië wilde herstellen, zag graag dat de Nederlandse hetzelfde deed. De toezegging was gedaan dat de helft

737 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

van de ca. veertigduizend militairen waaruit het legerkorps zou bestaan, in Engeland zou worden opgeleid en uitgerust - men zou beginnen met daar een kernkader te oefenen. Daarna zou een aanvullende training nodig zijn voor de oorlogvoering in de tropen; voor die extra training werd gedacht aan Australië of aan Brits Oost-Afrika, maar terzake was in de herfst van '44 nog niets geregeld.

XCTenslotte de luchtmacht. In regeringskring was overwogen om na de bevrijding een met de Britse Royal Air Force te vergelijken gemeenschappelijke luchtmacht te vormen voor vloot en leger, maar van dat denkbeeld had men slechts gehandhaafd dat er één basis-opleiding zou komen voor allen die van de luchtstrijdkrachten deel zouden uitmaken. Men wilde 8 nieuwe squadrons vormen voor de Militaire Luchtvaart van het Koninklijk Nederlands-Indische Leger. Ten aanzien van de opleiding was in september '44 nog niets geregeld maar in december verklaarde het Britse Air Ministry zich bereid, per maand in Engeland achthonderd man grondpersoneel en vier-en-vijftig man vliegend personeel in opleiding te nemen.

XCDe opleidingen die wij noemden: die van de mariniersbrigade, die van het kernkader voor het legerkorps en die voor het luchtmachtperseneel, zouden alle plaatsvinden op basis van de Amerikaanse dan wel Britse opleidingsvoorschriften; die voorschriften had men in het Nederlands vertaald.

XCZiedaar wat wij in ons vorige deel verhaalden. Daar hebben wij nu het volgende aan toe te voegen.

XCWat de regering bij het opstellen van haar plannen buiten beschouwing had gelaten, was dat zij, zolang de vijandelijkheden met Duitsland nog gaande waren, de bevoegdheid miste om geheel alleen te bepalen wat in Nederland aan militaire eenheden zou worden gevormd en waar die zouden worden ingezet; die bevoegdheid lag in beginsel eerder bij generaal Eisenhower wiens gezag prevaleerde boven dat van de Nederlandse regering in de Z.g.eerste fase die in de overeenkomsten voorkwam welke de regering in mei '44 met Engeland en de Verenigde Staten had gesloten (het Z.g. Legal Agreement) - men zou kunnen zeggen: de fase tot kort na het einde van de strijd in Europa. Als een situatie ontstond waarin Eisenhower wenste dat Nederlandse eenheden zouden deelnemen aan de oorlog op Duits grondgebied of aan de bezetting van Duitsland, dan zou de vorming van alle strijdkrachten die specifiek voor de oorlog met Japan bestemd waren, uitgesteld moeten worden. Niemand wist hoe lang men nog, ook als geheel Nederland was bevrijd, in Duitsland zou moeten vechten; het kon bijvoorbeeld wenselijk zijn dat er, terwijl de Britse en

738 [PDF]
HET PRIMAAT VAN 'SHAEF'

een tijdelijk Nederlands militair garnizoen kwam in een deel van WestDuitsland; wensen die Shaef te dien aanzien had (de z.g. Shae]-require ments), zouden voorrang hebben; de regering zou wèl, wanneer Shaef naar haar mening teveel zou vragen, bij Shae]kunnen protesteren en, als dat nodig was, bij de regeringen van de Verenigde Staten en Engeland in beroep kunnen gaan. Het Legal Agreement gaf beginselen aan; hoe die beginselen precies zouden worden toegepast, was evenwel niet gestipuleerd - in eerste instantie zou dat een zaak worden van onderhandelen. Wel was de Nederlandse regering bij alles wat zij wilde ondernemen, afhankelijk van de medewerking van Shaej, maar Shaej was op zijn beurt afhankelijk van de medewerking van die regering. Moeilijkheden konden nauwelijks uitblijven.

XCAan deze potentieel gecompliceerde situatie werd in de lente en zomer van '44 niet te zwaar getild; men dacht dat, na de bevrijding van Frankrijk, België en Nederland, de komplete ineenstorting van Duitsland als het ware automatisch zou volgen. Spoedig daarna zou de Z.g. tweede fase aanbreken en dan zou de Nederlandse regering, wat Nederland in engere zin betrof, weer volledig baas zijn in eigen huis.

XCMaar alles liep anders dan men had aangenomen: alleen het Zuiden werd bevrijd en het liet zich in oktober-november '44 aanzien dat het einde van de oorlog in Europa nog op zijn minst verscheidene maanden op zich zou laten wachten. Dat was niet de enige tegenslag. De omstandigheden in het bevrijde Zuiden waren allerongunstigst om de krachten bijeen te brengen die voor hun oefening naar Engeland of de Verenigde Staten zouden worden overgebracht. Veel jongeren traden toe tot de Binnenlandse Strijdkrachten, waar een klein deel in de Stoottroepen en een groter in de Bewakingstroepen terechtkwam. Registers van dienstplichtigen ontbraken - die waren in '43 door de bezetter in beslag genomen; men moest dus afwachten wie zich als beroepsmilitairen dan wel als vrijwilligers kwamen aanmelden: leden van het beroepskader (niet velen, want veruit de meesten bevonden zich in Duitsland in krijgsgevangenschap), leden van het reservekader (van hen waren slechts weinigen afgevoerd), vroeger geoefende dienstplichtigen en ongeoefenden. Gelegenheden om hen behoorlijk op te vangen ontbraken; nagenoeg alle gebouwen die daarvoor in aanmerking kwamen, waren gevorderd voor de Canadese, Britse en Amerikaanse troepen. Trouwens, al het leggen van een administratieve grondslag voor wat men op mobilisatiegebied wilde ondernemen, bleek hoogst bezwaarlijk door de slechte verbindingen; autobussen ontbraken, het treinverkeer kwam slechts langzaam op gang, de posterijen begonnen pas na maanden te functio

739 [PDF]
RECRUTERING DE STOOTTROEPEN

neren en de meest simpele hulpmiddelen die men voor elke bureauarbeid nodig had (papier, registratiekaarten, kantoormeubelen, schrijfmachines) waren schaars. Daar kwam dan nog bij dat Shaef er niet in was geïnteresseerd, de opbouw van een voor Nederlands-Indië bestemde krijgsmacht te bevorderen - het Geallieerde opperbevel gaf prioriteit aan wat het zelf nodig meende te hebben.

XCBegin november '44legde Shaefaan de minister van oorlog, van Lidth, een ontwerp-overeenkomst voor die Shaef de volledige zeggenschap zou geven over de mankracht in bevrijd Nederland; die overeenkomst werd door van Lidth afgewezen - hij vond het niet eens nodig, het oordeel van zijn ambtgenoten te vragen. Aan Shaefdeed hij weten dat de regering er op stond dat Shaef expliciet rekening hield met wat Nederland aan strijdkrachten wilde opbouwen voor de oorlog tegen Japan. Shaejwenste dat Nederland twee divisies ter beschikking zou stellen voor de bezetting van Duitsland (eenzelfde wens was geuitjegens de regeringen van België en Noorwegen) - van Lidth was daartoe bereid maar stelde als voorwaarde dat Shaef Nederland zou helpen bij het voorbereiden van het uitzenden van troepen naar Indië. Het inwilligen van die voorwaarde lag echter geenszins op de weg van Shaef: Shaefhad alleen te maken met de oorlog tegen Duitsland en wanneer de Nederlandse regering de oorlog tegen Japan ter sprake wilde brengen, dan moest zij dat op een hoger niveau doen: bij de Combined Chiefs of Staff of bij de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten.

XCWat Shaef aan Nederlandse mankracht nodig had, wanneer eenmaal geheel Nederland was bevrijd, werd medio januari '45 duidelijk aangegeven: vier-en-vijftigduizend man (zijnde ongeveer evenveel als de gecombineerde sterkte van de 15 gezagsbataljons en de 3 divisies welke Nederland naar Indië wilde zenden); die vier-en-vijftigduizend man zouden gegroepeerd worden in z.g. light infantry battalions (bataljons zonder zware wapens), voor hun uitrusting zou Shaef zorgdragen. Uiteraard was die laatste toezegging voor de regering van veel belang: ze zou tenminste bewapende troepen krijgen, zij het niet in het gebied, Indië, waar ze die vóór alles wenste. Intussen stond het cijfer 54000 midden januari nog niet vast. Begin februari kwam bericht binnen dat Shaef met machtiging van de Combined Chiefs of Staff in eerste instantie slechts ruim twintigduizend man en in totaal vermoedelijk maar vijf-en-dertigduizend man nodig had. In een vergadering van de ministeriële CommissieOorlogvoering kon prins Bernhard aan dat bericht toevoegen, dat hij op het hoofdkwartier van Shaef had vernomen dat het standpunt van de

740 [PDF]
DE'SHAEF-REQUIREMENTS'

'dat men voor Nederland geen excepties wilde maken ten aanzien van verplichtingen in het Verre Oosten en dat de Shaef-requirements prioriteit A behoorden te hebben, dat daarna de marineen de luchtmacht-requirements kwamen en tenslotte in de laatste plaats de troepen voor de luitenant-gouverneur-generaal."

XCIn een brief d.d. 20 februari? deed van Lidth vervolgens aan generaal Clark, hoofd van de ShaeJ-Mission voor Nederland, weten dat de regering bereid was, aan ShaeJin eerste instantie bijna negentienduizend man ter beschikking te stellen (onder wie bijna negenduizend voor de light infantry battalions en drieduizendvijfhonderd man voor de genie), dat zij zich ten aanzien van het totaal van vijf-en-dertigduizend man niet wilde binden en dat zij voorts nodig had: zesduizend man voor de marine en het Korps Mariniers, vierduizend man voor de voor Indië bestemde gezagsbataljons (d.w.z.: in eerste instantie vierduizend man), tweeduizend man voor de luchtmacht en dertienhonderd man voor de 'expeditionaire macht' (hiermee was kennelijk het kernkader van het legerkorps bedoeld"): er werd verder op gerekend dat de light infantry battalions, hadden zij hun taak in Duitsland volbracht, naar Indië getransporteerd zouden worden; 'Shaef", aldus dit schrijven, 'dient er voor te zorgen dat in de benodigde middelen, zoals transport naar Engeland van personen bestemd voor training en dienst buiten het vasteland van Europa, voorzien wordt' - maar daar had ShaeJ niets over te zeggen. ShaeJkon hoogstens aan de Combined Chiefs of Staff de aanbeveling doen, de door de Nederlandse regering ken baar gemaakte verlangens in te willigen; de beslissing lag bij de Combined Chiefs.

XCToen in mei '45 heel Nederland was bevrijd, was de positie deze dat ShaeJ zijn requirements toch weer van vijf-en-dertigduizend tot ruim vijftigduizend man had verhoogd, hetgeen 30 light infantry battalions insloot. Wij voegen hieraan toe dat die ruim vijftigduizend man niet ter beschikking zijn gesteld - anders dan België zond Nederland ook geen bezettingstroepen naar Duitsland; wat de Nederlandse regering in het ontredderde land aan strijdkrachten kon opbouwen, werd spoedig goeddeels voor de inzet in Nederlands-Indië bestemd, waarbij zich, zoals wij al in deel 9 beschreven, door het gebrek aan medewerking dat de Verenigde Staten en Australië aan de dag gingen leggen, de ene moeilijkheid na de andere voordeed. Waar het ons hier op aankomt is te74

1 Commissie-Oorlogvoering: Notulen, 9 febr. 1945. 2 dl. VIII a, p. 4I6-I7. 3 Wij nemen aan dat dit in het kamp van de Irene-brigade te Wolverhampton zou worden opgevangen.

741 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

onderstrepen dat bij uitstek de Shaef-requirements het buitengewoon moeilijk hadden gemaakt om in het bevrijde Zuiden krachten te formeren die aan luitenant-gouverneur-generaal van Mook ter beschikking gesteld konden worden. 'Betreffende de Shaef-requirements kan ik u zeggen', verklaarde jegens de Enquêtecommissie de Booy, minister van scheepvaart en visserij in het tweede kabinet-Gerbrandy en in het derde bovendien minister van marine en tot begin april '45 ook nog van oorlog,

XC'dat wij in het algemeen van Shaef slechtsmet de grootste moeite of niet gedaan konden krijgen mensen te werven en te oefenen voor de strijd in het Oosten. Het verhaal was altijd: wij moesten eerst helpen Duitsland te overwinnen, het Oosten kwam wel terecht!De Nederlandse regeringwas er op gesteld om troepen te werven en te oefenen die in het Oosten ingezet zouden kunnen worden; dat is altijd stelselmatigdoor Shaiftegengewerkt."

XCEr deed zich bij de recrutering in het bevrijde Zuiden nog een tweede moeilijkheid voor: prins Bernhard, bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten, en zijn staf hadden sterke weerstanden tegen het automatisch inschakelen van het oude leger-beroepskader. De prins gaf in dat opzicht uitdrukking aan gevoelens die vooral bij koningin Wilhelmina leefden. Veel waardering voor die officieren had zij nooit gehad en zonder in voldoende mate rekening te houden met de diepere factoren die in meide snelle nederlaag tegen Duitsland hadden bepaald, had zij de neiging, een aanzienlijk deel van de schuld voor die nederlaag bij dat kader te zoeken - vandaar ook dat zij zo grif geloof had gehecht aan de (onjuiste) mededelingen welke Somer haar begin '43 had gedaan over het gebrek aan waakzaamheid dat zich in de nacht van 9 opmeibij het Algemeen Hoofdkwartier zou hebben gemanifesteerd. Met dit alles willen wij niet ontkennen dat het kader in ons land (alsook de toenmalige kaders in landen als België, Frankrijk en Engeland) ernstige gebreken vertoonde; in de meidagen vanwas gebleken, 'dat' (wij citeren de beste Nederlandse deskundige terzake, de militaire historicus

'40 10 '40 '40

XCI Getuige J. M. de Booy, Enq., dl. VIlI c, p.

742 [PDF]
DE PRINS EN HET 'OUDE' KADER

generaal-majoor V. E. Nierstrasz) 'talrijke beroepsofficieren hun vak niet verstonden.' I Nu spreekt het vanzelf dat het vooroorlogse kader in '44-'45 in elk geval een verouderd geheel vormde: zowel de beroeps- als de reserveofficieren (de eersten, voorzover nog in leven, waren nagenoeg allen sinds mei '42 krijgsgevangenen in Duitsland en van de ruim tienduizend vooroorlogse reserve-officieren waren ca. vijfhonderdvijftig in '43 als krijgsgevangenen afgevoerd) hadden geen enkele ervaring kunnen opdoen in de moderne oorlogvoering. Britten zowel als Amerikanen hadden in de loop van de oorlog een geheel nieuw leger opgebouwd; wat in hun vooroorlogse kaders aan dood hout aanwezig bleek te zijn, was verwijderd en uitsluitend diegenen die capabel waren gebleken, hadden promotie gemaakt. Naar de vorming van zulk een verjongd, 'vernieuwd', leger ging het verlangen van de koningin uit - zij wenste eigenlijk met de leden van het vooroorlogse kader, met name van het beroepskader, niets meer te maken te hebben. Om twee redenen was dat laatste onbillijk: zo al sommige officieren in de Meidagen van '40 hadden gefaald, anderen hadden zich voortreffelijk gedragen en voorts was het een feit dat talrijke beroeps- en reserve-officieren hadden deelgenomen aan het illegale werk. Zeker dezen verwachtten niet anders dan dat de regering onmiddellijk na de bevrijding weer een beroep op hen zou doen en aan de bereidheid om aan dat beroep gevolg te geven werd door talrijke officieren in de bevrijdingsdagen al uitdrukking gegeven doordat zij zich op straat vertoonden in hun uniform. Ouderwetse en ongemakkelijke uniformen waren dat, vergeleken met de zoveel vlottere Amerikaanse en Engelse! Ze werkten ook verwarrend. Het dragen van die oude uniformen werd door prins Bernhard verboden. 'Officieren, onderofficieren en manschappen van het Nederlandse leger en de Nederlandse marine welke op het ogenblik in Nederland vertoeven, dienen', aldus zijn tweede bevel dat op maandagavond 4 september door Radio Oranje. werd omgeroepen, 'zo zij de beschikking hebben over hun uniform, deze nog niet aan te trekken. Het ogenblik waarop zij zulks wèl kunnen doen, zal nader worden bekendgemaakt'; die nadere bekendmaking bleef achterwege en er waren verscheidenen die toch in hun oude uniform verschenen, vermoedelijk mede doordat dat tweede bevel van de prins (het werd slechts één keer uitgezonden) niet tot hen was doorgedrongen.

XC, V. E. Nierstrasz: 'De voorgeschiedenis [van de strijd in de Meidagen van '40]' (onuitgegeven manuscript van de sectie Krijgsgeschiedenis van de staf van de bevelhebber der landstrijdkrachten), X, p. 48.

743 [PDF]
RECRUTERING DE STOOTTROEPEN

XCDe simplistische opvatting dat het beroepskader van het leger niet had gedeugd, was ook binnen het Militair Gezag gemeengoed geworden. 'De houding van het Militair Gezag', aldus jegens de Enquêtecommissie luitenant-kolonel A. J. E. Lamberti, na de bevrijding garnizoenscommandant te Maastricht, 'was van dien aard dat, wanneer men bemerkte dat men met een beroepsofficier had te doen, men deze de rug toekeerde. Voor een beroepsofficier was geen emplooi te vinden.' Samen met een collega-beroepsofficier bood Lamberti daags nadat Maastricht was bevrijd, aan het Militair Gezag zijn diensten aan, maar

XC'we kregen de kans gewoon niet, de een of andere reserve-officier werd voor dergelijke functies aangesteld. Toen de bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten voor het eerst in Maastricht kwam, kreeg de garnizoenscommandant (ondergetekende) niet de kans met de prins te spreken, hoewel ik op het portaal heb gestaan. De padvindertjes wèl, maar de garnizoenscommandant niet.'

XCErger nog: na zijn eerste bezoek aan de prins te Brussel, kwam van Kooten, benoemd tot commandant van de Stoottroepen in Zuid-Limburg, terug met de boodschap, aldus Lamberti: 'Alle officieren hun pakjes uit, de prins is geschrokken van de sterrenwereld hier." De gebruiken die vervolgens bij de Stoottroepen in acht werden genomen, streken vooral de beroepsofficieren tegen de haren: er werden geen rangen toegekend (in de illegaliteit waren er immers ook geen rangen geweest) en men sprak elkaar, precies als in de illegaliteit het geval was geweest, met de voornaam aan.

XCTen aanzien van de beroeps- en reserve-officieren werd de opvatting van de prins dat hij ze in beginsel geen van allen wilde inschakelen. In november '44 sprak hij met van Lidth af dat deze een beschikking zou uitvaardigen waarbij, zo schreef de prins, 'alle beroeps- en reserveofficieren' op non-actief gesteld zouden worden 'teneinde te voorkomen dat de heren zich op de borst slaan en zich in uniform steken, terwijl wij dan met de gebakken peren zitten, wat uitermate onaangenaam zou zijn. Bij reserve-personeel hebben wij de boel in zoverre in handen dat wij ze niet oproepen, maar met beroepspersoneel is dat iets anders? - die beroepsofficieren wilden eenvoudig hun vak weer gaan uitoefenen en hadden daar formeelook recht op. Bij nader inzien voelde van Lidth nietJ.Q.

I Getuige A. E. Lamberti, dl. VIII c, p. 627-28. 2 Brief, 17 febr. 1945, van prins Bernhard aan van Lidth (Collectie-A. H. Dijxhoorn, map 'kopieën en dub belen', 22 (RvO)).

744 [PDF]
DE PRINS EN HET 'OUDE' KADER

voor die beschikking maar dat deed hij niet aan de prins weten en toen deze hem in februari '45 (het tweede kabinet-Gerbrandy was toen demissionair) aan zijn toezegging herinnerde, antwoordde hij telegrafisch: 'Aangezien beslissing positie beroepspersoneel zeer principiële aard, wens ik deze overlaten aan mijn ambtsopvolger."

XCDe prins was er intussen toe overgegaan, alle officieren die zich in het bevrijde Zuiden voor de militaire dienst kwamen aanmelden, te laten registreren bij een apart bureau waar men tevens de taak had, na te gaan hoe elk hunner zich tijdens de bezetting had gedragen. Bij het officierskorps van het nieuwe leger kwam het, meende de prins, niet op intellectuele ontwikkeling alléén aan, maar vooral op karakter. 'Wij weten allen', aldus een bekendmaking welke hij in november '44 deed verschijnen, 'dat het leger van 1940 naast goede, ook andere eigenschappen bezat, die niet meer passen in de moderne oorlogvoering. Nu bestaat de kans om met het oude te breken en een nieuwe toekomst tegemoet te gaan.'2 Toen eind februari '45 een aantal voor de gezagsbataljons bestemde officieren die een spoedopleiding hadden gevolgd, werd beëdigd, hield de prins een toespraak waaromtrent het persbureau Anep-Aneta een bericht naar Londen zond', waarin o.m. het volgende te lezen was:

XC'Prince Bernhard mentioned the task awaiting oJIicers in the new Netherlands Army, which task was too often forgotten in the old army: to be strict when on duty, but at the same lime to be a [ather and friend to the privates. The limes are gone, said the prince, when one needed only a secondary school certificate in order to become an officer. Now it is character that is wan led ... High British officers attended the ceremony.'

XCDe woorden 'which task was too often forgotten in the old army' schoten de vijf bij het departement van oorlog te Londen werkzame of daaronder dienende, uit het 'oude' leger voortgekomen generaals: Dijxhoorn, van Oorschot, Phaff, van Voorst Evekink en van de Vijver, in het verkeerde keelgat. Zij zonden van Lidths opvolger de Booy een brief waarin zij deze vroegen of de prins 'inderdaad, in tegenwoordigheid van 'high British officers', deze blaam op het Nederlandse officier-korps heeft geworpen." De Booy legde hun brief aan de prins voor. Deze antwoordde:

XC'Hoewel ik de absoluut juiste woordkeuze niet kan herhalen (zulks omdat ik

XC1 Telegram, 23 febr. 1945, van van Lidth aan prins Bernhard (a.v.). 2 Aangehaaid in van Ojen: De ES, p. 238. 3 Tekst d.d. 22 febr. 1945 in Collectie-A. Q. H. Dijxhoorn, map 'kopieën en dubbelen', 23. 4 Brief, I maart 1945, van A. Q. H. Dijxhoorn e.a. aan de Booy (a.v.).

745 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

dat gedeelte van mijn rede niet eerst op schrift had), sprak ik de gedachte uit dat 'naar mijn gevoel minstens 50% van het vooroorlogse officier-korps niet op voldoende wijze begrip getoond heeft voor de belangen van hun ondergeschikten, zodat het nodige vertrouwen in hun meerderen bij deze laatsten niet altijd aanwezig was, zulks met alle noodlottige gevolgen daarvan gedurende de Meidagen van 1940.' De woorden 'which task was toa o.ftenforgotten in the old army' zijn door mij niet gebruikt.

XCOverigens merk ik op dat, wat 'the high British officers' betreft, slechts een Britse brigadier aanwezig was, die (daar de rede in het Nederlands werd gehouden) de zin er van niet heeft kunnen begrijpen.'

XCAls 'P.S.' voegde de prins nog toe: 'Eigenlijk heb ik dus sterker gesproken dan in het verslag aangehaald werd'! - ja, en dat was de vijf 'oude' generaals, die afschrift van's prinsen antwoord ontvingen, óók duidelijk: 'minstens 50% van het vooroorlogse officier-korps' had geen vertrouwen weten te wekken, 'zulks met alle noodlottige gevolgen daarvan gedurende de Meidagen van I940'! Zij brachte~ met hun vijven een bezoek aan de Booy die de toespraak van de prins, zo noteerde hij2, 'very ill advised' achtte ('it casts a slur on all officers, which only a small percentage deserved') - hij besloot de prins een brief te schrijven waarin hij hem zou vragen, 'not to repeat the performance", en hij verzocht zijn vijf bezoekers hun bezwaren op schrift te stellen. 'Van het leger in 1940 en vroegere jaren kan', zo stond in hun protest o.m. te lezen,

XC'veel 'slechts' worden gezegd, maar niet, dat het officier-korps tekort schoot in plichtsbetrachting en in zijn omgang met ondergeschikten. Het leger was onvoldoende geoefend en onvoldoende uitgerust en bewapend. Doch aan wie de schuld? Zeker niet aan het officier-korps, dat sinds 1918 op de bres heeft gestaan om de systematische afbraak van onze weermacht zo doelmatig mogelijk af te remmen en op te vangen. Het heeft niet nagelaten, in vergaderingen en in geschriften te wijzen op de rampzalige gevolgen van een te korte oefentijd, van onvoldoende bewapening en uitrusting, kortom van het in praktijk brengen van

, Brief, 12 maart 1945, van prins Bernhard aan de Booy (a.v.). 2 De Booy: 'Dagboek', 21 maart 1945. J Kort tevoren, eind februari, had de Booy bezwaren van de koningin tegen admiraal Furstner die na zijn aftreden als minister van marine bevelhebber der zeestrijdkrachten was gebleven (' afgewezen met de opmerking dat Furstner grote verdiensten had (a.v., 6 maart 1945)

746 [PDF]
DE PRINS EN HET 'OUDE' KADER

de theorie 'geen man en geen cent'. Voor de wijze waarop het officier-korps onder moeilijke en deprimerende omstandigheden zijn plicht heeft vervuld, de moed er in heeft gehouden en van het leger gemaakt heeft wat er onder de gegeven omstandigheden van te maken was, kan men niet anders dan waardering hebben. Niet het Nederlandse officier-korps en niet de geest in het leger zijn de schuld van de debacle in mei 1940, doch het Nederlandse volk draagt daaraan schuld, dat niet bereid was de middelen beschikbaar te stellen om van de weermacht iets goeds te maken.'

XCDe vijf 'oude' generaals noemden zich door de 'beschuldigingen' welke de prins had geuit, 'diep gegriefd'.'

XCOp de dag waarop hem die gegriefdheid kenbaar werd gemaakt, zond de Booy een als 'persoonlijk, zeer geheim' aangeduid schrijven aan de prins, er op wijzend dat

XC'de blaam, op een gedeelte van het officierenkorps geworpen, door alle officieren gevoeld (zal) worden, aangezien niet uit te maken valt welke personen door u bedoeld zijn. Deze blaam rust nu door uw woorden op vele officieren die jarenlang onder moeilijke omstandigheden zich ten volle aan de dienst hebben gegeven en zelfs op die officieren die voor de vijand zijn gevallen .

XC. . . Ik moge Uwe Koninklijke Hoogheid verzoeken, in den vervolge wel rekening te houden met mijn zienswijze dat het voor het met een goede geest bezielen van officieren en manschappen niet nodig of gewenst is om op kleinerende wijze te spreken over het personeel van de Koninklijke Landmacht dat in mei 1940 met geheelonvoldoende sterkte en bewapening het land moest verdedigen. '2

XCDe prins antwoordde dat hij voortaan met de wens van de Booy rekening zou houden; hij betreurde 'ten zeerste' de indruk die zijn woorden hadden gewekt, had overigens 'wel degelijk kritiek op (het) officierenkorps', maar merkte tenslotte op, 'dat het ook mij overduidelijk is, dat de toestand van ons leger en zijn officierskorps van vóór 1940 uiteindelijk te wijten was aan de toenmalige instelling van ons volk, zijn volksvertegenwoordiging en regering."Q.Q.Q.

J Brief, 27 maart 1945, van A. H. Dijxhoorn c.s. aan de Booy (Collectie-A H. Dijxhoom, map 'kopieën en dubbelen', 23). 2 Brief, 27 maart 1945, van de Booy aan prins Bernhard (Collectie-J. M. de Booy (RvO)). 3 Brief, 30 maart 1945, van prins Bernhard aan de Booy (Collectie-A. H. Dijxhoorn, map 'kopieën en dubbe len', 23).

747 [PDF]

Oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen

XC

XCEr waren in het bevrijde Zuiden tallozen die ten spoedigste aan de militaire strijd wensten deel te nemen. Van hen traden velen tot de Stoottroepen van de Binnenlandse Strijdkrachten toe (daarover zullen wij straks schrijven), maar deze hadden slechts een beperkt opnemingsvermogen - trouwens, wie tot die Stoottroepen werd toegelaten, werd onmiddellijk ingezet en moest dus op zijn minst kunnen schieten. Natuurlijk, allen die in mei '40 in de Nederlandse strijdkrachten hadden gediend, konden dat, maar in de Stoottroepen kwamen hoofdzakelijk diegenen terecht die Of deel hadden uitgemaakt van illegale groepen Of directe relaties met illegale werkers hadden onderhouden.

XCAls wetsbesluit E 129 werd op loktober in Londen een Oorlogsvrijwilligersbesluit vastgesteld waarmee de mogelijkheid werd geopend om, naast de bestaande wettelijke verplichting tot het verrichten van militaire dienst, als vrijwilliger toe te treden tot de gewapende macht, zulks voor de inzet hetzij in Europa, hetzij in Indië.

XCBegin oktober werd in Eindhoven het eerste plaatselijke aanmeldingsbureau voor oorlogsvrijwilligers geopend. In de eerste twee weken meldden zich ruim drieduizend van die vrijwilligers aan, van wie, toen die twee weken om waren, al drie-en-twintighonderd administratief geheel waren afgewerkt, behoudens dan dat nog niet allen medisch waren gekeurd. Van die ruim drieduizend vrijwilligers waren ruim tweeduizend uit de stad Eindhoven afkomstig. 'In hoofdzaak melden zich', aldus een rapport d.d. 26 oktober, I

XC'jonge mensen (achttien tot vijf-en-twintig jaar), echter ook niet weinig gehuwden en ouderen en een behoorlijk percentage dat voor kader geschikt is, bijv. drie artsen uit Eindhoven, verscheidene ingenieurs van Philips, enz.

XCBij de aanmelding blijkt dat de mensen komen met de bedoeling iets voor Nederland te doen. Zij zijn volkomen bereid naar het Verre Oosten te gaan. Het is hun er zeker niet in de eerste plaats om te doen, wraak te nemen op de Duitsers.

XCEr is maar beperkte belangstelling voor de financiële regeling, zelfs zozeer dat wij van onze kant een deel der gehuwden moeten wijzen op de regeling der kostwinnersvergoeding. Dit mag niet opgevat worden als een bewijs van onbesuisdheid, eerder van het gevoel: 'Dit zal wel in orde zijn' ... Ook de indeling is voor de meesten een punt van ondergeschikt belang, al wordt wel vaak voorkeur voor de luchtstrijdkrachten uitgesproken. Men is bereid daar te gaan, waar men nodig is.

XC1

748 [PDF]
ENTHOUSIASME DER OORLOGSVRI]WILLIGERS

XCEén vraag is er, die we practisch van elke man krijgen, en dat is de vraag: 'Wanneer gaan we weg?' Ons antwoord hierop heeft met enige reserve geluid: 'Over een maand, misschien iets langer.' Dit is reeds een termijn die verreweg de meesten te lang vinden. Telkens weer moesten wij uitleggen dat voorbereidingen [en] transportmoeilijkheden remmend werken. De mensen komen hier zeer uitdrukkelijk niet ter registratie om dan over drie maanden of een halfjaar weg te gaan. Neen, ze komen zich melden om mee te doen, liever vandaag dan morgen (er zijn groepen geweest die 12 km heen en 12 km terug gelopen hebben om zich hier te kunnen melden om daardoor des te eerder weg te kunnen).

XCUitdrukkelijk zij nog vermeld dat de eerste resultaten bereikt zijn zonder enige propaganda. Op 11 oktober 's avonds om 17 uur zijn in Eindhoven bij de twee dagbladen elk twee aanplakbiljetten opgehangen'

XCdie biljetten vermeldden uitsluitend, wáár men zich als vrijwilliger kon aanmelden, en in de ochtend van de volgende dag stond al een rij van 'vele honderden' voor het aanmeldingsbureau.

XCNiet anders was het in Tilburg, na de bevrijding van die stad. 'Het enthousiasme', zo verklaarde jegens de Enquêtecommissie het hoofd van het plaatselijk aanmeldingsbureau,

XC'was enorm. Ik had werkelijk moeite om de mensen van de deur weg te houden. De eerste maandag dat ik opende, stond zich een rij van zeker zeshonderd jonge mensen te verdringen om toegang te krijgen en ingeschreven te worden, onder het zingen van vaderlandse liederen ... Ik heb daar vijfduizend à zesduizend vrijwilligers ingeschreven ... Er (was) een laaiend enthousiasme."

XCIn de loop van oktober en november werden in dertien plaatsen in het bevrijde Zuiden Oorlogsvrijwilligersbureaus geopend; bij die bureaus hadden zich begin december naar schatting ca. achttienduizend vrijwilligers aangemeld. Generaal Kruls coördineerde de zaak door medio november een Voorlopig Centraal Oorlogsvrijwilligersbureau op te richten dat onder leiding kwam te staan van reserve-kapitein K J. H. Zweypfenning; deze constateerde dat men bij verschillende aanmeldingsbureaus nogal slordig tewerk was gegaan: 'velen zijn aangenomen op alle mogelijke verbandacten, maar ook zonder verbandacte, met het gevolg dat er op een gegeven moment grote moeilijkheden ontstonden."

XCDe hoofdtaak van Zweypfennings centraal bureau was, te bevorderen dat de plaatselijke bureaus zo zorgvuldig mogelijk zouden werken en datJ.

I Getuige D. Schipper, dl. VIII c, p. 718. 2 Getuige K H. Zweypfenning, a.v., P·756.

749 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

de persoonsgegevens van alle vrijwilligers op één plaats zouden samenkomen. Uiteraard was het wenselijk dat die vrijwilligers conform de geschiktheid van elk hunner zouden worden ingedeeld. Daartoe werd, wat het leger en de legerluchtmacht betrof, door van Lidth medio januari '45 (sinds de eerste vrijwilligers zich hadden aangemeld, waren toen al drie maanden verstreken) een Centraal Indelingsbureau Koninklijke Landmacht in het leven geroepen hetwelk generaal van Nijnatten als chef kreeg. Dat indelingsbureau stond voor een nagenoeg onuitvoerbare taak: ten aanzien van de Shaef-requirements werden, zoals bleek, voortdurend andere cijfers opgegeven en wat de naar Indië uit te zenden gezagsbataljons en divisies betrof, had niemand een denkbeeld wanneer diegenen die voor de indeling bij deze eenheden in aanmerking kwamen, zouden kunnen vertrekken. Al die onzekerheid leidde er toe dat andere instanties die bepaalde krachten nodig hadden, er toe overgingen, ze rechtstreeks, d.w.z. buiten van Nijnattens bureau om, aan te trekken; dat deed het Militair Gezag, dat deed de staf van prins Bernhard; ook gingen soms hoofden van plaatselijke aanmeldingsbureaus aanvragen inwilligen alsof er geen centraal bureau bestond. 'Er waren op het laatst', aldus majoor Lamberti (hij had in september in Maastricht op eigen gezag een compagnie geformeerd welke hij, op hun verzoek, aan de Amerikanen ter beschikking had gesteld), 'zoveel verschillende troepen, dat men eigenlijk niet meer wist, wie ze had opgeroepen, waar ze zaten en wie ze waren."'Een en ander had tot gevolg', aldus de Enquêtecommissie, 'dat elke met moeite verkregen registratie onvolledig was en dat als het ware een maandenlange strijd met allerlei instanties gevoerd is moeten worden teneinde tot het hoofddoel: een centrale indeling van personeel, te komen. Mede hierdoor werd aan het gestelde principe 'de juiste man op de juiste plaats' voorbijgegaan en kon het gebeuren dat een tiental ingenieurs uit Zwitserland als soldaat aan de grens stonden terwijl de technische troepen daaraan behoefte hadden, en een gymnastiekleraar met allerlei diploma's bij de rste Pioniersgroep sjouwerswerk verrichtte, terwijl de opleidingsschool voor onderofficieren aan een dergelijke kracht behoefte had.?

XCMeer nog. Conform de inzichten van de prins had van Nijnatten doen weten dat bij de vorming van de nieuwe kaders vooral op de karaktereigenschappen zou worden gelet. Daar vloeide uit voort dat talrijke jongeren die maar weinig voortgezet onderwijs hadden ontvangen, de hoop gingen koesteren, officier te worden. Met heel veel moeite slaagdeJ.

I Getuige A. E. Lamberti, a.v., p. 624. 2 A.v., dl. VIII a, p. 404.

750 [PDF]
KADERVORMING

van Nijnatten er in, in februari '45 ca. driehonderd aspirant-officieren naar Engeland over te brengen om daar de officiersopleiding te volgen; de meesten werden er door hun Engelse instructeurs om futiele redenen afgekeurd - zij weten hun teleurstelling aan van Nijnatten en voelden zich 'verlakt' oftewel (er werd een nieuw woord voor gebruikt) 'vernijnat'. Het was niet van Nijnattens schuld! Hij en zijn staf maakten lange werkdagen (in de eerste maanden werkten zij tot tachtig uur per week toe), maar men kon de chaos eenvoudig niet baas worden. Een extra probleem werd bij dat alles nog gevormd door het feit dat het maandenlang niet mogelijk was, goed geoutilleerde opvangcentra in te richten in maart '45 werd besloten, te Oirschot een groot Centraal Vrijwilligerskamp te bouwen, maar dat voornemen werd opgegeven toen men in zes andere plaatsen de beschikking kon krijgen over door de Geallieerden ontruimde kampementen.

XCDe kadervorming was een probleem op zichzelf. Volgens regelingen die in Londen getroffen waren voordat de prins, die veel op de 'oude' kaders tegen had, bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten was geworden, riep het Militair Gezag, zodra een bepaalde streek was bevrijd, de daar wonende beroeps- en reserve-officieren en-onderofficieren (alsook de beroepssoldaten) op om zich aan te melden. De betrokkenen werden dan niet terstond in militaire dienst geroepen - eerst moest worden nagegaan of tegen hen, al waren zij dan niet apert 'fout' geweest (in dat geval had men hen al geïnterneerd), politieke bezwaren bestonden. Voor dat onderzoek werd een apart bureau opgericht, hetwelk begin februari '45 rapporten had opgesteld met betrekking tot ca.twaalfhonderd kaderleden. Ook gewone dienstplichtigen werden door het Militair Gezag tot aanmelding verplicht. Bij hen, en trouwens ook bij de kaderleden, was een moeilijkheid dat men, doordat de stukken van de gemeentelijke bureaus voor militaire zaken waren verdwenen, de door henzelf verstrekte gegevens niet onmiddellijk kon verifiëren en zulks bracht menige oudgediende er toe, bij zijn registratie een hogere rang op te geven dan hij in werkelijkheid had bekleed. 'Er liepen', aldus een der met de registratie belaste officieren, 'mensen in kapiteinsuniform rond waarvan bleek dat zij nooit korporaal waren geweest. Er zijn honderden krijgsraad-aangelegenheden geweest van mensen die valse rangen hadden opgegeven, wat niet kon worden gecontroleerd, omdat de militaire gegevens niet beschikbaar waren.' 1J.75

1 Getuige W. de Feyter, a.v., dl. VIII c, p. 514.

751 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

XCMet heel veel moeite slaagde men er in, een aantal militaire eenheden te formeren. Naast de Binnenlandse Strijdkrachten die volgens een Londense opgave begin mei '45 6 bataljons Stoottroepen en 2 bataljons Bewakingstroepen telden (er waren méér Bewakingstroepen, maar daarop komen wij pas in de volgende paragraaf terug), kwamen tot stand: I I light infantry battalions, 2 pioniergroepen, I compagnie politietroepen, 5 transportcompagnieën, 2 geniecompagnieën alsmede 6 compagnieën technische troepen. Die technische troepen werden toegevoegd aan de grote door het Militair Gezag opgerichte organisatie die hulp zou gaan bieden in de hongerprovincies - de overige eenheden waren in eerste instantie voor Shaifbestemd. Die overige eenheden hadden intotaal een sterkte van ca. veertienduizend man. Dat betekende dat begin mei '45 het niveau van de Shaef-requirements (ruim vijftigduizend man) nog bij lange na niet was gehaald (er kon natuurlijk aanvulling komen uit Nederland benoorden de grote rivieren) en dat van de oorlogsvrijwilligers (begin december '44 naar schatting achttienduizend en daar zullen nog wel enkele duizenden zijn bijgekomen) velen nog in het geheel niet waren opgeroepen, zulks tot hun grote ergernis.

XCDe uitrusting van de gevormde eenheden was primitief. Zware wapens bezaten zij niet. Ook de uniformen en het schoeisel waren onvoldoende. Per man werden door Shaef slechts één uniform (vaak een uniform die van een slechte kwaliteit stof was gemaakt) en één paar schoenen verstrekt. 'Wanneer', aldus van Ojen in zijn werk over de Binnenlandse Strijdkrachten (wat hij schrijft, geldt ook voor de overige eenheden),

XC'schoenen in reparatie moesten worden gegeven, konden de betrokkenen geen dienst doen met het gevolg dat de uitrukkende sterkte van een onderdeel dikwijls ver beneden de organieke sterkte bleef. De gezondheidstoestand werd vooral in tijden van regenvalongunstig beïnvloed, omdat niet van kleding verwisseld kon worden ... Het kwam voor dat soldaten weigerden met verlof te gaan omdat zij zich (slecht gekleed) niet bij hun familie wilden vertonen. Verlofgangers trachtten soms van kameraden beter uitziende uniformen te lenen tegen een beloning in sigaretten.' 1

XCMen kan aan deze feiten moeilijk een andere conclusie verbinden dan dat de Geallieerde regeringen en Shaef zich weinig moeite gaven, een behoorlijke Nederlandse krijgsmacht te formeren en dat de Nederlandse autoriteiten onvoldoende invloed hadden om die regeringen en Shaefbe 75

1 Van Ojen: p. 831.

752 [PDF]
TELEURGESTELDE VRI]WILLIGERS

tot een meer coöperatieve houding te bewegen. Bij dat laatste was van belang dat het Londense War Office in de periode november '44mei '45 met drie Nederlandse ministers van oorlog te maken kreeg (van Lidth, de Booy, de Quay). Dan werden die ministers zozeer door de lopende problemen in beslag genomen dat zij er niet aan toe kwamen, duidelijk aan te geven welke van de te vormen legereenheden bij de voorziening in kader prioriteit moesten hebben - een feit dat door de Enquêtecommissie, die vaststelde 'dat deze ministers ten deze onvoldoende inzicht en doortastendheid hebben getoond', is betreurd.' Hoewel de verwarde omstandigheden in het bevrijde Zuiden er wellicht onvoldoende in zijn verdisconteerd, lijkt deze kritiek ons in wezen niet onbillijk, maar wij zouden er bij willen opmerken dat, zo de ministers nalieten duidelijke prioriteiten aan te geven, die prioriteiten blijkbaar ook niet werden aangegeven door de bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten, prins Bernhard. Inderdaad, de aandacht van de prins en zijn staf werd in de eerste plaats in beslag genomen door de Binnenlandse Strijdkrachten in het bevrijde Zuiden en in het bezette Noorden.

XCInzake de oorlogsvrijwilligers citeerden wij eerder uit een uit eind oktober '44 daterend rapport:

XC'De mensen komen met de bedoeling iets voor Nederland te doen ... Eén vraag is er die we praktisch van elke man krijgen, en dat is de vraag: 'Wanneer gaan we weg?' Ons antwoord heeft met enige reserve geluid: 'Over een maand, misschien iets langer' ... De mensen komen hier zeer uitdrukkelijk niet ter registratie om dan over drie maanden of een half jaar weg te gaan. Neen, ze komen zich melden om mee te doen, liever vandaag dan morgen.'

XCWat een teleurstellingen volgden daarop! Afgezien van de Stoottroepen werden, wat de landmacht betreft, vóór mei '45 in Europa slechts de pioniergroepen en de transportcompagnieën ingezet en ter voorbereiding van hun uitzending naar Indië werden naar Engeland, gelijk reeds vermeld, slechts driehonderd aspirant-officieren overgebracht van wie de meesten evenwel niet tot de Engelse officiersopleiding werden toegelaten. Van Mook was van mening dat zijn ambtgenoten, met name van Lidth, zich veel te weinig moeite hadden gegeven om te bereiken dat de vorming van de voor Indië bestemde gezagsbataljons en divisies met kracht ter hand werd genomen. 'Een feit is', verklaarde hij aan de Enq uêtecommissie,

I dl. VIII a, p. 378.

753 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

'dat ik, toen ik bijvoorbeeld in februari '45 in het Zuiden was', in die paar weken waarschijnlijk meer bij het hoofdkwartier van Shaef heb zitten opspelen over het uitzenden van die troepen dan de minister van oorlog had gedaan in de voorafgaande periode. Het is begrijpelijk: voor de Nederlandse regering was toen Nederland het allesbeheersende vraagstuk en voor mij was het vraagstuk: 'Wat komt er na, wat komt er nu?' '2

XCPrins Bernhard zag achter de tegenwerking van Shaef vooral Amerikaanse invloeden aan het werk, van Maak daarentegen (hij had van generaal Marshall, de chef van de Amerikaanse legerstaf, en van generaal MacArthur, opperbevelhebber in de South- West Pacific Area, slechts medewerking ondervonden) eerder Britse, maar, zo schreefhij eind februari aan de prins: 'Ook speelt natuurlijk een rol' (ons inziens speelde die factor de hoofdrol) 'de omstandigheid dat Shaef in het bijzonder geconcentreerd is op de strijd in Europa en derhalve a priori niet geneigd is, zich veel moeite te geven voor onze deelneming aan de strijd in de Pacific, waarvoor men naar de inzichten van Shaej, toch reeds een te groot deel van de beschikbare Geallieerde strijdmiddelen heeft ingezet."

XCMen kreeg in februari '45 Shaefzo ver dat in beginsel accoord werd gegaan met het spoedig vertrek uit het bevrijde Zuiden van vierduizend voor de gezagsbataljons bestemde militairen, van negentienhonderd militairen die voor de Militaire Luchtvaart van het Knil zouden worden opgeleid, en van zeshonderd man die bij de detachementen van de Netherlands Indies Civil Administration (de Nica oftewel het in Australië gevormde militair gezag-apparaat) zouden worden ingedeeld. Het vertrek van die in totaal vijf-en-zestighonderd krachten moest evenwel óók door de Combined Chiefs of Staff goedgekeurd worden. Die goedkeuring kwam medio april '45 af, maar er was aan toegevoegd dat scheepsruimte voor het transport naar Australië afhankelijk was van andere behoeften van hogere prioriteit en dat Nederland waarschijnlijk zou moeten wachten tot Japan zou hebben gecapituleerd.

XCGevolg van dit alles was dat, toen geheel Nederland bevrijd was, van alle voor Indië bestemde krachten van landmacht, Knil en Nica slechts de driehonderd (spoedig teleurgestelde), voor de gezagsbataljons bestemde aspirant-officieren het bevrijde Zuiden hadden verlaten.

XC, Van zijn aanwezigheid in het bevrijde Zuiden maakte van Maak gebruik om aan de staf Militair Gezag de eerder genoemde, door generaal Bongers geleide sectie voor Oost- en Westindische Zaken toe te voegen. 2 Getuige H. J. van Mook, Enq., dl. VlII c, p. 392. 3 Brief, 22 febr. 1945, van van Mook aan prins Bernhard (Collectie-van Mook, bundel '1945').

754 [PDF]
VLOT WERK VAN DE MARINE

XCDe Koninklijke Marine had achter het vertrek van geschikte krachten meer vaart kunnen zetten. Dat dankte zij aan de nauwe relaties welke admiraal Furstner met de Britse Admiralty had opgebouwd. De voorbereidingen van de Marine waren bovendien, voordat het Zuiden werd bevrijd, verder gevorderd dan die van de landmacht: er bevond zich in de Verenigde Staten in het Camp Lejeune een goed opgeleid kernkader voor de te vormen brigade van het Korps Mariniers - het kwam er slechts op aan, uit het bevrijde Zuiden voldoende krachten naar Camp Lejeune over te brengen. Daarbij werd hulp verleend door de Britse Rear-Admiral G. Dickens, die vóór de Duitse bezetting Brits marine-attaché in Den Haag was geweest en nu als Plag-officer Hol/and opdracht had, de belangen van de Navy in bevrijd Nederland te behartigen. Al begin november '44 konden de eerste voor de mariniersbrigade bestemde oorlogsvrijwilligers via Ostende naar Engeland vertrekken; zij werden in Londen in een depotschip van de marine gehuisvest alvorens doorgezonden te worden. Enkele maanden later werd een opvangstkamp in Schotland in gebruik genomen.

XCOm die vrijwilligers in voldoende mate aan te trekken, zond het Londense marinehoofdkwartier in november '44 een eerste, in januari '45 een tweede en in maart '45 een derde recruteringsploeg naar het bevrijde Zuiden (en in juni een vierde naar Nederland benoorden de grote rivieren); het waren ploegen die eigen transportmiddelen bezaten. 'Ik zat nog geen twee weken in Tilburg', aldus het hoofd van het aldaar gevestigde aanmeldingsbureau voor oorlogsvrijwilligers,

XC'of er zat een deputatie van de marine onder aanvoering van jhr. [H.] de Jonge van Ellemeet ... Hij had eerst een voorlopige bespreking met mij en zei dat hij de volgende week terug zou komen. Hij vroeg mij of ik al aanmeldingen had. Ik had inderdaad al honderden papieren klaar liggen. De volgende week kwam de heer de Jonge van Ellemeet terug met een volledige aanmeldingsploeg. Dat was werkelijk prima georganiseerd. De heer de Jonge van Ellemeet had een keuringsarts bij zich en een sergeant-majoor met een schrijfmachine. Het was ... een rijdend equipe. Hij vroeg mij alleen de papieren en een kamer. Ik riep bepaalde mensen op en stelde voor dit werk een koerier ter beschikking. Dat ging werkelijk allemaal van een leien dakje. Het was wel een frappant verschil met wat het landleger te zien gaf ... De marine heeft ... een gedeelte van de

755 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

beste krachten ... afgeroomd. Dat ging natuurlijk in een stad als Tilburg als een lopend vuurtje rond"

XCwie voor de mariniersbrigade tekende, kwam snel weg! Dat tekenen werd door de vrijwilligers niet zwaar opgenomen. 'Er was', schreef de leider van deze recruteringsactie, de luitenant-ter-zee eerste klasse C. E. baron van Asbeck, 'maar één gedachte: de wereld in, de vrijheid in, en dan kijken wij wel verder.' Van Asbeck had die oorlogsvrijwilligers later 'geweldig leren waarderen ... Maar bij de recrutering heb ik vaak mijn hart vastgehouden en gedacht: wat begrijpen deze mensen weinig van oorlogvoeren en dan nog wel tegen de jappen."

XCDe bekwame wijze waarop de Marine de zaak had opgezet èn de Britse hulp leidden er toe dat in mei '45 in Camp Lejeune ca. tweeduizendvijfhonderd oorlogsvrijwilligers uit het bevrijde Zuiden waren aangekomen. Het hadden er gemakkelijk twee-, zo niet driemaal zoveel kunnen zijn, maar het kabinet had in de herfst van '44 bepaald dat in het Zuiden niet meer dan twee-vijfde van de voor de mariniersbrigade bestemde krachten mocht worden gerecruteerd - drie-vijfde van de plaatsen moest voor Nederland benoorden de grote rivieren gereserveerd blijven. In feite waren uit het Noorden (daar waren de omstandigheden in de eerste maanden na de bevrijding nog chaotischer dan in het Zuiden) aan die tweeduizendvijfhonderd vrijwilligers slechts tweeduizend toegevoegd toen de Amerikaanse regering in november '45 het verlenen van de faciliteiten staakte en de brigade (zij was nog niet op sterkte en de laatst-aangekomenen waren nog onvoldoende geoefend) scheep ging naar de Indische wateren. De Enquêtecommissie gaf als haar opinie, 'dat (de) starheid in het regeringsbeleid' (t.w. het feit dat men de twee-vijfde/ drie-vijfde regel tot mei '45 aanhield) 'voor de opbouw van de mariniersbrigade betreurenswaardige gevolgen heeft gehad." Wij onderschrijven die mening.

De Stoottroepen

XC

XCIn hoofdstuk 8 vermeldden wij dat in de in het bevrijde Zuiden opgerichte Binnenlandse Strijdkrachten spoedig een splitsing werd aange

XC, Getuige D. Schipper, Enq., dl. VIII c, p. 718. 2 C. E. van Asbeck: 'Recrutering Mariniersbrigade', p. 3 (Enq., punt p, gestenc. bijl. 758). 3 Enq., dl. VIII a, p. 425.

756 [PDF]
STERKTE VAN DE BS

bracht: splitsing in Stoottroepen en Bewakingstroepen. De Stoottroepen waren er voor bestemd om schouder aan schouder met de Geallieerden te vechten, de Bewakingstroepen hadden als hoofdtaak het uitvoeren van bewakingsdiensten achter het front en het bewaken van de kampen waarin alle 'foute' elementen terechtkwamen - wij herinneren er aan dat door het ingrijpen van majoor van Houten begin oktober '44 de primaire bevoegdheid om die 'foute' elementen te arresteren, aan de Binnenlandse Strijdkrachten (Stoottroepen èn Bewakingstroepen) was toegekend. Wat terzake door de BS is verricht, komt in het volgende hoofdstuk aan de orde; in deze paragraaf willen wij ons op de Stoottroepen concentreren, zij het dat het dan noodzakelijk is, ook een aantal algemene gegevens over de Binnenlandse Strijdkrachten te vermelden en hier en daar op deze BS als geheel in te gaan.

XCAllereerst de sterkte. Wij gaven in de vorige paragraaf reeds weer dat er begin mei '45 6 bataljons Stoottroepen en 2 bataljons Bewakingstroepen waren; in de Stoottroepen waren toen (afgezien nog van de staf) ca. vierduizend krachten bijeengebracht en in de Bewakingstroepen ca. vijftienhonderd. Toen wij die cijfers weergaven (ze zijn in Londen door het departement van oorlog opgesteld), wezen wij er al op dat er meer Bewakingstroepen zijn geweest. Veel meer zelfs: volgens van Ojen eind december '44 dertien- tot veertienduizend man, medio januari '45 ongeveer zestienduizend.' De vermindering van zestienduizend tot ca. vijftienhonderd moet aldus worden verklaard dat uit de Bewakingstroepen allerlei onderdelen van de Koninklijke Landmacht werden gevormd en voorts dat begin maart '45 uit de Bewakingstroepen 19 z.g. gezagscompagnieën werden samengesteld die aan het Militair Gezag ter beschikking werden gesteld en onder een Korpscommandant Militair Gezag kwamen te ressorteren. Alleen al dat laatste betekende dat ca. vierduizend man uit de sterktecijfers van de Bewakingstroepen verdwenen; aannemelijk is voorts dat velen in het kader van diverse zuiveringen uit hun rijen werden verwijderd en ook ziet het er naar uit dat de Londense opgave (2 bataljons) slechts betrekking heeft gehad op de compagnieën die in bataljonsverbanden waren samengevoegd. Verwarrend dit alles? Wij kunnen het niet helpen: in al die onzekerheden werden de nogal chaotische toestanden welke het bevrijde Zuiden op administratief gebied kende (en de slechte verbindingen tussen het bevrijde Zuiden en Londen), weerspiegeld. Misschien doet de lezer er goed aan, er van uit te

I Van Ojen: p. 262.

757 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

gaan dat er in het bevrijde Zuiden meer dan tienduizend man Bewakingstroepen kwamen en ca. vierduizend man Stoottroepen.

XCIn hoofdstuk 8 vermeldden wij óók dat (alweer door majoor van Houten) kort na de oprichting voor alle leden van de Binnenlandse Strijdkrachten een in de gegeven omstandigheden opvallend gunstige financiële regeling was getroffen: voorzover zij kostwinner waren, werden al hun inkomsten vergoed en zij kregen bovendien (Stoottroepen) twee, resp. (Bewakingstroepen) één gulden daggeld. Al die gelden werden geput uit de fondsen van het Nationaal Steunfonds waarover Gelderblom te Eindhoven beschikte - fondsen, gevormd uit voor illegale doeleinden verstrekte bijdragen aan het NSF voor welker terugbetaling de regering zich garant had gesteld. Tegen de voor de Binnenlandse Strijdkrachten getroffen regeling maakte het Londense departement van oorlog onmiddellijk bezwaar, maar het bereikte niet méér dan dat de dagvergoeding van de Stoottroepen van twee tot één gulden werd verlaagd. Zonder overleg met de minister van financiën, van den Broek, richtte het departement van oorlog toen ter verdere financiering van de BS een te Eindhoven gevestigde Stichting Centrale Financiering op, die van Oorlog een regeringskrediet kreeg van f I 5 mln - protesten van van den Broek baatten niet. De gunstige regeling werd dus gehandhaafd. Het gevolg ervan was door niemand voorzien. De regeling betekende namelijk dat wie in het Zuiden niet kon rondkomen, zijn uiterste best ging doen om in de Bewakingstroepen te worden opgenomen: men riskeerde meestal weinig, kreeg voldoende te eten, beschikte in diensturen over brandstof, zag al zijn vorige inkomsten vergoed en ontving bovendien zeven gulden per We€k extra. 'Vanaf I7 november', aldus een relaas over Tholen, 'werd aan de OD-manschappen geld uitgekeerd' (in de bevrijde delen van Zeeland bleef het begrip 'OD' geruime tijd gehandhaafd) 'en verschillende werklozen dachten: 'Waarom zouden we het nuttige niet met het aangename combineren en toetreden tot de Bewakingstroepen ?' , De kwaliteit van die troepen ging er niet op vooruit. 'Het zalook door ... de OD-kern nooit ontkend worden dat er elementen inslopen, die er niet tegen opzagen om eigendommen van anderen te stelen." Het kwam allemaal de naam van de BS niet ten goede; dat zal vooral uit het volgende hoofdstuk blijken.

XCDat de Stoottroepen, aanvankelijk gerecruteerd uit de Knokploegen en de groepen van de Raad van Verzet, aangevuld met talrijke jongere leden van de OD, in hoofdzaak uit illegale werkers bestonden, is buiten

XCI G. Heyboer: Slechts een plicht,

758 [PDF]
VERWATERING VAN DE BS

kijf, maar van de meer dan tienduizend man die in de Bewakingstroepen terechtkwamen, hadden veruit de meesten geen illegaal werk verricht. Van Heuven Goedhart (zijn relaas slaat op de Bewakingstroepen) was nog maar 24 uur als minister-'kwartiermaker' in Oisterwijk toen de burgemeester hem kwam meedelen dat er ter plaatse, naar hij meende, honderdacht-en-zestig BS'ers waren. 'Hij voegde er', aldus van Heuven Goedhart jegens de Enquêtecommissie,

XC'aan toe: 'Ik kan u op acht van mijn tien vingers optellen de acht jongens die recht hebben er bij te zijn, die namelijk wat hebben betekend in het verzet. De rest had er nooit bij moeten zijn en kunt u er niets aan doen om ze er uit te krijgen, want de aardappelen worden hier niet gerooid en de bieten worden ook niet gerooid, want bij de Binnenlandse Strijdkrachten krijgt men twintig gulden in de week en een warme kachel en Canadese blikjes en daarom zeggen al die jongelui: Dat gaat leuk, we doen niets meer.' '

XCVan Heuven Goedhart vervolgde:

XC'Ik ben in tal van wachtlokalen van de Binnenlandse Strijdkrachten geweest en daar kon u vinden valide jonge Nederlanders, acht, tien, twaalf, twintig (in Moergestel heb ik er een keer twee-en-twintig geteld ') die daar allemaalom een enorme tafel zaten met de benen er boven op ... Als dan de minister van justitie binnenkwam, zeiden ze: 'Wat mot je?' En dan zei ik: 'Ik ben de minister van justitie en ik wou wel eens even met jullie praten.' En dan bleven ze allemaal met hun benen op de tafel zitten en zeiden: 'Zeg het maar.'

XCHet waren aardige jongens, daar niet van."

XCWat de Stoottroepen betreft: hun individuele behoefte om er iets van te maken, was veel groter maar uit het feit dat zovelen hunner uit de illegaliteit voortkwamen, vloeiden tal van specifieke moeilijkheden voort. Oud-KP'ers zaten oud-OD'ers dwars, en omgekeerd. Rangen werden aanvankelijk niet onderscheiden - de commandant werd met 'commandant' aangesproken en daarmee uit. Dat kon men niet handhaven; in het algemeen ging prins Bernhard er met zijn staf naar streven, de Stoottroepen om te vormen tot reguliere verbanden van een nieuwe Koninklijke Landmacht. Felle protesten volgden. Als commandant van de Stoottroepen was Borghouts, die in de staf van de prins was opgenomen, inmiddels vervangen door Crasborn (onderofficier in het vooroor

, Bij die gelegenheid was van Heuven Goedhart als verdacht persoon het wachtlokaal binnengevoerd. 2 Getuige van Heuven Goedhart, dl. V c, p. 263.

759 [PDF]
RECRUTERING DE STOOTTROEPEN

logse leger) - Crasborn liet op I januari '45 aan alle Stoottroepers een Nieuwjaarswens uitreiken, waaruit gevoelens van teleurstelling spraken. 'Wij zullen moeten vechten', stond er in, 'tegen elementen in ons volk, tegen misstanden, tegen vooroordelen, tegen terugvallen in de oude sleur van vóór 1940.'1 Zo ook in die tijd de waarnemend commandant van de Stoottroepen in Noord-Brabant, G. H. Bensen (een oud-KP'er):

XC'Vrij! Wie had dat kunnen denken! Vrij! Maar verdorie, vrij is vrij en nu laten wij ons toch zeker niet ringeloren door mensen die in onze kringen onbekenden zijn? ... Er ... moesten weer burgerlijke beleefdheden aangeleerd worden, in de verte doemden zelfs de mistige gestalten van militaire tucht en orde op, het democratisch onderling overleggen, waar wij vroeger zo trots op waren, verdween en werd vervangen door het uit 1939-1940 zo goed bekende en sindsdien vervloekte: 'Ik bepaal, ik gelast, ik beveel, ik draag op' '2 ja, maar hoe kan dat anders in een militaire organisatie? De prins zette door (de achtergrond daarvan zullen wij straks beschrijven). Beginjanuari '45 werden de bataljons van de Limburgse Stoottroepen in light infantry battalions omgezet en werden er de oude rangen en rangonderscheidingstekenen weer ingevoerd? en enige tijd later, nadat de commandant van de Brabantse Stoottroepen, Sjef de Groot, eveneens een oud-KP'er, was afgezet en naar Londen was gestuurd (volgens Stoottroepers in Brabant had een kwalijke actie van van Kooten, de commandant van de Stoottroepen in Zuid-Limburg, daartoe bijgedragen), geschiedde met de Brabantse Stoottroepen hetzelfde. Begin april '45 kwam er ook een nieuwe bezoldigingsregeling, gebaseerd op de vooroorlogse regeling voor beroepspersoneel, zodat de maandelijkse wedden weer een ruime differentiatie gingen vertonen.(J J

1 Aangehaald in van Ojen: p. 278. 2 Aangehaald a.v., p. 280. J De prins zond begin januari '44 een officier van de Irene-brigade, de door ons al enkele malen geciteerde majoor J JG. Beelaerts van Blokland, als waarnemer en rapporteur naar de Stoottroepen in Zuid-Limburg, als wier commandant nog steeds van Kooten optrad die in het vooroorlogse leger sergeant was geweest. Beelaerts werd door van Kooten pas midden in de nacht ontvangen en deze zei, aldus Beelaerts, 'dat hij mij zeer ongaarne zag. Hij had niet om mij gevraagd.' Aan Beelaerts bleek dat van Kooten nooit in de officiers-messkwam; van Kooten at steeds apart met zijn secretaresse. 'Het grootste deel der week', aldus weer Beelaerts, 'was hij afwezig ... Het grootste deel van het officierskorps kwam voort uit avonturiers en dienstplichtige onder-officieren. Ook al door hun matige voorbeeld en gebrek aan militaire kennis ging hier weinig gezag van uit. Zo commandant, zo troep!' G. Beelaerts van Blokland: 'Oorlogs belevenissen van een cavalerie-officier', p. 127, 129)

760 [PDF]
ONTEVREDENHEID BIJ DE STOOTTROEPEN

XCDeze omvorming ging bij veel Stoottroepers met sterke onlustgevoelens gepaard. Alles ging zo anders dan in de illegaliteit! Toen waren zij 'onder elkaar' geweest en hadden zij na onderling beraad hun eigen besluiten kunnen nemen, nu werden zij ingevoegd in hiërarchische verbanden waarin de traditionele regels golden welke steeds en overal in militaire organisaties waren aangehouden. Uit het onbehagen vloeide voort dat de Stoottroepen zich in het bevrijde Zuiden ietwat gingen isoleren; zij voelden zich als de elite van diegenen die tijdens de bezetting gevaarlijke prestaties hadden verricht - nu hadden zij zich opnieuw voor gevaarlijk werk beschikbaar gesteld, maar dat werk moesten zij verrichten in een milieu dat hun steeds minder beviel. Met de uit Engeland gekomen officieren van het Militair Gezag wilden zij zo weinig mogelijk te maken hebben en zij ergerden zich vooralover de trage zuivering. Werden gezagsdragers gehandhaafd of benoemd die hun niet aanstonden, dan namen zij hun eigen maatregelen zoals zij ook tijdens de bezetting hadden gedaan. 'Veelal' werd door hen, aldus het eindverslag van het Militair Gezag,

XC'ingegrepen zonder enig nader onderzoek en ook nadat het MG of de commissaris der koningin maatregelen genomen hadden, verwijderde de illegaliteit in verschillende gevallen (soms door intimidatie of zelfs arrestatie of onrvoering) een haar onwelgevallige functionaris opnieuw van zijn post. Vooral bij de aanwijzing van tijdelijke burgemeesters ontstonden dikwijls moeilijkheden."

XCVerwarrender nog: toen de Binnenlandse Strijdkrachten eenmaal arrestatiebevoegdheid hadden gekregen, ging de staf van de Stoottroepen er toe over, een eigen Inlichtingendienst op te richten. Daarin kwamen illegale werkers terecht die deel hadden uitgemaakt van spionagegroepen. Zij verzamelden inlichtingen over verdachte personen en deze werden vooral door de Britse en Canadese Field Security gewaardeerd. Weinig waardering hadden die Geallieerde diensten daarentegen voor de sectiePolitie van de staf Militair Gezag - het kwam zo ver dat de Britse en de Canadese Field Security deze sectie verboden, onderzoekingen in te stellen: zij moest die aan de Inlichtingendienst van de Stoottroepen overlaten. 'Ik heb er veel narigheid mee gehad', aldus jegens de Enquêtecommissie van Houten, de naaste medewerker van prins Bernhard,

XC'maar ik heb altijd getracht, deze zaak in goede banen te leiden; ik heb zelfs

p. 97-98.

761 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

dikwijls overwogen, deze dienst bij de Stoottroepen op te heffen. Ze kwamen echter met zulke goede berichten aandragen dat de Geallieerden er op stonden dat deze dienst zou blijven bestaan."

XCEen deel van die berichten, op eigen initiatief verzameld, was afkomstig uit het bezette deel van Nederland - de Inlichtingendienst van de Stoottroepen zond daar eigen verkenners naar toe, buiten het Bureau Inlichtingen (Eindhoven) om. Somer maakte daar bezwaar tegen; het enige gevolg was dat de Inlichtingendienst de relaties met BI verbrak en alle binnenkomende berichten rechtstreeks aan de Geallieerden doorgaf. Het was voor de prins en zijn medewerkers vaak haast onbegonnen werk om de Stoottroepen in toom te houden. Ze waren bereid tot een moedige inzet, en dat werd steeds gewaardeerd, maar ze waren óók lastig, snel op hun tenen getrapt en afkerig van een gedisciplineerd samenwerken met anderen.

XCZoals wij al eerder vermeldden, stelde Field lvIarshal Montgomery niet veel prijs op de Binnenlandse Strijdkrachten; hij had in Frankrijk allast genoeg gehad van de Forces Françaises de l'Intérieur (en in België van de groepen van het Front de l'Indépendance die in november geweigerd hadden, hun wapens in te leveren) - een dergelijke last wilde hij zich in Nederland besparen. Ook generaal Kruis was verre van ingenomen met het optreden van de BS. Hij legde al begin november '44 zijn bezwaren aan prins Bernhard voor in een als 'zeer geheim' en 'persoonlijk' aangeduide brief. 'Op grond van verschillende, tijdens mijn inspectiereizen door bevrijd Nederland gehouden besprekingen met civiele bestuursambtenaren, militaire commissarissen, leden van de rechterlijke macht en personen uit handel en industrie heb ik', schreef Kruls,

XC'de indruk verkregen dat houding en optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten, althans van delen daarvan, in ruime kring ontstemming verwekken. De klachten welke ik verneem, betreffen het zich bemoeien met aangelegenheden van civiel en militair bestuur, het vorderen zonder dat dringende noodzakelijkheid aanwezig is, niet-militaire houding, het terroriseren der bevolking, misbruikJ.

, Getuige eh. H. F. van Houten, dl. IV c, p. 512.

762 [PDF]
WORDT DE BS OPGEHEVEN?

van levensmiddelenkaarten en ondoelmatig uitvoeren van bewaking, waardoor veelaloverheidspersoneel in de uitvoering van zijn dienst wordt belemmerd. De Nlederlandse) Bjinnenlandse] Sltrijdkrachten) worden vereenzelvigd met de persoon van Ujwe] Kloninklijke) Hjoogheid] als hun bevelhebber en het publiek, dat weinig of geen begrip heeft voor de enorme moeilijkheden waarmee u te kampen heeft, is maar al te zeer geneigd, u in zijn kritiek te betrekken. Ik acht dit een uitermate gevaarlijk verschijnsel, niet alleen voor u persoonlijk, doch ook voor ons gehele Vorstenhuis.'

XCTwee maatregelen achtte Kruls 'dringend noodzakelijk': de Bewakingstroepen moesten onder het Militair Gezag worden geplaatst en in de gebieden die alsnog bevrijd zouden worden, diende bij die bevrijding met alle Binnenlandse Strijdkrachten hetzelfde te gebeuren. Kruis was bereid, de dan te vormen Stoottroepen onder de bevelen van de prins te doen terugkeren.'

XCDe prins wees deze denkbeelden af. Hij erkende dat zich grove onregelmatigheden hadden voorgedaan maar, zo lichtte hij Kruls op 14 december in, slechts 'zeer incidenteel' en de berichten daaromtrent waren 'opgeschroefd'. Bij een bespreking die de prins op 10 december '44 in Londen had gevoerd met Gerbrandyen van Kleffens, zou gebleken zijn dat althans Gerbrandy het daarmee eens was." Daags daarna, I I december, had de prins in het verblijf van de koningin met van Heuven Goedhart gesproken die hem had gezegd dat '60% à 70%' van de BS'ers 'na de bevrijding zou zijn aangetrokken en nooit aan illegaal werk gedaan hebben.' Wat de Stoottroepen betrof, achtte de prins die cijfers onjuist (terecht) - wat de Bewakingstroepen aanging, niet, maar dat was, meende hij, schuld van de OD, 'omdat de OD in het begin der bevrijding nogal geworven heeft." Met dat al werd aan de prins op 10 en I I december duidelijk dat de bezwaren van Kruls tegen de Binnenlandse Strijdkrachten in het Londense ministeriële milieu niet zonder echo waren gebleven. Erger nog: op 14 december zei hem generaal Edwards, hoofd van de ShaeJ

XCI Brief, 2 nov. 1944, van KruIs aan prins Bernhard (CSMG, Zeer geheim archief, 6, 119). 2 Tenminste: dat schreef de prins. In werkelijkheid had Gerbrandy wel degelijk algemene kritiek op het optreden van de BS; zij komt in een volgend hoofdstuk ter sprake. Tekenend voor Gerbrandy's tekort aan informatie en inzicht was nog dat hij op die rode december aan de prins vroeg, waarom de Binnenlandse Strijdkrachten in bevrijd gebied eigenlijk onder diens bevel stonden. De prins legde hem toen uit, 'dat dit automatisch gebeurde; ten eerste, omdat ik bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten te land ben, en ten tweede, omdat deze eenheden uit opportuniteitsoverwegingen in deze vorm zijn opgericht en door de Geallieerden worden gebruikt.' (brief, 14 dec. 1944 van prins Bernhard aan Kruls (a.v.)) l

763 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

Mission Netherlands, dat de Binnenlandse Strijdkrachten naar het oordeel van verscheidene Nederlandse ministers (Edwards noemde geen namen) beter opgeheven konden worden - de prins wist al uit in november met Edwards gevoerde besprekingen dat de Shaef Mission op hetzelfde standpunt stond. Hoe die dubbele dreiging af te wenden? De prins besloot een beroep te doen op Eisenhowers chef-staf, Bedell Smith. Hij vloog naar Versailles, en 'bracht naar voren' (wij citeren van Ojen) 'dat hij geen kans zag, bij een plotseling uiteenvallen van de BS de taken te doen vervullen, die allerlei ondercommandanten der Geallieerden aan de BS toewezen' (met name de Stoottroepen vervulden aan het front een hoogst nuttige functie). 'Hij kwam sterk op tegen de onbillijkheid, zonder meer de manschappen af te danken", beter leek hem, de bataljons van de Stoottroepen om te zetten in de eerste van de light infantry battalions waarom Shaef had gevraagd. Bij Bedell Smith, die zich persoonlijk zo had beijverd om de prins tot bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten benoemd te krijgen, vond de prins slechts instemming met deze denkbeelden; Bedell Smith droeg er vervolgens zorg voor dat Eisenhower generaal Edwards bevel gaf, niet langer op de opheffing van de BS aan te dringen.

XCZo had de prins de Binnenlandse Strijdkrachten in het bevrijde Zuiden weten te redden, maar hij kon de Shaef Mission niet dwingen, van harte mee te werken aan de verdere opbouw daarvan. Alles wat de BS nodig had, moest ter beschikking gesteld worden door de 21St Army Group, anders gezegd: door Montgomery, en de prins nam terecht aan dat de bezwaren van Edwards goeddeels, zo niet geheel, een echo waren van die van de Britse Pield Marshal, die hem van meet af aan op het gebied van de bevoorrading in de steek had gelaten.

XCEr zijn, aldus onze indruk, ten aanzien van de bewapening van de Stoottroepen minder moeilijkheden geweest dan ten aanzien van de verdere uitrusting en de verzorging, waarbij wij denken aan de uniformen, het schoeisel, de dekens, de rantsoenen, de transportmiddelen en de benzine. Hun bewapenin& was namelijk licht: ze bestond uit

XCI Van Ojen: De BS,

764 [PDF]
MOEILIJKE BEVOORRADING

geweren, handgranaten, lichte machinegeweren en kleinkaliber-mertieren. Aan die wapens hadden de Geallieerden in het algemeen geen gebrek; elk Geallieerd leger had reservevoorraden bij zich en wanneer aan bepaalde bataljons of compagnieën van de Stoottroepen gevechtsopdrachten werden gegeven, dan konden tegelijk de lichte wapens verstrekt worden waaraan deze behoefte hadden. Wat de uniformen (er was winterkleding nodig!), het schoeisel, de dekens, de rantsoenen, de transportmiddelen en de benzine betrof, lag de zaak in het algemeen veel moeilijker en hing, wat de onmiddellijk in te zetten Stoottroepen betrof, alles af van de welwillendheid van de Geallieerde commandanten in wier sectoren zij opereerden. Britse commandanten waren zeer terughoudend, Canadese veel geschikter en Amerikaanse uitgesproken hulpvaardig. Intussen waren in Zuid-Limburg ook in de kritieke maanden september, oktober en november '44 de mogelijkheden van het Amerikaanse Eerste en van het daarbij aansluitende Amerikaanse Negende Leger om voldoende hulp te bieden aan de Stoottroepen, beperkt. 'Kleding had ik niet', vertelde van Kooten aan de Enquêtecommissie,

XC'de meesten liepen nog in hun eigen colbertje. Overalls kon ik ook al haast niet meer krijgen. Regelmatig constateerde ik zelf bij de jongens dat zij patrouilleen volgdiensten hadden van 60 uur aan één stuk, met klompen en zonder kousen. Dekking hadden wij ook niet eens. Wij hebben zes weken praktisch gesproken alleen droog brood en stroop gegeten. De tabak voor de jongens 'organiseerde' ik zelf hier en daar eens in België.' 1

XCToen van Kooten geconstateerd had dat de staf van de prins hem niet onmiddellijk kon helpen, ging hij aan de bevelhebber van het Amerikaanse Negende Leger meedelen dat hij, als deze niet op korte termijn voor voldoende bevoorrading kon zorgen, tot zijn spijt gedwongen zou zijn, de Limburgse Stoottroepen te demobiliseren; die mededeling had het gewenste effect: 'binnen driemaal 24 uur. .. (hadden) de jongens ... wat hun hart begeerde en wat ze ook nodig hadden", anders gezegd: de Limburgse Stoottroepen werden opgenomen in de normale bevoorrading van de Amerikaanse legers; die legers zorgden nadien ook voor militaire instructeurs.

XCIn Zeeland duurde het nog iets langer, nl. tot I januari '45, voordat de BS'ers in de Geallieerde bevoorrading waren opgenomen; voordien had de BS'er 'maandenlang met hetzelfde voedsel als de buitenstaander' (men

XC1 Getuige B. J. C. van Kooten, Enq., dl. VIII c, p. 747. 2

765 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

herinnere zich hoe laag de rantsoenen waren in november en december) 'dag en nacht aan de zeedijk gestaan in weer en wind, op kapotte klompen en in een dun, versleten overjasje." Noord-Brabant, waar men vooral met Britse commandanten te maken kreeg, bood een al even ongunstig beeld. Borghouts klaagde begin december over tekorten aan rantsoenen en benzine; de chef-staf van zijn opvolger Crasborn moest die klachten een maand later herhalen. 'De Staf-Zuid', schreef hij, 'zit nu reeds drie weken zonder benzine. Voor de Engelsen zijn wij lastige schooiers, en men geeft rustig orders uit dat aan niemand benzine verstrekt mag worden .

XC. . . Vervolgens is er de kwestie van het vervoer. Aan iedere compagnie, die ingezet wordt, zijn twee lorries' ter beschikking gesteld met de belofte dat per compagnie één jeep en vijf motoren zullen volgen. De staven zijn daarbij weer volledig vergeten. Men schijnt te denken dat Commando-Zuid cornpagnieën kan formeren en onderhouden zonder één enkele vervoersmogelijkheid. Per gratie van het Militair Gezag mogen wij af en toe ook eens een enkele aftandse auto vorderen, maar vrachtwagens zijn taboe, want die zijn voor de voedselvoorziening. En of de Stoottroepen nu meevechten voor de bevrijding van Nederland schijnt zo iets onwerkelijks en zo iets onbelangrijks te zijn, dat niets de heren kan bewegen om van hun eenmaal ingenomen standpunt af te wijken. Vandaar dat wanneer de Stoottroepen iets te vervoeren hebben, zij een knieval mogen doen bij de Bewakingstroepen, bij het Militair Gezag, bij de politie, bij de brandweer, of welke instantie dan ook, maar als men daar 'neen' zegt, hebben de Stoottroepen niets. En dat vindt iedereen heel eenvoudig."

XCUiteraard maakte de prins zich grote zorgen over de tekorten die al van de eerste dag afwaren gebleken. Medio oktober '44 drong hij er bij de Shaef Mission op aan, dat hij 15000 stellen komplete uitrusting zou krijgen voor de Stoottroepen en de Bewakingstroepen. Hem werd gezegd dat de aanvraag in behandeling zou worden genomen. Week na week verstreek en er werd niets ontvangen; de prins wist vervolgens, zonder dat Montgomery daarvan weet had, bij de supply-afdeling van diens staf 4000 stel militaire kleding in de wacht te slepen en te bereiken dat de Stoottroepen en de Bewakingstroepen voortaan de gebruikelijke militaire rantsoenen zouden ontvangen. Toen Montgomery korte tijd later wenste dat die militaire kleding aan een van de Britse divisies zou worden uitgereikt, kwam uit dat de prins ze had weten te bemachtigen. Montgomery was des duivels, 'en de vijandschap', aldus Alden Hatch,

XCI G. Heyboer: Slechts een plicht, p. I34. 2 Militaire vrachtauto's. 'Aangehaald in van Ojen: De BS, p. 266.

766 [PDF]
MOEILIJKE BEVOORRADING

'werd regelmatig aangewakkerd doordat Bernhard voortdurend voorraden nodig had en door de naar Montgomery's mening slinkse wijze waarop hij zich er van meester maakte. De prins trok bietsend langs alle voorraaddepots, dumps en opslagplaatsen in het achterland en gebruikte al zijn koopmanshandigheid en al zijn charme om van de diverse bevoorradingsofficieren het een en ander los te krijgen."

XCHet was een vernederende situatie. Verbetering trad pas in toen de prins en de Britse Field Marshalomtrent de jaarswisseling '44-'45 'in een ijzige bespreking een soort wapenstilstand sloten'? de prins zegde toe, zijn 'bietsen' te staken, Montgomery gaf zijn chef-staf de Guingand (met deze kon de prins het goed vinden) opdracht, voortaan persoonlijk de bevoorradingsaanvragen van de prins in behandeling te nemen. Hieruit resulteerde in eerste instantie dat de prins medio januari nog eens 2400 stel militaire kleding kreeg voor de Bewakingstroepen; de meeste leden van die troepen (er waren er immers meer dan tienduizend) hebben in het bevrijde Zuiden nog enkele maanden op hun militaire kleding moeten wachten en de prins wist de grootste tekorten slechts aan te vullen door het voorbeeld van van Kooten te volgen: hij deelde aan de Geallieerde bevelhebbers mee dat hij de Stoottroepen zou terugtrekken en de Bewakingstroepen ontheffen van hun militaire bewakingstaken, als niet op redelijke wijze voor hen allen werd gezorgd. 'Bij de staven der legers en bij het hoofdkwartier van de 21St Army Group betoonde men', aldus van Ojen, 'tenslotte' (maar dat had lang geduurd!) 'een zekere welwillendheid tegenover de 'Patriot Companies', welke ... toenam, toen men de wrijvingen, die in België hadden plaatsgevonden, wat ging vergeten en ... soortgelijke strubbelingen in Nederland niet meer verwachtte."

XCWat hebben de Stoottroepen in hun militaire inzet verricht?

XCZij zijn hoofdzakelijk gebruikt in Zuid-Limburg en aan het front langs de grote rivieren, als combattanten; als zodanig werden zij ook door hun militaire tegenstanders erkend: 'Members of the Netherlands Resistance Mo vement', aldus een (slechts in Engelse vertaling bewaarde) instructie van het Oberkommando der Wehrmacht d.d.september

30 '44,

XC, Alden Hatch: Prins Bernhard, p. 159. 2 A.v.,p. r60. 'Van Ojen: De BS, p.

767 [PDF]
RECRUTERING / DE STOOTTROEPEN

'who appear in closed units together with enemy troops in the front lines and who are clearly marked through armbands or other insignia as combattants, will be immediately treated according to the Hague Convention, as combattants."

XCAangezien de Stoottroepen slechts licht gewapend waren, konden zij niet voor grote acties worden gebruikt. Hun werden in de regel frontgedeelten toevertrouwd waar dergelijke acties niet werden verwacht maar dat waren veelal frontgedeelten waar Duitse patrouilles die op verkenning en het stichten van onrust uit waren, door de Geallieerde linies trachtten te komen. Taak van de Stoottroepen was het dan, die patrouilles tot een snelle terugtocht te nopen. Verder verrichtten de Stoottroepen met name in Zuid-Limburg bewakingsdiensten vlak achter het front, ook al weer om te voorkomen dat Duitse patrouilles (of Duitse saboteurs) belangrijke vernielingen zouden aanrichten. Het werk was gevaarlijk en inspannend en moest, zoals bleek, in Zuid-Limburg de eerste maanden onder moeilijke omstandigheden worden verricht.

XCNiet anders was het in Noord-Brabant. Hier vertrok op 10 oktober een eerste compagnie van de Stoottroepen (ruim honderdtwintig man) onder bevel van Sjef de Groot op Engelse vrachtauto's naar het Land van Maas en Waal dat onveilig werd gemaakt door Duitse patrouilles die de Waaloverstaken - de Britten, geheel in beslag genomen door de gevechten in de Betuwe, hadden de krachten niet om dat frontgedeelte te bemannen. 'De manschappen', schreef van Houten aan prins Bernhard,

XC'waren bijzonder enthousiast en zijn uitgerust met brens, stens en geweren en zoveel munitie als meegenomen kon worden. Bij gebrek aan battledresses is getracht, uniformiteit te bereiken door hen allen in overall te steken met oranje band. De troep wordt vergezeld van een arts der Stoottroepen. Zij worden ingezet langs de dijk tussen Leeuwen en Warne! en zullen over gebrek aan actie vermoedelijk niet te klagen hebben. De Engelse bezetting is aldaar licht en ver verspreid en iedere avond steken de Duitsers per motorboot de Waalover om boerderijen in brand te steken en andere schade aan te richten. De Engelse reae-unit? ter plaatse zal voor de voeding zorgen."

XCAan die eerste compagnie aan de Waal werden later nog twee andereeh. H. J. F. van Houten aan prins Bernhard (map: 'Stukken prins Bernhard als NSB')

, Deze instructie, werd eind oktober '44 door de Britse aan het Nederlandse departement van oorlog toegezonden (a.v., p. 753). 2 Verkenningseenheid. ' Brief, 10 okt. 1944, van

768 [PDF]
DE STOOTTROEPEN AAN HET FRONT

toegevoegd; de drie compagnieën maakten van de eerste maanden van '45 af deel uit van het Iste bataljon van de Brabantse Stoottroepen. Het IIde bataljon, hetwelk vijf compagnieën ging tellen, kwam aan het Maasfront te liggen van Mook tot Venlo, het IIIde, dat uit zes compagnieën ging bestaan, deed dienst in het westen van Noord-Brabant en op Tholen en St. Philipsland.' Al deze bataljons waren in de gehele winter van '44 op '45 in actie. De Zuidlimburgse bataljons trokken in maart '45, de Amerikanen volgend, het Rijnland binnen, uit het Iste bataljon van de Brabantse Stoottroepen trokken twee compagnieën met het Britse Tweede Leger ook al het Rijnland binnen en een van die twee compagnieën rukte met de Britten op naar Bremen. De meeste compagnieën (17 van de 19 Brabantse) bleven dus in februari-maart '45 in en bij NoordBrabant achter (zij hadden na de inzet van het grote Geallieerde offensief in het Rijnland niet veel meer om handen) - de bedoeling was, hen in te zetten als het onverhoopt in het westen van Nederland tot gevechten op grote schaal zou komen. Die deden zich niet voor.

XCOns is geen enkele adequate beschrijving bekend van de gevechten waarin de Stoottroepen verwikkeld zijn geraakt, maar wij achten het verantwoord, hier vast te leggen dat de Stoottroepen met name in de periode oktober '44-februari '45 onder uiterst moeilijke omstandigheden een verantwoordelijke taak goed hebben uitgevoerd - niet zonder aanzienlijke offers te brengen.

XCVan de ca. vierduizend man Stoottroepen in het Zuiden zijn bijna tweehonderdzestig (bijna 6 '12 %) gesneuveld; de Irene-brigade had, de strijd in Normandië en in België inbegrepen, op ca. zeventienhonderd man (de brigade had in het bevrijde Zuiden een lichte uitbreiding ondergaan) drie-en-veertig gesneuvelden (2'/' %). Men kan die cijfers niet zomaar vergelijken maar zij onderstrepen wèl dat de Stoottroepen het verre van gemakkelijk hebben gehad.vrijwilligers) in Knocke door de Britten opgeleid, maar deze werd, voorzover bekend, pas na de bevrijding van geheel Nederland

I In Zeeland zijn geen compagnieën Stoottroepen gebleven; hier werd de militaire bewakingstaak (er zaten nog Duitsers op Schouwen) door Bewakingstroepen uitge voerd. Er kwamen op Walcheren bovendien talrijke BS'ers in een eerste mijnoprui mingsdienst terecht welke op I I december met zijn werk begon. Twee weken later ging de dienst in staking, meer loon, kleding en schoenen eisend alsmede (er hadden zich vijf ongelukken voorgedaan, twee met dodelijke afloop) een betere verzekerings regeling. De dienst werd toen ontbonden. Het opruimen van de mijnen op Walcheren werd toen overgenomen door een geschoolde Britse compagnie. Tezelfdertijd werd een Nederlandse compagnie (ten dele bestaande uit militaire, ten dele uit burger

769 [PDF]

Hoofdstuk 12: Arrestatiebeleid

XC

XCOp geen terrein waren, zoals WIJ lil hoofdstuk 8 uiteenzetten, de in Londen getroffen regelingen al in de eerste weken moeilijker uitvoerbaar gebleken dan op dat van het arrestatiebeleid. Een belangrijk terrein! Want zo de bevolking in bevrijd gebied één ding wenste, dan toch wel dat al diegenen die met de vijand hadden geheuld, hun gerechte straf niet zouden ontgaan; zij moesten daartoe onmiddellijk worden ingerekend. Men hàd in Londen nauwkeurig vastgesteld welke kategorieën 'foute' elementen terstond moesten worden gearresteerd en voorts bepaald dat de politie onder verantwoordelijkheid van de procureurs-generaal bij de gerechtshoven de arrestaties zou verrichten en dat het Militair Gezag zou zorg dragen voor het inrichten van de nodige interneringskampen. De taak van de politie en de bedoelde kategorieën waren aangegeven in de Z.g. Eerste Algemene Lastgeving die generaal Kruls als chef-staf Militair Gezag op 12 september '44 had uitgegeven. Gebleken was evenwel dat die lastgeving in twee opzichten niet deugde: de algemene opvatting in bevrijd gebied was dat de politie gezuiverd diende te zijn voordat zij met het arresteren van 'foute' elementen kon worden belast, en de kategorieën van te arresteren personen, in die Eerste Algemene Lastgeving beperkt tot diegenen die na 1 juli '42 lid waren geweest van de NSB, de WA, de SS en de Nationale ]eugdstorm, waren niet ruim genoeg aangegeven.

XCWij vermeldden in hoofdstuk 8 dat het in Eindhoven, enkele dagen na de bevrijding, tot een geheel andere regeling kwam, zulks met goedvinden van majoor van Houten, gemachtigde van prins Bernhard. Er was daar op 25 september door Borghouts, die inmiddels door de prins was benoemd tot commandant van de Stoottroepen, een nieuwe arrestatieregeling uitgegeven: de Stoottroepen (in ruimere zin: de Binnenlandse Strijdkrachten) zouden de arrestaties uitvoeren en de politie zou daarbij slechts worden ingeschakeld 'voorzover deze door de Stoottroepen betrouwbaar wordt geacht'; opgepakt zouden worden niet alleen die kategorieën personen die in de Eerste Algemene Lastgeving waren vermeld (en zulks zonder rekening te houden met de datum 1 juli '42), maar ook de leden van de twee Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartijen welke in '40-'41 actiefwaren geweest, de Landwachters, de leden 77

770 [PDF]
EERSTE REGELINGEN

van de Fronten en GIlden der NSB, de leden van de Nederlandse Volksdienst, de medewerkers van de Winterhulp Nederland, de 'Moffenmeiden' , de Rijksduitsers en, in algemene zin, 'zij die militair gevaar kunnen opleveren voor de Geallieerden' (dat was groep p, de laatste die door Borghouts was opgesomd). Borghouts had tenslotte bepaald dat het bewaken van de arrestanten taak was van de Binnenlandse Strijdkrachten, d.w.z. van de Bewakingstroepen, welke kapitein van Dijk, gewestelijk commandant van de OD in Eindhoven, was begonnen te formeren. Deze regeling welke niet alleen de politie maar ook het Militair Gezag had uitgeschakeld, was, zoals wij verder in hoofdstuk 8 vermeldden, door prins Bernhard goedgekeurd, zij het dat zijn eerste reactie was dat de Binnenlandse Strijdkrachten 'hun' arrestaties beter konden beperken tot groep p. Er had toen overleg plaatsgevonden tussen officieren van de prins en officieren van de sectie-Juridische Zaken van de staf Militair Gezag en daaruit was voortgevloeid dat Kruls, vooruitlopend op de formulering van een nieuwe Algemene Lastgeving (dat zou de Tweede worden) op 4 oktober zijn militaire commissarissen had ingelicht dat de Binnenlandse Strijdkrachten 'uitsluitend bevoegd (zijn), diegenen te arresteren die voor .de militaire operaties geacht kunnen worden gevaarlijk te zijn', en dat de overige arrestaties alleen op last van het Militair Gezag mochten geschieden. Was daarmee de arrestatiebevoegdheid van de Binnenlandse Strijdkrachten wezenlijk beperkt? Eigenlijk niet: men kon immers van elkeen die 'fout' was geweest, beweren dat hij, zolang hij op vrije voeten was (anders gezegd: als spion of saboteur kon optreden), geacht kon worden, een gevaar te vormen voor de militaire operaties. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat van Houten en Borghouts in Eindhoven en prins Bernhard en Kruls in Brussel hun regelingen opstelden in een situatie waarin de Geallieerde strijdkrachten nog slechts Oost ZeeuwsVlaanderen, Zuid-Limburg en de 'Corridor' hadden bevrijd en de positie dier strijdkrachten met name in de smalle 'Corridor' verre van gemakkelijk was. Het was niet onredelijk dat in die regelingen, getroffen in nogal nerveuze omstandigheden waarin de neiging om spoken te zien niet ontbrak', het element van de militaire veiligheid een zo zwaar accent had gekregen.

XC1 Een voorbeeld. Op 6 oktober '44, drie weken na de bevrijding van Eindhoven, schreefVoorwinde, een van de al genoemde topfiguren uit de Eindhovense illegaliteit, aan majoor Charles van Houten: 'Het komt nu nog herhaaldelijk voor, naar mij bericht wordt, dat er Rijksduitsers, NSB'ers, zelfs kortgeknipte 'dames' met zendertjes worden 77

771 [PDF]
ARRESTA TIEB ELEID

XCWij onderstreepten ook, dat hoe begrijpelijk het ook was dat de gediscrediteerde politie, zo lang zij niet was gezuiverd, was uitgeschakeld, aan die uitschakeling nadelen vastzaten: de politie wist dat bij het arresteren en het behandelen van arrestanten vaste regels in acht moesten worden genomen, bijvoorbeeld dat mishandelingen niet gepermitteerd waren en dat ten spoedigste behoorlijke processen-verbaal moesten worden opgemaakt. De Binnenlandse Strijdkrachten misten op dat terrein alle scholing en alle ervaring; dat men een moedig illegaal werker was geweest, betekende nog niet dat men als een bekwaam politieman kon optreden. Daar kwam nog iets bij: veruit de meesten van diegenen die in de Bewakingstroepen werden opgenomen (dat geschiedde, gelijk vermeld, met meer dan tienduizend personen), hadden niet eens illegaal werk, althans illegaal werk van enige betekenis, verricht.

XCHet organiseren van de Bewakingstroepen werd taak van de OD. Wel te verstaan: in de meeste steden van het bevrijde Zuiden (men denke aan Maastricht) sloeg de OD, veelal met inschakeling van politiemannen die 'goed' waren geweest, onmiddellijk na de bevrijding aan het arresteren, nog voordat tot de betrokken stad was doorgedrongen dat er op arrestatiegebied een algemene regeling bestond. Uit zichzelf gingen die ODcommandanten er al toe over, alle 'foute' elementen op te pakken - daar waren heel wat helpers voor nodig; ieder die zich aanmeldde en die betrouwbaar leek, werd aangenomen, kreeg een armband en, als dat beschikbaar was, een wapen, en trok. er dan op uit als lid van een arrestatieploeg. 'In 's-Hertogenbosch', aldus mr. Holla, 'geschiedde het aldus. Er verscheen daar een oproep voor strijdend gedeelte' (de Stoottroepen)

XC'en voor Bewakingstroepen. Wilde men zich naar aanleiding van die oproep melden, dan moest men verschijnen voor twee tafeltjes. Aan het ene tafeltje werd gevraagd: 'Bent u een goed Nederlander?' Na het antwoord: 'Ja, mijnheer, ik ben een goed Nederlander', werd men naar het tweede tafeltje verwezen, waar men zijn oranje band in ontvangst kon nemen'77

gevonden; er wordt hier en daar door nog achtergebleven Moffen in de stad geschoten, er gaan nog berichten heen en weer, er worden lichtsignalen gesignaleerd. Het kan zijn dat er bij deze verhalen fantasie is' (zij waren, durven wij veronderstellen, alle gefantaseerd), 'maar een feit is dat er gevaarlijke elementen nu nog steeds rondlopen.' Van Houten zond deze brief door aan prins Bernhard. (map'Stukken prins Bernhard als BNS')

772 [PDF]
DE BEWAKINGSTROEPEN

verificatie van de verstrekte gegevens vond niet plaats' en het gevolg was, aldus Holla, dat men onder die 'wild aangeworven mensen' lieden kon aantreffen 'die, naar wij wisten, NSB'er waren geweest."

XCOp de bevrijding van Tilburg volgde, zo rapporteerde enkele maanden later een officier van het Militair Gezag, een 'periode van ca. vijf dagen van ordeloze arrestaties (o.a. tengevolge van een zeer onzuivere bezetting der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten)'; er werd 'practisch geen adrninistratie' bijgehouden. Daarna kwam een 'periode van een week waarin niet gearresteerd is en waarin zoveel mogelijk orde is gesteld op de chaos van de eerste dagen. Veertig personen weer in vrijheid gesteld. Scherpe zuivering der NBS.' Na die week kwam een periode van veertien dagen met 'arrestatie-naijver' tussen de BS en dat deel van de gemeentepolitie dat 'goed' was geweest en derhalve mocht mee-arresteren: beide groepen arresteerden los van elkaar. Korte tijd later werd besloten, de strijdbijl te begraven; nadien bestonden de arrestatieploegen uit twee BS'ers en één politieman.'

XCIn Bergen op Zoom, waar zich vier groepen illegale werkers hadden gevormd welke zich het oppakken van 'foute' elementen tot taak hadden gesteld, nam bij de komst van de Canadezen (vrijdag 27 oktober '44), maar nog voordat het Militair Gezag ter plaatse was gearriveerd, een legerkapitein, aldus een plaatselijke geschiedenis,

XC'als stadcommandant van de OD zijn intrek op het stadhuis. Hij werd daar overstelpt met aanbiedingen van mensen die (nu de gevaarlijke Duitsers er niet meer waren) wel wilden meedoen aan de OD-werkzaamheden en jammer genoeg voor diensten werden aangenomen

XC. . . De volgende dag, zaterdag 28 oktober, zou dan de OD als 'orde-dienst' in actie komen. 's Morgens om 8 uur verzamelden zich dan ook op de afgesproken plaats de groep-Heynen (d.i. de verzetsgroep Wouwseweg), de groep-van Buuren (d.i. de politiegroep), de groep-Flipse (Oranjegarde) en de uit de LO voortgekomen groep-Loomans.

XCZonder rekening te houden met de door verschillende groepsleiders en hun voorgangers jarenlang gemaakte voorbereidingen werd de dienst uitgemaakt'J. J.

I Pas medio november drong tot minister van Lidth door dat bij opneming in de Bewakings en Stoottroepen geen betrouwbaarheidsonderzoek had plaatsgevonden; hij drong er toen onmiddellijk schriftelijk bij prins Bernhard op aan, die onderzoe kingen alsnog in te stellen. De prins gaf daar opdracht toe maar wij betwijfelen of men het verzuim volledig heeft kunnen herstellen. 2 Getuige H. B. S. Halla, dl. V c, p. 846. de Jong: 'Bezoek aan Tilburg op 8 en 10 maart 1945' (MG, Staf, Sectie I, doos 60, map

773 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

door een daarvoor aangewezen wachtmeester [van de politie], die wel niets kwaad had gedaan tijdens de bezetting, maar die nooit actief [illegaal] had gewerkt en die zodoende geen gezag had bij diegenen die dat wèl hadden gedaan .

XC. . . De groep-Heynen kreeg ... zich onder protest een onderofficier toegewezen die bij de spoorwegbewaking had dienst gedaan I en moest die zaterdag controle uitoefenen op de door de Duitse Sprengkommandos overgelaten torens ... , terwijl 's zondags opdracht volgde om de verschillende, door de Duitsers gebruikte militaire gebouwen te inspecteren en te inventariseren. Verder werden door heel de stad patrouillediensten verricht ...

XCAd van Buuren kreeg voor de al jarenlang voorbereide politiegroep ook niet datgene te doen waar de groep voor opgericht was: de arrestatie van de al jarenlang door de mensen van deze groep geschaduwde NSB'ers. Deze opdracht verviel immers! Volgens het nieuwe schema zouden de arrestaties geschieden door de politie, zij het dan met hulp van de OD. En daarvoor nam men niet de mannen van de politiegroep.

XCOp 't stadhuis kreeg vrijwel ieder die zich maar aanmeldde, 'n legitimatiekaart en een armband ... Voor de leden van de oude politiegroep bleef slechts over het verrichten van diensten als verkeerspolitie, van het verzamelen van munitie e.d. - diensten die ook (per gratie) gedaan mochten worden door de leden van de andere bestaande OD-verzetsgroep .

XC. . . Zo ontstond het heel weinig bevredigende beeld dat veel septemberartisten, tankvalwerkers en profiteurs, van wie sommigen later zelf ingesloten moesten worden, als 'ondergrondse' gingen meehelpen, met voorbijgaan van de oude 'illegalen', die zichjarenlang voor hun taak hadden voorbereid ... De echte oud-illegalen ergerden zich nu een hele regenboog als ze merkten dat oudonderofficieren, die tijdens de bezetting ... steeds achter de rokken van moederde-vrouwen de kinders waren weggekropen, nu opeens een hoge toon aansloegen en de baas wilden spelen. Veel van de oud-illegalen hadden zich zelf de nodige wapens moeten stelen en hadden met het grootste risico daarmee leren omgaan en mochten nu voor politieagent spelen, terwijl degenen voor wie zij eigenlijk de grootste minachting koesterden, zich Engelse stenguns aangemeten zagen."

XCMen ziet: bij wat in Bergen op Zoom geschiedde, werd door de verantwoordelijke OD-commandant (de legerkapitein) op eigen gezag gehandeld. Toen het Militair Gezag de zaak in handen nam, was al veel misgegaan en hadden in elk geval de Bewakingstroepen nog maar een zwakke relatie met de vroegere illegaliteit: 'september-artisten' (d.w.z. personen die zich pas na Dolle Dinsdag bij illegale groepen hadden

I De man was vermoedelijk een functionaris geweest van de Railwacht. 2 p. ISO-52, 154·

774 [PDF]
EEN BEELD UIT BERGEN OP ZOOM

aangesloten), 'tankvalwerkers en profiteurs' waren in de BS terechtgekomen; die beschouwden zij, aldus een van de officieren van de sectiePolitie van de staf Militair Gezag, 'als een prettig onderdak' - men denke ook aan de gunstige financiële regeling, aan de Canadese blikjes, aan de sigaretten enz. Hier en daar kwamen er trouwens groepen BS'ers die op het gebied van de bevoorrading nog verder gingen doordat zij het begrip 'vordering' zo ver uitrekten dat het nauwelijks meer van diefstal was te onderscheiden; er waren, aldus een officier van de sectie-Transport van het Militair Gezag, 'groepen van honderden' (dat cijfer lijkt ons overdreven), 'die onder de ogen van de Engelsen en van ons zelf kans zagen, hele boerderijen leeg te halen? - dat ging dan onder het mom dat bezittingen van zwarthandelaren in beslag werden genomen.

XCZowel voor generaal Kruls als voor de prins was het uiterst moeilijk om greep te krijgen op dit verwarde geheel. Notabene: een van de officieren van de staf van de prins, die voor zijn vervoer een niet-militaire auto gebruikte, werd begin oktober door achterdochtige Stoottroepers in Maastricht gearresteerd 'en had', zo lichtte van Houten de prins in,

XC'enige moeite om zich vrij te praten. Zijn blauwe Shaef-pas kon hem eerst niet helpen Hij vond het nogal een wilde bende. Van de personen die hem inrekenden, kreeg hij de eigenaardige mededeling dat zij met u weinig te maken hadden en rechtstreeks onder Eisenhower stonden! Een opdracht tot arrestatie hadden zij van de Amerikanen ter plaatse gekregen, omdat er verdenking bestond tegen officieren, rijdend in burger-auto's. Van tijd tot tijd is de situatie in verschillende streken zo verward dat ik geneigd ben te wanhopen, dat wij ooit regelmaat en coördinatie tot stand zullen brengen."

Arrestatieregelingen in oktober en november '44

XC

XCGelijk vermeld, had Kruls op 4 oktober alle militaire commissarissen ingelicht dat de Binnenlandse Strijdkrachten arrestatiebevoegdheid hadden, evenwel 'uitsluitend' om 'diegenen te arresteren die voor de militaire operatiesgeacht kunnen worden gevaarlijk te zijn.' Het was een compromis geweest dat door prins Bernhard was aanvaard maar tevreden was hij erJ.

1 Getuige B. W. van Mourik Broekman, dl. V c, p. 839. 2 Getuige D. C. C. van Boetzelaer, a.v., p. 510. 3 Nota, 9 okt. I944, van eh. H. F. van Houten aan prins Bernhard (map'Stukken prins Bernhard als BNS').

775 [PDF]
ARR ESTATIEBELEID

niet mee; in tegenstelling tot zijn eerste reactie ging hij er bepaald prijs op stellen dat in al die plaatsen waar het Militair Gezag nog niet was verschenen en zolang de politie niet was gezuiverd, algemene arrestatiebevoegdheid aan de Binnenlandse Strijdkrachten zou worden gegeven, zulks conform de instructies welke Borghouts eind september in Eindhoven had doen uitgaan. De beste oplossing leek de prins dat daartoe onder verantwoordelijkheid van de ministers van justitie (van Heuven Goedhart) en van oorlog (van Lidth) een nieuw wetsbesluit werd uitgevaardigd. Dat denkbeeld liet hij op I I of 12 okto ber door een officier van het Militair Gezag mondeling voorleggen aan van Heuven Goedhart, aan wie hij tevens deed weten dat de BS diegenen die een militair gevaar vormden al mocht oppakken; tegelijk deed de prins een schriftelijk beroep op zijn schoonmoeder, hem de nodige steun te verlenen. 'We hebben legal', berichtte hij de koningin,

'de grootste moeilijkheden die praktisch makkelijk op te lossen zijn als de Binn.Strijdkrachten wettelijk arrestatiebevoegdheid krijgen die thans alleen Mil. Gezagheeft dat op alle kleine plaatsen niet kan zijn - dan moeten mijn Stoottroepenarresteren, en doen dit, maar het is volkomen illegaal en we krijgen daarmee degrootste moeilijkheden. Nodig is k[oninklijk] b[esluit] waarin aan St. troepenmachtiging voor alle arrestaties wordt verleend bij afwezigheid Mil. Gezag (wantpolitiezuivering duurt nog erg lang!), met de veiligheidsklep dat MG na aankomstkan besluiten over handhaving arr[estaties] of internering of in vrijheid stellingin overleg met diegenen op wiens last arrestatie gebeurde; bij meningsverschilbesluit chef-staf MG."

XCNog voordat de koningin dit denkbeeld met Gerbrandy had besproken (zij deed dit op 14 oktober), had van Heuven Goedhart het in een brief aan de prins d.d. 13 oktober" met de volgende argumenten afgewezen:

XC'1. De Stoottroepen staan recht onder uw bevelen. Zo zij arrestaties van allerlei lieden kunnen gaan verrichten, komen al die arrestaties, ook als zij ongegrond zijn, op uw verantwoordelijkheid, hetgeen ik bedenkelijk acht met het oog op uw (ook toekomstige) positie in ons volk.

XC2. Het is logisch, dat arrestaties van NSB'ers etc. geschieden door Militair Gezag plus normale politie plus hulppolitie (gevormd uit de verzetsbeweging). Het Militair Gezag ontleent zijn bevoegdheden aan de verantwoordelijke regering die te zorgen heeft voor berechting en afdoening.

I De koningin nam die brief in haar Dagaantekeningen d.d. 14 oktober '44 op. 2 Tekst: dl. V c, p. 262.

776 [PDF]
PRINS BERNHARD EN DE ARRESTATIES

XC3. Ik kan mij goed voorstellen dat Stoottroepen bij het uitvoeren van een bepaalde opdracht dwars gezeten kunnen worden door bepaalde in het operatiegebied hinderlijke individuen. Die moeten zij dan oppakken. Tegen zulk een bevoegdheid (die immers natuurlijk is) zou naar mijn inzicht niemand bezwaar kunnen maken. Maar een afzonderlijk koninklijk besluit lijkt mij daartoe onnodig.

XC4. Indien Stoottroepen vaststellen, dat zich ergens nog ongearresteerde NSB'ers etc. bevinden, dienen zij mijns inziens de lieden aan te geven bij de naastbije politie of naastbije commissaris Militair Gezag, die dan de betrokkenen arresteert.

XC5. Naarmate de bevrijding van ons land de grote steden en dus een veel groter oppervlak gaat omvatten, zou de arrestatiebevoegdheid, verleend aan de Stoottroepen, tot onoverzienlijke eonsequenties moeten leiden. Het is n1. onmogelijk om met zekerheid vast te stellen dat vooral in de steden onder de Stoottroepen zich geen elementen zullen mengen in wier handen een arrestatiebevoegdheid een gevaar zou vormen."

XCMerkwaardig in dit antwoord is dat van Heuven Goedhart meende dat 'Militair Gezag plus politie plus hulppolitie (gevormd uit de verzetsbeweging)' voor de arrestaties konden zorgdragen; het Militair Gezag had daar zèlf geen krachten voor, de politie was gediscrediteerd en een hulppolitie bestond niet. Intussen kwam zijn antwoord er op neer dat hij de beperkte, a.h.w. operationele, arrestatiebevoegdheid van de Binnenlandse Strijdkrachten als 'natuurlijk' had aanvaard.

XCWij nemen aan dat Kruls met het opstellen van zijn Tweede Algemene Lastgeving heeft gewacht totdat hij wist dat de poging van de prins, een ruimere arrestatiebevoegdheid voor de BS te verwerven, was mislukt althans: die tweede lastgeving" ging pas op 18 oktober uit. Het was een instructie voor het Militair Gezag en er werd derhalve niet in herhaald wat de chef-staf Militair Gezag op 4 oktober met betrekking tot de (niet onder hem ressorterende) Binnenlandse Strijdkrachten had goedgevonden. Kruls gaf eenzelfde opdracht aan het Militair Gezag als de prins aan de BS had gegeven: 'onverminderd het bepaalde in de Eerste Algemene Lastgeving' moesten alle 'normale' opsporingsambtenaren (dat sloot de gehele politie in) 'onverwijld' arresteren en in bewaring stellen 'ieder persoon die de krijgsverrichtingen in gevaar brengt, of van wie op grond

1 Aan de Enquêtecommissie deed van Heuven Goedhart weten dat hij het verlenen van algemene arrestatiebevoegdheid aan de BS 'tegen alle (zeer sterke) druk in geweigerd' had (van Heuven Goedhart: 'Nota inzake mijn beleid als minister van justitie', a.v., dl. V b, p. 483) - hij heeft daarmee gedoeld op druk van de konin gin. 2 Tekst: a.v., p. 384.

777 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

van zijn gedragingen of uitlatingen verwacht wordt, dat hij de krijgsverrichtingen zal bemoeilijken, belemmeren of schaden'; in de (gehandhaafde) eerste lastgeving bracht Kruls voorts nog een wijziging aan: het stuk had bepaald dat leden van de NSB, de WA, de SS en de Nationale jeugdstorm alleen opgepakt moesten worden voorzover zij na I juli '42 lid waren gebleven of geworden - de tweede lastgeving wijzigde de datum I juli '42 tot I januari '4I.

XCOok in die tweede lastgeving werden de Landwachters, de leden van de Fronten en Gilden van de NSB, van de beide NSNAP'en en van de Nederlandse Volksdienst, de medewerkers van de Winterhulp Nederland en de (niet apert-'goede') Rijksduitsers niet genoemd. Of was elk van dezulken iemand 'van wie op grond van zijn gedragingen of uitlatingen verwacht wordt, dat hij de krijgsverrichtingen zal bemoeilijken, belemmeren of schaden'? Dat liet zich verdedigen, maar die interpretatie betekende dat een objectiefkriterium (het behoren tot een 'foute' groep) vervangen werd door een subjectief - een subjectief kriterium dat de BS'ers zo ruim konden uitleggen als zij zelf wensten; trouwens, er waren BS'ers die zich op het standpunt stelden dat de gespeciftceerde regeling welke Borghouts eind september had getroffen, nimmer was ingetrokken. Daar kwam dan nog bij dat krachtens die tweede lastgeving de 'algemene' arrestatiebevoegdheid in feite was blijven berusten bij de politie. Hoe moest dat in de praktijk gaan?

XCDiezelfde vraag rees ten aanzien van een tweede punt: de BS'ers moesten krachtens de op 4 oktober genomen beslissingen hun arrestanten overdragen aan het Militair Gezag. Ook dat vergde overleg. Borghouts, in Eindhoven druk bezig met het formeren van de Stoottroepen, had geen tijd, zich met dit alles bezig te houden - met machtiging van, alweer, van Houten gaf hij die taak aan Hoekstra, die op 15 oktober (drie dagen dus voordat de Tweede Algemene Lastgeving uitging) de functie van waarnemend commandant van de Stoottroepen neerlegde en in plaats daarvan door Borghouts werd benoemd tot 'gevolmachtigde voor het treffen van regelingen met de Nederlandse autoriteiten'. 'Hij blijft bevoegd', zo stond in het stuk dat Borghouts rondzond I, 'beschikkingen te treffen aangaande het arrestatiewerk der Stoottroepen en is hiervoor verantwoording aan mij verschuldigd.' Hoekstra, een chemisch ingenieur die aan Philips verbonden was, had een uitnemende staat van dienst in de illegaliteit. Tot in het diepst van

XCI Tekst:

778 [PDF]
DR. HOEKSTRA NAAR VOREN GESCHOVEN

zijn ziel was hij er van overtuigd dat het na de bevrijding taak was van die illegaliteit, de verhoudingen in Nederland zuiver te houden - 'wij voelden ons zo'n beetje als Robespierre', zei hij ons in '57.' De politie had niet gedeugd, dus moest, zolang die politie niet naar behoren was gezuiverd, het oppakken van allen die 'fout' waren geweest, door de Binnenlandse Strijdkrachten geschieden; aan het feit dat die BS na korte tijd nog maar voor een deel uit illegale werkers bestonden, tilde hij niet zwaar; bonafide illegale werkers moesten in elk geval het beleid bepalen. Aan dat uitgangspunt hield hij door dik en dun vast en met een onverzettelijkheid die wars was van elk compromis. Natuurlijk, er waren, vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'vakmensen, politiemensen', die meenden dat men het arresteren aan 'vaklui' moest overlaten, maar die 'vakmensen' beseften niet,

XC'hoezeer het politie-apparaat was gedesorganiseerd. Zij hadden nooit een hoofd van politie in een kleine plaats meegemaakt die eenvoudig zat te beven toen hem werd gezegd dat hun burgemeester toch maar tijdelijk moest worden opgesloten, omdat hij zulke rare dingen had gedaan ... Men kreeg van sommige plaatsen klachten van de illegaliteit dat die-en-die die toch dat-en-dat hadden gedaan, helemaal niet waren gezocht, omdat de politie eenvoudig niets deed uit angst voor hun burgemeester die ... een slappe figuur was geweest en nu de zaak toch onder de duim had .

XC. . . Wij waren overal rond geweest. Wij hadden gezien dat de verschillende figuren die vóór de bevrijding de leiding van de politiekorpsen hadden gekregen, bijna allemaal slappe figuren waren ... De sterken waren er allang op de een of andere manier uitgewerkt of wel weggelopen. Er was geen sprake van dat er in die plaatsen waar de politie de overhand had, iets gebeurde. Er was daar een ontzettende ontevredenheid onder de bevolking ... Men had hier en daar al de verschijnselen dat de oud-illegalen op hun eigen houtje recht begonnen te plegen. Dat waren de enige mensen die iets konden ondernemen in die tijd'

XCzij waren immers gewapend, en als zij tegen de Geallieerden zeiden dat ze, van hun arrestatiebevoegdheid gebruik makend, de militaire veiligheid bevorderden, dan vonden die het best; die Geallieerden waren, aldus Hoekstra, 'veel ruwer dan met onze mentaliteit overeenkwam." Met mr. Donker had hij over dit alles kunnen spreken, maar deze had niet begrepen dat wat de illegaliteit op arrestatiegebied was gaan ondernemen, 'voor 90% voortsproot uit de machteloosheid van een overgebleven stelletje politiedienaren, dat weliswaar weinig 'foute' figuren meer beJ.J.

I Hoekstra, 12 sept. 1957. 2 Getuige Hoekstra, dl. V c, p. 556.

779 [PDF]
ARRESTA TIEB ELEID

vatte' (die waren gevlucht of opgepakt), 'maar des te meer figuren die door hun slapte hun functie tijdens de bezetting hadden behouden. Het aantalovergebleven politie-beambten was op dat moment bovendien zeker zevenmaal te klein voor de taak van het arresteren.' I Van deze ervaringen en inzichten stelde Hoekstra eind oktober of begin november '44 Kruls en de officieren van diens sectie-Juridische Zaken in kennis. Hij had succes. Kruls en zijn officieren lieten zich in Brusselovertuigen dat de zaak geheel anders moest worden opgezet, t.w. dat, waar en zolang de politie daartoe niet in staat was, de gebundelde illegaliteit diende aan te geven wie gearresteerd moesten worden, dat de arrestaties dienden te geschieden door arrestatieploegen van de Binnenlandse Strijdkrachten, dat politiemannen in die fase louter de eerste processen-verbaal moesten opmaken en dat de politie bij het arresteren pas zou worden betrokken als zij naar het oordeel van Kruls of van de illegaliteit voldoende was gezuiverd. Die nieuwe regeling waarbij de politie vrijwel was uitgeschakeld maar waarbij (dat zag Kruls als een groot voordeel) de Binnenlandse Strijdkrachten (met alle daaruit voortvloeiende schade voor de naam van de prins) niet langer bij het beleid op arrestatiegebied betrokken zouden zijn (bonafide illegale werkers zouden dat gaan bepalen), werd door Kruls neergelegd in een stuk d.d. 5 november dat hij aan Hoekstra meegaf. De chef-staf Militair Gezag had, aldus dit stuk",

XC'besloten, een Centrale Raad in te stellen, waarvan de leden voorlopig zullen worden aangewezen door de hoofden van de grote illegale bewegingen, met name door de KP, de LO, de OD en de RVV, welke raad door, door hem op te richten plaatselijke diensten, zal doen onderzoeken, welke personen voor aanhouding in aanmerking komen.

XCDe door de plaatselijke diensten voor aanhouding aangewezen personen zullen door daartoe aan te wijzen eenheden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten worden aangehouden, en worden onverwijld aan een opsporingsambtenaar overgegeven ter inbewaringstelling. De politie is eerst dan bevoegd tot het aanhouden van de bovengenoemde personen, wanneer zij daartoe van mij opdracht heeft onrvangen of, na advies van de Centrale Raad aan de plaatselijke gezagsdrager van het Militair Gezag, van deze laatste .

XC. . . Ik machtig u om u in verbinding te stellen met de hoogste vertegenwoordigers van de hierboven genoemde illegale bewegingen in het bevrijde gebied,en grotendeels in het verhoor van getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, Enq.,

I Brief, 18 mei 1956, van]. Hoekstra. 2 Tekst: punten j en 0, gestene. bijl. 369

780 [PDF]
DR. HOEKSTRA'S WENSEN

om te geraken tot de aanwijzing van de leden van de Centrale Raad, voorlopig ten getale van drie'

XCdie Centrale Raad kwam vooreerst niet tot stand; de slechte verbindingen in het Zuidenrnaakten het Hoekstra onmogelijk, op korte termijn personen te vinden die zich mochten beschouwen als 'aangewezen door de hoofden van de grote illegale bewegingen, met name door de KP, de LO, de OD en de RVV'.

XCVrijwelonmiddellijk (7 november) protesteerde het hoofd van sectie III (Politie) van de staf Militair Gezag, majoor mr. R. P. J. Derksema, tegen het uitschakelen van de politie. In een 'Rapport betreffende de politie in het bevrijde gebied" wees hij er op dat de Binnenlandse Strijdkrachten bij het arresteren ergerlijk onoordeelkundig te werk waren gegaan ('uitlatingen (werden) gehoord als : 'We hadden de WA en nu hebben wedeOD' en 'Vroegerwashetde WA maar nu is het nog erger' ') - ook hij moest intussen toegeven dat de zuivering van de politie nog verre van voltooid was: 'ik erken', schreef hij, 'dat de zuivering niet plaatsvindt in een tempo zoals wij dit allen gaarne zouden willen, doch dit is onvermijdelijk. De notoire gevallen' (de 'fouten') 'zijn alle terstond verwijderd. Dubieuze gevallen moeten onderzocht worden'; daar was nog weinig of niets aan gedaan, 'het gebrek aan communicatiemiddelen (vertraagt) de werkzaamheden ten zeerste.' Ja, dat was nu precies wat Hoekstra had betoogd: men kon het arrestatiebeleid nog niet aan de politie overlaten en wat het onoordeelkundig optreden van de BS betrof: plaatselijke diensten van de Centrale Raad zouden voortaan bepalen wie al of niet gearresteerd moest worden.

XCDat waren dus de nieuwe richtlijnen welke Hoekstra in stad na stad ging bekendmaken. Hoe er op werd gereageerd, hing van de vraag af hoe zich plaatselijk sinds de bevrijding de relaties hadden ontwikkeld tussen het Militair Gezag, de illegaliteit en de evident 'goede' elementen uit de politie. Wij nemen aan (over nadere gegevens beschikken wij niet) dat Hoekstra er in slaagde, in een aantal steden in Noord-Brabant de uit illegale werkers bestaande 'plaatselijke diensten' op te richten die in het stuk van Kruls d.d. 5 november waren genoemd, maar in Nijmegen stuitte hij daarbij op grote moeilijkheden. Daar had namelijk Blaauw, de militaire commissaris, een opsporingsapparaat gevormd, een 'politieke recherche', waarin politiefunctionarissen en illegale werkers uitstekend samen

XC1 MG, Staf. Sectie II. doos 23. no. 158

781 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

werkten; hoofd van dat apparaat was een illegaal werker, mr. B. van Eck, plaatsvervangend hoofd een tweede illegaal werker, mr. J. M. L. Th. Cals, en met hen werkte een inspecteur van politie, mr. F. S. M. Prick, harmonisch samen. Wat Kruls had bepaald (en wat Hoekstra medio november in Nijmegen kwam uiteenzetten) hield in, dat Prick en de andere politiefunctionarissen die van het apparaat van de politieke recherche deel uitmaakten, dienden te worden uitgeschakeld. Van Eek en Cals maakten hier bezwaar tegen. 'Ook ik', zei Cals,

XC'kom ... uit de ondergrondse beweging. Het verschil tussen de heer Hoekstra en mij zit echter daarin, dat de heer Hoekstra chemicus is en ik jurist ben. Ik vraag mij af of het vormen van recherchebureaus geen zuiver politiewerk moet zijn, ook het huiszoekingen verrichten. Men moet daarbij toch beginnen met het proces-verbaal der inbeslagname. Mijn persoonlijk bezwaar tegen dit nieuwe plan is, dat er ten eerste gevaar is voor dilettantenwerk en in de tweede plaats oorzaak van veel dubbel werk ... Wij hebben hier ca. vijf-en-twintighonderd arrestanten en er volgen er nog wel een paar duizend.' Blaauw viel Cals bij: 'Ik kom uit Londen', zei hij, 'en ik ben geen illegaal werker, maar ik kan u zeggen: dit stuk' (de brief van Kruls d.d. s november) 'maakt stukken. Als dit stuk officieel op mijn bureau komt, ben ik diep ongelukkig.' 'Op politiemensen maakt deze opzet', dat gaf Hoekstra toe, 'zeker de indruk dat zij achtergesteld worden, en dat is een der grootste moeilijkheden, maar als wij de winst der illegale werkers' (Hoekstra bedoelde: dat voortaan illegale werkers met hun 'plaatselijke diensten' zouden bepalen wie er gearresteerd moest worden) 'prijsgeven, dan loopt het in tal van plaatsen mis. Als wij, illegalen, onze zin niet kunnen doorzetten, dan gaat het scheef.' Neen, zei toen Cals: 'Het is niet de taak van de illegaliteit, de politiebevoegdheden over te nemen, maar om zich zo spoedig mogelijk in te schakelen. Een raad' (de door Kruls genoemde Centrale Raad) 'of gezag naast het gezag gaat tegen onze gehele rechtsorde in en is niet het onbaatzuchtige werk dat een illegale werker past. Het ondergrondse werk is afgelopen.'! Wij komen aan het slot van dit hoofdstuk op deze discussie terug. Hier willen wij nog opmerken dat de nieuwe regeling welke Kruls had getroffen, een voorlopig karakter droeg; zij kon pas aan alle militaire commissarissen worden doorgegeven als de Centrale Raad was gevormd en die vorming liet op zich wachten; Blaauw kreeg 'dit stuk' dan ook

XC1 Verslag van de vergaderingen in Nijmegen d.d. 13 en 14 nov. 1944, aangehaald door getuige E. L. M. H.

782 [PDF]
VAN HEUVEN GOEDHARTS WENSEN

niet 'officieel op zijn bureau' en behoefde in Nijmegen dus niets te wijzigen. Intussen had van Heuven Goedhart (een jurist evenals van Eck en Cals) in Londen voldoende vernomen om zijn beklag te doen over het optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten; Kruls zelf had hem geschreven dat naar zijn oordeel van de ca. dertienhonderd Nijmeegse arrestanten die in een kamp in Reusel (Noord-Brabant) opgesloten zaten, 40% ten onrechte was opgepakt. 'Het is duidelijk', schreef van Heuven Goedhart op 17 november aan Kruls, 'dat de officiële politie vrijweloveral met een onhoudbaar gebrek aan wapens heeft te kampen. Zulks leidt tot een onaanvaardbare toestand. Enerzijds is het van het grootste belang dat de handhaving van orde en rust in het bevrijde gebied door de normale politie in de nauwste samenwerking met het Militair Gezag wordt ter hand genomen, anderzijds vereist die terhandneming zowel krachtige zuivering als bewapening der politie. Zo alleen kan een overigens volstrekt onaanvaardbare pretentie van Stoottroepen om politiewerk te verrichten krachtdadig worden gekeerd. Dit is des te nodiger nu blijkt dat de wapenverstrekking er toe geleid heeft dat met name het linkse deel van de Driehoek wapens heeft', terwijl mij voorts blijkt dat bij de Stoottroepen de aanneming van personeel notabene zonder enig security-onderzoek geschiedt.'

XCAls 'enige methode om deze onmogelijke toestand te verbeteren' zag van Heuven Goedhart dat Kruls er in overleg met de prins zorg voor zou dragen dat 'de Stoottroepen' (hij bedoelde: de Binnenlandse Strijdkrachten) zoveel wapens zouden inleveren 'als voor een voldoende bewapening van de politie noodzakelijk is' en dat aan de 'recrutering van Stoottroepen' 'een deugdelijk security-onderzoek' zou voorafgaan. Tenslotte maakte van Heuven Goedhart er nog bezwaar tegen dat hij

XC'nimrner nog één gegeven (had) ontvangen

XCa. over het aantal arrestanten in de diverse gemeenten;

XCb. over de vraag of, en zo ja, in welke samenstelling commissies voor onderzoek zich met die arrestaties inlaten;

XCc. over de vraag of en in welke mate vrijlating van door het Militair Gezag gearresteerde lieden geschiedt; te dien aanzien heb ik alleen uw uiterst verontrustende mededeling dat, naar uw oordeel, in Reusel 40% der rond dertienhonderd gearresteerden zonder enige grond is opgepakt."aangehaald in het verhoor van getuige van Heuven Goedhart, Enq., dl. V c,

, Dat sloeg op het bezette deel des lands; wat van Heuven Goedhart beweerde, was overigens niet JUist. 2 Brief, 17 nov. 1944. van van Heuven Goedhart aan Kruis.

783 [PDF]
AR R EST A TI E BEL EI D

XCEind november kwamen de ministers-'kwartiermakers', onder hen van Heuven Goedhart, in het bevrijde Zuiden aan. De wagen van het arrestatiebeleid zat toen lelijk vast: de politie was nog niet gezuiverd, Hoekstra's Centrale Raad was nog niet gevormd en elk district had zijn eigen opsporingsdienst gekregen om nieuwe arrestaties te verrichten: in Nijmegen bestond een politieke recherche, in Zuid-Limburg had de militaire commissaris een Opsporingsdienst van het Militair Gezag gevormd, in Noord-Brabant waren in de meeste steden afdelingen voor Politieke Zaken van de Binnenlandse Strijdkrachten tot stand gekomen (gegevens over Zeeland bezitten wij niet); door de gebrekkige verbindingen had voorts niemand een overzicht, hoeveel personen waren opgepakt, waar zij precies zaten en hoe zij werden behandeld. Een onbevredigende situatie was het die in december '44 en januari '45 tot conflicten zou leiden, acuter nog dan zich in oktober en november al hadden voorgedaan.

December '44, januari '45: twee maanden vol conflicten

XCAangezien, los nog van de verantwoordelijkheden, de feitelijke gang vanzaken ten aanzien van de arrestaties in hoge mate bepaald is door de vraag,in hoeverre de politie als gezuiverd was te beschouwen, willen wijbeginnen met dit aspect van het gebeuren te behandelen.

XCWij gaven al weer dat, het bevrijde Zuiden als geheel genomen, het Militair Gezag van oordeel was dat die zuivering langzaam, te langzaam, verliep. Van de sectie-Politie van de staf Militair Gezag is een overzicht bewaard gebleven d.d. IS januari '45 1, hetwelk met betrekking tot zeven steden in het bevrijde Zuiden: Den Bosch, Eindhoven, Heerlen, Maastricht, Nijmegen, Tilburg en Vlissingen, weergeeft hoe sterk de gemeentelijke politiekorpsen vóór de zuivering waren en hoeveel functionarissen waren 'gezuiverd' - 'gezuiverd' moet men dan verstaan als: hetzij gestaakt, hetzij geschorst. Vielen onder die zuivering ook de 'foute' functionarissen die bij de bevrijding waren gearresteerd, of werd met 'zuivering' alleen gedoeld op diegenen die weliswaar niet 'fout' waren geweest maar or grond van hun houding en gedragingen gestaakt dan wel geschorst waren? Dat weten wij niet. Hoe dat zij, volgens die staat van midden januari '45 was alleen in Nijmegen fors ingegrepen: daar was

XC1 Afgedrukt in H. Termeer: Nijmegen frontstad.

784 [PDF]
DE POLITIEZUIVERING

30% van de politiefunctionarissen voorlopig terzijde gesteld; in Eindhoven was dat met 18% het geval, in Heerlen met 12%, in Maastricht met 9%, in Vlissingen met 8%, in Tilburg met 5%, in Den Bosch met 2%. Opvallende verschillen! Begrijpelijk is het dat in Nijmegen illegale werkers als van Eck en Cals er geen enkel bezwaar tegen hadden, met een zo grondig gezuiverde gemeentepolitie samen te werken, maar dat in steden als Tilburg en Den Bosch de illegale werkers zich op het standpunt stelden dat veel te weinig slappe figuren uit de gemeentepolitie waren verdwenen. Vooral in Den Bosch werd de situatie hoogst onbevredigend geacht en zulks ook daarom omdat bekend was dat gehandhaafde politiefunctionarissen er nog steeds persoonlijke relaties onderhielden met collega's die gestaakt of geschorst waren en met betrekking tot wie de nodige dossiers moesten worden gevormd - zouden in die contacten niet allerlei afspraken worden gemaakt waarvan de functionaris wiens houding onderzocht moest worden, zou kunnen profiteren? Eén gehandhaafde politiefunctionaris woonde zelfs in pension bij een collega die het zo bont had gemaakt dat hij niet alleen was geschorst maar dat hem bovendien huisarrest was opgelegd.

XCEr waren voor die politiezuivering commissies gevormd door het Militair Gezag. Men moet wel aannemen dat die commissies in ruime mate los van elkaar werkten. Trouwens, de man die door de Londense regering opnieuw tot hoofd van de politie in Noord-Brabant en Limburg was benoemd: de procureur-generaal bij het Bossche gerechtshof, had er medio december '44 nog geen denkbeeld van, hoe die commissies waren samengesteld en in welke mate zij opschoten. Op de r j de van die maand richtte hij een schrijven tot de hoofden van de gemeentelijke politiekorpsen in de twee genoemde provincies alsmede tot de gewestelijke commandant van de marechaussee' waarin hij verzocht, hem opgave te doen van de samenstelling der zuiveringscommissies; 'daarbij', zo schreef hij nog, 'zal ik tevens gaarne vernemen, hoe ver deze commissies met haar werkzaamheden zijn gevorderd ... (Ik) dring ... er op aan, de werkzaamheden zoveel mogelijk te bespoedigen.'

XCDe lezer gelieve te onthouden: (a) dat de bedoelde procureur-generaal medio december '44 niet wist hoe het er met de politiezuivering precies voorstond en (b) dat hij zich in elk geval er van bewust was dat die zuivering nog niet was afgesloten. Wij onderstrepen beide punten vooral daarom omdat, zoals zal blijken, de procureur-generaal zich in diezelfde

XCI

785 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

tijd in zijn contacten o.m. met de ministers-'kwartiermakers' op het standpunt stelde dat men de politiezuivering praktisch als geëindigd kon beschouwen - een opvatting welke weerlegd wordt niet alleen door zijn eigen brief maar ook door de zojuist gegeven cijfers.

XCProcureur-generaal in Den Bosch was, sinds '34, mr. E. 1. M. H. baron Speyart van Woerden. Hij was een telg uit een adellijke familie die generaties lang had gewoond in Gelderland en Zuid-Holland (vandaar het 'van Woerden') maar die in Noord-Brabant een groot grondbezit had weten te vormen. Zijn grootvader had zich in Breda gevestigd, zijn vader was daar officier van justitie geweest. Hijzelf, geboren in 1890, was in 1912 in Utrecht afgestudeerd en was in '14 zijn carrière bij de rechterlijke macht begonnen. Negentien jaar lang, van '14 tot '33, behoorde hij in Breda, waar hij tenslotte officier van justitie werd, tot de staande magistratuur, maar in '33 kreeg hij in Den Haag de functie van advocaatgeneraal bij het gerechtshof Die functie oefende hij slechts een jaar uit: in '34 keerde hij als procureur-generaal naar Noord-Brabant terug, zeer tot zijn genoegen: hij voelde zich geworteld in het Brabantse land; meer nog: hij voelde het als een hoge opdracht, juist dáár de wetten te doen respecteren en het recht te handhaven. Als procureur-generaal had hij grote macht; het was hem, zei hij ons in '55,'een wellust', die macht uit te oefenen.' Dat deed hij, wij zijn geneigd te schrijven: met een feodale inslag, als het ware als een van de grote leenmannen van het koninkrijk der Nederlanden die samen met andere hoge autoriteiten zoals de commissaris der koningin, Brabant in het goede spoor moest houden. In zijn optreden was hij de grand seigneur, maar zonder een zweem van relativering: al zijn opinies (op staatkundig gebied zeer behoudende) uitte hij met eenzelfde felheid en aggressiviteit. Het in heroverweging nemen van die opinies viel hem bij uitstek moeilijk: had hij eenmaal zijn standpunt bepaald, dan diende dat door anderen te worden gerespecteerd - het aanbrengen van elke wijziging, hoe gering ook, zou, zo voelde hij het, zijn gezag aantasten. Anders gezegd: hij was, hoe intelligent en bekwaam ook, van een monumentale starheid. Maar een vechter!

XC1 E. L. M. H. Speyart van Woerden, IS

786 [PDF]
SPEYART VAN WOERDEN

In het kader van de zaak-Oss (wij verwijzen naar wat wij in Voorspel, hoofdstuk 16, in de aan die zaak gewijde paragraaf hebben geschreven) was hij in '38 in moeilijkheden gekomen: hij vooral had de katholieke minister van justitie, Goseling, gestimuleerd om aan de marechausseebrigade te Oss, die twee katholieke geestelijken van misdragingen had beticht, haar opsporingsbevoegdheid te ontnemen. De zaak had Goseling, en met deze het vierde kabinet-Colijn, in juni '39 doen vallen - Speyart was procureur-generaal gebleven. Hij was in oktober '40 als 'Indisch gijzelaar' geïnterneerd (nadien ook door de bezetter ontslagen) en zat begin '44 nog als gijzelaar vast, nl. in 'De Ruwenberg' te St. Michielsgestel, samen met ca. honderdzestig andere gijzelaars van wie hij velen door zijn hooghartig optreden en zijn autoritaire opvattingen tegen de haren had gestreken. 'Geen der honderdzestig', schreef in februari '44 mr. M. van der Goes van Naters, een dier medegijzelaars, aan zijn partijgenoot Drees,

XC'kan hem luchten; Roosjen en Tilanus zijn meer dan ooit overtuigd van de juistheid van de stemming inzake Oss!' Sp[eyart] placht (tot voor kort, d.w.z. voor de overwinning in het zicht was) openlijk op het parlement te schelden ... Wat ons allen zo opvalt, is de fantastische feodale macht, waarover deze man (door ieder gehaat) hier in Brabant blijkt te beschikken. Moet zo iemand nu heus p[rocureur] g[eneraal] blijven?'2

XCToen de groep der resterende Indische gijzelaars op 8 september '44 naar het (goeddeels verlaten) concentratiekamp Vught werd gevoerd, zag Speyart kans, zich in 'De Ruwenberg' te verstoppen en vervolgens, vermomd als pater, te ontsnappen. Hij dook in Schijndelonder. Van daaruit fietste hij enkele malen naar Den Bosch, opnieuw in vermomming, teneinde met generaal van Nijnatten, die daar immers namens de OD de macht zou overnemen, de nodige afspraken te maken. Nadien liet hij een aantal politiefunctionarissen uit diverse Brabantse plaatsen naar Schijndel komen voor het ontvangen van zijn instructies. Op 23 oktober werd Schijndel bevrijd en enkele dagen later kon Speyart, na eerst in Eindhoven zijn licht te hebben opgestoken, zich weer in Den Bosch vestigen.12 febr. 1944, van M. van der Goes van Naters . aan W. Drees (CollectieW. Drees, map 'Corresp-van

I Bedoeld wordt dat de anti-revolutionaire gijzelaar mr. A. B. Roosjen en de chris telijk-historische H. W. Tilanus er eens te meer van overtuigd waren dat hun fracties injuni '39 het beleid van Goseling in de zaak-Oss terecht hadden afgekeurd. 2 Brief,

787 [PDF]
ARR EST A TIEBELEID

De toestand die hij daar aantrof, beviel hem lil genen dele (ook al doordat van Nijnatten was uitgeschakeld) en hij kon hem, geïsoleerd als hij bijna vier jaar lang was geweest, evenmin begrijpen. Voor hem was er maar één formatie die mocht arresteren: de politie; dat die politie haar gezag had verspeeld en een groot deel van haar zelfvertrouwen had verloren, constateerde hij wel maar hij had geen oog voor het feit dat daar belangrijke eonsequenties uit voortvloeiden. Wel te verstaan: dat er in de eerste dagen, ook in Den Bosch, sprake was van een 'chaotisch ingrijpen', aanvaardde hij ('iedereen was blij', zei hij aan de Enquêtecommissie, 'dat men op deze manier een Bijltjesdag voorkwam"), maar met dat ingrijpen moest het ten spoedigste uit zijn en nadien moest weer de politie als enige formatie gaan arresteren. Het kostte enkele voormannen van de Bossche illegaliteit grote moeite om in de Brabantse hoofdstad de zaak in de hand te krijgen - de twee die zich in dat opzicht het meest verdienstelijk maakten, waren Thomas (spoedig militair commissaris van Den Bosch) en jhr. mr. W. J. Th. Serraris, die in de loop van november in Den Bosch hoofd van de afdeling Politieke Zaken van de Binnenlandse Strijdkrachten werd. Niet dat Speyart hun voor hun ingrijpen erkentelijk was! Hij keurde het volstrekt af dat illegale groepen als zodanig zich met het arresteren van 'foute' elementen bleven bezighouden, was zeer gevoelig voor elk bericht dat van wanordelijk optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten gewaagde en verbond aan die berichten de generaliserende conclusie dat er van de hele BS niets deugde. Op 2 november ontving Speyart twee belangrijke bezoekers uit Brussel: mr. Snijders, hoofd van de sectie-Juridische Zaken van de staf Militair Gezag, en mr. Derksema, hoofd van de sectie-Politie. Hun deelde hij mee, zo rapporteerde Snijders,

XC'dat de politie niet voldoende was om in de huidige omstandigheden met de bestaande werkuren het werk te verrichten. Hij meende echter aan de politie geen opdracht te kunnen geven omtrent verlenging van het aantal werkuren, zolang niet aan de politie extra rantsoenen, betere kleding en schoeisel kon worden verstrekt.

XCDe PG klaagde ten zeerste over de verhouding met de Binnenlandse Strijdkrachten. Hun eigenmachtig en vaak willekeurig optreden bezorgde hem grote moeilijkheden en hij drong aan op een spoedige regeling van deze kwestie"J.'Verslag van reis naar Eindhoven [en Den Bosch] op 3I oktober en 2 november 1944' (MG, Staf, Sectie II, doos 29, no.

I Getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, dl. V. c, p. 59!. 2 F. H. Snijders:

788 [PDF]
SPEYARTS GESPREK MET MR. ABBING

dat laatste ook terwille van 'het aanzien van ZKH prins Bernhard en daarmee van de gehele dynastie.' Snijders antwoordde dat dit punt al de volle aandacht van generaal KruIs had. Over de noodzakelijke zuivering van de politie sprak Speyart niet, maar hij zei wèl nog dat hij, wat de Binnenlandse Strijdkrachten betrof, had horen spreken van 'de WA van de prins', 'de Gestapo van de prins', 'de horden van de prins' en 'het speelgoed van de prins' - kwalificaties welke Snijders niet in zijn rapport opnam (Derksema citeerde enkele overeenkomstige in zijn eerder aangehaald 'Rapport betreffende de politie in het bevrijde gebied' d.d. 7 november) maar die hij mondeling in Londen aan van Heuven Goedhart overbracht en die ook tot de prins doordrongen; deze nam Speyart hogelijk kwalijk dat hij zich van dat soort termen niet duidelijk had gedistantieerd.

XCDiezelfde zde november droeg een incident bij tot de verscherping der verhoudingen.

XCSpeyart bracht die dag een bezoek aan het Bossche kantongerecht, zag daar een van de ambtenaren van het openbaar ministerie, mr. J. A. Abbing, die als een van de adjudanten van Serraris een oranje band om de arm had, en zei tegen deze, aldus Abbing, 'dat hij blij was, eindelijk eens een fatsoenlijk mens met zo'n band om zijn arm te zien.'2 Abbing antwoordde dat hij er gelukkig méér zo kende, maar Speyart was niet te houden: terwijl er nog vier andere personen bij kwamen staan, ontwikkelde zich tussen hem en Abbing een twistgesprek dat door deze laatste drie dagen later aldus werd vastgelegd':

XCSpeyart . 'Het is een janboel Hoge leden van de rechterlijke macht kunnen zonder verhoor klakkeloos worden opgepikt en bijeengestopt met allerlei schorum van de straat. In Eindhoven zitten zestienhonderd mensen, waaronder. fabrieksdirecteuren die niets misdreven hebben Ze worden opgepakt, mijn goede Brabanders, door allerlei van overal bij elkaar geraapte vreemde elementen' en dat op grond waarvan? Heb jij je, als jurist, niet afgevraagd waarop de Instructie en de circulaires berusten?" Zij zijn volkomen onwettig. Waarom wordt de last tot samenwerking met de politie niet opgevolgd?'J.niet - vermoedelijk waren dit stukken die Borghouts en later Hoekstra op grondslag van de Instructie hadden doen

I Getuige E. 1. M. H. Speyart van Woerden, dl. V c, p. 58!. 2 Getuige A. Abbing, a.v., p. 799. 3 Tekst van het verslag d.d. 5 nov. 1944: a.v., dl. V b, P.40!. 'Abbing voegde in zijn verslag toe: 'Lees: protestanten van boven de rivie ren. 5 Speyarr bedoelde de 'Instructie' welke Borghouts met machtiging van van Houten op 25 september had opgesteld; welke 'circulaires' hij bedoelde, weten wij

789 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

XCAbbing:'Omdat de politie niet deugt.'

XCSpeyart:'Ik heb in Den Bosch de commissaris van politie en de hoofdinspecteur verwijderd en vervangen door betrouwbare krachten. De kop is gesaneerd, dus is er geen enkele reden, om de politie te boycotten.'

XCAbbing: 'Deze wijziging zegt de jongens van de Stoottroepen niets. Zij hebben, het is misschien hard gezegd, lak aan de lummels die, om een rijksdaalder meer te verdienen, vochten om een transport goede Nederlanders voor de Gestapo weg te mogen brengen naar Middelburg, omdat dat verder weg ligt dan Nijmegen of Utrecht, dat in één dag heen en weer bereisd kon worden. De Stoottroepen weigeren samenwerking met de politie, zolang zij niet volkomen is gezuiverd.'

XCSpeyart: 'De Stoottroepen zijn de bende van Toon de Soep, maar dan met een ideaal' ... Heel Brabant spreekt schande van hun optreden. Het is een losgeslagen bende.

XCAbbing:'Dat is volkomen onwaar ... Het optreden van de Stoottroepen heeft Bijltjesdagen, die algemeen verwacht en gevreesd werden, voorkomen. Dit zijn de feiten.'

XCSpeyart:'Dit laatste is onweerlegbaar, verbazend juist ... Maar er zal een einde komen aan de wanorde. Ik zal ze overtuigen in Eindhoven, in Brussel, in Londen, met rapport op rapport. Wij zakken af naar het cornmunisme." Iedere arrestatie is een wederrechtelijke vrijheidsberoving.'

XCAbbing, diep ontsteld door dit gesprek, liep eerst naar Serraris en

I Speyart stelde enige tijd later op schrift, en zulks werd bevestigd door de overige aanwezigen bij het gesprek (allen van Speyart afhankelijke figuren), dat 'de juiste strekking van mijn opmerking was dat een figuur als Toon de Soep' (een beruchte recidivist uit Oss) 'verdienstelijk ondergronds werk ... zou hebben kunnen doen, zonder daaraan de bevoegdheid te mogen ontlenen tot arrestatie van politiek onbe trouwbare elementen of tot uitoefening van enig overheidsgezag.' (E. L. M. H. Speyart van Woerden: 'Memorie' (z.d.), p. 23) Wij tekenen hierbij aan dat zo dat al 'de strekking' was van hetgeen hij tegen Abbing had gezegd, hij niet ontkende, de woorden gebruikt te hebben die Abbing hem in de mond had gelegd. Jegens de Enquêtecommissie gaf Speyart vijf jaar later een andere, voor hem gunstiger voorstelling van zaken. 'Wat ik gezegd heb, weet ik nog heel precies', verklaarde hij. 'Ik heb gezegd dat een figuur als bijvoorbeeld Toon de Soep een heel verdienstelijk illegaal kon zijn geweest, maar dat niemand er aan zou denken, deze man op het ogenblik in een gezagsverhouding in te schakelen. Zo heb ik het gezegd' (getuige a.v., dl. V c, p. 860) - neen, zo heeft Speyart het misschien maar zo heeft hij het, menen wij, niet 2 'Het was voor niemand een geheim', zei Speyart aan de Enquêtecommissie, 'hoe de Stoottroepen niet alleen bestonden uit de illegaliteit van de bezettingstijd, doch dat op het moment der bevrijding daarin vele zeer bedenkelijke elementen, zowel uit een oogpunt van collaboratie als van extreem linkse politiek waren ondergedoken. Zo was in Eindhoven een leider van de Stoot troepen uitgesproken communist. Een ander lid, communist en oud-Spanjestrijder, was voor verraad aan de 'SD' gearresteerd.' (a.v., p. 576)

790 [PDF]
CONFLICT TUSSEN SPEYART EN JHR. SERRARIS

Thomas om hun in grote lijnen te vertellen, wat Speyart had gezegd (dat hij de Stoottroepen vergeleken had met de bende van de beruchte recidivist Toon de Soep, gaf hij maar niet weer teneinde de emoties niet al te hoog te doen oplopen) - vervolgens kwam hij toevallig A. B. J. Koch tegen, officier van het Bureau Inlichtingen, die hem vroeg, het gesprek met Speyart zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. Abbing deed dat, drie dagen later, niet zonder gewetensbezwaren - Speyart was tenslotte zijn chef. Het Bureau Inlichtingen gaf Abbings rapport aan Londen door; dit leidde er toe dat van Heuven Goedhart Speyart enkele weken later onderhield over zijn 'van geen enkel begrip getuigende houding tegenover de illegaliteit Maar men had bij hem', aldus van Heuven Goedhart, 'altijd sterk het gevoel dat men tegen een muur sprak."

XCEr was intussen méér gebeurd: van de getypte versie van Abbings verslag waren kopieën in circulatie gekomen, niet alleen in NoordBrabant maar ook in Zuid-Limburg. Speyart die de Stoottroepen 'de bende van Toon de Soep' had genoemd, kon nadien bij de illegaliteit geen goed meer doen, 'als er iets gebeurde', aldus Abbing, 'dat niet in de zin was van de illegaliteit, dan werd te pas en te onpas (geregeld te onpas) gezegd dat de procureur-generaal er achter zat. Hij was het zwarte schaap."

XCIn al zijn contacten met illegale werkers versterkte Speyart dat negatieve beeld; daartoe hoefde hij niet eens laatdunkende woorden te bezigen. 'Ik weet nog', verklaarde aan de Enquêtecommissie Caljé, die in oktober in opdracht van Six door de linies was gegaan, 'dat iemand mij eens ze, dat de manier waarop de heer Speyart van Woerden je een hand gaf en je aankeek, de zaak al bedierf."

XCEnkele dagen na het gesprek met Abbing liet Speyart Serraris bij zich komen. Deze gelastte hij, aan de Binnenlandse Strijdkrachten in het district-Den Bosch hun arrestatiebevoegdheid te ontnemen. De vader van Serraris, eertijds burgemeester van Ginneken, had aloverhoop gelegen met de vader van Speyart en Serraris-zelf, die vier jaar lang volontair was geweest op Speyarts parket, had zich door deze zozeer gedwarsboomd gevoeld dat hij in '39 een functie had aanvaard bij het Haagse departement van koloniën. In '41 was hij inspecteur van de prijsbeheersing geworden in de inspectie-Den Bosch - uit dit ambt was hij in april '43 ontslagen toen hij geweigerd had, personen die in overtreding waren, als 'zwarthandelaren' te betitelen, aangezien hij niet het risico wilde lopen dat zij

XCI Getuige van Heuven Goedhart, a.v., p. 267. 2 Getuige J. A. Abbing, a.v., p. 801. 3 Getuige C. J. F. Caljé, a.v., p. 830. 79

791 [PDF]
AR R ESTATIEBELEID

ter bestraffing naar Duitsland zouden worden overgebracht. Serraris had vrijwel van het begin der bezetting af illegaal werk gedaan, na zijn ontslag dook hij onder en, gelijk gezegd: hij wist in Den Bosch de arrestaties in betere banen te leiden - maar met inschakeling van de Binnenlandse Strijdkrachten. Toen Speyart, zich beroepend op zijn functie als procureur-generaal (en ook daarmee dreigend), hem zei dat het uit moest zijn met de arrestaties door de BS, beet Serraris hem toe: 'Ik ben voor de duvel niet bang en voor u helemaal niet. Ik heb geen blikslager met u te maken. Ik heb mijn bevelen van prins Bernhard ontvangen en wanneer u meent dat veranderingen moeten plaats hebben, moet u zich daar vervoegen. Dat zijn mijn chefs. Ik ben militair." Serraris woedend af. En welke gevoelens deze twist bij Speyart achterliet, kan men afleiden uit het feit dat hij jegens de Enquêtecommissie zei dat Serraris 'in Den Bosch niet alleen onder de bevolking, maar ook bij de magistratuur de naam had van 'de bloedhond'. Deze man is daar als een wildeman te keer gegaan."

XCNa het ongelukkige begin in de eerste dagen van november '44 ging Speyart tot een moeizame rondreis over door Noord-Brabant alsook door Zeeland dat hem door de regering (zonder enig overleg met Kruis) mede als ambtsgebied was toegewezen.' In sommige plaatsen constateerde hij dat de politie in de eerste periode na de bevrijding aan de arrestatie van 'foute' elementen had deelgenomen, maar, vertelde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'er zijn ook plaatsen geweest, waar de politie als een troep bange mussen bij elkaar zat, niet begrijpend wat er eigenlijk over hen kwam. Ik ben op een politiebureau gekomen en dat hele politiebureau zat vol met zulke mussen. Ik vroeg: 'Wat voeren jullie hier uit?' Het antwoord was: 'Wij weten niet wat wij moeten beginnen. De hele stad is vol gewapende mensen; die lopen ons onder de voet en zeggen dat wij niets te doen hebben.' Ik vroeg: 'Waar is jullie leiding dan?' Dat wisten zij niet ... Er kwam bij dat de [Binnenlandse] Strijdkrachten van de aanvang af, in de eerste dagen, een onverholen minachting voor hen aan de dag legden."

XC1 Getuige W. J. Th. Serraris, a.v., p. 818. 2 Getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, a.v., P: 864. Zeeland ressorteerde voor en tijdens de bezetting onder het Haagse gerechtshof. 'Getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, Enq., dJ. V c, P·59 I. 79

792 [PDF]
SPEYART IN CONFLICT MET DE ILLEGALITEIT

XCIn Breda vervoegde Speyart zich bij het hoofdkwartier van de prins om er op aan te dringen dat aan de Binnenlandse Strijdkrachten de arrestatiebevoegdheid werd ontnomen. De prins kreeg hij niet te spreken maar van Houten, inmiddels tot overste bevorderd, zei hem (dat hoorde Serraris althans), 'dat hij zich eenvoudig terzijde had te stellen en dat ... dit eenvoudig was een kwestie van oorlogshandeling.' 1 In enkele plaatsen kon Speyart voorts doordringen tot interneringskampen van politieke delinquenten. Er was er een in Sluis in West Zeeuws-Vlaanderen. 'Alle geïnterneerden zaten er', vertelde hij ons in '55,'in een schuur. Het was een brand hoI. Etensnappen waren er niet. Ik zag er mensen eten uit sigarenkistjes. Dat kamp was al een tijd in bedrijf. Ik vond dat wat ik er zag, ver beneden het minimum was, maar toen ik er wat over zei, werd me gezegd dat ik lastig was."

XCRondreizend door zijn ambtsgebied kreeg Speyart uiteraard een duidelijk beeld van de verkeersmoeilijkheden. Hij besloot, in de arrondissementen van de vier rechtbanken in het Zuiden (Den Bosch, Breda, Maastricht en Middelburg) plaatsvervangend fungerend directeuren van politie aan te stellen; slechts één van die vier: mr. F. A. J. Deelen in Breda, had duidelijke banden gehad met de illegaliteit. In die vier arrondissementen betoogde Speyart dat de politie zich moest aanvullen met illegale werkers; die illegale werkers evenwel, weigerden tot de politie toe te treden zolang deze niet behoorlijk was gezuiverd en op dat gebied ging Speyart naar het oordeel van de illegaliteit lang niet ver genoeg. De provinciale Vertrouwensraad die inmiddels door de GOIWN was gevormd, ging zich daar grote zorgen over maken. Eind november bracht de voltallige raad (voorzitter: dr. Voorhoeve, leden: prof. van Buchem, mr. Holla, C. van der Hooft, mr. dr. Claudius Prinsen en drs. A. Raaijmakers) een bezoek aan de procureur-generaal. De raad drong er bij deze op aan dat hij aan zijn eigen parket enkele bekwame illegale werkers zou toevoegen - Speyart weigerde: aan pottekijkers namens de illegaliteit had hij geen behoefte, hij was de baas en daarmee uit. Vervolgens werd de politiezuivering in een aantal plaatsen besproken - geen plaats was er waar niet krachten waren gehandhaafd die, zo meende de Vertrouwensraad, gestaakt zo al niet geschorst dienden te worden. 'Te Breda', zei Speyart, 'heb ik die-en-die verwijderd', 'waarop weer', aldus Holla,

XC'gezegd moest worden: 'De eerste inspecteur van politie' (ik nam deze alleen bij

XCI Getuige W. J. Th. Serraris, a.v., p. 8[5-[6. 2 E. L. M. H. Speyart van Woerden, [5 dec. [955.

793 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

wijze van voorbeeld) 'hebt u gehandhaafd, terwijl die man wordt beticht van zwarte handel, van het ophalen van Joden, etcetera, etcetera. Wanneer u die handhaaft, blijft, want dit is een belangrijke factor bij de GOIWN, er een gebrek aan vertrouwen bestaan in het overheidsapparaat."

XCHet gesprek, toch al moeilijk genoeg, ging verder. 'Nadat' (wij citeren nog steeds Holla)

XC'de procureur-generaal zijn standpunt ten opzichte van het arrestatievraagstuk had ontwikkeld, waarbij hij dus primair het arresteren wenste opgedragen te zien aan de politie, aangevuld met daarvoor geschikte krachten uit de illegaliteit, en nadat daarna gediscussieerd was over ... de vertrouwenscrisis die ten opzichte van de politie dreigde te ontstaan, interrumpeerde plotseling mr. Prinsen de procureur-generaal en zei vrijwelletterlijk: 'U hebt gelijk, meneer de procureurgeneraal, natuurlijk hebt u gelijk, de procureur-generaal heeft altijd gelijk. Maar u bent bezig, het gelijk dat u hebt, met de wet in de hand, te bederven.'"

XCWie dat laatste in november en december '44 niet inzagen, waren de ministers-'kwartiermakers'. Zij tilden, niet ten onrechte, zwaar aan de fouten die op arrestatiegebied in de eerste dagen na de bevrijding waren gemaakt en aan het onordelijk optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten - ook hun opvatting was (dat bleek, wat van Heuven Goedhart betrof, al uit diens brief van 17 november aan Kruls waarin hij het denkbeeld had geopperd dat de BS, voorzover nodig, haar wapens aan de politie zou overdragen) dat, conform de Eerste Algemene Lastgeving van Kruls, het arresteren de exclusieve bevoegdheid moest zijn van de politie onder directe verantwoordelijkheid niet van de chef-staf Militair Gezag, maar van de procureur-generaal. Dat standpunt namen de 'kwartiermakers' in, hoewel met name de naastbetrokken ministers: Gerbrandyen van Heuven Goedhart, wisten dat Speyart voor geen redelijk overleg was te vinden. Toen Gerbrandy in de periode augustus '39-mei '40 in Den Haag minister van justitie was geweest, had hij Speyart, hij mocht dan zijn 'een zeer bekwaam ambtenaar die werkt voor tien", leren kennen als een bij uitstek autoritaire gezagsdrager; 'mijn persoonlijke opvatting', zei Gerbrandyaan de Enquêtecommissie, 'was en is steeds geweest: de heer

, Getuige H. B. S. Holla, dl. V c, p. 847. 2 Getuige Gerbrandy, a.v., p. 437.

794 [PDF]
VIJF MINISTERS OPGEBRACHT

Speyart is volkomen ongeschikt voor de functie van procureur-generaal in tijden van spanning." Speyart stond, aldus van Heuven Goedhart, 'bekend, ook bij mij, als een man met een sterk autocratische ziri'", hij was 'altijd de man op de Olympus.') Deze kritische opvattingen verhinderden intussen niet dat de 'kwartiermakers' na hun aankomst in Oisterwijk (25 november '44), gevoelig als zij waren voor Speyarts negatieve verhalen over het optreden van de BS, sterk onder diens invloed geraakten.

XCOp die aankomst was, diezelfde dag, een incident gevolgd dat vooral de ijdele van Heuven Goedhart kennelijk had geïrriteerd (van Lidth vond het niet de moeite waard het in zijn dagboek te vermelden): de vijf ministers waren namelijk, naar Oisterwijk op weg (wel te verstaan: zonder militaire doorlaatbewijzen - die hadden ze geweigerd in ontvangst te nemen), in Boxtelopgebracht door een, zo vertelde van Heuven Goedhart aan de Enquêtecommissie, 'overigens alleraardigste jongeman van de Binnenlandse Strijdkrachten die op de brug van Boxtel stond' (de brug over de Dommel):

XC'Ik zat samen met de heer Gerbrandy in de eerste wagen, achterin de heer Burger en de heer van Lidth de Jeude, toen we plotseling door een aardige jonge man in een overall en een stengun op de brug van Boxtel werden aangehouden. Hij wilde graag persoonsbewijzen zien. Toen verzocht ik mijn zich aan boord bevindende ambtgenoten goed te vinden, dat ik het woord maar zou voeren als minister van justitie en ik zei tegen die man: 'Ik heb geen persoonsbewijs.' Hij vroeg: 'Waar is dat dan? Hoe komt dat dan?' Ik zei: 'Ja, dat ligt boven de rivieren.' Dat vond hij vreemd en toen vroeg hij de persoonsbewijzen van de andere heren, waarop ik hem zei, dat die er nooit een gehad hadden, 'maar', zei ik, 'wacht nu maar eens even, we hebben wel wat anders.' Toen vroeg ik: 'Geven jullie even je diplomatieke paspoorten.' We hadden er alle vier een. Ik heb die toen in viervoud aan hem overhandigd. Hij bekeek ze zeer angstvallig en zei uit het diepst van zijn hart: 'Dat heb geen waarde.' Toen zei ik: 'Ja, dat wordt lelijk, want iets beters kan ik je toch niet voor ogen toveren', waarop hij zei: 'Gaat u dan maar mee', en we werden gearresteerd. Ik zei hem nog: 'Je moet wel weten wat je doet. Je arresteert hier zo maar vijf ministers.' Dat baatte echter niet.

XCHij heeft ons meegenomen naar het politiebureau van Boxtel, de hele trein van zes of zeven automobielen, alle ambtenaren, die daarin zaten. Het was een hele optocht naar het politiebureau. Daar ben ik binnengegaan en heb me bij de dienstdoende inspecteur aangemeld, waar ik, na even wachten, werd toegelaten. Ik zei tegen die man: 'Het spijt mij, dat ik u zo laat moet lastigvallen.' Het was

I A.v., p. 65 8. 'Getuige van Heuven Goedhart, a.v., p. 267. 3 A.v., p. 646.

795 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

een uur of zes. Wat was er dan aan de hand? 'Ik ben gearresteerd.' 'Waarom dan?' vroeg hij mij. 'Ik heb geen persoonsbewijs.' Toen viel die man terecht vreselijk uit en zei: 'Waarom heb je dan ook niet zo'n ding?' Ik antwoordde daarop: 'Ik heb er zeven boven de rivieren liggen, maar ik heb er hier echt geen één.' 'Wie bent u dan eigenlijk?' 'Ik ben de minister van justitie', en toen keek die man erg vreemd. Hij wou het niet geloven. Toen heb ik het hem waar gemaakt met een papier en toen werd hij ineens heel erg nerveus en toen zei ik tegen hem: 'Maakt u zich niets geen zorg. Het is eigenlijk wel een aardige geschiedenis. Als u hier voor het raam kijkt, kunt u nog wat leukers zien, daar staat mijnheer Gerbrandy, ziet u wel, u kent hem wel met die snor. Die mijnheer daar is de heer van Lidth de Jeude, minister van oorlog, en daar staat de heer Burger, enz., en die zijn allemaal gearresteerd.' Die man heeft toen onmiddellijk op een schrijfmachine een laissez passer getikt, waarop hij al de namen van de ministers en ambtenaren heeft vermeld"

XCen het gezelschap kon naar Oisterwijk doorrijden. De eerste personen met wie van Heuven Goedhart van daaruit in bevrijd gebied ging spreken, waren Speyart, enkele leden van het Bossche gerechtshof en van de Bossche rechtbank en de waarnemend commissaris der koningin, Smits van Oyen. Op allen maakte de minister een uitnemende indruk. 'Ik was zeer met hem ingenomen', vertelde ons later Speyart. 'Mijn indruk was: wat een begrip en beleidsinzicht en wat een gave, de uitvoering over te laten als je het over de opzet eens bent!'2 Speyart zowel als Smits van Oyen beklaagden zich over het optreden van de Binnenlandse Strijdkrachten: in Nijmegen waren deze, zeiden zij, een keer het politiebureau binnengedrongen, in Breda had een groep, op het onjuiste bericht dat hun leider was gearresteerd, het Huis van Bewaring doorzocht (in werkelijkheid: omsingeld) 'tot de tanden bewapend met handgranaten, enz.? Speyart toonde van Heuven Goedhart de tekst van de brief van Kruls d.d. 5 november waarmee Hoekstra in het bevrijde Zuiden rondreisde - brief waarin het arrestatiebeleid aan de georgani. seerde illegaliteit was toevertrouwd. Op 27 november vergaderend met Gerbrandy, van den Broek, Burger en van Lidth, zei van Heuven Goedhart, aldus de notulen van deze bijeenkomst van de 'kwartiermakers", er 'zeer ontstemd' over te zijn dat Kruls aan 'de Stoottroepen onder een Centrale Raad der Illegaliteit' arrestatiebevoegdheid had verleend en de politie had uitgeschakeld. Burger en van den Broek vroegen toen in hoeverre die politie al was gezuiverd, van Heuven Goedhart antwoordde,

XC1 A.v. p. 268. 2 E. L. M. H. Speyart van Woerden, [5 dec. r955. 'Getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, Enq., dl. V. c, p. 582. 4 Tekst: av., dl. v s. p. 3r6.

796 [PDF]
DE 'KWARTIERMAKERS' IN CONFLICT MET KRULS

'dat volgens verklaring van de illegaliteit de politie in een serie steden volkomen gezuiverd is' (dat had Speyart hem blijkbaar gezegd). 'Niettemin arresteert de illegaliteit voort.' Er werd besloten, 'dat aan generaal KruIs zal worden meegedeeld, dat daaraan een einde behoort te komen.'

XCKruIs werd naar Oisterwijk ontboden. Voorziende dat zijn beleid op allerlei terreinen zou worden doorkruist, had hij zich (meer hierover in het volgende hoofdstuk) in de voorafgaande periode verzet tegen de aanwezigheid van ministers in het bevrijde Zuiden - hoewel hij van hun komst was verwittigd, was hij op het vliegveld te Eindhoven, waar zij landden, niet aanwezig geweest. Over en weer was er dus al een grote geladenheid toen de 'kwartiermakers' op de avond van 30 november met Kruls over het arrestatiebeleid spraken; KruIs was daarbij vergezeld van de chef-staf van prins Bernhard, kolonel Doorman, en een van de naaste medewerkers van de prins voor alle aangelegenheden, de BS betreffend, ritmeester H. W. L. Frowein.

XCBlijkens de notulen van deze vergadering' begon de chef-staf Militair Gezag met uiteen te zetten dat hij, aangezien 'de politie ... in de aanvang niet competent (kon) worden geacht, zelfstandig uit te maken wie gearresteerd zouden moeten worden', de illegaliteit wel had moeten inschakelen; de door Hoekstra samen te stellen Centrale Raad zou 'een adviescollege in het Militair Gezag' worden - de bevelen tot arrestatie zouden formeel van het Militair Gezag uitgaan. Bij dat alles mocht 'niet vergeten worden dat de politie op het ogenblik in vele plaatsen nog niet voldoende is gezuiverd om de zaak aan haar over te laten.'Of die politie voldoende was gezuiverd, zou, zei Kruls (Frowein viel hem bij), vastgesteld worden door het Militair Gezag, gehoord het advies van de illegaliteit. Daartegen maakte van Heuven Goedhart bezwaar met alle felheid die in hem was: het Militair Gezag had zich daar niet mee te bemoeien! Kruls wees er op dat hij als chef-staf Militair Gezag de verantwoordelijkheid droeg voor het handhaven van de openbare orde. Dat argument maakte op van Heuven Goedhart geen indruk: 'De generaal er uit ofik er uit!', riep hij, waarop KruIs, voor wie het, zo schreef deze in zijn memoires, 'onbegrijpelijk (was) dat iemand die zelf uit het verzet was voortgekomen, zo ver van de realiteit bleek af te staan', antwoordde: 'Na u, Excellentie." Een hoger oplopen van de twist werd slechts voorkomen doordat (de stroomvoorziening was nu eenmaal gebrekkig) het licht uitviel en eerst kaarsen moesten worden gezocht. Bij het licht van die kaarsen stelden de vijf aanwezige ministers, die er zeer op bedacht waren hun autoriteit te

XC1 Tekst: a.v., p. JI8. 2 H. J. Kruls: Generaal in Nederland, p. II2.

797 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

onderstrepen en jegens de chef-staf Militair Gezag aan te tonen dat zij de baas waren, vast dat niet het Militair Gezag maar Speyart of van Heuven Goedhart zouden uitmaken wanneer de politie voldoende was gezuiverd en dat van Heuven Goedhart geheel nieuwe richtlijnen voor het arrestatiebeleid zou opstellen; die zouden nog met Kruls worden besproken.

XCDeze richtlijnen d.d. 4 december' (de bedoeling was dat ze op de 7de gepubliceerd zouden worden) beperkten de arrestatiebevoegdheid der Binnenlandse Strijdkrachten tot bijzondere, d.w.z. individuele, door de chef-staf Militair Gezag te bepalen gevallen; die bevoegdheid werd in haar algemeenheid toegewezen aan 'de beroepspolitie onder leiding van de procureur-generaal' of diens vervangers (de plaatsvervangend fungerend directeuren van politie); bij de arrestaties en de politie-zuivering, 'voor zoveel deze nog niet mocht zijn geschied', zou de procureurgeneraal zich door de Vertrouwensmannen van de illegaliteit laten bijstaan; de politie zou met illegale werkers worden uitgebreid die 'rechtstreeks onder de bevelen van de beroepspolitie' zouden komen; de Stoottroepen en de Bewakingstroepen die een militaire taak hadden, zouden formeel bij de Geallieerde strijdkrachten worden ingedeeld, de overige Bewakingstroepen onder het Militair Gezag geplaatst; onderzoekingen inzake het vrijlaten van ten onrechte gearresteerden zouden door 'de beroepspolitie' worden ingesteld - beslissen zou dan de chef-staf Militair Gezag 'of een door deze aangewezen autoriteit'.

XCIn de middag van 4 december werden deze richtlijnen door de ministers-'kwartiermakers' goedgekeurd, waarbij van Heuven Goedhart nog meedeelde dat 'de RVV, KP en OD ... zich er mee accoord (hadden) verklaard." Kruls, met wie van Heuven Goedhart had gesproken, had dat laatste betwijfeld; Kruls nam integendeel aan dat het bericht dat de regering op arrestatiegebied de illegaliteit en de Binnenlandse Strijdkrachten terugdrong ten gunste van de procureur-generaal die zich zo hatelijk over de Stoottroepen had uitgelaten, en van de 'beroepspolitie' die als geheel geenszins voldoende gezuiverd was, grote deining zou doen ontstaan in kringen van illegale werkers alsook binnen het Militair Gezag; via van Lidth deed Kruls de 'kwartiermakers' weten dat hij vóór de 7de december overleg wilde plegen met representatieve figuren uit de illegaliteit; tegen van Heuven Goedhart had hij al gezegd dat hij elke verantwoordelijkheid voor de publikatie van de nieuwe richtlijnen af

XCI Tekst: Enq., dl. V b, p. 385. 2 Ministers-'kwartiermakers': Notulen, 4 dec. I944, a.v., p.

798 [PDF]
BREED BERAAD IN EINDHOVEN

wees: moesten die bekend worden gemaakt (Kruls voorzag een storm van protesten), dan moest de regering dat maar uit eigen bevoegdheid doen, zij het via de sectie-Voorlichting van het Militair Gezag.

XCOnder voorzitterschap van Kruls vond, op de middag van 6 december, de aangekondigde vergadering met vertegenwoordigers der illegaliteit te Eindhoven plaats in het gebouw van de Raad van Arbeid.' Kruls-zelf presideerde en van zijn staf waren o.a. het nieuwe hoofd van de sectieJuridische Zaken, majoor mr. B. I. A. A. ter Veer (Snijders was een van de sous-chefs van de staf MG geworden) en Derksema, hoofd van de sectie-Politie, aanwezig; prins Bernhard was vertegenwoordigd door Borghouts, Frowein en pater Lodewijk Bleijs, die inmiddels als aalmoezenier aan de staf van de prins was toegevoegd; voor de Binnenlandse Strijdkrachten waren er Hoekstra, 'gevolmachtigde voor politiezaken', Crasborn, plaatsvervangend commandant van de Stoottroepen, van Kooten, commandant van de Stoottroepen in Zuid-Limburg (deze ging, naar Maastricht teruggekeerd, tot enkele opzienbarende arrestaties over welke na enkele weken door het Militair Gezag ongedaan werden gemaakt"),J.

I Verslag d.d. 12 dec. 1944: MG, Staf, Sectie II, doos 18, no. 130. 2 Aangezien het, zo schreef van Kooten op 8 december aan prins Bernhard, 'een vaststaand feit is, dat de spionage in Zuid-Limburg een ongekende omvang heeft aangenomen en van een zodanige intensiteit is dat dat reeds vele malen door de Amerikaanse autoriteiten ernstige klachten hierover werden geuit' (het kan wel zijn dat de Amerikanen derge lijke klachten naar voren hebben gebracht, maar wij menen dat er in de betrokken periode in Zuid-Limburg nauwelijks van Duitse spionage sprake is geweest), had van Kooten, gebruik makend van zijn 'operationele' arrestatiebevoegdheid, op 7 of 8 december vier 'hoger geplaatste persoonlijkheden' laten arresteren, 'die over vele belangrijke gegevens beschikken' en zich bovendien 'in de tijd der vijandelijke bezetting als onbetrouwbaar hebben doen kennen' (brief, 8 dec. 1944, van B. van Kooten aan prins Bernhard, MG, geheim archief, no. 219); die vier waren dr. ir. H. C. H. Gelissen, directeur van de Provinciale Limburgse Electriciteitsmaatschappij (van '35 tot'37 minister van handel, nijverheid en scheepvaart in het derde kabinet-Colijn), de fabrikant E. H. van Oppen, het hoofd van de rijksverkeersinspectie: F. baron van Heeckeren, en de secretaris van het Militair Gezag in Maastricht: kapitein mr. E. R von Geldern, een gemengd-gehuwde Jood; van Kooten had van de gelegenheid gebruik gemaakt om Gelissens auto te vorderen. In Maastricht en elders in Zuid-Limburg baarden de arrestaties, met name die van Gelissen, veelopzien. Gelissen, van Oppen en van Heeckeren waren door van Kootens Opsporingsdienst als economische collaborateurs beschouwd en von Geldern had verdenking gewekt doordat hij, hoewel Jood, niet was gedeporteerd (een verdenking welke' uiteraard op niets berustte: de gemengd-gehuwde Joden waren als groep van deportatie vrijgesteld). Met betrekking tot Gelissen waren medewerkers van van Kooten al eind september begonnen gegevens te verzamelen. KruIs nam deze zaak hoog op. Hij begaf zich op I I december persoonlijk naar

799 [PDF]
ARR ESTATIEBELEID

van Dijk, commandant van de Bewakingstroepen, vijf gewestelijke- of districtscommandanten van de BS en de hoofden van de afdelingen Politieke Zaken van de BS uit Breda (mr. H. W. Felderhof) en Den Bosch (Serraris); voorts waren aanwezig het hoofd en een rayonchef van de Opsporingsdienst van het Militair Gezag in Zuid-Limburg; uit Nijmegen was de fungerend commissaris van politie gekomen, A. I. Oerlemans, samen met van Eek en Cals, en tenslotte namen Gelderblom, voorzitter van de GOIWN, en vijf andere prominente illegale werkers, onder wie Holla, aan de beraadslagingen deel.

XCKruls begon (hij wist op dat moment nog niet hoe de op 7 december te publiceren richtlijnen er in hun definitieve versie zouden uitzien) met er op te wijzen dat men, in tegenstelling tot wat in zijn Eerste en Tweede Algemene Lastgeving stond, het arresteren van 'foute' elementen niet aan de 'oude' politiefunctionarissen had kunnen toevertrouwen. 'Zij kunnen het niet', zei hij,

XC'en zijn ook niet de meest geëigende mensen er voor. De praktijk is thans dat de mensen uit de illegaliteit de arrestaties verrichten. Dit moet echter ook niet geschieden en zo spoedig mogelijk moet teruggekeerd worden naar de normale toestand dat die organen het werk verrichten, die daarvoor bestemd zijn. Doch eerst moet de normale toestand er zijn. Zo lang nog geen oplossing gevonden is, moeten wij de modus vinden die ons geleidelijk in goede banen terugvoert Thans geschieden nog te veel arrestaties door de Binnenlandse Strijdkrachten, waardoor alle verantwoordelijkheid op de schouders van Zijne Koninklijke Hoogheid neerkomt. Dit is een verkeerde procedure, daar hierdoor de naam van ons Vorstenhuis geschaad zou kunnen worden. Wij wensen dan ook niet de Binnenlandse Strijdkrachten in te schakelen; het gaat meer om een inschakeling van de illegaliteit'

XCMaastricht, besliste er dat von Geldern en van Heeckeren onmiddellijk moesten worden vrijgelaten (hangende een nader onderzoek, mochten beiden voorlopig hun functie niet hervatten), en dat Gelissen en van Oppen voorshands op zijn last in arrest zouden blijven met opdracht aan de militaire commissaris, ook hun beider gevallen ten spoedigste te onderzoeken. Gelissen (en vermoedelijk ook van Oppen) werd eind december vrijgelaten, Gelissen mede op verzoek van de Amerikaanse genie. Alle nadere onderzoekingen leverden niets van betekenis op. Met betrekking tot Gelissen rapporteerde de Opsporingsdienst van het Militair Gezag begin februari '45 aan KruIs dat het ingestelde grondige onderzoek geen bezwarende feiten aan het daglicht had doen komen - KruIs hief toen de staking op en droeg er zorg voor dat in radio en pers bekend werd gemaakt dat Gelissen onschuldig was. Twee weken eerder, toen Gelissen zich al enkele weken niet meer in hechtenis bevond, hadden 'Herrijzend Nederland' en de Amerikaanse zender The Voice oj America omgeroepen dat hij gearresteerd was wegens samenwerking met de vijand.

800 [PDF]
DE ILLEGALITEIT PROTESTEERT BIJ DE MINISTERS

KruIs herinnerde aan de regeling die hij met Hoekstra had getroffen; juist over die regeling (de 'Centrale Raad' welke in het aan Hoekstra meegegeven stuk was genoemd, zou 'Centrale Opsporingsraad' gaan heten) wilde hij van gedachten wisselen.

XCWat KruIs had voorgesteld, kon in grote lijnen de instemming der vergadering vinden; zij werd het er ook over eens wie leden van de Centrale Opsporingsraad zouden worden (deze zou rechtstreeks onder Kruls ressorteren): ir. F. C. M. Wijffels (voor Zuid-Limburg), Felderhof (voor Noord-Brabant), mr. Prick (voor het Rijk van Nijmegen) en de Casembroot (voor Zeeland) met als adviseurs pater Bleijs en ds. T. M. de Kluis.

XCIn de verdere gedachtenwisseling uitte Gelderblom, die het standpunt van de ministers kende en er met Halla al schriftelijk tegen had geprotesteerd, de vrees dat wat Kruls voornemens was, 'van zekere zijde' zou worden getorpedeerd. 'Generaal Kruls', aldus de notulen,

XC'neemt aan dat de heer Gelderblom hiermee de regeringszijde bedoelde. Men heeft in de vergadering gezegd: de hoogste autoriteit in dit land is thans het MG, doch spreker wenst er de aandacht op te vestigen dat in dit stadium het MG twee chefs heeft en weI de Supreme Commander Allied Expeditionary Forces en de Nederlandse regering. Het MG is verantwoording over zijn daden schuldig aan deze regering. Er bestaat wel eens verschil van inzicht. Thans zijn door de regering ook richtlijnen vastgesteld voor de aanhouding van burgers waarmee het MG het niet geheel eens is' 'vastgesteld', want tijdens de vergadering had hem het bericht van van Lidth bereikt dat het stuk, waartegen hij twee dagen eerder jegens van Heuven Goedhart al bezwaar had gemaakt, definitief was goedgekeurd. 'Ik stel prijs op uw mening over die nieuwe richtlijnen', zei Kruls. Hij las ze voor. Niemand had een goed woord over voor de geest die er uit sprak. Halla zei uitdrukkelijk, 'dat de maatregelen van de regering en de procureur-generaal nooit de instemming van de illegaliteit kunnen hebben. De illegaliteit heeft reeds haar waarschuwende stem laten horen bij beide instanties.' Gelderblom vroeg Kruls, te bevorderen dat de datum van 7 december (de volgende dag!) met 'een week minstens' zou worden opgeschoven, 'generaal Kruls zegt toe, hier zeer eenvoudige maatregelen te kunnen nemen, daar hij de instantie is, die de publikatie moet verzorgen' (hij overwoog dus, de sectie-Voorlichting te verbieden, de nieuwe richtlijnen te publiceren); zijn voornemen was overigens, 'de reactie der aanwezigen te bevoegder plaatse te zullen overbrengen' en hij vertrouwde te bereiken dat de richtlijnen zouden worden gewijzigd.

801 [PDF]
AR REST.A TIEB ELEI D

XCEr aan twijfelend of dat Kruls zou lukken, besloten de illegale werkers die aan het beraad deelnamen, een commissie te benoemen welke hun bezwaren schriftelijk aan de 'kwartiermakers' zou kenbaar maken.

XCNog voordat dit stuk was opgesteld, bracht Kruls op de avond van 6 december verslag uit aan de 'kwartiermakers' (Gerbrandy was afwezig: hij was begonnen aan een rondreis door het bevrijde Zuiden) die inmiddels het protest van Gelderblom en Holla hadden ontvangen en hunnerzijds Speyart en Deelen (plaatsvervangend fungerend directeur van politie te Breda) naar Oisterwijk hadden uitgenodigd; die twee waren nog niet gearriveerd toen de vergadering begon.' 'Mochten', zei Kruls, 'de regeringsrichtlijnen worden doorgevoerd, dan worden in bevrijd Nederland ernstige spanningen opgeroepen.' Hij zei hoe de Centrale Opsporingsraad zou zijn samengesteld en wees er op dat de politie nog niet voldoende was gezuiverd. Dat laatste betwistte van Heuven Goedhart die toevoegde, 'niet bereid (te zijn), de verantwoordelijkheid te dragen voor een voortduren der Wild-West-toestanden in bevrijd gebied.' Van den Broek vond het protest van Gelderblom en Holla 'uiterst bedenkelijk en een uiting van de wens dezer lieden, de hun tijdelijk verleende macht te continu- . eren'; hij 'zou geen moment in een regering willen zitten die dit aanvaardt.' Burgers opinie was, 'dat deze illegalen zich tot taak stellen het Nederlandse volk te zuiveren, hetgeen in het algemeen volmaakt overbodig is, daar het volk zich in grote meerderheid uitstekend heeft gehouden. Als de kleine actieve groep van de illegaliteit ... niet resoluut wordt weerstaan, ontstaat een warboel.' Kruls herhaalde zijn waarschuwing, er bovendien op wijzend dat hij niet BS'ers wilde inschakelen, die de' Wild-West-toestanden' hadden veroorzaakt, maar prominente illegale werkers die in het bevrijde gebied een groot moreel gezag hadden.

XCZo stonden de ministers en de chef-staf Militair Gezag al als kemphanen tegenover elkaar, toen Speyart en Deelen verschenen. In hun aanwezigheid viel van Heuven Goedhart zo scherp tegen Kruls uit dat zelfs Speyart, die toch heel wat op het beleid van Kruls tegen had, er zich aan ergerde"; van Heuven Goedhart zei namelijk, 'dat generaal Kruls de neiging toont, de illegaliteit te volgen in een mate die niet te rijmen valt met de handhaving van het gezag.' Van den Broek beaamde dat. Er volgde

1 Notulen: dl. V b, p. ]21-22. 2 'Voor mij zelf', zei Speyart aan de Enquête commissie, 'had ik het gevoel, dat de zaak dreigde verkeerd te lopen en dat tenslotte niet voldoende recht werd gedaan aan de moeilijkheden waarvoor de generaal bij zijn omvangrijke taak uiteindelijk stond.' (getuige E. 1. M. H. Speyart van Woerden, a.v., dl. V c, p. 583)

802 [PDF]
DE RICHTLIJNEN VAN 14 DECEMBER'

een lange discussie waarin Kruls niet ophield te betogen dat hij als chef-staf Militair Gezag verantwoordelijk was voor de openbare orde en dat men na de in Eindhoven gehouden, bij uitstek representatieve vergadering niet anders kon doen dan aannemen dat er grote moeilijkheden zouden komen als de ministers de goedbedoelde maar eenvoudig niet toe te passen richtlijnen van 4 december handhaafden.

XCToen iedereen zich moe had gepraat, vond Speyart een gelukkige oplossing: 'Ik vroeg', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'of ik de volgende dag met generaal Kruls mocht praten; wij moesten het tenslotte samen in het bevrijde gebied vinden en wij zouden eens kunnen kijken of wij samen niet zouden kunnen komen tot richtlijnen' (nieuwe richtlijnen) 'waardoor deze zaak opgeknapt werd." Dat werd goedgevonden, met dien verstande dat die nieuwe richtlijnen aan van Heuven Goedhart zouden worden voorgelegd.

XCDe volgende dag, 7 december dus, kwam het stuk binnen dat namens de illegale werkers die aan de Eindhovense vergadering hadden deelgenomen, was ondertekend door Crasborn, van Dijk, Halla, J. W. Quint (hoofd van de Opsporingsdienst van het Militair Gezag in de Mijnstreek) en Voorhoeve. Blijkens dat stuk- waren die illegale werkers 'eenstemmig' van opinie geweest dat 'in principe' alle arrestaties door de politie dienden te geschieden; 'even eenstemmig' hadden zij evenwel gemeend dat de politie in onvoldoende mate was gezuiverd en dat zij bovendien versterkt moest worden; zij hadden tenslotte 'in volstrekte eensgezindheid' de beleidsvoornemens van Kruls toegejuicht.

XCOver de nieuwe richtlijnen werden Kruls en Speyart, die overleg hadden gepleegd met de pas-samengestelde, formeel nog niet eens bestaande Centrale Opsporingsraad, het eens, van Heuven Goedhart keurde ze goed en deze nam ze mee naar Londen waar hij ze op de I Ide besprak met prins Bernhard die zijnerzijds de richtlijnen van 4 december had afgewezen en er de koningin over had ingelicht die er hoogst verbolgen over was geweest.' Met de nieuwe richtlijnen, zo schreef de prins op 14 decem

I A.v. 2 Tekst in van Ojen: p. 946-49. 3 Voor een bespreking met Ger brandy, die inmiddels zijn rondreis door bevrijd gebied beëindigd had en ook naar Londen was teruggekeerd, noteerde de koningin op 9 december: 'Onaanvaardbare houding ministers ten opzichte van B[ernhard) bij behandeling buiten hem om van arrestatie[bevoegdheid) Binn. Strijdkrachten en heel veel meer. Eis excuses en onge daan maken bespreking; overnieuwoverleg met' (bedoeld: 'van') 'B. met Gerbrandy.' (Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen') Gerbrandy verdedigde zich door in een rapport aan de koningin d.d. 16 december (rapport waarop wij nog terugkomen) o.m.

803 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

ber aan Kruls, kon hij zich 'volledig ... verenigen." Zij werden op die 14de definitief vastgesteld en met een lange begeleidende brief van dezelfde datum" door Kruls aan zijn militaire commissarissen toegezonden.

XCUit die stukken bleek dat de Eerste en de Tweede Algemene Lastgeving nu dan toch uitgebreid waren op punten die Borghouts al in zijn Instructie van eind september had opgenomen: óók alle leden van 'mantelorganisaties van de NSB' moesten geïnterneerd worden, óók alle Rijksduitsers, behalve diegenen die zich aan de zijde van het Nederlandse volk hadden geschaard. Voorts moest internering of meldingsplicht opgelegd worden aan allen die anderszins 'geestelijke relaties met de vijand' hadden onderhouden, bijvoorbeeld aan aannemers die veel persoonlijke omgang met Duitsers hadden gehad. De uiteindelijke zeggenschap op arrestatiegebied kwam bij het Militair Gezag te liggen (niet dus bij de procureur-generaal), arrestaties zouden geschieden 'door de politie of door de door het Militair Gezag daartoe aan te wijzen organen of personen'; de politie zou worden uitgebreid met een uit illegale werkers bestaande 'hulppolitie' ; de 'operatioriele' arrestatiebevoegdheid van de Binnenlandse Strijdkrachten (beperkt tot 'gebieden waar gevechtshandelingen verricht worden') werd gehandhaafd; er moest zo spoedig mogelijk door de politie, zulks ter voorlichting van het Militair Gezag, worden nagegaan wie vrijgelaten konden worden, en bij het gehele beleid inzake arrestaties en vrijlatingen zouden de chef-staf Militair Gezag en de militaire commissarissen zich laten adviseren 'door commissies, waarvan de leden geacht kunnen worden het vertrouwen te hebben van de voormalige Z.g. illegale werkers.' Tenslotte werd bepaald dat instanties die gegevens betreffende gearresteerden of alsnog te arresteren personen bezaten, die gegevens aan het Militair Gezag of aan de politie moesten overdragen.

XCEveneens op 14 december deed Kruls de nieuwe stukken aan de prins toekomen en deze gaf op de zoste bevel aan de Binnenlandse Strijdkrachten, zich er nauwkeurig aan te houden, de eigen Opsporingsdiensten op te heffen en de gevormde dossiers vóór 1 januari over te dragen aan het Militair Gezag. 'Zo scheen toen', aldus de Enquêtecommissie, 'het arres

te stellen dat 'de politie door de illegaliteit zelve in bijna alle belangrijke steden voor gezuiverd verklaard is.' (Garbrandy: Rapport aan de koningin, dl. V b, P·362)

XCI Brief, 14 dec. 1944, van prins Bernhard aan Kruls (CSMG, Zeer geheim archief, no. 6). 2 Teksten: Enq;

804 [PDF]
SPEYARTS AFWIJKENDE INSTRUCTIES

tatievraagstuk zijn oplossing gevonden te hebben'! - maar neen, één had al roet in het eten gegooid: Speyart.

XCDe regeling die Kruls samen met hem had opgesteld, was een compromis geweest. Speyart had moeten aanvaarden dat de hoogste zeggenschap duidelijk bij het Militair Gezag werd gelegd; hij had bereikt dat de arrestatiebevoegdheid van de Binnenlandse Strijdkrachten was beperkt en dat de politie weer was ingeschakeld voor belangrijker zaken dan het opstellen van processen-verbaal, maar exclusieve arrestatiebevoegdheid had de politie geenszins gekregen - het Militair Gezag kon die bevoegdheid immers verlenen aan 'door het Militair Gezag daartoe aan te wijzen organen of personen'; Speyart nam daarbij aan dat in feite, al was ook de formele verantwoordelijkheid voor de gang van zaken bij het Militair Gezag komen te liggen, de door het Militair Gezag te vormen adviescommissies van illegale werkers het arrestatiebeleid zouden gaan bepalen. Hij had met Kruls afgesproken dat hij zijnerzijds aan de politie 'de nodige instructies' zou doen toekomen" - instructies welke dan in afschrift aan de militaire commissarissen zouden worden toegezonden. Terecht ook: nu Kruls en Speyart het eens waren geworden, was het wenselijk dat niet alleen de politie de nieuwe richtlijnen kende, maar ook dat de militaire commissarissen precies zouden weten, hoe de instructies luidden die Speyart aan de onder hem ressorterende politie-organen had doen toe komen.

XCSpeyart legde die instructies neer in een lang rondschrijven d.d. 16 december." De strekking van dit stuk was om op het gehele gebied van arrestaties en vrijlatingen de rol van de politie uit te breiden en di~ van de illegaliteit te beperken. Bevelen tot inbewaringstelling konden, bepaalde Speyart, slechts door de politie worden uitgevaardigd; de politie diende er naar te streven dat de dossiers van de gearresteerden niet aan het Militair Gezag maar rechtstreeks aan haar werden overgedragen en achter het onderzoek met betrekking tot personen die wellicht ten onrechte waren gearresteerd, moest de grootst mogelijke spoed worden gezet - de politie moest, 'behalve in zeer dringende gevallen', dat onderzoek laten prevaleren boven het opsporen van verdachte elementen die alsnog gearresteerd moesten worden. Kruls had in de richtlijnen van 14 december bepaald dat beslissingen inzake vrijlating door het Militair Gezag zouden worden genomen, gehoord het advies van de 'commissies waarvan de leden geacht kunnen worden het vertrouwen te hebben van

1 A.V., dl. Va, P.475. 2 A.v., dl. V b, p. 388. 3 A.v., p. 389-91.

805 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

de voormalige z.g. illegale werkers' - Speyart schreef een heel andere regeling voor: die adviezen moesten worden opgesteld door plaatselijke commissies van twee personen: een illegale werker en een ervaren politieman 1; hij bepaalde voorts dat die tweemanscommissies in gevallen waarin nog geen voldoende bewijsmateriaal aanwezig was, in beginsel steeds tot vrijlating zouden moeten adviseren tenzij zij er in zouden slagen, binnen acht dagen dat bewijsmateriaal alsnog te verzamelen.

XCGegeven de gebrekkige verbindingen kwam dat laatste voorschrift van Speyart er op neer dat het Militair Gezag zou worden geadviseerd, talloze personen eenvoudig bij gebrek aan bewijs vrij te laten - notabene: Hitler had op de dag waarop Speyarts instructies uitgingen, het Ardennenoffensief ingezet, hetgeen in eerste instantie in het bevrijde Zuiden de behoefte deed groeien om extra veiligheidsmaatregelen te nemen. Speyarts instructies waren daarmee in strijd, maar de illegaliteit en het Militair Gezag hadden nog veel méér op die instructies tegen: juist doordat Speyart zo uitgebreid de functie van de politie had geschetst, rees bij velen de vraag of hij er zich wel voldoende van bewust was dat aan de zuivering van de korpsen nog veel moest worden gedaan - en niet de illegaliteit kreeg te bepalen, welke politiefunctionarissen bij het arresteren en vrijlaten zouden worden betrokken, maar dat zou de politie zelf doen. Verscheidene militaire commissarissen uitten bezwaren tegen Speyarts instructies, toen zij er de tekst van onder ogen kregen, de militaire commissaris van Noord-Brabant, ridder de van der Schueren, ging het verst: hij deed Speyart schriftelijk weten dat hij de instructies onverenigbaar achtte met de wijze waarop hij het militair gezag wenste uit te oefenen en dat hij alle districts-militaire commissarissen in NoordBrabant had verboden, die instructies te volgen. Dat betekende dat ze in het veruit grootste deel van het bevrijde Zuiden dode letter bleven. Meer nog: het diepe wantrouwen jegens Speyart was versterkt. Opsporingsdiensten van de Binnenlandse Strijdkrachten waren er die niet het risico wilden lopen dat de door hen over te dragen dossiers bij de politie zouden belanden; zij 'deden', aldus Speyart aan de Enquêtecommissie, 'hun dossiers en documenten onderduiken en verklaarden zelfs, ze liever te zullen verbranden dan ze aan de politie uit te leveren."

XCWat werd nu van eind december af, toen de militaire commissarissen de stukken van KruIs d.d. 14 december hadden ontvangen, de feitelijke

1 Dat Speyart hiermee te ver was gegaan, erkende hij toen hij in een rondschrijven d.d. 12 februari '45 (tekst: a.v., p. 396) die tweemanscommissies ophief. 2 Getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, a.v., dl. V c, p. 586.

806 [PDF]
ANIMOSITEIT TEGEN VAN HEUVEN GOEDHART

situatie? Deze, dat niet zonder moeite, per district, veelalook plaatselijk, onder de Centrale Opsporingsraad ressorterende commissies van illegale werkers werden opgericht en dat, eveneens per district en veelalook plaatselijk, Opsporingsdiensten van het Militair Gezag werden gevormd waarvan in veel gevallen functionarissen van de opgeheven Opsporingsdiensten van de BS deel gingen uitmaken - die functionarissen namen dan hun dossiers mee. Zo kwam van het inschakelen van de politie, dat vooral in Noord-Brabant en bij uitstek in Speyarts eigen stad, Den Bosch (wij herinneren aan het lage zuiveringspercentage van de gemeentepolitie aldaar), moeilijk lag, weinig terecht. Er openbaarde zich, zei Speyart tegen de Enquêtecommissie, 'wantrouwen tegen de procureur-generaal, hoofd der politie, die, naar men vreesde, zijn gezagspositie in het politieapparaat zou gebruiken om op grote schaal arrestanten te doen in vrijheid stellen" - ja, en voor dat wantrouwen had, menen wij, Speyart-zelf alle reden gegeven. De tegen hem gerichte animositeit nam van week tot week toe.

XCAnimositeit was in kringen van illegale werkers óók gerezen tegen de ministers-'kwartiermakers' die zich blijkens hun eerste richtlijnen (die van 4 december) zo volledig achter de gehate Speyart hadden geschaard, en tegen geen dier ministers werd die animositeit sterker dan tegen van Heuven Goedhart.

XCMedio december, toen deze weer in Londen was teruggekeerd, werd hem van Amerikaanse zijde gevraagd ofin Nederland gelijke moeilijkheden te verwachten had als die welke zich enkele weken eerder in België hadden voorgedaan. Na overleg met Gerbrandy besloot van Heuven Goedhart toen, aan Anep-Aneta een voor de Amerikaanse pers bestemd interview af te geven waarin de regering duidelijk zou maken dat zij vóór alles de terugkeer wenste tot de normale rechtsstaat. 'Ik heb het reeds eerder gezegd', zo werd de minister in dat interview letterlijk aangehaald,

'en ik geloof dat het niet genoeg kan worden herhaald: een bevrijd land moet de illegale werker als een voortreffelijk lid van de gemeenschap beschouwen,

XCI

807 [PDF]
AR R EST A TIEB ELEID

wiens werk hem aanspraak geeft op raadpleging en inschakeling, doch nooit op het recht om te vergeten, dat in een bevrijd land geen plaats is voor willekeur.'

XC'Er kunnen', zei hij ook nog, 'op den duur geen twee soorten politie zijn: een legale en een illegale, en de illegale werkers kunnen, zodra de politie zelf gezuiverd is, niet het recht opeisen, zelfstandig te mogen handelen en tot daden over te gaan, waarvoor ze geen bevoegdheid hebben verkregen.'

XCIn strijd met van Heuven Goedharts bedoelingen werd zijn interview op 20 december uitgebreid weergegeven in een artikel in het Eindhovens Dagblad dat verscheen onder de titel: 'Het probleem der illegale werkers'.' Het bestuur van de Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Nederland nam hevig aanstoot aan de geciteerde passages: kon men van 'de illegale werkers' zeggen dat zij 'willekeur' nastreefden en dat zij, 'zodra de politie zelf gezuiverd is', het recht opeisten, 'zelfstandig te mogen handelen en tot daden over te gaan, waarvoor ze geen bevoegdheid hebben verkregen'? De georganiseerde illegaliteit had er juist toe bijgedragen dat de moeilijke zaak van het arrestatiebeleid in het goede spoor kwam waarom moest dan de minister van justitie veronderstellingen uiten welke de illegaliteit als geheel in diskrediet brachten? Het protest van de GOIWN, naar Londen overgebracht, had onmiddellijk effect: op 22 december zond van Heuven Goedhart een brief aan het Eindhavens Dagblad", waarin hij de richtlijnen van 14 december 'een hoogst belangrijke bijdrage' noemde tot een terugkeer naar 'de normaliteit' en er zijn vreugde over uitsprak dat er op dat terrein sprake was van 'een volkomen overeenstemmend inzicht' tussen de regering, generaal Kruls en prins Bernhard.

XCAndere bladen in het bevrijde Zuiden hadden aan wat het Eindhouens Dagblad op 20 december had gepubliceerd, veel aandacht besteed maar de drie dagen later verschenen aanvulling werd niet overgenomen en het gevolg was dat talrijke illegale werkers volhardden in hun opvatting dat van Heuven Goedhart hen in de steek had gelaten - de districtsraad van de GOIWN te Breda betichtte hem er eind januari van (de aantijging werd spoedig publiekelijk herroepen) dat hij, samen met procureurgeneraal Speyart, de werkelijk grote collaborateurs de hand boven het hoofd hield; 'Majesteit', aldus de 'noodkreet naar Oranje', welke die districtsraad uitte, 'wilt hier handelen en ingrijpen, zo nodig inconstitu

I Tekst: a.v., dl. V b, p. 400. 2 Tekst: a.v., p. 402.

808 [PDF]
DREIGEMENTEN TEGEN SPEYART

tioneel en desnoods illegaal.'! Toen van Heuven Goedhart medio februari (hij was toen als minister demissionair) in Breda het eerste Tribunaal installeerde, gaf hij in een lange toespraak? uitdrukking aan zijn 'bittere zorgen' over 'de vergiftiging der geesten' welke hij in het bevrijde Zuiden 'overalom ons heen' had waargenomen.

XCDat de op van Heuven Goedhart geuite kritiek koren was op de molen van de koningin wier houding jegens hem in de maand augustus '44 zo drastisch was veranderd, zullen wij in een later hoofdstuk aantonen.

XCInderdaad, in januari '45 was in kringen van de illegaliteit een nogal aggressieve stemming ontstaan tegen het kabinet-Gerbrandy, dat, zo werd in die kringen gemeend (wij komen er in het volgend hoofdstuk op terug), het Militair Gezag in de wielen reed. Er kwam ook iets van verbittering over het feit dat 'de grote collaborateurs' niet werden aangepakt, dat te veel 'oude' gezagsdragers waren gehandhaafd en dat er zo weinig van 'vernieuwing' sprake was; bij de Stoottroepen speelde mee dat zij, gelijk eerder vermeld, tot light infantry battalions werden omgezet, hetgeen zij voelden als aanloop tot een weer opgaan in het 'oude' leger. Veel van die verbittering richtte zich op de man die de Stoottroepen 'de bende van Toon de Soep' had genoemd en die zich, na het in de stukken van I4 december neergelegde accoord, zoveel moeite had gegeven, de 'oude' politie weer naar voren te schuiven. Speyart werd in zekere zin de schuld aangewreven van alles wat naar het oordeel van die illegale kringen in het bevrijde Zuiden, met name in Noord-Brabant, misginger waren er in die kringen aan wie zich de overtuiging opdrong dat de ontwikkeling een geheel andere loop zou nemen als hij maar was uitgeschakeld. Deelen, Speyarts plaatsvervanger in Breda, deed voortdurend zijn best om tussen Speyart en de illegaliteit te bemiddelen, 'en zei als het ware', aldus een van de officieren van de sectie-Politie van de staf Militair Gezag: 'Meneer Speyart van Woerden, schei nu uit, doe dit of dat', 'maar de heer Speyart van Woerden bleef in het algemeen zeggen: 'Mijn bevoegdheden volgens artikel zoveel-en-zoveel handhaaf ik."3 'Ik

1 27 jan. 1945. 2 Tekst: puntenj en 0, gestene. bijl. 81. tuige B. W. van Mourik Broekman. dl. V c, p. 839. 3 Ge

809 [PDF]
ARRESTATlEB ELEID

heb', aldus diezelfde officier, 'vele mensen gehoord die de leuze verkondigden: wij moeten hem opruimen en daar vinden wij wel wat op."

XCEr werd (wij weten niet door wie en ook de Enquêtecommissie is daar niet achter kunnen komen) een plan ontwikkeld om een aanslag op Speyart te plegen. Dat plan kwam op zondagmorgen 21 januari ter kennis van de militaire commissaris van Breda, majoor ir. D. e. e. baron van Boetzelaer, die elke zondagochtend een bespreking over moeilijke aangelegenheden placht te voeren met o.m. mr. Deelen, mr. Felderhof (een van de leden van de Centrale Opsporingsraad), het hoofd van de plaatselijke Opsporingsdienst, en het plaatsvervangend hoofd van deze dienst, e. van der Hooft, een van de voormannen van de Westbrabantse illegaliteit, al genoemd als een van de provinciale Vertrouwensmannen dier illegaliteit. Deelen bracht op die z rste januari een zojuist ontvangen briefje mee van Serraris uit Den Bosch, 'dat', aldus Deelen, 'hierop neerkwam dat nu de maat vol was en er nu, als er van de kant van het Militair Gezag geen maatregelen werden genomen, door de illegaliteit een einde zou worden gemaakt ... aan het optreden van de heer Speyart van Woerden " - Serraris had in Den Bosch namelijk 'geruchten vernomen, waaruit mij bleek', zo lichtte hij de Enquêtecommissie in, 'dat men plannen had om de procureur-generaal eenvoudig op te ruimen.' Waren die plannen ernstig bedoeld? Dat wisten de deelnemers aan die bespreking op zondagochtend niet (Serraris was er van overtuigd) - zij lieten in elk geval na, Speyart te waarschuwen (dat leek ook niet nodig, immers er zou pas iets gebeuren, 'als er van de kant van het Militair Gezag geen maatregelen werden genomen') en Deelen zou volgens Serraris later hebben gezegd: 'Dat briefje van je kwam precies op het juiste ogenblik':' - met andere woorden: de deelnemers aan die zondagochtend-bespreking zagen Speyart al enige tijd als hèt grote struikelblok; voor hen stond nu vast dat, wilde men verder onheil voorkomen, het Militair Gezag maatregelen moest nemen tegen Speyart. Van Boetzelaer spoedde zich in zijn auto maandagmorgen vroeg naar Brussel om de zaak aan Kruls voor te leggen. Kruls besprak haar met enkelen van zijn officieren (in eerste instantie had hij wat van Boetzelaer hem was komen meedelen, 'nogal fantastisch' gevonden") en besloot om samen met van Boetzelaer en Snijders, een van de sous-chefs van zijn staf, naar Londen te vliegen. 'Zij komen', noteerde 's avonds van Lidth,

XCI Av. 2 Getuige F. A. J. Deelen, a.v., p. 749. 1 Getuige W. J. Th. Serraris, a.v., p.8I6. 'A.v., p. 818. 5 Getuige D. C. C. van Boetzelaer, a.v., p. 709.

810 [PDF]
BERAAD IN LONDEN

'met dringende boodschap dat het 'smeult' in het bevrijde gebied onder de illegaliteit over het optreden van de procureur-generaal Speyart van Woerden in Den Bosch Zij vrezen zelfs dat hij zijn leven niet zeker is, indien hij niet verdwijnt Zij voorzien de grootste moeilijkheden, als niet wordt ingegrepen."

XCWat moest gebeuren, was van Lidth duidelijk (het kan zijn dat Kruls die van mening was dat een tijdelijke afwezigheid van Speyart de rust in bevrijd gebied ten goede zou komen, als eerste dat denkbeeld had geopperd): Speyart moest naar Londen worden geroepen; dat bracht van Lidth die dag als 'eis' zijnerzijds aan Gerbrandy over, met een dreigement er bij: 'Binnen 24 uur beslissing en anders onmiddellijke ontheffing uit mijn ambt.'2 Een moeilijke zaak! Speyart ressorteerde namelijk onder van Heuven Goedhart en deze bevond zich niet in Londen maar in Oisterwijk.

XCDinsdagochtend pleegden Kruls, van Boetzelaer en Snijders overleg met de secretaris-generaal van Justitie, van Angeren. 'De stemming bij de ondergrondse beweging tegenover Speyart v.W. is', zo legde deze hun mededelingen vast,

XC'zodanig dat terstond moet worden ingegrepen. De ondergrondse beweging heeft zich, zij het node, neergelegd bij een regeling omtrent arrestaties en politie en door Speyart wordt die regeling niet te goeder trouw uitgevoerd. Sp. moet weg, dit is ook het oordeel van Deelen en andere vooraanstaande personen. Men heeft al gedreigd, Sp. te doen verdwijnen (neerschieten of geheim opbergen). Kruls ziet hierin een latent gevaar voor verdere maatregelen van eigen richting. De regering moet tonen dat zij zich aan goede afspraken houdt."

XCTijdens de lunch om I uur kreeg Gerbrandy in aanwezigheid van van Lidth en van Angeren hetzelfde verhaal te horen van Kruls en van Boetzelaer. Van Angeren was het die toen voorstelde dat men van Heuven Goedhart en Speyart samen. zou vragen naar Londen te komen; dat leek een goed denkbeeld - Gerbrandy ging het 's middags, in gezelschap van Kruls, bespreken met de koningin die het er geheel mee eens was (zij had Speyarts beleid in de zaak-Oss ook al ten scherpste afgekeurd). Een voor van Heuven Goedhart bestemd briefje van Gerbrandy meenemend, vloog Kruls met van Boetzelaer en Snijders op woensdag naar Brussel terug en tegen middernacht las van HeuvenJ.

, Van Lidth: 'Dagboek', zz jan. 1945. 2 A.v. 3 R M. van Angeren: 'Kabinets crisis dec. 1944-febr. 1945', p. 4 (Collectie-]. R M. van Angeren, XII (RvO)).

811 [PDF]
A RR EST A TI EB ELEI 0

Goedhart in Oisterwijk dat 'zeer alarmerende mededelingen' het 'dringend nodig' maakten dat hij 'ten spoedigste'samen met Speyart naar Londen zou komen.' Donderdagavond ontving Speyart die in Vught woonde, een brief van van Heuven Goedhare- die hem, al was 'de hele affaire mysterieus', verzocht zich gereed te maken voor vertrek op vrijdagochtend 26 januari.

XCAan het einde van die ochtend hadden beiden in Brussel een gesprek met KruIs. Deze schonk klare wijn: hij vertelde van de met betrekking tot Speyart geuite dreigementen (een plan dat hij als 'ernstig' opvatte), zei hem dat hij 'niet de verantwoording (kon) dragen voor langer verblijf van de procureur-generaal in het bevrijde gebied, dit te meer omdat het slagen van een zodanig plan zou leiden tot ingrijpen der Geallieerden, die wellicht zelf het gezag in handen zouden nemen'; hij had, zei hij verder, in Engeland de zaak met Gerbrandyen de koningin besproken en dezen waren het er mee eens geweest dat Speyart het bevrijde Zuiden moest verlaten.

XCSpeyarts eerste reactie was: ik keer naar Vught en naar mijn werk terug. Hij rekende op steun van van Heuven Goedhart, maar neen: deze was, aldus Speyart, 'vrijwel zonder strijd geneigd, het standpunt van generaal Kruls te delen"; van Heuven Goedhart was het die zei dat Speyart dan maar twee maanden buiten bevrijd gebied moest blijven. In de auto rijdend naar Ostende (de twee opgeroepenen zouden per boot naar Engeland oversteken), stelde van Heuven Goedhart voor, dat Speyart in die twee maanden een studiereis naar de Verenigde Staten zou ondernemen. 'In feite bestond daaraan de behoefte niet', zei Speyart later, van Heuven Goedhart 'vertrouwde echter dat deze opdracht als een eervolle onderscheiding zou worden beschouwd in het bevrijde gebied en de aandacht van het werkelijke motief zou afleiden." Speyart (hij was diep ontsteld door wat met hem gebeurde) aanvaardde het denkbeeld van de z.g. studiereis.

XCOp zaterdagavond 27 januari arriveerden van Heuven Goedhart en Speyart in Londen. Gerbrandy, nagenoeg gesloopt door de politieke spanningen waaraan hij blootstond (zijn kabinet was sinds vier dagen demissionair), bracht het niet op, hun persoonlijk te vertellen waarom hij hen had laten overkomen - dat moest van Angeren doen, maar dat

I Brief, z.d. (23 jan. 1945) van Gerbrandy aan van Heuven Goedhart, dl. V b, p. 4 Ir. 2 Tekst in het verhoor van getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, a.v., dl. V c, p. 593. 'A.v., p. 594. 4 A.v.

812 [PDF]
SPEYART UIT HET ZUIDEN VERWIJDERD

bleek overbodig: beiden waren door Kruls al ingelicht in Brussel. Maandag schreef van Heuven Goedhart een brief aan de koningin 1, waarin hij het 'een bewijs van zeer juist beleid van generaal Kruls' noemde, 'dat hij het risico van een ernstig incident niet wil aanvaarden', en dinsdagochtend 30 januari keurde het kabinet (Burger maakte daar niet langer deel van uit) de aan Speyart te verlenen studie-opdracht goed. 'Mr. van Heuven Goedhart', schreef die avond van Lidth in zijn dagboek", 'is een zonderlinge klant. Hij zwoer bij Speyart en ik had verwacht, dat hij het 'door dik en dun' voor hem zou opnemen, maar 'niks hoor'; hij liet hem vallen als een baksteen."

XCSpeyart ging zich in Londen op zijn studiereis voorbereiden. Er verscheen in het bevrijde Zuiden een door van Heuven Goedhart opgesteld communiqué van het Militair Gezag in de pers waarin die reis als een van waardering getuigende opdracht werd voorgesteld; afgesproken was voorts dat mr. Deelen medio februari Speyarts functie zou gaan waarnemen.

XCSpeyart, die nagenoeg zonder bagage naar Londen was gegaan, keerde op 3 februari naar zijn woonplaats Vught terug 'met de bedoeling', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'om mij voor de reis te preparereri'", maar in het bevrijde Zuiden 'bleek al spoedig dat zowel in kringen van de rechterlijke macht als van de politie het communiqué geen geloof vond en men er algemeen in zag een wegwerken op eervolle wijze" er werd van verscheidene kanten pressie op Speyart uitgeoefend, niet naar Amerika te gaan; ook zijn zes-en-tachtigjarige moeder vroeg hem te blijven. Speyart besloot daartoe, deed van zijn besluit mededeling aan van Heuven Goedhart en zowaar: deze vond goed dat hij bleef! Maar dat aanvaardde Kruls niet: het Militair Gezag had bekendgemaakt dat Speyart twee maanden zou verdwijnen - gegeven alle deining die er om Speyart was geweest, zou er, meende Kruls, aan de positie van het Militair Gezag grote schade woren toegebracht indien dat niet zou doorgaan. Op 16 februari zei Kruls nog tegen de achterdochtige Speyart (aldus deze) 'dat iedere gedachte aan een verwijdering van blijvende duur hem vreemd was, [maar] dat, indien na verloop van die termijn van twee maanden

1 Tekst: a.v., dl. V b, p. 411. 2 Van Lidth: 'Dagboek', 30 jan. I945. 3 Aan de Enquêtecommissie zei van Heuven Goedhart dat Gerbrandy hem bij aankomst in Londen had gezegd dat hij Speyart diende te ontslaan en dat zou, aldus van Heuven Goedhart, ook het standpunt van de koningin zijn geweest; die ontslagverlening had hij geweigerd.· 4 Getuige E. L. M. H. Speyart van Woerden, dl.· V c, p. 594. 5 A.v.

813 [PDF]
AR RESTATlEBELEID

mocht blijken dat de stemming te mijnen opzichte niet was geapaiseerd, hij zich verplicht zou achten, de regering te verzoeken de termijn van mijn afwezigheid te verlengen." Speyart wees op de gevoelens van zijn oude moeder, Kruls zei, 'dat duizenden jongens die óók moeders hadden, hun leven hadden gegeven voor onze zaak,"

XCBij het onderhoud dat Speyart op vrijdagochtend 26 januari samen met van Heuven Goedhart in Brussel met Kruls had gehad, had Speyart gemeend, zo lichtte Kruls nu van Heuven Goedhart in, 'zijn? positie te kunnen redden door mij voor te stellen, mijn richtlijnen' (die van 14 december) 'zodanig te veranderen dat de politieke recherche-apparaten' (de Opsporingsdiensten) 'niet onder de politie zouden komen te staan' - nu, in het gesprek met Kruls op 16 februari, verklaarde hij, 'dit voorstel niet te hebben gedaan op grond van zijn persoonlijke belangen, doch omdat hij op 26 januari j.l. meende dat de tijd nog niet rijp was dat deze opsporing door de politie gebeurde.'

XCEen hoogst belangrijke mededeling!' Een mededeling ook die begrijpelijk is wanneer Speyart aan de antwoorden die hij van de hoofden van de gemeentelijke politiekorpsen en van de gewestelijke commandant van de marechaussee in het bevrijde Zuiden had ontvangen op zijn eerder gememoreerd rondschrijven van 13 december (het rondschrijven waarin hij had gevraagd, hoe de politiezuiveringscommissies waren samengesteld en in hoeverre zij waren opgeschoten), de conclusie zou hebben verbonden dat, zoals ook uit de door het Militair Gezag verzamelde zuiveringspercentages d.d. 15 januari '45 bleek, de politiezuivering in tal van gemeenten nog in volle gang was.

XCKruIs achtte Speyarts verklaring terzake 'van voldoende betekenis om vast te leggen; het is de erkenning door de hoogste politie-autoriteit in bevrijd gebied', schreef hij aan van Heuven Goedhart, 'dat het door mij destijds te Oisterwijk verdedigde standpunt met betrekking tot de arrestaties door de politie' (Kruls had toen betoogd dat de politie daar buiten moest blijven) 'juist was. Op grond van de langdurige betogen van deze zelfde politie-autoriteit heb ik destijds' (14 december) 'richtlijnen geverantwoordelijke minister correct had weergegeven. Wij houden het er op dat wij

t A.v., p. 597. 2 Kruls, 14 maart 1956. In dl. V a, p. 471, staat 'mijn', maar dit moet kennelijk 'zijn' zijn. 4 een gesprek op IS december '55 heeft Speyart jegens ons ontkend, op 16 februari '45 de door Kruls weergegeven uitlating te hebben gedaan; hij herhaalde die ontkenning in een brief van 5 februari' 56. Kruls zei ons in een gesprek op 14 maart' 56 dat het voor hem geen enkele twijfel leed dat hij wat Speyart in een zo belangrijke aangelegenheid had gezegd, in zijn brief aan de

814 [PDF]
SPEYART NAAR lONDEN

maakt welke afwijken van mijn aanvankelijk standpunt' (in die richtlijnen had immers ook de politie arrestatiebevoegdheid gekregen). 'Ik zal de richtlijnen voor het thans bevrijde gebied handhaven, doch de erkenning door de heer Speyart van Woerden, dat zij op een onjuiste grondslag berusten, is voor mij van groot belang voor de voor het nog te bevrijden gebied aan te nemen houding.' 1 Na zijn gesprek met Kruls op 16 februari keerde Speyart naar Vught terug. Daar blééf hij. Medio maart volgde een brandbrief van Gerbrandy die de portefeuille van justitie van van Heuven Goedhart had overgenomen: nu moest en zou Speyart naar Londen komen en daar de eerste tijd blijven, 'teneinde aan mijn departement', aldus Gerbrandy, 'de voorlopige organisatie der politie in Nederland te bestuderen en voor te bereiden." Begin april vertrok Speyart naar Londen; hij nam er zijn intrek in hetzelfde hotel waarin Gerbrandy woonde: Brown's Hotel,'om', zo vertelde hij ons, 'door mijn aanwezigheid daar Gerbrandy er aan te herinneren dat ik recht had op terugkeer. Reëel werk kreeg ik niet. Ik vond het bitter, er maar rond te lopen en winkels te bekijken."

XCBegin juni keerde Speyart naar Vught terug.

XCInmiddels had Deelen die medio februari als waarnemend procureurgeneraal was gaan fungeren, in de situatie in Noord-Brabant rust geschapen. 'In en rond Den Bosch waren toen voornamelijk', zo deelde hij aan de Enquêtecommissie mee, 'de grote moeilijkheden met de illegaliteit. In één middag heb ik kans gezien, de hele boel te regelen. Toen was het ineens uit met de moeilijkheden en ging de illegaliteit met alles akkoord. Ik heb op geen andere basis met hen gesproken dan op de basis van de brief van de generaal", d.w.z. op basis van de richtlijnen van 14 december welke Speyart had trachten scheef te trekken. De arrestatieregeling voor het nog te bevrijden gebied

XCMet de uitschakeling van Speyart waren niet alle moeilijkheden opgelost. Kruls, begin november '44 door Hoekstra overtuigd, had eigenlijk deJ.8 1

I Brief, 17 febr. 1945, van KruIs aan van Heuven Goedhart dl. V a, p. 471-72). 2 Brief, 16 maart I945, van Gerbrandy aan E. L. M. H. Speyart van Woerden, aange haald in diens verhoor als getuige, a.v., dl. V c, p. 597-98. 3 E. L. M. H. Speyart van Woerden, [5 dec. 1955. 4 Getuige F. A. Deelen, dl. V c, p. 572. 1 Deze raad wordt in de uit die tijd daterende stukken ook wel 'Centrale Adviescom missie' genoemd; terwille van de duidelijkheid zullen wij slechts over 'Centrale Opsporingsraad' schrijven. 1 Tekst: 18 (10 februari 1945), p. 1-2. 2 'Zaken lieden, bijv. aannemers en dergelijke die grote sommen aan de Duitsers verdiend hebben', behoorden daar slechts toe, 'wanneer zij ... bepaald met Duitsers nauwe persoonlijke relaties hebben gehad'; om na te gaan of 'een onnodige levering uit winstbejag' had plaatsgevonden, moest evenwel de hulp van 'juridisch-economische experts' worden ingeroepen 'en daarom ligt', aldus de Toelichting op deze Algemene Lastgeving, 'het uitzoeken van deze doorgaans zeer gecompliceerde gevallen niet op de weg der plaatselijke Opsporingsdiensten. Dit moet even wachten tot zuiver ge rechtelijke opsporingsdiensten zich met deze gevallen kunnen inlaten.' Verscheidene illegale werkers in het Zuiden vonden deze door het Militair Gezag getroffen regeling veel te zachtzinnig. Hun ontevredenheid uitte zich begin april, toen de secretaris van de Kamer van Koophandel in Den Bosch, een andere Bossche ingezetene en twee ingezetenen van Vught door illegale werkers werden ontvoerd en in een kippenhok opgesloten. Zij werden na twee dagen weer vrijgelaten. Met machtiging van Kruls werden geen maatregelen genomen tegen hen die voor de ontvoering verantwoordelijk waren. 'Als grond voor de derrionstratie', zo rapporteerde de militaire commissaris van Den Bosch, 'moet gezocht worden ontevredenheid over het verloop van de bedrijfszuivering. Het wil mij voorkomen dat het tot stand komen van een sluitende regeling op dit stuk dringend gewenst is.' (Mil. camm. Den Bosch: 'Weekrapport XIX' (periode per 6 april 1945) (MG, Staf, Secretariaat, doos 38)) Mr. Holla zei aan de Enquêtecommissie: 'Generaal Kruis had ... dat broeien in de illegaliteit veel beter gepeild dan Oisterwijk' (de ministers-'kwartiermakers') 'of Londen.' Had men de daders 'drastisch aangepakt, zou men zonder meer de lont in het kruitvat hebben gestoken. Dat had een explosie ten gevolge gehad. De KP'ers hadden die kerels waarschijnlijk er weer uit gekraakt en dan was er misschien wel geschoten.' (getuige H. B. S. Holla, dl. V c, p. 85 I)

815 [PDF]
ARREST A TIEB ELEID NIEUWE ARRESTATIE-INSTRUCTIES ARRESTATlEB ELEID

politie geheel buiten de arrestaties willen houden en in die geest begin december ook met de ministers in Oisterwijk gesproken; hij had evenwel, zoals bleek, met Speyart een compromis getroffen, neergelegd in de richtlijnen van 14 december waarbij de arrestatiebevoegdheid opnieuw toegekend was aan de politie maar ook, en voor het eerst, aan 'de door het Militair Gezag daartoe aan te wijzen organen of personen'. Die organen werden de Opsporingsdiensten die onder de Centrale Opsporingsraad 1 kwamen te ressorteren - diensten en een raad die uitsluitend bestonden uit illegale werkers. Men moet hierbij in het oog houden dat ook naar de opvatting van Kruls en die van de officieren van de sectieJuridische Zaken en de sectie-Politie van zijn staf zo spoedig mogelijk een situatie moest worden bereikt waarbij alleen de politie, gezuiverd en tegelijk aangevuld met illegale werkers, het opsporings- en arrestatiewerk zou uitvoeren - de moeilijkheid waarvoor het Militair Gezag stond was, hoe het, zonder grote spanningen te veroorzaken, diende op te treden in de periode waarin die politie nog niet was gezuiverd en aangevuld. Dat was een groot probleem gebleken in het bevrijde Zuiden, maar te voorzien viel dat het een door zijn aard even groot en door zijn omvang nog veel groter probleem zou worden in het alsnog te bevrijden deel van Nederland. Kruls en zijn officieren beseften ten volle dat duidelijke aanwijzingen wenselijk waren: bereikt moest worden dat de arrestaties op ordelijke wijze zouden geschieden en dat geen onschuldigen zouden worden gearresteerd. De verantwoordelijkheid voor dat alles kon men niet aan de politie toevertrouwen en wenselijk was dat prins Bernhard óók geen verantwoordelijkheid zou dragen - deze moest duidelijk komen te liggen bij het orgaan dat voor de handhaving van rust en orde verantwoordelijk was: het Militair Gezag; het formeel in arrest stellen van alle 'foute' elementen diende dus steeds een daad van het Militair Gezag te zijn en het verdere onderzoek alsmede het doen van voorstellen tot aanvullende arrestaties, c.q. van vrijlatingen, moest geschieden door tot het Militair Gezag behorende Opsporingsdiensten. Uiteraard werd beseft dat het in elk van de districten van het Militair Gezag na de bevrijding enige tijd zou duren voordat die Opsporingsdiensten waren georganiseerd - maar juist in die tijd moesten de 'foute' elementen worden ingerekend!

816 [PDF]

Wat het bevrijde Zuiden betrof, beperkte Kruls eind januari de 'operationele' arrestatiebevoegdheid van de Binnenlandse Strijdkrachten tot een zone van 5 km achter het front; hij gaf tegelijk conform een van de Centrale Opsporingsraad ontvangen advies aan, welke kategorieën gedetineerden vrijgelaten moesten worden (daarop komen wij nog terug). Op 10 februari combineerde hij voorts de Eerste en de Tweede Algemene Lastgeving van het Militair Gezag tot één' Algemene Lastgeving' I, waarin de kategorieën der op te pakken 'foute' elementen opnieuw werden aangegeven 2, maar waarin een duidelijker onderscheid werd gemaakt tussen diegenen die geïnterneerd moesten worden en diegenen aan wie slechts huisarrest of een gedwongen verblijfplaats moest worden opgelegd. Die 'Algemene Lastgeving' was ook voor het alsnog te bevrijden deel van Nederland bestemd. Hoe de zaak daar verder zou worden geregeld, werd door de officieren van Kruls gedetailleerd besproken met officieren van prins Bernhards staf - dat laatste was al daarom wenselijk omdat vóór de vorming van de Opsporingsdiensten het aanhouden en opbrengen van politieke delinquenten de taak zou zijn van 'arrestatie

817 [PDF]

ploegen' (beter eigenlijk: aanhoudingsploegen) van de Binnenlandse Strijdkrachten. Die ploegen moesten precies hun taak kennen. De beschrijving daarvan vulde een aanzienlijk deel van een boekwerkje dat het Militair Gezag in grote oplaag liet drukken: een Algemene Instructie voor de Binnenlandse Strijdkrachten. In die Algemene Instructie bevond zich onder de bijlagen een bevel van de prins d.d. 17 februari waarin hij 'de Commandant der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten in te bevrijden gebied' (kolonel Koot) opdroeg, de nodige arrestatieploegen te vormen die de opdrachten van het Militair Gezag zouden gaan uitvoeren - 'ik verbied hun uitdrukkelijk', schreef de prins, 'bedoelde aanhoudingen in mijn naam te verrichten."

XCWat de 'arrestatieregeling' betrof, onderscheidde de Algemene Instructie vier fasen, 'waarbij in de eerste twee fasen de politie als apparaat is uitgeschakeld en in de eerste plaats de illegaliteit bij de uitvoering wordt betrokken.' In de eerste fase, 'tijdens en onmiddellijk na de bevrijding', zouden de arrestatieploegen van de BS, waarin 'goede' politie-ambtenaren opgenomen konden worden, alle 'foute' elementen aanhouden, zonder 'excessen'; onderzoek en huiszoeking zouden slechts door politie-ambtenaren mogen geschieden en alleen dezen zouden 'bewijsmateriaal' in beslag mogen nemen; alle aangehoudenen zouden door de BS voorlopig vastgehouden worden 'in daarvoor geschikte gebouwen (scholen, fabrieken enz.)' en zij zouden naar die gebouwen 'zo mogelijk' de nodige kleding en huishoudelijke artikelen moeten meenemen en o.m. 'rantsoenen voor 48 uur'; in die eerste fase zouden voorts provinciale Opsporingsdiensten gevormd worden. Waren die er eenmaal, dan begon de 'tweede fase' waarin de Opsporingsdiensten arrestatiebevoegdheid zouden hebben maar zij zouden die bevoegdheid kunnen overdragen aan 'voor medewerking aan de arrestaties geschikt bevonden politiepersoneel'; in die tweede fase zouden voorts politie-ambtenaren een begin maken met de formele inbewaringstellingen. Was dan in die tweede fase de politie in een bepaald rayon van een Opsporingsdienst 'voldoende gezuiverd', dan begon in dat rayon de derde fase: de politie zou gaan

1 Toen van Heuven Goedhart, niet langer minister, in maart '45 in het had gelezen dat in Nederland benoorden de rivieren louter door de Binnenlandse Strijdkrachten zou worden gearresteerd, schreef hij Gerbrandy: 'Blijkbaar heeft men uit de ervaring in het Zuiden niets geleerd. In het Noorden geschieden straks dus alle arrestaties 'in naam van Oranje'. Gij stelle u eens voor wat het zeggen wil, wanneer de communistische knokploegen in Amsterdam en Rotter dam wettelijke arrestatiebevoegdheden bezitten!' (van Heuven Goedhart: Nota, maart 1945, aan Gerbrandy, dl. V b, p. 416)

818 [PDF]
NIEUWE ARRESTATIE-INSTRUCTIES

optreden 'als het normale hulpapparaat van het Militair Gezag', maar kwam die politie krachten te kort, dan zouden de arrestatieploegen van de BS ingeschakeld kunnen blijven; in die derde fase zou voorts de politie 'de voorlopige vasthouding der aangehoudenen en in bewaring gestelden' overnemen van de BS; de politie zou dan ook versterkt worden met illegale werkers. Was de 'reorganisatie der politie' voltooid, dan brak de vierde fase aan: de Opsporingsdiensten zouden aan de politie worden toegevoegd en de BS' ers zouden met het arresteren en vasthouden van 'foute' elementen niets meer te maken hebben, zij het dat zij bevoegd zouden blijven, personen op te pakken, 'die de krijgsverrichtingen in gevaar brengen of van wie op grond van hun uitlatingen en gedragingen vermoed wordt, dat zij de krijgsverrichtingen zullen bemoeilijken, belemmeren of schaden (bijv. spionnen, saboteurs enz.)' die personen, alsmede vijandelijke militairen, moesten de BS 'ers overdragen aan de Geallieerde security-instanties.

XCMen ziet: die Algemene Instructie (hoe zij is uitgevoerd, komt pas in deel 12 aan de orde) was gericht op een geleidelijke overgang. Steeds onder duidelijke en uitsluitende verantwoordelijkheid van het Militair Gezag zouden arrestatieploegen van de BS beginnen op te treden maar zodra de politie in voldoende mate was gezuiverd en aangevuld, zou de politie het arresteren en in bewaring houden van 'foute' elementen (minus de 'operationele' gevallen) overnemen en zou de BS uit het beeld verdwijnen. Wat de illegale werkers betrof: zij zouden in een vroeg stadium bij het arrestatiebeleid worden betrokken, maar ook de Opsporingsdiensten waarvan zij deel zouden uitmaken, zouden tenslotte overgaan naar de politie.

XCEr was in die Algemene Instructie niet langer sprake van een Centrale Opsporingsraad waaronder de Opsporingsdiensten van het Militair Gezag ressorteerden, wèl van een Centrale Adviescommissie, bestaande uit vooraanstaande illegale werkers. Die commissie kon de chef-staf Militair Gezag adviseren ten aanzien van het werk der Opsporingsdiensten en zij kon hem personen voorstellen die tot hoofdinspecteur en inspecteurs der Opsporingsdiensten zouden worden benoemd - benoemd door Kruls, Dit alles hield een ingrijpende wijziging in van de structuur die in de maanden januari, februari en maart '45 in het bevrijde Zuiden was opgebouwd: toen hadden namelijk de Opsporingsdiensten onder de Centrale Opsporingsraad geressorteerd, hetgeen in de praktijk betekende dat die Centrale Opsporingsraad, een orgaan van de illegaliteit, het arrestatiebeleid bepaalde. Alle militaire commissarissen in het Zuiden waren tegen die constructie bezwaar gaan maken: zij waren verantwoor8 1

819 [PDF]
ARR ESTA TIEBELEI D

delijk voor de handhaving van orde en rust en dan was, meenden zij, daarmee onverenigbaar dat in hun ressort een Opsporingsdienst werkte die zijn directieven ontving van een rechtstreeks onder Kruls geplaatst college. Kruls had begin april '45 de Centrale Opsporingsraad als het ware gedevalueerd tot Centrale Adviescommissie - het was hem te staan gekomen op een fel protest van de GOIWN, en twee van de drie leden van de Centrale Opsporingsraad in zijn laatste samenstelling, onder hen de vroegere adviseurs pater Bleijs en ds. de Kluis, hadden ontslag genomen - ook Hoekstra die in het Zuiden hoofdinspecteur van die raad was geworden, had zijn functie neergelegd; hij had zijn uiterste best gedaan om tussen het Militair Gezag en de GOIWN te bemiddelen en had het daarbij bij beide partijen verkorven, 'er was', zei hij aan de Enquêtecommissie, 'geen enkele partij, die tevreden was over de lijn die ik volgde ... Ik was een tijdje het zwarte schaap."

XCMen ziet: generaal Kruls heeft er veel moeite aan moeten besteden om in het bevrijde Zuiden ten aanzien van het arrestatiebeleid een duidelijke koers uit te stippelen en daarmee tussen alle klippen door te zeilen. Intussen vormt dat beleid slechts één aspect van het gebeuren. Er is nog een tweede: wat gebeurde er eigenlijk met de arrestanten?

Het lot der gedetineerden

XC

XCUit de gegevens welke wij in hoofdstuk 8 opnamen, bleek reeds dat in de eerst bevrijde streken van het Zuiden het oppakken van werkelijke of vermeende 'foute' elementen gepaard ging met bespottingen en mishandelingen en dat in veel gevallen maar raak werd gearresteerd. In Hulst (Oost Zeeuws-Vlaanderen) speelden 'burenruzies, familieveten en zakenjaloezie' een rol, in Eindhoven werden in eerste instantie ook 'lui van de luchtbescherming' opgepikt, 'die wel eens proces-verbaal hebben opgemaakt wegens uitstralend licht' - geen enkele reden is er, dunkt ons, om aan te nemen dat dit soort verschijnselen tot Hulst en Eindhoven beperkt is gebleven. Over het algemeen ontbraken de documentaire gegevens die een solide grondslag voor de arrestaties hadden kunnen bieden. Wel had een illegale groep eind' 43 of begin '44 uit het archief van de NSB'er die door de bezetter tot procureur-generaal in Den Bosch was benoemd, een lijst kunnen overschrijven met de namen van de ca.

XC1 Getuige J. Hoekstra, Enq., dl. V c, p. 556.

820 [PDF]
AANTAL GEDETINEERDEN

tienduizend NSB'ers in de provincies Limburg en Noord-Brabant, maar het is de vraag of die gegevens tijdig zijn verspreid en bovendien moesten niet alleen NSB'ers worden opgepakt.'

XCHoeveel personen in totaal in het bevrijde Zuiden zijn gearresteerd en geïnterneerd, weten wij niet met zekerheid. Kruls had in zijn Eerste Algemene Lastgeving nauwkeurige aanwijzingen gegeven: er moesten processen-verbaal in zesvoud worden opgemaakt en daarvan moest één exemplaar ten spoedigste aan de sectie-Juridische Zaken van de staf MG worden toegezonden - de bedoeling was dat die staf een registratie zou bijhouden van alle gearresteerden en van de plaatsen waar zij zich bevonden. Van die opzet kwam vrijwel niets terecht: voorzover er al processen-verbaal werden opgemaakt, werden er niet of nauwelijks kopieën naar Brussel gestuurd, naamlijsten van gearresteerden werden ook maar weinig opgezonden en omtrent de kampen waar zij zich bevonden, ontbraken vaak alle gegevens. Ook het eindverslag van het Militair Gezag laat ons in de steek: het vermeldt terzake slechts dat zich in de winter '44-'45 in de 'kleirie kampen' die in het bevrijde Zuiden waren ingericht, ca. vijftienduizend gedetineerden bevonden" - er zijn, naar wij schatten, in het Zuiden in totaal minstens twintigduizend gedetineerden geweest (daarbij rekenen wij diegenen die zeer spoedig werden vrijgelaten, niet eens mee).

XCHet ontbreken van nadere gegevens in het eindverslag van het Militair Gezag wijst er op dat die organisatie zelf geen overzicht had van de situatie; inderdaad, eind november, toen het totaal aantal gedetineerden vermoedelijk al niet ver van de twintigduizend was verwijderd, waren in de registratie van de sectie-Juridische Zaken nog slechts de namen van ruim zeven-en-dertighonderd gedetineerden opgenomen: alle ruim

1 In Maastricht wist men bij de bevrijding een deel van de archieven van de NSB en stukken van de 'SD' te vinden doch dat soort gegevens ontbrak vrijweloveral elders. In december '44 vond men in het bevrijde Zuiden (wij weten niet waar) de kartotheek met de namen en adressen van ca. honderdtwintigduizend Nederlanders die in '43 bij de bezetter een verzoek hadden ingediend, hun radiotoestel te mogen behouden; op de kaarten stonden telkens de gegevens inzake het lidmaatschap van 'foute' organisa ties vermeld. Het duurde enkele maanden voordat men al dit materiaal had overgetypt en met de distributie kon beginnen. Veel andere belangrijke stukken vond de sectie Politie van de staf Militair Gezag niet - van belang was daarbij dat de Geallieerde en de er zeer op gebrand waren, de hand te leggen op 'vijandelijke' archieven; zij waren meestal eerder ter plaatse dan het Militair Gezag en zij hadden de neiging om vast te houden wat zij gevonden hadden. 2 p. 265.

821 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

achttienhonderd gedetineerden uit Nijmegen, ruim achthonderd uit Maastricht (daar had men in oktober al meer dan twaalfhonderd personen in detentie), bijna tweehonderd uit Eindhoven (daar waren in werkelijkheid bijna tweeduizend gedetineerden) en ca. negenhonderd uit alle overige plaatsen in het bevrij de Zuiden 1 alleen Nij megen had dus voor tijdige toezending zorggedragen. De weergegeven cijfers betekenen dat de staf Militair Gezag eind november van vier van de vijf gearresteerde personen niet wist, hoe zij heetten en waar zij zaten, laat staan waarom zij waren opgepakt. Eén ding stond toen voor die staf wel vast, nl. dat vele personen ten onrechte van hun vrijheid waren beroofd; wij gaven reeds weer dat Kruis-zelf bij een bezoek aan het bewaringskamp te Reusel (Noord-Brabant) de indruk had gekregen dat 40% van de daar gedetineerden (zij waren uit Nijmegen afkomstig - daarop komen wij nog terug) zonder enige grond was opgepakt. Het kan zijn dat dat percentage te hoog is opgegeven", maar dat personen ten onrechte waren gearresteerd, was een feit. Bij dat laatste tekenen wij overigens aan dat de impuls, zoveel mogelijk personen te arresteren, veelal van de Geallieerden uitging, met name in de eerste, nogal nerveuze weken waarin de Geallieerde strijdkrachten in het Zuiden doordrongen. 'Door de Amerikanen werd', aldus ir. Wijffels over Zuid-Limburg, 'praktisch iedereen gearresteerd en vastgezet die werd aangegeven' (d.w.z.: praktisch iedereen lieten zij arresteren en vastzetten) 'met de eenvoudige motivering: 'Zoeken jullie dat later maar uit. Wij kunnen beter honderd mensen onverdiend vastzetten dan één, die het wel verdient, laten loslopen!"3 Toen men eind september in Axel (Oost Zeeuws-Vlaanderen) traag was met het oppakken van 'foute' elementen, kreeg men van een officier van de Poolse divisie die dit gebied had bevrijd, te horen dat men haast moest maken, 'anders doen wij het en het zal hardhandig geschieden!"

XCWelke instructies gingen van Kruis uit ten aanzien van de vrijlatingen?

XCOp 18 oktober '44 gelastte hij in een apart rondschrijven" alle militaire commissarissen, personen die in afwijking van zijn Eerste en Tweede Algemene Lastgeving waren opgepakt, 'terstond' in vrijheid te stellen; hij verbood 'nadrukkelijk', vrouwen en kinderen in bewaring te nemen, tenzij zij door individuele daden daarvoor in aanmerking kwamen.

I CSMG: 'Rapport per 1 december 1944', dl. V b, p. ]28. 2 Het is mogelijk dat Kruis bij het weergeven van dat cijfer is uitgegaan van de (te beperkte) kategorieën welke hij in zijn Eerste en Tweede Algemene Lastgeving had opgesomd. Getuige F. C. M. Wijffels, dl. V c, p. 669. 4 p. 62. 5 Tekst: dl. Vb, p. 418.

822 [PDF]
VRIJLATINGEN

'Indien', schreef hij verder, 'door de arrestatie van een kostwinner een gezin onverzorgd achterblijft, dient er voor gezorgd te worden dat in hun ondersteuning wordt voorzien, terwijl, indien kinderen onverzorgd zouden achterblijven, maatregelen moeten worden genomen teneinde te verzekeren dat zij elders verzorgd worden.' Wat de vrijlatingen betreft, had, nemen wij aan, de instructie van 18 oktober maar een heel beperkt effect. In deze fase had niet het Militair Gezag de gedetineerden in handen, maar de BS; de militaire commissarissen moesten dus met BS' ers contact opnemen - nu, die stelden zich op het standpunt dat zij met het Militair Gezag niets te maken hadden en dat zij zich wilden houden aan de ruime kategorieën welke Borghouts in zijn uit eind september daterende Instructie had opgesomd. Begin januari '45 (de georganiseerde illegaliteit had nu in feite zeggenschap gekregen ten aanzien van het arrestatiebeleid) gaf de Centrale Opsporingsraad aan Kruls het advies om zes kategorieën van Z.g.lichte gevallen vrij te laten, o.m. NSB'ers die zich tijdig 'principieel' hadden .bekeerd, 'brood-NSB'ers' (zij die 'alleen zijn toegetreden onder pressie van hun werkgever ... en overigens ... zich in hun levenspraktijk als goede vaderlanders hebben gedragen') en jongeren die zich louter onder druk van hun ouders bij de NSB hadden aangesloten. Kruls nam dat advies woordelijk over - zijn desbetreffende instructie ging eind januari uit.' Het opvolgen van die instructie was verre van eenvoudig, immers: nu moest er geval voor geval een nader onderzoek worden ingesteld (men kon natuurlijk niet op de verklaringen van de betrokkenen alléén afgaan) en dat nadere onderzoek werd bemoeilijkt door de beperkte vervoersmogelijkheden. Een officier van de sectie-Juridische Zaken van de staf MG ging, gebruikmakend van een van de schaarse bruikbare auto's waarover de staf in die tijd beschikte, in de tweede week van maart op onderzoek uit; hij bezocht de militaire commissariaten Goes, Middelburg, Breda, Vught, Eindhoven en Maastricht en kreeg betreffende Nijmegen, dat hij 'door transportmoeilijkheden' niet kon bezoeken, gegevens van Prick die hij in Eindhoven kon spreken. In Goes waren driehonderd personen gedetineerd (en was aan ca. honderdtachtig personen, onder wie ca. honderdvijftig vrouwen van NSB'ers, huisarrest opgelegd) en waren niet veel meer dan tien vrijgelaten. Middelburg had ca. driehonderdvijftig gedetineerden, er was er niet een vrijgelaten. Breda telde

XCI Tekst: a.v., p.

823 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

tegenover ca. vijfhonderd gedetineerden vijftien vrijgelatenen. Den Bosch: tweehonderd gedetineerden ter plaatse", geen hunner was vrijgelaten. In Maastricht waren alle 'Iichte gevallen' afgehandeld, hetgeen, op een totaal aantal arrestanten van ca. veertienhonderd, tot vierhonderd vrijlatingen had geleid.' In het militair commissariaat-Nijmegen tenslotte had men van alle arrestanten proces-verbaalopgemaakt en waren diegenen, 'die geoordeeld werden niet onder de richtlijnen te vallen', vrijgelaten (cijfers ontbreken).' Men ziet: hier en daar was gehandeld conform de instructies van de chef-staf Militair Gezag en waren althans de 'Iichte gevallen' vrijgelaten (plaatselijk vermoedelijk meer dan men uit de cijfers zou afleiden) maar elders zat men pas midden in de voorbereidingen. Dat betekende dat in maart '45 nog talloze personen waren gedetineerd, voor wier detentie onvoldoende grond bestond - detentie bovendien onder in het algemeen uiterst moeilijke omstandigheden.

XCIn een verordening welke hij op 12 september '44 tegelijk met zijn Eerste Algemene Lastgeving deed verschijnen, maakte Kruls onderscheid tussen 'bewaringskampen' en 'verblijfskamperi' - verblijfskampen waren, zou men kunnen zeggen, bestemd voor de 'Iichte gevallen', bewaringskampen voor alle overige gedetineerden. In de praktijk kwamen in het8 2

1 Er waren er meer opgepakt, maar die zaten in Vught. 2 In het rapport dat wij gebruiken, staat 1400 in plaats van 400; wij houden dat voor een tikfout. Wij zijn er overigens niet zeker van dat het Maastrichtse gegeven betrouwbaar is. Uit een rapport dat een der Maastrichtse pastoors, Jas Steegmans, eind februari '45 aan het Militair Gezag had voorgelegd, citeren wij: 'Verreweg het grootste aantal van de geïnterneer den zijn eenvoudige arbeiders, kleine boeren en zelfs paupers. Voor dezen is het heel moeilijk een verweerschrift op te stellen Alleen de handigen kunnen van (dat) privilege ... profiteren. Daarenboven zorgen dezen ook wel dat van buiten het kamp verweerschriften, en zelfs door deskundigen gemaakt, worden ingediend. De velen echter, die absoluut geen contact met de buitenwereld hebben, vooral degenen die meer dan 6 km van Maastricht verwijderd wonen, staan hier vrijwel machteloos. Van al degenen die tot het district Geleen behoren en in Maastricht zijn opgeborgen, en dat zijn ongeveer honderdveertig mensen, is na vijf maanden nog niemand verhoord of vrijgelaten.' (Jas Steegmans: Rapport, 26 febr. 1945, over het bewaringskamp aan de Grote Looiersstraat te Maastricht, p. 3 (MG, Geheim archief, no. 217)) 3 Wnd. hoofd Subsectie II E: 'Verslag dienstreis ... van 6 maart t.e.m. II maart 1945' (12 maart 1945) (MG, Staf, Sectie II, doos 38, no. 1216).

824 [PDF]
DE BEWAKERS DER GEDETINEERDEN

bevrijde Zuiden de verblijfskampen te vervallen; werd iemand een vaste verblijfplaats aangewezen, dan werd hem of haar in de regel huisarrest opgelegd of werd bepaald dat hij of zij zich elke dag of elke week bij de autoriteiten moest komen melden, 'verblijfskampen' werden (voorzover ons bekend) niet ingericht.

XCDit was slechts één punt waarop de werkelijkheid ging afwijken van de in Londen gemaakte regeling, maar er waren er meer. Alle kampen waren gedacht als kampen van het Militair Gezag, het MG evenwel werd voor voldongen feiten geplaatst in zoverre dat, wanneer de eerste officieren van het Militair Gezag in een bepaalde plaats verschenen, massale arrestaties daar al hadden plaatsgevonden of in volle gang waren arrestaties door 'het verzet': hier door de OD, daar door andere illegale organisaties. Na enige tijd gingen deze alle op in de Binnenlandse Strijdkrachten waar, gelijk eerder vermeld, ruim tienduizend personen in de Bewakingstroepen terechtkwamen, goeddeels mannen die tevoren niets of weinig met het illegale werk van doen hadden gehad. Meestal waren het die Bewakingstroepen welke zich met de zorg voor de gedetineerden moesten belasten.

XCMet de beste wil van de wereld zou die taak in de gegeven omstandigheden moeilijk zijn geweest: bijna alle grote gebouwen welke zich leenden voor het onderbrengen van grote aantallen mensen, waren gevorderd door de Geallieerde strijdkrachten, voedsel was er ook voor de gewone burgerij in de eerste maanden maar weinig, brandstof ontbrak geheel, de meest simpele dingen die men nodig had om bewaringskampen behoorlijk in te richten, ontbraken in bevrijd gebied en goederen welke het Militair Gezag tevoren in Engeland juist met het oog op de inrichting dier kampen had besteld of ging bestellen, konden door het tekort aan scheepsruimte niet naar het Continent worden overgebracht. Evenwel: ook die 'beste wil van de wereld' ontbrak. Jegens allen die met de bezetter hadden geheuld, was zoveel haat gegroeid dat menigeen de behoefte had, hen te vernederen en te kwellen, en dat het veruit de meeste overige mensen geen zier interesseerde hoe de 'landverraders' werden behandeld. Gedetineerdenzorg is een vak dat scholing vergt, maar toen de bewaringskampen in het Zuiden werden ingericht, werd niet naar scholing gevraagd. Zij die er prijs op stelden, juist voor die taak tot de BS toe te treden (en die dan opgenomen werden zonder enig antecedentenonderzoek), waren niet steeds de beste elementen, integendeel: wie de neiging had, eigen wraakgevoelens op weerloze gevangenen af te reageren, of de hoop koesterde, aan de gedetineerdenzorg allerlei persoonlijke

825 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

door de mogelijkheid, een functie te verwerven in een bewaringskamp. Daar vond dan, wat de staf aangaat, dezelfde selectie plaats welke zich in de periode '33-'39 in de Duitse concentratiekampen had voorgedaan: diegenen die de wantoestanden waarmee zij werden geconfronteerd, niet konden verdragen, namen ontslag en wie aan die wantoestanden genoegen beleefden of er in welk opzicht ook van profiteerden, bleven. Talrijke bonafide illegale werkers hadden er spoedig genoeg van.

XCVan dat laatste kunnen wij een naar ons oordeel bij uitstek tekenend voorbeeld geven.

XCMartha van Huessen-Pikaar, een van de koeriersters van Johannes Post, nadien koerierster van de KP-Breda (de lezer herinnert zich wellicht dat zij voor het wapentransport zorgde, toen de KP-Breda zich op Dolle Dinsdag naar Den Bosch begaf om deel te nemen aan een poging tot redding van de gevangenen van het concentratiekamp Vught), stelde zich onmiddellijk na de bevrijding van Breda beschikbaar om belast te worden met de zorg voor de NSB'sters die er in eerste instantie in een deel van de Koninklijke Militaire Academie waren opgesloten. Zij werd daar hoofdbewaakster. 'Die baan' (wij willen de belangrijkste passages uit haar herinneringen aan die periode citeren)

XC'is niets voor mij, want dadelijk krijg ik medelijden met de kinderen vooral, die de vrouwen met zich mee gebracht hebben. Ze zitten allemaal in het stro, want tafels en banken zijn er nog niet. Er liggen paardedekens en dekens uit de gevangenis. Het is een reuzetoer om het zaakje in orde te houden en er is veel verdriet. Wat ben ik dankbaar, dat de oorlog me niet zo heeft afgestompt, dat ik dit niet meer kan voelen en dat mijn menselijk gevoel is gebleven. Telkens komen er een paar BS'ers die, met het geweer over de schouder, steeds meer mensen binnenbrengen; op een morgen zelfs een moeder met een baby in haar arm. Ach, ik had niet kunnen denken, dat dit de bevrijding zou zijn."

XCKorte tijd later werd de Koninklijke Militaire Academie door de Geallieerden gevorderd - het kamp kwam in een schoolcomplex terecht,

XC'drie gebouwen worden bestemd voor slaapzalen. Alles wordt met stro bedekt. Aan de ene kant van de gang zitten de vrouwen en aan de andere kant de mannen.

XCEr zijn heel wat meisjes met een kaal hoofd, maar dezen zijn erg vindingrijk. Ieder die lang haar heeft, moet een plukje afstaan en zo niet vrijwillig, dan onder dwang. Deze plukjes haar worden in een hoofddoek genaaid en je zou heus niet

XC, M. van Huessen-Pikaar: Wij en een volk, p. 90.

826 [PDF]
HET RELAAS VAN MARTHA VAN HUESSEN-PIKAAR

zeggen, dat het niet hun eigen haar is. De luizen worden langzamerhand ontelbaar, want ook al probeer je de mensen met luizen af te zonderen, toch zorgt het stro wel voor verspreiding. Als nu het Witte Kruis met DDT' komt, ga ik er dadelijk op af om alles te laten reinigen. Maar dat gaat [niet] zo makkelijk, want de lichte gevallen weigeren zich te laten behandelen. Pas als ik zelf ga zitten om me met DDT te laten bewerken, komen ze één voor één om ook behandeld te worden .

XC. . . Een bewaker van de mannen, die eerst gezegd heeft alle NSB'ers dood te willen schieten en die in het begin erg bruut optrad, heeft nu verkering met één van onze vrouwelijke delinquenten. En zulke dingen komen wel meer voor!'2

XCEnige tijd later werden de gedetineerde NSB'sters gebruikt om de Geallieerde militairen diverse diensten te bewijzen:

XC'Enkele mannen van de Geallieerden komen bij mij meisjes vragen voor een balavond! Hoewel ik ze aan het verstand probeer te brengen, dat dit gevangenen zijn, willen zij de meisjes toch mee hebben, maar ik geef geen krimp, van mij mag het niet. Ik stuur de mannen naar het politie-apparaat, dat zal hen wel verder helpen. Even later komen ze terug met een brief: de meisjes mogen gaan. Alsof er geen Breda'se meisjes zijn, als ze nu persé dansen willen!

XCEr wordt verordend dat de vrouwen scholen moeten schoonhouden, ze krijgen lekker eten en snoep van de soldaten. Dat is me een geknok om mee te kunnen gaan! Ik moet een lijst aanleggen om ieder een beurt te geven, op een paar vrouwen na, die hier blijven om de boel schoon te houden."

XCOok het scholencomplex was maar een tijdelijk verblijf: de Breda'se gedetineerden zouden naar het concentratiekamp Vught worden overgebracht, maar voordien naar de Breda'se strafgevangenis:

XC'Als ik vraag of ze niet in cellen zullen worden opgesloten, wordt me verzekerd, dat dat niet zal gebeuren. Ik ga zelf mee naar de gevangenis. Daar zie ik dat alle moeders op een rij moeten gaan staan en dat een gevangenbewaakster de namen afroept. Daarna krijst ze alle vrouwen naar boven, naar beneden en weer naar boven. Ik fluister haar in het oor, of ze wat behoorlijker wil doen.

XC'Het zijn allemaal Moffenmeiden!', schreeuwt ze.

XCDan roept er één uit de rij, of ze vergeten is, dat ze nog pas met de Duitsers danste. Nu is de beer los, de directrice moet er bij komen en het blijkt nog waar te zijn ook, hoe is het toch mogelijk. De bewaakster was door middel van een advertentie aangenomen. Nu moeten alle vrouwen weer naar boven en daar

XC, Een poeder dat bij de ontluizing werd gebruikt 2 M. van Huessen-Pikaar: Wij en een volk, p. 92-93. 'A.v.,

827 [PDF]
A RRESTA TIEBELEID

worden ze vier aan vier in een cel gestopt, moeders met baby's zijn er bij. Ik kan mezelf niet meer goedhouden. We weten nog te weinig van hen af, ze zijn allemaal maar zo opgepakt en er moest nog onderzocht worden, wie er schuldig was en wie niet"

XCtoen had Martha van Huessen-Pikaar er genoeg van: zij had geen behoefte aan een functie bij de kampstaf van Vught.

XCEen treffend relaas! Treffend niet alleen vanwege de, dunkt ons, zuivere reacties van de schrijfster maar ook omdat het ligt op het niveau van de onmiddellijke werkelijkheid - een niveau, ver beneden dat van de staf Militair Gezag en van het Londense kabinet. In die hogere regionen heerste veelonwetendheid. Het kabinet was voor zijn inlichtingen afhankelijk van wat de staf MG uit Brussel berichtte en de staf was op zijn beurt in hoofdzaak afhankelijk van wat in de weekrapporten der militaire commissarissen stond - commissarissen die met name in de periode september-december '44 besprongen werden door een veelheid aan urgente, goeddeels niet voorziene problemen en die er dan ook in die tijd nauwelijks aan toe kwamen om Brussel een duidelijk beeld te geven van wat met de gedetineerden geschiedde. Eind december verzocht de sectie-Juridische Zaken van de staf alle militaire commissarissen, 'ten spoedigste' te rapporteren, in welke gemeenten en in welke gebouwen aldaar 'inbewaringgestelden en geïnterneerden' waren opgesloten, alsmede lijsten met de naam, de woonplaats en de geboorteplaats en -daturn van alle gedetineerden in te zenden- - het ontbreken van alle samenvattende gegevens daaromtrent in het eindverslag van het Militair Gezag wettigt het vermoeden dat op dit verzoek in onvoldoende mate is gereageerd.

XCGelijk gezegd: wij hebben geen overzicht van wat er in het bevrijde Zuiden aan bewaringskampen is geweest. Wat wij in het nu volgende aan gegevens zullen vermelden, is onvolledig, maar, naar wij aannemen, wel representatief, want de materiële moeilijkheden, de opvattingen welke de brede massa er jegens de 'landverraders' op nahield, en de

XC1 A.v., p. 99-100. 2 MG, Staf, Sectie II B: Rondschrijven, 23 dec. 1944, aan de militaire commissarissen (MG, Staf, Sectie II, doos 14, no.

828 [PDF]
WANTOESTANDEN IN MAASTRICHT

mogelijkheden om misdragingen gedurende geruime tijd onontdekt voort te zetten, waren in het gehele bevrijde Zuiden dezelfde.

XCOmtrent één kamp in Zeeuws-Vlaanderen (het al eerder vermelde kamp in Sluis) vertelde Speyart aan de Enquêtecommissie, dat er

XC'honderden en honderden mensen in een grote schuur waren ondergebracht. In die schuur had men met strowanden enige afscheidingen gemaakt. Er was geen bord aanwezig en de mensen kregen het warme eten opgediend in sigarenkistjes en na het eten werden de sigarenkistjes even uitgespoeld. In de naden stonk het van verzuurde spijsresten. Zeeuws-Vlaanderen was al vrij lang bevrijd toen ik er kwam, dat wil dus zeggen dat deze mensen reeds weken zo in arrest zaten. Het was eenvoudig walgelijk."

XCMeer is bekend omtrent drie andere detentie-oorden: de afgekeurde kazerne aan de Grote Looiersstraat in Maastricht, het in een lege sigarenfabriek geïmproviseerde 'kamp' in Reusel en het 'oude' concentratiekamp Vught.

XCDe afgekeurde kazerne aan de Grote Looiersstraat dateerde uit het begin van de zeventiende eeuw; het gebouw was volledig uitgewoond, vóór mei '40 was het nog gebruikt als wapenmagazijn. Het werd nu in opdracht van de militaire commissaris als detentie-oord ingericht door ir. J. F. H. M. V. Mentrop, bedrijfsleider van een Maastrichtse fabriek, die als commandant optrad; adjunct-commandant werd een klerk van het Huis van Bewaring die een tijdlang politiek gevangene was geweest in het Duitse concentratiekamp Amersfoort. 'Er was', vertelde ir. Mentrop aan de Enquêtecommissie,

XC'niet veel te organiseren, want er was niets. Wij hebben dus aanvankelijk, zoals altijd te doen gebruikelijk is geweest, de mensen op stro moeten leggen. Er waren geen voorzieningen, er was niets. Er was ook geen voedsel. Dat voedsel was heel moeilijk te krijgen, want de burgerbevolking had bijna ook niets. Dat voedsel moest worden geput uit de militaire voorraden, maar deze wilde men niet geven. Toen is, eigenlijk door toedoen van de Amerikaanse Civil Affairs-Officer in Maastricht toch een hoeveelheid voedsel voor de politieke delinquenten verkregen, waarbij wij nog grote herrie hebben gehad met de bevolking, omdat de politieke delinquenten wèl voedsel kregen en zij bijna niets had.

XCEr moesten ook kribben zijn om van het stro afte komen. Deze kribben hebben wij gekregen door in Heerlen een beddenfabriek of timmerwerkplaats aan het werk te zetten. Wij kregen slaapplaatsen van drie kribben boven elkaar en deze

XC, Getuige E. L. M. H.

829 [PDF]
AR RESTA TIEBELEID

werden gemaakt van hout, dat over de grens werd gehaald. Wij kregen dus kribben en strozakken en stro. Toen wij klaar waren in dat kamp, kwamen de Amerikanen en dezen zeiden: onze jongens in de modder in Duitsland liggen en die verraders op stro? Weg kribben! Toen lagen zij weer op stro."

XCIr. Mentrop erkende dat tegen de gedetineerden 'niet zachtzinnig werd opgetreden'; 'er kwamen klachten in de kranten dat die mensen werden mishandeld'; het was 'dagelijks nodig', 'dat wil zeggen: de eerste weken', de bewakers 'in toom te houden, opdat zij niet tot kloppartijen en andere dingen overgingen. Dit heeft mij', aldus ir. Mentrop, 'heel veel moeilijkheden bezorgd, want toen was ik week. Ik heb niettemin toch kunnen doorzetten en ik heb hierbij de steun van de militaire commissaris gehad."

XCWat ir. Mentrop met dat begrip 'week' bedoelde, is niet duidelijk; vermoedelijk wilde hij aanduiden dat hij aanvankelijk geen sterke behoefte had, de bewakers 'in toom te houden'. Misdragingen hebben zich in elk gevalook na 'de eerste weken' voorgedaan, want de door ir. Mentrop bedoelde 'klachten in de kranten' werden pas in februari '45 gepubliceerd, nl. in de vorm van enkele artikelen van de hand van mr. dr. Charles van Oppen, deken van de orde van advocaten te Maastricht; die publikatie leidde er overigens toe dat ir. Mentrop. die inmiddels in Brussel waarnemend hoofd was geworden van subsectie II D van de staf Militair Gezag, waaronder alle bewaringskampen ressorteerden, zich spoorslags naar Maastricht begaf om daar met militair commissaris mr. Schürmann te overleggen, hoe men de verschijning Van dit soort artikelen kon voorkomen.'

XCWat in werkelijkheid is geschied in de periode waarin ir. Mentrop 'week' was, leert ons een brief d.d. 13 oktober '44 die de Maastrichtse arts H. Speleers in verontwaardiging richtte tot het ter plaatse opgerichte Comité van Illegale Werkers.' Hem hadden 'reeds meermalen klachten bereikt over verregaande brutaliteit bij de behandeling van gevangenen' (gevangenen die aan de openbare weg moesten werken). 'Hier komt zelfs

XC, Getuige J. F. H. M. V. Mentrop, a.v., p. 942. 2 A.v. 3 Internering van van Oppen achtte Schürmann 'rninder gewenst', maar zijn gedachten 'gingen', rapporteerde Mentrop, 'veeleer in de richting dat er van de C[hef] S[taf] M[ilitair] G[ezag] uit een verordening op de persvrijheid uitgevaardigd zou worden, waarbij alle het MG rechtstreeks of zijdelings rakende publikaties van te voren goedgekeurd zouden moeten worden.' U. F. H. M. V. Mentrop. 'Rapport reis naar Heerlen en Maastricht, 6-7 maart 1945' (7 maart 1945) (MG, Staf, Sectie II, doos 38, no. 1216)) Generaal KruIs heeft zich van het uitvaardigen van zodanige verordening onthouden. 4 Exemplaar in Doc 1-300

830 [PDF]
WANTOESTANDEN IN MAASTRICHT

nog bij brutaliteit tegenover toevallige voorbijgangers, wanneer dezen aanmerkingen maken over de manier van optreden van het bewakend personeel.' Nu had deze arts evenwel persoonlijk waargenomen dat met die gevangenen het volgende gebeurde:

XC'Laten raden hoe oud de bewaker is en dan zoveel slagen geven als ze misgeraden hebben.

XCDe bewaker heeft wat bloed aan zijn handen: beveelt een der gevangenen dit af te likken. Als hij dit dan wil doen, wordt hij in zijn gezicht geslagen.

XCDe gevangenen slaan tot zij blijven liggen.

XCDe zoon van S. moest zijn eigen vader slaan.

XCOpsluiten in hondenhok en dan laten blaffen.

XCPieringen opeten, met gezicht in een mesthoop rollen.

XCEen man op de grond laten liggen en anderen op hem laten trappen ... Een schot in de richting van een andere gevangene die een greppel moest dichtgooien. Een klap tegen het hoofd van dezelfde gevangene, zodat deze tegen de berm aanrolde. Een en ander onder toejuichingen van publiek dat de bewaker daartoe stimuleerde en [hem] sigaretten gaf.

XCDit alles doen . voor de ogen van een opgeschoten publiek dat het toejuicht.' Precies een week later, 20 oktober, rapporteerde het hoofd van de subsectie II D, majoor W. P. C. Molenaar, na in Maastricht op inspectie te zijn geweest, dat 'de bewaking' in de Grote Looiersstraat 'goed geregeld' was; zeker, 'enkele zalen' waren 'meer dan overbevolkt', er was 'in den beginne' niet genoeg te eten geweest, er was 'geen gelegenheid tot baden' en er waren 'onvoldoende privaten', maar hij had toch 'de indruk gekregen, dat de gevangenen streng, doch menselijk behandeld worden."

XCDat beeld, stellig te goeder trouw gegeven, had weinig met de werkelijkheid gemeen. Op 26 februari '45, ruim vier maanden dus na Molenaars optimistische rapport (maanden waarin, naar wij aannemen, in het bewaringskamp Grote Looiersstraat wel iets is verbeterd) legde een der Maastrichtse pastoors, Jos Steegmans, aan het Militair Gezag een rapport over het kamp voor (het werd in het 'geheim archief' opgeborgen") dat wij reeds eerder aanhaalden en waaruit wij nu het volgende citeren:

XC'Het gebouw.. nauwelijks een derde van de ruiten zijn heel. Voor het merendeel zijn de vensters dicht met planken, kartons en zelfs met zakkenstof

XCI W. P. C. Molenaar: 'Verslag bezoek Maastricht op 20 okt. 1944' (20 okt. 1944) (MG, Staf, Sectie II, doos 38, no. 1216). 2 Onder no.

831 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

Wc's zijn er niet. In plaats hiervan wordt het tonnenstelsel gebruikt. Deze worden door de gevangenen geledigd in een open beerput ... Deze (is) lek en de faecaliën stromen naar de kelders onder het gebouw, waardoor in het gehele gebouw vooral bij regenweer een verpestende stank verspreid wordt.

XCOverbevolking. De vier vrouwenzalen zijn elk ongeveer 16 m lang, 6 m breed en minder dan 3 m hoog ... Op elk van deze zalen woonden in de eerste drie maanden gemiddeld vijf-en-tachtig vrouwen.

XCWasgelegenheden zijn er alleen in de achterbouw waar de mannen huizen. Hier is namelijk een vuil, vochtig, donker washok met 12 kranen voor 1400 mensen. De vrouwen behelpen zich met enige emmers op hun kamer, welke emmers tevens gebruikt worden voor het wassen van ondergoed en eetgerei.

XCVoeding. De voeding is veel te weinig. De mensen lijden honger ... Bij ontslag blijkt de afname van het lichaamsgewicht tussen 15 en 25 kg te zijn.

XCOver mishandelingen hoort men de volgende verhalen:

XCa. Bewaker A. liet gedurende twee uren op Duitse manier z.g. strafexerceren

XCb. Grammofoondraaien (gebukt met een vinger op de grond rondlopen) ...

XCc. Slagen met geweerkolven en gummistokken komen ook voor ...

XCd. Men laat de mensen door het slijk kruipen of met blote voeten over kiezel lopen.

XCWat bij die mishandelingen het meest grieft, is dat zij worden uitgevoerd door een bewaker die in 1940, ofschoon hij in Maastricht goed werk had, vrijwillig bij zijn baas ontslag nam om zich aan te melden bij de Organisation Todt, bij welke organisatie hij meer kon verdienen.

XCCorruptie komt bij de bewakers zeer veel voor.'

XCVan die corruptie gaf pastoor Steegmans geen voorbeelden, Arnold Meyer daarentegen (de vroegere leider van de fascistische groepering Zwart Front, later Nationaal Front), die na de bevrijding van het Zuiden ruim een half jaar in Vught was gedetineerd, schreef in zijn Pruisische praktijken in herrijzend Nederland met betrekking tot het Maastrichtse detentie-oord:

XC'Als men etenswaren, drank of geld wist te verschaffen, kreeg men een baantje of er werden extra-levensmiddelen gebracht. Verschillende [gedetineerde] fabrikanten, boeren en winkeliers wisten zich daardoor het leven dragelijker te maken. Zo werden dikwijls de bewakers de best geklede en gevoede mensen van de stad. Voor f 25 of meer werd een briefje bezorgd. Voor f 25 of meer werd een pakje boterhammen gebracht."

XCHet kan zijn dat dit te generaliserend is gesteld, maar dat zich verschijnselen van dien aard hebben voorgedaan (Meyer hoorde er de verhalen van), lijkt ons plausibel.

XC1 Arnold Meyer: Pruisische praktijken in herrijzend Nederland (1945), p.

832 [PDF]
HET BEWARINGSKAMP REUSEL

XCHet bewaringskamp in Reusel, gevestigd in een lege sigarenfabriek, werd begin oktober '44 in gebruik genomen. Hier werden eerst achthonderd en vervolgens, drie dagen later, nog eens driehonderd gedetineerden ondergebracht die allen afkomstig waren uit Nijmegen - gegeven de militaire druk die de Duitsers in die tijd in de Betuwe uitoefenden, was het raadzaam geacht, degenen die in Nijmegen en omgeving waren opgepakt, naar een detentie-oord in het zuiden van Noord-Brabant over te brengen. Daar werden, aldus Arnold Meyer', de 'gevangenen uit Nijmegen na een transport van 7 uren' (transport in militaire vrachtauto's, onder scherpe bewaking), 'met de handen op elkaars schouders ... onder vloeken binnengedreven; (zij) moesten zich op commando laten vallen en mochten niet meer opstaan onder bedreiging dat anders op hen zou worden geschoten. Bij de aangehoudenen waren kinderen van vijf, zes jaar, terwijl er ook nog vrouwen bij waren met baby's van enkele weken."'Wij vonden', zo rapporteerde de kampcommandant eind oktober aan generaal Kruls en aan de militaire commissarissen in Nijmegen en Eindhoven,

XC'een gebouw waarin letterlijk niets aanwezig was ... Het enige voedsel waarover wij de eerste dagen beschikten, bestond uit harde scheepsbeschuit, drinken was er helemaal niet. Voor ligging was evenmin gezorgd. Er was geen electriciteit, daardoor ook geen licht en geen water. De toiletten konden niet worden gebruikt. Op medisch gebied was niets aanwezig."

XCIn drie weken tijd had de kampcommandant vervolgens een aantal euvelen weten te verhelpen: met planken uit de sigarenfabriek en met stro had hij slaapplaatsen laten maken; er was electriciteit gekomen zodat de waterpomp weer werkte en de noodlatrines door de wc's vervangen konden worden; in een tweede sigarenfabriek had hij tenslotte een noodhospitaal voor ongeveer honderdvijftig zieken ingericht - wezenlijke verbeteringen waren dat, en men mag niet onderschatten hoeveel moeite het kostte om ze aan te brengen in een periode waarin aan alles

XCI A.v., p. 17. 2 Van Heuven Goedhart vernam van Kruis dat die baby's 'gemakshalve' 'in een paar margarinekistjes' waren meegenomen, 'omdat de ouders geen kans zagen, die kindertjes te verzorgen' (d.w.z..: ze door derden te laten verzorgen). Van Heuven Goedhart was toen, zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'zo bijzonder kwaad geworden dat ik ... een klap op de ministerstafel heb gegeven en heb gezegd: 'Dit is schandelijk en nu wil en zal ik naar bevrijd gebied, want ik neem dit geen moment voor mijn rekening." (getuige van Heuven Goedhart, Enq., dl. V c, p. 261). 'Commandant van het kamp te Reusel: Rapport, 31 okt. 1944 (MG, Staf, Sectie II, doos 14, no.

833 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

gebrek was. Voedsel kreeg de kampcommandant evenwelonvoldoende: er werd in Reusel honger geleden en talrijke geïnterneerden verzwakten in ernstige mate. Vermeld zij tenslotte dat de vrouwen onder hen eind '44 naar het bewaringskamp Vught werden overgebracht.

XCDat het concentratiekamp Vught als bewaringskamp in gebruik werd genomen, lag voor de hand. Wel had de 'SD' na de evacuatie van de gevangenen er alles uit weggehaald wat van waarde was, o.m. de kribben, de ziekenhuisinventaris en keukeninstallaties, alle levensmiddelen en alle meubelen, maar het administratiegebouwen de barakken stonden er nog en de omheining was intact. Het kamp werd door het Canadese Eerste Leger als oorlogsbuit beschouwd '; er werd een grote tankwerkplaats ingericht waarvoor ongeveer de helft van de ruimte nodig was; de andere helft werd bewaringskarnp. Dat bewaringskamp werd evenwel eind november '44 opeens gehalveerd omdat in een groot aantal barakken ca. zevenduizend Duitse burgers werden ondergebracht die geëvacueerd waren uit de gevechtszone rondom Aken; het duurde tot eind maart '45 voordat die Duitsers (zij kregen tot ergernis van elke Nederlander die er weet van had, Canadese legerrantsoenen) weer naar het Rijnland werden teruggebracht. Hun komst had betekend dat men de gedetineerden die toen in Vught zaten opgesloten, in de helft van de oorspronkelijke ruimte had moeten samenpersen. Hoeveel gedetineerden er toen waren, weten wij niet - het waren er in elk geval medio januari '45 bijna vijfduizend en het kan zijn dat dat aantal vóór de bevrijding van heel Nederland nog iets is gestegen. Tot die gedetineerden behoorden begin april '45 ongeveer veertienhonderd vrouwen: 'soldatenmeisjes', zo merkten zij op in een verzoekschrift dat zij in die tijd tot het Militair Gezag richtten,

XC'naast jonge vrouwen die uit idealisme zich aansloten bij een politieke beweging of door bloedverwantschap haar sympathieën aan onze Oostgrens hadden; degelijke huismoeders, zwangere vrouwen en ouden van dagen, ja zelfs enkele vrouwen van vijf-en-zeventig jaar en ouder!" Gezonde, zieke en ook gebrekkige vrouwen"

XC1 De Canadezen zijn er tot januari '46 gebleven. 2 Onder de mannelijke geïnterneerden bevond zich een drie-en-tachtigjarige luitenant-kolonel van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, drager van de Militaire Willemsorde. 'Had men', vraagt Arnold Meyer, 'deze drie-en-tachtigjarige niet bij zijn tachtigjarige vrouw kunnen laten, zij het met huisarrest? ... In vijf maanden was het de overste nog niet gelukt, verschoning en andere noodzakelijke kleding te verkrijgen, maanden had hij een zakdoek tegelijkertijd als handdoek moeten gebruiken.' (Arnold Meyer: Pruisische praktijken in herrijzend Nederland, p. I I) "Verzoekschrift' d.d. 5 april 1945 (MG, Staf, Sectie II, doos. 14, no.

834 [PDF]
WANTOESTANDEN IN HET BEWARINGSKAMP VUGHT

al deze vrouwen werden iets later in aprilovergeplaatst naar een kamp bij Valkenburg. Er was in Vught namelijk wel een goede scheiding tussen het mannenen het vrouwengedeelte, 'maar', zo vertelde ir. Mentrop aan de Enquêtecommissie,

XC'de Canadezen hadden achter het kamp een tankwerkplaats en op een gegeven moment was er een tank klaar en vierden de Canadezen feest, waarbij ze met tank en al dwars door het prikkeldraad midden in het vrouwenkamp terechtkwamen; op de vier hoeken stonden kerels met een brengun en de mensen die probeerden er langs te komen, werden weggeschoten ... ; de kerels waren dronken"

XCKruls had toen gelast dat alle vrouwen uit Vught binnen drie dagen naar elders zouden worden overgebracht.

XCArnold Meyer wilde, wat het bewaringskamp Vught betrof, eerder van 'grillig' dan van 'Pruisisch' optreden spreken ('werkelijk, het 'concentratiekamp' -spelen ligt de Nederlander niet erg'), zij het dat dat 'Pruisisch' optreden ook wel voorkwam, nl. in de vorm van 'appèls, waar, zij het dat dit ... uitzondering was, men de gevangenen een uur en langer in de regen liet staan', van 'strafexercities van vrouwen' en van

XC'het 'n enkele maal 's nachts laten aantreden van de bewoners van een barak, wanneer een fout begaan is en de dader zich niet meldt. Zo werden eens op een nacht alle bewoners (meer dan tweehonderdvijftig man) van een zaal ener barak uit hun bed gehaald en buiten in de vrieskou gezet. Slecht gekleed en slecht gevoed als zij waren, vielen er binnen een kwartier twaalf van hen flauw."

XC'Slecht gekleed en slecht gevoed' - de meeste gevangenen bezaten namelijk alleen de kleding die zij bij binnenkomst aan hadden en deze liet, als bij de meeste Nederlanders, veel te wensen over, en 'het eten in Vught was', aldus weer Meyer,

XC'erbarmelijk slecht en de kwantiteit volkomen onvoldoende ... 's Morgens en 's middags een klein stukje brood met een klein kluitje margarine of dikwijls geen margarine. Het warme avondeten is volkomen onvoldoende: driekwart liter stamppot. In werkelijkheid was het maar zelden iets dat op stamppot lijkt. Het was praktisch altijd drievierde liter slechte soep, steeds gedroogde groenten, voerbieten, aardappelschillen en een gering kwantum aardappelen ... Eetgerei

XC, Getuige J. F. H. M. V. Mentrop. Enq., dl. V c, p. 943. 2 Arnold Meyer: Pruisische praktijken in herrijzend Nederland,

835 [PDF]
ARR EST A TIEBELEID

was er [aanvankelijk] niet voorhanden, zodat op de meest pnrruneve wijze gegeten werd In plaats van vork en lepel gebruikte men houtjes, stukjes glas, strobosjes, tandenborstels of haarkammen ... Bij een onderzoek in januari bleek, gelijk in een rapport d.d. 17 januari 1945 van de binnendienst van het kamp meegedeeld werd, dat van de 4 788 bewoners er 123 I geen borden hadden, 1702 geen drinkbeker, 1220 geen lepel en 1759 geen vork.'!

XCMet hulp van de Canadezen was vóór januari '45 voor houten britsen en dekens gezorgd, maar er waren in het midden van die maand toch nog bijna zevenhonderd gedetineerden 'die', aldus Meyer, 'geen enkele deken hadden en onder een oude matras sliepen ofwel met enkelen zo dicht mogelijk bij elkaar kropen." Er stierven volgens Meyer in die ene maand zestig gedetineerden (het hadden er volgens hem, gezien de' aantallen en leeftijden der gedetineerden, slechts ongeveer tien mogen zijn-) - onder die zestig zijn vermoedelijk veel kinderen geweest, althans: een gedetineerde inspecteur van politie, die in december '44 in Vught werd opgesloten en er in een strafbarak terechtkwam, had daar, zo stelde hij in '49 op schrift, 'uitzicht op het ziekenhuis van het kamp' en zag 'dat bijna dagelijks een lijkkist met of zonder geestelijke begeleiding het ziekenhuis verliet. De meeste lijkkisten waren in het begin die van kinderen Ik heb dagen geteld dat op één dag drie of vier kinderlijkkistjes tegelijk naar de begraafplaats werden gedragen."

XC'De ca. tweehonderd mannelijke politieke delinquenten die als bij uitstek 'zware gevallen' werden beschouwd, werden in Vught overdag in een barak met getraliede ramen opgesloten en's nachts in de cellen van de kampgevangenis, de 'bunker'. Deze gevangenen werden in februari '45 naar een andere barak overgebracht, barak 40 (over wat zich daar na mei '45 heeft afgespeeld, hebben wij in deel I2 meer te schrijven), en bij die gelegenheid werd, om ontvluchtingen te bemoeilijken, dwars over hun hoofd een baan kaalgeknipt en nageschoren 'met (spoedig botgeworden) scheermessen ... waarop in vele gevallen infectie volgde", en moesten zij ook hun kleding afstaan in ruil voor de gestreepte 'Duitse' concentratiekamp-kleding; de eigen kleding werd met 'andere eigendommen verdeeld ... onder verschillende 'heren' van de kampleiding ... Zo herkende ik', aldus deze inspecteur van politie, 'bij een bezoek vanJ. c. J.lijke waarnemingen en ondervindingen' (15 okt. 1949), p.7 (Collectie-dr. H. W. van der Vaart Smit, 4, map Zeeland, Noord-Brabant, Limburg) (RvO). 5 A.v., p.

! A.v., p. 22. 2 A.v., p. 25. 3 A.v. 4 1.: 'Verklaring omtrent zijn persoon

836 [PDF]
WANTOESTANDEN IN HET BEWARINGSKAMP VUGHT

de 'heer' A ... aan barak 40 een door deze gedragen hemd en stropdas als mijn persoonlijk eigendom."

XCAls 'barakhoofd' (in de Duitse tijd heette dat' Blockältester') trad in barak 40 een politiek delinquent op die beweerde, in werkelijkheid communist te zijn geweest. Door deze man werden medegevangenen die zich misdroegen, in opdracht van een van de officieren van de kampleiding 'bijna dagelijks' mishandeld 'middels een met lood verzwaarde aluminium buis of een met koperdraad omvlochten gevulde rubberslang'; hij liet ook wel gedetineerden 'door andere gedetineerden afrossen en mishandelen 'met de heilige geest'; zo werd dit afrossen genoemd.'2

XCDe ontberingen, vernederingen en mishandelingen alsmede, niet te vergeten, de onzekerheid ('er zaten', schrijft Meyer, 'mensen zeven, acht maanden vast die nog geen enkel bericht van thuis hebben mogen ontvangen"), kwamen de geest in het kamp als geheel niet ten goede. Meyer constateerde dat 'slechts een enkele ... zichzelf (bleef).' 'Bij verreweg de meesten', aldus zijn observaties,

XC'draait alles om het eten. De massa in het kamp praat de gehele dag over het eten; de bevoorrechten die de baantjes hebben, over de wijze hoe zij het beste kunnen profiteren Corruptie viert hoogtij. De enkele medicamenten die er zijn, worden niet gegeven aan hen die ze het meest en het dringendst nodig hebben, doch aan hen die er iets tegenover kunnen stellen. Men wipt elkaar het voetje, men vleit en huichelt om een baantje of voordeeltje en men ziet er niet tegenop om mede-geïnterneerden daarvoor te laten bloeden."

XCWie deel 8 van ons werk of andere beschrijvingen van het bestaan in de Duitse concentratiekampen heeft gelezen, herkent in wat wij in het voorafgaande over het bewaringskamp Vught weergaven, elementen die lijken op wat in die Duitse karnpen is geschied. Een gelijkstelling van zulk een Nederlands kamp aan de Duitse kampen is evenwel misplaatst en dat zal worden onderstreept in deel 10 b van ons werk, waarin wij een lang hoofdstuk zullen wijden aan de z.g. derde fase in de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen in de tweede wereldoorlog (de fase van de grote evacuaties, de epidemieën en het massale sterven). Terugziende op zijn detentie in Vught schreef Meyer:

XC'Opzet om te tergen is er zeker, op een enkele uitzondering na, niet. Maar het

XCI A.v., p. 2. 2 A.v., p. 3. 'Arnold Meyer: Pruisische praktijken in herrijzend Nederland, p. 29. 4 A.v., p.

837 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

is de onmogelijke organisatie, de onverantwoordelijkheid die in het systeem ligt, de tientallen elkaar doorkruisende instanties, kortom: een samenstel van omstandigheden, die er de oorzaak van zijn dat de behandeling in een kamp als dat te Vught een schandaal is, ook al is deze (het zij nogmaals gezegd) van geheel andere aard dan onder de Duitse leiding.' 1

XCVoor dat 'schandaal' dient men in meest directe zin de door het Militair Gezag benoemde kampleiding verantwoordelijk te stellen. Die leiding deugde niet. Daarover waren vijf door die leiding aangestelde functionarissen het na weinige maanden eens: de kamparts, de kamppredikant, de kampaalmoezenier, de personeelschef en het hoofd van de technische dienst. Tot kampcommandant was een Indisch ambtenaar benoemd die vier jaar 'Indisch gijzelaar' was geweest. 'Hij staat' zo legden de bedoelde functionarissen begin februari '45 in een gezamenlijk stuk vast,

XC'volkomen apathisch tegenover zijn huidige taak en steekt zulks niet onder stoelen of banken ... Zijn slappe en willoze houding heeft tot gevolg dat die figuren zich naar voren dringen welke ten enenmale incapabel zijn, hun taak te overzien, laat staan een juiste uitvoering er van te benaderen. En het is aan deze onontwikkelde en tevens onbeschaafde figuren dat de commandant de leiding praktisch overlaat.'

XCEen eerste stafvergadering was pas na drie maanden gehouden, niet op initiatief van de kampcommandant maar 'op herhaald aandringen van enkele stafleden.'

XCVoorts:

XC'Het hoofd van de distributie werd door een Engelse majoor betrapt op het per truck naar huis doen brengen van twee zakken aardappelen. Steeds blijkt diefstal uit de keuken niet alleen door geïnterneerden maar tevens door nietgeïnterneerden mogelijk, zonder dat een behoorlijk onderzoek wordt ingesteld. Dit heeft een dusdanige vorm aangenomen, dat de geïnterneerden mede daardoor ten lange niet toekomen aan de hun op papier toegedachte calorieën.'

XCVoorts:

XC'Direct onder de commandant zien wij de figuur van een een-en-twintigjarige jongeman, welke fungeert als hoofd inwendige dienst ... waardoor hij bijvoorbeeld de opdrachtgever is van de kamparts en de kampingenieur, tetwijl praktisch alles wat tot het kampwerk behoort, tot nu toe zijn controle passeerde. Begrijpelijk

XC1 Av., p.

838 [PDF]
WANTOESTANDEN IN HET BEWARINGSKAMP VUGHT

is dat deze jongeman onmogelijk over voldoende achtergrond in zijn leven beschikt om zich op natuurlijke wijze in een dergelijke positie te handhaven. Derhalve zoekt hij het in het tonen van veel gevel, waarachter geen reëel huis verborgen gaat. . Hetzelfde geldt voor het hoofd algemene zaken, sterk materialistisch, eerzuchtig, stijlloos en onbeschaafd als ook deze is ingesteld .

XC. . . De vroegere sociale verzorgster, sinds enkele dagen belast met de huisvesting en de disciplinaire zijde van het werk in de vrouwenbarakken, ... zoekt haar kracht in het uitdenken van straffen en kwellingen van haar sexegenoten, waardoor men zich dikwijls verplaatst meent in barakken, waar de SS nog aanwezig is.... Wat er onder een dergelijke figuur terecht is gekomen van de sociaalhygiënische verzorging der vrouwenafdeling, de zuigelingenzorg enz., tart alle beschrijving. '

XCTenslotte:

XC'Wanneer wij ... uit eigen waarneming vaststellen ... dat het aantal ziektegevallen dagelijks toeneemt, pogingen tot zelfmoord niet tot de uitzonderingen behoren, enz., dan springt naar voren, dat het hier gaat om een nood, zo groot dat het klaar is dat de huidige leiding hiertegen ten enenmale niet is opgewassen en een ingrijpen van hogerhand ten zeerste noodzakelijk."

XCDat ingrijpen trachtten de vijf bedoelde kampfunctionarissen te bevorderen door hun aan generaal Kruls gericht stuk in afschrift o.m. toe te zenden aan prins Bernhard, Gerbrandyen bisschop Mutsaerts.

XCHun actie had, voorzover ons bekend, geen succes.

XCWat gebeurde met de kinderen der geïnterneerden, voorzover dezen niet, zoals kennelijk bijvoorbeeld bij de zuigelingen wèl het geval was, meegeïnterneerd werden, en wat gebeurde met de achtergelaten bezittingen der geïnterneerden?

XCDe kinderen eerst.J. SJ. (kampaalmoezenier), J. C. Weber (personeelschef) en ir. Noordman (hoofd technische dienst) (Doc 1-106 A,

I Rapport, 10 febr. 1945, betr. het bewaringskamp Vught, opgesteld door G. Koppers (kamparts), C. A. F. van Stipriaan Luïscius (kamppredikant), L. van Wayenburg

839 [PDF]
AR RESTA TIEB ELEID

XCTerwijl de autoriteiten er in Londen vrij algemeen van waren uitgegaan dat in het gehele land bij de bevrijding ca. honderdduizend 'foute' elementen moesten worden opgepakt, in menig geval de vader èn de moeder, had niemand bedacht dat voorzieningen wenselijk waren voor onverzorgd achterblijvende kinderen. In steden als Maastricht en Eindhoven deden zich onmiddellijk van die gevallen voor. Woonden daar familieleden, dan konden de bedoelde kinderen, die meestal eerst in grote en begrijpelijke verwarring bij de buren afgegeven of naar een politiebureau gebracht waren, aan die familieleden toevertrouwd worden maar die oplossing bleek lang niet in alle gevallen mogelijk. Het Militair Gezag richtte spoedig commissies op die zich het lot dier 'NSB-kinderen' aantrokken. Deze commissies begonnen met pleeggezinnen te zoeken, maar het was, aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'niet gemakkelijk, dergelijke gezinnen te vinden vanwege de bij velen bestaande tegenzin om NSB-kinderen te verzorgen.' 1 Er was geen andere oplossing dan een groot aantal van die kinderen in tehuizen onder te brengen, maar: 'de kinderen kwamen vrijwel zonder iets in het tehuis aan en welke instantie was in staat en bereid, NSBkinderen te helpen? Groot was de wanhoop over deze deerniswekkende situatie!' De kerken spoorden van de kansels tot hulpverlening aan en aldus werd in het Zuiden 'een katastrofe voorkomen'. Men moest daar evenwel uit de 'honderden helpers en helpsters' (personen die in de tehuizen een aanstelling hadden gekregen) 'de minder goede elementen' verwij deren. 2

XCNu de achtergelaten bezittingen.

XCDie bezittingen bestonden uit bedrijven en uit roerende goederen van allerlei aard, huisraad bijvoorbeeld. Voor de bedrijven werden beheerders benoemd (met het beheer van vermogens werden in de regel accountants belast), maar verscheidene van die beheerders lukte het bij alle goede wil niet (wij zijn er niet van overtuigd dat die goede wil steeds aanwezig was), het betrokken bedrijf in stand te houden; ook overheidsinstanties stelden zich vaak op het standpunt dat zij met 'NSB-bedrijven' niets meer te maken wilden hebben.

XCWat de roerende goederen betreft, is, dunkt ons, één citaat uit het eindverslag van het Militair Gezag voldoende:

XC'Een der problemen waarmee men het eerst in aanraking kwam, was het probleem van de roerende goederen, welke de gearresteerde politieke delinquen

XClOverzicht MG, p. 630. 2 A.v., p. 63

Indextermen: Eindhoven, Maastricht
840 [PDF]
DE KINDEREN EN DE BEZITTINGEN DER NSB'ERS

ten hadden achtergelaten in hun woning. De eerste impuls was, deze goederen zonder verdere omslag ter beschikking te stellen van oorlogsgetroffenen'

XCeen juiste impuls, menen wij, maar dan diende een overheidsinstantie te bepalen, wie in eerste aanleg de beschikking zou krijgen over die roerende goederen. Daar kwam in menig geval geen overheidsinstantie aan te pas: tot die 'oorlogsgetroffenen' rekenden, zo gaat diezelfde passage verder, 'de arresterenden' (BS'ers en anderen) 'zichzelf in de voornaamste plaats ... Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat soms zeer veel werd ontvreemd."

Eerste Tribunalen

XC

XCEr werden, gelijk vermeld, in de bewaringskampen in het bevrijde Zuiden in de periode van eind september '44 tot eind april '45 omstreeks twintigduizend personen opgesloten. Volgens de Londense wetsbesluiten kwamen sommigen hunner in aanmerking voor berechting door de Bijzondere Gerechtshoven maar voor veruit de meesten zou een Tribunaaluitspraak voldoende zijn. Met betrekking tot de gedetineerden in Maastricht citeerden wij uit het rapport van pastoor Steegmans : 'Verreweg het grootste aantal zijn eenvoudige arbeiders, kleine boeren en zelfs paupers' - wij nemen aan dat de populatie van de andere detentieoorden geen wezenlijk andere samenstelling heeft gehad. Wie in septemberoktober-november '44 (de periode waarin de strijd om het bevrijde Zuiden woedde) in die gebieden nog aanwezig was en wist dat hij véél op zijn kerfstok had, zorgde er wèl voor, de Geallieerden en de Nederlanders uit handen te blijven. Anders gezegd: daargelaten nog de personen die geheel ten onrechte waren opgepakt, waren diegenen die na de door Kruls gelaste vrijlatingsactie nog vastzaten, in overgrote meerderheid 'lichte gevallen'. Des te onaangenamer was het voor hen om zo lang en vaak zonder enig nader onderzoek te worden vastgehouden. 'Het kwellende van onze toestand', zo werd opgemerkt in het verzoekschrift dat begin april '45 namens de ca. veertienhonderd in Vught gedetineerde vrouwen aan het Militair Gezag werd toegezonden, 'is de totale onzekerheid waarin wij verkeren, onzekerheid over het 'waarom' van onze

XC1 A.V., p. 27

841 [PDF]
AR REST A TI EB ELEID

internering, ongewisheid over verhoor (velen onzer werden na zes maanden vastzitten nog nooit verhoord), onzekerheid tenslotte over de duur van onze gevangenschap.'

XCHet instellen van Tribunalen, waar van Heuven Goedhart als minister van justitie zeer op gebrand was, stuitte in het bevrijde Zuiden op tal van moeilijkheden, vooralook op vervoersgebied. Met dat instellen had het Militair Gezag niet te maken - de regering had die taak aan zichzelf voorbehouden. Het was niet eenvoudig, geschikte krachten te vinden, nog minder eenvoudig om goede dossiers te vormen en eigenlijk onmogelijk om tot publieke uitspraken over te gaan - men kon niet overzien wat daarvan het effect zou zijn in het nog bezette deel des lands. Intussen werden vóór begin mei '45 toch wel enkele Tribunalen bij koninklijk besluit in het leven geroepen: begin januari het Tribunaal in Den Bosch met één Kamer (medio februari tot vijfKamers uitgebreid), medio januari het Tribunaal in Maastricht (één Kamer), medio. februari het Tribunaal in Breda (zeven Kamers) en tenslotte begin maart het Tribunaal in Arnhem (één Kamer, t.w. in Nijmegen). Beginjanuari was voorts bepaald dat de voorzitter en de secretaris van elk Tribunaal (dat waren juristen) een ambtelijke bezoldiging zouden krijgen, de twee leden (leken) slechts presentiegelden, nl. f 20 per zittingsdag.

XCHet eerste Tribunaal dat werd geïnstalleerd, was dat van Den Bosch. Tot voorzitter van de eerste Kamer was mr. Holla benoemd, de installatie geschiedde op 15 februari door van Heuven Goedhart persoonlijk; deze hield bij die gelegenheid een lange toespraak! waarin hij, gelijk reeds weergegeven, zijn gegriefdheid uitte over de aantijgingen die door enkele organen van de illegaliteit jegens hem waren gedaan, maar die aantijgingen zouden hem, zo maakte hij duidelijk, niet weerhouden, een strenge berechting van de werkelijk schuldigen te bevorderen. 'Dezer dagen', zei hij o.m.,

XC'heb ik gestaan bij de vijf ovens achter in het concentratiekamp Vught, waar, naar wij met ontstellende zekerheid weten, minstens dertienduizendzeshonderd van onze landgenoten tussen 1940 en 1944 zijn verbrand. Ik heb de galgen gezien waaraan zij werden opgehangen, en de putten van ongebluste kalk waarin hun dode lichamen werden verpulverd. En denkende aan zéér, zéér goede vrienden die daar hun laatste gedachten hebben gedacht, die daar met de dood hun trouw aan de Nederlandse zaak hebben bekocht, heb ik mijzelf gezworen: voorzoveel het van mijn zwakke krachten afhangt, ontkomt er niet één.'

XC1 Tekst: Enq., punten j en 0, gestenc. bijl.

842 [PDF]
VAN HEUVEN GOEDHART SPREEKT IN DEN BOSCH

XCSpeciaal die bijzonderheden over wat in het Duitse concentratiekamp Vught zou zijn gebeurd, maakten indruk op het Tribunaal en via de pers op de publieke opinie in het Zuiden. Wij tekenen er bij aan dat, zoals later bleek, in het begin '43 in gebruik genomen kamp in totaal zevenen-twintig personen zijn opgehangen, allen Belgen en allen in de herfst van '43, en dat het aantal personen dat in Vught het leven heeft gelaten, beneden de duizend ligt: ca. tweehonderdvijf-en-tachtig waren omgekomen en (krachtens Deppners beslissingen) waren van eind juli '44 af verscheidene honderden illegale werkers ('op zijn minst vierhonderdvijftig' , schreven wij in hoofdstuk 2) gefusilleerd.

XC'Binnenskamers zijn we', aldus mr. Holla, 'begonnen met dossierstudie, het verrichten van enkele arrestaties, d.w.z. het doorgeven van dossiers ter arrestatie, wat echter op zeer bescheiden schaal geschiedde." De eerste zitting van de eerste Kamer van het eerst geïnstalleerde Tribunaal vond pas eind juli '45 plaats.

Slot

XC

XCWij hebben in dit hoofdstuk beschreven hoe in het bevrijde Zuiden van september '44 af ca. twintigduizend personen zijn opgepakt, hoe zij in de bewaringskampen zijn behandeld, wat het lot is geweest van hun achtergelaten kinderen en wat met hun achtergelaten bezittingen is geschied. Ten aanzien van die laatste twee onderwerpen (wij hadden er maar weinig gegevens over) heeft de Enquêtecommissie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in haar in '50 verschenen vijfde verslag geen uitspraak gedaan en de bewaringskampen in het Zuiden heeft zij niet apart onderzocht (de gegevens in het verslag die de 'misstanden in de kampen voor politieke delinquenten' behandelen", hebben betrekking op Nederland als geheel en op de periode van mei '45 af) - daarentegen heeft de commissie veel aandacht besteed aan wat zij 'de strijd om de arrestatiebevoegdheid' heeft genoemd; in haar verslag wijdde zij er bijna 120 pagina's aan.'

XCOp wat de Enquêtecommissie inzake dat laatste onderwerp heeft geconcludeerd, dienen wij met enige uitgebreidheid in te gaan; over de

XC1 Getuige H. B. S. Halla, Enq., dJ. V c, p. 845. 2 A.v., dJ. V a, p. 480-530. 3 A.v.,

843 [PDF]
ARRESTATIEBELEI D

drie andere onderwerpen kunnen wij kort zijn, maar niet dan na eerst opgemerkt te hebben (dat blijkt uit dit gehele hoofdstuk), hoe sterk de vijandigheid was die in de loop van de bezetting tegen allen was gegroeid die 'fout' waren geweest. Geheel begrijpelijk! Ook de lichtste van de z.g. lichte gevallen hadden in een worsteling waarin het historisch gegroeide volksbestaan op het spel stond, de nationale solidariteit doorbroken; al hadden zij niet méér gedaan dan contributie betaald aan de NSB, dan hadden zij zich toch, om welke redenen ook (misplaatst idealisme was er bij velen één van), aan de zijde van de bezetter geschaard, hem politieke steun geboden en daarmee de hoogste Nederlandse belangen geschaad. Een gedifferentieerde bestraffing was volledig op haar plaats. Wat zich ter voorbereiding daarvan bij de arrestaties aan wantoestanden heeft voorgedaan (wij denken aan de wijze waarop de 'foute' elementen werden gehoond en bespot, soms ook mishandeld), is, gegeven alle emoties welke loskwamen, begrijpelijk, is ook binnen zekere perken gebleven (voorzover ons bekend, heeft geen enkele politieke delinquent er het leven bij ingeschoten), maar is niettemin in strijd geweest met de normen van menselijkheid welke in een rechtsstaat in acht genomen dienen te worden. Niet minder zijn die normen overschreden in de bewaringskampen welke wij beschreven, zij het niet in alle in dezelfde mate. Voorts is duidelijk dat aan een humaan en verstandig opvangen van achtergelaten kinderen van NSB'ers veel heeft ontbroken en dat ten aanzien van de bezittingen dier NSB'ers door zeer velen gehandeld is volgens het gezegde: gelegenheid maakt de dief.

XCMet alle begrip voor de veelheid aan taken welke het Militair Gezag onder moeilijke omstandigheden kreeg uit te voeren, zouden wij aan dit alles toch de conclusie willen verbinden dat de staf van het Militair Gezag en de militaire commissariaten hebben gefaald op het stuk van de controle - een falen dat wellicht in verband moet worden gebracht met het feit dat de Nederlandse samenleving voor het eerst sinds vele generaties werd geconfronteerd met een zo diepe, zo emotioneel-beladen verdeeldheid. Het is in zulk een situatie niet voldoende wanneer de overheid op de normen van een rechtsstaat gebaseerde regels stelt; het is even noodzakelijk dat zij zich er van vergewist dat die regels worden nageleefd en dat zij met kracht en beslistheid ingrijpt wanneer haar blijkt dat dat laatste niet het geval is. Er zijn te dien aanzien in het bevrijde Zuiden ernstige omissies begaan - deze zouden zich overigens, zoals uit deel 12 zal blijken, in de later bevrijde delen des lands op nog groter schaal herhalen.

XCNu dan het arrestatiebeleid.

XCWij willen beginnen met één relatief ondergeschikt

844 [PDF]
HET DREIGEMENT TEGEN SPEYART

len - punt evenwel, waarop de Enquêtecommissie tot een scherpe uitspraak is gekomen: Speyarts verwijdering uit het bevrijde Zuiden. Gelijk vermeld: illegale werkers hadden via Serraris, hoofd van de afdeling Politieke Zaken der Binnenlandse Strijdkrachten in Den Bosch, en via mr. Deelen, plaatsvervangend fungerend directeur van politie in Breda, aan de militaire commissaris te Breda, van Boetzelaer, doen weten dat Speyart zou worden uitgeschakeld, 'als er', zo werd een van Serraris afkomstig briefje weergegeven, 'van de kant van het Militair Gezag geen maatregelen werden genomen" - deze formulering was aan de Enquêtecommissie bekend; niet bekend was haar dat daarbij uitdrukkelijk gerept was van een termijn van drie dagen; voordat die drie dagen waren verstreken, was in Londen besloten, Speyart twee maanden lang op 'studiereis' te sturen naar de Verenigde Staten. Dat in Breda de conclusie was bereikt, het geval-Speyart onmiddellijk aan de chef-staf Militair Gezag voor te leggen, was door Deelen aan Serraris meegedeeld en door deze laatste doorgegeven aan de illegale werkers die de dreigementen hadden geuit.

XCHet heeft de Enquêtecommissie 'in hoge mate bevreemd', zo schrijft zij, 'dat, indien de bedreiging van de procureur-generaal inderdaad ernstig genomen is, noch de heer Serraris, noch de heer Deelen, noch de heer van Boetzelaer, noch generaal Kruls daarin aanleiding hebben gevonden de heer Speyart van Woerden onmiddellijk te waarschuwen." Wij achten dat niet zo bevreemdend: alle genoemde personen wisten dat er geen sprake was van 'onmiddellijk' gevaar voor Speyart; er was, zou men kunnen zeggen, door illegale werkers een ultimatum aan het Militair Gezag gesteld. Dat ultimatum werd zowel door Kruls als door de betrokken ministers ernstig opgenomen en had het door de bedoelde illegaleverklaring onvolledig was, maar dat zijn vrijwel alle, ook in andere zaken jegens de commissie afgelegde verklaringen geweest. 2

, 'Ten aanzien van de werkelijke herkomst van het briefje' kreeg de Enquêtecom missie 'tegenstrijdige verklaringen' en daar zag zij opzet achter, althans: zij kreeg 'de indruk dat in deze niet door alle getuigen de waarheid is gesproken. Zij acht dit een feit van dusdanig belang' (de commissie, die de betrokken getuigen allen onder ede had verhoord, vermoedde dat een of meer meinedige verklaringen waren afge legd) 'dat naar haar oordeel een justitieelonderzoek in deze gewettigd is.' (a.v., p. 477) Dat onderzoek heeft het door de Enquêtecommissie geuite vermoeden niet bevestigd en wij beschouwen onzerzijds het feit dat enkele jaren na het gebeuren 'tegenstrijdige verklaringen' zijn afgelegd, als een vrij natuurlijke zaak. Scrraris heeft overigens aan de commissie niet meegedeeld, wie de dreigementen tegen Speyart hadden geuit, maar dat is hem door de commissie niet gevraagd. Men zou kunnen zeggen dat zijn

845 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

werkers gewenste effect: Speyart werd aangezegd dat hij bevrijd gebied twee maanden moest verlaten.

XC'De commissie', zo gaat het vijfde Enquêteverslag verder, 'moet de reactie van de regering en van generaal Kruls op de tegen de procureurgeneraal gerichte bedreiging afkeuren. Men is hier geweken voor een bedreiging met terreur, die wellicht nog gefingeerd is geweest' (voor die veronderstelling zien wij geen reden), 'hetgeen uit een oogpunt van handhaving van het gezag niet toelaatbaar geacht kan worden." Ja, zo kan men de zaak bezien, maar dan wordt ze wel volledig losgemaakt van de andere factoren die een rol speelden: Speyart was steen des aanstoots geworden, had het daar ook naar gemaakt, en stond door zijn systematisch naar voren schuiven van de in onvoldoende mate gezuiverde politie een verstandige oplossing van het vraagstuk der arrestatiebevoegdheid in de weg. Wat zou van 'het gezag' zijn overgebleven indien de autoriteiten hun machteloosheid zouden hebben aangetoond doordat zij niet zouden hebben kunnen voorkomen (en dat konden zij in feite niet) dat de procureur-generaal werd uitgeschakeld? Dat laatste zou, naar men wel moet aannemen, het gevolg zijn geweest van de door de Enquêtecommissie bepleite 'handhaving van het gezag'. Wij menen onzerzijds dat er onvoldoende reden is, het beleid te laken dat 'de regering en generaal Kruls' hebben gevoerd in de dwangsituatie waarmee zij werden geconfronteerd. Nadien vond, zoals wij deden uitkomen, van Heuven Goedhart toch weer goed dat Speyart het bevrijde Zuiden niet verliet; het is Kruls geweest die zijn vertrek naar Londen heeft doorgezet, doordat hij, aldus de Enquêtecommissie, 'van de verwijdering van de heer Speyart van Woerden ... tegenover de regering een prestigekwestie heeft gemaakt." Wij menen dat de chef-staf Militair Gezag dat terecht heeft gedaan: hij had bekendgemaakt dat Speyart uit het bevrijde Zuiden zou vertrekken, welke bekendmaking de rust had doen wederkeren - hij mocht naar ons oordeel terecht vergen dat de zigzaggende van Heuven Goedhart niet van de door hem, Kruls, publiekelijk gedane toezegging terugkwam.

XCIn dit verband wijzen wij er op dat de Enquêtecommissie die de sterke neiging vertoont, het beleid van Kruis ten aanzien van het gehele vraagstuk der arrestatiebevoegdheid te laken (daarover straks meer), het ook zo heeft voorgesteld alsof er na de door Kruls en Speyart samen vastgestelde richtlijnen van 14 december '44 en na de aanwijzingen welke

XCI Av., p. 477-78. 2 A.v., p.

846 [PDF]
BEOORDELING DOOR DE ENQU~TECOMMISSIE

Speyart in zijn circulaire aan de politie van 16 december deed uitgaan, eigenlijk geen reden meer was voor meningsverschil, want, schrijft de commissie, de inhoud van die circulaire was 'in het algemeen in overeenstemming ... met de inhoud van de richtlijnen van 14 december ... Nochtans ontstaat tegen deze circulaire ... grote oppositie, met name van de zijde van verschillende militaire commissarissen' (wij herinneren er aan dat de bezadigde militaire commissaris van Noord-Brabant, de van der Schueren, het militair gezag in deze provincie uitdrukkelijk verbood, met de circulaire rekening te houden). 'De illegaliteit, die de politie nog steeds niet voldoende gezuiverd achtte, begint zich opnieuw te roeren." Aldus de commissie. Wij stellen hier onzerzijds tegenover dat het een objectief feit is dat medio december '44 nog veel aan de zuivering van de politie moest worden gedaan en dat, zoals uit de door ons gegeven citaten blijkt, Speyarts circulaire van 16 december, wel verre van 'in het algemeen in overeenstemming' te zijn met de richtlijnen van de rz.de, daar juist op wezenlijke punten van afweek.

XCDe belangrijkste beoordelende passages van de Enquêtecommissie" laten wij nu volgen en wij zullen er telkens ons commentaar aan toevoegen; ter inleiding merken wij op dat de commissie tegenover elkaar stelt 'het standpunt van de procureur-generaal': arrestaties mogen slechts geschieden door de politie, en 'het standpunt van de illegaliteit': de politie mag pas bij de arrestaties worden betrokken als zij voldoende gezuiverd is.

XCDe commissie concludeert:

XC'Met betrekking tot het standpunt van de procureur-generaal en dat van de illegaliteit is de commissie van mening dat de visie van de procureur-generaal formeel gesproken de juiste is geweest. Zijn standpunt was' geheel in overeenstemming met de bepalingen van het B[esluit op de] B[ijzondere] S[taat van] B[eleg] en het Wetboek van Strafvordering. Dat was het standpunt van de illegaliteit niet, hoewel aan haar opvattingen zeer reële psychologische factoren ten grondslag lagen. Stringente toepassing van het systeem van de procureurgeneraal bij het begin van de bevrijding zou wellicht ernstige repercussies bijv. in de vorm van een Bijltjesdag te voorschijn hebben geroepen.'

XCDit formalistische uitgangspunt van de commissie heeft, menen wij, slechts zin voorzover er in wordt gezegd: uiteindelijk moest een situatie worden bereikt waarin alleen de politie arrestaties zou uitvoeren. BBSB en Wetboek van Strafvordering konden evenwel (de commissie erkent

XCI A.V., p. 475. 2 A.V., p. 478-79. 3

847 [PDF]
ARRESTATIEBELEID

dat) bij en na de bevrijding niet zo maar toegepast worden, ons inziens niet alleen vanwege de 'zeer reële psychologische factoren' die aan 'het standpunt van de illegaliteit ten grondslag lagen', maar op grond van veel méér factoren: het zou voor de brede massa van de bevolking onverteerbaar zijn geweest indien dezelfde politie die, zij het vaak noodgedwongen, meer dan vier jaar lang de bezetter hand- en spandiensten had bewezen, nu alle 'foute' elementen ging ophalen; die politie was voorts haar zelfvertrouwen kwijt; ze was ongewapend en ze was niet talrijk genoeg. Anders gezegd: men kon met het BBSB en het Wetboek van Strafvordering niets beginnen.

XCDe commissie vervolgt:

XC'Toen echter de strijd tussen de beide bovenbedoelde standpunten gevoerd werd, was de bevrijding van het Zuiden reeds enige maanden achter de rug, zodat toen de argumenten van de illegaliteit niet meer dezelfde kracht hadden als tevoren.'

XCHier deugt naar ons oordeel geen woord van: de bevrijding van het Zuiden (d.w.z. de bevrijding van het gebied bezuiden de grote rivieren en bewesten de Maas) was pas begin december '44 voltooid' en juist in die maand december werd ten aanzien van het arrestatiebeleid de grote strijd geleverd tussen de ministers-'kwartiermakers', Speyart, het Militair Gezag en de illegaliteit. De Enquêtecommissie brengt, op ondeugdelijke gronden, de kracht van 'de argumenten der illegaliteit' in verband met de militaire situatie (waarbij ze dan ook nog voorbijgezien heeft aan het medio december '44 ingezette Duitse Ardennen-offensief); het belangrijkste argument der illegaliteit was overigens: de politie is nog niet in voldoende mate gezuiverd en het is het zwakste punt in het gehele onderzoek van de Enquêtecommissie dat zij op die politiezuivering in het geheel niet is ingegaan. Notabene: daar ging de hele zaak om draaien."beschikbaar hadden gesteld voor dienstreizen die ondernomen werden om gearresteerde illegale werkers aan de 'SD'

I Let men op het Duitse bruggehoofd bij het Capelse Veer, zelfs pas eind januari '45. 2 Speyart heeft zijn beperkte opvatting van de politiezuivering duidelijk uitge drukt in wat hij begin november '44 tegen mr. Abbing zei: 'De kop is gesaneerd, dus is er geen enkele reden om de politie te boycotten.' Los nog van het feit dat Speyart naar het oordeel van de Noordbrabantse illegaliteit die 'kop' onvoldoende had gesaneerd, was het toch wel heel naïef om te menen dat illegale werkers bereid waren tot samenwerking met politiefunctionarissen die, zoals mr. Abbing terecht opmerkte, louter om de door de bezetter vastgestelde financiële premies te verwerven, zich

848 [PDF]
BEOORDELING DOOR DE ENQU13TECOMMISSIE

XCDeze omissie heeft er toe geleid dat de commissie een belangrijk conflict van zakelijke inhoud dan gaat voorstellen als een conflict tussen twee eigenwijze partijen die elkaar louter met wat goede wil heel wel hadden kunnen vinden:

XC'Bij een behoorlijk overleg zou het daarom naar de mening van de commissie mogelijk moeten zijn geweest om deze standpunten te overbruggen.

XCDat dit zou hebben kunnen geschieden in een direct overleg tussen de procureur-generaal en de illegaliteit acht de commissie evenwel uitgesloten. Daarvoor waren de persoonlijke controversen tussen de procureur-generaal en de leidende figuren uit de illegaliteit te groot en lagen hun werelden te ver uiteen ... Voor het feit dat zulk een direct overleg niet mogelijk was, draagt naar het oordeel van de commissie de procureur-generaal die, naar haar is gebleken, een zeer weinig plooibaar man is, de grootste schuld, hoewel er ook aan de zijde van de illegaliteit figuren waren met wie zeer moeilijk te spreken viel, zoals bijv. de heer Hoekstra.

XCGegeven evenwel het feit, dat een direct overleg tussen de procureur-generaal en de illegaliteit niet mogelijk was, had het op de weg van de chef-staf Militair Gezag gelegen om dit overleg tot stand te brengen en aldus te trachten, het verschil van inzicht te overbruggen. Uit geen enkele verklaring is naar voren gekomen dat generaal KruIs daartoe pogingen in het werk heeft gesteld. De commissie betreurt het ten zeerste, dat zulks niet is geschied.'

XCWij tekenen hierbij aan dat er eind november '44 wel degelijk 'direct overleg' is geweest tussen Speyart en 'de illegaliteit', nl. tussen Speyart en de Vertrouwensmannen van de Noordbrabantse illegaliteit, welk overleg door Speyarts starre houding niets opleverde; dat dr. Hoekstra bij dat overleg niet was betrokken; en dat de richtlijnen van generaal Kruls van 14 december, vastgesteld in overleg met Speyart, de volledige instemming hadden van de illegaliteit, d.w.Z. van de Centrale Opsporingsraad. Kruls was er toen in geslaagd, 'het verschil van inzicht te overbruggen' - het is Speyart geweest die met zijn circulaire van 16 december die brug heeft doen instorten.

XCDe commissie eindigt dan met inzake het beleid van Kruls te concluderen: hij heeft,

XC'in stede van te trachten, de bij het arrestatieprobleem betrokken partijen tot overeenstemming te brengen'

XC(notabene: dat was precies wat Kruls getracht had, en bereikt)

XC

849 [PDF]
ARRESTA TIEBELEID

tegenover de regering, de politiek van het divide et impera gevoerd en is daarbij einde 1944 en begin 1945 overgeheld naar het standpunt van de partij die, naar zijn mening, de meeste moeilijkheden zou kunnen veroorzaken: de illegaliteit. Later heeft hij in zijn 'beschikking instelling Centrale Adviescommissie' van 4 april 1945 weer een gedeelte van de concessies, die hij in februari 1945 aan de illegaliteit had gedaan, teruggenomen. Deze opportunistische politiek van generaal Kruls kan de commissie niet bewonderen, te meer daar zij ten gevolge heeft gehad, dat de impasse, waarin het arrestatieprobleem was komen te verkeren, maanden en maanden heeft voortgesleept, zulks ten detrimente van de gearresteerden en in het bijzonder van de onschuldigen onder hen.'

XCJa, dat generaal Kruls voortdurend heeft getracht, zijn positie tegenover het tweede kabinet-Gerbrandy te versterken, zijn wij met de commissie eens (meer hierover in het volgende hoofdstuk), maar wij achten overigens de door haar gegeven analyse van zijn beleid in het uiterst moeilijke arrestatievraagstuk een travestie van de werkelijkheid. Wij zien de zaak aldus:

XCVoordat het Militair Gezag in het bevrijde Zuiden ter plaatse is, laat staan enige greep heeft gekregen op wat daar gebeurt, komt het, 'spontaan' als het ware, tot massale arrestaties, waarbij slechts hier en daar politiefunctionarissen zijn ingeschakeld - het zijn zich snel uitbreidende illegale groepen die aan het arresteren slaan en daarbij tal van fouten maken. Met deze situatie wordt het Militair Gezag geconfronteerd en die situatie staat niet stil: in de (bedreigde) 'Corridor' verleent majoor van Houten als gemachtigde van prins Bernhard algemene arrestatiebevoegdheid aan de Binnenlandse Strijdkrachten en doet, met zijn goedkeuring, Borghouts als commandant-Zuid van de Stoottroepen een Instructie uitgaan waarin, met kennis van zaken, de kategorieën der te arresteren personen worden opgesomd. Die kennis van zaken heeft in Londen ontbroken: de regering heeft bepaald dat slechts de politie mag arresteren; dat is het uitgangspunt van Kruls' Eerste Algemene Lastgeving - een lastgeving waarin bovendien de kategorieën der te arresteren personen veel te beperkt zijn aangegeven. Bonafide illegale werkers komen spoedig tot de conclusie dat de BS'ers veelal zo onoordeelkundig optreden (prins Bernhard en Kruls hebben hun slechts een 'operationele' arrestatiebevoegdheid toegekend, maar met die beperking houden zij nauwelijks rekening), dat men het arrestatiebeleid beter aan de georganiseerde illegaliteit kan toevertrouwen. Kruls draagt begin november de voorbereiding van die nieuwe regeling aan Hoekstra op. Deze is daar nog mee bezig wanneer eind november de ministers-'kwartiermakers' in Oisterwijk aankomen en er op grond van wat zij van het optreden van de BS'ers hebben gemerkt 85

850 [PDF]
BEOORDELING DOOR DE ENQU~TECOMM1SS1E

en gehoord, besluiten (4 december), de arrestatiebevoegdheid weer exclusief aan de politie toe te vertrouwen. Kruis wint het advies in van de illegaliteit welke op 6 december in Eindhoven bijeenkomt in opmerkelijk brede representatie. Het advies luidt: wat de ministers wensen, is onuitvoerbaar zolang de politiezuivering niet is voltooid. Er komt een compromis uit de bus (14 december): onder verantwoordelijkheid van het Militair Gezag (de ministers zowel als Kruis willen voorkomen dat de naam van de prins verdere schade lijdt) zullen de arrestaties worden uitgevoerd door de politie (voorzover gezuiverd) en door andere door het Militair Gezag daartoe aan te wijzen instanties, en zal het arrestatiebeleid 'landelijk' worden bepaald door een onder Kruis ressorterende Centrale Opsporingsraad, plaatselijk door onder die raad werkende Opsporingsdiensten van het Militair Gezag, waarin de Opsporingsdiensten van de BS (deze moet haar arrestanten en haar stukken overdragen) zullen opgaan. Kruls' eigen militaire commissarissen maken bezwaar tegen die regeling omdat zij teveel invloed toekent aan een orgaan (de Centrale Opsporingsraad) dat buiten hen om in hun gezagsgebied kan ingrijpen, en ongeacht de protesten van de illegaliteit zet Kruis (4 april) de Centrale Opsporingsraad om in een Centrale Adviescommissie. Nadien ligt op alle niveaus de directe verantwoordelijkheid voor de arrestaties bij het Militair Gezag en dat Militair Gezag treft samen met prins Bernhard voor het nog te bevrijden grootste deel van Nederland een arrestatieregeling (de 'Algemene Lastgeving') waarbij het aanhouden en voorlopig in bewaring stellen der 'foute' elementen toevertrouwd wordt aan de enige formaties die daarvoor beschikbaar zullen zijn: arrestatieploegen van de BS - een regeling evenwel die via twee tussenfasen waarin Opsporingsdiensten van het Militair Gezag zullen worden gevormd en de politie zal worden gezuiverd en met illegale werkers versterkt, toewerkt op een situatie waarbij het arresteren en in bewaring houden der 'foute' elementen weer louter een zaak zal zijn van de politie.

XC'Opportunistische politiek'? Dan is alle politiek opportunistisch die rekening houdt met de in een samenleving aanwezige krachten. Men kan, menen wij, Kruls niet verwijten dat hij er niet, een eigen beleid volgend (ingaand eerst tegen het kabinet, vervolgens tegen de georganiseerde illegaliteit), naar heeft gestreefd, de arrestaties in zo goed mogelijke banen te leiden en wij menen bepaald dat zijn beleid meer waardering verdient dan dat van Speyart en van de ministers.

XCDe opmerking van de Enquêtecommissie dat het beleid van Kruis 'het arrestatieprobleem' in 'een impasse' heeft doen verkeren, 'zulks ten detrimente van de gearresteerden en in het bijzonder van .de onschuldi

851 [PDF]
ARRESTA TIEB ELEID

gen onder hen', is ons niet duidelijk - Kruls heeft, zodra hij terzake een competent advies had ontvangen, instructie gegeven, de 'lichte gevallen' (dat sloot 'de onschuldigen' in) vrij te laten en 'het arrestatieprobleem' is in de eerste plaats gevolg geweest van één omstandigheid die voor de regering en het Militair Gezag eenvoudig een gegeven was: dat zo vele Nederlanders 'fout' waren geweest en derhalve in eerste instantie, ook ter wille van hun persoonlijke veiligheid, uit de samenleving moesten worden verwijderd. Dat zou ook in de rest van Nederland moeten geschieden - vandaar de 'Algemene Lastgeving'.

XCOok op die laatste instructie heeft de Enquêtecommissie kritiek uitgeoefend: zij meende dat er 'in het nog te bevrijden gebied' een regeling had moeten komen, 'waarbij met minder arrestaties werd volstaan voor het geval bij de bevrijding daarvan tevens de oorlog zou zijn geëindigd.' Dat er geen zodanige beperkte regeling kwam, 'heeft', aldus de commissie,

XC'ten gevolge gehad dat ook in het Westen des lands, waar niet meer de oorlogsnoodzaak gold, welke de in het Zuiden gevolgde arrestatiepolitiek mede beïnvloed heeft, de arrestaties op dezelfde grote schaal hebben plaatsgevonden. Daardoor is het probleem van de politieke delinquenten uitgegroeid tot een dusdanige omvang, dat overheid en volk hierbij in de eerste jaren na de bevrijding voor welhaast onoplosbare problemen werden gesteld."

XCInderdaad, die problemen zijn 'welhaast onoplosbaar' geweest, en dat zal uit het twaalfde deel van ons werk (Epiloog) duidelijk blijken, maar 'de oorlogsnoodzaak' is naar ons oordeel van weinig invloed geweest op de arrestatiepolitiek die in het Zuiden is gevolgd, en ook in de overige delen van het land was het, met name na de verschrikkingen welke men aldaar in de laatste bezettingswinter te doorstaan had gekregen, al terwille van de persoonlijke veiligheid van allen die zich op welke wijze ook aan de kant van de vijand hadden geschaard, wenselijk dat zij werden aangehouden en opgesloten - wij zullen in Epiloog nog voorbeelden geven van de gevaarlijke incidenten welke zich in enkele plaatsen gingen voordoen toen daar enige 'lichte gevallen' vrij spoedig uit de internering werden ontslagen.

XCJegens alle door hem beschreven historische persoonlijkheden dient een historicus eenzelfde kritische waakzaamheid te betrachten; onverenigbaar is zij met blinde bewondering en van die bewondering weten

XCI Enq.,

852 [PDF]
HET DEBAT TE NIJMEGEN

wij ons vrij, ook wat de chef-staf Militair Gezag, generaal Kruls, betreft; wij zijn evenwel van mening dat de kritiek welke de Enquêtecommissie heeft geuit op zijn arrestatiebeleid, op belangrijke punten ongefundeerd is en van onvoldoende begrip getuigt voor de centrale betekenis van de stand der politiezuivering, kortom: als onbillijk terzijde moet worden gelegd.

XCWij willen tot slot nog even stilstaan bij de argumenten die van de zijde van de Nijmeegse illegaliteit naar voren werden gebracht toen Hoekstra daar medio november kwam meedelen dat Kruls in beginsel had besloten, de verantwoordelijkheid voor de arrestaties bij de illegaliteit te leggen. 'Het is niet de taak van de illegaliteit', zei mr. Cals toen, 'de politiebevoegdheden over te nemen, maar om zich zo spoedig mogelijk in te schakelen', d.w.z.: zich in het politie-apparaat te laten inschakelen door het Militair Gezag. Dat laatste had Blaauw, de militaire commissaris van Nijmegen, ter plaatse gedaan: hij had de commissaris van politie door een betrouwbare politiefunctionaris vervangen en als onderdeel van het gemeentelijk korps een Politieke Recherche ingesteld - maar die recherche stond onder leiding van twee illegale werkers: van Eck en Cals (inspecteur van politie Prick was hun ondergeschikte). Bepalend voor dit samengaan, in Nijmegen, van illegaliteit en politie was, dunkt ons, de snelle en rigoureuze zuivering van de Nijmeegse politieeen zuivering die, zoals wij met de cijfers aantoonden, elders en met name in Speyarts eigen stad, Den Bosch, veel langzamer verliep. Het verdient dan ook de aandacht dat van Eek, Cals en Prick, die alle drie deelnamen aan de grote vergadering in Eindhoven op 6 december, zich daar geheel konden vinden in het betoog van Kruls dat, zolang de politie niet voldoende was gezuiverd, illegale werkers bij het arrestatiebeleid moesten worden betrokken; of illegale werkers daarbij formeel werden ingeschakeld bij de 'oude' politie dan wel of zij, onder verantwoordelijkheid van het Militair Gezag, in een ander verband zouden optreden, achten wij een punt van ondergeschikt belang: in feite was 'de taak van de illegaliteit' geenszins afgelopen. Constateert men overigens dat in Nijmegen de zaak organisatorisch beter was opgezet dan elders, dan mag men ertoch ook niet aan voorbijzien dat althans volgens Kruls (die daarbij misschien van zijn beperkte Eerste en Tweede Algemene Lastgeving is uitgegaan) van de in Nijmegen gearresteerden 40 % ten onrechte was opgepakt.

XCDat standpunt innemend, hield de prins, impulsief als hij was, geen rekening met de primaire verantwoordelijkheid van het Militair Gezag; trouwens, hij trachtte, zoals wij aantoonden, in tweede instantie voor de BS wel degelijk een algemene arrestatiebevoegdheid te verkrijgen en het is, menen wij, verstandig beleid geweest dat deze hem door van Heuven Goedhart (zulks ondanks de druk die koningin Wilhelmina op deze uitoefende) werd geweigerd - verstandig beleid, omdat de wijze waarop de BS van de verleende beperkte arrestatiebevoegdheid gebruik ging maken, schade toebracht aan de naam van de prins en daarmee aan die van het Koninklijk Huis; het was de constitutionele taak van de ministers, dat Huis te beschermen. Dat de arrestatieploegen van de BS krachtens de in maart '45 getroffen regeling slechts een tijdelijke taak kregen en dat hun uitdrukkelijk werd opgedragen, zich nimmer op de prins te beroepen " betekende dat ook de prins (Kruls en de ministers hadden dat al eerder gedaan) was gaan beseffen dat men benoorden de grote rivieren

XC1 In het Zuiden werd, aldus van Heuven Goedhart aan de Enquêtecommissie, 'alles ... maar op de prins gegooid. Als er iemand stond die een minister niet door wilde laten bij een brug (die dingen gebeurden), dan zei hij: 'Opdracht van de prins', en dan kon je tegen die man gaan betogen wat je maar wilde, maar hij zei: 'Neen, de prins wil het niet hebben.' ' (getuige van Heuven Goedhart, a.v. dl. V c, p. 263) De prins van zijn kant had een dergelijk zich op hem beroepen begin november

854 [PDF]
PRINS BERNHARDS BELEID

moest trachten te voorkomen wat in het Zuiden was geschied; het komt ons voor dat dáár niet alleen door het Militair Gezag maar ook door de staf van de prins onvoldoende toezicht is uitgeoefend op wat op arrestatie- en detentiegebied is verricht door de Stoottroepen en, sterker nog, door de Bewakingstroepen van de BS. Ten aanzien van die detentie had al Borghouts strikte regels voorgeschreven en alle excessen verboden regels die de instemming hadden van de prins. Er is vaak en lang tegen gezondigd, hetgeen door het gebrek aan controle in de hand is gewerkt.

XCWat de prins betreft, moet daarbij bedacht worden dat zijn staf en hij veel aandacht moesten besteden aan de problemen die zich bij de Binnenlandse Strijdkrachten in bezet gebied voordeden (meer hierover in deel 10 b) en vooralook (wij keren nog even terug naar de materie welke wij in het vorige hoofdstuk behandelden) aan de formatie en militaire inzet van de Stoottroepen en hun geleidelijke omvorming tot light infantry battalions. Wat die Stoottroepen betrof, waren van Houten (deze werd op 15 oktober '44 ontheven van zijn taak bij het Bureau Inlichtingen en bij de staf van de prins ingedeeld), mr. P. Th. Six ('de jonge Six', zoals hij vaak werd genoemd ten onderscheid van jhr. P. J. Six, de feitelijke commandant van de OD) en H. W. L. Frowein de naaste medewerkers van de prins voor alle aangelegenheden van de BS in het Zuiden; zij werden wel 'de Drie Musketiers' genoemd. De prins en zij werkten hard, eerst in de buurt van Brussel maar van november '44 af in Breda waar de staf van de prins domicilie vond in het gebouw van de inspectie der directe belastingen - de prins en zijn hoogste officieren, onder wie 'de Drie Musketiers', woonden in het buiten 'Anneville', ca. 3 km bezuiden Breda, dat door de Duitsers in redelijke staat was achtergelaten.

XCUit hetgeen wij in het vorige hoofdstuk over de Stoottroepen hebben geschreven, is de lezer al gebleken, hoeveel· moeite het de prins heeft gekost om voor hun militaire uitrusting te zorgen. Dat hij daar niet eerder in slaagde, is vooral gevolg geweest van de tegenwerking welke hij van Montgomery ondervond, en dat die tegenwerking geen blijvend effect had, kwam door de uitnemende relaties welke de prins met Eisenhowers chef-staf, Bedell Smith, had weten op te bouwen. Overigens waren de moeilijkheden 'naar boven' niet de enige waar de prins een oplossing voor moest vinden - die 'naar beneden' waren niet geringer. De Stoottroepen werden in eerste instantie samengesteld uit KP'ers, OD'ers, en RVV'ers, wie het vaak moeilijk viel, zich ook innerlijk los te maken van hun oude organisaties - met name tussen de KP'ers en de OD'ers was er sprake van rivaliteit; dat nu juist de commandanten waren voortgekomen uit de KP, zinde veel OD'ers niet. Dan was er ook nog, gelijk

855 [PDF]
ARR EST A TIEBELEID

vermeld, de animositeit tegen de 'oude' officieren. Het lukte de prins, die tegenstellingen in voldoende mate te overwinnen, waarbij, dunkt ons, naast zijn vlotheid het ontzag dat men voor hem had juist als prins der Nederlanden, van aanzienlijke betekenis is geweest. In zoverre kan men zeggen dat zijn benoeming tot bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten een gunstig effect heeft gehad (er ging een samenbindende kracht van uit) - anderzijds kan men dat gunstige effect natuurlijk niet losmaken van het ongunstige: zijn naam werd, dwars tegen zijn eigen bevelen in, misbruikt en hij werd verantwoordelijk gehouden voor daden als ongeoorloofde vorderingen welke hij naar vermogen had tegengegaan.

XCPas na de vestiging in Breda (en misschien moeten wij schrijven: pas in de eerste maanden van '45) kregen hij en zijn stafvoldoende greep op de situatie! - een situatie die in het Zuiden als geheel overigens nog moeilijk genoeg bleef, vooralook door de gespannen verhouding tussen het Militair Gezag en het tweede kabinet-Gerbrandy.(J. J.Nederland tot stand moest worden gebracht, ooit heeft overwogen, de koninklijke waardigheid of een deel daarvan tijdelijk aan prins Bernhard

1 Bij enkele stafleden leidde dat tot een overschatting van wat de prins na de bevrijding van geheel Nederland mogelijk zou zijn. 'In de staf', aldus majoor jhr. Beelaerts van Blokland, de officier van de Irene-brigade die een tijdlang bij die stafwas gedetacheerd, 'waren er door de chaotische omstandigheden nogal dictatoriale neigingen. Men dacht de prins als stadhouder van een militair bewind. Het Militair Gezag was ... sterk gezwollen, waardoor er vee! onbekwamen in waren opgenomen' G. Beelaerts van Blokland: 'Oorlogsbe!evenissen van een cavalerie-officier', p. 123) - dat laatste was blijkbaar de mening van de bedoelde stafofficieren, aan wier opvattingen (als door Beelaerts weergegeven) men, naar het schijnt, de conclusie moet verbinden dat zij vertrouwden dat de prins de ontwikkelingen in Nederland, was het eenmaal geheel bevrijd, beter in de hand zou kunnen houden dan generaal Kruls met zijn staf. Hoe wij de term 'stadhouder' moeten interpreteren, is niet recht duidelijk, behoudens dan dat de prins, benoemd tot opperbevelhebber van land en zeemacht (de oude wens van de koningin waar wij in hoofdstuk 14 meer over te schrijven hebben), onder de regering (koningin èn kabinet) zou blijven staan, terwijl hij als 'stadhouder' eerder tijdelijk de plaats zou innemen van de koningin; trouwens, over de prins werd in die tijd door personen in zijn omgeving ook wel gesproken als de toekomstige 'regent': een veel duidelijker term. Dat alles mag tekenend geweest zijn voor het tekort aan democratisch besef bij enkele van de naaste medewerkers van de prins, en voor hun ambities (want de betrokkenen namen natuurlijk aan dat de rechterhand van de 'stadhouder' of de regent zouden worden), maar veel meer dan loos gepraat kunnen wij er verder niet in zien. In het bijzonder achten wij het volstrekt uitgesloten dat de koningin, die zich zozeer persoonlijk verantwoordelijk voelde voor de 'vernieuwing' welke in bevrijd

856 [PDF]

Hoofdstuk 13: Regering en Militair Gezag

XC

XCIn de voorafgaande hoofdstukken hebben wij al een aantal voorbeelden gegeven van de moeizame wijze waarop het Militair Gezag van start ging en van de gebrekkige coördinatie tussen de regering en het Militair Gezag - voorbeelden die stuk voor stuk van zekere animositeit getuigden. De koningin verzette zich tot begin september '44 tegen de benoeming van Kruls tot chef-staf Militair Gezag en zei, toen zij met die benoeming eindelijk accoord ging, tegen Gerbrandy dat zij het gehele door Kruls gevormde bestuursapparaat wilde 'vernietigen'; in de radiotoespraak die Burger na de bevrijding van Maastricht hield, liet deze na, er de burgemeester van de eerste bevrijde Nederlandse stad op te wijzen dat hij aan het Militair Gezag ondergeschikt was, en stimuleerde hij hem integendeel, zoveel mogelijk eigen beslissingen te nemen; Burger desavoueerde voorts publiekelijk het Militair Gezag door via de radio mee te delen dat' de verschijning van het door het Militair Gezag toegelaten dagblad Oost-Brabant onmiddellijk stopgezet moest worden; de staking van Quarles als commissaris der koningin in Zeeland werd door de regering opgeheven zonder overleg met Kruls: Albarda benoemde Goudriaan tot directeur van de Nederlandse Spoorwegen, hoewel Kruls hem dringend had verzocht (en Albarda dat ook met deze had afgesproken), zulks na te laten; het kabinet ging zonder overleg met Kruls over tot de impopulaire benoeming van Frowein tot regeringscommissaris voor de mijnen en het liet voorts zonder overleg met Kruls de provincie Zeeland onder het ambtsgebied vallen van procureur-generaal Speyart die in Noord-Brabant zoveel weerstand had gewekt; Kruls van zijn kant benoemde de Quay tot voorzitter van het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid, zonder er zich van te vergewissen of het kabinet bezwaren had tegen de benoeming van een van de leden van het Driemanschap der Nederlandse Unie in een zo verantwoordelijke functie, en Kruls keurde zonder overleg met het kabinet goed dat de politie bij de arrestaties werd uitgeschakeld, dat de Binnenlandse Strijdkrachten een beperkte, 'operationele' arrestatiebevoegdheid kregen en (begin november '44) dat het arrestatiebeleid in wezen zou komen te berusten bij

857 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

tussen de ministers en Kruls uit voortvloeide, hebben wij in het voorafgaande hoofdstuk beschreven.

XCConflicten tussen Kruls en het kabinet waren tot op zekere hoogte onvermijdelijk. Geplaatst voor een situatie die niemand had voorzien (het Zuiden werd oorlogsgebied en dat vergde, mede doordat slechts Shaef de nodige hulp kon bieden, een veel grotere mate van inschakeling van het Militair Gezag dan waarop men had gerekend), diende het Militair Gezag met spoed talloze beslissingen te nemen op de meest verschillende terreinen. Regelmatig telefonisch overleg met Londen was van Brussel uit niet mogelijk. Behalve in aangelegenheden die bij uitstek gevoelig lagen (de verwijdering van Speyart vormt een voorbeeld), had Kruls evenwel aan dat overleg ook geen sterke behoefte. Hem was niet voorgeschreven, periodiek aan de regering te rapporteren wat zijn organisatie (voor welker doen en laten de regering verantwoordelijk was) verrichtte - die omissie, welke hij van zijn kant onmiddellijk had kunnen herstellen, hield hij in stand, tevreden dat zij hem de gelegenheid bood, zijn eigen beleid te bepalen. Hij werd in zekere mate afgeschermd door de bepaling dat de minister van oorlog, van Lidth, zijn enige officiële kanaal was met de regering; om hem te bereiken, moesten andere ministers dus een omweg maken. Daar kwam evenwel bij dat hij voor van Lidth geen achting koesterde; die koesterde hij eigenlijk voor geen der ministers, wier conflicten en ruzies hij in Londen enkele jaren lang van nabij had kunnen volgen. Ook Gerbrandy beschouwde hij als zwak; dat deze er niet in was geslaagd, van den Tempel, die van het hele Militair Gezag niets had willen weten, er toe te bewegen, de belangrijke zaak van de repatriëring aan het Militair Gezag toe te vertrouwen (van den Tempel had daar een eigen Regeringscommissariaat voor opgericht), zag hij als een onvergeeflijke fout. Maar wat, zo mag men vragen, had de ministerpresident dàn moeten doen? Van den Tempel, en met deze Albarda en ook Burger, forceren, het kabinet te verlaten, zodat naast het katholieke volksdeelook het socialistische een duidelijke representatie in de regering zou verliezen? Kruls had (het komt bij hoge militairen vaker voor) weinig begrip voor de algemene staatkundige verhoudingen waarin een kabinet zijn taak verricht en met name ook voor het feit dat een ministerpresident soms nadelen moet aanvaarden om een groter nadeel (het uiteenvallen van de regeringsploeg) te voorkomen. In een democratisch bestel zijn compromissen onvermijdelijk - Kruls, een kundig organisator, een manager van formaat, maar geen politicus, voelde niet voor compromissen; hij was van een rechtlijnige doortastendheid waarmee, ook doordat hij zo snel carrière had gemaakt (in mei '40 als kapitein in Londen

858 [PDF]
INVLOED VAN DE KONINGIN

aangekomen, verliet hij het in september '44 als generaal-majoor), een steeds grotere zelfverzekerdheid gepaard ging.

XCLaat ons bij dat alles de opvattingen en de invloed van de koningin niet vergeten. Zij had gedoogd dat het Militair Gezag tot stand kwam maar in twee toespraken via Radio Oranje (23 november '43 en IQ mei '44) gezegd dat het slechts 'enkele weken, enkele dagen misschien', zou behoeven te functioneren - zij had haar houding gewijzigd, en radicaal gewijzigd (zulk een omzwaai lag in haar aard), toen zij de indruk had gekregen dat Kruls en zijn apparaat optraden met de besluitvaardigheidwelke zij steeds placht te waarderen, dat het werk van het Militair Gezag door de Geallieerden gunstig werd beoordeeld en, vooral, dat Kruls een uitstekende relatie had opgebouwd met haar schoonzoon prins Bernhard. Wij herinneren er aan dat, zoals wij aan het slot van hoofdstuk 8 weergaven, Kruls bij het eerste bezoek dat hij van Brussel uit aan Engeland bracht (5 oktober '44), door de koningin met opvallende hartelijkheid werd ontvangen, dat zij hem toen, aldus Kruls, 'vertelde dat de prins haar had ingelicht over onze uitstekende samenwerking en dat zij goed had begrepen hoe belangrijk het werk van het MG was en verder zou zijn', en dat haar afscheidswoorden waren geweest: 'Ik wil u zo veel zien als mogelijk is.' Van Lidth had deze wijziging in de houding van de vorstin beschouwd als 'een overwinning voor mij van niet geringe betekenis.' Inderdaad, zo voegden wij daar aan toe, hij 'mocht terecht constateren dat de door hèm bepleite opzet van het Militair Gezag nuttig was gebleken, maar het feit dat de koningin en KruIs elkaar hadden gevonden, betekende dat hij en zijn ambtgenoten geen 'overwinning' hadden behaald, maar dat zich eerder een nederlaag ging aftekenen.'

XCNederlaag, omdat Kruls, zeker nu van de sympathie en steun van de koningin, nog minder behoefte zou hebben dan tevoren om met de wensen van het kabinet rekening te houden, en nederlaag, omdat de koningin, de verdeeldheid tussen het kabinet en Kruls aanwakkerend, de positie van het kabinet waar zij van af wilde, verder zou gaan ondermijnen.

KruIs en de (kwartiermakers'

XC

XCVrijwelonmiddellijk nadat de eerste delen van Zuid-Nederland waren bevrijd, ontstond bij het kabinet en met name bij die leden die als ministers-'kwartiermakers' waren aangewezen: premier Gerbrandyen de

859 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

ministers van den Broek (financiën en ad interim handel, nijverheid en landbouw), Burger (binnenlandse zaken), van Heuven Goedhart (justitie) en van Lidth (oorlog), de sterke behoefte om zich in het Zuiden, althans in de buurt daarvan, te vestigen: zij waren verantwoordelijk voor het Militair Gezag, zij wensten het beleid dat KruIs en zijn staf zouden gaan voeren, van nabij te volgen, beschikbaar te zijn voor overleg, desnoods in te grijpen. De behoefte dier ministers werd gestimuleerd door het feit dat het Belgische kabinet-Pierlot zich al medio september uit Londen naar Brussel had kunnen begeven. Intussen konden de ministers niet eigener beweging tot die overplaatsing overgaan, zelfs niet als zij tijdelijk zou zijn: het hoogste gezag lag bij Eisenhower; hfjmoest die overplaatsing goedkeuren en zou dat stellig niet doen zonder het accoord van Montgomery, de bevelhebber van de 21St Army Group die directe verantwoordelijkheid had voor wat in Zuid-Nederland gebeurde. Montgomery nu beschouwde de situatie daar als fundamenteel verschillend van die in België: België was etappegebied, Zuid-Nederland oorlogsgebied geworden; er moesten in Zuid-Nederland na de mislukking van' Market Garden' moeilijke offensieven worden ontworpen en uitgevoerd: de Wester-Schelde moest worden vrijgemaakt, de Duitsers dienden benoorden het Hollands Diep, de Bergse Maas en de Waal en beoosten de (Limburgse) Maas te worden teruggeworpen en daarna moest een binnendringen in Duitsland worden voorbereid - hem was het voldoende wanneer hij aan de samenleving in de bevrijde delen van Zuid-Nederland zijn eisen kon stellen via het mede aan hèm ondergeschikte Militair Gezag. Militairen hebben het liefst met militairen te doen - burgerministers zouden, vreesde Montgomery, de eenheid van aanpak (van groot belang voor militaire operaties bij welke elke dag telt) slechts schaden.

XCOp vrijdag 6 oktober (de Geallieerden hadden toen in Nederland niet veel meer in handen dan Zuid-Limburg, de 'Corridor' en Oost ZeeuwsVlaanderen en de eerste aanval van de Canadezen in de richting van Woensdrecht werd op die dag afgeslagen) deelden Gerbrandyen van Lidth aan generaal Edwards, hoofd van de Shaef-Mission Netherlands, mee dat de 'kwartiermakers' zich naar Brussel wilden begeven, 'mits zekerheid', noteerde van Lidth, 'dat zij zich vrijelijk naar Ned. grondgebied zullen kunnen begeven.' Edwards beloofde, dit denkbeeld aan Eisenhower te zullen voorleggen. 'Mij dunkt in de tweede helft van de volgende week vertrek!', was van Lidths hoopvolle conclusie.' Niets daarvan. Van

XC, Van Lidth: 'Dagboek', 6 okt. 1944.

860 [PDF]
DE 'KWARTIERMAKERS' WILLEN NAAR NEDERLAND

Edwards kwam in die volgende week geen bericht binnen, maar wel bracht toen koning George VI van Engeland een bezoek aan de Britse troepen in de 'Corridor'. Dat prikkelde het kabinet en op dinsdag 17 oktober werd in de wekelijkse vergadering 'van verschillende zijden' (aldus de notulen) 'aangedrongen op een spoedig vertrek, zo niet van de 'kwartiermakers', dan toch van afzonderlijke ministers naar het bevrijd gebied, waar het hier en daar reeds mis loopt' - van den Tempel, gegriefd dat hfjniet tot de 'kwartiermakers' behoorde, meende dat men het gehele denkbeeld dat in eerste instantie slechts een delegatie uit de ministerraad zou oversteken, beter kon laten vallen. I Een dag later vlogen Gerbrandyen van Lidth naar Parijs om er zich bij Eisenhower over te beklagen dat het besluit tot onder water zetten van Walcheren was genomen zonder dat de Nederlandse regering er in was gekend - in hoofdstuk 7 vermeldden wij reeds dat Bedell Smith (Eisenhower was afwezig) zijn excuses aanbood voor het gebeurde. Bij die gelegenheid brachten Gerbrandyen van Lidth ook het punt van de vestiging van het kabinet in Nederland ter sprake. Zij bereikten niets: Bedell Smith zei dat heel Nederland zeker niet vóór 1 december '44 en misschien pas na de winter bevrijd zou worden (een mededeling welke de ministers, indachtig aan de Spoorwegstaking en aan de algemene noodtoestand die zich in het Westen des lands ging aftekenen, diep ontstelde) en dat Montgomery er niet mee accoord ging dat het kabinet of een deel van het kabinet zich in het bevrijde Zuiden zou vestigen, althans: daarover wilde de Britse Field Marshal pas praten als de haven van Antwerpen in gebruik was.

XCIn Londen teruggekeerd, zocht Gerbrandy contact met Churchill; het is toch te dwaas, betoogde hij jegens Major Desmond Morton, Churchills verbindingsman met de meeste regeringen in ballingschap, dat de Engelse koning een bezoek kon brengen aan het bevrijde deel van Nederland en dat de Nederlandse ministers zich daar niet zouden kunnen vestigen! 'Dr. Gerbrandy', aldus een notitie welke Morton aan Churchillliet voorleggen, 'does not wish to be in the position of being refused permission to visit his own country by an Allied general, however eminent,'? Churchills instructies aan Morton, drie dagen later op schrift gesteld (29 oktober) waren duidelijk: 'Prepare drafis to parties concerned to make sure that Dr. Gerbrandy and the Dutch Government can go into Holland and settle

XCI Ministerraad: Notulen, 17 okt. 1944. 2 Notitie, 26 okt. 1944, van D. Morton aan Churchill, aangehaald in P. M. H. Bell: The British and the Dutch Government in exile, 1940-1945 (1977), p. 30.

861 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

down there now and go into any region they choose. It is essential that they should be able to keep a hold of their people at this critical and painful time." Het Britse War Cabinet keurde Churchills beslissing goed en op 3 november verzocht Churchill Eisenhower telegrafisch, de nodige medewerking te verlenen.

XCHet eerste wat hieruit voortvloeide, was dat van Lidth en van den Tempel, die beiden meenden dringende zaken met Kruls en zijn staf te moeten bespreken, zich op 6 november naar Brussel konden begeven. Van Lidth stelde zich daar op de hoogte van de maatregelen die genomen werden om de voedselnood in het bevrijde Zuiden te lenigen en van den Tempel kon o.m. overleg plegen met dr. van den Berg, de directeurgeneraal van de volksgezondheid, en met rijksbemiddelaar de Muralt die beiden met hulp van het Militair Gezag uit Eindhoven naar Brussel waren gekomen; de Muralt verklaarde zich daar, aldus van den Tempels notities, 'bij herhaling ongerust over de stemming onder de arbeiders. Vreesde voor sterke linkse (communistische) stroming, in het bijzonder bij de terugkomst van de gedeporteerden' (bedoeld: de slachtoffers van de arbeidsinzet) 'uit Duitsland'? - ook om die 'linkse stroming' tegen te gaan werd tot de eerder door ons gememoreerde wachtgeldregeling besloten. Voorts kon van den Tempel tot zijn opluchting constateren dat een voorlopig plan van de Shaef-Mission om niet minder dan een miljoen personen uit het bevrijde Zuiden te evacueren, niet zou worden uitgevoerd. Hij was overigens weinig te spreken over de medewerking welke hij persoonlijk in de Belgische hoofdstad van de staf Militair Gezag had ontvangen: deze had hem niet eens een auto met chauffeur ter beschikking kunnen stellen, en wat van den Tempel van de organisatie had gezien, vervulde hem met achterdocht: 'Het Militair Gezag', schreef hij in zijn boek Nederland in Londen,

XC'was ondergebracht in de Cité Uniuersitaire. Drommen van officieren en onderofficieren waren daar in functie. Het gaf de indruk van een expeditionaire macht in voorbereiding. Hoe groot was de personele sterkte reeds? Sommigen spraken van een beoogde uitbreiding, al met al tot twaalfhonderd man. Een gerucht wilde zelfs dat de sterkte tot drieduizend man zou oplopen.' Men kreeg onwillekeurig

XC1 A.V. 2 Van den Tempel: 'Notities voor de ministerraad van 14 november '44', p. 6 (Collectie-dr. J. van den Tempel, map VII) (RvO). 'Het Militair Gezag (staf èn militaire commissariaten) telde medio novernber.. gelijk eerder vermeld, tweehonderdeen-en-dertig officieren; Kruis vroeg in die tijd bij ShaeJ voor geheel bevrijd Nederland een War Establishment aan van bijna negenhonderd officieren en bijna zes-en-twintighonderd andere militairen.

862 [PDF]
DE 'KWARTIERMAKERS' WILLEN NAAR NEDERLAND

het gevoel, dat zich hier een nieuwe macht demonstreerde, naast de verantwoordelijke regering."

XCIn afwezigheid van van Lidth maakten de overige 'kwartiermakers' die omtrent de beslissing van het Britse War Cabinet waren ingelicht, op 9 november (Walcheren was in Geallieerde handen maar de Duitsers waren in midden-Limburg nog niet achter de Maas teruggeworpen) de afspraak dat Gerbrandy nog met Shaej overleg zou plegen, op welke datum de 'kwartiermakers' zouden vertrekken en waar zij zich precies zouden vestigen. 'Karakter 'kwartiermakers' als advance party', aldus de notulen, 'dient gehandhaafd. Ter waarborging coördinatie geregelde besprekingen en verslagen aan kabinet Londen. Bezoeken van andere ministers mogelijk, doch ongewenst [is 1 dat talrijke ministers met staven gaan heen en weer reizen of helft van hun departement daar' (d.w.z. in het bevrijde Zuiden) 'vestigen."In beginsel was dit een besluit om een kleine kern van het regeringsapparaat uit Londen naar het Zuiden te verplaatsen, en duidelijk is dat de ministers die dat besluit namen, onvoldoende beseften hoe primitief de werkomstandigheden er zouden zijn. Dat het leven er moeilijk was, wisten zij. Misschien moeten wij het dus zo stellen: zij vertrouwden dat hun aanwezigheid ter plaatse er toe zou bijdragen dat zich in die gehele situatie spoedig een keer ten goede zou aftekenen, uiteraard met hulp van de Geallieerden. Maar was het niet juist de taak van het door de regering ingestelde Militair Gezag om de Geallieerden tot die hulpverlening te .stimuleren?

XCUit geen enkel stuk of ander gegeven blijkt dat de ministers zich er van vergewist hadden wat generaal Kruis eigenlijk vond van hun voornemen, dat zich in het gebied waarverantwoordelijk was voor orde en rust en waar hij op talloze terreinen in goede samenwerking met de Shaej was begonnen in te grijpen om de ergste noodtoestanden op te heffen, ook nog, en blijkbaar permanent, een groep ministers zou gaan vestigen. Van Heuven Goedharts hoofdambtenaar Snijders, die zich als hoofd van de sectie-Juridische Zaken van de staf Militair Gezag in Brussel

XC, Van den Tempel: Nederland in Londen, p. 214-15. 2 Ministers-'kwartiermakers': Notulen, 9 nov. 1944, Enq., dl. V b, p. 3 I

863 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

bevond, had zijn minister medio oktober uitdrukkelijk aangeraden, het Militair Gezag niet in de wielen te rijden maar het zoveel mogelijk steun te verlenen. 'Het schijnt mij in de bestaande verhoudingen uitgesloten', had hij geschreven,

XC'dat de regering en het burgerlijk gezag de zaken zouden kunnen redderen zonder het MG ... De beschikbare commissarissen zijn overladen met moeilijkheden: problemen met de OD, tegenstrijdige orders van het hoofdkwartier van ZKH, tegenstrijdige orders van de regering (Oost-Brabant), benevens alle problemen van dagelijks bestuur, arrestaties, evacuatie, voeding, transport, politie, luchtbescherming en wat dies meer zij. Dit vaak vlak achter het front, zoals in Helmond, waar tijdens ons verblijf nog enige bommen vielen en waar artillerievuur op korte afstand woedt, in Nijmegen onder constant artillerievuur. Daarom dient alles vermeden te worden wat aan de positie van het Mil. Gezag afbreuk zou kunnen doen ... De regering zal thans zijn geld op het MG moeten zetten en dit moeten steunen, niet desavoueren Indien in Londen gemeend wordt, dat een bepaalde handeling fout is, laat de regering de zaak dan na overleg met het MG door het MG recht doen zetten .

XC. . . Nog opgemerkt moge worden dat de eerste ontvangst van het MG overal uitstekend is geweest. Of de verhoudingen goed zullen blijven, hangt van het MG af, hetwelk op zijn beurt moet steunen op de regering"

XCmaar hoe zouden die verhoudingen zich ontwikkelen indien de 'kwartiermakers' (onder wie Burger, de minister van binnenlandse zaken, die zich kennelijk van het Militair Gezag weinig beliefde aan te trekken) via het MG, of wellicht buiten het MG om, in het bevrijde Zuiden zouden gaan ingrijpen? Kruls en zijn staf zagen de komst dier 'kwartiermakers' als hoogst ongewenst en de Shaef-Mission (Kruls sprak er met het hoofd van de Civil Affairs-afdeling, de Cazenove) dacht er niet anders over.

XCOp 12 november richtte Kruls 'naar aanleiding van het mij bekende voornemen om de z.g. vijf kwartiermakers op korte termijn naar Nederland te doen overgaan', een lange brief tot Gerbrandy? waarvan hij, zo schreefhij aan het slot, 'een kopie' had doen toekomen aan van Lidth en aan prins Bernhard - in werkelijkheid had hij de prins op 13 november twee kopieën toegestuurd, van welke één bestemd was voor de koningin en die door de prins, die het met de inhoud geheel eens was, inderdaad aan haar werd toegezonden. Van de achtergrond van waaruit hij die brief had geschreven, gaf Kruls ons in '56 het volgende beeld:

XCI Brief, r r okt. 1944, van F. J. H. Snijders aan van Heuven Goedhart (MG, Staf, Sectie II, doos 38, no. I216). 2 Tekst: Enq., dl. V b, p.

864 [PDF]
KRULS' BRIEF VAN 12 NOVEMBER '44

XC'Ik had in Londen al een slechte indruk gekregen van het kabinet als geheel en vooral van Burger en van van Heuven Goedhart. Ik heb de brief geheel alleen ontworpen, zonder verder overleg met mijn staf. Lees ik het stuk nu over, dan vind ik wel dat ik wat gekuister termen had mogen gebruiken, doch men moet mijn positie goed begrijpen. Ik zag net enig gat in de warwinkel. Aanvankelijk had ik ook grote moeilijkheden gehad met de stafvan prins Bernhard. Dan waren er de illegalen en de 'oude' gezagsdragers. Bij de BS zaten allerlei dolle lieden; die wilden alle touwtjes in handen krijgen. Mijn voornaamste taak was, orde te stichten zonder met iedereen ruzie te krijgen. Dat ging langzamerhand beter. Ik had uit Londen daarbij geen steun. Ik kende het college van ministers van binnen en van buiten. Ik dacht: als die lieden komen, dan gaat het geharrewar allemaal naar hèn toe. Dat wordt één grote klaagmuur tegen het MG. Ook zouden dan natuurlijk de politieke aspiraties herleven. Dat hele gebied zou eenvoudig in elkaar floppen als er ministers kwamen en ik vond daarom dat het mijn plicht was, die komst zo mogelijk te voorkomen en in elk geval te doen uitstellen."

XC'Het Militair Gezag', zo schreef de chef-staf in zijn brief aan de minister-president,

XC'heeft thans de zaak vrij goed in handen ... Wat op het ogenblik nodig is, is een sterke leiding die de beschikking heeft over grote bevoegdheden en in staat is op zeer korte termijn beslissingen te nemen. Ik ben mij bewust dat het Militair Gezag als zodanig in sommige opzichten nog te kort is geschoten. Naast de omstandigheid dat onder de tegenwoordige verwarde omstandigheden elke organisatie hierin meer of minder moet te kort schieten, zie ik de oorzaken daarvan ... ook in onvoldoende personeelsbezetting van het Militair Gezag en onvoldoende vrijheid van handelen, zowel ten gevolge van het feit dat de geldende besluiten niet in alle opzichten het Militair Gezag vrijlaten, als ten gevolge van nog onvoldoende hulp van Geallieerde instanties. De komst van Uwe Excellentie en Haar Ambtgenoten kan hierin zeer zeker geen verbetering brengen. Integendeel. Er zullen nieuwe moeilijkheden ontstaan, die een snelle en doeltreffende uitoefening van gezag in de weg staan en tot verwarring en verlies van prestige zowel van het Militair Gezag als van de regering aanleiding zullen geven.'

XCZeker, zo ging Kruls verder, zodra de gehele regering zich in Nederland zou kunnen vestigen en daar de beschikking zou hebben over 'goed werkende departementen en diensten', zou de taak van het Militair Gezag 'van karakter veranderen', maar tegen 'de vestiging van een aantal ministers in Nederland zonder departementen of met uit de aard geheelJ.

, H. Kruis, 14 maart 1956.

865 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

onvoldoende personeel' had hij niet minder dan acht bezwaren.

XCTen eerste. Die ministers zouden zich willen bedienen van personeel van de staf Militair Gezag - 'dit is ontoelaatbaar.'

XCTen tweede. Bij de ministers zou 'de neiging ontstaan om in te grijpen en beslissingen te nemen' - 'hierdoor ontstaat verwarring en wordt het werk van het Militair Gezag in korte tijd onmogelijk gemaakt.'

XCTen derde. Het prestige der regering zou door de kritiek die ook zij zou uitlokken, schade lijden, 'kritiek op het Militair Gezag daarentegen is minder ernstig; het is een tijdelijke instelling, waarvan iedereen het tijdelijk karakter kent.'

XCTen vierde. Het Militair Gezag ontleende zijn bevoegdheden aan koninklijke besluiten maar als er met spoed nieuwe besluiten nodig waren, zouden ministers, gescheiden van de koningin, 'op de meeste terreinen' niet eens kunnen ingrijpen.

XCTen vijfde. Alles hing af van een goede samenwerking met de Geallieerde militaire instanties bij welke 'de feitelijk hoogste macht op bestuursgebied' berustte; het Militair Gezag was geheel op die samenwerking ingesteld 'en de Geallieerde legerleiding weet hiermee te werken. Het zou', schreef Kruls, 'het prestige van de leden van het kabinet niet versterken, wanneer telkens zou blijken dat eventuele beslissingen van hun zijde genegeerd zouden worden door Geallieerde bevelhebbers.'

XCTen zesde. Bij het beraad in de kring der 'kwartiermakers' zou hij eigenlijksteeds aanwezig moeten zijn, maardaar had hij de tijd niet voor.

XCTen zevende. 'De permanente aanwezigheid van een aantal ministers' zou de partijpolitiek doen herleven, 'aspirant-Kamerleden en baantjesjagers zullen zich verdringen.'

XCTen achtste. 'Het tegenwoordige kabinet verheugt zich in Nederland niet in een grote populariteit. De meest voorkomende houding is een van grote onverschilligheid ... Het prestige van het kabinet zal korte tijd na vestiging in Nederland geheel verloren zijn.'

XCSlotsom:

XC'Indien de ministers onder deze omstandigheden naar Nederland komen, dan mag dat slechts zeer tijdelijk zijn voor het inwinnen van verschillende informaties en voor het verlenen van rechtstreekse steun aan het Militair Gezag in de vorm van raadgevingen en het vaststellen van de mate waarin het MG meer vrijheid van handelen dient te hebben.

XCZou blijken dat zich een andere toestand gaat ontwikkelen ... , dan moet ik Uwer Excellentie tot mijn spijt nu reeds waarschuwen, dat ik dan zeker tot de conclusie zal moeten komen dat ... ik mij tot H.M. de Koningin zal moeten wenden om ontheffing te verzoeken uit mijn tegenwoordige functie.

866 [PDF]
CONFLICT OM KRULS' BRIEF

. Tenslotte moge ik nog opmerken dat, indien het vorenstaande Uwer Excellentie geen aanleiding mocht geven, Haar plannen te herzien, ik dringend moet verzoeken, zulks geheel in overeenstemming met de Brigadier de Cazenove, om de datum van uw reis naar Nederland uit te stellen tot een zodanig tijdstip dat ik de gelegenheid heb, mijn staf tevoren naar Nederland te verplaatsen. Het zou zeer ongewenst zijn, indien een deel van het kabinet zich in Nederland bevond, terwijl de staf Militair Gezag noodgedwongen nog op vreemde bodem standplaats moet houden.'

XCHet was duidelijk: Kruis (zich zeker voelend van de steun van de koningin.') plaatste zich boven het kabinet, met name daar waar hij in het slot van zijn brief nauwkeurig had aangegeven wat de 'kwartiermakers' in het bevrijde Zuiden wèl of niet mochten doen; 'die meneer kende zijn plaats niet meer', zei van Kleffens aan de Enquêtecommissie."

XCOp 16 november (van Lidth en van den Tempel waren inmiddels naar Londen teruggekeerd) ontving Gerbrandy Kruis' brief en van Lidth de voor hem bestemde kopie. De brief had op geen ongelukkiger moment kunnen arriveren. Na Churchills telegram te hebben ontvangen had ShaeJ goedgevonden dat de 'kwartiermakers' op de volgende dag, 17 november, naar het Continent zouden oversteken, maar in aanwezigheid van van Heuven Goedhart kreeg van Lidth op die röde eerst bericht van ShaeJ dat de oversteek niet zou doorgaan omdat nog geen geschikt onderkomen voor de ministers was gevonden ('van Heuven Goedhart woedend', legde van Lidth des avonds vast. 'Hij meent dat ShaeJniet bonafide is. Nonsens! '3), en vervolgens opende en las van Lidth de brief van Kruis die hij ook door van Heuven Goedhart liet lezen. Van Lidth achtte die brief 'onredelijk maar begrijpelijk.' Voorts noteerde hij: 'v, Heuven Goedhart stelt: Kruis er uit of ik. Ook nonsens! Ik stel: als Kruis er uit, dan verdwijn ik ook! Prettige situatie!"

XCDaags daarna, 17 november, kwam het, schreef van Lidth, tot 'een stormachtige zitting van 'kwartiermakers" die nu allen de brief van Kruis voor zich hadden liggen. 'Wat het meeste aanstoot geeft', aldus van Lidths verslag van de verhitte discussie,

XC'(is) dat hij afschrift van deze brief aan ZKH heeft gezonden.' Men is hoogst verontwaardigd over de vorm en de toon. V. Heuven Goedhart het felste ... ,p. 347. 3 Van Lidth: 'Dagboek', 16 nov. 1944. 4 A.v. s De ministers namen

1 Haar reactie op zijn brief is ons onbekend maar wij durven veronderstellen dat zij het met de inhoud van harte eens was. 2 Getuige van Kleffens, dl. V c,

867 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

dreigt met aftreden. Burger ziet hierin de kiem van militaire dictatuur. Albarda zag' in het optreden van [de] OD een burgeroorlog-gevaar in Amsterdam, Goedhart in het wapenen van ondergrondse organisaties waaronder communisten, het gevaar van een communistische staatsgreep. Nu weer het gevaar van militaire dictatuur! Wat hebben die wijze staatslieden toch een vooruitziende blik!!! Bezonkenheid en objectief oordelen zijn hun geheel vreemd.

XCIk antwoord dat, hoewel ik de brief van KruIs ten stelligste afkeur, ik daarin niet de geweldige gevaren zie, die men thans daaruit construeert; dat indien men KruIs 'de das wilomdoen', men wèl wete dat ik dan tevens verdwijn, want dat de verwarring ontstellend zal zijn, als nu reeds ... ruzie bestaat, dat Shaef dan eenvoudig de zaak geheel in handen zal nemen en dat men op grote moeilijkheden moet rekenen ... Dit bekoelt de verhitte breinen enigszins. Ik besluit KruIs spoedigst te doen overkomen' wij nemen aan dat van Lidth daarvan nog in de vergadering mededeling deed aan de overige 'kwartiermakers'. 'Men mag hem', noteerde hij 's avonds tot slot, 'een standje geven en flink uitschelden, maar men moet met hem in het reine willen komen. Ik erger mij groen aan deze wildemannen. KruIs moet zijn brief intrekken, althans ondubbelzinnige verklaringen afleggen dat hij zich naar de instructies der regering zal voegen. Ben benieuwd hoe dit afloopt. Dit is voor mij een der ernstigste conflicten die zich hebben voorgedaan."

XCEen dag na de verhitte discussie klaarde de hemel in zoverre op dat eindelijk aan de 'kwartiermakers' werd meegedeeld dat voor hen een passend onderdak was gevonden: Hotel Bos en Ven te Oisterwijk'; daarheen zouden zij op vrijdag 24 november vertrekken en in dat kader werd tevens bericht ontvangen dat zowel de Shaef-Mission als de staf Militair Gezag Brussel zouden verlaten - de Shaef-Mission zou in Turnhout, de staf van het MG in Tilburg worden ondergebracht.' Van Heuven Goedhart (hij had al samen met Burger overwogen 'om', aldus Burger, 'clandestien een of ander scheepje te krijgen om naar de overkant te gaan'") vernam dat alles tot zijn 'onuitsprekelijke verlichting" - maar daarmee was het probleem van Kruls' brief nog niet opgelost.

XC, Bedoeld wordt: zag bij een vorige gelegenheid. ' Van Lidth: 'Dagboek', 17 nov. 1944. ) Het hotel was de keuze van enkele van Gerbrandy's hoofdambtenaren die op verkenning waren uitgezonden. Het was, toen het gevonden werd, bij Geallieerde militairen in gebruik; die moesten het verlaten. 4 Gelijk eerder vermeld, ging die verplaatsing van de staf Militair Gezag niet door; ook de Shaef-Mission bleef voorlopig in Brussel. 5 Getuige Burger, Enq., dl. V c, p. 148. 6 Getuige van Heuven Goedhart, a.v., p. 258.

868 [PDF]
CONFLICT OM KRULS' BRIEF

XCOp dinsdagochtend 21 november werd die brief in de ministerraad aan de orde gesteld. Niemand had voor de strekking en de aanmatigende toon een goed woord over. Van den Tempel, de eerste die commentaar gaf, sprak van 'een daad van insubordinatie'.' 'Men had', zei Michiels later aan de Enquêtecommissie, 'de heer Kruls toen zonder de minste aarzeling moeten ontslaan. Dat is ook voorgesteld' (de notulen van de ministerraad maken er geen melding van), maar 'men (had) niemand ... die hem kon remplaceren." 'Vooral' telde ook mee, zo schreef Burger nog geen vier weken later aan Gerbrandy, 'de overweging dat men nauwelijks kon aannemen hier met een poging tot omkering van de gezagsverhoudingen te maken te hebben' (Burgers vrees voor een 'kiem van militaire dictatuur' werd dus niet gedeeld). 'Men neigde er toe, bedoelde brief te zien als een gevolg van het overstelpende aantal vraagstukken waarvoor de generaal zich zag gesteld." Intussen: onaanvaardbaar wàs de brief en bleef hij. Het beraad leidde tot een opdracht aan Gerbrandyen van Lidth 'om' (dat vermelden de notulen wèl) 'met generaal-majoor KruIs een mondelinge bespreking te voeren teneinde hem het onjuiste van zijn houding onder het oog te brengen. Het is dringend nodig, de positie van het Militair Gezag onder de minister van oorlog vast te stellen" (KruIs had zijn brief aan deze minister dienen te richten, niet aan de minister-president"),

XCHet zou, menen wij, gepast zijn geweest indien het eerste contact tussen de twee ministers en de inmiddels in Londen gearriveerde KruIs plaats had gevonden in een zakelijke omgeving en een zakelijke atmosfeer. Van Lidth deed het anders: hij, wiens eerste reactie was geweest, KruIs in bescherming te nemen (diens brief had hij toen als niet meer dan 'onredelijk maar begrijpelijk' getypeerd), ging op die dinsdag waarop de ministerraad 's morgens bijeen was geweest, samen met Kruls lunchen in een Londense club en wij veronderstellen (van Lidth zwijgt er over in zijn dagboek) dat KruIs bij die gelegenheid in elk geval mede te horen kreeg dat de zaak met een sisser zou aflopen. 's Middags vond in Brown's Hotel op Gerbrandy's werkkamer het 'officiële' gesprek met KruIs plaats, 'waarbij wij' (wij volgen weer van Lidths dagboek)november van het hoofd van afdeling I van het departement van oorlog, luitenantgeneraal J.

I Getuige van den Tempel, a.v., p. 13·1. a Getuige Michiels, a.v., p. 308. 3 Brief, 17 dec. 1944, van Burger aan Gerbrandy, a.v., dl. V b, p. 33 I. 4 Ministerraad: Notulen, 21 nov. 1944. 5 Dat werd onder de aandacht van Kruls gebracht in een brief d.d. 27

869 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

'onomwonden onze mening hebben te kennen gegeven. Hij wijst er op dat hij het zijn plicht achtte, de regering te waarschuwen tegen mogelijke gevaren en zijn bezwaren slechts 'onderstellenderwijze' naar voren bracht. Wij wijzen er op dat de onderstellingen die hij maakte, onjuist zijn, door hem beantwoord met de opmerking dat dan nog 'geen man overboord' is. Hij erkent dat hij deze brief aan de MvO en niet aan de President had moeten richten, ook dat het minder juist was, een afschrift daarvan aan ZKH te richten. Hij beaamt volledig dat de chef-staf MG ondergeschikt is aan de regering ... Hij zegt, nimmer de bedoeling te hebben gehad, daarvan te willen afwijken. Dit is wel de hoofdzaak en ik geloof dan ook dat het vuurtje even spoedig zal uitgaan als het werd opgeblazen"

XCeen slotzin die, dunkt ons, aantoont dat van Lidth wel heellicht tilde aan de aanmatigende toon die Kruis in zijn brief van 12 november had aangeslagen en trouwens ook aan de zelfverzekerde wijze ('geen man overboord') waarop hij zich had verdedigd; ook Gerbrandy had het kennelijk niet vermocht, Kruis in overtuigende bewoordingen op het ongepaste van zijn houding te wijzen. "t Was helemaal niks', zei Kruis ons in '56, sprekend over het onderhoud in Brown's Hotel, 'een goeiïg praatje? - nu, dat is stellig scheefgetrokken naar de andere kant, maar niets wijst er op dat Kruis onder de indruk was van de ministeriële verwijten, toen hij weer naar Brussel terugkeerde.

XCIn de ministerraad was inmiddels afgesproken dat op vrijdag 24 november Gerbrandy 'voor ongeveer tien dagen' naar het bevrijde Zuiden zou gaan, dat van den Broek, Burger en van Heuven Goedhart er 'voor enigszins langere tijd' zouden vertoeven en dat van Lidth nog zou bezien hoe lang hij er zou blijven.' Elk van de vijf ministers-'kwartiermakers' kreeg een voorschot van f25 000 mee; dat was voldoende om in eerste instantie een eigen bureau in te richten en maakte hen financieel onafhankelijk van het Militair Gezag.

XCHet vertrek van de vijf 'kwartiermakers' vond niet op vrijdag 24, maar op zaterdag 25 november plaats. Toen het toestel met de ministers op het vliegveld bij Eindhoven neerstreek, schitterde Kruis door afwezigheid;

XC, Van Lidth: 'Dagboek', 21 nov. 1944. 2 H. J. Kruis, 14 maart 1956. 3 Ministerraad: Notulen, 21 nov.

870 [PDF]
DE 'KWARTIERMAKERS' IN OISTERWIJK

hij was demonstratief weggebleven. Naar Oisterwijk onderweg werden de 'kwartiermakers' (van hen vijven was slechts de naam van Gerbrandy tot het brede publiek doorgedrongen en het uiterlijk was van alle vijf geheel of nagenoeg geheelonbekend) door de BS in Boxtel naar het plaatselijk politiebureau opgebracht (wij vermeldden dat feit al in het vorige hoofdstuk). In Oisterwijk had de burgemeester een receptie georganiseerd, waar de waarnemend commissaris der koningin in NoordBrabant, Smits van Oyen, aanwezig was alsook een verbindingsofficier van Kruls, majoor dr. P. C. Harthoorn. 'Champagne, port, sigaren en sigaretten', noteerde van Lidth. 'Een feestelijke ontvangst. Een gedenkwaardige dag." In Hotel Bos en Ven bleken de nodige kamers in gereedheid gebracht te zijn, maar er brandde maar één kachel, de waterleiding werkte die eerste avond niet en er stond toen geen spanning op het electrisch net, 'de eerste vergadering', aldus later Gerbrandy, 'eindigde toen de uit Londen meegebrachte kaars was opgebrand." Er waren méér kaarsen meegebracht en die moesten herhaaldelijk's avonds worden ontstoken terwijl de ministers, in dikke overjassen gehuld, zaten te vergaderen in een ruimte waaruit de ene kachel slechts de ergste vochtigheid en kou wist te verdrijven.

XCGerbrandy begon op zondag 26 november aan een rondreis door het bevrijde Zuiden waarop wij aanstonds terugkomen (hij werd op die rondreis de eerste dagen vergezeld door Burger); in Gerbrandy's afwezigheid trad van Heuven Goedhart als voorzitter van de 'kwartiermakers' op. Dezen kwamen tot 7 december haast dagelijks bijeen, meestal des avonds nadat zij overdag werkbezoeken hadden afgelegd, en vervolgens nog drie maal in de tweede helft van december, waarbij in de laatste vergadering (23 december) ook van den Tempel aanwezig was die toen zijn eerste bezoek aan bevrijd gebied kon brengen.' Van de 'kwartiermakers' bevonden zich overigens op die z jste december nog slechts Burger en van Heuven Goedhart in Oisterwijk - Gerbrandy was op 8 december naar Londen teruggekeerd, van Lidth wie het in Oisterwijk bar slecht was bevallen ('ik pas niet in deze omgeving', had hij al drie dagen na aankomst genoteerd'), een of twee dagen eerder, en van den Broek had op de rade of r yde een hartaanval gekregen, waarna hij eerst in een ziekenhuis was opgenomen en vervolgens per vliegtuig naar Engeland was overgebracht.1955. 3 Notulen van al deze vergaderingen: Enq., dl. V b, p. 315-25. 'Van Lidth: 'Dagboek',

I Van Lidth: 'Dagboek', 25 nov. 1944. 2 Gerbrandy in 3 mei

871 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

Van den Tempel op zijn beurt werd ziek toen hij omstreeks de jaarwisseling in een open jeep naar Calais was gereden en vandaar aan boord van een Brits marinevaartuig naar Dover was overgestoken - hij werd omstreeks 6 januari '45 naar een ziekenhuis overgebracht, moest daar wekenlang verpleegd worden en vertoefde in februari '45, toen Gerbrandy zijn derde kabinet formeerde, nog als herstellende buiten Londen. De lezer gelieve te onthouden dat in de maand januari, toen het tweede kabinet-Gerbrandy ten val kwam, van den Broek in het geheel niet aan het ministerieel beraad kon deelnemen en van den Tempel niet na ca. 6 januari.

XCOp zijn rondreis bezocht Gerbrandy alle delen van het bevrijde Zuiden. Zijn opvatting dat de 'verzuiling' haar tijd had gehad, bracht hem er toe, op de eerste zondagochtend van zijn rondreis een mis bij te wonen in een katholieke kerk te Eindhoven - in de gereformeerde kerk nam hij pas's middags aan de dienst deel; de eerste autoriteit die hij bezocht, ook nog op die eerste zondag, was de bisschop van Den Bosch. Op de tweede zondag woonde hij in Oisterwijk een dienst in de hervormde kerk bij. Merkwaardige gedragingen voor iemand die in Londen vrijwel geen enkele zondagse dienst in de (met de Gereformeerde Kerken te vergelijken) Schotse kerk had overgeslagen! 'Katholieken en orthodox-protestanten beiden', aldus Sluijser enige tijd later, 'lachen smalend om Gerbrandy's opportunisme in kerkbezoek" - wij zien hier geen 'opportunisme' in, maar eerder de behoefte om er duidelijk van te getuigen dat ook hij, de gereformeerde in hart en nieren, vond dat de eenheid van de natie diende te worden onderstreept en dat de oude godsdienstige gescheidenheden in het maatschappelijk verkeer niet langer verabsoluteerd moesten worden. Op politiek gebied was Gerbrandy, die nimmer zonder tegenzin lid van de Anti-Revolutionaire Partij was geweest (dwars tegen de wensen van de partijleiding in was hij in augustus '39 tot het kabinet-de Geer toegetreden), al evenzeer tegenstander van de verzuiling geworden. Toen

XC1 M. Sluijser: Nota voor Albarda, Burger en van den Tempel (12 febr. 1945), p. 3 (Collectie-dr. J. van den Tempel,

872 [PDF]
GERBRANDY RAPPORTEERT AAN DE KONINGIN

hij op een persconferentie welke hij begin december in Eindhoven hield, betoogd had dat er een nieuw parlement moest komen waarin 'de verzetsbeweging zeggenschap (zal) moeten hebben', voegde hij daaraan toe:

XC'Ik ben er zelfs niet zeker van dat de oude partijen terug zullen komen, daar er een grote wereldcrisis is geweest sinds onze laatste verkiezingen en de gehele geestesgesteldheid en denkwijze van ons volk veranderd zijn. Bij onze terugkeer naar Nederland hebben wij kunnen waarnemen dat de mensen volkomen verschillen van hen die wij in 1940 achtergelaten hebben. De leden van de oude volksvertegenwoordiging zouden nu slechts de steun hebben van de ouderen en niet van de jongere en vooruitstrevende elementen die de geest van Nederland vertegenwoordigen.' 1

XCNa zijn terugkeer in Londen bracht de minister-president een uitgebreid schriftelijk verslag d.d. r6 december aan de koningin uit." Haar berichtte hij dat er 'ernstige latente gevaren' waren, voortvloeiend uit vier factoren: 'de moeilijke materiële toestand', 'de enigszins labiele geestestoestand waarin ons volk zich na al het doorstane bevindt', 'communistische of soortgelijke actie van provocateurs onder de arbeidersbevolking' en 'de gedragingen van bepaalde elementen die zich in de Binnenlandse Strijdkrachten hebben ingedrongen.' Wat die 'provocateurs' betrof: zij dreigden in de Mijnstreek 'misbruik te maken van het op zichzelf loffelijke streven naar eenheid' (ook op vakbewegingsgebied wilde Gerbrandy dus met de verzuiling breken), 'doordat zij een nieuwe 'neutrale' eenheidsorganisatie van arbeiders hebben helpen stichten, die de rust niet ten goede schijnt te komen.' Ten aanzien van de Binnenlandse Strijdkrachten noemde hij het 'het grootste politieke gevaar voor de toekomst', dat zij 'een zeer slechte naam' hadden gekregen, o.m. door 'weigeringen, zich te storen aan de burgerlijke of militaire autoriteiten onder het motto dat men slechts onder de bevelen van prins Bernhard stond'; gezegd werd, zo rapporteerde hij: 'Wij zijn bevrijd van de dictatuur van de Duitsers om te komen onder die van de Binnenlandse Strijdkrachten', 'honderden onschuldigen' hadden zij gearresteerd, 'alom' werd gesproken van 'de Oranje-Dieven' (nieuwe uitwerking van het begrip 'OD'), van 'de WA van de prins', van 'de Witte Terreur', en dat waren nog maar 'de minst erge van deze helaas reeds gangbare termen'.

XCI Verslagvan Gerbrandy's persconferentiein Vrij Nederland (Londen), 16 dec. 1944, aangehaaldin Enq., dl. V a, p. 177. 2 Tekst: a.v.,dl. V b, p.

873 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

Met het verzet hadden die BS'ers maar weinig te maken, 'in Oisterwijk bijvoorbeeld omvatten de Binnenlandse Strijdkrachten honderdzestig man; daarvan hebben er niet meer dan een tiental tijdens de bezetting illegaal werk gedaan.' Ook de 'extremistische agitatie', uitgaande van communisten, vormde, zo meende Gerbrandy, een groot gevaar, in welk verband hij wees op de steun die hun in Engeland al zou zijn verleend door 'het Londense communistische blad Tribune' (het aldus geheten weekblad was in werkelijkheid links-socialistisch en had niets met de communisten te maken). Vooral tegen de BS moest, meende de ministerpresident, met kracht worden opgetreden. Over de politieke en geestelijke stromingen in het bevrijde Zuiden waarover hij zich op zijn persconferentie zo hoopvol had uitgelaten ('dat de mensen volkomen verschillen van hen die wij in 1940 achtergelaten hebben'), nam hij niets in zijn rapport op.

XCNa lezing van dit stuk noteerde de koningin voor een bespreking met Gerbrandy welke op 21 december zou plaatsvinden: 'Reisrapport G[erbrandy] gelezen, zal zaak met B[ernhard] bespreken, nl. betrouwbaarheid cijfers' (zij was er geenszins van overtuigd dat cijfers als voor Oisterwijk gegeven, juist waren). 'Grote verbazing van wat er niet instaat en [waar] wel ietsvan blijkt uit persconferenties! Vernieuwing en verandering [gaan] in treuzeltempo van vóór' 40.' 1 Het gesprek op de z rste begon moeilijk: 'de koningin was', vertelde Gerbrandy ons elf jaar later, 'woest dat ik het gewaagd had, over 'de Oranje-Dieven' en 'de WA van de prins' te schrijven, maar toen ik rustig uiteengezet had dat ik slechts had weergegeven wat mij was meegedeeld en dat ik dat had gedaan om te bevorderen dat de naam van het Oranjehuis geen verdere schade zou lijden, kreeg zij er wel begrip voor. Ze vroeg me overigens, op de geestesgesteldheid welke ik in het bevrijde Zuiden had aangetroffen, nog eens dieper in te gaan.? Dat verzoek leidde er toe dat Gerbrandy de koningin begin januari een stuk van vijf pagina's toezond over die geestesgesteldheid, welke hij als geheel nogal positief beoordeelde, zij het dat hij geconstateerd had 'een zucht om weg te komen uit het beklemmende dagelijkse leven ... , een zucht naar ruimte en avontuur." Die analyse leek de koningin onjuist: 'naar daden en handelen', schreef zij in de marge - die daden en dat handelen, in de geest van de 'vernieuwing' uiteraard, welke naar haar oordeel door het kabinetGerbrandy onvoldoende werden gestimuleerd.

XCI Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 21 dec. 1944. 2 Gerbrandy, 12 jan. 1956. 3 Brief, 2 jan. 1945,

874 [PDF]
BURGERS 'BUREAU BINNENLANDSE ZAKEN'

XCWat zich ten aanzien van het arrestatiebeleid tussen de 'kwartiermakers' en Kruls heeft afgespeeld, beschreven wij in het vorige hoofdstuk - het was een onderwerp dat van Heuven Goedhart tijdens zijn verblijf in Oisterwijk ten zeerste bezighield. Van Lidth, die zich daar niet in het minst thuisvoelde en er maar korte tijd bleef, besteedde er vooral aandacht aan de vraagstukken van de recrutering en van den Broek voerde, tot hij door zijn hartaanval werd uitgeschakeld, talrijke besprekingen over financiële en economische vraagstukken, o.m. uiteraard met het door het Militair Gezag ingestelde College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid; hij werkte er met de instellingen die er al waren, en voegde er geen nieuwe aan toe.

XCDat laatste deed Burger wèl.

XCNa contact te hebben opgenomen met de commissarissen der koningin (van Sonsbeeck, Smits van Oyen en Quarles) en met talrijke burgemeesters besloot deze, de taken van het Militair Gezag op het gebied van het binnenlands bestuur belangrijk te beperken door die weer onder zijn directe verantwoordelijkheid te laten uitvoeren. Natuurlijk besefte hij dat daarbij coördinatie met de stafvan het Militair Gezag wenselijk was; die meende hij het best te kunnen bevorderen door kolonel Linthorst Homan, hoofd van de sectie-Binnenlandse Zaken van die staf, tegelijk hoofd te maken van een 'Bureau Binnenlandse Zaken', 'een pseudo-departement' (aldus Burger), dat hij, zo lichtte hij begin januari van Sonsbeeck, Smits van Oyen en Quarles in, gevestigd had in het gebouw van de provinciale griffie in Den Bosch. 'Dit Bureau dient', schreef hij,

XC'binnen niet al te lange tijd in staar te zijn, in de meest urgente behoeften van centraal burgerlijk bestuur te voorzien en het is mijn bedoeling, zoveel als enigszins mogelijk blijkt, daar zelf aanwezig te zijn .

XC... Het Bureau is verdeeld in de volgende subbureaus: a. kabinet; b. binnenlands bestuur; c. Militair Gezag, zuivering ambtenaren, en zaken speciaal NoordBrabant betreffend; d. financiën, en zaken speciaal Limburg betreffend; e. algemene zaken, en zaken speciaal Zeeland betreffend; f. perswezen en perszuivering . . . . De civiele autoriteiten kunnen zich ... ook met vragen van algemene aard, die zowel het binnenlands bestuur als het Militair Gezag raken, tot bedoeld bureau wenden.'

XCI Brief, z.d. (begin jan. 1945), van Burger aan de commissarissen der koningin in bevrijd gebied (Enq., punten j en 0, gestene. bijl.

875 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

XCBurger-zelf was over die opzet zeer tevreden: hij stelde hem in een brief d.d. 24 januari '45 (dat was de dag waarop Gerbrandy hem zei dat hij uit het kabinet zou worden gezet) aan zijn ambtgenoten ten voorbeeld. 'Behalve het onmiddellijk nut van dit Bureau heb ik daarmee', schreef hij hun,

XC'een verder liggend doel. Het is namelijk gewenst te voorkomen dat op het ogenblik dat Noord-Nederland wordt bevrijd, tweeërlei geheel gescheiden topgezagsapparaten aanwezig zouden zijn, nl. de departementen en het Militair Gezag. De eerste kunnen om hun deskundigheid en omvangrijke taak niet worden genegeerd, het laatste ontleent zijn gezag direct aan de regering en mag daarom niet worden genegeerd. Nodig is ... , dat reeds thans een zodanige samenwerking en werkverdeling tussen bedoeld Bureau en de betreffende sectie Militair Gezag ontstaat, dat straks zonder schokken het departement en Militair Gezag hun wederzij dse verhouding vinden.' I

XCWat 'Noord-Nederland' (beter misschien: Nederland als geheel) betrof, had Burger hiermee een reëel probleem aan de orde gesteld. Inderdaad, de deskundigheid van de departementen zou men daar niet kunnen missen en het zou de taak worden van de staf Militair Gezag om, na zuivering van die departementen (in eerste instantie door het MG te verrichten!), tot een verstandige taakverdeling te komen, welke op de liquidatie van het MG-apparaat zou zijn gericht. Intussen: zo lang de bijzondere staat van beleg bestond, werden de bevrijde delen van Nederland onder verantwoordelijkheid van de regering door het Militair Gezag bestuurd; dat Militair Gezag was bevoegd, bepaalde overheidstaken aan burgerlijke bestuursinstanties over te laten of over te dragen; het kon daartoe ook nieuwe bestuursinstanties oprichten zoals het in het bevrijde Zuiden met name op economisch terrein deed, maar dat waren dan instanties die hun gezag ontleenden aan dat van de chef-staf Militair Gezag, niet van een der ministers, en de chef-staf, niet een der ministers, moest bepalen of er behoefte was aan nieuwe instanties naast die van het Militair Gezag. Het in oktober door dr. van den Berg, de directeurgeneraal voor de volksgezondheid, in Eindhoven opgerichte 'departement van sociale zaken' was als 'departement' aan de aandacht van het Militair Gezag ontsnapt maar wat Burger deed, was aan Homan en Kruls bekend en werd door Kruls afgewezen omdat Burger via zijn Bureau

XCI Brief, 24 jan. 1945, van Burger aan de ministerraad (a.v.,

876 [PDF]
BURGERS 'BUREAU BINNENLANDSE ZAKEN'

Binnenlandse Zaken in feite de taak wilde uitoefenen van de sectieBinnenlandse Zaken van de staf Militair Gezag. Homan kreeg dus twee heren te dienen en 'toen', zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'begonnen de zaken behoorlijk door elkaar te lopen, want ik kreeg bepaalde instructies van generaal Kruls, die ... ook weer aan zijn jasje werd getrokken, o.a. door de hoogste leiding van de Engelse Civil Affairs, aan welker opleiding wij moesten meewerken." Homan werd daarbij ingeschakeld" en had in januari en februari eenvoudig de tijd niet om in Den Bosch het door Burger opgerichte bureau te leiden. De provinciale griffies van Limburg, Noord-Brabant en Zeeland hadden daar enkele hoofdambtenaren voor afgestaan; reëel werk kregen die niet te doen.

XCWat Burger zonder overleg met Kruls tot stand had gebracht, beschouwde deze laatste als ergerlijke dwarsdrijverij. Formeel trachtte hij de zaak in het goede spoor te brengen door, dit weer tot Burgers grote irritatie, in de van het Militair Gezag uitgaande bekendmakingen het Bureau Binnenlandse Zaken als een onder de staf Militair Gezag ressorterend bureau aan te duiden.' Greep op de zaken kreeg het bureau niet; het werd begin maart '45 door de nieuwe minister van binnenlandse zaken, Beel, opgeheven, 'daar het', aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'in de praktijk niet aan de gestelde verwachtingen voldeed." verwachtingen waren dat die Burger had gekoesterd, Kruls bepaald niet.zijn) en zo werd zijn 'departement' dus niet opgericht; hij deed nadien zijn werk van het gewestelijk arbeidsbureau te Eindhoven uit. '004 Overzicht MG,

I Getuige H. P. Linthorst Homan, dL V c, p. 623. 2 Dit was een opleiding van Britse Affairs-officieren welke plaatsvond in Noord-Frankrijk. l Een zelfde conflict deed zich eind januari '45 met Sociale Zaken voor toen mr. dr. A. A. van Rhijn, die door van den Tempel tot secretaris-generaal van sociale zaken was benoemd (zulks zonder overleg met het College van Vertrouwensmannen in bezet gebied datjuist ter voorbereiding van dit soort benoemingen in het leven was geroepen), in Eindhoven een 'echt' departement van sociale zaken wilde vestigen. 'Ik trachtte', zo rapporteerde het hoofd van de sectie-Arbeidszaken van de staf Militair Gezag, 'dr, van Rhijn er van te overtuigen dat, zolang de regering in Londen zetelt en er nog geen contact is met het departement in Amsterdam' (daarheen was het departement in '43 uit Den Haag geëvacueerd) 'er in deze overgangsperiode geen sprake van kon zijn, thans een soort departementj e van sociale zaken op te zetten, doch dat voor deze periode de minister zich moet bedienen van het door de regering opgezette gezagsapparaat MG, hetwelk de instructies en richtlijnen van de regering uitvoert.' (MG, Staf, Sectie X: Weekrap port, 2 febr. 1945, dl. V b, p. 298) Van Rhijn evenwelliet zich niet overtuigen; hij weigerde te aanvaarden dat op het bord buiten zijn bureau kwam te staan: 'Militair Gezag. Departement van sociale zaken' (dat moest volgens hem precies omgekeerd

877 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

XCZowel het ingrijpen van de ministers-'kwartiermakers' op het gebied van de arrestaties als Burgers poging om de sectie-Binnenlandse Zaken van de staf Militair Gezag naar zich toe te trekken, waren tekenend voor de disharmonische verhouding tussen de 'kwartiermakers' als college (alleen van Lidth stond aan Kruls' zijde) en de chef-staf Militair Gezag; daartoe had Kruls met zijn aanmatigende brief van 12 november en met zijn demonstratieve afwezigheid bij de aankomst der 'kwartiermakers' op 25 november een aanzienlijke bijdrage geleverd. De zaak werd er niet beter op toen de Regeringsvoorlichtingsdienst op 26 november een communiqué uitgaf over die aankomst der 'kwartiermakers" waarin o.m. gezegd werd dat Gerbrandy 'na enige tijd' naar Londen zou terugkeren, maar dat 'de aanwezigheid der andere ministers van langere duur (zou) zijn, opdat zij volle gelegenheid hebben, beslissingen ter plaatse te nemen die voor de goede gang van zaken onmisbaar zijn.' 'In de werking van het Militair Gezag, dat staat onder het direct gezag van de minister van oorlog en onder leiding en verantwoordelijkheid der gehele regering, wordt', zo heette het ook nog, 'geen verandering gebracht' - neen, maar bij die 'beslissingen ter plaatse' was in de bekendmaking, welke zonder overleg met Kruls was opgesteld, niet eens vermeld dat er overleg met het Militair Gezag (of met de Shaef-Mission) aan zou voorafgaan, notabene terwijl de regering-zelve haar opperste verantwoordelijkheid in de eerste ('militaire') fase der bevrijding aan Shaef had gedelegeerd. 'De komst van enkele leden der regering heeft', schreef Posthumus Meyjes, 'tweede man' van het MG, op 30 november aan koningin Wilhelmina's naaste adviseur in Londen, de vice-president van de Raad van State, Beelaerts,

XC'de zaken ... niet gemakkelijker gemaakt; integendeeL Hun aanwezigheid betekent voor ons weer meer discussies, meer verlies van kostbare tijd, meer verwarring in vele toch reeds verwarde hoofden. Het is soms om er moedeloos onder te worden. En in de militaire fase kunnen de heren hier waarlij k niet anders dan kwaad stichten. Wij krijgen het gevoel van de zwemmer die in het wier verward raakt en zijn karige krachten verspilt aan pogingen om zich los te werken. Ik vrees bovendien dat zich spoedig conflicten zullen gaan voordoen die onoplosbaar kunnen blijken."

XCI Tekst: Radio Oranje, 26 nov. 1944. 2 Brief, 30 nov. 1944. van W. Chr. Posthumus

878 [PDF]
'IN HET WIER VERWARD'

XCToen Posthumus Meyjes deze bezorgdheden uitte, had Kruis al een maatregel getroffen welke, naar hij hoopte, de coördinatie tussen wat hijzelf te verrichten had en wat de 'kwartiermakers' wilden gaan verrichten, ten goede zou komen: hij had besloten, uit de weekrapporten van de militaire commissarissen en van de sectiehoofden van zijn staf een voor de regering bestemd samenvattend weekrapport te laten samenstellen; het voorstel daartoe was hem gedaan door zijn verbindingsofficier te Oisterwijk, Harthoorn. Deze kende uit Londen enkelen van de 'kwartiermakers' persoonlijk en was door hen op 25 november 'allerhartelijkst' begroet, 'totdat ik', vertelde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'meedeelde dat ik kwam als verbindingsofficier voor het Militair Gezag ... Toen betrokken de gezichten, behalve van minister van Lidth de Jeude ... Het heeft mij niet lang geduurd om uit te vinden dat ik niet bepaald welkom was bij de ministers en dat ik, als ik niet bepaald het initiatief nam om op de hoogte te zijn, niets zou horen ... Toen is bij mij de gedachte opgekomen dat het van nut zou zijn als ik ... de vergaderingen van de 'kwartiermakers' bijwoonde en ik heb dit toen voorgesteld. Natuurlijk viel dit niet erg in goede aarde, maar met veel dringen en duwen is het voor elkaar gekomen"

XCde vergadering van 29 november was de eerste waartoe Harthoorn werd toegelaten."

XCTwee dagen later, I december, nam Kruis deel aan het beraad met 'kwartiermakers' waarin deze laatsten vaststelden dat slechts de 'oude' politie arrestatiebevoegdheid mocht bezitten, en op 6 december was Kruis opnieuw in Oisterwijk aanwezig om verslag uit te brengen van de 'grote' vergadering der illegaliteit welke des middags in Eindhoven was gehouden en waar de arrestarie-richtlijnen van van Heuven Goedhart d.d. 4 december algemeen waren afgekeurd. Inmiddels had van Heuven Goedhart tegen Harthoorn de klacht geuit dat de 'kwartiermakers' zo weinig van het doen en laten van het Militair Gezag afwisten. Harthoorn had beloofd, daar iets aan te doen, reed naar Brussel en bracht vandaar omstreeks 10 december exemplaren mee van het inmiddels gereedgekomen eerste samenvattende weekrapport van het Militair Gezag.' Nu, daar(overigens kenmerkende) geheugenfout. (getuige van Heuven Goedhart, a.v., p. 260) 3 Tekst: a.v., dl. V b, p.

I Getuige P. C. Harthoorn, dl. V c, p. 542. 2 Van Heuven Goedharts relaas aan de Enquêtecommissie dat hij Harthoorns verzoek 'een aardig grapje' vond, maar dat hij tegen deze zou hebben gezegd: 'u begrijpt zeker wel dat daar niets van komt', en dat Harthoorn vervolgens niet tot de vergaderingen zou zijn toegelaten, berust op een

879 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

stond, hoe zakelijk-informatief het ook was, één passage in die de 'kwartiermakers' in het verkeerde keelgat schoot. 'Indien er iets is komen vast te staan in de afgelopen weken', had Kruls geschreven,

XC'dan is het wel de noodzakelijkheid, snel en gedecideerd te kunnen handelen. Er zijn in een land als Nederland, waar honger heerst en duisternis, waar nèch verwarming, nèch transportmiddelen zijn, waar men kan telefoneren nèch telegraferen, waar de ellende van de oorlog nog wordt verhoogd door helaas noodzakelijke evacuaties, waar haat tegen landverraders en wantrouwen tegen allen die zich niet actief verzet hebben, tot het kookpunt zijn gestegen, geen twee methoden mogelijk. Hier moet snel en doortastend gewerkt worden, ook al zou men daarbij fouten maken. Indien het woord, dat de veldheer veel wint al wint hij niet dan tijd, ooit waar geweest is, dan is [het] dit wel thans in Nederland. Deze winst althans wordt mij dikwijls door de regering en vooral door de aanwezigheid van een aantal harer leden op Nederlands gebied, ontnomen. Dat zij mij ontnomen wordt, is echter niet belangrijk; zij wordt aan het in nood verkerende Nederlandse volk onthouden'

XCanders gezegd: zich in bevrijd gebied vestigend hadden, meende Kruls, de 'kwartiermakers' het nationaal belang geschaad.

XCNu was bij van den Broek de maat vol. In aanwezigheid van Harthoorn zei hij op 13 december in de vergadering van 'kwartiermakers' dat hij 'niet bereid (was) te berusten in de aanmatigende houding van de chefstaf Militair Gezag'; Burger stelde toen voor, van Lidth (deze was naar Londen teruggekeerd) een brief te sturen met bezwaren tegen de aangehaalde passage uit het eerste verslag. Besloten werd dat Burger die brief zou opstellen. Op de I7de (van den Broek was inmiddels ziek geworden) bespraken Burger en van Heuven Goedhart samen de tekst - aan Harthoorn was meegedeeld dat hij uit hun vergadering diende weg te blijven, hij had van van Heuven Goedhart slechts te horen gekregen, 'dat de chef-staf Militair Gezag 'geen gelegenheid liet voorbijgaan om de ministers een schop te geven.'" Die uitlating hing hiermee samen dat de twee ministers inmiddels ook het tweede algemeen weekrapport van het Militair Gezag d.d. 8 december hadden ontvangen. Het telde slechts twee alinea's; in de eerste schreef Kruls dat het werk van zijn staf zich 'dagelijks' uitbreidde: de tweede luidde:

XC'Ook in de afgelopen week hebben besprekingen met de aanwezige leden der regering weer een belangrijk deel van mijn tijd en die mijner officieren in beslag

I Brief, 18 dec. 1944, van P. C. Harthoorn aan KruIs (CSMG, doos 13, map 127).

880 [PDF]
NIEUW BERAAD IN OISTERWIJK

genomen. Ook het wegruimen van misverstanden, ontstaan door buiten overleg met mij genomen beslissingen van te Londen verblijvende leden der regering', neemt kostbare tijd in beslag. Een en ander bevordert allerminst het doel: er kan minder feitelijks gedaan worden en de bevolking krijgt een indruk van onzekerheid en besluiteloosheid, die aan het gezag niet ten goede komt'

XCanders gezegd: niet alleen de 'kwartiermakers' maar ook enkele andere ministers brachten schade toe aan het nationaal belang. In Burgers brief die bij nader inzien tot Gerbrandy werd gericht en niet tot van Lidth" (deze laatste zou, zo werd gemeend, Kruls slechts verder de hand boven het hoofd houden), werd opgemerkt, 'dat de generaal in aangelegenheden van wezenlijk belang weigert in te zien, hoe de gezagsverhoudingen liggen, althans behoren te liggen.' De bovenaangehaalde passage uit het eerste weekverslag werd integraal weergegeven. 'Dat de generaal', aldus het commentaar van Burger,

XC'in een verslag over het Militair Gezag zijn opinie over de regering geeft, is al zonderling; dat hij daarbij van alle grenzen overschrijdende kritiek blijk geeft, zonder een poging tot feitelijke motivering van zijn standpunt, is nauwelijks correct te noemen, maar dat deze uiterst onwelwillende opmerking bovendien iedere grond van werkelijkheid mist, maakt dat het ogenblik voor afdoende ingrijpen geen ogenblik langer verschoven kan worden.'

XCZijn eigen departement, Binnenlandse Zaken, had, stelde Burger, steeds een maximale steun gegeven aan het Militair Gezag. 'Ik heb ... doorlopend nauw contact onderhouden met de leden van de betreffende sectie van het Militair Gezag, terwijlover allerlei beslissingen steeds overleg heeft plaats gevonden' (wij merken op: niet over de fundamentele beslissing tot instelling van het Bureau Binnenlandse Zaken). 'Wanneer echter', zo ging Burger verder,

XC'het bestaande streven van de generaal er duidelijk op is gericht om de diverse secties niet te zien als een vooruitgeschoven post van de verschillende departementen ... , maar uitsluitend als een apparaat in de hand van de chef-staf van het Militair Gezag, die tevens weigert zich op bevredigende wijze aan de regering te onderschikken, dan zijn wij onwillens in de toestand geraakt, die het S[esluit op de] S[ijzondere] S[taat van] S[eleg] zo zorgvuldig heeft willen vermijden.

XCTer adstructie zij nog het navolgende geciteerd uit het tweede verslag van de

, Wij weten niet, op welke beslissingen Kruis doelde. 2 Tekst: dl. V b, p. 33 1 -3 2.

881 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

generaal, waaruit volgt dat niet slechts de ministers hier een hinder zijn, maar zodanige functionarissen te Londen evenzeer'

XCde door ons reeds weergegeven tweede alinea uit Kruls' tweede weekverslag volgde. 'Wij verzoeken', zo heette het voorts nog, 'uw meest actieve belangstelling voor de inhoud van dit schrijven'.

XCDrie dagen later, 20 december, begaf minister van den Tempel die op de rode in Oisterwijk was gearriveerd, zich naar Eindhoven; hij wilde er een commissie installeren voor het uitzenden van kinderen naar Engeland. De voorbereiding van die uitzending had hij aan het Militair Gezag opgedragen - welnu, toen hij in Eindhoven meedeelde hoe hij zich de samenstelling der commissie dacht, bleek hem dat het Militair Gezag er al een had ingesteld, 'met een heel andere bezetting. Het moet', berichtte Harthoorn aan Kruls, 'voor de minister een zeer pijnlijk moment zijn geweest'.'

XCVan de weerslag hiervan en van het algemene onbehagen dat in hem was gegroeid ('de leiding van het Militair Gezag ging zijn eigen weg', zei hij later aan de Enquêtecommissie") getuigde van den Tempel toen hij op 23 december in een vergadering met Burger en van Heuven Goedhart scherpe kritiek uitte op het Militair Gezag. Het had, zei hij, 'op twee gebieden een onmiskenbaar belangrijke taak': het treffen van noodvoorzieningen als gevolg van de oorlog, 'in het bijzonder in operationeel gebied', en het vormen van een verbinding tussen Shaef en de Nederlandse regering; beide taken waren 'met een beperkt personeel best uit te voeren' - in plaats daarvan breidde het Militair Gezag zich gestadig uit: 'Zuid-Nederland', aldus van den Tempels opvatting,

XC'wordt overstroomd door officieren die binnenkort talrijker zullen zijn dan onze soldaten aan het front. Deze officieren zijn geüniformeerd en geprivilegeerd in tegenstelling tot de overige bestuursambtenaren die onder zeer zorgelijke omstandigheden hun werk moeten verrichten. Geleidelijk dwalen wij met dit grote lichaam naar een militarisatie van het burgerlijk bestuur, die het gevaar van een militaire dictatuur inhoudt. De regering zal moeten kiezen of delen. De meeste mensen in het Militaire Gezag willen het goede en werken hard. De fout was dat de leiding door de regering niet voldoende straf is geweest'

XCdaarvoor hield van den Tempel 'in de eerste plaats' Gerbrandyen van

I Brief, 21 dec. 1944, van P. C. Harthoorn aan Kruis (CSMG, doos 13, map 127). 2 Getuige van den Tempel, dl. V c, p. 129.

882 [PDF]
V AN DEN TEMPELS KRITIEK

Lidth verantwoordelijk. Zijn opinie was dat het Militair Gezag drastisch moest worden beperkt, en dat een vraagteken moest worden gezet achter het handhaven van Kruls, De drie ministers besloten vervolgens, 'dat de punten ter reorganisatie van het Militair Gezag' nog vóór van den Tempels terugkeer naar Londen zouden worden opgesteld en zij meenden dat die punten 'begin januari' in Londen 'in een volledige ministerraad' behandeld moesten worden.'

XCHet strijdtoneel werd dus naar Londen verplaatst.

De strijd om het Militair Gezag in Londen

XC

XCMedio december, d.w.z. nog voordat Burger, van Heuven Goedhart en van den Tempel in Oisterwijk tot de conclusie kwamen dat de positie van het Militair Gezag radicaal moest worden gewijzigd, hadden in Londen al twee ministers met hun ontslag gedreigd in verband met de moeilijkheden die zich in de verhouding tussen het kabinet en het Militair Gezag hadden voorgedaan: Albarda en van Lidth, zulks overigens uit geheel andere motieven. Albarda wilde heengaan omdat hij zich door het Militair Gezag gedwarsboomd achtte, van Lidth omdat hij de voortdurende kritiek op het Militair Gezag beu was.

XCAlbarda deelde eind november aan het departement van oorlog mee dat hij een bezoek aan het bevrijde Zuiden wilde brengen om er als minister van waterstaat besprekingen te voeren met de waterstaatsautoriteiten ; hij wenste een aan zijn departement verbonden ingenieur als secretaris mee te nemen; deze was evenwel al ingedeeld bij het Militair Gezag. Op 7 december adviseerde het departement van oorlog Albarda, inzake de bestemming van de ingenieur in Brusseloverleg te gaan plegen met Kruls. Dat weigerde Albarda. 'Ten eerste', schreef hij aan van Lidth, 'ben ik niet een boodschapper van het Militair Gezag. Ten tweede wens ik het oponthoud in Brussel niet. Ten derde wens ik mij niet bloot te stellen aan een afwijzende beslissing. Ik heb dus nu van mijn overkomst afgezien. Intussen overweeg ik een verzoek om ontslag." Vier dagen later meende Albarda dat zijn besluit vaststond: hij zou het kabinet verlaten, mede overigens omdat de koningin nog steeds weigerde

XC1 Ministers-tkwartierrnakers': Notulen, 23 dec. 1944 (a.v., dl. V b, p. 324-25). 2 Brief, 7 dec. 1944, van Albarda aan van Lidth (Collectie-Albarda, map 'Moeilijkheden met het Militair Gezag')

883 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

een regeling te treffen voor een noodparlement (daarover meer in het volgende hoofdstuk). Op II december zond hij een lange brief aan Gerbrandy' waaruit hij, door de Enquêtecommissie verhoord, o.m. voorlas dat hij 'steeds een bijzonder groot vertrouwen' in Kruls had gesteld, dat hij nu evenwel bijvoorbeeld met betrekking tot Zeeland nog geen enkel rapport had ontvangen, dat het Militair Gezag hem een bezoek aan het bevrijde Zuiden 'onmogelijk gemaakt' had, 'en dat wij al op weg zijn naar een, zij het ook verlichte, militaire heerschappij? - hij las niet de passages voor waarin hij bezwaar gemaakt had tegen het beleid van de koningin en evenmin die waarin hij, een schijn van vastberadenheid wekkend, aan Gerbrandy had geschreven dat hij het 'geen dag' wilde uitstellen, deze te berichten dat hij ontslag zou aanvragen; hij voelde zich namelijk 'in een positie die m.i. geen man van democratische overtuiging en van karakter lang kan blijven innemen' - intussen was hij bereid, volgens de afspraak welke na de ontslagaanvragen van Steenberghe en Welter was gemaakt (herfst '41), zijn eigen besluit eerst nog ter discussie te stellen in de volgende kabinetsvergadering; deze zou op 14 december plaatsvinden. 'Ik vermoed', schreef Albarda daags tevoren aan Burger, 'dat men zal trachten mij te bewegen om mijn voornemen niet uit te voeren'; daartoe was hij 'voorshands niet bereid ... Gij zult wel spoedig vernemen hoe het met mijn ministerschap afloopt. Mijn geweten is gerust. Ik heb van de eerste tot de laatste dag van mijn ambtsvervulling mijn uiterste krachten ingespannen. Meer kan een mens niet doen." Het klonk allemaal heel overtuigend.

XCIn de kabinetsvergadering van de I4de kreeg Albarda van verscheidene ambtgenoten de wind van voren: het beleid van de koningin inzake het noodparlement was geen zaak van hem alleen maar van het gehele kabinet, en waren zijn moeilijkheden met het Militair Gezag nu werkelijk van dien aard dat hij, ongeacht de noodsituatie in het bezette deel des lands, als minister mocht aftreden? "Albarda ... behaves like a child', dicteerde de Booy na afloop van de discussie aan zijn secretaresse.' Vijf dagen later, 19 december, zei Albarda in de ministerraad, 'dat hij voorlopig nog geen uitvoering zal geven aan zijn aangekondigde ontslagaanvraag'"; hoezeer hij met al dat gemanoeuvreer het respect van zijn ambtgenoten verloor, besefte hij niet.'Ir. Albarda') (RvO). 4 De Booy: 'Dagboek', 14 dec. 1944. 5 Ministerraad: Notu

I Brief, II dec. 1944, van Albarda aan Gerbrandy (a.v.). 2 Getuige Albarda, dl. V c, p. 109. 'Brief, 13 dec. 1944 van Albarda aan Burger (Collectie-Burger, map

884 [PDF]
ALBARDA EN VAN LIDTH WILLEN HEENGAAN

XCIn diezelfde vergadering van de rode december bleek dat van Lidth er nu genoeg van had (de Booy: 'All this seems like a waste ojtime to me"). Er brak bij van Lidth daarbij een onvrede door die al maandenlang in hem was gegroeid. In het Londense milieu had zich aan velen de overtuiging opgedrongen dat hij zich door Somer en Kruls liet domineren en dat aan zijn besluitvaardigheid veelontbrak. Begin augustus had de meerderheid in de Buitengewone Raad van Advies die tot stand gekomen was bij de afwijzing van het voornemen van het kabinet, een noodparlement te vormen, besloten een commissie in te stellen die over van Lidths beleid een nader rapport zou uitbrengen; het voorstel daartoe was door Meyer Sluijser ingediend - van Lidth, terzake ingelicht, zag er niets anders in dan 'een joods, rood relletje ... dat de afmetingen van een schandelijke lastercampagne aanneemt.'2 Diep werd hij er door gekwetst. Ook alle tegen het onder hèm ressorterend Militair Gezag geuite kritiek trok hij zich zeer aan; die kritiek leidde er toe dat hij Kruls door dik en dun ging verdedigen, hetgeen deze, die zich door van Lidth gedekt wist, er toe bracht, zich van die kritiek nog minder aan te trekken dan hij uit zichzelf toch al deed. Op dinsdag 12 december nu (van de ministers'kwartiermakers' bevonden zich toen Gerbrandy, van Lidth èn van Heuven Goedhart weer in Londen) werden in de wekelijkse vergadering van de ministerraad scherpe verwijten tot van Lidth gericht. 'Ministerraad', noteerde deze 's avonds,

XC'alwaar vijandige stemming, zoals ik reeds verwachtte. Bij monde van mr. v. Heuven Goedhart wordt mij verweten te zijn tekort geschoten in het duidelijk vastleggen van de gezagsverhoudingen tussen de regering en MG alsmede B[evelhebber) N[ederlandse) S[trijdkrachten) en tussen MG en BNS onderling. Ik geef een uitvoerige uiteenzetting omtrent de gang van zaken doch men wenst niet overtuigd te worden, zodat ik besluit met de mededeling dat, tenzij de harmonie hersteld wordt, ik niet bereid ben de verantwoordelijkheid verder te dragen ... Ik heb het spelletje wel door! Men begint nattigheid te voelen ... In Nederland (is) dit kabinet allerminst populair ... Ik geloof dat deze heren tijdig een zondebok moeten hebben."

XCVan Lidth besloot de eer aan zich te houden: op IÓ december verzocht hij Gerbrandy schriftelijk, 'wel te willen bevorderen dat ik door H.M. de Koningin ten spoedigste uit mijn ambt ontheven worde." In dezelfde

XCI De Booy: 'Dagboek', 19 dec. 1944. 2 Van Lidth: 'Dagboek', 8 aug. 1944. 3 A.v., 12 dec. 1944. 4 Brief, 16 dec. 1944, van van Lidth aan Gerbrandy in a.v., 16 dec. 1944·

885 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

kabinetsvergadering (19 december) waarin Albarda zijn ontslagaanvraag voorlopig introk, zei van Lidth dat hij de zijne had ingediend; 'dit wordt bijna een wekelijks vermaak', was de reactie van de minister van buitenlandse zaken, van Kleffens.'

XCGerbrandy legde van Lidths verzoek terzijde; mede gezien de talrijke moeilijkheden met de koningin was zijn voornaamste doelstelling, al te veel verdeeldheid te voorkomen; zulks vergde dat in de ministerraad ook ten aanzien van de positie van het Militair Gezag en van KruIs een compromis werd getroffen. Gerbrandy's belangrijkste argument ten gunste van zodanig compromis was dat, op de keper beschouwd, de ontstellende noodtoestand in het bezette deel van Nederland heel veel belangrijker was dan de moeilijkheden die zich met het Militair Gezag voordeden. Hij vond overigens dat de passages in de eerste twee algemene weekverslagen van het Militair Gezag waarin kritiek op ministers was geuit, volstrekt ongepast waren, zei aan de koningin dat na alles wat zich rond KruIs' brief van 12 november had afgespeeld, die passages voldoende grond gaven om Kruls te ontslaan en bereikte bij KruIs, die hij naar Londen had laten komen, dat deze in een brief aan van Lidth d.d. 1 januari '45 2 erkende dat hij te ver was gegaan en er zijn verontschuldigingen voor aanbood. Gerbrandy evenwel wilde KruIs (deze had 'een hondenbaan', zei hij aan de Enquêrecommissie") handhaven: hij vreesde dat diens heengaan Shaej zou ontstemmen en de gehele organisatie van het Militair Gezag, waar een grote mate van loyaliteit jegens Kruls was ontstaan, zou doen uiteenvallen en hij was niet bereid, daarvan de voor het bevrijde Zuiden zonder twijfel schadelijke eonsequenties te aanvaarden. Maar hoe te voorkomen dat, als Kruls bleef, ministers heengingen?

XCOmstreeks dejaarwisseling '44-'45 waren Burger, van Heuven Goedhart en van den Tempel weer in Londen present. Op dinsdagjanuari werd de wekelijkse vergadering van de bijna voltallige ministerraad (slechts van den Broek en van Mook ontbraken) geheel gewijd aan de verhouding tussen de regering en het Militair Gezag; aan een ochtendvergadering had men niet voldoende, er werd 's middags doorgepraat.

2 1 Van Kleffens: 'Dagboek', 19 dec. 1944. 2 Tekst: dJ. V b, p. 366. Getuige Gerbrandy, a.v., dJ. V c, p. 428.

886 [PDF]
DE KABINETSDISCUSSIE VAN 2 JANUARI '45

XCDe discussies openend, zei Gerbrandy dat aan het kabinet en het Militair Gezag 'de zaken uit de hand gelopen' waren, 'de vraag moet zijn niet aan wie de schuld, maar hoe krijgen wij weer gezonde verhoudingen? ... De ruimtelijke afstand tussen kabinet en MG is natuurlijk een handicap', de regering kon evenwel nog niet haar zetel verplaatsen, aangezien Nederland nog 'operatieterrein ' was. Er was dus niet méér mogelijk dan 'een incidenteel bezoek van ministers. Dezen moeten echter niet handelen buiten [het] MG om' - Gerbrandy zei dat laatste omdat hij inmiddels kennis had genomen van Kruls' al gememoreerde brief van I januari waarin deze ook betoogd had dat het onjuist was, het Militair Gezag te zien als 'gevaarlijke concurrent' van de regering en dat de regering 'de grote en onlogische fout' maakte, 'haar eigen creatie te verloochenen'; KruIs had voorts in een bijlage' negentien gevallen opgesomd waarin ministers buiten het Militair Gezag om hadden gehandeld of zelfs dwars er tegen in, in enkele gevallen bovendien publiekelijk. 'In de huidige fase van de krijgsverrichtingen is er', had de chef-staf Militair Gezag geschreven, 'naar mijn mening slechts één oplossing mogelijk, nl. dat het [MG] ten volle verzekerd is van de volledige steun van alle leden van het kabinet.' Van die brief deed Gerbrandy geen mededeling aan zijn ambtgenoten; hij besefte dat de inhoud koren zou zijn op de molen van KruIs' tegenstanders.

XCDie tegenstanders roerden zich geducht. Toen Gerbrandy uitgesproken was, zei van Heuven Goedhart dat KruIs 'op grond van zijn daden en woorden niet te handhaven' was en 'mèt zijn omgeving' (sommigen zagen Posthumus Meyjes die veel contact met de koningin had gehad en wiens algemene afkeer van het kabinet bekend was, als de grote inspirator van het beleid van de chef-staf Militair Gezag) moest worden vervangen. 'Er ligt', zei van den Tempel, 'in de gehele toestand een reëel gevaar voor Nederland dat nu door militairen geregeerd wordt', 'de houding van generaal Kruls is er een van insubordinatie die niet langer kan geduld noch goedgepraat mag worden.' 'De regering moet tonen de baas te zijn', betoogde Burger.

XCBij deze drie, de lezer reeds bekende, opposanten tegen Kruls schaarde zich een vierde: de Booy (scheepvaart); deze (hij zou enkele maanden later schrijven: 'I consider Kruis to be a weak sister who isfar too much under the influence of his staff'2) zei dat, 'gezien het voorgevallene, van de heer Kruls niets meer te verwachten (was); deze man moet weg.'

XCI Tekst: a.v., dl. V b, p. 366-67. 2 De Booy: 'Dagboek',

887 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

XCMinder duidelijk spraken zich Bolkestein (onderwijs, kunsten en wetenschappen), van Kleffens en Albarda uit; die laatste twee zagen de oorzaak van wat er was misgegaan, eerder in de omgeving van KruIs dan in deze persoonlijk, Albarda veronderstelde bij KruIs 'geen kwade wil; wèl bij anderen.'

XCDrie ministers namen het voor KruIs op: van Lidth, Furstner (marine) en van Boeyen (algemene zaken).

XCDoor geen van de deelnemers aan de discussie werd de portefeuillekwestie gesteld.

XC'Welke conclusie hebben wij nu bereikt?' vroeg van Heuven Goedhart aan het slot, daarbij nog opmerkend dat voor hem vaststond, 'dat een chef-staf die viermaal insubordinatie heeft gepleegd, verdwijnen moet.' Gerbrandy antwoordde dat hij zijn eigen conclusie twee dagen later aan zijn ambtgenoten wilde voorleggen.'

XCVoor het zo ver was, richtte van Heuven Goedhart een nota tot de ministerraad? waarin hij, na geschreven te hebben: 'Evenmin als een der ambtgenoten betwijfel ik de goede trouw van de generaal Kruls', toch op diens ontslag aandrong en, 'om de gedachten te bepalen', drie mogelijke opvolgers noemde: Goudriaan, ridder de van der Schueren (de militaire commissaris van Noord-Brabant) en kapitein-luitenant-ter-zee J. F. W. Nuboer, die als militair adviseur aan Gerbrandy's departement van algemene oorlogvoering was verbonden en in Oisterwijk als secretaris van de 'kwartiermakers' had gefungeerd.

XCAan van Heuven Goedharts nota werd op donderdag 4 januari (er werd toen besloten dat van den Tempel tijdelijk het departement van financiën" en de Booy dat van landbouw, handel en nijverheid van van den Broek zou overnemen) geen aandacht besteed. Lang werd er weer over het Militair Gezag en KruIs gesproken. 'Een vervelende ministerraad', noteerde van Lidth. 'Eindeloos geleuter. [Wij] staan scherp tegenover elkaar. Ik zal een nota schrijven om de verhoudingen scherper te omlijnen vóór dinsdag a.s. Geeft niets! [Het] gaat om het hoofd van generaal KruIs. Vóór of tegen, altijd wil een deel aftreden." Een onmiddellijke breuk had Gerbrandy slechts weten te voorkomen door als conclusie aanvaard te krijgen, dat, aldus de kabinetsnotuien, 'een zeer scherpe omschrijving der

I Ministerraad: Notulen, 2 jan. 1945. 2 Tekst d.d. 3 jan. 1945: dl. V b, P.334. 3 Wie Financiën en Sociale Zaken van van den Tempel heeft over genomen toen deze ziek werd, weten wij niet - het kan zijn dat van den Tempel die nog in staat was, stukken te tekenen, niet is vervangen. De vervanging van van den Broek is niet bij koninklijk besluit geregeld. 4 Van Lidth: 'Dagboek', 4 jan. 1945.

888 [PDF]
KRULS WEIGERT EEN 'LOYALITEITSVERKLARING'

verhoudingen' zou worden vastgesteld (van Lidths nota) en dat KruIs zou worden ontslagen, 'tenzij zekerheid wordt verkregen dat het MG de regering loyaal zal dienen.'! Een en ander betekende dat de Booy, Burger, van Heuven Goedhart en van den Tempel zich voorlopig bij een mogelijk verder aanblijven van KruIs hadden neergelegd; van hen vieren zei van den Tempel, toen hij na afloop van de vergadering van de ministerraad door Gerbrandy strikt vertrouwelijk werd geraadpleegd inzake een wijziging van het kabinet (Gerbrandy overwoog, van Lidth, en ook anderen, voor ontslag voor te dragen), 'dat een radikale verandering in de gezagsverhoudingen, in het bijzonder met betrekking tot het Militair Gezag, een conditio sine qua non was voor mijn verdere medewerking."

XCHoe ging het nu met de 'loyaliteitsverklaring' welke van KruIs werd gevraagd?

XCGerbrandyen van Lidth spraken hier met Kruls over op 5 januari en kwamen van een koude kermis thuis. 'Bij mijn benoeming tot officier heb ik', schreef KruIs 's avonds in een verontwaardigde brief aan van Lidth",

XC'trouw gezworen aan de koningin, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Indien men thans meent, van mij een verklaring van loyaliteit aan de regering te moeten vragen, dan betekent dit dat men meent dat ik mijn eed als officier geschonden heb of verdacht word, deze in de naaste toekomst te zullen schenden. In dat gevallijkt het mij beter dat Uwe Excellentie mij aan Hare Majesteit de Koningin voordraagt voor ontslag uit mijn functie en dat voorts een commissie van onderzoek wordt benoemd om te adviseren over mijn geschiktheid als officier. Het vragen van een dergelijke verklaring acht ik voor mij zeer grievend.'

XCKruIs wees er verder op dat hij van de bevoegdheden van het Militair Gezag een weliswaar ruim, doch geenszins ongepast gebruik had gemaakt; ernstige moeilijkheden met ministers hadden zich slechts voorgedaan toen enkelen hunner zich in bevrijd gebied hadden gevestigd en taken van het Militair Gezag waren gaan overnemen. 'Ik merk daarbij op', schreef hij,

XC'dat naar mijn mening de vraag of een minister in staat is, bepaalde bevoegdheden uit te oefenen, niet beslist wordt door het simpele feit of deze bewindsman zich

XCMinisterraad: Notulen, 4 jan. 1945. 2 Van den Tempel: Nederland in Londen, p. 224. Tekst: Enq.,

889 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

al dan niet op Nederlands grondgebied bevindt, doch in belangrijke mate wordt beheerst door de toestand der verbindingen, alsmede door de vraag of de minister over een zodanig apparaat beschikt, dat hij niet alleen juridisch maar ook feitelijk in staat is, zelf zijn bevoegdheden zo doeltreffend uit te oefenen als de omstandigheden van het ogenblik behoeven. Ik ben van oordeel dat dit met de meeste ministeriële bevoegdheden niet het geval is.'

XCKruls deed enkele voorstellen die een betere coördinatie tussen wat het Militair Gezag deed en ministers zouden willen doen (als dezen zich dan maar naar Brussel zouden begeven!) ten goede zouden komen, maar was 'overtuigd dat elke regeling faalt, wanneer het wederzijds vertrouwen niet aanwezig is' - dat vertrouwen ontbrak, schreef hij, bij 'enkele uwer ambtgenoten'.

XCMet die briefkon van Lidth weinig beginnen; impliciet betekende hij wèl dat 'loyaliteit aan de regering' voor Kruls een vanzelfsprekende zaak was.

XCEn van Lidths nota?

XCHij nam er een denkbeeld in over dat hem was voorgelegd door Dijxhoorn aan wie hij op 3 januari (daags dus na de kabinetsvergadering van de zde) had gevraagd, er eens zijn gedachten over te laten gaan hoe men de militaire verhoudingen aan Nederlandse kant kon reorganiseren. Dijxhoorn had op de ade een nota geschreven 1 waarin hij had bepleit dat het Militair Gezag geplaatst zou worden onder prins Bernhard als bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten; aangezien evenwel (dat had van Lidth begin januari '43, twee jaar eerder dus, ten departemente laten vastleggen) het bevelhebberschap van de prins 'slechts symbolische betekenis zou hebben', zou het werk gedaan en de verantwoordelijkheid gedragen moeten worden door een chef-staf. Wie moest dat worden? Kruls, en deze moest dan een sous-chef krijgen voor het Militair Gezag en een voor de militaire aangelegenheden in engere zin. 'Plan ... lijkt mij wel', noteerde van Lidth, 'doch dit zullen de ambtgenoten wel niet lusten." Neen, uiteraard niet! Kwam nu ook het Militair Gezag onder de prins te ressorteren, dan zou diens naam niet alleen schade lijden door wat bij de Binnenlandse Strijdkrachten maar ook door wat bij het Militair Gezag misging; bovendien zou Kruls in feite behalve het Militair Gezag ook de strijdkrachten onder zich krijgen.

XCI Exemplaar: Collectie-Dijxhoorn, map 'kopieën en dubbelen', 21. 2 Van Lidth: 'Dagboek', 5 jan.

890 [PDF]
VAN LIDTHS NOTA VAN 8 JANUARI

XCDe prins zelf leek wel voor van Lidths denkbeelden te voelen. Met hem voerde van Lidth op 6 januari een 'zeer nuttige bespreking', waarin de prins zei dat hij van Lidths aftreden, zo tekende deze laatste verder aan, 'zeer zou betreuren' en dat Burger en van Heuven Goedhart zich in het bevrijde Zuiden zo gehaat hadden gemaakt dat men hem had doen weten, bereid te zijn, beiden te ontvoeren ('hij heeft natuurlijk geantwoord dat men zich van deze Wild-West-praktijken moet onthouden'). 'Ik pols hem', aldus weer van Lidth, 'over de gedachte generaal Kruls te benoemen tot chef-staf BNS met als sous-chef voor de Nederlandse strijdkrachten de kolonel Doorman en als sous-chef MG een ervaren bestuursambtenaar, niet-beroepsmilitair. Hij verwerpt dit denkbeeld geenszins.' Van Lidth besloot het in zijn nota op te nemen.'

XCDie nota schreef hij op 8 januari; ze zou niet dinsdag 9 maar enkele dagen later, vrijdag 12 januari, in de ministerraad worden behandeld. In het lange stuk" werd bepleit dat de ministers buiten de koningin om de gelegenheid zouden krijgen, via de minister van oorlog instructies te geven aan de chef-staf Militair Gezag en werden voorts allerlei middelen aangegeven om het contact tussen die chef-staf en de ministers te bevorderen. Wat Kruls betrof: van Lidth had 'de vaste overtuiging dat aan zijn loyaliteit jegens de regering niet mag worden getwijfeld'; evenmin had Kruls, zo meende hij, 'een 'zucht naar macht"; velen zouden, werd de chef-staf heengezonden, het Militair Gezag verlaten en diens werk werd door de Geallieerde autoriteiten warm gewaardeerd. Het leek van Lidth beter, Kruls niet te verwijderen maar hem chef-stafvan de prins te maken met twee sous-chefs onder zich, 'daarmede wordt tevens de mogelijkheid geopend, aan de functie van ZKH prins Bernhard meer een representatief dan een functioneel karakter te geven.' Aan de voorlopige handhaving van het Militair Gezag en het aanblijven van Kruls op zijn minst als chef-staf MG verbond van Lidth zijn eigen portefeuille: 'Zou de ministerraad anders beslissen, dan kan ik slechts herhalen dat ik dan de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken niet langer kan aanvaarden.'

XCHad zich in de ministerraad tevoren een duidelijke meerderheid gevormd die van mening was dat Kruls diende heen te gaan, dan zou, dunkt ons, op de rzde januari een besluit in die geest zijn genomen (besluit, waar tal van moeilijkheden uit zouden zijn voortgevloeid, in de eerste plaats al met de koningin die het zou moeten ondertekenen), maar

XC1 A.V., 6 jan. I945. 2 Tekst: Enq., dl. V b, p.

891 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

die meerderheid had al op de 4de ontbroken en ontbrak nu opnieuw (van den Tempel had longontsteking en Burger had zich naar het bevrijde Zuiden begeven waar zijn moeder ernstig ziek was) en op die rzde geschiedde na 'ellenlang gezwam' (aldus van Lidth ') niet méér dan dat de door van Lidth voorgestelde benoeming van Kruls tot chef-staf van prins Bernhard, onder wie dan ook het Militair Gezag zou ressorteren, werd afgewezen, dat van Lidth en van Boeyen, twee verdedigers van Kruls dus, opdracht kregen, met hulp van van Angeren (secretaris-generaal van justitie) nadere voorschriften uit te werken voor de samenwerking tussen het burgerlijk en het militair gezag" en dat besloten werd dat tot Kruls een brief zou worden gericht, 'waarin de bezwaren tegen diens optreden in het verleden worden uiteengezet." Met die brief maakte Gerbrandy geen haast: hij was pas op de rede klaar" en werd door een misverstand pas drie weken later aan Kruls toegezonden; voor deze was de inhoud onaanvaardbaar maar daar zette hij zich gemakkelijk overheen daar Gerbrandy's kabinet op 23 januari de koningin om ontslag had gevraagd - een stap die al enkele weken in voorbereiding was geweest.

XCDrie dagen na die z jste hadden van Lidth en van Boeyen hun nota klaar" - wij slaan het stuk maar over: het heeft niet tot enige besluitvorming geleid; van belang is eigenlijk alleen dat Kruls, aan wie een kopie was toegestuurd, in een van zijn eigen aantekeningen terzake schreef: 'Dat ministers of hun ambtenaren zich van tij d tot tij d in Nederland bevinden, is juist, mits zij slechts informatief optreden, d.w.z. om zich een beeld te vormen van aard en inhoud der door de regering aan [het] MG te geven instructies.'"

XCIn het derde kabinet-Gerbrandy dat eind februari ging optreden (zie voor de samenstelling de Bijlage op pag. 1045, was van Lidth niet langer opgenomen maar anderzijds was behalve de Booy, die naast Scheepvaart ook Marine kreeg en bovendien de portefeuille van oorlog zes wekenNotulen, 12 jan. 1945. 4 Tekst: Enq., dl. V b, p. 368. 5 Tekst: a.v., p. 375. 6 Aantekeningen van KruIs z.d.: CSMG, doos

I Van Lidth: 'Dagboek', 12 jan. 1945. 2 Voor het tot dat besluit kwam, had van Heuven Goedhart ernstige bezwaren geuit tegen van Lidths beleid en aangezien deze wist dat ook Burger en van den Tempel tegen dat beleid gekant waren, herhaalde hij op 15 januari jegens Gerbrandy dat hij ontslag als minister wenste. 3 Ministerraad:

892 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY EN HET MG

waarnam voordat de Quay werd benoemd, geen van de felle critici van Kruls minister gebleven: niet Burger, niet van Heuven Goedhart, niet van den Tempel. Bovendien hadden de uit het bevrijde Zuiden afkomstige nieuwe ministers allen nauw en zonder grote moeilijkheden met het Militair Gezag samengewerkt, Beel, de nieuwe minister van binnenlandse zaken, was er adviseur van geweest. Kruls had van het nieuwe kabinet geen tegenkanting te verwachten en de gehele verhouding tussen het kabinet en het Militair Gezag veranderde als bij toverslag. Van Angeren, optredend namens Gerbrandy (deze had mede Justitie onder zijn hoede genomen), had, naar Brusselovergestoken, geen problemen in de samenwerking met het Militair Gezag, evenmin had Bolkestein ze, die minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen was gebleven: alles wat hij tot stand wilde brengen, regelde hij via de sectie-Onderwijs van de staf Militair Gezag. De Quay bracht in april nog een belangrijke wijziging aan in de voor het Militair Gezag geldende regeling: hij bepaalde dat de verschillende departementen rechtstreeks d.w.z. buiten Oorlog om, contact konden onderhouden met de daarvoor in aanmerking komende secties van de staf Militair Gezag. Alles ging opeens veel vlotter - en terwijl zijn critici ambteloos burger waren geworden, was Kruls aangebleven.' Inmiddels was ook nog de Bijzondere Staat van Beleg, afgekondigd bij wetsbesluit van 4 september '44 voor de duur van zes maanden (tot 4 maart '45 dus), bij wetsbesluit van 24 februari '45 voor zes maanden verlengd.

XC'Onder het derde kabinet-Cerbrandy" zijn', aldus de Enquêtecommissie, 'de verhoudingen tussen de ministers en de chef-staf Militair Gezag veel minder gespannen geweest. Daarvoor zijn verschillende factoren aan te wijzen. Enerzijds bleek de chef-staf (waarschijnlijk ook op grond van de ervaringen van de voorafgegane periode) meer bereid, aanwijzingen van de individuele ministers aan de desbetreffende secties van het Militair Gezag te aanvaarden, anderzijds waren de ministers meer geneigd de

I Aan KruIs heeft overigens in maart '45 ontslag gedreigd doordat generaal Clark, Edwards' opvolger als hoofd van de en een Schot met strikte opvattin gen, aanstoot genomen had aan het feit dat KruIs, wiens vrouw in bezet gebied woonde een liaison onderhield met een officier van het Vrouwen Hulp Korps. Gerbrandy achtte de liaison niet bewezen en weigerde KruIs door Posthumus Meyjes, te vervangen, zoals Clark had gewild. Voor de Enquêtecommissie duidde Gerbrandy dit gebeuren in '49 slechts vaag aan toen hij, sprekend over het conflict met Kruls in november '44, zie: 'Later is er een ogenblik gekomen dat ik zeer ernstig over een ander gedacht heb.' (getuige Gerbrandy, d. V c, p. 428) 2 In de tekst staat 'tweede', maar dit is onjuist.

893 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

secties van het Militair Gezag als een verlengstuk en uitvoerend orgaan van hun departementen te beschouwen Bovendien kwam toen ook de zaak gemakkelijker te liggen, omdat het Militair Gezag naar het bevrijde gebied was overgegaan' (naar Breda, begin april 1945) 'en de bevrijding van het overige gedeelte des lands elk ogenblik kon plaatsvinden."

XCWij komen op die analyse in de slotparagraaf van dit hoofdstuk terug. Eerst willen wij een andere vraag aan de orde stellen: heeft het conflict tussen de ministers en de chef-staf Militair Gezag nog tot reacties geleid buiten hun kring?

Reacties

XC

XCDe bijzonderheden van het conflict dat wij in dit hoofdstuk beschreven (conflict dat zich heeft afgespeeld tussen oktober '44 en februari '45) zijn in die tijd zelf slechts aan weinigen bekend geweest: aan de ministers en enkele van hun ambtenaren? en aan Kruls en zijn allernaaste medewerkers; wij nemen voorts aan dat veel er van doorgedrongen is tot prins Bernhard en vooralook tot de koningin. Het conflict leidde er toe dat Kruls zich enkele malen naar Londen begaf - hij moet dan wel telkens, al heeft hij terzake in zijn memoires geen details vermeld, krachtens de afspraak die de koningin begin oktober met hem had gemaakt, haar hebben bezocht en wij twijfelen er niet aan dat hij haar uitvoerig over het conflict heeft ingelicht. De lezer herinnere zich dat Kruls de koningin via prins Bernhard een aparte kopie deed toekomen van zijn brief aan Gerbrandy d.d. 12 november (de brief die bijna tot zijn ontslag leidde). Omtrent de reacties van de koningin is ons slechts bekend dat zij (wij komen daar in het volgende hoofdstuk op terug) op 8 januari '45 aan van Lidth vroeg, haar precies te vertellen welke ministers zich in de vergaderingen van de ministerraad van 2 en 4 januari tegen Kruls en het Militair Gezag hadden uitgesproken, en dat zij de namen van de betrokkenen noteerde - van Lidth concludeerde daaruit dat het haar vaste voornemen was er voor te zorgen dat geen van die tegenstanders opgenomen zou worden in het nieuwe kabinet over welks vorming zij toen al enkele maanden dacht; die conclusie lijkt ons juist.

XCI Enq., dl. Va, p. 360. 2 Ik herinner mij niet dat ik in die tijd, hoe frequent speciaal toen mijn contact met Gerbrandy ook was, iets over die bijzonderheden heb verno

894 [PDF]
DE 'VERNIEUWERS' EN HET MG

XCWerd het Militair Gezag in van ministers uitgaande publieke bekendmakingen gedesavoueerd (men denke aan het gebeurde met 005t Brabant), dan kon natuurlijk de gehele buitenwacht tot de slotsom komen dat er moeilijkheden waren. In het Nederlandse milieu in Engeland stond men daar niet lang bij stil: er waren belangrijker zaken aan de orde. In het bevrijde Zuiden lag dat anders: daar had men zowel met de ministers als met het Militair Gezag te maken zodat alles wat hun onderlinge verhouding raakte, van zekere betekenis was. Bij de brede massa van de bevolking stond daarbij, menen wij, één vraag centraal: wie zorgt er voor dat wij hulp krijgen? Op de vele terreinen die wij in hoofdstuk 9 hebben beschreven, was dat de taak van het Militair Gezag en het moge dan waar zijn dat na enige tijd, d.w.z. na de eerste bij uitstek positieve ontvangst, door velen niet zonder spot over het Militair Gezag werd gesproken ('Militair Gezigzag', 'het Mal Geval', enzovoort), dat alles nam niet weg dat het MG als schakel tussen Shaef en Nederland bevorderde dat de ergste noden werden gelenigd. Veel kon men het Militair Gezag verwijten, maar niet dat het niet zichtbaar actief was. Het was in elke stad, in elk district, aanwezig in de vorm van een militair commissariaat; het werd, men wist het, centraal geleid van Brussel uit. Wie iets voor zichzelf of voor zijn bedrijf of instelling wilde bereiken, kreeg met het Militair Gezag of met door dat gezag ingestelde nieuwe lichamen te maken. Vooral in de kring van de 'vernieuwers' werd aanvankelijk uitgesproken gunstig over het Militair Gezag gedacht: het was, zo zag men het daar, het MG dat belette dat 'oude' gezagsdragers, van wie tijdens de bezetting niet veel was uitgegaan, in hun functie gehandhaafd of hersteld werden. 'Men was in onze kring', aldus jegens de Enquêtecommissie mr. e. A. J. M. ten Hagen, een van de redacteuren van het weekblad Je Maintiendrai,

XC'bevreesd dat de regering de toestand met de oude organisaties en de oude leiding, zoals deze in 1940 had bestaan, volledig wilde herstellen en pas daarna wilde praten over eventuele vernieuwing. Dit was wat wij wilden voorkomen ... De regering interesseerde ons betrekkelijk weinig; wat ons meer interesseerde, was het werkende apparaat in het bevrijde gebied. Hier zagen wij de werkende mensen, die in meerdere of mindere mate sympathiseerden met onze gedachten.' I

XCOverwegingen als deze leidden er toe dat de Je Maintiendrai-groep, welke tal van relaties met het Militair Gezag onderhield (vooraanstaande

XCI Getuige C. A. J. M. ten Hagen, Enq., dl. V c, p.

895 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

leden hadden er functies in gekregen), er al spoedig voor ging voelen dat het Militair Gezag meer bevoegdheden zou krijgen. De vestiging van de 'kwartiermakers' in Oisterwijk werd door die groep afgekeurd.Je Main tiendrai verscheen ter gelegenheid van die vestiging met een scherp hoofdartikel waarvan alleen al de titel: 'Nederland is geen vakantie-oord' getuigde van grote animositeit tegen de 'kwartiermakers'. Dat die titel volstrekt misplaatst was (Bos en Ven in Oisterwijk mocht dan een hotel zijn, de 'kwartiermakers' hadden er niet hun intrek genomen om uit te blazen), behoeft geen betoog; wèl was hij tekenend voor de mate waarin althans deze 'vernieuwers' zich met het Militair Gezag hadden geïdentificeerd - niet minder tekenend was het dat geen van de andere bladen in het bevrijde Zuiden het voor de ministers opnam. Pas twee maanden later, begin februari '45, verscheen in het weekblad Het Parool een hoofdartikel: 'Duidelijkheid rondom Militair Gezag", waarin bezorgdheid werd geuit dat het Militair Gezag, 'waarvan wij de wenselijkheid onder de huidige omstandigheden graag willen aanvaarden, mits het ingeschakeld zij in onze democratische tradities', een gezagsinstantie zou kunnen worden 'naast, in plaats van ondergeschikt aan, de regering.' 'Een eventuele ruzie over de verdeling der bevoegdheden' interesseerde de redactie van Het Parooloverigens weinig, 'als we maar geregeerd worden, als we maar weten hoe ten slotte de bevoegdheden verdeeld zijn' - men kan uit dit stuk afleiden dat bijzonderheden over de conflicten tussen het kabinet en Kruls aan Het Paroolonbekend waren.

XCVoor een aanzienlijk aantal vooraanstaande illegale werkers gold dat laatste niet met betrekking tot het arrestatiebeleid. Een even belangrijk als gevoelig onderwerp! Wat zich dienaangaande begin december in Oisterwijk en Eindhoven heeft afgespeeld, heeft, menen wij, veel schade gedaan aan de naam van van Heuven Goedhart en van Burger, vooral van eerstgenoemde. Beiden waren uit bezet gebied afkomstig en van van Heuven Goedhart was bekend een hoe vooraanstaande rol hij had gespeeld in Het (illegale) Parool. Dat nu juist hij (en Burger) de arrestaties van 'foute' elementen exclusief wilde toevertrouwen aan de 'oude' politie die in onvoldoende mate was gezuiverd (en onder het gezag stond van Speyart die de Stoottroepen 'de bende van Toon de Soep' had genoemd), gaf iedere illegale werker die er van vernam (Kruls las, gelijk weergegeven, in de vergadering die op 6 december in Eindhoven plaatsvond, van Heuven Goedharts richtlijnen d.d. 4 december voor), het gevoel dat 'de

XCI Tekst; a.v., dl. V b, p.

896 [PDF]
HET RAPPORT VAN PATER BLEIJS

ministers' volstrekt niets van de situatie in het bevrijde Zuiden begrepen en dat met name van Heuven Goedhart zich had ontpopt als tegenstander van de illegaliteit. Dat beeld werd door de betrokkenen, graag geneigd als zij waren tot kritiek, niet wezenlijk gecorrigeerd toen van Heuven Goedhart accoord ging met het cornpromis dat Kruls met Speyart had weten te treffen - 'de ministers' bleven in de ogen van veel illegalen een storend element, ja een gevaar voor de toekomst. Groot was in het bijzonder de ergernis over van Heuven Goedharts interview met Anep dat later in december in Het Eindhovens Dagblad werd gepubliceerd (gelijk weergegeven, waren omstreeks de jaarwisseling tot prins Bernhard zelfs berichten doorgedrongen over plannen om van Heuven Goedhart en Burger te ontvoeren), en wie van Speyarts verwijdering uit het bevrijde Zuiden vernam, was van Heuven Goedhart ook al niet erkentelijk voor de door hem verleende medewerking - hij had, zo zag men het, zich eenvoudig geschikt naar de wensen van de man die kennelijk de illegaliteit de haar toekomende plaats wilde geven: Kruls,

XCVeel van deze opvattingen vindt men terug in een 'Vertrouwelijk rapport voor Hare Majesteit Koningin Wilhelmina", dat eind januari '45 door pater Lodewijk Bleijs (sinds november '44 verbonden aan de staf van prins Bernhard en sinds december tevens adviseur van de Centrale Opsporingsraad) aan de koningin werd voorgelegd, en niet aan haar alleen: ook Kruls kreeg er een exemplaar van. Bleijs schreef dat rapport niet uit eigen initiatief: de koningin had met hem in augustus '44 lange gesprekken gevoerd, zag hem als een van de markantste 'helden' van het Nederlandse volk en had goedgevonden dat prins Bernhard hem zou verzoeken, een rapport te schrijven; Bleijs-zelf was zich, zoals hij in de aanhef schreef,

XC'ten volle bewust van de grote verantwoordelijkheid die ik op mij neem door te voldoen aan het verzoek, op dit kritieke moment in ons volksbestaan een rapport voor Uwe Majesteit samen te stellen, waarin ik objectief de stemming van het thans bevrijde gebied weergeef, zoals ik die reizend en trekkend, lezend en horend, in gesprekken met oude en nieuwe vrienden gedurende de laatste twee maanden heb leren kennen.'

XCHet rapport had over de ministers niet veel goeds te berichten: 'Men was overtuigd', schreef Bleijs,

XCI Tekst in 'Lodewijk' (L. Bleijs): Verantwoording (1945), p.

897 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

'dat men in hard gezamenlijk werken gezamenlijk de chaos te boven zou komen. De regering zou leiding geven, om de frisse en goede krachten der illegaliteit tot de rijkst mogelijke ontplooiing te brengen. En het slot is dat de illegaliteit niet enkel meent dat de regering in dit pogen gefaald heeft, maar dat zij in haar streven door die regering doelbewust wordt bedrogen.

XCDrie personen uit de regering treden hierbij op de voorgrond: de ministerpresident, minister van Heuven Goedhart en minister Burger. Alle drie zijn door ons volk gewogen en te licht bevonden'

XChier was dus niet alleen sprake van hun verwerping door 'de illegaliteit', maar door 'ons volk'. Gerbrandy werd als onoprecht beschouwd en 'hoe men denkt over de figuur van minister van Heuven Goedhart en de figuur van minister Burger behoeft verder geen betoog' - Bleijs wist blijkbaar dat de koningin daaromtrent al voldoende was ingelicht. Neen, dàn het Militair Gezag!

XC'Iedereen in de illegaliteit en velen daarbuiten weten dat er conflicten zijn tussen de regering, vooral in deze drie figuren, en [het] MG. Maar ook iedereen is overtuigd, dat het een ramp zou zijn voor ons land, wanneer de topfiguren van [het] MG deze strijd zouden verliezen en door anderen vervangen zouden worden ... Wie de verhouding kent tussen de illegaliteit en [het] MG, weet dat deze verhouding wat de top betreft, ideaal is en wat lagere instanties aangaat, enkel plaatselijk te wensen overlaat. Daarmee is dan ook echter het vonnis over de andere partij geveld.'

XCDat vonnis was, rapporteerde Bleijs, in het bevrijde Zuiden ook al publiekelijk uitgesproken: in twee nummers van De Vrije Stem (Breda) hadden illegale werkers opgeroepen tot strijd tegen alles wat 'de regering' trachtte te bereiken. 'Een beter Nederland', had er in gestaan, 'dient te herrijzen. Daarvoor alleen zullen wij vechten. Het parool is dan ook: geen enkele oud-illegale werker neme als oorlogsvrijwilliger de wapens op tegen onze vijanden van buiten, voordat Nederland inwendig gezuiverd is van kwaad dat dag en nacht onze volkskracht ondermijnt.' 'In deze opvatting over de regering', aldus het commentaar van Bleijs,

XC'is de gehele illegaliteit het eens, zowel wat ik zou willen noemen 'de intellectuele illegaliteit' als 'de spontane volksillegaliteit'. Men ziet het liefst dat Londen zich nergens anders mee bemoeit dan met de zuivering van zichzelf. Onze regering is ziek en ieder wacht met spanning tot eindelijk de dood zal intreden.'

XCBleijs sloot zijn rapport op 21 januari af.

XC

898 [PDF]
HET RAPPORT VAN PATER BLEIJS

raad van de GOIWN op van Heuven Goedhart! , aan wie in scherpe termen werd verweten dat hij geen regeling had getroffen voor de zuivering van het bedrijfsleven en waarin o.m. onder verwijzing naar de burgeroorlog die in december in het bevrijde Griekenland was uitgebroken (meer hierover in deel 10 b), werd geschreven: 'Het zijn tot nu toe allemaal beste en lieve mensen in bevrijd gebied, maar de kruik gaat zolang te water tot er een klein Griekenlandje geboren wordt ... Voor Nederland hebben de oud-illegale werkers op de bres gestaan tegen de Duitse indringers, maar zij zullen vechten, feller misschien nog, tegen iedere vijand die ons volk van binnen uit belaagt.' Van Heuven Goedhart noemde enkele weken later, toen hij in Den Bosch het eerste Tribunaal installeerde, 'Londen een stadsnaam waarvan het uitspreken in bevrijd gebied zo af en toe gevaarlijk schijnt te gaan worden."

XCDat gevaar dreigde, tekenend genoeg, niet voor Brussel, waar de staf van het Militair Gezag was gevestigd. Bij alle bezwaren die tegen de werkwijze van deze organisatie werden geuit, bleven toch scherpe, laat staan hatelijke aanvallen achterwege.

Slot

XC

XCHet is met het Militair Gezag geheel anders verlopen dan iemand in Londen had voorzien. Bij de opzet van de organisatie was men er van uitgegaan (dat was een voorstelling van zaken die ook bij de bevolking in bezet gebied leefde), dat als de Geallieerde strijdkrachten eenmaal in West-Europa waren geland, heel Nederland in een betrekkelijk korte periode zou worden bevrijd en dat de regering zich weer vrij spoedig in Den Haag zou kunnen vestigen, voorafgegaan door de ministers-'kwartiermakers'. Van een ruimtelijke scheiding tussen de regering en de staf Militair Gezag zou dus slechts korte tijd sprake zijn en de regering, eenmaal weer in Den Haag gevestigd, zou daar, zo werd vertrouwd, met inschakeling van de gezuiverde departementen spoedig greep kunnen krijgen op alles wat in het land gebeurde, de activiteit van het spoedig op te heffen Militair Gezag daarbij inbegrepen.

XCDeze conceptie leed schipbreuk op de werkelijkheid: in moeizame strijd werden slechts de zuidelijke provincies bevrijd, deze bleven tot maart '45 oorlogstoneel en de in Brussel gevestigde staf Militair Gezag kreeg als gevolg daarvan een aanzienlijk omvangrijker taak dan was

XCI Tekst: Enq., dl. V b, p. 408. 2 Enq., punten j en 0, gestene. bijl. 8J, p.

899 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

voorzien - een taak ook die, vooral door de slechte verbindingen, onder veel moeilijker omstandigheden moest worden verricht dan waarop was gerekend. Dat hieruit moeilijkheden voortvloeiden, was onvermijdelijk; al door het gebrekkige contact tussen Londen en Brussel waren die niet te voorkomen. Zij zouden, menen wij, binnen redelijke perken zijn gebleven indien aan drie voorwaarden was voldaan: I. er moest ten aanzien van het functioneren van het Militair Gezag homogeniteit van inzicht zijn tussen de twee instanties die boven het Militair Gezag stonden: Shaef en de Nederlandse regering,

XC2. die regering diende in haar verhouding tot het Militair Gezag een eenheid te vormen, 3. de chef-staf Militair Gezag moest het feit van zijn ondergeschiktheid aan de homogene regering terdege beseffen.

XCAan geen van die drie voorwaarden is voldaan.

XCAd 1. Shaef heeft zich uit zichzelf geen moeite gegeven, de vestiging van de ministers-'kwartiermakers' in het bevrijde Zuiden naar vermogen te bevorderen, Shaef is pas medewerking gaan verlenen toen Eisenhower er door Churchill om was verzocht en de Shaef-Mission heeft steun verleend aan het streven van generaal Kruls om de ministers-'kwartiermakers' zo lang mogelijk in Londen te doen blijven. Bij alle moeilijkheden die zich tussen Kruls en het tweede kabinet-Gerbrandy voordeden, stond de Shaef-Mission, die over de activiteit van Kruls en zijn staf uitgesproken tevreden was, aan de zijde van Kruls. De weerslag daarvan vindt men in het deel van de Britse officiële geschiedschrijving dat over Civil Affairs and Military Government in noordwest-Europa handelt. 'Afew ministers of the Government insisted', zo leest men daar, 'against the advice of the Prime Minister' (ons is van zodanig advies van Gerbrandy niets bekend)

XC'and oj the Head of the Military Administration, upon returning to the liberated strip of Hal/and. Here they were without authority, for this had been vested in the Military Administration, and without resources. There was little they could do but listen to complaints, criticise the Military Administration, and undermine its position, They missed few opportunities oj doing these things."

XC, F. S. V. Donnison: Civil Affairs and Military Government North-West Europe 1944-1946, p. 139·

900 [PDF]
DRIE VOORWAARDEN

XCAd 2. De regering vormde in haar verhouding tot het Militair Gezag geen eenheid - er was veeleer sprake van een dubbele verdeeldheid: verdeeldheid tussen koningin Wilhelmina en het kabinet, en verdeeldheid binnen het kabinet.

XCDe koningin werd van tegenstandster van het Militair Gezag en van Kruls-persconlijk, voorvechtster van beide; het tweede kabinet-Gerbrandy kon in haar ogen in het algemeen geen goed meer doen, zij waardeerde de doortastendheid waarvan KruIs getuigde, zij was hem dankbaar voor zijn goede samenwerking met prins Bernhard, zij verheugde zich over de mate waarin hij het vertrouwen van de illegale werkers had weten te winnen (diegenen die, zo meende de vorstin, de toekomst van Nederland moesten gaan bepalen) en zij koesterde de hoop dat het Militair Gezag het pad naar 'de vernieuwing' zou openhouden, ja effenen; dat zij, zoals van Lidth begin januari '45 concludeerde, uit een nieuw kabinet al diegenen wilde weren die zich in het tweede kabinet-Gerbrandy als tegenstanders van Kruls en het Militair Gezag hadden ontpopt, spreekt boekdelen. Dit alles betekende dat het voor het kabinet, zo het dat wenste (maar zo ver kwam het niet eens), nauwelijks mogelijk was, de chef-staf Militair Gezag een algemene instructie te geven die zijn vrijheid van handelen wezenlijk zou beperken: daarvoor was een koninklijk besluit, d.w.z. medewerking van de koningin, nodig.'

XCWat de verdeeldheid binnen het kabinet betreft: het Militair Gezag had van de aanvang af één geharnaste tegenstander: van den Tempel (deze was verstoken van alle begrip voor de noodzaak om wat men op civiel gebied wilde bereiken, te laten verlopen via gemilitariseerde kanalen) hij bleef, wat het Militair Gezag als instelling betrof, de enige, zij het dat ook hij in de herfst van '44 ging beseffen dat men in de gegeven situatie het MG niet geheel kon missen. De bezwaren van andere ministers: de Booy, van den Broek, Burger en van Heuven Goedhart, richtten zich niet tegen het Militair Gezag als zodanig maar tegen de chef-staf en zijn directe omgeving. Intussen legden ook deze tegenstanders er zich lil januari '45 noodgedwongen bij neer dat Kruls werd gehandhaafd.'

XC1 De Enquêtecommissie schrijft: 'Het tot stand brengen van instructies door de Kroon bleek vrijwelonmogelijk'(Enq., dl. V a, p. 359); dat is zakelijk onjuist want het is, voorzover ons bekend, niet één maal geprobeerd. 2 Het komt ons voor dat de Booy met zijn karakterisering van KruIs als 'a weak sister who isfar too much under the influence of his staff, er naast is geweest; wat in Londen medio november '44 en begin januari

901 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

XCAd 3. Dat er geen sprake was van homogeniteit tussen koningin en kabinet en binnen het kabinet, gaf Kruls de gelegenheid, zijn eigen gang te gaan en zijn beleid op aanmatigende wijze te verdedigen, waarbij hij blijkens zijn brief van 12 november '44 zelfs meende, de ministers'kwartiermakers' te kunnen dicteren binnen welke grenzen zij in het bevrijde Zuiden actief mochten zijn. Voor het feit dat het zo ver gekomen was, zocht hij, toen hij in '48 door de Enquêtecommissie werd verhoord, de oorzaak niet bij zichzelf maar bij het tweede kabinet-Gerbrandy. Het kabinet had, betoogde hij, 'moeten zeggen: 'Wij willen het zo', en in dat geval was ik de eerste geweest die had gehoorzaamd.'! Gegeven het feit dat Kruls op de steun van de koningin mocht rekenen, zijn wij daar niet zo zeker van. In elk geval was het, menen wij, juist de geaardheid van Kruls die er, niet zonder de inwerking van factoren die in het vlak der ministers lagen (daarop komen wij nog terug), toe leidde dat het in de herfst van '44 kwam tot, aldus de Enquêtecommissie, 'een hoogst ernstige gezagscrisis. Zulk een crisis', zo gaat de commissie verder, 'tussen de hoogste organen van het staatsgezag ten tijde van de overgang van bezetting naar bevrijding, waarbij rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid van revolutionaire situaties, kon de ergste gevolgen met zich gebracht hebben. Generaal Kruls treft hierin, naar de mening van de commissie, grote schuld. Uit zijn ... houding spreekt een mentaliteit die de commissie ten sterkste afkeurt' (wat de houding van Kruls jegens de ministers betreft, onderschrijven wij dit oordeel, maar wij voegen er, al ter wille van de duidelijkheid, aan toe dat wij de vrees, door Burger en van den Tempel geuit, als zou zich uit het Militair Gezag een militaire dictatuur kunnen ontwikkelen, hogelijk overtrokken achten).

XC'De commissie moet hier echter onmiddellijk aan toevoegen dat haars inziens de regering in deze nog groter schuld treft. Immers, het was haar taak geweest om ... de chef-staf Militair Gezag terstond in duidelijke bewoordingen kenbaar te maken, hoe de verhouding tussen de regering en deze functionaris behoorde te zijn en, indien aan deze aanwijzing niet dadelijk op loyale wijze gevolg was gegeven, ontslag te doen volgen. De verdediging in het bijzonder door de heren Gerbrandyen van Lidth de9

'45 is gebeurd, heeft aangetoond dat Kruls, van elk contact met zijn staf verstoken, zich met kracht kon verdedigen. 1 Getuige Kruls, dl. V c, p. I64.

902 [PDF]
KRITIEK DE-R ENQuihECOMMISSIE

Jeude ... , dat generaal Kruls onvervangbaar was en dat hij zo'n grote waardering genoot bij de Geallieerde autoriteiten, kan de commissie niet aanvaarden. Het zou zonder enige twijfel moeilijk geweest zijn om voor generaal Kruls een geschikte opvolger te vinden, doch de commissie acht het onaannemelijk dat in bevrijd Nederland of daarbuiten niemand te vinden zou zijn geweest voor deze functie."

XCIn een eerdere passage had de commissie toen al in het bijzonder van Lidths beleid gelaakt. 'Dat', zo schreef zij, 'in deze moeilijke materie de minister van oorlog ... alléén niet een afdoende oplossing heeft kunnen vinden, acht de commissie begrijpelijk. Zij heeft echter tot haar leedwezen bij de reconstructie der feiten niet kunnen constateren dat in het bijzonder deze minister krachtige pogingen daartoe heeft gedaan noch dat hij in deze moeilijkheden tussen zijn medeleden in het kabinet en de chef-staf in voldoende mate het gezag der regering heeft gesteund."

XCInderdaad, had Kruls een aanwijzing van 'de regering' naast zich neergelegd, dan had hij onmiddellijk ontslagen dienen te worden en zou hij ook zijn ontslagen, maar zodanige aanwijzing heeft hem nooit bereikt (men mag stellen dat de Enquêtecommissie met haar formulering impliciet kritiek heeft uitgeoefend op de koningin) - de worsteling was er niet een tussen Kruls en 'de regering' maar tussen Kruls en het tweede kabinet-Gerbrandy, en het lijdt voor ons geen enkele twijfel dat als dat kabinet, verontwaardigd als het was over Kruls' brief van 12 november '44, op dat moment een geschikte opvolger bij de hand had gehad, die opvolger ook voor benoeming zou zijn voorgedragen. Zulk een opvolger was er niet; ook de drie namen die van Heuven Goedhart begin januari ,45 noemde: die van Goudriaan, de van der Schueren en Nuboer, werden terzijde gelegd zonder dat van Heuven Goedhart er op terugkwam. Men zou dan ook kunnen zeggen dat de Enquêtecommissie de ernst van het 'probleern-Kruls' ietwat heeft miskend - dat probleem vloeide juist voort uit het feit dat hij nauwelijks vervangbaar was. Daarbij mag vooral niet uit het oog worden verloren dat Kruls' 'tweede chef': Shaef, uitermate tevreden was over zijn prestaties.

XCNeen, ons inziens legde de Enquêtecommissie bij uitstek de vinger op de wonde plek toen zij van Lidths beleid laakte, dat laatste overigens in, zo menen wij, te zwakke bewoordingen, want bij van Lidth, de direct verantwoordelijke minister, zijn niet de 'krachtige pogingen' om Kruls, wat zijn verhouding tot het verantwoordelijk kabinet betrof, in het goede

XCI A.v., dl. V a, p. 363. 2 A.v., p.

903 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

spoor te brengen, achterwege gebleven, maar er zijn zijnerzijds in het geheel geen pogingen daartoe ondernomen; hij heeft, integendeel, Kruls door dik en dun gesteund; hij heeft zijn gezag niet doen gelden.

XCDat laatste heeft, menen wij, ook Gerbrandy nagelaten. Duidelijk is dat Kruls in het gesprek dat van Lidth en Gerbrandy na de ministeriële discussie over zijn brief van 12 november met hem voerden, niet de wind van voren heeft gekregen in de mate waarin hij het er naar had gemaakt. Ter verontschuldiging van Gerbrandy kan men hoogstens aanvoeren dat deze in november zozeer besprongen was door andere moeilijkheden (de zaak van de hulpverlening aan het bezette deel des lands hield hem dag en nacht bezig), dat hij het eenvoudig niet opbracht, ook nog een crisis in de leiding van het Militair Gezag te riskeren, maar wij tekenen hierbij aan dat in die tijd toch ook Gerbrandy's algemene regeerkracht in aanzienlijke mate was gesloopt daarvan zullen in de volgende twee hoofdstukken nog voorbeelden worden gegeven.

XCKomen wij dan nu tot de 'schuld' welke men voor het ontstaan en de toespitsing van de 'hoogst ernstige gezagscrisis' aan ministeriële zijde moet zoeken (naast datgene wat de Enquêtecommissie terzake heeft opgemerkt en waar wij reeds ons commentaar op gaven), dan willen wij om te beginnen opmerken dat men aan de zijde van de ministers wel heel weinig rekening heeft gehouden met de oorlogsomstandigheden, weinig oog had voor het oppergezag van Shaef, weinig begrip voor de materiële noodsituatie in het bevrijde Zuiden en dus ook onvoldoende inzicht in wat van het Militair Gezag werd gevergd en onvoldoende waardering voor wat het MG tot stand bracht. Deze manco's toonden zich het duidelijkst bij van den Tempel. Het Militair Gezag had, zei deze op 23 december '44 in Oisterwijk, in tweeërlei opzicht 'een onmiskenbaar belangrijke taak': het moest noodvoorzieningen treffen 'in het bijzonder in operationeel gebied' en het moest de verbinding vormen tussen Shaef en de regering - twee taken welke, aldus van den Tempel, 'met een beperkt personeel best uit te voeren (waren).' Notabene: het gehele bevrijde Zuiden was in die tijd 'operationeel gebied' en elke lezer die zich voor de geest haalt wat het Militair Gezag daar eind '44 al te verrichten had gekregen (wij gaven er een overzicht van in hoofdstuk 9), kan constateren dat wat van den Tempel bepleitte, simpelweg naast de

904 [PDF]
'SCHULD' DER MINISTERS

XCDe mancc's die zich bij van den Tempel manifesteerden, traden ook bij anderen aan de dag. Wij denken aan Burger en van Heuven Goedhart die, in hun op zichzelf begrijpelijk ongeduld, overwogen min of meer elandestien naar het bevrijde tuiden te gaan, aan Albarda die met de autoriteiten van de waterstaat wilde gaan spreken zonder eerst in Brussel met het Militair Gezag te overleggen, in het algemeen aan de 'kwartiermakers' die al evenzeer, zonder voldoende contact met de staf Militair Gezag', van Oisterwijkuit een eigen beleid wilden gaan opbouwen (en wier gebrek aan inzicht bij het arrestatievraagstuk op pijnlijke wijze bleek). Kruls had gelijk toen hij in zijn brief van 5 januari '45 aan van Lidth (de brief die hij schreef na het gesprek waarin hij geweigerd had, op zijn eed als officier nu nog een loyaliteitsverklaring te laten volgen) er op wees dat het ministers- 'kwartiermakers' materieelonmogelijk was, hun bevoegdheden direct uit te oefenen. Dat bleek ook in Oisterwijk. Er is daar in geen enkel opzicht door de ministers een invloed uitgeoefend die men in de latere gebeurtenissen duidelijk terugvindt - er gebeurde wèl iets anders: juist door hun relatieve machteloosheid brachten de 'kwartiermakers' schade toe aan de naam van het kabinet en aan hun eigen naam. Kruls had als een van de gevolgen van het optreden van het Militair Gezag gezien (en aanvaard) dat de te verwachten kritiek zich op het MG zou richten en niet op het kabinet - het verblijf van de ministers'kwartiermakers' in Oisterwijk had evenwel tot gevolg dat de kritiek zich (zoals Kruls in zijn brief van 12 november had voorspeld) op de ministers richtte, met andere woorden: het kabinet werd niet door het Militair Gezag afgeschermd, maar het Militair Gezag door het kabinet. Men vindt er de weerslag van in het 'vertrouwelijk rapport' van pater Bleijs dat, zo menen wij, tot effect had dat het bij de koningin alle concepties versterkte waarin zij toch al dacht.

XCOpmerkelijk is het dan dat, zoals bleek, de confiicten met het Militair Gezag als bij toverslag verdwenen waren toen het tweede kabinetGerbrandy eenmaal had plaatsgemaakt voor het derde. 'Enerzijds', zo haalden wij de Enquêtecommissie aan, 'bleek de chef-staf meer bereid aanwijzingen van de individuele ministers aan de desbetreffende secties van het Militair Gezag te aanvaarden, anderzijds waren de ministers meer geneigd, de secties van het Militair Gezag als een verlengstuk en uitvee

XC, De Enquêtecommissie heeft de ministers-'kwartiermakers' verweten dat zij zich niet naar Brussel hebben begeven en 'zich bij het bepalen van hun houding in te sterke mate (zonder tot positieve daden te komen) hebben laten beïnvloeden door gevoelens van wrevel tegenover de chef-staf Militair Gezag.' (a.v., p. jö

905 [PDF]
REGERING EN MILITAIR GEZAG

rend orgaan van hun departementen te beschouwen' - wij menen dat men die twee factoren niet zo mag scheiden: de eerste factor vloeide uit de tweede voort. De twee andere factoren waar de Enquêtecommissie nog op wijst: dat de staf van het MG naar Breda was verhuisd, en dat de bevrijding van de rest des lands 'elk ogenblik kon plaats vinden' (daar was men eind februari '45 toen het derde kabinet-Oerbrandy ging optreden, allerminst van overtuigd), beschouwen wij, daargelaten of die laatste factor juist was, als van ondergeschikt belang. Veel meer gewicht kennen wij toe aan het feit (daar wezen wij al eerder op) dat de meeste ministers van het derde kabinet-Gerbrandy het werk van het Militair Gezag van nabij kenden, en daarnaast aan de omstandigheid dat de drie scherpste tegenstanders van Kruls: Burger, van Heuven Goedhart en van den Tempel (tegen de eerste twee koesterde Kruls een grote persoonlijke animositeit), uit het kabinet waren verdwenen.

XCMet name in oorlogsomstandigheden is delegatie van macht altijd een hachelijke zaak. Er is vertrouwen voor nodig: vertrouwen bij degene die macht krijgt, dat men hem ongehinderd in staat zal stellen er een gepast gebruik van te maken, vertrouwen bij degene die macht afstaat, dat de gedelegeerde er geen misbruik van maakt. Bij Kruls had, toen hij in september '44 Londen verliet, het vertrouwen in het kabinet al menige deuk opgelopen: hij had teveel tegenkanting ontmoet bij de opbouw van het Militair Gezag, zijn verhouding met de voor zijn werk zo belangrijke minister van binnenlandse zaken, Burger, was slecht en hij beschouwde in het algemeen de regeringsploeg als zwak, zodat hij niet geneigd was, innerlijk het kabinet enig gezag toe te kennen. Omgekeerd was er bij ministers als Albarda, Burger en vooral van den Tempel sprake van wantrouwen tegen Kruls en enkele van zijn naaste medewerkers.

XCElke grote organisatie bergt de tendens in zich, een doel op zichzelf te worden. Zeker, de secties van de staf Militair Gezag waren gedacht als vooruitgeschoven posten van de departementen, maar daar vloeide reeds een dualiteit van hiërarchie uit voort die de kiem van conflicten in zich borg: de chef-staf, verantwoordelijk als hij was voor wat in bevrijd Nederland geschiedde, kon niet aanvaarden dat ministers instructies gaven aan het Militair Gezag waarmee hij het niet eens was (laat staan dat zij instructies gaven of andere bekendmakingen deden uitgaan waarin

906 [PDF]
COM PETENTIEGESCHI LLEN

hij niet was gekend of waarin zijn beleid zelfs werd gedesavoueerd) en de ministers, verantwoordelijk als zij waren voor het Militair Gezag, konden niet aanvaarden dat de chef-staf een beleid voerde dat niet hun volledige instemming had (laat staan dat hij over het kabinet zijn beklag deed in stukken die ook anderen, onder wie de koningin, onder ogen zouden komen). Het was een constructie waarbij zakelijke meningsverschillen in een minimum van tijd tot competentiegeschillen konden leiden - geschillen die slechts door goede wil en onderling vertrouwen voorkomen hadden kunnen worden; aan beide ontbrak al veel toen het Militair Gezag begon te opereren. En hoe dan die competentiegeschillen op te lossen? Daartoe had, als het nodig was, het kabinet zijn volle gezag moeten kunnen en durven inzetten.

XCIn normale omstandigheden is dat al geen simpele aangelegenheid, hoewel een kabinet dan, naar men mag aannemen, de steun heeft, feitelijk of potentieel, van een duidelijke meerderheid in volksvertegenwoordiging en publieke opinie. De omstandigheden in Londen waren evenwel wezenlijk abnormaal: de stabiliserende factoren volksvertegenwoordiging en publieke opinie ontbraken. Generaal Kruls kon het gezag van het kabinet mede daarom ongestraft tarten omdat hij wist dat het zwak stond: het was niet homogeen genoeg, het had weinig naam in de bevrijde delen des lands en het had het vertrouwen van de koningin verloren. Zij snakte naar de dag waarop zij, ongehinderd door de koppige Gerbrandy, een eigen kabinet kon laten vormen waarmee een 'vernieuwd' Nederland

Indextermen: Kruis. H. J .
907 [PDF]

Hoofdstuk 14: Val van het tweede kabinet-Gerbrandy

XC

XCIn het denken van de koningin stond, sinds vóór de oorlog al, 'de vernieuwing' centraal. In tal van de toespraken die zij van eind juli '40 af voor Radio Oranje had gehouden, had zij er op gezinspeeld zonder ooit aan te geven wat zij er precies onder verstond. Aantekeningen die' zij voor zichzelf had gemaakt, stelden ons in staat, in deel 9 (nL in de paragraaf 'Wilhelmina' van hoofdstuk 2 en in de paragraaf 'Vier wensen van de koningin' van hoofdstuk 17) althans een aantal witte plekken in te vullen. Zij zag, schreven wij in hoofdstuk 2, de 'vernieuwing' als 'een proces dat wij misschien nog het best kunnen weergeven met de woorden: doorbraak van solidariteitsgedachten; het 'ene gezin" (zij zag graag dat het gehele volk zich als één gezin ging gedragen) 'moest werkelijkheid worden.' De impuls daartoe moest van háár uitgaan, niet op den duur, maar onmiddellijk, d.w.z. bij de bevrijding: 'bij het eerste vrijheidsgloren' , zei zij eind november '43 in een radiotoespraak, 'verrijst het nieuwe Nederland.' Uit die conceptie vloeide voort dat zij, zo mogelijk, een bepalende invloed diende te krijgen op het gehele regeringsbeleid; zulks vergde uiteraard een nieuwe Grondwet die haar een macht zou geven, te vergelijken met die welke haar overgrootvader, koning Will em I, had bezeten. Of het haar zou lukken, na de bevrijding ministers te vinden die bereid zouden zijn de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de voorbereiding van zulk een Grondwet, moest zij afwachten - in haar ballingschap kon zij niet méér doen dan er naar streven, bepaalde machtsposities te doen innemen door personen die bereid zouden zijn haar aanwijzingen te volgen, en in het algemeen de weg naar de vaag aangekondigde 'vernieuwing' open te houden. Met dat alles vertrouwde zij geheel te handelen in de geest van diegenen die zij als de dragers of potentiële dragers van de 'vernieuwing' zag: allen die verzet hadden gepleegd of illegaal werk hadden bedreven, met name de jongeren onder hen; veel van de ouderen zag zij als 'bedorven' door het vooroorlogse Nederland welks op compromissen gebaseerde, vaak kortzichtige partijpolitiek haar een gruwel was geweest. Trouwens, die vooroorlogse partijen beschouwde zij als volstrekt verouderd; zij nam Gerbrandy niets méér kwalijk dan dat hij in zijn kabinet zoveel ministers had gehandhaafd

908 [PDF]
KONINGIN EN KABINET

die uit die partijen waren voortgekomen, zij was voor niets méér bevreesd dan voor een onmiddellijke terugkeer van het 'oude' parlement dat, zo nam zij aan, terstond een domper zou zetten op de door haar gewenste 'vernieuwing' .

XCZoals wij in deel 9 aantoonden, heeft de koningin zich van '41 af moeite gegeven om te bereiken dat zij zonder het in haar ogen verouderde kabinet naar Nederland zou kunnen terugkeren, eventueelonder de verantwoordelijkheid van een nieuw bewind dat zij in de bevrijdingsdagen nog in Londen zou vormen. Dat denkbeeld werd in de lente van ,43 door het kabinet-Gerbrandy met beslistheid afgewezen: voor de koningin een nieuwe kerf aan de balk van Gerbrandy. Ruim een jaar later, eind juli '44, schreef zij na een gesprek met van Heuven Goedhart in een van haar dagaantekeningen: 'Schuld Gerbrandy d[at] politiek deel kabinet blijft.' 'Inderdaad', zo voegden wij hier in deel 9 aan toe, 'dat was zijn schuld. Niemand heeft er van eind '41 af meer toe bijgedragen dan hij om te verhoeden dat het in Londen tot de vorming kwam van een 'koninklijk kabinet' waardoor de continuïteit van de constitutionele monarchie zou zijn onderbroken. Hoeveel steken hij ook heeft laten vallen, dit is, menen wij, afgezien nog van zijn beginselvaste houding in de zomer van '40, zijn historische verdienste geweestjegens Nederland, en ookjegens de koningin en het Oranjehuis.' Op het beslissende punt: de vorming van een nieuw kabinet, was de vorstin althans in de zomer van '44 nog geen stap verder gekomen; de eerste van haar 'vier wensen', welke wij in deel 9 onderscheidden, was onvervuld.

XCSlechts één van die wensen was toen ingewilligd: zij had het recht verworven om bezwaar te maken tegen het vertrek van functionarissen die in het kader van de 'terugkeer' uit Engeland naar Nederland zouden oversteken; al die functionarissen dienden namelijk bij koninklijk besluit te worden benoemd. Onvervuld gebleven waren de twee resterende wensen: dat haar vertrouwde medewerker van 't Sant tot directeurgeneraal van politie zou worden benoemd (hem had de koningin in de lente van '44 moeten laten vallen) en dat prins Bernhard de hoge en bij uitstek verantwoordelijke functie zou krijgen van opperbevelhebber van land- en zeemacht; in hoofdstuk 3 van dit deel beschreven wij hoe de koningin in de eerste dagen van september '44 niet verder kwam dan dat de prins 'bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten' werd - dat in het namens haar opgestelde concept voor het desbetreffend koninklijk besluit stond: 'in afwachting van zijn benoeming tot opperbevelhebber van landen zeemacht' (woorden die werden geschrapt), toont aan dat zij die wens,

909 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

XCWij behandelden de boven aangegeven 'vier wensen' in deel 9 in een hoofdstuk (hoofdstuk 17) dat wij de titel gaven: 'Strijd om de macht', en wezen er toen op dat die strijd zich in '44 ging concentreren op een vijfde punt: de naoorlogse volksvertegenwoordiging. Daarover schreven wij in hoofdstuk 18: 'De regering en de bestuursvoorziening' ; wij onderstreepten toen dat de koningin een beslist tegenstandster was van de terugkeer van het 'oude' parlement. Dat was, op Burger en van den Tempel na, ook het kabinet. Maar hoe dan een noodparlement te vormen? Hierover konden de ministers het slechts na zeven lange vergaderingen midden augustus '44 eens worden. Zij legden allen, behalve van den Tempel (Burger schaarde zich toen aan de zijde van de meerderheid), aan de koningin een concept-wetsbesluit voor waarin bepaald werd dat 'de Staten-Generaal' hun werkzaamheden zouden hervatten, zodra zij 'samengesteld' waren; voor die samenstelling diende een commissie van elf personen te zorgen, van wie tien binnen twee weken na de bevrijding van heel Nederland zouden moeten worden aangewezen 'door het in overleg met Ons gevormde of door Ons erkende orgaan van de gecoördineerde groepen in Nederland, die tijdens de bezetting aan het verzet tegen de vijand hebben deelgenomen' (zulk een orgaan was begin juli in Amsterdam tot stand gekomen in de vorm van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit waaruit als 'dagelijks bestuur' de Contact-Commissie was voortgekomen); vijf van die tien personen zouden leden van de 'oude' Staten-Generaal moeten zijn en vijf niet; die tien zouden samen binnen een week het elfde lid van hun commissie moeten kiezen. Diezelfde commissie-van-elf zou tevens tijdelijke provinciale staten moeten samenstellen; ook de tijdelijke gemeenteraden zouden uit benoemden bestaan: benoemd door een provinciale commissie-van-drie, bestaande uit één lid van de commissie-van-elf, de commissaris der koningin in de betrokken provincie en een derde lid dat de eerste twee samen zouden kiezen.

XCDeze regeling waarbij dus de vorming van een noodparlement en die van tijdelijke provinciale staten en van tijdelijke gemeenteraden door middel van de commissie-van-elf aan elkaar waren gekoppeld, bevatte een belangrijke restrictie: 'Wij onderwerpen', zo heette het in het ontwerpbesluit- Tijdelijke Voorziening Staten-Generaal, 'ten spoedigste aan het oordeel van de Staten-Generaal' (het noodparlement) 'een ontwerp van wet, strekkende tot al dan niet gewijzigde handhaving van de bepalingen van dit besluit, dan wel ter vervanging daarvan door andere bepalingen' - het recht werd dus erkend van het na de bevrijding optredende nieuwe kabinet èn van het noodparlement, af te wijken van 9

910 [PDF]
DE KONINGIN EN HET NOODPARLEMENT

de in Londen getroffen regeling, desgewenst daar dwars tegen in te gaan. Desniettemin weigerde de koningin het haar op 5 september '44 (Dolle Dinsdag) voorgelegde ontwerpbesluit inzake het noodparlement te ondertekenen - de besluiten inzake de tijdelijke provinciale staten en tijdelijke gemeenteraden ondertekende zij wèl, nl. op 18 september (de tweede dag van 'Market-Garden '), maar noch die staten noch die raden zouden kunnen worden samengesteld, ook niet wanneer, zoals op 18 september werd verwacht, spoedig heel Nederland zou zijn bevrijd: doordat namelijk de koningin de regeling voor het noodparlement geweigerd had te ondertekenen, zou er geen commissie-van-elf gevormd kunnen worden.

XCWaarom had zij geweigerd?

XCOmdat zij van oordeel was, niet gerechtigd te zijn op dit naar haar mening allerbelangrijkste punt een regeling te bekrachtigen welke niet de instemming had van de gebundelde illegaliteit. Met de regeling voor het noodparlement stond of viel, aldus haar opinie, de toekomst van een 'vernieuwd' Nederland - met die toekomst had, in haar visie, het tweede kabinet-Oerbrandy eigenlijk niets te maken, die toekomst was háár zaak. Ten aanzien van het noodparlement zullen wij straks als onze opinie weergeven dat het zakelijk gelijk in de kwestie als zodanig bij de koningin lag, maar wij voegen hieraan toe dat zij er in het algemeen naar streefde zich in aangelegenheden welke de toekomst van Nederland betroffen, aan de ministeriële controle te onttrekken - een streven dat, voorzover het tot daden leidde welke tot de ministers doordrongen, grote verontwaardiging bij hen wekte; zij' waren tenslotte constitutioneel verantwoordelijk voor alles wat de koningin deed of naliet. De koningin zelf zag dat anders, d.w.z. zij was zich heel wel bewust dat zij zich met sommige van haar daden strikt beschouwd op een inconstitutioneel pad begaf, maar los nog van het feit dat zij de Grondwet welke haar zo aan banden legde, als verouderd beschouwde omdat deze niet langer uitdrukking gaf aan wat, naar zij meende, in het volk leefde', vond zij steun in de overweging dat haar slechts bezorgdheid dreef voor de toekomst van Nederland. Daarbij had zij wèl behoefte aan bondgenoten; die vertrouw9

I Voor een gesprek met van Heuven Goedhart noteerde de koningin op 9 augustus '44: 'Ik strijd in nat. zin voor nieuw Ned. [Het] kabinet is verstrikt in pol[itiek] ... Ik ben pro constitutie ... geen letterknecht v. Grondwet en wet, omdat ervaring mij geleerd heeft dat [deze] juist vaak [de] vijand zijn van waar democratisch leven.' (koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 9 aug. 1944)

911 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

de zij te vinden in het bevrijde Zuiden en, benoorden de grote rivieren, vooral bij de gebundelde illegaliteit.

De koningin zoekt bondgenoten

XC

XCHet is, zo schreven wij in deel j (Mei '40), historisch gezien toeval geweest dat zich op 14 mei '40 zowel de koningin als het kabinet in Londen bevonden. De koningin had Nederland verlaten op advies van generaal Winkelman - omtrent haar besluit, dat te doen, had zij het kabinet niet ingelicht, laat staan geraadpleegd of om goedkeuring verzocht. Op dezelfde wijze zag zij ook in ballingschap haar terugkeer naar Nederland als een handeling waarmee, zo enigszins mogelijk, de ministers niets te maken moesten hebben: zich van hen losmakend wilde zij op de meest overtuigende wijze aantonen dat zij voorstandster was van een nieuw begin. Haar terugkeer begon zij kort na Dolle Dinsdag voor te bereiden. Op de rade of r yde september zei zij tegen Gerbrandy: 'Voor mijn overtocht behoeft u niet te zorgen, ik heb dit alles zelf geregeld." Gerbrandy deed van die uitlating mededeling aan zijn ambtgenoten 'kwartiermakers' toen zij op zaterdag 16 september (daags dus voor de inzet van 'Market-Garden') bijeenkwamen. Zij spraken af dat het hoofd van de Shaef-Mission, generaal Edwards, Eisenhower zou vragen, zo noteerde van Lidth,

XC'HM niet dan met onze voorkennis te laten vertrekken, daar de regering zich verantwoordelijk gevoelt voor de veiligheid van het staatshoofd. Tot deze vraag die Edwards als volkomen redelijk beschouwt, bestaat alleszins aanleiding Wij verdenken HM er van, dat zij wel zin zou hebben in een wedloop wie het eerste is! Maar wij vinden dat eerst de 'kwartiermakers' thuis moeten zijn en voorzien niets dan moeilijkheden, indien HM alléén op stap zou staan. Maar intussen staat HM gepakt en gezakt."

XCHad de koningin op de rade of r yde september inderdaad al 'alles zelf geregeld'? Zo ja, dan kwamen er onvoorziene moeilijkheden want enkele dagen later vroeg zij Albarda, onder wie de KLM ressorteerde, of hij er zorg voor kon dragen dat zij op een door haar te bepalen tijdstip9

I Van Lidth: 'Dagboek', 16 sept. 1944. 2 A.v.

912 [PDF]
DE KONINGIN WIL NAAR NEDERLAND GAAN

voor haar terugkeer naar Nederland kon beschikken over een van de KLM-toestellen die de dienst op Lissabon onderhielden. Albarda nam dit op met de KLM-directie en met de Britse minister van luchtvaart en berichtte de koningin op donderdag 21 september (daags nadat het Nederlandse kabinet het Britse een afscheidslunch had aangeboden) dat de zaak niet zo simpel lag: het KLM-toestel zou, om verwarring te voorkomen, vermoedelijk Britse kentekenen moeten tonen en de bemanning zou in Brits militair uniform gestoken moeten zijn. De koningin reageerde uiterst geprikkeld: aan de directeur van haar kabinet, jhr. mr. G. C. W. van Tets van Goudriaan, gaf zij de volgende instructie: 'Wilt u hier vandaag mondeling Albarda antwoorden dat indien er bezwaren zijn, ik van het gebruik van het KLM-toestel afzie. Ik regel mijn vervoer dan verder zelf." Albarda, die het uiteraard van belang achtte, te zijner tijd via de KLM te weten te komen hoe het met het vertrek van de koningin stond, deed daarop aan van Tets weten dat zijn eerder geuite bezwaren niet onoverkomelijk waren en dat hij de voorbereiding van de overtocht van de koningin wilde voortzetten. Van Tets lichtte de koningin in. Zij antwoordde bits: 'Stop zetten was mijn opdracht en zó wens ik het" zij wilde haar overtocht nu via prins Bernhard regelen. Tegen die achtergrond sprak het kabinet op dinsdag 26 september 'uitvoerig', aldus de notulen (vrijwel de gehele vergadering werd aan dit ene onderwerp gewijd), 'over de blijkbare voornemens van de koningin om buiten voorkennis van het kabinet, en vóór zijn vertrek, naar Nederland te gaan Nodig wordt geacht dat overleg met Shaefwordt gepleegd over het vertrek der koningin."

XCEen dag later, 27 september, wist men dat 'Arnhem' was mislukt. De overtocht zowel van de 'kwartiermakers' als die van de overige ministers en van de koningin werden minder urgent. Bij de koningin evenwel ontstond, precies als bij de ministers, in oktober groot ongeduld zodra bleek dat de Britse koning een bezoek had gebracht aan zijn troepen in Noord-Brabant, en toen zij omstreeks 20 november vernam dat de ministers-'kwartiermakers' op de zaste naar Eindhoven dachten te vliegen, was haar geduld ten einde. Ministers in bevrijd gebied en zij niet? Dat was voor haar onaanvaardbaar. Van Heuven Goedhart werd op de z jste gewaarschuwd door MI-5 dat op een vliegveld benoorden Londen9 1

I Notitie van koningin Wilhelmina bij de brief, 21 sept. 1944, van Albarda aan de koningin (archief kab. der koningin). 2 Notitie, 25 sept. 1944, van G. C. W. van Tets van Goudriaan aan koningin Wilhelmina en notitie van de koningin z.d. (a.v.). Ministerraad: Notulen, 26 sept. 1944.

913 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

een vliegtuig klaarstond waarmee, zo had MI-5 vernomen, de koningin de volgende dag naar Noord-Brabant zou vliegen. Van Heuven Goedhart begaf zich spoorslags naar de koningin en zei haar dat haar overtocht uitgesloten was zolang de 'kwartiermakers' niet hadden kunnen berichten dat haar veiligheid in het bevrijde Zuiden geen gevaar zou lopen. 'Ze geraakte', vertelde van Heuven Goedhart ons in '55, 'in alle staten van opwinding. Ze riep uit: 'Heb ik dan helemaal geen vrijheid?! Het is toch ook mijn land!"!

XCZe moest zich, als zo vaak, schikken; haar vertrek ging niet door.

XCUit het voorafgaande bleek dat de koningin althans eind september '44 (omtrent haar voorgenomen vertrek in november beschikken wij niet over bijzonderheden) buiten het kabinet om haar overtocht naar Nederland trachtte te regelen via prins Bernhard. In dat verband lijkt het ons van belang er op te wijzen dat de prins, die in zijn functie als bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten ondergeschikt was aan de minister van oorlog, telefoonverbinding had met de koningin en in rechtstreeks en ongecensureerd briefverkeer met haar kon staan - via die eigen verbinding deed hij, gelijk reeds vermeld, in oktober een beroep op haar, te bevorderen dat de Binnenlandse Strijdkrachten algemene arrestatiebevoegdheid zouden krijgen, zond hij in november de voor de koningin bestemde kopie door van Kruls' brief van de rzde en deed hij haar in december zijn protest toekomen tegen de (irreële) arrestatie-richtlijnen waartoe de ministers-tkwartierrnakers' hadden besloten. Voorts stond het hoofdkwartier van de prins in telegrafische verbinding met het Special Farces Headquarters in Londen - ook via dat kanaal was contact tussen de prins en de koningin mogelijk, zij het dat hun telegrammen dan door Geallieerde officieren werden gezien. Nog een derde kanaal was voor de koningin van betekenis: de radioverbinding tussen het Bureau Inlichtingen Londen en het hoofdkwartier van de prins. Wel te verstaan: aan Somer, hoofd van het BI, was in april' 43 door van Lidth uitdrukkelijk meegedeeld dat hij geen telegrammen van de koningin mocht verzenden zonder goedkeuring van de verantwoordelijke minister maar Somer trok zich in de herfst van '44 van dat verbod niets meer aan - hij had er zijn opvolger Fock ook niet van in kennis gesteld.

XCI Van Heuven Goedhart,

914 [PDF]
EIGEN VERBINDINGEN VAN DE KONINGIN

XCToen het er naar ging uitzien dat de Geallieerden bij Arnhem niet over de Rijn zouden komen (dat leek al hoogst twijfelachtig op vrijdag 22 september), moest de koningin er rekening mee houden dat het door haar wenselijk geachte overleg met afgevaardigden van de illegaliteit (wenselijk geacht met het oog op het regeringsbeleid onmiddellijk na de bevrijding en speciaalook met het oog op een eventuele regeling voor een noodparlement) niet op korte termijn zou kunnen plaatsvinden, tenzij die illegaliteit een delegatie naar Londen zou sturen. De koningin besloot, een daartoe strekkend telegram naar bezet gebied te sturen, zulks door bemiddeling van de BI-officier majoor van Houten die zich (dat was haar bekend) als gemachtigde van prins Bernhard naar Eindhoven had begeven. BI-Londen, d.w.z. kapitein Fock, deed daartoe op zondag 24 september het volgende telegram uitgaan naar de prins 1:

XC'Mevrouw verzoekt volgend telegram ten spoedigste woordelijk aan majoor van Houten mee te delen.

XCIk ben besloten een deputatie van vertegenwoordigers van de Grote Raad van Illegaliteit zo spoedig dit mogelijk is, uit te nodigen hierheen te komen om mij een overzicht te geven van de toestand, het aantal zowel als de personen aan de Raad overlatende. Wilt u, zodra contact zonder ongelukken mogelijk is, onverwijld dit aan de Raad Illegaliteit meedelen met verzoek, reeds dadelijk gedachten te laten gaan over wie in aanmerking komt, opdat te zijner tijd snel gevolg kan worden gegeven aan uitnodiging. Indien dit plan onverhoopt niet te verwezenlijken, verzoek ik mededeling.'

XCVan Houten begaf zich met deze tekst (een soort voorbericht voor een definitieve uitnodiging) naar Somer. Het telegram dat deze daarop aan twee geheime agenten in bezet gebied stuurde (aan Ausems die met de RVV en aan Biallosterski die met de Contact-Commissie verbinding had), week in enkele opzichten afvan wat de koningin had gevraagd: het werd een definitieve uitnodiging, een uitnodiging, voorts, niet om 'overzicht te geven van de toestand' (in die formulering kon men lezen wat men wilde) maar om 'advies aan Hare Majesteit uit te brengen' (een bij uitstek politieke formulering, vooral gebruikelijk bij de vorming van een nieuw kabinet) en een uitnodiging, tenslotte, welke door Somer uit veiligheidsoverwegingen beperkt werd tot 'hoogstens vijf personen'. De tekst, gericht aan 'Grote Raad Illegaliteit", welke op 27 september naar Ausems en Biallosterski uitging, luidde aldus:

XC1 Tekst: Collectie-Ch, H. J. F. van Houten, 'Londense tijd', no. IS. 2 Tekst: Enq., dl. VII a, p. 305.

915 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

XC'U wordt verzocht een deputatie uit Grote Raad hoogstens vijf personen te zenden naar Eindhoven stop doel deputatie: uitbrengen advies aan Hare Majesteit zodra daarvoor gelegenheid stop keuze deputatie aan u overgelaten.'

XCToen de koningin de kopie van het telegram las dat Somer had laten verzenden, was zij hoogst verbolgen. Zij stuurde op 29 september aan van Houten, weer via prins Bernhard, de tekst van een tweede voor 'Grote Raad Illegaliteit' bestemd telegram en deed van Houten op die dag tevens een brief toekomen waarin zij schreef dat Somer haar eerste tekst 'geheel onjuist' had doorgegeven. 'Ik betreur dit ten zeerste', vervolgde zij, 'om de verkeerde indruk welke de tekst-Somer maken zal. Ook heb ik ernstig overwogen, mijn boodschap aan u alsnog te laten seinen, ben echter daarvan weerhouden door veiligheidsoverweging, waar betrokkenen wellicht reeds onderweg zijn' (ocharm! in werkelijkheid is de delegatie wegens door de koningin niet voorziene meningsverschillen binnen de illegaliteit alsook door andere factoren, waarover meer in deel 10 b, in het geheel niet vertrokken).

XC'Zoudt u ze heel bijzonder op het verschil van mijn tekst en die van Somer willen wijzen, waar ik sprak van 'om mij een overzicht te geven van de toestand' en Somer spreekt van het 'uitbrengen van advies', want het eerste is inderdaad mijn bedoeling Het is mij te doen om het leggen van contact met het nieuwe Nederland en een onpartijdig beeld te krijgen van de werkelijke toestand. Ik betreur het kleine aantal waardoor wellicht niet alle groepen tot hun recht komen."

XCDat 'onpartijdig beeld van de werkelijke toestand' sloeg, dunkt ons, niet op de algemene situatie in bezet gebied maar op wat in politiek opzicht werd gedacht, waarbij, gelijk gezegd, voor de koningin het punt van het noodparlement centraal stond. Zij vertrouwde op steun voor haar verzet tegen wat het tweede kabinet-Gerbrandy wenste te bepalen voor een periode waarin dat kabinet op zijn best demissionair zou zijn. Daarnaast wenste zij dat de illegaliteit zich gereedmaakte voor een adviserende rol bij de formatie van een nieuw kabinet. Hierop had haar tweede voor 'Grote Raad Illegaliteit' bestemde telegram betrekking. De tekst luidde":

XC'Waar het constitutionele gebruik meebrengt dat een demissionair kabinet zich uitsluitend belast met afdoening der lopende zaken en geen belangrijke beslissingen neemt en het zeker niet overeen zou stemmen met de wensen van hetJ.

, Brief, 29 sept. 1944, van koningin Wilhelmina aan Ch. H. F. van Houten (Col lectie-van Houten, 'Londense tijd', no. IS). 2 Tekst in Vollgraff: 'Overzicht illega liteit', p. 104.

916 [PDF]
DE KONINGIN EN DE GAe

Nederlandse volk indien afgeweken werd van de constitutionele regels en een kabinet dat vier jaar buiten Nederland heeft gezeteld, belangrijke en principiële beslissingen zou nemen, acht de koningin het in de huidige omstandigheden een gebiedende noodzakelijkheid dat onverwijld een nieuw kabinet aanwezig zij en zij vertrouwt dat de te zijner tijd aan te wijzen formateur op alle hulp en medewerking zal mogen rekenen voor een snelle formatie stop de koningin hoopt, zodra overkomst voor haar mogelijk is, voorgelicht te worden omtrent de toestand, de wensen en gedachten, op dit ogenblik levende bij het Nederlandse volk en deelt dit thans reeds mede opdat het overleg zo vruchtbaar mogelijk zij.'

XCDit telegram werd op 5 oktober niet door BI-Eindhoven maar door het hoofdkwartier van de prins verzonden, en wel aan Thijssen - de gedecodeerde tekst bereikte de Contact-Commissie pas op de t Sde.

XCHet lijdt voor ons geen twijfel dat de twee telegrammen aan de 'Grote Raad Illegaliteit' door de koningin aan de prins en van Houten zijn doorgegeven buiten voorkennis der ministers - zij heeft wèl op 26 september, d.w.z. twee dagen nadat haar eerste telegram terzake was uitgegaan, aan Gerbrandy doen weten dat zij de illegaliteit verzocht had, een delegatie naar Londen te sturen; daar voegde zij aan toe dat zij, dat doende, een activiteit had ontwikkeld welke betrekking had op wat een volgend kabinet tot stand moest brengen. Daartoe meende zij de vrijheid te hebben.' Gerbrandy was van opinie dat zij niets had mogen doen dat

XCI In een brief die de koningin op 28 oktober aan van Houten zond (brief waarop wij nog terugkomen) schreef zij o.m.: 'dat ik hier steeds gezegd heb dat ik Ill. Raad door mijn bemiddeling liet komen volgens oude afspraak met de ministers.' (Collectie-Ch. H. J. F. van Houten, 'Londense tijd', no. 18).

XCWelke 'afspraak' werd hiermee bedoeld?

XCIn het telegram van 8 juni '44 waarin 'koningin en minister-president' aangedrongen hadden op de vorming van een 'groep van voormannen' der illegaliteit, was aan het slot gezegd: 'In de eerste tijd na de bevrijding zal bedoelde groep door de Kroon verzocht worden, haar van advies te dienen.' Was toen afgesproken dat dit element in het contact met de 'groep van voormannen' door de koningin persoonlijk zou worden behandeld? Maar zou de koningin, als dat zo was, dan eind oktober '44 van een 'oude afspraak' gesproken hebben? Het is misschien waarschijnlijker dat zij, daarvan sprekend, doelde op punt I van de regeling die bijna anderhalf jaar eerder, begin mei '43 namelijk, tussen het kabinet en haar tot stand was gekomen: 'Het recht van Hare Majesteit de Koningin om, wanneer in bepaalde omstandigheden het landsbelang aftreden van kabinet of van ministers eist, daartoe het nodige te doen' (d.w.z.: bijvoorbeeld informaties inwinnen, zich zo breed mogelijk oriënteren) 'wordt onver kort erkend.'

XCDat de koningin er in de herfst van '44 van overtuigd was dat het landsbelang het aftreden van het kabinet-Gerbrandy eiste, is een feit - wij zullen het in dit hoofdstuk met haar eigen woorden aantonen. 9 1

917 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

hem tevoren niet bekend was - hem leek het wenselijk, aan de ContactCommissie te doen blijken dat wat de koningin gedaan had, inhoudelijk zijn instemming had. Hij lichtte op 17 oktober (d.w.z. bijna drie weken nadat de koningin haar tweede telegram aan de prins had toegezonden) de 'Grote Adviescommissie Illegaliteit' telegrafisch in dat de koningin voornemens was, 'na haar terugkeer ook het advies in te winnen van de Grote Commissie uit de Illegaliteit ... Verdere plannen zullen zaak zijn van het zodra mogelijk te vormen kabinet" - een telegram dat, toen het op 21 oktober aan de Contact-Commissie werd voorgelegd, de leden van die commissie wel zal hebben getroffen als mosterd na de maaltijd.

XCOp 3 september, d.w.z. in de dagen waarin het leek alsof Nederland vrijwel zonder slag of stoot door de Duitsers zou worden prijsgegeven, had, zoals wij in hoofdstuk 3 vermeldden, de koningin aan majoor van Houten opdracht verstrekt, zo spoedig mogelijk naar bevrijd Nederland te gaan teneinde de overtocht te regelen van diegenen die zij als eersten wenste te raadplegen, tenminste als dat raadplegen niet in bevrijd gebied kon geschieden - zij dacht aan 'leden van verzet en groep Bosch-Paroo/ Vrij Ned., dus [illegale] pers, leden v. raad v. advies' (de Grote Adviescommissie der Illegaliteit) 'en is deze niet voluit representatief dan wat er niet in zit ook! ... Ook, indien er zijn, Kamerleden die bekeerd' (d.w.z. 'vernieuwd') zijn'. Een belangrijke opdracht voor van Houten! In feite immers werd, zij het dat de kategorieën nogal duidelijk waren aangegeven, de precieze keuze der te eonsulteren personen en de volgorde van hun vertrek aan hem overgelaten. Eenmaal in het bevrijde Zuiden aangekomen, beschouwde hij het als zijn taak, van daar uit personen die belangrijke informatie konden geven over de algemene politieke situatie of stukken waarin die informatie was vervat, rechtstreeks, d.w.z. buiten de ministers om (maar veelal wèl met medewerking van de prins), naar de koningin te sturen. De eersten die van Houten met de faciliteiten waarover hij in zijn officiële functie beschikte, uit het bevrijde Zuiden naar Londen deed gaan, waren twee voormannen van de Bond 'Nederland' (in november tot 'Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Nederland' herdoopt), Gelderblom

XCI Telegram, 17 okt. 1944, van Gerhrandy aan GAC (Enq., dl. V b, p.

918 [PDF]
GELDERBLOM EN VOORWINDE IN LONDEN

en Voorwinde, alsmede prof. de Quay. Op het contact tussen de Quay en de koningin komen wij nog terug - Gelderblom en Voorwinde kregen medio oktober de gelegenheid om in een brief, die door bemiddeling van de prins aan de koningin werd gezonden, een beeld te geven van de moeilijke situatie in het bevrijde Zuiden speciaal ten aanzien van de voedselvoorziening en in het algemeen te betogen dat het Militair Gezag niet krachtig genoeg ingreep; zij werden vervolgens door de koningin uitgenodigd naar Londen te komen. Op 29 oktober sprak zij met hen beiden. Uit haar aantekeningen I blijkt dat zij hun vroeg wat hun oordeel was over de ministers. Gelderblom en Voorwinde antwoordden dat de bevolking verbitterd was omdat de regering de gedane toezegging dat spoedig hulp zou worden geboden, niet was nagekomen. 'Hoofdzaak is', noteerde de koningin, '[niet]" de gedane toezegging of het bereikte resultaat, doch de mentaliteit. Ook in dit opzicht een ramp dat Ned. niet bevrijd, anders nieuw kabinet.' Zij zei aan haar bezoekers dat haar vrijheid van handelen helaas beperkt was: 'Geen vrijuit telegraferen en boodschappen zenden is mij mogelijk, praktisch ben ik afgesloten door min. verantwoordelijkheid' (nu, dat viel nogal mee, zoals wij aantoonden). Kennelijk sprak de koningin ook over de uitnodiging welke zij tot de 'Grote Raad Illegaliteit' had gericht - het verontrustte haar dat de aangevraagde delegatie nog steeds niet was verschenen. Kwam dat door de partijpolitiek? 'Indien', noteerde zij, 'de klad van de politiek niet in de Ill. Raad is gebracht is zij safe, anders gaat 't mis.'

XCHet gesprek leidde tot een verzoek aan Voorwinde om haar rechtstreeks brieven te sturen zo vaak hij iets op het hart had?

, Koningin Wilhelmina: Aantekeningen 'Conf. Gelderblom en Voorwinde uit Eind hoven, 29 okt. 1944' (archief kab. der koningin). 2 Dit woord ontbreekt maar dat is kennelijk een vergissing zoals zij wel meer voorkomen in de aantekeningen die de koningin nogal haastig op papier zette. 'In het gesprek op 29 oktober zei Voorwinde dat het er naar uitzag dat er in Nederland 'een Jodenvraagstuk' kwam. 'Ik ken slechts Nederlanders', voegde de koningin hem toe. Midden december kwam Voorwinde in een van zijn brieven aan de koningin op dit thema terug. 'Nu reeds zeer veel mensen uit het bevrijde gebied met verschillende overheidsinstanties in Nederland en in België in aanraking kwamen, is er', schreefhij haar, 'werkelijk slechts één aanmerking die dan echter ook door praktisch àllen gemaakt wordt en die neerkomt op het door mij vastgestelde feit. Het komt ook mij, naast ontelbare anderen, verkeerd voor dat het onderdeel 'voorlichting' als pers, bioscoop, enz. in 'joodse' handen zou zijn.' (brief, 18 dec. 1944, van A. Voorwinde aan koningin Wilhelmina (archiefkab. der koningin))

XCDe passage toont aan (wij wezen daar al eerder op) dat er bij velen in het bevrijde Zuiden

919 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

XCTwee dagen later, 3r oktober, verschenen de twee Eindhovenaren in de vergadering van de ministers-'kwartiermakers'. Jegens hen deden zij hun beklag over het te zwakke ingrijpen van het Militair Gezag: zo waren in Eindhoven wethouders gehandhaafd, 'die de NSB-burgemeester de ambtsketen hebben omgehangen' (Burger: 'Dit is in strijd met de gegeven instructies'), en werd daar niet met kracht opgetreden tegen ondernemers die in vèrgaande mate met de bezetter hadden gecollaboreerd ('de ministers stellen vast dat dit laatste wel had gekund' - een vaststelling die er naast was: een regeling terzake ontbrak).' Het gesprek met de 'kwartiermakers' bevredigde Gelderblom en Voorwinde niet; zij richtten op I november namens de Bond 'Nederland' een stuk tot de 'kwartiermakers" waarin zij de regering vroegen, bij Shaif'met de vuist op tafel (te) slaan' ('men gelooft niet in een regering die woorden geeft, waar voedsel de enige oplossing kan brengen'). In een latere bespreking met de twee kritische illegale werkers uit bevrijd gebied erkende Gerbrandy dat er geen regeling was voor de zuivering van het bedrijfsleven - eind november deelden van den Broek en Burger, vermoedelijk tot aller opluchting, aan hun ambtgenoten mee, te 'hebben vernomen dat de heren Gelderblom en Voorwinde ... in Eindhoven niet zeer au serieux worden genomen."

XCVoorwinde was inmiddels tot het schrijven van zijn brieven aan de koningin overgegaan. In een eerste brief, 22 november, prees hij 'het juiste aanvoelen van Uwe Majesteit der in de bezettingstijd gegroeide mentaliteit van ons volk' en sprak hij van 'inzichten die, ik mag het u met volle overtuiging en met grote vreugde zeggen, door de illegale wereld zeer beslist worden onderschreveri'": in een tweede, 30 november, stak hij de loftrompet over Goudriaan ('een van de beste organisatoren waarover Nederland beschikt') en over de Quay ('ik kan u verzekeren dat u in hem een vernieuwd mens zult vinden')", in een derde, 18 december (kort dus na het conflict over het arrestatiebeleid), berichtte hij dat bij 'de in Nederland aanwezige ministers' 'de werkelijke wil om met een deel van de zo goed willende illegaliteit nauw samen te werken, ontbreekt"; in een vierde, II januari '45, noemde hij de komst van de 'kwartiermakers' naar bevrijd gebied 'een fout' ('wijl ... daardoor de mogelijkheid tot tweedracht geschapen (was) tussen regering en Militair9

I Ministers-'kwartiermakers': Notulen, 31 okt. 1944, dl. Vb, p. 309. 2 Tekst: a.v., p. 3IO-II. ) Ministers-'kwartiermakers': Notulen, 27 nov. 1944, a.v., p·3I6. 4 Brief, 22 nov. 1944, van A. Voorwinde aan koningin Wilhelmina (archief kab. der koningin). 5 A.v., 30 nov. 1944 (a.v.). 6 A.v., 18 dec. 1944 (a.v.).

920 [PDF]
VAN ROljEN IN LONDEN

Gezag')', in een vijfde, 20 januari '45, klaagde hij over de gebrekkige zuivering ('er is slechts één algemene wens en dat is: werkelijk gezag! In de geest zoals ik weet dat Uwe Majesteit bedoelt!'» - kortom: hij deed wat pater Bleijs met zijn 'Vertrouwelijk rapport' deed: de concepties bevestigen en versterken die bij de koningin leefden.

XCNaar diegenen die het tegendeel deden en jegens haar met name betoogden dat het twijfelachtig was of zich in politiek opzicht fundamentele veranderingen in het politieke denken in bezet gebied waren gaan aftekenen, wilde zij niet lang luisteren. Op dat gebied hadden enkele Engelandvaarders al teleurstellende ervaringen opgedaan - even teleurstellend waren in de tweede helft van oktober '44 de ervaringen van dr. J. H. van Roijen die, zoals wij eerder vermeldden, door het College van Vertrouwensmannen naar het Zuiden was gezonden om naar Londen te gaan en de coördinatie tussen de regering en het college te bevorderen (de relatie tussen de regering en het college zullen wij in deel 10 b behandelen).

XCVan Reijen verliet Den Haag op 10 oktober (de Vertrouwensmannen hadden de regering omtrent zijn komst ingelicht), ontsnapte via de Biesbos, meldde zich op 14 oktober bij prins Bernhard op het kasteel Wittouck en werd daags daarna op een vliegtuig naar Londen gezet waar van Kleffens (van Roijen was een van zijn afdelingschefs geweest) hem afhaalde. Hij had op 16 oktober eerst een lang gesprek met Gerbrandyen werd 's middags door de koningin ontvangen. Haar vertelde hij dat haar 'delegatie' -telegram tot grote moeilijkheden had geleid omdat de topfiguren van de illegaliteit er niet veel voor voelden, zich naar Londen te begeven; te voorzien was immers dat zij nadien niet naar hun belangrijke taak in bezet gebied konden terugkeren - althans: dat was het enige uit van Reijens mededelingen terzake dat de koningin enkele dagen later in een brief aan van Houten doorgaf. Met spijt! Zij had gehoopt, bleek nu, onder die topfiguren nieuwe ministers te vinden. 'Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen', schreef zij namelijk verder aan van Houten,

XC'dat als u zoekt naar namen van ministrabele personen u dit doet ook buiten de leden van de Raad v.d. Ill. De heer van Roijen heeft mij ... verschillende namen genoemd; maar hij is wel zeer politiek georiënteerd, kan zich haast niet losmaken van denken in politieke richting?J.9

1 A.v., II jan. 1945 (a.v.). 2 A.v., 20 jan. 1945 (a.v.). 3 Brief, 21 okt. 1944, van koningin Wilhelmina aan Ch. H. F. van Houten (Collectie-van Houten, 'Londense tijd', no. 17).

921 [PDF]
V AL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

d.w.z. in de richting van de niet-'vernieuwde', 'oude' partijpolitiek waar de vorstin zo veel op tegen had.

XCVan Roijen drong er in zijn eerste gesprek met de koningin op aan dat de regering meer rekening zou houden met de wensen van de Vertrouwensmannen, 'goed team en betere inlichtingen', noteerde de koningin' (met 'betere inlichtingen' zal wel bedoeld zijn dat de Vertrouwensmannen wat de situatie in bezet gebied betrof en de keuze van personen die bij de bevrijding op gezaghebbende posten moesten komen, beter geïnformeerd waren dan de regering). Omtrent het gedeelte in het eerste gesprek dat op de vorming van een kabinet onmiddellijk na de bevrijding betrekking had, tekende de koningin aan dat, volgens van Roijen, van diegenen 'die vrij rondlopen' (zij hield er rekening mee dat talrijke vooraanstaande personen zich in Duitse gevangenschap bevonden) 'tot nu toe alleen Drees' geschikt was om als 'formateur' van zulk een kabinet op te treden; als 'rninistrabelen' werden haar door van Roijen genoemd: Kolfschoten, Neher, van der Gaag, prof. Cleveringa ('Just. ofOnderwijs'), Reinink, Cramer ('goed [voor] Soc. Zaken, wat wild'), prof. dr. ir. W. Schermerhorn, ds. W. Banning, mr. G. E. van Walsum (alle drie 'van nieuwe oriëntatie op pol. gebied', t.w. voorstanders van de vorming van de Nederlandse Volksbeweging) en prof. mr. F. M. van Asbeck 'als reserve (wat professoraal).' Maar van Roijen deed meer dan de koningin alleen maar namen opgeven. 'Ik vertelde haar', zei hij ons in '60,

XC'dat ze er rekening mee moest houden dat een groot deel van de politieke partijen weer zou terugkeren. In eerste instantie komt de SDAP zeker terug, zei ik, en de ARP óók; de CHU is verdeeld en de katholieken staan onder grote druk van de bisschoppen om óók weer een eigen partij op te richten. Dit alles viel haar tegen. 'Maar meneer van Roijeri', zei ze, 'daarover heb ik toch heel andere dingen gehoord!'

XCOp dat eerste gesprek volgde een tweede, een paar dagen later. Ik vond het van belang, juist mijn mededelingen over de te verwachten partijvorming te herhalen, en daar dieper met haar op in te gaan, maar kreeg daar de kans niet toe. Met de woorden: 'Dat weet ik, u hebt me dat de vorige keer al verteld', werd wat ik wilde zeggen door de koningin vrij snibbig afgekapt."

XCHet is aannemelijk dat de inlichtingen van van Roijen de koningin stimuleerden om een tweede vooraanstaande illegale werker die inJ.9

I Koningin Wilhelmina: Notitie 'H. van Roijen, I6 okt. I944' (archief kab, der koningin). 2 H. van Roijen, I2 aug. I960.

922 [PDF]
CAL]É BI] DE KONINGIN

oktober door de linies was gegaan, naar Londen te ontbieden. Dit was mr. Caljé, lid van de Contact-Commissie en tevens hoofd van de sectieJuridische Zaken van het hoofdkwartier van de aD, die door Six naar de prins was toegezonden teneinde met deze de problemen van de vorming der Binnenlandse Strijdkrachten in bezet gebied te bespreken. Van zijn komst naar Londen werden de ministers onkundig gelaten: de koningin regelde die komst via prins Bernhard, van Houten en Fock (hoofd van BI-Londen) - aan Fock had zij gezegd dat hij zijn minister, van Lidth, niet mocht inlichten. 'Ik heb', schreef de koningin eind oktober aan van Houten, 'mijn schoonzoon verzocht, de aD-functionaris naar hier te dirigeren. Dit kan geen moeilijkheden veroorzaken omdat ik hier steeds heb gezegd dat ik Ill. Raad door mijn bemiddeling laat komen volgens oude afspraak met de ministers' (deze laatste zin haalden wij al in ander verband aan). 'Wilt u mij een andere keer door mijn schoonzoon laten meedelen, als personen in bevrijd gebied zijn, en beschikbaar, Of u mij andere boodschappen wilt doen toekomen die te lang zouden nemen als u mij schreef, wat natuurlijk altijd het beste is' (de prins kon dus aan de koningin telefonisch boodschappen van van Houten doorgeven, maar brieven van deze waren te prefereren, zij het dat daar een risico-element in stak, als volgt door de koningin weergegeven:) 'U, Fock en ik zouden in ernstige moeilijkheden kunnen komen, indien een bericht rechtstreeks van u aan mij ter kennis van de ministers kwam.' Deze keer droeg ik F[ock] op, geen mededeling er van te doen aan de minister. Maar deze figuur moet toch liever in den vervolge vermeden worden."

XCBegin november voerde de koningin met Caljé twee besprekingen. Omtrent de eerste tekende zij o.m. aan:

XC'Alleen in uiterste noodzaak hier nieuw kabinet. Ik heb niet verder kunnen denken dan aan een kabinet van de 'vernieuwing'. Hoe deze er uit ziet, moet [ik] nog nader vernemen."

XC1 Twee weken eerder had van Houten aan de koningin geschreven dat zij hem buiten de ministers om steeds telegrafisch kon bereiken via prins Bernhard of per brief in gesloten enveloppe via Fock; Fock zou dan voor de koningin bestemde berichten ook in gesloten enveloppe ontvangen. 'Feitelijk gaan wij hiermee ons boekje ... te buiten', had van Houten geschreven (inderdaad!), maar zowel BI als hij persoonlijk leefden 'in de overtuiging dat deze procedure niet geheel gemeden mag worden teneinde Uwe Majesteit ten volle te steunen.' (brief, 14 okt. 1944,van Ch. H. J. F. van Houten aan de koningin, archief kab. der koningin) 2 Brief, 28 okt. 1944, van koningin Wilhelmina aan Ch. H. J. F. van Houten (Collectie-van Houten, 'Londense tijd', nO.17). 'Koningin Wilhelmina: Notitie 'Conf. van Amstel, 4 nov. [I944]' (archief kab. der koningin). 9 2

923 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

XCOmtrent de tweede bespreking legde zij vast:

XC'Hoe ziet hij kabinet: partijlozen en Ill[egalen] of bekende pol[itici] er bijl?] Tempo eist weinig mensen horen. Persoon als Drees, [ik] weet niet of hij i. h. partijzog getrokken wordt. Niet aan de gang maken poll itiek ]."

XCUit deze notities blijken opnieuw twee elementen: dat het de koningin niet duidelijk was hoe het begrip 'vernieuwing' vertaald kon worden in een concreet regeringsprogramma en dat zij vóór alles wilde voorkomen dat de traditionele politieke partijen weer greep kregen op de ontwikkeling. Maar hoe moet de belangrijke zin 'Alleen in uiterste noodzaak hier nieuw kabinet' worden geïnterpreteerd? Wilde de koningin dan niet van Gerbrandy af? Zag zij de ministers die 'de politiek' representeerden, dan niet graag verdwijnen? Bepaald wèl. Maar aan de andere kant besefte zij dat het kabinet-Gerbrandy als voortzetting van het op normale wijze tot stand gekomen kabinet-de Geer met name in de visie van de grote bondgenoten Engeland en de Verenigde Staten een legitiem karakter gaf aan haar regering. De regeling welke zij begin mei '43 met het kabinet had getroffen, had haar, gelijk reeds vermeld, 'onverkort' het recht gegeven 'om, wanneer in bepaalde omstandigheden het landsbelang aftreden van kabinet of van ministers eist, daartoe het nodige te doen.' Wij zijn geneigd, de aangehaalde zin uit de notitie over haar eerste gesprek met Caljé aldus te interpreteren dat de koningin meende 'alleen in uiterste noodzaak' het initiatief te mogen nemen tot het doen aftreden van het kabinet-Gerbrandy - zou dat kabinet eigener beweging de portefeuilles ter beschikking stellen, dan zou natuurlijk een andere situatie ontstaan: zij zou dan over de vrijheid beschikken die haar door de Grondwet was toegestaan, zij het dat zij, als zij op het nieuwe kabinet haar stempel wilde drukken, een formateur en nieuwe ministers moest vinden die bereid waren, haar denkbeelden te aanvaarden, Haar verhouding met het kabinet-Gerbrandy was in elk geval in de loop van '44 en met name na Dolle Dinsdag van maand tot maand slechter geworden.

XCDat hing ook samen met het voortgezette meningsverschil tussen koningin en kabinet op twee punten die haar hoog zaten: de benoeming van prins Bernhard tot opperbevelhebber van land- en zeemacht en het uitstellen van enig besluit inzake de vorming van een noodparlement.

XC, A.v" 7 nov, 1944

924 [PDF]

Positie van prins Bernhard

XC

XCWij vermeldden in hoofdstuk 3 dat de benoeming van prins Bernhard tot bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, welke door de koningin, aldus van Lidth, 'doorgedreven' was met 'hals-over-kop methoden' (zulks overigens voor zijn verantwoordelijkheid i), in de ministerraad bezwaren had ontmoet. Van Lidth, Gerbrandyen van Heuven Goedhart die in die benoeming waren gekend, hadden voorgesteld dat het desbetreffende koninklijke besluit door alle ministers zou worden gecontrasigneerd - dat was geweigerd; op 4 september had de ministerraad besloten dat alleen de drie genoemde ministers het besluit voor hun rekening zouden nemen; afgesproken (en genotuleerd) was toen voorts dat de eventuele benoeming van de prins tot opperbevelhebber van landen zeemacht alleen zou kunnen geschieden bij een koninklijk besluit dat door alle ministers zou zijn gecontrasigneerd.

XCInzake die eventuele benoeming bewogen zich in de maanden die volgden, de opvattingen van het kabinet enerzijds en die van de koningin en prins Bernhard anderzijds in tegengestelde richting. De prins, ingenomen met het feit dat hij eindelijk een belangrijke functie te vervullen had gekregen, streefde er naar, die functie steeds meer inhoud te geven (dat zou al het gevolg zijn geweest van zijn voorstel, de Binnenlandse Strijdkrachten algemene arrestatiebevoegdheid te geven), en keek bepaald met verlangen naar zijn benoeming tot opperbevelhebber van land- en zeemacht uit (ging die benoeming door, dan zou het Militair Gezag onder hem komen te ressorteren) en de koningin bleef die benoeming begeren omdat zij, kwam deze tot stand, via de prins veel meer directe invloed zou krijgen op 's lands zaken - de ministers daarentegen, óók de drie die met de benoeming van de prins tot bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten accoord waren gegaan, beseften steeds duidelijker dat aan die benoeming nadelen vastzaten: de koningin zou teveel invloed krijgen en de naam van de prins, en daarmee die van het Oranjehuis, schade lijden.

XCEind november besprak de prins zijn eventuele benoeming tot opperbevelhebber van land- en zeemacht met Eisenhowers chef-staf, Bedell Smith; hij deed aan de koningin weten dat Bedell Smith daar geen bezwaar tegen had en schreef een brief aan van Lidth (deze zat toen in Oisterwijk) waarin hij op de benoeming aandrong. De koningin zond vervolgens op 28 november haar adjudant naar van Lidth met de mededeling dat zij het op prijs zou stellen als de prins per I december tot opperbevelhebber van land- en zeemacht zou worden benoemd; die 9 2

925 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

benoeming, deed de koningin voorts weten, had de instemming van Shaefin de persoon van Bedell Smith. 'Zonderlinge boodschap', schreef van Lidth een dag later in zijn dagboek. 'Geen zin er in. Prematuur. Zeker niet in de eerste fase' (de fase waarin het hoogste gezag bij Eisenhower lag). 'Hem dit ronduit geschreven. Royalty waarschijnlijk boos. Een enigszins penibele kwestie.'!

XC'Ik vraag mij ernstig af', had van Lidth o.m. aan de prins doen weten,

XC'of onder de bijzonder moeilijke omstandigheden die wij thans beleven en die wij nog in grotere mate tegemoet gaan bij de verdere bevrijding van ons grondgebied, het wel raadzaam is, U[we] K[oninklijke] H[oogheid] bloot te stellen aan de gevolgen van de ernstige toestand, hetgeen tot uitdrukking zal komen in kritiek op de O[pperbevelhebber van] L[and en] Z[eemacht] die dan daarvoor verantwoordelijk wordt gesteld. Zal t.z.t, tot aanstelling van de OLZ worden overgegaan, dan dient over een uitgebreide staf te worden beschikt, waarvoor de geschikte personen nog niet beschikbaar zijn. Het is wegens deze redenen dat ik meen nader overleg te moeten plegen met mijn ambtgenoten, alvorens ik H. M. daaromtrent kan rapporteren'

XCeen benoeming per I december kon, schreef van Lidth, in elk geval niet doorgaan.'

XCOver die benoeming spraken de 'kwartiermakers' op 30 november. Geen hunner voelde er voor. Besloten werd, 'aan H. M.', aldus de notulen", 'mede te delen dat de regering de benoeming voorlopig inopportuun acht, aan Shaefte laten weten dat men veronderstelt dat dit ook hun mening is' (Bedell Smith was Eisenhower niet) 'en voorts in de notulen van de ministerraad na te gaan of destijds terzake een definitieve toezegging is gedaan' (die toezegging was gedaan niet door de ministerraad maar door de ministeriële Commissie-Terugkeer en zij bond het kabinet als geheel niet).

XCDe rste december verstreek - géén ontwerp-koninklijk besluit. Koningin en prins (deze laatste bevond zich toen in Londen) werden ongeduldig. Op zaterdag 2 december deed de prins via BI-Eindhoven van Lidth het volgende telegram toekomen: 'Queen expects royal decree OLZ stop [am] having meeting with other ministers on Monday morning and would appreciate receive decree by Monday," Van Lidth die dit telegram op

XCJ Van Lidth: 'Dagboek', 29 nov. 1944. 2 Brief, 29 nov. 1944, van van Lidth aan prins Bernhard (Enq., punt p, gestenc. bijl. 410). 3 Minisrers-ikwartierrnakers': Notulen, 30 nov. 1944 (a.v., punten j en 0, gestenc. bijl. 229, p. 41). 4 Telegram, 2 dec. 1944, van prins Bernhard aan van Lidth (a.v., punt p, gestenc. bijl. 4II).

926 [PDF]
DE PRINS OPPERBEVELHEBBER?

zondag 3 december ontving, zond na overleg met zijn ambtgenoten nog diezelfde dag het volgende telegram aan van Kleffens die in afwezigheid van de 'kwartiermakers' in LOnden de vergaderingen van de daar aanwezige ministers presideerde:

XC'Most urgent for ministers council stop ministers here unanimously of opinion nomi nation OLZ in present phase premature and highly undesirable stop growing resistance of population against irresponsible activities of Interior Forces necessitates immediate measures safeguarding prestige Royal Family stop sent report to Queen with copy for you."

XCVan Lidths brief aan de koningin, daags daarna, 4 december, verzonden, herhaalde de argumenten die tegen de benoeming van de prins spraken, en concludeerde: 'De realiteit van het ogenblik dwingt de hier aanwezige ministers tot de conclusie dat nu zulk een benoeming Uwe Majesteit met de meeste ernst dient te worden ontraden."

XCBij die weigering tot medewerking legde de koningin zich niet neer en de prins evenmin. Deze laatste zond een tweede telegram naar Oisterwijk om op zijn benoeming aan te dringen. Aldaar waren toen slechts van den Broek, Burger en van Heuven Goedhart aanwezig; deze drie waren er niet zeker van dat van Lidth, Gerbrandyen van Kleffens voet bij stuk zouden houden. Van Heuven Goedhart, die op het punt stond naar Londen te vertrekken, werd gemachtigd, daar, aldus de notulen,

XC'het standpunt van alle drie als volgt (te) vertolken: als gestemd moet worden over de benoeming tot OLZ, stemmen alle drie er tegen; als dit een portefeuillekwestie wordt voor de minister van oorlog, sluiten alle drie zich aan bij de minister van oorlog; ook al zouden de minister-president, de minister van oorlog en [de minister van] buitenlandse zaken willen toegeven, dan wordt dit toch een portefeuille-kwestie voor de drie hier aanwezige ministers."

XCOp 10 december sprak de prins met Gerbrandyen van Kleffens. Dezen brachten onder zijn aandacht dat er sterke weerstanden waren tegen de Binnenlandse Strijdkrachten, dat de onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerde arrestaties tot veel verontwaardiging hadden geleid en dat zijn eventuele benoeming tot opperbevelhebber van land- en zeemacht in elk geval moest worden uitgesteld, 'totdat', zo schreef de prins enkele dagen later aan Kruls, 'het publiek zou merken dat de toestand overal

XC, Telegram, 3 dec. 1944, van van Lidth aan van Kleffens (a.v.). 2 Brief, 4 dec. 1944, van van Lidth aan de koningin (a.v., 412). Ministers-'kwartiermakers': Notulen (a.v., punten j en 0, gestenc. bijl. 229, p. 61). 9 2

927 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

volledig geregeld was." Bij dat uitstel legde de prins zich neer. Twee dagen later, 12 december, voerde hij een nieuw gesprek terzake, nu met Gerbrandyen van Lidth. 'Gezien de mogelijke ongeregeldheden in nog te bevrijden Nederland en de mogelijkheid dat er gewapenderhand zou moeten worden opgetreden, werd besloten', aldus de prins aan Kruls,

XC'dat ... de heer Gerbrandy zal trachten zo spoedig mogelijk een oplossing hiervoor te vinden en een persoon aan te wijzen die in dat geval de volle verantwoordelijkheid voor dit gewapend optreden zal moeten dragen. Dit zal niet ten laste gelegd moeten worden aan de opperbevelhebber der Nederlandse strijdkrachten Wanneer dit bevredigend opgelost was, zou ... de benoeming tot opperbevelhebber in een verdere fase der bevrijding kunnen plaatshebben."

XCHet was een onzinnige gedachte die, zo veronderstellen wij, door Gerbrandyen van Lidth slechts is geopperd om de prins met een zoet lijntje van zijn voornemen af te brengen; van Lidth zei trouwens in dat gesprek op de rzde tegen de prins, 'dat ik ook voor de toekomst mijn handen geheel vrij wil houden'>, en Gerbrandy schreef eind december een lange brief aan de prins ten betoge dat deze er verstandig aan zou doen, zijn functie als bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten neer te leggen. Die brief kwam Gerbrandy, zo vertelde hij ons in '56, op 'een vreselijke ruzie met de koningin' te staan" - zij vond dat hij zich had bemoeid met aangelegenheden van leden van het Koninklijk Huis die hem niet aangingen; haar voornemen was, de positie van de prins bij de vorming van een nieuw kabinet wederom aan de orde te stellen.

XCDe strijd inzake de benoeming van de prins tot opperbevelhebber van land- en zeemacht had de koningin dus voorlopig verloren; zij kon nu eenmaal de ministers niet dwingen, een besluit te contrasigneren waar zij hoge prijs op stelde, maar het omgekeerde gold ook: haar konden de ministers niet dwingen, een besluit te ondertekenen waarmee zij zich volstrekt niet kon verenigen.

Een regeling voor het noodparlement ?

XC

XCIn de periode waarin het kabinet zeven vergaderingen wijdde aan de vraag hoe een bevredigende regeling voor het noodparlement kon worden

XCI Brief, 14 dec. 1944, van prins Bernhard aan Kruis. 2 A.v. 'Van Lidth: 'Dagboek', 12 dec. 1944. 4 Gerbrandy, 22 juni

928 [PDF]
DE KONINGIN EN HET NOODPARLEMENT

getroffen, had vooral van Heuven Goedhart jegens de koningin betoogd dat zulk een regeling niet kon worden gemist: taak van de regering was het, had hij gezegd, zo nauw mogelijk aansluiting te zoeken bij de Grondwet en een noodparlement was nuttig om alle onrust op te vangen waarmee de bevrijding, zo meende hij, gepaard zou gaan. De koningin had het beroep op de tekst van de Grondwet verworpen (wij gaven al weer wat zij na het gesprek met van Heuven Goedhart noteerde: 'ik ben pro constitutie ... geen letterknecht van Grondwet en wet omdat ervaring mij geleerd heeft dat [deze] juist vaak vijand zijn van waar democratisch leven') en zij had hem ook gezegd dat zij in een zo belangrijke zaak generlei beslissing wilde nemen voor zij personen had kunnen horen, behorend tot groepen welke tot zwijgen waren veroordeeld: 'Oordeel afwachten van gijzelaars en andere terugkerenden." Aan Gerbrandy deelde de koningin zes dagen later (15 augustus) mee dat zij het met van Heuven Goedhart niet eens had kunnen worden, 'terwijl het', zo tekende zij na het gesprek met de minister-president aan, 'de vraag is bij veel deining, of die bezworen wordt door onmiddellijk samenkomen van een parlement; tenslotte: een ieder zal waarderen mijn blanco standpunt en onpartijdig onderzoek toestand. Vóór alles is' (bij die bevrijding) 'spoed nodig met ontslag vragen en nieuw kabinet." Gerbrandy wees de koningin er toen in een brief op dat het ontwerp-wetsbesluit Tijdelijke StatenGeneraal dat bij de ministerraad in bespreking was, juist aan haar bezwaren tegemoet kwam, immers: in dat ontwerp werd het recht van het eerste naoorlogse kabinet en van de Tijdelijke Staten-Generaal erkend om, wat die Staten-Generaal betrof, een geheel andere regeling te treffen. 'Uwe Majesteit', schreef Gerbrandy,

XC'zit allerminst vast aan het Londense plan, integendeel de wet zelf voorziet er in dat het geheel wordt aangepast aan de eisen die spreken bij en na de terugkeer. Het dringt a.h.w. in de richting dat Uwe Majesteit zich laat voorlichten en raadpleging houdt over de merites van de wet en het maakt tevens dat nooit het verwijt kan gelden dat Uwe Majesteit aankomt zonder vervulling der belofte dat een volksvertegenwoordiging kan werken. Aan de uitspraken in Uwer Majesteits radiorede van 10 mei 1944 is volledig voldaan"

XCdat was de toespraak voor Radio Oranje geweest waarin de koningin over1944. 'Brief, 16 aug. 1944, van Gerbrandy aan koningin Wilhelmina tEnq., punten j en 0,

I Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 9 aug. 1944. 2 A.v., IS aug.

929 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

'de vraagstukken die aan de orde komen zodra het leven weer in zijn gewone banen gaat lopen', had gezegd:

XC'Waar ik nog niet in verbinding kan treden met de in Nederland aanwezigen om volledig ingelicht te worden omtrent de onder u levende wensen en verlangens, acht ik het ongewenst mij een oordeel daarover te vormen of een beslissing te nemen. Doch dit kan ik u reeds zeggen dat ik hoop mede te kunnen werken tot het instellen, zo spoedig mogelijk na de bevrijding, van een tijdelijke volksvertegenwoordiging, die haar taak zal moeten vervullen tot nieuwe verkiezingen zullen zijn gehouden ... Over de wijze van samenstelling en de taak van onze volksvertegenwoordiging zal een beslissing genomen moeten worden, zodra het reeds door mij genoemde overleg met personen in Nederland mogelijk is.'

XCDit standpunt wenste de koningin onder geen beding prijs te geven, met dien verstande dat zij er nadien toe ging neigen, eventueel toch al in Londen een regeling voor het noodparlement goed te keuren, niet na 'overleg met personen in Nederland' maar 'na overleg met personen uit Nederland', t.w. vertegenwoordigers van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit. Verder wenste zij niet te gaan en zij voelde er in het bijzonder niet voor om eerst een wetsbesluit te bekrachtigen dat door de Londense ministers was opgesteld, om dan vervolgens, na terugkeer in Nederland, er misschien een te moeten bekrachtigen dat een volledig andere inhoud had.

XCOp 5 september '44 werden aan de koningin door alle ministers, behalve van den Tempel, de drie (middels de commissie-van-elf samenhangende) ontwerpbesluiten-Tijdelijke Staten-Generaal, -Tijdelijke Provinciale Staten en -Tijdelijke Gemeenteraden voorgelegd. Ruim een week later sprak zij er over met Beelaerts, vice-president van de Raad van State. Zij legde vast: 'Geen beslissing ontwerp noodparlement alvorens raadplegen Ill[egaliteit]. Bij voorkeur overkomen' (d.w.z. dat een delegatie van de illegaliteit na de bevrijding moest overkomen) 'en vorming nieuw kabinet, met het oog op slapte in overgangstoestand (afdoen lopende zaken)' (het kabinet-Gerbrandy, dan demissionair, zou, als elk dernissionair kabinet, slechts de lopende zaken mogen afdoen). 'Verbreekt men [die] regel, dan neemt toch oude kab, de beslissingen die men van het nieuwe wil ... Ill. Raad opdragen vertegenwoordiging aan te wijzen om op eerste bericht te kunnen overkomen' (dat was de bedoeling welke bij de koningin voorzat toen zij op 24 september haar 'eerste' telegram inzake die vertegenwoordiging aan van Houten toezond). Zij overwoog ook nog, zei zij tegen Beelaerts, een wetsbesluit waarbij de 'oude' StatenGeneraal ontbonden zouden worden verklaard (inmiddels had de Bel

930 [PDF]
HET CONFLICT INZAKE HET NOODPARLEMENT

gische regering bekendgemaakt dat het Belgische 'oude' parlement weer zou worden bijeengeroepen), 'ofweloude St. Gen. toelaten bijeenkomen en dan ontbinding met klare regeling' (voor een noodparlement). 'In ieder geval raad Ill[ egaliteit] inwinnen."

XCVijf dagen later, 18 september, ondertekende zij de ontwerpbesluitenTijdelijke gemeenteraden en -Tijdelijke provinciale staten (en die konden wegens het ontbreken van de commissie-van-elf niet toegepast worden) - het besluit inzake het noodparlement ondertekende zij niet. Gerbrandy werd ingelicht. Er werd op 20 september een buitengewone vergadering van de ministerraad aan gewijd, gehouden in Claridge's in aansluiting op de lunch die er aan het Britse War Cabinet was aangeboden. De weigering van de koningin 'wordt', noteerde 's avonds van Lidth (er zijn van die buitengewone vergadering geen notulen gemaakt),

XC'door het gehele kabinet constitutioneelontoelaatbaar geacht. Bovendien wordt het ontwerp van zo principiële betekenis geacht dat het kabinet zich daarbij niet kan neerleggen. Het meent dat het niet 'thuis' kan komen zonder een besluit inzake de Staten-Generaal 'in de zak' te hebben en zeker kan het niet voor de dag komen met de mededeling dat het dit wel gewild had, maar dat H.M. het vertikte .

XC. . . H.M. wil eerst naar huis gaan, aldaar verschillende personen raadplegen en eerst dan uitmaken op welker wijze de Staten-Generaal zal worden samengesteld. Wij achten dit onverantwoord, omdat daarmee de leiding uit handen wordt gegeven en in de chaos, die men zal aantreffen, wellicht de kwade geesten ontketend worden ... Wij zien daarin een groot gevaar, in het bijzonder voor de Kroon zelve, die nimmer haar onschendbare mantel, van constitutionele stof geweven, mag afleggen."

XCLater op diezelfde zoste september bracht van Heuven Goedhart een bezoek aan de koningin teneinde te pogen, haar tot andere gedachten te brengen. Hij had zich die moeite kunnen besparen. De koningin, zeer gespannen (het was de vierde dag van 'Market-Garden' en de derde van de Spoorwegstaking), was voor geen van zijn argumenten toegankelijk. Het ging in het gesprek van anderhalf uur hard tegen hard. Toen zij van Heuven Goedhart zei dat hij de dag na de terugkeer, wijl demissionair, 'een machteloos man' zou zijn, werd hij, zo schreef hij van Angeren-, 'verleid tot de repliek dat de machteloosheid van regeerders altijd en93

1 Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 13 sept. 1944. 2 Van Lidth: 'Dag boek', 20 sept. 1944. 'Deze, die de en niet kon verdragen, woonde en werkte in die tijd buiten Londen.

931 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

overal het preludium voor de ondergang van het volk was'; toen hij haar voorspelde, 'dat in Nederland een formatie op de allergrootste moeilijkheden zou blijken te stuiten', was haar repliek, 'dat zij 'alles klaar had" (zij had in werkelijkheid niets klaar).'

XCAan zijn ambtgenoten deelde van Heuven Goedhart op 21 september na afhandeling van de agendapunten bij de rondvraag meer mee over dit stormachtig gesprek. 'H.M. liet zich', legde van Lidth's avonds vast,

XC'op zeer onbehoorlijke wijze uit over al haar ministers (zonder uitzondering), hield de meest onredelijke redeneringen, liet duidelijk blijken dat zij haar eigen gang zou gaan, liet zich meer dan minachtend uit over het kabinet, verweet hem dat hij verraad pleegde aan de vaderlandse zaak, waartegen hij fel geprotesteerd had, en de conclusie: zij denkt er niet aan om ... het besluit inz. Staten-Generaal te ondertekenen en elke poging om tot een vergelijk te komen acht hij volkomen vruchteloos en hoe moet dit aflopen? Goedhart sprak uit wat reeds vroeger werd geopperd: is H.M. wel geheel normaal? Heeft zij door de schok der gebeurtenissen niet totaal haar evenwicht verloren? ... Enfin, wij zitten met de gebakken peren?

XCdat laatste gold vooral voor Gerbrandy die het nu eenmaal als zijn belangrijkste (en moeilijkste!) taak beschouwde, een definitieve breuk tussen koningin en kabinet te voorkomen.

XCHij deed, een dag nadat van Heuven Goedhart in de ministerraad zijn beklag had gedaan, per brief een beroep op de koningin, de regeling voor het noodparlement te aanvaarden. Krachtens die regeling zou het noodparlement zelf zijn houding bepalen 'onder de vrije werking der openbare mening en op initiatief van de regering'. 'Geheel iets anders', schreef Gerbrandy,

XC'is een raadpleging door de koningin persoonlijk van de personen of groepen der illegaliteit. Onze staatsorde kent een dergelijke raadpleging niet, zij draagt het karakter van een onderonsje dat voor de positie van de draagster van het hoogste gezag in den lande bedenkelijk is, daar zij tegen de draad der constitutie ingaat ... Een volk van negen miljoen zielen raadplegen, betekent het oordeel vragen van het 'georganiseerde volk', d.i. van het parlement zelf ... Men hoede zich bovendien voor de verwachting dat een persoonlijke raadpleging door de koningin een afdoend antwoord zou geven. Er bestaat nu eenmaalover het probleem van het noodparlement een sterk verschil van inzicht.

t Brief, 3 okt. 1944, van van Heuven Goedhart aan van Angeren. 2 Van Lidth: 'Dagboek', 21 sept. 1944.

932 [PDF]
HET CONFLICT INZAKE HET NOODPARLEMENT

Elk uitstel, elk onzeker maken van de regeling schaadt de positie van ons land en van de Kroon.

XCDe door de ministerraad ontworpen regeling verdient ten volle dat zij wordt aanvaard.

XCHaar grondslag is de gedachte der vernieuwing.

XCTenslotte betekent de regeling niet een breuk met het verleden maar vertoont zij in het komende kristallisatietijdperk een passende overgang van het doodgelopen oude partijenstelsel naar een toekomst met nieuw politiek leven.

XCHet stempel der regeling is echt Nederlands."

XCGeen van deze argumenten maakte indruk op de koningin; Gerbrandy kreeg te horen dat zij volhardde in haar weigering, het ontwerpbesluitTijdelijke Staten-Generaal te tekenen en op 24 september zond zij via het Bureau Inlichtingen en prins Bernhard aan van Houten het reeds vermelde telegram waarin de 'Grote Raad van Illegaliteit' werd verzocht, voorbereidingen te treffen om een delegatie naar haar toe te zenden.

XCTer bespreking van haar weigering riep Gerbrandy op 25 september opnieuw de ministerraad in buitengewone vergadering bijeen. Van den Broek en van Heuven Goedhart bepleitten daar dat het kabinet onmiddellijk zijn ontslag zou indienen - alle overige ministers verwierpen dat denkbeeld, mede gezien de gevechten op Nederlandse bodem. 'Een ministeriële crisis is nu', zei van den Tempel, 'niet mogelijk' - het nagenoeg algemeen gevoelen was wèl dat het kabinet zich bij een voortgezette weigering van de koningin niet kon neerleggen. Er werd nog gediscussieerd over de vraag ofhet zin had, een ministeriële delegatie naar haar toe te zenden; dat werd door van Kleffens die aannam dat de koningin haar standpunt met meer kracht zou verdedigen naarmate er heviger op werd stormgelopen, ontraden: 'de laatste kans van overeenstemming zou er door afgesneden worden."

XC's Avonds zocht Gerbrandy telefonisch contact met de koningin, hij vroeg een onderhoud aan. Zij weigerde hem te ontvangen maar zei dat hij haar omtrent de besprekingen in de ministerraad schriftelijk kon inlichten. Hij deed dat in een brief die hij de volgende dag, 26 september, opstelde - brief, waarin hij haar schreef dat bij voortgezette weigering om de regeling voor het noodparlement te aanvaarden, 'de grootst mogelijke meerderheid van de raad van ministers'? de portefeuilles ter

XC, Brief, 22 sept. 1944, van Gerbrandy aan koningin Wilhelmina (AOK, map 'Noodparlement,juni 1944-januari 1945'). 2 Ministerraad: Notulen, 25 sept. 1944. 3 Alle ministers dus, op één na. Wie was dat? Wellicht doelde Gerbrandy op van den Tempel: hij was tegenstander geweest van het ontwerpbesluit-Tijdelijke Staten-Generaal en

933 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

beschikking zou stellen, zodra 'de omstandigheden dit ook maar enigermate zouden toelaten', en dat 'sommige ministers' (van den Broek en van Heuven Goedhart) dat 'onmiddellijk' zouden doen; hij vroeg haar of zij blééf weigeren.'

XCGerbrandy's brief (verzonden op de dag waarop het kabinet bijna een gehele vergadering wijdde aan de vraag hoe een 'zelfstandig' vertrek van de koningin naar Nederland kon worden voorkomen) kruiste een z.g. blocnoot van de koningin aan de minister-president waarin zij deze inlichtte, inzake het noodparlement geen beslissing te zullen nemen voor zij de 'Grote Raad der Illegaliteit' had kunnen raadplegen die zij, bekende zij nu, verzocht had, een delegatie" naar Londen te sturen; in de 'blocnoot' schreef zij ook dat zij het wenselijk vond dat onmiddellijk na de bevrijding in Nederland een nieuw kabinet zou optreden en dat zij ook daaromtrent contact zou zoeken met die 'Grote Raad'."

XCVan de 'blocnoot' deed Gerbrandy op 27 september mededeling aan zijn voor de derde maal in buitengewone zitting bijeengeroepen ambtgenoten, daarbij opmerkend dat de uitnodiging aan de illegaliteit, aldus de notulen, 'niet buiten hem om had mogen geschieden"; er was, schreef van Lidth die avond (avond waarop het bericht werd vrijgegeven dat de Britse Airbornes zich over de Rijn hadden teruggetrokken),

XC'grote ontstemming vooralover de methodiek, door HM gevolgd: het plegen van overleg met genoemde Raad zonder voorkennis van het kabinet. BI werd scherp gelaakt over het doorzenden van een telegram, waarin HM enige vertegenwoordigers van de verzetsorganisaties opdraagt, zich naar ... Eindhoven te begeven ... Goedhart en van den Broek wensen onmiddellijk ontslag te nemen, wat er ook gebeure. De anderen, ook ik, aarzelen zeer wegens de ernstige gevolgen. Een zenuwachtige, geprikkelde stemming."

XCDie avond schreef van Heuven Goedhart een uitvoerige brief aan de

kon in een weigering van de koningin om het te bekrachtigen, dus moeilijk grond vinden om ontslag te vragen. I Brief, 26 sept. 1944, van Gerbrandy aan koningin Wilhelmina (AOK, map 'Nood parlement, juni 1944-januari 1945'). 2 Gerbrandy zei in de kabinetsvergadering van 27 september 'een lid', maar wij nemen aan dat dit op een vergissing berust hetzij van Gerbrandy, hetzij van de opsteller van de notulen. ' Gerbrandy zei in de kabinets vergadering: 'hiervan heeft zij bericht gezonden aan genoemde Raad', maar wij nemen aan dat ook dit een vergissing is: dit bericht ging pas enkele dagen later uit. 4 Mi nisterraad: Notulen, 27 sept. 1944. S Van Lidth: 'Dagboek', 27 sept. 1944.

934 [PDF]
HET CONFLICT INZAKE HET NOODPARLEMENT

koningin waarin hij onderstreepte dat niet-tekening van het ontwerpbesluit-Tijdelijke Staten-Generaal voor hem onaanvaardbaar was. 'Indien dit ontwerp niet wordt bekrachtigd, dan zal dat willen zeggen', zo heette het o.m. in die brief", 'dat Uwe Majesteit in het kabinet geen vertrouwen meer bezit en het kabinet ziet als een aantal raadgevers, wier opvattingen aan die van andere raadgevers kunnen worden getoetst. Onder die omstandigheden is de terugkerende regering' (van Heuven Goedhart nam aan dat het kabinet na de bevrijding van heel Nederland 'enkele weken' zou moeten aanblijven 'een gezagloze? - hij voor zich wilde van zulk een regering geen deel uitmaken en hij zou dus, als de koningin in haar houding volhardde, ontslag nemen.'

XCWéér, de volgende dag al, kwam het kabinet in buitengewone vergadering bijeen. Nu noemde Gerbrandy, blijkens de notulen,

XC'de blocnoot-beslissing van de koningin ontstellend. Hij acht het nodig, nu het ontslag van het kabinet aan te bieden. Echter wil hij vooraf nog tweeërlei beproeven: 1. door een deputatie uit de ministerraad aan de koningin de ernst van de toestand voor te houden; 2. als laatste concessie nog voor te stellen dat het getekende ontwerp-Tweede Bestuursvoorziening" eerst zal in werking treden tien dagen na de terugkeer der koningin'5

I Brief, 28 sept. 1944, van van Heuven Goedhart aan koningin Wilhelmina (Collectie van Heuven Goedhart) (RvO). 2 Er stonden in van Heuven Goedharts brief enkele passages van staatsrechtelijke aard. Hij ontving toen van haar een 'blocnoot' van, zo vertelde van Heuven Goedhart ons elf jaar later, ongeveer deze inhoud: 'Ik neem aan dat u uw brief geschreven hebt zonder dat u besefte dat ik, wat de Grondwet betreft, geen voorlichting van node heb' (van Heuven Goedhart, 2 dec. 1955) hij vertelde ons niet dat hij vervolgens de koningin zijn 'eerbiedige verontschuldigingen' had aangeboden in een notitie waarin hij o.m. schreef: 'Het onderstellen van een gebrek kige Grondwetskennis aan de zijde van Uwe Majesteit zou van mijn kant zó onvoeg zaam en zózeer strijdig, zowel met mijn wetenschap als met mijn ervaring zijn. dat ik Uwe Majesteit eerbiedig moge vragen, wel te willen geloven dat zulk een onderstel ling mij volkomen vreemd is.' (notitie, 2 okt. 1944, van van Heuven Goedhart aan de koningin, archief kab. der koningin) Wij vermelden in dit verband dat van Heuven Goedhart die zich in het kabinet op enkele punten graag bij de felste tegenstanders van de koningin schaarde wier rol hij als te dominerend zag, haar anderzijds op Oudejaarsdag 1944 een brief stuurde waarin hij de wens uitte dat zij in '45 de 'herrijzing van Nederland' zou mogen aanschouwen 'en daaraan de onmisbare leiding ... geven.' (brief, 3I dec. 1944, a.v., a.v.) Wie meende, met dit soort vleierijen bij koningin Wilhelmina in de pas te komen, vergiste zich deerlijk. 3 Gedeelte uit brief, 28 sept. 1944, van van Heuven Goedhart aan koningin Wilhelmina in het verhoor van getuige van Heuven Goedhart, dl. V c, p. 256. 4 In de notulen staat 'Eerste Bestuursvoorziening', maar dat is een vergissing. 5 Ministerraad: Notulen, 28 sept. 1944.

935 [PDF]
VAL V AN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

bedoeld was dat het ontwerp (het sloot de regeling voor het noodparlement in) wel in Londen door de koningin zou worden ondertekend maar pas tien dagen na haar terugkeer naar Nederland zou worden afgekondigd.

XCOnder aandrang vooral van van Kleffens en van Lidth werd in eerste instantie tot niet méér besloten dan een delegatie naar de koningin te sturen; deze zou bestaan uit Gerbrandy, Albarda, Burger en van Kleffens.

XCDiezelfde dag, 28 september, had Gerbrandy een lang gesprek met de koningin. Zij 'ontkende', zo rapporteerde hij daags daarna aan het kabinet,

XC'het voornemen te hebben het ontwerp-Tweede Bestuursvoorziening' niet te tekenen. Zij wil geen mensen laten overkomen om hen over het wetsontwerp te raadplegen; zij wil alleen inlichtingen over de toestand in Nederland. Allerminst wilde de koningin op enige wijze inconstitutioneel handelen.'

XCGehoord deze explicatie stelde Gerbrandy voor, goed te vinden dat de koningin de regeling voor het noodparlement pas zou behoeven te ondertekenen 'na ingewonnen inlichtingen omtrent de toestand in Nederland en in elk geval binnen tien dagen na haar terugkomst in het land.' Dit denkbeeld werd aanvaard; Gerbrandy, Albarda, Burger en van Boeyen kregen opdracht, een brief aan de koningin te ontwerpen teneinde haar 'laatste bezwaren te bezweren." De indruk van het kabinet was dat, zo noteerde van Kleffens, 'HM in Hoogstderzelver schulp is gekropen, maar zulks overgiet met een saus (zoals gebruikelijk) op de wijs van 'hoe kunt u denken dat ik ooit zo iets gewild zou hebben?' Geheel in orde is de zaak nog niet" - inderdaad, dat was zij niet. Want op Gerbrandy's samen met zijn drie ambtgenoten opgestelde brief waarin als toevoeging aan het ontwerpbesluit-Tijdelijke Staten-Generaal werd voorgesteld: 'Dit besluit treedt in werking met ingang van de tiende dag na Onze terugkomst in Nederland of, nadat Wij gelegenheid hebben gezocht Ons te doen voorlichten over de feitelijke en politieke toestand in Nederland, zoveel eerder als Wij op de voordracht van Onze minister van algemene zaken' (van Boeyen) 'zullen besluiteri'", antwoordde de koningin per 'blocnoot' aan Gerbrandy dat zij wenste dat in het besluit kwam te staan dat het onder alle omstandigheden aan de 'Raad der Illegaliteit' zou

, In de notulen staat weer 'Eerste Bestuursvoorziening'. 2 Ministerraad: Notulen, 29 sept. 1944. ' Van Kleffens: 'Dagboek', 29 sept. 1944. 4 Brief, 29 sept. 1944,van Gerbrandy aan koningin Wilhelmina (AOK, map 'Noodparlement, juni 1944-januari 1945')·

936 [PDF]
HET CONFLICT INZAKE HET NOODPARLEMENT

worden voorgelegd (dat moest 'boven iedere twijfel verheven (zijn)') en dat zij zekerheid wilde hebben dat het kabinet bereid was, de regeling te wijzigen als zijzelf, gehoord die Raad, zulks zou wensen.'

XCEen dag of tien later, I2 oktober, antwoordde Gerbrandy op die 'blocnoot' met een lange brief waarin hij berichtte dat het kabinet in beginsel tot wijziging van de regeling bereid was, al kon, 'als ik het zo mag uitdrukken, geen blanco-krediet tot elke wijziging worden gegeven' - wèl had het kabinet er 'principieel' bezwaar tegen, in het definitieve ontwerpbesluit het horen van 'de Grote Commissie uit de Illegaliteit' op te nemen; het was bovendien praktisch 'bijna ondenkbaar' dat het horen van deze commissie, 'welke vogels van de meest diverse pluimage bevat, een eenstemmig advies zou opleveren' (hierbij schreef de koningin in de marge: 'overeenstemming is niet nodig, wèl een algemeen beeld'). Ter verdediging van het kabinetsontwerp schreef Gerbrandy nog:

XC'Er is geen regering, welke ook, die, waar de techniek der verkiezingen haar ontbreekt, in omstandigheden als de huidige, iets anders kan doen dan eerst een tijdelijke volksvertegenwoordiging te scheppen, welke weer het overleg met het volk mogelijk maakt. Sterker nog, elke regering die voor het feit staat dat èn concrete Kamers èn normale verkiezingen haar ontbreken en die, niettegenstaande deze lacune, aarzelt een volksorgaan samen te stellen, opdat het overleg met het volk kan geopend worden, staat in onze troebele tijd bloot aan de verdenking dat het haar met de constitutionele monarchie geen menens is. Geen kabinet kan de verantwoordelijkheid voor zulk een situatie dragen."

XCBeelaerts adviseerde de vorstin, de jongste versie van de regeling inzake het noodparlement te bekrachtigen, aangezien, zo schreef hij haar, 'stap voor stap aan alle bedenkingen van Uwe Majesteit feitelijk tegemoet is gekomen' - wel was het raadplegen van 'de Grote Adviescommissie der Illegaliteit' (de GAC) niet in de regeling opgenomen maar niets stond, zo merkte hij op, dat raadplegen in de weg.'

XCOok het advies van Beelaerts legde de koningin terzijde; steeds sterker was zij de overtuiging toegedaan geraakt dat zij principieelonjuist zou handelen wanneer zij op een zo belangrijk en gevoelig punt in Londen een regeling zou goedkeuren, welke ook, waaromtrent niet eerst overleg had plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de georganiseerde ille

XC1 Blocnoot, z.d.• van koningin Wilhelmina aan Gerbrandy (a.v.). 2 Brief, 13 okt. 1944, van Gerbrandy aan koningin Wilhelmina met aantekeningen van de koningin (archief kab, der koningin). 3 Brief. 18 okt. 1944. van F. Beelaerts van Blokland aan de koningin (a.v.).

937 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

galiteit. Begin oktober had zij jegens Gerbrandy de GAC 'het natuurlijke parlement' genoemd" - dàt 'parlement' wilde zij raadplegen en aan dat uitgangspunt hield zij vast, alle oppositie ten spijt.

XCIn november '44 (een maand met sombere berichten uit bezet gebied en met het eerder beschreven scherpe conflict met Kruls) verdween het onderwerp 'regeling noodparlement' ietwat uit de aandacht der ministers, maar in december kwam Albarda er als eerste op terug, Gerbrandy schrijvend dat hij het voornemen had (voornemens maakten op Gerbrandy nimmer indruk, besluiten wèl) ontslag te vragen omdat de zekerheid ontbrak, 'dat in Nederland terstond na de bevrijding een volksvertegenwoordiging zal verschijnen." De koningin die inmiddels gelezen had dat het Vaderlands Comité van bezet gebied uit de regering had geadviseerd, zo min mogelijk politieke regelingen voor de overgangstijd te treffen, en die van de Quay tijdens zijn bezoek aan Londen (wij komen op dit bezoek nog terug) had vernomen dat haar bekrachtiging van de regeling voor het noodparlement 'een orkaan' zou doen ontstaan", maakte op 21 december voor de eerder al gememoreerde bespreking van Gerbrandy's reisrapport de volgende aantekening:

XC'Kab.legde boodschap van V[aderlands] C[ omité], 'geen pol. wetten", naast zich neer; [dit en] uitspraak de Quay beide en nog veel meer zijn mij het bewijs dat Ned. ontwerp noodparlement en gem. raden en provo Staten niet wenst van dit kabinet, en bevestigt wat ik altijd vermoed heb. Ik teken dus niet. Ik ben wèl een voorstander van de totstandkoming van een regeling, maar gemaakt door personen die de gehele bezetting hebben meegemaakt."

XCGerbrandy bracht dit, nu wel heel finaal klinkende standpunt (het werd hem op 30 december in een nieuw gesprek met de koningin bevestigd) op II januari '45 ter kennis van zijn ambtgenoten. Wat moest het kabinet nu doen? Voet bij stuk houden en zijn ontslag aanbieden? Was dat verantwoord? Mocht men de zaak van het noodparlement laten prevaleren boven alle aangelegenheden van onmiddellijk belang, de hulpverciteren.' (Anep-Aneta bulletin, 5 dec. 1944, met aantekeningen van de koningin, archief kab. der koningin) 4 Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 21 dec.

, Gerbrandy citeerde deze formulering in de kabinetsvergadering van Ia oktober (Ministerraad: Notulen, Ia okt. 1944. Z Brief, II dec. 1944, van Albarda aan Ger brandy, dl. Va, p. 176-77. 3 Op een Anep-Aneta bulletin van begin december '44, dat een interview met Gerbrandy bevatte, tekende de koningin o.a. aan: 'Als een crisis [inzake] noodparlement komt? Orkaan bij tekening ontwerp. Mag de Quay

938 [PDF]
AFLOOP VAN HET CONFLICT

lening aan de bevolking in de hongerprovincies voorop, waarmee het kabinet zich intensief bezighield? Die laatste vraag werd op I I januari '45 door geen der ministers bevestigend beantwoord en Albarda die een maand tevoren met zijn ontslag had gedreigd omdat de koningin had geweigerd, de regeling voor het noodparlement te bekrachtigen, schreef op 14 januari een brief aan Gerbrandy waarin hij het 'nodig' achtte, 'dat wij het ontwerp nog eens in ernstig onderzoek nemen. Daarbij zal dan in de eerste plaats rekening zijn te houden met opmerkingen en wensen van H. M. de Koningin en verder met opmerkingen, welke uit Nederland ons bereikten.'!

XCGelijk eerder opgemerkt, zou het, zolang de koningin de regeling voor het noodparlement niet had goedgekeurd, niet mogelijk zijn, provinciale staten en gemeenteraden samen te stellen; die samenstelling hing afvan de vorming van de commissie-van-elf en tot die vorming zou het in elk geval niet komen voordat heel Nederland was bevrijd. Was er nu in het bevrijde Zuiden een sterke aandrang geweest om toch weer over provinciale staten en gemeenteraden te beschikken, dan had de regering wellicht voor de vorming van die lichamen een regeling getroffen die niet op de voorafgaande samenstelling van de commissie-van-elf berustte, maar die aandrang ontbrak in de laatste maanden van '44. Er werden wèl noodvoorzieningen getroffen. In sommige gemeenten werden extra wethouders benoemd om bevolkingsgroepen die in het 'oude' college van burgemeester en wethouders niet vertegenwoordigd waren geweest, het gevoel te geven dat ook hun stem in de gemeentebesturen werd gehoord, in andere lieten die gemeentebesturen zich bijstaan door commissies van advies. De slechte verbindingen droegen er toe bij dat men er, lang niet overaloverigens, plaatselijk geheel naar eigen inzicht (en dus met variaties) naar ging streven, de gemeentebesturen een wat breder draagvlak te geven.

XCMet die situatie werd Burger geconfronteerd toen hij eind november als 'kwartiermaker' arriveerde - hem leek het wenselijk, het treffen van die plaatselijke voorzieningen een wettelijke basis te geven. In Londen

I Brief, ra jan. 1945, van Albarda aan Gerbrandy (collectie Albarda, map 'Kabinetscrisis febr. 1945, Londen').

939 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

teruggekeerd, stelde hij daartoe een ontwerp-wetsbesluit op' (het ontwerp kreeg de datum van 29 december '44) dat hem zou machtigen, geïmproviseerde regelingen welke, als de zojuist aangeduide, al getroffen waren, goed te keuren en te bevorderen dat dergelijke regelingen ook elders tot stand kwamen. Hij lichtte Gerbrandy in; deze besprak op 30 december met de koningin wat men in het bevrijde Zuiden ten aanzien van de provinciale en gemeentelijke vertegenwoordigende lichamen kon doen. Over dit gedeelte van hun gesprek tekende de koningin aan: 'Voorziening in geest als gevraagd, tijdelijke gemeenteraden en provinciale staten, heeft grote haast. Dit aanvaard ik alleen als personen uit Ned. het opstellen." Die laatste zin betekende dat de koningin nu, wat de tijdelijke provinciale en gemeentelijke vertegenwoordigende lichamen betrof, de lijn doortrok die zij ten aanzien van het noodparlement volgde: niet aan het Londense kabinet gaf zij het recht, terzake voorzieningen te treffen, maar slechts aan 'personen uit Ned.', d.w.z. in deze materie aan personen uit het bevrijde Zuiden. Overigens had Gerbrandy in het gesprek kennelijk niet op aanvaarding van Burgers denkbeelden aangedrongen, maar op heel iets anders, n1. op de vorming van 'tijdelijke gemeenteraden en provinciale staten', d.w.z. op het treffen van een regeling welke locale variaties zou uitsluiten.

XCOp 2 januari '45 besprak het kabmet Burgers ontwerp-wetsbesluit. 'De voorzitter', aldus de notulen, 'verklaart, als enige, zich tegen dit kb; hij prefereert de instelling van gemeenteraden en staten." Het met de grootst mogelijke meerderheid goedgekeurde ontwerp werd aan de koningin voorgelegd. Korte tijd later (12 januari) deelde Gerbrandy aan zijn ambtgenoten mee, 'dat', aldus weer de kabinetsnotulen, 'H.M. de Koningin bezwaar heeft, het concept-koninklijk besluit tot tijdelijke voorziening in het bestuur van provincies en gemeenten te tekenen in ongewijzigde vorm." Tot een bespreking van de door haar gewenste wijzigingen kwam het niet, wèl verzocht de koningin Burger, op zijn concept een toelichting te schrijven, uitgebreider dan de beknopte welke hij er in eerste instantie aan had toegevoegd. De nieuwe toelichting zond hij haar op 24 januari toe" het was de dag waarop hij (dat had overigens niets met zijn ontwerp te maken) van Gerbrandy te horen kreeg dat hij uit het kabinet zou worden verwijderd.94

I Tekst: dl. Vb, p. 278. 2 Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 30 dec. 1944. 3 Ministerraad: Notulen, 2 jan. 1945. 4 A.v., 12 jan. 1945. 5 Tekst: dl. V b, p. 279-80.

940 [PDF]
TIJDELIJKE GEMEENTERADEN

XCWij voegen hieraan toe dat onder het derde kabinet-Gerbrandy medio april een door de nieuwe minister van binnenlandse zaken, Beel, voorbereid wetsbesluit werd uitgegeven (F 45), hetwelk het om te beginnen mogelijk maakte een deel van de voorzieningen te treffen welke Burger had bepleit (tijdelijke uitbreiding van de provinciale en de gemeentelijke besturen) en daarenboven de instelling van tijdelijke gemeenteraden regelde. Ten aanzien van die gemeenteraden zou de volgende procedure gelden: de burgemeester moest een commissie van tenminste drie vertrouwensmannen aanwijzen; die commissie zou hem voorlichten hoe hij het best een kiescollege kon samenstellen dat driemaal zoveelleden zou tellen als de raad in de betrokken gemeente; vervolgens zou de burgemeester het voorstel met betrekking tot dat kiescollege voorleggen aan de commissaris der koningin en deze zou het bespreken met een commissie van vijf vertrouwensmannen; keurde de commissaris der koningin het voorstel goed, dan kon het kiescollege bijeenkomen teneinde de leden van een tijdelijke gemeenteraad te kiezen en die leden zouden binnen een maand wethouders kiezen. Het kiescollege en de tijdelijke raad moesten bestaan uit personen die, aldus F 45, 'geacht kunnen worden het vertrouwen van de bevolking tijdens de vijandelijke bezetting te hebben behouden of verkregen' en bij de samenstelling van het kiescollege diende er voor gezorgd te worden, 'dat de voornaamste geestelijke en maatschappelijke stromingen in de gemeente daarin naar evenredigheid vertegenwoordigd zijn.'

XCVoor de provinciale staten werd geen overeenkomstige regeling getroffen, 'aangezien gebleken is', zo heette het in een toelichting van de Regeringsvoorlichtingsdienst, 1 'dat onder de huidige omstandigheden voor een tijdelijke wederinstelling van deze lichamen geen directe aanleiding bestaat.'

XCBeel ondervond ten aanzien van de goedkeuring van F 45 generlei moeilijkheden van de koningin, maar hij was dan ook een van de 'personen uit Ned.' die in het derde kabinet-Gerbrandy minister waren geworden.

XC'Een hoog opgelopen conflict' - die woorden zijn op hun plaats. Het heeft, zoals de lezer heeft kunnen constateren, eind september '44 niet veel gescheeld of het kabinet-Gerbrandy had zijn ontslag ingediend wegens de weigering van de koningin, de regeling voor het noodparlement te bekrachtigen. Als bij menig conflict dat zulke vormen aanneemt, speelden factoren een rol die met de zaak zelf niet te maken hadden: aan de kant van de koningin haar overtuiging dat zij persoonlijk verantwoordelijk was voor de toekomst van Nederland, dat zij met een verouderd kabinet regeerde hetwelk niet langer de uitdrukking was van wat in het Nederlandse volk leefde, en ook haar vrees dat zij als het ware gediscrediteerd zou worden en de aansluiting op de 'vernieuwing' zou missen wanneer zij met dàt kabinet huiswaarts zou keren - aan de kant van de ministers de beduchtheid dat het verzet van de koningin tegen een regeling voor het noodparlement ontsproten was aan haar autocratische aard, in dit geval aan de wens om in de overgangstijd een zo groot mogelijk persoonlijk gezag te kunnen uitoefenen, hetgeen door de aanwezigheid van een noodparlement toch eerder gehinderd dan bevorderd zou worden. Duidelijk is voorts dat die beduchtheid der ministers krachtig werd aangewakkerd toen bleek dat de koningin zonder voorkennis van de minister-president de Grote Adviescommissie der Illegaliteit had verzocht, een delegatie naar haar toe te sturen.

XCDat de koningin zich met de uitnodiging aan de GAC (deze uitnodiging was door Gerbrandy uitdrukkelijk afgekeurd in zijn brief aan de koningin van 22 september), los heeft gemaakt van de ministeriële verantwoordelijkheid, lijdt voor ons geen twijfel: daden van de draagster van de Kroon die van staatkundige aard zijn, vallen onder die verantwoordelijkheid, hetgeen impliceert dat deze moet kunnen worden waargemaakt; dat kan zij bezwaarlijk wanneer ministers van die daden geen weet hebben. Gelijk weergegeven, kon Gerbrandy op 29 september na een gesprek, daags tevoren, met de koningin in de ministerraad meedelen dat zij 'allerminst op enige wijze inconstitutioneel wilde handelen' - van Kleffens interpreteerde dat als zou zij 'in Hoogstderzelver schulp gekro94

942 [PDF]
BEOORDELING VAN HET CONFLICT INZAKE HET NOODPARLEMENT

pen' zijn; wij menen dat een juistere interpretatie is dat de koningin de opgestoken storm wilde bezweren; van een 'in de schulp kruipen' was geen sprake: zij gaf haar standpunt niet prijs, en zij ging trouwens voort met het handelen buiten de ministers om waarbij zij zich bewust was dat de ministeriële verantwoordelijkheid niet tot gelding kon worden gebracht - wij herinneren aan hetgeen zij eind oktober aan van Houten schreef in verband met haar verzoek, Caljé naar haar toe te sturen: 'U, Fock en ik zouden in ernstige moeilijkheden komen, indien een bericht rechtstreeks van u aan mij ter kennis van de ministers kwam. Deze keer droeg ik F[ock] op, geen mededeling er van te doen aan de minister. Maar deze figuur moet toch liever in den vervolge vermeden worden'; vermeden om praktische, niet om principiële redenen. In feite heeft de koningin, zoals wij straks zullen aantonen, in de maand december een eerste grondslag gelegd voor de vorming van een nieuw kabinet zonder dat de minister-president daar kennis van droeg.

XCWat nu het conflict inzake het noodparlement betreft: de koningin had, menen wij, het constitutionele recht, de haar voorgelegde regeling niet te bekrachtigen - de ministers hadden het recht, daarop te reageren met het ter beschikking stellen van hun portefeuilles. Zij hebben daarmee gedreigd, maar zij hebben het dreigement niet uitgevoerd; hadden zij dat eind september of begin oktober wèl gedaan, dan zou de koningin voor de vraag zijn gesteld of het verenigbaar was met het landsbelang, dat ontslag te aanvaarden; was zij daarbij tot de conclusie gekomen dat zulks niet het geval was (waar had zij, gegeven het feit dat toen nog maar een klein deel van Zuid-Nederland was bevrijd, competente, laat staan gezaghebbende nieuwe ministers moeten vinden ?), dan zou zij dat ontslag hebben moeten weigeren, hetgeen in de gegeven situatie zou hebben betekend dat zij zich alsnog bereid had verklaard, het ontwerpbesluitTijdelijke Staten-Generaal te ondertekenen.

XCWaarom heeft het kabinet nagelaten, ontslag te vragen? Wij zien als belangrijkste factor dat de ministers er niet zeker van waren dat hun aanvraag zou worden geweigerd en dat zij vreesden (hun brief terzake aan de koningin zal nog ter sprake komen) dat de koningin een kabinet zou doen vormen dat minder aanraking had met de Nederlandse politieke werkelijkheid, dus het zittende en met name bij de grote bondgenoten Engeland en de Verenigde Staten aanleiding zou geven tot scherpe kritiek. Dat de ministers, toen zij zich op II januari '45 neerlegden bij haar weigering om de regeling voor het noodparlement te bekrachtigen, voor die weigering de staatkundige verantwoordelijkheid aanvaardden, behoeft geen betoog. Daarbij was ook nog een factor dat er geen vol

943 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

strekte eenstemmigheid was in de ministerraad: het ontwerp dat voor de koningin niet aanvaardbaar was, was voor één der ministers, van den Tempel, óók niet aanvaardbaar geweest en er waren enkele ministers (van Kleffens was een daarvan) die van oordeel waren dat men van de koningin nauwelijks kon vergen, haar handtekening te zetten eerst in Londen onder een bepaalde regeling en vervolgens in bevrijd gebied onder een andere regeling die van de eerste ingrijpend zou kunnen afwijken.

XCMaar nu de zaak zelf. De kern van het conflict was dat het kabinet in Londen een uitgewerkte regeling wilde treffen voor het noodparlement, zulks zonder toetsing aan de opvattingen in bezet gebied, en dat de koningin geen regeling wilde goedkeuren welke niet de instemming had van de georganiseerde illegaliteit. Het raadplegen van die illegaliteit werd door Gerbrandy afgekeurd: 'Onze staatsorde', zo schreef hij op 22 september aan de koningin (en zijn brief had de instemming van het kabinet) 'kent een dergelijke raadpleging niet', 'zij gaat tegen de draad der constitutie in.' Notabene: in het telegram van 8 juni '44 dat tot de vorming van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit had geleid, hadden 'koningin en ministerpresident' het 'noodzakelijk' genoemd dat een 'groep van voormannen' uit de illegaliteit werd gevormd aan welke 'in de eerste tijd na de bevrijding door de Kroon verzocht (zal) worden, Haar van advies te dienen. De koningin heeft de overtuiging dat de coördinatie op deze basis naast andere een goed middel vormt om wensen en strevingen van het Nederlandse volk tot uiting te brengen in de tijd dat nog geen noodvolksvertegenwoordiging werkt.' In Gerbrandy's persoon had het kabinet dus zèlf aan de Grote Adviescommissie een belangrijke adviserende rol gegeven - waarom zou die commissie niet juist óók mogen adviseren inzake de vorming van die 'noodvolksvertegenwoordiging' ? Men kan stellen dat Gerbrandy's bezwaren zich niet richtten tegen de raadpleging van de GAC maar tegen die raadpleging door de koningin persoonlijk. Inderdaad, tegen dat tweede maakte hij bezwaar, maar tegen dat eerste óók. 'Een volk van negen miljoen zielen raadplegen betekent', schreef hij verder, 'het oordeel vragen van het 'georganiseerde volk', d.i. van het parlement zelf.' Welk parlement? Toch zeker niet het 'oude', hetwelk was voortgekomen uit (wij citeren Gerbrandy's eigen term uit dezelfde brief) 'het doodgelopen oude partijenstelsel'? En had de illegaliteit niet het morele recht verworven om, als zij dat wenste, als eerste adviesorgaan van de regering op te treden? In het beleid van de koningin terzake stak een duidelijke en vaste lijn - die lijn heeft ons inziens in het beleid van de minister-president ontbroken; dat ontbreken mamfesteer

944 [PDF]
BEOORDELING VAN HET CONFLICT INZAKE HET NOODPARLEMENT

de zich het duidelijkst toen hij op 12 oktober de koningin schreef dat het kabinet er 'principieel' bezwaar tegen had, het horen van de GAC in de regeling voor het noodparlement op te nemen - dat is het punt geweest waarop het bereiken van overeenstemming tussen koningin en kabinet is afgesprongen. Voorzover dit een zakelijk meningsverschil betrof, was, menen wij, het gelijk aan de zijde van de koningin; daarbij wijzen wij er op dat de uit de GAC voortgekomen Contact-Commissie in de eerste maanden van '45 in bezet gebied eigener beweging een regeling voor het noodparlement heeft ontworpen (wij komen er in deel 10 b op terug) welke door het kabinet-Schermerhorn is aanvaard en welke ook is toegepast, zulks met volledige instemming van de koningin.

XCIntussen: zoals wij al schreven, kwam in de herfst van '44 in het dispuut tussen de koningin en het tweede kabinet-Gerbrandy een veel diepere tegenstelling tot uiting en juist die tegenstelling gaf aan het dispuut zijn bijzondere scherpte: de koningin wilde van het kabinet af; zij kon de verdwijning van dat kabinet bevorderen door het de minister-president duidelijk te maken dat hij haar vertrouwen had verloren en door haar eigen beleid, gericht op de vorming van een nieuw kabinet, steeds duidelijker te accentueren.

Het kabinet biedt ontslag aan

XC

XCOp 4 oktober '44, enkele dagen slechts nadat zich in het conflict tussen koningin en kabinet inzake de regeling voor het noodparlement het hoogtepunt had voorgedaan, gaf koningin Wilhelmina zich rekenschap van haar verhouding tot het kabinet-Gerbrandy. In haar dagaantekeningen schreef zij een notitie onder de titel 'Grote lijnen van mijn beleid'. Die notitie luidde: 'a

XCI. Demissionair kabinet moet zich bepalen tot 'afdoen der lopende zaken'. Dit betekent: geen principiële beslissingen of dezulke welke invloed hebben of richting geven aan de toekomst.

XC2. Huidige toestand eist bij 'kwartiermakers' en bij thuiskomstjuist deze laatste beslissingen.

XCGevolgtrekking: Bij aanblijven v. kab, tot nieuwe formatie klaar is, feitelijk ongrondwettige toestand plus maatregelen welke ons volk niet zal wensen te aanvaarden van deze regering.

XCBesluit: Deze toestand onder geen omstandigheden toelaten.

945 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

b

XCAanvoelen in Ned. van tegenstelling mijn beleid en dat van kabinet, met ontevredenheid daarover en liquidatie [Binnenlandse) Strijdkrachten onmiddellijk na bevrijding. Liquidatievoornemen reeds nu in bevrijd gedeelte van verzetsorganisaties' is nog een reden te meer om het kabinet te doen vervangen door een, samengesteld wat de departementen betreft welke over het binnenland gaan, door personen die het vertrouwen van het Ned. volk bezitten en de bezetting hebben meegemaakt. Een formateur ware aan te wijzen uit deze groep; de ministers die andere departementen beheren, zouden desnoods tijdelijk kunnen verzocht worden op hun verzoek om ontslag terug te komen.

XCBij thuiskomst rustig toestand zich laten ontwikkelen tot blijvend kabinet kan optreden.

XCHet kabinet[-Gerbrandy) zelf: kern van partij-personen die niet los staan van het verleden, daarnaast vakkundige ministers, en daarnaast formateur die in bepaald opzicht doof is voor berichten van het verzet afkomstig en geheel onder de invloed staat van een minister", vertegenwoordiger van een deel van de verzetsgroep Ill. pers, die deel uitmaakt van een groep Bosch v. Rosendael die de politieke toekomst wil vastleggen volgens eigen inzicht en tot dit is voltooid, de invloed van de Illegaliteit tracht uit te schakelen.'

XCSpeciaal op Gerbrandyen van Heuven Goedhart had de koningin dus veel tegen (wat zij over de groep-Bosch van Rosenthal noteerde, was onjuist), maar men mag verder gaan: met zijn 'kern van partij-personen die niet los staan van het verleden', d.w.z. niet 'vernieuwd' waren, had het kabinet als geheel haar sympathie verloren, zij het dat zij enkele, niet tot die 'kern' behorende, 'vakkundige' ministers (men kan bijvoorbeeld denken aan van Kleffens en de Booy) nog steeds waardeerde. Begin oktober koesterde zij de hoop dat de Geallieerden er voor het einde van het jaar in zouden slagen, de bezetter uit heel Nederland te verdrijven; was dat geschied, dan moest een nieuw, een 'blijvend' kabinet geformeerd worden; dat zou wel enige tijd vergen - wie moest in die tijd de 'principiële beslissingen' nemen? Aanblijven van het kabinet-Gerbrandy zou een 'feitelijk ongrondwettige toestand' doen ontstaan (een kabinet zou regeren dat niet langer uitdrukking gaf aan wat, zo meende zij, in het volk leefde). 'Besluit: Deze toestand onder geen omstandigheden toelaten.' Met andere woorden: vóór de bevrijding moest het kabinetGerbrandy zijn vervangen door een nieuw kabinet, te formeren door

XC'0ns is niet duidelijk waarop de koningin datgene wat zij over voornemen tot 'liquidatie van verzetsorganisaties' schreef, heeft gebaseerd. 2 Van Heuven Goedhart.

946 [PDF]
DE NOTITIE VAN DE KONINGIN VAN 4 OKTOBER'

iemand die de bezetting had meegemaakt, en 'wat de departementen betreft die over het binnenland gaan', met ministers die eveneens de bezetting hadden doorstaan.

XCRuim twee weken later, I9 oktober, sprak de koningin met van Heuven Goedhart aan wie zij verweet dat Gerbrandyen hij voorstellen tot aanvulling van het Tribunaalbesluit welke van de Vertrouwensmannen uit bezet gebied waren ontvangen, naast zich neer hadden gelegd ('geen begrip voor wat Ned. begeert', noteerde zij). Hij vroeg haar of zij na de bevrijding een zakenkabinet of een 'kabinet van alles door elkaar' als 'waarborg' zag voor de 'toepassing van vernieuwing'. Haar aantekening vervolgt: 'Antw. Samenstelling van personen (van verschillend pluimage) die men gaarne volgen zalomdat zij getoond hebben flink te zijn en vernieuwing te willen; dan is de grootste kans dat volk tegen tijd van verkiezingen meegaat met groepen die vernieuwing willen."

XCWat van Heuven Goedhart tijdens dit gesprek niet besefte was dat het denken van de koningin niet gericht was op de vorming van een kabinet na de bevrijding maar juist voor de bevrijding. Waar een formateur en nieuwe ministers te vinden? Uiteraard in het bevrijde Zuiden. Daar woonden personen die 'de bezetting hebben meegemaakt'. Maar hoe tot een goede keuze te komen?

XCHet was van Houten, een van 'de Drie Musketiers' van prins Bernhards staf, die de koningin attent maakte op een figuur die volgens hem bij uitstek geschikt was om haar in te lichten over de nieuwe denkbeelden welke tijdens de bezetting waren ontwikkeld: prof. de Quay. In een brief d.d. 2I november lichtte hij de koningin in dat hij 'een hele avond en tot diep in de nacht' met deze van gedachten had gewisseld. Dat het optreden van het Driemanschap van de Nederlandse Unie scherpe kritiek had uitgelokt, wist van Houten, maar, schreef hij, die kritiek had de Quay 'eigenlijk weinig geraakt.' Bovendien was deze in '43 ondergedoken, hij mocht 'dus in zekere zin als lid van de 'ondergrondse' bestempeld worden.' Van Houten achtte hem 'een man van buitengewone karaktereigenschappen en capaciteiten', hij had veel goodwill (dat was, wat het Zuiden betrof, een feit) 'en is thans zeer zeker geheel 'vernieuwd'.' Van Houten baseerde die laatste conclusie mede op het feit dat de Quay in het gijzelaarskamp te St. Michielsgestel een van de opstellers was geweest van het program van de Nederlandse Volksbeweging; de Quay had hem daar een exemplaar van meegegeven, maar louter om het ter kennis te

I Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 19 okt. 1944.

947 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

brengen van de koningin en, eventueel, prinses Juliana en prins Bernhard - de ministers mochten het, had de Quay gezegd, niet te zien krijgen. Van Houten ried de koningin dringend aan, de Quay naar Londen te ontbieden; deze had daar zelf niet om gevraagd.'

XCDe koningin volgde van Houtens advies. In de eerste week van december (alle ministers-'kwartiermakers' bevonden zich toen in het bevrijde Zuiden) voerde zij op enkele achtereenvolgende dagen lange besprekingen met de Quay die samen met Caljé was overgekomen. Aan enkele ministers raakte de Quay's aanwezigheid bekend maar dat betekende niet dat zij er enig denkbeeld van hadden wat de koningin met deze en Caljé had overlegd. Betreffende die besprekingen noteerde de koningin:

XC'Verblijdende overeenstemming op vele punten tussen IlL en Volksgemeenschap; daarnaast verschilpunten meest voortkomend uit ontstaan van beide.

XCEr is op dit ogenblik geen kans op een stelling nemen van bevrijd gebied tegen het oude en zich achter mij plaatsen en steunen event. vernieuwing van kabinet. Dit wordt wat betreft de meer ontwikkelden wel mogelijk (er werd termijn genoemd van enkele weken) indien de groepen Ill. en instemmers met denkbeelden V[olks] B[eweging] ... in verbinding met elkaar treden in vele grotere plaatsen. Dan ware mogelijk een verzoek te richten tot de heren dr. Beel uit Eindh., F. Wijffels, ing. St. mijnen Limburg, de Casembrood, Zeeland, tot samenstelling ener representatieve com[missie] om over te komen en te eonfronteren met Com[missie] Terugkeer van kabinet, enz.

XCAls axioma staat vast dat het Ned. volk niet duldt dat oude kabinet een poL regeling treft, mocht hierover conflict ontstaan, dan moet onder alle omstandigheden dit voorkomen worden?

XCmet die 'politieke regeling' werd, menen wij, de door het kabinet voorbereide regeling voor het noodparlement bedoeld; eerder gaven wij al weer dat de Quay aan de koningin zei dat die regeling, werd zij gepubliceerd, in het bevrijde Zuiden 'een orkaan' zou doen opsteken.

XCUit de geciteerde aantekening is duidelijk dat de koningin aan de 'verschilpunten' tussen het program van de Nederlandse Volksbeweging en dat van 'de illegaliteit' (dat program van 'de illegaliteit' bestond alleen in haar wensvoorstellingen) niet zwaar tilde en dat zij hoopte dat de 'meer ontwikkelden' onder de aanhangers van de Volksbeweging en de illegale werkers in het bevrijde Zuiden hun krachten zouden verenigen; dan zou

XC1 Brief, 21 nov. 1944, van Ch. H. J. F. van Houten aan koningin Wilhelmina (archief kab. der koningin). 2 Koningin Wilhelmina: Notitie 'Conferenties de Quay en 'van

948 [PDF]
DE QUAY BIJ DE KONINGIN

een 'representatieve commissie' kunnen overkomen om te spreken met de ministeriële Commissie-Terugkeer, 'enz.'; naar wat de vorstin zich bij dat 'enz.' voorstelde, kan men slechts gissen - wij houden het er op dat zij vertrouwde dat die commissie (zij zou aan deze niet meedelen wat zij voornemens was) haar op personen attent zou maken die in haar nieuwe kabinet konden worden opgenomen; zij zou trouwens zelf kunnen overwegen of zich onder de leden der commissie dergelijke personen bevonden. Hoe die commissie het best kon worden samengesteld, kwam in de gesprekken met de Quay en Caljé vast te staan: er zou een delegatie komen uit Noord-Brabant, een uit Zuid-Limburg en een uit Zeeland en die moesten door resp. Beel, Wijffels en de Casembroot worden aangewezen.

XCVoorlopig kregen die laatste drie nog geen opdracht, tot de selectie over te gaan (eerst moest worden afgewacht wat de Quay 'in vele grotere plaatsen' kon bereiken om de aanhangers van de Volksbeweging en de illegale werkers met elkaar in verbinding te brengen). Later in december beperkte de koningin zich er toe, Kruls te vragen haar een lijst te sturen met de namen van (naar het oordeel van het Militair Gezag) bij uitstek bekwame figuren in het Zuiden - Kruls kreeg van haar niet te horen waar zij die lijst voor nodig kon hebben. Van belang bij dat alles was nog dat op I januari '45 Beel in Londen verscheen, niet op uitnodiging van de koningin overigens maar op die van van Boeyen die van hem een advies wenste inzake de zorg voor oorlogsslachtoffers. Hem werd een week later gevraagd, bij de koningin te komen, 'en daaruit is voortgevloeid', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'het bezoek van vertegenwoordigers uit Zeeland, Noord-Brabant en Limburg ter voorlichting van de koningin omtrent de pas bevrijde gebieden" - neen, dat bezoek is daar niet 'uit voortgevloeid' want daar had de koningin al een maand eerder het plan voor gemaakt. Contact met Beel was voor haar van belang om er zich een oordeelover te kunnen vormen of zij hem het samenstellen van de Noordbrabantse groep kon toevertrouwen - zij meende van wel, en hij kreeg toen opdracht, ook Wijffels en de Casembroot aan het werk te zetten 'ter voorlichting van de koningin omtrent de pas bevrijde gebieden'. Die 'voorlichting' had zij hem opgegeven als het doel dat zij nastreefde - het werkelijke doel gaf zij slechts weer in een notitie voor Beelaerts waarin o.m. stond: 'Ik hoop dan met vier à vijf ministers gereed te komen."

XCI Getuige L. J. M. Beel, Enq., dl. V c, p. 99. 2 Notitie, z.d., van koningin Wilhelmina aan F. Beelaerts van Blokland (archief kab. der koningin).

949 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

XCDe koningin had inmiddels Gerbrandy ingelicht.

XCBegin december had zij in haar gesprekken met de Quay en Caljé vastgesteld wat de weg was naar het doel dat zij begin oktober voor zichzelf had bepaald. Het verder volgen van die weg werd voor haar vergemakkelijkt doordat Gerbrandy haar op 19 december zei dat hij overwoog het ontslag van het kabinet aan te bieden (hierover straks meer). Op de joste lichtte zij, nadat zij eerst al Michiels te verstaan had gegeven dat zij van enkele ministers af wilde ', Gerbrandy in algemene termen in. Haar aantekeningen over het gesprek dat zij met de minister-president voerde, luiden:

XC'Door wonderlijke bevrijding feitelijk niet belofte: nieuw kab. bij bevrijding, gehouden.

XCOverweeg mogelijkheid optreden nieuwe ministers voor Ned. portefeuilles, ontslag op goede ogenblik, G[erbrandyJ behouden oorlogvoering in ruimste zin. Waardering voor andere portefeuilles." Weggaan ministers voorlopig uitstellen tot ik zover ben, geen mededeling in min. raad.

XCMuilkorf, niet meer mogelijk nu, kab. staat tussen het volk en mij"

XCin algemene zin wenste zij dus meer vrijheid (verlost te worden van de 'muilkorf') en het kabinet was haar een hinder geworden; Gerbrandy mocht zijn departement behouden maar hij werd (het ontging hem niet) door de koningin niet gezien als formateur van het nieuwe kabinet dat zij kennelijk aan het voorbereiden was.

XCUit wat begin januari '45 terzake door de koningin werd gezegd, kunnen wij nog weergeven dat van Lidth op de 8ste, zijn inmiddels ingediende aanvraag om ontslag toelichtend, van haar te horen kreeg dat hij op het punt van de positie van het Militair Gezag niet als enige moest heengaan, 'want dit', noteerde van Lidth,

XCI Op 5 december (de koningin overlegde toen met de Quay en Caljé) lichtte Michiels van Kleffens in 'over een gesprek dat hij met de koningin had gehad, die weer met boze plannen rondloopt om een aantal ministers aan de kant te zetten, zulks op grond van kankerverhalen van herwaarts gekomen of haar schrijvende Nederlanders' (van Kleffens: 'Dagboek', 5 dec. 1944) (Voorwinde was een van die laatsten) - twee weken later was de koningin, zei Michiels op 19 december aan van Kleffens, 'nog steeds belust op reconstructie van het kabinet'. (a.v., 19 dec. 1944) 2 D.W.Z.die welke niet 'binnenlandse' aangelegenheden betroffen. ' Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekeningen', 30 dec. 1944.

950 [PDF]
'KAB. STAAT TUSSEN HET VOLK EN MIJ'

'acht zij tegenover de bondgenoten uiterst bedenkelijk. Immers dan zouden zij menen, wetende dat het over het voortbestaan van het MG gaat, dat de regering dit unaniem (op één na) veroordeelt, hetgeen zij een zeer bedenkelijk feit zou achten. Ik licht toe dat ik gesteund werd door meerdere ambtgenoten, en ik geloof niet dat zij het erg zou vinden, als de tegenstanders zouden verdwijnen. Integendeel. Ik moet haar nauwkeurig de namen opgeven van de tegenstanders.'

XCDat deed hij. Hij kreeg vervolgens te horen dat zijn verzoek om ontslag voorlopig niet kon worden ingewilligd:

XC'Zij zegt dat ik tenminste nog drie à vier weken geduld moet hebben. Ik vermoed dat zij deze termijn noemt, omdat dit haar de gelegenheid biedt, naar geschikte opvolgers om te zien. Neen, zij wil mij ook wel lozen - ik behoor immers niet tot de 'vernieuwden'."

XCDe in het voorafgaande vervatte gegevens tonen aan dat de koningin eind december '44 (duidelijk was toen dat de bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren nog een aantal maanden op zich zou laten wachten) bezig was te vorderen met haar plan, een nieuw kabinet te laten optreden onder een andere premier. Begin oktober had al voor haar vastgestaan dat zij het tot de bevrijding aanblijven van het kabinetGerbrandy 'onder geen omstandigheden' wilde toelaten. Aan de bevolking in bezet gebied was in de bezettingsjaren enkele malen toegezegd dat bij of kort na de bevrijding een nieuw kabinet zou gaan optreden zij had gelijk met haar opmerking dat men die belofte niet had kunnen houden 'door wonderlijke bevrijding', d.w.z. door de bevrijding van slechts het Zuiden des lands. Zij achtte het gepast dat de departementen die 'binnenlandse' aangelegenheden behandelden, toevertrouwd zouden worden aan personen 'die de bezetting hebben meegemaakt', en inderdaad: zou het van het kabinet, en in het bijzonder van de ministerpresident, niet verstandig beleid zijn geweest om, toen bijna een kwart van de Nederlandse bevolking was bevrijd, aan de koningin voor te stellen, het Zuiden een zekere representatie in het kabinet te geven waarmee tevens het katholieke volksdeel er weer een duidelijke vertegenwoordiging in zou krijgen? Wij menen van wel. Maar, voorzover ons95

, Van Lidth: 'Dagboek', 8 jan. 1945.

Indextermen: Departementen
951 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

bekend: geen der ministers deed vóór midden december een voorstel in die richting en ook Gerbrandy niet die zich hier bij uitstek op had kunnen bezinnen. Wij kunnen ons overigens wel indenken waarom hij niet tot zulk een voorstel kwam. Anders dan de koningin die het optreden van het kabinet van zekere afstand bekeek en die de tijd had voor een kritisch afwegen van de positie van dat kabinet, stond Gerbrandy er midden in en werd zijn werkkracht van september af in de eerste plaats in beslag genomen door de benauwende problemen die zich in het bezette Noorden voordeden. Die werkkracht had bovendien geleden. Meer nog: wij menen dat Gerbrandy's vermogen om een gecompliceerde situatie rustig te bezien en weloverwogen beslissingen te nemen, aanzienlijk was verzwakt. Hij was vier jaar onafgebroken minister-president geweest slopende jaren voor een ieder die, als hij, met de bevolking in bezet gebied meeleefde; slopende jaren ook voor ministers; slopende jaren vooral voor de premier die zo vaak strijd had moeten leveren aan twee fronten tegelijk: tegen de koningin en tegen zijn ambtgenoten.

XCUiteraard werd dan bovendien zijn positie in de laatste maanden van '44 nog extra ondermijnd door de aanmatigende houding van generaal Kruls en de afwijzende houding van de koningin. Geen van beiden kon hij in voldoende mate naar zijn hand zetten. Dat vrat aan zijn zelfrespect - het vrat óók aan het respect dat zijn ambtgenoten voor hèm koesterden.

XCGerbrandy's leiderschap van de kabinetsploeg was in zoverre een feit dat het kabinet zijn recht erkende om ministers, wier aanblijven hij ongewenst achtte, tot ontslag te nopen (in april-meihad hij dat met Kerstens gedaan). Eind oktoberkwam het te dien aanzien tot een merkwaardige uitspraak van Gerbrandy in de ministerraad. Die raad had moeten stemmen over het voorstel van van Kleffens, dat Nederland publiekelijk zou verklaren, wellicht een deel van Duitsland te willen annexeren, indien althans dat denkbeeld na de bevrijding voldoende steun zou vinden in de Nederlandse publieke opinie. Vier ministers hadden tegen het voorstel gestemd: van Boeyen, Bolkestein, Burger en van den Tempel. Er gebeurde toen, aldus de notulen (terwille van de duidelijkheid vervangen wij de functies van de sprekers door hun namen), het volgende: 95

952 [PDF]
GERBRANDY'S POSITIE VERZWAKT

XC'Gerbrandy wenst over de gevallen beslissing geen polemiek te voeren; hij wijst de tegenstemmers echter op hun ministeriële verantwoordelijkheid die eist dat men de eonsequenties van een bepaalde houding aanvaardt; hij moet dit aan de koningin mededelen.

XCVan Boeyen acht dit verzoek een 'staatsrechtelijk monstrum'. Een consequentie, aan zijn stem te verbinden, staat aan ieder lid persoonlijk alleen, die zelf moet oordelen; al heeft de voorzitter het recht tot reconstructie van zijn kabinet over te gaan.

XCGerbrandy meent dat men niet in Nederland kan zeggen: 'Ik was er tegen.' Gaat een der tegenstemmers niet heen, dan moet hij staan voor de verklaring.

XCBolkestein vindt dit vanzelfsprekend.

XCVan Heuven Goedhart verwijt Gerbrandy dat hij op het ogenblik de vraag of de verklaring nu opportuun is, maakt tot een punt van principiële politiek. Deze uitspraak is bepaaldelijk geen uitspraak vóór annexatie.

XCGerbrandy ontkent een uitnodiging tot heengaan tot de vier tegenstemmers gericht te hebben"

XCdie indruk had hij, menen wij, wèl gewekt, met name door zijn woorden: 'hij moet dit aan de koningin mededelen.'

XCEen betoog als dit gaf menige minister het gevoel dat hij op drijfzand liep. Er kwam in die tijd in het kabinet trouwens ook ontevredenheid over de wijze waarop Gerbrandy de beraadslagingen leidde. Van Heuven Goedhart, hoe nauw hij zich ook met Gerbrandy verbonden voelde, achtte zich begin november verplicht, in een formeel briefje, 'de aandacht van Uwe Excellentie te vestigen op de nadelen die bij herhaling voortvloeien uit de bij Haar bestaande gewoonte om wetsontwerpen in de ministerraad aan de orde te stellen op een ogenblik waarop wegens het ver gevorderde uur nog slechts enkele ministers ter vergadering aanwezig zijn." Later in de maand november slaagde Gerbrandy er niet in, het conflict dat door de aanmatigende brief van Kruls was ontstaan, op bevredigende wijze op te lossen. Eind november vertrok hij als een der 'kwartiermakers' naar het bevrijde Zuiden. Op 8 of 9 december was hij in Londen terug. Op I I en 12 december had hij de (al eerder gememoreerde) brief van Albarda voor zich liggen die het 'geen dag uitstellen (wilde), u mee te delen dat ik voornemens ben aan de koningin mijn ontslag te vragen'. Van Lidth ging op de rode december verder nog dan Albarda: hij vroeg om ontslag. Het kabinet begon af te brokkelen.

XCTwee of drie dagen later ontving Gerbrandy uit Oisterwijk tegelijk

, Ministerraad: Notulen, 25 okt. I944. 2 Brief, 3 nov. I944, van van Heuven Goedhart aan Gerbrandy punten j en 0, gestene. bijl. 5 I 5)·

953 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

met de door Burger opgestelde en mede namens van den Broek en van Heuven Goedhart verzonden brief over de kritiek op de ministers die Kruls zich in zijn eerste twee algemene weekrapporten had gepermitteerd, een persoonlijk schrijven van van Heuven Goedhart waaruit wij het volgende citeren:

XC'Het is al weken geleden dat ik de onhoudbaarheid van de positie van van Lidth heb betoogd. Daarover ontstaat peu à peu een communis opinio. De reden waarom ... deze essentiële aangelegenheid nog slepende blijft is het vervangingsvraagstuk. Naar mijn wijze van zien kom je nu echter in de positie, waarin je een ontslag voor het gehele kabinet zeer ernstig moet overwegen.'

XCGerbrandy moest dan, meende van Heuven Goedhart, 'een kortdurig nieuw zakenkabinet' formeren; dan zou, schreef hij, 'de koningin terecht prijs stellen op inschakeling van krachten uit bevrijd gebied' - op die krachten, 'voorzoveel RK', zou 'met veel meer kans op succes een beroep worden gedaan zo het gaat om een nieuw kabinet dan om de versterking van het huidige', en aantrekking van die krachten 'zou apaiserend op de bevolking werken.'

XC'Ziedaar', zo eindigde van Heuven Goedhart zijn brief,

XC'in het kort mijn gedachtengang. Ik moge er, hoezeer mij er van bewust dat je verre mijn meerdere bent in levenswijsheid, een vriendschappelijk slot van persoonlijke aard aan toevoegen.

XCRondweg gezegd heb ik de indruk dat je moeilijkheden je ietwat boven het hoofd dreigen te wassen en dat je ze nu poogt te ontgaan. Ik zie goed in dat die moeilijkheden zeer groot zijn en juist daarom meen ik datje het "aux grands maux des grands remèdes' in acht moet nemen. Laat je het schip maar zowat voortlaveren, dan gaat het langzaam en eerloos te gronde. Dit proces, allereerst bedenkelijk voor het volk maar voorts ook weinig acceptabel voor jezelf, is in volle gang. Het is waarschijnlijk dat de koningin je onder de gegeven omstandigheden de kans geeft om al het zwakke uit te snijden. Het is mogelijk dat zij die taak aan een ander (de Quay?) wil toevertrouwen.' Maar het doet er zo weinig toe. Je hebt altijd een uitnemend belangeloos standpunt voor jezelf ingenomen. Daarmee kom je altijd het verst. Ik geloof in trouwe dat je niet langer met het huidige scheepj e doorvaren moet, en ik meende er goed aan te doen door je deze bezorgde brief te zenden."

XC, Wij nemen aan dat medio december tot van Heuven Goedhart was doorgedrongen dat de Quay begin van die maand bij de koningin was geweest. 2 Brief, z.d. (17 dec. 1944), van van Heuven Goedhart aan Gerbrandy (AOK., map 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet-Gerbrandy' - dit hoort te zijn: tweede, resp. derde).

954 [PDF]
'DIT KUNNEN WIJ GEEN MAANDEN LANG MEER VOLHOUDEN'

XCDe brief had effect: gelijk reeds vermeld, zei Gerbrandy op 19 december aan de koningin dat hij overwoog, het ontslag van zijn kabinet aan te bieden. Drie dagen later deelde hij dat mee aan van Lidth. 'Hij twijfelt', noteerde deze,

XC'of hij dit ontslag moet aanbieden zonder meer dan wel met de aanbeveling, dat hij worde belast met de vorming van een nieuw kabinet. Dit laatste moet hij geheel aan HM overlaten. Ik acht stellig het ogenblik om 'op te breken' aangebroken. Dit kunnen wij geen maanden lang meer volhouden zonder in ernstige conflicten te komen met de bevolking van Nederland. De kleine man droomt van een klein kabinet zonder Albarda, v.d. Tempel en Burger en misschien nog anderen"

XCde namen van de drie sociaal-democratische ministers had Gerbrandy in zijn gesprek met van Lidth dus kennelijk laten vallen, die van 'anderen' niet. Curieus was zijn denkbeeld dat hij het ontslag van zijn kabinet zou kunnen aanbieden 'met de aanbeveling, dat hij worde belast met de vorming van een nieuw kabinet'; van Lidths reactie: 'Dit moet hij geheel aan HM overlaten', was juist. Intussen toonde Gerbrandy's denkbeeld wèl aan dat hij het in's lands belang achtte wanneer hij het nieuwe kabinet zou vormen en presideren (hij had een uitstekende naam in hoge Geallieerde kringen) - toen hij dus ruim een week later (30 december) van de koningin vernam dat zij bereid was, 'op goede ogenblik' het ontslag van het kabinet te aanvaarden, dat dat nog enige tijd moest wachten ('weggaan ministers voorlopig uitstellen tot ik zover ben') en dat zij de voorbereiding van een nieuw kabinet in stilte wilde voortzetten ('geen mededeling in min. raad'), was het een koude douche voor hem dat zij daaraan toevoegde dat hi} in dat nieuwe kabinet 'oorlogvoering in ruimste zin' mocht behouden - maar niet het premierschap!

XCAlvorens op de joste naar de koningin te gaan had Gerbrandy met van Angeren gesproken. Deze had hij gezegd dat 'de stemming in Nederland niet gunstig (was) voor Burger en ook niet voor van Heuven Goedhart' , dat hij overwoog, een nieuw ministerie voor ravitaillering, 'misschien van ravitaillering en reconstructie', te vormen (hij wilde dit aan drs. Gispen toevertrouwen), 'Waterstaat zou dan daarin opgaan'(exit Albarda). 'Hij zou het liefst de socialisten laten vallen', hij zei (aldus van Angeren): 'Met de huidige heren kan ik niet werken ... Van den Tempel kan blijven, maar beter is hem te vervangen. Teulings voor Binnenlandse

, Van Lidth: 'Dagboek', 22 dec. 1944.

955 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

Zaken' (exeunt Burger en van den Tempel). 'Hij zegt nog: 'Jij, van Angeren, hebt een beste naam in Nederland, je moet weer minister van justitie worden" (exit van Heuven Goedhart).

XCNa het gesprek met de koningin stortte Gerbrandy opnieuw bij van Angeren zijn hart uit, op Oudejaarsdag, een zondag. Van Angeren noteerde:

XC'Hij (heeft) de stellige indruk dat HM bezig is met een nieuw kabinet waarin van Kleffens, Michiels en van Mook zitting zullen hebben ... De koningin (heeft) hem verzocht ... nog niets te doen; zij is bijna met haar voorbereidingen gereed. HM heeft G. gevraagd in het nieuwe kabinet een portefeuille te vervullen. Zijn indruk is dat de Quay dit kabinet moet formeren en in Nederland naar enige ministers zoekt. Alles is achter zijn rug met v. Kleffens en Michiels bekokstoofd' ... G. vertelt nog dat Goedhart niet meer reçu is bij de koningin .

XC. . . Hij vraagt mij, wat te doen. Ik zeg hem dat hij dinsdag in de ministerraad zijn collega's moet inlichten"

XCneen, die dinsdag, 2 januari, kwam Gerbrandy daar niet aan toe: toen, en op donderdag 4 januari (op die donderdag bevond Burger zich weer in het bevrijde Zuiden), werd de gehele vergadering gewijd aan een bespreking van de positie van het Militair Gezag. De positie van het kabinet kwam ter sprake op Ia januari (de kabinetsnotuIen zwijgen er over). Gerbrandy achtte zich niet gerechtigd, mee te delen wat de koningin hem op 30 december had gezegd, hij vroeg slechts hoe zijn ambtgenoten die positie beoordeelden en of zij, mèt hem, een reconstructie wenselijk achtten. Van de antwoorden (men houde in het oog dat van den Broek, Burger, van den Tempel en van Mook niet aanwezig waren) weten wij dat van Lidth bepleitte dat het kabinet 'eigener beweging' om ontslag zou vragen en dat vervolgens een 'overgangskabinet' zou worden gevormd ('enige leden uit Londen en enige leden uit bevrijd gebied'), dat de Booy er precies zo over dacht en, minder duidelijk, van Kleffens en Michiels, en dat Albarda en van Heuven Goedhart er vierkant tegen waren dat het kabinet op dat moment de portefeuilles ter beschikking zou stellen, 'because', tekende de Booy aan, 'this might lead to an even less satisfactory Cabinet being set up' - 'but is seems to me', aldus de Booys commentaar, 'that that is none of our business and that

, Deze veronderstelling, die van alle grond ontbloot was, zien wij slechts als tekenend voor Gerbrandy's verslagenheid. 2 Van Angeren: 'Kabinetscrisis dec. I944-febr. 1945', p. 1-2 (Collectie-van Angeren, XII). 3 Van Lidth: 'Dagboek', 10 jan. 1945.

956 [PDF]
GERBRANDY IN ONZEKERHEID

the main point to consider is that one must have a Cabinet with prestige and that prestige can, under the present circumstances, only be obtained by resigning and having a complete reconstruction oj the Cabinet."

XCGerbrandy was niet verder gekomen: had men zich unaniem voor een kabinetsreconstructie uitgesproken (in dat geval zou hij minister-president blijven), dan zou hij de koningin iets hebben kunnen aanbieden, maar hij stond met lege handen en dat betekende dat het initiatief bij haar bleef liggen. Op de I I de zei hij tegen de koningin dat hij zekerheid wenste: ging zij accoord met een kabinetsreconstructie onder zijn leiding of wenste zij een nieuw kabinet en een nieuwe premier? Zij reageerde met de mededeling dat zij die vraag over enkele dagen hoopte te kunnen beantwoorden, ze had haar eigen voorbereidingen nog niet voltooid. Op de rzde stelde Gerbrandy in de ministerraad opnieuw de positie van het kabinet aan de orde: van den Broek was, zei hij, ernstig ziek, van Mook, die luitenant-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië zou blijven, moest als minister van koloniën vervangen worden, van Lidth had om ontslag gevraagd. 'Voor de voorzitter', aldus de notulen,

XC'bestaat dit dilemma: àf een reconstructie van het kabinet, aan te vullen met personen uit bevrijd gebied, èf een ontslagaanvraag van het gehele kabinet, met de mogelijkheid van een nieuwe formateur.

XCVan verschillende zijden wordt uitgesproken dat met het oog op de internationale positie van het kabinet het behoud van zijn tegenwoordige voorzitter nodig is.

XCDe voorzitter heeft de beide oplossingen aan H. M. de Koningin voorgehouden, die hieromtrent enige dagen van bedenken verzocht?

XC'ze was nog niet klaar', zei Gerbrandy. 'Wat betekent dat?' noteerde van Lidth des avonds": een duidelijke aanwijzing dat Gerbrandy was blijven zwijgen over de eigen stappen van de koningin.

XC'Naar mijn idee moet hij aan de koningin zeggen', aldus van Kleffens na een gesprek met Gerbrandy op de r jde, 'dat hij niet verder wil doorgaan en zich laten smeken het kabinet aan te vullen, anders komt er niets van terecht" - van Kleffens, die op Gerbrandy's aanblijven als premier de hoogste prijs stelde, adviseerde deze ook in die geest. Gerbrandy volgde dit advies op, dezelfde dag nog. Hij had het sterke gevoel dat hij door het beleid van de koningin in een volstrekt scheve positie

1 De Booy: 'Dagboek', a.v. 2 Ministerraad: Notulen, 12 jan. 1945. 3 Van Lidth: 'Dagboek', a.v. 4 Van Kleffens: 'Dagboek', 13 jan. 1945.

957 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

tegenover zijn ambtgenoten was komen te verkeren; de gehele situatie waarin hij aan háár de keus moest overlaten wat te geschieden stond, de overwinning dus die zij daarmee op hem had bevochten, beroofde hem van zijn gemoedsrust, trof hem als een schandelijke beloning voor de jaren waarin hij een zo zware verantwoordelijkheid zo onbaatzuchtig en zo met inzet van al zijn krachten had gedragen (tranen van woede sprongen hem in de ogen toen hij ons elf jaar later het relaas deed van wat hij in januari '45 had moeten doorstaan) - hij schreef de koningin op die rjde januari een brief waarin hij constateerde dat de positie van het kabinet onhoudbaar was geworden.'

XCOp maandag de r yde gafvan Heuven Goedhart Gerbrandy zijn schrijven waarin hij, aangezien 'het algemene regeringsbeleid''ontkracht' was, ontslag vroeg als minister.' Tot van Lidth zei Gerbrandy die dag dat hij 'beu van de zaak (was)' en 'niets liever wilde dan 'de boel er bij neersmijten'!" Dinsdag (dag waarop van Kleffens de koningin adviseerde, het kabinet te reconstrueren, en haar wees op 'de uitstekende positie van Gerbrandy bij het Opperbevel'") schreef de minister-president een voor de koningin bestemde brief waaruit bleek dat hij zo niet langer door wenste te gaan. 'Ik ben', aldus die brief, 'niet op de hoogte, in de mate waarin de voorzitter van een zittend kabinet dat behoort te zijn, van wat Uwe Majesteit zelf begeert te doen, behalve dan voorzover Uwe Majesteit enkele vertrouwelijke mededelingen heeft willen verstrekken' (ja, op 30 december, twee-en-een-halve week tevoren!)

XC'welke niet zo precies omschreven zijn dat ik kan weten waaraan ik toe ben.

XCHet is mij niet mogelijk verder te werken met het gevoel, dat Uwe Majesteit bezig is, beslissingen voor te bereiden welke ik niet ken, maar die voor de positie en samenstelling van het kabinet grote eonsequenties hebben. Het gaat boven menselijke kracht, zich blijvend ten volle in te zetten met het gevoel dat grote veranderingen in overweging zijn bij Uwe Majesteit, welke mijn leiding en de samenstelling van het kabinet raken. Ik moet althans uitspreken dat ik niet langer bij machte ben dit te doen. Ook vind ik deze positie de formateur van het kabinet en een minister onwaardig.

XCIk wens elke indruk af te snijden alsof ik van mijn post wil weglopen. Ik moet

XCI Deze brief is niet bewaard gebleven, maar de wèl bewaard gebleven brief van Gerbrandy aan de koningin d.d. 16 januari begint met de zin: 'Gelijk ik reeds tot uitdrukking bracht in mijn brief van 13 januari 1945, is de positie van het kabinet onhoudbaar geworden.' (AOK, map 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinetGerbrandy') 2 Brief, IS jan. 1945, van van Heuven Goedhart aan de koningin (Collectie-van Heuven Goedhart). ; Van Lidth: 'Dagboek', IS jan. 1945. Van Kleffens: 'Dagboek', 16 jan.

958 [PDF]
'EEN ONHOUDBARE TOESTAND'

derhalve Uwe Majesteit verzoeken, mij in de volle mate waarin de ministerpresident in functie dat behoort te weten, te willen inlichten, mij daartoe alle vertrouwen te schenken en de mogelijkheden om tot goede oplossingen in 's lands belang te komen, te bespreken.

XCVoor het geval Uwe Majesteit hiertegen bezwaar mocht hebben, kom ik reeds nu voor dat geval verzoeken, mij van mijn functies als minister voor algemene oorlogvoering van het koninkrijk en als president van het kabinet te willen ontheffen.'

XCDe brief bevatte dus een beklag, een mededeling: 'ik kan zo niet verder', en een dreigement: 'u licht mij in over hetgeen u onderneemt en anders neem ik ontslag.' De brief werd door Gerbrandy niet verzonden toen hij (hij had hem al ondertekend) van de koningin vernam dat zij hem donderdagavond, 18 januari, wilde spreken.

XCOp die donderdag was, na van Lidth en van Heuven Goedhart, van den Broek de derde minister die (in het geval van het ziekbed af) Gerbrandy berichtte dat hij zijn portefeuille wilde neerleggen; voor de weigering van de koningin, de regeling voor het noodparlement te bekrachtigen, wenste hij generlei verantwoordelijkheid te dragen. 's Avonds sprak de koningin met Gerbrandy; hij begon met, zo rapporteerde hij twee dagen later aan de ministerraad, een uiteenzetting van 'de bestaande moeilijkheden' (dat zal wel geschied zijn in de geest van zijn niet-verzonden brief), uit wat zij zei, bleek, aldus Gerbrandy's rapport, 'dat bij haar de wens bestond, te handelen in overeenstemming met bevrijd gebied. Zij had daartoe personen uit dat gebied doen overkomen' (de Quay bijvoorbeeld), 'maar dezen niet beschouwd als aspirant-ministers. (Zij) achtte vernieuwing nodig, gebracht door mannen van karakter als ministers', ze zei ook nog dat zij 'een hele deputatie van personen (zou) doen overkomen' (de groep die door Beel, Wijffels en de Casernbroot zou worden samengesteld) 'van wie zij deze vernieuwingsplannen verwacht.'!

XCVrijdag lichtte Gerbrandy van Kleffens in. 'Dit schept een onhoudbare toestand', was diens oordeel (een 'koninklijk kabinet' zou, daarvan was hij overtuigd, aan Nederlands naam grote schade toebrengen) en hij stapte prompt naar Beelaerts om te zeggen, 'dat ik niet wil aanblijven indien niet een groot deel van dit kabinet blijft met Gerbrandy als ministerpresident.'>

XCDiezelfde vrijdag kwam een mededeling van de inmiddels uit het

I Ministerraad: Notulen, 20 jan. 1945. 2 Van Kleffens: 'Dagboek', 19 jan. 1945.

959 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

bevrijde Zuiden teruggekeerde Burger bij Gerbrandy binnen, inhoudend dat ook hij ontslag wilde vragen.' Burger had er drie argumenten voor: de weigering van de koningin om haar handtekening te zetten onder de regeling voor het noodparlement en onder Burgers voorstelom wat ter vervanging van provinciale staten en gemeenteraden in het Zuiden geschiedde, een wettelijke basis te geven; de overheersende positie van het Militair Gezag; en het feit dat het katholieke volksdeel niet naar behoren in het kabinet was vertegenwoordigd. Een uiteindelijke beslissing stelde Burger uit tot 'de vergadering van morgen', van zaterdag 20 januari dus.

XCHoe was op die zaterdag de situatie? Drie ministers: van Lidth, van Heuven Goedhart (deze bevond zich weer in Oisterwijk) en van den Broek, hadden ontslag gevraagd, een vierde: Burger, zijn ontslag aangekondigd, een vijfde: van Mook, moest vervangen worden. De positie van het Militair Gezag was niet bevredigend geregeld en het was de vraag of die wezenlijk kon worden gewijzigd. Belangrijkste feit van alle: de koningin was bezig op eigen houtje naast het zittende kabinet de formatie van een nieuw kabinet voor te bereiden, waaromtrent zij de ministerpresident slechts globale inlichtingen had verstrekt. Hier hoefde niet lang over gepraat te worden: zelfrespect liet de ministers geen andere keus dan de strijd met de koningin aan te binden. Wat Gerbrandy in zijn niet-verzonden briefals zijn eigen opvatting had gesteld, werd door het gehele kabinet overgenomen en neergelegd in een brief waarvoor Gerbrandyeen concept ter vergadering had meegenomen: of Gerbrandy werd belast met de reconstructie van het kabinet, Of alle ministers namen ontslag. Van Kleffens, aldus de notulen,

XC'wenst nog in de brief opgenomen te zien, hoe de verhouding tot het buitenland bij deze kabinetscrisis is betrokken: een heengaan van dit kabinet op het ogenblik zou gevolgen hebben op internationaal gebied; Nederland mag niet internationaal zijn gezicht verliezen. Daarom moet de tegenwoordige formateur blijven. Spreker waarschuwt daarom tegen consultaties door de koningin met politieke gevolgen."

XCDe in Gerbrandy's concept in te voegen passage over de indruk die het optreden van een nieuw kabinet vooral in het buitenland zou maken, werd op zondag door van Kleffens in samenwerking met Michiels aldus geformuleerd:9

I Tekst: dl. Vb, p. 46r. a Ministerraad: Notulen, 20 jan. 1945.

960 [PDF]
GERBRANDY'S BRIEF AAN DE KONINGIN VAN 2 I JANUARI

XC'Ik besef volkomen hoezeer het aanzien van de Nederlandse regering zal dalen, indien dit kabinet komt te verdwijnen. Op persoonlijke verdiensten van leden van dit kabinet doel ik, dit neerschrijvend, niet, althans niet in de eerste plaats, al wil ik niet onopgemerkt laten dat nieuwoptredende ministers en een nieuw optredend kabinet in zijn geheel eerst het vertrouwen van bezet en bevrijd N ederland zullen moeten verdienen, alsook dat van onze bondgenoten. Wel doel ik, deze kant der zaak in alle bescheidenheid belichtend, op het grote nadeel dat voor ons land zal voortvloeien uit het overboord zetten (mocht het daartoe komen) van die mate van legitimiteit die aan dit kabinet nog steeds wordt toegekend. De algemene, en voor Nederland waardevolle opvatting bij onze bondgenoten en in het binnenland is dat dit kabinet, hoezeer in de loop der jaren ook gewijzigd, in wezen langs constitutionele weg in overeenstemming met de wil des volks is tot stand gekomen. Daarentegen zal een nieuw kabinet, hoezeer Uwe Majesteit dit ook moge doen vormen op grond van democratische overwegingen, in elk geval in het buitenland (men denke in dit verband ook aan de terugverkrijging van Indië) niet ontkomen aan het oordeel dat het is tot stand gekomen op grond van autocratisch handelen. Dat zal niet alleen, hoe onbillijk en onjuist dat oordeelook moge zijn, de positie van het nieuwe kabinet schaden, maar ook die van Uwe Majesteit en van Nederland. Het is niet moeilijk zich voor te stellen hoe de propaganda des vijands een kabinetswisseling zou uitbuiten.'

XCMèt deze passage er in werd Gerbrandy's definitieve brief d.d. 21 januari 1 op maandagochtend de zzste door het kabinet goedgekeurd, door Gerbrandy ondertekend en per koerier naar Stubbings House gebracht. Er werd in de brief op gewezen dat de koningin nog steeds geen beslissing had genomen over de haar door Gerbrandy voorgelegde vraag of zij een reconstructie van het bestaande dan wel een formatie van een nieuw kabinet wilde, haar wens was integendeel, 'over verschillende zaken nog contact te hebben met', schreef Gerbrandy, 'mij niet bekende figuren uit bevrijd Nederland.' Hij achtte het zijn 'plicht, er op te wijzen dat niet Uwe Majesteit maar het kabinet verantwoordelijk is en zal blijven voor de keus der door Uwe Majesteit te eonsulteren personen.' 'Het is mijn overtuiging', zo heette het verder,

XC'dat de toestand van het ogenblik eist dat ook personen die het vertrouwen in bevrijd Nederland bezitten en die tevens door bezet Nederland gaarne aanvaard worden, zitting hebben in een kabinet, hetwelk, tot aan de gehele bevrijding, de zaken des lands beheert, dat althans ernstig getracht moet worden dit te bereiken.'

XCI Exemplaren in AOK, map 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet-Gerbrandy' en, met aantekeningen van de koningin, in het archief van het kab. der koningin.

961 [PDF]
VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

XCHierop volgde de passage, al voorkomend in Gerbrandy's niet-verzonden brief, waarin hij schreef dat hij persoonlijk niet langer bij machte was, bij zoveelonzekerheid zijn arbeid voort te zetten. Daarna kwam de door van Kleffens en Michiels geformuleerde waarschuwing. Aan het slot vroeg Gerbrandy om machtiging, 'het bestaande kabinet zodanig aan te vullen (met zekere reorganisatie) dat het een geheel vormt, hetwelk de zaken des Rij ks in goede samenwerking beheert'; mocht de koningin hier bezwaar tegen hebben 'of de beslissing nog geruime tijd ... willen aanhouden', dan wenste hij ontslag. 'Op verzoek van mijn ambtgenoten, die ik met de zakelijke inhoud van mijn brief in kennis stelde' (neen, hij had hem hun voorgelezen), 'veroorloof ik mij hieraan toe te voegen dat zij de hierboven gegeven uiteenzetting tot de hunne maken en daaraan, wat elk hunner betreft, dezelfde eonsequentie verbinden als door mij werd gedaan.'

XCMen zou kunnen zeggen dat dit een voorwaardelijke ontslagaanvraag was: de ministers hadden de koningin doen weten dat zij ontslag zouden nemen tenzij de koningin Gerbrandy, voordat 'geruime tijd' was verstreken, machtigde, het bestaande kabinet 'aan te vullen (met zekere reorganisatie)' - in die situatie stak een element van onduidelijkheid; die onduidelijkheid werd door Gerbrandy opgeheven toen hij (wij komen hierop in het volgende hoofdstuk terug) op 23 januari aan de koningin zonder restrictie het ontslag van het kabinet aanbood, mondeling. Die mededeling werd twee dagen later (de koningin had Gerbrandy er telefonisch aan moeten herinneren) schriftelijk bevestigd.

XCGevormd in julihad het tweede kabinet-Gerbrandy meer dan drieen-een-half jaar leiding gegeven aan de Nederlandse oorlogsinspanning. Het had Japan de oorlog verklaard en Indië verloren zien gaan maar vertrouwde dat het daar het Nederlandse gezag zou kunnen herstellen waartoe op Ceylon maar vooral in Australië, waar een N ederlands militair bestuursapparaat werd opgebouwd, voorbereidingen werden getroffen; het had, wat de positie van Indië binnen het koninkrijk betrof, een belangrijke wending in het Nederlandse beleid aangekondigd doordat de koningin in een radiotoespraak op 7 decemberIndië een 'volledig deelgenootschap' in het vooruitzicht had gesteld. Voor de verdediging van de Nederlandse Antillen en Suriname had het kabinet een beroep

'42

962 [PDF]
TERUGBLIK OP HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY VAL VAN HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

kunnen doen op Amerikaanse hulp. Het had voorts Nederlandse strijdkrachten gevormd die een bescheiden, maar symbolisch niet onbelangrijk aandeel hadden aan de Geallieerde oorlogvoering: het restant van de marine, uitgebreid met enkele nieuwe eenheden, vocht door, de lrenebrigade en Nederlandse Commandos namen deel aan de veldtocht in West-Europa, Nederlandse eskaders of groepjes vliegpersoneel waren ingevoegd in de grote verbanden van de Royal Air Force, de Britse Fleet Air Arm en de Royal Australian Air Force. Ondanks zware verliezen was voorts de Nederlandse koopvaardij in de vaart gebleven, sinds medio '44 onder directe verantwoordelijkheid van de regering die haar onder bewindvoering had geplaatst. Het kabinet beschikte in de vorm van Radio Oranje over een eigen, voor bezet gebied bestemde radio-omroep, die van eind' 42 af (na de samenvoeging met de omroep voor de zeevarenden, 'De Brandaris') over het algemeen veel waardering had geoogst bij de Nederlandse luisteraars; het had ook belangrijke steun kunnen geven aan de Nederlandse illegaliteit: op inlichtingengebied via de Zwitserse Weg en (sinds de lente van '43) door middel van het Bureau Inlichtingen, op de gebieden van sabotage en semi-militaire actie (maar dan pas van eind augustus '44 af) door middel van het Bureau Bijzondere Opdrachten. Voorts had de regering in bezet gebied financiële garanties verstrekt aan het Nationaal Steunfonds, de coördinatie der illegaliteit bevorderd, een College van Vertrouwensmannen gevormd, de Binnenlandse Strijdkrachten opgericht. Aan Engelandvaarders en Joodse vluchtelingen was in Zweden, Zwitserland, Frankrijk, Spanje en Portugal hulp geboden, lang niet steeds voldoende, maar wat de regering aan financiële steun verleende, stak gunstig af bij wat andere regeringen in ballingschap hadden gedaan. In Engeland zelf was, zij het laat, zorggedragen voor een goede opvang der Engelandvaarders. Dan waren belangrijke voorbereidingen getroffen voor wat bij en onmiddellijk na de bevrijding van Nederland moest geschieden: het apparaat van het Militair Gezag was opgebouwd en had zijn wettelijke grondslag gekregen in het Besluit op de Bijzondere Staat van Beleg; andere wetsbesluiten regelden de bijzondere rechtspleging, de zuivering, het rechtsherstel en bevatten voorzieningen voor de provinciale en gemeentelijke besturen. Het sociaal beleid was duidelijk uitgestippeld, voor de terugvoering van honderdduizenden Nederlanders in den vreemde was een Regeringscommissariaat voor de Repatriëring opgericht. Talrijke wettelijke voorbereidingen waren getroffen op financieel en economisch gebied, goederen die na de bevrijding dringend nodig zouden zijn, waren opgeslagen door de zorgen van het Voedselaankoopbureau (New York) en het Netherlands Office for Relief and

963 [PDF]

Rehabilitation, het Norr (Londen). Bij dat alles had het tweede kabinetGerbrandy op een over het algemeen bevredigende wijze kunnen samenwerken met de in '42 ingestelde Buitengewone Raad van Advies.

XCHet kabinet had, dàt vooral, Nederlands goede naam weten te behouden, mede door de zorgen van een effectief werkende Regeringsvoorlichtingsdienst. Het buitenlands beleid had tot het behoud van die naam een belangrijke bijdrage geleverd: het departement had constructieve toekomstdenkbeelden gelanceerd en nauwe economische samenwerking met België en Luxemburg voorbereid en voorts waren twee lacunes in de buitenlandse vertegenwoordiging van Nederland opgevuld: met de Sowjet-Unie en met het Vaticaan .waren diplomatieke relaties aangeknoopt. De goede naam had bevorderd dat de Staat der Nederlanden internationaal nog steeds als volledig kredietwaardig gold.

XCZeker, het beleid van het tweede kabinet-Gerbrandy als geheel toonde ook zwakke plekken: de visie op de toekomst van Nederlands-Indië getuigde van weinig voorstellingsvermogen, aan de recrutering was teveel geld besteed, op inlichtingengebied was in '41 en '42 akelig gemodderd en op sabotagegebied in '42 en '43 teveel aan de Special Operations Executive overgelaten, talrijke Joodse vluchtelingen had men in '42 niet tijdig uit Vichy-Frankrijk afgevoerd, de pakkettenhulp aan de gevangenen in Duitse concentratiekampen en tuchthuizen was ernstig verwaarloosd, de (niet-gemilitariseerde) opzet van het Regeringseemmissariaat voor de Repatriëring deugde niet, het Norr was te laat opgericht, de aanmaak van nieuwe munten was een misgreep, aan de noodzakelijke geldzuivering was niets gedaan en er was geen grondslag gelegd voor de zuivering van het bedrijfsleven. Niettemin mocht men, het gehele terrein overziende, constateren dat wat buiten bezet gebied aan krachten aanwezig was, door het kabinet over het algemeen op een verantwoorde wijze was gebruikt en ingezet.

XCDat was geschied niet zonder moeilijkheden waarbij het gebrek aan capabele figuren een van de grootste was gebleken. Enkele malen hadden die moeilijkheden tot ministerswisselingen geleid: Steenberghe en Welter waren uit het kabinet verdwenen en na hen nog Steenberghe's opvolger Kerstens en van Angeren die Justitie van Gerbrandy had overgenomen toen deze begin '42 enige tijd minister van koloniën was alvorens een nieuw departement onder zich te krijgen: Algemene Oorlogvoering. Maar het kabinet was ook met nieuwe krachten versterkt: afgezien nog van Kerstens en van Angeren die wij al noemden, met Michiels, van Mook, van Lidth, van den Broek, Burger, de Booy, van Heuven Goedhart. Deze zeven behoorden

964 [PDF]
TERUGBLIK OP HET TWEEDE KABINET-GERBRANDY

kern' zou kunnen noemen; evenmin deed dat admiraal Furstner die bij de vorming van dat tweede kabinet minister van marine was geworden. Die 'oude kern' bestond begin '45 nog steeds uit zes ministers die deel hadden uitgemaakt van het in augustus '39 gevormde kabinet-de Geer: premier Gerbrandyen voorts Albarda, van Boeyen, Bolkestein, van Kleffens en van den Tempel - van Kleffens en Michiels hadden gelijk gehad met wat zij ter opneming in Gerbrandy's brief aan de koningin d.d. 2 I januari in hun aparte concept-passage hadden geschreven: 'De algemene, en voor Nederland waardevolle opvatting bij onze bondgenoten en in het binnenland' (d.w.z. in bezet gebied) 'is dat dit kabinet, hoezeer in de loop der jaren ook gewijzigd, in wezen langs constitutionele weg in overeenstemming met de wil des volks is tot stand gekomen.'

XCEr waren van alle regeringen in ballingschap slechts twee die zich ten volle met het predikaat 'constitutioneel' konden sieren: de Noorse en de Nederlandse. Dit predikaat was vooral voor de houding van de grote bondgenoten Engeland en de Verenigde Staten van betekenis - niemand besefte dat beter dan van Kleffens. Voor hem stond dan ook vast dat, hoe het kabinet ook gereconstrueerd zou worden, slechts de aanwijzing van één minister-president in overeenstemming was met het landsbelang: Gerbrandy - de man die er zelf 'de boel bij wilde neersmijten' en aan wie de koningin de formatie van het kabinet dat háár voor de geest stond,

965 [PDF]

Hoofdstuk 15: Het derde kabinet-Gerbrandy

XC

XCIn de met instemming van al zijn ambtgenoten aan de koningin toegezonden brief van 21 januari '45 had Gerbrandy de noodzaak erkend 'dat ook personen die het vertrouwen in bevrijd Nederland bezitten en die tevens door bezet Nederland gaarne aanvaard worden', in een gereconstrueerd kabinet zouden worden opgenomen. Moest men daarin lezen dat enkelen van de zittende ministers door nieuwelingen zouden worden vervangen? Niet persé. Iets later in dezelfde brief had Gerbrandy trouwens om machtiging gevraagd, 'het bestaande kabinet zodanig aan te vullen (met zekere reorganisatie) dat het een geheel vormt' - 'aan te vullen' liet de conclusie toe dat alle ministers, voorzover zij daar prijs op stelden (van den Broek was de enige die schriftelijk had vastgelegd dat hij zou aftreden als de koningin de regeling voor het noodparlement niet aanvaardde), in functie zouden blijven, zij het dat (zo mocht men de woorden 'met zekere reorganisatie' interpreteren) de portefeuilles anders zouden worden verdeeld; dat laatste was ook wel onvermijdelijk wanneer het kabinet zou worden 'aangevuld'.

XCIn werkelijkheid gingen de gedachten van Gerbrandy in een andere richting: hij overwoog al eind december, Albarda, Burger en van den Tempel te laten vallen en betwijfelde of hij van Heuven Goedhart, die grote weerstanden in het bevrijde Zuiden had gewekt, kon handhaven.

XCEr komt op de achterkant van het laatste concept van Gerbrandy's brief van 21 januari in diens handschrift een naamlijst voor, waarin de namen van vijf ministers ontbreken: die van van Boeyen, van den Broek (afgezien nog van het feit dat deze ontslag had gevraagd, was hij nog niet hersteld van zijn hartaanval), Burger, van Mook en van den Tempel die vijf zag Gerbrandy kennelijk niet als leden van het gereconstrueerde kabinet. Achter de namen van Albarda en van Lidth had de formateur-in spe een vraagteken geplaatst, zo ook achter de namen van drie nieuwe candidaten: van Angeren, Gispen en Wijffels; die laatste twee zouden het bevrijde Zuiden representeren, samen met nog een derde, achter wiens naam Gerbrandy géén vraagteken had geplaatst: dr. Huysmans, de directeur van de Centrale Coöperatieve Boerenleenbank te Eindhoven. In dit stadium wilde Gerbrandy van Heuven Goedhart dus als minister hand

966 [PDF]
WELKE MINISTERS MOESTEN VERDWIJNEN?

haven; zij het dat deze, aangezien van Angeren evident slechts voor Justitie bestemd kon zijn, wellicht een andere portefeuille zou krijgen. Hoe wilde de koningin het 'vernieuwde' kabinet zien samengesteld? Daarover sprak zij op 16 januari met Beelaerts. Haar aantekening terzake' luidt:

XC'Weg moeten [van] H[euven] G[oedhart], Burger, Bolkestein, (Financiën) [d.w.z. van den Broek], van Lidth, Albarda, van den Tempel en van Boeyen. Blijven: van Maak, Kleffens, Michiels, de Booy. Gerbrandy Oorlogvoering enz. De Casembroot. Wijffels. Belangrijk persoon is Voorhoeve. In ieder geval een socialist in nieuwe samenstelling. Beel ook niet onmogelijk. Harry [Homan] zegt: niet de beste. Indien G[erbrandy] toch als formateur aanvaardbaar, kan ik hem in dit geval voorwaarde personen stellen.'

XCDe koningin hield dus rekening met de mogelijkheid dat zij, hoezeer ook tegen haar zin, Gerbrandy als formateur zou moeten accepteren; dan zou zij hem als voorwaarde tot de verlening van de opdracht kunnen meedelen hoe zij het kabinet wilde zien samengesteld.

XCWelke verschillen zijn er nu tussen de namen die de koningin op 16 januari en die welke Gerbrandy op de zoste of z rste noteerde? Volgens de koningin moesten Bolkestein en van Heuven Goedhart, die Gerbrandy wilde handhaven, verdwijnen (de koningin had Furstner niet genoemd, maar wij vermeldden al eerder dat zij er niet op was gebrand, deze als bevelhebber der zeestrijdkrachten te handhaven - wij voegen hieraan toe: laat staan als minister). Verdwijnen moesten volgens de koningin tevens Albarda en van Lidth, achter wier namen Gerbrandy slechts een vraagteken had geplaatst; behalve de ook door Gerbrandy genoteerde Wijffels zag de koningin als mogelijke vertegenwoordigers van het bevrijde Zuiden Beel, de Casembroot en vooral Voorhoeve, t.w. dr. ir. N. A. J. Voorhoeve, die, gelijk in hoofdstuk 10 vermeld, tijdens de bezetting provinciaal leider van het Nationaal Steunfonds in NoordBrabant was geweest en wiens 'vurigste wens' was, 'dat het Nederlandse volk teruggebracht moge worden naar het Evangelie van Jezus Christus' een wens die ook bij de koningin leefde. De namen van Gispen en Huysmans had zij niet genoteerd en terwijl voor háár vaststond dat in het nieuwe kabinet 'in ieder geval een socialist' moest zitten, had Gerbrandy achter de naam van de enige door hem genoemde socialist:

XC, Koningin Wilhelmina: Notitie 'Jhr. Beelaerts, 16 jan. 1945' (archief kab. der konin

967 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

Albarda, een vraagteken geplaatst. Men zou dus kunnen zeggen dat de koningin en Gerbrandy nog voordat diens kabinet om ontslag had gevraagd, het min of meer eens waren over het verdwijnen van vier ministers: van Boeyen, Burger, van den Broek en van den Tempel bovendien moest dan (maar dat was geen 'politieke' zaak) van Mook, die van de koningin mocht 'blijven', als minister van koloniën worden vervangen. Op maandag 22 januari ontving de koningin in het begin van de middag Gerbrandy's briefwaarin haar een soort ultimatum werd gesteld: u aanvaardt Gerbrandy als formateur van een gereconstrueerd kabinet of alle ministers treden af; bovendien werd haar in die brief voorspeld dat een wezenlijk ander kabinet beoordeeld zou worden als 'tot stand gekomen op grond van autocratisch handelen' - dat oordeel werd dan wel 'onbillijk en onjuist' genoemd, maar de koningin was er van overtuigd (terecht) dat de ministers haar wel degelijk dat 'autccratisch handelen' wilden verwijten. Nog op de middag van de zzste had Michiels over Gerbrandy's brief, zo vernam van Kleffens, 'een stormachtige bespreking met de geadresseerde." De koningin vroeg hem, wie de passage met de waarschuwing tegen haar 'autocratisch handelen' hadden geformuleerd - Michiels antwoordde dat van Kleffens en hij dat hadden gedaan. Conflictstof genoeg op die maandag! Maar er kwam op dinsdag nog méér bij: Gerbrandy werd namelijk tijdens de lunch door Kruls (die zich, gelijk in hoofdstuk 12 vermeld, naar Londen had begeven om op de verwijdering van Speyart van Woerden aan te dringen) ingelicht dat een radiotoespraak die Burger ruim een week tevoren voor 'Herrijzend Nederland' had gehouden (toespraak waarop van Heuven Goedhart een aantal dagen eerder al Gerbrandy's aandacht had gevestigd), bij de illegaliteit in het bevrijde Zuiden grote ontstemming had gewekt.

Gerbrandy zet Burger uit het kabinet

XC

XCGelijk eerder vermeld, was Burger op 2 of 3 januari weer naar het bevrijde . Zuiden gegaan omdat hem het bericht had bereikt dat zijn bejaarde moeder ernstig ziek was; daarbij houde men in het oog dat Burger vond dat hij eigenlijk permanent in het Zuiden moest zijn, alom leiding te geven aan het in Den Bosch opgerichte Bureau Binnenlandse Zaken. Aan

XCI Van Kleffens: 'Dagboek', 22

968 [PDF]
BURGER VERTREKT WEER NAAR HET ZUIDEN

de speciale vergadering welke het kabinet op 2 januari aan de positie van het Militair Gezag had gewijd, had hij nog kunnen deelnemen maar aan de tweede speciale vergadering die op de 4de plaatsvond, niet. Toen hij in bevrijd gebied aankwam, was hem dus onbekend, tot welke conclusies het beraad omtrent het Militair Gezag had geleid. Gerbrandy was er niet gerust op dat Burger, die onverwachts Londen had verlaten (hij had niet eens tijd gehad om Gerbrandy omtrent zijn vertrek in te lichten), niet toch van zijn aanwezigheid in bevrijd gebied gebruik zou maken om met publieke uitspraken of anderszins de positie van het Militair Gezag te ondermijnen (Burger had dat al eerder gedaan). Van Heuven Goedhart die in Oisterwijk in Gerbrandy's afwezigheid als voorzitter van de 'kwartiermakers' had gefungeerd, zei aan Gerbrandy, het bepaald van belang te achten dat Burger, zo deelde van Heuven Goedhart aan de Enquêtecommissie mee, 'zich van elke politieke activiteit strikt zou onthouden. Dat moest ook wel, want de zaken waren te labiel, te onduidelijk, dan dat het verstandig was, dat ministers daar op eigen houtje, met name ook coram publico, iets gingen meedelen." Gerbrandy zond toen Burger een ongedateerd briefje toe van de volgende inhoud":

XC'Tot mijn groot verdriet vernam ik dat u naar Nederland moest vertrekken wijl uw moeder ernstig ziek is. Mijn beste wensen zijn voor haar bestemd. Het komt mij wel goed voor (H.M. de Koningin belde mij op) dat, indien dat redelijk uitvoerbaar is, u terugkomt zodra het kan, om de besprekingen hier bij te wonen.

XCOok is het aan bevelenswaard, zulks in verband met de bekende moeilijkheden, uw bezoek te beperken tot wat de toestand van uw moeder nodig maakt.

XCNogmaals mijn beste wensen en, zo mogelijk, ook mijn beleefde groeten aan uw moeder.'

XCBurger beschouwde dit briefje als 'een hartelijk gebaar" - aan de tweede alinea die duidelijker had kunnen zijn geformuleerd, maar die toch wel kennelijk bedoelde te zeggen: S.V.p.geen politieke activiteit"

XC1 Getuige van Heuven Goedhart, Enq., dl. V c, p. 271. 2 Tekst in het verhoor van Burger, a.v., p. lp. 3 Getuige Burger, a.v. 4 De Enquêtecommissie heeft de vraag, hoe men Gerbrandy's briefje moet interpreteren, louter beantwoord in verband met Burgers radiotoespraak van 14 januari: 'In de getuigenverhoren', aldus de commissie, 'is naar voren gebracht dat er een afspraak bestond, dat de ministers zonder nader overleg met de minister-president of enige andere ambtgenoten niet voor de radio zouden spreken. Het is de commissie niet geheel duidelijk geworden, wanneer deze afspraak is gemaakt en hoe zij precies luidde. De heer Gerbrandy verklaart echter dat hij niet weet of de heer Burger bij deze afspraak tegenwoordig is geweest.' (Hier was Gerbrandy weer eens door zijn geheugen in de steek gelaten: hij had kunnen verklaren dat het van september '40 af regel was geweest dat ministers

969 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

besteedde hij geen aandacht, 'maar als ik het briefje goed had gelezen', zei hij ons in '55,'had ik gedacht: man, je kunt ploffen." Hoe dat zij, enkele ervaringen welke hij opdeed, deden het hem wenselijk voorkomen, via 'Herrijzend Nederland' bepaalde impulsen door te geven aan de burgerij: hij wilde haar stimuleren, met haar problemen naar de 'normale' civiele autoriteiten te lopen, niet naar het Militair Gezag, en hij wilde haar waarschuwen tegen overgrote ijver en lichtzinnigheid bij het verzamelen van gegevens die bij de zuivering gebruikt konden worden - er waren maar weinig autoriteiten in het Zuiden die niet in de bezettingsjaren iets hadden gedaan waardoor zij na de bevrijding kwetsbaar waren; geruchten en berichten daaromtrent deden alom de ronde en dreigden een atmosfeer te scheppen waarin het ook voor die ambtsdragers op wier beleid men in alle billijkheid slechts weinig aanmerkingen kon maken, moeilijk werken werd.

XCKapitein van den Broek, de chef van 'Herrijzend Nederland', had geen bezwaar tegen de tekst welke Burger hem voorlegde en die deze op I4 januari wilde uitspreken, maar 'ik heb', schreefvan den Broek ons in '56, 'zeker niet ieder woord op een goudschaaltje gewogen ... Aan de kritiek op het Militair Gezag heb ik toen niet zwaar getild' - trouwens, Burger was minister en van den Broek vond dat ministers in beginsel het recht hadden om zonder restrictie te zeggen wat zij op het hart hadden.'

XCIn zijn toespraak? zei Burger inzake 'het vraagstuk van de gezagsverhouding' o.m.:

XCspraken als de minister-president dat had goedgekeurd en accoord was gegaan met de tekst - van die, aan elke minister bekende regel had Burger zich op 16 september '44, vier maanden eerder dus, niets aangetrokken in zijn radiotoespraak tot de burgemeester vaT\..Maastricht, hetgeen hem door Gerbrandy hogelijk kwalijk was genomen; dat radiotoespraken voor 'Herrijzend Nederland' onder die algemene regel vielen, sprak vanzelf en daarvoor was een speciale 'afspraak' dan ook niet nodig). 'In het particuliere briefje ... kan de grootst mogelijke meerderheid der commissie geen aanwijzing, althans geen duidelijke aanwijzing, in deze richting' (d.w.z. in de richting van die 'afspraak') 'zien. Eén lid acht het ... particuliere briefj e voldoende duidelijk om de heer Burger te doen begrijpen dat hij zich van optreden voor de microfoon zou onthouden.' (a.v., dl. Va, p. 582)

XCWij zouden nog iets verder willen gaan: als Burger de behoefte had gehad, het briefje van Gerbrandy goed tot zich te laten doordringen (maar die behoefte had hij niet), dan had hij in de slotzin van de eerste alinea kunnen lezen: keer s.V.p.zo spoedig mogelijk naar Londen terug, en in de tweede alinea: u bent om particuliere redenen naar het bevrijde Zuiden gegaan, beperk dan ook uw activiteit daar tot wat in uw particuliere sfeer ligt. 1 Burger, 24 nov. 1955. 2 Brief, 6 febr. 1956, van H. J. van den Broek. ) Tekst: Enq., dl. V b, p. 373-74. 97

970 [PDF]
BURGERS RADIOTOESPRAAK VAN 14 JANUARI

XC'De gemiddelde Nederlander heeft zich ten aanzien van de vragen, waarvoor hij zich ziet gesteld, eenvoudig te wenden tot de normale, hem bekende en vertrouwde gezagsorganen, zoals de burgemeester, de gemeentelijke, provinciale en rijksdiensten ... Naarmate de buitengewone omstandigheden omvangrijker zijn, (zal de) buitengewone dienst, het Militair Gezag, in meerdere mate ingeschakeld moeten zijn ... Werkelijk geregeld is de toestand ... eerst daar, waar uitsluitend het normale burgerlijke bestuursapparaat de leiding wederom in handen heeft genomen.'

XCOp lange termijn was dit, dunkt ons, een gepast en verstandig advies, maar men kon er in het bevrijde Zuiden, dat als frontgebied bij uitstek in 'buitengewone omstandigheden' verkeerde, weinig mee beginnen Kruls die in de toespraak niet gekend was, mocht er een aanval in zien op het Militair Gezag, met name daar waar Burger had gezegd dat 'de toestand' pas 'werkelijk geregeld' was, als het Militair Gezag was verdwenen.

XC'Het vraagstuk van de zuivering' behandelde Burger tegen de achtergrond van zijn kijk op het verzet dat in de bezettingsjaren was geboden (wij herinneren er aan dat hij op 6 december '44 het in de vergadering van de 'kwartiermakers' met Kruls had afgekeurd, dat illegale werkers 'zich tot taak stellen het Nederlandse volk te zuiveren, hetgeen in het algemeen volmaakt overbodig is, daar het volk zich in grote meerderheid uitstekend heeft gehouden'). Terecht onderstreepte hij in zijn radiotoespraak het algemene karakter van het verzet tegen Seyss-Inquarts gelijkschakelingsbeleid en tegen de NSB: 'Geen der organisaties van nationaalsocialistische huize (kan)', zei hij,

XC'op enig blijvend resultaat ... bogen. Deze grote overwinning nu kon uitsluitend behaald worden door het verzet van het gehele volk als één man. Zonder dat, zou het medisch verzet niet geslaagd zijn, zoals het geslaagd is, want niet alleen de goede wil van de arts was nodig, maar ook die van zijn patiënten. Om diezelfde reden is het onderduiken op ongekende schaal mogelijk gebleken. Telkens toch werd als vanzelfsprekend van iedere Nederlander verondersteld dat hij bereid was om ondanks daaraan verbonden gevaren, een zekere mate van medewerking in het verzet tegen de vijand te verlenen, een mate die afhing van een aantal persoonlijke omstandigheden, alsook van persoonlijke moed. En dit geldt op alle terreinen van het Nederlandse leven tijdens de bezetting, terwijl de uitzonderingen, die niet geschaard stonden in de gelederen van de gehele bevolking, daardoor tot duidelijke buitenstaanders werden, tot uitgeworpenen uit het volksleven: de NSB'ers en hun beperkte aanhang.'

XCDe visie die uit deze woorden sprak, had met de werkelijkheid van 97

971 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

bezet Nederland, speciaal zoals deze door de kleine minderheid der illegale werkers was ervaren, weinig gemeen. Zeker, zij hadden voor honderdduizenden een onderduikplaats weten te vinden, maar met hoeveel moeite! Hoe velen waren er geweest die voor niet-Joodse onderduikers, om van de Joodse niet te spreken, hun deur gesloten hadden gehouden! En hoe vaak had de illegaliteit sterke pressie moeten uitoefenen op het Nederlandse overheidsapparaat opdat het van de feitelijke hulpverlening aan de bezetter zou omschakelen op een situatie waarin het de activiteit van de illegale groepen gedoogde of daar actief medewerking aan verleende! Natuurlijk, slechts een kleine minderheid was uitgesproken 'fout' geweest, maar daarmee was niet alles gezegd; wat velen als de pijnlijkste scheidslijn hadden gevoeld, was die welke binnen de grote groep van de niet-'fouten' liep: scheidslijn tussen diegenen die in concrete situaties risico's hadden genomen voor de vaderlandse zaak, en diegenen die dat hadden nagelaten. Dergelijke beslissingen konden nooit van die concrete situaties worden losgemaakt en bij de beoordeling achteraf diende met de door Burger terecht genoemde 'persoonlijke omstandigheden' rekening te worden gehouden.

XCDie beoordeling was, wat een groot deel van de individuele burgers betrof, in het perspectief van de overheid niet nodig; dat bijvoorbeeld een bepaalde arbeider, ook als hij de gelegenheid had gehad om onder te duiken, gehoor had gegeven aan zijn eerste oproep om zich voor de arbeidsinzet aan te melden, kon hem kwalijk genomen worden door diegenen die wèl het risico van de onderduik hadden aanvaard, maar de overheid had ten aanzien van die arbeider geen taak - wèl, wat de arbeidsinzet betrof, ten aanzien van secretaris-generaal Verweij, de hoofdambtenaren van het Rijksarbeidsbureau en de directeuren en afdelingschefs van de gewestelijke arbeidsbureaus: als zij niet anders gedaan hadden dan de Duitse aanwijzingen met ijver en toewijding opvolgen, dan dienden zij, ook al waren zij niet 'fout' geweest, gezuiverd te worden. Niet anders lag het met betrekking tot andere ambtsdragers als commissarissen der koningin en burgemeesters die voor de juiste uitoefening van hun functie het vertrouwen der bevolking nodig hadden - een vertrouwen dat zij bij te grote dienstbaarheid aan de bezetter hadden verspeeld, althans geschaad. Elk individueel geval moest op zijn eigen merites bekeken worden - het (ook door Burger gecontrasigneerde) Zuiveringsbesluit wilde die taak aan een aparte commissie opdragen. Burger zelf was nog iets verder gegaan door te bepalen dat alle burgemeesters, die voor de eerste maal tijdens de bezetting waren benoemd, gestaakt moesten worden, ook al had het feit van die eerste benoeming 97

972 [PDF]
BURGERS RADIOTOESPRAAK VAN 14 JANUARI

door de bezetter hun positie niet geschaad. Hij had zich voorts veel moeite gegeven, een goede regeling te krijgen op het gebied van de perszuivering en hij had vergeefs gepleit voor een overeenkomstige regeling op dat van de bedrijfszuivering. Hij had tenslotte, wat de bestuurszuivering betrof, medio december '44 (gelijk eerder vermeld) de commissie-van Sonsbeeck ingesteld teneinde het beleid van van Rijckevorsel, commissaris der koningin in Noord-Brabant, te beoordelen en hij had in een brief d.d. 21 december die commissie doen weten dat hij 'niet de mening (deelde) van hen die het opgeven van een functie tijdens de bezetting op zichzelf een verdienste achten. Integendeel, acht ik het', zo had hij geschreven,

XC'in overeenstemming met de desbetreffende regeringsinstructies van mei 1937 de natuurlijke taak van het civiele bestuur tijdens de vijandelijke bezetting om de bevolking naar vermogen te beschermen. Ook heengaan, zonder daartoe gedwongen te zijn, dient het kenmerk te dragen van plicht, van te zijn eonsequentie van de verantwoordelijkheid jegens overheid en volk. Dit principiële uitgangspunt dient m.i. gesteld te worden, ondanks de wetenschap dat hierop herhaaldelijk ten onrechte een beroep gedaan zal worden door personen, wier aanblijven zo al niet directelijk dienst aan de vijand, toch blijk van onvoldoende onderscheidingsvermogen betekende voor hetgeen in hun speciale functie als essentieel en voor de te volgen gedragslijn beslissend, moet worden aangemerkt"

XCeen naar ons oordeel alleszins redelijke richtlijn, maar hoe moeilijk was zij in elk individueel geval toe te passen! De bijzondere rechtspleging en de zuivering waren beide noodzakelijk en ten aanzien van beide mocht men reeds in Londen veronderstellen dat het grote moeite zou kosten, ze op een verantwoorde wijze uit te voeren; men zou te maken krijgen met nevenverschijnselen als onvoldoend gefundeerde of zelfs valse aanklachten, met gebrekkige onderzoekingen, wellicht ook met onbillijke of zelfs onjuiste uitspraken en vonnissen. Moest men daarom bij voorbaat door die bijzondere rechtspleging en die zuivering een streep halen? Dat werd door niemand die zich in de problematiek verdiept had, voorgestaan, ook niet wat de zuivering betrof waarvan men heel wel kon vermoeden dat zij een nog hachelijker onderneming zou worden dan de bijzondere rechtspleging: moeilijker om er de juiste normen voor te vinden, gecompliceerder in de toepassing van die normen.

XCBurger nu zei, na gesproken te hebben van 'het verzet van het gehele

, Brief, 21 dec. I944, van Burger aan de Commissie-van Sonsbeeck.

973 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

volk als één man' en van 'de uitzonderingen' die 'uitgeworpenen uit het volksleven' waren geworden, op 14 januari het volgende:

XC'Het gevolg van dit alles is dat het zuiveringsprobleem in Nederland in beginsel een uitermate eenvoudig vraagstuk is. Het is een vraagstuk van recht, het vinden namelijk van de juiste maatregelen tegenover hen die in tijden van nood het Nederlandse volk in de steek gelaten hebben, ja zelfs zich tegen dit volk hebben gekeerd. De vraag, of iemand in zijn houding van verzet tegenover de vijand van meer of minder moed heeft blijk gegeven, van meer of minder tact, van meer of minder succes, is voor het vraagstuk van de zuivering van geen enkele betekenis, want men kan weinig moedig zijn en toch nationaal betrouwbaar, of onhandig en tactloos en toch van goede wil voor de vaderlandse zaak. Nauwelijks is ook van betekenis de vraag of goedwillende en goedbedoelende Nederlanders van tijd tot tijd niet geslaagd zijn in het vinden van een juiste houding tegenover de vijand en mede door henzelf betreurde fouten hebben begaan. Een volk bestaat nu eenmaal niet uit helden, noch ook uitsluitend uit diplomaten, maar voor het overgrote deel uit gewone mensen met gewone zorgen voor het dagelijks bestaan van henzelf en de hunnen.

XCWanneer dan ook sommigen het zuiveringsvraagstuk tot stokpaardje kiezen en daarbij willen treffen die Nederlanders, die niet de meest volmaakte houding van moed en beleid hebben tentoongespreid, dan acht ik dit uitgangspunt ten enenmale onjuist. Want het gaat niet om het vinden van begane fouten, maar om het vinden van hen die 'fout' zijn geweest. Wanneer voor hen die 'fout' zijn geweest, het recht zijn loop heeft gehad, dan is het zuiveringsvraagstuk ten einde. Niet ten einde zijn dan de vraagstukken hoe zij, die het meest moed en beleid hebben getoond, .op de meest passende plaatsen worden gesteld, noch ook hoe oorlogsverrijking ten algemene nutte kan worden aangewend ... Integendeel, zulke problemen komen na de zuivering eerst met kracht aan de orde. Maar het voorlopig verwijderen van uit een nationaaloogpunt verraderlijke elementen, zulks in afwachting van hun berechting, komt mij voor een kwestie van weken te zijn. Waar men er langer over doet, doet men het kennelijk verkeerd en worden onder de naam 'zuivering' dingen gedaan die daarmee niets te maken hebben.'

XCZuivering en bijzondere rechtspleging werden in deze passages hopeloos door elkaar gehaald, nergens duidelijker dan in die ene zin: 'Wanneer voor hen die 'fout' zijn geweest, het recht zijn loop heeft gehad, dan is het zuiveringsvraagstuk ten einde' - neen, dan zou de bijzondere rechtspleging ten einde zijn en dan bleef de zuivering nog over; het ging niet alleen om 'het vinden van hen die 'fout' zijn geweest' (de bijzondere rechtsplegingsgevallen) maar bepaald óók 'om het vinden van begane fouten' (de zuiveringsgevallen). Burgers bewoordingen leken geen andere conclusie toe te laten dan dat de minister die onder het Zuiverings

974 [PDF]
REACTIES OP DE TOESPRAAK

besluit en het Persbesluit zijn handtekening had gezet, blijkbaar in verwarring was gebracht door nevenverschijnselen als wij boven noemden: onvoldoend gefundeerde of zelfs valse aanklachten, gebrekkige onderzoekingen - wat hij nu leek te doen was, op grond van die nevenverschijnselen een streep door de zuivering halen. Het zag er dus naar uit alsof hij de plank wegtrok onder al zijn eigen bemoeienissen terzake en onder de zuiveringsarbeid van het Militair Gezag en bovendien in zoverre een vrijbrief gaf aan alle gezagsdragers die door hun dienstbaarheid aan de vijand het vertrouwen der bevolking hadden verspeeld, dat hij zei dat jegens hen geen enkele zuiveringsmaatregel wenselijk was. Kortom: deze passages uit zijn toespraak waren in strijd met het beleid dat hij zelf terzake als minister had gevoerd; zij waren een grove blunder. 1 Dat laatste waren zij met name in het Londense perspectief. In de loop van december '44 was de illegaliteit in bezet gebied (meer hierover in het volgende deel) een verbitterde strijd aangegaan met de bezetter die nieuwe arbeidskrachten nodig had en door middel van het uitreiken van nieuwe Ausweise het verzet trachtte te breken. Het College van Vertrouwensmannen en kolonel Koot, commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, hadden de regering verzocht, te waarschuwen tegen elke vorm van hulp aan de Duitse actie, speciaalook tegen het aanvragen van Ausweise waartoe veel werkgevers geneigd waren. De regering had op 2

XC1 Wij komen in deel 12 uitgebreid op de naoorlogse zuivering terug en zullen daarbij aantonen dat wat wij hierboven als nevenverschijnselen aanduidden, inderdaad bij die zuivering een nog grotere rol heeft gespeeld dan bij de bijzondere rechtspleging. Die nevenverschijnselen bleven niet zonder effect op de publieke opinie bij welke de zuivering, die maar op weinig terreinen bevredigend verliep, een nare nasmaak achterliet; zo ook bij de Enquêtecommissie die in 1950 wat Burger over de zuivering had gezegd, aldus beoordeelde: 'Ongetwijfeld heeft de heer Burger in zijn radiorede met betrekking tot de zuivering een aantal gedachten ontwikkeld die niet alleen zeer waardevol waren, doch die later ook door het grootste deel van het Nederlandse volk als juist zijn aanvaard. Tegen de inhoud van zijn rede, op zichzelf bezien, heeft de commissie dan ook geen bezwaar.'(Enq., dl. Va, p. 582) Als men hierin zou moeten lezen dat de Enquêtecommissie van mening was dat men de gehele zuivering beter achterwege had kunnen laten, stellen wij er prijs op, als onze opinie vast te leggen dat wij. de uitspraak van de commissie, hoe tekenend zij ook mag zijn voor de publieke opinie omstreeks 1950, verwerpen.

XCMen vindt eenzelfde positieve beoordeling van Burgers betoog in het in 195 I verschenen werk Het Grote Gebod, het gedenkboek van de LO/LKP, waarin Halla en van Riessen schreven over 'het op zichzelf gulden woord van mr. Burger dat het in de zuivering niet ging om foute handelingen maar om foute personen.'(Het Grote Gebod, dl. II, p. 544)

975 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

januari in een door Radio Oranje uitgezonden regeringsverklaring elke directe of indirecte medewerking aan de Duitse actie niet alleen aan het gehele overheidspersoneel maar ook aan de werkgevers verboden en Gerbrandy had op 9 januari in een toespraak via Radio Oranje die werkgevers, mochten zij de regeringsinstructie niet opvolgen, bedreigd met 'latere vervolging wegens collaboratie'; van Heuven Goedhart had op de rode in gelijke geest gesproken. Wel te verstaan: die uitspraken richtten zich niet tegen werkgevers die 'fout' waren, maar tegen (om een formulering uit Burgers radiotoespraak te herhalen) 'goedwillende en goedbedoelende Nederlanders' - en dezulken konden op 14 januari de minister van binnenlandse zaken horen verklaren dat 'nauwelijks van betekenis' was of zij 'van tijd tot tijd niet geslaagd (waren) in het vinden van een juiste houding tegenover de vijand', en dat in elk geval aan hun falen generlei eonsequenties moesten worden verbonden. Burger had op de via Radio Oranje gevoerde actie niet gelet - wij veronderstellen dat hij, had hij dat wèl gedaan, rekening gehouden zou hebben met het feit dat 'Herrijzend Nederland' ook in bezet gebied beluisterd werd. Geen van de illegale bladen daar had een goed woord over voor zijn betoog. Frans Goedhart wierp hem in Het Parool voor de voeten dat hij het gepast geacht had 'om het gedrag der aanpassers en bijkleurders te vergoelijken en de scherpe normen die in deze strijd op leven en dood onverbiddelijk noodzakelijk zijn, door allerlei vage en verzoenende beschouwingen te verdoezelen", van Randwijk schreef in Vrij Nederland dat hij zich 'de ogen uitgewreven' had toen hij Burgers beschouwing had gelezen.'

XCDe Luisterdienst van de Londense Regeringsvoorlichtingsdienst ving Burgers toespraak slechts gebrekkig op; de passages over het Militair Gezag waren onverstaanbaar maar die over de zuivering werden vrijwel volledig opgenomen in het dagelijkse luisterbulletin dat op maandag 15 of dinsdag 16 januari in Londen werd rondgezonden, ook aan de ministers. 'Van dat uittreksel ben ik', aldus later van Heuven Goedhart (deze stond toen op het punt, weer naar Oisterwijk te vertrekken),

XC'enorm geschrokken, want ik wist uiteraard dat Burger allerminst van opvatting omtrent zuiveringsmaatregelen was veranderd, maar moest dan toch wel vinden dat hij zich allerongelukkigst had uitgedrukt en een volkomen scheve indruk had gevestigd., . Ik heb toen Gerbrandy opgebeld en heb hem gevraagd: 'Was je dat bekend dat Burger dat zou doen? Ik vind het niet zo prettig.' Gerbrandy zei: 'Ik

1 84 (6 febr. I945), p. I. 2 V, I2 (I febr. I945), P: 3.

976 [PDF]
REACTIES OP DE TOESPRAAK

weet er niets van; wat is er aan de hand?' Ik heb hem geantwoord: 'Ik weet verder ook niets, maar kijk maar bij je papieren."

XCGerbrandy deed dat en was ontzet over wat Burger over de zuivering had gezegd, met name omdat deze zich in feite tegen het algemene zuiveringsbeleid had uitgesproken waarop Gerbrandy's beide kabinetten sinds vier jaar hadden toegewerkt en omdat hij de steun had ondermijnd die de regering sinds enkele weken gaf aan de gebundelde illegaliteit welke zich tegen de werkgevers had gekeerd. Hij raadpleegde de chef van Radio Oranje, de schrijver A. den Doolaard, en deze zei hem dat de uitwerking van wat Burger betoogd had, in bezet gebied slechts fataal kon zijn; inderdaad, men zou er daar niets van begrijpen dat de regering van Londen uit bij monde van de minister-president en de minister van justitie opriep tot verzet tegen alle vormen van collaboratie en van Eindhoven uit bij monde van de minister van binnenlandse zaken betoogde dat men aan die collaboratie generlei eonsequenties diende te verbinden. Tot een besluit ten aanzien van Burgers positie kwam Gerbrandy in de eerste dagen na van Heuven Goedharts vertrek naar Oisterwijk nog niet - men houde in het oog dat hij in de tweede helft van de week die op zondag 14januari was begonnen, worstelde met de vraag welke stelling het kabinet jegens de koningin moest betrekken, dat het kabinet daar in Burgers aanwezigheid op zaterdag 20 januari langdurig over vergaderde en dat Gerbrandy op zondag 21 januari de brief opstelde waarin de koningin voor de keus werd gesteld, het ontslag van alle ministers te aanvaarden of Gerbrandy opdracht te geven tot aanvulling van zijn kabinet. Met Burger sprak Gerbrandy geen woord over zijn radiotoespraak - hij nam wèl kennis van enkele felle artikelen tegen Burgers betoog welke in de pers in het bevrijde Zuiden waren verschenen.

XCDat laatste deed ook KruIs en toen deze op dinsdag 23 januari samen met overste Snijders en majoor van Boetzelaer in Londen arriveerde om er de crisis-Speyart te bespreken, stelde hij er ook Burgers gehele radiotoespraak (hij had de volledige tekst bij zich) ter discussie, er daarbij op wijzend dat Burger opnieuw het Militair Gezag had aangevallen, dat wat hij over de zuivering had betoogd, tot de grond toe afbrak wat het Militair Gezag op dat gebied tot stand trachtte te brengen en dat zijn toespraak al in een aantal bladen in het Zuiden was afgekeurd.' KruIs uitte overigens niet alleen kritiek op wat Burger had gedaan, ook op van Heuven

XC, Getuige van Heuven Goedhart, Enq., dl. V c, p. 271. 2 Na mijn rondreis door het. bevrijde Zuiden in de eerste helft van maart (bijna twee maanden dus na Burgers

977 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

Goedhart had hij veel tegen, wegens, zo noteerde van Angeren, 'eigenmachtig autoritair optreden, ondermijning gezag van het MG.'I Die dag vond om I uur de lunch van Gerbrandy met van Lidth, Kruls, van Boetzelaer en van Angeren plaats waar besloten werd dat van Heuven Goedhart en Speyart naar Londen zouden worden ontboden - 'over Burger', zo noteerde van Angeren verder,

XC'zijn de heren het eens dat deze met zijn rede zijn doodvonnis heeft getekend. Gerbrandy zal bij HM diens ontslag voordragen. Hij gaat heden naar HM toe, zal Kruis medenemen en de zaak-Speyart zal dan tevens besproken worden. Van Lidth zegt dat hij Gerbr. aanraadt, Goedhart tevens voor ontslag voor te dragen. Goedhart heeft zijn verzoek om ontslag ingediend. HM heeft daarop slechts goedkeurend te beslissen"

XCmaar Gerbrandy was nog niet zo ver dat hij van Heuven Goedhart wilde laten vallen. Burger wèl, en met graagte.

XCBehoefte om naar diens uitleg en eventuele verdediging te luisteren, had Gerbrandy niet - hij ging die dinsdagmiddag naar de koningin en deed haar, na haar instemming verworven te hebben ten aanzien van de verwijdering van Speyart uit het bevrijde Zuiden, twee belangrijke mededelingen: ten eerste, dat hij als minister-president haar niet langer voor de keus wilde stellen die in zijn brief van zondag 2I januari was vervat (op wat de koningin aan opmerkingen over die brief maakte, komen wij nog terug) maar haar hier en nu het ontslag van zijn kabinet aanbood, en, ten tweede, dat hij van mening was dat, geheellos daarvan, aan Burger onmiddellijk ontslag moest worden verleend. Beide mededelingen hoorde de koningin met genoegen; zij verzocht hem, haar het ontslag van Burger schriftelijk voor te leggen. Gerbrandy deed dat laatste in een opvallend slordige brief die op woensdagochtend uitging': brief waarin

XCtoespraak) rapporteerde ik aan Gerbrandy: 'Mij trof in het bijzonder de vrijwel volkomen eenstemmigheid waarmee het door mr. Burger in zijn toespraak uitgedrukte standpunt werd gedeeld. Vrijwel iedereen die ik sprak, was het met mr. Burgers visie eens; dit was ook het geval met de bisschop van Den Bosch en de hoofdredacteur van Trouw' (bedoeld werd de weekblad-editie in het bevrijde Zuiden) 'die men toch geen van beiden als collaborateurs kan beschouwen. Ik had het gevoel dat de massa der' bevolking in verhouding weinig verzet had gepleegd, zich daarover ietwat schuldig voelde en meende het morele recht te missen, de staf te breken over collaborateurs die soms te ver waren gegaan.' (L. de Jong: 'Rapport aan prof. Gerbrandy', IS maart 1945, p. 7)

1 3Enq., dl. V b, p. 461.
SPOEDVERGADERING
hij voorstelde, Burger ongevraagd eervolontslag te verlenen met ingangvan donderdag. 'Ondergetekende', aldus Gerbrandy,

XC'ziet zich genoodzaakt, Uwer Majesteit deze stap te adviseren, omdat mr. Burger op IS januari j.l.' in bevrijd gebied voor de zender 'Herrijzend Nederland' een radiorede heeft gehouden, welke voor de regering onaanvaardbaar is. In deze rede heeft mr. Burger, zonder met ondergetekende of het kabinet overleg te plegen, zich uitgesproken over zeer delicate en brandende kwesties welke niet in de eerste plaats op zijn terrein lagen, nl. de zuivering", de berechting en de verhouding tussen Militair Gezag en regering, en heeft zich daarmee zelfs in belangrijke mate op het terrein van de algemene regeringspolitiek bewogen. Mr. Burger heeft zich daarmee met name, wat betreft de houding tegenover landverraad en collaboratie, uitgesproken op een wijze welke rechtstreeks ingaat tegen het door de regering gedurende vier jaren constant gevoerde beleid, hetgeen derhalve dat beleid ondermijnt en onder de bevolking verwarring moet stichten.' Ik acht het noodzakelijk dat de regering zich tegenover Nederland duidelijk van deze rede distantieert, en dit kan slechts geschieden door de heer Burger te doen aftreden als minister'

XCGerbrandy stelde voor, van Boeyen te belasten met de portefeuille van binnenlandse zaken.

XCOp de ochtend waarop deze brief verzonden werd, liet Gerbrandy het kabinet bijeenroepen voor een spoedvergadering welke die middag om kwart over drie zou beginnen en Burger vroeg hij, om kwart vóór drie bij hem te komen. Deze kreeg tot zijn stomme verbazing te horen dat de minister-president op grond van zijn radiotoespraak besloten had, hem uit het kabinet te zetten en dat de koningin dat besluit al had goedgekeurd (zij had in het begin van de middag Gerbrandy opgebeld en hem met ongeduld gevraagd waar de tekst van het desbetreffend koninklijk besluit bleef). Met diezelfde mededelingen begon Gerbrandy de spoedvergadering ('een zure, nare bijeenkomst', noteerde van Lidth des avonds") waarin, behalve Burger en hij, Albarda, van Boeyen, Bolkestein, Furstner, van Lidth, Michiels en (de pas uit Australië gearriveerde) van Mook aanwezig waren.

XCGerbrandy noemde wat Burger over de zuivering had gezegd, 'een stab in the back, gericht tegen de regeringspolitiek die hij vier jaar heeft

I Het was de rade geweest. 2 De zuivering ressorteerde wel degelijk onder Bur ger. ' Er stond in Burgers toespraak niets dat men mocht interpreteren als aanwijzing dat deze over 'landverraad' anders was gaan denken. 4 Van Lidth: 'Dagboek', za jan, 1945·

979 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

voorgestaan en wel op het tijdstip dat de lieden in bezet gebied door de regering tot het uiterste worden aangespoord, verzet te plegen tegen de arbeidsinzet." Blijkens de notulen verdedigde Burger zich aldus:

XC'Dit optreden van de voorzitter overvalt hem; de tekst zijner voordracht heeft hij nog niet bij zich. Hij hield haar ook om te tonen dat er nog een minister in bevrijd gebied was, waar grote nerveusiteit was wegens vrees voor terugkomst der Duitsers. Wat hij over het Militair Gezag zei, was een herhaling van wat reeds gezegd was. Met zijn woorden over de 'zuivering' heeft hij geen bedoeling gehad om tegen de politiek der regering in te gaan. Indien de voorzitter zegt, wegens die opvatting niet met mij in één kabinet te kunnen zitten, dan wordt de zaak opgeschroefd.'

XCDe eerste vraag die Burgers partijgenoot Albarda toen stelde, was of Gerbrandy Burger had gehoord voor hij met de koningin had afgesproken dat Burger uit het kabinet zou worden verwijderd; Gerbrandy antwoordde: 'neen'. Albarda meende dat Burger met zijn toespraak 'tegen een gevaarlijk fanatisme (was) ingegaan', hij had het 'goed bedoeld maar zich ongelukkig uitgedrukt'; Albarda zei ook nog dat hij de door Gerbrandy gevolgde ontslagprocedure sterk afkeurde. Dat laatste was ook de opinie van van Mook die 'de methode van behandeling''onjuist' achtte èn een gevaarlijk precedent: 'Zo iets zou ieder onzer kunnen bedreigen.' Daarentegen sloten van Boeyen, Furstner en Michiels zich bij Gerbrandy aan. 'Ik werd', aldus Gerbrandy's verdediging, 'plotseling voor een voldongen feit geplaatst dat dwars tegen mijn politiek inging. Ik wens mij van deze rede geheel te distantiëren; zij was voor mij de casus belli. Ons volk moet de waarheid hierover horen' - bij nader inzien was hij wèl bereid, Burger in de gelegenheid te stellen, zelf om ontslag te vragen.'

XCNa afhandeling van dit punt kwam, aldus van Lidth (de kabinetsnotuien zwijgen er over),

XC'de tweede verrassing, nl. de mededeling van de president dat hij gisteren aan HM mondeling het ontslag van het kabinet heeft ingediend. Eindelijk! Nu is tenminste een zuivere atmosfeer ontstaan en kunnen wij verder zien. Ook HM meende dat door deze beslissing een duidelijker situatie was ontstaan en alle aanwezigen waren ... dezelfde mening toegedaan."

XCIn een brief aan Gerbrandy" nam Albarda het nog diezelfde dag voor

XCI A.v. 2 Ministerraad: Notulen, 24 jan. 1945. 3 Van Lidth: 'Dagboek', 24 jan. 1945. 4 Tekst: Enq., dl. V b, p.

980 [PDF]
ALBARDA PROTESTEERT

Burger op; na de kabinetsvergadering had hij zich afgevraagd of hij er verstandig aan deed, nu terstond ook zelf ontslag te vragen, maar Sluijser die hem onmiddellijk had opgezocht, had hem voorgehouden dat de SDAP'ers het hem na de bevrijding hogelijk kwalijk zouden nemen als hij zich niet solidair betoond had met zijn partijgenoot. Zeker, schreef Albarda nu, Burgers betoog over de zuivering was 'ongelukkig geredigeerd', maar het was 'grof onrecht als daarin, zonder dat mr. Burger tevoren in de gelegenheid was gesteld, ophelderingen te geven, grond is gevonden voor een besluit om hem ontslag te verlenen'; geen enkele reden was er immers aan te nemen dat hij

XC'tegemoetkomendheid en vergevingsgezindheid jegens collaborateurs zou hebben bedoeld ... Toen bleek dat mr. Burgers redevoering een verkeerde indruk had gemaakt, had hij in de gelegenheid behoren te worden gesteld die indruk te herstellen In de plaats daarvan werd (hij), zelfs zonder te zijn gehoord, veroordeeld tot ontslag. Het is mogelijk dat zulk een gang van zaken past in Perzische staatszed en - met Nederlandse zeden strookt hij niet."

XCWerd aan Burger inderdaad ontslag verleend, dan zou hij, Albarda, zulks beschouwen 'als een zodanige belediging van mijn rechtsgevoel ... dat ik niet de schijn op mij wil laden van mij daarbij neer te leggen. Ik zal dan aan HM de Koningin verzoeken mij ten spoedigste ontslag te verlenen.'

XCBurger schreef een verbitterde conceptbrief aan de koningin' waarin hij er O.m. op wees: 'Het middel dat thans wordt aangegrepen om mij uit de kring der ministers te verwijderen, heeft met mijn entree' (in augustus '43) 'slechts gemeen dat het onder valse voorlichting geschiedt. Toen, door de ministerraad te onthouden de grondslagen waarop ik mij tot toetreden tot het kabinet bereid had verklaard' (Burger die aan Gerbrandy min of meer door de koningin was opgedrongen, had Gerbrandy vóór zijn benoeming een brief gestuurd waarin hij er op had gewezen dat hij vooral een aantal denkbeelden die het kabinet ten aanzien van de bestuursvoorziening koesterde, afwees en Gerbrandy had die brief niet ter kennis gebracht van het kabinet), 'thans door te suggereren alsgesprek op 4 september 1957.) 2 Tekst: Collectie-Burger, map 'Radiorede 14 jan.

1 Tegen van Blankenstein, hoofdredacteur van het Londense zei Beelaerts dat Gerbrandy Burger had ontslagen 'zoals een Drentse boer zijn knecht ontslaat.' (M. van Blankenstein in 8 juni 1946 van Blanken stein noemde daarin Beelaerts' naam niet; die noemde hij wel jegens ons in een

981 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

zoude ik collaborateurs disculperen.' Bij nader inzien verzond Burger dit concept niet. Hij beperkte zich tot een korte zakelijke mededeling aan de koningin:

XC'De inhoud van een door mij op zondag 14 januari 1945 voor ... 'Herrijzend Nederland' gehouden radiorede waarin gewaarschuwd werd tegen excessen bij de zuivering, wordt door de minister-president ten onrechte beschouwd als afwijkend van de regeringspolitiek. Dientengevolge is het vertrouwen tussen de minister-president en mij dermate verminderd dat ik daarin aanleiding vind, Uwe Majesteit ontslag als minister te verzoeken."

XCDeze brief ging op vrijdagochtend 26 januari naar de koningin toe donderdag had Burger met Gerbrandy een heel gevecht moeten leveren over de inhoud van het aan zijn ontslag te wijden communiqué; voorts was die dag komen vast te staan dat niet alleen Albarda maar ook van den Tempel om onmiddellijk ontslag zou verzoeken. Dat laatste deden zij in een brief eveneens van 26 januari" - hun beider aanvraag hield de koningin in beraad, zulks op advies van Gerbrandy die Burger wilde isoleren; wat Burger betrof, maakte Anep-Londen later op die vrijdag bekend? dat hem ontslag was verleend omdat hij in zijn, 'zonder voorkennis van de minister-president ... uitgesproken radiorede ... naar het oordeel van de minister-president het vraagstuk der zuivering op een voor collaborateurs vergoelijkende wijze' had behandeld; daarop volgde: 'Mr. Burger ... meent van de verzetspolitiek der regering in genen dele te zijn afgeweken. In zijn radiorede bedoelde hij slechts tegen excessen bij de zuivering te waarschuwen. Hij was bereid geweest dit nader toe te lichten. De heer Burger acht echter het vertrouwen tussen de ministerpresident en hem dermate verminderd dat hij daarin aanleiding heeft gevonden een verzoek tot ontslag in te dienen.'

XCTegen van Heuven Goedhart, die op zaterdag samen met Speyart in Londen arriveerde, zei Gerbrandy dat hij blij was, Burger, die 'luis in mijn pels', kwijt te zijn' en van Heuven Goedhart zelfbetreurde Burgers vertrek allerminst - een kleine vier maanden eerder had hij hem in een brief aan van Angeren 'een. onmogelijk man' genoemd, 'wiens gebrek aan fair optreden af en toe anderen en mij woedend maakt."Heuven Goedhart, a.v., dl. V c, p. 271. 5 Brief,3 okt. 1944, van van Heuven Goedhart

, Brief, 26 jan. 1945, van Burger aan de koningin (Collectie-Burger, map 'Radiorede 14 jan. 1945'). 2 Tekst: dl. V b, p. 462. 'Tekst: a.v., p. 463. 4 Getuige van

982 [PDF]
BURGERS VERDEDIGING

XCBurger zelf trok zich in een stemming van grote verbittering terug in Cambridge, maar voor hij dat deed, zond hij zijn oud-ambtgenoten nog een brief! waarin hij ten eerste herhaalde dat het, gegeven de 'nerveuze stemming' in bevrijd gebied, wenselijk was geweest dat hij als minister met een radiotoespraak' acte de présence' gaf; hij had, ten tweede, omtrent het Militair Gezag 'niets gezegd wat niet reeds door anderen evenzeer was betoogd'; wat, ten derde, de zuivering betrof, gaf hij nu twee voorbeelden van naar zijn oordeel gepleegde excessen, er daarbij in algemene zin op wijzend, 'dat niet één der thans vigerende autoriteiten (ongeacht of zij tijdens de bezetting of na de bevrijding in functie zijn gekomen) vrij van achterklap blijft, met alle gezagsondermijnende gevolgen van dien ... De reactie van de president, als zoude ik collaboratie hebben vergoelijkt, meen ik te mogen afwijzen. Immers, over collaborateurs wordt in mijn radiorede niet gesproken, maar uitsluitend over getrouwe vaderlanders, die somtijds fouten hebben begaan.'

XCWat te denken van deze argumenten?

XCWat het eerste betreft: wij achten het niet erg overtuigend. Inderdaad was er in het Zuiden na de inzet van het Ardennen-offensief (16 december '44) een tamelijk grote nerveusiteit geweest, maar deze was medio januari in belangrijke mate weggeëbd - bovendien gaf Burger met zijn radiotoespraak dan wel 'acte de présence', maar de dag daarna vertrok hij naar Londen, hetgeen, als zijn analyse juist was, al wilde hij dan ook 'binnen een week' terugkeren", nieuwe bezorgdheid had kunnen wekken. Wat het tweede argument aangaat: op grond van de onzekerheid omtrent de positie van het Militair Gezag had, menen wij, Burger, zo hij zich al verplicht achtte, een toespraak voor de radio te houden, dit onderwerp beter kunnen laten rusten. Bij het derde argument tekenen wij aan dat het ook naar onze mening Burgers bedoeling was, tegen excessen bij de zuivering te waarschuwen, maar daarvoor had hij een veel te algemene terminologie gekozen; wie zei dat op 'fouten', d.w.z. op daden van collaboratie met de vijand, generlei reactie van overheidswege behoorde te volgen ('wanneer voor hen die 'fout' zijn geweest, het recht zijn loop heeft gehad, dan is het zuiveringsvraagstuk ten einde'), stelde aan diegenen die die daden bedreven hadden of bedreven, straffeloosheid in het vooruitzicht - daarin stak objectief een element van 'vergoelijking' van die collaboratie. Dat bladen van oud-illegale werkers in het Zuiden en, zoals wij aantoonden, Frans Goedhart en van Randwijk Burgers toespraak

XC1 Tekst d.d. 29 jan. 1945: Enq., dl. V b, p. 464-65. 2 Getuige Burger, a.v., dl. V c, p.

983 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

aldus interpreteerden, is geenszins bevreemdend - Gerbrandy evenwel had, menen wij, Burgers opvattingen beter dienen te kennen en had moeten constateren dat Burger zich eenvoudig, aldus van Heuven Goedharts eerste reactie, 'allerongelukkigst had uitgedrukt en een volkomen scheve indruk had gevestigd.' Het zou, menen wij voorts, van Gerbrandy's kant niet alleen verstandig maar vooralook fair beleid zijn geweest, indien hij Burger de gelegenheid had geboden om (niet dat dat zo eenvoudig was!) die 'scheve indruk' weg te nemen in plaats van hem voor ontslag voor te dragen. Aldus ook de Enquêtecommissie: 'Een rustige bespreking van de ontstane situatie en, zo nodig' (dat was bepaald nodig!) 'een nadere uiteenzetting voor de radio door de heer Burger hadden, naar de mening van de commissie, vermoedelijk een andere solutie wel mogelijk gemaakt." Wil men Burger verwij ten dat hij niet steeds loyaal jegens zijn ambtgenoten optrad, d~n is er te meer reden om te constateren dat Gerbrandy in deze zaak, waarbij Burgers goede naam op het spel stond, niet loyaal jegens Burger is opgetreden: hij heeft, zonder een woord met deze te wisselen, zijn ontslag samen met de koningin bedisseld en hem in de hoek trachten te drukken van de principiële verdedigers der collaboratie waar Burger (daartoe behoeft men zich slechts zijn instructie aan de commissie-van Sonsbeeck te herinneren) bepaald niet thuis hoorde. De Enquêtecommissie '(kon) geen bewondering hebben voor het beleid in deze van de toenmalige minister-president en (keurde) de modus procedendi af." - een . kritiek die, naar uit onze gegevens blijkt, ook tegen de koningin dient te worden gericht en welke wij onderschrijven. Voorts heeft de Enquêtecommissie opgemerkt dat 'de meeste andere ministers' (die kritiek treft alleen Albarda, van Mook en van den Tempel niet) 'zich niet voldoende verzet (hebben) tegen de wel zeer uitzonderlijke wijze waarop het ontslag van de heer Burger heeft plaatsgevonden." Ook die kritiek lijkt ons juist. Dat dat verzet niet is geboden, hangt, menen wij, hiermee samen dat Burger zich slechts in geringe mate de sympathie van zijn ambtgenoten had weten te verwerven - Gerbrandy was de enige niet die hem graag zag heengaan. Heeft Gerbrandy voorzien dat het ontslag van Burger tot een ontslagaanvraag op de kortst mogelijke termijn van Albarda en van den Tempel zou leiden? Wij zijn er niet zeker van, maar zo ja, dan kan hij daar in die laatste week van januari, wat van den Tempel betreft, niet te zwaar aan

XC1 A.V., dl. V a, p. 582. 2 A.v., p. 583. 3

984 [PDF]
GERBRANDY 'NIET LOYAAL'

getild hebben, want hij wilde deze buiten het nieuwe kabinet houden dat hij, eenmaal tot formateur benoemd, hoopte te kunnen samenstellen; intussen bezat hij die formatie-opdracht nog niet.

XCDat de koningin hem liet wachten, hing samen met haar beraad met de door Beel, Wijffels en de Casembroot samengestelde delegatie die pas ruim een week nadat Gerbrandy aan de koningin het onvoorwaardelijk ontslag van zijn kabinet had aangeboden (23 januari), in Londen arriveerde.

XCWij willen nu eerst weergeven wat die delegatie heeft verricht.

De delegatie uit het bevrijde Zuiden

XC

XCZoals wij in het vorige hoofdstuk verhaalden, was in de gesprekken die de koningin begin december '44 met de Quay en Caljé had gevoerd, het denkbeeld gerezen dat, wanneer in het bevrijde Zuiden een zekere verbinding tot stand was gekomen tussen aanhangers van de Nederlandse Volksbeweging en oud-illegale werkers, een representatieve delegatie zou overkomen om de koningin voor te lichten; de Quay had de koningin geadviseerd, opdracht tot samenstelling van die delegatie te geven aan Beel (in die tijd adviseur voor sociale zaken van het Militair Gezag), ir. Frans Wijffels (verbindingsman van de directie der Staatsmijnen met de commissie van bijstand) en de Casembroot (weer gedeputeerde van Zeeland na korte tijd waarnemend commissaris der koningin te zijn geweest). De uitvoering van dit plan werd in de tweede helft van decem ber vertraagd door het Ardennen-offensief maar toen begin januari '45 vaststond dat die Duitse dreiging was afgewend, gaf de koningin, gelijk reeds vermeld, aan Beel, die buiten haar om naar Londen was gekomen, opdracht, na terugkeer in het Zuiden contact op te nemen met Wijffels en de Casembroot en gedrieën de bedoelde delegatie samen te stellen waarvan zij ook zelf deel zouden uitmaken; er werd gedacht aan vijftien personen. 'Ik hoop dan', zo deed de koningin, gelijk reeds vermeld, omstreeks die tijd aan Beelaerts weten, 'met vier of vijfnieuwe ministers gereed te komen.'

XCHet voorbereiden van het vertrek van de delegatie werd door de koningin aan overste van Houten opgedragen; deze droeg ook zorg voor de onderlinge verbindingen tussen Beel, Wijffels en de Casembroot. Die drie werden in de gelegenheid gesteld elkaar in Eindhoven te ontmoeten.

985 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

uitkiezen, de Casembroot in Zeeland vier en Beel acht: zeven uit NoordBrabant en één uit Nijmegen; die Nijmegenaar werd door Wijffels voorgesteld: prof. dr. F. J. Th. Rutten, hoogleraar in de experimentele psychologie aan de katholieke universiteit, die uit Limburg afkomstig was. Beel, Wijffels en de Casembroot werden het er verder over eens dat zij er naar zouden streven, de delegatie een zo gevarieerd mogelijk karakter te geven. 'Zeeland', zo vertelde Wijffels later aan de Enquêtecommissie, 'nam op zich, een dominé te vragen, Limburg een katholiek geestelijke; Zeeland en Brabant zouden een vertegenwoordiger uit de arbeiderswereld vragen, Brabant en Limburg uit de groep des ondernemers. Daarbij zou Limburg, zo mogelijk, iemand vragen van niet-katholieke huize die getuigen kon van de eendrachtige houding van Limburgers en niet-Limburgers, van katholieken niet-katholiek."

XCWijffels liet zijn keuze vallen op een Maastrichtse industrieel en op de hoofdaalmoezenier van de arbeid in het diocees Roermond; Beel koos naast Rutten nog een tweede Nijmegenaar uit: burgemeester Hustinx, en vroeg voor Noord-Brabant een medicus uit Etten-Leur die actief was geweest in het artsenverzet, de voorzitter van het in het Zuiden heropgerichte Rooms-Katholiek Werkliedenverbond, tevens wethouder van Tilburg, en voorts ir. Frits Philips, dr. Huysmans, mr. Sassen, dr. Voorhoeve en Hilda Verwey (het enige vrouwelijke lid van de delegatie); de Casembroot nodigde een wethouder van Goes en de voorzitter van de Kamer van Koophandel uit Oost Zeeuws-Vlaanderen uit alsmede L. P. van Oorschot uit Vlissingen die daar lange tijd de SDAP in de gemeenteraad had vertegenwoordigd en er ook wethouder was geweest (de dominé bleef dus ontbreken). Van Oorschot kreeg daarbij van de Casembroot te horen dat de koningin 'mensen wilde ontmoeten die overtuigd waren van het feit dat de oude platgetreden vooroorlogse paden moesten worden verlaten en dat op praktisch alle gebieden een politiek van vernieuwing moest worden toegepast."

XCDe groepen uit Nijmegen, Noord-Brabant en Zeeland kwamen in de laatste week van januari samen in Breda. 'Het was heel moeilijk', aldus later van Houten,

XC'hen naar Engeland te doen vertrekken, er mochten namelijk geen burgers de Noordzee oversteken. Op een gegeven moment besliste ik dat het hele gezelschap

XC, Getuige F. C. M. Wijffels, a.v., dl. V c, p. 668. 2 L. P. van Oorschot in Zeeuws Tijdschrift, XXIII (1973), p.

986 [PDF]
DE DELEGATIE UIT HET ZUIDEN IN LONDEN

dan maar gemilitariseerd moest worden. Ze kregen allemaal militaire rangen en uniformen, Beel bijvoorbeeld werd sergeant en anderen werden korporaalziekenverpleger of gewoon soldaat, maar spoedig kwam de Engelse militair die ik de taak had gegeven, voor de uitrusting zorg te dragen en het gezelschap de simpelste militaire gebruiken bij te brengen (ze moesten leren salueren en zo), bij me en zei dat het zo niet kon, ze zagen er te potsierlijk uit, 'it is /00 awful', werd me gezegd. Ik ben er toen toch in geslaagd, hen als burgers te laten vertrekken.' 1

XCDat vertrek vond plaats naar Brussel, vanwaar de delegatie in een autobus naar Ostende reed. Tijdens de oversteek naar Engeland werd overlegd hoe men in het contact met de koningin de zaken het best kon inrichten. Ieder van de zeventien delegatieleden gaf op, over welke onderwerpen hij of zij de koningin zou willen voorlichten. Wijffels noteerde die gegevens en afgesproken werd dat hij ze aan de koningin zou meedelen en daarbij een soort inleiding zou houden.

XCVoorzover bekend (onze gegevens zijn verre van volledig), arriveerde de delegatie op woensdag 3 I januari in Londen en vonden de gesprekken met de koningin op de drie daarop volgende dagen plaats, telkens in Stubbings House (daar mochten de vier oudste leden van de delegatie blijven logeren); op zondagochtend vond er een soort afscheidsbijeenkomst plaats."

XCWijffels bracht op donderdag I februari in zijn inleidend woord, zo vertelde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'voornamelijk de volgende problemen naar voren ... Ik ben begonnen met te zeggen dat de dankbaarheid en ook verknochtheid en ook de liefde van het Nederlandse volk voor Hare Majesteit en haar Huis in de jaren, waarin wij gescheiden waren, zeer waren verdiept en dat de komende tijd dus grote mogelijkheden bood om die aanhankelijkheid belangrijk te versterken, ook daar waar ze minder werd gevoeld, want Oranje was voor ons geworden een symbool van onze nationale onafhankelijkheid en onze eendracht; verder, dat onze zorg allereerst uitging naar de mogelijkheden om ons volk in zijn geheel actief mee te doen werken aan de bevrijding van onze broeders en zusters en om een waardige plaats als volk in te nemen in de gemeenschap der volkeren. [Ik sprak] over het feit dat het streven naar eendracht onweerstaanbaar zal doorbreken in het gehele volks- en bedrijfsleven, mits het onderlinge vertrouwen niet wordt geschokt ... Doch bovenal bewoog ons de zorg, dat de minsten onder ons niet

XC1 eh. H. J. F. van Houten, 23 sept. 1957. 2 Alle leden van de delegatie kregen f200

987 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

het zwaarste lot te dragen zouden krijgen, met name niet de arbeiders en de kleine beambten, de kleine zelfstandigen en de boeren. Wij waren ons zeer diep er van bewust dat een reeks jeugdbelangen te veel verwaarloosd was. Wij wezen er op dat het volk ... verontrust werd door de gezagsdivergentie tussen de regering en het door haar ingesteld Militair Gezag en door de voor het volk aan de dag getreden competentiegeschillen. Voor herstel van het vertrouwen in de overheid leeft in ons het verlangen naar zuivering en verjonging van het openbare en maatschappelijke leven, leeft de erkenning dat de illegaliteit niet geheel identiek is aan de vernieuwing en leeft het verlangen om te vermijden dat voedsel gegeven wordt aan een anti-Joodse stemming die in de bezettingsjaren gegroeid is, doch leeft bovenal het vertrouwen in de toekomst van ons volk, omdat onze lijdensweg ons dichter bracht tot de beleving van ons geloof en de versterking van onze onderlinge waardering"

XCmen ziet: dit klonk allemaal nogal idealistisch en hooggestemd en het lijdt voor ons geen twijfel dat dit openingswoord de koningin in haar opvatting versterkte dat zij, aandringend op een 'vernieuwd' kabinet, geheel handelde in de geest van het bevrijde Zuiden.

XCTijdens de verdere besprekingen belichtte elk van de delegatieleden de problematiek die hij of zij het beste kende, vooralover de sociale problemen werd veel gesproken. Van de inleidingen en de discussies werden geen verslagen gemaakt - wij weten er nog het meeste van uit een verslag dat van Oorschot in '73 publiceerde in het Zeeuws tijdschrift? Wij citeren:

XC'Tijdens de eerste bijeenkomst hield ir. Wijffels een inleiding over de sociale en politieke toestand in Limburg, waar in de mijngebieden grote ontevredenheid heerste, een ontevredenheid die door de communisten werd aangewakkerd om tot allerlei acties te kunnen overgaan, acties die volgens ir. Wijffels tot chaotische toestanden zouden kunnen leiden.

XCOnder ons bevond zich pater Roncken, aalmoezenier van de Limburgse mijnwerkers. Hij kende ... de vele gerechtvaardigde grieven van de mijnwerkers en wees zelfs het gebruiken van geweld, indien dit noodzakelijk zou zijn voor het bereiken van behoorlijke lonen en sociale zekerheden, niet van de hand.

XCEr bestond in het gezelschap wel een zekere mate van overeenstemming over hetgeen wenselijk was, maar uit de discussies werd geenszins duidelijk welke wegen we zouden moeten inslaan. Mr. Sassen vroeg daarop de aanwezige vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging hun mening te zeggen.

XCAllereerst sprak toen de heer Hoogers, wethouder van Tilburg. Hij zette het , Getuige F. C. M. Wijffels, Enq., dl. V c, p. 668. 2 L. P. van Oorschot: 'Een reisverhaal. Januari 1945: het bezoek van 'de 17' aan Londen', Zeeuws Tijdschrift, 1973,

988 [PDF]
DE DELEGATIE UIT HET ZUIDEN IN LONDEN

standpunt uiteen van de katholieke vakbeweging, waarbij hij sterk de nadruk legde op de belangrijkheid en onmisbaarheid van de vakbeweging in haar geheel voor het tot stand brengen van goede, rechtvaardige sociale verhoudingen.

XCNa deze toespraak werd het woord aan mij verleend .

XC. . . Ik wil wel bekennen hoe in het begin van mijn toespraak de zenuwen mij parten speelden. In de eerste plaats omdat ik mijn meningen zou moeten uitspreken voor een gezelschap gestudeerden en in de tweede plaats omdat ik van te voren niet alles rustig had kunnen overdenken. Mijn beurt om te spreken was nu eenmaal gekomen en een niet accepteren daarvan was onmogelijk. Ik dwong mezelf tot langzaam spreken, mijn best doend tot helder en kort formuleren. Voor ons vertrek uit Goes had ik een nummer gekocht van het weekblad Je Maintiendrai waarin een artikel was gepubliceerd over de medezeggenschap van de arbeiders in de onderneming. Dit artikelleek mij een uitstekend uitgangspunt voor wat ik wilde zeggen. Mijn betoog kwam neer op mijn stelling, dat in het produktieproces de arbeid primair is en niet het geldkapitaal. Voor de arbeiders bestaat in de onderneming geen recht om het beleid mede te bepalen. Laat staan het recht om mede te beslissen over de bestemming van de gemaakte winsten.

XCIr. Philips was het met mijn opvatting oneens. Wel vond hij dat overleg met de arbeiders in de onderneming via hun vakbonden noodzakelijk was en dat de invloed van de arbeiders vergroot moest worden, maar medebeslissingsrecht in het bestuur van de onderneming wees hij van de hand .

XC. . . In mijn toespraak liet ik overduidelijk uitkomen, dat een toestand van gebrek en armoede, ontbering en krotbewoning niet meer getolereerd zou worden en dat de arbeiders niet langer in de hoek wilden blijven zitten waar de slagen altijd terecht komen. Degenen die na de bevrijding in economische en politieke zin de leiding in handen krijgen, zullen daarmede terdege rekening moeten houden.

XCIk vertelde vervolgens hoe ik zelf uit een groot arbeidersgezin was voortgekomen. Hoe ik als kind reeds de schrijnende ellende van het grauwe arbeidersbestaan had ondervonden. Hoe ik met vijf zusjes en broertjes in een met stro gevulde bedstede moest slapen, in de winter toegedekt met een paar te dunne dekens en met vaders jas en andere kledingstukken die wat warmte konden geven. En mij wendend tot de koningin zei ik dat al de jammer en de grauwheid van het arbeidsbestaan met sparregroen en oranje werd bedekt als er weer eens een koninklijk bezoek kwam.

XCAls men werkelijk voor vernieuwing voelt, betoogde ik, dan zallangs democratische weg de sociale wetgeving in alle opzichten verbeterd dienen te worden. Als die verbeteringen en de uitbouw uitblijven, zal de ontevredenheid in sterke mate toenemen en komt de arbeidersbeweging in handen van anti-democratische krachten.'

XCMr. Sassen gaf te kennen het in hoofdlijnen met mij eens te zijn.'

XCLater gaf van Oorschot deze passages aan zijn zoon, G. A. van Oorschot, iets uitgebreider weer: 'Ik heb het over Domela Nieuwenhuis gehad, over

989 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

XCNadat ook anderen hun opinie hadden gegeven, kreeg Sassen op vrijdag opdracht, het besprokene in een nota samen te vatten. Die nota welke 14 punten behandelde, werd op zaterdag uitgereikt. Er vond daar een nieuwe discussie over plaats en na afloop daarvan werd besloten dat alle exemplaren zouden worden vernietigd behalve het exemplaar dat de koningin had ontvangen (het was voor haar van belang met het oog op het program van het 'vernieuwde' kabinet dat zij in de geest had), en dat men de inhoud van de besprekingen geheim zou houden. Bij een aantal van die besprekingen was overigens ook een der leden van het College van Vertrouwensmannen uit bezet gebied aanwezig geweest: van der Gaag (vertegenwoordiger van de Raad van Verzet), die door de linies was gegaan en die, aldus zijn herinneringen, 'een beetje als een Noordelijke appendix' van de delegatie werd beschouwd. Hij was op zondagmorgen 4 februari ook bij het afscheid aanwezig: 'Iedereen was wild enthousiast over de wijze waarop de koningin de leden van de delegatie had onthaald en gastvrijheid verleend. Het ging allemaal zo eenvoudig en huiselijk toe dat niemand eigenlijk zin had om weg te gaan.' Elk van de delegatieleden hield een kort toespraakje om de koningin dank teJ.

en over het proces wegens majesteitsschennis dat tegen Domela gevoerd was. En ik heb het gehad over de Koninginnefeesten en de erepoorten met haar portret er boven in en hoe het volk tijdens die dagen tegen de socialisten werd opgehitst. 'Alle socialisten in de harington, leve de Willemien!' En hoe vanaf de kansels haat tegen ons werd gepredikt onder aanroeping van God en Oranje .... Ik heb gezegd' (dat was het slot) 'dat Oranje altijd aan de verkeerde kant had gestaan. Dat ik de houding van de koningin gedurende de hele oorlog met bewondering en vertrouwen had gevolgd. Dat ik het gevoel had dat Oranje en het socialisme dichter bij elkaar gekomen waren en een beetje meer van elkaar begrepen. Maar dat ik nog moest afwachten waar Oranje zou staan als de oorlog afgelopen zou zijn en de opbouw van ons land moest beginnen.' Na dat slot hadden allen, aldus van Oorschot aan zijn zoon, 'geapplaudisseerd en de koningin stond even op en boog een beetje in mijn richting.' Als oudste van het gezelschap was van Oorschot een van de vier delegatieleden die in logeerden. De ochtend na zijn bijdrage aan de discussie vroeg de koningin na het ontbijt of hij even met haar een wandeling wilde maken. had over jeugd gesproken - vertelde nu van de hare. Tegen zijn zoon zei van Oorschot: 'Haar jeugd was eigenlijk moeilijker dan de mijne', en: 'Op een bepaald punt in het gesprek zei de koningin: 'Colijn heeft mij m'n leven lang belogen en bedrogen." Ter voorkoming van misverstand willen wij aan die laatste uitlating van koningin Wilhelmina toevoegen dat zij ons niet alleen gechargeerd lijkt maar dat zij, als zij waar zou zijn, ook zou betekenen dat de koningin zich haar leven lang door Colijn had 'beliegen en bedriegen', hetgeen men háár zou mogen verwijten. (R Peskens (ps, van G. A. van Oorschot): p. 119-20, 122-2 3)

990 [PDF]
DE DELEGATIE UIT HET ZUIDEN IN LONDEN

zeggen, 'het meest ontroerend', aldus van der Gaag, waren van Oorschots woorden; 'kennelijk had deze man', schreef hij, 'met een bezwaard hart dit bezoek tegemoet gezien' (inderdaad: van Oorschots vrouw die van de monarchie en van koningin Wilhelmina niets wilde weten, had hem scherp verweten dat hij op het door de Casembroot overgebrachte verzoek was ingegaan), 'want toen hij moest spreken, liep hij op de koningin toe, nam allebei haar handen en zei: 'Majesteit, het is mij meegevallen.' ' I Toen het gehele gezelschap vervolgens met de koningin werd gefotografeerd, liet zij van Oorschot en Hilda Verwey naast zich zitten - de enige twee socialisten uit de groep. De koningin had vooral van Oorschots openhartigheid op prijs gesteld, 'voor hem', aldus Hilda Verwey, 'had ze een duidelijke voorkeur."

XCDe aanwezigheid van de delegatie was aan de ministers bekend. Gerbrandy bood haar in Brown's Hotel een lunch aan en enkele delegatieleden spraken met individuele ministers, Hilda Verwey en van Oorschot bijvoorbeeld met Albarda die, zo schreef later Hilda Verwey, 'elk gesprek over de toestanden in het Zuiden en over onze denkbeelden en wensen (wist) te vermijden' (zij spraken, zoals straks zal blijken, wèl over Burgers radiotoespraak). 'We kwamen er boos en gedeprimeerd vandaan." Dat het kabinet-Gerbrandy de koningin om ontslag had gevraagd, was aan de delegatie als zodanig onbekend (de ontslagaanvraag van 23 januari was geheim gehouden), wel drong tot haar door dat er 'een onmiskenbare spanning' was tussen koningin en kabinet; dat was, aldus weer Hilda Verwey, 'een volslagen verrassing." Directe vragen die op de kabinetsformatie betrekking hadden, stelde de koningin aan de delegatie niet enkele van die vragen kwamen echter wèl aan de orde in apart overleg dat zij (behalve nog met de Quay die opnieuw uit het bevrijde Zuiden was overgekomen, ditmaal samen met Gispen) op zaterdagavond 3 februari voerde met Beel, Wijffels en de Casembroot, zulks in aanwezigheid van de 'Noordelijke appendix', van der Gaag. Hun vieren had deJ. J.J.99

I van der Gaag: 'Herinneringen als Vertrouwensman' (ca. 1957), p. 4 (Collectie W. Drees, map '1940-1945'). 2 H. Verwey-Jonker en E. W. Verwey: 'Ervaringen en activiteiten in het bevrijde Zuiden' (jan. I978), p. 18 (Doe 1-1782 A, a-I). 3 A.v. 4 Brief, I7 febr. 1966, van H. Verwey-Jonker.

991 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

koningin, zo vertelde van der Gaag aan de Enquêtecommissie (het kan geen toeval zijn geweest dat de commissie, handelend in strijd met haar eigen normen, de betrokken passage uit zijn verhoor niet heeft geschrapt),

XC'opgedragen, besprekingen over de samenstelling van het kabinet te houden en wij moesten diezelfde avond rapport hierover uitbrengen. Het was vrij laat, ik geloof middernacht, toen wij terugkwamen van mijn kamer of die van de heer Beel in het huis van de koningin. De koningin zat nog te wachten en de heer Beel heeft toen verslag uitgebracht. Toen is, meen ik, gezegd dat de heer Wijffels had besloten, Waterstaat te aanvaarden."

XCWas dat alles wat aan de koningin werd meegedeeld? Bepaald niet. Haar werd namelijk ook gezegd dat voor 'het Zuiden' Gerbrandy als formateur en minister-president onaanvaardbaar was.

Wie wordt formateur?

XC

XCWij beloofden de lezers dat wij hen nog in kennis zouden stellen van de nadere reactie van de koningin op Gerbrandy's brief van zondag 21 januari waarin haar in de door van Kleffens en Michiels geredigeerde passage in bedekte termen autocratisch (d.w.z. inconstitutioneel) handelen was verweten en zij voor de keus was gesteld, Gerbrandy als formateur van een gereconstrueerd kabinet te aanvaarden dan wel het ontslag te accepteren van alle leden van diens kabinet. De koningin ontving die brief op maandag en uitte des middags reeds haar verontwaardiging jegens Michiels. Dinsdagmiddag kwam Gerbrandy bij haar om samen met Kruls het denkbeeld te bespreken dat men procureur-generaal Speyart en van Heuven Goedhart naar Londen zou laten komen. Of Kruls bij het verdere deel van het gesprek aanwezig was, weten wij niet (wij achten het niet onwaarschijnlijk) - de koningin noteerde omtrent dat gesprek het volgende in haar dagaantekeningen-:

XC'23 jan. Onmogelijke brief G[erbrandy] besproken waarin Klef. en Michiels enkele zinnen geredigeerd hadden, waanvoorstelling en inconstitutionele misvatting rechtgezet. Gevolg van waanvoorstelling en tevens [er] op gewezen dat hele schuld b. h. kabinet lag door stukken [maken] in Ned. en in strijd handelen met wens Ned. volk dat geen politieke wetten aanneemt van dit kab. Waarom

XCI Getuige J. J. van der Gaag, Enq., dl. V c, p. 484-85. 2 Archief kab. der koningin. 99

992 [PDF]
NOTITIES VAN DE KONINGIN VAN 23 JANUARI

ontbreekt deze gehele kant in de brief? Hierop vertelde G[ erbrandy] de impasse waarin hij zich bevond met niets te kunnen doen in de onzekerheid van zijn positie, wangedrag [van] H[ euven] G[ oedhart] en Burger en v.d. Tempel, vraagstuk v. Mook, in één hand brengen hulp en bevoorrading, en toestand in bevrijd Ned. veroorzaakt door Speyaard v. W. (uitleg van Kruls persoonlijk'). Dit laatste deed mij besluiten een stap verder te gaan dan m'n plan was - n1. in uitzicht te stellen mogelijkheid nieuwe opdracht G[ erbrandy]. Ik verklaarde als enige doel te hebben volle 100% vernieuwing voor bevrijde deel v. Ned[erland]. Indien het hem mogelijk ware daartoe mede te werken, dan was bovengenoemde mogelijkheid aanwezig. Dit deel v. gesprek volgde op mijn mededeling dat ik G[erbrandy]'s oorspronkelijk plan ontslag te vragen veel beter vond dan de ongelukkige nota" Verdergaande op het toekomstbeeld verklaarde ik dat alle ministers wier werkkring in het binnenland lag, niet zouden moeten terugkeren en vervangen worden door personen uit bevrijd gebied terwijl de Londense departementen niet van chefzouden moeten veranderen. G[erbrandy] beloofde mij ontslagaanvraag van gehele stel dadelijk te zullen inzenden.'

XCMen ziet: de koningin deed wat zij een week tevoren na haar gesprek met Beelaerts had genoteerd: 'Indien Gerbrandy toch als formateur aanvaardbaar' (daartoe had zij ook nu nog niet definitief besloten!), 'kan ik hem in dit geval voorwaarde personen stellen.' Zij nam aan dat Gerbrandy voor een opdracht wel te vinden was en nadat deze en KruIs Stubbings House hadden verlaten, gaf zij zich rekenschap van wat zij met de eventuele opdracht aan Gerbrandy wilde bereiken; dat wilde zij hem in een nadere bespreking ('conferentie') duidelijk maken. Zij noteerde voor zichzelf:

XC'Ontwerp conferentie met G. voor opdracht vorming nieuwe kabinet ... Noodzaak ieder denkbeeld aan pol' uitbannen, anders komen er grote moeilijkheden. Ook niet streven naar vertegenwoordiging bepaalde groepen. Klemtoon moet vallen op vertrouwen en karakter van personen. Aandacht vestigen op wenselijkheid opnieuw iemand uit arbeiderskringen. Geen type Donker bijv. Rustige godsvrede zonder daarvoor openlijk propaganda te maken. Hij' is de man die [de] op zichzelf staande en vaak met overige Ill[egaliteit] in oppositie zijnde groep in v[an] H[euven] G[oedhart] heeft voorgetrokken" zijn optreden niet gevoeld als van iemand die vernieuwd is.

XC, Als deze woorden bedoelen te zeggen dat Kruls op dat moment in het gesprek zijn persoonlijke uitleg gaf, dan is het waarschijnlijk dat hij bij het gehele gesprek aanwezig is geweest. 2 D.w.z. de brief van 21 januari. 'Hieronder verstond de koningin steeds 'partijpolitiek'. 'D.w.z. Gerbrandy. 5 In deze tijd zei de koningin eens tegen Gerbrandy: 'Ik heb me met Burger vergist, u hebt u met van Heuven Goedhart vergist.' (Bolkestein, 19 okt. 1955, Gerbrandy, 14 nov. 1955)

993 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

Wat armslag om perspectieven te laten zien en jongeren gelegenheid te geven voorbereidingen te treffen. Alles minder stroef [en] formeel te laten werken ... ze maken werkelijk deel uit van nieuwe gemeenschap, snijdt dat niet af. Maar G[erbrandy] moet losgewikkeld worden ... Ook belangrijk punt hoe alles wordt meegedeeld. Men voelt alles aan, dus waarheid, niet gaan bluffen dat het de vernieuwing is, ze moeten het zien in de personen en in de daden.'

XCMen mag, dunkt ons, uit deze notitie afleiden dat de koningin op 23 januari geneigd was, de formatie-opdracht aan Gerbrandy te geven. Zij gaf hem vervolgens in de ochtend van donderdag de z yste een uiteenzetting welke op die notitie was gebaseerd; daarbij zei zij ook dat het haar voornemen was, bij personen uit het bevrijde Zuiden te informeren of dezen Gerbrandy wel als voldoende 'vernieuwd' beschouwden.

XCGerbrandy deed haar op die donderdagochtend geen toezegging dat hij bereid was, de door haar bedoelde opdracht te aanvaarden. De zaken dreigden hem boven het hoofd te groeien; eigenlijk had hij zijn volle aandacht nodig om bij de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten begrip te wekken voor de noodtoestand in het bezette Noorden en om Shaefte stimuleren tot het voorbereiden van hulp op grote schaal - daar was nu de crisis-Burger bijgekomen welke hem woensdagmiddag op scherpe kritiek in de ministerraad was komen te staan; ook was voor hem onaanvaardbaar dat, na alles wat hij sinds de zomer van '40 als minister-president had gepresteerd, personen uit het Zuiden nu zouden uitmaken of hij voor een nieuw minister-presidentschap in aanmerking kwam. Hij schreef donderdagmiddag aan de koningin een brief die van een uitgesproken gedeprimeerd karakter was - hij voelde er niets voor, opnieuw formateur te worden. Hij had de koningin op 13 januari bericht dat de positie van het kabinet 'onhoudbaar' was geworden en haar eigenlijk te verstaan gegeven dat zij hèm opdracht moest geven tot reconstructie van het kabinet - weken waren verstreken waarin niets was geschied. 'Ik zie voor mijn ogen', schreef hij,

XC'de werkkracht van het kabinet verzwakken. Ik heb tenslotte ook niet de fysieke mogelijkheid alles tegelijk te doen: telkens (en daarbij denk ik niet aan de conferenties met Uwe Majesteit) de kwestie der reconstructie te bespreken en daarover te handelen, en de besprekingen met de heren van Shaef zowel hier als ginds voor te bereiden en te voeren, en allerlei vraagstukken van belangrijke aard met mijn collega's op te nemen. Dit alles ondermijnt de kracht die ik nodig heb om grote maatregelen te nemen of te bevorderen. Ik weet niet, [door] wie of door welke kring bezwaren tegen mijn persoon en optreden worden uitgebracht, maar het ogenblik is nu aangebroken, waarop deze personen, de zaken van buiten

994 [PDF]
GERBRANDY WIL ZICH TERUGTREKKEN

beoordelend, terecht aanmerking maken. Het gaat niet goed, ik krijg dat op mijn hoofd, ik word voor Uwe Majesteit onbruikbaar en heb daaruit mijn consequenties te trekken. Ik vind bovendien het standpunt van Uwe Majesteit dat inhoudt dat Uwe Majesteit allerlei voorlichting van anderen, hoe respectabelook, wil verwerken opzichtens hetgeen ik waard ben, voor mij onverteerbaar.

XCIk heb daarom het besluit genomen, mij van alle verdere arbeid tot verandering van de samenstelling en vernieuwing van het kabinet afzijdig te houden .

XC.. . Ik zeg Uwe Majesteit eerbiedig dank voor het vertrouwen dat ik deze jaren heb gehad en ik zal als hoogst belangstellend toeschouwer de vervulling van de taak die op Uwe Majesteit en uw nieuw kabinet komt te rusten, gadeslaan met de begeerte in mijn hart dat alles terecht kame in het eind.' 1

XCDaar schrok de koningin toch wel van! Een en andermaal had van Kleffens jegens haar betoogd dat Nederlands internationale positie vergde dat Gerbrandy minister-president bleef - en zij had geen andere formateur. 'In het welbegrepen belang dezer ernstige zaak zult u zeker begrijpen', antwoordde zij Gerbrandy per 'blocnoot",

XC'dat ik u verzoek, uw oordeel en besluit in deze tot een later stadium op te schorten. Met des te meer vrijmoedigheid durf ik u dit vragen, waar het u bekend is, hoeveel prijs ik stel op uw werkkracht en inzicht in alle door u bedoelde grote problemen. Ik spreek de hoop uit dat u op dezelfde wijze als tot dusver daarmee zult voortgaan."

XCOp zaterdag sprak de koningin met pater Lodewijk Bleijs van wiens beschouwingen d.d. 21 januari (hij had niet alleen Burger en van Heuven Goedhart maar ook Gerbrandy voor het bevrijde Zuiden onaanvaardbaar

1 Brief, 25 jan. 1945, van Gerbrandy aan de koningin (AOK, map: 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet-Gerbrandy'). 2 'Afschrift' in het archief van het kab, der koningin. 'Gerbrandy ontving deze 'blocnoot' op zaterdag 27 januari. Zijn eerste reactie was, zijn standpunt te handhaven, maar een antwoord-'blocnoot' waarin hij dat schreef, verzond hij niet. Hij overwoog de situatie opnieuw (wij nemen aan dat hij vooral met Michiels overleg heeft gepleegd), kwam daarbij tot de conclusie dat zijn aanblijven, mits door de koningin aanvaard, in's lands belang was en schreef de koningin op woensdag 31 januari o.m.: 'Ik wil niet van mijn post weglopen ... Wat nodig is, is een kabinet dat vertrouwen heeft bij Uwe Majesteit, vertrouwen heeft naar buiten (internationaal), vertrouwen bij het zich nog steeds verzettende, geteisterde Noorden, meer vertrouwen bij het bevrijde gebied dan thans, en bovenal een kabinet dat die zaken, welke in de spanne tijds die ons nog rest, nog kunnen en moeten gedaan worden, het doelmatigst aanpakt, en daardoor vertrouwen wint.' (getypte tekst van de 'blocnoot', 31 jan. 1945, van Gerbrandy aan de koningin, AOK, map: 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet-Gerbrandy')

995 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

genoemd) zij kennis had genomen. Hem zette zij uiteen dat er 'twee mogelijkheden' waren: 'Kab. te doen formeren door iemand uit bevrijd Nederl.' (maar wie?) 'Of een geheel nieuw kab.-Gerbrandy met de Nederlandse portefeuilles in handen van vertrouwensmannen uit bevrijd gebied ... Voordelen van opdracht G[erbrandy] voor alle intern. vraagstukken, bovenal de ravitaillering van bezet Ned. Hoe zou bevrijd Nederland reageren?' 1 Welk antwoord pater Bleijs op die laatste vraag gaf, weten wij niet met zekerheid maar wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat hij een aanwijzing van Gerbrandy als formateur ontried. Hetzelfde deed de Quay die, gelijk reeds vermeld, eind januari op verzoek van de koningin opnieuw naar Londen was gekomen. Er ontstond met dat al een hoogst onzekere en ondoorzichtige situatie: het kabinet was sinds 23 januari demissionair - wie zou opdracht tot formatie van een nieuw kabinet krijgen en wie zouden in dat nieuwe kabinet worden opgenomen? Twee ministers, beiden bevreesd overboord gezet te worden, namen voorzorgsmaatregelen: van Heuven Goedhart trok zijn apart verzoek om ontslag in en zocht de zieke van den Broek op teneinde hem te bewegen hetzelfde te doen ('de zonderlinge houding van deze minister van justitie is', noteerde van Lidth, 'alléén te verklaren door aan te nemen dat hijzelf à tout prix wil aanblijven'"), en Albarda, aan wie door Hilda Verwey en van Oorschot maar ook door van Lienden (en door mij) was gezegd dat het jammer was dat van den Tempel en hij de schijn op zich hadden geladen, het met Burgers uitlatingen eens te zijn, en dat 'een kabinet zonder sociaal-democraten een ramp voor het land' was, stelde van den Tempel per brief voor, eventueel toch maar tot een nieuw kabinet (zonder Burger!) toe te treden, zij het na het stellen van 'duidelijke voorwaarden'." Van den Broek weigerde op van Heuven Goedharts denkbeeld in te gaan (sterker nog: hij deed op maandag 5 februari Gerbrandy weten dat hij op zaterdag 10 zijn ambt zou neergeleggen, als de onzekerheid zou voortduren) en van den Tempel wees het voorstel van Albarda van de hand.

XCDit alles geschiedde in dagen waarin geruchten de ronde deden dat de Quay de formatie-opdracht zou krijgen - geruchten die krachtig genoeg waren om van Heuven Goedhart een scherpe waarschuwing tot Gerbrandy te doen richten met betrekking tot dit lid van het voormalig Driemanschap van de Nederlandse Unie ('deze man was minstens een appeaser

1 Koningin Wilhelmina: Notitie '27 jan. Conf. pater Bleijs' (archief kab. der konin gin). 2 Van Lidth: 'Dagboek', 30 jan. 1945. 3 Brief,2 febr. 1945, van Albarda aan van den Tempel (Collectie-van den Tempel, VIII).

996 [PDF]
DE QUAY CONTRA GERBRANDY

- hij heeft met de zijnen de allergrootste afbreuk gedaan aan de geest van het totaal verzet die ons volk er boven op moest houden"); daarop zou, aldus van Heuven Goedhart, Gerbrandy gereageerd hebben met de woorden: 'Deze man zal ik nooit in mijn kabinet opnemen.'?

XCDat de koningin, die de Nederlandse Unie in veelopzichten als een uiting had gezien van het 'vernieuwings' -streven dat haar hart had, en aan wie bekend was dat uit de Unie belangrijke illegaliteitsimpulsen waren voortgekomen, overwogen heeft, de Quay tot formateur te benoemen, houden wij voor mogelijk maar lang kan dat overwegen niet hebben geduurd: zij wist dat van Kleffens en Michiels, die zij beiden niet kon missen, zich op het standpunt hadden gesteld dat zij niet bereid waren, aan te blijven onder een andere minister-president dan Gerbrandy ('ik ben daar heel boos om geweest', zei zij ons in '56. 'Twee mensen die helemaal niets van de toestand in Nederland afwisten en die mij kwamen dwarsbomen met hun mededeling!") - wij hebben overigens generlei reden om aan te nemen dat de Quay bereid was, een formatie-opdracht te aanvaarden. Voor hem stond, gelijk gezegd, slechts vast dat Gerbrandy niet opnieuw premier moest worden; zou deze, toch met de formatie belast, zich er toe willen beperken, het zittende kabinet aan te vullen met enkele krachten uit het Zuiden, dan zouden, aldus de Quay's verwachting, personen die iets te betekenen hadden, een plaats in dat kabinet weigeren.' Dat was, zoals wij reeds vermeldden, ook de mening die de koningin op zaterdagavond 3 februari te horen kreeg van Beel, Wijffels en de Casembroot: Gerbrandy was onaanvaardbaar.

XCGeen gering probleem voor de koningin! Juist had zij Gerbrandy er toe gebracht, niet 'de boel er bij neer te smijten', of haar bleek dat de bezwaren tegen zijn aanblijven als minister-president zo groot waren dat haar gehele opzet: een wezenlijk 'vernieuwd' kabinet maar (noodgedwongen) onder Gerbrandy's leiding, dreigde te mislukken.

XCEr kwam een heel andere oplossing naar voren (wij weten niet wie deze het eerst heeft geopperd): van Kleffens zou formateur en ministerpresident worden.

XC1 Brief, 1 febr. 1945, van van Heuven Goedhart aan Gerbrandy, Enq., dl. V b, P.468. 2 Getuige van Heuven Goedhart, a.v., dl. V c, p. 274. 3 Koningin Wilhelmina, 3 maart 1956. 4 Gispen zei op 30 januari tegen de Booy ('dit is blijkbaar de opinie van de Quay', noteerde deze) dat voor hem drie punten van belang waren: 'I. Er moet een sterke regering zijn. 2. Geen mensen van politieke aspiratie en/of bekwaamheid zijn bereid in dit kabinet' (het bestaande kabinet-Gerbrandy) 'te gaan zitten. 3. Een kabinet in het Zuiden' (d.w.z. uitsluitend bestaande uit vertegenwoordigers van het Zuiden) 'is niet te vormen.' (de Booy: 'Dagboek', 30 jan. 1945)

997 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

XCOp zaterdag 3 februari werd van Kleffens "s avonds laat' door de Quay opgebeld die hem, aldus van Kleffens, 'op enigszins opgewonden toon met spoed te spreken vroeg." Het gesprek vond zondagochtend plaats (de ochtend waarop de delegatie uit het Zuiden afscheid nam van de koningin); nadat de Quay er eerst het denkbeeld in had besproken dat de koningin persoonlijk in Washington bij president Roosevelt zou gaan aandringen op onmiddellijke voedselhulp aan bezet Nederland (gezien alle stappen welke terzake al waren ondernomen, hield van Kleffens dat voor volmaakt overbodig), 'zei hij', noteerde van Kleffens, 'dat ik een nieuw kabinet moest vormen omdat men Gerbrandy niet vertrouwde; ik legde hem uit dat dit laatste onzin is, en voorts waarom Gerbrandy bepaald niet moet worden vervangen als president." Wie heeft u toch verteld, vroeg van Kleffens nog, dat Gerbrandy onbetrouwbaar zou zijn? De Quay zei dat dat bisschop Mutsaerts van Den Bosch was geweest de prelaat aan wie Gerbrandy op de eerste dag van zijn rondreis door het bevrijde Zuiden een bezoek had gebracht en die blijkbaar van de achtergrond van dat bezoek niets had begrepen.

XCDe Quay bracht de reactie van van Kleffens aan de koningin over. Zij liet de minister van buitenlandse zaken de volgende ochtend bij zich komen:

XC'Om half elf ontboden bij de koningin, maakte deze zich tot tolk van de Quay en consorten en vroeg mij of ik een nieuw kabinet zou vormen, hetzij om daarvan voorzitter te blijven, hetzij om Gerbrandy als voorzitter te laten optreden, na vier van haar vijftien raadgevers te hebben gehoord.' Ik zei dat ik dezen zou ontvangen en haar daarna mijn besluit zou meedelen, doch herinnerde Hare Majesteit aan mijn mening dienaangaande, dat namelijk Gerbrandy niet moet aftreden en voorts dat ik mijzelf niet geschikt acht voor het premierschap"

XC'ik ken de Nederlandse binnenlandse politiek niet', zei van Kleffens daarbij, 'en u moet mij niet vragen, te zijn als een rivier die buiten zijn oevers treedt." Naar zijn departement teruggekeerd, pleegde hij overleg met Michiels en de Booy (zij waren het er gedrieën over eens dat de formatie-opdracht aan Gerbrandy moest worden gegeven en aan nieen van der Gaag bedoeld. 4 Van Kleffens: 'Dagboek', 5 febr. 1945. 5 A.v., 19 april

I Van Kleffens: 'Dagboek', 3 februari 1945. 2 A.v., 4 febr. 1945. Van Kleffens had vernomen dat de delegatie uit het bevrijde Zuiden (waar de Quay niet toe behoorde) vijftien leden telde; met de 'vier' werden Beel, Wijffels, de Casembroot

998 [PDF]
VAN KLEFFENS FORMATEUR?

mand anders) en ontving vervolgens achter elkaar 'de eerste twee raadgevers van H.M., zekere Beel, referendaris ter gemeentesecretarie van Eindhoven, en Weyffels, die een leidende functie bekleedde bij de mijnen in Zuid-Limburg. Ik liet hen uitpraten en trachtte daarna hun aan het verstand te brengen waarom het lichtzinnig, roekeloos en onrechtvaardig zou zijn, Gerbrandy te vervangen' '; daags daarna kregen de Casembroot ('een zeer gewillige maar weinig originele figuur') en van der Gaag ('uiterst radicaal maar maakte toch een goede indruk en zei dat vooral niet te veel veranderingen in het kabinet aangebracht moesten worden' 2) hetzelfde van van Kleffens te horen en de volgende ochtend, woensdag 7 februari, ging hij persoonlijk aan de koningin meedelen dat hij, zo noteerde hij,

XC'niet bereid (was), te trachten een kabinet te vormen I. omdat ik niet de indruk heb dat de vertrouwenscrisis in bevrijd Nederland zo ernstig is als de koningin meent, en 2. omdat daar dingen om oplossing vragen waarvan ik geen verstand heb (sociale maatregelen, binnenlandse voorlichting over binnenlandse kwesties, en afbakening van de grenzen van het Militair Gezag). Ik waarschuwde voorts de koningin dat zij op moet passen en voort moet maken, wil zij niet de kans lopen dat ministers als Gerbrandyen van den Broek weigeren aan te blijven' 3

XCvan Kleffens herhaalde ten aanzien van dat laatste punt dat de vorstin gevaar liep, de reputatie te krijgen van autoritair op te treden; zulks zou aan de naam van Nederland grote schade kunnen toebrengen.

XCDaags tevoren, op dinsdag 6 februari dus, had van Kleffens Gerbrandy vertrouwelijk ingelicht over zijn gesprekken met de koningin, de Quay, Beel en Wijffels. De koningin moest op die dinsdag wel aannemen dat het niet tot een formatie-van Kleffens zou komen. Mondeling verzocht zij die dag Gerbrandy, een nieuwe opdracht in overweging te nemen. Daarover sprak zij met hem op woensdag, na haar gesprek met van Kleffens. Omtrent dat onderhoud met Gerbrandy tekende zij aan":

XC'Ofschoon zaak moest behandeld worden als kab. crisis, naar buiten moet het reconstructie heten. Weg moeten (ik spreek als verkenner v.d. toestand') van Heuven Goedhart, Burger, Bolkestein, van Lidth, Albarda, van den Broek en

I A.v.: 'Dagboek', 5 febr. 1945. 2 A.v., 6 febr. 1945. 3 A.v., 7 febr. 1945. 4 Ko ningin Wilhelmina: Notitie 'Opdracht aan Gerbrandy, 7 febr. 1945' (archief kab. der koningin). 5 Dit sloeg op de contacten die de koningin had gehad met de voor mannen van de delegatie uit het bevrijde Zuiden en met de Quay.

999 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

v. Boeyen.' Met samenvoeging [behoeven er) geen 6 nieuwe ministers te zijn. Nodig is vernieuwing die o.a. vorm aanneemt van punten door personen zelf naar voren te brengen'

XCGerbrandy moest dus niet zèlf het nieuwe kabinetsprogram opstellen.

XC'Ernstige vertrouwenscrisis [uit zich) i[n) vastlopen v.d. toestand omdat geen teamgeest zichtbaar. Opneming nieuwe personen uit bevrijd Ned. noodzakelijk en vernieuwingsgedachte. Gebleken eenheid bij verscheidenheid bij voorlichting!

XCGeen pol[itiek), wat impliceert dat ik gelegenheid moet hebben zaak te regelen met personen uit dan bevrijd Ned. zodra de gelegenheid daartoe bestaat.

XCIk spreken zoals nodig is.

XCIn het algemeen niet vooruitlopen, doch wel lijn op soc. economisch terrein.

XCNoodzaak uitbannen iedere gedachte aan politiek.. Godsvrede zonder 't zo te zeggen. Klemtoon moet vallen op karakter en vertrouwen.

XCHuysmans, Schmutzer, kol. Gispen, Sandb[erg)[?) rav[itaillering) handel, Wijffels soc. zaken, Leeuw.'

XCMen zou kunnen stellen dat dit, in het algemeen gesproken, de voorwaarden waren waarop de koningin Gerbrandy opdracht tot formatie van een nieuw kabinet wilde geven. Geheel duidelijk zijn haar aantekeningen niet. Dat de nieuwe formatie 'naar buiten reconstructie (moest) heten', zal door de koningin wel zijn gesteld om het feit van haar initiatief en bepalende invloed te verdoezelen. Wat bedoelde zij met de 'zaak' die zij 'met personen uit dan bevrijd Ned.' wilde 'regelen'? Vermoedelijk de zaak van het noodparlement. Het 'ik spreken zoals nodig is', sloeg ons inziens op haar voornemen, het nieuwe kabinet met een eigen radiotoespraak te introduceren en eventueel met dergelijke toespraken te begeleiden." De namen die zij tenslotte noteerde, zullen wel de namen van diegenen zijn geweest die als mogelijke ministers werden gezien; wij tekenen daarbij aan dat Huysmans, Gispen en Wijffels al door Gerbrandy genoteerd waren, dat prof. dr. J. I. J. M. Schmutzer opvolger van van Mook zou worden, dat wij niet weten wie met 'Sandb' bedoeld is, en

I De eerste zes van deze zeven personen werden niet met name genoemd doch aangeduid met de volgorde-cijfers van de begrotingshoofdstukken; de koningin had daarbij van den Tempel vergeten. 2 Wij nemen aan: voorlichting door de delega tie. 'In haar notitie over het gesprek met van Kleffens op diezelfde dag staat dit iets duidelijker: 'vrij kunnen spreken in vernieuwingsgeest zoals nodig voor voorbe reiding bevrijding en teamvorming in kab. formatie.' (Koningin Wilhelmina: notitie 'Conf. Kleffens, 7 febr. [1945]' (archief kab. der koningin))

1000 [PDF]
GERBRANDY KRIJGT DE FORMATIE-OPDRACHT

dat 'Leeuw' sloeg op de socialist H. Leeuw die eind november '44 met de waarschuwing tegen Goudriaan welke wij in hoofdstuk 9 behandelden, door de linies was gegaan (hij was in januari '45 in Londen verschenen) - wij herinneren er aan dat de koningin op 23 januari had genoteerd: 'Aandacht vestigen op wenselijkheid opnieuw iemand uit arbeiderskringen. Geen type Donker bijv.' Inderdaad, los nog van het feit dat de eenvoudige treinmachinist Leeuw niet de geestelijke bagage meebracht van Donker, was in de politieke opvattingen van deze laatste tijdens de bezetting maar weinig veranderd, terwijl niemand in Londen eigenlijk een duidelijk denkbeeld had van de denkbeelden van de nogal verwarde Leeuw - de koningin hield hem voor 'vernieuwd'.

XCDe formele opdracht tot de vorming van een nieuw kabinet werd Gerbrandy op donderdag 8 februari mondeling verstrekt in deze termen: 'Vorm een in wezen nieuw kabinet door opname van door u uit het Zuiden van Nederland te kiezen frisse figuren, houd door het handhaven van de figuren die het beleid tegenover het buitenland dragen, de gedachte van een reconstructie levend, zorg dat het nieuwe kabinet een echt team vormt." Er verscheen op die 8ste februari een communiqué van de Regeringsvoorlichtingsdienst dat inhield dat het kabinet, gezien de bevrijding van het Zuiden des lands en de noodtoestand in het Noorden, ontslag had gevraagd,

XC'de ministers wensten hierdoor aan de koningin de gelegenheid tè geven, het kabinet, met volledige handhaving der beslissing dat het zal aftreden bij de gehele bevrijding des lands, in overeenstemming te brengen met deze gewijzigde omstandigheden. Bovendien hebben de ministers Albarda en van den Tempel hun ontslag gevraagd, omdat zij zich niet konden verenigen met de wijze waarop de minister-president het ontslag van mr. Burger heeft bevorderd.

XCHare Majesteit de Koningin heeft de ontslagaanvrage in overweging genomen en prof. Gerbrandy belast met de reconstructie van het kabinet. Zij verzocht hem, hierbij ook als uitgangspunt te nemen dat in het kabinet in zijn nieuwe samenstelling het reeds bevrijde deel des lands vertegenwoordiging vinde .

XC. . . Prof. Gerbrandy heeft Hare Majesteit de Koningin verzocht, deze opdracht in beraad te mogen houden.'

XCGerbrandy begon dus aan zijn derde formatie. Met een zeer bezwaard hart! 'Ik had er niet de minste zin in', vertelde hij ons elf jaar later. 'Hoe konden de mensen in het Noorden des lands begrijpen dat er opeens een

XCI Gerbrandy: Enige hoofdpunten van het regeringsbeleid in Londen gedurende de oorloosjaren 1940-1945 (I946), p. 57·

1001 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

kabinet kwam dat in hoofdzaak uit mensen uit het Zuiden bestond? Ik had het sterke gevoel: die beroerde koningin heeft me de boel verpest. Ik was innerlijk des duivels op haar. Ik had mijn volle bekomst van de hele zaak. Maar van Kleffens en vooralook Michiels hebben me voor ogen gesteld dat ik geen keus had. 'Offer jezelf maar helemaalop, accepteer die scheve positie nu maar', zeiden ze tegen mij. Wat moest ik doen? Dag en nacht was ik bezig met de vraag hoe wij hulp konden bieden bij de vreselijke hongersnood die in het Noorden heerste. Ik kon niet weglopen. Maar ik vond die opdracht van 8 februari een allerverschrikkelijkst ding, allerverschrikkelijkst' 1 Hij kon haast de kracht niet opbrengen, er een aanvang mee te maken. Van Angeren die hem op 9 februari des avonds in Brown's Hotelopzocht, trof hem 'totaal verslagen' aan. 'Is lusteloos en kan niet beginnen."

XCMaar het moest.

Formatie

XC

XCHoewel de koningin Gerbrandy opdracht had gegeven, een 'in wezen nieuw kabinet' te vormen, was zij er toch niet van overtuigd dat de uit het Zuiden te kiezen 'frisse figuren' in voldoende mate het beleid van het gehele kabinet zouden kunnen bepalen - Gerbrandy-zèlf was immers volgens haar in onvoldoende mate 'vernieuwd'. Partijpolitiek mocht, meende de koningin, in het geheel geen rol meer spelen; zulks betekende dat zij in het nieuwe kabinet geen taak zag weggelegd voor personen die met de politieke partijen waren geïdentificeerd. 'Het is naar mijn overtuiging niet genoeg', schreef zij omstreeks 10 februari in een 'blocnoot' aan Gerbrandy,

XC'representanten van de vernieuwing in het kabinet op te nemen. Bovenal moet de vernieuwingsgedachte zelve in het kabinet leuen en hetzelve zijn beleid en zijn daden ingeven. Hierdoor eerst zal de zo nodige overeenstemming verkregen kunnen worden tussen volk en kabinet ... De opdracht tot formatie van het nieuwe ministerie was het logische gevolg en het uitvloeisel van de 'verkenning' van de toestand, door mij gehouden. Deze opdracht is ... a-politiek ... Dit sluit dus uit de terugkeer van een politieke figuur. Op dit tijdstip ... zouden politieke personen

XCI Gerbrandy, 12 jan. 1956. 2 Van Angeren: 'Kabinetscrisis dec. 1944-febr. 1945', P·9·

1002 [PDF]
GERBRANDY'S FORMA TIE-B ESPREKING EN

of politieke daden geheel in tegenspraak zijn met de bij de bevolking sterk en algemeen levende wens naar vernieuwing."

XCGerbrandy reageerde hier niet op. Geïrriteerd als hij was, had hij geen enkele behoefte aan nader Contact met de koningin - haar opdracht had hij aanvaard en wat hij daar nu van zou maken, was zijn zaak. Over zijn vorderingen lichtte hij haar niet in. Hij begreep heel wel dat de 'frisse figuren' uit het Zuiden die hij zou trachten aan te trekken, mede gezien het wantrouwen dat zij jegens hem koesterden, behoefte zouden hebben aan een stuk waarin de lijnen van het beleid dat hem voor de geest stond, zouden worden aangegeven. Zonder overleg met de koningin liet hij een soort regeringsprogram opstellen? dat een zakelijk karakter droeg: het woord 'vernieuwing' kwam er niet in voor. Er werd o.m. in gezegd dat alle krachten zouden worden ingespannen voor de oorlog tegen Duitsland en Japan, dat het Militair Gezag een 'instrument ten behoeve der regering' zou blijven (maar met eigen 'goede bewegingsvrijheid'), dat collaborateurs 'e.d.' snel berecht zouden worden en dat de zuivering zou worden voortgezet. De sociaal-economische paragraaf luidde:

XC'Alhoewel grote principiële maatregelen als nationalisatie van industrieën krachtens het overgangskarakter van het kabinet zijn uitgesloten, worde bij het nemen van sociale maatregelen het feit erkend dat de verhoudingen in het bedrijfsleven een grotere inspraak van de zijde der werknemers vereisen en dat tewerkstelling in stede van steunverlening het doelwit moet zijn.'

XCOver het noodparlement werd gezegd:

XC'Ten aanzien van het noodparlement worde gestreefd naar het behoud van een regeling als door het kabinet ontworpen, met dien verstande dat niets worde nagelaten om te bevorderen dat een doelmatig noodparlement kan werken binnen twee maanden na de bevrijding van geheel Nederland.'

XCWij moeten wel aannemen dat Gerbrandy dit program (wij weten niet, in welk stadium van de formatie hij het liet opstellen) te lezen gaf aan de nieuwelingen aan wie hij definitief een plaats in het nieuwe kabinet aanbood.

XCVan de talloze besprekingen die hij als formateur voerde, hebben wij

XC, Koningin Wilhelmina: 'Blocnoot' Z.d.(ca. 10 febr. 1945) aan Gerbrandy (AOK, map 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet Gerbrandy'). 2 Tekst: Enq., dl. V b, P·469· lO o

1003 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

geen overzicht. Niet al die besprekingen waren van dezelfde aard: sommige waren louter verkennend, in andere ging Gerbrandy van meet af aan verder. De eersten met wie hij sprak, waren Beel, Wijffels en de Casembroot. Daarbij ging het er hem niet alleen om een eerste indruk te krijgen van hun eigen geschiktheid en bereidheid om minister te worden, maar hij diende ook te vernemen, met welke zittende leden van het kabinet zij persé niet in één regeringsploeg zouden wensen op te treden. 'De nieuwe leden', zo vertelde Gerbrandy eind maart aan van Lidth, 'stelden zich op het standpunt dat alleen de zittende leden die in verband met de internationale verhoudingen volstrekt onmisbaar waren, deel moesten blijven uitmaken van het nieuwe kabinet': Gerbrandy-zelf, van Kleffens en de Booy.'

XCWij nemen aan dat dit contact van Gerbrandy met Beel, Wijffels en de Casembroot op vrijdag 9 februari plaatsvond - de dag waarop hij des avonds 'totaal verslagen' was. Geen wonder! Er was van hem gevraagd, op twee na allen overboord te zetten met wie hij als minister had samengewerkt. Dat was hem te bar. Nog diezelfde avond vroeg hij van Angeren of deze weer minister van justitie wilde worden; 'weiger pertinent', noteerde van Angeren."

XCZaterdagmiddag confereerde Gerbrandy met van Angeren en Beel. 'Praten de mogelijkheden door', aldus van Angeren. 'Gerbr. vraagt Beel voor Binnenl. Zaken, wil zich beraden, doch voelt er niet veel voor. Sociale Zaken: Wijffels. Oorlog: Kruls (ook v. Kleffens heeft dit voorgesteld). Huysmans als raadadviseur voor v.d. Broek Financiën. Waterstaat v.d. Kooy of Kooyman (R'darn)". Schmutzer Koloniën."

XCZondagmiddag bezocht Gerbrandy van den Broek die hij als een kundig en karaktervol man had leren kennen en waarderen en (van zijn hartaanval was van den Broek redelijk hersteld) ondanks de bezwaren van de Zuiderlingen en van de koningin graag in zijn nieuwe kabinet handhaafde. Van den Broek had vóór zijn ziekte de portefeuille van financiën en ad interim die van landbouw, handel en nijverheid beheerd. Gerbrandy gaf hem de keus: beide portefeuilles opnieuw Of één van de twee, of, als dat zijn voorkeur had, Waterstaat. 'Vanzelfsprekend', zo schreef van den Broek ruim zes weken later aan van Lidth,100

I Van Lidth: 'Dagboek', 29 maart I945. 2 Van Angeren: 'Kabinetscrisis dec. I944 febr. I945', p. 9· ' Bedoeld werd ir. N. Koomans, directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf te Rotterdam, die door de linies naar het Zuiden was gegaan. 4 Van Angeren: 'Kabinetscrisis dec. I944-febr. I945', p. 9-IO.

1004 [PDF]
GERBRANDY'S FORMATIE-B ES PREKINGEN

'stelde ik hem onmiddellijk de vraag hoe hij zich de samenstelling van het nieuwe kabinet dacht. Ik kreeg daarop het volgende antwoord, dat ik vrijwel woordelijk kan weergeven. 'Ik ben van plan', zo zei Gerbrandy, 'in het nieuwe kabinet slechts de volgende leden van het oude kabinet over te nemen: van Kleffens, de Booy, van den Broek, waarschijnlijk Bolkestein en Michiels van Verduynen. Furstner neem ik misschien ook over, ofschoon Hare Majesteit op zijn behoud in het kabinet niet bijzonder gesteld schijnt te zijn.'

XCIk heb Gerbrandy verzocht, mij te willen vertellen, wie hij als nieuwe leden dacht op te nemen. Hij zei mij dat hij de heer Schmutzer reeds had bereid gevonden de portefeuille van koloniën op zich te nemen. Bovendien dacht hij over de heer Wijffels en, indien ik ... Financiën niet meer wenste, aan de heer Huysmans ... Anderen had hij op dat moment nog niet. Mocht ik echter besluiten, Financiën te houden en Handel, Nijverheid en Landbouw niet meer op mij te nemen, dan zou hij geneigd zijn dit departement weer met Scheepvaart te verenigen en de heer Gispen te vragen als secretaris-generaal bij de Booy te willen optreden. Bovendien noemde hij als voor een portefeuille mogelijk in aanmerking komenden: prof. de Quay, prof. Kaag' en dr. BeeL

XCIk heb toen aan Gerbrandy de vraag gesteld of hij niet van plan was, met Albarda overleg te plegen en hem althans te vragen, één of meer sociaaldemocraten aan te bevelen voor opneming in het kabinet. Hierop kreeg ik ten antwoord dat hij in geen geval van den Tempel meer in een kabinet onder zijn leiding wenste en bezwaar had tegen het raadplegen van Albarda ... 'Wat heb ik met de socialisten te maken', zo drukte Gerbrandy zich uit.'

XCVan den Broek kreeg ook nog te horen dat Gerbrandy meende van Lidth bij Oorlog te moeten vervangen, en dat hij vreesde dat hij van Heuven Goedhart niet zou kunnen handhaven. 'Het einde was', aldus weer van den Broek,

XC'dat ik Gerbrandy meedeelde dat de samenstelling, zoals hij die in zijn hoofd had, bezwaarlijk geacht kon worden ook maar enigszins een beeld te geven van de politieke stromingen in Nederland en dat ik derhalve ... geen portefeuille wenste te aanvaarden. Gerbrandy vertrok zichtbaar ontstemd en maakte vóór zijn vertrek nog de opmerking dat, indien ik als eerste die hij vroeg in het nieuwe kabinet zitting te nemen, reeds weigerde, hij de opdracht wel kon teruggeven."

XCEen week later trachtte Gerbrandy opnieuw, van den Broek voor een ministerschap te winnen, maar deze blééf weigeren: tot een kabinet zonder sociaal-democraten en liberalen wenste hij niet toe te treden.

XC, Prof. H. A. Kaag was hoogleraar in de economie aan de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg. 2 Brief, 30 maart 1945, van van den Broek aan van Lidth (bijlage bij van Lidths 'Dagboek').

1005 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

XCDe afwezigheid van de sociaal-democraten was natuurlijk voor Gerbrandy in zoverre een probleem dat hem de wens van de koningin bekend was om 'opnieuw iemand uit arbeiderskringen' in het kabinet een plaats te geven. Wie kon dat zijn? Gerbrandy had al met Leeuw gesproken voor hij de formatie-opdracht kreeg; na het verkrijgen van die opdracht 'stelde hij mij voor', aldus later Leeuw, 'een deel van Sociale Zaken onder mijn beheer te nemen en met name repatriëring en evacuatie, waar hij een nieuw departement van wilde maken. Ik heb dat in overleg met mijn partijgenoten niet aanvaard" - dat overleg voerde Leeuw op zaterdag 10 februari ten huize van Sluijser met deze, Albarda en Burger en voorts o.m. met Donker en van Lienden die uit het bevrijde Zuiden waren overgekomen (van Lienden ter bijwoning van een conferentie te Londen waar de oprichting van een nieuw, democratisch Wereldvakverbond aan de orde zou komen); in dat overleg was, zo vernam van Angeren, 'besloten aan geen kabinet-Gerbrandy deel te nemen en te streven naar een samenwerking Rooms-Rood', d.w.z. te streven naar een naoorlogse coalitie tussen de SDAP en de RKSP (of de partij die daarvoor in de plaats zou komen)."

XCLeeuw, die nogal in verwarring was gebracht door de plotseling opdoemende, verleidelijke mogelijkheid van een ministerschap, bracht, zo hij dat al deed, zijn weigering niet in erg duidelijke termen aan Gerbrandy over, althans: deze laatste liet nog op 20 februari een telegram uitgaan naar het College van Vertrouwensmannen en de Contact-Commissie in bezet gebied": 'minister-president verzoekt spoedigst inlichtingen omtrent reputatie in Nederland alsmede kaliber en bekwaamheid van Leeuw die als vertegenwoordiger spoorwegstakers hierheen kwam."

XCDiezelfde zoste februari, de twaalfde dag van de formatie, ging Albarda er zich ernstige zorgen over maken dat Gerbrandy nog steeds met hèm geen contact had gezocht. Terwijl in het op 8 februari verschenen communiqué was gezegd dat van den Tempel en hij apart ontslag hadden gevraagd, 'omdat zij zich niet konden verenigen met de wijze waarop de minister-president het ontslag van mr. Burger heeft bevorderd' (Albarda had, gelijk vermeld, van 'Perzische staatszeden' gerept), besloot hij nu

1 Getuige H. Leeuw, dl. VII c, p. 747. 2 Van Angeren: 'Kabinetscrisis dec. I 944-febr. 1945', p. 10. 3 Tekst: dl. V b, p. SIS. 4 Op I maart antwoordde het College van Vertrouwensmannen: 'Leeuw inzake spoorwegstaking niet te be schouwen als gemachtigde van directie of personeelraad. Had wel contact met vak vereniging. Is te goeder trouw maar zeer ambitieus en wat wisselend en wild in zijn opvattingen.' (tekst: a.v., p. 519)

1006 [PDF]
GERBRANDY'S FORMA TIE-BESPREKIN GEN

toch, Burger te laten vallen en serieus in te gaan op een eventuele uitnodiging van Gerbrandy, zij het dat hij deze dan vier voorwaarden wilde stellen: ontslag op de wijze als dat aan Burger was verleend, mocht zich niet herhalen; er dienden 'representatieve katholieken' in het nieuwe kabinet te komen; 'terstond na de bevrijding' moest er een noodparlement zijn, en in de verhouding tussen het Militair Gezag en de regering moest het gezag der regering zijn verzekerd. 'Ik ache, schreef Albarda op die zoste februari aan Burger die in Cambridge zat (hij schreef in gelijke geest aan van den Tempel),

XC'Gerbrandy's welslagen zeer twijfelachtig. Zonder sociaal-democraten slaagt hij zeker niet, want dan weigeren ook anderen (de katholieken, van den Broek, Michiels e.a.) hun medewerking. Ik voor mij zal niet aarzelen, mijn medewerking te onthouden, indien aan mijn principiële voorwaarden niet wordt voldaan"

XCnu, of de steeds weifelende Albarda, als het zo ver kwam, de kracht tot die weigering zou opbrengen, was voor Burger en van den Tempel een open vraag. Zo ver kwam het intussen niet. In tegenstelling tot wat Albarda had verwacht, was Gerbrandy op 20 februari met zijn nieuwe ploeg aanzienlijk gevorderd.

XCHoe ging deze er uitzien?

XCUiteraard was van Kleffens gehandhaafd. Zo ook Michiels tegen wie, zo vernam van Lidth later van Gerbrandy, 'de lieden in' (bedoeld wordt: uit) 'bevrijd gebied' bezwaar hadden gemaakt, 'omdat hij niet als een 'waar katholiek' door zijn geloofsgenoten wordt beschouwd' (Michiels was gehuwd met een gescheiden vrouw).' De Booy had zich bereid verklaard, er naast Scheepvaart en Visserij de portefeuille van marine bij te nemen die admiraal Furstner graag had afgestaan ('omdat ik er schoon genoeg van had', zei deze laatste aan de Enquêtecommissie"), Schmutzer zou Koloniën krijgen (herdoopt tot 'Overzeese Gebiedsdelen') en tegen het aanblijven van Bolkestein hadden de door Gerbrandy bedoelde 'lieden uit bevrijd gebied' ten leste geen bezwaar gemaakt - ach, Bolkestein had het noch Gerbrandy, noch de koningin ooit lastig gemaakt en waar Gerbrandy van diegenen die in augustus '39 mèt hem minister waren geworden, Albarda, van den Tempel en van Boeyen geen plaats in zijn nieuwe kabinet had toegedacht (van den Tempel zou die plaats beslist geweigerd hebben en van Boeyen had zich teruggetrokken), daar , Brief, 20 febr. 1945, van Albarda aan Burger (Collectie-Burger, map 'Ir. Albarda'). 2 Van Lidth: 'Dagboek', 29 maart 1945. Getuige Furstner, Enq., dl. III c, P·241.

1007 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

handhaafde hij toch graag de bejaarde Bolkestein en de 'lieden uit bevrijd gebied' legden zich daarbij neer. Van Lidth en van Heuven Goedhart hadden evenwel geen genade kunnen vinden in hun ogen en wat van Heuven Goedhart betrof, speet dat Gerbrandy levendig. Zelfhad hij deze graag als minister aangehouden - eind januari had hij, toen van Heuven Goedhart, na zijn ontslagaanvraag ingetrokken te hebben, opnieuw naar het bevrijde Zuiden vertrok, deze gevraagd of hij eventueel minister van oorlog wilde worden en Gerbrandy zou toen, aldus van Heuven Goedhart, afscheid genomen hebben met de woorden: 'Ik reken dus op jou èf voor Oorlog èf voor Justitie." Pas na dat afscheid was aan Gerbrandy duidelijk geworden dat van Heuven Goedhart als minister van justitie (Oorlog kwam niet meer ter sprake) maar ook als minister van voorlichting (dat was de uitweg die Gerbrandy vond) ten enenmale onaanvaardbaar was voor de personen uit het Zuiden die hij in zijn nieuwe kabinet wilde opnemen.

XCWat die personen betrof, had Gerbrandy (naar wij vermoeden: op wens van de koningin) onmiddellijk na het ontvangen van de formatieopdracht Voorhoeve gevraagd, hem te adviseren wie als de geschiktsten werden gezien. Voorhoeve had alle vertrouwensmannen van de GOIWN in Eindhoven bijeengeroepen en op 15 februari zijn advies verzondenhet stuk bereikte Gerbrandy evenwel pas op de zzste. Het maakte een ondeskundige indruk? en kwam bovendien te laat binnen. De noodtoestand in het bezette Noorden had Gerbrandy namelijk op het denkbeeld gebracht, met ShaeJte gaan bespreken of niet ter snelle bevrijding van dat Noorden een apart Geallieerd offensief kon worden ingezet - hij werd voor overleg over dat denkbeeld op zaterdag 24 februari in het hoofdkwartier van Shaef verwacht. Ongewenst leek het hem, daar te verschijnen als leider van een demissionair kabinet, anders gezegd: uiterlijk vrijdag 23 februari diende bekendgemaakt te zijn dat hij met de formatie van een nieuw kabinet was geslaagd.

XCOp woensdag de z r ste kwamen Beel, Gispen, Huysmans, Wijffels en de Quay (tot contact met prof. Kaag was Gerbrandy bij nader inzien niet overgegaan) in Brown's Hotel bij Gerbrandy. Deze zei hun, welke ministers uit het tweede kabinet ontslagen, welke gehandhaafd zouden wor

XCI Van Heuven Goedhart: 'Nota inzake mijn beleid als minister van justitie', a.v., dl. V b, p. 485. 2 Voorhoeve stelde O.m. voor dat hijzelf tot minister van algemene zaken zou worden benoemd. Voor Binnenlandse Zaken noemde hij O.m. pater Bleijs en hij stelde verder voor, Visser 't Hooft, de secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken in oprichting, tot minister van voorlichting te maken en de katholieke radiospreker pater Henri de Greeve tot secretaris-generaal van diens departement.

1008 [PDF]
GERBRANDY GESLAAGD

den. Aan Beel bood de formateur nu definitief Binnenlandse Zaken aan, aan Gispen Economische Zaken, aan Huysmans Financiën, aan Wijffels Sociale Zaken, aan de Quay Oorlog. De vier eerstgenoemden accepteerden de hun aangeboden portefeuilles (Wijffels niet dan nadat Gerbrandy enkele voorwaarden had aanvaard waarop wij nog terugkomen), de Quay weigerde: nu Gispen, in het bevrijde Zuiden lid van het College van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid, minister werd, leek het de Quay niet verantwoord dat ook hij, voorzitter van dat College, het belangrijke werk in Tilburg in de steek zou laten; wèl zei hij tegen Gerbrandy dat deze, als geen andere oplossing mogelijk bleek, in een later stadium een beroep op hem zou kunnen doen.

XCHet nieuwe kabinet kwam donderdagmiddag voor de eerste maal bijeen - er was nog steeds geen minister van waterstaat (Gerbrandy had de candidatuur van ir. Koomans aangehouden) en geen van oorlog. Wijffels aanvaardde ad interim eerstgenoemde, de Booy laatstgenoemde portefeuille. Donderdagavond deelde Gerbrandy aan de koningin mee hoe zijn kabinet was samengesteld; die samenstelling werd door haar goedgekeurd. Wij kunnen ons niet voorstellen dat zij in alle opzichten tevreden was met het resultaat dat Gerbrandy haar voorlegde, maar diens argument: ik moet, bij Shaef verschijnend, weer volwaardig ministerpresident zijn, was sterk en goed gevonden en de tijd ontbrak om aan de nieuwe constructie te gaan sleutelen.

XCNaar Brown's Hotel teruggekeerd, trachtte Gerbrandy vervolgens telefonisch de zeven ambtgenoten te bereiken voor wie in het nieuwe kabinet geen plaats was ingeruimd: Albarda, van Boeyen, van den Broek, van Heuven Goedhart, van Lidth, van Mook en van den Tempel - hij heeft schijnt het, enkelen hunner ingelicht, o.m. Albarda, maar verscheidene anderen kon hij die avond niet aan de telefoon krijgen en de volgende ochtend besloot hij toen maar, het te laten bij een gestencild briefje. Daarin deelde hij mee dat de 'reconstructie' diezelfde dag, vrijdag, zou worden bekendgemaakt. 'Ik wil niet nalaten', zo eindigde hij,

XC'u hartelijk dank te brengen voor uw arbeid in het verleden en de kameraadschappelijke manier waarop wij hebben samengewerkt. Ik twijfel niet of onze verhouding zalook in de toekomst zeer vriendschappelijk blijven. Bijzonder zal ik het op prijs stellen, na mijn terugkeer uit Parijs de gelegenheid te hebben, van u persoonlijk afscheid te mogen nemen en daarbij de loop van zaken nader toe te lichten."

XC, Exemplaar van de brief in Collectie-Albarda, map 'Kabinetscrisis febr. 1945, Londen'. 100

1009 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

XCHet was maar een mager briefje; bovendien werd het niet snel genoeg rondgebracht, van Heuven Goedhart althans, die zich sinds enkele dagen weer in Londen bevond en met wie Gerbrandy geen enkele afspraak had willen maken, werd die vrijdagochtend ca. elf uur door een verslaggever van Anep-Aneta opgebeld met de vraag of hij, nu hij minister-af was, weer in de journalistiek ging. Ziedend van woede belde van Heuven Goedhart Gerbrandy op aan wie hij de felste verwijten ging maken, diep teleurgesteld als hij was om het feit dat zijn ministerschap ten einde was, diep gegriefd ook over de wijze waarop Gerbrandy die hij als een persoonlijke vriend was gaan beschouwen, het nieuwe kabinet geheel buiten hem om had geformeerd, diep gekwetst tenslotte door de omstandigheid dat hij van een verslaggever had moeten vernemen dat in het nieuwe kabinet voor hem geen plaats was ingeruimd. Gerbrandy's verweer was dat hij de vorige avond van Heuven Goedhart driemaal had opgebeld en dat hij als formateur niet in het minst verplicht was geweest, tijdens de formatie de ambtgenoten in te lichten, van wie hunner het verzoek om ontslag wèl, van wie het niet zou worden ingewilligd. Beel, nog maar ruim een uur minister van binnenlandse zaken (de nieuwbenoemde ministers waren die ochtend door de koningin beëdigd), was bij de woordenwisseling tussen Gerbrandyen de getergde van Heuven Goedhart aanwezig en zei tegen Gerbrandy's secretaris de Beus: 'Als je pas minister bent geworden, is het heel nuttig te weten hoe je er weer kan worden uitgegooid."

XC's Middags kwam het nieuwe kabinet voor de tweede maal bijeen teneinde de formulering van het uit te geven communiqué nader te bezien: 'De nieuwe collega's, nog wat onwennig, zijn sympathieke lieden', vond van Kleffens.' 'They seem to be quite determined not to play any politics and, with the exception of Schmutzer' (deze was twee-en-zestig) 'are all youngish men and, to all appearances, energetic, oordeelde de Bocy.'

XCHet communiqué dat 's avonds door Radio Oranje werd omgeroepen", was zuiver zakelijk van inhoud: het gaf de samenstelling van het nieuwe kabinet weer, lichtte de wijzigingen kort toe en zweeg over wat het kabinet voornemens was te doen. Eén was er evenwel die het optreden van de nieuwe regeringsploeg met juichkreten ging begeleiden: de koningin. Op zaterdagavond 24 februari sprak zij voor Radio Oranje; zij begon haar toespraak met een gedicht van 'Muus Jacobse' (K H. HeeJ.

I G. de Beus, 20 sept. 1957. 2 Van Kleffens: 'Dagboek', 23 febr. 1945. 3 De BODy:' 'Dagboek', 23 febr. 1945. • Tekst: dJ. V b, p. 469-70.

1010 [PDF]
DE KONINGIN JUICHT HET NIEUWE KABINET TOE

roma) voor te lezen waarin deze verzetsdichter de vurige hoop had uitgesproken dat na de bevrijding een nieuw Nederland zou ontstaan dat alle er voor gebrachte offers waard zou zijn. 'Het is', zo vervolgde zij,

XC'niet alleen dure plicht, doch er is brandend in ons een heilig vuur om dit Vaderland te doen herrijzen waarom de dichter bidt. Heilig vuur, dat van geen wachten wil weten, om daarvoor de voorbereidingen te treffen.

XCWie dieper ziet dan de oppervlakte, begrijpt dadelijk dat bevrijd en bezet Nederland een en hetzelfde belang hebben. Waar dit zo is, zouden wij als volk ontrouw worden tegenover de onnoemelijk velen, die met volkomen zelfverloochening door hun folteringen en lijden en zwijgende hun offergang gingen terwille van een nieuw en beter vaderland, ontrouwook aan de vurige begeerte, die in ons leeft, indien wij niet reeds thans de hand aan de ploeg sloegen om het aanbreken van het nieuwe tijdperk in ons volksbestaan voor te bereiden en het pad te effenen voor dat tijdperk, dat onmiddellijk na de algehele bevrijding van ons volk ontwaakt is. Wij moeten ons zelf bevrijden, voorzover enigszins mogelijk, niet het minst in geestelijk opzicht.

XCDe zo juist gereedgekomen reconstructie van het kabinet is daarop ingesteld.

XCHet verheugt mij dat figuren, die gedragen worden door het vertrouwen van bevrijd Nederland, en bezield van deze begeerte, bereid zijn gevonden, tot dit kabinet toe te treden.

XCBij het vervullen van zijn zware taak zal het kabinet er zich zorgvuldig van onthouden vooruit te lopen op beslissingen waarin ons volk als geheel gekend moet worden. Zijn taak zal geëindigd zijn met de bevrijding van ons land. Alsdan hoop ik opdracht te geven tot vorming van een bewind, bestaande uit personen, die op dat tijdstip zullen blijken te genieten het vertrouwen van mijn gehele volk. In afwachting van te houden algemene verkiezingen zal, zoals ik verleden jaar op IO mei reeds mocht mededelen, alsdan ten spoedigste een noodparlement worden bijeengeroepen'

XChoe dat parlement moest worden samengesteld, duidde de koningin niet aan.

XCIn vier opzichten wilde Gerbrandy zijn derde kabinet nog aanvullen: hij wilde er een socialist in opnemen, hij diende een minister van oorlog en een van waterstaat te vinden en eigenlijk ook een van justitie: de portefeuille die hij slechts ad interim vervulde naast die van algemene oorlogvoering van het koninkrijk.

XCBij de socialisten ving hij bot: hij bood J. Oldenbroek die in Engeland

1011 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

de Internationale Transportarbeiders Federatie op de been had gehouden en lid was geweest van de Buitengewone Raad van Advies, een portefeuille aan, maar deze weigerde zowel om principiële redenen als omdat hij de voortzetting van zijn vakbewegingswerk prefereerde (hij was pas gekozen tot lid van een commissie die de oprichting van het nieuwe democratische Wereldvakverbond moest voorbereiden). Vervolgens sprak Gerbrandy met van Lienden maar dat gesprek was van dien aard dat het niet eens tot een formeel aanbod van een ministerschap kwam. 'Gerbrandy's positie', schreef Albarda op 8 maart aan van den Tempel, 'is, wel beschouwd, onhoudbaar geworden. Maar tegenwoordig is de politiek de kunst van de onmogelijkheden. Ons arme volk dat aan zulk een onbekwame leiding onder vorstelijke willekeur is overgeleverd! In welk een chaos zullen wij terechtkomen!"

XCLater in maart ging Gerbrandy over Donker denken, aan wie hij de . portefeuille van justitie wilde aanbieden. Op de zzste deed hij naar de Vertrouwensmannen in bezet gebied het volgende telegram uitgaan": 'Bij reconstructie kabinet konden Albarda en van den Tempel onder huidige benarde omstandigheden niet worden gehandhaafd wegens hun physieke toestand' (wij kunnen dit slechts misleidende voorlichting noemen). 'Daar ik wenselijk achtte, socialisten in kabinet vertegenwoordigd heb ik Oldenbroek gevraagd, doch deze moest bedanken wegens vele gewichtige andere verplichtingen' (ook deze voorlichting was in haar onvolledigheid incorrect). 'Thans is mij aangeraden Donker te vragen. Ik aarzel. Afgezien van vraag of deze bereid zou zijn, zou ik gaarne vrijblijvend uw oordeel vernemen of Donker door u voldoende representatief wordt geacht.' Een week later kwam het antwoord van de Vertrouwensmannen binnen: ja. Gerbrandy stelde toen zijn ambtgenoten voor, tot Donker een uitnodiging te richten, maar zijn voorstel werd door de uit het Zuiden afkomstige ministers volstrekt verworpen (het lijdt voor ons geen enkele twijfel dat Donker de uitnodiging zou hebben afgelagen). Gerbrandy moest dus Justitie behouden.

XCOorlog bood hij kort na de z j ste februari aan mr. L. Einthoven aan. Deze, het langst geïnterneerde lid van het Driemanschap van de Nederlandse Unie, had zich weten te verbergen toen de gijzelaars van St. Michielsgestel begin september '44 naar het concentratiekarnp Vught werden overgebracht, was in Den Haag ondergedoken, had er zijn illegale

1 Brief, 8 maart I94S, van Albarda aan van den Tempel (Collectie-van den Tempel, VIII). 2 Tekst: dl. V b, p.

1012 [PDF]
AANVULLING VAN HET KABINET

werk hervat en was in februari '45 op verzoek van prins Bernhard door de linies getrokken; hij was toen naar Londen gezonden om er met de koningin te spreken. In de Engelse hoofdstad kwam vast te staan dat hij na de bevrijding een belangrijke taak zou krijgen op de politiesector. Die taak trok Einthoven zeer aan - hij weigerde, minister van oorlog te worden; Gerbrandy bood hem toen Justitie aan, maar die portefeuille weigerde hij eveneens.

XCDe nieuwe candidaat die voor Oorlog naar Londen werd ontboden, was de militaire commissaris van Noord-Brabant, ridder de van der Schueren. Hij deed er twee weken over om tenslotte 'neen' te zeggen. Waarom zo lang? Het antwoord is dat hij de aanvaarding van de portefeuille afhankelijk stelde van een wezenlijke wijziging in de positie van prins Bernhard en dat punt vergde langdurig overleg.

XCWij herinneren er aan dat, zoals wij in hoofdstuk 14 vermeldden, begin december een poging van koningin en prins om de prins tot opperbevelhebber van land- en zeemacht benoemd te krijgen, was mislukt, dat de ministers zich steeds meer zorgen waren gaan maken over de schade die aan de naam van de prins werd toegebracht door wandaden van BS'ers over wie hij als bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten het commando had, en dat Gerbrandy zich eind december op het standpunt had gesteld dat de prins zijn actief commando diende neer te leggen. Uit hoofdstuk 13 bleek dat van Lidth begin januari, een voorstel van Dijxhoorn volgend, het denkbeeld had geopperd om ook het Militair Gezag onder de prins te doen ressorteren maar diens functie zou dan een zuiver symbolisch karakter moeten krijgen - het eigenlijke werk zou moeten worden gedaan door een chef-staf, t.W. Kruls, Dat denkbeeld was door de ministerraad verworpen maar de van der Schueren kwam er na overleg met Dijxhoorn in zoverre op terug dat hij allerlei vreemde constructies ging ontwerpen die de bedoeling hadden, de prins in naam een hoge functie te laten bekleden en hem in werkelijkheid van alle verantwoordelijkheid te ontlasten; hij zou 'Algemeen bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten' worden maar geen enkel bevel uitoefenen.

XCDe koningin die eind december nog bijzonder vertoornd was geweest op Gerbrandy toen deze zich tegen het actieve commando van de prins had uitgesproken, was in de loop van januari en februari gaan beseffen dat de ministers gelijk hadden gehad toen zij er op hadden gewezen dat aan het optreden van de prins als bevelhebber nadelen vastzaten, en toen begin maart vaststond dat de prins naar Londen zou komen teneinde met de van der Schueren te spreken, deed zij (zelf op het punt staande, haar eerste bezoek aan het bevrijde Zuiden te brengen) Gerbrandy per 'bloc101

1013 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY AANVULLING VAN HET KABINET

noot' weten dat zij de prins zou vragen, 'voorlopig geen beslissingen te nemen ... in verband met mijn voornemen ... om mij van verschillende zijden te doen inlichten omtrent welke taak hij in de naaste toekomst eventueel op zich zou kunnen nemen.'! Medio maart arriveerde de prins in Londen. De van der Schueren stelde hem voor dat hij Algemeen bevelhebber zou worden met onder zich een Bevelhebber die het eigenlijke werk zou doen. Het was een voorstel dat, dunkt ons, alle nadelen die aan de positie van de prins vastzaten, handhaafde (de burgerij zou de Algemeen bevelhebber verantwoordelijk blijven stellen voor wat door onder hem ressorterende strijdkrachten werd misdreven) en het enige voordeel (er ging van het reële bevelhebberschap van de prins zekere samenbindende kracht uit) zou doen verdwijnen. De prins evenwel, die nogal onder de indruk was van de kritiek die zich tegen hem had gericht, ging op 16 maart met de van der Schuerens voorstel accoord, zij het onder het voorbehoud dat de koningin (die zich in het Zuiden bevond) dat ook zou doen en dat hij zich met de keuze van de Bevelhebber kon verenigen. Alles leek in kannen en kruiken, maar neen: één dag later trok de prins zijn accoordverklaring in - de majoors Frowein en Six die met hem meegekomen waren (twee van de 'Drie Musketiers') hadden hem er op gewezen dat hij als bevelhebber van de BS in het bevrijde Zuiden èn in het bezette Noorden bepaald nuttig werk deed en dat men voor nieuwe schade aan zijn naam niet bevreesd hoefde te zijn, aangezien was afgesproken dat de verdere arrestaties van 'foute' elementen, hoewel te verrichten door aanhoudingsploegen van de BS, zouden geschieden onder de verantwoordelijkheid van het Militair Gezag. De van der Schueren deed toen aan Gerbrandy weten dat hij er van afzag, minister van oorlog te worden, hetgeen de Booy op wie nu drie portefeuilles bleven rusten (Scheepvaart en Visserij, Marine en Oorlog) wèl vervelend vond. 'I really think', noteerde hij, 'that de van der Schueren is afraid of the job'? en aan Gerbrandy schreef de Booy naar aanleiding van de weigering van de prins, afstand te doen van zijn actief commando: 'Als de zaken staatsrechtelijk voor elkaar waren, zou het, dunkt mij, niet bij ZKH liggen om hierover te beslissen." Naar Breda teruggekeerd, richtte de prins vervolgens een uitvoerig memorandum' tot Gerbrandy ten betoge dat zijn bevelhebberschap een

1 'Blocnoot' z.d. (ca. 9 maart 1945) van de koningin aan Gerbrandy (AOK., map 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet-Gerbrandy'). 2 De Booy: 'Dagboek', 19 maart 1945. 3 Brief, 19 maart 1945, van de Booy aan Gerbrandy (AOK, map 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet-Gerbrandy').

1014 [PDF]

functie was, 'die eigenlijk neerkomt op hetzelfde wat een inspecteurgeneraal zou doen." Verder kwam de zaak voorlopig niet, behoudens dan dat de koningin Gerbrandy deed weten dat zij diegenen die genoemd waren voor dat eventuele Bevelhebberschap (naar wij aannemen: Dijxhoorn, wellicht ook Sas) afwees: dat waren 'personen die de oude mentaliteit van ons oude leger vertegenwoordigen Ik blijf bij mijn overtuiging dat wel degelijk een oplossing te vinden is waarbij aanhangers van het moderne leger bij oprichting ervan de leiding hebben."

XCDe van der Schueren dus àf. Wie nu? Toch de Quay, zij het dat de koningin van deze als mogelijke minister van oorlog aanvankelijk niet gecharmeerd was. 'Ofschoon ik een hoge dunk heb van zijn kunde en karakter is hij', had zij begin maart aan Gerbrandy geschreven, 'te veel een bespiegelende natuur en is niet genoeg voortvarendheid en kracht van hem te verwachten,"? Zij herzag evenwel haar opinie; tijdens haar bezoek aan het bevrijde Zuiden sprak zij met de Quay over zijn mogelijk ministerschap en vervolgens ontving Gerbrandy op 22 maart een notitie van haar dat hij 'gerust' de Quay kon nemen, 'm.i. blijkt hij een goede kijk te hebben op wat ons volk verlangt ten opzichte van het nieuwe leger. Ik hoop dat deze portefeuille ten spoedigste bezet zal zijn." De Quay werd op 4 april als minister beëdigd; er werd toen nog één ministerschap waargenomen: Waterstaat (door Wijffels). Die portefeuille had Gerbrandy aan ir. Koomans aangeboden; deze wilde wèl secretarisgeneraal van het Londense departement worden maar niet minister. Voor dat ministerschap stelde zich toen ir. Tromp beschikbaar, de Philipsfunctionaris die van eind september '44 af plaatsvervangend hoofd was geweest van het Bureau Inlichtingen te Eindhoven. Tromp werd op 5 april beëdigd.

XCNa die twee aanvullingen meende Gerbrandy dat zijn kabinet voldoende volledig was om jegens de bevolking van het bevrijde Zuiden en het bezette Noorden een toelichting te geven op de samenstelling. 'Getracht is', zei hij op 6 april in een toespraak voor Radio Oranjes, 'de verschillende stromingen, zoveel als de omstandigheden veroorloofden, vertegenwoordigd te krijgen. Ik denk daarbij niet aan politieke partijen, maar eerder aan richtingen die zich een bedding groeven in ons volksleven' (welke 'richtingen' Gerbrandy op het oog had, is ons volmaakt101

1 Prins Bernhard: Memorandum 'Mijn positie en verantwoordelijkheid' (22 maart 1945) (a.v.). 2 'Blocnoot' van de koningin aan Gerbrandy, 19 of 20 maart 1945 (a.v.). 3 A.v., z.d. (ca. 9 maart 1945) (a.v.). 4 A.v., z.d. (22 maart 1945 ontvangen) (a.v.). 5 Tekst: dl. V b, p. 470.

1015 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

onduidelijk). 'Over de volle breedte is de poging nog niet geslaagd; het oog blijft daarvoor open'; hij zei overigens ook dat het voor zijn derde kabinet 'de grootste voldoening (zal) zijn als het ten snelste de staf van het bestuur kan overdragen aan dàt kabinet dat gedragen wordt door een volk dat in zijn geheel bevrijd is en zijn mening weer in vrijheid kan uiten.'

Reacties / Beoordeling

XC

XCOfficiële Amerikaanse reacties op de val van het tweede en het optreden van het derde kabinet-Gerbrandy zijn ons niet bekend, maar wij durven veronderstellen dat zij in de lijn lagen van de Britse die nogal negatief waren. In het Foreign Office werd eind januari en begin februari '45 geklaagd over de 'painful weakness' van de Nederlandse regering en werd, niet zonder bezorgdheid, de vraag gesteld of koningin Wilhelmina autoritaire neigingen ging vertonen. Sir Orme Sargent, de Deputy Undersecretary of State, noteerde ten behoeve van minister Eden: 'I feel the Dutch can safely be left ia mind their own affairs and it is hardly for us to offer advice'; aan de twijfel ten aanzien van de koningin tilde Sargent niet zwaar: 'She has ... never yet made a major political blunder and is, perhaps, unlikely to do sa now'.' Het op 23 februari bekendgemaakte kabinet werd met dat al als pover beschouwd: 'Only stopgaps, I hope', was Sargents oordeel."

XCIn het Londense Vrij Nederland uitte van Blankenstein op 17 februari vooral de vrees dat er een volledig nieuw kabinet zou optreden - hij deed een beroep op Albarda en van den Tempel om van hun aparte ontslagaanvraag terug te komen. Tegen het ministerschap van de Quay had van Blankenstein geen bezwaar. In andere rubrieken van Vrij Nederland werd wèl kritiek geuit. Zo liet van Lienden, 'secretaris van de Sociaal-Democratische Vereniging in Bevrijd Nederland, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal', op 10 maart een scherp artikel opnemen? waarin hij op de afwezigheid van sociaal-democraten in het nieuwe kabinet wees; 'slechts in een enkere achterlijke staat, zoals Spanje en Portugal bijvoorbeeld, waar', schreef hij, 'het staatshoofd autocratische denkbeelden heeft omhelsd' (dat bedoelde van Lienden uiteraard als aanval op de koningin) 'is de arbeidersbeweging van het aandeel in het bestuur des lands

XCt Notitie, 24 jan. 1945, van O. Sargent aan A. Eden, aangehaald in P. M. H. Bell: The British and the Dutch government in Exile, 1940-1945, p. 6. 2 A.v., 28 febr. 1945 (a.v.). 3 Tekst: Enq., dl. V b, p. 471.

1016 [PDF]
COMMENTAREN OP DE FORMATIE

verstoken.' Van den Tempel drong begin april in Vrij Nederland op de onmiddellijke bijeenroeping van de 'oude' Staten-Generaal aan, Albarda en Burger zwegen. Burger zei in '48 tot de Enquêtecommissie: 'Wij hebben geprobeerd, het Militair Gezag de nek om te draaien; het gevolg is geweest dat het Militair Gezag ons de nek heeft omgedraaid en dat een Militair Gezag-kabinet voor de dag is gekomen."

XCIn het bevrijde Zuiden kreeg het nieuwe kabinet, behalve in Het Vrije Volk en in De Waarheid, een goede pers, ten dele bepaald door een zeker ressentiment tegen 'Holland', tegen 'Den Haag', dat steeds de teugels in handen had gehad. Het was, aldus Wijffels, voor 'niet-zuiderlingen' moeilijk 'om zich door zo'n sterke groep zuidelijke ministers te laten regeren', maar werd dat aan Wijffels gezegd, dan antwoordde hij 'met te zeggen dat wij in het zuiden dat bijzonder goed begrepen, omdat wij nooit anders hadden meegemaakt dan geregeerd te worden door mensen uit het noorden."

XCDat men in kringen van het Militair Gezag verheugd was over het verdwijnen van Burger en van Heuven Goedhart (om slechts dezen te noemen), spreekt vanzelf; men concentreerde er zich nu graag op de eigen veelomvattende taak welke men, zo werd vertrouwd, met minder frictie zou kunnen uitvoeren. De van der Schueren ontmoette in de avond van 23 februari (Radio Oranje had toen juist de samenstelling van het nieuwe kabinet bekendgemaakt) in de Allied Officers Club te Brusselo.m. Kruls en Posthumus Meyjes, 'welke zich', zo noteerde de van der Schueren, 'verheugden niet zelf het ministeriële ambt te hebben moeten accepteren."

XCWij geloven niet dat de brede massa in de nog bezette provincies veel belangstelling heeft opgebracht voor de kabinetswisseling welke zich in Londen had voorgedaan. Gewikkeld als zij was in een barre strijd om het bestaan, geteisterd door hongersnood, bevreesd voor nieuwe razzia's, telkens weer diep geschokt door massale fusilleringen van illegale werkers wier lijken op straat moesten blijven liggen, had zij maar een geringe interesse voor de ministeriële wijzigingen welke zich in Londen hadden voltrokken. Anderzijds werden die wijzigingen wel degelijk van belang geacht in kringen waar men nog de kracht opbracht om zich af te vragen wat onmiddellijk na de bevrijding moest geschieden. Zo werd het aanJ.

I Getuige Burger, a.v., dl. V c, p. 150. 2 F. C. M. Wijffels, a.v., p. 670. 3 B. G. M. de van der Schueren: 'Verslag van de besprekingen gehouden te Londen vanaf 28 februari tot 17 maart 1945', p. I (archief Commissaris der Koningin Overijssel. I H. M. Hirschfeld: 'Dagboek', 23 febr. 1945. 2 III, I (midden jan. 1945), p. 1. 3 A.v., III, 3 (maart 1945), p. 4. 4 8.8 (6 maart 1945), p. 1-2. 5 V, 15 (2 maart 1945), P: 1. 6 A.v., V, 19 (14 april 1945), p. 1. (8 maart 1945), p. 3. 8 A.v., (22 april 1945), p. 3·

1017 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY GERBRANDY ZIET TERUG

van Heuven Goedhart verleende ontslag toegejuicht door diegenen die, zoals wij in hoofdstuk 9 deden uitkomen, vonden dat hij bijvoorbeeld ten aanzien van de zuivering van de Hoge Raad te ver was gegaan. Secretaris-generaal Hirschfeld begroette vooral het optreden als minister van Gispen en Huysmans die veel contact hadden gehad met zijn hoofdambtenaren: 'beide mannen', schreef hij in zijn dagboek, 'kennen de positie in het bezette gebied goed, en wel niet van de illegale kant' (de illegaliteit had overigens volgens Hirschfeld een totaal verkeerde kijk op 'de positie in het bezette gebied').' Het College van Vertrouwensmannen was daarentegen van oordeel dat Gerbrandy een kabinet had geformeerd dat nauwelijks representatief te achten was voor wat in Nederland leefde. De commentaren in de meeste illegale opiniebladen waren afwijzend. Trouw dat in januari al getoornd had tegen het feit dat in het bevrijde Zuiden de Quay voorzitter en Gispen en van Spaendonck lid waren geworden van het College van algemene commissarissen van landbouw, handel en nijverheid ('aan de ene zijde worden tribunalen ingesteld ... en aan de andere zijde wordt er bij benoemingen als hiervoor beschreven, met het hele vraagstuk van de collaboratie niet eens rekening gehouden'"), noemde het nieuwe kabinet 'een typische regering van het Zuiden' en betwijfelde de toepasselijkheid van de 'vernieuwings'-terminologie van de koningin.' Het Parool keurde af dat Gispen ('directeur van de n.v. Organon, die onafgebroken voor de vijand heeft gewerkt') minister was geworden, maakte zich 'ongerust' over het aftreden van van Heuven Goedhart, achtte 'het verdwijnen van de sociaal-democraten''bevreemdend' en kreeg 'in het algemeen ... de indruk dat hier niet een regering van Nederland, maar van Noord-Brabant gevormd is."InVrij Nederland constateerde van Randwijk dat het nieuwe kabinet '(niet) een lang leven ... beschoren (zal) zijn. En dat is voorshands en voorzover wij het kunnen beoordelen, wel het beste wat wij er van zeggen kunnen." Onjuist achtte van Randwijk het in april dat de Quay minister was geworden, 'voordat de discussie, ook over (de) eerste bezettingsjaren, in vrijheid is gevoerd." De Waarheid meende dat Gerbrandy's derde kabinet 'van de zijde der arbeidersbeweging' 'slechts uiterste gereserveerdheid en wantrouwen' mocht verwachten"; de Quays benoeming werd 'een hoon aan de democratie, een uitdaging aan de arbeidersbeweging' genoemd. 8

1018 [PDF]

XC'Ik heb', schreef Gerbrandy over de formatie van zijn derde kabinet in zijn in '46 verschenen officiële verantwoording: Enige hoofdpunten van het regeringsbeleid in Londen gedurende de oorlogsjaren 1940-1945,

XC'met een bezwaard hart (de) opdracht welke naar luid van door mij gevoerde voorbesprekingen tot een in het Noorden des lands onbegrepen kabinetsformatie zou leiden, aanvaard, omdat ik mij, na raadpleging van ambtgenoten, niet verantwoord achtte als kapitein het schip, ondanks het nieuwe van de bemanning, in de steek te laten. Wij stonden midden in de meest ernstige besprekingen met onze bondgenoten Groot-Brittannië en de Verenigde Staten; het Noorden des lands lag te zieltogen, we moesten verder, en zo heb ik tezamen met mijn trouwe medewerkers de heren van Kleffens, Michiels van Verduynen, de Booy en Bolkestein met de versterking uit het Zuiden de last opnieuwopgenomen.' I

XCWat hem vooral gestoken had was dat hij, nadat hij in januari het gehele kabinet op één lijn had gekregen (duidelijk aangegeven in zijn brief van de z rste aan de koningin waarin hij haar had bericht dat hij en al zijn ministers zouden aftreden als zij niet accoord ging met een 'aanvulling' van het kabinet, 'met zekere reorganisatie'), twee-en-eenhalve week na die brief zelf het eenheidsfront had verbroken door de opdracht te aanvaarden, 'een in wezen nieuw kabinet' te vormen. Dat was, zo erkende hij in '49 jegens de Enquêtecommissie,

XC'in strijd met mijn vroeger in het kabinet aangenomen houding en met het advies dat herhaaldelijk door mij is uitgebracht. Ik heb nog getracht, het element van reconstructie en aanvullen, dat steeds in mijn advies had gelegen, binnen de perken van mijn opdracht te brengen. Daarom heb ik o.a. bewerkt dat minister Bolkestein werd aanvaard als minister van onderwijs. Hetzelfde heb ik geprobeerd voor een van de andere leden van het oude kabinet", voor de portefeuille van oorlog en daarna voor de nieuw te vormen portefeuille van Ministry of Information, maar daarin heb ik niet kunnen slagen. Mijn hoofdbezwaar, naast de omstandigheid dat ik in werkelijkheid mijn houding en mijn adviezen van vroeger verloochende'

XC'verloochende' vandaar zijn schuldgevoel, vandaar zijn schaamte,

XC'was gelegen in het feit dat men in het Noorden, dat in zulke moeilijke omstan

XCI Gerbrandy: Enige hoofdpunten, p. 57. 2 Van Heuven Goedhart. 101

1019 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

digheden verkeerde, van deze kabinetsformatie minder dan niets zou begrijpen, waar een kabinet van bekende Nederlandse figuren werd vervangen door een kabinet waarin een aantalonbekende grootheden werd opgenomen.'!

XCUit de verhoren die de Enquêtecommissie verder terzake afnam, bleek (dat spreekt vanzelf) dat de formatie van het derde kabinet-Gerbrandy tot grote ontstemming had geleid bij die leden van het tweede die er niet in waren opgenomen. Met name de gekwetste van Heuven Goedhart sprak er met grote verbittering over.' Van den Tempel had in '46 in zijn

XC! Getuige Gerbrandy, Enq., dl. V c, p. 431. 2 Aan de Enquêtecommissie heeft van Heuven Goedhart doen weten dat hij, na er telefonisch door een journalist van verwittigd te zijn dat hij minister-af was, nimmer van Gerbrandy had vernomen waarom deze hem buiten zijn derde kabinet had gehouden. Van Heuven Goedhart heeft zich dat verkeerd herinnerd. In werkelijkheid heeft Gerbrandy hem namelijk op 5 maart omstandig uitgelegd dat al zijn pogingen om hem een portefeuille te geven in zijn nieuwe kabinet, waren afgestuit op een resoluut veto van Beel, Gispen, Huysmans en Wijffels. Van Heuven Goedhart bedankte Gerbrandy er toen schriftelijk voor, 'dat wij vanmorgen vriendschappelijk en recht-uit hebben kunnen praten in dezelfde geest waarin wij dat in Essendon' (van Heuven Goedhart had enkele maanden aldaar gewoond in Gerbrandy's buitenhuisje) 'zo dikwijls deden.' (brief, 5 maart 1945, van van Heuven Goedhart aan Gerbrandy, AOK, map 'Uiteenvallen rste, formatie zde kabinet-Gerbrandy) In diezelfde brief verzocht van Heuven Goedhart Gerbrandy dringend, hem ander nuttig werk te geven. Ten behoeve van Gerbrandy schreef hij vervolgens een 'Nota inzake de bevrijding van het Noorden des lands' (tekst: Enq., dl. V b. p. 413-16) waarin hij stelde dat na de bevrijding van geheel Nederland 'slechts een radicaal georiënteerde regering zich kan presenteren en handhaven', fel waarschuwde tegen diegenen die een' 'sterk gezag' onder de persoonlijke leiding van Hare Majesteit' voorstonden (daartoe rekende hij 'een groot deel, zo niet de meerderheid van de OD' en 'allerlei figuren in het Militair Gezag' en in de staf van prins Bernhard, vooraloverste van Houten met wie hij in augustus '44 zulk een scherp conflict had gehad); in diezelfde nota gaf van Heuven Goedhart ook als zijn opinie dat de illegalireit in het bevrijde Zuiden 'nauwelijks als zodanig gelden mag en ... niets is, vergeleken bij de illegaliteit in het Noorden.'

XCEen functie kreeg van Heuven Goedhart niet. Eind maart stelde Gerbrandy voor, hem in plaats van Pelt die als plaatsvervangend lid van de Nederlandse delegatie naar San Francisco zou vertrekken om er de internationale conferentie ter oprichting van de Organisatie der Verenigde Naties bij te wonen, te benoemen tot hoofd van de Regeringsvoorlichtingsdienst maar het kabinet wees dat denkbeeld af en van Heuven Goedhart deed hetzelfde.

XCBij die laatste was inmiddels een zekere geladenheid ook jegens Gerbrandy tot ontwikkeling gekomen doordat deze in een situatie waarin de indruk was ontstaan alsof van Heuven Goedhart in een brandkastje in het Hotel Bos en Ven allerlei dienststukken wenste achter te houden, KruIs had gemachtigd dat brandkastje te laten openbreken; niets van belang werd daarin gevonden maar wèl gingen in het bevrijde Zuiden allerlei ongunstige geruchten over van Heuven Goedhart de ronde doen. 'Ik

1020 [PDF]
VAN DEN TEMPELS OORDEEL

Nederland in Londen, het aandeel van de koningin in het gebeurde zorgvuldig verzwijgend, het volgende geschreven:

XC'Het uiteenvallen van het kabinet kon niet anders dan een diepe teleurstelling betekenen voor de ministers die gedurende de ganse oorlog, in een tijd van stormen en gevaren, hun land hadden gediend, en die nu, met de definitieve bevrijding in het zicht, hun werk moesten prijsgeven en aldus verstoken werden van de gelegenheid om, op vrije Nederlandse grond, hun portefeuilles over te dragen aan opvolgers, die daartoe door het vertrouwen van het Nederlandse volk zouden worden geroepen. Het was een hard gelag, omdat moeilijk kon worden aangenomen dat 's lands belang strookte met deze gang van zaken.

XCMaar het was evident dat het stuur was ontglipt aan de hand van de ministerpresident, dat hij niet was opgewassen tegen de moeilijkheden, nu het land werkelijk moest worden bestuurd en dat hij niet bij machte zou zijn het gezag en de autoriteit der regering tegen de weerstrevende en uiteenlopende' krachten te herstellen. Met die opvatting werd niet te kort gedaan aan de grote verdiensten, welke professor Gerbrandy zich, onder buitengewoon moeilijke omstandigheden, toen zijn bijzondere eigenschappen ten volle tot haar recht konden komen, voor het land had verworven. Hij was, op kritieke momenten, vaak boven zichzelf uitgestegen. Hij was onverschrokken. Bovenal, hij was met onverzettelijke wilskracht onder alle omstandigheden, bij gunst of ongunst van het lot, het grote

XCvond het van mijzelf niet collegiaal', zei Gerbrandy aan de Enquêtecommissie (getuige Gerbrandy, a.v., dl. V c, p. 437) - hij had er van Heuven Goedhart zijn excuses voor aangeboden; de commissie sprak (naar ons oordeel: terecht) haar 'afkeuring' uit over Gerbrandy's opdracht 'tot zulk een grievende daad'. (a.v., dl. Va, p. 703)

XCNieuwe deining rond van Heuven Goedhart ontstond in april toen deze, die zich toen weer in het bevrijde Zuiden bevond, aan een door de linies gekomen illegaal werkster van wie een relatie naar het Noorden zou gaan, twee lange brieven meegaf, één voor Bosch van Rosenthal, één voor Frans Goedhart - beide brieven (teksten: a.v., dl. V b, p. 503-05) kwamen bij een instantie terecht (vermoedelijk de security afdeling van de Binnenlandse Strijdkrachten) die ze doorgaf aan het Bureau Inlichtingen. BI zond ze naar Londen. In de ministerraad werd het vervolgens 'algemeen scherp afgekeurd dat een oud-minister een geheime correspondentie tracht te voeren met adressen in bezet gebied, waarbij één der Vertrouwensmannen. Bovendien wordt de inhoud der correspondentie door vele leden zeer gelaakt.' (Ministerraad: Notulen, 17 april 1945) Uit die over het algemeen negatief getinte inhoud willen wij hier weergeven dat van Heuven Goedhart Kruis zag als 'stellig bekwaam en stellig betrouwbaar', dat hij Gerbrandy 'stuurloos' noemde en prins Bernhard 'een voortreffelijke figuur die waarlijk uitnemend werk verzet maar die helaas in een overste' (van Houten) 'een verkeerde raadgever heeft (de andere zijn goed, met name mr. Six en pater Bleijs)', en tenslotte dat hij aan Bosch van Rosenthal deze bekentenis deed: 'Ik wenste dat ik nimmer naar Londen gegaan ware. Welk een allerverschrikkelijkste deceptie. Maar ik heb veel geleerd.'

1021 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

einddoel blijven nastreven: de volkomen bevrijding van Nederland. Ik verstond die mentaliteit. Zo was er, ondanks alle bedenking, toch steeds, ten principale, een sympathieke verstandhouding."

XCTen overstaan van de Enquêtecommissie haalde van den Tempel met betrekking tot de formatie van het derde kabinet-Gerbrandy een passage aan uit een in '46 door van Blankenstein geschreven artikel: 'Waarschijnlijk (en hoe menselijk is het tenslotte!) heeft Gerbrandy het diepe verlangen gekend om leider der regering te zijn tot en met de volledige bevrijding des lands, en heeft hij daaraan de wijsheid van de staatsman ondergeschikt gemaakt' - 'wat ik hier citeer van dr. van Blankenstein', voegde van den Tempel toe, 'schijnt mij toe juist te zijn."

XCMen had op grond van de verhoren kunnen verwachten dat de Enquêtecommissie, waarlijk niet geneigd om Gerbrandy te sparen, een afkeurend oordeel zou hebben uitgesproken over zijn derde kabinetsformatie. Daartoe kwam het niet en ten dele was dat gevolg van het feit dat Gerbrandy binnenskamers mr. Donker, voorzitter van de commissie, nogal uitvoerig had ingelicht over zijn worsteling met de koningin. De commissie concludeerde dat in tegenstelling tot wat Burger had gesuggereerd, Kruls geen 'belangrijke invloed' op de kabinetsformatie had gehad. 'Voor de heer Gerbrandy', zo schreef zij voorts,

XC'zal deze ... formatie zonder enige twijfel een hoogst onaangename taak zijn geweest. Enerzijds had hij zich solidair verklaard met de leden van het afgetreden kabinet ... Voor die collega's moet het resultaat van zijn formatie, waarbij in veel sterker mate vernieuwing plaatsvond dan zij bedoeld hadden, een teleurstelling zijn geweest. Anderzijds heeft de heer Gerbrandy niet kunnen of willen voldoen aan de drang die uit het bevrijde Zuiden kwam om tot een volledig nieuwe ploeg te komen. Ook hier moet het resultaat van zijn formatie teleurstelling hebben gewekt. Toch kan de commissie, gezien de uiterst moeilijke omstandigheden, waarin Nederland zich op dat ogenblik, met de bevrijding voor de boeg, bevond, begrijpen dat de heer Gerbrandy de opdracht tot kabinetsformatie heeft aanvaard en deze, wat betreft de verhouding tussen oude en nieuwe leden, op de ... vermelde wijze heeft vervuld"

XC'begrijpen'; daar steekt, dunkt ons, meer goedkeuring dan afkeuring in. Afgekeurd werd door de commissie wèl het opnemen van de Quay in het kabinet, terwijl 'alom de opvatting heerste' (de term 'alom' lijkt ons

I Vail den Tempel: P.235. 2 Getuige van den Tempel, dl. V c, p. 130. 'A.v., dl. Va, p. 636.

1022 [PDF]
OORDEEL VAN DE ENQU~TECOMMISSIE

overtrokken) 'dat naar defaits etgestesvan de leden van het Driemanschap [van de Nederlandse Unie] na de bevrijding eerst een onderzoek moest worden ingesteld.' Het was, oordeelde de commissie,

XC'geen daad van wijs beleid van de heer Gerbrandy geweest dat hij, terwijl dit onderzoek nog komen moest, de heer de Quay in zijn kabinet heeft opgenomen en dan nog wel in de functie van minister van oorlog, als hoedanig het Militair Gezag, dat in belangrijke mate belast was met de zuivering op alle mogelijke gebieden, onder hem ressorteerde."

XCWij onderschrijven die opinie.

XCOver het beleid van koningin Wilhelmina heeft de Enquêtecommissie gezwegen. Aan de commissie, althans aan haar voorzitter, was bekend dat de sterke aandrang om een 'vernieuwd' kabinet te doen optreden, van háár was uitgegaan, maar de commissie meende daarvan geen melding te mogen maken; zij legde de volle verantwoordelijkheid voor het gebeuren bij Gerbrandyen inderdaad: bij hèm ligt de staatkundige verantwoordelijkheid. Met de historische verantwoordelijkheid is het anders gesteld. Wij hebben dat, menen wij, in het voorafgaande kunnen aantonen met name aan de hand van de vele aantekeningen van de koningin die alle aan de Enquêtecommissie onbekend waren. Wij moeten ook háár beleid in nadere beschouwing nemen en hebben trouwens, wat het beleid van Gerbrandyen dat van enkele andere ministers betreft, nog wel iets toe te voegen aan de conclusies van de commissie.

XCEnkele malen hebben wij er in deel 9 alsook reeds in dit deel, wat het Londense regeringsmilieu betreft, op gewezen dat in dat milieu de factoren ontbraken die in een normaal functionerende parlementaire demoeratie de relatief constante basis vormen van wat aan de top gebeurt en daarmee de stabiliteit bevorderen: de publieke opinie, de politieke partijen, het parlement zelf Meer dan vier jaar lang was de regering te Londen aan de inwerking van die factoren onttrokken geweest (het schip van staat, zo schreven wij eerder, voer als het ware zonder ballast) en de bevrijding van het Zuiden bracht in die situatie geen wezenlijke wijziging102

, A.v., p. 637.

1023 [PDF]
HET DERDE KAB1NET-GERBRANDY

teweeg, allereerst al doordat minder dan een kwart van de bevolking des lands werd bevrijd; bevrijd was zij dan bovendien in omstandigheden die geen normaal politiek leven toelieten. Van dat alles kan men de val van het tweede en de vorming van het derde kabinet-Gerbrandy niet losmaken. Veel sterker dan in normale omstandigheden speelden hierin persoonlijke factoren een rol en was er sprake van een botsing van persoonlijke inzichten waarbij de protagonisten nauwelijks binding hadden met een reële achterban.

XCHet dunkt ons goed, nog eens naar voren te halen hoe in de laatste dagen van augustus en de eerste van september '40 het eerste kabinetGerbrandy tot stand was gekomen. De gang van zaken was toen deze geweest dat koningin Wilhelmina premier de Geer had meegedeeld dat zij alle vertrouwen in hem had verloren, dat deze vervolgens zijn ontslag had aangeboden, dat de overige ministers in de Geers besluit aanleiding hadden gevonden om hunnerzijds hun ontslag aan te bieden en dat vervolgens de koningin Gerbrandy opdracht had verstrekt, een nieuw kabinet te vormen. Wat de staatsrechtelijke verhoudingen betrof, kwam dit hierop neer dat de ministers erkend hadden dat de koningin als het ware boven hen stond in die zin dat hun aanblijven als minister afhankelijk was van de vraag of zij nog voldoende vertrouwen had in hun beleid. Niet anders reageerde, in juni '41, Dijxhoorn: de blote mededeling van de koningin dat zij haar vertrouwen in hem had verloren, was voor hem voldoende om zijn portefeuille onmiddellijk ter beschikking te stellen - weer dus een gebeuren waarbij het initiatief aan de zijde lag van de koningin en een gebeuren ook dat er toe leidde dat alle overige ministers aftraden en dat de koningin haar tweede Londense forma tieopdracht gaf: weer aan Gerbrandy. Wel te verstaan: de zaak werd rechtgetrokken, d.w.z. de onschendbaarheid van de draagster van de kroon gewaarborgd, doordat de nieuwoptredende formateur (in beide gevallen Gerbrandy) de staatkundige verantwoordelijkheid aanvaardde voor de » ministeriële wisselingen maar dat rnaakte het feit niet ongedaan dat de initiatieven terzake door de koningin waren genomen, d.w.z. dat de historische verantwoordelijkheid bij haar lag. Was zij dus in Londen vrij om te doen of te laten wat zij wilde? Geenszins. Bij elk initiatief dat zij nam, bij elk plan dat zij wilde doorzetten, gold de regel dat zij een minister diende te vinden die met zijn staatkundige verantwoordelijkheid dekte wat zij uitgevoerd wilde zien. De staatkundige verantwoordelijkheid voor de formatie van het derde kabinet-Gerbrandy is, gelijk reeds gezegd, een simpele zaak: deze ligt bij Gerbrandy, formateur en voorzitter van het kabinet.

Indextermen: Geer, D. J. de
1024 [PDF]
HET BELEID VAN DE KONINGIN HET DERDE KABINET-GERBRANDY

De historische verantwoordelijkheid ligt, dunkt ons, primair bij koningin Wilhelmina. Wij wijzen op haar belangrijke notitie d.d. 4 oktober '44 (geschreven dus vier-en-een-halve maand voordat het nieuwe kabinet optrad), de notitie die getiteld was 'Grote lijnen van mijn beleid'; dat zijn woorden waaraan wij hun volle gewicht willen toekennen: haar beleid was het en zij gaf er de grote lijnen van aan; die kwamen hierop neer dat niet na of bij maar vóór de bevrijding een, zij het voorlopig, nieuw kabinet moest worden gevormd door een uit Nederland afkomstige formateur, niet door Gerbrandy. In het negatieve vlak heeft daarbij haar afkeer van Gerbrandy persoonlijk en van diens tweede kabinet een grote rol gespeeld, in het positieve haar hartstochtelijk verlangen naar een 'vernieuwd' Nederland. Wat die negatieve factor betreft herinneren wij er aan dat het de koningin nimmer moeilijk viel, minachtend over ministers te oordelen. Het tweede kabinet-Gerbrandy zou een krachtiger regeringsploeg zijn geweest als er (wij komen daarop nog terug) meer wil tot onderlinge samenwerking was geweest - wij menen evenwel dat de koningin (om slechts dat ene voorbeeld aan te halen), toen zij in haar aantekening na haar gesprek met Gerbrandy op 23 januari '45 schreef over de 'ontslagaanvraag van gehele stel' er alleen maar getuigenis van aflegde dat zij in haar ongeduld gespeend was van begrip voor wat talrijke ministers in moeilijke jaren hadden gepresteerd; haar uitlating was even onbillijk als, in die onbillijkheid, typerend. En wat nu de positieve factor aangaat: vrijwel geen aantekening van de koningin hebben wij in dit en het vorige hoofdstuk geciteerd waarin niet het begrip 'vernieuwing' voorkomt. Dáár dorstte zij naar en dat in haar levend verlangen correspondeerde ook met de wens die tijdens de bezetting bij een deel, misschien wel een groot deel, van de Nederlandse bevolking was gegroeid: dat na afloop van die calamiteit 'alles anders moest worden'. Hoe anders? In welke opzichten anders? Bij de beantwoording van vragen als deze kwam men met het vage begrip 'vernieuwing' geen stap verder, sterker nog: juist bij die beantwoording bleek dat veel van de oude scheidslijnen waren blijven bestaan. Dat proces was (wij wijzen op wat wij dienaangaande in hoofdstuk 10 hebben uiteengezet) bij uitstek in het bevrijde Zuiden duidelijk waar te nemen: waar zich in de laatste maanden van '44 allerlei ongecoördineerde aanzetten tot nieuwe organisatievormen op allerlei gebied hadden afgetekend, daar zag men in de eerste van '45 een stagneren, een teruglopen zelfs van die 'vernieuwings' -krachten en een duidelijk weer naar voren komen van de . traditionele partij-indeling en de traditionele verzuiling. Strevend naar 102

1025 [PDF]

de 'vernieuwing' heeft de koningin haar eigen wensen in de realiteit geprojecteerd - van die realiteit heeft ze ook maar een deel willen zien. Voor waarschuwingen als die welke dr. van Roijen haar overbracht, had zij maar weinig aandacht; haar opdracht aan Beel, Wijffels en de Casembroot: een delegatie samen te stellen van (aldus de Casembroot) 'mensen die overtuigd waren dat op praktisch alle gebieden een politiek van vernieuwing moest worden toegepast', betekende dat een eenzijdig gezelschap naar Londen vertrok; geen wonder dat de koningin nog geen week na haar afscheid van die delegatie in een van haar notities voor Gerbrandy (10 februari) schreef over 'de bij de bevolking sterk en algemeen levende wens naar vernieuwing'. In werkelijkheid was die wens toen al minder sterk en algemeen dan zij meende; dat het derde kabinet-Gerbrandy in geen enkelopzicht een afspiegeling was van de politieke krachtsverhoudingen benoorden de rivieren, was onvermijdelijk, maar het is óók geen zuivere afspiegeling geweest van die krachtsverhoudingen in het bevrijde Zuiden en er steekt, menen wij, iets tragisch in dat de vorstin die, verre overschattend wat haar persoonlijk mogelijk zou zijn, er enkele jaren op gehoopt had dat zij een beslissende wending teweeg zou kunnen brengen in de geschiedenis van het Nederlandse volk, zich zoveel maanden ingespannen heeft om een resultaat te bereiken dat, op het moment waarop het werd bereikt, nog maar ten halve op de situatie sloeg. En niet alleen ingespannen had zij zich, zij had ook zekere risico's aanvaard. Krachtens de schriftelijke afspraak die zij in mei '43 met de ministers had gemaakt, bezat zij 'onverkort het recht om, wanneer het landsbelang aftreden van kabinet of van ministers eist, daartoe het nodige te doen', maar dat betekende niet dat zij buiten de minister-president om mocht handelen; op een nieuw kabinet toewerkend, heeft zij dat laatste eigenlijk voortdurend gedaan - Gerbrandy kreeg. niet meer dan een minimum aan inlichtingen en wat hij hoorde, hoorde hij te laat.

XCGerbrandy-zelf heeft, zoals wij deden uitkomen, in zijn eigen Uiteenzetting aan de Enquêtecommissie inzake de vorming van zijn derde kabinet het begrip 'verloochenen' gebruikt; hij gebruikte dat daarom omdat hij zich niet gehouden had aan de toezegging die hij aan de leden van zijn tweede kabinet had gedaan: een opdracht uit te lokken om 'het bestaande kabinet zodanig aan te vullen (met zekere reorganisatie) dat het een geheel

1026 [PDF]
GERBRANDY'S BELEID

wordt' - in plaats daarvan aanvaardde hij een opdracht om 'een wezenlijk nieuw kabinet'samen te stellen. Dat hij zich over dat laatste in hoge mate schuldig heeft gevoeld, is duidelijk. Intussen is ànze opinie dat men het moment van die 'verloochening' niet moet laten vallen op de z jste januari waarop hij het hoogst belangrijke gesprek met de koningin voerde waarin zij de verwijten van het kabinet afwees, hij vervolgens klaagde over 'de impasse waarin hij zich bevond', zij daarna een 'stap verder (ging) dan m'n plan was' door hem een formateurschap in het uitzicht te stellen (met 'volle 100% vernieuwing van bevrijd deel van Nederland') en hij tenslotte dat aanbod niet ronduit afwees - neen, die 'verloochening' viel eerder, namelijk al in de periode van midden december' 44 af waarin hij naar het denkbeeld toegroeide om 'de socialisten' (Albarda, Burger, van den Tempel), voorts van Boeyen en van Lidth en, als de pressie uit het Zuiden sterk bleek te zijn, tenslotte ook van Heuven Goedhart uit het kabinet te verwijderen. Het eenheidsfront der ministers dat gesuggereerd werd in Gerbrandy's brief aan de koningin van 21 januari, was, wat hemzelf betrof, schijn - juist hij was er geen voorstander van dat het kabinet louter 'aangevuld' zou worden en dáárom bezweek hij zo spoedig voor het aanbod dat de koningin hem deed: het was namelijk niet wezenlijk in strijd met wat hijzelf voor wenselijk hield. Anders gezegd: terwijl zijn verklaring jegens de Enquêtecommissie de suggestie wekte alsofhij louter door uiterlijkefactoren een deel van zijn ambtgenoten had laten vallen, lag de zaak in werkelijkheid eerder aldus dat hij de betrokkenen al enige tijd tevoren innerlijk goeddeels of geheel had losgelaten. Of gaan wij met deze analyse van Gerbrandy's beleid te ver? Neen, voorzover wij toch niets anders hebben gedaan dan door de ons bekende punten één lijn trekken - misschien evenwel ja, voorzover in dit alles de verwarring waarin de van alle kanten door moeilijkheden besprongen premier zich bevond, niet voldoende is verdisconteerd.

XCHoe dat zij, vast staat voor ons dat het tweede kabinet-Gerbrandy in januari-februari '45 de strijd met de koningin zou hebben gewonnen indien dat kabinet een solidaire ploeg zou hebben gevormd en indien de premier uit volle overtuiging die solidariteit als wapen tegen de koningin zou hebben gekeerd. Welnu, ook de kabinetssolidariteit welke in Gerbrandy's brief van 21 januari werd gesuggereerd, was voor een groot deel schijn. Er was tussen teveel ministers teveel persoonlijke animositeit ontstaan; van Gerbrandy ging niet voldoende bindende kracht meer uit; de wil om samen aan de grote moeilijkheden die zich voordeden, het hoofd te bieden, was verzwakt en het gevolg was dat het kabinet meer en meer aan de zin van zijn eigen voortbestaan ging twijfelen. Van 102

1027 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

Heuven Goedhart stelde in de brief die hij Gerbrandy op I7 december uit Oisterwijk toestuurde, voor, dat deze een 'kortdurig nieuw zakenkabinet'zou formeren - wat betekende dat anders dan dat de ene minister het denkbeeld opperde om aan een groot deel van de andere ministers hun portefeuille te ontnemen? En waar was de onderlinge solidariteit toen van Lidth op 8 januari aan de koningin de namen opgaf van zijn ambtgenoten die hij als tegenstanders van het Militair Gezag beschouwde? Trouwens, het moge dan waar zijn dat Gerbrandy zich niet gehouden heeft aan de afspraak dat het kabinet slechts zou worden aangevuld, van de ministers uit zijn tweede kabinet aan wie hij een plaats in zijn derde aanbood, is van den Broek de enige geweest die dat aanbod heeft geweigerd. Terecht geweigerd? Zouden wij daar met 'ja' op antwoorden, dan zouden wij moeten afkeuren wat Bolkestein, de Booy, van Kleffens en Michiels hebben gedaan en daartoe achten wij ons niet geroepen, zo min als de Enquêtecommissie zich, gelijk weergegeven, geroepen achtte Gerbrandy's derde formatie af te keuren. Gerbrandy-zelf en zijn vier genoemde ambtgenoten hebben grote innerlijke bezwaren moeten overwinnen om een situatie te aanvaarden waarin, zo voelden zij het, in wezen de koningin haar zin gekregen had; wat daarbij het zwaarste bij hen heeft gewogen, was, en dat heeft de Enquêtecommissie terecht begrepen, het lands belang.

De koningin in het Zuiden

XC

XCHet was een hartewens geweest van de koningin, zo spoedig mogelijk weer voet te zetten op vaderlandse bodem en zich weer te bevinden temidden van het volk dat zij als het haar van Godswege toevertrouwde volk beschouwde en voelde. In de tweede helft van september en eind november '44 had zij, zoals wij eerder vermeldden, getracht, buiten voorkennis van de ministers naar het bevrijde Zuiden te gaan - haar beide pogingen waren mislukt. Nadien moet zij wel begrepen hebben dat zij slechts met instemming van de ministers, die tenslotte voor haar veiligheid verantwoordelijk waren, het Zuiden kon bezoeken. Dat bezoek bleef zij voorbereiden. Haar voornemen was, een rondreis te maken door het gehele bevrijde gebied en dan in alle streken en steden die zij zou bezoeken, een representatieve groep illegale werkers te ontmoeten. Begin december had zij de Quay verzocht, Beel, Wijffels en de Casembroot opdracht te geven, de personen uit te kiezen die de door haar gewenste 'delegatie' uit het Zuiden zouden vormen - begin januari stuurde zij de

1028 [PDF]
'u BENT ONZE MOEDER'

Quay een eerste schets voor een reisplan. 'Het gewone gedeelte' van haar reis wilde zij 'ter vermijding van gevoeligheden' door de commissarissen der koningin (van Sons beeck, Smits van Oyen en Quarles van Ufford) laten organiseren, 'als altijd"; maar die commissarissen mochten niets te maken hebben met de voorbereiding van haar ontmoetingen met illegale werkers want daarvoor waren zij, aangezien het een 'aanraking met vernieuwde personen' zou betreffen, 'minder geschikt'.2 Beel, Wijffels en de Casembroot moesten de groepen illegale werkers vormen of laten vormen en die mochten niet te groot worden, want dan zouden zij, schreef de koningin aan de Quay, 'een veel te oppervlakkige beurt krijgen, en zou [ik] ze niet kunnen eren gelijk zij dit verdienen; willen zij tot hun recht komen, dan zouden vijftien, indien zij enkelingen zijn, en bij de mogelijkheid er groepen uit te vormen, dan zouden het er dertig à vijf-en-dertig kunnen zijn ... Ik hoop', aldus het slot, 'dat mijn schoonzoon zowel op de raadhuizen als in de woningen waar ik gastvrijheid zal genieten, mijn rantsoen met de militairen in orde brengt, want niemand wil ik tot last zijn."

XCDe nogal strenge winter maakte de rondreis in januari onraadzaam. Trouwens, op de z jste diende het tweede kabinet-Gerbrandy zijn ontslag in en de koningin meende in Londen te moeten blijven totdat bekend was gemaakt (23 februari) dat de nieuwe formatie was geslaagd. Nadien werden de voorbereidingen voor haar rondreis voltooid. De bedoeling was dat aan die reis en aan haar route geen enkele publiciteit zou worden gegeven zolang zij zich in het Zuiden bevond. Zij kreeg voor die reis van het Britse leger de beschikking over een gepantserde auto en over de normale Britse legerrantsoenen; die rantsoenen werden in Brussel waar zij op 12 maart aankwam, tot haar beschikking gesteld - het brood dat er bij was, was na enkele dagen (ze zou eerst Zeeland, vervolgens NoordBrabant en tenslotte Zuid-Limburg bezoeken") bikkelhard; ~ers brood wilde ze niet aannemen tot, zo hoorden wij later: 'iemand tegen haar zei: 'Majesteit, het is goed gebruik om moeder als ze op bezoek komt, het beste voor te zetten en u bent onze moeder' - toen gaf ze toe." Haar gevolg beperkte ze tot een minimum: een secretaris (mr. J. C. baron Baud, de particulier secretaris van prinses Juliana, die meer dan vier jaar langJ.102

1 Brief, z.d., van de koningin aan E. de Quay (archief kab. der koningin). 2 Brief, z.d. (ca. 9 maart 1945) van de koningin aan Gerbrandy (AOK, map: 'Uiteenvallen eerste, formatie tweede kabinet-Gerbrandy'). 3 Brief, z.d. (begin jan. 1945) van de koningin aan de Quay (archief kab. der koningin). • Een bezoek aan Nijmegen was te gevaarlijk geacht. 5 M. A. Tellegen, 3 dec. 1957.

1029 [PDF]
HET DERDE KAB1NET-GERBRANDY

'Indisch gijzelaar' was geweest, op 17 september '44 uit het kamp Amersfoort was vrijgelaten, door de linies was gegaan en zich in Londen weer had aangemeld) en een wachtmeester van de marechaussee; voor haar persoonlijke bagage had zij aan één koffertje genoeg. Het zwaargetroffen West Zeeuws-Vlaanderen was het eerste gebied dat zij wilde bezoeken - dáár zou zij op 13 maart na een afwezigheid van bijna vijf jaar weer de vaderlandse bodem betreden, en wel bij het dorp Eede. Volgens plan zou zij er om 12 uur precies de grens overschrijden, te voet. Pelt, de chef van de Regeringsvoorlichtingsdienst (hij was als hoofd van de sectie-Voorlichting van de staf Militair Gezag opgevolgd door J. A. van Houten), was tijdig met een aantal Geallieerde oorlogscorrespondenten en -fotografen ter plekke aanwezig. De fotografen wilden het moment vastleggen waarop de koningin de grens zou passeren. Er had een granieten grenspaal gestaan maar die was door artillerievuur omver geblazen. Pogingen om de paal weer op te richten, mislukten. De fotografen zeiden dat men, al stond er nu een vlag, op de foto's toch ook duidelijk moest zien waar precies de grens lag. Iemand werd er op uit gestuurd om een blik witte verf te zoeken. Er wàs geen verf 'Toen zei een molenaar', aldus later Pelt, 'dat hij er wel een baaltje meel voor over had. Dat baaltje werd gehaald en er werd toen met het meel een brede streep over de weg gemaakt waar we ook nog water overheen sprenkelden, anders zou het verstuiven."

XCOm één minuut voor half een overschreed de koningin de grens. Onder de aanwezigen (een groot aantal personen uit de streek was komen toelopen) bevonden zich Beel, Kruls, commissaris Quarles, gedeputeerde de Casembroot en de cineast Gerard Rutten die eind '43-begin '44 in Londen veel contact met haar had gehad. De koningin, schreef Rutten, 'zag bleek maar was zeer beheerst. Ook wij waren zeer onder de indruk van dit historische ogenblik en hadden moeite om onze ontroering te beheersen. Het was doodstil, zo stil dat men zelfs het vlaggedoek in de wind hoorde wapperen ... Er werd niet gejuicht. Het was of de bevolking het niet kon geloven dat daar werkelijk hun koningin stond.

XCPlotseling werd de stilte onderbroken doordat iemand met schorre stem het Wilhelmus begon te zingen, dat weldra door iedereen werd meegezongen En na het Wilhelmus brak ineens de vreugde om het weerzien door, toen werd er gejuicht tot de kelen schor werden ... Veel mensen stonden te huilen van ontroering en grepen de handen van de koningin."10 3

I A. Pelt, 30 dec. 1955. 2 G. Rutten: p. 85-86.

1030 [PDF]
HARTELIJKE ONTVANGST DER KONINGIN

XCIn Aardenburg werden de eerste illegale werkers aan de koningin voorgesteld, zo ook de naaste familieleden van enkele andere illegale werkers die kort tevoren wegens sabotage waren gefusilleerd. 'Er waren', aldus Pelt, 'twee kinderen bij, een jongetje en een meisje - ik denk dat ze zes en acht jaar waren. Die liepen huilend op de koningin toe en verborgen hun hoofd in die ene mantel die ze de hele reis zou dragen, de een aan de rechter-, de ander aan de linkerkant. Iedereen stond daarbij te huilen, ook de koningin, hoeveel moeite ze zich ook gaf om zich te beheersen. We kregen het werkelijk allemaal te kwaad en één hard-hoiled Canadese oorlogscorrespondent die ook al in tranen was, tikte me op m'n schouders en zei me: 'Damn it, that's the first time I am seeing something real.' '1

XCEr kwamen meer van die ontroerings-momenten, zo in het vrijwel volledig verwoeste Westkapelle waar de koningin, toen zij op het punt stond, per dukw het dorp te verlaten, 'door honderden Westkappelaars die op de puinhopen stonden, het Wilhelmus werd toegezongen. Zij heeft later verklaard', aldus de Casembroot, 'dat dit voor haar een der ontroerendste en indrukwekkendste momenten van haar tournee door Zeeland is geweest."

XCOveral waar de koningin verscheen, werd zij door de haastig toegestroomde menigte verwelkomd met een hartelijkheid die vóór de bezetting maar al te vaak had ontbroken. Zij was méér geworden dan symbool van de nationale onafhankelijkheid - zij had met haar radiotoespraken het hart van het volk geraakt. In deel z schreven wij dat zij vóór mei '40 'met haar strakheid van optreden en gestrengheid van uiterlijk velen misschien eerder ontzag dan liefde had ingeboezemd' en dat 'de mens Wilhelmina voor de grote massa een onbekende' was geweest - in de jaren '40-'45 evenwel werd zij, zo formuleerden wij het in deel ç, 'louter door het medium van de radio voor die grote massa een mens (strijdvaardig, warmvoelend, meelevend), terwijl zij een koningin blééf: een koningin om trots op te zijn - zo werd het gevoeld.' En zo werd het in het bevrijde Zuiden getoond.

XCVoor haarzelf waren natuurlijk de ontmoetingen met de groepen illegale werkers (de 'vernieuwde personen', de 'helden') van bijzondere betekenis. Per streek of stad waren dat hoogstens enkele tientallen. Geen

XCI A. Pelt, 30 dec. 1955. 2 A. F. C. de Casembroot in Zeeland in bewogen dagen, 1940-1945, dl.

1031 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

enkele keuze kon bevredigend zijn. In Breda hoorden de KP'ers pas van het bezoek van de koningin toen, aldus Martha van Huessen-Pikaar, 'alles achter de rug' was 'en de mensen van Trouw zijn voor het portiek blijven staan ... In Eindhoven was het beter geregeld.' 1 Het waren, schreef de koningin zelf later in haar autobicgrafie Eenzaam maar niet alleen,'drukke' maar ook 'gelukkige dagen'; zij

XC'hadden haast meer van mij gevraagd dan een mens geven kan, zowel aan geestkracht als aan lichaamskracht. En dan nog, terwijl elke dag zo vol was, iedere keer maar weer mijn koffertje in- en uitpakken, omdat ik nu eenmaal niet iemand bij mij had, die dit voor mij kon doen.

XCIk kwam stralend en dankbaar terug op 'Mortimer', maar uitgeput. De laatste dagen van de tocht werd ik geplaagd door ischias, een gevolg van de spanningen die het weerzien veroorzaakte en die niet, zoals bij mijn landgenoten, een uitweg konden vinden in het vrije loop laten aan de gevoelens. Ik moest voortdurend voor iedereen klaar staan en mijn medeleven bewijzen en dat kan men slechts, wanneer men zijn aandoening volkomen beheerst."

XCOver de politieke indrukken welke zij tijdens haar rondreis in het bevrijde Zuiden opdeed, schreef de koningin niet in haar autobiografie (daaruit weerde zij in beginsel alles wat met de uitoefening van haar staatkundige functie te maken had), maar wij durven veronderstellen dat die indrukken in het algemeen het beeld bevestigden dat zij zich had gevormd: dat de massa des volks verwachtte dat zjj leiding zou geven, dat dat een leiding moest zijn in de geest van de 'vernieuwing' en dat zij dus juist had gehandeld toen zij de vorming van een nieuw kabinet had doorgezet.

Activiteit van het nieuwe kabinet

XC

XCWat het derde kabinet-Gerbrandy heeft verricht, willen wij slechts beschrijven voor de periode tot 5 mei '45 - de dag waarop de Wehrmacht in het nog bezette deel van Nederland benoorden de rivieren capituleerde. Nadien is het kabinet nog een week of zeven aan de macht gebleven maar wat het toen heeft gedaan, zal pas in deel 12 aan de orde komen.

1 M. Van Huessen-Pikaar: p. 102. 2 Koningin Wilhelmina: p. 396-97.

1032 [PDF]
BELEID VAN HET NIEUWE KABINET

Over de periode tot 5 mei '45 willen wij kort zijn.

XCVermelding verdient allereerst dat verscheidenen van de nieuwe ministers uit het bevrijde Zuiden bepaald geschokt waren door de kleine omvang van de departementale staven welke zij in Londen aantroffen, alsmede door het gebrek aan administratieve ordelijkheid. Bij dat alles moet bedacht worden dat bijna alle departementen door de oprichting en uitbreiding van het Militair Gezag een stevige aderlating hadden ondergaan. 'Wij wareri', aldus de klacht van Wijffels, minister van sociale zaken en ad interim van waterstaat, 'volkomen gespeend van een behoorlijke ambtenaar. Als de heer van Rhijn er niet geweest was, hadden we helemaal niets kunnen doen", Wijffels had 'nooit een grotere janboel meegemaakt dan op dit departement in Londen." Toen ik', aldus Tromp, Wijffels' opvolger als minister van waterstaat (hij kreeg er de taak van de wederopbouw bij),

XC'minister Gerbrandy naar de situatie en het werk van het ministerie ... vroeg (vóór mijn benoeming tot minister), gaf hij met één woord de karakteristiek: 'rot' ... Toen ik op het ministerie kwam en vroeg naar de lopende in bewerking zijnde dossiers, bleek dat die er niet waren met uitzondering van één dossier over de aankoop van een aantal locomotieven in Zweden (waarvan NS later zei dat dit de verkeerde keus was geweest, maar zij hebben in ieder geval gereden)"

XCdat waren de locomotieven die Albarda had besteld voordat het aankoopbeleid was geconcentreerd bij de Norr. De Quay, minister van oorlog sinds begin april '45, kreeg te maken met de bejaarde en nogal dove generaal van de Vijver die als secretaris-generaal van het departement fungeerde, maar 'in het eerste onderhoud dat ik met hem had', aldus de Quay, 'vroeg hij mij, hem alsjeblief niet te halen bij besprekingen van meer dan twee personen, omdat hij dan de discussie niet kon volgen."

XCDit waren allemaal ietwat teleurstellende ervaringen maar de nieuwe ministers lieten er zich niet door ontmoedigen. Er werd stevig en in goede onderlinge verhoudingen aangepakt. 'Ofschoon er', aldus later de Quay, 'wellicht in het begin aan beide zijden, d.w.z. bij de leden van het vorige kabinet-Gerbrandy en bij de nieuwe leden, enige vrees bestond dat er een tegenstelling zou ontstaan, moet ik getuigen dat de werkzaamJ.

I Getuige F. C. M. Wijffels, dl. V c, p. 673. 2 A.v., dl. VI c, p. 763, ' Brief, 28 juli 1975, van Th. P. Tromp aan p. 5 en 6 (Doc 1-2175, a-r), 4 Getuige E. de Quay, dl. I c, p.63 2.

1033 [PDF]
HET DERDE KABINET-:GERBRANDY

heden, naar mijn oordeel, in de beste harmonie zijn verlopen" - een oordeel dat bevestiging vindt in wat twee der ministers uit het tweede kabinet-Gerbrandy: van Kleffens en de Booy, in hun dagboek noteerden. 'Ik moet zeggen', schreef van Kleffens na 'de eerste business-vergadering van het gereconstrueerde kabinet' (2 maart), 'dat de vergadering uitmuntte door zakelijkheid, kortheid en daardoor: veel afdoen; Gerbrandy was op zijn best'": vier dagen later: 'De nieuwe leden maken dat de gedachtenwisseling een pittiger karakter heeft dan het geval was, toen er nog een paar min of meer versleten figuren in zaten." De Booy kreeg op die eerste vergaderingen van het derde kabinet-Gerbrandy 'a very good im pression of the new ministers; they are not acting as politicians but purely and simply as men who want to get their business done" Over de nieuwe ambtgenoten blééf de Booy gunstig oordelen: Beel, Huysmans en de Quay vond hij uitgesproken bekwaam 'and I have also', schreefhij eind juni '45, 'considerable affection for Wijifels whom I also consider to have a very good brain, but he is much too kind for this world,":

XCWat de beleidsdaden der ministers betreft, willen wij er aan herinneren dat, gelijk in het vorige hoofdstuk vermeld, Beel in april een regeling trof voor de vorming van tijdelijke gemeenteraden. De kwestie van het noodparlement liet het kabinet rusten; het was, mede in het licht van de uit bezet gebied ontvangen adviezen, tot de conclusie gekomen dat het die moeilijke materie beter aan het volgende kabinet kon overlaten - bij de laatste discussie terzake (3 mei '45) merkte Beel overigens op dat ook hij zich niet kon verenigen 'met het beginsel', aldus de notulen, 'dat zekere personen uit de illegaliteit voor zekere functies zouden worden aangewezen' (het samenstellen van de commissie-van-elf), 'ons staatsrecht kent geen 'illegaliteit'." Huysmans ging in zoverre een grondige geldzuivering voorbereiden dat hij kort na zijn benoeming tot minister van financiën opdracht gaf tot het drukken, in Engeland, van de nieuwe munt- en bankbiljetten waarzonder het 'oude', 'bedorven' geld niet van onwaarde kon worden verklaard. Voorts benoemde de Quay, er van uitgaande dat onmiddellijk na de bevrijding van het gehele land al ter wille van de uitzending van de expeditionaire macht naar NederlandsIndië een nieuwe generale staf moest worden gevormd, generaal-majoor Dijxhoorn tot chef daarvan, dat wil zeggen: Dijxhoorn wenste niet meerJ.

1 E. de Quay: 'Overzicht der werkzaamheden aan het departement van oorlog' (9 aug. 1948), p. 8 alg., gestenc. bijl. 35). 2 Van Kleffens. 'Dagboek', 2 maart 1945. 3 A.v., 6 maart 1945. 4 De Booy: 'Dagboek', a.v. 5 A.v., 21 en 26 juni 1945. 6 Ministerraad: Notulen, 3 mei 1945.

1034 [PDF]
BUITENGEWOON MI]NBESLUIT

dan waarnemend chef te worden; 'omdat ik', legde hij aan de Enquêtecommissie uit,

XC'niet wilde fungeren als oorlogsprofiteur. Er waren in gevangenschap wellicht officieren die meer aanspraak zouden kunnen maken op de functie van chef van de generale staf ... Ik vond het beter dat de minister, die dan aan het bewind was, vrij was in het doen van zijn keuze"

XCgevolg van dit royale, men zou kunnen zeggen: nobele, standpunt was dat toen de betrokken minister, mr. J. Meynen, later in '45 een chef van de generale staf moest doen benoemen, deze zijn keuze zonder veel pijn en moeite kon laten vallen op Kruls, een en ander tot Dijxhoorns immense ergernis.

XCVermelden willen wij tenslotte dat de minister van sociale zaken, Wijffels, die bij zijn toetreding tot het nieuwe kabinet had bedongen dat de afdeling mijnbouw van waterstaat zou overgaan naar zijn departement, op 10 april '45 aan de directies van de Staatsmijnen en van de particuliere mijnen alsmede aan de door de militaire commissaris, majoor Nicolas, in het leven geroepen adviescommissie persoonlijk in Heerlen kwam mededelen dat hij besloten had, alle steenkoolen bruinkoolmijnen mèt de daarbij behorende roerende en onroerende goederen tijdelijk onder beheer te stellen van de staat; de delfstoffen zouden na winning eigendom van de staat worden, de eigenaren van de particuliere mijnen zouden een nader vast te stellen vergoeding krijgen. Voorts had hij, zei hij, besloten, de werkkracht te vorderen van alle personen die bij de Staatsof particuliere mijnen werkzaam waren; daar stond tegenover dat aan de mijnwerkers een aanzienlijk betere pensioenregeling in het vooruitzicht werd gesteld. Wat Wijffels met dit alles deéd (het belangrijkste werd neergelegd in het op 26 april verschenen Buitengewoon Mijnbesluit, F 63), was geïnspireerd op wat de Londense regering met de koopvaardijvloot had gedaan, en had de bedoeling om de productieverhoging in de mijnbouw te bevorderen welke voor de gehele economische heropbouw van Nederland van fundamentele betekenis was. Wijffels ging intussen nog verder dan de regering ten aanzien van de koopvaardijvloot gedaan had: hij wilde van de mijnen een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie maken en had (ook dat deelde hij op 10 april in Heerlen mee) een commissie opgericht om daartoe een Mijnstatuut te ontwerpen; voorzitter van die commissie was de Nijmeegse hoogleraar Rutten, leden waren

XC, Getuige A. Q. H. Dijxhoorn, Enq., dl. VIII c, p. 860-61.

1035 [PDF]
HET DERDE KABINET-GERBRANDY

een vertegenwoordiger van de beambten van de mijnen, een van de mijnwerkers (niet een der bestuurders van de 'oude' vakbonden maar de penningmeester van de eenheidsvakbond), majoor Nicolas, de Tilburgse hoogleraar Cobbenhagen (de man van de Comité's voor Maatschappelijke Wederopbouw) en een van de directeuren van de Staatsmijnen, dr. ir. Ch. Th. Groothoff - deze laatste werd begin juni tot beheerder benoemd van de gevorderde particuliere mijnen.

XCDie vordering en, meer misschien nog, de aangekondigde oprichting van de commissie-Rutten brachten in kringen van industriëlen in het Zuiden schrik en ontsteltenis teweeg. Zou de tijdelijke vordering in een definitieve worden omgezet? Zou in het kader van een nieuw Mijnstatuut het belangrijke particuliere gedeelte van een zo centrale tak van nijverheid als de mijnbouw (twee-vijfde van de productie was uit de particuliere mijnen afkomstig) staatseigendom worden? Op 25 april, twee weken na de aankondigingen welke Wijffels had gedaan, zonden de Samenwerkende Fabrikantenkringen in het Zuiden een brief aan de minister waarin zij er op wezen dat zij zelf al een commissie hadden ingesteld om zich over de toekomstige organisatie der industrie te beraden (voorzitter van die commissie was ir. Philips, tevens voorzitter van de Samenwerkende Fabrikantenkringen), en waarin zij er op aandrongen, 'dat door Uwe Excellentie ten aanzien van de organisatie in de mijnindustrie geen standpunt wordt bepaald alvorens door Uwe Excellentie ten aanzien van de bedrijfsorganisatie in het algemeen overleg met de verdere industrie is gepleegd, temeer daar datgene wat in de mijnindustrie zal gebeuren, ook wellicht als precedent zal gelden voor het overige Nederland." Wijffels antwoordde medio mei dat het mijnbedrijf een speciale positie innam, dat hij niet bereid was te wachten, maar dat hij de verontruste fabrikanten wel één belangrijke toezegging kon doen, nl. 'dat een regeling die voor het mijnbedrijf zal worden vastgesteld, geenszins insluit eenzelfde regeling voor andere bedrijven die in andere omstandigheden verkeren"; anders gezegd: van een algemene aantasting van de grondslagen der door ondernemers geleide, op het maken van winst gerichte productiewijze zou, wat het derde kabinet-Gerbrandy betrof, geen sprake zijn.

XCDe beschrijving van deze meest aangrijpende periode uit de geschiedenis van de vijf Duitse bezettingsjaren zalons volgende deel: 10 b, vullen.

1037 [PDF]

Appendix

XC

Datumlijst

XC

XCI Begin van de opstand in Warschau (p. 25) 2 Gerbrandyen van Heuven Goedhart ondertekenen de stukken ter oprichting van het College van Vertrouwensmannen (p. 148) 15 De Geallieerden landen aan de Rivièra (p. 45) 24 Eerste bijeenkomst van het College van Vertrouwensmannen (p. 2I 7) 10

1039 [PDF]
DATUMLI]ST

25 Parijs bevrijd (p. 45) J. A. van Bijnen wordt Landelijk Sabotage-Commandant van de Knokploegen (p. 110) 28 Eerste nieuwe dropping van wapens en sabotagemateriaal ten behoeve van Nederlandse illegale groepen (p. IlO, 1I8) 29 Opstand in Slowakije (p. 28) 30 Hitler gelast de verbetering en verlenging van de 'Westwall' (P·259) 31 Het Rode Leger in Boekarest (p. 28)

September 1944

XC

XC2 De massale vlucht van NSB'ers uit Zuid-Limburg begint (p. 193) 3 Brussel bevrijd (p. 48) Prins Bernhard benoemd tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten. Koningin Wilhelmina doet via Radio Oranje aan de bevolking in bezet gebied weten 'dat de bevrijding voor de deur staat' (p. 176) Begin van het georganiseerde vertrek der Rijksduitsers uit Nederland (p. 184) 3 op 4 Begin van de systematische spoorwegsabotage door de KP (p. 120) 4 Antwerpen bevrijdbevrijd (p. 48) Hitler gelast de hardnekkige verdediging van West Zeeuws- Vlaanderen en van Walcheren (p. 260) Seyss-Inquart kondigt de Ausnahmezustand af, Rauter gelast dat iedereen om 8 uur 's avonds binnenshuis moet zijn (p. 180) De koningin gaat er accoord mee dat kolonel Kruls benoemd wordt tot chef-staf Militair Gezag (p. 164) Mussert besluit, de NSB'ers uit het westen en centrum des lands naar het oosten te evacueren (p. 196) De Regeringsvoorlichtingsdienst verspreidt het onjuiste bericht dat Breda is bevrijd (p. 179) 5 De massale vlucht der NSB'ers/begint (p. 200) De Nederlandse Arbeidsdienst stroomt leeg (p. 206) De bevolking gedraagt zich alsof de bezetter al is verdreven (P· 20 7) Eerste grote transport van gevangenen uit het concentratiekamp Vught naar Duitsland (p.

1040 [PDF]
DATUMLI]ST DATUMLI]ST

6 Prins Bernhard vestigt zich op het Continent (p. 312) Tweede grote transport van gevangenen uit Vught (p. 241) 7 Oprichting van een illegale Top-Driehoek in Amsterdam (p. 303) 8 Eerste twee V-2'S op Londen gelanceerd (p. 262) Begin van de evacuatie van het Duitse Vijftiende Leger over de Wester-Schelde (p. 264) 10 Het Britse Tweede Leger overschrijdt bij Beeringen het Kempenkanaal (p. 269) I I Schöngarth, Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, geeft het z.g. Niedermachungsbefehl uit (p. 281) 12 Generaal-majoor KruIs geeft een Eerste Algemene Lastgeving uit met richtlijnen voor het arresteren van 'foute' elementen (p. 557) 14 Montgomery stelt zijn directief op voor 'Market-Garden' (p. 325) Bevrijding van Maastricht (p. 317) De eerste poging van de Canadezen om West Zeeuws-Vlaanderen binnen te dringen, wordt afgeslagen (p. 266) 15 of 16 Hitler gelast het uiterste fanatisme bij de verdediging van Duits grondgebied (p. 258) 16 In Amsterdam begint het illegale 'Delta-Centrum' te functioneren (p·3 IO) 17 Het Britse Tweede Leger gaat van Beeringen uit tot het offensief overover (p. 34 I) Grote Geallieerde luchtlandingen in Noord-Brabant, in het Rijk van Nijmegen en in de buurt van Arnhemin Noord-Brabant, in het Rijk van Nijmegen en in de buurt van Arnhemin het Rijk van Nijmegen en in de buurt van ArnhemRijk van Nijmegen en in de buurt van Arnhem (p. 341) De Nederlandse regering gelast een algemene spoorwegstaking (p. 355,3 66) Het Reichskommissariat naar Delden verplaatst (p. 352) 18 Bevrijding van Eindhoven (p. 372) 20 HeelOost Zeeuws-Vlaanderen bevrijd (p. 264) Verovering van de Waalbruggen bij Nijmegen (p. 382) De Britse Airbornes moeten de Rijnbrug bij Arnhem prijsgeven (p. 391) 21 Begin van de vernieling door de Duitsers van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam (p. 423) 22 Majoor van Houten geeft de Stoottroepen der Binnenlandse Strijdkrachten arrestatiebevoegdheid (p. 561) 24 De koningin doet buiten de ministers om een telegram uitgaan waarin de Grote Adviescommissie der Illegaliteit gevraagd wordt, zich gereed te houden om een delegatie naar haar toe te sturen (p. 9 1 5) 10 4

1041 [PDF]

25 De Airbornes verlaten in de nacht naar de zöste de 'perimeter' te Oosterbeek (p. 406) Begin van de evacuatie van Arnhem (p. 4 10)

Oktober 1944

XC

November 1944

XC

XCI Geallieerde landingen bij Vlissingen (p. 512) en bij Westkapelle (p·5 1 5) 2 Het Duitse verzet in en bij West Zeeuws-Vlaanderen is gebroken (p. 506) 6 Bevrijding van Middelburg (p. 518) 8 Een Amerikaanse divisie, deel van het Canadese Eerste Leger, bereikt Moerdijk (p. 477) 12 Aanmatigende brief van generaal Kruls om de komst van ministers'kwartiermakers'

1042 [PDF]
DATUMLIJST DATUMLI]ST

15 Kruls stelt officieel een Tijdelijk college van algemene commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid in (p. 613) 21 'Honger-demonstratie' te Eindhoven (p. 605) 25 De ministers-'kwartiermakers' vestigen zich in Oisterwijk (p. 795, 87 1) Woelingen in het centrum van Brussel (p. 686) 28 Het eerste Geallieerde convooi bereikt de haven van Antwerpen (p.5I8) December 2 De Wehrmacht inundeert een groot deel van de Betuwe (p. 522) 3 In Midden-Limburg is de Wehrmacht beoosten de Maas teruggedrongen (p. 459) 6 Vergadering van Kruls in Eindhoven met de topfiguren der illegaliteit in het bevrijde Zuiden ter vaststelling van de bij arrestaties van 'foute' elementen te volgen richtlijnen (p. 799) 14 Kruls geeft nieuwe arrestatie-richtlijnen uit (p. 803) 16 Inzet van het Duitse Ardennen-offensiefInzet van het Duitse Ardennen-offensief 21 De bisschoppen van Den Bosch en Breda roepen de katholieken op, trouw te blijven aan hun eigen organisaties (p. 720) eind Oprichting van de Communistische Partij Bevrijd Gebied (p. 73 0) 2 Bijzondere vergadering van de ministerraad ter bespreking van de positie van het Militair Gezag (p. 886) I I Het kabinet aanvaardt dat de koningin de regeling voor het noodparlement niet ondertekent (p. 939) 14 Begin van de evacuatie van Venlo (p.47I) 20 Begin van de evacuatie van Roermond (p. 472) 22 De ministers keuren een brief van Gerbrandy goed waarin de koningin wordt gewaarschuwd tegen de vorming van een z.g. koninklijk kabinet (p. 961) 23 Gerbrandy zet Burger wegens een radiotoespraak uit het kabinet en biedt het ontslag van het kabinet aan (p. 977) 3 I Een door de koningin uitgenodigde delegatie uit het bevrijde Zuiden arriveert in Londen (p. 986) 10

1043 [PDF]

Februari 1945

XC

XC5 Minister van Kleffens weigert een kabinet te formeren (p. 998) 8 . De koningin verleent Gerbrandy opdracht tot formatie van een nieuw kabinet (p. 1001) 10 De arrestatieregeling voor het alsnog te bevrijden gebied wordt vastgesteld (p. 816) 15 Minister van Heuven Goedhart installeert het eerste Tribunaal (p. 84 2) 23 Bekendmaking van de samenstelling, voorzover voltooid, van het derde kabinet-Gerbrandy (p. 1010)

Maart 1945

XC

XC13 Bij Eede (West Zeeuws-Vlaanderen) zet de koningin weer voet op Nederlandse bodem (p. 1030)

April 1945

XC

XCbegin De staf Militair Gezag wordt van Brussel naar Breda verplaatst (p. 585) 26 Afkondiging van het Buitengewoon Mijnbesluit dat o.m. een publiekrechtelijke organisatie voor de mijnen in het vooruitzicht stelt (p. 1035) eind De Katholieke Staatkundige Vereniging opgericht in het bevrijde Zuiden (p. 723)

1044 [PDF]

Het tweede en het derde ministerie Gerbrandyen het derde ministerie GerbrandyGerbrandyTweede ministerie - Gerbrandy (27 juli 1941 - 23 februari 1945)

XCPROF. MR. P. S. GERBRANDY

XCMR. E. N. VAN KLEFFENS H. VAN BOEYEN

XCG. BOLKESTEIN IR. J. W. ALBARDA

XCMR. M. P. L. STEENBERGHE

XCDR. J. VAN DEN TEMPELMinister-president Justitie (tot 21 febr. 1942) Koloniën (van 17 nov. 1941 tot 21 mei 1942) Algemene Oorlogvoering (van 21 mei 1942 af) Buitenlandse Zaken Algemene Zaken Binnenlandse Zaken (tot 3 I mei 1944 en a.i. van 27 jan. tot 23 febr. 1945) a.i, Oorlog (tot 15 sept. 1942) Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Waterstaat a.i. Financiën (van 17 nov. 1941 tot dec. 1942) Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Landbouwen Visserij (tot 17 nov. 1941) a.i. Financiën (tot 17 nov. 1941) Sociale Zaken a.i. Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Landbouwen Visserij (van 17 nov. 1941 tot 8 jan. 1942) Koloniën (totnov.Marine zonder portefeuille (vandec.af) Handel, Nijverheid en Scheepvaart en Landbouwen Visserij (van 8 jan.totmei

CH. J. l. M. WELTER J. TH. FURSTNER JHR. MR. E. F. M. J. MICHIELS VAN VERDUYNEN P. A. KERSTENS 17 1941) 31 1941 1942 31 1944)

1045 [PDF]
HET TWEEDE EN HET DERDE MINISTERIE-GERBRANDY

MR. J. R. M. VAN ANGER EN DR. H. J. VAN MOOK Raden Adipati Aria SOEJONO

XCJHR. IR. O. C. A. VAN LIDTH

XCDE JEUDE IR. J. VAN DEN BROEK

XCMR. J. A. W. BURGER

XCJ. M. DE BOOY

XCMR. DR. G. J. VAN HEUVEN

XCGO ED HART justitie (van 21 febr. 1942 tot I I juli 1944) Koloniën (van 21 mei 1942 af) zonder portefeuille (van 9 juni 1942 tot 5 jan. 1943) Oorlog (van 15 sept. 1942 af) Financiën (van dec. 1942 af) a. i. Handel, Nijverheid en Landbouw (van 3 I mei 1944 af) zonder portefeuille (van 1 I aug. 1943 af) Binnenlandse Zaken (van 31 mei 1944 tot 27 jan. 1945) Scheepvaart en Visserij (van 31 mei 1944 af) justitie (van II juli 1944 af)

Derde ministerie - Gerbrandy

XC

XCPROF. MR. P. S. GERBRANDYJ.J.J.SCHMUTZER JHR. MR. E. F. M. J. MICHIELS VAN VERDUYNEN Minister-president Algemene Oorlogvoering a. i. justitie Buitenlandse Zaken Binnenlandse Zaken Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Financiën Handel, Nijverheid en Landbouw Scheepvaart en Visserij, Marine a.i. Oorlog (totaprilOorlog (vanaprilaf) Sociale Zaken a.i. Waterstaat (totaprilWaterstaat (vanaprilaf) Overzeese Gebiedsdelen

MR. E. N . VAN KLEFFENS DR. L. M. BEEL G. BOLKESTEIN DR. G. W. M. HUYSMANS DRS. J. H. GISPEN J. M. DE BOOY PROF. DR. E. DE QUAY IR. F. C. M. WIJFFELS IR. TH. P. TROMP PROF. DR. IR. I. J. M. 4 1945) 4 1945 5 1945) 5 1945

1046 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van illustraties

XC

XC1-7 D-Day (6 juni '44). De Geallieerde landingen 8 8 D-Day. Britse troepen rukken landinwaarts op 20 9-II De kunstmatige havens der Geallieerden aan de Normandische stranden 20 12 Opmars van de Amerikanen in Normandië 20 13 Amerikaanse jeeps passeren St. Lö in Normandië 20 14-16 De Duitse V-wapens 20 17 Russische stormaanval bij Minsk 28 18 Russische partisanen in Minsk 28 19-20 Russische infanteristen steken de Weichsel en de Dnjestr over 28 21 Russische aanval in de richting van Lemberg 28 22 Partisan en in Slowakije 28 23-24 6 september '44. Duitse militairen trekken door Goes 204 25 Dolle Dinsdag (5 september '44). Op het Rijswijkseplein in Den Haag. . . 204 26 en bij het station Staatsspoor in Den Haag. . . 204 27 en het Centraal Station in Amsterdam 204 28-29 Roof van vee en paarden 292 30 Johannes A. van Bijnen 292 31-33 Resultaten van de spoorwegsabotage 292 34 Amerikaans militair op de St. Servaesbrug te Maastricht, 14 september '44 292 35 Prins Bernhard in Maastricht 292 36 Amerikaanse aanval bij Amstenrade 292 37 Bij een klooster in Zuid-Limburg 292 38-41 17 september '44. De landing van de Britse Airbornes benoorden Heelsum 348 42 Opbrengen van Duitse krijgsgevangenen 348 43 Britse tanks passeren Valkenswaard 372 44 De eerste Amerikanen trekken Eindhoven binnen 37 2 45 Delen van het Britse XXXth Corps passeren Eindhoven 37 2 46 Duitse krijgsgevangenen in Eindhoven 37 2 47-49 Beelden van de strijd in Nijmegen op 19 september '44 372

1047 [PDF]
LIJST VAN ILLUSTRATIES

XC50 De veroverde Waalbrug 5 I Brengun-carrier van de Irene-brigade bij Grave 52-53 18 september '44. Britse aanvallen bij en in Arnhem 54 De Rijnbrug te Arnhem met de resten van een vernietigde Duitse tankcolonne 55-56 Afvoer van Britse krijgsgevangenen in Arnhem 57-58 Duitse tanks in opmars naar Oosterbeek 59 Evacuatie van gewonden uit het St. Elizabeths Gasthuis te Arnhem 60-62 Oosterbeek. Verdediging van de 'perimeter' 63 Oosterbeek. Overdracht van Britse gewonden aan de Duitsers 64 Oosterbeek na de strijd 65 Britse opmars naar Den Bosch 66 De Britten bij Uden 67 Gevecht in Blerick 68 Het centrum van Den Bosch ligt onder artillerievuur 69 Poolse militaire boodschapper in Breda 70-71 De dijkdoorbraak bij Westkapelle 72 Een dukw 73-74 I november '44. De Geallieerde landing bij Westkapelle 75 Britse dukw passeert St. Laurens op Walcheren 76 Evacuatie van burgers 77 In het overstroomde gebied beoosten Nijmegen 78 Straat in Westkapelle 79 Straat in Sluis 80 Verwoest Vlissingen 8 I Straat in Venlo na pag. 37 2 37 2 4°4 516 516 5 16 516 59° 59°_ 590 590 82 De vernielde verkeersbrug over het Hollands Diep 590 83 Nijmeegse burgers wonen in schuilkelders 590 84 Familieberichten op een Poolse tank 590 85 Vluchtelingen uit Venlo 590 86-88 Primitieve behuizingen in de Peel, winter 1944-'45 590 89 'BS'ers' marcheren door Eindhoven, 18 september 1944 766 90 Leden van de Stoottroepen in Zuid-Limburg 766 91 Commandopost van de Stoottroepen in Nieuwstadt 766 92 Leden van de Stoottroepen met de aanduiding 'KP' 766 93 Training van leden van de Stoottroepen

1048 [PDF]
LIJST VAN ILLUSTRATIES

XC94 Prins Bernhard in gesprek met]. ]. F. Borghouts 95 Prins Bernhard en majoor van Houten 96 Prins Bernhard in Nijmegen 97 Leden van de Stoottroepen in het terrein 98 Leden van de Stoottroepen aan de Waaldijk tussen Wamel en Leeuwen 99 Bewakingstroepen van de BS bij een Geallieerd benzinedepot 100 Leden van de Stoottroepen vertrekken naar Duitsland 1010pbrengen van een politieke delinquent in Eindhoven 102 Gearresteerde politieke delinquenten in Nijmegen 103 Politiek delinquent met bord 'Ik ben een landverrader' 1°4-1°5 In de vrouwenafdeling van het bewaringskamp aan de Grote Looyersstraat te Maastricht 106 De z.g. 'verrader van Weert' wordt op eenjeep rondgereden I07 Aankomst van de ministers-'kwartiermakers' op het vliegveld van Eindhoven 108 Koningin Wilhelmina met de delegatie uit het bevrijde Zuiden 109 13 maart 1945. De koningin betreedt bij Eede (WestZeeuws-Vlaanderen) weer Nederlands grondgebied 110 De koningin in Sluis , I I I De koningin in Roermond 112 'Leve de koningin!' BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES na pag. 766 7 66 766 7 66 7 66 7 66 822 822 822 822 822 1°3° 1°30 J030 1°3°

XCMartien Blondel: Oorlog en herstel in Noord-Limburg 1940-1950. Een herinnering in foto's, derde druk (1975): 85

XCGemeente-archief Arnhem: 52, en 54 t.e.m. 63

XCNorbert A. de Groot: Als sterren van de hemel. De oorlog in het Rij]: van Nijmegen 1944 (1977): 47, 48, 49 (uit de collectie van A. D. Bestebreurtje)

XCGeschichte des Crossen Vaterländischen Krieges der Sowjet- Union, dl. IV (1965): 17 t.e.m. 22

XCImperial War Museum (Londen), I, 2, 3, 14, IS, 16, 36, 37, 73, 74

XCSectie krijgsgeschiedenis en ceremonieel van de staf van de bevelheb

1049 [PDF]

Appendix

XC

BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES

XC

XCDe overige foto's zijn afkomstig uit de collecties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Het copyright van de volgende foto's berust bij: 26: S. Huizinga- ]elgersma, Sjaerdawei 5, Oppenhuizen (Friesland) 46: A. J. Starink, Dommelstraat 23, Eindhoven 5 I: L. van den Bergh, Heuvel 4, Oss 53: S. Presser, Vondelstraat 96, Amsterdam 81: J. Vijgenboom-Zaeyen, Oranjestraat 52, Venlo 89: als 46

XC101:

1050 [PDF]

Lij st van kaartenst van kaarten pag. De situatie in Normandië op D-Day (6 juni 1944) te middernacht 7 II De situatie in Normandië op 17 juni 1944 te middernacht 17 III Het Oostelijk front, zomer-herfst 1944 23 IV De Amerikaanse doorbraak in Normandië, 24-3 I juli 1944 41 V De frontsituatie in Frankrijk op 25 augustus 1944 49 VI De militaire situatie bezuiden Nederland ca. 15 september 1944 265 VII Montgomery's plan voor 'Market-Garden' 325 VIII 17 september 1944. De Amerikaanse luchtlandingen bij Veghel en Son 343 IX 17 september 1944. De Amerikaanse luchtlandingen bij Grave en Groesbeek 345 X 17 september 1944. De Britse luchtlanding benoorden Heelsum 347 XI 'Hell's Highway' 377 XII De verovering van de bruggen over de Waal te Nijmegen 381 XIII De 'perimeter' in Oosterbeek 389 XIV De evacuatie van de Airbornes uit Oosterbeek 399 XV Het front in West-Europa d.d. 30 september 1944 449 XVI Zuid-Limburg en het gebied ten oosten van de 'Corridor' 457 XVII Het gebied ten westen van de 'Corridor' 479 XVIII Het geïnundeerde Walcheren 501 XIX De strijd om het vrijmaken van de Wester-Schelde 505 XX De inundatie van de Betuwe 523 De kaarten zijn getekend door P. Compaan

1051 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten

XC

XCAOK

XCA.v. BBO BDC

XCBG BI BNV BRvA CD!

XCCIW CSMG Doc

XCEhrman: Grand Strategy, dl. V en dl. VI

XCEllis: Victory in the West, dl. I en dl. II Departement voor Algemene Oorlogvoering van het Koninkrijk Als voren Bureau Bijzondere Opdrachten Collectie fotokopieën van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, afkomstig uit het Berlin Document Center (SS-archieven) Bijzonder Gerechtshof Bureau Inlichtingen Bureau Nationale Veiligheid Buitengewone Raad van Advies Collectie stukken van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, afkomstig van verschillende Duitse instellingen Comité van Illegale Werkers Chef-Staf Militair Gezag Collectie Documentatie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie ( United Kingdom, Cabinet Office) History oj the Second World War, Military Series, John Ehrman: Grand Strategy, dl. V (1956); dl. VI (1956) ( United Kingdom, Cabinet Office) History oj the Second World War, Military Series, L.Ellis, G. RAllan, A. E. Warhurst en Sir James Robb: Victory in the West, dl. I (1962); L.Ellis en A. E. Warhurst: dl. II (1968)

F. G. F.

1053 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

Enq.

XCGAC Gerbrandy: Enige hoofdpunten

XCGOIWN

XCGSC

XCHarrison: Cross-Channel Attack

XCLKP LO

XCLSC

XCMG NC Van Ojen: De BS

XCOverzicht MG Staten-Generaal, Tweede Kamer, Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945': Verslagen, bijlagen en verhoren, dl. I-VIII (1949-1956) Grote Adviescommissie der Illegaliteit P. S. Gerbrandy: Enige hoofdpunten van het regeringsbeleidin Londen gedurende de oorlogs jaren 1940-1945 (1946) Gemeenschap van Oud-Illegale Werkers Nederland Gewestelijk Sabotage-Commandant (der Landelijke Knokploegen) (United States Government, Department of the Army, Office of the Chief of Military History) United States Army in World War II, the Euro pean Theatre of Operations, Gordon A. Harrison: Cross-Channel Attack (195 I) Landelijke Knokploegen Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers Landelijk Sabotage-Commandant (van de Landelijke Knokploegen) Militair Gezag Nationaal Comité van Verzet (Ministerie van defensie, Staf van de bevelhebber der landstrijdkrachten, Sectie krijgsgeschiedenis en ceremonieel) De strijd op Nederlands grondgebied tijdens Wereldoorlog II, Hoofddeel IV, deel z, G. J. van Ojen Jr.: De Binnenlandse Strijdkrachten (1972) (Ministerie van defensie, Mwikkelingsbureau Militair Gezag) Overzicht der werkzaam heden van het Militair Gezag gedurende de Bij zondere Staat van Beleg,september 1944 4 maart

14 1946 (1948)

1054 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

Pogue: Supreme Command

XCRVV Stacey: Victory Campaign

XCVollgraff: 'Overzicht telegrammen'

XCz.d. z.J. (United States Government, Department of the Army, Office of the Chief of Military History) United States Army in World War the Euro pean Theatre of Operations, Forrest C. Pogue: The Supreme Command (1954) Raad van Verzet (Canadian Government, Ministry of National Defence) Official History of the Canadian Army in World War dl. III: C. P. Stacey: The Victory Campaign. The Operations in North West Europe 1944-1945 (1960) Mr. D. D. Vollgraff: 'Overzicht van telegrammen, afkomstig uit het archief van Bureau Inlichtingen (BI) en van de Ordedienst (OD)', Enq., punten g en h, gestenc. bijlage 94 zonder datum zonder jaartal

1055 [PDF]

Appendix

XC

Register

XC

XCAalst-Waalre, 296, 616, 617 Aanslag op A. Hitler

XCZie: A. Hitler

XCZie ook: Staatsgreep, poging tot, in Duitsland Aardenburg, 273, 505, 506, 508, 103 I Abbing, J. A., 87, 779, 790, 848n Abu/ehr, 278, 425, 426n, 43 I, 432, 434, 437,

XC440n,441,596 AbwehrstellenjFrontaujklärungskomman dos, 425n;

XCZie ook: 'Market-Garden', verraad van; V-Männer) Achterhoek, 122, 128, 129, 203, 27 I, 289,

XC290, 334, 335, 345, 346, 370,474, 574 ' Acker, A. van, 687 Actiegroepen (België)

XCZie: Onafhankelijkheidsfront Aernouts, K, 267 Afferden, 461 Afsluitdijk, 323, 367 Airbornes Zie: 'Market-Garden' Aken, 258, 259, 322, 335, 374, 447, 450,

XC455,458, 576n, 603,834 A.kkerman, J. W., 494, 496 Albanië, 12 Albarda, H., 226 Albarda, J. W., 139, 160, 162, 168, 368,

XC485n, 494,496,604,617-619,627,724,

XC725, 857, 858, 868, 883, 884, 886, 888,

XC905, 906, 912, 913, 936, 938, 939, 953,

XC955, 956, 965, 966-968, 980-984, 991,

XC996,999, 1°°5-10°7, 1009, 1012, 1016,

XC1017, 1027, 1°33 Albertkanaal, 256, 260, 263, 267, 268, 279,

XC316, 324 Albrecht, A. W., 281 Alexander, H., 42, 44 Algemeen Commissariaat voor de Voedselvoorziening Zie: Voedselvoorziening (bevrijd gebied) Algemeen Handelsblad, 497n Algemeen Nederlands Persbureau (Anep), Londen Zie: Regeringsvoorlichtingsdienst Algemene Instructie voor de Binnenlandse Strijdkrachten Zie: A.rrestatiebeleid Algemene Lastgeving van het Militair Gezag Zie: Arrestatiebeleid Algemene Nederlandse Mijnwerkersbond.vz rö Algemene Rekenkamer, 648 Zie ook: Zuivering Algiers, 44, 45n Alkmaar, 98, 369 Allgemetnes Heeresamt Zie: Wehrmacht, Deutsche Allied High Command, II2, 116,288,293, 3°9,418 Allied Supreme Command (ASC), 112 Almelo, 197,200,353,354 Almelo-Nordhorn-kanaal, 121 Alphen (NB), 477n, 529, 589 Ambtenaren Zie: Overheidspersoneel Amerongen, 230 Amersfoort, 8,276, 352 Zie ook: Concentratiekampen Amiens,322 Amsterdam, 54, 7In, 91, 97, 98, 142, 182-184, 196,200,202,203,208,212, 218, 219, 225, 260, 280, 289, 293, 303-305, 354, 369, 394, 417, 422, 423, 445, ?48 10

1057 [PDF]

Zie ook: Havens Anep-Aneta-bulletin

XCZie: Regeringsvoorlichtingsdienst Angeren, J. R M. van, 21, 135, 136,

XC139-141, 168, 8Il, 812, 892, 893,931,

XC955,956,964,966,967,978,982,1002,

XC1004, 1006 Annexatie van Duits gebied, 952, 953 Anrath, tuchthuis

XCZie: Gevangenissen Anti-Revolutionaire Partij, 81, 85, 139,

XC142, 146,721,734, 872, 9I9n, 922 Antisemitisme, 710, 988 Antonescoe, I, 28 Antwerpen, 48, 50, 52, 164, 179, 252,

XC254-256, 260, 263, 276, 321, 428, 435,

XC436,440,441,447,451,452,477,488,

XC512,519, 573, 574,601,615,638,861 Apeldoorn, 37, 38, 118, 119,198,199,201,

XC232,282,294,305,327,352,353,406n,

XC4Il, 412, 417n, 418 Apennijnen, 2 April-Mei-stakingen, 358, 364, 693 Arbeiders (in bevrijd gebied), 18,989;

XClandarbeiders, 642;

XCregistratie, 643;

XCrepatriëring, 18n;

XCtekorten aan arbeidskrachten, 633, 641;

XCwachtgelders, 642, 643 ;

XCin werkverschaffing, 642;

XCZie ook: Arbeidsmarkt, Dienst Uitvoering Werken (Duw), Vakbonden, Vakeen tral es Arbeiders (in bezet gebied)

XCZie: Arbeidsinzet: Graven voor de Wehrmacht; Dwangarbeiders Arbeidsbureaus, Gewestelijke, 65n, 64In,

XC643,666,972 Arbeidsinzet, 53, 58, 60, 65, 73, 82, 160,

XC269-274,276,633,862,972,980;

XCcontractbrekers, 65, 82;

XCgraven voor de Wehrmacht, 160, 206, 269-274, 276, 353, 460, 463, 464, 467,472,486,487,5°8,547; Zie ook: Gemeinde-Aktion; Westwall Arbeidsmarkt (in bevrijd gebied), 633,

REGISTER

XC634 Arbeitserziehungslager, 66 Arbeitskontrolldienst, 56, 65Ardennen, 48n, 276, 300 Ardennen-offensief, 477, 526, 573, 632n, 983,985 Armée Beige des Partisans Armés, 684, 686 Armée Secrète (België), 439, 684-686 Armeniërs Zie: Wehrmacht, Deutsche Arnhem, 50,201,208,238, 249n, 255, 271, 284,291, ]22-353 passim, 383-429 pas sim, 438, 443, 445, 454, 489, 520, 521, 525, 526, 528, 529; Slag bij Arnhem, 385-412, 915; Zie ook: Evacuatie; Krijgsverrichtingen; 'Market-Garden' Arrestatie van 'foute' personen, 317, 552-567, 573,656, 703n, 757, 770-855 passim; aantallen, 821, 822-824, 843; behandeling van gearresteerden, 552-555, 793, 826-839, 844; bezittingen van gearresteerden, 840, 84 1, 843, 844; kategorieën, 557-559, 564-566, 770, 771, 804, 817, 823, 850; verzorging van kinderen van gearresteerden, 839, 840, 843, 844; vrijlatingen, 8°5, 806, 807, 822, 823, 824; Zie ook: Arrestatiebeleid; Bewaringsen verblijfskampen Arrestatiebeleid (in bevrijd gebied), 552-567,675,770-855; bevoegdheden Binnenlandse Strijdkrachten en/of Politie, 557-567,656, 657, 757, 761, 770-820, 847-855, 857, 879, 896, 914; Centrale Opsporingsraad, 668, 780-782, 796, 797, 801, 803, 807, 810,816,817,819,820,823,849,851, 897; Opsporingsdiensten der Binnenlandse Strijdkrachten, 8°4, 806, 8°7, 814, 817, 819, 820, 845, 851; Opsporingsdiensten van het Militair Gezag, 807, 816-820, 851; Eerste en Tweede Lastgeving van het Militair Gezag, 557, 559, 564, 566, 567,669,77°,771,777,778,794,800, 8°4, 817, 824, 850, 853; 10

1058 [PDF]

oordeel Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945', 843-852 passim;

XCregelingen voor het nog te bevrijden gebied: Algemene Instructie voor de Binnen landse Strijdkrachten, 818, 819; Algemene Lastgeving van het Militair Gezag, 817, 851, 852; arrestatieploegen van de Binnenlandse Strijdkrachten, 780, 819, 85 I, 854; Centrale Adviescommissie van het Militair Gezag, 819, 820, 851; Provinciale Opsporingsdiensten van het Militair Gezag, 800, 8 18; Zie ook: Arrestatie van 'foute' personen; Berechting (bevrijd gebied); Bijzondere rechtspleging; Illegaliteit (Oud-); E. L. M. H. Speyarr van Woerden; Zuivering: van politie Artsenverzet, 80, 81

XCMedisch Contact, 81, I04n, 646, 695,

XC698 Asbeck, C E.van, 756 Asbeck, F. M.van, 922 Asch van Wijck, A. M. van, 649n Assen, 197,208,353 Atlantikwall, 7, 55,247 Atlantische Oceaan, 15 Atrecht, 177 Aufsich tsverwaltung, 53 Auschwitz-Birkenau, Zie: Concentratiekampen Ausems, A. W. M., 94, II2, 145,915 Ausnahmezustand, 71, 73n, 180, 181, 281,

XC3°1,355 Zie ook: Dolle Dinsdag-periode Aussenstellen

XCZie: Politie, Duitse Austin, J P., 286 Australië, 135, 582n, 737, 738, 741, 754,

XC9 62 Avegoor, SS-Schule,

REGISTER

XCZie: SS Avranches, 39, 76 Axel, 210, 228, 229, 264, 554, 822Baanbreker, De, 214 Baarle-Nassau, 229, 244, 481, 529, 589 Baarlo.iaöz Backer, A. J, 188,200 Baekers, W., 713 Bailey, D. C, 333n Bakel.xiyz Baker, P., 427, 428, 435, 436, 439 Balkan, 2, 42, 44, 69, 283 Bamberg, I09n Banning, W., 922 Banská Bystrica, 29n Barchem, I23n Barendrecht, 2 II Barneveld, 520 Bata-fabrieken, 7 I 8 Baud, J C, 1029 Bayeux, 4, 6,46 Bazuinstoot, De,4I5 Beau.ftragten des Reichskommissars Zie: Reichskommissariat Beck, L., 30, 35 Beckers, F., 386n Bedell Smith, W., 165, 169, 171, 173, 174, 324, 336, 337, 453, 469, 471, 494, 497, 498, 527, 534, 764, 855, 861, 925, 926 Bedrijfsleven (in bevrijd gebied), 540, 613, 614, 628-638, 663-672, 713-718, 920, 964, I003; Zie ook: Arbeiders; Arbeidsmarkt; College van Algemene Commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid; Comité's voor Maatschappelijke Wederopbouw; Economische collaboratie; Economische situatie in bevrijd gebied; Fabrikantenkringen; Industrie; Kamers van Koophandel; Ondernemingsraden; Raad voor het Bedrijfsleven; Vakbonden; Vakcentrales; Werkgeverscentrales; Zuivering Bedrijfsleven (in bezet gebied), 60-62 Beek (L), 126, 384,482, 483n, 521, 529 Beekbergen, 334, 335 Beel, L. J M., 540, 551, 651n, 662, 668, 704, 705, 708, 877, 893, 940, 941, 948, 949, 959, 985--987, 991, 992, 997, 999, 1004, 1005, 1008-1010, I020n, 1026, 1028-1030, 1034

1059 [PDF]

Beelaerts van Blokland, F., 649n, 660, 930,

XC937,949,959,981n,993 Beelaerts van Blokland, J. J. G., 760n,

XC856n Been, C, 292-294, 362 Beer, P. de, 86, IlO, 1I7, 1I9 Beeringen, 268, 427, 428, 436, 437 Beermann, V., 7lIn Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des

XCSD

XCZie: Politie, Duitse Beilen, 199 Belastingverzet, 93, 104, 695 België, 8, 47, 96, 125, 182, 183, 247,

XC250--253,260,280, 316, 328, 336, 435,

XC450,459, 508, 530, 531, 573, 574, 587,

XC589, 6°9, 620, 636, 644, 690, 693, 73 I,

XC739-741, 769, 8°7, 860,964 situatie eerste maanden na de oorlog, 681--687 Belgisch Leger der Gewapende Partisa

XCnen, 684, 686 Bemmel, 332, 333n, 418 Benesj, E., 29n Bennekom, J. A. van, II8n Bensen, G. H., 760 Berchtesgaden, 14n, 33 Berechting,

XCin bevrijd gebied: van 'foute' personen Zie: Bijzondere rechtspleging;

XCin bezet gebied: 70--73; stopzetting van - van illegale werkers tNiedermachungsbefehlï, 70, 7 1; Zie ook: A. Hitler; H. A. Rauter; Rechtspraak, Duitse, in Nederland Berg, C van den, 607, 646, 724, 862, 876 Bergen-Belsen

XCZie: Concentratiekampen Bergen op Zoom, 129,273,479,488,548,

XC555n, 591n, 7 00, 708, 773, 774 Bergh, J. van den, 127 Bergse Maas, 454, 459, 476, 479, 480,525,

XC588, 595, 860 Berlijn, 33, 35, 51,249,255,256,258,279,

REGISTER

XC281, 322, 326, 333, 442 Bern,88 Bernhard, prins, 149, 150, 164, 269n, 282,3°6,308,310,312,313,317,365,368, 398,418,422,424,425,429,436,440, 469, 470, 485n, 534, 535, 543, 548, 556-567, 596, 656, 695, 696, 698, 742-808 passim, 816, 818, 850--856, 859, 864, 865, 867n, 873, 890, 891, 892, 894, 897,913--921,923--925,933,948, 1013, 10 1 4; en arrestatiebevoegdheid Binnenlandse Strijdkrachten en/of Politie Zie: Arrestatiebeleid en benoeming tot bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten en (eventuele) benoeming tot Opperbevelhebber van Landen Zeemacht, 130, 133, 168-177,220, 301, 302, 764, 890, 909, 924--928, 1013, 1014; en B. L. Montgomery, 313, 337, 762, 767, 855; en C A. Lindemans ('King Kong') ·Zie: "Market-Garden', verraad van; en opbouw Nederlandse Strijdkrachten, 742-747,750, 753, 754; en de Ordedienst, 544, 545; en Shaej, 534, 535, 544,754,764,766; en vorming van Stoottroepen en Bewakingstroepen, 556, 559-567, 756-764, 855, 856; Zie ook: Binnenlandse Strijdkrachten Bertels, G., 465-467, 471 Bescherming bevolking (in bevrijd gebied), tegen oorlogsgeweld, 591, 592 Best, 375, 376, 378, 718 Bestebreurtje, A., 331, 346 Bestuursvoorziening na de oorlog, 134, 159, 163, 908--945 Zie ook: Illegaliteit, (Oud-); Noodparlement, vorming van; Wetsbesluiten; Koningin Wilhelmina Betalingsverkeer, 645. Zie ook: Geldzuivering; Lonen en salarissen; Nederlandse Bank; Pensioenen; Postchèqueen girodienst; Schatkistbilj etten Bethmann, Generalarbeitsfûhrer, 2°5-2°7 Betuwe, 290, 332, 337, 351, 378, 390, 393n, 398-4°1, 414, 418, 443, 443n, 454, 520--525, 567, 575, 579, 588, 589,

1060 [PDF]

619,768, 833 Zie ook: Evacuatie; Inundatie; Krijgs

XCverrichtingen Beus, ]. G. de, 1010 Bevolkingsregisters, 83, 95, 596n

XCZie ook: Overvallen Bevoorrading (bevrijd gebied), 601-638

XCpassim. Zie oak: Netherlands Office for

XCRelief and Rehabilitation; Shaef; Four

XCParty Supply Committee Bewakingstroepen

XCZie: Binnenlandse Strijdkrachten Bewaringsen verblijfskampen, 314,538,

XC783, 822, 824-839, 844; Grote Looijersstraat (Maastricht), 824, 829, 830, 83 I; Reusel, 783, 822, 829, 833;

XCSluis, 829;

XCVught, 829, 8]2, 834-839, 841;

XCValkenburg, 835 Biallosterski, T., 285, 286, 289, 428, 915 Bierum, 475n Biervliet, 493, 494n, 504, 508, 516 Biesbos, 65, 90, 230, 335, 386n, 481, 482,

XC595n, 639 Bilderbeek, C. W. van, 196, 198 Bilthoven, 261, 264, 362 Binnenlandse Strijdkrachten, Belgische,

XC68 4 Binnenlandse Strijdkrachten, Franse

XCZie: Farces Françaises de l'Intérieur Binnenlandse Strijdkrachten, Neder

XClandse (NBS), 307, 313, 534, 557, 559,

XC561-563,633,668,739,752-806 passim,

XC817-825, 845, 854, 855, 873, 874, 963; Bewakingstroepen, 562, 563, 565, 567, 633, 668, 739, 752, 757-759, 763, 766, 769n, 771-774, 798, 800, 825; sterkte, 752, 757;

XCGezagscompagniën, 757;

XCen Shaef-Mission, 764-766;

XCStichting Centrale Financiering, 758;

REGISTER

XCStoottroepen, 544, 556, 559-564, 567, 693,695,698,739,744,748,752,753, 756-769, 770, 772, 775-778, 783, 79°,796-799, 809, 854; bevoorrading, 764-766; Inlichtingendienst, 761; militaire acties, 767-769;sterkte, 752, 757; verliezen, 769; Zie ook: Arrestatie van 'foute' personen; Arrestatiebeleid; Prins Bernhard Bioscopen, 63, 663, 664 Bisschoppen, 715, 718-722, 733, 872,922, 978n,998 Bisschoppelijk College Roermond, 125, 27° Bittrich, W., 334, 335, 347, 348, 386, 398 Blaauw, A. F. H., 550,654,659, 660,694, 781, 782, 853 Blankenstein, H. van, 607, 61 1,612,981 n, 1016, 1022 Blaskowitz, J45 'Blauwe Jagers, De', 563, 667 Zie ook: van Doorne's Automobielfabriek; Partisanen-Actie Nederland Bleijs, L., 166,799,801,820,897,898,905, 921, 995, 996, 1008n, 102In Blizard, Ch. c., 534n Bloemers, S. H. F., 656 Blooys, ]. de, 94 Bobruinsk, 24 Bock, L. A. C. de, 206, 207 Bodde, Th., 278 Bodegraven, 275n Bodens, W., 438n Boekarest, 28 Boekhandelaren, 663, 664 Boer, M. de, 105, 227 Boeree, Th. A., 388n, 400, 426, 439 Boerma, A. H., 606, 6°7, 6Il, 613, 672, 677, 678 Boetzelaer, D. C. C. van, 810, 8Il, 845, 977, 978 Boeyen, H. van, 136, 160, 655n, 888, 892, 936, 949, 952, 953, 965, 966--968, 979, 980, 1000, 1007, 1009, 1027 Bohemen, 28n Bolkestein, G., 888, 893, 952, 953, 965, 967, 979, 999, 1005, 1007, 1008, 1019, 1028 Bombenweiber, 184 Bommeierwaard, 421, 524, 526 Bond Nederland, 698-700, 703, 707, 732, 918,920 Bongers, ]. C. ]., 582n, 754n

1061 [PDF]

Bonn, 256, 326, 437 Boot, ]. ]. G., 272, 415 Booy,].~. de, 136, 534,605, 610n, 742,

XC745,746n, 747,753, 884, 885, 887-889,

XC892,901,946,956,964,967,997n,998,

XC1004, 1005, 1007, 1009, 1010, 1014,

XC1019, 1028, 1034 Bor-Komorowski, T., 25-27 Zie ook: Poolse Ondergrondse Leger; .

XCWarschau, opstand augustus 1944 Bordeaux, 44 Borghouts,].]. F., 1I3, 117,120,233,234,

XC246, 267, 289, 295-297n, 304, 308,

XC309n, 342, 372-374, 551, 559-567,

XC698, 721, 759, 766, 770, 771, 776, 778,

XC789n, 799, 8°4, 823, 850, 854, 855 Bormann, 353 'Borneo'ç zçj Borssum Buisman, G. A. van, 89n Bosch van Rosenthal, E. ]., 122 Bosch van Rosenthal, L. H. N., 122, 137,

XC139, 143-146, 148, 151, 153, 159,216,

XC217,219,222-226, 314, 358, 918, 946,

XC102In Bosrnans, ]., 714n Boswijk, W. A., 227 Botke, T. ]., 77 Boulogne, 254, 256n, 322 Bouwman, P.]., 614 Bouwmaterialen, 638 Boxtel, 481, 629, 769, 795, 871 Braakman, 264, 493,504,508 Brabantia Nos/ra, 551 Bradley, 0.,13,40,47,249-252,324,325,

XC443,451-453,490 'Brandaris, De',

XCZie: Regeringsvoorlichtingsdienst Brandenburg, ]., 94 Brandweer, 591, 592 Bratislawa, 29n Brauw, R de, 148,216,217 Breda, 120, 122, 127, 130, 131, 178, 179,

XC198,200,207-209n,2II,224,229,240,

XC245,247,312,315,442,477,48I,483n,

XC487, 545, 574, 583, 585, 629, 632, 700,

XC713, 715, 718, 720, 733, 793, 796, 800,

XC802, 8°9, 823, 826, 827, 845, 855, 856,

REGISTER

XC894, 906, 986, 1032 BreendonkZie: Concentratiekampen Bremen, 326, 769 Brereton, L. H., 322, 328, 330, 337, 338, 349,386,442,490 Breskens,265,266,488,493,504,5I2,513 Brest, 40, 251, 255, 448, 456 Bretagne, 3, 15,4° Brigade Blanche, 126, 432, 433 Brink, H. van den, 438, 439 Brinkgreve, H, 286, 33 I, 332,428 Bristol,20 British Broadcasting Corpora/ion (BBq, 7, 10,45,51,131,191,196,213,224,246, 354,366,367, 386,485n, 598, 703n; European Service, 178, 354, 367; Home Service, 179, 354; Nederlands Nieuws-programma, 7, 131,176,178,179,246,354,355,366, 367, 494 Brits Oost-Afrika, 738 Broek, H. ]. van den, ('De Rotterdammer'), 8, 178, 247, 367, 375, 599, 600, 6°3, 710n, 724, 970 Broek,]. van den, 135, 136, 368,605,609, 612, 758, 796, 802, 860, 870, 871, 872, 875, 880, 886, 888, 891, 920, 927, 933, 934, 954, 956, 957, 959, 960, 964, 966, 967, 968, 968, 996, 999, 1004, 1005, 1007, 1009, 1028 Broekert, P. ]., de, 494, 496 Brooke, A., 44, 5I, 5r rn Brouwer, C, 90, 294, 332, 335 Brouwer, ]. de, 551 Browning, F. A. M, 324, 329, 33 I, 337, 344, 349, 379, 380, 384, 386, 396, 397, 398,401 Brüggen, 472 Brugge, 266, 512 Brugmans, H., 71I Bruins Slot, ]. A. H. ]. S., 104, 304 Brussel, 48, 50, 52,77, 1I9, 177, 183, 196, 263,268,312-314,319,322,323,327, 366,426n,435,441,469,485n,537,548, 569, 583-586, 589, 608, 616, 617, 620, 695, 744, 861, 862, 987 Bruyne, M, R de, 168, 169 Buchem, F. S. P. van, 67In, 793 Buitengewone Raad van Advies, 132, 134, 136, 160, 162,413,885,964, 1012

1062 [PDF]

Bulgarije, 28, 42, 43, 50 Bureau Afvoer Burgerbevolking, 192 Bureau Binnenlandse Zaken

XCZie: ]. A. W. Burger Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO)

XCZie: Geheime diensten, Nederlandse Bureau Documentatie, 655

XCZie ook: Zuivering Bureau Inlichtingen (BI)

XCZie: Geheime diensten, Nederlandse Bureau Zuivering

XCZie: Zuivering: van overheidspersoneel Burg, ]. P. L. L. A., 677 Burgemeesters en wethouders, 59, 160,

XC163,188,193,220,221,231,271,318,

XC319,536,547-550,65°-655,699,706,

XC857, 871, 875,920,939,941, 972 Zie ook: Provinciale en gemeentelijke bestuursorganen; Wetsbesluiten; Zuivering Burger, ]. A. W., 134-14°, 148, 158-161,

XC168,179,314,315,319,368, 485n, 548,

XC55I,552,572,609,650n,65I,655n,66I,

XC662, 725, 796, 802, 813, 857, 858,

XC859-906 passim, 9IO, 920, 927, 936, 939,

XC940, 952, 954, 955, 956, 959, 960, 964,

XC966-985,991,993-996,999,1006,10°7,

XC1017, 1022, I027;

XCinstellen van een Bureau Binnenlandse Zaken, 875-877, 880, 881, 968;

XContslag als minister, 978-985;

XCradiotoespraak van 14 januari 1945: over gezagsverhoudingen, 970, 971; over de zuivering, 971-977; reactie van Illegaliteit (in bezet gebied),976; Zie ook: Ministerie-Gerbrandy Burgerverzetsgroepen

XCZie: Sabotage

XCZie ook: Landelijke Knokploegen Buunk, G. B., 112 Bijnen, ]. A. van, 87, 108, IIO-I22, 23 I, 2J2-235n, 244-246, 283-3 I I passim,

XC332, 362, 363, 416-420, 56In, 721

XCZie ook: ]. Thijssen Bijzondere gerechtshoven

REGISTER

XCZie: Bijzondere rechtspleging Bijzondere rechtspleging, 133, 668,841-843, 973-975n; Bijzondere gerechtshoven, IJ3, 538, 84 1; Tribunalen, 133, 668, 8°9, 841-843, 899; Zie ook: Wetsbesluiten Bijzondere Staat van Beleg, 132, 160, 536, 546, 581, 876, 881, 893,963 Zie ook: Wetsbesluiten Cadzand, 267, 504, 506 Caen, 4, 6, 16, 18 Calais, 254, 257, 615, 872 Caljé, c.]. F., 104-106,227,3°3,3°6,31 I, 791, 923, 924, 943, 948, 949, 950, 985 Calmeyer, H, 38 Cals, ]. M. L. Th., 782, 783, 785, 800, 853 Capelse Veer, 477, 533, 848n Cappetti, H., 241, 242 Carels, ]., 98 Carp, ]. H, 188, 204 Casablanca, conferentie van, 30 Casembroot, A. F. C. de, 315, 546, 801, 948, 949, 959, 967, 985, 986, 991, 997, 998n, 999, 1004, 1026, 1028-1030, 1°31 Cazenove, A. de, 535, 580, 864, 867 Celosse, ].].,431,433,434 Censuur, 537, 594-597; op de pers, 597; op het post-, telegraafen telefoonverkeer, 314, 536, 538, 594, 595 Centraal Distributiekantoor (illegaal) Zie: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers Centraal Indelingsbureau Koninklijke Landmacht· Zie: Koninklijke Landmacht CentraalOrgaan voor de Zuivering van Overheidspersoneel Zie: Zuivering van overheidspersoneel Centraal Transportbureau Zie: Militair Gezag Centraal Vrijwilligerskamp (Oirschot) Zie: Strijdkrachten, Nederlandse

1063 [PDF]

Centrale Adviescommissie van het Mili

XCtair Gezag

XCZie: Arrestatiebeleid Centrale Inlichtingendienst (CID) Zie: Geheime diensten, Nederlandse Centrale Inlichtingendienst (illegaal), 92,

XC98, 1I8, 231, 283,3°3,3°5,310,317 Centrale Opsporingsraad van het Militair

XCGezag Zie: Arrestatiebeleid Ceylonv çöz Chaillet, J. L., 96, 359 Charleroi, 48 Cherbourg, 3, 13, 14, 18,251,252, 253n,

XC321,43°,447,448 Chiefs of S/aff(Britse), 42, 44, 5 I Chill, K, 267, 269, 454 Cholm,26 Choltitz, General, D, von. 45 Christelijk-Historische Unie, 81, 734,

XC9 22 Christelijk Nationaal Vakverbond, 6°5,

XC716-718,734 Christiansen, F. c., II, 37, 38, 54, 74, 129,

XC130, 189,263,279,351,382,423,424,

XC427,437,445,446 Christofoor, 1I6n, 6lI, 710 Chris/ofoor-groep, I04n, 722 Churchill, W. S., 8n, 30, 32, 42-44, 51,

XC137, 141, 323,413,444,496, 5lI, 527, 861, 862, 867, 900 Civil Affairs Detachment, 588, 590, 604,

XC613, 652 Clark, J. G. W., 534, 535,637,741, 893n Cleveringa, R P., 146, 149,216,217,219,

XC222,922 Cnoops, A. J. M., 433, 434 Cobb en hagen, M. J. H, 671n, 714n, 1036 Coevorden, 32, 140 College van Algemene Commissarissen

XCvoor landbouw, handel en nijverheid,

XC606, 610-615, 631, 632, 634, 636, 638,

XC640,641,671,672,680,857,875,1009, 1018

XCZie ook: Bedrijfsleven; Economische situatie in bevrijd gebied College van Rijksbemiddelaars, 640 College van Vertrouwensmannen, 82,

REGISTER

XC122, 145-149, 167, 216-226, 315, 415,542,547,548,656,877n,92I,922,947, 963, 975, 990, 1006, 1012, 102In Colmar,453 Colijn, H., 787, 799, 990n Combined Boards, 637 Combined Chiefs of Staff, 44, 497, 498, 511n, 736-741, 754 Combined Munitions Board, 448 Combined Shipping Adjustment and Raw Materials Board, 736 Comet-plan Zie: Krijgsverrichtingen: Westelijk front Comité 'Eenheid bij Verscheidenheid', 7°9 Comité Français de Libération Nationale, 45n Comité van Illegale Werkers (CIW), 695-697, 699, 7°°, 830 Comité's voor Maatschappelijke Wederopbouw (CMW's), 714n, 1036 Commissaires de la République, 45n Commissarissen der koningin (der provincie), 59, 122, 137, 146, 181, 188, 193, 200,220-222,314,315,318,537,54°, 542, 546-549, 649, 651-653, 706, 910, 941,972,985 Commissie-Oorlogvoering, 496, 740 Commissie-van Spaendonck (zuivering), 671,672 Commissie-Terugkeer, 133, 166, 168, 926, 948, 949 CommissieWolters om, 143 Communistische Partij Bevrijd Gebied, 73° Zie ook: Eenheidsvakbonden; De Waarheid-groepen Communistische Partij Nederland (illegaal), 81, 93, 94, 728-733; Solidariteitsfonds, 94 Concentratiekampen: 70, 530; Amersfoort, 56,73,230,238,243,244, 35 I; Auschwitz-Birkenau, 182, 529n; Bergen-Belsen, 243, 529n; Breendonk, 77; Buchenwald, 356; Dorav zon; Neuengamme, 148n; Ommen, 56; 106

1064 [PDF]

Ravensbrück, Frauenkoneentrationsla ger, 182, 242;

XCSachsenhausen,241,242;

XCTheresienstadt, 66, 182, 529n;

XCVught, çn, 56, 66, 73, 74-79, 217, 238-246,435,787,827; Aussenkommandos Arnhem/Velp, 242; 'Deppner-executies'ç ça-çç; onrruirning.caao-zaj Zie ook: Illegaliteit, Nederlandse Philips-Kommando, 243

XCWesterbork, 66, 182, 197, 198,202-204 Concertgebouw Amsterdam, 189 Contact-Commissie der Illegaliteit, 81,

XC82,84,99, 103, 104, 145, 147, 173,306,

XC3°7,3°8,310, 3 II, 315, 416, 694, 910,

XC915,917,918,923,945, 1006 Convent van Kerken,

XCZie: Kerkelijk verzet Coolen, A., 127, 574, 575, 577,63 I Cordeaux, J. K., 141 Cornelissen, A. J. M., 723 Cote d'Azur, 45 Cotentin (schiereiland), 4, 20 Coubert, 253n Couvée, 1\1.,-95, 309 Cramer, J., 32, 88, 137, 141, 146, 149,

XC216-219, 223, 224, 922 Crasborn, J., 87, 120, 462, 463, 759, 760,

XC766, 799, 803 Crerar, H. D. G., 324, 488-492, 521 Crisis-Controle-Dienst,613 Culemborg, 417

XC'D-Day' ('Decision-Day'), I-II, 15,20,24,

XC45n, 46, 60, 64, 69, 88, 132, 136, 161,

XC185,251,255,49°,491;

XCreactie in Nederland van de bevolking, 7-9; van de bezetter, 9- 12;

XCZie ook: Krijgsverrichtingen: Westelijk front Dagblad van het Zuiden, Het, 309n,

XC55°-552 Dagelijks leven:

XCin bevrijd gebied, 568, 575;

REGISTER

XCin bezet gebied, 63, 64Daser, W., 517, 518 Deelen (vliegveld), 290, 327, 33 I, 401n, 5°5 Deelen, F. A. J., 793, 802, 809-811, 813, 815,845 Degrelle, 1., 313 Dekker, J., 197-199 Delden, 352, 530 Delft, 57,208, 212 Delta-Centrum Zie: Top Driehoek Demany, F., 683, 685 Dempsey, M. c., 177, 178, 323, 324, 326, 338,401n, 426, 443,458, 477 Departementen, 58, 59, 201, 225, 226, 354,611,661,876, 877n, 881, 893, 899, 947,951, 1033 Deppner, E., 69, 73, 74, 76, 79; 'Deppner-executies'Zie: Concentratiekampen: Vught Derksema, R P. J., 781, 788, 789, 799 Deurne, 604, 652 Deventer, 182, 208, 230, 289, 344, 370, 4 1 9 Devers, J. 1., 447, 451, 452 Dickens, G., 755 Diemen,202 Dienske, H., 78 Dienst Drooglegging Walcheren, 639 Dienst Uitvoering Werken (Duw), 642, 643, 680 'Dienst Wim', 74, 89 Dienstplichtigen Zie: Strijdkrachten, Nederlandse Dieren, E. van, 59n, 200 Dinteloord, 633 'Diogenes', Luftwaffe-centrale Schaarsbergen, 347n, 428n Distributie, 62, 63 Distributiekantoren, 83, 95 Zie ook: Overvallen Distributiestamkaart, Tweede, 69, 83, 643 Zie ook: TD-groep Dnjepr,22 Dobbe, Th., 234n, 235n Dobson, R I., 165, 166, 365 Does, J. N. van der, 410 Doetinchem, 201, 335, 346

1065 [PDF]

Dohmen, Fr., 626, 627 Dolle Dinsdag-periode, 50, 180-248,280,

XC291, 3II, 313, 352, 361, 525,912;

XCen activiteiten Illegaliteit, 201, 213-238,243-246,283-301 Zie ook: Landelijke Knokploegen; Raad van Verzet;

XCen College van Vertrouwensmannen, 216-226, 542;

XCen Nederlandse Arbeidsdienst, 2°5-2°7; en reactie In Londen, 177-179, 246-248, 312-316, 319-}2°; en reactie bevolking, 2°7-213;

XCen verwarring bij bezetter, 124-131;

XCen verwarring bij NSB, 185-2°5;

XCZie ook: Ausnahmezustand; MinisterieGerbrandy; Ordedienst; H. A. Rauter; Reichskommissariat Domburg, 499,510,516, 5I7n, 588 Dornmelv jva Donau,42 Donderdagmiddagbij eenkomsten, 95,

XC104, 105, 108, 112, II7, 243, 244, 301,

XC303, 361 Donker, 1. A., 705-708, 723-727, 734, 779,

XC993, 1001, 1006, 1012, 1022 Donner, )., 97, 110, 661 Doodvonnissen, 67, 70, 72, 74, 596 Zie ook: Krijgsraden te velde; Rechtspraak, Duitse, in Nederland Doolaard, A. den, 191, 367, 414, 416, 485n,977 Doorman, P. 1. G., 169, 797, 891 Doorn, J. 94, 95, 309 Doorne, H. ). van, 667, 668 Doorne, W. A. van, 667 Doorne's Automobielfabriek, van -, 667,

XCzuiveringsactie van 'De Blauwe ]a

XCgers',667 'Dora'

XCZie: Concentratiekampen Dordrecht, 98, 208, 212, 235, 263, 275n,

XC369, 482, 502n Dorp, ). van, 312 Dortmund, 341 Douane

REGISTER

XCZie: Grensbewaking Douqué, H. A., 85Douw van der Krap, C. 1. ). F. 394, 395 Douwes, A., 207, 208 Dover, 14, 872 Drachten,475 Drees, W., 81, 82, 104, 139, 146, 148, 153, 216,217,219,222-224,922,924 Drente, 192, 196, I99,294,36In, 370,474 Drexel Biddle, A. )., 169, 174 Driebergen, 425, 432, 437, 439, 441 Drie!, 398, 400, 520 Drielse Veer, 388n, 390, 393n, 397, 398, 4°0,552 Dries, N. C. M. A. van der, 660, 661 Drimmelen, 481, 483 Droog,]. den, 234n Druneru a.Sr Duclos, )., 730 Dülken,468 Düsseldorf, 469 Duisburg, 347n Duitsland, 1,2,45,47,5°, SI, 65,195,208, 246, 249, 250, 260, 270, 277, 364, 447, 736,738, 739, 741, 742, 862, 1003 Dukla-pas, 28n, 29n 'Dutch-Paris', 430 Zie ook: ). H. Weidner Duyn, A. van, 109, 110 Duyzings, M. W., 577-579 Dwangarbeiders, 66; aantallen, 530 Zie ook: Arbeitserziehungslager Dijckmeester, F. Th., 89n Dijk, H. van, 7m, 86 Dijk, W. ). van, 373, 375, 542, 545, 551, 559, 561, 562-564, 592,771, 800, 803 Dijkman. 8., 122, 33 1,420,421 Dijxhoorn, A. Q. H., 133, 164, 497, 498, 745,890, 893n, 1013, 1015, 1024, 1034, 1035 Ebels, E. H., 3 I 5 Eberding, K, 267, 505, 506 Eck, B.van, 782, 783,785, 800, 853 ·Eëonomische coÏlaboratie,- 665-672, 723; Zie ook: Commissie-van Spaendonck Economische situatie (in bevrijd gebied), 610-616; Zie ook: Bedrijfsleven; College van AI

1066 [PDF]

gemene Commissarissen voor landbouw, handel en nijverheid; CrisisControle-Dienst; Voedselvoorziening Economische situatie (in bezet gebied),

XC60-62 Ede,293,339,348,351,389,392,410,412,

XC438 Eden, A., 32, 312 Edersheim, M., 441n Edwards, J K, 534, 535, 61On, 764, 860,

XC861, 893n, 912 Eede, 504-506, 1030 Eenheidsvakbonden, 626, 627, 709, 713,

XC715-720, 728, 729, 732, 1036 en Rooms-Katholieke Kerk, 718-720 Eenheidsvakcentrales, 729 Eindhoven, 87, 120-122, 184, 208, 215,

XC232, 234, 26In, 276, 278, 279, 289,

XC295-297, 327, 339, 341, 342, 373-378,

XC417n, 425, 428, 436, 437, 439, 528, 531,

XC539, 545, 546, 549-554, 559, 560,

XC563-566, 581, 586, 590-610 passim, 617,

XC631,635n, 667,690,693, 696-713,717,

XC725, 727, 734, 748, 770, 771, 776, 784,

XC785, 78~ 79~ 82~ 822, 823, 833, 84~

XC862,873,877,882,896,913,920,1032;

XCVoedsel-protestacties, 6°5-6°9; Zie ook: Krijgsverrichtingen: 'Market Garden' Eindhovens Dagblad, 309n, 550, 55 I, 698,

XC726, 808, 897 Eindhouense en Meierijse Courant, 547n Einsatzkommandos, 280 Einthoven, L., 426n, 1012, 1013 Eisenhower, D. D., 3, 4, 13, 15, 44, 45,

XC47,5°,51,131-133,165,168,17°-176, 178, 220, 225, 256, 283, 302, 306,

XC32°-325, 327, 328, 338, 394, 437, 443,

XC448,451-453,469,49°,492,494,496,

XC497,511,526,527,533,579,602,684,

XC686, 738, 764, 855, 860, 861, 862, 900,

REGISTER

XC912, 926 Elburg, 352 Eldik Thieme, H. C. A. van, 618, 619 Elst,4°° Elzas-Lotharingen, 47, 48, 258, 447 Emmen Riedel, W. R van, 359-361,619 Engel, J, 95Engeland, I, 2, 14, 18, 25, 40n, 52, 133, 25°,254,448,533, 595,606n, 637-639, 647, 690, 736, 739, 740, 755, 924, 943, 963, 965, 994 Engelandvaarders, 425, 963 Englandspiel, 14, 109, 164, 300 Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945', 89n, 106n, 109n, 119, IJ8, 147,151,152,157,166, 310n, 363, 368, 425, 438, 445, 497n, 498, 534, 540, 580, 582, 585, 675, 681,682, 707n, 708, 744, 749, 750, 753, 756, 759, 761, 765, 777n, 779,788,790n,792,794,795,802n,803, 804, 806, 8°7, 810, 813n, 815, 820, 829, 835, 843-852, 867, 869, 877, 879n, 882, 884, 886, 893, 895,902,903,905n,906, 942, 949, 969, 975n, 984, 986, 987, 992, 1007, 1017, 1019, 1020, 1022, 1023, 1026, 1027, 1028, 1°35 Enschedé en Zonen, fa Joh., Haarlem, 12, 83 Epe, 109 Episcopaat, 92, 719-721, 723, 733; en standpunt i.z. vernieuwingsbewegingen in bevrijd gebied, 718-723, 733 en wederoprichting van Rooms-Katholieke Staatspartij, 721-723; Herderlijke Schrijvens, 691 Zie ook: Fonds voor Bijzondere Noden Epse, 335 'Erebus',5 1 5 Ermelo,122 Erskine, G. W. E. J, 683 Eskes, D., 418 Esmeijer, S., 235, 236 Estland, 2, 22 Eupenv j rö Evacuatie, 2In, 55, 273, 506, 574, 575, 587-589, 862; aantallen evacué's, 55, 410, 474, 529, 530, 588, 589; in Gelderland, 52In; in Noord-Brabant, 417n, 588, 589; in Zeeland, 506, 508, 514, 588, 589; van Arnhem e.o., 410-412; van Betuwe-gebied, 520-525, 589; van kustgebieden, 529; van Middenen Noord-Limburg, 455, 106

1067 [PDF]

456, 469-476, 589;

XCvan NSB'ers, 191-197, 202-204, 280, 53° Zie ook: Dolle Dinsdag-periode;

XCvan Rijksduitsers, 129, 184, 191 Zie ook: Dolle Dinsdag-periode; Reichskommissariat Evenhuis, ]., 79 Everdingen, H. van, 653, 654, 660 Executies, 67, 71-79, 229, 269n, 281, 282,

XC468, 691;

XCvan landverraders, 67

XCZie ook: Concentratiekampen: Vught: 'Deppner-executies': Silbertanne moorden Exter, W. van, 627, 715, 728-730 Eysden, 316, 317n, 319

XCFaber, ]., 362, 365 Fabrikantenkringen, 6°5, 606, 667, 668,

XC709,713,714; Samenwerkende Fabrikantenkringen van Bevrijd Gebied, 713, 1036;

XCen de Rooms-Katholieke Kerk, 715 Zie ook: Bedrijfsleven Falsificatie-Centrale (FC-LO) Zie: Landelijke Organisatie voor Hulp aan onderduikers (LO) Faro, F., 126 Felderhof, HW., 800, 801, 810 Feldmeijer, ]. H, 188, 196 Fellgiebel, E., 32, 33, 34, 36 Féron, F. ]., 468 Fetter, Z, 666 Fiebig, R, 53, 6111,267-278 Fietsbanden, 638 Finland, 2, 24, 50 Fischböck, H, 53 Flesche, A., 183n Florian, Gauleiter, 259, 269, 270 Fock, C. L. W., 153,365-367,915,923,943 Fonds voor Bijzondere Noden, 92, 719 Forces Belges de l'Intérieur, 684 Forces Françaises de l'Intérieur, 15,45, III,

XC165, 169, 170, 762 Foulkes, C, 512, 513, 517n Four Party Supply Committee

REGISTER

XCZie: ShaefFrank, H., 68, 69 Frankfott, 255, 323 Frankrijk, 2, 3, 8, 18n, 40n, 44, 45, 47, 50, 64, 125, 182, 183, 217, 247, 250, 251, 263,267, 328, 336, 364,448, 530, 531, 574, 690, 739, 963 Frantzen, ]. H. W., 470 Frederiks, K ]., 58,219,226, 549 Freeman, G. B., 700n Friesland, 59,79, 98, 369,474,475, 525 Fromm, F., 3 I, 33, 35, 36 Front de l'Indépendance (België), 683-686, 7 62; Groupes d'Action Fl, 684-686; Milices Patriotiques, 684-686 Frost, ]. D., 348, 349, 385, 386, 388, 390, 391, 393 . Frowein, H. W. L., 797, 799, 855, 1014 Frowein, W. F. ]., 627, 628, 857 Furstner, ]. Th., 135,712, 746n, 755, 888, 965,967, 979, 980, 1007 Gaag,].]. van der, 95,105,108, 219n, 243, 285, 302, 303, 305, 309, 922, 990-992, 998n, 999 Gaay Fortman, N. A. de, 637 Ganshofvan der Meersch, W.]., 681-683 Gas- en electriciteitsbedrijven, 62, 622, 629,630; en leveringen, 629, 630 Gaulle, Ch. de, 15,44,45 Gavin, ]. M., 344, 379, 380, 384 Geallieerde troepen, en plunderingen, 575, 579, 580 en verhouding tot bevolking, 575-579 Geelkerken, C. van, 72, 196-199, 268n Geer, D. ]. de, 1024 Geertruidenberg, 477, 479, 485, 629 Geheime agenten (in DUitse äienst) Zie: Abwehr; V-Männer Geheime Dienst Nederland (illegale organisatie), 89, 382n Geheime diensten, Amerikaanse, Office of Strategic Services (OSS), 40n; jedburgh-teams, 40, 285, 286, 290, 300,331,332,388; Operational Groups, 40, 300n Geheime diensten, Britse,

1068 [PDF]

Military Intelligence (MI); MI-5, 166,913,914; MI-6, 89,141,158,365; MI-9, 43 I, 4P, 433n, 436, 437, 619; Intelligence Seruice-ç (Western Euro pean Area) (IS-9(WEA)), 435n; Operatie 'Pegasus I!', 619;

XCPatriotic School, 425;

XCPolitical Warfare Executive (PWE), pon;

XCPsychological Warfare Department (PWD), pon;

XCSpecial Operations Executive (SO£), 4, 15, 48n, 109, r r rn, 164, 165, 283-286, 300, 301, 312, 365, 534n, 964; Dutch Section, 109, II In, 165, 534n; Italian Section, 534n Geheime diensten, Nederlandse,

XCBureau Bijzondere Opdrachten (BBO), IIIn, 158, 165, 172, 173,244, 283,284,286,297,300,301,304,3°6, 312,365,434, 434n, 963; Bureau Inlichtingen, (BI), 14, 88-90, 94, I06n, II In, II2, 137, 141-144, 148-154, 157, 166, 172, 173, 178, 262n, 306, 310, 312, 335-337, 361, 364-366, 369, 413, 434n, 441, 484, 544, 595n, 619, 704, 705, 707, 710, 791,914,915,933,934,963, 102In; en W. A. Visser 't Hooft, 153-156; Centrale inlichtingendienst (CID), 331 Geheime Leger (Belgie), 433, 439,

XC684-686 Gei1/ustreerd VrY' Nederland, 82 Gelderblom, A. j, 563, 696-700, 703,

XC705n, 758, 800-802, 918, 919, 920 Gelderland, 181, 184,292, 533, 588 Geldermalsen.uar Geldem, E. R von, 799n, 800n . Geldrop, 296n Geldzuivering, 644, 645, 964, 1034

XCZie ook: Munten bankbiljetten; Zilvergeld Geleen, 194, 208n, 576n, 59In Gelissen, H. C ]. H., 799n, 800n Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Ne

XCderland (GOIWN), 700, 701, 707, 711,

XC722,732,793,800,808,820,918, 1008;

REGISTER

XCProvinciale Raad van Vertrouwensmannen der Illegale Werkers, 671, 7°1,793 Zie ook: Bond Nederland Gemeentepersoneel, 59,654,699 Zie ook: Zuivering Gemeenteraden (-besturen), 654, 684, 702-706, 708, 726, 735, 910, 9 lI, 939-941, 960 Zie ook: Provinciale en gemeentelijke bestuursorganen Gemeinde-Aktion, 547, 549 Zie ook: Arbeidsinzet: graven voor de Wehrmacht Gemert, 6°4, 652 Gemmeker, A. K., 182, 183 Gendtv yzc Generalkommissariate Zie: Reichskommissariat Genève, 88, 137 Gennep, 471, 580 Gent, 279, 281 Geraardsbergen, 589 Gérard, I., 684 Gerbrandy, P. S., 8n, 2In, 23,32, 45n, 84, 131, 137, 319, 37I, 415, 428, 445, 469-47I, 485, 496, 497, 527, 539, 571, 6°5, 69I, 705, 724, 727, 794, 795, 812 Zie verder: Ministerie-Gerbrandy Gerechtshoven, 59, 3I4 Gereformeerde Kerken in Nederland, 92, 712, 72I, 872 Germaanse SS Zie: SS Gemaat, E. ]., II7, 298 Gerritsen, ]. C, 372, 560, 561, 563 Gescher, F. M., 240, 241, 243 Gespreksgroep Eindhoven, 7°4-708; en adres aan Koningin Wilhelmina, 705-708, 724 Gestapo, 30, 36 Geul, 206, 317n, 455 Geus, De, I I6n, I43 Geus, W. de (ps van W. Spruyt), 690 Gevangenen (in bezet gebied), 65, 66, 70-79, 238, 239; aantallen, 66, 530 berechting, Zie: Berechting in bezet gebied; Nacht-und-Nebel-gevangenen, 66;

1069 [PDF]

Politieke gevangenen, 66 Gevangenissen,

XCAmsterdam,66;

XCAnrath, tuchthuis, 74, 239;

XCHaaren, Slà-Cefangnis, 66, 74, 75;

XCLüttringhausen, tuchthuis, 239;

XCRotterdam, Polizeigefängnis, 66;

XCScheveningen, Polizeigefängnis ('Oranjehotel'), çn, 285, 352, 425, 43 I, 44 2; Utrecht, Kriegswehrmachtgefängnis, 238, 239 Gezagsbataljons Zie: Strijdkrachten, Nederlandse Gezagsverhoudingen in bevrijd gebied,

XC533-535, 538, 573. 970, 971 Zie ook: Shaef Giesbergen, G. E H, 359, 369 Gil, De, 180n Gilden

XCZie: Nederlandse Kultuurkamer Gilze-Rijen, 77, 78, 184, 477n, 529, 589,

XC635n Giskes, H J, 183,432,433,435,437,441 Gispen, J H, 6II, 672, 955, 966, 967, 991,

XC1000, 1005, 1008, 1009, 1018, I020n Glas- en keramische industrie, 634 Goebbels, J, 35 Goede, A., 103 Goede, L. A. de, 109, II I, II7-II9, 167,

XC232,283,294 Goedhart, E, 143, 145, 148, 227, 228,

XC7I O n, 976, 983, I02111 Goerdeler, C, 3 I, 32, 36 Goerschen, H W. K. R von, 37 Goes, 273, 508, 509, 823, 986 Goes van Naters, M. van der, 787 Golf van Riga, 24, 25n Golf van Triëst, 42, 43 Goseling, C M. J F., 705, 787 Gouda, 275n Goudriaan, J, 356, 357, 616-621, 676, 857,

XC888, 90.3, 920, 1001 Zie ook: Nederlandse Spoorwegen Goulooze, D., 93, 94 Graaf, K. de, 165, 166,312,43 I, 434, 434n,

REGISTER

XC435n, 436, 440,440n, 44 1 Grabmann, Genera/major, 428n Grave, 249n, 322, 324, 326, 327, 329, 332,334, 375, 376, 378, 383, 398, 401, 417, 477n Graven voor de Wehrmacht Zie: Arbeidsinzet Zie ook: Cemeinde-Aktion 's-Cravenhage, 12, 54, 92, 95, 98, 122, 182,I84,I99,200,202,208,209n,2II, 225, 275n, 284,289, 307, 324, 356, 369, 394 Greef, J H de, 394, 395 Greeve, H. de, 1008 Grensbewaking, 538, 542, 545, 581, 592-594, 693 Griekenland, 2, 731, 899 Groede, 493, 507 Groenewoud, J, 331, 388 Groep-tAlbrecht', 74, 89, 90, 92, 99, loon, III, 172,294, 317n, 332, 335, 336,455, 462,469,483,484,485; en 'Market-Garden', 332, 335, 336 Groep-Cê-ö, 165 Groep-' Fiat-Libertas', 74 Groep-Hamelink, 359, 618 Groep-'Harry', 90 Groep-'Kees', 89, 145,228; sub-groep-Teggy', 89, 216 Groep-Locmans (en andere groepen in' Bergen op Zoom), 773, 774 Groep-'Packard', 89 Groep-'Sobenlader', 89 Groep-'Vrij',77n Groep-'Zwaantje', 74, 89n Groesbeek, 329, 331, 340, 341, 343, 344, 346, 347, 349, 351, 379, 384, 386, 443, 526, 529, 579, 588 Grondwet, 908, 9II, 929, 935n Groningen (provincie), 231, 314, 369, 474,475 Groningen (stad), 12,200,201,208,231, 307, 353, 354 Groot, N. A. de, 381 Groot, P. de, 93 Groot, S. de, 760, 768 Groothoff, Ch. Th., 626, 627, 1036 Grootseminarie Haaren, 'SD'-Cefängnis Zie: Gevangenissen Grote Adviescommissie der Illegaliteit, 910, 915-919, 923, 930, 933, 934, 936, 937, 938, 942, 944, 945

1070 [PDF]

Zie ook: Contact-Commissie der Illegaliteit; Noodparlement, vorming van; Koningin Wilhelmina Groupes d'Action Fl,

XCZie: Front de l'Indépendance Gruyter, fa. de, 486, 486n Grijze markt, 644n Guignand, F. W. de, 453, 489, 767 Gulpen, 316,485 Gustav-Linie, 2 Gijzelaars, 243, 282

XCZie ook: Grootseminarie Haaren; De Ruwenberg; Sint-Michielsgestel, gijzelaarskampen

XCHaaren, 'SD'-Gefängnis

XCZie: Gevangenissen Haarlem, 85, 98, 129, 188,208,212 Haase, B. G., 72n, 73n Hackett, J W., 386, 388, 389 Haeften, Oberleutnant von, 33-35 Haersrna de With, H. M. van, 140, 142,

XC152, 154 Härtel, E., 352 Hagen, C J A. M. ten, 710n, 895 Hagoort, R, 707-717 Hakewill Smith, E., 517, 518 Halfweg,208 Hall, W. van, 92, 93, 104, 3°3, 3°7, 308 Hamburgv jzö Hamelink, J J, 359 Hamm,326 Handboek Militair Gezag

XCZie: Militair Gezag Harderwijk, 10, 352 Harlingen, 370 Harster, W., 67, 69, 70 Hartenstein, hotel (Oosterbeek), 388,

XC389, 395 Harthoorn, P. C, 871, 879, 88o, 882 Hartman, A. CA., 396 Harzer, W., 335, 336, 347, 351, 385, 386,

XC406 Hatert, 344 Haubrock, H. K 0., 183n Havens, 231, 289, 293;

REGISTER

XCbescherming installaties door illegaliteit, 284; vernieling installaties door de Duitsers, 231, 283, 422-424, 446 Hedel, 127,417,419, 477n, 487, 524 Heeckeren, A. van, 410 Heeckeren, F. van, 799n, 800n Heelsum, 329, 346, 348, 351, 385, 387, 389, 394, 397,410,439,442 Heerlen, 208, 361,455, 456n, 576n, 591n, 621,695,696,699,729,784,785, 1035 Heeroma, K H. (ps: Muus Jacobse), 101 I Heeten (Overijssel), 123n Heeze, 588n Heinemann, E., 20 Helden, illegaal krijgsgevangenenkamp, 4 62 Helder, Den, 91 Helle, P. A., 56, 230 Helm, K van der, 98 Helmond, 2°4, 588n, 6°4, 629, 639, 652, 700,7 1 3 Hendrix, J, 78 Hengelo (Overijssel), 370 Herderlijke Schrijvens, 691 Hermann Goeringwerke, 460 Herrijzing, 717, 718 Zie ook: Raad van Vakcentrales 's-Hertogenbosch, 121, 122, 130, 208, 2II, 242, 272, 278, 298, 352,477,478, 483n,485n-487,503,528,539,543,546, 574, 582, 6°4, 621, 629, 699, 713, 715, 718-720, 733, 772, 784, 785, 787, 793, 815. 824, 853, 872, 978n, 998 HesseIs, J, 78 Heukels, W., 419, Heumen, 384, 477n Heusden, 477, 477n, 48o, 528 Heuven Goedhart, G. J van, 32, roon, 136-161, 166, 167, 173-176, 216, 364, 368, 485n, 544, 586,609, 6II, 658-661, 670, 7°7, 759, 763, 776, 777, 783, 784, 791, 794, 798, 802, 8°3, 807-814, 833n, 842, 846, 854, 860-906 passim, 909, 911n,913, 914, 925,927,931-935,946, 947, 953-956, 958-960, 964, 966-969, 976, 977, 978, 982, 984, 992-999, 1005, 1008-1010, 1018, 1020,1027, 1028; benoeming tot minister, 136-141; en de illegaliteit, 142-149, 156, 544,

1071 [PDF]

897;

XCen Het Parool, 157, 158;

XCZie ook: Arrestatiebeleid in bevrijd gebied; College van Vertrouwensmannen; Ch. H J F. van Houten; Koningin Wilhelmina Heydrich, R, 71 Heyenv aö r Heyst,506 Hicks, P. H. W., 348, 387, 388 Hierl, K, 205 Hilfswilligen, (Hiwis)

XCZie: Wehrmacht, Deutsche Hillegom,212 Hilten, D. A. van, 383n Hilversum, 85, 98, 352, 356 Himmler, H., 12,31, 34, 53-55, 68, 186,

XC187,469 Hirschfeld, H M., 58, 6rn, 208n, 219,

XC275-277, 6II, 640, 1018 Hitler, A., 1,2,3,7,10,14,18,19,22,24,

XC28-36,39,4°,45,5°,53,54,7°,71,137,

XC141, 178, 188, 249, 257-262, 267, 269,

XC275, 276, 423, 445, 446, 454, 477, 573, 710n,806;

XCaanslag op, 32-36, 141, 186,206,257, Zie ook: Staatsgreep, poging tot, in Duitsland;

XCNiedermachungsbefehl, Zie: Berechting: stopzetting vanvan illegale werkers Hodges, C. H., 41, 325,447,456,458 Hoedekenskerke,265,509 Hoekstra, J, 95, 295, 297, 309n, 551,

XC559-562, 564,698,778-782, 789n, 796,

XC797, 799, 801, 815, 820, 849. 850, 853 Hoen, J. J 't, 282 Hoenderloo, 347 Hoensbroek, 126, 317n Hoge Raad der Nederlanden, 657-661,

XC1018;

XChouding in bezettingstijd, 657, 658;

XCen oordeel van Illegaliteit over, 658;

XCZie ook: Zuivering Hoge Tatra, 29n Hoitsema, drukkerij, 83 Holla, H. B. S., 204, 245, 772, 773, 793,

REGISTER

XC794, 800-8°3, 817n, 842, 843, 975 Hollands Diep, 98n, 454, 459, 476, 479,480, 503, 595, 860 Holten, 197 Hongarije, 22, 27, 28, 42, 43, 50 Hoof, J J 1. van, 382n, 383n Hooft, C. van der, 793, 810 Hoogers, F., 717, 988 Hoogeveen, 207, 208 Hoogezand-Sappemeer, 370 Hooglerarenverzet, 80, 81 Hooglerarencontact, 8 I Hooyer, C. F., 145 Hopmans, P. W. A., 720 Hordijk. P. W., II7-II9, 120, 233, 235, 236, 3°4 Horrocks, B., 326, 327, 330, 338, 341, 342, 378,380,384n,388n,396-398,400,401, 40In,402,543 Horst, 461, Horst, J ter, 404 Horst-Arriëns, K ter, 404, 405n Horst, I. van der, 78, 86 Houben, J J A. M., 671n Hout,637 Houten, Ch. H. J F. van, 137-141, 144, 148-152, 155-158, 167, 172, 175, 177, 366,440, 534, 551, 561-566, 656, 704, 705, 75~ 758, 761, 768, 77~ 771, 775, 778,789n, 793, 850,854,856n,915-918, 921, 923, 930, 933, 943, 947, 948, 985, 986, I020n, I021n; en conflict met G. J. van Heuven Goedhart, 138, 144, 149-152, 155, 158 Houten, J A. van, 551, 598,691, 1030 Huessen-Pikaar, M. van, 245. 826, 828, 1032 Huiden en leer, 638 Huissen, 332, 35°,418, 520, 520n, 528 Huizen van Bewaring Zie: Overvallen Hulplandwachters Zie: Nederlandse Landwacht Hulst, 555, 820 Hulst, A. van der, 698 Hupkes, W., 105,292,293, 356-363, 369, 371, 616-619 Hustinx, Ch. M. J H, 550,655, 986 Huygen, C. J, 196, 197 Huysmans, G. W. M., 551,704,7°8,966,

1072 [PDF]

967,986, rooo, 1004, roos, roos, 1009,

XC1018, 1020n, 1034

XCIddekinge, P. R A. van, 397 Illegaliteit, Belgische, II, 48, 435,

XC683-686

XCsabotage-activiteiten, 48, 48n, 300; Zie ook: Belgische Leger der Gewapende Partisanen; Binnenlandse Strijdkrachten, Belgische; Geheime Leger; Onafbankelijkheidsfront; Witte Brigade;

XCZie ook: Armée Be/ge des Partisans Armés; Armée Secrète; Brigade Blanche; Forces Belges de l'Intérieur; Front de l'Indé pendance Illegaliteit, Franse,

XCsabotage-activiteiten, 15, 16, 300n; Zie ook: Farces Françaises de l'Intérieur ; Maquis Illegaliteit, Nederlandse (bezet gebied),

XC69-73, 74, 75, 80-124, 134, 135, 138, 142-158 passim, 164-168, 213-238,

XC243-246, 283-311, 330-333, 335, 336,

XC354, 359-362, 416-422, 461-463,

XC480-485, 721, 915-924, 930-934,

XC936-938,942-945,963,975; aantallen illegale werkers, 80, 693;

XCen benoeming Prins Bernhard tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten, Zie: Prins Bernhard;

XCen beschermingsopdrachten, 178, 283, 284,286,287,293,294,299,354;

XCen contacten met C. A. Lindemans ('Killg-Kong'), Zie: 'Market-Garden', verraad van;

XCen coördinatie van het verzet, 84, 96, 103-112,134,142-149,167,301-3Il; Zie ook: Contact-Commissie der Illegaliteit; Donderdagmiddag-bijeenkomsten; De Kern; Top Driehoek/Delta Centrum;

XCen Dolle Dinsdag-periode, 201, 213-238,243-246,283-301;

REGISTER

XCen financiering van het verzet, 92, 93; Zie ook: Belastingverzet; Nationaal Steunfonds; 'Zeemanspot';Illegale krijgsgevangenenkampen, 123, 462,463; Biesbos, 230, 481-483; HeIden, 462; Luttenberg, 124n; 'Prins Bernhard', 123n, 124n, 230n; en 'Market-Garden', 330--333, 335, 336, 354, 394-397, 416-422; en ontruiming concentratiekamp Vught, 238, 243-246, 826; organisaties, Zie: Centrale Inlichtingendienst; Christojoor-groep;'Dienst Wim'; Falsificatiecentrale (FC-LO); Geheime Dienst Nederland; Groep- 'Albrecht'; Groep-CS-6; Groep-'Fiat-Libertas'; Groep-Hamelink; Groep- 'Harry'; Groep'Kees'; Groep-Loomans; Groep 'Packard ; Groep- 'Sobenlader'; Groep- 'Zwaantj e"; Landelijke Knokploegen (LKP); Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO); Nationaal Comité; Nationaal Comité van Verzet; Nationaal Steunfonds; 'Natura'; Oranjegarde; Oranjelegioen; Ordedienst (OD); Parool groep; Partisanen-Actie Nederland; Persoonsbewijzencentrale (PBC); Raad van Verzet (RVV); TD-groep; Trouw-groep; Vrij Ne derland-groep; Vrije GroepenAmsterdam; Vrije Groepen-Den Haag; Zie ook: Burgerverzetsgroepen; Contact-Commissie der Illegalireit; Donderdagmiddag-bijeenkomsten; 'Dutch-Paris'; Grote Adviescommissie der Illegaliteit; De Kern; Top Driehoek/Delta Centrum; Zweedse Weg; Zwitserse Weg A en B; en Silbertanne-moorden, 67; spionage-groepen, 74, 75, 88-92, 142, 156,262,294,332; en steun aan geallieerde operaties, 316, 317,330-333,335,336,354,394-397, 416-422,461-463,480-485,493,494;

1073 [PDF]

verzorgingsgroepen, 82-87;

XCen wapendroppings, 109, 112, II8-122, 164-168,172,231,232,237,285,289, 290,294,296,420;

XCZie ook: Berechting (in bezet gebied); College van Vertrouwensmannen; Dolle Dinsdag-periode; G. J. van Heuven Goedhart; Ministerie-Gerbrandy; Nederlandse Spoorwegen; Noodparlement, vorming van; Onderduikers; Pers, illegale; Pilotenhulp; Politie, Duitse; Sabotage; Staatsgreep, poging tot, in Duitsland; Staehle, W.; Verzet; Koningin Wilhelmina Illegaliteit (Oud-) (in bevrijd gebied),

XC541-546, 547, 552-568, 692-7II passim,

XC758, 774-825 passim, 847-855, 879; en arrestatie van 'foute' personen, 557-567, Zie ook: Arrestatiebeleid;

XCen bestuursvoorziening, 541-546, Zie ook: Ordedienst: positie en taak na de bevrijding;

XCen de Commissie-van Spaendonck, 67 1; en oordeelover het Militair Gezag, 896-899; en oordeel over het Ministerie-Gerbrandy, 809, 896-899;

XCen de politieke 'vernieuwing', 692-7II,732; en reacties op vorming van derde Ministerie-Gerbrandy, 1017;

REGISTER

XCZie ook: Arrestatiebeleid; Prins Bernhard; Binnenlandse Strijdkrachten; Bond Nederland; J. A. W. Burger, radiotoespraak; Comité van Illegale Werkers (CIW); Dolle Dinsdag-periode; Episcopaat; Gemeenschap Oud-Illegale Werkers in Nederland (GOIWN); Gespreksgroep Eindhoven; G. J. van Heuven Goedhart; Noodparlement, vorming van; Politiek (in bevrijd gebied); Politieke partijen; Provinciale Raad van Vertrouwensmannen der Illegale Werkers; Raad van Ondergrondse Actie; E. L. M. H. Speyart van Woerden;Koningin Wilhelmina; Zuivering Industrie, 276; en energietoewijzing, 630; en geldtekorten, 633; en goederentekorten, öj.z, 633; en tekort aan arbeiders, 633; Zie ook: Arbeiders; Bedrijfsleven; Oorlogsbuit Internationale Rode Kruis, 25, 469, 470 Internationale Transportarbeiders Federatie, 1012 Inundaties, 55, 64, 90, 162, 529; van de Betuwe, 522-523; van Walcheren, 491-503; en Ministerie-Gerbrandy, 496-498, 5 2 7 Irene-Brigade Zie: Koninklijke Landmacht Italië, 2, 13, 42, 44, 462 Jans, J. R L., 98 Jansen, J. Ph., 639 Janssen, J. J. A., 694 Japan, 1,736-738,740,754,962, 1003 je Maintiendrai, 82, 104n, II6n, 143, 608, 709-711,722,725,732,895,896 jedburgh-teams, Zie: Geheime diensten, Amerikaanse Joden, 38, 65, 66, 93, 182,274,963,964; deportaties, 82, 182, 357, 529; half-jodenv j S: onderduikers, 56, 65, 82, 93, 1I4,214, 462, 972 Jodi, A., 427 Joegoslavië, 2 joint Chiefs of Staff (Amerikaanse), 43, 44 Jong,J. de,215, 719 Jong, L. de, 124, 247, pon, 414, 416, 427n, 674, 894n, 978n Jonge van Ellemeet, W. C. M. de, 755 Joure, 234n Joustra, G., 357, 358, 618-619 judenreJerat IV B 4 Zie: Politie, Duitse Juliana, Prinses, 313,948, 1029 J ulianakanaal, 126, 297

1074 [PDF]

Kaag, H. A., 672, I005, 1008 Kaatsheuvel, 574 Kaltenbrunner, E., 71, 72n, 73 Kamers van Koophandel, 668, 671, 713 Kamp, A. van de (ps: A. van Boven), 421 Kanaal, Het, 3,4, 8, 16,48, 256, ]21 Kapellen, 263 Kardoes, M., 196-198 Karel, prins, van België, 685, 687 Karpathen, 27, 28n, 29n Katholiek Kompas, I04n, 116n Katholiek Staatkundige Vereniging, 723,

XC733 Katholieke Economische Hogeschool,

XC67 1 Katholieke Kring, (Eindhoven), 723 Katholieke Universiteit Nijmegen, 590,

XC664 Katoenen wolindustrie, 6]2 Katyn,25 Kauffeld, L., 7°4, 7°5, 708 Keitel, W., 34, 71, 72, 261 Kemp, M., 456 Kempenkanaal, 269, 316, 437 Kerkelij k verzet, 8o, 8 I, 92, 698

XCfinanciële hulp aan onderduikers, 92;

XCInterkerkelijk Overleg, 81;

XCZie ook: Kerkgenootschappen Kerkgenootschappen,

XCZie: Gereformeerde Kerken in Nederland; Nederlandse Hervormde Kerk; Rooms-Katholieke Kerk;

XCZie ook: Episcopaat; Kerkelijk verzet Kerkmeester, H. J, 201 Kerkrade, 193,455,456,469, 529, 580 Kern, De, 95, 1°4, 105, 142, 146, 301 Kerstens, P. A., 135, 136, 168, 601, 952,

XC964 Kesper, L. A., 226 Kesselring, A., 2 Kessen, A., 696, 697 Kethel, 292 Keulen, 255, 256,322, ]26, 394,452,511 Kiek,Fl,315,317,319,320,429,485,486n Kiel, ]22 Kiesewetter, Major, 437-439, 441 Kiew,22 Kinderuitzending naar Engeland

REGISTER

XCZie: Volksgezondheid'King Kong' Zie: C. A. Lindemans Kirschen, S., 331, 3]2, 386n, 428, 436 Kleef, 336, 339, 379, 384 Kleffens, E. N. van, 21,135,139,159,161, 312, 368,413, 497,497n, 867, 886, 888, 921, 927, 933, 936, 942, 944, 946, 950, 952, 956-960, 962, 965, 967, 968, 992, 995,997-Iooon, 1002,10°4, 10°5,10°7, 1010, I028, 1034 Kleiwegt, C; 7Ion Kloosterzande, 228, 229 Kloots, A. G., 3 I I Kluge, G. von, 18, 19, 35, 39, 40, 250 Kluis, T. M. de, 801, 820 Klijzing, F. J, 165-167, 365 Knokke, 506, 508 Knokploegen Zie: Landelijke Knokploegen Knottenbelt, M. J, 33 I, 395 Knuth, H., 265 Knuvelder, G., 7Ion Koblenz, 47, 5°,255, 322 Koch, A. B. J, 443n, 781 Koejemans, A. J, 94 Koenig, P. E., 15, 165, 169, 170 Kohlroser, M., 56 Kok, J, 90, 105, 227, 445 Kolfschoten, H. A. M. T., 143, 922 Kommunistische Partei Deutschlands (KPD), 33 Koninklijk Nederlands-Indische Leger (Knil),33 Militaire Luchtvaart, 738, 754 Koninklijke Landmacht, 737, 738, 74°-754; Centraal Indelingsbureau, 750; Irene-Brigade (Koninklijke Nederlandse Brigade 'Prinses Irene') 21, 41,268,327,477,588,736,769,963; Zie ook: Strijdkrachten, Nederlandse Koninklijke Luchtmacht, 738 Koninklijke Luchtvaart Maatschappij (KLM), 6°4, 912, 913 Koninklijke Marine, 65, 755, 756; Camp Lejeune, 755, 756; Korps Mariniers, 737, 741, 755;

1075 [PDF]

Mariniersbrigade, 737, 738, 755; Marine Vrouwen Afdeling (Marva), 712; Zie ook: Strijdkrachten, Nederlandse Koninklijke Militaire Academie, 585, 826 Koomans, N., 1004, rooan, 1015 Koopvaardij, Nederlandse, 65, 93, 963,

XC1035 Zie ook: Wetsbesluiten Koot, H., 285, 383n, 417, 818, 975 Kooten, B. ]. Cvan, 556, 562, 567, 695,

XC696, 744, 760, 765, 767, 799 Kooy, E, 439 Korps Mariniers.

XCZie: Koninklijke Marine Korps Tolken, 634n Kortgene, 21n Kosten van levensonderhoud (bevrijd

XCgebied), 640, 641 Koster, H. ]. de, 216 Krafft, S., 348 Kreekrakdam, 263, 266, 370, 452,

XC476-478,488,495,503,509 Kreisauer Kreis

XCZie: Staatsgreep, poging tot, in Duitsland Krera.uöo Kriegsmarine

XCZie: Wehrmacht, Deutsche Kriegswehrmachtsgifängnis Utrecht

XCZie: Gevangenissen Krim, De, 2 Krüger, E W., Höherer SS und Polizei

XCführer (Polen), 68 Kruiningen, 208 Kruls, H. ].

XCZie: Militair Gezag Zie ook: Ministerie-Gerbrandy; Koningin Wilhelmina Kruyff, P. C, 396, 402 Krijgsgevangenen,

XCDuitse 123n, 124n, 230, 231n, 268n, 269n, 296, 462, 463,481-483, Zie ook: Illegaliteit, Nederlandse: illegale krijgsgevangenenkampen

REGISTER

XCNederlandse, 65, 739, 743 terugvoering in krijgsgevangenschap, 65, 66 Krijgsraden te velde, 596, 597Zie ook: Doodvonnissen Krijgsverrichtingen, aan het Oostelijk front, 2, 22-29, 42, 43, 50; aan het Westelijk front, 1-7, 13-21, 39-41, 45-52, 249-269, 339-353, 372-412,447-531,533,860; Comet-plan, 255, 285; Geallieerde transportcrisis, 251-255, 316,447-451; Pluto-project, 253n; in Nederland Arnhem e.o., 346-351, 385-412; Betuwe, 398-401, 421-422, 520-525; Eindhoven e.o., 372-378; Limburg, 316, 317, 455-476; Noord-Brabant, 341-344, 475488, 533; Nijmegen e.o., 345, 347, 350, 351, 379-385; Zeeland, 264-267, 451-453, 488-519,533; Operation Switchback, 506; Zie ook: 'D-Day'; 'Market-Garden' aan het Zuidelijk front, 2, 42-45,51 Gustav-Linie,2 Kuiper, G. ]., 696-700 Kun, L. G. van der, 498 Kunstenaars, 663 Kupers, E., 726n Lages, W., 72n Lamberti, A. ]. E., 744, 750 Lancker, A. E, 95, 123n, 286, 290 Land van Altena, 525, 526, 529 Land van Maas en Waal, 421, 462, 523, 533, 700, 724, 768 Landelijk Herstel, 647, 648 Zie ook: Nationaal Steunfonds Landelijke Knokploegen (LKP), 78, 83-87, 92, 95, 98, 104-121, 142, 156, 165, 167, 172, 173, 214, 224, 238, 301-3II, 332, 362, 556, 559, 561, 562, 695,698,721,758,780,781,798,855; Burgerverzetsgroepen,

1076 [PDF]

acties Dolle Dinsdag-periode, 214, 224,228-237,283-288,291-3°1;

XCacties 'Market-Garden', 416-422;

XCKnokploegen: Alkmaar, 86n; Amsterdam, 86n, 234; Breda, 482,483n, 826; Drente, 87n, 234, 245, 298; Friesland, 87n, 98, 234, 298, 299; Gelderland, 293, 294; Groningen, 87n, 234, 298; 's-Hertogenbosch, 244, 245; Hoorn, 86n; Land van Maas en Waal, 462; Limburg, 233, 295-298, 462; Noord-Brabant, 233, 244, 295-298; Noord-Holland, 86n; Overijssel, 121,293; Rotterdam, 234-236, 293; Schijndelc aöz ; Utrecht, 83, 244, 292, 293, 362, 419; Werkendam, 481; Zeeland, 86n, 233;

XCZie ook: Arrestatiebeleid; Binnenlandse Strijdkrachten; Prins Bernhard; Ordedienst; Raad van Verzet; Sabotage; Top Driehoek/Delta Centrum Landelijke Organisatie voor Hulp aan

XConderduikers, (LO), 78, 82-87, 92, 102,

XC1°4, lOS, lI4, lIS, 142, 156, 165,236,

XC311n,462,647,695,698,721,780,781;

XCCentraal Bureau, 85,173,214, 3IIn; Centraal Distributiekantoor (CDK), 84n, 102;

XCFalsi£icatiecentrale (FC-LO), 83;

XCPersoonsbewijzensectie (PBS), 78, 83;

XCWekelijkse Mededelingen, 84, 86, ror, j r rn Landoorlogreglement, 359 Landstorm Nederland, 56, 189, 197,203,

REGISTER

XC2°4,261, 267,268n, 351n Lathbury, G. W., 348, 387 Leber, J, 33, 36 Lebon, J W., 726 Leclerc, generaal, 45 Leek,474 Leersum, 230 Leeuw, H., 618, 619, 1001, 1006 Leeuwarden, 208, 232, 281, 524Legal Agreement, 738, 739 Zie ook: Strijdkrachten, Nederlandse Le Havre, 3, IS, 48, 254n, 323, 450 Leiden, 95, 1OI,208 Leipzig, 31 Lek, I I, 354, 363,417, 524 Lemberg, 25-27, 68 Lemmens, J H C; 271, 468, 470, 471, 474 Leningrad, 2, 285 Lent, 38o, 381 Leopold III, koning, van België, 685 Leopoldkanaal, 264, 266, 504 Letland,22 Leuven, 439 Lewin, R, 337 Liberale Staatspartij, 81 Lidth de Jeude, O. C. A. van, 21n, 99,100, 135, 137, 139, 140-176 passim, 221,306, 312, 319, 364-368, 428, 496-498, 546, 570n, 571, 579,605,609,611,612,619, 705,707,740,744,750,753,773n,776, 795, 796, 798, 801, 810, 811, 813, 858-905 passim, 912, 914, 923-928, 93 I, 934, 936, 950, 953-960, 964, 966, 967, 978-980, 996, 999, 1004, 1005, 1007-1009, 1013, 1027, 1028 Lienden, C. J van, 704, 706, 707, 708n, 717,718,725,726,727,734,996, 1006, 1012, 1016 Limburg, 61n, 65, 95, II7, 121, 122, 125, 181, 184, 193, 196,269,272,276,280, 289,292,293,316, 317, 35~ 364, 37~ 416,454,455-476 passim, 533, 545, 567, 569, 589, 603, 604, 613, 620, 622, 628-630, 645, 653, 688, 693, 694, 696, 700, 713, 744, 760, 767, 768, 771, 784, 785,791, 799n, 820, 86o, 863, 877,988, 10 2 9; Zie ook: Evacuaties; Krijgsverrichtingen Limburgs Dagblad, 627 Limoges, 16n Lindemans, C. A., ('King Kong'), 424-442 passim, 596; Zie ook: Abwehr; Prins Bernhard; Illegaliteit, Nederlandse: 'Market-Gar den', verraad van Lindemans, H., 43 1,438 Linne,298

1077 [PDF]

Lint, G. ]. de, 223, 225 Linthorst Homan, H. P., 140, 550, 649n,

XC651-654, 688-690, 703, 875, 876, 877,

XC967 Linthorst Homan, ]., 314, 3 15 Lippmann-Rosenthal (Sarphatistraat),

XC183 Lisse,2I2 Ljubljana, 42, 44 Loire, 15,252 Londen,2,20,42, 132, 185,246,262,312,

XC319,412 Lonen en salarissen (bevrijd gebied), 540,

XC555,640-643 Zie ook: Pensioenen Loo, Paleis Het -, 327 Loon,]. van, 658-660 Loos, W., 522 Louwes, S. L., 62, I23n, 204, 361 Luchtbeschermingsdiensten, 591, 592 Lüneberg, 203 Lüttringhausen, tuchthuis

XCZie: Gevangenissen Luftwaffe

XCZie: Wehrmacht, Deutsche Luik,48, 316, 322, 629 Lunteren, 192, 198 Luttenberg, illegaal krijgsgevangenen

XCkamp, I24n Lutterade, 6rn Luxemburg, 964

XCMaarsbergen, 230 Maas, 130, 259, 270, 298, 321, 324, 333,

XC374, 442, 454, 456, 458-464, 467, 469,

XC470, 475, 476, 488, 525, 526, 533, 588,

XC595, 621, 622, 639, 744, 750, 860, 863 Maas-Waal-kanaal, 271, 329, 333, 344,

XC384,477n Maasbracht, 464 Maaseik, 267 Maastricht, 96, 126, 193, 232, 267,

XC316-318,319,361,363,452,469,484,

XC531, 537, 542, 544, 546, 552-556, 559,

XC563, 568, 572, 577, 581, 591, 621,

XC694-699, 713, 772, 775, 784, 785, 793,

XC799, 800n, 821-824, 829, 830, 840, 857,

REGISTER

XC969 nMacArthur, D., 754 MacDonald, Ch. B., 426, 427, 443 Mainzç j az Malden,344 Mandele, K. P. van der, 143 Mannheim, 47, 5°,255 Manning, A. E, 7I4n Maquis, 45n, 170, 171,433 Marchant et d'A.nsembourg, M. V. E. H. ]. M. de, 193, 194, 318 Marechaussee, 59, 229, 481 Marine Vrouwen Afdeling (Marva) Zie: Koninklijke Marine Zie ook: Nederlandse Hervormde Kerk Mariniersbrigade (Korps Mariniers) Zie: Strijdkrachten, Nederlandse Mark,477 'Market-Garden', 249, 255, 256n, 285,319, 3 21 -446 passim, 451, 526, 567, 860, 931; verliezen, 408, 444; verraad van, 424-442; Zie ook: Groep-'Albrecht'; Illegaliteit, Nederlandse; Landelijke Knokploegen; Krijgsverrichtingen; Raad van Verzet Marseille, 42, 44, 447 Marshall, G. C, 754 Martin, rector, 704, 708, 717 Marva Zie: Marine Vrouwen Afdeling Medisch Contact Zie: Artsenverzet Meer, ]. van der, I I I Meerkamp van Embden, A., 517 Meerssen, 455 Megen (bij Oss), 652 Meidagen=rçao, 742, 743 Mekog, 6rn Menten, E. E., I83n Mentrop. ]. E H. M. V., 829, 830, 835 Meppel, II Merwede, 98n Merwedekanaal, 417 Metz, 450 Meuldijk, M., 206 Meulen, G. van der, 356 Meijer, A., 98 Meyer, A., 666, 832, 833, 835-839

1078 [PDF]

Meynen, J., 1035 Mheerv j ï ó Michiels van Kessenich, W., 318, 319 Michiels van Verduynen, E. F. M. J., 21n,

XC135, 136,497n,605, 869,950,956,960,

XC962, 964, 965, 967, 968, 979, 980, 992,

XC995n, 997, 998, 1002, 1005, 1007, 1019,

XC1028 Middelburg,208, 210, 232, 273, 315,499,

XC500, 502, 509, 517, 518, 548, 549,639,

XC650,656, 793, 823 Mikolajczyk, S., 26 Milices Patriotiques

XCZie: Front de l'Indépendance Militair Gezag,

XCactiviteiten, (overzicht), 679-681;

XCen arrestatiebeleid, 770-855 passim;

XCMwikkelingsbureau, 535-541;

XCen bescherming bevolking tegen oorlogsgeweld, 591, 592;

XCen de censuur, 537, 594, 595, 597; Centraal Transportbureau, 541, 610, 613,615,680;

XCen evacuaties, 587-589;

XCen gasen electriciteitsvoorziening, 629-63 0; en de geldzuivering, 644, 645;

XCen goederentekorten, 632, 633;

XCen de grensbewaking, 314, 537, 538, 543, 581, 592-594; Handboek Militair Gezag, 162, 538, 540;

XCen hulp aan onderduikers, 646-648;

XCen instellen College van Algemene Commissarissen voor landbouw, nijverheid en handel, 606, 610-615;

XCen de krijgsraden, 596, 597;

XCen de lonen, salarissen en pensioenen, 555,634-643,645;

XCMilitaire Commissarissen, 162, 318, 319,536,537,542,545,548,551,569, 572,582,584,587,604,623,653,656, 668,673,674,688,691,695,698,762, 775, 823, 830, 833, 844, 851, 862n, 879;

XCen de militaire veiligheid, 594-597; Zie ook: Censuur; Shaef(-Mission)

XCen Ministerie-Gerbrandy (verhouding tot), 572, 690, 691, 857-907;

REGISTER

XCen de mijnen, 622-629;en het onderwijs, 589-591; oordeelover en kritiek op het MG, 568- 570, 672-687; en de oorlogsbuit, 635, 636; en de oorlogsschade (herstel van), 638, 639; organisatie, 133, 537, 538, 580-586; en de pers, 597, 661-663; positie, taak en bevoegdheden, 132, 133, 162-164, 535-571, 863-907 pas sim; en het post-, telefoonen telegraafverkeer, 594, 595; Publicatieblad van het Militair Gezag, 314, 537, 540, 598; en de radio, 599-601; en rondreis 'kwartiermakers' (ministers) in bevrijd gebied, 863-907; sociaal-economisch beleid, 640-644; en het transport, 615, 616, 620-622; en veiligheidsonderzoek burgers, 595-596; verordeningen, 536-538, 568; en de voedselvoorziening, 601-610, 636-638; en de volksgezondheid, 646, 647; en de voorlichting, 539, 597-599; en de zuivering, 648-672; Zie ook: Prins Bernhard; Binnenlandse Strijdkrachten; Gezagsverhoudingen in bevrijd gebied; Illegaliteit (Oud-); Ministerie-Gerbrandy; Koningin Wilhelmina Militaire Commissarissen Zie: Militair Gezag Militaire Luchtvaart Zie: Koninklijk Nederlands-Indische Leger Militaire veiligheid, 594-597 Military Intelligence (MI) Zie: Geheime diensten, Britse Minderop, H., 623, 624 . Ministerie-Gerbrandy, tweede, en benoeming Prins Bernhard tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten en (eventuele) benoeming tot Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, Zie: Prins Bernhard

1079 [PDF]

en besluitwetgeving, 132-134, 160,

XC536-540, Zie ook: Wetsbesluiten;

XCen bestuursvoorziening na de

XCoorlog, 9°5-945; Zie ook: Noodparlement, vorming van; Provinciale en gemeentelijke bestuursorganen; Koningin Wilhelmina; Wetsbesluiten; en conflict met H. J. KruIs, i.z. gedeel

XCtelijke terugkeer regeringsapparaat

XCnaar bevrijd gebied, 863-892,

XC9°2-9°7; en Dolle Dinsdag-periode, 216-222,

XC312-315,319,32°; en fmanciële hulp aan onderduikers,

XC9 2; en inundatie van Walcheren, 496-498,

XC5II, 527, 861; en Koningin Wilhelmina i.z. vorming

XCnoodparlement na de oorlog,

XC928-945 ; en 'Market-Garden', 412-416; en radiorede minister J. A. W. Burger

XCvan 14 januari 1945, 968-894; en rondreis 'kwartiermakers' (minis

XCters) in bevrijd gebied, 136, 141, 146,

XC147,158,160,179,784,794-798,802,

XC807,810,811,859-883 passim; en de Spoorwegstaking, 364-368; en terugkeer oude parlement, 134, 138,

XC9 IO; en terugkeer-plannen naar bevrijd ge

XCbied, 860-863; en val van het ministerie, 945-962;

XCoverzicht van het gevoerde beleid, 962-965; vorming van het derde Ministerie

XCGerbrandy, 966-1028;

XCreactie in bevrijd gebied, 1017;

XCreactie in bezet- gebied, 1017, 1018;

XCreactie in Londen, 1016; activiteiten, 1°32-1°36; Zie ook: Annexatie van Duits gebied;

XCArrestatiebeleid Binnenlandse

XCStrijdkrachten; Buitengewone Raad

XCvan Advies; Bijzondere Rechtsple

XCging; Bijzondere Staat van Beleg;

REGISTE'R

XCCollege van Vertrouwensmannen;Evacuatie van Noorden MiddenLimburg; Gespreksgroep Eindhoven; Gezagsverhoudingen in bevrijd gebied; J. Goudriaan; G. J. van Heuven Goedhart; Illegaliteit, Nederlandse; Legal Agreement; 'Market Garden'; Militair Gezag; Noodparlement, vorming van; Ordedienst: positie, taak en bevoegdheden; J. E. de Quay; Repatriëring; E. L. M. H. Speyart van Woerden; Shaef; Nederlandse Spoorwegen; Strijdkrachten, Nederlandse; Voedselvoorziening; W. A. Visser 't Hooft; Wets-' besluiten; Koningin Wilhelmina; Zuivering Minsk,24 Model, W., 260, 263, 266, 327, 334, 335, 337,341,345,346,378,382,383n,424, 426, 428n, 437n, 454, 458,476 Moerdijk, 208,240, 477, 502n, 588 Moergestel, 759 Moerkerke, 266 Molenaar, W. P. C, 831 Moltke, H. von, 33, 37 Monchy, S. J. R de, 661 Montfoort (L), 458, 528, 529 Montgomery, B. L., 3, 6, 13, 15, 18, 19, 21,39,4°,47,48,50,51,165,249n,252, 255, 256, 313, 321-327, 365, 376, 398, 4°1,429,437,442,443,445,451,453, 458, 459, 489, 491, 497, 498, 503, 521, 526, 528, 534, 543, 580, 762, 764, 766, 767, 855, 860, 861 Zie ook: Prins Bernhard; Krijgsverrichtingen; 'Market-Garden' Mooiweer, K. Ch., 90 Mook, 344, 384,464, 475,580,769 Mook, H. J. van, 135, 160,497, 582n, 737, 742, 753, 754, 886, 956, 957, 960, 964, 966,967,968,979,984,993,1000,1009 Moolenburgh, C, 498 Morton, D., 861 Moskou, 22, 24n, 26,29n,258 Müller, F. E., 187, 188 Münster, 427 Mulberry A en B, 3, 16, 17, 46, 251, 252, 447,45° Mulholland, L. G., 109, II I, II7-II9, 167,

1080 [PDF]

237, 283 Mulisch, K V. K, 183 Munster, Pater, 578 Munten bankbiljetten, 12, 3 I 5, 644,

XC645, 1034 Muntendam, 23 I Muralt, W. J. J. de, 640, 641, 643, 862 Mussert, A. A., 55, 57, 185-191, 195-198,

XC206,280, 353, 522; en vorming van regering, 187;

XCZie ook: Dolle Dinsdag-periode; Nationaal-Socialistische Beweging (NSB); A. Seyss-Inquart Mussolini, B., 2, 462 Mutsaerts, W. P. A. M., 547,715,719,720,

XC839,998 Muzieken toneelgezelschappen, 663 Myers, E. C. W., 407 Mijnen, 277, 289, 363,622-631, 715-717,

XC1035, 1036

XCAdviescommissie voor het Mijnbedrijf, 628;

XCDuitse plannen tot vernielen van, 277, 289, 622;

XContwerp Mijnstatuut, 1035, 1036;

XCsociale positie van mijnwerkers, 623-628, 1°35; steenkolenlevering aan bevolking, 27 6;

XCsteenkolenlevering aan industrie, 276;

XCsteenkolenproductie, 623, 628, 1035;

XCZie ook: Oranje Nassau-mijnen; Staatsmijn Emma; Staatsmijn Laura; Staatsmijn Maurits; Staatsmijn Wilhelmina; Staatsmijnen; WillemSophia-mijn

XCZie ook: Nederlandse Bond van Werkers in het Mijnbedrijf; Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond; Vakbonden; Vakcentrales; Voorlopig Orgaan van Samenwerking in het Mijnbedrijf; Wetsbesluiten; Zuivering Mijnlieff, F. R, 59n

XCNacht-und-Nebel-gevangenen

REGISTER

XCZie: Gevangenen Namen, 48, 263, 6J2nNamen, A. H. van, 88 Nationaal Comité, 184n, 226 Nationaal Comité van Verzet, 96, 101, 104n, 146, 149, 151, 156,216,218,304, 3°9,359,360,362,695,697,698 Nationaal Front, 666, 8]2 Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), 55-59, 182-205 passim, 353, 554, 557,558,564,693,77°,778; Algemeen Hoofdkwartier, 55, 186, 198, 199, 971; evacuatie van NSB'ers, 191-197, 202-204, 280, 530; leden in Duitse dienst (aantallen), 55, 56; Nationale ]eugdstorm, 56, 268n, 269n, 557,558,77°,778; positie kort vóór en na Dolle Dinsdag, 55-57, 185-2°5; Secretarie van Staat, 2°4; Weer-Afdelingen (WA), 55, 56, 557, 558, 564, 770, 778; Zie ook: Arrestatie van 'foute' personen; Dolle Dinsdag-periode; landstorm Nederland; A. A. Mussert; H. A. Rauter, A. Seyss-Inquart Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiders Partij (NSNAP), 558, 564, 77°,778 Nationaal Steunfonds, 92, 93, 96, 101, 104n, 1°5,361,563,647,696,699,758, 963, 967; en hulp aan onderduikers en gezinnen van illegale werkers (in bevrijd gebied), 647, 648, Zie ook: Landelijk Herstel; en hulp aan idem (in bezet gebied), 92, 93 Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpar tei(NSDAP), 30, 34,194,27°,463,559; Arbeitsbereich Niederlande, 54, 259; Chef der Zivilverwaltung (Limburg), 270 Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps (NSKK), 56, 484n; NSKK-Staffel,56; Nationale Dagblad, Het, 189 Nationale ]eugdstorm Zie: Nationaal-Socialistische Beweging

1081 [PDF]

'Natura', 101, 104 Naumann, E., 67, 69 Naus, ]. ]., 7!L Nauta, E. L., 517 Nauw van Calais, 3, 8, 14,20,260 Navis, C, 308n; 309n Nederlands Arbeidsfront, 57, 200, 201,

XC357,666,681,716 Zie ook: Vakbonden; Vakcentrales Nederlands-Indië, 582n, 691, 704,

XC736-74 2 ,748, 754, 957, 962, 963, 1034 Sectie Oosten Westindische Zaken van het Militair Gezag, 582n, 754n; uitzending van strijdkrachten naar-, Zie: Strijdkrachten, Nederlandse;

XCZie oak: Netherlands-Indies Civil Admi nistration (Nica) Nederlands Verbond van Vakverenigin

XCgen (NW), 605, 708n, 716, 717, 726n,

XC734 Nederlandse Antillen, 247, 962 Nederlandse Arbeidsdienst, 12, 57, 65,

XC119,2°5-2°7, 681. Zie ook: Dolle Dinsdag-periode Nederlandse Bank, 58, 555, 645n Nederlandse Bond van Arbeiders in het

XCLandbouw-, Tuinbouwen Zuivel

XCbedrijf, 642, 717n Nederlandse Bond van Werkers in het

XCMijnbedrijf, 626, 715, 728 Nederlandse Hervormde Gemeente in

XCLondenv j r z Nederlandse Hervormde Kerk, 92, 475n, 709, 71l, 712; Algemene Synode, 711;

XCGemeente-Opbouw.vj rz ;

XCUrgentie-Commissies, 71l, 712;

XCen verzet tegen oprichting van Marine Vrouwen Afdeling (Marva), 712; Nederlandse Katholieke Mijnwerkers

XCbond, 624, 626, 716 Nederlandse Kultuurkamer, 57;

XCGilden, 57, 558, 565, 771, 778 Nederlandse Landstand, 57,693 Nederlandse Landwacht, 12, 56, 65, 72,

XC87n, 194, 196, 197,2°3,2°4,280, 282,

XC285,29°, 558, 77~ 778; Hulplandwachters, 12, 56;

REGISTER

XCZie ook: RoofNederlandse Militaire Luchttransportdienst, 583, 584n Nederlandse Oostcompagnie, 200 Nederlandse Rode Kruis, 469, 590 Nederlandse Spoorwegen, 62, 106, 121, 193, 197, 202, 203, 245, 277, 279, 292, 293,471,479, '483,611-622; dienstbetoon aan bezetter, 184, 357; herbenoeming]. Goudriaan tot president-directeur, 356, 357, 616-619; en Illegaliteit, 359-362; Personeelraad, 358, 359, 370, 619; Railwacht, 107, 121,292; en spoorwegsabotage, Zie: Sabotage; Spoorwegstaking, 69, 106, 274, 355-372,413, 53° Zie ook: 'Market-Garden'; Nederlandse Vereniging van Spooren Tramwegpersoneel, Nederlandse Staatscourant, 540, 598 Nederlandse Unie, 314, 359, 551, 611, 67°,694,710,721,732,857,947,1012, 1023 Nederlandse Vereniging van Spooren Tramwegpersoneel, 357, 359 Nederlandse Volksbeweging, 710, 711, 720, 721, 722, 725, 732, 733, 922, 947, 948, 949, 985 Nederlandse Volksdienst, 57, 200, 558, 565,771,778 Needev zoê Neerbosch, 477 Neerpelt, 342 Neher, L., 96,1°4,218,226,227,3°3,3°4, 359, 360, 922 Netherlands-Indies Civil Administration (Nica), 754 Netherlands Office for Relief and Rehabilita tion (Norr), 615, 62In, 637, 638, 680, 963, 964, 1033 Neuengamme Zie: Concentratiekampen Neues Landfront Zie: Wehrmacht, Deutsche Nicolas, C. M.]. A. F., 317n, 582, 626, 628, 696, 1035, 1036 Niedermachunçsbefehl, 243, 281, 282. Zie ook: Berechting: stopzetting - van

1082 [PDF]

illegale werkers Nieuwe Waterweg, 117,423,424 NKVD,26 Nockemann, H, 67 Nolte, L. F. Wo, 278, 279 Noodparlement, vorming van, 134, 724,

XC735, 883-885, 9°9-911, 916, 928-945 passim, 960, 966, I003, 1007, 1034

XCZie ook: Provinciale en gemeentelijke bestuursorganen; Staten-Generaal; Koningin Wilhelmina Noorbeek, 316 Noord-Afrika, 13, 40n, 249 Noord-Beveland, 2In, 229,5°2, 509, 595,

XC65 2 Noord-Brabant, 95, 97, Il7, 121, 125,

XC181, 193, 249, 261, 263, 264, 268, 289,

XC292, 332, 352, 364, 376,418,440,441,

XC443, 454, 462, 475-488, 526, 545, 574, 578, 585, 588, 589-601, 613, 620-622,

XC628,630, 632n, 642, 645,674,691,693,

XC694,699,714n, 766, 768,785,791,792,

XC820, 877, 967, 986, 1029 Noord-Holland, 91, 188, 207, 230, 263,

XC3°5,353, 369,445, 52~ 528, 529 Noord-Kaukasiërs

XCZie: Wehrmacht, Deutsche: Ostbataillone Noordam, Do, 230 Noordoostpolder, 65 Noordzeekanaal, 423, 424 Noorwegen,259,740 Normandië, 3,4, 5, 7, 8n, 10, 13-17, 19,

XC21,32,39,41,42,45,5°,63,76,88,147, 16I,174,I86,249-254,257,260,268n,

XC322,327,429,447,49°,491,769 Norr

XCZie: Netherlands Office for Relief and Re habilitation North Carolina, 18n NSDAP

XCZie: Nationalsozialistische Deutsche Ar beiterpartei NSKK

XCZie: Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps Nuboer, ]. Wo F., 8n, 888, 903 Nijhoff-van der Meer, Do, 438, 439 Nijmegen,64,97, 127, 184, 199,208,242,

XC249n, 256,271, 284, 322, 324, 326-329,

REGISTER

XC332, 334, 344, 347, 350, 351, 354, 365,375, 376, 379-385, 397-4°°, 406, 413, 416, 417, 419, 422, 443-445, 454, 484, 498, 520, 522, 526, 528, 549, 550, 567, 568, 574-577, 590, 59In, 592,606,619, 621,629,654,657,659,660,688,694, 699, 713, 722, 724, 781, 782, 784, 796, 800,822,824,833,853,986, I035 Nijnatten, AoA. van, 543,75°,751,787 Nypels, L. A., 659-661 Oberman, Po,87n, 98, 299 Oder,25 Oekraine, 2, 24, 26, 27 Oerlemans, A. I., 800 Oisterwijk, 677, 707, 759, 795, 796, 797, 868, 871, 872, 874, 875, 882, 883, 888, 896, 905, 925, 927, 953, 969, 976, 977 Ojen, Go]. van, 752, 757, 764, 767 Olbricht, F., 30, 31, 35 Oldenbroek, ]., ror r, 1012 Oldershausen, Eovon, 37 Olmsted, ]. Mo, 286 Olst, 230 Ommen Zie: Concentratiekampen Onafhankelijkheidsfront (België), 683-686; Actiegroepen, 684; Patriottische Milities, 684, 686 Onderduikers (in bevrijd gebied), hulp aan/financiering van, 646-648; Zie ook: Landelijk Herstel; Nationaal Steunfonds Onderduikers (in bezet gebied), 56, 65, 82, 83, 87,92 aantallen, 80, 529; hulp aan/financiering van, 92, 93; Zie ook: Fonds voor Bijzondere Noden; Illegaliteit, Nederlandse; Verzorgingsgroepen; Nationaal Steunfonds; 'Zeemanspot' Ondernemingsraden, 713, 714n Onderwijs (in bevrijd gebied), 536, 589-591,649 Zie ook: Universiteiten en Hogescholen; Zuivering Ons Volk, 82, I04n, 1I6n, 143, 156,724 Ons Vrije Nederland,

1083 [PDF]

Oorlogsbuit, 635, 636, 680 Oorlogsschade, herstel van, 638, 639 Oorlogsslachtoffers, 589;

XCaantallen, 528-530;

XCin geallieerd gebied verblijvende Nederlanders, 530, 589; Zie ook: Dwangarbeiders; Evacuatie; Gevangenen; Onderduikers Oorschot, G. A. van, 989n Oorschot, ]. W. van, 165, 167,434,745 Oorschot, L. P. van, 986, 988, 990n, 991,

XC996 Oost-Brabant, 551, 552, 572, 661, 726, 857,

XC864, 895 Oosterbeek, 337, 339, 346, 348, 349, 352n,

XC385,387-398,401,414,416,427,428n,

XC439,447,489, 526, 528 Oosterhout, 399, 400 Oosterhout, C. F. van, 128 Oostkapelle, 500 Operatie-Centrum, Zie: Raad van Verzet Operation Switchback, 506

XCZie ook: Krijgsverrichtingen, in N ederland (Zeeland) Operational Groups

XCZie: Geheime diensten, Amerikaanse Opheusden, 520 Oppen, Ch. van, 830 Oppen, E. H. van, 799n, 800n Opsporingsdiensten van het Militair Ge

XCzag

XCZie: Arrestatie van 'foute' personen Oradour-sur-Glane, 16n Oradour-sur-Vayres, 16n Oranje, j., 58, 59n, 218, 221 Oranje Nassau-mijnen, 277, 455 Oranjegarde (Bergen op Zoom), 773, 774 Oranjegarde ('s-Hertogenbosch), 244 'Oranjehotel', Cellenbarakken, Scheve

XCningen Zie: Gevangenissen Oranjekrant, De, 94 Oranjelegioen (Arnhem), 395 Ordedienst (OD), 88-90, 94-101,

XC104-112, 137, 139. 143, 145, 146, 149,

XC151-156, 172, 173. 174,214, 243, 295,

XC3°1-311, 318, 359, 362, 369, 373,462,

REGISTER

XC483, 537, 541-546, 552, 559. 561, 568.592, 653, 693, 695, 696, 698, 758, 763, 771-774,780,781.787,798,855,923; Algemeen Hoofdkwartier, 97. 99; contra Landelijke Knokploegen/Raad van Verzet, 94, 107, 108, 301, 568; en Dolle Dinsdag-periode, 213, 216, 219-,225,227,228; inschakeling in gewapend verzet. 164-168; en Militair Gezag, 541-546, 568; positie en taak na de bevrijding, 99. 100,109,145.151,154.219-225,227, 302, 541-546 Sectie V, 89, 90, 97; zie ook: Arrestatiebeleid; Prins Bernhard; Binnenlandse Strijdkrachten; College van Vertrouwensmannen; G.]. van Heuven Goedhart; Radiodienst; P.]. Six; Top Driehoek/Delta Centrum; W. A. Visser 't Hooft; Zwitserse Weg A Ordnungspolizei Zie: Politie. Duitse Organisation Todt (OT), 18, 127,206, 259.27°,271,353,43°,463,464 Organon-fabrieken, 611, 1018 Orléans, 15 Oss, 242, 588. 607n, 713, 787 Ostbataillone Zie: Wehrmacht, Deutsche Ostende, 254, 503,638,755. 812, 987 Otten, F.. 704 Oud-Gastel, 211 Oudewater, 202 Oudheusden, L. J. G. van. 673, 701, 717. 718,731 Overheid, Nederlandse, in bezet gebied. 58-60 Overheidspersoneel, 60, 134, 217. 649, 655, 656 Zie ook: Zuivering Overhoff, C. F.. 227. 303 Overloon, 458, 461 Overvallen.o m op bevolkingsregisters. 7111,95 op distributiekantoren, 84, 95 op huizen van bewaring, 71n Overveen, 71n Overijssel, 129,29°,292,

1084 [PDF]

474, 574

XCParmerden (Pannerdense Veer), 351, 379,

XC39 0 Papierindustrieöj j Parool, Het, 32, 82, 1I6n, 142-144,

XC156-I58,551,608,625,698,709,710n,

XC896,976, 1018

XCzie ook: G. J van Heuven Goedhart Parool-groep, 89n, 104n, 148, 151, 177,

XC227,285, 918 Partisanen-Actie Nederland, 87,120,233,

XC295, 296n, 373, 553, 56~ 563, 668 Zie ook:'De Blauwe Jagers' Parijs, 15, 36, 38, 45, 46, 50, IIO, 152, 191,

XC253n,259,44I Passtoors, J H., 668 Patriotic School

XCZie: Geheime diensten, Britse Patriottische Milities (België)

XCZie: Onafbankelijkheidsfront Patton, G. S., 14,40,48,253, 325, 447 Patijn, C. L., 37 Paulen, A., 317n Peel, De, 477, 488, 526, 543n, 588 Pegasus II, operatie

XCZie: Geheime diensten, Britse Peize,474 Pelkwijk, G. A. W. ter, 360 Pelt, A., 485n, 598, I020n, 1030, 1031 Pensioenen, 625, 645 Pensioenfondsen, 645 Pers, illegale, 82, II6, 550, 663, 695

XCen commentaar op vorming derde Ministerie-Gerbrandy, 1018

XCZie ook: De Bazuinstoot; Christofoor; Geïllustreerd Vrij Nederland; de Geus; Je Maintiendrai; Katholiek Kompas; Ons Volk; Ons Vrije Nederland; De Oranjekrant; Het Parool; Slaet op den Trommele; Trouw; De Vonk; Vrij Ne derland; De Vrije Katheder; De Vrije Kunstenaar Pers, legale, 550, 552, 597,661-663,680

REGISTER

XCZie ook: Algemeen Handelsblad; Het Dag blad van het Zuiden; Eindhouens Dag blad; Eindhouense en Meierijse Cou rant; Het Nationale Dagblad; OostBrabant; De Stem van Nederland; Utrechts Nieuwsblad; De Vrije Pers; Het Vrije Volk Zie ook: Censuur; Militair Gezag; Wetsbesluiten; Zuivering Perscensuur Zie: Censuur Persoonsbewijzen, 595 Zie ook: Wetsbesluiten Persoonsbewijzencentrale (PBC), 83, 94, I04n, 105 Persoonsbewijzensectie (PBS) Zie: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) Phaff, H. J, 494. 497, 498, 579, 745 Philips, A., 704 Philips, F. J, 278, 606n, 634, 667, 704, 708, 713-715, 986, 989, 1036 Philips-van Lennep, S., 278 Philipsfabrieken, Eindhoven, 90, 95, 278-280,297,436, 59In, 599, 605,633, 664, 665, 7oon, 704, 7Ion, 717, 734; personeelszuivering, 666; roofactie, 278-280; voedselprotestactie, 605-609 Phillips, W., 169n Pidcock, Captain, 441 Pierlot, H., 685, 686, 860 Pierson, N. G., 66In Pilotenhulp, 88, 98n, 142, 156,43 I Pinto, 0., 425, 426, 426n, 441 Plekker, S. L. A., 188,200 Ploësti, 28, 50 Plunderingen, door Duitse troepen, 130; door Geallieerde troepen, 575, 579, 580; door bevolking (in bevrijd gebied), 63 1 Pluto-project, 253n Poelje, G. A. van, 226 Pol, B. van der, 59In Polen, 25-27, 30,43, 50 opstand in Warschau, augustus 1944, 252 7, Zie ook: Bor-Kornorowski, T. Pools Comité voor de Nationale Bevrijdingv zö; Poolse Nationale Raad, 26;

1085 [PDF]

Poolse Ondergrondse Leger, 26, 27;

XCPoolse regering in Londen, 25, 26;

XCPoolse Volksleger, 26, 27 Political Waifare Executive (PWE)

XCZie: Geheime diensten, Britse Politie, Duitse, in Nederland, 67-73,564;

XCsterkte in Nederland, 54;

XCBefehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, 12,67,7°,73,280,281; Abteilung IV( Gegnerbekämpfung), 69, 73; Aussenstellen, 69, 72n, r82, 317; judenreferat IV B 4,12, 182;

XCOrdnungspolizei ('Grüne Polizei'), 54, 65, 71, 181, 184, 197,202,213, 229, 261, 270, 466, 471, 484n, 508;

XCSicherheitsdienst, 10, 73, 89n, 102, 103, 181,186,188,191,278,282,298,352, 371,434; Sicherheitspolizei, 54,72, 182,278,282;

XCZie ook: Berechting (in bezet gebied); Gestapo; Niedermachungsbefehl; H. A. Rauter Politie, Nederlandse, 60, 135, 483, 538,

XC593, 656, 657 Zie: Arrestatiebeleid (in bevrijd gebied); Marechaussee; Politiereserve Nederland; E. 1. M. H. Speyart van Woerden; Wetsbesluiten; Zuivering Politiebuitendienst, 331,425 Politiek (in bevrijd gebied), 688-736;

XCen de (Oud-jlllegaliteit, 692-7II;

XCpeiling van publieke opinie, 702, 7°3; Vraagen Antwoordinstituut, 702;

XCvernieuwingsgedachten, 692-736

XCen de 'verzuiling', 692, 702, 709, 7II, 718-723,732, 872, 873 Zie ook: Comité Eenheid bij Verscheidenheid; Gespreksgroep (Eindhoven); Nederlandse Volksbeweging; Politieke partijen Politiek (in bezet gebied), 81

XCZie ook: Politiek Convent; Politieke partijen Politiek Convent, 81 Politieke delinquenten, 649, 650, 701,

REGISTER

XC843 Zie ook: ZuiveringPolitieke partijen en groeperingen Zie: Anti-Revolutionaire Partij (ARP); Christelijk-Historische Unie (CHU); Communistische Partij Nederland (CPN) (illegaal); Liberale Staatspartij; Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP); Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP); Vrijzinnig-Democratische Bond Zie ook: Christofoor-groep; Communistische Partij Bevrijd Gebied; Katholiek Staatkundige Vereniging; Katholieke Kring (Nijmegen); Nederlandse Volksbeweging; Rooms-Katholieke Commissie Herstel Nijmegen; Sociaal-Democratische Vereniging voor Bevrijd Gebied; Vereniging Dr. Schaepman; De Waar heid-groepen Zie ook: Illegaliteit (Oud-) in bevrijd gebied; Politiek Convent; Politiek (in bevrijd gebied) Politiereserve Nederland (Korps), 657 Poole, ]. le, 89,216,217,224,225,415 Pools Comité voor de Nationale Bevrijding Zie: Polen Poolse Nationale Raad Zie: Polen Poolse Ondergrondse Leger Zie: Polen Zie ook: Bor-Kornorowski, T. Warschau, opstand augustus 1944 Poolse regering in Londen Zie: Polen Poolse Volksleger Zie: Polen Portugal, 963 Post, ]., 71n, 86, 87n, 105, 106n, 107, ro8, 245, 302, 826 Post-, telefoonen telegraafverkeer (in bevrijd gebied), 536, 538, 594, 595 Zie ook: Censuur Postchèqueen Girodienst, 645 Posthumus, N. W., 427n Posthumus Meyes, W. Chr., 163, 313, 582,584,654,878,879,887,892n,904, 1017 Postma, ]., 93, 94, 244

1086 [PDF]

Pot, ]., 67In Pot, L., 441 Praag, ]. Ph. van, 710n Praga (bij Warschau), 25-27 Prick, F. S. M., 782, 801, 823, 853 'Prins Bernhard', illegaal krijgsgevange

XCnenkamp, 123n, 230n Prinsen, Claudius A., 793, 794 Prinsen, M. ]., 226 Provinciale Gelderse Electriciteitsmaat

XCschappij, 396 Provinciale Limburgse Electriciteitsmaat

XCschappij, 90, 317n, 462, 799n Provinciale Noordbrabantse Electrici

XCteitsmaatschappij , 90, 208n, 484 Provinciale Raad van Vertrouwensman

XCnen der Illegale Werkers (in Noord

XCBrabant), 671, 701 Provinciale Staten, 704, 706, 708, 726,

XC735,910, 9lI, 939, 940, 941, 960. Zie ook: Provinciale en gemeentelijke bestuursorganen Provinciale Voedselcornmissarissen, 204 Provinciale en gemeentelijke bestuurs

XCorganen,59,89,I33,I63,537,539,549,

XC550, 648, 649, 654, 655, 688, 700, 706,

XC724, 725, 910, 9lI, 930, 939-941, 960. Zie ook: Wetsbesluiten; Koningin Wilhelmina; Zuivering Pruys, G., 84, 85, 3lI Pruijt, B., 640 Prijsbeheersing, 314, 538, 640 Prijsegalisatiefonds, 641 Psychological Warfare Department (PWD)

XCZie: Geheime diensten, Britse PTT, 90, 92, lI8, 208, 231, 232, 314, 538,

XC645, 680

XCCentrale Directie, lI8, 23 I

XCelandestien telefoonnet, 90, 92, 98, lI8, 208, 231, 316, 396, 419, 462, 485n, 530 Publicatieblad van het Militair Gezag

XCZie: Militair Gezag Purmerend, 230 Putten, 237, 289, 291, 420, 421

REGISTER

XCQuarles van Ufford, W. ]., 314, 546-549,650, 857, 875, 1029, 1030 Quay, ]. E. de, 6lI-613, 670, 672, 710, 7lI, 723, 732, 753, 857, 893, 919, 920, 938, 947-950, 954, 956, 959, 985, 991, 996-1000,1005,1008, 1009, 1015, 1016, 1018, 1022, 1023, 1028, 1029, 1033, 1°34 Quebec,323 Quint,]. W., 803 Raad van Negen Zie: Studentenverzet Raad van Ondergrondse Actie, 694, 722 Raad van Overleg der Vakcentrales, 605, 606, 717 Raad van State, 187, 648 Zie ook: Zuivering Raad van Vakcentrales, 716 Raad van Verzet, 89, 94-96, I04-lI5, 120-124, 143, 146, 149, 151, 156, 166, 167, 172, 173, 214, 218, 228, 243, 244, 301-3lI, 362, 559-561, 695, 698, 758, 78~ 781, 798, 855,915,990; activiteiten: Dolle Dinsdag-periode, 121-124, 214, 228, 23 I, 236, 237, 289-291, 300, 301; 'Market-Garden', 331-333,416-422; Operatiecentrurn, 95, 108, II I, 122, 23 1,288,289; Zie ook: Prins Bernhard; Landelijke Knokploegen; Ordedienst; Sabotage; P. ]. Six; Top Driehoek/Delta Centrum Raad voor het Rechtsherstel, 668 Raalte, 123n, 23 In, 415 Raaijmakers, A., 793 Radio, 134,226, 538, 599-601 Zie oak: British Broadcasting Corporation (BBq, Militair Gezag; Radio Hilversum; Radio-omroep 'Herrijzend Nederland' Regeringsvoorlichtingsdienst; Zuivering Radio Hilversum, 180 Radio-omroep 'Herrijzend Nederland', 597,599-601,618,680,703n,710n,725, 800n, 970, 976

1087 [PDF]

Zie: Regeringsvoorlichtingsdienst Radiodienst, 90, 94, 95, II2, 157,362. Zie ook: Raad van Verzet; P. J. Six; ]. Thijssen Radioluisterdienst

XCZie: Regeringsvoorlichtingsdienst Railwacht

XCZie: Nederlandse Spoorwegen Ramsay, B., 256n, 321, 451, 489,512 Randwijk, H. M. van, 88, 142, 143, 145,

XC148,214,217,219n,223,228,976,983,

XC1018 Ranitz, S. M. S. de, 58,200 Rauter, H. A., 10, 12, 53, 55, 56, 67, 69,

XC70-73,107,180,181,186-189,197,198,

XC201,208,279-282,351,352,427n;

XCen Silbertanne-moorden, 67, 73; Zie ook: Ausnahmezustand; Berechting (bezet gebied); Dolle Dinsdag-periode; Niedermachungsbefehl; Politie, Duitse; Rechtspraak, Duitse, in Nederland Ravensbrück, Prauenkonzentrationslager

XCZie: Concentratiekampen Razzia's, 65, 66, 109n, 282, 462, 464, 466,

XC468,487,499,5°8 Rechtspraak, Duitse, In Nederland,

XC7°-73 Zie ook: Berechting (bezet gebied); Doodvonnissen; Niedermachungsbe [eh! Regeringscommissariaat voor de Repa

XCtriëring Zie: Repatriëring Regeringsvoorlichtingsdienst, 135, 162,

XC179,247,964, 1001, 1020n, 1030; Algemeen Nederlands Persbureau (Anep), Londen, 315,429, 485n;

XCAnep-Aneta-bulletin, 598, 599, 745, 807, 982, 1010;

XC'Brandaris, De', 963;

REGISTER

XCRadio Oranje, 8,46,51, 123n, 124, 130, 135,159,160,177,178,190,191,206, 210,213,231,246,281,282,296,3°6, 309n, 315, 316, 317, 319, 320, 355, 358,360,362,364,365,413,415,416, 485n, 495, 551, 552, 598, 601, 608, 660, 691, 703n, 743, 929, 963, 976, 977, 1010, 1015, 1017;Radioluisterdienst, 598, 976; Regout. L. F. H., 668 Reichskommissariat, 53, 57, 59, 69,184,188, 189, 192,200,27°, 352, 469, 470, 568; Beauftragten des RK, 53, 180, 188, 194, 196,201,271,423n; Generalkommissare, 59; en evacuatie van Middenen NoordLimburg, 469-471; personeelssterkte, 53; Zie ook: Aufsichtsverwaltung; Ausnahme zustand; Dolle Dinsdag-periode; A. Seyss-Inquart Reichssicherheitshauptamt, 68, 70, 72, 75, 281,425n Reichswald, 344, 379, 384 Reinink, H. ]., 37, 143,226,922 Reisiger, G. H., 244 Remer, Major, 35 Reniers, U. F. E., 433, 435 Renkum, 348, 406, 410,439 Repatriëring, 18n, 133, 537, 593, 594; Bureau Repatriëring van het Militair Gezag,537; Regeringscommissariaat voor de Repatriëring, 18n, 133, 537, 587, 858, 963, 964 Ressen, 333n, 398, 400 Reuchlin, M., 297 Reusel, 477n, 529, 589,783 Reynders, I. H., 308 Rhenen, 290, 351, 523 Rhijn, A. A. van, 877n, 1033 Ridderhof, M. A. G., 433 Riessen, H. van, 85 Riga,24 Ritterbusch, W. F. A., 53, 198, 259, 353, 522 Ritthem, 499 ,Roberts', 5 I 5 Roden,474 Roemenië, 2, 22, 27, 28, 42, 43, 50 Roeping, 710n Roer, 259, 270, 453, 456, 463 Roermond, 126, 13°,259,267, 268, 270, 298,352,370,417n,426,458-468,472, 475,484, 526, 528,986 Rolduc, klooster, 193, 194,456 Rombouts, R, 86, 87, 108,227,243,244,

1088 [PDF]

245, 301-305 Rome 2, Rome, M. de, 439, 440 Rommel, E., 3, 13-15, 19, 32, 36 Roncken, Pater, 988 Roof, 270n, 271, 274-280, 460, 467, 486,

XC5 2 4 Zie ook: Nederlandse Landwacht; Philipsfabrieken; Plunderingen Rooms-Katholiek Werkliedenverbond

XC(RKWV), 605, 693, 716, 718, 734, 986 Comité van Actie, 717 Rooms-Katholieke Commissie Herstel

XCNijmegen, 722 Rooms-Katholieke Kerk,

XCen terugkeer eigen organisaties, 718-723; en vakorganisaties, 717, 718-720;

XCZie ook: Episcopaat; Eenheidsvakbonden; Vakcentrales Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP),

XC81, 136, 139, 142,7°5,721-723, 1006.

XCZie ook: Christofoor-groep; Episcopaat; Katholiek Staatkundige Vereniging; Katholieke Kring Eindhoven; Rooms-Katholieke Commissie Herstel Nijmegen; Vereniging dr Schaepman Roosendaal, 208, 229, 629, 632, 702 Roosevelt, F. D., 3°,43, 323, 527,998 Roosjen, A. 8., 787 Roskam, E. J., 201 Ross, Captain, 428 Ross van Lennep, D. P., 6In Rost van Tonningen, M. M., 58, 189, 190,

XC200 Rotterdam, 61, 7In, 90, 91, 95, 98, I09n,

XC117, II8, 122, 178, 182, 188, 202,

XC2°7-2°9, 231,232, 247, 256n, 26o, 278,

XC281, 283, 289, 293, 304, 307, 321, 326,

XC335, 359, 369, 394,422,423,431,441,

XC445,451,452,502n Zie ook: Havens Rouaan, 3, 254n,450 Royal Air Force

XCZie: 'D-Day'; Krijgsverrichtingen; 'Market-Garden' Royal Army

REGISTER

XCZie: 'D-Day'; Krijgsverrichtingen; 'Market-Garden' Royal Navy. Zie: 'D-Day'; Krijgsverrichtingen; 'Mar ket-Garden'. Zie ook: 'Erebus'; 'Roberts'; 'Warspite' Roijen, J. H. van, 37, 548, 921, 922, 1026 Rüstungs-Inspektion, 61 Rüter, A. J. c., 360, 369, 37°,419 Ruhrgebied, 47, 50, 256, 279, 320, 321, 323, 326, 333,426,437,442,451,452, 49 1 Rundstedt, G. von, 3,4, II, 13-15,18,19, 250, 260, 261, 327, 334, 423, 424, 426, 427,458 Russchen, P., 87 Rutgers, V. H., 143, 146, 148 Rutten, F. J. Th., 986, 1035 Rutten, G., 1030 Ruurlo, 334 'Ruwenberg, De', gijzelaarskamp, 66, 243, 787, 94~ 1012 Ruys, Th. A. W., 236 Ruyter van Steveninck, A. C. de, 268n, 269n,327 Rijckevorsel, A. B. G. M. van, 546, 547, 549, 650, 973 Rijckevorsel, W. F. H. van, 356, 357, 359, 617 Rijk van Nijmegen, 384, 533, 595, 801 Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, 101 Rijksduitsers, 12, 129, 184, 191,205,221, 558, 575, 771, 778, 804 Zie ook: Evacuatie Rijn, 16, 50,256,272, 321, 324, 326, 333, 334, 354, 363, 385, 400, 401, 406, 442, 444,45 1,453,454, 522, 525, 575, 619 Rijnsburg, 87n Rij sbergen, 483 Rijssel, 48, 322,43°-432,441 Saarbrücken, 322 Saargebied, 5°,255, 323,453 Sabotage, 69, 87, 95, 97, 106-108, 112-124,201,23°-232,288-3°1 passsim, 354, 384n, 418, 445, 963, 964; burgerverzetsgroepen, II5-II7, 121, 124,23°,291

1089 [PDF]

in België, 48, 300;

XCin Frankrijk, 15, 16, 300n;

XCspoorwegsabotage, 106, 1°7, II3, 115-121,124,232,245,267,283-286, 291, 292, 297n, 3°1, 361, 362, 418, 483 n; Zie ook: Dolle Dinsdag-periode; Landelijke Knokploegen; Raad van Verzet Sachsenhausen

XCZie: Concentratiekampen Samenwerkende Fabrikantenkringen van

XCBevrijd Gebied

XCZie: Fabrikantenkringen San Francisco, 498 Sanders, H. J. A., 475 Sanders, W. E., 92, 3°5, 310, 316, 317 San dick, J. van, 7 I 3 Sant, F. van 't, 570, 571,9°9 Sargent, 0., lOI6 Sas, G. J., 247, 1015 Sas van Gent, 632 Sassen, E. M. J. A., 720, 733, 986, 988-990 Sausmarez, C. de, 320n Schaarsbergen, 334, 347n, 412, 428n Schagen, 212 Schalkhaar, 35 In Schatkistbiljetten, 645 Scheepstra, L, 86, 87, 102, IlO, Il7, 3Il 'Schelde, De', (scheepswerf), 513, 514,

XC664,669;

XCZie ook: Zuivering: van bedrijfsleven Schermerhorn, W., 7Il, 922, 945 Scherpenzeel, 331 Scheveningen (Festung), 262 Schiphol, 284 Schipper, G. E., 587, 589 Schlessrnann, Gauleiter, 259, 269 Schmutzer, J. l. J. M., lOOO,1004, 1005,

XC1°°7 Schöngarth, K G. E., 12, 67-70, 72n, 73,

REGISTER REGISTER

XC182,281,282 Schoenindustrie, 633 Schoolverzet, 8o, 81, I04n, 721 Schoondijke, 493, 508 Schoonoord. Hotel (Oosterbeek), 406 Schotland, I8n Schouten, J., 146, 721 Schouwen, 48In, 5I8n, 533, 769nSchreieder. J., 434 Schueren, J. B. G. M. de van der, 543, 545, 671, 806, 847, 888, 9°3, 1013-1015, lO17 Schürmann, C. W. A., 318, 537, 544, 555, 569,688-690,695-697,703,830 Schumacher, P., 201 Schutzgruppen Zie: Wehrmacht, Deutsche Schweiger, J., 242 Schijndel, 342,462,486, 787 Secretarissen-generaal, 58,219,225, 226, 568 Seine, 3, 15, 19,40,41,46, IlO, H8, 125, 251-253,260,268,447 Selzer, Bahnbevollmächtiger, 419 Serraris, W. J. Th., 788, 79°-793, 800, 810, 845 Sevenum, 459, 6Il Seyben, J. H, 433, 434 Seymour, Ch., 365 Seyss-Inquart, A., 38, 53, 54, 57, 59n, 6In, 67, 18o, 181, 185, 195, 196, 205, 206, 226, 259, 283, 353, 359, 371, 508, 530, 568, 640, 658, 661, 693, 721, 971; en A. A. Mussert/NSB, 186-189, 353; Zie ook: Ausnahmezustand; Reichskom missariat Shaef, 136, 165,247,249, 256n, 284, 303, 313,319, 320, 324, 325, 336, 337, 364, 366,368,413,414,429,435n,469,470, 485, 491-496, 531, 533-535, 573, 581, 595, 609, 633, 635, 637, 638, 642, 646, 697, 739-742, 752-754, 8°7, 858, 863, 867, 878, 882, 886, 895, 900, 9°3, 9°4, 913,920,926, 994, 1008, 1009: Shaef-Mission (Netherlands), 133n, 533-535, 570, 573, 58o, 581, 583, 593-596, 6°3, 6°5, ö ron, 616, 636, 640, 644n, 646, 657, 679, 73 I, 741, 764, 86o, 862, 863, 864, 868, 878, 893n, 9°°, 912; Civil Affairs-Division, 133, 534, 535, 544, 676, 877; Four Party Supply Committee, 605n, 637; Special Forces Headquarters, 165, 167, 283, 284, 286, 293, 3°1, 3°3, 387n, 417,420, 422,434n, 534, 485n, 914;

1090 [PDF]

Zie ook: Prins Bernhard; Gezagsverhoudingen in bevrijd gebied; Militair Gezag; Strijdkrachten, Nederlandse Sicherheitsdienst Zie: Politie, Duitse Sicherheitspolizei Zie: Politie, Duitse Siebel, W., 353, 522 Sieliakis, P., 729, 730 Sikkema, ]., 662, 663 Silbertanne-moorden, 67, 73n Zie ook: Illegaliteit, Nederlandse Sillevis, W. F., 383n Simonds, G. G., 488-493, 5°3-5°5, 509, 512, 527 . Sint Michielsgestel, gijzelaarskampen Zie:'De Ruwenberg' Sint Odiliënberg, 461 Sint Oedenrode, 375 Sint Philipsland, 769 Sittard. 126. 194,458, 526, 529,621,695, 699 Six, P. ]., 88, 89n, 94, 96-100, I05-I12, 150n, 152, 153. 166. 173.215,219-224. 227.3°1-3°3,304,308, 309n, 311, 332. 360-365. 368n, 373,418,445. 541, 542, 544.545, 546,649n,791,855.923. 1021 n' en spionage op de Zwitserse Weg, 88. 143, 152-156,219; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Ordedienst; W. A. Visser 't Hooft Six, P. Th., 140, 150, 312, 855, 1014 Slaet op den Trommeie, 608 Slag bij Arnhem Zie: Arnhem: 'Market-Garden' Sleeuwijk. 525 Sloedam, 266. 370, 489, 495. 499, 508, 509. 512. 516, 527 Slot, C. W., 548,650,651 Slotemaker de Bruïne, G .. 88, 218. 219. 4 1 5 Slowaakse Nationale Raad (illegaal), 28n Slowakije, 28, 29n. 50 Sluis, 266, 507, 508, 793 Sluijser, M .• 162. 649n. 690, 701n, 705n, 726,727,730, 872, 885. 981, 1006Smid, M. A., 148 Smits van Oyen, ]. T. M., 540, 546, 652. 704,796,871.875. 1029 Sneller, Z: W., 480 Snijders. F.]. H., 586. 649n. 658, 659. 788. 789.799, 810. 8I1. 863. 977 Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). 81. 704, 708n. 710n, 723-729. 73 1 ,734,922.1006; Zie ook: Politiek (in bevrijd gebied); Sociaal-Democratische Vereniging voor Bevrijd Gebied Sociaal-Democratische Vereniging voor Bevrijd Gebied, 703. 723-728, 730, 733, 734,735,97°. 1016 Sociaal-economisch beleid in bevrijd gebied. 640-644 Zie ook: College van Algemene Commissarissen voor landbouw. handel en nijverheid; Dienst Uitvoering Werken (Duw); Kosten van levensonderhoud; Lonen en salarissen; Pensioenen; Prijsbeheersing; Prijsegalisatiefonds ; Wetsbesluiten Soesterberg, 284 Solidariteitsfonds Zie: Communistische Partij Nederland (illegaal) Somer,]. M .• 137. 140, 141. 148-158, 163, 166,167, 172.262n, 365. 366,484, 544, 704. 705, 707, 742, 762, 885, 914,-916 Son (NB), 249n, 324. 327-329. 34°-346. 351.372,375,376,378,383,398,429 Sonsbeeck, W. G. A. van, 146, 148, 193. 216-2I8. 318,416. 53I. 546, 650n, 875, 973,984, I029 Sosabowski, S., 398, 399, 407 'Souverein Noodbesluit', 218 Sowjet-Unie, I, 2. 24, 25, 28n. 29,3°,42, 43, 258, 730, 964 Spaendonck, B. J. M. van, 61I. 667. 670-672. 1018 Zie ook: Commissie-van Spaendonck (zuivering) Spanjev çöj Special Air Service Troops, 40, 33 I Special ForcesHeadquarters Zie: Shaef

1091 [PDF]

Zie: Geheime diensten, Britse Speer, A., I4n, 53,276,279 Spekholzerheide, I20n Speleers, H., 830 Speyart van Woerden, E., L. M. H., 539,

XC540, 786-849, 851, 857, 858, 896, 897,

XC978, 982, 992, 993

XCZie ook: Arrestatiebeleid in bevrijd gebied; Zuivering: van politie Spieksma-van Zwol, H., 114 Spinnerijen en weverijen, 632 Spionage(groepen)

XCZie: Illegaliteit, Nederlandse Spitzen, D. G. W., 226 Spoorwegsabotage

XCZie: Sabotage Spoorwegstaking

XCZie: Nederlandse Spoorwegen Spruit, W., (ps: Willem de Geus), 690 Sprang-Capelle, 229 SS, in Nederland, 30, 34, 53, 55, 56, 77,

XC188, 770;

XCGermaanse SS in Nederland, 55, 58, 67, I85n, 188, 557, 558, 564;

XCSS-Schule Avegoor, 203, 234n, 235n, 35In; Wachbataillon Nord-West, 56, 74, 79;

XCWallen-SS,54,I8I,I9I,26I,263,268n, 269n, 484n, 56o Staal, H. M. C. A., 236 Staatsbosbeheer, 63 I Staatsgreep, poging tot, In Duitsland,

XC3°-38; contacten met Nederlandse Illegaliteit, 3 2 ,36; Duitse vertakkingen in Nederland, 36-38;

XCKreisauer Kreis, 33, 36;

XC'Walküre', 31, 34;

XCZie ook: A. Hitler, aanslag op; W. Staehle Staatsmijn Emma, 289 Staatsmijn Laura, 628 Staatsmijn Maurits, örn, 277 Staatsmijn Wilhelmina, 455, 628 Staatsmijnen, ö m, 106,277,297,317,620,

XC633, 666, 985, 1035, 1036;

XCStikstofbindingsbedrijf, örn, 277;

REGISTER

XCen Commissie van Bijstand, 666;Zie ook: Mijnen; Zuivering Stadskanaal, 370 Staehle, W., 32, 36, 137 en contacten met Nederlandse Illegaliteit, 32, 137 Zie ook: Staatsgreep, poging tot, in Duitsland Stalin, J, 4, 25, 26, 42, 43 Stalingrad, 22, 258 Stampersgat, 2 I I Staten-Generaal, 538,726, 910, 929, 930, 931. Zie ook: Noodparlement; Wetsbesluiten; Koningin Wilhelmina . Stauffenberg, c., Schenk von, 31-35 Stavoren, 352 Steegmans, J, 824n, 831, 8]2, 841 Steenberghe, M. P. L., 136,691,884,964 Steen brink, A. M. C. J, 704 Steenfabrieken, 635n Steensma, P., 704, 705 Steinkühler, A. M. C. J, 668, 672 Stem van Nederland, De, 98m Stempvoort, P. A. van, 725 Stichting Centrale Financiering Zie: Binnenlandse Strijdkrachten, Stikstofbindingsbedrijf Zie: Staatsmijnen Stille Oceaan, I Stoottroepen Zie: Binnenlandse Strijdkrachten Stoove, K, II7, 293 Storm-SS, I85n Straatsburg, 453 Stroethoff jr., F. A., 239 Strijdkrachten, Nederlandse, dienstplichtigen, 593,739,748, 75 I; opbouwplan, 736-767 passim; gezagsbataljons, 1-33, 737, 740, 741, 745, 750, 753, 754, 757; legerkorps, 737, 738; luchtmacht, 738; mariniersbrigade, 737, 738, 755, 756; uitbreiding oorlogsvloot, 737, Zie ook: Legal Agreement; oorlogsvrijwilligers, 739, 748-756; Centraal Vrijwilligerskamp Oirschot, 75 I; Voorlopig Centraal

1092 [PDF]

ligersbureau, 749; Zie ook: Wetsbesluiten E 129);

XCrecrutering, 736, 740, 742-745, 755, 756,964;

XCen Shaef, 739-742, 752-754;

XCtroepensterkte, 752, 757, 758; uitzending naar Nederlands-Indië, 738,740, 741; pioniergroepen, 753; transportcompagnieën, 753;

XCZie ook: Prins Bernhard; Binnenlandse Strijdkrachten; Koninklijk Nederlands-Indische Leger; Koninklijke Landmacht; Koninklijke Marine; Krijgsgevangenen, Nederlandse; Koningin Wilhelmina Strijp,233 Student, K, 260, 261, 266, 267, 341, 376,

XC378,427,428,437, 437n, 454,476 Studenten, 65, 591,663,664;

XCen loyaliteitsverklaring, 547n, 664; Zie ook: Arbeidsinzet; Zuivering Studentenverzet, 80, 81, I04n, 698, 700n;

XCRaad van Negen, 81, I04n Stülpnagel, H. von, 32, 35, 36 Stufkens, N., 88 Suikerraffinaderijen, 632, 633 Supreme Headquarters Allied Expeditionary

XCForces

REGISTER

XCZie: Shaef Suriname, 247, 962 Suylen, E. M. A., 579 Swalmen, 120,470 Swane, V., 430, 43 I Swiecicki, M., 404Tempel, J. van den, 18n, 133-135, 139, 159, 160, 162, 179,470,605,640, 64In, 643, 647, 666, 724, 725, 858, 861, 862, 867,871, 872,877n, 882, 883, 887,888n, 889, 892n, 893,901, 902, 904-906,910, 930, 933, 944, 952, 956, 965, 966, 967, 968, 984, 993, 996, 1000n, 1006, 1007, 1009, 1012, 1016, 1017, 1020, 1022, 10 2 7 . Tenkink, J. C, 226, 661 Terboven, J., 259 Termeer, H., 694 Terneuzen, 264, 504, 509 Terreur, 280-283 Tets van Goudriaan, G. C W. van, 913 Tettau, H. von, 35 I, 389, 392 Teulings, E, 723, 726, 728, 956 Textiel(industrie), 278, 633, 636 ThaI Larsen, C H., 543, 698, 704, 708 Theresienstadt Zie: Concentratiekampen Tholen, 97, 211, 652, 758, 769 Thomas, C P. N., 582, 788, 791 Thomassen, W., 71On, 725-728 Thompson, RW., 504, 578 Thorez, M., 730 Thijssen, J., 90, 94-96,108, III, 112, 121, 122, 124, 167, 173, 23 I, 236, 237, 283-291, 300-3 II, 33 I, 332, 383n, 416-418,420, 917 Zie ook: J. A. van Bijnen; Dolle Dinsdag-periode; Landelijke Knokploegen; Raad van Verzet; Radiodienst; P. J. Six Tiel, 422, 522-524, 529 Tilanus, H. W., 787 Tilburg, 54, 130,208,261,279,352,376, 477-479, 486n, 487, 545, 574, 578, 585,

Tabaksindustrie.xij j Tafelberg, Hotel De, (Oosterbeek), 404, 409 Taylor, M. D., 342 TD-groep, 83,698 Technische Noodhulp, 666 Tedder, A., 323, 324, 385 Tegelen, 466, 475 Teheran, conferentie van, 4, 42 Tellegen, B. D. H., 548 Tellegen, M. A., 96, 218,360 588,611, 620, 629, 630, 655n, 699, 709, 713,714n,749,755,756,773,784,785, 868, 986, 1009 Ton, P., 619 Top Driehoek/Delta Centrum, 282, 285, 301-3 II, 416, 417 Landelijke Knokploegen; Or dedienst; Raad van Verzet Toulon, 42, 44, 447 Toulouse, 16 Transport in bevrijd gebied, 613, 615,

1093 [PDF]

616,620-622, 67I.

XCZie ook: Centraal Transportbureau van het Militair Gezag; Nederlandse Spoorwegen Treebeek, 122 Tribunalen

XCZie: Bijzondere rechtspleging

XCZie ook: Wetsbesluiten, Tricht, A. G. van, 88, 498

XCZie ook: Zwitserse Weg B Trierv jzz Triëst,43 Troje, R, 38 Tromp, Th. P., 90, 620, 7°4, 705n, 7°7,

XC708, 1015, 1°33 Trott zu Solz, A. von, 37 Trouw, 75, 81, 82, II6n, 142, 143, 304,608,

XC721, 978n, 1018, 1032 Trouw-groep, 74, 104n, 105,235 Tschoffen, P., 681-684 Tsjecho-Slowakije, 28n, 30, 43 Turkmenen

XCZie: Wehrmacht, Deutsche: Ostbatail lone Turnhout, 477n, 868 Twente, 95, 122, 123, 128, 208, 289, 290,

XC33 I, 332 Twente-Rijnkanaal, 121 Tijdelijk Persbesluit

XCZie: Wetsbesluiten Tijdelijke Academie, Eindhoven, 591,

XC664 Tijdelijke Bestuursvoorziening

XCZie: Wetsbesluiten Tijdelijke voorziening bestuur provincies

XCen gemeenten

XCZie: Wetsbesluiten

XCUbachsbergv ayj Ubbergen, 52In, 528n, 529 Uden, 375, 378 Udenhout, 635n Uitgevers, 664 Universitair verzet, 80

XCZie ook: Hooglerarenverzet; Studentenverzet Universiteiten en Hogescholen

REGISTER

XCZie: Katholiek Economische Hogeschool; Katholieke Universiteit Nijmegen; Tijdelijke Academie Eindhoven Urk, 352 Urquhart, RE., 323, 330, 338, 346, 348, 349, 351, 386-389, 396-402, 4°5, 408, 44 2 ,443 US Air Force Zie: 'D-Day'; Krijgsverrichtingen; ,Market-Garden' US Army Zie: 'D-Day', Krijgsverrichtingen; 'Market-Garden' Utrecht (provincie), 95, 1I7, 121, 122, 137,23°,292,412,420,47° Utrecht (stad), 98, 1I2, 122, 129, 188, 196, 202,284,3°7,352,353,356,369,424 Utrechts Nieuwsblad, 137 V-I, V-2,2, 19,20,21, 185,262,294,317, 323, 324, 327, 331,436, 519, 571, 574, 592 V-Männer, 9, 92, 28 I, 428, 43 I, 432, 440n, 594 Zie ook: Abwehr; J. den Droog; C. A. Lindemans; M. A. G. Ridderhof; C. Verloop Vaals, 126 Vaassen, 122, 237 Vaderlands Comité, 81, 97, 99, 104, 136, 143, 151,218,661,938 Vakbonden, 358, 359, 624, 626, 627, 642, 666,7°2,715-718,728,729,873,989. Zie ook: Algemene Nederlandse Mijnwerkersbond; Eenheidsvakbonden; Nederlandse Bond van Arbeiders in het Landbouw-, Tuinbouwen Zuivelbedrijf; Nederlandse Bond van Werkers in het Mijnbedrijf; Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond; Voorlopig Orgaan van Samenwerking in het Mijnbedrijf Zie ook: Mijnen; Nederlands Arbeidsfront; Vakcentrales; Wereldvakverbond Vakcentrales, 702, 715-718, 728, 729, 734; en Rooms-Katholieke Kerk, 717-719; Zie ook: Christelijk Nationaal Vakver

1094 [PDF]

bond (CNV); Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV); Eenheidsvakcentrales; Raad van Overleg der plaatselijke Vakcentrales (Eindhoven); Raad van Vakcentrales; Rooms-Katholiek Werkliedenverbond (RKWV) Valburg, 399 Valkenburg, 126,416, 835 Valkenburg (vliegveld), 284 Valkenheide, opvoedingsgesticht, 230 Valkenswaard, 296n, 342, 374, 376, 567,

XC588n, 652 Valstar, 1., 78, 86 Vara, 708n, 726 Varsseveld, 272 Vaticaan, 964 Veen, G. ]. van der, 83, 94, 95 Veendam, 370 Veer, B. l. A. A. ter, 799 Veere, 229, 496, 499,502,517,639 Veghel, 324, 329, 340-344, 346, 351,

XC375-378,421, 485n, 652 Veiligheidsonderzoek burgers (in bevrijd

XCgebied), 595, 596 Velden, 270, 461, 472, 474 Velp, 12, 182,352, 386n, 393n, 394,471 Velsenc ó t n Velsen, A. van, 96, 304, 359 Veluwe, 95, 121, 122,23 1,288,290,294,

XC326,327,331,412,420,469,523,527 Venlo, 98n, 130,232,246,259, 267,27°,

XC370, 374, 459-472, 475, 526, 528, 769 Venray, 458, 461,528,589 Verboom, ]. A. M., 673, 701, 704, 717,

XC718,731 Verdunç z yz Verdijk, A., 373, 375, 531, 549 Verenigde Naties, 498, 1020n Verenigde Staten van Amerika, I, 2, 18,

XC25, 133, 250, 254, 447, 448, 498, 533,

XC595,606n, 637,736,739-741,924,943,

XC965, 994 Vereniging Dr. Schaepman, 722 Verhoeff, C, 375, 543, 551, 5pm, 562,

XC564, 6°4, 6°7, 616, 669, 704 Verloop, C, 431-433,596

REGISTER

XCZie ook: 'Market-Garden', verraad van Vermooten, W. H, 123nVerona, 67, 69 Verschuur, T. ]., 72 I Verstraeten, ]., 487 Verwey, E. W.]., 704, 706, 709, 710n, 727 Verwey, R A., 58,219,972 Verwey-Jonker, H., 704, 705, 706, 708, 710n, 727, 986, 991, 996 Verzet: Zie: Artsenverzet; Belastingverzet; College van Vertrouwensmannen; Hooglerarenverzet; Kerkelijk verzet; Politiek Convent; Schoolverzet; Studentenverzet; Vaderlands Comité; Zie ook: Illegaliteit, Nederlandse Verzijl, J. HW., 144, 148 Vierhouten, 294 Vierlingsbeek aör Vis, J. 1., 430 Visser, 1. E., 657 Visser, W., 90 Visser 't Hooft, W. A., 37, 88, 137, 151, 153-155, I008n Zie ook: Ordedienst; P. J. Six; Zwitserse Weg A Vlaamse Nationaal-Socialisten, 128 Vlaardingen, 3 I I Vlake,509 Vliet, T. van, 85 Vlissingen, 129, 265, 496, 499, 503, 504, 509-518,526,527,629,784,785 'Vloeiweide, De', (landgoed), 483, 484n Vloten, F. W. van, 57, 199 Voedselaankoopbureau N ew York Zie: Voedselvoorziening (bevrijd gebied) Voedselvoorziening (bevrijd gebied), 601-610,636-638; Algemeen Commissariaat voor de Voedselvoorziening, 613; Plaatselijke voedselcommissarissen, 613 ; Voedselaankoopbureau New York, 602, 963; voedselprotestacties, 605-609; en commentaar illegale pers, 608, 6°9; Zie ook: Bevoorrading bevrijd gebied; Militair Gezag

1095 [PDF]

Voedselvoorziening (bezet gebied), 62,

XC361,466, 608 Voedselvoorzieningsbedrijven, 632 Völckers, C, 423n Vogezen, 149,252,447,453 Volksaufgebot, 259 Volksgerichtshof, 36 Volksgezondheid, 592,646, 647

XCKinderuitzending naar Engeland, 647, 882 Vonk, De, 82 Voorhoeve, N. A. J., 67In, 699, 793, 803,

XC967, 986, 1008 Voorlopig Centraal Oorlogsvrijwilli

XCgersbureau

XCZie: Strijdkrachten, Nederlandse Voorlopig Orgaan van Samenwerking in

XChet Mijnbedrijf, 626, 627 Voorst Evekink, D. van, 745 Voorst tot Voorst, E. H. J. van, 654 Voorst tot Voorst, J. J. G. van, 383n Voorthuizen, IlO, 1I8, 294 Voorwinde, A., 697-700, 703, 77In, 919,

XC920, 950n Vos, J. A. de, 285, 286 Vraagen Antwoord-Instituut

XCZie: Politiek (in bevrijd gebied) Vreeswijk, 106,417 Vries, F. de, 498 Vrouwen Hulp Korps (VHK), 581, 588,

XC7 12 Vrouwenpolder, 499 Vrij Nederland (illegaal), 32, 82, 88, II6n,

XC142, 143,608, 658, 662, 710, 976, 1018 Vrij Nederland, (Londen), 98 In, 1016,

XC1017 Vrij Nederland-groep, 89n, I04n, 148, 149,

XC151, 177,213,918 Vrije Groepen Amsterdam, 83 Vrije Groepen Den Haag, 83 Vrije Katheder, De, I04n, 1I6n Vrije Kunstenaar, De, I04n, 1I6n Vrije Pers, De, I04n, 719, 720, 898 Vrije Volk, Het, 708, 726, 727, 1017 Vrijzinnig-Democratische Bond, 81 Vught, 340, 437, 699, 8IJ, 817n, 823,

REGISTER

XC8 2 4 n. Zie ook: Concentratiekampen Vijver, J. F. van der, 745, 869n, 1023WA, Zie: Nationaal-Socialistische Beweging Waal, 284, 321, 324, 333, 345, 350, 379, 380, 383n, 398,426,442,454, 520, 522, 523, 525, 768, 860 Waalwijk, 229, 574 Waarheid, De, 82, 93, 94, 104n, 1I6n, 143, 189,609,695,715,724,729,73°,1017, 1018 Waarheid-groepen, De, 729, 730, 733 Zie ook: Communistische Partij Bevrijd Gebied Wachbataillon Gross-Deutschland Zie: Wehrmacht, Deutsche Wachbataillon Nord-West Zie: SS Waffen-SS Zie: SS Wagenaar, G., 94, 95, 105,227,289, 302, 303,309,31I Wageningen, 410, 454 Walcheren, 229, 260, 262, 264, 266, 322, 326,453, 477n, 488-5°3,5°8,5°9,512, 516, 526, 527, 529, 548, 588, 595, 638, 639,674, 769n, 861, 863 Zie ook: Dienst Drooglegging Walcheren; Inundaties; Krijgsverrichtingen Walküre Zie: Staatsgreep, poging tot, in Duitsland Walsurn, G. E. van, 922 WameI, 422 Wapendroppings Zie: Illegaliteit, Nederlandse War Cabinet (Brits), 862, 863,93 I War Office, 537, 605, 753 Warrack, G. M., 405, 407 Warschau, 22, 23-27; opstand augustus 1944,25-27; Zie ook: Generaal Bar Komorowski; Poolse Ondergrondse Leger , Warspite' , 512, 515 Washington, 44, 448 Wassenaar, 262, 294,317,323 Weer-Afdelingen

1096 [PDF]

Zie: Nationaal-Socialistische Beweging Weert, 695, 699 Weert, ]. de, 78 Wehrmacht, Deutsche, (Heer, Kriegsmarine,

XCLuftwaffe)

XCZie: 'D-Day'; Krijgsverrichtingen; 'Market-Garden'; Staatsgreep, poging tot, in Duitsland;

XCAllgemetnes Heeresamt, 30, 3 I, 33; Ersatzheer. 30, 31, 34,257; Wehrkreise, 3 I, 34, 35;

XCWachbataillon Gross-Deutschland, 35, 230,238;

XCin Nederland Hilfsiuilligen, 54, I23n, 230, 270; Neues Landfront. I I; Ostbataillone, 54; Schutzgruppen, 12,277; troepensterkte, 54;

XCZie ook: Dolle Dinsdag-periode Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlan

XCden, 54, 56; NSKK-Staffel, 56;

XCZie ook: F. C. Christiansen Weichsel, 24, 26, 27,5° Weidner, ]. H., 430, 43 I Wellenstein, E. P., 304 Welter, Ch.]. I. M., 136,884,964 Wenen, 35 Wereldvakverbond, 1006, IOI2 Werkendam.u Sr Werkgeverscentrales, 540 Wessem-Nederweert, kanaal, 458, 461 Westdorpe, 629 Wester-Schelde, 255-257, 260, 261, 264,

XC273,275n, 445,451-454, 458, 488-491,

XC494,503,509,513, 5I8n, 519, 522, 860 Westerbeek, M., 78 Westerbork

XCZie: Concentratiekampen 'Westerbouwing' (bij Arnhem), 348, 390,

XC397,4°°,4°1,4°7,443 Westerveld, H. F., 100 Westerweel, j., 79 Westfalen, 256, 321, 355 Westkapelle, 315,492,494-496,499,5°4,

XC5IO, 5Il, 513-516, 526, 527, 528, 548,

REGISTER

XCroj rWestkappelse Zeedijk Zie: Westkapelle Westland,275n Westwa!l, 125, 247, 259, 260, 268, 272, 276,316, ]27, 353,455,456; verlenging tot in Nederland, 259, 269-274,276,353; Zie ook: Arbeitsinzet: graven voor de Wehrmacht; Volksaufgebot Wetsbesluiten, 1]2, 161, 179, 314,413, 536-540, 568, 640, 676, 929, 93°-941, 963, 1°34; betreffende: arbeidsverhoudingen, 540; beperking rechtsverkeer, 314; benoemde provinciale staten en gemeenteraden, 179,7°8; bezettingsmaatregelen, 314, 539, 541; bioscoopbedrijven, 179; Buitengewone Raad van Advies (opheffing), 4 I 3; Buitengewoon Mijnbesluit, (F 63), 1°35 ; Buitengewoon Strafrecht, 557; Bijzondere Rechtspleging, 133, 179, 963; Bijzondere Staat van Beleg, 1]2, 160, 179, 538, 539, 595, 847, 963; de mijnen (F 63); de oorlogsvrijwilligers (E 129), 748; opsporingsbevoegdheid directeuren Gewestelijke Arbeidsbureaus (E 157), 64In; de pers (Tijdelijk Persbesluit), 134, 179, 309n, 314, 315, 319, 538, 539, 550-552,661,663; plunderingen, 580; de politie, 160, 179; rechtsherstelontslagen ambtenaren, 134, 314,963; op sociaal, econo~isch en financieel gebied, 134, 179, 314, 640, 642; het strafrecht, 134; het telegraaf-, telefoonen radioverkeer, 314; de tribunalen en bijzondere gerechtshoven, 133, 134, 160,314,538,539, 947; tweede bestuursvoorziening, 179,91 I,

1097 [PDF]

930, 936; tijdelijke persoonsbewijzen, 314;

XCtijdelijke uitbreiding provinciale en gemeentelijke bestuursorganen (F 45),941, 1034; tijdelijke voorziening bestuur provincies en gemeenten (E 86), 179, 536, 539,651,7°4,911,93°,931,94°,963;

XCtijdelijke voorziening Staten-Generaal, 910, 929, 930-933, 935, 936, 943; verenigingen van werkgevers en werknemers, 540;

XCvertegenwoordigende lichamen, 179;

XCwachtgeld voor opvarenden der koopvaardij, 179;

XCwerkloosheidsverzekering, 314;

XCzuivering, 160, 179, 536, 539,648,649, 663, 672, 963, 972 Weij, Tj. van der, 75 Wezel, 5°,255, 322, 324, 327,426,452 Wezer,265 Wieringermeerpolder, 433 Wight, 253n Wildervank, 370 Wilgenburg, H. A. van, 78 Wilhelmina, Koningin, 84,13°,158,3°7,

XC315,415,536, 539, 595,691,697-700,

XC704, 705, 735, 742, 797, 803, 8Il, 813,

XC854, 856n, 857, 858, 873, 874, 884, 886,

XC894, 897, 901, 907, 908-962, 966-1032 passim

XCen benoeming Prins Bernhard tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten en eventuele benoeming tot Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, Zie: Prins Bernhard;

XCen de bestuursvoorziening na de oorlog, 909-945;

XCen contacten met illegaliteit, 140, 144, 147, 156, 177, 694, 700, 897-899, 915-924,93°-934,936-938,942-945; Zie ook: Ministerie-Gerbrandy: Val van tweede en vorming van derde Ministerie; Noodparlement. vorming van; Provinciale en gemeentelijke bestuursorganen; Staten-Generaal;

REGISTER

XCen bezoek aan bevrijd gebied,1028-1°32; en G. J van Heuven Goedhart, 137-141, 150, 151, 158, 159; en H. J KruIs, 133, 162, 164, 536, 570, 571,857-859,867,894,901,902; en tweede Ministerie-Gerbrandy, 132, 135, 159, 161, 571, 901, 902, 908-962; val van het Ministerie, 945-962; en oordeelover het (oude) Nederlandse Leger, 742, 743; en terugkeer-plannen naar Nederland, 177, 178,912-914; en vernieuwingsideeën, 132, 159,704, 7°7,724,743,874,908,923,924,942, 901, 997, 1002, 1023, 1025, 1026, 1°32; en vorming van het derde MinisterieGerbrandy, 921-923, 966-968, 985-1002, 1010, ior r, 1023-1026; en vorming van noodparlement, 928-945; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Gespreksgroep Eindhoven; Militair Gezag Wilhelminakanaal, 324, 333, 372, 375, 4 1 7 Willem-Sophia-mijn, 626 Willemstad, 478, 502n, 588 Wilna, 24-26 Wilson, B., 338 Wimmer, F., 38, 53, 180 Winde, P. H. de, 493, 504, 507 Windhausen, P. H. J, 483n, 484n Winkelman, H. G., 308, 912 Winkelman, P. H., 480 Winterhulp Nederland, 57, 558, 565, 778 Winterswijk, 201, 208, 272 Wisch en Terborg, 272, 415 Wit-Rusland, 22 Witebsk,24 Witscher, 0., 183 Witte, J C, 282 Witte Brigade (België), 126, 432, 4,,3 Witteveen, C J, 639 Witzleben, E. von, 3 I, 35, 36 Woensdrecht, 5°3, 508n, 526, 860 Woensel, 234

1098 [PDF]

'Wolfbeze', 339, 349n Wolfsschanee. 14n, 33, 34, 36 Wolga- Tartaren

XCZie: Wehrmacht, Deutsche: Ostbataillone Wolters, A., 331,406 Wolverhampton,2In Women's Royal Naval Service, 712 Woningherstel, 636 Woude, J van der, 393 Woudenberg, H. J, 200 Wouwseweg (verzetsgroep Bergen op

XCZoom), 773, 774 Wühlisch, H. H. von, 37, 38 Wybenga, P., 98 Wijffels, F. C. M., 801, 822, 948, 949, 959,

XC966, 967, 985, 987, 988, 991, 992, 998, 999,1000,1004,1005,1008,1009,1015,

XC1017, I020n, 1026, 1028, 1029, 1033,

XC1035, 1036 Wijk (bij Maastricht), 316, 3nn Wijk, A. van, 698 Wijk bij Duurstede, 230, 522, 524

XCIjmuiden, 12, 284 Yperen, 48 Ijssel, 256, 276, 291, 335, 336, 353 Ijsselmeer, II, I09n, 259, 323, 325-327,

REGISTER

XC352,367,428,436,445 IJzendijke, 517nJ,Zie ook: Inundaties; Krijgsverrichtingen 'Zeemanspot, De', 92, 93, I04n Zeescheepvaart, 61 Zeeuws-Vlaanderen, 210, 228, 257, 260, 264,267,273,315,326,428n,447,452, 453, 477,488, 493, 495, 503, 506, 508, 511, yr zn, 514, 517, 519, 526, 528, 529, 547, 548, 554, 567, 568, 587, 589, 590, 6°3,651,652,694,698,699,771,793, 820, 829, 860, 986, 1030 Zeist, 12 Zevenaar, 271, 370 Zevenbergen, 488 Zigeuners, 66 Zilveren munten, 315,644,964 Zoetmulder, A. J, 550, 551, 698 Zondervan, A. J, 196-198 Zoutelande, 499, 514 Zuid-Beveland, 263, 264, 266, 273, 326, 453, 488, 492, 494, 495, 502-504, 508, 5°9,526,578,595,651 Zuid-Holland, 55, 232, 265n, 353, 445, 5 2 8, 5 2 9 Zuid-Willemsvaart, 324, 329, 342,417 Zuivering, 648-672, 970-977, 979, 980, 983; van: Algemene Rekenkamer, 648; bedrijfsleven, 664-672, 699, 8I7n, 899, 973; Districtskamers voor de Zuivering van het Bedrijfsleven, 670, 920,

'Zaak-Oss, De', 787 E. L. M. H. Speyart van Woer den Zaamslag, 210, 228, 229, 554 Zaandam, rzon, 282 Zaandijk, 282 Zaanstreek, 95, 122, 282 Zaltbommel, 272, 273, 417, 422 Zanders, 471 Zangen, G. von, 260 Zeebrugge, 264, 506 Zeeland, 2In, 47, 55, 95, 192, 196, 292, 315,342,37°,44°,451-453,488-519, 529, 533, 545, 548, 554, 578, 601, 613, 622,645,650,65I,652,765,769n,784, 792,801,857,877,884,986, 1029 964; bioscopen, 663, 664; burgemeesters en wethouders, 649-655,972; gemeentepersoneel, 654, 699; Hoge Raad der Nederlanden, 657-661, 1018; kunstenaars, 663; onderwijsinstellingen, 536,649; overheidspersoneel, 134,649,655,656; CentraalOrgaan voor de Zuivering van Overheidspersoneel, 655, Bureau Zuivering, 655; perswezen, 134, 14°,661-663,973,974; Perscommissie, 661, 662;

1099 [PDF]

politie, 536, 555, 558, 649, 656, 703n, 781-820 passim;

XCpolitieke delinquenten, 649;

XCprovinciale en gemeentelijke bestuursorganen, 648, 649, 654, 655, 702;

XCRaad van State, 648;

XCradio, 134;

XCrechterlijke macht, 657;

XCStaatsmijnen, 666; Commissie van Bijstand, 666;

XCstudenten, 663, 664;

XCuitgevers en boekhandelaren, 664;

REGISTER

XCZie ook: Arrestatiebeleid J. A. W. Burger, radiotoespraak; Bureau Documentatie; Bijzondere rechtspleging Zundert, 208 Zutphen, 208, 336Zwart, J., 383n Zwart Front, 832 Zwarte markt (handel), 62, 70, 643, 644 Zie ook:'Grijze' markt Zweden, 89, 646, 963 Zweedse Weg, 74 Zweypfenning, K J. H., 749 Zwitserland, 88, 646, 963 Zwitserse Weg A, 32, 88, 89, 137, 143, 153, 156,219,43 1,963; Politieke Commissie, 88, 137, 153 Zie ook: P. J. Six; W. A. Visser 't Hooft Zwitserse Weg B, 88,90,92, 153. Zie ook: A. G. van Tricht Zwolle, 91, 129, 197,2°7,208,2°9,232, 298, 325, 354, 474

1100 [PDF]