Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 11a – Nederlands-Indië (2e band)

Alle delen:

1234-14-25-15-26-16-27-17-28-18-29-19-210a-110a-210b-110b-211a-111a-211b-111b-211c12-112-21314-114-2reg

Inhoud

XC

XC. Geallieerde nederlagen Nederlandse successen Eind december 734 745 762 769 774 Hoofdstuk 14Abda-Command Wavells plan / Versterkingen Celebes / Borneo / Ambon De Combined Striking Force Singapore / Palembang Geen hoop voor Java Blijven of vertrekken?

557 [PDF]
INHOUD

Hoofdstuk 15 - Ineenstorting 918 Katastrofe ter zee 921 De Indonesische nationalisten 9(59 Java gaat verloren 988 Noord- en Midden-Sumatra / De rest van de Grote Oost 1086 Hoofdstuk 16 - Nabeschouwing 1120 Bijlage I Datumlijst september 1939-maart 1942 II41 Bijlage 2 - Ministers van koloniën en gouverneursgeneraal '1900-1942 1145 Bijlage 3 - Afkortingen van de namen van organisaties en instellingen 1146 Lijst van illustraties II48 Lijst van kaarten I I 52 Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten II53 Register 1 I 57

558 [PDF]

ISBN 90247

560 [PDF]

Hoofdstuk 10: Het gouvernement en de nationalisten

XC

XCVan de Nederlandse en Indisch-Nederlandse bevolkingsgroepen in Indië mag men schrijven (het vorige hoofdstuk toonde het aan) dat zij de oorlogsinspanning van het koninkrijk van harte steunden; zij volgden dan ook met intense belangstelling het oorlogsverloop, verheugden zich over de wijze waarop Engeland standhield en bewonderden, van de zomer van '41 af, de hardnekkige verdediging van het Rode Leger tegen de Duitse invasie.

XCHoe reageerden de Chinezen, de Arabieren en de inheemsen?

XCOver de reacties van de Arabieren hebben wij, aangezien zij geen eigen pers hadden, geen gegevens.

XCDe Chinese bladen gaven, met uitzondering van het door de Japanners opgerichte dagblad Hong Po (het werd door de meeste Chinezen als 'een verradersblad' beschouwd 1), van een duidelijke sympathie voor Engeland blijk: Japan was Duitslands bondgenoot en dat aan Duitsland de voet werd dwarsgezet, was de Chinese bladen welkom - elk Engels succes werd gezien als een succes voor het bewind van Tsjiang Kai-sjek.

XCWat de reacties van de inheemsen betreft, moet men onderscheid maken tussen de politiek-bewuste minderheid en de grote meerderheid die aan het politieke leven niet actief deelnam. Voor die meerderheid die in de dessa's en de stads -kampongs haar simpele bestaan voortzette, was de Tweede Wereldoorlog een ver en vaag gebeuren" - de meesten, analfabeten nog, konden geen krant lezen en hadden geen radio. Zij waren daardoor extra gevoelig voor geruchten. Zij wisten dat er oorlog was - oorlog was onheil, voor dat onheil moest men, als het naderbij dreigde te komen, het vege lijf redden. Zulk een reactie tekende zich al kort na de Meidagen af. Verontrustende geruchten maakten zich namelijk midden juni '40 meester van een deel van de eenvoudige inheemsen op

XCI Brief, 10 nov. 1983, van Go Gien Tjwan. 2 De oorlog was uiteraard dichterbij voor de inheemse huisbedienden bij Europeanen. Bij de berichten over Nederlands nederlaag gedroegen zij zich enige tijd, aldus later de oud-marine-officier A. G. Vromans, 'als in een sterfhuis, niet oprecht medelevend voor het grootste deel, doch inheems-beleefd en stil. Enkele gevallen van spontane, echte beroering waren er ook.' (A. G. Vromans: 'De Indonesiërs', p. 70, Iq.

561 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

Java: tot hen was doorgedrongen dat Japan om onderhandelingen met het gouvernement had. gevraagd ~ daar werd nu bij rondverteld (het is heel wel mogelijk dat deze toevoeging van door de Japanse consuls geïnstrueerde inheemse agenten afkomstig is geweest) dat de Japanse onderhandelaar aan boord van een groot oorlogsschip' zou arriveren. Zou dat tot oorlog leiden? Het zekere voor het onzekere nemend, besloten in Batavia talrijke inheernsen, onmiddellijk naar de dessa's te trekken waaruit zij afkomstig waren, en hun bezittingen die zij niet mee konden nemen, voor een appel en een ei te verkopen. Misschien deed dit vluchtverschijnsel zich het eerst en het sterkst onder eenvoudige Chinezen voor (zij namen aan dat de Japanners in Indië met de wreedheid zouden optreden die zij in China aan de dag hadden gelegd) - het waren althans in eerste instantie de hoofdredacteuren van de Chinese dagbladen welke in Batavia op een van de eerste dagen van juli ontboden werden bij de assistent-resident die, aldus het deer het Kantoor voor de Volkslectuur samengestelde wekelijkse persoverzicht, 'de vrees uitte dat Batavia geheelleeg zallopen, indien de stroom van de bevolking naar buiten aanhoudt.' Men behoefde, zei de assistent-resident, geenszins bang te zijn dat een Japanse aanval op handen was.' Die geruststelling had slechts een beperkt effect: op zondag 7 juli 'kwamen', aldus een bericht in het 'Japanse' dagblad Hang Po,

XC'de autobusdiensten wagens te kort ... (wij) zagen autobuss'en en treinen vol vrouwen en kinderen, die naar buiten en naar de Preanger trokken, .. Huisvrouwen, die hier gebleven zijn ... , constateerden dat haar baboes' zich plotseling herinnerden dat zij naar haar dessa's moesten terugkeren. Van verschillende kantoren heeft het personeel verlof gevraagd.' 3

XCWij nemen aan dat deze onrust later in juli tot bedaren kwam.

XCEr werd in die maand door een inheemse advocaat-procureur te Sernaràng, mr. Sastromoeljono, in een bespreking met een officiële commissie die naging hoe de weerbaarheid der inheernsen kon worden versterkt, een nogal gedetailleerd beeld gegeven hoe zijns inziens de inheemsen de oorlog zagen. Hij sprak zonder de terughoudendheid die veel inheemsen in hun contact met Europeanen aan de dag legden, zulks uit vrees dat openhartigheid hen in maatschappelijk opzicht zou schaden.p.inheemse vrouwelijke bedienden. 3 Hong Po, 9 juli 1940, in Overzichtvan de Inlandse en Maleis-Chinese pers, 1940; p.

1940, 545.

562 [PDF]
TWEE VEELZEGGENDE RAPPORTEN

Mr. Sastromoeljono onderstreepte, aldus het verslag van zijn mededelingen i dat onder de inheemsen de groepen van 'de werkelijk loyalen' en 'de staatsgevaarlijken' maar klein waren en dat de grote meerderheid der inheemsen bestond uit 'staatsonverschilligen' of tstaatslauwen'. Die grote groep

XC'vertoont verscheidene nuanceringen, maar zoals de naam het reeds aanduidt, is onverschilligheid haar hoofdkenmerk. Het sterkst komt dat in dit verband tot uiting in dit gezegde: 'Wat kan het mij schelen, of ons land onder Nederland of een andere mogendheid komt te staan, ik zal er niets bij verliezen; waarom mij uitgesloofd om de bestaande toestand te handhaven?' Deze mensen zijn bepaaldelijk niet anti-gezag of anti-Nederlanders, het enig positieve in hu~ gevoelen is een duidelijk ongeïnteresseerd zijn. Ontevreden zijn zij niet, maar bepaaldelijk tevreden evenmin.

XCWeer anderen in deze groep zeggen: 'Moeten wij dit land nu helpen verdedigen tegen buitenlandse aggressie? Waarvoor, is dit dan öns land? Och, als het alleen maar om financiële bijdragen gaat, ons goed. Mensen in nood dienen geholpen te worden, maar ons bloed er voor geven, neen!'

XCUit dit laatste blijkt het gevoel van: wij hebben ons land en onze vrijheid verloren, wij berusten in deze toestand, wij doen niets om aan die toestand een einde te maken, maar evenmin zullen wij iets doen om hem te bestendigen. Als dienaren van d'e .staat doen deze mensen hun plicht. Zij moeten nu eenmaal werken orri niet van de honger om te komen.'

XCRuim een half jaar later, begin februari '41, kwam de oudste Indonesische medewerker bij de censuur, die tevens al sinds' 31 Volksraadslid was, tot overeenkomstige conclusies. 'Het heeft mij', rapporteerde hij,

XC'gefrappeerd te moeten constateren dat in de briefwisseling tussen de inheemsen onderling nooit, maar dan ook nooit een lans wordt gebroken dan wel propaganda wordt gemaakt voor de zaak der Geallieerden. Scherpe kritiek op het optreden der Duitse barbaren is mij evenmin onder ogen gekomen.'

XCDe inheemse censuur-medewerker wees er verder op dat zodanige kritiek ook vrijwelontbrak in de inheemse pers.

XCToen Levelt, de regeringsgemachtigde voor algemene zaken, in maart '41 de twee geciteerde uitlatingen aan van Starkenborgh voorlegde, wees hij nog op een rapport van een inheemse jurist- die opgemerkt had, 'dat men zich, wat de grote massa der Ind~nesische bevolking betreft, geen

XCI Van der Wal: Volksraad. dl. II, p. 583-84. 2 A.v., p.

Indextermen: Inheernsen
563 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

te optimistische voorstellingen moet maken ten aanzien van een werkelijk medeleven met de ramp welke over Nederland is gekomen."

XCLevelt zelf meende dat die grote massa der Indonesische bevolking jegens het Huis van Oranje positief stond: 'Gezien de eerbied voor het vorstengezag dat de Indonesiër van nature aangeboren is, acht ik het', schreef hij,

XC'zeer aannemelijk dat de inheemse bevolking ook met gevoelens van oprecht medeleven en trouw bezield is tegenover onze geëerbiedigde koningin en haar Huis. Ik meen echter dat men zich geen overdreven voorstelling moet maken van de gevoelens van lotsverbondenheid met Nederland en van een spontane aanhankelijkheid van de inheemse bevolking aan het Nederlandse gezag in deze gewesten. Zij ondergaat dat gezag m.i. veeleer passief en gewillig dan dat zij de koninkrijk-gedachte actief beleeft en voor het behoud van de band met Nederland tot offers bereid is. Uiteraard ziet de bevolking ook in dit opzicht op naar haar hoofden en wordt haar stemming sterk beïnvloed door de houding welke deze hoofden aannemen' 2_

XCdie hoofden waren dus volgens Levelt evenmin bereid, voor het behoud van de band met Nederland offers te brengen.

XCBij een deel van de politieke voormannen der nationalistische beweging is het tot duidelijke, meer 'positieve' reacties gekomen op de Duitse aanval op Nederland. In Batavia gaven de hoofdbesturen van een groot aantal inheemse organisaties, politieke zowel als Islamietische, op I S mei (na het bericht van Winkel mans capitulatie) manifesten uit waarin zij hun leden opwekten, zich nu achter het gouvernement te scharen, de onder de staat van beleg afgekondigde bepalingen (alle openbare bijeenkomsten van staatkundige aard waren verboden) stipt na te komen en steun te verlenen aan de overheid, bijvoorbeeld door toe te treden tot burgerhulpdiensten als de luchtbescherming. Op diezelfde I yde mei plaatste deenkele indruk gemaakt. Zijn departement heeft de stukken niet ter kennis gebracht van de koningin. 2 A.v., p.

I De geciteerde stukken waren opgenomen in de z.g. mailrapporten'aan het departe ment van koloniën te Londen; of zij minister Welter onder ogen zijn gekomen, weten wij niet, maar is dat wèl het geval geweest, dan hebben zij op hem in elk geval geen

564 [PDF]
TJIPTO SCHAART ZICH ACHTER NEDERLAND

inheemse pers in Makassar op Celebes een oproep van Tjipto ; deze oude voorman van de nationalistische beweging, die zich met het oog op een betere medische zorg in november '39 naar een nieuw verbanningsoord, Makassar, had mogen begeven', was op Bandawaar hij van eind '27 tot eind '39 in ballingschap had geleefd, evenals Sjahrir tot het inzicht gekomen dat het Nederland en Indië verbindende belang van het behoud van de demoeratie moest prevaleren boven de engere belangen van de nationalistische beweging (een inzicht dat van beiden aan het gouvernement bekend was'') - in zijn oproep heette het o.m.: 'Nu staan we naast de Nederlanders, nu het Japanse gevaar dreigt. Begraaft de geschillen met

XCI Hij had in mei '39 verzocht, naar Makassar te mogen gaan voor een medische en tandheelkundige behandeling; die verplaatsing werd door het gouvernement betaald dat ook bereid bleek, zijn artsenen tandartsenrekening te betalen; daaraan ging evenwel ambtelijk overleg vooraf dat volle vijf maanden duurde. 2 Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had Sjahrir zijn inzichten neergelegd in een lange brief aan Tjipto waarin hij uitdrukking gegeven had aan zijn hoop dat het gouvernement de nationalistische beweging als 'eventuele bondgenoot' zou willen beschouwen. Waarom, zo vroeg hij zich af, deed het dat nog niet? 'Uit conservatisme en uit angst voor verlies aan prestige meer nog, geloof ik, dan uit wantrouwen in de volksbeweging en in de bedoelingen van haar voormannen'; daardoor was van de 'vlucht van het ambtenarendenken naar de regionen van het politieke denken nog niets te bespeuren'. Sjahrir had verder geschreven dat zijn 'sympathie aan de kant van de democratieën' was - de gevaren voor Indonesia moesten groter zijn, had hij gedacht, voor men hem zijn 'politieke handelingsvrijheid' zou hergeven. 'Bij het uitbreken van een oorlog in de Pacific, waarbij Nederland en Indonesia beide betrokken worden, moet de volksbeweging', aldus zijn opinie, 'moreel en actief meewerken aan de verdediging van dit land De regering zal die volksbeweging alle ruimte van beweging moeten verschaffen, die ze nodig heeft om haar taak te kunnen verrichten' - niet zonder dat die regering concessies deed! 'Zij zal daarvoor onvermijdelijk aan de volksbeweging een gedeelte van haar verantwoordelijkheid moeten overdragen omdat, wat ook de onder gelegen doeleinden mogen zijn, van denationalisten medewerking in de verdediging van dit land toch onmiddellijk alleen betekent de verdediging van- de Nederlands-Indische staat, waaronder immers ook het Indonesische volk begrepen is ... De regering moet de moed hebben om het kader van de beweging, dat nu wordt vastgehouden in de interneringsoorden, aan de beweging terug te geven.' (brief, 21 sept. 1939, van Sjahrir aan Tjipto in Kwantes, dl. IV, p. 681 e.v.).

XCTjipto had deze brief aan de hoogste Nederlandse bestuursambtenaar op Banda gezonden, daarbij in eén eigen briefvermeldend dat Sjahrir ook de gedachtengangen van Hatta had weergegeven (die eveneens nog steeds op Banda geïnterneerd was), en de gouverneur van de Grote Oost had de brief vervolgens aan van Starkenborgh doen toekomen. Beide brieven waren eenvoudig voor kennisneming aangenomen en eind '39 zonder commentaar toegezonden aan het Haagse departement van koloniën dat er evenmin

565 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

Nederland - een groter gevaar dreigt." Er werd op die r yde mel in Makassar voor de ambtswoning van de gouverneur van de Grote Oost een betoging van aanhankelijkheid jegens Nederland gehouden waaraan bijna alleen Europeanen.deelnamen - Tjipto nam toen het initiatief tot een tweede betoging op .de röde en daaraan (hij liep zelf in het eerste gelid) namen ongeveer tweeduizend Indonesiërs en Chinezen deel; het persbureau Aneta gaf hieromtrent een bericht door aan alle dagbladen.'

XCEr kwamen voorts in die dagen bij het gouvernement loyaliteitsbetuigingen binnen van de organisatie van de sociale bovenlaag der Indische Chinezen, de Chung Hu/a Huifdat tot in lengte van dagen het koninkrijk der Nederlanden intact blijvc!'<), van talrijke inheemse vorsten, van de Regentenbond, van alle organisaties der Ambonnezen, van Scetardjo's Vereniging van inheemse bestuursambtenaren, de PPBB, van het Verbond van inheemse Christenen, de PKC niet evenwel van de zijde van de organisaties die in '39 de grote Indonesische politieke federatie, de Gapi, hadden gevormd, maar deze hadden, zoals vermeld, wel tot steun aan het gouvernement opgeroepen. De Parindra deed bovendien aan het steunfonds voor Nederland gelden toekomen die. door haar jeugdorganisatie waren ingezameld, en Dewantoro, de leider van het Taman Siswo--onderwijs, zond van Starkenborgh van Djokjakarta uit een loyaliteitsbetuiging - 'geruime tijd later vroeg hij mij', aldus de voorzitter van de Volksraad, mr. Jonkman,

XC'of ik begreep waarom hij nooit antwoord ontvangen had. Dat wist ik niet. Maar ik waagde het te veronderstellen dat men op Buitenzorg een loyaliteitsverklaring van een Ind;ne;iër (die volgens ons staatsrecht immers 'inheems Nederlands onderdaan, zij het niet-Nederland~r' heette) niets bijzonders vond.'4

XCAldus oordeelde ook Koch, de hoofdredacteur van Kritiek en Opbouw.'Het wanbegrip omtrent de betekenis van die spontane uitingen', schreef hij na de oorlog, 'uitte zich in de kringen van hogere ambtenaren daarinJ.

I Aangehaald in D. van der Meulen: p. 145. 2 In inheemse kring werd toen door sommigen,het vermoeden geuit dat Tjipto louter de bedoeling had bij het gouvernement in een goed blaadje te komen. Hij verdedigde zich tegen deze insinuatie in een brief, opgenomen in een der op Javà verschijnende bladen waarin hij er o.m. op wees dat de tendens van de Nederlandse politiek in Indië democratisch was, 'indien Hitler zegeviert, zal de demoeratie verdwijnen, daarom moeten wij Hitler helpen bestrijden.' a juni 1940, in 1940, p. 433). J 15 mei 1940. 4 A. Jonk man: p. 263.

566 [PDF]
BOVEN-DIGOEL GEHANDHAAFD

dat men zich op de borst sloeg en er triomfantelijk aan herinnerde, altijd wel te hebben gezegd dat de inheemse bevolking in de ure des gevaars achter de regering zou staan.' 1

XCTjipto was de enige die te merken kreeg dat zijn solidariteitsbetuiging niet was ontgaan aan het gouvernement: in oktober '40 kwam bericht dat zijn verbanning opgeheven was en dat hij naar Java mocht terugkeren (hetgeen hij toen ook deed"), Dit bericht werd, aldus het wekelijks gouvernementeel persoverzicht, in alle inheemse bladen

XC'met vreugde ontvangen ... en grote waardering wordt uitgesproken voor deze geste van de regering welke, naar men hoopt en ten stelligste verwacht, gevolgd zal worden door de opheffing der internering van alle andere politieke geïnterneerden van democratische richting. Immers, het is de tijd van verdediging der democratische landen en der democratische idee'3

XCin minstens een blad werd er óók op aangedrongen, 'Boven-Digoel met spoed op te heffen."

XCNiets daarvan. Boven-Digoel bleef gehandhaafd en behalve van Tjipto werd van geen van de voormannen der nationalistische beweging, noch van Hatta, noch van Sjahrir, noch van Soekarno, de verbanning opgeheven; herhaaldelijk spraken inheemse bladen daar hun teleurstelling over uit, het duidelijkst wellicht in de eerste dagen van december '41, toen bericht kwam dat de Vice-Roy van Brits-Indië aan Pandit Nehroe, de politieke leider van de Congress-partij, die in oktober '40 wegens politieke agitatie gearresteerd en tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld was, zijn vrijheid had hergeven.

XC1 D. M. G. Koch: Verantwoording. Een halve eeuw in Indonesië(I9S6), p. 230. 2 Tjipto, wiens gezondheid was achteruitgegaan, kon geen brede politieke activiteit meer ontplooien. In januari '41 verscheen een interview met hem in een der inheemse, in Batavia verschijnende dagbladen. Hij zei toen o.m.: 'De tegenwoordige Volksraad beantwoordt niet aan de eisen des tijds.' Soekarno noemde hij 'een bekwaam man en een charmeur', Hatta 'buitengewoon bekwaam en zeer ijverig', maar 'zijn driftige natuur is soms voor hemzelf gevaarlijk.' Sjahrir was, zei hij, 'ook buitengewoon bekwaam maar zeer lui.'(Pemandangan, 20 jan. 1941, in Overzicht van de Indonesische en Maleis-Chinese pers, 1941, p. IIS). 3 A.v., 1940, p. 996. 4 1Jaja Timoer, 19 okt. 1940, in a.v., p.

567 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

XCOok van Soekarno, die in Benkoelen geïnterneerd bleef, waren de inzichten aan het gouvernement bekend.

XCHij bleef in zijn interneringsoord een door de inheemsen vereerde figuur. 'Hij is', berichtte in juni '41 e~n redacteur van het in Soerabaja verschijnend dagblad van de Parindra,

XC'niets veranderd. Met aandacht volgt hij steeds de Indonesische volksbeweging en regelmatig leest hij bijna alle Indonesische dagbladen ... Voor het gewone volk is hij slechts 'Soekarno', geen 'toeu/an' I of' insinjoer' 2 Deze benaming door het volk is ... een teken van waardering en eerbied ... Soekarno is geïnterneerd! ... Hij heeft geleden ten behoeve van zijn idealen, doch deze zijn er niet door verminderd, want Soekarno weet wat hij wil."

XCIn Benkoelen nam Soekarno het initiatief tot de oprichting van een nieuw Taman Siswo-schoolgebouw. Voorts gaf hij zich vooralook rekenschap van de plaats die de Islam in een zelfstandig Indonesië zou moeten innemen. Hij getuigde van sympathie met de modernistische Mohamma dijah-beweging en betoogde herhaaldelijk (ook in artikelen) dat de Islam, in tegenstelling tot wat orthodoxe Islamieten wensten, geen staatsgodsdienst behoorde te worden. Zulk een exclusivisme wees hij af. In drie lange artikelen van zijn hand die eind juni en begin juli '41 in een der in Batavia verschijnende inheemse dagbladen gepubliceerd werden (hij publiceerde er méér), noemde hij zich 'overtuigd nationalist, overtuigd Islamiet en overtuigd Marxist." Hij wees het fascisme af: Duitsland, schreefhij, 'is een staat van knuppelaars, Italië evenzeer en ook van Japan zou men dat kunnen zeggen'S - zijn veroordeling van Japan was dus iets minder scherp dan die van Duitsland en Italië. Inderdaad, hij stond jegens Japan niet zonder ambivalentie: dat het land zijn macht ten koste van andere grote mogendheden trachtte uit te breiden, achtte hij begrijpelijk. Hij voorzag overigens dat die uitbreiding tot een gewelddadige botsing zou leiden, 'het duurt niet lang meer', voorspelde hij in een van zijn artikelen in het Bataviase blad, 'of de blauwe wateren van de Stille OceaanMeneer.Ingenieur.juniin

1 2 13 1941, 1941, p. 922. 4 28 juni, I en 2 juli 1941, in a.v., p. lOW-SI. 5 Aangehaald in B. Dahm: p. 218.

568 [PDF]
SOEKARNO

zullen rood gekleurd worden en het toneel zijn van een slachting zoals de wereld nog niet heeft gekend!' Nam hij aan dat de Nederlandse koloniale macht in Indië dan door Japan zou worden vernietigd? Dat is alleszins mogelijk - er waren velen die zo dachten.

XCVoor het gouvernement bleef hij een probleem vormen. In de lente van '41 liet van Starkenborgh hem meedelen dat hij naar Java zou kunnen terugkeren als hij daar in artikelen steun wilde verlenen aan het gouvernement; op dat aanbod ging hij niet in. Hij bleef dus tegenstander van het regime, ja hij werd gezien als iemand die, als Japan de handen naar Indië zou uitstrekken, zich heel wel als helper van de Japanners zou kunnen ontpoppen. 'De wijze waarop men dit gevaar trachtte te bezweren, was', aldus een der BB-ambtenaren in de streek van Benkoelen,

XC'de volgende: wanneer er slechte berichten van het Europese front kwamen, kon men een politieauto door de kotta' horen rijden. Deze ging dan naar het huis van Soekarno, die niets had gedaan doch potentieel gevaarlijk was. De politie nam Soekarno mee en sloot hem enige tijd in de politiekazerne op, totdat men de lucht weer wat geklaard achtte. Bij volgende slechte berichten herhaalden zich dergelijke taferelen.'?

XC, Het centrum. 2 L. G. M. ]aquet: Aflossing van de wacht, p.

569 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

verwijten de hoog-ambtelijke, onaandoenlijke Bataviasesfeer dat zij op het schoonst gebaar dezer samenleving geen antwoord geeft ... Dit schone gebaar zal sterven als het niet wordt opgevangen.' 1 Was wellicht een ander dan een politiek antwoord mogelijk?

XCIn de genoemde bladen, maar ook wel daarbuiten, tekende zich een streven af om, nu heel Indië in een-en-hetzelfde gevaar leek te verkeren, de maatschappelijke gelijkwaardigheid van alle ingezetenen te onderstrepen (voorbeelden van rassendiscriminatie die zich in het maatschappelijk leven bleven voordoen, werden gepubliceerd en gelaakt) en meer inhoud te geven aan wat gezien werd als een eigen Indische cultuur: een cultuur waaraan Nederlanders, Indische Nederlanders, Vreemde Oosterlingen en Indonesiërs deel dienden te hebben. Ter bevordering van die cultuur werd op initiatief van dr. P. J. Koets, oud-secretaris van de 'Stuw' -groep, de oprichting voorbereid van een maandblad, De Fakkel? Het eerste nummer verscheen in november '40. 'Wij menen', schreef de redactie (deze bestond uit twaalf academici, onder wie twee Indonesiërs en een Indische Chinees die in Nederland hadden gestudeerd), 'dat het periodiek blijvend nodig is in een Indië dat zich ook op cultureel gebied tot zelfstandigheid ontwikkelt.'? Uiteraard was die culturele zelfstandigheid moeilijk denkbaar zonder de politieke De Fakkel evenwel zweeg in de regelover binnenlands-politieke vraagstukken. 'Aan de Indonesische pers', aldus later de secretaris van de redactie, Rob Nieuwenhuys, 'ging haar bestaan praktisch voorbij, de Europese pers oordeelde niet erg vriendelijk' 4 de meeste Europese bladen hadden blijkbaar geen behoefte aan 'zelfstandigheid op cultureel gebied'.

Verscherping van tegenstellingen I

XC

XCIn mei' 39 was, zoals wij in hoofdstuk 7 weergaven, op initiatief van de Parindra (de in sociaalopzicht behoudende nationalistische partij) een

I Aangehaald in het 1940, p. 452. 2 De oprichters knoopten aan bij een initiatief dat de schrijver du'Perron eind '38 genomen had: ook hij had getracht 'een cultureel maandblad op te richten - men was er toen niet in geslaagd, voldoende geld bijeen te krijgen; dat zulks in '40 wellukte, was o.m, gevolg van het feit dat de Nederlandse culturele week- en maandbladen Indië niet langer bereikten. 'Aangehaald in R. Nieuwenhuys: P.419. 4 A.v., p. 4 2 3.

570 [PDF]
'EEN PARLEMENT VOOR INDONESIË!'

Indonesische politieke federatie opgericht, de Gaboengan Polilik Indonesia oftewel de Gapi; oprichters waren, behalve de Parindra, de Gerindo (de meer 'socialistische' nationalistische partij), de Partai Sarekal Islam Indo nesia, de PSII, en twee regionale partijen: de Persaloean Minahassa (het Minahassa-Verbond) en de Pasoendan (de organisatie der Soendanezen); de katholieke partij, de Persatoean Polilik Katholik Indonesia, de PPKI, was spoedig tot de Gapi toegetreden. De leiding van de Gapi was toevertrouwd aan een centraal secretariaat, gevormd door vertegenwoordigers van de Parindra, de Gerindo en de PSII, respectievelijk Thamrin, Sjarifoeddin en Abikoesno. De Gapi had vervolgens in september na een vergadering te Batavia (als 'Djakarta' aangeduid) een manifest uitgegeven waarin de deelnemende organisaties hadden verklaard dat zij voortaán niet zelfstandig maar louter in Gapi-verband actie zouden voeren; ook was in dat manifest het eerste doel van de actie aangegeven: 'dat er behoort te worden ingesteld een regering met een parlement dat gekozen wordt uit en door het volk' (rechtstreekse verkiezingen dus met veel meer kiezers) 'en een regering die verantwoordelijk is aan dat parlement' (hetgeen het einde zou betekenen van de overheersende positie van de gouverneur-generaal en dus van Nederland). Vrijwel de gehele inheemse pers alsmede de organisatie van de inheemse studenten en de federatie van vakbonden van inheems gouvernementspersoneel hadden zich onmiddellijk achter de Gapi geschaard en haar leus: 'Indonesia berparlemenf' ('een parlement voor Indonesië!') overgenomen. Eind december was vervolgens in Batavia met medewerking van een nieuwe federatie van alle jeugdorganisaties, nationalistische zowel als Islamietische, een Volkscongres gehouden waar de rood-witte vlag als 'eenheidsvlag' en het Indonesia Raya als 'eenheidslied' waren aanvaard - wij haalden in hoofdstuk 7 de uitspraak aan van van Starkenborghs Adviseur voor inlandse zaken, dr. G. F. Pijper: 'Nimmer in de geschiedenis der inheemse politieke beweging is de eenheid zo groot geweest als nu.'

XCVoor wij nu gaan weergeven, welke actie de Gapi na de Meidagen van ,40 ontplooide, willen wij onderstrepen dat die actie deel bleef van een streven der Indonesiërs om ook op niet-politieke terreinen moderne organisaties op te richten en dat zij al vóór de Meidagen door het gouvernement werd tegengegaan.

XCWat het eerste betreft: in de periode mei '4o-december '4I werden tal van nieuwe vakbonden opgericht en ook de jeugdbeweging, de vrouwenbeweging en de onder de Grote Islamietische Raad voor Indonesië, de Madjilisoel Islami! a'laa Indonesia (de Miai), ressorterende organisaties ontwikkelden zich verder. 57

571 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

XCWat het tweede aangaat: ter ondersteuning van de leus 'een parlement voor Indonesië!' werden in de eerste vier maanden van '40 op tal van plaatsen in de archipelopenbare vergaderingen gehouden. Op enkele van die vergaderingen greep de politie in. Zo in Benkoelen waar in januari een door de Parindra belegde bijeenkomst werd bezocht door ca. duizend inheemsen, onder wie zich de vertegenwoordigers van vele andere plaatselijke verenigingen bevonden. Toen de spreker het nationalisme ging behandelen, werd hem door de aanwezige rechercheur van de Politieke Inlichtingendienst verzocht, zich te matigen. 'Zijn rede vervolgend trok', aldus een in Palembang verschijnend inheems dagblad,

XC'spreker een vergelijking met een rijpe banaan die het gouvernement echter nog niet rijp vindt maar die zeker zal rotten als men ze liet staan. Dit ontlokte gelach aan het publiek. De PID waarschuwde nogmaals ... Wij zullen niet in opstand komen, vervolgde spreker, waar wij immers hoogstens een patjol' hebben. Ook deze opmerking werd met applaus en vrolijkheid ontvangen. Aan het daarop door de politie gedane verzoek om zijn rede te beëindigen, voldeed spreker niet, zodat de politie hem verzocht het podium te verlaten. Hij deed dit onder het geroep van 'Hidoep!'? De leiding van de vergadering werd toen verzocht de vergadering te ontbinden, waaraan gevolg gegeven werd."

XCIn maart '40 werden in de Minahassa enkele tientallen bestuursleden en leden van de Partai Sarekat Islam Indonesia gearresteerd nadat op enkele vergaderingen ter ondersteuning van de parlementsactie 'in zeer opruiende taal gesproken' was." In april voerde Abikoesno in een plaats bij Bandoeng als laatste spreker het woord op een vergadering welke al enkele malen door de PID onderbroken was; hij drong op een betere sociale bewustwording der overtuigd-Islamieten aan. 'Midden in sprekers rede', aldus een in Batavia verschijnend inheems dagblad,

XC'trad de politie voor de laatste maalop. Zij verbood de heer Abikoesno verder te spreken en gelastte ontbinding van de bijeenkomst. Het publiek werd rumoerig; men riep: 'doorgaan! doorgaan!' Dank zij het beleid van de heer Abikoesno werd het publiek tot kalmte gebracht. Opstaande riepen de aanwezigen driemaal: 'Indonesia berparlemen!', waarna de vergadering uiteenging.' 5

XCIn Menado werd in april een vergadering ter ondersteuning van de

XCt Klein landbouwwerktuig waarvan het blad haaks op de steel staat. 2 'Leve (de Parindra)!' 3 Pertja Selatan, 10 jan. 1940, in Overzicht van de Inlandse en Maleis-Chinese pers, 1940, p. 44. 4 TJaja Timoer, 14 mrt. 1940, in a.v., p. 180. 5 Pemandangan, 2 april 1940, p. 235· 57

572 [PDF]
DE MOTIE-WIWOHO

parlementsactie gehouden waar de bezoekers voor een zitplaats een kwartje moesten betalen. 'Duizend stoelen', aldus het gouvernementspersoverzicht, 'waren bezet, terwijl nog een duizendtal andere aanwezigen genoegen nam met te staan en honderden bij gebrek aan plaatsruimte naar huis terugkeerden.' Er heerste volgens dit persoverzicht niet alleen in Menado maar ook in Makassar 'grote geestdrift voor een parlement.' 1 Met al dergelijke vergaderingen was het na de afkondiging van de staat van beleg gedaan: van I I mei '40 af waren alle openbare staatkundige bijeenkomsten verboden. Besloten bijeenkomsten bleven mogelijk, zij het dat daar telkens vijf dagen tevoren verlof voor moest worden aangevraagd bij het Binnenlands Bestuur - die besloten bijeenkomsten, welke op ruime schaal toegelaten werden, gaven de in de Gapi verenigde organisaties de mogelijkheid, aandacht te besteden aan de scholing van hun kaders.

XCIn februari '40, nog voor de Duitse invasie van Nederland dus, was door enkele Indonesische leden van de Volksraad, onder wie de voorzitter van de Indonesische katholieke partij, Kasimo, een motie ingediend, die naar de eerste ondertekenaar Raden Wiwoho Poerbohadidjojo, als 'de motieWiwoho' werd aangeduid." Aan de formulering van die motie had de voorzitter van de Volksraad, mr. Jonkman, binnenskamers medewerking verleend.

XCJonkman, van '27 tot '31 lid van de Volksraad, was in Nederland, zoals eerder vermeld, in '18 de eerste voorzitter geweest van het Indonesisch Verbond van Studerenden waarin Indonesische studenten als gelijkwaardigen waren opgenomen, en had in '29 tot de oprichters behoord van het blad De Stuw. Hij was er nadien, toen hij in Makassar officier van justitie was, op blijven aandringen dat Indië als deel van het koninkrijk grotere zelfstandigheid zou krijgen. In '39 stond hij als tweede op van Starkenborghs voordracht tot benoeming van een nieuwe voorzitter van de Volksraad; Hoesein Djajadiningrat, lid van de Raad van NederlandsIndië, stond er als eerste op. De Nederlandse regering benoemde Jonkman, zulks tot ongenoegen van van Starkenborgh die vreesde dat de nieuw-benoemde van zijn positie als voorzitter gebruik zou maken om uitlatingen te doen welke in belangrijke mate van het gouvernements

1 A.V., p. 285. 2 Tekst in van der Wal: dl. II, p. 551-52.

573 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

beleid zouden afwijken. Inderdaad, Jonkman deed dat al in de toespraak die hij bij zijn installatie hield: tot ergernis van van Starkenborgh en van een groot deel van de Europese pers sprak hij namelijk van zijn 'geachte medeleden aan Indonesische zijde', waarmee het staátkundige begrip 'Indonesië' gebruikt was dat het gouvernement nimmer bezigde.'

XCIn februari '40 verleende Jonkman aan de motie-Wiwoho in zoverre medewerking dat hij op verzoek van Thamrin, fractieleider van de Parindra (die overigens tegenstander van de motie was: zij ging hem niet ver genoeg), Wiwoho's concept aanpaste aan wat het Nederlandse staatsrecht eiste. De motie drong aan op een staatkundige. opbouw die zou 'leiden tot zelfstandigheid van Nederlands-Indië binnen het staatsverband' ; daartoe verzocht de motie om instelling van een Rijksraad ('gedacht als hoogste staatscollege naast de Kroon') waarin Nederland, Indië, de Antillen en Suriname 'naar recht en billijkheid gelijkwaardig' vertegenwoordigd zouden zijn, voorts op uitbreiding van het ledental en de bevoegdheden van de Volksraad waaraan 'de departementshoofden als ministers verantwoordelijk' zouden zijn, en tenslotte om een (niet nader aangegeven) wijziging in de posities van de gouverneur-generaal en de Raad van Nederlands-Indië.

XCNaast die motie-Wiwoho werden nog twee moties ingediend", een door Soetardjo en drie andere Indonesische Volksraadsleden, onder wie Thamrin, een door Thamrin en twee andere Indonesiërs, onder wie Soetardjo. De motie-Soetardjo bepleitte de instelling van een commissie om na te gaan of een 'Indisch burgerschap' voor alle ingezetenen van Nederlands-Indië kon worden ingevoerd (los van alle andere gevolgen zou de invoering van zulk een burgerschap het voor het gouvernement moeilijk maken, het census-kiesrecht en de gescheiden kiezerskorpsen te handhaven), de motie- Thamrin drong er op aan, in alle officiële stukken de woorden 'Nederlands-Indië', 'Inlander' en 'Inlands' te vervangen door 'Indonesia','Indonesiërs' en 'Indonesisch'.

XCVooreerst werden die drie moties niet in behandeling genomen, zodat Levelt, regeringsgemachtigde voor algemene zaken, er zich in de Volksraad niet over behoefde uit te spreken, maar in de kringen der politiekbewuste Indonesiërs werd na de Duitse invasie van Nederland en vooral ook na de loyaliteitsbetuigingen die daarop waren gevolgd, verwacht dat

I 'Er bestaat geen 'Indonesië' in staatkundige zin', schreefZentgraaffbij die gelegen heid in de 'en er zal er nooit één bestaan, zolang Nederland zijn plaats in de rij der volken mag houden.' (Aangehaald in Kwantes, dl. IV, p. 656). 2 Teksten in van der Wal: dl. p. 552-53.

574 [PDF]
VAN STARKENBORGHS TOESPRAAK VAN IS JUNI '40

het gouvernement niet zou nalaten, op de een of andere wijze de nationalistische beweging de hand toe te steken, hetgeen uit een positieve reactie op een of meer der drie moties zou kunnen blijken. Toen evenwel van Starkenborgh op IS juni '40 de nieuwe zitting van de Volksraad opende, deed hij slechts aan het slot van zijn toespraak de vage mededeling dat na de oorlog 'de samenleving noodwendig in vele opzichten anders (zou) zijn dan voorheen ... Heroriëntatie' zou dan 'een vereiste zijn ... tevens voor degenen die, naar verandering strevend, aan hun verlangens reeds vorm gegeven hebben' - impliciet wees de gouverneurgeneraal de verwezenlijking van die verlangens voorlopig af. Or. Koets wist dank zij zijn vriendschappelijke betrekkingen met Indonesische nationalisten dat de toespraak van de gouverneur-generaal in gespannen verwachting was tegemoetgezien - hij zat op die r yde juni op de publieke tribune, 'er was een kans gemist', zei hij ons later, 'ik ging met een kater naar huis.'!

XCGroot was ook de teleurstelling der nationalisten.

XCDe Gapi, uit welker secretariaat inmiddels Sjarifoeddin, die als voorzitter van de Gerindowas afgetreden, zich had teruggetrokken? (zijn plaats werd ingenomen door zijn voorganger, drs. Gani), besloot vervolgens een beroep te doen op de regering te Londen. Daartoe werd op 9 augustus een telegram gericht tot de koningin waarin er o.m. op aangedrongen werd, de Volksraad, 'als overgangstadium tot instelling var: een volwaardig parlement', om te vormen tot 'een parlement welks leden uit en door het volk gekozen worden volgens een kiesstelsel dat de garantie inhoudtJ.

1 P. Koets, 22 nov. 1955. 2 Sjarifoeddin had in mei bepleit dat de veel actiever zou gaan optreden (wellicht bedoelde hij daarmee: doorgaan met openbare vergaderingen) maar dat voorstel was door de kategorisch van de hand gewezen. Sjarifoeddin stond in die tijd candidaat voor een inheemse zetel in de gemeenteraad van Batavia - er zou op 12 juni een tussentijdse verkiezing plaatsvinden. Op 10 juni was hij aan een politieverhoor onderworpen, welk feit in ruime kring bekend was geworden. Bij de verkiezingen (wij herinneren er aan dat hieraan slechts inheemsen mochten deelnemen die geen analfabeet waren en minstens f 300 per jaar verdienden) was evenwel niet hij maar een candidaat van de gekozen. Vervolgens was hij op verdenking dat hij en andere een communisti sche oproep hadden verspreid, later in juni opnieuw gearresteerd en na zijn vrijlating, 27 juni, had hij besloten (zijn motieven zijn onbekend), zich voorlopig uit het politieke leven en uit de advocatuur terug te trekken en in dienst van het gouverne ment te treden. Daarbij kan van belang zijn geweest dat hij zich steeds sterker aangetrokken voelde tot het Christendom. Hij kreeg in september '40 een functie bij het Kantoor voor de Handel, dat onder het departement van economische zaken ressorteerde.

575 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

van billijke vertegenwoordiging der bevolkingsgroepen', en de departementshoofden te maken tot aan die omgevormde Volksraad verantwoordelijke ministers.' Een afschrift van dit telegram werd, eveneens op 9 augustus, aan van Starkenborgh toegezonden ('ik acht optreden Gapi onbehoorlijk' seinde deze aan minister Welter") en de Gapi gaf vervolgens een zo ruim mogelijke bekendheid aan de door haar genomen stap, daarbij vragend om schriftelijke betuigingen van instemming - die kwamen vóór eind oktober binnen van de zijde van meer dan tweehonderd Indonesische organisaties en meer dan twintigduizend individuele Indonesiërs. Uit die nieuwe actie van de Gapi vloeide voort dat nu ook de partij der Indonesische Arabieren, de Partai Arab Indonesia, zich als buitengewoon lid bij de federatie aansloot.

XCVan de gevoelens van teleurstelling welke zijn toespraak van IS juni had gewekt, bleef van Starkenborgh niet onkundig. Hij had in algemene termen gesproken en impliciet de drie eerder genoemde moties afgewezen maar op de daarin geuite verlangens moest hij ook in bijzonderheden ingaan - welnu: de motie- Wiwoho en de motie-Soetardjo wees hij volledig af en uit de motie- Thamrin wilde hij slechts overnemen dat het gouvernement in alle officiële stukken en te zijner tijd ook in wetsartikelen de termen 'Inlander' en 'Inlands' zou vervangen door andere: 'Indonesiër' en 'Indonesisch' dan wel 'inheemse' of 'inheems" - verder wenste hij niet te gaan. Een wel heel kleine concessie! Hij was het zich bewust. Kon er nog iets aan toegevoegd worden? Dat leek hem wenselijk. Zonder overleg met minister Welter besloot hij in de maand augustus, een commissie in het leven te roepen die als taak zou krijgen, de in Indiëvan de kip erkennen.' (7]aja Timoer, I6 okt. 1940, in Overzicht van de Inlandse en Maleis-Chinese pers, I940, p.

1 De koningin legde het telegram (tekst in van der Wal: dl. p. 524) op 13 augustus om advies aan Welter voor; deze liet zes volle maanden verstrijken voordat hij de koningin de raad gaf, het telegram onbeantwoord te laten, hetgeen zij toen ook deed. 2 Telegram, 9 aug. I940, van van Starkenborgh aan Welter (ARA, MI<, M 73, XI A en B). 3 Hieromtrent ging midden oktober een gouvemements rondschrijven uit. De weigering van het gouvernement om van te spreken, werd in de inheemse pers opnieuw gekritiseerd. 'Wie', aldus een der Indonesische dagbladen, 'het bestaan van een kippenei erkent, moet vanzelfsprekend het bestaan

576 [PDF]
HERVORMINGEN AFGEWEZEN

levende staatkundige verlangens te inventariseren - wellicht zou zulk een inventarisatie de nationalistische beweging enige bevrediging geven.

XCVan zijn besluiten deed Levelt op 23 augustus mededeling in de Volksraad. Hem liet van Starkenborgh verklaren, dat het het gouvernement niet juist voorkwam,

XC'principiële staatsrechtelijke hervormingen op dit ogenblik door te voeren of zelfs in min of meer stellige vorm voor te bereiden. Het valt niet te voorzien hoe de wereld er binnenkort uit zal zien ... Men zal niet weten, voor welke toestanden, mogelijkheden en wenselijkheden thans een staatkundige hervorming zou worden voorbereid. Zeker, de regering gelooft in de democratie' en in democratische instellingen, doch zij is er ... van overtuigd, dat het immense wereldgebeuren, waarbij in een spanne tijds een historie gemaakt wordt, waarmede in normale tijden decennia van jaren gemoeid zijn, niet zal nalaten ook op vorm en werkwijze der demoeratie zijn invloed te doen gelden'_'

XCDan waren er de staatsrechtelijke bezwaren. Van Starkenborgh liet het 'een eis van goede trouw' noemen,

XC'dat niet buiten de Staten-Generaal om principiële wIJzlgmgen worden gebracht in de Indische staatsrechtelijke structuur, waarbij de verhouding tussen Nederlands-Indië en het moederland' onmiddellijk betrokken is .. , Wèl is het tijd voor oriëntatie en het verzamelen van stof, onmisbaar om, als het ogenblik gekomen is, tot definitieve oordeelvellingen te geraken. De regering is voornemens met het oog daarop binnenkort een kleine commissie van bekwame mannen in te stellen.'

XCHet feit dat het gouvernement opnieuwalle hervormingen van enig belang had afgewezen, leidde van de zijde der in de Volksraad zitting hebbende Indonesische nationalisten tot een duidelijk protest: de motiesWiwoho, -Soetardjo en -Thamrin werden alle drie ingetrokken. Het was

XC, In pijnlijke tegenstelling tot deze geloofsbelijdenis stond het feit dat de legercommandant, gebruik makend van de bevoegdheden welke hij onder de staat van beleg bezat, in december '40 het Nederlands-Indisch Onderwijzers Genootschap (velen van de naar Indië uitgezonden Nederlandse onderwijzers en onderwijzeressen waren in Nederland lid geweest van de SDAP of hadden daarmee gesympathiseerd) verbood, op zijn congres te Semarang een op de congres-agenda geplaatst voorstel in discussie te brengen, waarin het 'onze taak' genoemd was, 'de jeugd naar ware democratische beginselen op te voeden.' Dit ingrijpen van de legercommandant leidde tot protesten in enkele Europese dagbladen, o.m. tot een hoofdartikel in het Algemeen Indisch Dagblad dat de titel 'Democratic taboe' droeg. (Persoverzicht, 1941, p. 9-10). 2 Wat van Starkenborgh hierbij voor ogen stond, is ons niet bekend.

577 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

alsof de nationalisten het gouvernement toevoegden: 'Met u is niet meer te praten!' De stemming der nationalisten werd aggressiever. Toen Levelt eind november bij de algemene beschouwingen over de begroting-rçar opnieuw duidelijk maakte dat het gouvernement niet bereid was aan hun wensen tegemoet te komen en bovendien elk streven naar een vrij Indonesië, Indonesia merdeka, met machtsmiddelen ging bedreigen, beperkte Thamrin zich tot de constatering: 'Als dat zo is, dan wordt de kloof tussen ons steeds wijder' - een uitlating die de jegens het gouvernement kritische Locomotief er toe bracht, het 'angstaanjagend' te noemen, 'hoe véél er aan geestelijke, morele en materiële waarden in deze dagen is stukgeslagen.' 1 De verhoudingen tussen het gouvernement en de nationalistische beweging werden er niet beter op.

XCIn hoofdstuk 8 ('Nippon') memoreerden wij dat van Starkenborgh in juliverrast werd door een telegram van Welter waarin deze ten aanzien van Japan een 'enigszins spectaculair streven naar goede en vruchtbare nabuurschap' had bepleit: een richtlijn die dwars tegen de tevoren door regering en gouvernement gevolgde politiek inging. Begin september stond van Starkenborgh een tweede verrassing te wachten: hij kreeg toen een op 23 augustus door Welter verzonden telegram te lezen" waarin deze er op wees dat de bezetting van Nederland en het daaruit voortgevloeide 'wegvallen geestelijke stoffelijke achtergrond aldaar' zijns inziens 'bij langere oorlogsduur voor bestaande imperiale verhoudingen ontwrichtend' waren; die ontwikkeling wilde hij opvangen 'door sprekende daad uitgaande van hoogste sfeer koninkrijk':

'40 'Overweeg daarvoor vorm koninklijke proclamatie ... waarin aangekondigd en vastgelegd dat Indië na oorlog plaats zal innemen in herboren koninkrijk Indië ... (heeft) aanspraak ... op meer op voorgrond tredende plaats in staatkun dige organisatie koninkrijk. Mitsdien opperbestuur voornemens, spoedigst mo gelijk na wederkeer normaler omstandigheden conferentie bijeenroepen van op staatkundig gebied leidende persoonlijkheden uit gehele koninkrijk teneinde in

XClOverzicht van de Inlandse en Maleis-Chinese pers, 1940, p. 1161-62. 2 Tekst in van der Wal: Volksraad,

578 [PDF]
WELTER WIL EEN 'SPREKENDE DAAD'

onderling overleg weg voorbereiden voor voortvarende verwezenlijking van zodanige hervormingen.'

XCHet voorstel, rijkelijk vaag (aan hoeveel 'leidende persoonlijkheden' dacht Welter en hoe moesten zij benoemd worden?), werd door van Starkenborgh onberaden geacht. Dit was ook het oordeel van Levelt die, van Starkenborgh terzake adviserend I, er o.m. op wees dat juist Welter in februari in een aan de Tweede Kamer gericht stuk de in de petitieSoetardjo bepleite rijksconferentie 'een afgedane zaak' had genoemd. 'De proclamatie zal, zo voorzie ik het', schreef Levelt, 'worden geïnterpreteerd als een politieke concessie van de eerste orde' - maar een concessie welke, aangezien de Indonesische nationalisten actie voerden voor een dominion-status, dezen toch weer niet zou ·bevredigen; men behoefde, meende Levelt, op het ogenblik niet méér te doen dan het rapport afwachten van de 'kleine commissie van bekwame mannen' die de in Indië levende staatkundige wensen zou inventariseren.

XCDe Raad van Nederlands-Indië onderschreeflevelts afwijzend adviesen begin november seinde van Starkenborgh aan Welter zijn oordeel over diens denkbeeld:

XC'Ik met Indoraad instem oordeel Levelt: denkbeeld thans inopportuun Latere ontwikkeling' na afloop ook van werkzaamheden krachtens regeringsverklaring van 23 augustus ingestelde commissie kan echter wenselijk maken denkbeeld opnieuw beschouwen in licht alsdan geldende omstandigheden."

XCEen commissie? Dit was het eerste dat Welter vernam omtrent de 'kleine commissie van bekwame mannen' van welker instelling op 23 augustus mededeling was gedaan aan de Volksraad ! Hij was danig in zijn wiek geschoten, meende dat van Starkenborgh hem telegrafisch om goedkeuring had dienen te vragen alvorens er iets' aan de Volksraad gezegd werd, en zond van Starkenborgh eind november een boos telegram - deze seinde vier weken later terug dat hij in de omstandigheden van augustus niet anders had kunnen handelen dan hij had gedaan; dat lichtte hij evenwel niet toe en zijn verweer was dan ook niet sterk. De conclusie ligt voor de hand dat de gouverneur-generaal er geen behoefte aan had gehad, de inzichten van de Londense regering te vernemen.

I Tekst van het advies d.d. 17 sept. 1940: a.v., p. 551-64. 2 Tekst van het advies d.d. 17 okt. 1940: a.v., p. 565-66. 'In de tekst staat 'afwikkeling'. • Telegram, 7 nov. 1940, van van Starkenborgh aan Welter, in a.v., p. 567.

579 [PDF]

De commissie- Visman

XC

XCDe commissie welke midden september '40 door van Starkenborgh benoemd werd, stond onder voorzitterschap van een lid van de Raad van Nederlands-Indië, dr. F. H. Visman, een harde werker van wie een dominerende invloed uitging. De commissie telde voorts zes leden: twee andere Nederlanders, drie Indonesiërs en één Indische Chinees. De twee andere Nederlanders waren mr. K L. J. Enthoven, directeur van justitie', en prof. dr. W. F. Wertheim, hoogleraar aan de Rechtshogeschool te Batavia; de drie Indonesiërs waren Raden Adipati Ario Soejono, Vismans collega als lid van de Raad van Nederlands-Indië, mr. dr. Raden Soepomo, docent aan de bestuursacademie te Batavia", en mr. dr. T. S. G. Moelia, lid van de Volksraad voor de Christelijke Staatkundige Partij (de tegenhanger van de ARP); de Indisch-Chinese groep tenslotte werd vertegenwoordigd door mr. ir. Ong Swan Yoe, die als gedeputeerde lid was van het provinciaal bestuur van Oostjava. Er zat in de commissie niemand die er radicale opvattingen op na hield.

XCIn het perspectief van de Indonesische nationalisten had de commissie weinig aantrekkelijks. Haar instelling werd, schrijft Pluvier, door de Indonesische dagbladen beschouwd als 'afleidingsmanoeuvre omdat de regering besefte dat er iets gedaan moest worden'3, en in de drie Indonesiërs die lid werden van de commissie, konden de nationalisten geenszins vertegenwoordigers zien van hun beweging. De aan de commissie opgedragen hoofdtaak, 'een onderzoek in te stellen naar de wensen, stromingen en opvattingen bij de verschillende landaarden, lagen en standen op het terrein van de staatkundige ontwikkeling en ten aanzien van de daarmee samenhangende positie van de diverse bevolkingsgroepen', werd bovendien door de nationalisten, wat hun betrof, als overbodig gezien: hun 'wensen, stromingen en opvattingen' waren duidelijk neergelegd in de beginselverklaring van de Gapi en in de drie moties, welke, op één punt na, door het gouvernement terzijde waren geschoven. Een neventaak van de commissie was, de mogelijkheid en de consequenties te onderzoeken van het instellen van een Indisch burgerschap en van het vervangen in de wetgeving van de termen 'Inlander' en 'Inlands'.

XCBinnen de Gapi ontstond aanvankelijk verdeeldheid of men de com

1 Tijdens de werkzaamheden van de commissie-Visman werd hij benoemd als hoogleraar in het staatsrecht aan de Rechtshogeschool; als directeur van justitie werd hij opgevolgd door mr. N. S. Blom. 2 Soepomo werd in de loop van '41 hoogleraar in het aan de Rechtshogeschool. Pluvier: p. 176.

580 [PDF]
HET PLAN V AN DE 'GAPT'

missie- Visman zou erkennen, d.w.z. met een delegatie voor haar verschijnen, maar in december '40 werd overeenstemming bereikt: de Gapi voerde actie voor een Indonesisch parlement - dan had het zin, de commissie en de publieke opinie in het algemeen te doen weten, hoe dat parlement er uit zou zien en hoe het zou worden samengesteld. Daartoe werd begin '41 een 'Memorandum nopens de staatkundige constructie van Indonesia' opgesteld 1 dat eerst op dat parlement, vervolgens op zijn 'encadrering' en tenslotte op de 'middelen ter bereiking' van het parlement inging.

XCHet parlement werd gezien als bestaande uit een Eerste en Tweede Kamer. De leden van de Eerste Kamer zouden gekozen worden 'volgens een nader te regelen stelsel dat waarborgen biedt voor een behoorlijke vertegenwoordiging van groeperingen en stromingen in de maatschappij', de leden van de Tweede rechtstreeks door alle staatsburgers ('het staatsburgerschap omvat in principe het tegenwoordige Nederlands onderdaanschap'), zulks op grondslag van evenredigheid maar met inachtneming van regionale belangen (de verschillende delen van Indonesia zouden dus een vastgesteld aantalleden kiezen, teneinde te voorkomen dat Java, het volkrijkste eiland, zou domineren).

XCUit de paragraaf 'Encadrering van het parlement' bleek dat de Gapi een onafhankelijk Indonesia wenste dat evenwel met Nederland 'een statenbond' zou vormen. Terwijl in dat Indonesia het parlement de wetgevende macht zou uitoefenen, zou de uitvoerende macht (over de rechterlijke macht werd gezwegen) bij 'het staatshoofd' berusten dat buitengewoon vèrgaande bevoegdheden zou krijgen: bijgestaan door een door hem benoemd 'adviescollege (Raad van Indië)', zou hij 'in overleg met het parlement' ministers benoemen en bovendien ten aanzien van alle besluiten van het parlement het recht van veto hebben; hoe dat staatshoofd zou worden benoemd, werd niet aangegeven.

XCNatuurlijk besefte de Gapi-Ieiding dat wat zij hier als contouren van een onafhankelijk Indonesia aangaf, toekomstmuziek was. Uit de paragraaf 'Middelen ter bereiking van een parlement' bleek evenwel dat zij aan de onafhankelijkheid een overgangsstadium vooraf wilde laten gaan; de duur daarvan werd niet bepaald, wèl vermeldde die paragraaf dat dat stadium 'binnen de tijd van vijf jaren, desnoods met gebruikmaking van het staatsnoodrecht', moest worden verwezenlijkt. Na die vijf jaar moest dan de volgende toestand zijn bereikt: naast de Nederlandse gouverneurgeneraal zou er een Indonesische luitenant-gouverneur-generaal zijn,

XCI Tekst in van der Wal: Volksraad, dl. II, p. 688-89.

581 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

meer Indonesiërs zouden leden zijn van de Raad van Nederlands-Indië, naast de Nederlandse directeuren der departementen zouden er Indonesische onderdirecteuren zijn en naast de Volksraad zou er een door algemene en rechtstreekse verkiezingen gekozen Volkskamer komen. 'Volksraad en Volkskamer tezamen vormen', aldus het Gapi-memoran dum, 'de Volksvertegenwoordiging. Regering en Volksvertegenwoordiging vormen tezamen het self-government. Het self-government regelt het landsbelang (begroting enz.).' Tenslotte zouden dan het opperbestuur en het self-government tezamen de uitgewerkte constitutie van het met Nederland verbonden Indonesia moeten vaststellen en in de overgangstijd regelingen treffen op de gebieden van de buitenlandse betrekkingen en de defensie.

XCKort en goed: dit was een in zijn strekking duidelijk, in zijn uitwerking gebrekkig schema om Nederlands-Indië binnen vijf jaar om te vormen tot een dominion Indonesia en dat dominion zou na een niet aangegeven termijn een in een statenbond met Nederland samengaand, onafhankelijk Indonesia worden.

XCHet memorandum waarin dit plan werd ontvouwd, werd op 21 januari '41 in een vergadering te 'Djakarta', waar alle in de federatie samengaande organisaties vertegenwoordigd waren, goedgekeurd en toen ondertekend door de vertegenwoordigers van de PSII, de Parindra en de Gerindo die tezamen het secretariaat van de Gapi vormden: Abikoesno, Raden Soekardjo Wirjopranoto (die Thamrins plaats had ingenomen) en Gani.' Abikoesno was woordvoerder toen een delegatie van de Gapi het memorandum op 14 februari aan de commissie-Visman aanbood - vervolgens ging de Gapi er nog toe over, het memorandum in vijftigduizend exemplaren te laten drukken; deze werden, voorzover bekend, slechts in Batavia verspreid. Vermelding verdient nog dat de Gapi-delegatie tijdens haar gesprek met de commissie-Visman zei dat zij niet volstrekt wilde vasthouden aan de termijn van vijf jaar die voor de vorming van het dominion was genoemd, dat zij het wenselijk achtte dat er in de naast de Volksraad optredende Volkskamer voldoende Nederlanders zouden komen en dat zij voor een onafhankelijk Indonesia aanvankelijk twee staatshoofden wenste: een Nederlander èn een Indonesiër, beiden te benoemen door de Kroon -later zou er slechts één staatshoofd zijn: een Indonesiër, die zou worden gekozen; door wie en hoe, werd niet duidelijk gemaakt.

XCI Gani kwam kort nadien in opspraak toen hij de mededeling deed dat hij zijn studie

582 [PDF]
HET PLAN VAN DE 'GAPI'

XCDe Gapi was de veruit belangrijkste organisatie welke door de commissie-Visman werd gehoord, maar er waren er veel meer waarvan de woordvoerders of voor de voltallige commissie Of voor de twee subcommissies verschenen waarin zij zich om praktische redenen had gesplitst. Die subcommissies reisden naar delen van Sumatra en naar Zuidoost-Borneo - wat de overige delen van Sumatra en Borneo betreft alsmede de Grote Oost (Celebes, de Molukken, de Kleine Soendaeilanden en Nieuw-Guinea), moest de commissie, aldus haar rapport, 'volstaan met vraaggesprekken, die ginds naar aanwijzingen van de commissie werden gevoerd door daartoe uitgezochte ambtenaren.'! In totaal werden honderdzeven-en-veertig personen door of namens de commissie gehoord - niet evenwel geïnterneerden als Soekarno, Hatta en Sjahrir.

XCDe commissie had de behoefte, de door haar verzamelde staatkundige wensen een brede achtergrond te geven. Daartoe bevatte het eerste deel van haar verslag waardevolle overzichten van de hand van negen deskundigen (acht Nederlanders, één Indonesiër), handelend over het economisch leven van Indië, de landsfinanciën, sociale toestanden ('Enkele gegevens van sociale aard'), de Volksraad, de zelfbesturende landschappen en de bestuursdecentralisatie - de commissie betreurde het dat zij op de sociale toestanden niet dieper had kunnen ingaan en dat overzichten van de ontwikkeling van de pers en van de nationalistische beweging ontbraken; vooral dat laatste was een ernstig manco.

XCDe commissie bereikte op drie punten sprekende en duidelijke conclusies: dat alle voor haar verschenen of in haar opdracht gehoorde Indonesiërs, Chinezen en Arabieren 'volledige gelijkheid met de Europeaan' wensten (de instelling van een 'Indisch burgerschap' achtte de commissie evenwel bezwaarlijk"), dat de Chinezen die gelijkheid wensten ook als zij niet aan de Indonesiërs en Arabieren werd geschonken, en dat door Indonesiërs, Chinezen en Arabieren 'zeer werd geklaagd' over 'ongelijke behandeling in het maatschappelijk leven', m.a.w. over sociale discriminatie.' 'Treffende voorbeelden van grievende behandeling van oosterse particulieren vaak van hoge sociale standing, doorordonnanties achtte de commissie wèl mogelijk. 3 Commissie-Visman: Verslag,

I (Nederlands-Indisch gouvernement) 14 (1942), dl. I, p. XIII. 2 Vervanging van de termen 'Inlander' en 'Inlands' door 'Indonesiër' en 'Indonesisch' in de wetten en

583 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

politie- en andere ambtenaren werden aan de commissie genoemd'! en 'in een deel van het Europees verenigingsleven en in openbare gelegenheden als hotels en zwembaden worden nog steeds ras-barrières opgeworpen' - de 'voornaamste grieven' richtten zich evenwel 'tegen de benoemingspolitiek der overheid'? en trouwens ook tegen die van het Westers bedrijfsleven: Indonesiërs kregen te weinig kansen.

XCWat de klachten betrof der Indische Chinezen (geïrriteerd sinds het begin van de eeuw toen wèl de Japanners maar niet zij aan Europeanen waren gelijkgesteld), constateerde de commissie, 'dat vrijwel alle Chinese woordvoerders het over één punt eens waren: de regering zou in haar Chinezenpolitiek hebben gefaald'; wèl waren dezen sinds 1910 Nederlandse onderdanen maar dat was, zo voelden zij het, 'slechts een nationaliteit zonder inhoud': het gouvernement deed te weinig aan voor Chinese jongeren bestemd onderwijs, de Dienst der Oost-Aziatische

XCt Voorbeelden gaf de commissie daar niet van maar enkele voorbeelden van discriminatie door particulieren troffen wij aan in een speciale uitgave, Een land bouwt aan zijn toekomst, welke het Semarangse dagblad De Locomotief(een blad dat met kracht de gelijkwaardigheid van Nederlanders, Vreemde Oosterlingen en Indonesiërs bepleitte) ter gelegenheid van de jaarwisseling '40-'41 deed verschijnen. In die uitgave verschenen 51 bijdragen: 33 van Nederlanders, onderwie van Mook ('dat voor een werkelijke ontwikkeling van Nederlands-Indië als land het Nederlandse element voor leiding en binding onmisbaar is'), Helfrich, Berenschot, Visman, Kerstens, van der Plas, I. J. Brugmans, J. H. Ritman en Koets, 6 van Chinezen, onder wie H. H. Kan, en 12 van Indonesiërs, onder wie Dewantoro en Abdoel Kadir Widjojoatmodjo, voorzitter van de tweede organisatie van inheemse bestuursambtenaren, de Vereniging van ambtenaren bij het inlands bestuur. Er bevonden zich onder de bijdragen geen van de op politiek gebied vooraanstaande, radicale nationalisten, wèl werd in een door een inheemse juriste te Batavia geschreven bijdrage het starre karakter van van Starkenborghs beleid gelaakt.

XCDe bedoelde voorbeelden stonden in Abdoel Kadirs bijdrage die o.m. schreef: 'Wat te denken van een Hollander uit de betere kringen die een baboevan een overbuurman met stenen bekogelde omdat deze godsdienstige Batavia'se wat hardop uit de Koran las na negenen 's avonds? Wat te denken van de vele Europese dames die het verschil niet zien tussen baboes en prijaji-vrouwen' (inheemse vrouwen van adellijke afkomst) 'en ons' (d.w.z. de inheemse bestuursambtenaren) 'gedurende de huldebetoging in de hoofdstad' (de betoging op Koninginnedag, 31 augustus '40) 'bestempelden 'Wat een prachtige djongossen!" (inheemse bedienden).

XCZich richtend tot de Europeanen, schreef in deze uitgave J. H. Ritman, oudhoofdredacteur van het Batauiaas Nieuwsblad, nu hoofd van de Regeringspubliciteitsdienst: 'Laat ons, de waanzin van de Duitse rassentheorieën verwerpende, vooral niet vergeten dat ook wij (als geheel genomen) niet zonder zonden waren - en zijn' - het 'als geheel genomen' impliceert uiteraard dat er Europeanen waren die vrij waren van ras-vooroordelen. 2 Commissie-Visman: Verslag,

584 [PDF]
HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE-VISMAN

Zaken had geen tijd voor 'een actieve verzorging van de culturele en sociale belangen der Indo-Chinezen', 'maar de grootste grief der IndoChinezen is dat zij als Vreemde Oosterlingen naar hun gevoel slechts als tweede- of derderang-burgers werden behandeld, in tegenstelling tot bijv. de japanners'.' In hoeverre kwamen nu in het verslag de staatkundige wensen van de Indonesiërs aan bod? Het tweede deel dat, gedeeltelij k aan de hand van concepten van leden van de commissie, geheel door voorzitter Visman geschreven was, gaf die wensen weer en deze waren van een verwarrende verscheidenheid; daarin werd het feit weerspiegeld dat de commissie die wensen had ingewonnen in regionaal, cultureel en politiek verschillende delen van een archipel, waarvan 'heterogeniteit''het voornaamste kenmerk' heette." De betekenis van de groepen en organisaties welke die wensen hadden vertolkt, werd evenwel niet gewogen. Zag de commissie dan niet in wat het gewicht was van de Gapi, die Pijper, van Starkenborghs adviseur voor inlandse zaken, al in januari' 40 had doen schrijven: 'Nimmer in de geschiedenis der Inheemse politieke beweging is de eenheid zo groot geweest als nu'? Neen, die betekenis werd door de commissie niet gezien, althans niet vermeld. Haar rapport had het ondoorzichtig karakter van een Nederlands Voorlopig Verslag op een wetsvoorstel ('vele leden', 'sommige leden', enz.): geen der voor haar verschenen groepen en organisaties werd met name genoemd, de Gapi werd slechts aangeduid als 'een grote combinatie van Indonesische groepen' en het door de Gapi ingediende memorandum werd onvoldoende verdisconteerd in een van de belangrijkste formuleringen van het verslag: 'Bij de verscheidenheid van wensen, welke over het rijksverband werden geuit, werden gene ontmoet welke zich richtten op verbreking van dit . verband'3 - ja, maar de Gapi had aangedrongen op de uiteindelijke vorming van een onafhankelijk Indonesië dat dan wel met Nederland verbonden zou zijn maar niet in het door de commissie-Visman bedoelde 'rijksverband'. De commissie schreef voorts dat naar schatting driehonderdduizend Indonesiërs in moderne organisaties verenigd waren; ook, dat achter de actief belangstellenden sprake was van 'de potentiële belangstelling van een brede groep die op de achtergrond blijft totdat bijzondere omstandigheden haar wekken en nieuwe aantallen toevoeren naar de actief belangstellenden", maar verder dan deze constateringen kwam de com

XC1 A.V., p. 131-32. 2 A.V., p. 148. 3 A.V., p. 30. 4 A.V., p.

585 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

missie niet en zij verbond er nog een onjuiste conclusie aan ook: zij meende namelijk dat het niet de politieke activisten waren die uitdrukking gaven aan wat de brede massa wenste. 'De stem van het volk hoort men', schreef zij,

XC'eigenlijk niet; voor wat de massa denkt en voelt, ga men allereerst te rade bij de volkshoofden. Deze weten echter dat de massa niet volslagen politiek indifferent is. Zij komt in beweging als zij haar gevestigde belangen of haar geloof in onmiddellijk gevaar ziet gebracht.' I

XCDit was een echo van de traditionele visie van het gouvernement (zijn 'wijsheid en onpartijdigheid' alsook zijn'strikte rechtvaardigheid' werden door de commissie geprezen") maar daarin was geen rekening gehouden met het feit dat juist het gezag van de volkshoofden door de nationalistische beweging geleidelijk werd ondermijnd - evenmin werd er rekening mee gehouden dat delen van de massa, door de nationalisten geïnspireerd, meer en meer in beweging waren gekomen, niet ter verdediging van hun gevestigde belangen of van de Islam maar voor een heel ander doel: de beëindiging van de Nederlandse koloniale heerschapPIJ.

XCDeze kortzichtigheid van de commissie droeg er toe bij dat zij, er vast van overtuigd dat de eenheid van het koninkrijk niet alleen moest maar ook zou blijven bestaan, een rooskleurig beeld schetste van Indië's toekomst als deel van een 'vernieuwd' koninkrijk - hoe vernieuwd? 'Het is niet voor de commissie mogelijk', schreef zij, 'om hierbij een bepaalde oplossing aan te bevelen" - wel zag zij na de oorlog een Rijksraad functioneren waarin Nederland, Indië, de Antillen en Suriname zouden zijn vertegenwoordigd. Welk een perspectief!

XC'Met één deel in Europa, het centrum van het Rijk, en één deel in Amerika, een werelddeel dat na de oorlog economisch en financieel en voor het Pacific gebied zeker ook politiek toonaangevend zal zijn, en één deel in het opkomend Azië, gaat dan het koninkrijk als staatkundige uitdrukking van een geestelijke en materiële belangengemeenschap, nauwer dan voorheen, een belangrijke toekomst tegemoet." J a, dit was de overtuiging van de Nederlandse en N ederlands- Indische bevolkingsgroepen en kennelijk ook die van de meerderheid of zelfs

I A.v., p. 16. 2 A.v., p. 304, p. 18. 3 A.v., p. 377. 'A.v., p. 375.

586 [PDF]
HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE-VISMAN

grote meerderheid van de commissie-Visman 1, maar de juichkreet, door haar aangeheven, stond goeddeds naast de werkelijkheid van een gebied waar de nationalistische en de Islamietische bewegingen het besef van de geestelijke en materiële belangentegenstellingen hadden versterkt."

XCIn de laatste maanden van '40 en in vrijwel het gehele jaar '41 werkte de commissie-Visman in stilte verder. Op 9 december '41, één dag na Japans

XC1 Binnenskamers hadden de leden Moelia, Soejono, Soeporno en Wertheim herhaaldelijk getracht, in het verslag elementen te brengen die van meer begrip voor het streven der nationalisten getuigden, maar voorzitter Visman had met zijn gezag weten te voorkomen dat zijn uiteindelijke tekst wezenlijk werd gewijzigd; 'met schaamte' dacht Wertheim in '46 terug aan het feit dat hij het verslag desondanks had meeondertekend. (W. F. Wertheim: 'Nederland op de tweesprong', De Nieuwe Stem, I946, p. 268). 2 Wij vermelden in dit verband dat het gouvernement in de periode mei '4o-:december '4I op een aantal belangrijke punten rekening hield met wensen en verlangens die in kringen van overtuigd-Islamieten naar voren waren gebracht.

XCOm te beginnen ging het gouvernement steun verlenen aan de in Saoedi-Arabië verblijvende, uit Indië afkomstige hadj-gangers en hun familieleden en droeg het zorg voor de terugkeer naar Indië van de meesten hunner. In mei '40 bevonden zich in Mekka, Medina en Djeddah ca. zevenduizend uit Indië afkomstige Indonesiërs en Arabieren. Sommigen woonden daar al tientallen jaren en wensten ook in de heilige steden Mekka en Medina te sterven, maar de meeste anderen begeerden na de hadj naar Indië terug te keren. Velen van deze konden slechts in leven blijven doordat zij regelmatig uit Indië enig geld ontvingen. Met die geldzendingen liep het spaak toen in mei '40 de deviezencontrole werd ingevoerd. Het gevolg was dat in de zomer bij allerlei Indonesische organisaties, vooral bij de Miai, noodkreten binnenkwamen die namens ca. drieduizend in Mekka gestrande pelgrims waren verzonden. De inheemse dagbladpers begon hier veel misbaar over te maken maar dit verstomde toen het gouvernement in oktober deed weten dat het zelf per maand f 8 000 naar Mekka zou zenden (de Miai zond geringere bedragen) en schepen zou sturen om de pelgrims en allen die zich bij hen bevonden, naar Indië terug te brengen. Midden december werden in Mekka de eerste steungelden gedistribueerd: de Nederlandse vice-consul gaf aan ca. drieduizendvijfhonderd pelgrims elk ca. f 3,60 - die steunverlening werd voortgezet op basis van een dubbeltje per persoon per dag: voldoende om enig voedsel te kopen. In mei '4I kwam het eerste repatriëringsschip in Indië aan - de pelgrims waren kosteloos vervoerd en hun was ook kleding uitgereikt. In totaal waren begin december '4I ruim zevenvan de achtduizend uit Indië afkomstige Indonesiërs en Arabieren gerepatrieerd. Een kleine duizend waren toen in Saoedi-Arabië achtergebleven: Islamietische voorgangers en Islam-studenten; wij hebben over die groep in deel I I b meer te schrijven.

XCDan zij vermeld dat het gouvernement

587 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

intrede in de Tweede Wereldoorlog, sloot zij haar verslag af. Het eerste deel daarvan werd nog in december door de Algemene Landsdrukkerij te Batavia gedrukt, het tweede in januari-februari '42 het ~as de laatste grote opdracht aan de drukkerij. Er werden exemplaren buiten Indië geëxpedieerd maar die gingen als gevolg van scheepsrampen alle verloren, behalve één exemplaar dat het Nederlandse gezantschap in Washington bereikte. Van dat exemplaar werd door de zorgen van het Netherlands Information Bureau een herdruk gemaakt die in '44 verscheen - het verslag werd toen en later wel aangehaald als bewijs dat het eigenlijk ten tijde van de Japanse invasie in Nederlands-Indië op politiek gebied pais en vree was geweest, immers: geen van de door of namens de commissieVisman gehoorde Indonesische organisaties had op de onmiddellijke verlening van onafhankelijkheid aangedrongen. Inderdaad - maar de belangrijkste, de Gapi, had aangedrongen op het verlenen van dominion status binnen vijf jaar (of een andere termijn) en op de vestiging van een onafhankelijk, zij het met Nederland verbonden Indonesia nadien, en als Indonesia eenmaalonafhankelijk was, zou het, dat lag voor de hand, de band met Nederland kunnen verbreken.

XCHet is trouwens de vraag of de Gapi; had zij eind in plaats van begin '41 haar standpunt moeten formuleren, niet een extremer positie zou hebben ingenomen, want in de periode van begin januari tot begin december van dat jaar was sprake van een verdere verscherping in de verhoudingen tussen het gouvernement en de nationalisten.

Verscherping van tegenstellingen II

XC

XCOver de toch al moeilijke verhouding tussen het gouvernement en de nationalistische beweging viel begin januari '41 de schaduw van eenhet vijf postzegels-met-toeslag zou uitgeven ten behoeve van de Mohammadijah

tegen het weekblad orgaan van de Christelijke Staatkundige Partij, dat de 'mede-Christenen in Indië' had opgeroepen, 'een geloofsoffensief in te zetten recht in de omringende heidenwereld' - een uitlating die in Islamietische kringen heftige verontwaardiging wekte. door de legercommandant enige tijd verbo den. Tenslotte wijzen wij er op dat het gouvernement eind '40 op West-Java een eerste opleidingsschoolopende voor (de hoofden van het moskeepersoneel die hulpdiensten verrichtten bij de rechtspraak) en dat het medio '41 bekend maakte dat

588 [PDF]
DE ZAAK-THAMRIN

gebeuren dat veel Indonesiërs diep schokte: bij Thamrin, die zich sinds '27 in de Volksraad als de scherpste criticus van het gouvernement had ontpopt, werd op de avond van 6 januari huiszoeking gedaan; door een aanval van malaria lag hij ziek te bed, er werd hem van de zijde van de politie huisarrest opgelegd en vijf dagen later overleed hij, geheel onverwachts.

XCWaarom die huiszoeking?

XCZij vloeide in hoofdzaak voort uit het feit dat het gouvernement al sinds verscheidene jaren Thamrin zag als een nationalist die er zozeer van overtuigd was dat Nederland geen wezenlijke concessies zou doen aan de nationalistische beweging dat hij hoop was gaan koesteren op een Japans ingrijpen. Die hoop leefde, gelijk in hoofdstuk 8 vermeld, bij menige Indonesiër - wij haalden toen Sjahrir aan die in augustus '37 had geschreven dat men 'in geheel Indonesië tot in de verst gelegen kampongs vast overtuigd is van de macht der Japanners, en dat de Hollanders daartegen niets, maar dan ook niets hebben in te brengen.' Dat was, zo merkten wij op, te generaliserend gesteld maar veel spreekt er voor dat in elk geval Thamrin van die macht der Japanners overtuigd was - het was dan ook geen toeval dat zijn Parindra, in tegenstelling tot de Gerindo, contacten met Japan geenszins uit de weg ging. Wij herinneren er aan dat, gelijk in hoofdstuk 8 vermeld, Soetomo, toen voorzitter van de Parindra, in '36 Japan bezocht en in een reeks pro-Japanse artikelen verslag deed van zijn ervaringen; voorts, dat een lid van de Parindra, Raden mr. Soedjono, in Tokio docent in het Maleis werd aan de School voor Vreemde Talen; verder, dat van de twee redacteuren van het in Semarang met Japans geld opgerichte dagblad Sinar Selatan één lid van de Parindra was; en tenslotte dat er aanwijzingen waren dat Thamrin en Wirjopranota (een tweede prominente vertegenwoordiger van de Parindra in de Volksraad) betrokken waren geweest bij een mislukte Japanse poging om ook in Batavia een pro-Japans inheems dagblad te doen verschijnen. Wij voegen hieraan toe dat, naar in '39 aan de PID bekend werd, Thamrin in regelmatig contact stond met de hoofdredacteur van het in Batavia verschijnende Japanse dagblad, de Tohindo Nippo.

XCDit alles werd door het gouvernement met argwaan gadegeslagen en deze strekte zich eind 'jç-begin '40 niet alleen tot Thamrin en Wirjopranoto uit maar ook tot de Menadonees dr. G. S. J. J. Ratu Langie, een intelligent man die van '27 tot '37 lid van de Volksraad was geweest en daarin binnen de groep der nationalisten steeds verder naar links was opgeschoven. Al te openhartige contacten met deze drie werden begin ,40

589 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

Partij (en wellicht ook aan andere Nederlandse Volksraadsleden) ontraden. 'Ik ben', schreefKerstens eindjanuari '40 aan van Poll (zulks in een brief waarin hij over het immobilisme van het gouvernement de staf brak'), 'zowel door confidentiële waarschuwingen van de zijde van het hoofdparket als van de Generale Staf en door gesprekken o.a. met Idenburg' (toen nog directeur van Onderwijs en Eredienst) 'en Lovink' (het hoofd van de Dienst der Oost-Aziatische Zaken)

XC'er van op de hoogte dat het driemanschap Thamrin-Ratu Langie-Wirjopranoto gevaarlijke relaties met Japanse autoriteiten onderhoudt en er naar streeft, Japanse hulp te gebruiken als breekijzer op de Nederlandse 'onwil' tot het doen van staatkundige concessies. De Indische regering zou de bewijzen in handen hebben dat dit drietal hoogverraderlijke handelingen pleegt'

XCnu, bewijzen voor 'hoogverraad' waren er niet.

XCEind januari '40 werd bij het onderhoofd van de dienst der algemene recherche het wantrouwenjegens Thamrin versterkt; aan dat onderhoofd werden namelijk door een Nederlands Volksraadslid enkele vertrouwelijke mededelingen gedaan, ca. acht maanden later aldus weergegeven:

XC"Tharnrin weet ... dat men hem verdenkt met Japanners in ongeoorloofde relatie te staan. Hoewel hij ontkent in hun loondienst te staan, heeft hij aan zegsman tijdens een vertrouwelijk onderhoud meegedeeld dat hij er niet voor terugdeinst, de een of andere grote mogendheid als hefboom te gebruiken voor zijn werk; hij vroeg zich hierbij af waarom dit niet zou mogen."

XCKort nadien had hetzelfde Volksraadslid aan het bedoelde onderhoofd meegedeeld, tot de conclusie te zijn gekomen,

XC'dat Thamrin met de een of andere verwachting rondloopt. Toen zegsman hem nl. . .. op raillerende toon sprak over het door hem te vervullen ambt van 'President van de Indonesische Republiek', gaf Thamrin op ernstige toon ten antwoord dat dit niet zo lang op zich zou laten wachten. Op de repliek van

1 Kerstens die niet alleen in '3Ó tegen Soetardjo's petitie-voorstel had gestemd maar ook in Nederland de RKSP met klem tot afwijzing van die petitie had geadviseerd, schreef nu (d.w.z. enkele weken na het in 'Djakarta' gehouden Indonesische Volks congres van de 'Iets moet er gedaan worden; dit is de gedachte die mij geen dag met rust laat. Anders acht ik een ontwikkeling van zaken mogelijk, waarin ons over 10-20 jaar een Indisch parlement wordt (brief, 22 jan. 1940, van Kerstens aan M. van Poll, ARA, Archief-Kerstens, 20) 2 Algemene Recherchedienst: Rapport, 2 sept. 1940, over Thamrin, p. 3.

590 [PDF]
DE ZAAK-THAMRIN

zegsman dat dit dan voor 'onze kleinkinderen of onze kinderen' zou zijn weggelegd, antwoordde Thamrin in volle ernst dat zegsman zelf dit nog wel eens zou kunnen meemaken.' 1

XCEind april '40 werd aan de PID gerapporteerd dat o.m. Thamrin en Ratu Langie hadden deelgenomen aan 'een afscheidsfuif', welke een van spionage verdachte Japanse zakenman aan 'zijn inheemse kennissen' had aangeboden.'

XCKort na 10 mei '40 kwam bij de PID weer een nieuw bericht binnen, nu afkomstig van de resident van Batavia; aan deze was namelijk 'onder aanbod van ede' door een Nederlander verklaard,

XC'dat hij op 10 mei j.l. met de dagexpress naar Soerabaja had gereisd samen met Thamrin die zich toen tegenover hem had uitgelaten dat het in het belang van Indië was, indien een grote mogendheid, Duitsland of Japan, Indië in bezit kreeg, aangezien de Inlandse bevolking daarvan meer te verwachten had dan van Holland.'3

XCEnkele dagen later reageerde Thamrin op Nederlands capitulatie en op het vertrek van de regering naar Londen op een wijze die het gouvernement hogelijk irriteerde: in de Volksraad stelde hij namelijk de vraag of de verplaatsing van de regeringszetel wel in overeenstemming was met de bepalingen van de Grondwet. Hij schreefbovendien op 17 mei (maar dat wist het gouvernement toen niet) een brief aan de hoofdredacteur van het in Batavia verschijnende dagblad Pemandangan, Tabrani, waarin hij deze aanspoorde, het vertrek naar Londen van de koningin en van het kabinet-de Geer scherp te veroordelen. Hoe die brief precies luidde, is niet bekend - aan Koch werd, zo schreef deze later, 'door iemand die de inhoud ... kende, verzekerd dat, ware een Nederlander de schrijver geweest, de smartelijk-teleurgestelde, goed-Nederlandse geest ervan waardering zou hebben verdiend."

XCHoe dat zij, Tabrani begreep dat de brief, viel hij het gouvernement in handen, voor Thamrin bezwarend zou zijn - in oktober '40, toen hij na een conflict met Thamrin zijn hoofdredacteurschap neerlegde en als journalist bij de Regeringspubliciteitsdienst ging werken, had hij van de brief een cliché laten vervaardigen.

XCHet ontging de PID niet dat Thamrin op 3 I augustus' 40, de zestigste verjaardag van koningin Wilhelmina, de Nederlandse vlag niet hadKoch:59

1 A.v. 2 A.v., p.4. 3 A.v. 4 D. M. G. p. 158.

591 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

uitgestoken; de PID meende dat hij daarmee opnieuw 'zijn niet-loyale gezindheid (had) gedemonstreerd'! - Thamrin was evenwel, aldus de dienst, na mei '40 'voorzichtiger geworden in de omgang met Japanners': die had hij beperkt tot de hoofdredacteur van de Tohindo Nippo? Wij nemen aan dat hiermee Thamrins contacten in het persoonlijke vlak werden bedoeld, want in het zakelijke (hij was zelf een gefortuneerd zakenman) had hij méér relaties met Japanners en Japanse instanties, o.m. met een Japanse handelsagent. te Batavia, Sato. Deze vroeg Thamrin medio '40 ofhij iemand kon aanbevelen voor het schrijven van rapporten over de economie van Nederlands-Indië, zulks tegen betaling - Thamrin gaf toen het advies, contact op te nemen met de gewezen voorman van de Indische Partij, E. F. E. Douwes Dekker die, politiek geïsoleerd en verbitterd, in Bandoeng (zoals in hoofdstuk 6 vermeld) een onderwijsinstelling leidde waaraan hij zelf sinds '37 niet langer les mocht geven. Douwes Dekker verkeerde in financiële moeilijkheden en voelde er voor, op het aanbod van Sato in te gaan, maar zocht rugdekking: bewerend dat hier sprake was van een wetenschappelijke opdracht, bracht hij het Japanse aanbod ter kennis van het departement van onderwijs en eredienst en dit had er geen enkel bezwaar tegen dat hij met Sato in zee ging; het lag voor de hand te veronderstellen dat Douwes Dekker slechts gebruik zou kunnen maken van gepubliceerde (en dus voor de Japanners al toegankelijke) gegevens. De PID werd door Onderwijs en Eredienst niet ingelicht - had het departement dat wèl gedaan, dan zou het stellig anders hebben gereageerd, want de PID wist dat ook Douwes Dekker er pro-japanse sympathieën op na hield. Deze ontving, toen hij .eenrnaal begonnen was te rapporteren, van het Japanse consulaat-generaal te Batavia elke maand f 700 in Indische verhoudingen een hoog bedrag.

XCDoorslagen van zijn voor Sato geschreven rapporten werden door Douwes Dekker aan Thamrin toegezonden. Wij weten van de inhoud niets, behalve dat er één rapport bij was dat, hetzij in uitgesproken termen, hetzij impliciet aangaf welk economisch beleid het best in Indië zou kunnen worden gevoerd als het Nederlands gezag ten val was gebracht.

XCWat nu op maandag 6 januari '41 aan de huiszoeking bij Thamrin vooraf is geg;l.an, weten wij niet precies, maar veel pleit er voor dat zij voortvloeide uit het feit dat op een van de onmiddellijk daaraan voorafgaande dagen tot de PID een van Tabrani afkomstig bericht doordrong omtrent Thamrins brief van 17 mei '40 althans: op maandagochtend

XCI Alg. Recherchedienst: Rapport, 2 sept. 1940, over Thamrin, p. 6. 2 A.v., p. 5. 59

592 [PDF]
DE ZAAK-THAMRIN

vervoegden zich drie PID-rechercheurs bij de bureaus van het blad Pemandangan en vroegen er zowel naar het origineel van de brief als naar het cliché dat Tabrani had laten maken; de brief was zoek, het cliché werd in de brandkast gevonden. Daar werd een afdruk van gemaakt - de PID zag kennelijk de tekst als een nieuw en overtuigend bewijs voor Thamrins 'niet-loyale gezindheid'. Wat had hij nog méér geschreven? Er werd tot huiszoeking besloten - bij die huiszoeking, waarbij men Thamrin vroeg ofhij zijn kopie van zijn brief aan Tabrani had bewaard, vond men Thamrins correspondentie met Sato inzake de aanstelling van Douwes Dekker en de afschriften van diens rapporten, waaronder het afschrift van het ene rapport waarvan wij zojuist de inhoud aanduidden. Aan Thamrin werd huisarrest opgelegd, Douwes Dekker werd gearresteerd (van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om ook Ratu Langie op te pakken) en er volgden nog meer politie-invallen ten kantore van het blad Hong Po en van de daarmee verbonden vereniging, de Hoo Hap.

XCDr. Ratu Langie tegen wie men geen spoor van bewijs had, werd spoedig vrijgelaten, ten aanzien van Douwes Dekker werd besloten, hem in Ngawi te interneren - en Thamrin, gelijk reeds vermeld, stierf te zijnen huize op de vijfde dag van zijn huisarrest.

XCHet overlijden van de man die jarenlang in de Volksraad leider was geweest van de nationalistische, later van de Parindra-fractie en het initiatief had genomen tot de oprichting van de Gapi, maakte diepe indruk in de inheemse w~reld - velen legden een direct verband tussen het optreden van de politie en zijn dood en gingen hem als een martelaar voor lndonesië's vrijheid beschouwen. Begraven werd hij, schrijft Jonkman (die de begrafenis bijwoonde), 'als een vorst'! - tienduizenden volgden zijn baar. Opheldering gafhet gouvernement niet; het ging niet verder dan door de Regeringspubliciteitsdienst te laten verklaren dat aan de berichtgeving terzake in de Europese pers, die geschreven had dat Thamrin kennelijk een belangrijke spionage-agent van de Japanners was geweest, alle grond ontbrak. In de inheemse wereld leidde Thamrins dood ook nog tot nieuwe verontrustende geruchten, zo in de eerste helft van februari tot het gerucht, aldus het gouvernementspersoverzicht, 'dat thans een Japanse inval op handen zou zijn, van welk feit de regering op de hoogte zou zijn uit de bij wijlen Thamrin gevonden stukken die zelfs de datum zouden vermelden.' 2

XCI J. A. Jonkman: Het oude Nederlands-Indië, p. 214. 2 Persoverzicht 1941, p. 97.

593 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

Sinds de vorming van aparte gemeenten waren steeds Nederlanders burgemeester geweest maar in '39 had het gouvernement voor het eerst een Indonesiër tot burgemeester benoemd: in Madioen (Oost-Java). In maart '41 nu kreeg die stad een nieuwe Indonesische burgemeester en werd zijn voorganger verplaatst naar de gemeente waar het paleis van de gouverneur-generaal lag: Buitenzorg. Beide benoemden waren lid van de Parindra.

XCDit waren niet de enige maatregelen van het gouvernement waaruit bleek dat het er op bedacht was, meer Indonesiërs verantwoordelijke functies te laten uitoefenen.' Geven wij daar voor de periode-mei '4o-december '41 een overzicht van, dan zij allereerst vermeld dat in mei '40 een telg uit de regentenfamilie der Djajadiningrats, Pangeran Ario prof. dr. Hoesein Djajadiningrat, tot directeur werd benoemd van het departement van onderwijs en eredienst: de eerste Indonesiër die een departement te leiden kreeg. In diezelfde maand maakte het departement van marine bekend dat niet alleen jeugdige Nederlanders maar ook jeugdige Chinezen, Arabieren en inheemsen, als zij in het bezit waren van een hbs-diploma, toegelaten konden worden tot de officiersopleiding. Voorts deed het gouvernement in augustus weten dat de leiding van de z.g. Oosterse Nirom, t.w. het voor Indonesiërs en Indische Chinezen bestemde radioprogramma, geheel aan Indonesiërs zou worden toevertrouwd (de term 'Indonesië' mochten ook zij niet gebruiken). Tenslotte past in dit kader de vermelding van' het feit dat in de uit vijf personen (een vice-president en vier leden) bestaande Raad van Nederlands-Indië in mei '41 aan de ene Indonesiër, die er van begin '40 af zitting in had, Raden Adipati Ario Soejono, een tweede Indonesiër werd toegevoegd: Hoesein Djajadiningrat; deze, die al van '35 tot '39 lid van de raad was geweest, werd nu herbenoemd en als directeur van onderwijs en eredienst opgevolgd door zijn jongere broer, Raden Loekman Djajadiningrat.

XCHet was niet voor het eerst dat de raad twee Indonesische leden telde: dat was ook van' 30 tot' 33 het geval geweest, maar in laatstgenoemd jaar was in het kader van het bezuinigingsbeleid het aantal leden met twee verminderd waarna slechts één Indonesiër lid van de raad was gebleven. Het feit dat er nu weer twee Indonesische leden waren, lokte in de

1 Er werd na mei '40 door het gouvernement ook meer aandacht besteed aan de 'wilde scholen' - een inspecteur van het onderwijs ging zich moeite geven om er het peil van het onderwijs te verhogen. In dit kader herinneren wij er aan dat in '40 een Litteraire en in '41 een Landbouwkundige Faculteit werd opgericht.

594 [PDF]
VAN DER PLAS

kringen der politiek-bewuste Indonesiërs nauwelijks reacties uit: 'men heeft er', oordeelde een der inheemse bladen, 'te lang mee gewacht en het juiste psychelogische moment voorbij laten gaan.' 1 Mèt Djajadiningrat kwam ook een Nederlander in de raad die in ons volgende deel een belangrijke rol zal spelen en bij wiens carrière en opvattingen wij nu iets langer stil willen staan: Ch. O. van der Plas, gouverneur van Oost-Java, toen hij tot lid van de Raad van NederlandsIndië werd benoemd.

XCVan der Plas was in 1891 in Indië geboren en daar al op twintigjarige leeftijd BB-ambtenaar geworden. Nadien was hij in Leiden Arabisch gaan studeren en na de voltooiing van die studie was hij benoemd tot consul in Djeddah; hij had daar uiteraard veel te maken met de uit Indië afkomstige hacij-gangers. Na acht jaar verblijf in Saoedi-Arabië kreeg hij weer functies in het Indische bestuursapparaat. In '34 volgde zijn benoeming tot resident van Cheribon (provincie West-Java), in '36 werd hij tot gouverneur van de provincie Oost-Java benoemd. Hij ontpopte zich daar als een man van een nieuwe aanpak: zelf diep doordrongen van de gelijkwaardigheid van alle mensen, meende hij dat de tegenstellingen in de koloniale maatschappij konden worden verzacht en dat die maatschappij een impuls in een betere richting kon krijgen, als de leidende figuren uit de verschillende bevolkingsgroepen meer met elkaar in contact kwamen; geheel in overeenstemming met de boven de sociale realiteit zwevende denkbeelden van de beweging voor Morele Herbewapening, welke in die tijd in Europa opgeld deden, richtte hij derhalve op OostJava het z.g. Legioen van de Geest op, waartoe naast Europeanen ook Indonesiërs, Chinezen en Arabieren konden toetreden - 'eerbied voor het leven, eerbied voor de mens, eerbied voor de Schepper', was de zinspreuk van het Legioen en het ging er verder van uit dat, aldus zijn beginselverklaring; 'Nederlands-Indië door de eigenschappen van de bevolkingsgroepen welke de historie daar heeft samengebracht, geroepen is, de eenheid in vrije verscheidenheid tot stand te brengen." De politiekbewuste Indonesiërs hadden voor zulk een streven geen waardering en veel Europeanen waren van oordeel dat van der Plas, op voet van gelijkheid met alle onderdanen omgaand, het gezag te grabbel gooide.'

I 21 mei 1941, in p. 805. 2 Aangehaald door H. C. Harteveld in 'Van der Plas deed zijn best, Europeanen interesse bij te brengen voor de Javaanse volkscultuur en organiseerde daartoe eens, toen hij nog gouverneur van Oost-Java was, in het gebouw van de (Europese) Kunstkring te Soerabaja een avond

595 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

Van Starkenborgh evenwel had waardering voor de energie en bekwaam. heid van van der Plas; óók waardeerde hij dat deze, in tegenstelling tot vele anderen, talrijke contacten in Indonesische kringen had (zijn Maleis was onberispelijk) en dat hij een uitnemend kenner van Indië en van de Islam was.

XCVergelijkt men nu de maatregelen waardoor Indonesiërs in de periode mei' ao-december '41 op verantwoordelijke posten werden geplaatst, met het geheel van de wensen die de Gapi in januari '41 in haar aan de commissie-Visman voorgelegd memorandum had neergelegd, dan is duidelijk dat zij althans de leden en de aanhang van de in de Gapi verenigde organisaties niet in het minst bevredigden. Door sommigen uit die kringen werd in die tijd wel eens een vergelijking gemaakt tussen wat op wereldlijk en op kerkelijk gebied gebeurde: op dat laatste hadden Indonesiërs in eigen kerkelijke organisaties de leiding gekregen, op het eerste niet. Toen in november '40 mgr. Soegyopranoto als eerste Indonesiër tot bisschop was benoemd (nI. van Semarang), had het in Bandoeng verschijnend dagblad van de Parindra geschreven dat het de schijn had, 'alsof het voor Indonesiërs gemakkelijker is, hoofdambtenaar van Onze Lieve Heer te worden dan van Vadertje Gouvernement.' I

XCIn maart '41 werkte koningin Wilhelmina aan een toespraak voor Radio Oranje, waarvan de tekst ook in Indië bekend zou worden gemaakt.

XCwaarop jeugdige inheemsen dansen uitvoerden. 'De jeugdige uitvoerenden', aldus de toen in Soerabaja werkzame journalist J H W. Veenstra, 'waren afkomstig uit het dorp waar hijzelf zijn vrije tijd doorbrengt en zodoende brak deze hoge gezagsdrager lustig door alle decorum heen en lichtte hoogstpersoonlijk op het toneel een-en-ander toe ... Wat daarna aan de soostafels besproken werd, weet ik niet, maar het zal wel dicht bij de uitlating van een vooraanstaand handelsman geweest zijn die me de volgende dag zei: 'Het is schandalig: zo'n vent samen met katjangs' (inheemse jongens) 'op één toneel! Waar blijf je zo als Europeaan?" (J H W. Veenstra: Diogenes in de tropen (1947), p. 26). Er waren overigens ook Europeanen, vooral op de sectoren van onderwijs, zending en missie, die het streven van van der Plas toejuichten. I Berita Oemoem, 18 nov. 1940, in Overzicht van de Inlandse en Maleis-Chinese pers, 1940, p. II09·

596 [PDF]
VAN KLEFFENS EN WELTER IN INDIË

Geheel doordrongen van het denkbeeld dat Nederland-in-engere-zin na de bevrijding 'vernieuwd' moest worden, wilde zij o.m. zeggen, 'dat ons staatsbestel met de veranderde omstandigheden en met de ervaringen van de laatste tijd rekening (zou) moeten houden', en dat 'reeds van den beginne aan ruimschoots gelegenheid (zou) bestaan tot vrije gedachtenwisseling over dit belangrijke onderwerp en naar voren brengen van denkbeelden en voorstellen' - moèst zij nu óók iets zeggen dat op Indië betrekking had? Die vraag legde zij telegrafisch aan van Starkenborgh voor. Hij adviseerde haar, eveneens telegrafisch, niet verder te gaan dan 'in redevoering eventueel zeggen: 'Ook het staatsbestel van NederlandsIndië en de plaats van elk der gebiedsdelen in de eenheid van het koninkrijkzullen bijzondere aandacht vergen.' Dit zal wel teleurstelling geven maar niets zeggen is nog erger.' I Toen de koningin op 20 maart haar toespraak hield, zei zij niets over Indië.

XCOngeveer drie weken later, 12 april, kwamen de ministers van buitenlandse zaken en van koloniën, van Kleffens en Welter, in Batavia aan. Wij kennen de bijzonderheden over het beraad tussen Welter en van Starkenborgh niet maar uit de gebeurtenissen die er op volgden, wordt duidelijk dat zij het op drie punten eens werden, twee 'negatieve' en één 'positief'; de 'negatieve' waren dat ook Welter duidelijk zou maken dat er, zolang Nederland bezet was, geen sprake zou zijn van wijziging in de Indische staatsinrichting en dat hij het contact met de Gapi uit de weg zou gaan, het 'positieve' punt dat, als koningin en kabinet daarmee accoord konden gaan, de gouverneur-generaal in de toespraak waarmee hij op 16 juni de nieuwe zitting van de Volksraad zou openen, zou meedelen dat na de oorlog een conferentie zou worden gehouden van vertegenwoordigers van Nederland, Nederlands-Indië, de Antillen en Suriname ter bespreking van een nieuwe structuur van het koninkrijk.

XCDe twee 'negatieve' conclusies waren de eerste die Welter openbaar maakte: ongeveer een week na aankomst zei hij in een ontmoeting met de pers dat er pas sprake zou kunnen zijn van staatsrechtelijke hervormingen als de oorlog was afgelopen en een herzien Nederlands staatsbestel weer normaal functioneerde (de gehele Europese pers onderschreef dit standpunt, met uitzondering van het Algemeen Indisch Dagblad en Kritiek en Opbouw, de inheemse dagbladen uitten hun teleurstelling). Hij voerde in die dagen talrijke gesprekken, ook met leden van de Volksraad

XCI Telegram, 10 maart 1941, van van Starkenborgh aan de koningin (archief kab. der koningin).

597 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

(gesprekken waarin hij jubelend sprak over de eendracht die hij in Indië had aangetroffen en op staatkundig gebied niet méér zei dan dat na de oorlog een Indonesiër in de Nederlandse Raad van State zou worden opgenomen'), en hij liet zich voorts huldigen door de steunpilàren van het Nederlands gezag op Java, de regenten: er werd hem op 23 april in de ambtswoning van de regent van Bandoeng, Raden Adipati Ario Wiranatakoesoema, die voorzitter was van de Regentenbond, een thee aangeboden en hij werd bij die gelegenheid door deze mede uit naam van vier andere regenten en een groot aantallagere inheemse bestuursfunctionarissen die allen aanwezig waren, toegesproken" in bewoordingen die duidelijk maakten, hoezeer de opvattingen der regenten verschilden van die der nationalisten. Wiranatakoesoema noemde zich, 'en met mij alle aanwezigen hier, tot in het diepst van onze ziel geroerd' door het ministerieel bezoek; het inheems bestuurskorps had, zei hij, 'reeds eeuwenlang, onder de eminente leiding en met samenwerking van onze Nederlandse ambtgenoten, een groot aandeel ... gehad ... in de bevordering van rust, orde en welvaart in deze landen' -landen, 'waar sedert eeuwen de fiere driekleur wappert.' 'Meer dan ooit voelen wij in deze ernstige tijden', aldus een van de slotpassages, 'de onzichtbare band die ons bindt, de band van Ie désir d'être ensemble. Laten wij God bidden en smeken dat wij, blank en bruin, tot in lengte van dagen in harmonie en vrede met elkander blijven leven '.' . en laten wij hopen dat het zo mooie Insulinde' (het was natuurlijk geen toeval dat de regent van Bandoeng de term 'Indonesië' vermeed) 'ten voorbeeld kan strekken voor het overige deel der aarde.'

XCIn een nieuwe ontmoeting met de pers, begin mei, herhaalde Welter dat Indië ten aanzien van staatkundige hervormingen geduld moest betrachten. Opnieuw, maar duidelijker nog dan twee weken eerder, sprak de inheemse pers hier haar afkeuring over uit (zulks met uitzondering van het op Ambon verschijnende weekblad Ambon Baroe) en in de Europese pers werd nu, behalve in het Algemeen Indisch Dagblad en Kritiek en Opbouw, het ministeriële standpunt ook gelaakt in het weekblad De Heraut en het dagblad De Locomotief-het laatste blad herinnerde aan de solidariteitsbetuigingen waartoe het in de inheemse wereld was gekomen in de Meidagen van '40, 'toen een spontane reactie vol warmte en van een zeldzame echtheid met koelheid

XCI Dat was conform het wetsvoorstel dat begin '40 door het kabinet-de Geer was goedgekeurd. 2 Tekst van de toespraak in ARA, MK, M 72, XI 2

598 [PDF]
VAN KLEFFENS EN WELTER IN INDIË

werd teruggewezen; toen deze regering het edelste geschenk werd aangeboden dat een mens en een gemeenschap te vergeven hebben, namelijk zichzelf en dan uit de volheid van het hart - en zij de ogen miste om ook maar te zien.'

XCAldus De Locomotief op 5 mei.'

XCTwee dagen later, op 7 mei, hield Welter voor de Nirom een afscheidstoespraak." Nadat hij eerst de geest die hij in Indië ontwaard meende te hebben, geprezen had ('tientallen miljoenen onderdanen van Hare Majesteit zijn één in de wil tot bevrijding van het moederland"), preludeerde hij op de 'positieve' conclusie welke in zijn beraad met van Starkenborgh was komen vast te staan: hij gaf uitdrukking aan zijn 'stellige overtuiging' dat 'in de staatkundige bouw van het koninkrijk na de oorlog uiting zal moeten worden gegeven aan de veranderde positie welke Indië in en door de oorlog heeft gekregen' - hij sprak voorts van 'nieuwe staatkundige vormen' en van 'een gewijzigde staatkundige verhouding'.

XCIn Indië wekten deze uitlatingen opnieuw teleurstelling bij de inheemse pers - in Londen wekten zij de hevige verontwaardiging op van de koningin die al ontsticht was geweest toen zij vernomen had dat het kabinet, zonder overleg met haar, had goedgekeurd dat van Starkenborgh op 16 juni mededeling zou doen van de naoorlogse rijksconferentie (zij vond, zei Gerbrandy in de ministerraad, dat beleid 'onvoorzichtig") en nu moest constateren dat Welter als minister mededelingen had gedaan die men, àls zij al gedaan moesten worden, van háár als eerste diende te vernemen." Hetwas haar voornemen, in de radiotoespraak die zij op 10 mei '41, de herdenkingsdag van de Duitse invasie, zou houden, bekend te maken dat ook de bevolking van de overzeese gebiedsdelen na de oorlog haar wensen aan haar zou kunnen voorleggen. Was zulk een

I 1941, p. 336. 2 Tekst: 8 mei 194I. 'Hoezeer Welter (een man van wie Kerstens ruim een jaar eerder tegen een Nederlands bezoeker had gezegd, 'dat als de lucht niet blauw is, deze door hem blauw geverfd wordt' (van Lidth: 'Dagboek', 12 april 1940)) in wensvoorstellingen leefde, blijkt ook uit het rapport dat hij na terugkeer naar Londen aan de koningin voorlegde (tekst in van der Wal: dl. II, p. 620-35). 'Het is verbluffend te ontwaren', schreef hij daarin, 'hoezeer in de overzeese gebiedsdelen' (Welter had na Indië de West bezocht) 'allen, mannen en vrouwen, zich bewust zijn van hun plaats en verantwoordelijkheid in het nationale geheel, onder de leiding van Uwe Majesteit. In waarheid kan worden getuigd dat het denkend deel der ingezetenen van het Koninkrijk Overzee doordron gen is van de imperiale gedachte ... De gehele maatschappij beseft ... haar plichten jegens de Staat in zijn geheel.' 4 Ministerraad: Notulen, 8 mei 194I. 5 Zij wenste dat Gerbrandy Welter onmiddellijk uit het kabinet zou zetten; dat werd door Ger brandy geweigerd.

599 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

bekendmaking verstandig? Van Starkenborgh zond haar op 8 mei een telegrafisch advies 1, dat hij samen met van Kleffens had opgesteld, waaruit bleek dat zij niet anders verwachtten dan dat de door de Gapi uitgeoefende druk zou worden opgevoerd":

XC'Binnenlandse politieke situatie ondanks sterke hervormingsdrang van grote groepen, waarbij inheemse eisen verst gaan, niet zorgwekkend doch kan op lange termijn moeilijk worden. Voortzetting beleid van afwijzing hervormingen tot oorlogseinde, indien althans niet van onverwacht lange duur, door ons als .rnogelijk en bepaald wenselijk erkend. Opneming vooruitzicht in Uwer Majesteits voorgenomen rede 10 mei (aan minister van koloniën nog onbekend) en aankondiging conferentie bij aanvang Volksraadszitting zullen mijns inziens enige voldoening geven.'

XCInzake Indië en de West zei de koningin op IQ mei '41:

XC'Zeide ik tot Nederland in mijn radiorede van 20 maart; dat het mijn voornemen is, ruime gelegenheid te scheppen om wensen en opvattingen te mijner kennis te brengen inzake de aanpassing van ons staatsbestel in Nederland aan de veranderde omstandigheden, thans zeg ik tot het gehele rijk dat het mijn bedoeling is, dit beginsel eveneens toe te passen met betrekking tot de aanpassing van de structuur der overzeese gebiedsdelen en de bepaling van hun plaats in het koninkrijk overeenkomstig de gewijzigde omstandigheden, waarbij ik dus eveneens bereid zal zijn om van verlangens en opvattingen der betrokkenen kennis te nemen en deze aandachtig te overwegen."

XCVervolgens werd van Starkenborgh gemachtigd, namens de koningin op maandag 16 juni de naoorlogse rijksconferentie aan te kondigen. Hij zei bij die gelegenheid dat de regering 'voornemens (was)', terstond na de bevrijding van het moederland de aanpassing van de structuur van het koninkrijk aan de eis der tijden tot een programmapunt te maken, waarbij het inwendig staatkundig bestel der overzeese gebiedsdelen een integrerend deel van dit programma (zou) uitmaken' - ter advisering van 'de Kroon' zou dan 'een conferentie van vooraanstaande personen uit de

XC1 Tekst in Collectie-van Kleffens (RvO). 2 Er was met dit advies haast en wij vermoeden dat Welter zich op de dag waarop het werd opgesteld, niet in Batavia of Buitenzorg bevond. 3 Radio Oranje, 10 mei 1941. 4 De koningin en Gerbrandy hadden van Starkenborgh geïnstrueerd te zeggen: 'overweegt'; hij adviseerde (en dit werd goedgekeurd), 'het woord 'overwegen' ... te vervangen door 'voornemens zijn'. Hierdoor wordt de gebondenheid aan uitspraak niet groter doch het effect bepaald gunstiger.' (telegram, 31 mei 1941, van van Starkenborgh aan Gerbrandy in van der Wal: Volksraad, dl. II, p. 604)

600 [PDF]
VAN STARKENBORGHS TOESPRAAK VAN 16 JUN! '4 I

verschillende delen van het koninkrijk' plaatsvinden, een rijksconferentie dus.

XCVan de door van Starkenborgh verwachte 'enige voldoening' was in de kringen der Indonesische nationalisten geen sprake, zulks te minder omdat de procureur-generaal twee dagen eerder, op zaterdag 14 juni, bepaald had dat voortaan aan de vormingscursussen welke gehouden werden door de Indonesia Berparlemen-comité's die de Gapi had opgericht, door niet meer dan vijf-en-twintig personen mocht worden deelgenomen en dat op de besloten vergaderingen van de Gapi niet meer dan zeventig personen aanwezig mochten zijn. In de Indonesische pers waren de commentaren op van Starkenborghs aankondiging afwijzend. 'In onze harten', aldus een der in Batavia verschijnende inheemse dagbladen, 'is geen blijheid meer, onze harten zijn koud geworden en een gevoel van apathie maakt zich van ons meester.' 1

XCEr was inmiddels bij het gouvernement een flinke irritatie ontstaan over het feit dat de Gapi medewerking had geweigerd aan een gouvernementsvoorstel om in Indië ter versterking van de defensie een inheemse' militie op te richten.

XCDe oprichting van zulk een militie was, zoals uit hoofdstuk 6 bleek, al in de Eerste Wereldoorlog overwogen maar het gouvernement was toen niet tot de vorming ervan overgegaan. Het waren de jaren waarin de Sarekat Islam opeens een aanhang van honderdduizenden had gekregen, hetgeen bij veel Europeanen angst had gewekt. Was het dan wel verantwoord, veel méér inheemsen dan die al in het Knilopgenomen waren, wapens in handen te geven? Die beduchtheid was versterkt toen een vooraanstaand lid van Boedi Oetomo in oktober '17 in Djokjakarta een betoog had gehouden waarin hij de Nederlandse macht als de rechter- en de inheemse als de linkerhand had aangeduid en daarop had laten volgen: 'Als er een inheemse militie is van een half miljoen man, zal de rechterhand de verlangens van de linker moeten respecteren' - nu, een militie van die omvang was in elk geval uitgesloten (er was niet genoeg opleidingskader en er waren niet genoeg wapens) en bovendien

t 16 juni 1941, in 1941, p. 906.

601 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

was in inheemse kring onder invloed van Sneevliets agitatie de belangstelling voor de vorming van een militie verdwenen; na de oorlog was het militieplan van de agènda afgevoerd.

XCTekort aan opleidingskader en tekort aan wapens W,!S er ook in '40 (meer hierover 'in het volgende hoofdstuk), desniettemin werd het na de Meidagen wenselijk geacht, een commissie in te stellen, de z.g. Weerbaarheidscornmissie, welke o.m. zou nagaan of als deel van het Knil een uit dienstplichtigen. te vormen inheemse militie in het leven kon worden geroepen. Die commissie welke onder voorzitterschap stond van een lid van de Raad van Nederlands-Indië en die voorts vier Nederlanders, vier Indonesiërs, één Chinees en één Arabier als leden telde, rapporteerde in augustus '40 positief, zij het dat zij ook wees op politieke bezwaren - die achtte zij evenwel niet doorslaggevend. Haar voorstel was om een beperkte militie-dienstplicht af te kondigen voor Indonesiërs, Chinezen en Arabieren en om vooreerst louter op Java (en Madoera) alsmede op Ambon en in de Minahassa een militie te vormen, op Java en Madoera tot een in tien jaar te bereiken uiteindelijke sterkte van dertigduizend, op Amb.on en in de Minahassa tot een uiteindelijke sterkte van telkens vijftienhonderd man. Conform het advies van de Raad van NederlandsIndië' keurde van Starkenborgh die beperkte opzet goed - voor een veel grotere militie ontbraken, gelijk gezegd, de wapens en de instructeurs. 'Dat waren', zei hij in '48 aan de Enquêtecommissie",

XC'de voornaamste argumenten die in de Volksraad telkens van regeringszijde werden gesteld. Ik wil Wel zeggen, om volledig te zijn, dat bij mij innerlijk nog andere argumenten golden Ik heb mijzelf altijd afgevraagd: waar zou de veiligheid van het gezag zijn, wanneer men een groot militieleger had, waarin dooreen alle elementen van de maatschappij zouden worden opgenomen en allerlei propaganda mogelijk zou zijn? Zou zo 'n leger de steunpilaar van het gezag hebben kunnen zijn? Dit zou, als het was uitgesproken, in Indië geen prettige indruk maken. Aangezien het niet nodig was in die zin te spreken, is het niet zo gezegd."

I Tekst in Kwantes, dl. IV, p. 763 2 Getuige van Stankenborgh, punt n: ongepubliceerde verhoren, vraag no. 29002. 3 Welter stond ook tegenover de invoering van een beperkte militie zeer aarzelend. Dat seinde hij begin maart '41 aan van Starkenborgh waarop deze o.m. antwoordde: 'Betreffende binnenlandse politieke factor ik opmerk dat wanneer bevolking deloyaal zou zijn, ook huidige leger, waarin reeds aanzienlijk contingent inheemse reserves, ondeugdelijk terwijl alsdan zelfs op inheems beroepspersoneel van leger en vloot niet onvoorwaardelijk te vertrouwen.' (telegram,2 april 1941,van van Starkenborgh aan Welter, in Kwantes, dl. IV, p. 768)

602 [PDF]
DE IN:H,EEMSE MILITIE

XCHoe zou de Gapi reageren ( Gevreesd moest worden: negatief. De Parindra had al vóór het uitbreken van de Tweede W ereldcorlog verklaard dat van haar slechts actieve medewerking aan de Indische defensie te verwachten was, indien daar van de zijde van het gouvernement staatkundige concessies tegeriover werden gesteld (de PID had die verklaring gezien als een aanwijzing dat er in de Parindra sterke Japanse sympathieën leefden) en de Payi~dra had medio '40 de inheemsen ontraden, toe te treden tot' de toen in de steden gevormde burgerwacht, de Z.g.Stadswachten (ook daarover meer' in het volgend hoofdstuk). Intussen konden de Parindra en de partijen met wie zij in de Gapi federatief samenwerkte, in de Volksraad slechts acht van de een-en-zestig stemmen uitbrengen - het gouvernement mocht verwachten dat zijn miIitievoorstel daar een meerderheid zou vinden.

XCIn januari '4I werd de desbetreffende ontwerp-ordonnantie aan de Volksraad voorgelegd. Toen de openbare behandeling van het ontwerp naderbij kwam, koos de Indonesische pers partij: zij sprak zich unaniem tegen het voorstel uit, 'algemeen', aldus het eind mei samengestelde Persoverzicht"'verbindt men aan haar instelling de verwezenlijking van bepaalde voorwaarden.' 1 De besturen van de in de Gapi samenwerkende organisaties kwamen op 2I juni (vijf dagen dus na van Starkenborghs teleurstellende toespraak bij de opening van de Volksraadszitting) in Bandeeng bijeen en maakten nadien via het gemeenschappelijk persbureau dat zij inmiddels hadden opgericht, Antaya, bekend dat zij de vorming van een inheemse militie afwezen, 'tenzij de wetten waarbij zij Wordt vastgesteld, door een volwaardige volksvertegenwoordiging, een Parlement1ndonesia, worden vastgesteld.'2' De Parindra ging nog verder: zij besloot op haar derde congres dat eind juni in Soerabaja bijeenkwam (de legercommandant had toestemming verleend om achter gesloten deuren te vergaderen), dat haar vertegenwoordigers in de Volksraad niet aan de debatten over het ontwerp zouden deelnemen. Daarvan werd aan de Volksraad schriftelijk mededeling gedaan, hetgeen er toe leidde ,dat de houding van de Parindra door enkele Nederlandse sprekers 'dienstweigering', 'verraad' en 'politieke chantage' werd genoemd.'

XCOp II juli werd de ontwerp-ordonnantie door de Volksraad goedgekeurd met drie-en-veertig tegen vier stemmen. 'Hiermede heeft', aldus het in Bandeeng verschijnende parindra-dagbIad, 'de Volksraad een

XC1 Persoverzitht, 1941, p. 408. 2 Aangehaald in Overzicht Vim de Indones. en Maleis-Chin, Pers, 1941, p. 951. 3 Aangehaald in Pluvier: Overzicht,

603 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

afgrond gegraven tussen de regering en het volk, maar wellicht ook tussen het college zelf en de [inheemse 1 bevolking.' 1 De Partai Sarekat Islam Indonesia deed telegrafisch een beroep op de koningin om het in werking stellen van de ordonnantie te voorkomen en nadat deze op 18 juli afgekondigd was, werd in een op za juli in Batavia gehouden bijeenkomst van de besturen van alle bij de Gapi aangesloten organisaties besloten dat ook de Gapi een beroep zou doen op de koningin om met de tegen de ordonnantie levende bezwaren rekening te houden.' Eenzelfde beroep ging in het door de Gapi en de Miai gezamenlijk verzonden telegram van de Miai uit - een feit van belang: het was de eerste maal dat de federatie der Indonesische Islamieten actie voerde samen met de federatie der Indonesische nationalisten.'

XCOp al deze protesten reageerde het gouvernement met zekere geprikkeldheid: Levelt zei begin augustus in de Volksraad dat het geheel aan de nationalisten te wijten was dat er spanning was gekomen in de Indische samenleving, en maakte duidelijk dat tegen hen de scherpste maatregelen zouden worden genomen indien zij op de ingeslagen weg voortgingen!

XCIn augustus was begonnen met de vorming van de militie:jongeren van achttien tot vier-en-twintig jaar konden er in opgenomen worden en het Knil wilde zulks op Java en Madoera in eerste instantie met twee jaarlichtingen doen: zesduizend man. Java en Madoera samen telden drie tot vier miljoen jongeren in de genoemde leeftijdsgroep - men had er zesduizend van nodig. Wilde men die bijeenkrijgen, dan, zo werd door

I 12 juli 1941 in p. 1038. 2 Tjipto, zeer bevreesd voor Japanse aggressie, keurde het beleid van de terzake af; in een artikel in uitte hij de opinie dat de beloften van de koningin, de gouverneur-generaal en de minister van koloniën de zekerheid inhielde-rf dat, schreef hij, het Indonesische volk de zo begeerde staatkundige hervor mingen zou ·krijgen - die opvatting werd in de inheemse pers als naïef gekarakteri seerd. l Al eerder, nl. in november '40, had de zich tot samenwerking met de bereid verklaard. 4 Op advies van Welter verwierp de koningin de beroepen die op haar waren gedaan: de dienstplicht-ordonnantie werd bij koninklijk besluit van 18 september '41 bekrachtigd.

604 [PDF]
DE INHEEMSE MILITIE

de militaire autoriteiten gemeend, diende men er dertigduizend op te roepen aangezien, naar verondersteld werd, vier van elke vijf opgeroepenen afgekeurd zouden moeten worden. Er werden derhalve dertigduizend oproepen gestuurd aan jonge Indonesiërs, Chinezen en Arabieren wier namen en adressen door de inheemse bestuursambtenaren verstrekt waren. Het was dus een geselecteerde groep die de oproepen ontving. De betrokkenen alsmede hier en daar anderen die zich wilden aanmelden zonder een oproep te hebben ontvangen, moesten vervolgens voor inheemse bestuursfunctionarissen verschijnen die hun de vraag stelden of zij bereid waren, als vrijwilliger tot de militie toe te treden - wie daar niet toe bereid was, zou een mobilisatiebevel ontvangen. Onder de opgeroepenen hadden geruchten de ronde gedaan dat men er goed aan deed, op de te stellen vraag bevestigend te antwoorden, en er was in elk gevalonder de heersende omstandigheden enige moed voor nodig om te verklaren dat men niet vrijwilliger was. Wij nemen overigens aan dat bij de beantwoording van de vraag allerlei motieven een rol hebben gespeeld; het kan zijn dat sommige jongeren de militaire dienst wel degelijk aantrekkelijk vonden 1 (wij herinneren er aan dat in het Knil in '37 o.m. bijna dertienduizend Javanen en bijna tweeduizend Soendanezen dienden) en het is aannemelijk dat voor andere jongeren het vooruitzicht van belang was om als inheems militair goed gevoed te worden en soldij te ontvangen. Hoe dat alles zij: volgens een mededeling die het gouvernement aan de Volksraad deed, verklaarde 74 % van de op Java en Madoera opgeroepenen vrijwilliger te zijn? - van dat percentage werd in de Europese pers veelophef gemaakt. Toen die pers met betrekking tot Batavia berichtte dat de helft van de achttienhonderd bij de militie ingeschrevenen zich spontaan en vrijwillig had aangemeld, berichtte een van de Chinees-Maleise dagbladen in de hoofdstad dat er onder de opgekomen jongeren

XC'slechts één (is) die uit eigen beweging is gekomen; die man is ouder dan vier-en-twintigjaar, zodat hij nog dispensatie moest krijgen. Al die achttienhonderd mensen zijn op de ene man na gekomen omdat zij een oproeping hebben

1 Tjipto die zich, gelijk vermeld, uitgesproken had tegen de politieke bezwaren van de nationalisten, schreef op IS augustus in een van de inheemse bladen: 'Ik ben blij dat de militie door ons volk in de met enthousiasme is ontvangen' IS aug. I94I, in I94I, p. I200). 2 Dit percentage lag beduidend lager bij de meer ontwikkelde jongeren: 37 % bij diegenen die een hbs, 45 % bij diegenen die een Hollands-Inlandse school doorlopen hadden.

605 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

gekregen. Vijftig procent heeft bezwaren tegen de dienstplicht en' de andere helft geen"

XCdie andere helft gold als 'vrijwilliger'.

XCVoor de vorming op Java van de eerste uit zesduizend man bestaande militie had men dus genoeg krachten. Er werd een keus gemaakt waarbij alle Chinezen uit de militie werden geweerd ('offidat' , aldus later van Starkenborghê, 'teveel bekend was omtrent hun neiging om eigen groepen te vormen") - eind september werden de zesduizend gemobiliseerd: Het Knil had alles tijdig in gereedheid gebracht voor hun opvang en eerste oefening, maar wapens Waren er niet voldoende: er waren slechts drieduizend (oude) geweren. Ons relaas even voortzettend, vermelden wij dat pas in de eerste dagen van rnaart '42, toen de Japanners op Java geland waren, nóg drieduizend geweren ter beschikking kwamen - mitrailleurs bleven evenwel ontbreken, Van Starkenborgh besloot toen dat de inheemse militie niet zou worden ingezet. Daarbij was van belang dat toen niet alleen in de Buitengewesten maar ook al op Java gebleken was dat vele inheemse militairen deserteerden zodra ee~ gevecht met de japanners op hande~ was.

XCMidden augustus ;41, enkele weken dus nadat de Gapi en de Miai een beroep op de koningin hadden gedaan om de vorming van de inheemse militie tegen te houden, ontstond nieuwe politieke deining als gevolg van een gemeenschappelijke verklaring, het Z.g. Atlantisch Handvest, die van Roosevelt en Churchill afkomstig was. Zij hadden in dat Handvest de beginselen aangegeven voor de naoorlogse wereld - het derde beginsel begon met de zin: 'They respect the right oj all peoples to choose thejorm oj government under which they will live.' Eind augustus richtten nagenóeg alle Indonesische leden van de. Volksraad (acht-en-twintig van de dertig) de vraag tot het gouvernement of de Nederlandse regering dat beginsel

1 13 aug. 1941, in p. II82. 2 Van Starkenborgh: Mededelingen, 17 juli 1957, aan de Indische afdeling van het RvO, p. 9 (IC, map 'Mededelingen van de oud-GG'). 3 Aannemelijk lijkt ons datmen die Chinezen óók geweerd heeft vanwege de anti-Chinese gevoelens van veel Indonesiërs. 4 Van de vorming ,van de militie op Ambon en in de Mina hassa weten wij slechts dat deze, toen de ]apaimers aanvielen, op Ambon ca. driehen derd en in de Minahassa ca. honderd inheemsen telde. In beide gebieden wilde men uiteindelijk een inheemse militie van vijftienhonderd man vormen.

606 [PDF]
JONKMAN CONTRA VAN STARKENBORGH

onderschreef en wat, als dat zo was, daarvan de eonsequenties zouden zijn voor, zo heette het, 'de Indonesische bevolking van NederlandsIndië'. Hier was niet zozeer de inhoud van de vraag van belang (te voorzien viel dat er een negatief antwoord op zou worden gegeven 1) als wel het feit dat de radicale nationalisten in de Volksraad, toen over hun beroep op gouvernement en regering gestemd moest worden, nagenoeg alle Indonesische conservatieven naast zich hadden gekregen: ook dit was een novum. Er was hier een scheidslijn getrokken waartoe het in de drie-en-twintig jaar dat de Volksraad bestond, nog nirnmer was gekomen.

XCOver die scheidslijn, trouwens over de gehele ontwikkeling die zich voordeed in de relaties tussen het gouvernement en de nationalisten, maakte Jonkman, de voorzitter van de Volksraad, zich grote zorgen. Hij begreep heel wel dat het, zolang Nederland bezet was; moeilijk zo niet onmogelijk was, wezenlijke veranderingen aan te brengen in Indië's plaats in het koninkrijk en in haar inwendig bestel, maar hij was er zich scherp bewust van dat men de politieke ontwikkeling alleen kon hopen te beheersen indien Indië's naoorlogse toekomst veel duidelijker werd aangegeven dan de koningin op 10 mei en van Starkenborgh op 16 juni hadden gedaan - welnu, dan zou hijvoor die duidelijkheid zorgen! Hij besloot dat te doen op de grote ontvangst die de gouverneur-generaal op Koninginnedag, 31 augustus, placht te houden. Van wat hij daar wenste te betogen, zond hij van Starkenborgh een afschrift.

XCBij die ontvangst herinnerde hij er aan dat de koningin aangekondigd had dat na de oorlog Nederlands staatsbestel aan de veranderde omstandigheden zou worden aangepast en dat dit beginsel ook op de structuur der overzeese gebiedsdelen en op hun plaats in het koninkrijk zou worden toegepast. 'Daaruit volgt', zei hij (maar dat behoefde daar naar het oordeel van anderen, in de eerste plaats van van Starkenborgh, in het geheel niet uit te volgen),

XC'dat elk der rijksdelen een gelijkwaardige plaats zal erlangen en alle volkeren van het rijk gelijkgerechtigd zullen zijn. Zo opent zich voor ons, .. een nieuwe, schone toekomst waarin ons land in het koninkrijk der Nederlanden .. .zich een

XCI Van Starkenborgh deed van de hem gestelde, vraag p.aseind oktober, volle twee maanden later dus, mededeling aan de regering. Welter legde de zaak aan het kabinet voor. 'Geantwoord (zal) worden', aldus de kabinetsnotulen van 4 november, 'dat dit punt alleen betrekking heeft op intemationale verhoudingen' (de Britse regering had het inmiddels op Brits-Indië en Birma ook niet van toepassing willen verklaren), 'niet voor inwendige: (Ministerraad: Notulen, 4 nov. 1941).

607 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

eigen gelijkw~rdige plaats zal hebben verworven en waarin de volledige samenwerking der gelijkgerechtigde Nederlanders en Indonesische volkeren en andere rijksgenoten ... een gelukkige samenleving zal hebben tot stand gebracht, andere staten ten voorbeeld.' 1

XCDat Jonkman hier van een 'gelijkwaardige plaats' van Indië binnen het koninkrijk sprak, achtte van Starkenborgh niet bezwaarlijk (het was de richting waarin hij zelf ook dacht), maar Jonkmans uitspraak dat 'alle volkeren van het rijk gelijkgerechtigd' zouden zijn, ging hem veel te ver: wie zo sprak, stelde de 'Indonesische volkeren' (Jonkman had niet van 'het Indonesische volk' gesproken) als autonome eenheid naast het Nederlandse volk - dat zou belangrijke staatkundige eonsequenties hebben, welker bespreking, midden in de oorlog, van Starkenborgh juist wilde voorkomen. In een zorgvuldig geformuleerd antwoord bestreed hij Jonkmans visie:

XC'Beschouwing van de plaats die het moederland inneemt in het rijksbestel en het rechtmatig belang dat hetzelve bij staatkundige herschikking heeft, terwijl de noodwendigheid tot dadelijke herziening niet wel "aanwijsbaar is, voert tot erkenning van de plicht der overzeese delen, aan hun hernieuwingsdrang de breidel aan te leggen. Zij die zó denken en daarnaar handelen, zijn geen wachters voor de poorten van het behoud, doof voor de klop der tij den, maar houden de banen open voor overleg in wederzijdse ontvankelijkheid. Alleen uit zodanig overleg kan de staatkundige structuur verrijzen die in de zuiverheid van haar belijning de weloverwogen uitkomst is van schifting en bewerking van de bouwstof die uit elk der betrokken delen zal zijn aangedragen.'?

XCTelegrafisch bracht van Starkenborgh Jonkmans uitlating ter kennis van Welter, haar 'ongelukkig' noemend. 'De heer Jonkman', tekende de minister op het telegram aan, 'houdt praktisch geen enkele rede zonder de een of andere gaffe! Moeten wij hem hier iets van zeggen?' Degenen die hij raadpleegde, vonden van wèl en van Starkenborgh werd vervolgens gemachtigd, Jonkman mee te delen dat de minister zijn herhaaldelijk in het openbaar gedane 'ongelukkige uitlatingen, gezien zijn positie, (betreurde ).' 3

XCIn Indonesische en Chinees-Maleise bladen werd Jonkmans uitlating toegejuicht. 'Hij behoort', schreef een van die laatste,

1 Aangehaald in van der Wal: dl. II, p. 645. 2 A.v., p. 646. 3 Telegram van van Starkenborgh, d.d.ssept. 1941 en van Welter d.d. 8 sept. in ARA, MK, M 73, XI A en B.

608 [PDF]
JONKMAN CONTRA VAN STARKENBORGH

'tot de Europeanen die de belangen en behoeften van dit land na 10 mei ten volle begrijpen. Hij behoort de eerste plaats in te nemen naast figuren als van der Plas en Spit.' De regering is hem moreel dank schuldig. Mèt dan wel zonder opzet is Jonkman c.s. een rem geweest voor de volksbeweging, want aan de stem van zijn groep is het te danken dat de Indonesische nationalisten nog geloven dat niet alle Europeanen conservatief zij n. Voor een deel der Europese pers is de stem van Jonkman gevaarlijk, maar voor de Indonesiërs is ze weldadig."

XCInderdaad, een deel van de Europese pers had voor Jonkmans betoog geen goed woord over - tot de bladen die dat betoog onderschreven, behoorde Kochs veertiendaags blad Kritiek en Opbouw.

XCSinds Kritiek en Ophouw in februari '38 'in Bandoeng was opgericht hadden enkele Indonesiërs deel uitgemaakt van de redactie. De bemoeienissen van de redacteuren waren evenwel beperkt gebleven - het was de socialist Koch die in feite als enige het blad redigeerde. In maart '40 werd hij ook formeel enig redacteur, de overige redacteuren, ook de Indonesiërs onder hen, werden voortaan als 'vast medewerker' aangeduid. Bevredigend vond Koch dat niet: hij kreeg meer en meer behoefte aan steun en trok derhalve in de herfst van '40 twee mederedacteuren aan: de in Bandoeng gemobiliseerde journalist J. H. W. Veenstra en de kort te voren in Indië aangekomen partijloze publicist Jacques de Kadt.

XCMet steun van de Nederlandse regering en goedvinden van het Indisch gouvernement had de Kadt, die in de Meidagen van '40 samen met zijn Joodse ouders en drie broers naar Engeland ontkomen was, zich mèt die familieleden naar Indië kunnen begeven. Hij kwam er eind augustus aan als een van de leden van de eerste groep Joodse vluchtelingen welke tot Indië werd toegelaten.' Die groep werd door de autoriteiten vastgehou

, De vice-president van de Raad van Nederlands-Indië. 2 19 sept. 1941, in 1941, p. 1360. 3 Een tweede en een derde groep, beide eveneens uit Engeland afkomstig, kwamen resp. in oktober en in december '40 in lndië aan (deze drie groepen telden tezamen ruim driehonderd vluchtelingen), een vierde groep, ca.honderd vluchtelingen tellend, arriveerde januari '41 uit Lissabon. De tweede en derde groep werden eerst in afzondering gehouden op het eiland Onrust, maar vervolgens uit de primitieve behuizingen aldaar overge bracht naar een groot landhuis bij Buitenzorg; daar kwam ook de vierde groep terecht. Het landhuis werd door Veldpolitie bewaakt - er was dus sprake van een verblijf

609 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

den: dezen, die slechts summiere inlichtingen met betrekking tot de identiteit der vluchtelingen hadden ontvangen, wensten over nadere gegevens te beschikken. Daarbij werd om te beginnen de documentatie van de PID geraadpleegd - men constateerde dat 'J. de Kadt, publicist' een tijdlang communist was geweest, in '32 tot de oprichters had behoord van de Onafhankelijk Socialistische Partij die op een onafhankelijk Indonesië had aangedrongen, in '33 als lid van een voor overheidsemployé's verboden partij ontslagen was bij de PIT en bovendien in dat jaar drie maanden gevangenisstraf had gekregen wegens een artikel over de zaak van 'De Zeven Provinciën' dat als 'opruiend' was gekwalificeerd. Dat hij nadien als zelfstandig publicist gewaarschuwd had tegen de Sowjet-Unie en op een krachtige verdediging van de Westerse demoeratie had aangedrongen, was aan de PID kennelijk onbekend - deze 'communist' moest. onmiddellijk, in afwachting van een nadere beslissing, achter slot en grendel gezet! Hij werd in het huis van bewaring te Batavia opgesloten. Het bericht van die opsluiting leidde er toe dat onmiddellijk een comité werd gevormd dat zich voor zijn vrijlating moeite ging geven - Koch, Koets, J. H. Ritman, hoofd van de Regeringspubliciteitsdienst, en mr. B. van Tijn, voorzitter van de Indische SociaalDemocratische Partij, maakten er deel van uit en bereikten in de eerste plaats dat er in verscheidene Europese en in enkele Indonesische bladen op werd gewezen dat het gouvernement in de persoon van de Kadt een onafhankelijk denkende, cultureel vooraanstaande Nederlander had opgesloten. Koch wist tot van Starkenborgh door te dringen; deze besliste dat de gouverneur van West-Java een onderhoud met de Kadt zou hebben - het gevolg daarvan was dat de Kadt werd vrijgelaten, evenwel met de aanzegging dathij, zodra de oorlog afgelopen was, naar Nederland zou worden teruggezonden, dat hij zich elke maand bij de politie moest aanmelden, dat hij zich van medewerking aan de nationalistische beweging had te onthouden, dat hij niet mocht publiceren over Indië's binnenlandse politiek maar dat hij wèl over de buitenlandse politiek en over culturele vraagstukken mocht schrijven.

XCOp uitnodiging van Koch trad de Kadt enkele weken na zijn vrijlating samen met Veenstra tot de redactie van Kritiek en Opbouw toe. Koch bleef overigens de enige die als redacteur vermeld werd. vJ Van de drie redacteuren was het nadien Veenstra die de culturele

XConder-toezicht. Allen die een plaats in de samenleving vonden, konden evenwel het landhuis verlaten. Zij die er zich in december '41 nog bevonden, werden toen ondergebracht in hotels in Batavia.

610 [PDF]
'KRITIEK EN OPBOUW'

aangelegenheden, de Kadt die de buitenlandse politiek, Koch die de binnenlandse voor zijn rekening nam. Het blad onderscheidde zich van de andere Europese bladen in de eerste plaats doordat het regelmatig vooraanstaande Indonesische nationalisten aan het woord het, onder hen Thamrin, Sjarifoeddin, de meer conservatieve Soetardjo en de in politiek isolement geraakte hadji Agoes Salim. Die medewerking van Indonesische zijde kwam de belangstelling voor Kritiek en Opbouw ten goede: het aantal abonnementen steeg van ruim tweehonderd tot ca. achthonderd. De advertentiekolommen bleven evenwel leeg,

XCHet immobilisme van het gouvernement werd door Kritiek en Opbouw afgekeurd - anderzijds stond het blad ook kritischjegens de nationalistische beweging. Het zag Thamrin als een gezaghebbende figuur maar het-was niet 'Onder de indruk van de kwaliteiten van de overigen die als nationalistische voormannen optraden, en het noemde, met alle begrip voor de er aan ten grondslag liggende wensen, het eerder vermelde memorandum dat de Gapi-Ieiding in februari '4I aan de commissieVisman voorlegde, een stuk waarmee niet te werken viel. 1 Kritiek en Opbouw drong er bij die gelegenheid op aan dat Dewantoro, de man van het Taman Siswo-onderwijs, een leidende plaats in de nationalistische beweging zou krijgen en dat aan de internering o.m. van Soekarno, Hatta en Sjahrir een. einde zou worden gemaakt.

XCDat werd in april '4I geschreven - het gouvernement reageerde niet. Maar het reageerde wèl, toert een Indonesisch medewerkster begin september in Kritiek en Opbouwopnieuwaandrong op vrijlating van de geïnterneerde nationalistische leiders: nu kreeg de redactie op 24 september een aanzegging van dè justitie dat haar blad was aangewezen als een periodiek waarvan de verschijning tijdelijk kon worden verboden (zulk een waarschuwing was steeds de eerste stap bij toepassing van de Z.g. persbreidel-ordonnantie).

XCDrie dagen later, 27 september, verscheen een nummer van Kritiek en Opbouw waarin de Kadt betoogde dat er in Indië van werkelijk politiek leven geen sprake was. 'Er was hier vroeger', schreef hij (met de woorden

lOok Wertheim, lid van de commissie-Visman, achtte de invoering van een op algemeen kiesrecht gebaseerde parlementaire demoeratie in Indië riiet mogelijk. Toen hij, zo schreef hij na de oorlog, in '41 aan de voormannen van de in 'een vertrouwdijk gesprek' vroeg waarom zij op die invoering hadden aangedrongen, kreeg hij 'het naïeve antwoord dat men meent dat als men onafhankelijkheid vraagt in deze vorm, Nederland dit moeilijk zal kunnen weigeren, daar dit toch zijn eigen vorm van demoeratie is.' (W. F. Wertheim in 1946, p. 267).

611 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

'was' en 'vroeger' dekte hij zich tegen de beschuldiging dat hij toch over de actuele binnenlandse politiek schreef),

XC'zo veel, of zo weinig politiek leven als door een min of meer verlicht despotisme werd toegestaan. Men ontmoet altijd mensen die een krottenbuurt 'schilderachtig' vinden. In die zin bestond hier een 'schilderachtig' politiek leven ... De bewoners van een krottenbuurt hebben gewoonlijk geen flauw idee van wat een menswaardig leven is. Het zijn altijd buitenstaanders die het krottenvolk daarop attent moeten maken. Die buitenstaanders worden dan gewoonlijk 'opruiers', in sommige landen 'haatzaaiers' genoemd. Ook al beschouwen: ze het hele geval als zo hopeloos dat ze niet de minste lust tot zaaien hebben"

XCkennelijk zag de Kadt de binnenlands-politieke situatie welke in die tijd was ontstaan, als 'hopeloos': de toezegging van de naoorlogse rijksconferentie was door de Indonesische nationalisten als onvoldoende van de hand gewezen en het gouvernement: (het was uit van Starkenborghs antwoord aan Jonkman opnieuw gebleken) wilde niet verder gaan dan het had gedaan.

XCEerder maakten wij er melding van dat de Miai, de grote Islamietische federatie, eind juli '41 voor het eerst tot actie was overgegaan samen met de politieke federatie, de Gapi: beide organisaties hadden een gemeenschappelijk beroep gedaan op de koningin om de vorming van de inheemse militie te voorkomen. In augustus werden besprekingen gevoerd die de bedoeling hadden, meer eenheid te brengen in alle groeperingen die zich hetzij op politiek, hetzij op godsdienstig, hetzij op sociaal gebied als de vertegenwoordigers van Indonesië beschouwden. Er werd overeenstemming bereikt en als uitvloeisel daarvan werd besloten dat het Indonesisch Volkscongres dat in december '39 in Batavia ('Djakarta') had plaatsgevonden, op 13 en 14 september in Djokjakarta zou worden herhaald, maar op veel bredere basis. Het gouvernement liet dat tweede congres dat krachtens de staat van beleg slechts in beslotenheid kon plaatsvinden, toe - er kwamen nu de besturen bijeen van zeven-entwintig organisaties, waarondér die van alle groeperingen die in de Gapi en de Miai samenwerkten, maar ook (en voor het eerst) van Soetardjo's Verbond van inheemse bestuursambtenaren, de Perhimpoenan Pegawai

I 27 sept. 1941, in 1941, p. 864.

612 [PDF]
VORMING VAN EEN 'RAAD VAN HET INDONESISCHE VOLK'

Bestuur Boemipoetra (de PPBB); ook de federatie van vakbonden van inheemse overheidsdienaren, de Persatoean Vakbond Pegawai Negeri (de PVPN), die zich van meet af aan achter de Gapi had geschaard, was vertegenwoordigd. Er werd op het congres besloten tot oprichting van een Raad van het Indonesische volk, de Madjelis Rakjat Indonesia, die, als hij niet bijeen zou zijn, vertegenwoordigd zou worden door een Leidersraad. In die Raad werden geen vertegenwoordigers van Soetardjo's PPBB opgenomen, wèl van de Gapi, de Miai en de PVPN: telkens vijf, en tot de vijf vertegenwoordigers van de Gapi behoorde de voorzitter van de Indonesische Katholieke Partij, Kasimo. Het kan zijn dat Soetardjo's groepering opzettelijk buiten de Leidersraad bleef omdat het gouvernement er aanstoot aan kon nemen dat de grootste organisatie van inheemse bestuursambtenaren vertegenwoordigd zou zijn in wat men 'het dagelijks bestuur' kon noemen van een lichaam dat zich recht tegenover het gouvernement opstelde. De Raad van het Indonesische volk duidde zichzelf namelijk aan als 'het vertegenwoordigend lichaam van het Indonesische volk', noemde als zijn doel 'het bevorderen van het welzijn en de grootheid van het Indonesische volk' en vermeldde als werkzaamheden ter bereiking van dat doelo.m.

XC'het organiseren van grote vergaderingen of conferenties waar het Indonesische volk zijn mening kan uiten en beslissingen kan nemen over alle zaken welke het belang van land en volk raken;

XCvooral het voeren van actie voor een Indonesia berparlemen' 1

XC'Grote vergaderingen' - notabene: de legercommandant had in juni aan de Gapi besloten bijeenkomsten met meer dan zeventig deelnemers verboden! De nieuw ingestelde Raad meende klaarblijkelijk dat dat verbod niet voor hèm gold.

XCOpnieuw greep het gouvernement in, en nu drastisch: op IS oktober maakte de legercommandant bekend dat voortaan geen enkele bijeenkomst van staatkundige aard toegestaan was.

XCDat verbod trof in de eerste plaats de in de Gapi samenwerkende groeperingen. Begin november kwamen hun besturen bijeen; zij besloten zich aan het opgelegd verbod te houden en de Indonesia berparlemen actie voorlopig te beëindigen. Die besluiten lokten kritiek uit in de Indonesische pers, waarbij Pesat, een dagblad waarin jongeren veel invloed hadden, het verst ging; het sprak van

1 Aangehaald in 1941, P: 1339.

613 [PDF]
HET GOUVEll.NEMENT EN DE NATIONALISTEN

'negatieve besluiten welke dienen om het gebrek aan moed te bedekken om een positieve beslissing te nemen en een gedragslijn vast te stelÎen waaraan risico's verbonden zijn. De Gapi heeft zich aan haar plicht onttrokken ... en daarmede het volk teleurgesteld ... En de voormannen van de Gapi worden in stede van de leiders der beweging de 'sta-in-de-wegs' daarvan."

XCHieraan en aan andere kritieken voegde de Regeringspubliciteitsdienst als commentaar toe:

XC'Wat. , . zeer sterk tot uiting komt, is di: algemene onbevredigdheid .om de huidige situatie in de nationale beweging, waaraan een gevoel van machteloosheid en onzekerheid over wat gedaan moet worden, niet vreemd is. In de laatste tijd neemt die onbevredigdheid de vorm aan van felle aanvallen op de leiders en onderlinge verdachtmakingen. Ook de herhaalde betogen tot het doen terugkeren der geïnterneerde leiders zijn daarvan een gevolg."

XCHet nummer van het Persoverzicht waarin deze opmerking gemaakt werd, droeg de datum van 21 november '41 acht dagen later viel in Tokio de beslissing: oorlog!

XCHet zou een oorlog worden die Japan de hegemonie moest geven in Oosten Zuidoost-Azië met als voornaamste buit Nederlands-Indië welks gouvernement met zijn starre politiek alle Indonesische krachten die op wezenlijke hervormingen aandrongen en die zich nu voor het eerst in de geschiedenis in één verbond hadden verenigd, volledig van zich had vervreemd.

Slot

XC

XCWij hebben in dit hoofdstuk de ontwikkeling van de Indonesische nationalistische beweging (beide begrippen: 'nationalistisch' èn 'beweging' in de ruimste zin des woords genomen) kunnen schetsen op grond van wat in de Velksraad verhandeld, in de Indonesische pers geschreven en in besloten bijeenkomsten van Indonesiërs besproken werd. Uit dat feit blijkt dat het gouvernement de nationalistische beweging de vrijheid liet om, zij het ietwat gedempt, haar denkbeelden te uiten. Daarin kwam pas wijziging op 15 oktober '41, toen ook de besloten bijeenkomsten van politieke aard werden verboden. Vóórdien had een congres als midden september' 41 in Djokjakarta plaatsvond, tot de oprichting van de Raadnov.inA.v. 6 1

17 1941, 1941, p. 1161. 2

614 [PDF]
GROEI VAN DE VÖLKSBEWEGING

van het Indonesische volk en van de daaruit voortgekomen Leidersraad kunnen besluiten zonder hinder van de autoriteiten te ondervinden, en op de Indonesische bladen welke omtrent die besluiten berichten opnamen, werd niet de persbreidel-ordonnantie toegepast,

XCWat de ontwikkeling zou zijn geweest indien het gouvernement tussen mei '40 en oktober '41 de uitingamogelijkheden van de nationalistische beweging zou hebben verstikt (de staat van beleg gaf daar ruime mogelijkheden toe), weten wij niet - een feit is het dat die beweging in de haar gelaten relatieve vrijheid een hoogst belangrijke ontwikkeling te zien gaf. In mei '40 stonden de Gapi en de Miai nog naast elkaar - in september '41 gingen zij"(en tot de Gapi behoorde toen ook de Partai Arab Indonesia') samen deel uitmaken van een nieuw verbond in welks leiding niet alleen die twee grote politieke en Islamietische federaties vertegenwoordigd waren, maar ook de federatie van vakbonden van inheemse overheidsdienaren, t.w. de vakbonden van Indonesiërs die hetzij bij het gouvernement, hetzij bij overheidsbedrijven als de Staatsspoor- en tramwegen in dienst waren.

XCTwee omstandigheden achten wij voorts pij uitstek tekenend zowel voor de mate waarin de nationalistische denkbeelden wortel hadden geschoten ah voor de vrijmoedigheid waarmee mèn voor zijn opvattingen uitkwam: ten eerste dat bij de reactie op het derde beginsel van het Atlantisch Handvest 'praktisch alle Indonesische Volksraadsleden €én lijn trokken, ten tweede dat ook Soetardjo's Verbond van inheemse bestuursambtenaren, de Perhimpoenan Pegawai Bestuur Boemipoetra (de PPBB), tot de Raad van het Indonesische volk toetrad. Bij dat eerste herinneren wij er aan dat de meeste Indonesische Volksraadsleden nog in '33 hun stem hadden gegeven aan de Jonge's ontwerp-ordonnanties welke het gouvernement machtigden het post-, telegraaf- en telefoongeheim volledig op te heffen en verenigingen te verbieden, en bij het tweede merken wij op, dat zo er iets was dat het gouvernement (en de Londense regering!) te denken had moeten geven, <iantoch wel het feit dat de grootste, over heel Indië verspreide organisatie van inheemse bestuursambtenaren toetrad tot een nieuw lichaam: de Raad van het

I Er zijn, V00rZ0ver ons bekend, maar drie p.olitieke organisaties van 'onderdanen niet-Nedcrlanders' buiten de Gàpigebleven: het Moluks Politiek Verbond, de t.w, de partij van de inheemse protestanten (die. van de inheemse ka:tholieken maakte wèl deel van de uit) en de de partij der Indonesische Chinezen; deze laatste partij, die niet tot de werd toegelaten, onderschreef overigens wèl haar program.

615 [PDF]
HET GOUVERNEMENT EN.DE NATIONALISTEN

Indonesische volk, dat zich dwars tegen het beleid van het gouvernement in opwierp als 'het vertegenwoordigend lichaam van het Indonesische volk.' Hoeveelleden die PPBB eind '41 had, weten wij niet - eind '37 waren het er, zoals in hoofdstuk 7 vermeld, bijna vijfduizend geweest; wij nemen aan dat het aantal vier jaar later was gegroeid, maar ook als dat niet zo was, blijft het feit bestaan dat het grootste deel van alle inheemse bestuursfunctionarissen die onder het niveau van de regenten, de sultans en de overige zelfbestuurders werkzaam waren, zich via hun organisatie tegen het gouvernement had gekeerd dat hen steeds als steun en toeverlaat had beschouwd.

XCUit de ontwikkeling in de periode mei '4o-december '41 van wat de Indonesiërs zelf 'de volksbeweging' waren gaan noemen, sprak vooral, dat zij er steeds sterker van overtuigd raakte dat de hoogste Nederlandse autoriteiten niet bereid waren, binnen afzienbare tijd de macht in Indië met haar te delen, laat staan aan haar over te dragen. Wat door die autoriteiten aan toekomstperspectieven geopend werd, was louter dat de Indonesiërs na de oorlog hun wensen zouden kunnen kenbaar maken aan de koningin en dat dan een rijksconferentie gehouden zou worden ter aanpassing van de (inwendige) structuur der overzeese gebiedsdelen en bepaling van hun (nieuwe) plaats in het koninkrijk. Het zou een conferentie worden van 'vooraanstaande personen' - hoe de vertegenwoordiging van Nederlands-Indië op die conferentie zou worden samengesteld, werd (wij komen er in een later hoofdstuk op terug) pas eind januari '42 in Indië bekend gemaakt, d.w.z. op een moment waarop de Japanners in volle opmars waren en het er in 'het perspectief der Indonesiërs niet naar uitzag dat het Nederlands bewind zich nog lang zou kunnen handhaven. Mgezien daarvan: die toekomstperspectieven hadden voor 'de volksbeweging' weinig aantrekkelijks. Wat zij wilde, was in het door de Gapi aan de commissie-Visman overhandigde manifest duidelijk gemaakt: zij wenste dat Indië de status zou krijgen van een dominion waarin Nederlanders en Indonesiërs de macht zouden delen, en dat Indië vervolgens als Indonesia een onafhankelijke staat zou worden die met Nederland in een statenbond zou zijn verenigd, anders gezegd: die 'volksbeweging' begeerde vóór alles erkenning van het zelfbeschikkingsrecht der Indonesiërs.

XCTot die erkenning, niet in abstracta maar in concreto, d.w.z. hier en nu,

616 [PDF]
DE INDONESISCHE ELITE BREEKT MET NEDERLAND

was Nederland in de periode van de Tweede Wereldoorlog niet bereid: niet, zo vermoeden wij, het grootste deel van de publieke opinie, niet nagenoeg alle politieke partijen (zulks met inbegrip van de SDAP), niet de Londense regering en niet het Indisch gouvernement. Wij hebben van Starkenborghs beleid gekarakteriseerd als een immobilisme dat gedoemd was te mislukken - welnu, datzelfde immobilisme leefde bij alle organen waaraan hij verantwoording schuldig was. Het werd door het feit van de oorlog, die prevaleerde, versterkt, en zulks niet alleen bij de Nederlandse regering: Churchill's War Cabinet voerde toen met betrekking tot BritsIndië in wezen eenzelfde beleid; het was althans niet bereid, Brits-Indië's recht op zelfbeschikking te erkennen. Er was evenwel één verschil: de Britse autoriteiten gingen het contact met de voormannen van de Con gress-partij en de All India Moslem League niet uit de weg - Nehroe's vrijlating, begin december '41, hield de bereidheid in tot het voeren van gesprekken die een voortzetting zouden zijn van die waartoe het al in de jaren '30 was gekomen.

XCNederlands-Indië heeft een andere ontwikkeling te zien gegeven: wel kwamen regering en gouvernement van hun afwijzing van de petitieSoetardjo terug, want het daarin bepleite denkbeeld van de rijksconferentie, in dejaren '36-'38 terzijde geschoven, werd in '41 aanvaard, maar de verwezenlijking van dat denkbeeld werd toen naar een onbepaald punt in de toekomst verschoven en de ontwikkeling van de Indonesische 'volksbeweging' had in de jaren '36-'41 niet stilgestaan - in september '41 was in Indië een brede organisatorische eenheid tot stand gekomen die in '36 nog had ontbroken. Zeker, die eenheid overdekte belangrijke onderlinge tegenstellingen en uitte zich niet in massale acties, maar het was daarom niet minder een. eenheid in de geesten van de nieuwe Indonesische elite die zich sinds het begin van de eeuw had gevormd, een eenheid óók waarvan wij achteraf kunnen constateren dat haar vorming een definitieve breuk inhield met het heersend bestel.

XCDie breuk, wel te verstaan, deed zich niet voor in maart '42, vlak na de capitulatie van het Knil, toen (zoals wij aan het slot van hoofdstuk I vermeldden) die nieuwe elite in Batavia een eerste lijst opstelde met de namen van Indonesiërs die een eigen nationaal kabinet konden vormen - neen, tot die breuk kwam het al zes maanden eerder, in september '41, toen Japan nog aarzelde ofhet de levensgevaarlijke sprong naar de Nanjo zou wagen.

617 [PDF]

Hoofdstuk 11: Indië's defensie

XC

XCDe uitgestrekte Indische archipel die van het begin van de twintigste eeuw af een van's werelds belangrijkste leveranciers van tropische grondstoffen en voedingsmiddelen werd, was het bezit van, nuchter beschouwd, slechts een kleine Europese mogendheid: Nederland - een land dat nimmer in staat zou zijn, die archipel uit eigen kracht te verdedigen tegen een grote mogendheid die er zijn zinnen op zou zetten, zich van dat rijke gebied meester te maken. Intussen behoefden. de kabinetten welke Nederland voor de Eerste Wereldoorlog kende, op dit punt geen acute bezorgdheid te koesteren. Ten aanzien van de ontsluiting van Indië's economische hulpbronn'en werd de politiek van de 'open deur' gevolgd - die deur stond dan voor de Engelsen in feite wel iets wijder open dan voor, bijvoorbeeld, de Amerikanen, de Duitsers en de Japanners, maar van de daaruit voortvloeiende geprikkeldheid behoefde Nederland zich niet veel aan te trekken: de Engelse vloot was verreweg' de sterkste ter wereld en Engeland, dat in de zeventiende en achttiende eeuw de Oost-Indische Compagnie en in de eerste decennia van de negentiende het Koninkrijk der Nederlanden menigmaal in de archipel moeilijkheden had bezorgd, leek er zich, sterk door het eigen bezit van o.m. Brits-Indië, Birma en Malakka, bij neergelegd te hebben dat Indië door Nederland werd bestuurd. Dat had voor Nederland een groot voordeel: ons land mocht er.op rekenen dat het in 1902 gesloten EngelsJapans bondgenootschapsverdrag Japan in toom zou houden.'

1 Voor Nederland was vooral van belang dat de Engelse partner van het in 1907 gevormde concern van de Koninklijke! uitstekende verbindingen had in Engelse regeringskringen. Dat ook de wenste dat het concern de exploitatie van de Indische petroleumbronnen ongestoord zou kunnen voortzetten, bleek in juni '14, enkele maanden dus voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, toen (aldus de Engelse historicus Nicholas Tarling) de oprichter van de Marcus Samuel, aan het voorstelde dat Engeland Nederland de waarborg zou geven dat het Nederlands-Indië tegen Japanse aggressie zou beschermen in ruil voor een Neder landse toezegging dat Engeland na Nederland de grootste afnemer mocht worden van Indische aardolie. De Engelse regering wees dit voorstel van de hand, er op wijzend dat het voorgesteld accoord cloor Engelands bondgenoot Japan als, zei de Engelse

618 [PDF]
PLANNEN VOOR DE VLOOT

XCMet dat al groeide in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog in kringen van de Nederlandse regering en vooralook van de marine het besef dat het effectiefste middel om Nederlands-Indië te beveiligen het bezit van een vloot zou zijn die van dezelfde orde van grootte was als de Japanse ---'in 1913 stelde een staatscommissie voor dat een nieuwe Nederlandse vloot 'zou worden gebouwd, o.m. bestaande uit 9 slagschepen, 6 (kleine) kruisers, 8 torpedobootjagers en 22 onderzeeboten. Dit ambitieuze plan was nog niet door de regering aanvaard en aan het parlement voorgelegd toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Midden in die oorlog, in 1916, werden twee kruisers op stapel gezet, de 'Java' en de 'Sumatra', en een jaar later een derde, de 'Celebes' (de 'Celebes' zou niet afgebouwd worden, de beide andere respectievelijk in '25 en '26 in de vaart gebracht). Aan het einde van de oorlog waren de marineschepen, die gemiddeld twintig jaar oud waren, goeddeels opgevaren - de regering stelde derhalve een commissie in die, wat Indië betrof, de richtlijn in het oog moest houden dat de Nederlandse vloot aldaar als taak zou krijgen, het doordringen van een vijand in de archipel niet te verhinderen maar slechts te vertragen - het bouwen, regelmatig moderniseren en bemannen van een vloot van groot materieel als slagschepen werd geacht Nederlands krachten in elk opzicht te boven te gaan. 'In feite betekende dit', merkten wij in Voorspel op', 'dat het koninkrijk voor de verdediging van zijn overzeese gebiedsdelen afhankelijk werd van anderen. Het nog in 1913 althansof

Herbert Asquith, beschouwd zou worden. Churchill, toen minister van marine, was van mening dat het het beste zou zijn wanneer Engeland en Japan samen Nederland het bezit van Nederlands-Indië zouden waarborgen. Op die mogelijkheid werd de Nederlandse regering gewezen, toen Engeland kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trachtte, Nederland als bondgenoot aan zijn zijde te krijgen. (Nicholas Tarling in sept. 1978, p. 181-84). Tarling heeft verder vermeld dat de Engelse consul-generaal te Batavia in oktober '16, d.w.z. in de periode van de massale ontplooiing van de en van de opstand in Djambi, in een rapport aan zijn regering de opinie uitte dat de inheemsen genoeg hadden van het Nederlandse gezag; men moest, meende de consul-generaal, Nederland voor de keus stellen zich al of niet aan de zijde van de Geallieerden te scharen - in het eerste geval zou Nederland dan Java, de Kleine Soenda-eilanden, de Molukken en Nederlands-Nieuw-Guinea mogen behouden terwijl Engeland en Japan samen zouden bepalen wat er met Sumatra, Borneo en Celebes zou gebeuren, in het tweede geval zou Japan de gelegenheid moeten krijgen zich van Indië meester te maken. Het legde dit brutale voorstel terzijde. (a.v, p. 187-88). I NI. aan het slot van hoofdstuk 3: 'De Eerste Wereldoorlog en zijn gevolgen'.

619 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

door de betrokken staatscommissie gehuldigde uitgangspunt: zelfstandige verdediging, werd prijsgegeven.'

XCDe nieuwe commissie' stelde voor, de actie ter vertraging van het doordringen van een vijand in de archipel in de eerste plaats aan onderzeeboten toe te vertrouwen waarvan er voor Indië 18 gebouwd moesten worden; die onderzeeboten zouden dan een dekking moeten hebben van één of twee nieuwe kruisers (de 'Java', de 'Sumatra' en de 'Celebes' waren in aanbouw), 6 torpedobootjagers en 98 watervliegtuigen. De commissie meende voorts dat een goed gebruik moest worden gemaakt van zeemijnen - daartoe moest Indië de beschikking krijgen over nog eens twee onderzeeboten die niet met torpedolanceerbuizen zouden worden uitgerust maar met installaties tot het leggen van mijnen. Tenslotte adviseerde de commissie, de hoofdmacht van de vloot in Indische wateren te stationeren in Tandjong Priok - daar, vlak bij het regeringscentrum Batavia, zou dan een nieuwe vlootbasis gebouwd moeten worden.

XCDe plannen van de commissie, door het eerste kabinet-Ruys de Beerenbrouck overgenomen, werden in Indië gunstig beoordeeld door de door gouverneur-generaal van Limburg Stirum ingestelde Indische Defensiecommissie en door de Volksraad goedgekeurd; vervolgens werden zij aan de Staten-Generaal voorgelegd in een wetsvoorstel waaruit bleek dat het kabinet de kosten over twaalf jaar wilde uitsmeren. Er rees in Nederland een storm van protesten: wijdverbreid was er de verwachting dat de in '19 opgerichte Volkenbond het uitbreken van nieuwe grote oorlogen zou kunnen voorkomen, bovendien hadden (zoals in hoofdstuk 8 vermeld) alle grote mogendheden, Japan inbegrepen, na hun conferentie te Washington Nederland het bezit van Indië gewaarborgd, en tenslotte werd, gezien het feit dat de Duitse onderzeeboten in de Eerste Wereldoorlog geen beslissende successen hadden behaald tegen de Geallieerde oorlogsbodems en convooien, door sommigen betwijfeld of de primaire verdedigingsrol in Indië wel terecht aan het onderzeebootwapen was toevertrouwd. Het eerste kabinet-Ruys de Beerènbrouck trok het wetsvoorstel in. In '23 legde het tweede kabinet-Ruys een nieuwe, opnieuw door een commissie voorbereide, Vlootwet aan de Kamers voor: nu wilde de regering in zes jaar de helft bouwen van wat zij een jaar tevoren

1 Wij ontlenen een deel van de nu volgende gegevens aan de studies van prof. dr. G. Teitler: 'Het Knil en de Vlootwetten. Toedracht en uitwerking van de defensie grondslagen van 1927' en 'De Indische defensie en de bezuinigingen, 1930-1935.' De eerste studie is in 1981 gepubliceerd door de Sectie Militaire Geschiedenis van de Landmachtstaf, de tweede door het Koninklijk.Instituut voor de Marine.

620 [PDF]
DE VLOOTWET VERWORPEN

had voorgesteld. Uiteraard mocht men aannemen dat na die zes jaar, als 's lands financiën het toestonden, de bouw van de, eventueel in het licht der technische ontwikkelingen gewijzigde, tweede helft zou worden voorgesteld (de commissie had dat bepleit) - mede op grond van die verwachting kon de Indische Defensiecommissie zich met de Vlootwet'23 verenigen, zo ook de Volksraad. In Nederland evenwel kreeg de storm van protesten die in '22 was opgestoken, de kracht van een orkaan; de SDAP en het NVV organiseerden een tegen de Vlootwet gericht volkspetitionnement dat 1,3 miljoen handtekeningen verwierf. Eind oktober '23 werd in de Tweede Kamer gestemd. Van de honderd leden ontbrak slechts één. Zieke leden, zelfs één doodziek lid, hadden zich naar het Binnenhof gesleept. Tien leden van de RKSP-fractie schaarden zich bij de oppositie en de Vlootwet werd met de kleinst mogelijke meerderheid verworpen: 49 stemmen vóór, 50 tegen.

XCEr ontstond als gevolg van dit alles grote onzekerheid op defensiegebied - onzeker werd ook wat nu precies in Indië de taak van het Knil zou zijn. De Vlootwet-lz j , die de in '22 door de regering wenselijk geachte vlootsterkte had gehalveerd (men sprak van 'het halve minimum'), voorzag de vorming van een vloot die slechts sterk genoeg zou zijn om neutraliteitsschendingen tegen te gaan - kon men, die lijn doortrekkend, het Knil dan niet beter tot een zuiver politieleger reduceren? De commandant van het Knil, luitenant-generaal F. J. Kroesen, keerde zich met kracht tegen dit denkbeeld en wees er in '24 op dat het, gezien de groeiende betekenis van de Borneose aardoliebronnen, onwaarschijnlijk was dat Indië neutraal zou kunnen blijven als het Britse Rijk en/of de Verenigde Staten ooit met japan in oorlog zouden raken - hij noemde het in een in augustus '24 aan gouverneur-generaal Fock gerichte nota 'waarschijnlijk dat, àls japan iets tegen ons onderneemt, wij steun mogen verwachten van Westerse landen. Echter, japan zàl ons alleen aanvallen als het weet de handen geheel vrij te hebben'; hij achtte het verder 'geenszins ondenkbaar dat japan, mogelijk door middel van een strategische overvalling' (zo hadden de japanners immers in 1894 de oorlog met China en in 1904 die met Rusland ingezet), 'het er op zet om ten spoedigste af te rekenen met de in de Pacific aanwezige Engelse en Amerikaanse eskaders om daarna, vóór de aankomst der hoofdstrijdkrachten dezer mogendheden, zich meester te maken van Batavia en/of Soerabaja.' Anders gezegd: het Knil moest in staat worden gesteld, een japanse landing af te slaan.

XC1 Aangehaald in G. Teitler: 'Het Knil en de Vlootwetten', p. 42-43.

621 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

XCDat laatste was in '23 ook de opvatting geweest van de Indische Defensiecommissie: zij had, rapporterend over de Vlootwet-tzj , aanbevolen om, als deel van het Knil, op Java een uit twee divisies bestaand Veldleger te vormen; dat Veldleger, bijna negentienduizend militairen tellend, zou ongeveer de helft van het Knilomvatten en diende, aldus de commissie, aangevuld te worden met een legerluchtmacht van 12 jagers en za lichte bommenwerpers. Dat waren allemaal papieren plannen en wat daarvan verwezenlijkt zou worden, was in het midden van de jaren '20 volstrekt onzeker.

XCIn '27 kwam er duidelijkheid: duidelijkheid in de vorm van de 'Defensiegrondslagen van Nederlands-Indië'. De minister van koloniën, dr. J. c. Koningsberger, had voor de formulering van die grondslagen opnieuween commissie in het leven willen roepen, maar toen hij dat denkbeeld om advies aan de Raad van State had voorgelegd, kreeg hij van die Raad een kant-en-klaar stuk terug dat vervolgens door de regering werd goedgekeurd - er was met het gouvernement in Batavia nauwelijks overleg over gepleegd, de Volksraad was er buiten gehouden en ook de Staten-Generaal werden er niet in gekend, omdat de goedkeuring door de regering geen onmiddellijke eonsequenties had voor de begroting.

XCWie had dat stuk opgesteld dat de steen der wijzen leek te zijn? Niemand anders dan A. W. F. Idenburg, oud-officier van het Knil, oudgouverneur-generaal en oud-minister van koloniën - de man die na zijn aftreden, in '19, als lid van het eerste kabinet-Ruys de Beerenbrouck in '24 tot lid van de Raad van State was benoemd.

XCZijn Defensiegrondslagen' gaven de strijdkrachten in Indië twee taken: 'handhaving van het Nederlandse gezag in de archipel tegen onrust of verzet binnen de grenzen' (dat was de primaire taak van het Knil) en 'vervulling van de militaire plicht als lid van de Volkengemeenschap' (niet alleen dus als lid van de Volkenbond) 'tegenover andere volkeren'; die tweede taak, aldus de Defensiegrondslagen,

XC'beperkt zich, afgezien van de deelneming met beschikbare middelen aan een gemeenschappelijke actie met anderen, tot handhaving van een strikte neutraliteit in conflicten tussen derde mogendheden ... [Er1wordt ... van uitgegaan dat de neutraliteitshandhaving op Java wordt vervuld door het leger met steun van de vloot; in de gewesten buiten Java door de vloot, die daarbij op bijzonder kwetsbare punten door het leger wordt gesteund'

I Tekst: a.v., p. 61-62 en in dl. I (.1949), p. 40-42.

622 [PDF]
DE 'DEFENSIEGRONDSLAGEN VAN NEDERLANDS-INDIË'

twee 'bijzonder kwetsbare punten' werden genoemd, beide op OostBorneo gelegen: Tarakan en Balikpapan, belangrijke wingebieden van aardolie.

XCVoor de uitvoering van die twee taken werd voor de vloot een sterkte van tenminste 2 kruisers, 8 jagers en 12 onderzeeboten wenselijk geacht en die vloot diende haar moderne, met walbatterijen gedekte basis te krijgen niet in Tandjong Priok maar in Soerabaja; dat was goedkoper omdat in Soerabaja, waar al een vlootsteunpunt was, mi:nder graafwerkzaamheden verricht moesten worden.

XCEr werd in de Defensiegrondslagen voorts van uitgegaan dat de vijand (daarbij werd steeds aan Japan gedacht) in eerste instantie op Java niet veel meer dan drie- tot vierduizend man aan land zou kunnen zetten - daartegen zou het Veldleger de strijd heel wel kunnen opnemen. Zou Japan evenwel tot veel grotere operaties overgaan, dan zouden zowel de marine als het Knil te zwak blijken; in dat geval zouden de beschikbare strijdkrachten, aldus de Defensiegrondslagen. 'zich zo goed mogelijk te weer stellen tot ons steun zal worden geboden.'

XCVoor de marine in Indische wateren waren de Deferisiegrondslagen van belang omdat zij vastheid boden. Twee kruisers waren evenwel onvoldoende, aangezien elk oorlogsschip periodiek voor zijn groot onderhoud uit de vaart is; wilde men in Indische wateren steeds de beschikking hebben over twee kruisers, dan moest er een derde aan worden toegevoegd - een voorstel tot bouw van die derde kruiser (dat werd de 'De Ruyter') werd in '30 door de Staten-Generaal goedgekeurd.

XCZou de marine dus uitgebreid worden, het Knil werd in het kader van de bezuinigingspolitiek, welke het gevolg was van de diepe crisis, met een paar duizend man ingekrompen en voor vervanging van verouderde wapens door meer moderne was er geen geld.

XCIn de Defensiegrondslagen was slechts op schrift gesteld wat sinds de opkomst van Japan als moderne en sterke mogendheid een realiteit was: Nederland was voor een voortgezette verdediging van Nederlands-Indië afhankelijk van steun door derden. Het enige land dat daarvoor in de omstandigheden van de jarenin aanmerking kwam, was Engeland. Evenwel: in Europa wenste ons land zijn traditionele neutraliteitspolitiek 6 2

'30

623 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

voort te zetten en dat was moeilijk verenigbaar met een exclusieve binding aan Engeland ter verdediging van de Indische archipel - het was trouwens de vraag of Engeland, dat in de eerste plaats lette op wat in en bij Europa gebeurde en dat slechts zwakke strijdkrachten in en bij Azië had, bereid zou zijn, de vèrgaande verplichting te aanvaarden om Nederlands-Indië tegen Japanse aggressie te beschermen.

XCIn de lente van '36 kwam Colijn, die in die tijd in zijn derde kabinet behalve minister-president ook minister van koloniën en ad interim van defensie was, tot de conclusie dat hij er verstandig aan deed, in het geheim contact aan te knopen met de Engelse regering. Begin april zei hij tegen de Engelse militaire attaché in Den Haag dat hij graag Engels advies zou krijgen inzake de beste types vliegtuigen waarmee het Knil en de Marineluchtvaartdienst in Indië konden worden uitgerust - dat verzoek plaatste hij evenwel in een veel breder kader: 'he stated quite bluntly', zo rapporteerde de Engelse gezant, 'that he thought the inviolability oj the Dutch East Indies presented an equal if not greater interest to England than that oj Hal/and itself. ' 1 Nog geen twee weken later sneed Colijn bij de gezant persoonlijk, en tot diens verrassing, hetzelfde onderwerp aan. 'In his view', aldus de gezant aan het Foreign Office,

XC'it was such a vital British interest that the Dutch East Indies should not be taken byjapan, that there was little doubt that, if they were attacked by that country, Great Britain would come to the assistance of the Dutch. He said that he was precluded by the established policy of his country from suggesting any formal political arrangement for mutual assistance in that part of the world (and in any case he had doubts as to the expediency of a formal arrangement), but ... it seemed to him only commonsense to try to find out which form of defence would most usefully supplement British defence measures in those waters. He felt that he could quite well discuss the question informally with his friends in England - putting it in the form of asking them what they would do if they were in his place.' 2

XCIn een nota aan de ministerraad, waarvan de koningin een afschrift kreeg, gaf Colijn begin mei '36 uitdrukking aan hetzelfde vertrouwen dat Engeland Nederland te hulp zou komen als Japan Indië zou aanvallen. 'Teneinde', schreef hij, 'tot een deugdelijke beslissing te komen over hetgeen onzerzijds bij beperkte geldmiddelen moet worden gedaan' (er

I Brief, II april 1936, van de Engelse gezant te Den Haag aan het aangehaald door Tarling in het sept. 1978 p. 207. 2 A.v., 22 april 1936, a.v.

624 [PDF]
COLIJNS GEHEIME BESPREKINGEN IN LONDEN

was al besloten, voor het Knil 13 moderne bommenwerpers aan te schaffen en Colijn wilde daar nu 26 aan toevoegen, terwijl hij voor de Marineluchtvaartdienst 60 moderne vliegboten wilde kopen), 'zou eigenlijk een bespreking met de Engelse regering nodig zijn. Dit wijkt echter dermate af van onze gangbare politiek, dat daaraan grote bezwaren verbonden zijn.' 1 Hij onderving die bezwaren door in juli in Londen, waar hij, zoals het heette, op vakantie was, langdurig te spreken met de Engelse minister van buitenlandse zaken, Anthony Eden, en diens ambtgenoten van de luchtmacht en de marine, Lord Swinton en Sir Samuel Hoare. De Engelse Chiefs of Staff had den de Engelse regering inmiddels geadviseerd, Nederland met betrekking tot Indië geen garanties te geven (gevreesd werd dat Nederland de versterking van de Indische defensie, welke ook in Engelands belang was, dan achterwege zou laten) - zulke garanties kreeg Colijn dan ook niet, maar Eden zei hem, het toe te juichen als Colijn met Swinton en Hoare contact zou opnemen inzake de types vliegtuigen die voor Nederlands-Indië het beste zouden zijn. Nadien kreeg Colijn schriftelijke adviezen o.m. over vliegkampschepen (de regering achtte die voor Nederland niet nodig omdat zij de eilanden van de archipel als het ware voor onzinkbare vliegkampschepen hield) - het slot van het lied was dat besloten werd, ten behoeve van het Knil niet 13 maar 39 bommenwerpers te bestellen, Amerikaanse, en voor de ten behoeve van de Marineluchtvaartdienst in Indië te bestellen 60 vliegboten de keuze te laten vallen op Duitse toestellen van de Dornier-fabrieken, dit laatste ondanks het feit dat Swinton aan Colijn had doen weten (althans dat was in '80 de herinnering van d~ Nederlandse oud-marine-attaché in Londen), 'dat hij heel goede Flying boats te koop had en dat deze even goed waren als de sigaren die Colijn hem vroeger schonk.'?

XCColijns contacten met de Engelse ministers (het lijkt ons alleszins waarschijnlijk dat hij van Starkenborgh dienaangaande inlichtte voordat deze in augustus '36 naar Indië vertrok) droegen er toe bij dat een officier van het Knil eind '36 en begin '37 een bezoek bracht aan het Indian Army in Brits-Indië en dat vervolgens afgesproken werd dat er regelmatig bezoeken zouden worden gewisseld tussen het Knil enerzijds en de Engelse strijdkrachten in Brits-Indië en op Malakka anderzijds - men trachtte de meeste van die bezoeken geheim te houden door de betrok

1 H. Colijn: Nota aan de ministerraad, 6 mei 1936 (archief kab. der koningin). 2 Brief, 13 juni 1980, van A. de Booy aan Ph. M. Bosscher.

625 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

kenen te laten reizen in burgerkleding. Er werden bij die bezoeken inzichten uitgewisseld", maar geen vertrouwelijke gegevens! en er werden ook geen afspraken,'gemaakt en toen in juni '39, bij het stijgen van de spanningen zowel in Europa (Hitler had op 15 maart Praag bezet en Engeland had Polen vervolgens een veiligheidsgarantie gegeven) als in Azië (Japan was met Duitsland door het Anti-Komintern-verdrag verbonden" en drong steeds dieper in China door), door de Engelsen en Fransen in Singapore een conferentie werd belegd over de militaire situatie in Zuidoost-Azië, ging Nederland op een uitnodiging om waarnemers naar die conferentie te sturen niet in. Ook de Verenigde Staten lieten dat na.

XCEr was inmiddels in beginsel besloten tot een aanzienlijke versterking van de vloot.

XCIn '36 was de 'De Ruyter' in dienst gesteld en er was toen ook, aangezien Japan steeds aggressiever optrad, komen vast te staan dat aan de 12 torpedobootjagers en 18 onderzeeboten in Indische wateren twee Z.g.flottieljeleiders zouden worden toegevoegd (d.w.z. schepen die groter waren dan torpedobootjagers maar kleiner dan kruisers) waarvan één, de 'Tromp', al in aanbouw was. Hoe nu verder te gaan?

XCHet aantal voor de Marineluchtvaartdienst aan te schaffen vliegboten werd eind '38 op 78 gebracht en toen werd met instemming van de Kamers ook besloten, de oude 'Java' te vervangen door een moderner schip (dit werd de 'Jacob van Heemskerck') - eind '38 evenwel werd in Nederland door enkele jongere marine-officieren, onder wie luitenantter-zee eerste klasse J. F. W. Nuboer, leraar aan de Hogere Marine Krijgsschool (en spoedig directeur daarvan), het plan opgesteld om aan

1 Wèl was de Engelse Arthur Tedder, in juni '38, toen hij Java bezocht (hij sprak er o.m. met de commandant Zeemacht en de commandant van het Knil), 'in de gelegenheid gesteld', aldus in maart '39 de Nederlandse gezant te Londen, 'te zien wat hij wilde.' (brief, 18 maart 1939, van de gezant te Londen aan de min. van buitenl. zaken, IC, 81 091). 2 Inzake het legde van Kleffens in oktober '43 een die dag door hem gedane mededeling vast: 'dat de Japanners in 1937 ... tot vier keer toe geprobeerd hadden ook ons daarin te betrekken, wat wij met grote beslistheid hadden afgewezen.' (van Kleffens: 'Dagboek', 18 okt. 1943 (RvO)).

626 [PDF]
HET SLAGKRUISER-PLAN

de marine veel grotere eenheden dan kruisers toe te voegen, nl. slagkruisers: schepen die in die tijd tussen de 25 000 ton en 30000 ton waterverplaatsing hadden. Dit plan hing samen met de twijfel of Engeland dat, evenals Frankrijk, eind september '38 in Europa Tsjechoslowakije in de steek had gelaten, in het algemeen nog wel bereid was oorlog te voeren ter bescherming van de belangen van het Empire; het plan werd door de chef van de marinestaf, vice-admiraal J. Th. Furstner, overgenomen. Furstner hoopte namelijk' dat de marine, als die drie slagkruisers er eenmaal waren, in staat zou zijn, japan lange tijd uit eigen kracht op afstand te houden. Daarbij hield hij, voorzover bekend, in het geheel geen rekening met het feit dat japan al enkele moderne vliegkampschepen bezat - al zijn beschouwingen terzake getuigden van een overgroot optimisme (enkele malen stelde hij op schrift en bij minstens één gelegenheid, nl. bij het beraad in Paleis Noordeinde, juli '39, dat wij in de aanhef van Voorspel weergaven, verzekerde hij ook de koningin dat Indië's veiligheid bij het bezit van drie slagkruisers voor 80 % gewaarborgd zou zijn), maar dat optimisme maakte het feit niet ongedaan dat elke versterking van de marine in Indische wateren een japanse aanval zou bemoeilijken en Nederland een aantrekkelijker partner zou maken voor Engeland en de Verenigde Staten, die zelf op dat moment in het Verre Oosten geen enkele zware eenheid bezaten.

XCHet plan 1 werd geenszins toegejuicht door de commandant-Zeemacht in Indië, vice-admiraal H. Ferwerda; deze prefereerde dat men kruisers zou bouwen in plaats van slagkruisers, zulks ook omdat hij vreesde dat die laatste, àls tot hun bouw besloten werd, pas eind '46 in Indië zouden arriveren; hij was voorts van mening dat, als men al slagkruisers bouwde, daar in elk geval een vliegkampschip aan moest worden toegevoegd. Ook van Starkenborgh was verre van enthousiast: hij vond het plan te duur (de Indische begroting zou belast worden met hoge nieuwe uitgaven, o.m. met de kosten van verbetering van de toegang tot Soerabaja) en hij hield het bovendien voor onwaarschijnlijk dat japan de sprong naar Indië zou wagen, omdat daar een oorlog met de Verenigde Staten uit zou voortvloeien. In Nederland was de koningin een enthousiast voorstandster van het plan. Ook minister-president Colijn en de minister van koloniën Welter werden er spoedig voor gewonnen, Welter mede omdat, meende hij, Nederland in de eerstkomende jaren niet op steun van Engeland, Frankrijk of Amerika mocht rekenen bij de verdediging van

XCI Wat nu volgt, geven wij weer aan de hand van gegevens en stukken, ons verstrekt door de marine-historicus dr. Ph. M. Bosscher.

627 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

Nederlands-Indië. De hoge kosten achtte hij geen bezwaar. Voor hem stond vast, 'dat': zo schreef hij in een nota waarvan van Starkenborgh een afschrift ontving,

XC'de betekenis van Nederlands-Indië voor Nederland zelfs niet bij benadering in cijfers kan worden uitgedrukt. Men mag zonder overdrijving zeggen dat niets van wat hier te lande in de loop der laatste decenniën is opgebouwd op het gebied van onderwij s, op het gebied van de gezondheidszorg, van sociale voorzieningen, kortom van alle factoren die het culturele peil van Nederland bepalen, zonder zéér belangrijke schade zou kunnen worden gehandhaafd, indien Indië voor Nederland verloren zou gaan.

XCWie zich in de gevolgen van een verlies van Indië ook maar even indenkt als een realiteit die onder de omstandigheden van het ogenblik plotseling kan intreden, zal moeten erkennen dat een zéér hoge premie verantwoord zou zijn om te verhoeden dat deze gevolgen zullen intreden. Dit geldt te meer als men bedenkt dat de natuurlijke rijkdommen van Indië zodanig zijn dat praktisch elke premie op den duur zou worden gecompenseerd, indien Nederland de politieke macht over Indië blijft behouden. Een Nederlands industrieel drukte dit tegenover mij eens aldus uit: wij kunnen ons arm betalen voor Indië, want Indië maakt ons toch altijd weer rijk.' 1

XCEén minister was tegen het plan: mr. J. A. de Wilde, de minister van financiën: hij vond dat Nederland de hoge kosten (de drie slagkruisers zouden mèt hun entourage aan kleinere schepen minstens f 250 mln kosten) niet zou kunnen opbrengen en wees er op dat de slagkruisers volgens Furstner pas in '44 in dienst gesteld zouden worden. 'Wie kan nu', schreefhij in mei '39 in een nota aan zijn ambtgenoten, 'in deze tijd de toestand van over vijf jaren beoordelen ?'2 Hij trad af.

XCAanbouw in vijf jaar tijd zou vlug zijn (admiraal Ferwerda, gelijk vermeld, dacht aan bijna zeven jaar) - Furstner vertrouwde evenwel dat het zou lukken, mede omdat Duitsland zich bereid had verklaard, aan N ederland het bouwplan af te staan van de slagkruiser Gneisenau (behoudens enkele technische details die de Duitsers geheim wilden houden). Duitsland had zich trouwens óók bereid verklaard, materialen en onderdelen te leveren, in ruil waarvoor het grote hoeveelheden groente van Nederland zou betrekken. Maar zou Duitsland, als het er op aankwam, die hulp wel bieden? 'Wij binden ons ... volkomen', schreef FerwerdaJ.

I Nota voor de ministerraad, juni 1939, van Welter. 2 Idem, 10 mei 1939, van A. de Wilde.

628 [PDF]
HET SLAGKRUISER-PLAN

aan Furstner, 'en hebben maar af te wachten of deze gevaarlijke en van tijd tot tijd onbetrouwbare lieden aan hun verplichtingen zullen voldoen."

XCIn Indië kreeg het plan bij de Europese pers een goed onthaal - de meeste Europeanen waren er van mening dat Nederland aan de verdediging van Indië veel meer aandacht moest besteden (twee jaar eerder al, in '37, hadden meer dan tachtigduizend personen op initiatief van de Vaderlandse Club hun handtekening gezet onder een aan de Nederlandse regering gerichte petitie waarin op verbetering van de defensie was aangedrongen). In Nederland waren de reacties in de burgerlijke en confessionele bladen gunstig en ook de linkerzijde aanvaardde nu de versterking van de Indische defensie - het gevolg van dit alles was dat Colijn eind juni '39 in de regeringsverklaring van zijn vijfde kabinet de mededeling opnam, dat 'versterking van de maritieme defensie van Nederlands-Indië' speciale aandacht zou krijgen; een commissie zou het bestaande plan verder uitwerken. Enkele weken later nam de Geers tweede kabinet de plaats van Colijns vijfde in - de commissie was toen al aan het werk gegaan, voorgezeten door Furstner en met als een der leden schout-bij-nacht Helfrich die Ferwerda als vlootvoogd in Indië zou opvolgen. Begin september '39 adviseerde de commissie het kabinet om, behalve drie slagkruisers van ca. 27000 ton, zes onderzeebootjagers, een aantal motortorpedoboten en één tankschip te bouwen, het aantal vliegboten tot 96 uit te breiden, de artilleristische verdediging van de basis Soerabaja te versterken en die basis voor slagkruisers toegankelijk te maken door de vaargeul in het tussen Java en Madoera gelegen Westervaarwater te verbreden en uit te diepen. De kosten van het gehele plan werden begroot op ca. f 280 mln. Het plan werd vervolgens aan van Starkenborgh voorgelegd die er zich door Helfrich, pas in Indië aangekomen, van liet overtuigen dat hij zijn bezwaren terzijde moest schuiven. Het kabinet keurde vervolgens het plan goed en legde het in een wetsontwerp neer - eind april' 40 besloot de Volksraad met 38 stemmen vóór bij 9 onthoudingen (negen Indonesische nationalisten die medewerking aan defensiemaatregelen weigerden zolang Indië geen volwaardig parlement had) er een positief advies over uit te brengen. De parlementaire behandeling in Nederland ving aan met beraad in de Vlootcommissie van het parlement die uit leden en oud-leden van beide Kamers bestond, aangevuld met enige militaire deskundigen. Zij kwam voor het eerstJ.62

I Brief, 22 mei 1939, van H. Ferwerda aan Th. Furstner.

629 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

bijeen om zich door admiraal Ferwerda te laten voorlichten over de algemene aspecten van Indië's maritieme verdediging. Die bijeenkomst vond plaats op donderdag 9 mei '40.

XCIn de nacht van donderdag op vrijdag viel Duitsland aan.

XCGeen slagkruisers dus.

Op zoek naar moderne wapens

XC

XCVan Nederland afgesneden, moest Indië in mei '40 op defensiegebied roeien met de riemen die het had, en die waren nogal wrak. Hoe ze te verbeteren? Alle staal moest geïmporteerd worden en echte machinefabrieken die met ingevoerd staal op grote schaal moderne wapens zouden kunnen vervaardigen, waren er niet. Wèl bezaten de marine en het Knil reparatiebedrijven en munitiewerkplaatsen maar voor die munitie moesten het buskruit en de springmiddelen van elders betrokken worden. Zeemijnen konden in Indië niet vervaardigd worden, evenminverrekijkers en de overige optische instrumenten welke vooral aan boord van oorlogsschepen nodig waren. Aan de vervaardiging van vliegtuigen en vliegtuigmotoren viel ook niet te denken - die konden hoogstens gerepareerd worden.

XCEr werd met man en macht aangepakt. Het Marine-etablissement te Soerabaja werd uitgebreid tot er in plaats van wellicht tienduizend (het juiste cijfer is niet bekend) ca. vijftienduizend arbeidskrachten, hoofdzakelijk inheemsen, werkten. De mogelijkheden tot het repareren van schepen werden er belangrijk uitgebreid en verbeterd en er werden nu ook meer patrouilleboten en motortorpedoboten gebouwd - de bouw daarentegen van een groot dok moest gestaakt worden omdat men in Indië niet voldoende stalen platen wist te vinden.

XCUitgebreid werden ook de Pyrotechnische Werkplaats en het Artillerie-constructiebedrijf van het Knil, beide te Bandoeng - het aantal werkkrachten steeg bij het eerste van ruim tweeduizend tot vier-entwintigduizend, bij het tweede van nog geen duizend tot vijfduizend. Met enige hulp uit Australië slaagde het artilleriebedrijf er in, geweren, lichte mortieren en mitrailleurs te vervaardigen en de Pyrotechnische Werkplaats droeg zorg voor grote hoeveelheden munitie, ook voor vliegtuigbommen - in de loop van '41 kreeg die werkplaats evenwel een nijpend tekort aan grondstoffen.

XCZo was in eigen land de materiële basis van de Indische defensie maar

630 [PDF]
WAPENPRODUCTIE IN INDIË

smal. De militaire autoriteiten die voor de bewapening en de bevoorrading moesten zorgen, werden haast dagelijks voor problemen geplaatst die nauwelijks oplosbaar leken. De vliegtuigen van de Marineluchtvaartdienst en die van het wapen der Militaire Luchtvaart van het Knil konden bijvoorbeeld slechts in de lucht blijven als zij niet alleen over voldoende hoogwaardige benzine beschikten (die werd door een van de twee raffinaderijen te Palembang geleverd) maar ook over voldoende speciaLe smeerolie. Noch Palembang, noch Tarakan en Balikpapan konden die olie leveren 1 de marine en het Knil plachten ze te betrekken van een raffinaderij in Hamburg. Uiteraard werd na de Meidagen van '40 niets meer geleverd en men had alle vliegtuigen buiten gebruik moeten stellen als niet een staflid van de Amerikaanse Standard Oil, concurrent van de BPM, snel naar de Verenigde Staten was gereisd teneinde er zorg voor te dragen dat een tanker met een paar duizend ton speciale smeerolie onmiddellijk naar Indië onderweg ging.

XCWaar kon men elders moderne wapens vinden?

XCEen bescheiden aanvulling kwam van Engelse kant. General Sir Archibald Wavell had in decemberde Italiaanse troepen in Libye teruggedrongen en hen nadien in Eritrea, een Italiaanse kolonie, en in het sinds ,35 veroverde Abessynië opgeruimd - grote hoeveelheden Italiaanse wapens waren daarmee de Engelsen in handen gevallen. Een militaire missie van het Knil wist in Cairo te bereiken dat twee partijen aan Nederlands-Indië zouden worden afgestaan: een partij geweren (met munitie) en een partij mitrailleurs, mortieren en vlakbaangeschut. De eerste partij kwam omstreeks maartin Indië aan: duizend geweren, vele daarvan door verwaarlozing nauwelijks bruikbaar, welke uitgereikt werden aan de (straks te behandelen) Stadswachten. De tweede partij arriveerde niet; Wavell hield haar vast toen Rommels Afrika Korps, dat de Italianen te hulp gesneld was, in april de Britten uit Libye begon terug te dringen naar de Egyptische grens.

'40 '4I

XCIn Engeland waren door het Knil in '37 bestellingen geplaatst, o.m. vanpantserauto's entanks. De pantserauto's waren spoedig gele63

I2 70 1 Balikpapan kon dat wèl van begin '42 af, toen er een nieuwe installatie in gebruik was genomen om die speciale smeerolie te vervaardigen.

631 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

verd, de tanks niet - daarvan arriveerden er na mei '40 slechts 20, die alleen met mitrailleurs waren uitgerust. Dat was intussen nog gunstig, vergeleken met wat met de in de Verenigde Staten bestelde tanks gebeurde: 600, van welke slechts 7 aankwamen, alweer slechts met mitrailleurs uitgerust. Het Knil beschikte daardoor, toen de Japanners op Java landden, over 27 tanks die onvolledig uitgerust waren.

XCAan de tanks die de Japanners op Java inzetten (hun aantal is ons niet bekend), ontbrak niets.

XCNiet Engeland zou voor Nederlands-Indië de belangrijkste leverancier van moderne wapens worden, maar Amerika. Daar waren, niet alleen ten behoeve van Nederlands-Indië maar ook van Nederland-in-engere-zin, in '40, toen N ederland bezet werd, vier verschillende aankoopmissies aan het werk; deze werden begin' 41 tot één lichaam verenigd, de Netherlands Purchasing Commission, de NPC, die een bekwaam zakenman aan het hoofd kreeg: ir. J. van den Broek, een van de directeuren van de Billitonmaatschappij. Bij die NPC traden bijna vierhonderd personen in dienst, hoofdzakelijk Amerikanen. Talloze Indische bestellingen werden door haar geplaatst en daarbij werd uiteraard steeds op spoedige aflevering aangedrongen, maar daar kwam niet veel van terecht. Wat de Amerikaanse wapenindustrie in '40 en '41 produceerde, was in de eerste plaats voor Amerika zelf, voor Engeland, voor Nationalistisch China, voor Griekenland (tot april '41) en voor de Sowjet-Unie (na 22 juni '41) bestemd - er schoot voor Nederlands-Indië weinig over. Ir. van den Broek gaf zich alle moeite; hij wist o.m. te bereiken dat General Douglas MacArthur, de Amerikaanse opperbevelhebber op de Philippijnen, vandaar enkele officieren op inspectie naar Indië zond (hun verwachting was dat Amerikaanse wapens in Indië uitstekend gebruikt zouden worden) en ook, met steun van van Kleffens die in juni '41 Washington passeerde op zijn terugreis uit Indië, dat de leveranties aan Indië ingebouwd werden in het grote, van maart '41 af lopende Amerikaanse Lend-Lease-program, maar de lage prioriteit welke Indië had bij de verdeling van wat Amerika aan nieuwe wapens begon te produceren, had tot effect dat, toen Java in maart '42 viel, van het totaal aan bestelde wapens (tot een waarde van $ 262 mln, waarvan $ 202 mln al betaald was) slechts wapens ter waarde van $ 65 mln waren afgeleverd: nog iets minder dan een kwart dus.

XCWij hebben geen overzicht van de bestellingen die het Knil deed;

632 [PDF]
BESTELLINGEN IN AMERIKA

vermoedelijk was hun totale waarde $ 60 mln. Besteld werden: de 600 al gememoreerde tanks (waarvan 7 arriveerden, zonder kanon), ca. 400 lichte pantserwagens (er kwamen er 25 aan), verder pantserafweerkanonnen (slechts een klein deel werd tijdig afgeleverd) en dan kwam ook nog van de bestellingen aan mitrailleurmunitie, vrachtauto's, jeeps en technisch materieel een klein deel binnen; een door het betreffende Amerikaanse bedrijf aanvaarde bestelling van 100000 geweren werd evenwel door het War Department geannuleerd: Amerika had ze zelf nodig.

XCVoor de Militaire Luchtvaart van het Knil werden besteld ter aflevering in '40-'41: 24 Curtiss- en 72 Brewster-jagers (ter vervanging van verouderde Curtiss-jagers die in de jaren '30 aangeschaft en inmiddels uit dienst genomen waren), 162 Brewster-duikbommenwerpers en 20 Lockheed transporttoestellen (om parachutisten te vervoeren), en ter aflevering in '41-'42: I62 North American-Bs ey'e (ter vervanging van de verouderde Glenn Martin-bommenwerpers die in de jaren '30 aangeschaft waren). Die B-25'S werden niet afgeleverd, evenmin de duikbommenwerpers; de jagers arriveerden op tijd (op I Brewster na), zo ook de 20 Lockheeds, maar parachutisten konden niet opgeleid worden doordat parachutes bleven ontbreken.

XCVoor de Marineluchtvaartdienst werden besteld: 36 Catalina-vliegbo ten en nog eens 12 van die vliegboten in een verbeterde uitvoering, 36 Douglas-torpedovliegtuigen en 48 Ryan-Iesvliegtuigen. Van de vliegboten werden de twaalf in verbeterde uitvoering niet meer afgeleverd, van de 36 andere waren 3I naar Indiii overgevlogen vóór de 8ste december '41 waarop Japan toesloeg. Er stonden op die dag twee van dergelijke toestellen op een van de vliegvelden bij Pearl Harbor en één was onderweg van Pearl Harbor naar het eiland Midway. Van die twee werd één bij de Japanse luchtaanvallen onherstelbaar beschadigd, de tweede kon hersteld worden en werd later naar Indië overgevlogen; het toestel dat naar Midway onderweg was, keerde naar Pearl Harbor terug en voor dat toestel werd door de commandant van de Militaire Luchtvaart, generaal-majoor L. H. van Oyen, die zich op terugreis uit de Verenigde Staten (hij had daar drie maanden lang op snellere aflevering van het bestelde wapentuig aangedrongen) op Hawaii bevond, een Amerikaanse bemanning gehuurd die het toestel en hèrn naar Indië overvloog. Twee Catalina-vliegboten volgden toen nog via de Z.g.westelijke route, d.w.Z. dat zij de Atlantische Oceaan, Afrika en de Indische Oceaan overstaken. In totaal kwamen dus van de 36 bestelde Catalina's 35 in Indië aan. Ook de Ryan-Iesvliegtuigen arriveerden op tijd, maar de 36 Douglas-torpedo vliegtuigen bleven ontbreken.

633 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

XCVrijwel alle bestellingen welke wij in het voorafgaande noemden, waren in juni en juli '40 geplaatst. Indië had dus op de situatie waarin het zich na de Meidagen van '40 bevond, snel gereageerd - de trage aflevering is gevolg geweest van het feit dat er in een periode waarin de gigantische Amerikaanse wapenindustrie nog in haar allereerste ontwikkeling was en van alle kanten de noodkreten in Washington binnenkwamen, in en bij Indië nog niet gevochten werd.

XCToen de strijd ontbrandde, was het te laat.

Bondgenootschap in wording!

XC

XCAan het slot van hoofdstuk 9 vermeldden wij dat zowel het NederlandsIndisch gouvernement als de Nederlandse regering in de zomer van '40 huiverig was om Indië nauw met Engeland te laten samenwerken: gevreesd werd dat de Japanners, als zij er de lucht van kregen, dat zouden beschouwen als een aantasting van de jegens Japan neutrale positie van Indië en geprovoceerd zouden worden tot een poging, zich van Indië meester te maken. Op zichzelf was die samenwerking met Engeland evenwel wenselijk - het dilemma kon slechts op één wijze opgelost worden: ging men er toe over, d.w.z. begon men een gemeenschappelijke verdediging tegen Japan voor te bereiden, dan moest die voorbereiding in het geheim geschieden. Het zou natuurlijk het beste zijn wanneer de vijf machten die strijdkrachten in het Verre Oosten hadden: de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, de twee Britse dominions Australië en NieuwZeeland, en Nederlands-Indië alle vijf tijdig tot duidelijke en bindende afspraken zouden komen over wat zij gemeenschappelijk zouden ondernemen indien één hunner door Japan werd aangevallen. Dat ideaal was onbereikbaar: in de Verenigde Staten was slechts het Congress bevoegd, oorlog te verklaren, en president Roosevelt, die vooral in '40 maar ook nog in '41 rekening moest houden met een sterke isolationistische stroming, kon geen enkele bindende toezegging doen dat de Verenigde Staten zich naast Engeland, Australië, Nieuw-Zeeland of Nederland zouden scharen indien een van die vier met Japan in oorlog zou geraken. Doordat evenwel Rooscvelts handen gebonden waren, achtte Churchill ook de zijne gebonden: zonder zekerheid van Amerikaanse steun achtte

I Wij geven in deze paragraaf in hoofdzaak de gegevens weer die al voorkomen in deel 9 van ons werk, nl. in de paragraaf 'Samenwerking met Britten en Amerikanen' van hoofdstuk 4.

634 [PDF]
ËERST DUITSLAND, DAN JAPAN VERSLAAN

hij een toezegging aan Nederland dat hij Nederlands-Indië onmiddellijk hulp zou verlenen als het door Japan werd aangevallen, onverantwoord.

XCWat die steun aan Indië betrof, was ook nog van belang dat in geheime besprekingen die begin '4I in Washington waren gevoerd door de Amerikaanse joint Chiefs oj Staff en vertegenwoordigers van de Engelse Chiefs of Staff, was komen vast te staan dat, als de Verenigde Staten en Engeland tegelijk met Duitsland en met Japan in oorlog zouden geraken, eerst getracht zou worden om Duitsland en daarna pas om Japan te verslaan. Dat was een hoogst belangrijke, strategisch juiste beslissing: Duitsland was sterker dan Japan en wie zich in het verloop van de oorlogen had verdiept welke zich in de geschiedenis van de mensheid hadden voorgedaan, wist dat men, geconfronteerd met twee tegenstanders, de beste strategie volgde wanneer men eerst de sterkste van die twee trachtte te verslaan. Dat was met name een van de belangrijkste lessen geweest die de befaamde Duitse militaire denker Carl von Clausewitz uit de oorlogen van het Napoleontisch tijdperk had getrokken. Een uitvloeisel van de met Engeland gemaakte afspraak was dat de Amerikaanse joint Chiefs oj Staff later in ' 4I tot de conclusie kwamen dat in geval van een oorlog met Japan wèl Australië tot de gebieden zou behoren welke de Verenigde Staten tot het uiterste zouden trachten te verdedigen, maar niet de Philippijnen en evenmin Nederlands-Indië: die lagen daar te ver weg voor.

XCHet initiatief tot het maken van geheime afspraken (wij herinneren er aan dat dat beleid de volledige instemming kreeg van de koningin en van minister-president Gerbrandy) werd in oktober '40 door Engeland genomen dat toen iets sterker was komen te staan doordat het de Battle oj Britain, de Luchtslag boven Engeland, had gewonnen en bovendien van de Verenigde Staten de toezegging had gekregen dat het vijftig uit de Eerste Wereldoorlog daterende' Amerikaanse torpedobootjagers mocht overnemen: een voor de gehele wereld duidelijk bewijs, aan welke zijde de sympathieën lagen van president Roosevelt en zijn regering. Midden oktober stelde, zoals eerder al weergegeven, de Britse regering aan de Nederlandse voor, in Londen en Singapore tot uitwisseling van militaire gegevens over te gaan. Het voorstel werd aanvaard en van Starkenborgh werd geïnstrueerd, contact op te nemen met de in Singapore geplaatste marine-opperbevelhebber in het Verre Oosten, Ad

635 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

miral Layton. Eind november '40 vonden toen in Singapore de eerste Brits-Australisch-Nederlandse militaire besprekingen plaats (in deze en de latere werd Nieuw-Zeeland door Australië vertegenwoordigd); besloten werd, de respectieve regeringen voor te stellen (die voorstellen werden goedgekeurd), een gemeenschappelijke code voor militaire berichten in gebruik te nemen, liaison-officieren uit te wisselen (die zouden steeds in burger gekleed zijn) en in geval van oorlog met Japan de Engelse resp. de Nederlands-Indische luchtmacht het recht te geven, gebruik te maken van vliegvelden op Sumatra resp. Malakka en Brits-Borneo. Nadien zond admiraal Helfrich als zijn liaison-officier kapitein-ter-zee L. G. L. van der Kun naar Singapore en kapitein-luitenant-ter-zee G. B. Salm naar Melbourne - voor Manila op de Philippijnen vond hij een andere oplossing: kapitein-luitenant-ter-zee H. D. Lindner ging er de civiele functie van handelsbescherrningsofficier vervullen. Eenzelfde oplossing vonden de Amerikanen: zij voegden aan de staf van hun consulaat-generaal te Batavia een marine-officier toe die steeds in burger gekleed was. Van belang was ook nog dat midden december door de regering werd goedgekeurd dat kopieën van de geheime zee- en verdedigingskaarten van Indië zowel bij de consul-generaal te Manila als bij de gezant te Washington werden gedeponeerd (men zou ze, zodra nodig, aan de Amerikaanse staven kunnen overhandigen) en dat midden januari '41 de chef-staf van de Amerikaanse Asiatic Fleet, welke met 2 kruisers, 13 torpedobootjagers en 29 onderzeeboten in de Baai van Manila lag, overleg kwam plegen met admiraal Helfrich; de Amerikaan ontving bij die gelegenheid alle gegevens over de Koninklijke Marine die hij wenste, maar kon, wat Amerika's toekomstig beleid betrof, slechts de uitdrukkelijk als 'persoonlijk' aangeduide mededeling doen dat de Verenigde Staten, als de Britten of de Nederlanders aangevallen zouden worden, een welwillende neutraliteit zouden betrachten.

XCEind januari '41 vonden, ditmaal in Batavia en Bandoeng, nieuwe stafbesprekingen met de Britten plaats; hier bereikte men overeenstemming om aan de respectieve regeringen voor te stellen dat ingeval van oorlog de Britten de Zuidchinese Zee en Straat Malakka als hun operatieterrein zouden beschouwen, de Australiërs de Timor- en Arafoera-zee (zie kaart XII op de pag.'s 738-739), de Nederlanders de Javazee en de overige Nederlands-Indische wateren, en dat Nederlands-Indië, als de aanval zich op Brits gebied richtte, zijn vloot en 27 bommenwerpers aan de Britten ter beschikking zou stellen en de Britten, als de aanval zich op Nederlands-Indisch gebied richtte, 24 verkenningsvliegtuigen en 24 bommenwerpers aan de Nederlanders - de Britse toezegging aan de

636 [PDF]
GEHEIME BESPREKINGEN

Nederlanders hield dus veel minder in dan de Nederlandse aan de Britten. De volgende besprekingen, die eind februari weer in Singapore plaatsvonden, waren van speciale betekenis omdat nu voor het eerst Amerikaanse waarnemers aanwezig waren. Hier werd besloten I, de respectieve regeringen voor te stellen dat de Australiërs troepen en bommenwerpers gereed zouden houden om in geval van oorlog de verdediging van de Nederlandse helft van Timor te versterken, en dat bij een Japanse aanval Nederlandse onderzeeboten zouden gaan opereren in de (eerst aan de Britse Navy toegewezen) Zuidchinese Zee. Eind april volgde de vierde gemeenschappelijke conferentie, opnieuw in Singapore, nu met de Amerikanen als volledige deelnemers. Hier werd geconcludeerddat men, zolang de Britten geen zware eenheden naar Singapore gezonden hadden, defensief zou dienen op te treden; voorgesteld werd o.m. dat Hongkong beschouwd zou worden als een vooruitgeschoven basis (en dus verdedigd zou worden), dat de verdediging van de Philippijnen zou worden versterkt, dat in geval van oorlog de Amerikaanse Pacific Fleet de Japanse verbindingen met de Nanjo ('het gebied van de Zuidelijke Oceaan') zou trachten te verbreken en dat de Amerikaanse Asiatic Fleet eventueel op Singapore zou terugvallen - Singapore werd beschouwd als hèt grote steunpunt bij oorlog met de Japanners in de Nanjo.

XCAanvaarding van deze voorstellen zou betekenen dat ook de Amerikanen in die oorlog alles op alles zouden zetten om Singapore te behouden - dat was een doelstelling welke in strijd was met de afspraak die de joint Chiifs of Staff met hun Britse collega's hadden gemaakt. De voorstellen van de conferentie van eind april werden dan ook door de joint Chiefs of Staff verworpen, bij welke gelegenheid de chef van de Amerikaanse legerstaf, General George C. Marshall, opmerkte:" Collapse in the Atlantic would be fatal, collapse in the Far East would be serious but not [atal,'? Midden mei stelde Eden, de Britse minister van buitenlandse zaken, aan het War Cabinet voor dat Engeland zich, wat de verdediging van Nederlands-Indië betrof, publiekelijk naast Nederland zou scharen. De regering van Nieuw-Zeeland keurde dat denkbeeld goed, maar die van

I Tekst van de overeenkomst: C, dl. II, p. 312 e.v. 2 Tekst van de conclusie: a.v., p. 469 e.v. 3 Geciteerd in in M. S. Watson: (1950), p. 397.

637 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

Australië niet, en tot Edens grote ergernis weigerde ook Churchill zeer beslist alle medewerking. Een maand later deelde de Nederlandse regering aan de Britse mee dat zij bereid was, de in februari en april in Singapore gemaakte afspraken goed te keuren I het kostte Eden, die voortdurend-door van Kleffens en de Nederlandse gezant te Londen, mr. E. F. M. J. baron Michiels van Verduynen, bewerkt was, veel moeite om van het War Cabinet verlof te krijgen, jegens Michiels de volgende verklaring- af te leggen:

XC, We have already assumed the duty of safeguarding and restoring the possessions and rights of the Netherlands Government to the best of our ability during the war and after peace. It follows therefore that an attack upon the Netherlands East Indies would lead us to do the utmost in our power. We must, however, remain sole judge of what actions or military measures are practicable and likely to achieve dur common purpose. Should the United States be disposed to take supporting action many things would become possible which we cannot undertake now.'

XCDe regering verkreeg deze, op zichzelf onbevredigende, toezegging op I augustus '41 vier dagen na de dag waarop het Indische gouvernement, zich aansluitend bij embargobesluiten van president Roosevelt welke als reactie op de Japanse bezetting van heel Frans-Indo-China genomen waren" (meer daarover in het volgende hoofdstuk), aan nagenoeg alle handels- en financiële transacties met Japan een einde had gemaakt. Dat was een daad vol risico's geweest en men moet wel aannemen dat vooral Churchill, door wie stoutmoedigheid steeds gewaardeerd werd, nadien niet gelukkig was bij het denkbeeld dat aan N ederland de gevraagde garanties onthouden waren.

XCDe eventuele samenwerking op luchtmacht- en marinegebied werd in de zomer en herfst van '41 verder voorbereid. Midden juni begaven admiraal'Helfrich en generaal Berenschot zich in civiel naar Singapore voor besprekingen o.m. met Admiral Layton. Nadien werden twee Nederlandse onderzeeboten ter oefening naar Singapore gezonden, Britse, Nederlandse en Amerikaanse vliegtuigen gingen gecoördineerde verkenningsvluchten uitvoeren, geheime gegevens over de vliegvelden werden uitgewisseld, er. werden in Singapore plannen uitgewerkt, wat menIQ juni 1941). 2 Tekst in DBPN, C, dl. III, p. 2()2. 3 In het noorden van Indo-China had Japan al strijdkrachten sinds september

1 Daartoe was op IQ juni unaniem door het kabinet besloten na voorlichting o.m. van' admiraal Furstner die in antwoord op een hem gestelde vraag gezegd had, 'dat inderdaad met de val van Singapore verloren zou zijn.' (Ministerraad: Notulen

638 [PDF]
DE SAMENWERKING VERDER VOORBEREID

precies met de marine- en luchtstrijdkrachten zou doen indien Japan een bepaald gebied zou aanvallen I, en Australische officieren verschenen ter inspectie op Timor alsook op Ambon (inmiddels was besloten dat in geval van oorlog de Australiërs ook naar dat laatste eiland versterkingen zouden sturen") - het Nederlandse kabinet keurde op verzoek van het Britse op I I november goed dat Australische troepen eventueel al vóór het uitbreken vim de vijandelijkheden op Timor en Ambon zouden mogen landen; 'het gevraagde', constateerde Gerbrandy tijdens het kabinetsberaad, 'prejudicieert de deelneming van troepen van het Britse Empire aan de strijd, waaromtrent tot dusver geen zekerheid bestond" geen zekerheid voor het geval Japan uitsluitend Nederlands-Indië zou aanvallen.

XCWat te doen als Japan Indië in eerste instantie ongemoeid zou laten en .de handen alleen zou uitstrekken naar èf" Britse èf Amerikaanse gebieden?

XCHet Nederlandse kabinet had op IS augustus vastgesteld dat, aldus de kabinetsnotulen, 'de Nederlandse regering niet werkeloos zal blijven, indien de maatregelen van Japan, voorzover deze het zuidwesten van de Pacific zullen betreffen, aan Engeland en de Verenigde Staten tot tegenmaatregelen zullen aanleiding geven' - men mag hieruit afleiden, dat, indien door een verder oprukken van Japan in de Nanjo een oorlogstoestand zou ontstaan tussen Japan enerzijds en het Britse Rijk en de Verenigde Staten anderzijds, Nederland Japan de oorlog zou verklaren. Dit belangrijke principiële besluit werd nog diezelfde dag in een codetelegram aan van Starkenborgh meegedeeld; hij seinde terug dat het zijn instemming had, maar een maand of twee later ging hij zich stoten aan de beperking die er in vervat was: stel dat Japan niet in de Nanjo maar elders in de Pacific tot aggressie zou overgaan, wat dan? Was het denkbaarof

1 In die, zoals zij officieelheetten, (men sprak van 'de werden vier gevallen onderscheiden: de richting van de Japanse aanval is niet duidelijk, japan-valt Malakka aan, japan valt de Philip pijnen aan, Japan valt Nederlands-Indië aan. De laatste versie van deze plannen kwam op 12 november '41 gereed en die versie werd zowel door de Britse als door de Amerikaanse stafchefs goedgekeurd. 2 Onder Australische druk werd goedge vonden dat op Ambon een zou worden gevormd en dat op Timor de Australiërs het commando zouden hebben - dit waren regelingen welke van Starkenborgh, beducht voor Australische expansie-neigingen en voor gezichts verlies van het gouvernement, met enige bezorgdheid vervulden. 'Ministerraad: Notulen, II nov. 1941.

639 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

dat, indien de Verenigde Staten en het Britse Rijk door gebeurtenissen wáár ook, met japan in oorlog zouden raken, Nederland neutraalof non-belligerent zou blijven? De gouverneur-generaal achtte dat onzinnig. Immers, in die oorlog met japan zou ook over het lot van Nederlands-Indië beslist worden; een consequente politiek vergde dus, dat de beperking uit het regeringsstandpunt verdween. Dat stelde hij in een telegram d.d. 25 oktober! aan het kabinet voor. Het voorstel werd op 28 oktober door het kabinet goedgekeurd en een week later, 4 november, kon Gerbrandy aan zijn ambtgenoten meedelen dat ook de koningin er accoord mee ging. Daarmee stond vast dat bij het uitbreken van vijandelijkheden in de Pacific de Nederlandse regering onmiddellijk de oorlog zou verklaren aan japan.

XCWas dat besluit, gezien het feit dat Nederland op dat moment nog geen garanties van de Britse of de Amerikaanse regering bezat, onaanvaardbaar riskant of schiep het een bedenkelijk-onevenwichtige toestand?

XCWij menen van niet.

XCIn het perspectief van de feitelijke samenwerking op militair gebied die sinds bijna een jaar tot ontwikkeling was gekomen, mocht men het voor hoogst onwaarschijnlijk houden dat, als het tot een japanse aanval op Indië kwam, Engeland Nederland in de steek zou laten (Eden had eind augustus tegen Michiels gezegd, dat een dergelijk in de steek laten 'would not see me jive minutes longer in office' 2) - en zouden de Amerikanen dan werkeloos blijven toezien? Ook dat was hoogst onwaarschijnlijk, althans volgens het kabinet, niet volgens van Starkenborgh. Op 2 december wijdde het kabinet aandacht aan de telegrafisch door hem voorgelegde vraag, 'of bij een Brits-japanse oorlog Nederlands-Indië ook zal meedoen, indien de Verenigde Staten afzijdig blijven. Besloten wordt', aldus de kabinetsnotulen, 'bevestigend te antwoorden.'

XCAan de onzekerheid inzake Amerika's houding kwam twee dagen later, 4 december, een einde.

XCOp de rste had Roosevelt tegen de Britse ambassadeur, Lord Halifax, min of meer terloops gezegd, 'that', zo rapporteerde Halifax aan Londen, 'in the case of a direct attack on ourselves' (de Britten) 'or the Dutch, we should obviously all be together ... We could certainly count on their support, though it might take a short time, he' (Roosevelt) 'spoke of a few days, to get things into

XC1 Tekst: DBPN, C, dLIll, P.498. 2 Brief, 21 aug. 1941, van Michiels aan van Kleffens (a.v., p.

640 [PDF]
DE BRITSE REGERING ZEGT STEUN TOE

political shape here.' 1 De Britse regering had behoefte aan bevestiging van deze buitengewoon bemoedigende, maar terloops gedane uitspraak. Op 4 december bezocht Halifax Roosevelt opnieuw en de president zei nu in alle duidelijkheid dat hij, sprekend van 'support', bepaald ook aan 'armed support' had gedacht 2 het gevolg was dat Churchill zijn laatste aarzelingen overwon en van Kleffens op S december in een brief van het Foreign Cffice' zwart op wit te lezen kreeg dat de Britse regering bereid was,

XC'to enter at once into a mutual understanding with the Netherlands Government whereby each party will undertake to cooperate immediately with the other, to the fullest extent oj its available resources, in the event of the other party being forced to take military action to repel an attack upon any of its territories in the Far East.'

XCNog op die yde werd van Starkenborgh ingelicht omtrent de belangrijke toezegging welke Engeland had gedaan - hij richtte, gegeven de groeiende spanningen (in Washington leken Amerikaans-Japanse besprekingen op een breuk uit te lopen) onmiddellijk het verzoek tot de Australische regering, de afgesproken versterkingen naar Timor en Ambon te sturen; twee dagen later, 7 december, streken drie eenheden Australische lichte bommenwerpers op de beide eilanden neer, één op Timor, twee op Ambon, en diezelfde dag kregen twee bataljons Australische infanterie opdracht zich naar Timor en Ambon te begeven.

XCNog geen vier-en-twintig uur later was het oorlog.

XCWij willen nu weergeven wat Indië's defensie op dat moment omvatte.

Leger / Legerluchtmacht

XC

XCMet enige uitgebreidheid hebben wij tot dusver alleen over het Knil geschreven en daarnaast hebben wij al de Stads- en Landwachten geHistorical Society, 1974, p. 59. 2 A.v., 4 dec. 1941 in a.v., p. 60. 3 Tekst: DBPN, C, dl. III, p.

I Telegram, 1 dec. 1941, van Halifax aan het aangehaald in Peter Lowe: 1939-1941 '.

641 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

noemd. Voordat wij nu op al deze formaties dieper ingaan, willen wij weergeven welke dienstplichtregelingen in Indië golden; die golden overigens louter en alleen voor de Europeanen, d.w.z. voor de N ederlanders en Indische Nederlanders, want de Indische Chinezen werden, op enkele vrijwilligers na, niet militair geoefend en van algemene dienstplicht der inheemsen (wij herinneren aan de kleine inheemse militie die in augustus '41 werd geformeerd) was geen sprake.

XCHet Knil was van meet af aan een beroepsleger - een naar verhouding dure en daardoor vrij kleine formatie. Het werd in de Eerste Wereldoorlog te klein geacht, zodat, toen eenmaal was komen vast te staan dat binnen afzienbare tijd van de vorming van een grote inheemse militie geen sprake kon zijn, in '18 de dienstplicht voor Europeanen van Nederlandse nationaliteit werd ingevoerd. Aanvankelijk gold die dienstplicht uitsluitend op Java en in de evident extra-bedreigde gebieden van Tarakan en Balikpapan, pas in december '39 werd zij tot alle Buitengewesten uitgebreid. In die Buitengewesten werden evenwel maar weinig mannen die de dienstplichtige leeftijd hadden, voor hun eerste oefening opgeroepen, zulks ook omdat alleen op Java en in de gebieden van Tarakan en Balikpapan geoefend werd. Precies als in Nederland had de eerste oefening (die alleen aan diegenen werd opgelegd die niet al in Nederland geoefend waren) voor militairen bij de onbereden en niettechnische wapens een duur van slechts vijf-en-een-halve maand (in de tweede helft van de jaren '30 werd dat negen maanden) - wie dan als grootverlofganger de werkelijke dienst verliet, werd mèt de in Nederland geoefenden dertien jaar lang administratief bij de z.g. (Europese) militie en vervolgens bij de Landstorm ingedeeld. De militie was bestemd om in geval van oorlog of oorlogsgevaar aan het Veldleger toegevoegd te worden, d.w.z. aan het op Java gestationeerde en daar dan in een speciale positie opgesteld deel van het Knil dat een invasie moest weerstaan -landstormers waren daarvoor te oud; afgezien van een klein aantal dat bij de kust- en luchtdoelartillerie was ingedeeld, zouden zij de Z.g. vredestaak van het Knil moeten overnemen: het tegengaan van ongeregeldheden.

XCIndië telde in '40 ca. twee-en-dertigduizend dienstplichtigen en dezen vielen dus in twee groepen uiteen: de landstormers en de miliciëns; van die laatsten werd toen één jaarlichting geoefend terwijl de vorige wegens de internationale spanningen werd vastgehouden. Zulk een lichting was niet groot: slechts ruim duizend man - dat hing ook samen met het feit dat, meestal met het oog op de economisch belangrijke functies welke de betrokkenen uitoefenden, steeds op grote schaal vrijstelling van de

642 [PDF]
REGELINGEN VOOR DE DIENSTPLICHT

militaire dienst was verleend: van elke honderd dienstplichtigen die medisch waren goedgekeurd, kregen vijf-en-twintig tot dertig een vrijstelling. Bovendien was van de herhalingsoefeningen der dienstplichtigen niet veel terechtgekomen: men kon in '40 een deel van de ruim dertienduizend miliciëns en een groot deel van de bijna achttienduizend landstormers niet langer als geoefende militairen beschouwen. Hetzelfde gold voor de reserve-officieren: in '40 ca. achttienhonderd. Al die reservisten zouden na het uitbreken van de oorlog in de Pacific in werkelijke dienst geroepen worden.

XCAls beroepsleger had het Knil een dubbele functie die door de Defensiegrondslagen van '27 was bevestigd: het was een politieleger en het was tegelijk een leger dat een eerste aanval door een buitenlandse vijand moest afslaan. Voor de eerste taak waren lichte wapens voldoende, de tweede daarentegen vergde zwaardere en vergde ze in groter verscheidenheid. Het gevolg hiervan was dat uit de kleine detachementen van het Knil die in de Buitengewesten de politietaak vervulden, voortdurend officieren, onderofficieren en manschappen tijdelijk naar Java moesten worden verplaatst om daar in de moderne oorlogvoering geschoold te worden. 'Het Javaleger', aldus later ter Poortens chef-staf, generaal Bakkers,

XC'verkeerde daardoor vrijwel permanent in een toestand van opleiding. Dit had het aanzien gegeven aan de voor een beroepsleger zeer merkwaardige figuur dat elk oefenjaar met zeer elementaire opleidingen aanving. Het Javaleger en wel in het bijzonder de infanterie was dus als het ware een doorgangshuis voor de bezettingstroepen der Buitengewesten en dientengevolge nimmer in een toestand van rust"

XCer was eigenlijk nog méér onrust dan deze beschrijving doet vermoeden want dat Javaleger moest óók nog zorgen voor de eerste oefening van de meeste dienstplichtigen.

XCHet beroeps-Knil had bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific een

1 R Bakkers: 'Het Knil', p. 9.

643 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

sterkte van bijna veertienhonderd officieren 1 en ruim veertigduizend onderofficieren en manschappen. In '37, toen het Knil in totaal ca.vijf-endertigduizend beroepsmilitairen telde, sloot dat, gelijk in hoofdstuk 5 vermeld, ca. tienduizend Europeanen in en voorts bijna dertienduizend Javanen, bijna tweeduizend Soendanezen, ruim vijfduizend Menadonezen, ca. vierduizend Ambonnezen en ruim duizend Timorezen. Over de volkenkundige verdeling van het Knil in de periode '40-'41 hebben wij geen gegevens - wij nemen aan dat de verhoudingscijfers niet wezenlijk gewijzigd zijn en dat het Knil dus voor meer dan twee-derde uit inheemsen was blijven bestaan (de infanterie deed dat zelfs voor bijna 84 %), met onder hen de Javanen als grootste groep. Door de hogere commandanten werd betwijfeld of veel van die inheemsen, en vooral dan de Javanen, wel geschikt waren voor de moderne oorlogvoering. 'Ik heb', verklaarde in '51 een van die commandanten, generaal-majoor b.d. W. Schilling, aan de Enquêtecommissie, 'mijn hele leven lang met Javaanse soldaten gewerkt. Wij zijn er echter nooit in geslaagd ... van de Javaan een optimajorma vechtsoldaat te maken."

XCNaast het beroeps-Knil waren er kleine inheemse hulpkorpsen in de Vorstenlanden, op Madoera en op Bali; hun militaire waarde was beperkt. Meer mocht men verwachten van gepensioneerde inheemse militairen die zich vooral in het gebied van Menado en op Ambon als vrijwilliger hadden aangemeld om in geval van oorlog opnieuw in dienst te treden - in de negentiende en de twintigste eeuw was telkens gebleken dat van alle inheemsen de Menadonezen en Ambonnezen als beroepsmilitairen het best voldeden.

XCHet Javaleger, d.w.z. het Veldleger op Java, bestond, toen het in '27 tot de opstelling van de Defensiegrondslagen kwam, uit twee (zwakke) divisies. Uit die divisies werden de eenheden geput die naar Tarakan en Balikpapan gezonden werden - men gaf toen de organisatie in twee divisies op en maakte er vier regimenten van die om redenen vanregering wilde over die expeditiemacht beschikken ter handhaving van het gezag in bevrijd Nederland. 2 Getuige W. Schilling, Enq.,

1 Twee-en-zeventig officieren van het Knil die zich in Nederland bevonden, werden daar door de Duitse invasie verrast. Wij vermelden in dit verband dat de landmacht in Suriname door Knil-officieren werd geleid, voorts dat het Knil vóór het uitbreken van de oorlog in de zes officieren ten behoeve van de brigade 'Prinses Irene' naar Engeland en een aantal geschoolde artilleristen naar Curaçao en Aruba zond om daar de nieuwe kustbatterijen te bemannen, en tenslotte dat de leiding van het Knil in '41 veel tijd en aandacht moest besteden aan de voorbereiding van de uitzending van een expeditiemacht van ca. tienduizend militairen naar Europa - de Nederlandse

644 [PDF]
HET KONINKLIJK NEDERLANDS~INDISCH LEGER

administratieve aard (alleen divisie-commandanten hadden bepaalde bevoegdheden) 'divisies' bleven heten. Aan het einde van dejaren '30 kwam de legerleiding evenwel tot de conclusie dat die organisatie te log was en dat het, mede in verband met de invoering van moderne wapens, aanbeveling verdiende, uit de vier regimenten vijf brigades te vormen, elk uiteindelijk ca. vijfduizend man sterk (daarbij zouden ook de gemobiliseerde miliciëns worden ingedeeld), die gedacht waren als gemotoriseerde eenheden: men wilde voor het vervoer niet langer volledig afhankelijk zijn van het betrekkelijk dunne spoorwegnet op Java. Die reorganisatie was bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific nog niet doorgevoerd - het gevolg was dat het Knil aan het begin van zijn reorganisatie door die oorlog werd overvallen. Haar voorbereiding had in '40-'41 veel van de aandacht van de leiding in beslag genomen - trouwens, deze had in die periode zorgen te over! Het Knil had een chronisch tekort gehad aan Europese officieren en onderofficieren - dat tekort werd nijpend toen Nederland niet langer officieren en onderofficieren kon leveren. Er werd toen snel in Bandoeng een Koninklijke Militaire Academie opgericht (onder de cadetten bevonden zich inheemsen en enkele Chinezen) alsook een Hogere Krijgsschool - dat vergde weer geschoolde krachten die aan de dienst bij de eenheden werden onttrokken. Andere geschoolde krachten waren nodig voor de encadrering van de inheemse militie en van de eenheden die met moderne wapens (luchtafweergeschut, antitankgeschut, vechtwagens, pantserauto's, tanks) werden uitgerust - de genie moest vooral aandacht besteden aan de tankafweerstellingen die bij de belangrijkste wegen op Java en rond de belangrijkste havens (Soerabaja en Tandjong Priok aan de noord-, Tjilatjap aan de zuidkust) met inschakeling van inheemse arbeidskrachten werden aangelegd.

XCDaar kwam dan nog bij dat de bewaking van de talloze militairbelangrijke installaties waartoe het gouvernement, sterk onder de indruk van de 'Vijfde Colonne'-berichten uit Denemarken en Noorwegen, op 15 april '40 opdracht had gegeven, gehandhaafd bleef, ook toen gebleken was dat op Java eigenlijk geen 'Vijfde Colonne' bestond. Bij die wachtdiensten (geestdodend werk!) was een derde tot een kwart van de beroepsinfanteristen betrokken, 'hetgeen', aldus later generaal Bakkers, 'wil zeggen dat iedere man om de twee of drie etmalen een etmaal op wacht stond' (hij miste dan zijn nachtrust). 'Wanneer men dan nog bedenkt dat een man die om de drie etmalen een wacht trekt, in de regel twee-en-een-half à drie dagen van de vier aan de militaire oefening is onttrokken, dan is het duidelijk dat deze wachtdiensten

645 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

van het beroepsleger in ernstige mate moesten aantasten.' 1

XCVan geregeld militair oefenen met voltallige verbanden was dus geen sprake. Trouwens, bij de oefeningen die in kleiner verband wèl plaats vonden, moest men buitengewoon zuinig zijn met de munitie: de voorraden van het Knil (het had steeds geweermunitie gebruikt van een kaliber dat slechts door Nederland werd geleverd") waren zo klein dat ze soms voor oefeningen aangevuld moesten worden uit de voorraden van de marine.

XCDe bewapening van het Knil was niet berekend op een moderne oorlog. De manschappen in de Buitengewesten, die tezamen ongeveer de helft van het Knil vormden, waren bewapend met een karabijn en een slagwapen, een klewang - er was daar een nijpend tekort aan automatische wapens, behalve bij de eenheden die Tarakan, Balikpapan en Ambon te verdedigen hadden. Wij zullen over dit alles nog bijzonderheden geven wanneer wij de strijd in de Buitengewesten beschrijven. Op Java was er een groot tekort aan mitrailleurs, veldgeschut, mortieren en antitankgeschut en de tankafweerstellingen die er aangelegd waren, hadden heel weinig artillerie; soms waren dat totaal verouderde vuurmonden - tientallen jaren oude stukken die sinds lang in loodsen opgeslagen waren, waren weer te voorschijn gehaald om zowel bij die tankafweerstellingen als bij kustversterkingen geplaatst te worden. De havenbescherming van de minder belangrijke havens op Java had, aldus generaal Bakkers, 'zeer weinig te betekenen; het geschut behoorde ... eerder in musea thuis'>, maar ook Soerabaja, Tandjong Priok en Tjilatjap waren onvoldoende beschermd - voor een nieuwe, grote batterij bij Soerabaja, waarvoor op een rif in de toegang tot het Westervaarwater een betonnen emplacement werd gebouwd, werden de zwaarste kanonnen bestemd van de 'Jacob van Heemskerck' die uit Engeland moesten worden aangevoerd.' Ook voor andere havenverdedigingen stond de marine vuurmonden aan het Knil af, maar dat waren dan oude.

XCZwak was voorts vooralook de luchtafweer. Soerabaja was de enige plaats waar zich zwaar luchtafweergeschut bevond (één batterij) - elders werd ter verdediging van belangrijke objecten oud afweergeschut van deEngeland uitgeweken, wèl met zijn 15 cm-geschut maar zonder vuurleiding; het schip kreeg toen in Engeland zowel een vuurleiding

I R Bakkers: 'Het Knil', P.42. 2 Het wegvallen van de aanvoer werd opgevangen door eigen munitieproductie en door de aankoop van munitie van groter kaliber - in dat laatste geval moesten de lopen der geweren uitgeboord worden. 3 R Bakkers: 'Het Knil', p. 33. • De 'Jacob van Heemskerck' was in de Meidagen van '40 naar

646 [PDF]
HET KONINKLIJK NEDERLANDS-INDISCH LEGER

marine gebruikt. Moderne lichte luchtafweerbatterijen bevonden zich, maar in veel te geringe aantallen, bij Soerabaja, Bandoeng en Batavia en in de Buitengewesten bij de belangrijkste vliegvelden en kustbatterijen. Het Veldleger op Java beschikte bij elk van de vier regimenten waaruit het bestond (de hergroepering tot vijf brigades was immers niet voltooid), over slechts negen lichte luchtdoelmitrailleurs en was dus vrijwel weerloos tegen vijandelijke luchtaanvallen. Dat Veldleger was, toen de Japanners landden, slechts achttienduizend man sterk en die bevonden zich in nogal ver van elkaar verwijderde gebieden - daarop komen wij, als wij die landingen beschrijven, terug. Hier verdient nog vermelding, dat, toen eenmaal besloten was, die regimenten zoveel mogelijk autovervoer te geven, aan de legerleiding bleek dat er een tekort was aan militaire chauffeurs. Inheemse chauffeurs die zich vrijwillig hadden aangemeld, werden toen verenigd in het Vrijwillig Autobestuurderskorps, het Vaubek. Deze vrijwilligers bleven hun normale werk doen maar werden wèl enkele uren per week geoefend in het rijden in colonneverband; ook werden hun de militaire begrippen bijgebracht. De meeste uit Amerika ontvangen militaire vrachtauto's konden overigens niet bij de troepen worden ingedeeld maar waren nodig voor transporten bij de aanleg van nieuwe vliegvelden.

XCWat de Buitengewesten betreft: eenheden ter sterkte van een bataljon, ca. duizend man, bevonden zich, toen de oorlog in de Pacific uitbrak, slechts op Tarakan, te Balikpapan en op Ambon, overal elders moest men op zijn best in compagnieën rekenen: eenheden ter sterkte van hooguit tweehonderd man; daar kwamen in de Buitengewesten (alsook op Java) de detachementen van de marechaussee bij.

XCEr werd van uitgegaan dat die zwakke eenheden bij de hoofdplaatsen slechts korte tijd weerstand zouden kunnen bieden; nadien moesten zij op de grote eilanden (niet dus op Tarakan en Ambon, maar wèl op Sumatra, Borneo, Celebes en Timor) tot de guerrilla overgaan en daartoe waren hier en daar in de binnenlanden depots met wapens en voedsel ingericht. Dergelijke depots bestonden ook op Java - de bedoeling was dat daar door detachementen van de marechaussee en door de (straks te behandelen) Landwachten geageerd zou worden tegen de verbindingen der Japanners als die dieper op Java zouden trachten door te dringen.

XCEr waren misschien nog wel méér oorzaken: de reserve-officieren die de VOC's moesten opleiden, waren vaak zoveel van hun militaire kennis kwijtgeraakt, dat de opleiding aan onderofficieren werd overgelaten wier kennis vaak niet groter maar wier toon ruwer was. Het was bovendien teleurstellend, te ervaren dat, als men het geweer had leren hanteren, de munitie voor schietoefeningen ontbrak.

XCOnderdelen van het Knil waren ook de formaties welke wij al enkele keren noemden: de Stads- en Landwachten.

XCVan die twee formaties werden de Stadswachten het eerst opgericht en bij die oprichting speelden de berichten omtrent het ingrijpen van de 'Vijfde Colonne' in Europa een belangrijke rol: de oprichters meenden dat men in de steden de beschikking moest krijgen over een Stadswacht die tegen 'Vijfde Colonnisten' , eventueelook tegen vijandelijke paraweest. 2 Hier en daar waren er ook Engelsen onder. 3 Deli Courant, 27 jan. 1941, in Persoverzicht,

1 In 1930 bevonden zich in Indië bijna negenduizendvierhonderd mannelijke Ne derlanders tussen de achttien en vijf-en-veertig jaar die, om welke reden ook, niet dienstplichtig waren. Vermoedelijk is hun aantal in '40 nog iets groter ge

648 [PDF]
DE STADS EN LANDWACHTEN

chutisten, zou kunnen optreden. Bovendien zou zulk een formatie van nut kunnen zijn wanneer bij of na oorlogshandelingen inheemsen op grote schaal tot rampok-partijen, plunderingen, zouden overgaan: de politie zou dan heel wel versterking kunnen gebruiken. Het plan hield in, dat de op te richten Stadswachten zouden bestaan uit Europeanen en betrouwbaar geachte Chinezen en Indonesiërs (telkens twee Europeanen op één Chinees en één Indonesiër) - die Europeanen zouden Of vrijwilligers Of dienstplichtigen zijn, in dat laatste geval miliciëns en landstormers van wie, meestal op grond van hun werk, vaststond dat zij bij een algemene mobilisatie niet behoefden op te komen.

XCDit plan werd door de eerder genoemde Weerbaarheidscommissie (de commissie die ook tot oprichting van de inheemse militie adviseerde) gunstig beoordeeld en vervolgens door het gouvernement goedgekeurd. Medio '40 werden de eerste twee Stadswachten opgericht: in Batavia en in Medan. Spoedig volgden er meer.' Het leger droeg zorg voor uniformen en instructeurs - de bewapening was een groter probleem. Aanvankelijk moesten Stadswachten wel met stokken en houten geweren exerceren, later kregen zij de beschikking over de oude Italiaanse geweren, vooral evenwel over jachtgeweren die ingezameld waren. Ook werden hier en daar bij de Stadswachten pantserauto's ingedeeld.

XCAan deze opzet nu werd eind '40 een uitbreiding gegeven door een energiek man, over wie wij in deel II b meer te schrijven krijgen: ir. F. Kramer, voorzitter van het Algeineen Landbouw-Syndicaat te Batavia; dat was een lichaam dat de belangen van de Europese bergcultures op Java behartigde en voorts tot taak had om aan, het gouvernement en het Bfl-apparaat op Java adviezen uit te brengen met betrekking tot de landbouwnijverheid (de verwerking van landbouwproducten dus), met uitzondering van de suikerindustrie. Kramer was voorts lid van het dagelijks bestuur van de Indische Ondernemersbond en van talrijke commissies die op het gebied van de economische ordening werkzaam waren. Weinig Europeanen kenden de levens- en werkomstandigheden van de Europese planters zo goed als hij.

XCUit eerdere hoofdstukken bleek dat die planters zich veelal bedreigd hadden gevoeld wanneer zich in delen van Indië inheemse agitatie had voorgedaan - menige onderneming kende dan ook een eigen wacht van inheemsen onder Europese leiding. Kramer nu meende dat het zin had om in alle gebieden waar cultuurondernemingen lagen, analoog aan de

XC'Ook tot de Stadswachten konden

649 [PDF]
INDIil's DEFENSIE

Stadswachten Landwachten te vormen. Ook dit denkbeeld werd door het gouvernement goedgekeurd en bij de verwezenlijking verleende de legerleiding wederom een belangrijke hulp, vooral in organisatorisch opzicht. Hier was het wapentekort minder klemmend omdat de ondernemingswachten, waaruit de Landwachten voor een groot deel voortkwamen, al gewapend waren geweest, zij het vaak slechts met een klewang.

XCEr kwamen in heel Indië enkele honderden Landwachten en zes-endertig steden, waaronder zeventien op Java, kregen een Stadswacht. Die kleine regionale resp. locale eenheden hadden een totale sterkte van ongeveer acht-en-twintigduizend man; zij vielen, hoewel tot het Knil behorend, buiten de intendance en de geneeskundige dienst van het leger. Over het algemeen zorgden zij zelf voor wat zij nodig hadden, veelal met hulp van het Europese bedrijfsleven. Aanvankelijk gebeurde dat niet alleen met vindingrijkheid maar ook met.geestdrift; later nam, zoals ook bij de Vrijwillige Oefencorpsen het geval was, die geestdrift wat af, sommigen plachten te zeggen: 'Wij staan te staan en wachten te wachten.' 1 Met dat al had de aanwezigheid van die Stads- en Landwachten voor het Knil het voordeel dat er hulpformaties waren die een deel van de taken van de niet bij het Veldleger ingedeelde eenheden van het Knil konden overnemen; allen die reden hadden om voor rampok-partijen beducht te zijn, konden, zo stellen wij ons voor, enige gerustheid putten uit het feit dat in de steden de politie en daarbuiten de Veldpolitie aanvulling hadden gekregen.

XCCijfers oyer de deelneming van Chinezen en Indonesiërs aan de Stadswachten zijn ons niet bekend.

XCHet zou onjuist zijn, de leiding van het Knillouter en alleen te beoordelen naar het voor het Knil meestal teleurstellend verloop van de gevechten waartoe het in de Japanse invasiemaanden 'kwam - die leiding moest een leger te velde laten trekken met een bewapening waarvan zij zelf wist dat zij over het algemeen ernstig verouderd was. Zij had zich, misschien te laat (zij had vóór mei '40,ja zelfs vóór september '39 kunnen

XC1 A. J. A. C. Nooteboom: 'Vier oorlogsjaren op Java', II a, p. 4

650 [PDF]
GENERAAL BERENSCHOT

omschakelen van Europese op Amerikaanse leveranciers), alle mogelijke moeite gegeven om de beschikking te krijgen over voldoende moderne wapens; dat maar zo weinig was afgeleverd, was niet háár schuld. Natuurlijk wist niemand met zekerheid wàt de Japanner, als hij zou aanvallen, waard zou zijn, maar de hogere bevelhebbers hadden, als zij de zaken nuchter bezagen, alle reden zich af te vragen of het Knil, dat niet geschoold was in de moderne oorlogvoering en daar ook maar weinig wapens voor bezat, opgewassen zou zijn tegen de eisen welke het afslaan van een japanse invasie zou stellen.

XCDat vermogen om nuchter te blijven was bij uitstek een eigenschap van de man die in juli' 39 door de regering was benoemd tot commandant van het Knil: luitenant-generaal Gerardus Johannes Berenschot.

XCHij was in 1887 op Sumatra geboren als zoon van een officier van het Knil die een Indonesische vrouw had gehuwd. Toen hij vijftien jaar was, ging hij in Alkmaar de lessen volgen aan de z.g. cadettenschool: een opleidingsinstelling waarvan het einddiploma toegang gaf tot de Koninklijke Militaire Academie. Op die Academie slaagde hij als eerste van zijn jaarklasse. In Indië geplaatst, verwierf hij daar eervolle vermeldingen door zijn deelneming aan gevechten in Atjeh waar hij bij de marechaussee was geplaatst. Snelle bevorderingen en een geslaagde studie aan de Hogere Krijgsschool (van '25 tot 'Jo was hij er bovendien als leraar aan verbonden) leidden er toe dat hij in ' 34 chef-staf werd van het Knilvan Starkenborgh droeg hem in '39 graag als opvolger van generaal Boerstra voor. Berenschot was namelijk niet alleen een kundig troepenen stafofficier maar hij had begrip voor politieke vraagstukken en er ging van hem ook een groot natuurlijk gezag uit - wie hem, zoals van Kleffens in april-mei '41, voor het eerst ontmoette, kwam onmiddellijk onder de indruk van zijn persoonlijkheid; 'ik ben zelden', vertelde van Kleffens ons later, 'iemand tegengekomen die mij zozeer de indruk gaf dat ik volledig op zijn oordeel kon afgaan.' 1 Berenschot was wars van alle grootspraak. Hij wist dat als de Japanners er in zouden slagen op Java te landen, de kans groet was. dat het Veldleger de strij d zou moeten aanbinden met troepen die niet alleen beter uitgerust waren maar ook in China ervaring hadden opgedaan in de moderne oorlogvoering - in de kring van hoge militairen sprak hij af en toe als zijn verwachting uit dat het Knil slechts een korte periode, misschien maar vijf dagen, weerstand zou kunnen bieden; buiten die vertrouwde kring zweeg hij daarover,

XCI Van Kleffens, 2 juni

651 [PDF]
INDIË-'S DEFENSIE

beseffend dat als zijn opinie aan buitenstaanders bekend raakte, zulks het moreel niet alleen van de troepen maar ook van de burgerij zou ondermijnen. Ook op de Britse en Amerikaanse officieren met wie hij in '40 en '41 in contact kwam, maakte hij, alliet zijn Engels te wensen over, een bij uitstek capabele indruk. Zij zagen in hem een legeraanvoerder die onder alle omstandigheden het hoofd koel zou houden, ook als hij persoonlijk leiding zou moeten geven aan operaties tegen het oppermachtige Japan.

XCHet mocht niet zo zijn. Op 13 oktober '41 stortte het legervliegtuig waarmee Berenschot na een bespreking met de opperbevelhebber van de Royal Air Force in het Verre Oosten I uit Batavia naar Bandoeng terugkeerde, in een stads-kampong van Batavia neer; alle inzittenden, onder wie twee Nederlandse officieren en een officier van de Britse Intelligence, alsook een aantal kampong-bewoners kwamen om het leven.

XCBerenschots dood werd als een zware slag beschouwd, vooralook door van Starkenborgh. Deze diende nu aan Londen te berichten wie zijns inziens Berenschot het best kon opvolgen. Eén generaal van het Knil was langer in dienst dan Berenschots chef-staf, ter Poorten - die generaal was evenwel in '39 al gepasseerd toen Berenschot tot legercommandant was benoemd, en van Starkenborgh was van mening dat ter Poorten de enige was die voor de opvolging van Berenschot in aanmerking kwam. 'Betrokkene', seinde hij op 20 oktober naar Londen,

XC'is door zijn huidige functie geheel ingewerkt in de vraagstukken van legeruitbreiding en centrale leiding. In jongere generaals zie ik geen eigenschappen die het voorbijgaan van ter Poorten zouden kunnen motiveren. Ter Poorten bezit grote vakbekwaamheid, een scherpe en snelwerkende intelligentie, voortvarendheid, originaliteit, vindingrijkheid en initiatief. Ik moet hier echter aan toevoegen dat ik vrees dat ter Poorten in aanraking met burgerdiensten en voor wat betreft het aanvoelen van belangen buiten het zuiver militaire terrein, de waardevolle eigenschappen van Berenschot mist. Ter Poorten is meer eenzijdig militair van aard, scherp in zijn uitlatingen en minder fijn besnaard. Ik meen echter dat dit laatste moet worden aanvaard aangezien, alles bijeengenomen, ter Poorten de beste keuZe vertegenwoordigt. Tenslotte hoop ik door oplettendheid mijnerzijds de eonsequenties van zijn minder prettige hoedanigheden af te kunnen zwakken.' 2

XCInderdaad, Hein ter Poorten had in zijn carrière zijn door van Starkenborgh genoemde, goede eigenschappen ten volle getoond. Zoals wij

XC1 Deze was op de terugreis uit Australië naar Singapore. 2 Telegram, 20 okt. 1941, van van Starkenborgh aan de regering (IC,

652 [PDF]
GENERAAL TER POORTEN INDIË'S DEFENSIE

al in hoofdstuk I vermeldden, was hij in 191 I als jong luitenant der artillerie (hij was in 1887 in Buitenzorg geboren), de eerste Nederlandse beroepsofficier geweest die het internationaal vliegbrevet had verworven (op eigen kosten!) - hij had toen zijn kennis op luchtvaartgebied uitgebreid en was in '13 naar Indië vertrokken waar hij de grondlegger werd van de militaire luchtvaart. In '19 keerde hij naar Nederland terug om er de colleges aan de Hogere Krijgsschool te volgen - toen hij nadien weer in Indië ging dienen, was dat niet bij de militaire luchtvaart maar bij de artillerie. In twee perioden: van '26 tot' 3 I en van '33 tot' 36, kon hij de belangen van dat wapen bevorderen doordat hij bij de Generale Staf was geplaatst; hij werd er tenslotte afdelingshoofd en inspecteur der artillerie. Als opvolger van Berenschot werd hij in juli' 39 tot chef van de Generale Staf van het Knil benoemd. Hij had in oktober '41, toen Berenschot verongelukte, op andere candidaten voor de functie van legercommandant o.m. vóór dat hij, zoals van Starkenborgh had geseind, 'geheel ingewerkt (was) in de vraagstukken van legeruitbreiding en centrale leiding' - bij dat laatste was van belang dat ook ter Poorten (die beter Engels sprak dan Berenschot) nauw betrokken was geweest bij de pogingen om in de Nanjo een gemeenschappelijke verdediging van de grond te krijgen.' Een feit was evenwel dat van Starkenborgh ter Poorten met meer aarzelingen als Berenschots opvolger voorstelde dan uit zijn telegram bleek - hij vond ter Poorten namelijk, zei hij in '57, 'een vloekende militair, een grove man, opgewonden', en wist dat uit zijn gedragingen in het particuliere leven nogal eens moeilijkheden waren voortgevloeid. Hij vond verder dat ter Poorten 'een te weinig serieuze indruk maakte' en dat 'zijn mentaliteit door te veel z.g. uitgaan enzovoort was bedorven' 2 - kortom, hij had op de mens ter Poorten veel tegen en wij veronderstellen dat ter Poorten zijnerzijds ook geen aansluiting kon vinden bij de uiterlijk koele, ingetogen, ietwat vormelijke Groninger van Starkenborgh. Hoe dat zij, in de besprekingen die de gouverneur-generaal met de legercommandant te voeren kreeg, kwam geen toenadering tot stand en werd ook geen basis voor wederzijds vertrouwen gelegd. Berenschot had het verstaan, de niet-militair van Starkenborgh helder en beknopt in te lichten over militaire vraagstukken - ter Poorten legde althans in zijn contacten met van Starkenborgh dat vermogen niet aan de dag. Er

I 'Zonder van Starkenborgh er in te kennen had hij al in' mei '40 op zulk een gemeenschappelijke verdediging aangedrongen in een gesprek met de Britse gezant in Thailand die toen een particulier bezoek aan Indië bracht. 2 Mededelingen, 16 juli en 17 okt. 1957,van van Starkenborgh aan de Indische afdeling van het RvO.

653 [PDF]

bereikten deze bovendien klachten dat de legercommandant zich in gesprekken met willekeurige .particulieren pessimistisch had uitgelaten over de capaciteiten van het Knil; dat leidde er toe dat hij ter Poorten bij zich ontbood om hem een terechtwijzing te geven. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen dat deze hem door ter Poorten in dank is afgenomen.

XCZo ging Indië kritieke maanden tegemoet in een situatie waarin de menselijke verhoudingen tussen de gouverneur-generaal en de legercommandant veel te wensen overlieten.

XCGelijk vermeld, was de eerste opbouw van de militaire luchtvaart in Indië ter Poortens werk geweest. Hij was met die opbouw begonnen in een periode waarin door velen betwijfeld werd of vliegen in de archipel in verband met de atmosferische gesteldheid wel mogelijk was - ter Poorten meende van wel en in '15 steeg hij voor het eerst van een bij Tandjong Priok gelegen vliegkamp op met een Glenn Martin-watervliegtuig dat hij zelf in de Verenigde Staten had uitgezocht. Begin '16 werd een bij Kalidjati gelegen terrein als vliegveld voor landvliegtuigen in gebruik genomen (er waren inmiddels bij de Glenn Martin-fabrieken acht verkenners en vier lestoestellen besteld) en werd besloten; op de hoogvlakte van Bandoeng meerdere van dergelijke vliegvelden aan te leggen. In'21 ging de Vliegafdelingvan het Knil 'Luchtvaartafdeling' heten, in '25 werd bij Andir, enkele kilometers ten westen van Bandoeng, een groot nieuw vliegveld in gebruik genomen dat het centrale vliegveld van de Luchtvaartafdeling zou worden. In de jaren '20 kwamen ook op Sumatra enkele vliegvelden gereed en kwam er een vliegveld op Timor, nadien werden ook elders in de Buitengewesten vliegvelden aangelegd, terwijl hun aantal op Java belangrijk werd uitgebreid.

XCDe Luchtvaartafdeling van het Knil vloog aanvankelijk louter met jagers en verkenners maar in '35 viel het belangrijke besluit, op bom- • menwerpers over te schakelen. Dat geschiedde tot ongenoegen van de marine welke vreesde dat deze toestellen zoveel geld zouden kosten dat de modernisering van de marine er door zou worden bemoeilijkt, en die bovendien van mening was dat de militaire waarde van bommenwerpers nog geenszins was' aangetoond en dat het Knil, dergelijke toestellen aanschaffend, op het terrein kwam van de marine waaraan in de Defensiegrondslagen Indië's 'verdediging op afstand' was toevertrouwd. De

654 [PDF]
DE MILITAIRE LUCHTVAART

zaak ging door en in '37 arriveerden in Indië de eerste dertien tweemotorige Glenn Martin-bommenwerpers. Er volgden er meer - het tempo van de bestellingen werd evenwel geremd doordat het grote moeite kostte, in Indië de nodige vliegtuigwerkplaatsen in te richten en daar het vereiste aantal monteurs en andere technici voor op te leiden. Ook het . opleiden van vliegers en waarnemers bood talloze problemen. Uit het beroepskader kwamen die niet in voldoende aantallen te voorschijn; men ging er toen toe over, kortverband personeel aan te stellen 1 dat gerecruteerd werd uit de clubs van sportvliegers die op particulier initiatief maar met steun van de legerleiding waren opgericht." In '40 en '41 werd niet alleen het aantal 'gewone' vliegvelden uitgebreid (tot een totaal van twee-en-dertig, waarvan er zeventien op Java lagen') maar werd er, aangezien men moest aannemen dat deze alle aan de Japanners bekend waren, ook toe overgegaan om in de binnenlanden van Sumatra, nl. 75 km ten zuidwesten van Palembang, en van Borneo, nl. op eenzelfde afstand ten noordwesten van Samarinda en op 60 km ten oosten van Singkawang (zie kaart XIV op pag. 816) goed gecamoufleerde, geheime vliegvelden aan te leggen die met het cijfer II werden aangeduid. Luchtdoelgeschut was slechts beschikbaar voor de belangrijkste vliegvelden, waaronder Palembang II en Samarinda II, op alle overige moest men het stellen met luchtdoelmitrailleurs. Radarapparatuur ontbrak. Eerder vermeldden wij dat de Militaire Luchtvaart (de vroegere Afdeling van het Knil was per I januari '40 een apart Wapen geworden) in '40-'41 uit de Verenigde Staten, afgezien van 20 Lockheed-verkeersvlieg tuigen (bestemd voor parachutisten), 95 moderne jagers ontving: 24 van het type Curtiss Interceptor, 71 van het type Brewster Buffalo. Beide types waren aanzienlijk langzamer dan de jagers waarover de Japanners beschikten (de z.g. Zero-jagers van de Japanse marine, een product van de Mitsoebisji-fabrieken, waren bijvoorbeeld ruim 150 km per uur sneller),

XC1 Met de betrokkenen werd een dienstverbintenis aangegaan voor de tijd van zeven jaar waarvan de eerste vijf in werkelijke diensr zouden worden doorgebracht; in de resterende twee zouden zij zich kunnen voorbereiden op een positie in de burgermaatschappij. 2 In '37 hadden, zoals reeds vermeld, meer dan tachtigduizend personen hun handtekening gezet onder het door de Vaderlandse Club georganiseerd Weerbaarheidspetitionnement. Elk hunner had bovendien het symbolische bedrag van één gulden afgedragen. Die ruim tachtigduizend gulden waren gebruikt als aanvangskapitaal van het midden '38 opgericht Nederlands-Indisch Luchtvaartfonds dat subsidies verleende aan de sportvliegerij opdat deze meer reservevliegers zou kunnen opleiden voor leger en marine. De burgervliegvelden van de Knilm meegeteld.

655 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

en vooral de Brewster Buffalo's, zware toestellen die ontworpen waren als toestellen voor de vliegkampschepen van de Amerikaanse marine, konden het ook bij het klimmen niet tegen de Zero's opnemen: die Japanse jagers stegen viermaal sneller op dan de Buffalo's, zodat die laatste het in luchtgevechten vrijwel steeds tegen de Japanners moesten afleggen. Geringer nog waren de gevechtskwaliteiten van de oudere toestellen der Militaire Luchtvaart: 20 van het type Curtiss Hawk, 36 van het type Curtiss Falcon (dat waren verkenners). Nadelig was voorts, dat zich onder de mitrailleur-munitie welke door al deze jagers werd verschoten, geen lichtspoormunitie bevond - daar beschikten de Japanse toestellen wèl over.

XCOok de Glenn Martin-bommenwerpers welke het Knil sinds '37 had ontvangen (het bezat er bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific 80 van), lieten veel te wensen over: zij waren langzaam, hadden voor hun verdediging slechts vier lichte mitrailleurs en waren niet gepantserd; het waren toestellen welke de Amerikaanse luchtmacht, aldus een van de historici van die luchtmacht, 'had discarded long ago'.' Die bommenwerpers hadden een actieradius van ca. 750 kilometer - de Buffalo's en Curtiss Hawks hadden evenwel slechts een radius van 450 km (die van de Curtiss Interceptors was nog kleiner), zodat de bommenwerpers, vielen zij op een grotere afstand dan 450 km aan, geen jagerbescherming zouden hebben.

XCNiet voor al deze jagers en bommenwerpers was bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific vliegpersoneel beschikbaar: van de 95 moderne jagers konden, er 45 in de lucht gebracht worden, van de 80 bommenwerpers 66.

Marine / Marineluchtmacht

XC

XCSchrijven wij over de marine en de Marineluchtmacht (d.w.z. de Marineluchtvaartdienst oftewel de MLD), dan willen wij eerst stilstaan bij de persoon van de commandant-Zeernacht.

XCConrad Emile Lambert Helfrich was in 1886 in Semarang geboren als zoon van een officier van gezondheid van het Knil; hij was, evenals Berenschot, gedeeltelijk van inheemse afkomst: een Indische Nederlander dus. Van j ongsaf aan voelde hij zich tot de marine aangetrokken - op zeventienjarige leeftijd ging hij naar Nederland om er op het Koninklijk

XC1 W. D. Edmonds: They fought with what they had. The story of the Army Air Forces in the Southwest Pacific, 1941-1942 (1951), p.

656 [PDF]
ADMIRAAL HELFRICH

Instituut voor de Marine tot marine-officier te worden opgeleid. Nadien vervulde hij op de varende eenheden dan wel aan de wal verschillende functies waarbij hij opviel door zijn energie en intelligentie. In '22 werd hij in de gelegenheid gesteld, de colleges aan de Hogere Marine Krijgsschool te volgen - van leerling werd hij er leraar, bijna drie jaar lang. In'3 I werd hij benoemd tot chef-staf van de marine in Indische wateren en van eind '35 tot eind '37 commandeerde hij er het eskader. Na vervolgens anderhalf jaar lang in Nederland directeur van de Hogere Marine Krijgsschool te zijn geweest, werd hij in oktober '39 benoemd tot commandant-Zeemacht in Indië. Hij was toen nog schout-bij-nacht; de bevordering tot vice-admiraal, hem zeer welkom ('ijdelheid was zijn zwakheid', zei van Starkenborgh ons in '61 1) vond plaats op 31 augustus '40, Koninginnedag.

XCUiterlijk leek Helfrich op wat men 'een ruwe zeebonk' pleegt te noemen, maar die schijn bedroog. 'Ik heb hem', schreeflater Vromans,

XC'nooit horen vloeken of rauwe taal horen gebruiken; wel krasse termen, doch altijd parlementair. Binnenskamers was hij eerder subtiel en diepdenkend, waarbij hij de kwade zijde vaak eerder zag dan de goede. Zijn dadendrang was onmiskenbaar en zijn rondborstigheid was vaak de verongelijktheid van de man die met idioten afknoeiers of onwaarachtigen te doen heeft, die hij nu eens flink de waarheid zegt. Dit luchtte hem op maar daarmee gaf hij zich bloot aan zijn soms minder faire tegenstanders. Generaal Berenschot wond de Staatsmobilisatieraad ... om zijn pink; hij was slechts ogenschijnlijk zachtaardig. Admiraal Helfrich kwam in die gevallen bijna tot ruzie.'?

XCDe commandant-Zeemacht was vóór alles een vechter, diep doordrongen van Nederlands roemrijke tradities ter zee, een bezielend aanvoerder ook en het tegendeel van een bureaucraat. Toen hij, na vrijwel al zijn schepen in de Indische wateren verloren te hebben, op Ceylon waar hij zijn nieuwe hoofdkwartier vestigde, in '42 een nieuwe chef personeel moest benoemen, zei hij letterlijk: 'Ik vraag naar een man die de mensen kent, niet naar een die de voorschriften kent - die laatste heb ik of vind ik wel ergens.'? Met hart en ziel was hij verbonden met Indië waar hij geboren was en was opgegroeid - hij zag het als een integrerend deel van het koninkrijk en wees dan ook de aspiraties der Indonesische

I Van Starkenborgh, 23 okt. I961. 2 A. G. Vromans: 'Aantekeningen bij de artikelen van A. Besnard over K W. L. Bezemer: (I956)', p. 7. 3 H. A. van Foreest in nov. I962, p. 3.

657 [PDF]
INDI~'S DEFENSIE

nationalisten met grote beslistheid af Voor Indië's verdediging was hij bereid de hoogste offers te brengen. Dat bleek al ten duidelijkste uit de algemene gedragslijn, 'De eer van de Nederlandse vlag', welke hij kort na de Meidagen van '40 op de vloot liet verspreiden. Onder verwijzing naar de bestaande marinevoorschriften bepaalde hij daarin o.m.,

XC'dat gestreden zal worden tot de laatste man, zolang de tegenstander nog op enigerlei wijze, met welk wapen dan .ook, schade kan worden toegebracht;

XCdat tijdens of na de strijd geen onderdeel der Koninklijke Marine, hetzij dat een schip of vliegtuig is, dan wel een inrichting aan de wal aan de vijand zal worden overgegeven;

XCdat nimmer een schip, een vliegtuig of enig ander materieel, hieronder begrepen bedrijfsstoffen, de vijand in bruikbare staar in handen mag vallen;

XCdat Hr.Ms. oorlogsschepen, die in de strijd elk middel om de vijand schade toe te brengen hebberi verloren, tot zinken zullen worden gebracht en met waaiende Nederlandse vlag ten onder zullen gaan'!

XCmen zou dit kunnen interpreteren (en zeker was dit de strekking van het stuk) als een instructie om in de Indische wateren de strijd tegen de Japanners tot het uiterste vol te houden, anders gezegd: bij die verdediging de Indische wateren nimmer te verlaten. Op zichzelf was dit niet in overeenstemming met wat de algemene strategie ter zee voorschreef: marineschepen zijn essentieel verplaatsbare gevechtseenheden die er, wanneer de vijand op een bepaald gevechtsterrein volstrekt oppermachtig is, verstandig aan doen zich van dat gevechtsterrein terug te trekken om er pas weer te verschijnen als de krachtsverhoudingen anders zijn komen te liggen. Inderdaad, in februari '41 bracht Helfrich in zoverre een wijziging aan in de richtlijn welke hij had uitgegeven, dat hij nu in een als 'zeer geheim' aangeduide beschikking bepaalde dat de Koninklijke Marine de strijd in Indische wateren zou voortzetten totdat de Japanners op Java hun hoofdlanding zouden hebben uitgevoerd - nadien zouden de resterende schepen en vliegtuigen verlof hebben, die wateren te verlaten om de strijd elders voort te zetten. Als laatste zin stond in die nieuwe richtlijn: 'De wens, het Vaderland (wáár ook) te blijven dienen, moet voorop staan en alle pogingen zullen daartoe in het werk worden gesteld.'> Dat het evenwel een primaire taak was van de marine om deWard: 'De Militaire Luchtvaart van het Knil buiten Nederlands-Indië in de jaren 1942-I945' (z.j.), p. 2.

1 Getuige Helfrich, punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 68915. 2 Aange haald in (Minist. van defensie, Kon. Luchtmacht, Sectie Luchtmacht Historie) O. G.

658 [PDF]
HELFRI'CHS RICHTLIJNEN

Japanse hoofdlanding op Java te voorkomen, althans dat te trachten, leed voor Helfrich geen enkele twijfel.

XCEvenals het leger gaf de marine zich na de Meidagen van '40 grote moeite om haar personele en materiële grondslag te verbeteren. Nederland kon niet langer marine-officieren leveren - Indië droeg zorg voor een eigen officiersopleiding: in augustus '40 werd in Soerabaja een nieuw'Willemsoord' geopend (een tegenhanger van het Koninklijk Instituut voor de Marine te Den Helder); commandant daarvan werd schout-bij-nacht G. W. Stöve, een bekwame maar niet bijster inspirerende vlagofficier, aan wie Helfrich in juni het bevel over het in Indische wateren aanwezige marine-eskader had ontnomen om het over te dragen aan schout-bijnacht K W. F. M. Doorman in wiens leiderschap hij meer vertrouwen had. Gelijk al vermeld, werd het Marine-etablissement te Soerabaja belangrijk uitgebreid - er werden vóór het uitbreken van de oorlog in de Pacific 12 motortorpedoboten en 15 met lichte mitrailleurs uitgeruste patrouilleboten gebouwd (een werf in Tandjong Priok voegde daar nog 8 aan toe). Het Marine-etablissement was verder volop bezet met het onderhouden en repareren van de varende eenheden van de marine - tijd vergde ook een grote reparatie van de kruiser 'Sumatra' die, na prinses Juliana en de prinsesjes Beatrix en Irene uit Engeland naar Canada gebracht te hebben, in oktober '40 in Soerabaja arriveerde. De kruiser werd er buiten dienst gesteld en het personeel werd over de overige schepen verdeeld. De reparatie (in het schip moest o.m. een nieuwe electrische installatie worden ingebouwd die nog in de Meidagen van '40 uit Nederland per schip was weggezonden) zou minstens anderhalf jaar vergen, hetgeen samenhing met het feit dat het herstel van het schip, waarvan de machine vaak gebreken had vertoond, een lage prioriteit had gekregen.

XCDan werd in opdracht van de marine de vaargeul in het Westervaarwater breder en dieper gemaakt; wilde de haven te Soerabaja ook bij eb bereikbaar zijn voor grotere schepen dan kruisers, dan moest de geul op een breedte van ca. 100 meter en een diepte van 10 meter gebracht worden. Hier werd dag en nacht aan gewerkt; de geul was begin maart '42 gereed. De bedoeling was ook dat het doordringen tot Soerabaja extra

659 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

zou worden bemoeilijkt doordat, gelijk reeds vermeld, op een rif dat in de toegang tot het Westervaarwater lag, een grote kustbatterij zou worden geplaatst - de fundamenten voor die batterij kwamen op tijd klaar maar het geschut kon niet meer geïnstalleerd worden.

XCTenslotte vermelden wij dat van mei '40 af geheel nieuwe mijnenvelden werden gelegd - de gegevens over die velden waren namelijk steeds naar Nederland gezonden en men zag het als mogelijk dat de ligging van de vóór mei '40 gelegde velden via de Duitsers aan de Japanners bekend was geworden.

XCAl vóór het uitbreken van de oorlog in de Pacific werd van de marine veel gevergd, zulks in het kader van de oorlogvoering tegen Duitsland en Italië. Tussen mei '40 en december '41 zond de Kriegsmarine in totaal acht oorlogsschepen, raiders, naar de Pacific en de Indische Oceaan, waar zich soms twee, een enkele keer zelfs drie van die voor de koopvaardij levensgevaarlijke schepen tegelijk bevonden. Zodra zij waren gesignaleerd, moesten de koopvaarders, geïnstrueerd door de Afdeling Handelsbescherming van het departement van marine, grote omwegen maken en werd door oorlogsschepen en vliegtuigen jacht gemaakt op de raiders. Er werd door Helfrich dan ook wel gebruik gemaakt van z.g. lokschepen: Nederlandse koopvaarders die naar het gebied gezonden werden waar een raider werd vermoed en die dan steeds een Nederlandse onderzeeboot in de nabijheid hadden.' Het kwam nimmer tot een ontmoeting

I In zijn 'De lotgevallen van onze koopvaardij in Nederlands-Indische wateren' (een hoofdstuk van zijn breed opgezette; nog niet in druk verschenen geschiedenis van de Nederlandse koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog) schrijft K W. L. Bezemer: 'Het is zeer de vraag of de onderzeeboot wel met succes had kunnen aanvallen, daar de aanhoudingen' (door de 'meestaloverdag plaatsvonden, zodat men onder water, op vrij grote afstand, had moeten lanceren' (daar stond tegenover dat de aanhoudende stil zou liggen) - Bezemer meent voorts dat de gevechtswaarde van de door Helfrich 'kennelijk sterk werd onderschat' en wijst er op 'dat de Engelsen de 'lokaasmethode' van Helfrich nooit hebben toegepast.' (K W. L. Beze mer: a.v., p. 18-19). Helfrich legde eenzelfde strijdvaardigheid aan de dag toen hij in februari '41 de Nederlandse kruisers en torpedobootjagers opdracht gaf, het veel zwaardere en beter bewapende Duitse pantserschip op te vangen en er de strijd mee aan te binden. Het pantserschip had een koopvaarder van de KPM bij Mauritius tot zinken

660 [PDF]
DE MARINE IN ACTIE

met een van die raiders - het zoeken evenwel en soms ook de jacht op verdachte schepen in de archipel die bij nader onderzoek bevriende schepen bleken te zijn ('iedereen zag plotseling spoken', schreef Helfrich later'), stelden hoge eisen aan het uithoudingsvermogen van de bemanningen en veroorzaakten slijtage aan de schepen-zelf.

XCHet kostte Helfrich dan bovendien nog moeite te voorkomen dat aan de marine in Indië krachten onttrokken werden om aan de marine in Engelse wateren te worden toegevoegd. In december '39 had hij de kanonneerboot 'Flores' naar Nederland moeten laten terugvaren en in april '40 de torpedobootjager 'Van Galen'; dat laatste schip ging in de Meidagen van '40 bij Rotterdam verloren - nadien oefende Furstner als bevelhebber van de Nederlandse zeestrijdkrachten van Londen uit een voortdurende pressie op Helfrich uit om personeel voor de in Engeland gestationeerde marineschepen af te staan. 'De strijd in Europa', seinde Furstner in september '4I aan Helfrich,

XC'is nog lang niet gewonnen ... Zowel bij ons als bij onze bondgenoten moet alles op alles worden gezet dm de Duitsers te verslaan, wanneer nodig zelfs met naar Engeland opzenden van eenheden der Koninklijke Marine uit Indië. japan komt daarna en het zou nodig kunnen zijn, tijdelijk in Oost-Azië in het defensief te blijven, totdat meer strijdkrachten voor dat operatieterrein kunnen worden beschikbaar gesteld' 2

XCnu, voor dat naar Engeland opzenden van eenheden uit de Indische wateren voelde Helfrich niets. Hij had er al zo weinig.

XCIn '40-'4I bestond de Koninklijke Marine in Indische wateren uit twee

gebracht maar dat schip had, voor dit geschiedde, zijn positie kunnen uitseinen. Helfrichs opdracht was, de aanval op de door te zetten tot het uiterste. 'Dat betekent', legde de commandant van een groep vliegboten van de Marinelucht vaartdienst aan de Enquêtecommissie uit, 'dat kapotgaat of In dit geval waren het vermoedelijk geweest, want het schip was eigenlijk te sterk voor ons.' (getuige W. van Prooijen, dl. VIII c, p. 356). 1 C. E. 1. Helfrich: (1950), dl. p. 59. 2 Telegram, 19 sept. 1941, van Furstner aan Helfrich in: (Chef van de marinestaf, Bureau maritieme historie) A. N. de Vos van Steenwijk: 'Schets van het marinebeleid in de Tweede Wereldoorlog' (1977), p. 189.

661 [PDF]
INDIil's DEFENSIE

kruisers (de 'Java' en de 'De Ruyter'), één flottieljeleider (de 'Tromp') die ook als 'kruiser' aangeduid kon worden (dat zullen wij gemakshalve voortaan doen), zeven torpedobootjagers (de 'Van Ghent', de 'Piet Hein', de 'Evertsen', 'de Kortenaer', de 'Witte de With', de 'Banckert' en de 'Van Nes'), vijftien onderzeeboten: zeven oude (de 'K 7' t.e.m. 'K 13') en acht moderne (de 'K 14' t.e.m. 'K 18' en de '0 16', '0 19' en '020'), één kanonneerboot (de 'Soemba'), zes mijnenleggers', vier grote en vier kleine mijnenvegers>, het oude pantserschip 'Soerabaja' (de herdoopte 'Zeven Provinciën'), twee b~voorradingsschepen (de 'Zuiderkruis' en de 'Janssens'), twee tankers en vier z.g.vliegtuigmoederschepen: schepen die een varend basisje vormden voor de vliegboten van de Marineluchtvaartdienst. Die vier vliegtuigmoederschepen en de mijnenlegger 'Rigel' hadden oorspronkelijk behoord tot de Gouvernementsmarine: ongewapende schepen die speciaal de verbindingen ten behoeve van het gouvernement onderhielden (daarvoor' waren niet steeds KPM-schepen beschikbaar), ter zee de politiedienst uitoefenden en zorg droegen voor het aanbrengen van tonnen, bakens en lichten; de vijf afgestane schepen waren door de marine verbouwd. Voorts had de marine een schip van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, de 'Op ten Noort' (al in hoofdstuk 9 genoemd), verbouwd tot modem hospitaalschip en tenslotte waren er de al gememoreerde scheepjes die "het Marine-etablissement en de werf in Tandjong Prick hadden kunnen afleveren: 12 motortorpedo boten en 23 patrouilleboten.

XCUit al die schepen was een als vechtende eenheid bedoelde kern gevormd, 'het eskader'; het bestond uit de drie kruisers, zes van de zeven jagers en zeven van de dertien onderzeeboten en aan deze waren de twee tankers en het bevoorradingsschip 'Zuiderkruis' toegevoegd.

XCVan deze schepen, voorzover voor de strijd bedoeld, waren de moderne onderzeeboten kwalitatief de beste. Hun groot-kaliber-torpedo's (doorsnee: 53 cm) waren goed, maar geen onderzeebootof jagercommandant (ook de jagers konden torpedo's lanceren) had ooit verlof gekregen, met die torpedo's te oefenen op afstanden van meer dan een kilometer - er moest steeds geoefend worden met oefentorpedo's (doorsnee: 45 cm) en op doelen die minder dan een kilometer verwijderd waren. Gevreesd werd dat bij lange-afstand-oefeningen met 'echte' torpedo's exemplaren verloren zouden gaan en dat werd te duur geacht. Het

1 De 'Will em van der Zaan', de 'Prins van Oranje', de 'Gouden Leeuw', de 'Krakatau', de 'Pro Patria' en de 'Rigel'. 2 Resp. de 'Jan van AmsteI', de 'Pieter de Bitter', de 'Abraham Crijnssen', de 'Eland Dubois' en de A, B, C en D.

662 [PDF]
EENHEDEN VAN DE MARINE

gevolg was dat onderzeebooten torpedobootjagercommandanten die 'geoefend' heetten, in werkelijkheid maar ten dele geoefend waren.

XCWat de overige schepen van het eskader betreft: de torpedobootjagers, waarvan de oudste uit '28 dateerde, waren artilleristisch goed, de kruiser 'De Ruyter' had een niet zo sterke hoofdbatterij maar wèl een' zeer geavanceerde vuurleiding en een goede luchtafweer en de in de Eerste Wereldoorlog op stapel gezette 'Java' was geheel verouderd.

XCVerouderd waren al die Nederlandse oorlogsbodems ook in zoverre dat zij niet de beschikking hadden over moderne apparatuur tot het opsporen en volgen van tegenstanders: in september '41 beschikte de marine in Indische wateren nog slechts over twee, uit Engeland ontvangen asdic-toestellen (apparaten om vijandelijke onderzeeboten onder water op te sporen') - radar-toestellen ontbraken geheel. Alle Japanse oorlogsschepen (wij komen op de Japanse vloot nog terug) waren daarentegen met asdic uitgerust, sommige tevens met een primitieve vorm van radar.

XCVan hoog tot laag wist men aan boord van de schepen dat de kwaliteit van de marine te wensen overliet, zij het dat wellicht de meeste officieren dat scherper. beseften dan de meeste manschappen. 2 Voor allen was de periode tussen mei '40 en december '41 moeilijk. Het patrouilleren en jagen zonder dat een vijand in zicht kwam, was, aldus later Vrornans",

XC'intens taai werk, hoogst deprimerend en vermoeiend, waarbij door de detachering van eenheden niet tot een echt geoefend eskader kon worden gekomen. De berichten van huis (voor zo velen: Nederland) bleven uit en de geruchten ... dat de gezinnen daar in moeilijkheden kwamen, waren niet goed voor de geest. Ook het tot in het waanzinnige 'vaderlandslievend' doen van krant en tijdschrift was dat niet. Iedere opvarende wist wel dat de 'De Ruyter' maar een kleine kruiser was en de 'Java' een heel oud beestje; de officieren wisten dat onze torpedobootjagers niet geoefend waren in lange-afstand-lanceren Het was geen goede tijd voor de 'uitvoerder', terwijl juist de mensen aan de wal, die wèl wat reëels konden doen, tastbare resultaten konden zien en ontsnappen aan bedoelde morele

I Die twee teesreilen waren ingebouwd op de kanonneerboot 'Soemba' en de mijnenlegger 'Willem van der Zaan'. 2 Per I april '40 (latere officiële gegevens ontbreken) was de sterkte van het marinepersoneel in Indië de volgende: Europees beroepspersoneel: 403 officieren en 3 °91 onderofficieren en manschappen (onder wie 351 mariniers); Europees reserve-personeel: 14 officieren en 449 onderofficieren en manschappen; inheems personeel: 1862 onderofficieren en manschappen. 3 Vro mans was commandant van een torpedobootjager geweest alvorens bij het departe ment der marine te Batavia hoofd te worden van de afdeling materieel.

663 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

ellende. Ik heb voorbeelden gezien van officieren die werkelijk opleefden wanneer ze van een schip af in zulk een 'opbouw-functie' werden geplaatst."

XCEvenwel: hoeveelook aan de marine mankeerde, zij sloeg binnen het geheel van de zeestrijdkrachten met welker aanwezigheid in de Nanjo Japan rekening moest houden, in '40-'41 geen slecht figuur: liet men de kleine eenheden weg, dan beschikte Nederland over drie kruisers, zeven torpedobootjagers en dertien onderzeeboten, Engeland (in Singapore) over drie kruisers en vijf (uit de Eerste Wereldoorlog daterende) torpedobootjagers, de Verenigde Staten (in de Baai van Manila) over twee kruisers, dertien (eveneens uit de Eerste Wereldoorlog daterende) torpedobootjagers en negen-en-twintig onderzeeboten.

XCZware kruisers, slagschepen en vliegkampschepen, die Japan wèl bezat, ontbraken geheelhet werkelijke tegenwicht tegen Japan werd dan ook niet gevormd door die drie zwakke eskaders in Soerabaja, Singapore en de Baai van Manila, maar door de Amerikaanse zware kruisers, slagschepen en vliegkampschepen die hun basis hadden in Pearl Harbor op de Hawaii-eilanden,

XC, A. G. Vromans: 'Commentaar op Anthony van Kampen: Ik val aan, volgt mijf Het

664 [PDF]
DE MARINELUCHTV AARTDIENST

vliegboten werden van augustus '36 af (na Colijns besprekingen te Londen dus) besteld; er werden er 30 in Duitsland gebouwd, 7 in licentie bij de Aviolanda-fabriek te Papendrecht - daar waren in mei '40 nog 24 in bestelling. Er werd evenwel in '38 ook overwogen, Amerikaanse vliegboten aan te schaffen: Catalina's, welke de Consolidated-fabrieken binnen vier maanden hadden kunnen gaan leveren - voor die Amerikaanse toestellen was evenwel geen geld beschikbaar.

XCBehalve vliegboten schafte de MLD in de tweede helft van de jaren '30 ook torpedovliegtuigen aan, nl. de Fokkers T-VIII W (bedoeld als aanvulling op eerder ontvangen, verouderde Fokker-toestellen) - besteld werden er in totaal 24; daarvan waren in mei' 40 nog maar I I afgeleverd, die alle in Nederland bleven.

XCNa mei '40 moest de MLD al zijn bestellingen in Amerika plaatsen. Wij vermeldden reeds dat bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific 3 I Catalina-vliegboten ontvangen waren (4 zouden nog volgen) en van die 3 I waren 25 in gebruik gesteld. Ook 48 Ryan-Iestoestellen arriveerden op tijd maar de 80 bestelde Douglas-torpedovliegtuigen bleven ontbreken.

XCWat nu het gebruik van al deze toestellen betreft: de Domiers en Catalina's waren gedacht als lange-afstand-verkenners waaraan de vloot bij uitstek behoefte had; zij konden evenwelook een beperkte hoeveelheid bommen meenemen. Een nadeel was dat hun defensieve bewapening zwak was: een licht kanon en enkele lichte mitrailleurs; dat was onvoldoende om zich tegen de snelle en wendbare Japanse Zero-jagers te verdedigen.'

XCUit de verkennende taak van de vliegboten (behalve de nieuwe Dor niers en Catalina's had de MLD in '40--'41 nog 10 oudere Dorniers in gebruik) was voortgevloeid dat op tal van plaatsen in de archipel kleine steunpunten voor de MLD waren ingericht; hoofdzakelijk waren dat benzinedepots, maar bij sommige van die depots bevonden zich schuilplaatsen. Morokrembangan was het grootste vliegkamp gebleven - kleinere bevonden zich in Tandjong Priok, bij Pontianak, Balikpapan en Tarakan (op en bij Borneo), op het Meer van Tondano, dicht bij Menado (op Celebes), op het Tobameer op Noord-Sumatra, en op het eiland Ambon.

XCWij weten niet precies in welke periode al die aanvullende vliegkam

1 Aan eigenlijk al volledig verouderde Fokker-toestellen bezat de MLD nog 10 watervliegtuigen-bommenwerpers. Er waren tenslotte 9 kleine boordvliegtuigen verkenners; die toestellen konden aan boord van de 'Java' en de 'De Ruyter' meege nomen worden.

665 [PDF]
INDIt'S DEFENSIE

pen en steunpunten ingericht zijn. Vermoedelijk is veel van dit werk pas na mei' 40 ter hand genomen - vast staat dat de periode mei' ao-december ,4 I er ook voor de MLD een was waarin met inspanning van alle krachten werd aangepakt. Alleen al de problemen die voortvloeiden uit het in gebruik nemen van de nieuwe Catalina's waren niet gering: de bemanningen moesten er mee leren vliegen en de leiding van de MLD moest zorgdragen voor de opleiding van de nodige technici die de nieuwe toestellen zouden kunnen onderhouden en repareren.

Staatsmobilisatie

XC

XCZo werd dus vooral van mei '40 af Indië's defensie in tal van opzichten verbeterd. Dat stelde hoge eisen aan de samenleving - een verhoogde defensie-inspanning betekent steeds dat grote hoeveelheden goederen voor militaire doeleinden gereserveerd worden en dat grote aantallen burgers uit de civiele sector naar de militaire worden overgebracht. Dat stelt reeksen problemen aan de overheid: zij moet belangen tegen elkaar afwegen, knopen doorhakken, coördinerend optreden.

XCOm het Indische gouvernement daartoe in staat te stellen, was in april '36, d.w.z. nog onder het bewind van gouverneur-generaal de Jonge, een speciaal lichaam in het leven geroepen (een lichaam dat Nederland nimmer heeft gekend), de Staatsmobilisatieraad. Die Raad bestond uit de directeuren resp. hoofden van bijna alle departementen' (wij herinneren er aan dat de legercommandant tevens hoofd was van het departement van oorlog en de commandant-Zeemacht tevens hoofd van het departement van marine), aangevuld met de procureur-generaal. Voorzitter van die Raad werd aanvankelijk de legercommandant, generaal Boerstra, en in diens standplaats Bandoeng kreeg de Raad ook een eigen secretariaat. In maart '37 kwam de Raad voor het eerst bijeen - hij splitste zich toen in een aantal commissies, overeenkomend met de sectoren van het economisch leven welke in oorlogstijd van speciale betekenis zouden zijn. Die opzet was in zoverre niet geheel bevredigend dat meer en meer bleek dat de legercommandant teveel door de zaken van het Knil in beslag genomen werd om voor de Staatsmobilisatieraad voldoende tijd vrij te maken. Toen dan ook Boerstra in juli '39 door Berenschot werd opgevolgd, werd besloten, een Regeringscommissaris voor de Staatsmobili

1 De directeur van Onderwijs en Eredienst had geen zitting in de Raad.

666 [PDF]
DE STAATSMOBILISATIERAAD

satie te benoemen die in die functie als voorzitter van de Staatsmobilisatieraad zou optreden. Regeringscommissaris werd de gepensioneerde luitenant-generaal van het Knil T. Bakker - een opperofficier die, mede omdat hij geruime tijd lang in Atjeh als kapitein met het burgerlijk bestuur belast was geweest, ervaren was op bestuursgebied. 'Het is', schreef later de kapitein ter zee b.d. Vromans, die als hoofd van de materieel-afdeling van het departement van marine aan de zittingen van de Staatsmobilisatieraad had deelgenomen, 'zelden nodig geweest, langdurige besprekingen met hem te houden. Dit was kenmerkend voor dit soort efficiënte leiders. Hij leidde de vergaderingen krachtig - wat wèl nodig was' I nodig, omdat sommige directeuren van departementen de neiging hadden te gaan steigeren wanneer de Staatsmobilisatieraad in hun ressort ging ingrijpen èn omdat zich in de Raad van eind '39 af een tegenstelling ging aftekenen tussen van Mook, de directeur van Economische Zaken, en admiraal Helfrich; die twee konden in het geheel niet met elkaar overweg, 'het leek wel eens zo', aldus Vromans, 'dat wat de een voorstelde, de ander a priori afkeurde.' 2 Generaal Bakker wist te voorkomen dat dergelijke tegenstellingen uit de hand liepen; van belang was daarbij dat hij het volledige vertrouwen had van van Starkenborgh die uiteraard alle belangrijke beslissingen van de Staatsmobilisatieraad moest goedkeuren. De Raad ressorteerde rechtstreeks onder de gouverneur-generaal.

XCIn het overleg nu binnen de Raad kwamen twee vragen centraal te staan. De eerste was: hoe kunnen wij ons beter voorbereiden op een Japanse aanval? De tweede: wat hebben wij te doen wanneer Indië of een deel daarvan door Japan wordt bezet?

XCWij beginnen met de eerste vraag.

XCDe Raad bevorderde dat het Indische bedrijfsleven, voorzover het daarvoor in aanmerking kwam, op de eisen van de oorlogvoering werd ingesteld. Onder de aparte commissies van de Raad waren er die nagingen wat speciale bedrijfstakken voor die oorlogvoering konden doen; daartoe werden, nog vóór mei '40, voorraden grondstoffen aangeschaft en werd na mei '40 ter bevordering van de voedselproductie een ordonnantie voorbereid welke het gouvernement het recht gaf, voor te schrijven dat bepaalde woeste gronden ontgonnen en bepaalde gewassen aangeplant zouden worden. De Raad had voorts intensieve bemoeienis met de

I A. G. Vromans: 'De Staatsmobilisatie van Nederlands-Indië' (I973), p. I24 (K'). 2 A. G. Vromans: 'De ambtsperiode van gouverneur-generaal van Starkenborgh - de Australiërs' (I966), p. 25 (a.v.)

667 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

verbetering van de infrastructuur van het Knil, van de Militaire Luchtvaart van het Knil, van de Koninklijke Marine en van de Marineluchtvaartdienst. Hij droeg er ook zorg voor dat op het terrein van de Technische Hogeschool te Bandoeng een gedeeltelijk onder de grond gelegen betonnen Algemeen Hoofdkwartier werd gebouwd dat plaats bood aan de commandanten van Zee- en Landmacht en hun staven en voorts aan de gouverneur-generaal en de algemene secretaris met enig secretarie-personeel. Veel aandacht besteedde de Raad aan de verbetering van de haven van Tjilatjap - duidelijk was immers dat deze aan Java's zuidkust gelegen haven van eminent belang zou zijn indien de havens aan Java's noordkust onder zware Japanse druk zouden komen te staan.'

XCOok aan de luchtbescherming werd door de Staatsmobilisatieraad aandacht besteed. Onder zijn auspiciën werd om te beginnen een luchtwachtdienst opgericht: een waarschuwingsdienst, gebaseerd op het telefoonnet, die uitgeoefend werd door enkele duizenden jongens van ca. zestien jaar, onder hen vele inheemsen en Chinezen. De steden kregen eigen luchtbeschermingsdiensten; er werden daar schuilloopgraven aan

I De nogal nauwe en bochtige toegang tot de haven werd één meter uitgediept, er werden langs die toegang lichten geplaatst en op de rede werden nieuwe boeien gelegd. De bedoeling was dat grotere schepen daar voor anker zouden gaan. De aanwezige kaden en steigers waren namelijk, ook toen nieuwe, van electrische kranen voorziene steigers waren gebouwd, niet lang genoeg en het water was daar niet diep genoeg om al die schepen in staat te stellen, aan land te meren. De vracht van de meeste zou met lichters naar de wal worden gebracht - berekend was dat daar ca. honderd lichters voor nodig zouden zijn. Eén nadeel was dat dat overladen tijd zou kosten, een tweede dat men voor de nieuwe boeien wel de zwaarste ankers had uitgekozen die in Indië aanwezig waren, maar gevreesd moest worden dat die toch niet sterk genoeg zouden zijn om op hun plaats te blijven wanneer de eb-, resp. de vloedstroom zijn kracht zou uitoefenen op de aangemeerde schepen: die zouden dan op drift raken. De ca. honderd lichters werden in '41 naar Tjilatjap gevaren. Er verrezen aan de wal nieuwe opslagruimten en barakken, die laatste bestemd zowel voor de diensten die, als het nieuwe Tjilatjap in gebruik genomen werd, daar hun arbeid zouden krijgen, als voor de huisvesting van de tienduizend inheemse havenarbeiders die men dan tewerk wilde stellen. Voor hen waren niet alleen slaap-, maar ook eet-, keuken en ziekenbarakken nodig. Ook dienden de loodsen die de te verwachten schepen door de toegang tot de haven moesten manoeuvreren, speciaal geschoold te worden. Tenslotte werd het spoorwegemplacement van Tjilatjap belangrijk uitgebreid - de Staatsmobilisatieraad ging er van uit dat per dag ca. 8 000 ton aan goederen moest worden vervoerd. Wenselijk was dat daartoe het 25 km lange enkelspoor-lijntje dat Tjilatjap aansluiting gaf op de dubbelsparige lijn Bandoeng-Djokjakarta, verdubbeld werd, en met die verdubbeling was men, toen de oorlog in de nog niet begonnen.

668 [PDF]
LUCHTBESCHERMING

gelegd en aan een aantal volwassen Europeanen werden gasmaskers uitgereikt (hier en daar werden ook gasontsmettingsploegen gevormd) - aan de inheemsen en Chinezen was men bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific nog niet toegekomen en gasmaskers voor kinderen ontbraken toen nog. Dab kregen veel witte gebouwen een camouflage-beschildering, meestal in donkere kleuren. Af en toe werden luchtbeschermingsoefeningen gehouden waarbij de steden geheel verduisterd waren - die verduistering bleek niet erg effectief te zijn omdat dan de donkere stadsgebieden omgeven waren door de talloze lichtjes van olielampjes in de kampongs die in en om de steden lagen.

XCVerder besteedde de Staatsmobilisatieraad aandacht aan het dirigeren van krachten naar die sectoren waar zij voor de defensie-inspanning van het meeste nut zouden zijn. Van alle mobilisabele reservisten (landstormers en miliciëns) werd nagegaan of zij bij een algemene mobilisatie inderdaad opgeroepen dienden te worden of beter hun normale werk zouden kunnen voortzetten; vastgesteld werd, wie dan bij de overheid en de particuliere bedrijven tot de z.g. noodformaties zouden behoren. Ook trachtte de Staatsmobilisatieraad gebruik te maken van de bevoegdheden welke uit de in september '39 afgekondigde Algemene Machtigingsordonnantie voortvloeiden: namens het gouvernement optredend, kon hij o.m., via het Binnenlands Bestuur, bepaalde personen bepaald werk geven of hen verplichten, bepaalde opleidingen te volgen - de bedoeling was vooral dat het aantal vakarbeiders en technici bij de metaal- en aanverwante industrieën belangrijk werd uitgebreid. In dat kader werd eind '39 besloten, alle vakarbeiders en technici die al bij de industrie in dienst waren, te registreren. De dirigerende werkzaamheid van de Staatsmobilisatieraad werd evenwel geen succes, vooral doordat de meeste inheemsen die men in een bedrijf elders tewerk wilde stellen, er bezwaar tegen hadden om te verhuizen.

XCEr was nog een ander belangrijk onderwerp dat de Staatsmobilisatieraad bezig hield: de vernielingen die zouden moeten worden uitgevoerd vlak voordat de japanners een bepaald gebied in handen kregen, en de afvoer van de voorraden die men hun zou willen onthouden. Te dien aanzien moesten alle voorbereidende maatregelen gecoördineerd worden met die waartoe leger en marine hadden besloten. Wat de vernielingen betrof: die wilde men beperkt houden, waarbij men er van uitging dat de japanners, als zij er in slaagden, zich vàn Indië of delen daarvan meester te maken, daaruit in elk geval in niet al te lange tijd weer verdreven zouden worden. Er werd derhalve besloten tot een vernielingsbeleid dat de japanners zes maanden lang het gebruik van bepaalde

669 [PDF]
INDIil's DEFENSIE

fabrieken en installaties zou ontzeggen. Uiteraard werd daarbij in de eerste plaats gedacht aan de aardolie-installaties. Besloten werd dat die door de maatschappijen zelf in samenwerking met het leger vernield (of beter: beperkt vernield) zouden worden. De door de marine uit te voeren vernielingen waren, zoals bleek, in beginsel in mei '40 door admiraal Helfrich aangegeven - voor het leger stond vast dat uiteraard ook in zijn ressort getracht moest worden, alles te vernielen wat voor de Japanners van militaire waarde kon zijn. Besloten werd verder tot de vernieling van alle voorraden aan aardolie en haar derivaten, aan steenkool, aan sterke drank en aan bij de havens gereedliggende. exportprodukten; voorts tot de beperkte vernieling van electriciteitsbedrijven, telefoon- en telegraafinstallaties, haveninstallaties, machinefabrieken, drukkerij en en bioscopen. Op het gebied der vernielingen had van Starkenborgh evenwel als richtlijn aangegeven dat de belangen van de inheemse en IndischChinese bevolkingsgroepen moesten worden ontzien: de voedselproductiebedrijven (bijvoorbeeld de rijstpellerijen), de irrigatiewerken en de installaties voor de drinkwatervoorziening moesten gespaard blijven en ook de meeste bruggen, spoorbruggen uitgezonderd. Ook aan de transportmiddelen van de inheemsen mocht niet geraakt worden; dat sloot de prauwen in. 'Westerse' schepen evenwel dienden, als zij de Japanners in handen dreigden te vallen, tot zinken gebracht te worden.

XCMen ziet: er moesten omvangrijke vernielings-, hier en daar ook afvoerwerkzaamheden voorbereid worden. Die voorbereidingen werden toevertrouwd aan Afvoer- en Vernielingscommissies (op Java één per residentie) die bepaalden welke werkzaamheden zouden moeten worden uitgevoerd door aparte, gemilitariseerde Afvoer- en Vernielingscorpsen - daarin werden vooral leden van de z.g. noodformaties opgenomen. Soms waren die corpsen klein, maar Soerabaja, waar heel veel vernield moest worden, had er een van bijna drieduizend man (Europeanen, Indische Chinezen en inheemsen) die onder een kader stonden van één kapitein, twaalf luitenants en zeven vaandrigs. Vastgesteld was ook dat, voorzover bij de vernielingen van springstoffen gebruik zou worden gemaakt (dat zou heel vaak het geval zijn), de genie van het Knil medewerking zou verlenen.

XCNu de tweede vraag die bij het werk van de Staatsmobilisatieraad centraal stond: wat te doen wanneer Indië of een deel daarvan door Japan zou worden bezet?

XCDe regering in Nederland had zich enkele jaren eerder die vraag gesteld met het oog op de mogelijke bezetting van Nederland door

670 [PDF]
VOORBEREIDING -VAN VERNIELINGEN

laten opstellen dat in '38 als geheim drukwerk was toegezonden aan alle provinciale besturen en via deze aan de burgemeesters van de meer dan duizend gemeenten welke Nederland toen telde. In dat stuk: Aanwijzin gen betreffende de houding, aan te nemen door de bestuursorganen van het rijk, de provinciën, gemeenten, waterschappen, veenschappen en veenpolders, alsmede door het daarbij in dienst zijnd personeel en door het personeel in dienst bij spoor- en tramwegen in geval van een vijandelijke inval', werd om te beginnen gesteld dat alle bestuursorganen en hun personeel op post dienden te blijven aangezien zulks 'in het belang der bevolking' was; die bevolking moesten zij 'voorlichten betreffende de houding welke deze tegenover de vijand en zijn organen heeft aan te nemen'; werden door de vijand volkenrechtelijk-ongeoorloofde handelingen bedreven, dan dienden zij te protesteren. Zij moesten vooral bedenken dat de Nederlandse regering wettige overheid bleef, wel zou van haar souvereiniteit de uitoefening feitelijk in handen van de bezetter zijn. Van vijandelijke dadenjegens die bezetter moesten bevolking alsmede overheidspersonen en -dienaren zich onthouden. Eiste de bezetter persoonlijke diensten van de bevolking 'welke strekken ter voorziening in de behoeften van het bezettingsleger', dan mocht die eis ingewilligd worden; andere werkzaamheden te zijnen behoeve zouden daarentegen ongeoorloofd zijn, ja een daad van verraad jegens het eigen land, 'dus moreel verwerpelijk en bovendien strafbaar'; die werkzaamheden moesten geweigerd worden, 'wàt daarvan ook de gevolgen mogen zijn.' Wie bijvoorbeeld geprest werd om als gids voor de binnenvallende troepen op te treden, moest 'de dood of de kwelling verkiezen boven het verlenen van hulp aan de vijand.'

XCIn het laatste hoofdstuk kwam het stuk op de ambtenaren terug. 'De reden dat ambtenaren in functie blijven', zo werd uiteengezet,

XC'is deze dat dit in het belang is van de bevolking; het nadeel dat zij daardoor mede het belang van de bezetter dienen, is in het algemeen geringer dan het grotere nadeel dat voor de bevolking zou voortvloeien uit het niet meer functioneren van het eigen bestuursapparaat. Indien echter de ambtenaar, door in functie te blijven, zodanige diensten aan de vijand zou bewijzen dat deze groter kunnen worden geacht dan het nut dat voor de bevolking aan zijn aanblijven is verbonden, dan zal hij zijn post moeten verlaten.'

XCIn de Aanwijzingen was ook een richtlijn aangegeven voor de burgerij in bezet gebied: 'rechtstreeks deelnemen aan de krijgsverrichtingen' was

XCI Tekst: Enq., dl. VII a, p.

671 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

haar verboden. Wat hield dat nu in? 'Het kan soms moeilijk zijn te beoordelen', zo was nader uiteengezet,

XC'wat al of niet als rechtstreekse deelneming aan de krijgsverrichtingen moet worden beschouwd. Daaronder moet zeker worden gerekend, en is dus ongeoorloofd, o.a. het werken in munitiefabrieken, in werkplaatsen voor de vervaardiging van militaire kleding en uitrusting, e.d.; het graven van loopgraven, het aanleggen van versterkingen van welke aard ook ... ; het vervoer van troepen of van munitie en in het algemeen van zuiver militair materieel. Daarentegen moeten als geoorloofd worden beschouwd het herstellen van wegen, bruggen en gebouwen, transporten van niet-specifiek militaire aard en dergelijke werkzaamheden welke geacht kunnen worden in het belang van het maatschappelijk leven van de bevolking te zijn, ook al zou de vijand daarvan mede profiteren voor zijn oorlogvoering. Wanneer echter in bijzondere gevallen dergelijke werkzaamheden worden geëist met nagenoeg uitsluitend militaire bedoelingen (bijv. aanleg van strategische wegen of spoorwegen die van geen belang zijn voor de burgerbevolking), moeten deze werkzaamheden als ongeoorloofd worden beschouwd.'

XCEén of meer exemplaren van die 'Nederlandse'Aanwijzingen werden naar Indië gezonden; daar werd eind '40 of begin '41 door het gouvernement een in overleg met de Staatsmobilisatieraad aan de Indische verhoudingen aangepaste versie van het Nederlandse stuk verspreid, getiteld Aanwijzingen betreffende de houding, aan te nemen door de bestuurs organen van het Land (Nederlands-Indië), de Zelfbesturende Landschappen, Provinciën, Regentschappen, (Stads-)Gemeenten, Waterschappen, Croepsge meenschappen. locale ressorten en Inlandse gemeenten en door het daarbij in dienst zijnde personeel, alsmede door de bevolking in geval van bezetting van Neder Lands-Indisck gebiedt Evenals de Nederlandse Aanwijzingen stond dit stuk op basis van het volkenrecht - er kwamen de passages in voor die wij zojuist uit de Nederlandse Aanwijzingen aanhaalden. In tegenstelling evenwel tot de Nederlandse Aanwijzingen werd in de Indische rekening gehouden met de mogelijkheid dat 'de bezetter' (japan) Indië of een deel daarvan zou annexeren dan wel er een andere regering zou instellen; dan zouden de bestuursorganen in beginsel 'onder protest hun post moeten verlaten.' Speciaal werd er nog op gewezen dat Nederlánds-Indische ambtenaren niet gedwongen mochten worden, trouw te zweren of te beloven aan de bezetter - anderzijds kon de bezetter wèl vergen dat zij zich zouden 'onthouden van elke opzettelijke benadeling van hem, de

XCI Tekst: IC, 25

672 [PDF]
DE INDISCHE 'AANWIJZINGEN'

bezetter.' Hierop volgde nog een passage inzake de ambtenaren die, althans in die bewoordingen, in de Nederlandse Aanwijzingen niet voorkwam:

XC'Zij moeten zich steeds hun vrijheid voorbehouden om alsnog hun post te verlaten of hun medewerking te weigeren, wanneer een eervolle vervulling van hun taak hun wordt onmogelijk gemaakt of diensten worden gevraagd die zij niet mogen verlenen. Elke verklaring of handeling, die als een vrijwillige indiensttreding bij de bezetter kan worden beschouwd, is verboden.'

XCEr werden van de Indische Aanwijzingen tienduizend exemplaren gedrukt en deze werden als geheim stuk toegezonden aan de directeuren der departementen, de hoofden van de gouvernementsdiensten, de sultans en overige zelfbestuurders, alle (Nederlandse) hoofden van gewestelijk bestuur, de regenten en de burgemeesters - zij werden evenwel binnen het inheemse bestuursapparaat niet verspreid beneden het niveau van de districtshoofden, de wedono's, zodat de assistent-wedono's en de dorpshoofden, de loerahs, en hun ondergeschikten er onkundig van bleven. Wij nemen aan dat allen die de Aanwijzingen wèl ontvingen, er meerdere exemplaren van kregen die ze moesten verspreiden wanneer dat nodig zou zijn. Is over het stuk, dat een bijzonder gecompliceerde materie behandelde, nog nadere voorlichting gegeven? Is er door alle of slechts door weinige ontvangers aandacht aan besteed? Wij weten het niet.

XCDe Indische Aanwijzingen richtten zich ook tot 'de bevolking' - deze kreeg er evenwel slechts summiere voorlichting over. Er werd namelijk in januari '41 in de gehele pers, de Indonesische inbegrepen, een nota samengevat welke door de Staatsmobilisatieraad was opgesteld. Daarin waren de voornaamste voor de burgerij geldende voorschriften uit de Aanwijzingen beknopt weergegeven. Ook werd nu meegedeeld dat evacuaties van delen van de bevolking uit een gebied dat bezet dreigde te worden, naar een gebied dat nog niet bezet was, voorbereid zouden worden en dat de ambtenaren van het Binnenlands Bestuur en van de voor het welzijn der inheemsen werkzame diensten onder alle omstandigheden op hun post zouden blijven. Tenslotte trof de Staatsmobilisatieraad voorbereidingen opdat in de grote steden op Java Europeanen zich in geval van een Japanse bezetting in bepaalde stadsdelen zouden kunnen terugtrekken: de 'beschermde wijken' - voor die bescherming zouden de politie en de betrokken Stadswacht dienen te zorgen.

XCWij voegen hieraan nog toe dat er één werkzaamheid was, waaraan,

673 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

toen de oorlog in de Pacific uitbrak, noch de Staatsmobilisatieraad, noch de militaire instanties of het gouvernement als zodanig aandacht hadden besteed: de vorming van een inlichtingennet dat, zo Indië ooit door de Japanners zou worden bezet, althans zou trachten, de Nederlandse en Nederlands-Indische autoriteiten buiten Indië de nodige militaire en civiele informatie te verschaffen.

XCWij hebben tot dusver uitsluitend over maatregelen geschreven die op mannen betrekking hadden, maar ook de v:rouwen verdienen de aandacht.

XCBegin '39 al werd op particulier initiatief de oprichting voorbereid van een commissie die allerlei door vrouwen te verrichten werk dat in de defensie-inspanning paste, zou gaan organiseren. Deze Centrale Commissie tot Organisatie van Vrouwenarbeid in Mobilisatietijd ('de Covim') werd begin september '39, vlak na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog dus, geïnstalleerd. Onder die Centrale Covim kwamen plaatselijke Covims te ressorteren - in '40-'41 kregen vele Co vimmedewerksters een uniform. Wat deden zij? Zij gaven EHBO-cursussen, verleenden hulp aan de luchtbeschermingsdiensten, bereidden zich voor op transporten van oorlogsslachtoffers en evacué's, legden noodvoorraden aan, maakten hoeveelheden eenvoudige kleding gereed, richtten noodkeukens in en verspreidden handleidingen bijvoorbeeld voor het koken van eenvoudig voedsel. Vromans zag later het belangrijkste aspect van het Covim-werk hierin dat talrijke Europese vrouwen 'werden losgemaakt uit de zelfgenoegzame sfeer van het koloniale welvaartsleven' 1 - dat gold dan vooral voor Nederlandse vrouwen, minder voor IndischN ederlandse, van wie velen bepaald niet in welvaart leefden.

XCEr kwamen ook andere verbanden waarin geüniformeerde vrouwen nieuw werk ter hand namen. Velen werden Rode Kruis-helpster, anderen traden toe tot het Vrouwen Automobiel Corps dat vrouwelijke chauffeurs en helpsters leverde voor de auto's en vrachtauto's van de marine, het leger, de luchtbeschermingsdienst en de Stads- en Landwachten. Vastgesteld was evenwel dat de vrouwen van dit corps geen munitie mochten rijden en dat zij, als er gevaar was voor oorlogshandelingen, niet als

XC1 A. G. Vromans: 'De ambtsperiode van gouverneur-generaal van Starkenborgh - de Europeanen' (1964), dl. II, p. 26 (K').

674 [PDF]
DE VROUWEN INGESCHAKELD

chauffeur of helpster zouden optreden - hun plaatsen zouden dan ingenomen worden door de inheemse chauffeurs van het eerder genoemde Vrijwillig Autobestuurders-Korps, het Vaubek.

XCEn tenslotte waren er talrijke vrouwen die zich, niet in georganiseerd verband en zonder uniform, gingen inzetten als helpsters in EHBOposten, kinderverzorgsters, kooksters en telefonisten,

XCOver de aantallen vrouwen die bij al de genoemde werkzaamheden werden ingeschakeld, hebben wij geen cijfers, Er is veel werk verricht, nogal chaotisch schijnt het, althans: in kringen van het Binnenlands Bestuur werd wel gemeend dat een meer systematische aanpak mogelijk zou zijn geweest indien de burgerdienstplicht vóór het uitbreken van de oorlog in de Pacific tot de vrouwen zou zijn uitgebreid,

(Indië is inderdaad paraat'

XC

XCRoept men zich voor de geest wat wij in de voorafgaande paragrafen, hier en daar ook al eerder, hebben weergegeven: hoe Indië na de Meidagen van '40 op militair gebied zelf ging produceren wat maar mogelijk was en elders driftig op zoek ging naar moderne wapens; hoe het bijna van het begin afhet voortouw nam bij de geheime besprekingen met Britse, Amerikaanse en Australische vertegenwoordigers; hoe het Knil en zijn Militaire Luchtvaart alsmede de Koninklijke Marine en haar Marineluchtvaartdienst zich zo goed mogelijk voorbereidden op een strijd met Japan (terwijl de Marine en de MLD zich tezelfdertijd grote moeite gaven om Duitse raiders op te sporen); hoe het Kniloverging tot de vorming en eerste oefening van een, zij het bescheiden, inheemse militie; hoe de Staatsmobilisatieraad op tal van terreinen nieuwe vormen van defensie-inspanning van de grond tilde en coördineerde; hoe in heel Indië nieuwe formaties werden opgericht (de Vrijwillige Oefen-Corpsen, de Stadswachten, de Landwachten, de luchtbeschermingsdiensten, de Afvoer- en Vernielingscorpsen, de Covims, het Vrouwen Automobiel Corps en het uit inheemsen bestaande Vaubek); hoe op tal van plaatsen tankafweerstellingen werden gebouwd, depots ingericht, vliegvelden voor de Militaire Luchtvaart en steunpunten voor de MLD aangelegd; hoe de haven van Tjilatjap gereed werd gemaakt voor een nieuwe, hoogst belangrijke rol; hoe, als uitvloeisel van dit alles, nieuwe wapens in gebruik werden genomen en nieuwe instructies opgesteld en verspreid; en hoe het gouvernement, de defensie-uitgaven verveelvoudigend, toch

675 [PDF]
.INDIIi's DEFENSIE

economische ontwrichting wist te voorkomen - dan mag de conclusie luiden dat Indië van mei '40 tot december '4I een imposante defensieinspanning te zien heeft gegeven.

XCZeker, dit was in de eerste plaats een inspanning van de Nederlandse en Indisch-Nederlandse bevolkingsgroepen, want de Indische Chinezen werden er weinig (misschien. wel te weinig) bij betrokken en op de inheemsen, wier brede massa, zoals in het vorig hoofdstuk weergegeven, door de oorlog nauwelijks werd beroerd, werd slechts op beperkte sectoren een beroep gedaan, maar die defensie-inspanning is daarom niet minder indrukwekkend geweest, eerder méér: wanneer wij stellen dat zij gedragen werd door de Nederlandse en Indisch-Nederlandse bevolkingsgroepen, dan dient men daarbij te bedenken dat deze tezamen niet meer zielen telden dan in die tijd een stad als Utrecht.

XCEr was in '40-'4I in Indië in Europese kringen vrijwel geen familie, er was vrijwel geen alleenstaande, die niet op de een-of-andere wijze betrokken was bij 's lands verdediging.

XCZijn er tekortkomingen geweest? Achterafbeschouwd misschien vier.

XCDe eerste was dat nagelaten werd, de spoorlijn naar Tjilatjap tijdig te verdubbelen.

XCDe tweede, dat nagelaten werd om, terwijl men dat in alle rust kon doen, de opbouw ter hand te nemen van een inlichtingennet - over de te elfder ure te dien aanzien ondernomen pogin\en zullen wij aan het slot van dit deel schrijven.

XCDe derde, dat nagelaten werd, de burgerdienstplicht tijdig tot vrouwen uit te breiden.

XCAls vierde tekortkoming kan men beschouwen-dat nagelaten werd, instructie te geven, de aardolie-installaties voor langer dan zes maanden te vernielen. Vanwaar die terughoudendheid? Meende men inderdaad dat de betrokken gebieden na ongeveer zes maanden zouden zijn heroverd? Of aarzelde men, al of niet onder invloed van de aardoliemaatschappijen, om installaties waarin grote kapitalen waren belegd, volledig en dus voor zeer lange tijd te vernielen?' De gegevens ontbre

XCt In de Staatsmobilisatieraad werd, aldus Vromans, 'de hoogst belangrijke kwestie, 'voorgoed opblazen' of 'voor bijvoorbeeld een jaar onbruikbaar maken" (dat werd een half jaar) 'opgelost.in de vorm van: een compromis, waarbij slechts een deel van de winputten voorgoed zou worden vernietigd; de meeste slechts beperkt. Sommigen vonden dit te weinig, maar de inzichten van de maatschappijen, die dit laatste voorstonden, prevaleerden. Ik vermeld dit slechts om te doen uitkomen hoe de ... oorlogsvoorbereiding van Nederlands-Indië van buiten af beïnvloed werd.' (A G. Vrornans: 'De Staatsmobilisatieraad van Nederlands-Indië',

676 [PDF]
TERUGBLIK OP DE DEFENSIE-INSPANNING

ken om die vragen met duidelijkheid te beantwoorden. Vast staat ons inziens dat de verantwoordelijkheid voor wat gedaan resp. nagelaten is, bij het gouvernement berust; voorts, dat de Japanse oorlogsmachinerie, als zij geen druppel aardolie uit Indië had kunnen krijgen, naar de verwachting van de Japanners zelf (wij haalden ze in hoofdstuk 8 aan) na ruim een jaar volledig tot stilstand zou komen, en, tenslotte, dat zelfs de beperkte vernieling van de aardolie-installaties in Indië niet volledig slaagde: een van de twee grote raffinaderijen bij Palembang werd slechts in geringe mate vernield en op Tatakan waren de Japanners niet na zes maanden weer in staat aardolie te winnen, maar na enkele weken. Hier werd de volledige productie inderdaad na zes maanden hervat, zo ook in Balikpapan. Palembang was toen al weer in bedrijf.

XCOp Koninginnèdag (31 augustus) 1941 hield de gouverneur-generaal te Batavia in zijn paleis aan het Koningsplein zijn gebruikelijk 'openbaar gehoor' en daags daarna, 1 september, vond een parade plaats waaraan, om indruk te maken op de buitenlandse waarnemers, vooral op de Japanners, een extra indrukwekkend karakter was gegeven.

XCBij dat openbaar gehoor was kapitein-ter-zee Vromans aanwezig - hij ergerde zich ietwat aan de kritiek op het gouvernementeel 'immobilisme' waartoe Jonkman, voorzitter van de Volksraad, zich genoopt voelde ('waardoor er', aldus later Vromans, 'een nare stemming ontstond, spoedig vergeten overigens - men kende mr. Jonkman zo langzamerhand"). Met dat al

XC'was het nogal kale paleis weer levend ... Het was een formele plechtigheid maar ze was waardig. Daar waren nu zij die Indië leidden, vrijwel allen bijeen. Weinigen tenslotte op zeventig miljoen onderdanen. Ieder kende ieder ... Voor de laatste maal waren zij er in groot tenue en staatsiekleding met de onmiskenbare naftalinegeur en het min of meer geblauwde goud en de vele te nauw geworden jassen die niet meegegroeid waren met de waardigheid en het postuur van de

I A. G. Vromans: 'De ambtsperiode van gouverneur-generaal van Starkenborgh, Staatkundig-politieke ontwikkeling' (1961), dl. V, p. 41.

677 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

drager. Markante figuren waren er ... in het zwart beter uitkomend dan in de daagse tropenkleren. Opvallend was de GG zèlf: ietwat 'koudtzou men zeggen. De vlootvoogd wat geaffaireerd. De legercommandant' kwiek en flink. De leden van de Raad van Indië rustig, beraden, op van der Plas na. die 'apart' deed. Velen kennelijk hopend 'dat het gauw voorbij mocht zijn' en dat zij naar de informele samenkomst in 'de Harmonie' konden gaan'2

XCdaar, in Batavia's meest gerenommeerde sociëteit, zouden de koele dranken klaar staan.

XCBij de parade op I september liet de legerleiding alle op Java aanwezige vechtwagens en al het gemotoriseerd geschut alsook de enige afdeling militaire motorrijders meerijden en alles wat de Militaire Luchtvaart op dat moment aan bommenwerpers en jagers in de lucht kon brengen, kwam op vrij geringe hoogte overvliegen. Het kan zijn dat de visuele indrukken die de Japanners opdeden, er toe bijdroegen dat de kracht van het Knil door de Japanse legerleiding werd overschat - die indrukken hadden evenwel óók een misleidend effect op de Europeanen onder de toeschouwers. Over 'de grootste parade in Indië's historie' schreef bijvoorbeeld het Bataviaas Nieuwsblad:

XC'Wij zijn diep onder de indruk gekomen van wat wij hier zagen. Indië is inderdaad paraat. Er zijn hier in een bijna onmogelijk korte tijd een formidabel leger opgebouwd en een formidabele luchtmacht die iedere dag nog groeien. Wij hebben een schouwspel gezien, zoals Batavia nog nooit heeft meegemaakt. En wij weten dat de tientallen tanks, de meer dan honderd vliegtuigen, de honderdtallen motorrijders en de duizendtallen manschappen slechts een zeer klein gedeelte uitmaken van de macht welke wij in Indië kunnen ontplooien ... Wij spreken ons woordje mee in de Pacific. En dat woordje is er een, waarmee ieder rekening heeft te houden"

XCdaarmee waren de Japanners bedoeld.

XCZÓ werd in '40-'41 over het algemeen in de Europese pers geschreven, zó was de teneur van de voorlichting die van het leger en de marine uitging, zó werd door de meeste Europeanen gedacht. Zij zagen slechts wat zij zèlf deden, zij wensten vurig dat de inspanningen die zij zich getroostten, zinvol zouden blijken. Het feit dat het Moederland bezet was, werkte als een aansporing, de bezorgdheid, bij velen gewekt door

XC! Dat was toen nog Berenschot. 2 A.v., p. 40-41. 'Bataviaas Nieuwsblad, 2 sept. 1941, in Persoverzicht, 1941, p.

678 [PDF]
PARADE IN BATAVIA

het uitblijven van berichten uit bezet gebied 1, versterkte de wil tot aanpakken, het toegenomen patriottisme (het aantalleden van de Vaderlandse Club steeg van ruim drieduizend tot ca.vijfduizend) vond voedsel in het eigen enthousiasme. Velen zagen Indië als een hecht bolwerk van de democratie, als deel van een Nederlands imperium dat Il!eer, véél meer was dan een kleine mogendheid, droomden van een toekomst waarin dat Indië, op eigen wieken drijvend maar hecht geïntegreerd in het koninkrijk, de ganse wereld het beeld zou bieden van geslaagde rassen-integratie, en 'als het tot een strijd mocht komen', aldus in november '41, toen de Amerikaans-Japanse spanningen ten top stegen, het Balaviaas Nieuwsblad,'behoeft aan de uitslag gelukkig geen ogenblik getwijfeld te worden."

XC'De luidruchtige uitingen van strijdvaardigheid waaraan het Europese publiek zich in die periode' ('40-'41) 'bij vlagen overgaf, zijn', schreef een generatie later P. J. Drooglever, 'eerder te beschouwen als pogingen, de vrees te overschreeuwen, dan als uitingen van zelfvertrouwen."

XCAls dit al juist is (wij zijn er geenszins zeker van), dan moet daarbij toch worden aangetekend dat het zelfvertrouwen wel degelijk als echt werd gevoeld en dat de vrees misschien eerder betrekking had op de offers welke een oorlog in en bij de archipel zou kunnen vergen, en de ontreddering welke hij teweeg zou brengen, dan op de Japanners als mogelijke tegenstanders.J.

1 Veel Europeanen die verwanten in Nederland hadden, plachten dezen vóór 10 mei '40 eens per week een brief te schrijven. Na de bezetting van Nederland poogden sommigen, ook wel uit de zakenwereld, met Nederland in contact te komen via de Verenigde Staten. In augustus '40 vertrok evenwel een missie van de Nederlands Indische Rode Kruis-Contactcommissie naar het bureau van het Internationale Rode Kruis te Genève, vanwaar zij terugkeerde met ca. 70000 Rode Kruis-briefformulieren welke via Genève naar bezet Nederland gezonden konden worden. Op een deel van die briefformulieren werd enkele maanden later, ook weer via Genève, antwoord ontvangen. Bovendien arriveerde in december '40 een grote postzending uit Neder land welke Indië via de Sowjet-Unie en Japan had bereikt - de meeste tot deze zending behorende brieven en briefkaarten konden pas in ~ei '41 in Indië bezorgd worden omdat de censuur enkele maanden nodig had gehad, ze alle te lezen. 21 nov. 1941, aangehaald in 1941, p. IIp. 3 P. Drooglever in (1982), p. 2I.

679 [PDF]
INDIË'S DEFENSIE

XCSommigen waren er die meenden dat die Japanners in China de handen al zo vol hadden dat zij zich niet verder zuidwaarts zouden wagen, anderen duchtten ook in dat geval geen bijzondere gevaren. De Japanners, waar men weinig van wist, werden namelijk door menigeen schromelijk onderschat - dat verschijnsel was vooral bij vooraanstaande Britten en Amerikanen wijdverbreid. In Singapore waren de hoge Britse militairen, met wie officieren van het Knil en de Koninklijke Marine in aanraking kwamen, van mening dat Japan in de Nanjo slechts één grootscheepse operatie te land zou kunnen ondernemen, die elders hoogstens kon worden gecombineerd met kleine landingen, uitgevoerd door niet meer dan een paar duizend man. Vooral de Japanse luchtmacht werd laag aangeslagen; aangenomen werd dat de Japanse toestellen kwalitatief niet veel waard waren (de Japanners hadden het bestaan van hun superieure Zero-jagers geheim weten te houden) en dat de Japanse piloten niet goed konden vliegen - gezegd werd dat hun lichaamslengte te gering was om een vliegtuig goed te besturen en dat de scheve stand van hup ogen het uitvoeren van duikvluchten bemoeilijkte. Een Australische stafofficier die in '41 in Singapore lange gesprekken had gehad met de daar geplaatste hoogste officieren van de Britse vloot, het Britse leger en de Britse luchtmacht, schreef later: 'I shall never forget the overall opinion they gave us of the japanese Army and Airforce. It can be summed up by the expression used by the Army man who had been in Shanghai and Hongkong: 'the japanese Army is a bubble waiting to be pricked. "1 In Londen was het niet anders; daar kreeg admiraal Furstner in februari '41 van de Second Sea Lord, admiraal Sir Charles J. C. Little, te horen dat deze, zo rapporteerde Furstner aan zijn minister,

XC'de sterke indruk heeft dat de geheimzinnigheid van de Japanse marine voor een groot deel het gevolg is van hun eigen besef van amateurisme op het gebied der moderne oorlogvoering ... [en] dat Japan dreigt met zijn marine, maar dat die marine zich ze!f niet opgewassen voelt tegen de Westerse marines.' 2

XCChurchill was er in de herfst van '41 van overtuigd dat Japan pas tot oorlog zou overgaan als de. Sowjet-Unie volledig verslagen was, en generaal van Oyen, commandant van de Militaire Luchtvaart van hetof

1 dl. IV: Liane! Wigmore: (1937), p. 82 (verder aan te halen als: Wigmore: 2 Brief, 26 febr. 1941, van Furstner aan Dijxhoorn, punt p, gestenc.bijl. 88.

680 [PDF]
ONDERSCHATTING DER JAPANNERS

Knil, kreeg in die tijd in Washington, waar hij zich, gelijk vermeld, grote moeite gaf, de aflevering van moderne Amerikaanse toestellen te bespoedigen, voortdurend te horen (zo noteerde een hoge officier van de Amerikaanse luchtmacht jegens wie hij zijn beklag deed), 'that japan, the only possible enemy, did not have modern aircraft and that the Netherlands would have to be satisfied with a type that was definitely not the best.' 1 Toen in diezelfde tijd in Washington besloten was, toch versterkingen naar de Philippijnen te zenden, vernam de Australische gezant van generaal Marshall dat de Amerikaanse strijdkrachten begin '42 zulk een bedreiging zouden vormen voor Japan, 'that she would beforced out of the Axis'2, d.w.z. dat Japan het bondgenoptschap met Duitsland en Italië zou moeten opzeggen. Ook generaal MacArthur, de Amerikaanse opperbevelhebber op de Philippijnen, was er van overtuigd dat de Japanse piloten niets waard waren - toen hij in de eerste oorlogsdagen in de Pacific zag hoe bekwaam de Japanse vliegtuigen werden gevlogen, 'he concluded', aldus zijn biograaf William .Manchester, 'that the pilots must be white men.' 3 Wij menen dat deze en dergelijke misvattingen niet bestonden bij diegenen die leiding gaven aan de Indische defensie-inspanning" maar bij delen van de Europese publieke opinie en hier en daar in de lagere militaire rangen leefden die misvattingen wel degelijk. Een adelborst van de marine herinnerde zich later

XC'een bericht dat eens ter geruststelling werd gelanceerd: de Japanners zijn niet zo goed in de lucht, ze kunnen geen bommen gooien omdat ze allemaal scheel kijken vanwege hun spleetogen. Dat had een officier van het Indische leger nog eens beaamd toen ik het hem vroeg.' 5

XCDe commandant van de torpedobootjager 'Kortenaer', luitenant-terzee eerste klasse A. Kroese, memoreerde na ·de nederlaag in IndiëJ.J.

I (Lewis H. Brereton) The 3 1941-8 1945 (1946), p. 85. 2 Wigmore: The p. 94. 3 William Manchester: (1979), p. 15 I. 4 Begin '41 verspreidde het departement van oorlog een als 'geheim' aangeduid boekje, waarin vooral gewezen werd op het Japans fanatisme bij het doorzetten van aanvallen. 'Misschien', zo schreef later een reserve-officier die instructeur was van de Stadswacht te Batavia, 'was het bedoeld om onze eigen mensen meer op hun hoede te doen zijn, maar de uitwerking was een heimelijke vrees in de harten van velen. Men hoorde uitdrukkingen als: 'Daar is geen vechten tegen!', zelfs uit de mond van een hoofdof ficier.' (A. A. C. Nooteboom: 'Vier oorlogsjaren op Java', VII, p. 13). 5 H. E. van den Kop: (1975), p. 17.

681 [PDF]
INDI~'S DEFENSIE

'het bakerpraatje dat de Japanners niet kunnen leren vliegen omdat zij als baby door hun moeder op de rug zijn gedragen, waardoor hun evenwichtsgevoel heeft geleden ... Even onwaar bleek de bewering dat (de Japanners) niet bestand zijn tegen het tropische klimaat waardoor hun expedities in Indië zijn gedoemd spoedig dood te lopen wegens te veel uitvallers.' 1

XC'Wij hadden', zo schreef in Australië de Nederlandse loods uit Tjilatjap die wij al in hoofdstuk 8 citeerden,

XC'allerlei onzin te slikken gekregen omtrent de militaire onbekwaamheid en tekortkomingen der Japanners. Hun vliegtuigen waren ouderwets, zij waren slechte vliegers en armzalige kanonniers; het mankeerde hun aan intelligentie en vindingrijkheid en hun oorlogsschepen waren zo topzwaar dat de meeste met het eerste bredezij-salvo zouden kapseizen." Als bewijs hiervoor gold de omstandigheid dat Japan na jaren van strijd nog niet bij machte was geweest, een uitgesproken niet-militaire natie zoals China te overweldigen .

XC. . . Toen ik als een van de oudste loodsen overgeplaatst werd van Tandjong Priok naar Tjilatjap, (werd) mij meegedeeld ... , dat in geval van oorlog in de Pacific de met eilanden bezaaide zeeën ten noorden van Java bijna zeker het terrein zouden worden waarop de Japanse zeemacht, als tussen molenstenen, door de Amerikaanse en Britse vloten gekraakt zou worden."

XCHet was een gevolg van de onderschatting der Japanners dat in Washington aan gedecodeerde Japanse telegrammen die als een alarmsignaal hadden kunnen werken, soms nauwelijks aandacht werd besteed. Zo werd in juli '4I door de Amerikaanse kryptologen een telegram van het Japanse hoofdkwartier te Kanton ontcijferd dat op 14 juli naar Tokio verzonden was. Aan Japanse zijde was toen besloten, later in die maand de zuidelijke helft van Frans-Indo-China te bezetten. 'Next on our schedule (after Indo-China)', zo stond in de gedecodeerde tekst,

XC'is sending ultimatum to Netherlands-Indies ... In the seizing of Singapore the Navy'eh.

1 A. Kroese: (1944), P.43. 2 In '34 was inderdaad een Japanse torpedoboot omgeslagen; de Japanners hadden nadien in een groot deel van hun bovenwatereenheden wijzigingen aangebracht. B. Droste: p. II, 13.

682 [PDF]
EEN BELANGRIJK JAPANS TELEGRAM

wil! play the principal part ... Army wil! need only one division to seize Singapore and two divisions to seize Netherlands-Indies ... With Air Force and with submarine fleet ... we wil! crush British-American military power.'

XCHet dirigerend centrum van de Amerikaanse vloot, het United States Office of Naval Operations, legde, aldus de Britse historicus Ronald Lewin, dit telegram terzij de 'as wishful thinking rather than a directive.' I

XCIn werkelijkheid gaf het telegram op een aantal hoofdpunten de aggressieve plannen weer welke de Japanse legerleiding voor de Nanjo had ontwikkeld - de aanval op de Amerikaanse vloot bij Pearl Harbor werd er niet in genoemd: dat was geen zaak van de leger- maar van de marineleiding; bij deze laatste was op dat moment die aanvaloverigens reeds in voorbereiding.

XC1 Ronald Lewin: The

Indextermen: Lewin, R., Nanjo, Pearl Harbor
683 [PDF]

Hoofdstuk 12: Japan waagt de sprong

XC

XCIn hoofdstuk 8 vermeldden wij dat het Japanse kabinet, de Japanse legerleiding en de Japanse marineleiding (drie goeddeels los van elkaar opererende instanties) in de zomer van '36 vastgesteld hadden dat Japans macht in het gebied van de Nanjo, de Zuidelijke Oceaan, 'met vreedzame middelen geleidelijk uitgebreid' moest worden. Daaruit was een intensificatie voortgevloeid van de Japanse spionage en penetratie in Nederlands-Indië, maar méér dan dat: Japan begon de Nanjo te naderen. Eind '38 had het Japanse leger in het kader van zijn oorlogvoering tegen Nationalistisch China de belangrijkste havensteden in Zuid-China veroverd, in februari '39 hadden leger en vloot samen het eiland Hainan bezet, in mei '39 had de vloot zich genesteld op de Spratly-eilanden (zie kaart X op pag. 686).Voorts had Japan zich verbonden met de aggressiefste mogendheid in Europa, Duitsland: het had in november '36 het Anti Komintern-verdrag met Duitsland gesloten, waarbij de twee mogendheden in het geheim afgesproken hadden dat zij geen bondgenootschap met de Sowjet-Unie zouden sluiten zonder onderling overleg en dat zij aan de Sowjet-Unie geen hulp zouden verlenen als een van hen beide slachtoffer zou worden van een ongeprovoceerde Russische aanval. Die binding met Duitsland was evenwel in augustus '39 ernstig op de proef gesteld door het Duits-Russisch bondgenootschap waardoor ook Japan volledig werd verrast. Had een samengaan met Duitsland wel zin?

XCDe formidabele successen nu welke de Wehrmacht van begin april tot eindjuni '40 in Europa behaalde (Denemarken, Noorwegen, Nederland, België en Luxemburg werden veroverd en Frankrijk, eveneens verslagen, werd gesplitst in een bezet gedeelte dat door een Militärverwaltung en een onbezet dat door de regering van maarschalk Pétain werd bestuurd), oefenden een machtige invloed uit op de Japanse politiek. De Japanse plannen, waarover aanstonds meer, werden steeds ambitieuzer, maar in zijn feitelijk beleid waagde Japan zich slechts voorzichtig voorwaarts, zulks vooral uit beduchtheid voor een botsing met de Verenigde Staten.

XCFrans-Indo-China werd het eerste object van Japans drijven naar expansie.

XCEind juni stelde de Japanse regering aan de gouverneur-generaal

684 [PDF]
JAPAN IN FRANS-INDO-CHINA JAPAN WAAGT qJl.--S-PRONG HET DRIEMOGENDHEDENVERDRAG

dat gebied de eis dat hij geen oorlogsmateriaal meer zou doorlaten dat bestemd was voor de Chinese Nationalisten die in Tsjoengking een nieuwe regeringszetel hadden, en terzelfdertijd eiste zij van Engeland dat het de toevoer naar Tsjoengking via de z.g. Birmaweg, een verbinding van Rangoon uit (zie opnieuw kaart X), zou staken. Churchills War Cabinet, dat op dat moment ernstige verwikkelingen met japan uit de weg wilde gaan, besloot de Birmaweg drie maanden te sluiten (een periode waarin hij wegens de zware moesson-regens toch nauwelijks gebruikt kon worden) en ook het Franse bewind in Indo-China aanvaardde de japanse eis. Er arriveerde onmiddellijk een japanse controlemissie. Twee maanden later, eind augustus, ging-japari een stap verder: zijn minister van buitenlandse zaken, josoeka Matsoeoka, vergde van het bewind van maarschalk Pétain dat japan in het noorden van Indo-China militaire faciliteiten zou krijgen. In beginsel werd die eis door Pétain aanvaard maar er was terzake nog geen detailregeling getroffen, toen de staf van het japanse Zuid-China-leger besloot, op eigen verantwoordelijkheid door te zetten. Twee japanse divisies werden naar Haiphong verscheept en toen hun voorhoede op 26 september '40 op de rede in de landingsboten klom, verborgen de commandant van het landingscorps en zijn chef-staf zich in het ruim van het schip waarop zij zich bevonden, teneinde te voorkomen dat hun een eventueel uit Tokio komend bevel om de landing niet te laten doorgaan, kon worden overhandigd. Het japanse legerhoofdkwartier keurde achteraf de landing goed, het marinehoofdkwartier was woedend dat het niet in de operatie was gekend. Op 27 september, één dag na die landing, werd bekendgemaakt dat japan, Duitsland en Italië nauwer met elkaar zouden gaan samenwerken in het kader van het z.g. Driemogendhedenverdrag. In hog-e japanse 'kringen waren, zoals al vermeld, velen uitermate verbolgen geweest over het op 22 augustus '39 tot stand gekomen Duits-Russisch bondgenootschap en japan had nadien enkele kabinetten gekend die een samengaan met Duitsland afwezen, maar het tij was als gevolg van Duitslands overwinningen gekeerd - Matsoeoka en vele anderen waren er van overtuigd geraakt dat Engeland het niet lang zou kunnen bolwerken. Het Driemogendhedenverdrag bepaalde in geheime artikelen dat japan en Duitsland elkaar zouden helpen, wanneer een van beide in oorlog zou geraken met de Sowjet-Unie of met de Verenigde Staten, en dat Duitsland en Italië een grote uitbreiding van japans macht in Azië aanvaardden. Keizer Hirohito, zeer beducht voor een botsing met de Verenigde Staten en het Britse Rijk, was er geen voorstander van dat de japanse regering

685 [PDF]

x. japans opmars naai de 'Nanjo',

Indextermen: China, Nanjo
686 [PDF]

het Driemogendhedenverdrag zou sluiten, maar de fanatici van het legerhoofdkwartier wisten aan de aarzelaars in het kabinet hun wil op te leggen en de keizer gaf zijn verzet toen op. Het Amerikaanse antwoord bleef niet uit: nadat president Roosevelt begin juli '40 al de uitvoer van vliegtuigmotoren en onderdelen daarvan en eind juli die van vliegtuigbenzine en -olie naar Japan van speciale vergunningen afhankelijk had gesteld, deed hij op 30 september weten dat voortaan ook voor de export van 'gewone' aardolie en van schroot vergunningen nodig zouden zijn. Het was een nieuwe duidelijke waarschuwing: men mocht uit die eerste Amerikaanse embargomaatregelen afleiden dat er méér zouden volgen, als Japan zijn expansiepolitiek voortzette.

XCVoor die expansie werd plan na plan opgesteld. Alweer: men houde in het oog hoe de internationale situatie er leek uit te zien. Er waren ook in de Verenigde Staten maar weinigen (onder die weinigen gelukkig Roosevelt, zijn ministers en zijn overige naaste adviseurs) die het vertrouwen koesterden dat het alleenstaande Engeland zich tegen Duitsland zou kunnen handhaven; dat Duitsland Engeland en bovendien de SowjetUnie zou kunnen verslaan, werd evenwel door vele hooggeplaatste Japanners niet betwijfeld - wat zou er voor Japan overschieten als Duitsland de sterkste mogendheid ter wereld werd? Bestond niet het gevaar dat Duitsland dan vroeg of laat zou trachten, in Azië de plaats van Engeland, Nederland en Frankrijk in te nemen? En hoe kon Japan dat beter voorkomen dan door zich zelf van de Nanjo meester te maken?

XCHet leger stelde het eerst zijn plannen op schrift. Na een reeks van voorafgaande besprekingen zetten op 3 juli '40 de leidende persoonlijkheden van het departement van oorlog en van het legerhoofdkwartier hun handtekening onder een memorandum, getiteld: 'Schets van de belangrijkste beginselen om de veranderde internationale situatie op te vangen'. In dit memorandum werd bepleit dat Japan een einde zou maken aan zijn economische afhankelijkheid van de Verenigde Staten en het Britse Rijk (Nederland werd niet genoemd) door een autarkisch gebied te. vormen, d.w.z. een gebied dat volledig in de eigen behoeften zou voorzien, waarvan Japan, Mandsjoekwo en China de kern zouden vormen en dat voorts om te beginnen de gehele Nanjo zou insluiten, dus ook Nederlands-Indië;

687 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

het Britse Rijk en Nederland de oorlog aandoen. 'De snelle veranderingen die thans in de wereld plaatsvinden, staan', zo heette het aan het slot, 'geen moment van aarzeling toe ... Er is in onze geschiedenis nimmer een tijd als de huidige geweest, waarin het zo dringend was plannen te maken voor de ontplooiing van onze nationale kracht.' 1 Toen dit memorandum daags nadat het was opgesteld, met officieren van het marinehoofdkwartier werd besproken, legden dezen geïrriteerdheid aan de dag wegens het feit dat legerofficieren plannen hadden geformuleerd voor de Nanjo, welke door de marine steeds als háár domein was beschouwd, maar principiële bezwaren tegen de strekking van het stuk hadden die marine-officieren niet - zij waren op hun beurt, zonder dat het leger of de ministers daar weet van hadden, al bezig, plannen voor de verovering van Nederlands-Indië uit te werken.

XCHoeveel indruk die plannen van de militaire extremisten hadden gemaakt, bleek op 19 september (een week-dus vóór de bezetting van de helft van Frans-Indo-China en vóór het sluiten van het Driemogendhedenverdrag), toen ter vaststelling van de lijnen welke de Japanse politiek in de komende jaren moest volgen, een bijeenkomst plaatsvond van de Contactraad: het eerder in '40 opgerichte orgaan waarin de ministerpresident en de ministers van buitenlandse zaken, van financiën, van oorlog en van marine van gedachten wisselden met hoge militairen van de (gescheiden) leger- en vlootafdelingen van het Grote Hoofdkwartier. In beginsel werd op die rode september besloten dat Japan zou streven naar de vorming van een 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer' die, met Japan, Mandsjoekwo en China als kern, zou omvatten: alle eilanden in de westelijke helft van de Pacific (vermoedelijk sloot dat de Philippijnen in, al werden die niet apart genoemd), Frans-Indo-China, Thailand, Birma, Brits-Indië, Malakka, Brits-Borneo, Nederlands-Indië, Australië en Nieuw-Zeeland. Wel te verstaan: de Contactraad ging er niet van uit dat al deze gebieden met geweld veroverd moesten worden - men dient zijn besluit eerder te zien als een aanduiding van het territorium dat Japan in de komende besprekingen met de grote overwinnaar in Europa: Duitsland, aangewezen wilde zien als vallende onder zijn overheersende invloed. Moest echter geweld worden gebruikt, dan zou Japan daar niet voor terugschrikken - de te volgen politiek moest evenwel flexibel blijven.

XCDie flexibiliteit bleek óók, toen het beginselbesluit van 19 september

1 Aangehaald in p. 248.

688 [PDF]
JAPANS 'PLAN VOOR DE 'NANJO"

begin oktober door het departement van oorlog werd uitgewerkt. Een 'Plan voor de Nanjd d.d. 4 oktober '40 vermeldde bijvoorbeeld met betrekking tot Nederlands-Indië dat, als eenmaal Singapore veroverd of geneutraliseerd was, Indië met diplomatieke middelen tot een deel van de 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer' moest worden gemaakt - faalden die middelen, dan zou een invasie ondernomen worden. Nederlands-Indië zou nadien de onafhankelijkheid uitroepen (zulks met de motivering dat de Nederlandse regering in Londen volkenrechtelijk niet bestond) en vervolgens zou een commissie, bestaande uit Japanners, Indonesiërs, in Indië geboren Nederlanders en Indische Chinezen, een nieuwe grondwet opstellen en een nieuwe regering vormen - in die commissie zouden de Japanners en de Indonesiërs een meerderheid krijgen. Verder zouden de gouverneur-generaal en de hoofden van gewestelijk bestuur gedwongen worden, hun functie neer te leggen, maar de andere Nederlandse bestuursambtenaren en de gouvernementsdiensten zouden hun arbeid mogen voortzetten. Japan zou dan met de nieuwe staat een 'beschermingsverdrag' sluiten en dat verdrag zou o.m. bepalen dat het buitenlands, het militair en het economisch beleid van de nieuwe staat door Japanse 'adviseurs' zouden worden bepaald (dat was de constructie die in Mandsjoekwo al verwezenlijkt wàs en die in bezet China verwezenlijkt wèrd). In dit 'Plan voor de Nanjd stond met betrekking tot Nederlands-Indië ook nog: 'Alvorens deze eisen te stellen, dienen wij op een daartoe geschikt moment er zorg voor te dragen dat zich uit de inheemsen een beweging ontwikkelt welke onafhankelijkheid eist.' 1 Voor Brits-Indië bevatte het 'Plan voor de Nanja' geen voorzieningen, maar in dit en in andere, later opgestelde stukken werd bepleit dat Birma en Malakka 'onafhankelijke' koninkrijken zouden worden - Ceylon, Australië en Nieuw-Zeeland zouden daarentegen in het Japanse Keizerrijk opgenomen worden en onder het bestuur geplaatst van een Japanse gouverneur-generaal.

XCWas dit nu alles? Neen. Wij lopen iets op ons relaas vooruit maar achten het dienstig, hier te vermelden dat in de laatste maanden van '40 en in '41 door de research-afdeling van het departement van oorlog, in samenwerking met de hoofdkwartieren van leger en vloot en met het departement van overzeese gebiedsdelen, nog veel ambitieuzer plannen werden opgesteld waarin er van werd uitgegaan dat Japan, nadat het van de oorlog in Europa had geprofiteerd door de Nanjo, Australië en Nieuw

XCI Aangehaald in W. H. Elsbree: japan's role in Southeast-Asian Nationalist Movements 1940 to 1945 (1953), p.

689 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

Zeeland inbegrepen, in de wacht te slepen, omstreeks 1960 een beslissende oorlog niet de Verenigde Staten zou aangaan teneinde zich in het bezit te stellen van grote delen van de westkust van Noord-Amerika, heel Midden-Amerika (mèt het Panamakanaal) en de Britse, Franse en Nederlandse bezittingen in het gebied van de Caraïbische Zee en omgeving, inclusief Suriname. De eerste 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer' werd dus gezien als aanloop tot een tweede, welke Japan, dat dan al de Indische Oceaan zou beheersen, tot de sterkste mogendheid moest maken in het gehele gebied van de Pacific. Wat was twintig jaar in de geschiedenis van een keizerrijk dat, aldus de Japanse ideologie, een onafgebroken historie van zes-en-twintig eeuwen had? En bewezen de Japanners al die vreemde volkeren niet een weldaad wanneer zij hun de koestering deelachtig deden worden welke van de stralen van de Rijzende Zon uitging? Volledig bevangen in hun op nationale zelfverheffing gebaseerde opvattingen, vroegen de Japanse hoge militairen en ambtenaren die van de tweede'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer' droomden, zich niet eens af of zij de krachten en de capaciteiten hadden om de eerste te verwezenlijken - zij holden door als een blind paard.

XCMidden augustus '40, nog voordat de Contactraad besloten had, naar de vorming van de (eerste) 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer' te streven, had het Japanse marinehoofdkwartier gelast, de oorlogsmobilisatie van de gehele vloot in voorbereiding te nemen - dat bevel betekende dat het hoofdkwartier in beginsel bereid was, de strijd met de Amerikaanse marine aan te gaan. De opperbevelhebber van de Japanse slagvloot, admiraal Jamamoto, die de Verenigde Staten goed kende (hij had twee jaar aan de Harvard Universiteit gestudeerd en was een gelijke periode marine-attaché in Washington geweest), zag die strijd met groot pessimisme tegemoet. 'Dat komt niet in aanmerking!', riep hij in oktober tegen een relatie uit. 'Vechten met de Verenigde Staten is of je met de hele wereld vecht! Maar er is toe besloten - ik zal mijn best ~oen. Zonder twijfel zal ik sterven aan boord van de Nagata' (dat was zijn vlaggeschip). 'Het kan best zijn dat Konoje' (prins Foemimaroe Konoje was sinds juni '40 Japans minister-president) 'en de anderen die dat besluit genomen hebben, tenslotte door het volk aan stukken worden gereten!'1

XC1 Aangehaald in The Fateful Choice,

690 [PDF]
VOORBEREIDING VAN HET GROTE OFFENSIEF

XCToen omstreeks die tijd de operatieplannen werden opgesteld waar, mee de staatsbegroting-ta r rekening moest houden, werd er van uitgegaan dat Japan in oorlog zou geraken met de Verenigde Staten, het Britse Rijk en Nederland en dat in die oorlog in eerste instantie Hongkong, de Amerikaanse eilanden Goeam en .Wake (zie kaart XI op de pag.'s 706707), de Philippijnen, Malakka, Brits-Borneo en Nederlands-Indië bezet zouden worden. Wat Nederlands-Indië betrof, hielden de door leger en vloot opgestelde plannen in, dat Java en het zuiden van Sumatra (dáár lagen de belangrijkste aardolie-installaties) door het Japanse leger bezet zouden w.orden en Nederlands-Borneo en Celebes door de Japanse vloot. Leger en vloot besloten óók dat, voordat het tot oorlog met de Verenigde Staten, het Britse Rijk en Nederland zou komen, strategische punten in de zuidelijke helft van Frans-Indo-China en in Thailand zouden worden bezet. Begin december gelastte het legerhoofdkwartier dat drie tot het Zuid-China-leger behorende divisies een speciale training moesten gaan volgen voor operaties in tropische gebieden, midden december kregen alle bevelhebbers in China en op Formosa opdracht, voor de operaties in de Nanjo gedetailleerde plannen uit te werken, en in januari '41 werd een begin gemaakt met de luchtverkenning van de oostkust van Malakka en gaf het departement van oorlog opdracht, het militaire bankpapier te gaan drukken dat de troepen bij hun operaties bij zich moesten hebben.

XCJamamoto was niet de enige Japanse vlagofficier die in hoge mate betwijfelde of het verstandig was, oorlog met de Verenigde Staten te zoeken - in kringen van de Japanse marine werd in de eerste maanden van '41 (Engeland hield stand!) de juistheid van de in '40 uitgestippelde beleidslijn meer en meer in twijfel getrokken. Er volgde nieuwoverleg tussen. de leger- en vlootafdelingen van het Grote Hoofdkwartier en hieruit resulteerde op 17 april '41 een document dat de plaats moest innemen van het in juli '40.opgesteld memorandum 'Schets van de belangrijkste beginselen om de veranderde internationale situatie op te vangen'. Het nieuwe stuk, 'Schets van het beleid met betrekking tot de Nanjo', kwam in zoverre aan de door de marine geopperde bezwaren tegemoet dat nu verklaard werd dat de oorlog met de Verenigde Staten alleen dàn moest worden aangegaan wanneer Japans 'zelfbehoud en zelfverdediging' op het spel stonden.' Dit accoord, waaromtrent buiten het Grote Hoofdkwartier niemand in kennis werd gesteld (geen der ministers kreeg het stuk te lezen), werd door het legerhoofdkwartier aldus.

XC1 A.V., p. 295.

691 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

geïnterpreteerd dat het de vrijheid had, het oprukken naar de Nanjavoort te zetten, zolang dat niet tot oorlog met de Verenigde Staten zou leiden.

XCInmiddels was het in die Nanjo tot een vorm van pressie gekomen waarmee de japanners althans een deel van hun doeleindèn langs vreedzame weg trachtten te verwezenlijken: economische onderhandelingen.

Japans economische onderhandelingen met Indië

XC

XCOp 18 mei '40, onmiddellijk na de bezetting van Nederland, had japan, zoals in hoofdstuk 8 vermeld, het Indische gouvernement om de jaarlijkse leverantie gevraagd van o.m. I mln ton aardolie en 2'50000 ton bauxiet en aangedrongen op algemene onderhandelingen over de japansIndische relaties. Begin juni was geantwoord dat het gouvernement, wat de aardolie betrof (Japan had in '39 570000 ton uit Indië ingevoerd), geen toezeggingen kon doen, dat het de gevraagde bauxiet wèl kon leveren en dat het geen behoefte had aan algemene onderhandelingen. In juli was komen vast te staan dat het toch tot die onderhandelingen zou komen en in augustus kreeg het gouvernement, nadat het de japanse generaal Koiso als leider van de japanse economische delegatie had gewraakt, te horen dat de japanse minister van handel en nijverheid, Kobajasji, als hoofd van de delegatie zou optreden en dat japan er prijs op stelde wanneer deze zijn besprekingen rechtstreeks met van Starkenborgh kon voeren. In overleg met de Londense regering werd tot een andere oplossing besloten: het leiderschap van de Nederlands-Indische delegatie werd toevertrouwd aan de directeur van Economische Zaken, van Mook; zijn positie behoudend werd hij, teneinde Kobajasji niet het gevoel te geven met een hoofdambtenaar te zijn afgescheept, benoemd tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister.' De Nederlands-Indische delegatie bestond verder uit de directeur van justitie, mr. Enthoven, en de directeur van Onderwijs en Eredienst, prof Hoessein Djajadiningrat - beiden met opzet gekozen: Enthovens aanwezigheid zou duidelijk maken dat het gouvernement er mee zou voortgaan, de japanners duchtig

XC1 'Er was', vertelde van Mook ons in '61, 'wrevel over de hoge rang die ik kreeg. Die rang moest ook blijken uit mijn autonummer' (men had in Indië een persoonlijk nummer en de hoogstgeplaatsten hadden de laagste nummers, de gouverneur-generaal een I, de vice-president van de Raad van Nederlands-Indië een 2, enzovoort). 'Van 30 had ik als directeur van Economische Zaken al 19 gekregen en nu werd het 7 a' (de auto van de Japanse delegatie had het nummer 7). 'Er waren veel Europeanen in Indië die dit soort kwesties belangrijk vonden.' (van Mook, 8 nov.

692 [PDF]
KOBAJASJI IN BATAVIA

in het oog te houden, en met die van Djajadiningrat werd bereikt dat de Japanse delegatie niet alleen twee Nederlanders maar ook een Indonesiër tegenover zich zou hebben. Er was aan de Nederlandse delegatie een staf van deskundigen toegevoegd, als algemeen secretaris trad mr. J. E. van Hoogstraten op, hoofd van het Kantoor voor de Handel. Besloten was, de Japanners hoffelijk en voorkomend te behandelen - een gebouwaan het Koningsplein te Batavia was als conferentiegebouw ingericht en van air-conditioning voorzien. Kobajasji bracht uit Japan als delegatielid een afdelingschef van het departement van buitenlandse zaken mee en trof in Batavia, toen hij daar op 12 september '40 arriveerde, als derde delegatielid de Japanse consul-generaal aan, Saito; hij had voorts niet minder dan vier-en-twintig medewerkers bij zich, onder wie twee leger-, twee luchtmacht- en twee marine-officieren (die allen op Java hun ogen de kost zouden geven!) - een van die marine-officieren was de oudmarine-attaché in Den Haag, kapitein-ter-zee Tadasji Maëda, die tijdens de Japanse bezetting een belangrijke rol zou spelen.

XCWat moest de Japanse delegatie bereiken?

XCHet kabinet-Konoje had dat vóór Kobajasji's vertrek bepaald: hij moest volgens de op 27 augustus door het kabinet vastgestelde 'Beginselen voor onderhandelingen met Nederlands-Indië' Nederlands-Indië deel maken van de 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer', bereiken dat 'het Indonesische volk het volledige zelfbeschikkingsrecht' kreeg en 'met Nederlands-Indië verdragen sluiten voor de militaire verdediging van dat gebied teneinde de vrede in de Gemeenschappelijke Welvaartssfeer, Indië inbegrepen, te waarborgen.' I Deze in wezen politieke doelstellingen der Japanners waren uiteraard aan het gouvernement volmaakt duidelijk (Koiso had begin augustus in het eerder door ons gememoreerde interview met Reuter gezegd dat de status van Nederlands-Indië terwille van 'de opbouw van de Nieuwe Orde in Azië gewijzigd' moest worden en 'de emancipatie van de volkeren van het Oosten met gebruikmaking van alle middelen uitgevoerd') - voor het gouvernement, extra-gewaarschuwd doordat de militaire kryptologen er spoedig in slaagden, enkele aan Kobajasji gezonden algemene instructies te decoderen, was dat voldoende reden om op economisch gebied geen krimp te geven.' Een beleid niet zonder risico's!

XCI Aangehaald in The Fateful Choice, p. 143-144. 2 Daartoe droeg bij dat de besprekingen begonnen met een uitwisseling van denkbeelden over het Driemogendhedenverdrag (een bij uitstek politiek onderwerp dus), waarin Kobajasji vergeefs probeerde, de Nederlands-Indische delegatie er van te overtuigen dat Japan slechts vreedzame bedoelingen had.

693 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

ZOU Japan, als het zich gedwarsboomd zag, met militaire middelen ingrijpen? Misschien. En Nederland had geen garanties van hulp, niet van Engeland en niet van de Verenigde Staten! Er waren onder diegenen die uit de verte de onderhandelingen gingen volgen, niet weinigen die, de vasthoudendheid van het gouvernement onderschattend, vreesden dat . het onder de Japanse druk zou bezwijken. Vooral in Washington werd verondersteld dat Nederlands-Indië het voorbeeld van Prans-Indo-China zou volgen en Japan belangrijke concessies zou doen; dat was bepaald de verwachting van de grote Amerikaanse aardolie-concerns - de bij hen sinds lang bestaande geïrriteerdheid wegens het feit dat zij in Indië minder bronnen in exploitatie hadden mogen nemen dan de Koninklijke/ Shell, leidde er toe dat zij het State Department bewogen om blijk te geven van gebrek aan vertrouwen in het Indische gouvernement. I Het lijkt ons niet noodzakelijk, hier alle bijzonderheden weer te geven van de gevoerde onderhandelingen die o.m. op tal van grondstoffen betrekking hadden-, en concentreren ons, wat die grondstoffen betreft,

XC1 Toen dat gebrek aan vertrouwen aan van Starkenborgh duidelijk was geworden, schreef hij op loktober '40 in een persoonlijke brief aan de waarnemend gezant te Washington, baron' W. van Boetzelaer (de gezant, dr. A. Loudon, was door ziekte uitgeschakeld) o.m.: 'Ik ben er op voorbereid om, als de limiet van wat redelijk kan worden toegestaan, bereikt is, de eonsequenties (zelfs de ernstigste) te aanvaarden die uit een weigering yerder te gaan zouden voortvloeien, .. Uw telegrammen geven de indruk dat de Amerikaanse. regering ... de wens koestert, een soort van toezicht op onze gedragingen uit te oefenen ... De bezetting van het Moederland en de omstandigheid dat onze regering in Loriden onderhet directe toezicht van de Engelse regering werkt' (gelijk eerder vermeld, was van Starkenborgh er voorstander van dat de regering zich in Indië zou vestigen), 'hebben ons in een droeve positie van afhankelijkheid en hulpeloosheid gebracht.' (brief in map 'Mededelingen van de oud-GG', Iq. Wij vermelden in dit verband dat van Starkenborghs bereidheid om, mocht dat nodig zijn, oorlog met Japan te aanvaarden, in zijn naastewerkomgeving een tegenstander vond in de persoon van de directeur van zijn kabinet, dr. Idenburg, althans: deze schreef eind '40 of begin '41 een memorandum waarin hij bepleitte dat Indië grote concessies zou doen om een accoord met Japan te bereiken. Het memorandum is verloren gegaan, maar G. J. Jongejans, toenmaals ambtenaar van de Dienst der Oost-Aziatische zaken, die het verontwaardigd gelezen had, lichtte ons in '80 in dat hij zich één formulering duidelijk herinnerde: 'Japan kan alleen nog maar vooruit, Nederland kan alleen maar achteruit.' (G. J. Jongejans: 'Aàntekening', 14 okt. 1980, Iq. Idenburgs advies werd door van Starkenborgh met beslistheid verworpen, trouwens: Idenburg zelfkwam na vrij korte tijd tot de conclusie dat hij de situatie verkee~d had beoordeeld, 2 Men vindt er een overzicht van in het nog tijdens de oorlog door van Mook geschreven, in '45 in Londen gepubliceerde boek Nederlands-Indië enJapan. Hun betrekkingen in 1940-1941, .

694 [PDF]
KOBAJASJI WORDT VERVANGEN

liever op één: de aardolie - dáár ging het Japan immers in de eerste plaats om. Het had, zoals eerder vermeld, in geval van oorlog per jaar 7,9 mln ton aardolie nodig en dat was precies de hoeveelheid welke Indië in '39 had geproduceerd. Kobajasji begon met de eis te stellen dat de Japanners grote aardolieconcessies zouden krijgen en dat de jaarlijkse aardolie-uitvoer naar Japan van 570000 ton in '39 zou worden verhoogd tot 3,75 mln ton. Inzake de concessies werd hem geantwoord dat er in Indië nauwelijks gebieden met aardoliehoudende lagen waren die niet reeds als concessie waren uitgegeven, zij het dat Japan wellicht hier en daar, vooral op Borneo, de al aan Japanse maatschappijen uitgegeven (kleine) concessies zou mogen uitbreiden, en ten aanzien van de aardolie-uitvoer werd gesteld dat de door de in Indië werkzame aardolie-maatschappijen aangegane verplichtingen slechts toestonden dat de uitvoer naar Japan tot 1,8 mln ton per jaar zou worden verhoogd - daarvan zou in eerste instantie in zes maanden maar de helft worden geleverd en nadien zou de situatie opnieuw bezien worden. Kobajasji, die liever niet met lege handen naar Japan wilde terugkeren, aanvaardde dat aanbod op 18 oktober - wij vermoeden dat zulks in hoge Japanse kringen tot aanzienlijke deining leidde, althans: op 20 oktober werd hij teruggeroepen en op de zzste verliet hij Batavia. Daarmee waren de onderhandelingen overigens slechts opgeschort.

XCIn november berichtte het kabinet-Konoje dat het een nieuwe delegatieleider had benoemd: Kenkitsji Josjizawa, lid van het Japanse Hogerhuis, oud-minister van buitenlandse zaken. Ook de Japanse consulgeneraal, Saito, was vervangen - er was een nieuwe benoemd: Joetaka Isjizawa, die al in het midden van de jaren ;30 een tijd lang consulgeneraal in Batavia was geweest. Van Mook beschreef Josjizawa en Isjizawa als 'mannen van de wereld, welgemanierd en vasthoudend, ingesteld op kundig en hoffelijk onderhandelen'.' Wel, met al hun kunde en hoffelijkheid konden ook zij geen voortgang boeken, zulks te minder nadat zij, na eind december in Batavia te zijn aangekomen, midden januari '41 een memorandum hadden aangeboden met een aantal eisen die buitengewoon ver gingen: Nederlands-Indië moest zich met een verklaring over zijn algemene politiek aan Japans zijde scharen, er moesten veel meer Japanners tot Indië worden toegelaten, Japanners moesten overal op zoek kunnen gaan naar delfstoffen, Japanse medici moesten overal hun beroep kunnen uitoefenen, Japanse vissers moesten kunnen

XCI A.v., p. 73.

695 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

vissen in de territoriale wateren, er moesten op Indische bodem Japanse vissersnederzettingen en visserijbedrijven komen, Japanse schepen moesten overal in de archipel kunnen varen, tussen Japan en NederlandsIndië moest een vliegdienst geopend worden en een telegraafkabel gelegd, Japanners moesten in heel Indië nieuwe bedrijven kunnen oprichten en de Japanse invoer in Nederlands-Indië moest worden uitgebreid, voor de belangrijkste invoerartikelen zelfs tot 75 of 100 % van de totale invoer. Wat Indië's uitvoer betrof, herhaalde Josjizawa de eisen die zijn voorganger Kobajasji had gesteld, de aardolie-eis werd iets verhoogd: van 3,75 tot 3,8 mln ton. Van Mooks conclusie was dat de algemene verklaring waarop Japan had aangedrongen en de concrete eisen die het naar voren had gebracht, 'de bedoeling hadden om Nederlands-Indië volledig in te lijven bij de 'Sfeer van Gemeenschappelijke Welvaart" 1 die conclusie was juist.

XCNog voor het officiële Nederlands-Indische antwoord was overhandigd, kwam in Japan een perscampagne op gang waarin beweerd werd dat een onoprecht Indisch gouvernement opzettelijk treuzelde en waarin allerlei vage dreigementen werden geuit. Van die dreigementen trok het gouvernement zich niets aan - toen aan Josjizawa op 6 juni het Indische antwoord-memorandum werd overhandigd (daar werd door van Mook bij meegedeeld dat het Indië's 'laatste woord' was), kon de Japanner slechts constateren dat nagenoeg al zijn eisen waren afgewezen (enkele, tot een minimum gereduceerd, waren aanvaard") en dat de Japanse regering, wat de uitvoer van aardolie betrof, opnieuw naar de aardoliemaatschappijen verwezen was.

XCJosjizawa lichtte Tokio in. Daar besloot de Contactraad op I I juni dat de Japanse delegatie teruggeroepen zou worden maar dat de mogelijkheid tot nieuwe besprekingen moest worden opengelaten - de diplomatieke betrekkingen zouden niet worden verbroken, laat staan dat op korte termijn een invasie zou worden ondernomen (Japan was er niet klaar voor en de marine was er geenszins van overtuigd dat een oorlog met de Verenigde Staten onontkoombaar was). Aan Josjizawa werd de in

XC1 A.V., p. 77. 2 Zo stond ten aanzien van de Japanse medici in het antwoordmemorandum: 'De Nederlandse regering' (formeelonderhandelde 'gezant' van Maak namens die regering, niet namens het gouvernement) 'is bereid, welwillende aandacht te schenken aan een wijziging van de bestaande regelingen teneinde een strikt beperkt aantal Japanse artsen toe te laten voor de uitoefening van de geneeskunde in Nederlands-Indië, uitsluitend voor Japanse inwoners' (dat ~aren er in totaal ca. achtduizend), 'in die plaatsen waar het aantal Japanse inwoners deze toelating zou rechtvaardigen.'

696 [PDF]
DE ECONOMISCHE ONDERHANDELINGEN AFGEBROKEN

structie geseind, de economische besprekingen af te breken en daarbij duidelijk te maken dat Japan de diplomatieke betrekkingen normaal wenste voort te zetten. Het kryptografisch bureau van de Generale Staf was er in samenwerking met een Japanoloog van de Dienst der OostAziatische Zaken vele malen in geslaagd, detail-instructies welke telegrafisch aan de twee Japanse handelsdelegaties verstrekt waren, tijdig te ontcijferen, maar met het codetelegram dat minister Matsoeoka op 14 juni aan Josjizawa toezond, lukte dat niet, doordat aan Japanse zijde juist een nieuw codesysteem in gebruik was genomen - het gevolg was dat van Starkenborgh, bij wie Josjizawa op 17 juni een speciale audiëntie had aangevraagd, zich niet zonder bezorgdheid afvroeg of de Japanner hem wellicht een oorlogsverklaring zou overhandigen. Niets daarvan: Josjizawa bleek een gemeenschappelijk uit te geven concept-slotcommuniqué bij zich te hebben waarin geconstateerd werd dat de standpunten tegenover elkaar waren blijven staan en dat de besprekingen voorlopig geëindigd waren. 'Dat communiqué was aanstonds aanvaardbaar', zei van Starkenborgh later aan de Enquêtecommissie. 'Niet vaak heb ik mij zo opgelucht gevoeld!'!

XCHoe reageerden de Indonesiërs op het verloop van de besprekingen?

XCWij hebben er maar heel weinig gegevens over.

XCDe reactie van de Gerindo kan het gouvernement slechts welkom zijn geweest: zij waarschuwde voortdurend tegen de gevaren die Indonesië van de zijde van Japan dreigden. Anders was de reactie van de Parindra. Thamrin, haar fractieleider in de Volksraad, die er in november '39 al op had gewezen dat in inheemse kringen aan de naam van een Japanse generaal een betekenis was gegeven welke op het einde van het Nederlands bewind wees", zei een jaar later in hetzelfde college dat de letters van de naam Kobajasi (zo werd die naam in het Maleis gespeld) tot de volgende zin hadden geleid: 'Kolonie orang Belanda akan japan ambil

1 Getuige van Starkenborgh, punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 29°5°. 2 De letters waaruit de naam van die generaal, in het Maleis: Djintan, bestond, waren geïnterpreteerd als de eerste letters van de woorden in de zin 'Deze Japanse generaal zal spoedig de inheemsen helpen.' (aan gehaald in S. Abeyasekere: p. 81).

697 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

seantero Indonesia', oftewel: 'De hele Nederlandse kolonie Indonesië zal door Japan veroverd worden' - Thamrin noemde dat een voorbeeld van 'volkshumor'.' Daarbij tekenen wij aan dat die 'humor', naar wij veronderstellen, door het gouvernement niet op prijs werd gesteld, dat het Thamrins uitlating als een nieuw bewijs zag voor zijn Japanse sympathieën en dat bij die inheemsen die de vermelde zin aan elkaar doorgaven", zonder twijfel ook de Djojobojo-voorspelling een rol heeft gespeeld.

XCIn de kringen der Europeanen waren er sommigen die afkeurden dat het gouvernement met Japan bleef onderhandelen ook toen dat land in september '40 het Driemogendhedenverdrag had ondertekend, hetgeen de animositeit tegen Japan had aangewakkerd. Hier en daar werden in de periode zomer '40-zomer '41 anti-Japanse pamfletten verspreid, soms werd ook de Japanse vlag verbrand of kwam het tot gevechten met individuele Japanners. Kon de politie de betrokken Europeanen in handen krijgen, ,dan werden zij veroordeeld en hetzelfde geschiedde met redacteuren van bladen van de Gerindo waarin scherp anti-Japans geschreven was - het gouvernement wenste de Japanners geen enkel voorwendsel tot ingrijpen te geven. Een zekere beduchtheid voor dat ingrijpen blééf bestaan en niet alleen bij van Starkenborgh maar ook bij vele Europeanen was derhalve de opluchting groot, toen Japan, op 17 juni de onderhandelingen afbrekend, daar op dat moment geen enkele militaire eonsequentie aan verbond.

XCGroot was bij die Europeanen ook de bewondering voor van Mook op wie, doordat van Starkenborgh zich op de achtergrond had gehouden, de volle aandacht was gevallen en die, zo leek het sommigen, onvervaard standhoudend, persoonlijk de onderhandelingen had doen mislukken. 'Hij kreeg', zei ons later een toenmalige referendaris van de Algemene Secretarie, 'bij ons in die tijd een haast legendarische naam - hèm zagen wij als 'de redder des vaderlands'. U moet daarbij bedenken dat van Mook, gemakkelijk toegankelijk en joviaal als hij was, meer tot dehotel of een Japanse winkel binnenkomen.' (1Jaja Timoer, 30 sept. 1940, in Overzicht van de Inlandse en Maleis-Chinese pers, 1940, p.

1 Aangehaald in Pluvier: p. 183. 2 Dat aldus in bedekte termen gesproken werd, had óók te maken met het feit dat wie zich openlijk ten gunste van een Japanse' bezetting uitliet, een gerechtelijk vonnis riskeerde. Zo werd in september' 40 in Medan een inheemse eigenaar van een stoffenwinkel tot zeven maanden gevangenisstraf veroordeeld omdat hij gezegd had: 'Als de Japanners over dit land regeren, zullen wij ons voldaan voelen, want de Japanners eerbiedigen ons volk en zullen ons niet uitpersen. Dit blijkt al hieruit dat zij tegen ons 'meneer' zeggen, als wij een Japans

698 [PDF]
VAN MOOK 'DE REDDER DES VADERLANDS'

verbeelding sprak dan van Starkenborgh die zich steeds zo gereserveerd voordeed.' 1

Embargo-crisis

XC

XCOp 22 juni '41, vijf dagen nadat de handelsbesprekingen in Batavia waren geëindigd, viel Duitsland de Sowjet-Unie aan. Het had Japan tevoren op geen enkele wijze ingelicht en daarmee duidelijk in strijd gehandeld met de geest van het Driemogendhedenverdrag - dat had Japan zelf overigens óók gedaan toen het enkele maanden eerder, in april '41, minister Matsoeoka in Moskou een neutraliteitsverdrag met de Sowjet-Unie had laten sluiten. De Duitse invasie van de Sowjet-Unie leidde in Tokio tot disputeri, feller dan er zich-wellicht ooit hadden voorgedaan. Minister-president Konoje was van mening dat Japan van Duitslands eigenzinnig optreden gebruik moest maken om het Driemogendhedenverdrag op te zeggen en een accoord met de Verenigde Staten na te streven - Matsoeoka daarentegen, die er vast van overtuigd was dat de Sowjet-Unie snel onder de Duitse Blitzkrieg zou bezwijken, stelde voor dat alle voorbereidingen voor een verdere opmars naar de Nanjo gestaakt zouden worden en, dat eerst de Russische vlootbasis Wladiwostok en vervolgens de gehele Russische positie in Oost-Azië aangevallen zou worden. Het Grote Hoofdkwartier kwam tot een derde conclusie: in een gemeenschappelijk stuk d.d. 23 juni noemden de leger- en de vlootafdeling het 'in militair, economisch en politiek opzicht absoluut noodzakelijk' dat Japan 'onverwijld' een garnizoen zou legeren in de zuidelijke helft van Frans-IndoChina - verwacht werd dat dit verder oprukken in de Nanjo er toe zou leiden dat Nederland de handelsbesprekingen met Japan zou heropenen; 'wij dachten', zei in '62 een van de afdelingshoofden van het marinehoofdkwartier, 'dat Nederland, dat immers slechts door een koningin werd bestuurd, voor die militaire druk het hoofd zou buigen." Hoe al die tegengestelde standpunten te verzoenen? Op 2 juli kwam de Contactraad bijeen onder voorzitterschap van keizer Hirohito - het werd daarmee een, zoals het heette, keizerlijke conferentie. Een snelle aanval op de Sowjet-Unie werd onuitvoerbaar geacht - het

XC1 W. G. Blits, IS sept. 19S6. 2 Minori Nomoera: 'The Dutch East-Indies and the japanese Armed Forces', Records of the 4th International Colloquy on Military History, p. 3 Ia.

699 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

in Mandsjoekwo opgestelde deel van het Kwantoeng-leger telde slechts ca. 250000 militairen en zij hadden in het Russische Verre Oosten-leger 700000 man tegenover zich. Alvorens dat Russische leger aan te vallen moest een half miljoen Japanse militairen gemobiliseerd en naar Mandsjoekwo overgebracht worden; dat vergde op zijn minst twee maanden tijd. De keizerlijke conferentie besloot in beginsel tot die aanval op de Sowjet-Unie maar stelde vast dat hij pas zou worden ingezet als de Blitzkriegtegen de Sowjet-Unie zo snel verliep als Matsoeoka verwachtte. Uitstel dus. Maar géén uitstel voor wat het Grote Hoofdkwartier wenste: een verdere opmars naar de Nanjo. De desbetreffende paragraaf van het op 2 juli door alle aanwezigen goedgekeurde document luidde:

XC'Het Keizerrijk zal met betrekking tot de Nanjo de diplomatieke onderhandelingen voortzetten die nodig zijn voor zijn zelfbehoud en zelfverdediging en zal ook verschillende andere politieke doeleinden nastreven. Als het voor het bereiken van diedoeleinden noodzakelijk is, zal het zich voorbereiden op oorlog met de Verenigde Staten en Engeland. Wij zullen eerst met betrekking tot FransIndo-China en Thailand bepaalde beleidsdaden stellen op grondslag van de 'Schets van beleid met betrekking tot de Nanjo' en daardoor het oprukken naar de Nanjo beter voorbereiden. Om deze doeleinden te verwezenlijken zal het Keizerrijk niet aarzelen om een oorlog aan te gaan met de Verenigde Staten en Engeland."

XCAls uitvloeisel van dit besluit stelde het Japanse kabinet op 12 juli aan maarschalk Pétain de eis dat Japan het recht zou krijgen, in heel Indo, China een groot garnizoen te legeren en gebruik te gaan maken van de' er aanwezige marinebases en vliegvelden. Dat het Japan ernst was, werd door een kabinetsreconstructie onderstreept: Matsoeoka, wiens voorstellen verworpen waren, maakte plaats voor een admiraal; in het nieuwe kabinet dat Konoje vormde, werd de als vertegenwoordiger van de fanatici in het leger bekend staande generaal Hideki Todjo als minister van oorlog gehandhaafd.

XCPétains regering aanvaardde de Japanse eisen op 21 juli. Onmiddellijk trachtte Roosevelt te voorkomen dat de Japanners van de hun geschonken rechten gebruik zouden maken: op 24 juli wees hij er de Japanse ambassadeur in Washington, admiraal Nomoera, op dat de Verenigde Staten als teken van gematigdheid na de embargoregelingen van begin juli en eind september '40 vergunningen hadden afgegeven voor de export naar Japan van 1,3 mln ton benzine en bijna I mln ton aardolie; hij zei voorts

XC, Aangehaald in The Fateful Choice, p. 236. 7

700 [PDF]
JAPAN BEZET HEEL FRANS-INDO-CHINA

dat door een Japanse greep naar de Nederlands-Indische aardoliebronnen een hoogst ernstige situatie zou ontstaan en deed tenslotte het voorstel dat de Japanners er zich bij zouden neerleggen dat Frans-Indo-China werd geneutraliseerd, in ruil waarvoor de Verenigde Staten alle beperkingen op de uitvoer naar Japan (in november '40 waren ook nog embargoregelingen afgekondigd voor ijzererts en staal, in januari '41 voor koper, zink, boorinstallaties en olietanks) zouden opheffen.

XCAanvaarding van dit voorstel zou betekenen dat het kabinet-Konoje afweek van de op 2 juli genomen besluiten - het voorstel werd dan ook onmiddellijk verworpen en op 25 juli begonnen Japanse troepen ter sterkte van veertigduizend man de zuidelijke helft van Indo-China binnen te trekken.

XCDiezelfde dag breidde Roosevelt het embargo uit tot de gehele uitvoer naar Japan en bevroor hij alle Japanse kredieten bij Amerikaanse banken, hetgeen betekende dat Japan die kredieten ook niet zou kunnen gebruiken voor de invoer van goederen uit andere landen waarvoor, zoals met de aardolie uit Nederlands-Indië het geval was, betaling in dollars werd gevergd. Korte tijd later begonnen de Amerikanen versterkingen naar de Philippijnen te zenden waar generaal Douglas MacArthur, die in de jaren '30 de Philippijnse strijdkrachten had opgebouwd, aan het hoofd kwam te staan van een nieuwe bevelsorganisatie, Far Eastern Command, en voorts breidden zij hun militaire hulp aan Nationalistisch China uit.

XCOmtrent de maatregelen die hij, als Japan doorzette, zou afkondigen, had Roosevelt de Engelse regering ingelicht en haar had hij verzocht, de Nederlandse te waarschuwen dat het tot een algemeen embargo kon komen. Die waarschuwing was op tijd doorgegeven, maar de Nederlandse ministers wisten niet, op welke datum tot actie zou worden overgegaan - zij moesten opjuli, een zaterdag, uit de pers vernemen dat zowel de Verenigde Staten als Engeland het algemeen embargo tegen Japan hadden afgekondigd. Dat het in voorbereiding was, was hun en was ook aan van Starkenborgh bekend. Anders dan de regering was van Starkenborgh onmiddellijk tot de conclusie gekomen dat Nederland, alvorens het zijn medewerking verleende, er op kon aandringen dat, bijvoorbeeld, de Verenigde Staten de veiligheid van Indië zouden waarborgen en het tempo van hun militaire leveranties opvoeren. 'Een bezetting van Indo

26

701 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

China door Japan is', seinde hij op 24 juli aan Welter, 'een dermate ernstige bedreiging ... dat werkeloos toezien niet verantwoord is' - de uitvoer van aardolie naar Japan zou gestaakt kunnen worden. Maar, voegde hij er aan toe, tegenover Indië's deelneming aan een algemeen embargo had Indië er recht op, te verlangen 'dat alle eonsequenties ten behoeve van de deelnemers aan het embargo nadrukkelijk onder ogen worden gezien ... bovenal in militair opzicht. Dit moet tevoren vaststaan,' I Van Starkenborgh wenste dus beraad met de Verenigde Staten en Engeland voordat een algemeen embargo afgekondigd werd. De afkondiging zonder dat dit beraad had plaatsgevonden, liet hem nauwelijks een keus, trouwens: uit Londen deed de regering hem op zaterdag zö juli weten dat zij zich bij de Amerikaans-Engelse maatregelen had aangesloten. Onmiddellijk gaf van Starkenborgh aan van Mook instructie, zijn voornaamste medewerkers bijeen te roepen, en na een weekend van hard werken werden op maandag 28 juli in Batavia regelingen gepubliceerd die in feite de verbreking betekenden van het handels- en betalingsverkeer met Japan; een onderdeel daarvan was dat de uitvoer van aardolie aan vergunningen gekoppeld werd - twee Japanse tankers mochten nadien Tarakan nog gevuld verlaten, een derde keerde leeg naar Japan terug.

XCDe gehele gang van zaken met betrekking tot het embargo leidde bij van Starkenborgh tot levendige ontevredenheid: Nederland had aan de Amerikanen een medewerking verleend die voor dezen van vitaal belang was, en daar had geen enkele concrete Amerikaanse prestatie tegenover gestaan. Ruim twee maanden later, begin oktober, legde hij zijn bedenkingen telegrafisch aan Welter voor. 'Wij verschuilen ons', seinde hij aan deze (en aan gezant Loudon te Washington),

XC'achter Engeland en Amerika en wekken de indruk dat wij handelen naar hun inzicht en door hun mond spreken, terwijl wij vroeger onze kracht tegenover Japan ontleenden aan het op waarheid berustende betoog dat wij, hoewel wij in menig opzicht met Amerika en Engeland samenwerken, zelfstandig oordelen en besluiten en geen volgelingen van hen zijn ... Ook inzake onze verhouding tot Amerika en Engeland is de gang van zaken bedenkelijk, daar het niet goed is dat deze landen wennen aan een te ver gaande meegaandheid van onze kant."

XC1 Telegram, 24 juli 1941, van van Starkenborgh aan Welter (Iq. 2 A.V.,2 okt. 1941, DBPN, C, dl. III, p. 414. 7

702 [PDF]
KONO]E'S PLAN

Het afgekondigd algemeen embargo zette japan het mes op de keel- dat wist een ieder die de japanse invoercijfers kende. Hoe zou het reageren? Zou het een regeling met de Verenigde Staten nastreven dan wel het op oorlog laten aankomen?

XCMèt de opperbevelhebber van de japanse slagvloot, admiraal jamamoto, was de chef van de japanse marinestaf, admiraal Osama Nagano, van mening dat japan, zo enigszins mogelijk, die oorlog diende te voorkomen. Eind juli bepleitte hij in een audiëntie bij de keizer dat japan een accoord met de Verenigde Staten zou nastreven en dat het daarbij, mocht Washington dat eisen, het Driemogendhedenverdrag zou laten vallen. Er volgden nieuwe besprekingen binnen het Grote Hoofdkwartier en in de Contactraad en daarbij verklaarde de legerstaf zich tenslotte bereid, verder overleg met Washington goed te keuren, maar hij verbond daaraan twee voorwaarden: japan moest aan het Driemogendhedenverdrag vasthouden en geen accoord mocht worden aanvaard waarbij het zijn posities in China zou prijsgeven dan wel wezenlijk minder vrijheid van handelen zou krijgen in de Nanjo.

XCPremier Konoje begreep dat op die basis geen accoord met Washington mogelijk was. Zijn plan was, persoonlijk met president Roosevelt de geschilpunten te gaan bespreken, dan een veel gematigder accoord te sluiten-en dat onmiddellijk door de keizer te laten bekrachtigen. Hij hield er wel rekening mee dat die sensationele stap hem het leven zou kosten, maar hij nam aan dat het verzet van de militaire chauvinisten uit de legerleiding met steun van de keizer bedwongen zou kunnen worden. Dit avontuurlijke project kwam door de begrijpelijke aarzelingen van Washington niet van de grond - Konoje trad af. Toen op 18 oktober de samenstelling van een nieuw kabinet bekend werd gemaakt, werd het als onheilspellend beschouwd dat nu juist Todjo als minister-president zou optreden; trouwens, deze zou ook minister van oorlog en bovendien minister van binnenlandse zaken zijn.

XCSommige verschijnselen die er op wezen dat een ernstige crisis naderde, hadden op Nederlands-Indië betrekking. Zo werd in september het aantal radio-uitzendingen van japan naar alle landen in de Nanjo belangrijk uitgebreid; in de uitzendingen naar Indië werd dagelijks onderstreept dat

703 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

en het Nederlands regime ten val te brengen - elke uitzending eindigde met het Indonesia Raya. Bedenkelijk leek voorts dat Japan midden oktober bekend maakte dat het, met verlof van de Portugese regering, een luchtlijn geopend had naar Portugees-Timor - niet minder bedenkelijk, dat de Japanse burgers op instructie van hun regering in groten getale Indië begonnen te verlaten; het eerste repatriëringsschip verscheen in oktober en toen het laatste begin december Tarakan verliet, waren in totaal van de ca. achtduizend in Indië gevestigde Japanners ca. zesduizend naar hun vaderland teruggekeerd.

XCAlles leek er op te wijzen dat oorlog onontkoombaar was.

japans oorlogsplan

XC

XCVan '36 af was, zoals bleek, de Japanse politiek gericht op uitbreiding van Japans macht in de Nanjo, met vreedzame middelen als dat mogelijk, met militaire als dat nodig was. Dat toepassing van militaire middelen tot een oorlog met de Verenigde Staten kon leiden, werd van meet af aan door de Japanse militaire staven beseft - was het dan niet beter, het moment waarop de Verenigde Staten in die oorlog betrokken zouden worden, zèlf te bepalen en, precies zoals in I894 met China en in I904 met Rusland was geschied, de Verenigde Staten onverhoeds een zo al niet vernietigende, dan toch wel zeer"zware slag toe te brengen? Voor de Nederlandse marine in Indische wateren waren de Japanners niet bevreesd, evenmin voor derBritse die goeddeels gebonden was door de oorlog in en bij Europa. Er was slechts één volwaardige tegenstander: de Amerikaanse Pacific Fleet die als regel met haar acht slagschepen en drie vliegkampschepen voor anker lag in de haven van Pearl Harbor op het eiland Oahoe in de Hawaii-archipel. Kon men die vloot niet met één klap uitschakelen?

XCHet gehele Japanse operatieplan 1 werd er op gebaseerd dat die klap raak zou zijn.

XCDit plan (zie kaart XI op de pag.'s 706-707) hield in dat een sterk Japans eskader (zes vliegkampschepen, twee slagschepen, drie kruisers, zestien torpedobootjagers, drie onderzeeboten) geconcentreerd zou worden op een eenzame plek in de Stille Oceaan, bij de Koerilen, teneinde van

XCI Wij herhalen in het hiervolgende gedeelten uit de paragraaf 'Pearl Harbor' in

704 [PDF]
HET PLAN VOOR DE AANV AL OP PEARL HARBOR

daaruit door gebieden waar Amerikaanse luchtverkenning onwaarschijnlijk was en waar men vermoedelijk ook geen niet-Japanse koopvaardijschepen zou ontmoeten, over een afstand van vijfduizend kilometer te varen naar een punt, ongeveer 300 km ten noorden van Pearl Harbor. Bij Pearl Harbor moesten dan al andere Japanse onderzeeboten op post zijn, allereerst om de nodige waarnemingen te doen vlak voor de grote aanval op de Pacific Fleet, eventueel om hun torpedo's te lanceren op ontsnappende eenheden. De grote aanval moest in eerste instantie ondernomen worden door de bommenwerpers, de duikbommenwerpers en de torpedovliegtuigen die van de vliegkampschepen zouden opstijgen. Dat moest vroeg in de ochtend geschieden, liefst op een zondag: men nam aan dat aan boord van de schepen der Pacific Fleet en op de vlootbasis in het algemeen de waakzaamheid op zondagmorgen, na het passagieren op zaterdagavond, het geringst zou zijn.

XCHet denkbeeld van deze vermetele aanval was afkomstig van admiraal Jamamoto. Liever zou deze een oorlog met de Verenigde Staten vermijden maar werd daartoe door de keizer en zijn raadgevers besloten, dan zouden door zijn aanval, als hij slaagde, niet alleen de krachtsverhoudingen in de Pacific beslissend gewijzigd worden, maar zou ook, zo schreef hij aan de minister van marine, 'de Amerikaanse vloot volledig gedemoraliseerd raken en bij het Amerikaanse volk de wens om de oorlog voort te zetten, verdwijnen.'! Voor de periode die dan zou volgen, had Jamamoto een tweede plan: als de Nanjo veroverd was, zou de Britse vloot uit de Indische Oceaan worden verdreven.

XCBegin januari '41 had Jamamoto zijn Pearl Harbor-denkbeeld voor het eerst aan zijn eigen staf voorgelegd. Deze reageerde met groot enthousiasme. Sommige marine-officieren meenden zelfs dat men de overval op de Pacific Fleet combineren moest met een landing op Oahoe, maar er bleek al spoedig dat Japan niet voldoende transportschepen, troepenschepen en tankers bezat om die landing mogelijk te maken en de eventueel te landen troepen regelmatig te bevoorraden. Die troepenschepen, transportschepen en tankers waren namelijk in de eerste plaats nodig voor het offensief in de richting van de Nanjo, waar NederlandsIndië lag met zijn voor Japan vitale aardolie; de aanval op de Pacific Fleet was alleen maar een middel om de Nanjo in de wacht te slepen.

XCDe verovering van Nederlands-Indië vergde een gehele reeks anderein Anglo-japanese Alienation. Papers of the Anglo-japanese Conference on the History of the Second World War (1982), p.

I Brief, 6 jan. 1941, van ]amamoto aan de min. van marine, aangehaald door K Ikeda

705 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

IWO-JIMA

XC. INDISCHE OCEAAN COCOS-ElL. Het door japan nagestreefde machtsgebied De rode pijlen geven de landingen aan die in eerste instantie moesten worden uitgevoerd .

Indextermen: Nanjo
706 [PDF]
WAT JAPAN WILDE BEREIKEN

o 0

XC(ORAALZEE éP @I FIDJI-EILANDEN 2000 km 02-' ,y.\ r \ \ Aanval.route lla , ••••••••••• ar Pearl J:. • ••• <~q)"6 o~ , .. , .... , .., ...." STILLE •••• OCEAAN.. \ ..\ .... \ 0131 (1) MIDWAY ·J-!A~A]] ~ -»: e Pearl Harbor @ WAKE \ \ \ \ GILBERT@\ EILA~DEN e J ;MARCKIRCHIPEL ,Rabaul -m~ e ~'ODSALOMONS o "" EILANDEN o,@@ oe ALEOETEN Grens van het door Japan te beheersen gebied SAMOA

Indextermen: Nanjo
707 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

operaties waaraan in de herfst van '41, toen was komen vast te staan dat Japan de Sowjet-Unie voorlopig niet zou aanvallen, de laatste hand werd gelegd: de verovering van de Engelse kroonkolonie Hongkong, van de Amerikaanse Philippijnen en van de Engelse kolonie Malakka met inbegrip van de grote Engelse vlootbasis Singapore. Het Japanse leger kon daar maar een klein deel van zijn krachten voor afstaan. Van de SI geoefende divisies die dat leger in totaal telde, werden er 6 noodzakelijk geacht als garnizoen in Japan en in Korea; aan de grens met de SowjetUnie meende men 13 te moeten handhaven; 21 zaten in China, I zat in Frans-Indo-China vast - er schoten dus slechts 10 over voor het grote offensief naar het zuiden. Ook de legerluchtmacht kon slechts een deel van haar toestellen voor dat offensief missen: van de 1800 toestellen in eerste linie moesten er ca. 800 in Japan en"China blijven, ca. 700 zouden het zuidelijk offensief kunnen ondersteunen; die 700 zouden evenwel aangevuld worden met 640 toestellen van de marineluchtmacht die grotendeels van vliegvelden zouden opereren. De marine zou aan het zuidelijk offensief deelnemen met één licht vliegkampschip, twee slagkruisers, twee-en-twintig kruisers, zeven-en-vijftig torpedobootjagers en acht onderzeeboten.

XCBij dit offensief nu, zouden in eerste instantie landingen uitgevoerd worden op Hongkong, voorts op de oostkust van Malakka, bij Kota Baroe, en tenslotte, iets ten noorden daarvan, op de zuidelijke punt van Thailand, bij Singora. Voor die laatste twee landingen zou men gebruik maken van de bases in Frans-Indo-China. In tweede instantie zou men landen op de Philippijnen. Een deel van de op Hongkong en op de Philippijnen in te zetten strijdkrachten zou men evenwel vervolgens nodig hebben voor de verovering van Nederlands-Indië. Vertrouwd werd, dat die verovering zou samenvallen met het einde van de strijd om Singapore. De troepen die Singapore en Malakka veroverd zouden hebben, moesten dan weer goeddeels ingezet worden ter verovering van Birma en tenslotte zou het gehele zuidelijke offensief afgerond worden met de bezetting van de Andamanen en de Nicobaren in de Golf van Bengalen. De operaties vormden dus een uitermate gecompliceerd geheel; het succes in elke volgende fase zou volstrekt afhankelijk zijn van het succes in de voorafgaande: men zou immers telkens goeddeels dezelfde troepenmacht, dezelfde luchtstrijdkrachten, ja dezelfde transportschepen nodig hebben om, met sprongen als het ware, het veroverde gebied uit te breiden. Dat vergde nauwkeurig rekenwerk. Een moeilijkheid was daarbij nog dat een aantal van de beschikbare schepen óók nodig was voor de verovering van enkele Britse en Amerikaanse vlootsteun

708 [PDF]
HET JAPANSE AANVALSPLAN

punten in het westelijk deel van de Pacific: de Amerikaanse eilanden Wake en Goeam, enkele eilanden in de Britse Gilbert-groep, en de Australische basis Rabaul in de Bismarck-archipel ten noorden van Australisch-Nieuw-Guinea. Al die vlootsteunpunten zouden veroverd worden van het Japanse eiland Iwo-Jima uit; er zouden geen omvangrijke expedities voor nodig zijn maar de afstanden waren groot en elk schip telde.

XCZiedaar dan het Japanse operatieplan dat, toen Jamamoto's Pearl Harbor-denkbeeld eenmaal was aanvaard (dat was pas eind september '41 het geval en dat had in Tokio veel strijd gekost), volledig uitgewerkt op schrift kwam te staan.

XCWelk jaar was voor de uitvoering het geschiktst?

XCHet lopende. Japan had haast: wilde het niet door het AmerikaansNederlands aardolie-embargo in onoverkomelijke moeilijkheden geraken, dan diende het de aardoliebronnen van Nederlands-Indië ten spoedigste"te veroveren. Mogelijkerwijs zouden daar vernielingen zijn aangericht - het herstel zou tijd vergen.

XCWelk jaargetijde was voor de uitvoering het geschiktst?

XCDat werd bepaald door het meest gewaagde onderdeel: de overval op de Pacific Fleet. De vloot die van de Koerilen de verre tocht naar Pearl Harbor zou ondernemen, moest zo min mogelijk kans lopen om ontdekt te worden, anders gezegd: zij moest een maximale bescherming ontlenen aan het nachtelijk duister. Varen in de winter dus, en zo dicht mogelijk bij de langste nacht, 21 december. Maar 21 december zou net iets te laat zijn: men kon van begin december af hevige stormen verwachten in de Koerilen en bovendien ook zware regens in de Zuidchinese Zee. Kwam het tot de uitvoering van het operatieplan, dan zou een vroegere datum in december de beste zijn, vermoedelijk de 7de - een zondag.

XCHet was een ongehoord riskant plan, allereerst al wat de uitvoering betrof. Die kon door vervroegde stormen bij de Koerilen of door een vervroegde moesson in de Zuidchinese Zee op losse schroeven gezet worden. Er was voorts geen zekerheid dat het grote eskader dat naar Pearl Harbor zou varen (een tocht van tien tot elf dagen!), onopgemerkt zou blijven. Natuurlijk, men kon voorzorgsmaatregelen nemen, bijvoorbeeld door te gelasten (die orders zijn inderdaad gegeven) om elk in Britse of Amerikaanse dienst varend schip dat men zou ontmoeten, zonder waarschuwing in de grond te boren; maar denkbaar was dat zulk een schip er in zou slagen om vlak voor het tot zinken gebracht werd of zelfs terwijl het zinkende was, een radiobericht naar de wal te sturen dat op zijn minst tot belangrijk verscherpte waakzaamheid zou leiden. Welke zekerheid 7 0

709 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

was er bovendien dat de acht slagschepen en drie vliegkampschepen van de Pacific Fleet alle elf in Pearl Harbor zouden liggen? Hoe dichter men bij die basis kwam, des te groter werd ook de kans op ontdekking door patrouillerende Amerikaanse toestellen. Dan: de Amerikanen bezaten op Oahoe zes radarinstallaties; het was alleszins mogelijk dat zij de naderende Japanse toestellen zouden signaleren voor deze zich bij het aanvalsdoel zouden bevinden. Een waarschuwing, zelfs een zeer late, zou een fataal effect kunnen hebben. Ook wanneer het de eenheden van de Pacific Fleet aan tijd zou ontbreken om uit te varen, zouden zij in elk geval gebruik kunnen maken van hun luchtafweer. Zij bezaten samen achthonderd stukken luchtafweergeschut. Het mocht wel uitgesloten geacht worden dat de Japanse toestellen door het dan te verwachten gordijn van luchtafweergranaten zouden kunnen heenbreken. Maar slaagde men er niet in, de Pacific Fleet te vernietigen, dan zou in de gevechtshandelingen die zich daarna zouden voordoen (de Amerikanen hadden op Oahoe 140 bommenwerpers' staan), het Japanse eskader zware verliezen kunnen lijden - en dan waren de landingen bij Kota Baroe en Singora al in volle gang! Anders gezegd: er zou voor Japan niet alleen geen terug meer mogelijk zijn maar het zou ook, bij een mislukken vande overval op de Pacific Fleet, in een oorlog beland zijn die het met volstrekte zekerheid op vrij korte termijn zou verliezen.

XCDe grootste leek kon op deze risico's wijzen. Zij waren admiraal Jamamoto niet onbekend. Hij vertrouwde evenwel dat zij door het element van de verrassing geneutraliseerd zouden worden. Wie waagt, die wint.

XCIn september gaf Jamamoto opdracht, te beginnen met de speciale training voor de aanval op Pearl Harbor. Op een onbewoond eiland bij Japan werd in miniatuur een dummy gebouwd van de installaties van de Amerikaanse basis; de piloten van de bombardementstoestellen konden' daar nauwkeurig zien hoe het gebied dat zij moesten aanvallen, er uitzag. In de torpedo's van zijn onderzeeboten had Jamamoto volledig vertrouwen, die van zijn vliegtuigen werden nog geperfectioneerd toen bij oefeningen bleek dat zij na hun lancering in eerste instantie een waterdiepte opzochten welke groter was dan die van de Amerikaanse marinebasis te Pearl Harbor; ook moesten de Japanse bommenwerpers in allerijl met bommen worden uitgerust die zwaar genoeg waren om de pantserdekken van de Amerikaanse slagschepen te doorboren.

XCDe meeste legerdivisies die de Nanja moesten veroveren, hadden in de oorlog in China veel geleerd: hoe landingen uit te voeren, hoe wegen aan te leggen en bruggen te slaan, hoe met snelheid eenheden te vormen die bepaalde operaties moesten uitvoeren. Zij waren er ook tot de conclusie gekomen dat een zware bewapening in Zuidoost-Azië voor een bewegingsoorlog niet passend was: de infanteristen konden beter licht bewapend worden en mortieren, licht geschut en lichte tanks waren effectiever dan zwaar veldgeschut en zware tanks. Ook hadden die japanse militairen veel ervaring opgedaan in het uitvoeren van omsingelingen.

XCDe japanse vloot was van hoge kwaliteit: de meeste slagschepen, kruisers en torpedobootjagers waren modern en dat waren alle vliegkampschepen en speciaalook de onderzeeboten; japan bezat dwergonderzeeboten maar ook grote van bijna 3 600 brt - er waren elf onderzeeboten bij die kleine watervliegtuigen binnenboord hadden welke voor verkenningen werden gebruikt. Opvallend goed waren, wij wezen er al op, de japanse torpedo's: terwijl de grootste Amerikaanse met een snelheid van bijna 70 km per uur, een bellenbaan opwekkend, een afstand van ruim 4 km konden afleggen, hadden de japanners al torpedo's die zonder bellenbaan met een snelheid van 80 km een doel op 20 km afstand konden raken! - daar kwam dan nog bij dat de japanse torpedo's perfect' functioneerden en de meeste Amerikaanse (en Britse) zich veel te diep onder het wateroppervlak voortspoedden zodat zij vaak onder hun doelwit doorschoten en bovendien, als zij dat doelwit raakten, menigmaal niet tot ontploffing kwamen doordat het explosiemechanisme faalde. Ook de optische apparatuur aan boord van de japanse schepen was beter dan die op de schepen van japans tegenstanders. Tenslotte warenwan de japanse bovenwaterschepen enkele uitgerust met een vorm van radar.

XCDe japanse vliegtuigen Waren modern - wij memoreerden al de kwaliteiten van de Zero-jagers; de japanse bommenwerpers hadden als enig nadeel dat de benzinetanks onvoldoende gepantserd waren zodat zij spoedig in brand vlogen.

XCHet kwam er alles tezamen op neer dat japan zijn acties in de Nanja zou inzetten met strijdkrachten die verre superieur waren aandie welke de Amerikanen, Britten, Australiërs en Nederlanders daar bezaten.

XCHet moreel van de japanse militairen was hoog. Allen waren zij van jongsaf aan doordrongen geworden van het denkbeeld van japans groot

XC1 Bij een snelheid van 50 km per uur zelfs een doel op 37 kilometer. 7

Indextermen: China, Nanjo
711 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

heid en van zijn opdracht, eerst Azië en vervolgens de gehele wereld tot vrede te brengen; wat in dat geheel -de functie was van het Nanj(} offensief, werd uiteengezet in een vlugschrift dat het departement van oorlog eind juni '41 had laten drukken en waarvan begin november aan alle legerstaven voldoende exemplaren werden toegezonden om er aan elke militair die aan het Nanj(}-offensief zou deelnemen, een exemplaar van uit te reiken.' In het stuk heette het Nanj(}-gebied 'de schatkamer van het Oosten die veroverd is door de blanken uit Engeland, Amerika, Frankrijk en Nederland', 'honderd miljoen Oosterlingen worden er onderdrukt door driehonderdduizend blanken', het was 'een bron voor de wereldvoorziening met aardolie, rubber, tin, enz.' - dáár moest nu gevochten worden, 'vrede in Azië zal er uit voortvloeien en deze zal gevolgd worden door het stevig grondvesten van vrede in de gehele wereld.' Wat men in de Nanjo aan strijdkrachten zou ontmoeten, kon de vergelijking met het Chinese leger niet doorstaan: 'aangezien de officieren Europeanen zijn en de onderofficieren goeddeels inheemsen, is de geestelijke eenheid in de betrokken legers gelijk nul'; bovendien: 'de Europeanen zijn verwend, zwak en laf ... Zij beschouwen de nacht als aileen geschikt om te dansen maar niet om te vechten - daar moeten wij van profiteren.' Het vlugschrift eindigde:

XC'Wij zijn bevoorrecht dat ons de belangrijke en eervolle taak is toevertrouwd, op te treden als vertegenwoordigers van het Aziatische ras en de geschiedenis van de gehele wereld te wijzigen, daarmee onze roemrijke historie van zes-entwintig eeuwen voortzettend; ook zijn wij bevoorrecht dat Zijne Majesteit de Keizer ons vertrouwt en op ons rekent. Eén van geest moeten officieren en minderen de werkelijke waarde van Japans zonen aantonen in het machtige schouwspel dat door de gehele wereld zal worden gadegeslagen. Op onze schouders rust nu de taak, de Sjowa-Restauratie te voltooien door AZIë te bevrijden ter uitvoering van het Keizerlijk Wilsbesluit.'

XCVoor het offensief in de Nanjo was niet veel tijd beschikbaar. Om te beginnen moest men er van uitgaan dat de Amerikanen, als zij de strijd zouden voortzetten, binnen een half jaar een deel van de aan hun

I Tekst in (I dec. 1945), p. 13-15.

Indextermen: Nanjo
712 [PDF]
JAPAN HEEFT HAAST

Pacific-vloot toegebrachte schade zouden kunnen herstellen, en bovendien kon de Japanse economie de bij het Nanjo-offensief in te zetten schepen maar beperkte tijd missen. Japan bezat 6,3 mln ton aan koopvaardijschepen en daarvan was minimaal 3 mln ton nodig om de economie in stand te houden. Het Nanjo-offensiefvergde evenwel j.ç mln ton aan koopvaardijschepen, zodat voor de economie slechts 2,4 mln ton overschoot. Er zouden dus tekorten komen op allerlei gebied; die konden aangevuld worden uit voorraden maar slechts gedurende zes maanden.

XCHet Nanjo-offensief moest dus in uiterlijk zes maanden zijn doelstellingen hebben bereikt - nadien kon dan weer een deel van de koopvaardijschepen voor de normale in- en uitvoer vrijgegeven worden.

XCDe Japanse schattingen over de strijdkrachten welke zij in detegenover zich zouden hebben, waren niet alle exact. Zij kenden de sterkte van de Amerikaanse en Philippijnse strijdkrachten op de Philippijnen maar de Britse in Birma en op Malakka sloegen zij te hoog aan en zo ook de Nederlandse in Nederlands-Indië: zij dachten dat het Knil vijf-en-tachtigduizend militairen telde en het waren er in werkelijkheid, reservisten en inheemse hulpkrachten inbegrepen, ca. vijf-en-zestigduizend.

XCWat het Japanse veroveringsplan van Indië precies behelsde, willen wij in het volgende hoofdstuk weergeven - hier vermelden wij slechts dat de meeste operaties te land uitgevoerd moesten worden door het Japanse Zestiende Leger dat onderdeel was van de Nanjo-Iegergroep. Die Legergroep en de er toe behorende legers werden op 6 novembergeorganiseerd, opperbevelhebber van de Legergroep werd generaal graaf Hisaitsji Teraoetsji, die in '36 een tijd lang minister van oorlog was geweest, opperbevelhebber van het Zestiende Leger werd generaal Hitosji Imamoera, onze lezers reeds bekend uit hoofdstukToen hij, die tevoren opperbevelhebber was geweest van het in Zuid-China opererende Een-en-twintigste Leger, opnovember bericht ontving van zijn nieuwe benoeming, was hij diep ontroerd.schreef hij na de oorlog, toen hij op Java gevangen zat. of 7 1

'41 1. 10

713 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

which should operate in one district independently. Nothing beyond this honour! Could I answer to this honour? ... No, it is not the time to hesitate. With our best and at any cost we must win the war. [wasjilled with this emotion and a strong sense of responsibility. Thanking to Godfor Grace and praying to Godfor Protection, [fell down upon my knees.' I

XCWel te verstaan: toen Imamoera bericht ontving van zijn benoeming tot opperbevelhebber van het Zestiende Leger, was in Tokio nog steeds niet definitief tot oorlog besloten - er waren nog besprekingen gaande met de Verenigde Staten.

XCEvenmin was al tot oorlog besloten toen de Contactraad in Tokio op 20 november vaststelde wat het karakter zou zijn van het japanse bestuur in de Nanjo-gebieden.

XCGelijk eerder vermeld, had het japanse departement van oorlog begin oktober '40 een 'Plan voor de Nanja' klaar dat met betrekking tot Nederlands-Indië inhield dat het, na door japan in de 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer' te zijn opgenomen, 'onafhankelijk' zou worden, dat een commissie, bestaande uit japanners, Indonesiërs, in Indië geboren Nederlanders en Indische Chinezen een nieuwe grondwet zou opstellen, dat de gouverneur-generaal en de hoofden van gewestelijk bestuur hun functies zouden neerleggen en dat de andere Nederlandse bestuursambtenaren en de gouvernementsdiensten hun werk zouden voortzetten - wij hebben het begrip 'onafhankelijk' tussen aanhalingstekens geplaatst omdat het buitenlandse, het militaire en het economische beleid van de nieuwe staat door japanse 'adviseurs' zouden worden bepaald.

XCHet 'Plan voor de Nanja' was een plan van het departement van oorlog maat dat departement had maar weinig invloed - véél belangrijker was wat de staven van leger en vloot wenselijk achtten' en, wat de Nanjo betrof, vooral de legerstaf, want het doorzetten van de greep naar de Nanjo was meer een zaak van het leger geworden dan van de voor Amerikaanse interventie beduchte marine. Daar kwam bij dat het leger in Mandsjoekwo en in delen van China ervaring had opgedaan op bestuursgebied. Inderdaad, in februari '41 begon een groep officieren van het legerhoofdkwartier de beginselen te formuleren die bij het bestuur

XClimamoera: 'A Tapir in Prison', dl. III, p.

714 [PDF]
HET BESTUUR DER TE BEZETTEN GEBIEDEN

van de in de Nanjo te bezetten gebieden in acht genomen moesten worden - eind maart stonden die beginselen op schrift. Zij weken op enkele punten wezenlijk af van het 'Plan voor de Nanjo: er zou geen sprake zijn van het verlenen van 'onafhankelijkheid' of van het in hun posities handhaven van Europese bestuursambtenaren - wèl zouden de inheemse bestuursambtenaren hun werk moeten voortzetten maar zij zouden de aanwijzingen van een Japans militair bestuur moeten volgen en aan de controle van dat bestuur onderworpen worden; precies als het Duitse bestuur in de bezette landen van Europa, zou het Japanse in de bezette landen van de Nanjo dus het karakter krijgen van wat de Duitsers een 'Aufsichtsverwaltung' noemden.

XCHet eind maart opgestelde s'tuk werd voor de marine geheim gehouden, vermoedelijk (wij beschikken niet over nadere gegevens) omdat het leger hoopte dat hoe later het met het stuk voor de dag kwam, des te groter de kans was dat het militaire bestuur in alle te bezetten gebieden door het leger zou worden uitgeoefend - gebieden overigens welke met behulp van de marine moesten worden veroverd.

XCHet door het leger opgestelde stuk werd op IS november aan de Contactraad voorgelegd en in hoofdlijnen goedgekeurd maar wij veronderstellen dat de Contactraad hier en daar op wijzigingen aandrong, althans: tot de definitieve goedkeuring van de 'Beginselen voor het bestuur van de bezette gebieden in de Nanjd kwam het pas vijf dagen later, 20 november.' Wij citeren de belangrijkste bepalingen:

XC'Voor het ogenblik zullen militaire besturen in de bezette gebieden worden ingesteld teneinde de openbare orde te handhaven, het verwerven van voor de nationale verdediging vitale hulpbronnen te bespoedigen en de zelfvoorziening van de militairen te waarborgen. De uiteindelijke status van de bezette gebieden ... zal apart vastgesteld worden.

XCBij de uitoefening van het militaire bestuur zullen de bestaande bestuursorganen zoveel mogelijk gebruikt worden, zulks met eerbiediging van de bestaande bestuursstructuren en van de inheemse gebruiken.

XCDe bezettingsstrijdkrachten zullen de controle behouden over de spoorwegen, de scheepvaart, de havens, de luchtverbindingen, de PlT-diensten en de radio.

XCWanneer het verwerven van voor de nationale verdediging vitale hulpbronnen en de zelfvoorziening der militairen schade toebrengen aan het levenspeil der inheemsen, dan moet zulks aanvaard worden.

XCAmerikaanse, Britse en Nederlandse burgers zullen er toe gebracht worden,

XCI Tekst in: japanese Military Administration in Indonesia: Selected Documents (1965),

Indextermen: Contactraad (later, Nanjo
715 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

met het militaire bestuur samen te werken - tegen weerspannigen zullen gepaste maatregelen genomen worden zoals verbanning.

XCDe bestaande belangen van Duitse en Italiaanse burgers zullen ontzien worden maar de uitbreiding van dergelijke belangen zal zoveel mogelijk beperkt worden.

XCChinese ingezetenen zullen er toe gebracht worden, het regime van Tsjiang Kai-sjek in de steek te laten, medewerking te verlenen en zich aan te sluiten bij onze politiek.

XCOp inheemse ingezetenen zal een invloed worden uitgeoefend die bij hen vertrouwen wekt in de keizerlijke strijdkrachten en een voortijdig aanmoedigen van inheemse onafhankelijkheidsbewegingen zal vermeden worden.'

XCOp 21 november, daags nadat deze beginselen waren vastgesteld, werd door de Contactraad een commissie opgericht die de in de Nanjo te voeren economische politiek verder moest uitwerken. Ook toen was nog niet definitief tot oorlog besloten - dat besluit werd op 29 november genomen. Nu iets op ons relaas vooruitlopend, willen wij vermelden dat de commissie voor de economische politiek op 12 december, enkele dagen dus na het uitbreken van de oorlog in de Pacific, haar voorstellen goedgekeurd zag door de Contactraad; in die voorstellen' werden de landen van de Nanjo in twee groepen verdeeld, groep A en groep B. Groep A omvatte Nederlands-Indië, Brits-Borneo, Malakka en de Philippijnen, groep B Frans-Indo-China en Thailand. In de landen van groep A moesten de hulpbronnen zo snel mogelijk verder ontwikkeld en moest een geleide economie worden ingevoerd - aan die van groep B zou pas later aandacht worden besteed. Alle voorstellen waren er op gericht, Japan de beschikking te geven over zoveel mogelijk grondstoffen, en uiteindelijk moesten zowel de A- als de B-Ianden er toe bijdragen dat wat nu 'de Groot-Oost-Aziatische Welvaartssfeer' heette, volledig in de eigen behoeften zou kunnen voorzien. Bij het verhogen van de productie van grondstoffen diende aan de aardolie prioriteit te worden gegeven (de plannen hielden in dat de Indische aardoliebronnen in het eerste jaar na hun verovering 300000 ton zouden opleveren, in het tweede jaar 2,4 mln ton, in het derde 4,8 mln), de inheemse industrie moest alleen worden bevorderd voorzover zij voor Japan van belang was, vijandelijke eigendommen moesten onder beheer gesteld of door onteigening verworven worden en Japanse importgoederen moesten in de eerste plaats aan diegenen ter beschikking gesteld worden die rechtstreeks werkzaam waren ten behoeve van de uitvoer naar Japan.

I Tekst in a.v., p. 17 e.v.

716 [PDF]
HET BESTUUR DER TE BEZETTEN GEBIEDEN

XCWie zou nu in de in de Nanjo te bezetten landen het gezag uitoefenen? Achter de schermen vond een hevig touwtrekken plaats tussen het leger en de marine. Het resultaat was dat vastgesteld werd dat het leger het militair bestuur zou uitoefenen op Hongkong, op de Philippijnen, in Birma, op Malakka, op Brits-Borneo, op Java en op Sumatra en de marine op Nederlands-Borneo, op Celebes, op de Molukken, op de Kleine Soenda-eilanden, op Nieuw-Guinea, in de Bismarck-archipel en op Goeam en Wake - daarenboven zou de marine operationele bases mogen inrichten op zes plaatsen, waaronder Soerabaja. Dit alles betekende dat Nederlands-Indië twee soorten bestuur zou kennen: legerbesturen op Java en Sumatra, marinebesturen in de overige gebieden. 'In het algemeen', aldus dit accoord", 'wordt het leger belast met het bestuur van dichtbevolkte gebieden waar ingewikkelde bestuurstaken verricht moeten worden, terwijl dunbevolkte gebieden welke in de toekomst ten bate van het keizerrijk vastgehouden zullen worden' (m.a.w.: ook in de verre toekomst niet 'onafhankelijk' gemaakt), 'aan de marine toegewezen zijn.'

XCHet accoord werd op 26 november '41 door vertegenwoordigers van de leger- en van de marinestaf ondertekend - gelijk al vermeld, werd drie dagen later tot oorlog besloten.

Ontknoping?

XC

XCMet de uitschakeling van prins Konoje en de vorming, op 18 oktober, van het kabinet Todjo had de oorlogspartij in Japan belangrijk aan invloed gewonnen maar zij had het niet voor het zeggen gekregen: de heftige gedachtenwisselingen over de vraag welke weg Japan het best kon inslaan, werden voortgezet. Van belang was daarbij dat de hoogste Japanse vlootautoriteiten, gelijk vermeld, er geenszins zeker van waren dat een oorlog met de Verenigde Staten kon worden gewonnen - zij brachten het evenwel niet op, zich uitdrukkelijk tegen zulk een oorlog uit te spreken; kennelijk waren zij bevreesd dat zij dan voor defaitisten gehouden zouden worden.

XCIn de eerste dagen van november won Todjo met grote moeite een7 1

1 Tekst in a.v., p. 4 en vlg. 2 Wij herhalen in deze paragraaf gedeelten van de paragraaf 'Pearl Harbor' uit hoofdstuk 7 van deel 5 en van het slotgedeelte van de paragraaf 'Naar de crisis' uit hoofdstuk 4 van dee! 9.

717 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

voldoende mate van steun voor het denkbeeld, een laatste poging tot het bereiken van een accoord met de Verenigde Staten te ondernemen. Zijn voorstel daartoe werd eerst door de keizer, vervolgens door de Contactraad goedgekeurd en op 5 november bekrachtigd .op een keizerlijke conferentie; daar werd vastgesteld dat, als de onderhandelingen op 25 november niet tot een aanvaardbaar resultaat hadden geleid, Japan tot de voorbereide oorlogshandelingen met de Verenigde Staten en het Britse Rijk zou overgaan. Aan dit besluit lag de verwachting ten grondslag dat Duitsland, dat inmiddels de Oekraïne veroverd had, ook de Russische aardoliebronnen in de Kaukasus in handen zou krijgen, de Engelsen zou verdrijven uit het Midden-Oosten en Engeland zelf Of door een geslaagde invasie èf door voortzetting van de strijd ter zee op de knieën zou dwingen.

XCVoor de onderhandelingen te Washington werd aan de ambassadeur, admiraal Nomoera, een ervaren diplomaat, Saboero Koeroesoe, toegevoegd; samen moesten zij trachten voor nieuwe voorstellen de instemming te verwerven èerst van Cordell Hull, vervolgens van president Roosevelt. Twee voorstellen waren er: het ene, Plan A, bevatte, zou men kunnen zeggen, Japans laatste, het andere, Plan B, zijn allerlaatste concessies. Bij Plan A behoefde Hull niet lang stil te staan. Aangezien de Amerikaanse kryptologen de code gebroken hadden die in het diplomatieke verkeer tussen Tokio en de Japanse ambassade in Washington gebruikt werd, wist Hull dat de werkelijke onderhandelingen niet om Plan A zouden draaien maar om Plan B. Inderdaad, de twee Japanse diplomaten kregen, toen Plan A snel afgewezen was, instructie Plan B in te dienen. bie instructie bereikte hen op 20 november.

XCTwee dagen later, op 22 november, kwam een Amerikaans stuk gereed dat de punten bevatte waaraan Amerika bij een eventueel accoord onder alle omstandigheden wilde vasthouden.

XCWaren nu Plan B en het Amerikaanse plan volstrekt onverenigbaar? Bepaald niet.

XCAls feitelijke concessie boden de Japanners in Plan B aan dat zij hun troepen uit de zuidelijke helft van Indo-China naar de noordelijke zouden verplaatsen; de Amerikanen stelden dit een tikje scherper: zij wensten dat Japan bovendien zijn garnizoen in noordelijk Indo-China zou verminderen. Hunnerzijds boden de Amerikanen aan, dat Japan weer voldoende aardolie zou krijgen voor civiel gebruik; Japan sprak in Plan B over de leverantie van 'een vereiste hoeveelheid aardolie'. Wat tenslotte China betrof, stond in Plan B: 'De Verenigde Staten zouden op zich nemen, zich te onthouden van actie die nadelig zou kunnen zijn voor 7 1

718 [PDF]
ONDERHANDELINGEN IN WASHINGTON

het herstel van een algemene vrede tussen Japan en China', en in het Amerikaanse plan: 'De Verenigde Staten zouden het als niet ongunstig beschouwen indien tussen Japan en China vredesoverleg geopend en in het verloop daarvan een wapenstilstand gesloten zou worden.'

XCMisschien was van al deze punten de Amerikaanse bereidheid om het aardolie-embargo gedeeltelijk op te heffen, wel het belangrijkst: het mes zou van Japans keel verdwijnen. Daar kwam bij dat de Amerikanen zich in hun plan ook bereid verklaard hadden, er bij de regeringen van Engeland, Australië en Nederland op aan te dringen, overeenkomstige concessies aan Japan te doen. Cordell Hull had dan ook het Amerikaanse plan aan de drie genoemde regeringen alsmede aan de Chinese regering te Tsjoengking voorgelegd. De Nederlandse regering was nogalonthutst over Hulls toegeeflijkheid" en op 24 november (de reacties van Nederland en van Australië hadden het State Department nog niet bereikt), zei de Chinese ambassadeur tegen Hull dat hij veronderstelde dat zijn regering negatief zou reageren. Eén dag later, 25 november, arriveerde Churchills opinie: accoord, maar de Britse premier nam aan dat Tsjiang Kai-sjek het gevoel zou hebben dat hij er bekaaid af kwam. En wat geschiedde? Hull concludeerde dat het, gezien Churchills opmerking en het te verwachten 'neen' van Tsjoengking, geen zin had, op het eigen, Amerikaanse plan dieper in te gaan (persoonlijk had hij daar blijkbaar ook geen al te grote waarde aan toegekend); daarmee werd een discussie over Japans Plan B overbodig. Hull besloot bovendien, niet alleen het mes op Japans keel te handhaven, maar de voorwaarden voor het terugtrekken van dat mes drastisch te verscherpen: Japan moest al zijn strijdkrachten uit China en Frans-Indo-China evacueren, de erkenning van de marionettenregering in het door de Japanse legers bezette deel van China ongedaan maken en zich feitelijk losmaken van het Driemogendhedenverdrag. Roosevelt, die in aangelegenheden van het Verre Oosten de sterke neiging had, op Hulls inzichten af te gaan, keurde diens volte face goed en in de namiddag van 26 november werden de nieuwe Amerikaanse voorstellen aan Nomoera en Koeroesoe overhandigd. Toen hun7 I

1 Van Starkenborgh had het er minder moeilijk mee. Hem seinde Gerbrandy op 19 november dat Koeroesoe aan Hull had gezegd, dat Japan zich in China wilde handhaven maar bereid was, Frans-Indo-China te ontruimen in ruil voor Amerikaanse leveranties van, aldus Gerbrandy 'geringe hoeveelheden rijst en olie.' Van Starken borgh antwoordde: 'Ik meen dat die ontruiming aan Japan niet onmogelijk moet worden gemaakt doordat de Amerikaanse regering weigert elke tegemoetkoming van de orde als door Koeroesoe gevraagd.' (telegrammen in ARA, MK, M 26, V I c).

719 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

telegram in Tokio arriveerde, concludeerde men er dat de Verenigde Staten kennelijk uit waren op een volledig dwarsbomen van de Japanse politiek, ja op een diep vernederen van Japan.

XCNog voo~dat Koeroesoe naar Washington vertrokken was, had (3 november) admiraal Nagano, de chef van de Japanse marinestaf, goedgekeurd dat, àls de onderhandelingen met Washington mislukten, de overval op Pearl Harbor als onderdeel van het Japanse operatieplan zou doorgaan. Het Japanse eskader met de vliegkampschepen dat naar Pearl Harbor onderweg zou gaan, verliet de thuishavens zonder dat dit door de Amerikaanse geheime dienst werd opgemerkt - de Amerikaanse kryptologen werden misleid doonlat de Japanse marine tot een radioverkeer overging dat er op leek te wijzen dat de vliegkampschepen (die hunnerzijds een volledige radiostilte bewaarden) zich nog in de thuishavens bevonden.' Op 22 november concentreerde het Japanse eskader zich bij de Koerilen en op 26 november, kort voordat in Washington Hulls verscherpte eisen aan Nomoera en Koeroesoe werden voorgelegd, begon het aan zijn lange tocht naar Pearl Harbor. Natuurlijk kon het teruggeroepen worden. De beslissing: oorlog ofvoortgezet overleg, was, al was de oorspronkelijk vastgestelde datum van 25 november al verstreken, nog niet gevallen.

XCOp 29 november riep keizer Hirohito een aantal ervaren Japanse staatslieden bijeen die op dat moment geen officiële functies bekleedden, onder hen oud-premier Konoje. Deze laatste behoorde tot de minderheid die betoogde dat de Amerikaanse eisen niet aanvaard moesten worden maar dat Japan anderzijds niet tot oorlog moest overgaan - hij gaf de hoop niet op dat de Verenigde Staten zich bij voortgezette onderhandelingen inschikkelijker zouden betonen. De meerderheid van's keizers adviseurs was evenwel van een andere opinie. De Amerikaanse eisen, betoogden zij, waren duidelijk en onderstreepten wat een hoofdlijn geworden was van de Amerikaanse politiek: Japan moest China ontruimen en, zo ver men redelijkerwijs vooruit kon zien, zijn aspiraties in de.7

1 Gerbrandy zond aan van Starkenborgh op 28 november een telegram waarin O.m. stond: 'Japanse slagvloot volgens alle gegevens nog geconcentreerd bij Japans hoofd eiland.' (a.v., V I a).

720 [PDF]
JAPAN BESLUIT TOT OORLOG

Nanjo opgeven - dat was onaanvaardbaar. Dat laatste was ook de unanieme conclusie van de Contactraad toen hij op diezelfde zçste november bijeenkwam. Hij besloot tot oorlog en dat besluit werd op 1 december in een keizerlijke conferentie geratificeerd. De eenstemmigheid onder de ministers en de staven van leger en vloot liet Hirohito geen keus - hij had geenszins op oorlog aangedrongen, eerder was hij nu, aldus de Israëlische historicus David Shillony (wiens karakterisering wij tot de onze maken), 'a worried monarch, acting on mistaken advice, jar a cause that he believed at the time to be right and noble.' 1 Terwijl Nomoera en Koeroesoe, die van de beslissing onkundig gelaten werden, opdracht ontvingen de onderhandelingen met Hull voort te zetten, kregen de Japanse bevelhebbers instructie, de zorgvuldig uitgewerkte invasieplannen in uitvoering te nemen. Daar werd er op één punt nog een extra risico bij genomen: de landing bij Kota Baroe zou op maandag 8 december 0 uur 45 (plaatselijke tijd) beginnen - maar dat was één uur en tien minuten vóór het begin van de grote aanval op Pearl Harbor die op zondag 7 december 7 uur 55 (plaatselijke tijd) ingezet zou worden." Nu was het wel zo dat men bij Kota Baroe midden in de nacht zou landen, maar wat als de invasievloot in het maanlicht waargenomen zou worden? Eén bericht uit Singapore zou ook Pearl Harbor kunnen alarmeren.

XCDiezelfde zde december werd bekendgemaakt dat eindelijk Britse zware vlooteenheden in Singapore waren binnengevallen: de slagkruiser 'Repulse' en Engelands modernste slagschip, de 'Prince of Wales'; vooral Churchill had op hun vertrek naar Singapore aangedrongen, verwachtend dat hun komst aldaar er toe zou bijdragen dat Japan zich zou intomen.' Van dat laatste was men overigens niet zeker. Op 3 december werd besloten over te gaan tot de systematische luchtverkenningen in de Zuidchinese Zee die in de geheime coördinatieplannen waren voorzien - een groep Dornier-vliegboten van de Marineluchtvaartdienst vloog onmiddellijk naar Singapore en kreeg een vliegveld op Malakka aangewezen van waaraf de vliegboten hun verkenningen dienden uit te voeren.

XCInmiddels hadden de kryptologen van het Knil zich in Bandoeng extra moeite gegeven om -de opgevangen Japanse geheime radioberichten te decoderen. Op 27 november lukte dat met een bericht dat weliswaar betrekking had op Japanse vlootbewegingen naar het zuiden maar waaruit de Nederlandse marine-attaché te Washington, die onmiddellijk ingelicht was, afgeleid had dat het van zuid- oostwaarts kon worden, misschien richting Pearl Harbor; 'de Amerikanen, door ons ingelicht', aldus later de Washingtonse gezantschapssecretaris, 'hechtten hieraan weinig waarde" Niet:~beter verging het een tweede waarschuwing uit Nederlands-Indië. Op 3 of 4 december decodeerden de kryptologen van hetof 7

1 Gerbrandy had van Starkenborgh enkele dagen eerder, op 28 november, in een telegram waarvan deze de inhoud aan niemand mocht meedelen (hetzelfde telegram waarin bericht werd dat de Japanse slagvloot Japan niet had verlaten), het volgende geseind: en aankomen ong. 2 december Singapore wat strategische positie totaal verandert.' 2 Aangehaald in L. G. M. ]aquet: p. I27.

722 [PDF]
BANDOENG WAARSCHUWT WASHINGTON

Knil namelijk een telegram van het japanse departement van buitenlandse zaken aan consul-generaal Isjizawa te Batavia. De inhoud werd terstond aan de Amerikaanse consul-generaal meegedeeld en deze seinde op 4 december aan het State Department:

XC, War Department at Bandoeng claims intercepted and decodedfollowing from Ministry Foreign Affairs Tokyo: 'When crisis leading to worst following will be broadcast at end weather reports: (I) east wind rain - war with United States, (2) north wind cloudy war with Russia, (J) west wind clear - war with Britain including attack on Thailand or Malaya and Dutch Indies. Ifspoken twice, burn codes and secret papers."

XCDe Amerikaanse consul-generaal voegde hieraan toe dat dit bericht (er bleek niet uit of in Tokio al tot oorlog besloten was, evenmin wie dan zou worden aangevallen) ook aan het War Department in Washington was geseind en eindigde: 'I attach little or no importance to it and view it with some suspicion. Such reports have been common since 193 6.' 1 De volgende dag, 5 december, bracht nieuwe gebeurtenissen die op een snelle ontknoping leken te wijzen: de japanse trawlers die in Indische wateren hadden gevist en die zich in Tandjong Prick hadden verzameld, verlieten die haven om noordwaarts te varen en alle vestigingen van japanse banken in Indië werden gesloten.

XCOp zaterdagochtend 6 december nu werd de japanse invasievloot die naar Kota Baroe en Singora onderweg was, bij de zuidpunt van IndoChina dwars door zware regenbuien waargenomen door een Britse bommenwerper en ongeveer tezelfdertijd of iets later op die dag zag de commandant van een van de MLD-Dorniers, eveneens in de Zuidchinese Zee, een transportschip waarvan het dek, waarop zich ook nog tanks en stukken geschut bevonden, stampvol geüniformeerden was. 'Ik herkende het schip niet aan zijn vlag', vertelde hij later aan de Enquêtecommissie,

XC'het hàd wel een vlag maar dit was zo'n vies doekje dat men daaruit geen vlag kon opmaken. Ik ben er nog een tweede keer langs gevlogen, ditmaal op dekhoogte. want het was nog vrede ... Op niet meer dan 40 meter afstand vloog ik voorbij en zag duidelijk aan de gele gelaatskleur en de spleetogen dat we met Japanners te doen hadden. Tevens zag ik dat ze op de brug met de z.g. pom-poms, snelvuurgeschut, mijn vliegtuig volgden, Ik ben er dus maar niet voor de derde keer langs gegaan. Ik had trouwens genoeg gezien en heb dit onmiddellijk geseind naar Batavia en Singapore'?7 2

1 A.v. 2 Getuige W. van Prooijen. dl. VIII c, p. 350.

723 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

Batavia gaf het bericht onverwijld aan Londen en Washington door - Helfrich gaf de kruiser 'Java' opdracht, naar Singapore te varen.

XCAlles wees er op dat een Japanse landing op handen was, maar waar? In Thailand? Op Malakka? Op Borneo? Niemand wist het.

XCVolgens het Japanse oorlogsplan moest de grote aanval op Pearl Harbor op zondag 7 december 7 uur 55 (plaatselijke tijd) ingezet worden. Kort voor 6 uur bereikte het Japanse eskader de tevoren vastgestelde plek, 300 km ten noorden van Pearl Harbor. Het was op zijn lange tocht van de Koerilen, die twaalf dagen in beslag had genomen, slechts één schip tegengekomen, een Japanner. Daags tevoren, 6 december, waren de Japanse onderzeeboten bij Pearl Harbor gearriveerd. Zij hadden kunnen waarnemen dat de Amerikaanse slagschepen alle acht in de marinebasis gemeerd lagen. De drie vliegkampschepen waren afwezig.

XCEén van die onderzeeboten werd in de nacht van 6 op 7 december ontdekt. Er werd jacht op gemaakt en de boot werd om 6 uur 45 vernietigd. Het bericht omtrent deze actie dat onmiddellijk de bevelhebber van de Pacific Fleet, admiraal Kimmel, had moeten bereiken, werd ergens opgehouden. Ruim een kwartier na die actie, om 7 uur 2, nam men van Oahoe af op een van de radarinstallaties vijf-en-twintig vliegtuigen waar die op een afstand van 200 kilometer rondcirkelden; dat waren Japanse bommenwerpers die op de langzamer vliegende torpedotoestellen wachtten. De radarwaarnemers maakten de dienstdoende officier attent op die vijf-en-twintig vliegtuigen maar deze dacht dat het Amerikaanse toestellen waren welker aankomst op Pearl Harbor verwacht werd.

XCToen de Japanners ruim drie kwartier later, 7 uur 55, hun aanval inzetten, werd de Pacific Fleet volledig verrast.

XCAan de mogelijkheid van een Japanse overval op Pearl Harbor was door de Amerikaanse staven herhaaldelijk gedacht. Begin '39 was er in een

724 [PDF]
PEARL HARBOR

rationeel zou zijn, een oorlog met de Verenigde Staten met een overval op Pearl Harbor te beginnen. Eind januari '41 had de Amerikaanse ambassadeur in Tokio aan Washington bericht, van de Peruaanse gezant vernomen te hebben dat de Japanners plannen maakten voor een grootscheepse aanval op Pearl Harbor en op dat gevaar had de Amerikaanse minister van marine zijn ambtgenoot van oorlog nog eens extra gewezen. Trouwens, admiraal Kimmel zelf had medio februari in een brief aan de marinestaf geschreven: 'I jeel that a surprise attack (submarine, air or combined) on Pearl Harbor is a possibility.' 1 Generaal Marshall dacht er niet anders over. Maar toch: dat alles was aan Amerikaanse kant niet veel meer dan een abstract overwegen van de vele mogelijkheden die zich steeds bij oorlogshandelingen voordoen - mogelijkheden die trouwens onderschat werden want niemand dacht er aan dat de Japanners een aantal van hun vliegkampschepen tegelijk zouden kunnen inzetten.'

XCAan de waakzaamheid op en bij Pearl Harbor ontbrak veel. Admiraal Kimmel en de commandant van het Amerikaanse garnizoen, generaal Short, waren ijverige bevelhebbers maar zij legden het accent niet op die waakzaamheid maar op het traditioneeloefenen van hun ondergeschikten. Het gehele jaar '41 door werd door de staven in Washington bovendien nagelaten, zich er op Oahoe van te vergewissen of men reëel met de mogelijkheid van een Japanse overval rekening hield. Dat werd ook nagelaten in de periode van de besprekingen met N omoera en Koeroesoe, zelfs na die zöste november waarop Cordell Hull Japan de voet dwars gezet had. Het waren op zaterdag 6 en zondag 7 december pas de berichten met betrekking tot de op 6 december in de Zuidchinese Zee waargenomen Japanse schepen welke in Washington acute ongerustheid wekten - maar juist die berichten concentreerden de aandacht op de Zuidchinese Zee en leidden haar van Pearl Harbor af Desniettemin werden op dat late moment toch aan Kimmel en Short telegrammen gestuurd die de opdracht inhielden, bij uitstek waakzaam te zijn. Al dieveroverd. Zij eindigden: 'Whether the offensive will be made against the Burma Road,

t Aangehaald in M. S. Watson: p. 470. 2 Op 27 november '4I, daags nadat Hull zijn scherpe eisen aan de Japanners had voorgelegd, hadden de chefs van de Amerikaanse leger- en van de marinestaf, generaal Marshall en admiraal Harold E. Stark, er president Roosevelt in een gemeenschappelijk memorandum op gewezen dat zij het theoretisch voor mogelijk hielden dat Japan de Birmaweg, Thailand, Malakka, Nederlands-Indië, de Philippijnen of de Sowjet-Unie zou aanvallen; dit laatste was, meenden zij, hoogst onwaarschijnlijk en een aanval op Malakka en Nederlands-Indië verwachtten zij pas nadat eerst de Philippijnen waren

725 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

telegrammen kwamen hun door een veelheid van onbenullige oorzaken niet op tijd onder ogen. Er werd dus in Pearl Harbor geen enkele extra-voorzorgsmaatregel genomen. Men leefde er in een vredes-, niet in een oorlogssfeer en zondagmorgen vroeg was van de officieren van de Pacific Fleet die zich zaterdagavond van boord hadden mogen verwijderen, nog meer dan een derde niet teruggekeerd.

XCDe Japanse luchtaanval duurde bijna twee uur. Hij richtte zich niet alleen op de schepen maar ook op de 140 Amerikaanse bommenwerpers en 108 jagers die ter verdediging zouden kunnen opstijgen. Van die 248 toestellen werden er 188 vernield en 30 zwaar beschadigd. Een klein aantal kon in de pauzes tussen de aanvallen der Japanners opstijgen. In luchtgevechten en door het afweervuur dat men hier en daar kon uitbrengen, gingen 29 van de 360 Japanse toestellen verloren. De Japanse bommen en torpedo's hadden een vernietigende uitwerking. De acht Amerikaanse slagschepen werden alle tot zinken gebracht of zeer zwaar beschadigd. Hetzelfde geschiedde met drie kruisers, drie torpedobootjagers en vier andere marineschepen. De Amerikanen verloren ca. drie-en-twintighonderd man aan doden, de Japanners nog geen honderd.

XCAdmiraal Jamamoto's plan was met succes bekroond.

XCMaar toch niet met een volledig succes: de drie modernste, potentieel gevaarlijkste eenheden van de Pacific Fleet, de drie vliegkampschepen, hadden zich niet in het aanvalsgebied bevonden. In zoverre was de volledige uitschakeling van de Pacific Fleet niet gelukt. En in nog een opzicht, dat veel belangrijker was, ging Jamamoto's berekening niet op. Er was geen sprake van dat de zware slag die aan de Pacific Fleet toegebracht was, het moreel van de Amerikaanse autoriteiten of van het Amerikaanse volk aantastte. Integendeel, bij voor- en tegenstanders van Amerika's deelneming aan de oorlog ging maar één roep op: wraak! Het probleem waar president Roosevelt meer dan twee jaar mee geworsteld had: hoe hij het Amerikaanse volk in eensgezindheid naast Engeland in de oorlog krijgen kon, was opgelost. Opgelost door de Japanners.

XCTrouwens, zelfs als behalve de acht slagschepen ook de drie vliegkampschepen van de Pacific Fleetvernietigd waren, ja zelfs als de Japanners hun aanval niet op die vloot geconcentreerd hadden maar, hetgeen wellicht effectiever geweest was, op de uitgestrekte basis-installaties,

726 [PDF]
PEARL HARBOR

moet men dan niet toch aannemen dat het de Amerikanen, opgezweept door de hun toegebrachte slag, dank zij hun productievermogen, organisatorisch talent en vindingrijkheid gelukt zou zijn, binnen een afzienbaar aantal jaren de krachtsverhoudingen in de Stille Oceaan weer beslissend in hun voordeel te wijzigen? De historicus van de Amerikaanse marine, Samuel E. Morison, heeft in die zin gelijk wanneer hij de overval op Pearl Harbor' a strategic imbecility' noemt:

XC'One can search military history in vain for an operation more fatal to the aggressor. On the tactical level, the Pearl Harbor attack was wrongly concentrated on ships rather than permanent installations and oil tanks. On the strategic level it was idiotic. On the high political level it was disastrous.' 1 Dat is allemaal juist, althans: juist gebleken. Gaat men evenwel van de normen uit die in de chauvinistische milieus golden waar japans koers bepaald werd, dan komt men tot een andere benadering en beoordeling. Om een tweede Amerikaanse historicus, Louis Morton, te citeren:

XC'Considering the alternatives, the international situation in the fall of 1941, and the risks, the japanese plan was not altogether as unrealistic as it has appeared to many. The seizure of Southeast Asia in the time allotted did not seem too difficult, and with the resources of this area thejapanese believed they could wage a defensive war along their outer perimeter for a long time. Certainly this course even with its risks was preferable from their point of view to submission.

XCIn the view of the leaders ofjapan, there was no honorable choice but war. The United States and Great Britain, they were convinced, were bent on destroying japan or reducing it to a minor power. Submission was unthinkable and japan had no alternative, 'but to resolutely plunge into war', while it still had the power to do so. The nation entered the war, wrote a prince of the Imperial Family, 'with a tragic determination and in desperate self-abandonment. s Ij it lost, 'there will be nothing to regret because she is doomed to collapse even without u/ar,"?

XCOok dat is allemaal juist, maar, gelijk gezegd (Morton geeft het al aan): alleen wanneer men uitgaat van de normen die in de milieus golden waar japans koers bepaald werd. juist die koers was tien jaar lang, sinds de inval in Mandsjoerije, met name door de Amerikanen met bezorgdheid7 2

1 S. E. Morison: dl. III (1948), p. 132 (verder aan te halen als: Morison, dl. III). 2 Louis Morton: (1962), p. 127.

727 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

gadegeslagen. Terecht. Was er wel een essentieel verschil tussen Hitler en Todjo en de zijnen? Tussen het optreden van de Wehrmacht en de SS in een land als Polen en dat van het Japanse leger in China? Was dus niet ook het Driemogendhedenverdrag eigenlijk de uitdrukking van een vèrgaande overeenstemming in de mentaliteiten die men bij Duitse nationaal-socialisten, Italiaanse fascisten en Japanse chauvinisten kon aantreffen?

XCNiet te ontkennen valt dat Roosevelt en Cordell Hull toen zij op 26 november Hulls eigen compromisplan lieten vallen en het vervingen door een voorstel waarvan zij geen moment mochten aannemen dat het ook maar een gespreksbasis met de Japanners kon vormen, er belangrijk toe bijgedragen hebben dat Japans heersers het besluit waar zij naar toegegroeid waren, een definitiefkarakter gaven: oorlog. Anderzijds kan men deze beslissende wending in het Amerikaanse beleid toch niet onverklaarbaar, zelfs niet ongerechtvaardigd noemen: als men de Japanse machthebbers in het ongestoord bezit liet van Mandsjoerije, van de helft van Frans-Indo-China en van de delen van China die zij veroverd hadden, was de kans groot dat zij vroeg of laat tot nieuwe aggressie zouden overgaan. Het was juist dat patroon van de traditionele Japanse politiek dat Roosevelt en Hull wilden doorbreken. Inderdaad, zij wensten dat Japan zijn expansiepolitiek opgaf. Het uitbreken van de oorlog in de Stille Oceaan moge dan mede door de wending in het Amerikaanse beleid bevorderd en bespoedigd, tot op zekere hoogte zelfs uitgelokt zijn, de diepere en de werkelijke oorzaak van die oorlog lag toch bij de Japanse ambities - ambities die (wij herinneren aan het plan voor de 'tweede' Gemeenschappelijke Welvaartssfeer) nog verder gingen dan zelfs Roosevelt en Hull bevroedden.

XCOp de dag van de grote aanval op Pearl Harbor en van de landingen in Thailand en op Malakka verklaarde Japan de oorlog aan de Verenigde Staten en aan het Britse Rijk. 'Wij', zo heette het in een verklaring van keizer Hirohito, waarin men alle elementen van de Japanse zelfbegoocheling kan aantreffen',bezetting. Geg~vens en documenten over de jaren 1942-1945 (1960), p. 95---96 (verder aan

I Tekst in (Stjchting Indië in de Tweede Wereldoorlog)

728 [PDF]
DE JAPANSE OORLOGSVERKLARING

'Wij, bij de gratie van de hemel keizer van Japan, gezeten op de troon van een eeuwenlang ononderbroken rij van geslachten, maken aan Onze trouwe en dappere onderdanen bekend dat Wij hierbij de oorlog verklaren aan de Verenigde Staten van Amerika en het Britse Rijk ... Ongelukkigerwijze is het thans, tegen Onze wens in, onafwendbaar geworden dat Ons rijk de degens kruist met Amerika en Groot-Brittannië. Meer dan vier jaar zijn verlopen sinds China, dat de ware bedoelingen van Ons keizerrijk niet verstond en dat op roekeloze wijze om moeilijkheden vroeg, de vrede in Oost-Azië verstoorde en Ons keizerrijk dwong de wapens op te nemen ... Veel hebben Wij verdragen in de hoop dat Onze regering met vredelievende middelen een betere toestand zou kunnen scheppen. Maar Onze tegenstanders ... hebben op onbehoorlijke wijze iedere regeling gedwarsboomd. Intussen hebben zij hun economische en militaire druk versterkt om daarmede Ons rijk tot onderwerping te dwingen. Deze gang van zaken zou, indien Wij die op zijn beloop zouden laten, ... zelfs het bestaan van Ons volk in gevaar brengen ... De goddelijke geesten van Onze keizerlijke voorvaderen zien beschermend op Ons neer. Wij rekenen op de trouwen de moed van Onze onderdanen in het vaste vertrouwen dat de taak, Ons door Onze voorvaderen opgedragen, volbracht zal worden, dat de wortels van het kwaad spoedig uitgerukt zullen zijn en dat een duurzame vrede spoedig gevestigd kan worden in Oost-Azië, waardoor de roem en de glans van Ons keizerrijk bewaard zullen blijven.'

XCAan Nederland werd door Japan niet de oorlog verklaard - dat was van Japans kant een poging om bij de Indonesiërs in het gevlij te komen: jegens hen moest de indruk gewekt worden dat de verschrikkingen van de oorlog louter en alleen te wijten waren aan het beleid van de Nederlandse regering welke Japan de oorlog had verklaard en welker strijdkrachten samen met de Britse en Amerikaanse opereerden tegen de Japanse.'

XCInderdaad, Gerbrandyen de ministers van Kleffens (Buitenlandse Zaken) en Furstner (Marine) die op zondag 7 december de gehele dag bijeen waren geweest in het Londense hotel waar Gerbrandy een kamer bewoonde, kwamen omstreeks middernacht, toen bekend was dat Japan de Verenigde Staten en het Britse Rijk had aangevallen, tot de conclusie dat de ministerraad in buitengewone zitting bijeen moest komen teneinde de koningin voor te stellen, Japan de oorlog te verklaren - van Kleffens had toen al het ontwerp geschreven voor een koninklijke proclamatie welke die oorlogsverklaring bevatte. Telefonisch trachtteJapanners op het grondgebied van Nederlands-Indië waren geland, door de Japanse

I Een Japanse verklaring van die strekking werd op 12 januari '42, daags nadat de

729 [PDF]
JAPAN WAAGT DE. SPRONG

Gerbrandy de vier op dat moment afwezige ministers te bereiken, maar geen hunner had zich nog bij zijn ambtgenoten kunnen voegen toen de minister-president om kwart over een de buitengewone kabinetszitting opende. Lang beraad was niet nodig. Om half twee belde Gerbrandy de koningin op en zei haar dat ook met het oog op het tijdsverschil met Indië (het was daar op dat moment negen uur 's morgens) onmiddellijk een beslissing genomen moest worden; ook was het noodzakelijk, 'dat de Verenigde Staten en Engeland zeer spoedig weten dat zij op ons ten volle kunnen rekenen nu zij aangevallen zijn. Het kabinet', aldus, in de kabinetsnotulen, het verslag van hetgeen Gerbrandy zei, 'geeft Uwe Majesteit in overweging goed te keuren dat aan Japan wordt meegedeeld dat Nederland zich in oorlog acht met Japan, gezien de opening van vijandelijkheden door Japan tegenover twee nauw met ons bevriende mogendheden.' Het telefoongesprek duurde maar kort: enkele minuten. 'De koningin', zo vertelde Gerbrandy ons achttien jaar later, 'zei zoiets als: 'Meneer Gerbrandy, als het moet, krijgt u mijn volle machtiging hiervoor.' ' 1

XCVan Starkenborgh zou met zijn echtgenote het weekend van zaterdag 6 en zondag 7 december in zijn landhuis te Tjipanas doorbrengen, op de bergweg van Buitenzorg naar Bandoeng. Hij was in zoverre ietwat gerustgesteld dat hij, zoals in het vorige hoofdstuk vermeld, op de yde uit Londen vernomen had dat de Britse regering aan Nederland haar volledige steun had toegezegd voor het geval Nederlands-Indië zou worden aangevallen." Zou Japan de grote sprong wagen? Hij twijfelde, nog steeds. Zaterdagmorgen kwam er slecht nieuws: hij werd in Tjipanas opgebeld door admiraal Helfrich die hem vertelde van de Japanse schepen die in de Zuidchinese Zee waargenomen waren. Dus toch oorlog? Hij besloot, zondagochtend vroeg naar Batavia terug te gaan. De zondag werd een dag zonder verontrustend nieuws, maar in de nacht van zondag op maandag werd hij om drie uur opgebeld door Ritman, het hoofd van de Regeringspubliciteitsdienst, die hem zei dat in een Amerikaans radio

1 Gerbrandy, I4 okt. I959. 2 Na dat bericht liet hij, gelijk eveneens al weergegeven, de Australische regering verzoeken, onmiddellijk de afgesproken Australische ver sterkingen naar Timor en Ambon te zenden.

730 [PDF]
VAN STARKENBORGH IN ONZEKERHEID

programma gezegd was dat de Japanners Pearl Harbor aangevallen hadden. 'Het klonk', vertelde van Starkenborgh later, 'werkelijk ongeloofwaardig' - de gouverneur-generaal had het in het bijzonder voor onwaarschijnlijk gehouden dat Japan de worsteling met de Verenigde Staten zou aandurven en trok dan ook de juistheid van het bericht omtrent Pearl Harbor in twijfel. Hij gaf opdracht, dat bericht alsmede overeenkomstige berichten omtrent Japanse luchtaanvallen op Singapore en Manila (beide steden waren gebombardeerd terwijl de straatverlichting volop brandde) niet aan de pers door te geven. 'Naarmate het later werd, werd er', deelde hij aan de Enquêtecommissie mee, 'meer aandrang uitgeoefend om de berichten vrij te geven voor de pers of mijn verklaring af te leggen' (een verklaring inzake het intreden van de oorlogstoestand welke hij gereed had liggen),

XC'maar ik durfde dit laatste nog niet, aangezien er alleen maar berichten van nieuwsagentschappen waren. Ik wachtte op officieel bericht. Wij hadden met vele autoriteiten in Oost-Azië een codewoord afgesproken dat zij eenvoudig hadden af te geven wanneer hun gebied werd aangevallen en die, codewoorden kwamen maar niet binnen.' 2

XCOmstreeks zes uur waren zij nog niet ontvangen, maar toen meende van Starkenborgh dat hij het er maar op moest wagen. Op maandagochtend om half zeven (in Londen: zondagavond elf uur) klonk zijn stem in een uitzending van de Nirom:

XC'Medeburgers! Door onverhoedse aanvallen op Amerikaanse en Britse gebieden, terwijl diplomatieke besprekingen nog gaande waren, heeft het Japanse keizerrijk bewust gekozen voor een beleid van geweld. Deze aanvallen, die welhaast aan waanzin doen denken en thans, naast het reeds strijdend China, de Verenigde Staten van Amerika en het Britse Rijk in actieve oorlog met Japan betrokken hebben, beoogden de vestiging van Japans heerschappij over heel Oost- en Zuid-Azië. Deze veroveringslust richt zich, zeker niet in de laatste plaats, ook op Nederlands-Indië. De Nederlandse regering aanvaardt deze uitdaging en neemt tegen het Japanse keizerrijk de wapens op."

XCNa zijn toespraak gaf van Starkenborgh opdracht, de ca. tweeduizend Japanners die Indië nog niet verlaten hadden, te interneren - een code73

1 Van Starkenborgh in 1. de Jong: (I966), p. 3II. 2 Getuige van Starkenborgh, punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 29 I48. 3 Tekst o.m. in van Maak: p. I30-31.

731 [PDF]
JAPAN WAAGT DE SPRONG

telegram waarin hij dat aan de regering berichtte, kwam 's nachts om tien voor één in Gerbrandy's hotel binnen, d.w.z. nog vóór de opening van de buitengewone kabinetsvergadering waar het formele besluit genomen moest worden dat Nederland Japan de oorlog zou verklaren.

XCDe gehele zondag had Gerbrandy getracht, radiotelefonisch contact te krijgen met van Starkenborgh - dat was mislukt door storingen in de atmosfeer. Maandagochtend vroeg wilde het wéér niet lukken, maar om elf uur Londense tijd (half zeven 's avonds Indische tijd) kwam eindelijk de verbinding tot stand. 'Ik gevoel behoefte', zei Gerbrandy onder meer tot de gouverneur-generaal, 'u mondeling een blijk van medeleven te geven en u in de komende uiterst moeilijke tijden alle kracht toe te wensen. Onnodig te zeggen dat mijn ambtgenoten en ik volkomen instemmen met het door u reeds gisteravond op grond van de gemaakte afspraak' (de afspraak tussen de regering en het Indische gouvernement) 'genomen besluit, dat Nederlands-Indië zich als deel van het rijk in oorlog bevindt met japan." Gerbrandy's laatste woorden waren: 'Hou en trouw in nood en dood."

XCMaandagmiddag werd de koninklijke proclamatie" door de koningin ondertekend en door alle ministers gecontrasigneerd.' Gerbrandy las 's avonds de tekst in een uitzending van Radio Oranje voor. 'Ik en al mijn onderdanen', aldus het slot,

XC'rekenen op de moed, de vastberadenheid en de volharding van allen in Indië. In vertrouwen op God, Die al mijn onderdanen in vrijheid willen dienen en Die weet dat onze zaak rechtvaardig en ons geweten rein is, aanvaarden wij met machtige bondgenoten de strijd. Wij zullen deze strijd winnen! En ons koninkrijk, beproefd maar gelouterd en gestaald tegelijk, zal krachtiger en meer dan ooit73

1 Ik heb de gezagsverhoudingen binnen het koninkrijk tot Gerbrandy's levendige verontwaardiging lelijk door elkaar gehaald toen ik op maandagochtend 8 december in een speciale uitzending van Radio Oranje, waarin ik eerst al het nieuws weergaf, zei: 'De regering van Nederlands-Indië heeft Japan de oorlog verklaard.' Mijn tekst bevatte verder een groet aan onze bondgenoten, oude en nieuwe; 'wij weten', zei ik, 'dat allen in Indië, blank en bruin, sinds de brute aanval op ons Nederland slechts één gedachte kennen: dit schone land aan de evenaar tot een hecht en krachtig bol werk der demoeratie te maken' - wat wist ik weinig van het werkelijke Indië af! 2 P. Kasteel: 'Overzicht der gebeurtenissen op 6 en 7 december (1941)' (30 dec. 1941). 3 Tekst: p. 34-35. 4 Gezant Pabst kon de Nederlandse oorlogsverklaring pas op IQ december overhandigen aan de Japanse onderminister van buitenlandse zaken - de minister had geweigerd hem te ontvangen. De gezant kon toen ook meedelen dat het neutrale Zweden zich bereid had verklaard, de Nederlandse belangen in het Japanse machtsgebied te behartigen.

732 [PDF]
EEN PROCLAMATIE VAN DE KONINGIN

één onder onze vrije vlag in een van aggressie verloste wereld in onaantastbare fierheid staan.'

XCDrie maanden later bevond zich nagenoeg heel Indië in Japanse handen en maakten de Indonesische politieke voormannen zich op tot de vorming, onder Japanse auspiciën, van een eigen Indonesische regering.

Indextermen: Pearl Harbor
733 [PDF]

Hoofdstuk 13: December '41

XC

XCDe enorme verwoestingen die in Pearl Harbor waren aangericht, maakten het de Amerikanen voorlopig onmogelijk enig belangrijk initiatief te nemen in de worsteling met Japan. Hun drie vliegkampschepen waren gespaard maar konden vooreerst niet samen met andere zware eenheden zoals slagschepen opereren. Trouwens, wilde men die vliegkampschepen inzetten ter verdediging van de verre Philippijnen, dan moesten eerst steunpunten worden ingericht in het immense zeegebied tussen de Hawaii-eilanden en Australië en vooralook in Australië zelf - dat zou maanden vergen. Anders gezegd: voor de afweer van het Japanse offensief in de Nanjo waren na Pearl Harbor aan de zijde van Japans tegenstanders ter zee slechts twee zware eenheden beschikbaar: het Britse slagschip 'Prince of Wales' en de Britse slagkruiser 'Repulse' die op 2 december in de marinebasis Singapore waren aangekomen. Zij zagen er zich zes dagen later geconfronteerd met een situatie waarbij Japan bezig was, invasietroepen te ontschepen in het uiterste zuiden van Thailand, vlakbij de grens van Malakka, alsook in het noorden van Malakka-zelf. Nu passief te blijven was voor de commandant van het Britse eskader, ViceAdmiral Sir Tom Phillips, onaanvaardbaar en met instemming van de commandanten van de twee zware Britse eenheden besloot hij in het begin van de middag van de eerste oorlogsdag, 8 december, onverwijld uit te varen en de strijd met de Japanners aan te gaan. Tegen het vallen van de korte avondschemering verliet hij Singapore. Waar zich de Japanse vlooteenheden bevonden die de Japanse transportschepen dekten, wist hij niet - noch die vlooteenheden, noch dietransportschepen kon hij op de çde vinden en de paar vliegtuigen die op het eiland Singapore en op Malakka opgestegen waren om de Japanners te zoeken en hem in de lucht steun te verlenen, namen de Japanners evenmin waar. Tot die vliegtuigen behoorden de drie vliegboten van de , Marineluchtvaartdienst welke admiraal Helfrich volgens de tevoren opgestelde oorlogsplannen op 3 december naar Singapore had verplaatst. Zij kwamen op de çde in zware regenbuien terecht en 'tenslotte', aldus later een der commandanten,

734 [PDF]
ONDERGANG VAN DE 'PRINCE OF WALES' EN DE 'REPULSE'

'werd de regen zo dik dat ik, wanneer de zaak niet zo belangrijk was geweest, de verkenning zou hebben afgebroken. Het was toch doelloos ... ternauwernood waren de eigen vleugelpunten te onderscheiden. Ik liet de verkenning doorgaan, maar ontving van alle vliegtuigen bericht dat het een hopeloze zaak was.' I

XCMeer geluk hadden de Japanners: tussen de tropische regenbuien door ontdekte een van hun onderzeeboten de 'Prince of Wales' en de 'Repulse' in de middag van de çde,

XCPhillips die in de richting van Singapore was gaan varen, wendde in de nacht van de çde op de rode de steven, toen hem het (onjuiste) bericht had bereikt dat de Japanners bezig waren meer zuidelijk op Malakka een derde landing uit te voeren. Weer kon hij de vijand niet vinden, maar tegen het einde van de ochtend van de lode werden zijn twee schepen aangevallen door vijf-en-vijftig Japanse torpedovliegtuigen en vier-endertig bommenwerpers die alle in Indo-China waren opgestegen; er geschiedde iets wat zich in de Tweede Wereldoorlog nog nimmer had voorgedaan: varende en zich heftig verdedigende zware eenheden werden met door vliegtuigen gelanceerde torpedo's (evenals bij Pearl Harbor werkten ook hier de Japanse torpedo's perfect) tot zinken gebracht.

XCHet was, opnieuw, een katastrofale nederlaag; zij betekende immers dat zich nu ook in het gehele gebied van de Nanjo geen Geallieerde zware eenheden meer bevonden. Ter zee waren de Japanners er voorlopig heer en meester.

XCDe Britse Admiralty maakte onmiddellijk het verlies van de 'Prince of Wales' en de 'Repulse' bekend (van de ruim negen-en-twintighonderd opvarenden kwamen elfhonderdveertig, onder wie admiraal Phillips, om het leven) - diep was de indruk welke dat bericht met name in Nederlands-Indië maakte: men had er steeds hoog tegen de Britse Navy opgezien en nu had deze op de derde oorlogsdag haar enige twee zware eenheden die zich bij Indië bevonden, verloren! Misschien werd de strategische betekenis van dat verlies onder het grote publiek slechts door weinigen beseft, maar aan admiraal Helfrich was zij duidelijk. 'Toen het bericht mij bereikte', schreef hij in zijn Memoires, 'zei ik: 'Grote God!' Dat had ik misschien niet hardop mogen zeggen, maar het kwam uit de grond van mijn hart.'?

XCDe Baai van Camranh, jolo en Davao waren de punten waar dejapanse invasie-conpooien samengesteld werden. Hun routes zijn aangegeven met rode

738 [PDF]

SOEMBAWA

ALGEMEEN VERLOOP VAN DE STRIJD IN INDIË DECEMBER '41

XC:ebr.- .. ""PM~R .' o.o.T7MORZEE 19 febr .•• PALAU 6 ...... ..... ..... .................. ..... .................. ..........................ARAFOERA-ZEE ,

739 [PDF]

48ste divisie los uit het verband van het Veertiende Leger (daarmee accepteerde hij dat de strijd op Luzon langer zou duren dan oorspronkelijk in de bedoeling lag) en voegde haar toe aan het Zestiende. Daarbij merken wij nog op dat dat Zestiende Leger in de gelegenheid was, een beroep te doen op Japanse parachutisten-eenheden die rechtstreeks onder het opperbevel van de Nanjo-legergroep ressorteerden, en dat bovendien tegen Indië zou worden opgetreden door sterke detachementen Japanse marine-landingstroepen.

XCDe operaties van de Nanjo-legergroep werden gedekt door een Japans smaldeel dat, gelijk reeds vermeld, bestond uit een licht vliegkampschip, twee slagkruisers, twee-en-twintig kruisers, zeven-en-vijftig torpedobootjagers en acht onderzeeboten; het was numeriek verre de meerdere van de zeestrijdkrachten waarover de Amerikanen, de Britten, de Nederlanders en de Australiërs in de Nanjo beschikten en bovendien waren de Japanse eenheden kwalitatief beter dan de meeste eenheden van hun tegenstanders. Numeriek sterker en kwalitatief beter was ook de Japanse luchtmacht die de operaties van het Japanse leger en van de Japanse vloot ondersteunde met ca. 700 leger- en ca. 640 marinevliegtuigen.

XCIn Nederlands-Indië was het voor de Japanners van primair belang, de hand te leggen op de aardolie-installaties van Tarakan, Balikpapan en Palembang. Palembang zou pas aangevallen worden als op het schiereiland Malakka en op het eiland Singapore voldoende vorderingen waren gemaakt, Tarakan en Balikpapan kwamen eerder aan de beurt.

XCEr waren, wat Nederlands-Indië betrof, voor de Japanse invasievloten, d.w.z. voor de steeds door vliegtuigen en marine-eenheden gedekte transportschepen, drie verzamelpunten (zie kaart XII op de pag.'s 738739): de Baai van Camranh op de kust van Indo-China, de rede van Davao op Mindanao, het zuidelijkste grote eiland van de Philippijnen, en de rede van Jolo, het belangrijkste eiland in de tot de Philippijnen behorende Soeloe-archipel. In Davao nestelde de Sakagoetsji-brigade zich op 20 december, op Jolo op de z yste; zij was ingescheept op de Japanse basis Palau, ten oosten van de Philippijnen (zie kaart XI op de pag.'s 706-707).

XCNadat nog in december de twee belangrijkste punten op Brits-Borneo: Miri en Kuching (bij beide plaatsen lagen aardolie-installaties) waren veroverd door uit de Baai van Camranh aangevoerde troepen, werden Menado en Tarakan op II januari '42 aangevallen van Davao uit; daarbij werden bij de aanval op Menado, die aan mariniers was toevertrouwd, ook parachutisten ingezet. Mariniers maakten zich vervolgens eind januari op Zuidoost-Celebes meester van het vliegveld Kendari en begin februari op Zuidwest-Celebes van Makassar - de verovering van Kendari

740 [PDF]
ALGEMEEN VERLOOP VAN DE STRIJD IN INDIË

was voor de Japanners van speciale betekenis omdat zij daar onmiddellijk vliegtuigen konden stationeren waarmee zij o.m. boven de Javazee alsook boven Java gingen opereren. Het was dan ook van Kendari uit dat Soerabaja en de belangrijkste vliegvelden op Java van begin februari af gebombardeerd werden.

XCTegelijk met Menado, op I I januari dus, werd Tarakan van Davao uit aangevallen door de Sakagoetsji-brigade - delen van diezelfde brigade veroverden twee weken later Balikpapan (zowel in Tarakan als in Balikpapan waren de aardolie-installaties vernield) en ruim twee weken later, daags nadat Makassar viel, Bandjermasin.

XCDe verovering van Kendari, Makassar en Bandjermasin hield een ernstige bedreiging in voor de bondgenoten die inmiddels op Java een gemeenschappelijke Amerikaans- Brits- N ederlands( Dutch)- Australische bevelsorganisatie hadden geschapen, Abda-Command, met de Britse generaal Sir Archibald Wavell als opperbevelhebber: hij diende de verdediging te coördineren van een gebied dat zich (zie kaart XI op de pag.'s 706-707) in een wijde boog uitstrekte van Birma tot de Noordaustralische havenplaats Darwin. Singapore en Darwin waren bij Indië de belangrijkste steunpunten van die boog. Singapore werd in de loop van januari steeds sterker bedreigd door de op Malakka sneloprukkende Japanners - eind januari waren de verdedigers op het eiland Singapore samengedrongen. De grote havenstad viel op 15 februari, de dag waarop delen van de j Sste divisie, uit de Baai van Camranh aangevoerd, zich met steun van parachutisten meester maakten van Palembang waar de vernieling van een van de twee grote raffinaderijen mislukte.

XCAan deze snelle Japanse vorderingen verbond Wavell de conclusie dat Java niet te houden was en dat twee Australische divisies die naar dat eiland onderweg waren, beter naar elders gedirigeerd konden worden; deze conclusie, op 16 februari door hem voorgelegd aan het college dat de Geallieerde strategie was gaan bepalen, de Combined Chiefs of Staff, werd onderschreven. Abda-Command werd als uitvloeisel daarvan op 25 februari opgeheven, waarna de verantwoordelijkheid voor de verdediging van Indië weer bij het Nederlands-Indisch gouvernement kwam te berusten, t.W. bij van Starkenborgh als opperbevelhebber, in feite bij generaal ter Poorten voor de strijd te land en bij admiraal Helfrich voor die ter zee - beiden konden daarbij beschikken over de nog in Indië aanwezige Britse, Amerikaanse en Australische strijdkrachten.

XCEr was inmiddels op Java een aantal moderne Amerikaanse bommenwerpers aangekomen, de meeste via de Atlantische Oceaan, Afrika en de Indische Oceaan overgevlogen, en erwaren moderne Amerikaansejagers 74

741 [PDF]
DECEMBER '41

gearriveerd die Java in etappes, d.w.z. via de vliegvelden te Darwin, op Timor, op Soemba en op Bali hadden bereikt. Die oostelijke toevoerweg werd door de Japanners uitgeschakeld: nadat een detachement van de j Sste divisie, uit Davao afkomstig, zich eind januari van Ambon had meester gemaakt (ook daar lag een vliegveld), werd in de derde week van februari Darwin in puin gelegd door Japanse vliegtuigen en werden de vliegvelden van Bali en Timor door de Japanners veroverd - Bali van Makassar, Timor van Ambon uit. Daarmee was Java geïsoleerd.

XCEen deel van de vliegtuigen die Darwin hadden geteisterd, was niet afkomstig van het lichte Japanse vliegkampschip dat wij eerder memoreerden, maar van andere: vier van de zes grote vliegkampschepen die Pearl Harbor hadden aangevallen; die vier, die ca. 300 vliegtuigen aan boord hadden, waren midden februari samen met vijf kruisers en acht torpedobootjagers in de buurt van de Indische archipel gaan opereren - zij verplaatsten zich later in februari naar de Indische Oceaan bezuiden Java teneinde te voorkomen dat Geallieerde marine-eenheden en koopvaardijschepen van het ómsingelde eiland konden ontsnappen, hetzij naar Australië, hetzij naar Brits-Indië en Ceylon, hetzij naar Zuid-Afrika, Twee andere Japanse eskaders hadden opdracht, de voor Java bestemde invasie-convooien te dekken.

XCAanvankelijk had generaal Imamoera, opperbevelhebber van het Zestiende Leger, opdracht gekregen om midden februari op Java te landen, maar die landingen (Imamoera had bepaald dat zij op vier punten op Java's noordkust zouden plaatsvinden) werden eind januari op verzoek van de Japanse marine die nog niet al haar voorbereidingen voltooid had, twee weken uitgesteld. Teraoetsji, de opperbevelhebber van de Nanjo legergroep, bepaalde op 10 februari dat zij op de zöste moesten plaatsvinden. Daartoe gingen twee grote convooien onderweg: een westelijk en een oostelijk. Het westelijke convooi dat in vijf-en-vijftig transportschepen o.m. de zde infanterie-divisie vervoerde alsmede een tot de j Sste divisie behorende, door kolonel Sjoji gecommandeerde .brigade die opdracht had, zich op Java onmiddellijk van het belangrijke vliegveld Kalidjati meester te maken, was afkomstig uit de Baai van Camranh, het oostelijke convooi dat de hoofdmacht van de 48ste infanterie-divisie aan boord had, uit de haven van Jolo; aan dat convooi werd in Bandjermasin de Sakagoetsji-brigade toegevoegd - het ging toen twee-en-veertig transportschepen tellen.

XCTerwijl die convooien Borneo aan de west- en oostzijde passeerden, constateerden de Japanners dat zich in de Javazee nog steeds vrij sterke Geallieerde vlooteenheden bevonden; zij behoorden tot de onder bevel

742 [PDF]
ALGEMEEN VERLOOP V AN DE STRIJD IN INDIË

van schout-bij-nacht Doorman opererende Combined Striking Force die begin februari was gevormd en die, hoofdzakelijk door de Japanse superioriteit in de lucht, weinig had kunnen uitrichten. Krachtens een door van Starkenborgh goedgekeurd bevel van Helfrich (een bevel dat in de lijn lag van de algemene aanwijzingen van de Combined Chiefs oj Staff) diende die Combined Striking Force in de Javazee te blijven teneinde de Japanse landingen te voorkomen of op zijn minst te vertragen. Inderdaad, die vertraging lukte maar het was er slechts een van drie dagen: in verband met de aanwezigheid van de Combined Striking Force werden de landingen op de zöste februari twee dagen uitgesteld en op de 27ste werd door het ingrijpen van het oostelijk deel van de Combined Striking Force, dat zware verliezen leed, tot nogmaals één dag uitstel besloten - trouwens, ook het westelijk Japans dekkingseskader moest toen nog enkele eenheden van de Combined Striking Force uitschakelen. De landingen vonden vervolgens in de nacht van 28 februari op I maart plaats. Een week later was de strijd ten einde.

XCNadien werden nog Middenen Noord-Sumatra bezet door uit Malakka en Singapore overgestoken delen van het Japanse Vijf-entwintigste Leger - zij ontvingen na hun landingen (I2 maart) vooral in Atjeh, waar het tot een grote opstand gekomen was, veel steun van inheemse zijde. Later in '42 zonden de Japanners nog bezettingsdetachementen naar verschillende van de Kleine Soenda-eilanden en naar enkele andere belangrijke punten in de Grote Oost.

XCAfgezien van het ingrijpen van de Combined Striking Force hebben wij in het voorafgaande geen melding gemaakt van bondgenootschappelijke militaire acties waardoor het verloop van de strijd werd gewijzigd. Zeker, vooral ter zee en in de lucht spanden de bondgenootschappelijke strijdkrachten zich tot het uiterste in en bij enkele gelegenheden slaagden zij er in, de Japanners verliezen toe te brengen, maar deze waren licht en zij hielden de Japanners niet wezenlijk op, integendeel: hun gehele operatieplan in de Nanjo werd met de precisie van een uurwerk en binnen de gestelde termijn uitgevoerd.

XCVoordat de strijd ontbrandde, hadden de meeste Europeanen in Indië, zoals wij eerder deden uitkomen, de Japanners onderschat en misschien mogen wij schrijven dat zij in december '4I, toen de Japanners nog

743 [PDF]
DECEMBER '41

nergens in Indië voet aan land hadden gezet (behalve op Brits-Borneo, maar dat was Brits gebied, niet Nederlands), de nog te voeren strijd met groot vertrouwen tegemoet zagen. Dat vertrouwen kreeg een zware schok op IS februari toen bericht werd dat de voor onneembaar gehouden grote Britse basis Singapore gevallen was. Nadien verspreidde zich vooral binnen het Knil de opvatting (een opvatting die zich bij sommigen al eerder had gevormd) dat tegen Japanners niet te vechten viel. Zij werd versterkt door geruchten dat de vijand plaatselijk met grote wreedheid was opgetreden. 'De gang van zaken', zo schreef later Vromans met betrekking tot de strijd te land,

XC'was meestal dat bij de landingsplaats kleine schermutselingen voorkwamen die aan de overige troepen nauwelijks bekend werden voordat deze begonnen terug te trekken. Steeds weer waren het de Japanse vliegtuigen die het pleit snel beslechtten, terwijl men nauwelijks iets van de eigen luchtmacht merkte. Vooraf werd gebombardeerd, dan kwam de landing en daarna was het steeds maar terugtrekken, hier en daar zelfs vóór de landing. De terugtocht vond dan plaats naar voorbereide stellingen maar deze bleken niet zo best en dan zette meteen de ontreddering in: er was geen behoorlijke voeding, er was geen samenhang, er was geen gedachte aan standhouden. Hoogst ontmoedigend was dit alles: of er goed of niet goed gevochten was, maakte geen verschil - weer was een groot stuk van Indië verloren gegaan .

XC. . . Daar waar opdracht gegeven was, op goed verdedigbare punten tot het uiterste stand te houden, kwam meestal van de uitvoering van die opdracht niets terecht. Voordat die punten bereikt waren, had al een terugtocht plaatsgevonden en terugtrekken betekent verlies van moreel, verlies van materiaal, verstoring van de verpleging, kortom: ook vechtend terugtrekken ontaardde te snel in vluchten ... De hoofdoorzaak van de demoralisatie was het reeds genoemde Japanse luchtoverwicht dat meestal absoluut was .

XC. . . Van ageren buiten de wegen was meestal geen sprake. Men had geen oefening in de rimboestrijd tegen goed gewapende tegenstanders en de ervaring die leerde dat vliegtuigaanvallen soms wel degelijk ontweken konden worden, ontbrak. De vijand kon de wegen die als smalle linten door het moeilijk begaanbare terrein liepen, eenvoudig uit de lucht vinden en die wegen, meestal onvernield op de bruggen na, waren uitstekende opmarsroutes voor de motoren rijwielcolonnes welke hij veelal improviserend samenstelde. Zonder dekking te zoeken reden die colonnes verder en doken dan op plaatsen op waar men hen nog lang niet verwachtte; dat werkte paralyserend.' 1

1 A. G. ~romans: 'De vooringenomenheid jegens ... de officieren in Nederlands Indië, 1936-1945', p. 19-20 (zonder de strekking te wijzigen, hebben wij in de formulering van dit citaat enige ondergeschikte wijzigingen aangebracht).

744 [PDF]
ALGEMEEN VERLOOP VAN DE STRIJD IN INDIË

XCAldus gingen in januari en februari '42 de belangrijkste punten op Celebes, Borneo, Zuid-Sumatra, Ambon, Timor en Bali verloren en zo was ook het algemeen verloop van de strijd op Java - daarbij zien wij niet over het hoofd dat daar en elders sommige eenheden stevige weerstand boden.

XCDat algemeen verloop was aan de legerleiding bekend. Zij kreeg teleurstelling op teleurstelling te incasseren. In de legercommuniqué's vindt men die teleurstelling niet terug: gevreesd werd dat reële berichten over de snelheid en het gemak waarmee de Japanners hun overwinningen behaalden, het moreel van de nog niet ingezette troepen en van de Europese burgerij zouden ondermijnen. Het gevolg hiervan was dat zowel die troepen als die burgerij verbijsterd werden door wat zich in de eerste week van maart op Java afspeelde.

XCZiedaar het algemeen overzicht dat, naar wij hopen, de lezer in hoofdtrekken voor ogen blijft staan. Het is een overzicht van, als wij niet verder zien dan tot de algemene capitulatie van het Knil, precies drie maanden strijd: van 8 decembertot 8 maartnegentig dagen waarin aanvankelijk de opwekkende berichten niet ontbraken. Later werd het algemene beeld, als men de moed opbracht het nuchter te bezien, ongunstiger en toen leek de 8ste decemberwaarop de grote strijd was ontbrand, in een ver verwijderd, haast onwerkelijk verleden te liggen.

'4I '42 '4I,

XCNaar die eerste oorlogsdag in de Nanjo keren wij nu terug.

Oorlog!

XC

XCOp die 8ste december's morgens om half zeven had gouverneur-generaal van Starkenborgh in een korte radiotoespraak bekendgemaakt dat Nederland Japan de oorlog had verklaard. De marine, de marineluchtvaartdienst (de MLD) en de legerluchtmacht waren reeds op volle sterkte maar voor het Knil gold dat niet: de Europese reservisten waren nog niet opgeroepen. Dit waren in totaal ca. drie-en-dertigduizend man: een

745 [PDF]
DECEMBER '41

kleine tweeduizend reserve-officieren, ruim dertienduizend minderen die in de jaren '31-'41 hun eerste oefening hadden ontvangen, de miliciens, en bijna achttienduizend bij wie dat vóór' 3 I het geval was geweest, delandstormers. Niet al die drie-en-dertigduizend reservisten zouden nu gemobiliseerd worden - de Staatsmobilisatieraad had immers bepaald dat velen, hoofdzakelijk wegens hun functie in het economisch leven, hun woonplaats niet zouden verlaten: zij behoorden tot de Z.g. noodformaties. Leden van die noodformaties waren evenwel in talrijke gevallen bij de Afvoer- en Vernielingscorpsen ingedeeld en dat betekende dat zij na de 8ste december de voortzetting van hun normale werk moesten combineren met intensievere voorbereidingen als leden van die corpsen.

XCVan de ca. drie-en-dertigduizend reservisten werden er omstreeks vijf-en-twintigduizend gemobiliseerd. Een klein deel van die vijf-entwintigduizend woonde en werkte in de Buitengewesten en werd daar op de ode al in werkelijke dienst geroepen, maar op Java was daar iets meer tijd voor nodig aangezien er binnen het Knil zorg voor moest worden gedragen dat de misschien twintigduizend grootverlofgangers die er dienden op te komen, goed zouden worden opgevangen. Op Java vond de mobilisatie plaats op 12 december - de stations waren op die dag stampvol: tallozen namen er afscheid van een echtgenoot, een vader, een zoon, die nu onder de wapenen was' geroepen. Geen van de Knilmilitairen kreeg overigens in die eerste tijd een vijand te zien en voor velen bestond de militaire taak voorlopig slechts uit het afmattende en geestdodende wachtlopen.

XCDe legerluchtmacht, de Marineluchtvaartdienst en de marine kregen meer te doen, want, nu de Japanners in Thailand en op Malakka waren geland, dienden volgens de plannen die in het najaar in bondgenootschappelijk verband waren uitgewerkt, Nederlandse lucht- en zeestrijdkrachten aan het Britse opperbevel in Singapore ter beschikking te worden gesteld. Met enkele was dat al vóór de 8ste het geval geweest, immers: admiraal Helfrich had voordien twee onderzeeboten, de 'K 17' en de '0 16', onder Engels bevel geplaatst en een groep Dornier-vliegtuigen van de MLD naar Singapore gezonden. De admiraal had de afdelingshoofden van zijn departement op de eerste oorlogsdag alom vijf uur 's morgens bijeengeroepen, anderhalf uur dus voor van Starkenborghs radiorede, Het werd een korte, zakelijke bespreking - alle dramatiek ontbrak. Dat nu de strijd met Japan ontbrand was, 'maakte', schreeflater Vromans, die als hoofd van de afdeling materieel aanwezig was, 'niet de indruk die men zou verwachten. De situatie was eigenlijk gemakkelijker

746 [PDF]
VERPLAATSING V AN STRIJDKRACHTEN

dan voordien.' i In algemene zin zei Helfrich slechts zoiets als; , 't Is oorlog en we motten zorgen dat we er met ere uitkomen.' 2

XCNog diezelfde dag voegde de vlootvoogd aan de twee onderzeeboten die al onder Engels bevel opereerden, niet minder dan vijf toe: de 'K II', 'K 12' en 'K 13' en de '019' en '020', en verplaatste hij de drie onderzeeboten die bij Tarakan lagen, de 'K 14', 'IS' en '16', naar de Zuidchinese Zee; de kruiser 'Java' die, gelijk vermeld, op de 6de aan de Britse opperbevelhebber ter beschikking was gesteld, kwam op de ode in Singapore aan.

XCOok een deel van de legerluchtmacht werd naar Singapore verplaatst: 27 Glenn Martin~bommenwerpers en (later in december) 12 Brewster jagers. Bovendien kreeg het in Singapore gevestigde Far Eastern Command de operationele beschikking over Nederlandse bommenwerpers enjagers die op vliegvelden op Sumatra dan wel op het geheime vliegveld Sing-. kawang II op West-Borneo werden gestationeerd, terwijl dat Far Eastern Command via het Nederlands opperbevelook nog een beroep kon doen op de toestellen die naar Samarinda II, op Oost-Borneo (zie kaart XII op de pag.'s 738-739), waren overgebracht. Een-en-ander betekende dat meer dan vier-vijfde van alle operationele bommenwerpers en de helft van alle operationele jagers van de legerluchtmacht in december ingezet werden ter verdediging van Britse gebieden: Singapore, Malakka en Brits-Borneo.

XCOp de krijgsverrichtingen van al deze lucht- en zeestrijdkrachten komen wij nog terug.

XCOok in andere opzichten stelde Indië zich op de nuzo nabij gekomen oorlog in. Ten behoeve van het gouvernement vorderde admiraal Helfrich terstond alle Indische zeeschepen, hetgeen betekende dat het gouvernement voortaan bepalen zou, hoe en waar die schepen (135 van de KPM, 21 van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, 13 vail de Rotterdamse Lloyd, 12 van de n.v. Celebes Kustvaart Maatschappij en 4 van deW.

I A. G. Vromans: 'Verslag 1941-1945' (febr.s-april 1946), p. 9 (IC, 53501). 2 A.v.: 'Aantekeningen bij de artikelen van A. Besnard over K L. Bezerner: p. 10.

747 [PDF]
DECEMBER' 4 I

java-China-japan-lijn') zouden worden gebruikt. Gezien de mogelijkheid dat Tandjong Priok en Soerabaja te lijden zouden krijgen van Japanse aanvallen, werd voorts op I I december besloten, de scheepvaart naar en van Java zoveel mogelijk te leiden via Tjilatjap aan de zuidkust, waar de Staatsmobilisatieraad zich al moeite had gegeven, de haven beter te outilleren; naar datzelfde Tjilatjap werd het 8000 tons-droogdok uit Tandjong Priok versleept en de KPM bracht er een drijvende werkplaats heen. Uit Priok tenslotte werd de gehele assemblage-werkplaats van General Motors in honderd splinternieuwe vrachtauto's overgebracht naar een plaats in Midden-Java.

XCVoorts werd op 8 december voor heel Indië de 'staat van luchtgevaar' afgekondigd: de gehele luchtbeschermingsdienst werd bemand en alle verduisteringsmaatregelen werden van kracht. Velen in Batavia leek dit bij uitstek zinvol, toen op de avond van de derde oorlogsdag, 10 december, opeens de alarmsirenes begonnen te loeien - het was overigens loos alarm, gevolg van het feit dat kustwaarnemers in het maanlicht enkele eigen toestellen welke nagelaten hadden, hun komst te melden, voor Japanse toestellen hadden aangezien." Ook later in december kwamen dergelijke vergissingen voor.

XCIn de grote steden op Java die aan de noordkust lagen, tekende zich op 8 december bij de inheemsen onrust af. In Soerabaja werden uit de onmiddellijke omgeving van het Marine-etablissement alle vrouwen en kinderen, de inheemse inbegrepen, geëvacueerd - het gevolg was dat ookafgespeeld, besloot van Starkenborgh te verhuizen naar een villa te Batavia die een

1 Eén schip van de Java-China- Japan-lijn lag op 8 december in de Baai van Tokio; het werd er onmiddellijk in beslag genomen. Een tweede schip van deze lijn, dat door een van de maatschappijen van het Mitsoei-concern gecharterd was, de 'Wilhelmina', had in de middag van 7 december een haven in het noorden van Japan verlaten - de gezagvoerder van dit schip ontving in de ochtend van de 8ste de aan alle schepen bekende radiografische waarschuwing uit Batavia dat Nederland zich in oorlog bevond met Japan (de waarschuwing bestond uit slechts één woord: 'Scherpschutter'). Zijn schip lag toen nog vrij dicht onder de Japanse kust. Prompt wijzigde hij zijn koers; hij liet verder de scheepsnaam verwijderen, alles wat wit was, zwart of grijs schilderen, een Russische vlag improviseren en een Russisch naamsein gereedhouden. Na een riskante en moeilijke tocht viel hij met zijn schip twee-en-een-halve week later in Dutch Harbor op de Amerikaanse Aleoeten binnen, bij Alaska dus; het schip werd daar door de Amerikanen in beslag genomen. 2 Dit eerste luchtalarm leidde er toe dat van Starkenborgh met zijn vrouwen dochter dekking moest zoeken in een sloot bij zijn paleis aan het Koningsplein te Batavia. Hij en de zijnen en de paleiswacht zaten er op rubber matten en werden er nat. Toen dit zich nog een tweede keer had

748 [PDF]
GOUVERNEMENTSMAATREGELEN

uit de andere delen van Soerabaja een grote uittocht plaatsvond: bijna driekwart van alle inheemsen verliet de stad, velen overigens om er na korte tijd, toen bleek dat Japanse aanvallen uitbleven, terug te keren. Overeenkomstige verschijnselen deden zich, zij het in geringere mate, in Batavia, wellicht ook elders, voor.

XCEr werd voorts door diegenen die er het geld voor hadden, druk gehamsterd. Op 8 december en volgende dagen was rijst in de kleinhandel op Java nog maar moeilijk te vinden - men zag dat als aanwijzing dat de groothandel, verwachtend dat de prijzen zouden stijgen, zijn voorraden vasthield. Daar trad het gouvernement tegen op; het departement van economische zaken had namelijk onmiddellijk de bevoegdheid gekregen om, zodra dat nodig was, voorraden consumptiegoederen in beslag te nemen en aan de kleinhandel door te geven. Van die bevoegdheid werd meteen gebruik gemaakt.

XCOok op de binnenlandse veiligheid was het gouvernement bedacht.

XCEen aantal Indonesiërs, van wie aan de PID bekend was dat zij nauwe relaties met vooraanstaande Japanners hadden onderhouden, werd gearresteerd, onder hen de hoofdredacteur van Antaya, het persbureau van de Indonesische nationalisten (dat bureau werd gesloten), en enkele andere j ournalisten.'

XCDan werd besloten, drie groepen personen, van wie aangenomen werd dat zij, kwam het tot een Japanse bezetting, de bezetter belangrijke diensten zouden kunnen bewijzen, uit Indië te verwijderen: de op 8 december nog aanwezige ca. tweeduizend Japanse burgers, de in een kamp in Noord-Sumatra geïnterneerde Duitsers en de fanatici onder de 'NSB'ers' die men in het fort Ngawi, sommigen (veertien) in de gevangenis te Cheribon, had opgesloten.

XCWat is er met deze drie groepen gebeurdj?

XCWij beginnen met de Japanners.

XCTot hun internering had, zoals aan het slot van het vorige hoofdstuk

I Hoe de nationalistische voormannen op de oorlogssituatie reageerden, zullen wij in hoofdstuk 15 weergeven. 2 Over hun lotgevallen schrijvend, overschrijden wij de tijdstermijn die voor dit hoofdstuk geldt; dit zalook hier en daar in de volgende paragraaf, 'Geallieerde nederlagen', geschieden.

749 [PDF]
DECEMBER' 41

vermeld, de gouverneur-generaal in de vroege uren van de 8ste opdracht gegeven nog voordat hij voor de radio sprak. Omstreeks tweeduizend Japanners werden op 8 december in heel Indië, tot op Nieuw-Guinea toe, gearresteerd. Bij een deel van die arrestaties werd nogal ruw opgetreden - er waren Japanners die nauwelijks gekleed naar de eerste verzamelpunten werden gevoerd. Vandaar kwamen uit Oost- en Midden- Java ongeveer tweehonderdvijftig arrestanten in het fort te Ngawi terecht waar zij aan de 'NSB'ers' werden toegevoegd. 'Het waren', schreef later de fortcommandant, majoor van Baarsel,

XC'slechts enige overjarige en versleten Jappen, dan enige Formosanen die wel de Japanse nationaliteit hadden maar door de jappen niet voor vol werden aangezien ... Verder nog een aantal met Jappen getrouwde Inlandse of Chinese vrouwen en hun kinderen. Maar ook waren geïnterneerd allen die bij de Jap in dienst waren, dus Javaanse toko-bedienden, kantoorpersoneel, zeelieden enz. Zo waren er ook enige Chinezen en Indo-Europeanen .onder en zelfs een Française die op een handelskantoor te Soerabaja werkte."

XCEind december werden in Ngawi ruim zeshonderd arrestanten uit Celebes en de rest van de Grote Oost binnengevoerd. 'zeer weinig echte en valide Jappen', aldus van Baarsel, 'meest Pormosarren en Inlanders die bij de Jap hadden gewerkt, Z.g.jappenvrienden."

XCEr was inmiddels besloten, de geïnterneerde Japanse mannen (alsook de Duitse) uit Indië te verwijderen.' Op 12 december had ministerpresident Gerbrandy dit denkbeeld geopperd in een telegram aan van Starkenborgh: 'Zal gaarne uw mening vernemen aanziens denkbeeld in hoeverregewenst Duitse en eventueel Japanse geïnterneerden naar Australië.' Vier dagen later had van Starkenborgh geantwoord:

XC'In het geval van een vijandelijke overmeestering van de interneringskampen van Duitsers en Japanners zullen dezen een aanmerkelijke steun zijn voor de invaller, vooral door hun bekendheid met land en volk. Verscheping thans naar Australië, Nieuw-Zeeland, Brits-Indië is aan te bevelen ... Spoedige terugzenping naar Japall van Japanse vrouwen en kinderen zou ik toejuichen doch ik zie in dat deze terugzending moeilijk te verwezenlijken is"

XCmoeilijk te verwezenlijken, doordat zulk een terugzending slechts kon

XC, J.

van Baarse!: 'Het NSB-interneringskatnp te Ngawi'; p. 64. 2 Av., p. 65. 3 De Japanse consulaire ambtenaren bleven er achter, geïnterneerd in een heitel op West Java. 4 Tekst van de beide telegrammen: dl. II b, p. 321.

750 [PDF]
AFVOER DER JAPANNERS

plaatsvinden in het kader van een uitwisseling die vermoedelijk vele maanden van onderhandelen zou vergen.

XCVia de Nederlandse consul-generaal te Sydney kon van Starkenborgh eind december regelen dat de Japanners in Australië zouden worden geïnterneerd. Het betrof hier de groep uit Ngawi en een veel grotere groep die uit West-Java, Sumatra en Borneo afkomstig was en van wie de uit West-Java afkomstigen de laatste drie weken van december bij Bandoeng geïnterneerd waren geweest. De Bandoengse groep, aangevuld met de op Sumatra en Borneo opgepakte Japanners, werd in Tandjong Priok ingescheept aan boord van twee KPM-schepen en een van die schepen deed Tjilatjap aan om de groep uit Ngawi op te halen. In totaal werden ruim veertienhonderd Japanse mannen, ruim .driehonderd Japanse vrouwen en ruim tweehonderd Japanse kinderen naar Australië getransporteerd; zij stonden daarbij onder bewaking van een compagnie van het Knil: ca. tweehonderd landstormers - het was deze compagnie ('en het ligt voor de hand', aldus later een der Nederlandse autoriteiten in Australië, 'dat men daar niet de beste voor heeft uitgezocht' 1) die na de grote ineenstorting een van de twee Knil-compagnieën was die zich in Australië bevonden; de andere, waarover meer in hoofdstuk IS, kwam uit Nieuw-Guinea,

XCDe behandeling aan boord van de twee KPM-schepen liet, beweerden de Japanners later, veel te wensen over: zij kregen heel weinig voedsel en heel weinig drinkwater, dekens werden niet verstrekt, evenmin werden zij ooit gelucht. Enkelen stierven: twee volgens één, dertien volgens een andere bron. In Australië werden de daar aangekomenen in een interneringskamp opgesloten - een kleine duizend hunner werd later in '41 in Lourenço Marques, de hoofdstad van Portugees Oost-Afrika", uitgewisseld met burgers uit de landen van Japans tegenstanders die op. 8 december '41 in Japan geïnterneerd waren, en van die kleine duizend keerden toen bijna honderdtwintig mannen naar Indië terug; zoals van Nederlandse zijde voorzien was, gin:gen zij daar het Japanse bezettingsbestuur diensten bewijzen - de slechte behandeling die zij tijdens hun internering en transport ondervonden hadden, peperden zij, waar zij konden, aan de Nederlanders in.

XCOp 18 januari '42 dan ging de derde af te voeren groep Duitsers in Sibolga aan boord van de 'Van Imhoff', een oud en langzaam KPMstoomschip van bijna 3 000 ton. Tot deze vierhonderddrie-en-zeventig behoorden verschillende Duitse Joden die al in '38 of '39 van hun staatsburgerschap vervallen waren verklaard (maar desondanks in Indië waren geïnterneerd en vastgehouden), een groep anti-nationaal-socialistische niet-Joodse Duitsers, alle oudere geïnterneerden, bij na tachtig zeelieden, een-en-twintig zendelingen, veertien priesters, enkele kunstenaars en geleerden en tenslotte acht krankzinnigen - de te vervoeren groep als geheel mocht men, met de vorige twee vergeleken, als weinig gevaarlijk karakteriseren. Desondanks werden de gebruikelijke strikte voorzorgsmaatregelen genomen: aan de scheepsbemanning van vier-en75

1 Behalve op de al genoemde studie van Bezemer baseren wij onze beschrijving van de 'Van Imhoff' -ramp op het eveneens al genoemde boekvan C. van Heekeren:

752 [PDF]
DE 'VAN IMHOFF'-ZAAK

tachtig personen werd een bewakingsdetachement van twee-en-zestig militairen toegevoegd: reservisten met een kader van enkele beroepsonderofficieren. De 'Van Imhoff' vervoerde dus in totaal zeshonderdnegentien personen. Er waren voldoende zwemvesten maar die zouden slechts korte tijd bescherming bieden tegen de dood door verdrinking en de overige reddingsmiddelen waren volslagen ontoereikend (er waren slechts één motorsloep, vijf gewone reddingssloepen, een kleine werkboot en een beperkt aantal reddingsvlotten aan boord); op dat laatste had de gezagvoerder kort voor zijn vertrek admiraal Helfrichs staf telegrafisch gewezen - het enige antwoord dat hij had gekregen was dat hij alle Duitsers onmiddellijk aan boord diende te nemen.

XCNa zijn vertrek uit Sibolga trachtte de gezagvoerder van de 'Van Imhoff' Sumatra, dat al geheel bestreken werd door op Malakka gestationeerde Japanse bommenwerpers, zo snel mogelijk achter zich te laten: hij volgde een route die hem bezuiden Nias om diep in de Indische Oceaan zou brengen en ging' bovendien, om aanvallen door Japanse onderzeeboten te bemoeilijken, in zig-zag koers varen.

XCDaags na het vertrek om omstreeks twaalf uur in de middag werd de 'Van Imhoff' een kleine honderd kilometer bezuiden Nias aangevallen door een Japanse bommenwerper. Het schip kreeg een nabij-treffer en sloeg lek. Om half één zond de gezagvoerder een noodsein uit: 'Lek geslagen, pompen kunnen niet bijhouden', korte tijd later seinde hij dat 'vijandelijke luchtstrijdkrachten' hem hadden gebombardeerd.' Omstreeks één uur begon het schip slagzij te maken. De gezagvoerder vreesde dat het spoedig zou kapseizen en gaf order, de motorsloep en de vijf gewone reddingssloepen te vieren (van die vijf bleef er één hangen) en alle reddingsvlotten .in het water te werpen, waarna hij beval het schip te verlaten, zulks met achterlating van de Duitsers. Dit alles gebeurde onder grote nervositeit, de gezagvoerder vergat zelfs de scheepspapieren mee te nemen. De vier reddingssloepen welke men had kunnen vieren, werden aan de motorsloep vastgemaakt - in die sloepen namen de bemanning en de meeste leden van het bewakingsdetachement plaats, maar ze konden zich niet onmiddellijk van de plaats van de ramp verwijderen: aan boord bevonden zich nog enkele leden van het bewakingsdetachement die men had vergeten te waarschuwen en dezen moesten eerst worden opgehaald.

XCIntussen waren de vierhonderddrie-en-zeventig Duitsers die aan hun

1 Telegrammen aangehaald in het telegram van van Starkenborgh aan van Kleffens, dl. II b, p. 322.

753 [PDF]
DECEMBER '41

lot overgelaten waren, er in geslaagd, buiten het scheepsgedeelte te komen waarin men hen had opgesloten. Velen sprongen in het water en trachtten zwemmend de motorsloep en de reddingssloepen te bereiken - die sloepen waren niet vol (er waren op zijn minst tachtig plaatsen niet bezet) maar geen van de Duitsers werd aan boord genomen, integendeel: terwijl de sloepen nog langs het schip voeren, werd geroepen dat op ieder die trachten Zou erin te komen, zou worden geschoten. Eén Duitser waagde het er op en liet zich aan een touw van de verschansing zakken - een schot weerklonk en hij viel getroffen in zee; hoewel toen van de motorsloep uit gecommandeerd werd, de man' niet te helpen, hesen militairen in een van de achterste sloepen hem aan boord.

XCOmstreeks twee uur werd order gegeven, naar Nias te varen, en de achtergelaten Duitsers konden tot hun ontzetting en verontwaardiging slechts waarnemen dat de motorsloep met de vier andere sloepen op sleeptouw in de richting van Nias verdween. Ca. honderd Duitsers die in het water waren gesprongen, slaagden er in, een.plaatsjete bemachtigen op de reddingsvlotten; aan anderen lukte het na twee uur bezeten zwoegen de vijfde sloep te water te laten - zij had ruimte voor drie-en-veertig personen maar er werden er tien méér in opgenomen. Ook de werkboot kon gevierd worden en daarin namen achttien Duitsers plaats; de riemen waren uit die boot verwijderd maar de mast en de zeilen lagen er nog in.

XCAl die tijd beseften de overige Duitsers voor wie noch op de vlotten, noch in die ene sloep noch op de werkboot plaats was,' dat zij met de 'Van Imhoff' ten onder zouden gaan. Er waren er die zich aan de aan boon} gevonden jenever een roes dronken, er waren er ook die zich ophingen om niet door verdrinking te sterven of door haaien verzwolgen te worden.

XCOm half zeven 's avonds, ca. vijf-en-een-half uur nadat de bemanning en het bewakingsdetachement van boord waren gegaan, zonk de 'Van Imhoff' in de diepte, ruim driehonderd opvarenden meesleurend.

XCDaags daarrta, 20 januari; gingen de bemanning en het bewakingsdetachement op een klein eiland bezuiden Nias aan land - zij waren gered.'

XCEr waren inmiddels als gevolg van de berichten welke de gezagvoerder van de 'Van Imhoff' had kunnen uitseinen, reddingspogingen op gang gekomen.

XC1 Enkele dagen later werden zij van Padang uit opgehaald; daar aangekomen, kregen zij de order, het gebeurde met de 'Van Imhoff' geheim te houden.

754 [PDF]
DE 'VAN IMHOFF'-ZAAK

XCOp de rode, de dag van de ramp, waren drie grote vliegboten van de MLD, nieuwe Amerikaanse Catalina's, in Padang gearriveerd - even vóór twee uur seinde Helfrichs staf naar de commandanten: 'Onderzoek instellen en zo mogelijk assisteren. Bij voorkeur Nederlanders (bemanning en eskorte) redden. Van Imhoff vervoerde geïnterneerde Duitsers.'

XCDe Catalina's konden op de rode niet opstijgen, wèl vertrok die dag uit Padang de kleine gemilitariseerde sleepboot 'Pief', een dag later gevolgd door het KPM-motorschip 'Boelongan'. De commandant van de 'Pief' kreeg de aanwijzing, 'allereerst Nederlandse en NederlandsIndische onderdanen te redden en, indien mogelijk zonder extra gevaar, daarna pas de buitenlandse passagiers', de gezagvoerder van de 'Boelon-' gan' kreeg van Helfrichs staf de volgende geheime instructie:

XC'Eerst de bemanning van het stoomschip'Van Imhoff' oppikken,d.i. Eur.opese en Inlandse scheepsbemanning,benevens de militairen die voor bewaking aan boord waren - daarna op aanwijzingvan de militaire commandant betrouwbare elementen onder de Duitse geïnterneerden aan boord nemen - overige Duitsers beletten te landen'

XCdat laatste betekende kennelijk dat men zo nodig met wapengeweld moest voorkomen dat onbetrouwbaar geachte Duitsers aan boord van de 'Boelongan' zouden klimmen of met hun reddingsmiddelen ergens aan land zouden komen. De 'Boelongan' had evenwel geen wapens of militairen aan boord, de 'Pief', die o.m. honderd zwemvesten extra meenam, wèl, nl. tien met handgranaten en met drie karabijnmitrailleurs gewapende militairen.

XCDe 'Pief' vond op de rode en de zoste geen overlevenden en meerde op de z rste weer in Padang aan.

XCVan de drie MLD-vliegboten kon wegens benzinegebrek op de zoste slechts één opstijgen, de Y 63. De vliegboot deed zulks in de ochtend om kwart voor zes en nam nog geen twee uur later de 'Boelongan' waar. De Y 63 bleef bij het schip om het bij het zoeken naar drenkelingen te helpen. Inderdaad, om negen uur werd een sloep gezien (de vijfde, die drie-en-vijftig Duitsers aan boord had) en binnen een half uur stopte de 'Boelongan' langszij maar er werden geen drenkelingen aan boord genomen; kennelijk hield de gezagvoerder het voor onmogelijk, er zich van te vergewissen, wie van die drenkelingen 'betrouwbaar' waren, en hij trok die strakke lijn nog door met te weigeren, de inzittenden van de sloep van water en proviand te voorzien. Iets dergelijks gebeurde opnieuw ruim anderhalf uur later, toen de Y 63, die zelf wegens hoge

755 [PDF]
DECEMBER '41

zeegang niet kon landen, de 'Boelongan' had kunnen dirigeren naar een punt waar zich de werkboot en twee door deze gesleepte vlotten bevonden - aan die vlotten klampten zich ongeveer twintig drenkelingen vast. Er kwam gemor aan boord van de 'Boelongan', vooral toen bleek dat de gezagvoerder weigerde, de drenkelingen van de vlotten aan boord te nemen - de gezagvoerder liet toen aan de oudste officier de geheime order lezen die hij van Helfrichs staf had ontvangen.

XCZo keerde ook de 'Boelongan' (zij had moeilijkheden ondervonden doordat zij enkele keren door Japanse toestellen aangevallen was) zonder geredden naar Padang terug.

XCDe werkboot, de twee vlotten slepend, kwam enige tijd na de ontmoeting met de 'Boelongan' in een zware bui terecht; daarna was één vlot verdwenen. De tros van het resterende werd losgegooid omdat, zo werd gezegd, de drenkelingen van dat vlot weigerden te peddelen, waardoor de werkboot minder vaart liep. Voordien hadden inzittenden van de werkboot vier hunner, die niet aan het hooswerk deelnamen, gedwongen op het vlot plaats te nemen.

XCOok allen die zich op dat tweede vlot bevonden, verdronken.

XCOp Nias stapten slechts zes-en-zestig geredden aan land: op 22 januari twee-en-vijftig inzittenden van de vijfde sloep (één was overleden) en twee dagen later de veertien resterende van de werkboot. Uit de groep van twee-en-vijftig hing één zich in de nacht na aankomst op Nias op: een vier-en-zeventigjarige Duitser, gepensioneerd militair van het Knil.

XCNederlandse bestuursambtenaren op Nias droegen er zorg voor dat de vijf-en-zestig Duitsers die nog in leven waren, opnieuw gevangen werden gezet onder bewaking van ca. veertig inheemse agenten van de Veldpolitie. Eind maart stonden die agenten hun karabijnen en munitie aan de Duitsers af - dezen namen nu de Nederlanders gevangen en gingen op Nias het gezag uitoefenen. Japanners, met de 'Pief' naar Nias overgestoken, maakten daar midden apri_Ieen einde aan.

XCVan Starkenborgh kreeg in eerste instantie slechts te horen dat de 'Van Imhoff' gezonken was en dat de reddingspogingen geen resultaat hadden gehad. Opjanuari liet hij een perscommuniqué uitgeven waarin bericht werd dat het gouvernement er toe was overgegaan, de Duitse geïnterneerden om redenen van staatsveiligheid uit Indië naar elders te

21

756 [PDF]
DE 'V AN IMH OFF'-ZAAK

verplaatsen, en diezelfde dag seinde hij aan van Kleffens in Londen dat de 'Van Imhoff' met de laatste vierhonderddrie-en-zeventig geïnterneerden 'als gevolg van een Japanse aanval' was vergaan. 'Groep marinevliegtuigen en het s.s.'Boelongan' zijn aanstonds ter assistentie gezonden, vliegtuigen' (van Starkenborgh wist niet dat slechts één had kunnen opstijgen) 'zagen drie sloepen en twee vlotten met drenkelingen doch konden niet landen wegens weersomstandigheden. Het s.s. 'Boelongan' onderweg gebombardeerd doch niet getroffen' - omtrent geredden kon hij niets berichten. 'Daar het betreurenswaardige feit niet geheim gehouden kan worden, verzoek ik u de Duitse regering in te lichten ... Al het mogelijke wordt gedaan om de drenkelingen te redden.' 1 Toen dit telegram uitging, waren de reddingspogingen al nagenoeg opgegeven- - op de z t ste wist men in Batavia evenwel niet dat alle leden van de bemanning van de 'Van Imhoff' en van het bewakingsdetachement zich in veiligheid hadden kunnen stellen. Bericht daaromtrent kwam de zyste binnen en toen wist men in Batavia ook dat de Duitsers van de sloep en de werkboot op Nias waren geland. Er deden toen in Indië reeds geruchten de ronde, ook onder de Duitse vrouwen die Indië niet hadden willen verlaten, dat een schip met geïnterneerden was vergaan, 'en aangezien het voorts', zo seinde van Starkenborgh op 2 februari aan van Kleffens,

XC'ongewenst is publikatie langer uit te stellen wegens kans eerder bericht buitenlandse radio, is heden een korte verklaring uitgegeven dat een transport het voorwerp van Japanse actie is geworden welke een groot aantal slachtoffers heeft geëist. Over behoud bemanning en bewaking is opzettelijk niets gezegd teneinde verkeerde indruk buitenland te vermijden.' 3

XCWat in werkelijkheid gebeurd was, drong evenwel vrij spoedig tot dat 'buitenland', d.w.z. tot Duitsland, door. Enkelen van de op Nias door de Japanners aangetroffen Duitsers wisten omstreeks de jaarwisseling '42'43 gedetailleerde berichten naar Duitsland door te geven en hun verontwaardigde relazen verschenen zowel in enkele bladen in Duitsland als in de Deutsche Zeitung in den Niederlanden. Aan de KPM werd nadien

I Telegram, 21 januari 1942, van van Starkenborgh aan van Kleffens, dl. II b, p.322. 2 Op de z rsre is slechts de vliegboot Y 63 opnieuw naar drenkelingen .gaan zoeken en op de zaste kreeg de torpedobootjager 'Van Nes' opdracht, hetzelfde te doen. De vliegboot kon geen drenkelingen vinden, de jager kon de opdracht niet uitvoeren. 3 Telegram, 2 februari 1942, van van Starkenborgh aan van Kleffens, aangehaald in Bezemers concept-hoofdstuk over de 'Van Imhoff' -ramp, p. 73.

757 [PDF]
DECEMBER '4I

door het Reichskommissariat een boete opgelegd van f 4 mln (dat geld werd onder de nabestaanden van de slachtoffers verdeeld) en negen-entwintig personeelsleden van het Amsterdamse kantoor der KPM werden aan de groep gijzelaars in St. Michielsgestel.toegevcegd,

XCDe zaak kreeg een lange nasleep en het komt ons dienstig voor, deze hier en niet in ons slotdeel, Epiloog, weer te geven.

XCAchtjaar na de oorlog, in '53, diende een van de Duitse geredden bij de Nederlandse justitie een klacht in wegens moord tegen de gezagvoerder van de 'Van Imhoff'. Die klacht werd twee jaar later door het departement vanjustitie in behandeling genomen: de procureur-generaal bij het Amsterdamse gerechtshof kreeg in mei' 56 opdracht, de zaak in onderzoek te nemen. Zijn conclusie was dat er geen redenen waren om een strafvervolging in te stellen, integendeel: 'de kapitein van het s.s. 'Van Imhoff' (heeft), gezien de oorlogsomstandigheden, al het mogelijke gedaan om de op het zinkende schip achtergebleven geïnterneerden de nog voorhanden zijnde reddingsmiddelen te doen toekomen.' I Buitenlandse Zaken deed de regering in Bonn weten dat geen strafvervolging zou worden ingesteld. Nadien bleven er zówel in Duitse als in Nederlandse bladen artikelen verschijnen over het gebeuren en in '64 gaf de actualiteitenrubriek van de Vara-televisie opdracht aan de journalist Dick Verkijk, er een programma over samen te stellen. Justitie weigerde hem" gegevens maar Verkijk slaagde er desondanks in, een werkstuk te 'vervaardigen waaruit duidelijk bleek wat er was geschied. De uitzending van dat werkstuk werd door de Vara-leiding verboden. Verkijk publiceerde de resultaten van zijn onderzoek vervolgens in Het Parool, en het Duitse weekblad Der Spiegel wijdde daarna twee lange artikelen aan de 'Van Imhoff'-ramp èn aan de pogingen van de Nederlandse autoriteiten en van de Vara-leiding om de zaak in de doofpot te stoppen. Er volgden vragen van de fractieleider van de Pacifistisch-Socialistische Partij in de Tweede Kamer. Deze wilde o.m. weten of het waar was dat 'de Nederlandse kapitein en bemanning het schip verlieten zonder zich verder te bekommeren om de aanwezige ruim vierhonderd ... Duitsers.' In zijn antwoord gaf de minister van defensie, P. J. S. de Jong, een uitgebreid

XC1

758 [PDF]
DE 'VAN IMHOFF'-ZAAK

verslag van de ondernomen reddingspogingen maar op de geciteerde vraag, de kern van de zaak, ging hij niet in. Zijn antwoord 'vermeldde', aldus Bezemer, 'geen feitelijke onjuistheden maar was verre van volledig.' 1 Er werd vervolgens in maart' 66 in de Eerste Kamer door sprekers namens de Pacifistisch-Socialistische Partij, de Partij van de Arbeid en de Anti-Revolutionaire Partij op meer inlichtingen aangedrongen - minister de Jong deelde mee dat hij zou nagaan of een wetenschappelijk onderzoek kon worden ingesteld. Nadien gafhij, op I april '66, nog antwoord op nieuwe vragen van de fractieleider van de PSP in de Tweede Kamer. Hij citeerde daarin de conclusie van de Amsterdamse procureur-generaal en deelde tenslotte mee dat in een inmiddels in voorbereiding genomen wetenschappelijke studie over de Nederlandse koopvaardij in deTweede Wereldoorlog (de studie van K W. L. Bezemer) speciale aandacht zou worden besteed aan de 'Van Imhoff'-ramp.

XCDe Kamers kwamen nadien op het gebeurde niet terug, ook niet toen de oud-BB-ambtenaar C. van Heekeren in '67 in zijn boek Batavia seint: 'Berlijn' een beeld gaf, waaruit duidelijk bleek wat aan boord van de 'Van Imhoff' en van de 'Boelongan' was geschied - van Heekeren droeg evenwel geen kennis van de geheime instructies welke de marinestaf voor het reddingswerk had doen uitgaan en evenmin van het justitiële dossier. Bezemer vond die instructies en kreeg het justitiële dossier ter beschikking. Zijn even grondige als gedetailleerde studie over de koopvaardij is, nu dit deel van ons werk in druk verschijnt, nog niet gepubliceerd - het is met zijn verlof dat wij zijn conclusies met betrekking tot de 'Van Imhoff-zaak' mogen weergeven.

XC'Laakbaar' noemt Bezerrïër de order van de marinestaf aan de gezagvoerder van de 'Van Imhoff' om, hoewel er een tekort aan reddingsmiddelen was, toch uit te varen" en 'overbodig' de order van diezelfde staf om louter 'betrouwbare elementen onder de Duitse geïnterneerden' te redden - overbodig 'te eerder waar juist de Indische regering en de commandant-Zeemacht wisten dat de gevaarlijk geachte Duitse geïnterneerden reeds waren afgevoerd." Wij voegen daaraan toe dat de aanwijzing: 'overige Duitsers beletten te landen', als verstrekt aan de 'Boelongan', wel een uitvloeisel was van de niet irreëel te achten vtees dat Duitse geïnterneerden de Japanse bezetter diensten konden verlenen, doch in de gegeven omstandigheden tot een te voorzien inhumaan optreden moest leiden. Bezerner wijst er voorts op dat aan de gezagvoerders van de 'Van Imhoff' en de 'Boelongan' ten onrechte niet was meegedeeld

XC1 A.V., p. 89. 2 A.V., p. 95. 'A.v., p. 96.

759 [PDF]
DECEMBER' 41

hoe de derde groep af te voeren geïnterneerden was samengesteld, en zijn laatste conclusie is dat de gezagvoerder van de 'Van Imhoff"'na de aanval op zijn schip volkomen van streek is geraakt.' 1 Al met al: een zwarte bladzij in de geschiedenis van maritiem Nederland.

XCTerugkerend naar het Indië van december '41, dienen wij nog aandacht te besteden aan de groep die naast dè Japanners en de Duitse mannen afgevoerd moest worden: de gevaarlijk geachten onder de in Ngawi en Cheribon opgesloten 'NSB'ers'.

XCEen voorstel tot hun verwijdering werd eind december door van Starkenborgh telegrafisch aan de regering voorgelegd:

XC'Naar mijn oordeel is de evacuatie van NSB'ers, althans een honderdtal der felsten, geboden wegens een bij een eventuele bezetting te vrezen wraakneming; bovendien doordat verwacht kan worden dat de bezetter van hen gebruik zal . maken; en tenslotte op grond van mogelijk contact met de NSB'ers in Nederland. Ik onderzoek scheepsgelegenheid West-Indië. Gelieve ten spoedigste te seinen of opname daar mogelijk'? 'inderdaad, de gouverneur van Suriname deed weten dat er in dat gebiedsdeel gelegenheid was, de uit Indië af te voeren NSB' ers te interneren.

XCKort voor het uitbreken van de oorlog in de Pacific had de commandant van Ngawi, majoor van Baarsel, de ca. honderd lastigsten van de in totaal vermoedelijk meer dan vijfhonderd gedetineerden in eert aparte barak buiten het fort geconcentreerd; dat was de rust ten goede gekomen. Toen nu op 8 december bericht kwam dat Nederland met Japan in oorlog was, werd door vele in het fort gedetineerden die militairen waren of als zodanig waren geoefend, de wens geuit, aan de strijd deel te nemen. 'Ze wilden', schreef van Baarsel,

XC'hoewel ze tot nu toe door de regering schandalig waren behandeld, nu het land in nood was, alles vergeven en vergeten en tonen dat ze goede vaderlanders

XC1 A.v., p. 99. 2 Telegram, 29 dec. 1941, van van Starkenborgh aan de min. van kol. (IC, 10 521). 76

760 [PDF]
AFVOER DER 'NSB'ERS'

waren. Ze verzochten daarom in het leger te mogen worden opgenomen. En als de regering hen nog niet vertrouwde, dan boden ze aan ... een compagnie te vormen, met hun eigen' officieren (er waren onder die gedetineerden genoeg bekwame officieren),om dan op een gevaarlijk punt te worden ingezet, dan zouden zij hun trouwaan het vaderland tonen.'

XCAl deze vrijwilligers, ca. tweehonderd, 'meest vroegere militaire functies bekleed hebbende', o.ndertekenden een verzoekschrift. Het werd doorgegeven aan procureur-generaal Block. Deze legde het terzijde en reageerde er zelfs niet op, 'omdat hij', aldus van Baarsel, 'twijfelde aan de oprechtheid.' I Wèl kreeg de kampcommandant heel iets anders van mr. Block te horen: begin januari verscheen bij hem een luitenant met het bericht dat 'de onverzoenlijken' op last van de procureur-generaal naar West-Indië overgebracht zouden worden. De procureur-generaal had de officier een lijst met ca. honderdvijftig namen meegegeven maar de kampcommandant kon er namen van schrappen of namen aan toevoegen. Van Baarsel schrapte er ca. twintig. Honderdtwee-en-dertig af te voeren 'NSB'ers' bleven over. Aan hen werden de veertien toegevoegd die in de gevangenis te Cheribon opgesloten waren, zodat een groep ontstond van in totaal honderdzes-en-veertig 'NSB'ers', ~nder hen de oprichter van de Indische Partij, E. F. E. Douwes Dekker die, zoals eerder vermeld, in '40 rapporten voor de japanners was gaan schrijven. Die groep werd later in januari in Tjilatjap aan boord gebracht van een schip van de java-Chinajapan-lijn, de 'Tjisadane', waarvan het hoofddek tot een soort kooi was gemaakt. Ter bewaking gingen dertig mariniers mee. Er waren in die tijd berichten gekomen dat mogelijkerwijs een Duitse raider in het zuiden van de Pacific opereerde - hield deze de 'Tjisadane' aan, dan zouden de 'NSB'ers' bevrijd worden. Om dat laatste te voorkomen, kreeg (Bezemer heeft bij zijn onderzoek dit gegeven ontdekt) de gezagvoerder van de 'Tjisadane' opdracht van de Commandant Maritieme Middelen te Soerabaja, kapitein-ter-zee P. Koenraad, om, als hij door een raider werd aangevallen, zijn schip mèt de 'NSB'ers' vrijwelonmiddellijk tot zinken te brengen. Er werden daartoe kisten van een Amerikaanse telefoonmaatschappij aan boord gebracht die evenwel geen telefoonapparatuur maar zware explosieven bevatten. Die kisten werden in de dieptanks geplaatst en er werd, aldus Bezemer, 'een contactklok ... aangebracht, zodat de passagiers' (t.w. de mariniers en een aantal gewone passagiers) 'en deJ. van Baarsel:'Het NSB-interneringskamp te Ngawi',p.

I 62-63'.

761 [PDF]
DECEMBER' 4 I

bemanning tijd zouden hebben het schip te verlaten en weg te roeien. De klok was afgesteld op twintig minuten.' 1 Er kwam geen raider opdagen en de 'Tjisadane' voer naar Suriname.

XCOf de verantwoordelijkheid voor de met alle humaniteit strijdige opdracht welke Koenraad gaf, louter bij hem persoonlijk berust dan wel of terzake nog overleg is gepleegd met de marinestaf, heeft Bezemer niet kunnen vaststellen.

Geallieerde nederlagen

XC

XCNiet alleen ter zee (men denke in de eerste plaats aan Pearl Harbor en aan de ondergang van de 'Prince of Wales' en de 'Repulse') maar ook te land verliep de strijd met Japan in december '41 hoogst ongunstig voor de Britten en Amerikanen. De mate van weerstand die aan de Japanners geboden werd, verschilde evenwel van gebied tot gebied.

XCOp het eiland Hongkong en het daarbij gelegen gedeelte van het vasteland van China beschikte de Britse bevelhebber over ca. twaalfduizend militairen. Het duurde een week voordat de verdedigers op het eiland samengedrongen waren. De Japanners (daaronder dus ook de j Sste infanterie-divisie die later op Java zou landen) staken in de nacht van 18 op 19 december naar het eiland over waar het tot hevige gevechten kwam. Op 25 december capituleerde de Britse bevelhebber; van de onder hem dienende militairen waren toen bijna vijfduizend gesneuveld of gewond. De Japanners hadden bijna drieduizend militairen verloren, van wie bijna zevenhonderd waren gesneuveld. Zij namen wraak: minstens zeventig Geallieerde gewonden werden in een hospitaal met bajonetsteken afgemaakt, zeven verpleegsters meermalen verkracht en drie van die verpleegsters bovendien vermoord. Voorts waren gedurende de laatste week van de gevechten enkele krijgsgevangenen die getracht hadden te ontsnappen (dat was, en is, volkenrechtelijk aan krijgsgevangenen geoorloofd), met bajonetsteken afgemaakt en hetzelfde was geschied met een aantal Rode Kruis-helpers.

XCHet Amerikaanse steunpunt Goeam, waar zich slechts een klein detachement mariniers bevond (zie kaart XI op de pag.'s 706-707), werd. op

1 K W. L. Bezemer: hoofdstuk 'De lotgevallen van onze koopvaardij in Nederlands Indië', p. r03.

762 [PDF]
DE STRIJD OP DE PHILIPPIJNEN

10 december in enkele uren veroverd door vijfduizend Japanse militairen.

XCMet het tweede Amerikaanse steunpunt, Wake, hadden de Japanners meer moeite: op I I december werd hun eerste landingspoging door de vierhonderdvijftig Amerikaanse mariniers, die het garnizoen vormden, afgeslagen, maar op 23 december konden ca, vijftienhonderd Japanners aan land komen, zulks met steun van twee van de zes vliegkampschepen die Pearl Harbor hadden geteisterd. De strijd eindigde diezelfde dag.

XCVan de Britse Gilbert-eilanden werden Tarawa en Makin op 10 december door de Japanners bezet - beide eilanden waren onverdedigd.

XCTer verdediging was wèl de belangrijkste haven in de Australische Bismarck-archipel ingericht, Rabaul: hier bevonden zich, toen de Japanners op 23 januari '42 met meer dan vijfduizend man aanvielen, ca. veertienhonderd Australische militairen. De strijd duurde één dag, achten-twintig Australiërs sneuvelden. Van de overigen wisten ca. vierhonderd naar Australië te ontkomen, ca. honderdzestig Australische krijgsgevangenen werden door de Japanners vermoord.

XCLanger, veellanger, duurde de weerstand die de Amerikaanse en een deel van de inheemse troepen op de Philippijnen boden.

XCHet Philippijnse leger had, afgezien van enkele kleinere eenheden, op 8 december slechts één infanterie-divisie te velde, tien moesten toen nog gevormd, worden uit de beschikbare ca. vijf-en-zeventigduizend reservisten. De kwaliteit van deze troepen was slecht: veel officieren en onderofficieren waren onvoldoende opgeleid, er waren sergeanten, zelfs compagnie-schrijvers, die analfabeet waren, in veel eenheden had niemand ooit met een wapen geschoten, er waren ook stukken geschut waarmee nooit geschoten was. In feite berustte de verdediging bij de Amerikaanse strijdkrachten: ca. dertigduizend militairen, redelijk goed voorzien van wapens (zij bezaten o.m. meer dantanks enstukken mobiel geschut) en gesteund door 35 moderne B-17-bommenwerpers en meer danmoderne P-4o-jagers.

100 50 100

XCDoor allerlei gebreken in het Amerikaanse communicatiesysteem en door de slechte kwaliteit van de Amerikaanse luchtafweer (er waren batterijen die granaten moesten afvuren waarvan de tien jaar oude explosiemechanismen

763 [PDF]
DECEMBER

ontplofte) slaagden de Japanners er op de eerste oorlogsdag in, de helft van al die moderne toestellen op de vliegvelden te vernietigen - de resterende B-17'S kregen onmiddellijk opdracht naar Australië te vliegen. Voorts werd, zoals al vermeld, Manila op de 8ste gebombardeerd. Twee dagen later werden alle werkplaatsen van de Amerikaanse Asiatic Fleet in de as gelegd. Op die rode hadden overigens alle grotere bovenwatereenheden van de Asiatic Fleet (waarvan enkele al eerder naar Tarakan en Balikpapan gezonden waren) de wateren in het zuiden van de Philippijnen waar zij geconcentreerd lagen, verlaten, zulks volgens de tevoren uit Washington ontvangen richtlijnen - van de Baai van Manila uit bleven toen alleen de Amerikaanse onderzeeboten opereren; ook de vlootvoogd, Admiral Hart, bleef voorlopig in Manila, de commandant van het eskader (daartoe behoorden alle grotere eenheden), Rear-Admiral William A. Glassford, was aan boord van zijn vlaggeschip, de zware kruiser' Houston', weggevaren.

XCOp diezelfde rode december nu waarop de Asiatic Fleet vrijwel verdwenen was, landden de Japanners op de noordpunt van Luzon en op de r rde landden zij op de zuidpunt.

XCEr was in december in de Pacific een Amerikaans convooi naar Manila onderweg, gedekt door de zware kruiser' Pensacola' - het vervoerde o.m. 38 P-40 jagers en 52 A-24 duikbommenwerpers. Uiteraard besefte generaal MacArthur dat dat convooi onmogelijk zonder steun van meer zware eenheden de Philippijnen zou kunnen bereiken. Op 13 december seinde hij een noodkreet naar generaal Marshall in Washington waarin hij er op wees dat, als de Philippijnen en Nederlands-Indië verloren zouden gaan, Singapore 'and the entire Asiatic continent' óók zouden vallen - er moest dus alles op alles worden gezet om de Philippijnen en N ederlandsIndië te behouden.' Marshallliet dat voorstel in onderzoek nemen; de conclusie was dat, wilde men een toevoerlijn naar de Philippijnen opbouwen, om te beginnen nagenoeg alle Amerikaanse zware eenheden uit de Atlantische Oceaan naar de Pacific zouden moeten worden overgebracht waardoor de toevoerlijnen naar Engeland ernstig in gevaar zouden komen. Dat was wegens de principiële afspraak die begin '41 met Engeland was gemaakt (eerst Duitsland en Italië verslaan, daarna Japan), onaanvaardbaar. Het 'Pensacola' -convooi werd naar de Fidji-eilanden gestuurd (zie kaart XI op de pag.'s 706-707) en nadien werd besloten dat alleen een brigade veldartillerie naar Luzon zou worden vervoerd in twee

XC1 Telegram, 13 december 1941, van MacArthur aan Marshall, aangehaald in Morton: The Fall of the Philippines, p.

764 [PDF]
DE STRIJD OP DE PHILIPPIJNEN

snelle schepen, één daarvan de 'Bloemfontein'. Gezien evenwel het feit dat de Japanners eind december Davao in handen hadden gekregen, werd begin januari bepaald dat het grootste deel van de brigade in Darwin aan land zou worden gezet, de rest in Soerabaja.

XCEen en ander betekende dat de Philippijnen opgegeven waren.

XCOp Luzon maakten de Japanners snelle vorderingen. Er heerste een onbeschrijfelijke verwarring: overal meende men Japanse Vijfde Colonnisten te ontwaren, in Manila deden geruchten de ronde dat zij de waterleiding hadden vergiftigd. Pas na een week of twee kwam er weer iets van rust, maar toen werd de militaire situatie voor de verdedigers (de Philippijnse reservisten waren inmiddels onder de wapenen geroepen) nog ongunstiger doordat de Japanners op 27 december benoorden Manila een derde landing uitvoerden op een punt vanwaar goede wegen naar de hoofdstad leidden. Twee dagen later besloot MacArthur om zich met de resterende troepen terug te trekken op het ten noordwesten van Manila liggende schiereiland Bataan : daar en op het in de Baai van Manila liggende fort Corregidor moest de weerstand tot het uiterste worden volgehouden.

XCDe terugtocht werd met grote bekwaamheid uitgevoerd, maar ondanks het feit dat de Japanners in januari één infanterie-divisie uit de linie haalden (de 48ste die voor de aanval op Java bestemd was), werd de positie van de verdedigers van week tot week benarder. Er kwam tekort aan voedsel en tekort aan dekking. Velen werden ziek.

XCIn januari en februari werden hardnekkige pogingen ondernomen om met Amerikaanse onderzeeboten, met kleine schepen en met vliegtuigen voorraden naar Bataan te zenden. Tien onderzeeboten bereikten Bataan maar zij vervoerden, behalve kleine hoeveelheden wapens, munitie en dieselolie, slechts 53 ton voedsel. Met vliegtuigen slaagde men er in, andere hoeveelheden goederen, o.m. medicijnen, naar een depot op Mindanao over te brengen (zie kaart XI op de pag.'s 706-707) dat in een gebied lag dat nog niet door de Japanners was bezet, maar van die goederen konden kleine vliegtuigen slechts een gering deel naar Corregidor transporteren. Kleine schepen werden vooral gezocht in Australië en Nederlands-Indië - in Indië arriveerde in januari een Amerikaanse kolonel, John A.

765 [PDF]
DECEMBER '41

met zes assistenten op zoek ging naar voorraden voedsel en munitie en naar schepen om ze te vervoeren. Uit Australië voeren tien stokoude kustvaarders noordwaarts; slechts drie konden de Japanse blokkade doorbreken, d.w.z. dat zij Mindanao bereikten, maar vandaar kon maar weinig naar Bataan en Corregidor worden overgebracht. In Nederlands-Indië, waar admiraal Helfrich de enige hogere bondgenootschappelijke bevelhebber was die persoonlijk aan Robensons pogingen alle mogelijke steun gaf, kon de Amerikaan tenslotte vier oude vrachtvaarders volladen - de Chinese bemanning van één van die vier verklaarde zich tegen betaling van een groot bedrag bereid, de riskante tocht noordwaarts te ondernemen; het schip vertrok op 26 februari en verdween spoorloos.

XCHet falen van de meeste van deze hulppogingen betekende dat de verdedigers van Bataan in steeds groter nood kwamen te verkeren. MacArthur, hun inspirerende en koelbloedige opperbevelhebber, verliet hen op instructie van Washington op 12 maart - een Amerikaanse patrouilleboot bracht hem en de Philippijnse president Quezon naar een punt in de zuidelijke Philippijnen en vandaar voerde een Amerikaanse B-17 hen naar Australië.' Lieutenant-General M. Wainright werd de nieuwe Amerikaanse bevelhebber op Bataan. Hij wist nog een kleine vier weken het verzet op het schiereiland vol te houden en het fort Corregidor hield nóg een maand langer stand; de Amerikaanse bezetting gaf zich op 6 mei over.

XCHoeveel Amerikaanse en Philippijnse militairen gesneuveld zijn dan wel gewond zijn geraakt in de strijd die op Bataan meer dan drie-, op Corregidor meer dan vier maanden is volgehouden, is niet precies bekend. Van de ca. dertigduizend Amerikaanse militairen hebben zich op Bataan ca. veertienduizend overgegeven, van de ruim tachtigduizend Philippijnse zes-en-zestigduizend - een deel van die Philippijnse isofofof that the American determination and indomitable will to win carries on down to the last unit.' (telegram, 9 febr. 1942,

I Quezon had begin februari president Roosevelt voorgesteld dat de Verenigde Staten de Philippijnen onmiddellijk de onafhankelijkheid zouden verlenen en er zich moeite voor zouden geven dat de Verenigde Staten en Japan samen de neutraliteit van de nieuwe republiek zouden erkennen. MacArthur had aan dat denkbeeld zijn adhesie betuigd, president Roosevelt wees het onmiddellijk af; aan Quezon deed hij weten dat de Verenigde Staten vastbesloten waren, de Japanners uit de Philippijnen te verdrijven, en MacArthur kreeg van hem te horen dat de Amerikaanse troepen moesten doorvechten,

766 [PDF]
DE STRIJD OP DE PHILIPPIJNEN

evenwel vóór de terugtocht naar Bataan gedeserteerd. Op Corregidor kwamen in totaal ca. elfduizend verdedigers terecht en van hen zijn zestot achthonderd gesneuveld en ca. duizend gewond. Vermeld zij nog dat op Bataan de overlevende verdedigers die nog konden lopen, door de Japanners gedwongen werden, te voet een afstand van 120 km afte leggen - een mars van negen dagen, waarbij zij op de eerste vijf niets te eten kregen. Na die mars werden zij boven op elkaar in treincoupé's gepropt. De voettocht en de treinreis naar het eerste krijgsgevangenenkamp deden omstreeks achtduizend militairen bezwijken.

XCDe Britse opperbevelhebber in het Verre Oosten, Air Chief Marshal Sir Robert Brooke-Popham, had voorzien dat de Japanners, als zij via Malakka Singapore zouden trachten te veroveren, in het zuiden van Thailand zouden landen, aangezien van de Thaise regering nauwelijks verzet te verwachten viel. Toen nu op 6 december in de Zuidchinese Zee een Japanse invasievloot verkend was die in de richting van Thailand voer, vroeg hij zich af of hij er verstandig aan deed, een deel van zijn strijdkrachten onmiddellijk Thailand binnen te zenden - zijn instructie was evenwel dat hij dat pas mocht doen wanneer de Japanners geland waren.' Toen het zover was, kwam hij Thailand niet meer binnen.

XCIn de nacht van 7 op 8 december begon een Japanse divisie ongehinderd aan haar landing bij Singora (zie kaart XI op de pag.'s 706-707). Trouwens, in diezelfde nacht (een nacht waarin Thailand capituleerde.na verzet dat slechts enkele uren was volgehouden) landde een Japans regiment op Malakka-zelf, bij Kota Baroe. Het daar gelegen vliegveld werd onmiddellijk door dat regiment veroverd en de Japanse luchtmacht slaagde er bovendien op de eerste oorlogsdag in, 60 van de 110 vliegtuigen waarover Brooke-Popham beschikte "(verouderde toestellen") te vernietigen. De Japanse Zero-jagers bleken zo verre superieur aan watmaar die in Singapore waren vastgehouden bij gebrek aan vervangende toestellen - hun maximumsnelheid was 130

1 De Britse regering was bevreesd dat zij, wanneer haar strijdkrachten als eerste de neutraliteit van Thailand zouden schenden, het land in de armen van Japan zou drijven. 2 Er waren oude jagers bij die al voor f 600 per stuk aan Brits-Indië verkocht waren

767 [PDF]
DECEMBER' 4 I

Brooke-Popham in de lucht kon brengen, dat hij spoedig moest besluiten slechts 's nachts met vliegtuigen te opereren.

XCTe land beschikte de Britse opperbevelhebber op Malakka over één Australische en twee Brits-Indische infanterie-divisies en op het eiland Singapore over twee brigades. Al die troepen hadden veel te weinig geoefend, zij hadden een tekort aan pantserwagens, antitankwapens en luchtafweergeschut en tanks ontbraken geheel. Bovendien bleek spoedig dat zij niet opgewassen waren tegen de aggressieve tactiek van de japanners: die vielen aan met tanks, doorbraken haastig geïmproviseerde stellingen en zonden hun infanterie dan ver voorwaarts. 'The majority oj them', aldus een Britse waarnemer,

'were on bicycles in parties of forty or fifty, riding three or four abreast and talking andlaughing just as they were going to afootball match. Indeed, some them were actuallywearing football jerseys; . . . they were travelling as light as they could . . . Theirequipment and armament were equally varied and were slung over themselves and theirbicycles with no apparent method ... Much of it had obviously been commandeered inMalaya. This was certainly true of their means transport, for we saw several partiessoldiers on foot who were systematically searching the roadside kampongs, estate buildingsand factories for bicycles.

XC. . . All this was in very marked contrast to our own frontline-soldiers, who were at this time equipped like Christmas-trees with heavy boots, weapon equipment, packs, haversacks, u/aterbottles, blankets, ground-sheets and even greatcoats and respirators, so that they could hardly walk, much lessfight.' 1

XCIn plaats van één divisie en een regiment rukten er spoedig vier japanse divisies zuidwaarts - stelling na stelling, linie na linie, moest door de Britten worden prijsgegeven, menigmaal na hevige plaatselijke gevechten. In al die gevechten (op de strijd injanuari en februari '42 komen wij nog terug) bleken de japanners de sterksten.

XCWetend dat zich op Malakka en Singapore op 8 december nog maar twee-derde van de troepen bevond die aan Brooke-Popham waren toegezegd, besloten de Britse Chiefs oj Staff op de I Ide dat de r Sde Britse infanterie-divisie, twee antitank- en twee luchtafweer-brigades met enkele tientallen moderne jagers, Hurricanes, die in Engeland klaar stonden voor verzending naar het Midden-Oosten, in plaats daarvan naar het Verre Oosten getransporteerd zouden worden, samen met enkele kleinere eontingenten uit Egypte. De berichten over het verloop van de strijd die in Londen binnenkwamen, bleven evenwel zo ongunstig dat de Chiefs

XC1 F. Spencer-Chapman: Thejungle is neutral (1949), p.

768 [PDF]
DE STRIJD OP MALAKKA

of Staff (zij bevonden zich toen in Washington) op I januari een veel ingrijpender besluit namen; afgezien nog van een tank-brigade die voor Malakka en een kleinere afdeling tanks die voor Birma bestemd werd, zouden nu vier infanterie-divisies naar het Verre Oosten gaan: twee naar Birma, twee naar Nederlands-Indië; naar Indië zouden de 6de en 7de Australische infanterie-divisie vertrekken die zich in het Midden-Oosten bevonden: tezamen zestigduizend militairen die ca. 8000 voertuigen bij zich hadden. Voor die twee divisies waren drie grote convooien nodig - het eerste van die drie zou pas begin februari kunnen vertrekken.

Nederlandse successen

XC

XCZo was december '4I een maand geworden met een deprimerende opeenstapeling van slecht nieuws: de Japanners hadden Hongkong, Goeam, Wake en dè Gilbert-eilanden in handen gekregen, op de Philippijnen hadden de Amerikaanse en Philippijnse strijdkrachten Manila moeten prijsgeven en zich op het schiereiland Bataan moeten terugtrekken en op Malakka maakten de Japanners angstwekkend-snelle vorderingen.

XCWat konden de Nederlandse strijdkrachten presteren die aan het Britse opperbevel ter beschikking gesteld waren? Het betrof hier, zoals eerder uiteengezet, bommenwerpers en jagers van de legerluchtmacht die naar Singapore, naar Sumatra en op Borneo naar Singkawang II gezonden waren, enkele groepen van de MLD die in Singapore en op Borneo bij Sambas waren gestationeerd en, van de vloot, de kruiser 'Java' en niet minder dan tien onderzeeboten.

XCDe naar Singapore en Sumatra gezonden bommenwerpers en jagers werden tot ergernis van de leiding van de Militaire Luchtvaart slechts beperkt gebruikt. Toen Brooke-Popham eenmaal besloten had dat bommenwerpers slechts 's nachts mochten opereren, werden de Nederlandse Glenn Martins naar Indië teruggezonden om zich daar eerst vier weken lang te oefenen in het uitvoeren van nachtvluchten, maar toen de toestellen vervolgens naar Singapore en Sumatra teruggekeerd waren, kregen zij uitsluitend opdrachten om overdag verkenningen uit te voeren boven zee. De bij die bommenwerpers behorende jagers werden hoofdzakelijk ingezet bij de luchtverdediging van de stad Singapore. Enkele van deze toestellen brachten de Japanners verliezen toe, maar van de eigen sterkte ging ongeveer een derde verloren, hoofdzakelijk door Japanse bombar

769 [PDF]
DECEMBER' 4 I

XCMeer succes hadden de Glenn Martins die van de geheime vliegvelden op Borneo uit opereerden: toestellen uit Sarnarinda II wisten op 24 en 26 december bij Kuching op Brits-Borneo een Japans landingsvaartuig, een Japans transportschip en een Japanse mijnenveger tot zinken te brengen. Dit vliegveld werd in december door de Japanse luchtmacht niet ontdekt, Singkawang II echter wèl: het werd op 22 en 24 december door de Japanners gebombardeerd, waarna de commandant van de Militaire Luchtvaart, generaal-majoor van Oyen I, besloot het te ontruimen; de resterende toestellen werden op 25 december naar Palembang verplaatst. Toen Singkawang II vervolgens diezelfde dag voor de derde maal werd aangevallen, vluchtten ca. veertig inheemse militairen die de luchtdoelmitrailleurs bedienden, zonder een schot te lossen het bos in.

XCSucces hadden ook de in Sambas gestationeerde vliegboten van de MLD: één bracht op 17 december in de Zuidchinese Zee een Japanse torpedobootjager tot zinken, een tweede wist zes dagen later, 23 december, een Nederlandse onderzeeboot, de 'K 14', naar de Japanse transportvloot te dirigeren welke Kuching naderde, trok om de boven water varende 'K 14' te beschermen, twee door de Japanners gelanceerde katapultvliegtuigjes naar zich toe en kon, hoewel zwaar beschadigd, Sambas weer bereiken - de 'K 14' torpedeerde in de daarop volgende nacht vier Japanse schepen (drie transportschepen, van welke twee troepen vervoerden, en een tanker) waarvan twee schepen zonken.

XCWij voegen hieraan toe dat zes, naar de Minahassa verplaatste vliegboten van de MLD op 23 december van hun steunpunt op het Meer van Tondano uit (zie kaart XII op de pag.'s 738-739) een vlucht ondernamen naar Davao waar drie dagen eerder de Sakagoetsji-brigade aan land was gegaan - ondanks zware Japanse luchtafweer werd een Japanse tanker in brand gebombardeerd en werden acht Japanse vliegboten beschadigd. Bij de terugtocht moest één MLD-vliegboot die vol gaten zat, op zee landen - de bemanning werd door een van de vijf vliegboten welke naar het Meer van Tondano waren teruggekeerd, opgehaald. Die vijf wilden op de zöste opnieuw in actie komen maar vier lagen nog op het meer toen zes Zero-jagers 's morgens om zeven uur opeens aanvielen; alle vier werden in brand geschoten. Nadien werd het steunpunt ontruimd.

XCDe onder Brits opperbevel geplaatste 'Java' kreeg geen Japanner te zien, trouwens: hetzelfde gold voor de 'De Ruyter', de 'Tromp' en vier77

I Hij had zich, zoals eerder vermeld, op 8 december in Pearl Harbor bevonden; vandaar was hij met een voor de MLD bestemde naar Indië teruggekeerd.

770 [PDF]
GESLAAGDE AANV ALSACTIES

Nederlandse torpedobootjagers die midden december aan Admiral Layton's vloot werden toegevoegd. Die vloot ageerde namelijk in het geheel niet tegen de Japanners maar beperkte zich er toe, dekking te geven aan de grote Britse convooien die naar Singapore onderweg waren. Vóór begin februari werden niet minder dan negen van die convooien via Straat Soenda (tussen Java en Sumatra door dus) naar Singapore begeleid. 'Achteraf beschouwd zou men', aldus Bezemer,

XC'kunnen volhouden dat aan deze convooien teveel aandacht is geschonken ... Ons eskader bijvoorbeeld was elders eveneens broodnodig en had misschien met succes op bepaalde punten tegen de aggressor kunnen worden ingezet. Laten wij er echter onmiddellijk aan toevoegen dat het ... helemaal niet vaststaat dat het veel verschil zou hebben uitgemaakt, wanneer die enkele kruisers en jagers eerder ten tonele waren verschenen. De Japanners waren nu eenmaal aanmerkelijk sterker in die dagen ... , vooral door hun overmacht in de lucht ... Wij bezaten onvoldoende verkenningsen jachtvliegtuigen en deze handicap was ... niet goed te maken.' 1

XCIn tegenstelling tot de bovenwatereenheden bonden in december wèl de tien in de Zuidchinese Zee opererende Nederlandse onderzeeboten de strijd met de Japanners aan - wij vermeldden al dat de 'K 14' in de nacht van 23 op 24 december bij Kuching vier Japanse schepen torpedeerde van welke er twee zonken.

XCEr werden méér successen geboekt.

XCOp de rede van Kota Baroe werden op de avond van 12 december vier grote Japanse transportschepen getorpedeerd door de '0 16' zij zonken in ondiep water en werden vermoedelijk later gelicht en hersteld. Niet ver van Kota Baroe bracht de 'K 12' op dezelfde avond een kleiner Japans transportschip tot zinken en in de middag van de volgende dag een Japanse tanker. Voorts wist de 'K 16' op 24 december een Japanse torpedobootjagertot zinken te brengen. Tenslotte werd op 10 januari' 42 in de Zuidchinese Zee een Japans vrachtschip getorpedeerd doór de '0 19'.

XCAnderzijds leden de Nederlandse onderzeeboten ook verliezen: de '0 16' ging verloren door een mijnontploffing (het is vermoedelijk een Japanse mijn geweest) - slechts één opvarende, een kwartiermeester, wist zich te redden: na niet minder dan vijf-en-dertig uur gezwommen te hebben, kwam hij op een eilandje terecht vanwaar een prauw hem op Malakka aan land zette. De 'K 16' ging verloren doordat hij, daags na zijn geslaagde aanval op de Japanse torpedobootjager, bovenwater varend

XC1 K. W. L. Bezemer: Zij" vochten op de zeven zeeën, p. 257. 77

771 [PDF]
DECEMBER' 4 I

door een Japanse onderzeeboot werd getorpedeerd, en de 'K 17' liep zo goed als zeker op een Japanse mijn. De '020', die met moeite had kunnen ontkomen aan de dieptebommen van twee Japanse torpedobootjagers, werd,. toen hij in de nacht, bovenwater varend, trachtte te ontkomen, toch ontdekt (vermoedelijk doordat de Japanners gassen hadden geroken die uit een gescheurde afvoerbuis ontsnapten) en werd na een kort ieegevecht door de commandant tot zinken gebracht. Met de zwemvesten aan kwamen de officieren en de bemanning in het water terecht. Daarna wierp de aanvallende Japanse torpedobootjager nog dieptebommen af - de commandant en zes bemanningsleden verdronken, de overige opvarenden die elkaar moed hadden ingesproken (op een gegeven moment hadden zij onder leiding van een luitenant-ter-zee het Wilhelmus gezongen), werden de volgende dag door een tweede Japanse torpedobootjager opgepikt; daar werden zij aan boord goed behandeld. En de onderzeeboten leden nog een verlies: de 'K 13', in Singapore liggend, werd zwaar beschadigd door een explosie van de.batterijen.'

XCDit waren ernstige verliezen: van de tien in december ingezette onderzeeboten waren er vijf uitgeschakeld.

XCDaar stond tegenover dat zij hunnerzijds de vijand schade hadden berokkend - trouwens, voor de bommenwerpers van de Militaire Luchtvaart en de vliegboten van de MLD gold hetzelfde. Die Nederlandse strijdkrachten hadden in totaal in de maand december' drie Japanse oorlogsbodems (twee torpedobootjagers en één mijnenveger), negen transportschepen, twee tankers en een landingsvaartuig uitgeschakeld en acht Japanse vliegboten zwaar beschadigd. Voor de Japanners betekenden deze verliezen weinig, maar zij werden in een periode waarin de Britten en Amerikanen niet van overeenkomstige successen konden berichten (de van de Baai van Manila uit ingezette Amerikaanse onderzeeboten hadden met geen van hun aanvallen succes, meestal doordat' hun torpedo's slecht functioneerden), door de publieke opinie niet alleen in Indië maar in alle landen der bondgenoten met vreugde begroet. Doordat de meeste successen door de strijdkrachten van de marine waren behaald, gingen verscheidene Amerikaanse dagbladen er toe over, de Nederlandse commandant-Zeemacht aan te duiden als 'ship-a-day Helfrich'.

XC1

772 [PDF]
PORTUGEES-TIMOR BEZET

Het werd óók als een succes beschouwd dat Portugees-Timor midden december aan een mogelijke greep der Japanners werd onttrokken.

XCDe Portugese helft van dit eiland (zie kaart XII op de pag.'s 738-739) was praktisch onverdedigd: er lag slechts een klein legertje van een paar honderd inheemsen met een kader van twintig tot dertig Portugezen en bruikbaar geschut was er niet. Bij een greep naar Portugees-Timor zouden de Japanners evenwel de beschikking krijgen over een vliegveld dat vlak bij de hoofdstad, Dilly, lag, en van daaruit zouden zij kunnen ageren tegen de verbindingslijn met Australië. De bezorgdheid aan Nederlandse kant was gestegen toen Portugal in oktober '41 Japan bij verdrag het recht had gegeven om van Palau uit een veertiendaagse vliegverbinding met Dilly te onderhouden. Nadien had van Starkenborgh in november, vooral op aanraden van generaal ter Poorten, aan de regering doen weten dat hij het nodig achtte om, zodra het tot oorlog kwam met Japan, Portugees-Timor te bezetten. De regering wees dit denkbeeld af: Portugal was van ouds een bondgenoot van Engeland en de Portugese regering zou het hoog kunnen opnemen indien Nederland of enig ander land tot de bezetting van Portugees-Timor zou overgaan. Van Starken borgh werd dienaangaande op 13 december door Gerbrandy ingelicht maar deze seinde óók dat de gouverneur-generaal 'zonder meer elke gewenste maatregel' kon nemen, 'ingeval zekerheid bestaat van onmiddellijk drei-· gend gevaar dat geen uitstel gedoogt.' 1 Op de dag waarop hij dit telegram ontving, 14 december, werd van Starkenborgh van militaire zijde ingelicht dat bij Timor een Japanse onderzeeboot was vernietigd (dit bericht was onjuist), dat een tweede Japanse onderzeeboot bij Soembawa was waargenomen en dat in Dilly meteorologische en optische instrumenten waren ingevoerd - hij concludeerde dat verder uitstel riskant was en keurde goed dat een gecombineerde strijdmacht van zeshonderd Knil- en ruim tweehonderdvijftig Australische militairen (enkele dagen eerder was op N ederlands- Timor een Australisch bataljon gearriveerd) op 17 december in Dilly aan land zou gaan; commandant van deze strijdmacht was luitenant-kolonel N. L. W. van Straten.

XCAdmiraal Helfrich had tijdig de nodige schepen naar Koepang, de hoofdplaats van Nederlands-Timor, gezonden. Daar arriveerden op de rade het pantserschip 'Soerabaja' (de vroegere 'Zeven Provinciën'), een KPM-schip en een vaartuig van de gouvernementsmarine. Laatstbedoeld schip vertrok met twee onderhandelaars naar Dilly waar de Portugese

XCI Telegram, 13 dec. 1941, van Gerbrandy aan van Starkenborgh, IC, 10585.

773 [PDF]
DECEMBER '41

gouverneur protesteerde tegen een landing van de Nederlanders en de Australiërs - tot die landing werd desondanks overgegaan; verzet werd niet geboden en de in Dilly aangetroffen bijna dertig mannelijke Japanners werden prompt geïnterneerd.'

Eind december

XC

XCUiteraard betekenden de beperkte Nederlandse successen en betekende ook de bezetting van Portugees-Timor niet dat er in de Nanjo wijziging kwam in de algemene strategische situatie: de Japanse vloot en de Japanse luchtmacht waren er oppermachtig - hoe verwoestend die luchtmacht kon optreden, bleek op 19 december toen de Chinese wijk van Pontianak, de hoofdplaats van West-Borneo, door negen Japanse vliegtuigen werd gebombardeerd en gemitrailleerd"; er vielen ca. tweehonderd doden en enkele honderden personen raakten gewond - een groot deel van de inheemse bevolking nam zijn toevlucht in nabije kampongs. Ook andere plaatsen op Borneo werden door de inheemsen verlaten. Uit Pontianak trokken ook veel Europese vrouwen en kinderen weg; nadien besloot het gouvernement de Europese vrouwen en kinderen uit heel Borneo naar Sumatra en Java over te brengen. In vliegtuigen van de Knilm die naar Pontianak werden gezonden om er artsen en verplegend personeel heen te brengen, konden sommigen een plaats krijgen (het wekte ergernis dat de echtgenoten van de resident en van de commissaris van politie tot de eersten behoorden die in een vliegtuig stapten), anderen, de meesten, werden per schip naar Palembang overgebracht.

XCEen bombardement als dat van Pontianak onderstreepte de noodzaak om ten spoedigste moderne Amerikaanse jagers naar Nederlands-Indië over te brengen, trouwens: moderne Amerikaanse bommenwerpers werden er ook bitter gemist.

XCMidden december bevonden zich in Australië 14 Amerikaanse B-17'S,'Vliegende Forten', die van Luzon waren teruggetrokken II

XC1 De Portugese regering protesteerde met kracht tegen de schending van haar neutraliteit. In januari werd een accoord bereikt in dier voege dat van Stratens strijdmacht teruggetrokken zou worden zodra het Portugese garnizoen op Oost-Timor was versterkt; die versterkingen waren nog niet gearriveerd toen de Japanners in de tweede helft van februari op Oost-Timor landden. 2 De kustwachten hadden de Japanse vliegtuigen voor eigen vliegtuigen aangezien en er was als gevolg daarvan in de stad geen luchtalarm gegeven.

774 [PDF]
KOMST V AN AMERIKAANSE BOMMENWERPERS

van die 14 waren nog bruikbaar. De commandant van de US Army Air Farces op de Philippijnen, Major-General Lewis H. Brereton, die met een van die toestellen in Australië was aangekomen, besloot na te gaan of de resterende B-1 7' s in Indië konden worden gestationeerd; hij zond een van zijn ondercommandanten, Colonel T. Eubank, naar Java en diens rapport was gunstig: op Java gebaseerd zouden de B-17'S niet ver verwijderd zijn van de raffinaderij te Palembang die vliegtuigbenzine produceerde, de vliegtuigbommen van de Militaire Luchtvaart, alle van Amerikaanse makelij, pasten in de bomrekken van de B-17'S en er was op Java een fabriek voor de vervaardiging van de zuurstof welke de hoogvliegende Amerikaanse toestellen nodig hadden. Tenslotte werd door Eubank, die van een Nederlands lestoestel uit heel Java had kunnen verkennen, ook geconstateerd dat een vliegveld bij Malang op Oost-Java zich heel wel voor gebruik door de B-17'S leende. Van die toestellen werden er op 30 december 7 naar Malang overgevlogen, 3 één dag later, het I Ide pas op 2 januari, maar dat toestel bleek niet bruikbaar. Zo waren er begin januari althans op Java 10 inzetbare B-17'S: maar een klein aantal. Bovendien waren per toestel maar één bemanning en twee mecaniciens beschikbaar en was er een groot tekort aan onderdelen.

XCBijna twee weken duurde het voordat de B-17'S hun eerste aanvalsvlucht konden ondernemen: 7 toestellen die een door de Japanners op Malakka in gebruik genomen vliegveld moesten bombarderen. Zij vertrokken op 14 januari en maakten een tussenlanding in Palembang; daar ging zoveel tijd verloren met het opladen van de bommen en het vullen van de benzinetanks dat de B-17's pas op de avond van de t yde konden vertrekken. Van de zeven toestellen raakten er twee uit koers, zodat maar vijf het Japanse vliegveld aanvielen; zij veroorzaakten er slechts geringe schade.

XCModerne Amerikaanse jagers lieten omstreeks de jaarwisseling nog op zich wachten.

XCOver de situatie die er van week tot week bedenkelijker ging uitzien, vond overleg plaats op hoog niveau.

XCOm te beginnen kwam Churchill, die midden december, van de Britse Chiefs of Staff vergezeld, per oorlogsschip de Atlantische Oceaan was overgestoken, samen met Roosevelt tot de conclusie dat de Britse en de Amerikaanse oorlogvoering (oorlogvoering zowel tegen Japan als tegen

775 [PDF]
DECEMBER' 4 r

Duitsland en Italië) nauw gecoördineerd moesten worden en zulks op alle gebieden: oorlogsproductie, transport, strategische plannen, opdrachten aan de bevelhebbers. Ter verwezenlijking van die coördinatie werd een nieuw, in Washington gevestigd lichaam in het leven geroepen, de Combined Chiefs of Staff, bestaande uit de stafchefs van het Amerikaanse leger en de Amerikaanse legerluchtmacht, de opperbevelhebber van de Amerikaanse vloot en zijn stafchef (èn van juli '42 af Roosevelts persoonlijke vertegenwoordiger, Admiral William D. Leahy) en drie vertegenwoordigers van de Britse Chiefs of Staff. Deze Combined Chiefs of Staff zouden, door een eigen bureau bijgestaan, alle beslissingen nemen die voor de oorlogvoering noodzakelijk waren, zulks volgens directieven van Roosevelt en Churchill; zouden zij geen eenstemmigheid bereiken, dan zou de betrokken zaak aan de Amerikaanse president en de Britse Prime Minister voorgelegd moeten worden. Nog voordat die Combined Chiefs of Staff formeel waren opgericht, stelde de chef van de Amerikaanse legerstaf, Marshall, eind december aan Roosevelt en Churchill voor, in het gehele Nanjo-gebied de nieuwe bondgenootschappelijke bevelsorganisatie op te richten waarover wij in dit hoofdstuk al schreven: Abda Command wij komen er in het volgende hoofdstuk op terug.

XCHier willen wij vermelden dat eerder in december, nl. op de r8de, in Singapore op initiatief van Roosevelt een nieuw Amerikaans-Brits-Nederlands-Australische conferentie was gehouden. Er werd daar besloten, er in Londen en Washington op aan te dringen, zo spoedig mogelijk belangrijke versterkingen naar Malakka te zenden (wij herinneren er aan dat de Britse Chiefs of Staff op I januari opdracht gaven, o.a. vier infanterie-divisies naar Birma en Nederlands-Indië te doen vertrekken), en voorts werd het als wenselijk gezien dat, met Rear-Admiral Glassford's uit de Philippijnen afkomstig Amerikaans eskader als kern, een groter bondgenootschappelijk eskader, een Combined Striking Force, zou worden gevormd; de deelnemers aan de conferentie te Singapore zagen het als wenselijk dat die Combined Striking Force ver benoorden de javazee zou gaan opereren teneinde de japanners te beletten in de wateren van de Indische archipel door te dringen.

XCDat laatste was geheel conform de inzichten van admiraal Helfrich, maar het plan werd niet verwezenlijkt: Brooke-Popham en de Britse vlootvoogd in Singapore, Layton, stonden gedecideerd op het standpunt dat de beschikbare Britse en Nederlandse bovenwatereenheden eerst de transporten naar Singapore moesten beschermen zodat er, wat hun betrof, van een ver benoorden de javazee opererende Combined Striking Force vele weken lang geen sprake zou zijn. Erger voor Helfrich was dat de

776 [PDF]
HELFRICH TELEURGESTELD

bevelhebber van het Amerikaans eskader, Glassford, het zo ver noordelijk opereren principieel afwees. Dat bleek Helfrich op 22 december toen Glassford, die aan boord van de 'Houston' in Soerabaja gearriveerd was, hem in Batavia bezocht. De Amerikaanse eskadercommandant deelde namelijk mee dat bijna al zijn eenheden zich bezuiden de kleine Soendaeilanden bevonden en dat hij wèl bereid was, ze benoorden die eilanden te verplaatsen, maar operaties ver benoorden de javazee, bijvoorbeeld in de Celebeszee of in de noordelijke helft van Straat Makassar (zie kaart XII op de pag.'s 738-739) waren voor hem slechts aanvaardbaar als Helfrich kon waarborgen dat de zware japanse eenheden welke in de Nanjo koersten, tijdig verkend zouden worden; die waarborg kon Helfrich niet geven. Over de situatie op 8 december zei hij later:

XC'Wat wij te verwachten hadden van de Japanse vloot, was ons op dat ogenblik niet bekend. Een enkele naam van een schip bij Indo-China was wel eens gemeld, maar wij wisten niets van de indeling en de dislocatie't

XCtoen hij met Glassford sprak, wist hij van de in de Nanjo opererende sterke japanse slagvloot niet méér af

XCDaar kwam dan nog bij dat, naar hem bleek, Glassford uit Washington de instructie had ontvangen, de Asiatic Fleet niet geconcentreerd, maar verspreid op te stellen, en dat de Amerikaan besloten had, slechts een deel van zijn eenheden naar Soerabaja te verplaatsen; daaronder waren de kruisers 'Boise' en 'Marblehead' zijn sterkste eenheid evenwel, de zware kruiser' Houston', kreeg het verre Darwin als basis. Anders gezegd: de marinestaf in Washington en Glassford persoonlijk dachten, meende Helfrich, niet offensief maar defensief. De Nederlandse vlootvoogd ging zich daar grote zorgen over maken. Hij kreeg 'de indruk', zei hij later, 'dat men reeds bij voorbaat, behalve wat betreft de onderzeeboten, 'de defensie van de archipel hopeloos vond.' 2 Dat zag hij verkeerd (de oprichting van Abda-Command zou het aantonen), maar zijn vermoeden dat de Amerikaanse marinestaf huiverig was om Amerikaanse vlooteenheden te laten opereren in gebieden waar de japanners het luchtruim beheersten, was gegrond. Hij uitte dat vermoeden ook jegens van Starkenborgh en zulks versterkte bij deze de overtuiging (een overtuiging die belangrijk versterkt was door wat zich in juli bij de afkondiging van het algemeen embargo tegen japan had afgespeeld) dat de Nederlandse

t Getuige C. E. 1. Helfrich, punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 72 I48. 2 A.v.

777 [PDF]
DECEMBER '41

regering bij de Amerikanen en de Britten veel krachtiger voor de belangen van het koninkrijk diende op te komen.

XCHelfrich op zijn beurt besefte na zijn bespreking met Glassford dat de Nederlandse vlooteenheden (de belangrijkste waren slechts' tijdelijk aan de Britten in Singapore ter beschikking gesteld) behoefte hadden aan nieuwe richtlijnen - trouwens, die waren na de Japanse aanval op het Meer van Tondano ook voor de Marineluchtvaartdienst nodig. Hij had die nieuwe richtlijnen omstreeks de jaarwisseling gereed en op Nieuwjaarsdag werden zij aan alle ,commandanten geseind.'

XCTijdwinst noemde Helfrich nu hetbelangrijksr, omdat [Amerikaanse] Pacific-vloot tot inactief gedoemd en Britse slagschepen vetloren, zodat steun eerst later verwachtbaar.' Op een bepaald ogenblik kwam er evenwel 'een grens aan te nemen risico en te accepteren verliezen' en die grens achtte hij nu bereikt - er moest dus in het algemeen minder risico genomen worden, maar 'met behoud offensiefkarakter [der operaties] en "handhaving offensieve geest.' De vliegboten van de MLD dienden, stipuleerde hij, bij voorkeur bij maanlicht aan te vallen en, deden zij dat overdag, in geen geval van minder dan 4000 meter hoogte; zij moesten zich voorts op hun basissen verspreiden en zich goed camoufleren en daar moesten ook dummy-vliegtuigen voor anker worden gelegd. De onderzeeboten (er waren, gelijk al vermeld, vijf uitgeschakeld) mochten slechts bij uitzondering in ondiepe kustwateren opereren en dienden zoveel mogelijk radiostilte te betrachten - waren de Japanners in een bepaald zeegebied sterk, dan moesten zij er overdag in beginsel stilliggen op de zeebodem. De kruisers en jagers dienden, aldus zijn nieuwe instructie, slechts 'tegen zwakke of gelijkwaardige vijand' offensief op te treden, maar een gevecht 'tegen sterkere vijand' moest, 'afhankelijk van belangrijkheid doel', niet vermeden worden - 'bij voorkeur' moest dan een nachtgevecht worden aangegaan. 'Algehele inzet van schepen en vliegtuigen geschiedt slechts', zo eindigden deze nieuwe aanwijzingen, 'indien dezerzijds incidenteel bevolen en steeds, dus ook zonder dezerzijds bevel, bij actie tegen Japanse hoofdaanval op Java' - ook na de ondergang van de 'Prince of Wales' en de 'Repulse en ook nadat tevens elders gebleken was dat de Japanners in de lucht verreweg de sterksten waren, was het denkbeeld dat de Koninklijke Marine de Indische wateren zou verlaten zonder voor het behoud van Java slag te leveren, voor Helfrich nog steeds onaanvaardbaar.

XCI Tekst in A. N. de Vos van Steenwijk: 'Schets van het marinebeleid', p.

778 [PDF]
V AN MOOK WORDT MINISTER

XCDoor het uitbreken van de oorlog met Japan was de druk op diegenen die in het Nederlands bestuursapparaat in Indië op verantwoordelijke posten stonden, belangrijk verzwaard. Verzwaard was in het bijzonder de druk op de gouverneur-generaal, zij het dat hij zich gesteund voelde door vele bekwame figuren. Geen van dezen kon hij nu missen. Dat gold vooral voor van Mook, de directeur van economische zaken, die de Indische economie sinds 10 mei '40 met scherpe visie en grote voortvarendheid aan de oorlogssituatie had aangepast, maar van Mook was in november tot minister van koloniën benoemd. Jammer! Of was er iets, aan te doen?

XCVan Mooks benoeming was voortgevloeid uit het feit dat mr. M. P. L. Steenberghe en eh. J. I. M. Welter, de twee ministers die als vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Staatspartij in augustus '39 tot het kabinet-de Geer waren toegetreden en die in september '40 en juli '41 door Gerbrandy bij de formatie van zijn eerste en tweede kabinet warén gehandhaafd, op 16 oktober '41 na een reeks conflicten met de ministerpresident hun ontslag hadden ingediend - hun was toen verzocht, hun portefeuilles te blijven beheren totdat opvolgers benoemd waren. Steenberghe was minister geweest van handel, nijverheid en scheepvaart en van landbouwen visserij (de scheepvaart was in Londen het belangrijkste onderdeel geworden van zijn ambtsbemoeienissen), Welter minister van koloniën. Het was van Kleffens geweest die Gerbrandy in overweging had gegeven, opvolgers voor de twee aftredenden niet onder de Nederlanders in Engeland of de Verenigde Staten te zoeken maar in Indië, en Gerbrandy had vervolgens in een telegram aan van Starkenborgh twee namen genoemd: die van Kerstens, de voorzitter van de Indische Katholieke Partij, en van Levelt, de regeringsgemachtigde voor algemene zaken in de Volksraad - van Starkenborgh had ontraden, Kerstens minister van koloniën te maken 1, maar hem aanbevolen als opvolger van Steenberghe. Tegen een benoeming van Levelt had van Starkenborgh te berde gebracht dat deze nimmer een zelfstandige functie had bekleed, en als candidaat

1 'Niet alleen inzake staatkundige hervormingen doch ook in andere opzichten met name sociale zaken heeft Kerstens', seinde van Starkenborgh aan Gerbrandy, 'nadruk kelijk inzichten verkondigd die van regeringsbeleid afwijken, zodat zijn benoeming zeker indruk wekken moet dat het beleid gewijzigd wordt.' (telegram, 21 okt. 1941, van van Starkenborgh aan Gerbrandy, archief min.pres., M 18 (c)).

779 [PDF]
DECEMBER '41

minister had hij toen in Levelts plaats van Mook genoemd. Gerbrandy was er van geschtokken: een voorman van de Stuw-groep minister van koloniën? Kwam Idenburg, de directeur van van Starkenborghs kabinet, niet eerder in aanmerking? Neen, had van Starkenborgh geantwoord: Idenburg was (zoals in hoofdstuk 9 vermeld) door de vriendelijkheid die hij aan de echtgenote van een overleden NSB'er had bewezen, in opspraak geraakt. In twee telegramnen had de minister-president toen uiting gegeven aan twijfel of van Mook wel achter het regeringsbeleid stond dat met betrekking tot Indië's toekomst slechts inhield dat na de oorlog een rijksconferentie zou worden gehouden - van Starkenborgh had van Mook toen laten vragen of hij dat regeringsbeleid onderschreef, van Mook had bevestigend geantwoord en vervolgens waren hij en Kerstens op 17 november '41 tot minister benoemd. De bedoeling was dat beiden met hun gezinnen. zo spoedig mogelijk via de Verenigde Staten en Portugal naar Londen zouden vliegen; daar trad Gerbrandy op als waarnemend minister van koloniën.

XCVan zijn aanbeveling van van Mook kreeg van Starkenborgh in zoverre' spoedig spijt dat hij later in november, toen de spanningen met Japan hoog opliepen, tot de conclusie kwam dat hij zijn directeur van economische zaken eigenlijk niet kon missen. Op 2 december lichtte hij Gerbrandy dienaangaande in. Toen zes dagen later de oorlog met Japan een feit was, was van Mook onmisbaarder dan ooit, ja van Starkenborgh kwam tot het inzicht dat het wenselijk was, hem te benoemen in het hoge ambt dat ook in de Wet op de Indische staatsinrichting was genoemd: luitenant-gouverneur-generaal. Indië had maar zelden een luitenant-gouverneur-generaal gekend (de laatste was een generaal van het Nederlandse leger geweest die in 1835-36 bijna een jaar lang de gouverneur-generaal had vervangen) maar waren nu de omstandigheden niet ook exceptioneel? Die vraag werd door Gerbrandyen koningin Wilhelmina bevestigend beantwoord: van Mook (op zijn persoonlijkheid komen wij in ons volgende deel terug) werd met ingang van 19 december ontslagen uit de ministersfunctie welke hij nog in het geheel niet had bekleed en met ingang van I januari '42 benoemd tot luitenant-gouverneur-generaal.

XCZes dagen later vertrok hij met een Knilm-lijnvliegtuig naar Australië: de eerste etappe op een reis naar Washington. Conform van Starkenborghs denkbeelden wilde hij dáár, in het centrum van de Geallieerde oorlogvoering, met kracht gaan bepleiten dat Indië's hardnekkige verdediging als een wezenlijk onderdeel van die oorlogvoering zou worden

780 [PDF]
DE EUROPESE PUBLIEKE OPINIE

XCBij de Europese publieke opinie ging het uitbreken van de oorlog met Japan in zoverre met een zeker gevoel van opluchting gepaard dat zij die het niet uitgesloten hadden geacht dat Nederlands-Indië het ooit zonder Britse en Amerikaanse steun tegen Japan zou moeten opnemen, op 8 december wisten dat Indië machtige bondgenoten had. Er was groot zelfvertrouwen en dat werd, doordat de Japanners in december nergens in de archipel aan land waren gegaan (behoudens dan op Brits-Borneo), niet aangetast door berichten waaruit bleek dat het Knil zich had moeten terugtrekken - eerder werd het zelfvertrouwen versterkt door de communiqués inzake de successen welke de Nederlandse onderzeeboten en vliegtuigen hadden weten te boeken. Ook werden in die eerste oorlogsmaand wel verscheidene militaire steunpunten in de Buitengewesten alsook enkele plaatsen door de Japanners gebombardeerd doch er was er slechts één, Pontianak, waar veel slachtoffers waren gevallen, en dat laatste drong elders slechts tot sommigen door. Vele Europeanen zagen dan ook nog geen aanleiding om de laatdunkendheid waarmee zij over de Japanse militairen plachten te praten, te laten varen; zij hadden goede verwachtingen van wat het Knil zou kunnen presteren - de Europese pers gaf er hoog van op. 'Het leger is klaar om uit te rukken', schreef bijvoorbeeld het Nieuws van de Dag eind december,

XC'het kan de vijand iedere dag te lijf gaan. Wat nog te doen staat, is perfectionering van het bereikte ... Het vertrouwen is er dat de organisatie, als zij wordt beproefd in de praktijk, goed zal werken. Zulke dingen merkt men bij een bezoek aan diverse troependelen: zij vormen de barometer van de geest in het leger. De naald wijst een hoog cijfer aan!' I

XCEven stimulerend sprak generaal ter Poorten, de legercommandant: aan zijn twijfel ofhet Knil tegen de Japanners opgewassen zou zijn, kon hij moeilijk in het openbaar uiting geven, wel meende hij dat het op zijn weg lag, op een volledige inzet aan te dringen. 'Het is', zei hij op 22 december in een radiotoespraak voor de Nirom, 'beter, staande te sterven dan knielende te leven.' 2

XCI Nieuws van de Dag, 27 dec. 1941, aangehaald in Persoverzicht, p. 1243-44. 2 Aangehaald in A. G. Vromans: 'De staatsmobilisatie van Nederlands-Indië', 'p.

781 [PDF]
DECEMBER' 4 I

XCZulk een pathetische uitspraak lag van Starkenborgh niet: daar was hij te nuchter voor en ook, na die eerste drie weken oorlog, te bezorgd. Generaal van Oyen had hem persoonlijk kunnen meedelen dat in Pearl Harbor alleacht slagschepen van de Pacific Fleet tot zinken gebracht dan wel zwaar beschadigd waren, de 'Prince of Wales' en de 'Repulse' waren verloren gegaan, van de Russen die Moskou ternauwernood hadden kunnen behouden, had Japan kennelijk voorlopig niets te duchten en de conclusie die hij uit dat alles trok (en die hij op 20 december in een telegram aan de regering kenbaar maakte), was,

XC'dat Japan aanvankelijke successen in Malakka en Luzon verder zalontwikkelen. Indien daarheen geen voortdurende stroom van Geallieerde versterking van personeel en materiaal gezonden wordt en Japan doorgaat, uit nabije bronnen beide ondernemingen energiek te voeden, is uiteindelijke slijting van de weerstand te vrezen.'

XCHij wees in zijn telegram voorts op de Japanse propaganda waarin aan de Indonesiërs een gouden toekomst werd beloofd: kennelijk trachtten de Japanners die Indonesiërs als bondgenoten te winnen. 'Kracht wordt gezocht', vervolgde hij,

XC'in tegenpropaganda en binden van inheemse groepen aan de regering, evenwel zonder politieke concessies ... Indien bovenstaande inderdaad Japanse tactiek, voorzie ik een bedenkelijke situatie. Weinig vertrouwen kan gesteld worden in de vastheid van het karakter der inheemsen, ofschoon zij vooralsnog loyaal zijn en anti-Japans."

XCOver zUn beleidjegens de nationalisten onder die inheemsen (wij komen daar nog op terug en dan ook op zijn telegram van 20 december) zweeg hij, toen hij op Oudejaarsavond voor de Nirom een toespraak hield die als bemoedigend bedoeld was.' Gestreden werd, zei hij, 'voor deze Indische gemeenschap, gezegend in het heden, en voor haar nog schonere toekomst'; hij prees de weermacht ('moed, orde en parate geoefendheid onderscheiden haar'), bracht hulde aan de koopvaardij, uitte zich 'met warme erkentelijkheid' over de 'bijstand die alom geboden wordt', maar roerde ook het onderwerp aan dat voor zijn luisteraars het veruit belangrijkste was, nl. het oorlogsperspectief:

XCt Telegram, 20 dec. 1941, van van Starkenborgh aan de regering, IC, 10551. 2 Tekst in Persoverzicht, 1941, p.

782 [PDF]
VAN STARKENBORGHS BELEID

XC'De vraag is thans: wat brengt de toekomst? Niemand heeft daarvan wetenschap doch gaarne zou ik u het vertrouwen schenken waardoor ik zelf gedragen word: dat de staten, die het moederland en ons belagen, hoe machtig ook hun wapentuig, hoe fel hun aanvalskracht en hardvochtig hun krijgsmethoden, gedoemd zijn de nederlaag te lijden. Politieke en strategische aspecten en de stand der vraagstukken van grondstoffen en productie, zij wijzen onmiskenbaar naar dezelfde richting, naar het overwicht dat zich vestigt aan de zijde van ons en onze bondgenoten. Zonder rhetoriek of breed betoog maar in de eenvoud die het meest doeltreffend aan een oprechte overtuiging uiting geeft, wil ik U zeggen dat het voor mij zeker is dat aan het einde onze zege ligt'

XCafkerig als hij was van het wekken van valse verwachtingen, zei hij niet dat het óók zijn oprechte overtuiging was dat Nederlands-Indië behouden kon blijven.

XC

783 [PDF]

Hoofdstuk 14: 'Abda-Command'

XC

XCDe oprichting van Abda-Command I, de gemeenschappelijke bevelsorganisatie van Amerikanen, Britten, Nederlanders (Dutch) en Australiërs met één opperbevelhebber aan het hoofd, was, gelijk al vermeld, een denkbeeld dat generaal Marshall aan Roosevelt en Churchill had voorgelegd, maar hij was niet de eerste geweest die op die oprichting had aangedrongen. Dat was al geschied van Singapore uit, waar, zoals weergegeven, Amerikaanse, Britse, Nederlandse en Australische hoge militairen op 20 december opnieuw bijeengekomen waren. In de geheime besprekingen die daar en in Bandoeng eerder in '41 hadden plaatsgevonden, waren plannen uitgewerkt, hoe men op de mogelijk geachte Japanse offensieven zou reageren - nu waren die offensieven een feit en nu besefte men dat er behoefte was aan een eenhoofdige leiding. Lieutenant-Colonel Francis G. Brink, die in Singapore de Amerikaanse legerstaf vertegenwoordigd' had, seinde op de z r ste naar Washington dat er bestond

XC'an immediate need fOY one supyeme head over a combined Allied staff foy detailed coordination of USA, British, Australian and Dutch measures for movements to their designated locations, institution and maintenance of air and sea lines of communication and the strategic direction of all operations in Pacific area.' •

XCBrink voegde daaraan toe dat Bandoeng hem de logische plaats leek voor de vestiging van het door hem bepleite hoofdkwartier en dat de 'unofficial opinion' van de overige deelnemers aan de conferentie in Singapore was, dat' a USA commander acquainted with the Pacific area would not only be acceptable but desirable.' 2 Deze denkbeelden wezen in de goede richting, zij het dat Roosevelt en Churchill meenden dat de 'strategic direction of all operations in PacificofPlanning for Coalition Warfare 1941-1942 (1953), p. 87 (verder aan te halen als: Matloff en Snell:

I Enkele passages van deze inleidende paragraaf komen al voor in de paragraaf van hoofdstuk 5, deel o, 2 Telegram, 21 dec. 1941, van F. G. Brink aan G. C. Marshall, aangehaald in M. Matloff en E. M. Snell:

784 [PDF]
ÉÉN BEVELSORGANISATIE

area' bij de Combined Chiefs oj Staff moest blijven berusten; zij en de Combined Chiefs zelf (in dit geval aan Engelse kant dus de stafchefs persoonlijk, niet hun vertegenwoordigers) zagen het instellen van een opperbevel in het gehele gebied van Australië tot Birma als urgent. Wat de persoon van de opperbevelhebber betrof, wenste Churchill een Amerikaan, maar Roosevelt die eerst ook aan een Amerikaan gedacht had (MacArthur), zei onder pressie van zijn stafchefs dat voor hem slechts een Engelsman aanvaardbaar was; de Britse stafchefs, voorziende dat die opperbevelhebber zware nederlagen zou moeten incasseren, protesteerden, maar Roosevelt kreeg zijn zin en op 28 december werd besloten dat in Soerabaja een nieuwe bevelsorganisatie gevormd zou worden: Abda Command, met de Britse opperbevelhebber in Brits-Indië, Genera! Sir Archibald Wavell, aan het hoofd; zijn plaatsvervanger zou een Amerikaan worden, een luchtmacht-officier (heel begrijpelijk: veel zou van de luchtmachten afhangen), Lieutenant-Genera! George H. Brett.

XCEr moest voor Wavell een directief opgesteld worden; de Britse stafchefs schreven er het concept voor dat vrijwelongewijzigd aanvaard werd. Bet hield o.m. in dat de nieuwe opperbevelhebber zich, ter voorbereiding van een groot offensief tegen Japan, moest handhaven in 'the Ma!ay barrier' (de zone van Noord-Sumatra tot Nieuw-Guinea en N oordAustralië), dat hij zoveel mogelijk ten noorden van die zone moest opereren, dat hij Birma en Australië diende te behouden en dat hij via Nederlands-Indië een nieuwe verbinding moest leggen met de Amerikanen op Bataan. Er waren dus eigenlijk drie gebieden, elk met hun eigen urgente militaire problemen, waaraan Wavell aandacht moest besteden: Birma, de Indische archipel met omgeving (met inbegrip van Malakka, Singapore en de Philippijnen), en Australië, en wij zijn dan ook geneigd, bij Wavells eerste reactie, toen hij van zij n benoeming vernam: 'that he had heard oj men being asked to hold the baby, but this was twins' 1, op te merken dat hij ook van 'een drieling' had kunnen spreken." Lieutenant-Genera! Sir Alan Brooke, die in november tot stafchef van het Britse leger benoemd was (Chief of the Imperia! General Staff, zoals de officiële benaming luidde), noemde het plan om Abda-Command op te richten, in particuliere gesprekken 'wild and half-baked'?J.had. (john Connell: Wauell. Supreme Commander 1941-1943 (1969), p. 71). 3 Gwyer:

1 M. A. Gwyer: dl. III, eerste helft (1964), p. 379 (verder aan te halen als Gwyer: 2 Later zei Wavell zelf dat hij van' gesproken

785 [PDF]
'ABDA-CüMMAND'

Uitgebreide bevoegdheden kreeg Wavell niet: op eigen gezag mocht hij niet landstrijdkrachten van het ene gebied naar het andere verplaatsen, niet 'nationale' bevelhebbers afzetten, niet ingrijpen in de tactische organisatie en de dispositie van de 'nationale' strijdkrachten en niet hun voorraden in beslag nemen - de zeestrijdkrachten mocht hij wèl op eigen gezag verplaatsen, d.w.z. zonder dat hij de Combined Chiefs of Staff,tele grafisch om verlof vroeg.

XCEr waren aan Wavells directief enkele bijlagen toegevoegd. Annexe II I gaf (in de vorm waarin zij naar Londen getelegrafeerd werd) het volgende beeld van de gezagsverhoudingen tussen Wavell, de Combined Chiefs of Staff en Roosevelt / Churchill:

XC'1. On all important military matters, not within the jurisdiction of Supreme Com mander of Abda-area, US Chief: of Staff and representatives in Washington of British Chiefs of Staff will constitute agency for developing and submitting recommendations for decisions by President of us and by British Prime Minister ... Among chief matters on which decisions will be required are:

XC(a) Provision oj reinforcements.

XC(b) Major change in policy.

XC(c) Departures from Supreme Commander's Directive.

XC2. This agency will function as follows:

XC(a) Any proposals coming either [rom Supreme Commander or from any of the Abda-Governments will be transmitted to Chiefs of Staff Committee both in Washington and in London.

XC(b) The Chiefs of Staff Committee in London will immediately telegraph to their representatives in Washington to say whether or not they will be telegraphinJ{. any opinion.

XC(c) On receipt of ihese opinions the USA Chiefs of Staff and representatives in Washington of British Chiefs of Staff will develop and submit their recommendations to President and by telegraphing to Prime Minister ... Prime Minister will then inform the President whether he is in agreement with these recommendations.

XC3. Since London hasmachinery forconsulting Dominion Governments, and since Dutch Government is in London, the British Government will be responsible for obtaining their views and agreeY/{ent and for including these in the final telegrams to Washington,

XC4. Agreement having been reached between President and Prime Minister ... the orders to Supreme Commander will be despatched from Washington in the name oj both of them.'

XCDit belangrijke stuk was aanvankelijk aan de Nederlandse regering niet bekend, Van Kleffens en gouverneur-generaal van Starkenborgh

XC1 Tekst: Bijlage &j Ministerraad: Notulen, 6 januari

786 [PDF]
HET DIRECTIEF VOOR WAVELL

vernamen echter wèl op 3.0 december van de gezant te Washington, dr. Loudon, dat Roosevelt en Churchill het er over eens waren geworden dat Abda-Command zou worden opgericht, dat Wavell, die zich in Soerabaja zou vestigen, opperbevelhebber zou worden en dat deze zijn orders zou ontvangen 'van een daartoe aan te wijzen passend gezamenlijk lichaam te Washington dat verantwoordelijk zal zijn aan Churchill en aan Roosevelt.' 1 'Regeling lijkt ons in beginsel stap in goede richting', liet Gerbrandy nog diezelfde dag aan van Starkenborgh seinen? - nu, deze dacht er anders over. Sinds het uitbreken van de oorlog in de Pacific was hij er zich zorgen over gaan maken of de afloop van die oorlog, waarin Nederland kennelijk slechts een ondergeschikte rol zou spelen, er niet toe zou leiden dat het Nederlands gezag in de archipel zou worden aangetast - aangetast door Engeland en Amerika die, naar hij vreesde, gevoelig zouden zijn voor de leuze van zelfbeschikking die met toenemende duidelijkheid verkondigd was door de Indonesische nationalisten. Op 26 december had hij in een telegram aan Gerbrandy dan ook betoogd dat Nederland Nederlands-Indië tot het uiterste moest verdedigen mede teneinde de naoorlogse zeggenschap over Indië volledig te behouden. Hij zag het als

XC'een reëel gevaar dat Indië, indien prijsgegeven en door Engeland en Amerika heroverd, niet zonder voorwaarden tot het koninkrijk zou terugkeren. Indische nationalistische groepen en leiders waarvan buitenland betekenis zou overschatten, zouden tegen eenmaal verdreven Nederlands gezag een leuze van zelfbeschikking aanheffen, d.aarvoor echo vindend bij met toestanden onbekende Engelse en Amerikaanse idealistische wereldbouwers alsmede practische imperialisten die [de] strategische [en] politiek-economische betekenis dezer gewesten voor toekomst begrijpen en liever dan ongeschonden herstel van Nederlandse souvereiniteit mogelijkheid inmenging geopend zien zodat beperking onzer zeggenschap, wellicht internationaalregime, aan orde zou komen."

XCGerbrandy's eerste reactie (30 december) op de voor Abda-Command te treffen regeling ('stap in goede richting') verschilde van de eerste reactie van van Starkenborgh; deze seinde op dre 3rste naar Londen: 'In beginsel ben ik bereid in te stemmen met. één commando. De nadruk moet echter gelegd worden op a. allen meedoen op gelijke voet, b. over de grotevan Starkenborgh (ARA, MK, M 135,010221). 'Telegram, 26 dec. van van Starkenborgh aan Gerbrandy (DBPN, C, dl. IV, p.

1 Telegram, 30 december 1941, van A. Loudon aan van Kleffens en van Starkenborgh C, dl. IV, p. IIS"':16). 2 Telegram, 30 december 1941, van Gerbrandy aan

787 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

lijnen van het strategisch plan van actie moet overeenstemming bestaan.' 1 De regering reageerde daar niet op en dat kwam van Starkenborgh hoogst kortzichtig voor: nu gebeurde wat hij had gevreesd, en niet na afloop van de oorlog in de Pacific maar al bij het begin! Op 2 januari '42 zond hij Gerbrandy een uitvoerig telegram? waar o.m. in stond:

XC'Verantwoordelijkheid van lichaam' aan Churchill en Roosevelt, waardoor zij uiteindelijke zeggenschap en lichaam slechts adviescollege, verwerpelijk. Immers wij ook in eigen gebied alsdan gesteld niet alleen onder Brits-Amerikaanse technisch-militaire [en] maritieme bevelvoering maar bovendien onder politiekstrategische in feite vooral politieke leiding van twee buitenlandse regeringshoofden, hetwelk

XCa. in strijd met status zelfstandige mogendheid;

XCb. bedenkelijk daar grote mogendheden, zoals meermalen betoogd, naast evenwijdige ook andere oogmerken dan wij en wij dus aan hun politiek ondergeschikt worden waarbij ons belang incidenteel en zonder onze zeggenschap zal behartigd voorzover passend in Brits-Amerikaanse grote-mogendheidpolitiek;

XCc. gevaarlijk als precedent voor later ook in vrede;

XCd. ontmoedigend voor openbare mening die ... begrijpen zal wij van elke leiding uitgeschakeld .

XC. . . Indien voorstel [tot bevelsregeling voor Abda-Command ] ons tenslotte wordt opgedrongen, van belang zulks niet zonder ons sterke verzet.'

XCGerbrandy ontving dit telegram op 3 januari - de datum waarop van Starkenborghs vrees al in zoverre bewaarheid werd dat de Nederlandse regering's avonds via de nieuwsagentschappen vernemen moest dat, aldus een officiële bekendmaking in Washington, de regeringen van de Verenigde Staten en Engeland 'with the concurrence of the -Netherlands Government and the Dominion Governments concerned' besloten hadden, Abda-Command op te richten: Inderdaad, de regeringen van Australië en Nieuw-Zeeland, door de Britse geraadpleegd, hadden hun principiële goedkeuring gegeven, maar de Nederlandse niet! Gerbrandyen zijn ambtgenoten waren diep gegriefd - besloten werd dat Gerbrandy persoonlijk tegen de ondervonden behandeling zou gaan protesteren bij Eden, de Britse minister van buitenlandse zaken, en bij de Amerikaanse gezant bij de Nederlandse regering, Anthony Drexel ..Biddle, en dat van Kleffens naar Washington zou vertrekken om er aan te dringen op wijziging van Annexe II

XCI A.v., JI dec. 1941 (ARA, MK, M 135,010221). 2 Telegram, 2 jan. 1942, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (DBPN, C, dl. IV, p. 138-40). 'D.w.z.: het lichaam dat

788 [PDF]
NEDERLANDSE BEZWAREN

XCHoe wilde de regering het stuk dan gewijzigd zien? Zij wenste dat uit de nieuwe Annexe zou blijken dat de tot Wavell te richten nadere aanwijzingen ook namens de Nederlandse regering gegeven zouden zijn, dat zij (in de persoon van de minister van marine, admiraal Furstner) door de Britse Chiefs of Staff geraadpleegd zou worden telkens wanneer dat nodig was, en dat die Chiefs of Staff hun' opinion' niet alleen aan hun eigen maar ook aan Nederlandse vertegenwoordigers in Washington zouden telegraferen.

XCDie wensen, naar Washington doorgegeven, werden daar in eerste instantie aan Churchill en de Britse Chiefs oj Staff voorgelegd. Churchill, die inmiddels vergeefs gepoogd had, van Kleffens' reis naar Washington te voorkomen 1, placht geen belangrijke beslissing te nemen zonder goedkeuring van zijn War Cabinet, maar om voor al die beslissingen, voorzover zij de oorlog tegen Japan betroffen, ook de goedkeuring te vragen van de Nederlandse regering alsook van de regeringen van Australië en Nieuw-Zeeland (die hadden bij nader inzien beide geëist, de Australische uitgesproken bruusk, dat zij vertegenwoordigd zouden zijn op het niveau waar de beslissingen zouden vallen), ging hem te ver. De Britse Chiefs of Staff voelden daar al evenmin voor; zij hadden op tal van punten met hun Amerikaanse collega's overhoop gelegen en nu uiteindelijk overeenstemming bereikt was, zagen zij er tegen op, de stemming te bederven door op wijziging van gemaakte afspraken aan te dringen. Major-General Sir Hastings Ismay, Churchills verbindingsman met de Britse stafchefs die in Londen gebleven was, werd dienaangaande door een ondergeschikte van Washington uit aldus ingelicht:

XC'(The Americans) are not accustomed to process whereby views of two or three or more Governments have to be obtained and exchanges and adjustments made to meet them. They regard this as a time-wasting procedure ...

XCReason for trying to step down Dutch visit to Washington and reluctance to bring Dominions into joint collaboration here was that we are just holding our own with British-American discussions. Collaboration with third or more parties would at this stage cause confusion and we would slip back into chaos,'?hij vervolgens in Washington wist te bereiken, komt later in dit hoofdstuk ter sprake. 2 Telegram, aangehaald in Gwyer: Grand Strategy,

I Van Kleffens verliet Londen op 10 januari, trachtte eerst uit Schotland naar Amerika te vliegen, zat daar bijna twee weken vast als gevolg van de weersomstandigheden, keerde toen naar Londen terug en vloog naar Lissabon vanwaar een Amerikaans passagierstoestel hem naar New York bracht; hij arriveerde daar op 27 januari. Wat

789 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

XCIntussen beseften Roosevelt en Churchill wel dat zij iets moesten doen om aan de bezwaren van de regeringen van Nederland, Australië en Nieuw-Zeeland tegemoet te komen (voor het gebeurde met de aankondiging inzake de oprichting van Abda-Command werden door Churchill mede namens Roosevelt verontschuldigingen aangeboden): zij besloten (Churchill was toen weer in Engeland teruggekeerd) twee Pacific War Councils op te richten: de ene onder voorzitterschap van Roosevelt in Washington, de andere onder voorzitterschap van Churchill in Londen. In Washington zouden dan alle betrokken regeringen, met inbegrip van die van China, door ambassadeurs of gezanten vertegenwoordigd kunnen zijn en aan de besprekingen in Londen zouden Nederlandse ministers en de High Commissioners van Australië en Nieuw-Zeeland kunnen deelnemen. Veel meer dan een wassen neus was dat alles niet, want in die Councils zouden beslissingen die al genomen waren, slechts ter discussie gesteld worden en dat zij als gevolg van die discussie gewijzigd zouden worden, leek onwaarschijnlijk. Gerbrandy had het er moeilijk mee. Kerstens, pas uit Indië aangekomen, betoogde (geheel in overeenstemming met van Starkenborghs onmiddellijke reactie) dat daar een storm van verontwaardiging zou opsteken indien men wist dat beslissingen waar de toekomst van Indië van afhing, genomen zouden worden buiten aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de Nederlandse regering - op 16 januari (de Japanners waren op Tarakan en in het noorden van Celebes geland) deelde Gerbrandy in de ministerraad mee dat bij hem de gedachte gerezen was, 'zich geheel te willen losmaken van het reeds eerder behandelde Annexe II De oorspronkelijke opzet', zei Gerbrandy, 'was verkeerd; Nederland moet full partner zijn, anders gevoelt men de eonsequenties van verkeerde regelingen bij de opzet op ieder punt.' Michiels van Verduynen, de Nederlandse gezant te Londen die eind december '41 als minister zonder portefeuille in het kabinet was opgenomen, wees hem er toen op dat hij op 3 januari in wezen met Annexe II accoord was gegaan. I Vier dagen later herhaalde Gerbrandy zijn standpunt. Hij noemde het 'absoluut; het gaat om het Nederlands prestige; elk toegeven zal zich in de eonsequenties wreken, ook bij latere vredesonderhandelingen. De Nederlandse souvereiniteitsrechten moeten wij blijvend doen gelden.' Michiels was het met die eisen eens, 'maar in de vorm waarin deze gesteld worden, bepleit hij grote voorzichtigheid; mèt de minister van sociale zaken' (dr. J. van den Tempel) 'acht hij bij

I Ministerraad: Notulen, 16 jan. 1942.

790 [PDF]
NE'DERLANDSE BEZWAREN

onderhandelingen over kwesties als deze 'onaanvaardbaar' een gevaarlijk woord."

XCZo was het - en Gerbrandy had zich de handen gebonden doordat hij op 4 januari, toen hij zijn verontwaardigd protest aan Eden kenbaar gemaakt had, deze had' assured that Netherlands Government will not allow what has happened to interfere with their loyal collaboration.' 2 Londen kwam de Pacific War Council voor het eerst op Ia februari bijeen (Balikpapan, het vliegveld van Kendari en Ambon waren gevallen en de Japanners vochten al op het eiland Singapore), en in Washington vond de eerste vergadering van de daar in het leven geroepen Pacific War Council pas op I april plaats, ruim drie weken na de capitulatie van Kalidjati.

XCVoordat Wavell op Java aankwam, arriveerde daar een van de hoogste Amerikaanse bevelhebbers in het Na/ljo-gebied: de commandant van de Amerikaanse Asiatic Fleet, Admiral Hart. Hij had, gelijk al vermeld, van de Philippijnen uit al zijn bovenwatereenheden zuidwaarts gezonden maar was zelf in Manila gebleven. Later in december besloot hij zijn bovenwatereenheden te volgen; de bedoeling was dat hij en zijn staf in de twee laatste Catalina-vliegboten die zich nog bij Manila bevonden, naar Java zouden vliegen maar beide vliegtuigen werden door de Japanners in brand geschoten. Hart vertrok toen in een Amerikaanse onderzeeboot en deze viel op I januari Soerabaja binnen. De Amerikaan wilde onmiddellijk doorreizen naar Darwin dat hij kennelijk als het belangrijkste steunpunt zag voor de operaties van de Asiatic Fleet, maar Helfrich vroeg Glassford, de commandant van Harts eskader, zulks aan Hart te ontraden ('ik kon hem voorspellen', zei Helfrich later, 'dat er in Darwin niets was'3) en hem voor te stellen eerst eens de marinehaven en het Marine-etablissement van Soerabaja in ogenschouw te nemen: konden daar niet veel méér Amerikaanse eenheden gebaseerd worden dan de marinestaf in Washington meende? Hart inspecteerde op 2 januari de79

I A.v., 20 jan. I942. 2 Telegram, 4 januari I942, van Eden aan Churchill (bijlage bij a.v., 6 jan. I942). 'Getuige C. E. L. Helfrich, punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 72206.

791 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

haven en het etablissement, stapte's avonds in de nachtexpres naar Batavia en werd daar de volgende dag afgehaald door Helfrich die hem onmiddellijk meenam naar van Starkenborgh bij wie zich van Mook bevond. Inderdaad, Hart bleek bereid, Soerabaja als voornaamste basis van de Asiatic Fleet te aanvaarden, ook voor de onderzeeboten die uit de Philippijnse wateren teruggetrokken zouden worden, maar hij liet zich over het oorlogsperspectief uitgesproken pessimistisch uit. In dit eerste gesprek maakte hij de indruk dat hij, aldus later Helfrich, 'de verdediging van Indië een verloren zaak achtte. Volgens hem stond de terugtocht naar Australië voor de deur.' Wat Helfrich bepleitte: opereren tegen de Japanners ver benoorden de Javazee, achtte hij, aldus weer Helfrich, 'tactisch en technisch onuitvoerbaar wegens gebrek aan luchtbescherming boven de schepen en onvoldoende bescherming tegen onderzeeboten' I, anders gezegd: Hart onderschreef het standpunt dat Glassford al eerder had vertolkt. Zou hij het willen heroverwegen? Helfrich twijfelde er aan en zo ook van Starkenborgh. 'Op mij en anderen heeft admiraal Hart', seinde deze laatste,

XC'een indruk gemaakt van weinig voortvarendheid en belangstelling. Hij is vijfen-zestig jaar en enigszins uitgeblust. Er wordt gehoopt dat dit in de praktijk zal meevallen. Ik heb gezant Washington op de hoogte gebracht'.'

XCDit eerste contact met Hart wekte bij Helfrich, van Starkenborgh en van Mook bezorgdheid, maar zij wisten toen al dat niet Hart het in Abda-Command voot het zeggen zou krijgen maar Wavei!. De veronderstelling lag voor de hand dat deze voor alle vloot-, leger- en luchtstrijdkrachten ondercommandanten zou krijgen en werd Helfrich onder Waveil bevelhebber van alle bondgenootschappelijke zeestrijdkrachten, dan zou hij' het zijn die leiding zou geven aan de strijd tegen de Japanse vloot, en niet Hart.

XCSir Archibald Wavell, de opperbevelhebber van Abda-Command, was een bekwame strateeg en een goede legeraanvoerder. Hij was zeven-envijftig jaar. Hij had op jeugdige leeftijd meegevochten in de Boerenoor79

1 A.V. 'Telegram, 9 jan. 1942, van van Starkenborgh aan de regering (IC, 11037).

792 [PDF]
WAVELL

log, had zijn militaire loopbaan in de Eerste Wereldoorlog op eervolle wijze voortgezet (hij had toen bij Ieperen een oog verloren), was nadien opperofficier geworden en had eind '40 de Italianen in Libye een zware nederlaag toegebracht. In de lente van '41 had Rommels Afrika-Korps hem evenwel uit Libye verdreven en hij had zich ook op het Griekse vasteland en op Kreta niet kunnen handhaven tegen de Wehrmacht. Churchill had hem in juli als Brits opperbevelhebber in het MiddenOosten vervangen - hij had toen de weinig spectaculaire positie gekregen van opperbevelhebber in Brits-Indië. Hij had pech gehad: hij had zijn militaire gaven moeten ontplooien in een tijd waarin Engeland zijn achterstand op bewapeningsgebied 'nog niet had ingehaald.

XCEen vechtjas was hij niet (hij was cultureel zeer ontwikkeld en zijn hart trok eigenlijk niet naar het militair bedrijf) maar hij verstond. zijn vak. Hij was een man van weinig woorden, volstrekt onverstoorbaar, een goed luisteraar (hij bezat de merkwaardige eigenschap om tegelijk te kunnen luisteren naar twee officieren die over geheel verschillende zaken rapport uitbrachten ') en hij had het vermogen om een gecompliceerde situatie snel te overzien en weloverwogen beslissingen te nemen.

XCAls opperbevelhebber in Brits-Indië was hij slechts verantwoordelijk geweest voor de defensie van deze grootste Britse kolonie maar daags voor het uitbreken van de oorlog in de Pacific was ook de verdediging van Birma aan hem opgedragen. Later in december had hij samen met de al genoemde opperofficier van de Amerikaanse legerluchtmacht, Lieu tenant-General Brett, een bezoek gebracht aan Tsjoengking waar de besprekingen met Tsjiang Kai-sjek niets hadden opgeleverd. Hij was weer op zijn standplaats in Brits-Indië teruggekeerd toen hem begin januari '42 het bericht bereikte dat hij benoemd was tot opperbevelhebber van Abda-Command en zich naar Java moest begeven.

XCBegin januari werd in Washington tevens bepaald hoe Wavells staf zou zijn samengesteld; Nederland, Australië en Nieuw-Zeeland waren daar niet bij geraadpleegd. Plaatsvervangend opperbevelhebber werd de Amerikaan Brett, chef-staf de Britse Lieutenant-General Sir Henry Pownall, die ook in Brits-Indië Wavells chef-staf was geweest, en tot bevelhebbers van de land-, lucht- en zeestrijdkrachten van Abda-Com mand werden een Nederlauder en twee Amerikanen benoemd, resp. ter Poorten, Major-General Brereton (de man die uit Australië de eerste

I Die eigenschap had hij als jong officier in Brits-Indië ontwikkeld waar hem gebleken was dat hij van twee leraren tegelijk les kon krijgen in twee inheemse talen.

793 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

B-17'S naar Java had gezonden)' - en admiraal Hart. Erger nog: ook voor Hart moest een chef-staf worden benoemd en dat werd niet Helfrich maar Laytons chef-staf, Rear-Admiral A. F: E. Palliser, die kort tevoren in Batavia was aangekomen waarheen Layton (die spoedig een andere opdracht kreeg) zijn hoofdkwartier had verplaatst.' Dit alles kwam er op neer dat aan de top van Abda-Command ter Poorten de enige Nederlander was die een verantwoordelîjke functie had, maar die functie zou, zoals te voorzien viel, in de praktijk Weinig betekenen, alleen al daarom omdat van gecombineerde operaties van de geografisch ver van elkaar gescheiden landstrijdkrachten geen sprake zou zijn. Vooreerst waren voor Indië. de operaties in de lucht en ter zee de belangrijkste en ten aanzien van al dezewas Nederland uitgeschakeld. Uitgeschakeld was óók admiraal Helfrich: hij had niets gewonnen en was, doordat hij nu Harts aanwijzingen moest volgen, de leiding over zijn schepen kwijtgeraakt; 'ik had het gevoel', zei hij ons in '61, 'dat ik volledig uitgerangeerd was."

XCDe admiraal gaf de moed niet op: misschien kon hij, na bij Glassford en Hart niets bereikt te hebben, wèl iets bereiken bij de man die de door Abda-Command toe tè passen strategie moest bepalen: Wavell.

XCWat zou de formele verhouding zijn tussen Wavell, de opperbevelhebber van Abda-Command, en van Starkenborgh die als gouverneur-generaal tevens opperbevelhebber was van alle Nederlandse strijdkrachten in Indië?

XCGerbrandy zag dat als een vrij simpele zaak: hij maakte een scheiding tussen van Starkenborghs twee functies en berichtte deze op 4 januari dat hij als opperbevelhebber aan Wavell ondergeschikt zou zijn, niet als gouverneur-generaal. Van.Starkenborgh had daar bezwaar tegen; natuurlijk begreep hij wel dat Wavell op militair gebied in feite de hoogste autoriteit zou zijn, maar een formele (en dus wellicht ook publieke) erkenning van die ondergeschiktheid wees hij af Hij had daar vier bezwaren tegen die hij in een telegram aan Gerbrandy aldus weergaf:

I Brereton werd eind januari door een Brit vervangen: Richard Peirse. 2 Layton kreeg op 16 januari opdracht van de Britse om naar Ceylon te gaan teneinde daar voorbereidingen te treffen voor een nieuwe opbouw van de Britse nieuwe zware eenheden zouden naar Ceylon onderweg gaan; zij werden ·er in maart verwacht. 3 C. E. L. Helfrich, 30 okt. 1961.

794 [PDF]
VAN STARKENBORGH EN WAVELL

XC'Primo. eigenaardige Indische maatschappij zou elke uitdrukkelijke ondergeschiktheid van de persoon van de Landvoogd aan andere hier te lande gevestigde gezagdrager, vooral indien dit een buitenlander is, gezag ernstig schaden.

XCSecundo. Bevoegdheden als opperbevelhebber en als gouverneur-generaal vloeien veelal samen, zodat toch geen duidelijke situatie verkrijgbaar IS, door poging tot formele scheiding en debat met Wavell over de grenslijn onwenselijk.

XCTertio. Formele ondergeschiktheid zou betekenen dat WavelIs orders via mij naar de commandant-zeemacht en -leger zouden lopen, hetgeen onpraktisch en vertragend

XCQuarto. Noodzakelijke handhavingvan positie van hoogste in rang ZÇlU moeilijker worden.' I

XCGerbrandy gaf zich gewonnen: er kwam géén regeling voor de formele verhouding tussen Wavell en van Stárkenborgh; die twee zouden de afspraak maken dat Wävell, zijn bevoegdheden uitoefenend, van Starkenborgh regelmatigzou inlichten en dat hij in kwesties die het algemeen bestuur vari Indië raakten; in overeenstemming met van Starkenborgh zou handelen. Van Starkenborgh herinnerde zich later maar één enkel geval waarin dat overleg nodig was - er werd toen een regeling getroffen welke zijn instemming had."

XCAlvorens naar Java te gaan, voerde Wavell, van zijn chef-staf PownallVIIi,

I Telegrarn.o jim. 1942, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (Collectie-van Mook, 1943 (RvO)). 2 'He.t betrof hier de prauwen die zulk een belangrijkerol speelden in het inheemse transportwezeri. Op Malakka hadden de oprukkende Jápannim die prauwen gevorderd en er gebruik van gemaakt om achter de Britse/linies kleine landingen uit te voeren, 'Pat wilde Wavell in Indië voorkomen: hij wilde er (ver moedelijk begin februari) toe overgaan, alle prauwen te verwijderen van de oostkust van Sumatra en de noordkust van java, eventueel zelfs die prauwen te vernietigen. Van Starkenborgh had daar groet bezwaar tegen: 'Dat zou', verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, 'een sterk ingrijpen in de belangen van de [inheemse) bevel king zijn geweest., , Zij zou zo'n maatregel waarschijnlijk niet begrepen hebben, Daarover is gesproken met admiraal Helfrich en generaal ter Poorten. Generaal Bakker van de Staatsmobilisatieraad was er ook bij, , , Toen zijn andere dingen, overwogen, bijvoorbeeld of de boten niet hoger op de rivieten gebracht konden worden: . , , Ik weet niet meer wat er van gekomen is, ' , , maar ik herinner mij wel dat er niets gedaan is, Waar ik bezwaar tegen had moeten blijven maken.' (getuige van Starkenborgh, dL p, 23)

795 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

vergezeld, besprekingen in Singapore met de Britse legercommandant Lieutenant-General A. E. Percival en diens staf en nam hij de situatie op Malakka in ogenschouw. Hij bracht er vier dagen door, van 6 tot 9 januari, en zijn indrukken waren, hoe kon het anders, ongunstig; vooral maakte hij zich zorgen over het feit dat het eiland Singapore aan de landzijde in het geheel niet versterkt was - de aanleg van goede versterkingen zou maanden vergen.

XCOp IQ januari kwam hij per vliegtuig in Batavia aan waar hij door de Britse admiraals Layton en Palliser, de Amerikaanse admiraal Hart en de Amerikaanse luchtmacht-generaals Brett en Brereton werd opgewacht alsook door Helfrich en ter Poorten. Van Starkenborgh liet zich door een van zijn adjudanten vertegenwoordigen - hij had zich, vermoeden wij, op het standpunt gesteld dat uit zijn positie als Landvoogd voortvloeide dat Wavell eerst bij hèm zijn opwachting moest maken, niet omgekeerd. Aan Nederlandse zijde was afgesproken dat het gehele gezelschap hoge Britse en Amerikaanse militairen eerst meegenomen zou worden naar Helfrichs woning in Batavia, zogenaamd voor een nadere kennismaking, maar Helfrichs bedoeling was, onmiddellijk bij Wavell aan te dringen op een offensieve strategie ter zee. Tactisch was dit een fout: hoe kon men verwachten dat de pas aangekomen opperbevelhebber, die nog niet eens zijn hoofdkwartier had georganiseerd, bindende toezeggingen zou doen?

XCTen huize van Helfrich werd kort gesproken over het door de Combined Chiefs of Staff aan Wavell verstrekte directief, daarna kwam de algemene militaire situatie aan de orde. Wavell zei dat hij zich zorgen maakte over de verdediging van het eiland Singapore, 'overigens', aldus later Helfrich, 'zei hij niet veel.' 1 Helfrich zei zoveel te meer, nl. dat het wenselijk was een Combined Striking Force te vormen en deze in het noorden van de archipel te laten ageren. Wavell reageerde slechts met de opmerking dat de beschikbare vlooteenheden in de resterende weken van januari dienden te zorgen voor het dekken van de convooien naar Singapore.

XCOp II januari, daags na deze eerste samenkomst, bracht Wavell een bezoek aan van Starkenborgh. 'Ons onderhoud', aldus later van Starkenborgh,

XC'was kort, maar lang genoeg om van generaal Wavell de indruk te krijgen die ik later behouden heb, dat hij een persoon was van weinig woorden, bedachtzaam

I Getuige C. E. L. Helfrich, punt n, ongepubliceerde verhoren, vraagno. 72 114.

796 [PDF]
WAVELL ARRIVEERT

in zijn uitlatingen, oprecht, vasthoudend, trouw, iemand op wie zonder reserve viel staat te maken ... Ik herinner mij van de inhoud van dit eerste gesprek alleen dat de generaal ter sprake bracht dat de Japanners ... , wanneer zij aan meerdere zijden Java genaderd zouden zijn, zouden kunnen trachten het eiland in handen te krijgen door de eis te stellen van overgave-zonder-strijd onder bedreiging van luchtbombardementen ... Generaal Wavell wilde weten wat mijn houding ten aanzien van zo 'n eis zou zijn ... Zelf had ik haar ook reeds overwogen. Ik was voornemens af te wijzen. Generaal Wavell vroeg tenslotte of ik zelf beslissen zou, namelijk zonder Londen te raadplegen. Mijn antwoord was bevestigend. Ik rekende deze beslissing tot mijn bevoegdheid te behoren en wilde elk tijdverlies voorkomen']

XCwij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat van Starkenborghs vooruitziende blik en besluitvaardigheid op Wavell indruk maakten. Naar Londen seinde de gouverneur-generaal: 'Het eerste bezoek van Wavell liet een gunstige indruk achter van rust en zakelijkheid. Over onze verhouding werd niet gesproken en ik ben ook niet voornemens gesprek uitlokken doch vertrouw op de praktijk.' 2

XCTerwijl Wavell op 13 januari een tweede bezoek bracht aan Singapore, werd in Hotel des Indes te Batavia een hoofdkwartier ingericht, maar toen hij op de I yde Abda-Command in werking liet treden, was al besloten, dat hoofdkwartier te verplaatsen naar het Grand Hotel te Lembang. Die plaats, dicht bij Bandoeng waar zich het hoofdkwartier van generaal ter Poorten bevond, leek minder bedreigd dan Batavia, het klimaat was er minder uitputtend, het Grand Hotel kon gemakkelijk geïsoleerd worden en het bezat een fraaie tuin en een zwembad. In het hotel moesten tal van voorzieningen worden getroffen, er moesten telexapparaten worden geïnstalleerd voor verbindingen met Bandoeng en Batavia, het moest met prikkeldraad worden omgeven en er moesten barakken worden opgetrokken voor het onderbrengen van een compagnie van het Knil die het hoofdkwartier zou bewaken. De verhuizing naar Lembang vond plaats op 18 januari. De hulpvaardigheid die bij dat alles door de Nederlandse autoriteiten aan de dag werd gelegd, werd door Pownall, WavelIs chef-staf, warm gewaardeerd, naar wij vermoeden: door hem niet als enige. 'The Dutch', schreef hij kort na de verhuizing in zijn dagboek,

] Van Starkenborghs 'Aantekening over Wavell' (z.d.), p.l. (IC, stukken van de gou verneur-generaal.q). 2 Telegram, 12 jan. 1942, van van Starkenborgh aan de regering (IC, 11026).

797 [PDF]
'ABDA-COMMANÖ'

'are wonders at playing up. They'll do anythi~lg to help, both in large things and in smal/. We should never have got in 'here so quickly if they hadn't put their back into it, made no difficulties and giuen e1le/'yassista~ce. ~ They put thei~ forces under command oj other people without a word and 'don't grumble when they see them employed in ways and in tasks which they themselves do not like ... They're grand, and what II contrast to the French and the Belgians and the Russians - not to mention the Australians and the Chinese!'?

XCHet was voor het eerst in de Tweede Wereldoorlog dat hoge militairen van vier mogendheden onder één opperbevelhebber moesten samenwerken. Dat ging nogal stroef. Niet alleen de door Pownall genoemde Australiërs maar ook de Amerikanen warcri nogal eens lastig - bovendien werd, althans naar hei: oordeel van Brett, Wavells plaatsvervanger (hij moest frequent als zodanig optreden'), de staf te grcöt: hij ging tenslotte ca. tweehonderdvijftig officieren tellen" waarui.t tal van commissies waren samengesteld. 'Staff procedure', zo klaagde Brett in februari, 'is obstructive, complicating and cumbersome' ~- 'it would seem', schreef later de AmerikaanseCombined Chiefs of Staff, aangehaald in Walter D. Edmonds: 77leyfollght u/ith whot they

1 Het enige waar de Nederlanders niet op korte termijn voor konden zorgen, waren typistes met voldoende kennis van het Engels ~ er werden er ca. twaalf uit Singapore overgevlogen. 2 H. Pownall, dl. II (1974), 81 (25 jan. 1942). 3 Wavell ging op 20 januari voor de derde maal naar Singapore maar kwarn diezelfde avond in Lcmbang terug. Op 24 januari vloog hij via Palembang naar Rangoon - 'toen was hij pa.s te middernacht weer in Lcmbang. Op 30 januari bracht hij zijn vierde bezoek aan Singapore. Op 4 februari vloog hij opnieuw naar Rangoon, zulks in de verwachting daar Tsjiang Kai-sjek te ontmoeten maar deze was doop-een misverstand naar Calcutta gegaan - Waveli was toen pas op de 6de in Lembang terug. Op 10 februari ging hij voor de vijfde maal naar het eiland Singapore waar de Japanners in de nacht van de 8ste op de çde geland ·waren. Toen hij op de. avond van de lode op een steiger wachtte op het watervliegtuig dat hem naar Java zou brengen, stapte hij mis en viel hij twee meter naar beneden op prikkeldraad en rotsen. Voor zijn schrammen en kneuzingen werd hij enkele dagen verpleegd in het militaire hospitaal te Batavia, daarna te Bandoeng, maar hij liet zich op de r jde weer naar het hotel in Lernbang overbrengen en deed daar toen enkele dagen zijn werk van zijn bed uit. 4 Onder hen ook enkele Chinese officieren die een door Tsjiang Kai-sjek uitgezonden militaire missie vormden. 5 Telegram, 20 febr. 1942, van Brett aan de

798 [PDF]
WAVELLS HOOFDKWARTIER

historicus Walter D. Edmonds 1, 'that seldom in the history of war have soJew been commanded by so many.' 2 Het Grand Hotel te Lembang werd spoedig te klein - Breretons opvolger Peirse verplaatste op I februari de gehele luchtmachtafdeling naar Bandoeng. Die afdeling had het trouwens moeilijk doordat de telefoonverbinding met Malang (later met Djokjakarta) waar zich de staf van de Amerikaanse B-1 i.s bevond, nogal eens haperde; ook de telefoonverbinding met Soerabaja, de voornaamste marinebasis, liet soms te wensen over.

XCDoor de 'overorganisatie' die WavelIs hoofdkwartier ging kenmerken, werd het verwerken van verkenningsherichten vaak vertraagd. Brereton, die zich speciale moeite gaf om de luchtverkenning te centraliseren, stuitte op het probleem dat Helfrich de vliegboten van de MLD en Hart de groep patrouillevliegtuigen van de Asiatic Fleet onder hun exclusieve controle wilden houden: beiden hadden bepaald dat zij' de verkenningsopdrachten zouden geven en de eersten zouden zijn aan wie de verkenningsberichten zouden worden overgebracht - Brereton had een bevel van Wavell nodig om te bereiken dat alle verkenningsberichten tegelijkertijd zouden worden doorgegeven aan het Combined Operations and Intelligence Center dat hij binnen WavelIs hoofdkwartier gevormd had. Later bepaalde Brereton (of Peirse) dat de verkenningsberichten van de MLD exclusief en rechtstreeks aan dat Center moesten worden doorgegeven, hetgeen betekende dat Helfrich, zoals hij het voelde, niet alleen zijn marine maar ook zijn Marineluchtvaartdienst was kwijtgeraakt. Voor de MLD-vliegers was wat men 'de omweg via Lembang' zou kunnen noemen, ook niet bijster bevredigend: zij waren steeds gewend geweest, via de marinestaf te Batavia in een snelle verbinding te staan met de Nederlandse vlooteenheden - die verbinding bestond niet meer, Daar kwam dan nog bij dat de distributie van de door het Center geëvalueerde vérkenningsberichten óók te wensen overliet, zodat waarnemingen welke de MLD-vliegers met groot risico gedaan hadden, Of te laat Of in het geheel niet aan de vloot dan wel aan de jagers en bommenwerpers van het Knil en van het Amerikaanse leger werden doorgegeven.

XCOrganisatorische tekortkomingen waren dit waarvan men mocht aannemen dat zij na verloop van tijd wel zouden worden opgeheven. Zou daar wel voldoende tijd voor zijn?

I A.v., p. 272. 2 De formulering sloot aan bij Churchills hulde aan de jachtvliegers van de tijdens de

799 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

XCEerder maakten wij er melding van dat admiraal Hart eind december besloten had, de Amerikaanse onderzeeboten uit de Philippijnse wateren terug te trekken, en dat hij begin januari voor het denkbeeld gewonnen was, ze in Soerabaja te stationeren waar ook een flink deel van de bovenwatereenheden van de Asiatic Fleet zijn basis zou vinden. Op de bovenwatereenheden komen wij nog terug, ten aanzien van de Amerikaanse onderzeeboten vermelden wij dat het met hun torpedo's sukkelen bleef. Zij hadden er ook niet veel van, doordat bij de grote Japanse luchtaanval op de Amerikaanse marinebasis bij Manila alle reservetorpedo's verloren waren gegaan. Bij het Marine-etablissement in Soerabaja waren slechts heel andere torpedo's beschikbaar - men had daar ook niet de scheepsonderdelen waaraan de Amerikanen behoefte hadden. Het kostte veel moeite om te bereiken dat telkens een deel van de in totaal negen-en-twintig Amerikaanse onderzeeboten in actie was. In januari en februari slaagden zij er in, in totaal elf (over het algemeen niet grote) Japanse schepen tot zinken te brengen; drie onderzeeboten gingen verloren, één doordat hij op een rif liep.

XCNa de komst van de eenheden van de Asiatic Fleet bevonden zich dagelijks meestal enkele duizenden Amerikanen in Soerabaja of, als zij een wat langer verlof hadden, elders op Java. Zij smeten met dollars en dat zette nogal eens kwaad bloed bij de Nederlandse zeelieden. Verder, aldus Vromans,

XC'meenden die Amerikanen, met hun onbegrip van de toestanden, dat nu, werkelijk elke vrouw die zij zagen, een vogelvrij onderdeeltje was van het no-man's-land, zoals zij Indië (tot in de hogere rangen) zagen, in plaats van een land dat territoir was van een bondgenoot tegen Japan.' I

XCVechtpartijen en andere kleine incidenten met de Amerikanen deden zich in Soerabaja en elders nogal eens voor, trouwens óók (later) met de Australiërs, die met hun als grof ervaren optreden soms nog meer aanstoot wekten dan de Amerikanen.

I A. G. Vromans: 'Bespreking van S. E. Morison: (1964), p. 19.

800 [PDF]

Wavells plan / Versterkingen

XC

XCAl voordat Wavell op Java aankwam, had zich bij hem een duidelijk plan ontwikkeld dat hij als opperbevelhebber van Abda-Command wilde volgen. Zijn (al vermeld) directief hield in dat hij zich moest handhaven in 'the Malay Barrier', dat hij zoveel mogelijk ten noorden van die zone moest opereren, dat hij Birma en Australië moest behouden en dat hij via Nederlands-Indië een verbinding moest leggen met de Amerikanen op het schiereiland Bataan (op Luzon in de Philippijnen). Dat laatste leek hem, bij gebrek aan zware vlooteenheden en voldoende luchtstrijdkrachten, een volslagen onmogelijkheid - hij realiseerde zich dat hij niet méér kon bereiken dan zich te handhaven in' the Malay Barrier', waarvoor nodig was dat hij marineen/of vliegtuig-steunpunten zou behouden op het eiland Singapore, op Zuid-Sumatra, op Java, op Timor en te Darwin. De snelle vorderingen der Japanners op Malakka maakten hem al bij zijn eerste bezoek aan Singapore (6-9 januari) duidelijk dat het behoud van de Britse marinebasis een race tegen de klok zou worden. Er waren versterkingen toegezegd die uit Engeland, uit het Midden-Oosten, uit Brits-Indië en uit Australië zouden vertrekken of al vertrokken waren: uit Engeland moderne jagers, Hurricanes, die zich aan boord van het vliegkampschip 'Indomitable' bevonden, en de r Sde infanterie-divisie, uit het Midden-Oosten twee Australische infanterie-divisies welke door de Britse Chiefs of Staff voor Nederlands-Indië bestemd waren (èn twee die naar Birma zouden gaan), uit Brits-Indië een infanterie-brigade van het Brits-Indische leger en uit Australië ook een (kleine) infanterie-brigade. In Singapore kwam Wavell tot de conclusie dat hij de 6de en de 7de Australische infanterie-divisie beter op Malakka kon inzetten dan in Nederlands-Indië; hij hoopte dat de t Sde infanterie-divisie zo tijdig de verdediging van Malakka zou kunnen versterken dat er voldoende tijd zou zijn om de twee Australische divisies een tegenoffensief te laten inzetten; de verdediging van Indië wilde hij versterken door er de twee' Brits-Indische divisies naar toe te zenden die op Malakka niet erg voldeden - hij hoopte dat zij in Indië op adem zouden komen.

XCToen hij eenmaal in Lembang zijn opperbevel was gaan uitoefenen, gaf hij dat eerste plan spoedig op: in de tweede helft van januari werd duidelijk dat de r Sde Engelse infanterie-divisie zo laat in Singapore zou arriveren dat het geen zin had, de oorspronkelijke bestemming van de 6de en de 7de Australische infanterie-divisie te wijzigen: zij zouden dus toch naar Nederlands-Indië gaan en de twee Brits-Indische divisies zouden op Malakka blijven. Er arriveerden daar, d.w.z. in Singapore, de

801 [PDF]
'ABDA-COMMAND' A lJSTRALISCHE VERSTERKINGEN?

toegezegde versterkingen: op 22 januari de brigade uit het Indian Army (ca. zevenduizend militairen, die ongeoefend waren), op 24 januari de brigade uit Australië (ca. tweeduizend militairen, die ook al ongeoefend waren en van wie een deel zelfs nog nooit een wapen had gehanteerd), op 29 januari en 4 februari de r Sde Engelse infanterie-divisie (ca. tienduizend man die wèl geoefend waren). Van de Hurricanes kwam er geen een aan in Singapore, want toen de 'Indomitable' in de Indische Oceaan naderbij kwam, werd het veel te riskant geacht om dat vliegkampschip te doen doorvaren naar Singapore (daar werden bovendien de vliegvelden regelmatig door de Japanners gebombardeerd) - de Hurricanes stegen in de Indische Oceaan op en vlogen naar Palembang en de 'Indomitable' voer weer naar de Rode Zee om een nieuwe zending Hurricanes aan boord te nemen. In zijn eerste formele bespreking in Batavia (wij tellen de samenkomst ten huize van Helfrich niet mee), vermoedelijk dus op I I januari, d.w.z. op de dag Waarop de Japanners landden in de Minahassa en op Tarakan, werd door ter Poorten en Brereton pressie op Wavell uitgeoefend om de garnizoenen van enkele .van de belangrijkste vliegvelden in de Buitengewesten te versterken: Ambon, Kendari op Zuid-Celebes, Samarinda II op Borneo (Singkawang Il-was.ontruimd) en Sabang voor de kust van Noord-Sumatra. Wavell weigerde: hij had veel te weinig troepen en wilde, wat er was, niet verder verspreiden dan onvermijdelijk was. Wat zou nu in Nederlands-Indië de taak van de twee Australische divisies worden die tezamen het Ist Australian Corps vormden? De bevelhebber van dat Corps, Lieutenant-General Sir John Lavarack, kwam, door een aantal stafofficieren vergezeld, op 26 januari op Java aan en sprak er de volgende dag met WaveI!. Deze zei hem dat een van de twee Australische divisies op Zuid-Sumatra zou worden geplaatst (met detachementen op Banka en Billiton), de andere op Midden-Java - de daar aanwezige troepen van het Knil zouden aan de verdedigers van West-Java 'worden toegevoegd. Lavarack en zijn chef-stat gingen vervolgens ZuidSumatra en Midden-Java verkennen teneinde een indruk te krijgen van het terrein en vast te stellen welke opdrachten aan de Australiërs moesten worden gegeven. Zouden zij wel op tijd arriveren? De voorhoede van de 7de divisie kon niet vóór ongeveer I maart in Indië verwacht worden, de rest van die divisie pas midden maart, de óde divisie pas eind maart. Gezien de vorderingen van de Japanners op Malakka en elders (in de laatste week van januari was hun op Borneo Balikpapan en op Celebes het vliegveld Kendari in handen gevallen en waren zij geland op Ambon), kwam het hoofd van Lavaracks Intelligence begin februari tot de conclusie

802 [PDF]

dat Java begin maart geïsoleerd zou zijn; hij meende voorts dat het Knil op Java maar korte tijd weerstand zou kunnen bieden - zijn conclusie was dat de twee Australische divisies te laat zouden komen. Wavell, optimistischer, dacht dat zij misschien nog juist op tijd zouden arriveren - hij gaf ter Poorten dan ook opdracht, de verdediging van Banka en Billiton en van het door zijn aardolie-installaties zo belangrijke Palembang te versterken. Naar Palembang werd een bataljon van het Knil gestuurd, naar Banka en Billiton tezamen twee-derde bataljon: eenheden waren dat, die aan de toch al zo geringe sterkte van het leger op Java moesten worden onttrokken.

XCIn de loop van januari werd de luchtverdediging van Malakka en Singapore steeds hachelijker: de daar gebruikte vliegvelden werden herhaaldelijk door de Japanners geteisterd; veel vliegtuigen gingen op de grond verloren en bij luchtgevechten bleek telkens weer dat de beschikbare Geallieerde toestellen niet opgewassen waren tegen de Japanse Zero's. De stad Singapore werd herhaaldelijk gebombardeerd - er vielen in januari ca. zeshonderd doden onder de burgerij.

XCWavell besloot, voorshands de vliegvelden op het eiland Singapore niet op te geven. Midden januari verwachtte hij nog dat de 48 Hurricanes van de 'Indomitable' daar gestationeerd konden worden. Er was ruimte voor nodig. Om die ruimte te winnen, werd besloten, de resterende van de Nederlandse. bommenwerpers en jagers die in december naar Singapore gezonden waren (zij hadden er een derde van hun sterkte verloren), naar Java terug te trekken, later in januari ontruimde de Militaire Luchtvaart al zijn vliegvelden op Sumatra die aan de Britten ter beschikking werden gesteld - Palembang I werd bestemd voor de Britse jagers (ook dus voor de 48 Hurricanes), het geheime vliegveld Palembang II, dat niet door de japanners was ontdekt, voor de Britse bommenwerpers waarvan een klein aantalovervloog uit het Midden-Oosten. Beide vliegvelden kregen een betere bescherming met luchtdoelgeschut. Er arriveerden nog méér Hurricanes: 12, die de Britse Chiefs of Staff aan boord van een vrachtschip naar Singapore hadden willen transporteren - toen het schip het strijdtoneel naderde, werd besloten het naar Tandjong Priok te zenden; de jagers werden er eind januari ontscheept.

XCDuidelijk was inmiddels geworden dat belangrijke luchtversterkingen

803 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

niet uit het Midden-Oosten, d.w.z. van de Britten, konden worden verwacht maar alleen van de' Amerikanen: moderne bommenwerpers, moderne jagers. Die waren nódig in grote aantallen, niet tientallen maar honderden. In Washington werd dat ten volle beseft - Wavell ontving in de loop van januari de toezegging van de Combined Chiefs of Staff dat hem vóór I april uit de Verenigde Staten grote aantallen (het juiste cijfer is ons niet bekend) B-17 's en B-24 's (Liberators) zouden worden toegezonden alsmede ca. duizend moderne jagers. Een groot deel van al deze toestellen zou op Java gebaseerd worden; Wavell gaf opdracht, daar niet minder dan honderd nieuwe vliegvelden aan te leggen. Dat werk werd ter hand genomen: een immense taak waarvoor, veronderstellen wij, vele duizenden inheemse arbeidskrachten gerecruteerd werden - nadere bijzonderheden zijn niet bekend.'

XCSlechts betrekkelijk weinig Amerikaanse bommenwerpers en maar heel weinig Amerikaanse jagers wisten Java te bereiken.

XCWij beginnen met de bommenwerpers.

XCZoals eerder vermeld, waren omstreeks de jaarwisseling op Java I I B-17'S uit Australië aangekomen die in Malang gestationeerd waren. Aan die eerste I I werden in januari en februari 38 toegevoegd alsmede 12 B-24 'S.2 Van die 50 toestellen bereikten 9 Java via steunpunten in de Pacific en in Australië, 41 volgden een tweede haastig geïmproviseerde route: zij stegen op in Florida, vlogen vandaar naar de oostpunt van Brazilië, staken dan de Atlantische Oceaan en in stadia heel Afrika over en moesten dan via Karachi en Ceylon Java bereiken. Die route werd19) 2 Wij zullen in de rest van dit deel het verschil tussen de B-1 is en B-24's verwaarlozen (B-24's kwamen er maar weinig) en steeds over 'B-1 is'

1 De gingen er in januari van uit dat Wavell de zou kunnen houden en dat conform het aan Wavell gegeven directief in een later stadium van deze zone uit een groot offensief tegen Japan zou worden ingezet. Een uitvloeisel daarvan was dat de ter Poorten en Helfrich vroegen, nauwkeurig op te geven wat zij in '42, '43 en '44 nodig meenden te hebben. 'Van duizenden artikelen werden', aldus later Vromans, 'de behoeften geraamd, getabel leerd en in een 'duizend-woorden' radiogram binnen twaalf uur verseind waarbij telex, telefoon en vliegtuig te pas kwamen en speciaal 's nachts gewerkt werd, om [overdag] vrij te zijn voor het routinewerk.' (A. G. Vromans: 'Verslag 1941-1945', p.

804 [PDF]
KOMST VAN AMERIKAANSE BOMMENWERPERS

gevolgd door bemanningen die nooit eerder in een B-17 of B-24 gevlogen hadden en die het parcours van Ceylon naar Java moesten afleggen dwars door de natte moesson die gepaard ging met gietbuien, zo hevig dat de verf van de bouten op de vleugels sloeg. Vijf vliegtuigen gingen op de route verloren. Voor de 50 die aankwamen, was het vliegveld te Malang te klein - er werden nóg twee vliegvelden in gebruik genomen: een bij Madioen, een bij Djokjakarta (zie kaart XVII op de pag.'s 1002-1003). Lieutenant-Colonel Eubank vestigde zich met zijn staf in laatstgenoemde stad. - Niet alleen zware bommenwerpers zonden de Amerikanen maar ook lichte: DB-7'S (Boston-bommenwerpers). Hun vliegbereik was niet groot genoeg om oceanen over te steken. Een eerste zending van zes gedemonteerde toestellen werd in Amerika ingeladen in de 'Sloterdijk', een schip van de Holland-Amerika lijn. De 'Sloterdijk' bereikte Tjilatjap in de laatste week van februari - toen de Japanners op I maart op Java landden, was een ploeg van zeventig technici en werklieden koortsachtig bezig, het eerste van die zes toestellen in elkaar te zetten.' Geen van die zes kon nog aan de strijd deelnemen.

XCMoeilijker nog dan het overbrengen van moderne bommenwerpers bleek het overbrengen van moderne jagers. Het 'Pensacola'-convooi, dat wij eerder memoreerden, bracht 17 P-40'S mee die voor de Philippijnen bestemd waren. Besloten werd, ze naar Java te sturen. Daartoe moesten de toestellen eerst geassembleerd worden. Er was een tekort aan technici en pas na twee-en-een-halve week waren de 17 toestellen in elkaar gezet. Ervaren piloten waren er niet - de Amerikaanse jachtvliegers die zich toen in Australië bevonden, hadden gemiddeld in Amerika twee uur met een gevechtstoestel gevlogen. Slechts 12 van die eerste 17 toestellen bereikten na diverse tussenlandingen Darwin en die 12 streken na een moeilijke tocht met nieuwe tussenlandingen op Timor, Soemba en Bali (zie kaart XII op de pagina's 738-739), op 24 en 25 januari op het vliegveld van Soerabaja neer. Vandaar vlogen zij een week later naar een effectief gecamoufleerd vliegveld bij Ngoro, ca. 100 km ten zuidwesten van Soerabaja, dat de genie van het Knil met grote snelheid had laten aanleggen.

I Dat eerste toestel was op 4 maart gereed. Het moest naar een vliegveld worden overgebracht. Een vliegveld was er in Tjilatjap niet maar een piloot van de MLD, die nog nooit een landvliegtuig gevlogen had, slaagde er in van de kade te starten waar inmiddels een startbaan was geïmproviseerd die bedoeld was voor de Amerikaanse jagers die in Tjilatjap werden verwacht.

805 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

XCNa die eerste 17 werden uit Australië nog 65 P-40'S weggezonden die met de gememoreerde tussenlandingen Java moesten bereiken. Onderweg verongelukten er 39, slechts 26 kwamen op diverse vliegvelden op Java aan en daar werd er één door de Japanners, die inmiddels het vliegveld Kendari in gebruik hadden genomen, onmiddellijk na de landing in brand geschoten - 25 konden van Ngoro uit gaan opereren.

XCDe onderweg geleden verliezen werden zo zwaar geacht dat midden februari (op de rode werd Darwin zwaar geteisterd en landden de Japanners op Bali en op Timor) besloten werd, 59 P-40'S per schip naar Tjilatjap over te brengen: 32 die vliegklaar opeengepakt stonden op het korte vliegdek van het Amerikaanse vliegtuigmoederschip 'Langley', 27 gedemonteerde die ingeladen waren aan boord van het Amerikaanse vrachtschip 'Seawitch'. De twee schepen maakten deel uit van een groot convooi dat uit Australië onderweg ging naar Bombay en dat beschermd werd door een Amerikaanse kruiser. De bedoeling was dat zij zich van het convooi zouden losmaken om van het zuidwesten uit Java te naderen. In de laatste week van februari evenwel, toen Abda-Command was opgeheven, gaf admiraal Helfrich, die alle bondgenootschappelijke zeestrijdkrachten in Indische wateren onder zich had gekregen, met goedvinden van de Amerikaanse admiraal Glassford (Hart was naar de Verenigde Staten teruggekeerd) bevel dat de 'Langley' en de 'Seawitch' na elkaar het convooi al bezuiden Java zouden verlaten om aldus een of twee dagen eerder Tjilatjap te bereiken. Hij zond hun ter dekking twee Amerikaanse torpedobootjagers tegemoet. De 'Langley' werd op 27 februari door van Bali afkomstige Japanse vliegtuigen gebombardeerd en vervolgens door een Japanse torpedobootjager tot zinken gebracht, de 'Seawitch' viel één dag later Tjilatjap binnen. Een deel van de in kratten verpakte P-40'S werd per spoot naar Bandoeng getransporteerd waar de tijd ontbrak om ze te assembieren - de resterende kratten werden kort voor de komst van de japanners in Tjilatjap van de kade af het water ingewerkt.

XCHet bataljon werd naar Malang overgebracht - daar werden de stukken veldgeschut met veel kunst en vliegwerk tot luchtafweergeschut getransformeerd. Zij konden nimmer een Japans vliegtuig raken, maar, aldus Edmonds, 'the old guns made afine noise and helped discourage strafing and dive bombing when the Japs started coming over Malang.' 1 Slechts een klein deel van de artilleristen had met dat 'luchtafweergeschut' te maken - anderen maakten zich verdienstelijk bij het onderhoud van de in Malang gestationeerde B-17's of namen als vrijwilliger aan de vluchten deel, waarbij zij de mitrailleurs der bommenwerpers bedienden.

XCOok Nederlandse versterkingen werden naar Indië gezonden: uit de Middellandse Zee de onderzeebotenenalsmede de torpedobootjager 'Isaac Sweers', uit Engeland de lichte kruiser 'Jacob van Heemskerck' en een eerste detachement van ruim honderdvijftig vrijwilligers uit de Koninklijke Nederlandse brigade 'Prinses Irene' - een tweede detachement zou nog volgen.

'021', '0 23' '024'

XCDe drie onderze~boten die een half jaar of langer in de Middellandse Zee actief waren geweest, moesten, alvorens na~r Indië te vertrekken, in Engeland een onderhoudsbeurt ondergaan, Voor zij de Indische Oceaan bereikten, had Japan al heel Indië bezet - ze werden naar Ceylon gedirigeerd. De 'Sweers' werd pas eind januaridoor devrijgegeven - ook dit schip arriveerde te laat en kreeg toen Ceylon als bestemming. De 'Heernskerck' naderde Java op de dag waarop deten onder ging (en waarop de Slag in de Javazee begon) - twee dagen later,maart, toen de lichte kruiser niet ver van Tjilatjap was, wijzigde admiraal Helfrich zijn opdracht en zond hij het schip naar Ceylon.

'42 I

XCHet eerste detachement van de Irene-brigade was nog varende, zulks aan boord van het Nederlandse onderzeebootmoederschip 'Colombia',

XC1 Walter D. Edmonds: They jought u/ith. iuhat rhey had, p.

807 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

toen de Japanners op Java landden - ook dit detachementging op Ceylon aan land. Tot het vertrek van het tweede detachement kwam het niet meer.

XCSchrijvende over de aankomst of de verwachte aankomst van versterkingen hebben wij in het voorafgaande herhaaldelijk Tjilatjap genoemd. Dat spreekt vanzelf. Op II december '41 had immers het departement der marine bepaald dat het scheepsverkeer naar en van Java zoveel mogelijk via die haven aan de zuidkust zou worden geleid. Alleen: haar capaciteit was beperkt en het bleef dan ook nodig, talloze schepen naar Tandjong Priok en Soerabaja aan de noordkust te laten varen. In januari deden zich daar al opstoppingen voor en deze werden in Soerabaja begin februari belangrijk groter toen daar als gevolg van de eerste Japanse luchtbombardementen bijna alle inheemse havenarbeiders hun werk in de steek lieten.

XCTjilatjap was toen al propvol komen te zitten.

XCMet veel moeite had de Staatsmobilisatieraad in '41 de haveninstallaties dusdanig weten uit te breiden dat er vijftien schepen tegelijk afgehandeld konden worden, maar tegen de jaarwisseling vielen er al meer schepen binnen dan de haven aankon. 'Daarmee groeide', aldus later een der loodsen, 'de opstopping van goederen. Zo snel als de treinen ... het binnenland introkken' (over een enkel-spoor-verbinding)

XC'even vlug voerden andere treinen producten en machines aan ... Talrijke zware machines uit werkplaatsen werden ... naar de zuidkust-haven vervoerd, teneinde daar opgericht te worden in loodsen welke in allerijlopgetrokken werden De spoorweg bleek niet bij machte, het volume lading te verwerken. Menigmaal stonden beladen wagons op de rangeerterreinen en zijsporen, opgeblokt door lege of uit de tegenovergestelde richting gekomen treinen, terwijl het verbouwereerde spoorwegpersoneel zich hoofdkrabbend afvroeg, hoe ze er tussen uit te krij gen.' 1

XCEr waren in de haven te weinig kranen en toen er bovendien goederen aankwamen welke een grote omvang hadden, kon men die _niet vlug

1 eh. B. Droste: p. I2 I.

808 [PDF]
TJILATJAP OVERVOL

genoeg van de wal wegkrijgen - eind december moest het lossen geheel gestaakt worden om eerst de achterstand op de wal in te halen. Schepen moesten twee weken wachten alvorens aan de beurt te komen; het aantal wachtende schepen nam voortdurend toe. In januari kwamen er zodoende dagen die, aldus de al geciteerde loods, 'alleen aan oorlogsen koopvaardijschepen meer dan tachtig schepen telden ... Wanneer men hierbij voegt de talrijke gouvernementsvaartuigen, de honderden lichters' (er konden maar vier schepen tegelijk aangemeerd worden en uit de overige moest de lading in lichters, vele daarvan oud en lek, worden overgeladen), 'de sleepboten en motorboten, het droogdok, de drijvende kranen en het baggermateriaal, dan kan men zich enigszins een denkbeeld vormen van het gekrioel en de moeilijkheden op deze smalle strook water.'!

XCVoor sommige schepen liep de wachttijd op tot zes, zelfs tot acht weken, maar ook schepen die prioriteit hadden, munitieschepen bijvoorbeeld, moesten meestal twee weken wachten voordat zij aan de beurt kwamen. Grote moeite kostte het om al die schepen van brandstof, proviand en water te voorzien - bovendien gebeurde het herhaaldelijk, zoals tevoren gevreesd was, dat schepen van hun meerboeien lossloegen en op drift raakten, 'bijna dagelijks', aldus weer de loods, 'kon men de noodkreten in de vorm van geloei op sirene of stoomfluit vernemen."

XCDat de plaats Tjilatjap zelf (' that lousy dump', plachten de Amerikaanse marinemannen te zeggen') propvol raakte, spreekt vanzelf - het werk was er in de tropische hitte en in de klamme maanden van de natte moesson buitengewoon uitputtend.

XCMen ziet: van de aan Wavell toegezegde versterkingen kwam maar heel weinig aan, hoeveel moeite men zich ook gaf - bepalend was daarbij het feit dat de Amerikanen, in strijd met hun eigen oorspronkelijke wensen, wat zij aan strijdkrachten bijeenkregen, in de eerste plaats naar eilandengroepen tussen de Hawaii-eilanden en Australië zonden van welke voorkomen moest worden dat zij bij verrassing door de Japanners werden bezet. Ook naar Australië zelf moesten troepen en wapens wor

I A.v., p. 130. 2 A.v., p. 61. .\ S. E. Morison, dl. Ill, p. 298.

809 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

den overgebracht. In Singapore arriveerden, gelijk eerder vermeld, eind januari en begin februari althans een voltallige Britse divisie en een Brits-Indische en een Australische brigade - minder dan was beloofd maar bij elkaar een aanmerkelijk aantal militairen. Hun aankomst betekende ook dat er een einde kwam aan de convooieringstaak die in december '41 en januari '42 beslag had gelegd op zoveel Britse en Nederlandse boven·watereenheden.

XCWat met ze te doen nu zij vrij kwamen?

XCHelfrich wist het wel: er moest een Combined Striking Force worden gevormd om overal waar men kans op succes meende te hebben, de strijd met de Japanners te zoeken. Inderdaad, op 1 februari kwam die Combined Striking Force tot stand, maar toen waren de voornaamste punten op Celebes, Borneo en Ambon al in Japanse handen.

XCWij willen nu weergeven wat op die drie eilanden is geschied.

Celebes / Borneo / Ambon

XC

XCDe Minahassa, het noordoostelijk uiteinde van Celebes, waar Menado ligt (zie kaart XIII op pag. 811), was zwak verdedigd: er lag maar een zeshonderd man beroepsinfanterie van het Knil, aangevuld met ruim vijfhonderd oud-beroepsmilitairen, ca. honderdvijftig 'kort-verbandmilitairen' (inheemsen die zich tot drie jaar dienst verplicht hadden) en omstreeks tweehonderd dienstplichtigen, de helft Europeanen, de helft inheemsen (leden dus van de inheemse militie); slechts een kwart van al deze militairen kon als volwaardig worden beschouwd. Wat er aan troepen was, had voorts rnaar heel weinig artillerie (twee stukken veldgeschut waarvan één defect was, en drie lichtere stukken) en heel weinig mitrailleurs en goede vuurwapens (de inheemse militie was met oude jachtgeweren uitgerust) - vliegtuigen, luchtafweergeschut en moderne verbindingsmiddelen ontbraken geheel en voor het voorbereiden van brugvernielingen had men onvoldoende springstof ontvangen.

XCUiteraard had de troepencommandant, majoor B. F. A. Schillmöller, beseft dat hij tegen sterke Japanse eenheden machteloos was; hij had bevel gegeven om, als zij zouden landen, krachtige weerstand te bieden op enkele in het binnenland gelegen versterkte punten, vooralook op het even ten zuiden van het Meer van Tondano gelegen vliegveld, en om, als de Japanners op de hoofdwegen niet langer tegengehouden konden worden, over te gaan tot de guerrilla; ter ondersteuning daarvan

810 [PDF]
CELEBES 'ABOA-COMMANO'

XIII, Celebes In rood: defapanse landingen, De belangrijkste wegen zijn met lijnen. aangegeven,

811 [PDF]

waren in het binnenland negen geheime depots gevormd waarin zich lichte wapens, ammunitie en levensmiddelen bevonden.

XCIn de nacht van 10 op I I januari begonnen ca. achttienhonderd Japanse mariniers op de west-, ca. veertienhonderd op de oostkust van de Minahassa te landen, zulks onder dekking van sterke vlooteenheden. Majoor Schillmöller gelastte onmiddellijk de haveninstallaties en de pakhuizen van Menado te vernielen - daarmee belastte zich het plaatselijk vernielingscorps. Een deel van de Knil-troepen viel op de versterkte punten terug en vervolgens vonden hier en daar gevechten plaats waarbij, dacht men toen, enkele honderden Japanners sneuvelden. Het vliegveld werd anderhalf uur lang verdedigd tegen vermoedelijk ruim driehonderd Japanse parachutisten die in de ochtend van de r r de in de buurt van het veld waren afgesprongen. Hier sneuvelde de Japanse commandant en waren ook de overige Japanse verliezen zwaar; alle overlevenden van de bezettingstroepen van het vliegveld werden door de Japanners ter plaatse afgemaakt.

XCEnkele afgesneden detachementen gingen in het geheel niet tot de guerrilla over, maar andere deden dat wel. In bijna alle gevallen waren zij maar zeer korte tijd actief: enkele geheime depots bleken door de inheemse bevolking geplunderd te zijn en vele inheemse militairen deserteerden, zulks o.m. als gevolg van Japanse dreigementen dat de gezinnen van diegenen die de strijd voortzetten, gevangengezet zouden worden en dat guerrilla's die de Japanners in handen zouden vallen, ter dood gebracht zouden worden. Eén groep die enkele weken lang de Japanners kon bestoken, werd door een inheemse visser verraden - de levens van de leden van deze groep werden gespaard uit bewondering voor hun volgehouden verzet. Majoor Schillmöller die eind januari per radio bevel gekregen had, zich naar Makassar te begeven (hemelsbreed een afstand van bijna I 000 km), bracht het, afgehaald door een motorboot, niet verder dan tot Paso (zie kaart XIII op pag. 8Il); hij kwam er aan met ca. vijftien andere militairen en trof er ca. zestig aan die onder bevel stonden van luitenant W. H. J. E. van Daalen; bij de groep in Paso voegden zich nadien nog twee detachementen van het Knil, van welke er een onder bevel stond van luitenant J. A. de Jong.

XCSchillmöllers bedoeling was om met alle beschikbare troepen in het gebied ten zuiden van Paso tot de guerrilla over te gaan, maar toen hij op 9 maart bericht ontving van de capitulatie van het Knil, besloot hij zich over te geven, mede teneinde Japanse strafmaatregelen tegen de in Paso wonende Europeanen en tegen inheemsen te voorkomen. De luitenants van Daalen en de Jong evenwel zetten met enkele tientallen

812 [PDF]
GUERRILLA OP MIDDEN-CELEBES

onderofficieren en ruim honderd manschappen de strijd voort', sloegen een japanse landing bij Poso af en trokken zich begin mei, toen ca. vijfhonderd japanners in Paso landden, samen met de vrouwen en kinderen van enkelen hunner in het binnenland terug. Zij weigerden overgave.

XCVia het radiostation van het Binnenlands Bestuur dat zich in Kolonedale bevond, kon luitenant de jong tegen midden juni in contact komen met de Nederlandse autoriteiten in Australië - hij vroeg om wapens, ammunitie en voedsel. Besloten werd hem dit te sturen en de Amerikaanse radio in San Francisco zond vervolgens op 20 juni in haar normaal programma een 'boodschap aan luitenant de jong' uit van de volgende inhoud: 'Uw signalen zijn in Australië opgevangen. Wij raden u aan, ons niet meer op te roepen, daar dit uw positie zou verraden. U moet echter naar dit station blijven luisteren. Met de hulp waarom u gevraagd hebt, zijn verscheidene weken gemoeid." Enkele dagen later landden de japanners bij Kolonedale - de radiozender werd vernield en de pakketten welke midden juli afgeworpen werden door een B-24-bommenwerper die in Australië met een Nederlandse nevenwaarnemer was opgestegen, vielen alle in japansc handen. Van diegenen die met de luitenants van Daalen en de jong de moeilijke strijd trachtten vol te houden, werd het ene groepje na het andere door de japanners gevangen genomen. De vrouwen en kinderen moesten zich overgeven en de vrouw van luitenant de Jong werd vervolgens gemarteld teneinde van haar te weten te komen waar haar man zich bevond - dat was haar niet bekend, want zij was het contact met hem kwijtgeraakt. Eén Europese sergeant wist zich blijvend, d.w.z. tot na japans capitulatie, schuil te houden bij een inheems gezin, maar de twee luitenants werden begin augustus, toen zich nog slechts één andere militair bij hen bevond, opgespoord en gevangen genomen; beiden werden enkele weken later na ernstige mishandelingen in Menado terechtgesteld en ca. twintig Europese onderofficieren van het Knil die aan de guerrilla hadden deelgenomen, werden samen met een in heems.kampong-hoofd dat aan de groep van van Daalen en de jong steun had verleend, in Paso onthoofd; de minderen werden in gevangenschap afgevoerd.

XCWij voegen aan dit alles toe dat de japanners vrijwelongehinderd inJ.8 1

, Van Daalen die zich eerst in Poso aan de Japanners had moeten overgeven, werd door de Jong en vijf helpers uit krijgsgevangenschap bevrijd, bij welke gelegenheid een aantal Japanners werd gedood. 2 Geparafraseerde tekst in B. Bouwer: 'Dag boek', p. 82 (IC, I I 583).

813 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

de Minahassa hadden kunnen landen (bondgenootschappelijke zeestrijdkrachten waren niet komen opdagen en enkele Nederlandse en Australische luchtstrijdkrachten hadden geen successen geboekt'), dat bij de bezetting van Menado enkele Nederlanders die uit Menado in auto's zuidwaarts hadden trachten te ontkomen, waren doodgeschoten en dat er korte tijd later de leidende figuren uit het vernielingscorps waren geëxecuteerd; doodgeschoten waren er ook enkele op economisch gebied vooraanstaande Nederlanders, enkele Chinezen en ca. twintig militairen van het Knil die in de Minahassa guerrilla hadden gevoerd.

XCDe guerrilla is op Midden-Celebes, waar maar heel weinig wegen waren, langer volgehouden dan in de Minahassa. De korte duur van de weerstand in 'Nederlands twaalfde provincie' en de omstandigheid dat de meeste inheemse militairen zich aan de guerrilla onttrokken, werden door het opperbevel van het Knil als teleurstellend ervaren. In de Europese pers werd aanvankelijk slechts bericht dat de verbindingen verbroken waren. Enkele bladen konden toen de vrije teugel geven aan wensvoorstellingen. 'Wij weten', schreef drie dagen na: de eerste Japanse landingen het Algemeen Indisch Dagblad,

XC'dat daar ginds in de Minahassa door onze troepen nog altijd heftig gevochten wordt, dat iedere vierkante meter van de bodem der Minahassa verdedigd wordt door mannen die tot de dood trouw zijn aan vaderland en koningin. Ook daar in de Minahassa zijn, dat: weten wij zonder dat aparte berichten hierover Java bereikt hebben, heldendaden verricht door hen die in de voorste lijn der verdediging van Indië stonden ... In de Menadonese compagnieën van het Knil zullen dure eden gezworen worden dat men het de Jap betaald zal zetten dat hij de grond van de Minahassa ontheiligde Wij zweren dat ook deze twaalfde provincie van Nederland mèt Nederland zal herrijzen tot schoner bloei.'?

XCUitlatingen als deze hadden weinig met de werkelijkheid gemeen.Catalina waren verloren gegaan. 2 Algemeen Indisch Dagblad, I4 jan. I942, in Pers overzicht, I94I-I942,

1 Van Ambon uit hadden enkele lichte Australische bommenwerpers en drie van de MLD trachten door te dringen tot het convooi dat op de oostkust van de Minahassa landde - zij hadden niet door het Japanse afweervuur kunnen heendringen en waren door Japanse Zero-jagers verdreven; enkele Australische toestellen en één

814 [PDF]
TARAKAN

XCHet eiland Tarakan voor de oostkust van Borneo (zie kaart XIV op pag. 816)1 was, gelijk reeds vermeld, voor de Japanners van speciaal belang vanwege de aardoliebronnen en de installaties van de BPM welke zij ongeschonden in handen hoopten te krijgen. Tarakans evident bedreigde positie had er toe geleid dat bijna alle Europese vrouwen en kinderen midden mei '40 naar Java waren geëvacueerd; slechts r.uim twintig vrouwen die geen kinderen hadden, waren er achtergebleven, onder hen de echtgenote van de administrateur van het BPM-complex, reservekapitein dr. A. H. Colijn, een van de drie zonen van de oud-ministerpresident die alle drie in Indië werkzaam waren; dr. Colijns vrouw had de leiding van het BPM-hospitaal. Toen nu in december '41 besloten werd, naast het militair- en het BPM-hospitaal een noodhospitaal in te richten (er werd hevige strijd op Tarakan verwacht), gaven zich op Java twintig Rode Kruis-verpleegsters als vrijwilligster op om naar Tarakan te gaan; zij stapten er daags voor Kerstmis uit een vliegtuig.

XCDe troepencommandant te Tarakan, luitenant-kolonel S. de Waal, had de beschikking over drie Glenn Martin-bommenwerpers, acht Brewster jagers en drie MLD-vliegboten. Die bommenwerpers moesten vanwege de gesteldheid van het vliegveld op het eiland eind december naar Samarinda II verplaatst worden (zie kaart XIV op pag. 816), van de jagers verongelukte één, moest één een noodlanding maken en werden er vier door Japanse Zero's neergeschoten (de resterende twee werden eveneens naar Samarinda II verplaatst) en de MLD-vliegboten werden op 10 januari, nadat een van die vliegboten zestien Japanse transportschepen, geëscorteerd door een marine-eskader, had zien naderen, naar Balikpapan gezonden. 2 Het Japanse eskader bestond, afgezien van enkele patrouilleschepen, uit veertien jagers en zes mijnenvegers - die mijnenvegers waren nodig omdat in de monding van de rivier die naar het plaatsje Tarakan leidt, een mijnenveld was gelegd, waarin zich slechts een smalle

I Wat wij over de gebeurtenissen op Borneo schrijven, is hoofdzakelijk gebaseerd niet alleen op het stafwerk en op Bezemers maar ook op drie boeken van C. van Heekeren: 1942 (1968), 1942 (1968) en 1942 (1969). 2 Dit eerste verkenningsbericht werd naar Sama rinda II doorgegeven, waarna enkele de Japanse inva sievloot aanvielen; zij boekten geen successen.

815 [PDF]
'ABDA-COMMAND' TARAKAN

Borneo rood: de voornaamste japanse landingen. De belangrijkste wegen in het Nederlandse gebied zijn met lijnen aangegeven.

Indextermen: Borneo, Tarakan, Waal, S. de
816 [PDF]

doorgang bevond, en in die doorgang zouden op het laatste moment nog mijnen gelegd worden; daartoe bevond zich de moderne mijnenlegger 'Prins van Oranje' ter plaatse.

XCNiet alleen door een vliegboot maar ook door het loodslichtschip van Tarakan werd de nadering der Japanners per radio gemeld' - geen risico nemend, gaf overste de Waalopdracht om onmiddellijk tot de vernieling van de dicht bij het plaatsje Tarakan gelegen aardolie-installaties over te gaan. Zij vond geheel volgens plan plaats: op de avond van de rode waren alle boorputten vernield en stonden alle olietanks in brand. Toen waren ook door de 'Prins van Oranje' mijnen gelegd in de doorvaart.

XCOverste de Waal moest Tarakan (een eiland dat ongeveer zo groot is als de Haarlemmermeerpolder) verdedigen met ca. dertienhonderd man aan troepen die naar verhouding veel mitrailleurs hadden - er was evenwel slechts één batterij veldgeschut die echter niet-mobiel was; niet-mobiel waren eveneens de vier kustbatterijen, één op het noorden van het eiland, drie op de zuidwestpunt, ca. zes kilometer ten zuiden van het plaatsje Tarakan. De westkust van Tarakan was dus sterker verdedigd dan de oostkust, waarvan gemeend werd dat zij zich minder goed voor landingen leende. De Japanners waagden het er op: in de nacht van de rode op de r r de landden de meer dan zesduizend militairen van de Sakagoetsji-brigade op drie punten op de oostkust. De daar opgestelde zeer zwakke detachementen trokken terug." Er leidden uit dit gebied geen wegen naar het plaatsje Tatakan maar de Japanse voorhoede, de loop van enkele riviertjes volgend, rukte snel door het heuvelachtig terrein op ende capitulatie van het Knil op Midden-Java regelden - de man bleek na de oorlog

1 Het schip, zestigjaar oud en vrijwel onverdedigd (er waren vier pistolen aan boord), werd, na gebombardeerd en gemitrailleerd te zijn, op de avond van de rode, toen een Japanse torpedobootjager naderde, door de commandant en de bemanning verlaten; zij werden als krijgsgevangenen aan boord van de jager gebracht. Hoewel met de dood bedreigd, weigerde de commandant inlichtingen te geven over de ligging van het mijnenveld. 2 Het meest zuidelijke detachement, ruim dertig militairen tellend, werd door de Japanners ingehaald en gevangen genomen. Hoewel met de dood bedreigd, weigerden die militairen mee te delen hoe de Japanners het plaatsje Tarakan en het boorterrein van de BPM zo snel mogelijk konden bereiken; op de tzde werden allen op één na door de Japanners met bajonetsteken afgemaakt die ene, een vijf-en-dertigjarige Indische Nederlander, reservist, wist zich dood te houden en kon vervolgens kruipend in vijf dagen het op 10 km afstand gelegen militair hospitaal bereiken. Mogelijk is dat er nog een tweede overlevende is geweest, althans: de commandant van het detachement, een kapitein van het Knil, Indisch Nederlander, werd begin maart '42 op Java gesignaleerd in het gevolg van de Japanse officieren die

817 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

was tegen de avond van de rode in het bezit van de eerste verdedigingslijn die het plaatsje aan de oostzijde dekte.

XCEerder op die dag had overste de Waal besloten, de Japanners te verdrijven van een belangrijke heuvel die zij hadden veroverd. Hij wilde daartoe een compagnie jeugdige Ambonnezen inzetten die in november '41 fel tegen hun verplaatsing naar Tarakan, waarbij zij hun gezinnen op Java moesten achterlaten, hadden geprotesteerd - nu bleek het onmogelijk die Ambonnezen er toe te bewegen een aanval op de heuvel in te zetten; hun compagnie viel, schijnt het, spoedig nadien uiteen. In de nacht die volgde (die van de rrde op de rzde), werden de Knil-troepen in de tweede verdedigingslijn onverhoeds beslopen door van allerlei listen gebruikmakende Japanners; er werd onder de verdedigers een slachting aangericht. Zij die wisten te ontkomen, waren volslagen gedemoraliseerd - overste de Waal had toen nog maar één onvolledige compagnie in reserve; voortzetting van de strijd zag hij als zinloos en op de ochtend van de rzde capituleerde hij met al zijn troepen. De gevechten hadden ruim een etmaal geduurd.

XCHet was de vraag ofhet bericht omtrent de overgave de tweehonderdvijftien Knil-militairen die bij de meest zuidelijke kustbatterij waren ingedeeld, onmiddellijk zou bereiken en de Japanse troepencommandant adviseerde derhalve de Japanse marinecommandant, te wachten alvorens zijn mijnenvegers opdracht te geven, de door de 'Prins van Oranje' in de doorvaart gelegde mijnen te vegen. De marinecommandant sloeg dit advies in de wind - het gevolg was dat van de zes naderende mijnenvegers er twee in de grond werden geboord; er werd ook gevuurd op Japanse drenkelingen. De Japanse legercommandant deed de toezegging dat de militairen van de betrokken kustbatterij niet gestraft zouden worden en overste de Waal wist hen toen persoonlijk er toe te bewegen, zich aan de Japanners over te geven. De marinecommandant liet vervolgens de tweehonderdvijftien militairen aan zich overdragen; zij werden een week later van een Japans schip geboeid in zee geworpen op de plek waar de twee mijnenvegers tot zinken waren gebracht.

XCTwee marineschepen trachtten uit Tarakan te ontkomen: de mijnenlegger 'Prins van Oranje' en de onderzeeboot 'K 10' die wij tot dusver niet hebben genoemd omdat hij geen bijdrage aan de verdediging van Tarakan had kunnen geven.

818 [PDF]
TARAKAN

De 'K 10', meer dan twintig jaar oud, had begin januari van Helfrich de nauwelijks uitvoerbare opdracht gekregen, de Japanse vlootstrijdkrachten die zich bij Davao bevonden, aan te vallen, maar na het vertrek uit Soerabaja was de compressor van een van de twee dieselmotoren gescheurd en de boot had Tarakan aangedaan om er die compressor te laten repareren. De reparatie was nog niet voltooid toen de boot op II januari (de dag waarop de Japanners door de eerste verdedigingslinie heenbraken) van Helfrich opdracht kreeg, naar Soerabaja terug te keren. Nog boven water varend wist de commandant, zelf aan het roer staand, aanvallen van een Japanse jager te doorstaan. Toen Japanse bommenwerpers naderden, ging de 'K 10' onder water varen. Zo wist hij zowel aan de bommenwerpers als aan de Japanse vlooteenheden te ontsnappen.

XCMinder geluk had de 'Prins van Oranje': pogend benoorden Tarakan te ontsnappen werd de mijnenlegger door een Japanse torpedobootjager .de grond ingeboord; slechts zes opvarenden werden uit zee opgepikt. Doordat de Japanners Tarakan aan de oostzijde hadden aangevallen, konden verscheidene personen op I I of 12 januari de smalle zeestraat oversteken welke Tarakan van Borneo scheidt. Daartoe behoorden de commandant van de noordelijke kustbatterij op Tarakan en ca. veertig onder hem dienende Europese militairen (alle inheemsen waren gedeserteerd). Deze groep en andere groepen trokken, een rivier volgend, moeizaam het binnenland van Borneo in waar zich begin maart in Longbarang, hemelsbreed ongeveer 200 km uit de kust (zie kaart XIV op pag. 816), meer dan honderd militairen en Europese burgers bevonden. De groep gaf zich midden april aan de Japanners over, mede omdat toen bekend was dat dezen aan de Dajaks opdracht hadden gegeven, alle Europeanen die zich in het oerwoud teruggetrokken hadden, te vermoorden.

XCOntsnapping naar het zuiden lukte aan een ingenieur van de BPM, tevens hoofd van de luchtbeschermingsdienst van Tarakan - samen met enkele marinemannen kon hij op de kust van Borneo fen prauw vinden waarmee hij Boelongan bereikte (zie kaart XIV op pag. 816); daar bevond zich een zender van het binnenlands bestuur.' Een vliegtuig bracht de ingenieur en de overigen naar Balikpapan, vanwaar zij, eveneens per vliegtuig, naar Java werden gezonden om er rapport uit te brengen. Van wat op Tarakan tijdens de verovering gebeurd was, wisten zij weinig,

I Een groepje vluchtelingen dat dwars door het oerwoud naar Boelongan trok, werd op één na door Dajaks vermoord.

819 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

van wat er nadien was gebeurd, niets. Ook daar kreeg het Gouvernement evenwel spoedig informatie over.

XCDat de aardolie-installaties van Tarakan waren vernield, werd door de Japanners als een ernstige tegenslag beschouwd. Hoe kon voorkomen worden dat bij Balikpapan, waar een nog veel groter wingebied lag, hetzelfde gebeurde?

XCDe Japanse legercommandant besloot, aan de Knil-commandant te Balikpapan, luitenant-kolonel C. van den Hoogenband, te doen weten dat hij, al zijn Nederlandse militairen en talrijke Nederlandse burgers gedood zouden worden als de aardolie-installaties van Balikpapan Japan. niet ongeschonden in handen vielen. Het overbrengen van die boodschap werd opgedragen aan kapitein Colijn en aan overste de Waals adjudant, kapitein G. L. Reinderhoff. Colijn deed daar op 15 januari mededeling van aan zijn echtgenote, die later, aldus van Heekeren, 'vertelde dat haar man ... er twintig jaar ouder uitzag, zo hadden de Japanners hem mishandeld.' 1 De twee kapiteins namen de gedwongen missie op zich met geen andere bedoeling dan het uiterste te doen om de Japanse opzet te verijdelen. Zij kregen van de Japanse commandant een in het Japans geschreven maar ook in het Nederlands vertaalde 'mededeling' mee waarin de namen der twee Nederlanders lelijk verhaspeld waren; die 'mededeling' luidde":

XC'Als het garnizoen van Balikpapan de aldaar en in de omgeving gelegen natuurlijke hulpbronnen en inrichtingen vernietigt, zullen de commanderende officieren, de onder hen staande Nederlandse soldaten en de met hen in betrekking staande Hollanders allen zonder uitzondering worden gedood.

XCDe kapitein Coren en de kapitein Renderuhof worden gezonden om bijzonderheden betreffende het bovenstaande over te brengen.'

XCMet dit stuk (het lag in de lijn van een tekst, 'Dringende waarschuwingen aan Nederlanders in Indië', die hier en daar door de Japanners

I C. van Heekeren: p. 149. 2 Tekst: dl. V, p. '121.

820 [PDF]
WAARSCHUWING NAAR BALIKPAPAN

als luchtpamflet werd afgeworpen '), verlieten Colijn en Reinderhoff Tarakan op 16 januari aan boord van een grote motorboot van de BPM - de afstand naar Balikpapan was ca. 600 km: enkele dagen varen. Twee luitenants van de Japanse marine en twee minderen voeren mee. Die Japanners gingen benedendeks schuilen toen op 19 januari een MLDvliegboot naderde van waaruit men aan boord van de motorboot twee heftig gebarende Nederlandse militairen zag. De vliegboot kon vanwege de ruwe zee niet landen maar dat lukte wel in de vroege ochtend van de volgende dag. Hij nam toen Colijn en Reinderhoff over; de motorboot voer naar Tarakan terug. In Balikpapan zeiden Colijn en Reinderhoff dat zij het voor waarschijnlijk hielden dat de Japanners al de volgende dag, 21 januari, bij Balikpapan zouden landen - nog die zoste werd overgegaan tot de vernieling van de aardolie-installaties. Colijn en Reinderhoff hadden de Japanse legercommandant op Tarakan op erewoord beloofd, naar het eiland te zullen terugkeren - die terugkeer werd hun door overste van den Hoogenband, hoogste in rang, formeel verboden en zij werden onmiddellijk naar Java overgevlogen waar zij en de eerder bedoelde ingenieur van de BPM de eersten waren die een beeld konden geven van wat op Tarakan was geschied.

XCVan Starkenborgh seinde op 23 januari aan de regering dat de aardolieinstallaties op Tarakan tijdig vernield waren, dat de Japanners tegen het Knil-bataljon 'een gehele divisie' hadden ingezet (in feite een brigade, maar een van zesduizend militairen) en dat

I Die tekst luidde: 'Het Keizerrijk heeft zijn machtige strijdkrachten naar Indië gezonden. De huidige regering in Indië is niets anders dan een groep marionetten van Engeland en van de Verenigde Staten. Zij heeft geweigerd aan de opbouw van een Gemeenschappelijke Welvaartssfeer in Oost-Azië deel te nemen. wenst dat een nieuwe regering door een Indonesiër gesticht wordt die met ons wil samenwer ken' (in feite had de Japanse regering bepaald dat géén zodanige regering zou worden gevormd). ' ... Hierbij verklaar ik met de meeste ernst het volgende dat iedereen heeft in acht te nemen: I. ... Binnen een paar weken zal de gehele Indische archipel bezet worden. Daarom is nu alle tegenstand nutteloos. 2. Zij die petroleumbronnen, inrichtingen van oliebedrijven, olietanks e.d. vernie len of daaraan een helpende hand bieden, zullen tezamen met al hun familieleden en verwanten terstond doodgeschoten worden. 3. Schade, toegebracht aan Japanners of Japanse bezittingen, zal honderdvoudig gewroken worden. 4. Hollanders die met Japanse troepen willen samenwerken, zullen voor hun leven beschermd worden en hun eigendommen zullen voor altijd veilig gesteld blijven.' Dit stuk droeg als ondertekening: 'De opperbevelhebber der Japanse strijdkrachten', waarmee vermoedelijk generaal Teraoetsji werd bedoeld. (tekst: IC, 4684)

821 [PDF]
'ABVA-COMMAND'

'de weerstand van inheemse infanterie onbevredigend (was). Compagnie Ambonnezen, wier moreel reeds vóór de zending naar Tarakan slecht was, deserteerde spoedig, Javanen, door vechtmethoden eveneens verrast, bleken meer bereid tot opoffering en waren zeer gevechtwaardig. Houding officieren, geringe Europese troepen en inheemse artilleristen was boven alle lof.'

XC· .. Na de capitulatie was de behandeling van krijgsgevangenen en burgers uiterst slecht en opzettelijk vernederend, vooral ten aanzien van Europeanen. Onze gewonden werden uit hospitaal verwijderd en verwaarl.oosd. Veertig Rode Kruis-verpleegsters werden in ziekenhuis opgesloten en gedwongen op vernederendste wijze alleen Japanse gewonden te behandelen.

XC· .. Houding onzer troepen na capitulatie jegens officieren zeer ondisciplinair.

XC· .. Ik vermijd publikatie over houding troepen en slechte behandeling van gevangenen na de capitulatie teneinde in dit zeer ongunstige oorlogsstadium een morele depressie te voorkomen.' I

XCEen week later seinde hij:

XC'Er is nog te melden uit Tarakan dat de inheemse bevolking en Chinezen huizen van Europeanen plunderden. De Japanners stelden na de bezetting een eigen politie in die evenals de bezettingstroepen alles stalen, ook wat geplunderd was door eigen bevolking, de huizen leeghaalden, ringen en horloges afnamen van burgers en militairen . .. Hoge officieren deden hieraan mee. Assistentresident en controleur gingen na de capitulatie naar kantoor om hun werk voort te zetten. Zij werden voor een Japanse kolonel gebracht, verhoord en geïnterneerd in een huis met uitdrukkelijk verbod zich te bemoeien met de bevolking.' 2 ,/

XCDat op Tarakan de Ambonnezen geen weerstand hadden geboden en in de Minahassa door de desertie van vele M~nadonezen maar weinig van de guerrilla terechtgekomen was, werd hoog opgenomen: op I februari maakte generaal ter Poorten bekend dat op desertie en hulp aan deserteurs de doodstraf stond. De legerleiding meende er voorts goed' aan te doen, kapitein Reinderhoff opdracht te geven, op Java rond te reizen teneinde er de officieren van de grote garnizoenen een beeld van te geven hoe de Japanners Tarakan hadden veroverd. 'Zijn schildering', aldus later een der legerpredikanten, ds. J. c. Hamel, 'was zo schrikaanjagend dat velen zich afvroegen of het wel verstandig was weerstand te bieden', en 'al heel spoedig vormde de juiste of minder juiste weergave dezer lezing bij de manschappen het gesprek van de dag.'3 Ook onder deJ. c.

I Telegram, 23 jan. I942, van van Starkenborgh aan de regering, a.v., I0995. 2 A.v., 30 jan. I942, a.v. I0969. 3 Hamel: (I948), p. 22.

822 [PDF]
VAN STARKENBORGH LICHT LONDEN IN

Europese burgerij gingen hoogst verontrustende geruchten de ronde doen, o.m. dat de verpleegsters die op Tarakan waren gebleven, daar in een Japans legerbordeel zouden zijn gezet; 'we waren er kapot van', schreef later een bij Palembang dienende reservist, en 'dit was de oorzaak dat later ook op Palembang geen enkele echtgenoot zijn vrouw toestond te blijven.' 1

XCBehalve fabrieken voor zwavelzuur, paraffine, blik en olievaten bevond zich in Balikpapan een grote raffinaderij van de BPM met een complex van aardolietanks die achtmaal zoveel aardolie konden bevatten als het complex op Tarakan. De aardolie werd naar Balikpapan met een buisleiding aangevoerd uit twee wingebieden waarvan het ene ca. 30 km ten noordoosten van Balikpapan lag, het andere, dat veel belangrijker was, ca. 70 km verder, bij Samarinda, in de delta van een van Borneo's grootste rivieren, de Mahakam (zie kaart XIV op pag. 8r6). Er werkten in dit tweede wingebied 'een kleine honderd Europese employé's en meer dan zevenduizend inheemse werklieden, hoofdzakelijk Javanen.

XCOverste van den Hoogenband had voor de verdediging van Balikpapan en van het wingebied bij Samarinda (alsmede van het stroomopwaarts aan de Mahakam gelegen geheime vliegveld Samarinda II) de beschikking over een Knil-detachement van ca. elfhonderd man. Het was goed van mitrailleurs voorzien en het bezat enkele stukken mobiel veldgeschut en luchtdoelgeschut. De haven van Balikpapan werd voorts verdedigd door kustgeschut. Er liep een weg van Balikpapan naar het kleine wingebied en er werd er een aangelegd die als toevoerweg bedoeld was naar een geprojecteerde nieuwe weg die Samarinda verbinden moest met het beginpunt van de berijdbare weg naar Bandjermasin; van die toevoerweg was nog slechts een gedeelte gereed dat in de richting liep van de Adangbaai die ca. roo km bezuiden Balikpapan ligt (zie kaart XIV op pag. 8r6).

XCAan de kust bij Balikpapan had overste van den Hoogenband allerlei veldversterkingen laten aanleggen en de Baai van Balikpapan was met een mijnversperring afgesloten waarin een doorvaartwas gelaten; riaderJ.

1 F. van West de Veer: 'Landstormsoldaat 1941-1945', p. 24 (IC, 81314).

823 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

den de japanners, dan diende een hulpmijnenlegger de doorvaart te sluiten.

XCBalikpapan had een bevolking van ca. dertigduizend zielen, goeddeels dicht bij het fabriekscomplex gehuisvest. Voorziende dat de vernieling van dat complex de plaats onbewoonbaar zou maken, had van den Hoogenband op ca. 7 km afstand langs de eerder bedoelde toevoerweg simpele barakkenkampen laten bouwen waarheen de bewoners van Balikpapan in tijd van nood geëvacueerd konden worden. Vermeld zij nog dat nagenoeg alle gezinnen van de in en bij Balikpapan wonende Europeanen en een deel van de gezinnen van de inheemse militairen van het Knil-detachement in december '41 per schip en vliegtuig naar java waren overgebracht.' Nadien meende van den Hoogenband zijn militaire taak beter te kunnen uitvoeren. Aan de voorgenomen vernieling van het fabriekscomplex van Balikpapan en van de twee wingebieden had hij veel aandacht besteed: de goed geoefende vernielingsploegen waren in verband met de mogelijke inzet van japanse luchtlandingstroepen vlakbij de te vernielen objecten gelegerd.

XCKort na de val van Tarakan liet van den Hoogenband de burgerbevolking van Balikpapan evacuerennaar de barakkenkarnpen. Hij wilde voorts voorkomen dat de leden van de vernielingsploegen in japanse handen zouden vallen (mogelijkerwijs heeft het eerder aangehaalde japanse luchtpamflet hierbij een rol gespeeld) en had op het tracé naar de Adangbaai om de 10 km levensmiddelendepots laten inrichten: via dat tracé, een pad door het oerwoud, zouden de leden van de vernielingsploegen van Balikpapan en het kleine wingebied een eindweegs kunnen vorderen in de richting van het beginpunt van de autoweg naar Bandjermasin.

XCToen nu in de vroege ochtend van 20 januari Colijn en Reinderhoff aan van den Hoogenband het eerder weergegeven dreigement van de japanners overhandigden en meedeelden dat naar hun verwachting de japanners de volgende dag in Balikpapan zouden landen, besloot van den Hoogenband om, zoals al vermeld, onmiddellijk tot de voorgenomen vernielingen over te gaan. De bij Balikpapan gelegen MLD-vliegboten werden naar Soerabaja gedirigeerd (zij namen Colijn, Reinderhoff en de uit Tarakan ontsnapte BPM-ingenieur mee) en de doorvaart in de mijnversperring werd gesloten.

XCDe vernielingen slaagden perfect. De enorme branden in Balikpapanzij wilden naar Menado gevoerd worden maar daarvoor was geen schip beschikbaar

I De gezinnen van de Menadonese militairen hadden evacuatie naar Java geweigerd:

824 [PDF]
BALIKPAPAN

waren s avonds op meer dan 100 km afstand zichtbaar. De MLDvliegboten konden daardoor nog één keer terugkeren - zij namen nu de in Balikpapan aangekomen vernielingsploeg van het kleine wingebied mee (die van het grote bij Samarinda werd afgevoerd via het vliegveld Samarinda II). Van de ploegen die in Balikpapan de vernielingen hadden uitgevoerd, konden een etmaallater een kleine zestig man meegenomen worden aan boord van nog twee vliegboten; er waren er vier uitgezonden, maar één kon niet landen en één verongelukte. Op de voettocht van de niet-afgevoerden komen wij nog terug.

XCHet regiment van de Sakagoetsji-brigade dat Balikpapan moest veroveren, verliet Tarakan op 21 januari in vijftien transportschepen, begeleid door één lichte kruiser, zeven torpedobootjagers en enkele patrouillevaartuigen en mijnenvegers. Het convooi werd een dag later waargenomen door patrouillerende MLD-vliegboten - het bericht werd onmiddellijk doorgeseind naar Samarinda II en naar Java. Eén van de Japanse schepen werd in de nacht van de zzste op de z j ste beschadigd door een torpedo uit een Amerikaanse onderzeeboot en toen het convooi op de avond van de z jste voor het brandende Balikpapan lag, werd het van Samarinda II uit aangevallen door tien Glenn Martin-bommenwerpers en twintig Brewster-jagers een groot japans transportschip werd in brand gebombardeerd en zonk.

XCAndere verliezen werden de japanners toegebracht door vier van de dertien oude, nog uit de Eerste Wereldoorlog daterende Amerikaanse torpedobootjagers die in de Indische archipel ageerden.

XCToen de japanners in de Minahassa en op Tarakan landden, waren de bovenwatereenheden van Abda-Command lelijk verspreid: de 'De Ruyter' kreeg een onderhoudsbeurt in Soerabaja, de 'java', de 'Tromp' en vier Nederlandse jagers escorteerden Geallieerde schepen in de Indische Oceaan en de zware Amerikaanse kruiser 'Houston' en twee Amerikaanse jagers bevonden zich bij Darwin. Rear-Admiral Glassford had de bedoeling gehad, de Japanners bij Menado aan te vallen met zijn resterende schepen: de lichte kruisers' Boise' en 'Marblehead' en vier torpedobootjagers, maar toen hij de Minahassa naderde, was hem het verkenningsbericht overgebracht dat alle japanse schepen daar alweer vertrokken waren.

825 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Van Timor nu vertrok hij naar Balikpapan zodra hem het bericht had bereikt betreffende het convooi dat Tarakan verlaten had. Op een van de doorgangen naar de javazee liep de 'Boise' op een rif; het schip voer ter reparatie naar Tjilatjap. De 'Marblehead', de enige overgebleven kruiser, kon, doordat een van zijn turbines onklaar was, slechts op halve snelheid varen; zodoende waren het alleen de vier jagers die op de avond van de z jste op Balikpapan afgingen. Door de japanse kruiser en de japanse torpedobootjagers werden zij niet ontdekt. Ongehinderd naderden zij Balikpapan waar de silhouetten van twaalf japanse transportschepen bij tijd en wijle duidelijk zichtbaar waren tegen de achtergrond van het brandende fabriekscomplex: ideale omstandigheden, maar de meeste door de Amerikanen gelanceerde torpedo's misten hun doelof ontploften niet en van de geheelonbeschermde transportschepen (menend dat de aanval door onderzeeboten werd uitgevoerd, kruiste hun dekkingseskader op enige afstand, die onderzeeboten zoekend) werden slechts vier tot zinken gebracht; hetzelfde geschiedde met een van de drie patrouilleboten. Onontdekt wisten de vier jagers weer de javazee te bereiken.

XCInmiddels hadden twee Nederlandse onderzeeboten, de 'K 14' en de 'K 18', opdracht gekregen, in de buurt van Balikpapan positie te kiezen. De 'K 14' die nogal ver van Balikpapan moest patrouilleren, kreeg geen doelen in zicht, wèl de 'K 18': een van zijn torpedo's miste de Japanse kruiser maar een groot japans transportschip (het werd voor een torpedobootjager gehouden) werd tot zinken gebracht. 1 Zo waren dus aan de japanse invasievloot door de Nederlanders en de Amerikanen niet onaanzienlijke verliezen toegebracht, maar zij waren niet zó zwaar dat de japanners hun landing niet konden laten doorgaan. In de nacht van de z jste op de zaste en in de ochtendschemering gingen

1 In de vroege morgen van de zaste trachtte de 'K IS' onvervaard opnieuw in de Baai van Balikpapan door te dringen. Nu werd de boot onmiddellijk door een Japans oorlogsschip met dieptebommen bestookt; hij zonk hellend op de zeebodem waar bleek dat door het binnengestroomde water de electromotoren, twee roermotoren en één ballastpomp onbruikbaar waren geworden. De gehele dag bleef de 'K IS' op de zeebodem liggen - de temperatuur liep op tot 57° Celsius met een luchtvochtigheid van 100%. In de nacht lukte het de boot leeg te pompen en los te komen van de bodem, waarna de dieselmotoren werden aangezet. Notabene: in het donker boven komend, bleek de 'K IS' zich tussen twee Japanse torpedobootjagers te bevinden! Hij werd niet opgemerkt. Toen hij de volgende dag onder water ging om de bommen van een Japanse vliegboot te ontwijken, zonk hij opnieuw hellend op de bodem van de zee - wéér lukte het de commandant, de boot boven water te krijgen. Hij bereikte nadien veilig Soeraba ja.

826 [PDF]
BALIKPAPAN

hun troepen aan weerszijden van Balikpapan aan land. I Overste van den Hoogenband achtte een verdediging van de plaats, waar alles wat voor de vijand van belang kon zijn vernield was, zinloos, kreeg van het Algemeen Hoofdkwartier te Bandoeng telefonisch machtiging, Balikpapan te verlaten, wilde dat doen langs de toevoerweg waaraan de evacuatiebarakken lagen, maar vernam spoedig dat die weg door japanners. afgesneden was, zodat hem niet anders restte dan zich met zijn militairen (van wie de Menadonezen door hun gezinnen werden vergezeld) door het terrein te begeven naar het pompstation van Balikpapan waar zich militaire magazijnen bevonden. Wij komen op van den Hoogenband en de zijnen terug.

XCEnkele weken na de verovering van Balikpapan, vermoedelijk op de zaste februari, voerden de japanners het dreigement uit dat zij Colijn en Reinderhoff hadden laten overbrengen: Alle Europeanen die hun in handen waren gevallen en die ten tijde van de vernielingen in Balikpapan aanwezig waren geweest: de twee ter plaatse gebleven bestuursambtenaren, de inspecteur van politie, een officier van gezondheid (tevens vertegenwoordiger van het Rode Kruis), acht patiënten uit het ziekenhuis, een plaatselijke predikant, drie priesters, enkele ingenieurs en een grote groep krijgsgevangenen, bij elkaar acht-en-zeventig personen, werden naar een plaats op het strand gebracht en de inheemse bevolking van de nabijgelegen wijk werd opgetrommeld om te zien wat daar zou geschieden. In die wijk was in inheemse kledij een Indische Nederlander ondergedoken die de nacht tevoren uit het hospitaal was ontsnapt. Hij zag dat de twee bestuursambtenaren onthoofd werden, en dat daarna de zes-en-zeventig anderen tot hun borst de zee werden ingedreven waar zij één voor één werden doodgeschoten. De oudste van de drie priesters sprak op de japanners in, trachtte zijn lotgenoten te troosten en zegende hen totdat hem ook zelf een kogel trof. De Japanners lieten de lijken in het water drijven.werden in de avond van de z jste met een bootje aan land gezet maar wij nemen aan dat hun opzet niet sla-agde doordat de electrische centrale

I De Japanners hadden op Tarakan twintig inheemsen gerecruteerd die Balikpapan goed kenden en die zich bereid hadden verklaard, aldaar ter vergemakkelijking van de landingen bij verrassing de verlichting van het havenfront aan te doen. De twintig

827 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

XCTussen Tarakan en Balikpapan liggen (zie kaart XIV op pag. 816) de plaatsen Boelongan, waar zich, gelijk eerder vermeld, een zendstation van het Binnenlands Bestuur bevond, Beraoe, waar de KPM haar steenkolenmijn exploiteerde, en Samarinda, niet ver waarvandaan de meeste voor Balikpapan bestemde aardolie werd opgepompt.

XCSamarinda, waar het brede deltagebied van de Mahakam begint, werd op 2 februari door de Japanners van Balikpapan uit bezet. Het kleine Knil-detachement was toen via de rivier het binnenland ingevaren. Vijf ter plaatse achtergebleven Nederlanders werden door de Japanners gedood, onder hen vier bestuursambtenaren die, na ernstig te zijn mishandeld, onthoofd werden, eerst drie, een maand later de vierde. Het Knil-detachement werd steeds kleiner doordat inheemse militairen er vandoor gingen. De overblijvenden wisten enkele Japanse aanvallen af te slaan maar toen de Japanners geblindeerde landingsboten gingen gebruiken die kleine kanonnen aan boord hadden, moesten zij met hun slechts met mitrailleurs bewapende vaartuigen stroomopwaarts uitwijken. Op 9 maart bereikten zij het vliegveld Samarinda II dat toen door ongeveer vijfhonderd Knil-militairen werd verdedigd. Het vliegveld was overigens niet langer in gebruik: het was op 24 januari door de Japanners ontdekt en een dag daarna tweemaal zwaar gebombardeerd; het Algemeen Hoofdkwartier had toen de er nog gestationeerde vliegtuigen teruggetrokken maar had de bezetting van het vliegveld gehandhaafd, zulks in de verwachting (er waren immers duizend Amerikaanse jagers toegezegd) dat het later opnieuw in gebruik genomen kon worden.

XCDe vliegveldcommandant en de uit Samarinda afkomstige detachementscommandant besloten, gehoord het algemene capitulatiebericht van het Knil, om zich aan de Japanners over te geven. Zij lieten zich daartoe met de meesten van hun manschappen de rivier afzakken naar Samarinda, maar omstreeks vijftien Knil-militairen wilden de strijd voortzetten en gingen verder stroomopwaarts de Mahakam op. Begin juni wisten de Japanners hen te vinden: op twee na werden de vijftien door de Japanners doodgeschoten - die twee konden zich met hulp van Dajaks schuilhouden totdat zij in april '43 door dezen aan de Japanners werden uitgeleverd die hen in leven lieten.

XCIn ditzelfde gebied werd de bestuursambtenaar van Longiram (zie kaart XIV op pag. 816) die, een zijrivier van de Mahakam volgend, met enkele Knil-militairen het binnenland ingetrokken was, midden '42

828 [PDF]
OOST-BORNEO

bescherming bij de Dajaks te zoeken; die leverden hem en de zijnen aan de japanners uit. Allen werden afgemaakt.

XCIn Boelongan landden de japanners op 17 of 18 februari. Enkele Knilmilitairen sneuvelden, de overigen bereikten na een zware tocht die weken duurde, via de rivier de post Longnawang bij de grens van Brits-Borneo (zie kaart XIV) waar zich enkele uit dat gebied afkomstige Britse en Amerikaanse vluchtelingen bleken te bevinden. Op die post bleven vermoedelijk ca. negentig blanken (militairen èn burgers) en vijf-en-dertig inheemse Knil-militairen bijeen. In augustus '42 werd de post door de japanners overvallen: eerst werden alle blanke mannen en één Ambonnese militair van het leven beroofd, een maand later alle vrouwen en kinderen.

XCBeraoe, de plaats met de steenkolenmijn, werd niet door de japanners bezet. Er bevonden zich ruim twintig Europese burgers, een groot aantal mijnwerkers (Javanen en Menadonezen) en ca. veertig Knil-militairen - bij die veertig voegden zich nog enkele tientallen die van Tarakan uit naar Boelongan hadden weten te ontkomen. Na het bericht van de algemene capitulatie van het Knil werd besloten zich over te geven: er werd een boodschapper naar Tarakan gezonden en de vervolgens ter plaatse verschenen japanners voerden alle Knil-militairen naar Tarakan en zetten de Nederlanders in Beraoe gevangen.

XCWij keren nu terug naar de twee groepen die te voet Balikpapan hadden verlaten: overste van den Hoogenband met een deel van zijn detachement, sommigen door hun vrouwen en kinderen vergezeld, en de groep

829 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

XCGelijk vermeld, wenste van den Hoogenband in eerste instantie het pompstation van Balikpapan te bereiken waar zich militaire magazijnen bevonden; hij wilde er voorallevensmiddelen ophalen. Naar die magazijnen op weg, hoorde hij dat ze al door de Japanners waren bezet. Hij besloot vervolgens dwars door het oerwoud naar het gebied van de Mahakam te gaan, waar fourageren mogelijk zou zijn en waar het vliegveld Samarinda II lag - de bij hem zijnde vrouwen overtuigde hij ervan dat zij met hun kinderen beter naar de barakkenkampen konden terugkeren omdat de voettocht voor hen te zwaar zou zijn. Zij die er aan gingen deelnemen, ca. vijfhonderd van de zevenhonderd militairen met wie van den Hoogenband Balikpapan had verlaten, hadden slechts hun militair noodrantsoen bij zich: twee blikken nassi goreng ; naar de Mahakam onderweg, werd in een depot van de Hollandse Beton Maatschappij die het noordelijk deel van de autoweg Bandjermasin-Samarinda aanlegde, nog ISO kg rijst gevonden. 'De rijst' ,aldus een verslag,

XC'wordt iedere dag eerlijk verdeeld, per man een handvol gekookte rijst, dat we kruiden met wilde spaanse peper en de kern van een stekelige palmsoort. 's Morgens om zes uur zijn we al op pad, 's avonds om vijf uur moeten we bivak maken, voor vijfhonderd man met drie klewangs. Kapitein Bickart ' loopt voorop en kapt de weg. Steeds noordwaarts trekken we, dwars over waterscheidingen, langs rivierbeddingen, struikelend en glijdend, tot ons middel in het water, steeds in het somber-groene oerwoud. We klauteren tegen watervallen op en balanceren over boomstarnmen die jaren geleden door stormen geveld zijn en als brug dienst doen over kloven en spleten ... Onze uniformen hangen aan flarden, muskieten en bloedzuigers vergasten zich aan ons bloed. De regen zeurt, om van tijd tot tijd over te gaan in een tropische plensbui. Alleen's nachts mogen we kleine vuurtjes maken en drogen we onze vodden zo goed als het kan ... De oude overste houdt zich prachtig; hij weigert zijn uitrusting te laten dragen en loopt zijn voeten stuk. Kapitein Bickart is de ziel van. de verslagen troep ... Zijn opgewekt humeur en onverwoestbaar vertrouwen sterkt ons en doet ons .volhouden. Hij vertelt ons nu, dat het in de bedoeling ligt, het beroemde 'onvindbare vliegveld' Samarinda II te vinden dat wellicht nog Jap-vrij is. We raken de tel kwijt en weten van dag noch datum en het inter~sseert ons ook maar matig.'?

XCNa negen dagen bereikte de groep een kampong waar voldoende levensmiddelen waren; daar vernam men ook dat men op de Mahakam boten zou vinden waarmee men Samarinda II zou kunnen bereiken. Na

XC, Dit was kapitein J. H. C. Bickart, zes-en-dertig jaar oud. 2 Aangehaald in C. van Heekeren: Moord en brand, p.

830 [PDF]
TERUGTOCHT UIT BALlKPAPAN

een tocht van nogmaals drie dagen werd de rivier bereikt en één dag later, 6 februari, kwam overste van den Hoogenband met ruim tweehonderd man (vele inheemsen waren gedrost, enkele zieken benedenstrooms afgevoerd) op Samarinda II aan. Van den Hoogenband en de meesten van zijn mannen (een klein aantal werd aan het vliegvelddetachement toegevoegd) werden met vliegtuigen naar java overgebracht.

XCDe leden van de vernielingsploegen die naar Bandjermasin op weg gingen: zeven-en-tachtig Europeanen en tien inheemse stafleden van de BPM en van andere ondernemingen, hadden het voordeel dat zij aanvankelijk het al gekapte tracé van de weg naar Bandjermasin konden volgen, dat zij ca. honderdveertig inheemse dragers hadden kunnen aantrekken en dat zij een zender bij zich hadden die contact met java mogelijk maakte, maar het tracé hield spoedig op en veel dragers gingen er vandoor. Men hoopte in de Adangbaai prauwen te vinden maar vernam op één dag lopen van de baai dat er al japanners waren. Er werd toen besloten, groepen te vormen die elk op eigen gelegenheid zouden trachten verder te komen. De grootste groep, die de zender bij zich had, kreeg de raad, dwars door het oerwoud naar Samarinda II te trekken - de voorhoede van die groep kwam er eind februari aan, na een tocht van een maand, en werd per vliegtuig naar java overgebracht, de rest bereikte het vliegveld op 8 maart, de dag van de capitulatie. Van de kleine groepen die gevormd waren, wisten verscheidene aan de kust prauwen te vinden - enkele groepjes kwamen in Bandjermasin aan, twee (maar pas na de capitulatie) op java, een op Lombok. Er waren er echter ook wier prauwen de japanners in handen vielen en van dezen werden sommigen doodgeschoten. Van de vijf-en-tachtig Europeanen die Balikpapan hadden verlaten, bleven slechts een-en-veertig in leven en geen hunner was eerder in Bandjermasin dan de japanners.

XCVan de grootste twee plaatsen op de zuidelijke helft van Borneo werd (zie kaart XIV op pag.Pontianak eind januari door de japanners bezet, Bandjermasin midden februari, Pontianak door troepen die eerst in Brits-Borneo, Bandjermasin door troepen die eerst op Tarakan en in Balikpapan aan land waren gegaan.

816)

XCDe territoriale commandant van het Knil te Pontianak, luitenantkolonel D. P. F. Mars, beschikte over ca. zevenhonderd

831 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

en honderdvijftig nauwelijks geoefende reservisten. Zijn hoofdtaak was, het geheime vliegveld Singkawang II te verdedigen. Eind december, toen dat vliegveld, dat door de Japanse luchtmacht was ontdekt en gebombardeerd, niet langer gebruikt werd, kwam er na een moeilijke tocht door het oerwoud een groot deel van het Brits-Indische bataljon aan dat Kuching had trachten te verdedigen. Nadien besloot generaal ter Poorten dat van West-Borneo uit tegen de Japanners op Brits-Borneo moest worden geageerd; hij zond een als zeer strijdvaardig bekend officier, luitenant-kolonel A. L. Gortmans (zijn bijnaam was 'Jan Oorlog'), naar Pontianak om die actie te leiden. Zij werd geen succes, o.m. doordat de inheemse bevolking van medewerking afkerig bleek. De Japanners rukten langs de uit Kuching komende weg snel in de richting van Singkawang II op - dat vliegveld werd op 18 januari grondig vernield. Gortmans keerde naar Java terug. Op 27 januari landden de Japanners bij Pamangkat, ca. ISO km benoorden Pontianak. De commandant van het gehavende Brits-Indische bataljon besloot toen met zijn troepen dwars door het tropische oerwoud de lange mars naar het bij de zuidkust van Borneo gelegen vliegveld Katawaringin (zie kaart XIV op pag. 816) te ondernemen, hemelsbreed een afstand van ca. 400 km; op bepaalde trajecten rivieren afzakkend, wist een vooruitgezonden patrouille dat vliegveld na een tocht van bijna drie weken te bereiken. Wat van de hoofdmacht restte, kwam in dat gebied pas in de eerste helft van maart aan; zij vond er militaire uitrustingsstukken die er ter voorbereiding van een guerrilla tijdig van Java waren heengebracht, maar veel van die uitrusting (brenguns zonder magazijnen, handgranaten zonder detonatoren en verkeerde geweermunitie) was onbruikbaar en zij besloot toen zich aan de Japanners over te geven; het Knil-detachement dat er zich bevond en dat een oorspronkelijke sterkte had gehad van ca. tweehonderdvijftig man, deed hetzelfde.

XCVan Pamangkat uit rukten de Japanners eind januari Pontianak binnen waaruit MLD-Catalina's een-en-vijftig Nederlanders, onder wie de zieke resident, tijdig hadden kunnen ophalen. De opmars van de Japanners langs de kust' was nauwelijks gestoord - aan detachementen van het Knil die de oprukkende Japanners met guerrilla-acties wilden bestoken, bleek dat de inheemsen de voor die guerrilla voorbereide levensmiddelendepots hadden geplunderd; één patrouille werd door inheemsen overmeesterd en aan de Japanners uitgeleverd. Pontianak was een-en-al verwarring

I In een van de kustplaatsen werd de BB-gezaghebber in maart ter dood gebracht.

832 [PDF]
WEST-BORNEO

toen de Japanners er binnentrokken; de stadswacht en de commissaris van politie hadden de stad verlaten, een poging tot georganiseerde verdeling van de aanwezige rijstvoorraden was in een wilde plundering ontaard, lichters met vliegtuigbenzine die op de brede monding van de Kapoeas, waaraan Pontianak ligt, in brand gestoken waren, waren van hun ankers losgeslagen en hadden gebouwen aan de oever in vlammen doen opgaan.

XCHoofdzakelijk met prauwen wist een klein aantal uit Pontianak en andere kustplaatsen van West-Borneo afkomstige Nederlanders Sumatra te bereiken. De weggetrokken stadswacht keerde later naar Pontianak terug waar zich toen ook weer overste Mars bleek te bevinden.

XCDe overste was na de val van Singkawang II de binnenlanden ingetrokken. Zijn opdracht was tot de guerrilla over te gaan maar die achtte hij onuitvoerbaar: een groot deel van zijn inheemse militairen was er vandoor gegaan en van de inheemse bevolking verwachtte hij eerder verraad dan medewerking. Op 3 maart kreeg hij per radio opdracht van generaal ter Poorten, met de resterende troepen naar het eerder genoemde vliegveld Kotawaringin te trekken. Daarheen op weg kreeg hij zes dagen later te horen dat ook in de Buitengewesten de strijd moest worden gestaakt - hij besloot toen met al zijn troepen te capituleren en keerde daartoe naar Pontianak terug.

XCDie capitulatie werd geweigerd door één van zijn luitenants, J. Davijt. In de verwachting dat de Amerikanen binnen drie maanden op Borneo zouden verschijnen, trok deze met drie Europese onderofficieren en de vrouwen van twee dier onderofficieren (een Ambonnese en een Dajakse) dieper het binnenland in om, zei hij, 'de Nederlandse driekleur in het hartje van Borneo te hijsen." Van eind maart tot begin juni wapperde die vlag in Poetoessibau in het dal van de Kapoeas-rivier (zie kaart XIV op pag. 816). Toen de Japanners die plaats naderden, poogden Davijt en de zijnen, nu zes mannen en de twee vrouwen, de bovenloop van de Mahakam te bereiken. Verdeeldheid in de groep leidde er toe dat twee mannen zich terugtrokken. Later in '42 (het is niet zeker of dat in juli, augustus of oktober is geschied) werden Davijt en de drie mannen die bij hem gebleven waren, door Dajaks vermoord.

XCI Nederlands-Indië contrajapan, dl. V,

833 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Bandjermasin, een stad met ca. zeventigduizend inwoners, die met het oog op de vloed welke hier diep de monding van de rivier de Barito instroomt, goeddeels op palen was gebouwd, was de zetel van de gouverneur van Borneo, dr. B. J. Haga. De territoriaal commandant, luitenant-kolonel H. T. Halkema, had ca.vijfhonderd man onder zijn bevelen. Ongeveer de helft daarvan was bij het ruim 300 km verder westelijk gelegen vliegveld Kotawaringin opgesteld. Halkema had opdracht, Bandjermasin niet te verdedigen maar met de gouverneur en de ca. tweehonderdvijftig militairen die er zich bevonden, het binnenland van Borneo in te trekken om vandaar uit guerrilla te voeren. Die opdracht had onder de vrouwen van zijn inheemse militairen die zouden moeten achterblijven (een deel Van de Europese vrouwen en kinderen was in december naar Java afgevoerd), grote ongerustheid gewekt. Als centrum van die guerrilla was de plaats Moearateweh uitgekozen aan de bovenloop van de Barito en op het traject daarheen waren op drie plaatsen voorraden opgeslagen.

XCOp 3 I januari, een week na de Japanse landing te Balikpapan, werden ca. vierhonderd militairen van de Sakagoetsji-brigade in de eerder genoemde Adangbaai ontscheept. Zij bereikten vandaar met grote moeite het noordelijk einde van de weg naar Bandjermasin en begonnen er aan hun opmars. Het eerste bericht omtrent de komst dier Japanners leidde er toe dat twee KPM-schepen naar Bandjermasin werden gezonden om Europeanen op te halen (met het eerste schip voeren ca. vierhonderd vluchtelingen naar Java, het aantal vluchtelingen van het tweede is niet bekend) en dat overste Halkema last gaf, langs de gehele weg naar Bandjermasin, d.w.z. over een afstand van 250 km, alle voorbereide vernielingen uit te voeren. Grote opschudding ontstond onder de inheemse bevolking en gouverneur Haga stelde van Starkenborgh voor, overste Halkema, die zijns inziens onbesuisd was opgetreden (hij had met de overste steeds een slechte verhouding gehad), te doen vervangen door een andere officier. Ter Poorten gaf op 8 februari een vervanger opdracht zich met spoed naar Bandjermasin te begeven, waar deze, naar gehoopt werd, op het dicht bij de stad gelegen burgervliegveld zou kunnen landen - diezelfde dag besloot overste Halkema dat met de vernielingen te Bandjermasin 's avonds een aanvang zou worden gemaakt. Gouverneur Haga begon die avond de Barito op te varen naar Moearateweh en een groep Europeanen volgde hem. Halkema gelastte zijn staf en de in Bandjermasin aanwezige troepen, zich te verzamelen op het punt, ca. 20 km van Bandjermasin, waar de Barito in zee stroomt,

834 [PDF]
ZUIDOOST-BORNEO

burgervliegveld om zijn commando aan zijn opvolger over te dragen. Het vliegtuig met die opvolger landde niet (er woedden branden in Bandjermasin zodat gedacht werd dat de Japanners er al waren, radiocontact was niet mogelijk) en vloog naar Java terug. Halkema kwam toen bij de monding van de Barito op een schip terecht waarop zich de rest van zijn staf en een deel van zijn troepen bevonden. Aan boord ontving hij bevel uit Bandoeng, naar het vliegveld Kotawaringin te varen - daar aangekomen, werd hem bericht dat zijn troepen (hij had nog maar vijf-en-zeventig man over) deel moesten nemen aan de verdediging van het vliegveld; allen evenwel die daartoe fysiek niet meer in staat waren, zouden per vliegtuig worden opgehaald.

XCHet werd in Bandoeng hoog opgenomen dat overste Halkema geen duidelijke leiding aan zijn troepen had gegeven; een vliegtuig haalde ook hem en zijn stafofficieren op en hem werd op Java meegedeeld dat hij berecht zou worden door het Hoog Militair Gerechtshof.'

XCHet enige Knil-detachement dat naar Moearateweh althans onderweg ging, was het detachement dat zich bij het burgervliegveld van Bandjermasin bevond. Het verzamelde zich samen met de Stadswacht en een aantal burgers op een punt ih de delta van de Barito, waar de detachementscommandant evenwel constateerde dat talrijke inheemse militairen gedeserteerd waren. Inheemse roeiers voor de tocht de Barito op kon hij niet vinden - hij besloot met een kleine kustvaarder de Javazee over te steken en kwam na zes dagen varen met het hele gezelschap: ca. honderdtachtig personen, onder wie twintig vrouwen, op Madoera aan. 'De tocht', aldus later een der vrouwen,

XC'was een ellende ... Bijna al die dagen in dezelfde houding gezeten, zonder eten en zonder water. Lopen was uitgesloten, daar was de boot te vol voor ... De motor (was) niet al te best en weigerde nogal eens dienst. "Een klein zeil moest soms uitkomst bieden ... Het was ruw weer en als de boot naar bakboordzijde overhelde, kropen de soldaten naar stuurboord en omgekeerd. Er moest geregeld gepompt worden, ik had met de jongens te doen ... We hadden hevige regens en dan weer gloeiende zon. Als het regende, probeerden we wat water in onze handen op te vangen. We werden doornat en ijskoud ... In het ruim waar onder meer de nonnen lagen, hing een walgelijke lucht van braaksel."

XCHet gevolg van dit alles was dat gouverneur Haga in Moearateweh .....

XC, Het hof kwam daartoe op 27 februari te Bandoeng bijeen, twee dagen voor de Japanse landingen op Java; de zaak werd niet afgehandeld. 2 Aangehaald in C. van Heekeren: Helden, hazen en honden, p.

835 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

zonder militairen bleef zitten. Hij trok nog wat verder de Barito op, vernam op 9 maart het bericht van de algemene capitulatie van het Knil, zond toen een boodschapper naar Bandjermasin en werd twee weken later met allen die zich bij hem bevonden, door de japanners opgehaald die hem en de overige Nederlanders in Bandjermasin opsloten.

XCBehalve overste Halkema en zijn stafofficieren alsmede de groep aan boord van de kustvaarder konden ook anderen uit Zuidoost-Borneo wegkomen. Enkele bestuursambtenaren ontkwamen met hun gezinnen per prauw naar java. Een tweede, grotere prauw strandde op een eiland in de javazee vanwaar de inzittenden per vliegtuig werden opgehaald.

XCHet japanse detachement dat van de Adangbaai uit over land zuidwaarts was gerukt, stuitte hier en daar op vernielde bruggen. Het kreeg veel hulp van de inheemse bevolking en vorderde snel. Onderweg werd afgerekend met alle op hun post gebleven bestuursambtenaren: twee (en een Nederlandse ingenieur) werden met bajonetsteken afgemaakt op de resten van vernielde bruggen, één die geprotesteerd had tegen het neerhalen van de Nederlandse vlag, werd doodgeschoten (en een vierde die naar het binnenland was ontkomen, werd door Dajaks vermoord). Op 10 februari bereikte het detachement Bandjermasin waar te zelfder tijd een ander japans detachement binnenmarcheerde dat ca. 80 km ten zuidoosten van de stad aan land was gezet.

XCBandjermasin was een chaos. Het leger, de Stadswacht, de politie en bijna alle Europeanen waren verdwenen, er werd op grote schaal geplunderd. De assistent-resident wachtte bij een vernielde brug samen met zes of zeven andere Europeanen de japanners op; zijn bedoeling was om conform een van gouverneur Hagaontvangen instructie de japanners de overgave van de stad aan te bieden. Hij en de zes of zeven anderen werden ter plekke gegrepen en doodgeschoten, de lijken werden in de rivier geworpen. Eén dag later kwam in Bandjermasin de bestuursambtenaar aan van een van de eerste plaatsen die de japanners op hun tocht van de Adangbaai uit gepasseerd waren - hij had van hen opdracht gekregen naar Bandjermasin te fietsen. Daar aangekomen, werd hij, na zware martelingen, met drie andere gevangenen publiekelijk onthoofd.

XCHet vliegveld werd verdedigd door een Knil-detachement van ca. vierhonderd man. De opzet was dat de ene helft van het detachement een landing op de kust bij de plaats Kendari zou trachten af te slaan en dat de andere helft het op ca. 20 km landinwaarts gelegen vliegveld zou verdedigen, eventueel tegen luchtlandingstroepen. Mislukte de verdediging, dan dienden de gebouwen op het vliegveld vernield te worden en moesten de troepen overgaan tot de guerrilla waartoe zij zich in Arribakari, ca. 100 km van de kust, dienden te verzamelen; dat punt, waar een guerrilla-hoofdkwartier was ingericht, was niet aan alle ondercommandanten meegedeeld.

XCHet vliegveld Kendari werd op 13 januari door japanse bommenwerpers aangevallen. De materiële schade was gering maar het grootste deel van de inheemse artilleristen (er stonden twee stukken luchtafweergeschut) deserteerde de volgende dag. Ca. dertig man werden uitgezonden om hen op te sporen. Van 15 januari af werd het vliegveld bijna dagelijks gebombardeerd. De schade werd groter doch het luchtafweergeschut, waarvan de bemanning was aangevuld met mitraillisten die tot hun teleurstelling hun mitrailleurs hadden moeten afstaan (die waren naar java overgebracht), bleef in actie.

XCIn de nacht van 23 op 24 januari ging een regiment japanners geheel onverwachts even benoorden Kendari aan land. De bij de landingsplaats gelegen kleine eenheid van het Knil kon de troepencommandant op het vliegveld, kapitein E. G. T. Anthonio, niet waarschuwen doordat er nog geen telefoonverbinding was. Het eerste dat de kapitein hoorde, was dat japanse vlooteenheden voor Kendari lagen. Hij reed er heen en kon niet meer naar het vliegveld terugkeren omdat boven de weg naar het veld japanse jagers vlogen. Binnen enkele uren bevonden zich japanse troepen ten westen van het veld. In Kendari gaf kapitein Anthonio de er zich bevindende ca. tachtig militairen (vele inheemsen waren gedrost) opdracht, in twee groepen met een boog naar het noorden door het terrein naar Ambakari te trekken - één groep verdwaalde en viel in japanse handen (twee Europese onderofficieren werden onthoofd), de andere groep waarbij zich kapitein Anthonio

837 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

bereikt toen zij het (onjuiste) bericht vernam dat de Japanners daar al waren, Kapitein Anthonio besloot toen via Ambakari naar zuidwestCelebes onderweg te gaan waar hij misschien Makassar en anders het punt waarheen hetgarnizoen van Makassar zich eventueel teruggetrokken had, zou kunnen bereiken.

XCOp het vliegveld ontstond op de 24ste januari een paniek waartegen de vliegveld-commandant, kapitein F. B. van Straalen, niet opgewassen was. De technische outillage kon men vernielen maar van de grote voorraad bommen ging maar een klein deel de lucht in. Een half uur na de vernieling was het vliegveld in Japanse handen. Van de kleine groepjes militairen die wisten te ontkomen, slaagde een er in, de zuidkust te bereiken vanwaar het sterk gedund (vele inh;;'emse militairen waren gedeserteerd) naar Timor overstak. Een tweede groepje dat het verzamelpunt Ambakari kende, trok daarheen en trof er kapitein van Straalen aan die toen ca. zestig militairen bij zich had; onder wie de dertig die eerder uitgezonden waren om de gedeserteerde artilleristen op te sporen - van ca. dertig anderen die een andere route naar Ambakari hadden gevolgd, was de helft onderweg verdwenen om zich te begeven naar het kampement van de vrouwen der inheemse militairen.

XCIn totaal kreeg kapitein Anthonio een man of negentig bijeen. Een deel hunner wist de Japanners bij twee gelegenheden verliezen toe te brengen, maar op 26 februari kreeg de kapitein per radio opdracht van de territoriaal commandant Celebes, kolonel M. Vooren, zich aan te sluiten bij de Knil-troepen op Zuidwest-Celebes, die inmiddels Makassar hadden verlaten. Kapitein Anthonio wist zijn manschappen bijeen te houden, marcheerde met drie kolonnes naar de Golf van Boni (zie kaart XIII op pag. 81 I), stak die Golf met prauwen over en kon zich op 18 of 19 maart in Enrekang melden bij de man die leiding moest geven aan de guerrilla op Celebes: overste Gortmans.

XCOp Kendari, op 24 januari vrijwel zonder verliezen veroverd (in totaal waren twee Japanse militairen gewond), streken op de z yste vijf-entwintig Japanse jagers, op de zöste zeven-en-twintig bommenwerpers neer.

XCMakassar was de zetel van de gouverneur van de Grote Oost en van de al genoemde territoriaal commandant, kolonel Vooren. Onder

838 [PDF]
MAKASSAR

dienden in Makassar ca. duizend militairen, ca. de helft beroepsmilitairen, elders op Zuidwest-Celebes nog ruim tweehonderd beroepsmilitairen. De kolonel ging er van uit dat hij de kust bij Makassar niet kon verdedigen en had besloten zich, zodra nodig, in het binnenland terug te trekken en van daaruit de guerrilla in te zetten. In Enrekang had hij daar een depot voor laten inrichten en op een van de wegen daarheen had hij bij Tjamba, ca. 80 km ten noordoosten van Makassar (zie kaart XIII op pag. 8II), in een smal, diep ingesneden dal, een stelling laten aanleggen. Uit Java was hem overste Gortmans toegezonden die, na zijn vergeefse poging om op West-Borneo guerrilla-operaties te organiseren, opdracht gekregen had, het op Celebes de Japanners zo lastig mogelijk te maken. De overste begon met in Enrekang ca. vierhonderd inheemse militairen (in het voorafgaande niet meegeteld) voor de guerrilla op te leiden.

XCEind januari werden uit Makassar alle Europese vrouwen en kinderen, voorzover niet naar Java vertrokken, en de vrouwen en kinderen van de. inheemse Knil-militairen naar twee bergplaatsjes ten oosten van Makassar geëvacueerd: Malino en Pakato I, waar kolonel Vooren kampen voor hen had laten inrichten. Korte tijd later, 9 februari, kwam de verwachte Japanse invasie: onder dekking van een sterk Japans marine-eskader (één Japanse torpedobootjager werd door een Amerikaanse onderzeeboot tot zinken gebracht) werden ca. achtduizend man even bezuiden Makassar aan land gezet. Een sterk japans detachement ging onmiddellijk naar Makassar onderweg - de wacht op de brug die bezuiden de stad over de rivier lag, liet zich overmeesteren zodat de brug niet opgeblazen werd, maar de inheemse kort-verband-compagnie die even benoorden de brug positie had gekozen, bracht de Japanners verliezen toe. Als wraak daarvoor werden de militairen van de brugwacht met hun beenwindsels drie aan drie aan elkaar gebonden en van de brug de rivier ingeworpen.

XCHet succes van de compagnie kort-verbanders werd niet uitgebuit: de onder kolonel Vooren dienende troepencommandant gaf opdracht, Makassar te ontruimen en zich 20 km noordwaarts terug te trekken - de kolonel maakte daar een nog verdere terugtocht van: naar de Tjambastelling. In die stelling richtten de Knil-troepen zich in voor hun verdediging. Ongeveer een week later ontving kolonel Vooren er een ultimate halen maar het schip werd door de Japanners in brand gebombardeerd nog voor het Makassar

1 Op 3 februari werd nog een door twee marinevaartuigen geëscorteerd KPM-schip naar Makassar gezonden om er de achtergebleven Europese vrouwen en kinderen op

839 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

tum: als hij niet capituleerde, zouden de vrouwenkampen te Malino en Pakato gebombardeerd worden; het door de japanners opgestelde stuk was onder dwang ondertekend door de resident van Celebes, de assistentresident van Makassar en de voorzitter van de Raad van justitie (de rechtbank) aldaar. Het ultimatum werd door kolonel Vooren, die per radio de inhoud aan Bandoeng had kunnen doorgeven, verworpen maar luchtpamfietten van dezelfde inhoud hadden op de in de Tjamba-stelling aanwezige inheemse militairen een zekere uitwerking.

XCDe Japanners besloten de Tjamba-stelling zowel van het zuiden als van het noorden uit aan te vallen - van het noorden uit door een colonne die, met tanks, van Makassar uit eerst naar een punt op de oostkust van Zuidwest-Celebes moest rijden om dan met een grote boog de Tjambastelling uit het noorden te naderen. Troepen uit Palopo (zie kaart XIII op pag. 81 I) slaagden er niet in, die colonne tegen te houden, en vielen op Enrekang terug. De stelling was dus ingesloten. Bij de gevechten in en bij de stelling leden de japanners enkele dagen lang zware verliezen, maar in de nacht van 27 op 28 februari moest kolonel Vooren besluiten, de stelling te ontruimen. Anderhalve dag later was het gros van zijn troepen weer bijeen in een kampong, ca. 15 km ten noordoosten van de stelling; vele militairen hadden evenwel op de moeilijke tocht dwars door het terrein hun uitrusting weggeworpen, koelies die levensmiddelen droegen, waren er vandoor gegaan en het paard dat de draagbare radio vervoerde, was in een ravijn gestort zodat er geen verbinding met Bandoeng meer mogelijk was. Kolonel Vooren besloot dat slechts de sterken mochten trachten Enrekang te bereiken. Hij vormde daartoe twee groepen: een van ca. zestig en een van ca. honderd man. Beide groepen werden door de japanners ingehaald (de voorste had hen nog twee keer van zich afgeschud) en gevangen genomen; van de voorste; waarbij zich kolonel Vooren bevond, waren toen in het geheel geen inheemse militairen meer aanwezig: zij waren allen gedeserteerd. Van de kolonel werd onder bedreiging van zijn leven geëist dat hij naar Enrekang zou gaan om overste Gortmans en de zijnen er toe te bewegen, de strijd op te geven: eerst weigerde hij, maar hij wijzigde zijn houding na het radiobericht, 9 maart, over de algemene capitulatie van het Knil: samen met een Japanse stafofficier ging hij toen naar Enrekang waar overste Gortmans de onderhandelingen nog enige tijd wist te rekken. Gortmans had geconstateerd dat hij van de inheemse bevolking geen hulp te verwachten had - er zat niets anders op dan zich over te geven. Hij en de overige officieren die zich bij hem bevonden, mochten hun sabel behouden en de ca. zeshonderd vrouwen

840 [PDF]
ZUl DWEST-CELEBES

Enrekang waren, kregen verlof naar de kampen in Malino en Pakato te gaan. In totaal gaven zich in Enrekang ruim driehonderd militairen over (onder hen dus een aantal dat uit Kendari afkomstig was); daartoe behoorden niet de ca. vierhonderd inheemse militairen die Gortmans voor de guerrilla had willen opleiden - hen had hij allen uit de militaire dienst ontslagen.

XCVermeld zij nog dat de japanners bij hun operaties op ZuidwestCelebes op aanzienlijke schaal hulp van inheemsen hadden ontvangen: twee inheemse functionarissen van de Politieke Inlichtingen Dienst hadden gidsen voor hen gerecruteerd, het inheemse bestuurshoofd van Enrekang had hun inlichtingen gegeven, inheemsen hadden enkele Knilmilitairen gearresteerd en aan de japanners uitgeleverd, één kapitein van het Knil was door inheemsen vermoord en in twee gebieden waar samenwerkende voormannen van diverse richtingen met steun van inheemse politiemannen de macht in handen hadden genomen, waren de Nederlandse bestuursambtenaren afgezet voordat de japanners er arriveerden.

XCVermeld zij tenslotte dat twee Europeanen: een sergeant en een ingenieur, zich aan gevangenschap wisten te onttrekken: na overste Gortmans' capitulatie vonden zij een motorboot aan de Golf van Boni en met die boot, door inheemsen bemand, kwamen zij begin april in Darwin aan.

XCWas Celebes uit militair oogpunt voor de japanners van speciale betekenis vanwege het vliegveld Kendari, een gelijke betekenis had Ambon in de Molukken, want ook daar was een groot vliegveld dat het de japanners mogelijk zou maken, te ageren tegen de verbindingslijnen tussen java en Australië.

XCVan het Knillagen op Ambon ca. vijftienhonderd militairen, de helft inheemse beroepstroepen, de helft anderen (reservisten, inheemse kortverbanders, inheemse oud-militairen en een inheemse militie van ca. driehonderd man); zij hadden maar weinig automatische wapens en geschut tot hun beschikking. Er waren voorts negengestationeerd en tweevan de legerluchtmacht. Op het eiland waren tal van stellingen ingericht en in de wateren om het eiland

841 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Ambon werd evenwel niet alleen door Nederlandse maar ook door Australische strijdkrachten verdedigd: vlak voor het uitbreken van de oorlog in de Pacific waren er acht Australische Lockheed Hudson-bom menwerpers gestationeerd (het werden er later twaalf doordat vier toestellen die eerst naar Timor waren gezonden, naar Ambon werden verplaatst) en midden december arriveerde er een Australisch infanteriebataljon van ca. twaalfbonderd man.

XCDe commandant van dat bataljon kwam na de geslaagde japanse landing in de Minahassa (bij aanvallen op de japanners aldaar gingen vier Australische bommenwerpers verloren) tot de conclusie dat een landing op Ambon niet lang op zich zou laten wachten; hij nam aan dat hij vooral door het tekort aan geschut slechts één dag verzet zou kunnen bieden en adviseerde ani wat er op Ambon aan strijdkrachten was, onverwijld naar Australië te evacueren; het enig gevolg van dit advies was dat hij naar Australië werd teruggeroepen en door een andere officier vervangen.

XCIn januari werd Ambon enige malen door de japanners gebombardeerd. Enkele MLD-Caialina's gingen bij die aanvallen verloren en een deel van de nog overgebleven Hudspn-bommenwerpers werd in brand geschoten, waarna Abda-Command besloot, de resterende Catalina's naar java en de resterende Hudsons naar Australië terug te trekken. De laatste Hudsons vertrokken op 30 januari - de twee Nederlandse jagers waren toen ook niet meer beschikbaar: zij hadden het enkele malen onverschrokken opgenomen tegen een grote overmacht aan Japanse Zero's en waren neergeschoten.

XCDe ruim vijfduizend militairen van de Sakagoetsji-brigade die samen met zevenhonderdvijftig japanse mariniers in de nacht van 30 op 31 januari op Ambon landden, waren afkomstig uit Davao in de Philippijnen en het convooi dat de invasiestrijdmacht vervoerde, werd o.m. gedekt door twee van de zes japanse vliegkampschepen die de aanval op Pearl Harbor hadden uitgevoerd. De japanse hoofdmacht landde op de zuidkust van Ambon, een nevenmacht op de noordkust - de territoriale commandant van het Knil, luitenant-kolonel J. L. R Kapitz, had het omgekeerde verwacht en werd dus verrast door de kracht waarmee de japanners van het zuiden uit aanvielen. Al in de middag van de 3r ste was de plaats Ambon in japanse handen en waren alle verbindingen verbroken. Kapitz, die zijn hoofdkwartier in allerijl had moeten verlaten, viel samen met zijn staf in de nacht van 3 I januari op I februari in japanse handen - alleen de Australiërs en een klein getal Knil-troepen zetten de strijd toen nog voort. Deze was op 2 februari <l.fgelopen.Nadien trok nog één Knil-compagnie zich in de bergen terug waar een depot voor de

842 [PDF]
AMBON

guerrilla was ingericht - dat depot bleek door Islamietische Ambonnëzen geplunderd te zijn. Er vond bovendien op grote schaal desertie plaats zodat de bevelvoerende kapitein tenslotte nog maar twaalf man tot zijn beschikking had; hij capituleerde op 7 februari. TWee luitenants van het Knil hadden met enkele manschappen van het eiland kunnen ontkomen - zij hadden aan de noordkust een prauw gevonden die nog een bootje met een gewonde Australische luitenant en enkele lagere Australische militairen op sleeptouw nam; de prauwen het bootje bereikten Australië.

XCDe japanners leden hier en daar bij de gevechten op Ambon niet onaanzienlijke verliezen, vooral door toedoen van de Australiërs'; doordat een gevangengenomen Nederlandse kapitein, hoewel met de dood bedreigd, geweigerd had, de ligging van de mijnenvelden in de Baai van Ambon bekend te maken, gingen bovendien drie japanse mijnenvegers die de Baai invoeren, de lucht in. Zoals ook elders was geschied, werd wraak genomen op krijgsgevangenen, in dit geval op de Australiërs en op de Nederlanders onder de Knil-troepen die het vliegveld hadden verdedigd. Tien Australiërs die bij de aanval op het veld in japanse handen waren gevallen, werden met bajonetsteken afgemaakt, nadien nog eens vijftig voor wie de japanners, naar- zij beweerden, te weinig bewakers hadden, tenslotte ruim tweehonderd Australiërs en ca. zestig Knil-militairen. Ca. dertig uit die groepen hadden geweigerd werkzaamheden te verrichten tot herstel van het vliegveld en waren onmiddellijk afgemaakt en de resterende krijgsgevangenen werden twee weken later op last van de japanse marinecommandant doodgeschoten.

De 'Combined Striking Force'

XC

XCHoe was, in het perspectief van Abda-Command , de situatie eind januari? Brits-Borneo, de Minahassa, Tarakan en Balikpapan waren verloren gegaan en de japanners waren op Ambon geland. Aan de verdedigers van deze gebieden en punten had Abda-Command slechts in één geval steun kunnen bieden: .viér Amerikaanse torpedobootjagers hadden met hun actie tegen de japanse landingsvloot bij Balikpapan succes geboekt. Vooral admiraal Helfrich zag dat succes als een bewijs voor de juistheid van de tactiek die hij sinds het uitbreken van de oorlog in de Pacific had bepleit: zo het al onvermijdelijk was dat de bondgenootschappelijke vlootstrijdkrachten een treffen met een sterk japans 'eskader uit de weg gingen, dan moest het toch mogelijk

843 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

punten waar hij zwak was! Dat vergde eoncentratie van de beschikbare eenheden, maar die eenheden waren, zoals vermeld, verspreid geweest toen het bericht kwam dat de Japanners Balikpapan naderden. Door het daar behaalde succes werd de positie van de Nederlanders binnen Abda Command versterkt; versterkt was óók, al was hem binnen die bevelsorganisatie geen plaats gegeven, de invloed van Helfrich. Wavell gaf zich aan de van Nederlandse zijde naar voren gebrachte gedachtengangen gewonnen - op I februari werden de beschikbare bovenwatereenheden in een Combined Striking Force samengebracht en werd het commando daarover aan een Nederlander toevertrouwd: Helfrichs candidaat, schoutbij-nacht Doorman. Tevreden was Helfrich nog niet: Doorman ressorteerde onder Hart, Hart was een man die in de.strijd ter zee in de Indische wateren kennelijk geen enkel vertrouwen had - Helfrichs conclusie was dat Hart moest verdwijnen.

XCNu was Helfrich niet de enige die de Amerikaanse admiraal als een weinig strijdvaardige figuur zag: van Starkenborgh had op 9 januari, gelijk eerder vermeld, Hart in een telegram aan de regering te Londen aangeduid als 'enigszins uitgeblust. Er wordt gehoopt dat dit in de praktijk zal meevallen.' Niets daarvan: het was tegengevallen en nog geen week later, toen de Geallieerde zeestrijdkrachten niets hadden ondernomen tegen de Japanse landingen in de Minahassa en op Tarakan, had van Starkenborgh zich bij Helfrichs conclusie aangesloten dat Hart moest worden vervangen. Een delicate zaak! Hart had in Washington machtige vrienden, onder wie de opperbevelhebber van de Amerikaanse marine, Admiral Ernest J. King, en de chef van Roosevelts militaire staf, Admiral Leahy (die later in '42 als voorzitter van de Combined Chiefs of Staff en de Amerikaanse Joint Chiefs oj Staff ging optreden). 'Ondanks ons u bekend oordeel over Hart', zo seinde van Starkenborgh op ra januari aan de regering, 'mijns inziens beter wij nog geen stap doen aangezien eerstens aangelegenheid duidëlijk behoort tot competentie Wavell die pas in functie en voor wie. onze inmenging niet prettig. Ik daarom ook afzie zelf met Wavell spreken. Tweedens Layton' (de uit Singapore overgekomen Britse vlootvoogd) 'klaagt bij Wavell en Admiralty ... blijf uiteraard ontwikkeling volgen. Gezant Washington ingelicht'l - en dat laatste betekende dat ook luitenant-gouverneur-generaal van Mook, die inmiddels in Washington was aangekomen, van van Starkenborghs terughoudendheid in kennis was gesteld. Van Mook was minder terug

XC1 Telegram, 14 jan. 1942, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (IC,

844 [PDF]
HART WORDT VERVANGEN 'ABOA-COMMANO'

houdend: zowel generaal Marshall als president Roosevelt kregen van hem te horen dat Hart moest worden vervangen; van Londen uit begon ook Churchill, door de Admiralty ingelicht, zich daar moeite voor te geven - Hart zelf, gewaarschuwd door telegrammen van zijn vriend King, kwam tot de conclusie dat hij beter de eer aan zich kon houden: jegens Wavell verklaarde hij zich bereid, zich terug te trekken. In eerste instantie ging Wavell daar niet op in maar na een gesprek met van Starkenborgh wijzigde hij zijn houding, waarna van Starkenborgh van Maak adviseerde, het onderwerp in Washington te laten rusten 'en indien het door de Amerikanen wordt aangevoerd, te adviseren om de mening van Wavell te vragen.'! Wavell koos de omweg via Londen: het was Churchill die eind januari (Wavells chef-staf Pownall noteerde in die dagen: 'Poor old Hart is quite unfitted JOY his job, he has no kick in him at all' 2) aan Roosevelt deed weten dat Harts vervanging zijns inziens geen uitstel duldde. De beslissing viel te Washington in een bespreking van Roosevelt met de Amerikaanse .minister van marine alsmede met King en diens chef-staf, waar King Harts voorzichtig beleid met kracht verdedigde; trouwens, de zaak was er niet simpeler voor komen te staan doordat Hart bij nader inzien had geweigerd, zijn functie ter beschikking te stellen. Roosevelt liet de belangen van de bondgenootschappelijke samenwerking prevaleren: als Engeland en Nederland geen vertrouwen meer hadden in Hart, dan was het beter dat Hart verdween. Wie moest hem opvolgen? King en de Amerikaanse minister van marine hielden een komplete nederlaag in de Indische wateren voor onvermijdelijk - wel, dan was er veel voor te zeggen dat niet een Amerikaan maar een Nederlander daar de verantwoordelijkheid voor zou dragen: zij stelden voor dat Helfrich Harts opvolger zou worden. De Combined Chiefs oj Staff en Wavell hadden daar generlei bezwaar tegen en op 12 februari ging Helfrichs dierbaarste wens in vervulling: hij verwierf de operationele leiding over de zeestrijdkrachten van Abda-Command. Hart, aan wie 'op eigen verzoek' (dat had hij inderdaad te elfder ure ingediend) 'om medische redenen' ontslag was verleend, scheepte zich vier dagen later in op een Britse kruiser die hem als een verbitterd man naar Ceylon bracht; vandaar vloog hij naar Washington, waar King er zorg voor droeg dat hem een hoge onderscheiding werd verleend' en dat hij lid werd van' een college vanof p. 83 (30 jan. 1942). 3 Zulk een onderscheiding kreeg hij als balsem op de wonde ook van de Nederlandse

I Telegram, 24 jan. 1942, van van Starkenborgh aan de gezant te Washington, in afschrift aan Gerbrandy geseind (a.v., 10 988). 2 H. Pownall:

845 [PDF]

oud-admiraals dat de Amerikaanse marineleiding als adviescollege terzijde stond.

XC'Als ik', schreef Helfrich ruim zestien jaar later in een persoonlijke brief, 'aan die episode terugdenk, dan wind ik mij nog op! Het was eigenlijk 'dodelijk' om alles zo te zien verknoeien.'!

XCGing het dan beter na de vorming van de Combined Striking Force en nadat Helfrich eerst in feite (12 februari) en daarna ook formeel (14 februari) Harts plaats had ingenomen? Neen. Zoals Hart had voorzien, bleef de ene nederlaag op de andere volgen - de Combined Striking Force was te zwak en had te weinig steun in de lucht om het met succes tegen de Japanners op te nemen.

XCDe commandant van de Combined Striking Force, tevoren commandant van het Nederlands eskader in Indische wateren, schout-bij-nacht Karel Willem Frederik Marie Doorman", was in 1889 geboren als telg uit een katholiek geslacht van vooraanstaande beroepsmilitairen dat in de negentiende eeuw dertien generaals had opgeleverd van wie drie de Militaire Willemsorde hadden verworven. Op zeventienjarige leeftijd werd hij adelborst, als een-en-twintigjarige voer hij voor het eerst als marineofficier naar Indië. Risico's trokken hem aan: als een van de eerste marine-officieren verwierf hij zijn vliegbrevet. Hij overleefde meer dan dertig noodlandingen. In de marine kreeg hij de naam van een waaghals - maar een kundige! Men zag in hem een officier die hoge commando's zou kunnen uitoefenen. In '21 ging hij de lessen volgen aan de Hogere Marine Krijgsschool; hij kreeg er Helfrich als medeleerling en deze was het die er als commandant-Zeemacht in '40 zorg voor droeg dat de door hem zeer gewaardeerde Doorman commandant werd van het eskader in Indische wateren. 'In '34', aldus later Vromans,

XC'was ik commandant van de torpedobootjager 'Piet Hein' die met de 'Evertsen' onder Doorman als divisiecommandant de thuisreis naar Nederland maakte. Meermalen zag ik hem een manoeuvre opzetten waarvan ik pas achterafbegreep hoe goed doorzien ze was - slechts schijnbaar gewaagd of roekeloos.beschrijvend ontlenen wij enkele gegevens aan Anthony van Kampens in '47 gepubliceerde biografie van Doorman:

1 Brief, 9 april 1958, van C. E. L. Helfrich aan A. G. Vromans (Iq. 2 Zijn leven

846 [PDF]
DOORMAN

XCEen zekere neiging tot cynisme en sarcasme was toen reeds in hem aanwezig. Dat wil zeggen: hij had al iets dat hij later veel sterker had, namelijk een ongeïnteresseerdheid waardoor het leek ofhij blasé was .... Was hij een enthousiast zeeman ? Welneen! Dat is veel te zoet en lief gezegd. Wij moeten in hem veel meer een avonturier, een gentleman adventurer zien; óók de jonge Doorman was zo. Hij dacht ouderwets, bijna Napoleontisch. Daarnaast was hij frivool met een air de boulevardier. Doch 'lol' verachtte hij in zijn kameraden en zij die in het officier-zijn een 'betaald baantje' zagen, kon hij niet luchten.

XCBij her scheepsvolk was hij niet 'populair'. I Hij zou zich beledigd gevoeld hebben als hij gehoord had dat men van hem zei dat hij dat was. Hij kende nog 'minderen' en 'hooien' - een negentiende-ee~wer wàs en bleef hij. Hij werd gerespecteerd, wat meer zegt dan 'populair zijn' en het scheepsvolk dat in kwade dagen 'naar de brug kijkt', vindt in een gerespecteerde commandant zijn [eider.' I

XCHelfrich en Doorman waren beiden bij uitstek internationaal georiënteerde marine-officieren; beiden beseften, in de jaren '40 niet anders dan in de jaren '20 en '30, dat Nederland, raakte het ooit in een groot conflict verzeild, de steun van machtige bondgenoten niet kon ontberen, maar er was tussen hen een belangrijk verschil: anders dan Helfrich die in Indië geboren en getogen was, zag Doorman in Indië geen tweede vaderland, geen verlengstuk van Nederland. Voor Helfrich, een zeer emotionele, soms tot het theatrale neigende man, was het een geloofsartikel dat koste wat kost getracht moest worden, een japanse landing op java te voorkomen - voor Doorman, die de zaken eerder met aristocratische distantie bezag, niet: hij was van oordeel dat het zinloos was een zeegevecht aan te gaan waarin men nauwelijks kans zou hebben, de vijand ernstige verliezen toe te brengen, laat staan zijn opzet te verijdelen.

XCOp I februari, de dag waarop de Combined Striking Force geformeerd werd, kwam een verkenningsbericht binnen dat bij Balikpapan een groot japans convooi werd gevormd dat door drie kruisers en tien torpedobootjagers werd beschermd. Waarheen zou het op weg gaan: naar Bandjermasin, naar Makassar, of naar beide plaatsen tegelijk? Dat was onzeker.uitdrukt wat hij wilde schrijven. 2 A. G. Vrornans: Commentaar op Anthony van Kampen: Ik val aan, volgt mij!, p.

I Vromans schrijft hier 'gezien', maar wij menen dat het begrip 'populair' beter

847 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Hart kwam tot de conclusie dat het convooi aangevallen en vernietigd moest worden, niet overdag (dan zou de Combined Striking Force, ver van Java, veel te kwetsbaar zijn in de lucht) maar in een nachtelijke actie. Een nachtelijke actie in Straat Makassar vergde evenwel dat de Combined Striking Force overdag (zie kaartXII op de pag.'s 738-739) de Javazee zou oversteken.

XCOp I en 2 februari voerde Doorman in Soerabaja besprekingen met de commandanten van alle grote bondgenootschappelijke eenheden waarover hij nu het bevel voerde: tal van afspraken moesten worden gemaakt en regelingen getroffen om te waarborgen dat de verbindingen van schip tot schip goed zouden functioneren. Helfrich werd ongeduldig: 'Geef in overweging', seinde hij in de middag van 2 februari aan Doorman, 'besprekingen zo kort mogelijk te houden, aangezien thans geen tijd voor langdurig overleg, doch voor acties.' I Eén dag later, 3 februari, maakte de Combined Striking Force zich klaar voor vertrek. Die dag werd Soerabaja voor het eerst gebombardeerd: van Kendari uit. Natuurlijk hadden de bemanningen van de Japanse bommenwerpers de Combined Striking Force zien liggen - een uitval in de richting van Straat Makassar, overdag uit te voeren, was evident riskant maar Hart handhaafde zijn bevel. Doorman verliet Soerabaja in de nacht van 3 op 4 februari met de lichte kruisers 'De Ruyter' en 'Tromp', de zware Amerikaanse kruiser 'Houston', de lichte Amerikaanse kruiser 'Marblehead', vier Amerikaanse en drie Nederlandse torpedobootjagers (de 'Banckert', de 'Van Ghent' en de 'Piet Hein'). Als commandant bevond Doorman zich aan boord van de 'De Ruyter' - Hart had er op aangedrongen dat de zwaarste eenheid, de 'Houston', Doormans vlaggeschip zou zijn maar daar had Helfrich zich met kracht tegen verzet: de Nederlandse commandant moest commanderen van een schip dat de Nederlandse, niet de Amerikaanse vlag voerde!

XCKort voor half tien "s ochtends kwam Doorman, na vernomen te hebben dat hij in de lucht slechts op de aanwezigheid van vier Amerikaanse vliegboten kon rekenen, tot de conclusie dat een actie in Straat Makassar zonder een effectieve bescherming van jachtvliegtuigen onmogelijk zou zijn - hij seinde dat aan Hart en Helfrich en vervolgde zijn koers in afwachting van nadere orders. Een half uur later werd de Combined Striking Force ter hoogte van Bali aangevallen door omstreeks

XCI Aangehaald in A. N. de Vos van Steenwijk: 'Schets van het marinebeleid in de Tweede Wereldoorlog', p.

848 [PDF]
DOORMANS ESKADER AANGEVALLEN

veertig, weer van Kendari afkomstige, hoog vliegende japanse bommenwerpers. De vier Amerikaanse vliegboten werden de een na de ander neergeschoten. Wat de Combined Striking Force betrof, concentreerden de japanners hun aanvallen' op de kruisers. De 'Houston' kreeg een voltreffer bij de achterste van zijn drie geschuttorens waarin de munitie ontplofte (acht-en-veertig doden) en ook de 'Marblehead' werd getroffen: er kwam een gat in de bodem en de stuurinrichting raakte tijdelijk onklaar. Vervolgens werd de 'De Ruyter' viermaal achtereen doelwit van gehele series op haar afgeworpen bommen (het was de eerste aanval die het schip doorstond) maar de commandant, kapitein-luitenant-ter-zee E. E. B. Lacornblé, wist tot bewondering van de opvarenden door abrupte snelheids- en koerswijzigingen alle series te ontwijken. Drie uur lang duurden de luchtaanvallen - niet één bondgenootschappelijke jager verscheen om ook maar te pogen, de bekwaam gehanteerde japanse bommenwerpers te verdrijven. Doorman brak de actie af, zond de 'Houston' en de 'Marblehead', geëscorteerd door de 'Tromp', naar Tjilatjap om er gerepareerd te worden, en er van uitgaande dat de aanvallende japanse toestellen afkomstig waren geweest van een in de javazee kruisend vliegkampschip, besloot hij dat de Combined Striking Force vooreerst uit die zee zou verdwijnen. Zijn eenheden hadden nieuwe stookolie nodig: die in te nemen in het door de japanners al een keer gebombardeerde Soerabaja leek hem onverantwoord - hij verzocht Hart, tankers te dirigeren naar twee punten diep in de Indische Oceaan. Hart, die onmiddellijk na de japanse luchtaanval niets van zich had laten horen, keurde dat af en gelastte Doorman naar Tjilatjap te komen voor een bespreking - ook Helfrich, die de indruk had dat Doorman zijn eenheden had willen sparen om later des te effectiever tegen een japanse landing op Java te kunnen ageren, keurde Doormans actie af. In een op 7 februari overgeseind, voor Doorman persoonlijk bestemd telegram merkte hij op dat deze na zijn vertrek uit Soerabaja, gegeven de mogelijkheid van japanse luchtaanvallen, een gevaarlijke koers had gekozen (welke koers Doorman dàn had moeten kiezen om bij Straat Makassar te komen, is onduidelijk) en vervolgde:

XC'Hoewel de Japanners bij langdurige luchtaanvallen succes hebben, maakten uw berichten omtrent geleden schade niet de indruk van overwegend en permanent verlies van gevechtswaarde, Striking Force als geheel beschouwd.

XCJapans meesterschap in de lucht moet niet, herhaal niet, gevolg hebben dat actie Striking Force onmogelijk wordt geacht, aangezien zulks grote morele en tactische klap zou zijn voor zeestrijdkrachten

849 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

XCSparen vloot voor inzet op Japanse aanval Java mijns inziens fout omdat Japan in Javazee zeer krachtig op zee en in de lucht, zodat zelfs innemen aanvangspositie voor uw aanval zeer problematiek. Daarom mijns inziens aangewezen thans meer risico's te nemen om vijand klappen te geven en verder zuidwaarts doordringen te voorkomen.' 1

XCDie laatste richtlijn was, merkte later een van de historici van de Nederlandse marine, vice-admiraal mr. A. N. de Vos van Steenwijk, op, 'in strijd met Helfrichs uitgestippeld beleid in zijn telegram van I januari' 1 - in dat aan alle commandanten gericht, eerder door ons weergegeven telegram had Helfrich immers een 'algehele inzet van schepen en vliegtuigen' gelast 'bij acties tegen' Japanse hoofdmacht op Java' maar de strekking van wat hij op 7 februari aan Doorman seinde (Helfrich heeft vall zijn telegram van 7 februarî in zijn memoires geen melding gemaakt), was eerder dat de Combined Striking Force de Japanners moest zien te raken benoorden de Javazee maar dat zij bij een strijd in die zee geen kans zou hebben,

XCWat Doorman van Helfrichs telegram vond, weten wij niet, maar wij wagen het te veronderstellen dat hij zich eens te meer realiseerde dat haast onuitvoerbare opdrachten in het verschiet lagen. Immers: wilde hij benoorden de Javazee bij nacht een Japanse landingsvloot aanvallen, dan moest hij bij daglicht de Javazee oversteken met de grote kans opnieuw door de Japanse luchtmacht geteisterd te worden, en stak hij die Javazee onder de bescherming van het nachtelijk duister over, dan zou hij, bij daglicht op zoek naar een Japanse landingsvloot, hoogstwaarschijnlijk op een Japans eskader stuiten dat veel sterker was dan het zijne en dat bovendien gesteund zou worden door Japanse bommenwerpers, wellicht ook door torpedovliegtuigen. Had niet de ondergang van de 'Prince of Wales' en van de 'Repulse' aangetoond dat de bondgenootschappelijke vlooteenheden overdag slechts op straffe van hun ondergang zouden opereren in gebieden waar het luchtruim door de Japanners werd beheerst?

XCGekritiseerd zowel door Hart als door Helfrich voer Doorman naar Tjilatjap. Daar kreeg hij op 8 februari aan boord van de 'Houston' van Hart te horen dat het onjuist was om de Javazee aan de Japanners over te Iaten: Doorman verdedigde zich met op te merken dat hij geen anderehaald in A. N. de Vos van Steenwijk: 'Schets van het marinebeleid in de Tweede Wereldoorlog', p. 213. 2

1 Telegram, 7 februari 1942, van C. E. L. Helfrich aan K W. F. M. Doorman, aange

850 [PDF]
DOORMAN IN TJILATJAP

bedoeling had dan om er, zodra er kans op succes was, terug te keren. De bespreking was nog gaande toen er een bericht binnenkwam dat éen Japans eskader, de zuidoostpunt van Celebes passerend, westwaarts voer (het was het dekkingseskader van de voor Makassar bestemde invasievloot). Hart overhandigde het bericht aan Doorman met de woorden , You 'U manage that, Admiral' 1, maar voor de weer op een nachtgevecht gerichte actie die Doorman moest ondernemen, stond hij de 'Houston', van welks bewapening slechts één geschuttoren was uitgevallen, niet af - dat schip gaf hij opdracht, een convooi te escorteren dat van Australië naar Timor zou varen. Voorts zond hij de 'Marblehead' ter reparatie van zijn stuurinrichting naar een Australische haven - het gevolg was dat ditmaallouter de 'De Ruyter' en de 'Java' (die lichte kruiser had aan de uitval op 4 februari niet kunnen "deelnemen), door enkele Amerikaanse en Nederlandse torpedobootjagers gedekt, de Javazee op gingen. Op weg naar Celebes ontvingen zij het onjuiste bericht dat de Japanners noordwaarts verdwenen waren - opnieuw verliet de Combined Striking Force de javazee. Toen daags daarna, 9 februari, bericht kwam dat de Japanners wel degelijk bij Makassar geland waren, was, zo stellen wij ons voor, Doorman er nog sterker dan tevoren van overtuigd dat van de bondgenootschappelijke verkenning niet veel deugde.

XCEr liep veel méér mis.

Singapore / Palembang

XC

XCDe in het zuiden van Thailand en het noorden van Malakka gelande Japanse troepen die al in december snelle vorderingen hadden gemaakt, rukten in januari met gelijke snelheid zuidwaarts. Alle, soms hardnekkig volgehouden pogingen om hen aan haastig geïmproviseerde linies tegen te houden, faalden. Die linies werden doorbroken door de tanks die de Japanners tot hun beschikking hadden, of omtrokken door Japanse detachementen die zich met hun lichte bewapening en uitrusting gemakkelijk door het terrein bewogen. Uit Atjeh afkomstige marechaussees van het Knil ageerden in enkele gebieden achter de Japanse linies en boekten, dank eij de hulp die zij van de Chinezen ontvingen (er woonden op Malakka en op het eiland Singapore ruim twee miljoen Maleiers, ruim

1 Aangehaald in K. W. L. Bezemer: p. 265.

851 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

twee miljoen Chinezen en bijna een half miljoen Brits-Indiërs), wel enkele successen maar konden het tempo van de Japanse opmars niet vertragen.' Op 3 I januari trokken de laatste Britse verdedigers zich op het eiland Singapore terug; de dam en de spoorbrug die het eiland met Malakka verbonden, werden opgeblazen.

XCVan dat eiland dat in januari herhaaldelijk door de Japanners was gebombardeerd, waren alle Britse luchtstrijdkrachten verdwenen, van de Royal Air Force was alleen nog maar het grondpersoneel aanwezig. Wat er aan troepen uit Malakka was aangekomen, was diep gedemoraliseerd, de Brits-Indische en de Australische brigade die er resp. op 22 en 24 januari waren ontscheept, bestonden uit ongeoefende militairen en de t Sde Engelse infanterie-divisie, arriverend op 29 januari en 4 februari, kwam in een situatie terecht waarin op het eiland een immense verwarring heerste. Er werd getracht de ca. 100 km lange noordkust in staat van verdediging te brengen: veldversterkingen werden er aangelegd, door militairen - generaal Percival, de Britse opperbevelhebber, was er niet in geslaagd, inheemse arbeidskrachten bijeen te krijgen. Percival verwachtte dat de Japanners aan de noordoostkant van het eiland zouden landen waar de grote Britse marinebasis lag - een basis waarvan het zware geschut geen granaten had die bij uitstek voor landdoelen geschikt waren, zodat het aan pogingen om een van de landzijde af ingezette Japanse landing af te slaan maar weinig steun kon verlenen. Die landing werd, tot Percivals verrassing, in de nacht van 8 op 9 februari aan de noordwestkust uitgevoerd; onder dekking van de Japanse artillerie staken ca. vierduizend Japanse militairen in omstreeks driehonderd bootjes naar het eiland'over het algemeen zeer anti-Brits en pro-Japans.'(Nederlands-Indië contrajapan, dl. III, P·9

1 Het op Malakka ingezette marechaussee-detachement bestond uit tachtig mare chaussees, een kleine vernie!ingsploeg en veertig inheemse gevangenen uit Atjeh die als dragers werden gebruikt. Het detachement stond eind december in Medan gereed en werd vandaar midden januari naar Singapore overgebracht waar er drie Chinese tolken aan werden toegevoegd. Van de vier op Malakka ingezette brigades werd één volledig door de Japanners uit elkaar geslagen zodat slechts enkelen met bootjes Sumatra weer wisten te bereiken; de drie andere brigades deden de Japanners afbreuk en waren nog in actie (zij richtten veel vernielingen aan en meenden ca. tweehonderd Japanners te hebben gedood), toen Singapore viel. Nadien trokken zij met vee! moeite naar Malakka's westkust vanwaar zij naar Sumatra overstaken dat toen al voor een groot deel in Japanse handen was, De commandant en enkelen van zijn manschappen slaagden er in weer in Atjeh te komen voordat de Japanners daar arriveerden. Van de Maleise bevolking op Malakka had het marechaussee-detachement geen enkele me dewerking ontvangen; die bevolking was, aldus de geschiedschrijvers van het Knil, I Aangehaald in John Connell: p. 153. Er werden bij die gelegenheid ook enkele magnetische mijnen en radarapparaten naar Tandjong Priok overge bracht. 3 De 'Phrontis' verliet Singapore in de avondschemering en lag overdag voor anker onder de hoge wal van het eiland Singkep (zie kaart XV op pag. 857), goed gecamoufleerd met groen geschilderde netten en met takken groen van het eiland.

852 [PDF]
JAPANSE LANDING OP SINGAPORE 'ABDA-COMMAND'

Singapore over; hun eerste berichten werden in spanning afgewacht door de bevelhebber van het Vijf-en-twintigste Japanse leger en zijn stafofficieren, 'niemand onzer', aldus een dier officieren, 'kon een woord uitbrengen. Vaag scheen het maanlicht op de tranen die ons over de wangen liepen.' 1 Percival 'had gedacht dat hij het eiland, als het eenmaal van het vasteland was afgesneden, drie maanden lang uit Japanse handen zou weten te houden, maar al op 10 en I I februari werd duidelijk dat de strijd niet lang zou duren. De marinebasis, in januari al niet meer in gebruik, werd vernield, Britse schepen, door oorlogsschepen geëscorteerd, brachten het aan de wal dienend marinepersoneel. een aantal stafofficieren en technici en een deel van het RAF-grondpersoneel naar Tandjong Prick" en ook een Nederlands vrachtschip dat Singapore op 10 februari verliet, wist, niet ontdekt door de Japanse luchtpatrouilles, Tandjong Priok te bereiken; dit schip, de 'Phrontis', had tachtig Nederlandse vluchtelingen aan boord en voorts vier Hurricane-jagers en één Glenn Martin-bommen werper die in Tandjong Priok op de wal werden gezet.' Korter dan de oversteek naar Java was die naar Sumatra - inderdaad, de meesten van diegenen (militairen die op het eiland Singapore geen taak meer hadden en derhalve geëvacueerd werden, deserteurs en burgervluchtelingen) die het eiland Singapore verlieten, sommigen op de dag van Singapore's capitulatie of kort nadien, trachtten Sumatra te bereiken. Velen kwamen om als gevolg van Japanse luchtaanvallen op hun vaak primitieve scheepjes. Op Sumatra werden met medewerking van de Nederlandse autoriteiten in allerijl evacuatieroutes georganiseerd. Ca. negenduizend Britse militairen: een eenheid met 15 lichte tanks, enkele luchtafweerregimenten en een paar duizend man grondpersoneel van de RAF, werden naar Palembang overgebracht en vandaar konden de meesten naar Oosthaven 'worden afgevoerd (zie kaart XV op pag. 857) teneinde naar Java over te steken. Een tweede evacuatieroute leidde naar Padang op Sumatra's westkust waar een Brits evacuatie-hoofdkwartier was ingericht; van dieHet werd door overvliegende Japanse toestellen niet opgemerkt en viel, nadat de vaart op de avond van II februari was hervat, op 13 februari Tandjong

853 [PDF]

route kon alleen het laatste gedeelte per trein worden afgelegd, voordien moesten autobussen, vrachtauto's en personenauto's gebruikt worden. 'No praise can be too high for the Dutch population in Sumatra', aldus een officieel Australisch rapport. "The way they combined hospitality with efficiency in spite of many cases of barbaric ingratitude' (er waren deserteurs maar ook ordelijk afgevoerde militairen die bij hun gastheren stalen wat los en vast was), 'evoked the admiration of nearly everyone ... whom they helped to escape.' 1 In totaal arriveerden bijna drieduizend Britse, Brits-Indische en Australische militairen in Padang en vandaar kwamen nog bijna twee-entwintighonderd weg: sommigen naar Java of zelfs naar Australië, de meesten naar Ceylon en Brits-Indië, maar er Waren in Padang nog ca. achthonderd Britse, Brits-Indische en Australische militairen aanwezig, toen de Japanners er binnentrokken.

XCDe gevechten op het eiland Singapore duurden maar kort. De meesten van de nog aanwezige Britse, Brits-Indische en Australische militairen hadden geen hart meer voor de strijd: waarom zou men zijn leven wagen als het voornaamste militaire object, de marinebasis, toch al verlaten: en vernield was? Wavell; die opfebruari, de tweede dag waarop op het eiland werd gevochten, zijn vijfde bezoek aan Singapore bracht, zag de zaak zeer somber in - midden januari had hij Churchill al gewaarschuwd dat het eiia~d niet lang verdedigd zou kunnen worden, Zwaar woog bij de opperbevelhebber van Abda-Command dat men de burgerbevolking nodeloze offers moest besparen. Churchill dacht daar niet anders over. Op februari seinde hij aan Wavell in Lernbang dat hij het aan hèm overliet te bepalen wanneer Percival de strijd diende te staken. Die machtiging was Wavell welkom: de ral, kort voor acht uur 's morgens, seinde hij aan Percival: ofof

10 yde 2

XCI Aangehaald in Wigmore: The fapanese Thrust, p. 388. 2 Aangehaald in John Connell: Wal/eli,

854 [PDF]
SINGAPORE ëAPITULEERT

Percival maakte terstond van dat verlof gebruik. Singapore had door breuken in de toevoerleiding geen drinkwater meer, er was ook geen benzine meer voor de voertuigen, de voorraden ammunitie waren uitgeput en Percival ging er van uit dat als het in de dichtbevolkte stad tot gevechten zou komen, de japanners, zoals zij zo vaak in China hadden gedaan, wraak zouden nemen op de burgerij. Om half tien op die ochtend besloot hij te capituleren en om half negen 's avonds werd, nadat de overgave door de japanse opperbevelhebber was aanvaard (ca. tachtigduizend militairen werden krijgsgevangenen), het vuren gestaakt. De haveninstallaties van Singapore waren toen niet vernield, evenmin de installaties op de vliegvelden.

XCDe japanners die tijdens hun opmars op Malakka twee wegconvooien met Britse en Brits-Indische gewonden hadden uitgemoord, traden ook na de capitulatie van Singapore met grote wreedheid op: de patiënten, doktoren en verpleegsters van het grote ziekenhuis werden met bajonetsteken afgemaakt, ca. tweehonderd Brits-Indische militairen werden doodgeschoten, van ca. zeventigduizend, als aanhangers van Tsjiang Kai-sjek bekend staande Chinezen die gearresteerd waren, werden minstens vijfduizend om het leven gebracht (de meesten door hen, in groepen aan elkaar gebonden, in het water te werpen) en aan de kust van Sumatra werden enkele uit Singapore ontsnapte oudere mannen en vier-en-zestig Australische militaire verpleegsters die allen op Banka in japanse handen waren gevallen, doodgeschoten - twee van de rnannen wisten, de zee in rennend, te ontkomen en één verpleegster die niet dodelijk getroffen was, bleef i~ leven.

XCNa zeventig in plaats van de in het oorlogsplan vastgestelde honderd dagen hadden de japanners Singapore in handen gekregen. Een grote overwinning! Maar voor het voortzetten van de oorlog was voor hen wellicht nog van meer belang dat zij op de dag waarop Percival capituleerde, 15 februari, Palembang vero~erden waar hun een van de twee grootste. Indische aardolie-raffinaderijen vrijwelongeschonden in handen viel.

XCPalembang, gelegen aan de Moesi, die hier een breedte heeft vanmeter, was de afscheephaven van de bij Djambi (zie kaart XV op pag.

600

855 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

857) en bezuiden Palembang gelegen aardolievelden die meer dan de helft van alle aardolie opleverden die in Indië werd gewonnen. Zij waren met buisleidingen met Palembang verborrden (die uit Djambi had een lengte van ca. IOO km); daar waren twee grote raffinaderijen gebouwd: een van de BPM, die de Djambi'se aardolie verwerkte, een van de Amerikaanse Standard Vacuum Oil Company. Die raffinaderijen waren in de situatie die door Japans aanval was ontstaan, van speciale betekenis omdat zij in het Abda-gebied de enige waren die vliegtuigbenzine produceerden. Met het oog op die betekenis was besloten, er tevoren geen dynamietladingen aan te brengen waarmee ongelukken konden gebeuren - de vernieling moest op het laatste moment uitgevoerd worden, waartoe de territoriale commandant van het Knil, luitenant-kolonel L. N. W. Vogelesang, telefonisch een speciaal bevel zou ontvangen uit het Algemeen Hoofdkwartier van het Knil.

XCVogelesang had oorspronkelijk maar weinig troepen tot zijn beschikking: nog geen dertienhonderd man, die slechts licht bewapend waren. Hij had ze goeddeels moeten verdelen over niet minder dan vijf objecten: de twee raffinaderij en, een artilleriepost aan de Moesi, niet ver benedenstrooms van Palembang, het vliegveld Palembang 1 en het op ca. 70 km afstand van Palembang gelegen geheime vliegveld Palembang II dat dicht bij de weg naar Praboemoelih lag - op beide vliegvelden stonden, behalve jagers van de Militaire Luchtvaart, ook lichte Britse bommenwerpers en jagers die uit Singapore afkomstig waren, alsmede de Britse Hurricanes die door het vliegkampschip 'Indomitable' waren aangevoerd. In de stad had Vogelesang een kleine reserve achtergehouden. Hij had daarenboven enkele versterkingen gekregen: het bataljon van het Knil, gecommandeerd door majoor B. P. de Vries, dat begin februari op bevel van Wavell aan het leger op Java was onttrokken; van dat bataljon had Vogelesang een compagnie, Javanen, in Palembang gelegerd, de beide andere (één Javaanse, één Menadonese compagnie) bevonden zich op ca. 100 km afstand van Palembang in Praboemoelih; dat was het punt waar de verbindingen van Palembang zich splitsten: vandaar liepen de weg en de spoorweg verder naar Oosthaven en liep een weg via Lahat, dat in de bergen ligt, naar Benkoelen; in Lahat was een depot ingericht voor de guerrilla die Vogelesang moest voeren als hij Palembang niet zou kunnen behouden.

XCHij zowel als Wavell en ter Poorten hoopten dat dat behoud mogelijk zou zijn. Op 14 februari zou namelijk in Oosthaven het Britse schip 'Orcades' aankomen met drieduizendvierhonderd Australische militairen

856 [PDF]
SUMATRA

XCN[A~ RIOUW-ARCHIPEL ~SINGKEP 5 febr. 200 km XV. Sumatra In rood: dejapanse landingen. De belangrijkste wegen op Zuid-Sumatra zijn

XCmet lijnen aangegeven. Tussen Palembang en Oosthaven liep ook nog een

857 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Midden-Oosten onderweg waren. Zou men nog tijd hebben, die voorhoede naar het op ca. 400 km afstand gelegen Palembang over te brengen? De algemene verwachting was dat de Japanners de stad pas zouden aanvallen als de strijd in Singapore ten einde was en dat daarna hun landing op Sumatra nog enkele dagen voorbereiding zou vergen. Niets daarvan: generaal Teraoetsji, de opperbevelhebber van de Japanse NanJo legergroep, had bepaald dat, zo enigszins mogelijk, bij Palembang voorkomen moest worden wat bij Balikpapan was geschied: daar was de raffinaderij tijdig vernield - Teraoetsji vertrouwde dat zulk een vernieling te Palembang onmogelijk zou worden gemaakt door een verrassende inzet van ca. zeshonderd parachutisten. Op hen zou, één dag later, het grootste deel van de j Sste Japanse infanterie-divisie volgen hetwelk met schepen de Moesi zou opvaren.

XCIn de stad, die ca. honderdduizend inwoners telde, onder wie vermoedelijk meer dan tweeduizend Europeanen, was van eind januari af verwarring ontstaan door de aankomst van vele duizenden uit Singapore geëvacueerde Britse, Brits-Indische en Australische militairen die, voorzover zij niet tot Britse luchtafweereenheden behoorden welke bij de verdediging van Palembang I en Palembang II waren ingedeeld", zo snel mogelijk naar Oosthaven moesten worden doorgezonden - onder die militairen was veel grondpersoneel van de RAF dat geen wapens bezat en welks moreel daardoor nog lager was dan dat van de overige Britten en van de Australiërs. Vogelesang was nog met de organisatie van de afvoer van de resterende Britten en Australiërs bezig, toen hij op de ochtend van 14 februari verrast werd door de komst van een groot aantal door Japanse jagers begeleide transporttoestellen die parachutisten afwierpen bij het vliegveld Palembang I en- bij, ten dele midden in, de twee raffinaderijcomplexen. D~ verdedigers van het vliegveld en de overlevenden van het ongewapende RAF-personeel (verscheidenen waren door de Japanners doodgeschoten) vielen spoedig op de stad terug en de vandaar door Vogelesang uitgezonden kleine reserve kon niet meer tot het vliegveld doordringen - het was onbeschadigd in Japanse handen gevallen. Uit de Standard-raffinaderij werden de Japanse parachutisten door de eerder genoemde compagnie Javanen verdreven en de haastig uit Praboemoelih aangetrokken compagnie Menadonezen hielp bij het

1 Die eenheden hadden licht en zwaar luchtafweergeschut bij zich maar het zware kon niet gebruikt worden doordat het schip dat er uit Singapore de granaten voor moest aanvoeren, door de Japanners tot zinken was gebracht.

858 [PDF]
PALEMBANG

verdrijven van de Japanners uit het grootste deel van het BPM-complex. Terwijl de gevechten woedden, kon van vernieling van de complexen geen sprake zijn - Vogelesang die vóór alles een ontijdige vernieling wilde voorkomen (mogelijkerwijs zou de Australische voorhoede Palembang en omgeving kunnen heroveren), had trouwens de vernielingskorpsen uit de twee complexen teruggetrokken naar de stad Palembang. Daar gafhij hun de order, zich naar Praboemoelih te begeven in afwachting van nadere bevelen - blijkbaar verwachtte hij dat er nog tijd zou zijn, hen, mocht dit nodig zijn, terug te laten komen. Dat laatste bleek niet mogelijk. Een chaotische dag volgde. Wat er in Palembang nog aan uit Singapore geëvacueerde militairen aanwezig was, stak met de pont (er was er maar één) en met kleine bootjes de Moesi over om op het station van Palembang een van de treinen te bereiken die met vrouwen en kinderen van Europeanen en van inheemse Knil-militairen naar Oosthaven vertrokken. Omstreeks middernacht kreeg Vogelesang in een commandopost bij het station die het centrum was van al zijn telefoonverbindingen, opdracht uit Bandoeng, dat tot de vernieling van de boorputten van de BPM en van de Standard, van de twee raffinaderijen en van alle overige voor vernieling voorbereide objecten moest worden overgegaan; die opdracht hing samen met het door Vogelesang gerapporteerde feit dat een Japans convooi was waargenomen dat de Moesi opvoer en dat wel van Palembang II en Java uit was aangevallen maar had kunnen doorvaren. 'Ik hoorde', aldus een bij het telefoongesprek aanwezige reservist,

XC'de overste aan het eind van veel praten ... nog vragen: 'Is het de bedoeling dat ik coûte que coûte blijf of trek ook ik zo mogelijk terug?' Het antwoord was voor mij ... onhoorbaar, maar dat bleek later te zijn: 'Terugtrekken op Lahat voor het voeren van guerrilla van daaruit." 1

XCNa het gesprek gaf Vogelesang opdracht tot de vernielingen over te gaan. De boorputten van Djambi werden vernield (niet die van de Standard-s, in Palembang werden de haveninstallaties opgeblazen en pakhuizen en rubberfabrieken in brand gestoken, niet voor het vernielingswerk opgeleide militairen slaagden er verder in, de raffinaderij van de Standard grondig te vernielen en de daar aanwezige olietanks in brandJ.dat de inheemse werklieden die bij die vernielingen moesten helpen, er allen vandoor

1 F. van West de Veer: 'Landstormsoldaat, 1941-1945', p. 37. 2 Op Java verluidde 1 Twee andere waren stroomafwaarts van Palembang al tot zinken gebracht. Aan de verdediging van de stad was ook deelgenomen door de mijnenlegger 'Pro Patria' die in de nacht van de rade op de t yde mijnen had gelegd in een doorvaart in een eerder gelegde mijnversperring in de Moesi, stroomafwaarts van Palembang; dit schip dat de Moesi niet meer kon afvaren, werd op de I·sde boven Palembang tot zinken .gebracht - de bemanning bereikte in autobussen Benkoelen en vond daar scheepsge legenheid naar Java.

859 [PDF]
'ABDA-COMMAND' PALEMBANG ONTRUIMD

te steken, maar bij de raffinaderij van de BPM bleek dat niet mogelijk - gehinderd door kleine branden die tijdens de gevechten waren ontstaan en door japanse scherpschutters, kon men er alleen de electrische centrale en een depot met archiefstukken vernielen en een klein aantalolietanks in brand steken. Er stonden nog tanks met 250000 ton aardolieproducten en de raffinaderij was vrijwelonbeschadigd, toen Vogelesang om ca. elf uur in de ochtend van de t yde van zijn post bij het station uit telefonisch aan de commandanten van de nog in en bij Palembang aanwezige Knil-eenheden deed weten dat hij op weg ging naar Lahat. Na die mededeling liet hij zijn telefooncentrale vernielen waarmee alle verbindingen, ook de verbinding met Bandoeng, wegvielen. Een wilde vlucht begon, de gewonden in he; militaire hospitaal werden aan hun lot overgelaten. Men wist dat even stroomafwaarts een grote japanse krijgsmacht werd ontscheept - terwijl het haven front van Palembang in brand stond en over de stad zwarte en stinkende rookwolken dreven van de brandende rubber en de brandende olie, trachtte een ieder die weg wilde komen, het station of anders het beginpunt van de weg naar Oosthaven te bereiken. Over die weg spoedde zich het verkeer: personenauto's en vrachtauto's die in Palembang de pont hadden gebruikt, ook militaire vrachtauto's met de luchtafweer-eenheden en met vliegtuigmotoren en andere vliegtuigonderdelen die van Palembang II afkomstig waren. Dat vliegveld, dat nog steeds niet door de japanners was ontdekt en van waaruit de japanse schepen op de Moesi des ochtends waren bestookt, werd in grote haast ontruimd - alle toestellen die nog de lucht in konden, vlogen naar java. Bij het station van Palembang was de verwarring zo groot dat de laatste trein vertrok toen de márinecommandant die met veel moeite een konstabel en een machinist gevonden had om hem te helpen twee patrouillevaartuigen van de marine te vernielen 1, nog niet naar het station was teruggekeerd; die commandant en zijn helpers kwamen nog weg doordat een marine-officier uit de al rijdende laatste trein was gesprongen en nog een losse locomotief mèt machinist had weten te vinden. Ook

860 [PDF]

anderen bestegen die locomotief; er waren, aldus Bezemer, 'een twintigtal Australische soldaten op ... terechtgekomen die in het wilde weg met hun geweren schoten terwijl de los rijdende machine de evacuatietrein ... trachtte in te halen.' 1 De Knil-troepen bereikten langs de weg op 16 februari Palembang II. Daar kreeg majoor de Vries, commandant van het van Java overgebrachte bataljon, die als ter plaatse hoogste in rang de troepen onder zijn commando nam, opdracht van Vogelesang, niet naar Lahat te gaan maar naar een plaats op de weg van Praboemoelih naar Oosthaven. In Lahat had Vogelesang namelijk uit Bandoeng vernomen dat de Australische voorhoede niet in Oosthaven zou worden ontscheept. Hij had daar de conclusie aan verbonden dat nu het voeren van een guerrilla geen zin meer had. Zo snel mogelijk reed hij naar Oosthaven. Van daaruit gaf hij bevel dat ook de door majoor de Vries gecommandeerde Knil-troepen (zij hadden een aanval van de hen achtervolgende Japanners met succes weten af te slaan) op Oosthaven moesten terugvallen - toen een officier.die dat bevel wantrouwde, zich ter verificatie in Oosthaven bij Vogelesang wilde melden, bleek deze al ver voor zijn troepen uit naar Java overgestoken te zijn (daar werd hem korte tijd later aangezegd dat hij zich voor het Hoog Militair Gerechtshof zou moeten verantwoorden").

XCOp .20 februari was wat er nog van de Knil-eenheden uit het Palembangse restte, in Oosthaven bijeen. De 'Orcades' was er op de 14de aangekomen maar Wavell, wetend dat Japanse parachutisten bij Palembang waren geland, had opdracht gegeven dat het aan de wal zetten van de Australiërs moest worden gestaakt, dat allen die ontscheept waren, weer moesten embarkeren en dat het schip naar Tandjong Priok moest varen - het nam in Oosthaven ook nog de Britse eenheid met de lichte tanks aan boord. De verwarring in Oosthaven, groot al op de 14de, werd in de drie dagen die volgden, nog groter. Treinen met militairen en vluchtelingen arriveerden uit Palembang en uit die stad en alle plaatsen langs de weg naar Oosthaven kwamen ook auto's met Europeanen aan - ieder trachtte naar Java over te steken.' Op 15, rö en 17 februari vertrokken twaalf schepen met aan boord ca. duizend burgers, zevenhon

I K W. L. Bezemer: p. 276. 2 Dit proces is evenmin doorgegaan als dat tegen de territoriale Knil-commandant uit Bandjermasin. 3 Ter evacuatie van Europeanen en van gezinnen van inheemse Knil-militairen zond Hel frich in de eerste week van februari een klein Chinees schip naar Benkoelen; het had hut-accommodatie voor achttien personen maar nam vijfhonderd vluchtelingen aan boord. Dit schip voer naar Tjilatjap.

861 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

derd Knil-militairen 1, twee-en-een-halfduizend militairen van de Royal Air Force, hoofdzakelijk grondpersoneel, en een kleine tweeduizend andere Britse militairen, hoofdzakelijk luchtdoel-artilleristen (zonder hun geschut). Het RAF-personeel liet in Oosthaven de meegebrachte motoren en andere vliegtuigonderdelen onvernield op de kade staan temidden van achtergelaten auto's en vrachtauto's. Laat op de 17de voer het laatste schip weg _' Oosthaven werd opgegeven, alleen een klein KPM-schip en twee andere kleine schepen bleven op de rede liggen. Op de zoste voer een Australisch korvet naar Oosthaven om de achtergelaten motoren en andere vliegtuigonderdelen voorzover mogelijk in te laden en de rest te vernielen; diezelfde dag kwamen er, gelijk gezegd, de Knil-militairen van majoor de Vries aan die met het KPM-schip en de twee andere schepen naar Java werden overgezet.

XCDat de BPM-raflinaderij van Palembang goeddeels ongeschonden in Japanse handen was gevallen, werd als zulk een ernstige tegenslag beschouwd dat het Algemeen Hoofdkwartier van het Kniloverwoog, alle nog op Sumatra aanwezige Knil-troepen, ca. vijf-en-twintighonderd man, tot uit het verre Atjeh toe naar Padang over te brengen om hen vandaar uit als gemotoriseerde bataljons langs de weg, d.w.z. via Djambi, naar het gebied van Palembang te voeren waar zij (op ca. 600 km afstand van hun basis Padang) tegen de Japanners zouden moeten ageren. Dit weinig reële plan werd spoedig opgegeven.

XCKon men de BPM-raffmaderij wellicht uit de lucht vernielen? In de tweede helft van februari trachtten Glenn Martin-bommenwerpers van de Militaire Luchtvaart van het Knil herhaaldelijk tot Palembang door te dringen om er de BPM-raffinaderij, de Japanse schepen op de Moes! en het vliegveld Palembang I aan te vallen. Overdag vliegen was door de sterke Japanse jagerafweer (de Japanners hadden Palembang I onmiddellijk in gebruik genomen) alleen mogelijk als er een dicht wolkendek was, vaak werden's nachts aanvallen uitgevoerd. Daarbij werd de BPMraffinaderij enkele malen getroffen en werden ook andere successen

1 Hiertoe behoorden Vogelesang en zijn staf, maar wie nog meer? Wij vermoeden dat er vele militairen toe hebben behoord die na de ontruiming van Palembang op eigen gelegenheid naar Oosthaven zijn getrokken.

862 [PDF]
LUCHTAANVALLEN OP PALEMBANG

geboekt; vijf Glenn Martins gingen verloren.' Luchtaanvallen werden voorts uitgevoerd door de nu op Java gestationeerde lichte bommenwerpers van de Royal Air Force alsmede door de Amerikaanse zware bommenwerpers. Die laatste toestellen waren de enige die zich goed konden verdedigen en die precisie-rich tin strum enten bezaten; in een periode van vijf dagen, van 14 t.e.m. 18 februari, werden er in totaal 55 zware bommenwerpers op uitgezonden, eerst om het gedeelte van het Japanse convooi dat de Moesi naderde, later om ook de rest van dat convooi op de rivier dan wel de BPM-raffinaderij aan te vallen - 43 toestellen konden hun doelen niet vinden en keerden onverrichterzake terug, 12 wierpen hun bommen af zonder, voorzover bekend, vitale schade aan te richten.

XCBehalve de Amerikaanse bommenwerpers was ook Doormans Combined Striking Force tegen het Japanse convooi ingezet dat naar Palembang onderweg was.

XCTwee mislukte acties had de Combined Striking Force in de voorafgaande periode ondernomen: op 4 februari was zij, naar Straat Makassar onderweg, zwaar door Japanse bommenwerpers aangevallen, waarna de beschadigde Amerikaanse kruiser 'Marblehead' naar Australië verdwenen was, en in de nacht van 8 op 9 februari had zij, zonder de zware Amerikaanse kruiser 'Houston' die door Hart naar Darwin gezonden was, een Japanse invasievloot bij Celebes moeten onderscheppen - zij had zich op de çde weer uit de Javazee teruggetrokken omdat die vloot verdwenen heette. Vier dagen later nu, op 13 februari, werd door luchtverkenning bekend dat een Japanse invasievloot op weg was naar Sumatra. Onmiddellijk kreeg Doorman opdracht, in de nacht van de r j de op de I4de die vloot aan te vallen via de zeestraat tussen Banka en Billiton, een straat vol eilanden en riffen. Met de 'De Ruyter', de 'Java' en de 'Tromp' passeerde hij Straat Soenda (tussen Java en Sumatra) - hij zette zijn aanval niet door omdat de torpedobootjagers die naar Tandjong Priok waren gevaren om er olie in te laden, zich niet tijdig bij hemhij door Japanse jagers beschoten. Gewond stortte hij in een moeras, waar hij gevonden werd; hij werd naar een ziekenhuis

I Een zesde ging verloren bij een aanval op Japanse schepen in Straat Banka. Van de vier bemanningsleden kon zich één aan zijn parachute redden. Daaraan hangend werd

863 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

hadden kunnen voegen, en voer naar Oosthaven. Daar werden de pas in Indische wateren aangekomen zware Britse kruiser' Exeter' en de lichte Australische kruiser 'Hobart' aan hem toegevoegd. Vijf kruisers zouden nu op de Japanners afgaan, de drie Nederlandse, de 'Exeter' en de 'Hobart', samen met zes Amerikaanse torpedobootjagers en vier Nederlandse: de 'Banckert', de 'Van Ghent', de 'Kortenaer' en de 'Piet Hein'. Het was het sterkste eskader dat Abda-Command tot nog toe bijeen had kunnen krijgen - Helfrich, die op 12 februari had vernomen dat hij Harts taak zou overnemen (formeel deed hij dat op de rade), had dan ook besloten op het nérnen van extra risico aan te dringen: in een gesprek dat hij op 13 februari in Batavia met Doorman voerde (deze was per vliegtuig uit Oosthaven naar hem toegekomen), zei hij dat hij het als wenselijk zag dat de Combined Striking Force niet alleen des nachts maar ook overdag zou trachten, de Japanners te vinden. Een groot extra risico! Doormans schepen zouden overdag van Malakka uit aangevallen kunnen worden door Japanse bommenwerpers.

XCIn de middag van 14 februari verliet de Combined Striking Force Oosthaven. Doorman had opdracht gegeven dat de vier Nederlandse jagers als bescherming tegen Japanse onderzeeboten naast elkaar moesten varen ('in frontlinie', zoals dat heet) vóór de achter elkaar ('in kiellinie') varende kruisers. Het jagerscherm was dus breed en de gevolgen van Doormans ongelukkige beslissing bleven niet uit: op de r yde om half vijf des ochtends liep de 'Van Ghent' in de zeestraat tussen Banka en Billiton op een rif. Het schip moest verlaten worden (het werd opgeblazen) en de 'Banckert' kreeg opdracht, de bemanning naar Soerabaja te brengen - Doorman was twee torpedobootjagers kwijt, en méér nog: hij had bij de commandanten van de onder hem dienende Amerikaanse, Britse en Australische eenheden een deel van het vertrouwen verspeeld - zij hadden in Doorman een man gezien die de Indische wateren beter kende dan zijzelf en nu had hij kennelijk met een te brede formatie een te riskante route gevolgd.

XCKort na negen uur werd de Combined Striking Force door Japanse vliegtuigen verkend die het bondgenootschappelijk eskader bleven schaduwen. Men wist wat dat betekende: er zouden Japanse bommenwerpers komen. Op dat moment bevond zich een deel van het Japanse invasieconvooi al op de Moesi. Dat deel werd daar, gelijk vermeld, aangevallen door Nederlandse, Britse en Amerikaanse bommenwerpers maar de coördinatie binnen Abda-Command was zo gebrekkig dat Doorman daaromtrent niet eens bericht ontving. Hij voer de Zuidchinese Zee op, waarna de .japanse admiraal die de landingen

864 [PDF]
DOORMANS ESKADER OPNIEUW IN ACTIE

die vernomen had dat zich bij de naderende bondgenootschappelijke eenheden een slagschip zou bevinden, veiligheidshalve de transportschepen die nog niet de Moesi opgevaren waren, noordwaarts zond. Ook dat wist Doorman niet; hem was slechts bekend dat er tussen Banka en Singapore vijf Japanse kruisers waren.' Met deze durfde hij de strijd aangaan - als hij tot ze kon doordringen!

XCKort voor twaalf uur naderden de eerste Japanse bommenwerpers, hoog vliegend zodat de luchtafweerbatterijen van de Combined Striking Force ze niet konden raken. Elk schip moest op eigen gelegenheid trachten, de bommen te ontwijken. Dat lukte, zij het dat twee van de zes Amerikaanse torpedobootjagers door bommen die bijna raak waren, zoveel schade opliepen dat Doorman ze moest terugzenden. Van handhaving van de formatie was geen sprake meer. Nieuwe bommenwerpers verschenen en gingen tot de aanvalover. 'Het varen onder deze bommenregen (als wild zig-zag koersen 'varen' mag heten) was', aldus later de commandant van de 'Kortenaer',

XC'een uiterst opwindende bezigheid Met scherpe aandacht werden de naderende Japanse vliegtuiggroepen geobserveerd, opdat men tijdig gewaarschuwd zou zijn als een ervan het eigen oorlogsschip tot doel scheen te kiezen. In dit geval stuurde zo'n groep natuurlijk een naderingskoers. Op deze groep werd dan tijdelijk alle aandacht en afweervuur geconcentreerd. Een officier bepaalde door meting met de sextant het ogenblik waarop de bomgroep haar salvo's zou afwerpen. Bovendien werden de naderende bommenwerpers met kijkers gevolgd. Het moment waarop de bommen werden losgelaten, werd natuurlijk voorafgegaan door dat van het openen der bomluiken aan de onderkant van de vliegtuigromp. De commandant van het schip beval een grote koersverandering, onmiddellijk nadat de vijandelijke vliegtuigen hun bommen hadden losgelaten. Hoorde men het aanzwellend geluid van de naderende bommen, dan werd het roer weer midscheeps gelegd om het gevaar te ontlopen dat door een treffer of near miss het roer in uiterste stand beklemd zou raken ... Het was een fantastisch gezicht wanneer plotseling zo'n bos van geysers een kruiser of jager aan het oog onttrok ... 'Mis, wéér mis!!!' juichte het van de commandobruggen en dekken als zo'n schip van ons dan onverlet te voorschijn stoof, als het ware de watermassa's van zich afschuddend.'?

XCSteun in de lucht kreeg Doorman niet (Palembang I was al in Japanse handen, Palembang II werd ontruimd) - hij meende dat hij onder deze

, Er waren er in werkelijkheid zeven: vijf zware en twee lichte, alsmede negen torpedobootjagers. 2 A. Kroese: p. 64.

865 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

omstandigheden een treffen met het Japans eskader uit de weg moest gaan en gafkort voor half twee in de middag bevel terug te keren. Nadien werd de Combined Striking Force nog tot het donker werd door Japanse bommenwerpers geteisterd. Geen enkel schip werd getroffen. De meeste bemanningsleden bleken bestand tegen de intense spanningen maar sommigen bezweken er onder en moesten op Java in ziekenhuizen worden opgenomen.

XCDoorman zelfvoer gedeprimeerd naarTandjong Priok en vandaar naar Tjilatjap. Had hij toch meer risico moeten nemen? Helfrich vond van wel.' Tegen Hart, die op het punt stond Java te verlaten, zei Doorman, aldus de .Amerikaanse marinehistoricus Morison, 'that he expected history would condemn him for the retirement.' 2 Intussen besefte hij dat Helfrich er als hoofd van de marine-afdeling van Abda-Command op zou staan dat de Japanse vloot, zodra zich een gelegenheid voordeed, opnieuw opgezocht zou worden. Hij verwachtte er niets goeds van. Toen een bevriend marine-officier die op de wal diende, op 17 februari bij het afscheid nemen tegen hem zei: 'Tot ziens, maar waar en wanneer zal dat zijn?', antwoordde hij: 'In het hiernamaals, sonny.' 3

XCGelijk eerder vermeld, waren op WavelIs bevel in de eerste helft van

1 'Een andere vraag is', schrijft Helfrich in zijn memoires (dl. p. 351), 'of de onderneming, als het ware in het hol van de leeuw, verantwoord was zonder goede luchtbescherming. ben, na alle opgedane ervaringen, thans geneigd deze vraag ontkennend te beantwoorden. De operatie werd buiten mijn directe verantwoorde lijkheid opgezet' (Helfrich bedoelde daarmee dat hij formeel pas op de r ade Hart opvolgde, waarmee hij de bespreking die hij op de r jde in Batavia met Doorman had gevoerd, buiten beschouwing liet) 'en dat zou mijn enige verontschuldiging kunnen zijn. had de operatie echter kunnen laten vervallen, zodat ik mij geenszins achter dit excuus wens te verschuilen.' Achteraf, 'na alle opgedane ervaringen', vond Helfrich de actie richting-Singapore dus onverantwoord, maar aan die actie was die van 4 februari voorafgegaan waarbij de verrast was door de Japanse bommenwerpers van Kendari. Helfrich, menen wij, had al na die 4de februari kunnen beseffen dat de geen kans had wanneer zij opereerde in gebieden als de Zuidchinese Zee waarvan men met zekerheid wist dat de Japanners er in de lucht sterk waren. Het lijdt geen twijfel dat Doorman zware verliezen zou hebben geleden als hij de actie op de r yde zou hebben doorgezet. 2 S. E. Morison: dl. p. 310. 3 A. van Kampen: p. 122.

866 [PDF]
BANKA EN BILLITON

februari Knil-detachementen van Java overgebracht naar de eilanden Banka en Billiton. De tussen die eilanden en Singapore gelegen Riouwarchipel (zie kaart XV op pag. 857) werd niet verdedigd (de archipel werd eind januari door de Japanners bezet en de Nederlandse controleur werd er door inheemsen aan hen uitgeleverd die hem aan boord van een Japans schip van het leven beroofden) - Banka en Billiton waren na de bezetting van Palembang en de mislukte uitval van de Combined Striking Force onverdedigbaar geworden. Abda-Command besloot dat de Knil-detachementen de twee eilanden moesten verlaten. Aan dat op Banka kon daarbij geen hulp worden verleend (enkele Knii-militairen wisten met prauwen Java te bereiken), dat op Billiton zou worden opgehaald. Daartoe werd op 16 februari het moderne KPM-schip 'Sloet van de Beele' naar de hoofdplaats van Billiton gezonden die aan de zeestraat tussen Billiton en Banka ligt - het schip kreeg één N ederlandse torpedobootjager als escorte mee: de 'Van Nes', die onder commando stond van luitenant-ter-zee eerste klasse C. A. Lagaay.

XCAllen die Billiton moesten of wilden verlaten: ruim duizend personen, hoofdzakelijk Knil-militairen, daarnaast Europeanen, kwamen in de ochtend van de 17de aan boord van de 'Sloet van de Beele'. Om ca. tien uur voeren dat schip en de 'Van Nes' weg. Een half uur later werden zij verkend door een Japans vliegtuig en in het begin van de middag verschenen Japanse bommenwerper!., De 'Sloet van de Beele', door bommen getroffen, zonk vrij snel in de diepte maar men had toen al talrijke reddingssloepen kunnen vieren en reddingsvlotten kunnen uitwerpen. Vervolgens werd de 'Van Nes' aangevallen. Twee uur lang wist Lagaay, die zijn commando's beheerst gaf (en zo snel dat de roerganger het nauwelijks kon bijhouden), de Japanse bommen te ontwijken, maar toen ook nog Japanse duikbommenwerpers kwamen aanzetten, was het pleit beslecht: kort voor half vier werd de 'Van Nes' midscheeps en achteruit getroffen en enkele seconden later vloog het achterschip de lucht in. De jager begon te kantelen en zonk kort nadien in de diepte - alle reddingsvlotten die los aan dek hadden gelegen, kwamen in het water terecht en daarop konden velen een plaatsje vinden. 'En zo begonnen wij', aldus de roerganger die zich met vier-en-vijftig andere drenkelingen op een van dertien aan elkaar gekoppelde vlotten bevond, 'een reis van vier dagen, zonder water; alleen met twee Indische vruchten, waarvan ieder de eerste en de tweede dag een heel klein stukje ... kreeg ... Iedere dag zagen wij vliegtuigen' (Dornier- en Catalina-vliegboten van de Marineluchtvaartdienst die er op uitgestuurd waren om drenkelingen op te

867 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

'maar wij werden niet opgemerkt vóór de derde dag. Toen zagen wij een Catalina die ons ook opmerkte maar niet dalen kon ... daar zijn landingsgestel stukgeschoten was. Wel wierp deze vliegboot een watertank en een pakket levensmiddelen af. De tank klapte, op het water neerkomend, in elkaar zodat het water niet meer te drinken was. Van de levensmiddelen was er alleen nog cervelaatworst over en deze was lekker zout, zodat we, nadat ze verdeeld en verorberd was, met ons allen geen gebrek aan dorst hadden.' 1

XCDeze vijf-en-vijftig marinemannen werden één dag later door een Dornier-vliegboot opgepikt. Een Catalina-vliegboot nam bij deze reddingsacties zelfs zeven-en-tachtig inzittenden van een sloep op: deels marinemannen die zich eerst op vlotten hadden bevonden, deels opvarenden van de 'Sloet van de Beele'.

XCDe ondergang van de 'Van Nes' vergde acht-en-zestig mensenlevens; ook commandant Lagaay kwam om. De ondergang van de 'Sloet van de Beele' kostte het leven aan bijna tweehonderd van de ca. duizend opvarenden; dat betekent dat veruit de meeste bemanningsleden en 'passagiers met hun sloepen en vlotten ergens het vasteland konden bereiken.

XCZinvol lijkt het ons om, vastknopend aan de redding van een deel van de opvarenden van de 'Van Nes' en de 'Sloet van de Beele', stil te staan bij de operaties van de Marineluchtvaartdienst, de MLD.

XCHij beschikte, toen de oorlog in de Pacific uitbrak, over 35 Dornier vliegboten en over 3 I nieuwe Amerikaanse Catalina-vliegboten; daaraan zouden nog 4 worden toegevoegd. Die Catalina's konden slechts gelei- . delijk in dienst worden gesteld doordat het personeel er eerst voor moest worden opgeleid. Gevolg was dat, toen Japan ten aanval toog, alleen de Dorniers konden worden ingezet. De meeste werden in groepen over punten verdeeld die aan de rand van de archipellagen: op Nieuw-Guinea, in de Minahassa (op het Meer van Tondano), in Tarakan en in Sambas (bij Brits-Noord-Borneo) - ook werd één groep naar Singapore gezonden. Die dislocatie was logisch: de vliegboten van de MLD hadden als voornaamste taak, verkenningen uit te voeren. Groepen Catalina's werden in de loop van december gevormd: een werd in Tandjong Priok,

1 Aangehaald in K W. L. Bezemer: p. 267-68.

868 [PDF]
DE MARINELUCHTVAARTDIENST IN ACTIE

twee werden op Ambon gestationeerd. Méér groepen kon men niet vormen: de Catalina's welker bemanningen in de loop van januari en februari hun opleiding voltooiden, werden alle op vier na (één toestel bracht begin januari luitenant-gouverneur-generaal van Maak naar Hawaii en bleef in Californië op hem wachten, drie werden er aan de Engelsen in Singapore overgedragen) gebruikt om in de al bestaande groepen gaten op te vullen die ontstaan waren doordat vliegboten door de Japanners neergeschoten .of op hun steunpunten vernield waren dan wel doordat zij waren verongelukt.

XCDat de vliegboten met veel succes verkenningen uitvoerden, is uit het voorafgaande meermalen gebleken. Moeilijk werk! En riskant doordat zij maar een zwakke bewapening hadden. Er werd van de marinevliegers dan ook buitensporig veel gevergd. 'Het terugvallen op noodsteunpunten' , schrijft L. Honselaar in zijn geschiedenis van de MLD,

XC'waar dikwijls iedere accommodatie ontbrak, de voortdurende spanning en het voortdurende gevaar, gepaard aan het besef dat een ontmoeting met vijandelijke vliegtuigen in de meeste gevallen noodlottig zou zijn, waren omstandigheden waarbij de langdurige lichamelijke en geestelijke inspanning vooral bij vliegers en waarnemers katastrofaal moest worden. De vliegers zelf waren hiervan zeer wel doordrongen; zij kregen last van oogstoornissen die zelfs met uiterste wilskracht niet meer te bedwingen waren, en zij wisten dat zij niet meer in staat waren om bijvoorbeeld nachtlandingen onder moeilijke omstandigheden naar behoren uit te voeren. Ook de waarde van de verkenningsvluchten moest achteruitgaan toen van de waarnemers meer gevraagd werd dan zij menselijkerwijs gesproken konden presteren. Wanneer men nagaat dat een uitkijk aan boord van een oorlogsschip maximaal een uur op post staat en dit als norm aanneemt, laat het zich denken wat een waarnemer waard IS die acht of tien uur achtereen het zee-oppervlak en het luchtruim in vijandelijk gebied heeft afgespeurd.' I

XCAcht of tien uur was dan nog maar een deel van de tijd waarin de betrokken vliegboten in de lucht waren: soms duurden de vluchten van vijftien tot achttien uur en dergelijke vluchten moesten door bepaalde groepen in januari en februari op tien achtereenvolgende dagen ondernomen worden. Ernstige ongelukken, het gevolg van oververmoeidheid, waren niet zeldzaam.

XCEind december en in de loop van januari werden de bases en steunpunten aan de rand van de archipel opgegeven. De MLD viel op Java

XCI L. Honselaar: Vleugels van de vloot. De geschiedenis van de Marineluchtvaartdienst (1950), p.

869 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

terug. Vandaar uit kon hij meermalen, zoals bij de 'Van Nes' en de 'Sloet van de Beele' het geval was, schipbreukelingen redden (dat werden er in totaal driehonderd-vier-en-twintig), ook bleef hij zijn verkenningsopdrachten uitvoeren, maar het aantal inzetbare vliegboten was angstwekkend gedaald: toen de Japanners eind februari Java naderden, waren van de 35 Dorniers nog maar 13, van de 35 Catalina's 20 over en van deze waren 7, resp. II vliegklaar. Anders gezegd: het verkennend potentieel van de MLD was tot een kwart gedaald.

XCNiet alleen de vliegboten van de MLD maar ook de ongewapende transporttoestellen van de Militaire Luchtvaart en de burgervliegtuigen van de Knilm 1 speelden in de maanden waarin de Japanners steeds dieper in de archipel doordrongen, een belangrijke rol. Er waren 19 militaire transporttoestellen, Lockheeds, en de Knilm bezat 25 eigen toestellen van verschillend type, waaronder 6 DC-3'S (3 daarvan waren van de KLM overgenomen) en 4 Lockheeds. Daarenboven had de KLM van Batavia uit nog 4 DC-3'S in gebruik die tot Pearl Harbor een dienst op Lydda (Lod) in het Britse mandaatsgebied Palestina onderhouden hadden. Al deze toestellen werden kort na het uitbreken van de oorlog in de Pacific tot één operatief geheel gecombineerd: het was de commandant van de Militaire Luchtvaart, generaal van Oyen, die nu te bepalen kreeg welke vracht en welke passagiers vervoerd moesten worden. 'Dag en nacht', aldus later de officier die dat nieuwe geheel leidde,

XC'hebben wij gevlogen. Meestal vlogen we des nachts ... Wij waren daardoor het meest safe. Alle vliegbases, Singapore, Singkawang II, Samarinda II, Ambon en Timor hebben we ... van levensmiddelen en ammunitie voorzien. Deze bases waren op een gegeven moment niet anders dan via de luchtverbindingen bereikbaar. Verder hebben we met onze transportdienst zoveel mogelijk mensen weggehaald ... en getracht op deze manier te redden wat er te redden viel.'

XCAlleen al in de laatste drie weken van december legden de Knilm- en KLM-toestellen vluchten af tot een gezamenlijke lengte van 100000 kmwerk van G. J. Hagens: De Knilm vloog door ... Java 's evacuatie 1942. 2 Getuige B. J. Fiedeldy, Enq., dl. VIII c, p.

1 Onze gegevens over de Knilm ontlenen wij in hoofdzaak aan het in 1972 verschenen

870 [PDF]
DE MILITAIRE TRANSPORTDIENST

(latere cijfers zijn niet bekend). Men ging er toe over om uit deze verkeerstoestellen de stoelen te verwijderen zodat meer passagiers konden worden meegenomen: militaire autoriteiten, gouvernementsfunctionarissen, burgervluchtelingen, gewonden. Toestellen van de Transportafdeling waren het die Wavell naar en van Singapore en Bangkok, en andere hoge militairen naar en van Australië vlogen. Uit Australië haalden zij voorts Amerikaanse vliegtuigbemanningen op van welke zij er enkele naar Brits-Indië overvlogen. Ook bij de evacuatie van Singapore speelde de Transportafdeling een belangrijke rol; er werd toen elke nacht door elk ingezet toestel tweemaal op Singapore gevlogen. Bij al die vluchten werd radiostilte betracht, hetgeen de oriëntatie en de navigatie ernstig bemoeilijkte. Daar kwamen dan nog de slechte weersomstandigheden bij: wolkenformaties die zich van dicht boven het aardoppervlak ononderbroken tot acht kilometer hoog opstapelden waren in de maanden van de natte moessson niet zeldzaam. De bestuurder van een van de . Lockheeds rapporteerde later dat hij na het uitbreken van de oorlog in de Pac{fic op de dagen waarop hij dienst had, twee tot vier vluchten had uitgevoerd van een gemiddelde duur van meer dan vijf uur. Dit werk werd van Java uit voortgezet tot 19 februari - toen werd de Transportafdeling minus 7 toe·stellen (I was verongelukt, 6 waren op hun vliegvelden door luchtaanvallen vernield) naar Australië verplaatst om vandaar de verbinding met Java te onderhouden. Wij komen er op terug.

Geen hoop voorJava

XC

XCVan het op 24 januari veroverde vliegveld Kendari op Celebes maakten de Japanners onmiddellijk gebruik: zij installeerden er jagers en bommenwerpers en waren op 3 februari, nog geen anderhalve week na de verovering, in staat de eerste van een reeks operaties tegen doelen op Java te ondernemen die hun ook boven dit eiland de superioriteit in de lucht moesten waarborgen. Welke verdedigingsmiddelen waren op Java aanwezig? De luchtwaarschuwingsdienst was gebrekkig. Wel was, zoals eerder vermeld, moderne radarapparatuur eind januari uit Singapore naar Tandjong Priok overgebracht (zeven toestellen waarvan er vier naar Java's noordkust, drie naar de zuidkust werden overgebracht) maar die apparatuur was nog niet in gebruik genomen toen het Japanse luchtoffensief begon. De luchtwaarschuwingsdienst werd daar louter uitgeoefend

871 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

waarnemers die soms, als er een dik wolkendek hing, de naderende Japanse toestellen niet konden zien, soms eigen toestellen voor Japanse aanzagen en misschien in de meeste gevallen wèl juiste waarnemingen deden maar die moesten dan via telefoonverbindingen worden doorgegeven die nogal eens haperden. Het gevolg was dat de bondgenootschappelijke jagers steeds laat en af en toe te laat gewaarschuwd werden wanneer de Japanners in aantocht waren - meestal hadden zij maar twintig minuten tijd om op te stijgen, hetgeen onvoldoende was om een hoogte te bereiken vanwaar zij op de Japanse bommenwerpers konden neerduiken. Luchtafweergeschut was er te weinig: bij Batavia, Soerabaja en Bandoeng stonden Nederlandse batterijen (zware alleen bij Soerabaja), Engelse, uit Singapore afkomstig, werden geplaatst bij de twee eerstgenoemde steden en bij Malang en Madioen waar de twee voornaamste vliegvelden van de Amerikaanse zware bommenwerpers lagen (zie kaart XVII op de pag.'s 1002-1003), maar ook die Engelse batterijen waren nog niet gereed toen de eerste Japanse bommenwerpers kwamen opdagen. Die bommenwerpers werden beschermd door de Zero-jagers tegen welke zelfs de beste op dat moment beschikbare bondgenootschappelijke jagers: de Amerikaanse P-40'S, het slechts met moeite konden opnemen.

XCVan die, met veel tegenslag uit Australië overgevlogen P-4o'S waren er op 3 februari 16 beschikbaar en daar kwamen in de twee weken die volgden, 32 bij. De Militaire Luchtvaart van het Knil had bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific de beschikking gehad over 72 Buffalo's, 24 Curtiss Interceptors en 16 (volledig verouderde) Curtiss Hawks, maar had in eerste instantie door gebrek aan vliegers slechts 45 van die 112 toestellen de lucht in kunnen brengen. De vliegschool leverde met maximale snelheid nieuwe vliegers af; daar stond tegenover dat bij de operaties in de Buitengewesten in december en januari toestellen verloren gingen en vliegers sneuvelden of zwaar gewond werden. Op 3 februari waren er op Java 31 Buffalo's,Curtiss Interceptors en 8 Curtiss Hawks over. Er kwamen daar evenwelook Engelse Hurricanes: in de eerste plaats de 12, die voor Singapore bestemd waren geweest en die in Tandjong Priok in kratten aan de wal waren gezet waar zij met koortsachtige haast gemonteerd waren (bruikbare jagers, maar hun boordradio's ontbraken zodat de vlieger, was hij eenmaalopgestegen, geen verbinding had met de grond of met andere toestellen), in de tweede plaats een deel, vermoedelijk ca. 20, van de 48 Hurricanes die van de 'Indomitable' naar Palembang II waren gevlogen en vandaar op 15 februari

872 [PDF]
HET JAPANSE LUCHTOFFENSIEF TEGEN JAVA

XCIn de verhoudingen van begin '42 leek dit op papier een niet onaanzienlijke defensieve macht maar zij was zwakker dan de optelsom doet vermoeden: het was een groot nadeel dat men met vijf verschillende types jagers moest opereren, er was een tekort aan reserve-onderdelen en technici, vele jachtvliegers hadden weinig of geen ervaring en de Japanse Zero's waren kwantitatief in de meerderheid en kwalitatiefbeter.

XCTientallen Japanse bommenwerpers, door Zero-jagers begeleid, vielen op 3 februari de vliegvelden bij Madioen en Malang alsmede het centrum van Soerabaja aan. Bij Malang werden 4 Amerikaanse B-17'S op de grond vernield en bij Soerabaja 3 Dornier en 2 Catalina-vliegboten van de MLD in brand geschoten. De Japanse verliezen aan jagers waren zwaarder dan de bondgenootschappelijke, maar terwijl Abda-Command die verliezen moeilijk kon aanvullen, waren de Japanners in staat tijdens het nu ingezette offensief steeds voldoende toestellen in de lucht te brengen, eerst alleen van Kendari, maar spoedig ook van het vliegveld bij Bandjermasin uit. Anders gezegd: de aanvaller werd van dag tot dag sterker, de verdediger zwakker.

XCHet Japanse luchtoffensief kende twee fasen. Van 3 t.e.m, 9 februari werd Java op vier dagen gebombardeerd. Op de lode en I Ide konden de jagers van Abda-Command de naderende Japanners verdrijven maar na een periode van uitzonderlijk slecht weer kwam de vijand van de r Sde af sterker dan tevoren terug en vervolgens waren er t.e.m. 27 februari, in tien dagen dus, negen waarop Japanse bombardementen plaats vonden. Van de 3 I Buffalo's gingen er 20 verloren, van de 14 Curtiss Interceptors 9, van de 8 Curtiss Hawks 5, van de 37 Amerikaanse P-40'S 24, van de misschien 30 Britse Hurricanes 5. Erger nog: in de tweede fase van het luchtoffensief was geen enkel aan de Japanners bekend vliegveld meer veilig Abda-Command moest er toe overgaan, telkens andere vliegvelden in gebruik te nemen, hetgeen grote moeilijkheden gaf op het punt van de verbindingen en de bevoorrading. Dat de zware verliezen een grote beproeving waren voor de vliegers van Abda-Command, spreekt vanzelf - hun rijen werden gedund en het mocht dan waar zijn dat zij hunnerzijds de Japanners menigmaal verliezen berokkenden, alle vliegers raakten er van doordrongen dat, hun eigen moedige inzet ten spijt,

873 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Het aantal slachtoffers onder de burgerij (de steden werden over het

XCalgemeen door de Japanse luchtmacht ontzien) bleef beperkt, maar met

XCdat al werd het normale leven in de steden die wèl aangevallen werden,

XCverstoord, vooral in Soerabaja. Het eerste luchtbombardement (dat van

XCde j de dat zestien mensenlevens vergde) leidde er al toe dat een groot

XCdeel van de inheemse bevolking de stad verliet, met inbegrip van bijna

XCalle havenarbeiders. Bemanningen van schepen die binnenvielen, moes

XCten zelf aan het laden en lossen slaan, bijgestaan slechts door inheemse

XCgevangenen die onder militaire bewaking werkten, en door landbouwers

XCuit bij Soerabaja gelegen dessa's die door hun wedono (inheems districts

XChoofd) waren opgetrommeld. Die gevangenen en landbouwers kregen

XCwerk te doen dat voor hen ongewoon was - hun prestaties waren

XCnavenant. Na de aanvallen op Soerabaja was het grootste vliegkamp van

XCde MLD, Morokrembangan, niet langer bruikbaar. Voorts werden in de

XChaven van Soerabaja de oude onderzeeboot 'K 7' en het pantserschip

XC'Soerabaja' tot zinken gebracht en werd er op de zaste het Marine

XCetablissement zwaar beschadigd, bij welke gelegenheid de torpedoboot

XCjager 'Banckert' (het schip dat op de r yde de bemanning van de op een

XCrif gelopen 'Van Ghent' aan boord had genomen) een groot gat in het

XCachterschip kreeg. Het r y.ooo-tons dok was er geblokkeerd door een

XCAmerikaanse torpedobootjager die op zijn kant lag. De schade, aan Soerabaja toegebracht, en de daaruit voortvloeiende

XContreddering betekenden dat nog meer schepen naar Tjilatjap gedirigeerd

XCmoesten worden; trouwens, op 2S februari, daags na de uitschakeling van

XChet Marine-etablissement, had een Japans luchtbombardement op Tand

XCjong Prick hetzelfde effect: er ging een zo groet deel van de olietanks in

XCvlammen op en de kwetsbaarheid van de plaats was zo drastisch aange

XCtoond, dat ook Tandjong Priok als aanvoerhaven moest worden geschrapt.

XCDit alles betekende dat Java voor zijn overzeese toevoer vrijwel geheel

XCafhankelijk werd van die ene, slecht geoutilleerde, propvolle haven aan

XCde zuidkust die met de rest van het eiland slechts een enkel-spoor

XCverbinding had. Daarmee was Java nagenoeg geïsoleerd - het was zelfs

XCnog sterker geïsoleerd dan de militaire autoriteiten meenden, want

XCzonder dat zij dat wisten, bevond zich nu het Japanse eskader dat de

XCvernietigende slag tegen Pearl Harbor had uitgevoerd, in de Indische

XCOceaan bezuiden Java: zes vliegkampschepen en vier slagkruisers die, - riog versterkt met kruisers, torpedobootjagers en onderzeeboten, op de -Ioer lagen om zo mogelijk elk bondgenootschappelijk schip dat de

XCIndische archipel trachtte te naderen of er uit poogde te ontsnappen, tot

XC

874 [PDF]
HET JAPANSE LUCHTOFFENSIEF TEGEN JAVA

XCWavell had van meet af aan het behoud van Singapore als vitaal gezien voor de hem door de Combined Chiefs of Staff opgedragen verdediging van 'the Malay Barrier'. Na zijn benoeming tot opperbevelhebber van Abda-Command was hij, alvorens op IS januari in functie te treden, tweemaal in Singapore geweest: dat onderstreepte dat hij zich toen reeds grote zorgen maakte over het tempo waarin het Japanse Vijf-en-twintigste leger op Malakka zuidwaarts oprukte. In de laatste twee weken van januari hoopte hij nog dat de versterkingen die naar Singapore onderweg waren, voldoende zouden blijken om het eiland vele weken lang tegen de japanners te verdedigen; als dan in die weken de beloofde duizend moderne Amerikaanse jagers en grote aantallen moderne Amerikaanse bommenwerpers plus nog de twee hem toegezegde Australische divisies op Java zouden arriveren, zou het, zo vertrouwde hij, mogelijk zijn, Java tot een hecht bastion te maken. Het stelde hem diep teleur dat de Japanners al op 3 I januari alle verdedigers van Malakka gedwongen hadden, zich op het eiland Singapore terug te trekken. Na zijn eerste twee bezoeken was hij er nog tweemaal geweest voor overleg met Percival - hij had er toen geconstateerd dat aan de versterking van het eiland nog veel ontbrak.

XCOp 8 februari (in de nacht van de 8ste op de çde zouden de Japanners op het eiland Singapore landen) had Wavell in zijn hoofdkwartier te Lembang een stafbespreking met zijn plaatsvervanger, de Amerikaan Brett, en met de bevelhebbers van de zee-, land- en luchtstrijdkrachten van Abda-Command: de Amerikaan Hart, de Nederlander ter Poorten en de Engelsman Peirse; ook Peirse's plaatsvervanger (en voorganger), de Amerikaan Brereton, nam er aan deel. Gezien het langzame tempo waarin de moderne Amerikaanse jagers en bommenwerpers gearriveerd waren en gezien ook het feit dat de Japanners sinds vijf dagen in staat waren gebleken, de vliegvelden op Java te teisteren, was Brereton tot de conclusie gekomen dat Abda-Command na een week of zes geen enkele bommenwerper meer in de lucht zou kunnen brengen; hij hield het voor onmogelijk, 'the Malay Barrier' te verdedigen zonder lange-afstandsbommenwerpers, en zei dat hij er toe neigde, het War Department in Wäshingtorr voor te stellen om wat er nog van zijn bommenwerpers restte, hetzij naar Australië, hetzij naar Birma terug te trekken. 'I was', noteerde Brereton, 'criticized by General Brett for u/hat appeared to them to be a somewhat unwarranted and pessimistic attitude' Peirse daarentegen

875 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

het met hem eens. Wavell verzocht Brereton en Peirse, los van elkaar hun inzichten op schrift te stellen. De twee stukken waarin dezelfde teleurstellende conclusie werd bereikt, lagen daags daarna, 9 februari, in een nieuwe stafbespreking ter tafel. 'Our two documents', aldus Brereton, 'produced a very disturbing effect and depressed the Commander-in-Chief. Ge neral Wavell was extremely short with both of us.' 1 Vier dagen later, 13 februari, ging Wavell, die op de rode zijn vijfde bezoek aan Singapore had gebracht (en er, gelijk vermeld, een lelijke val had gemaakt), beseffen dat zijn strategische conceptie in duigen lag. Wat nu te doen met de twee infanterie-divisies van het Ist Australian Corps die voor Indië bestemd waren? Eind januari was de bevelhebber van dat Corps, generaal Lavarack, op Java aangekomen en het hoofd van zijn Intelligence had, zoals eerder vermeld, op 2 februari voorspeld dat Java begin maart geïsoleerd zou zijn, en berekend dat de Australische 7de divisie, de eerste van de twee die zouden aankomen, op zijn vroegst midden maart in staat zou zijn Indië te helpen verdedigen - Lavarack had er uit geconcludeerd dat het zinloos was, de convooien die de twee divisies aan boord hadden, te laten doorvaren naar Indië waar de Australiërs (daartoe was inmiddels besloten) op Sumatra en Java zouden worden ingezet. In die geest sprak Lavarack op de stafconferentie van de I jde die plaatsvond aan Wavells bed. Lavaracks bezwaren, noteerde Brereton,

XC'were thoroughly sound and based on his belief that if the Corps were landed in java or Sumatra it would be difficult if not impossible to evacuate it in the event that Singapore fell. While. the conference was in progress news was received that Singapore was expected to fall within 24 hours. With the fall of Singapore, Sumatra could not be far behind. When Sumatra goes, java goes toO.'2

XCOok na deze conferentie was Wavell nog niet bereid, de Combined Chiefs of Staff voor te stellen, de twee Australische divisies een andere bestemming te geven. Hij besefte ten volle dat die wijziging een verpletterend effect zou hebben op alle Nederlanders die ingelicht zouden moeten worden - Nederlanders die hij had leren waarderen als trouwe en toegewijde bondgenoten. Op de r jde beperkte hij zich er toe, de Combined Chiefs of Staff een waarschuwing te zenden, in zijn telegram opmerkend dat het wijzigen van de bestemming van de twee Australische divisies, d.w.z. het prijsgeven van Sumatra en Java, voordelen zou bieden 'from purely strategic aspects', maar' obviously the most serious moral and political

XCI The Brereton Diaries, p. 88. 2 A.v., p.

876 [PDF]
WAVELL WAARSCHUWT WASHINGTON

repercussions' zou hebben (hoe zou de Nederlandse regering reageren ?). 'We shall continue', seinde hij, 'with present plans until situation enforces change. This message gives warning of serious change in situation which may shortly arise necessitating complete reorientation of plans.' I In één opzicht week Wavell af van de algemene lijn die hij nu noodgedwongen ging volgen: de 'Orcades', die Indië naderde met de voorhoede van de Australische 7de divisie aan boord, drieduizendvierhonderd man, liet hij, een protest van Lavarack en van de Australische regering naast zich neerleggend, doorvaren naar Oosthaven waar zij op 15 februari aankwam - ontscheept werd die voorhoede, gelijk al vermeld, niet: Palembang was daags tevoren in Japanse handen gevallen, de Australiërs werden doorgezonden naar Tandjong Priok.

XCDiezelfde dag, 15 februari, had Wavell, die des ochtends Percival in Singapore gemachtigd had zich over te geven, in Lembang een bespreking met van Starkenborgh: hij meende dat het zijn plicht was, deze, voor wie hij grote achting was gaan koesteren, uitvoerig in te lichten over de ernst van de militaire situatie en hem te zeggen dat het mogelijk was (een sterker woord dan 'mogelijk' wilde hij niet gebruiken) dat de twee Australische divisies, althans hun hoofdmacht, naar elders gezonden zouden worden. Helfrich en ter Poorten waren bij het gesprek aanwezig. In een lang telegram lichtte van Starkenborgh onmiddellijk Gerbrandy in - van dat telegram werd de eerste helft op de .röde, de tweede evenwel door onbekende oorzaken pas vier dagen later in Londen gedecodeerd'>

XCIn de eerste helft legde van Starkenborgh het accent op de verzwakking van de luchtmacht die 'ten enenmale ontoereikend (was) voor komende beproeving.' Daarop volgde een passage waarin hij denkbeelden van Helfrich weergaf:

XC'Ik 'mag bijzondere ernst toestand niet verhelen. Hier inderdaad niet te zien hoe met aanwezige Iand-, lucht- en zeestrijdkrachten Java houdbaar tegenover waarschijnlijk overvloedige toevoer Japanse troepen wier efficiënte bewapening en strijdmethoden onmiskenbaar. Uitzonderlijke maatregelen tot toevoer luchten zeemacht dringend geboden en te bewerkstelligen, zelfs indien daardoor aan andere georganiseerde groepen zoals Amerikaanse vloot en luchtmacht op Hawaii of Britse vloot Ceylon kracht wordt onttrokken. Natuurlijk zal hier tot uiterste en onder alle omstandigheden strijd worden volgehouden doch dit vaste wilsbesluit kan onvoldoende blijken om val Java af te wenden indien geen versterkingen.'

XC1 Telegram, 13 febr. 1942, van Wavell aan de Combined Chiefs of Staff, aangehaald in Matloff en Snell: Strategic Planning 1941-1942, p. 127. 2 Tekst: IC, II 550 en

877 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

XCDe tweede helft van. zijn telegram luidde:

XC'Ik wijs er nog op:

XC'a. Verwachtba'ar dat bij zware luchtbombardementen inheems personeel havens, Marine-etablissement en dergelijke grotendeels duurzaam wegblijft, hetgeen bijzonder ernstig genoemd kan worden,

XCb. Uitrusting Javaleger nog steeds onbevredigend door niet-uitvoeren bestellingen.

XCc. Ondervinding met inheemse troepen op Borneo .en Celebes bepaald teleurstellend, hopelijk op Java voor moreel gunstiger omstandigheden maar niettemin hier bedenkelijke factor.

XCMede wegens b en c van uitnemend gewicht twee Australische divisies .. ; inderdaad komen ... In Australië zelf slechts onvolledig geoefende eenheden. Daarom en gezien stemming in Australië, hetwelk door nadering Japan in buurt Nieuw-Guinea verschrikt', waarschuwt Wavell voor mogelijkheid, dat beide divisies alsnog niet naar hier maar Australiëwaarts gezonden worden. Wavell wil in deze niet naar buiten genoemd worden. maar ik acht nuttig u in Paciji~-Raad oog in zeil [houdt]. Ik overtuigd [dat] Wavell, ofschoon andere opvatting begrijpelijk achtend, zending naar hier zoveel doenlijk zal bevorderen.'

XCDat laatste zag van Starkenborgh verkeerd: het stond op die Isde voor Wavell vrijwel vast dat de resterende Australiërs naar elders gezonden moesten worden 'en dus', aldus in '46 ter Poorten, 'Nederlands-Iridië te abandonneren, een beslissing welke, hoe verschrikkelijk ook voor ons, ik om strategische redenen moest billijken. Het had geep zin meer om troepen en materieel in een verloren zaak te steken.' 2 Daags na-zijn gesprek met van Starkenborgh, r6 februari, zond Wavell een lang telegram: aan Churchill in Londen en de Combined Chid's of Staff in Washington.' Hij wees er oP' hoe zwak de bondgenootschappelijke zee- eri luchtstrijdkrachten waren en dat het de Japanners zonder twijfel mogelijk zou zijn, binnen twee weken op Java te landen. Java nu was, aldus Wavell, vari beperkte strategischè betekenis voor de voortzetting van de oorlog tegen Japan. 'As an air base', seinde hij,

XC'java is of value to support naval operations in China Sea and recapture Borneo, Celebes and eventually the Philippines, but ultimate air action against japan and japanese lines of communication must come through Burma and: China. Loss of java would not directly affect the issue of events in the Philippines, but á deprives us of one line of counteroffensive

XC, De Japanners waren op 23 januari in Rabaul in de Bismarck-archipel geland. 2 H. ter Poorten: 'Verslag omtrent mijn beleid.als legercommandant', p. 8. 3 Tekst in Wigmore: The fapanese Thrust, p.

878 [PDF]
WAVEELS TELEGRAM VAN 16 FEBRUARI '42

against japan. To sum op, Burma and Australia are absolutely vital for war against japan. Loss of java, though severe blow from every point of view, would not be fatal. Efforts should not therefore be made to reinforce java which might compromise defence of Burma and Australia. Immediate problem is destination of Australian Corps. If there seemed good chance of establishing Corps in island and fighting japanese on favourable terms, I would unhesitatingly recommend risk should betaken ... In present instance I must recommend that I consider risk unjustifiable from tactical and strategical point of view. I fully recognize political considerations involved. If Australian Corps is diverted I recommend that at least one division should go Burma and both if they can be administratively received and maintained ... It is only theatre in which offensive operations against japan possible in near future. It should be possible for American troops to provide reinforcement df Australia if required.'

XCHoe werd in Londen, hoe in Washington op Wavells voorstel gereageerd?'

XCDat beschrijvend willen wij er om te beginnen op wijzen dat als gevolg van de protesten die de regeringen van Nederland en van Australië hadden ingediend tegen de regeling die oorspronkelijk voor het' geven van directieven aan Wavell was getroffen (zij zouden uitgaan van de Combined Chiefs of Staff die louter aan Roosevelt en Churchill ondergeschikt waren), in Londen was bereikt dat de (eerder door ons al genoemde) Pacific War Council was opgericht waarin Engeland vertegenwoordigd was door Churchill, de Deputy Prime Minister Clement Attlee, Eden en de Engelse Chiefs of Staff, Brits-Indië en Birma door de minister voor Brits-Indië, Leopold Amery, Australië en Nieuw-Zeeland door hun High Commissioners, Nederland door Oerbrandy en Michiels; die Pacific War Council was op 10 februari voor het eerst bijeengekomen. In Washington was minder bereikt: daar was, toen Wavells telegram er binnenkwam, de situatie deze dat van Kleffens bij Roosevelt gedaan had gekregen dat Nederland een onderkomen zou krijgen in de bureau's van de Combined Chiefs of Staff en dat Nederlandse vertegenwoordigers zouden worden gehoord als dat college beslissingen moest nemen die op N ederlandsIndië betrekking hadden.

XCIn de avond van 16 februari kwamen in Londen de Engelse Chiefs of

XCI In het hier volgende zijn enkele passages overgenomen uit de paragraaf 'Abda

879 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Staffbijeen; zij moesten krachtens de geldende regeling aan de Combined Chiefs of Staff doen weten of zij het met Wavells voorstel eens waren. Ja. Hun advies werd door het Defence Committee van het War Cabinet (een commissie die, wat Engeland betrof, onder Churchills voorzitterschap beslissingen nam in alle militaire aangelegenheden van primair belang) goedgekeurd. De volgende ochtend werd Furstner, de Nederlandse minister van marine, ingelicht. Diep ontsteld alarmeerde hij Gerbrandyen Michiels. Diezelfde avond kwam de Pacific War Council bijeen. De drie Nederlandse ministers (ook Furstner was aanwezig) protesteerden met klem tegen het besluit dat, naar zich liet aanzien, in Washington zou worden bekrachtigd. Succes hadden zij niet. De volgende ochtend, 18 februari, riep Gerbrandy het Nederlandse kabinet in spoedvergadering bijeen. De notulen luiden:

XC'Een privaat telegram van generaal Wavell is ontvangen, waarin deze voorstelt Java op te geven, omdat geen versterking van de verdediging mogelijk is. Het verlies van Birma en van Australië acht generaal Wavell fataal, dat van Java, hoe ernstig ook, niet. In de bijeenkomst van de Pacific War Council, gisteren 17 februari, heeft Churchill de moeilijkheid om Indië te houden naar voren gebracht en gevraagd, hoe de Nederlandse regering hier tegenover stond.

XCDe Voorzitter heeft hierop geantwoord, dat Nederland tegenover Japan eigener bewegingin de oorlog is gegaan; die nu op te geven zou een noodlottige indruk maken. Zo nodig zal de Nederlandse strijdkracht Java alléén verdedigen; er is nog een aanzienlijke maritieme macht en een landleger. Grote nadruk heeft de Voorzitter, en met hem de beide andere aanwezige ministers in de Pacific War Council, gelegd op de indruk, die het in de gehele wereld zou maken, indien Engeland en Amerika zich terugtrokken en de Nederlandse macht doorvocht. Ook voor Amerika is het van belang Java als slagveld te behouden; eveneens voor het Nabije Oosten. De opvatting van de heer Churchill was, dat Java verdedigd moest worden, in strijd met Wavells opvatting, maar voor zover het landleger betreft met de voorhanden strijdkrachten; vliegtuigen uit Australië zullen blijven komen. De vergadering van de Pacific War Council heeft zich met deze zienswijze verenigd; Australië steunde hierbij, Nieuw-Zeeland verklaarde zich tegen. Dienovereenkomstig is een telegram uitgegaan.

XCEr rijzen, zegt de Voorzitter, bij deze ernstige toestand verschillende vragen: wat moeten de G[ouverneur]G[eneraal] en de ambtenaren op Java doen; wat moet er, als het misgaat, met het leger en de vloot, en andere schepen gebeuren? De gouverneur-generaal moet weten, wat de Nederlandse regering van hem verwacht.' 1 \

1 Ministerraad: Notulen, 18 febr. 1942.

880 [PDF]
LONDEN EN W AVELLS TELEGRAM

XCDaags tevoren, op 17 februari, was het niet het college van de Engelse Chiefs of Staff maar de Pacific War Council geweest die, met instemming van de Nederlandse regering' ,aan de Combined Chiefs ojStaffhad geseind, 'that java should be defended with the utmost resolution by all jorces at present on the island' maar dat 'Army reinforcements now on the way jrom The West' (de twee Australische divisies) 'should not proceed tojava but should augment the defence of points vital to the continuance oj the struggle against japan, namely Burma, Ceylon and Australia'?

XCHet advies (in afschrift onmiddellijk toegezonden aan van Starkenborgh) werd op 18 februari in de Combined Chiefs of Staff besproken. Dat het zou worden aanvaard, leed geen enkele twijfel: de vertegenwoordigers van de Engelse Chiefs oj Staff zouden de Londense instructies volgen en de Amerikaanse joint Chiefs oj Staff, met name de opperbevelhebber van de marine, admiraal King, en de chef-staf van de legerluchtmacht, generaal Arnold, koesterden al sinds weken de overtuiging dat in het gehele Nanjo-gebied een hopeloze strijd werd gevoerd waarin de bondgenoten hun verliezen dienden te beperken. Op een punt van wezenlijk belang gingen de Combined Chiefs of Staff evenwel verder dan de Londense Pacific War Council had gedaan: zij stelden vast dat de Amerikaanse B-17'S Java dienden te verlaten. Er waren op die r Sde twee Nederlandse vertegenwoordigers aanwezig, nl. de marine- en de militaire attaché te Washington, resp. schout-bij-nadit J. E. Meyer Ranneft en de kolonel van het Knil F. L. G. Weyerman. Zij hadden in de vergadering twee admiraals en vier generaals tegenover zich, waren daar zeer van onder de indruk en protesteerden met geen woord tegen de toevoeging aan de Londense voorstellen waartoe de Combined Chiefs oj Staff besloten.

XCDe aanvaarding van Wavells advies betekende dat hem voor wat men deof

I Die instemming hing samen met het feit dat Gerbrandy, Michiels en Furstner, evenals Churchill, uit het hun in afschrift voorgelegde telegram van Wavell de indruk hadden gekregen dat Wavell Java zonder slag of stoot wilde prijsgeven (Wavell had zich daar in het geheel niet over uitgesproken). Churchill had zich daartegen verklaard en hem bijvallend hadden de Nederlandse ministers dus gemeend dat zij iets positiefs hadden bereikt. 2 Telegram, 17 febr. 1942, van de de Wigmore: p. 447.

881 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

afwikkeling van de verdediging van java zou kunnen noemen, een nieuw directief gezonden moest worden. Dat werden er twee (die in elkaars verlengde lagen), een d.d. 20 februari van de Engelse Chiefs of Staff, een d.d. 22 februari van de Combined Chiefs of Staff. Nog voordat Wavell de eerste van die twee gedecodeerd voor zich had liggen, hadden hem als opperbevelhebber van Abda-Command nieuwe slagen getroffen: op eenen-dezelfde dag, 19 februari, hadden de japanners Darwin zwaar gebombardeerd, hadden zij het vliegveld van Bali in handen gekregen en waren zij geland op Timor.

XCDarwin werd op 19 februari tweemaal aangevallen: eerst door bijna 200 bommenwerpers, duikbommenwerpers en jagers die op vier van de zes vliegkampschepen opgestegen waren die eerder Pearl Harbor hadden geteisterd, vervolgens door 54 bommenwerpers van Kendari en Ambon.

XCDoor de eerste aanval, in het begin van de ochtend uitgevoerd, werden alle inwoners en militairen die zich in Darwin bevonden, volledig verrast: terwijl de sirenes voor het luchtalarm pas begonnen waren te loeien, vielen al de eerste japanse bommen. Drie schepen die gelost werden aan eert van de twee pieren: een tanker, een troepenschip met ammunitie aan boord en een vrachtschip met dieptebommen, gingen in één gigantische explosie de lucht in; van de pier bleef niets over. Verder werden in die eerste aanval nog een Amerikaanse torpedobootjager, vijf schepen en drie Catalina's tot zinken gebracht. Andere japanse toestellen vielen de haveninstallaties en pakhuizen aan. Vervolgens scheerden de jagers laag over de straten, allen rnitraillerend die er zich nog vertoonden. Er vielen meer dan tweehonderd doden en meer dan driehonderd gewonden. Een panische vlucht begon: wie een auto kon vinden, verliet de getroffen plaats, wie er geen vond, holde weg. De paniek stak ook het Australische overheidspersoneel en een groot deel van het Australische garnizoen aan.

XCAan het einde van die ochtend vond de tweede aanval plaats: de bommenwerpers van Kendari en Ambon legden nu alle gebouwen van het vliegveld van Darwin in puin; wat er nog aan toestellen stond, werd vernietigd.

XCDe dubbele aanval betekende dat Darwin voorlopig niet meer bruikbaar was als verbindingsschakel tussen Australië en java. Erger nog: hij

882 [PDF]
DARWIN GETEISTERD

deed een golf van angst over heel Australië spoelen, waarna de Australische regering alleen nog maar bedacht was op de belangen van Australië's verdediging, en hij versterkte bij Brereton de overtuiging dat het de hoogste tijd werd om de Amerikaanse zware bommenwerpers van Java terug te trekken.

XCAanvankelijk waren de Japanners niet van plan op Bali te landen; dat zij daar toch toe besloten, was gevolg van twee omstandigheden: het vliegveld bij Bandjermasin was wegens zware regens vaak onbruikbaar en aan de zuidkust van Bali, waar het minder regent dan op Borneo, bevond zich een goed vliegveld. Derhalve verlieten op 18 februari twee Japanse transportschepen Makassar met een detachement van de 48ste infanteriedivisie aan boord, zulks onder de directe dekking van vier torpedobootjagers. Dekking op afstand werd geboden door een Japanse kruiser en drie andere torpedobootjagers.

XCDie laatstbedoelde schepen die een eindweegs benoorden Bali bleven kruisen, werden niet verkend, maar de twee transportschepen en de hen begeleidende vier jagers wèl: eerst in de ochtend, vervolgens in de middag van de rSde. Het tweede verkenningsbericht hield evenwel in dat de transportschepen niet door vier torpedobootjagers maar door vier kruisers werden vergezeld,

XCMogelijkheden om het convooi tijdig te onderscheppen waren er niet - dicht bij het vliegveld van Bali werden ca. tweeduizend Japanse militairen op de avond van de r Sde aan land gezet.

XCEr bevonden zich op Bali geen detachementen van het Knil; de verdediging van het eiland was toevertrouwd aan een iriheems hulpkorps waarin onder toezicht van enkele Europese officieren ca. negenhonderd minderen waren samengebracht. Het korps diende een Japanse Janding af te slaan en moest, als dat mislukte, in elk geval de vernieling van het vliegveld dekken en vervolgeris tot de guerrilla overgaan. Van die opzet kwam niets terecht. In de nacht van 16 op 17 februari stak een groot deel van de Europeanen eigenmachtig naar Java over, onder hen de leden van het vernielingskorps die nog maar een klein deel van de hun toegezegde explosieven hadden ontvangen, en toen zich vervolgens in de ochtend van de 19& alom het bericht verspreidde dat de Japanners waren geland, deserteerden

883 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

geen kans zagen om met de paar die achtergebleven waren, zich in de bergen terug te trekken tot het voeren van een guerrilla, waarvoor trouwens geen enkele voorbereiding was getroffen - ook zij begaven zich nu haastig naar Java. Het vliegveld viel nog in de ochtend van de rode onvernield in Japanse handen.

XCHelfrich, sinds zes dagen in functie als opvolger van Hart, had op de r Sde uit de verkenningsberichten niet alleen terecht geconcludeerd dat het waargenomen convooi naar Bali onderweg was maar ook dat het bij het vliegveld zou landen; dat was nl. het enige punt aan Bali's over het algemeen rotsige kust dat zich voor landingen leende. Hij hoopte dat het mogelijk zou zijn, het Japanse convooi te onderscheppen nog voordat het de landing zou uitvoeren; zou men daar te laat voor komen, dan diende het na de landing aangevallen en vernietigd te worden. Voor die actie was maar een deel van de Combined Striking Force beschikbaar: de 'Houston' was nog niet uit de wateren bij Darwin teruggekeerd waar zij een bondgenootschappelijk convooi dat naar Timor onderweg was, dekte, de 'Exeter' en de 'Hobart' kruisten in de buurt van Straat Soenda (en waren dus door de volle lengte van Java van Bali gescheiden), in Tjilatjap lagen de 'De Ruyter', de 'Java', twee Nederlandse torpedobootjagers: de 'Kortenaer' en de 'Piet Hein', en twee Amerikaanse, de 'Tromp' lag in Soerabaja en vier Amerikaanse torpedobootjagers waren in de Javazee naar Soerabaja onderweg waar zij evenwel pas de volgende dag konden aankomen. In de buurt van Bali bevonden zich op de r Sde slechts enkele Amerikaanse onderzeeboten en één Britse. Eén van de Amerikaanse wist in de nacht van de r Sde op de rede twee torpedo's te lanceren op een van de twee Japanse transportschepen en de Britse onderzeeboot viel met zes torpedo's een van de Japanse jagers aan - vier torpedo's waren raak en niet één ontplofte.

XCHelfrichs opzet was dat wat aan bondgenootschappelijke bovenwatereenheden tijdig Bali kon bereiken, in de nacht van de rode op de zoste in twee aanvalsgoLven, een hit and run-tactiek toepassend en in kiellinie varend, de Japanners zou bestoken: eerst het smaldeel uit Tjilatjap, vervolgens dat uit Soerabaja. Na de aanval dienden alle schepen naar Soerabaja te varen. Zij waren op de rode dus niet in staat, iets tegen de Japanners te ondernemen - de luchtmacht wèl: Nederlandse Buffalo's

884 [PDF]
BALI

Amerikaanse B-17'S voerden aanvallen uit op de Japanse schepen; zij meenden dat zij een troepenschip tot zinken gebracht en drie kruisers en enkele torpedobootjagers geraakt hadden, waarbij een van de kruisers in brand zou zijn gevlogen - in werkelijkheid was geen van de vier Japanse torpedobootjagers geraakt en was het bedoelde transportschip niet tot zinken gebracht maar zwaar beschadigd. Twee van de vier Japanse jagers begonnen dat schip naar Makassar te escorteren zodat in de nacht van de rode op de zoste nog slechts één transportschip en twee jagers bij Bali aanwezig waren.

XCVan het smaldeel dat op de avond van de t Sde Tjilatjap had verlaten, was de 'Kortenaer' in het bochtige vaarwater dat toegang gaf tot de Indische Oceaan, aan de grond gelopen; hij kwam pas enkele uren later, toen de vloed kwam opzetten, los maar werd toen naar Soerabaja gedirigeerd om er in het dok de schade te latenopnernen (die onbetekenend bleek). Doormans smaldeel bestond dus slechts uit de 'De Ruyter', de 'Java' en drie torpedobootjagers: de 'Piet Hein' en twee Amerikanen. Tegen tien uur 's avonds begonnen die vijf schepen aan de eerste run, voorop de 'De Ruyter' en de 'Java'. Toen de 'De Ruyter' in het donker aan de wal vaag een Japans oorlogsschip ontwaarde, stonden ongelukkigerwijs alle kanonnen naar rechts gericht in plaats van naar links, zodat geen schot kon worden gelost - het vlaggeschip, zijn run vervolgend, voer door en verdween.' De 'Java' kon de Japanner wèl aanvallen maar bracht er slechts onbetekenende schade aan toe. De Japanner waarschuwde de tweede torpedobootjager die in de buurt was, samen namen zij het op tegen de 'Piet Hein' en de twee Amerikaanse jagers, zulks in een situatie waarin de 'De 'Ruyter' en de 'Java' het terrein van de strijd al hadden verlaten. Er ontstond een verward gevecht waarin de 'Piet Hein', voor een tweede aanval op tegenkoers varend, door de twee Amerikaanse jagers voor een Japanse jager werd gehouden en door een van de twee zo zwaar beschoten werd dat de Japanse jagers (die óók elkaar beschoten hadden) de 'Piet Hein' de grond in konden boren; het schip zonk om ongeveer half twaalf.2

I Men moet daarbij in het oog houden dat Doorman er rekening mee hield dat hij vier kruisers tegenover zich had. 2 Drie-en-dertig opvarenden wisten met de sloep van de 'Piet Hein' en met een door hen ontdekt zeilbootje waarin vier Nederlanders van Bali naar Australië wilden varen, Java's zuidkust te bereiken, anderen bereikten zwemmend Bali, sommigen evenwel pas na een etmaal worstelen met de zeestromen; nog anderen kwamen met vlotten of zich aan wrakhout vastklampend op Bali aan. Bij de ondergang van de 'Piet Hein' verloren vier-en-zestig opvarenden het leven.

885 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

Anderhalf uur later bereikte het smaldeel uit Soerabaja: de 'Tromp' met vier Amerikaanse jagers, het punt van waaruit de tweede run ondernomen moest worden. Afgesproken was dat de twee smaldelen van de Combined Striking Force elkaar per radio zouden berichten of zij contact met de vijand hadden gemaakt, maar Doorman had dat nagelaten zodat men aan boord van de 'Tromp' en de Amerikaanse jagers niet wist wat zich eerder onder de kust van Bali had afgespeeld. Deze vijf oorlogsbodems raaktert in gevecht met de twee Japanse torpedobootjagers die zich tegen de eerste run hadden verweerd. Bij die tweede run voeren de vier Amerikaanse jagers voorop om de Japanse schepen met hun torpedo's uit te schakelen, de 'Tromp', die volgde, zou ze dan met kanonvuur moeten afmaken. Alle torpedo's misten, maar een van de Amerikaanse jagers kreeg een voltreffer die zware schade aanrichtte. De 'Tromp' kreeg evenwel niet minder dan tien voltreffers waarbij o.m. het brugcomplex ernstig werd beschadigd; Bah aan de noordzijde passerend voer zij naar Soerabaja. Zij was het contact met de vier Amerikaanse jagers kwijtgeraakt - deze kwamen in de laatste fase van de strijd nog in gevecht met de twee Japanse jagers die, gealarmeerd door de Japanse vlootvoogd, onmiddellijk hun escortetaak hadden opgegeven en naar Bali waren teruggesneld; één van die twee werd door de Amerikanen zwaar beschadigd.'

XCZoals na de Tweede Wereldoorlog na raadpleging van de Japanse rapporten kon worden vastgesteld, waren als gevolg van de acties van de luchtmacht en van de Combined Striking Force één Japans transportschip en twee Japanse torpedobootjagers beschadigd, één daarvan zwaar; van de Combined Striking Force evenwel was éénjager, de 'Piet Hein', verloren gegaan en waren één kruiser, de 'Tromp', en één Amerikaanse jager zwaar beschadigd - die jager bleef ter reparatie in Soerabaja en werd daar bij een van de Japanse luchtbombardementen opnieuw zwaar getroffen, de 'Tromp' werd ter reparatie naar Australië gezonden. Doorman was dus als direct en indirect gevolg van de acties één kruiser en twee jagers kwijtgeraakt: een gevoelig verlies. Abda-Command meende evenwel dat de luchtmacht en de Combined Striking Forte aan de Japanners veel

1 Helfrich had ook nog negen Nederlandse motortorpedoboten opdracht gegeven om, kernend uit Soerabaja, van de zuidoostpunt van Java uit, in de ochtend van de zoste langs het landingspunr bij Bali te varen teneinde wat daar nog aan japanse schepen lag aan te vallen. Zeven van de negen mtb's bereikten Bali en enkele zagen er een Japans motorschip maar konden niet in een goede aanvalspositie komen. De mtb's keerden onverrichterzake naar Soerabaja terug.

886 [PDF]
DOORMAN BIJ BALI

zwaardere verliezen hadden toegebracht dan zij zelf hadden geleden: volgens de communiqué's (die er ver naast waren) zou één transportschip tot zinken zijn gebracht, zou één kruiser in de lucht gevlogen zijn=en zouden twee kruisers (wellicht evenwel slechts één) en twee torpedobootjagers zwaar zijn beschadigd. Terwijl men, met kruisers tegen torpedobootjagers agerend, in werkelijkheid een nederlaag had geleden, meende men een overwinning te hebben behaald; Doorman zelf sprak in een brief van 'een goed succes dat wij in vereniging met onze USA-vrienden boekten.' 1 Het vermeende succes kwam de geest op de eenheden van de Combined Striking Force ten goede en Helfrich zag het als een overtuigend bewijs dat, als de omstandigheden gunstig waren, de bondgenoten het ter zee heel wel tegen de Japanners konden opnemen,

XCOp 19 februari, de dag waarop Doormans eenheden zich gereed maakten voor hun runs langs Bali, werd een Japanse strijdmacht van ruim vierduizend man op Nederlands-Timor ontscheept en landden er bovendien ca. vierhonderdvijftig Japanse parachutisten.

XCEr lagen op Timor drie vliegvelden: één (zie kaart XVI) even ten westen van Dilly, de hoofdplaats van Portugees-Timor, één even ten oosten van 'Koepang, de hoofdplaats van Nederlands-Timor, en tenslotte aan de noordkust op het Nederlandse deel van het eiland een derde, kleiner veld bij Atamboea. Naar Atamboea liep van Koepang uit een weg die met auto's berijdbaar was; zulk een weg was van Dilly uit niet voltooid .. De afstanden waren groot: hemelsbreed liggen Koepang en Dilly ca. 300 km uit elkaar. Te verwachten viel dat de Japanners zich met twee aparte landingen van de vliegvelden bij de hoofdplaatsen zouden trachten meester te maken.

XCDe verdedigers van het eiland: Nederlanders en Àustraliërs (dezen hadden, gelijk eerder vermeld, midden december samen PortugeesTimor bezet), waren in drie groepen verdeeld. Bij Dilly bevonden zich onder commando van luitenant-kolonel N. L. W. van Straten, ruim zeshonderd man van het Knil, onder wie ruim vijfhonderd inheemse militairen, en een compagnie voor de guerrillastrijd opgeleide Australiërs onder commando van Lieutenant-Colonel W. Leggatt; bij het vliegveld van Atamboea lagen honderdtwintig Knil-militairen onder bevel van

XC1

887 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

kapitein C. L. E. F. van Swieten en bij Koepang bevonden zich onder commando van luitenant-kolonel W. E. C. Detiger ca. vierhonderd Knilmilitairen, hoofdzakelijk Timorezen, en ca. honderd inheemse oudmilitairen die weer dienst hadden genomen. Bij Koepang lagen ook ca. twaalfhonderd Australiërs: het Australische bataljon (minus de naar Dilly gezonden compagnie) dat kort voor de gemeenschappelijke expeditie naar Portugees-Timor in Koepang was aangekomen. Wavell had de strategische ligging van Timor zo belangrijk geacht dat hij eind januari de Australische regering had verzocht nog een tweede bataljon naar Timor te zenden; die regering had dat bataljon afgestaan en bepaald dat een generaal, Brigadier-General W. C. D. Veale, haar twee bataljons op Timor zou commanderen, en hem hadden de Amerikanen twee artillerieregimenten ter beschikking gesteld. Veale vloog naar Koepang en het Australische bataljon en de artillerie-regirnenten werden in vier schepen ingescheept die in de nacht van 14 op 15 februari Darwin verlieten onder dekking van de Amerikaanse zware kruiser 'Houston', een Amerikaanse torpedobootjager en twee Australische korvetten. Het convooi werd op de röde, toen het Timor al vrij dicht was genaderd, door een Japanse vliegboot verkend en vervolgens door bommenwerpers van Kendari en Ambon uit zo zwaar aangevallen dat Wavell het opdracht gaf naar Darwin terug te keren.

XCDie belangrijke versterkingen waren dus niet gearriveerd, toen de Japanners in de nacht van 18 op 19 februari niet ver van Koepang op de zuidkust van Timor landden, d.w.z. op een punt waar wegens de vele rotsen een landing onmogelijk was geacht. Meer dan vierduizend man werden met landingsboten naar de wal gebracht en op de ochtend van de rode d~~lden bovendien ca. vierhonderdvijftig Japanse parachutisten ten oosten van het vliegveld van Koepang. Het Australische bataljon (minus één compagnie) wist een deel van die parachutisten uit te schakelen en op het vliegveld enkele vernielingen uit te voeren, maar zag spoedig zijn terugtocht naar Atamboea afgesneden (op de zoste vond een tweede landing van ruim honderdvijftig Japanse parachutisten plaats) en capituleerde op de z rste,

XCHet Knil-detachement trok zich op de rede terug, wilde op de zoste een tegenaanval doen op het vliegveld, zag die tegenaanval mislukken doordat vrijwel alle Timorese militairen deserteerden - het slot van het lied was dat overste Detiger besloot met de resterende militairen door de bergen naar Atamboea te trekken. Na een zware mars van elf dagen had hij van zijn oorspronkelijke ca. vijfhonderd militairen er nog maar veertig bij zich; hij was toen nog ver van Atamboea verwijderd, keerde

888 [PDF]
TIMOR

\ 19 febr. 100 km XVI. Timor In rood: de japanse landingen. De belangrijkste wegen zijn met lijnen aangegeven.

XCnaar de weg terug, stuitte daar op enkele honderden japanners en gaf zich op 4 maart over.

XCAl enkele dagen na de landing werd het vliegveld van Koepang door de japanse luchtmacht in gebruik genomen.

XCEen etmaal na de landing bij Koepang, nl. in de nacht van 19 op 20 februari, landden enkele duizenden japanners ten westen van Dilly, niet ver van het vliegveld. Dit veld was door de Australische compagnie grondig vernield - een deel van de compagnie had zich nadien tot op 30 km van Dilly teruggetrokken, het voltooide gedeelte van de weg naar Atamboea volgend. De bij het vliegveld achtergebleven Australiërs en Knil-militairen verdedigden zich krachtig tegen de japanners, maar in en bij Dilly werd het verzet niet lang volgehouden, mede doordat van Stratens hoofdkwartier

889 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

had toen het vuur laten openen op enkele Japanse schepen) door scheepsgeschut was getroffen. De overste zelf verliet met zijn staf zo haastig zijn hoofdkwartier dat hij er, aldus later het hoofd van zijn militair hospitaal, 'alle voorraden, alle munitie, alle papieren, zijn spionnenberichten en dagboek, al het geld, zijn sabel, alle urgentie-medicijnen, de radio en de onvernielde telefoon' achterliet.' Volgens het hoofd van zijn militair hospitaal nam hij ook geen contact meer op met de militairen die Dilly moesten verdedigen; zulks droeg er toe bij dat, voorzover zij dat niet al hadden gedaan, de meesten van de ruim vijfhonderd inheemsen onder die militairen hun wapens wegwierpen, inheemse kleding aandeden die zij tevoren hadden aangeschaft, en onder de Timorese bevolking verdwenen.

XCMet ca. honderdvijftig man, goeddeels Europeanen, kwam van Straten op 27 februari na een moeilijke tocht in Atamboea aan. Daar bevonden zich toen ook kapitein van Swieten en Brigadier-General Veale - de Australische generaal bleek ca. tachtig Australiërs bij zich te hebben. Er zouden zich dus nu in totaal, van Swietens honderdtwintig man meegeteld, ca. driehonderdvijftig man in Atamboea bevonden moeten hebben maar toen daags na van Stratens komst, op grond van een bericht dat de Japanners via de weg naderden, besloten werd, zich in kleine groepjes te verspreiden, waarvan de Australische op Portugees-, de Nederlandse op Nederlands-Timor zouden ageren, waren er nog maar tweehonderdzestig man aanwezig.

XCWij komen op hun pogingen de Japanners afbreuk te doen, in het volgende deel (deel II b) terug. Hier willen wij volstaan met te vermelden dat de Japanners zich tenslotte genoopt zagen, een gehele infanteriedivisie tegen de guerrillastrijders in te zetten, dat van Straten en Veale eind mei '42 door een Catalina-vliegboot werden opgehaald en dat alle overige Nederlandse en Australische militairen alsmede -een aantal zich bij henbevindende Portugese burgers in december '42 en in januari en februari '43 met oorlogsbodems naar Australië werden gebracht.

XCDat Bali en Timor aan de Japanners in handen waren gevallen, onderstreepte de juistheid van Wavells visie: Java werd in toenemende mate

XCI P. Bloemsma: 'Verslag'

890 [PDF]
INSTRUCTIES UIT LONDEN EN WASHINGTON

geïsoleerd en grote Japanse landingen zouden er niet lang op zich laten wachten. Zijn plaatsvervanger Brett had zich op de t Sde en de rode in een verkenningstoestellangs Java's lange noordkust laten vliegen en had er geconstateerd dat er tal van onverdedigde punten waren waar de Japanners tot die landingen konden overgaan; 'het had geen zin meer', zo haalden wij ter Poorten al aan, 'om troepen en materiaal in een verloren zaak te steken.' Dat was één ding; een tweede was, welk beleid gevoerd moest worden ten aanzien van de troepen en het materiaal die zich in Indië bevonden op die 18de februari waarop Wavells advies, geen troepen meer naar Java te zenden, door de Combined Chiefs of Staff was aanvaard. Trouwens, wat moest nadien met Abda-Command, wat met Wavell-zelf geschieden?

XCOp 20 februari deden de Britse Chiefs of Staff Wavell weten dat elke dag die men op de Japanners kon winnen, van grote betekenis was en dat Java derhalve, aldus hun telegram, 'with the utmost resolution' moest worden verdedigd 'by all the combattant troops for whom arms are available.' 1 Twee dagen later, 22 februari, lieten de Combined Chiefs of Staff hier een meer gedetailleerde instructie op volgen:

XC'All men of fighting units for whom there are arms must continue to fight without thought of evacuation, but air forces which can more usefully operate in battle from bases outside Java and all air personnel for whom there are no aircraft and such troops, particularly technicians, as cannot contribute to defence of Java should be withdrawn. With respëct to personnel who cannot contribute to defence, general policy should be to withdraw U.S. and Australian personnel to Australia.' 2

XCInmiddels had Wavell er zorg voor gedragen datvan Starkenborgh nauwkeurig was ingelicht hoe de situatie zich had ontwikkeld - hij had daartoe op de zoste zijn chef-staf Pownall naar Batavia gezonden. 'I told him' (d.w.z. van Starkenborgh), noteerde Pownall in zijn dagboek,

XC'that the Chief, after talking to ter Poorten and Helfrich and much thought of his own, had come to the conclusion that the chance of the successful defence of Java was very small and that he had so reported home. A considerable enemy attack could be landed within ten days or a fortnight. There was really no possibility of the Australians arriving in time to be of use.of (1957), p. 429 (verder aan te halen als Woodburn Kirby, dl. I). 2 Tekst in Wigmore: The fapanese Thrust, p.

I Aangehaald in S. Woodburn Kirby e.a.: The dl. I: The

891 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

The Governor-General was in fact, aware of most if not all of the story. He had seen the recommendations of the South West Pacific Conference which apparently has a Dutch member. I They made him very sad, but he was not bitter - indeed as ever very calm and straightforward and gentlemanly.' 2

XCWas van Starkenborgh niet verbitterd, Helfrich was dat wèl: hij was van oordeel dat de Britten, Amerikanen en Australiërs Java nodeloos prijsgaven. Legde hij zijn afwijkende inzichten nog aan ter Poorten en van Starkenborgh voor? Wij weten het niet. Een feit is dat hij de enige was die bij de Nederlandse regering in beroep ging tegen het beleid van de Combined Chiefs oJStajJen van Wavell. 'Inzicht Engelsen [en] Amerikanen', zo seinde hij op 24 februari aan de minister van marine, Furstner,

XC'veel te somber. Straat Soenda en Straat Bali zijn nog open. In Priok en Soerabaja is niettegenstaand herhaalde bombardementen slechts één handelsschip getroffen terwijl Tjilatjap nog niet gebombardeerd werd. Aanvoer van fighters per schip is nog mogelijk. 'Langley' 27 dezer verwacht. 'Athene' moet met vliegtuigen dadelijk overkomen, ook vliegkampschip' Indomitable' en B-25 's van USA waarvoor achttien bemanningen in Australië aanwezig.' Ik overtuigd wanneer Aneatforce" bewesten Torres-straaten beschikbare Eastern Fleet uit Colombo neus vertoont, Japan onaangenaam verrast zal worden en druk op Javazee zal worden verlicht. Het is nog niet te laat doch uiterste snelheid, grimmige vastberadenheid en nemen alle risico's geboden."

XCNog diezelfde avond, 24 februari, werd Helfrichs noodkreet in de Pacific War Council besproken. Churchill zette er uiteen dat de gehele situatie in het Middellandse Zeegebied en in Birma kritiek was, dat Ceylon bedreigd werd, dat hij (aldus Gerbrandy aan van Starkenborgh) 'eenvoudig niets te bieden had'? en dat operaties van de Anzacforce en van de Britse Eastern Fleet onverantwoord zouden zijn, aangezien er geen vliegkampschip voor beschikbaar was (er was er één, de 'Indomitable', diefrich: Memoires, dl. I, p. 386. 7 Telegram, 25 febr. 1942, van Gerbrandy aan van Starkenborgh, DBPN,

I Pownall bedoelde het advies d.d. 18 februari van de Londense .2 H. Pownall: dl. II, p. 89. 3 Hiermee werden personeels leden van de Militaire Luchtvaart bedoeld die door de Transportafdeling naar Australië waren gevlogen in afwachting van de komst aldaar van 18 Amerikaanse voor andere die in Brits-Indië werden verwacht, werden eind februari zes bemanningen daarheen gevlogen. 'Een eskader van Australische, Nieuw-Zeelandse en Amerikaanse vlooteenheden dat o.m. vier kruisers telde. 5 De zeestraat tussen Australië en Nieuw-Guinea. 6 Tekst in C. E. L. Hel

892 [PDF]
NOODKREET VAN HELFRICH

al naar Java onderweg was met een lading Hurricanes, maar één was te weinig wanneer men een 'zeeslag met de Japanners wilde riskeren). Afgezien daarvan, getuigde Helfrichs telegram meer van strijdvaardigheid dan van zin voor de werkelijkheid - hij onderschatte nog steeds de betekenis van de Japanse superioriteit in de lucht: Soerabaja en Priok waren beide hoogst kwetsbaar (op de zaste waarop hij zijn telegramaan Furstner verzond, werd in Soerabaja het Marine-etablissement geteisterd, daags daarop zouden in Priok de meeste olietanks in brand worden gebombardeerd) en op de vliegvelden op Java was geen enkele Amerikaanse bommenwerper meer veilig.

XCWat hadden die Amerikaanse bommenwerpers, wat de Nederlandse in februari gepresteerd?

XCLaat ons met de Nederlandse beginnen.

XCWij herinneren er dan aan dat bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific van de in totaal 54 vliegklare Glenn Martin-bommenwerpers! van de Militaire Luchtvaart 36 aan de Britten ter beschikking waren gesteld voor de verdediging van Malakka (27 opereerden van het eiland Singapore, 9 van het West-Borneose geheime vliegveld Singkawang II uit) en daaraan waren een week later nog 6 toestellen toegevoegd die van Sumatra uit opereerden. Er was van die toestellen door de Britten een weinig-offensief gebruik gemaakt: zij moesten verkenningen uitvoeren en een dekking vormen voor de convooien die naar Singapore onderweg waren. Andere Glenn Martins opereerden op Borneo van het geheime vliegveld Samarinda II uit - zij brachten bij Kuching (Brits-Borneo) een Japans traasportschip en een Japanse mijnenveger tot zinken. Singkawang II moest eind december worden ontruimd, Samarinda II bleef nog een maand langer in gebruik en van daaruit werd, alle moeilijkheden ten spijt, geageerd tegen de Japanners op Brits-Borneo en bij Tarakan en Balikpapan. Een piloot van de Knilm kreeg midden januari de toen nog overgebleven toestellen te zien. 'De bommenwerpers', schreef hij later, 'zien er haveloos uit, opgevlogen. Sommige lijken afkomstig uit een lazaret, de kogelgaten afgeplakt met linnen en pleisters', en de vliegers vertelden hem

XCI De Militaire Luchtvaart beschikte in totaalover

893 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

'over de eerste oorlogsvluchten waarbij ze de grootste moeite hebben gehad om hun eigen vliegtuigen te herkennen ... , over de koude welke men, gestoken in een dun tropenuniform met korte mouwen, lijdt op grote hoogte, in onverwarmde cockpits. Ze vertellen over de geringe kansen van hun trage. Glenn's met onbeschermde benzinetanks tegen de supersnelle Zero's, over hun mitrailleurs welke ze op grote hoogte niet kunnen gebruiken omdat de toegepaste vetsoort bij de daar heersende temperatuur te hard wordt; over de hel bij Miri, Kuching en vooral Tarakan.' 1

XCVerscheidene toestellen gingen bij de bedoelde acties verloren en bovendien werden er eind januari 9 die naar Samarinda II onderweg waren, op het vliegveld van Bandjermasin waar zij een tussenlanding hadden gemaakt, door de Japanners in brand geschoten. Er was van de aanvang van de strijd af van de bemanningen der Glenn Martins buitensporig veel gevergd maar hoe moedig hun inzet ook was, het tempo van de Japanse operaties werd er nauwelijks door vertraagd. Daar ging een deprimerende invloed van uit.

XCBegin februari waren alle bommenwerpers van de Militaire Luchtvaart weer op Java gestationeerd; hun aantal was toen tot 36 gereduceerd. Na het Japanse luchtoffensief waarbij vooralook de vliegvelden op het eiland doelwit waren geweest, waren er nog maar r6 over, van welke slechts 8 onmiddellijk konden worden ingezet. Dat was bitter weinig.

XCOok de bemanningen van de Amerikaanse B-17's die begin januari hun eerste vliegvelden op Java in gebruik hadden genomen, hadden het zwaar te verduren gekregen. Zij hadden een groot vertrouwen in hun geavanceerde richttoestellen maar in de praktijk bleek dat zij toch maar heel zelden betrekkelijk kleine, belangrijke doelen zoals schepen konden raken - daarvoor opereerden zij in te geringe aantallen. Bovendien waren de afstanden die zij moesten afleggen, groot en bleek het ook als gevolg van de immense wolkenformaties en de zware regens vaak moeilijk de opgegeven doelen te vinden - bijna de helft van alle injanuari en februari uitgezonden toestellen slaagde daar niet in. Voorts liep het vliegbedrijf stroef: de B-IJ'S hadden te weinig nieuwe onderdelen bij zich en althans

XC1 G. J. Hagens: De Knilm vloog door ... , p.

894 [PDF]
DE NEDERLANDSE EN AMERIKAANSE BOMMENWERPERS

in januari te weinig technici - het gevolg was dat toestellen die gerepareerd moesten worden, naar Zuid-Australië moesten vliegen (5 000 kilometer heen, 5 000 kilometer terug) om daar te worden hersteld. Rust kregen de bemanningen nauwelijks en als zij opereerden tegen doelen die de Japanners met hun Zero-jagers verdedigden, leden zij zware verliezen doordat het type B-17 dat zij. gebruikten, niet voldoende afweerkracht had tegen frontale aanvallen en de benzinetanks gemakkelijk in brand konden worden geschoten.

XCUit de inzet van het Japanse luchtoffensief op de vliegvelden van Java vloeiden nieuwe moeilijkheden voort: er werden zoveel bommenwerpers op de vèlde~ vernietigd dat Brereton gelastte dat toestellen die geen operationele opdrachten uitvoerden, overdag boven de Indische Oceaan moesten kruisen om pas tegen het invallen van de duisternis naar hun vliegvelden terug te keren; saaie vluchten waren het en zij leverden niets op.

XCOp 8 februari werd getracht het zo gevaarlijke vliegveld Kendari te bombarderen - negen B-17'S stegen op, zes werden door Japanse jagers neergeschoten, de resterende drie konden niet tot Kendari doordringen. Er bleef onder deze omstandigheden van het moreel van de Amerikanen niet veelover: zij hadden het gevoel, ingezet te worden in verhoudingen waarbij ieder voor zich kon uitrekenen hoe lang het nog zou duren voor. hij neergeschoten zou worden - verhoudingen bovendien waarin men de vijand nauwelijks schade berokkende. Eén eskadercommandant was er die in ruim drie weken acht missies had moeten ondernemen en op zeven van die acht zijn doelwit had kunnen vinden :_ toen juist deze bekwame officier op de avond van 12 februari zelfmoord pleegde, had zulks, aldus Edmonds, op alle bemanningen van de Amerikaanse bommenwerpers 'ti profoundly depressing effect' '; het kwam tot gevallen van dienstweigering.

XCBrereton ging er meer en meer toe overhellen, Washington om verlof te vragen zijn bommenwerpers van Java terug te trekken naar Australië. Op de ochtend van de rSde sprak hij met de chef van de medische dienst der Amerikaanse squadrons. Hij noteerde:

XC'His confidential report on conditions in the Bomber Command was very discouraging. 'Combat replacement crews did not exist. Reinforcing aircraft? contained only skeleton navigating crews. Fatigue and combat weariness had worn the men to the last ounce of

XCI Walter D. Edmonds: They fought with what they had, p. 33. 2 D.w.z. de toestellen'

895 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

resistance. Pilots returned from attacks crying with rage and frustration when a crewmember was killed or when weather or mechanical failures prevented successful completion of the mission."

XCBrereton had genoeg gehoord. Daags daarna, 19 februari, verzocht hij generaal Marshall hem nieuwe instructies te sturen. Ook bracht hij dezelfde dag zijn voorstel, de Amerikaanse bommenwerpers van Java terug te trekken, op een stafconferentie bij Wavell ter tafel. Wavells plaatsvervanger Brett en het hoofd van de luchtmacht-afdeling van Abda Command, Peirse, waren het volledig met hem eens, maar Wavell niet; deze vroeg Brereton, acht-en-veertig uur te wachten - in die tijd zou hij de Combined Chiefs of Staff om een beslissing vragen.

XCHet gebied van Abda-Commandwas inmiddels in drie fragrnenten uiteengevallen: Birma, Java (en Middenen Noord-Sumatra) en NoordAustralië - had het nog zin, de bevelsorganisatie in stand te houden? Hoewel Birma nu aan Wavells bevelsbevoegdheid was onttrokkenfebruari), meenden de Britse Chiefs of Staff van wèl: hun voorstel was, Abda-Command naar Fremantle in West-Australië te verplaatsen, en hun Amerikaanse collega's gingen met die verplaatsing accoord. Wavell zelf evenwel had, daargelaten wat met Abda-Command gebeuren zou, grote weerstand om Java te verlaten. 'I hate the idea', seinde hij opfebruari aan Churchill, 'of leaving these stout-hearted Dutchmetî+; het offer dat hij wilde brengen, werd door Churchill en de Combined Chiefs of Staffzinloos geacht: hij kreeg de volgende dag,februari, instructie, naar Brits-Indië terug te keren waar hij opnieuwals Commander-in-Chief India zou gaan fungeren.

(21 21 22

XCDiezelfde avond nam hij samen met Brett afscheid van van Starkenborgh die in de voorafgaande nacht uit Batavia was weggereden en, zoals wij al in hoofdstukvermeldden, in Bandoeng zijn intrek had genomen in de villa van het Chinese Volksraadslid Kan. Wavellliet van Starkenborgh de instructies lezen die hij van de Combined Chiefs of Staff had'

I

XC, The Brereton Diaries, p. 94. 2 Telegram, 21 februari 1942, van Wavell aan Churchill in John Connell: Wavel/, p.

896 [PDF]
WAVELL VERLAAT JAVA

ontvangen; hij 'vond het', vertelde van Starkenborgh later aan de Enquêtecommissie,

XC'hoogst pijnlijk, op het ogenblik van het gevaar weg te gaan. Hij vertelde mij dat dit vertrek hem verschrikkelijk speet, dat hij zich geen illusies maakte over het verloop van zaken, maar dat hij de strijd gaarne met ons tot het einde had willen strijden. Ik heb hem geantwoord te begrijpen dat hij niet anders doen kon dan zijn orders naleven.' I

XC'The discussion', aldus Wavells biograaf John Connell,

XC'was dignified, frank and painful. The Governor-General was as steadfast in his courage as he was impeccable in his manners. He suggested quite simply that his Dutch officers in java, naval, air and military, should reassume, for the defence of the island, the responsi bilities and the commands they had held before the arrival of Abda' 2

XCvan Starkenborgh was het dus die voorstelde, Abda-Command eenvoudig op te heffen. Wavell nam dat voorstelover, de Combined Chiefs of Staff keurden het goed en Wavell bepaalde vervolgens dat Abda-Command op 25 februari om twaalfuur 's middags zou ophouden te functioneren. Wat nog aan Britse, Australische en Amerikaanse strijdkrachten op en bij Java was, zou geplaatst worden onder Nederlands opperbevel: ter zee onder Helfrich, te land onder ter Poorten, in de lucht onder van Oyen. De Amerikaanse en Brits-Australische strijdkrachten behielden overigens eigen bevelhebbers: Glassford voor de Amerikaanse marine-eenheden, de Australische Commodore J. A. Collins voor de Britse en Australische (met boven zich de Britse Rear-Admiral Palliser als Senior British Naval Officer), de Britse Major-General H. D. W. Sitwell voor de Britse en Australische legereenheden en de Britse Air Vice-Marshal P. C. Maltby voor de Britse luchtstrijdkrachten. De Amerikaanse landstrijdkrachten, t.w. de artilleristen die enkele vliegvelden op Oost-Java' verdedigden, werden onder Sitwell geplaatst en de Amerikaanse luchtstrijdkrachten bleven op papier rechtstreeks onder van Oyen ressorteren - in Washington was overigens besloten dat Colonel Eubanks B-IJ'S Java zouden verlaten, en als uitvloeisel daarvan vloog Brett naar Australië en Brereton naar Brits-Indië.

XCI Getuige van Starkenborgh, Enq., dl. VIII c, p. 23. 2 John Connell: Wavel/, p.

897 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

Wavell en de Britse Air Marshal Peirse verlieten op 25 februari Lembang: zij zouden van een vliegveld bij Djokjakarta naar Ceylon worden overgebracht. Peirse reed in de ochtend van de 25ste naar het vliegveld, Wavell volgde 's middags in een splinternieuwe auto die het Knilhoofdkwartier voor hem had weten te vinden; toen de avond gevallen was, gunde hij zich nog de tijd om niet ver van Djokjakarta in het maanlicht een indrukwekkend Boeddha-beeld te bewonderen - om negen uur was hij op het vliegveld waar een Amerikaanse bommenwerper stond te wachten. Twee dagen lang werd het vroegere hoofdkwartier van Abda-Command ontruimd: het Grand Hotel in Lembang en de gebouwen in Bandoeng waar sommige afdelingen een plaats gevonden hadden. De hoge Amerikaanse officieren die opdracht hadden Java te verlaten, zouden met vliegtuigen naar Australië vertrekken, de Britse overgebracht worden naar de Wijnkoopsbaai op Java's zuidwest-hoek (zie kaart XVIII op de pag.'s 1002-1003), vanwaar een uit Singapore afkomstige grote luxe-motorboot hen naar Ceylon zou vervoeren. 'The retreat by motor-transport', aldus Wavells Nederlandse verbindingsofficier,

XC'was prepared with painstaking precision, everybody's car and seat were assigned; never theless some undignified SCenes were noticeable, indicating an unmotivated panicstricken frame of mind . . . . Our Lembang Headquarters, once all occupants and workers had gone, displayed a lost and dismal sight. The heartbeat of the entire Southwest Pacific Command, where all' lines of communication and all sinews of a supreme command centered, had stopped and . only four or five officers roamed around like ghosts. I was one of them. A chaos, so bewildering, so confusing, that I wondered for a while what to do or where to begin. The floors of the operation rooms, gangways and offices were covered with trunks and suitcases, uniformparts, underwear and bits of paper, etc. Bedrooms were left as in a firepanic, cut telephonelines and foodtins and bandnaskins were scattered everywhere."

XCAllen die op verantwoordelijke posten waren achterbleven, wisten na de opheffing van Abda-Command dat zij zich tegen de Japanse overmacht slechts met zwakke krachten zouden kunnen verweren en dat nauwelijks versterkingen te verwachten waren: misschien de Hurricanes die zich aan boord van de 'Indomitable' bevonden, misschien de P-40'S die met het vrachtschip 'Seawitch' en het vliegtuigmoederschip 'Langley' onderweg

XC" R A. Mackay: 'A Dutchman at Abda-Command and at British Headquarters in Java, 14Jan. 1941-8 March 1942', Mededelingen Sectie Krijgsgeschiedenis,

898 [PDF]
NIEUWE BEVELSVERHOUDINGEN

waren I, maar in elk geval geen landstrijdkrachten en geen marineeenheden. Helfrichs strijdvaardigheid had een haast fanatieke ondertoon gekregen, terPoorten zag er geen gat meer in en Sitwell had op Wavells mededeling dat hij het voor de Britse en Australische landstrijdkrachten ingerichte nieuwe hoofdkwartier te commanderen kreeg, slechts gereageerd met de opmerking dat hij er zijn hele leven al naar had verlangd, op Java op gróot wild te jagen.

XC'Air forces which can more usefully operate from bases outside Java', zo stond in de instructies d.d. 22 februari van de Combined Chiefs of Staff te lezen, 'should be withdrawn to Australia.'

XCDat terugtrekken begon vier dagen later. Van de 61 Amerikaanse bommenwerpers die Java hadden bereikt, waren 37 verloren gegaan en daarvan 26 doordat zij op hun vliegvelden in brand waren geschoten. Er waren 24 toestellen over. Squadron na squadron verdween en op de vliegvelden vanwaar zij hadden geopereerd, werden uit de pas enkele weken tevoren aangekomen technici en alle anderen voor wie in de bommenwerpers geen plaats was, groepen gevormd die naar Tjilatjap overgebracht werden: daar lag naast een Brits schip dat opdracht had, de Britten en Brits-Indiërs, voor wie er geen wapens waren, naar Brits-Indië te brengen, het Nederlandse vrachtschip 'Abbekerk' dat de Amerikanen naar Australië zou vervoeren. Op de loopplank naar dat Britse schip (vandaar kon men met een tweede loopplank aan boord van de 'Abbekerk' komen) stond, aldus later een Amerikaanse officier",

XC'a continuous line rif soldiers which extended down to and across the wharf and out rif sight,teren. 2 NI. Colonel Robenson die zich in Indië zoveel moeite had gegeven om de

I Zonder dat de Nederlanders dat wisten had Brett aan Marshall voorgesteld dat de die zich aan boord van de en de bevonden, niet naar Java maar naar Brits-Indië gezonden zouden worden. Marshall had dat denkbeeld verwor pen in, schrijft Edmonds, (Walter D. Edmonds: p. 402) Wij herinneren er aan dat de op 27 februari door de Japanners tot zinken werd gebracht en dat men in Tjilatjap en Bandoeng de in kratten door de aangevoerde Amerikaanse toestellen niet tijdig kon mon

899 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

lost among the warehouses. Soldiers of all colours and many nationalities, white, black, copper, tan, yellow ... Each soldier carrying all he could - barrack bags, suitcases, boxes, crates. There was no organization, each individual actedfor himself. There was nojighting; each took and maintained his position, content to be in the line. To top off this picture,jifty percent of the humans on the wharf were drunk or openly drinking.' I

XCHet was het begin van de ineenstorting.

Blijven vertrekken?

XC

XCDat de Amerikaanse bommenwerpers begonnen waren Java te verlaten en dat ook de Amerikaanse technici en andere bondgenootschappelijke militairen voor wie geen wapens beschikbaar waren, werden geëvacueerd, gaf extra klem aan de vraag die eigenlijk al in alle duidelijkheid opgeworpen was op 18 februari, toen was komen vast te staan dat geen troepen meer naar Java zouden worden gezonden: wie moesten in dat late stadium blijven en aan wie moest opdracht worden gegeven te vertrekken?

XCAls algemene richtlijn had het gouvernement al voor het uitbreken van de oorlog in de Pacific bepaald dat, als de Japanners een bepaald gebied zouden bezetten, de ambtenaren van het Binnenlands Bestuur en van de gouvernementsdiensten ter plaatse moesten blijven. Is ooit evacuatie van de Europeanen overwogen? Daar is geen enkele aanwijzing voor: De Engelsen hadden in. '40-'41 op Hongkong en op Malakka en Singapore de Engelse vrouwen en kinderen de gelegenheid gegeven naar het moederland terug te keren, maar dat waren betrekkelijk kleine groepen geweest van enkele duizenden personen - in Indië, dat in '40 ca. tachtigduizend Nederlanders, totoks, en ruim tweehonderdduizend Indische Nederlanders telde, waren die groepen (tussen welke het gouvernement geen onderscheid kon maken: allen waren Nederlandse staatsburgers) aanzienlijk groter en hadden velen een oorlogstaak: mannen voor wie de militaire, vrouwen voor wie de burgerdienstplicht gold. Evacueerde men de overigen, waar zou men ze dan naar toe moeten sturen? Het moederland was bezet en in Australië en Nieuw-Zeeland9

I Aangehaald in Walter D. Edmonds: p. 408.

900 [PDF]
DE NEDERLANDERS BLIJVEN

waren personen van gemengde afkomst niet welkom. Van primair belang was evenwel dat de meesten van de betrokkenen, althans totdat de Japanners vlakbij waren, geen enkele behoefte hadden om weg te gaan. De Indische Nederlanders waren in Indië geworteld en onder de Nederlanders waren er velen voor wie Nederlands-Indië een grotere betekenis had dan bijvoorbeeld Hongkong en Malakka voor de Engelsen: dat waren koloniën waar men een positie had en een financiële reserve trachtte op te bouwen waarmee men naar Engeland zou terugkeren, maar Nederlands-Indië was met name in de jarenljo voor vele Nederlanders een gebied geworden dat, zo leek het hun, bezig was zich tot een nieuw en veelbelovend gemenebest te ontwikkelen - men voelde zich er mee verbonden en sneed die band niet graag door.

XCVan deze algemene gezichtspunten werd in december en januari ietwat afgeweken: in december werd er na het bombardement van Pontianak toe overgegaan, de Europese vrouwen en kinderen uit Borneo te evacueren (eerder was dat al gebeurd uit afgelegen gebieden in de Buitengewesten, met name uit die gebieden waar hevige strijd werd verwacht: Tarakan, Balikpapan en de Minahassa) en in januari leidde het Japanse dreigement dat dr. Colijn en kapitein Reinderhoff naar Balikpapan hadden moeten overbrengen, er toe dat het gouvernement de BB-ambtenaren in de Buitengewesten verlof gaf hun bestuursgebied te verlaten als de hoofdplaats daarvan door de Japanners was bezet; het gouvernement stelde toen voorts vast dat steeds getracht moest worden, de leden van de Afvoer- en Vernielingscorpsen in veiligheid te brengen. Intussen hadden geruchten omtrent de wandaden die de Japanners op Tarakan bedreven zouden hebben (daar zouden zij zich aan Europese verpleegsters vergrepen hebben), een veel algemener effect, vooral op Sumatra: vele Europeanen zonden vandaar, gelijk reeds vermeld, hun vrouwen en kinderen naar Java, menend dat dezen daar veilig zouden zijn.

XCWaren dit alles verplaatsingen binnen de archipel, er vonden ook enkele verplaatsingen naar gebieden daarbuiten plaats die de strekking hadden te voorkomen dat bepaalde goederen en personen in Japanse handen zouden vallen, en te bevorderen dat buiten Indië een voortgezette oorlogsinspanning mogelijk zou zijn.

XCIn januari werd er mee begonnen de goudvoorraad van de circulatiebank, de Javase Bank, voorzover niet al buiten Indië gedeponeerd, naar elders ~)Verte brengen. Goud ter waarde van ca. f 250 mln bevond zich reeds in de Verenigde Staten - op Java lag nog een restvoorraad ter waarde van ca. f 120 mln, gedeeltelijk bestaande uit het goud dat particulieren in '40 hadden moeten inleveren. Die restvoorraad werd in

901 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

januari en februari naar Australië, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten verscheept. Overwogen was ook, alle in '40 ingeleverde effecten te verschepen, maar dat-was, zo seinde van Starkenborgh begin maart aan Gerbrandy", 'nutteloos geacht.' 2 Nog vóór de Japanse landingen op Java werden successievelijk geëvacueerd: de resterende schepen die niet in Indië nodig waren (van 17 februari af), de vliegscholen (18 en 19 februari), de Knilm (in de nacht van 19 op 20 februari) en de directieleden van de scheepvaartmaatschappijen (op 21 en 22 februari) - men ziet: tot al die maatregelen op één na (de schepen) werd pas overgegaan nadat op 18 februari was komen vast te staan dat geen troepen rneer naar Java gezonden zouden worden. Bij al die evacuaties wilde het gouvernement dat de regel werd aangehouden dat de vrouwen en kinderen van te evacueren personen op Java zouden achterblijven. Die regel wekte sterke weerstanden en er werd toen nader bepaald dat wie er bezwaar tegen had zijn gezin achter' te laten, niet· behoefde te vertrekken.

XCGeëvacueerd werd zowel de vliegschool van de Militaire Luchtvaart als die van de Marineluchtvaartdienst. Van de vliegschool van de Militaire Luchtvaart vertrokken, goeddeels per schip, ruim driehonderd leerlingen, onder wie ca. dertig Chinezen en Indonesiërs. Mèt hen werden de commandant, een aantal instructeurs, ingenieurs, werktuigkundigen en medici naar Australië gezonden, waar zich de achttien komplete bommenwerperbemanningen bij hen voegden die, zoals al vermeld, weggezonden waren om B-25-bommenwerpers, Mitchells, welke uit de Verenigde Staten onderweg waren, in ontvangst te nemen. Deze vliegschool nam geen lestoestellen mee - dat deed de vliegschool van de MLD wèl:9

I Telegram, 5 mrt. 1942, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (ARA, MK, M 28, V 8). 2 De effecten werden na de oorlog in de speciale kluis welke de Javase Bank bij Bandoeng had laten construeren, teruggevonden - de Japanners hebben er, schijnt het, niet naar gezocht. Wèl zochten dezen naar het goud en daartoe lieten zij o.m. de tuin van een van de bungalows bij Buitenzorg die de directie van de Javase Bank in gebruik had, tot zes meter diep uitgraven; ook werd de gouvernementscommissaris bij de Javase Bank, prof dr. G. H. van der Kolff, een week lang door de aan zware verhoren onderworpen.

902 [PDF]
BEPERKTE EVACUATIES

de toestellen gingen mee aan boord van het schip dat met ca. honderd leerlingen uit Soerabaja wegvoer -. later volgde uit Tjilatjap nog een groep van ca. vijftig leerlingen, bij wie zich ook enkele tientallen werktuigkundigen bevonden; de instructeurs van de MLD bereikten Australië in de vijf oudste Dornier-vliegboten.

XCBij de evacuatie van de Knilm en KLM-toestellen die nog over waren, rezen er moeilijkheden doordat de directeur van de Knilm, W. C. ]. Versteegh st. (een man die grote verdiensten had voor de ontwikkeling van de burgerluchtvaart in Indië) zich op het standpunt stelde dat er alleen dan van evacuatie sprake zou zijn als het vliegend personeel de vrouwen en kinderen mocht meenemen - noodgedwongen keurde van Starkenborgh dat.goed. Acht toestellen konden wegvliegen: vijf DC-J's en drie Lockheed-Electra's er was geen plaats genoeg voor allen die bij het bedrijf van de Knilm en de KLM betrokken waren. Dat leidde tot akelige tonelen. Tenslotte vertrokken die acht met in totaal tweehonderd inzittenden, onder wie Versteegh die een buitensporig groot aantal koffers (met daarin o.m. zijn tafelzilver, tennisrackets en golfclubs) liet inladen - een gebeuren dat ergernis wekte bij diegenen die het zagen of er van hoorden, vooralook bij die Knilm- en KLM-vliegers die zich ten tijde van de evacuatie in Australië bevonden en er vernamen dat verzuimd was, hun gezinnen mee te nemen. Wij voegen hieraan nog toe dat de vijf DC-J's onmiddellijk na aankomst in Australië gebruikt werden om in nachtelijke vluchten een luchtbrug met Java te onderhouden; zij brachten er urgent oorlogsmateriaal heen en haalden nog enkele honderden personen op, goeddeels de meesten van diegenen die men in de nacht van 19 op 20 februari niet had kunnen vinden of voor wie toen geen plaats was geweest. Een vail die toestellen raakte in de nacht van 26 op 27 februari uit koers en maakte een noodlanding niet ver van Palembang; de gezagvoerder werd door inheemsen gedood, de tweede piloot verdween spoorloos in het oerwoud, de zwaargewonde telegrafist werd door de Japanners vermoord en de boordwerktuigkundige raakte in krijgsgevangenschap.

XCLater in februari werden nog de Lockheeds van de Transportafdeling van de Militaire Luchtvaart naar Australië gezonden - ook zij werden ingezet om in nachtelijke vluchten een luchtbrug met Java te onderhouden.

XCTot de evacuatie van de directies der scheepvaartmaatschappijen werd op 17 februari besloten - de directeuren van de Stoomvaart Maatschappij Nederland en van de Rotterdamse Lloyd (die van de Java-China-Japanlijn en van de KPM bevonden zich al in gouvernementsopdracht in de

903 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

Verenigde Staten 1) verlieten op 2 I februari per schip Tj ilatjap, samen met een aantal stafmedewerkers; sommigen dezer hadden hun gezinnen meegenomen, waardoor, aldus een der loodsen te Tjilatjap, 'de gevoelens langs de waterkant nogal hoog opliepen.' 2 Dan ging het gouvernement er toe over, aan alle schepen die men Of niet meer kon lossen of die voor de oorlogvoering niet strikt noodzakelijk waren, opdracht te geven de Indische wateren te verlaten. Dergelijke opdrachten waren al eerder uitgegaan - zij hadden toen betrekking gehad op schepen van de KPM. Dat sprak vanzelf: zij was het immers die de interinsulaire verbindingen.in de archipelonderhield en van die verbindingen had men een groot deel moeten laten ·vervallen. In december waren door de maatschappij geen verliezen geleden en evenmin waren toen schepen van andere maatschappijen in de Indische wateren tot zinken gebracht maar in januari was dat veranderd: japanse onderzeeboten waren toen actief geworden in de wateren in en bij de archipel en japanse bommenwerpers waren gaan opereren van de vliegvelden op Malakka en van Kendari uit.

XCHet eerste schip dat verloren ging, was een vrij groot buitgemaakt Duits schip dat beheerd werd door de Rotterdamse Lloyd. Het werd op 2 januari in de javazee getorpedeerd. De overlevenden die zich in sloepen trachtten te redden, werden gemitrailleerd en vervolgens werden die sloepen door de onderzeeboot geramd; drie overlevenden, een Nederlander, een Chinees en een javaan, die op de onderzeeboot wisten te klimmen, werden in zee geworpen - die drie die, nadat de japanner verdwenen was, een ronddrijvende werkboot hadden weten te vinden, waren de enigen die na vier of vijf dagen rondzwalken de vaste wal konden bereiken. Nadat toen vervolgens nog een tanker in de javazee tot zinken was gebracht, vier KPM-schepen door torpedering verloren waren gegaan (twee in de javazee, twee in de Indische Oceaan") en ééngevoerde dialoog met een Japanse marine-officier de vraag gesteld: 'Do you have roggebrood

I Al eerder, nL eind januari of begin februari, waren daarheen per schip in opdracht van het gouvernement vertrokken schout-bij-nacht Stöve, wiens Koninklijk Instituut voor de Marine gesloten was, en het inheemse districtshoofd Abdoelkadir Widjojoatmodjo, voorzitter van de Vereniging van ambtenaren bij de inlandse bestuursdienst; Stöve zou een van de Nederlandse vertegenwoordigers worden bij de te Washington, Abdoelkadir zou toegevoegd worden aan de staf van het te New York. 2 A. B. Droste: p. 134. 3 Aan de in een sloep ronddrijvende overlevenden van een der in de Indische Oceaan getorpedeerde schepen werd aan het slot van een in het Engels

904 [PDF]
SCHEEPSV ERLIEZEN

KPM'er in Straat Malakka in brand was gebombardeerd, bepaalde de marinestaf op 13 januari dat alle bondgenootschappelijke schepen in de javazee voortaan geëscorteerd zouden worden; ook werden groepen Catalina-vliegboten gestationeerd in Tjilatjap en (daar maakten wij al melding van toen wij de ondergang van de 'Van Imhoff' beschreven) in Padang. Omstreeks die tijd waren Borneo, Celebes en de rest van de Grote Oost onbereikbaar geworden voor de KPM-schepen. Gevolg daarvan was dat er op 25 januari een begin mee werd gemaakt om KPMschepen die overtollig waren geworden, naar Brits-Indië en Australië te zenden. Zo verdwenen in totaal tot 20 februari dertig KPM' ers. Zij namen lading mee, evenwel geen gezinnen van opvarenden en ook geen andere passagiers ('er hadden', schrijft Helfrich, 'ongeveer tienduizend mensen op gekund' I).

XCVan de schepen die in Indië bleven, gingen er tot en met 17 februari nog elfverloren door acties van japanse onderzeeboten ofbommenwerpers. Daar kwam evenwel bij dat talloze schepen die de havens op java bereikten, daar of niet meer gelost konden worden of heel lang moesten wachten voor zij aan de beurt zouden komen. Het haver-bedrijf van Soerabaja was na het eerste japanse luchtbombardement, 3 februari, geheelontregeld (veel schepen bleven er liggen) - het was niet verantwoord er langer schepen heen te sturen. Die hoopten zich op bij Tandjong Priok. Daar lagen op de dag van het eerste japanse luchtbombardement, 16 februari, ongeveer tweehonderd schepen voor anker. De marinestaf besloot, een deel van die schepen (merendeels Australische, Britse en Brits-Indische maar ook verscheidene Nederlandse) in convooien weg te zenden, de meeste naar Ceylon, Brits-Indië en Australië, sommige, van welke de lading van bijzonder belang was, naar Tjilatjap. Aldus verdwenen uit Tandjong Priok een kleine zestig schepen nog voor de 25ste februari. waarop als gevolg van het zwaarste japanse luchtbombardement de meeste olietanks in vlammen opgingen. Daags daarna kregen alle resterende schepen opdracht naar Brits-Indië of Australië uit te wijken, maar niet alle schepen konden tijdig vaargereed worden gemaakt. Toen de japanse invasievloten zich al in de javazee bevonden, lagen er bij Tandjong Priok nog vier KPM'ers, tien andere Nederlandse schepen, waaronder drie tankers, en drie Britse schepen.

XCVan de Nederlandse schepen die heengezonden waren, werden zeven door de japanners tot zinken gebracht: een schip van de Rotterdamse Lloyd, vijf KPM'ers en een tanker. Die tanker en één KPM'er werden

XCI C. E. L. Helfrich: Memoires, dl.

905 [PDF]
'ABOA-COMMANO'

op I maart, terwijl zij zich nog in of bij de Javazee bevonden, door Japanse torpedobootjagers in brand geschoten; van de tanker was er slechts één overlevende.' De zwaarste verliezen werden geleden bij de ondergang van een schip van de KPM, de 'Rooseboom', dat op 26 februari Tandjong Priok had verlaten; dit schip werd diep in de Indische Oceaan in de nacht van 28 februari op I maart getorpedeerd en zonk in enkele minuten weg. Men had toen slechts één reddingssloep kunnen vieren: een boot die berekend was voor hoogstens veertig personen. Tachtig kwamen er in terecht, ruim vijftig drenkelingen klampten zich er aan vast - zij moesten de een na de ander loslaten. Van de tachtig waren er, toen de boot na drie-en-een-halve week rondzwalken het eiland Nias bewesten Sumatra bereikte, nog vier in leven: een Schotse- sergeant, twee Javanen en een uit Singapore afkomstige Chinese vrouw; zij had daar behoord tot een anti-Japanse groepering en werd, na haar redding, op Nias door de Japanners terechtgesteld. Deze ene scheepsramp vergde meer dan vijfhonderd mensenlevens."

XCVan wegzenden was ook sprake bij de schepen die opgepropt lagen in de haven van Tjilatjap: op 27 februari een-en-veertig, van welke er toen zeventien of gelost werden of, naar men hoopte, spoedig aan de beurt zouden komen. De resterende kregen op die dag op één na (het motorschip 'janssens', voorraadschip van de marine, waarop wij nog terugkomen) opdracht te vertrekken. Drie-en-twintig schepen, waaronder één Engels schip, trachtten dus weg te komen; van hen zijn elf door de Japanners in de Indische Oceaan tot zinken gebracht, hetgeen in totaal (het precieze cijfer is niet bekend) minstens driehonderd mensenlevens heeft gevergd.

1 De twee sloepen met overlevenden van de tanker werden eerst door de betreffende torpedobootjager gesleept, maar toen het donker was geworden, werden zij onder mitrailleurvuur genomen, vermoedelijk omdat, toen de Japanner was komen opda gen, getracht was de tanker tot zinken te brengen; één overlevende kon de werkboot van de tanker bereiken en werd- door een andere Japanse torpedobootjager opgepikt en als krijgsgevangene behandeld. 2 Over de inzittenden van de reddingssloep schrijft Bezemer: 'Daar er geen hulp kwam opdagen, was men er spoedig ellendig aan toe, gekweld door honger en nog meer door dorst en geteisterd door de felle zon. De beste zowel als de slechtste menselijke eigenschappen openbaarden zich: bewon derenswaardige zelfbeheersing, altruïsme en heldendom naast treurige slapheid, puur egoïsme en moordzucht ... Een van vijf personen trachtte alle andere inzittenden te vermoorden om zo hun eigen kans op overleving te vergroten. Zij konden alle vijf over boord worden gewerkt' - diegenen die tot dat laatste nog de kracht hadden, stierven bijna allen in de dagen die volgden. ('De lotgevallen van onze koopvaardij in Nederlands-Indië', p. I46-47)

906 [PDF]
SCHEEPSVERLIEZEN

XCZijn al die schepen nu uit Tandjong Priok en (vóór I maart) uit Tjilatjap weggevaren zonder dat zij Europeanen aan boord hadden die, op eigen gelegenheid en tegen de richtlijnen van het gouvernement in, koste wat het kost Indië wilden verlaten? Op zichzelf is dat al onwaarschijnlijk. Bovendien schrijft de Kadt, die werkzaam was bij de censuur in Bando eng en die omstreeks 20 febr~ari een paar dagen verlof kreeg om in Batavia enkele particuliere zaken te regelen, dat hij daar bij een van zijn vrienden hoorde,

XC'dat Australische schepen die materiaal hadden aangevoerd voor de Britse en Australische troepen die na de val van Singapore op Java waren gelegerd, Nederlandcrs meenamen die niet in militaire dienst waren en die zo naar Australië konden komen. De familie waar ik was, zou diezelfde avond nog aan boord gaan ... De Australische mogelijkheid was van vertrouwelijke aard en mocht niet met anderen besproken worden, omdat anders een stormloop naar de schepen zou ontstaan.' I

XCHoevelen van deze mogelijkheid en van andere, overeenkomstige gebruik hebben gemaakt, is niet bekend.

XCIn de speciale kabinetsvergadering die in Londen opfebruari werd gehouden, daags na de avond waarop in aanwezigheid van Gerbrandy, Furstner en Michiels WavelIs telegram van de rode in de Countil was besproken, zei Gerbrandy, zoals al weergegeven, dat er, nu vaststond dat er geen troepen meer naar Java gezonden zouden worden, 'verschillende vragen' rezen. 'Wat moeten de G[ouverneur]G[eneraal] en de ambtenaren op Java doen; wat moet er, als het misgaat, met het leger en de vloot en andere schepen gebeuren? De gouverneur-generaal moet weten wat de Nederlandse regering van hem

18 verwacht.'?

XCHebben de ministers daarover toen nog van gedachten gewisseld? De kabinetsnotulen maken er geen melding van. Wij weten slechts dat Gerbrandy, het advies volgend dat hem door zijn hoofdambtenaar Pee

XCI J. de Kadt: Jaren die dubbel telden, p. 64-65. 2 Ministerraad: Notulen, 18 febr. 194

907 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

kema was gegeven", tot de conclusie kwam dat de gouverneur-generaal en zijn gehele gezagsapparaat in Indië dienden te blijven.' Hij verzond op 20 februari een lang, principieel en als 'voor van Starkenborgh persoonlijk' aangeduid telegram", Wij citeren:

XC'Diepe bewondering dynamisch Indisch krijgsbeleid, dapperheid strijdkrachten en uw eigen vastbeslotenheid, ondanks feit afdoende versterkingen onverwachtbaar, strijd tot uiterste voortzetten, belet ministerraad niet, ontwikkeling situatie met groeiende bezorgdheid volgen. Hoewel raad toestand geenszins hopeloos oordeelt,' eist rustig beleid dat in elk geval de toestand dat Java ook overmeesterd onder het oog wordt gezien ... Al houden wij ons verzekerd dat uzelf eigener initiatief een onze tradities en zedelijke roeping waardig beleid zou kiezen, meent opperbestuur dat het constitutioneel onjuist en tegenover uzelf niet te rechtvaardigen zou zijn indien zou worden nagelaten u in kennis stellen met standpunt opperbestuur. Ik overweeg derhalve, na verkregen overeenstemming ambtgenoten, koninklijke machtiging uitlokken', strekkende u uitnodigen

XCI Peekema had op 19 februari in een nota betoogd dat een vertrek van de gouverneurgeneraal zou neerkomen op'abandonneren van Indië onzerzijds'; de 'gevolgen, vooral voor later vredesverdrag, van zulk prijsgeven der legitieme positie door onszelf' had hij 'niet te overzien' genoemd. Onder het hoofd 'Weerslag inheemse bevolking' had hij O.in. geschreven: 'Indië is geen kolonie (domein, bezit) van Nederland, doch deel van de Staat. Dit principe is niet abstract, doch is de levende grondslag van onze bestuurszorg en onze verhouding tot de inheemse bevolking. Ik meen dat een abandonneren van Indië door de Landvoogd algemeen door de Oosterse bevolking zou worden opgevat als een onherroepelijk eind van de band met Nederland. Dit zou zijn een psychische breuk, met 'schadelijk gevolg in betere tijden.' Tenslotte had hij onder het hoofd 'Plichten jegens Indië en Nederland' opgemerkt: 'Blijven van Landvoogd en bestuur, teneinde althans onzerzijds voor Indië en zijn bevolking te doen wat mogelijk is, zie ik als eonsequentie van Nederlands zedelijke roeping jegens Indië en van onze plicht jegens het Nederlandse volk om niets na te laten wat Indië voor Nederland kan behouden.' (Nota, 19 febr. 1942, van W. G. Peekema aan Gerbrandy, ARA, MK (Londen), M 28, V 8) 2 Met wie heeft Gerbrandy terzake verder nog overleg gepleegd? Daaromtrent staat niets vast maar wij houden het voor uitgesloten dat de minister-president bij een zo belangrijke aangelegenheid dat overleg heeft nagelaten, en achten het waarschijnlijk dat hij met vier van zijn ambtgenoten heeft gesproken: Furstner en Michiels, met wie hij in die tijd alle Indische aangelegenheden 'besprak, voorts Kerstens die uit Indië in Londen was aangekomen, daar zijn ministersportefeuille had aanvaard en op Gerbrandy een uitnemende eerste indruk had gemaakt, 'en tenslotte de minister vanjustitie, mr. J. R M. van Angeren, die Gerbrandy op staatsrechtelijk gebied placht te adviseren. Alle vier werden door Gerbrandy genoemd in zijn telegram aan van Starkenborgh d.d. 27 februari dat nog aan de orde komt. 3 Tekst: DBPN, C, dl. IV, p. 332-34. 'Gerbrandy heeft, voorzover bekend, zijn telegram niet in de ministerraad aan de orde gesteld en tot een 'koninklijke machtiging' is het niet gekomen.

908 [PDF]
GERBRANDY'S TELEGRAM VAN 20 FEBRUARI '42

onderstaande gedragslijn volgen.

XCPrimo. Bij overweldiging Java verlaten uzelf en regerings- en bestuursapparaat niet (herhaal: niet) het Indische grondgebied doch zetten functies zo lang mogelijk voort, ook na bezetting door vijand ... Vertrek landvoogd en gezagsapparaat zou zowel door bevolking als door bondgenoot en vijand worden opgevat als abandonneren Indië, vijand voor welkom bestuursvacuüm plaatsend en later herstel rijksbanden ten ernstigste bemoeilijkend. Daarentegen brengt blijven regering en haar ambtenaren in Indië op meest treffende en klemmende wijze tot uiting dat regering zich beschouwt als integrerend deel Indische gemeenschap welke zelve gelijkwaardig en onlosmakelijk deel Nederlandse staat ...

XCSecundo. Enige groepen zullen, nadat vaststaat overweldiging niet langer voorkoornbaar, buitenlands worden gebracht ... omdat zij buiten bezet gebied nodig zijn voor uitoefening taak opperbestuur tot voortzetting oorlog, voorbereiding nieuwe rijksstructuur en deskundige behartiging zekere vitale rijks- en Indische belangen.'

XCAan welke groepen dacht Gerbrandy?

XCTen eerste, 'als voor ideële bedoelingen rijksregering meest sprekende en symbolische groep', aan de delegatie die Indië zou moeten vertegenwoordigen op de in juni '41 aangekondigde naoorlogse rijksconferentie (op die delegatie komen wij in het volgende hoofdstuk terug). Ten tweede aan 'enkele ter versterking van opperbestuur nodige ambtenaren ik denk onder meer [aan] Idenburg [en] Gerritsen." Ten derde aan 'beschikbare strijdkrachten en aantal voor oorlogvoering essentiële technici mitsgaders personeel handelsvloot en voor scheepvaart benodigde personen.' Ten vierde aan 'enkele economische en financiële specialisten hierbij wellicht enige eersterangs krachten bedrijfsleven'. Ten vijfde aan 'enige personen die buitenlands nodig voor aanstonds voor te bereiden organisatie in Indië die ons ... na vijandelijke bezetting op hoogte houdt door geheime zenders, spionage enz.' Ten zesde: 'althans aan strijdend gedeelte marine ware toe te staan gezinnen medenemen hetgeen redelijk [is] en tactisch gewenst schijnt.'

XCHierop volgde nog een soort post scriptum:

XC'Wellicht ten overvloede vestig aandacht op betekenis guerrilla als laatste oplossing. Wenselijk voor totale war-effort en ook tegenover de gehele wereld stop doorzetten jungle fighting Indisch leger en derhalve onder alle omstandigheden uitsluiten mogelijkheid overgave vaq grote Nederlandse troepenafdelingen.'

XCI Bedoeld werd vermoedelijk het lid van de Algemene Rekenkamer D. J.

909 [PDF]
'ABDA-CO,MMAND'

XCOp dit telegram van de zoste volgde er een op 21 februari " Gerbrandy had inmiddels overleg gepleegd met koningin Wilhelmina - zij die van Starkenborgh graag naar Londen zag overkomen (naar wij vermoeden: omdat zij in hem de best mogelijke adviseur zag in alle Indische aangelegenheden, wellicht ook omdat zij hem als een betere minister-president beschouwde dan Gerbrandy), had op dat punt bij Gerbrandy niets bereikt, wèl was, ervan uitgaande dat van Starkeriborgh in Indië zou blijven, een ander denkbeeld gerezen met betrekking tot van Starkenborghs 'positie opperbevelhebber land- en zeemacht': 'Indien u', aldus Gerbrandy's telegram van de z rste,

XC'mocht worden bedreigd toestand geraken dat u niet meer in vrijheid dit opperbevel kunt uitoefenen, schijnt raadzaam al naar omstandigheden hetzelve formeel overdragen hetzij gedeeld onderscheidenlijk ter Poorten Helfrich, hetzij, indien gevaar een van beiden in zelfde positie van onvrijheid geraakt, aan Wavell, zelfs indien deze buiten Indië verblijft. Koningin machtigt u voor dit geval bij deze tot bedoelde overdracht.'

XCPas drie dagen later, op de zaste, lichtte Gerbrandy inzake zijn meningsverschil met de koningin de ministerraad in. Slechts twee ministers bleken het met haar eens te zijn: de socialisten Albarda en van den Tempel; de opinie van de overigen werd het duidelijkst uitgedrukt door Kerstens. 'Blijft hij' (d.w.z. de gouverneur-generaal) 'dan geven wij', aldus Kerstens, 'daarmee te kennen, geen ogenblik onze positie te willen prijsgeven; wij horen in Indië, wij blijven er. De Indische bevolking zou een heengaan van de GG niet kunnen verwerken.'? Ter sprake kwam toen ook nog de mogelijke overdracht van het opperbevelhebberschap door de gouverneur-generaal; dat denkbeeld werd goedgekeurd.

XCHoe reageerde van Starkenborgh nu op al deze van Londen uit kenbaar gemaakte gedachtengangen ?

XCHij antwoordde op 25 februari" dat hij 'geheel (instemde) met nietverlaten grondgebied en voortzetting functies':', maar dat hij zelf dat laatste zou kunnen doen, achtte hij 'praktisch en theoretisch ondenkbaar' - wèl zou hij 'tot nader bericht tijdig het oppercommando over de9

I Tekst: C, dl. IV, p. 340. 2 Ministerraad: Notulen, 24 febr, 1942. Tekst van zijn telegram: C, dl. IV, p. 367-68. 4 'Het zou', verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, 'voor de bevolking bepaald ontmoedigend zijn geweest en verzwakkend voor het moreel, als de hoogstgeplaatsten haar verlaten hadden' - dat mocht hij, de hoogstgeplaatste van allen, dus zeker niet doen. (getuige van Starken borgh, dl. VIII c, p. 25)

910 [PDF]
VAN STARKENBORGHS ANTWOORD

weermacht aan anderen overdragen', zulks na raadpleging van de Raad van Nederlands-Indië en van ter Poorten en Helfrich. Veel moeilijker lag de zaak van het wegzenden van de door Gerbrandy gespecificeerde groepen. 'Wegzending thans zou', zo stelde hij de zaak in haar algemeenheid,

XC'stemming in labiele samenleving ernstig schaden niet alleen omdat het een duidelijk toestemmen is van de regering in evacuatie hetgeen door het publiek als een gesanctionneerde vlucht van enige bevoorrechten zou worden beschouwd, doch ook omdat het zou worden opgevat als een teken dat de toestand hopeloos is. Wegzending zou dus slechts aanvaardbaar zijn in zeer weinige sterksprekende gevallen op het allerlaatste ogenblik en dan waarschijnlijk onmogelijk vanwege de toestand van vliegvelden, havens en wegen.'

XCHoe van Starkenborgh reageerde op het denkbeeld dat de delegatie ter rijksconferentie Indië zou verlaten, zullen wij in het volgende hoofdstuk weergeven. Ambtenaren en de door Gerbrandy genoemde 'economische en financiële specialisten' en 'eersterangs krachten bedrijfsleven' zouden, seinde hij in zijn antwoord, slechts op het allerlaatst weggezonden kunnen worden; de Knilm was en de koopvaardij werd al heengestuurd, een wegzenden van de door Gerbrandy bedoelde 'beschikbare strijdkrachten' was onmogelijk, 'behalve wellicht het resterend deel der vloot'"; met het wegzenden van personen die buiten Indië het intelligence werk zouden moeten leiden ('berichtgevingsorganisatie ter hand genomen', seinde hij), ging hij accoord en op het post scriptum van Gerbrandy's telegram van de zoste reageerde hij aldus:

XC'Ik ga accoord met wenselijkheid uiterste voortzetting oorlog door guerrilla's en dit heeft mijn ernstige aandacht, doch blijkens gegevens uit sommige delen van de bezette Buitengewesten is welslagen afhankelijk van zeer vele onover9

1 De in Gerbrandy's telegram geopperde suggestie, 'althans aan strijdend gedeelte marine toe te staan gezinnen medenemen', had van Starkenborgh met Helfrich besproken - Helfrich was er voorstander van geweest dat die gezinnen, welke als het ware behoorden tot de marine-eenheden die door het koninkrijk aan Indië ter beschikking waren gesteld maar geen deel van Indië waren, in de gelegenheid zouden worden gesteld, Indië te verlaten voordat de opnieuw slaags zou raken met de Japanners; daar was genoeg scheepsruimte voor. 'Ik dacht', vertelde Helfrich ons in '61, 'dat de mensen beter zouden vechten als ze hun gezinnen in veiligheid wisten, maar de GG vond dat dit niet kon. Iedereen moest blijven, zei hij. Men kon geen onderscheid maken.' (c. E. 1. Helfrich, 30 okt. 1961)

911 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

zienbare factoren als bijv. houding bevolking.'

XCOp dit telegram van 25 februari antwoordde Gerbrandy op de 27ste.' Hij had, naar wij vermoeden, in de voorafgaande dagen opnieuw van de koningin te horen gekregen dat zij een overkomst van van Starkenborgh wenste; althans: in zijn telegram vroeg hij: 'Moet ik opmaken uit algemene strekking van uw antwoord dat u koninklijke opdracht u ter beschikking van Hare Majesteit te stellen en hierheen te komen ontraadt? Gelieve hierop spoedigst antwoorden' (van Starkenborgh antwoordde niet - daarop komen wij nog terug). Voorts drong Gerbrandy er in zijn telegram van de 27ste op aan dat, nu de ministerraad zijn voorstel had goedgekeurd om in Londen een Buitengewone Raad van Advies op te richten waarin Indië door vijf personen zou zijn vertegenwoordigd, ten spoedigste de vijf zouden overkomen die hij graag benoemd zag: Idenburg, mr. P. K. Blaauw (een hoofdambtenaar van het departement van justitie die .tevens voor het Indo-Europees Verbond lid was van de Volksraad), het lid van de Raad van Nederlands-Indië, prof Hoessein Djajadiningrat, de journalist Raden Oto Iskandar Dinata, die in de Volksraad zitting had voor de Pasoendan en (dat wist men in Londen kennelijk niet) een van de vijf vertegenwoordigers was van de Gapi in het bestuur van het (anti-gouvernementele) Indonesische Volkscongres, en het Indisch-Chinese Volksraadslid Kan. Van Starkenborgh reageerde:

XC'Ik ga ... met het denkbeeld adviserende rijksraad accoord wegens symbolische betekenis, doch stem niet in met enkele door u genoemde candida ten, daar werkelijke bekwaamheid en karakter dient gewaarborgd. Ik zal u mijn candidaten na intern overleg seinen. Ik wil er slechts op wijzen dat dit ogenblik de omstandigheden zo dreigend zijn dat het wellicht onmogelijk is om de eventueel aan te wijzen personen te doen vertrekken.'?

XCAldus de gouverneur-generaal op 28 februari. De Slag in de Javazee was toen verloren en de Japanse landingen op Java waren ophanden.

XCNegen dagen eerder, op 19 februari, was van Mook op Java teruggekeerd. Hij was, zoals wij aan het slot van het vorige hoofdstuk vermeldden,9

I Tekst: C, dl. IV, p. 375. 2 Telegram, 28 febr. 1942, van van Starkenborgh aan Gerbrandy, a.v., p. 378.

912 [PDF]
VAN MaaK OP JAVA TERUG

beginjanuari, kort na zijn benoeming tot luitenant-gouverneur-generaal, naar de Verenigde Staten vertrokken. Een KLM-vliegtuig had hem naar Sydney in Australië gebracht; vandaar was hij met een voor de MLD bestemde Catalina naar Honoloeloe gevlogen en vervolgens had hij een plaats kunnen vinden in een Amerikaans verkeersvliegtuig naar San Francisco. Op 13 januari was hij in Washington aangekomen en daar had hij zich vier weken lang grote moeite gegeven om te bevorderen dat de door Indië in de Verenigde Staten geplaatste militaire bestellingen sneller werden uitgevoerd; ook had hij getracht de Amerikaanse autoriteiten tot president Roosevelt toe te overtuigen van de noodzaak dat de bondgenoten zoveel mogelijk versterkingen naar Indië zouden zenden. Vooral met generaal Marshall, de chef van de Amerikaanse legerstaf, die hij ook te zijnen huize had kunnen bezoeken, had hij nauwe banden aangeknoopt. Er waren hem toezeggingen gedaan, maar dat de meeste van die toezeggingen door de snelheid waarmee de Japanners oprukten, niet verwezenlijkt konden worden, had hij niet beseft toen hij op 7 februari Washington had verlaten. Drie dagen later arriveerde hij per trein in San Diego (Californië) waar de Catalina die hem naar Honoloeloe had gebracht, op hem lag te wachten. Pas op de rede, de dag waarop de Japanners de vliegvelden op Bali en Timor in handen kregen, stapte hij in Tjilatjap aan land; hij reisde snel naar Batavia door.

XCTerwijl hij naar Indië onderweg was, was het besluit gevallen dat geen troepen meer naar Java gezonden zouden worden - het was van Starkenborgh die hem daaromtrent inlichtte. Hij begreep er niets van! 'Voor hem', schreef van Starkenborgh later,

XC'viel de situatie, zoals zij zich openbaarde, moeilijk te verwerken. Hij kon haast niet begrijpen dat de beloofde weermiddelen niet in zicht waren en de Japanse overmacht overweldigend zou zijn. Hij sprak over herovering van Bali, menende dat drieduizend man van ons leger van tachtigduizend voor dat doel zouden kunnen worden afgezonderd. Dat het leger op Java zo talrijk was, had hij opgemaakt uit gegevens die hij van de staf voor de reis naar Amerika had meegekregen. Onze vechttroepen waren in werkelijkheid ongeveer vijftienduizend man. Hij stootte zich ... aan een opmerking mijnerzijds dat een spoedig einde, bijvoorbeeld van een tiental dagen, tot de mogelijkheden behoorde. Generaal Wavell vond hij een defaitist, van wie wij ons moesten ontdoen.

XCIk heb een gelegenheid gevonden, de heer van Mook er onder vier ogen op te wijzen dat weliswaar zijn houding psychologisch verklaarbaar was, gezien de schrille tegenstelling tussen de verwachtingen waarmee hij was teruggekomen en de toestand die hij had aangetroffen, maar hij behoorde te bedenken dat zijn optreden kwetsend was voor anderen, die met de bedoeling de best mogelijke 9 1

913 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

strijd te voeren, het ganse verloop doorleefd hadden en thans geenszins In defaitisme doch in koelbloedigheid de realiteit onder de ogen zagen.' 1

XCMet instemming van van Starkenborgh deed van Mook drie dingen: hij zond mr. J. E. van Hoogstraten, zijn opvolger als directeur Economische Zaken, naar Australië om te bevorderen dat de 'Langley' en de 'Seawitch', die beide voor Indië bestemde Amerikaanse vliegtuigen aan boord hadden, inderdaad naar Indië zouden varen", hij gaf een van zijn vroegere hoofdambtenaren, ir. P. H. W. Sitsen, hoofd van de afdeling Nijverheid van het departement, opdracht naar Tjilatjap te gaan teneinde er zorg voor te dragen dat daar de eerder vermelde startbaan zou worden geïmproviseerd waarvan de Amerikaanse vliegtuigen onmiddellijk gebruik zouden kunnen maken (zij arriveerden, zoals al bleek, te laat), en hij stuurde Marshall in Washington op 22 februari telegrafisch een noodkreet:

XC'Please consider that abandonment Abda-area as decided by Chiefs of Staff will firstly irreparably damage white man's prestige in Asia with inevitable grave repercussions in China India; secondly hit morale here ... ; thirdly throwaway good chances of holding java with comparatively small air-, naual-, landforces; fourthly by concentrating on Australia, which has only very poor bases except in South-East, will give japan splendid opportunity of immobilising all Allied forces there whilst striking towards India Middle East and Wladiwostok; finally will make defeat ten times more costly if not impossible by letting them consolidate strong position and leaving them undisturbed access to important raw materials.' '

XCAbda-Command kon, meende hij, de zaak redden als maar de P-40 jagers van de 'Langley' en de 'Seawitch' en de Hurricanes van de 'Indomi table' (de tweede zending!) tijdig arriveerden, als er maar mee werd voortgegaan Amerikaanse bommenwerpers uit Australië naar Indië te zenden, en als er maar (van Mook nam hier Helfrichs denkbeelden over) meer zeestrijdkrachten, 'above all one or two aircraft carriers', ter beschikking werden gesteld; dat men ter zee successen kon bereiken, was, meende hij, gebleken 'by successful naval action Lombok Strait' (de nachtgevechten bij Bali, waar in werkelijkheid de Combined Striking Force veel zwaardere verliezen had geleden dan de Japanners). 'Most important consideration', zo eindigde van Mooks telegram,ber '41 had van Hoogstraten als hoofd van een aankoopmissie in Australië vertoefd,

I Van Starkenborgh: 'Aantekening over WaveU', p. 4-5 (Iq. 2 In oktober-novem

914 [PDF]
VAN MOOK DOET EEN BEROEP OP MARSHALL

'is keeping air and naval bases on java which is essential for later moves northward against japan stop for God's sake take the strong and active decisions and don't stop sending materials [and} men pending deliberations as time-factor more pressing than ever.' I

XCMarshall ging in zijn antwoord op van Mooks algemene strategische beschouwingen niet in en beperkte zich tot de mededeling dat de Amerikaanse strijdkrachten zouden v:oortgaan, Indië zoveel mogelijk te helpen, en dat Brett, die inmiddels in Australië was aangekomen, persoonlijk leiding zou geven aan' US troops seeking opportunity to enter the Abda-area? - in feite bestond die gelegenheid niet meer.

XCNa de r Sde februari stond vast dat de landstrijdkrachten op Java een hoogst ongelijke strijd tegemoet gingen. Zo al weerstand van enige duur mogelijk was, dan toch alleen in het gebied van Bandoeng. Van Starkenborgh verbond daar de conclusie aan dat het wenselijk was dat het centrale gouvernementsapparaat Batavia, extra kwetsbaar gelegen aan de noordkust, verliet om naar Bandoeng te gaan. Dat was ook het advies dat hoge militairen gaven: zij hielden het voor mogelijk dat de Japanners, zoals de Duitsers op 10 mei '40 bij Den Haag hadden gedaan, zouden trachten zich met parachutisten van het gouvernementscentrum meester te maken. Het vertrek van de kernen der departementen begon op 20 februari en daarbij gold de regel dat de ambtenaren die Batavia verlieten, er hun gezinnen moesten achterlaten. 'Velen', aldus later Helfrich, 'hadden hiertegen overwegende bezwaren. Het leek er naar hun mening op alsof aan de landende Japanners die vrouwen en kinderen op een presenteerblaadje zouden worden aangeboden.'? Jonkman, voorzitter van de Volksraad, had er bij van Starkenborgh op aangedrongen dat men wè! de gezinnen mocht meenemen, er daarbij op wijzend dat vooral de inheemse wereld niet zou begrijpen dat men, terwijl grote moeilijkheden9 1

I Telegram, 22 febr. 1942, van van Maak aan Marshall Washington, stukken van de 165, 274). 2 Telegram.ua febr. 1942, van Marshall aan van Maak, aangehaald in no. II: 1941-1942 (1945), P.164. 3 C. E. L. Helfrich: dl. J, p. 355.

915 [PDF]
'ABDA-COMMAND'

op til waren, zijn vrouwen kinderen alleen liet, maar van Starkenborgh had die argumentatie afgewezen: slechts een deel van de Europeanen zou Batavia verlaten en stond men hun toe hun gezin mee te nemen, dan zou, vreesde hij, een komplete chaos ontstaan.

XCIn de nacht van 21 op 22 februari nam hij zelf in Batavia afscheid van zijn Vrouwen dochter. 'Het ontroerde mij', schreefhij later, 'en ik trachtte Christine' (zijn vrouw)

XC'duidelijk te maken hoe ernstig het ogenblik was, haar zeggend dat het zeer wel kon wezen dat wij elkaar niet weer zouden zien. De nederlaag was, naar menselijke berekening, onontkoombaar en niemand zou kunnen zeggen, wat ons tijdens de strijd en de bezetting zou overkomen. Christine" zag de zaken niet zo in, leefde nog in de hoop dat de landing zou worden afgeslagen en toonde ook overigens het bewonderenswaardig vertrouwen in de toekomst dat haar steeds gekenmerkt heeft ...

XCBij het afscheid nemen van Christine schijn ik te hebben gezegd er erg tegenop te zien, wanneer folteringen mijn deel zouden zijn."

XCIn Bandoeng nam van Starkenborgh, die door Idenburg en de intendant van de paleizen van de gouverneur-generaal vergezeld werd, gelijk al vermeld, zijn intrek in de villa van Kan.

XCEén dag later, 23 februari, sprak hij voor de radio." Een moeilijke opgave! Met wat hij zei, mocht hij het moreel niet aantasten - eerder moest hij trachten het te verhogen. Anderzijds wenste hij geen vals optimisme te wekken.

XCHij begon met mee te delen dat na Borneo, Celebes, de Molukken en Zuid-Sumatra nu ook (en dat wisten zijn luisteraars nog niet) Bali verloren was gegaan; hij zei ronduit dat het tijdstip naderde waarop de Japanners op Java zouden landen; hij vervolgde:

XC'Wij weten dat Java's kustlijn lang is, de vijand ons van verscheidene zijden bespringen kan en aanvullingen in onze uitrusting nog bijzonder welkom zouden zijn, maar ook dat onze vloot het aggressief beginsel huldigt en op Java een krachtig leger met een luchtmacht is. Gans anders dan in de Buitengewesten is de gesteldheid hier. Een veelvoudige overmacht waarop de vijand blijkbaar zijn systeem van aanval bouwt, zal door hem op Java heel wat moeilijker verkregen worden. Het is sterkend te bedenken dat elke dag die verstrijkt, nieuwe en gunstige ontwikkelingen met zich brengen kan.

, Van Starkenborgh: 'Enige aantekeningen', p. 7, 12 (IC). 2 Tekst: ARA, Collectie van Starkenborgh, bundel 6, no.Yo.

916 [PDF]
'DAT HET OOG DER WERELD OP ONS RUST'

XC... Zijn er dus redenen van feitelijke aard te over om ons tot het uiterste aan te gorden teneinde elk voordeel te behalen dat bereikbaar is, daarnaast geldt voorzeker de machtige zedelijke factor welke elke gemeenschap die eerbied voor zichzelve heeft, gebiedt een overweldiger te bestrijden met al wat haar ter beschikking staat.'

XCDit was een aansporing, meer niet, om tot het uiterste weerstand te bieden aan de invasiestrijdkrachten. Ook voor de toekomst zag hij dat als wenselijk:

XC'Onze houding van thans bepaalt ons heden en de mogelijkheden die geboren worden. Zij zalook aan een groot en lang verleden nog steviger rechtvaardiging en nieuwe glans verlenen kunnen. Vergeet niet dat het oog der wereld op ons rust.'

XCHij eindigde aldus:

XC'Er zijn ogenblikken die zich onderscheiden van de gewone wiekslag van de tijd; er zijn gebeurtenissen die duurzaam uitsteken in de rij van feiten welke tezamen de keten der historie vormen. Voor zodanige ogenblikken en gebeurtenissen staan wij thans. Laat varen elke kleinheid des gemoeds! Waakt dat gij niet beneden de maatstaf van de tijden zijt! Het is een zware strijd die ons te wachten staat. Wij strijden hem met alle kracht die ons gegeven is. Godes zegen sterke u en mij.'

XCDit alles zeggend had hij zich onthouden van alle aanduiding, laat staan voorspelling, dat de 'zware strijd' goed zou aflopen.

XCHij wist hem verloren.

917 [PDF]

Hoofdstuk 15: Ineenstorting

XC

XCDe gecombineerde operatie welke de Japanners ter verovering van Java wilden uitvoeren, was de grootste die zij tot dusver ondernomen hadden. Gebruik makend van de gegevens welke de Japanse spionage had opgeleverd, had generaal Imamoera, de opperbevelhebber van het Zestiende Leger, besloten op vier punten op Java's lange noordkust te landen, drie in het westen, één in het oosten. In het westen (zie de kaarten XVII en XVIII op de pag.'s 1002-1003) zou de rechtstreeks uit Japan afkomstige zde infanterie-divisie landen aan weerszijden van Merak en in de Bantambaai en de Sjoji-brigade bij Eretan Wetan ten noordwesten van Cheribon. De zde divisie diende zich in eerste instantie rneester te maken van het regeringscentrum: Batavia en Buitenzorg, en door te stoten naar het zuidoosten en de Sjoji-brigade moest het vliegveld Kalidjati veroveren, waar 'onmiddellijk Japanse bommenwerpers naar toe gevlogen zouden worden, alsmede de brug bij Krawang over de brede Tjitaroem welke in een later stadium, d.w.z. na de bezetting van Batavia, door delen van de zde divisie gebruikt zou worden om naar Bandoeng op te rukken. Op Oost-Java zou de 48ste infanterie-divisie (die welke op het schiereiland Bataan uit het front was teruggenomen) ten oosten van Rembang \ landen om zo snel mogelijk door te stoten enerzijds naar Soerabaja en Malang, anderzijds naar Tjilatjap; gehoopt werd dat die 48ste divisie zou kunnen voorkomen dat de niet ver van Rembang, nl. bij Tjepoe, gelegen aardolie-installaties zouden worden vernield.

XCVoor de westelijke invasiemacht waren 55 transportschepen nodig (Imamoera bevond zich aan boord van een van die schepen), voor de oostelijke 38.

XCHet westelijk convooi werd eind januari bij Formosa gevormd en kwam op 10 februari in de Baai van Camranh aan (zie kaart XII op de pag.'s 738-739), het oostelijk convooi werd gevormd bij het eiland Luzon in de Philippijnen en arriveerde op 13 februari in Jolo. De datum voor de landingen op Java was toen vastgesteld op 26 februari, iets later dan generaal Teraoetsji, de opperbevelhebber van de Nanjo-legergroep, aanvankelijk in de geest had - het uitstel was gevolg van het feit dat meer tijd dan geraamd was nodig was geweest om enkele vliegvelden op 9

918 [PDF]
DE JAPANSE CONVOOIEN NADEREN JAVA INEENSTORTING

Brits-Borneo en op Malakka gereed te maken voor operaties door bommenwerpers. De Japanse luchtmacht zou verder beschikken over twee vliegvelden op en bij Sumatra (bij Palembang en op Banka), over twee op Nederlands-Borneo (bij Balikpapan en Bandjermasin), over twee op Celebes (bij Kendari en bij Makassar) en tenslotte over het pas veroverde vliegveld op Bali. Nog een wijziging werd in de plannen aangebracht: op Borneo was het zo rustig gebleken dat op 16 februari besloten werd, de Sakagoetsjibrigade die Tarakan, Balikpapan en Bandjermasin had veroverd, goeddeels toe te voegen aan de oostelijke invasiemacht en háár opdracht te geven, naar Tjilatjap op te rukken. Zulks betekende dat aan het oostelijk convooi nog 4 transportschepen werden toegevoegd. In de Javazee verwachtte de Japanse marineleiding louter bondgenootschappelijke onderzeeboten te zullen ontmoeten, geen bovenwatereenheden. Die marineleiding nam namelijk aan dat de Combined Striking Force, die louter nederlagen had geleden en die, na de vooralook op de vliegvelden op Java gerichte aanvallen van de Japanse bommenwerpers, in de lucht geen enkele steun van betekenis mocht verwachten, zich tijdig uit de zeegebieden benoorden Java zou terugtrekken - het was de functie van het in de Indische Oceaan met vier vliegkampschepen kruisende Japanse eskader om zoveel mogelijk van die zich terugtrekkende eenheden op te vangen en uit te schakelen; dat eskader voer op 26 februari de Indische Oceaan op. De dekkingseskaders van de invasieconvooien waren aanvankelijk nogal zwak gehouden: zware kruisers waren er niet bij ingedeeld. Van een aantal kleinere eenheden. afgezien, bestond het westelijk dekkings·eskader uit twee lichte kruisers en vijftien torpedobootjagers, het oostelijk dekkingseskader uit één lichte kruiser en veertien torpedobootjagers. Na de vlootgevechten bij Bali namen Japanse verkenners evenwel nog steeds bondgenootschappelijke bovenwatereenheden, waaronder zware kruisers, in de Javazee waar - het gevolg was dat de Japanse vice-admiraal Kondo, die alle marine-operaties in de Nanjo leidde, op 22 februari besloot, de dekkingseskaders te versterken: het westelijke met vier zware kruisers en vier torpedobootjagers, het oostelijke met twee zware kruisers. Die laatste twee moesten evenwel uit de buurt van Timor naar de Javazee opstomen, een afstand van ca. 1000 km - dat vergde uitstel van de landingen op Java met twee dagen. Beide invasieconvooien waren toen al naar Java onderweg; het westelijke bleef enige tijd kruisen ter hoogte van Pontianak (West-Borneo), het oostelijke ging bij Balikpapan (Oost-Borneo) voor anker. 9 1

919 [PDF]

XCDrie dagen later, op 25 februari, begonnen beide convooien opnieuw de Javazee te naderen.

XCOver welke marinestrijdkrachten beschikte admiraal Helfrich nog?

XCVan de Nederlandse onderzeeboten, oorspronkelijk vijftien in getal, waren in december en januari zes verloren gegaan en van de resterende negen lagen er eind februari drie in Soerabaja in reparatie - voor een inzet waren er zes beschikbaar. Veel talrijker waren de Amerikaanse onderzeeboten: van de zes-en-twintig die zich uit de Philippijnen hadden teruggetrokken, opereerden er nog vier-en-twintig in Indische wateren (en daarvan wellicht vijftien in de Javazee, in Straat Makassar en in de Zuidchinese Zee), maar hun torpedo's deugden nog steeds niet en zij konden in de laatste fase van de strijd om Indië de Japanners dan ook geen enkele schade berokkenen. Aan bovenwatereenheden beschikte Helfrich over acht kruisers, waaronder twee zware, en twaalf torpedobootjagers. Die eenheden hadden het, mits gecombineerd, stellig kunnen opnemen tegen het oostelijke Japanse dekkingseskader dat drie kruisers, waaronder twee zware, en veertien torpedobootjagers was gaan tellen - het westelijke dekkingseskader was met zijn zes kruisers, waaronder vier zware, en negentien torpedobootjagers te sterk. Hoe sterk die Japanse dekkingseskaders waren, wist Helfrich overigens niet. Hij wist evenmin op welke plaatsen op Java de Japanners zouden landen. Het lag voor de hand, te veronderstellen dat zij, aangezien Batavia en Soerabaja de belangrijkste te veroveren steden waren, op zijn minst op de noordkust zowel in het westen als in het oosten zouden landen.' Hij had in elk geval op 23 februari, enkele dagen dus na de zeegevechten bij Bali, de Combined Striking Force in tweeën gesplitst: in een op Tandjong Priok en een op Soerabaja gebaseerd eskader. Dat had hij overigens niet gedaan om aan de twee Japanse landingen tegelijk weerstand te kunnen bieden - bittere noodzaak had hem tot die splitsing gedwongen. De Japanse luchtbombardementen hadden namelijk zowel in Tandjong Priok als in Soerabaja zoveel olietanks in vlammen doen opgaan, dat in geen van beide havens alle bovenwatereenheden van de Combined Striking Force

XC1 Op de zuidkust werd een landing in de Wijnkoopsbaai (zie kaart XVIII op de pag.'s rooz-croojjmogelijk geacht. 9

920 [PDF]
DE 'COMBINED 'STRIKING FORCE' GESPLITST

met olie bevoorraad konden worden. Na de splitsing bestond het Tandjong Priok-eskader, de Westelijke Striking Force, uit de zware Engelse kruiser 'Exeter', de twee sinds kort in Indische wateren aangekomen oude Engelse kruisers' Danae' en 'Dragon', de twee Australische kruisers' Hobart' en 'Perth', vijf Engelse torpedobootjagers (waarvan twee uit de Eerste Wereldoorlog dateerden) en één Nederlandsejager: de 'Evertsen'. De op Soerabaja gebaseerde Oostelijke Striking Force bestond uit de zware Amerikaanse kruiser 'Houston' (die één van zijn drie geschuttorens miste), de twee Nederlandse kruisers 'De Ruyter' en 'Java', vier (eveneens uit de Eerste Wereldoorlog daterende) Amerikaanse torpedobootjagers en twee Nederlandse: de 'Kortenaer' en de 'Witte de With'.

XCUiteraard was het voor die twee Striking Farces een groot nadeel dat zij niet langer Combined waren: hemelsbreed was de afstand tussen hun twee bases ongeveer die van Rotterdam tot Brest - zij zouden, raakten zij met de Japanners slaags, elkaar geen hulp kunnen verlenen. Het gevaar was groot dat zij elk, los van de ander, op een numeriek oppermachtige tegenstander zouden stuiten. Vóór die strijd zou die tegenstander, die het luchtruim beheerste, de beschikking hebben over voldoende verkenningsberichten en tijdens die strijd zou hij, althans bij daglicht, de steun hebben van sterke luchtmachteenheden - Helfrich mocht er niet op rekenen dat hij voldoende verkenningsberichten kreeg, en de bondgenootschappelijke luchtmacht op Java was tot een minimum gereduceerd. Daar kwam dan nog bij dat de Japanse eskaders, waarvan de schepen jarenlang samen geoefend hadden, een werkelijke eenheid vormden, hetgeen men van de Striking Farces niet kon zeggen (daar waren al de communicaties te gebrekkig voor); voorts, dat de Japanners in de torpedo's die door hun kruisers en jagers ook op grote afstand gelanceerd konden worden, een wapen bezaten dat verresuperieur was aan dat der bondgenoten; verder, dat verscheidene van de bondgenootschappelijke eenheden oud of zelfs zeer oud waren en, tenslotte, dat van hun opvarenden in de voorafgaande weken (de weken van de klamme hitte van de natte moesson) al buitensporig veel was gevergd.

Katastrofe ter zee

XC

XCAlvorens wij de Slag in de Javazee gaan beschrijven, d.w.z. de zeeslag waarin het grootste deel van de Oostelijke Striking Force tenonder ging en waar nog de ondergang van het grootste deel van de Westelijke 9

921 [PDF]
INEENSTORTING

Striking Fcme op is gevolgd, willen wij herhalen dat op 22 februari van de Combined Chiefs of Staff te Washington inzake de verdediging van Java deze algemene instructie Was uitgegaan/

XC'All men of fighting units for whom there are arms must continue to fight without thought of evacuation, but air forces which can more usefully operate from bases outside Java ... , should be withdrawn.' .

XC'De vlootstrijdkrachten waren in die instructie niet genoemd. Over die vlootstrijdkrachten had, na Harts vertrek, Helfrich bevelsbevoegdheid, eerst onder Wavell, vervolgens, na Wavells vertrek en de opheffing van Abda-Command, onder van Starkenborgh. Voor Helfrich was het, zoals reeds bleek, ondenkbaar dat de Koninklijke Manne de Indische wateren zou verlaten zonder voor het behoud van Java slag te hebben geleverd, en die zienswijze had van Starkenborgh t.ot de zijne gemaakt. Helfrich was daarbij bevoegd, de hem door de Verenigde Staten, Engeland en Australië ter beschikking geitelde marinestrijdkrachten voor het behoud ván Java in te zetten - hij zou wellicht in een gewetensconflict zijn geraakt, indien de Combined Chiefs ei Staff in hun instructie hadden opgenomen dat niet .alleen de lucht- maar ook de zeestrijdkrachten die nuttiger van bases buiten Java zouden kunnen opereren, teruggetrokken moesten worden; dat hadden de Combined Chiefs evenwel niet gedaan. Helfrich heeft, dat is duidelijk, gehandeld in de geest van de aan Wavell verstrekte instructie. Hij had op aanvulling van die instructie kunnen aandringen in die zin dat wat voor de luchtstrijdkrachten was bepaald, ook voor de zeestrijdkrachten zou gelden: dat die eenheden, die nuttiger van bases buiten Java zouden kunnen opereren, de Indische wateren zouden mogen verlaten. Waarom heeft Helfrich daar niet op aangedrongen? Wij willen dat in Zijn eigen woorden weergeven. 'Ik besloot', verklaarde hij in '49 aan de Enquêtecommissie',

XC'de strijd op te nemen en daarbij heb ik als volgt geredeneerd: Nederlands-Indië was het belangrijkste overzeese gebiedsdeel van het koninkrijk met zeventig miljoen mensen van zeer verschillend ras, die onder Nederlands gezag en onder de Nederlandse vlag tot orde en welvaart waren gebracht. Al deze onderdanen keken in vertrouwen tot ons op, De vloot was de first line of defence - ze was voor

XC1 Men vindt eenzelfde betoog in deel I van zijn in '50 verschenen Memoires op de pag.' s 84 en

922 [PDF]
HET BESLUIT TOT DE SLAG IN DE ]AVAZEE

dit doel gebouwd en geoefend ... In 1940, toen Nederland in de oorlog werd betrokken, had de gehele heterogene bevolking zich spontaan aan Nederlandse zijde geschaard ... Onder deze omstandigheden was het naar mijn mening morele plicht om te blijven en het uit te vechten, ook in de Javazee, met het risico dat ontwijken naar de Indische Oceaan om elders in het kader der algemene Geallieerde oorlogvoering de strijd voort te zetten, niet meer mogelijk zou zijn. Ook in de Javazee, want het zou onlogisch en door niemand begrepen zijn dat wij wèl vochten voordat de vijand de Javazee bereikt had, om weg te lopen zodra hij in de Javazee kwam en het hoofdeiland, de regeringszetel en het grootste deel der bevolking bedreigde. De bevolking zou zich pijnlijk in de steek gelaten voelen en misschien had dit ook politieke repercussies gehad. Later, na de oorlog, had men ons dit met recht kunnen verwijten en dat verwijt wilde ik in elk geval ontgaan. Wij hadden geen voor de bevolking begrijpelijke argumenten kunnen aanvoeren, dat wij niet anders konden. Ik had mij bepaald geschaamd als ik had moeten erkennen dat de vloot vertrokken was, toen de vijand vlak voor de deur stond, In dit belangrijke gebied van het koninkrijk, waar zeventig miljoen onderdanen leefden, moest de vloot zich inzetten.' I

XCIn een later verhoor door de Enquêtecommissie voegde Helfrich daar, nog een argument aan toe:

XC'Uit het feit dat Java tot het uiterste moest worden verdedigd met alle op dat ogenblik aanwezige troepen, volgde voor mij automatisch dat ik ook de zeeslag moest aanvaarden, want indien men daarbij succes zou hebben en de Japanners verliezen zou toebrengen, dan zou het vechten voor de troepen op Java gemakkelijker worden."

XCWij komen aan het slot van dit deel op de waarde van deze argumenten terug. Hier willen wij slechts weergeven wat terzake de opinie was van Wavell, van van Starkenborgh, die formeel verantwoordelijk was voor Helfrichs besluit, de strijd in de javazee aan te gaan, en van Doorman die dat besluit met 'zijn Striking Force moest uitvoeren.

XC'Generaal Wavell', aldus Helfrich aan de Enquêtecommissie,

XC'vloog op 25 februari naar Colombo. Vóór zijn vertrek ... deelde [ik) de generaal mee dat ik tot het laatste toe zou stand houden met de zeestrijdkrachten, Hij knikte goedkeurend en zei mij dat hij hetzelfde zou doen."

XCWij trekken de juistheid van de weergave van de opinie die Wavell9 2

I Getuige C. E. L. Helfrich, punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 69008. 2 A.v., vraagno. 87383. 'A.v.

923 [PDF]
INEENSTORTING

op 25 februari geuit zou hebben, niet in twijfel maar tekenen er wel bij aan dat Wavell geen deskundige was op het gebied van de zee-oorlog en er vier dagen eerder in een brief aan Churchill van was uitgegaan dat Helfrich uiteindelijk zijn schepen zou terugtrekken: 'American navy', had hij toen geschreven,

XC'is already shifting its depot ships to Australia with approval of Helfrich, and Helfrich himself is preparing, I think, when further resistance is hopeless, to sail surviving ships to join Eastern Fleet at Colombo.' I

XCWat dacht van Starkenborgh van het inzetten van de Striking Forces?'Ik kan niet zeggen', verklaarde hij in '48, ook al aan de Enquêtecommissie,

XC'dat ik mij nog het gesprek voorstel waarin het besluit tot de aanval genomen is, maar het staat mij voor dat het voor admiraal Helfrich en, op zijn initiatief, ook voor mij reeds geruime tijd vaststond dat de vloot een uiterste poging moest doen om de landingen te verhinderen. Wel degelijk was in het bewustzijn het risico aanwezig dat deze onderneming met zich zou brengen. Maar als men eenmaal zegt: 'Deze schepen kunnen blijven om de strijd mede te voeren', en men weet dat het geen hopeloze strijd is2, is het voor de hand liggend dat de vloot op het laatste ogenblik ook wordt ingezet, zoals reeds in het voornemen gelegen had. Ongetwijfeld zal ik mijn medewerking daaraan hebben gegeven. Dit kan niet beslist zijn zonder mij. Mij staat alleen niet meer voor de geest het bepaalde ogenblik waarop dat besluit definitief gevallen is. Of dat, wat mij betreft, schriftelijk is gegaan of mondeling, weet ik niet. Maar meermalen is tussen admiraal Helfrich en mij besproken, dat op het laatste ogenblik de vloot moest worden ingezet om de landiri.gen te vertragen en de vijand zo groot mogelijke verliezen toe te brengen.' 3

XCAangezien van Starkenborgh niet alleen een sterk verantwoordelijkheidsgevoel maar ook een uitstekend geheugen had, leiden wij uit deze verklaring af dat er in de dagen die aan de Slag in de ]avazee voorafgingen, inzake de vraag of de Striking Forces al of niet ingezet moesten

XCI Brief, 2I febr. I942, van Wavell aan Churchill in John Connell: Wavell, p. I95. 2 In de tekst staat: 'een hopeloze strijd'. Dat houden wij voor een fout in de uitwerking van het stenogram - wij kunnen ons niet voorstellen dat van Starkenborgh met het inzetten van de Striking Forces accoord zou zijn gegaan als hij die inzet als hopeloos had beschouwd, trouwens: dat was niet de opinie van Helfrich en van Starkenborgh, die geen militair deskundige was, voer op diens kompas. Er komen in de door de Enquêtecommissie gepubliceerde verhoren een enkele maal meer van dergelijke fouten voor. 3 Getuige van Starkenborgh, Enq., dl. VIII c, p.

924 [PDF]
HET BESLUIT TOT DE SLAG IN DE ]AVAZEE

worden, géén speciaal contact is geweest tussen Helfrich (die zijnerzijds van zodanig contact ook geen melding heeft gemaakt) en de landvoogd - dat contact was ook niet nodig: van Starkenborgh had 'geruime tijd' eerder Helfrichs zienswijze overgenomen, 'dat de vloot een uiterste poging moest doen om de landingen te verhinderen', en die poging werd door Helfrich niet als hopeloos beschouwd: vooral des nachts zou men, meende hij, als de fortuin meezat, aan de Japanse invasievloot of -vloten zware schade kunnen toebrengen. Was dat bij Bali niet ook gelukt? Doorman oordeelde daar anders over. Zeker, ook hij verkeerde in de veronderstelling dat bij Bali een belangrijk succes was geboekt, maar zijn Combined Striking Force was op 4 en 15 februari zo zwaar aangevallen door de Japanse luchtmacht, dat hij het voor vrijwel zeker hield dat hij, als hij met zijn eenheden in de Javazee bleef, daar tenonder zou gaan. Dat zag hij in strijd met de beginselen van de oorlog ter zee en dat had hij aan Helfrich ook gezegd. 'De door mij voorgestane strategic', schreef Helfrich in zijn memoires,

XC'was uiteraard aan Doorman bekend. Wij spraken er dikwijls over. Hij stemde er in beginsel in hoofdzaken mee in, behalve op één punt. Dat wij moesten blijven en vechten was.ook voor hem een axioma, ook voor de verdediging van Java zelf, dus in de Javazee ... Hij wilde echter niet dat a priori vastleggen doch wilde de deur openhouden. Hij kende aan dat ene, voor mij overwegende argument: nooit de bevolking in de steek laten, .. -, niet die waarde toe welke ik er aan hechtte. Naar zijn mening kon er een moment komen dat tijdig ontwijken naar de Indische Oceaan, teneinde in de verdere Geallieerde oorlogvoering een factor van betekenis te blijven, de voorkeur zou kunnen verdienen' 1

XChet denkbeeld van dat 'tijdig ontwijken' werd door Helfrich principieel verworpen. Doorman gehoorzaamde, als goed marine-officier. Op 22 februari zond hij aan de commandanten van alle eenheden van wat toen nog de Combined Striking Force was, een in het Engels gestelde speciale mededeling" die aan alle opvarenden bekendgemaakt moest worden: 'In accordance with a message I receivedfrom Abdajloat' (Helfrich),

XC'I inform all officers and ships' companies that the situation is very serious. I wish to impress upon all oj you the necessity for every effort against the enemy to prevent his landing on Java. Every opportunity for offensive action must be seized and sacrifices must be made to this end. This will be the general line of our conduct in the next days.'

XC1 C. E. 1. Helfrich: Memoires, dl. I, p. 197. 2 Tekst in S. E. Morison, dl. III, p.

925 [PDF]
INEENSTORTING

XCAan deze van Helfrich afkomstige instructie voegde Doorman nog een eigen passage toe:

XC'Owing to the experiences during several engagemen_ts with the enemy during the last three weeks I fully trust that every man shall understand the earnestness of this message and will realize that we will have 10 do our duty until the last moment.'

XC'Wij vechten met de rug tegen de muur', schreef hij die dag in een persoonlijke brief aan zijn in Alexandrië wonende schoonouders,

XC'... dus de kansen qat ikjullie later in het Hiernamaals terugzie, zijn oppervlakkig gezien groter dan op het ondermaanse, doch met Gods hulp kan alles zich ten goede keren. In ieder geval is het beter om te sterven als een man dan te leven als een slaaf van Hitler en consorten.' 1

XCDe eerste alarrriberichten kwamen op dinsdag de zaste binnen: 's middags van MLD-vliegboten die in Straat Makassar een groot zuidwaarts stomend Japans convooi hadden waargenomen (het convooi van de oostelijke invasiemacht), 's avonds van de observatiepost op het eilandje Bawean dat in de ]avazee ligt,km ten noorden van Soerabaja - die post gaf per radio door, dat twee verdachte vliegboten waren geland. De volgende dag bleken dat Japanse vliegboten te zijn en toen gingen ookjapanners, die op schepen waren aangevoerd, op Bawean aan land. Ook dat werd doorgegeven. Aangezien Helfrich op dat moment niets wist van het naderen van de westelijke invasiemacht, reageerde hij op deze berichten door op woensdag de meeste eenheden van de Westelijke

150

XC1 Aangehaald in Anth. van Kampen: Ik val dan, volgt mijl, p.

926 [PDF]
HELFRICH GELAST: UITVAREN!

Striking Force, nl. de kruisers' Exeter' en 'Perth' en drie Engelse torpedobootjagers. opdracht te geven zich bij de Oostelijke Striking Force te voegen. De kruiser 'Hobart', die bij Priok n.og olie meest bijladen, kon niet naar Soerabaja meevaren - hij bleef met de oude kruisers' Danae' en 'Dragon', de 'Evertsen' en de twee stokoude Engelse torpedobootjagers de Westelijke Striking Force vormen.

XCVolgens de Japanse gegevens werd het westelijke invasieconvcoi zowelop woensdag als .op donderdag door een bondgenootschappelijke vliegboot verkend, het oostelijke niet - in feite kwam evenwel juist met betrekking tot dat oostelijke corivooi donderdagmiddag vroeg een van een Ml.Dvvliegboot afkomstig verkenningsbericht bij Helfrich te Bandoeng binnen, inhoudend dat ca. 325 km teri noordoosten van Soerabaja, d.w.z. bij de ingang van Straat Makassar, een convooi van dertig transportschepen was waargenomen dat, door twee kruisers en vier torpedobootjagers begeleid, in zuidwestelijke richting stoomde: naar Java dus. Helfrich gaf dit bericht telefonisch aan Doorman in Soerabaja door en voegde er de opdracht aan toe, dat de nu met de 'Exeter', de 'Perth' en drie Engelse torpedobootjagers versterkte Oostelijke Striking Force na het invallen van de duisternis moest uitvaren teneinde het gemelde convcoi aan te vallen en te vernietigen en nadien naar Priok .op te stomen - was eenmaal met de oostelijke Japanse invasiemacht afgerekend, dan, zo hoopte Helfrich kennelijk, kon wellicht met een westelijke (als die kwam opdagen) hetzelfde geschieden. Nog een maatregel nam hij om een Japanse landing .op Oost- Java te bemoeilijken: hij gaf de mijnenlegger 'Gouden Leeuw' opdracht, in de nacht van donderdag .op vrijdag een nieuw mijnenveld te leggen in de Baai van Toeban (zie kaart XVII .op de pag.'s 1.0.02-1.0.03)die voor zulk een landing bij uitstek geschikt was. De 'Gouden Leeuw' .legde er ca. 10.0 mijnen - hun ligging werd aan Doorman doorgegeven.

XCNa ontvangst van Helfrichs· order riep Doorman de marinecornmandant te Soerabaja, kapitein-ter-zee Koenraad. zijn eigen chef-staf, kapirein-luitenant ter zee J. A. de Gelder, en enkele leden van de eskaderstaf bijeen. De eerste vraag die onder .ogen werd gezien was of de Striking Force steun in de lucht kon ontvangen. Er werd contact .opgen.omen met generaal van Oyen, onder wie nu de bondgenootschappelijke luchtstrijdkrachten ressorteerden - men vernam dat de generaal voornemens was, de weinige toestellen die nog .op Oost-java beschikbaar waren (enkele Amerikaanse bommenwerpers, B-17'S, een tiental Amerikaanse jagers, P-40's, en enkele Nederlandse), rechtstreeks in te zetten tegen de Japanse transportschepen:

927 [PDF]
INEENSTORTING

bieden aan de Striking Force. Was het dan verantwoord de strijd met de Japanners te zoeken? Zeker, er waren slechts twee kruisers en vier torpedobootjagers waargenomen, maar Doorman en de overige marineofficieren namen aan dat zich veel talrijker en veel sterker Japanse eenheden in de buurt bevonden en dat de Japanse bommenwerpers, om te beginnen van Kendari uit, zich overdag niet onbetuigd zouden laten. Het leek zelfmoord om met een zo heterogeen samengesteld eskader als de Striking Force de Japanners te lijf te gaan - was het niet verstandiger dat de Striking Force nu verlof kreeg, op Ceylon en Australië terug te vallen? Tegen Koenraad zei Doorman,

XC'dat hij zich alleengelaten voelde, nu hij moest vechten zonder vliegtuigen en praktisch zonder verkenningsberichten. En de vloot noemde hij een opgejaagd stuk wild. Geen officier was in drie dagen en nachten in z'n kooi geweest en met de minderen was het nog erger.' 1

XCHij besloot Helfrich op te bellen. Twintig jaar later, in '62, gaf deze ons mondeling het volgende verslag van dit hoogst belangrijke telefoongesprek:

XC'Doorman zei tegen mij: 'Wij hebben weinig kans.' Ik zei: 'Er is geen enkel verkenningsbericht van een Japans vliegkampschip of van een Japans slagschip.' Nee, hij zei iets meer, hij zei: 'Hebben we nog kans? Ik geloof maar heel weinig. Is het dan niet beter om weg te gaan op tijd en de Geallieerden buiten Java te helpen?'

XCIk stelde daar drie argumenten tegenover: ten eerste stond het van te voren al vast dat we in de Javazee zouden vechten, terugtrekken was onaanvaardbaar als aanwijzing dat we in de Javazee niet zouden vechten. Ten tweede hadden de Geallieerde vloten de versterking met het restantje vloot van ons niet nodig. Ten derde luidden de orders uit Washington: standhouden, ook met de vloot. Ik zei: 'Dus je blijft en je vecht het uit.' Ik zei verder: 'De kans op succes is inderdaad gering, maar hij is aanwezig."

XCHelfrich vroeg ook nog hoe Doorman, die in de voorafgaande tijd voortdurend geplaagd was door buikloop, zich nu voelde. Het antwoord was: 'Dat gaat wel.' Doorman, aldus Helfrich, 'zei tenslotte: 'Nou, dan ga ik.' Hij zei niet dat hij het met mijn beslissing eens was'? neen, hoe kon Doorman dát zeggen? Hij die, anders dan Helfrich, tweemaal persoonlijk de kracht der Japanners had ervaren (wij rekenen het zeege

XC1 A.v., p. 151. 2 C. E. LzHelfrich, 2 febr.

928 [PDF]
DOORMAN SPREEKT MET ZIJN COMMANDANTEN

vecht bij Bali niet mee), trok de zin van het hem gegeven bevel in hoge mate in twijfel. Maar uitvoeren zou hij het.

XCVoor de bij die uitvoering te volgen koers bestonden er twee mogelijkheden: Doorman kon recht in de richting van Straat Makassar varen of hij kon voor de kust van Madoera en Oost-Java gaan kruisen. Aangezien hij in de nacht als het ware blind zou varen en, de eerste mogelijkheid kiezend, heel wel, zonder het te merken, het Japanse convooi op grote afstand kon passeren, besloot hij tot de tweede mogelijkheid. Hij stelde verder vast, welke formatie de Striking Force zou aanhouden en welke tactiek zou worden gevolgd als men de Japanners zou ontmoeten, en riep vervolgens laat in de middag de comrnandanten van alle tot zijn eskader behorende eenheden bijeen in het door de marine gevorderde hoofdkantoor van de Algemene Nederlands-Indische Electriciteitsmaatschappij. 'De commandanten',. aldus later de commandant van de 'Kortenaer', luitenant-ter-zee eerste klasse A. Kroese,

XC'verschenen op de conferentie alsof het een feestelijke afternoon-tea gold, zo correct waren zij gekleed in witte, gesteven uniformen met blinkende schouderbedekkingen. Oude bekenden en wapenbroeders uit vorige acties schudden elkaar enthousiast de hand. 'Waar zit Billy op het ogenblik?''What about your family?' Buiten huilden de sirenes een nieuw luchtalarm maar niemand stoorde zich er aan ... Toen hvamen schout-bij-nacht Doorman en zijn chef van de staf, kapitein-luitenant-ter-zee de Gelder, binnen. Het werd plotseling doodstil. De zittenden waren opgesprongen, allen stonden in de houding. Schout-bij-nacht Doorman keek glimlachend de kring van zijn commandanten rond en knikte hen toe ... Toen verzocht de chef van de staf de heren plaats te nemen aan de lange conferentietafel. Schout-bij-nacht Doorman nam het woord.

XCAangezien de zeer ernstige algemene toestand aan een ieder bekend was, behoefde hij hierover niets meer te zeggen. De Striking Force was door Abda-vloot in de Javazee gehouden om volledig te worden aangewend wanneer de grote Japanse landingsexpedities zouden loskomen. Dit moment was thans aangebroken en de opvarenden van de vier nationaliteiten zouden hun plicht doen.'

XCToen Doorman vervolgens de door hem bepaalde formatie uiteenzette en toelichtte, bleek dat aan enkele van zijn schepen nogal wat mankeerde. "Maar", zei hij toen, aldus Kroese, 9 2

929 [PDF]
INEENSTORTING

"geluklPg kan ik ook nog van wat vrolijkers vertellen dan van onvolkomenheden van schepen en uitvallen uitde formatie.'

XCDe commandanten spitsten hun oren.

XC'Er bestaat namelijk een kans dat we bij deze gelegenheid enige fighter-protectie tegemoet kunnen zien.' .

XCEen hartelijk gelach barstte los ... Fighter-protectie, het mocht wat! Haha!

XCSchout-bij-nacht Doorman vertelde nu dat de vliegtuigtender 'Langley' onderweg was naar Tjilatjap met een lading jachtvliegtuigen die misschien nog op tijd zouden kunnen komen. 'Toa little and too late, mompelde een der Amerikaanse comrnandanten.' I

XCNadat Doorman daarna nog de re volgen tactiek had aangegeven,

XC'zei [hij] tenslotte dat, wanneer de Striking Force de vijandelijke aanval in het oostelijk gedeelte van de Jàvazee met succes had afgeslagen, zij zich zou 'verplaatsen naar de westelijke.javazee om de ook in dat gebied riaderende Japanse transporrvloten aan te vallen ... Met een stevige handdruk en een bemoedigende blik van verstandhouding namen de aanwezigen afscheid van elkaar en spoedden zich naar hun oorlogsbodems."

XCNaar de 'De Ruyter' teruggaand, zei Doorman tegen delaatste bekende die hij aan de ~al sprak: 'Over een paar dagen vreten de visjes me.':' In die geest uitte zich ook de chef-machinekamer van de 'De Ruyter' die een collega-officier toevoegde: 'Dit wordt je laatste ritje." Er was als gevolg van de luchtbombardementen van Scerabaja vrijwel geen man meer aan de walover die de trossen van de schepen los kon gooien - bij die van de 'Kortenaer' deed dat de vrouw van de commandant. Opvallend Was overigens dat de schepen uitvoeren met hun volledige bemanningen - de geest Was goed, niemand was gedrost,"

XCI De 'Lang/ey' werd één dag later door de Japanners tot zinken gebracht. 2 A Kroese: Neder/amis Zeemacht in oorlog, p. 38. 3 K W. L. Bezemer, IS jan. 1962. 4 Anth. van Kampen: Ik val aan, volgt mij!, p. II7. :5 'Er deserteert', schrijft Anthony van Kampen in zijn Ik va/ aan, volgt mij! (p. 143), 'niet één man, terwijlze weten dat ze met de dood aan boord varen. Niet één man sluipt weg. Niet één blanke man en niet één Indonesiër.' Bij dat 'niet één Indonesiër" tekenen wij aan dat, aldus later de marine-officier Vrornans, 'de schepen van de zeegaande vloot praktisch uitsluitend met Europeanen waren bemand bij de gevechten' (A. ç. Vromans: 'Verslag 19.41--'1945', .p. 16) de marineleiding had de meeste inheemse opvarenden door Europese reservisten vervangen.

930 [PDF]
DOORMAN ZOEKT DE JAPANNERS

Het telefoongesprek met Doorman had bij Helfrich enige bezorgdheid gewekt: zou Doorman de hem bevolen actie wel met voldoende vasthoudendheid doorzetten? Of zou hij haar wellicht, als hij met oppermachtige Japanse eenheden slaags raakte, afbreken? De vlootvoogd besloot er geen twijfelover te laten bestaan Wat hij wenste. Hij zond die donderdagavond even: na half elf Doorman het bevel: 'You must continue attacks till enemy is destroyed," Doormans Striking Force voer toen langs de noordkust van Madoera oostwaarts - het was bijna volle maan en het zicht was goed. Er was geen Japans schip te zien. Op dat moment bevond het Japanse convooi zich nog een eindweegs ten noorden van Bawean. Het was donderdag in de namiddag niet alleen door een Nederlandse maar ook door een Amerikaanse vliegboot verkend (de Amerikaan had minstens achttien schepen geteld en het voor mogelijk gehouden dat een van de oorlogsbodems een vliegkampschip of slagschip was) en die Amerikaanse verkenning had er toe geleid dat Eubank zes van zijn resterende B-17'S, vier van Madioen, twee van .Malang, opdracht had gegeven, het convooi aan te vallen. Van de vier uit Madioen moesten drie terugkeren wegens motorpech, het vierde toestel viel volgens de Amerikaanse gegevens (de Japanse zwijgen er over) in het begin van de avond het convooi aan, één uur later gevolgd door de twee uit Malang die 35 schepen telden (ook over die aanval zwijgen de Japanse gegevens). Omtrent die operaties en waarnemingen vernam Doorman aanvankelijk niets - Koenraad hoorde er van in Seerabaja en zond donderdagavond om tien uur bericht aan Doorman. Ruim een half uur later deed Helfrich hetzelfde. Geen van de twee telegrammen bereikte Doorman, vermoedelijk als gevolg van storing in de radioontvangst. Om één uur lil de nacht van donderdag 26 op vrijdag 27 februari

XC1 'Ik wilde', schrijft Helfrich in zijn memoires (dl. I, p. 398), 'hem' (Doorman) 'duidelijk doen weten dat hij tot elke prijs moest aanvallen, en ik achtte het ogenblik daartoe gunstig, omdat nog geen enkel verkenningsbericht op een vijandelijke overmacht had geduid; integendeel, hier moest snel gehandeld worden, voordat de Japanse vlootvoogd meerdere strijdkrachten, welke ongetwijfeld in het westen en in het oosten beschikbaar waren, had aangetrokken. Hit and run!''Deze toelichting', merkt Bezemer op, '(valt) moeilijk te rijmen ... met de tekst van het aan Doorman gerichte" telegram. Niets in de bewoordingen daarvan wees er op dat admiraal Helfrich zijn eskadercommandant wilde voorschrijven, de hit and run-tactiek toe te passen. Integendeel, er werd uitdrukkelijk geëist, de aanvallen voort te zetten tot de vijand vernietigd zou zijn' (K W. L. Bezemer: Zij vochten op de zeven zeeën, p. 333) 93

931 [PDF]
INEENSTORTING

bereikte de Striking. Force de oostpunt van Madoera. Zij ging toen op tegenkoers en voer westwaarts. Er was opnieuw geen japanner te zien. Toen het daglicht werd, voer Doorman verder naar het westen. Daarbij werd zijn eskader om negen uur 's ochtends aangevallen door enkele japanse vliegtuigen - schade brachten die niet teweeg, maar zij en enkele japanse verkenningstoestellen bleven in de buurt, zodat Doorman moest aannemen dat al zijn bewegingen aan de japanse oorlogsbodems werden doorgegeven. Vrijdagochtend om ongeveer half tien was hij ter hoogte van Rembang. Hij had Helfrich telegrafisch over de japanse luchtaanval ingelicht. Helfrich seinde terug: 'Ondanks de luchtaanvallen moet gij de vijand om de oost zoeken en aanvallen', aanvallen dus bij daglicht, , hetgeen de Striking Force na de mislukte uitval naar Palembang (I 5 februari) steeds had vermeden. 'Om de oost', d.w.z. benoorden Madoera, was Doorman al geweest! Om twaalf uur zond hij daaromtrent bericht aan Helfrich, er aan toevoegend: 'Het succes van de actie hangt geheel af van goede verkenningsberichten, welke mij in de afgelopen nacht ontbraken.' Vijf minuten later liet hij een waarschuwing volgen: 'Uithoudingsvermogen personeel heden aan· grens en morgen zeker ver overschreden.' Hij had er genoeg van om met zijn uitgeputte bemanningen in het wilde weg naar de vijand te zoeken en Helfrichs jongste order naast zich neerleggend, besloot hij naar Soerabaja terug te varen waar zijn oorlogsbodems olie konden inladen en de bemanningen wellicht een paar uur rust konden krijgen alvorens er vrijdagavond opnieuw op uit te gaan.

XCIn de middag, even voor half drie, toen de Striking Force Soerabaja al genaderd was, kreeg Doorman eindelijk de duidelijke verkenningsberichten die hij zo bitter had gemist. Een van de berichten, afkomstig van een MLD-vliegboot, hield in dat zich ca. 25 km ten westen van Bawean vijf-en-twintig transportschepen bevonden, begeleid door twee kruisers en zes torpedobootjagers, van welke één kruiser en vier torpedobootjagers met volle kracht zuidwaarts voeren, het convooi achter zich latend. Er was dus een japans convooi java op een paar uur varen genaderd en zijn escorte leek voor de Striking Force, die vijf kruisers en negen torpedobootjagers telde, niet te sterk. Onmiddellijk gaf Doorman zijn schepen order, de steven te wenden en de vijand tegemoet te gaan. Zijn vijf kruisers voeren in kiellinie. voorop de 'De Ruyter', achteraan de 'java', en vóór de kruiserlinie vormden twee van de drie modernste torpedobootjagers, de Engelse, die naast elkaar voeren, een scherm. Dat de Striking Force van Soerabaja wegvoer, gaven japanse verkenningsvliegtuigen terstond aan de japanse eskadercommandant door - deze ging

932 [PDF]
DE SLAG IN DE ]AVAZEE

onmiddellijk met zijn vier kruisers, waaronder twee zware, en dertien van zijn veertien torpedobootjagers op de Striking Force af.

XCDe strijd ontbrandde om kwart over vier, toen de twee zware Japanse kruisers op een afstand van omstreeks 25 km het vuur openden. Die afstand was te groot voor Doormans lichte kruisers en jagers - onmiddellijk gaf hij opdracht de Japanners, die zeer zuiver bleken te schieten, dichter te naderen, hetgeen hij naar de mening van de commandant van de 'Perth', die met zijn schip in de Middellandse Zee belangrijke successen had geboekt, niet in de vereiste mate en niet snel genoeg deed. Voltreffers op de 'De Ruyter' en de 'Houston' brachten geen grote schade teweeg. Ook een eerste Japanse torpedo-aanval, waarbij meer dan veertig torpedo's werden gelanceerd (het was voor het eerst dat de Japanners hun gevaarlijke langlopende torpedo's gebruikten), had geen succes. Terwijl die aanval gaande was, vlogen drie Amerikaanse bommenwerpers, door tien P-40'S en vier Nederlandse Buffalo's begeleid, over de gevechtszone - zij hadden evenwelopdracht, niet de Japanse oorlogsbodems maar de transportschepen aan te vallen (zij raakten er één van). Steun in de lucht kreeg Doorman niet, ook al had hij er om vier uur nog dringend om gevraagd.

XCToen de strijdende eskaders, elkaar beschietend, dicht in de buurt van het Japanse convooi waren gekomen, besloot de Japanse vlootvoogd een tweede torpedo-aanval uit te voeren om de Striking Force terug te drijven: nu werden, terwijl de Japanners hun geschutvuur voortzetten, acht-enzestig torpedo's gelanceerd. Door het geschutvuur werd de 'Exeter' zwaar getroffen, zes van de acht ketels vielen uit; het schip verloor vaart, de op de 'Exeter' volgende 'Houston' ontweek het, zijn koers wijzigend, de 'Perth' en de 'Java' deden hetzelfde, zo ook de jagers, en met dat alles werd de slagorde van de Striking Force, die goed gecoördineerd artillerievuur mogelijk had gemaakt, verbroken. Erger nog was dat de 'Kortenaer' midscheeps door een, overigens niet op dit schip gerichte, torpedo werd getroffen en in tweeën brak; het achterschip zonk snel weg, het voorschip bleef nog een tijd rechtstandig drijven - de overlevenden kwamen in het water terecht waar reddingsvlotten ronddreven.

XCEven voor half zes gelastte Doorman de drie Engelse jagers een tegenaanval uit te voeren; een van die drie bleef evenwel de 'Exeter' beschermen, twee voeren op de vijand af en een van die twee, door een granaat getroffen, kwam stil te liggen, werd in brand geschoten en moest verlaten worden - de tweede jager al die Doorman kwijt was. Nog een derde ging hij missen: de 'Witte de With', die hij opdracht gaf, als escorte van de 'Exeter' naar Soerabaja terug te keren.

933 [PDF]
INEENSTORTING

XCOm de orde in zijn gelederen te herstellen seinde Doorman om zes uur 'all ships follow me'.' Nadien voeren de 'Perth', de 'Houston' en de 'Java' weer achter Doormans vlaggeschip, de 'De Ruyter', in kiellinie. Opnieuwontstond een artillerieduel met de japanse eenheden en daarvan werd hu een jagerzo zwaar beschadigd door een salvo, vermoedelijk van de 'Perth', dat hei schip zich aan de strijd onttrok en langzaam naar de landingsplaats bij Rembang opstoomde. De derde serie japanse torpedo's, vier-en-twintig in totaal, miste haar doelen, maar in deze fase van de strijd viel de kortegolfzender van de 'De Ruyter' uit, zodat Doorman nadien slechts met handseinlampen de verbinding met zijn eenheden kon onderhouden; het was een gebrekkig systeem dat veel tijd vergde - verscheidene commandanten van de Engelse, Australische en Amerikaanse eenheden, wier vertrouwen in Doormans tactische capaciteiten toch al was aangetast, moesten nadien naar zijn bedoelingen gissen. Een torpedo-aanval, uitgevoerd door de vier stokoude Amerikaanse jagers, had geen succes - zij hadden nu al hun torpedo's verschoten. Intussen waren, terwijl het snel donker werd, de strijdende eskaders de javawal ter hoogte van Soerabaja dicht genaderd, hetgeen de japanse vlootvoogd, die verliezen door onderzeeboten en mijnen wilde voorkomen en die wist dat het invasieconvooi zich nu op veilige afstand bevond, aanleiding gaf, zijn smaldeel met een boog naar het westen noordwaarts terug te trekken. 'De vijand trekt zich naar het westen terug', seinde Doorman even voor zeven uur aan Helfrich, 'waar is het convooi?' - dat wist hij nog steeds niet, maar hij had, nu westnoordwest varend, een koers gekozen die hem recht op het convooi deed afstevenen. Er naar op zoek, wijzigde hij zijn koers weer - nu raakte hij met een deel van het japanse eskader slaags dat opnieuw torpedo's lanceerde; die misten alle hun doelen. Kort na acht uur ging Doorman weer zuidwaarts om langs de javawal naar de Baai van Toeban .t,t;. varen - misschien kon hij dáár het japanse convooi vinden. Om negen uur (er was een gevechtspauze ingetreden) bevond hij zich weer dicht bij Soerabaja. De vier Amerikaanse jagers die niet alleen door hun torpedo's heen waren maar ook bijna geen brandstof meer hadden, braken eigener beweging de strijd af en keerden naar Soerabaja terug. Met nog maar vier kruisers en twee Engelse jagers ging Doorman westwaarts. Een nieuwe ramp trof hem om half tien: een van de twee jagers zonk na een zware ontploffing, vermoedelijk van een van de mijnen die de 'Gouden Leeuw' in de voorafgaande nacht had gelegd.

XCt Het hem toegeschreven sein: 'Ik val aan, volgt mij' heeft hij nooit gegeven.

934 [PDF]
DE SLAG IN DE ]AVAZEE

XCNu weer noordwaarts varend, naderden Doormans overgebleven eenheden de plek waar de 'Kortenaer' gezonken was. 'Zij joegen', aldus een van de overlevenden van de 'Kortenaer',

XC'rakelingslangs ons heen, terwijlonze vlotten om en om werden geworpen door de kokende boeg- en hekgolven. Maar wij juichten en gilden, want daar, boven op de hoge afweerdekken, aan de kanonnen, zagen wij duidelijk onze vrinden! Brullend en bruisend raasden zij voorbij: de Nederlander, de Australiër, de Amerikaan en tenslotte nog een Nederlander. I Vier kruisers, uiterst vermogen lopende onder een tropische maan, ik wist niet dat het zo'n imposant schouwspel kon opleveren! Onder het voorbijrennen hadden een paar Amerikanen op het achterschip van de 'Houston' een reddingslicht afgeworpen. Dat dobberde nu in onze nabijheid, een dansende vlam op zee. Wij keken de vier kruisers na, met weemoed in het hart! Zij hadden geen jagerscherm meer bij zich ... 'Dit is de laatste keer dat we hen gezien hebben', zei een van de officieren van de 'Kortenaer'.'?

XCNog een schip voer op deze drenkelingen af: de laatste Engelse jager, die korte tijd nadat de kruisers de drenkelingen gepasseerd waren, van Doorman opdracht had gekregen naar hen te zoeken en hen, als hij hen gevonden had, naar Soerabaja te brengen. Inderdaad, de jager pikte de drenkelingen op en voer met hen naar Soerabaja. Doorman was zijn laatste jager kwijt. Helfrich evenwel had gelast: 'You must continue attacks till enemy is destroyed' Doorman blééf in de aanval, hoeveel hij ook al van zijn bemanningen had gevergd, en dat laatste niet alleen van het bovendeksmaar vooralook van het benedendeks-personeel: in de ruimten waar de machines op vol vermogen liepen, steeg de temperatuur soms tot boven de zestig graden; ieder die er werkte, baadde in het zweet en slikte het ene zouttablet na het andere om het door de transpiratie ontstane zouttekort te compenseren.

XCOmstreeks elf uur ontstond een nieuwartillerieduel, ditmaal met de twee zware Japanse kruisers. Over en weer werden treffers geplaatst. Weer gingen de Japanners hun gevaarlijkste wapen gebruiken, de torpedo's: er werden er twaalf gelanceerd (vermoedelijk de laatste waarover zij beschikten), alle in de richting van de 'Houston', wellicht ook van de 'Perth'. Geen van die twee kruisers werd geraakt, maar een van de torpedo's trof de 'Java' in het achterschip, dicht bij de munitiebergplaats - dat gehele achterschip brak af, de kruiser kwam stil te liggen en de commandant,

1 Respectievelijk de 'De Ruyter', de de en de 'Java'. 2 Aangehaald in K W. L. Bezemer: p. 337.

935 [PDF]
INEENSTORTING

kapitein-luitenant-ter-zee P. B. M. van Straelen, gaf order hem onmiddellijk te verlaten; daarbij kon men geen enkele sloep strijken en van de reddingsvesten (om vrijer 'te zijn in hun bewegingen hadden veel bemanningsleden die vesten niet omgedaan) was slechts een deel bereikbaar..

XCNog geen twee minuten na de 'Java' werd ook de 'De Ruyter', die vlak voor de 'Perth' voer, door een van de op de 'Houston' en de 'Perth' gerichte torpedo's getroffen. Een geweldige explosie deed zich voor. 'I thought it would fry us:' zei later een opvarende van de 'Perth'. 'It was so close you could smell burning paint and a horrible stink like burning bodies.' 1'Het was', aldus een opvarende van de 'De Ruyter', een korporaal van de mariniers, 'alsof het schip uit het water gelicht werd. Alle lichten vielen uit. We maakten zware slagzij en er brak brand uit op het afweerdek. De commandant' (kapitein-luitenant-ter-zee Lacomblé) 'zei: 'Nu is het afgelopen." 2 Ook hij gaf opdracht, het schip te verlaten, maar pas nadat het zijn vaart had uitgelopen. Zoveel mogelijk reddingsvlotten werden in zee geworpen, maar van alle sloepen kon er slechts één gestreken worden.

XCWat van de 'Java' overgebleven was, zonk twintig minuten na de treffer in de diepte, de brandende 'De Ruyter' bleef ongeveer anderhalf uur drijven. Op de 'Java' had men in het geheel geen tijd om de gewonden in veiligheid te brengen, op de 'De Ruyter' lukte dat met de lichtgewonden - de zwaargewonden moest men achterlaten. Omtrent Doormans lot bestaat geen volstrekte zekerheid maar het waarschijnlijkste is dat hij aan boord van zijn vlaggeschip gebleven is en verkozen heeft daarmee ten onder te gaan; dat deden ook zijn chef-staf de Gelder en de commandant van de 'De Ruyter', Lacomblé. Om ongeveer één uur 's nachts ging het schip plotseling hoog op en neer om vervolgens snel onder het wateroppervlak te verdwijnen.

XCTwee kruisers waren over: de 'Perth' en de 'Houston'. De commandant van de 'Perth', oudste in rang, achtte voortzetting van de ongelijke strijd zinloos - hij gaf order hem af te breken, waarna de twee kruisers, die door de Japanners in het geheel niet achtervolgd werden, met hoge snelheid naar Priok voeren. Daarheen onderweg werden zij, toen het licht geworden was, door Japanse vliegtuigen verkend; aangevallen werden zij niet.of

I Ray Parkin: The (1960), p. 240. 2 Aangehaald in K W. L. Bezemer: p. 340.

936 [PDF]
DE SLAG IN DE ]AVAZEE

De Slag in de Javazee was verloren. Aan boord van de Striking Force had men in de hitte van de strijd aan geïsoleerde waarnemingen de conclusie verbonden dat de Japanners zware verliezen waren toegebracht: één zware kruiser zou tot zinken gebracht en één beschadigd zijn, één lichte kruiser in brand geschoten en minstens drie torpedobootjagers óf in brand geschoten öf tot zinken gebracht - in werkelijkheid had slechts één Japanse torpedobootjager zoveel schade opgelopen dat hij het gevechtsterrein had moeten verlaten. Van de Striking Force evenwel waren twee kruisers en drie torpedobootjagers tot zinken gebracht en was één zware kruiser, de 'Exeter, dusdanig beschadigd dat hij naar Soerabaja had moeten terugvaren. De Striking Force had het oostelijke Japanse invasieconvooi niet kunnen vinden en er dus ook geen schade aan kunnen toebrengen; zij had wèl bereikt dat de Japanse vlootvoogd besloten had, de landingen op Java vier-en-twintig uur uit te stellen.

XCHet waren de 'Perth' en de 'Houston' die kort na het gebeuren naar Bandoeng seinden dat de 'De Ruyter' en de 'Java' tot zinken waren gebracht op een punt ongeveer 80 km ten zuidwesten van Bawean, d.w.z. ca. 50 km uit de kust van Java. Het bericht werd naar Soerabaja doorgegeven en vandaar liet· kapitein-ter-zee Koenraad kort na vier uur in de nacht van vrijdag op zaterdag de door de marine als hospitaalschip ingerichté KPM'er 'Op ten Noort', een schip van meer dan 6000 ton, uitvaren om overlevenden te zoeken. Toen dit schip zich in het begin van de zaterdagochtend nog op enige afstand van de plek bevond waar . deNederlandse kruisers waren gezonken, werd het, hoewel het als Rode Kruis-schip kenbaar was, door twee Japanse torpedobootjagers aangehouden; het kreeg opdracht, benoorden Bawean voor anker te gaan en daar tot zondagochtend twaalf uur te blijven. De Japanners zeiden dat zij zelf naar overlevenden van de Slag in de Javazee zouden gaan zoeken. Van de vermoedelijk op een Nederlandse mijn gelopen Engelse torpedobootjager (de explosie had aan veertien man het leven gekost) konden tachtig opvarenden in reddingssloepen de kust bereiken, maar toen die sloepen naar het schip terugkeerden, bleek het gezonken te zijn. Van de ca. honderdvijf-en-zeventig overige opvarenden werden bijna honderd door de Japanners opgepikt; enkele anderen dreven op zondag

937 [PDF]
INEENSTORTING

op een vlot aan land ten westen van Rembang; zij werden in een zendingshospitaal opgenomen en enkele dagen later werden twee hunner door Islamietische fanatici vermoord.

XCMinder overlevenden waren er van de Engelse jager die door de Japanners in brarid geschoten was: slechts ruim vijftig werden in de nacht van vrijdag op zaterdag opgepikt door een Amerikaanse onderzeeboot die naar Soerabaja onderweg was; 'vololie, toegetakeld, ziek, halfverdronken, verbrand door vuur en zout water; dorstig en wankelend moesten zij', aldus een door Bezemer geciteerde beschrijving, 'door het luik naar binnen worden gedragen.' I Van de zo snel gezonken 'Java' waren er maar weinig overlevenden: negentien van de ruim vijfhonderd opvarenden. Tot de geredden behoorde niet commandant van Straelen, wel de eerste officier, luitenantter-zee eerste klasse J. Beckering Vinckers. Hij en de overige overlevenden werden door een Japanse jager opgepikt :_ zij kwamen aan bcord van een ander Japans schip enkele dagen later in Makassar aan, waar Beckering Vinckers, na mishandeld te zijn, met onthoofding werd bedreigd als hij niet alles meedeelde wat hij van de bondgenootschappelijke vloot wist; hij weigerde en kreeg vervolgens, toen hij samen met andere marine-officieren door een cornrriissie van hoge Japanse marine-officieren werd verhocird, van een dezer te horen: 'Gij hebt dapper gevochten in de zeeslag, maar niet erg bekwaam.' 2 De ondergang van de 'De Ruyter' kostte het leven: aan tweehonderdvijf-en-dertig van de bijna vierhonderdveertig opvarenden. In de enige sloep die men had kunnen strijken, kwamen zes-en-tachtig opvarenden terecht, onder hen twee Amerikaanse seiners die voor Doorman de verbindingen met de 'Houston' en de vier Amerikaanse torpedobootjagers hadden onderhouden. Die twee seiners werden op zaterdag omstreeks twaalf uur overgenomen door een tweede Amerikaanse onderzeeboot, de resterende vier-en-tachtig inzittenden, die van de Amerikanen voor vijf dagen water en voedsel meegekregen hadden, werden, na een eerste ontmoeting met een Japanse jager die de sloep liet doorvaren, zondag dicht onder de Javawal gedwongen aan boord te gaan van een tweede Japanse jager die hen op dinsdag 3 maart bij Rembang aan land zette; daar werden zij in de tuin van een inheems bestuursambtenaar gevangen gezet.

XCAndere opvarenden van de 'De Ruyter' wisten op reddingsvlotten in

XCI A.v., p. 344. 2 A.v., p.

938 [PDF]
ONDERGANG VAN DE 'EXETER'

leven te blijven. Ruim veertig werden zatetdagavond laat opgepikt door een Japanse torpedobootjager en enkele dagen later aan boord van de 'Op ten N aart' gebracht die toen verlof had gekregen, beoosten Bawean naar drenkelingen te zoeken. Ook andere geredden van de 'De Ruyter' kwamen op de 'Op ten Noort' terecht.

XCOp zaterdag 28 februari werd in Soerabaja met man en macht aangepakt om de ketels van de 'Exeter' te herstellen. 's Avonds was de zware kruiser, al kon hij maar de helft van zijn maximumsnelheid halen, weer vaargereed. Om zeven uur verliet hij Soerabaja, begeleid door een oude Amerikaanse torpedobootjager die niet aan de Slag in de Javazee had deelgenomen, en door de enige Engelse jager die die slag had overleefd. Ook de 'Witte de With' had opdracht, de 'Exeter' te begeleiden maar men had bij deze Nederlandse jager de beschadigde schroefas niet kunnen herstellen. De bedoeling was dat de 'Exeter' een grote boog zou rnaken in de Javazee teneinde te pogen, via Straat Soenda naar Ceylon te ontkomen.

XCZondagmorgen kort na tien uur werden de 'Exeter' en zijn twee begeleidende jagers door de twee zware Japanse kruisers verkend die de 'De Ruyter' en de 'Java' tot zinken hadden gebracht. De Japanners hadden bijna al hurt munitie verschoten en riepen twee andere zware kruisers die zich verder westelijk bevonden, te hulp; ook vijf Japanse torpedobootjagers kwamen opdagen. Na een vuurgevecht dat bijna een uur duurde, gingen de Japanners tottorpedo-aanvallen over - alle torpedo's misten. Aan boord van de 'Exeter' was toen de krachtinstallatie uitgevallen, waardoor alle zware en middelbare batterijen buiten werking waren gesteld. De commandant die niet meer terug kon slaan, besloot zijn schip tot zinken te brengen, liet daar het nodige toe verrichten en gaf bevel, van boord te gaan. Even na twaalf uur zonk de 'Exeter' in de diepte - er waren ruim zevenhonderd overlevenden die door de Japanners naar de 'Op ten Noort' werden overgebracht.

XCOok de Engelse jager die zware schade had opgelopen, werd door zijn commandant tot zinken gebracht; van dit schip werden de overlevenden maandagochtend opgepikt door een Japanse jager.

XCDe Amerikaanse jager zag kans in een plotseling opgekomen zware regenbui te ontkomen; hij hoopte onder de kust van Borneo weg te

939 [PDF]
INEENSTORTING

komen, werd evenwel in het begin van de middag door een Japans vliegtuig verkend en vervolgens aangevallen door twaalf bommenwerpers, afkomstig van het enige vliegkampschip dat van de Nonjo-vioot deel uitmaakte en dat vrijdag door de Japanse vlootvoogd uit de buurt van Saigon (Frans-Indo-China) was aangetrokken ter versterking van het dekkingseskader van het westelijk invasie-convooi. Ook de Amerikaanse jager werd door zijn commandant tot zinken gebracht. De overlevenden dreven in hun sloepen en op hun vlotten meer dan twee etmalen in de Javazee rond voor zij door een Japanse jager werden opgepikt.

XCDe drie oorlogsbodems die van Soerabaja uit via Straat Soenda naar Ceylon hadden trachten te ontkomen, waren dus alle vernietigd.

XCDe flottieljecommandant van de vier oude Amerikaanse torpedobootjagers die in de Slag in de Javazee al hun torpedo's verschoten hadden, had besloten een andere route te wagen: bezuiden Madoera, dan, al was het een berucht moeilijk vaarwater, tussen Java en Bali door, en tenslotte de Indische Oceaan over naar Australië. De vier vertrokken zaterdagavond, werden, na Straat Bali bekwaam gepasseerd te zijn, door drie Japanse torpedobootjagers verkend die zij van zich af wisten te schudden, ontsnapten als door een wonder aan de verkenningstoestellen en eenheden van het bezuiden Java kruisende vliegkampschip-eskader en liepen op woensdag 4 maart een Australische haven binnen.

XCWat was het lot van de op Priok gebaseerde Striking Force?

XCToen daar op woensdagfebruari de 'Houston' en de 'Perth' waren weggevaren, waren er slechts de Australische kruiser 'Hobart', de twee oude Engelse kruisers' Danae' en 'Dragon', twee oude Engelse torpedobootjagers en de Nederlandse torpedobootjager 'Evertsen' achtergebleven. Nadien had Helfrich nog overwogen of hij de 'Hobart' en de 'Evertsen' aan Doormans Strik_ing Force kon toevoegen - hij had tenslotte gemeend dat het te riskant was, die schepen op donderdag goeddeels bij daglicht naar de buurt van Soerabaja te laten varen. In plaats daarvan gaf hij de zes oorlogsbodems opdracht, in de nacht van donderdag op vrijdag opnieuw op zoek te gaan naar de Japanners.

25

XCDonderdagavond om tien uur liep de Westelijke Striking Force uit. Zij bevond zich nog in volle zee toen het daglicht werd. In de vroegte werd zij, varend in de richting van het westelijk invasieconvooi, door een 94

940 [PDF]
DE WESTELIJKE 'STRIKING FORCE'

Japans toestel verkend. Het gevolg was dat de hier commanderende Japanse vlootvoogd de landingen op West-Java een etmaal uitstelde - hij zond zijn dekkingseskader overigens niet op de Striking Force af omdat hij vreesde dat deze als lokaas diende om zijn eskader naar een onbekend mijnenveld of naar een linie van onderzeeboten te trekken. Onverrichterzake kwam de Westelijke Striking Force vrijdagmiddag om één uur in Priok terug. Vrijdagavond omstreeks middernacht voer zij opnieuw uit, maar nu had Helfrich bepaald dat als zij vóór half vijf in de nacht van vrijdag op zaterdag geen Japanners zou hebben ontdekt, de 'Danae' en de 'Dragon' alsmede de twee Engelse jagers via Straat Soenda naar Ceylon zouden mogen varen, en hij had voorts op sterke aandrang van Rear Admiral Palliser, Senior British Naval Officer en chef van zijn staf, goedgevonden dat de 'Hobart' de zwakke Engelse eenheden een eindweegs in de Indische Oceaan zou vergezellen.

XCDe Westelijke Striking Force trof ook in de nacht van vrijdag· op zaterdag in de Javazee geen Japanners aan - de drie kruisers en de twee Engelse jagers voeren weg via Straat Soenda I, namen in Padang nog achthonderd uit Singapore afkomstige Britse en Brits-Indische militairen aan boord en koersten vervolgens naar Ceylon; de 'Evertsen' keerde zaterdagochtend naar Priok terug.

XCDaar vielen die ochtend de 'Perth' en de 'Houston' binnèn. Zij laadden olie en munitie bij, 's avonds waren zij weer vaargereed.

XCEr waren in de middag twee Japanse invasievloten verkend waarvan één (die met de zde infanterie-divisie welke bij Merak en in de Bantambaai zou landen) zich ca. 150 km ten noorden van de noordwestpunt van Java bevond, en één (die met de Sjoji-brigade welke bij Eretan Wetan zou landen) ca. 100 km ten noorden van Priok voer; bij die eerste invasievloot bevonden zich, aldus het verkenningsbericht", kruisers, torpedobootjagers 'en vliegdekschepen' (in werkelijkheid het ene vliegkampschip dat wij al vermeldden) en tussen de tweede invasievloot en Java zouden Japanse kruisers en jagers varen. Helfrich nam aan dat het in de nacht van zaterdag op zondag tot de Japanse landingen zou komen - die wilde hij na alle verliezen die in de Slag in de Javazee geleden waren, nu niet meer trachten te voorkomen, wèl wilde hij over de 'Houston', de 'Perth' en de 'Evertseri' blijven beschikken: hij gaf hun94

I Toen op zondag I maart bericht kwam, dat de Japanners op Java waren geland, keerde de niet meer naar de Indische wateren terug. 2 Tekst: dl. VII, p. 29.

941 [PDF]
INEEN STORTING ONDERGANG VAN DE 'HOUSTON' EN DE 'PERTH'

bevel, naar Tjilatjap te varen, waartoe zij, aldus zijn aanwijzing, een wijde boog moesten maken in de javazee, als het ware achter de Japanners om, en vervolgens Straat Soenda moesten passeren onder dekking van de Sumatrawal. De cornmandanten van de 'Houston' en de 'Perth' legden, wellicht na overleg met Palliser, Helfrichs aanwijzing naast zich neer en kozen de misschien niet veiligste maar wel snelste route: van Priok linea recta naar Straat Soenda, Zij verlieten Priok om acht uur 's avonds, de 'Evertsen', die om half drie Helfrichs order ontvangen had Om, zodra het donker was, naar Tjilatjap te gaan, kon pas om kwart voor negen wegvaren en haalde de twee kruisers niet meer in. De drie schepen waren's middags, toen zij nog in Priok lagen, door de Japanners verkend, maar dat was voor de Japanse vlootvoogd geen reden geweest om de nu al driemaal vier-en-twintig uur uitgestelde landingen bij Merak, in de Bantambaai en bij Eretan Wetan opnieuw uit te stellen: op die drie punten naderden de invasievloten, voorafgegaan door mijnenvegers (mijnenvelden waren et overigens niet gelegd), de kust van Java; bij die drie punten patrouilleerden Japanse jagers, bij de Bantambaai lag voorts een Japanse kruiser en ten noorden daarvan hielden zich het Japanse vliegkampschip en vier zware kruisers gereed om in te grijpen, twee, van die zware kruisers op geringe afstand. Om even over half elf zag de Japanse jager die de landing in de Bantambaai aan de oostkant dekte, in het maanlicht de 'Houston' en de 'Perth' naderen. De jager sloeg onmiddellijk alarm en poogde achter de twee kruisers te komen, Dil: voeren de Bantambaai binnen waar enkele tientallen Japanse transportschepen gemeerd lagen en de lariding in volle gang Was. Hadden de 'Houston' en de 'Perth' eich de tijd gegund, dan 'hadden zij van die schepen die de zde Japanse infanterie-divisie aan boord hadden alsmede generaal Imamoera en diens gehele staf, vele zwaar kunnen beschadigen of tot zinken brengen, maarde comrnandanten van de 'Houston' en de 'Perth', volledig geconcentreerd op de afweer van japanse marine-eenheden en wetend dat, als zij door Straat Soenda wilden ontsnappen, elke minuut telde, gunden zich die tijd niet: zij losten slechts weinig schoten die wèl schade a~nrichtten maar volgens de Japanse gegevens geen schepen deden zinken. De ontsnapping van de 'Houston' en de 'Perth' mislukte. Beide schepen werden bij het westelijke einde van de Bantambaai opgewacht door zes Japanse torpedobootjagers en de ene kruiser die er zich bevond, terwijl uit het noorden de twee dichtbij liggende zware Japanse kruisers met grote snelheid naderden, Met geschutvuur en torpedo's gingen de in 94

942 [PDF]

groepen optredende Japanse eenheden de fel van zich afbijtende Amerikaanse en Australische kruiser te lijf. De hevige strijd, om half twaalf ontbrand, duurde ongeveer een half uur - toen verkeerde de 'Perth' in zinkende toestand. :be commandant gaf opdracht, het schip te verlaten; het zonk een kwartier later. Van ca. twaalf uur af konden alle Japanse eenheden zich dus op de 'Houston' concentreren die door een torpedotreffer in het voorschip al geen centraal geleid vuur meer kon afgeven en waarvan bovendien de voorste geschutstoren (één van de twee die nog over waren) was uitgeschakeld. 'Dan' (wij citeren Bezemer)

XC'treft een geheel salvo de achterste machinekamer waar de ontsnappende stoom onder hoge druk vrijwel al het daar aanwezige machinepersoneel doodt. Ongeveer twintig 'minuten over twaalf wordt de tvireede geschutstoren getroffen. Captain Rooks geeft bevel de kruitmagazijnen onder water te zetten om ontploffingen te voorkomen; de zware batterijen zijn hierdoor buiten werking gesteld. Nog vechten door die er toe in staat zijn, want de I2 Y2 cm batterijen en de mitrailleurs zijn nog grotendeels intact. Overal aan dek liggen doden en stervenden.

XCTegen half één treffen drie torpedo's de 'Houston' aan stuurboordzijde, Van alle kanten dringt water het schip binnen en de commandant beveelt'schip verlaten!' te blazen. Captain Rooks komt dan van de brug en juist wanneer hij buiten zijn hut afscheid neemt van verschillende officieren en mannen, treft een Japanse granaat een der mitrailleurs in de buurt. De gehele stuksbemanning wordt gedood en een deel van het affuit slaat los en treft de commandant in de borst, 'die in de armen zijner officieren na enkele ogenblikken sterft.

XCDe eerste officier, Commander Roberts, ziet dat het schip nog vrij veel vaart loopt en hij besluit nog even te wachten met het verlaten van het schip ... De mannen blijven vuren, maar het schip ligt nu bijna stil en nabijgekomen Japanse jagers mitrailleren de dekken. Omstreeks kwart voor één wordt definitief het hoornsignaal voor'schip verlaten!' geblazen en wie daar nog bij machte toeis, springt over boord. Nog geen kwartier later slaat de 'Houston' om en zinkt weg.' I

XCVan de meer dan duizend opvarenden van de 'Houston' werden er driehonderdacht-en-zestig door de Japanners aan bcord van hun schepen genomen, van de zeshonderdtachtig opvarenden van de 'Perth' ruim driehonderd.

XCOok in dit felle zeegevecht hadden de Japanners talrijke torpedo's gelanceerd: bij elkaar vijf-en-tachtig. Slechts enkele daarvan hadden de twee bondgenootschappelijke kruisers getroffen, vijf evenwel, die om

I KW. L. Bezemer: p. 35I.

943 [PDF]
INEENSTORTING

streeks middernacht gelanceerd waren door een van de twee zware Japanse kruisers, hadden, aldus de Japanse gegevens, lang doorlopend als zij waren, zware sèhade toegebracht aan een aantal eigen schepen: een Japanse mijnenveger was geëxplodeerd en van de in de Bantambaai voor anker liggende grote transportschepen was één gezonken en waren drie zwaar beschadigd. Ca. driehonderd Japanse militairen waren daardoor om het leven gekomen - generaal Imamoera, die zich met zijn staf op een van de zwaar beschadigde schepen had bevonden, was te water geraakt en dreef drie uur lang met een zwemvest om in de met olie bedekte golven rond. Toen hij uit zee gevist werd, bleek de radio": installatie waarmee hij de verbinding met zijn onderbevelhebbers moest onderhouden, onder het wateroppervlak verdwenen te zijn; dat zou hem in de eerste dagen van de operaties op Java veellast bezorgen - met de elders op Java gelande troepen kon hij slechts in contact blijven door middel van briefjes die met vliegtuigen werden overgebracht.

XCGelijk al vermeld, verliet de torpedobootjager 'Everts en' Priok op zaterdagavond om kwart voor negen. Ook hij voer rechtstreeks in de richting van Straat Soenda. Toen de commandant daar evenwel geschutvuur hoorde, week hij noordwaarts uit teneinde met een boog onder de kust van Sumatra te komen. Dat lukte. Vandaar ging hij evenwel niet de bochtige Sumatrawal volgen maar trachtte hij midden door Straat Soenda de Indische Oceaan te bereiken. Zijn schip werd daarbij om twee uur 's nachts in het maanlicht door twee Japanse jagers verkend die een aantal treffers wisten te plaatsen. Twee branden braken uit waarvan men slechts één wist te blussen. De vuurleiding was defect geraakt en toen de commandant, die nu alsnog trachtte onder de Sumatrawal te komen, opnieuw de twee Japanners zag naderen, achtte hij het niet verantwoord, het tot strijd te laten komen - hij besloot zijn schip te vernietigen. Alle torpedo's werden weggeschoten en alle geheime stukken overboord geworpen en vervolgens werd de brandende 'Everts en' op een rif gezet bij een van de eilandjes in Straat Soenda. Op het schip werd ook nog een tijdbom geplaatst die op zondagmiddag explodeerde.

XCHet grootste deel van de bemanning nam op het eilandje zijn intrek in een leegstaande kampong. Enkelen die in bootjes Java of Sumatra trachtten te bereiken, kwamen om. De overigen gaven zich op 8 maart

944 [PDF]
ONDERGANG VAN DE 'EVERTSEN'

aan de japanners over, waarna de Europeanen onder hen in een gevangenis op Zuid-Sumatra werden opgesloten; de inheemsen werden vrijgelaten.

XCTerwijl de invasievloten java naderden, ageerden er zes Nederlandse onderzeeboten in de javazee: de 'K 8', 'K 9' en 'K IQ' in het oosten, de 'K 14', 'K IS' en '0 19' in het westen.

XCDe 'K 8' en 'K 9' konden geen doelen vinden en werden na de Slag in de javazee naar Australië gezonden.

XCDe 'K 10' (de onderzeeboot die in januari met zoveel moeite uit Tarakan was ontsnapt) wilde op zaterdag 28 februari bij de Baai van Toeban enkele japansc oorlogsbodems aanvallen maar werd ontdekt voordat hij zijn torpedo's had kunnen lanceren en vervolgens met dieptebommen aangevallen. 's Avonds trachtte de 'K IQ' opnieuween japans oorlogsschip aan te vallen - hij werd beschoten, moest onmiddellijk onderduiken en kreeg reeksen dieptebom-explosies te doorstaan die schade veroorzaakten. Pas in de loop van zondagmiddag, na zeventien uur intense spanning, kon de boot weer boven water komen; hij voer toen naar Soerabaja terug waar hij, aangezien de schade niet spoedig hersteld kon worden, daags daarna vernietigd werd.

XCIn het westelijk deel van de javazee ontmoette de '0 19' geen vijandelijke schepen; hij voer oostwaarts, bevond zich op 5 maart benoorden Lombok en zette toen koers naar Ceylon.

XCDe 'K 14' viel op zaterdag 28 februari een japanse kruiser aan maar de twee gelanceerde torpedo's misten hun doel. De boot werd anderhalf uur lang met dieptebommen bestookt, leed geen schade en kreeg op maandag 2 maart opdracht, naar Ceylon te varen.

XCDe 'K IS' was de enige die, naar Ceylon op weg, een succes kon boeken. Hij kreeg, op periscoopdiepte varend, ih de ochtend van I maart niet ver van de Bantambaai een van de grootste japanse tankers, een schip van ca. 14000 ton, in zicht dat een sterk escorte had van een kruiser en drie jagers. Desondanks werden twee torpedo's gelanceerd waarvan de tweede raak was (de tanker werd zwaar beschadigd maar kon hersteld worden). Uiteraard werd de 'K IS' onmiddellijkaangevallen: doorvliegtuigen en bovenwatereenheden. In drie uur kreeg hij negen-en-veertig dieptebommen te doorstaan en na enige tijd werd hij, op 18 meter diepte

945 [PDF]
INEENSTORTING

varend, opnieuwaangevallen met vliegtuigbommen en achttien dieptebommen. Die aanvallen werden vergemakkelijkt doordat er olie lekte uit een brandstoftank. Het euvel werd in de nacht van zondag op maandag. hersteld. "Terwijl de bemanning', schrijft Bezerrier,

XC'zich. tijdens de voortdurende aanvallen uitstekend had gehouden, bleek, nu deze voorbij waren, dat zeven-en-zestig dieptebommen plus talrijke vliegtuigbommen voor de meesten toch te ve~1 was geweest. Verschillende mensen kregen huilbuien, terwijl anderen moesten overgeven. De wetenschap, diep onder water te zitten zonder iets terug te kunnen doen, had de spanning tot het haast ondragelijke opgevoerd'

XC'we vechten ons', kreeg de commandant te horen, 'nog liever dood met het kanon dan daar beneden maar te zitten afwachtèn of je er aan zult gaan of niet.' i

XCDe slechte afloop van de Slag in de Javázee, op zaterdag gevolgd dooi" de ondergang van nog. drie oorlogsbodems (de 'Exeter' en de Engelse en de Amerikaanse jager die door de Javazee hadden trachten te ontkomen), brachten in Bandoeng in de nacht van zaterdag op zondag de bevelhebbers van de nog in Indische wateren aanwezige Britse en Amerikaanse eenheden, Palliser en Glassford, tot de overtuiging dat het geen zin had, ter verdediging van Java nieuwe verliezen te riskeren. Omstreeks middernacht vernamen zij bovendien dat een Amerikaanse B-17~bommenwerper die naar Australië onderweg was, in de Indische Oceaan sterke ]apànse eenheden had waargenomen (het eskader met de vliegkampschepen) ~ wilde men nog wegkomen, dan moest men het dus vlug doen, mede omdat de enige relatief veilige haven, Tjilatjap, elke dag het object kon worden van zware Japanse bombardementen.

XCZondagochtend vroeg zochten zij (het is niet duidelijk of zij toen al wisten dat ook de 'Houston' en de 'Perth' tot zinken waren gebracht) Helfrich op. Zij verzochten hem, zijn bevel om tot het laatst stand te houden, in te trekken. Volgens Glassfords kort nadien geschreven verslag" ontwikkelde zich toen het volgende bewogen gesprek:

XC1 Aangehaald a.v., p. 366. 2 Aa.ngehaald in Morison, dl. III, p.

946 [PDF]
HELFRICH, ZONDAG I MAART

XC'HELFRICH: I must decline to accept your recommendation. I must continue resistance as long as I have ships that can fight. I have already ordered a greater concentration of submarines against the enemy in the Java Sea. The enemy u/ill make another attempt to land tonight near Rembang.' He may succeed tonight but I shall attack the next wave of transports.

XCPALLISER: Then I must say to you qs the Senior British Naval Officer ... in this area that my instructions from the Admiralty are to withdraw His Majesty's ships from Java when resistance will serve no further useful purpose. That time, in my judgement, has come. Therefore, I feel it my duty to order His Majesty's ships to India at once, and this I propose to do.

XCHELFRICH: You realize that you are under my orders?

XCPALLISER: I do rif course. But in this vital matter I cannot do other than my duty as I see it.

XCHELFRICH: You know that I lent to the British when Malaya was threatened, all rif my fighting fieet - my cruisers, my destroyers, my submarines, my air, all of it was placed at your disposal for operations as you saw fit. In doing so we suffered great losses. Furthermore, you did not hold Malaya. Singapore now is in the hands of the enemy. You failed. I think the correct course now is to let me continue to handle this situation and save Java.

XCPALLISER: I cannot alter my decision.

XCHELFRICH: Will you delay one hour until I see the Governor General and inform him what you intend to do?

XCPALLISER: I cannot delay longer. Every minute counts now.

XCHELFRICH: And you, Admiral Glassford, what do you irltend to do?

XCGLASSFORD: My instructions are to report to you for duty. Any order you give' me will be obeyed at once. I wish to say to you, however, that I concur without reservation in the advise given you by your Chief of Staff. I am to retire on Australia by order of my Commander-in-Chief if it is necessary to abandon Java, but that is for you to decide.

XCHELFRICH: Very well then, Admiral Palliser, your may give any order yOl! wish to His Majesty's ships. Admiral Glassford, you will order your ships to Australia.'

XCHet verslag van dit gesprek dat Helfrich in zijn memoires geeft", vertoont twee afwijkingen: de woorden 'and save Java' komen er niet in voor en evenmin de laatste zinnen waarin hij Palliser wegens insubordinatie als het ware uitstootte en Glassford bruusk bevel gaf, de beleidslijn te volgen die hij eerder in het gesprek geweigerd had te aanvaarden. Het einde van het gesprek was volgens Helfrich dat hij, in het midden latend wat nu diende te gebeuren, me.edeelde qat hij, zoals hij al had aangekondigd, het gerezen dispuut aan van Starkenborgh zou voorleggen. Inderdaad, hij zocht deze omstreeks negen uur 's morgens op en, aldusDl.

, De Japanners wáren daar al geland. 2 I, p. 435-36.

947 [PDF]
INEENSTORTING

Helfrich, 'in een kort gesprek ... kwamen wij tot de conclusie dat het beter was, het Geallieerde opperbevel op te heffen en de heren de vrije beschikking over hun schepen terug te geven.' 1 Toen Helfrich omstreeks tien uur daarvan mededeling deed aan Palliser en Glassford, hadden beiden de onder hen ressorterende eenheden al gelast, naar Australië te varen. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Helfrich in het korte gesprek met van Starkenborgh tot kalmte gekomen was: hij besefte nu dat de Koninklijke Marine de verdediging van Java moest opgeven. Daar vloeiden belangrijke eonsequenties uit voort: nu gaf hij order dat alle eenheden die daarvoor nog geschikt waren, de resterende vliegboten van de MLD inbegrepen, hetzij naar Australië, hetzij naar Ceylon moesten uitwijken, dat de overige eenheden alsmede de nog bij Priok en Soerabaja liggende koopvaardijschepen en alle walinstallaties vernield moesten worden en dat het aan de wal dienende marinepersoneel, voorzover het niet op de schepen kon meevaren, uit Tjilatjap, dat per trein bereikbaar was, moest worden geëvacueerd. Die order werd zondagmiddag door van Starkenborgh, aan wie Helfrich op die dag zijn tweede bezoek bracht, goedgekeurd. Ook keurde van Starkenborgh goed dat drie hoofdofficieren van het departement der marine: de kapiteins-ter-zee W. J. de Jong en A. G. Vromans en de hoofdofficier van administratie J. G. van Kregten, uit de militaire dienst zouden worden ontslagen en als burgerambtenaar aangesteld teneinde (ten minste als de Japanners hun daartoe de gelegenheid zouden geven) leiding te geven aan de afwikkeling van zaken: .voor de achtergebleven gezinnen van geëvacueerde marinemannen en voor weduwen en wezen van diegenen die waren omgekomen, moest worden gezorgd alsook voor de voorraden goederen die niet vernield zouden worden. Van Starkenborgh, nog steeds opperbevelhebber, gaf Helfrich ook een order zijnerzijds: om naar de hoofdstad van Ceylon, Colombo, te gaan teneinde er zich bij de bevelhebber van de Britse Eastern Fleet, Admiral Layton, te melden en er een nieuw hoofdkwartier in te richten voor de overgebleven eenheden van de Koninklijke Marine en de MLD. 'Het was', schreef Helfrich later, 'geen aangename order. Ik voelde me als een kapitein die het zinkende schip verlaat.'?'Dit is', waren van Starkenborghs afscheidswoorden, 'het droevig einde van een moedige strijd, admiraal. Dit ogenblik ontroert mij. Ik blijf, en ik wens u succes."

XC1 A.V., p. 436. 2 A.V., P.440. 3 A.V.,

948 [PDF]
HELFRICH GAAT NAAR CEYLON

XCHelfrich droeg later op die zondagmiddag zijn bevelhebberschap over aan de chef-staf van het Marinehoofdkwartier, schout-bij-nacht van Staveren, wees twintig officieren en vier minderen aan die hem naar Colombo zouden vergezellen, en nam afscheid van zijn vrouw, tegen wie hij gezegd zou hebben: 'Vóór het einde van hetjaar ben ik hier weer terug en korn je halen." In auto's verlieten hij en zijn ondergeschikten 's avonds laat Bandoeng. Helfrich reed naar een bergmeertje, ca. 50 km ten zuidoosten van Bandoeng, waar zich een MLD- Catalina aan de oever onder de bomen schuilhield voor de Japanners. Maandagochtend in de schemering steeg de vliegboot op om na een tussenlanding in Padang maandagavond koers te zetten naar Ceylon dat dinsdagochtend werd bereikt. De drie Catalina's waarin zich de meesten van zijn ondergeschikten bevonden, bereikten datzelfde eiland van Tjilatjap uit.

XCNaar die plaats vertrokken Palliser en Glassford zondagmiddag per auto - zij hadden er twee Amerikaanse Catalina's uit Soerabaja en twee uit de dichtstbij gelegen plaats in Australië, Broome (zie kaart XI op de pag.'s 706-7°7) ontboden. Omstreeks middernacht begonnen zij aan hun vliegtocht naar Australië. De Catalina's, drie (één had een motordefect gekregen), namen zoveel mogelijk Amerikaanse en Britse militairen mee; andere Amerikanen gingen aan boord van een Amerikaanse onderzeeboot die in Tjilatjap was binnengevallen, en nog anderen scheepten zich met de Amerikaanse en Britse consulaire staven en een aantal andere Amerikaanse en Britse burgers op koopvaardijschepen in. Daarover straks meer.

XCIn afwijking van zijn algemene gedragslijn had Helfrich op vrijdag 27 februari twee marineschepen opdracht gegeven, naar Colombo te varen: uit Tjilatjap het grote voorraadschip 'Zuiderkruis', uit Priok de kanonneerboot 'Soemba' - beide schepen kwamen veilig over. Hetzelfde lukte de mijnenlegger 'Willem van der Zaan' die op zondag I maart Tjilatjap verliet.

XCBehalve de al eerder genoemde 'K 14' en 'K IS' kwam van die zondag

1 Dat hoorde, aldus een verklaring d.d. 8 mei 1947, H. A. Colijn, Slotemakers opvolger als directeur van Aneta, 'tussen 8 en IS maart' ('42) van mevrouw Helfrich persoonlijk. ('Beantwoording vragenlijst H. A. Colijn', p. I, IC, 2 262-64)

949 [PDF]
INEENSTORTING

XCaf uit het westelijk deel van de Javazee geen enkel marineschip met succes

XCweg. Eén probeerde het: de hulpmijnenlegger 'Endeh', bemand door

XCvier-en-twintig vrijwilligers: achttien officieren van de Koninklijke Ma

XCrine, zes van de Gouvernementsmarine. Het schip dat op zondag 1 maart

XClaat in de middag wegvoer, werd in de daarop volgende nacht door het

XCbij de Nanjo-vloot ingedeelde Japanse vliegkampschip en zijn twee

XCbegeleidende jagers verkend en in brand geschoten. Op een lek vlotje

XCwisten zeventien overlevenden een van de talloze kleine eilanden in de

XCJavazee te bereiken. Vier die vandaar naar een ander eiland voeren, waar

XCzij, naar hun door inheemse vissers was gezegd, een prauwen voedsel

XCzouden kunnen vinden, werden op dat tweede eiland door inheemsen

XCvermoord; de dertien overigen kwamen pas eind maart weer op Java aan

XCwaar zij door de Japanners gevangen werden genomen. Uit het oostelijk deel van de Javazee ontkwamen, zoals al vermeld,

XCde oude 'K 8' en 'K 9' naar Australië en week de '0 19' met een omweg .. naar Ceylon uit. Andere onderzeeboten konden, nadat Helfrichs evacu

XCatiebevel was uitgegaan, nog uit Soerabaja wegkomen: de 'K II' die op

XCdinsdag 3 en de 'K 12' die op vrijdag 6 maart wegvoer, toen de bij

XCRembang gelande Japanners Soerabaja al dicht waren genaderd. De

XC'K 12', die kapitein-ter-zee Koenraad en enkele van zijn stafofficieren aan

XCboord had, voer naar Australië; de 'K II' naar Colombo. Uit Soerabaja ontkwamen voorts naar Australië drie kleine hulpmij

XCnenvegers! en ontkwam één van drie mijnenvegers (veel grotere schepen

XCdus) die dat waagstuk ondernamen. Er lagen, toen de Japanners op Java

XCgeland waren, nog twee mijnenleggers in Soerabaja: de 'Gouden Leeuw'

XCen de 'Krakatau', en vier mijnenvegers: de 'Pieter de Bitter', de 'Abraham

XCCrijnssen', de 'Eland Dubois' en de 'Jan van Amstel'. De cornmandanten

XCvan de twee eerstgenoemde schepen hadden geen vertrouwen in een

XCmogelijke ontsnapping en brachten hun schip tot zinken; hetzelfde deed,

XCria enkele dagen aarzelen, de commandant van de 'Pieter de Bitter'. De

XCandere drie comrnandanten waagden het er op en voeren op vrijdag 6

XCmaart weg. De 'Eland Dubois' en de 'Jan van Amstel' deden dat tezamen;

XCzij waren niet gecamoufleerd en werden zaterdag, toen ze bij Madoera

XCvoor anker lagen, door een Japans vliegtuig verkend. De 'Eland Dubois'

XCvertoonde toen gebreken en werd tot zinken gebracht - de 'Jan van

XCAmstel' kreeg twee, overigens geslonken bemanningen aan boord want

XCin Soerabaja was vrij veel personeel gedeserteerd. 's Avonds werd het

XCschip door een Japanse torpedobootjager in brand geschoten, hetgeen aan

XC1 De 'Merbaboe', de 'Rindjani' en de 'Smeroe'.

950 [PDF]
EVACUATIE VAN MARINE-EENHEDEN

de commandant van de 'Eland Dubois' en twee-en-twintig opvarenden het leven kostte. Negen-en-twintig drenkelingen werden, maar pas bijna twee etmalen later, door de Japanners opgepikt en aan boord van het eerdergenoemde, door de Japanners in beslag genomen hospitaalschip 'Op ten Noort' gebracht.'

XCDe COmmandant van de 'Abraham Crijnssen' was de enige geweest die al in Soerabaja zijn schip deugdelijk had gecamoufleerd met netten en takken met bladeren en met een grillige beschildering. Na het vertrek voer hij slechts bij donker - overdag hield hij zich .met zijn schip schuil vlak onder de wal van een of ander eiland waar hij telkens de boomtakken door verse verving. Na een tocht van negen dagen viel de 'Abraham Crijnssen' een Australische haven binnen.

XCMeer marineschepen kwamen niet weg en dat betekende dat vele opgeblazen moesten worden: in Soerabaja de twee jagers 'Banckert' en 'Witte de With' die men niet tijdig had kunnen herstellen (zij waren op zaterdag 28 februari ook nog door Japanse bommen getroffen), de onderzeeboten 'K ro', 'K 13' en 'K 18', alle drie evenmin vaargereed. de (al vermelde) mijnenleggers 'Gouden Leeuw' en 'Krakatau' en de mijnenveger 'Pieter de Bitter' en ook nóg een aantal hulpmijnenleggers en -vegers en andere kleine eenheden als motortorpedoboten. In Priok werden de mijnenlegger 'Rigel' en een aantal hulprhijnenleggers en -vegers alsook andere kleine eenheden vernield, in Tjilatjap werd een in het grote droogdok gekapseisde Amerikaanse jager vernield (maar niet zo grondig of de Japanners konden hem herstellen en aan hun marine toevoegen).

XCVernield werden voorts in Soerabaja het gehele Marine-etablissement95

I De 'Op ten Noort' die, gelijk eerder vermeld, van zondag I maart af beoosten Bawean drenkelingen had mogen oppikken, kreeg op maandag order naar Bandjer masin op te stomen; daar kwamen vele honderden overlevenden van de bondgenoot schappelijke eenheden aan boord, meer dan zevenhonderd alleen al van de ca. veertig van de 'De Ruyter'. Op ·8 maart werd de gezagvoerder van de 'Op ten NOÇ>rt'gelast, naar Makassar te varen - daar gingen alle krijgsgevangenen van boord, behalve de gewonden die men mocht blijven verplegen. In oktober werden de gewonden van boord gehaald en in november werd het schip wederrechtelijk door de japanners in beslag genomen die het mèt de scheepsbemanning en de medische staf naar Japan lieten varen. Daar werden in december de Europese leden der beman ning en de medische staf in een kamp in de bergen geïnterneerd (wat met de vijf-en-dertig inheemse bemanningsleden is geschied, is niet bekend) en de 'Op ten Noort' werd vervolgens onder een nieuwe naam door de Japanners als eigen hospi taalschip in de vaart gebracht; zij hebben het ten tijde van de Japanse capitulatie doen zinken.

951 [PDF]
INEENSTORTING

en de pas verlaten basis Morokrembangan van de Marineluchtvaartdienst. Dit waren slechts onderdelen van het grote vernielingsplan dat in en bij de havenstad werd uitgevoerd. Na kleine vernielingen op zondag I maart begon dat in alle ernst op maandag toen's morgens om tien uur de pyrotechnische werkplaats van de marine en de munitiemagazijnen op de Madoerawal met formidabele explosies de lucht ingingen. In de toegang tot de grootste haven werden slibzuigers tot zinken gebracht. De olietanks en havenloodsen werden in brand gestoken, kranen opgeblazen, meer dan 40000 ton stinkende melasse liet men weglopen. Ook werden meer dan dertig Nederlandse koopvaardij schepen (onder wie vier grote van 7000 brt en meer), drie Noorse en één Panamees schip tot zinken gebracht benevens nog acht tankers en vijf sleepboten. 'Voor de zeelieden was het', aldus de oorlogsgeschiedenis van de KPM (zij verloor alleen al in Soerabaja twaalf schepen), 'een nauwelijks geloofwaardig schouwspel ... De radio bood opgewekte muziek, maar onderwijl zag men het ene schip na het andere verdwijnen.' 1 Zo ook in Priok en, toen vaststond dat de nederlaag op java snel naderde, in die ene tot het einde toe vitale haven Tjilatjap.

XCIn Priok werden alle haveninstallaties en werd de marinewerf vernield, gingen de olietanks en de havenloodsen in vlammen op en werden veertien Nederlandse schepen (waaronder vier KPM'ers) en drie Engelse met nog enkele andere tot zinken gebracht.

XCTjilatjap werd op woensdag 4, donderdag 5 en vrijdag 6 maart door de japanners gebombardeerd. Het bombardement van donderdag, uitgevoerd door toestellen van het bezuiden Java kruisende vliegkampschip-eskader, was het zwaarst. In die drie dagen werden acht schepen door bommen vernield, nadien werden er door hun bemanningen nog dertien tot zinken gebracht en ook werden de kratten waarin zich de Amerikaanse Boston-bommenwerpers en P-40's bevonden die respectievelijk door de 'Sloterdijk' en door de 'Seawitch' waren aangevoerd, het water ingewerkt. Van de loodsen en andere haveninstallaties behoefde men maar een deel te vernielen: veel daarvan was op donderdag al mèt het station in vlammen opgegaan. Dat ene japanse bombardement had vierhonderdvijftig mensenlevens gekost; het had er voorts toe geleid dat de inheemse werkkrachten, voorzover niet al eerder weggetrokken, allen verdwenen waren. Ook waren van de Nederlandse schepen vele inheemse personeelsleden gedeserteerd.95

I (KPM) H. Th. Bakker: (1950), p. 129.

952 [PDF]
EVACUATIE VAN MARINEPERSONEEL

XCEr waren op Java enkele duizenden officieren en minderen van de marine, de meesten in Soerabaja, die voor evacuatie in aanmerking kwamen: evacuatie per schip dus, en uit Tjilatjap.

XCDat bracht een groot probleem met zich. Op vrijdag 27 februari namelijk, twee dagen vóór de zondag waarop zijn evacuatiebevel uitging, had Helfrich gelast dat alle schepen die zeewaardig waren en voldoende actie-radius hadden om Of Australië Of Ceylon te bereiken, de haven van Tjilatjap moesten verlaten en ca. 700 km uit de kust moesten gaan om daar op nadere orders te wachten (wachten dus in een gedeelte van de Indische Oceaan waar, zonder dat Helfrich dat wist, het Japanse eskader met de vliegkampschepen in aantocht was). Drie-en-twintig schepen hadden Tjilatjap toen in de nacht van vrijdag op zaterdag verlaten - één, het motorschip 'Janssens', dat in '40 door de marine gehuurd was als logies- en voorraadschip voor de onderzeebootdienst en dat de Commandant Maritieme Middelen Tjilatjap als evacuatieschip achter de hand wilde houden, was gebleven. Nadien vielen evenwel in Tjilatjap nog vier schepen binnen.

XCOp zondag besefte Helfrich dat hij wel een evacuatie had gelast maar dat de beste daarvoor in aanmerking komende schepen niet meer in Tjilatjap lagen. Ofschoon hij nu wist dat in de Indische Oceaan sterke Japanse eenheden aanwezig waren, liet hij noodgedwongen zes Nederlandse schepen naar die haven terugkeren: de 'Sloterdijk' , de 'Kata Baroe' , de 'Tjisaroea', de 'Generaal Verspijck', de 'Duymaer van Twist' en de 'Tawali' (die, terugvarend, de gehele bemanning van een in de grond geboord Nederlands schip en nog dertig drenkelingen van een tweede tot zinken gebracht Nederlands schip uit hun sloepen overnam) - ook een zevende schip riep hij terug: de 'Zaandam', die bestemd werd om zoveel mogelijk Engelse burgers en militairen af te voeren, en nog een achtste, de grote 'Poelau Bras', die evenwel, bij Tjilatjap gekomen, opdracht kreeg om in de Wijnkoopsbaai, ver ten westen van Tjilatjap (zie kaart XVII op de pag.'s 1002-1003), voor anker te gaan.

XCDiezelfde zondag werden in Soerabaja de groepen gevormd die goeddeels met treinen, sommigen met auto's, naar Tjilatjap zouden worden overgebracht.

XCI Aangehaald in K W. L. Bezemer: Verdreven doch niet verslagen, P: 8,

954 [PDF]
EVAÇUATIE VAN MARINEPERSONEEL

koffertje in een van de treinen te stappen -die het lange traject naar Tjilatjap zouden afleggen. Vrouwen en kinderen mochten niet mee (dat leidde tot bewogen tonelen) - er waren er die zich van die order niets aantrokken en hun gezinsleden toch meenamen. Trouwens, de nachtelijke aanzegging, het overhaast inpakken op zondagmorgen en het afscheid nemen, veelal van vrienden, soms ook van een gezin dat in tranen achterbleef, wekten een sfeer die eerder aan een overhaaste vlucht dan aan een ordelijke evacuatie deed denken.

XCAfgezien van de marinemannen van de talrijke waldiensten moesten drie voor de marine belangrijke groepen Soerabaja verlaten, namelijk de opvarenden van de jagers 'Witte de With' en 'Banckert' en van alle andere schepen die vernield zouden worden, de adelborsten van het in '40 opgerichte Koninklijk Instituut voor de Marine en de staffunctionarissen. en overige Europ.ese personeelslepen van het Marine-etablissement: ca. vierhonderd geschoolde technici, die zich, naar gehoopt werd, elders in het kader van de Geallieerde oorlogvoering nog verdienstelijk konden maken.

XCToen nu die mannen van het Marine-etablissement, van wie de meesten gewone burgers waren, vernamen dat zij hun gezinnen moesten achterlaten, kwam het in Soerabaja al tot heftige protesten; in Tjilatjap werd het bijna muiterij. Het was er een chaos, van de inheemse politie en van het douanepersoneel was niemand meer te bekennen. Maandagochtend vroeg reden er de treinen. met de paar duizend uit Soerabaja geëvacueerden binnen. 'Er was', aldus een der marinemannen,

XC'luchtalarm en niemand mocht de trein uit. Na het all dear-~ignaal reed de trein door tot aan de waterkant waar de passagiers van de eerste trein reeds opeengepakt te midden van koffertjes en kussenslopen bijeen hurkten .... Niemand wist wat er ging gebeuren .... Bij de Commandant Maritieme Middelen ... was (het) een va-et-vient van marine-officieren en gezagvoerders van in de haven liggende schepen die de evacuatie moesten uitvoeren De animo tot vertrek (was) gedaald. Uitvaren stond gelijk met zelfmoord. Orders en tegenorders. Dan: 'De bemanning van de jagers moet mee" 1

XCniet allen volgden dat bevelop: er waren er die een auto of trein wisten te vinden die hen naar Soerabaja terugbracht. Ook van de mannen van het Marine-etablissement bleven er-achter:' ca. veertig.

XCZes van de zeven schepen die Helfrich naar Tjilatjap had laten terug

1 W. Ch. Donraadt: 'Dagboek', Uittreksel, p. 5 (IC, dagboek 42).

955 [PDF]
INEENSTORTING

keren, vertrokken in de avondschemering van zondag I, resp. maandag 2 maart. Het waren de 'Zaandam' en vijf marine-evacuatieschepen. 'Toen wij', aldus de al meermalen aangehaalde loods uit Tjilatjap, die nu vertrok,

XC'aan boord van de 'Zaandam' kwamen, was het schip nog omgeven met lichters waarvan sommige volgepakt waren met Britse troepen. M'otorboten brachten passagiers aan die blijkbaar zonder enige moeite wat betreft paspoorten of passagebiljetten aan boord kwamen. Iedereen die dit gewild had, zou zich zonder meer aan boord hebben kunnen begeven. Tot het lawaai droeg nog bij het aan boord nemen van een groot aantal bamboe-reddingsvlotten welke kletterend aan dek opgestapeld werden.'

XCDe loods sprak met de gezagvoerder:

XC"Hoeveel passagiers zijn er aan boord?'

XC'Als de (Britse) kolonel al zijn mannen aan boord krijgt, ongeveer vijftien,honderd.'

XC'En de passagiersaccommodatie is voor honderdtwintig?'

XC'In de gewone omstandigheden, ja.'

XC'Wat is de capaciteit van de reddingsboten?'

XC'Driehonderd man op z'n hoogst. Daarom moet ik die vlotten aan boord hebben." 1

XCMinder dan vijftienhonderd, nl. bijna negenhonderd passagiers voeren met de 'Zaandam' mee: Engelse militairen, ca. honderd Engelse burgers en enkele detachementen van de Militaire Luchtvaart, hoofdzakelijk vliegtuigbemanningen voor wie geen toestellen meer beschikbaar waren. Naar Australië op weg, nam de 'Zaandam' bovendien twee-en-dertig in een sloep ronddrijvende drenkelingen aan boord: negen-en-twintig opvarenden van een Nederlands, drie van een Noors schip, die beide door Japanse kruisers tot zinken waren gebracht.

XCBij het vertrek uit Tjilatjap werd de 'Zaandam' enige tijd geëscorteerd door een oude Britse jager die niet aan de gevechten in de Javazee had deelgenomen. Dit schip verdween in de nacht van maandag op dinsdag westwaarts naar een gebied waar Japanse eenheden waren gemeld; het werd tot zinken gebracht.

XCNu de vijf marine-evacuatie-schepen die samen met de 'Zaandam' op zondag I of maandag 2 maart Tjilatjap verlieten,

1 eh. B, Droste: p. 139,

956 [PDF]
EVACUATIE VAN MARINEPERSONEEL

XCDe 'Kota Baroe' die de adelborsten aan boord had, bereikte Colombo, de 'Sloterdijk' en het kleine KPM-schip 'Generaal Verspijck' kwamen in Australië aan, de 'Sloterdijk' met ca. tweehonderdzestig marinemannen en een aantal gezins- en familieleden van marine-officieren, de 'Generaal Verspijck' met drie Nederlandse marine-officieren, enkele Nederlandse burgers, bijna honderdvijftig officieren en minderen van de Engelse marine (onder hen vijf-en-veertig geredden van de Engelse torpedobootjager die in de beginfase van de Slag in de Javazee in brand geschoten was); de Engelse consul-generaal uit Batavia en enkele Engelse burgers.

XCHet kleine KPM-schip 'Duyrnaer van Twist' evenwel dat driehonderdvijftig man van de gronddienst van de luchtmacht, een aantal marinemannen, onder wie tien officieren, en enkele burgergezinnen vervoerde ('de gezagvoerder', schrijft Bezemer, 'had zich op het laatst laten vermurwen hen mee te nemen' '), werd door de Japanners aangehouden en naar Makassar opgebracht en hetzelfde geschiedde met het grote schip 'Tjisaroea' van de Java-China- Japan-lijn waarop zich bijna vijfhonderdvijftig marinemannen, onderwievijf-en-veertig officieren, hadden ingescheept.

XCOp dinsdagavond 3 maart vertrok het laatste van de zeven schepen die naar Tj ilatjap hadden moeten terugkeren, de 'Tawali'; het bracht, afgezien van vijftig personeelsleden van de Soerabaja Droogdok Maatschappij, twintig personeelsleden van scheepvaartmaatschappijen en vijf-en-tachtig Engelse en Australische militairen, ca. driehonderdzestig staf- en lagere personeelsleden van het Marine-etablissement naar Colombo en ook bijna zestig drenkelingen van een tot zinken gebracht Engels depot-' schip die onderweg waren opgepikt.

XCOp de avond van 3 maart vertrok ook de 'janssens': een KPM'er van 2000 ton die, behalve de in Tjilatjap verpleegde lichtgewonden van de Amerikaanse kruiser "Marblehead'; een aantal Engelse gewonde militairen en Engelse en Amerikaanse oorlogscorrespondenten, 'ook enkele Nederlandse marine-officieren, onder wie twee hoofdofficieren, een groep minderen en een aantal vrouwen en kinderen van marinepersoneel aan boord had alsmede enkele honderden andere burgers, tot wie een groot deel van het uit Batavia afkomstige walpersoneel van de KPM behoorde. De 'Janssens' beschikte over twee oude 5 cm-kanonnetjes en twee uit een Catalina-vliegboot gesloopte mitrailleurs - die bewapening schonk de opvarenden niet veel vertrouwen. Erger was dat de snelheid van het schip niet groter bleek te zijn dan 10 km per uur, 'maar', aldus de

XCI K W. 1. Bezemer: 'De lotgevallen van onze koopvaardij in Nederlands-Indië', p. r86.

957 [PDF]
iNEENSTORTING

oorlogsgeschiedenis van -de Kl?M, 'men had dit te aanvaarden, evenals het feit dat veertien inheemse leden van de bemanning bleken te mankeren, omdat ze op het laatste moment bij vertrek; overboord waren gesprongen:' I W eensdagmiddag werd het schip door- twee J apanse vliegtuigen gemitrailleerd. Er vielen geen slachtoffers maar de' beschieting w~rd als een veeg teken gezien. D00r opvarenden werd aan de gezag':' voerder voorgesteld, niet door te varen maar in een kleine baai aan de zuidkust van Java voor anker te gaan en daar de nacht af te wachten. Toen hij weigerde, kreeg hij van de marine-officieren bevel, de baai op te zoeken, hetgeen hij deed. Er was de gezagvoerder gebleken dat talrijke opvarenden het risico van voortzetting van de oversteek veel te groot achtten; ieder die dat wilde, stelde hij i~ de gelegenheid zijn schip te verlaten en dat deden toen de twee hoofdofficieren die zich direct met e'en sloep naar de wal lieten brengen, enkele andere officieren van de marine, alle vrouwen en kinderen, een groot deel van het KPM-personeel 'alsook de resterende inheemse bemanningsleden van de 'Janssens', bij elkaar ca. tweehonderdvijftig van de oorspronkelijk ruim vierhonderd opvarenden. De gezagvoerder vormde uit hen die aan boord gebleven waren, een noodbemanning, vertrok toen het donker was geworden, en bereikte, de slakkegang van zijn schip ten spijt, ongedeerd na negen dagen varen Australië,

XCOok; andere schepen die niet voor de evacuatie van het marinepersoned Waren "teruggeroepen, wisten Australië of Ceylon te bereiken: in totaal twaalf van de drie-en-twintig die op 27 februari door Helfrich wareri weggezonden. Daaronder warenals grootste de 'jagersfontein' die met enkele' honderden passagiers (Geallieerde militairen en burgers, onder wie vrouwen en kinderen) naar Australië voer en de 'Abbekerk' die eveneens naar Australie voer. Voorts kwamen daar nog een klein schip van een Indisch-Chinese maatschappij aan dat met meer dan honderdvijftig Engelse en Australische passagiers op maandag 2 rnaart Tjilatjap had verlaten, en: een op dezelfde avond vertrokken Australisch escortevaartuig dat de Australische Commodore Collins met zijn staf aan boord had en vijf-en-zeventig geredden van de Engelse jager die in de Slag in de javazee dicht onder de"kust door een explosie (vermoedelijk van een Nederlandse mijn) gezonken was. I In totaal elf schepen gingen verloren; vier daarvan, daaronder de al genoemde 'Duymaer van.Twist' en 'Tjisaroea', werden door de Japanners buitgemaakt, zeven in de grond geboord; hoeveel opvarenden daarbij

XC1 H. Th. Bakker: De KPM in oorlogstijd, p, 143.,

958 [PDF]
ONDERGANG VAN DE 'YARRA'

om het leven zijn gekomen, is, mede als gevolg van de in Tjilatjap heersende chaos, niet precies bekend - Bezemer komt, wat de slachtoffers betreft die bekend zijn, tot een totaal van tweehonderdtwintig maar daar moet men nog onbekende aantallen Europeanen, Chinezen en Indonesische schepelingen pij optellen.

XCEerder vermeldden wij dat op vrijdag 27 februari in de Indische Oceaan het Amerikaanse vliegtuigmoederschip 'Langley' tot zinken was gebracht en dat Helfrich toen twee Amerikaanse jagers opdracht gegeven had, zoveel mogelijk overlevenden op te pikken. Een van die twee slaagde daarin, de ander moest, gealarmeerd doordat een japanse onderzeeboot naderde, zijn reddingsactie afbreken en ca. vierhonderdvijftig drenkelingen aan hun lot overlaten. Diegenen die gered waren, werden door de twee jagers overgedragen aan een Amerikaanse tanker die naar Australië onderweg was. Nadien werd door de japanners een van de twee jagers tot zinken gebracht (hetzelfde geschiedde met twee andere Amerikaanse jagers en een Amerikaanse kanonneerboot die Australië trachtten te bereiken, terwijl in die tijd in Indische wateren ook nog drie Amerikaanse onderzeeboten verloren gingen) en ook de tanker werd in de grond geboord. Van de opvarenden van die tanker werd een deel op maandag 2 maart opgepikt door een Australische kanonneerboot, de 'Yarra', die die ochtend Tjilatjap had verlaten ter begeleiding van drie Engelse schepen: een depotschip. een mijnenveger en een tanker. Later op die maandag pikte de 'Yarra' nog méér drenkelingen op: opvarenden van een KPM-schip, de 'Parigi', op 27 februari door Helfrich weggezonden en een dag later door een japans oorlogsschip tot zinken gebracht. Woensdagochtend in de vroegte werd het kleine convooi verkend door een japans eskader van drie of vier zware kruisers en vier torpedobootjagers. De commandant van de 'Yarra' wist zich verloren - hij trachtte evenwel de drie schepen welke hij begeleidde, te redden door onvervaard de strijd met de verpletterende overmacht aan te gaan. '1 intend to charge the enemy - full speed ahead', was het laatste signaal dat hij uitzond. Zijn kleine kanonneerboot werd bedolven onder zware japanse granaten (de commandant sneuvelde) en zonk in de diepte; daarna werden door de japanners het depotschip. de mijnenveger en de tanker tot zinken gebracht.

959 [PDF]
INEENSTORTING

XCOp de 'Yarra' waren ruim honderddertig opvarenden gedood, onder hen talrijke geredden van de Amerikaanse tanker en van "de 'Parigi'. Van het vernietigde depots chip kwamen ongeveer zestig man in een sloep terécht - zij werden, wij maakten er al melding van, door de 'Tawali' aan boord genomen. De overige in leven gebleven opvarenden van de vier vernietigde schepen: ca. veertig man, onder hen de gezagvoerder en de vierde machinist van de 'Parigi', Berends, hadden slechts vlotten tot hun beschikking. 'De vlotten', aldus Bezemer,

XC'wisten bij elkaar te blijven ... Er volgden nu vreselijke dagen voor de schipbreukelingen op de vlotten waar al het drinkwater zout was. Er was alleen één blik met biscuits en daarover ontstond hooglopende ruzie, omdat men het niet eens kon worden over de verdeling. In een vlaag van woede gooide een der Australische matrozen het over boord. Laten wij ... Berends aan het woord: 'Onze mannen zagen het aan, verstijfd van schrik, want er hing onheil in de lucht. Op een wankel vlot vochten de anderen, zwijgend en verbeten, met de matroos. Nu hadden ze hem. 'Ga het blik maar halen en kom terug als je het hebt', met die woorden wierpen ze de matroos het water in. Het waren allen mannen die veel hadden meegemaakt. Nu dreven ze enige dagen drijfnat, hongerig en zonder drinken rond, terwijl de deinende oceaan over hun wrakke vlotten spoelde.' Denken konden ze niet meer, praten deden ze niet. Ieder was alleen in zijn nood, versuft en verwezen ... Telkens weer schudden de vlotten hun last af, telkens weer waren er minder die er weer opkropen en met afgrijzen naar de haaien keken, aangetrokken door de prooi"

XChet was de 'K II', die, uit Soerabaja op weg naar Colombo, achttien overlevenden wist te redden, vier dagen na de ondergang' van het , Yarra' -convooi.

XCNu de 'Poelau Bras'.

XCOok dit schip was, zoals vermeld, op I maart door Helfrich naar Tjilatjap teruggeroepen, maar het had, die havenplaats naderend, opdracht gekregen, in de Wijnkoopsbaai voor anker te gaan. Het deed dat op woensdag 4 maart. Per spoor was de Wijnkoopsbaai van Bandoeng uit

I K. W. L. Bezemer: 'De lotgevallen van onze koopvaardij in Nederlands-Indië', p. 178-79.

960 [PDF]
ONDERGANG VAN DE 'POELAU BRAS'

niet bereikbaar, wel per auto, zulks over een afstand van een kleine 150 km, gedeeltelijk langs een smalle en bochtige bergweg. Helfrichs bedoeling was dat dit schip zou worden gebruikt voor de evacuatie van officieren en minderen van het naar Bandoeng verplaatste Marinehoofdkwartier alsook van anderen die volgens de gestelde regels van Bandoeng uit zouden worden geëvacueerd, de mannen uiteraard zonder hun vrouwen en kinderen. Er was toen uit Padang nog een tweede, kleiner schip naar de Wijnkoopsbaai gedirigeerd: de KPM'er 'Siberg'. Dit tweede schip was bestemd voor stafleden van de BPM, wier kennis op het gebied van de oliewinning en -raffinage voor de Geallieerde oorlogvoering van belang kon zijn. Trouwens, tot die BPM'ers behoorden verscheidenen die olie-installaties hadden vernield, o.m. die van Tjepce op Java - aangezien de Japanners naar Balikpapan het (ook in luchtpamfletten neergelegde) dreigement hadden laten overbrengen dat allen die met vernielingen te maken hadden gehad, geëxecuteerd zouden worden, was het wenselijk, die vernielers in veiligheid te brengen.

XCToen nu op maandag 2 maart en volgende dagen enkele pogingen om het vliegveld Kalidjati te heroveren waren mislukt en de gevechten op Java kennelijk ongunstig verliepen, verlieten op donderdag een-endertig BPM'ers Bandoeng; verscheidenen namen hun vrouwen kinderen mee. Zij zagen in de Wijnkoopsbaai de grote 'Poelau Bras' liggen, kwamen na uren nerveus wachten in telefonisch contact met schout-bijnacht van Staveren en vernamen van hem dat zij aan boord van de 'Poelau Bras' mochten gaan. Van Staveren zei dat hij ook zelf zo spoedig mogelijk met een aantal leden van de marinestaf naar de Wijnkoopsbaai zou komen om zich op de 'Poelau Bras' en de 'Siberg' in te schepen.

XCVóór van Staveren en de zijnen arriveerden er op vrijdag nog enkele anderen; o.m. dr. A. H. Colijn, die met Japanse hulp samen met kapitein Reinderhoff uit Tatakan Balikpapan had bereikt om het zojuist genoemde dreigement over te brengen en die naar Java was gevlogen. Gevreesd werd dat de Japanners hem en Reinderhoff onmiddellijk zouden terechtstellen - Reinderhoff zou in Bandoeng een plaats krijgen in een van de laatste toestellen die naar Australië vertrokken, maar Colijn had de raad gekregen zich in de Wijnkoopsbaai in te schepen en had, daarheen gaande, zijn drie dochters, die óók getroffen konden worden door de wraak der Japanners, meegenomen.

XCVan Staveren seinde vrijdag naar minister Furstner in Londen dat Bandoeng op vallen stond, dat hij geen zinvolle taak meer had doordat er geen verkenningsberichten meer binnenkwamen en dat hij naar de

961 [PDF]
INEENSTORTING

van Starkenborgh en ter Poorten niet in, verzuimde zijn opperbevel aan een andere marine-officier over te dragen en nam, toen hij vertrok, zijn vriendin mee. Mèt hem vertrokken ca. honderd marinemannen: stafofficieren en minderen, alsook een aantal daartoe aangewezen Knil-offieieren en piloten en werktuigkundigen van de Militaire Luchtvaart en de oorlogscorrespondenten van de Amerikaanse persbureaus Associated Press en United Press. Toen allen vrijdagavond met auto's de Wijnkoopsbaai bereikt hadden, bleek de gehele inheemse bemanning van de 'Siberg' gedrost te zijn.' Diegenen die Colombo wilden bereiken, scheepten zich in op de 'Poelau Bras', waar aan de bemanning van een-en-tachtig koppen vermoedelijk (het precieze aantal is niet bekend) ca. honderdtachtig passagiers werden toegevoegd. Het schip had voldoende reddingsmiddelen aan boord; elk kreeg een plaats in een van de sloepen aangewezen.

XCVrijdagavond om acht uur vertrok de 'Poelau Bras', Zaterdagmorgen om elf uur werd het schip op ca. 300 km uit de kust door negen Japanse bommenwerpers aangevallen die van een van de Japanse vliegkampschepen afkomstig waren en die het schip drie kwartier lang onbarmhartig bestookten. Toen het zonk en mèt anderen ook schout-bij-nacht van Staveren en zijn vriendin in de diepte sleepte, waren er nog maar drie reddingsboten en twee vlotten over; diegenen die er een plaatsje op hadden weten te vinden, en drenkelingen die in het water lagen, werden door de Japanners gemitrailleerd. Alleen de inzittenden van de reddingsboten, van wie velen min of meer ernstig gewond waren, wisten na bijna een week van angst en ontberingen (drinkwater hadden zij niet") Sumatra te bereiken. Twee weken lang trokken zij er van kampong tot kampong langs de kust...., nergens konden zij prauwen vinden. Na twee weken werden zij door de Japanners gevangen genomen. Van de een-en-tachtig bemanningsleden waren vier-en-veertig in leven gebleven, van de ca. honderdtachtig passagiers twee-en-zeventig, onder die laatsten dr. Colijn en zijn drie dochters. Colijn stierf begin '45 in een gevangenis op het eiland Banka - dat hij een van de twee mannen was die de Nederlanders in Balikpapan had kunnen waarschuwen, was toen nog niet tot de Japanse autoriteiten op Sumatra en omgeving doorgedrongen.

1 Nadat het schip op zaterdag doer enkele Japanse vliegtuigen was aangevallen, lieten de gezagvoerder-en de gehele Europese bemanning.het zondag in de steek en gingen aan de wal; het schip, waarop wij nog terugkomen, viel enige tijd later vrijwel onvernield de Japanners in handen. 2 Toen in de vijfde nacht een stevige regenbui viel, dronk men in een van de sloepen het opgevangen regenwater uit een stalen helm die tevoren door de inzittenden was gebruikt om er hun behoeften in te doen.

962 [PDF]
EVACUATIE VAN DE MLD

XCZoals eerder vermeld, had de Marineluchtvaartdienst, de MLD, toen de Japanse invasievloten Java naderden, nog achttien vliegboten over die gebruiksklaar waren: zeven Domiers en elf Catalina's. Twee van die achttien lagen in Tjilatjap, de overige die tevoren gebaseerd waren op Soerabaja (d.w.z. op het vliegkamp Motokrembangan) en Priok, waren overgebracht naar punten, niet ver van de zuidkust van Java, waar de Japanners ze niet zomaar konden vinden: twee meertjes, een rivier en, bezuiden Kediri (zie kaart XVII op de pag.'s 1002-1003), een grote bevloeide sawah. Gelijk wij al weergaven, maakten Helfrich en een deel van zijn staf, toen zij op maandag 2 maart in de vroegte aan hun lange vlucht naar Colombo begonnen, van vier Catalina's gebruik; één daarvan lag ca. 50 km van-Bandoeng op een bergmeertje, de resterende drie waren naar Tjilatjap gevlogen.

XCHelfrichs evacuatiebevel van zondag had ook op de vliegboten van de MLD betrekking: boordbemanningen en zoveel mogelijk technici dienden met hun toestellen, afgezien van de vier die naar Ceylon gevlogen waren en drie andere Catalina's die voor bijzondere opdrachten moesten achterblijven, naar Australië uit te wijken. Drie Domiers vertrokken in de nacht van zondag op maandag en namen zoveel mogelijk technici mee, maar maandagochtend deed de commandant van de MLD, kapiteinter-zee P, J. Hendrikse, weten dat in telefonisch overleg met Bandoeng goedgevonden was dat de kring van te evacueren personen zou worden uitgebreid: vrouwen en kinderen van MLD-personeel en leden van vemielingsploegen met hun gezinnen mochten meevliegen en er diende ook plaats te worden ingeruimd voor de gezinnen van schout-bij-nacht Doorman en van de commandant van de 'De Ruyter', kapitein-luitenantter-zee Lacomblé.' In verwarring werden maandag in Soerabaja de groepen gevormd die zouden mogen vertrekken: de gezinnen van het vliegend personeel kregen prioriteit boven die van het technisch personeel,

XCI Dat het voorstel, ook vrouwen en kinderen mee te nemen, van Hendrikse is uitgegaan, staat vast, niet wie het in Bandoeng heeft goedgekeurd. Uiteraard was dit niet Helfrich: hij was al vertrokken en die goedkeuring ging dwars tegen de richtlijn van het gouvernement in. Het kan zijn dat het bedoelde telefoongesprek met schoutbij-nacht van Staveren is gevoerd. Wij herinneren er overigens in dit verband aan dat Helfrich er voorstander van was geweest om de gezinnen van marinepersoneel te evacueren voordat de marine zich voor het behoud van Java zou inzetten - dat

963 [PDF]
INEENSTORTING

ja er waren technici die moesten achterblijven omdat er zoveel vrouwen en kinderen meegingen. Maandagavond stegen vier Dorniers en vier Catalina's op. Ook zij hadden opdracht gekregen, in eerste instantie naar Broome te vliegen, hetgeen overigens, wat de Catalina's betrof, geen voor de hand liggende opdracht was, want Broome lag binnen het vliegbereik van Japanse toestellen en de Catalina's konden in Australië zonder moeite een punt bereiken dat veel verder weg lag, Port Hedland (zie kaart XI op de pag.'s 706-707).

XCOmdat men de bemanningen geen goede kaarten had kunnen meegeven (sommigen moesten het laatste gedeelte van de tocht aan de hand van een kaartje uit een schoolatlas afleggen), kwamen van de vier Dorniers twee op punten tussen Broome en Port Hedland terecht en van die twee stootte één op een rif zodat het niet meer kon opstijgen.' Twee Dorniers en vier Catalina's streken in de ochtendschemering of iets later in de haven van Broome neer, waar toen nog de drie maandagochtend gearriveerde Dorniers lagen; deze hadden benzine kunnen innemen maar hadden nog geen verlof gekregen om op te stijgen. Verder lagen er nog zes andere vliegboten: twee Catalina's van de Australische marine, twee van de Amerikaanse en twee van de Australische luchtvaartmaatschappij Qantas Air Lines. Het was eb - de motorboot die de honderdveertig inzittenden van de gelande Nederlandse Dorniers en Catalina's moest ophalen, kon nog niet van de steiger loskomen (op dit gedeelte van de Australische kust bedraagt het getijverschil ca. zeven meter) en de honderdveertig bleven geduldig in de toestellen wachten, hoewel zij, hadden zij het gevaar beseft waarin zij zich bevonden, heel wel in de rubberboten die elke vliegboot bij zich had, naar de wal hadden kunnen peddelen.

XCBroome had een vliegveld en daar stonden die ochtend vier bommenwerpers, een Lockheed van de Transportafdeling van de Militaire Luchtvaart en een vliegtuig van de Knilm dat maandagavond Bandoeng had verlaten met enkele hoge Indische autoriteiten die opdracht tot uitwijken hadden gekregen. Maandagmiddag laat was bij Broome een Japans toestel verschenen; het had geen aanval uitgevoerd maar de leiding op het vliegveld, beseffend dat die aanval nu heel wel kon komen, had doen weten dat alle toestellen op het vliegveld en in de haven vóór dinsdagochtend tien uur verdwenen moesten zijn.

XCTe laat!

XCBijna een uur eerder op die ochtend, even na negen uur, verschenen

XCI Het eerste van die twee toestellen kon doorvliegen, de inzittenden van het tweede bereikten na een tocht door de woestijn van enkele dagen een bewoond

964 [PDF]
DE RAMP VAN BROOME

negen, van het vliegveld Koepang op Timor afkomstige, Japanse Zero jagers. Zij deden een Amerikaanse bommenwerper die pas opgestegen was en die een grote groep uit Java geëvacueerde Amerikaanse verpleegsters vervoerde, in zee storten, schoten alle toestellen die nog op het vliegveld stonden, in brand 1 en richtten zich vervolgens op de vij ftien vliegboten die in de haven lagen - ook zij werden alle in brand geschoten. Daarbij waren de drie MLD-Dorniers die benzine hadden ingenomen en de vier MLD-Catalina's die er nog een zekere voorraad van hadden, spoedig één vlammenzee. De drie Dorniets hadden op dat moment slechts enkele technici aan boord maar de pas gearriveerde Domiers en Catalina's zaten vol. In paniek trachtte een ieder de toestellen te verlaten. Dat lukte aan velen maar niet aan allen: van diegenen die zich op het moment van de aanval in de vliegboten bevonden, werden er twee-en-dertig gewond en kwamen acht-en-veertig, onder hen kapitein-ter-zee Hendrikse en vijftien andere marinemannen, om het leven - slechts van tien slachtoffers kon het stoffelijk overschot geborgen worden. 'As they were brought up out of the water', aldus de Amerikaan Edmonds,

XC'the bodies were laid out on little fiat cars, many women and children among them, and then hauled up into the town by an ancient locomotive. Many of the American troops remember the funeral train; but the sight of it seemed to produce a curious apathy among the Dutch ... A spark seemed to have been extinguished. Except for one man who dug the graves for his wife and three children, they refused to help bury the dead, and the work had to be turned over to the local Home Guard who burned the rest of the bodies'?

XChet was die ene man, een marine-officier, die, nadat hij met de andere overlevenden naar Port Hedland was overgebracht, daar 's avonds in een hotel gezien werd door een collega die mèt zijn vrouw de ramp had overleefd. 'Ik kende hem wel', schreef die collega later,

XC'maar zijn naam doet nu niet meer terzake; ... hij schudde steeds met zijn hoofd en mompelde voor zich uit, totdat hij plotseling mijn arm pakte in een ijzeren greep en mij toeschreeuwde: 'Jij, jij hebt alles nog, versta je, alles, maar ik heb niets meer, helemaal niets meer! Mijn vrouw, mijn kindertjes weg, dood, allemaal dood!' Hij stootte mij ruw van zich af, greep met beide handen zijn hoofd en rukte zich de haren uit de schede!."

XC1 De Amerikaanse bommenwerper had één Japanse jager weten neer te schieten, een tweede werd neergeschoten door een officier van de Militaire Luchtvaart die een mitrailleur uit de brandende Lockheed had genomen en had zitten vuren totdat zijn handpalmen bijna verbrand waren. 2 Walter D. Edmonds: They fought with what they had, p. 437. 'H. W. Juta: 'Het Broome-drama' (1964), p.

965 [PDF]
INEENSTORTING

XC'Katastrofe ter zee' hebben wij aan deze paragraaf als titel meegegeven. Wij bedoelen daar niet mee dat de strategische betekenis van de verliezen die geleden werden in de acht, negen dagen die op donderdag 27 februari '42 volgden, te vergelijken valt met die vari het verlies van de Amerikaanse slagschepen bij Pearl Harbor of van de 'Prince of Wa/es' en de 'Repulse' bij Malakka - een katastrofe was het omdat in een korte periode bijna alle eenheden die voor de verdediging van Java waren ingezet, door de vijand werden vernietigd en zo ook een groot deel van de koopvaardijschepen die over de Indische Oceaan trachtten te ontkomen. Aan oorlogsschepen verloren de Ameri_kanen in de strijd om het behoud van Java een zware kruiser, vier jagers, een kanonneerboot, drie onderzeeboten en een vliegtuigmoederschip, de Engelsen een zware kruiser en vier Jagers, de Australi~rs een kruiser en een kanonneerboot; de Nederlanders twee kruisers, een jager en twee mijnenvegers en dan werd voorts nog een Amerikaanse jager vernield en werden aan Nederlandse kant vernield twee jagers, drie onderzeeboten, drie mijnenleggers, een mijnenveger en een aantal kleinere eenheden. Ook werdcri op Java alle haveninstallaties en inrichtingen van de marine, het Marine-etablissement inbegrepen, vernield. Daar stonden aan Japanse zijde onbetekenende verliezen tegenover: een torpedobootjager was beschadigd door bondgenootschappelijke actie en het ene vliegkampschip dat bij de Nanjo vloot was ingedeeld, was enige tijd uitgeschakeld, niet als gevolg van zodanige actie maar van een aanvaring met een andere Japanner.

XCIn de strijd ter zee haddén Nederlands bondgenoten in de genoemde acht, negen dagen tezamen niet alleen aanzienlijk zwaardere materiële verliezen geleden dan de Nederlanders, maar ook hun personele verliezen. waren groter. Bij de ondergang 'van de 'De Ruyter' en de 'Java' hadden ruim zevenhonderdvijftien opvarenden van de Koninklijke Marine het leven verloren, bij de ondergang van de drie bondgenootschappelijke kruisers 'Exeter', 'Perth' en 'Houston' meer dan vijftienhonderd opvarenden van deze sçhepen. De aantallen slachtoffers aan boord van de jagers, de onderzeeboten, de kanonneerboten en het vliegtuigmoeder schip'Langley' zijn niet alie precies bekend, maarde personele verliezen zijn ook bij deze soorten eenheden aan bondgenootschappelijke kant hoger geweest dan aan Nederlandse.

XCDuidelijk is voorts dat een groot deel van de verliezen gevolg is geweest van Helfrichs beleid - had hij het niet tot de Slag in de javazee

966 [PDF]
DE VERLIEZEN TER ZEE

laten komen maar had hij het besluit dat hij op zondag I maart nam: uitwijken, drie of vier dagen eerder genomen, dus op donderdag 27 of op woensdag 26 februari, dan zou, vooral gezien het feit dat het Japanse eskader met de vliegkampschepen pas op die woensdag Timor passeerde, vermoedelijk een groot deel van de uitwijkende eenheden Australië of Ceylon hebben weten te bereiken.

XCDuidelijk is tenslotte dat Helfrichs wens, Java ook ter zee tot het uiterste te verdedigen, de evacuatie van een aanzienlijk deel van de aan de wal dienende Nederlandse marinemannen heeft doen mislukken en de Nederlandse koopvaardij extra-zware verliezen heeft doen lijden. Niet alle schepen konden tijdig Soerabaja ofPriok verlaten (daar werden bij elkaar door eigen maatregelen meer dan vijf-en-dertig Nederlandse, drie Engelse, drie Noorse en een Panamees schip vernield) en toen die schepen welke bij Tjilatjap lagen, op vrijdag 27 februari de instructie kregen om weg te varen, was deze gekoppeld aan het bevel om ca. 70() km bezuiden Java te blijven wachten. Daar kregen acht schepen op zondag I maart bevel, naar Java terug te varen en val) die acht zijn twee door de Japanners buitgemaakt en is één in de grond geboord. Van de schepen die niet behoefden terug te varen maar wel in een gevaarlijk gebied moesten blijven, zijn er acht verloren gegaan en daarenboven nog zeven andere schepen die pas op woensdag 25 februari verlof hadden gekregen; Priok te verlaten. Hoeveelopvarenden door de ondergang van al die schepen om het levén zijn gekomen, staat niet precies vast - men komt met betrekking tot de van Java's zuidkust vertrokken schepen, van Bezemers weergegeven schatting uitgaand en er de slachtoffers van de 'Poelau Bras' bij optellend, tot driehonderdvijf-en-zestig slachtoffers, maar daar moet men onbekende aantallen Europeanen en Chinese en Indonesische schepelingen aan toevoegen en bovendien nog de slachtoffers van de zeven tot zinken gebrachte schepen die van Priok waren weggevaren en waartoe de 'Rooseboom' behoorde, welks ondergang alleen al meer dan vijfhonderd mensenlevens eiste.

XCIn de nabeschouwing van dit deel komen wij op Helfrichs beleid terug.

XC

967 [PDF]
INEENSTORTING

lische marine, maar voor de Nederlandse waren zij relatief heel veel zwaarder. Medio maart bevonden zich in Colombo de oude, nauwelijks meer bruikbare kruiser 'Sumatra' en de nieuwe, uit Engeland gearriveerde 'Jacob van Heemskerck', de nieuwe, uit de Middellandse Zee gekomen torpedobootjager 'Isaac Sweers', vijf onderzeeboten (de uit Indië gearriveerde 'K II', 'K 14', 'K IS' en '0 19' en de uit Engeland overgekomen '023'), de kanonneerboot 'Soemba', de mijnenlegger 'Willem van der Zaan', het voorraadschip 'Zuiderkruis' en het uit Engeland overgekomen onderzeebootmoederschip 'Colombia' - door de gehele breedte van de Indische Oceaan daarvan gescheiden bevonden zich in Australië de (in het zeegevecht bij Bali beschadigde) kruiser 'Tromp', drie onderzeeboten (de 'K 8', 'K 9' en 'K 12', waarvan de eerste twee niet meer voor een inzet in aanmerking kwamen), de mijnenveger 'Abraham Crijnssen' en nog drie hulpmijnenvegers. In en door de strijd in Indische wateren waren twee van de vier, eigenlijk twee van de drie kruisers (het is beter, de 'Sumatra' niet mee te tellen) verloren gegaan, alle zeven torpedobootjagers, acht van de vijftien onderzeeboten, vijf van de zes mijnenleggers en drie van de vier grote mijnenvegers. De MLD die zeven-en-dertig relatief moderne Dorniers en vijf-en-dertig Catalina's in de lucht had kunnen brengen, beschikte daags na de ramp van Broome nog slechts over vier Catalina's op Ceylon en één Catalina en zes Dorniers in Australië' - naar laatstgenoemd land waren evenwel uit Amerika nog vier Catalina's onderweg die Indië niet tijdig hadden bereikt, en op 6 en 8 maart zouden nog drie Catalina's Java op weg naar Australië verlaten; daarop komen wij nog terug. Dit alles betekende dat Nederland ter zee van een middelgrote een 'kleine mogendheid was geworden. De koopvaardijvloot had, zoals wij eerder beschreven, in de Indische wateren al vóór de Slag in de Javazee verliezen geleden. In totaal gingen in de drie maanden strijd in Indië honderdtwintig Nederlandse schepen verloren met een totaal tonnage van 285000 brt; er is in die drie maanden een verlies geleden dat een vijfde was van alle in de Tweede Wereldoorlog door Nederland geleden scheepsverliezen. Zeven-en-vijftig uit Indië afkomstige schepen waren behouden gebleven, de meeste doordat zij in januari of de eerste helft van februari weggezonden waren; van die schepen bevonden zich in maart' 43 ruim twintig in Australië.

XCI Van die zes behoorden vijf tot de oudste toestellen: die waarmee de instructeurs van de vliegschool

968 [PDF]
DE ~ERLIEZEN TER ZEE

XCWat wij in het voorafgaande aan evacuatiemaatregelen beschreven van oorlogsbodems, vliegboten, koopvaardijschepen, militairen en burgers van Nederlands bondgenoten en Nederlands marinepersoneel (en daarnaast waren er, zoals bleek, ook Nederlandse burgers die in schepen en vliegboten werden meegenomen), vond goeddeels plaats in die ene week waarin de strijd op Java gestreden en verloren werd. Hoe het verloop van de gevechten was en wat zich verder in die week op Java afspeelde, dienen wij nog te beschrijven. Daaraan willen wij evenwel een ander onderwerp laten voorafgaan dat wij voor de periode tot aan het uitbreken van de oorlog in de Pacific met enige uitvoerigheid behandelden: de verhouding tussen het gouvernement en de Indonesische politieke voorhoede. Hoe ontwikkelde die verhouding zich, nadat die oorlog was uitgebroken?

De Indonesische nationalisten

XC

XCWij hebben in het laatste hoofdstuk waarin wij de verhouding tussen het gouvernement en de nationalisten behandelden, hoofdstuk 10, onderscheid gemaakt tussen de inheemse volksmassa en de elite der ontwikkelden die zich als haar politieke voorhoede had opgeworpen. Die volksmassa bestond, zo citeerden wij het uit juli '40 daterend rapport van de Semarangse advocaat en procureur mr. Sastromoeljono, in hoofdzaak uit 'staatsonverschilligen of staatslauwen': mensen die de oppermachtige positie van het gouvernement respecteerden, zoals zij de eeuwen door in hun simpel bestaan de boven hen geplaatste machthebbers gerespecteerd hadden, maar bij wie van een positieve binding aan het gouvernement geen sprake was. Voorzover die volksmassa van een betere toekomst droomde, was dat verlangen bij velen, vooral op Java, gekoppeld aan verwachtingen niet met betrekking tot de Nederlanders maar met betrekking tot de Japanners: dezen werden gezien als het volk met een gele huidskleur dat krachtens de voorspelling van vorst Djojobojo het heersende volk met een witte huidskleur zou verdrijven maar zelf niet lang de macht zou uitoefenen - volgens één versie van de Djojobojo-voorspelling zo lang als de levensduur van een maisplant, drie maanden (of,

969 [PDF]
INEENSTORTING

van een haan, drie jaar; na die laatste onderdrukkingsperiode zou dan een tijdperk van onafhankelijkheid, vrede en welv~art beginnen.

XCAllen die aan de Djojobojo-vcorspelling geloof hechtten (en dat waren er volgens de ontwikkelde politieke voormannen, die in dat geloof niets anders konden zien dan een vorm van bijgeloof, velen), beschouwden de Japanners niet als vijanden. Dat behoefde niet gepaard te gaan met sympathie voor hen of, beter misschien: als sympathiek werden zij slechts beschouwd, voorzover hun komst de belofte inhield van een betere toekomst - een houding welke in die streken waar het Japanse oorlogsgeweld alle inwoners, van welke huidskleur zij ook waren, gelijkelijk trof, heel wel gepaard kon gaan met angst.

XCIn feite waren de Japanners die totde verdrijving van de Nederlanders overgingen, geenszins van plan, het lot van de Indonesische volksmassa te verbeteren of Indonesiërs meer zeggenschap te geven in het bestuur van de archipel. Integendeel! In de stukken die in Tokio inzake het bestuur van de archipel vóór zijn verovering waren opgesteld, was de noodzaak onderstreept om, bok als dat tot een verlaging van het algemene levenspeil zou leiden, de hulpbronnen van de archipel, d.w.z. zijn bodemschatten, zijn agrarische productie en de arbeidskracht van zijn bewoners, ten bate van de Japanse strijdkrachten én voor de economie van het Japanse moederland te exploiteren. Bestuurlijk zou de archipel in brokken worden verdeeld: Java en Sumatra zouden door de veroverende legers worden bestuurd (Java dus door het Zestiende, Sumatra door het Vijf-en-twintigste), Borneo en de Grote Oost (Celebes, de Molukken, de Kleine Soenda-eilanden en Nederlands-Nieuw-Guinea) door de Japanse marine. Wat de staatkundige toekomst van de archipel alsook van de andere in de Nanjo te veroveren gebieden betrof, was ten tijde 'van het uitbreken van de oorlog in de Pacific slechts bepaald dat hun 'uiteindelijke status apart vastgesteld' zou worden; dat was een van de 'Beginselen van het bestuur van de bezette gebieden in de Nanjo' geweest die, zoals wij in hoofdstuk 12 vermeldden, op 20 november '41 in Tokio door de Contactraad waren goedgekeurd. 'Op inheemse ingezetenen', zo stond verder in dit stuk, 'zal een invloed worden uitgeoefend die bij hen vertrouwen wekt in de keizerlijke strijdkrachten, en een voortijdig aanmoedigen van inheemse onafhankelijkheidsbewegingen zal vermeden worden.'

XCOp of omstreeks 29 december '41 werden in Tokio die Japanners bijeengeroepen die onder generaal Imamoera, de opperbevelhebber van het Zestiende Leger, een belangrijke functie zouden krijgen in het bestuur van Java. De chef van de staf van het genoemde leger sprak hen

970 [PDF]
JAPANS PLANNEN MET INDIË

toe. In aansluiting op de geciteerde beginselen wees hij er op"dat zij zich met het probleem van de Indonesische onafhankelijkheid voorlopig niet moesten bezighouden, dat de politiek van het bezettingsbestuur gericht moest zijn op de economische exploitatie van het eiland en het winnen van populariteit (twee doelstellingen die moeilijk met elkaar te rijmen waren) en dat de eventuele ontevredenheid van de bevolking met kracht moest worden bestreden.

XCGezien de snelheid en de punctualiteit waarmee de operaties verliepen, kregen de plannen met betrekking tot de 'uiteindelijke status' der in de Nanjo te veroveren gebieden in januari en februari '42 een eerste vorm. Deze werd neergelegd in twee studies die opgesteld werden door een in de herfst van '40 opgerichte, onder premier Todjo ressorterende instelling, het Instituut tot Onderzoek van de Totale Oorlog, en in een plan van het departement van buitenlandse zaken. In deze stukken werd bepleit dat Malakka en Singapore wegens Singapore's strategische betekenis bij Japan zouden worden ingelijfd, dat Birma voorlopig 'autonoom' en later 'onafhankelijk' zou worden, dat de Fransen in Indo-China er toe gebracht zouden worden, voorlopig de inheernsen meer macht te geven, en dat een deel van dit gebied later 'onafhankelijk' zou worden, en dat Nederlands-Indië pas 'onafhankelijk' zou worden na de Japanse overwinning, d.w.z. niet de gehele archipel maar drie delen daarvan: Java (met Madoera, Bali en Lombok), Sumatra, en Celebes (met de rest van de Grote Oost behalve Timor en Nieuw-Guinea). Die drie delen zouden dan een Indonesische Federatie gaan vormen en Borneo, Timor en Nieuw-Guinea zouden daar' dominions' van worden maar onder directe Japanse controle blijven staan. Trouwens, in al die gebieden waaraan 'autonornie' of 'onafhankelijkheid' zou worden verleend, zou eveneens de Japanse controle blijven bestaan (vandaar dat wij opnieuw die begrippen tussen aanhalingstekens plaatsten). Dat kwam duidelijk tot uiting in een artikel van de hand van de voorzitter van de Groot-Japanse Jeugdbeweging, die begin januari '42 schreef: 'Het is waarachtige onafhankelijkheid om onafhankelijk te zijn onder de bescherming van een grote mogendheid, precies zoals het kind vrij en veilig opgroeit onder de bescherming van de vader.' 1 De 'onafhankelijke' staten in het uiteindelijke Japanse machtsgebied (aan de al genoemde voegde deze schrijver de Philippijnen, Brits-Indië en Afghanistan toe) zouden op regeringsniveau overal Japanse 'adviseurs' krijgen, bovendien zou hun economie

XC1 Aangehaald in W. H. Elsbree: japan's role in Southeast-Asian Nationalist Movements 1940 to 1945, p. 27· 97

971 [PDF]
INEENSTORTING

van Tokio uit worden geleid en tenslotte zou hun buitenlands en militair beleid geheel in handen van japanners zijn.

XCWerd dit alles verwezenlijkt, dan zou de inheemse bevolking van Nederlands-Indië er belangrijk op achteruitgaan: zij zou geëxploiteerd worden door veel hardere meesters dan de Nederlanders waren en het verlangen naar werkelijke onafhankelijkheid zou niet op de weerstand stuiten van het veraf liggende, betrekkelijk zwakke Nederland maar van het dichtbij liggende, sterke japan, heerser in het gehele Nanjo-gebied. Over deze voor de Indonesiërs nadelige gevolgen van een japanse verovering hadden Soekarno, Hatta en Sjahrir herhaaldelijk gesproken en geschreven en van de Indonesische politieke groeperingen had de Gerindo zich van haar oprichting in '37 af tegen japan gekeerd - ook in '41 had zij menigmaal tegen het japanse imperialisme gewaarschuwd. In dezelfde geestschreef eind december '41 een van de in Batavia verschijnende inheemse dagbladen:

XC'Als wij zullen komen te staan onder een ander ras, het Japanse bijvoorbeeld, dat in tegenstelling tot de Nederlanders geen levensidealen bezit, zullen onze idealen er slechter voor komen te staan. Onze reeds jaren gekoesterde wensen van rechtvaardigheid op politiek, sociaal en economisch gebied zullen als rook vervliegen. Hoe slecht ons bestaan onder het Nederlands bestuur ook moge zijn, het is in ieder geval beter dan dat der Koreanen en Formosanen.' I

XCjapans leiders verzwegen hun doeleinden. Toen minister-president Todjo op 22 januari '42 (de Minahassa en Tarakan waren al in japanse handen en naar Kendari en Balikpapan waren invasieconvooien onderweg) het woord voerde in het japanse parlement, zei hij dat de Philippijnen en Birma 'onafhankelijk' zouden worden indien zij aan de Oostaziatische Gemeenschappelijke Welvaartssfeer medewerking verleenden, maar met betrekking tot Nederlands-Indië zei hij niet méér dan dat, als de inwoners 'begrip' toonden voor japans bedoelingen en met japan wilden samenwerken, japan 'niet zou aarzelen om hun hulp te verlenen ter bevordering van hun welvaart en vooruitgang.'?

XCIn de op Indië gerichte programma's van Radio Tokio werd na het uitbreken van de oorlog in de Pacific dagelijks het Indonesia Raya ten gehore gebracht en werd in het Maleis opgeroepen tot samenwerking met japan, dat, zo heette het, heel Indonesië van de tyrannie der Nederlanders zou bevrijden. De japanse oorlogvoering, zo werd gezegd, richtte zich niet tegen de Indonesiërs maar tegen de Nederlanders en in een (eerder door ons al vermeld) luchtpamflet stond te lezen: 'Nippon wenst dat een nieuwe regering door een Indonesiër gesticht wordt die met ons wil samenwerken.' De propaganda-eenheden die deel waren van de japanse invasiestrijdkrachten, hadden steeds grammofoonplaten met het Indonesia Raya en andere nationaal-Indonesische liederen bij zich alsook duizenden japanse vlaggetjes en bij dat alles werd herhaaldelijk ingespeeld op het geloof in Djojobojo's voorspelling. Boven java werden in februari luchtpamfletten afgeworpen waarin stond dat het japanse leger in aantocht was, 'teneinde de voorspelling van Zijne Majesteit Djojobojo te verwezenlijken ... Herinnert u wat Zijne Majesteit Djojobojo heeft gezegd: uit het noorden zullen gele mensen komen om het Indonesische volk te bevrijden uit de Nederlandse slavernij'[ - dat Djojobojo óók voorspeld zou hebben dat die gele bevrijders na korte tijd verdwenen zouden zijn, werd niet vermeld.

XCHet is niet mogelijk, exact het effect van deze propaganda aan te geven. Naar verhouding weinig inheemsen bezaten een radio en van de volwassenen kon maar een klein deel lezen. Aannemelijk is evenwel dat inheemsen die de programma's van Radio Tokio wèl volgden of wèl kennis namen van de luchtpamfletten, daarover met andere inheemsen spraken. Trouwens, het geloofin Djojobojo's voorspelling was met name op java al wijdverbreid, voordat de japanners van die voorspelling gebruik gingen maken. Velen hadden de japanse propaganda dus niet nodig om de komst der japanners tegem,oet te zien niet z~nder vreugdevolle verwachtingen voor wat er na hun vertrek zou geschieden.

XCGaan wij nu schrijven over de houding, in de invasiemaanden, van de

I Aangehaald in B. Dahm: p. 223.

973 [PDF]
INEENSTORTING HET Co.UVERNEMENT EN DE NATIONALISTEN

'Indonesische politieke voorhoede, dan willen wij er aan herinneren dat het gouvernement in de periode mei, '4a,...,december '-41 de meeste in Boven-Digoel geïnterneerden had vastgehouden, ook de internering van Hatta en Sjahrir op Banda en die van Soekarno in Benkoelen (op Sumatra dus) had bestendigd en slechts aan de oude voorman Tjipto had toegestaan, uit Makassar naar Java terug te keren. In die gehele periode waren de tegenstellingen tussen het gouvernement en de nationalistische beweging verscherpt. De uit die beweging voortgekomen politieke federatie, de Gapi, was publiekelîjk actie gaan voeren voor het vormen van een breed samengesteld parlement waaraan het gouvernement ondergeschikt zou zijn, en had zich binnenskamers, o.m. ten overstaan van de commissie- Visman, uitgesproken voor het verlenen van autonomie aan 'Indonesië' (een term die het gouvernement geweigerd had over te nemen), welke autonomic gezien werd als aanloop tot een in een statenbond met Nederland verbonden, onafhankelijk Indonesië. De regering in Londen en het gouvernement in Indië hadden niet verder willen gaan dan te verklaren (dat geschiedde in juni '41) dat na afloop van de oorlog een conferentie van 'vooraanstaande personen' uit Nederland, Nederlands-Indië, de Antillen en Suriname gehouden zou worden o.m. ter bespreking van 'het inwendig staatkundig bestel der overzeese gebiedsdelen' - de handhaving van het rijksverband stond daarbij voorop, Nadien was het tot samenwerking gekomen tussen de Gapi en de Grote Islamietische Raad van Indonesië, de Miai, en vervolgens was midden oktober '41 in Djokjakarta het Tweede Indonesische Volkscongres gehouden (het eerste had in december '39 plaatsgevonden in Batavia), dat bijgewoond was door afgevaardigden van de Gapt, van de Miai en van de grootste twee organisaties van Indonesiërs die het gouvernement dienden: de Federatie van vakbonden van inheemse overheidsdienaren en het Verbond van inheemse bestuursambtenaren - in hoofdstuk 10 wezen wij vooral op de betekenis van het deelrremen van dat Verbond, immers: voor het eerst in de geschiedenis trad de organisatie van diegenen die steeds de steun en toeverlaat van het gouvernement waren geweest, tot een in zijn opvattingen anti-gouvernementeel front toe, Er werd in Djokjakarta een Raad van het Indonesische Volk opgericht, de Madjelis Rakjat Indonesia, en die raad, die Zich als 'het vertegenwoordigend lichaam van het Indonesische volk' aanduidde (als zodanig werd dus niet de Volksraad gezien), kreeg een bestuur, waarin de Gapi, de Miai en de Federatie van vakbonden van inheemse overheidsdienaren elk door vijf leden waren vertegenwoordigd. Ook werd in Djokjakarta besloten, de actie voor het instellen van een parlement uit te breiden, o.m. door, zo

974 [PDF]

heette het, 'het organiseren van grote vergaderingen'. Het gouvernement greep toen onmiddellijk in: op grond van de bepalingen vari de op 10 mei '40 afgekondigde staat van beleg maakte de legercommandant op IS oktober bekend dat voortaan geen enkele bijeenkomst van staatkundige aard, openbaar of besloten, was toegestaan - de besturen van de in de Gapi samenwerkende organisaties besloten begin november, zich aan dat verbod te houden, welk besluit kritiek uitlokte van de zijde van Indonesische jongeren. Die kritiek weergevend wees, zoals wij in hoofdstuk 10 vermeldden, de Regeringspubliciteitsdienst in een opmerkelijk commentaar op

XC'de algemene onbevredigdheid van de huidige situatie in de nationale beweging, waaraan een gevoel van machteloosheid over wat gedaan moet worden, niet vreemd is. In de laatste tijd neemt die onbevredigdheid de vorm aan van felle aanvallen op de leiders en onderlinge verdachtmakingen. Ook de herhaalde betogen tot het doen terugkeren der geïnterneerde leiders zijn daarvan een gevolg' bij die leideis was vooral gedacht aan Soekarno, Hatta en Sjahrit.

XCDe eenheid immers die in de vorm van de Madjelis Rakjat Indonesia was bereikt, overdekte belangrijke onderlinge tegenstellingen: binnen deze Raad tusseri de Miai die een op de Islam gebaseerd Indonesië wenste, en de aridere organisaties die zulk een staat afwezen, en binnen de Gapi tussen een uitgesproken Islarnietische groepering als de Partai Sarekat ISlam Indonesia, de PSII, en de twee groeperingen die niet van de Islam uitgingen: de op sociaal-economisch gebied nogal behoudende Parindra en de eerder 'socialistisch' te rioem en Gerindo. Om al die groeperingen bijeen te houden waren, zo werd het blijkbaar gevoeld, dominerende persoonlijkheden nodig die, zo mogelijk, óók naam hadden gemaakt bij delen van de inheemse volksmassa; dat laatste gold VON Soekarno en in mindere mate voor de man van het Taman Sisu/o onderwijs, ta Hadjat Dewantoro. Gold het bok voor Hatta en Sjahrir ê Vermoedelijk niet, maar zij hadden toch wel op diegenen met wie zij vóór hun verbanning, eerst naar Boven-Digoel, vervolgens naar Banda, in contact ,?,aren geweest, 'indruk gemaakt. Wellicht zou "Tharnrin, de oprichter van de Gapi, er in oktober-november '41 in zijn geslaagd, de 'felle aanvaÜen op de leiders en onderlinge verdachtmakingen' te voorkomen, maar hij was in januari overleden. De capaciteiten van diegenen die later in '41 in de nationalistische beweging vooraan stonden, werden door kritische beoordelaars minder hoog aangeslagen - dat deden van Stàrkenborgh en zijn adviseurs, maar dat deed ook de Kadt die een

975 [PDF]
INEENSTORTING

principieel tegenstander was van het immobilisme van het gouvernement.

XCOp het uitbreken van de oorlog in de Pacific en Nederlands oorlogsverklaring aan Japan reageerden de inheemse dagbladen beheerst en voorzover zij zich uitspraken over japans kansen om de overwinning te behalen, sloegen zij deze laag aan. Een blad in Batavia sprak van 'de krankzinnige aanval van japan op de Amerikaanse vlootbases'l, een blad in Semarang verwachtte 'dat japan dat, wat grondstoffen betreft, van andere landen afhankelijk is, binnen enige maanden zal worden lamgeslagen' 2 algemeen werd voorts de wenselij kheid onderstreept, zich jegens het gouvernement loyaal te gedragen. Dat doende verloren de betrokken bladen de doeleinden der nationalisten niet uit het oog. 'Slechts door het hoofd koel te houden kunnen wij', aldus het te Soerabaja verschijnend dagblad van de Parindra,'een sterke morele grondslag leggen voor een gunstige toekomst." Het in Bandoeng verschijnend dagblad van dezelfde groepering sprak droefenis uit over de keer die de gebeurtenissen genomen hadden, 'maar met dat ar, zo merkte het gouvernementeel persoverzicht naar aanleiding van dit artikelop,

XC'vergeet het blad toch niet om er bij de regering op aan te dringen, ... aan het volk ruimschoots de gelegenheid te geven tot medezeggenschap over eigen lot, opdat van de kant van· dat volk met volle toewijding en geestdrift worde medegewerkt."

XCOp zijn minst één inheems blad drong er op die 8ste december op aan dat het gouvernement er toe zou bijdragen dat de nationalistische beweging een betere leiding zou krijgen. 'Op het moment', schreef het,

XC'dat het gehele volk een duidelijke, eerlijke en onbaatzuchtige leiding nodig heeft, gaan onze gedachten naar onze leiders zoals Mohammed Hatta, Soekarno, Soetan Sjahrir ... Wij wensen hun terugkeer in de beweging, opdat ook zij voor het welzijn van ons land kunnen zorgen."

I 8 dec. 1941, in p. 171 I. 2 9 dec. 1941, a.v.,p. 1714. 3 8 dec. 1941, a.v., p. 1712. 4 a.v., a.v. s a.v., p. 1713.

976 [PDF]
HET INDONESISCH MANIFEST VAN 13 DECEMBER '41

XCDe twee elementen die in de beschouwingen in de inheemse dagbladpers te vinden waren: een oproep aan de inheemsen om zich loyaal te gedragen en een oproep aan het gouvernement om de nationalistische beweging tegemoet te komen, waren ook te vinden in een manifest dat op 13 december werd uitgegeven namens de Gapi en de Raad van het Indonesische Volk, de Madjelis Rakjat Indonesia. In dit stuk werd gesteld dat een zichzelf respecterend volk de plicht had, weerstand te bieden aan een buitenlandse aanval, en dat het derhalve nodig was, 'het thuisfront te versterken.' Om dat te bereiken, werden de Indonesiërs opgeroepen, volledige medewerking te verlenen aan het gouvernement in zijn streven om Indië's veiligheid te bevorderen en alle gouvernementsinstructies op te volgen; het manifest sprak 'vertrouwen' uit in 'het wijs beleid van het gouvernement bij de handhaving van de openbare rust en orde' - anderzijds drong het er op aan dat het gouvernement onmiddellijk 'de Indonesische volksbeweging' zou uitnodigen 'om samen een nieuwe maatschappelijke orde op te bouwen, gebaseerd op demoeratie in politiek, economisch en sociaalopzicht.' t Wie hadden dit manifest opgesteld? Niet het vijftien leden tellend bestuur van de Madjelis Rakjat Indonesia, evenmin het centraal secretariaat van de Gapi waarin van de aanvang af de Parindra, de Gerindo en de PSII vertegenwoordigd waren geweest, maar vier vooraanstaanden hadden het samen gedaan: Wirjopranoto, Thamrins opvolger in het centraal secretariaat van de Gapi, en drie inheemse voormannen die wij tot dusver nog niet noemden: ten eerste de advocaat en procureur mr. R. M. Sartono, die lid was geweest van Soekarno's PNI, in '31 de voortzetting daarvan, de Partindo, had helpen oprichten, in '38-'39 ondervoorzitterwas geweest van het Comité dat (vergeefs) een groot petitionnement ter ondersteuning van de petitie-Soetardjo had trachten te organiseren, eind '4o-begin '41 de Gapi had geadviseerd bij het opstellen van het politieke hervormingsplan dat zij aan de commissie-Visman had voorgelegd en een van de Gapi-vertegenwoordigers was geworden in het bestuur van de Madjelis Rakjat Indonesia; ten tweede de onderwijzer Atik Soewardi, een vertegenwoordiger van de West-Javaanse Pasoendan-groepering, die tweede secretaris was geweest van het zojuist genoemde petitionnementscomité; ten derde een voorman van de PSII, Soetan Mohammed Sjah, die af en

I Wij beschikken niet over de volledige tekst van het manifest; onze samenvatting is gebaseerd op S. Abeyasekere: p. 83, en op de 13 dec. 1941, aangehaald in p. 1762-63.

977 [PDF]
INEENSTORTING

toe Abikoesno, de voorzitter van de PSII, vervangen had als vertegenwoordiger van deze partij in het centraal secretariaat van de Gapi. Het kan zijn dat di-evier, alvorens het manifest van 12 december uit te geven, anderen hebhen geraadpleegd, maar dat hadden zij in elk geval nagelaten met betrekking tot Abikoesno en deze had er geen enkele behoefte aan, het gouvernement, dat geen der geïnterneerde lei-ders had vrijgelaten maar wèl de nationalistische beweging getroffen had door haar persbureau Antaya te sluiten, stroop om de mond te smeren door vertrouwen uit te spreken in zijn 'wijs beleid bij de handhaving van de openbare rust en orde'; dat ging ook de Miai te ver.

XCDe PSII nam het eigenmachtig optreden van Wirjopranoto, Sartono, Soewardi en Mohammed Sjah zo hoog op dat zij op 25 december bekendmaakte dat zij zowel uit de Gapi als uit de Madjelis Rakjat Indonesia was getreden; die bekendmaking werd door inheemse dagbladen, en dan niet alleen door die van de Parindra en de Gerindo, slecht ontvangen; de PSII, meenden zij, had in eerste instantie haar bezwaren binnenskamers aan de orde moeten stellen. 'Wat met veel zorg en moeite is opgebouwd, heeft', schreef een Bataviaas dagblad,

XC'de heer Abikoesno c.s. met zijn overijlde daad ineen doen storten. De krachten die men voor het welzijn van land en volkjuist bezig is te mobiliseren, zijn weer versplinterd. Het blijkt thans zeer duidelijk dat de leiders van de Indonesische beweging nog geen greintje politieke feeling hebben. De zucht om vooraan te staan en leidertj e te spelen is bij verschillende leiders nog niet verdwenen. Het begrip 'dienen' kennen zij blijkbaar niet.' I

XCVoordat nu de PSI! uit de genoemde federatieve verbonden was getreden, had het gouvernement zijn standpunt bepaald ten aanzien van het namens de Gapi en de Madjelis Rakjat Indonesia 'uitgegeven manifest. Het had in mei '40, toen het tot soortgelijke loyaliteitsverklaringen was gekomen, daarop in het geheel niet gereageerd - nu, onder de druk der omstandigheden, wijzigde het zijn koers, zulks ondanks het feit dat de oprichting van de Madjelis Rakjat Indonesia een pretentie had ingehouden die dwars tegen zijn beleid inging.

XCVan het overleg dat aan die koerswijziging voorafging, kennen wij de bijzonderheden niet; wij weten slechts dat Algemeen Secretaris Kiveron omstreeks 23 december namens van Starkenborgh een brief" zond aan

XCI Kebangoenan, 30 dec. 1941, a.v., 1942, p. 27. 2 Tekst in Persoverzicht, 1941-42, p.

978 [PDF]
VAN STARKENBORGH ZOEKT CONTACT

het bestuur van de Madje/is Rakjat Indonesia en het secretariaat van de Gapi waarin o.m. te lezen stond:

XC'Hoewel Zijne Excellentie er reeds van overtuigd was dat in de door u vertegenwoordigde kringen van Indonesiërs het besef leeft van de werkelijke b.etekenis van de strijd tegen de Japanse aggressie, zo waardeert de Landvoogd toch dit spontaan bewijs van de overtuiging dat thans alles moet worden achtergesteld bij het belang van een zo krachtig mogelijk door allen gedragen inspanning om deze krijg tot een goed einde te brengen.

XCDe regering heeft ... hare organen reeds opgedragen om na te gaan, op welke wijze van de in de Indische samenleving breed verbreide bereidheid tot actieve medewerking, nog meer dan thans reeds geschiedt, gebruik gemaakt kan worden. Ook met de vertegenwoordigers van de ... Madjelis Rakjat Indonesia en van de Gapi zal daartoe overleg gepleegd worden, om te geraken tot een zo zakelijk en doeltreffend mogelijke aanwending van de beschikbare krachten.

XCDe gouverneur-generaal houdt er zich van overtuigd dat op deze wijze een stevig fundament kan worden gelegd voor de gestadige opbouw van dit land, ook wanneer de vrede zal zijn weergekeerd.'

XCVan Starkenborghs koerswijziging hield in dat hij als eerste gouverneur-generaal de twee organisaties die het Indonesisch nationalisme vertegenwoordigden en welker streven, hij wist het, uiteindelijk gericht was op de vorming van een door Indonesiërs bestuurd Indonesië, als gesprekpartners erkende, maar: niet als enige; bovendien wenste hij dat gesprek te beperken tot een gedachtenwisseling over 'een zo zakelijk en doeltreffend mogelijke aanwending van de beschikbare krachten' voor de oorlogvoering - op de in het manifest van 12 december geuite wens, overleg te plegen 'om samen een nieuwe maatschappelijke orde op te bouwen, gebaseerd op demoeratie in politiek, economisch en sociaal opzicht', ging hij met geen woord in. Dat was in overeenstemming met wat hij op 20 december aan de regering in Londen had geseind in een telegram waarin hij (dat gedeelte haalden wij al aan in hoofdstuk 13) had aangedrongen op een 'voortdurende stroom van Geallieerde versterking', maar ook had gewezen op de Japanse propaganda welke de inheemsen tegen de Nederlanders trachtte op te zetten; daarop had hij laten volgen:

XC'Kracht wordt gezocht in tegenpropaganda en binden van inheemse groepen aan de regering, evenwel zonder politieke concessies, welke uit den boze, immers a. aan zwakte doen denken, b. desorganiserend zouden werken door bevoegdheden te leggen in onbekwame handen.' 1

1 Telegram, 20 dec. 1941, van van Starkenborgh aan de regering (IC, Ia 551).

979 [PDF]
INEENSTORTING

XCIn de inheemse dagbladen werd over het algemeen waardering geuit voor het feit dat het gouvernement de Madjelis Rakjat Indonesia en de Gapi als gesprekspartners had aanvaard, maar daarbij werd duidelijk gemaakt dat het gesprek politieke vraagstukken niet uit de weg mocht gaan. 'Wij noemen bijvoorbeeld', aldus een in Djokjakarta uitkomend Indonesisch dagblad,

XC'de opheffing van de internering van ir. Soekarno en andere leiders, verruiming van de bevoegdheden van de Volksraad, opdat zo spoedig mogelijk een verantwoordelijke regering verkregen worde, vermeerdering van het aantalleden van de Volksraad, zo mogelijk door benoeming van leiders van de beweging die niet gekozen zijn, enzovoort.'

XCEen tweede blad schreef:

XC'Wij weten niet op welke wijze zal worden samengewerkt, erkend moet echter worden dat de regering een begin heeft gemaakt om een nieuwe weg te banen. Wij hopen dat deze samenwerking voor beide partijen goede vruchten zal afwerpen. Er zijn vraagstukken genoeg die in het belang van de samenleving een dringende oplossing behoeven: de vrijlating der geïnterneerde leiders, de erkenning van het volkslied, de volledige indianisatie, de Indonesische meerderheid in diverse raden, enzovoort. .. Het gevoel, voor het 'eigen' land te werken, zal de drang vormen om zich tot het uiterste te geven."

XCNàg een concessie deed van Starkenborgh: hij liet begin januari '42 het verbod opheffen om in de uitzendingen van de Oosterse omroep van de Nirom het begrip 'Indonesië' te gebruiken als aanduiding van de gehele archipel.

XCIn diezelfde dagen maakte de Regeringspubliciteitsdienst bekend dat het eerste gesprek tussen het gouvernement en vertegenwoordigers van de Madjelis Rakjat Indonesia en de Gapi op de I yde januari zou plaats vinden in Djokjakarta, dat de pers er niet zou worden toegelaten en dat het louter zou gaan over de vraag hoe de oorlogsinspanning verhoogd kon worden. Desondanks verklaarden de twee uitgenodigde lichamen zich bereid, aan het gesprek deel te nemen - die bereidverklaring leidde tot een nieuwe splitsing: de Miai, van mening dat de partners in de Madjelis Rakjat Indonesia een gesprek op een zo beperkte basis hadden moeten weigeren, trad uit het samenwerkingsverband. Het gevolg was

XCI Sedija Tama, 27 dec. 1941, in Overzicht van de Indones. en Chin.-Maleise pers, 1942, p. 18-19. 2 Mimbar Ramal, 8 januari '42, in Persoverzicht, 1941-42, p.

980 [PDF]
EEN MISLUKT GESPREK

dat, toen het gesprek op de r yde gehouden werd (vier dagen dus nadat de Japanners in de Minahassa en op Tarakan waren geland), de gehele Islamietische sector van de inheemse samenleving niet was vertegenwoordigd: niet in de delegatie van de Madjelis Rakjat Indonesia en, door het uittreden van de PSII, niet in die van de Gapi.

XCVan het verloop van het gesprek (van Starkenborgh was er vertegenwoordigd door de directeur van zijn kabinet, dr. Idenburg, de namen van de Indonesische deelnemers kennen wij niet) weten wij slechts dat er geen enkele toenadering kwam tussen de tegengestelde opvattingen, dat geen enkel gemeenschappelijk besluit werd genomen op het gebied van de oorlogsinspanning en dat het enig positieve was dat afgesproken werd, op dit eerste gesprek een tweede te laten volgen. Tot dat tweede gesprek is het niet meer gekomen.

XC. . . Voorts moet onze houding in deze oorlog gegrond zijn op het eigen ideaal: de verkrijgingvan het zelfbeschikkingsrecht en'de bestrijding van aggressie. Als wij er van overtuigd zijn, dat de Japanse aggressie onze idealen in gevaar brengt, dan moeten wij het Japanse imperialisme bestrijden. Ook als wij zouden weten dat Japan waarschijnlijk winnen zal, blijft de plicht op ons rusten om voor onze bedreigde idealen op te komen. Liever staande sterven dan knielende leven ... Dit is de betekeriis van de strijd.' I

XCVaH zijn beschouwing zond Hatta Sjahrir, zijn medeballing op Banda, een samenvatting. Sjahrir schrok er van. Niet dat hij iets op de inhoud tegen had, maar welke gevaren konden voor Hatta niet uit publicatie voortvloeien, indien, zoals hij voor mogelijk hield, Japan zou winnen en dus heel Nederlands-Indië zou veroveren! Hij zocht onmiddellijk Hatta op, wees hem op die gevaren en betoogde dat de Nederlanders het er niet naar hadden gemaakt dat men het eigen leven voor hen in de waagschaal zou stellen. Een uur voor Sjáhrirs komst was Hatta's brief evenwel door de posterijen van Banda meegenomen en Hatta's pogingen, publicatie van zijn beschouwing te voorkomen, faalden.

XCZijn twee artikelen in Pemandangan werden i!!.verscheidene Europese bladen overgenomen en trokken uiteraard ook in gouvernementskringen de aandacht. Zij gaven, deelde van Starkenborgh in '48 aan de Enquêtecommissie mee,

XC'sommigen van mijn adviseurs aanleiding, er op aan te dringen dat ik Hatta uit Banda zou weghalen en naar Java brengen om hem zich daar vrij te laten bewegen. De regering moest proberen, profijt te trekken van zijn steun. Dat heb ik niet gedaan. 'Het kon voor de regering alleen maar verzwakkend zijn, iemand die jarenlang als revolutionair-gevaarlijk geïnterneerd was, naai voren te halen en hem te zeggen: 'Nu aanvaard ik uw hulp', en in de tweede plaats heb ik het niet gedaan omdat ik geen praktische waarde hechtte aan de organisatie die Hatta toen nog tot stand zou kunnen brengen ... Hoe ver was Hatta bovendien te vertrouwen? En welk een ongerustheid zou samenwerking met Hatta bij verscheidene andere groepen niet hebben gewekt?'2

XCI Pemandangan, 22 en 23 dec. I94I, aangehaald in de Deli Courant, 3 jan. I942. 2 Getuige van Starkenborgh, Enq., punt n, ongepublic. verhoren, vraagno.

982 [PDF]
HATTA EN SJAHRIR

XCMet dat al was vall Starkenborgh humaan genoeg om te beseffen dat hij, al wees hij Hatta als bondgenoot in de strijd tegen Japan af, op diens persoonlijke veiligheid bedacht moest zijn. Hij droeg er zorg voor dat de laatste MLD-Catalina die eind januari '42 Ambon verliet (daar zouden de Japanners op de 3r ste landen), nog in het donker bij Banda neerstreek om Hatta en Sjahrir (zij kregen een kwartier om hun bezittingen bijeen te pakken) naar Java mee te nemen. Beiden moesten zich op West-Java in Soekaboemi vestigen (zie kaart XVIII op de pag.'s 1002-1003) waar hun slechts een beperkte bewegingsvrijheid werd toegestaan. Hatta werd er, aldus later Sjahrir,

XC'bijzonder ontsteld door de pro-japanse houdirig van de mensen. En hoe langer wij in Soekaboemi waren, des te duidelijker werd het dat zij hoopten op een japanse overwinning en een snelle ineenstorting van het koloniale regime. In de laatste weken van dat regime was er geen angst meer voor de politie. De mensen zeiden openlijk dat de voorspelling van Djojobojo bewaarheid werd en dat de dagen van de heerschappij der blanken geteld waren. De komst van de japanners, zeiden zij, zou de bevrijding betekenen en na honderd dagen van hun bezetting zouden de beloofde dagen van de vrijheid komen. Wij waren machteloos om tegen dit zich uitbreidend geloof te ageren.' I

XCSoekarnó ging. verder dan Hatta en Sjahrit. Ook hij deed in decemberen januariweten, in zijn geval in gesprekken met de resident van Benkoelen. dat er geen wijziging was gekomen in zijn anti-Japanse opvattingen; hij was, zei hij verder, bereid steun te verlenen aan het gouvernement. Van Starkenborgh wees dat aanbod af. Kort nu na de komst van de Japanners in Palembangfebruari) stelde de resident van Benkoelen voor, dat Soekarno, die hij als een potentieel helper der Japanners zag, naar Java zou worden overgebracht - Soekarno zijnerzijds drong er in een emotioneel telegram aan van Starkenborgh op aan dat hij met een oorlogsbodem naar Australië zou worden getransporteerd. Beide mogelijkheden werden onder van Starkenborghs voorzitterschap

'41 '42 (14

XCI Sjahrir: Out ofexile, p.

983 [PDF]
INEENSTORTING

besproken.' Soekarno' s overbrenging naar java werd niet nodig geacht en zijn overbrenging naar Australië werd afgewezen op grond van de overweging dat te voorzien viel dat hij aldaar en eventueelook elders zou gaan ageren voor een beëindiging, na de oorlog, van het Nederlands koloniaal regime. Van Starkenborgh wilde Soekarno in Benkoelen laten. 'Voor hem', zei hij aan de Enquêtecommissie, 'gold niet wat voor Hatta gold. Soekarno had zich niet in het openbaar geuit op een wijze die tot japanse vergelding zou kunnen leiden' (inderdaad, niet na het uitbreken van de oorlog in de Pacific, maar wel voordien!). 'Ik wilde hem stillaten zitten."

XCGelijk vermeld, landden de japanners op 14 februari in Palembang. In Benkoelen arriveerden zij op 25 februari. Tussen die twee data, en vermoedelijk dan kort voor de z yste, trof een Nederlands bestuursambtenaar, drs. B. Oldenburger, in het residentiekantoor te Benkoelen Seekarno aan, die een koffer bij zich had. 'Ik begroette Soekarno', aldus een latere aantekening van Oldenburger",

XC'en maakte een praatje met hem. Ik zei bij dat gesprek een beetje grof (waarschijnlijk onder de invloed der gebeurtenissen!): 'Meneer Soekarno, nu komt uw tijd! U wordt nog eens Radja van heel Indonesië.' Soekarno antwoordde: 'Meneer Oldenburger, zo ver gaan mijn aspiraties niet. U weet toch dat ik in tijdschriftartikelen steeds tegen de Jappen heb geschreven. Ik zal het u maar vertellen: ik heb gevraagd om te worden afgevoerd naar Australië. Zodra het' donker wordt, komt er de bus van de Veldpolitie en ... gaan we naar Padang. Daar zal ik worden afgehaald door een Australische torpedobootjager en worden overgebracht naar Australië.' '

XCWij houden het voor waarschijnlijk dat de resident van ,Benkoelen kort voor de z yste nog niet wist, welke beslissing in Batavia gevallen was en dat hij toen, het zekere voor het onzekere nemend, besloot Soekarno naar Padang over te brengen. Dat was geen simpele zaak! Met zijn gezin werd hij per auto naar Moeko Moeko gereden (zie kaart XV op pag. 857) maar vandaar was de primitieve kustweg naar Padang die een reeks in de natte moesson gezwollen rivieren kruiste, niet berijdbaar - Soekarno entuige van Starkenborgh, Enq., punt n, ongepublic. verhoren, vraagno. 28 993. 3 Aangehaald in L. G. M. ]aquet: /lj/ossing van de wacht, P:

I Op grond van een in '78 door dr. Levelt gedane mededeling maakt dr. L. G. M. ]aquet in zijn (p. 25) melding van een bespreking in de raad van departementshoofden - wij houden het voor waarschijnlijker dat er een bespreking geweest is in het terzake competente college: de Raad van Nederlands-Indië, 2 Ge

984 [PDF]
SOEKARNO

zijn gezin moesten te voet langs een moeilijk tracé een afstand afleggen van 300 km. Wij weten niet precies op welke datum zij Padang bereikten; onze schatting is: omstreeks 15 maart. De Japanners verschenen in Padang op de z jste.

XCOp Soekarno's eerste contact met hen komen wij in deel I I b terug - uitgebreid, Het dunkt ons van belang, hier slechts te onderstrepen dat de verantwoordelijkheid voor het feit dat de Japanners deze geduchte volksmenner in Indië aantroffen, aan Nederlandse kant ligt.

XCIn juni '41 had van Starkenborgh de naoorlogse rijksconferentie aangekondigd waar Nederlands-Indië vertegenwoordigd zou moeten worden door een aantal 'vooraanstaande personen'. Hoevelen zouden dat zijn en hoe zou de delegatie moeten worden samengesteld? De Raad van Nederlands-Indië adviseerde hem dat de Nederlands-Indische delegatie uit vijftien personen diende te bestaan (voor de Antillen en Suriname dacht de raad aan telkens drie) en dat die vijftien door het gouvernement moesten worden benoemd, tien van hen op voordracht van de Volksraad. Twee leden van de raad, van der Plas en Soejono, meenden dat die voordracht een bindend karakter moest hebben, maar dat wees van Starkenborgh af, 'wijl', zo seinde hij eind oktober '41 aan Gerbrandy, 'geen risico mag gelopen worden dat aldus bijvoorbeeld geïnterneerden als Soekarno zouden moeten worden benoemd.' 1 Hij en de meerderheid van de Raad van Nederlands-Indië wilden niet verder gaan dan de Volksraad het recht geven, dubbeltallen op te stellen voor de bedoelde tien benoemingen en zulks moest dan door de Volksraad met absolute meerderheid van stemmen geschieden: met minstens een-en-dertig stemmen vóór dus.

XCZijn benoemingsvoorstel aan Gerbrandy voorleggend, vroeg van Starkenborgh of het kon worden goedgekeurd, 'opdat spoedig, bijv. in november, systeem van aanwijzing en aantal deelnemers kan bekendgemaakt.'? Gerbrandy had evenwel geen haast en wilde de bekendmaking uitstellen, hetgeen van Starkenborgh, die eind augustus met goedvindenkoningin). 2 Telegram, 30 okt. 1941, van van Starkenborgh aan Welter (van der Wal:

1 Telegram, 30 okt. 1941, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (archief kab. der

985 [PDF]
INEENSTORTING

van de regering aan de Volksraad had laten meedelen dat de delegatie 'eerlang' samengesteld zou worden, onjuist achtte. Op 5 december, drie dagen voor het uitbreken van de oorlog in de Pacific, telegrafeerde hij aan Gerbrandy:

XC'Moet uitstel beslissing inzake aanwijzing deelnemers Rijksconferentie met aandrang ontraden, aangezien daarmee indruk gewekt Opperbestuur terughoudend op positieve toezegging dat aanwijzing 'eerlang' zou geschieden. Ondanks sterke aandrang uit Volksraad en maatschappij regering steeds uiterst schaars geweest met beloften en vooruitzichten doch vertrouwen moet gehandhaafd dat eenmaal gegeven toezeggingen loyaalst worden nagekomen.'

XCDat was ook van Mooks opinie: hij, wel al benoemd tot minister van koloniën maar nog niet naar Londen vertrokken, voegde aan van Starkenborghs waarschuwing een eigen waarschuwing toe die in van Starkenborghs telegram werd opgenomen: 'Van thans met zorg voorbereide en uitgezochte afgevaardigden' (het gouvernement had, zo veronderstellen wij, in de Volksraad de nodige contacten gelegd om te bevorderen dat in de dubbeltallen de voor hem aanvaardbare candidaten zouden domineren) 'veel meer waardering Nederlands standpunt en zin tot constructieve samenwerking verwachtbaar dan van zonder voorbereiding en onder druk teleurstelling en wantrouwen (ook onderling wantrouwen) samengestelde groep.' 1 Gerbrandy aanvaardde deze argumenten en vroeg op 12 december koningin Wilhelmina om machtiging, van Starkenborgh mee te delen dat deze de door hem voorgestelde aanwijzingsprocedure kon bekendmaken - meer dan een maand liet zij verstrijken voordat zij, op 15 januari '42 (de Japanners waren al in de archipel doorgedrongen), die machtiging .verleende. Toen leek dus vast te staan dat Indië op de naoorlogse Rijksconferentie door vijftien, de Antillen en Suriname elk door drie leden zouden 'worden vertegenwoordigd; de regering meende voorts dat Nederland een even grote vertegenwoordiging moest krijgen als Indië, maar wie die vijftien 'vooraanstaande' Nederlanders zouden zijn, zou pas na de bevrijding vastgesteld kunnen worden. Dat laatste maakte de regering op 27 januàri bekend, er aan toevoegend: 'De aanwijzing van de Oosten West-Indische leden ... zal thans geschieden teneinde de deelnemers gelegenheid te geven tot een vrije en grondige studie en voorbereiding.'

XCToen nu Wavell en de Combined Chiefs if Staff midden februari Java

XC1 Telegram, 5 dec. 1941,

986 [PDF]
DE DELEGATIE TER RI]KSCONFERENTIE

opgegeven hadden, was duidelijk dat in Indië van 'een vrije en grondige studie' geen sprake zou kunnen zijn. Vandaar dat Gerbrandy in zijn eerder weergegeven telegram aan van Starkenborgh van 20 februari, waarin de groepen werden opgesomd die naar Gerbrandy's oordeel tijdig Indië dienden te verlaten, ook de alsnog samen te stellen Indische delegatie noemde, ja hij noemde deze als eerste:

XC'Als voor ideële bedoelingen rijksregering meest sprekende en symbolische groep de vijftien Indische vertegenwoordigers rijksconferentie die voorbereidingsarbeid toekomstbouw Nederlandse rijk onder alle omstandigheden dienen voortzetten, derhalve adviseerdezelve onverwijld benoemen. Aan dezen ware (te) vergunnen gezinnen medenemen.'

XCDit advies werd niet opgevolgd. WaarOITI niet, maakte van Starkenborgh na contact met Jonkman, de voorzitter van de Volksraad, op donderdag 26 februari, daags dus voor de Slag in de Javazee, aan Gerbrandy duidelijk, hem uit Bandoeng seinend,

XC'dat de Volksraadsvoorzitter wegens snelle ontwikkeling der situatie, waarin het contact met de Buitengewesten verbroken is en de deelneming aan Volksraadsvergadering ook van Javaleden belangrijk verminderd, terecht voornemens is de voordracht van Indische vertegenwoordigers uit te stellen. Aanwijzing thans' zou een willekeurig karakter hebben en niet representatief zijn, bovendien zou aandrang regering op afdoening alleen gemotiveerd kunnen worden met het oog op mogelijke overmeestering van Java hetgeen beslist onraadzaam is. Tenslotte zou deze groep zeker niet werkelijk in het buitenland nuttige en uitsluitend aan onze zaak loyale personen omvatten, integendeel verscheidenen zouden de leus van zelfbeschikkingsrecht luide verkondigen.' 1

XCBij deze bezwaren legde Gerbrandy zich neer.

XC1 Telegram, 26 febr. 1942, a.v. (a.v., p.

987 [PDF]
INEENSTORTING

zijn werkzaamheden weer ter hand genomen. Hij had in januari een ontwerp-ordonnantie inzake het ambachtsonderwijs behandeld en in februari een tot oprichting van een nieuw departement: Sociale Zaken. Die voorstellen hadden niet tot moeilijkheden geleid, maar toen er op 17 februari een tot belastingverhoging was ingediend, hadden verschillende inheemse leden bezwaren geuit. De laatste zitting vond plaats op vrijdag de 27ste: er werd toen een suppletoire begrotingspost goedgekeurd die het mogelijk zou maken, oorlogsschade te vergoeden.

XCOp die vrijdag bevond van Starkenborgh zich al bijna een week in Bandoeng en daarheen waren ook de kernen van de departementen verplaatst. Wat moest met de Volksraad geschieden? Van Starkenborgh achtte het wenselijk dat hij er onder alle omstandigheden een vorm van contact mee zou kunnen onderhouden - mede omdat verscheidene leden ontbraken, werd besloten, niet de raad als geheel naar Bandeeng te laten gaan maar slechts het College van Gedelegeerden dat tijdens het reces van de raad namens deze placht op te treden. Er waren vijftien gedelegeerden. Wij weten niet of zij alle vijftien inderdaad naar Bandoeng reisden maar wèl dat het college als zodanig daar gevestigd werd in het verenigingsgebouw van het Indo-Europees Verbond en dat Jonkman in de nacht van zaterdag 28 februari op zondag I maart Batavia verliet en in zijn auto over de goed onderhouden weg, kampong na kampong passerend, via Soekaboemi naar Bandoeng reed.

XCHet was de nacht waarin de Japanners op vier plaatsen op Java's lange noordkust aan land gingen.

Java gaat verloren

XC

XCVan de twee bevolkingsgroepen die de Indische oorlogsinspanning droegen: de Nederlanders en de Indische Nederlanders, woonde het veruit grootste deel niet in de Buitengewesten maar op Java, zulks met sterke eoncentraties in steden als Batavia, Bandoeng, Djokjakarta, Semarang, Soerabaja en Malang. Met welke verwachtingen zagen zij de strijd op Indië's hoofdeiland

988 [PDF]
TE OPTIMISTISCHE COMMUNIQUÉS

XCWij hebben er maar weinig gegevens over. Vast staat slechts dat zij over het algemeen door de snelle nederlaag overrompeld zijn, hetgeen betekent dat zij geen reële kijk hadden op de zwakheid van het Knil en de kracht van de Japanners. Dat is heel wel verklaarbaar. In de z.g. weermachtcommuniqués, waarin de gegevens van het Knil en de marine gecombineerd waren, later in die van Abda-Commandt; was de snelheid waarmee de Japanners hun overwinningen behaald hadden, nooit duidelijk tot uiting gekomen en die communiqués hadden over het algemeen een veel te rooskleurig beeld gegeven van het verloop der gevechten. Op Tarakan bijvoorbeeld waren de Japanners in de nacht van 10 op I I januari aan land gegaan - inderdaad, het weermachtcommuniqué van de r rde maakte melding van die landing, 'waarbij', zo las men, 'het garnizoen van Tarakan uiteraard krachtige weerstand bood.' Op de r yde werd officieel verklaard: 'Over de aanval op Tarakan en de bestrijding daarvan, welke met kracht wordt voortgezet, kunnen op het ogenblik geen nadere bijzonderheden worden verstrekt' - de strijd tegen de Japanners was toen al drie dagen ten einde. Het belangrijke vliegveld Kendari werd op 24 januari door de Japanners veroverd ten koste van welgeteld twee gewonden - het communiqué van de 2sste vermeldde die landing, er aan toevoegend: 'Er wordt onzerzijds krachtig weerstand geboden.' 'Het verzet', aldus het communiqué van de zçste (de Japanse luchtmacht had toen al jagers en bommenwerpers op het vliegveld geposteerd), 'wordt nog krachtig voortgezet en onze troepen hebben hun stellingen bezet gehouden.' Op Ambon landden de Japanners op 3 I januari en het laatste guerrilla-detachement van het Knil capituleerde er op 7 februari - het communiqué van 10 februari berichtte evenwel: 'Op Ambon vindt het verzet nog steeds voortgang.' Dat bepaalde gebieden en punten verlorenwaren gegaan, was in de communiqués zelden duidelijk gezegd; men had het in de regel slechts kunnen afleiden uit het feit dat zij uit de bekendmakingen verdwenen waren om voor andere, meer zuidelijk gelegen, plaats te maken. Dan waren in die communiqués met betrekking tot de strijd ter zee en in de lucht de aan de Japanners toegebrachte verliezen in de regel veel te hoog aangegeven - te goeder trouw, stellig, maar het had een vertekenend effect gehad. Midden februari was de val van Singapore wel als een katastrofale tegenslag ervaren en toen hadden op Java ook de bombardementen waartoe de Japanners in staat gebleken waren, bezorgdheid gewekt, maar daar had

XCI Tekst van deze communiqués in de periode 10 dec. '41-6 mrt. '42 in IC, 7

989 [PDF]
INEENSTORTING

den andere feiten tegenover gestaan: men had Amerikaanse, Britse en Australische militairen zien verschijnen en dat had het vertrouwen versterkt dat de Geallieerde hulp althans voor het hoofdeiland op tijd zou komen. Dat vertrouwen ging gepaard met angst: angst vooral voor de wreedheden en de wandaden waaraan, àls zij verschenen, de Japanners zich, naar men aannam, zouden overgeven (het gerucht dat op Tarakan Nederlandse verpleegsters verkracht waren, leidde er toe dat er hier en daar op Java gesproken werd, aldus Vromans, 'over het doden van verpleegsters bij de komst der Japanners om die aan een erger lot te doen ontsnappen'!), angst voor het ingrijpen van leden van de 'Vijfde Colonne' die, zo werd rondverteld, op vele plaatsen in de archipel de Japanse luchtmacht met lichtseinen en rooksignalen zouden hebben geholpen", angst voor het onverhoeds landen van Japanse parachutisten.' Zo schommelden velen tussen hoop en vrees en er waren er (wij weten niet

XCI A. G. Vromans: 'De staatsmobilisatie van Nederlands-Indië', p. 368. 2 'Onze transportvliegers " aldus later een kolonel van de Militaire Luchtvaart, 'stonden voor niets en het ontbrak hun bepaald niet aan vakmanschap en moed, maar ik heb toch een paar van hen in alle ernst horen zeggen dat we verkocht en verraden waren, want overal, tot zelfs in het Sumatraanse en Borneose oerwoud toe, zat het vol met Vijfde Colonne. Vloogje over het oerwoud naar een geheim vliegveld' (op Sumatra Palembang II, op Borneo Singkawang II en Samarinda II), 'dan zag je langs de gehele route rook opstijgen en je hoefde de rookkolommetjes maar te volgen om precies uit .te komen op de plaats- van bestemming Nu stijgen er inderdaad uit het oerwoud op velerlei plaatsen altijd rookkolommen omhoog, niet alleen langs de vliegroutes maar overal. Het was op het idiote af om, nu het oorlog was, die rookkolommen toe te schrijven aan het werk van de Vijfde Colonne.

XCToen ik op het hoofdkwartier van de luchtmacht' (te Bandoeng dus) 'op een morgen voor het eerst luchtalarm meemaakte' (vermoedelijk was dat op de eerste dag van de Japanse luchtoperaties boven Java, 3 februari) 'en we ons naar de schuilkelders begaven ... , was het toevallig het mooiste weer van de wereld. Een heldere blauwe lucht, maar geen vliegtuig te zien of te horen. Dus bleven we bij de ingang van de schuilkelder staan ... vanwaar we uitzicht hadden over het centrum van de stad. Plotseling riep er een van de officieren: 'Kijk, Vijfde Colonne!', en hij wees in de richting van een witte rookpluim die we op grote afstand uit het centrum zagen opstijgen. Ik riep onmiddellijk een van onze Javaanse motorrijders er bij, wees hem de rookpluim en droeg hem op, er snel heen te rijden om te kijken wat dat te betekenen had. Binnen tien minuten was de man terug: de rookpluim kwam van het station Bandoeng waar op het emplacement een locomotief aan het stoom afblazen was .... Zodra ik de kans kreeg, heb ik me tot generaal Bakkers gewend, de chef-staf van het Algemeen Hoofdkwartier, om hem te raden, alle berichten omtrent een Vijfde Colonne uit de pers te doen verdwijnen.' (c. Giebel: 'Via Colditz en Morotai' (z.d.), p. 16465) 3 Om de landing van parachutisten te bemoeilijken, werden op tal van terreinen, met name op de Bandoengse hoogvlakte, bamboestaken in de grond gepoot. 99

990 [PDF]
BEZORGDHEID VOOR DE KOMST DER JAPANNERS

hoevelen) die uit die onzekerheid vluchtten in een nogal luidruchtig feestvertoon, dat in januari en februari gestimuleerd werd door de behoefte om de te hulp gesnelde Geallieerde militairen te onthalen. 'Sinds de oorlog was uitgebroken, was het', schreef later de in onze voorlaatste voetnoot al aangehaalde kolonel van de Militaire Luchtvaart,

XC'in Bandoeng [in de sociëteit) iedere avond feest in plaats van alleen maar tijdens het weekeinde. Vroeger stonden er ... alleen op zaterdagavonden drommen Indonesiërs te kijken naar de sprongen die er door de blanda's op de dansvloer werden gemaakt, maar nu het oorlog was, stond het er elke avond tjokvol, elke avond was het feest."

XCBij diegenen die zo hun bezorgdheid afreageerden, vond de geforceerde uitgelatenheid steun in het feit dat in de gebieden die nog niet door de Japanners waren veroverd, in de eerste drie maanden van de oorlog het dagelijks leven overdag ('S avonds was de verduistering hinderlijk) niet wezenlijk werd verstoord, behalve dan in Soerabaja toen het in februari herhaaldelijk werd gebombardeerd. De enige verschillen met vroeger waren dat in januari in de steden veel scholen, nodig voor inkwartiering van troepen, werden gesloten, dat vele inheemsen de steden verlieten en dat ook vrouwen en kinderen van Europeanen en van Chinezen (wij weten niet hoevelen) uit de kuststrook wegtrokken (uit Batavia vooral naar Bandoeng, dat propvol vluchtelingen raakte). Te denken gaf voorts dat het gouvernement en talrijke Europese maatschappijen er in de laatste week van februari een begin mee maakten, bij wijze van voorschot twee maanden salaris uit te betalen, dat toen een deel van de particuliere auto's werd gevorderd en dat op donderdag 26 februari op Java de benzinerantsoenering werd ingevoerd. Ook toen evenwel voorzag men niet dat een snelle verovering ophanden was. Van Mooks opvolger van Hoogstraten die, zoals eerder vermeld, eind februari naar Australië werd gezonden om er het doorzenden van Geallieerd oorlogsmaterieel te bevorderen, was er van overtuigd dat hij nog naar Java zou kunnen terugkeren; 'wij dachten toen namelijk allemaal', zei hij later aan de Enquêtecommissie, 'dat de Preangerstelling' (die na de Eerste Wereldoorlog ontmanteld was) 'minstens twee tot vier maanden zou kunnen worden verdedigd'2, en nadat van der Plas op dinsdagavond 3 maart, toen de Japanners op Java al belangrijke successen behaald hadden, in eenJ.99

, C. Giebel: 'Via Colditz en Morotai', p. 168. 2 Getuige E. van Hoogstraten, dl. III c, p. 832.

991 [PDF]
INEENSTORTING

radiotoespraak gezegd had dat men zich op zeer ernstige gebeurtenissen moest voorbereiden (wij nemen aan dat hij niet zonder voorkennis en instemming van van Starkenborgh gesproken heeft), 'werd dit hem', aldus D. M. G. Koch, 'als haast misdadig defaitisme verweten' 1 een van de opperofficieren van het Knil reageerde met een verontwaardigd betoog in de pers dat er geen enkele behoefte bestond aan dergelijke tendentieuze en demoraliserende betogen.

XCInderdaad, 'zelfs in het leger', aldus ter Poortens chef-staf, generaal Bakkers, 'realiseerden slechts enkelen zich dat de toestand voor Java na de val van Singapore' (15 februari) 'en zeker na de opheffing van het Unified Command' (25 februari) 'hopeloos was, en dezen werden dan nog voor defaitisten uitgekreten. Men bleef zelfs toen nog denken dat de echte en ware weerstand eerst zou aanvangen wanneer het Java-leger in actie zou komen.' 2

XCOp Java dat, ca. viermaal zo groot als Nederland, hemelsbreed een lengte heeft vankm bij een breedte die vankm varieert totwaren de belangrijkste punten die verdedigd moesten worden (zie kaart XVII op de pag.'sBatavia en zijn haven Tandjong Priok, de hoogvlakte van Bandoeng, de havenplaats Tjilatjap en Soerabaja. Het Knil was dan ook in de Z.g. afwachtingsopstelling die het in decemberl1a de mobilisatie van de reservisten innam, op de verdediging van die vier punten bedacht: het rste regiment infanterie (die regirnenten vormden mèt andere onderdelen 'divisies' - een begrip dat wij tussen aanhalingstekens plaatsen in al die gevallen waar de divisie-verbanden veel zwakker waren dan de term 'divisie' doet vermoeden) diende het complex Batavia/ Tandjong Priok te beschermen, het zde regiment infanterie de hoogvlakte van Bandoeng, het ade regiment samen met de geheel uit Javanen bestaande Legioenen van de Pakoe-Alam en de Mangkoenegoro Midden-Java en het 6de regiment Soerabaja en de rest van Oost-Java; bovendien was een aparte Groep-Zuid gevormd, hoofdzakelijk bestaande uit één infanterie-bataljon, dat in Djokjakarta en Soerakarta was gelegerd - die Groep-Zuid en het 4de regiment moesten voorkomen dat de99

1000 100 200, 1002-1003) J D. M. G. Koch in dl. IV (1951), p. 562. 2 R Bakkers: 'Het Knil', p. 119-20.

992 [PDF]
'DE REGIMENTEN WAREN ELKAARS RESERVE'

Japanners, naar het zuiden doorstotend, West- en Oost-Java zouden scheiden en zich van Tjilatjap meester zouden maken.

XCBij elkaar telden deze eenheden ca. achttienduizend militairen. Zij hadden, zoals uit hoofdstuk I I bleek, een groot tekort aan tanks en lichtere vechtwagens, aan artillerie en vooralook aan luchtafweermiddelen. Bovendien hadden voor het oefenen in groter verband de tijd en de middelen ontbroken (bijna alle vrachtauto's waren ingezet bij de aanleg van nieuwe vliegvelden) - vele militairen hadden, om aanslagen door leden van de 'Vijfde Colonne' tegen te gaan, een aanzienlijk deel van hun tijd moeten besteden aan het misschien niet zo afmattende maar wel geestdodende op wacht staan. Reserves waren er niet, 'de regimenten', aldus het aan de strijd op Java gewijde deel VII van het stafwerk Nederlands-Indië contrajapan,'waren als het ware elkaars reserve' I traden zij evenwel als elkaars reserves op, dan moesten zij over grote afstanden worden verplaatst en dat zou hoofdzakelijk per trein moeten geschieden. Daarnaast telde het Knil talrijke andere onderdelen: marechaussee-detachementen, afdelingen van de Landstorm (oudere, slechts matig geoefende reservisten" waaruit meestal de stadsgarnizoenen waren samengesteld) en, tenslotte, de detachementen van de kustwacht; deze laatste vormden evenwel niet meer dan een heel dun scherm dat, naar te voorzien viel, spoedig zou worden doorbroken - daarna pas zouden de grotere eenheden in actie komen.

XCIn de weken waarin vertrouwd werd dat de 6de en 7de Australische infanterie-divisie tijdig in Indië zouden arriveren, had Wavell bepaald dat de verdediging van Midden-Java aan de Australiërs zou worden overgelaten, zodat van het totale gebied dat aan het Knil was toevertrouwd, een flink stuk afvielop 18 februari evenwel kwam vast te staan dat op de inmiddels in Tandjong Priok aangekomen voorhoede van de '7de divisie, ca. tweeduizendtweehonderd man (met als voornaamste onderdelen een mitrailleur- en een geniebataljon), niets meer zou volgen.

I dl. VII, p. 10. 'Een in I9I6 geboren reservist van de artillerie die in '35 in Indië zijn eerste oefening had gehad, vijf-en-een-halve maand, en in december '4I gemobiliseerd werd, achtte zijn voortgezette opleiding geheel onvoldoende. 'Wij ergerden ons', schreef hij later, 'aan het feit dat er nog steeds met handboekjes werd gewerkt waarin gewezen werd op de praktijk, opgedaan tijdens de Atjeh-oorlog. Toen ik er op wees dat dit rommel uit de oude doos was ... , werd ik door een beroepsofficier met een 'douw' bedreigd. We hoorden dus steeds weer dezelfde uitdrukking: 'Bij ons in Atjeh deden we het zo ... '. Het moreel van de troep was echter hoog.' (c. van der Grift: (I946), p. 10)

993 [PDF]
INEENSTORTING

Behalve die Australische militairen waren op Java ook anderen gearriveerd: de al eerder gememoreerde ca. vijfbonderd Amerikaanse artilleristen, ca. zesduizend man grondpersoneel van de Royal Air Force, uit Singapore afkomstig, van wie de meesten geen wapens bij zich hadden en die ook niet opgeleid waren voor de strijd te land, ruim vijfduizend man Brits luchtafweer-personeel, ook al uit Singapore afkomstig, dat maar weinig geschut bezat (een deel was op Palembang II achtergebleven), en een kleine Britse eenheid met 15 lichte tanks, eveneens uit Singapore afkomstig. Het opvangen van al die Australiërs en Britten alsook van een deel van de oorspronkelijk op Oost-Java gelegerde Amerikaanse artilleristen had op West-Java aan de leiding van het Knil heel wat hoofdbrekens gekost: zij waren in Batavia en Buitenzorg in vijf haastig ingerichte doorgangskampen opgevangen en even haastig was vervolgens getracht, deze militairen weer in bruikbare eenheden samen te brengen. Uit het grondpersoneel van de RAF (eigenlijk, aldus Bakkers, 'werklieden en geen soldaten") waren, tot een totale sterkte van tweeduizend man, groepen gevormd waaraan de verdediging van enkele vliegvelden op West-Java werd toevertrouwd en de Australiërs waren in een door Brigadier-General A. S. Blackburn gecommandeerd verband samengebracht dat 'de Blackforce' ging heten; daarbij waren ook de Amerikaanse artilleristen en de lichte Britse tanks ingedeeld.

XCNog voordat deze reorganisaties waren voltooid, kwam het Algemeen Hoofdkwartier van het Knil tot de conclusie dat voor het tegelij"k verdedigen van West-, Midden- en Oost-Java de krachten ontbraken en dat men beter een keuze kon doen: een keuze tussen West-Java en OostJava, d.w.z. tussen enerzijds Batavia en Bandoeng, anderzijds Soerabaja. Er vond hierover onder van Starkenborghs voorzitterschap een bespreking plaats. Helfrich was van mening dat de verdediging van Soerabaja prioriteit moest krijgen, maar, aldus later van Starkenborgh, 'de legerautoriteiten gaven aan standhouden in de omgeving van Soerabaja in het geheel geen kans op succes' en er werd dus 'besloten dat de grootste macht op West-Java moest zijn.'? Anderzijds werd ook het door generaal ter Poorten geopperde denkbeeld afgewezen, alle troepen op West-Java te concentreren - de gouverneur-generaal achtte, aldus generaal Bakkers, 'om politieke redenen een algehele prijsgeving van dermate grote delen van Java op dat ogenblik nog niet raadzaam." De öde 'divisie' zou dus op Oost-Java blijven, alleen Midden-Java zou goeddeels van troepen

XC1 R Bakkers: 'Het Knil', p. 88. 2 Getuige van Starkenborgh, Enq., puntn, ongepublic. verhoren, vraagno. 29 101. 3 R Bakkers: 'Het Knil', p. 91.

994 [PDF]
MIDDEN-JAVA WORDT GOEDDEELS ONTRUIMD

worden ontbloot, hoewelook dit riskant werd geacht wegens mogelijke onrust in de Vorstenlanden. Als uitvloeisel van deze besluiten (zij werden vermoedelijk op 21 februari genomen) riep generaal Bakkers op 22 februari alle bevelhebbers van de grotere Knil-eenheden in Bandoeng bijeen en deelde hun het volgende mede: Abda-Command had er van afgezien, Java tot het uiterste te verdedigen, en zou het eiland verlaten; versterkingen zouden niet meer komen en er moest verwacht worden dat de Japanners spoedig op Java zouden landen. Wat generaal Bakkers verder uiteenzette (hoogst deprimerende mededelingen waren het), werd door de bevelhebber van de rste divisie, generaal-majoor W. Schilling in zijn in maart '46 geschreven verslag' aldus weergegeven:

XC'Landingen der Japanners zijn thans spoedig op Java te verwachten; volgens de gegevens van deInlichtingendienst zou de voor de verovering van de Nederlands-Indische archipel uitgetrokken Japanse troepenmacht honderdvijftigduizend à tweehonderdduizend man sterk zijn, zodat op grote overmacht moet worden gerekend. In verband met het een en ander mag redelijkerwijs niet worden gehoopt Java te kunnen behouden.'

XCHad het dan wel zin, weerstand te bieden? Ja:

XC'Het strategisch doel van de operaties op Java moet nu zijn, de vijand zoveel mogelijk afbreuk te doen en hem zodanig te verzwakken dat zijn kansen op verdere uitbreiding in de Zuidelijke Pacific en met name op een offensief tegen Australië zo klein mogelijk worden."

XCHet Algemeen Hoofdkwartier had, zei generaal Bakkers voorts, in verband met de Japanse overmacht overwogen, de 6de 'divisie' van Oost-Java naar West-Java over te brengen maar daar was op aandrang van admiraal Helfrich van afgezien; wèl zou Midden-Java niet meer verdedigd worden, behalve Tjilatjap; de Groep-Zuid zou er dus blijven, maar het 4de regiment infanterie, kern van de 4de 'divisie', zou naar West-Java worden verplaatst.

XCEen fel protest van de 'divisie'-commandant, generaal-majoor P. A. Cox, volgde. Hij 'ontried', aldus Nederlands-Indië contra japan,

XC'de ontbloting van Midden-Java vanwege de ongunstige invloed op de Javaanse

1 W. Schilling: 'Verslag van de operaties van de troepen onder bevel commandant rste divisie van 28 februari t.e.m. 8 maart 1942' (IS maart 1946) (IC, 68664). 2 A.v., p·4·

995 [PDF]
INEENSTORTING

Vorsten (Soerakarta en Djokjakarta) en de bevolking. Door de ontruiming werd ook het verwijt uitgelokt dat het leger deze kern van Java aan zijn lot overliet. Ook op het moreel van de troep (hoofdzakelijk Javanen) zou een en ander een ongunstige invloed uitoefenen, omdat de gezinnen onbeschermd werden alhtergelaten. Bovendien zou ook het vertrouwen in het legercommando worden geschokt, aangezien de troep steeds voorgehouden was, in de aangewezen kuststroken tot het uiterste stand te houden, in welk beginsel nu plotseling, zonder dat nog één schot was gelost, verandering moest worden gebracht'

XCbezwaren waren dat, waaraan generaal Cox zwaar tilde; hij vroeg, 'aan de gouverneur-generaal mee te delen dat zijns inziens de ontruiming van Midden-Java niets minder zou betekenen dan een roemloos einde van een zo vruchtbaar driehonderdjarig Nederlands bestuur."

XCGeneraal Bakkers ging op dit betoog niet in en zei dat het Algemeen Hoofdkwartier op West-Java landingen het waarschijnlijkst achtte op de noordwestpunt alsmede op het kustgedeelte ten noordwesten van Cheribon (zie kaart XVIII op de pag.'s I002-I003) twee punten die hemelsbreed ca. 300 km uit èlkaar liggen. Er waren evenwel, zei hij, ook andere landingen mogelijk, 'bijvoorbeeld op zeer uiteengelegen punten op de zuidkust', en in verband met dit alles waren nu alle op West-Java beschikbare en daarvoor bestemde eenheden in twee groepen verdeeld met een scheidslijn die even ten westen van Bandoeng noord-zuid liep. Ten westen daarvan zouden onder de bevelhebber van de t ste divisie, generaal Schilling dus, het rste en het 4de regiment infanterie (minus één bataljon in Cheribon) alsmede de Blackforce ageren, welke eenheden 'zo offensief mogelijk' Batavia en Tandjong Priok moesten verdedigen - zulks betekende dat het zde regiment infanterie de hoogvlakte van Bandoeng zou verlaten en naar het gebied van Buitenzorg zou worden overgebracht. De dekking van de hoogvlakte zou worden overgenomen (op afstand) door het bataljon in Cheribon en (ter plaatse) door de twee belangrijkste onderdelen van de 4de 'divisie': het 4de regiment infanterie en een afdeling bergartillerie, aangevuld met enkele andere artillerieeenheden, een eskadron pantserwagens (de Mobiele Eenheid), de cadetten van de Militaire Academie en de op de hoogvlakte gelegerde depotbataljons. Al die eenheden zouden onder bevel komen niet van generaal Cox maar van een in de actieve dienst herstelde opperofficier, generaalmajoor J. J. Pesman", omdat deze de bij de hoogvlakte aangelegde

dl. VII, p. 100. 2 Pesman was in maart '41 op voorstel van generaal Berenschot ontslagen omdat hij in dronkenschap alarm had laten geven in een deel van Batavia.

996 [PDF]
TROEPENVER PLAATS I NG EN

stellingen het best kende. In heel Midden-Java, Tjilatjap inbegrepen, zou dus, met enkele resten van de 4de 'divisie' (o.m. twee eskadrons cavalerie), slechts de Groep-Zuid achterblijven, 'het slechtst bewapende en geoefende van de vijf infanterie-regimenten waarover Java toen beschikte', aldus later de bevelhebber, kolonel P. Scholten. 'Haar sterkte was ongeveer zestienhonderd man. Velen van hen hadden nog nooit met een karabijn geschoten, toen zij ten oorlog trokken. Van de negen compagnieën infanterie ... waren er op 1 maart 1942 slechts vier bewapend met geweren en karabijn-mitrailleurs (negen per compagnie). De overige vijf compagnieën: drie van het Legioen van de Mangkoenegoro en twee van het Legioen Pakoe Alam, moesten Java helpen verdedigen met karabijn en klewang.' 1

XCTot de Groep-Bandoeng behoorden ook de kleine eenheden die zich op ofbij twee punten bevonden die op 1 maart van strategische betekenis zouden blijken: Eretan Wetan aan de noordkust waar de Sjoji-brigade zou landen, en het vliegveld Kalidjati waar deze brigade onmiddellijk naar op weg zou gaan. In Eretan Wetan stond op 28 februari een detachement van de kustwacht, ca. acht man sterk, en op het vliegveld Kalidjati een compagnie infanterie van ca. tweehonderd man. Van belang was voorts dat ca. 50 km ten zuiden van Eretan Wetan een kleine gemotoriseerde afdeling cavalerie was opgesteld.

XCVan de vier landingen waartoe de Japanners in de nacht van zaterdag 28 februari op zondag 1 maart overgingen (zie de kaarten XVII en XVIII op de pag.'s 1002-1003): bij Merak, in de Bantambaai, bij Eretan Wetan en even ten oosten van Rembang, was die in de Bantambaai de enige die in aanzienlijke moeilijkheden kwam, zulks niet door enig ingrijpen van Nederlandse kant maar als gevolg van het feit dat, zoals reeds vermeld, tijdens het zeegevecht met de 'Houston' en de 'Perth', die de Bantambaai passeerden, door een zware Japanse kruiser torpedo's waren gelanceerd die één transportschip deden zinken en drie zwaar beschadigden.

XCDat die landingen komende waren, was aan het Algemeen Hoofdkwartier gemeld: de voor West-Java bestemde Japanse invasievloten

XCI P. Scholten: Op reis met de 'Special Party'. Ooriogs- en kampherinneringen (1971), P·48.

997 [PDF]
INEENSTORTING LUCHTAANVALLEN OP DE JAPANNERS

waren door MLD-vliegboten waargenomen en de transportschepen die naar Rembang voeren, waren verkend door een Nederlandse en een Amerikaanse vliegboot en vrijdagmiddag aangevallen door drie van de weinige B-17'S die Colonel Eubank nog tot zijn beschikking had. Trouwens, dat op Oost-Java een landing dreigde, wist het Algemeen Hoofdkwartier al op woensdag en donderdag - de lezer herinnere zich dat Helfrich in de nacht van woensdag op donderdag de 'Exeter' en de 'Perth' van Tandjong Priok naar Soerabaja liet varen; daar kwam bij, dat een landing op Java's noordwestpunt over het algemeen in de natte moesson moeilijk werd geacht. 'In de nacht van 27 op 28 februari' (van vrijdag op zaterdag dus) 'wees alles er op', aldus het aan de strijd in de lucht gewijde deel IV van Nederlands-Indië contra japan,'dat de vijand zijn hoofdaanval tegen Oost-Java zou richten'l - vandaar dat in die nacht besloten werd, op zaterdag tien volstrekt verouderde Britse bommenwerpers ('zij hadden', schrijft Bezemer, 'Australische en Nieuw-Zeelandse bemanningen die zwoeren dat hun toestellen uit het museum in Singapore a£komstig waren'2) van West-Java oostwaarts te verplaatsen naar een vliegveld bij Madioen. Zij streken daar zaterdagmiddag neer. Deze toestellen waren het, die in de nacht van zaterdag 'op zondag bij helder maanlicht tweemaal de bij Rembang landende Japanse eenheden (de 48ste divisie die Soerabaja moest veroveren en de Sakagoetsji-brigade die naar Tjilatjap diende door te stoten) aanvielen en twee Japanse schepen beschadigden (de Japanners verloren honderdvijftig man) - de toestellen keerden vervolgens naar West-Java terug.' De aanvallen werden zondagochtend vroeg herhaald door twintig bondgenootschappelijke jagers die opstegen van het tussen Madioen en Soerabaja gelegen vliegveld Ngoro: acht Amerikaanse P-40'S en twaalf toestellen van de Militaire Luchtvaart van het Knil, t.W. vijf (oude) Buffalo's en zeven van de RAF overgenomen Hurricanes. Doordat die jagers geen bommen vervoerden, konden zij de transportschepen en landingsvaartuigen slechts met hun mitrailleurs bestoken. Zij brachten de Japanners enige verliezen toe (waarbij overigens twee P-40'S neergeschoten werden) en wilden hun aanvallen herhalen, maar het vliegveld Ngoro werd door de Japanse luchtmacht ontdekt en de daarheen teruggekeerde toestellen werden, op enkele P-40'S na, door Japanse Zero-jagers in brand geschoten; de Nederlandse piloten vertroktorpedoboten van Soerabaja uit tot de landingsplaats door te dringen en werden deze

t dl. IV, p. 143. 2 K. W. L. Bezemer: p. 376. 3 Volgens de Japanse gegevens trachtten ook nog drie motor

998 [PDF]

ken daarop per auto naar Bandoeng. De landing bij Rembang was toen. in volle gang - dit kustgedeelte was vrijwelonverdedigd. In totaal werden hier ca. twintigduizend Japanse militairen ontscheept; zij hadden eert aantal tanks bij zich. Wat aan de wal geschiedde, kon worden gadegeslagen door twee Nederlandse marinemannen die na de Slag in de Javazee door een Japanse torpedobootjager waren opgepikt en wier later verhaal door Anthony van Kampen aldus werd weergegeven:

XC'Ontelbare auto's, volgeladen met materiaal, rijden het strand af in de richting van de hoofdweg die parallel loopt met de kustlijn. Behalve japanse soldaten, slechts gekleed in een schaamlapje, werken er duizenden inlanders. Langs de hoofdweg zijn alle huizen voorzien van de 'Rijzende Zon'. Op alle hoeken van de wegen staan japanse wegwijzers en verkeersregelaars ... Overal domineren de japanse uniformen en ontelbaar is het aantal inlanders met de 'Rijzende Zon' op hun mouw'l

XCwij veronderstellen dat de Japanners die duizenden werkkrachten via het lagere inheemse bestuursapparaat hadden opgetrommeld.

XCHet Japanse convooi dat naar Eretan Wetan onderweg was, werd in de nacht van zaterdag op zondag op zee aangevallen door ca. vijftien lichte Britse bommenwerpers. Enkele ervaren vliegers voerden zelfs in die ene nacht drie aanvalsvluchten uit Zij konden de landing van de Sjojibrigade niet verhinderen en evenmin konden dat de ca. vijftien Glenn Martin-bommenwerpers van de Militaire Luchtvaart die zondagochtend tot de aanvalovergingen - zij plaatsten wel treffers op enkele transportschepen, maar die waren toen al leeg.

XCDiezelfde zondagochtend werden ook de bij Merak en in de Bantambaai gelande Japanse troepen van de zde infanterie-divisie aangevallen door een dertigtal jagers en enkele bommenwerpers van de Militaire Luchtvaart - één transportschip werd tot zinken gebracht, maar dat hadden de landingstroepen al verlaten. Ook hier werden in totaal ca. twintigduizend man ontscheept.

XCGelijk gezegd, was het kustgedeelte bij Rembang vrijwelonverdedigd

1 Anthony van Kampen: p. 232.

999 [PDF]
INEENSTORTING

en gold hetzelfde voor Eretan Wetan waar zich een miniem detachement van de kustwacht bevond. Bij Merak en bij de Bantambaai stonden iets meer Knil-militairen. Het detachement bij de Bantambaai bevond zich evenwel, toen de Japanners landden, ca. 15 km van de landingsplaats en kreeg zaterdagavond opdracht, zich terug te trekken; het detachementMerak raakte te middernacht slaags met de landende Japanners, wist de landingsboten die op de haven van Merak afvoeren, terug te drijven maar toen die boten vervolgens aan weerszijden van de haven hun troepen ontscheepten, begon het detachement om half twee te wijken, waarbij de commandant gescheiden raakte van de troep - meer dan een week zwierf hij geheel alleen in West-Bantam rond.

XCTegen de landing van de Sjoji-brigade te Eretan Wetan die ca. vijfduizend militairen telde, konden de acht man van de kustwacht uiteraard niets ondernemen. Er was overigens in Eretan Wetan midden februari zelfs nog geen waarschuwingspost geweest. Van der Plas had dat geconstateerd, toen hij in de derde week van februari op Java een rondreis maakte. 'Ik vroeg', vertelde hij aan de Enquêtecommissie,

XC'aan de dessa-leider in Eretan: 'Wanneer er nu eens een vreemd schip komt, wat doe je dan? En wat doe je, als er eens vreemde soldaten zouden komen?' 'Dan stapt de politieagent van het dorp op de flets, fletst dan' (dat was ca. twaalf kilometer) 'naar de wedono en deze probeert per telefoon contact te krijgen met de regent die de militaire autoriteiten moet waarschuwen.' Dat leek mij bepaald onbevredigend. De wegen in [dat gebied] waren verder in het geheel niet afgezet en geen vernielingen van bruggen waren voorbereid ... Ik sprak de regent, die mij vertelde dat hij op het gevaar in Eretan herhaaldelijk telefonisch en ook schriftelijk de aandacht had gevestigd, maar dat had geen resultaat gehad .

XC. . . Ik kwam dinsdag 24 februari 's morgens vroeg terug in Bandoeng, ging naar de gouverneur-generaal die mij zei dat ik het geval-Eretan dadelijk met de legercommandant moest gaan bespreken. Dat kon pas in de namiddag, want de legercommandant rustte die voormiddag. Toen ik bij hem kwam, ontbood generaal ter Poorten ook de chef-staf en nàg een stafofficier. Bij de bespreking bleek dat op de kaarten die de heren bij zich hadden, de wegen in die streek die in de jongste tijd waren aangelegd ... , ontbraken .... Toen ik er op aandrong dat er iets zou gebeuren, al was het maar dat een groepje mensen desnoods draadloos met een walkie-talkie bericht zou kunnen doorgeven als er iets ging gebeuren, zei plotseling generaal ter Poorten: 'Dat heeft allemaal geen zin. We

1000 [PDF]
DE LANDING BIJ ERETAN WETAN

kunnen niet overal tegelijk zijn. Daar is toch niets aan te doen. Het is allemaal hopeloos.' Zodoende is er inderdaad niets gebeurd' I

XCdat laatste was niet juist: er werd een kustwacht-detachement naar Eretan Wetan gezonden, maar de tijd ontbrak (en wellicht ontbraken ook de middelen) om de wegen in dit gebied voor versperring en een of meer bruggen voor vernieling voor te bereiden. Er liep (zie kaart XVIII op de pag.'s 1002-1003) van Eretan Wetan een weg langs de kust westwaarts vanwaar men na. ca. 30 km, na twee bruggen gepasseerd te zijn, 35 km zuidwaarts kon gaan naar Soebang, waarbij opnieuween brug gepasseerd moest worden - ca. 15 km ten westen van Soebang lag het belangrijke vliegveld Kalidjati. Daarheen moest dus ca. 80 km worden afgelegd.

XCToen het bericht van de landing bij Eretan Wetan het Algemeen Hoofdkwartier bereikte (dat bericht kwam 's nachts om drie uur van de commandant van de kustwacht binnen), waren er twee eenheden die tegen de landingsplaats konden worden ingezet: de afdeling gemotoriseerde cavalerie die zich ca. 50 km ten zuiden van de landingsplaats bevond, en het in Cheribon gelegen infanterie-bataljon, dat een afstand van ca. 100 km moest afleggen. Beide eenheden werden gealarmeerd: de afdeling cavalerie kreeg opdracht naar Eretan Wetan op te rukken, deed zulks in de loop van de ochtend, kwam onder mitrailleurvuur te liggen en trok terug, voorzover bekend zonder verliezen te lijden of ook maar een schot te lossen. Het infanterie-bataljon (het had in Cheribon met kracht moeten optreden tegen plunderaars) werd niet tegen Eretan Wetan ingezet maar kreeg slechts opdracht zich westwaarts te verplaatsen; in het gebied waar het toen aankwam, verscheen in de loop van de middag de cavalerie-eenheid die dicht bij Eretan Wetan was geweest.

XCDe japanse stoot naar Kalidjati was toen al met succes bekroond.

XC's Morgens even na zes uur hadden vier, van een klein kanon voorziene vrachtauto's met tezamen ca.tweehonderd infanteristen de landingsplaats verlaten, gevolgd doof enkele tanks. Op weg naar Kalidjati stieten deze japanners ca. 20 km ten westen van de landingsplaats op een tweede kustwachtdetachement, hier en daar ook op Landwachten. Veel weerstand ontmoetten de japanners niet, maar al werden er maar een paar schoten gelost, dan hield hun colonne halt. Noch Bandoeng, noch Kalidjati werd gewaarschuwd. 's Morgens om negen uur bevonden de vrachtauto's en de tanks zich in Soebang, waar zij bleven wachten tot ca. achthonderd

I Getuige eh. O. van der Plas, dl. VIII c, p. 1354.

1001 [PDF]
INEENSTORTING JAVA ALS GEHEEL EN WEST-JAVA INEENSTORTING

k invasieconvooi 500 km INDISCH XVII en XVIII. Java De voornaamste wegel) zijn met lijnen aangegeven. Van Batavia liepen twee spoorlijnen naar Bandoeng - de ene via Buitenzorg en Soekaboemi, de anden via Poerwakarta.

Indextermen: Eretan Wetan, Kalidjati
1002 [PDF]

BAWEAN Oostelijk invasieconvooi ZEE

Indextermen: Kalidjati
1003 [PDF]

Japanse infanteristen die van Eretan Wetan naar Soebang waren gefietst, zich bij hen hadden aangesloten.

XCOp het vliegveld Kalidjati bevond zich op zaterdag, gelijk vermeld, een compagnie van het Knil. Zij had voor dè verdediging van het vliegveld de beschikking over vier van mitrailleurs voorziene steunpunten die op de hoeken waren aangelegd en het vliegveld onder vuur konden nemen als daar Japanse parachutisten zouden landen. Die Knilcompagnie zou evenwel worden afgelost door een Engelse, bestaande uit grondpersoneel van de RAF en uit Palembang afkomstige luchtdoelartilleristen: in totaal ca. tweehonderdvijftig man; van wie velen .onvoldoend bewapend waren. Zaterdagmiddag was de Engelse compagnie in vrachtauto's aangevoerd en toen had de Knil-commandant met zijn Engelse collega de afspraak gemaakt dat de Engelsen zondagochtend de verdediging van het vliegveld zouden overnemen. In de nacht van zaterdag op zondag nu kwam van generaal van Oyen de order binnen dat, aangezien een Japanse landing tussen Batavia en Cheribon dreigde, de op Kalidjati aanwezige vliegtuigen 's morgens moesten uitwijken. Het betrof hier zeven Nederlandse Glenn Martins en zestien Engelse bommenwerpers. De Nederlandse toestellen vlogen 's morgens even na negen uur weg, de Engelse moesten wachten daar een deel van hun bemanning uit Soebang moest worden opgehaald. Die Engelse toestellen stonden dus nog ,op het vliegveld, voor de vernielingen werden daar nog pas voorbereidingen getroffen en een klein deel van de Knil-compagnie was nog niet afgevoerd, toen de Japanners omstreeks elf uur geheel onverwachts met hun tanks en met militairen op vrachtauto's en op fietsen bij het vliegveld verschenen en het brutaalweg opreden. Een immense verwarring ontstond. 'Ik rende', aldus de nog op het vliegveld aanwezige commandant van de op Kalidjati gestationeerde Nederlandse toestellen,

XC'naar buiten om te trachten iets bij elkaar te krijgen om weerstand te kunnen bieden. Ik kon echter alleen de door mij aan de zuidrand van het vliegveld opgestelde brigade bereiken en zag geen enkele Engelse militair, terwijl door de kampongs en langs de paadjes het burgerpersoneel van de Militaire Luchtvaart en zeer vele helpers wegvluchtten. Op het vliegterrein werd geschoten, zowel uit mitrailleurs als uit het geschut van middelbare tanks waarvan ik er een stuk of zes had voorbij zien rijden.' 1

XC'De Jappen', aldus een cadet-vaandrig, die hun in handen viel,

1 Aangehaald in dl. VII, P: 56.

1004 [PDF]
HET VLIEGVELD KALIDJATI GAAT VERLOREN

'werkten vlot en efficiënt. De tanks namen de stellingen in de rug onder vuur, de infanterie dekte zich eerst ... Een klein kanon van 5 cm opende het vuur op de verst afgelegen pillboxes. Dat kanon werd op een vrachtauto vervoerd. De Engelse troepen konden weinig weerstand bieden, aangezien de vuurstroken der mitrailleurs hoofdzakelijk op het vliegveld lagen. Na een korte voorbereidende beschieting door het stuk geschut en de kanonnen van de tanks ondernam de lapse infanterie de aanval. In groepen van twintig à vijf-en-twintig man stormden zij naar de stellingen. Van een verspreide orde was geen sprake. Toch leden zij geen noemenswaardige verliezen Weldra kwamen de Engelsen uit hun pillboxes te voorschijn en werden bij ons gevoegd.' 1

XCIn niet veel meer dan een uur werd Kalidjati door de Japanners veroverd. De Nederlandse en Engelse krijgsgevangenen werden afgevoerd (talrijke Engelsen waren gesneuveld, een groot aantal Engelsen was door de Japanners afgemaakt) en van het nauwelijks gewapende RAF-grondpersoneel was een deel in vrachtauto's naar Bandoeng gevlucht." Vier van de zestien Engelse bommenwerpers hadden nog op het nippertje kunnen wegkomen, de resterende waren mèt alle gebouwen en voorraden de Japanners in handen gevallen. Deze namen het op West-Java zo centraal gelegen, geheel onvernielde vliegveld onmiddellijk in gebruik: op maandag streken er sterke afdelingen Japanse jagers en bommenwerpers neer.

XCHet verlies van Kalidjati al op die eerste gevechtsdag, zondag I maart, was een zware tegenslag voor het Algemeen Hoofdkwartier.' Er volgde een tweede: Colonel Eubank die, conform de aanwijzingen van de Combined Chiefs of Staff en op bevel van Brereton, op 25 februari begonnen

1 A.V., p. 58. 2 Uit hun komst in Bandoeng leidde ter Poorten af dat het vliegveld door de Engelsen nauwelijks was verdedigd. Zijn bericht daaromtrent aan de hij op dinsdag in. 3 In het zondagmiddag om vier uur uitgegeven weermachtscommuniqué stond, nadat van de Japanse landingen melding was gemaakt (MerakfBantambaai, Eretan Wetan en Rembang - die locaties werden niet genoemd): 'Op alle drie invalspunten bieden eenheden van het Knil krachtige tegenstand' (dit was wel zeer gefiatteerd). Over de val van Kalidjati werd gezwegen - maandag werd wèl gesproken van een 'door de vijand bezet vliegveld' en donderdag werd dat als Kalidjati geïdentificeerd.

1005 [PDF]
INE.ENSTORTING

was, zijn resterende B-17'S naar Australië te sturen, kwam op die zondag in Djokjakarta tot de conclusie dat het vertrek van de nog overgebleven B-17'S (zes stonden op het al gememoreerde vliegveld bij Madioen, acht op een vliegveld bij Djokjakarta en drie werden gerepareerd bij Bandoeng, maar van die zeventien toestellen waren er die ochtend nog maar drie gevechtsklaar) geen verder uitstel mocht lijden en dat ook hijzelf Java diende te verlaten. Van wat toen geschiedde, maakte generaal van Oyen een rapport op dat (in de naar Londen getelegrafeerde versie) aldus luidde:

XC. 'Ik werd op 1 maart om acht uur opgebeld door Eubank ... Hij deelde mij mede dat hij voorstelde, voornamelijk uit oogpunt grotere veiligheid en mogelijkheid beter onderhoud, viermotorige vliegtuigen te baseren op Broome en de resterende P-40'S' aan Nederlandse vliegers over te geven, waarop hij Amerikaanse jachtvliegers naar Australië zou overbrengen. Hierop werd door mij geantwoord dat ik accoord ging met overbrengen van zich op java bevindende én- alhier niet gevechtsklaar te maken zware bommenwerpers naar Broome teneinde deze vliegtuigen ten spoedigste wederom gevechtsklaar naar java te doen terugkeren, doth dat ik geenszins instemde met a vertrek van Eubank persoonlijk, b onttrekken van gevechtsklare zware bommenwerpers aan java in deze hoogst, belangrijke periode, namelijk op de dag van landing van de japanners, covergave P-40'S aan Hollanders daar deze op dit type nog geen ervaring.

XCDesondanks is Eubank persoonlijk op dezelfde avond te zes uur met alle gevechtsklare en vliegklare zware bommenwerpers vertrokken naar Broome, zoveel mogelijk personeel medevoerend," en na de resterende P-40'S overgegeven te hebben aan Nederlandse vliegers. Aldus handelde hij in strijd met normale militaire opvattingen en eveneens tegen de opdracht van Chiefs of Staff Washington van 21 februari. Volgens rapport van beide Nederlandse verbindingsofficieren droeg het vertrek van acht zware bommenwerpers uit Djokjakarta (hoewel als regel dagelijks niet meer dan drie of vier in dienst waren) het karakter van een wilde vlucht met Eubank in het eerst vertrekkende toestel.'

XCVan Starkenborgh nam dit gebeuren hoog op: Van Oyens rapport aan de regering te Londen doorseinend, voegde hij er aan toe:

XC'Naar mijn mening is het noodzakelijk, deze ernstige tekortkoming die in

XC1 Er waren er, toen Eubank met van Oyen sprak, nog zes op Ngoro gebaseerd, maar van deze werden in de loop van de zondagochtend enkele door de Japanners in brand geschoten. 2 Een van de drie B-l7'S die bij Bandoeng gerepareerd werden, kon woensdagavond vertrekken op drie motoren met als eerste piloot een Amerikaanse burgervlieger en als tweede een Nederlandse militaire vlieger, die geen van beiden ooit een B-17 gevlogen hadden; het toestel bereikte Australië.

1006 [PDF]
DE LAATSTE 'B-17'S' VLIEGEN WEG

wezen desertie is en natuurlijk slechtst denkbare indruk maakt, aanbrengen bij bevoegde chefs. Dit ook aan Washington geseind.' J

XCDe aantijging 'desertie' was onverdiend. Marshall gaf Brett, die naar Australië was gegaan, opdracht de zaak onmiddellijk in onderzoek te nemen (en alle mogelijke hulp te verlenen aan de verdedigers van java"), Brett liet Eubank een rapport opstellen en in dit rapport, dat Brett op 8 maart telegrafisch aan Marshall toezond, wees Eubank er op dat hij gehandeld had conform Breretons instructies en dat hij niet op zondagochtend besloten had, van Oyens aanwijzingen naast zich neer te leggen, maar pas op zondagmiddag: toen had hem een bevel van van Oyen bereikt, de vliegvelden bij Djokjakarta en Madioen te vernielen en de vliegklare B-17'S naar het vliegveld bij Malang over te brengen dat overigens door de Japanners al zeven keer was aangevallen waarbij tien B-l7'S op de grond in brand geschoten waren. Eubank had dit als een absurde order beschouwd die hij geweigerd had uit te voeren, had getracht van Oyen telefonisch te bereiken, maar dat was niet mogelijk geweest - hij had voor zijn vertrek van Oyens verbindingsofficieren ingelicht. Bretts conclusie was dat Eubanks B-17'S even moedig als zelfopofferend hadden gestreden en dat Eubank persoonlijk waardering verdiende 'for his courage in evacuating at the time that he did'? - bij die waardering sloot van Oyen zich aan, toen hij korte tijd later van Australië uit Marshall een brief zond waarin hij uiting gaf aan zijn dankbaarheid voor wat de Amerikaanse legerluchtmacht van Java uit had gepresteerd en daarin drie officieren met name noemde, van wie Eubank er een was.

XCToen wij m het voorafgaande de ondergang van de marme en het

J Telegram, 3 maart 1942, van van Starkenborgh aan de regering (IC, 11485). 2 Brett verzocht het Algemeen Hoofdkwartier te Bandoeng op vrijdag 6 maart, hem op te geven wanneer en waar zware Amerikaanse bommenwerpers op Java konden bijtan ken om volgens aanwijzingen van dat hoofdkwartier te worden ingezet, maar van dat aanbod werd, in het 'licht van de militaire situatie op Java, geen gebruik ge maakt. 3 Telegram, 8 maart 1942, van Brett aan Marshall Was hington, 165 (stukken van de

1007 [PDF]
INEENSTORTING

uitwijken van een aantal schepen beschreven, besteedden wij ook aandacht aan de vernieling van schepen en van haven- en walinstallaties in Soerabaja, Tandjong Priok en Tjilatjap - vernielingen die in hun algemeenheid op zondag 1 maart begonnen. Dat de Japanners op Java waren geland, werd pas om vier uur 's middags door het Algemeen Hoofdkwartier over de radio bekendgemaakt maar het gerucht van die landingen was toen al totvelen doorgedrongen, vooral aan de noordkust, en wij veronderstellen dat de vernielingen waartoe in de loop van de ochtend werd overgegaan, als een bewijs voor de juistheid van dat gerucht zijn beschouwd.

XCVoor die vernielingen waren ook op Java Afvoer- en Vernielingscorpsen gevormd en deze hadden, zoals wij in hoofdstuk I I vermeldden, opdracht gekregen om, als een Japanse bezetting dreigde, niet alleen alle militaire installaties te vernielen, maar ook schepen, voorraden steenkool, sterke drank en voor afscheping gereedliggende exportproducten; voorts moesten zij tot een beperkte vernieling overgaan van aardolie-installaties, electriciteitsbedrijven, telefoon- en telegraaf-installaties, haven-installaties, machinefabrieken, drukkerijen en bioscopen - daarentegen dienden, op aanwijzing van van Starkenborgh, de voedselproductiebedrijven zoals de rijstpellerijen, de irrigatiewerken, de installaties voor de drinkwatervoorziening en de meeste verkeersbruggen (er waren er op Java met zijn talrijke rivieren duizenden) alsook de inheemse prauwen gespaard te worden.

XCHoewel aan de Afvoer- en Vernielingscorpsen ingeprent was, zich aan hun richtlijnen te houden, liep er toch, toen er op zondag I maart mee werd begonnen de vernielingsplannen uit te voeren, veel mis. De aardolie-installaties van Tjepoe op Java, die langs de weg ca. 120 km verwijderd waren van de plaats waar de Japanners waren geland, werden grondig volgens voorschrift vernield', zo ook op West- en Oost-Java

I De leden van de vernielingsploeg die wisten dat hun leven gevaar liep, bereikten het station van Tj epoe op het moment dat de stationschef in een locomotief met één wagon er achter wilde wegrijden. Zij sprongen in de wagon. 'Bij elke halte waar op 'n zijspoor nog een verlaten locomotief stond, koppelden we', aldus het relaas van een der vernielers, 'deze aan de onze en zo bereikten we Solo' (Soerakarta) 'die avond met 'n trein waarvan de ongewone samenstelling wel verbazing moet hebben gewekt: twaalf zware locomotieven en daarachter één parmantige kleine wagon.' (aangehaald in Johan Fabricius: (1949), p. 136) Uit Soerakarta konden de vernielers van Tjepoe doorreizen naar Bandoeng en vandaar kwam, zoals eerder vermeld, een deel hunner op vrijdag 6 maart op de 'Poelau Bras' terecht.

1008 [PDF]
DE VERNIELINGEN OP JAVA

een deel van de spoorbruggen (op West-Java niet die in de belangrijke lijn Batavia-Buitenzorg-Soekaboemi-Bandoeng), bij Batavia de zendinstallaties van de Nirom (deze had haar bedrijf naar Bandoeng verplaatst) en van Radio-Holland '. Dat de haveninstallaties en de schepen grondig vernield werden, vermeldden wij al, maar van de voorraden steenkool, sterke drank en voor afscheping gereedliggende exportproducten werd slechts een deel vernield en tot de beperkte vernieling van electriciteitsbedrijven, telefoon- en telegraaf-installaties, machinefabrieken, drukkerijen en bioscopen (hier moesten de projeetoren vernield worden) kwam het, schijnt het, maar op weinig plaatsen - die vernielingen werden ook niet overal op de juiste wijze uitgevoerd. Zo was, aldus een later verslag van een ingenieur van de Staatsspoorwegen, in de belangrijke spoorwegwerkplaats te Madioen alleen maar 'in het wilde weg wat stukgeslagen' ('zonder moeite kon de werkplaats weer na een week in gebruik genomen worden'<) - overigens gaf van Starkenborgh op dinsdag opdracht, het beperkt vernielen van de electriciteitsbedrijven en de telefoon- en telegraaf-installaties te staken. Grote, bij Batavia liggende voorraden levensmiddelen die door het departement van Economische Zaken waren gevormd, mochten toen ook niet meer in brand worden gestoken - de zaak was bezig, de autoriteiten uit de hand te lopen. Om te beginnen was het op een aantal plaatsen tot het willekeurig vernielen van auto's en fletsen gekomen; voorts waren hier en daar voorraden exportgoederen niet vernield maar aan de inheemse bevolking ter beschikking gesteld, hetgeen tot wilde tonelen had geleid, en tenslotte was men er, dwars tegen de geldende instructies in, aan de noordkust van Midden-Java toe overgegaan, de machinerieën van de meeste rijstpellerijen te vernielen.'

XCEén plaats was er waar de zaak op zondag I maart geheel in het honderd liep: Semarang.

XCIn het midden van de laatste week van februari was de sterkste Knil-eenheid uit deze stad verdwenen: een infanterie-bataljon dat deel

1 Deze maatschappij onderhield het telegrafisch verkeer met de Nederlandse koop vaardij. 2 L. R. Oldeman: 'Verslag Japanse tijd' (z.d.), p. 20, (IC, 81 206A). 3 Het grootste deel kon, doordat er voldoende reserve-onderdelen waren, in juni '42 weer in bedrijf worden gesteld.

1009 [PDF]
INEENSTORTING

uitmaakte van het naar de hoogvlakte van Bandoeng verplaatste 4de regiment infanterie - slechts een afdeling van de Landstorm, oude reservisten dus, was er achtergebleven. Het verdwijnen van dat bataljon wekte uiteraard bezorgdheid bij de in Semarang wonende Europeanen _ bezorgdheid óók bij de gouverneur van Midden-Java die daar zijn residentie had. Hij vroeg op donderdag 26 februari van Starkenborgh verlof om zich met zijn staf te begeven naar een plaats bij de zuidkust, niet ver van Djokjakarta. Dat verlof werd hem verleend - wij nemen aan dat van Starkenborgh zulks deed omdat hij wilde bevorderen dat de gouverneur zo lang mogelijk leiding zou kunnen geven aan het BBapparaat op Midden-Java (gebied waarvan en:kele dagen eerder was komen vast te staan dat het niet zou worden verdedigd) en wilde voorkomen dat de gouverneur in het aan de noordkust gelegen Semarang spoedig in handen zou vallen van de Japanners wier naar Oost-Java koersende invasievloot al was waargenomen. Hoe dat zij, dat nu na het infanteriebataljon ook de gouverneur met zijn stafwegtrok (één tot deze staf behorende resident-ter-beschikking bleef achter), wekte nervositeit bij allen die er kennis van kregen en bij de Europeanen onder hen vermoedelijk ook jaloezie doordat men hoorde dat de betrokkenen, die in de nacht van donderdag op vrijdag in volgepakte auto's waren weggereden, hun gezinnen hadden: meegenomen.

XCZondagochtend nu verspreidden zich langs de gehele noordkust van Midden-Java geruchten dat de Japanners op diverse plaatsen tot landingen waren overgegaan. Men wist er dat bijna alle onderdelen van het ade regiment infanterie waren verdwenen - dat versterkte de nervositeit. Uit Tegal en Pekalongan, alsook uit Cheribon, trokken talloze inheemsen en Indische Chinezen het binnenland in. Hetzelfde gebeurde in Semarang maar daar gebeurde méér. In de vroege uren werd er rorrdverteld dat de Japanners niet ver ten westen van de stad geland waren - men nam niet anders aan dan dat zij spoedig in de stad zelf zouden verschijnen. 's Morgens om half negen ging het vernielingscorps aan de slag; in zijn haast verzuimde het een deel van de voorbereide vernielingen uit te voeren en ging het tot gemakkelijk uit te voeren vernielingen over, o.m. van voedselvoorraden, die niet op het programma stonden. Bruggen werden opgeblazen, alle benzinepompen met hun voorraden vernield of in brand gestoken. 's Morgens om tien uur trok de Landstorm weg om, volgens een ontvangen bevel, ca. 30 km bezuiden de stad een voorbereide stelling op de weg naar Magelang (zie kaart XVII op de pag.'s I002-I003) in te nemen. Vreemd genoeg kreeg ook de Stadswacht bevel om naar die stelling te gaan - de commandant vertrouwde het bevel niet, trachtte het

1010 [PDF]
PANIEK IN SEMARANG

te verifiëren, kon geen verbinding krijgen met de commandant van de ade 'divisie' en besloot toen conform het bevel te handelen. Ook de leden van het vernielingscorps reden haastig zuidwaarts, naar Magelang, velen vergezeld van hun gezinnen. Hetzelfde deden nu omstreeks het middaguur de burgemeester, de resident van Semarang en de residentter-beschikking die in de nacht van donderdag op vrijdag niet met de gouverneur was meegegaan. Ook de politie trok weg. Het personeel van de luchtbeschermingsdienst volgde. Dit alles leidde er toe dat talrijke andere Europeanen, voorzover zij nog over auto's beschikten (veel auto's waren gevorderd) en voorzover zij er nog benzine in hadden, overhaast Semarang verlieten, enkele kostbaarheden meenemend maar hun inboedelonbeheerd achterlatend. Er waren, gelijk vermeld, ook talrijke inheemsen al weggetrokken, maar anderen maakten onmiddellijk van de gelegenheid gebruik en begonnen de verlaten woningen en kantoren te plunderen; daaraan werd deelgenomen door de gedetineerden van de gevangenis die allen op last van de resident in· de gelegenheid waren gesteld om het gesticht te verlaten J en van wie sommigen in de stad, anderen in de omgeving, op roof uitgingen. Molestaties van de achtergebleven Europeanen vonden niet plaats, maar velen onder hen waren daar wel bevreesd voor - een groep zocht en vond steun bij de enige Nederlandse autoriteiten die achtergebleven waren: de officier van justitie bij de Semarangse Raad van Justitie en twee lagere BB-ambtenaren, en bij de enige Europese arts die hetzelfde had gedaan.

XCDe paniek duurde niet lang. In de nacht van zondag op maandag keerden de burgemeester, de assistent-resident en een deel van de politiemannen naar Semarang terug, op maandag gevolgd door andere politiemannen endoor de Stadswacht van het ca. 50 km bezuiden Semarang gelegen Salatiga, die krachtig hielp de plunderingen te beteugelen.

XCHet gouvernement nam dit gebeuren hoog op: van diegenen uit het bestuursapparaat die, dwars tegen de instructies in, hun standplaats hadden verlaten, werden de twee hoogsten in rang: de resident en de resident-ter-beschikking, op woensdag 4 maart oneervolontslagen.

XCSemarang is de enige stad op Java geweest waar het in de dagen van de

XCJ Diegenen die tot langdurige gevangenisstraffen veroordeeld waren, waren enige tijd eerder overgebracht naar een gevangenis bij de zuidkust van Java.

1011 [PDF]
INEENSTORTING

Japanse invasie tot een paniek kwam die ook een groot deel van het Nederlands bestuursapparaat deed verdwijnen, maar dat wil niet zeggen dat verschijnselen van nervositeit elders ontbraken. Speciaal de vernielingen, die in Semarang een nogal wanordelijk karakter aannamen, werden ook in andere plaatsen soms uitgevoerd op een wijze die afweek van wat in de voorschriften stond. Onze algemene indruk is dat het vastgestelde programma alleen in de grote havens van Soerabaja 'en Tandjong Priok (en in de laatste dagen van de strijd ook in Tjilatjap) puntsgewijs is afgewerkt en dat de vernielingscorpsen elders menige steek hebben laten vallen; daarbij denken wij vooral" aan het feit dat, zoals vermeld, de machinerieën van de meeste rijstpellerijen op de noordkust van Midden-Java vernield werden. Juist die rijstpellerijen, die een vitale rol speelden in de voedselvoorziening van de gehele bevolking van Java: Europeanen, Vreemde Oosterlingen en inheemsen, moesten volgens de door van Starkenborgh goedgekeurde aanwijzingen van de Staatsmobilisatieraad gespaard worden.

XCHoe reageerden de inheemsen op de vernielingen?

XCDe enige auteur die zich hierover heeft uitgesproken, is dr. R de Bruin die in zijn in '82 verschenen werk Indonesië. De laatste etappe naar de vrijheid, 1942-1945, meende te mogen constateren,

XC'dat niets zozeer de Indonesische bevolking tegen de Nederlanders heeft opgezet als de moedwillige vernielingen die door de vernielingscorpsen voorbereid en uitgevoerd werden. Vooral in nationalistische kringen werden die gevoeld als een volkomen negatie van de Indonesische belangen en rechten.' 1

XCDe Bruin heeft" in deze passage g.een onderscheid gemaakt tussen vernielingen die duidelijk de strekking hadden, in de eerste plaats de Japanners te schaden en waarbij soms (men denke aan de inheemse prauwen) de belangen van de inheemse bevolking duidelijk werden ontzien, en vernielingen die de inheemse bevolking en, met deze, ook de andere bevolkingsgroepen troffen, zoals die van de machinerieën van rijstpellerijen. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat ook in nationalistische kringen voor eerstbedoelde vernielingen enig begrip is geweest - dat de laatstbedoelde algemeen zijn veroordeeld, dunkt ons aannemelijk. Wat vernield werd, was overigens niet het resultaat van de ondernemingszin van het inheemse maar juist van het Europese deel van de samenleving - mocht het al zo zijn dat 'Indonesische belangen en rechten'

1 R de Bruin: p. 60.

1012 [PDF]
DE INHEEMSEN EN DE VERNIELINGEN

geschaad werden, met Europese was dat in veel sterker mate het geval.

XCWij komen in dit hoofdstuk nog terug op de houding en de gedragingen van de inheemse bevolking op Java in die ene week waarin op het eiland werd gevochten.

XCLaat ons er thans toe overgaan, het verloop van die gevechten te beschrijven:

XCToen de Japanners in de nacht van zaterdag op zondag op de noordwestpunt van W est-Java, bij Eretan Wetan en op Oost-Java niet ver van Rembang landden, waren, zoals eerder bleek, de grote infanterie-eenheden van het Knil (de eenheden van de ondersteunende wapens zoals de artillerie zullen wij noemen, zodra daar aanleiding toe is) als volgt verdeeld: het rste en het (pas uit Bandoeng overgeplaatste) zde regiment infanterie stonden respectievelijk in en bij Batavia en in en bij Buitenzorg opgesteld om samen met de Blackforce het complex Batavia/Tandjong Priok te verdedigen, 'zo offensief mogelijk', zoals de opdracht luidde; de Groep-Bandoeng, waarvan één bataljon in Cheribon gelegerd was, verdedigde, met het (pas uit Midden-Java overgeplaatste) ade regiment infanterie als kern, de hoogvlakte van Bandoeng; op Midden-Java bevonden zich nog slechts, afgezien van enkele plaatselijke eenheden, twee eskadrons cavalerie en de schamele Groep-Zuid; Soerabaja tenslotte werd mèt de rest van Oost-Java verdedigd door het 6de regiment infanterie. Na de landingen kregen de Blatkforce, het rste en het zde regiment infanterie en de Groep-Bandoeng te maken met de Japanse zde divisie en met de Sjoji-brigade die respectievelijk op Java's noordwestpunt en bij Eretan Wetan waren geland; tegen de eskadrons cavalerie en de Groep-Zuid richtte zich de Sakagoetsji-brigade en tegen het öde regiment infanterie de Japanse 48ste divisie - die brigade en die divisie waren geland bij Rembang.

XCDe landingen van de twee grote Japanse convooien (wij beschouwen het convooi dat de Sjoji-brigade vervoerde, nu even als onderdeel van het convooi van de zde divisie): het westelijke convooi en het oostelijke convooi, leidden dus tot gevechten in twee gebieden: West-Java enerzijds, Middenen Oost-Java anderzijds. Daarvan zijn de gevechten op West-Java de belangrijkste geweest, niet alleen omdat er de meeste Nederlandse en bondgenootschappelijke troepen bij betrokken waren,

1013 [PDF]
INEENSTORTING

maar vooralomdat daar, nl. in Bandoeng, het zenuwcentrum was van de verdediging. De Groep-Zuid en de 6de 'divisie', waartoe het 6de regiment infanterie behoorde, hebben apart gecapituleerd, zulks na de capitulatie van het in Bandoeng gevestigd Algemeen Hoofdkwartier en van de eenheden waarmee dit op zondag 8 en maandag 9 maart in direct contact stond. Het heeft dan ook zin, eerst het verloop van de gevechten op West-Java en pas daarna dat van de gevechten op Middenen Oost-Java te beschrijven. Het aanbrengen van die scheiding is mede hierom verantwoord omdat het verloop van de gevechten op West-Java het verloop van die welke op Midden- en Oost-Java zijn gevoerd, maar in geringe mate heeft beïnvloed en omdat ook het omgekeerde het geval ·isgeweest. Toen de strijd eenmaal was ontbrand, is er maar één bataljon van Midden- naar West-Java verplaatst (een bataljon, dat deel uitmaakte van de toch al zo zwakke Groep-Zuid, op zondag bevel kreeg naar Bandoeng te gaan maar er door allerlei desorganisatie in het treinverkeer pas woensdag aankwam) - het bleek niet mogelijk, méér troepen van het ene deel van het eiland naar het andere te verplaatsen, Wèl is er sprake geweest van troepenverplaatsingen op West-Java; zij dienden alle hetzelfde doel: de dodelijke bedreiging op te heffen die was ontstaan doordat de Sjoji-brigade op zondagochtend het vliegveld Kalidjati had veroverd en doordat de japanse luchtmacht maandagochtend dat vliegveld met jagers en bommenwerpers in gebruik had genomen. Het is die bedreiging geweestdie alle plannen voor de verdediging, 'zo offensief mogelijk', van het complex BataviafTandjong Priok in de war heeft gestuurd. Daarom is de verovering van Kalidjati in tweeërlei opzicht voor de Japanners van grote betekenis geweest: zij konden hun luchtwapen in' de strij d werpen met gebruikmaking van een op W est-Java gelegen, goed geoutilleerd en geheel onvernield vliegveld, en door de verovering van dat vliegveld dwongen zij hun tegenstander, de eigen strategische conceptie prijs te geven en zich te conformeren aan de Japanse - dat laatste evenwel kon alleen geschieden in haastig geïmproviseerde aanvalsacties.

XCWij willen de op Java geleverde gevechten in een duidelijke volgorde en zo overzichtelijk mogelijk beschrijven - overzichtelijkheid is nu eenmaal het wezen van alle geschiedschrijving. Het is dan evenwel101

1014 [PDF]
'RUSTELOOS ÉLAN' DER JAPANNERS

noodzakelijk dat enkele algemene elementen die niet in ons overzicht passen, tevoren enige aandacht krijgen. Elk overzicht wekt een indruk van ordelijkheid, terwijl juist de beginfase van een oorlog, zeker wanneer die voor het eerst moet worden gevoerd tegen een geschoolde tegenstander, vooral op de lagere niveaus door de verdedigers ervaren wordt als één grote wanorde. Zo was het in Nederland in de Meidagen van '40, zo was het op Java in die eerste week van maart '42.

XCTalrijke Japanse militairen die op Java in de strijd werden geworpen, hadden een aanzienlijke oorlogservaring. Dat gold niet voor de uit Japan afkomstige zde infanterie-divisie, maar de militairen van de Sjoji-brigade (deel van de j Sste infanterie-divisie) en die van de 48ste infanteriedivisie hadden deelgenomen aan de oorlog in China en nadien had de j Sste op Hongkong, de 48ste op de Philippijnen gevochten. Hun commandanten waren zeker van hun zaak: zij sloegen de gevechtswaarde van het Knil niet hoog aan, wisten dat Java vrijwel geïsoleerd was, beschikten te land over betere wapens en konden, zo vaak dat nodig was, de hulp inroepen van de Japanse luchtmacht die het luchtruim boven Java volledig beheerste. De operaties werden bekwaam geleid. Het aantal verdedigers van het eiland was numeriek niet groot, hele delen waren er waar zich zelfs geen kleine Knil- of bondgenootschappelijke eenheid bevond - hier deden de Japanners wat zij ook op Malakka hadden gedaan: zij maakten gebruik van meegebrachte of gevorderde fietsen, ook wel van auto's en autobussen die zij in beslag namen, en rukten op, al of niet onder bescherming van hun tanks. 'Onaanzienlijke figuren' waren het, schreef Vromans later, 'uiterlijk soms lachwekkend, hun uitrusting leek pover en hun rusteloos élan soms dwaas, hun vieze kleren waren afzichtelijk en hun afwisselend brullend en 'lief' optreden' (op die plotselinge omslag die zich in het gedrag der Japanners kon voordoen, wezen wij in hoofdstuk 8) 'was verbijsterend.' I Veelal waren de berichten die van het naderen der Japanners gewaagden, onjuist maar zij wekten wijd en zijd schrik en ook van de laagvliegende Japanse toestellen, die hun mitrailleurmunitie en bommen reserveerden voor aanvallen op militaire doelen, ging een intimiderend effect uit. Daar kwam nog bij dat verwarring werd gewekt doordat, precies als in Nederland tijdens de Duitse invasie, springwolken van luchtafweergranaten of afgeworpen benzinetanks voor parachutisten werden gehouden - berichten omtrent hun landing leidden dan tot troepenverplaatsingen en andere voorzorgsmaat

XC1 A. G. Vromans: 'De ambtsperiode van gouverneur-generaal van Starkenborgh. De Europeanen', ~!. IV c, p. 5.

1015 [PDF]
INEENSTORTING

regelen die overbodig waren maar de onrust deden toenemen en bij de troepen het vertrouwen in de kunde van de commandanten, dat toch al niet zo groot was, ondermijnden. Dat vertrouwen werd bovendien aangetast doordat de intendance van het Knil die nimmer te maken had gehad met de problemen welke uit het verplaatsen van grotere eenheden voortvloeiden (met die grotere eenheden was immers nooit geoefend), spoedig ging falen. 'Ik ken gevallen', schreef kort na het einde van de strijd een journalist in Bandoeng,

XC'waarin officieren, ten einde raad over het uitblijven van de keukenwagens, hun manschappen maar bevalen; zelf voor hun eten te gaan zorgen. De soldaten die elk ogenblik wellicht in actie zouden moeten komen tegen infiltrerende Japanners, trokken dan de dessa's in om wat rijst ... , maiskolven en bananen op te scharrelen. Ik ben er zelfs getuige van geweest dat volkomen uitgehongerde soldaten een Chinese toko plunderden. De intendance van het Knil is hopeloos tekort geschoten.' I

XCLet men op de gevechten op Java als geheel, dan bestonden zij, nadat vrij zwakke, tegen de Japanners ondernomen acties waren afgeslagen en men soms de eerste aanvallen van de Japanners had weten te keren, uit een opeenvolging van terugtochten. 'Ontzettend moeilijk', schreef ons in '69 een kolonel der mariniers die toenmaals als luitenant met zijn mannen niet uit Soerabaja was geëvacueerd maar er ter versterking van de 6de 'divisie' was achtergelaten.

XC'Ik heb vier dagen teruggetrokken als achterste achterhoedecommandant van de 6de 'divisie' op Oost-Java Ik commandeerde mariniers, het beste van het beste. Uitstekende discipline, goed bewapend, fysiek in prima conditie. Maar na vier dagen waren ze er geweest. Op. En van de eerste dag af voelde ik het moreel al weg-ebben. Wie aanvalt, voelt opwinding, voelt zijn moed groeien, zijn kracht toenemen Dan groeit de bereidheid, 'voor het Vaderland te sterven'. Maar als er dan alleen maar terugtochten op het program staan, dan wordt de vraag steeds luider: 'Waarom? Het is toch een rotzooi!" 2

XCOver de acties tegen het landingspunt bij Eretan Wetan kunnen wij kort zijn. Zondagochtend had, gelijk eerder vermeld, de bezuiden Eretan Wetan gelegerde kleine gemotoriseerde cavalerie-eenheid niets bereikt. Zij had zich zondagmiddag teruggetrokken naar het gebied waar het uit Cheribon afkomstige infanterie-bataljon verscheen. Maandag aan het eind van de ochtend kreeg de commandant van dat bataljon bevel, samen met de cavalerie-eenheid de Japanners aan te vallen. In de loop van de middag naderde hij Eretan Wetan tot op enkele kilometers; hij constateerde dat er talrijke Japanners waren en ging nu, de strijd vermijdend, met zijn troepen naar een plaats, ca. 20 km ten zuidoosten van Eretan Wetan. Dinsdagochtend zette hij van daaruit de aanval op de landingsplaats in - Japans scheepsgeschut deed enkelen sneuvelen, de aanval werd niet doorgezet en er volgde een nieuwe terugtocht, waarna de gemotoriseerde eenheid en het bataljon uit Cheribon voorshands verder niets ondernamen; zij kregen daar ook geen bevel toe.

XCWas dus de poging om het de Japanners bij hun landingsplaats lastig te maken, mislukt (een van Batavia uit ondernomen poging komt later aan de orde), niet beter verging het de acties die van Bandoeng uit ingezet werden om het vliegveld Kalidjati te heroveren.

XCEr waren van Bandoeng uit twee routes naar Kalidjati (zie kaart XVIII op de pag.'sde gemakkelijkste liep met een boog om de vulkaan Tangkoeban Prahoe, die aan de noordzijde van de Bandoengse hoogvlakte ligt, en naderde vervolgens via Poerwakarta het vliegveld van het westen uit; de tweede route was die welke, zoals wij in hoofdstukbeschreven, van Starkenborgh en ter Poorten met de overige leden van hun gezelschap volgden, toen zij zich op zondag 8 maart naar generaal Imamoera begaven: van Bandoeng noordwaarts naar Soebang en vandaar naderde men dan het vliegveld van het oosten uit. Het nadeel van die tweede route was dat men over uitlopers van de Tangkoeban Prahoe de Tjiater-pas moest passeren waar de weg nogal primitief was; bovendien 101

1002-1003): 1

1017 [PDF]
INEENSTORTING

diende men aan te nemen dat Soebang door de japanners was bezet, zodat het moeilijker zou zijn, via Soebang dan via Poerwakarta tot Kalidjati door te dringen. In het begin van de zondagmiddag vernam het Algemeen Hoofdkwartier evenwel dat een vernielingsploeg de weg Poerwakarta-Kalidjati al met omgehakte bomen zou hebben versperd (op maandag zou blijken dat dat bericht onjuist was) - derhalve viel de keus op de weg via Soebang.

XCDe tot de Groep-Bandoeng behorende Mobiele Eenheid werd zondagmiddag om half drie in vrachtauto's noordwaarts gezonden: ca. vierhonderd man, die onder commando stonden van kapitein G. J. Wulfhorst en die 24 lichte vechtwagens en 3 pantserauto's bij zich hadden. Een uur later volgde op de Mobiele Eenheid een batterij bergartillerie. Over de Tjiater-pas vorderde de Mobiele Eenheid slechts langzaam: 's avonds om acht uur, in het donker dus, was Wulfhorst nog ca. 10 km van Soebang verwijderd. Hij hoorde daar van inheemsen die uit Soebang waren gevlucht, dat de Japanners bezuiden die plaats een versperring hadden aangebracht en besloot halt te houden. Hij zond een motorordonnans naar de commandant van de Groep-Bandoeng, generaai Pesman, met bericht dat hij maandagochtend met steun van de inmiddels aangekomen batterij bergartillerie de Japanners zou aanvallen. Pesman die op die avond vernomen had dat het Algemeen Hoofdkwartier had besloten, alle beschikbare reserves voor de herovering van Kalidjati in te zetten, liet in de nacht van zondag op maandag een aparte strijdgroep vormen die onder bevel kwam te staan van majoor C. G. J. Teerink. De kern daarvan werd gevormd door het uit Semarang afkomstige infanterie-bataljon; dit had na vertrek uit die stad (23 februari) bijna zestien uur in de trein gezeten, was aan de rand van de Bandoengse hoogvlakte eerst op een onderneming ondergebracht, had vervolgens onder de tropenzon te voet een zwaar bergtraject van bijna 50 km moeten afleggen om een nieuwe stelling in te nemen, had twee dagen hard gewerkt om die stelling gereed te maken - het was allemaal vergeefs geweest: zondagochtend vroeg was het bataljon in vrachtauto's naar Bandoeng verplaatst, waar het.in de middag aankwam. Om een uur of twee in de nacht van zondag op maandag werd het gewekt. 'Dus toch!', schreef in zijn herinneringen Rob Nieuwenhuys

XC'We moesten een uur later voor vertrek gereed zijn. Er was overalopwinding. Hier en daar gaven groepjes jonge jongens zelfs blijken van strijdlust maar onder ons heerste algemene verslagenheid. We hoorden dat een 'sterke eenheid' van gevechtswagens en tanks onder dekking van de duisternis een verrassingsaanval

1018 [PDF]
POGINGEN TOT HEROVERING VAN KALIüjATI

op Soebang zou uitvoeren en wij moesten als infanterie-bataljon de herovering meehelpen consolideren. Maar waarom moesten wij" daarbij zijn? vroegen we ons af. We waren volkomen onbekend met het terrein. Het leek ons een lichtvaardig besluit, zeiden we. De meesten van ons hadden nog een jong gezin en alleen daaraan dachten wij. Geen enkel beroep op plicht of vaderland woog daartegen op. Maar we zaten er nu eenmaal in, gevangen in normen waar wij buiten stonden. We konden elkaar alleen zwijgend aankijken.'

XCHet inpakken begon, maar werd onderbroken:

XC'Ergens in de duisternis hoorden we rumoer, roepen en schreeuwen, en vloeken, voluit vloeken: godverdomme! De geronselde Indonesische chauffeurs bleken te zijn gedeserteerd.' Overal in de struiken en onder de wagens vond' men hun militaire uniformen. Zij zelf waren spoorloos in de stadsverduistering verdwenen. Er heerste algemene verontwaardiging. Men sprak al van ophangen en fusilleren, maar voorlopig waren ze weg, en achteraf bezien: wat hadden zij" tenslotte met onze oorlog te maken? De verwarring was in ieder geval groot. Er moesten vrijwilligers worden opgeroepen. 'Europese soldaten, geen inlanders meer!' Een groot aantal vooral Indo-Europese jongens meldde zich. Ze werden over de verschillende wagens verdeeld. Men vroeg naar geen rijvaardigheid, niets. We moesten weg, we hadden toch al ruim een uur verloren."

XCOm vier uur begon het bataljon noordwaarts te rijden, weer over de Tjiater-pas.

XCTerwijl de groep-Teerink Soebang naderde, had kapitein Wulfborst met zijn Mobiele Eenheid de aanval al ingezet. De lichte tanks drongen tot in Soebang door maar van de pantserauto's wist slechts één hen te volgen; dit vehikel keerde terug toen bleek dat de overige achtergebleven waren. Er werd de gehele ochtend aan de zuidrand van Soebang gevochten waarbij de Mobiele Eenheid, die geen steun van de artillerie kreeg, niet onaanzienlijke verliezen leed (van de tanks bleven slechts ca. 8 inzetbaar) - zuidwaarts terugtrekkend ontmoette kapitein Wulfborst de voorhoede van de Groep- Teerink van welker komst ,hij onkundig was gelaten, Majoor Teerink meende met zijn eigen vermoeide troepen de Japanners pas te kunnen aanvallen nadat de mannen v~n de Mobiele Eenheid weer op krachten gekomen waren - hij besloot, pas de volgende dag, dinsdag dus, tot de aanvalover te gaan, Deze werd ingezet om vijf101

, Dit waren niet 'geronselde' chauffeurs maar de inheemse vrijwilligers die toegetre den waren tot het Vrijwillige Autobestuurderskorps, het Vaubek. 2 R Nieuwen huys: (1979), p. 27.

1019 [PDF]
INEENSTORTING

uur 's middags, waarna de Japanners onmiddellijk hun luchtwapen in de strijd wierpen. De Groep-Teerink werd een uur lang door Japanse bommenwerpers bestookt. Dat was het einde van haar aanval. Teerink trok zich met zijn manschappen die dodelijk vermoeid waren en bovendien vrijwel niets te eten hadden gekregen, enkele kilometers zuidwaarts terug, hopend woensdag tot een nieuwe aanval te kunnen overgaan. Die woensdag kregen zijn Groep en de Mobiele Eenheid evenwel opdracht naar de Bandoengse hoogvlakte terug te keren.

XCDe poging om via Soebang tot Kalidjati door te dringen was opgegeven.

XCEerder vermeldden wij dat het zde regiment infanterie in de laatste week van februari van Bandoeng naar Buitenzorg was verplaatst. Dat regiment had zich op zondag I maart gereed gemaakt om deel te nemen aan een door generaal Schilling gelast algemeen offensief tegen de Japanners die op Java's noordwestpunt waren geland, maar in de loop van de middag had het Algemeen Hoofdkwartier aan Schilling doen weten dat hij een deel van het regiment en enkele andere eenheden vermoedelijk moest afstaan ter herovering van Kalidjati: Hij had er toen op gewezen dat de voorbereiding van die actie tijd zou vergen en dat men de Japanners bij Kalidjati onmogelijk zou kunnen verrassen, maar die argumenten waren door het Algemeen Hoofdkwartier verworpen: zondagavond om acht uur vernam Schilling telefonisch dat de actie ter herovering van het vliegveld uitgevoerd moest worden door twee in en bij Buitenzorg gelegerde bataljons (één dat tot het rste, één dat tot het zde regiment infanterie behoorde), zulks met steun van twee afdelingen artillerie; die strijdmacht zou geleid worden door de commandant van het zde regiment infanterie, kolonel C. G. Toorop en deze werd daarbij onder de bevelen geplaatst van de commandant van de Groep-Bandoeng, generaal Pesman.

XCGeneraal Schilling verloor evenwel nog een derde infanterie-bataljon. Terzelfdertijd namelijk dat het Algemeen Hoofdkwartier besloten had, de Groep-Toorop te vormen die naar Kalidjati zou moeten oprukken, had het óók besloten, het de Japanners bij Eretan Wetan, tegen wie al, gelijk vermeld, een kleine gemotoriseerde eenheid en het infanteriebataljon uit Cheribon waren ingezet, van het westen uit lastig te maken,

1020 [PDF]
POGINGEN TOT HEROVERING VAN KALIDJATI

en wel door het in Batavia gelegerde infanterie-bataljon dat twee weken eerder aan de verdediging van Palembang had deelgenomen en weer naar Java was teruggekeerd. Schilling kreeg nu bevel, ook dàt bataljon aan generaal Pesman af te staan: het moest maandag naar Tjikampek worden verplaatst (zie kaart XVIII op de pag.'s I002-I003) teneinde van daaruit een, zoals dat heette, 'gewelddadige verkenning' uit te voeren in de richting van Eretan Wetan. Nu had generaal Schilling zondagochtend vroeg op het vernemen van het bericht dat de Japanners bij Eretan Wetan waren geland, uit Batavia al een gemotoriseerd eskadron cavalerie (een eskadron met pantserwagens) naar Tjikampek gezonden om er zorg voor te dragen dat even ten oosten van die plaats de brug over een brede rivier zou worden vernield. Hij wist dat die vernieling was uitgevoerd en wees er het Algemeen Hoofdkwartier dus op, dat het uit Batavia weg te zenden infanterie-bataljon niet tot een 'gewelddadige verkenning' zou kunnen overgaan omdat het niet over de brede rivier zou kunnen komen - het Algemeen Hoofdkwartier handhaafde het bevel.

XCMaandag werd het bataljon uit Batavia niet zonder moeite naar Tjikampek verplaatst. Bij de rivier aangekomen constateerde het dat de brug grondig was vernield en dat pioniers nodig waren voor het herstel. Onmiddellijk werd contact opgenomen met generaal Pesman - ongeveer op het moment dat deze toezegde dat hij uit Bandoeng een eenheid pioniers naar Tjikampek zou zenden, verschenen er Japanners op de oostelijke oever van de rivier. Van de 'gewelddadige verkenning' in de richting van Eretan Wetan kwam dus niets terecht.

XCHoe verging het de Groep-Toorop?

XCDe nacht van zondag op maandag en de gehele maandag waren nodig om de eenheden waaruit de Groep bestond; uit het gebied van Buitenzorg met vrachtauto's over te brengen naar de Bandoengse hoogvlakte - deze groep was het die naar Kalidjati de route via Poerwakarta zou volgen waarvan men nu wist dat ze in het geheel niet door bomen versperd was. De kolonel was eigenlijk van plan om met zijn eenheden al in de nacht van maandag op dinsdag naar de buurt van Kalidjati te rijden, maar dat was onmogelijk: zijn troepen waren er te vermoeid voor en bovendien hadden ook zij veel te weinig te eten gekregen. Het plan dat de kolonel maakte, hield ten eerste in dat op de weg naar Kalidjati even benoorden Poerwakarta, nl. bij Sadang (zie kaart XVIII op de pag.'s 1002-1003), een brug over een rivier zou worden bezet door de helft van het gemotoriseerde eskadron cavalerie dat zondagochtend de brug beoosten Tjikarnpek had vernield, en dat de beveiliging van de brug bij Sadang zou worden overgenomen door de helft van het infanterie-bataljon dat naar

1021 [PDF]
INEENSTORTING POGINGEN TOT HEROVERING VAN KALIDJATI

Tjikampek was gezonden, en ten tweede dat zijn eigen eenheden in hun vrachtauto's Poerwakarta en de bezette brug zouden passeren om dan oostwaarts te rijden; op ca. 10 km afstand van Kalidjati zouden de vrachtauto's ontladen worden en dan zou de grote aanval op Kalidjati te voet worden ingezet. Kolonel Toorop hoopte dat hij de eenheden van zijn Groep dinsdagochtend omstreeks vijf uur in Poerwakarta bijeen zou hebben; dat werd door allerlei tegenslag vijf uur later: tien uur. Op dat moment hadden enkele pantserauto's van het eskadron cavalerie, dat nergens japanners had gezien, Kalidjati al bereikt - ja, zij waren het vliegveld al opgereden, wellicht zonder te weten dat zij er zich bevonden (zij maakten gebruik van kaarten waar het vliegveld om veiligheidsredenen niet op voorkwam); zij waren er onder vuur genomen, hadden zich teruggetrokken en een ordonnans naar de kolonel gezonden om antitankgeschut te vragen. Men moet wel aannemen dat het de verrassende komst van die pantserauto's is geweest welke de japanners, die Kalidjati bezet hadden en die Soebang verdedigden tegen de van het zuiden uit oprukkende Mobiele Eenheid en Groep-Teerink, attent maakte op het gevaar dat nu een aanval dreigde uit de richting van Poerwakarta. Hoe dat zij, onmiddellijk nadat de infanterie-bataljons waarover kolonel Toorop beschikte, .dinsdagmiddag omstreeks twaalf uur de brug bij Sadang gepasseerd waren, werden zij aangevallen door japanse bommenwerpers. Er vielen doden en gewonden en er ontstond grote verwarring; een deel van de militairen vluchtte het terrein in. De verwarring werd vergroot doordat enkele nagekomen pantserauto's voor japanse tanks werden gehouden, hetgeen er toe leidde dat de commandant van het inmiddels gearriveerde antitankgeschut order gaf: 'Alles van de weg af!' De nagekomen pantserauto's maakten rechtsomkeert, reden naar Sadang terug en deden paniek ontstaan onder de chauffeurs van de vrachtauto's van een van Toorops bataljons die juist bezig waren om op de vrij smalle weg Sadang-Kalidjati te keren. Talrijke inheemse Vaubek-chauffeurs lieten hun auto's in de steek, de contactsleuteltjes meenemend, en er ontstond op de weg een opeenhoping van verlaten voertuigen - geen auto kon er meer door. Om kwart voor een verschenen de japanse bommenwerpers opnieuw en zij zetten tot zes uur 's middags met tussenpozen hun aanvallen voort. Steun van eigen vliegtuigen kon niet worden aangevraagd doordat de mobiele zender die kolonel Toorop bij zich had, al bij het eerste bombardement was getroffen. De japanners hadden er geen moeite mee hun doelen te vinden, de ene serie bommen na de andere was raak, munitieauto's ontploften met formidabele klappen - de Knil-militairen, nog

1022 [PDF]

steeds ver verwijderd van het vliegveld dat zij moesten heroveren, voelden zich weerloos overgeleverd aan het geweld van een oppermachtige tegenstander. De meesten vielen overhaast op Sadang terug waar kolonel Toorop bij de brug wanhopige pogingen ondernam om de vluchtenden op te vangen en hen weer in hun oorspronkelijke verbanden bijeen te brengen. Dat lukte bij geen van de infanterie-bataljons - van het halve bataljon dat in de ochtend met misschien vijfbonderd man, hoofdzakelijk Javanen, uit Tjikampek was aangekomen, waren er nog maar dertig te vinden.

XCDe meesten van degenen die gevlucht waren, hielden niet stand bij de brug of in Sadang maar snelden naar Poerwakarta. 'Er beginnen', aldus de herinneringen van de reserve-officier van gezondheid dr. N. Beets, die met zijn medische eenheid van de Bandoengse hoogvlakte uit niet veel verder was gekomen dan Sadang,

XC'rnannen langs te trekken die haastige en paniekachtige verhalen doen: Japanse scherpschutters infiltreren en leggen eerst de officieren en onderofficieren neer, dus verbergje strepen en patjes! Niet veellater komen enkele van onze officieren op inspectie en inderdaad, ze zijn niet meer als officier te onderscheiden ... Vooral de superieuren maken een sombere indruk ... De stroom vluchtelingen houdt aan en wordt sterker ... Talloze onbekenden trekken voorbij, meest blanken. De inheemse chauffeurs en ander personeel hebben al vroeg het veld geruimd en zijn waarschijnlijk niet langs de weg maar door de sàwahs gevlucht, met verwisseling van het uniform voor een sarong. De in de nachtelijke uren met zoveel goede moed begonnen campagne is omgeslagen in een bijna panische vlucht. Er is geen officier te zien die de vluchtenden een halt weet toe te roepen"

XCook kolonel Toorop restte niet anders dan de terugtocht naar de Bandoengse hoogvlakte te aanvaarden. Een geordende krijgsmacht was er.in de nacht van maandag op dinsdag vertrokken - op alles wat rijden kon (een groot deel van de militaire vrachtauto's was verloren gegaan) kwamen er woensdag in de loop van de dag ordeloze groepjes militairen terug die van de stad Bandoeng werden weggehouden maar voor het overige zo goed mogelijk werden opgevangen.

XCZo was ook de poging om het vliegveld Kalidjati van het westen uit te heroveren mislukt. Bovendien hadden de Japanners Poerwakarta in handen (zij waren er in de nacht van dinsdag op woensdag binnengetrokken), hetgeen betekende dat van de twee weg- en spoorwegverbin

XC, N. Beets: De verre oorlog. Lot en levensloop van krijgsgevangenen onder dejapanners (1981), p. 189-90 .' 102

1023 [PDF]
INEENSTORTING

dingen tussen Batavia en Bandoeng (de ene liep via Poerwakarta, de andere via Buitenzorg) één was afgesneden.

XCWat nu? Het Algemeen Hoofdkwartier overwoog woensdag korte tijd een desperaat plan, nl. om de öde 'divisie' die de Japanse opmars naar Soerabaja trachtte te vertragen, uit Oost-Java naar de Bandoengse hoogvlakte over te brengen: per trein een afstand van ca. 700 kilometer. Het plan werd verworpen: niet alleen was de kans groot dat die 'divisie' onderweg slaags zou raken met de Japanners, maar bovendien zouden de Japanse strijdkrachten die op Oost-Java opereerden, óók naar WestJava verplaatst kunnen worden. Ter versterking van de verdediging van de Bandoengse hoogvlakte was al één infanterie-bataljon onttrokken aan de Groep-Zuid - nu besloot het Algemeen Hoofdkwartier, alles wat generaal Schilling nog aan strijdkrachten bijeen had (dat sloot de Black force in), naar het gebied van Bandeeng te verplaatsen. Een pijnlijke beslissing! Pijnlijk vooralomdat Batavia aan de Japanners moest worden prijsgegeven, èn pijnlijk voor de commandant van de t ste divisie, generaal Schilling, die zondagavond al o.m. drie infanterie-bataljons had moeten afstaan voor de herovering van Kalidjati en aan wie nu, op woensdag, moest worden meegedeeld dat hij het gehele complex Tandjong PriokfBataviafBuitenzorg dat hij met kracht wilde verdedigen, diende te ontruimen.

XCDe Japanse strijdmacht die in de nacht van zaterdag op zondag bij Merak en in de Bantambaai was ontscheept, had, gelijk eerder vermeld, nauwelijks weerstand ontmoet. Een deel van die Japanners rukte zondag op in de richting van Batavia, een deel in die van Buitenzorg. In de richting van Batavia vorderden de Japanners niet snel doordat generaal Schilling de bruggen over enkele grote rivieren tijdig had laten vernielen, in die van Buitenzorg maakten zij meer voortgang doordat een vernielingsploeg die even ten noorden van Rangkasbitoeng (zie kaart XVIII op de 102

1024 [PDF]
DE JAPANNERS OP WEG NAAR BATAVIA EN BUITENZORG

pag.'s 1002-1003) een grote stuw vernielen moest, tijdens het aanbrengen van de explosieven werd overvallen en, op één man na, uitgeschakeld - over de stuw konden de Japanners verder oostwaarts oprukken. Het in Rangkasbitoeng geplaatste Knil-detachement viel terug en generaal Schilling moest er zondag al rekening mee houden dat de Japanners veel sneller bij Buitenzorg zouden verschijnen dan bij Batavia. Hier zag hij zijn kans! Hij besloot, de zuidelijke Japanse colonne bij Leuwiliang op te vangen .door een deel van de Blackforce, vervolgens die colonne op de flank aan te vallen met de rest van de Blackforce en de 15 Britse tanks en tenslotte de terugweg voor de colonne af te snijden met een omtrekkende beweging, uit te voeren door het zde infanterie-regiment.

XCDit was het plan dat generaal Schilling moest laten vervallen, toen hem zondagavond werd meegedeeld dat hij twee van de drie infanteriebataljons die tot het r ste en zde regiment infanterie behoorden, mèt de enige afdeling artillerie van het zde regiment moest afstaan ter herovering van Kalidjati. Nadien restte de generaal niet anders dan Batavia en Buitenzorg te verdedigen - hij wenste het, conform zijn instructie, 'zo offensief mogelijk' te doen. Dat werd bemoeilijkt door twee omstandigheden. In de eerste plaats was het op zondag in Tandjong Priok, waar de talrijke vernielingen uitgevoerd werden die wij eerder beschreven, tot wilde roofpartijen door inheemsen gekomen die hem maandag dwongen, een deel van zijn troepen in de haven en in Batavia in te zetten ter beteugeling van de onrust (hij voerde die dag ook de eerste bespreking met de civiele autoriteiten te Batavia waarin hij meedeelde dat het Knil in de stad zelf in elk geval niet tot gevechtshandelingen zou overgaan en waarin hij verzocht voorbereidingen te treffen met het oog op een mogelijke ontruiming van de stad door het Knil); in de tweede plaats werd een compagnie Ambonnezen die bij Tangerang (zie kaart XVIII op de pag.'s 1002-1003) in stelling lag achter een rivier, in de nacht van maandag op dinsdag aangegrepen door een panische angst dat de Japanners (die in werkelijkheid nog tientallen kilometers verwijderd waren) bezig waren de rivier over te steken: eilandjes van riet en moerasplanten die de ca. honderd meter brede rivier afdreven, waren door die Ambonnezen in het maanlicht voor overstekende vlotten aangezien - zij waren gaan vuren, andere Knil-troepen waren ook aan het vuren geslagen en tenslotte was een deel van de Ambonnezen er vandoor gegaan, niet weinig bijdragend tot grote verwarring in het achterland.

XCDinsdag kwam het tot gevechten bij Leuwiliang. Met steun van de Amerikaanse artilleristen en de Britse lichte tanks maar, tot ergernis van Brigadier-General Blackburn, zonder steun van het Knil, weerde de Black 102

1025 [PDF]
INEENSTORTING

jorce zich hier geducht: een Japanse aanval werd afgeslagen. Te voorzien viel evenwel dat de Japanners zowel in de richting van Batavia als, via Leuwiliang, in die van Buitenzorg hun aanvallen met kracht zouden hervatten - generaal Schilling meende dat het .Algemeen Hoofdkwartier nu een keuze moest doen tussen drie mogelijkheden: de rest van de r ste divisie en de Blackforce te laten waar zij waren, èf hun opdracht te geven, sprongsgewijs en met gebruikmaking van de tussen Buitenzorg en Bandoeng aangelegde stellingen naar de Bandoengse hoogvlakte terug te keren (dat leek de generaal het beste), àf hen te gelasten in één grote terugtochtsbeweging naar die hoogvlakte te gaan.

XCWoensdagochtend om half twaalf werd generaal Schilling opgebeld door de chef van de generale staf, generaal Bakkers: het Algemeen Hoofdkwartier had tot de derde mogelijkheid besloten, anders gezegd: het gehele gebied van Batavia en Buitenzorg èn de Leuwiliang-stelling moesten worden prijsgegeven, zo ook alle stellingen die tussen Buitenzorg en de Bandoengse hoogvlakte waren aangelegd. Voor het vervoer van de te verplaatsen troepen kreeg generaal Schilling de beschikking over zeven treinstellen en er dienden voorts dertig autocolonnes te worden geformeerd, elk bestaande uit twintig tot vijftig auto's - misschien zouden dus in totaal meer dan duizend auto's naar Bandoeng moeten rijden, zulks met inbegrip van de ca.vierhonderd die de Blackjorce vervoerden. Een moeilijke operatie! Moeilijk vooral doordat de colonnes van het Knil niet ver achter Buitenzorg de bochtige, hier en daar ook steile Poentjak-pas zouden moeten passeren - die van de Blackjorce zouden goeddeels via Soekaboemi rijden (zie kaart XVIII).

XCDe organisatie van deze omvangrijke verplaatsing, die tussen Batavia en Buitenzorg aan de westzijde moest worden beschermd door dekkingsdetachementen, stelde Schillings staf voor talrijke problemen - niet het geringste daarvan was dat woensdagmiddag een trein, die met de troepenverplaatsingen niets te maken had, ontspoorde op het traject door de bergen ten oosten van Soekaboemi - de opruimingswerkzaamheden zouden, vernam Schilling, een etmaal vergen.

XCDe Knil-eenheden die naar de Bandoengse hoogvlakte zouden worden verplaatst (in Batavia en Buitenzorg zouden alleen de Stadswachten achterblijven), konden op woensdag en in de nacht van woensdag op donderdag niet alle de plaatsen bereiken waar de treinen stonden en de autocolonnes zouden worden geformeerd " maar donderdagochtend om zes uur waren de zeven treinstellen gevuld en een uur later verliet

XCI De terugtocht bleek vooral moeilijk voor de helft van het op maandag naar

1026 [PDF]
TERUGTOCHT NAAR DE BANDOENGSE HOOGVLAKTE

generaal Schillings staf Batavia in de laatste autocolonne die in de hoofdstad was opgesteld. De staf reed voorshands niet verder dan i3uitenzorg, waar de aldaar te formeren autocolonnes verdekt opgesteld werden in de lanen van's Lands Plantentuin, gelegen naast het park waarin het paleis van de gouverneur-generaal stond. Toen het donker geworden was, verliet colonne na colonne de Plantentuin. 's Nachts om drie uur reed generaal Schilling zelf weg samen met een aantal stafofficieren. Nog voor de Poentjak-pas stuitte hij op de staart van de vóór hem vertrokken colonne, 'welkc', zo schreef hij in zijn verslag,

XC'in strijd met de bevelen, in opgesloten formatie op het midden van de weg heeft halt gehouden. Er blijkt luchtalarm te zijn. Met grote moeite een aantal auto's voorbijgereden, doch hiervan op de zeer boçhtige Poeritjak-weg verder afgezien en in de colonne meegereden. De mars werd rnet horten en stoten vervolgd; oorzaken: na luchtalarm enkeie Vanbek-chauffeurs gedeserteerd, hun auto's soms midden op de weg latend; enkele warmgelopen motoren op de steile helling; tenslotte: geringe overzichtelijkheid van de weg. De gehele streek, in het bijzonder de bungalowwijken in het rayon Poeritjak- Tjipanas, is als uitgestorven"

XCuit de bungalows in dit rayon (er lag, zoals eerder vermeld, ook het buitenverblijf van de gouverneur-generaal) waren kennelijk de bewoners: vermogende Europeanen en Chinezen, naar Bandoeng gevlucht.

XCVrijdag werd de terugtocht voortgezet, maar nu, bij daglicht, kon de Japanse luchtmacht gemakkelijker aanvallen dan haar 's nachts bij maanlicht mogelijk was geweest: herhaaldelijk wetden de autocolonnes op het traject naar Bandoeng gebombardeerd en gemitrailleerd. Nog op een ander punt werd de grote terugtocht gestoord: toen de stremming in de spoorweg ten oosten van Soekaboemi was opgeheven, had een Japans bombardement van het station Soekaboemi ten gevolge gehad dat het volledige inheemse spoorwegpersoneel er vandoor was gegaan: seinen en wissels werden niet langer bediend en de zeven treinstellen die uit Batavia en Buitenzorg waren weggereden, kwamen niet verder. Van de102

Tjikampek verplaatste infanteriebataljon dat dinsdag niet via Sadang aan de opmars naar Kalidjati had deelgenomen. Die helft werd door de van Sadang uit oprukkende Japanners in het nauw gebracht en één compagnie werd woensdag in de namiddag in Krawang door de Japanners ingehaald en uitgeschakeld; slechts een klein aantal militairen wist westwaarts te ontkomen. '. W. Schilling: 'Verslag operatiën', p. 43.

1027 [PDF]
INEENSTORTING

inzittende militairen kon een deel plaatsnemen in ca. 200 auto's welke door de politie .in Soekaboemi haastig gevorderd waren, en die auto's reden via Tjiandjoer (zie kaart XVIII) naar Bandoeng; anderen zijn wellicht te voet naar Tjiandjoer gegaan en wellicht zijn ook inheemse militairen in de buurt van Soekaboemi gebleven.

XCHoeveel troepen van de r ste divisie in totaal de hoogvlakte van Bandoeng hebben bereikt, is niet bekend.

XCOp maandag 2 maart had, zoals eerder vermeld, generaal Schilling in Batavia aan de Nederlandse civiele autoriteiten meegedeeld dat het Knil binnen de gemeentegrenzen geen gevechten zou leveren en dat het mogelijk was dat de stad door de strijdkrachten zou worden ontruimd. Er was in dit gesprek, o.m. gevoerd met de resident, mr. eh. W. A. Abbenhuis, en de burgemeester, ir. E. A. Voorneman, vastgesteld dat de politie en de Stadswacht (deze had een sterkte van ca.twaalfhonderd man) de orde zouden trachten te handhaven en dat de Europese vrouwen en kinderen wier mannen door de militaire dienst of om andere redenen afwezig waren, voorzover zij dat wilden, in de twee typisch-Europese stadswijken zouden worden bijeengebracht waar zij door de Stadswacht zouden worden beschermd - met het treffen van voorzieningen in die wijken was men zaterdag begonnen. Toen die bespreking op maandag plaatsvond, waren in Tandjong Priok de vernielingen al in volle gang en was het er ook tot roofpartijen door inheemsen gekomen. Tegen die roofpartijen werd opgetreden en de vernielingen werden in versneld tempo voortgezet. In de departementen werden stukken die voor de Japanners van belang konden zijn, verbrand; dat gebeurde o.m. met de archieven van de Dienst der Oost-Aziatische Zaken en van de Politieke Inlichtingen Dienst.

XCWoensdagochtend om half twaalf vernam generaal Schilling uit Bando eng dat al zijn troepen naar de Bandoengse hoogvlakte teruggetrokken zouden worden. 's Middags om twee uur had hij in Batavia een laatste bespreking met de civiele autoriteiten; hier werd vastgesteld dat na het vertrek van de generaal de commandant van de Stadswacht als territoriaal commandant zou optreden en dat de resident en de burgemeester deze zouden vergezellen wa1)neer hij Batavia zou overgeven aan de comman

1028 [PDF]
BATAVIA WORDT EEN 'OPEN STAD'

dant van de eerste Japanse eenheid die de stad zou naderen. In de loop van de middag werd vervolgens een aantal vooraanstaande Nederlandse burgers uitgenodigd, naar het stadhuis te komen - daar deed de resident om zes uur een beroep op hen om het driemanschap dat nu de hoogste bestuursverantwoordelijkheid droeg, alle mogelijke hulp te verlenen. Velen van de aanwezigen hoorden voor het eerst dat Batavia opgegeven was. Een schokkende mededeling! Toen de resident was uitgesproken, weerklonken kreten als 'Leve de koningin!', 'Leve Nederland!'; ook werd het Wilhelmus gezongen.

XCHoe kon men de Japanners doen weten dat Batavia een 'open stad' was?

XCAan de Nirom in Bandoeng werd verzocht, donderdag te beginnen met het periodiek omroepen van het bericht, zulks in het Nederlands en in het Engels, dat Batavia niet zou worden verdedigd. Bovendien werd donderdagochtend in het Engels en het Japans een aan 'de Japanse commanderende generaal' gerichte brief opgesteld, waarin het genoemde driemanschap hem meedeelde dat Batavia niet werd verdedigd, dat het driemanschap bereid was hem te ontmoeten en dat het op prijs zou worden gesteld als hij de veiligheid van de Europese vrouwen en kinderen wilde waarborgen. Het oorlogsrecht schreef voor dat die brief moest worden overhandigd door een delegatie waarbij zich burgers zouden bevinden - enkele van dergelijke delegaties zouden zich daartoe dienen te begeven naar punten op de grote wegen buiten Batavia waarlangs de Japanners konden naderen. De resident, mr. Abbenhuis, verzocht ca. vijftig vooraanstaande Nederlandse burgers naar het residentiekantoor te komen. Hij vroeg om vrijwilligers voor het samenstellen van de delegaties. Hoe zouden de Japanners op het contact met deze reageren en wat zou gebeuren als men in de gevechtszone terechtkwam? Het leek een riskante missie. De resultaten van het beroep dat mr. Abbenhuis deed, 'waren', aldus later de secretaris van de residentie, dr. H. H. Morison,

XC'enigermate teleurstellend. Een deel herinnerde zich plotseling nog iets zeer dringends op kantoor te doen te hebben en verdween. Enkele anderen moesten 'even' hun sigaretten uit de auto halen en reden weg. Derden zeiden openlijk, een en ander eerst met hun echtgenote te moeten bespreken.'

XCEr kwamen niet voldoende vrijwilligers naar voren, 'weshalve nieuwe uitnodigingen moesten worden uitgezonden.' Pas na de komst der nieuwelingen kon men de delegaties samenstellen, waarbij evenwel door de vrijwilligers de eis werd gesteld dat zich bij elke delegatie een bestuurs102

1029 [PDF]
INEENSTORTING

ambtenaar zou bevinden ('0, dat verguisde BB, dat eigenlijk nergens goed voor was en waar men zich toen toch weer aan vastklampte!'!)

XC. Kort voor twaalf uur verlieten de delegaties, alle in een auto waarop witte vlaggen waren geplaatst, het residentiekantoor. 'Bij allen die wij passeerden', aldus dr. Morison, hoofd van de delegatie die in de richting van Tangerang wegreed,

XC'en die de opvallende witte vlaggen aanschouwden, was verbazing, schrik dan welontsteltenis te lezen. Na de fantastische berichten die de voorafgaande dagen hadden gecirculeerd inzake de ... [behaalde] 'successen', was dit voor allen het bewijs van het einde'?

XCtalrijke Nederlanders en Indische Nederlanders gingen er toe over om, conform de aanwijzing van de autoriteiten, voorraden sterke drank te vernietigen en er waren er ook die uniformen van de luchtbeschermingsdienst en van de Covim, foto's van leden van het Koninklijk Huis en van Churchill en aanplakbiljetten van de Verenigde Prins Bernharden Spiljire-fondsen verbrandden en geld en sieraden verstopten. Stadswachten deden ten teken van overgave een witte handdoek om de hals.

XCUit de richting van Tangerang kwamen omstreeks zes uur de eerste Japanners opdagen: ca. twintig militairen met een luitenant aan het hoofd. Mochtar Loebis stond niet ver van het stadhuis op hen te wachten temidden van een, schreefhij later, 'geen erg grote menigte ... De meeste mensen' (dat sloot de inheemsen in) 'waren zeer aarzelend om deze onbekende Japanse soldaten te ontmoeten. Tot nu toe gingen de verhalen die de stad waren binnengesijpeld, voornamelijk over hun bravour en woestheid in het gevecht, hun sluwheid in de jungle-oorlog en hun wreedheid.

XCNiet ver van mij vandaan stond een Hollandse dame met haar dochtertje, een meisje van ongeveer zevenjaar dat zich aan haar hand vastklampte. 'Daar komen ze, mama!', schreeuwde het kleine meisje.

XCDe Japanse troepen liepen door de straat in losse marsorde. Een grote Japanse vlag werd meegevoerd aan het hoofd van de kolonne. Zij zagen er niet erg indrukwekkend uit, eenvoudige uniformen, gerafeld en vuil. Ook hun wapens waren niet bijzonder. Geweren die langer waren dan hun korte, gedrongen lichamen. Het was ongelofelijk dat zo'n armetierig leger het trotse Hollandse leger zo gemakkelijk had kunnen verslaan."

XC1 Dr. H. H. Morison: Verslag (10 febr. 1947), p.2 (ARA,Alg. Secretarie, Eerste zending, XXII, 45, p. ril). 2 A.v., p. 3 (a.v., p. ]22). 'Mochtar Loebis in TIrade, 1975, p. 536 -]7.

1030 [PDF]
KOMST DER JAPANNERS IN BATAVIA

XCOp die eerste patrouille volgde, omstreeks half negen, een japanse kolonel samen met dr. Morisons delegatie en spoedig nadien arriveerde bij het residentiekantoor een eenheid van enkele honderden japanners. Op het plein voor het kantoor vormde zich toen, aldus een Nederlander,

XC'een grote mensenmenigte, hoofdzakelijk Indonesiërs die ... in drommen aanstroomden. Japanse troepen kwamen hier met hun kleine fietsen doorheen, het was te donker om precies te zien hoe ze er uitzagen, maar de stank die ze verspreidden, was walgelijk ... Minstens de helft droeg een bril en ze lieten met een brede grijns hun tanden zien. Als ze van hun fiets stapten, zagen ze eruit als een caricatuur.' I

XCHet werd onrustig. Een deel van de inheemsen, zwaaiend met in der haast gemaakte japanse vlaggetjes, 'eiste', aldus later de assistent-resident mr. J. E. Ysebaert, 'schreeuwend en joelend de uitlevering van de aanwezige Europeanen' (d.w.z. van diegenen die zich in het residentiekantoor bevonden) 'om hen te vermoorden'." Haastig werd een politiedetachement van ca. zestig man onder bevel van de commissaris van politie Th. J. van Loon naar het residentiekantoor gezonden - het detachement mocht niet van de vuurwapens gebruik maken en werd door de menigte, aldus later van Loon, 'volkomen uit elkaar geslagen en gestenigd ... Ettelijke agenten' (inheemsen) 'trokken in grote haast hun uniform uit en vluchtten." De japanners stelden toen enkele mitrailleurs op en schoten daarmee over de hoofden van de menigte, waarna deze zich toen met grote snelheid verspreidde.

XCLater in de avond gingen talrijke inheemsen op roof uit, vooral in de Chinese wijk en in de woningen welke verlaten waren door vrouwen en kinderen die in de door de Stadswacht beschermde wijken hun toevlucht hadden genomen. Een compagnie van de Stadswacht patrouilleerde met overvalwagens en militaire vrachtauto's en trad naar vermogen tegen de plunderaars op, van wie verscheidenen doodgeschoten werden. Ook de Japanners grepen rigoreus in: inheemse plunderaars die zij konden arresteren, werden doodgeschoten en met Japanse militairen die op plunderingen werden betrapt, geschiedde hetzelfde.

XC's Avonds en de volgende ochtend werden de Japanse propagandaeenheden actief: zij deelden pamfletten uit waarin aan de inheemsen eenJ.J.10 3

I C. van der Grift: p. 15-16. 2 E. Ysebaert: 'Verslag', 24 maart 1947, p. 2 (ARA, Alg. Secretarie, Eerste zending, XXII, 45, p. 361). 'Th. van Loon: Verslag, 2 dec. 1946, p. 4 (a.v., p. 416).

1031 [PDF]
INEENSTORTING

gouden toekomst werd beloofd - trouwens, onder dezen waren er velen die in de komst der Japanners de bevestiging zagen van de juistheid van Djojobojo's voorspelling: nu naderde het tijdperk van de vrijheid! Vrijdag, zo noteerde een Nederlander in zijn dagboek, 'had bijna elke Inlander een rood-wit vlaggetje hetzij op de flets, hetzij in de hand.' 1 Hier en daar kwam in de inheemse wijken een haast feestelijke stemming te hangen, vooral bij jongeren, en er waren er onder dezen die het nu waagden, onbeschoft tegen Nederlanders op te treden; buiten de beschermde wijken werden enkele Nederlandse vrouwen gemolesteerd. De bescherming van die wijken werd overigens door de Japanners overgenomen - de leden van de Stadswacht moesten hun wapens afgeven. De hoogleraar Wertheim, een van die Stadswachten, kreeg bij die gelegenheid van de man die naast hem stond, te horen: 'Hoe is het mogelijk - die kleine Japjes! Daar piste je toch overheen!'2

XCDe Japanse patrouille die donderdagavond omstreeks zes uur naar het residentiekantoor geleid was waar de resident, de burgemeester, de commandant van de Stadswacht en enkele lagere bestuursambtenaren zaten te wachten, trad brutaalop. De later arriverende Japanse kolonel hield na zijn komst de Nederlanders de gehele avond ennacht in een kamer opgesloten. Vrijdagochtend liet hij hen vrij met de instructie dat de resident en de burgemeester vóór twaalf uur voor driehonderd auto's moesten zorgen - bleven zij in gebreke, dan zou, zei hij, Batavia in brand worden gestoken. Er werd voor de auto's gezorgd, niet zonder moeite, en voor een deel ervan werden geen vorderingsbewijzen afgegeven.

XCIn de loop van die vrijdag kregen de Japanners een beeld van de vernielingen die vooral in Tandjong Priok waren aangericht. Dat leidde tot een onmiddellijk ingrijpen. Midden in de nacht van vrijdag op zaterdag werd de gehele stadspolitie door de Japanners bijeengeroepen, onder schoppen en slagen ontwapend en naar huis gezonden met uitzondering van het kader van ca. honderd man dat gevangen werd gezet, en in diezelfde nacht werden resident Abbenhuis, een van de twee assistentresidenten, J. H. Statius Muller, en burgemeester Voorneman van hun

I Uittreksel uit het dagboek van I. M. Pool, p. 2 (IC, dagboek 76). 2 Brief, 5 jan. 1984, van W. F. Wertheim.

1032 [PDF]
BATAVIA DRUK OP DE NEDERLANDSE BESTUURSAMBTENAREN

bed gelicht en naar het hoofdbureau van politie meegenomen waar zij door de Japanse politieke recherche, de Kenpeitai, in het Engels werden verhoord over de vernielingen - zij antwoordden dat die door een militaire eenheid waren uitgevoerd waarvoor zij geen verantwoordelijkheid droegen. 'Verder werd', aldus het naoorlogs verslag van burgemeester Voorneman (hij schrijft over zichzelf in de derde persoon),

XC'gevraagd naar de verblijfplaats van de hoofdcommissaris van politie en van generaal Schilling. Nadat de burgemeester geantwoord had, dat hem zulks niet bekend was, beet de ondervrager hem woedend toe: 'You lie! They were friends of you, you must know where they are!', en om deze woorden meer kracht bij te zetten, werden zij vergezeld door een ferme slag met een gummiknuppel op het hoofd van de burgemeester. Toen deze daarop verontwaardigd opvloog en, de ondervrager recht in de ogen ziende, nijdig antwoordde: '[ never lie, especially not now. And you should not beat me', sloeg deze zijn ogen neer, legde de gummistok terzijde en zei: 'Sit down." I

XCHet verhoor had verder geen gevolgen, maar de Japanners hielden de resident, de assistent-resident, de burgemeester en de commandant van de Stadswacht vast en aan hen werden enkele anderen toegevoegd, onder wie de tweede assistent-resident, mr. Ysebaert, de plaatsvervangend burgemeester, drs. A. Th. Bogaardt, de inspecteur van de gemeentefmanciën, C. H. Hazevoet, en de twee hoogste inheemse bestuurders in het gebied van Batavia: de regent van Batavia, Raden Adipati Aria Soemadipradja, en de regent van Meester Cornelis-, Raden Toemenggoeng? Wiriadinata.

XCIn de middag werden de resident (deze was zo verontwaardigd over de aan de burgemeester toegediende klap dat hij bij wijze van protest zijn rangdistinctieven had afgelegd), de twee assistent-residenten, ·de burgemeester, Bogaardt, Hazevoet en de twee regenten meegenomen naar het gebouw van de Raad van Nederlands-Indië, waar zij terzijde van een groot gezelschap Japanners moesten wachten op de komst van de opperbevelhebber van het Japanse Zestiende Leger, generaal Imamoera. Toen deze verschenen was, hield hij in het Japans een toespraak, 'welke', aldus burgemeester Voorneman,10

I E. A. Voorneman: 'Persoonlijke herinneringen ... 27 februari-IO maart 1942' (z.d.), P.4 (IC, 29 113)· In het hier volgende citeren wij de pag.'s 5-8 van dit verslag. 2 Dit was een zuidelijke wijk van Batavia die met het erbij gelegen landbouwgebied een afdeling was van de residentie Batavia. 3 'Hogere staatsambtenaar'.

1033 [PDF]
INEENSTORTING

'door het Japanse auditorium, bestaande uit persmensen, film- en gewone fotografen en enige andere personen met kennelijke voldoening werd aangehoord. Een tolk vertaalde de toespraak in het Nederlands, welke hierop neerkwam dat Nederlands-Indië opgehouden had te bestaan; deze landen werden ingelijfd bij Japan en zouden voortaan delen in de zegeningen van de gemeenschappelijke welvaart in Oost-Azië.'

XCEr werd vervolgens aan de zes Nederlanders gevraagd of zij bereid waren, in functie te blijven. De vraag moest man voor man beantwoord worden, eerst door de burgemeester. De Aanwijzingen indachtig zei deze: 'Ja'. Hetzelfde deed resident Abbenhuis die evenwel toevoegde dat hij, eveneens conform de Aanwijzingen, zijn functie zou neerleggen als hij zijn taak niet langer naar eer en geweten zou kunnen uitoefenen. Hij vroeg of hij er nog iets bij mocht zeggen. Daar gaf Imamoera verlof toe. Abbenhuis uitte toen een scherp protest tegen de vorderingen zonder afgifte van een vorderingsbewijs en tegen het optreden van de Kenpeitai - vanwege dat laatste had hij, zei hij, zijn rangdistinctieven afgelegd, 'ten teken dat hij onder zulke omstandigheden zijn functie niet ... wenste voort te zetten.'

XC'Toen de tolk', aldus Voorneman,

XC'dat protest in het Japans vertaald had, kreeg de generaal een woede-uitbarsting. Gedurende vele seconden was de zaalvervuld van sissende en rauwe keelklanken, waardoor hij uiting gaf aan zijn verontwaardiging over deze ongehoorde brutaliteit. Nadat de storm bedaard was, zei de tolk op kalme wijze: 'U moet de zaal verlaten, de generaal vindt dat u teveel praat."

XCTwee soldaten met getrokken revolvers leidden resident Abbenhuis de zaal uit en brachten hem naar een aangrenzende kleinere zaal.

XCAan de twee assistent-residenten, aan Bogaardt en Hazevoet en aan de twee regenten werd vervolgens gevraagd of pok zij bereid waren in functie te blijven. Toen zij bevestigend geantwoord hadden, liet Irnamoera burgemeester Voorneman vragen of hij zijn bereidverklaring wilde bevestigen door een desbetreffende verklaring te ondertekenen. Voorneman antwoordde dat hij daar geen bezwaar tegen had, overigens onder het voorbehoud dat resident Abbenhuis al had gemaakt, maar dat hij graag zou weten hoe die verklaring luidde. Hem werd een in het Maleis en het Nederlands gesteld, gedrukt stuk voorgelegd dat kennelijk ondertekend moest worden door alle inheemse en Nederlandse functionarissen die door het Japanse militaire bestuur benoemd ofherbenoemd zouden worden. Het stuk was aangeduid als 'Eed, afgelegd bij de benoe10

1034 [PDF]
BATAVIA DRUK Ol' DE NEDERLANDSE BESTUURSAMBTENAREN

ming van' (hier moest de naam ingevuld worden) 'tot' (aanduiding van de functie), telde vijf of zes artikelen en het derde daarvan luidde ongeveer: 'Ik zweer trouwaan het Japanse leger en beloof stipt en getrouwelijk alle mij door dit leger gegeven bevelen na te-komen.'

XCHet vragen van zulk een eed was volkenrechtelijk verboden - het afleggen was verboden gesteld in de Aanwijzingen.

XCBurgemeester Voorneman zei dat het hem, louter op groild van dat derde artikel, niet mogelijk was, het stuk te ondertekenen. Ook hij werd nu naar de aangrenzende zaal gebracht waar zich een Japanse soldaat met getrokken revolver voor hem posteerde.

XCOok de twee assistent-residenten en Bogaardt en Hazevoet zeiden dat zij niet trouw konden zweren aan het Japanse legèr, Dat werd eveneens geweigerd door de regent van Meester Cornelis die, aldu~ later Statius Muller, zei, 'dat hij als gelovig Islamiet aan een eed aan Hare Majesteit de koningin Wilhelmina was gebonden en de thans van hem gevergde eedsverklaring niet kon afleggen zonder in conflict te ko~en 'm~i: zijn godsdienstige opvattingen.' I De regent van Batavia slo,ot zich d,~arbij aan.

XCVervolgens werden de twee assistent-residenten en Begaardt en Hazevoet naar de aangrenzende zaal gebracht - niet de twee regenten met wie, naar wij veronderstellen, de Japanners wilden spreken buiten aanwezigheid der Nederlanders.

XCUit de aangrenzende zaal werd resident Abbenhuis weggeleid naar de anti-chambre van de vice-president van de Raad van Nederla.nd~:-lndië; hij kwam na korte tijd 'bleek doch vastberaden' (aldus Voomeman) terug. " 'I': .,1.. il. Voornemans verslag gaat verder: " , J!' -1: . .i, J : \ ' I ~', •

XC'Vervolgens werd de burgemeester naar de antichambre gevoerd. Hier deelde een Japans hoofdofficier hem in vloeiend Nederlands mee dat-de generaal hem nogmaals in de gelegenheid stelde de-verklaring te. ondertekenen. Hem werd aangeraden dit thans te doen, daarhij anders-veel moeilijkhèdén zou ondervinden, ja dat zijn weigering zijn dood-ten 'gevolge zou hebben, I')é 'burgemeester antwoordde hierop dat hij naast de indertijd door hem''aan 'Zijn 'koningin gezworen trouw bij zijn beëdiging als reserve-officier geen andere eed van trouw meer kon afleggen. Hierop werd hij teruggevoerd.'

XCIn de antichambre gaven de.twee assistent-residenten eJ;1Begaardt en Hazevoet hetzelfde antwoord.J.

I H. Statius Muller: 'Relaas ervaringen' (re-febr. 1947), p. 8 (ARA, Alg. Secretarie, Eerste zending, XXII, 45, p. 300).

1035 [PDF]
INEENSTORTING

XCDe zes Nederlanders werden geboeid en langs generaal Imamoera geleid. Een filmoperateur maakte er een opname van. 'De beide regenten waren', aldus Voornemans verslag, 'staande achter de generaal, zij het ook met gebogen hoofd en neergeslagen blik, getuige van deze duidelijke manifestatie van de beëindiging van het Nederlandse gezag te Batavia.'

XCOnder militaire bewaking werden de zes Nederlanders te voet naar het hoofdbureau van politie gevoerd waar men hen in cellen opsloot. Op de weg daarheen 'reed', aldus Voorneman,

XC'de regent van Batavia, behagelijk en statig in een grote auto heerlijk achterover geleund, het geboeide groepje Nederlandse ambtenaren voorbij zonder hun een blik te verwaardigen. De inheemse voorbijgangers reageerden anders. Vol medelijden werd het groepje nagestaard, een Inlandse vrouw bedekte zelfs haar gezicht met haar slendang."

XCMaandagochtend 9 maart werden de zes Nederlanders uit hun cellen gehaald en naar het achtererf van het hoofdbureau gebracht. In aparte groepen stonden daar de Nederlandse officieren van de Stadswacht, de commissarissen van politie, een deel van de Nederlandse leden van de Stadswacht en de Nederlandse lagere politie-functionarissen opgesteld - de inheemsen en Chinezen die tot de Stadswacht of de politie behoorden, waren bezig hun uniformen uit te doen. Er werd na een uur een colonne gevormd met de resident en de andere bestuursambtenaren aan het hoofd. Zij zette zich in de brandende zon in beweging, bewaakt door haveloos geklede Japanse infanteristen. Op het grote plein met de kathedraal van Batavia dat de colonne passeerde, 'stond', aldus Voorneman, 'Monseigneur Willekens' (de Apostolisch Vicaris van Batavia),

XC'die front maakte naar de stoet en eerbiedig zijn hoed afnam ... Deze dappere geste maakte op de weggevoerden een diepe indruk. Zijn voorbeeld vond navolging bij verschillende Chinese en inheemse (waarschijnlijk Ambonnese en Menadonese) voorbijgangers. Bij de inheemse bevolking viel geen spoor van vijandigheid te bespeuren.'

XCDe gehele colonne werd in de oude gevangenis Glodok opgesloten, die in de z.g. benedenstad van Batavia lag. Daags daarna, dinsdag, werden de bestuursambtenaren overgebracht naar de modernere gevangenis van10

I De is een over de schouder gedragen, lange doek waarin vaak zuigelingen en boodschappen gedragen worden. De vrouw gaf met het gebaar te kennen: 'Ik wil dit niet zien.'

1036 [PDF]
BATAVIA EERSTE NEDERLANDSE GEVANGENEN

Batavia, Struiswijk, waar zij de namen en adressen van alle hoofden van diensten, bedrijven en afdelingen moesten opgeven die onder hen werkzaam waren geweest. Dezen werden allen door enkele Japanners, begeleid door hoofdcommissaris P. Dekker die intussen was opgepakt, uit hun huizen of kantoren gehaald. Alle gevangenen kregen vervolgens namens Imamoera van een Japanse officier te horen dat zij voor de duur van de oorlog door het Japanse militaire bestuur geïnterneerd waren. De residentie-secretaris en een cpllega-bestuursambtenaar hadden inmiddels getracht, resident Abbenhuis vrij te krijgen; zij hadden gepoogd, een der nog in Batavia aanwezige departementsdirecteuren daarbij in te schakelen - vergeefs: zij hadden te horen gekregen dat deze zich niet met locale aangelegenheden bemoeide.

XCToen Imamoera op zaterdagmiddag 7 maart in het gebouw van de Raad van Nederlands-Indië een toespraak hield, 'welke hierop neerkwam dat Nederlands-Indië had opgehouden te bestaan', waren grote delen van de archipel, o.m. Midden- en Noord-Sumatra, nog in het geheel niet door de Japanners bezet en werd er ook nog gevochten op Oost- en MiddenJava en op de Bandoengse hoogvlakte. Over dat laatste maakte Imamoera (de operaties op Middenen Noord-Sumatra vielen niet onder zijn verantwoordelijkheid maar onder die van de opperbevelhebbervan het Japanse Vijf-en-twintigste Leger dat Malakka en Singapore veroverd had) zich geen zorgen: de capitulatie van het Knil en van de op Java aanwezige Britse, Australische en Amerikaanse eenheden leek hem een kwestie van korte tijd.

XCGedemoraliseerde, veelalordeloze en ook wel sterk gedunde eenheden (sterk gedund doordat talrijke inheemse Knil-militairen er vandoor waren gegaan) waren op woensdag 4 maart naar de Bandoengse hoogvlakte teruggekeerd: de resten van de groep.en die van het oosten en het westen uit getracht hadden, het vliegveld Kalidjati te heroveren. Dan arriveerde in Bandoeng op woensdag na een vermoeiend transport het infanterie

1037 [PDF]
INEENSTORTING

bataljon dat aan de Groep-Zuid onttrokken was. Op donderdag en vrijdag kwamen de autocolonnes van generaal Schillings troepen en die van de Blackforce aan. Alleen deze Blackforce had, bij Leuwiliang, een duidelijk succes behaald"- toch had zij zich moeten terugtrekken; de lagere Australische militairen, de Britse tankbemanningeri en de Amerikaanse artilleristen hadden er niet veel van begrepen en bij de commandant, Brigadier-General Blackburn, was de overtuiging aan het groeien dat hij in een geheel opereerde dat niet bijster competent werd geleid.

XCDe commandant van de Groep-Bandoeng, generaal Pesman, wist niet uit welke richting de Japanners naar Bandoeng zouden oprukken: uit Poerwakarta ofuit Soebang (zie kaart XVIII op de pag.'s 1002-1003)? Op beide wegen had hij aan de noordrand van de bergen die de hoogvlakte van Bandoeng omringen, troepen gelegerd in stellingen die eerder onder zijn verantwoordelijkheid waren aangelegd. Bij de weg uit Poerwakarta lag woensdag meer dan een bataljon infanterie, versterkt met artillerie en drie stukken pantserafweergeschut, bij die uit Soebang slechts een compagnie infanterie met een paar mitrailleurs en mortieren, versterkt met een groep oudere reservisten, Landstormers. Die compagnie, gecommandeerd door kapitein M. Kooistra, bevond zich aan de Soebangse zijde van de Tjiater-pas, waar in een kazemat een 5 cm kanon stond opgesteld dat de naar de pas lopende weg bestreek. -I Uit de richting van Poerwakarta kwamen op donderdag geen Japanners opdagen, maar wel uit die van Soebang: om negen uur begonnen Japanse jagers de stelling aan de Soebangse zijde van de pas te mitrailleren (die aanvallen werden drie uur lang voortgezet) en omstreeks één uur kwam de infanterie van de Sjoji-brigade opzetten. Kapitein Kooistra vroeg telefonisch versterkingen aan - generaal Pesman die in de ochtend de enige reserve waarover hij beschikte: het bataljon van de Groep-Zuid, opgedragen had naar de Lembangse zijde van de Tjiater-pas te gaan, gaf in het begin van de middag, toen die verplaatsing nog niet was uitgevoerd, bevel, dat wat zich in Lembang aan eenheden bevond, Kooistra's compagnie onmiddellijk moest gaan helpen. In Lembang lagen de resten van het door majoor Teerink gecommandeerde infanterie-bataljon dat op dinsdag vergeefs getracht had Soebang te bereiken, alsmede de cadetten van de Militaire Academie en de dienstplichtigen die in opleiding waren voor reserve-officier; ook waren er zeven pantserauto's. Deze strijdmacht werd onder bevel geplaatst van een officier in wiens strijdvaardigheid 'generaal Pesman veel vertrouwen stelde: kolonel W. J. de Veer, commandant van het 4de regiment infanterie dat vóór de Japanse landingen uit Midden-Java naar de hoogvlakte van Bandoeng was verplaatst. 10

1038 [PDF]
DE JAPANSE STOOT NAAR BANDOENG

XCDe pantserauto's kwamen het eerst bij kapitein Kooistra aan. Twee werden op de weg naar Soebang door de Japanners uitgeschakeld, de resterende vijf stieten op een opgeblazen brug en keerden toen naar Lembang terug. Dat doende (zij werden opnieuw ingezet en toen bleef van hen slechts één over), passeerden zij de onder bevel van kolonel de Veer uit Lembang oprukkende troepen die als gevolg van Japanse luchtaanvallen hun vrachtauto's verlaten hadden en te voet, zich door het terrein worstelend, slechts heel langzaam vorderden.

XCDie donderdagmiddag kwam om vier uur een zware mist opzetten - de Japanse infanteristen maakten er gebruik van om de door kapitein Kooistra verdedigde stelling binnen te dringen. Kooistra's compagnie trok zich een eindweegs terug. Zij kreeg 's avonds opdracht, nog verder terug te gaan: naar de Lembangse zijde van de Tjiater-pas. De stelling aan de Soebangse zijde was opgegeven.

XCAan de Lembangse zijde bevond zich geen goede stelling en van het uit Groep-Zuid afkomstige bataljon was donderdagavond een uit Soendanezen bestaande compagnie vrijwel geheel gedeserteerd. De rest van het bataljon, een compagnie Europeanen, en een deel van de militairen die onder kolonel de Veer Lembang verlaten hadden, kreeg vrijdagochtend om half zes een zware aanval van de voorhoede van de Sjoji-brigade te verduren - nu trok de compagnie Europeanen eigener beweging terug, en zulks niet naar Lembang maar naar Bandoeng. De overblijvende troepen weerden zich geducht maar leden zo grote verliezen dat ook zij terugvielen (daarbij maakten de Japanners twee-en-zeventig krijgsgevangenen). Het gevolg was dat, dichter bij Lembang, kolonel de Veer met de weinige eenheden die hij bij zich had: in hoofdzaak de dienstplichtigen die voor reserve-officier in opleiding waren, en een groep Ambonnezen, om vijf uur 's middags de Japanners zag verschijnen. De kolonel gelastte onmiddellijk een tegenaanval. Vooral de' Ambonnezen voerden die met groot élan uit. Felle gevechten werden geleverd (zowel kolonel de Veer als majoor Teerink .sneuveld·en), en met succes: de voorhoede van de Sjoji-brigade trok zich terug. Dit betekende dat vrijdagavond belangrijke punten aan de Lembangse zijde van de Tjiaterpas nog in handen van het Knil waren - in handen van weinigen overigens.

XCWaar waren nog versterkingen te vinden? Er bevonden zich op de hoogvlakte van Bandoeng nog enkele Landstormeenheden en voorts artilleristen, verbindingstroepen èn de sinds enkele maanden gevormde inheemse militie. Al die militairen waren onvoldoende geoefend en velen waren onvoldoende bewapend - hen in te zetten zou, aldus later 10

1039 [PDF]
INEENSTORTING

generaal Bakkers, 'in wezen niet anders zijn dan een doelloze moord.' 1 Besloten werd, zulks na te laten. Er waren evenwel óók twee infanteriebataljons die nog een zekere gevechtswaarde hadden: het bataljon dat de stelling op de weg uit Poerwakarta had ingenomen, en het bataljon dat, van Cheri bon uit, op dinsdag getracht had naar de Japanse landingsplaats Eretan Wetan door te dringen. Aan beide bataljons nu had generaal Pesman vrijdagochtend bevolen, zich met spoed naar Lembang te begeven; zij kwamen er laat in de middag aan en werden als gecombineerde strijdmacht onder bevel geplaatst van de commandant van de Militaire Academie, luitenant-kolonel H. van Altena. Men moest evenwel aannemen dat de Japanners op zaterdag hun aanval met sterker krachten zouden hervatten en hoogstwaarschijnlijk dan, of op zondag, naar Lembang en vandaar naar Bandoeng zouden doorbreken - het gevolg was (wij komen op het eraan ten grondslag liggende beraad nog terug) dat generaal Pesman, zoals wij al in hoofdstuk I vermeldden, vrijdag van de legercommandant, generaal ter Poorten, bevel kreeg .orn, zodra de Japanners naar Lembang dreigden door te breken, een officier met een witre-vlag voorwaarts te zenden teneinde aan de Japanse bevelhebber mee te delen dat de Bandoengse hoogvlakte en haar naaste omgeving niet zouden worden verdedigd.

XCZaterdagmorgen omstreeks zes uur begonnen de Japanners met hun bommenwerpers enjagers van Kalidjati uit overste Altena's, niet ver van Lembang opgestelde troepenmacht aan te vallen. Uur na uur werd de aanval voortgezet - wéér voelden de Knil-militairen zich weerloos overgeleverd aan het geweld van de Japanse jagers en bommenwerpers. Was daar dan niets tegen te doen? Waar was de eigen luchtmacht?

XCOp Oost-Java waren, nadat de Japanse luchtmacht op zondagmaart het vliegveld Ngoro had ontdekt en de er gestationeerde Amerikaanse en Nederlandse jagers had vernield, en nadat in de nacht van zondag op maandag alledie nog de lucht in konden, naar Australië waren gevlogen, geen bondgenootschappelijke luchtstrijdkrachten meer aanwezig, maar op West-Java wel, en inderdaad: de weinige daar overgebleven Nederlandse en Britse bommenwerpers en jagers spanden zich tot het

I I R Bakkers: 'Het Knil', p. roê.

1040 [PDF]
LAATSTE OPERATIES IN DE LUCHT

uiterste in om de Japanners zoveel mogelijk afbreuk te doen. Op maandag vielen zij het vliegveld Kalidjati en de Japanse landingsvloot bij Eretan Wetan aan alsmede twee Japanse colonnes waarvan de ene van die landingsplaats op weg was naar Kalidjati en de andere naar Cheribon, op dinsdag en woensdag ageerden zij opnieuw tegen Kalidjati. Bij die aanvallen werden aan de Japanners verliezen toegebracht maar deze waren nergens van beslissende betekenis. Twee Nederlandse Glenn Mar tins gingen verloren, twee werden onherstelbaar beschadigd. Daar kwam bij dat de twee belangrijkste vliegvelden die nog in gebruik waren (Andir, even ten westen van Bandoeng, en een vliegveld aan de zuidkust), dinsdagmiddag door vijftig Japanse jagers en bommenwerpers waren geteisterd (van d~ vijf Nederlandse jagers die ter verdediging opstegen, werd één neergeschoten) en daarbij was weer een aantal toestellen op de grond vernield.

XCEr waren op die dinsdag uit het Midden-Oosten nog 48 moderne jagers, Hurricanes, naar Indië onderweg aan boord van het Britse vliegkampschip 'Indomitable', dat begin februari al een eerste zending van 48 Hurricanes had aangevoerd die, aangezien de vliegvelden op het eiland Singapore te vaak door de Japanners waren aangevallen, naar Palembang II overgevlogen waren. Wat te doen met de tweede zending? Het punt werd 's avonds in Londen in de Pacific War Council besproken. Unaniem werd daar de conclusie bereikt dat het, nu de Japanners de wateren rond Indië volledig beheersten, veel te riskant was om het enige vliegkampschip waarover de Britten in het Oosten beschikten, Java te laten naderen - trouwens, daar was geen enkel vliegveld meer veilig. Gerbrandy seinde op woensdag aan van Starkenborgh dat de 'Indomitable' ('zending Indië onder huidige omstandigheden a priori volkomen mislukking gedoemd') zijn route niet zou voortzetten.'

XCGeen versterkingen dus. Erger nog: het aantal op Java aanwezige toestellen werd verminderd: donderdag vertrokken de enige drie Britse Hudson-bommenwerpers die nog over waren, naar Australië, vrijdag werd aan de enige twee Britse Vildebeestes (dat waren de antieke, uit Singapore afkomstige toestellen die een maximumsnelheid hadden van ISO km per uur) gelast, via vliegvelden op Midden- en Noord-Sumatra naar Birma uit te wijken - beide toestellen verongelukten onderweg.

XCEr konden op donderdag en vrijdag geen nieuwe aanvalsacties uitgevoerd worden, trouwens: elke gevechtspiloot die opsteeg, wist dat de kans groot was dat hij Of door het Japanse luchtafweergeschut Of door

XCt Telegram.u maart 1942, van Gerbrandy aan van Starkenborgh

1041 [PDF]
INEENSTORTING

de superieure Zero-jagers zou worden neergeschoten. Sterk was de Japanse afweer vooral bij de Tjiater-pas: hier waren bij daglicht voortdurend Zero-jagers aan het patrouilleren.

XCZaterdagochtend waren er nog vier Nederlandse Buffalo-jagers over. Hun commandant, kapitein-vlieger J. P. van Helsdingen, aan wie al de Militaire Willemsorde Wasverleend op grond van zijn moedige prestaties in de invasiemaanden, stelde voor dat hij met die vier opnieuw Kalidjati zou aanvallen, maar generaal Pesman wilde een andere opdracht uitgevoerd zien: steun verlenen aan zijn troepen die achter Lembang uur na uur gebombardeerd en gemitrailleerd werden, anders gezegd: ten strijde trekken in het deel van het luchtruim waar de Japanners het sterkst waren. 'De opdracht zal worden uitgevoerd';zei kapitein van Helsdingen, 'maar dit is zelfmoord.' 1 Om drie uur 's middags steeg hij met zijn patrouille op. Deze wist boven de Tjiater-pas, waar zij door minstens tien Japanse jagers werd aangevallen, twee Japanners neer te schieten, maar van de vier toestellen landden er nog maar drie op Andir, één zwaar beschadigd. Kapitein van Helsdingen was mèt zijn toestel neergeschoten.' Het was toen ongeveer kwart over drieën.

XCKorte tijd later, om vier uur, zette de Sjoji-brigade haar aanval in op de kleine troepenmacht die haar de weg naar Lembang versperde. De druk was het grootst op het bataljon dat uit de buurt van Cheribon was aangetrokken. Een half uur hield het stand - toen gaf de commandant bevel tot de terugtocht. Overste van Altena was op dat moment voornemens, zijn tweede bataljon in de strijd te werpen, maar daar kwam het niet meer toe: na vernomen te hebben dat de Japanse doorbraak naar Lembang op handen was, had generaal Pesman een officier die het Japans meester was, met een witte vlag voorwaarts gezonden en die officier. vervoegde zich omstreeks vijf uur bij overste van Altena. Er werd nadien niet meer gevuurd.Helsdingen en Doorman zijn de hoogst onderscheiden Nederlandse militairen uit de

1 Aangehaald in dl. IV, p. 15 I. 2 Posthuum werd hij van ridder der Militaire Willemsorde vierde klasse bevorderd tot ridder derde klasse. Dezelfde onderscheiding is posthuum aan schout-bij-nacht Doorman verleend. Van

1042 [PDF]
EEN BEPERKTE CAPITULATIE AANGEBODEN

XCDe boodschapper verdween in de richting van de Tjiater-pas.

XCAls de Japanse bevelhebber het beperkte Nederlandse capitulatievoorstel zou aanvaarden, zou de strijd om de hoogvlakte van Bandoeng ten einde zijn. Op zichzelf behoefde dat nog niet het einde van de gevechten op West-Java te betekenen: denkbaar was het dat daar zou worden overgegaantot de guerrilla welke, zoals al bleek, door minister-president Gerbrandy in zijn telegrám van 20 februari aan gouverneur-generaal van Starkenborgh wenselijk was genoemd, 'wenselijk voor totale war-effort en ook tegenover de gehele wereld.'

XCIn dat telegram had Gerbrandy er voorts op aangedrongen dat enkele groepen tijdig uit Indië weggezonden zouden worden: de vijftien Indische vertegenwoordigers op de naoorlogse rijksconferentie, enkele ambtenaren en 'voor oorlogvoering essentiële technici', 'enkele economische en financiële specialisten' en 'enige personen die buitenslands nodig zijn voor aanstonds voor te bereiden organisatie in Indië die ons van zakengang Indië na vijandelijke bezetting op hoogte houdt door geheime zenders, spionage enz.' In een telegram van 26 februari (daags dus voor de Slag in de ]avazee) had van Starkenborgh geantwoord dat het wegzenden van de bedoelde vijftien Indische vertegenwoordigers niet mogelijk was en dat hij in het algemeen voor wegzenden niet veel voelde: het zou 'slechts aanvaardbaar zijn in zeer weinige sterksprekende gevallen op het allerlaatste ogenblik en dan waarschijnlijk onmogelijk vanwege de toestand van vliegvelden, havens en wegen' - het is duidelijk: de gouverneur-generaal zag niet veel in dat wegzenden; een belangrijke overweging was daarbij dat het onvermijdelijkjaloezie zou wekken en spanningen zou oproepen die hij liever wilde voorkomen.

XCAnderen dachten daar anders over, met name van Mooks opvolger als directeur Economische Zaken, van Hoogstraten. Deze had eind januari bij van Starkenborgh bepleit dat twaalf op de economische sector vooraanstaande personen weggezonden zouden worden om, wat er ook met Indië gebeurde, de Indische belangen in de Geallieerde wereld te kunnen. behartigen. Het denkbeeld was vervolgens in van Starkenborghs aanwezigheid besproken in é~n commissie waarvan enkele departementsdirecteuren, admiraal Helfrich en generaal ter Poorten deel uitmaakten, en die tweemaal per week bijeen kwam, de Z.g. Oorlogsraad (waar wij verder 10

1043 [PDF]
INEENSTORTING

niets van afweten) - van Hoogstraten had er van niemand steun ontvangen. Wie hem wèl direct steunde, was luitenant-gouvemeur-generaal van Maak die op 23 februari uit Amerika in Batavia was teruggekeerd. Hij zond, gelijk reeds vermeld, van Hoogstraten onmiddellijk naar Australië en belastte zich verder met het samenstellen van een groep die, behalve de vijftien Indische vertegenwoordigers ter rijksconferentie, tegemoet kwam aan de door Gerbrandy geuite wensen. Het bleek moeilijk werk: enkele vooraanstaanden die van Maak bepaald in de groep wilde opnemen, weigerden omdat zij zonder hun gezin zouden moeten vertrekken.

XCDe door van Maak in nauwoverleg met van Starkenborgh gedane uitnodigingen werden door elf personen aanvaard: door twee leden van de Raad van Nederlands-Indië: van der Plas en Soejono, door twee departementshoofden: mr. N. S. Blom (Justitie) en Loekman Djajadiningrat (Onderwijs en Eredienst), door drie hoofdambtenaren op economisch gebied: A. Bos, hoofd van de afdeling invoerzaken van het Kantoor van de Handel, dr. ir. P. Honig, directeur van het Instituut voor Rubberonderzoek, en ir. P. H. W. Sitsen, hoofd van de afdeling nijverheid ten departemente; verder door B. S. van Deinse, de uit Singapore ontsnapte hoofdagent van de KPM, dr. R. E. Smits, directeur-secretaris van de javase Bank, mr. D. Crena de longh, directeur van het Nederlands-Indisch Deviezeninstituut, en tenslotte door prof. mr. ]. Eggens, eerste gedelegeerde van de Commissie voor Rechtsverkeer in Oorlogstijd te Batavia. Aan die elf voegde van Starkenborgh persoonlijk in een laat stadium nog drie toe: Lovink, hoofd van de Dienst der Oost-Aziatische Zaken, onder wiens leiding de japanse spionage was tegengegaan, ir. C. ]. Warners, hoofd van de Technische Dienst en de Telefoonexploitatie der die zich moeite gegeven had om op java een net van geheime zenders op te bouwen (daarop komen wij aanstonds terug), en de commandant van de Militaire Luchtvaart, generaal van Oyen; deze laatste deed weten dat hij pas zou weggaan met het laatste vliegtuig dat Indië zou verlaten. Van de eerder genoemde elf viel er voorlopig één af: van der Plas ging aarzelen ofhij er verstandig aan deed weg te gaan - hij had bovendien zijn eigen voorbereidingen voor het opbouwen van een verbindingsnet nog niet voltooid.

XCEr bleven dus in eerste instantie tien over die eerder zouden vertrekken en die tien waren eind februari in Bandoeng bijeen, waartoe sommigen uit Batavia of Buitenzorg hadden moeten overkomen. Bij Bandoeng stonden op zondag I maart op het vliegveld Andir 2 DC- 3' s van de Knilm alsmede zes andere Knilm-toestellen: 2 DC-z's, 3 DC-5'S en I Lockheed welke in de voorafgaande nachten met belangrijke goederen uit Australië,

1044 [PDF]
VERTREK VAN EEN AANTAL VOORAANSTAANDEN

d.w.z. uit Broome, op het vliegveld bij Batavia waren neergestreken en die ochtend in grote haast naar Andir waren uitgeweken - die zes zouden 's avonds kunnen vertrekken, waarna alleen de twee niet uit Batavia overgevlogen DC-J's zouden achterblijven. Het bleek moeilijk, de bemanningen weer bijeen te krijgen; enkelen die beseften dat het hun, nu de Japanners op Java waren geland, vermoedelijk niet mogelijk zou zijn, na hun vertrek weer naar Java terug te keren, weigerden hun gezinnen in de steek te laten - de KLM-gezagvoerder die de groep Knilmtoestellen leidde, liet zich tenslotte door de legerleiding machtigen om de weigeraars zo nodig gewapenderhand te dwingen, naar Andir mee te gaan. Men kreeg daar voldoende bemanningsleden bijeen en de zes Knilm-toestellen vertrokken aan het eind van de middag en het begin van de avond en namen een aantal passagiers mee: Knilm-personeel en enkele vliegers van de Militaire Luchtvaart, ook enkele vrouwen en kinderen. De zes kwamen maandagochtend in Broome aan en vlogen vandaar in de loop van de dag verder.

XCMaandagavond arriveerde nog één DC-J, de 'Wielewaal', bij Bandoeng: het toestel kreeg opdracht, te landen op een weg die uit Bandoeng zuidwaarts voerde; de bomen waren er gekapt en er was met olielampjes een landingsbaan geïmproviseerd. Diezelfde avond vertrokken de twee eerder bedoelde DC-J's, één met de groep van tien aan boord, de ander, gevlogen door de KLM-vlieger Iwan Smirnoff, met een gemengd gezelschap. De DC-J met de groep van tien landde dinsdagochtend op het vliegveld van Broome even voor het moment waarop dat, kort na negenen, door de Japanners werd aangevallen die vervolgens, zoals eerder verhaald, in de haven van Broome een ware slachting aanrichtten onder de vliegboten, ook van de Marineluchtvaartdienst. Het Knilmtoestel werd door de Japanse jagers (die kort nadien ook de DC-J van Smirnoff aanvielen 1) in brand geschoten.

I Bij die aanval werd Smirnoff in beide armen en in een dij getroffen. Een motor vloog in brand maar de brand werd geblust doordat het toestel, waarvan de rechter band gesprongen was, bij de noodlanding op het strand een bocht maakte en de zee in reed. De boordwerktuigkundige werd door de Japanse jager dodelijk getroffen toen hij de deur van de cabine opende. Ook een baby was dodelijk gewond. De overle venden (drie bemanningsleden, zeven passagiers) verzamelden zich op het strand, ruim 100 km van Broome. Drie mannen trokken in de richting van Broome en keerden terug vanwege de vele kreken. De groep bleef in leven doordat een Knilra-technicus er in geslaagd was om uit twee lege blikken, een uit de gesloopte benzineleiding en een soldeerlamp een primitief distilleerapparaat te construeren dat per dag drie flessen drinkwater leverde. De groep werd ook nog gebombardeerd door een Japanse

1045 [PDF]
INEENSTORTING

XCDe volgende dag, woensdag, arriveerde in Broome uit Port Hedland (zie kaart XI op de pag.'s 706-707) de Lockheed van de Knilm. Er was besloten dat uit de zo zwaar getroffen groepen van de bemanningsleden en de passagiers van de MLD-vliegboten de gewonden, de vrouwen en de kinderen als eersten uit Broome afgevoerd zouden worden, maar dat leidde, aldus G. J. Hagens in zijn geschiedenis van de Knilm in deze oorlogsperiode, tot

XC'een beschamend incident. Tot grote verbazing en ergernis van de MLD-officieren maken verschillende hoge regeringsfunctionarissen, passagiers van de in brand geschoten De-J, aanspraak op de topprioriteit ... De heer Djajadiningrat [daarentegen] gedraagt zich waardig. Tijdens het incident zit hij op een kist en wacht rustig zij n beurt af.' I

XCDe MLD-officieren trokken zich van de pogingen van leden van de groep van tien om zo spoedig mogelijk uit het gevaarlijke Broome weg te komen niets aan: de Lockheed werd met gewonden, vrouwen en kinderen gevuld en de leden van de groep van tien moesten wachten tot er in andere toestellen plaats voor hen was.

XCWij komen op die drie laatste Lockheeds alsook op Wolff nog terug.

XCDe conceptie, waardoor de regering te Londen en waardoor met name minister-president Gerbrandy zich ten aanzien van een bezet Indië liet leiden, was dat Indië's toekomst als integraal deel van het koninkrijk moest worden bevestigd doordat het gehele Nederlandse bestuursapparaat, met gouverneur-generaal van Starkenborgh aan het hoofd, er zou blijven en dat in dat bezette Indië zoveel mogelijk afbreuk aan de japanners moest worden gedaan door subversieve actie, vooral door het voeren van een guerrilla. Dat laatste vergde dat er geen sprake zou zijn van een algemene capitulatie van het Knil. Gerbrandy ging er daarbij van uit dat van Starkenborgh als hoofd van het bestuursapparaat onder het gezag van de japanners zou komen te staan - bestond dan niet het gevaar dat zij hem in zijn kwaliteit van opperbevelhebber zouden dwingen, de algemene capitulatie van het Knil af te kondigen? Als oplossing was, zoals eerder vermeld, bedacht dat de gouverneur-generaal afstand zou doen van zijn opperbevelhebberschap en het zou overdragen aan generaal ter Poorten en/of admiraal Helfrich dan wel aan generaal Wavell die, Indië verlatend, dat opperbevelhebberschap als het ware zou meenemen. Ken

XC1 C. Giebel: 'Via Colditz en Morotai', p. lSI. 2 Getuige A. B. Wolff, Enq., dl.

1047 [PDF]
INEENSTORTING

nelijk veronderstelde Gerbrandy daarbij dat, zo het al voor van Starkenborgh moeilijk was aan een guerrilla-oorlog deel te nemen, generaal ter Poorten daartoe wèl in staat zou zijn. Op de passage in Gerbrandy's telegram van 21 februari waarin het denkbeeld van een overdracht van het opperbevelhebberschap was neergelegd, antwoordde van Starkenborgh op de z yste: 'Ik zal tot nader bericht' (bericht uit Londen: nu is het zo ver) 'tijdig het oppercommando over de weermacht aan anderen overdragen. Omtrent het laatste zal ik commandanten leger en vloot en Raad van Nederlands-Indië raadplegen" - of hij er vervolgens toe overging, het gerezen denkbeeld met admiraal Helfrich en de Raad van Nederlands-Indië te bespreken, weten wij niet, maar vast staat dat hij het in elk geval niet besprak met generaal ter Poorten. Hij ging zich trouwens afvragen ofhet denkbeeld wel zinvol was. 'Overdracht door mij van opperbevel zal', seinde hij Gerbrandy op zondag I maart,

XC'voor vijand stellig geen waarde hebben en door hem terecht beschouwd worden als schijnbeweging. Hij zal derhalve capitulatie van troepeneenheden waarbij ik of ter Poorten zijn, kunnen afwijzen, indien wij niet voldoen aan zijn eventuele voorwaarde: strijd voor geheel Indië beëindigen. Denkbaar deze eis gesteld onder bedreiging volstrekt nutteloos bloedbad of vernietiging volkrijke stad als Bandoeng. Indien bedoeling inderdaad onder alle omstandigheden overgave van algemeen karakter uitsluiten en daarvan alle eonsequenties aanvaarden, lijkt beste oplossing bindende koninklijke instructie uitvaardigen aan mij en legercommandant die algemene capitulatie van alle troepen in Indië uitsluit en onze bevoegdheid met betrekking tot capitulatie beperkt tot troepeneenheden waarbij wij ons eventueel zullen bevinden. Indien deze instructie vanuit Londen openbaar gemaakt, in bijzonder ook door radio, zal positie bekend worden zowel aan vijand als commandanten van elders opererende [Knilj-troepen, Mogelijkbeid blijft echter vijand ook deze vorm als schijn aanmerkt' \ wat verkoos Gerbrandy? 'Wegens bedenkelijke toestand grote spoed gewenst.'? Een dag later, 2 maart (de Japanse luchtmacht had Kalidjati in gebruik genomen), wees van Starkenborgh er de minister-president op dat men, de lijn doortrekkend, in Londen eigenlijk het best bepalen kon, 'dat de 'aan commandant-Zeemacht, legercommandant en mij ontnomen be

XC1 Telegram, 25 febr. 1942, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (DBPN, C, dl. IV, p. 367). 2. A.v., I mrt. 1942 (a.v.,p.

1048 [PDF]
INSTRUCTIES UIT LONDEN

voegdheid voortaan uitsluitend door de Kroon wordt gehanteerd.' 1 Het denkbeeld, via de radio bekend te maken dat van Starkenborgh van zijn opperbevelhebberschap ontheven was, sprak Gerbrandy aan (hiervan werd door Radio Oranje op woensdagavond 4 maart mededeling gedaan), maar verder wilde hij niet gaan. Op dinsdagavond 3 of woensdag 4 maart (alle pogingen om Kalidjati te heroveren waren mislukt) las van Starkenborgh Gerbrandy's antwoord:

XC'I. Ingetreden is toestand dat u ... geïnstrueerd wordt opperbevel aan bevelhebbers weermacht overdragen waardoor enige overgave door uw tussenkomst automatisch uitgesloten.

XC2. Elke commandant vecht, zodra verband tussen verschillende eenheden mocht zijn verbroken, naar eigen beste inzicht tot het uiterste door.

XC3. Militair bevel tot tijdstip oplossing in niet samenhangende eenheden berust bij Algemeen Hoofdkwartier.

XC4. Instructie opperbestuur algemene overgave uitgesloten wordt gehandhaafd.

XC5. Redelijke ruimte wordt voor onvoorziene gevallen aan beleid commandanten gelaten."

XCEen onduidelijk telegram! Het riep bij van Starkenborgh twee vragen op die hij woensdag aan Gerbrandy seinde:

XC'I. Aan welk van voorgaande punten derogeert uw 5?

XC2. Het is mij niet duidelijk wat bedoeld wordt met 'onvoorziene gevallen'.'3

XCDonderdag kwam Gerbrandy's antwoord in Bandoeng binnen" - het kon, zoals al in hoofdstuk I vermeld, niet meer gedecodeerd worden doordat van Starkenborgh die ochtend op het bericht dat de Japanners bezig waren Bandeeng binnen te trekken (dat bericht was onjuist), alle geheime stukken met inbegrip van de regeringscode had laten verbranden: een vrij omvangrij_k werk; het nam anderhalf uur in beslag.

I A.v., 2 mrt. 1942 (a.v., p. 394). a Telegram, 3 mrt 1942, van Gerbrandy aan van Starkenborgh (a.v., p. 393). 3 Telegram, 4 mrt. 1942, van van Starkenborgh aan Gerbrandy (a.v.). 4 Wij herhalen de al in hoofdstuk 1 weergegeven tekst: 'Ad I. Mijn sub 5 bedoelt bepaaldelijk niet derogeren aan een vorig punt doch beoogt voorkomen dat al te letterlijke toepassing door individuele gezaghebbenden van opzettelijk straffe dezerzijdse directieven hen zou beletten in incidentele, van hieruit niet te beoordelen dwangposities te handelen naar eigen beste inzicht. Uw vraag sub 2 door deze uiteenzetting tevens beantwoord.' (telegram, 4 maart 1942, van Oerbrandy aan van Starkenborgh, a.v., p. 393).

1049 [PDF]
INEENSTORTING

XCKort voor de Japanse landingen op Java was in Bandoeng het plan gerezen om zich, als de strijd slecht verliep, met een groep militaire vrijwilligers terug te trekken in de bergen in het zuidoosten van de Preanger teneinde van daaruit, in afwachting van een vrij spoedige komst der Geallieerden, guerrilla te voeren. De bedoeling was dat ook van Starkenborgh zich naar dat gebied zou begeven. Dinsdag overdag had hij het geïnspecteerd samen met ter Poorten en diens conclusie was geweest dat de guerrilla geen schijn van kans zou hebben, zulks mede omdat het, naar hij meende (en dat zag hij juist), de Geallieerden geruime tijd zou kosten voordat zij op Java zouden kunnen landen. Van Starkenborgh had die conclusie aanvaard - hij zou dus in Bandoeng blijven.

XCConform de ontvangen instructie droeg hij er op woensdag zijn opperbevelhebberschap over aan Helfrichs opvolger schout-bij-nacht van Staveren voor de marine en aan ter Poorten voor het leger. Beiden liet hij bij zich komen - hier was het dat ter Poorten voor het eerst vernam dat hi} voor het leger van Starkenborghs plaats als opperbevelhebber innam, dat het onder geen beding tot een algemene capitulatie mocht komen en dat de regering wenste dat, als geen 'samenhangende weerstand mogelijk was, tot de guerrilla zou worden overgegaan. De legercommandant hoorde dit alles met grote verontwaardiging. Waarom had niemand tevoren met hem gesproken over die overdracht van het opperbevel? Al zijn pessimistische verwachtingen inzake het verloop van de gevechten op Java waren bewaarheid en nu zou hi} het worden die op een nabije dag de japanse eis: algemene capitulatie, zou moeten afwijzen of een gedeeltelijke capitulatie zou moeten ondertekenen. Het eerste kon bij. de onberekenbare Japanners tot de scherpste reacties leiden en het tweede zou, meende hij, hèm belasten met de historische verantwoordelijkheid voor het einde van de strijd althans op de hoogvlakte van Bandoeng! Hij had het gevoel dat die nieuwe opzet niet uit de koker van de Londense regering kwam, maar een door van Starkenborgh bedachte slimmigheid was. Bij zijn terugkeer in het Algemeen Hoofdkwartier gafhij, aldus een der geschiedschrijvers van het Knil, drs. H. L. Zwitzer, 'in niet mis te verstane termen uiting ... aan zijn verontwaardiging." Maar hoe verontwaardigd hij ook was, hij gehoorzaamde. Donderdagavond (Batavia was ontruimd en de Sj oj i-brigade was in de Tjiater-stelling doorgedron

XCI H. L. Zwitzer in De val van Nederlands-Indië, p.

1050 [PDF]
OVERDRACHT VAN HET OPPERBEVEL

gen) deed hij in een telegram de lagere commandanten van het Knil weten dat zij, zo hij ooit door de radio of anderszins bevel zou geven tot het neerleggen van de wapens, er van moesten uitgaan dat zodanig bevel onder dwang was gegeven: zij moesten er dus geen rekening mee houden en de strijd voortzetten.

XCVan Starkenborgh van zijn kant riep woensdag na de overdracht een aantal vooraanstaanden bijeen: vermoedelijk van Mook, Idenburg, directeur van zijn kabinet, Kiveron, algemeen secretaris van het gouvernement, de resident van Bandoeng, wellicht ook de in Bandoeng aanwezige vice-president van de Raad van Nederlands-Indië, Spit, en de leden G. F. de Bruijn Kops en Hoessein Djajadiningrat en enkele departementsdirecteuren - in elk geval was Jonkman, voorzitter van de Volksraad, aanwezig. De bijeenkomst vond plaats in het residentiekantoor en van Starkenborgh deed er niet alleen mededeling van de overdracht van het opperbevel die, zei hij, door Londen zou worden omgeroepen, maar maakte er ook de namen bekend van diegenen aan wie hij opdracht had gegeven Indië te verlaten. Beide mededelingen leidden tot kritiek. Vrij algemeen werd opgemerkt dat het bericht omtrent de overdracht van het opperbevel het moreel zou schaden omdat het beschouwd zou worden als aankondiging van een naderende nederlaag, en vooral Jonkman was ontsticht dat de gouverneur-generaal de groep die naar Australië was gevlogen, samengesteld had zonder enig overleg met de Volksraad of althans met hem - 'hij meende', schreefvan Starkenborgh later, 'dat ook verscheidene leden van de Volksraad in aanmerking hadden moeten komen.' Tijdens of wellicht kort na de bijeenkomst drong Jonkman er verder op aan om, aldus van Starkenborgh, 'op de een of andere wijze nog een bijeenkomst van de Volksraad of een gedeelte daarvan' (slechts het College van Gedelegeerden was naar Bandoeng verplaatst en wij weten niet of alle vijftien gedelegeerden aan die verplaatsing hadden deelgenomen) 'te beleggen. Als ik mij niet sterk vergis, achtte hij het wenselijk om, zoals hij het uitdrukte, 'nog een nummertje demoeratie weg te geven', waarvoor ik, gezien het nutteloze van zo'n gebaar en de ernst der omstandigheden, weinig voelde.' 1 Op verzoek van Jonkman kon van Starkenborgh echter wèl goedvinden dat van Mook namens het gouvernement zou spreken.

XCDe bijeenkomst vond plaats op vrijdagavond 6 maart (in de loop van de dag had het Knilook zijn posities aan de Lembangse zijde van de Tjiater-pas moeten prijsgeven). Van Mook hield een uitvoerige rede - hij

XCI Van Starkenborgh: 'Enige aantekeningen', p. 10. 105

1051 [PDF]
INEENSTQRTING

lichtte vooral toe waarom het gouvernement besloten had dat alle bestuursambtenaren ter plaatse moesten blijven, voorspelde dat ook in Indië een Bataan zou ontstaan en besloot, aldus later Jonkman, met te zeggen: 'Wat ook gebeure, wij kunnen er zeker van zijn dat de eindoverwinning aan onze kant is.'

XCIn dezelfde geest sprak Jonkman; zijn laatste woorden waren: 'Veel is onzeker, maar één ding staat vast: de beslissing in de Tweede Wereldoorlog valt niet op Java. Ik sluit de vergadering.' I

XCOp die vrijdagavond stond vas~dat, behalve van der Plas en generaal van Oyen, ook van Maak naar Australië zou trachten uit te wijken. Trouwens, aan de groep van elf, ten aanzien van wie al vóór de Japanse landingen op Java was vastgesteld dat zij zouden vertrekken, waren na die landingen nog enkelen toegevoegd: op woensdag had van Starkenborgh een telegram van Gerbrandy. ontvangen waari? deze gevraagd had, enkele journalisten en radiomedewerkers te evacueren, alsmede 'enige bekwame officieren, geschikt voor uitwendige o~ganisatie guerrilla-oorlog', 'wellicht Indische monetaire en bankspecialist' en 'één of twee economische specialisten.'2' Die specialisten waren toen al naar Australië vertrokken. Uit de publiciteitssector werd nu voor vertrek aangewezen het hoofd van de Marinevoorlichtingsdienst, H V. Quispel ' (diens ondergeschikten waren, aldus Vromans, 'zo boos dat zij niet mee mochten, dat zij hem te lijf wilden") en aanwijzing om te vertrekken kregen tevens enkele stafofficieren, onder wie de directeur van de Hogere Krijgsschool, maj oor jhr. ]. M. R. Sandberg, en de kapiteins A. L. A. Coppens, D, C. Buurman van Vreeden en S. H. Spoor - trouwens, ook een aantal piloten en technici van de Knilm had alsnog besloten Java te verlaten.

XCVrijdag deed van Starkenborgh een dringend beroep op van der Plas om zijn aarzelingen, naar Australië uit te wijken, te overwinnen - vanJ.

I A jonkman: p. 291-92. 2 Telegramç j maart 1942, van Gerbrandy aan van Starkenborgh, dl. III b, p, 170. 3 Begin noveinber '41 was uit depubliciteitssector de journalist en radiospreker G. A. van Bovene in opdracht van het gouvernement samen met zijn vrouw naar de Verenigde Staten vertrokken, Zijn 'gesproken mailbrief was vóór JO mei '40 in Nederland enige tijd eens per week door de Avro uitgezonden de reeks was door Radio Oranje van Londen uit voortgezet. 'A. G. Vromans, 'De ambtsperiode van gouverneur-generaal van Star kenborgh, De Europeanen', IV c, p. 26,

1052 [PDF]
VOORBEREIDING VAN GEHEIME VERBINDINGEN

der Plas gaf zich gewonnen, hoewel hij toen nog niet klaar was met het voorbereiden van een geheime organisatie die, als Java bezet was, de Nederlandse regering en de Nederlands-Indische autoriteiten die uit Indië ontkomen waren, op de hoogte zou houden van wat onder het Japanse bestuur geschiedde.

XCHet opbouwen van zulk een organisatie was op zichzelf in Indië nog moeilijker dan in Nederland. De noordpunt van Sumatra ligt even ver van Nieuw-Guinea als Ierland ligt van de Kaukasus en de afstand van de zuidkust van Java tot Tarakan, resp. de Minahassa is gelijk aan die van Rome tot Kopenhagen, resp. Stockholm. Java alleen al heeft een lengte van Amsterdam tot Marseille. Onder een Japanse bezetting zouden, dat was duidelijk, de verbindingen tussen al die gebieden schaars en moeilijk worden. Installeerde men zenders op Java en in de Buitengewesten, dan zouden dat krachtige apparaten moeten zijn om de afstand bijvoorbeeld naar Ceylon en Australië te overbruggen - krachtige apparaten zouden evenwel vrij grote moeten zijn en naarmate ze groter waren, waren ze moeilijker te verbergen. Voorts was onzeker welke mate van bewegingsvrijheid de Europeanen onder een Japanse bezetting zouden behouden. Het verzenden van inlichtingen en het hanteren van de geheime verbindingen zou men wellicht beter aan Indonesiërs of Chinezen kunnen toevertrouwen dan aan Europeanen, maar dat vergde dat men tijdig organisaties opbouwde, bestaande uit Indonesiërs of Chinezen die bereid zouden zijn hun leven te wagen voor de anti-Japanse zaak.

XCDe autoriteiten in Indië zijn zich, schijnt het, pas in een zeer laat stadium rekenschap gaan geven van de problemen die met het oprichten van een of meer goede inlichtingen-organisaties samenhingen. Wel is het Algemeen Hoofdkwartier al voordat Japan ten aanval toog, er toe overgegaan op verscheidene plaatsen in de Buitengewesten en op Java depots voor de guerrilla in te richten, maar het heeft niet voldoende beseft dat voor die guerrilla, kwam zij van de grond, goede radioverbindingen met bijvoorbeeld Ceylon en Australië van vitale betekenis zouden zijn.'10

I Het Algemeen Hoofdkwartier heeft voorts althans op Java via het BB-apparaat een harshoudende vloeistof gedistribueerd die bij de nadering van de Japanners in de benzinetanks van pompstations moest worden gegooid - door die vloeistof zouden

1053 [PDF]
INEENSTORTING

Er had een impuls kunnen komen uit Londen waar een Nederlandse regering zetelde die, doordat zij zelf in Nederland op inlichtingengebied niets had laten voorbereiden, in de grootste moeilijkheden was gekomen - die impuls is uitgebleven. Wellicht is men er bij dit alles zowel in Londen als in Indië van uitgegaan dat er, poogden de Japanners Indië te veroveren, ruim tijd zou zijn om goede geheime verbindingen voor te bereiden. Dat was een misvatting. Het Japanse offensief was van een overrompelende snelheid en het bracht voor het gouvernement en de militaire autoriteiten dagelijks zoveel acute problemen met zich dat dezen pas in een zeer laat stadium de wenselijkheid beseften om op inlichtingengebied voorbereidingen te treffen. Gerbrandy's telegram. van 20 februari was het eerste waarin de minister-president daarop aandrong. Van Star.kenborgh seinde toen terug: 'Accoord met berichtgevingsorganisatie en deze ter hand genomen' - wij moeten die laatste woorden zo interpreteren dat het opbouwen van geheime verbindingen niet na Gerbrandy's telegram pas ter hand genomen werd maar dat het dat al was.

XCEr is terzake geen contact gezocht met personen uit de Chinese bevolkingsgroep - bij wat men aan voorbereidingen ging treffen, werden wèl Indonesiërs ingeschakeld. Met die voorbereidingen bemoeiden zich drie personen: Lovink, ir. Warners en van der Plas. Lovink werd er bij betrokken omdat hij als hoofd van de Dienst van Oost-Aziatische Zaken veel te maken had gehad met de Amerikaanse en Britse Intelligence, Warners omdat hij hoofd was van o.m. de Technische Dienst der PTT, en van der Plas omdat hij talrijke relaties had in inheemse kringen. Lovink bracht Warners eind '41 in contact met een officier van de Britse Intelli ,genee en via een door deze meegebrachte draagbare zender werd een verbinding gelegd met de Britse Intelligence op Malakka en Singapore. Het vermogen van die zender, die van Bandoeng uit werd bediend door een oud-marconist van Warners' dienst, L. H. W. van Oosten, was zwak - Warners liet toen in januari-februari '42 een aantal iets sterkere zendersJ.0,

de motoren vastlopen. 'Dit klusje', aldus later een te Garoet geplaatste BB-ambtenaar, Bakker, 'moest worden opgeknapt door burgers die daartoe eerst moesten worden gemilitairiseerd. Wij moesten de nodige vrijwilligers zoeken, Dat ging nogal eenvoudig omdat de betrokkenen. ' , werden vrijgesteld van andere verplichtingen. Nu hadden de militaire autoriteiten voor de distributie beter geen bestuursambtenaren kunnen inschakelen. Voor de Jappen waren zij later medeschuldig. Het heeft mij bijna mijn hachje gekost.' Bakker: 'Tien bewogen jaren' (1961), p: II, IC, 63 522) Deze vorm van sabotage is in de week waarin op Java werd gevochten, in Batavia, wellicht ook elders toegepast - volgens Bakker werd het gebruikvan het sabotagemiddel na de capitulatie door het Algemeen Hoofdkwartier onmiddellijk verboden,

1054 [PDF]
VOORBEREIDING VAN GEHEIME VERBINDINGEN

bouwen door het Radiolaboratorium van de PTT. Dit geschiedde onder leiding van ir. J. Jansen, onderhoofd van de afdeling radio-technisch onderzoek der PTT. Enkele van die nieuwe zenders werden aan Knilcommandanten in de Buitengewesten ter beschikking gesteld, van Oosten kreeg er drie van.

XCLovink en Warners waren nog met die voorbereidingen bezig, toen va.n der Plas op 17 februari een officier van de Britse Intelligence bij zich kreeg die uit Singapore was ontsnapt. 'Hij zei me', vertelde van der Plas ons in '61,

'dat hij uit Londen opdracht had gekregen, in Nederlanàs-Indië een ondergrondse actie op touw te zetten. Dat had hij, zei hij, op Malakka ook gedaan. Decommunisten onder de Chinezen waren daar het strijdvaardigst - hij had overenkele wapenvoorraden beschikt en die had hij aan die communisten overgedragen. Hij wilde van mij de adressen weten van communisten met wie hij contactkon opnemen'

XCpijnlijke vraag! 'Die zitten allemaal in Boven-Digoel', moest van der Plas antwoorden.' Nadien ging de Engelsman naar Bandoeng, en sprak daar met van Oosten af dat van de drie goede zenders één zou worden overgebracht naar Noord-Sumatra (van Oosten stond die zender af), dat één in Bandeeng zou blijven en dat één zou worden overgebracht naar Oost-Java. Het was de bedoeling dat die Oost- java-zendcr zou worden bediend door Ambonnese of Menadonese radiotelegrafIsten van de marine en er werd aan van Oosten toegezegd dat dezen zich bij hem zouden komen melden; 'helaas', zo stelde van Oosten in '50 op schrift, 'heeft dit ploegje zich nimmer bij mij gemeld' - de zender werd in een magazijn verborgen en is niet gebruikt."

XCMet de voor Oost-Java en voor Bandoeng bestemde zenders kreeg ook van der Plas te maken. Na de ontvangst van Gerbrandy's telegram verliet hij Bandoeng; hij kwam op 26 februari in Soerabaja aan, ook om er de aan van Oosten toegezegde 'Ambonnese of Menadonese radioteIegrafisteri' uit te zoeken. 'Die bleken op dat moment', aldus van der Plas aan de Enquêtecommissie, 'niet beschikbaar." Daarmee viel nog een tweede plan in duigen, want van der Plas wilde dat een aantal inheemse functionarissen van de PID die hij als gouverneur van Oost-Java goed had leren kennen, zich in de binnenlanden zou terugtrekken om van

XCJ Ch. o. van der Plas, 14 dec. 1961. 'Brief, 5 dec. 1950, van L. W. H. van Oosten aan de Commissie Verzetsster Oost-Azië 1942-1945 (IC, 30 626). 3 Getuige Ch. O. van der Plas, Enq., dl. VIII c, p. 1354.

1055 [PDF]
INEENSTORTING

daaruit een ondergrondse beweging te organiseren; de bedoeling was dat de betrokkenen voldoende geld zouden hebben om drie jaar in leven te blijven, maar van der Plas had geen baar geld, goud of bankbiljetten bij zich, doch slechts cheques die bij banken verzilverd konden worden. Niet alleen was dit een gevaarlijke opzet (toen de eerste cheques verzilverd werden, drong het tot de japanners door dat er iets vreemds gaande was, 'dit heeft', aldus van der Plas, 'bijna de grootste ongelukken gegeven' '), maar bovendien kon hij aan de gevormde geheime organisatie geen radiotelegrafisten ter beschikking stellen.

XCIn Batavia bereikte hij iets meer. Hij kwam daar via Idenburg in contacr met de oud-voorman van de fel anti-japanse Gerindo, Sjarifoeddin, die zich, zoals wij in hoofdstuk 10 vermeldden, medio '40 uit de leiding van de Gerindo had teruggetrokken en later in '40 een functie had gekregen bij het departement van Economische Zaken. Sjarifoeddin had ook in '41 op vergaderingen van de Gerindo betoogd dat de demoeratie verdedigd moest worden en was bovendien in oktober of november '41 Christen geworden - van der Plas wist dat hij Sjarifoeddin ten volle kon vertrouwen, en hij droeg er ZOTgvoor dat Idenburg deze een grote som geld uitbetaalde (in bankbiljetten), bedoeld om daarmee onder de japanse bezetting een brede illegale actie op touw te zetten. Wij komen in ons volgende deel op Sjarifoeddin terug.

XCRestte de derde van de bruikbare zenders: het voor Bandoeng bestemde apparaat dat zich nog bij van Oosten bevond. Pas in de week waarin er al op java werd gevochten, kon van der Plas terzake een afspraak maken met van Oosten; deze hield in dat een Indonesiër die sinds '22 bij van Oostens dienst werkzaam was geweest, Raden Hardjo Pranoto, met de zender in een daarvoor geschikte dessa ten oosten van Bandoeng zou onderduiken. De afspraak was dat Hardjo op vrijdag 6 maart" de zender in aanwezigheid van van Oosten zou overnemen in de hotelkamer in Bandoeng waar van der Plas zijn intrek had genomen. Op die vrijdag was Hardjo evenwel nog niet teruggekeerd van zijn tocht waarop hij een geschikte dessa poogde te vinden - van der Plas besloot toen, de zender in bewaring te geven bij drie inheemse politiemannen. Die politiemannen verschenen op zijn hotelkamer, kregen elk f 500 beloning uitbetaald en namen de zender mee. 's Avonds kwam .Hardjo bij van Oosten dieaan hem was toen ir. Jansen toegevoegd die een van de nieuwe zenders naar Australië

I A.v. 2 De avond tevoren was Warners, zoals al eerder door ons vermeld, in een van de Transportafdeling der Militaire Luchtvaart naar Australië vertrokken;

1056 [PDF]
VOORBEREIDING VAN GEHEIME VERBINDINGEN

hem zei dat hij zich, zodra hij dat tijdens de bezetting verantwoord vond, tot de drie politiemannen kon wenden.

XCDiezelfde avond nog verliet Hardjo Bandoeng met zijn gezin om zich eerst ergens buiten de stad schuil te houden. Zijn pogingen om met de drie inheemse politiemannen contact op te nemen, faalden. Erger nog: spoedig bleek hem dat uit de kring van die drie zijn naam, zijn adres en de geheime taak die hem was toevertrouwd, aan de Japanners was verraden - dezen kregen het zendapparaat in handen maar konden Hardjo niet vinden.

XCOp de voor Noord-Sumatra bestemde zender van de Intelligence komen wij nog terug.

XCZoals in het vorige hoofdstuk vermeld, had van Starkenborgh voor zichzelf vastgesteld dat hij in Indië zou blijven. Het was zijn vaste overtuiging dat hij daarmee zowel de belangen van Nederland als die van Indië het beste diende. Trouwens, in het lange telegram dat Gerbrandy hem op 20 februari had toegezonden, had gestaan dat ook de regering wenste dat hij Indië niet zou verlaten: 'vertrek landvoogd en gezagsapparaat zou zowel door bevolking als door bondgenoot en vijand worden opgevat als abandonneren Indië, vijand voor welkom bestuursvacuüm plaatsend en later herstel rijksbanden ten ernstigste bemoeilijkend.' Van Starkenborghs antwoordtelegram van 25 februari was aldus begonnen:

XC'Ten eerste. Ik stem geheel in met niet-verlaten grondgebied en voortzetting functies doch ik wijs er op dat deze voortzetting moeilijker wordt, naarmate functies hoger en algemener. Het is praktisch en theoretisch ondenkbaar voor G[ouverneur]G[eneraal] die het bestuur voert in naam der koningin en de verpersoonlijking is van het Nederlandse gezag. Dit nog te meer omdat bezetting door Japan niet alleen een strategische maatregel is maar een verovering'

XCanders gezegd: blééf hij als gouverneur-generaal, dan zou dit hoofdzakelijk, zo niet louter, van politiek-symbolische betekenis zijn.

XCWij vermoeden dat van Starkenborghs telegram er toe bijdroeg dat koningin Wilhelmina er op bleef aandringen dat hem, in afwijking van wat de betrokken ministers en hij zelf wensten, zou worden opgedragen, Indië te verlaten en naar Londen te komen. Vandaar de passage in

1057 [PDF]
INEENSTORTING

Gerbrandy's telegram van 27 februari die wij eveneens reeds in ons vorige hoofdstuk opnamen: 'Moet ik opmaken uit algemene strekking van uw antwoord dat u koninklijke opdracht, u ter beschikking van Hare Majesteit te stellen en hierheen te komen, ontraadt? Gelieve hierop spoedigst antwoorden.' Van Starkenborgh antwoordde niet. Waarom niet? Het kan zijn dat hij dat antwoord volmaakt overbodig vond - het kan ook zijn dat hij, aanvoelend dat er in Londen blijkbaar sprake was van een principieel meningsverschil tussen de koningin en de minister-president, de koningin liever niet voor het hoofd stootte door zich tegen de bedoelde 'koninklijke opdracht' uit te spreken. Hoe dat zij, in zijn telegrammen-aan Gerbrandy van 28 februari en 1,2 en 4 maart ging hij met geen woord op de gestelde vraag in. Mogelijkerwijs was zijn zwijgen Gerbrandy welkom, maar dat was het de koningin bepaald niet en wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat het onder háár druk was dat Gerbrandy op vrijdag 6 maart aan van Starkenborgh het volgende seinde:

XC'Ik stel grote prijs alsnog van u vernemen of het mogelijk zou zijn vorm te vinden om aan de _.. bedoelde opdracht gevolg te geven zonder door ons gestelde algemene beginsel in gevoelige mate te schaden. Wij zouden van hieruit kunnen publiceren dat opdracht u tegen eigen wens verleend en alleen doorgezet omdat opperbestuur overtuigd dat het uw medewerking dringend behoeft bij taak voorbereiding herovering Indië en bij behartiging belangen Indische samenleving tijdens bezetting. U zou functie moeten behouden en van Mook zou dus waarnemend landvoogd moeten worden. Uiteraard zou verwacht worden uw gezin u vergezelt. Wil spoedigst antwoorden.' I Indien van Starkenborgh dat telegram onder ogen zou hebben gekregen, zou hij er stellig op gewezen hebben dat een uitwijken van hemzelf (zijn vrouwen dochter bevonden zich in het door de Japanners al bezette -Batavia) onvermijdelijk 'in gevoelige mate' schade zou hebben gedaan aan het door regering en gouvernement aanvaarde 'algemeen beginsel' (wij veronderstellen dat dit ook het antwoord was dat Gerbrandy verwachtte), maar de gouverneur-generaal kreeg het telegram van 6 maart niet te zien doordat, gelijk eerder vermeld, alle codepapieren een dag eerder verbrand waren.

XCI Telegram, 6 maart 1942, van Gerbrandy aan van Starkenborgh, DBPN, C, dl. IV, P·4 1

1058 [PDF]
VAN MOOK WORDT HEENGEZONDEN

XCHet was van Mook die er in de eerste dagen van maart bij van Starkenborgh op aandrong dat hij zelf in Indië zou mogen blijven en dat de gouverneur-generaal zou uitwijken - van Mook meende dat hij tegen de ontberingen van de bezettingstijd beter bestand zou zijn dan van Starkenborgh en ook dat deze in de kring van de Londense regering een onbetwistbaar gezag had waarover hij zelf niet beschikte. Op vrijdag 6 maart herhaalde van Mook zijn aandrang maar hij had geen succes: van Starkenborgh had wel zijn twijfel of van Mook niet te zeer zou aandringen op een snelle autonomie van Indië binnen het rijksverband (een waarschuwing in die geest had hij mondeling aan Lovink geuit, met opdracht, deze aan Gerbrandy over te brengen'), maar hij zag van Mook toch als de beste leider van de groep die Indië in de vrije buitenwereld zou gaan vertegenwoordigen. Toen van Mook vrijdagavond in de woning van de resident van Bandoeng van van Starkenborgh afscheid nam, vroeg hij om een schriftelijke opdracht. Er lag een penhouder met een verroeste pen. Van Starkenborgh schreef:

XC'Bij deze voldoe ik aan uw wens om schriftelijk vast te leggen dat ik er prijs op stel dat u zich naar het buitenland begeeft teneinde u ter beschikking van de Nederlandse regering te stellen en in het belang van het koninkrijk, in het bijzonder van Nederlands-Indië, werkzaam te zijn. Ik acht uw vertrek naar het buitenland en uw verblijf aldaar gedurende de tijd dat Nederlands-Indië in de macht van de vijand zal zijn, van zodanig algemeen Rijks- en Indisch belang, dat ik u moet verzoeken heen te stappen over de voor de hand liggende en op zichzelf ernstige bedenkingen, die zowel op algemene als op persoonlijke gronden tegen de door mij wenselijk geoordeelde stap kunnen worden aangevoerd. Uw kennis van en inzicht in Indische aangelegenheden in de ruimste zin, gecombineerd met uw bekwaamheid en stuwkracht, maken het aangewezen dat juist uw activiteit in [het) buitenland van bijzondere waarde te achten is. Mijn beste wensen 'vergezellen u.' 2

XCI Lovink bracht die waarschuwing in april '42 aan Gerbrandy over en herhaalde haar op diens"verzoek in het bijzijn van minister van Angeren. 'Van Mook had', noteerde van Angeren later, 'bepaalde opvattingen die de gouverneur-generaal niet deelde, en de vrees bestond dat hij à tart et à travers zijn plannen zou doorzetten. Daarom was de heer Lovink in het bijzonder door de GG uitgezonden om de heer Gerbrandy te verwittigen en zelf als een tegenwicht tegen de opvattingen van van Mook te kunnen optreden.' (J. R. M. van Angeren: 'Nederlandse regering in Londen', p. 28 (RvO)) 2 Tekst in H. J. van Mook: Indonesië, Nederland en de wereld (I949), p. 28-29. 10

1059 [PDF]
INEENSTORTING

Met deze opdracht spoedde van Mook zich naar zijn vliegtuig. Er waren vier vliegtuigen die in de nacht van vrijdag op zaterdag zouden trachten, Bandoeng te verlaten: de drie laatste Lockheed-transport toestellen van de Militaire Luchtvaart en de op I-maart naar Bandoeng teruggekeerde DC-3'Wielewaal' van de Knilm. Die vier toestellen moesten opstijgen van de weg die zuidwaarts uit Bandoeng voerde. Omstreeks middernacht deed dat de 'Wielewaal' met van Mook, van der Plas en van Bovene en zijn vrouwaan boord ('de luitenant-gouverneurgeneraal', aldus de geschiedenis van de Knilm, 'lijkt enigszins verdoofd en afwezig en zit geregeld stil voor zich uit te staren' ') - op de 'Wielewaal' volgden de drie Lockheeds, de laatste met generaal van Oyen als een van de passagiers. Onder de officieren die in de Lockheedsmeevlogen (ook Quispel, het hoofd van de Marinevoorlichtingsdienst, had er plaats in gevonden) bevonden zich een aantal stafofficieren van de Royal Australian Air Force en de drie Nederlandse officieren die wij al eerder noemden: Sandberg, Coppens en Buurman van Vreeden - er. was nog een vierde officier: ir. H. J. de Vries, tevoren directeur gemeentewerken te Makassar, die als reserve-kapitein werkzaam was bij het Algemeen Hoofdkwartier. Vrijdagochtend hadden Sandberg, Buurman van Vreeden en de Vries getracht per auto de Wijnkoopsbaai te bereiken, waar immers de 'Poelau Bras' lag en waarheen ook, naast anderen, schout-bij-nacht van Staveren op weg was gegaan - de auto evenwel die Sandberg, Buurman van Vreeden en de Vries vervoerde, was in een ravijn gestort, waarbij ·Buurman van Vreeden licht gewond raakte. De drie waren toen door marine-officieren die hun tocht naar de Wijnkoopsbaai opgegeven hadden, opgepikt en hadden naar Bandoeng mee terug kunnen rijden. Toen die vier vliegtuigen vertrokken waren, bleek dat men kapitein Reinderhoff (die met Colijn Balikpapan had gewaarschuwd) had vergeten mee te sturen.

XCNog twee andere toestellen kwamen die vrijdagavond van Java weg: tweede Y 3 en de YBeide toestellen hadden met hog een derde, de Y 45, op Java moeten achterblijven toen de vliegboten van de MLD uitweken, en men had ze op hun ligplaats (een meertje ca. 7 km benoorden Tjilatjap) net op tijd vliegklaar gekregen.J.

62. I G. Hagens: p. 188.

1060 [PDF]
DE LAATSTE VERTREKKENDE VLIEGTUIGEN

XCDe commandant van de Y 3 had voor zijn navigatie slechts de beschikking over een kompas waarvan hij de afwijkingen niet kende, en over een reclame-foldertje van de Australian Railways met een primitief kaartje; hij bereikte Australië.

XCDatzelfde lukte ook aan de Y 62.

XCDe drie Lockheeds, de 'Wielewaal' en de twee MLD-vliegboten waren niet de laatste toestellen die van Java wegkwamen. Nadien deden dat nog drie.

XCIn de nacht van zaterdag 7 op zondag 8 maart (de Japanners werden elk ogenblik in Bandoeng verwacht) vloog een afdelingscommandant van de Militaire Luchtvaart, de al genoemde eerste luitenant-vlieger A. B. Wolff, met een haastig gerepareerde Glenn Martin-bommenwerper naar Australië - Wolff nam zijn vrouw, kapitein Spoor en zes andere militairen mee; een van die zes was kapitein Reinderhoff, aan wie nu wèl was gedacht. Het had Wolff moeite gekost, militairen te vinden die bereid waren met hem naar Australië uit te wijken; 'ik heb vrienden gehad', zei hij aan de Enquêtecommissie, 'die tegen mij zeiden: 'Jij bent gek dat je gaat! Ik ga vier maanden bridgen, dan is het wel voorbij." 1

XCZondagavond vloog de laatste Catalina weg, de Y 45. Het toestel, waarvan de motoren herhaaldelijk weigerden, maar steeds om beurten, vloog eerst met zijn passagiers (enkele MLD-militairen met hun gezinnen) naar Padang op Sumatra, nam vandaar de havencommandant mee en landde bij de Cocos-eilanden, ca. 1200 km ten zuiden van Java (zie kaart XI op de pag.'s 706-707); daar bleek de vliegboot een grote scheur te hebben aan de onderzijde. Met hulp van een aantal Engelse bewoners van de eilanden en van honderd gehuurde koelies werd de Catalina op het droge getrokken waar de scheur met planken, cement en vilt werd gedicht. Het toestel werd er twee ton zwaarder door. Op 12 maart steeg het weer op - ook deze vliegboot kwam in Australië aan.

XCEn tenslotte vloog in de nacht van zondag 8 op maandag 9 maart een klein Lockheed-Iestoestel van Java weg; de kort-verband vlieger/waarnemer vaandrig F. Pelder had een groot aantal benzinevaten in de cabine laten stouwen en vandaar had hij door een raampje een leiding naar de

XC1 Getuige A. B. Wolff, Enq., dl. VIII c, p. 1441.

1061 [PDF]
INEENSTORTING

benzinetank geïmproviseerd. Pelder steeg van het vliegveld aan Java's zuidkust bezuiden Bandoeng op dat op dinsdag 4 maart mèt Andir door de Japanners was gebombardeerd. Hij nam twee Australiërs, een NieuwZeelander "en een Canadees mee en zag zijn "waagstuk met succes bekroond: na tussenlandingen bij Medan en in Atjeh (van Sumatra was nog slechts het zuidelijk gedeelte door Japan bezet) streek zijn toestel op Ceylon neer.

XCUit ons hoofdstuk 1 bleek dat het capitulatie-aanbod dat het Algemeen Hoofdkwartier in de geest had en dat op zaterdag 7 maart in de namiddag naar kolonel Sjoji werd overgebracht die toen Lembang al dicht was genaderd, niet betrekking had op het Knil als geheel maar louter op de eenheden die zich op het moment waarop het tot die gedeeltelijke capitulatie zou komen, op en bij de Bandoengse hoogvlakte zouden bevinden.

XCZoals eerder vermeld, stelde van Starkenborgh ter Poorten op woensdag 4 maart in kennis van het feit dat de legercommandant voor het leger opperbevelhebber was geworden, dat de regering een algemene capitulatie had verboden en dat zij wenste dat op zo groot mogelijke schaal tot de guerrilla zou worden overgegaan. Hoe ter Poorten op dat eerste reageerde, gaven wij al weer - zijn mening ten aanzien van de overige hem gedane mededelingen was even afwijzend; hij hield met name de voorgeschreven guerrilla voor onuitvoerbaar: hier en daar op Java waren er wel enkele depots voor voorbereid maar die waren veel te gering in aantal en ook moest de guerrilla, zo schreefhij in zijn naoorlogs rapport,

XC'in de eerste plaats kunnen steunen op de actieve medewerking van een positiefloyale en coöpererende bevolking, van welke laatste voorwaarde geen sprake was. Niet alleen dat de schrik voor de Japanners er diep inzat, maar bovendien kwamen er van verschillende streken bepaald alarmerende berichten binnen betreffende de houding van de [inheemse] bevolking."

XCDonderdagavond hield ter Poorten samen met zijn chef-staf generaal Bakkers in Bandoeng een bespreking met de hoogste bondgenootschap

, H. ter Poorten: 'Verslag omtrent mijn beleid als legercommandant', p. 12. I L Wigmore: p. 502. 2 A. S. Blackburn: 1942 (4 okt. 1945), p. 10 (IC, 69879).

1062 [PDF]
SITWELL EN MALTBY VERLATEN BANDOENG INEENSTORTING

pelijke bevelhebbers: Major-General Sitwell die het geïmproviseerde hoofdkwartier leidde waaronder de Blackjorce ressorteerde, en Air Vice Marshal Maltby die de weinige overgebleven bondgenootschappelijke luchtstrijdkrachten en het grondpersoneel van de RAF onder zijn bevelen had. Ter Poorten deelde hun, aldus de Australische historicus Lionel Wigmore, mee, 'that guerrilla warfare would be impossible because of the great hostility of the Indonesians toward the Dutch' 1, dat Bandoeng nog maar korte tijd verdedigd kon worden, dat zijn Algemeen Hoofdkwartier evenwel louter van die staduit kon opereren en dat hij zijn ondercommandanten telegrafisch had geïnstrueerd een eventueel door hem te geven bevel om de strijd te staken, te negéren. Sitwell zei toen dat wat er aan Britse militairen was (dat sloot Blackburns Blackjorce in), zou doorvechten zolang er Nederlanders waren die hetzelfde deden, en kreeg toen voor de voortzetting van de strijd een gebied toegewezen in de bergen bezuiden Bandoeng, halverwege Java's zuidkust - een gebied vanwaar geen berijdbare wegen naar die kust liepen. Zonder ter Poorten of Bakkers in te lichten, troffen Sitwell en Maltby (zij hadden kennelijk alle vertrouwen in de twee Nederlanders verloren) voorbereidingen om vrijdagochtend naar het aangewezen gebied te gaan. Inderdaad, dat deden zij: zij verlieten Bandoeng en namen iri het bedoelde gebied hun intrek op een thee-onderneming; daaromtrent zonden zij bericht aan Blackburn die zich met een groot deel van zijn troepen naar de westelijke rand van de Bandoengse hoogvlakte had teruggetrokken - een compagnie pioniers zat nog in de buurt van Soekaboemi ..Sitwell deed in dat bericht weten dat Blackburn, na een eventuele capitulatie van het Knil, los van Sitwell zijn eigen beleid mocht bepalen, maar de Australische generaal besloot met zijn troepen naar het bergachtige gebied bezuiden Bandoeng te gaan waar Sitwell zich bevond, zulks 'in the hope', zo schreef hij in zijn naoorlogs rapport, 'that it might bepossible to evacuate my troopsjrom the south coast of Java to Australia or elsewhere'? Hij besteedde de gehele vrijdag om het gebied bezuiden Bandoeng te verkennen en kwam tot de conclusie dat hij beter naar het bergachtig gebied bezuiden Garoet kon gaan (zie kaart XVIII op de pag.'s 1002-IO03), omdat vandaar wèl een weg naar de zuidkust liep. Vrijdagavond lichtte hij Sitwell en Maltby dienaangaande in en verzocht hij hun, het opperbevel in Australië te waarschuwen - dat bericht kon niet meer verzonden worden doordat, toen het werd aange of 106

1063 [PDF]

boden, de zender van Sitwells hoofdkwartier al vernield was. Sitwell wilde Blackburn waarschuwen, maar was net te laat: deze was al naar zijn troepen teruggekeerd.

XCZaterdagmorgen begon Blackburn zijn Blackforce (met uitzondering van de bij Soekaboemi achtergebleven pioniers, die men niet tijdig kon ophalen) naar het gebied bezuiden Garoet te verplaatsen: de honderden vrachtauto's met Australiërs en Amerikaanse artilleristen en wellicht ook de paar Britse tanks die aan het gevecht bij Leuwiliang hadden deelgenomen, reden van west naar oost over de Bandoengse hoogvlakte en trokken bezuiden Garoet de bergen in; zij troffen daar in een plaats op de weg naar de zuidkust grote hoeveelheden benzine, munitie en levensmiddelen aan! - Blackburn liet ze onmiddellijk in beslag nemen.

XCVan dit alles was ter Poortens hoofdkwartier aanvankelijk onkundig gebleven. Op vrijdag evenwel had de Nederlandse verbindingsofficier met Sitwells hoofdkwartier, die's morgens tot zijn verbazing en verontwaardiging had ontdekt dat het gebouw in Bandoeng waarin het zich had bevonden, verlaten was, alle cultuurondernemingen in het gebied bezuiden Bandoeng laten opbellen en was er toen achter gekomen, naar welke onderneming Sitwell zich had teruggetrokken. Hij reed er heen en toen hij in Bandoengterugkwam, had ter Poortenjuist een tweeregelig briefje van Sitwell ontvangen met de mededeling waar hij zich nu bevond. Dat Sitwell en Maltby uit Bandoeng waren weggetrokken zonder hèm, hun superieur, in te lichten, vervulde ter Poorten met bitterheid.

XCVrijdagochtend vond in Bandoeng op het hoogste niveau overleg plaats over de kritieke situatie die was ontstaan. Batavia was prijsgegeven, van generaal Schillings troepen was nog maar een deel op de Bandoengse hoogvlakte aangekomen, de stelling aan de Soebangse zijde van de Tjiater-pas was gevallen, de Japanners beheersten het luchtruim, de 'Indomitable' zou met zijn 48 Hurricanes niet naar Java doorvaren en de eenheden die zich nog in en bij Bandoeng bevonden, waren gedesorganiseerd en gedemoraliseerd - onafwendbaar leek het dat zij zouden

1 Wij vermoeden dat die naar pet betrokken gebied waren overgebracht als uitvloeisel van het eerder vermelde plan om met militaire vrijwilligers een guerrilla in te zetten in afwachting van een vrij spoedige komst der Geallieerden.

1064 [PDF]
6 MAART BERAAD IN BANDOENG

capituleren. Dat was de conclusie diè zich aan de deelnemers aan het beraad: van Starkenborgh, van Maak, Spit, ter Poorten en Bakkers, opdrong. Kwam men dan niet in conflict met de regeringsinstructie, de strijd tot het uiterste voort te zetten? Er werd besloten, de Japanners een gedeeltelijke capitulatie aan te bieden: capitulatie namelijk louter van de troepen die zich bij het sluiten van de capitulatie-overeenkomst op de Bandoengse hoogvlakte zouden bevinden, zulks ook om, conform de wens die van Starkenborgh met klem naar voren bracht, te voorkomen dat het met vluchtelingen volgestroomde Bandoeng het doelwit zou worden van zware Japanse luchtaanvallen. Buiten de hoogvlakte evenwel zou de strijd worden voortgezet en dat betekende dat de eenheden die nog tot georganiseerd verzet in staat werden geacht, ten spoedigste de hoogvlakte zouden moeten verlaten - men dacht daarbij aan de resten van generaal Schillings r ste divisie en aan de Blackforce. Uiteraard moest het capitulatiegebied duidelijk aangegeven worden - ook de Japanse luchtmacht zou moeten weten waar zij wèl, waar niet haar aanvallen zou mogen voortzetten. Twee noord-zuid lijnen werden op de kaart getrokken, één door Poerwakarta, één door Soemedang (zie kaart XVIII op de pag.'s IO02-IO03), en de afspraak werd gemaakt, dat men, mocht dat onafwendbaar zijn, de capitulatie zou aanbieden van alle strijdkrachten die zich binnen die lijnen bevonden.

XCDe afspraak werd door het Algemeen Hoofdkwartier in een aan generaal Pesman gericht bevel neergelegd (door een misverstand werden er, zoals wij al in hoofdstuk I weergaven, afschriften van toegezonden aan alle commandanten van de eenheden die zich op de Bandoengse hoogvlakte bevonden). Pesman reed met het stuk naar Schilling die met zijn hoofdkwartier en een klein deel van de rste divisie in Bandoeng was aangekomen, en deze nam er met verontwaardiging kennis van: hij zag de noodzaak van die gedeeltelijke capitulatie niet in en vond het absurd dat hij, die althans een groot deel van zijn troepen met aanzienlijke moeilijkheden uit het gebied van Batavia en Buitenzorg naar de Bandoengse hoogvlakte had verplaatst, nu die hoogvlakte weer zou moeten verlaten! Om half een deed hij zijn beklag bij generaal Bakkers. De chef-staf zei hem dat het onvermijdelijk was dat Bandoeng binnen weinige dagen zou vallen, dat het van Starkenborghs uitdrukkelijke wens was dat in de stad en haar omgeving niet zou worden gevochten, dat die avond of de volgende ochtend zou worden bepaald wanneer het capitulatie-aanbod aan de Japanners kenbaar zou worden gemaakt en dat voor de voortzetting van de strijd twee gebieden in aanmerking kwamen: het gebied bezuiden Garoet en dat bezuiden Soekaboemi - bergachtige 106

1065 [PDF]
INEENSTORTING

gebieden waar de strijd het karakter van een guerrilla zou aannemen.

XCDe gehele vrijdagmiddag en een deel van de avond besteedde Schilling om met zijn stafofficieren na te gaan, welke van zijn eenheden voor de guerrilla geschikt waren en waar zij zich precies bevonden. Hem bleek dat in het gebied bezuiden Soekaboemi allebenzinevoorraden al vernietigd waren - dáár zou de Blackforce, die geheel gemotoriseerd was, dus niet kunnen opereren; voor die. Australiërs leek hem het gebied ten oosten van Garoet nog het minst ongeschikt. Vrijdagavond over de situatie nadenkend, kwam hij evenwel steeds sterker tot de overtuiging dat het besluit van het Algemeen Hoofdkwartier fundamenteelonjuist was: de guerrilla zou gevoerd worden door twee troepenmachten die gescheiden van elkaar zouden optreden: de resten van de r ste divisie in het westen, de Blodeforce in het oosten, en er was voor die guerrilla niets voorbereid - kon men dan niet beter trachten, de Japanners met alle beschikbare krachten in de buurt van Lembang tegen te houden?

XCZaterdagochtend werd daar in Bandoeng anderhalf uur lang door hem over gesproken met ter Poorten, Bakkers, Pesman en enkele stafofficieren, Pesman zei dat hij verwachtte dat de Japanners nog diezelfde dag de Knil-troepen bij Lembang met kracht zouden aanvallen en dat deze niet lang weerstand konden bieden - kon dan niet tussen Lembang en Bandoeng gevochten worden, vroeg Schilling. Pesman voelde daar niets voor: de stad Bandoeng, zei hij; zou dan teveel gevaar lopen; werd Schillings voorstel aanvaard, dan zou hij zijn commando neerleggen. Schilling drong er toen op aan dat het commando aan hèm zou worden overgedragen - dat wees ter Poorten af. Nadat vervolgens nog het capitulatiebevel was besproken (ter Poorten zei daarbij dat hij betwijfelde of de Japanse opperbevelhebber genoegen zou nemen met een gedeeltelijke capitulatie en dat hij vreesde dat de elders doorvechtende Kniltroepen als franc tireurs zouden worden behandeld, d.w.z. doodgeschoten), besliste ter Poorten dat Pesman een parlementair naar de Japanners zou sturen zodra de Lembangstelling dreigde te vallen en dat wat er nog aan bruikbare eenheden was, binnen vier-en-twintig uur de Bandoengse hoogvlakte moest verlaten. Anders gezegd: Schilling moest toch in het gebied bezuiden Soekaboemi tot de guerrilla overgaan. Hij vroeg of er officieren of manschappen van het Algemeen Hoofdkwartier waren die aan die guerrilla wilden deelnemen; het antwoord was: niemand.

XC's Middags om drie uur liet Schilling de commandanten en stafofficieren van alle eenheden die zich in en bij Bandeeng bevonden, bij zich komen. Hen riep hij op, zelf als vrijwilliger aan de guerrilla deel te nemen en hun ondergeschikten daartoe aan te sporen - welgeteld vijf vrijwil

1066 [PDF]
GENERAAL SCHILLING WIL DOORVECHTEN INEENSTORTING

ligers zouden zich aanmelden: twee beroepsofficieren, één reserve-officier, één reserve-sergeant en één sergeant van de Bataviase Stadswacht. DaJ hoorde Schilling pas later - hij hoorde niet dat ook uit het geniebataljon een groep besloten had, tot de guerrilla over te gaan (op die groep komen wij nog terug). De stemming die hij in de om drie uur belegde bijeenkomst aantrof, kan hem niet bemoedigd hebben. Om vier uur bereikte hem bovendien eenjobstijding: op de lijn naar Soekaboemi was een stationsemplacement dat een goederentrein met voorraden voor de bezuiden Soekaboemi te voeren guerrilla zou moeten passeren, door de Japanse luchtmacht gebombardeerd - geen trein kon er meer door. Schilling gaf de moed niet op. In het begin van de avond (hij had toen vernomen dat Pesman de parlementair noordwaarts gezonden had - wilde hij de Bandoengse hoogvlakte tijdig verlaten, dan moest hij haast maken) gelastte hij de staf van zijn divisie, in de auto's en vrachtauto's te stappen en naar Soekaboemi te gaan. 's Middags was gebleken dat een aantal inheemse chauffeurs en inheemse minderen gedrost was en dat er officieren waren die een kennelijke tegenzin om te vertrekken aan de dag legden - sommigen hunner vroegen of de generaal wel het recht had, zijn ondergeschikten te verplichten tot deelneming aan een guerrilla. Schilling wees hen op de instructies van de regering maar dat had onvoldoend effect: niet ver van Bandoeng bleek hem dat de bemanningen van zijn pantserauto's weigerden verder te rijden. Zij hadden gehoord, werd hem gezegd, dat Bandoeng zou capituleren en gingen nu .,.p liever naar hun gezinnen om deze te beschermen. De pantserauto's reden met verlof van Schilling naar Bandoeng terug, hijzelf ging verder, zich overigens wel afvragend wat er nog restte van het moreel van de troepen waarmee hij Soekaboemi hoopte te bereiken, want die troepen hadden een gebied verlaten waar het daags tevoren en sterker nog op die zaterdag tot duidelijke ontbindingsverschijnselen was gekomen: ieder wist dat een groot deel van de inheemse Knil-militairen, vooral de Javanen onder hen, er vandoor was gegaan - anderen, die niet de hoogvlakte moesten verlaten, hadden hun wapens weggeworpen of er ten teken van overgave witte lappen aan vastgemaakt. Zondagochtend had Schilling met zijn staf nog maar een derde van de weg naar Soekaboemi afgelegd. Hij had de Blackforce niet kunnen bereiken (die was immers, zonder dat hij daar iets van wist, naar de streek van Garoet gereden) - had het wel zin om verder te gaan? Een uur lang overlegde hij met zijn staf. Hij kreeg te horen dat men een van zijn bataljons nog in het geheel niet had kunnen bereiken, dat de meesten van zijn militairen sinds zondag en allen sinds woensdag (de dag waarop 106

1067 [PDF]

de verplaatsing naar de Bandoengse hoogvlakte was begonnen) onafgebroken in touw waren geweest, dat zij te weinig voedsel hadden gekregen, dat zij herhaaldelijk door de Japanners waren gebombardeerd en dat hun stemming gedrukt was - zelf wist hij al dat men een groot deel van de voorraden die voor een guerrilla nodig waren, niet had kunnen vervoeren. Hij kwam tot de conclusie dat hij zijn guerrillaplan moest opgeven en deed om ca. elf uur het Algemeen Hoofdkwartier radiografisch weten dat ook hij besloten had te capituleren. Hij overwoog nog of het zin had dat hij de meest geharden van zijn beroepsmilitairen, in totaal misschien achthonderd man, bevel gaf om in groepen van vijftig tot honderd man tot de guerrilla over te gaan, maar ook daarzag hij van af; 'alleen van een guerrilla, uitgaande van de [inheemse] bevolking zelf, bereid zijnde de lasten daarvan te dragen, was', schreefhij in zijn verslag, 'in dit opzicht baat te verwachten; de bereidheid daartoe was niet aanwezig.'!

XCGeen guerrilla dus door grotere eenheden, maar Schilling deed weten dat allen die tot de guerrilla bereid waren, zich tot hem konden wenden en steun van hem zouden ontvangen. Dat deden toen drie officieren: een kapitein van de Generale Staf (met zijn chauffeur en zijn oppasser), een kapitein van de infanterie en een luitenant van de cavalerie, alsmede één onderofficier: dezelfde sergeant van de Bataviase Stadswacht die zich al in Bandoeng voor de guerrilla had gemeld - van de vijf die in Bandoeng als vrijwilliger naar voren waren gekomen, was hij de enige die aan zijn voornemen vasthield.

XCZondagmorgen om acht uur maakte generaal ter Poorten, zóals al in hoofdstukvermeld, de gedeeltelijke capitulatie in een radiotoespraak bekend; hij zei dat het Knil had opgehouden als eenheid te bestaan en dat elders op Java en in de Buitengewesten de strijd zou worden voortgezet. Het was een toespraak die in de kringen van de Nederlanders en Indische Nederlanders, van wie de meesten niet bevroed hadden dat de nederlaag zó spoedig zou komen, diepe verslagenheid wekte."

I I W. Schilling: 'Verslag operatiën', p. 58. 2 Eén opperofficier die wist dat de capitulatie op handen was, generaal-majoor H. L. Maurer, inspecteur der artillerie, pleegde zelfmoord in de nacht van zaterdag op zondag. Wat de buitenstaanders' betreft, dient men in het oog te houden dat de communiqués van het Algemeen Hoofdkwar

1068 [PDF]
DE ALGEMENE CAPITULATIE

XCWat er verder op die zondag geschiedde, willen wij niet in bijzonderheden herhalen - wij herinneren er slechts aan dat generaal Imamoera de gedeeltelijke capitulatie afwees; dat hij deed weten dat van Starkenborgh en ter Poorten zich bij hem moesten vervoegen en dat, als zij dat niet deden, Bandoeng zou worden gebombardeerd; dat ter P.oorten er zeker van was dat Imamoera de algemene capitulatie zou eisen en dat van Starkenborgh weigerde daarvan uit te gaan als van een vaststaand feit; dat 's middags in Kalidjati bleek dat Imamoera inderdaad een algemene capitulatie eiste; dat de zaken daar zo liepen dat niet van Starkenborgh, die trouwens geen opperbevelhebber meer was, maar ter Poorten de Japanse eis inwilligde - een besluit waar van Starkenborgh begrip voor had, zij het dat hij het betreurde dat ter Poorten zich volledig als verslagene had gedragen; dat ter Poorten maandagochtend in pers en radio de algemene capitulatie liet bekendmaken en dat hij die dag alle commandanten van het Knil en van de marine (ja ook van de marine, want schout-bij-nacht van Staveren was vrijdag naar de Wijnkoopsbaai gereden en had zijn marine-opperbevel aan niemand overgedragen) deed weten dat ook zij de strijd moesten staken, en, tenslotte, dat de Japanners in de loop van die maandag Bandoeng binnentrokken.

XCDe Britse, Australische en Amerikaanse militairen die zich tussen Garoet en de zuidkust bevonden, vielen niet onder de algemene capitulatie van het Knil - zij waren tijdens de besprekingen in Kalidjati zelfs met geen

tier van zondag I maart, de dag van de Japanse landingen, af een veel te gunstig beeld van de situatie gegeven, althans gesuggereerd hadden. Het communiqué had op zondag, gelijk al vermeld, gesproken van 'krachtige tegenstand op alle drie invalspun ten', op maandag van 'een uitmuntende offensieve geest' der Knil-troepen, op dinsdag van hun 'grote hardnekkigheid en offensieve geest' en op woensdag van 'heldhaftig en moedig verzet van onze troepen'. Van de op donderdag, vrijdag en zaterdag uitgegeven communiqués kennen wij de tekst niet, maar wij weten wel dat het communiqué van zaterdag, aldus de als radio-omroeper bij de Generale Staf gemo biliseerde cabaretier Wim Kan, 'onder eindeloze discussies' werd geformuleerd. Er kwam in te staan: 'De toestand is ernstig, doch niet hopeloos.' 'Ik was er bij', schreef Kan, 'toen de tekst werd opgesteld en hoorde iemand, die zich met hand en tand tegen deze misleidende woordkeuze verzette, opmerken: 'Zet dan liever: de toestand is hopeloos, doch niet ernstig!" (Wim Kan en Corry V.onk: (1963), p. 19)

1069 [PDF]
INEENSTORTING

woord genoemd. De Japanners vielen hen niet aan; het kan zijn dat zij niet eens wisten waar de Blackjorce was.

XCBlackburn kwam opnieuw in contact met Sitwell - nu vernam hij dat diens hoofdkwart.ie~. het radiobericht naar Australië niet had kunnen verzenden. Er zou dus geen hulp komen. Hij bevond zich met zijn Blackjorce in een onbekend gebied en zou, als het tot strijd kwam, de wegen moeten verlaten om zich in de bergen terug te trekken waar zijn troepen geen bescherming zouden kunnen vinden tegen de zware regens van de natte moesson. Medische voorraden ontbraken. In die omstandigheden achtte hij voortzetting van de strijd zinloos; daaromtrent zond hij een bericht naar Bandoeng. Op donderdag 12 maart haalde hem een auto op die .hern naar Bandoeng bracht waar hij in het hoofdkwartier van de Sjoji-brigade samen met Sitwell, Maltby en een Amerikaanse kolonel de overeenkomst tekende die de onvoorwaardelijke overgave van alle Australische, Britse en Amerikaanse militairen inhield.'

XCDatwas het einde van de geregelde strijd op West-Java.

XCWij komen nu tot de gevechten op Midden- en Oost-Java.

XCDe Japanse strijdmacht die in de nacht van zaterdag 28 februari op zondag 1 maart bij Rembang werd ontscheept (zie kaart XVII op de pag.'s I002-1003), bestond uit de 48ste infanterie-divisie die in eerste instantie naar Soerabaja en de Sakagoetsji-brigade die naar Tjilatjap moest oprukken. Die brigade was het die te maken kreeg met de eenheden van de door generaal-majoor P. A. Cox gecommandeerde 4de 'divisie'. Daar was niet veel meer van, over. Krachtens het op 23 februari in Bandoeng besproken besluit, de verdediging van Java te concentreren op die van West-Java, had generaal Cox, zoals wij eerder in dit hoofdstuk vermeldden, het gehele 4de regiment infanterie moeten afstaan (en bovendien bijna al zijn transportmiddelerr en zijn enige afdeling bergartillerie); nadien had hij voor de verdediging van een gebied dat tweemaal zo groot is als Nederland, nog slechts de beschikking over twee eskadrons cava

I Aan deze capitulatie onttrok zich een groep van ruim vijftig militairen: hoofdzake lijk grondpersoneel van de' en 'enkele Australiërs. Deze groep bereikte het bij Tjilatjap liggende eiland Kembangan en werd daar in april '42 door een Amerikaanse onderzeeboot opgehaald.

1070 [PDF]
DE STRIJD OP MIDDEN-JAVA

lerie, enkele afdelingen Landstorm (oudere reservisten dus), een aantal Stadswachten en de Groep-Zuid; deze laatste, gecommandeerd door kolonel P. Scholten, bestond uit ruim twee infanterie-bataljons (waarvan één na de val van Kalidjati naar Bandoeng werd verplaatst), een aantal inheemse kort-verband-militairen en de twee aloude inheemse hulpkorpsen in de Vorstendommen van Midden-Java: het Legioen van de Mangkoenegara en het Legioen van de Pakoe-Alam. Die twee legioenen zouden overigens in Djokjakarta en Soerakarta niet behoeven te vechten, want het Algemeen Hoofdkwartier had generaal Cox opgedragen, die twee steden alsmede Magelang en Semarang niet te verdedigen.

XCGeneraal Cox kon enkele belangrijke opdrachten.doen uitvoeren: de aardolie-installaties van. Tj epoe werden, zoals al vermeld, op zondag I maart vernield; hetzelfde geschiedde met de haveninstallaties van Semarang (nogal chaotisch, zoals bleek), Pekalongan en Tegal. Nadien restte de Knil-eenheden niet veel anders dan terugtrekken - een terugtocht die moeilijk was doordat talrijke wegen versperd waren door inheemse vluchtelingen die aan het oorlogsgeweld trachtten te ontkomen. Door de cavalerie-eskadrons werd die terugtocht bekwaam uitgevoerd: op verscheidene plaatsen brachten zij de Sakagoetsji-brigade gevoelige verliezen toe.

XCTjilatjap werd op vrijdagavond 6 maart door de Groep-Zuid ontruimd maar dat betekende niet dat de Sakagoetsji-brigade er kon binnenrukken: niet ver beoosten Tjilatjap komt een noord-zuid stromende rivier in de Indische Oceaan uit en achter die rivier gingen de Knil-troepen, voor zover nog aanwezig (ook hier waren vele inheemse militairen gedeserteerd), in stelling. Nadat zij enkele Japanse pogingen om de rivier over te steken hadden afgeslagen, moesten zij toch zaterdagavond die stelling ontruimen; zij vielen in goede orde westwaarts terug en zetten op zondag hun verzet voort.

XCMaandagochtend vernamen Cox en Scholten door de radio dat de algemene capitulatie van het Knil een feit WaS. Cox deed vervolgens aan de commandant van de voorhoede van de Sakagoetsji-brigade weten dat ook hij besloten had, zich met zijn troepen over te geven. Die capitulatie werd geregeld in de pendoppo' van een assistent-wedono, waar een lange tafel was geplaatst met daaromheen een Japanse kolonel, zes andere Japanse officieren, Cox, Scholten, enkele andere Knil-officieren en een Japanse tolk die het Maleis meester was. 'Rondom ons', aldus later Scholten,

XC, De overdekte openlucht-ontvangstruimte. 10 7

1071 [PDF]
INEENSTORTING

'bevond zich drie rijen dik een veertigtal Japanse subalterne officieren met een samoerai-zwaard tussen de knieën geklemd, die met strakke, onbewogen gezichten voor zich uit staarden ... Toen mijn linkerbuurman zei: 'Wat een rotsmoelen bij elkaar', maande ik hem tot voorzichtigheid aan."

XCDe Japanse kolonel had zoveel waardering voor het verzet dat de paar eenheden van generaal Cox, de moeilijke omstandigheden ten spijt, hadden geboden, dat hij goedvond dat de Knil-officieren hun wapens behielden.

XCVan de landingsplaats bij Rembang vorderde de Japanse 48ste infanteriedivisie niet snel in de richting van Soerabaja; zij had veel last van het feit dat talrijke bruggen tijdig vernield waren. Generaal-majoor G. A. lIgen, commandant van de 6de 'divisie', had besloten, pas tegen de Japanners te ageren als zij geland waren; hij beschikte daartoe hoofdzakelijk over één regiment infanterie: het 6de, dat drie infanterie-bataljons telde, en over een groep van vierhonderd mariniers. Door die mariniers en een deel van het regiment infanterie liet hij een stoot uitvoeren in de richting van Ngawi (zie kaart XVII op de pag.'s 1002-1003)2 maar die haalde weinig uit; mede doordat er geen luchtverkenning was, had lIgen er geen idee van waar de Japanners zaten - de mariniers en de infanteristen werden weer teruggetrokken naar Soerabaja waar intussen de eerder beschreven vernielingen in volle gang waren.

XCToen het vernielingsprogram vrijwel afgewerkt was, besloot generaal lIgen zich met het gros van zijn troepen in de richting van Java's oosthoek terug te trekken, waar in het binnenland enkele depots voor de guerrilla waren ingericht - hij vreesde dat hem, bleef hij langer in Soerabaja, de weg naar dat guerrillagebied zou worden afgesneden. In Soerabaja, waar een groot deel van de inheemse politie er vandoor was gegaan, liet hij de Stadswacht achter alsmede een groep van een zevenhonderd cadetten10 7

, P. Scholten: p. 62. 2 In Ngawi verschenen de Japanners op 5 maart. De daar nog aanwezige 'NSB'ers' kregen van hen opdracht, de militaire bewakers van het fort-van den Bosch te interneren en de controleur van Ngawi in een strafcel op te sluiten. Er werd uit die 'NSB'ers' een korps gevormd dat in de betrokken streek tegen plunderaars optrad.

1072 [PDF]
DE STRIJD OP OOST-JAVA

en reservisten van de kust- en luchtdoelartillerie, allen onder bevel van de artilleriecommandant van Soerabaja, kolonel P. H. T. van der Steen, zelf trok hij op donderdag 5 maart met het gros van zijn troepen, voorzover nog bijeen (vele inheemse Knil-mannen waren gedeserteerd), zuidwaarts. Daarbij werd slag geleverd tegen uit het westen naderende Japanners; toen dezen tanks inzetten tegen de Knil-troepen, die ook al herhaaldelijk waren gebombardeerd, brak paniek uit - het was dan ook in wanorde dat een deel van de eenheden in de richting van Djember trok, een ander deel, waarbij zich generaal I1gen met zijn staf bevond, in die van Malang. Niet ver van beide plaatsen lagen de depots die voor de guerrilla waren ingericht.

XCOp zondag 8 maart hoorde I1gen de radiomededeling dat het Knil niet langer als eenheid bestond en dat hij met zijn troepen de strijd moest voortzetten; hij gaf opdracht, tot de guerrilla over te gaan. Die opdracht handhaafde hij, toen hij maandagochtend Radio Bandoeng hoorde omroepen dat het Knil als geheel had gecapituleerd, maar toen hij later in de ochtend het telegram van ter Poorten ontving waarin deze berichtte dat hij zijn mededeling van donderdag dat elk door hem te geven capitulatiebevel genegeerd moest worden, had ingetrokken, besloot ook I1gen zich over te geven; hij deed dat in Malang. Apart gaf zich nog de groep van kolonel van der Steen over die, slechts de Stadswacht in Soerabaja achterlatend (de Japanners, wier tankaanval op vrijdag afgeslagen was, trokken er zondag binnen), naar Madoera was overgestoken. Daar bleek dat het inheemse hulpcorps, het Korps Barisan, goeddeels verdwenen was - van der Steen zond het deel dat nog bijeen was, naar huis en stak op maandag 9 maart naar Soerabaja over om aan de Japanners te berichten dat ook hij zich met zijn gehele groep overgaf.

XCTen tijde van de capitulaties bevonden zich op Java enkele tienduizenden militairen: militairen van het Knil en voorts Britten, Australiërs en Amerikanen. De meesten waren in grotere eenheden bijeen, sommigen evenwel waren her en der verspreid in kleine groepen. Er zijn er onder die militairen geweest die getracht hebben, zich aan krijgsgevangenschap te onttrekken; bij elkaar deden dat vele honderden, maar, naar aangenomen wordt, minder dan duizend. Van wat zij op Middenen Oost-Java hebben ondernomen, weten wij niets, behoudens dan dat er aanwijzin

1073 [PDF]
INEENSTORTING

gen zijn dat zij allen in de loop van '42 of in '43 in Japanse handen zijn gevallen. Er zijn, voorzover bekend, geen overlevenden.

XCVan wat op West-Java is geschied, weten wij meer.

XCEerder vermeldden wij al dat op zaterdag 7 maart in Bandoeng door een groep militairen van het geniebataljon besloten werd in de bergen de strijd voort te zetten: ca. zestig man, onder wie één reserve-kapitein en één reserve-luitenant. De groep verliet zaterdagavond Bandoeng in de richting van Garoet in tien vrachtauto's die ook wapens en levensmiddelen vervoerden. Naar Garoet onderweg, kreeg zij zondag geen medewerking van de Knil-eenheden die zij passeerde. Zij liet Garoet rechts liggen en reed verder in de richting van Tjilatjap maar voordat deze plaats was bereikt, stuitte zij zondagavond op de achterhoede van de Knil-troepen van generaal Cox die de avond tevoren hun stelling achter de rivier beoosten Tjilatjap hadden verlaten en zich westwaarts hadden teruggetrokken. Er was geen doorkomen aan. De kapitein, die de vrijwilligers van het geniebataljon leidde, kreeg te horen dat de Japanners Garoet al naderden met hun tanks en dat hij beter zo spoedig mogelijk naar Bandoeng kon terugkeren om dan te beslissen wat hij wilde doen. De groep reed naar Bandoeng, kwam onderweg geen Japanner tegen (de verstrekte inlichtingen waren dus onjuist geweest, 'hetgeen', aldus later een der militairen, 'verraad van onze eigen mensen werd genoemd'l) en bleek, toen zij maandagmorgen gedeprimeerd weer in Bandoeng aankwam, onder de capitulatiebepalingen te vallen; zij vervoegde zich in het grote kazernecomplex van het Knil te Tjimahi, even ten westen van Bandoeng, waar talrijke krijgsgevangenen van het Knil door de Japanners bijeengebracht werden.

XCLanger bleven de Australische pioniers in vrijheid die zich op zaterdag 7 maart, toen de Blackforce naar het gebied bezuiden Garoet trok, niet ver van Soekaboemi bevonden. Er waren van hun compagnie nog bijna zeventig man bijeen die, na al enkele Japanse patrouilles ontweken te hebben, op IQ maart hoorden dat het Knil had gecapituleerd. De kapitein die de compagnie commandeerde, besloot toen met zijn mannen naar de Wijnkoopsbaai te trekken waar hij een schip hoopte te vinden; hij deelde zijn pioniers in kleine groepen in, aan wie hij kaarten en kompassen uitreikte, en , zei dat elke groep op eigen gelegenheid naar de Wijnkoopsbaai moest gaan. Een dag of drie later waren allen daar bijeen en zowaar: er lag een schip, nl. de kleine KPM'er 'Siberg' waarvan wij eerder verhaalden dat de inheemse bemanning er vandoor was gegaan

XC1 Th. Jans: 'Verslag' (lokt. 1946), p. 5 (IC, 2 806).

1074 [PDF]
POGINGEN TOT EEN GUERRILLA

en dat de gezagvoerder daardoor op vrijdag 6 maart niet samen met de 'Poelau Bras' had kunnen uitvaren (het schip waarmee o.m. schout-bijnacht van Staveren was vertrokken en dat zaterdag door de Japanners tot zinken was gebracht). De Australische kapitein kreeg van de gezagvoerder van de 'Siberg' te horen dat hij wel voldoende olie aan boord had maar dat hij voor de bediening van de motor drie scheepsmachinisten nodig had. Die bleken niet te vinden. Aan de Wijnkoopsbaai kregen de Australiërs alle mogelijke hulp van het Knil-detachement dat er zich bevond en dat nog geen Japanner onder ogen had gekregen. Op 15 maart nu hoorden deze Australiërs dat zich in de bergen bezuiden de weg van Soekaboemi naar de Wijnkoopsbaai Engelse officieren bevonden. Een sergeant van het Knil bracht de Australische kapitein en een Australische luitenant naar een plaats waar een goudmijn was en waar de Australische pioniers in de barakken der inheemse arbeiders zouden kunnen worden ondergebracht. Terwijl die pioniers met vrachtauto's van het Knil werden opgehaald, leidde een Zwitserse employé van de mijnbouwmaatschappij de twee Australiërs naar een Zwitserse geoloog, Paul Vogt, die dieper in de bergen een uitwijkkamp had ingericht voor de gezinnen van de inheemse mijnemployé's. Naar dat kamp kwam een van de officieren toe van wier aanwezigheid de Australiërs hadden gehoord: het bleek een officier van de Britse Intelligence te zijn, de Zuidafrikaan Lieutenant Colonel Laurens van der Post.

XCVan der Post, die in '40-'41 in Noordoost-Afrika allerlei operaties tegen de Italianen had ondernomen, was ca. 20 februari op Java aangekomen. Zijn opdracht was toen, Britse militairen die op Malakka waren achtergebleven, te helpen naar Sumatra te ontkomen. Die opdracht bleek onuitvoerbaar. Vervolgens kreeg hij als taak, aan Java's zuidkust een plaats te vinden van waaruit Wavell met een snel schip zou kunnen vertrekken - hij vond plaats èn schip maar geen van beide werd gebruikt, want er kon aan Wavell een vliegtuig ter beschikking worden gesteld. Vervolgens werd hem opgedragen, na een eventuele capitulatie op Java Britse en Australische militairen die van het eiland wilden ontsnappen, bijeen te brengen met het oog op hun mogelijke evacuatie. Het was toen Lovink die hem in. Batavia zei dat de betrokkenen eerst tot de guerrilla moesten overgaan. Voor die guerrilla koos van der Post Java's zuidwesthoek uit: een gebied met weinig wegen, dat zich, meende hij, goed voor de guerrilla leende. Hij ging voorbereidingen treffen in Soekaboemi en toen hij die plaats, na het bericht van de capitulatie van het Knil vernomen te hebben, verliet, had hij een zender bij zich - het derde nl. van de drie moderne apparaten, hetwelk, gelijk eerder vermeld, voor Noord-Sumatra

1075 [PDF]
INEENSTORTING

bestemd was maar dat men niet meer daarheen had kunnen brengen. Met een kleine groep Britse militairen, onder wie enkele officieren, trok van der Post de bergen in (Knil-militairen die van zijn voornemen wisten, weigerden mee te gaan maar stonden wel wapens en munitie aan hem af) - hij was het die met hulp van de Zwitser Vogt een kamp kon inrichten bezuiden de eerder bedoelde goudmijn. Bij hem voegden zich dus de bijna zeventig Australiërs die op hun beurt van het Knil-detachement aan de Wijnkoopsbaai wapens en munitie meegekregen hadden. Eind maart had hij, schreef hij later, 'nearly one hundred man' bijeen, 'mostly Australian stragglers.' 1 De positie van deze groep was van meet af aan moeilijk. Wat van der Post aan wapens, munitie en levensmiddelen bezat, was voor een enigszins langdurige strijd onvoldoende. Hoogst teleurstellend was voorts dat hij met zijn zender geen contact kon krijgen met het Britse hoofdkwartier op Ceylon, en hinderlijk was dat zijn groep een ernstig tekort had aan geneesmiddelen - velen gingen lijden aan allerlei tropische ziekten die niet of niet voldoende bestreden konden worden.

XCSpoedig trachtten Japanse patrouilles de groep van van der Post uit te schakelen. Dat leidde tot schermutselingen waarbij de Japanners verliezen leden - de groep wist steeds uit te wijken. Op 20 april evenwelliepen van der Post en ca. twintig andere guerrillastrijders de Japanners in de armen - wellicht zouden zij ter plaatse zijn neergeschoten als niet van der Post, die in het midden van de jaren '20 aan boord van een Japans schip naar Japan was gereisd waar hij geruime tijd had vertoefd, de Japanners in verwarring had gebracht door hen tot hun verrassing in het Japans aan te spreken. Dat hij was uitgeschakeld, was een zware klap voor de nog in vrijheid zijnde guerrillastrijders. Zij verdeelden zich in groepjes die zich overdag in de bergen schuilhielden en soms des nachts, vooral ook op zoek naar voedsel, naar de dessa's afdaalden. Omstreeks I mei zag de Australische kapitein geen gat meer in voortzetting van de strijd: hij trok met een.Australische luitenant en twee lagere Australische militairen naar de zuidkust, in de hoop daar alsnog scheepsgelegenheid te vinden - de vier zijn spoorloos verdwenen. De resterende Australiërs en Britten vielen de een na de ander in Japanse handen, als laatsten op 2 augustus één Australische luitenant en twee Australische soldaten. Ook de Zwitser Vogt werd gearresteerd - hij werd door een Japanse rechtbank tot een lange gevangenisstraf veroordeeld.

XCt L. van der Post: 'The story of no. 43 Special Mission'

1076 [PDF]
JAPANSE OORLOGSMISDADEN OP JAVA

XCVan de guerrillastrijders werd een deel, onder wie van der Post, als krijgsgevangene behandeld, maar anderen werden door de Japanners van het leven beroofd, waarbij dezen gebruik maakten van een wijze van executie die zij vermoedelijk uit China hadden geïmporteerd: de betrokkenen werden of man voor man of met twee tegelijk in manden van gevlochten bamboe gestopt, die manden werden op vrachtauto's meestal hetzij naar Priok, hetzij naar Soerabaja gereden en daar werden zij aan boord van schepen gebracht van waaraf zij buitengaats in zee werden geworpen. Dit is bij Priok in juni '42 geschied met meer dan honderd, wellicht ca. honderdvijftig Australische krijgsgevangenen (van wie dus slechts een deel tot van der Posts groep had behoord) I, bij Soerabaja op verschillende tijdstippen in '42 en in de eerste helft van '43 met vele honderden krijgsgevangenen: Australiërs, Nederlanders, Indische Nederlanders en Ambonnezen. Dergelijke massale verdrinkingen hebben ook wel plaats gevonden van havens op Midden-Java uit, zoals Cheribon en Tegal. Precieze cijfers heeft men na de oorlog niet kunnen bijeenbrengen - evenmin heeft men toen kunnen vaststellen, wie aan Japanse zijde voor deze oorlogsmisdaden verantwoordelijk zijn geweest.

XCTen aanzien van andere Japanse oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid, op Java tijdens de invasie begaan, is na de oorlog wèl voldoende duidelijkheid verkregen; wij merken daarbij op dat generaal Imamoera zijn troepen uitdrukkelijk had geïnstrueerd, zich van wreedheden te onthouden.

XCOp het vliegveld Kalidjati werden tijdens de verovering, op zondag I maart dus, door de voorhoede van de Sjoji-brigade omstreeks zestig Britse militairen, hoofdzakelijk grondpersoneel van de RAF, onthoofd, met bajonetsteken gedood of met machinegeweren neergeschoten en in het hospitaal te Soebang werden op die dag of enkele dagen later ca. twintig gewonde Britse militairen vermoord. Dan werden de twee-enzeventig Knil-militairen die, gelijk eerder vermeld, op vrijdag 6 maart aan de Lembangse zijde van de Tjiater-pas door de hoofdmacht van de Sjoji-brigade krijgsgevangen waren gemaakt, enkele uren na hun gevangenneming naar een open plek in een bos gevoerd, daar met hun10

1 Eén Australische bron vermeldt dat de Japanners van de naar Priok overgebrachte groep dertig man in hun manden op de kade hebben laten staan tot zij van dorst en uitputting bezweken waren.

1077 [PDF]
INEENSTORTING

beenwindsels in groepen van drie aan elkaar gebonden en vervolgens gemitrailleerd, waarna diegenen die nog lagen te kreunen, met bajonetsteken werden afgemaakt. Aan sommige lijken werden door de Japanners de ogen uitgestoken, aan andere werd het hoofd afgeslagen. Toen de Japanners verdwenen waren, wisten twee Knil-soldaten, hoewel gewond, weg te kruipen: zij bereikten na enkele dagen weer de weg naar Lembang en Bandoeng, werden daar opgepikt door een Japanse vrachtauto en konden-de Knil-autoriteiten in Tjimahi vertellen wat er gebeurd was; dezen kregen vervolgens verlof, de vermoorden te begraven.

XCSamengebonden en gemitrailleerd zijn. voorts op Midden-Java door militairen van de Sakagoetsji-brigade vijf-en-veertig krijgsgevangenen van het Knil en niet ver van Soerabaja door militairen van de 48ste Japanse infanterie-divisie acht mariniers.

XCWat de represailles tegen bestuursambtenaren betreft, vermelden wij dat in Bodjonegoro, d.w.z. op de weg van Rembang naar Soerabaja (zie kaart XVII op de pag.'s I002-I003), de resident, de assistent-resident en de secretaris van de residentie doodgeschoten werden, naar wij aannemen wegens het feit dat de nabijgelegen bruggen waren vernield, zulks tot ergernis van de Japanse 48ste infanterie-divisie. Andere militairen van deze divisie onthoofdden op donderdag 5 maart in BIora, even ten zuiden van Rembang (niet ver daarvandaan lagen de vernielde aardolie-installaties van Tjepoe), de controleur van de Gouvernementspandhuisdienst, verkrachtten in de daarop volgende nacht twee Ambonnese meisjes, schoten op vrijdag de assistent-resident, de directeur van het zendingsziekenhuis, een gevangeniscipier en een hotelhouder dood en hielden van zaterdag 7 maart af een achttal Europese vrouwen, onder wie de echtgenoten van de vermoorden, gevangen die zij herhaaldelijk verkrachtten. Na hun vrijlating deden de vrouwen hun beklag bij de plaatselijke Japanse commandant, hetgeen er toe leidde dat zij in aanwezigheid van die commandant opnieuw verkracht werden. Een week later kwam een hogere Japanse militair· aan de vrouwen zijn leedwezen betuigen - alles was, zei hij, één grote vergissing geweest.

XCGevallen van verkrachting van Europese vrouwen (wij beschikken niet over gegevens met betrekking tot de verkrachting van Chinese en inheemse vrouwen) zijn verder bekend uit de streek van Semarang (één vrouw was er, hoorde later een Nederlandse uit Semarang, 'verkracht door een groot aantal Jappen, terwijl in de aangrenzende karner de wachtende soldaten haar kinderen liefderijk volstopten met snoepgoed' ')

XCI G. Boissevain en L. van Empel: Vrouwenkamp opjava. Een dagboek (1981), p.

1078 [PDF]
JAPANSE OORLOGSMISDADEN OP JAVA

en uit Bandoeng. Daar werden kort na de aankomst der Japanse troepen acht verkrachte Europese vrouwen en meisjes in ziekenhuizen opgenomen en werd in een Nederlands gezin de enige dochter, een meisje van veertien, verkracht terwijl haar vader en moeder vastgebonden moesten toezien - dit gezin pleegde zelfmoord. Wat wij in het voorafgaande vermeldden, zijn vaststaande feiten maar wij veronderstellen dat zich meer wandaden hebben voorgedaan. Over gevallen van verkrachting wordt vaak gezwegen en doden spreken niet.

XCHoe reageerden de inheemsen op de komst der Japanners? Uit dit en het vorige hoofdstuk bleek dat onder de inheemse militairen van het Knil en onder de inheemse Vaubek-chauffeurs, hier en daar ook onder de inheemse politiemannen, veel desertie voorkwam en wij ver. meldden voorts al dat in Tandjong Priok, in Batavia, in Lembang en in Semarang door inheemsen werd geplunderd, dat in Batavia vele inheemsen daags na de intocht van de Japanners rood-witte vlaggetjes op hun fietsen deden of in de hand droegen, dat bij Rembang 'het aantal inlanders met de 'Rijzende Zon' op hun mouw''ontelbaar' was, dat generaal ter Poorten op donderdagavond 5 maart tegen Sitwell en Maltby zei, 'that guerrilla warfare would be impossible because of the great hostility of the Indonesians toward the Dutch', en dat hij zich in zijn naoorlogs rapport in gelijke geest uitte: er zou bij een guerrilla geen sprake zijn/van 'actieve medewerking van een positief-loyale en coöpererende bevolking' en 'bovendien kwamen er van verschillende streken bepaald alarmerende berichten betreffende de houding van de inheemse bevolking.' Wij willen eerst op het plunderen ingaan. Dit heeft zich in de dagen van strijd en vlak nadien op vrij grote schaal voorgedaan. De plunderingen en de andere uitbarstingen van geweld zijn enkele maanden later door een Indonesische arts, Slamet Soedibyo, in kaart gebracht en hij 'kwam daarbij', aldus de Nederlandse historicus F. Hüsken (auteur van een studie waarop wij aanstonds terugkomen),

XC'tot een nagenoeg perfecte correlatie tussen de plunderingen en de marsroutes van het Japanse leger ... : die gebieden die niet langs de aanvalswegen van Nippon lagen, bleven volgens hem grotendeels verschoond van rampok-partijen. De meeste meldingen kwamen uit West-Java ... en van de oostelijke helft van het

1079 [PDF]
INEENSTORTING

eiland ... Toch werden er ook plunderingen en brandstichtingen gemeld uit plaatsen aan de noordkust van Midden-Java, waar het Japanse leger zich pas geruime tijd na de capitulatie liet zien.' 1

XCWaren, zoals in Semarang, het BB-apparaat, de politie en de Stadswacht weggetrokken, dan werd het plunderen uiteraard in de hand gewerkt, a fortiori wanneer, zoals óók in Semarang geschiedde, alle gevangenen waren vrijgelaten. Bleven het BB-apparaat, de politie en de Stadswacht ter plaatse, dan waagde men het meestal niet tot plunderingen over te gaan. Voor de omvang maar tegelijk voor de beperktheid der plunderingen wordt een aanwijzing gegeven door het feit dat van de 380 Gouvernementspandhuizen op Java 43 geplunderd werden - 337 dus niet. Diegenen die die pandhuizen plunderden, eigenden zich daar hun eigen beleende goederen of die van andere inheemsen toe, maar elders waren het in de regel bezittingen van Europeanen en Chinezen die geroofd werden - ook werden op Java rondtrekkende Chinese geldschieters het slachtoffer van woeste aanvallen. Soms werden niet alleen door Europeanen maar ook door vermogende Chinezen en Arabieren haastig groepen gevormd die plunderaars op afstand hielden. Op enkele particuliere landerijen waar grote suikerplantages lagen, werden niet alleen de huizen van Europese administrateurs en employé's geplunderd maar werden ook die Europeanen, als zij niet tijdig hadden kunnen ontkomen, vermoord.

XCOmvangrijk waren de plunderingen vooral geweest in Tangerang bewesten Batavia, waar een groot deel van de inheemse bevolking te hoop gelopen was tegen de Europeanen - slechts door een vlucht naar Batavia hadden zij, nadat de Veldpolitie er vandoor was gegaan, het vege lijf kunnen redden; twee assistent-u;edono's waren doodgeslagen. 'Het was', aldus een Nederlander die korte tijd later Tangerang bezocht,

XC'of er een vlaag sprinkhanen overheen was gegaan. Alle huizen waren volkomen leeggestolen, de ramen en deuren waren zelfs meegenomen naar het binnenland. Chinese winkels waren geplunderd en vele Chinezen door de bevolking vermoord'

XChier trachtten de Chinezen (er woonde in Tangerang een naar verhouding grote Chinese bevolkingsgroep) korte tijd later gewapenderhand hun gestolen bezittingen terug te krijgen, waarna de Japanners, die al talrijkeHüsken: 'Islam en ruraalverzet tijdens de Japanseinval in Midden-Java in

1 F. 1942' (1983), p. 4·

1080 [PDF]
PLUNDERINGEN DOOR INHEEMSEN

plunderaars hadden terechtgesteld, bekend maakten dat iedereen die onrechtmatig verkregen goederen kwam inleveren, niet gestraft zou worden - de plunderaars smeten toen zoveel gestolen meubelen in de rivier dat de sluis bij Tangerang verstopt raakte.'

XCDe schrijfster Beb Vuyk zag op 10 maart, daags dus na het bericht van de algemene capitulatie van het Knil, hoe bij Soekaboemi een Chinese toko werd geplunderd door 'een duizendkoppige menigte' die er zich zwijgend heen begaf:

XC'De stroom ging door het huis, van voren naar binnen en van achter er weer uit, en sleurde de winkelleeg. Iedereen nam wat mee, blikjes en flessen, rijst en suiker die in hun slendangs werden gestort. Stil, donker en onafgebroken vloeiden de mensen het huis in. De Chinese eigenaar stond bij de deur met een klein kind op zijn arm. Niemand zei wat tegen hem en hij zei ook niets, geen verweer en geen protest, alsof het niet zijn dingen waren die zij meesleepten. De lagere planken waren alleeg. Een man klom op een krukje en reikte blikjes aan, die op de toonbank werden gezet en door anderen meegenomen. De Chinese vrouw zat op een stoel, ze was zwanger en hield haar handen OVt!T haar buik gevouwen. Twee kleine jongens stonden naast haar met verbaasde gezichtjes. Een oude man haakte de weegschaallos en een halfwas meisje nam de gewichten. Nu stond een andere man vlak voor de Chinese vrouw. Hij hield zijn schouders iets gebogen en de handen samengevouwen, zoals de beleefdheid eist. Hoewel ik niets kon verstaan, was ik zeker dat hij "Ma'af','Neemt u mij niet kwalijk', zei. Dadelijk daarop stond de vrouw op en ging iets terzijde. Hij nam de'stoel waarop zij gezeten had, en droeg die weg. Twee mannen lichtten de luiken uit hun scharnieren, twee anderen deden hetzelfde met de deur. De winkelruimte was nu vrijwel leeg. Er werd een ladder gebracht en tegen het dak gezet, onmiddellijk vormde zich een rij die de dakpannen begon door te geven.'?

XCAggressiever ging het toe in Soerakarta waar, toen de gouverneur donderdagochtend gevangen was genomen, grote menigten inheemsen door de straten snelden op zoek naar buit. De Europeanen vluchtten hun huizen uit, vaak door rovers achtervolgd - de meesten namen de wijk naar de achtergalerij en de tuin van het gouverneurshuis. Er kwamen hier ca. veertienhonderd Europeanen bijeen. Dreigend omsingelden Javanen 's nachts het pand, maar zij werden door de Japanners verdreven. Alle verlaten huizen waren inmiddels grondig geplunderd.

1 C. van der Grift: p. 35. 2 Beb Vuyk: 'Uit een Indisch dagboek' in (1962), p. 248.

1081 [PDF]
INEENSTORTING

XCIn Djokjakarta werd minder geplunderd, zij het dat hier de sociëteit, een rijwielhandel en twee woningen van Europeanen werden leeggeroofd. Daags na de komst der Japanners werd evenwel de situatie zo kritiek dat de in de stad aanwezige Europeanen zich allen in het huis van de assistent-resident verzamelden. Vele duizenden inheemsen stonden er dreigend omheen; men vreesde een massale aanval- deze werd slechts voorkomen doordat de gouverneur in een gesprek met de Japanse bevelhebber had bereikt dat de gewapende Stadswacht de ingeslotenen mocht ontzetten.

XCAan hoeveel inheemsen de plunderingen het leven hebben gekost, is niet bekend - niet alleen door de Japanners maar ook wel door de N ederlanders werden diegenen die op heterdaad betrapt waren, ter plekke doodgeschoten. Eén geval is ons bekend waar uit een groep van drie-entwintig overdag gearresteerde plunderaars de negen die, aldus een detachements-commandant van de Veldpolitie, als 'belhamels' beschouwd werden, 's avonds op last van de betrokken assistent-resident door een peleton mariniers gefusilleerd werden 1 dat geval speelde zich ten noordwesten van Soerabaja af.

XCHier en daar kwam het op Java bij het wegvallen van het Nederlandse gezag tot uitbarstingen van lslamietische extremisten. Zij deden zich vooral voor in het gebied ten noordoosten van Semarang waar de Japanners zich pas na twee weken vertoonden. Het begon hier, aldus Hüsken in zijn studie, op zondag I en maandag 2 maart met grootscheepse plunderingen die zich vooral tegen de Chinezen richtten. Daarbij speelden toen al fanatieke Islamieten een rol: enkele Chinese toko-houders werden gedwongen zich tot de Islam te bekeren, 'als teken waarvan ze ter plekke met botte messen besneden werden.' 2 Vervolgens vormde zich een Islamietische strijdbeweging die zich tegen de Javaanse Christenen keerde van wie verscheidenen werkzaam waren in kolonies, ziekenhuizen en klinieken die door de zending waren gesticht; gezegd werd daarbij dat een Nederlandse zendingsarts de waterputten in de inheemse dorpen

I R A. Peeters: Rapport (26 febr. 1947), p. 2 (ARA, Alg. Secretarie, Eerste zending, XXII, 45, p. 817). 2 F. Hüsken: 'Islam en ruraal verzet tijdens de Japanse inval in Midden-Java in 1942', p. 15·

1082 [PDF]
ISLAMIETISCHE EXTREMISTEN

zou hebben vergiftigd met doopwater. Het zendingsziekenhuis werd zondagavond 8 maart door een groep met geweren en kapmessen bewapende inheemsen bestormd en geplunderd, de aanwezige arts weid afgeranseld en drie ernstige patiënten die men niet tijdig in veiligheid had kunnen brengen: een Javaan en twee overlevenden van de Britse jager die in de avond van de Slag in de Javazee op een mijn was gelopen, werden in de put van het ziekenhuis geworpen en gestenigd; vervolgens werd het ziekenhuis in brand gestoken. Daags daarna werd een kolonie van leprozen aangevallen - de predikant die de patiënten niet in de steek had willen laten, werd met stenen gedood.

XCNadien werden enkele dorpen waar Javaanse Christenen woonden, aangevallen - de meeste inwoners vluchtten de bossen in. Nadat enkele leiders van deze dorpen meegedeeld hadden dat zij naar de Islam wilden overgaan, werd dat voorbeeld door anderen gevolgd die vervolgens gedwongen werden, eigenhandig hun kerken af te breken.

XCPas na ongeveer anderhalve week werd de orde met hulp van de regent hersteld, vooralook door de komst van twintig gewapende Stadswachten uit Semarang die met verlof van de Japanners hadden mogen ingrijpen. De leider van de Islarnietische strijdbeweging werd gevangengenomen en in een nabije gevangenis hetzij door de gevangenispolitie, hetzij door de Stadswachten doodgeschoten. Nadien werden nog door de Japanners enige loerah's (dorpshoofden), wier dessa's aan de opstand hadden meegedaan, ter plekke onthoofd en werden verscheidene kiaji's (dorpswetsgeleerden) gevangengenomen.

XCNiet ver van de streek nu, waar het tot die uitbarsting kwam, waren de bij Rembang gelande Japanners met blijdschap ontvangen door, aldus Hüsken, 'locale welkomst-comité's' die hen als 'bevrijders' begroetten.' De Stadswacht die ten noordoosten van Semarang ingreep, zag bij aankomst in Semarang dat aan alle inheemse gezinshoofden een Japans vlaggetje was verstrekt; 'dat. waaide', aldus de legerpredikant ds. J. C. Hamel,

XC'ook werkelijk van schier elk hutje of winkeltje. Wij zagen hoe het Indonesische personeel van het Bureau voor Openbare Werken zorgvuldig zijn barnboehoeden beschilderde in de nieuwe kleuren: wit-rood. Weliswaar was de houding van de Indonesische bevolking langs de weg Magelang-Semarang nog-niet uitgesproken anti-Europees, doch de mensen verkeerden wel in een feestroes."

XCI A.v., p. 14. 2 J. c.

1083 [PDF]
INEENSTORTING

XCIn Magelang was, schreef deze predikant, bij de intocht der Japanners (de voorhoede van de Sakagoetsji-brigade die naar Tjilatjap op weg was)

XC'de houding van een groot deel der Indonesische bevolking stuitend. Men juichte de indringers geestdriftig toe en in minder dan geen tijd verscheen een zee van Japanse vlaggetjes in de straten. Indonesiërs gingen daarop met de Japanners feestvieren,' I

XCOp zondagmiddag 8 maart '42 trok de Japanse 48ste infanterie-divisie met auto's, tanks en pantserwagens Soerabaja binnen, 'en met hen kwam', aldus een Nederlander in zijn dagboek,

XC'de 'Nieuwe Orde van Gemeenschappelijke Welvaart', toegejuicht door duizenden langs de weg opgestelde Indonesiërs. De burgerij gedroeg zich overigens vrij kalm. De politie, versterkt met hulppolitie en Stadswacht, had de orde kunnen handhaven'?

XCniet volledig overigens: een Nederlandse inspecteur van politie werd door een menigte inheemsen gedood.

XCIn de gehele streek ten zuidwesten van Soerabaja namen inheemsen een anti-Nederlandse houding aan. Een politiefunctionaris uit Soerabaja die met zijn gezin naar een onderneming in het binnenland wilde trekken waar hij hoopte veilig te zijn, gaf dat plan op. 'Op onze weg derwaarts hoorden wij', schreefhij eind '46,

XC'verschillende anti-Nederlandse uitlatingen der bevolking; o.a. hoorde ik haar zeggen dat de Inlanders thans geen medelijden moesten hebben met de blan da's, daar dezen de Indonesische bevolking gedurende veertig jaren als het ware hadden getiranniseerd en uitgezogen. De Indonesiërs zouden beter doen, de Japanners- te helpen de blanda's te vermoorden en zelfs geen een in leven te houden."

XCTot anti-Nederlandse demonstraties en tot vreugdebetoon naar aanleiding van de komst der Japanners kwam het, zo veronderstellen wij, ook in andere plaatsen dan die welke wij noemden. Anderzijds lijkt het ons dienstig, te herinneren aan wat Mochtar Loebis schreef over de intocht'van de eerste Japanse patrouille in Batavia, waar zich toen 'geen

XCI A.v., p. 30. 2 W. Ch. Donraadt: Dagboek (IC, 42), uittreksel, p. 6. 'A. van Leeuwen: Verslag, 7 nov. I946, p. 2 (ARA, Alg. Secretarie, Eerste zending, XXII, 45, p.

1084 [PDF]
DE INHEEMSEN EN DE KOMST DER JAPANNERS

erg grote menigte' verzameld had en 'de meeste mensen' (d.w.z. de meeste inheemsen) 'zeer aarzelend (waren) om deze onbekende Japanse soldaten te ontmoeten.' Waren er in een stad of streek tienduizenden van dergelijke aarzelaars maar duizenden die, al of niet op grond van de Djojobojo-voorspelling, de Japanners graag zagen komen, dan bleven die tienduizenden in hun dessa's of stads-kampongs en stelden de duizenden zich langs de wegen op om de Japanners te begroeten - dat gaf dan een uiterlijk beeld van gelijkgestemdheid, terwijl de reacties van de inheemse bevolking als geheel gedifferentieerd waren.

XCHoe dat alles zij, de Japanners werden door de wijze waarop zij door een deel van de inheemsen werden ontvangen, bepaald blij verrast. Imamoera zelf en de militairen van zijn j Sste en 4Sste infanterie-divisie hadden in China wel anders beleefd! Bij zijn tocht van de Bantambaai naar Batavia hoorde Imamoera, die maar weinig van Java wist', dat wegobstakels door inheernsen waren verwijderd en dat zijn troepen op veel plaatsen van inheemsen te drinken hadden gekregen. 'De inheemse mensen', tekende op maandag 2 maart een van de militairen van de Sjoji-brigade in zijn dagboek aan, 'begroetten ons, Japanners, vriendelijk.'?In een begin '44 samengesteld Japans rapport over het verzet op Java stond geschreven:

XC'De vreugde en de ovaties waarmee de inheemse bevolking over het algemeen de onweerstaanbare opmars van het keizerlijk leger begroette, overtroffen al onze verwachtingen - waarlijk, zij hielpen ons van ganser harte."

XCDe daadwerkelijke hulp is, menen wij, beperkt geweest. Men heeft, zoals al vermeld, de Japanse troepen soms te drinken (en ook wel te eten) gegeven en er zijn hier en daar ook inheemsen naar voren gekomen die als gids gingen fungeren, de Japanners hielpen plaatsen te vermijden waar zich Knil-eenheden bevonden en hen langs omwegen in de rug van die eenheden brachten .; hier was dus sprake van een zich spontaan aanbiedende Vijfde Colonne. De kleine Vijfde Colonne die tevoren gevormd was, vermoedelijk om sabotage te bedrijven, kwam niet in actie - daarvoor verliepen de gevechten te snel.

I Welke mate van contact hij heeft gehad met de enige Indonesische adviseur die zich bij hem bevond: mr. Soedjono, lid van de die in Tokio docent voor het Maleis was geweest aan de School voor Vreemde Talen, is onbekend. 2 'Dagboek van een Japans soldaat', p. 104 (RvO). 'Japans rapport over het verzet op Java (febr. 1944), p. 4 (IC, 2 164).

1085 [PDF]
INEENSTORTING

XCEén gebied was er in Indië waar een georganiseerde Vijfde Colonne wel degelijk op aanzienlijke schaal tot actie overging: Atjeh. Dat behoeft geen verbazing te wekken: men had zich daar een generatie tevoren veertig jaar lang gewapenderhand tegen de vestiging van het Nederlands koloniaal gezag verzet en nadien was het ook in de jaren '20 en het begin van de jaren '30 enkele malen tot geweldsuitbarstingen gekomen.

Noord- en Midden-Sumatra / De rest van de Grote Oost

XC

XCTwee Japanse legers moesten Sumatra veroveren: het Zestiende Zuid-, het Vijf-en-twintigste Midden- en Noord-Sumatra. Een deel van de tot het Zestiende Leger behorende j Sste infanterie-divisie maakte zich, zoals eerder bleek, midden februari met steun van parachutisten meester van Palembang en rukte vervolgens (zie part XV op pag. 857) naar Oosthaven en Benkoelen op - de actie tegen Midden- en Noord-Sumatra werd pas later ondernomen omdat het Vijf-en-twintigste Leger na de volledige verovering van Malakka en Singapore enige tijd nodig had om het oversteken van Straat Malakka voor te bereiden. Dit betekende niet dat Midden- en Noord-Sumatra injanuari en februari van oorlogshandelingen verschoond bleven: het gehele gebied lag binnen de actieradius van de Japanse luchtmacht die de vliegvelden op Malakka in gebruik was gaan nemen, en er werden dan ook in de genoemde maanden verscheidene malen doelen op en bij Midden- en Noord-Sumatra gebombardeerd. Wij herinneren er aan dat de 'Van Imhoff' op 19 januari niet ver van Nias tot zinken werd gebracht. Ruim een week .later werd de haven van Padang op twee opeenvolgende dagen, 27 en 28 januari, door de Japanners gebombardeerd - afweer was er nauwelijks (alleen de torpedobootjager 'Van Nes' die naar overlevenden van de 'Van Imhoff' -ramp op zoek had willen gaan en naar Padang was teruggekeerd, kon de Japanse toestellen beschieten), op één schip na dat zich goed gecamoufleerd had, werden alle in de haven liggende schepen getroffen, de haveninstallaties werden zwaar beschadigd en een deel van het inheemse havenpersoneel verdween en keerde niet terug. Pas na ongeveer een week mochten schepen Padang weer aandoen om er te bunkeren, maar alleen des nachts. Ook andere Middenen Noordsumatraanse havens werden in januari

1086 [PDF]
JAPANSE LUCHTAANVALLEN

gebombardeerd, o.m. (zie kaart XIX op blz. 1094) Belawan, de afvoerhaven van het gebied van Deli, en Sabang, de havenplaats die op een klein eiland voor de noordpunt van Atjeh ligt. In Sabang was vroeger een marinesteunpunt gevestigd geweest - de frequentie van de japanse luchtaanvallen (de plaats werd van midden januari af haast dagelijks aangevallen) leek er op te wijzen dat de japanners op verouderde spionage-gegevens afgingen; ook hier bleek het door het wegtrekken van inheemse havenarbeiders moeilijk, het havenbedrijf aan de gang te houden.

XCDat Midden- en Noord-Sumatra, gegeven hun uitgestrektheid en de weinige troepen die er waren, slechts korte tijd verdedigd zouden kunnen worden, was het gouvernement en het Algemeen Hoofdkwartier duidelijk - zodra bleek dat de japanners op Malakka snel vorderden, werden dan ook maatregelen genomen om te bereiken dat zij op economisch gebied van een verovering van Midden- en Noord-Sumatra zo weinig mogelijk profijt zouden trekken, Men ging niet tot vernieling van complete industriële installaties over maar nam in het kader van het algemene vernielingsbeleid dat slechts beperkte vernielingen beoogde, de voornaamste onderdelen van bepaalde machines weg, zo bij het in de Riouwarchipel gelegen bauxietbedrijf en bij de palmolie- en rubberbedrijven in het gebied van Deli; de aardolie-installaties in het sultanaat van Langkat werden op II februari vernield - vier dagen dus voordat het japanse Zestiende Leger zich meester maakte van de grote raffinaderijen bij Palembang, waarvan één grondig was vernield. Eind januari en begin februari werden voorts (wij wezen daar al op) veel vrouwen en kinderen van Europeanen naar java geëvacueerd.

XCDe vorming van een japanse Vijfde Colonne in Atjeh en elders op Sumatra is voortgevloeid uit een veel wijder japans plan - een plan dat niet betrekking had op Nederlands- maar op Brits-Indië. In de visie van de japanse machthebbers moest ook Brits-Indië uiteindelijk deel worden van de Oost-Aziatische Welvaartssfeer - het inopgestelde plan voor het Nanjo-offensief voorzag evenwel niet in een verovering van deze grootste Britse kolonie: japan had er de krachten niet voor. Operaties op Brits-Indisch gebied werden vooral afgewezen door de opperbevelhebber van de Nanjo-Iegergroep,

'41

1087 [PDF]
· INEENSTORTING

van de legerstaf in Tokio, generaal Soegijama - zij spraken zich dan ook beiden uit tegen de verwezenlijking van een project dat de uit Brits-Indië gevluchte, in Tokio woonachtige nationalist Ras Behari Bose' in de zomer van '41 aan de legerstaf had voorgelegd: een project om in het Nanjo-gebied, o.rn, met inschakeling van Brits-Indische militairen van het Indian Army en van er wonende Brits-Indische handelaren (op Malakka en in Singapore woonden een half miljoen Brits-Indiërs), een Brits-Indische onafhankelijkheidsbeweging te vormen. Dit project nu kreeg wèl de steun van minister-president Todjo - hij dreef door dat een officier van de legerstaf, majoor Iwaïtsji Foedjiwara, een kleine organisatie zou oprichten (de 'Foedjiwara'of 'F-organisatie') die zich in het Nanjo-gebied moeite zou gaan geven om de bedoelde onafhankelijkheidsbeweging van de grond te krijgen. Met een kleine staf van Japanse Intelligence-officieren en een aantal deskundigen in Brits-Indische aangelegenheden (dat waren hoofdzakelijk Japanse handelaren die in BritsIndië werkzaam waren geweest) vestigde majoor Foedjiwara zich in oktober '41 in Bangkok, de hoofdstad van Thailand - met die groep sloot hij zich op 9 december bij de Japanse troepen aan die in het uiterste zuiden van Thailand, bij Singora, waren geland. De F-organisatie gaf zich vervolgens moeite, op Malakka de desertie van Brits-Indische troepen te bevorderen en de nationalisten onder de Maleiers (bij de op Malakka wonende Chinezen had zij geen kans) op te zetten tegen de Engelsen.

XCHet was oorspronkelijk niet de taak van majoor Foedjiwara om zich met operaties in Atjeh bezig te houden - dat zijn F-organisatie daar toch bemoeienis mee kreeg, was gevolg van een door Atj ehers genomen initiatief. In havensteden aan de westkust van Malakka, recht tegenover Atjeh als het ware, woonden namelijk talrijke Atjehers: handelaren en vluchtelingen, onder die laatsten ook wel Islamietische geestelijken, oelama's, die niet anders verwachtten dan dat de Tweede Wereldoorlog er toe zou leiden dat met Japanse steun een einde kon worden gemaakt aan het Nederlands koloniaal bewind, en niet aan dat bewind alléén: ook de traditionele Atjehse hoofden die na de Atjeh-oorlogen het Nederlands gezag erkend hadden en wier rijkdom in scherpe tegenstelling stond tot de behoeftige omstandigheden waarin de meeste Atjehers leefden, moesten ten val worden gebracht - de Islam moest trlomferen over de adat! In de loop van de jaren '30 waren steeds meer Atjehers die dubbele

I Deze hebben wij eerder vermeld als een van de sprekers op een in september '40 in Tokio gehouden openbare vergadering ter ondersteuning van Kobajasji's econo mische missie naar Batavia.

1088 [PDF]
DE 'F-ORGANISATIE'

doelstelling gaan nastreven en uit een Islamietische schoolbeweging was in mei '39 een nieuwe groepering ontstaan, de Persatoean Oelama Seloeroeh Atjeh (de Vereniging van oelama's van Groot-Atjeh) oftewel de Poesa. Eerder nog dan door de -Nederlandse gezagdragers was die beweging door de traditionele volkshoofden als een groot gevaar beschouwd - zij wisten beter dan die Nederlanders wat in Atjeh was gaan broeien; zij hadden in '40 en '41 verscheidene voormannen van de Poesa genoopt, Atjeh te verlaten. De meest actieve en gezaghebbende van de oelama's die toen naar Malakka had moeten uitwijken, was een zekere Said Aboe Bakar, die uit Koetaradja afkomstig was.

XCDe Britse historicus Anthony Reid schrijft in zijn in '79 verschenen werk The Blood of the people. Revolution and the end of traditional rule in Northern Sumatra, dat Foedjiwara vermoedelijk nooit van Atjeh had gehoord toen hij op Malakka zuidwaarts trok en dat hij en andere Japanners volledig verrast werden door het enthousiasme en de vastberadenheid van de daar door hen aangetroffen Atjehers om tegen het Nederlandse bewind te gaan ageren, 'all the contacts took place at the initiative of Achinese, who developed what the japanese saw as a simple Fifth Column operation for intelligence and perhaps sabotage, into a full scale revolt.' I Said Aboe Bakar kwam eind december '41 of begin januari '42 in contact met majoor Foedjiwara, bracht in Koeala Loempoer (zie kaart XV op pag. 857) een groep Atjehers bijeen en maakte op 14 januari aldaar met Foedjiwara de afspraak dat die Atjehers naar Sumatra zouden oversteken teneinde er contact op te nemen met voormannen van de Poesa; dezen zouden dan andere Atjehers gaan recruteren die, zodra de Japanners zouden landen, een armband met een F zouden omdoen om vervolgens het opblazen van bruggen en in het algemeen vernielingen door het Knil te voorkomen, inheemse Knil-militairen tot desertie aan te zetten, valse geruchten te verspreiden en ook in andere opzichten de Japanners zoveel mogelijk hulp te verlenen. 'There was apparently', aldus Reid., 'no suggestion at this stage of an Achinese revolt against the Dutch,'? Foedjiwara ging op al die suggesties graag in (hij beloofde van zijn kant dat de Japanse luchtmacht Atjeh niet zou bombarderen), maar aangezien hij zich op de Brits-Indische zaak moest concentreren, droeg hij het toezicht op wat de Atjehers zouden ondernemen, aan een andere Japanner over, Sahei Masoeboetsji. Deze, die twintig jaar lang rubberplanter op Malakka was geweest (hij sprak vloeiend Maleis), in '38 naar Japan was teruggekeerd en met Foedjiwara's groep naar Bangkok was gegaan, had

XC1 Anth. Reid: The Blood of the People, p. 86. 2 A.v., p. 87.

1089 [PDF]
INEENSTORTING

er inmiddels zorg voor gedragen dat het Malakka'se radiostation, Radio Penarig, dagelijks in het Atjehs anti-Nederlandse propaganda ging uitzenden - de zender kreeg in Atjeh luisteraars die wat zij gehoord hadden, mondeling aan vele anderen doorgaven.

XCEnkele dagen na de bespreking van 14 januari brachten twee motorboten groepen organisatoren voor de F-organisatie naar Sumatra over, Aboe Bakar en zes Atjehers in de ene boot, in de andere een meer gemengde groep: Atjehers, Bataks en Minangkabauers. Beide groepen hadden wapens bij zich - die begroeven zij, toen zij op Sumatra landden. Zij wendden zich tot de Nederlandse autoriteiten, zeiden dat zij er met veel moeite in waren geslaagd aan de Japanners te ontkomen (er staken in die tijd ook bonafide vluchtelingen van Malakka over) en werden, omdat aan de juistheid van dat verhaal getwijfeld werd, opgesloten. Met een derde groep, allen Atjehers, die midden februari door Masoeboetsji werd uitgezonden, gebeurde hetzelfde. De 'leden van de drie groepen hielden evenwel zo hardnekkig aan hun voorstelling van zaken vast dat zij allen in de loop van februari werden vrijgelaten en in de gelegenheid gesteld, naar hun woonplaats te gaan. Aboe Bakar, op 13 februari weer op vrije voeten, trok onmiddellijk naar Noord-Atjeh, nl. (zie kaart XIX op pag. 1094) naar Seulimeum (een plaats die in het dal van de Atjehrivier ligt, ongeveer 40 km van de monding bij Koetaradja), nam er contact op met de plaatselijke Poesa-Ieiders en trof er een zo groot enthousiasme aan voor nieuwe acties, dat hij er vrijwelonverwijld opdracht toe gaf: nadat eerst in de nacht van 19 op 20 februari bij Seulimeum de telefoonlijn die Koetaradja met Medan verbond, was doorgesneden, werd in de nacht van 23 op 24 februari de spoorbaan naar Medan opgebroken en werden drie bruggen en tal van wegen versperd en telefoonen telegraaflijnen nu op vele plaatsen onklaar gemaakt; bovendien werd in Seulimeum de BB-controleur vermoord en werd de volgende ochtend de chef-exploitatie van de Staatsspoorwegen in Atjeh (er reden daar slechts tramstellen) gedood bij een treffen met gewapende leden van de F-organisatie.

XCDoordat deze eerste acties plaatsvonden op een moment waarop de Japanners nog niet in Atjeh waren geland, was de territoriale Knilcommandant van Atjeh en Sumatra's Oostkust, kolonel G. F. V. Gosenson, in staat ze te bedwingen.

XCGosenson was in '3Ó de genoemde functie gaan uitoefenen. Hij was, aldus later dr. A. J. Piekaar, die in '42 in Koetaradja secretaris was van de residentie Atjeh en Onderhorigheden alsmede agent van de Javase Bank,

XC'voortvarend en impulsief ... het type van de Atjeh-oflicier van de oude stempel,

1090 [PDF]
KOLONEL GOSENSON

een meester in het persoonlijke spel, hetwelk het oude Atjeh kenmerkte. De taal des lands sprak hij vloeiend, gedurende een lange reeks van jaren was hij voorzitter van de examencommissievoor de Atjehse taal.Deze grondige talenkennis, alsmede zijn grotejovialiteit kwamen hem in de omgang met de Atjeher uitstekend te stade. Opgegroeid in de sfeer van de traditionele Atjehse verzetsactieswaarin hij zich herhaalde malen onderscheidde ... , kende hij deze in haar traditionele ondergrond en verloop alsweinig anderen.Het wezen van de nieuwe politiek-godsdienstige stromingen welke in Atjeh naar voren kwamen ... , bleef hem echter vreemd'!

XCanders gezegd: Gosenson, die in hoofdzaak in contact kwam met de volkshoofden, onderschatte de kracht van de moderne, zowel tegen het Nederlands gezag als tegen de volkshoofden gerichte orthodox-Islarnietische stroming die in de Poesa tot uiting was gekomen.

XCVoor de handhaving van dat Nederlands gezag beschikte hij slechts over een geringe troepenmacht: begin '40 over vier infanterie-bataljons, tezamen ca. drie-en-twintighonderd militairen, en over een Korps Marechaussee dat twaalfhonderd man telde. Al die troepen die in kleine, zeer verspreid gelegen brigades waren verdeeld, waren louter bewapend met karabijn en klewang.

XCOndanks Gosensons protesten werd de onder hem dienende troepenmacht van begin '40 af aanzienlijk verminderd: er werden hem infanterie-onderdelen ontnomen voor de verdediging van andere delen van Sumatra, van de Riouw-archipel en van Java alsmede voor de bewaking van het Duitse interneringskamp op Noord-Sumatra en bovendien werden de onderdelen waarover hij bleef beschikken, zwakker doordat militairen die van de sterkte afgevoerd werden (hetzij wegens volbrachte diensttijd, hetzij door hun plaatsing bij kaderscholen of bij nieuw opgerichte korpsen zoals de vechtwagens en het antitank- en het luchtafweergeschut), niet werden vervangen. Begin '41 bedroeg het totaal aantal militairen dat onder hem diende, nog maar een derde van dat van begin '40. In '41 werden in een aantal plaatsen, o.a. in Koetaradja, Stadswachten opgericht waarin ook Atjehers werden opgenomen. Die laatsten moesten spoedig worden ontslagen; waarom, weten wij niet - het kan zijn dat zich gevallen hadden voorgedaan waarbij zij met medenemen van hun wapens waren verdwenen.

XCDe algemene mobilisatie deed in december '41 Gosensons troepenmacht slechts in geringe mate groeien: ca. honderdveertig reservisten

XC!J. Piekaar:p.

A. 42.

1091 [PDF]
INEENSTORTING

kwamen op die aan de infanterie-compagnie werden toegevoegd welke het ten westen van Koetaradja gelegen vliegveld moest verdedigen. Gosenson ontving enkele automatische wapens maar die moest hij aan het detachement-Sabang ter beschikking stellen; bovendien werd nog, zoals eerder vermeld, een honderdtal marechaussees in januari '42 naar Malakka gezonden om tegen de Japanners te ageren - de kolonel hield steeds minder troepen over. 'Voegt men hieraan toe', aldus deel VI van het stafwerk Nederlands-Indië contrajapan,'dat in Atjeh nergens een goed functionerende inlichtingendienst was georganiseerd, dan konden verwikkelingen, zich uitende in ernstig verzet, ... niet uitblijven.' 1

XCInderdaad, Gosenson werd door de eerste grote golf van sabotage waartoe het in de nacht van 23 op 24 februari '42 kwam, volledig verrast, maar hij kon, gelijk al vermeld, de onrust bedwingen. Er werden onmiddellijk versterkingen naar Seulimeum gezonden. Deze traden er op tegen Atjehers van wie de meesten om de linkerbovenarm een witte band hadden met daarop in rood de letter F. Dit werd gerapporteerd na de terugkeer in Koetaradja, 'waar', aldus het stafwerk, 'niemand de betekenis van dit insigne begreep'? - dat een pro-japanse F-organisatie was gaan ageren, bleek er pas in het verhoor van een Menadonese Knil-militair die herhaaldelijk bewonderend over de Japanners had gesproken en, na gearresteerd te zijn, bekende dat hij tot die organisatie was toegetreden.

XCOnder bevel van de commandant der marechaussee, majoor F. W. Palmer van den Broek, slaagden marechaussee-brigades er in, in Seulimeum en omgeving verdere sabotage te voorkomen. Veiligheidshalve concentreerde kolonel Gosenson meer van dergelijke brigades in Koetaradja en liet hij het detachement-Sabang, op een kleine groep militairen na, naar Atjeh terugkeren (de meeste aut-omatische wapens van dit detachement moest hij evenwel aan de Knil-troepen op Midden-Sumatra afstaan) zou het voldoende zijn? Dat moest men betwijfelen: de bedrijvers van de sabotage had men niet kunnen vinden. Nog bedenkelijker was dat na de eerste grote sabotagegolf een aantal volkshoofden verdwenen bleek te zijn. Binnen die groep der volkshoofden was zich namelijk, zonder dat Gosenson dat besefte, een splitsing gaan aftekenen: bedreigd door de Poesa hadden sommigen besloten steun te zoeken bij de Nederlanders, anderen waren voornemens, de Poesa de wind uit de zeilen te nemen door zich aan de kennelijk onweerstaanbaar oprukkende Japanners (Radio Penang had de betekenis van de val van Singapore, 15 februari, duchtig onderstreept) aan te bieden als diegenen die het best

XCI Nederlands-Indië contrajapan, dl. VI, p. I I9. 2 A.v., p.

1092 [PDF]
ONRUST IN ATJEH

in staat waren, in Atjeh, zoals dat heette, 'rust en orde te handhaven' - die laatsten hadden zich van het Nederlands gezag losgemaakt. Sterker nog: op 4 maart kwam een aantal van de naar de Japanners overgelopen volkshoofden in het geheim samen met een aantaloelama's en in die samenkomst werd besloten dat een van de volkshoofden, Teukoe Nja Arif 1, voortaan het verzet zou coördineren en zou bepalen, in welke nacht tot nieuwe, grootscheepse sabotage zou worden overgegaan. Nja Arif bepaalde zijn keuze op de nacht van 7 op 8 maart - bericht daaromtrent werd doorgegeven aan alle groepen van de F-organisatie.

XCInderdaad, in die nacht werden in het dal van de Atjeh-rivier telefoonlijnen doorgeknipt en wegen opgebroken - de spoorbaan tussen Koetaradja en Seulimeum werd opnieuw vernield en tot in de onmiddellijke nabijheid van Koetaradja werden wegen versperd en bruggen onklaar gemaakt. In de daarop volgende nacht werd de sabotage herhaald en werden bovendien pamfletten verspreid waarin de gehele bevolking tot Verzet werd opgeroepen en ieder die nog aan het Nederlandse gezag steun verleende, met de dood bedreigd. Op 9 maart ('S morgens was door de radio bericht ontvangen van de algemene capitulatie van het Knil) gaf de in Koetaradja geplaatste resident van Atjeh en Onderhorigheden, J. Pauw, na overleg met kolonel Gosenson opdracht, de nog niet naar elders vertrokken gezinnen van Europeanen met spoed te evacueren - zij werden goeddeels met autobussen naar Seulimeum gereden (het baanvak Koetaradja-Seulimeum kon enkele dagen lang niet gebruikt worden) en vandaar bracht een trein hen naar Medan.

XCTwee dagen later, I I maart, belegde resident Pauw in het residentiegebouw een bijeenkomst van de voornaamste volkshoofden, waaraan ook kolonel Gosenson zou deelnemen. Een aantal volkshoofden bleef weg, acht kwamen er opdagen. Gosenson had kunnen beseffen dat die acht in de gegeven omstandigheden van een opmerkelijke loyaliteit aan het Nederlandsgezag getuigden, maar niets daarvan: onder de staat van beleg was hij bevoegd tot een eigen ingrijpen over te gaan en daartoe had hij nu besloten. Toen na een betoog van resident Pauw die van de verschenen volkshoofden eiste dat zij medewerking zouden verlenen aan het tegengaan van de sabotage, majoor Palmer van den Broek verscheen en kogels toonde die, beweerde hij, in de voorafgaande nacht afgevuurd waren op het Knil-bivak in Seulimeum, nam Gosenson het woord, verweet de aanwezige volkshoofden dat zij nalatig waren geweest om

XCI Nja Arif was van '27 tot '3 I lid van de Volksraad geweest voor de NederlandsIndische Politiek-Economische Bond.

1093 [PDF]
INEENSTORTING

250 km N *'

XCINDISCHE OCEAAN XIX. Noord- en Midden-Sumatra rood: dejapanse landingen. De belangrijkste wegen zijn met lijnen aangegeven. Tussen Koetaradja en Medan liep bovendien een spoorweg.

1094 [PDF]
GOSENSON GRIJPT IN

sabotage te. voorkomen en deelde, tot verbazing 'en ergernis van resident Pauw, met' wie hij geen enkeloverleg had gepleegd, mee dat hij als territoriaal commandant besloten had hen te arresteren. Alle acht werden in een gereedstaande overvalwagen naar de haven" van Koetaradja gebracht, ingescheept, naar Sigli gevaren (zie kaart XIX op pag. 1094) en vandaar via Bireuën naar Takingeun in de binnenlanden van Oost-Atjeh getransporteerd. Het was een politieke blunder: de territoriaal commandant had zelf de enige volkshoofden uitgeschakeld die zich loyaal hadden betoond, en had, dat doende, de F-beweging een stevige nieuwe impuls gegeven.' Ook de Westkust kwam nu in opstand.

XCLater op die I Ide maart verplaatste kolonel Gosenson die nu het gezag in handen had genomen, zijn hoofdkwartier èn het residentiekantoor naar Bireuën, ca. 200 km oostwaarts."

XCIn de nacht, die op Gosensons botte ingreep volgde, die van II op 12 maart dus, landden sterke eenheden van het Japanse Vijf-en-twintigste Leger bij Sabang, bij Koetaradja, bij Idi (zie kaart XIX op pag. 1094) en ca. 100 km ten zuidoosten van Medan. Sabang werd niet verdedigd (hier was het vliegveld niet vernield en vonden de Japanners bovendien grote hoeveelheden olie en vliegtuigbenzine) en Koetaradja werd onmiddellijk verlaten. Een verdediging van de lange kust (Atjehs noorden oostkust zijn 500 km lang, de westkust heeft een lengte van 600 km) had kolonel Gosenson nergens kunnen voorbereiden - zijn troepen hadden opdracht, zich in de bergen van Centraal Atjeh terug te trekken om daar tot de guerrilla over te gaan. Op een bespreking die hij begin maart in Prapat aan het Tobameer had kunnen voeren met de territoriaal commandant van Midden-Sumatra, generaal R T Overakker, was namelijk de afspraak gemaakt dat, als Java zou vallen, alle troepen uit Noorden Midden-Sumatra zouden terugtrekken naar het dal van de Alas, midden in de bergen van Noord-Sumatra, en dat de troepen uit Noord-Atjeh zich daartoe bij Blangkedjeren, hoog in het dal, zouden concentreren. Gosenson en Overakker hoopten dat zij zich geruime tijd in het dal10

lOok in andere opzichten was kolonel Gosenson onbeheerst opgetreden; zo had hij, zonder overleg met de resident, in het kader van zijn vernielingsbeleid aan de monding van de Atjehrivier een brug opgeblazen die naar het graf van een van Atjehs meest vereerde heiligen leidde, en was hij er mee begonnen de vissersprauwen onbruikbaar te maken. Beide maatregelen hadden onder de Atjehers grote opwinding doen ontstaan. 2 Het bericht dat kolonel Gosenson mèt resident Pauw in auto's was weggereden, nam onder de Knil-troepen aan de westkust van Atjeh de vorm aan dat de resident als NSB'er door de kolonel zou zijn gearresteerd. 1 dl. VI, p. 95. A. Piekaar: p. 124. Hier werd de assistent-resident op 12 maart door Atjehers ver moord. 4 dl. VI, p. 140.

1095 [PDF]
INEENSTORTING TERUGTOCHT DER KNIL-DETACHEMENTEN

zouden kunnen handhaven, en Gosenson vertrouwde dat hij, wat hij aan krachten bijeen had, ongeschonden naar Blangkedjeren zou kunnen overbrengen, hij 'garandeerde', aldus het stafwerk Nederlands-Indië contra japan,'het handhaven van orde en rust in Atjeh.' 1 Voor de terugtocht naar Blangkedjeren waren de onder hem dienende infanteristen en marechaussees in drie groepen ingedeeld: een groep aan de westkust onder bevel van kapitein L. H. J. Kloprogge, een aan de noordkust, bij Koetaradja, onder bevel van luitenant-kolonel C. J. Bekkers, en een in het gebied tussen Bireuën en Takingeun die onder bevel zou komen van majoor Palmer van den Broek. Wij beginnen met de groep aan de noordkust. Zodra op 12 maart bericht was ontvangen dat de Japanners begonnen waren te landen, werd Koetaradja ontruimd: de Knil-eenheden kregen opdracht, via Seulimeum naar Sigli en vandaar zuidwaarts het binnenland in te trekken. Toen zij, enkele vooraanstaande Atjehers die zij gearresteerd hadden (onder wie de voorzitter van de Mohammadijah in Atjeh), met zich voerend, Koetaradja verlaten hadden (in hun haast lieten zij er een aantal militaire verplegers en koks van het militair hospitaal, enkele verpleegden in dat hospitaal, alsmede de militaire bewakers van het stationsemplacement achter), 'drong', aldus dr. Piekaar, 'een onafzienbare menigte van slagwapens voorziene Atjehers [de plaats] binnen, waarop een plundering en roof zonder weerga volgden.' 2 Twintig achtergebleven Knil-militairen en ex-militairen en een aantal Europeanen werden door Atjehers vermoord (over de hier en elders op Sumatra door de Japanners gepleegde oorlogsmisdaden zullen wij nog schrijven) - de overige Europeanen brachten het er levend af doordat opeens de leider van de Atjehse opstand, Teukoe Nja Arif, verscheen die met zijn gezag, en met steun van de Japanners, verdere gewelddadigheden wist te voorkomen. De terugtocht van de Knil-eenheden via Seulimeum, waar zeventig man achterbleven, naar Sigli' en vandaar zuidwaarts de bergen in, was moeilijk. Verscheidene inheemse militairen deserteerden en de Japanners die de terugtrekkenden op de hielen zaten, werden herhaaldelijk door de Atjehers geholpen. 'Wegens het zeer slechte moreel, een volkomen gebrek aan vechtlust en', aldus het stafwerk Nederlands-Indië contrajapan",'het verraad van de Atjehers' ('verzet' dunkt ons een passender term) besloot overste Bekkers zes dagen nadat hij Koetaradja had verlaten, opJ.

1096 [PDF]

18 maart dus, zich aan de japanners over te geven. De zeventig man die in Seulimeum waren achtergebleven, werden daar onder bevel genomen door kapitein L. P. E. Kloprogge (een broer van kapitein L. H. J. Kloprogge) die eerder die ochtend met veel moeite de laatste trein uit Koetaradja had laten vertrekken. Deze kapitein ging met zijn militairen rechtstreeks de bergen in; hij had een week later nog maar ca. dertig man bij zich die de strijd wilden voortzetten en besloot toen zich aan de japanners over te geven, 'bij welk besluit', aldus weer het stafwerk, 'de volkomen vijandige gezindheid van het grootste deel van de bevolking een voorname rol speelde.' I Nu de groep aan de westkust.

XCHier werd in de nacht van 9 op 10 maart (twee nachten dus voordat de japanners landden) de plaats Tjalang, waar zich een kleine groep marechaussee bevond (zie kaart XIX op pag. 1094), door opstandige Atjehers overvallen. Kapitein L. H. J. Kloprogge trachtte de groep van Meulaboh uit, de kustweg volgend, te bereiken. Dat lukte. In Tjalang aangekomen, vernam hij evenwel dat verder noordelijk ook een opstand was uitgebroken. Hij trok er op af, kwam dus dichter bij Koetaradja, hoorde op 13 maart van enkele militairen die tot de bezetting van het vliegveld aldaar hadden behoord, dat de japanners waren geland, en keerde toen, de japanners van zich afschuddend, naar Meulaboh terug. In dat gebied was men er toe overgegaan, alle Europeanen in het Knilkampement toe te voegen aan de vrouwen en kinderen van inheemse Knil-militairen - bij elkaar betrof het in dit en in andere kampementen aan de kust, afgezien nog van de mannelijke Europeanen, ca. drieduizend vrouwen en kinderen, wier veiligheid gevaar liep van de zijde der opstandige Atjehers. Er was besloten, hen in de richting van Sibolga naar een grote cultuuronderneming af te voeren die men via de kustweg kon bereiken, maar de afstand was groot: ca. 350 km, en in de beschikbare auto's en autobussen konden slechts vijfhonderd evacués plaatsnemen. Als eerste taak stelde kapitein Kloprogge zich, deze evacuatie te beschermen; nadien wilde hij naar het Alasdal trekken. Marechaussee-groepen die die bescherming ter hand namen, raakten op verscheidene plaatsen slaags met gewapende Atjehers. Ook moesten aanvallen op kampementen waar zich de nog niet afgevoerde vrouwen en kinderen bevonden, afgeslagen worden. Bij al die acties bleken de Atjehers slechts over weinig vuurwapens te beschikken; de meesten hunner vielen met slag- en

I A.v., p. 142.

1097 [PDF]
INEENSTORTING

stootwapens aan - het gevolg was dat de marechaussees lichte, de Atj ehers zware verliezen leden: verscheidene honderden sneuvelden. Op één plek, waar de marechaussees in de avond een Islamietisch gebedshuis naderden, waarbij zich ca. driehonderd primitief gewapende Atjehers hadden verzameld die een zwak-verdedigd kampement wilden overvallen, werden zij door dezen, aldus het stafwerk', 'in het donker blijkbaar voor Japanners aangezien, want zij stormden juichend naderbij ..Een salvo maakte een einde aan hun illusie."

XCVan de vrouwen en kinderen kon men slechts een klein deel naar de zo ver zuidoostwaarts gelegen grote onderneming overbrengen. Dit had een nadelig effect op de inheemsen onder de Knil-infanteristen en marechaussees, desertie kwam meer en meer voor. Eind maart besloot kapitein Kloprogge die toen Bakoengan (zie kaart XIX op pag. I094) al achter zich had gelaten en nog ca. honderdveertig militairen bij zich had, te capituleren. Enkele officieren en minderen wilden de strijd voortzetten en daartoe noordwaarts naar het gebied van de bovenloop van de Alas trekken waar generaalOverakker volgens de oorspronkelijke plannen de guerrilla zou leiden. Onderweg verenigden zij zich met een tweede groep Knil-militairen die uit het gebied van Medan afkomstig was. De twee groepen die enkele verliezen hadden geleden (één officier was door Atjehers gedood, twee waren door de Japanners gevangen genomen en vermoord), vernamen van inheemsen dat generaalOverakker had gecapituleerd - nadien waren achttien man bereid door te vechten. Begin april bereikten die achttien een kampong op 80 km van Medan. Zij werden daar door de Japanners ontdekt, ontsnapten (waarbij zeven man deserteerden) - de resterende elf trokken naar het zuidoosten, hoorden toen dat de Japanners bepaald hadden dat elke kampong die niet onmiddellijk de aanwezigheid van Europeanen meldde, zwaar zou worden gestraft en

XC, A.v., p. 136. 2 Het zijn deze marechaussees geweest die, aldus Piekaar, 'verbitterd' door de aanvallen der Atjehers 'en in toenemende mate gedemoraliseerd', veel van hun zelfbeheersing verloren. 'Talrijk zijn de slachtoffers, schuldige en onschuldige, welke deze opstandige beweging de Atjehers heeft gekost.' (A. J. Piekaar: Atjeh en de oorlog met japan, p. 165) Reid schrijft over 'atrocities the demoralized soldiers ... had committed' (Anth. Reid: The Blood of the People, p. 89) enin deel r van dr. A. H. Nasutions geschiedenis van de Indonesische bevrijdingsstrijd wordt in het gedeelte dat de opstand in Atjeh behandelt (Sekitar Perang Kemerdekaan Indonesia, dl. I, p. 92-98), vermeld dat alle gevangenen door de marechaussee werden afgemaakt. Niet alleen mannen maar ook vrouwen hadden het leven verloren - ten behoeve van de wezen werd in het begin van de Japanse bezetting een weeshuis opgericht, mede ter herdenking van diegenen die als 'geloofsgetuigen' waren gevallen. Het stafwerk

1098 [PDF]
TERUGTOCflT DER KNIL-DETACflEMENTEN

besloten zich over te geven; op 26 april werden zij naar een krijgsgevangenenkamp bij Medan afgevoerd. Tenslotte de derde groep: die in het gebied van Bireuën tot Takingeun, de groep van majoor Palmer van den Broek. Deze groep werd door de Japanse landing bij Idi in tweeën gesplitst: van het gedeelte dat zich tussen Idi en Medan bevond, bleef één detachement ter plaatse (het gaf zich op 5 april over), een tweede trok naar Blangkedjeren. De overige Knil-militairen begonnen op Bireuën terug te vallen met opdracht op de weg vandaar naar Takingeun bij enkele stellingen halt te houden en de nadering van de Japanners met guerrillaacties te vertragen. Op 13 maart bereikten de Japanners van Koetaradja uit Bireuën - spoedig trokken zij de bergen in naar Takingeun. Bij de verdediging van de eerste stelling tussen Bireuën en Takingeun werden door het Knil enige successen geboekt maar het detachement dat die successen behaald had, kon als gevolg van een ontijdige wegvernieling de auto's niet meer gebruiken, gaf de tocht naar Takingeun op, bleef in het terrein, bracht de Japanners af en toe verliezen toe, slonk in aantal (in hoofdzaak door desertie van inheemse militairen) en vernam op I april dat majoor Palmer van den Broek zich had overgegeven. Dat deden toen ook de laatst overgeblevenen: een luitenant, een sergeant en een Menadonese marechaussee. De majoor die op 13 of 14 maart in Takingeun was aangekomen, had .het verloop van de vertragende acties niet afgewacht: op 19 maart, toen de Japanse voorhoede nog 30 km verwijderd was, besloot hij te capituIeren; alle transportmiddelen liet hij vernielen. Eén kapitein en drie minderen waren toen nog bezig, door de. bergen in de richting van Blangkedjeren te trekken; zij werden niet ver van Takingeun door de Japanners ingehaald en gaven zich over. Ook enkele marechausseebrigades die in Takingeun Palmer van den Broeks capitulatiebevel naast zich neer hadden gelegd en Blangkedjeren wilden bereiken, werden op deze wijze krijgsgevangen gemaakt - één groep marechaussees evenwel niet: die van luitenant H. van Zanten (op hem komen wij straks terug).

XCDe Japanners hadden gehoopt, in Takingeun ook kolonel Gosenson te vinden, maar die hoop bleek ijdel. De kolonel had met zijn staf Takingeun op 15 maart verlaten - een bospad volgend kwam hij na een zware mars van acht dagen door de bergen van Centraal Atjeh in Blangkedjeren aan. Hij trof daar ongeveer vijfhonderd Knil-militairen aan die voor een groot deel afkomstig waren van Sumatra's Westkust. Een deel van deze troepen wist de uit Takingeun naderende Japanners in een gevecht verliezen toe te brengen, maar na het gevecht bleek een aantal

1099 [PDF]
INEENSTORTING

inheemse militairen gedeserteerd te zijn. Kolonel Gosenson zag voortzetting van de strijd als zinloos maar een besluit om te capituleren hield hij aan tot hij overleg had kunnen plegen met generaalOverakker, wiens troepen toen verder zuidelijk in het Alasdal nog in strijd gewikkeld waren met de Japanners.

XCIn het voorafgaande vermeldden wij dat de Japanners in de nacht van I I op 12 maart, behalve in Atjeh, ook landden ten zuidoosten van Medan.

XCAanvankelijkhadden er aparte Territoriale Commando's van de Oosten de Westkust van Sumatra bestaan, maar op 14 februari had het gouvernement besloten die twee commando's samen te voegen tot het Territoriaal Commando van Midden-Sumatra; commandant werd er generaalOverakker die wij al noemden. Hij vestigde zijn hoofdkwartier in Prapat. In totaal had hij niet veel meer dan drieduizend militairen onder zijn bevelen; afgezien nog van het feit dat zij onvoldoende wapens hadden-voor de moderne oorlogvoering, waren zij veel te gering in aantal om heel Midden-Sumatra, een gebied, ongeveer zo groot als Frankrijk, te verdedigen. Vermeld zij nog dat in de loop van januari en februari talrijke Europese gezinnen naar Java waren gegaan, dat de meesten van de achtergebleven Europese vrouwen en kinderen aan de oostkust waren geëvacueerd naar Medan en aan de westkust naar de eerder bedoelde grote cultuuronderneming die benoorden Sibolga lag, en dat de vrouwen en kinderen van inheemse Knil-militairen Of op de cultuuronderneming waren ondergebracht Of, zoals gebruikelijk, in de Knil-kampementen leefden.

XCVerdediging van èn de oost- èn de westkust was uitgesloten - generaal Overakker besloot zich op de verdediging van de westkust te concentreren, aangezien hier de havens van Padang en van Sibolga lagen die voor de oorlogvoering van het meeste belang waren (de havens aan de oostkust konden, doordat de Japanners zich op Malakka en op het eiland Singapore bevonden, niet langer gebruikt worden). Door die eoncentratie kwamen troepen vrij - Overakker wilde ze gebruiken om, zodra de Japanners Straat Malakka overgestoken hadden, hun opmars naar Padang en Sibolga te vertragen; daarna moesten alle eenheden, zoals reeds vermeld, zich terugtrekken naar het dal van de Alas. De afstanden die deze troepen daartoe zouden moeten afleggen, waren groot - de troepen uit het gebied van Djambi, dat na de val van Palembang (15 februari) aan het Territoriaal

1100 [PDF]
GENERAAL OVERAKKER VECHT DOOR

Commando Midden-Sumatra was toegevoegd, zouden zich zelfs over ca. I 000 km moeten verplaatsen.

XCToen de Japanners Palembang aanvielen, werden, zoals wij al in het vorige hoofdstuk vermeldden, de boorputten in het gebied van Djambi vernield. Achtervolgd door de Japanse troepen die overland zo snel mogelijk van Palembang naar Djambi waren opgerukt, trok het in Djambi geplaatste Knil-detachement tenslotte terug in de richting van Padang; de inheemse militairen hadden hun gezinnen moeten achterlaten, hetgeen hen deprimeerde. Bij hun terugtocht konden de Knil-troepen gebruik maken van auto's, maar die moesten zij laten staan bij een rivier waar in de verwarring een brug te vroeg was opgeblazen. Ongeveer halverwege Djambi en Padang verenigden de terugtrekkende detachementen zich op 2 en 3 maart met drie compagnieën die op 28 februari onder commando van majoor C. F. Hazenberg Padang hadden verlaten. De verdere terugtocht in de richting van Padang vond onder bevel van de majoor plaats. Die terugtocht moest plaatsvinden door de bergen van Midden-Sumatra - men had er, voortdurend door de Japanners achtervolgd, last van woeste overstromingen waardoor sommige ponten niet konden varen. Deze colonne-Hazenberg nu was nog, en niet zonder succes, in contact met de Japanners, toen op 9 maart het radiobericht kwam van de algemene capitulatie van het Knil. Wat nu? De majoor besloot, het bericht bij generaalOverakker te verifiëren.

XCVan datzelfde radiobericht werd ook generaalOverakker in kennis gesteld. Zijn radioverbinding met Bandoeng (hij had een zender bij zich) functioneerde niet, zodat hem niet het telegram bereikte waarin ter Poorten meedeelde dat zijn vier dagen eerder gegeven instructie, onder alle omstandigheden de strijd voort te zetten, ingetrokken was. Had die mededeling Overakker wèl bereikt, dan zou hij er overigens geen rekening mee hebben gehouden want hij zag, terecht, ter Poorten niet langer als een autoriteit die vrij was in het geven van zijn bevelen. Nog diezelfde dag liet hij de instructie uitgaan dat de colonne-Hazenberg en de troepen aan de westkust zich naar het dal van de Alas moesten begeven. Inderdaad, van de troepen aan de westkust kwamen, zoals eerder vermeld, ongeveer vijfhonderd man in Blangkedjeren aan, maar voor de colonne-Hazenberg was dat te ver. De majoor bevond zich op 12 maart in Fort de Koek, toen hij daar vernam dat de japanners in de voorafgaande nacht bij Medan waren geland.

XCDie landing werd uitgevoerd door ca. tienduizend man: keurtroepen van de Keizerlijke Gardedivisie die gehard waren in de strijd in Mandsjoerije en bovendien spoedig aangevuld werden door het bij Idi gelande

1101 [PDF]
INEENSTORTING

bataljon van diezelfde divisie dat Medan van het noorden uit naderde. Aan geen van die twee landingen had het Knil weerstand kunnen bieden. Medan, hoofdplaats van het gebied waar de grootste cultuurondernemingen lagen, werd nog op 12 maart ontruimd en uit geheel Oost-Sumatra begonnen de Knil-eenheden westwaarts te trekken naar generaal Overakkers nieuwe standplaats: Kabandjahé, niet ver van de toegang naar het Alasdal (zie kaart XIX op pag. 1094), hier en daar in de bergen op daartoe geschikte plaatsen weerstand biedend aan de Japanners, soms mèt, soms zonder succes. Eén groep werd/afgesneden en gaf zich over. Andere. detachementen traden met vermetelheid op en brachten de Japanners verliezen toe, met name in de buurt van het Tobameer; veel tijdverlies konden zij de Japanners evenwel niet berokkenen.

XCDe colonne-Hazenberg slaagde er niet in, de grote afstand naar het Alasdal af te leggen: het grootste deelliep de bij Medan gelande Japanners die van het Tobameer zuidwaarts oprukten,.in de armen en gaf zich op 15 maart na een kort gevecht over.

XCBij de overige Knil-troepen die van de oost- en westkust afkomstig waren, was toen het moreel gedaald, vooral bij de inheemse militairen: Java had gecapituleerd, hun bewapening was, in vergelijking met die der Japanners, simpel en zij waren bezorgd voor het lot van hun gezinnen die zij hadden moeten achterlaten. De Europese militairen hielden er evenwel de moed in en verschillende hardnekkige pogingen van de Japanners om tot het Alasdal door te dringen werden afgeslagen. Ook toen de Japanners in dat dal waren verschenen, werden hun verliezen toegebracht. Op 25 maart evenwel was 'het moreel',' aldus het stafwerk, 'zeer laag. Een aantal militairen had witte vlaggen uitgestoken. Een door de territoriaal commandant' (Overakker dus) 'gehouden toespraak had slechts weinig effect gehad.'1 Ook overwoog de generaal dat hij, aangezien, in Atjeh, geheel in strijd met de verwachtingen diekolonel Gosenson had geuit, een grotë volksopstand uitgebroken 'was, van het noorden uit maar weinig versterkingen zou krijgen. Een dag later, 26 maart, ontmoette hij in Blangkedjeren kolonel Gosenson. De twee cornmandanten kwamen tot de conclusie. dat zij de Japanners hun capitulatie: moesten aanbieden. Dat deden zij op de 28ste. Eervolle behandeling van alle krijgsgevangenen en behoud van alle persoonlijke eigendommen werd door de Japanse bevelhebber toegezegd. Deze eiste ook dat Overakker aan één compagnie die onder bevel van kapitein J. Dormolen vijf

1 dl. VI, p. 109.

1102 [PDF]
CAPITULATIE DE GROEP-VAN ZANTEN

dagen eerder opdracht gekregen had, van de bergen uit tegen de Japanners in het dal te ageren, gelasten zou de strijd te staken - dát weigerde Overakker. Hij werd mishandeld en met de dood bedreigd en volhardde in zijn weigering.

XCTwee groepen ware~ er die nadien in vrijheid trachtten te blijven: de compagnie van kapitein Dormolen en de groep van luitenant van Zanten.

XCKapitein Dormolen besloot naar Zuid-Sumatra uit te wijken. Met hoevelen hij op weg ging, weten wij niet - wèl dat hij nog maar vijf man bij zich had toen hij, voortdurend door Japanse patrouilles opgejaagd, zich op 24 april in Pematang Siantar (zie kaart XIX op pag. 1094) aan de Japanners overgaf.

XCLuitenant van Zanten wist veellanger in vrijheid te blijven. Hij trok samen met één Europese sergea~t ~n ruim zeventig inheemsen: Timorezen, Ambonnezen en een aantal inheemse dragers (zij hadden 55 karabijnen bij zich), naar een bosbivak, enkele tientallen kilometers ten noorden van Takingeun. Een belangrijk steunpunt vond hij in een bij die plaats gelegen thee-onderneming. Zijn opzet was niet, de Japanners aan te vallen, of, beter gezegd: dat wilde hij pas gaan doen als de Geallieerde bevrijders op Sumatra waren geland. Een aantal van zijn manschappen liet hij op de thee-onderneming of in Takingeun werken (daar werkten ook inheemse oud-Knil-militairen die door de Japanners waren vrijgelaten) - hij kreeg via tussenpersonen niet alleen voedsel en medicijnen maar ook berichten over het oorlogsverloop, afkomstig van uitzendingen van de BBC en van Radio San Francisco.

XCEind '42 kwamen de Japanners de groep-van Zanten op het spoor. Zij arresteerden en mishandelden eind november veertien op de thee-onderneming werkende oud-Knil-militairen en trachtten twee dagen later van Zantens bivak te overvallen. Hij was, tijdig gewaarschuwd, verdwenen, maar nu was zijn toestand veel moeilijker geworden: voortdurend moest hij van schuilplaats veranderen, medicijnen kreeg hij niet meer en naar voedsel moesten hij en de mannen die bij hem waren gebleven, zoeken. "s Nachts', aldus zijn door zijn vader geschreven 'Levensgeschiedenis',

XC'dalen ze in de velden af om er een partijtje knollen te stelen, 's daags schieten ze apen en ratten, waarvan het vlees nog juist eetbaar is. Ze koken er soep bij van

1103 [PDF]
INEENSTORTING

pisang-bladen en trekken steeds naar ruwer plaatsen in het oerwoud.' 1

XCVan Zantens groep slonk; in februari '43 werd de enige sergeant die bij hem was, met twee inheemse marechaussees gevangen genomen en op 10 maart, bijna een jaar dus nadat hij er op uitgetrokken was, viel van Zanten zelf met vijf inheemse marechaussees in een hinderlaag, gelegd door inheemse politiekrachten. De zes mannen werden door de Japanners, aan wie zij overgedragen werden, wreed mishandeld. Er werd van Zanten lijfsbehoud toegezegd als hij voor de Japanners als spion wilde optreden in het grote krijgsgevangenenkamp te Medan; dat weigerde hij. Een Japanse krijgsraad in Fort de Koek veroordeelde hem ter dood. Het vonnis werd op 25 oktober '43 voltrokken. Een kleine twee maanden eerder was zijn sergeant geëxecuteerd.

XCTijdens en kort na de strijd op Noord- en Midden-Sumatra zijn door de Japanse troepen verscheidene oorlogsmisdaden gepleegd.

XCEerder vermeldden wij dat de trein die Koetaradja op de ochtend van 12 maart verliet, wegreed terwijl een aantal Knil-militairen, hoofdzakelijk Ambonnezen en Menadonezen, nog ter plaatse was: militaire verplegers en koks van het militaire hospitaal, enkele militairen die daar verpleegd werden, en de bewakers van het station. Bij elkaar waren dit een kleine vijftig militairen. Behalve de verpleegden bleven zij op het station wachten, hopend dat er nog een trein zou arriveren. Korte tijd later dwong een groep Atjéhse opstandelingen hen, de wapens af te leggen. De japanners namen hen in arrest en sloten hen op in de gevangenis. Daarin kwamen op die dag (de dag waarop elders in Koetaradja ca. twintig oud-Knil-militairen door Atjehers werden vermoord) ook nog enkele andere Knil-militairen terecht: de verpleegden alsmede enige oud-militairen èn de enige luitenant die uit de behoefte de strijd voort te zetten, van Sabang was overgestoken. De gevangenen, meer dan zestig, kregen niets te eten of te drinken. De Japanners verhoorden hen man voor man. De oud-militairen w~rden vrijgelaten maar op de overigen, zes-en-vijftig man, werd wraak genomen wegens het feit dat op het vliegveld bij Koetaradja vernielingen waren uitgevoerd. De mannen (acht Europeanen en acht-en-veertig Ambonnezen en Menadonezen)

XC1 D. van Zanten: 'Levensgeschiedenis van H. van Zanten' (z.j.), p. I4 (IC, 3 I20). 110

1104 [PDF]
JAPANSE OORLOGSMISDADEN OP SUMATRA

werden op IS maart geboeid een eindweegs door Koetaradja gevoerd, terwijl Atjehers 'Maak hen dood!' riepen, vervolgens op vrachtauto's naar de haven gebracht, daar op een Chinees vissersvaartuig ingescheept en op zee doodgeschoten; de lijken werden in zee geworpen.

XCDiezelfde t yde maart werd niet ver van Pematang Siantar (in deze plaats werden vijf vrouwen door japanners verkracht') een groep van ca. vijf-en-twintig Stadswachters, bijna allen employé's van cultuurondernemingen, door de japanners doodgeschoten, vermoedelijk omdat in dat gebied enkele bruggen waren vernield. Twee officieren die ook de japanners in handen waren gevallen, werden onthoofd.

XCDan werden een dag eerder, 14 maart, niet ver van het Tobameer vijf-en-twintig Knil-militairen (een mitrailleurpeloton en leden van de Stads- en Landwacht) die krijgsgevangen waren gemaakt, doodgeschoten door de japanners.

XCVoorts werden op 24 maart zeven-en-twintig inheemse Knil-militairen die van majoor Palmer van den Broek na zijn capitulatie verlof hadden gekregen om weg te trekken, in Bireuën door Atjehers gevangen genomen die hen naar het plaatselijk bureau van de F-organisatie overbrachten waar spoedig een japanse officier verscheen, die alle gevangenen met een riem in het gezicht en op het hoofd sloeg. Vijf liet hij vrij, onder hen een Ambonnees die beweerde, geheim lid van de F-organisatie te zijn. De twee-en-twintig overigen kregen te horen dat zij geëxecuteerd zouden worden omdat een brug op de weg naar Takingeun vernield was. Zij werden naar de brug gebracht - daar wisten vier, die hun handen vrij hadden kunnen krijgen, in de rivier te springen en te ontkomen; de overige achttien werdèn doodgeschoten.

XCTenslotte vermelden wij nog dat op het eiland Simaloer voor de westkust van Sumatra in april een onbekend aantal Nederlanders en Britten werd geëxecuteerd en dat hetzelfde niet ver van Sibolga geschiedde met twee Nederlanders en zes Britten die door de japanners op Nias waren aangetroffen.

XCWij zijn er geenszins zeker van dat ons overzicht volledig is.

XCOver Atjeh behoeven wij nauwelijks te schrijven: met uitzondering van enkelen die ook in de tijd die aan de Japanse landing voorafging, met het gouvernement hadden samengewerkt (twee volkshoofden die dat gedaan hadden en' die niet begrepen waren in de acht die op II maart aan de bespreking in het residentiekantoor hadden deelgenomen, werden door leden van de F-organisatie om het leven gebracht), zagen de Atjehers met vreugde dat aan het Nederlands bewind een einde was gekomen. Wij nemen voorts aan dat de zaak niet anders lag bij de politiek-bewusten onder de overige Sumatranen, vooralonder de Minangkabauers, die zo vaak aan acties tegen het gouvernement hadden deelgenomen.

XCOnze nadere gegevens zijn overigens schaars. Geven wij die weer, dan willen wij er eerst op wijzen dat de Japanners van elke verstoring van de normale rust en' orde afkerig waren (inheemsen die op plunderen betrapt waren, werden ook hier veelal ter plekke door hen gedood) en dat zij overal de poorten van de gevangenissen lieten openzetten, blijkbaar men end dat die niet met commune misdadigers maar met politieke tegenstanders van het Nederlands regime gevuld waren.

XCIn Deli was, aldus ·het verslag van de naoorlogse assistent-resident, 'hier en daar sprake van gejuich toen de Jappen binnentrokken, doch dit was slechts van opgeschoten jeugd, aangevuld met enkele deloyale elementen. De bevolking was in het geheel niet enthousiast, doch bevreesd' I - wij beschouwen dat beeld niet als weerlegd door een uitspraak uit '43 van een van de Islamietische leiders in dit gebied die er aan herinnerde dat, toen de Japanners Medan binnenrukten, 'duizenden' zich verzamelden voor de Grote Moskee om de Japanners luidruchtig te verwelkomen." Ook in Medan bleek een F-organisatie te bestaan: 'een nieuwe organisatie', aldus later de hoofdredacteur van de in Medan verschijnende Deli Courant, W. S. B. Klooster,

XC'van inheemsen, vooral Bataks, en een aantal Chinezen, die 'de vijand op alle mogelijke wijzen van dienst zijn ... Zij speurt naar auto's voor de Japanners, naar verborgen Europeanen, naar radiotoestellen. Haar leden treden op als tolken en gidsen. Men ziet ze overal. Het zijn veelal de meest ongunstige individuen uit de samenleving ... : gewezen zakkenrollers en diefjes en lieden die uit de gevangenis komen. , , De organisatie-F helpt de Japanners, maar niet in de laatste plaats zichzelf.' 3

XCI H. M. Morison: 'Kort verslag van de Japanse bezetting van de afdeling Deli en Serdang' (31 dec, 1945), p. 1 (IC, 47237). 2 Aangehaald in H. J. Benda: The Crescent and the Rising Sun, p. 106.' 3 W. Brandt (ps. van W. S. B. Klooster): De gele terreur (1947), p. 22.

1106 [PDF]
DE INHEEMSEN EN DE KOMST DER JAPANNERS

XCDe F-organisatie (wij herinneren er aan dat zich onder de door de Japanners Foedjiwara en Masoeboetsji uitgezonden agenten ook enkele Minangkabauers en Bataks bevonden) trad behalve in Atjeh en Medan ook elders in Sumatra op, bijvoorbeeld in de Padangse Bovenlanden, het gebied der Minangkabauers. In het dorp Taloek (zie kaart XIX op pag. 1094) arriveerden de F-mensen nog vóór de Japanners en zij waren het die de Veldpolitie dwongen, de wapens aan hen af te geven. 'De Fmensen', aldus later de controleur van de onderafdeling waarin Taloek lag,

XC'verzamelden de beruchte; elementen en zo ontstonden in de volgende dagen enige relletjes De F-groep bewerkstelligde de gevangenneming van de controleur, roofde gelden, hitste op, terroriseerde de bevolking. De kern van deze groep vormdep Westkust-individuen en jongeren uit deze streken ... Enkele van laatstgenoemden vertoefden reeds geruime tijd in Malakka ... Ogenblikkelijk sloten zich bij hen jongeren van Mohammadijah en andere verenigingen aan. Het overgrote deel bestond uit op roof beluste personen.' I

XCNiet ver van Taloek, nl. in de onderafdeling Solok, waar de bevolking volgens de controleur, 'als geheel anti-Nederlands gezind' was en geen medewerking had verleend aan het defensiebeleid (op het gerucht 'dat de Kompenie soldaten zocht', waren herhaaldelijk jongeren ondergedoken), werd de luxe-auto die de eerste twee Japanse officieren vervoerde, gevolgd door met Japanse troepen en Inlanders beladen transportauto's, die o.a. de rood-witte Merdeka-vlag voerden. 'Ik moet bekennen', schreef de controleur,

XC'dat er toch ergens wel een gevoelige snaar werd aangeraakt toen ik reeds aanstonds na aankomst der Japanners heel het plaatsje getooid zag met de, tevoren gereedgemaakte, witte vlag met rode bol en de rood-witte "nationale' vlag en de volgende dag heel mijn onderafdeling een tooi van deze vlaggen wist'

XCnu kwam de vrijheid!

XC'Voor de grote massa der bevolking betekende het merdeka-begrip vooral: geen inkomstenbelasting meer, geen loonbelasting, geen weggeldbelasting, geen slachtbelasting, geen herendiensten, geen schoolgelden, gratis reizen per spoor, vrije geneeskundige behandeling in de poliklinieken, kortom: generlei verplichtingen jegens de overheid.J.110

I E. Nieuwenhuys: 'Verslag' (7 jan. 1946), p. 2 (IC, 3643).

1107 [PDF]
INEENSTORTING

XC... Dat de uitingen der vijandige gezindheid veelvuldig waren, kan overigens niet worden gezegd. Men zag, naar mijn indruk, in het algemeen het Nederlands element met genoegen verdwijnen, doch de manier waarop zulks geschiedde, vond zeker niet algemene goedkeuring ... De Solokse afdeling van Mohamma dijah ... (vond) de dag na de Japanse bezetting evenwel aanleiding ... , de Japanse autoriteiten op feestelijke wijze 'met muziek voorop' een hommage in de vorm van rij st en liefst twee karbouwen aan te bieden.' I

XCIn Fort van der Capelle, niet ver van Fort de Kock, begon het plunderen nog voor de aankomst der Japanners. Het eerste Japanse detachement dat er-arriveerde, 'maakte', aldus later de controleur van deze plaats, 'een ererondje door het centrum dat die morgen geheel voorzien was van Japanse en nationalistische vlaggen. Het werd zeer enthousiast door de bevolking toegejuicht.' 2'

XCIn Sibolga arriveerden de Japanners in legerauto's - 'op de treeplank stonden', aldus later de aan de resident toegevoegde controleur, 'Indonesiërs die juichten en met rood-witte vlaggen zwaaiden."

XCAan de heuvelige zuidkant van het Tobameer waar de Japanners op doortocht waren naar Padang, werden de controleur en het hoofd van de Veldpolitie, aldus die eerste, 'vastgegrepen door een paar woest uitziende Japanse soldaten die ons meesleepten in een onafzienbare rij hardlopende of fletsende soldaten ... Het leek een nogal armelijk geklede bende, in slordige uniformen, met zwarte rubberschoentjes, waarin voor de grote teen een afzonderlijke ruimte was - vreemd, dat me dat zo opviel. Batakse jongens liepen mee, duwden de Japanners op de flets voort en riepen de gewone welkomstgroet 'Hams, Hams', alsof het een feestelijke intocht gold.'

XCDe controleur, d,iilor een Japanse officier vrijgelaten, werd eerst in zijn woning onder bewaking gesteld 'door twee jonge Indonesiërs, gewapend met pistolen en om hun arm een opvallende witte band met een grote letter F' toen hij zich later op die dag, 15 maart, weer vrij door de plaats kon bewegen, was 'iedereen die ik sprak, verontwaardigd over de vuilheid van de radja baroe, de nieuwe heersers, zoals zij ze noemden.' Nog

I C. Ensing: 'Verslag' (19 dec. 1945), p. 2-4 (a.v., 3659). 2 K L. T. H. Crinee Ie Roy: Verslag (z.d., 1947), p. I (ARA, Alg. Secretarie, Eerste zending, XXII, 45, p. 967). 3 A. Visser: (1982), p. 128.

1108 [PDF]
DE INHEEMSEN EN DE KOMST DER JAPANNERS

diezelfde middag kwamen de drie inheemsen die het fonds van de herendienstgelden hadden beheerd (het fonds waarin de bedragen van diegenen terechtkwamen die de herendiensten hadden kunnen afkopen), naar zijn woning

XC'en ten aanschouwe van iedereen, Bataks en japanners, gingen zij op het achtererf water oppompen in de tank die ons van drink- en waswater moet voorzien, een werk dat vroeger dagelijks door gestraften uit de gevangenis gedaan werd, maar die er nu niet meer waren omdat bij de komst der japanners de poort van de gevangenis was opengezet. Die drie dappere mannen hebben dat werk iedere dag tot de 4de mei voor ons gedaan I ... Ondanks de slagen die zij van de japanners kregen, kwamen ze iedere dag terug. Dat is een staaltje van grote moed."

XCVan de zijde van die inheemsen die jarenlang het gouvernement hadden gediend, kunnen zich op Sumatra meer van dergelijke loyaliteitsbetuigingen hebben voorgedaan - wij hebben er geen gegevens over, zo min als wij die over de houding van de inheemsen bij de komst der Japanners hebben met betrekking tot andere streken en plaatsen dan die welke wij in het voorafgaande noemden.

XCTot zover Sumatra - nu gaan wij weer naar het oostelijk deel van de archipel.

XCAlle belangrijke punten op Celebes waren in maart in Japanse handen maar het duurde enige tijd voordat de Japanners troepen konden vrijmaken (delen van de a Sste divisie die Oost-Java had veroverd) om, behalve Ambon en Timor, ook andere eilanden in de Grote Oost te bezetten. Voor hun komst aldaar braken op enkele van die eilanden opstanden van inheemsen uit, zo begin maart op het (zie kaart XVI op pag. 889) benoorden Timor liggende Alor (hier werd de opstand geleid door een inheemse Knil-sergeant die de Europeanen dwong naar Flores uit te wijken), en, in april en in juli, op enkele van de bezuiden Nederlands-Nieuw-Guinea (zie kaart XX op pag. II I I) gelegen Aroe- en Kei-eilanden - van hier werden de Europeanen door de inheemsen als gevangenen naar Ambon overgebracht. Op acht van die eilanden bevonden zich toen nog kleine Knil-detachementen die van Australië uit enigeJ. J.11

I Op die dag werden de controleur en zijn gezin naar interneringskampen overge bracht. 2 van de Velde: 1928-1949 (1982), p. 87-91.

1109 [PDF]
INEENSTORTING

versterkingen ontvingen; zij weken in september naar Australië uit. Op het grootste van de Tanimbar-eilanden (zie opnieuw kaart XX op pag. III I) wist een detachement van negentien inheemse militairen"eind juli een Japanse landing af te slaan - na een tweede landing moest het detachement wijken; een sergeant, J. Tahija, en zes soldaten bereikten in een boot Australië. Op het betrokken eiland werden de apostolische vicaris van Nieuw-Guinea en dertien paters en broeders door de Japanners van het leven beroofd.

XCOp Banda, bezuiden Ambon, heerste na het bericht van de algemene capitulatie van het Knil een opstandige stemming. Er werden plannen gesmeed om alle Europeanen en alle inheemse Christenen te vermoorden - dat wisten de Japanners, die op 8 mei landden, te voorkomen.

XCIn diezelfde periode gingen op de nog niet bezette Kleine Soendaeilanden: Lombok, Soemba en Soembawa, kleine Japanse detachementen aan land.

XCTernate en Halmaheira, beide in de noordelijke Molukken gelegen, werden op 12 april bezet - op het uitgestrekte Halmaheira konden een paar man van het Knil, van wie één van Ternate was overgestoken, zich in de binnenlanden terugtrekken; de laatste hunner werd in december gepakt.

XCOp Nederlands-Nieuw-Guinea was (zie kaart XX) Babo van bijzonder belang omdat hier door een ondermaatsehappij van de BPM, de Nederlands-Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij aardolie werd gewonnen en er een vliegveld in aanleg was. Begin januari '42 was er een Knildetachement van ca. tweehonderd militairen heen gezonden - dat detachement kreeg eind januari opdracht, de aardolie-installaties en wat van het vliegveld gereed was, te vernielen en werd midden februari naar Australië overgebracht' waarmee het, na de compagnie die de uit Indië afgevoerde Japanners had bewaakt, het tweede Knil-detachement werd dat zich ten tijde van de algemene capitulatie van het Knil in Australië bevond.

XCElders op Nieuw-Guinea, nI. in Manokwari, bevond zich toen nog een Knil-detachement van ruim zeventig beroepsmilitairen, aangevuld met een kleine zestig reservisten uit de groep Indische Nederlanders die,

I De vrouwen en kinderen van inheemse personeelsleden van de Nederlands Nieuw-Guinea Petroleum Maatschappij waren eind december per schip naar Java overgebracht, de mannen vertrokken midden februari; toen werden de meeste Euro peanen, onder hen dertig stafleden van de Petroleum Maatschappij, met naar Darwin overgevlogen.

1110 [PDF]

I2 april 1 ManOkwa'

XCe BANDA KEI-EILANDENf.? 'fit '0 .is TANIMBAR !If' EILANDEN #' 500 km Nederlands-Nieuio-Guinea

1111 [PDF]
INEENSTORTING

op initiatief van het Indo-Europees Verbond, bij Manokwari een landbouwkolonie hadden gesticht. De bedoeling was dat dit detachement naar het binnenland zou uitwijken, als de Japanners kwamen opdagen; in verscheidene gebieden in dat binnenland waren daartoe depots gevormd. Een deel van de Nederlandse en Indisch-Nederlandse vrouwen en kinderen was in december '41, evenals elders op Nieuw-Guinea was geschied, uit Manokwari naar Java geëvacueerd.

XCNederlandse bestuursposten bevonden zich aan de noordkust op een aantal punten en in het binnenland op één punt, namelijk bij de Wisselmeren 1, ressorterend onder een assistent-resident te Manokwari; op de west- en zuidkust op twee punten, zulks onder een assistent-resident te Fakfak. Anders dan elders in de archipel hadden de bestuursambtenaren en de eenheden van de Veldpolitie aan de noordkust opdracht om, als de Japanners landden, zo mogelijk de binnenlanden in te trekken om daar het Nederlands gezag te handhaven. Enkelen hunner waren daartoe niet in staat, één weigerde de opdracht uit te voeren.

XCVoor Nieuw-Guinea's zuidkust hadden de Japanners geen belangstelling - Merauke en Boven-Digoel bleven Nederlands, in welk kader wij er aan herinneren dat de meeste geïnterneerden van Boven-Digoel in juni '43 naar Australië werden overgebracht.

XCFakfak en Babo werden resp. op 1 en 2 april door de Japanners bezet. Japanse vliegtuigen strooiden in Fakfak, waar zich geen troepen bevonden, vóór de landing strooibiljetten uit 'met de opdracht', aldus eind '47 de assistent-resident, 'niets te vernielen of de dood zou volgen. Èn de opdracht, de witte vlag te tonen, anders volgde beschieting.' De assistentresident liet de witte vlag hijsen ('steeds zal ik dit bevel als 't ergste blijven beschouwen dat ik ooit heb moeten geven') - hij werd met andere Europeanen tien dagen gevangen gezet in de pasanggrahan, het gouvernements-gastenhuis: een open gebouw. De houding van zijn inheems personeel, hoofdzakelijk Christen-Ambonnezen, en van de inheemse bevolking van Fakfak bleef, aldus zijn rapport,

XC'uitstekend. Gegroet mochten wij niet worden, maar liep iemand langs de pasanggrahan, dan had hij of zij juist jeuk op het hoofd en moest krabben, welke wijze van groeten wij op dezelfde wijze beantwoordden. Anderen liepen langs de pasanggrahan en floten 't bekende: ' 't Duurt maar een poepie dagen'. Toen we 's nachts (om geen opschudding te wekken) weggevoerd werden naar de steiger

1 De meren waren in '37 ontdekt door een vlieger, Wissel, die voor de BPM karteringswerkzaamheden uitvoerde. Z De groep werd naar Ambon overgebracht.

1112 [PDF]
CONTROLEUR DE BRUYN

en we langs 't huis van de vaccinateur gingen, zat daar een deel van 't personeel tezamen en zong 'Een vaste burcht is onze God'."

XCDe controleur in het gebied van de Wisselmeren, dr. J. V. de Bruyn, werd vooreerst door de japanners niet lastig gevallen; hij bleef met een groep medewerkers, onder wie een sergeant-radiotelegrafist, een korporaal, zes Indonesiërs en twintig Papoea's op post, zette zijn bestuurswerk voort en zond patrouilles uit om militaire gegevens te verzamelen niet alleen met betrekking tot Nederlands-Nieuw-Guinea maar ook tot andere eilanden in de Grote Oost vanwaar soms handelaren of vissers berichten naar Nieuw-Guinea overbrachten. Van belang was ook dat hij regelmatig weerberichten naar Australië kon laten seinen die voor de Geallieerde luchtmacht van grote betekenis waren. De Bruyn ontving veel steun van de Berg-Papoea's maar had desondanks vaak een tekort aan voedsel - aanvullende rantsoenen alsook medicijnen werden naar zijn hoofdpost aan de Wisselmeren (hij had nog twee posten in andere gebieden) gebracht door Nederlandse Catalina's die van Australië uit opereerden en op de Wisselmeren konden landen.

XCIn de tweede helft van mei' 43 werd het gebied van de Wisselmeren door de japanners bezet. De Bruyn en de zijnen trokken zich dieper in de bergen van Nieuw-Guinea terug. Hun toch al zo moeilijke bestaan werd nog aanzienlijk moeilijker en het blééf moeilijk, ook toen zij in februari '44 van Australië uit werden aangevuld met een door de Nether lands Forces Intelligence Service, de Ne.fis, uitgezonden z.g. party: een luitenant, een sergeant-telegrafist, en twee lagere Indonesische militairen; dit groepj e werd geparachuteerd. De groep-de Bruyn en de tweede groep wisten zich, hoewel voortdurend door de japanners opgejaagd, nog vijf maanden in de bergen van Nieuw-Guinea te handhaven - eind juli '44 werden zij met belangrijke gegevens niet alleen over Nieuw-Guinea maar ook over Ambon en het daarbij gelegen Ceram van een hooggelegen bergmeer af opgehaald door een Nederlandse Catalina.

XCOp 12 april '42 landden de japanners m Manokwari, op de zoste in Hollandia.

, N. A. van Wijk: 'Verslag' (19 dec. 1947), p. 6 (IC, 3602).

1113 [PDF]
INEENSTORTING

XCDe commandant van de Veldpolitie te Manokwari, J. van Eechoud, bevond zich op dat moment met zes inheemse politiemannen en zestien dragers (als zodanig werden gevangenen gebruikt) bezuiden Hollandia op expeditie; hij had een zender bij zich waarmee hij met de Bruyn en met de Nederlands-Indische autoriteiten in Australië contact kon opnemen (niet te vaak, anders raakte de accu uitgeput). en kreeg instructie, in het gebied te blijven. Aan de Idenburg-rivier, ca. 300 km ten zuidwesten van Hollandia, vestigde hij een bivak dat hij 'het Bernhardkamp' noemde. Het was een zware tocht geweest. 'Men marcheert in dit bos', schreefhij later,

XC'dagen- en wekenlang, zonder dat men de hemel ziet, anders dan bij het passeren van rivieren. Het licht is gedempt door het volledig ingesloten bladerdak, zodat men meestal zelfs niet eens kan zien waar de zon staat.Op langere tochten worden de gezichten geel, zelfs die van de bruine Indonesiërs. De ondergroei beperkt het zicht tot 25 à 50 meter en eindeloos kapt men zich een pad door de wirwar heen, als een,gang door een haag van nooit verminderende dikte. Het is een doordringen in de eindeloosheid van bomen en struikgewas, waar men kapt en kapt en stap voor stap voorwaarts gaat naar een doel dat niet nader schijnt te komen. Waar men in een sombere schemering en een altijd broeierige atmosfeer voortworstelt door de weeë lucht van rottende bladeren en kleverige modder met als enig uitzicht struiken en bomen'

XCniet de 'fysieke ongemakken' noemde hij het zwaarst te verdragen, maar de psychische druk die dagelijks uitging van 'de somberheid van het woud.'!

XCIn het Bernhardkamp aangekomen, besloot van Eechoud de controleur van Sarmi op te halen (zie kaart XX op pag. I I I I) die hem, ook al per radio, bericht had dat hij naar een andere kustplaats was getrokken. Hij zond daartoe enkele politiemannen en dragers uit. Slechts een deel van dit groepje kwam eind mei bij hem terug, zulks met twee ongunstige berichten: dat de controleur van Sarmi door ondergeschikten was gevangen genomen en aan de Japanners uitgeleverd en dat van de leden van het groepj e één politieman en drie dragers er vandoor waren gegaan - van, Eechoudmoest toen aannemen dat de ligging van het Bernhardkamp aan de Japanners zou worden bekendgemaakt. Tot acties tegeri hen kon hij niet overgaan, te minder nu hij moest aannemen dat het inheemse personeel van de bestuursposten aan de kust naar de Japanners was overgelopen. tOnder die omstandigheden', zo schreef hij later, 'was het

XCI J. van Eechoud: Vergeten aarde. Nieuw Guinea, p. 58.

1114 [PDF]
DE GROEP-VAN EECHOUD / DE GROEP-WILLEMS GEEROMS

beter te proberen of we Australië konden bereiken om ergens actief aan de oorlog deel te nemen.' 1 Begin juni begon hij met drie prauwen de Idenburg-rivier op te peddelen, hopend dat hij in drie maanden de Bruyn aan de Wisselrneren zou bereiken, maar negen dagen na zijn vertrek ontving hij van de Bruyn radiografisch de mededeling dat hij naar .het Bernhardkamp moest terugkeren en dat de Nederlands-Indische autoriteiten in Australië hem daar met 'een kikker met een staart' (van Eechoud begreep dat daarmee een watervliegtuig bedoeld was) zouden afhalen: de Idenburg-rivier was er breed genoeg voor. Van Eechoud keerde naar het Bernhardkamp terug en liet er onmiddellijk een grote brandstapel gereedmaken om, als zulk een vliegtuig naderde, een rooksignaal te geven. Inderdaad, op 21 augustus '42 streek een Catalina van de Amerikaanse marine neer, die een Nederlandse luitenant-ter-zee als waarnemer aan boord had - die luitenant had driemaal met een oude Dorniergepoogd over de centrale bergketen van Nieuw-Guinea te komen. Dat was driemaal mislukt. Tenslotte was hij er met steun van de Nederlands-Indische autoriteiten in geslaagd, een Amerikaanse Catalina ter beschikking te krijgen. Van Eechoud en de zijnen werden naar Merauke gevlogen.

XCLanger dan van Eechoud handhaafde zich in het oerwoud een rechtstreeks uit Manokwari afkomstige groep.

XCToen de Japanners, gelijk vermeld, daar op 12 april landden", waren de vrouwen en kinderen van de inheemse militairen, tezamen ca. tweehonderdvijftig personen, een kleine twee maanden eerder ondergebracht in een kamp dat zich ca. 100 km verder zuidelijk aan de kust bevond. De commandant van het Knil-detachement, kapitein J. H. B. Willems Geeroms, een Indische Nederlander, trok nog diezelfde dag het oerwoud in met een groep van twee-en-zestig van de honderddertig onder hen ressorterende militairen van wie er zich toen vier op patrouilletocht bevonden (vier-en-zestig hadden geweigerd om mee te gaan en waren onvindbaar) en voorts één politieman en zeventien dragers (van wie er

1 A.V., p. 262. 2 Ten tijde van die landing stak de commandant van het in Manokwari gelegen schip van de Gouvernementsmarine, een reserve-luitenant-ter-zee tweede klasse, zijn schip in brand; hij viel in Japanse handen en werd, nadat hem eerst beide armen afgekapt waren, in aanwezigheid van zijn vrouwonthoofd; onthoofd werd ook een matroos eerste klasse.

1115 [PDF]
INEENSTORTING

in de eerste nacht zeven vandoor gingen). De vier die op patrouille waren, onder wie de reserve-sergeant-majoor P. P. de Koek (ook een Indische Nederlander), sloten zich spoedig bij de groep van Willems Geeroms aan. In het eerste bivak, ca. 60 km ten zuidwesten van Manokwari, had Geeroms het voordeel dat hij levensmiddelen en munitie kon laten ophalen uit drie depots die hij dieper in de bergen had laten vormen. Hij stond de eerste 'maanden bovendien in regelmatige verbinding met het evacuatiekamp, waaruit zich enkele meisjes en vrouwen bij hem voegden. Ook werden soms tochten ondernomen om tegen de Japanners aan de kust te ageren. 'Dat wij succes hadden', aldus in '49 een sergeant die zich bij Geeroms bevond, de Indische Nederlander M. eh. Kokkelink,

XC'bleek wel uit een ultimatum dat de Jap ons zond met de mededeling dat, wanneer wij onze activiteit niet staakten, onze vrouwen en kinderen onthoofd zouden worden. Wij hebben ons aan het ultimatum niet gestoord, met het gevolg dat een aantal vrouwen en kinderen na vreselijke martelingen het leven liet. Spionnen brachten ons dit treurige nieuws, doch wisten ons niet te vertellen welke vrouwen en kinderen vermoord waren."

XCDrie van de Philippijnen afkomstige Amerikaanse militairen (van wie één gewond was en spoedig stierf) en éért Philippijnse militair wisten, door Papoea's geholpen, de weg naar Geeroms' bivak te vinden. Van andere Papoea's, die door de Japanners bewapend waren, hadden Geeroms en de zijnen veellast. Midden november werd hun bivak door de Japanners zelf overvallen. Van Geeroms' militairen (hij had in eerdere gevechten acht verloren) sneuvelden er vier. Hoewel hij zich van zijn depots moest verwijderen en hoewel zijn uitrusting schamel was geworden (vooral de uniformen hadden in het oerwoud sterk geleden), besloot hij het bivak te verlaten en zich door de bergen van de Vogelkop naar een streek dichter bij de kust te begeven ten westen van Manokwari, waar sagopalmen groeiden welker meel het dagelijks voedsel zou kunnen opleveren. Niet allen gingen mee, wèl één Ambonnees meisje. Hemelsbreed was het een afstand van ca. 100 km maar het werd een ongekend zware tocht die ongeveer een maand duurde. 'We trokken', aldus Kokkelink,

XC'door onbewoonde gebieden, over hoogten van 2 800 meter, bijna zonder eten, gekleed in vellen van geklopte boombast. Westaken bergpassen over en trokken over brede rivieren, verstijfd van de kou en dikwijls te zwak om te lopen. Zeven

XC'. M. eh. Kokkelink in De Indische Courant, juni 1949 (IC, 3491).

1116 [PDF]
DE GROEP-WILLEMS GEEROMS-KOKKELINK

man stierven van uitputting'. Die tocht duurde een maand. In het laatst kregen we gebrek aan zout, zo erg, dat wij de korsten vuil, die zich uit het zweet op onze lichamen hadden gevormd, aflikten.'

XCGeeroms had nog twee-en-veertig personen bij zich, onder wie acht dragers, toen hij in januari '43 in de streek bij de kust aankwam; hij betrok er aan een rivier een nieuw bivak, van waaruit hij voortdurend patrouilles uitzond o.m. om lagere inheemse bestuursfunctionarissen en politiemannen die met de Japanners samenwerkten, te doden. Moeilijke maanden volgden. Men was geheel verstoken van contact met de Geallieerde wereld doordat men bij de tocht door de bergen het enige radiotoestel dat men bezat, niet had kunnen meenemen. Velen, onder hen ook Geeroms, gingen lijden aan malaria, anderen' aan dysenterie. Bloedzuigers en muskieten waren een dagelijkse kwelling. Er bevond zich geen arts bij de groep en medicijnen ontbraken. Voedsel was er vaak weinig en in de droge periode werd dorst geleden - in de natte konden de tropische buien een verschrikking zijn. Daar kwam nog bij dat de Papoea's in dit gedeelte van de Vogelkop onbetrouwbaar waren (de Japanners betaalden hun één Indische gulden voor elke Nederlander die zij dood of levend kwamen inleveren) - dagelijks moest men op zijn hoede zijn; één guerrillastrijder die van samenwerking met de Japanners werd verdacht (hij zou wapens onklaar hebben gemaakt), werd op last van Geeroms gedood. Men ging er evenwel mee voort, tegen de Japanners op te treden; soms werden hun posten aan de kust overvallen om zich van kleding, munitie en medicijnen meester te maken en bij één gelegenheid werd een Japanse schoener, de 'Daito Maroe', die de rivier opvoer waaraan het bivak lag, beschoten.

XCIn de laatste maanden van '43 en de eerste van '44 gingen de Japanners, door Papoea's bijgestaan, actiever tegen de groep optreden. Deze ging rekening houden met een nieuwe Japanse overval - afgesproken werd dat men dan zou trachten, zich op een bepaald punt in het oerwoud te verzamelen.

XCOp 18 april '44, toen sergeant Kokkelink met een aantal anderen op patrouille was, werd het bivak aan de rivier overvallen. Vier personen ontkwamen, alle overigen sneuvelden of werden doodgeschoten, behalve Geeroms die, nadat men hem eerst geprest had, een brief te schrijven waarin Kokkelink en de zijnen aangespoord werden zich over te geven, onthoofd werd. In totaal zeventien man hadden met het Ambonnese

1 Een Amerikaan was een van die zeven.

1117 [PDF]
INEENSTORTING

meisje de tevoren afgesproken plaats bereikt waar zij zich een week lang schuilhielden zonder iets anders te eten dan wat bladeren en insecten. Naar het bivak konden zij niet terugkeren - zich sterker bedreigd voelend dan ooit (desondanks weigerden zij, op Geeroms' brief in te gaan), bleven zij in de streek niet ver van de kust rondtrekken, voortdurend op hun hoede voor Japanse patrouilles, veelalook voor vijandige Papoea's en nu tevens voor de Indonesische Veldpolitie. Weer werd de groep kleiner: drie man, onder wie de laatste Amerikaan en de Philippijnse militair, sneuvelden, één guerrillastrijder werd gevangen genomen. De overigen splitsten zich: tien bleven bijeen, vier trokken westwaarts naar het gebied van Sansapor (zie kaart XX op pag. r r r r),

XCOp 22 april' 44 werd de 'Daito Maroe' door de Amerikanen in Hollandia aangetroffen toen zij daar landden. Er bleken in de brug van de schoener kogelgaten te zitten - de gezagvoerder vertelde toen, waar en wanneer hij was beschoten. Dit gaf de Amerikaanse en Nederlands-Indische autoriteiten het vermoeden dat ten westen van Manokwari nog Knilmilitairen ageerden.' In september '44 werd op een vlakte, ca. 100 km ten westen van het gebied waar Kokkelink en de zijnen zich bevonden, een klein groepje Nederlands-Indische parachutisten afgeworpen. Deze nieuwe Nefis-party nam onmiddellijk contact op met Papoea's. Wetend dat de Amerikanen aan de winnende hand waren, verklaarden dezen zich nu tot medewerking bereid: enkelen gingen naar Kokkelink en de zijnen op zoek, voorzien van een koker waarin zich een Nederlandse vlag bevond en een brief; in die brief werd· grote lof geuit voor de prestaties van het groepje Knil-militairen en werd hun opgedragen, naar de vlakte te trekken waar zich de parachutisten bevonden. De groep werd gevonden. Zij vertrouwde de zaak niet: washier soms sprake van een Japanse krijgslist? De Papoea's die de koker overgebracht hadden, kregen opdracht, eerst terug te keren met moderne Amerikaanse wapens en Amerikaanse rantsoenen. Wapens kon de Nefis-party niet meegeven, 'rantsoenen wèl - zij bereikten de groep van tien die toen al naar de vlakte onderweg was. Begin september vond haar ontmoeting met de parachuristen plaats en vervolgens werden Kokkelink en de dertien overigen.. waarbij zich nu ook de vier bevonden die naar het gebied van Sansapor

I Volgens de Kocks onuitgegeven relaas: 'De ongelijke strijd in de Vogelkop (Nieuw Guinea)' werd de aanwezigheid van de groep van tien en van die van vier .aan de Amerikaanse en Nederlands-Indische autoriteiten gemeld door Papoea's die naar Sansapor kwamen nadat deze plaats (er bevonden zich geen Japanners) eind juli door MacArthurs strijdkrachten was bezet.

1118 [PDF]
DE GROEP-WILLEMS GEEROMS-KOKKELINK

getrokken waren (zij waren er door een Amerikaanse patrouilleboot opgepikt), van een snel geïmproviseerd vliegveldje door de lucht naar Hollandia overgebracht.

XCDe groep-Geeroms, later de groep-Kokkelink, heeft de Japanners en met dezen Samenwerkende Papoea's verliezen toegebracht' - de betekenis van haar, onder haast onoverkomelijke moeilijkheden volgehouden standhouden dient men evenwel in de eerste plaats te zoeken in dat standhouden zelf.

XCVooral door de dekking die het oerwoud biedt, is dat standhouden in de Vogelkop van Nieuw-Guinea twee-en-een-half jaar lang gelukt en de Bruyn heeft zich bij de Wisselmeren bijna even lang kunnen handhaven maar overal elders in de archipel heeft de weerstand veel korter geduurd. Behalve op Timor, dat in februari '43 ontruimd werd, na een jaar dus, hebben de groepen of groepjes die zich op Java, Sumatra, Borneo en Celebes een tijdlang aan het gezag van de Japanners wisten te onttrekken, dezen bovendien geen wezenlijke afbreuk kunnen doen. Men kan waardering opbrengen voor de strijdvaardigheid die uit Gerbrandy's opdracht bleek dat regionale en plaatselijke Knil-commandanten de strijd moesten voortzetten (zij het dat ook hij hun de vrijheid wilde laten, 'in incidentele; van hieruit', d.w.z. van Londen uit, 'niet te beoordelen dwangposities te handelen naar eigen beste inzicht') - anderzijds hield zijn opdracht weinig tekening met de feitelijke omstandigheden waarin die globaal voorgeschreven guerrilla moest worden gevoerd.

XCHet beleid terzake van het Algemeen Hoofdkwartier is tweeslachtig geweest: aan de ene kant heeft het hier en daar, tot op Java toe, depots voor de guerrillastrijd gevormd - aan de andere kant hebben ter Poorten en zijn chef-staf Bakkers beseft dat die strijd onmogelijk geruime tijd kon worden volgehouden als diegenendie hem voerden, niet de steun hadden van een inheemse bevolking, bereid om de zware offers te brengen welke uit elke guerrilla voortvloeien.

XC'Die bereidheid ontbrak.

I Blijkens de verklaringen die kort na de redding afgelegd werden door de leden van de groep, meenden zij dat zij met zekerheid vijf Japanners en een-en-dertig Papoea's hadden doen sneuvelen, maar in de meeste gevechten waarin zij gewikkeld waren geweest, hadden zij niet kunnen waarnemen welke verliezen hun tegenstanders geleden hadden.

1119 [PDF]

Hoofdstuk 16: Nabeschouwing

XC

XC'Wij hebben in Medan', zo schreefbijna tien jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog de journalist Albert Besnard, 'de drie maanden waarin de Japanners met fatale regelmaat op ons toetrokken, beleefd. Wij hebben op de landkaart, als op een thermometer, het afschuwelijke ogenblik waarop zij binnen zouden vallen' (in Medan, dat niet werd verdedigd, verschenen de Japanners op 13 maart, vijf dagen na. de algemene capitulatie van het Knil),

XC'zien naderen. Afschuwelijk voor ons, want krankzinnig overdreven verhalen over hun wreedheden gingen hun komst vooraf en de laatste avond vóór zij binnenrukten, hebben wij ons, wanhopig en gelaten, afgevraagd wat er morgen met vrouwen kinderen zou gebeuren. Nochtans, ook wij hebben gefuifd en wij weten nu dat wij dit deden omdat alles ons veel dieper had aangegrepen dan wij wilden bekennen .

XC. .. Wij waren niet optimist, wij waren innerlijk overtuigd dat het zou mislopen, maar wij móchten, wij kónden het niet toegeven. Dan zouden wij ondergaan vóór de tijd. Wij waren niet weggetrokken uit Indië, ook onze vrouwen en kinderen niet; dat was toen een enig voorbeeld in het Verre Oosten, maar wij stonden dan ook met de rug tegen de muur.

XCWij hadden ideeën nodig om ons te kunnen handhaven, onweerlegbare, klassieke ideeën die veracht en waardeloos zijn in tijd van vrede, als ieder zijn dagelijks werk doet en opgaat in onbelangrijke besognes ... Wij geloofden dat wij een taak hadden tegenover het vaderland en tegenover het Indonesische volk, waarmee wij door historie en lot waren verbonden. De koningin vereerden wij en wij begrepen dat wij alleen door een waardige en onversaagde houding de eenvoudige mensen die op ons vertrouwden, rustig konden houden .... Wij, met ons handjevol mensen, ... gingen, toen wij het gevaar zagen naderen, schutteren met de Stadswachten of in het Vrijwillig Oefencorps met een buikje en met kortademigheid. Wij waren tragische soldaten, omdat dat alles in de grond belachelijk was, maar wij deden zo wat wij konden, evenals onze vrouwen die dienstplichtig werden en die werkten bij allerlei hulpdiensten.

XCDe stemming was verbeten en werd, naarmate de katastrofe naderde, steeds méér verbeten. Het kon niet anders; wij moesten zó zijn om het uit te houden. Noem het een bewustzijnsverenging, maar wij gingen geloven dat met de val van het grondstoffenrijke Indië ook de zaak van de vrijheid zou vallen. Wij

1120 [PDF]
'WIJ STONDEN MET DE RUG TEGEN DE MUUR'

meenden dat de wereld ons moest helpen; daarachter was de laatste troost: de ondergang met ere.' I

XCEen treffende, zij het uiteraard persoonlijke terugblik! En wij willen er deze slotbeschouwing mee openen omdat er zo duidelijk het drama in tot uiting komt dat zich in de drie Japanse invasiemaanden heeft afgespeeld. Wij hebben getracht, er een nauwkeurig beeld van te geven - beeld in hoofdtrekken, onvermijdelijk, want geschiedschrijving is steeds samenvatting, en wij zijn ons bewust dat, veelal als gevolg van lacunes in het beschikbare bronnenmateriaal, de ervaringen van de individuele mens in onze beschrijving van de drie Japanse invasiemaanden onvoldoende aandacht hebben gekregen. Of onderschatten wij daarmee de fantasie van onze lezers? Wij willen het hopen - hopen, dat zij in en achter ons zakelijk en niet zonder terughoudendheid geschreven relaas toch steeds de mensen hebben kunnen zien: de kleine groepjes die, uit Tarakan en uit Balikpapan ontsnapt, weken-, soms maandenlang door het sombere en woeste oerwoud van Borneo trekken, op de vlucht voor de Japanners, belaagd door de Dajaks; de militairen van het Knil die het in de uithoeken van de Buitengewesten, duizend kilometer van het vertrouwde Java, zwak-bewapend, verstoken van Geallieerde steun en wetend dat zij op geen versterking mogen hopen, moeten opnemen tegen de verpletterende overmacht van de Japanse invasietroepen; de mannen van de Militaire Luchtvaart die keer op keer in hun kwetsbare bommenwerpers en logge jagers opstijgen in het besef dat het geluk moet meezitten als zij de volgende aanval der Japanse Zero-jagers willen doorstaan; de opvarenden van de Koninklijke Marine die zich, hoe groot ook hun plichtsbetrachting, hoe moedig hun inzet, vrijwel weerloos weten tegen de Japanse bommen en de Japanse torpedo's; de bemanningen van de vliegboten van de MLD die, blind haast van het staren, terugkeren van verkenningen in het bewustzijn dat op wat zij hebben waargenomen, nauwelijks adequaat kan worden gereageerd; de vrouwen, al of niet in een semi-militair verband opgenomen, die zich-met klimmende bezorgdheid afvragen of zij hun strijdende man of zoon ooit zullen terugzien en wat er met hen en de jonge kinderen zal gebeuren; de troepen der bondgenoten: Britten, Australiërs, Amerikanen, die, veelal al gedemoraliseerd als gevolg van elders geleden nederlagen en slecht bewapend, een vreemd en ver eilandenrijk moeten helpen verdedigen;Albert Besnardin hetfebr.

I IQ 1955.

1121 [PDF]
NABESCHOUWING

de mannen van de koopvaardij die, in Singapore, Priok en Soerabaja ternauwernood ontkomen aan de japanse bombardementen, weer de oceaan op moeten waarin vijandelijke onderzeeboten en bovenwatereenheden op de loer liggen en waarboven bij daglicht elk moment vijandelijke duik- en torpedobommenwerpers kunnen opdoemen; op javade velen die naar elders moeten of willen uitwijken en worstelen met de vraag of zij hun gezin moeten achterlaten of moeten trachten het naar het chaotische Tjilatjap mee te nemen; ter Poorten die het met de Combined Chiefs of Staff eens is dat het geen zin heeft, meer troepen in een verloren zaak te steken, en dan overrompeld wordt met de mededeling dat hi} opperbevelhebber wordt in die laatste, fatale fase; de commandanten :vanhet Knil, aan wie in Bandoeng vijf dagen voor de japanse landingen wordt meegedeeld dat zij geen schijn van kans hebben om straks de strijd te winnen en toch die strijd moeten aangaan; Helfrich die Indië, zijn geboorteland waaraan hij zijn hart heeft verpand, java, zijn geboortegrond, meent te kunnen verdedigen en strijden moet samen met bondgenoten die het geloof in die verdediging zijn kwijtgeraakt; Doorman die uitvaart om een zeegevecht aan te gaan dat hij vrijwel zeker verloren weet; vari Starkenborgh tenslotte die al in december vreest dat het eilandenrijk waarvoor hij verantwoordelijk is, niet behouden kan blijven maar die, al zijn pessirnistische verwachtingen ten spijt, een toonbeeld wil, ja moet blijven van onversaagd standhouden - hebben onze lezers hen allen kunnen zien in hun vurig wensen de bondgenootschappelijke zaak te dienen en in hun wisseling van hoop en wanhoop, hebben onze lezers zich in hun gedachten en gevoelens kunnen verplaatsen?

XCTragedies van grote gemeenschappen zijn een opeenstapeling van individuele tragedies - die laatste kunnen in een algemeen geschiedwerk als het onze op zijn best aangeduid worden maar niet beschreven in de kracht en de diepte waarmee zij werden ondergaan.

XCBij de verovering van de Indische archipel hebben de japanners slechts geringe verliezen geleden. Hetals geheel heeft hun te land niet meer dan enkele duizenden gesneuvelden gekost (in Indië sneuvelden volgens de japanse gegevens achthonderdvijf-en-veertig ja

1122 [PDF]
VERLIESCIJFERS

panse militairen)', in de lucht enkele honderden vliegtuigen, ter zee vrachtschepen tot een totaal van ca. 3°0000 ton (nog geen 5 % van de Japanse koopvaardijvloot) en van de Japanse marine zijn slechts drie torpedobootjagers, twee onderzeeboten en enkele kleinere eenheden tot zinken gebracht en zijn één vliegkampschip (door een aanvaring), twee kruisers, acht torpedobootjagers en één onderzeeboot beschadigd. Nederland en zijn bondgenoten daarentegen verloren in de strijd ter zee of door vernieling één slagschip (de' Prince of Wales'), één slagkruiser (de 'Repulse'), vijfkruisers (de 'De Ruyter', de 'Java', de 'Exeter', de 'Houston' en de 'Perth '), één vliegtuigmoederschip (de' Langley'), zeventien torpedobootjagers, veertien onderzeeboten en een groot aantal kleinere eenheden. De Britse en Australische verliezen aan koopvaardijschepen zijn niet bekend, maar alleen al de Nederlandse: schepen tot een totaal van ca. 285 000 ton, zijn bijna even groot geweest als de Japanse in het gehele Nanjo-gebied. Van de jagers en bommenwerpers van de Militaire Luchtvaart van het Knil en van de vliegboten van de Marineluchtvaartdienst bleef maar weinig over - het Knil zelf verloor zijn volledige uitrusting en van de militairen van het Knil, ca. vijf-en-zestigduizend in totaal, kwamen ruim acht-en-dertigduizend in krijgsgevangenschap terecht, van de opvarenden van de Koninklijke Marine bijna vierduizend (mèt honderddertigduizend Britse, Australische en Brits-Indische en ca. vier-entwintigduizend Amerikaanse militairen). Wat de Knil-militairen betreft, wijzen wij er daarbij op dat de meeste inheemse door de Japanners werden vrijgelaten en dat van de leden van de Stads- en Landwachten en van de Afvoer- en Vernielingscorpsen slechts weinigen in krijgsgevangenschap werden afgevoerd. In totaal sneuvelden zestienhonderddrie-en-vijftig officieren en minderen van de Koninklijke Marine (de gesneuvelden van de Marineluchtvaartdienst daarbij inbegrepen)? en voorts achthonderdzes-en-negentig Knil-militairen (de gesneuvelden van de Militaire Luchtvaart daarbij inbegrepen): zevenhonderddertig vóór de algemene capitulatie, honderdzes-en-zestig nadieri, d.w.z. bij de voortgezette strijd in de Buitengewesten, de periode van de guerrilla daarbij meegeteld.

XCDe gevechten te land hebben in de Indische archipelover het algemeen

XCI Volgens de Japanse gegevens was het totaal van de gesneuvelden en gewonden" tijdens het Nanjo-offensief ca. vijftienduizend; op Malakka en Singapore alléén bijna tienduizend. 2 Wij herinneren er aan dat per I april '40 (er zijn geen latere cijfers) de sterkte van het marinepersoneel in Indië vijfduizendachthonderdnegentien was. Globaal gesproken kan men zeggen dat van hen in drie maanden tijd een vierde het leven verloor. 112

1123 [PDF]
NABESCHOUWING

niet lang geduurd en zijn weinig intensief geweest. De Japanners hebben op Hongkong, de Philippijnen en Malakka veel zwaardere verliezen geleden dan in Nederlands-Indië en in eerstgenoemde gebieden zijn ook de verliezen der bondgenoten aanzienlijk zwaarder geweest dan de Nederlandse in Indië - procentueel waren de verliezen van het Knil: ca. I 112 %, overigens ruim tweemaal zo groot als die van de Koninklijke Landmacht in de Meidagen van '4Q: bij na 0,7%. Wij herinneren er aan dat, zoals in hoofdstuk I vermeld, van Starkenborgh in de uiteenzetting die hij op 9 maart in Bandoeng aan een aantal hooggeplaatsten gaf (daags dus na de zondag waarop het in Kalidjati tot de algemene capitulatie van het Knil was gekomen), opmerkte, 'dat de campagne op Java aan NederI landse zijde weinig kostbaar aan mensenlevens was geweest en dat dit allicht als aanduiding zou worden beschouwd dat de strijd met onvoldoende kracht was gevoerd.'

XCWàs dat zo? Had men méér mogen verwachten? Wij zijn geneigd, die vraag ontkennend te beantwoorden. Zowel in de Buitengewesten als op Java stond het Knil voor een hopeloze taak: in aantal, bewapening, geoefendheid en moreel was het verre de mindere van het Japanse leger en het moest in omstandigheden waarin de Japanners de zee en het luchtruim volledig beheersten, een strijd aangaan die verloren was van het moment af waarop vaststond dat Nederlandse bondgenoten noch voldoende zee-, noch voldoende luchtstrijdkrachten naar de Indische archipel konden overbrengen.

XCWat de zeestrijdkrachten betreft, zijn de uitschakeling van alle slagschepen van de Amerikaanse Pacific Fleet in Pearl Harbor en de ondergang van de 'Prince of Wales' en de 'Repulse' beslissend geweest: pas in mei '42 (wij komen er in ons volgend deel op terug) konden de Amerikanen het weer ter zee met de Japanners opnemen - de Engelsen trokken in diezelfde tijd al hun zware eenheden van het door de Japanners gebombardeerde en bedreigde Ceylon terug naar de kust van Oost-Afrika. Wat de luchtstrijdkrachten aangaat, hebben zowel de Amerikanen als de Engelsen zich tot het uiterste ingespannen om moderne jagers en moderne bommenwerpers naar Java en Sumatra te transporteren, maar de tijd werd hun niet gegund om daar een luchtmacht op te bouwen, sterk genoeg om de heerschappij in de lucht aan de Japanners te betwisten. Wavell uitte kort na de val van Singapore in een brief aan de Chief of the Imperial General Staff, generaal Sir Alan Brooke, als zijn opinie, 'that the race was lost by a month' I Brereton, voorzichtiger, dacht aan een wat

XCI Aangehaald in Woodburn Kirby: dl. I, p. 467. 112

1124 [PDF]
'VERY BAD STRATEGY'

langere periode. 'Had the time element been advanced ten weeks, I believe'! noteerde hij, toen hij in de nacht van 25 op 26 februari naar Brits-Indië vloog,

XC'that with the heavy bombers and fighters in Australia and Java, plus those actually en route via Africa and India or ready for departure in the United States, we would have had sufficient air power to withstand the Japanese invasion of the Netherlands East Indies.' 1

XCTegen de achtergrond van het feit dat de Japanners de wateren in en bij de Indische archipel beheersten (dat maakte het onmogelijk, voldoende moderne jagers naar Java over te brengen), is de Japanse superioriteit in de lucht zowel strategisch als tactisch beslissend geweest. Niet ten onrechte heeft de opperbevelhebber van de Amerikaanse marine, Admiral King, de gehele bondgenootschappelijke poging om het Japanse Nanjo offensief te verijdelen, gekarakteriseerd als' a magnificent display of very bad strategy'2 de bondgenoten bleven er immers vechten in een gebied waar de verliezen die zij zelf zouden lijden, onvermijdelijk aanzienlijk zwaarder zouden zijn dan die welke zij de Japanners konden toebrengen. 'Be that as it may', voegt de historicus van de Amerikaanse marine, Samuel E. Morison, aan Kings uitspraak toe,

XC'the Allies did well to fight for the Malay barrier, although their fighting could not save it.' They had a recent and horrible example of the moral disaster in too easy and complacent a capitulation - that of France. Another Vichy régime in the Southeast Pacific might have been too much for the Allies to bear' 3

XCdat laatste betwijfelen wij, maar het is een feit geweest dat de pogingen van Nederland en zijn bondgenoten om het Nanjo-offensief op te vangen en af te slaan, niet alleen in die maanden van strijd maar ook in de meer dan drie jaren die er nog op zouden volgen, inspirerend hebben gewerkt. Het moreel van gehele volkeren die in een oorlog betrokken zijn als de Tweede Wereldoorlog er een was, wordt mede door onweegbare factoren bepaald: er is van de Amerikaanse verdediging van Bataan en Corregidor, er is ook van de Slag in de Javazee een bemoedigend effect uitgegaan. Nederlagen kunnen evenzeer als overwinningen de wil om vol te houden versterken.

XCInderdaad, Nederlands-Indië werd onder de voet gelopen, maar de betrekkelijk kleine bevolkingsgroepen die er de oorlogsinspanning heb

1 The p. 100. 2 Aangehaald in Morison: dl. III, p. 3 80. 3 A.v.

1125 [PDF]
NABESCHOUWING

ben gedragen: de Nederlanders en de Indische Nederlanders, tezamen, zoals wij' eerder opmerkten, niet meer zielen tellend dan in die periode de stad Utrecht, behoeven, menen wij, niet met schaamte terug te zien op wat zij terwille van het koninkrijk en het verslaan van Japan, Duitsland en Italië hebben gepresteerd. Wellicht trof velen de korte duur van de gevechten op Java wèl als pijnlijk teleurstellend, maar wie zich achteraf een beeld vormt van de militaire krachtsverhoudingen en mogelijkheden, kan door die korte duur niet verrast worden.

XCEén correctie is -hier op haar plaats,

XCIn de bespreking die generaal Bakkers, de. chef-staf van het Knil, op 22 februari in Bandoeng hield met de commandanten van de 'divisies' van het Knil op Java, zei hij dat 'redelijkerwijs niet (mocht) worden gehoopt, Java te kunnen behouden.' Hij vervolgde, aldus generaal Schilling in zijn na-oorlogs verslag:

XC'Het strategisch doel van de operaties o.p Java moet nu zijn, de vijand zoveel mogelijk afbreuk te doen en hem zodanig te verzwakken dat zijn kansen o.p verdere uitbreiding in de Zuidelijke Pacific en met name o.p een offensief tegen Australië zo. klein mogelijk worden.'

XCDie beoogde verzwakking is niet bereikt. Desondanks is toen en ook wel later de opvatting verkondigd dat het de weerstand in Indië is geweest die het de Japanners onmogelijk heeft gemaakt, in Australië te landen. 'Hoewel dit uiteraard niet met feiten en doorslaande bewijzen valt te staven, heeft', aldus in '46 generaal Bakkers,

XC'die weerstand van drie maanden voor het algemene verloop van de oorlog zeer grote, ja zelfs beslissende gevolgen gehad. Onze weerstand heeft de vijand enige maanden verlies aan tijd .bezorgd. En juist deze tijd is (blijkens de ervaring) voldoende geweest om onze machtige bondgenoten in de gelegenheid te stellen, een afweerstelsel o.p te bouwen, in staat om Nieuw-Guinea te behouden 1, 's vijands troepentransporten in de Küraalzee beslissende verliezen toe te brengen" en daardoor Australië voor een inval te vrijwaren. En dat Australië kon worden behouden, is zo. niet van beslissende betekenis voor de uiteindelijke

XC1 Het oostelijke, Australische deel. 2 Dit geschiedde in mei '42.

1126 [PDF]
HEEFT INDIË AUSTRALIË GERED?

overwinning van de Geallieerden in de Pacific, toch in ieder geval de oorzaak geweest dat de oorlog met jaren is verkort.' I

XCWij tekenen bij deze passage aan dat de weerstand die in de Nanjo geboden werd (niet door Nederlanders alleen overigens, maar ook door Amerikanen, Britten en Australiërs), de japanners inderdaad drie maanden heeft bezig gehouden (en gaat men tot de val van Corregidor, zelfs vijf), maar dat anderzijds het japanse offensief zijn gestelde doelen nog eerder heeft bereikt dan in de toch al zo ambitieuze japanse plannen was voorzien. En wat Australië betreft: er is geen besluit geweest van het japanse Grote Hoofdkwartier om in Australië te landen. Zeker, zulk een landing is, gezien de snelheid waarmee het Nanjo-offensief bleek te kunnen worden uitgevoerd, door de japanse marinestaf in maart en april '42 met kracht bepleit, maar de legerstaf, welke die landing als 'een belachelijke operatie' beschouwde", heeft er zich met gelijke kracht tegen verzet en er is toen eind april een compromis getroffen hetwelk inhield dat er van een landing in Australië voorlopig geen sprake zou zijn; wèl .zouden Australië's verbindingslijnen verbroken worden door landingsoperaties op de eilandengroepen ten oosten van Australië: de Salomonseilanden, de Fidji-eilanden en Samoa (zie kaart XI op de pag.'s 706-707) - verder dan de Salomons-eilanden zijn de japanners toen niet gekomen.

XCHelfrichs beleid verdient in deze nabeschouwing aandacht. Later dan mogelijk was, heeft-hij de koopvaardijschepen opdracht gegeven Priok en Tjilatjap te verlaten en het besluit om het tot de Slag in de javazee te laten komen, is zijn besluit geweest, niet dat van Doorman - een besluit waarmee van Starkenborgh zich als opperbevelhebber heeft verenigd, o.m. omdat Helfrich hem had gezegd dat er een reële kans was om bij een treffen met de japanners in de javazee successen te behalen.of of 112

I R. Bakkers: 'Het Knil', p. I21. 2 Aldus de naoorlogse Japanse geschiedenis van de legerafdeling van het Grote Hoofdkwartier, aangehaald in The Louis Morton: (I962), p. 2I7·

1127 [PDF]
NABESCHOUWING

XCIn zijn verhoor door de Enquêtecommissie heeft Helfrich in '49, zoals wij al weergaven, een staatkundig en een militair argument naar voren gebracht, het staatkundige in deze woorden: 'Nederlands-Indië was het belangrijkste overzeese gebiedsdeel van het koninkrijk met zeventig miljoen mensen van zeer verschillend ras die onder het Nederlandse gezag en onder de Nederlandse vlag tot orde en welvaart waren gebracht. Al deze onderdanen keken in vertrouwen naar ons Op" - zeker, dit was Helfrichs eerlijke overtuiging (en niet alleen de zijne!), maar zij had met de werkelijkheid van het overgrote, het inheemse deel van de Nederlands-Indische bevolking weinig te maken. " Bij zijn militair argument knoopte Helfrich aan bij de instructies van de Combined Chiefs of Staff dat de troepen op Java tot het uiterste stand moesten houden: uit die instructies 'volgde voor mij automatisch dat ik ook de zeeslag moest aanvaarden, want indien men daarbij succes zou hebben en de Japanners verliezen zou toebrengen, dan zou het vechten voor de troepen op Java gemakkelijker worden.' Inderdaad - maar wás er een kans op succes? Dat is, ook achteraf, moeilijk te beoordelen. Doorman heeft, in de Javazee blijvend, bereikt dat de Japanse landingen op Java twee etmalen werden uitgesteld en hij heeft, een zeeslag zoekend, bewerkstelligd dat de landing bij Rembang nog eens één etmaal werd uitgesteld - hij heeft evenwel tot het oostelijkejapanse invasieconvooi niet kunnen doordringen. Wellicht was hem dat wèl gelukt, als hij in de vooravond van vrijdag 27 februari, toen hij op een gegeven moment toevallig recht op dat convooi afvoer, zijn koers niet had gewijzigd. Of hij het dan aanzienlijke verliezen had kunnen toebrengen, blijft een open vraag. Dat hij ook in dát geval zelf zware verliezen zou hebben geleden, is evident. Het heeft, al met al, Doorman niet meegezeten - het zijn de

I Met betrekking tot het Europese deel van de Indische samenleving schreefBesnard: 'Kon men een geestesgesteldheid als die welke toen in Indië heerste, terzijde stellen en de mensen vertellen dat de marine om nuchtere, logische en strategische redenen weg zou varen, zonder een poging om Indië en vro-uwen en kinderen te verdedigen? De zeelieden- zelf zouden dit niet hebben aanvaard. Een stemming- als deze is een hard feit. De gouverneur-generaal noch Helfrich had hiertegen verraad kunnen plegen. Zij hebben het ook niet gewild: (A. Besnard in het 10 febr. 1955). Wij tekenen hierbij aan dat, had Helfrich in het begin van de week waarin op vrijdag de Slag in de ]avazee begon, de gehele bondgenootschappelijke vloot opdracht gegeven om, zoals Doorman wenste, naar Ceylon of Australië uit te wijken, die opdracht heel wel geheimgehouden had kunnen worden en dat er geen reden is om aan te nemen dat 'de zeelieden zelf' er zich niet bij zouden hebben neergelegd. I A. G. Vromans: 'Bespreking van S. E. Morison: (1964)', P.27.

1128 [PDF]
HELFRICHS BELEID NABESCHOUWING

Japanners geweest die in de Slag in de Javazee (het toeval speelt in zeeslagen vaak een belangrijke rol) geluk hebben gehad. Nog méér geluk hadden zij toen de 'Houston' en de 'Perth' op zaterdagavond 28 februari verzuimden, de hun in de Bantambaai als het ware op een presenteerblaadje aangeboden Japanse transportschepen in de grond te boren - een gouden kans die men evenwel niet mag zien als uitvloeisel van een aanwijzing van Helfrich, want de twee bondgenootschappelijke kruisers voeren' een andere koers dan de relatief veiligste die hun door de Nederlandse vlootvoogd was voorgeschreven. Hoe dit alles zij, wij menen dat uit alles wat wij in de hoofdstukken 13, 14 en IS over Helfrichs beleid hebben geschreven, blijkt dat hem, in tegenstelling vooral tot de Amerikaanse admiraals Hart en Glassford (en Doorman i), het juiste begrip heeft ontbroken voor de beslissende betekenis van het Japanse overwicht in de lucht. Zonder optimisme kan men geen oorlog voeren, maar dat optimisme moet gebaseerd blijven op de werkelijkheid - Helfrichs optimisme had deze uit het oog verloren. Zijn bevel aan Doorman, uitgeseind op donderdagavond 26 februari: 'You must continue attacks till enemy is destroyed', hield een nauwelijks uitvoerbare opdracht in, zijn uitspraak zondagochtend, na de Slag in de Javazee dus, tegen Palliser en Glassford: 'Let me continue to handle this situation and save Java', was-irreëel. Dat was, algemeen gesproken, ook het latere oordeel van van Starkenborgh die in '63 of '64 jegens Vromans de opinie uitte, 'dat wijlen de admiraal Helfrich in de laatste weken in Indië de romantische kant op ging, onrealistisch werd.' 1 Men moet Helfrichs beleid overigens niet als een louter persoonlijk beleid zien: het was de uitdrukking, tegelijk de tragische culminatie, van het gehele beleid dat Nederland sinds het begin van de twintigste eeuw met betrekking tot Nederlands-Indië had wensen te voeren, een beleid waarvan de behoefte, de daar levende volkeren te beschermen, een wezenlijk onderdeel vormde. Anderzijds is het een feit dat dit beleid aan talrijke Nederlandse, Britse, Amerikaanse en Australische marinemannen het leven heeft gekost en andere in Japanse krijgsgevangenschap heeft doen belanden; het heeft de Koninklijke Marine eenheden doen verliezen die in het verdere verloop van de Tweede Wereldoorlog, en ook nadien, nog een zekere rol hadden kunnen spelen; het heeft de evacuatie van een groot aantal marinemannen verhinderd; het heeft de Nederlandse en de bondgenootschappelijke koopvaardij zware verliezen doen lijden aan112

1129 [PDF]

opvarenden en aan schepen; het heeft, tenslotte, Helfrichs naam in de kringen van zijn Amerikaanse en Britse collega's geen goed gedaan - met dat al heeft hij na,afloop van de oorlog in' het publiek, d.w.z. in zijn ,.Memoires en in zijn verhoor door de Enquêtecommissie, zijn beleid steeds verdedigd; in werkelijkheid is hij tot in het jaar van zijn dood, .1962, geplaagd geweest door twijfel of zijn beslissingen juist waren geweest.

XCDat er van Java geen eenheden van het Knil zijn geëvacueerd, achten wij volstrekt aanvaardbaar: zulk een evacuatie was feitelijk onmogelijk en zou trouwens in strijd zijn geweest met de richtlijnen van de Combined Chiefs of Staff. Die richtlijnen hielden evenwel in dat vliegtuigen en vliegpersoneel die beterbuiten Indië de strijd zouden kunnen voortzetten, geëvacueerd dienden 'te worden - het komt ons voor dat generaal van Oyen, de commandant van de Militaire Luchtvaart, van de evacuatiemogelijkheid in onvoldoende mate gebruik heeft gemaakt. Wel zijn er, zoals vermeld, uit Tjilatjap met de 'Zaandam' enkele vliegtuigbemanningen voor wie er geen toestellen meer waren, geëvacueerd en ook zijn er bemanningen en technici vertrokken met de 'Poelau Bras', maar die lijn is door van Oyen niet doorgetrokken. Helfrich heeft, zij het laat, gelast dat elke marineman, wiens aanwezigheid op Java niet langer zinvol was, het eiland diende te verlaten - van van Oyen is geen zodanig bevel uitgegaan, ja, hij heeft, aldus Wolff, in de week van strijd op Java van uitwijken gezegd, 'dat het gelijk stond met desertie'. Zij die toen toch vertrokken, deden zulks op eigen initiatief Het waren weinigen. Er zijn vliegtuigen naar Austràlië uitgeweken welke goeddeels leeg waren en welke men, achteraf gezien, had kunnen, ja, had moeten vullen met een deel van het vliegend personeel en van de technici van de Militaire Luchtvaart voor wie er in de loop van de week waarin op Java gevochten werd, geen toestellen meer waren om te vliegen of te onderhouden. Zo zijn talrijke geschoolde krachten nodeloos in krijgsgevangenschap geraakt, die men in Australië en elders bitter heeft gemist. '

XCHet besluit van het gouvernement, geen evacuatie van de Nederlandse

1130 [PDF]
HET EVACUATIE-BELEID

en Indisch-Nederlandse bevolkingsgroepen na te streven, zien wij als onvermijdelijk: los van andere factoren was er geen praktische mogelijkheid om tachtigduizend uit Nederland afkomstige totoks en ca. tweehonderdduizend Indische Nederlanders naar elders over te brengen. Mogelijk was wèl, vele duizenden te evacueren, maar zulk een gedeeltelijke evacuatie (welke kriteria had men er bij moeten aanleggen?) zou, van Starkenborgh besefte dat ten volle, tot een immense verwarring hebben geleid.'

XCDe zaak van het in Indië blijven van het gehele gezagsapparaat en van de gouverneur-generaal persoonlijk is gecompliceerder. De opdracht daartoe, die geheel in de lijn lag van hetgeen van Starkenborgh zelf dacht, is uit Londen gekomen. 'Ik meen', schreefGerbrandy's adviseur Peekema op 19 februari in zijn voor de minister-president bestemde nota, 'dat een abandonneren van Indië door de landvoogd algemeen door de Oosterse bevolking zou worden opgevat als een onherroepelijk einde van de band met Nederland', en een dag later seinde Gerbrandy, vermoedelijk na overleg met zijn ambtgenoten van Angeren, Furstner, Kerstens en Michiels, aan van Starkenborgh:

XC'Vertrek landvoogd en gezagsapparaat zou zowel door bevolking als door bondgenoot en vijand worden opgevat als abandonneren Indië, vijand voor welkom bestuursvacuüm plaatsend en later herstel rijksbanden ten ernstigste bemoeilijkend. Daarentegen brengt blijven regering" en haar ambtenaren in Indië op meest treffende en klemmende wijze tot uiting dat regering zich beschouwt als integrerend deel Indische gemeenschap welke zelve gelijkwaardig en onlosmakelijk deel Nederlandse staat.'

XCAan dit telegram lag mede de verwachting ten grondslag dat de gouverneur-generaal en zijn gezagsapparaat conform de regels van het volkenrecht onder de Japanse bezetting hun bestuurstaakzouden kunnen voortzetten, zoals dat, na het vertrek van de regering uit Nederland (13 mei '40), onder de Duitse bezetting korte tijd mogelijk was aan de opperbevelhebber vari land- en zeemacht, generaal Winkelman, en nadien aan de door de Duitsers gehandhaafde secretarissen-generaal en

I Uit onze beschrijving van wat op Java is geschied, is gebleken dat vrij velen die uitweken, in strijd met de geldende regels' hun gezin hebben meegenomen; tegen hen zijn na de oorlog generlei maatregelen genomen, ons inziens terecht niet. Binnen het ressort van de marine zijn in enkele gevallen wèl sancties getroffen tegen diegenen die in strijd hadden gehandeld met Helfrichs bevel van I maart om naar elders uit te wijken. 2 D.w.z. het Indische gouvernement.

1131 [PDF]
NABESCHOUWING

provinciale en gemeéntelijke besturen. Die verwachting is, zoals van Starkenborgh al met betrekking tot zichzelf voorzag, in Indië niet bewaarheid: van Starkenborgh is spoedig gevangengenomen en de Nederlanders zijn uit het bestuursapparaat verwijderd.' Wat te denken van de weergegeven argumentatie? Dat een vertrek van de gouverneur-generaal 'zowel door bevolking als door bondgenoot en vijand' zou zijn 'opgevat als abandonneren Indië', betwijfelen wij. De vijand heeft Indië, waar de gouverneurgeneraal op post bleef, in feite beschouwd als een geabandonneerd gebied (Imamoera zei in de toespraak waarmee hij zich op 7 maart in Batavia als het ware zelfinstalleerde als hoofd van het bestuur op Java, 'dat Nederlands-Indiê had opgehouden te bestaan'), de bondgenoten zouden, menen wij, een tijdig uitwijken van de gouverneur-generaal heel wel begrepen hebben en zeker niet hebben beschouwd als een prijsgeven van de Nederlandse soevereiniteit over Indië en wat de 'bevolking' betreft, . zouden wij onderscheid willen maken tussen de verschillende groepen: aannemelijk dunkt ons dat het weten dat ook van Starkenborgh in Indië was gebleven, de Nederlanders, de Indische Nederlandersen de zich met Nederland verbonden voelenden onder de Indische Chinezen en de inheemsen tot steun is geweest, voorzover tot hen doordrong dat vän Starkenborgh niet was uitgeweken (aan menigeen bleef dat, schijnt het, onbekend), maar dit kan bij de overgrote meerderheid der inheemsen heel wel anders hebben gelegen: de inheemse traditie hield veeleer in dat een held, door een oppermachtige tegenstander belaagd, zich met slimheid aan zijn gezag moet onttrekken om die tegenstander later uit eigen kracht of met steun van bondgenoten des te sneller ten val te brengen, Overigens geldt zeker voor de inheemse volksmassa dat het slechts weinigen bekend werd dat van Starkenborgh Indië niet had verlaten, De door de regering naar voren gebrachte motivering achten wij dus, achteraf gezien, van een twijfelachtige geldigheid (wij herinneren er aan dat koningin Wilhelmina bepaald wenste dat aan van Starkenborgh opdracht zou worden gegeven, naar Londen te komen) - met dat al zien wij die motivering toch in tweeërlei opzicht als tekenend: tekenend in

XC1 De instructie, op post te blijven, heeft er toe geleid dat in de invasiemaanden zeventien ambtenaren van het Binnenlands Bestuur door de Japanners en negen door inheemsen van het leven zijn beroofd; de verliezen van het Nederlandse bestuursapparaat, ca. 5 %, zijn in die periode procentueel ruim driemaal zo groot geweest als die van het Knil. II3

1132 [PDF]
'EEN STAATKUNDIGE TRAGEDIE'

de eerste plaats voor de mate waarin de regering, zoals in Indië ook de Nederlanders en Indische Nederlanders deden, Indië zag als een onlosmakelijk deel van het koninkrijk, tekenend in de tweede plaats voor haar bezorgdheid of het wel een onlosmakelijk deel wás. Als- het dat was, d.w.z. als de band met Nederland gedragen werd door de vanzelfsprekende aanhankelijkheid van het overgrote deel van de gehele bevolking, de inheemsen inbegrepen, dan had men niet bevreesd hoeven te zijn dat het vertrek van de gouverneur-generaal 'algemeen' (wij onderstrepen) 'door de Oosterse bevolking', aldus Peekema, 'zou worden opgevat als een onherroepelijk einde van de band met Nederland', of dat dat vertrek, aldus Gerbrandy, 'later herstel rijksbanden ten ernstigste (zou bemoeilijken).'

XCMen treft hetzelfde dualisme aan in uitspraken van de hoogste militairen die wij in de voorafgaande hoofdstukken citeerden. 'Al deze onderdanen keken in vertrouwen naar ons op', aldus Helfrich - ter Poorten daarentegen zei op de avond van donderdag 5 maart in Bandoeng tegen Sitwell en Maltby dat een guerrilla op Java onmogelijk zou zijn, 'because of the great hostility of the Indonesians toward the Dutch' - ook wanneer men meent dat de legercommandant dat niet letterlijk heeft gezegd, blijft het feit bestaan dat de guerrilla vrijwel nergens steun heeft gevonden in de inheemse samenleving. Meer nog: velen van de inheemse militairen hebben zich zo spoedig mogelijk aan de militaire strijd onttrokken, de komst der Japanners is in menige streek aan veel inheemsen welkom geweest, in Atjeh is het met Japanse steun tot een volksopstand gekomen en de inheemse politieke elite in Batavia heeft (wij komen er in ons volgend deel op terug) onmiddellijk na de algemene capitulatie van het Knil een eerste lijst opgesteld van inheemse voormannen die, onder Japanse supervisie, een nationaal Indonesisch kabinet zouden kunnen vormen.

XCWij citeerden Besnard die over 'tragische soldaten' schreef omdat dezen zich voorbereidden op een· strijd die zij onmogelijk konden winnen - is in werkelijkheid in Indië niet sprake geweest van een veel diepere, van een staatkundige tragedie? Er stond aan van Starkenborgh niet anders dan het welzijn van de gehele bevolking van de archipel voor ogen en wij menen dat hetzelfde voor vele in dit deel genoemde en ongenoemde Nederlanders en Indische Nederlanders heeft gegolden, die in Indië mèt de landvoogd een samenleving wilden opbouwen welke in het harmonisch samengaan van haar componenten andere landen ten voorbeeld kon strekken - en in de veruit grootste component, de inheemse (97 % van de totale bevolking), waren sterke krachten tot ont

1133 [PDF]
NABESCHOUWING

wikkeling gekomen die dat streven, die die bevoogding afwezen en heel iets anders begeerden: op zijn minst dominion-status voor Indonesië als overgang in een later stadium naar een, eventueel met Nederland ve~bonden, onafhankelijk Indonesië.

XCHoe diepgeworteld dat streven was, is uit eerdere hoofdstukken van dit deel gebleken: het is de Nederlandse politiek zelf geweest, met name de onderwijspolitiek, die bevorderd heeft dat zich van het begin van de twintigste eeuw af in Indië een Indonesische politieke en een Islamietische voorhoede gingen vormen die één waren in hun verlangen om vroeg of laat het Nederlands koloniaal regime te beëindigen; die voorhoeden hebben scherpe tegenstellingen gekend: tegenstellingen tussen coöperatoren en non-coöperatoren, tussen groepen die de Islam als staatsgodsdienst wensten en groepen die dat afwezen, binnen de Islam tussen modernisten en traditionalisten - de uitgesproken Islamietisehe krachten bereikten een vorm van eenheid in '37 toen de Miai werd opgericht, de politieke deden hetzelfde in '39 toen de Gapi gevormd werd, en toen in '4I was komen vast te staan dat de Nederlandse regering en het gouvernement in Indië vooreerst geen wijzigingen zouden aanbrengen in de Indische staatsinrichting, verenigden Miai en Gapi zich in de Madjelis Rakjat Indonesia, de Raad van het Indonesische volk. Die eenheid is, zoals bleek, niet lang gehandhaafd: de enige uitgesproken Islamietische partij, de PSII, heeft zich in december '4I uit de Gapi, en de Miai heeft zich in januari '42 uit de Madjelis Rakjat Indonesia teruggetrokken, niet evenwel omdat zij het onafhankelijkheidsstreven afwezen, maar omdat zij van oordeel waren dat hun partners het gouvernement teveel tegemoet kwamen. Hoopten ook zij, zoals zovele eenvoudigen deden, dat de Japanners de brengers-van het heilzouden zijn? Zij zouden allen (Soekarno, Hatta, Sjahrir en Sjarifoeddin.iorn slechts dezen te noemen, hadden het voorzien) al in zoverre bedrogen uitkomen dat de Japanner een aanzienlijk hardere meester zou blijken dan de Nederlander.

XCWanneer men stelt dat Nederland met betrekking tot Indië de tekenen der tijden onvoldoende heeft onderkend, dan dient men in het oog te houden dat, zo al het algemeen bestuur van Indië aan de gouverneurgeneraal was toevertrouwd, het opperbestuur uitgeoefend werd door de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement. Hoe bescheiden

1134 [PDF]
'DE TEKENEN DER TIJDEN ONVOLDOENDE ONDERKEND' NABESCHOUWING

was, achteraf gezien, de wens die in '36 in de petitie-Soetardjo werd neergelegd! Zij drong slechts aan op een conferentie van vertegenwoordigers van Nederland en Indië teneinde een plan op te stellen dat Indië 'binnen een zodanige tijd als de conferentie voor de uitvoering van de gedachte mogelijk zal achten', geleidelijk een status van 'zelfstandigheid' zou geven - zelfstandigheid, autonomie, niet onafhankelijkheid. Van Starkenborgh heeft geadviseerd de petitie te verwerpen, de regering heeft daartoe besloten, het parlement heeft dat besluit goedgekeurd: geen rondetafel-conferentie dus. Bij de inheemse politieke voorhoede in Indië ondermijnde deze gang van zaken het toch al niet zo sterke vertrouwen dat Nederland ooit bereid zou zijn, wezenlijke wijzigingen aan te-brengen in Indië's plaats binnen het koninkrijk en in zijn inwendige staat'kundige structuur. Het is evident dat het aanbrengen van dergelijke wijzigingen van mei '40 af, toen het moederland werd bezet, niet wel mogelijk was: de publieke opinie kon zich in het moederland niet meer vrij uiten, het parlement was uitgeschakeld. Ging de regering dus te ver, toen zij in juni '41 het na de oorlog bijeenkomen van een ronde-tafel-conferentie aankondigde, welk denkbeeld in '38 zowel door de toenmalige regering als door het toenmalige parlement was verworpen? Wij menen van niet: anders dan in de petitie-Soetardjo waarin van 'zelfstandigheid' was gesproken, werd in de aankondiging die van Starkenborgh in juni '41 deed, slechts gezegd dat de regering 'de aanpassing van de structuur van het koninkrijk aan de eis der tijden' tot 'een programmapunt': wilde maken, waarvan 'het inwendig staatkundig bestel der overzeese gebiedsdelen een integrerend deel' zou zijn - die toezegging lag dus louter in het formele vlak en was bovendien vaag; zij versterkte dan ook het wantrouwen bij de inheemse politieke voorhoede. Kennelijk onder druk van de oorlog gedaan, wekte zij bovendien twijfel wat zij waard zou zijn als de oorlog geëindigd en die druk verdwenen was. Het was eveneens kennelijk onder druk van de oorlog dat van Starkenborgh zich in december '41 bereid verklaarde tot een eerste gesprek met de Gapi en de Madjelis Rakjat Indonesia - een gesprek dat niets opleverde, omdat de gouverneur-generaal het beperkt wenste te zien tot maatregelen in het kader van de oorlogvoering tegen Japan. Men kan, uiteraard, van Starkenborgh niet verwijten dat hij zich in zijn praktische politiek niet verder voorwaarts heeft gewaagd dan de regering wenste - als de persoonlijke tragiek van deze laatste, moedige gouverneur-generaal zien wij veeleer dat ook hij onvoldoende bog heeft gehad voor de onweerstaanbare kracht van het Indonesisch nationalisme en niet heeft ingezien dat Nederland

1135 [PDF]

op den duur zo al niet zijn positie dan toch zijn invloed in Indië slechts zou kunnen behouden wanneer het, zodra dat mogelijk was, in vèrgaande mate aan dat nationalisme tegemoet kwam. Indië van nabij kennend en wetend dat de 'binnenlandse politieke situatie' door de 'sterke hervormingsdrang van grote groepen''op lange termijn moeilijk' kon worden (wij citeren bewoordingen, voorkomend in het telegram dat hij op 8 mei '41 samen met van Kleffens aan koningin ·Wilhelmina zond), had hij de regering in die geest kunnen adviseren. Hij heeft dat nagelaten - nagelaten vooral, omdat ook hij Nederlands voortgezette leiding onmisbaar achtte voor een verdere zo harmonisch mogelijke ontwikkeling van Indië. 'Kan men hem', schreven wij in de aan zijn persoon gewijde paragraaf van hoofdstuk 7, 'ongelijk geven in zijn door verantwoordelijkheidsgevoel en Europese opvattingen bepaalde visie op het politiekonrijpe karakter van de inheemse samenleving? Neen, maar die visie werd irrelevant: een Indonesische elite wilde zèlf -de archipel gaan besturen.'

XCHet is deze elite geweest die in maart '42 van Nederland was vervreemd. Meer nog: zij had het Nederlands gezag, het gezag van 'de Kompenie' , dat generaties lang voor onaantastbaar was gehouden, in luttele maanden zien wegvagen. Dat zou niet zonder gevolgen blijven.

XCTot diegenen die in de eerste dagen van maartIndië in opdracht van de Londense regering of van van Starkenborgh hadden verlaten, behoorden twee Indonesiërs: Soejono en Loekman Djajadiningrat. Van hen beiden was Soejono er diep van doordrongen dat de Indonesiërs na de oorlog slechts dán bereid zouden zijn de band met Nederland te bestendigen indien Nederland hun zelfbeschikkingsrecht erkende, en wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat hij alleen gewonnen is voor het denkbeeld zijn geliefd Java te verlaten, omdat hij zich had voorgenomen, de regering te Londen voor dat inzicht te winnen. Van Mook daarentegen, die in zijn functie als luitenant-gouverneur-generaal de natuurlijke leider was van de uitgezonden groep, dacht er heel anders over: evenals van Starkenborgh achtte hij Nederlands voortgezette leiding in het belang van de Indische samenleving - wij haalden in hoofdstuk 7 zijn uitspraak aan, voorkomend in de speciale uitgave welke het dagblad De Locomotief ter gelegenheid van de jaarwisselinghad doen ver

'42 '40-'41

1136 [PDF]
VAN MOOKS VISIE

schijnen: 'dat voor een werkelijke ontwikkeling van Nederlands-Indië als land het Nederlandse element voor leiding en binding onmisbaar is.'

XCIn de bewogen oorlogsmaanden had hij, na uit Washington te zijn teruggekeerd, slechts korte tijd op Java vertoefd: ruim twee weken, nl. van de rede februari waarop hij in Tjilatjap aankwam, tot de vroege uren van zaterdag 7 maart waarin hij uit Bandoeng wegvloog. Bijna die gehele tijd was hij in Bandoeng geweest - hij had er van zondag I tot vrijdag 6 maart vernomen hoe de gevechten, met name die op West-Java verliepen, hij had gehoord hoe de desperate pogingen van het Knil om het vliegveld Kalidjati weer in handen te krijgen, de een na de ander waren mislukt en hij had de desorganisatie in het militaire apparaat aanschouwd die zich op de Bandoengse hoogvlakte steeds duidelijker was gaan aftekenen - hij had uiteraard niet kunnen waarnemen dat de Japanse invasietroepen door vele Indonesiërs met enthousiasme waren begroet. In dat opzicht was het beeld van Java waarmee hij Bandoeng verliet, onvolledig.

XCNa zijn aankomst in Australië kreeg hij nauwelijks meer berichten uit Indië. Van wat zich na zijn vertrek uit Bandoeng aldaar nog in de loop van zaterdag had voorgedaan, vernam hij iets van de inzittenden van de laatste Glenn Martin-bommenwerper die Bandoeng had verlaten: die van luitenant-vlieger A. B. Wolff, welk in de vroege uren van zondag 8 maart koers had gezet naar Broome. Nadien werd het stil. Java zweeg, Celebes zweeg, Borneo zweeg - alleen uit Noord-Sumatra kwamen nog enkele berichten binnen van kolonel Gosenson en generaalOverakker die beiden de beschikking hadden over een zender waarmee zij, naar gehoopt was, Ceylon en Australië konden bereiken. Dat contact bleek moeilijk te zijn. Na inlichtingen uit Australië te hebben ontvangen, seinde Furstner op I april '42 aan de Nederlandse delegatie bij de Combined Chiefs of Staff te Washington:

XC'Radio communication has been 'established for short periods between Australia and Netherlands troops in North Sumatra. On March 21 Netherlands troops attacked and routed an enemy column which suffered heavy casualties' I

XChet bericht gaf de indruk dat Gosenson en Overakker in staat waren deof

1 Telegram, I april 1942, van Furstner aan de Washington, 165 (stukken van de

1137 [PDF]
NABESCHOUWING

hun opgedragen guerrilla niet zonder succes vol te houden. In werkelijkheid hadden beiden, zonder dat enig bericht daaromtrent Ceylon of Australië had bereikt, op 26 maart tot beëindiging van hun operaties besloten en zich twee dagen later overgegeven.

XCIn april (wij komen er in ons volgend deel op terug) vloog van Mook via de Verenigde Staten naar Londen. Spoedig na zijn aankomst schreef hij daar een beschouwing over wat zich in Indië had afgespeeld, die begin mei, ter voorlichting vooral van de Engelse en Amerikaanse publiciteitsmedia, verscheen in de (door de Regeri'ngsvoorlichtingsdienst gesubsidieerde) uitgave van de Netherland Publishing Company, Voice of the Ne therlands.' Op gezag van de inzittenden van Wolffs bommenwerper deelde van Mook nu mede,

XC'that because resistance of Dutch troops had held up the japanese invaders for twenty-four hours longer than was expected, a great number of our forces around Bandeeng got away into the mountains where they are continuing the struggle'

XCin werkelijkheid waren de enige Knil-militairen (militairen, van de genie) die Bandoeng op zaterdag hadden verlaten, daar maandag weer terugge,keerd en waren van de groep Engelsen en Australiërs, die bezuiden Scekaboemi de bergen in waren gegaan (de leider van de groep, Lieute nant-Colonel van der Post, was al in Japanse handen gevallen), nog maar weinigen in vrijheid.

XC'Fighting is still going on in different places on many of the islands', beweerdevan Mook verder.

XC'Apart from the actual fighting which is harassing the japanese and making them feel continuously unsafe, relatively large parts of the Indies are still unoccupied by thejapanese. Here Dutch authority remains intact',

XCdat laatste gold in feite begin mei slechts voor een aantal weinig belangrijke Kleine Soenda-eilanden en eilanden in de Molukken, voor de nog minder belangrijke eilandengroepen tussen Nieuw-Guinea en Australië en voor het zuiden en een deel van het binnenland van Nieuw-Guinea. Van 'actual fighting', althans van 'fighting' van enige betekenis, was slechts sprake op Timor.

XCOver de reacties van deinheemse bevolking op de komst der Japanners schreef van Mook: 'There was no Fifth Column to any extent among the native

XCI Voice of the Netherlands, 2

1138 [PDF]
'EEN ONJUIST BEELD'

population. Nowhere have acts been committed which would point at internal treason' (van het werk van de F-mannen op Noorden Midden-Sumatra en van de door hen bevorderde volksopstand in Atjeh wist hij niets af) 'and the natives certainly showed not the slightest inclination to hail the japanese as their liberators.'

XCEen onjuist beeld dus - maar het beeld, waarmee van Mook zich aan het werk zette om de bevrijding van Nederlands-Indië te bespoedigen; beeld dat hij overdroeg aan allen met wie hij in contact kwam èn beeld dat vooreerst moeilijk gecorrigeerd kon worden.

XCEr waren geen geheime verbindingen. 1139

1139 [PDF]

Appendix

XC

Datumlijst

XC

XC12 Een Japanse delegatie arriveert in Batavia voor economische besprekingen (p. 693) 19 In Tokio besluit de Contactraad tot vorming van een 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer' die Nederlands-Indië insluit (p. 688) 26 Japan stuurt troepen naar de noordelijke helft van Frans-Indo-China (p. 685) 27 Bekendmaking van het Driemogendhedenverdrag (Duitsland Italië-Japan)van het Driemogendhedenverdrag (Duitsland Italië-Japan)(Duitsland Italië-Japan)Italië-Japan) (p.

1141 [PDF]
DATUMLI]ST

30 Van Starkenborgh dringt in een telegram aan de Londense regering op een compromisvrede aan (p. 554)

Januari 1941

XC

April 1941

XC

Juni 1941

XC

Juli 1941

XC

Augustus 1941

XC

September 1941

XC

Oktober 1941

XC

XC8 Van Starkenborgh maakt in een radiotoespraak bekend dat Nederland zich met Japan ,in oorlog bevindt (p. 73 I) De internering van alle Japanners wordt gelast (p, 749) 9 De commissie-Visman sluit haar rapport af (p. 588)

XC9 Mobilisatie van de reservisten in de Buitengewesten (po746) 10 Ondergang van de 'Prince of Wales' en de 'Repulse' (p, 735) 12 Mobilisatie van de reservisten op Java (po746) 0 13 Manifest van de Gapi en de Madjelis Rakjat Indonesia (p, 977) 17 Bezetting van Portugees-Timor (po773) Januari 1942

XCI Van Mook in functie als luitenant-gouverneur-generaal (p, 780)

XC3 De oprichting van Abda-Command wordt bekendgemaakt (po788) IQ Generaal Wavell komt in Batavia aan (po796) 10/11 De Japanners landen in de Minahassa (p, 812) en op Tarakan (p. 817) IS Van Starkenborgh laat in Djokjakarta spreken met delegaties van de Gapi en de Madjelis Rakjat Indonesia (p. 980) 18 De 'Van Imhoff' -ramp (p. 752) 23/24 De Japanners landen bij Balikpapan (po 826) en Kendari (p. 837) 27 De Japanners landen op West-Borneo ter verovering van Pontianak (po832) 30/31 De Japanners landen op Ambon (p, 842) Februari 1942

XC3 Begin van het Japanse luchtoffensief tegen Java (p. 871) 4 De Combined Striking Force gebombardeerd op weg naar Straat Makassar (po848) 8/9 De Japanners landen op het eiland Singapore (po852)

1143 [PDF]
DATUMLI]ST

9 De Japanners landen bij Makassar (p. 839) 10 De Japanners trekken Bandjermasin binnen (p. 836) 14 Japanse luchtlanding bij Palembang (p. 858) 15 Generaal Percival capituleert; Singapore in Japanse handen (p. 855) De Combined Striking Force gebombardeerd bij Sumatra (p. 865) 16 Wavell adviseert, de twee Australiséhe divisies niet naar Java door te zenden (p. 879) 18/19 De Japanners landen op Bali (p. 883) en op Nederlands-Timor (p. 888) 19 De Japanners bombarderen Darwin (p. 882) 19/20 Zeegevechten bij Bali (p. 885) De Japanners landen op Portugees-Timor (p. 889) 21/2,2 Van Starkenborgh verlaat Batavia (p. 916) 25 Opheffing van Abda-Command (p. 897) 27 Slag in de Javazee. Ondergang o.m. van de kruisers 'De Ruyter' en 'Java' (p. 936) 28 Ondergang van de Engelse kruiser 'Exeter' (p. 939)

Maart 1942

XC

XCIOndergang van de Amerikaanse kruiser 'Houston' en de Australische kruiser 'Perth' (p. 943) Vier Japanse landingen op Java's noordkust. Het vliegveld Kalidjati wordt door de Japanners veroverd (p. 997) De laatste Amerikaanse zware bommenwerpers verlàten Java (p. 1006) Admiraal Helfrich geeft bevel tot evacuatie van de marine (p. 948) 2 Admiraal Helfrich vertrekt naar Ceylon (p. 949) 4 Van Starkenborgh draagt het opperbevelhebberschap over aan generaal ter Poorten en schout-bij-nacht van Staveren (p. 1050)

XC5 Intocht der Japanners in Batavia (p. 1030)

XC6 Laatste bijeenkomst van de Volksraad in Bandoeng (p. 1060) 6/7 Luitenant-gouverneur-generaal van Maak vertrekt naar Australië (p. 1060) & Algemene capitulatie van het Knil (p. 1069)

XC9 Capitulatie van het restant der 4de 'divisie' en van de Groep-Zuid (p. 1071) Capitulatie van de öde 'divisie' op Oost-Java (p. 1073) II/12 De Japanners landen op Noord-Sumatra (p. 1095) 28 Capitulatie van de Knil-troepen op Noord-Sumatra (p. II02)

1144 [PDF]

Ministers van koloniën en gouverneurs-generaal 1900-1942gouverneurs-generaal 1900-19421900-1942Ministers van koloniën J. T. CREMER JHR. MR. T. A. J. VAN ASCH VAN WIJCK J. W. BERGANSIUS, ad interim A. w. F. IDENBURG MR. D. FOCK MR. TH. HEEMSKERK, ad interim A. w. F. IDENBURG J. H. DE WAAL MALEFIJT MR. TH. B. PLEIJTE A. W. F. IDENBURG S. DE GRAAFF H. COLIJN, ad interim CH. J. I. M. WELTER DR. J. C. KONINGSBERGER S. DE GRAAFF DR. H. COLIJN CH. J. I. M. WELTER C. VAN DEN BUSSCHE CH. J. I. M. WELTER MR. P. S. GERBRANDY 27 juli 1887-1 aug. 1901 I aug. 1901-9 sept. 1902 10 sept. 1902-25 sept. 1902 25 sept. 1902-16 aug. 1905 17 aug. 19°5-1 I febr. 1908 12 febr. 1908-20 mei 1908 20 mei 1908-16 aug. 1909 16 aug. 19°9-29 aug. 1913 29 aug. 1913-9 sept. 1918 9 sept. 1918-13 nov. 1919 13 nov. 1919-4 aug. 1925 4 aug. 1925-25 sept. 1925 26 sept. 1925-8 maart 1926 8 maart 1926-10 aug. 1929 10 aug. 1929-26 mei 1933 26 mei 1933-24 juni 1937 24 juni 1937-25 juli 1939 25 juli 1939-10 aug. 1939 10 aug. 1939-20 nov. 1941 20 nov. 1941-25 mei 1942

Gouverneurs-generaal

XC

XCW. ROOSEBOOM J. B. VAN HEUTSZ A. W. F. IDENBURG MR. J. P. GRAAF VAN LIMBURG STIRUM MR. D. FOCK JHR. MR. A. C. D. DE GRAEFF JHR. MR. B. C. DEJONGE JHR. MR. A. W. L. TJARDA VAN STAR

XCKENBORGH STACHOUWER II45 3 okt. 1899-1 okt. 1904 lokt. 19°4-18 dec. 1909 18 dec. 1909-21 maart 1916 21 maart 1916-24 maart 1921 24 maart 1921-7 sept. 1926 7 sept. 1926-12 sept. 193 I 12 sept. 1931-17 sept. 1936 17 sept. 1936-8 maart

1145 [PDF]

Aneta BB BPM Covim

XCGapi

XCGerindo lEV .IKP ISDP ISDV Knil Knilm

XCKPM Miai

XCMosvia

XCNirom Nias Osvia PAl

XCPariorganisaties en instellingen Algemeen Nieuwsen Telegraaf-Agentschap Binnenlands Bestuur Bataafse Petroleum Maatschappij (Centrale) Commissie tot Organisatie van Vrouwenarbeid in Mobilisatietijd Gaboengan Politik Indonesia (Indonesische Politieke Federatie) Gerakan Rakjat Indonesia (Indonesische Volksbeweging) Indo- Europees Verbond Indische Katholieke Partij Indische Sociaal-Democratische Partij Indische Sociaal-Democratische Vereniging Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart MaatschapPiJ Koninklijke Petroleum Maatschappij Madji!isoel Islami! a'laa Indonesia (Grote Islamietische Raad van Indonesië) Middelbare Opleidingsschool voor Inlandse i}mbtenaren N ederlands- Indische Radio-Omroep Maatschappij N ederlands- Indische Artsenschool Opleidingsschool voor Inlandse Ambtenaren Persatoean Arab Indonesia (Verbond van Indonesische Arabieren) Partai Republik Indonesia (Indonesische Republikeinse

1146 [PDF]
AFKORTINGEN NAMEN ORGANISATIES EN INSTELLINGEN

Parindra Partindo PID PKC PKI

XCPNI

XCPNI-Baroe

XCPoesa

XCPPBB

XCPPKI

XCPSI PSII

XCPTT

XCPVPN

XCSI Stovia VAIB

XCVaubek VOC Partai Indonesia Raja (Partij van Groot-Indonesië) Partai Indonesia (Indonesische Partij) Politieke Inlichtingen Dienst Partai Kaoem Christen (Partij van het Christenvolk) Perserikatan Komunis di India (Communistisch Verbond van Indië) en Partai Komunis Indonesia (Communistische Partij Indonesië) Perserikatan Nasional Indonesia (Indonesisch Nationaal Verbond) en Partai Nasional Indonesia (Indonesische Nationale Partij) Pendidikan Nasional Indonesia-Baroe (Nieuw NationaalIndonesisch Vormingsverbond) Persatoean Oelama Seloeroeh Atjeh (Vereniging van dorpswetsgeleerden van Groot-Atjeh) Perhimpoenan Pegawai Bestuur Boemipoetra (Vereniging van Ambtenaren van het Inheems Bestuur) Perhimpoenan Politik Katholik Indonesia (Katholiek Verbond van Indonesië) Partai Sarekat Islam (Partij van het Islamietisch Verbond) Partai Sarekat Islam Indonesia (Partij van het Islamietisch Verbond van Indonesië) Partai Tionghoa Indonesia (Partij van Indonesische Chinezen) Persatoean Vakbond Pegawai Negeri (Federatie van Vakbon. den van Inheemse Overheidsdienaren) Sarekat Islam (Islamietisch Verbond) School tot Opleiding van Indische Artsen Vereniging vanAmbtenaren bij de Inlandse rBestuursdienst Vrijwillig Autobestuurders-Korps Vrijwillige Oefen-Corpsen

1147 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van illustraties

XC

XCOost-Indië-vaarders verlaten Amsterdam, 1603 2-3 De plaats Batavia en het Kasteel na pag. 4 2 4 2 4 Vrachtvaarder verlaat Rotterdam op weg naar Indië, 1814 42 5 Reiswagen, op Java in gebruik in de rede eeuw 66 6 Atjehse strijders 66 7 Kolonel van Heutsz met zijn staf in Atjeh, 1898 82 8 Uitgemoorde Atjehse kampong, 1904 82 9 Knil-patrouille in Atjeh, ca. 1930 82 10 Suikerfabriek op Java 90 I I Aardolieraffinaderij bij Palembang 90 12 Tinbaggermachine van de Biliton Maatschappij 90 13 Spoorwegtraject in de Preanger 90 14 Passagiersschip verlaat Tandjong Priok 90 15 In Bandoeng ca. 1930 90 16 Moderne weg op Midden-Sumatra 90 17 Theeplanter op West-Java in zijn voorgalerij 130 18 inheems huispersoneel 130 19 Chinese toko 130 20 Aankomst van Chinese koelies in Deli 130 21 Inheemse wijk in Palembang 130 22 Kampong aan de rand van Batavia 130 23 Kampong op Midden-Java 130 24-25 Inheemse kooplieden 130 26 De Grote Moskee te Medan '130 27 Ambon - de kerk gaat uit 130 28 Leerlingen van een Europesè lagere school 138 29 Leerlingen van een dessa-school 138 30 Leerlingen van een Montessori-school 138 3 I Technische Hogeschool, Bandoeng 138 32 Gouverneur-generaal Idenburg op bezoek bij de sultan van Soerakarta 170 33 Het paleis van de gouverneur-generaal te Buitenzorg 170 34 Bevloeiingswerk op Java

1148 [PDF]
LIJST VAN ILLUSTRATIES LIJST V AN ILLUSTRATIES

na pag. 35 Polikliniek in de Molukken 170 36 Javaanse afdeling van een ziekenhuis op Java 170 37 Zitting van een Landraad op Java 170 38 Eerste nationale congres van Boedi Oetomo, 1908 234 39-40 Bijeenkomsten van de Sarekat-Islam 234 41 Installatie van de eerste Volksraad door gouverneur-generaal van Limburg Stirum, 18 mei 1918 234 42 De Partai Komunis Indonesia en de Sarekat Islam in Makassar, april 1923 322 43 Sabotage tijdens de communistische opstand op Java, eind I~6 3n 44-45 Het interneringskamp Boven-Digoel 322 46 Mohammed Hatta en de overige bestuursleden van de Per himpoenan Indonesia, ca. 1930 338 47 Soekarno tijdens zijn proces, eind 1930 338 48 Gouverneur-generaal de Jonge en van Starkenborgh 410 49 Parade voor het paleis van de gouverneur-generaal te Batavia 4IO 50 Gouverneur-generaal van Starkenborgh 410 . 51-52 In Tokio, ca. 1940 498 53 Keizerlijk paleis te Tokio 498 54 Bij het keizerlijk paleis op een nationale feestdag 498 55 Keizer Hirohito 498 56 Bijeenkomst van het Grote Hoofdkwartier onder Hirohito's voorzitterschap, begin 1938 498 57-59 Voorbeelden van Japans eerbetoon 498 60 Japanse kinderen leren de militaire groet 498 61 Demonstratie van schoolkinderen in Tokio 498 62-63 Training van Japanse infanteristen 498 64 Training van tankbemanningen 498 65 Manoeuvre in Japan 498 66 Militaire begrafenis in Tokio 498 67-70 In de Artillerie-Constructie-werkplaats te Bandoeng 640 71 Opslagplaats van de Koninklijke Marine te Soerabaja 640 72 Pantserwagens en motorverkenners van het Knil 648 73-74 Genie van het Knil 648 75-76 Bergartillerie van het Knil 648 77 Knil-oefening in een dessa 648 78 Oefening van mariniers 648 79-80 Het Vrijwillig Oefen-Corps 648

1149 [PDF]

XC8 I -82 Stadswacht Batavia 83 Generaal Berenschot 84 Generaal ter Poorten 85 Brewster-Buffalo , 86 Curtiss-Interceptor 87 Glenn Martin-bommenwerper 88 Lockheed-transportvliegtuig 89 Een Glenn Martin wordt beladen 90 Parade op het vliegveld Andir 91 In een van de werkplaatsen van de Militaire Luchtvaart 92 De torpedobootjager 'Kortenaer' 93 De kruiser 'De Ruyter'94 Dornier-vliegboot 95 Catalina-vliegboot 96 Afdeling van het Vrijwillig Vlieger-Corps 97-98 Luchtbeschermingsdienst 99-100 De Covim 101 Het Vrouwen Auto-Corps 102-103 Het Rode Kruis l 104 Van Mook doet de leider van de japanse economische delegatie uitgeleide 105 Van Mook en schout-bij-nacht Doorman 106 De japanse minister van buitenlandse zaken, Matsoeoka, in Berlijn 107 Premier Todjo 108-110 Verwoestingen in Pearl Harbor I I I De Amerikaanse marinebasis bij Manila na de japanse aanval 112 Amerikaanse capitulatie op het schiereiland Bataan 113-114 Aankomst van generaal Wavell te Batavia, 10 januari 1942 115 Wavell, admiraal Hart en generaal Brett 116 De admiraals Layton, Helfrich en Hart II7 Admiraal Helfrich II8 II9 120 Schout-bij-nacht Doorman 14 februari 1942 raffinaderij bij Palembang in brand 15 februari 1942 het japanse parlement herdenkt de bij Singapore gesneuvelde japanners Knil-militairen met een japanse oorlogsvlag In brand geschoten Amerikaanse B-17 121 122 IISO na pag, 64 8 648 648 656 656 656 656 656 656 656 67 2 67 2 67 2 67 2 688 688 688 688 688 7 0 4 7°4 73 6 73 6 73 6 800 800 800 800 800

1150 [PDF]
LIJST VAN ILLUSTRATIES

na pag. 123-124 Soerabaja na de Japanse bombardementen in februari 1942 125 Slag in de Javazee 126 De vermomde 'Abraham Crijnssen' 127-129 japanse opmars op West-Java 130-131 De capitulatiebesprekingen te Kalidjati 1]2 Japans convooi op weg naar Rembang 133 De Japanse landing bij Rembang 134 Vernielde aardolie-installaties bij Tjepoe 135 Japanse intocht in Salatiga 136-137 Japanse intocht in Soerabaja 138 Japanse intocht in Malang 880 936 93 6 936 en 952 952 1°72 1072 1°72 1°72 BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES

XCE. Breton de Nijs (ps. van R Nieuwenhuis): Tempo Doeloe. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1914 (1961): 5, 17,33

XCH. Buitenweg: De laatste Tempo Doeloe (1964): 25

XCS. Kalff: De 'Loffelijke Compagnie' (1916): 3

XCE. Naeff: Nederlands-Indië. Herinneringen aan een koloniaal verleden (1978): 8, 31, ]2, 37-39, 41, 47

XCF. W. Stapel: Geschiedenis van Nederlands-Indië (1930): 2

XCH. M. de Vries: The importance oj Java as seen jrom the air (1938): 13 J. T. P. Blumberger, De nationalistische beweging in Nederlands-Indië (1931): 42

XCH. C. Zentgraaff en W. A. van Goudoever: Sumatraantjes. Reisbrieven (1937): 9, II, 16,21

XCDe overige foto's zijn afkomstig uit de collecties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Het copyright van de volgende foto's berust bij:

XCKoninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Leiden: ]2, 33

XCKoninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam: 6-8, 10, 12, 14, 15, 18-20,22-24,26-3°,34-36,44,45,5°

XCMinisterie van Defensie, Mdeling Maritieme Historie: 94, 95, 117, 118

XCNederlands Historisch Scheepvaartmuseum: 4

XCUniversiteit van Amsterdam, Instituut voor Moderne Aziatische Geschiedenis: 37,

1151 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van kaarten

XC

XCDe militaire situatie bij de Bandoengse hoogvlakte op vrijdagavond 6 maart 1942 2 II Nederlands-Indië, geprojecteerd op Europa 21 III De Oost-Indische Compagnie I 30 IV De Oost-Indische Compagnie II (de Molukken en omgeving) 37 V Java, negentiende eeuw 47 VI Sumatra, negentiende eeuw 62

XCVII N ederlands- Nieuw-Guinea 320

XCVIII Japan en omgeving 468 IX De Japans-Chinese oorlog 500 X Japans zuidwaarts oprukken, 1931-1941 686 XI Het Japanse oorlogsplan 706-707

XCXII De Japanse operaties in Nederlands-Indië 738-739

XCXIII Celebes 8Il XIV Borneo 816

XCXV Sumatra 857 XVI Timor 889 XVII Java 1002-1003 XVIII West-Java 1002-I003 XIX Noorden Midden-Sumatra 1094

XCXX Nederlands-Nieuw-Guinea I I II

XC

1152 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van afkortingen, gebruikt In de

XC

XCARA A.v. Bakkers: 'Het Knil'

XCCreutzberg: Econ, beleid

XCDBPN, C

XCFO/SDAlgemeen Rijksarchief Als voren R Bakkers: 'Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger voor en gedurende zijn strijd tegen de Japanse invasie' (gestencild, 1946, RvO, IC, 29 710-847) (Historisch Genootschap, Commissie voor Bronnenpublicatie betreffende de geschiedenis van Nederlands-Indië 1900-1942, no. 5-7) P. Creutzberg: Het economisch beleid in Nederlands-Indië, dl. I (1972), dl. II (1974), dl. III (1974 en 1975) (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis) Documenten betreffende de Buiten landse Politiek van Nederland, 1919-1945, dl. I (10 mei 1940-31 okt. 1940) (1976), dl. II (31 okt. 1940-31 mei 1941) (1977), dl. III (I juni 1941-7 dec. 1941) (1980) Collectie fotokopieën van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, afkomstig uit het Foreign Office/State Department Document Center, Berlijn (archieven van het Auswärtige Amt en de Reichskanzlei)

(1956)

1153 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

Gwyer: Grand Strategy

XCIC

XCKwantes

XCMadoff en Snell: Strategic Planning 1941 194 2

XCMK Morison, dl. III

XCMorton: The Fal! of the Philippines

XCNI

XCNigis (United Kingdom, Cabinet Office) History of the Second World War, Military Series, J. M. A. Gwyer: Grand Strategy, dl. III, eerste helft (1964) Indische Collectie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (Historisch Genootschap, Commissie voor Bronnenpublicatie betreffende de geschiedenis van Nederlands-Indië 19°0-1942, no. 8-II) R C. Kwantes: De ontwikkeling van de nationalistische beweging in Nederlands-Indië, dl. I (1975), di. II (1978), dl. IIÎ (1981), dl. IV (1983) (United States Government, Department of the Army, Office of the Chief of Military History) United States Army in World War IJ, The War Department, M. Madoff en E. M. Snell: Strategic Planning for Coalition Warfare 1941 194 2 (1953) Ministerie van Koloniën S. E. Morison: History of United States Naval Operations in World War IJ, dl. III: The Rising Sun in the Pacific, 1931-April1942 (1948) (United States Government, Department of the Army, Office of the Chief of Military History) United States Army in World' War II, The War in the Pacific, L. Morton: The Fal! of the Philippines (1953) (Stichting Indië in de Tweede Wereldoorlog) Nederlands-Indië onderjapanse bezet ting. Gegevens en documenten over de jaren 1942-1945 (1960) Netherlands-Indies Government Information Service

1154 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

Pluvier: Overzicht

XCPogue: Supreme Command

XCVan Poll/Teulings: Rapport

XC'Rapport-Nationalistische Beweging 1933-1939'

XCRPD RvO Van Velden: De fapanse

XCVan der Wal:J. M. Pluvier: Overzicht van de ontwikkeling der nationalistische beweging in Indonesië in de jaren 1930 tot 194 2 (1953) (United States Government, Department oj the Army, Office oj the Chief of Military History) United States Army in World War II, The Eu ropean Theatre oj Operations, F. C. Pogue: The Supreme Command (1954) M. J. M. van Poll en mr. F. Teulings: Rapport van de eerste, in opdracht van het bestuur der Rooms-Katholieke Staatspartij gemaakte studie en contactreis naar Nederlands-Indië, uitgebracht aan het partijbestuur, 23 mei-a ë juli 1938 (1939) . (Algemeen Rijksarchief, Collectie P. A. Kerstens, no. 21) Parket van de gouverneur-generaal, Batavia, Algemene Recherchedienst: 'Rapport over de Nationalistische Beweging van 1933 af' (22 nov. 1939) (Algemeen Rijksarchief, Ministerie van Koloniën, Londens archief, M 74) Regeringspubliciteitsdienst Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie D. van Velden:(Historisch Genootschap, Commissie voor Bronnenpublicatie betreffende de geschiedenis van Nederlands-Indiëno. 4) S. L. van der Wal: Nederlands-Indië

(1963) 1900-1942, (1967)

1155 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

Van der Wal: Volksraad (Historisch Genootschap, Commissie voor Bronnenpublicatie betreffende de geschiedenis van Nederlands-Indië 1900-1942, no.'s 2-3) S. L. van der Wal: De Volksraad en de staatkundige ontwikkeling van Nederlands Indië, dl. I (1964), dl. II (1965) Ward: 'Militaire Lucht(Ministerie van Defensie, Koninklijke vaart' Luchtmacht, Sectie Luchtvaart Historie) O.G. Ward: 'De Militaire Luchtvaart van het Knil buiten Nederlands-Indië in de jaren 1942-1945' (1980) (United Kingdom, Cabinet Office) History of the Second World War, Military Series, S. W oodburn Kirby: The War againstjapan, dl. I: The Loss of Singapore (1957) Woodburn

1156 [PDF]

Appendix

XC

Register

XC

XC'Aanwijzingen', betr. de houding van

XCambtenaren . . . in geval van een

XCvijandelijke aanval (Nederland),

XC671-673 idem Nederlands-Indië, 672, 673, 1034, 1035 Aardoliewinning, 63, 64, 86-88, 93n,

XC96,361,506,507,524,552,618n,621,

XC623,631,675,691-696,7°1,7°2,7°9,

XC716,718,721,74°,775,8°3,815,828,

XC1071, 1078, 1087, II 10 vernielen van installaties, 670, 676, 677, 8°3, 817, 820-823, 855-859, 862, 863, 961, 1008

XCZie ook: Djambi-schandaal 'Abbekerk', 899, 958 Abbenhuis, eh. W. A., 1028, 1029,

XC1032-1037 Abda-Command, 741, 776, 784-798,

XC806,825,842-845,864,867,873,875,

XC882, 891, 896-898, 995 Abdoeh, Mohammed, 210, 2II, 213 Abdoelkadir, Widjojoatmodjo, 426,

XC584 n ,9 0 4 Abeyasekere, S., 445, 522n, 697n, 977n Abikoesno Tjokrosoejoso, 446, 571,

XC572, 582, 978 Aboe Bakar, Said, 1089, 1090 Achmadfjah-beweging,22In Adangbaai, 823, 824, 831, 834, 836 Adat, 27, 68,83, 103, 117, 150, 176, 177,

XC187,194,196,213,218,221,224,237,

XC399, 1088 Adat-recht Zie: Rechtswezen AdU,395 'Admiral Scheer, 660n, 66In Admiralty: 735, 8°7, 844, 845, 947 Afvoer- en Vernielingscommissies en

XC-corpsen Zie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Ainoe's, 465n, 470n Al-Islam, 242 Alasdal, 1095, 1097, II00-II02 Zie ook: Interneringen: kampen Alaska, 748n Albarda, J. W., 351,413,414, 559n, 910 'Aldebaran', 372 Aleoeten, 748n Alfian, 21 I, 295n Algemeen-Democratische Bond (vroeger: Eenheid door Demoeratie (Indische afdeling), 435 Algemeen Handelsblad, 417, II2In, I128n Algemeen Indisch Dagblad, 377, 542, 543, 569, 577n, 597, 59~ 814 Algemeen Landbouw-Syndicaat, 649 Algemeen Nieuwsen Telegraafagentschap (A.neta), 108, 342, 566 Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten,266,267,537 Algemene Landsdrukkerij, 588 Algemene Nederlands-Indische Electriciteitsmaatschappij, 929 Algemene Rekenkamer, 155 Algemene Secretarie, 16o, 161, 170, 171 Koloniaal Verslag, 161 Algemene Studieclubs, 332, 333, 337, 34 1, 374,435,44 11 Algemene Volkskredietbank Zie: Kredietwezen Alimin Prawirodirdjo, 238n, 3°2, 3°4, 305, 3 I I, 317, 337,415,416 All India Moslem League Zie: Bri ts- Indië Alor, 1109 Altena, H. van, 1040, 1°42 Ambakari, 837, 838

1157 [PDF]

Ambarawa

XCZie: Interneringen Ambon, 38,39,73, 144, 169n, 202, 258,

XC286, 289, 322n, 425, 598, 602, 606n,

XC639, 639n, 641, 644, 646, 647, 665,

XC730n, 742, 745, 791, 802, 810, 814n,

XC841-843, 869, 870,,882, 989, 1109,

XCIIIO Ambonnezen, 169, 200, 566 in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, 65, 66, 178, 818, 822, 843, 1025, 1039, II04

XCstationering van Australische troepen, 639n, 641, 730n Zie ook: Moluks Politiek Verbond; Protestantisme; Sarekat Ambon Ambon Baroe, 598 Ambtenaren (Binnenlands Bestuur),

XC45, 63, 69, 109, 162-171 passim, 218, 238,242,266,281,671-673

XCaantallen, 89, 164

XCNederlandse, 63, 109

XCIndisch-Nederlandse, 168, 169

XCInheemse, 168, 169, 186-196, 200, 225,266

XCinkomens, 35, 45, 55, 56, 59, 106, 360, 371 verbod ambtenaren deel te nemen aan anti-gouvernementele bewegingen ('muilkorf-circulaire'), 267n, 272

XCopleiding Zie: Onderwijs

XCZie ook: 'Aanwijzingen 0 0 Evacuaties; Staatsinrichting; Vakbonden Amery, L., 879 Analfabetisme, 149, 158 Andamanen, 708 Andir, 654, 1041-1044, 1045, 1062 Aneta

XCZie: Algemeen Nieuwsen Telegraafagentschap Angeren, J. R Morvan, 908n, 1059n,

XCII31 Antara, persbureau, 603, 749, 978 Anthonio, EoGoT., 837, 838 Anti-koloniale Liga (Liga tegen impe

REGISTER

XCrialisme en vóór koloniale onafhankelijkheid) Zie: Komintern Zie ook: Perhimpoenan Indonesia Anti-Komintern-verdrag, 457,508,509, 527, 626, 684 Anti-Revolutionaire Partij, 80, 93n, 278,279,366n en visie op toekomst van Indië, 278280,410,416,417 Zie ook: Christelijke Staatkundige Partij Anzacforce Zie: Australië, strijdkrachten Arabië, 68, 120, 210n Arabieren, 26, 85, 91, 101, 102, II9, 120,174,177,182,211,221,252,360, 437,440,441,446,576,583,594,602, 605 aantallen, 119 reactie op oorlogsgebeuren in Europa, 561 Zie ook: Onderwijs; Partai Arab In donesia (PAl); Vreemde Oosterlingen Arnold, H, 881 Aroe- en Kei-eilanden, 181, 1109 Arsip Nasional, 165 Artsen, 172, 173 aantallen, 172n gouvernements-, 172 inheemse -, 146, 172 Japanse -, 695, 696n Zie ook: Onderwijs Aruba, 552n, 644n Asia Raya, 12n Asiatic Fleet Zie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrachten Asquith, Ho, 619n Associated Press, 962 Atamboea, 887-890 'Athene', 892 Atjeh, 26, 27, 49, 68, 70n, 124, 125, 179, 185, 193, 209, 212n, 234, 409, 4II, 452n, 743, 851,1087-1100, II3J Atjeh-oorlogen, 69, 70, 79-83, 147, 177, 200, 234,278, 280n Islam in Atjeh, 1088-1092 Persatoean Oelama Seloeroeh Atjeh (Poesa), 1089-1091

1158 [PDF]

sabotage-acties met Japanse steun ('Vijfde Colonne' /,F-Organisatie'), 1088-1093, 1106-1108, 1139 Zie ook: Foedjiwara, I. Atlantisch Handvest, 606, 615 Atlas van Tropisch Nederland, 520 Attlee, C, 276, 879 Australië, 9, 17, 100, 322, 536, 552,630,

XC634-637,688,689,719,734,742,75°,

XC751,763,764,766,774,785,788,790,

XC793,801,804,809,842,878-883,895,

XC896,899,9°2-9°5,922,928,94°,945,

XC950, 956, 961, 964, 967, 983, 984, 1006, 1040, 1°41, 1044, 1046, 1052,

XC1056n, 1060, 1061, 1063, 1109, 1128

XCstrijdkrachten, 3,9, 16, 19,637, 639, 639n, 641, 741,763, 767, 769, 773, 801, 802, 806, 810, 842, 852, 854, 858, 871, 876-881, '888, 898, 993, 994, 998 Anzaiforce(vlootverband), 892, 892n

XCBlackforce (strijdkrachten op Java), 994, 996, 1013, 1024-1026, 1038, 1063-1067, 1074 oorlogsschepen: 'Hobart, 864, 884, 921, 926, 940, 94In 'Perth', 921, 926, 927, 933-943, 946, 966, 997, 998, 1123, 1129 'Yarra', 959, 960 Aviolanda-fabrieken, 665 Avro,1052n

XCBa Maw, 276 Baars, A., 245, 267n, 292, 293 Baarsel, ]. van, 496n, 540n-545, 750,

XC760, 761 Babo, 1110, 11I2 Bakker, H. Th., 952n, 958n Bakker, ]., 1054 Bakker, T., 667 Bakkers, R, 8, 14, 179, 643, 645, 646,

XC990n, 992-996, 1026, 1040, 1063,

XC1065, 1066, 1119, 1126, 1127n Bakoengan, 1098 Bali, 22, 23, 27, 68, 83, 99, 164, 181,

REGISTER

XC183n, 205n, 215, 286,331,644,742,745,8°5,806,882-887,914,916,919, 920, 925, 929, 971 Balikpapan, 99, 623, 631, 642, 644, 646, 647,665,677,721,74°,741,764,791, 802,815,819-831,834,837,843,844, 847, 893, 901, 919, 961, 962, 972, II21 Banda, 36, 38,44,317,323,393,512, 565,974,975,982, 1110 Bandjermasin, 741, 742, 823, 824, 831836, 847, 86In, 873, 883, 894, 919, 95In Bandoeng, 1-18 passim, 141,226,229, 3°4,3°5,317,333,336,380,539,555, 636,645,647,666,751,784,797,799, 872,896,898,915,916,918,988-998, 1001, 1005, 1013, 1014, 1020, 1026, 1037-1°41, 1044, 1045, 1050, 1055, 1056, 1063-1°7°, 1074, 1122, 1124, 1126, 1137, 1138 Banier, De, 588n Banjoebiroe Zie: Interneringen: kampen Bank, ]. Th. M., 206n, 418n Banka, 64, 68, 89, 99, 115, 116, 164, 182n, 214, 439, 802, 8°3, 855, 863867, 919, 962 Bantam, 30, 3I, 40, 46, 67, 73, 214, 280n, 307, 308, 310, 312n, 348 Barito, 834-':'836 Bastiaans, W. Ch. ]., 108n, 228 Bastian, A., 84 Bataafse Petroleum Maatschappij, 63, 64, 93n, 279, 28In, 354, 358, 361, 613, 631, 815, 817n, 819, 821, 823, 831,859,860,961, 1110 Zie ook: Djambi-schandaal Bataan, 765, 766, 767, 769, 785, 801, 899n, 918, 1125 Bataklanden, 138, 144,205,206, 532n Groot-Batakse kerk, 532n Batavia, I, 3,6, II, 19, 31, 34, 35,41, 42, 45, 46, 158, 182, 199, 307, 335337,347,348,380,4°9,447,469,519, 555, 562, 610n, 636, 649, 748, 872, 915, 916, 918, 920, 991-994, 1009, 1013, 1014, 1021, 1024-1029, 1045, 1054n stichting, 30, 3I

1159 [PDF]

bezetting door Japanse troepen, 1029-1037, 1050

XCZie ook: Djakarta Bataviaas Nieuwsblad, 110,226,434,436,

XC460n, 539, 543, 584n,678 Bataviase Ommelanden, 31,41,43, 48 Baud, J. Chr., 58n Baudet, H., 58n Bawean, 926, 931, 932, 937, 939, 95 In Beatrix, Prinses, 659 Beckering Vinckers, J., 938 Becking, L. Th., 3 II, 383, 385, 544 Bedrijfsleven, 85, 89,90,94,96,97,104,

XC109,113,150,282,343,344,452,455,

XC667, 909 handelsverkeer in neutraliteitsperiode, 455, 456

XCzetelverplaatsing ondernemingen, 546, 547 Zie ook: Bureau Handelsbescherming; Commissie voor het rechtsverkeer in oorlogstijd (Corvo); Ondernemersraad voor Nederlands-Indië Beets, N., 1023 Begroting, Indische, 82, 156,217, 289,

XC360, 361, 549, 550n

XCDefensie-begroting, 548, 549, 627

XCOnderwijs-begroting, 156n, 217 Bekkers, C. J., 1096 Belastingen, 48, 68, 126,241, 361, 388,

XC548, 988 Zie ook: Landrente-stelsel Belawan, 1087 Beleggingen

XCgouvernements-, 97, 98

XCparticuliere -, 69, 96, 97 België, 60, 684 Benda, H. J., 314n, 1I06n Benedict, Ruth, 489 Benkoelen, 32, 49, 395, 398, 425, 568,

XC569, 572, 860n, 974, 983, 984 Beraoe, 828, 829 Berenschot, G. J., 533, 584n, 638, 651

XC653, 657, 666, 678n, 996n Berita Oemoem, 216n, 596n, 604, 976n Bernhardkamp (Nieuw-Guinea), I I 14,

REGISTER

XC1115 Berretty, D. W., 108n, 558nBesnard, A., 93, 657n, 747n, 1120, 112In, 1128n, 1133 Bevolkingsgroei, 64, 65, 135 Bevolkingsgroepen, 101-139,402, 561 Zie ook: Europeanen; Indische Nederlanders; Inheemsen; Vreemde Oosterlingen Beweging voor Morele Herbewapening, 595 Bezemer, K W. L., 3Ion, pon, 657n, 66on, 736n, 747n, 752n, 757n, 759, 761, 762n, 771, 815n, 85In, 861, 887n, 906n, 930n, 93In,935n, 936n, 943n, 946n, 957n, 960n, 998 Bickart, J. H. c, 830n Billiton, 64, 89n, 99, 115, 116, 164, 182n, 802, 803, 863, 864, 867 Billiton Maatschappij, 64, 89n, 96 Binnenlands Bestuur (BB) Zie: Staatsinrichting Zie ook: Ambtenaren Bireuën, 1095, 1096, 1099, 1105 Birma, 60n, 276, 405,507,607,618,688, 689,7°8,713,717,741,769,785,793, 801, 875, 878-881, 892, 971, 972, 1°41 Birmaweg. 685, 725n Bismarck-archipel, 709, 717, 763, 878n Blaauw, P. K, 912 Blackburn, A. -S., 994, 1025, 1038, 1063n, 1064 ,Blackforce' Zie: Australië: strijdkrachten Blangkedjeren, 1095, 1096, 1099, 1102 Blits, W. G., 699n Block, A. S., 541, 542, 545, 761 'Bloemfontein', 765, 807 Bloernsma, P., 890n Blom, J. c. H., 370n, 373 Blom, N. S., 162, 580n, 75In, 1044 Bodjonegoro, 1078 . Boeddhisme, 466, 470, 489, 490n Boedi Oetomo, 223-226, 248, 249, 252, 255,261,27°,325,333,337,441,601 Boeke, J. H., 92 Boelongan, 819, 828, 829 'Boelongan',755-759 Boerhanoeddin, 393 Boerstra, M., 537, 538,651,666

1160 [PDF]

Boetzelaer, W. van, 694n Bogaardt, A. Th., 1033-1035 Bogor (Buitenzorg), 12n, 43, 141, 158,

XC199 'Boise'

XCZie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrachten Boissevain, G., 1078n Bombay, 752, 806 Bond van Marine-schepelingen (Indi

XCsche afdeling)

XCZie: Koninklijke Marine Booy, Th., 423 Booy, A. de, 625n Borneo, 27, 68, 83, 86, 87,99,116,137,

XC163, 165, 173, 181, 205, 212, 213,

XC215n 286, 412, 507, 532, 583, 619n,

XC647,691,695,717,724,742,745,747,

XC751,769,770,774,810,815-836,878,

XC883,893,9°1,9°5,916,919,97°,971

XCkrijgsverrichtingen Zie plaatsen afzonderlijk Bos, A., 1044 Bosch, J van den, 52, 53, 55, 56, 532 Bose, Ras Behari

XCZie: Brits-Indië: onafhankelijkheidsbeweging Boshart, M., 370n Bosscher, Ph. M., 625n, 627n Bouwer, J B., yn, 813n, 1016n Boven-Digeel

XCZie: Interneringen: kampen Bovene, A. van, 1052n, 1060 Brandsteder, J A., 245, 267n, 371 Brandt, W., (ps van W. S. B. Klooster),

XC1106, 1I06n Brazilië, 86 Bree, J A. A. de, 376 Brereton, L. H, 68In, 775, 793-796,

XC799, 802, 875, 876, 883, 895, 897,

XC1005, 1124 Brett, G. H, 785, 793, 796, 798, 875,

XC891, 896, 897, 899, 915, 1007 Brink, F. G., 784 British Broadcasting Corporation (BBC),

XC5 28 Brits-Borneo, 636, 688, 691, 716, 717,

XC744,747,77°,781,829,843,868,893,

REGISTER

XC919Brits-Indië, 68n, 97, 149, 167, 173, 198, 216n, 275, 276, 282, 405, 442n, 526, 567,607,617,618,625,688,689,742, 752,793,801,871,879,899,9°5,971, 1087 nationalistische bewegingen: All India Moslem League, 198,276, 617 Indian National Congress, 185, 198, 276,277,292,327,334,567,617 onafhankelijkheidsbeweging o.l.v. Ras Behari Bose, 526, 1088 Zie ook: Foedjiwara, I. Broek, J. van den, 632 Brooke, A., 785, 1124 Brooke-Popham, Fl, 767, 768, 769, 776 Broome, 949, 964, 1006, 1045, 1046, 1137 Brooshooft, P., 78, 79, 226 Brouwer, B. J, 80n, 201 Bruce Lockhart, Fl H, 359n Brugmans, I. J, 136, J42n, 169, 170, 584n Bruin, R. de, 374n, 512n, 1012 Bruyn, J V. de, 1113-1115 Bruij n Kops, G. F. de, 105 I Buitengewesten, 87, 90, 98, 99, 115, 122, 123, 128, 147, 163, 165, 166n, 17°,181,183,184,193,218,242,258, 278, 45 In, 452n, 642, 643, 646, 647, 654,746,781,872,901,912 administratieve indeling, 163, 164, 286 Buitengewone Raad van Advies, 9P Buitenzorg (Bogor), 12, 43, 141, 158, 199, 594, 609n, 918, 994, 996, 1013, 1020, 1024, 1025, 1065 Bureau Handelsbescherming, 547, 548 Zie ook: Koopvaardij, Nederlandse Bureau voor de Volkslectuur, 175 Burgemeesters, 169, 199, 594 Burger, D. H., 25, 32, 33,4°,48,96,97, 166 Bussche, C van den, 417, 431 Buurman van Vreeden, D. C, 1052, 1060 Bijzonder onderwijs Zie: Missie; Onderwijs; Zending

1161 [PDF]

Cacao.jn Cambodja,277 Capell en, G, A. G. Ph. van der, 49, 50

XC55, 71 Capitulatie(s), gedeeltelijke, algemene,

XC1-19,515,812,833,84°,1014,1°37,

XC1°47-105°, 1062-1074 passim, IlOI,

XCIlIO, 1120, II33

XCreactie bevolking, 4, 5, II, 18, 19, 988-992, 1°79-1085, Il06-II09 Carpentier Alting, J. H, 282 Celebes, 27,33,50,68,83,99, 129, 137, 164, 165, 181, 212, 215n, 286, 412,

XC452n, 532, 583, 619n, 647, 691, 717,

XC740, 745, 750, 790, 802, 810--814,

XC837-842,863,878,9°5,916,919,97°,

XC971, Il09 krijgsverrichtingen Zie plaatsen afzonderlijk

XCZie. ook: Opstanden Celebes Kustvaart Maatschappij, 747 Censuur, 375, 397, 529, 679n Centraal Kantoor voor de Statistiek,

XC14 1 Centrale Commissie tot Organisatie

XCvan Vrouwenarbeid in Mobilisatie

XCtijd (Covim)

XCZie: Defensie van Indië Centralé Inlichtingsdienst

XCZie: Geheime diensten, Nederlandse Ceram, 1II3 Ceylon, 7n, 32, 35, 86, 689, 742, 8°4,

XC807,808,845,881,892,898,905,928,

XC939, 941, 945, 948, 949, 958, 967,

XC1062, 1076, Il24, Il37, 1138 Cheri bon, 47, 191, 308, 595,749,760,

XC918, 996, 1001, 10°4, 1010, 1013,

XC1017, 1040--1042,1°77 Chiefs of Staff (Britse), 625, 635, 768,

XC775,776,789,803,879,881,882,896 China, 12,23, 34,42,61, II5, Il9, 173,

XC23°,3°7,317,44°,479,684,685,7°1,

XC7II, 762, 790

XCen Duitsland, 477

XCen Engeland, 472, 477

REGIST!:,R

XCen Japan, 466, 477, 481, 482, 486, 487,491,498-503,621,626,684691,7°3,7°8,714,719,721 Zie ook: Japan: militaire actiesvorming van regering- Wang Tsjing-wei in door Japan bezette gebieden, 501 en Rusland/Sowjet Unie, 477 Chinezen, Indische (Peranakan-Chine zen), 5, 10,28,41,42,48,5°,56,85, 95,101,102, 114-II9, 138, 174, 177, 223,227,23°,252,253,29°,360,384, 437,438,44°,446,512,516,526,546, 562,566,580,583,584,585,594,602, 6°5, 642, 649, 650, 67.0, 676, 714, 1080--1082 aantallen, 3, II5, II6, 143 reacties op het oorlogsgebeuren in Europa, 561, 562, 566 'recente Chinezen', II5, II6, II9, 438,439 aantallen, 143 Zie ook: Chung Hwa Hui; Hoo Hap; Onderwijs; Partai Tionghoa Indo nesia Christelijk-Ethische Partij, 252, 366n, 4 2 5 Zie verder: Christelijke Staatkundige Partij Christelijk-Historische Unie, 93n en visie op toekomst van Indië, 410, 416,418 Christelijke Staatkundige Partij (vroeger: Christelijk-Ethische Partij), 366n,425,426n,429,588n Christendom, 81, 177 in Japan, 467, 469, 470n, 490n in Indië, 30, 169, 202-209, 214 aantallen Christenen, 207, 209 Zie ook: Inheemsen; Katholicisme; Missie; Protestantisme; Zending Chung Hwa Hui, 439, 44on, 566 Churchill, W. S., 4, 557,606, 619n, 634, 636, 641; 680, 719, 722, 775, 776, 784-791, 793, 845, 854, 878-88rn, 892, 896, 924 Cocos-eilanden, 1061 Coen, Jan Pieterszoon, 30, 3I, 38, 44, 4°9,469 Colenbrander, H T., 38 Collins, J. A., 897, 958 Colombo, 923, 948, 949, 950, 957, 962, 968

1162 [PDF]

Colijn, A. H, 815, 820-824, 827, 901

XC961, 962, 1060 Colijn, H, 156, 175,263,272,278,279,

XC281,284,309,347,358,361,4°1,410,

XC412,414,416,417,435,624-627,629 Colijn, HA., 949n Combined Chiefs of Staff, 743,776,785,

XC786, 796, 804, 844-846, 875-882,

XC891, 892, 896, 897, 899, 922, 1122,

XC1130, 1137 instructie betr. het niet-verdedigen van Java, 7, 741, 778, 877-882, 891-893,896-900,913,914,922926,946,947,986,987,995,10°5, 1122, 1128, 1129 Combined Striking Force, 743, 776, 810,

XC844, 846-851, 863-867, 884-887,

XC914, 919-946 passim

XCZie ook: Java: Strijd ter zee om Java Comité Indië Weerbaar, 255

XCZie ook: Militie, Inheemse Commissarissen-generaal, 49 Commissie-Visman, 97, 123, 136,

XC169n, 253, 422n, 579-588,611,616,

XC974, 977 Commissie voor het rechtsverkeer in

XCoorlogstijd (Corvo), 546

XCCorvo-Batavia, 546 Commissie voor de Volkslectuur, 175 Communisme (in Indië)

XCZie: Partai Komunis Indonesia; Perse rikatan Komunis di India

XCZie ook: Komintern; Perhimpoenan In donesia Communistische Partij Holland (later

XCNederland), 291, 294, 296, 317

XCen visie op toekomst van Indië, 410, 414, 4 1 5 Confucianisme, 466, 471, 490 Congress (Amerikaans), 483 Connell, J, 785n, 853n, 854n, 896n,

XC9 2 4 n Contract-koelies

REGISTER

XCZie: Inheemsen Cook, James, 102 Coolhaas, W. Ph., 44n Coppens, A. L. A., 1052, 1060 Coprav Sç Corregidor, 765, 766, 767, 899n, 1125,1127 Corvo Zie: Commissie voor het rechtsverkeer in oorlogstijd Courant, De, 63n Covim Zie: Centrale Commissie tot Organisatie van Vrouwenarbeid in Mobilisatietijd Cox, P. A., 995, 996, 1°70-1°72, 1074 Cramer, Ch. G., 252, 261, 282, 412, 414 Crena de longh, D., 1044 Creutzberg, P., 117n, 170, 365n Crinee Ie Roy, K. L. T. H, 1I08n Cultuurstelsel, 52-60, 85, 87, 88, 96, 1°7,109,154,2°4,351 Curaçao, 552, 644n Daalen, G. C. E. van, 82 Daalen, W. H. JE. van, 812, 813 Dachlan, Achmed, 211 Daendels, HW .• 18.24.35.45.47-49. 53. 55. 65. 127 Dahm, B., 232. 348n. 568n. 973n 'Daito Maroe, 1117. 1118 'Danae' Zie: Engeland: strijdkrachten Daroech, Agoes, J65n Darsono, 245. 257. 291, 293. 297. 298. 302. 304. 305.325,415 Darwin, 741. 742,' 765, 777, 791. 801. 805.806,825.841,863.882.884.888. 1112n Davao. 740-742. 765, 770. 819, 842 Davijt, J. 833 Defensie van Indië. 249.552.603,618 683 passim opbouw van een nieuwe vloot. 61963 0 Vlootwet-1922/1923. 620-622 Defensiegrondslagen van Nederlands Indië, 622. 623, 643. 644. 654 Indische Defensiecommissie. 619622 Defensie-begroting (1939/1942) 548, 549, 627 Staatsmobilisatieraad, 453. 657. 666675, 746, 748, 808, 1012 116

1163 [PDF]

Luchtbescherming, 668, 674, 675, 748, 871, 872, 1011, 1030

XCCentrale Commissie tot Organisatie van Vrouwenarbeid in Mobilisatietijd (Covim), 674, 675, 1030

XCAfvoer- en Vernielingscommissies en -corpsen, 669, 670, 675, 746, 829, 831, 852n, 901, 1008-1012, 1018, 1123

XCwapenaankopen, 548, 618-634 pas sim, 646, 654-656 Netherlands Purchasing Commission, 632 tekortkomingen, 676, 677

XCZie ook: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger; Koninklijke Marine; Militie, Inheemse; Regering, Nederlandse Deinse, B. S. van, 1044 Dekker, P., 1037 Delfstoffen, 86, 90, 91 Delft, 112, 162, 163, 176 Deli, 61, 63, 70, 192, 293, 344, 1087,

XC1106 Deli Courant, De, 359, 648,1106 Deli Maatschappij, 61 Denemarken, 456, 523, 645, 684 Departementen, 160-162,255, 667

XCvan Onderwijs en Eredienst, 140, 151, 156n, 161, 592, 594,988 Raad van Departementshoofden, 162 Deportaties

XCZie: Interneringen Desjima, 469 Dessa-banken

XCZie: Kredietwezen Dessa-diensten

XCZie: Inheemsen: herendiensten Dessa-hoofden, 117, 122, 128n, 180,

XC188-19°,241,243,287 Zie ook: Staatsinrichting: inheems bestuur Dessa-pandhuizen

XCZie: Kredietwezen Dessa-rij stkredietbanken

REGISTER

XCZie: Kredietwezen Deterding, H, 358 Detiger, W. E. C, 888Deutsche Klub (Bandoeng), 529 Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 757 Deutsches Haus (Batavia), 457 Deventer, 105 Deventer, C Th. van, 79, 223n Deviezen, 546, 547 Dewantoro, Ki Hadjat Zie: Soewardi Soerianingrat Dienst der Oost-Aziatische Zaken, 9, 119,515,517, 518n, 520, 584, 1028, 1°54 Dienst der Chinese Zaken, 119 Dienst der Volksgezondheid Zie: Gezondheidszorg Dienst voor het Boswezen, 243 Dilly, 773, 774, 887-890 Diponegoro, prins, 50-52, 67, 77, 200, 2°3,216 Zie ook: Opstanden: 'Java-oorlog' Districtsgerechten Zie: Rechtswezen Djajadiningrat, H, 162,431, 573, 594, 595, 692, 693, 912, 105 I Djajadiningrat, L., 162, 594, 1044, 1046, 1136 Djakarta, 1,31,447,451, 582, 590,612 Zie ook: Batavia Djambi, 93, 179, 250, 25 I, 412, 452, 855, 856, 859, 862, 1100, 1101 Djambi-schandaal, 93n Zie ook: Opstanden Djeddah,295, 314, 587n, 595 Djember, 1073 Djojobojo(-voorspelling), 28, 232, 24°,348,35°,513,514,520,698,969, 97~ 973, 983, 1°32, 1085 Djokjakarta, 26,33,47,49,51,211,219, ~23,285,295,301,356,601,612,615, 799, 8°5, 898, 974, 992, 996, 1006, 1007, 1°71, 1081 Donner, J., 328 Donraadt, W. Ch., 955n, 1084n Doodstraf, 184 Doorman, K W. F. M., 7, 659, 743, 844-85 I, 863-866, 886, 923, 925, 936, 963, 1042n, 1122, 1127-1129 levensloop, 846 Zie ook: Java: Slag in de Javazee

1164 [PDF]

Dormolen, ]. van, 1102, 1103 Douwes Dekker, E., (ps: Multatuli),

XC7 2 -78 Douwes Dekker, E. F. E., 226-232, 245,

XC272,324,332,333,362,592,593,761 Zie ook: Indische Partij 'Dragon'

XCZie: Engeland: strijdkrachten Drexel Biddle, A., 788 Driemogendhedenverdrag, 681, 685,

XC68~ 688, 693n, 698, 69~ 703, 71~

XC7 28 Drooglever, P. ]., 265, 266n, 309n, 325,

XC342,345, 365n, 366n, 374, 376,679n Droste, A. B., 904n Droste, Ch. B., 518n, 682n, 808n, 956n Duitsland, 60, 260, 456-462, 477, 523,

XC529,535,538,552,561,568,684,687,

XC688, 718

XCen China, 477, 478

XCen Japan, 457, 477, 478, 508, 509, 685, 687 Anti-Komintern-verdrag, 457, 508n, 509, 527, 626, 684 Driemogendhedenverdrag, Zie aldaar

XCen de Sowjet-Unie, 538n, 684, 687, 699 en Nederlands-Indië, internering van Duitsers Zie: Interneringen Dutch Harbor, 748n Duyl, G. van, 380, 381 Duymaer van Twist, A. j., 72, 73, 177 'Duyrnaer van Twist', 953, 957, 958 Dyxhoorn, A. Q. H, 680n

XCEast India Company, 47, 68n Eastern Fleet

XCZie: Engeland: strijdkrachten Echtscheidingen, 103 Economie van Indië, 47, 86-101, 454,

XC455, 545-549, 618 crisis van 1930,88,91, 100,360-362, 549 Eden, A., 625, 637--640, 788, 791, 879 Edmonds, W. D., 656n, 799, 8°7, 895,

REGISTER

XC899n, 900n, 965nEdo (later: Tokio), 467, 470-473 Eechoud, ]. van, 164, I II4, I II5 Eenheid door Demoeratie (Indische Afdeling), 435 Zie verder: Algemeen Democratische Bond Een land bouwt aan zijn toekomst, 584n, 595 Effecten, 902, 902n Eggens, ]., 1044 Einthoven, L., 134, 269n, 325 Elias, W. H]., 18n Elsbree, W. H, 689n , 97In, 972n Emancipatie (vrouwen-), 223, 287n, 395 Endeh, 392 Engeland, 60, 477, 529, 53 Ó, 547, 551553, 557, 618, 619n, 621, 687 en China, 472, 477 en Japan, 618n, 619n, 685, 728, 729 verdragen van Washington (1922) en Londen (1930) betr. vlootverhoudingen, 479-481,620 en het verlenen van zelfbestuur aan Brits-Indië en Birma, 198, 275277 en Geallieerde samenwerking op militair gebied ingeval van Japanse aanval, 623, 624, 626, 634641, 776 en geheime besprekingen met Nederland in Singapore, 557, 6356]7, 638, 776, 784 en oorlogsverklaring door Japan, 728, 729 strijdkrachten, 3, 9, 552, 713, 762, 801, 994 Royal Air Force, 530, 852, 862, 863, 994 Royal Navy, 664,735 Eastern Fleet, 79.4n, 892 948 oorlogsschepen: 'Danae', 921, 926, 940, 941 'Dragon', 921, 926, 940, 94 1 'Exeter', 864, 884, 921, 926,927,933,937,939, 946, 951n, 966, 998,

1165 [PDF]

1I 2 3 'Indomitable', 801-803, 856, 872, 892, 914, 1°41 'Prince of Wales', 722, 734-736,762,778,782, 850, 966, 1I23, 1I24 'Repulse', 722, 734-736, 762,778,782,850,966, 1I23, 1124

XCkrijgsverrichtingen Zie landen, plaatsen, eilanden afzon derlijk

XCverliezen, 762, 1I23, 1124 Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid

XC1940-1945', 10, 12n, 16, 162n, 403,

XC405, 535, 542n, 602,644, 66m, 697,

XC724, 731,79In, 795n, 897, 910n, 922

XC924,982,984,991, 1000, 1047, 1055,

XC1061,1128,1130 Enrekang, 838-84 I Ensing, c., 1I08n Enthoven, K L. J., 580, 692 Epidemieën, 26, 41, 172, 173,223 Eretan Wetan, 918, 942, 997-1002,

XC1013, 1017, 1020, 1021, 1040, 1041 Eubank, T., 775, 805, 93I, 998, 1005

XC1°°7 Europeanen (Nederlanders e.a.), 101

XC112

XCaantallen, 3, 102-104, 112, 648n

XCinkomens, 126, 137

XClevensomstandigheden, 1°5-11 I

XC'Staatsblad-Europeanen', rorn

XCreactie op het oorlogsgebeuren, 781, 988-992 Zie ook: Evacuaties; Onderwijs; Staatsinrichting Evacuaties (bij dreigende Japanse be

XCzetting), 774, 9.00-912,915, 948-969,

XC1046, 1047, 1060-1962

XCniet-evacueren van Nederlanders en Indische Nederlanders, 900, 901, 1131 idem van gouverneur-generaal en gezagsapparaat, 900, 907-912, 915, 1047, 1057-1059, 113I, 1I32n

REGISTER

XCvan voor oorlogvoering belangrijke personen, 909-912, 1043, 1044,1051, 1052, 1136 Zie ook: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger; Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaartmaatschappij (Knilm); Koninklijke Marine; Koopvaardij, Nederlandse Evangelische Missionsgesellschafi Zie: Zending 'Exeter' Zie: Engeland: strijdkrachten Exorbitante rechten Zie: Gouverneurs-Generaal Expres, De, 226, 228 Fabricius, Johan, 1008n Fakfak, I I 12 Fakkel, De, 570 Far Eastern Command, 701 Far Eastern Supply Council, 167, 747 Fasseur, c., 46n, 53n, 56, 57, 72n, 154n, 170, 226n, 233n, 278h, 288, 418 Feber, L. J. M., 379n Federatievan Vakbonden van Inheemse Overheidsdienaren Zie: Vakbonden Ferwerda, H., 627-629 Fidji-eilanden, 764, 1131 Fiedeldy, R J., 870n Flores, 129, 144,202,206, 392, 394, 398, 5P, 1109 Fock, D., 263, 264, 269, 284, 294, 295, 300,3°6,308,3°9,339,341,358,621 mislukte aanslag op, 301, 317n Foedjiwara, I., 1088, 1089, "07 'Foedjiwara-' of 'F-Organisatie', 1088-1095, 1I05-1I08 Zie ook: Atjeh; 'Vijfde Colonne' Foreest, H. A. van, 657n Formosa (Taiwan), P, 477, 516, 519, 691, 918 Fort van der Capelle, 1108 Fort van den Bosch Zie: Interneringen: kampen: Ngawi Fort de Koek, 293, 295, P5n, 1I01, 1I04, 1108 Zie ook: Interneringen: kampen Frankrijk, 60, 277,529,551,552,687

1166 [PDF]

en China, 477

XCen Japan, 477, 684, 685, 700 Frans Indo-China, 149, 277, 478, 526,

XC638,682,685,688,691,694,699,700,

XC7.°1,708,716-719,723,728,735,740,

XC940, 971 Fremantle, 896 Furstner, ]. Th., 627-629, 638n, 661,

XC66m, 680, 729, 789, 880, 88m, 892,

XC893,907, 908n, 961,1131

XCGaastra, F. S., 4 I Gaboengan Politik Indonesia (Gapi), 446

XC450, 5 66, 571-588 passim, 593, 596,

XC597, 601, 611-616, 974--981, 1134,

XC1135 re Indonesisch Volkscongres, 446, 448,449,571, 590n, 612 actie voor instellen van een parlement ('Indonesia Berparlemen' -actie), 447, 448, 571-576, 581, 582, 601,613,974 'Memorandum nopens de staatkundige constructie van Indonesia', S81, 582, 6II, 616 Zie ook: Commissie-Visman

XCen de oprichting van een inheemse militie, 6°3, 604, 612 Zie verder: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger

XCze Indonesisch Volkscongres, 612, 613, 974 oprichting van een Raad voor het Indonesische Volk (Madjelis Rakjat Indonesia), 613, 615, 974

XCmanifest van 13 december 1941 (oproep tot steun aan gouvernement), 977--980 Gandhi, M. K, 275, 276 Gani, A. K, 422, 444, 575, 582 Gapi

XCZie: Gaboengan Politik Indonesia Garoet, 1063-1069, 1074 Gedenkboek 1898-1923 (Koningin Wil

XChelmina), 280 Gedenkboek (van het BB-Corps), 69,

REGISTER

XC166, 167 Geelkerken, Cvan, 383Geer, D.]. de, 417, 449, 459, 528, 555, 591, 598,779 Geertz, C, 2 I 3 Geheime diensten: Amerikaanse, 1054 Signa! Intelligence Service, 5 I 5n Nederlandse, 298 Centrale Inlichtingsdienst, 298, 328 GS-III,298 Indische.i opbouw van een geheime inlichtingendienst in door Japan bezet gebied, 676, 909, 1044, 1°53-1°57 Zie ook: Politieke Inlichtingendienst (PID) Gelder, ]. À. de, 927, 929, 936 Gemeenteraden, 199, 200, '25 I, 285288 'Generaal Verspijck', 953, 957 Genera! Motors, 95, 748 Gerakan Rakjat Indonesia (Gerindo), 329n, 432, 433, 437, 442-448, 514, 571,575,582,589,697,698,972,975, 977, 978, 1056 Gerbrandy, P. S., 14, 558, 599n, 600n, 635, 639, 640, 719n, 722n, 729-732, 75°,773,779,780,787,788-791,794, 795, 877, 880, 881, 892, 907, 908n912,985--987,1°41,1°43,1047-1°53 Gereformeerde Kerken, 38, 39, 202, 205 Classis Batavia, 205 Zie ook: Protestantisme; Zending Gerke, P. ]., 169, 268n Gerritsen, D. ]., 909 Gewestelijke raden, 200, 25 I Gezantschappen, Japans, in Nederland, 461, 522, 524 Nederlands, in Japan, 524 Gezondheidszorg, 105, 172, 173, 388 Dienst der Volksgezondheid, 173 Zie ook: Artsen; Epidemieën; Hongersnood; Volksziekten Gids, De, 79, 184n, 199,201, 223n, 280 Giebel, C, 990n, 99m, 1047n Gilbert-eilanden, 709, 736, 763, 769 Glassford, N. A., 764, 776-778, 791116

1167 [PDF]

794. 806. 825. 897. 946-949. 1129 'Gneisenau' • 628 Go Gien Tjwan, 56In Gobée, E.• 225.335.429.430.431 Goeann. 691. 709. 717. 736. 762. 769 Goenawan, 242 Goodyear-fabrieken. 95 Gortmans. A L.. 832. 838-8,j:I Gosenson, G. F. V.• 1090-1095. 1099.

XC1102. 1137 Gouvernennentscultures. 53. 55. 57.

XC59n. 60. 61. 78. 83

XCZie ook: Cultuurstelsel Gouvernennentspandhuisdienst

XCZie: Kredietwezen

XCZie ook: Stakingen Gouv.ernennentspolitie

XCZie: Politie Gouverneurs, 33. 160. 163. 164. 170.

XC285-287 Gouverneurs-Generaal. 33. 34. 158

XC161. 171.283. 314. 399n plaats en bevoegdheden. 152. 155, 157-160. 171.203.252.289

XCZie verder: J. van den Bosch; G. A G. Ph. van der Capellen; Jan Pieterszoon Coen; H. W. Daendels; AJ. Duynnaervan Twist; D. Fock; A C D. de Graeff; J. B. van Heutsz; A W. F. Idenburg; B.C de Jonge; J. P. van Linnburg Stirunn; A W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer

XCZie ook: Staatsinrichting: Algenneen Binnenlands Bestuur Graaff, S. de. 265. 353. 354. 417 Graeff. A C D. de. 217. 262n. 264.284.

XC308-311. 313. 339-342• 346-349.

XC352-355.359.369 Greshoff, J.. 110. II I Gribling, P. J.. 260n Grift. C van der. 993n. 103In. 108In Croepsgemeenschapsraden.z Sö Grondstoffen, 91. 95 Grondwet (en herziening 1922)

XCZie: Staatsinrichting Groothandel.çön.Yró Grote Oost. 164.286.412.583.743.75°.

REGISTER

XC838.9°5.97°.971.11°9-1119krijgsverrichtingen Zie eilanden. plaatsen afzonderlijk GS-III Zie: Geheinne diensten: Nederlandse Gwyer, J. M. A. 785n, 789n Haafner, J.. 35. 106 Haccoû, J. F.. 314n Hadji's. 117. 174. 202. 211-214, 23 I. 243.314.360• 587n• 595 Zie ook: Mekka. pelgrinnstochten Haga. B. J.. 834-836 Hagenaar. H .• 9. 12n Hagens. G. ].. 870n. 894n. 1046. 1060n Hainan, 510. 684 Haiphong.685 Halifax. Lord. 553. 640. 641 Halkerna, H. T.. 834-836 Halrnaheira, 1110 Hamel, J. C. 822. 1083 Hanner, P. M. C J., 345, 366 Handelshogeschool. Rotterdam Zie: Onderwijs Hankouç açç Hansen. P. C C. 201 Haragoetsji, T.. 518n Harderwijk. 66. 67 Hardjo Pranoto, 1056. 1057 Harloff. A. J. W .• 380. 382. 385n Hart. G. H. C. 365. 525n. 791-796, 799. 800. 806. 844-851. 863-866. 875. 884.922. 1129 Hart. Th .• 721. 764 Harteveld, H. C. 595n Hatta, M .• 325-330. 331. 334. 335. 350. 353.'358.386.387.392-396.4°4.410, 435. 450. 512• 565n• 567. 583. 611, 975. 976• 984. 1134 levensloop. 325. 326 nnening over Japanse imperialisrne, 512.972.981-983 arrestatie (in Nederland. 1927), 328 arrestatie en deportatie (1934). 375. 393.611.974.981.983 overplaatsing naar Java (Soekaboenni).983 Hazenberg. C. F.. 1101, 1102 Hazeu, G. A J.. 168. 175. 224. 233n,

1168 [PDF]

238, 239, 246n, 251, 256, 257, 268,

XC302, 306 Hazevoet, C. H., 1033-1035 Heekeren, C. van, 532-535, 538, 539n,

XC752n, 759, 815n, 820, 830n, 835n Heemskerk, Th., 234, 279 Helfrich, C. E. L., 7, 458, 460, 584n, 629,

XC636,638,656-661,667,722,724,730,

XC734,735,741,743,747,766,776,777, 778, 791-799, 802, 804n, 806, 810,

XC819, 843-851, 864, 866n, 877, 884,

XC887, 897, 899, 905, 91In, 915, 920

XC969 passim, 994, 995,1043,1°47, 1I33

XClevensloop, 656-658

XCen beleid betr. de verdediging van Java, 658, 892, 893,922-926,946949, 966, 967, 1122, 1I28-1I30 Zie oak: Combined Chiefs of Staff; Combined Striking Force; Koninklijke Marine Helsdingen, ]. P. van, 1042 Helsdingen, W. H. van, 249n, 290n,

XC4 28 Hendrikse, P. ]., 963, 965 Hensen, E., 41In Heraut, De, 598 Herendiensten

XC. Zie: Inheemsen Heutsz, ]. B. van, 70, 71, 82, 83, 147,

XC168,175,180,199,224,238,278,3°8,

XC4 0 9 Heuven, W. A. van, 1016n Hindia Poetra (later: Indonesia Merdeka)

XCZie: Studenten, inheemse, in Nederland Hindoe-staten, 23, 24, 25, 28 Hindoeïsme, 23, 26-29, 205n Hirohito, keizer, van Japan, 463-465,

XC479,481,5°9,685,699,712,720,721,

XC7 28 Hitler, A., 566n, 626, 728 Hoare, S., 625 'Hobart'

XCZie: Australië: strijdkrachten Hoekendijk, ]. c., 5pn Hoëvell, W. R van, 71, 72, 77, 1I2, 154 Hof van Islarnietische Zaken

REGISTER

XCZie: Rechtswezen Hogere Krijgsschool, 645Hogescholen Zie: Onderwijs Hogewind, ]., 377, 378, 380, 381 Hollandia, 1I13, 1114, 1I18, 1I19 Hollands-Inlandse OnderwijscommISSIe Zie: Onderwijs Hollandse Beton Maatschappij, 830 Homosexualiteit (schandaal), 419n HongPo,209n, 516, 561, 562, 593,609n Zie ook: Hoo Hap Hongersnood, 59, 77, 79, 173 Hongkong, 477, 479, 499, 637, 691, 708, 717, 736, 762, 769, 900, 901, 1015, II24 Honig, P., 1044 'Honselaar, L., 869 Honsjoe, 469 Hoo Hap, 516, 593 Hoog, F. H de, 363, 429 Hoog Militair Gerechtshof Zie: Rechtswezen Hoogenband, C. van den, 16n, 736n, 820-824,827,829-831 Hooggerechtshof van Nederlands-Indië Zie: Rechtswezen Hoogstraten, ]. E. van, 693, 914, 991, 1043, 1044 Hoover, H., 276 'Houston'Zie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrachten Houtman, Cornelis de, 20, 30, 467 Hüsken, F., 1°79-1083 Huisindustrie, 95, 403 Hull, C, 523, 55I, 718-720, 725, 728 Hulpverleningsfondsen Zie: Prins Bernhard-Fonds; Spitfire Fund; Steunfonds Nederland; Verenigde Prins Bernhard-en Spitfire-Fondsen; WilhelminaFonds Hulsewé, A. P. F., 9, 10, 12, 12n Huwelijken, 103, 116,221 Zie ook: Ordonnanties Huygen van Linschoten, Jan, 20, 467

1169 [PDF]

Ibn Saoed, 314, 394 Idenburg, A. W. F.

XClevensloop 233,234

XCals gouverneur-generaal, 201, 203, 228,233-241, 246n;271,273, 278, 308,622

XCals minister van koloniën, 82, 248, 258-265, 272, 424n Idenburg, P. J. A., 9, 15, 17, 151, 161,

XC298, 536, 537, 542, 590, 694n, 780,

XC9°9,912,916, 1051, 1056 Idenburg-rivier, I II4, I II5 Idi, 1099, IIOl Ikeda, K, 705n Ilgen, G. A., 1°72, 1073 Imamoera, Hitosji, 6-16,522,713,714,

XC742,919,944,1017,1033,1034,1037,

XC1069, 1085, IIp 'Van Imhoff'

XCZie: Interneringen: van Duitsers: Van Imhoff-schandaal Indian Army, 526n, 802, 1088 Indian National Congress

XCZie: Brits-Indië Indië gisteren en heden, 279 Indië-Houzee (later: 'Het Nationale

XCWeekblad')

XCZie: Nationaal-Socialistische Beweging (Indische afdeling) Indië verloren, rampspoed geboren, 96 Indigo-cultuur, 53, 54, 59, 85 Indische Bond, II4, 227, 362 Indische Courant, 300, 540, 566n, 569n,

XClII7n Indische Gids, De, 430 Indische Katholieke Partij, 120, 366n,

XC425, 427n, 429, 590,613 Indische Nederlanders (Indo-Europe

XCanen), 71, IIl-II4, 126, 139, 157,

XC168,217,227,229,245,252,262,363,

XC369,377,378,380,385,55°,57°,642, 988, II 10, II26, IIP

XCaantallen, 104, II2, II3

XCambtenaren, 168, 169

XCinkomens, 126, 138

REGISTER

XCNederlanderschap, verkrijgen van, 3 62 evacuatie bij dreigende Japanse bezetting, 900, 901Zie ook: Indische Bond; Indische Partij; Indo-Europees Verbond; Vereniging Insulinde Zie ook: Nationaal-Socialistische Beweging; Onderwijs Indische Ondernemersbond, 649 Indische Partij, II4, 214, 222, 226-234, 245,261, 270,.317, P4, 3P, 362 Indische School (Delft) Zie: Onderwijs: opleidingen in Nederland Indische Sociaal-Democratische Partij, 247, 252, 261, 341, 366n, 374, 412, 436 Indische Sociaal-Democratische Vereniging, 244-247,25°,256,257, 267n, 272,291,292,295,324 Zie verder: Perserikatan Komunis di In dia . Zie ook: H. J. F. M. Sneevliet Indische (Indonesische) Vereniging (later: Perhimpoenan Indonesia) Zie: Studenten, inheemse, in Nederland Indo- Europeanen Zie: Indische Nederlanders Indo-Europees Verbond, 229, 362365,367, 378, 380,428,429, lII2 Zie ook: Landbouwkolonisatie; Onderwijs: aan Indische Nederlanders Indologische faculteit (Leiden) Zie: Onderwijs: opleidingen in Nederland , Indomitable' Zie: Engeland: strijdkrachten Indonesia (begrip), 84, P5, 330, 397, 402, 403, 574, 576, 594, 598, 980 Zie ook: Volksraad : motie- Thamrin Indonesia Berparlemen-comité's Zie: Gaboengan Politik Indonesia Indonesia Merdeka (orgaan), (vroeger: Hindia Poetra) Zie: Studenten, inheemse, in Nederland 'Indonesia merdeka' (leuze), jzö, 330, 334, 398, 399, 578 Indonesia Moeda, 333 Indonesia Raya (strijdlied,

1170 [PDF]

lied), 338, 339, 388, 397, 448, 451,

XC704, 973 Indonesisch Verbond van Studerenden

XC(in Nederland)

XCZie: Studenten, inheemse, in Nederland Industrie, 94.-95 Ingleson, J., 220, 324n, 335, 336n, 355n,

XC397, 398n Inheemsen, 120-139

XCChristenen, 202-209 Zie ook: Partai Kaoem Christen (PKC)

XCcontract-koelies, 132-137, 293 aantallen, 133, 135 poenale sanctie-regeling, 63, 80, 82, 85, 132-134,235,412 Registratiekamer, 134

XCen de economische crisis van 1930, 90, 91

XCgezondheidstoestand, 125, 126

XCherendiensten, 24, 40, 41, 45, 48,54, 55,68,85, 127-13°,241,388 dessa-diensten, 128 pangen-diensten, 127-129 huwelijken, sluiten, ontbinden, 103, 221

XCinheems bestuursapparaat Zie: Staatsinrichting: inheems bestuur; Zie ook: Ambtenaren

XCinkomens, 56, 82, 85, 90, 92, 122126,131,133,137,187,190,192, 193,235,252 en het Koninklijk Huis, 564

XCin het Koninklijk NederlandsIndisch Leger Zie aldaar

XCkosten van levensonderhoud, 90, 91, 123, 124, 360 Koeliebudget-commissie, 124

XClevensomstandigheden, 121, 125,. 130, 13 I, 138

XConderwijs, Zie aldaar

XCbij de politie Zie: Politie

REGISTER

XCrechtspleging (adat-recht) Zie: Rechtswezentransmigratie van Javanen naar de Buitengewesten, 135-137 reacties op oorlogsgebeuren, 561564,748,1°31,1°32 reacties op capitulatie en komst van Japanners, II, 18, 19, 178, 10791085,1106II 09 Zie ook: Cultuurstelsel; Kredietwezen; Militie, Inheemse; Missie; Verenigde Oost-Indische Compagnie; Volksraad; Zending Inkomens, lonen Zie: Europeanen; Indische Nederlanders; Inheemsen; Vreemde Oosterlingen Inlandse Matrozenbond Zie: Koninklijke Marine Inoekai, Tsoejosji, 482 Internationale Rode Kruis, 548n, 679n Interneringen (verbanning, deportatie) van Indonesische nationalisten, 214, 228, 294, 302, 304, 315-324, 335, 389-393,397,407,415,425n,439, 450,512,565,567,593n,749,974, 975, 980, 985 van Japanse burgers, 731, 749-751 van 'NSB'ers', 539-545, 749, 760762, 1072n van 'Duitsers', 457, 460, 531-539, 749, 752-760 Duitse reactie, 535, 536, 757, 758 'Van Imhoff-schandaal', 752-760, 1086 aantallen geïnterneerden, 532, 534, 541,731,75°,760,761 kampen: 'beschermingskampen' voor vrouwen, 535, 840 Alasdal, 533, 534, 752 bij Ambarawa, 533, 539 bij Banjoebiroe, 535, 539, 541 Boven-Digoel, 3 I 5-324, 349, 390, 393, 397, 407, 567, 975, 1II2 bij Fort de Kock, 539, 1072n bij Ngawi (Fort van den Bosch), 533, 540, 54 Ill, 543, 544, 593, 749-751,760, 1072n Onrust, 533, 536, 609n II7

1171 [PDF]

bij Salatiga, 541, 545 In- en uitvoer, 86--9on, 360, 516n, 546,

XC547 Irene, Prinses, 659 Irene-Brigade (Koninklijke Neder

XClandse Brigade 'Prinses Irene'),

XC644n, 807 Irrigatiewerken, 98n, 127, 173 Isjizawa, Joetaka, 695 Iskandar Dinata, Oto, 912 Islam (in Nederlands-Indië), 26-29,

XC50,69,81,85,103,120,177,182,183,

XC197,202,2°7-222,232,24°,242,247,

XC335, 338, 352, 395, 437. 587n, 975, 1082, 1083, 1088-1092

XCen het gouvernement, 207, 208, 2II

XCfinanciële steun aan Islamietische eredienst, 208

XCingrijpen in Islamietisch onderwijs Zie: Onderwijs

XChervormings bewegingen: Zie: Achmadijah; Jong-Islamietenbond; Madjilisoel Islamil a'laa Indonesia (Mial); Moham madijah; Persatoean Oelama Se loeroehAtjeh; Sarekat Islam Zie ook: Mekka Zie ook: Christendom; Nahdat'al Oelama; Onderwijs; Rechtswezen Ismay, H, 789 Italië, 568, 685 Iwo- Jima, 709

XC'Jagersfontein', 958 Jagt, M. B. van der, 52n, 265, 266, 3I In Jamamoto, I., 690, 691, 703, 705, 709,

XC710, 726 Jans, Th., I074n Jansen, J., 1055 'Janssens', 957 Japan (tot september 1939) passim

XCgeschiedenis, 465-510

XCbetekenis van figuur van de keizer, 464,465,484 mentaliteit Japanse volk, 487-491

REGISTER

XCfeodale stelsel (tot 1868), 465-474, 49°staatsbestel (na 1868) Meidji-restauratie, 474, 483-487, 489,492 strijdkrachten, 480, 481, 485, 486, 493-498 'Voorschriften op het Slagveld', 493-497 Grote Hoofdkwartier (Daihomeîï, 486,487,5°4,5°5 militaire acties (China, Korea, Mandsjoekwo), 477-483, 486 verdragen van Washington (1922) en Londen (1930) i.z. vlootverhoudingen,479-481,620 buitenlands beleid, 477-483 Anti-Komintern-verdrag, 457, 508, 509, 527, 626, 684 landbouwbeleid, 471, 474, 475, 504n onderwijsbeleid.uçzç açj grondstoffen, 506, 507 buitenlandse handel, 90n, 467-472, 515,516n Zie ook: Verenigde Oost-Indische Compagnie en de Eerste Wereldoorlog, 478, 479 economische crisis van 1930, 480n, 5II en de Volkenbond, 481, 498, 501 en het nationalisme in Indië, 5105 1 7 en spionage-activiteiten in Indië, 5I 5-5 19 Japan (na 1939), passim Contactraad, 505,688,690,696,699, 703, 714-718, 721 en Indië, 396, 461, 462, 524-527, 551-558, 562,689-717 passim veroveringsplan voor Indië, 689, 69 1, 7 1 3 contacten met nationalistische bewegingen, 514, 517, 589592, 697, 698 Zie ook: M. H Thamrin invoer, uitvoer, 516, 547, 692, 694-696, 716 handelsbesprekingen, 462, 692699 spionage-activiteiten, 9, 119, 517-522,591,592,684

1172 [PDF]

repatriëring van Japanse burgers, 7°4 internering van Japanse burgers, 731,749-751 plannen met Indië na verovering, bestuurlijke indeling en uiteindelijke status, 689, 691, 693, 714-717, 970-973 Zie ook: Krijgsverrichtingen; Capitulatie( s)

XCDriemogendhedenverdrag, 68 I, 685,687,688,693n,698,699,703, 719,728 plannen voor aanval op SowjetUnie, 699 Duitse aanval op Sowjet-Unie, 699, 7°° en de Verenigde Staten van Amerika handelsembargo, 638, 700-703, 7°9 onderhandelingen (november 1941),718-721

XCexpansie-politiek, 516, 522,684-692 streven naar een 'Gemeenschappelijke Welvaartssfeer', 688690, 696, 714 plannen m.b.t. uiteindelijke status van het Nanjo-gebied, 689, 690, 970, 971 oorlogsverklaring aan Engeland en Verenigde Staten van Amerika, 728, 729

XCstrijdkrachten.vz t r-vr j Grote Hoofdkwartier iDaihomeîï, 523, 688, 691, 699, 703 operatieplannen voor de Nanjo, 687-692, 7°4-717 Sakagoetsji-brigade, 737, 817, 825, 834, 836, 842, 919, 998, 1013, 1070, 1°71, 1078, 1084 krijgsverrichtingen overval op Pearl Harbor, 486, 704, 705, 709, 710, 720-732 passim Zie verder: landen, plaatsen, ei landen afzonderlijk

XCverliezen, 1122, 1123 Jaquet, L. G. M., 150, 395, 569n, 722n,

REGISTER

XC984 nJava, passim administratieve indeling, 163-166, 258, 286-288 bevolkingsgroei, 64, 65 locale onlusten, 47,67,68, 179 Zie ook: Opstanden transmigratie van Javanen naar buitengewesten, 135-137,200 besluit Combined Chiefs of Staff Java niet te verdedigen, 7, 741, 778, 877-882, 891-893, 896-900, 913, 914, 922-926, 946, 947, 986, 995, 10°5 organisatie van de verdediging, 871-882 passim, 992-997 uitvoeren van vernielingen, 948, 95 I, 952, 966, 1008-1012, 1°32 krijgsverrichtingen strijd ter zee en in de lucht om Java, 792, 848, 850, 873-900 passim, 919-946 Slag in de Javazee, 7, 926-946, 1125-1129 verliezen, 937, 938, 943, 944, 966-968 Japanse luchtoffensieven, 873, 874, 893-895, 905, 920, 925. landingen Japanse leger, 742, 8°5, 8°7, 918-920, 94In, 942, 944, 947, 947n, 950, 954, 989, 9951001, 1008, 1013, 1070, 1072, 1122, 1128 strijd te land, 988-1066 Zie verder plaatsen opjava afzon derlijk reactie bevolking op komst van de Japanners, 988-992, 1079-1085 plunderingen, 1011, 1°31, 10791082 java-Bode, De, 377, 420n, 542, 574n Java-China-Japan-lijn, 748, 761, 903, 957 java Nenkan (jaarboek), 12n Javase Bank, 155, 342, 546, 549, 901, 902n goudvoorraad, 901, 902, 902n geldcirculatie, 155, 549 muntwezen, 155, 548 Javasuiker Werkgeversbond, 266, 345,

1173 [PDF]

366 Jenan,499 Jeugdorganisaties, 332, 338, 448

XCJong-Ambon, 338

XCJong-Batak, 338

XCJong-Islamietenbond, 338, 426n, 429 Jong-Java, 332, 338

XCJong-Minahassa, 338

XCJ ong-Sumatranenbond, 338 Jezuieten,467 Joden

XCZie: Vluchtelingen Joesoef, Hassan, yzo joint Chiefs of Staff(Amerikaanse), 635,

XC637, 844, 881 Jokohama, 478n Jolo, 740, 742, 918 Jong, ]. A. de, 812, 813 Jong, L. de, 731n, 732n Jong, ~J. S. de, 758, 759 Jong, VV.J. de, 948 Jonge, B. C. de, 89n, 156, 157n, 219,

XC354, 355, 357-362, 366, 369, 375

XC379,392,393,398,4°5,406,443,666 levensloop, 357

XCZie ook: Nationaal-Socialistische Beweging; A. A. Mussert Jongejan, VVoG. F., 537. 538 Jongejans, G. j., 694n Jonkman, ]. A., 17, 324, 530, 566, 573,

XC574,593,6°7,608,612,677,915,987,

XC988, 105 I, 1052 Josjizawa, Kenkitsji, 695--697 Juta, H. VV.,965n Juliana, Prinses, 659

XCKaap de Goede Hoop, 31, 32, 35 Kabandjahé,1102 Kadt,]. de, 410, 4II, 435, 609--612, 907,

XC975 Kahin, G. Mc. T., 169 Kalidjati, 3, 4, 10--12, 16, 17, 654, 742,

XC918, 961, 977, 1001-1005, 1014,

XC1017-1025, 1037, 1040--1042, 1048,

XC1049, 1069, 1°71, 1077, II24, II37 Kampen, A. van, 846n, 866n, 847n,

REGISTER

XC926n, 9]0n, 999Kan, H. H., 438-44°, 584n, 912, 916 Kan, VV.,I069n Kanahale, G. S., 5 I In, yzr n Kanton, 302, 499 Kantoor voor de Volkslectuur, 125, 209n, 562 Kapitz, J. L. R, 842 KapoeasBj j Kapok, 88 Kartini, Adjeng, 223n Vereniging Kartini-fonds, 223n Kartodirdjo, S., 68, 197,202 Kasimo, I. ]., 427n, 573, 613 Kasteel, P., 732n Kat Angelino: A. D. A. de, 429-43 I Katholicisme, 29, 38 in Japan, 467, 469 in Indië, 29, 38, 202-208 financiële steun gouvernement, 204, 208 Zie ook: Christendom; Missie Kebangoenan, 60In, 972n, 976n, 978n Kediri,963 Kei-eilanden, 181 Kembangan, 1070n Kendari, 740, 741, 791, 802, 806, 837841, 848, 849, 866n, 871, 873, 882, 888, 895, 904, 963, 972, 989 Keng Po, 606n Kerkgenootschappen, 205 financiële steun gouvernement, 204, 208 Kerkhof, G., 419n Kern, RA., 306, 330, 335 Kerstens, P. A., 94, 94n, 379n, 427n, 432, 584n, 590, 599n, 779, 780, 790, 908n, 910, II3 I Kesilir, 364 Kiès, Ch. H. M. H., 344n Kiesstelsel, 251, 256, 258, 268, 287, 288, 574 Kimmel, admiraal, 724, 725 Kinacultuur, 86, 91 King, E. ]., 844, 845, 881, 1125 Kioesjoe.iaöç Kioto, 466, 490 Kiveron, ]. M., 9, 17, 161, 460, 978, 1°51 Klappercultuur, 87

1174 [PDF]

Kleffens, E. N. van, 508, 525, 538, 553,

XC557, 597, 600, 626n, 632, 638, 641,

XC651, 729, 757, 779, 787-789n, 879,

XCII36 Kleine Soenda-eilanden, 164, 583,

XC619n, 717, 743, 777, 837, 970, 1138 Kleinhandel, 96n, 116 Klooster, W. S. B. (ps: W. Brandt), 1106 Kloprogge, L. H. J., 1096, 1097, 1098 Kloprogge, L. P. E., 1097 Kobajasji, Ichizo, 526, 692-697, lo88n Koch, D. M. G., 92n, 237, 238, 250n,

XC282, 380, 434, 435, 566, 567n, 591,

XC609-6 II, 992 Koek, P. P. de, I Il6, I I 18n Koeala Loempoer, 1089 Koeliebudget-commissie

XCZie: Inheemsen: kosten van levensonderhoud Koenraad, P., 761, 762, 927, 928, 931,

XC937, 950, 954 Koepang, 773,887-889,965 Koerilen, 704, 709, 720, 724 Koeroesoe, Saboero, 718-721, 725 Koetaradja, 372, 1090-1097, 1104 Koets, P. J., 368, 570, 575, 584n, 610 Koffiecultures, 32, 40, 41, 45, 48,52-55,

XC58, 59, 85, 87, 88, 91 Koiso, Koeniaki, 525, 692, 693 Kok, A. S., 78n Kokkelink, M. Ch., II 16-11 19 Kol, H. H. van, 78-82, 351,411,412 Kolff, G. H. van der, 902n Kolonedale, 813 Koloniaal Instituut, 176 Koloniaal Werfdepot, 66 Koloniale Landbouwschool

XCZie: Onderwijs Komintern,·327-329, 508

XCen de muiterij op 'De Zeven Provinciën' (1933), 373 en het koloniale vraagstuk, 291

XCen de nationalistische bewegingen in Indië, 291-296, 300n, 303, 305, 316-319,327,415,416

REGISTER REGISTER

XCoprichting van een Anti-koloniale Liga, 327-329, 393 Zie ook: Partai Komunis Indonesia; Perhimpoenan IndonesiaKondo, vice-admiraal, 919 'Koningin Regentes'Zie: Koninklijke Marine: onrust bij de marine Koningsberger, J. C, 262, 280n, 417, 622 Koninklijk Bataviaas Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, 176 Koninklijk Huis, 4, 564 Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlands-Indië, 176 Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, 3-5, 7, 8, 15, 16, 65-67, 158, 178180,641-656,668-670,675,992-997 onrust in het leger (1918), 257 dienstplichtregelingen, 642 sterkte, 65, 66, 178, 179, 375, 605, 622, 642-645, 713, 722, 745, 746, 992,993. bewapening (wapenaankopen), 631634, 646; 654-656 tractementen, pensioenen, 66, 67 Veldleger (op Java), 622, 623, 642644,647,878 Korps Marechaussee te Voet, 71, 82, 179, 312, 647, 851, 852n, 933, 1091, 1092, 1097-1099 Zie ook: Atjeh-oorlogen Inheemsen in het leger, 5, 65, 66, 122, 178, 642, 644, 670, 676 vorming van inheemse militie, 225, 249, 255, 256, 601-606, 612, 642, 645, 649 Weerbaarheidscommissie, 602, 649 Comité Indië Weerbaar, 255 Korps Barisan (Madoera), 66, 179, 644, 1073 Legioenen (Vorstenlanden), 179, 544, 545, 644, 992, 997, 1071 Vrijwillig Autobestuurderskorps (Vaubek), 647, 675, 1019n, 1079 Vrouwen Automobiel Corps, 674, 675 Afvoer- en Vernielingscorpsen, 670, 675, 746, 829, 831, 852n, 901, 1008-1012, 1018, 1123 Landstorm, 642, 648, 993, 1010,

1175 [PDF]

1038, 1039, 1°71 Stads- en Landwachten, 530, 603, 647-650,673-67~,833, 836, 1001, 1010, 1011, 1028, 1030, 103 I, 1032, 1036, 1°71, 1°72, -108o, 1082, 1091, 1105, 1120, 1123

XCVrijwillige Oefencorpsen (VOC), 648,650, 675, 1120

XCmobilisatie, 648, 722, 745, 746

XCorganisatie van de verdediging van Java, 871-882, 992-997

XCLuchtvaartafdeling van het Knil, 654,655,746,747,769,722,775 Wapen der Militaire Luchtvaart, 631,633,655, 668, 675, 678, 722, 8°3,87°, 872, 892n-894,902,903, 962, 964, 998, 999, 1004, 1046, 1°47,1121,1123,1130 sterkte, 633, 872, 893n, 894 Vrijwillige Vliegercorpsen, 722

XCevacuaties uit Java, 803, 902, 903, 954, 956, 1046, 1047, 1060-1062, 113° krijgsverrichtingen Zie eilanden, plaatsen afzonderlijk

XCplannen voor het voeren van een guerrilla, 647, 812-814, 822, 838, 839, 843, 856, 859, 909, 911, 989, 1°43, 1047-1053, 1062, 1063, 1066-1068, 1075, 1095, 1099, 1119, 1123, 1133 weermachtcommuniqués, 989, 1068n

XCverliezen, 873, 894, 1123, 1124 Zie ook: Capitulatie(s); Defensie van Indië; Opstanden Koninklijke Luchtvaart Maatschappij,

XC100,4°9,774,87°,9°3 Koninklijke Marine, 122, 158, 530, 53 I, 656-666, 920-969 passim

XCopbouw van een nieuwe vloot, 619630 Vlootwet-rçz j, 621, 622

XCsterkte, 663n, 664, 665, 920, 1123n

XCBond van Marine-schepelingen (Indische afdeling), 370

XCInlandse Matrozenbond, 374

XCKweekschool voor Inlandse Schepelingen, 370 onrust bij de Marine op de 'Koningin Regentes', (1918),258, 370 op 'De Zeven Provinciën', demonstratie (1916), 257 muiterij (1933), 370-376, 415, 610 Marine-etablissement, 123, 630, 659, 748, 791, 874, 878, 893, 95 I, 955, 957, 966 Marineluchtvaartdienst (MLD), 517, 624-626,631,633,656,662,664668, 675, 722, 734, 745, 746, 769, 770, 772, 778, 799, 868, 869, 870, 874,9°2,9°3,948,951,963,968, 1121,1123 wapenaankopen, 625, 626, 633, 665 krijgsverrichtingen Zie landen, plaatsen, eilanden afzon derlijk evacuatie van de Marine uit Java, 9°2, 948-965, 1045, 1046, 106o, 1061, 1129 verliezen, 868, 870, 937, 938, 966968, 1123 oorlogsschepen kruisers, 619, 623, 662, 664, 920 'Celebes', 619, 620 'Jacob van Heemskerck', 626, 646, 807, 968 'Java', 619, 620, 626, 662-665n, 724,747,767, 770, 825, 85 I, 863,884,885,921,932-939, 966, 1123 'De Ruyter', 623, 626, 662, 663, 665n, 770, 825, 848-851, 863, 884, 885, 921, 930-939, 95 In, 966, 1123 'Soerabaja'(vroeger:'De Zeven Provinciën'), 662, 773, 874 'Sumatra', 619, 620, 659, 968 'Tromp', 626, 662, 770, 825, 848, 849, 863, 884, 886 torpedobootjagers, 619, 620, 623, 626, 662-664, 771 'Banckert', 662, 848, 864, 874, 951,955 'Evertsen', 662, 846, 921, 926,

1176 [PDF]

'Van Galen', 530, 661

XC'Van Ghent', 662, 848, 864, 874

XC'Isaac Sweers', 8°7, 968

XC'Kortenaer', 662, 681, 864, 865, 884, 885,921,929-933,935

XC'Van Nes', 662, 757n, 867-870, 1086

XC'Piet Hein', 662, 846, 848, 864, 884, 885, 886

XC'Witte de With', 662,-933, 955 onderzeeboten, 619, 620, 623,

XC626, 629, 637, 662, 664, 747,

XC769, 771, 772, 8°7, 920

XC'K 7', 662, 874

XC'K 8', 662, 945, 950, 968

XC'K 9', 662, 945, 950, 968

XC'K 10', 662, 818, 819,951

XC'K II', 662, 747, 950, 960, 968

XC'K 12', 662, 747, 771, 950, 968

XC'K IJ', 662, 747, 772, 951

XC'K 14', 662, 722, 747, 770, 771 826,945,950, 968 'K 15', 662, 722, 747, 945, 950, 968 'K 16', 662, 722, 747, 771

XC'K 17', 662, 722, 746, 772

XC'K 18', 662, 826, 826n, 95I

XC'0 16', 662, 722, 746, 771

XC'019', pon, 662, 747, 771, 945, 95°,968 '020', 520n, 662, 747, 772 '021',807

XC'023', 8°7, 968

XC'024',807 kan~nneerboten

XC'Soernba', 662, 663n, 949, 968

XC'Flores', 66I mijnenleggers

XC'Endeh', 950

XC'De Gouden Leeuw', 662n, 927,934,95°,951 'Krakatau', 662n, 950, 951

XC'Prins van Oranje', 662n, 8178 1 9 'Pro Patria', 662n, 860n

XC'Rigel', 662n, 951

REGISTER

XC'Willem van der Zaan', 662, 663n, 949, 968 mijnenvegers, 95I'Abraham Crijnssen', 662n, 950,951,961 'Eland Dubois', 662n, 950, 95 I 'Jan van Amster, 662n, 950 'Pieter de Bitter', 662n 950, 951 hulpmijnenvegers 'Merbaboe', 950n 'Rindjani', 950n 'Smeroe', 950n bevoorradingsschepen 'Colombia', 8°7, 968 'Janssens', 662, 953, 957, 958 'Zuiderkruis', 662, 949 tankers, 662 vliegtuigmoederschepen, 662 motortorpedoboten, 629, 662 patrouilleboten, 662 marinesleepboot 'Pief', 755, 756 hospitaalschip 'Op ten Noort', 662,937,939,951,95In Zie ook: Capitulatie(s); Combined Striking Force; Defensie van Indië; Regering, Nederlandse Koninklijke Militaire Academie (Bandoeng),645 Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maatschappij (Knilm), 100,452,774,87°,893,954,964 evacuatie, 902, 903, 91I, 964 10441046, royz, 1060-1062 Koninklijke Paketvaartmaatschappij (KPM), 98, 99, 452, 53 In; 548, 747, 748,757,758,828,903-906,952,957, 958 Koninklijke/Shell, 63, 64, 93n, 279, 281, 35~ 358,41~ 618, 694 Konoje, prins Foemimaroe, 504, 690, 693, 695, 700, 701, 703, 717, 720 Kooistra, M., 1038, 1039 Koopvaardij, Nederlandse, 546, 660n, 948, 949, 952, 1122, 1127 inbeslagneming van Duitse koopvaardijschepen, 458-461, 531 vordering van Nederlandse schepen, 747, 748 Bureau Handelsbescherming, 547, 548 evacuatie van schepen uit Java, 902907, 911, 948, 953, 957-959, 967

1177 [PDF]

verliezen, 9°4-9°6, 952, 968, 959, 967, 968; 1I2J, 1129 '

XCschepen Zie:'Abbekerk': 'Bloemfontein'; . 'Boelongan'; 'Duymaer van Twist"; 'Generaal Verspyck'; 'Van Imhoff": 'jagersfontein': 'Kota Baroe': 'Parigi'; ii?hrontis,'; 'Poelau Bras'; 'Rooseboom"; 'Siberg': 'Sloet van de Bede'; 'Sloterdijk"; 'Tawali': "Ijisadane': "Tjisaroea': 'Wilhelmina'; 'Zaandam'Zie ook: Scheepvaartmaatschappijen ;Kop, H. J É, van den, 68 In Korèa

XCen Japan, 467, 4'77, 478, 491, 502, 503, 7 08 Korps Barisan (Madoera)

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indisch . Lege); Korps Marechaussee te Voet

XCZie; KOllinklijk Nederlands-Indisch Leger

XCZie ook: Atjeh-oorlogen Korpsen Gewapende Politiedienaren

XCZie:,PQlitie 'Korver, fl., .p, E., 26n, 109n, 2.10, 230n,

XC231,232,239,241-243 Kosten van levensonderhoud '

XCZie: Inheernsen Kota Baroe, 708, 710, 721, 723', 771', 767 'Kota Baroe', 953, 957 Kotawaringin, 832-835 Kraemer, H" 205, 351 Kramer, E, .649 Krawang, II, I24n, 190, 9i8 Krebs, H., 373 Kredietwezen, 1I7, 1I~, I24n, 168, '174

XCAlgemene Volkskredietbank; 174,

XCDessá-banken, 1I8, I24n, 174

XCDeSsa-pandhuizen, 118, I24n

XCDessa-njsihedietbanken, i74n'

XCGouvernementspandhuisdienst, i17, 1I8, I24n, 174, I75U, 294, 299, 1078, 1080

XCSchuldbevrijdingscööperaties, t.rSn

REGISTER

XCVolkskredietbanken, Ii7, 1I8, i74Kregten, J G. van, 948 Kriegsmarine, 660 Kritiek en Opbouw, 434-436, 566, 569, 597, 598, 6Ó9--61I Kroef, J M, van der, Son Kroese; A., 6'81, 682I1, 86'5'n, 929, 930n Kroesen, F. J., 62 I ' . Krijgsraden , Zie: Rechtswezen Krijgsverrichtingen, algemeen overzicht, 737-145 Zie verde; Landen, plaatsen; el/einden aj~ zimdetlijk Kuching, 740,776, nI, 832, 893, 894 Kun, L G, L van der, 6315 Kuyper, A., 86-83, 177,203, 209n, 234236,27~ 279, 410 Kwa~t<::s, Re C, i3 rn, I70n, 19In, 225n, 229, 233n, 244n, 246n, ~5In, 257.n, 267n, 2.9.on,.295n, '298n, 306n, 3I In, 335n, 336 1), 339n, 346~348i1, 3SSn, 356n, 359n, 37Sn, j Son, 387n, 395.n, 398n, 407n, 44.ln, 444n, 56':50.,574n, 602U' Kwantoeng,478 KUipmintang-beW@'ging, 29 2 n Laaken, A. L van der, 380-384 Lacomblé, E. E. B" 849; 93(); 963 Lagaay, C A., 867 Lahar, 856, 860, 861 Lampongs, 68, ib, 88, '364 Landbouw, 22, 23, 28', 48; 57, 60, 86, 90n, 92,93, lIS; Il6/124, 130, Ijl; 135,136,173,174,,227,-403,649 landbouwkolonisatie, 364-367,. 1I~2 Zie ook: Algemeen Landbouw Syndicaat; Cultuurstelsel; Landrente"stelsel; Nieu';""-Guinea Landraden Zie: Rechtswezen Landrente-stelsel, 48, 53, 54,9Q 's Lands Plantentuin, 86, 1027 Landstorm Zie: Koninklijk Nederlànds-Indisch Leger

1178 [PDF]

Zie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Langkat. 192 Langkemper, A., 300n 'Langley'

XCZie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrachten Laos,277 Lavarack, J., 802, 876, 877 Layton, G., 553, 557,636,638,722,771,

XC776, 794, 796, 844, 948 Leahy, W. D., 776, 844 Lebak, 73, 75, 270 Leclerc, j., 443 Leeuwen, A. van, 1084n Leggatt, W., 887 Légioenen (Vorstenlanden)

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Leiden, 163,281 Lembang, 3, 9, 10, 797...,801,884, 875,

XC877, 898, r"038-1042, 1066, 1078,

XC1°79 Lend-Lease-regeling, 632 Lenin, W. t, 247, 291, 292 Leuwiliang, 1025, 102.6,1038, 1064 Levelt, H. ]., 533, 550n, 563, 564, 577,

XC578, 579, 6°4, 779, 780, 984n Lewin, R, 515n, 683 Liautoeng, 477, 478 Liberale Staatspartij De Vrijheidsbond,

XC4 1 8 Licht, Het, 538 Lidth de, Jeude, O. C. A. van, 559n,

XC560n, 599n Liem, K H., 440, 441 Limburg Stirum, J. P. van, 229, 234,

XC247-268, 272-274, 282, 30'8, 309,

XC342,346,347,405,4°8,417,424,438, 620

XClevensloop, 249 Lindner, H. D., 636 Little, C. ]. c, (i80 Locher-Scholten, E. B., 249n, 367n,

XC434n,435 Locomotief, De, 108, 342, 377, 569, 578, 584n, 598, 599, 604n, 1136 Loebis, M.,. 132, 133n, 196, 1030,

J.l.EGISTER

XC1030n, 1084Logemann, ]. H. A., 368, 369n, 403, 419,435n Lombok, 23, 27,83,164, 181, 183,278, . 422, 831,945,971,1110 LongbarangBrç Longiram, 828 Longnawang, 829 Loon, Th. ]. van, 103 I Lory, Hillis, 497 Loudon, A., 694n, 787 Lourenço Marques, 75 I Lovink, A. H. ]., 521, 590, 1044, 1046, 1054, 1055, 1059 Lowe, P., 64In Luchtbeschermingsdiensten Zie: Defensie van Indië Luchtpamfietten, 821, 840, 961, 973 Luchtverkeer, 100 Zie ook: Koninklijke NederlandsIndische Luchtvaart Maatschappij (Knilrn) Luxemburg, 684 Luzon, 737"740, 764, 765, 774,.782, 801, 918 MacArthur, D. D., 632, 681, 701, 764~ 765, 766, 766n, 785 Mackay, RA., 898n Madioen, 594, 8°5, 872, 873, 93I, 998, 1006, 1007, 1009 Madjelis Rakjat Indonesia, 613, 615, 974980, II 34, II 35 Madjilisoel Islamil a'laa Indonesia (Mial), 221,437, 514, 571, 587n, 604, 6i2615,974,978,1134 Madoera, 33, 50,66, 123, 127, 128, 163, 164, I75n, 179, 183, 186, 187, 2II, 212,286,287,349,602,604,644,835, 940,971,10 73 Korps Barisan Zie: Koninklijk Nederlands-Indischleger Maëda, Tadasji, 693 ~ageiang,51,loI0, 101i, 1083 Mahakam,823,828, 830,833 Makassar, 31, 33, 36, 51, 52, 138, 182, 337,519,565,566,573,740-742,812, 838-840, 847,851,88l,885,9r9,9j8,

1179 [PDF]

95rn,1060 Makin.vöj Malabar (radiozender), 300n, Malaka, I.Tan, 133,293-312 passim, 318,

XC321,325,331,415,436 Malakka (schiereiland, stad), 27, 29, 49,

XC69,70,86,149,314,506,519,618,625,

XC636, 639n, 688, 689, 691, 708, 713,

XC716,717,722-725,734-737,74°,743,

XC746, 747, 767-769, 775, 782, 785, 795n, 796, Born, 8°3, 851-855, 864,

XC875,893,9°0,9°1,919,947,971,1°54, 1°75, 1I23n, 1I24 Malang, 26, 223n, 775, 799, 8°4-8°7,

XC872,873,918,931,10°7,1°73 Malik, A., 318 Malino, 839-841 Maltby, P. c.,. 897, 1063, 1064, 1070,

XC1079,1133 Manchester, W., 681 MandsjoerijejMandsjoekwo, 479,5°1,

XC5°2,5°6,687-689,7°0,714,727,728

XCbezetting door Japan, 481, 482, 502, . 5°3,5°8 vorming regering-Poe Ji, 502

XCen de Volkenbond, 501

XCoprichting Gemeenschappelijke Economische Raad, 502 Mangkoenegoro,33,179,544,545,992,

XC997,1°71 Manila, 636, 73 I, 764, 765, 769, 791, 800 Manokwari, 164, 365, II 10, 1I12, 11I5,

XC11I6, 1I18 ,Marblehead'

XCZie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrachten Marcella, H., 444, 458,540 Marchant et d'Ansembourg, M. V. E.).

XCH. M., 383, 385n Marechaussee

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Marine-etablissement

XCZie: Koninklijke Marine Marineluchtvaartdienst (MLD)

REGISTER

XCZie: Koninklijke Marine 'Marnix van St. Aldegonde', 455 Mars, D. P. F., 83 I, 833 Marshall, G. C, 637, 681, 725, 764, 776,784, 845, 896, 899n, 913-915, 1007 Masoeboetsji, Sahei, 1089, 1090, 11°7 Mataramv j t-cj j Matloff, M., 784n, 877n Matsoeoka,Josoeka, 685,697, 699,7°0 Maurer, H. L., I068n Mauritius, 660n Max Havelaar of de koffieveilingen van de Nederlandse Handelmaatschappij, 75 78,4 0 9 Zie ook: E. Douwes Dekker McVey, R T., 303n Medan, 164, 182, 192, 319n, 380,649, 698n, 852n, 1095, 1°98-11°7, 1120 Medina, 587n Meester Cornelis, 199 Meidagen 1940 (in Indië), 458-462, 524, 528, 529, 533, 561, 571, 648 reactie bevolking en nationalistische bewegingen, 528, 529, 561, 564566, 598, 599 Zie ook: Interneringen van 'Duitsers' en 'NSB'ers' Meit!ji-restauratie Zie: Japan: staatsbestel Mekka, pelgrimstochten naar-, 27, 70n, 1I7n, 174, 190, 202, 210, 21 I, 213, 314, 587n Menado,51,66,73, 169ft, 178,377,517, 572,573,644,665,74°,741,810-814, 824n, 825 Merak,918, 942, 997, 999, 1000, 1005n, 1024 Merauke, 323, 1I12, 11I5 Merkus, P., 58n Meulaboh, 1097 Meulen, D. van der, 314n, 379n, 51In, 566n Meyer Rannefi, ). W., 128,281, 881 Miai Zie: Madjilisoel Islami! a'laa Indonesia Michiels van Verduynen, E. F. M. J. 273, 638, 640, 790, 879-88rn, 908n, II3I Midway.xij j Militie, Inheemse Zie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Mimbar Ramai, 980n

1180 [PDF]

Minahassa, 33, 66, 144, 181, 205, 289,

XC517, 572, 602, 606n, 770, 802, 8ID

XC814,822,825,837,842-844,868,901,

XC97 2 Zie ook: Persatoean Minahassa Minangkabauers, 138, 2II, 2I2n, 218,

XC286, 312, 33 I Mindanao, 740, 766, 765 Miri, 740, 894 Mirza Shoelam, Achmed, 22In Missie, 38, 107, 129,202-2°7,4°1,4°8,

XC53 1 Mitsoebisji-familie, 476, 479n, 519 Mitsoei-familie, 471, 474, 476, 479n,

XC482, 5 1 9 Modjokerto, 33 I Modjopahit, 26, 31,232,451 Moearateweh, 834, 835 Moekden, 478,481 Moeko Moeko, 984 Moelia, T. S. G., 580, 587n Moesi, 855, 856, 859, 860, 863-865 Moesso, 305, 3 II, 317, 318, 337 Moetsoehito-bewind (Meidji-restaura

XCtie), 474, 476-478, 492 Mohammadijah-beweging, 2ID-2I6,

XC218,221,222,23°,231,3°4,395,437,

XC514, 588n, 11°7, II08 Zie ook: Onderwijs; Islam Mollema, J C, 37In Molukken, 29-38, 44, 49, 65, 66, 83,

XC164, 181, 202, 205, 2I5n, 313, 317,

XC583, 6I9n, 717, 837, 916, 970, II 10,

XC1138 Moluks Politiek Verbond, 374, 425n,

XC446, 6I5n Mook, H J van, 187, 365, 368, 369,

XC40I,402n, 459, 584,667, 692, 694n

XC698, 702, 73 In, 792, 795n, 844: 845,

XC869, 912--915, 986, 1°31-1044, 105 I, royz, 1058-1060, 1065, 1136, II38,

XCII39 benoeming tot luitenant-gouverneur-generaal, 779, 780 Morison, H M., 1029, 1030, I roön Morison, S. E., 727, 800n, 866, 925n,

XC946n, II25, II29n Morokrembangan, 664, 665, 874, 9P,

REGISTER

XC963Morriën, J, 303n, 41 In, 4I3n, 4I4n, 4I6n Morton, L., 727, 764n, II27n Mühlenfeld, A., 287n Multatuli Zie: E. Douwes Dekker Mussert, A. A., 377-385, 459 bezoek aan Indië, 378-380 en het nationalisme in Indië, 384, 385 Zie ook: B. C de Jonge; NationaalSocialistische Beweging Nagano, Osama, 703, 720 Nagasaki, 467, 469 'Nagato', 690 Nagazumi, Akira, 225, 255 Nahdat'al Oelama, 213, 221, 437 Nakamoera, M., 522n Nanjo-Genootschap, yzo Nanjo-veem (Batavia), 519 Nanking, 499, 501 Nasution, A. H, I098n Nationaal-Indische Partij (vroeger: Vereniging Insulinde), 229, 272,363 Zie verder: Sarekat Hindia Nationaal-Socialistische Beweging, in Nederland, 377, 378 in Nederlands-Indië, 345, 367, 376385 aantallen leden, 380, 381, 384, 541 en de Indische Nederlanders, 377, 378, 380, 383, 385 maatregelen tegen - in neutraliteitsperiode, 458-460 internering van 'NSB'ers' Zie: Interneringen Indië Houzee (later: Het Nationale Weekblad), 377 Het Licht, 539,458 Nationale Jeugdstorm, 385n Zie ook: B. C de Jonge; A. A. Mussert Nationaal vermogen, 96 Nationale Jeugdstorm Zie: Nationaal-Socialistische Beweging Nationale Weekblad, Het (vroeger Indië Houzee)

1181 [PDF]

XCZie: Nationaal-Socialistische Beweging Nationalistische en niet-nationalisti

XCsche bewegingen, politieke partijen,

XCorganisaties en verenigingen, 52,

XC149, 185, 211-274 passim, 291-357,

XC386-399, 561-617 passim, 969-988

REGISTER

XCoverkoepelende organisaties Zie: Gaboengan Polilik Indonesia (Gapi); Madjelis Rakjat Indone sia; Madjilisoel Islamil a'laa In donesia; Perserikaton Partai Par tai Kebangsaan Indonesia overige organisaties Zie: Achmadijah; Algemeen Democratische Bond; Algemene Studieclubs; Boedi Oetomo; Christelijk Ethische Partij; Christelijke Staatkundige Partij; Chung Hwa Hui; Eenheid door Demoeratie (Indische afdeling); Gerakan Rakjat Indone sia (Gerindo); Indische Bond; Indische (Indonesische) Katholieke Partij; Indische Partij; Indische Sociaal-Democratische Partij; indische SociaalDernocrátische Vereniging (ISDV); Indo-Europees Verborid; jeugdorganisaries: Mo hammadijah; Moluks Politiek Verbond; Nahdat'al Oelama; Nationaal-Indische Partij; Natienaal-Socialistische Beweging; Nederlands-Indische Fascisten Organisatie (Nifo); Nederlands-Indische PolitiekEconomische Bond; Nederlands-Indische Vrijzinnigen Bond; Partai Arab Indonesia; Partai Indonesia (Partindo) ; Par tai Indonesia Raja (Parindra); Partai Kaoem Christen (PKC); Partai Komunis Indonesia·(PK!); Partai Republik Indonesia (pan); Partai Sarekat Islam (PS!); Par tai Sarekat Islam Indonesia (PSI!); Partai Tionghoa Indonesia (PTI); Pasoendan; Pendidikan Nasional Indonesia (PNI-Baroe); Persatoean Minahassa; Persatoe an Oelama Seloeroeb Atjeh; Per satoean Polilik Katholik Indonesia (PPK!); Perserikatan Komunis di India (PKI); Perserikatan Nasio nal Indonesia (PN!); Sarekat Ambon;' Sarekat Dagang Islam; Sarekat Hindia; Sarekat Islam; Sareleat Rakjat;'Sluw-groep'; Taman Siswo-beweging; Vaderlandse Club; Vereniging Insulinde Zie pok: Perhimpoenan Indonesia Nederlanderschap, 104, 113, 362 Zie ook: Wetten Nederlands Bijbelgenootschap, 205 Nederlands-Indisch Deviezenfonds, 546, 547 Nederlands-Indisch Deviezeninstituut, 546 Nederlands-Indisch Luchtvaartfonds, 6S5n Nederlands-Indisch Onderwijzersgenootschap Zie: Onderwijs Nederlands-Indische Fascisten Organisatie (Nifo), 376 Nederlands-Indische Politiek-Economische Bond, 266, 268, 274, 343346,425, 426n,428, 429 Nederlands-Indische Radio Omroep Maatschappij (Nirom), 100,457,458, 528, 539, 1009, 1029 'Oosterse Nirom', 980n Nederlands-Indische Rode Kruis, 679n Nederlands-Indische Tankstoombootmaatschappij, 53 In Nederlands-Indische Vrijzinnigen Bond, 252, 261, 266, 268, 270, 343, 366n,425 Nederlands-Nieuw-Cuinea Petroleum Maatschappij, r rro Nederlands Verbond van Vakverenigingen Zie: Vakbonden Nederlands Zendeling Genootschap Zie: Zending

1182 [PDF]

Nederlandse Antillen, 461, 574, 586,

XC974, 985, 986, Nederlandse Handelmaatschappij, 52,

XC57, 58 N egenmogendhedenve~drag, 479 Nehroe, Po,327, 5157,617 Netherlands Forces Intelligence Service

XC(Ne.fiS),1113 Netherlands-Indies Government Informa

XCtion Service (Nigis), 319n Netherlands Information Bureau (New

XCYork), 556, 558, 588, 904n Netherlands Purchasing Commission

XC(NPC),632 Neutraliteitsperiode, 453-462 New York Times, 278 Ngawi (Fort van den Bosch)

XCZie: Interneringen: kampen Ngoro, 8°5, 806, 998, 1006n, 1040 Nias,205,754,756,757,906,1086,1105 Nicobaren, 708 Nieuw-Guinea (Australisch), 717 Nieuw-Guinea (Nederlands), 69, 83,

XC164, 165, 176, 181, 364, 507, 583,

XC619n, 751, 785, 789, 868, 879, 97°,

XC971, II 10-1 II9, II26, 1138

XClandbouwkolonisatie, 364, 365, I I 12

XCZie ook: Boven-Digoel Nieuw-Zeeland, 634, 636, 637, 688,

XC689, 788-79°, 793, 879, 880, 998 Nieuwe Dag, De, 542, 543n Nieuwe Kern,Nieuwe Rotterdamse Courant, 63n, 417,

XC458n Nieuwe Stem, De, 587n Nieuwenhuys, Jo Eo,I107n Nieuwenhuys, R,. 3Sn, 7m, 77n, 79n,

XC103, 105, 109, H2, II3n, 2QJn, 223n,

XC570, 1018 Nieuws van den Dag voor Nederlands

XCIndië, roê, 300, 301ri, 3IIn, 377, 569,

XC~1 0 Nirom

XCZie: Nederlands-Indische Radio Omroep Maatschappij Nja Arif, 1093, 1096 Nomoera, Minori, 509n, 699n, 700,

RE<;rSTER

XC718-721,725 Noorwegen, 456, 457, 523, 645; 684Nooteboom, A. ]. A. C, 650n, 68m Nooteboom, C, 167, 193, 194n Nooten,]. C C Wo van, 493n Nuboer, ]. F. Wo, 626, 736n Oahoe, 704, 705, 710, 724, 725 Ochtendblad van Nederlands-Indië, Het, 54° Oldeman, L. R, 19n, 1009n Oldenburger, B., 984 Olehleh, 372 'Olie-faculteit'Zie: Onderwijs: Rijksuniversiteit Utrecht Olivier, ]., 71, 107 Onafhankelijk Socialistische Partij, 329,610 en visie op toekomst van Indië, 410, 4 1 5 Ondernemersraad voor NedcrlandsIndië, 537 Onderwijs, 139-15°, 162, 172, 212220,223,241,333,364,366,388,577, 594 aantallen leerlingen, 143, 144., 147, 148 Hollands-Inlandse Onderwijscommissie, 217 N ederlands-Indisch Onderwijzersgenootschap, 577n aan Indische Chinezen en andere Vreemde Oosterlingen, 141-143, 148, 439, 440 aan Indische Nederlanders, II2, 141, 364 aan Inheemsen, 143-15°, 175, 187, 188, 189n, 366 0 aan Nederlanders, 140, 141, 162-164 Bijzonder Onderwijs, 140, 143-145, 204n Zie ook: Missie, Zending Islamietisch onderwijs, 143n, 207, 210-220 passim ingrijpen van het gouvernement: re en ze goeroe-ordonnantie, 218,219 opleidingen in Nederland, II2, 140,

1183 [PDF]

Bestuursacademie (Delft), 112, 162, 189n, 192 Handelshogeschool (Rotterdam), 326 Indische school (Delft), 163

XCKoloniale Landbouwschool (Deventer), 105n

XCRijksuniversiteit (Leiden), 163 Indologische faculteit, 279, 281,282

XCRijksuniversiteit (Utrecht), 163, 281,282 Bijzondere faculteit ('Olie-faculteit'), 163,281

XCZie ook: Studenten, inheemse, in Nederland technisch onderwijs, 140n scholen

XCAchmadijah-scholen, 22In

XCAlgemene Middelbare School, 145n Bestuursschool (-academie), 146

XCDessa-scholen (volksscholen), 144, 147-149, 175,224 Bijzondere volksscholen, 148

XCDokter-Djawa-scholen, 146, 172, 224

XCHogescholen Medische Hogeschool, 141, 146 Rechtshogeschool. 141, 146, , 368 Technische Hogeschool (Ban-, doeng), 141, 146n, 364, 668 faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, 141, 594n Landbouwkundige -, 141, 594n Hollands-Chinese scholen, 116, 142 Hollands-Inlandse scholen (vroeger: Eerste klasscholen), 144, 148, 169n, 217, 218

XCHoofdenscholen. 146

XCKoning Will em III-gymnasium, 140, 163

REGISTER

XCKweekscholen voor inheemse onderwijzers, 144, 224Kweekschool voor Inlandse Schepelingen, 370 Maleis-Chinese scholen, 142 Middelbare opleidingsscholen voor inlandse ambtenaren (Mosvia's), 146n Mohammadijah-scholen, 212-215, 398 Nederlands-Indische Artsenschool (Nias), 146n, 172, 333 Opleidingsscholen voor inlandse ambtenaren (Osvia's), 146, 223,224 Opleidingsschool voor Inlandse Rechtskundigen, 146 Opleidingsscholen voor penghoe loes, 588n Pesantrèns (Islamietische seminaria) (op Java: Pondokan), 207, 210, 213, 214 Sarekat Islam-scholen, 216, 217, 241,294 Sarekat Rakjat-scholen, 216-217 School tot Opleiding van Indische Artsen (Stovia), 146, 172 School tot Opleiding van Indische Tandartsen (Stovit), 146n Standaard-scholen" 144, 146 Taman Siswo-scholen, 214-216, 219,227, 332, 398 Tweede klas-scholen, 144, 148, 149 'wilde scholen', 140, 143n, 144, 214,217-220,293,398,594 Zie ook: Ordonnanties Ong Swan Yoe, 580 Onrust Zie: Interneringen: kampen Ontwakend Volk, 381 Oorlogsmisdaden (Japanse), 762, 763, 767, 812, 813, 817n, 827-829, 836, 837,843, 855, 990, 1005, 1077-1079, 1105, III5n Oosten, L H. W. van, 1°54-1056 Oosthaven. 856-864, 877, 1086 'Op ten Noort'Zie: Koninklijke Marine Opiumregie, 175n Opstandenvav,

1184 [PDF]

185,200

XCvan prins Diponegoro op Java ('Java-oorlog', 1825), 5~52, 65, 200

XCin Bantam (1888), 67, 280n

XCin Djambi (1916), 179, 250, 251, 619n van communisten op West-Java en West-Sumatra (1926, 1927), 179, 185, 3°3-317, 327, 341, 343,417, 45° Zie ook: Partai Komunis Indonesia

XCZie ook: Atjeh-oorlogen 'Oranje', 455, 548 'Orcades', 856, 861, 877 Ordonnanties, 42, 61, 127, 131, 157,

XC160,251,283,375, 376,988

XCtoezicht op vervoers- en PIT-diensten, 375

XCpoenale sanctie-regeling, 61

XCverbieden van verenigingen, opheffing post-, telegraaf- en telefoongeheim, 376, 615

XCbeperking vrijheid van drukpers, 354, 358, 6II herendiensten, 127

XCinvoering inheemse meerderheid in Volksraad, 343

XCverkoop van landbouwgronden door Inheemsen, 60

XCIslamietisch onderwijs, re en ze goe roe-ordonnantie, 218, 219

XC'wilde scholen', 217-220, 222, 374

XCsluiten en ontbinden van huwelijken van inheemsen en Vreemde Oosterlingen ('Huwelijksordonnantie'), 221, 222, 437

XCAlgemene Machtigings-ordonnantie, 453, 454, 669

XCoprichting inheemse militie, 603, 604,604n Osaka, 471, 474, 514 Ota, Mamoroe, 517 Ott, Eo,462 Otten, F. J. Mo, 357n Oud, Po J., 265n, 30In, 3r rn, 414n Oudheidkundige Dienst, 176 Overakker, R T., 1095, 1098, I 10~

REGISTER

XC1103, II37 Oyen, L. H. van, 633, 680, 770, 782,870,897,927,1004,1006,1007,1°44, 1047, 1°52, 1060, II30 Pabst, J. C, 524, 525, 537, 732n PacificFleet Zie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrach ten Pacific War Councils (Landen, Washing ton), 790, 791, 879-881, 892, 892n, 907, 1°41 Padang, 33, 68, 72, 77, 150, 182, 211, 304, 308, 313, 532, 754n, 755, 756, 862, 905, 941, 949, 984, 1061, 1086, 1100, 1101, 1108 Pakato, 839-841 Pakoe-Alam, Huis van -, 47, 179, 214, 243, 992, 997, 1°71 Palar, L. No, 413, 513 Palau, 740, 773 Palembang, 33,213,337,379,631,677, 74°,741,77°,774,775,802,8°3,823, 853-862,864,867,877,9°3,919,932, 984, 1021, 1086, 1087, IIOO, IIOI Palembang I en II (vliegvelden), 655, 803, 856-862, 865, 872, 990n, 994, 1042 Palliser, A. F. Eo, 794, 796, 897, 941, 946-949, 1129 Palmer van den Broek, F. Wo, 1092, 1093, 1096, 1099, 1I05 PalopovBao Pamangkat, 832 Pan-Islamisme, 292, 293, 294 Pantien-diensten Zie: Inheemsen: herendiensten Papendrecht, 665 Papierfabrieken, 95 Paree- z r j 'Parigi', 959, 960 Parkin, R., 936n Parool, Het, 758 Partai Arab Indonesia (PAl), 441, 445, 446, 576, 615 Partai Indonesia (Partindo), 353, 375, 386-392,396,397,436,977 vorming van schoolbrigades, 389 0 Zie ook: Perserikaton Nasional Indone sia Partai Indonesia Raya (Parindra), 432,

1185 [PDF]

XC433, 437, 441, 448, 453, 512, 566,

XC570-572, 575n, 582, 589, 593, 602,

XC603, 697, 975-978, 1085n Zie ook: Boedi Oetomo Partai Kaoem Christen (PKq, 425,

XC426n, 566, 615n Partai Komunis Indonesia (PK!) (vroeger:

XCPerserikaton Komunis di India), 302

XC319,324-327,4 1 5,439 en de opstand op Java en Sumatra (1926, 1927), 179, 185, 303-317 Prambanan-besluiten, 304-306, 312,318 Revolutionair Comité, 307-309 maatregelen gouvernement, 306, 307, 310, 316 Zie ook: Communistische Partij Holland; Komintern Partai Republik Indonesia (Pariï, 318,

XC321,436 Partai Sarekat Islam (PSI), (vroeger: Sa

XCrekat Islam), 296n, 341, 375, 446n

XCZie verder: Partai Sarekat Islam Indo nesia Partai Sarekat Islam Indonesia (PSII)

XC(vroeger: Partal Sarekat Islam), 375,

XC432, 433, 445, 446, 446n, 571, 572,

XC582,6°4, 975, 977, 978, 1134 Partai TIonghoa Indonesia (PT!), 440,

XC441,446, 615n Particuliere landerijen, 41, 42, 46, 49,

XC57,60,82,98n, 115, 127, 131,388 Pasoendan, 426n, 429, 445, 446, 571,912,

XC977 Pasoeroean, 55, 75 Patty, A. ]., 425n Pauw, ]., 1093, 1095 Pearl Harbor, 479, 486, 633, 664, 683,

XC704, 705, 709, 710, 720-733 passim,

XC734-736, 742, 762, 966, H24 Peekema, W. G., 429-431, 907, 908,

REGISTER

XC1131, 1133 Peeters, RA., 1082n Peirse, R, 794n, 799, 875, 876, 896, 898 Pekalongan, 310, 1010, 1071 Peking, 498, 499,512 Pelder, F., 1061, 1062 Pelt, A., 556, 557Pemandangan, 567n, 568n, 572n, 591, 593,976n, 981, 982 Pematang Siantar, 11°3, 1105 Pendidikan Nasional Indonesia (PNI-Ba roe), 353, 353n, 375, 386-399 passim, 410 Penghoeloes Zie: Rechtswezen ,Pensacola' Zie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrachten Pensioenen, 55, 67, 106, 361 Peper, 32, 88, 124 Peranakan-Chinezen Zie: Indische Chinezen Percival, A. E., 796, 852-855, 877 Perhimpoenan Indonesia (vroeger: Indische (Indonesische) Vereniging) Zie: Studenten, inheemse, in Nederland Zie ook: Komintern: Anti-koloniale Liga Perhimpoenan Pegau/ai Bestuur Boemipoe tra (PPBB), 425, 426, 566, 613, 615, 616 Zie ook: Ambtenaren Perron, E. du, 435, 436 Perry, M., 472, 473, 483 Persatoean Minahassa, 426n, 427, 429, 445, 446, 571 Persatoean Oelama Seloeroeh Atjeh (Poe sa) Zie: Atjeh Persatoean Politik Katholik Indonesia (PPK!), 425-429, 445, 446, 571 Persatoean Vakbond Pegawai Negeri (PVPN) Zie: Ambtenaren; Vakbonden Perserikatan Kommunis di India (PK!) (vroeger: Indische Sociaal-Democratische Vereniging), 291-3°2 Zie verder: Partai Kommunis Indonesia Zie ook: Komintern; Stakingen Perserikatan Nasional Indonesia (PN!), 333-357,436,447 Zie verder: Partai Indonesia Zie ook: Soekarno Perserikaton Partai Partai Kebangsaan In donesia, 337, 355

1186 [PDF]

Persindo (persbureau), 413n Perswezen, 108, I16, 201, 422, 434 be

XCperking vrijheid van drukpers ('pers

XCbreidel-circulaire'), 199, 354, 358, ör r

XCreactie in de pers op uitbreken van de oorlog met Japan, 976, 977 'Perth'

XCZie: Australië, strijdkrachten Pertja Selatan, 572n Perzië, 34 Pesantrèns (op Java: Pondokan)

XCZie: Onderwijs: scholen Pesat, 613, 614n Pesman, ]. ]., 3, 4, 6, 8, 14, 996, 996n,

XC1018, 1020, 1021, 1038, 1040, 1042,

XC1065, 1066 Petit, L. D., 78n Pewarta Oemoem, 530n Philippijnen, 29, 30, 38, 69, 149, 198,

XC199,216,333,405,467,479,506,632,

XC633--639n, 681, 688, 691, 701, 708,

XC713, 716, 717, 725n, 734, 736, 737,

XC740,763-767,769,785,791,801,805,

XC806, 842, 878, 918, 920, 971, 972,

XC1015, I124

XCstreven naar onafhankelijkheid, 198, 199,275-278,766n Phillips, T., 734, 735 Phoa, Liong Gie, 440n 'Phrontis'c Syj 'Pief' (marinesleepboot), 755, 756

XCZie verder: Interneringen: van 'Duitsers' Piekaar, A. ]., 125n, 193, 1090, 1096,

XC1098n Plas, Ch. O. van der, 298n, 346, 349n,

XC452, 584n, 595, 596, 609, 678, 985,

XC991, 1000, 100In, 1044, 1046, 1052

XC1056, 1060 Pleyte, Th. 8., 247, 248, 252, 254, 258,

XC271, 272, 424n Pluvier, ]. M., 199n, 345n, 356n, 359n,

XC397n, 429n, 432, Wn, 454n, 580,

XC603, 698n Poe Ji, keizer, 502 'Poelau Bras', 953, 96(}-962, 1008n,

REGISTER

XC1060, 1075, I130 Poenale sanctie-regelingZie: Inheemsen: contract-koelies Poen~ak-pas, 1026, 1027 Poerwakarta, 1017, 1018, 1021, 1022, 1023, 1024, 1038, 1040, 1065 Poetoessibau, 833 Poeze, H. A., 133n, 293n, 294n, 297n, 302n Politie (gouvernements-), 18o, 181 sterkte, 181 Dienst der Algemene Politie, 161, 181 Korpsen Gewapende Politiedienaren, 181 Veldpolitie, 181, 322n Politieke Inlichtingendienst (PID) (r e en ze), 52, 16~, 185, 250, 295-299, 314,336,350,387,443,~50,515,572, 591-593, 1028 Politieke partijen (in Nederland) en visie op de toekomst van Indië, 79, 80, 81,4°9-422 Poll, M. ]. M. van, 94, 94n, 120, 121, 125, 129,2°4,215, 218, 590 Pontianak, 120,665,774,781,831-833, 9°1,919 Pool, I. M., 1032n Poorten, H. ter, 1-9, 12-18, 652-;654, 722, 741, 773, 781, 793-797, 802, 804n, 822, 832-834, 856, 875, 877, 878, 891, 892, 897, 899, 962, 994, 1000, 1005n, 1017, 1040, 1043, 1°48, 1062-1069, 1079, I101, I I19, I122, I133 en overname opperbevelhebberschap voor het leger van gouverneur-generaal, 7, 13, 1047, 1°48, 105° Zie ook: Capitulatie(s) Port Arthur, 477, 478 Port Hedland, 964, 965, 1046 Portugal, 20, 30,206, 773, 774 en de bezetting van Portugees-Timor door Geallieerde troepen, 639,641, 773,774n, 887 Portugees-Indië, 20 Poso, 812, 813 Post, L. van der, 1075-1077, I138 Postweg (Java), 18,45,46, 98, 127

1187 [PDF]

891, 892n Praboemoelih, 856, 858, 859 Prapat, 1095, IIOO Prauwen, 99, 795n Preanger Regentschappen, I, 32,4°,41,

XC48, 55, 98, 158, 165, 174, 190, 214,

XC266, 267, 308, 3 IQ Priesterraden

XCZie: Rechtswezen 'Prince of Wales'

XCZie: Engeland: strijdkrachten Prins Bernhard-Fonds (Indische afde

XCling), 530 Prooijen, VV.van, 66In, 723n, 735n Protestantisme, 38, 39,202-205, 208

XCfinanciële steun gouvernement aan kerkgenootschappen, 204, 208

XCZie ook: Zending Provinciale raden (op Java), 287, 288 Provincies (op Java), 163,258,286 Prijsbeheersing

XCZie: Economie Pijper, G. F., 444, 448, 571, 585

XCQuezon, M., 198,277,406,766, 766n Quisling, V., 456 Quispel, H. V., 1°52, 1060

XCRaad van Nederlands-Indië, 33, 34, 53,

XC73, 155, 158-160,217,254,262,273,

XC283,358,391,431,573,574,579,582,

XC594,602, 9II, 985, 1048 Raad van het Indonesische Volk

XCZie: Madjelis Rakjat Indonesia Rabaul, 709, 736, 763, 878n Raden van Justitie

XCZie: Rechtswezen Radio,100

REGISTER

XCJapanse uitzendingen naar Indië, 516,7°3,7°4,973 Zie ook: Malabar, radiotelefoonstation; Nederlands-Indische Radio Omroep Maatschappij Radio Holland, 1009 Raffles, Th. S., 47-49, 53, 55, 90, 127 Ramaer, ]., 538 Rangkasbitoeng, 1024Ratu Langie, G. S. ]. ]., 589, 590--593 Rechtswezen, 161, 182-184,241, 388 burgerlijke rechtspleging: residentiegerechten, 182 Raden van Justitie, 182 Hooggerechtshof, 155, 161, 170, 183, 191 adat-recht, 68, 182, 183 districtsgerechten, 183 regentschapsgerechten, 183 landraden, 183, 207n penghoeloes, 207n, 588n Islamietisch recht, 184 Hof voor Islamietische Zaken, 1 83 strafrechtspleging, 183, 184 militaire rechtspleging: krijgsraden, 183n Zeekrijgsraad, 183n Hoog Militair Gerechtshof, I83n, 835 Zie ook: Doodstraf Regentenbond, 255, 304n, 566 Regentschappen, 40, 55, 183,258,286 Regentschapsraden, 258, 286-288 Regentschapsgerechten (Landraden) Zie: Rechtswezen Regering, Nederlandse en het Cultuurstelsel, 57, 58 en de versterking van de defensie van Indië, 618-630 en contacten met Engeland in de jaren dertig betreffende de verdediging van Indië, 623--626 en het streven naar staatsrechtelijke hervormingen in Indië, 72, 80-82, 224, 249, 258, 259, 261-264, 270--274, 283, 284, 429-433, 449, 578, 597--600, 607n--609 Zie ook: Staten-Generaal; Volksraad; Commissie-Visman en het houden van een rijksconferentie na de oorlog, 578, 579, 597--600,616,617,909,974,985987, 1043, 1044, II35 Zie ook: Volksraad: Petitie-Soetardjo en de internering van Duitsers, 538, 750, 757, 760

1188 [PDF]

en de positie van Indië tegenover Japan na mei 1940, 522-526, 551559, 695, 698 en het verplaatsen van regeringszetel naar Indië, 555, 556, 591, 694n

XCvrees voor een Japanse aanval, 522527, 626, 634-641 geheime besprekingen met Engeland in Singapore, 557, 635638, 776, 784 'Plans for the employment of naval and air forces, including army air forces of the associated powers in the Eastern theatre in the event of war with Japan (Plenaps)', 639n

XCen het verbreken van handelsverkeer met Japan, 701, 702

XCen oorlogsverklaring aan Japan, 640, 729,73°, 732, 732n en de oprichting van Abda-Com mand, 786-798 en de bezetting van Portugees-Timor,773

XCen het besluit van Combined Chiefs of Staff, Java niet te verdedigen, 877-882, 891-893, 896-900

XCen benoeming H J. van Mook tot luitenant-gouverneur-generaal, .779,780

XCen overdracht opperbevelhebberschap van gouverneur-generaal, 910, 1047-1°51

XCen evacuaties op Java bij nadering van Japanse troepen Zie: Evacuaties

XCen de capitulatie van Indië Zie: Capitulatie(s) Regeringspubliciteitsdienst, 209n,

XC52 In, 593, 730 Persoverzicht, 209n, 603, 614 Regeringsreglement (1854)

XCZie: Staatsinrichting Regeringsvoorlichtingsdienst, 52 In Registratiekamer, 134 Reid, A., 216, 299n, 1089, 1098n Reinderhoff, G. L., 820-824, 827, 901,

REGISTER

XC961, 1060, 1061 Reinsma, R, 55, 56 Rembang, 918, 932, 934, 938, 947, 950,954, 997, 998, 999, loo5n, 1013, 1070, 1072, 1079, 1083 'Repulse' Zie: Engeland: strijdkrachten Residentiegerechten Zie: Rechtswezen Residenties, 55, 56, 163, 164, 310 Revolutionair-Socialistische Partij (RSP),4 1O en visie op toekomst van Indië, 410, 4 1 5 Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP), 410 en visie op toekomst van Indië, 415 Rheinische Missionsgesellschaft Zie: Zending Rhemrev, W. V., 312, 313, 376, 544 Rinkes, D. A., 208, 226, 2J2n, 238-241, 3 06 Riouw-archipel, 164, 234, 867, 1087, 1091 Ritman, J. H, 434, 584n, 610, 730 Robenson, J. A., 765, 766, 899n Roberts, Commander, 943 Roestam Effendi, 329, 331, 415, 416, 427n, 432, 449 Roland Holst, Henriëtte, 351 Rooks, Captain, 943 Rooms-Katholieke Staatspartij, 120, 121, 417, 427n, 432 en visie op de toekomst van Indië, 410, 416-418, 4J2 rapport Teulings en van Poll betr. studiereis naar Indië, 120, 204, 215, 419-422, 45 I Roorda van Eijsinga, S. E. W., 77 'Rooseboorn', 906, 967 Roosevelt, F. D., 4, 276, 523, 606, 634, 635,638,640,641,687,700,703,718, 719, 725n, 726, 728, 766n, 775, 776, 784-791,845,879,913 Rost van Tonningen, M. M., 381, 459 Rotterdamse Lloyd, 61, 409,53 In, 548, 747, 903-905 Royal Air Force Zie: Engeland: strijdkrachten Royal Navy Zie: Engeland: strijdkrachten

1189 [PDF]

Rusland, 247, 472

XCen China, 477

XCen Japan, 477 Russisch-Japanse oorlog (19041905), 197, 477, 478, 491, 510, 621

XCZie ook: Mandsjoerije

XCZie verder: Sowjet-Unie Ruys de Beerenbrouck, Ch. J M., 258

XC261, 265n, 281, 353, 400, 401, 414,

XC620,622 Rijksuniversiteiten Leiden en Utrecht

XCZie: Onderwijs Rijstcultuur, 22, 23, 48, 54,64,65, 90n,

XC94, 130, 135

XCSabang, 531, 802, I087~ 1092, 1095,

XCIl04 Sachalin, 478, 506 Sadang, 1021-1023, I027n Saeroen, 517 Saigon, 940 Sajonji, prins, 482, 485, 503, 505 Saito; 693, 695 Sakagoetsji, Sjizoeo, 737, 740, 741, 742,

XC770 Salatiga, rorr

XCZie ook: Interneringen: kampen Salim, Agoes, 239, 282, 295, 319, 338,

XC42ón,445,446,6II Salim, I. F. M., 319, 324 Salm, G. B., 636 Salomons-eilanden, 1127 Samanhoedi, 230-233 Samarinda, 823, 824, 828 Samarinda II (vliegveld), 655, 747, 770,

XC802, 815, 823-825, 828-831, 870,

REGISTER

XC893,894,990n Sambas, 722, 769, 770, 868 Samkalden, H., 436n Samoa, II27 Samuel, M., 6I8n Sandberg, J. M. Fl, 1°52, 1060 Sansapor, I II 8 Saoedi-Arabië, 314, 395, 587n, 595 Sardjono, 307, 313,415,416 Sarekat Ambon, 425n Sarekat Dagang Islam, 230Zie verder: Sarekat Islam Sarekat Hindia, 229,30'1,317,363 Sarekat Islam, 2II, 216, 222, 230-271 passim, 291-297, 302, 333-336, 447, 601, 6I9n aantalleden, 233, 239, 242 Sarekat Islam B, 266, 267, 270 Centraal Comité, 232,233,237-246, 257,267,295 Zie verder: Partai Sarekat Islam Sarekat Rakjat, 216, 296, 303, 304, 307 Zie ook: Partai Komunis Indonesia Sarmi, 164, IlI4 Sartono, Fl M., 977, 978 Sastromoeljono, R, 562, 563, 969 Sato, 592, 593 Scheepvaartmaatschappijen, 53I, 547, 957 evacuatie directies, 902--904 Zie ook: Celebes Kustvaart Maatschappij; Koninklijke Paketvaartmaatschappij; Nederlands-Indische Tankstoombootmaatschappij; Stoomvaart Maatschappij N ederland; Rotterdamse Lloyd; Java-China- Japan-lijn Schilling, W., 644, 995, 996,1020,1021, 1024-1028, 1033, 1038, 1064-1068, Il26 Schillmöller, B. F. A., 8IO, 812 Schmidt, P. J, 4I4n Scholen Zie: Onderwijs Scholten, P., 997, 1°71, I072n Schotborgh, L., I6n, 736n Schrieke, B. JO., 304n Schuldbevrijdingscoöperaties Zie: Kredietwezen 'Seawitch', 806, 898, 899n, 914, 952 Secretarissen-generaal, College van Zie: Interneringen: van 'Duitsers'Sedija Tama, 980n Selena, 996n Semaoen, 245, 257, 261, 292-299,3°2, 305,317,325,327-330,337,350 Semarang, 65, 79, 121, 182, 206, 227, 245,25°,257,293-295,3°3,3°8,533, 539, 596, 1009-1013, IOI8, 1071,

1190 [PDF]

Serdang, 192, 1I06n Setyadjit, 329n Seulimeum, 1090-1097 Shillony, D., 721 Short, General, 725'Siberg', 961, 962, 1074, 1075 Siberië

XCZie: Sowjet-Unie Sibolga, 752, 753, 1097, 1100, II05,

XC1108 Siemens 8< Halske (Batavia), 457 Sigli, 1095, 1096 Siloengkang,

XCcommunistische opstand (1927), 312 Simaloer, II05 Simla, 167 Sin Po, 116,438 Sin Tit Po, 440 Sinar Selatan, 516, 589 Singapore (eiland/stad), 7, 49, 87, 298,

XC313,318,479,557,635-638,664,689,

XC7°8,722,731,734,736,740-747,764,

XC767-771, 776, 784, 791, 796-803,

XC851-855,865,868,870,871,875,876,

XC893,900, 971, 989, 1054, 1092, II36 Singkawang II (vliegveld), 747, 769,

XC770, 802, 832, 833, 870, 893, 990n Singkep, 89n, 853n Singora, 708, 710, 723, 767, 1088 Sint Maarten, 552n Sipatahoenan, 595n Sitsen, P. H. W., 914, 1044 Sitwell, H. D. W., 897, 899, 1063, 1064,

XC1070, 1079, 1133 Sjah, Soetan Mohammed, 977, 978 Sjahrir, S., 329, 331,334,353,358,386-

XC388,392-396,4°4,410,436,565,583,

XC589, 6II, 975, 976, II34 en mening over Japanse imperialisme, 513, 514, 589,972,981--983

XCarrestatie en deportatie (1934), 322, 323,375,393,611,974

XCoverplaatsing naar Java (Soekaboemi),983 Sjanghai, 482, 498, 499 Sjarifoeddin, Amir, 443, 446, 571, 575,

REGISTER

XC611, 1056, 1134 Sjinto-isme, 465; 466, 489, 490, 490n Sjoji, Tosjinari, 4,6,8,10,13,742,1062Slag in de Javazee Zie: Java: krijgsverrichtingen Slamet-Soedibyo, R, 1079 Slamet-Velsink, I. E., 173n Slavernij, 48, 130-132 'Sloet van de Beele', 867, 868, 870 Slotemaker de Bruïne, N: A. C, 558, 949n 'Sloterdijk', 805, 952, 953, 957 Smirnoff, I., 1045 Smits, RE., 1044 Sneevliet, H. J. F. M., 244-247, 256258,261,267,272,274,292,293,324, 329, 602 levensloop, 244, 245 Zie ook: Indische Sociaal-Democratische Vereniging; Sarekat Islam Snell, E. M., 784n, 877n Snouck Hurgronje, Chr., 70n, 147, 184, 207,208,238,279,280,281,351,410 Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), 80, 244, 247,432, 577n, 617, 621 en visie op toekomst van Indië, 79, 80,410-415,617 Zie ook: Indische Sociaal-Democratische Partij Sociaal-Democratische Partij, 244, 291 en visie op de toekomst van Indië, 4 1 5 Zie verder: Communistische Partij Holland (Nederland) Soeara Oemoem, 559n, 568n, 976n, 977n Soeara Semarang, 976n Soebang, I, 8, 10, 1001, 1004, 10171022, 1038, 1039 Soebardjo, A., 512 Soedjadi, M., 326n Soedjono, 516, 589, 1085n Soegijama, generaal, 1088 Soegyopranoto, 596 Soejono, 580, 587n, 594, 985, 1044, 1136 Soekaboemi, 983, 1027, 1028, 1064, 1066, 1067, 1074, 1075, 1080, II38 Soekamiskin-gevangenis, 352, 355, 389 Soekarno, 330-357, 358, 386--396,435, 567-569,583,611,972--976,983-985 le_vensloop,331-333

1191 [PDF]

arrestatie en proces (1930), 349-352, 369, 39° strafvermindering en vrijlating, 354-357 arrestatie (1933) en internering, 375, 389-396, 611, 974, 980

XCplannen tot overbrenging naar Australië bij nadering Japanners, 984

XCoverplaatsing naar Padang, 984, 985

XCmening over Japanse imperialisme, 348,350,395,396, 5II, 568,983 Zie ook: Perserikatan Nasional Indone sia Soekerniç j j r Soeloe-archipel, 740 Soemadipradja, 1033 Soemba, 742, 805, I I 10 Soembawa, 83,773, II 10 Soemitomo-farnilie.a-zö Soenario, 136, 142n, 169 Soend~ 6~ 138, 178, 605n Soepomo, R, 580, 587n Soepratman, W. R, 338 Soerabaja, 121, 123, 146, 182, 183n,

XC231,241,245,25°,257,3°3,3°4,3°8,

XC331,336,371,372,520,521,539,623,

XC627,629,645-647,659,664,67°,717,

XC741,748,765,787,791,792,799,800,

XC805,806,808,848,849,872-874,884,

XC885,892,893,9°5,918,920,926-94°,

XC948-957, 963, 991, 992, 994, 1008, 1012, 1024, 1077, 1078, 1084, 1122 Soerabaja Droogdok Maatschappij, 957 Soerabajaas Handelsblad, Het,.235, 345,

XC366, 379, 383,463 Soerakarta, 33, 49, 51, 144, 191, 223,

XC224,227,230-232,241,285,310,441,

XC992, 996, lO08n, 1°71, lO81 Soetardjo Kartohadikoesoemo, M.,

XC426-434,445,566,574,59°,611-613 Zie ook: Volksraad: motie- en petitie-Soetard jo Soetomo, 223, 325, 333, 334, 341, 374,

XC441,442,512,589 Soewardi, Atik, 977, 978 Soewardi Soerianingrat (zich later

XCnoemende Ki Hat!jar Dewantoro),

XC214-216,219,227,228,245,324,332,

REGISTER

XC33~ 35~ 56~ 584n,6Il, 975Zie ook: Indische Partij; Onderwijs: Taman Siswo-scholen Solok, II07 Somer, J. M., 430 Sowjet-Unie, 303, 307, 318, 416, 456, 479, 514n, 538n, 610,680 en Japan, 503, 507, 508, 509, 621, 699, 700, 708 Japanse expeditie naar Siberië (1918-1922),479,508, 509 en Duitsland, 538n, 684, 687, 699, 708, 725n Zie ook: Komintern; Rusland Specerijencultures, 36, 38, 39,44,49 Spencer-Chapman, F., 768n Spiegel, Der, 758 Spionage, Japanse, in Indië, 9, 119, 515-522, 591, 592,684 Spit, H. J., 529, 530, 609, 1°51, 1065 Spitfire-Fund, 529, 530 Spoor, S. H., 543, 1052, lO61 Spoorwegverkeer, 1009 Particuliere spoorwegen, 96n, 99, 100 Staatsspoorwegen, 99, 100, 122, 1009 Zie ook: Stakingen Spratly-eilanden, 510,684 Staat van beleg, 454, 528, 577n, 615 Staat van oorlog, 454 Staatkundige hervormingen in Nederlands Indië; 279 Staatsblad voor Nederlands-Indië, rom 'Staatsblad-Europeanen'Zie: Europeanen Staatsinrichting van Nederlands-Indië, 84, 152-196,278-291, 550, 597 Regeringsreglement van 1854, 154, 182, 186,203 Wet op de Staatsinrichting van Nederlands-Indië, 154, 156, 157, 160, 182, 186, 203, 249, 283-285, 341, 359,401,407,454, 550n,780 Grondwet, 52, 59n, 152n-154, 283 Troonrede (van 1901), 80-82, 150, 154,2°3 administratieve indeling, 163-166, 258,286-288 Opperbestuur, 152-158, 550 Algemeen Bestuur, 33, 34,152,158

1192 [PDF]

186

XCInheems bestuur, 24, 39, 40, 45-47, 56,57,122,153,166,186-196,200 Zie ook: Evacuatie; Staatsrechtelijke hervormingen; Onderwijs: opleiding tot bestuursambtenaar; Volksraad Staatsmobilisatieraad,

XCZie: Defensie van Indië Staatsrechtelijke hervormingen, zelf

XCstandigheid, onafhankelijkheid,

XCstreven naar

XCZie: Commissie-Visman; Nationalistische organisaties; Politieke partijen (in Nederland); Regering, Nederlandse; Staten-Generaal; Volksraad; Koningin Wilhelmina Stads- en Landwachten

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Stakingen, 294, 295, 299, 300, 302-304 Stalin, j., 303, 305 Standaard, De, 80,417 Standard Vacuum Oil Company, 63 I,

XC856, 858, 859 Stapel, ]. W., 36n, 469n Stark, H. E., 725n Staten-Generaal, 59, 59n, 72, 77, 82, 93,

XC94,153-161,2°3,208,251,264,265,

XC282,284,4°8,412,429,432,449,55°

XC620-623 Statius Muller, ]. H., 1°32-1°35 Staveren, ]. ]. van, 7, 17,949,961,962,

XC963n, 1060, 1069, 1075

XCovername opperbevelhebberschap voor de Marine van gouverneurgeneraal, 1050 Steen, P. H. T. van der, 1073 Steenberghe, M. P. L., 779 Steunfonds Nederland (Wilhelmina

XCfonds), 529, 566 Stöve, G. W., 458, 659, 904n Stokvis, ]. E., 351, 449 Stokvis, Z., 252 Stoomvaart Maatschappij Nederland,

REGISTER

XC61,4°9,455, 531n, 548,662,747,9°3 Storry, R, 482n, 490n Straalen, F. B. van, 838Straelen, P. B. M. van, 936, 938 Straten, N. L. W. van, 774, 774n, 887, 889, 890 Studenten, inheemse, in Nederland, 145, 281, 282, 324-330 Indische (Indonesische) Vereniging, 324,325 verenigingsorgaan: Hindia Poetra, 324,325 Indonesisch Verbond van Studerenden, 324, 573 Perhimpoenan Indonesia, 145, 324330, 333, 393,415,416, 442n vererugmgsorgaan: Indonesia Merdeka (later: Indonesia), 325, 326,329 Zie ook: Komintern; Onderwijs Stuers, V. de, 82 Stulemeyer, ]. E., 54In Stuw, De, 356n, 367, 368, 573 'Stuw-groep', 367-37°,4°2,435, 570 Suikercultures, 41, '53, 54, 58, 59, 64, 85-92,94,96,123,130,173,236,248 Sultans, 122, 192 Sumatra, 26, 27, 68-70, 83-87,99, 116, 163-165, 169n, 205, 211-215, 218, 219,286,3°4,312,313,452,5°7,511, 519,532,583,691,717,737,743,745, 74~ 751, 76~ 77~ 785, 795n, 801803, 851-863, 876, 896, 919, 970, 1075, 1086-1109 locale onlusten, (vóór 188o), 68 Zie ook: Opstanden; Atjeh krijgsverrichtingen Zie plaatsen afzonderlijk reactie bevolking op komst van de Japanners, 1106-1109 Sumatra Post, De, 359 Suriname, 574, 586,760,762,974,985, 986 Suryadinata, L., 116n, 438n Sutherland, Heather A., 187, 195 Swieten, C. L. E. F. van, 888, 890 Swinton, Lord, 625 Tabakscultures, 61, 86, 115 Tabrani, 591, 593 Tahija, ]., 1 I 10

1193 [PDF]

Taiwan (Formosa), 32, 4'"i7, 516, 519 Taiwan-Bank, 519 Takikosji, Josaboero, 510 Takingeun, 1095, 1096, 1099, 1103,

XCII05 Talma, D., 261-263 Taloek, II07 Taman Siswo-beweging, 214, 215, 3P,

XC333 Tamimbar-eilanden, II 10 Tandjong Priok, 620, 623, 645, 646,

XC664,665,723,748,751,803,808,853,

XC863,866,868,874,877,892,893,905,

XC907,920,926,952,992,1008,1012

XC1024, 1025, 1028, rojz, 1077, IQ79,

XCII22, II27 Tangerang, 1025, 1030, 1080, 1081 Tangkoeban Prahoe, 1017 Tarakan, 99, 623, 631, 642, 644, 646,

XC647,665,677,7°2,7°4,721,722,74°,

XC741,747,764,791,802,815-829,831,

XC843,844,868,893,894,919,961,972,

XC989, 990, II21 Tarawa.vzöj Tarling, N., 618n, 619n, 624n Tas, S., 410, 4II Tas-Duchateau, M., 387n 'Tawali', 953, 957, 960 Technische Hogeschool (Delft), 162n Tedder, A., 626n Teerink, C. G. J., 1018-1020, 1038,

XC1°39 Tegal, 308, 310, 1010, 1071, 1077 Teitler, G., 620n, 62In Tempel, J. van den, 790, 910 Teraoetsji, Hisaitsji, 713, 737, 742,

XC82In, 858,918, 1087 Ternate, 38, 39,234, IIIO Teulings, F., 120, 121, 125, 129,204,215 Textielinstituut (Bandoeng), 95 Thailand, 149, 688, 691,700, 708, 716,

XC723, 725n, 728, 734, 737, 746, 767,

XC767n, 851, 1088 Thamrin, M. H., 389, 426-431, 441,

XC442n, 445, 446, 450, 453, 517, 571,

XC574,576,577,578,582,589-593,611,

REGISTER

XC697,698,975,977 Zie ook: Volksraad: motie-Thamrin Theecultures, 61, 86, 91Thorbecke, J. R, 72, 153, 170 Tichelaar, P. A., 542n, Tichelman, F., 244 Timmermans, J. M. H., 121 Timor (Nederlands, Portugees), jz, 83, 164, 181, 202, 294, 374n, 637, 639, 639n, 647, 654, 7°4, 742, 745, 773, 801,805,806,838,842,870,882,884, 887-89°, 919, 965, 971, II09, II 19, II38 stationering Geallieerde troepen, 639,641,773,774, 774n, 887 Timor- en Arafoera-zee, 636 Tinerts, 64, 89n, 547 TJaja Timoer, 567n, 572n, 576n, 698n Tjalang, 1097 Tjamba, 839, 840 Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, A. W. L., 90,155,156,221,381,399408, 419, 420, 429, 43I, 432, 444, 449n, 458, 46o, 461, 525, 528, 53I, 533, 540n, 542, 550n, 551-560, 569, 573-579,597,600,602,603,606,608, 610,639-641,652,692,698,701,702, 719n, 720n, 722n, 741,743,745,746, 773,781,782,821,834,844,877-890, 902, 903, 922, 948, 962, 963n, 979, 982, 988, 1010, 1043, 1050, 1°52, 1054, 1062, 1065, II22, II27-II36 levensloop, 400, 401 en de positie van Indië t.o.v. Japan na mei 1940, 524-526, 551-560, 694n, 697n denkbeelden over een compromisvrede, 554, 555 en de Meidagen van 194°,460,461, 524, 528, 529, 533 en de internering van 'Duitsers' en 'NSB'ers', 533-539, 542,750,751, 756,760 en koningin Wilhelmina, 558-560, 597,910, 912, 1057, 1058 en 'verplaatsing van regeringszetel naar Indië, 555, 556, 694n herbenoeming als gouverneur-generaal, 558, 559 en oorlogsverklaring aan Japan, 730-732, 745, 746 en Abda-Command, 787-797, 844,

1194 [PDF]

897 en het wel of niet verdedigen van Java, 877-882, 891-893, 896-900, 913,922-925 Zie ook: Combined Chiefs of Staff

XCen het niet-verlaten van Indië, 907912, 91j, 916, 1047, 1057-1059 overdracht van opperbevelhebberschap.vr, 13,910, 1047-1051.

XCen het houden van een rijksconferentie na de oorlog, 578, 579, 597, 600,601,617,911,985-987,1043, 1044 en de capitulatie van Indië Zie: Capitulatie(s) Tjepoe, 918, 961, 1008, 1071, 1078 Tjiandjoer, 1028 Tjiater-pas, 1017-1019, 1038, 1039,

XC1042, 1050, 1064, 1077, 1084 Tjikampek, 1021-1023, 1026n Tjilatjap, 518, 519,645,646,668, 668n,

XC675748,751,761,805-809,849,866,

XC874,884,885,892,899,903-907,918,

XC919,93°,946-959,963,992,993,995, 997, 998, 1008, 1012, 1060, 1070,

XC1°71, 1074, 1I22, 1I27, 1I30, 1I37 Tjimahi, 1074, 1078 Tjipanas, 730 Tjipto Mangoenkoesoemo, 223-228,

XC245,252,262,317,324,332-335,393,

XC394, 512, 565-567,604,605n,974

XCZie ook: Boedi Oetomo; Indische Partij 'Tjisadane', 761, 762

XCZie ook: .Interneringen: van 'NSB'ers' "Tjisaroea', 953, 957, 958 Tjitaroem, 918 Tjokroaminoto, O. S., (Tjokro), 231

XC233, 238-240, 244-246, .2·52, 256,

XC257, 262, 267, 268, 296, 332, 342,

XC446n Zie ook: Sarekat Islam Tobameer, 665, 1095, II02, r roy, r roê Todjo, Hideki, 486, 493, 700, 703, 717,

REGISTER

XC728, 971, 972, 1088 Tohindo Nippo, 516, 589, 592 Tokio (vroeger Edo), 478, 514 Tondanomeer, 665, 810, 868 Toorop, C. G., 1020-1023Tribune, De, 317,414 Trip, L. J. A., 342 Troelstra, P. J., 351 revolutiedreiging 1918, 259, 260, 269 reactie in Indië, 260-262 Trotzki, L., 303, 318 Tsjiang Kai-sjek, 499, 561, 716, 719, 793, 798n, 855 Tsjoengking, 499, 685, 719 Turkije, 197, 307 Krimoorlog, 197 Tijn, B. van 610 U Saw, 276 Uitvoer, 86-89, 360,456,516,524,525, 546, 547 Union Indochinoise, 277 United Press, 962 Universiteiten Zie: Onderwijs US Navy Zie: Verenigde Staten van Amerika: strijdkrachten Utrecht, 163, 281 Vaderlandse Club, 344-346; 353, 366369, 376-378, 42 8, 543, 629, 655n, 679 vertegenwoordigend comité in Nederland, 367 Centraal Steuncomité, 367 Weerbaarheidspetitionnement, 629, 65Sn Vakbonden in Nederland Nederlands Verbond van Vakverenigingen, 354, 413n, 514, 621 in Indië, 268, 388, 413n, 437, 571, 974 Persatoean Vakbond Pegawai Negeri (PVPN), 448, 451, 613, 615 Perhimpoenan Pegawai Bestuur Boe mipoetra (PPBB), 425, 426, 566, 613,615,616 Vereniging van Ambtenaren bij

1195 [PDF]

de Inlandse Bestuursdienst (VAlB), 426, 281, 584n, 904n Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel, 227, 245, 247, 297,299,300 Vara,758 Veale, W. C. D., 888, 890 Veenstra, J. HW., 596n, 609, 610 Veer, W. J. de, 1038, 1039 Veer, P. van 't, 61, 69n, 70n, 72n, 74,

XC75, 82n, 83,200,41In Veer, W. van der, 496n Veeziekten, 174 Velde, J. J. van de, 1I09n Velden, D. van, 495n Veldpolitie

XCZie: Politie Verbond van inheemse bestuursamb

XCtenaren

XCZie: Vakbonden Verbond voor Nationaal Herstel, 367 Verenigde Oost-Indische Compagnie,

XC20,29-44,85,102,1°3,115,4°9,467,

XC469 aantallen dienaren, 34

XCcontacten met japan, 467-469, 472 Desjima, 469

XCen de inheemse samenleving, 36, 38, 43,44 winstenv j j Verenigde Prins Bernhard- en Spitfire

XCFondsen, 530, 1030 Verenigde Staten van Amerika, 198,

XC5°6,524,547,551,552,557,558,634, 684-733 passim .

REGISTER

XCen het streven naar onafhankelijkheid van de Philippijnen, 198, 199, 275-278 en japan eerste handelscontacten, 472, 473 verdragen van Washington (1922) en Londen (1930) i.z. vlootverhoudingen, 479-48 I, 620 olie-embargo' en' 'handelsbesprekingen, 638, 700-703, 709, 7 18 -7 20 oorlogsverklaring door japan, 728,729 Geallieerde samenwerking ingevalvan japanse aanval, 634-641 strijdkrachten, 19, 664, 766, 994 US Army Air Forces, 775 US Navy, 664 Asiatic Fleet, 636, 637, 721, 764, 777, 791, 799, 800 Pacific Fleet, 637, 704, 705, 709, 710,713,724,726,778,782 Zie oak: Pearl Harbor oorlogsschepen 'Boise', 777, 825, 826 'Houston', 764, 777, 825, 848-851,863,884,888, 921,933-943,946,966, 997, II23, II29 'Langley', 806, 807, 892, 898, 899n, 914, 930, 930n, 959, 966, 1123 'Marblehead', 721, 777, 825,826,848,851,863, 957 'Pensacola', 764, 8°5, 806 krijgsverrichtingen Zie landen, plaatsen, eilanden afzon derlijk verliezen, 726, 766, 767, II23, 1124 Vereniging van Ambtenaren bij de Inlandse Bestuursdienst (VAIB) Zie: Vakbonden Vereniging tot bevordering van de maatschappelijke en staatkundige ontwikkeling van Nederlands-Indië Zie: Stuw-groep Vereniging Insulinde (later: Nationaal-Indische Partij), II4, 227, 229, 245,25°, 261, 362, 363 Zie verder: Sarekat Hindia Vereniging Kartini-fonds, 223n Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel Zie: Vakbonden Zie ook: Stakingen Verkeerswezen, 98-101, 177, 360 Verkijk, D., 758 Vermogens, 545-547 onder beheer stellen van vijandelijke vermogens, 545 Indische vermogens in de Verenigde Staten van Amerika, 547

1196 [PDF]

Wees- en boedelkamers, 545 Versteegh, W. C. J., 903 Veur, P. W. van der, 226n, 363n Vinacke, H M., 473n Visman, F. H, 97, 580, 584n, 585, 587n

XCZie verder: Commissie-Visman Visser, A., lI08n Vlekke, B. H M., 58, 102, 107, 166 Vliegvelden/vliegkampen

XCZie: Ambon; Andir; Atamboea; Bali; Balikpapan; Bandjermasin; Banka; Kalidjati; Kendari; Kotawaringin; Madioen; Malang; Morokrembangan; Ngoro; Palembang I en II; Pontianak; Sabang; Samarinda II; Sambas; Singkawang II; Soerabaja; Tandjong Priok; Tarakan; Timor; Tobameer; Tondanomeer Vloorwet-rçaj

XCZie: Defensie van Indië Vluchtelingen

XCJoodse, 609, 609n Vogelesang, L. N. W., 856-826n Vogelkop, lII6, lII7 Vogt, P., 1075, 1076 Voice of the Netherlands, 1138 Volk en Vaderland, 381 Volkenbond, 481, 482, 498, 501 Volkskredietbanken

XCZie: Kredietwezen Volksraad, 151, 153, 156-159, 171,

XC217-219, 275-291 passim, 341-346,

XC358, 359, 365, 408, 425-44°, 453, 573-583,586,591,603,6°7,621,622,

XC629 oprichting, installatie, 156,251-254, 272 betekenis voor de Indische samenleving, 288-291

XCbevoegdheden, 251, 258-263, 266, 278,283,4°8,574,980 College van Gedelegeerden, 284

REGISTER

XCen het streven naar inheemse meerderheid, 254, 273, 274, 284, 286, 341-343, 358, 363 en vorming van een inheemse militie, 6°3, 604 en het streven naar staatsrechtelijkehervormingen: passim Zie ook: Commissie-Visman; Regering, Nederlandse motie- Wiwoho (instellen van een Rijksraad), 573-576, 586 motie-Soetardjo (invoeren van een Indisch burgerschap), 574, 576, 580, 583 motie-Thamrin (invoeren van de woorden 'Indonesia', 'Indonesiërs' en 'Indonesisch'), 574, 576, 580, 583n petitie-Soetardjo (houden van een rijksconferentie na de oorlog), 427-434, 440, 445, 446, 579, 583, 590n, 617, 977, lI35 Zie ook: Regering, Nederlandse werkzaamheden gedurende de oorlogsmaanden, 987, 988 laatste zitting, 988 Zie ook: Nationalistische bewegingen Volkstelling (1930), 104 Volksziekten, 125, 172, 173 Vollenhoven, C. van, 182, 279-281, 410 Voor-Indië, 22, 23, 26, 29, 31, 32, .35, 47,68 Vooren, M., 838-840 Voorneman, E. A., 1028, 1°32-1°36 Voorwaarts, 414 Vorstendommen/Sultanaten, 23, 25, 46,60,69,82,120,122,127,130,163, 166,179,185,187,191,192,211,224, 285,286, 317, 995, 996 Vos van Steenwijk, A. N. de, 66rn, 778n, 848n, 850 Vreemde Oosterlingen, 101, 1I8, 119, 141, 142n, 182-184, 217, 252, 28429°,366,368,437,449,57°,584,585, 1012 aantallen, 1I9 inkomens, 126, 137, 138 Zie ook: A.rabieren; Chinezen Zie ook: Onderwijs; Ordonnanties Vries, B. P. de, 856, 861, 862 Vries, H J. de, 1060 Vromans, A. G., 109, r ron, 180, 56In, 657, 663, 664n, 667, 674, 676n, 677,

1197 [PDF]

744,746,781n, 800,804n, 846,930n,

XC948, 990, 1015, 1052, 1129n Vrouwen-Automobielcorps, 674, 675 Vrijdenkersvereniging 'De Dageraad',

XC4 1 5 Vrijwillig Autobestuurderskorps (Vau

XCbek)

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Vrijwillige Oefen- en Vliegercorpsen

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger Vrijzinnig-Democratische Bond, 410,

XC4 18 en visie op de toekomst van Indië, 4 18 Vuyk, B., 1081 'Vijfde Colonne', 457, 520, 529, 539,

XC542, 645, 648, 765, 990, 990n, 993,

XC1085, 1086

XCZie ook: Atjeh; I. Foedjiwara

XCWaal, S. de, 815-818 Wageningen, 105 Wainright, J. M., 766 Wake, 691, 709, 717,736,763,769 Wal, S. L. van der, 8m, 147n, 168n,

XC170n, 199n, 201n, 210n, 218n, 230n,

XC233n-235n, 238n, 239n, 246n, 258n,

XC261n, 279n, 290n, 304n, 346n, 347n,

XC385n, 403n, 412n, 424n, 429n, 432n,

XC433n, 447n, 450n, 510n, 511n, 563n,

XC573n-578n, 581n, 599n, 600n, 608n,

XC98 sn Wang Tsjing-wei

XCZie: China War Cabinet (Engels), 617, 685 Ward, O. G., 658n Warners, C. J., 1044, 1046, 1054, 1056n Watson, M. S., 637n, 725n Wavell, A., 631, 741, 785-809, 844, 845,

XC854,856,861,866,871,875-882,888,

XC890,891;896-898,913,922,923,986,

XC993, 1047, 1075, 1124 Weeber, A., 63n Weerbaarheidscommissie

REGISTER

XCZie: Koninklijk Nederlands-Indisch Leger: vorming van inheemse militie Weerbaarheidspetitionnement, Zie: Vaderlandse Club Wees- en Boedelkamers Zie: Vermogens Wegverkeer, 45, 54, 57, 98, 99, 100 Weizsäcker, E. von, 527 Welter, Ch. J. I. M., 51, 155n, 156, 167, 169,175, 194,28~,284,289,301,365, 4°7,417,432,449,525,533,536,538, 550n, 553-557, 559n, 576, 578, 579, 597-599, 602n, 604n, 608, 627, 702, 779 Werkloosheid, 89,91, 360, 362 Wertheim, W. F., 580, 587n, 61rn, 10]2 West de Veer, J. F. van, 823n, 859n West-Mrika, 58n, 87 West-Indië, 59,761 Westervaarwater, 629, 646, 659, 660 Wetenschapszorg, 176 Wetten,60 Wet op het Nederlanderschap (1892), 104, 1I3 Wet op de Staatsinrichting van Nederlands-Indië (1925) Zie: Staatsinrichting Zie ook: Ordonnanties Weijer, G. A. Ph., 92 Weyerman, F. L. G., 881 Widjojoatmodjo, Abdoelkadir, 426, 584 n ,9 0 4 n 'Wielewaal' (Knilm-vliegtuig), 1045, 1060, 1061 Wigmore, L., 680n, 854n, 878n, 88m, 89m,1063n Wilde, J. A. de, 628, 628n 'Wilde scholen'Zie: Onderwijs Wilhelmina, Koningin, 13, 14, 175, 254,262, 520, 528, 541, 560n, 564n, 575, 576n, 6°4, 612, 616, 627, 635, 780, 986, 1I36 en A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, 558, 559, 597, 910, 912, 1057, 1058, 1I]2 en verplaatsen van regeringszetel naar Indië, 555, 556 radiotoespraken, 424, 596, 597, 599,

1198 [PDF]

I

REGISTER

XCJ en visie op toekomst van Indië, 422424, 596--600, 607 en oorlogsverklaring aan Japan, 730 'Wilhelmina', 748 Wilhelmina-Fonds (Steunfonds Nederland), 530 Willekens, mgr., 420, 1036 Willem I, Koning, 35,49,52,2°5 Willems Geeroms,]. H. B., 11I5-11I9 Wils, j, 204n Wilson, D., 499 Wilton-Feijenoord, Werf, 520n Winkelman, H. G., 459,528,564, II31 Wiranatakoesoema, 201, 598 Wiriadinata, 1033 Wirjopranoto, Soekardjo, 517, 582, 589, 590, 977, 978 Wisselmeren, 1112, 1113, 1115, 1119 Wiwoho Poerbohadidjojo, 573, 576 Zie ook: Volksraad: motie-Wiwoho Wladiwostok, 477, 699 Woerjaningrat.uaz Wolff, A. B., 1047, 1047n, 1061, 106In, 1130, 1137 Woodburn Kirby, S., 89In, II24n Wouters, G. ].].,461 Wulfhorst, G. ]., 1018, 1019 Wijk, N. A. van, 1113n Wijnkoopsbaai, 898, 920n, 953, 960962, 1060, 1069, 1074, 1075, 1076 Yamin, M., 442, 444 Yap Tjwan Bing, 438, Yarra' Zie: Australië: strijdkrachten Ysebaert,]. E., 1031, 1033 Ijzererts, 95 'Zaandam', 953, 956, II30 Zanten, D. van, t roan Zanten, H. van, 1099, 1103, II04 Zeekrij gsraad Zie: Rechtswezen Zelfbesturende landschappen, 122, 127, 129, 184, 192, 193,218, 583 Zending, 38, 66, 80, 107n, 143, 2022°7,4°1,4°8, 532 Evangelische Missionsgesellschafi, 2°5, 206 Nederlands Zendeling Genootschap.uoj Rheinische Missionsgesellschafi, 205, 206 Zie ook: Onderwijs: Bijzonder onderwijs Zentgraaff, H. c., 345, 366, 377, 380, 383,436,574n 'De Zeven Provinciën'Zie: Koninklijke Marine Ziekenhuizen, 105 Zoutwinning, 90, 91 Zuid-Afrika, 902, Zuidchinese Zee, 636, 637, 709, 722, 725,73°;747,767,77°,771,864,920 Zwitserland, 530, 535, 54In Zwitzer, H. L., 1050

1199 [PDF]