Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 4 – Mei '40 – maart '41 (2e band)

Alle delen:

1234-14-25-15-26-16-27-17-28-18-29-19-210a-110a-210b-110b-211a-111a-211b-111b-211c12-112-21314-114-2reg

Inhoud

XC

XCEendracht of eenheid? 498

XCKritiek op het vooroorlogs bestel 502

XCHet Driemanschap 511

XCDe eerste aanloop 519

XCDe tweede aanloop 536

XCDe derde aanloop 541 Hoofdstuk 13 Twee beslissende maanden 546

XCDe Nederlandse Unie steekt van wal 546

XCEykrnans brochure 553

XCHet anti-revolutionair réveil 556

XCInvasie van Engeland? 565

XCMussert krijgt een streepje voor 567

XCDeWA komt in actie 585

XCMussert bezoekt Hitler 592

XCInvasie van Engeland gaat niet door 595

XCPublieke opinie 597

XCNSB: gehate minderheid 601 Hoofdstuk 14 - In de pas! 607

XCPers 612

XCFladio 649

XCOpbouwdienst 667

XCBoekenzuivering 676

XCOprichting van de Winterhulp Nederland 681

XCBalans 686 Hoofdstuk IS De eerste illegalen

688

XC~'G~u~

6~

XCParamilitaire groepen 693

493 [PDF]
INHOUD

XCSpionage 702

XCOndergrondse pers 712

XCBeleid van de politie 725 Hoofdstuk 16 Het begin der Jodenvervolging 742

XCDe eerste maanden 744

XCHet beleid der secretarissen-generaal 753

XCDe eerste protesten 762

XCDe kerken 769

XCDe Joden uit overheidsdienst verwijderd 780

XCCleveringa' s toespraak 792 Hoofdstuk 17 Groeiende verontwaardiging 804

XCEngeland komt sterker te staan 807

XCWinter 813

XCNSB 816

XCNationaal Front 820

XCNederlandse Unie 824

XCWA tegen Unie 838

XCHet Driemanschap valt bijna uiteen 844

XCDe Winterhulp wordt afgewezen 849

XCMandement tegen de NSB 854 Hoofdstuk 18 De Februaristaking 861

XCNieuwe anti-Joodse maatregelen 868

XCVechtpartijen 876

XCRazzia 890

XCCommunistische Partij Nederland 897

XCDe staking 915

XCReacties 926

XCDe achttien doden 938 Bijlage - Datumlijst van de belangrijkste gebeurtenissen 943 Lijst van illustraties 948

494 [PDF]
INHOUD

Lijst van kaarten Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten Register 95° 95 1 954

495 [PDF]

Hoofdstuk I2: De aanloop tot de N ederlandse Unie

XCDaags na het gesprek tussen Vorrink en Rost van Tonningen, op woensdag24 juli dus, verscheen in de avondedities van de Nederlandse dagbladen eenoproep van een driemanschap dat een nieuwe beweging opgericht had diezich de 'Nederlandse Unie' noemde.

XC'Uit de nood der tijden', zo las men daarin, 'is een nieuwe taak geboren. Wij nodigen u uit, met ons deze taak op te nemen. Wij roepen u op, met eigen kracht en overeenkomstig onze eigen Nederlandse aard, gezamenlijk door kordate arbeid naar een nieuwe Nederlandse saamhorigheid te streven. Allereerst is nodig:

XCErkenning van de gewijzigde verhoudingen;

XCNationale samenwerking op de allerbreedste grondslag;

XCHarmonische economische opbouw met samenbinding van alle arbeidskrachten in ons volk;

XCSociale rechtvaardigheid opdat er kome werk voor allen en arbeidsvreugde voor allen, voor jong en oud, voor de sterke en de zwakke;

XCBezieling van de jeugd in vaderlandse zin.

XCDit willen wij verwezenlijken op Nederlandse wijze, eerbiedigend de traditionele geestelijke vrijheid en verdraagzaamheid.

XCWij willen ons werk verrichten in contact met de Nederlandse autoriteiten en met de bezettingsautoriteiten.

XCNederlanders ! Geeft aan ons streven uw aller krachten. Wie zich afzijdig houdt, schaadt de Nederlandse zaak. Sluit u aan!'

XCOnder deze oproep stonden, in alfabetische volgorde, de namen van Einthoven, Linthorst Homan en de Quay. Als het voorlopig adres van hun Unie werd Alexanderstraat 20, Den Haag, opgegeven; daar bevond zich het kantoor van de Nederlandse Padvinders Beweging. Homan had nog aan het ANP doen weten dat het Driemanschap 'zelfstandig, zonder enig mandaat', 'een nieuwe weg' wilde inslaan; daarbij zou het 'gaarne contact opnemen met anderen die eveneens bezig zijn met pogingen tot nationale concentratie. '

XCReeds op donderdag 25 juli stroomden de adhesiebetuigingen bij het voorlopig adres van de Unie binnen. De administratie liep er al op die eerste dag in het honderd. Van's morgens vroeg tot's avonds laat verschenen

497 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

er mensen van allerlei leeftijd, beroep of godsdienst die hun handtekening zetten, direct al contributie betaalden'en vaak', aldus later de Quay, 'min of meer ontroerd en handendrukkend met ons en anderen spraken omdat het nu eindelijk zo ver was . . . Men sprak duidelijk zijn erkentelijkheid uit dat onder deze zware omstandigheden het initiatief was genomen. Er was als het ware weer een houvast ... er was een Nederlandse organisatie waarin men elkaar kon vinden. '1

XCBinnen een week had de Nederlandse Unie meer dan honderdduizend leden en enkele maanden later waren het er achthonderdduizend geworden. Kennelijk voldeed de oprichting aan een in brede kring gevoelde behoefte.

Eendracht of eenheid?

XC

XCDe gebeurtenissen die tot het ontstaan van de Nederlandse Unie geleid hebben, moet men in verband brengen met een tegenstelling welke zich in die onzekere zomer van '40 in tal van Nederlandse milieus voordeed: moest men naar een nieuwe eendracht streven dan wel naar een nieuwe eenheid?

XCAan beide concepties lag de overtuiging ten grondslag dat de situatie waarin Nederland door de bezetting was komen te verkeren, een breken vergde met tal van tot dusver geëerbiedigde tradities, ja eigenlijk een zich afzetten op de organisatorische gescheidenheid van het Nederlandse volk die in veel gevallen op godsdienstige beginselen gegrondvest was - een gescheidenheid die, zoals wij in Voorspel betoogden, in de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw vaste vormen aangenomen had. Waarom moesten er (de vraag was al vóór mei' 40 gesteld) naast Rooms-Katholieke instellingen en verenigingen van velerlei aard Protestants-Christelijke en eventueelook 'neutrale' zijn? Die strikte gescheidenheid welke de gehele politieke en maatschappelijke opbouw van het Nederlandse gemenebest doortrok, werd al vóór de Duitse inval door velen (maar als regel niet door de betrokkenen!) als een absurditeit beschouwd en wie er zo over dacht, werd door die inval alsmede door de bezetting in zijn overtuiging versterkt. De militairen die in de meidagen van '40 het leven verloren hadden, waren i111111ers niet op grond van hun geloof gesneuveld, evenmin als aanhangers van de een of andere politieke partij, maar als Nederlanders! En als Nederlander was men

XC1 J. E. de Quay: 'Algemeen overzicht van de geschiedenis der Nederlandse Unie' (1945), p. 3 (eNU,

Indextermen: Quay, J. E. de
498 [PDF]
TEGENGESTELD STREVEN

door de capitulatie in een toestand beland waarin men zich, hoe vaag ook, bedreigd voelde: bedreigd door de Duitsers en door de NSB. Vergde dat niet een gemeenschappelijke afweer?

XCZowel de voorstanders van een nieuwe eendracht als die van een nieuwe eenheid beantwoordden die vraag bevestigend - maar dan gingen hun wegen uiteenlopen. De voorstanders van eendracht gingen er van uit dat de natie, samengesteld als zij nu eenmaal was uit groeperingen met verschillende beginselen, juist in die beginselen haar kracht zou vinden, zeker als het er op aankwam, zich tegen de nationaal-socialistische ideologie te verzetten; men moest de historisch gegroeide organisaties, al hun misschien irriterende verscheidenheid ten spijt, dus niet opheffen - men moest ze bundelen: samenbrengen in federatieve verbanden; die verbanden zouden stuk voor stuk een defensief front kunnen vormen. Brede samenwerking was dus wel wenselijk, doch met handhaving van de identiteit der partners.

XCDe voorstanders van een nieuwe eenheid wilden wezenlijk verder gaan. Zij meenden dat al die organisatorische gescheidenheden hun tijd gehad hadden en in de situatie waarin men was komen te verkeren, hun zin en betekenis hadden verloren. Nederland moest een geheel nieuw begin maken: wilde men gezagsoverdracht aan NSB' ers voorkomen, wilde men in de strijd die zich zou gaan aftekenen, eventueel ook bij de bescherming van Nederlandse belangen in een door Duitsland gedomineerd Europa, zo sterk mogelijk staan, dan moest dat zijn in de vorm van nieuwe eenheidsorganisaties m.et een duidelijk 'Nederlandse' signatuur. Dat betekende dus een breuk met het verleden; voorstanders van de nieuwe eenheid zagen daar geen nadeel in doordat zij het vertrouwen koesterden dat alleen al uit het feit dat men allen tezamen Nederlander was, een nieuwe bezieling zou ontstaan, sterk genoeg om de nationale identiteit van Nederland te handhaven. Zij die niet verder wilden gaan dan tot het bevorderen van eendracht, zagen daarentegen aan die eenheid gevaarlijke kanten vastzitten: speelde men de Duitsers niet in de kaart door zelf te vernietigen wat historisch gegroeid was? Beroofde men de Nederlanders niet van een wezenlijk deel van hun geestelijke weerstandskracht indien men de organisaties ophief die zij vanuit die weerstandskracht opgebouwd hadden? Moest men niet vrezen dat men juist door de vorming van eenheidsorganisaties een eventuele machtsoverdracht aan NSB'ers vergemakkelijkte? En moest men niet óók aannemen dat die eenheidsorganisaties, zodra zij voor concrete politieke vraagstukken geplaatst werden, een innerlijke verdeeldheid zouden gaan vertonen die verdacht veel op de oude verscheidenheid leek?

XCHoe dat zij - het streven naar een nieuwe eendracht dan wel eenheid ging zich kort na de capitulatie op tal van terreinen manifesteren. Wij maakten

499 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

al melding van de oprichting van het Nationaal Comité voor Economische Samenwerking en van de poging van het NVV om alle vakbondsleden in één vakcentrale samen te brengen. Wij voegen hieraan toe dat nog in mei op initiatief van het RKWV een' Orgaan van overleg in arbeidszaken' opgericht werd waartoe aanvankelijk alleen de grote vakcentrales en de centrales van werkgevers behoorden(die laatsten met in totaal ca. vierduizend leden), later ook de drie middenstandsbonden (ca. vijftigduizend leden) en drie grote landbouw-organisaties: het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité, de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond en de Christelijke Boeren- en Tuindersbond in Nederland (samen met ongeveer honderdvijftigduizend leden). 'Landbouwen Maatschappij' had men in die samenwerking niet betrokken. Als voorzitter van het Orgaan van overleg in arbeidszaken trad een katholiek parlementariër op, mr. dr. L. G. Kortenhorst, als secretaris een liberaal, mr. dr. B. C. Slotemaker. Men ziet: aan de identiteit der organisaties werd niet getornd - wel was het gemakkelijk voor dr. Hellwig dat hij zijn wensen via dat Orgaan van overleg aan alle organisaties kenbaar kon maken; Hellwig was al bij de constituerende vergadering aanwezig.

XCDe wens om de oude gescheidenheid te overwinnen, leefde sterk bij het college van secretarissen-generaal, maar vermoedelijk bij geen der leden sterker dan bij de secretaris-generaal van onderwijs, kunsten en wetenschappen, prof van Poelje. Deze zag het als een 'noodzakelijkheid om op elk gebied een overkoepeling te vinden van nationale eenheid, terwijl', zo betoogde hij eind juli, 'de verschillende individuele vrijheid in zekere mate gewaarborgd blijft." Dat kwam dus neer op bevordering van eenheid met handhaving van de kenmerken der eendracht - een innerlijk-tegenstrijdige doelstelling bij welker verwezenlijking van Poelje dan ook allerlei moeilijkheden kreeg. Die deden zich met name op de sector van het onderwijs voor waar de protestantse en katholieke organisaties zich al in de zomer van '40 tegen het eenheidsstreven gingen verzetten - een verzet waartegen van Poelje begin augustus als verweer aanvoerde dat hij 'tenslotte 'lil dienst' van de Duitsers was." Op dit gebied vloeide uit zijn initiatieven niet meer voort dan dat in de herfst (van Poelje zat toen al bij de gijzelaars in het kamp Buchenwald) het Algemeen Nederlands Onderwijzers Verbond opgericht5

1 Dat waren er vier: het Verbond van Nederlandse Werkgevers, het Verbond van Protestants-Christelijke Werkgevers in Nederland, de Algemene Katholieke Werk geversvereniging en het Rooms-Katholiek Verbond van Werkgevers-vakvereni gingen. 2 Csg: Notulen, 31 juli 1940. 3 G. A. van Poelje: (194 2), p. 5.

500 [PDF]
VAN POELlE'S BELEID

werd; de grootste vereniging van protestantse onderwijzers en onderwijzeressen ging daar echter niet in op en het plan voor de benoeming van een 'nationale jeugdleider' waar van Poelje in juli van gerept had-, verdween onder tafel.

XCEr waren twee, politiek minder gevoelige gebieden waarop van Poelje wèl iets wist te bereiken: de sport en de kunsten, op beide terreinen niet zonder nadelige effecten.

XCAlle voetbalbonden bracht hij samen in een Nederlandse Voetbalbond, waarbij overigens de katholieken de diocesane bonden (voor het 'lagere' voetbal) buiten de samenwerking hielden. Aan de fusie van de gymnastiekverbonden weigerde het protestantse verbond (dat vijftienduizend leden telde) mede te werken. Bij de wandelsportbonden lukte de fusie wèl - met als gevolg dat ook voor een NSB-organisatie, eertijds de gecamoufleerde voortzetting van de WA, plaats moest worden ingeruimd in het bestuur. Ter bevordering van al dat eenheidsstreven werd in de herfst de in voetbalkringen zeer bekende K. J. J. Lotsy als adviseur aan het departement verbonden; 'tal van fusies' (wij zullen ze maar niet alle noemen) kwamen, aldus Lotsy, 'op de meest plezierige wijze tot stand'"; daarbij werd overigens zijnerzijds in oktober '40 meegedeeld, 'dat in een te vormen bestuur geen Joden mogen zitten" en in februari '41 kreeg Lotsy bij zijn dirigerende arbeid onverhoeds twee NSB'ers naast zich! Ruim een half jaar later trok hij zich terug.

XCBevreesd dat de Duitsers nagenoeg onmiddellijk onder hûn leiding een imitatie van de Kulturleanuuer zouden gaan oprichten, nam van Poelje al in mei maatregelen om alle kunstenaars in een eigen organisatie samen te brengen. Dit werd de Nederlandse Organisatie van Kunstenaars, die onder voorzitterschap kwam te staan van de secretaris van het hoofdbestuur der PTT, mr. J. F. van Royen, een in kunstenaarskringen bekende en geachte figuur, zelf amateur-drukker van bibliofiele uitgaven; vijftig organisaties met bijna zevenduizend leden sloten zich bij de Nok aan. Het was echter zowel van Poelje als van Royen onbekend dat de eigenlijke initiatiefnemer, de architect Hein von Essen (die tweede voorzitter werd), de gehele opzet tevoren met de Duitsers besproken had. Dat van Essen pro-Duits was, bleek spoedig: in augustus verscheen van zijn hand een brochure [Iienheid der Nederlandse kunstenaars eis tot behoud der Nederlandse cultuur) die deJ. ].

1 Csg: Notulen, za juli 1940. 2 Brief, 13 nov. 1946, van K.].]. Lotsy aan de PRA Groningen (Doe 1-587, a-6). 3 Brief, 25 okt. 1940, van Adriaanse aan zijn medebestuurders van het Nederlands Christelijk Gymnastiek-Verbond (Doe II-48o A, a-r).

501 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

Nieuwe Orde warm aanprees en allerlei Nazi-terminologie bevatte; het departement had hier een subsidie voor verleend. De conservator van de Amsterdamse gemeente-musea, W. J. H. B. Sandberg, had er toen genoeg van; de Nederlandse Organisatie van Klmstenaars had zich ook al niet tegen de eerste antisernietische maatregelen verzet, en met de woorden 'Ik houd meer van het ras van Christus dan van CIrristenen van ras', liep Sandberg in september uit een vergadering van de organisatie weg, samen met de schilder Huib Luns.'

XCVon Essenwist in zijn eigen vak, de architectuur, de drie bestaande verenigingen met hulp van de bezetter in één samen te brengen, de Bond van Nederlandse Architecten (dat was de naam van de oudste); deze bond nam prompt in een Studiekring voor de Corporatieve Orde 'een vrij groot aantal notoire NSB'ers' Op.2 De afdeling toneelkunst van de Nok, de Nederlandse Organisatie van Toneelkunstenaars, had daarentegen in '40 geen last van 'foute' elementen: die sloten zich bij het Nederlands Arbeidsfront van de NSB aan.

XCWanneer dit overzicht één conclusie toelaat, dan toch wel deze dat, als men niet stevig in zijn schoenen stond, elk streven om. zich in de vorm van nieuwe eendrachts- en a fortiori eenheidsorganisaties tegen het vooroorlogse Nederland af te zetten, grote risico's met zich kon brengen.

Kritiek op het vooroorlogs bestel

XC

XCAl in het vooroorlogse Nederland was de parlementaire demoeratie een omstreden stelsel geweest. wellaat zich de stelling verdedigen dat deze demoeratie in de periode tussen de twee wereldoorlogen sterker kwam. te staan dan tevoren doordat zij aan het eind van de jaren '30 door de sociaaldemocratische beweging (die ruim een vijfde van de kiezers vertegenwoordigde) niet alleen feitelijk maar ook in beginsel aanvaard was - daar staat evenwel tegenover dat ter linkerzijde communisten, revolutionair-socialisten en anarchisten van diverse pluimage bleven volharden in hun principiële verwerping en dat aan de rechterzijde in de jaren '30 tal van groeperingen ontstonden die het parlementaire stelsel Of geheel wilden afschaffen àf in zijn uitingsmogelijkheden beperken. Veel aanhang hadden die rechtsautoritaire dan wel fascistische groeperingen niet gekregen (de NSB nog

XC'1. Schöffer: Verslag gesprek, 5 en 8 aug. 1952, met W. J. H. B. Sandberg, p. 2 (Doe II-395, a-c). 2 J. Bot: 'Kunst en verzet', VI, p. 5 (a.v., i-z). 5

502 [PDF]
ANTI-DEMOCRATISCHE STEMMING

de meeste), maar de Enquêtecommissie heeft, dunkt ons, terecht geconstateerd dat de anti-democratische stemming in den lande sterker was 'dan de betrekkelijk geringe aanhang van totalitaire politieke bewegingen zou doen vermoeden.'!De uiterlijke politieke stabiliteit werd door het systeem van evenredige vertegenwoordiging, dat aan het einde van de eerste wereldoorlog ingevoerd was, bevorderd; tegelijk droeg dat systeem er toe bij dat de verkiezingsstrijd een abstracter, een rninder persoonlijk karakter aannam en dat zich geen grote en duidelijke verschuivingen voordeden: de politieke verdeeldheid in den lande werd in de verkiezingsuitslagen en dus in de samenstelling der vertegenwoordigende lichamen zuiver maar ook tot vervelens toe weerspiegeld. Elk kabinet was een moeizaam samengesteld coalitiekabinet dat tot in de zomer van '39 steeds de drie grote confessionele partijen als kern had - drie partijen welker confessionele uitgangspunten slechts van beperkte toepasselijkheid waren op de problematiek waarmee men in de jaren '20 en '30 geconfronteerd werd. Van die drie bleef de Anti-Revolutionaire Partij onder Colijns leiding nog het meest homogeen; in de Christelijk-Historische Unie kwam daarentegen in de jaren '30 een stroming van jongeren naar voren die de staat een veel actiever rol wilden laten spelen op het terrein der economie, en de Rooms-Katholieke Staatspartij was tijdens de gehele periode een door de kerk bijeengehouden coalitie van groepen die op sociaal-economisch gebied elkaars tegenstanders waren.

XCHet was dan ook geen toeval dat zich juist in die Rooms-Katholieke Staatspartij, meest op de achtergrond, een streven aftekende om, zoals dat heette, 'de klassentegenstellingen te overwinnen' en 'de klassenstrijd uit te bannen' door het oprichten van corporaties; dat zouden door de staat ingestelde organen zijn waarin, al of niet na verkiezing, vertegenwoordigers van overheid, ondernemers en arbeiders tot gemeenschappelijke besluiten zouden moeten komen. De invoering van zulk een corporatief stelsel zou betekenen dat, met uitsluiting van andere vormen van actie, de strijd om de verdeling van het nationaal inkomen (een van de meest wezenlijke elementen in de politieke worsteling die binnen een demoeratie gevoerd wordt) plaats zou vinden achter gesloten deuren, hetgeen tot een bedenkelijke verschraling van die demoeratie zou leiden. Trouwens, in een staat als Italië waarin dat corporatieve stelsel ingevoerd heette, was van demoeratie geen sprake meer en hetzelfde gold voor Spanje en Portugal waar men aan het eind van de jaren ,30 beweerde, respectievelijk trachtte, een corporatief stelsel op te bouwen. Over het algemeen wist men er in Nederland weinig van hoe het er in die landen in werkelijkheid uitzag en hoe die corporaties in de praktijk fungeer

XC1 Enq., dl. VII a, p. 186. 5 0

503 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

den: men kon daar lustig over gaan fantaseren waarbij men, door wensvoorstellingen gedreven, aannam dat de sociale realiteit in overeenstemming was met de schoonklinkende wetten en decreten die afgekondigd waren.

XCNaast diegenen die nevens of in plaats van de parlementaire demoeratie een corporatief stelsel wilden gaan opbouwen, waren er anderen die, op zichzelf aanhangers van die democratie, van mening waren dat zij in Nederland meer en meer faalde doordat zij tot verbrokkeling en versplintering van het politieke leven geleid had. Wat bleef in die omstandigheden van 'de eenheid van het Nederlandse volk' over? Moest men niet veeleer zoeken naar wat verbond dan naar wat verdeelde 1 En had het dan geen zin om als eerste aanloop te trachten, regionaal die verbrokkeling te overwinnen door binnen elk gewest de 'organische samenhang' te onderstrepen 1 Dat waren denkbeelden die in de vooroorlogse jaren Iller en daar in de buitenprovincies waar men zich bij het westen des lands achtergesteld voelde, met name in Limburg, Noord-Brabant en Groningen, een zekere weerklank vonden.

XCDe afkeer van de politieke versplintering werd in menige kring door de economische malaise gestimuleerd. 'De machteloosheid van regering en wetgever om door forse maatregelen het demoraliserende werkloosheidsverschijnsel tegemoet te treden, gaf, aldus weer de Enquêtecommissie, 'aanleiding tot velerlei kritiek op en afkeer van het parlementaire bestel en de functionering daarvan.'! Wie meende dat men de werkloosheid door een veel actiever eonjunctuur-politiek effectiefkon bestrijden, moest tegelijk constateren dat het bij de heersende politieke verdeeldheid niet mogelijk was, voor zulk een andere aanpak een duidelijke meerderheid in de volksvertegenwoordiging te krijgen. Bij de een leidden algemene gevoelens van frustratie, bij de ander een afschuw van alles wat 'rood' was, tot de roep om 'een sterk gezag' - dat 'sterke gezag' dacht men zich dan in allerlei vormen en gradaties die in elk geval dit element gemeen hadden dat 'het praatparlement' , zo men het al niet geheel wilde afschaffen, veel zwakker zou komen te staan in zijn relatie met de regering. Tekenend was het bijvoorbeeld dat in een rapport dat in '36 door een commissie onder voorzitterschap van Goseling aan het bestuur van de Rooms-Katholieke Staatspartij werd uitgebracht, voorgesteld werd, het recht van vereniging en de persvrijheid te beperken en onder bepaalde omstandigheden de wetgevende bevoegdheid, overigens na goedkeuring door het parlement, alleen aan de regering op te dragen. Nog verder ging de jonge katholieke politicus Remme die in '35 hoogleraar in het staatsrecht geworden was aan de Katholieke

XC1

504 [PDF]
ROMME'S DENKBEELDEN

Economische Hogeschool te Tilburg; in ' 3 6 bepleitte hij dat het parlement gedeeltelijk uit afgevaardigden van corporaties zou bestaan, een jaar later dat de 'koning' zijnleiderschap 'onverbiddelijk (zou) laten gelden wanneer het mondige volk de grens dreigt te overschrijden waarbuiten naar zijn, ,s vorsten, inzicht wezenlijk gevaar voor dat volk in heden of toekomst aanwezig is.'! Remme's denkbeelden werden door de RKSP niet aanvaard, wèl bleven zij bij menigeen hangen.

XCMist men in dat overzicht van politieke denkbeelden die in bepaalde kringen in het vooroorlogse Nederland opgeld gingen doen, een duidelijke lijn? Wij kunnen het niet helpen: die duidelijke lijn ontbrak; de weergegeven denkbeelden drukten veelal eer een stemming van wrevel en onbehagen uit dan dat zij in een concreet politiek program hun neerslag gevonden hadden.

XCHet uiten van dat onbehagen had als regel geen effect.

XCDat laatste ervoer ook koningin Wilhelmina toen zij in januari '39, in aansluiting op de actie van de Beweging voor morele en geestelijke herbewapening, het Nederlandse volk in een radiotoespraak tot bezinning aanspoorde. 'Laten wij in dit ernstig tijdsgewricht', zei de koningin (het was vier maanden na het accoord van München),

XC'werkelijk eerlijk zijn tegenover onszelf en ook als volk de ogen niet sluiten voor onze tekortkomingen en feilen als mens en als gemeenschap. De verdeeldheid en voortschrijdende splitsing en versnippering die ons in het dagelijks leven tegemoettreden met de daarmee gepaard gaande vervreemding onderling, zijn slechte heelmeesters voor de krankheden van onze tijd. Want juist nu het verlangen naar samenwerking en het sluiten van de gelederen bij talloos velen opkomt en de noodzaak gevoeld wordt, elkander de hand te reiken, moet aller streven er in de eerste plaats op gericht zijn, elkander te begrijpen en begrepen te worden. Men geve zich rekenschap, hoe het de enkeling te moede moet zijn indien de omstandigheden nog drukkender en benauwender zouden worden en hij zich niet gedragen zou voelen door de gemeenschapsgedachte."!

XCBij een Colijn kon de koningin met dit soort denkbeelden weinig bereiken: hij was er te nuchter voor. Zij riep dus de commissarissen der koningin bijeen en drong er bij deze gezagsdragers op aan, met de morele en geestelijke herbewapening ernst te maken; de commissaris van Gelderland vroeg haar toen, zo vertelde hij korte tijd later aan een van zijn burgemeesters, 'het begrip morele en geestelijke herbewapening wat meer te willen

XC1 c. P. M. Romme: Erfelijk nationaal koningschap (1937), p. 31. 2 Koningin Wilhelmina: Radiotoespraak, 27 jan. 1939.

505 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

concretiseren omdat, zonder meer, het moeilijk is, hiermee tot de bevolking te gaan.'! Het schijnt dat de commissaris van Groningen, Linthorst Homan, de enige was die door de oproep van de koningin tot enig initiatief gestimuleerd werd.

XCEr bestond in Groningen, als navolging van een overeenkomstige organisatie in Drente, sinds '30 een provinciale vereniging voor opbouwwerk die in buurthuizen lezingen en cursussen organiseerde, tentoonstellingen hield en op allerlei terreinen voorlichting gaf. Homan was als commissaris voorzitter van het bestuur. Als commissaris had hij voorts, met zoveel anderen, geconstateerd hoezeer door de economische crisis de belangentegenstellingen tussen landbouw, industrie en handel (alle drie afhankelijk van overheidsmaatregelen en veelal ook van overheidssteun) verscherpt waren. Meer onderling begrip zou, meende hij, tot verzachting van tegenstellingen kunnen leiden. Vandaar dat hij in '38, '39 en begin '40 de Z.g. Groninger Dagen liet organiseren - conferentiedagen waarop deskundigen uit verschillende kringen algemene vraagstukken bespraken waar veelal een provinciaal aspect aan zat.

XCNa de geciteerde rede van de koningin ging Homan een stap verder: hij richtte de stichting 'Groninger Gemeenschap' op. zelf werd hij voorzitter; in het bestuur zat een hervormd predikant naast de katholieke deken van Groningen en een sociaal-democratische wethouder naast een antirevolutionaire burgemeester (dr. J. A. H. J. S. Bruins Slot); een vrijzinnigdemocratische gedeputeerde en dr. van der Wielen, de leider van de volkshogeschool in Bakkeveen (die overigens in Friesland lag), completeerden het bestuur. In een bestuursraad van niet minder dan zestig leden (onder wie een anti-revolutionair en een christelijk-historisch lid van de Tweede Kamer) waren vrijwel alle bevolkingsgroepen vertegenwoordigd. In februari ' 39 belegde de Groninger Gemeenschap een grote vergadering; zij zamelde meer dan f 100000 in; zij haalde Rotterdamse huisvrouwen voor een vakantieverblijf naar Groningen; zij bereidde een tentoonstelling voor; zij schonk bibliotheken aan werkverschaffmgskampen; en zij besloot tot het stichten van een groot 'Groninger Tehuis' dat door jeugdige werklozen gebouwd zou worden - de plaats was, toen de Duitsers ons land overvielen, nog niet vastgesteld.'

XC1].]. G. Boot: Burgemeester in bezettingstijd, p. IO. 2Wij ontlenen deze gegevens aan de onuitgegeven studie van].]. H. A. Bruna: 'De Nederlandse Unie' (I966-'67), van wiens feitenmateriaal wij in dit hoofdstuk en in de overige waarin de Unie ter sprake komt, in menige passage dankbaar gebruik gemaakt hebben. Daarnaast ontleenden wij enkele gegevens aan de doctoraal-scriptie van H. Burger: 'De NederlandseUnie' (I965). 5 0

506 [PDF]
GRONINGER GEMEENSCHAP 'BRABANTIA NOSTRA'

XCEen overeenkomstig initiatief, minder breed evenwel dan in Groningen, werd in Noord-Brabant genomen toen daar in '37 de stichting Brabanria Nostra ('Ons Brabant') in het leven geroepen werd als uitvloeisel van een twee jaar tevoren opgericht gelijknamig tijdschrift. 'Brabant wordt zienderogen weer de kern van de Nederlanden', was in het eerste nummer trots verklaard - tijdschrift en stichting hadden dus een 'Dietse' ondertoon en zij die er hun medewerking aan verleenden, hadden dan ook veelal contact zowel met Arnold Meyers Zwart Front als met het Verdinaso-Nederland. Hoofdredacteur van Brabantic Nostra was een leraar Nederlands in Roosendaal, Geert Ruygers, en organisator van de studiekringen die door de stichting georganiseerd werden, was een collega van Ruygers uit Tilburg, [ef de Brouwer. De Brouwer was de sterkste figuur in deze merkwaardige, ietwat overspannen groepering waarin specifiek katholieke denkbeelden over een ,organische' herstructurering van de maatschappij sterk naar voren kwamen.

XCNiet in provinciaal maar in landelijk verband vond in ' 38 een aantal verontruste, uit verschillende politieke richtingen afkomstige jongeren elkaar op een conferentie in 'Woudschoten', het conferentiehuis van de Nederlandse Christelijke Studentenvereniging. Zij constateerden er dat de historisch-gegroeide partij-indeling niet meer sloeg op de actuele problemen en gingen ten behoeve van alle democratische partijen richtlijnen voor een veel actiever overheidsbeleid opstellen. Hun bedoeling was, aan het vage begrip 'nationale gedachte' een concrete inhoud te geven die voor de grote meerderheid van het Nederlandse volk aanvaardbaar was en waarmee men overleefd geachte politieke tegenstellingen kon overwinnen. Uit de conferentie kwam een tijdschrift voort, Het Genienebest (met als redactiesecretaris ds. A. M. Brouwer, hervormd predikant te Vledder) alsmede een 'beweging'; de 'Beweging versterking der Nederlandse Gemeenschap', spoedig als 'de Nederlandse Gemeenschap' aangeduid. Zij trad in juni '39, toen het vierde kabinet-Colijn wankelde, voor het eerst in de openbaarheid met een in een aantal bladen opgenomen' Manifest tot eendracht' (' eendracht', niet 'eenheid'), waarin op versterking van de defensie en opheffing van de werkloosheid aangedrongen werd. 'Ons volk hunkert naar eendracht', stond er verder in, 'zijn verlangen komt in de woorden en daden van zijn leiders niet voldoende tot uitdrukking. Eendracht en saamhorigheid betekenen geen vervluchtiging van de verschillen van beginsel welke onze volkssamenleving kent en welke zij niet zou kunnen verliezen zonder schade voor zichzelf. Zij betekenen wèl het doelbewuste aankweken van de wil, het wezenlijke van het bijkomstige te onderscheiden ... De versplintering van het heden kan slechts voeren tot een toestand

507 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

en nietsontziend ingrijpen ... Daartoe behoeft het niet te komen! Daartoe mag het niet komen!'

XCTwee hoogleraren bevonden zich bij de ondertekenaars van deze oproep: de Quay en een van zijn Rotterdamse collega's, prof. mr. P. Lieftinck, een van de 'linksen' in het christelijk-historisch milieu. Voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap was in die tijd een Haags advocaat, mr. J. J. Schokking, ook al lid van de CHU; hij werd begin '40 opgevolgd door mr. H. J. Reinink, die secretaris van het college van curatoren van de Groninger Rijksuniversiteit geweest was voor hij de functie aanvaardde waarvan wij al melding maakten: chefhoger onderwijs bij het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen.

XCVonden deze onrevredenheidsc.q. verontrustingsbewegingen veel weerklank in den lande? Neen. Zij waren, en dat gold vooral voor de Nederlandse Gemeenschap, te theoretisch; Iller en daar vond die Gemeenschap bij de leiding, soms ook bij het kader van de grote democratische partijen een zekere mate van aandacht, maar haar aanhang was te zwak om als intellectuele pressiegroep merkbare invloed uit te oefenen. Elke verbinding met de grote massa ontbrak; die verbinding werd door de leden van de Nederlandse Gem.eenschap ook niet gezocht.

XCDe snelle nederlaag in meien Duitslands overwinning in West-Europa bleven niet zonder uitwerking op de geestesgesteldheid die wij in het voorafgaande geschetst hebben. Het Derde Rijk had 'de democratieën' verslagen - dus, zo meenden velen (hoevelen, weten wij weer niet), was het totalitaire stelsel blijkbaar effectiever dan het democratische. Wie er zo over dacht, ging de diepere oorzaak van de nederlaag zoeken in het vooroorlogs bestel: in de politieke verdeeldheid die Nederland al zo lang gekenmerkt had en in de wijze waarop de parlementaire demoeratie ten onzent gefunctioneerd had; los van de vraag of Duitsland al of niet de eindoverwinning zou behalen, moest dus met die fouten uit het verleden gebroken worden: Nederland moest sneller en efficiënter, vooral ook met minder parlementaire vertraging bestuurd worden - àls het al wenselijk was, het parlementaire stelsel met zijn twee Kamers en zijn evenredige vertegenwoordiging te handhaven. Algemene inzichten tekenden zich hier af die ons nog in latere delen van ons werk zullen bezighouden; er waren 5 0

'40

508 [PDF]
DR. JOHAN BROUWER

in elk geval, dunkt ons, in de zomer van '40 maar weinigen die binnenskamers (in het pubhek werd niets van die aard vernomen) de ongewij zigde voortzetting van het vooroorlogs bestel bepleitten. Menigeen zag Duitslands overwinningen als bewijs dat zich in geheel Europa een staatkundige revolutie aftekende waarin gebroken zou worden met de grondslagen zowel van de parlementaire demoeratie als van de kapiralistische productiewijze; men lette er dus niet op dat in het Derde Rijk wel de parlementaire demoeratie en alle grondrechten opgeheven waren maar dat, onder de topleiding van staat en partij, in de structuur van de maatschappij, althans in de sociale tegenstellingen, niets wezenlijks veranderd was.

XCEen typerend voorbeeld van de omwenteling in het denken die zich bij menigeen manifesteerde, wordt gevormd door een brochure die dr. Johan Brouwer (later een van de grote 'bezielers' van het verzet; hij werd in '43 gefusilleerd), in de zomer van '40 het verschijnen onder de titel Geestelijke verwarring. Als 'de verstandigste, de gebodene en de noodzakelijke houding' noemde hij 'die van berusting, gehoorzaamheid en vertrouwend afwachten'; Duitslands suprematie was 'voor lange tijd ... verzekerd', maar Brouwer twijfelde er niet aan of Nederland zou 'in dat nieuwe Europa''een waardige plaats' kunnen innemen, Dan moest veel veranderen, aangezien 'het parlernentarisme met zijn gesalarieerde 'volksvertegenwoordigers' en het bonzenstelsel van de confessionele en politieke arbeidersorganisaties en vakverenigingen aanleiding heeft gegeven tot veel politiek en zedelijk bederf,"

XCIn kringen van de Nederlandse Gemeenschap, maar ook wel hier en daar elders, werd in die tijd druk geschermd met een 'program van nationale opbouw' dat, na gesprekken met voormalmen uit de groepen der verontrusten, opgesteld was door de cultuursocioloog dr. P. J. Bouman, leraar te Middelburg. Ook Iller weer zulk een merkwaardige ontwikkeling: Bouman die in de eerste jaren na Hiders Machtubernahme in fascisme en nationaalsocialisme veel prijzenswaardigs aangetroffen had, stelde tijdens de bezetting zijn leven in de waagschaal door hulp te verlenen aan vervolgde Joden en ook nog op allerlei andere wijzen illegaal werkzaam te zijn. In de zomer van '40 bepleitte hij in zijn program 'versterkt gezag van personen die door karakter en bekwaamheid geschikt zijn voor de vervulhng van leidinggevende functies'; één Kamer, 'gekozen op grondslag van vrije partijvorming', moest de regering uitsluitend adviseren; een 'raad van corporaties' diende de ministers voor te stellen en 'de wetgevende arbeid' te verrichten; de minister-president moest 'bijzondere volmachten' krijgen; het economisch

XC1 J. Brouwer: Geestelijke verwarring (aug. 1940),p. 60,68,92.

509 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

leven diende 'harmonisch' opgebouwd te worden; kerkgenootschappen mochten zich niet 'in politieke strijd- of partijformaties mengen'; de omroepverenigmgen moesten opgeheven worden. 'Het is niet zó', aldus Bouman, 'dat wij het oude willen afbreken. Het oude is grotendeels stukgeslagen- wij hebben de keus tussen een doelloos rondtasten op de puinhopen of een moedig voorwaarts gaan ... Alleen van hervormingen waarbij verband wordt gelegd tussen de verschillende gebieden van het leven, m.a.w. van hervormingen die totaal (niet totalitair) zijn, mogen wij Heil verwachten."

XCBoumans program bleef binnenskamers. Veel meer aandacht trok de brochure Op de grens van twee werelden die Colijn begin juli publiceerde meer aandacht vooral door de persoon van de schrijver, nog steeds een man van groot gezag in anti-revolutionaire kring en ver daarbuiten.

XCFrankrijks nederlaag had Colijn diep getroffen. Begin juni had hij nog gehoopt dat de Fransen, ook als Parijs verloren zou gaan, een hechte verdedigingslinie zouden kunnen opbouwen. In de nacht na Frankrijks capitulatie kreeg hij hartkrampen. Drie dagen later schreefhij het 'woord vooraf' voor zijn brochure. 'Onder al de verwarring van deze dagen klinkt', zo stond daarin te lezen, 'één geluid met steeds toenemende kracht: er moet iets gedaan worden! Er moet meer saamhorigheid zijn! Ook wordt de stem van het overweldigend grootste deel van het Nederlandse volk' (door het zwijgen van de pers) 'niet of nauwelijks gehoord! Eén moet daarmee beginnen' - en Colijn stak van wal.

XCVeruit de belangrijkste (en deprimerendste) conclusie die hij in zijn geschrift poneerde, was dat, 'naar de mens' gesproken, 'een nederlaag van Duitsland niet langer binnen de grens der mogelijkheden mag worden gerekend'; dat stond er, in verschillende bewoordingen, viermaal in. Van de ontwikkeling der internationale politiek tussen de twee wereldoorlogen schetste hij een beeld dat op allerlei punten nauw bij de Duitse propaganda aansloot; over het vooroorlogse Nederland brak hij de staf: 'de zo hoog geprezen en zelfs vereerde democratic' was in 'verval' geraakt, in Nederland was zij 'uitgeleefd'; bij 'sommige volksgroepen' was 'een soort plundergeest richtsnoer (geworden) bij het beheer der publieke fmanciën' - met al die misstanden moest gebroken worden indien men het 'nationaal volksbestaan' als gevolg van 'een vredesverdrag' weer' ongerept' terugkreeg; Colijn sprak zelfs van 'onafhankelijkheid' maar die beperkte hij al door de veronderstelling te uiten dat Nederland na de oorlog geen eigen buitenlandse politiek

XC1 Aangehaaldin Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 50-52.

510 [PDF]
COLlJNS BROCHURE

zou kunnen voeren. 'Zelfstandig' zou Nederland dus zijn binnen een door Duitsland gedomineerd Europa - 'dàn kunnen we zeggen dat ons verlangen blijft uitgaan naar de constitutionele monarchic onder het Huis van Oranje'. Hoe was dat verlangen te verwezenlijken? 'Ik zie geen andere weg', schreef Colijn,

XC'dan dat de leiders van de grote politieke partijen van weleer de handen ineenslaan. Eerst om in eigen kring het besef te verdiepen waar het om gaat, wat er op het spel staat. Dat is: het behoud ener constititionele monarchie onder leiding van Oranje met het daaruit voortvloeiend behoud onzer geestelijke vrijheden. Vervolgens de vorming van een nationaal front, gerepresenteerd door personen die met recht kunnen spreken namens een overweldigende meerderheid van het Nederlandse volk, die het zedelijke recht bezitten, de wensen van het Nederlandse volk onder de aandacht der Duitse Overheid te brengen'l

XCdat recht kende Colijn aan een Mussert of Arnold Meyer niet toe.

XCEr werden van zijn brochure meer dan dertigduizend exemplaren verkocht; in de dagbladen verschenen lange uittreksels, hier en daar ook commentaren. Drie dagen na verschijnen werd verdere discussie in de pers door de Duitsers verboden. Want hoe aangenaam het hun ook was dat een zo gezaghebbende politicus beweerde dat Duitsland de oorlog practisch gewonnen had, het politieke doel dat Seyss-Inquart wilde bereiken, was onverenigbaar met het door Colijn aanbevolen 'behoud ener constitutionele monarchie onder leiding van Oranje'. Politieke actie werd door SeyssInquart alleen toegestaan aan personen die althans in het publiek over Oranje zwegen. Dat was in de opzet van de Reichskommissar niet een ondergeschikt detail - het was het kernpunt; het kernpunt dat breekpunt werd tussen de leiders der zes grote democratische partijen en de drie rnannen die op 24 juli om steun vroegen voor hun Nederlandse Unie: Homan, de Quay en Einthoven.

Het Driemanschap

XC

XCWaarom waren het er drie? Waarom niet twee, vier of vijf?

XCDat een driemanschap geformeerd werd, was geen toeval: zij hebben het zo gewild. Waarom? Enerzijds heeft de herinnering aan het driemanschap van 1813 (van Hogendorp, van Limburg Stirum, van der Duyn van Maas

XC1 H. Colijn: Op de grens van twee werelden, p. 5, 24, 30, 38, 48,53.

511 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

dam) een rol gespeeld (ook in de geschiedenis van de illegaliteit zullen wij de figuur van het driemanschap herhaaldelijk tegenkomen), anderzijds is de verscheidenheid van het Nederlandse volk, dat zich immers in het driemanschap 'herkennen' moest, van betekenis geweest. Politiek Nederland kende in '40 geen samenbindende nationale figuur. Een nieuwe beweging had dus altijd meer dan één 'leider' nodig (zulks nog afgezien van het feit dat het éénhoofdig leiderschap op zichzelf al verdacht was); twee waren beter dan één; drie beter dan twee en het Driemanschap van de Unie 'lag' niet slecht: een geprononceerde katholiek uit het zuiden (de Quay), een wat minder geprononceerde protestant uit het noorden (Homan) en een figuur uit het westen wiens kerkelijke bindingen niet bekend waren (Einthoven).

XCWanneer wij nu wat dieper op hen drieën ingaan, dan willen wij met de Quay beginnen, ten eerste omdat, dunkt ons, zijn inbreng in het gemeenschappelijk program het grootst geweest is en ten tweede omdat hij als enige van begin tot eind betrokken geweest is bij de ontwikkeling die tot de oprichting van de Nederlandse Unie geleid heeft.

XCToen deze Unie opgericht werd, was Jan Eduard de Quay acht-en-dertig jaar: hij was in augustus 'or in Den Bosch geboren als telg van een oud Brabants geslacht waaruit in vroegere generaties veel militairen voortgekomen waren; zijn vader bereikte de rang van luitenant-generaal. De Quay doorliep de gymnasium-afdeling van het Jezuïetencollege te Katwijk, studeerde in Utrecht psychologie, promoveerde er in '27 en zette vervolgens zijn studie korte tijd in de Verenigde Staten voort. Aan de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg werd hij nog in het jaar van zijn promotie tot lector in de psychoteclmiek benoemd; zeven jaar later werd hij er hoogleraar, nu ook in de bedrijfsleer. Hij had inmiddels als adviseur o.m. van de PTT en van het kledingbedrijf C. & A. Brenninkmeyer veel aanraking gehad met het bedrijfsleven. Die contacten breidde hij uit toen hij zijn hoogleraarschap ging combineren met de functie van directeur van het Economisch-Technologisch Instituut voor Noord-Brabant.

XCHij was niet iemand die uitsluitend voor zijn werk en zijn gezin leefde. Hij had veel belangstelling voor jeugdproblemen, werd hoofdcommissaris van de Katholieke Verkennersbeweging (die hij uiteindelijk graag in een nationale jeugdbeweging zag opgaan) en ijverde voor de oprichting van een Arbeidsdienst voor werkloze jongeren. Daarnaast vervulde de toestand van ,s lands defensie hem, de generaalszoon, met grote zorg . Hij besteedde veel tijd 5

512 [PDF]
DE QUAY

aan de in ' 3 6 opgerichte 'Vereniging voor Nationale Veiligheid'; daar werd hij voorzitter van; hij leerde er Homan kennen die een van de bestuursleden was. Menigmaal bepleitte de Quay in het publiek een drastische verhoging van de defensieuitgaven, mede met het oog op het effectdat een zodanige verhoging zou hebben op de conjunctuur. In augustus '39 werd hij als reservekapitein in algemene dienst gemobiliseerd; zijn taak werd het, de 'gemeenschapsgeest' in het leger aan te kweken. Hij werd lid van de raad van advies voor Ontwikkeling en Ontspanning - een raad die de leider van het z.g. O-en-O-werk in de krijgsmacht, reserve-kapitein Einthoven, terzijde stond.

XCDank zij al die activiteit was de Quay in katholieke kring, maar ook daarbuiten, alseen van de bekwaamsten onder de jongere katholieken gaan gelden: een trouwe zoon van de Moederkerk, maar geenszins afgesloten voor andere richtingen; een werkzaam man, zeer beminnelijk, goed spreker, goed erganisator - misschien wat ondoorzichtig. Hij had kennelijk een afkeer van de hokjes- en schotjesgeest en kon zich moeilijk schikken in de historisch-gegroeide partij-indeling; vandaar dat hij ook met enthousiasme deelnam aan het werk van de Nederlandse Gemeenschap. Dat begrip 'gemeenschap' kwam tegemoet aan zijn wens, de maatschappij een meer' organische' structuur te geven. Natuurlijk viel daar bij de vooroorlogse krachtsverhoudingen in de binnenlandse politiek niet aan te denken, maar de Quay was in het katholieke kamp niet de enige en evenmin de meest-gezaghebbende (eerder was dat Remme) die de klassenstrijd ook in zijn politieke uitwerkingen wilde 'opheffen' door corporaties in het leven te roepen die een deel van de taak van het parlement zouden overnemen. Dergelijke denkbeelden kwamen in katholieke kringen veel voor; men aanvaardde er de parlementaire demoeratie niet zozeer uit principiële dan wel uit opportunistische overwegingen: zij was een stelsel dat in dit land en in dit tijdperk de ontplooiing van het katholieke volksdeel bevorderde; in andere landen werd daar weer een ander stelsel dienstig voor geacht en mochten zich in Nederland ooit de omstandigheden wijzigen, dan zou het katholieke volksdeel zich hebben aan te passen zoals het in de loop der historie zo vaak gedaan had.

XCVan sympathie voor Duitsland, laat staan voor het nationaal-socialisme had de Quay nooit blijk gegeven. wel was het zo dat hij, toen de bezetting begon, vanuit de soepelheid die hem eigen was en bij gebreke aan een heftige verontwaardiging over hetgeen geschied was, minder moeite had dan anderen om zich in de nieuwe situatie in te leven en met Duitsers aan één tafel te gaan zitten. Wij gaven reeds weer dat hij op grond van die soepelheid door Hirschfelds ingrijpen een positie kreeg waarbij hij als regeringscommissaris voor de organisatie van de arbeid het overleg met de Duitsers voeren 5 1

513 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

moest waarvoor Hirschfeld secretaris-generaal Scholtens minder geschikt achtte. De Quay ging spoedig opnieuw voor een Nederlandse Arbeidsdienst ijveren, maar nu voor alle mannelijke jeugdigen, niet alleen voor de werklozen onder hen. Bovendien wenste hij een z.g. arbeidsboekje in te voeren, hetgeen tot een complete registratie van alle Nederlandse arbeidskrachten leiden zou en scherpe individuele controle mogelijk zou maken. Het zou niet juist zijn, hem te verwijten dat hij, toen hij samen met Verwey dit plan opstelde, een systeem ontwierp waarvan de Duitsers bij het voortduren van de oorlog in hoge mate zouden profiteren, want de Quay was er in die tijd rnèt de secretarissen-generaal (wier beraad hij steeds bijwoonde) maar ook mèt Colijn en rnèt zoveel anderen van overtuigd dat Duitsland de oorlog practisch niet meer kon verliezen en dat deze dus vermoedelijk vrij spoedig zou eindigen. Zijn denkbeelden ten aanzien van de Arbeidsdienst en het arbeidsboekje waren dus uitvloeisel van een algemeen maatschappelijk inzicht dat met de oorlog niet te maken had.!

XCDe Quay was een man waar hartelijkheid van uitging; zijn reacties waren evenwel nooit vrij van bedachtzaamheid. Louis Einthoven daarentegen was een en al spontaniteit - we zouden haast zeggen: een natuur die geneigd was tot vulkanische uitbarstingen.

XCEinthoven was in '96 in Soerabaja geboren maar had Indië al op jeugdige leeftijd verlaten; hij volgde het lager en gymnasiaal onderwijs in Utrecht, studeerde daar rechten en vervolgens Indisch recht in Leiden. Onmiddellijk nadien werd hij substituut-officier van justitie, eerst in Makassar, daarna in Batavia. Hij repatrieerde in '33 toen hem de positie van hoofdcommissaris van politie in Rotterdam aangeboden werd. Met de burgemeester kon hij daar als regel uitstekend opschieten, maar met de sociaal-democratische wethouders lag hij menigmaaloverhoop: dat waren, vond hij, 'ondermijners van het gezag'. De Indische jaren en zijn positie als hoofdcommissaris tijdens een vaak roerige periode droegen er toe bij dat Einthoven er sterk-autoritaire opvattingen op na ging houden. Het 'partijgedoe' was hem een gruwel en de5 1

1 Dat het arbeidsboekje nimmer ingevoerd is, is gevolg geweest van tegenwer king van Nederlandse kant en van het feit dat men in Duitsland de wettelijke bepalingen voor het daar bestaande wilde wijzigen; het Nederlandse arbeidsboekje bleef daar op wachten en de wijzigingen in Duitsland kwamen nimmer gereed. (B. A. Sijes: p. 105)

514 [PDF]
EINTHOVEN

snelle nederlaag in mei' 40 leek hem een overtuigend bewijs dat de parlementaire demoeratie Nederland hollend naar de ondergang gevoerd had.

XCTijdens de mobilisatie had Einthoven leiding gegeven aan het O-ena-werk, na de meidagen nam hij in Rotterdam zijn functie weer op. Anders dan Homan die zekere sympathieën voor Duitsland koesterde, was Einthoven, veruit de meest emotionele van het Driemanschap, anti-Duits en vooral anti-NSB. In Rotterdam liet hij zijn politie in juni en juli met harde hand tegen de geüniformeerde NSB' ers optreden zodra zij provocerend op straat verschenen; dat bezorgde hem schrobberingen zowel van het departement van justitie als van burgemeester Oud. Die laatste was van mening dat Einthoven 'de tekenen des tijds niet verstond'rHetzelfde hielden ook sommige Duitsers hem voor; andere Duitsers verbaasden zich eerder over de passiviteit van de Nederlandse pers en van de bevolking in het algemeen. 'Jullie laten je volkomen koejeneren en denkt alleen maar aan je duiten', voegde een hoge Duitse militair Einthoven eens toe.ê Dat alles wekte in hem de overtuiging dat het tijd werd, de bezetter te tonen wat de massa van het Nederlandse volk in werkelijkheid dacht, 'de lectuur van een eenvoudig boekske over de Tachtigjarige Oorlog deed me', schreefhij in '45, 'tenslotte besluiten om niet voor onze voorvaderen onder te doen en me in de strijdte werpen.P

XCDe samenhang waarin die strijd gevoerd zou worden, interesseerde Einthoven nauwelijks: dat was 'politiek' en 'politiek' was een vies bedrijf waarmee hij zo weinig mogelijk te maken wilde hebben. Hem was het uitbundig enthousiasme waarmee de Unie in de eerste weken, wellicht maanden, begroet werd, voldoende; daar genoot hij van. Van de drie kon hij, nadat hij als hoofdcommissaris op non-actief gesteld was, de meeste tijd aan het Uniewerk geven; hij zat 'bij wijze van spreken dag en nacht' op het secretariaat.ê

XCWas hij van de drie de meest strijdvaardige (hij had in '41, met medeweten van de Quay, belangrijke contacten in verzetskringen), hij was ook degeen die vanuit zijn anti-Duitse gezindheid en, dunkt ons, ook uit zelfkennis met de meeste innerlijke twijfel tot het Driemanschap toegetreden was: hij beweerde althans na de oorlog dat hij al één dag nadat de ook door hem ondertekende oproep in de pers verschenen was, aan de Leidse godsdiensthistoricus prof dr. H. Kraemer de vraag voorlegde of deze zijn plaats wilde innemen. Kraemer weigerde.

1 Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 72. 2 L. Einthoven: Nota voor de Commissie inzake het Driemanschap van de Nederlandse Unie (I946), p. 3 (CNU, II b). "A.v., p. 2. 4 A.v., p. 4.

515 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

XCVan de leden van het Driemanschap werd Homan het minst door twijfel geplaagd: hij was de enige met Duitse sympathieën - sympathieën die met name Einthoven menigmaal aan de rand van de wanhoop brachten en crisissituaties deden ontstaan waarin de Quay, een charmant bemiddelaar, al zijn tact en welsprekendheid moest aanwenden om een breuk te voorkomen.

XCVanwaar Homans sympathieën voor het Derde Rijk?

XCLaat ons eerst, zij het kort, op zijn persoonlijkheid ingaan.

XCMet te waarderen eerlijkheid erkende hij zelf na de oorlog dat hij een naïef en lichtgelovig man was-. Daar is nog wel iets aan toe te voegen. Een van de medewerkers van de Unie die veelvuldig persoonlijk contact met hem gehad had, sprak van zijn 'impulsieve, ietwat onberekenbare en oppervlakkige natuur' - daardoor was Homan 'enorm beïnvloedbaar'ê; 'zeer suggestibel', bevestigde Reinink," Het zal nog blijken.

XCInhet Driemanschap was Johannes Linthorst Homan de jongste: hij was in ,03 in Assen geboren als zoon van de latere commissaris der koningin in Drente wiens vader dezelfde hoge functie bekleed had. Een regentenzoon dus uit een regentenfamilie. Homan doorliep het gymnasium in Assen en studeerde vervolgens rechten, eerst in Leiden, daarna in Dijon. In Dijon bevond hij zich in de tijd waarin de Fransen, om Duitsland tot herstelbetalingen te dwingen, tot de bezetting van het Ruhrgebied overgingen; dat wekte bij hem een zeker medelijden met Duitsland terwijl hij omgekeerd de door schandalen geteisterde Franse demoeratie ging minachten. Korte tijd was hij advocaat in Assen maar nog vóór zijn dertigste verjaardag werd hij tot burgemeester van de Drentse gemeente Vledder benoemd, vijf jaar later ('37) tot commissaris der koningin in Groningen.

XCHij was in die tijd een actiefliberaal en zelfs een tijdlang lid van het hoofdbestuur van de Vrijheidsbond, overigensmetenigesympathieën voor de meer autoritaire beweging Nationaal Herstel; nationaal herstelleek hem in elk geval hoogst wenselijk en dat trachtte hij te bevorderen door mensen 'tot elkaar te brengen' - enigszins vanuit de simplistische verwachting dat maatschappe

XC1 J. Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. 307. 2 H. Roelfsema: 'Uit de geschiedenis der Nederlandse Unie' (1945), p. 3 (Doc II-54I, a-r), 8 CNU: Notulen, 9 april 1946, p. 2 (CNU, III a). 5

516 [PDF]
HOMAN

lijke tegenstellingen als bij toverslag verdwijnen indien de in conflict liggende groeperingen elkaars'problemen begrijpen'. Wij maakten al melding van de initiatieven die Homan terzake nam; initiatieven die in de provincie Groningen waar men de idealistische voortvarendheid van de jeugdige commissaris wel sympathiek vond, zekere weerklank vonden.

XCHoman had een neiging tot excessief reageren. Op 7 mei werden de militaire verloven ingetrokken. Een dag later zou een gezelschap vrouwen uit andere delen des lands hem bezoeken; hun leidster kwam hem op de 7de vragen of zij er wellicht verstandig aan deden, naar huis terug te keren. 'Hoe ziet u de situatie?' vroeg zij. 'Het is mogelijk', antwoordde Homan, 'dat de Duitsers hier vanavond zitten en dat ik om één uur tegen de muur sta.'! Dat perspectief leek hem niet irreëel toen hij op vrijdag 10 mei in alle vroegte aan de hand van het volkenrecht en de 'Aanwijzingen' het besluit van de burgemeester van Nieuweschans goedkeurde om geen hulp te verlenen bij het herstel van een opgeblazen brug. Maar ziet: de Duitse troepen die Groningen binnenrukten, gedroegen zich onberispelijk en toen op 13 mei de eerste Feldkommandant aangediend werd, bleek deze een omstreeks zestigjarige Oberst te zijn, von Bonin, die begon met in Homans werkkamer een halve minuut naar het portret van koningin Wilhelmina te staren en vervolgens zei dat hij de inval hogelijk betreurde, 'vooralomdat hij', schreefHomanlater, 'een jeugdvriend van prins Hendrik was en omdat hij voor de koningin die hij kende, zoveel respect had, maar ja, het was Kriegsnotwendigleeit ...'Ik zal ridderlijk zijn', zei von Bonin, 'en u zult dat na de oorlog (wij gaan gauw weer weg) erkennen .. .' Hij stak zijn hand uit. Ik aarzelde even en nam die aan.'2

XCAfgezien van die symbolisch belangrijke, in zekere zin fatale handdruk gedroeg Homan zich, zolang de gevechtshandelingen in Nederland duurden, gelijk van hem gevergd mocht worden: hij weigerde hulp aan de Duitsers te verlenen die met de 'Aanwijzingen' in strijd was en hij wekte de bevolking op, trouw te blijven aan de koningin. Toen het bericht dat de koningin naar Engeland vertrokken was, ook in Groningen 'een storm van teleurstelling en zelfs van woede' ontketende ('portretten werden op straat gesmeten, predikanten smaalden op haar en haar Huis'), vaardigde Homan, met von Bonins medeweten, een proclamatie uit waarin hij de koningin, 'die', aldus de tekst, 'steeds ons volk voorging in opofferingsgezindheid en zelfverloochening', aan de bevolking ten voorbeeld stelde."

XCOp de tweede oorlogsdag, I I mei, had Homan in zijn provincie, alweer

XC1 c. I. Wttewaall van Stoetwegen, Enq., dl. VII c, p. 493. 2 J. Linthorst Homan: 'Herinneringen aan 1940', Groninger Volksalmanak 1947, p. 14. 3 A.v., p. IS. 5 I

517 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

met een proclamatie, 'in naam der koningin ... de uitoefening van het centraal Nederlands gezag' in handen genomen; wij zouden niet willen beweren dat dit op zichzelf een onverstandige maatregel was, wél dat hij daarmee de bevoegdheden overschreed die de regering tevoren aan de commissarissen der koningin gegeven had. Homan was zich van die overschrijding heel wel bewust. Hij had zich allang geërgerd aan de 'lamheid", de geringe besluitvaardigheid en het gebrek aan imaginatie in de Haagse regeringskringen (Nederland was' doodziek', schreefhij later") - hij zou aantonen dat hij steviger regeren kon! Op tal van terreinen greep hij in; veelal was dat nuttig werk maar Homan deed dat zozeer op eigen gezag dat zijn ambtgenoot in Drente zich begin juni verplicht achtte, het departement van binnenlandse zaken te waarschuwen tegen het 'koninkje spelen in eigen provincie' waaraan Homan zich zijns inziens schuldig maakte."

XCNiet dat Homans aandacht tot Groningen beperkt bleef! Heel' doodziek' Nederland had, meende hij, een nieuwe bezieling nodig. Reinink, de voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap, die hem kort na de capitulatie in Groningen bezocht had, was het daar geheel mee eens en in diens auto reed Homan op 23 mei naar Den Haag. I-Iij bezocht er Winkelman (wie hij tevoren per ordonnans een rapport toegezonden had over de voortvarende wijze waarop hij opgetreden was) en vroeg hem, met 'fors nationaal werk ... de komende stemming van 'nu is alles verloren, nou kun je net zo goed bij de NSB gaan",4 te keren. Winkelman antwoordde, aldus Homan, 'dat ons nationaal gevoel niet kon worden in stand gehouden door nationaal werk, maar dat dit moest gebeuren door het kijken naar de ruïnes in Rotterdam.'5

XCWat verstond Homan onder' nationaal werk'?

XCKennelijk een veel bredere activiteit van de Haagse autoriterten waardoor het genezingsproces van het 'doodzieke' land een aanvang kon nemen. Winkelman merkte evenwel nuchter op, dat het Nederlandse volk 'in zijn normale dagelijksewerk zijn houding wel weer vinden' zou; 'verder iets doen, zou'," zei hij, 'moeilijk zijn ... een en ander was op dit terrein al mislukt' (het plan van de Militärverwaltung om een 'regering' onder Fentener van Vlissingen te vormen), bovendien zou er binnenkort, zei Winkehnan, een Zivilvenoaltung komen, 'en dan zou het nog veel moeilijker worden; nuJ.J.J.

1 Brief, 19 april 1947, van Linthorst Homan aan W. Drees (archief Drees, map 'Nederl. Unie en Politiek Contact'). 2 Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. II6. s Brief, 4juni 1940, van R. H. de Vos van Steenwijk aan Frederiks (Collectie Frederiks). Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. 84. 5 Getuige]. Linthorst Homan, dl. VII c, p. 489.

518 [PDF]
HOMAN

JUist tevoren nog iets verrichten' (d.w.z.: tot die veel bredere activiteit overgaan) 'was teclmisch onmogelijk.'!

XCDe generaal was onwrikbaar, maar Homan gaf het niet op. Hij ging de commissaris van Zuid-Holland, van Karnebeek, bezoeken. Deze vertelde hem van Colijns mislukte form.atiepoging en vond, als Winkelman, dat men deed wat mogelijk was. Homan vond dus geen weerklank voor zijn inzichten. Hij was diep teleurgesteld. Jegens wie kon hij die teleurstelling beter uiten dan jegens Reinink die hem tot zijn bezoek aan Den Haag gestimuleerd had, en jegens de Quay, de voorzitter van de Vereniging voor Nationale Veiligheid waaraan hij met enthousiasme meegewerkt had? Nog diezelfde dag voerde Homan met hen beiden 'een lang gesprek . . . Wij spraken over de lamheid welke blijkbaar over Den Haag was neergedaald en over de noodzaak, die lethargie te doen eindigen.f Hoe? Wij nemen aan dat zij het er gedrieën over eens waren dat het te betreuren was indien het Nederlandse volk zich niet tot nieuwe politieke activiteit kon opwerken en dat met name Homan de wenselijkheid betoogde dat het schip van staat op een veel vastere koers moest komen te liggen.

De eerste aanloop

XC

XCHoe verder te komen? Dat was het probleem waarmee Homan naar Groningen terugkeerde. Hij ontving er een dag later het rondschrijven waarin generaal Winkelman een beeld gaf van de nieuwe staatkundige structuur: hij, Winkelman, was de vervanger der regering, landelijke regelingen zouden door hem samen met de secretarissen-generaal getroffen worden; de commissarissen der koningin dienden, elk in hun provincie, 'leiding tot eensgezind samenwerken' te geven. Geen nieuwe aanpak dus! Homan ging er opnieuween lans voor breken. 'Ik. wil', schreef hij Winkelman, 'met nadruk en klem er op wijzen dat deze leiding op zeer korte termijn verder moet gaan dan het teclmische en economisch-sociale werk dat thans in Den Haag ... wordt aangepakt' (anders gezegd: er moest ook politieke leiding gegeven worden), 'al begrijp ik', aldus Homan, 'dat de moeilijkheidJ.5 1

1 Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. 84. 'A.v., p. Dat Homan met de Quay en Reinink samen sprak, blijkt uit zijn 'Korte notities over de chronologische gang van zaken bij de oprichting van de Nederlandse Unie' (CNU, II b).

519 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

der verhoudingen tot de Kroon en tot de nationale geestelijke stromingen het probleem bijzonder moeilijk doen zijn.'!

XCBijzonder moeilijk, inderdaad. De koningin bevond zich in Engeland en met 'de nationale geestelijke stromingen' (wat waren dat precies?) was er geen contact. Dat laatste kon verholpen worden, contact met de koningin leek uitgesloten zolang de oorlog duurde. Voor Homan ging het er overigens naar uitzien dat Duitsland bezig was die oorlog te winnen: men moest zich dus op samenwerking met die overwinnaar instellen, een samenwerking die hij zijnerzijds bevorderde in en door zijn toeschietelijke verhouding met von Bonin die al eerder ter sprake kwam. Maar hoe kon men het gehele land tot aanvaarding van die samenwerking brengen? Die vraag was het welke Homan in zijn voortgezette contacten met Reinink en de Quay aan de orde bleef stellen - contacten waarin nu ook Einthoven (persoonlijk al aan Homan en de Quay bekend) betrokken werd. Wij weten van die contacten weinig af; wél, dat er in de eerste weken van juni door hen vieren (en door elk hunner weer met vele anderen) 'geregeld' overleg gepleegd werd.ê Het is onze indruk dat de drie anderen minder hard van stapel liepen dan Homan. wel kwamen zij gevieren tot de conclusie dat het, met het oog op de pretenties van de NSB en gegeven het zwijgen der traditionele partijen, wenselijk was, een nieuwe politieke beweging in het leven te roepen, maar in het program dat zij opstelden, werd over de verhouding tot het Derde Rijk niets gezegd: het bepleitte slechts binnenlandse hervormingen - hervormingen overigens, voor welker verwezenlijking een nieuw bewind noodzakelijk zou zijn of waaruit althans een nieuw bewind zou resulteren; schaarde de overgrote meerderheid van het volkzich achter dat program, dan zou dat feit, zo werd blijkbaar vertrouwd, ook door de koningin aanvaard worden.

XCHet program (het heeft zin, de inhoud te herhalen) telde tien punten:

XC1. Instandhouding en versterking van de Nederlandse cultuur

XC2. Trouwaan het Huis van Oranje

XC3 . Verbondenheid met Indië

XC4. Opheffing van het bestaande systeem van politieke partijen

XC5. Gemeenschapszin

XC6. Organische opbouw der maatschappij

XC7. Arbeid en arbeidsplicht voor iedereenBrief,meivan]. Linthorst Homan aan Winkelman, aangehaald in Homans 'Herinneringen aanp.J. Linthorst Homan: 'Korte notities over de chronologische gang van zaken bij de oprichting van de Nederlandse Unie'. 5

1 27 1940, 1940', 1947, 23-25·

520 [PDF]
HET PROGRAM VAN DE 'NEDERLANDSE GEMEENSCHAP'

XC8. Economische samenwerking van Nederland en Nederlands-Indië III Europeesverband

XC9. Vrijheid van kerk, godsdienst en levensovertuiging

XC10. Verzorging van de geestelijkeen lichamelijkevolksgezondheid.

XCDit program sloot nauwaan bij de conceptie die aan het beleid van het college van secretarissen-generaal ten grondslag lag: dat Nederland (met Indië!) 'in Europees verband' met Duitsland diende samen te gaan en dat er dus een ander, een meer aan het Derde Rijk aangepast Nederland moest ontstaan. Geen NSB-Nederland ! Het was de secretarissen-generaal dus aileen maar welkom indien een politieke beweging tot ontwikkeling kwam, veel breder dan de NSB, die de basis zou kunnen vormen voor de politiek van goede-verstandhouding-met-Duitsland die ook zij voor onvermijdelijk hielden.

XCOp 21 juni besprak de Quay het project van het Viermanschap in de vergadering van het college. De notulen zijn er kort over: de Quay maakte, zo stond er in, 'enige opmerkingen van algemene aard, met name betreffende de noodzaak van Nederlands politiek initiatief, waarvan de vergadering met belangstelling en met instemming kennis neemt.'! De Quay liet het boven weergegeven program aan voorzitter Snouck Hurgronje lezen en deze was het die, hopend op een goede afloop, de vier opstellers (Einthoven, Homan, de Quay, Reinink) bij Generalkommissar Schmidt introduceerde aan wie zij wilden vragen of zij op grondslag van hun program plus het daarbij behorend manifest 'Polizeigenehmigunç' kregen om aan het werk te gaan, d.w.z. verlof om drukwerken te verspreiden, vergaderingen te beleggen, enz. Schmidt zei dat hij daar eerst met de Reichskommissar en de Wehrmachtbefehlshaber over moest spreken en 'de opmerkingen over Oranje zouden aan Berlijn worden voorgelegd."

XCGeen openbare bijeenkomsten dus - maar tegen een besloten vergadering was geen bezwaar. Die vergadering werd door Reinink in zijn kwaliteit van voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap belegd; zij vond op woensdag 26 juni (vier dagen na Frankrijks capitulatie) in het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen plaats. Een verslag en een lijst van aanwezigen zijn niet bewaard gebleven. Wij weten slechts dat een vijftig tot zestig personen die in de paar voorafgaande jaren met de Nederlandse Gemeenschap in contact gestaan hadden, aanwezig waren en dat er zich een scherpe tegenstelling aftekende tussen de vier initiatiefnemers die de bestaande politieke partijen wilden opheffen en anderen (onder wie deNotulen,juniBruna: 'De NederlandseUnie', p.5

1 Csg: 21 1940. 2 42.

521 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

burgemeester van Zaandam, de SDAp'er in 't Veld) die van mening waren dat juist de zes grote democratische partije.nin hun samengaan de kern moesten vormen van een nationaal afweerfront. Die tegenstelling (welke zich in die tijd ook in de pers manifesteerde') kwam naar voren toen aan Homan (die als inleider optrad) gevraagd werd, wat hem van de activiteit der politieke partijen bekend was; 'ik antwoordde', schreef hij later, 'dat die blijkbaar bleven zwijgen en dat zulks wel goed was omdat zij na wat zij tevoren niet hadden gedaan (ik doelde op de werkloosheidstijd) nu niet in staat zouden zijn, onze honderdduizenden jongeren tot enthousiasme te brengen.' Hierop volgde 'een verwarde discussie'."

XCDe vergadering had geen ander resultaat dan dat Reinink het voorzitterschap van de Nederlandse Gemeenschap aan Homan overdroeg en dat een soort uitvoerend comité van achttien personen gevormd werd om zich over mogelijke actie in de toekomst te beraden; het is, schijnt het, niet één keer bijeengekomen.

XCDe ontwikkeling ging namelijk plots een andere richting uit.

XCIn de vergadering ten departemente was door in 't Veld aan Homan meegedeeld dat tussen de voormannen van de zes grote democratische partijen allerlei besprekingen gaande waren; hem was aangeraden, zijn licht op te steken bij de voorzitter der liberalen, de Leidse hoogleraar Telders, hem uit zijn studententijd al bekend. Homan zocht Telders op 27 juni op. Hij kreeg van deze te heren, dat de zes grootste partijen inderdaad al ver gevorderd warerf met de vorming van een nationaal blok en dat gewerkt werd aan een gemeenschappelijk manifest. 'Houd met uw actie op', betoogde Telders min of meer. 'Niemand heeft u mandaat gegeven. Niet uw groep maar de politieke partijen zijn de constitutionele vertegenwoordigers van ons volk.' 'Ik heb daarop geantwoord', aldus Homan, 'dat ik dat laatste principieel ontkende, aangezien een politieke partij als zodanig geen officiëlebetekenis heeft. Overigens verklaarde ik mij bereid, besprekingen hierover mede te maken. '3 Van die bereidheid deed Homan mededeling aan Einthoven, de Quay en Reinink en voor Einthoven was zulks aanleiding om zich terugJ.J.5

1 Zo bepleitte de katholieke op 26 juni de vorming van een 'nationaal blok' van de zes grote partijen waar men de Staatkundig Gereformeerde Partij en de Christen-Democratische Unie ook in kon opnemen. Volgens het (21 juni) moest echter 'een nieuw huis' gebouwd worden waarvoor 'de beste krachten van ons volk, zij met ideeën, inzicht, moed en een open geest voor de wentelende tijd', elkaar dienden te vinden. Het (21 juni) wilde onder 'de besten en de kundigsten uit de Nederlandse gelederen' ook NSB'ers opnemen. 2 Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. 93. a Linthorst Homan: 'Kort overzicht van de voorgeschiedenis der Nederl. Unie', p. 2.

522 [PDF]
TELDERS

te trekken. 'Ziezo, nu gaat er wat gebeuren', dacht deze (wij volgen zijn eigen relaas), 'nu komt er dus een combinatie die een zekere wilsvorming bij die Duitsers op tafel kan leggen. Waarom zou ik daar bij blijven? Ik hoor helemaal niet in dat gezelschap thuis. Politiek is nooit mijn vak geweest. Ik ... ben naar mijn werk teruggegaan." Rouwig was Einthoven daar niet om: hij had niet veel op met de heren politici, Telders inbegrepen.

XCBenjamin Marius Telders van wie in de herfst van '40 belangrijke verzetsimpulsen zouden uitgaan, was een begenadigd jurist. Hij was in 1903 in Den Haag als oudste zoon van een bekend advocaat geboren, had in Leiden en Parijs gestudeerd en was in '27 in Leiden gepromoveerd, waarna hij zich in zijn geboortestad als advocaat gevestigd had. Acht-en-twintig was hij pas toen hij (' 3 I) in Leiden tot hoogleraar in het volkenrecht benoemd werd, later ook in de rechtsencyclopedie. Die tweede opdracht wijst al op een uiterst veelzijdige belangstelling. Inderdaad: na zijn benoeming publiceerde hij niet alleen studies over het volkenrecht, maar ook over het burgerlijk recht, het handelsrecht, het procesrecht, het octrooirecht, de rechtsgeschiedenis en de rechtsfilosofie - trouwens ook over staatkunde, algemene geschiedenis en algemene filosofie. Hij was een achterneef van Louis Couperus en had diens boekerij geërfd. De litteratuur had zijn liefde, maar evenzeer de schilderkunst en de muziek; zelf was hij een verdienstelijk pianist. Hij had een uitgebreide talenkelmis (Frans, Duits, Engels, Spaans, Italiaans, Russisch) en was dan bovendien nog in het fraai ingerichte huis aan het Rapenburg dat hij geheel alleen bewoonde (hij was ongehuwd), 'een gul en geneegelijk en geestig gastheer' die van elke maaltijd met zijn vrienden een sprankelende feestmaaltijd wist te maken.ê

XCAnderen zouden wellicht de neiging hebben, een dergelijke rijkdom aan gaven uitsluitend in eigen vrienden- en werkkring te ontplooien, maar voor zulk een isolement voelde Telders niet. Zowel met de binnen- als met de buitenlandse politiek leefde hij intens mee (hij reisde ook veel, tot in Amerika en Rusland toe) en in ' 38 nam hij de grote stap: hij liet zich tot voorzitter benoemen van de liberale partij.

XC1 Getuige L. Einthoven, Enq., dl. VII c, p. 750. 2 R. P. Cleveringa: Artikel over Telders in Ars Aequi, jan.

523 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

XCIn Neutraal gaven wij weer dat Telders het neutraliteitsbeleid 'niet alleen Nederlands recht' genoem.d had, maar 'Nederlands hoogste plicht, ook en juist tegenover de mogendheden om ons heen.' De schending dier neutraliteit trof hem diep: opeens besefte hij dat het naast elkaar plaatsen, in welk verband ook, van Duitsland, Frankrijk en Engeland fnndamenteel onjuist geweest was. Zijn gekwetst rechtsgevoel zette zich om in politieke strijdbaarheid. Al op 25 mei ried hij Snouck Hurgronje aan, benoemingen van nieuwe rechters en burgemeesters eenvoudig na te laten; liet men de zittende rechters wat harder werken en de opengevallen burgemeestersplaatsen door een der wethouders innemen, dan voorkwam men dat de bezetter eigen creaturen naar voren kon schuiven.

XCWat de plichten en rechten van autoriteiten en burgers in bezet gebied waren, werd door Telders in vier lange artikelen uiteengezet die hij begin juni voor de Nieuwe Rotterdamse Courant schreef op verzoek van de waarnemend hoofdredacteur, mr. M. Rooy; zij werden zonder auteursnaam als hoofdartikelen geplaatss.! De teneur er van was, dat Seyss-Inquart met de formuleringen die hij in zijn eerste verordeningen gebezigd had (zijn 'Verfassung', zoals Rabl gezegd had), zorgvuldig binnen de grenzen van het volkenrecht gebleven was. Die grenzen werden evenwel door Telders nauwkeurig aangegeven, zulks met de bedoeling dat elke lezer van wat in die tijd het meest gezaghebbende dagblad was, precies zou kunnen nagaan waar zij eventueel overschreden zouden worden. Dat ambtenaren ontslag zouden nemen, werd door Telders met klem ontraden, tenzij zij meenden, iets dat van hen gevraagd werd, 'naar eer en geweten niet te kunnen uitvoeren'; waar' eer en geweten' dan behoorden te spreken, werd door hem precies aangegeven: daar waar de Duitse politiek bepaald zou worden door belangen die geen enkel verband hielden met de Duitse oorlogsvoering. In zijn laatste artikel waarschuwde hij bedekt tegen elke vorm van Jodenvervolging. Het 'geestelijke beginsel' van de verdraagzaamheid had, schreef hij, in de Tachtigjarige Oorlog Nederland doen ontstaan. Welnu:

XC'Een zelfstandigNederland dat dit beginselniet langer zou huldigen, is niet denkbaar. De eerbied voor anderer godsdienstige overtuiging of geestelijke inzichtenheeft ons volk.door de eeuwen heen gesierd,de gelijkheidder burgers, ongeacht afkomst of geloof, heeft het steeds als een nastrevenswaardbeginsel voor ogen gestaan.'

XCDaarop volgde een waarschuwing:

XC1 Nieuwe Rotterd. Crt., 8, Ia, II, 12 juni 1940, ook afgedrukt in B. M. Telders : Verzamelde geschriften, dl. IV (1947), p.

524 [PDF]
TELDERS

XC'Wie in Nederland denkt aan toekomstige staatkundige hervormingen, hij zal de hierboven geschetste beginselen niet kunnen veronachtzamen zonder in on-Nederlands vaarwater verzeild te raken. Bovendien past het aan Nederlanders, thans een zekere terughouding bij het omschrijven van wensen in acht te nemen.'

XCDat waren de standpunten die Telders met klem ging vertolken toen het beraad tussen de voormalmen der zes grote democratische partijen in juni op gang kwam.!

XCUit het vonge hoofdstuk bleek reeds dat het de Sociaal-democratische Arbeiderspartij in de zomer van '40 moeite kostte, voor zichzelf vast te stellen welke taak in de nieuwe verhoudingen nog voor haar overbleef. Geen wonder: de vrijheid van vergadering en de vrijheid van drukpers waren de grondslag geweest voor haar politieke arbeid in Nederland en die arbeid had zij sinds bijna vijftig jaar gericht op het verkrijgen van zo sterk mogelijke fracties in de vertegenwoordigende lichamen van welke de Tweede Kamer veruit de belangrijkste was. Het parlement was evenwel op non-activiteit gesteld, de vrijheid van drukpers was, voorzover het uitlatingen betrof die anti-Duits waren of anti-Duits geïnterpreteerd konden worden, al in de periode van de Militärverwaltung opgeheven en wat hadden openbare vergaderingen voor zin als men toch niet zeggen kon wat men op het hart had? Ook de vrijheid van vereniging en van vergadering werd trouwens spoedig aan beperkingen onderworpen. De eerste werden op 21 juni afgekondigd in een verordening niet van de Reichskommissar maar van de secretarissengeneraal Frederiks en Tenkink." Die verordening gaf de NSB (maar ook de CPN) meer vrijheid doordat alle verbodsbepalingen die na het uitbreken van de oorlog door het militair gezag uitgevaardigd waren (generaal Winkelman had bijvoorbeeld op IQ mei zowel de bladen der NSB als het communistische Volksdagblad verboden) opgeheven werden, maar zij

XC1 Telders' artikelen trokken zozeer de aandacht dat ook De Telegraaf een beroep op hem ging doen. Op 20 juni betoogde Telders in dat dagblad dat de bezetter alleen die zaken mocht requireren die in het belang waren van het bezettingsleger; op 22 juni constateerde hij dat niemand verplicht was, werk in Duitsland te aanvaarden en dat elk die opzettelijk en vrijwillig de bezetter hulp verleende, krachtens art. r02 van het Wetboek van Strafrecht met vijftien jaar gevangenis gestraft kon worden. (a.v., p. 325-30) 2 VO 24/40 (Verordeningenblad, 1940, p. 56-58). 5 2

525 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

stelde overigens vast dat voortaan de procureurs-generaal toestemming moesten geven voor het oprichten van nieuwe verenigingen en voor alle vergaderingen (behalve voor 'besloten gezelschappen' of voor bijeenkomsten met 'een zuiver godsdienstig of artistiek karakter') waar meer dan twintig personen aanwezig zouden zijn.

XCWat kon een politieke partij in die omstandigheden nog aan legale activiteit ontplooien? Haar kaders en leden bijeenhouden, overigens in een tijdsperspectief waarvan niemand wist of en hoe nog practische politieke arbeid mogelijk zou zijn. Op het beleid van de Communistische Partij Nederland en van de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij komen wij nog terug. Van de overige partijen moet gezegd worden dat zij zich als zodanig niet tot illegale organisaties ontwikkelden, zij het dat binnen menige partij spoedig kernen tot stand kwamen waar algemene verzetsimpulsen van uitgingen.

XCHet bijeenhouden der kaders vond, behalve in de SDAP, ook plaats in de Liberale Staatspartij, in mindere mate in de Vrijzinnig-Democratische Bond en, sterker weer, in de Anti-Revolutionaire Partij en in de ChristelijkHistorische Unie; de voorzitter en politieke leider van de CHU, H. W. Tilanus, zond al begin juni een gestencild rondschrijven! aan zijn kader waarin hij het besluit van koningin en kabinet om het land te verlaten, verdedigde en opriep om, waar men dit kon, in gesprek en levenshouding 'te doen gevoelen wat Schrift, Kerk en Historie voor ons in de realiteit van het leven betekenen'; een tweede rondschrijven, eind juli verzonden, wekte op tot het houden van bijeenkomsten met twintig personen en eindigde met de woorden: 'Leve Nederland! Leve Oranje!'2 Naar aanleiding van het eerste had Tilanus overigens van verscheiden kanten te horen gekregen: 'Daar word je straks voor opgehangen'; Verschuur, voorzitter van de Rooms-Katholieke Staatspartij, vond de tekst 'gewaagd',"

XCDat laatste mag men als aanwijzing zien dat in leidende kringen van de Rooms-Katholieke Staatspartij gemeend werd dat er tijdens de bezetting voor deze partij geen enkele taak meer weggelegd was. Wij nemen aan dat dit ook de opvatting was van het Episcopaat. Inderdaad werd het partijwerk practisch geheel stilgelegd en het enige wat het bestuur deed, was de studiecomrnissie-Goseling weer in het leven roepen die in '36 o.m. beperking van het recht van vereniging en van de persvrijheid voorgesteld had.? In welke

1 Tekst in G. Puchinger: (1966), p. 184-87. 2 Tekst: Doc II-lSI, a-2. 3 Getuige H. W. Tilanus, dl. VII c, p. 647. • Goseling kon slechts tot begin oktober aan het werk deelnemen; hij werd toen, gelijk reeds vermeld, als Indisch gijzelaar weggevoerd.

526 [PDF]
DE RKSP

geest die commissie (welke tot eind februari '41 bijeenkwam) haar werk moest verrichten, werd door de ondervoorzitter van de partij, mr. P. J. Witteman, duidelijk gemaakt toen hij in juli in De Tijd schreef, dat 'het tijdvak van het individualisme, liberalisme en kapitalisme afgesloten' moest worden en dat het staatsgezag moest worden versterkt; voor 'een wijd vertakt stelsel van politieke partijen in een parlementaire democratie' was geen plaats meer, de 'gezonde volksinvloed' hoorde zich voortaan slechts te uiten 'langs de weg der beroepsen bedrijfsgemeenschappen' - via een corporatief stelsel dus.' Door dit standpunt in te nemen was de RKSP de enige grote politieke partij die de parlementaire demoeratie volledig liet vallen; de partij ging zich gedragen alsof zij zelf nooit bestaan had. Velen die aan de partij van Schaepman en Nolens hun beste krachten gegeven hadden, voelden zich volledig in de steek gelaten. In een van de katholieke dagbladen, Het Centrum, werd op 21 juni opgemerkt dat het katholieke volksdeel 'in de meest hachelijke periode van onze vaderlandse geschiedenis van de laatste honderd jaren practisch zonder staatkundige leiding gebleven' was."

XCHet was vooral Drees die de passiviteit der grote politieke partijen betreurde. Eind mei had hij er bij de voorzitter van de Tweede Kamer, van Schaik, op aangedrongen dat deze het seniorenconvent bijeen zou roepen; van Schaik had toen geweigerd. Drees had zich daarop tot de voorzitters van de fracties der katholieken en vrijzinnig-democraten gewend, Deckers en mr. A. M. Joekes; begin juni was hij nog geen stap verder gekomen." Dat deelde hij aan de leden van de SDAP-fractie mee toen deze op 4 juni voor het eerst sinds de capitulatie weer bijeenkwamen. 'Wij moeten ons natuurlijk voorbereid houden op een geleidelijk ongunstiger ontwikkeling', betoogde Drees; daarom juist leek het hem wenselijk dat er 'een gezamenlijke verklaring van de democratische partijen' kwam."

XCPas later in j uni wist Drees, krachtig door V orrink gesteund, zijn eerste doel te bereiken: politici als Telders, Tilanus en Colijn waren mèt hem van mening dat er voor die' democratische partijen' geen enkele reden was, een bedremmeld stilzwijgen te bewaren. Aan contact met CPN en RSAP had men geen behoefte; de twee protestantse partijen zagen de kleine Staatkundig-Gereformeerde Partij en de Christen-Democratische Unie lieverarchief, collectie-Jo R. H. van Schaik, 83) 4 W. Drees: Aantekeningen voor de bijeenkomst op 4 juni I940 (Archief-Drees, II

1 23 juli I940. 2 was er overigens van overtuigd dat de Nieuwe Orde 'natuur-noodzakelijk' zou komen. 3 Deckers had van Schaik op 30 mei geschreven dat hij wel voor het denkbeeld van Drees voelde. (Alg. Rijks

527 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

ook niet verschijnen - er resulteerden dus zes: RKSP, CHU, VDB en SDAP die alle vier in het kabinet-de Geer vertegenwoordigd waren, plus de twee partijen die buiten dat kabinet waren blijven staan: ARP en Liberale Staatspartij; tezamen hadden zij in '37 meer dan 83% van de stemmen behaald en van de honderd Tweede-Kamerzetels hadden zij er acht-en-tachtig veroverd. Toen de voorzitters van deze partijen en van hun TweedeKamer-fracties in de loop van juni in het 'Politiek Convent' begonnen te vergaderen, mochten zij terecht stellen dat zij de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk vertegenwoordigden - maar van het vooroorlogse. Hoe dacht dat volk rut over de situatie? Dat wist niemand en daarom vond het beraad in het Politiek Convent van meet af aan in een sfeer van onzekerheid plaats; bovendien had de Vrijzinnig-Democratische Bond (joekes en zijn partijvoorzitter mr. M. Slingenberg waren weinig strijdbare figuren) de neiging, zich te effacerenen wilde de RKSP eigenlijk liever in het geheel niet aan het overleg deelnemen. Dat laatste gold voor practisch alle voormannen dier partij, het gold evenwelniet voor voorzitter Verschuur.

XCNog in juni kwam het Politiek Convent één of twee keer bijeen. In beginsel werd het denkbeeld aanvaard dat de zes politieke partijen een concept voor een gemeenschappelijke verklaring zouden opstellen dat, alvorens gepubliceerd te worden, door de partijbesturen moest worden goedgekeurd. Op I juli kwam men opnieuw samen: Verschuur voor de RKSP (deze had fractievoorzitter Deckers niet meegebracht omdat hij wist dat Deckers weinig voor een gemeenschappelijke verklaring voelde), Colijn en J. Schouten voor de ARP (Colijn als grand old man, hij was op dit moment slechts lid van de Eerste Kamer), Tilanus en mr. G. E. van Walsum, voor de CHU (Tilanus was èn partij- èn fractievoorzitter en had van., Walsum, secretaris van het partijbestuur en hoofdredacteur van het dagblad.c, De Nederlander als 'tweede man' meegenomen), Telders en mr. J. Rutgers __ voor de Liberale Staatspartij (fractievoorzitter dr. S. E. B. Bierema woonde in het verre Groningen, Rutgers was partijsecretaris), Slingenberg en [oekes voor de vrijzinnig-democraten en tenslotte, Vorrink en Drees voor de SDAP.

XCTelders zal op die rste juli wel verteld hebben van het bezoek dat hij vier dagen tevoren van Homan ontvangen had; zelf vond hij, dat de heren van de Nederlandse Gemeenschap eigenlijk voor niemand anders spraken dan voor zichzelf, maar toen Verschuur, die veel contact met de Quay gehad had, voorstelde, na te gaan of men wellicht samen met de leiding van de Nederlandse Gemeenschap tot een oproep aan het volk kon komen, had niemand daar bezwaar tegen. Kennelijk had men het gevoel dat men sterker

528 [PDF]
HET POLITIEK CONVENT

treden. Dus verscheen de Quay ter vergadering en las er (wij nemen aan dat hij dit zo met Verschuur afgesproken had) een' concept-manifest' voor vermoedelijk hetzelfde stuk dat hij, Einthoven, Homan en Reinink een kleine week tevoren aan Generalkommissar Schmidt voorgelegd hadden; van zijn contact met Schmidt maakte de Quay evenwel geen melding, evenmin deelde hij dus mee dat deze al in het eerste gesprek gezegd had dat het twijfelachtig was of het begrip 'Oranje' in het manifest gehandhaafd kon blijven,

XCHet concept van de vier leiders der Nederlandse Gemeenschap werd door de leden van het Politiek Convent niet aanvaard, wél verklaarden zij zich in beginsel tot samenwerking bereid, 'mits men het over een gemeenschappelijk' (en beter!) 'program. eens kon worden'." en voor de opstelling van dat program (of manifest) werd, toen de Quay de vergadering verlaten had, een redactiecommissie benoemd: Verschuur, Colijn, Drees.

XCTwee avonden later, op 3 juli, kreeg Verschuur een geduchte uitbrander van Aalberse dat hij zo dom geweest was, niet te verhinderen dat 'vooraanstaande politici' weer op de voorgrond traden, 'de zaak', betoogde Aalberse, 'moet van niet-politieke en vooral jongere mensen uitgaan' - en dan Colijn, die 'voor ons volk gevaarlijke machtswellusteling', in de redactiecommissie! Verschuur 'was er helemaal beduusd van', schreef Aalberse in zijn dagboek."

XCIn het concept dat Verschuur voor het manifest gemaakt had, werd gesproken van 'een wedergeboorte van Nederland in vrijheid en onafhankelijkheid binnen het kader van een nieuw Europa', Oranje werd er niet in genoemd.ê Drees sprak in ZÜn concept daarentegen van 'de wedergeboorte van een onafhankelijk Nederland onder de constitutionele monarchie van het Huis van Oranje en met behoud van zijn geestelijke en staatkundige vrijheid'4 en ook Colijn die naar het voorbeeld van Denemarken 'een natioJ.Verschuur' (Archief Drees, map 'Nederl. Unie en Politiek Contact'). 4 Concept

1 B. M. Telders: 'Besprekingen over nationale concentratie', p. L 2 P. M. Aalberse: Dagboek, 6 juli 1940. Een dag of tien eerder had Aalberse in zijn dagboek een passage opgenomen die een duidelijke aanwijzing vormt dat hij aan de vorming van een soort regering dacht: 'Ik acht 't niet volstrekt onmogelijk dat als er een Nationaal Comité zou optreden dat 60% der bevolking achter zich had, de Duitsers dat comité als representatief zouden willen erkennen. Rest echter de moeilijkheid dat wij generlei contact met de koningin hebben. Toch zou zij m.i. er in gekend moeten worden wanneer we tenslotte iets positiefs zouden willen ondernemen. Ik vrees nu dat zij eens hier terug komt' (Aalberse was daar kennelijk niet zo zeker van), 'zij volkomen vreemd tegenover dit alles zal staan. Ze ondergaat nu al te zeer de invloed harer Engelse omgeving.' (a.v., 27 juni 1940). 3 'Ontwerp

529 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

naaI blok' wilde vormen;' stelde in het stuk dat hij schreef, 'de nauwe betrekkingen tussen het Koninkrijk en het Huis van Oranje' voorop.ê

XCOpenbaarde zich hierin al een zekere tegenstelling (Verschuur had als enige van het 'nieuwe Europa' gerept), er kwamen er meer. Om te beginnen verscheen op 2 juli Colijns brochure Op de grens van twee werelden. Tilanus was er ontzet van; bij de zin 'Er moet iets gedaan worden!' in het 'Woord vooraf', schreef hij in zijn exemplaar: 'Neen: alleen de wettige regering (in Londen) heeft te handelen. Een 'bezet' volk zwijgt!'3 Anderen, als Telders, Drees en Vorrink, betreurden het in hoge mate dat Colijn in het publiek Duitslands overwinning zo ongenuanceerd practisch zeker genoemd had en dat hij zo fel had afgegeven op de vooroorlogse democratie; dat kon de bezetter, de NSB en Nationaal Front alleen maar welkom zijn.

XCDaags na de verschijning van Op de grens van twee werelden bezocht Homan Colijn. Zonder overleg met Verschuur of Drees gaf Colijn het door hem opgestelde concept aan de voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap mee en deze haastte zich, het met de Quay en Reinink (Einthoven had zich teruggetrokken) te bespreken. Bovendien deed Homan op 4 juli General kommissar Schmidt mededeling van zijn contact met de voormannen der politieke partijen. De drie van de Nederlandse Gemeenschap gingen er graag accoord mee dat in Colijns concept over het Huis van Oranje gesproken werd maar zij misten, zo schreef Homan aan Telders, 'erkenning van het aanbreken van een tijd waarin ook Nederland, gelijk in I848 en gelijk rond I917, moet streven naar een eigen aanvaarding der wereldverhoudingen naar Nederlandse trant' - en dan die term 'blok'? Neen, 'het zal in de ware zin een beweging moeten zijn', 'een organisatie met leden'! - iets geheel nieuws dus.

XCTelders had die brief nog niet ontvangen toen het Politiek Convent op 6 juli opnieuw bijeenkwam. Verschuur, Colijn en Drees hadden van hun drie concepten plus van nog een vierde dat Telders geformuleerd had (en waarin, alweer, 'de constitutionele monarchie van het Huis van Oranje' vooropgesteld was terwijl er tevens in gezegd werd: 'Tegen politieke kwakzalvers en avonturiers kan niet genoeg worden gewaarschuwd'"), een gemeenschappelijk concept gemaakt, maar toen dat op die öde juli in bespre

XC1 Uit de pers wist men dat in Denemarken de regering-Stauning uitgebreid zou worden met vertegenwoordigers van alle in het parlement vertegenwoordigde partijen minus de communisten. Dat 'nationale' kabinet kwam op 8 juli tot stand. 2 Concept-Colijn (a.v. en in Een groot vaderlander. Dr. H. Colijn herdacht door tijd genoten, p. 24-25). a G. Puchinger: Ti/anus vertelde mij zijn leven, p. r8r-82. 4 Brief, 5juli r940, van]. Linthorst Homan aan B. M. Telders (Archief-Drees, map 'Nederl. Unie en Politiek Contact'). 5 Concept-Telders (a.v.). 53

530 [PDF]
'IN TROUW AAN ORANJE'

king genomen werd (nu was ook Deckers aanwezig), begon Verschuur met de teleurstellende mededeling te doen dat zijn partijbestuur het manifest van de Nederlandse Gemeenschap (dat de Quay op I juli voorgelezen had) prefereerde boven de tekst die hijzelf had helpen opstellen; hij zei er maar niet bij dat hij voor zijn eigen oorspronkelijke denkbeeld: dat alleen de partijleiders zouden optreden, niet alleen in het partijbestuur van de RKSP maar ook in zijn Tweede-Kamer-fractie van niemand steun gekregen had.'

XCHet lag voor de hand dat men op die ode juli het met de Quay gevoerde gesprek ging voortzetten. Nu verschenen Homan, de Quay en Reinink in de vergadering. Verschuur begon met het drietal op hun nummer te zetten: 'Wie vertegenwoordigt u eigenlijk?' vroeg hij. Homan antwoordde geprikkeld. Hij wees op het werk "an de Nederlandse en van de Groninger Gemeenschap en zei tegen de politici dat zij minder hoog van de toren moesten blazen: hadden zij de werkloosheid soms kunnen oplossen? De Quay (die nauwkeurig wist dat Verschuur in de leiding van zijn eigen partij niemand achter zich had) zweeg bij dit dispuut; dat het een schijndispuut was, bleek uit de snelheid waarmee men het vervolgens eens werd: eens over de vorming van een Nationaal Comité waarin de leiders van de Nederlandse Gemeenschap zitting zouden krijgen naast 'vertrouwensmannen' van de zes politieke partijen (niet dus de meest vooraanstaande figuren die in den lande het bekendst waren); dat Nationaal Comité zou op grondslag van een nieuw manifest de Nederlanders om steun vragen: het zou dus toch een beweging worden naast de bestaande partijen.

XCDe redactiecommissie voor het nieuwe manifest werd op pariteitsbasis samengesteld: Verschuur, Colijn, Drees plus Homan, de Quay, Reinink; die zes kwamen nog diezelfde middag bijeen. Homan, de Quay en Reinink bleken toen een eigen concept bij zich te hebben waarin de nieuwe beweging als de 'Nederlandse Unie' aangeduid werd - een Unie die 'in trouwaan Oranje' uiting wilde geven 'aan wat in ons allen leeft.' De aanhef van dit stuk luidde:

XC'Het ogenblik is gekomen waarop het Nederlandse volk zijn verdeeldheid aflegt en zichzelfhervindt in een rijkgeschakeerdeeenheid.

XCHet uur is daar om met beslistheidhet gelaat te wenden naar de toekomst die staat geboren te worden uit de omwenteling welke zich thans in Europa voltrekt. Erkenning van de gewijzigde omstandigheden en een helder begrip van de eisen die daardoor ook aan ons zullen worden gesteld, is noodzakelijk, wil Nederland zijn recht behouden op een zelfstandig bestaan binnen de gemeenschap der volkeren.'

XC1 P. J. M. Aalberse: Dagboek, 15 juli 1940. 53

531 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

XCAls een van de 'wensen' van de 'Nederlandse Unie' werd dan in het stuk nog genoemd: 'een regering, bekleed met bevoegdheden tot het geven van krachtige leiding.' 'De Nederlandse Unie', aldus het theatrale slot, 'legt de plechtige gelofte af, met God, in waarachtige tucht, in dienst van een nieuwe Nederlandse arbeidsgemeenschap, te doen wat plicht is, kome wat komt.'!

XCNu, het eerste wat kwam, was ongezouten kritiek van Verschuur, Colijn en Drees en het stuk van Homan, de Quay en Reinink verdween goeddeels onder tafel. Het concept Verschuur-Colijn-Drees werd grondslag voor het op te stellen manifest. 'Vooral in tijden van druk', zo begon het,

XC'toont een volk zijn ware grootheid en zijn innerlijke kracht door fierheid en eensgezindheid. Deze fierheid door daden te tonen, is onze plicht en ons recht nu de hoogste vertegenwoordiger van de bezettende macht in Nederland heeft uitgesproken, ons volkskarakterniet in het nauw te willen brengen ... Eensgezind heid te smeden is onze taak, teneinde de hechte grondslagte krijgen voor vruchtbaar werk ook in deze tijd waarin zoveel wankelt en verandert; eensgezindheid ook voor een wedergeboorte van Nederland in vrijheid en onafhankelijkheid, in trouwaan het Huis van Oranje.'

XCHierop volgde een soort beginsel- en actieprogram dat tamelijk vaag was en in één der punten ('een georganiseerde invloed van het volk op wetgeving en bestuur') de mogelijkheid van een corporatief bestel openliet, maar dat zou toch alleen met 'behoud van de traditionale volksvrijheden' verwezenlijkt mogen worden.ê

XCDe drie van de Nederlandse Gemeenschap waren over dit manifest niet erg tevreden, maar zij achtten het feit dat nu toch, volgens hun denkbeelden, een nieuwe beweging van start zou gaan, van primaire betekenis; toen zij op maandag 8 juli opnieuw met het Politiek Convent bijeenkwamen, werd het stuk met algemene stemmen goedgekeurd. Afgesproken werd dat het door een 'Nationaal Comité' zou worden ondertekend en dat tegelijk de namen van meer dan honderd vooraanstaande Nederlanders gepubliceerd zouden worden die aan het manifest hun adhesie betuigd hadden. Het Nationaal Comité werd in die vergadering van de 8ste samengesteld. Homan werd voorzitter en de Quay een der leden; van de leden van het Politiek Convent (wier namen in elk gevalonder die van de adhesiebetuigers opgenomen zouden worden) werd slechts Drees in het Comité opgenomen; in het Comité kwam nog een tweede sociaal-democraat: het Kamerlid van

XC1 Concept in Archief-Drees,map 'Neder!. Unie en Politiek Contact'. 2 Tekst in Bruna: 'De NederlandseUnie', p. 57-58.

532 [PDF]
aVE REENS TEMMING

den Bom, voorzitter van de Metaalarbeidersbond (hij zou als representant der 'arbeiders' kunnen gelden). Voorts zouden voor het Comité uitgenodigd worden: oud-minister mr. dr. J. Donner (een bekend anti-revolutionair), van Sonsbeeck (de katholieke commissaris der koningin in Limburg), Fentener van Vlissingen (voor 'de industriëlen'), mr. W. H. van Helsdingen (tot in '39 voorzitter van de Volksraad, het Indische 'parlement') en mr. C. Th. E. graaf van Lynden van Sandenburg (ondervoorzitter van het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité en dus vertegenwoordiger van 'de boeren'). Alles bij elkaar waren dit namen die de publieke opinie anno I940 weinig zegden. 'Dat geen prominente persoonlijkheden als Colijn, Tilanus, Telders, Vorrink of wie ook in dat Nationaal Comité werden opgenomen, is', zo schreef Colijn ca. 20 juli aan het Centrale Comité van zijn partij, 'toegefelijkheid geweest tegenover de Nederlandse Gemeenschap om in ieder geval het verwijt te voorkomen dat men weer met het 'oude politieke zoodje' kwam aandragen dat weer pogen zou, te grijpen naar de macht.'!

XCUit die 'toegefelijkheid' op een zo vitaal punt blijkt opnieuw dat de 'prominente persoonlijkheden' niet veel verweer hadden tegen het offensief der' jongeren'; het is veelzeggend dat men de onstuimige Homan die zich toch duidelijk als overtuigd voorstander van een fundamenteel ander Nederland ontpopt had, als voorzitter aanvaardde.ê

XCHet Comité was dus samengesteld en toen men zo ver was, zei Homan dat het manifest natuurlijk eerst aan de Duitsers voorgelegd moest worden. Daar werd door de leden van het Politiek Convent meteen tegen geprotesteerd. In de discussiedie zich toen ontwikkelde, deelde Homan mee dat hij met een vroeger manifest ook al eens bij Generalkommissar Schmidt geweest was. Dat werd, aldus Homan, 'vrij unaniem, misschien wel geheel unaniem, onjuist' geacht," Homan stelde daar zijn argument tegenover: men kon toch moeilijk doen alsof de bezetter niet bestond! Had iemand in ernst gedacht dat men ooit actie zou kunnen ontwikkelen als dat feit niet eerst door de bezettende macht goedgekeurd was? Het was een klemmende vraag.(J.J.

1 Colijns verslag werd doorgezonden aan de anti-revolutionaire kiesverenigingen. Een bekort exemplaar dat in Rotterdam circuleerde, viel een NSB'er in handen, werd op 1 augustus gepubliceerd in en op 16 augustus in 2 In een op 25 juli gedateerde brochure deelt Homan zelfs mee dat in de besprekingen met het Politiek Convent 'uitdrukkelijk was overeen gekomen dat na het gevoerde overleg in het vervolg ruggespraak met de politieke partijen zou plaatsvinden.' Linthorst Homan: p. 8-9). 3 Getuige Linthorst Homan, dL VIIc, P·49 0.

533 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

Allen gingen er nu accoord mee, de meeste politieke leiders evenwel met tegenzin, dat, 'nu er eenmaal contact was, ook de veranderde opzet aan Schmidt werd meegedeeld'1 - meegedeeld, meer niet.

XCOp 10 juli ging het rondschrijven uit waarin de personen, van wie men een adhesiebetuiging verwachtte, uitgenodigd werden, hun instemming te betuigen met het opgestelde manifest; zij moesten binnen twee dagen antwoorden, desnoods telegrafisch.

XCToen die twee dagen om waren, zat de zaak vast.

XCOp vrijdagmorgen 12 juli kon Homan de leden van het Nationaal Comité, die allen, met uitzondering van van Sonsbeeck, hun plaats in het Comité aanvaard hadden, plus het nagenoeg voltallig Politiek Convent (alleen Vorrink ontbrak) slechts meedelen dat Generalkommissar Schmidt, met wie hij de vorige dag twee besprekingen gevoerd bad, definitief bepaald had dat van een wedergeboorte van Nederland 'in vrijheid en onafhankelijkheid, in trouwaan het Huis van Oranje', niet gerept mocht worden. Homan zei niets over Schmidts verdere mededelingen: dat het Comité zich zou moeten uitspreken over het koppelen van de gulden aan de mark en dat het pressie moest gaan uitoefenen op gouverneur-generaal van Starkenborgh die, aldus Schmidt, 'geheel op de verkeerde weg was'. Het was niet zo dat hij die mededelingen bewust verzweeg: hun politieke betekenis was eenvoudig niet tot hem doorgedrongen. Intussen deed wat Homan wèl van Schmidts uitlatingen weergaf, voor Colijn, Schouten, Tilanus en Telders de deur dicht en, aldus deze laatste, 'ook anderen meenden dat dan een zo groot mogelijke eenheid van het Nederlandse volk niet te verkrijgen zou zijn.'2 Rutgers, de secretaris van de Liberale Staatspartij, noemde in dat verband nog zijn eigen naam en die van Vorrink.ê Drees dacht er niet anders over."

XCAlle moeite was dus vergeefs geweest. Homan ontving opdracht, aan Schmidt mee te delen, 'dat dan de Nederlandse Unie niet tot stand zou komen." Men besloot, des avonds weer te vergaderen teneinde te vernemen wat Schmidts reactie was geweest; het was denkbaar dat de Duitser zou toegeven. Allen waren's avonds weer present, behalve Fentener van Vlissingen; ook Vorrink was nu aanwezig. Homan bracht Schmidts weigering over.

XCWas hier de zaak mee afgedaan?

XC1 J. Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. roo. 2 B. M. Telders: 'Besprekingen over nationale concentratie', p. 3 (Archief-Drees, map 'Nederl, Unie en Politiek Contact'). • Getuige J. Rutgers, Enq., dl. VII c, p. 652. 4 Dat blijkt al uit het straks weer te geven verslag van Colijn. 6 B. M. Telders : 'Besprekingen over nationale concentratie', p. 3.

534 [PDF]
DE EERSTE UNIE GAAT NIET DOOR

XCMen concludeerde dat een nieuwe beweging althans op de afgesproken basis niet van start kon gaan maar men tilde zwaar aan de consequentie: dat al die duizenden, wellicht tienduizenden in den lande die op een gemeenschappelijk woord van de zes democratische partijen zaten te wachten, al was het maar om het schijnbare monopolie van een Mussert en een Arnold Meyer te doorbreken, totaal niets zouden horen ; zouden al die mensen zich niet opnieuw in de steek gelaten voelen? Alle aanwezigen waren geneigd, die vraag bevestigend te beantwoorden en hoewel dus vast stond dat men niet tot de politieke bundeling kon komen die men door middel van de nieuwe beweging tot stand had willen brengen, werd besloten, de oprichting van het Nationaal Comité toch te laten doorgaan (Homan voorzitter plus van den Born, Donner, Drees, Fentener van Vlissingen, van Helsdingen, van Lynden van Sandenburg en de Quay als leden); het Comité zou zich, aldus een persbericht waarover men het eens werd, 'ten doel (stellen), de Nederlandse werkzaamheid op onderscheiden gebied in de huidige omstandigheden te bevorderen onder handhaving van de Nederlandse opvattingen en tradities'; 'organisaties en personen' die dat streven wilden ondersteunen, zouden zulks aan het bureau van het Nationaal Comité kenbaar kunnen rnaken.

XCWeer moest Homan naar Schmidt toe: nu om hem dat persbericht voor te leggen. 'Hoewel het mooie van de zaak nu verloren was, heb ik', schreef Colijn aan zijn Centraal Comité, 'gemeend, daaraan mijn steun niet te mogen onthouden ... Ik bleef er waarde aan hechten dat er een unie tot stand gekomen was op de grondslag van vrijheid en onafhankelijkheid in trouwaan Oranje waaraan ook de SDAP van harte meedeed. Bovendien kon men niet weten wat er in ons land nog zou kunnen gebeuren wanneer de Duitsers eens weggingen' (nadat ze de oorlog gewonnen hadden, maar dan met achterlating van een garnizoen). 'Men moest voorkomen dat dan alleen maar de stem van de NSB zou worden gehoord."

XCDiezelfde vrijdag 12 juli verscheen een brochure die Homan kort te voren onder de titel Aanpakken! Een hartekreet van een jonge Nederlander, geschreven had. 'Nu wij midden in de oorlog leven en tevens midden in een wereldrevolutie, weet menigeen in ons land zijn koers niet te bepalen', zo luidde de eerste zin. 'Midden in een wereldrevolutie' - dat was precies wat de propagandisten van de Nieuwe Orde betoogden! Kwam Donner, die meteen een exemplaar kocht, nog tot pagina 26 waar Homan het 'onjuist' noemde indien men aan de bezetter zijn 'medewerking' onthield? De anti

XC1 H. Colijn: 'Besprekingen inzake de Nederlandse Unie', Het Liberale Weekblad, 16 aug. 1940.

535 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

revolutionaire oud-minister wist niet dat Homan op verzoek van zijn uitgever (H. D. Tjeenk Willink & Zn) die hem op de Duitse instructies gewezen had, elke vermelding van het Huis van Oranje uit zijn tekst geschrapt had, maar wat hij onder ogen gekregen had, was hem genoeg en op zaterdagmorgen ging hij Homan meedelen dat hij zich als lid van het Nationaal Comité terugtrok. Die mededeling was voor Homan, de Quay en Reinink, die die zaterdagochtend samen zaten te overleggen, teleurstellend, maar toch niet in alle opzichten: niet zonder innerlijke twijfel hadden zij zich op het contact met de politieke leiders ingelaten, de besprekingen hadden bijna twee weken geduurd en wat was er de avond tevoren uit geresulteerd? Een persbericht waar niemand een touwaan zou kunnen vastknopen. Dat kwam er van als je met 'het oude politieke zoodje' (Colijns formulering) in zee ging! Nu verder gaan zonder de anti-revolutionair? Dat was alleszinsmogelijk, maar voor Homan, de Quay en Reinink was de mededeling van Donner dat hij zich terugtrok, voldoende aanleiding om er, zonder overleg met het Politiek Convent, het bijltje bij neer te leggen. Met Donners hulp stelden zij een brief aan Generalkommissar Schmidt op, waarin zij aan deze berichtten dat de 'Nederlandse Unie' niet zou doorgaan. Homan bracht die brief weg en nam vervolgens de trein naar huis. Het trof hem pijnlijk dat hij aan elk station dat bij passeerde, kon zien hoe druk zijn brochure Aanpakken! verkocht werd (in totaal gingen meer dan dertigduizend exemplaren van de hand). En hij die die 'hartekreet' geslaakt had, keerde nu naar Groningen terug, onverrichterzake.

De tweede aanloop

XC

XCDe Quay had over de stap die hij eind juni samen met Einthoven, Homan en Reinink bij Schmidt ondernomen had en over het verdere contact met de voormannen der zes grote democratische partijen het college van secretarissen-generaal regelmatig ingelicht. Had het college niet veel vertrouwen in het contact met die voormannen? Voorzitter Snouck Hurgronje uitte zich in die tijd tegen een bezoeker zo negatief dat deze vastlegde dat Snouck 'van politiek partijgeknoei niets meer (moest) hebben.'! Hij en zijn ambtgenoten vonden het met dat al, naar wij aannemen, hoogst onaangenaam dat er in den lande geen enkel tegenwicht tegen de NSB en het Nationaal Front

XC']. N. Breunese: Dagboek, 25 juli 1940.

XC'.._.

536 [PDF]
DE QUAY ZET DOOR

ontstond. Elk tegenwicht, welk ook, leek hun beter dan geen tegenwicht.

XCNu verdient het de aandacht dat Homan en de Quay in de weken waarin zij met de leiders der politieke partijen in contact stonden, ook andere combinaties overwogen hadden. Homan zowel als de Quay hadden een gesprek gevoerd met Arnold Meyer en deze had zich zelfs bereid verklaard, met hen samen een Driemanschap te vormen, zulks in de overtuiging dat dat Driemanschap op zijn eenhoofdige leiding zou uitlopen. Overigens had Meyer 66k geëist dat Homan en de Quay voor de nieuwe beweging het program van Nationaal Front zouden overnemen; dat was door beiden geweigerd en de twee besprekingen (de data staan niet vast) hadden niet tot resultaat geleid; Homan had zijn oordeel over Meyer in drie woorden samengevat: 'moedig maar gek'! - er werd dus betwijfeld of Meyer een figuur was waarmee men voor het forum van het Nederlandse volk kon treden.

XCMet de brief die men op zaterdag 13 juli aan Generaleommissar Schmidt overhandigd had, was voor Homan de zaak afgedaan. Niet voor de Quay. Hem liet het denkbeeld van een nieuwe politieke beweging niet los - maar wie kon als leidende figuur optreden? Hij besprak die vraag met Fentener van Vlissingen; deze wees hem op de oud-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, jhr. mr. B. C. de Jonge die, sinds hij gerepatrieerd was, in tamelijke afzondering in de buurt van Arnhemleefde.

XCDe Jonge was een man met uitgesproken autoritaire opvattingen. Hij was er voorstander van dat de Tweede Kamer voor de helft uit afgevaardigden van corporaties samengesteld zou worden en dat de Grondwet in dier voege gewijzigd werd dat, in conflictsituaties, de regering steeds het laatste woord zou hebben. Het Nederland dat hij bij zijn terugkeer in '36 aangetroffen had, was hem veel te vooruitstrevend; in '39 was hij dan ook een' zeer enthousiast' lezer van het fascistischeweekblad De Waag geworden.ê Ook hij was in de zomer van '40 van Duitslands overwinning overtuigd en het trok hem kennelijk wel aan, in de Nederlandse politiek weer een leidende rol te gaan spelen; de 'eenheid van de natie' moest dan voorop staan en men handelde, meende hij, onjuist indien men daarbij a priori de NSB'ers uitsloot. Had de Jonge wel eens van zijn nieuw-ontwaakte politieke belangstelling getuigd in een gesprek met de Utrechtse hoogleraar Gerretson die hij sinds lang kende en in de kringen rond het tijdschrift De Rijleseenheid opnieuwontmoet had? Het is hoogst waarschijnlijk. In elk geval had Gerretson eind juni Seyss-Inquart per brief aangeraden, vooral toch eens de Jonge voor een onderhoud uit te nodigen.

XC1 Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 107. 2 Brief, 19 sept. 1939, van J. A. H. van der Does aan T. Goedewaagen (De Waag, U 6 c).

537 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

XCTot dat onderhoud was het nog niet gekomen, toen de Jonge, hetzij op maandag 15, hetzij op dinsdag 16 juli, in Den Haag een gesprek voerde met de Quay en Fentener van Vlissingen. De Jonge kende zowel de Quay als Homan uit het bestuur van de Vereniging voor Nationale Veiligheid. Veel respect had hij niet voor hen: het waren 'geen mensen met autoriteit, en dat', legde de Jonge later aan de Enquêtecommissie uit, 'was toch op dat ogenblik wel nodig," Maar goed: wanneer hem gevraagd werd, het voorzitterschap van een comité op zich te nemen dat zich bij de bezettende macht als representant van het Nederlandse volk zou aandienen, dan was hij tot medewerking bereid; op twee voorwaarden evenwel: 'persoonlijkheden uit de politieke partijen' wenste hij in het comité niet te zien en hij diende als voorzitter 'grote bevoegdheden' te krijgen.ê De Quay en Fentener van Vlissingen konden hem natuurlijk niet toezeggen dat die voorwaarden aanvaardbaar waren voor de anderen die althans de vorige vrijdag nog lid waren geweest van het op te richten Nationaal Comité: Homan, van den Bom, Donner (die zich eigenlijk al teruggetrokken had), Drees, van Helsdingen en van Lynden van Sandenburg. Dat moest nader bezien worden.

XCOp vrijdagavond 12 juli hadden de leden van het Politiek Convent samen met de leden van het Nationaal Comité afgesproken dat Homan het korte persbericht waar men overeenstemming over bereikt had, zaterdag aan Schmidt zou voorleggen. Maandagochtend kwam men weer bijeen om de uitslag te horen. Geen Homan! Geen de Quay! Maar Reinink, die vrijdag aan de besprekingen deelgenomen had, was wèl aanwezig en hij kon alleen maar bevestigen wat Donner meedeelde: Homan, de Quay en Reinink hadden hun initiatief als mislukt beschouwd en daarbij was van belang geweest dat ook hij, Donner, er de brui aan gegeven had. De overige aanwezigen (Colijn, van Walsum, Telders en Vorrink waren niet verschenen) achtten dit handelen in strijd met een gemaakte afspraak ten enenmale onjuist en bovendien, zo betoogden zij: was het tegenover de publieke opinie verantwoord, totaal niets te doen? Men had meer dan honderd mensen om adhesie gevraagd voor het optreden van een Nationaal Comité; hier en daar was de zaak ook al naar de pers uitgelekt - en dan nu zwijgen? Neen: als voorzitter Homan, de Quay en Donner zich uit het comité teruggetrokken hadden, 'dan moest men trachten, een ander comité samen te stellen. Besloten werd dat het Nationaal Comité zoals dit gevormd was, zich nog eens zou beraden."

XCOp dinsdag wist de Quay dat de Jonge tot medewerking bereid was.

XC1 Getuige B. C. de Jonge, Enq., dl. VII c. p. 452. 2 Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 61. • B. M. Telders : 'Besprekingen over Nationale Concentratie',

538 [PDF]
CONTACT MET JHR. DE JONGE

Iedereen ging hij opbellen: een nieuwe opzet was mogelijk, zei hij. Hij belde ook Homan in Groningen en deze snelde weer naar Den Haag.

XCTen huize van de oud-commandant-veldleger, jhr, W. Röell, had de Quay daar vermoedelijk op woensdagochtend een gesprek met een in rechts-autoritaire en fascistische kringen niet onbekende figuur: jhr. R. Groeninx van Zoelen die in gezelschap was van een van zijn weinige medestanders, dr. M. R. J. Brinkgreve, een oud-leraar in de klassieke talen die bij de leiding van een zilverfabriek betrokken was. Groeninx had in de loop van de jaren '30 het door hem geleide groepje, de 'Nationale Unie', tot een man of dertig zien inkrimpen. Hij was, zo had de Duitse gezant hem in ' 34 gekarakteriseerd, 'ein politischer Geschäftlhuber, ganz gescheit, mit eineni grossen Geltungsbedürfnis, hat aber nichts zu sagen'l - nu, die woensdagochtend had Groeninx heel veel te vertellen. In de crisiswaarin Nederland was komen te verkeren, kon alleen een 'autoritaire democratie' met bijpassend corporatief besteluitkomst bieden; eigenlijk diende die omzwaai onder leiding van zijn Nationale Unie voltrokken te worden, maar terwille van de nationale zaak was hij bereid, zich aan de leiding welke de Quay voor ogen stond, te onderwerpen: een driemanschap - dat 'bood een figuur welke het volk historisch kende en zou begrijpen', zei Groeninx; de Quay was het daar geheel mee eens en deze zei nog dat het Nationaal Comité waarvan Homan voorzitter zou zijn, in zijn oorspronkelijke samenstelling eigenlijk 'te sterk 'liberaal' belast' wasê, maar die 'liberalen' waren nu verdwenen en in het Driemanschap dat de Quay wilde formeren, had Groeninx vertrouwen: de Jonge voorzitter, Homan en de Quay leden. Groeninx en Brinkgreve zegden hun steun toe.

XCTen huize van jhr. Röell verscheen's middags niet alleen Homan maar ook de Jonge en deze laatste had een voor Homan onaangename mededeling: met de Quay in het Driemanschap ging hij accoord maar Homans plaats moest door Einthoven ingenomen worden. De Jonge kende Einthoven uit zijn Indische jaren; ook diens grondige afkeer van de politieke partijen was hem bekend.

XCWoensdagmiddag laat kwam het gezelschap dat maandag vergaderd had, opnieuw bijeen: een aantalleden van het Politiek Convent plus alle leden van het Nationaal Comité (ook Donner) plus Reinink. De Quay ontvouwde zijn nieuwe opzet: een 'Comité van Nationale Eensgezindheid' met de Jonge als voorzitter en de Quay en Einthoven als leden van het' dagelijks bestuur' (de term 'Driemanschap' werd door de Quay niet gebruikt). Van

XC1 Brief, 2 okt. 1934, van GrafZech aanhetAusw. Amt(FOjSD,E 551397). 2Brief, 26 juli 1940, van R. Groeninx van Zoelen aan J. E. de Quay (Doc II-884, a-j).

539 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

dat comité zouden voorts van den Born, Donner, Fentener van Vlissingen, van Helsdingen, Homan en van Lynden van Sandenburg deel uitmaken - Drees niet; tegen hem had de Jonge bezwaren, maar zijn plaats zou eventueel door de burgemeester van Zaandam, in 't Veld, ingenomen kunnen worden. Aldus de Quay.

XCDie opzet kreeg een zeer gemengde ontvangst: van den Bom zei dat hij, nu het NVV daags tevoren onder Woudenberg geplaatst was, niets meer voelde voor een comité dat ook met Duitsers contact zou moeten opnemen, Drees verklaarde dat hij de Jonge die in ' 35 Mussert in Indië zo ostentatief ontvangen had, bij uitstek ongeschikt vond om aan het hoofd te staan van enig nationaal comité en dat hij ook van zich uit niet bereid was, verder mee te doen, en Donner volhardde bij zijn weigering. De overigen (Fentener van Vlissingen, Homan, van Lynden van Sandenburg en de Quay; van Helsdingen was afwezig) zeiden toen dat zij desondanks met de Jonge in zee wilden gaan; daarop verklaarden de aanwezige leiders der zes partijen dat zij zich voorshands van elke adhesiebetuiging zouden onthouden.

XCNog diezelfde avond kwam het Comité van Nationale Eensgezindheid voor zijn constituerende vergadering bijeen. En wat stond die avond in de kranten? Janke's betoog dat' een nationale concentratie' voor de bezettende macht alleen aanvaardbaar was indien men over' de toekomstige staatsvorm' en de positie van het Huis van Oranje zweeg. Nu naar buiten optredend, zou het Comité dus erkennen dat het niet alleen met elke vorm van demoeratie maar ook met het vorstenhuis brak; zeker dat laatste was voor de Jonge onaanvaardbaar. wel vernam men nog diezelfde avond van Snouck Hurgronje dat Janke 'zurückgepfiffen' zou worden, maar dat maakte voor de Jonge geen verschil: hij trok zich terug en Fentener van Vlissingen en van Lynden van Sandenburg volgden zijn voorbeeld. Einthoven, Homan en de Quay bleven met precies één lid over: van Helsdingen. Wij nemen aan dat deze diep onder de indruk was van het feit dat juist op die dag uit zijn Indische kennissenkring tientallen als gijzelaars gearresteerd waren. Wat kon men anders doen dan mismoedig uiteengaan?

XCHet Comité van Nationale Eensgezindheid had nog geen halve dag bestaan.

XCHoman reisde weer naar huis, misschien nog met het advies in de oren dat mr. J. Rutgers hem de vorige dag gegeven had: 'koop een kaartje eerste klas naar Groningen en kom er de hele bezettingstijd niet meer uit.'!

XC1 Getuige J. Rutgers, Enq., dl. VII c, p. 652.

540 [PDF]

De derde aanloop

XC

XCTwee dagen later stapte Homan weer in de trein. Enige tijd tevoren had hij de uitnodiging aanvaard om op zaterdag 20 juli in Den Bosch in de grote zaal van. het Concertgebouwover het werk van de Groninger Gemeenschap te spreken; die bijeenkomst zou belegd worden door 'Brabantia Nostra'. Langs allerlei kanalen hadden de voormannen van deze groepering vernomen dat Homan zich grote moeite gaf, een volksbeweging tegen de NSB in het leven te roepen; zij hadden dat rondverteld en het gevolg was dat Homan toen hij in de met Nederlandse vlaggen versierde zaal het podium betrad, met uitbundig gejuich en een daverend Willlelmus begroet werd. De voorzitter van "Brabantia Nostra', drs. F. van der Ven, heette hem hartelijk welkom. Homan vertelde wat in Groningen tot stand gekomen was en sprak over de noodzaak, 'de Z.g. klassentegenstellingen' te doen verdwijnen 'door diep en eerlijk sociaal onderzoek, gevolgd door zelfkritiek en zelfverbetering'. Na hem stak de organisator van 'Brabantia Nostra', Jef de Brouwer, de loftrompet over Brabant en voorzitter van der Ven eindigde met op te merken' dat dit voorbereidende werk zalmoeten leiden tot grotere samenwerking van het Nederlandse volk. Edele Brabant, were di!' Zo groot was het enthousiasme dat na dit slot één, zelfs twee coupletten van het Willlelmus niet voldoende geacht werden: men zong er zes.'

XCEr ging van de bijeenkomst op Homan iets verfrissends uit: hier nu eens niet al die eindeloze palavers met politieke voormannen die eigenlijk van zijn werk in Groningen en ook van de 'nieuwe tijd' niets begrepen en vanuit dat wanbegrip moeizaam aan elke formulering gingen sleutelen - hier een zaal vol Nederlanders die blij waren dat zij, los van alle bindingen, als Nederlanders samen waren en al in hun gejuich en zingen duidelijk konden maken dat hun de NSB niet aanstond. Men dorstte, dacht hij, naar een nieuwe massabeweging - en twee comité's waren almislukt en de politieke partijen waren tot niets bereid!

XCHij reisde naar Groningen terug, zich afvragend of hij niet onjuist gehandeld had door de zaak als verloren te beschouwen. Veel tij d voor overpeinzingen werd hem niet gegund. W éér verscheen Reinink bij hem, wéér toog Homan met Reinink naar Den Haag. Hij viel daar midden in een situatie waarin door tallozen, vooral jongeren, ook op Einthoven, de Quay en Reinink ingepraat werd: men kon het politieke terrein toch niet aan de NSB en Nationaal Front overlaten! Hetzelfde werd met klem door enkelen der secretarissen-generaal betoogd, vooral door

XC1 Nieuwe Rotterd. Crt., 2I juli I940.

541 [PDF]
DE AANLOOP TOT DE NEDERLANDSE UNIE

Snouck Hurgronje; de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, von Balluseck, kwam met een aantal jongere redacteuren uit Amsterdam gereisd om er op te wijzen, 'dat er iets moest gebeureri'ê; uit het gehele land kwamen brieven, telefoontjes en telegrammen binnen; ook uit kringen van de Rooms-Katholieke Staatspartij kreeg men te horen: doorzetten, juist nu! - en onder al die pressie kwam het viertal op maandag 22 en dinsdag 23 juli tot de conclusie dat men terug moest keren tot de conceptie die ruim vier weken tevoren aan Generalkommissar Schmidt voorgelegd was: een nieuwe beweging met een eigen program. Maar wat te doen met de verboden begrippen 'vrijheid', 'onafhankelijkheid' en 'Oranje'? Die eerste twee leken minder essentieel: in het 'nieuwe Europa' zouden 'vrijheid' en 'onafhankelijkheid' toch gelimiteerd worden. Oranje niet te noemen was moeilijker, maar men herinnerde zich wat Schmidt gezegd had: zo men al in het publiek over Oranje zweeg, dan zou men toch de trouwaan Oranje in het hart kunnen meedragen!

XCToch van wal steken dus. Maar onder welke leiding? Gevieren? Neen: de door Groeninx gesuggereerde figuur van een Driemanschap zou aantrekkelijker zijn. Er werd nog overwogen, Reinink 'secretaris' te maken, maar jongeren uit Groningen, onder wie dr. van der Wielen, zeiden dat ze hem daar te deftig voor vonden - 'niet voldoende volks (is: verbonden met de arbeiderr'ê - en het slot van het lied was dat hij, de oud-voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap, geheel terzijde geschoven werd. Een Driemanschap zou optreden: Einthoven, Homan, de Quay. Dinsdagmiddag werd druk gewerkt aan het formuleren van de oproep die in de pers zou moeten verschijnen. Om vijf uur werd het Driemanschap door General kommissar Schmidt ontvangen.

XCSchmidt las de opgestelde tekst.

XCGeen woord over Oranje, geen woord over de onafhankelijkheid, geen woord over de democratie. 'Allereerst is nodig: erkenning van de gewijzigde verhoudingen. '

XCSchmidt was niet ontevreden: aanstootgevende begrippen kwamen in de oproep niet voor en er stond wèl met zoveel woorden in, dat het Nederlandse volk zich op aanvaarding van de Duitse suprematie in Europa diende in te stellen. Misschien vond Schmidt het wel minder aangenaam dat uit de tekst geen 'rasbewustzijn' sprak (integendeel, 'de traditionele geestelijke vrijheid en verdraagzaamheid' werden er in genoemd), maar hij nam dat niet te zwaar op: de heren moesten eerst maar eens tonen dat zij een aanhangJ.54

1 Getuige Linthorst Homan, dl. VII c, p. 491. • CNU: Notulen, 9 april 1946, p. 2.

542 [PDF]
SCHMIDT GEEFT ZIJN ACCOORD

konden krijgen, en (maar dat zal Schmidt er wel niet bij gezegd hebben) waren zij eenmaal aan het werk, dan zou hij zien hoe hij hen verder in de richting van het nationaal-socialisme kon dringen. Schmidt gaf dus zijn accoord. Einthoven wees hem er nog op dat in de vergaderingen die men zou mogen houden, stellig gevraagd zou worden hoe men tegenover Oranje stond; Schmidt bevestigde wat hij al eerder gezegd had: 'dat geen Duitser dan bezwaar zou maken tegen een antwoord onzerzijds', aldus Homan, 'dat er in onze gevoelens over Oranje niets veranderd was bij vroeger.'1

XCDaags daarna, 24 juli, deed de Quay in het college van secretarissengeneraal mededeling van het feit dat met Schmidt gesproken was en dat de Nederlandse Unie die hij samen met Einthoven en Homan zou leiden, verlof gekregen had om in de openbaarheid te treden. Voorzitter Snouck Hurgronje feliciteerde hem met dat resultaat. 'Er zal echter voor gewaakt moeten worden', zo werd genotuleerd, 'dat dit contact' (d.w.z. het contact van het Driemanschap met de Duitsers) 'niet officieel wordt'2 - anders gezegd: aan een instantie die namens Nederland naast ofboven de secretarissengeneraal contact met de bezetter zou onderhouden, had het college geen behoefte.

XCDat het Driemanschap, wat de verhouding met Duitsland betreft, bij de opsomming van de vijf punten die 'allereerst nodig' waren, de 'erkenning van de gewijzigde verhoudingen' als eerste punt noemde, was evenzeer oprecht gemeend: het Driemanschap was er van overtuigd dat het 'nieuwe Europa', de 'Nieuwe Orde', de 'Europese revolutie' of hoe men het ook noemen wil, in het tijdsgewricht waarin men zich bevond, vaste vorm zou krijgen. Dat werd ook wel door anderen verwacht, maar terwijl die anderen door dat perspectief met bezorgdheid of afgrijzen vervuld werden, daar stelden vooral Homan en de Quay zich positief op: zij wilden bij die 'Europese' vormgeving betrokken worden, zij wilden Nederland een nieuwe structuur geven (dat laatste was ook Einthovens wens). Zij wilden tegelijk het Nederlandse volk in dat 'nieuwe Europa' naar bilmen voeren met doelstellingen en onder een leiding die zowel voor dat volk als voor de machthebbers van het Derde Rijk acceptabel zouden zijn. Aanpassing aan het Derde Rijk was dus een van de doelstellingen.

XCBeoogde het Driemanschap de vorming van een nieuwe regering? De Quay heeft het later ontkend: 'Uiteraard heeft niemand er over gepiekerd', schreef hij in '45, 'om aan een zogenaamde door de Duitsers te vormen regering deel te nemen. Toen niet en later niet." Wij aanvaarden die ontkenning maar wij menen dat er niet alles mee gezegd is. Homan vond al in mei een nieuwe Nederlandse aanpak wenselijk en in het concept-manifest dat hij, de Quay en Reinink op 6 juli aan Verschuur, Colijn en Drees voorlegden, werd als 'wens' van de op te richten 'Nederlandse Unie' (de 'eerste' Unie) expressis verbis genoemd: 'een regering, bekleed met bevoegdheden tot het geven van krachtige leiding.'

XCMen moet dit goed interpreteren. Voorzover het Driemanschap in deze beginfase over zaken als regeringsvorming dacht, zag het ze als aangelegenheden van de toekomst - een toekomst waarvan geenszins vast stond, welke rol de leden van het Driemanschap er persoonlijk in zouden spelen. Geen van hen voelde er voor, de koningin te passeren. Het politieke doel dat zij zich ill deze beginfase stelden, lag ill het vlak van de voorbereiding: de Nederlandse Unie moest, zo was de opzet, de massabeweging worden die zou bevorderen dat Nederland, 'met handhaving van de traditionele geestelijke vrijheid en verdraagzaamheid', in het straks door Duitsland te leiden Europa een vorm zou krijgen die voor Duitsland aanvaardbaar was.

XC1 J. E. de Quay: 'Algemeen overzicht van de geschiedenis der Nederlandse Unie', P·4·

544 [PDF]
BEOORDELING VAN DE OPZET

XCMet dat alles had het Driemanschap zich op een moeilijk en tegelijk gevaarlijk pad begeven: gevaarlijk doordat de bezetter een niet alleen machtige maar ook geslepen en gewetenloze tegenspeler was; gevaarlijk doordat men begonnen was, die bezetter niet op ondergeschikte Inaar op wezenlijke punten belangrijke concessies te doen; gevaarlijk doordat men de banden met ervaren politieke leiders van sterke volksgroepen verbroken had; gevaarlijk doordat men een program had opgesteld dat, als het systematisch en met succesverkondigd werd, het Nederlandse volk in verscheidene opzichten eer meer dan minder toegankelijk zou maken voor nationaal-socialistische concepties; gevaarlijk tenslotte doordat het Driemanschap zelf alle staatkundige ervaring miste.

XCMogen wij het Driemanschap als een eenheid zien? Niet in alle opzichten, en dat duidden wij al aan. Er lagen, globaal gesproken, aan hun naar voren treden drie veronderstellingen ten grondslag: dat Duitsland de oorlog practisch al gewonnen had, dat de brede massa van het Nederlandse volk voor een samengaan met Duitsland gewonnen kon worden en dat die brede massa of althans een groot deel daarvan, dorstte naar een nieuwe, tegen de NSB gerichte bundeling. De strijdvaardige Einthoven had aan die derde veronderstelling al voldoende, de eerste twee waren mede bepalend geweest voor het besluit waartoe Homan en de Quay gekomen waren.

XCEr was van die drie veronderstellingen overigens slechts één in overeenstemming met de werkelijkheid: de laatste.

545 [PDF]

Hoofdstuk Twee beslissende maanden: Twee beslissende maanden

XC

XCOp 24 juli '40 publiceerde het Driemanschap van de Nederlandse Unie zijn oproep; twee maanden later, op 23 september, ging voor Mussert de wens in vervulling die hij sinds de rade mei gekoesterd had: hij werd door Hitler ontvangen. Enerzijds bevestigde die ontvangst dat de leider der NSB niet alleen feitelijk maar ook formeel Hitlers gezag aanvaardde, anderzijds hield zij in dat het Duitse bezettingsbestuur uit de politieke mogelijkheden welke zich in de zomer van '40 in bezet Nederland leken te bieden, althans in eerste instantie die ene: de NSB, gekozen had - niet Nationaal Front, niet de Nederlandse Unie, niet de drie bewegingen samen.

XCDat was een beslissing van principiële betekenis.

XCVan even principiële maar van nog veel algemener betekenis was de ontwikkeling welke zich juist in die maanden in de oorlog aftekende. Toen Mussert door Hitler ontvangen werd, stond het vast dat de Luftwaffe de Royal Air Force niet had kunnen bedwingen; daar vloeide uit voort dat de Duitse plannen tot de invasie van Engeland niet konden doorgaan.

XCDe mythe van de Duitse onoverwinnelijkheid was gebroken.

De Nederlandse Unie steekt van wal

XC

XCOp 26 juli, twee dagen na de oprichting van de Unie, voerde Seyss-Inquart in Den Haag het woord- (het feit vermeldden wij al). Hij sprak als triomfator; hij struikelde haast over de superlatieven: 'als der genialste Feldherr aller Zeiten' 'sehlug', riep hij uit, 'unset Führer die gewaltigste Schiacht und errang den grossartigsten Sieg.' Hoe nu verder met Nederland? 'Die politische Willens bildung ill diesem Lande ist', zei Seyss-Inquart, 'Sache der Niederlánder, Wir behalten uns nur unsere Stellungnahme var.' 'Id. beobachte', betoogde hij, 'mancherlei Versuche der Sammlung, Konzentration genannt. Ieh beg/eite alle diese Versuche mit wohlwollendem Interesse und werde ihnen keine Schwierigkeiten bereiten, es sei denn dass es sich einfach um den Versuch handelt, [enen Geist in irgendeiner Form

XC1 Tekst in A. Seyss-Inquart: Vier Jahre in den Niederlanden,

546 [PDF]
HET PROGRAM VAN DE UNIE

weiterbestehen ader wieder aufieben zu lassen der schliesslich das niederländische Volk in den 10. Mal geführt hat. Eines mochte ich aber sagen: Eine innenpolitische Bewegung und Willensbildung leann ihre Autorisierung niemals van mir als dem Vertreter der Besatzunosmacht erurarten, sondern muss sie dadurch erhalten dass sie das niederlän dische Volk van der Richtigkeit ihres Weges überzeugt. Wenn ich hierzu etwas sage, sa ist dies ... ein Rat aus der Erfahrung ... : Die Sammluny der KräJte cines Volkes kalm niemals erfalgen durci: die VerbindHng versebiedener Programme wobei die Grundsätze möglichst ausgedehnt HI1ddaher unielar wetden. damit alle noch irgendwie einen Platz darinfinden'

XCdoelde Seyss-Inquart hiermee op het program van de Unie? Was hij van mening dat de Unie aan het werk wilde gaan in de geest 'die tot de rode mei geleid had'? Het Driemanschap wilde dat misverstand graag uit de weg ruimen: daags na Seyss-Inquarts toespraak publiceerde het een uitgewerkt program en nogmaals een dag later (28 juli) vroeg het een audiëntie bij de Reichskommissar aan; de brief waarin dat geschiedde (het stuk is niet bewaard gebleven) was van dien aard dat Reinink, misschien toch al teleurgesteld omdat hij terzijde geschoven was, zich geheel terugtrok, hij was het 'met de inhoud van wat (Homan) op dat ogenblik wilde betogen, bepaald oneens.'!

XCIn het op 27 juli gepubliceerd programê werd vooropgesteld dat de Nederlandse Unie 'met open oog voor de werkelijkheid' (Duitslands suprematie) 'en in loyale verhouding tot de bezettende overheid' aan het werk wilde gaan; ter 'verdieping van de Christelijke geest in de samenleving' had de Unie op 'cultureel gebied' negen richtlijnen opgesteld waaronder als vierde: 'Vrijheid van godsdienst, kerk, levensbeschouwing en opvoeding' ; dat die 'vrijheid van levensbeschouwing', indien hersteld, niet tot een normale parlementaire demoeratie mocht leiden, bleek uit de eerste richtlijn 'op sociaal-economisch gebied' die in de richting van een corporatief bestel wees: 'Organische ordening van de arbeidsgemeenschap zonder klassentegenstellingen'. In andere richtlijnen werd duidelijk afstand genomen van de liberale economische orde. De politieke eonsequenties die uit dit alles voortvloeiden, werden tamelijk vaag aangeduid:

XC'Op staatkundig gebied ijvert de Nederlandse Unie voor een sterk Nederlands volk, in nauwe verbondenheid met de overzeese gebieden. Zij is overtuigd dat een organische opbouw van het Nederlandse gemenebest onder leiding van een krachtig en besluitvaardig gezag noodzakelijk is. De uitwerking van deze richtlijnen zal zij ter hand nemen zodra de tijd daartoe gekomen is'GetuigeJ. Reinink,dl.c, p.Tekst: a.v., dl.b, p.

1 H. VII 5I6. VII 25.

547 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

dat wilde zeggen: niet voordat de oorlog geëindigd was; eerder mocht geen nieuwe' politieke constructie' opgetrokken worden - dat werd door Homan in zijn tweede, op 25 juli gedateerde brochure die spoedig uitkwam, uitdrukkelijk betoogd.'

XCWij hebben er geen behoefte aan, lang bij het program. van de Unie stil te staan: het heeft zeker in de begintijd slechts een beperkte rol gespeeld. Veel belangrijker was het dat alleen al de publikatie van het bericht dat het Driemanschap een nieuwe, zich duidelijk van de NSB distantiërende beweging opgericht had, een ware vloedgolf van sympathie deed ontstaan. 'Geweldig was de belangstelling', schreef Homan later:

XC'Het viel als een lawine over ons heen, het bedolf onze kantoren letterlijk onder de telegrammen, rapporten, opstellen, gedichten, wat niet al. Het deed lange files van arm en rijk en van jong en oud in onze kamers en vóór onze kamers staan, het was teveel voor ons, wij konden het niet verwerken Er waren adhesiebetuigingen en lidmaatschapsaanmeldingen bij de duizenden per dag, tienduizenden per week.' 2

XCHadden al die mensen het program gelezen en kritisch verwerkt? Welneen! Het interesseerde hun geen zier. Laat ons een kijkje nemen in het eerste hoofdkantoor van de Unie op de dag na het bericht van de oprichting; een van de helpers van het eerste uur, druk bezig met het uitreiken van lijsten waarop men zijn handtekening plaatsen kon, vertelt:

XC'Tegen het koffieuurtje loopt het storm ... Het krioelt om me heen van de mensen. 'Meneer, ik ben zo blij dat het er door is', zegt me een dame die me vertelt dat ze een groentenwinkel heeft. Ze zal zo'n lijst bij haar in de winkel leggen. Er komt een melkboer die tegen al zijn klanten zal zeggen dat de Nederlandse Unie alleen de oplossing kan brengen. 'Ik zal ze allemaal hierheen brengen', zegt hij met overtuiging 'Meneer, ik kom toevallig uit Limburg hier. Mag ik van u een bende van die lijsten meenemen?' 'Ga uw gang, meneer.' 'Meneer, ik ben nog nooit bij een politieke partij geweest', zegt iemand, 'maar nu heb ik een plicht. Ik ga naar al mijn kennissen. Ik zal het op straat openlijk tegen iedereen zeggen: het is een heilige plicht hier te komen.' In het schaftuur komen de eerste arbeiders: 'Meneer, is de Nederlandse Unie iets voor de arbeiders?' Voor de arbeiders heb ik een woord op mijnlippen: 'Arbeidsgemeenschap. Ieder van jullie is even onmisbaar als de drie mannen die de leiding namen .. .' Weer komen de mensen van bureaus en kantoren. Ze nemen lijsten mee voor al het personeel en na vijf uur brengen ze die vol terug ... Iemand brengt me een lijst met honderden namen ... Het trekt mijn aandacht dat mensen hun handtekening

XC1 J. Linthorst Homan: lit vaderlandse zilt, p. 22. 2 J. Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p.

Indextermen: Linthorst Homan, J.
548 [PDF]
TOEVLOED VAN LEDEN

zetten zonder ook maar iets te vragen. Ik wend mij tot een bezoekster: 'Mag ik u vragen waarom u tekent?' Ze antwoordt me op kwaadaardige toon: 'Meneer, dat moet u mij als moeder van zes kinderen niet vragen.' Ze tekent en gaat heen.'1

XCSpoedig had het Driemanschap voor weinig anders meer tijd dan voor de Unie. De Quay legde zijn regeringscommissariaat neer, Einthoven kreeg als hoofdcommissaris van politie voor onbepaalde tijd verlof (de waarnemer die hij burgemeester Oud aanbevolen had, ontpopte zich spoedig als totaal 'fout'), Homan vroeg (vergeefs) ontslag als commissans van de provincie Groningen. Einthoven en Homan verhuisden naar Den Haag. Het succes van hun oproep was als een storm die hen voortjoeg.

XCTwee instanties waren er die zich van meet af aan in dat succes verheugden: de secretarissen-generaal en het bestuur van de Rooms-Katholieke Staatspartij.

XCBij de secretarissen-generaal speelde daarbij een rol dat de oprichting van de Unie in de tijd viel waarin PIesman zijn bemiddelingspoging ondernam en waarin de opzet voorbereid werd voor de missie van Jongejan en Boerstra. Hoogst welkom was het hun indien het Nederland dat straks met Duitsland zou moeten samenwerken, slechts één politieke massabeweging zou kennen: niet de NSB, maar de Unie. De secretarissen-generaal en het Driemanschap stemden hun beleid dan ook nauwkeurig op elkaar af, Einthoven vertelde later dat hij 'een- of tweemaal per week' met Snouck Hurgronje besprak, 'hoe wij het standpunt van de secretarissen-generaal konden ondersteunen door onze eigen beweging."

XCHet bestuur van de Rooms-Katholieke Staatspartij adviseerde alle leden op I augustus, een week na de oprichting van de Unie dus, zich bij de nieuwe beweging aan te sluiten: 'Zegene God de toekomst van ons dierbaar Vaderland'," Wij nemen aan dat deze stap de instemming had van het Episcopaat. Vertrouwelijk werd aan de afdelingsbesturen bericht dat het de bedoeling was,

XC'dat de bestuursleden der afdelingen van man tot man propaganda voor de Unie maken. De partij-apparatuur wordt eventueel geheel ten dienste van de Unie gesteld ... Het partijbestuur verwacht zeer veel van deze oriëntatie en meent op deze wijze, de katholieke invloed op het landelijk gebeuren te kunnen behouden. Zelfs schijnt men te verwachten dat de katholieke voormannen van thans geroepen zullen worden, deel te nemen in het landsbestuur."

XC1 De Unie, 24 aug. 1940. 2 Getuige L. Einthoven, Enq., dl. VII c, p. 752. S Doe II-54I, b-20. 'Rondschrijven z.d., aangehaald in A. Meyer: Alles voor het vader land, p. lOS.

549 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

XCHet Rooms-Katholiek Werkliedenverbond betuigde het Driemanschap telegrafisch 'van harte zijn instemming met het streven, tot uiting gebracht in uw publikaties'l (het RKWV wees overigens het denkbeeld van de Quay om onverwijld met het CNV en de NVC te fuseren, van de hand), de groepering 'Brabantia Nostra' ging ook al en bloc naar de Unie over en herdoopte, zonder enige autorisatie, haar weekblad tot De Nederlandse Unie. Uitgave voor het gewest Brabant; dit geschiedde vier weken vóór het 'echte' weekblad, De Unie, uitkwam.

XCZo positief als deze reacties waren, zo negatief waren de reacties uit de kringen van het Nationaal Front en van de NSB. Arnold Meyer zag opeens dat aan al zijn hooggespannen politieke verwachtingen de bodem ingeslagen werd: als het initiatief van het Driemanschap slaagde, dan was Nationaal Front niet langer het enige alternatief voor de NSB. Hij haastte zich, de Unie te discrediteren. In het nummer van zijn weekblad dat na de oprichting van de Unie verscheen, duidde hij haar aan als 'een kartonnen gevel waarachter betere tijden voor het oude stelsel kunnen worden afgewacht'ê, één nummer later sprak hij van 'een zeepbel'; 'de aanhang der Unie', schreef hij, 'disqualificeert het Driemanschap',"

XCNog jaloerser, nog giftiger waren de eerste reacties van de NSB. 'De Unie', aldus Het Nationale Dagblad, 'is een vrucht van Colijns wereldbeschouwing; zij omvat de kringen van het reactionaire politieke Christendom en van het liberale kapitalisme ... De heren strijden voor de verworven posities.l" Mussert noemde het program van de Unie 'het verkrachte program der NSB'; als een van de 'werkelijke doelen' gafhij aan:

XC'Afwachten of Engeland wint en in dat geval met lauwerkransen getooid naar het Scheveningse strand trekken ter verwelkoming van de heren (zie 1813) ... Mocht Engeland onverhoopt verliezen, dan zoveel mogelijk trachten te redden van de demoeratie zodat die vervloekte NSB zo min mogelijk haar zin krijgt ... het gehele geval ploft in elkander op het ogenblik dat Hitlers troepen door Londen marcheren De toekomst is aan ons."

XCSpeciaal op één punt vielen die reacties van Arnold Meyer en Mussert samen: nog voor de Unie tot haar eerste ontplooiing gekomen was, deden beiden hun best, aan Seyss-Inquart duidelijk te maken dat de nieuwe beweging er niet een was waarin de Reichskommissar ook maar een spoor van vertrouwen kon stellen. Omgekeerd zag het Driemanschap het als zijn

1 Aangehaald in Bruna: 'De Nederlandse Unie', p. 92. 27 juli 1940. 3 3 aug. 1940. 25 juli 1940. s 2 aug. 1940.

550 [PDF]
EERSTE VERGADERING

eerste taak, de Reichsleommissar ervan te overtuigen dat de twijfel die in zijn toespraak van 26 juli tot uitdrukking gekomen was, alle redelijke grond miste. In de publieke toespraken die in de maand augustus door Homan, de Quay en Einthoven in den lande gehouden werden, kwam het thema: wij moeten Nederland hervormen en het aan het Derde Rijk aanpassen, herhaaldelijk en in tal van variaties voor (bij Einthoven het minst); daar werd als regel door het publiek lauw op gereageerd. Enthousiasme wekten alleen die passages welke men anti-Duits kon interpreteren.

XCIn het openbaar traden de mannen van het Driemanschap voor het eerst op 6 augustus op, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag. De toegangskaarten waren er binnen twee uur uitverkocht. In de met rood-wit-blauwe vlaggen versierde, stampvolle zaal (buiten verdrong zich nog een grote menigte) sprak Homan als eerste.' 'Zal ons volk', riep hij uit, 'vrijwillig en zelfstandigzijn degelijke,harde saamhorigheidzo snel tot gelding kunnen brengen dat het èn binnenlands zijn gemeenschapsplichtenverstaat èn internationaal zich kan doen gelden bij de opbouw van het komende Enropa? En wel wezenlijk sterk: niet in een noodverband bijeengehouden?Ja, duizendmaalja'

XCmaar er kwam geen spoor van instemming, evenmin toen hij Hitler en Mussolini prees. Een daverend applaus weerklonk daarentegen toen hij betoogde dat het Driemanschap zich wilde' onthouden van alleswat zweemt naar ogendienerij en opportunisme tegen de bezetter' - dat was een hak op Mussert! En dan lette men er minder op dat een passage volgde waarin Homan zei, er 'alle vertrouwen' in te hebben, 'dat de Rijkscommissaris die zo sprak als hij kortgeleden sprak' (26 juli), 'niet de man is voor een lichtvaardig oordeel over ons' - anders gezegd: Homan vertrouwde dat SeyssInquart tot serieus contact met het Driemanschap bereid zou zijn.

XCDe Quay bepleitte dat Nederland zich 'in snel tempo' zou aanpassen. Hij sprak vrij uitgebreid en nogal academisch over de taken van landbouwen nijverheid 'in een stelsel van geleide economie' dat 'voor geheel Europa onder leiding van Duitsland' opgebouwd kon worden; in Nederland dienden dan corporaties te ontstaan die in een 'nationale raad' zouden samenkomen; de klassentegenstellingen zouden verdwijnen, 'eerste voorwaarde is verplichte organisatie.' Alweer: weinig of geen applaus.

XCEinthoven uitte vergoelijkende woorden over Duitslands aggressie; men

XC1 Wij combinerengegevensuit de verslagenin de Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Handelsblad en De Telegraaf, alle van 7 augustus 1940. 55

551 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

liet ze gelaten over zich heen gaan. Des te meer reacties volgden toen hij, na waarderend gesproken te hebben over de Vlaamse cultuur, zich tegen de vorming van 'Groot-Nederland' uitsprak met de woorden: 'Het past ons niet, onze handen uit te strekken naar wat niet van ons is' (zeer langdurig applaus) en nog sterker waren die reacties toen hij met stemverheffmg uitriep: 'De vrijheid van godsdienst, van levensbeschouwing en opvoeding spreekt vanzelf' (applaus). 'Wie aan die vrijheden raakt, raakt aan de Nederlanders zelf!' (daverend applaus) 'Deze vrijheden willen wij tegen elke aanranding verdedigen!' (een ovatie) 'De nood der tijden', aldus zijn slot,

XC'brengt ons eindelijk samen, heeft weer Nederlanders van ons volk gemaakt. Het samengaan mag geen rem zijn. Wij moeten met volle kracht vooruit naar een rechtvaardige toekomst. Laten wij later voor onze gevallenen een gedenkteken kunnen oprichten en daarin kunnen beitelen: 'Hier liggen uw zonen, als zaden in 't zand, Brengt hun dank, a Nederland!"

XCLuid applaus en luid gejuich weerklonken en toen aan het einde der bijeenkomst niet het Wilhelmus, maar het refrein van het schoolliedje 'Waar de blanke top der duinen' door de gehele zaal meegezongen werd: 'Ik heb u lief, mijn Nederland!' (wie de woorden van het Wilhelmus niet kende, kende in elk geval die regels), steeg het enthousiasme ten top. Homan, de Quay en Einthoven werden bij het verlaten van het podium als politieke helden, ja als verlossers toegejuicht. Velen namen geen seconde aan dat zij hun vriendelijke woorden aan het adres van Duitsland of van de bezettingsoverheid ernstig gemeend hadden: dat was slechts camouflage geweest! Een camouflage die het, zo meende men, het Driemanschap mogelijk gemaakt had, op slimme wijze een nationaal, een waarlijk-Nederlands enthousiasme te ontketenen gelijk men nooit eerder had beleefd.

XCDat enthousiasme had een anti-Duitse strekking. Het duurde niet lang of er werden protesten geuit zodra men zich in de vergaderingen positief over de bezetter uitliet. Iets verder gaand dan Homan, zette Jef de Brouwer voorman van "Brabantia Nostra', op de eerste grote Unievergadering in Utrecht uiteen, 'dat de Unie bij de Duitsers heus wel wat kan bereiken. Een diep gegrom dat steeds sterker werd', zo herinnerde zich een der aanwezigen, 'ging door de duizenden. Dàt moesten we niet! Voor ons hoefde de Unie geen mooi weer te spelen bij de Duitsers. En wat gafhet ons een voldoening om hier met een zo grote massa gezamenlijk uiting te geven aan de gevoelens die we voor de bezetter koesterden! Na afloop gingen de mensen in groepen naar huis, 55

552 [PDF]
'ÉÉN BESEF VAN SAAMI-IO RIGHEID'

enkele groepen luidkeels zingend. De Nederlanders: roomsen en socialisten, echte liberalen en het hervormde kerkvolk, hadden elkaar gevonden in één besefvan saamhorigheid.'l

XCWaar kwam dit alles op neer?

XCHet kwam er op neer dat het Driemanschap, bedoelend een beweging in het leven te roepen die de grondslag moest vormen voor Nederlands aanpassing aan het Derde Rijk, in werkelükheid al door het simpele feit dat het in stad na stad duizenden anti-nationaal-socialistische Nederlanders in publieke vergaderingen bijeenbracht, een aanhang kreeg die de Unie van meet af aan als een uiterst welkome gelegenheid beschouwde om tegen Hitler, Seyss-Inquart en Mussert te demonstreren. De opzet leidde prompt tot gevolgen die aan die opzet diametraal tegengesteld waren. 'Het volk', aldus een der hoogste functionarissen van de Unie, 'met zijn eigen instinctieve gevoelens van haat en afkeer tegenover de bezetter en diens handlangers beheerste de Unie en niet de Unie het volk.'2

XCDaarmee was de opzet al binnen enkele weken mislukt.

Eykmans brochure

XC

XCHoe groot het enthousiasme voor de Unie ook was, zij slaagde er in het kamp der anti-Duitse Nederlanders niet in, de aandacht te monopoliseren. Juist omgekeerd: de oprichting van de Unie en de enorme weerklank die haar eerste manifcstaties vonden, stimuleerden enkele van de democratische politieke partijen, met name de Anti-Revolutionaire Partij, tot nieuwe activiteit. Die activiteit knoopte in zekere zin aan bij een veel beluisterde en veel gelezen preek die een hervormd voorganger in Amsterdam, dr J. Eykman, begin juli gehouden had.

XCJohan ('Jopie') Eykman die in 1892 in Amsterdam geboren was, had in de jaren van de economische wereldcrisis in Indië als predikant leiding gegeven aan allerlei steunwerk onder werkloos geworden Nederlanders; hij was een man van grote sociale bewogenheid die zich in de periode na de eerste wereldoorlog steeds sterker was gaan stoten aan het afgesloten en sociaalconservatief karakter der Christelijke kerken. De ontkerstening die hij allerwege om zich heen ontwaarde, werd hem een benauwenis; vooralvan Arkel: 'Aantekeningen',p.(DoeA,Roelfsema: 'Uit de geschiedenisder NederlandseUnie', p.

1 G. 43 1-37 a-z). 2 H. 2.

553 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

dorstte hij er naar, de 'asfaltjeugd' der grote steden weer voor het Evangelie te winnen. Daarvoor gafhij zich na zijn repatriëring grote moeite als directeur van de Amsterdamse Maatschappij voor Jongemannen (AMVJ) wier gebouw bij het Leidseplein een centrum werd van velerlei sociaal werk op grondslag van een Christendom dat bij Eykman geheel openstond voor de maatschappelijke noden. Hij had vele verbindingen in socialistischekringen; Koos Vorrink was een van zijn beste vrienden. Diens afschuw van het nationaal-socialisme werd door hem volkomen gedeeld. Eykman was een van de organisatoren van de grote collecte ten bate van de Joodse vluchtelingen die in december '38 gehouden werd. In Duitsland stond zijn naam genoteerd: het gebouw van zijn AMVJ was een van de eerste gebouwen die in Amsterdam door de Wehrmacht in beslag genomen werden.

XCVan de centrale betekenis van de antisernietische component in het nationaal-socialisme was Eykman zich ten volle bewust: toen hij begin juli als lid van de Amsterdamse luchtbescherming een soort Ariërverklaring ondertekenen moest, verscheurde hij als een der weinige Amsterdammers, en misschien wel als enige, het formulier. In diezelfde dagen was het dat hij zijn preek schreef waarin hij betoogde dat de 'nieuwbouw' waar van tal van kanten om geroepen werd, slechts zin had als hij plaats vond 'op het enig fundament, Jezus Christus, de Gekruiste'. Was dit al een algemene waarschuwing tegen onberaden nieuwlichterij, in andere passages werd Eykman concreter. Hij herinnerde aan het verraad van Judas. 'Wij kennen het verraad uit de historie van elk land ... Wij kennen dit verraad helaas ook in onze historie. Wij hebben in onze historie ook een Rennenberg die zijn stad aan de vijand verried' - en, vulde zijn auditorium aan: een Mussert. Elke vergoding van 'bloed' of'ras' werd door Eykman verworpen: 'Voor iedereen die ooit één woord in de Bijbel gelezen heeft, is het duidelijk dat God het Joodse volk en het Joodse ras als een zegen in de wereld gewild heeft.' Tot geestelijk verzet riep hij op, eigenlijk ook tot daadwerkelijk verzet zodra de bezetter de normen van recht en menselijkheid zou schenden: 'Men (moet) Gode meer gehoorzamen dan de mensen. Op dit punt zullen wij hopelijk geen moeilijkheden krijgen.' MiljoenenNederlandse Christenen die elke zondag ter kerke togen in een 'aantal dat nog nooit door welke kunstmatig opgetrommelde demonstratie-optocht ook overtroffen is', waren, zo eindigde Eykman,

XC'bereid te bouwen, alsmen dat graag horen wil: nieuw te bouwen. Ik zeg liever: voort te bouwen, verder te bouwen eerst onder de druk van de bezettendemacht die God over ons in Zijn donkere Raad heeft toegelaten, straks, geve het God, in volle vrijheid. Doorbouwen. Verder bouwen. Hier en daar ook andersbouwen

554 [PDF]
EYKMANS BROCHURE

en nieuw bouwen. Maar op het oude fundament, Niemand kan een ander fundament leggen dan hetwelk gelegd is, namelijk Jezus Christus.'

XCEykman had heel wat angst moeten overwinnen toen hij die preek schreef ('Je weet niet hoe ik in de rats heb gezeten', zei hij tegen zijn collega Buskes-) - hij was dankbaar voor de weerklank die zijn woorden al in Amsterdam vonden. In de weken die volgden, ging hij zijn preek elders herhalen en begin augustus liet hij haar door W. ten Have in Amsterdam uitgeven onder de titel: Wü bouwen verder, maar op wellee grondslag? De tekst was toen evenwel aanzienlijk uitgebreid. Ey kman was door V orrink uitvoerig ingelicht over de voorgeschiedenis van de Nederlandse Unie; hij had ook van haar program kennis kunnen nemen. Fel sprak hij zich nu uit tegen de 'verloochenaars' :

XC'Hoevelen zijn er zo in Nederland die nu niet meer eerlijk uitkomen voor hun gedachten over allerlei? Straks, als mogelijk de moeilijkheid weg is, dan weer wel. Dan natuurlijk weer wel. Dan doen ze het immers allemaal weer. .

XCHoe is het mogelijk, al verloochenende aan het bouwen te slaan?

XCIs het niet beter, om over al dergelijke verloochening de nacht maar liever in te lopen en te schreien, te schreien over eigen lafheid of eigen slimheid? Zij is bovendien niet slim genoeg om de ander die gij misleiden wilt, te overtuigen'

XCdie' ander' was Seyss-Inquart.

XC'Ziet gij niet, landgenoten, aanpassers,bijkleurders, hoe gij staat te verloochenen al datgene wat u dierbaar was, sterker: dierbaar is, alleen ... om voor u zelf en mogelijk voor ons volk wat lijden te ontgaan? Waarom kiest gij voor u en voor ons volk niet liever het lijden dat gij bovendien, als het moet komen, niet ontgaan kunt, ook door uw verloochening?'

XCDe oude politieke voormannen hadden, betoogde Eykman, terecht hun actie afgebroken toen over onafhankelijkheid en Oranje niet meer mocht worden gesproken:

XC'Ik vraag mij daarom af, nadat Oranje en onafhankelijkheid als verboden in een programma achterwege moeten blijven wat men nu nog bedoelt als men nu toch nog spreekt over 'opvoeding in nationale geest'. Wat blijft er dan nog over dat typisch Nederlands is? Is dat de liefde voor de Veluwse bossen of voor de Kaasmarkt in Alkmaar of voor Artis zoals de kranten ons iedere dag althans op de fotopagina proberen bij te brengen? ... Voorshands doen wij beter en men had beter gedaan om niet twee maanden maar veellanger te wachten, misschien jaren, aleer men zich opmaakte om tot een Nederlandse Unie te geraken.'

XC1 J. J. Buskes in: Den vaderland getrouwe, p. 95.

555 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

XCEr waren van dit principieel getuigenis al dertienduizend exemplaren in omloop toen de verkoop begin september op persoonlijke last van General kommissar Schmidt verboden werd. Begin oktober werd Eykrnan met de tweede groep Indische gijzelaars naar Buchenwald gevoerd. Later werd hij, ernstig ziek, uit de gijzeling ontslagen; hij overleed in januari' 45 in Amsterdam.

Het anti-revolutionair réveil

XC

XCIn hun afwijzing van de Unie waren Eykman en Vorrink één geweest, maar Vorrink kreeg daarbij toch niet de gehele SDAP mee. Drees meende begin augustus dat 'het élan waarmee een groot deel van de bevolking zich achter de Unie heeft geschaard, op zeer sympathieke motieven' berustte desondanks wilde hij niet tot aansluiting adviseren: 'de kans op het inslaan van een verkeerde weg is te groet." Zijn twijfels werden in de weken die volgden, sterker maar het partijbestuur kwam niet tot een duidelijk advies pro of contra. Grote groepen SDAP' ers, beroofd van de mogelijkheid om in hun eigen partij enige activiteit te ontplooien, sloten zich bij de Unie aan; in Amsterdam werd de ontslagen chef van het documentatiebureau van het NVV, J. G. Suurhoff, leider van het Uniewerk.

XCHet hoofdbestuur van de Vrijzinnig-Democratische Bond maakte begin augustus bekend dat het het lidmaatschap van de VDB verenigbaar achtte met dat van de Unie; vooral bondsvoorzitter Slingenberg stond sympathiek tegenover de nieuwe beweging.

XCDe Liberale Staatspartij nam een geheel ander standpunt in. In een hoofdartikel in Het Liberale Weekblad ried Telders tot 'afwachten en voorlopige onthouding" en deze positiebepaling werd twee weken later door het dagelijks bestuur onderschreven. Met uitzondering van de afgevaardigde van de kieskring Groningen verklaarde ook het hoofdbestuur zich accoord. Wij hebben niettemin de indruk dat er in de partij tamelijk velen waren die zich ondanks die adviezen bij de Unie aansloten.

XCHetzelfde verschijnsel deed zich bij de christelijk-historischen voor. Tilanus, voorzitter en parlementair leider van de Christelijk-Historische Unie, deed eind juli aan het partijkader weten dat hij de Nederlandse Unie

1 Brief, 5 aug. 1940, van W. Drees aan]. A. Berger (Archief-Drees, II, 1940-1945). 2 2 aug. 1940.

556 [PDF]
COLIJNS POSITIE

in allerlei opzichten een bedenkelijke beweging achtte maar hij wilde zich tegen aansluiting 'niet verzetten. zelf gevoel ik daaraan geen behoefte Juist nu, in deze tijd, is het meer dan ooit nodig, vast te houden aan de beproefde beginselen en daarvoor het pleit te voeren." Toen nu het Driemanschap kort na de oprichting van de Nederlandse Unie bekend maakte, dat het lidmaatschap van de Unie met dat van 'een politieke partij' onverenigbaar was, gafhet dagelijks bestuur van de CHU als zijn opinie weer, dat toetreding tot de Unie onwenselijk was. Eind augustus trok het Driemanschap evenwel zijn bekendmaking in; het gevolg daarvan was dat een grote groep CHU' ers, door de partijsecretaris van Walsum geleid, zich bij de Unie aansloot. Een van de Tweede-Kamerleden van de CHU, de Groninger Tj, Krol (die met Homan in de Groninger Gemeenschap samengewerkt had) werd later adviseur van het Driemanschap.

XCVan de twee grote protestantse partijen stelde de Anti-Revolutionaire Partij zich evenals de Liberale Staatspartij tegen de Unie op _ nog een tikje gedecideerder zelfs. Na overleg met Schouten en oud-minister de Wilde gaf Colijn eind juli het advies, 'voorshands' geen adhesie te betuigen; toen het Driemanschap zich tegen de partijen uitgesproken en in vergaderingen als in Den Haag duidelijk naar Seyss-Inquart gelonkt had, werd de beperking 'voorshands' ingetrokken. H. Algra noemde in het Pries Dagblad de Unie 'bedenkelijk en gevaarlijk'. In het weekblad De Rejormatie vatte prof dr. K. Schilder zijn oordeel samen in de formule: 'Wij volgen geen grijze vanen.P

XCVan belang was vooral dat door de anti-revolutionairen van dat afwijzend standpunt getuigd werd in massale vergaderingen. Dat waren geen vergaderingen van hun partij alleen: zij belegden ze als regel samen met de Christelijk-Historische Unie. Daarbij viel tweeërlei weerstand te overwinnen: de weerstand van die christelijk-historischen welke van mening waren dat men, gegeven het karakter van de Nederlandse Unie als anti-Duitse beweging, de bezwaren tegen de pro-Duitse punten in het program niet zo zwaar moest laten wegen; daarnaast was er bij velen ook sprake van weerstand tegen Colijn. Men vergaf hem niet zo licht zijn uitval tegen koningin en kabinet in De Standaard van 15 mei _ een uitval waartegen trouwens in anti-revolutionaire kring ook vrijwel onmiddellijk geprotesteerd was in een artikel in hetzelfde dagblad (22 mei) dat door een der hoogleraren van de Vrije Universiteit, prof. mr. V. H. Rutgers, ondertekend was." 'Wie wijs is, schort zijn oordeel op', had Algra toen in het Pries Dagblad geschrcvcn+>-tegen

1 Rondschrijven z.d. (Doe II-lSI, a-j). 2 K. p. 217. 3 Het was geschreven door zijn schoonzoon, mr. N. Okrna, 4 23 mei 1940.

557 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

Colijn. Ook diens brochure had bij zeer velen, mede in de rijen der eliristelijk-historischen, kwaad bloed gezet.

XCDe gemeenschappelijke vergaderingen van ARP en CHU werden bevorderd door het bestaan van een contactcommissie die medio juli voor het eerst bijeengekomen was. Niet aileen de ARP en de CHU waren er in vertegenwoordigd, maar ook de protestantse organisaties op het gebied van het bijzonder onderwijs, het Christelijk Nationaal Vakverbond, de Christelijke Boeren- en Tuindersbond, de Christelijke Middenstandsbond en de Nederlandse Christelijke Radio- Vereniging alsmede diverse Christelijke jeugdorganisaties. Afwisselend fungeerden Colijn en Tilanus als voorzitter - het ging immers om de verdediging van getneenschappelijke belangen. Desalniettemin voelde Tilanus er aanvankelijk niet voor, samen met Colijn in het openbaar op te treden: het was hem bekend dat er in de CHU velen waren die, niet zonder graagte, over Colijn de staf braken. Hij had er evenwel geen bezwaar tegen dat andere voormalmen van de ChristelijkHistorische Unie samen met Colijn het woord zouden voeren. De eerste vergadering van die aard vond op zaterdag Ia augustus in de Apailohal te Amsterdam plaats. Colijn en de christelijk-historische oud-minister prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne zouden er als de voornaamste sprekers optreden.

XCDe belangstelling was overweldigend. Zoveel toehoorders waren er (meer dan zeventienduizend) dat de vergadering op die ene dag drie keer achter elkaar plaatsvond: om half twee en om vier uur 's middags en om half acht's avonds. Ook Seyss-Inquart was geïnteresseerd: hij liet de Sicher heitsdienst een stenografisch verslag van aile redevoeringen maken; Presse dezement Janke schrapte persoonlijk uit het ANP-verslag aile passages die kennelijk tegen de Unie gericht waren. Er bleef genoeg over, want men zou kunnen zeggen dat de gehele betoging tegen de Unie gericht was - en niet minder tegen de Duitsers.

XCProf. Rutgers die als voorzitter optrad, waarschuwde dat de tijd der bezetting er niet een was voor 'hervormingen, laat staan duurzame hervormingen'; aan het Huis van Oranje zou men vasthouden, 'hetNederlandse volk verloochent een geschiedenis van meer dan drie-en-een-halve eeuw niet!' Dat was een aanval zowel op de Duitsers als op het Driemanschap. Het streven van die drie werd door Rutgers principieel verworpen: 'WaImeer men ons door een nationale eenheidsmalen zou malen, zouden wij onszelf niet meer zijn. En of dit nu goedgekeurd wordt of niet, wij wensen onszelf te blijven.'

XC'Als men bij ons komt en zegt: verloochen uw verleden van Groen af tot op de dag van heden toe, dan', aldus Colijn, 'zeggen wij: nooit!' Homan, de Quay en Einthoven noemde hij 'goedwillende personen maar zij zijn

558 [PDF]
IN DE AMSTERDAMSE APOLLOHAL

alleen het spoor bijster geraakt omdat zij geen inzicht hebben in de gecompliceerde structuur van het Nederlandse volk.' Duitsland zou, herhaalde hij, op het vasteland van Europa de sterkste mogendheid blijven ('concertmeester van een groot orkest'), maar dat mocht voor Nederland nooit een reden zijn om met het verleden te breken: 'jagen naar eenheid is tot volstrekte mislukking gedoemd.'

XC'Wij zeggen tot ons volk', zo sprak Slotemaker, 'neem ons zoals wij zijnen wij zijn volslagen te uwen dienste. Vraag ons niet, ter wille van de volkseenheid het heiligste dat wij bezitten, buiten het openbare leven te plaatsen.'

XCDeze en dergelijke passages werden uitbundig toegejuicht. Enkele NSB'ers die, toen Slotemaker het woord voerde, lawaai maakten en 'leugenaar!' riepen, werden door de Amsterdamse politie onder grote bijval de zaal uitgewerkt. Vóór elk van de drie vergaderingen geopend werd, had men strijdpsalmen aangeheven: 'De Heer zalopstaan tot de strijd, Hij zal Zijn haters, wijd en zijd, Verjaagd, verstrooid doen zuchten' wie die 'haters' waren, wist een ieder: Hitler, Seyss-Inquart, Mussert.

XCDe verhalen over de geestdriftige bijeenkomsten in Amsterdam (de teksten der redevoeringen verschenen als brochure onder de titel Geestelijke vrijheid 1) deden anti-revolutionairen en christelijk-historischen elders in het land besluiten, de voormannen voor overeenkomstige betogingen uit te nodigen. Eind augustus spraken Colijn en het CHU-Kamerlid mr. R. Pollema dertienduizend Friezen op het IJsclubterrein te Leeuwarden toe, een dag later spraken zij voor tienduizend Groningers in een voetbalstadion, nogmaals een dag later voor zesduizend Drenten in een grote tent op de Veemarkt te Assen. Voor alle drie bijeenkomsten moesten extra-treinen ingelegd worden.

XCBegin september zou Colijn samen met Slotemaker in het Scheveningse Kurhaus spreken - maar toen achtte Tilanus die de vergadering zou voorzitten (het werden er weer twee, zo groot was de belangstelling) het toch geraden, Colijn tevoren de brief te laten lezen waarin een bezadigde ouderling zijn bezwaren geuit had tegen Colijns emotionele reactie op IS mei. 'Toen hij die brief had gelezen', vertelde Tilanus later aan de Enquêtecommissie,

XC1 Van deze brochure waren door de uitgever W. ten Have bijna zestigduizend exemplaren in de handel gebracht toen de verdere verspreidingin november verboden werd.

559 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

'vroeg ik hem of hij niet iets op die vergadering kon zeggen om die indrukken van de eerste weken weg te nemen. Hij keek mij met zijn grote trouwe ogen aan en zei dat hij zou zien, wat hij er aan kon doen. Op die vergadering heeft hij gezegd: 'Gedurende de eerste dagen zijn er dingen gezegd en geschreven die, achteraf gezien, beter niet gezegd en geschreven hadden kunnen worden.' Onmiddellijk nadat hij dit had gezegd, ben ik naar hem toegegaan en heb ik hem de hand gedrukt'! - een gebaar dat een storm van enthousiasme ontketende.

XCAl deze vergaderingen werden met vergunning van de bezetter gehouden. Besefte Seyss-Inquart wat hier plaats greep? Begin september deelde Schmidt aan zijn naaste medewerkers mee: 'Der Reichskommissar will Colijn noch nicht verhaften. Er soil aber politisch durch die Presse totgemacht werden.'2 Alsof dat nog kon! De zaak dreigde de bezetter volledig uit de hand te lopen. Op 5 september bepaalde Rauter dat aan de al afgegeven vergunningen voor politieke bijeenkomsten, optochten e.d. voorlopig geen nieuwe toegevoegd mochten worden.ê

XCMen kan, dunkt ons, de betekenis van dit politiek réveil moeilijk overschatten. Het sterkte leiders als Colijn en Tilanus in hun overtuiging dat de leden van het Politiek Convent de contacten met de Nederlandse Gemeenschap terecht verbroken hadden. Voorts hadden de bijeenkomsten op de tienduizenden die ze bezochten, een inspirerende uitwerking. Elk hunner

1 Getuige H. W. Tilanus, dl. VII c, p. 648. 2 2 sept. 1940, p.1. 8 Het gevolg van dit verbod was o.m. dat op 14 september een grote bijeenkomst in Amsterdam die door de plaatselijke afdeling van de Liberale Staatspartij belegd was en waar Wiardi Beckman, Telders en prof. mr. Paul Scholten zouden spreken, niet doorging. De teksten der redevoeringen verschenen wèl in een brochure waarvan in 1940 7 000 exemplaren verkocht werden en in '41 bijna 4000. Enkele citaten mogen de geest verduidelijken waarin men had willen spreken. Wiardi Beckman: 'Sedert de rode mei brengt iedere dag ons ervaringen die ons het hart doorwonden Dat de vrijheid zoals wij die verstaan en buiten welke voor een werkelijke Nederlander geen volwaardig leven mogelijk is, - dat die vrijheid onverbrekelijk verbonden is aan het leven in een eigen Nederlands staats verband ... In tijd van vreemde bezetting doet men beter, de kritiek op het goede, eigen nest binnen de wal van zijn tanden te houden ... Voor Nederlandse vernieu wing is het nu niet de tijd ... Daden of praktijken die mensen of mensengroepen'

560 [PDF]
EFFECT OP DE ANTI-REVOLUTIONAIREN

werd uit zijn isolement gelicht en in een sfeer van geladen en geestdriftige eensgezindheid gebracht; van het feit dat de voormannen van twee partijen'. die meer dan veertig jaar lang wel parallelle maar toch gescheiden wegen bewandeld hadden, nu santen optraden, ging een extra-bezielend effect uit ; 'Zij zullen het niet hebben / de Goden van de tijd !' Met nieuwe energie en strijdlust geladen keerden al die tienduizenden huiswaarts om, elk in eigen kring, te verhalen wat men gehoord en, belangrijker nog, beleefd had.

XCIn de kringen der anti-revolutionairen was de uitwerking van dit alles sterker dan in die der christelijk-historischen. Vóór de bezetting was de organisatie van de ARP aanzienlijk hechter geweest dan die der CHU. De binding die de anti-revolutionairen met de Gereformeerde Kerken bezaten, ontbrak bij de christelijk-historischen. Ook was Colijn in sterker mate een samenbindende figuur dan Tilanus die, gelijk Drees bij de sociaal-democraten, pas in augustus '39 fractievoorzitter in de Tweede Kamer geworden was. Eigenlijk had Tilanus in de zomer van' 40 op verscheidene punten van een zuiverder staatkundig inzicht getuigd dan Colijn, maar de christelijk-· historische leider (die begin oktober als gijzelaar naar Buchenwald gevoercL zou worden) kreeg zijn eigen partij maar ten dele mee: wij wezen er al op dat, manifestaties als in Amsterdam, het noorden en Den Haag ten spijt,. eind augustus en begin september een aanzienlijk aantal vooraanstaande christelijk-historischen actief aan de Nederlandse Unie ging medewerken. Zo iets deed zich bij de anti-revolutionairen niet voor. Zij waren vasthoudender, aggressiever. Alle volksgroepen werden door de bezetting van elkaar geïsoleerd; de anti-revolutionairen hadden daar minder moeite mee dan anderen. 'In ons isolement ligt onze kracht', had Kuyper geleerd. Welnu :. juist in en vanuit dat isolement zou men tonen dat men er nog was.

(de Joden) 'onrecht berokkenen, vinden voor het volksgeweten geen genade.' Telders : 'Te licht geloven zij die gespaard bleven, dat na het staken der krijgs verrichtingen de plicht het brengen van offers in de strijd voor hogere waarden, niet langer geldt ... Wij staan midden in een gigantische strijd en iedere poging in. dit opzicht de profeet te willen spelen maakt degeen die er zich aan bezondigt, slechts belachelijk ... Grote woorden als 'corporatieve staat' of 'corporatieve op_· bouw van de maatschappij' zijn het tegendeel van nuttig ... De overgrote meerder-· heid van het Nederlandse volk heeft zich steeds er voor uitgesproken dat alle aan te brengen verbeteringen zouden geschieden op het bestaande fundament der parle-· mentaire democratie' - Telders sprak ook van 'het antiquarische feit ener zogenaam de Germaanse afstamming.' Scholten: 'De Christelijke vrijheid is de grondslag van ons volksbestaan ... Wij staan weer voor de strijd 0111 onze vrijheden. Zij zijn kostbare goederen die wij vóór Ia mei 1940 bezaten en die wij niet mógen prijsgeven ... Het gezag heeft zijn tegenpool in de vrijheid. Valt deze weg, dan wordt het tyrannic.'

561 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

XCIn Amsterdam was dat proces in anti-revolutionaire kring al vóór de grote betoging van 10 augustus aan de gang. Amsterdamse anti-revolutionairen waren er toe overgegaan om van hun kaderblad, Nederland en Oranje, een algemeen colportage-orgaan te maken; het stond onder redactie van mr. N. Okma en het Kamerlid mr. A. B. Roosjen.' In hun kring was ook het denkbeeld voor de betoging in de Apollohal geboren. Tijdens die betoging werd druk met Nederland en Oranje gevent en het gevolg was dat antirevolutionairen uit andere plaatsen grote aantallen gingen bestellen om die in eigen kring maar ook aan buitenstaanders te verkopen. Die actie kwam op gang net in de periode waarin De Standaard voor acht weken verboden was. De oplaag van Nederland en Oranje (de titel werd door de Duitsers verboden, men koos een nieuwe: Hou en Trou) steeg van week tot week met grote sprongen en had, toen het blad in september verboden werd, de 180000 bereikt," Meer dan een maand lang was het het landelijk strijdorgaan van de Anti-Revolutionaire Partij geweest; het versterkte het zelfvertrouwen en droeg er toe bij dat men alom in de partij besloot om, juist omdat men geen publieke vergaderingen meer mocht houden en geen eigen strijdorganen mocht uitgeven, de partij-organisatie zelf zoveel mogelijk te versterken. De Anti-Revolutionaire Partij had in mei' 40 niet meer dan zeventigduizend leden geteld; tallozen die wel steeds voor de partij gestemd hadden maar er nooit lid van waren geweest, sloten zich nu aan. Eind mei' 41 overschreed het ledental het kwart miljoen.

XCColijn had toen al zes maanden tevoren het initiatief genomen om een schaduworganisatie op te bouwen. Met name na de arrestatie van de tweede groep Indische gijzelaars rekende hij er op dat de Duitsers vroeg oflaat ook hem van zijn bewegingsvrijheid zouden beroven. In november riep hij dus twaalf vertrouwden uit alle delen des lands in Den Haag bijeen (men ging hen 'de twaalf apostelen' noemen, maar het werden er spoedig zeventien); met hen besprak hij de situatie en voorzover nodig gaf hij richtlijnen hoe men handelen moest. De afspraak was, dat de 'apostelen' de richtlijnen en alles wat verder besproken was, systematisch zouden doorgeven aan de anti-revolutionaire kiesverenigingen of aan combinaties daarvan. Geestelijk verzet achtte Colijn geboden, van actief verzet en ook van elke vorm van illegale organisatie was hij lange tijd een tegenstander. 'Handen af van actief verzet', zei hij begin januari '41 in Leeuwarden toen hij daar in besloten kring een van zijn talloze spreekbeurten vervulde,aan de twee groepen Indische gijzelaars in Buchenwald toegevoegd werden. 2 A. B. Roosjen, IS dec.

1 Mr. Roosjen behoorde tot de negen anti-revolutionairen die eind december '40

562 [PDF]
DE TWAALF APOSTELEN

Je stelt je eigen leven en dat van anderen in de waagschaal. De Duitsers zullen vertrekken, maar eer ze vertrekken, zul je bij wijze van spreken gras eten en niet meer in staat zijn, bij de bevrijding het klokketouw te halen.'!

XCEen maand of twee later ging hij andere accenten leggen. Zijn Op1l11e dat Duitsland niet meer verslagen kon worden, had hij herzien. In maart' 4I deelde hij aan een aantal studenten van de Vrije Universiteit mee dat Amerika de doorslag zou geven maar het zou toch wel '44 of' 45 worden eer Duitsland 'de genadeslag zou krijgen ... Hij vroeg ons', aldus later een der aanwezigen,

XC'ons geestelijk te wapenen en ons via de geestelijke strijd voor te bereiden op het daadwerkelijk verzet dat ook vanuit het binnenlandse front zou moeten plaatsvinden wanneer het geëigende moment daarvoor zou zijn aangebroken: 'Wanneer de vijandelijke vesting begint af te brokkelen, moet u allen helpen, deze vesting finaal kapot te stoten.' Op de vraag van een der studenten of zijn visie, ontwikkeld in de bekende brochure Op de grens van twee werelden nu wel juist was en ofhet tactisch was op dit moment zo'n brochure te publiceren, luidde de slotzin: 'Tenslotte wil ik opmerken dat het boetekleed ook mij niet zalontsieren. Gezien alles wat de Duitsers sindsdien ook in Nederland hebben gedaan, moet ik erkennen dat ik deze brochure beter in de pen had kunnen houden.'"

XC'Van der Parteien I-Iass und Gunst verwirrt I schwankt sein Charakterbild in der Geschichte' - zo Schiller over Wallenstein. Het is ook op Colijn van toepassing: waar de een tijdens en na de oorlog geen vlekje op het blazoen van zijn held wilde zien, daar bleef de ander de auteur van het Standaard artikel vanmei en van Op de grens van twee werelden verdoemen. Beide visies achten wij in hun eenzijdigheid onjuist en daarbij kunnen wij ons, wat de verdediging van het artikel en de brochure betreft, op het oordeel van Colijn zelfberoepen: de publikatie zowel van het een als van het ander heeft hij betreurd.

15

XCOmgekeerd zouden wij het onjuist en onbillijk achten indien men het beeld van Colijn te veel, laat staan exclusief, door die twee publikaties liet

XC1 Y. N. Ypma: Friesland annis domini 1940-'45, p. 67. 2 Brief, 25 nov. 1960, van J.

563 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

bepalen. In de gehele activiteit en in al de uitlatingen van de een-en-zeventigjarige oud-premier staken de principiële afwijzing van het nationaal-socialisme, het niet pacteren met de bezetter en de handhaving der protestantschristelijke organisaties als kernelementen; later kwam daar de oproep bij, zich op het illegale werk voor te bereiden. Vooral onder het gereformeerde volksdeel is Colijn met dit alles een der grondleggers geworden van het verzet. Daarbij willen wij er speciaal op wijzen dat hij zijn principiële standpunten begon te verkondigen in een periode waarin hij van Duitslands blijvende suprematie in Europa overtuigd was. De waarde van die verkondiging wordt door die te pessimistischevisie niet verzwakt - zij wordt er, naar ons oordeel, door versterkt. Trouw te blijven aan de eigen beginselen was moeilijker indien men aalmam dat men een periode van lange en misschien wel onafzienbare Duitse hegemonie voor de boeg had dan indienmen vast vertrouwde dat de bevrijding spoedig zou komen.

XCWij zouden (maar dit heeft niet alleen met Colijn te maken) de zaak algemener willen stellen.

XCUit dit hoofdstuk en uit de beide voorafgaande hoofdstukken is gebleken dat de gevoelens van neerslachtigheid en verwarring die in juni begonnen te wijken, in juli en augustus in tal van kringen geheel verdwenen waren. Wij spraken al eerder van 'herwonnen zelfbewustzijn'. De houding van het Politiek Convent, de publieke reacties in de vergaderingen der Nederlandse Unie, een brochure als van Eykman, de betogingen der anti-revolutionaire en christelijk-historische voormannen en het begin van het anti-revolutionair réveil - het waren alles nieuwe symptomen van dat zelfbewustzijn; symptomen die, dunkt ons, bijzondere betekenis ontlenen aan de omstandigheid dat zij zich niet voordeden in de periode waarin de Duitsers de luchtslag om Engeland verloren hadden maar juist in weken waarin een ieder verwachtte dat Engeland het volgende slachtoffer zou worden van Hitlers Blitzkrieg; weken, waarin dag in, dag uit Duitse militairen met zware tred door de Nederlandse steden marcheerden, telkens weer hun Pruisischafgehakte zang herhalend: 'Denn wir fahren, denn wir [ahren, Denn wir [ahren gegen Engelland - Engelland!'

Invasie van Engeland?

XC

XCOp 16 juli, drie dagen voor zijn z.g. vredesaanbod in de Reichstag-zitting, had Hitler, gelijk wij al eerder vermeldden, via het Oberkommando der Wehrmacht de drie Wehrmacht-onderdelen (Heer, Kriegsmarine, Lu/twa8e) opdracht verstrekt, de invasie van Engeland voor te bereiden.' Enkele weken hadhij laten voorbijgaan zonder enig plan op te stellen, zonder enige richtlijn aan te geven. Daarmee was kostbare tijd verloren gegaan. Hoopte hij nog steeds dat Engeland zou inbinden? Twee maanden lang, van midden juni tot midden augustus, verscheen overdag geen enkel Duits toestel boven de Britse eilanden. Zwakke nachtelijke aanvallen van een klein aantal bommenwerpers hadden nauwelijks enige uitwerking.

XCDe Engelsen maakten van die onverwachte pauze een nuttig gebruik. Overal werd hard aangepakt, vooral in de fabrieken waar jachtvliegtuigen vervaardigd werden: de arbeiders zwoegden er twaalf tot veertien uur per dag. Van april tot september steeg de productie van jagers van 256 tot 467 per maand. Mocht het tot een Duitse invasie komen, dan gold als richtlijn dat de troepen tot het uiterste stand moesten houden; zij zouden dan gealarmeerd worden met het codewoord 'Cromwell' en bovendien zouden in het gehele land de kerkklokken beginnen te luiden. Het Britse oorlogskabinet vertrouwde overigens dat Hitler er niet in zou slagen, het Kanaal met een sterke strijdmacht over te steken: nog in juli werd besloten, van de 400 tanks die in Engeland aanwezig waren, ISO naar het Midden-Oosten te zenden samen met meer dan 100 kanonnen; er bleven dus maar 250 tanks in Engeland achter.

XCHet vertrouwen van het kabinet en van de Britse Chiefs of Staf[ was in de eerste plaats gebaseerd op de superioriteit van de Britse vloot en op het defensief vermogen van de Royal Air Force. Eigenlijk was die laatste factor de belangrijkste. Want als de Luftwaffe er in zou slagen, de Royal Air Force nit de lucht te bezemen en haar gehele bodemorganisatie te vernietigen of te verlammen, dan zouden de Engelse vlooteenheden nauwelijks meer in het Kanaal kunnen doordringen: Hitler zou er heer en meester zijn en zou, van zijn superioriteit in de lucht gebruik makend, zoveel strijdkrachten kunnen overzetten als hij wilde.

XCDat alles om de superioriteit in de lucht draaide, werd ook aan Duitse kant beseft. Vooral admiraal Raeder, de Oberbefehlshaber der Kriegsmarine,ontlenen wij aan de officiële Engelse oorlogsgeschiedschrijving alsmede aan Peter Fleming: Invasion iç

1 Veel van onze gegevens over Engelands militaire situatie en het Duitse invasieplan

565 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

wees daar voortdurend op. In legerkringen was men evenwel optimistisch: men had Frankrijk kunnen verslaan - waarom zou dat met Engeland niet lukken? Ook Goerings zelfvertrouwen kende geen grenzen.

XCOnder al die impulsen nam het invasieplan in de loop van augustus vaste vorm aan: op een nader te bepalen datum zouden aan de Engelse zuidkust tussen Folkestone en Brighton negen infanteriedivisiesen twee tankformaties (de Duitsers bezaten een paar honderd amfibische tanks) aan land gaan, ondersteund door luchtlandingstroepen; in drie dagen zouden honderdtwintigduizend man landen en acht dagen later zouden er in totaal elf divisies, waaronder vier tankdivisies, op Britse bodem zijn waar dan in de komende weken nog twee-en-twintig infanteriedivisies op zouden volgen. Die strijdmacht moest met grote schepen en motorboten maar grotendeels met weinig zeewaardige rijnaken over het Kanaal gezet worden: die rijnaken moesten tevoren 'ontkopt' worden en van op- en neerklappende boegdeuren voorzien: dat zou het uitladen op de Engelse stranden vergemakkelijken. Natuurlijk zou het overzetten van die strijdmacht eerst kunnen beginnen nadat de Engelse mijnversperringen in het Kanaal opgeruimd waren (dat zou drie weken vergen) en er was voorts besloten, aan weerszijden van de oversteek-zone eigen mijnenvelden aan te leggen (twee weken). Men nam aan Duitse kant aan, dat het verslaan van het Engelse leger niet veel moeite zou kosten. Het Reichssicherheitshauptamt had al een heel boekwerk laten drukken met de namen en adressen van meer dan tweeduizend Engelsen en anderen die onmiddellijk gearresteerd moesten worden, onder hen minister van Kleffens en de gehele hogere staf van de Nederlandse legatie; grondstoffenvoorraden diende men in beslag te nemen en de Oberbefehlshaber des Heeres, von Brauchitsch, gaf begin september order om, alsEngeland verslagen was en als dan nog verzet geboden zou worden, desnoods de gehele mannelijke bevolking tussen zeventien en vijf-en-veertig jaar naar het continent te brengen. Bene zou van Den Haag naar Londen verhuizen: daar zou hij (tenminste dat zei hij tegen een Nederlands bezoeker) 'Reichskonuuissar für die besetzten britischen Gebiete' worden.!

XCOp dit gehele plan dat, wat de militaire zijde betreft, in verscheidene opzichten hoogst riskant was, ja op het roekeloze af, rustte als zware hypotheek dat eerst de Royal Air Force bedwongenmoest zijn. Numeriek was de Luftwaffe de meerdere. Bijna 900 Duitse bommenwerpers, meer dan 300 duikbommenwerpers en meer dan 700 één-motorige alsmede ruim 200

XC1 J. A. van Hamel: 'Niet met oogkleppen', Mededelingen van de Neder/. Vereniging voor Intern. Recht (1947), p. 3.

566 [PDF]
DE 'BATTLE OF BRITAIN 'BEGINT

twee-motorige jagers stonden begin augustus op de vliegvelden in Frankrijk, België en Nederland klaar om Engeland te bestoken - en dan stonden er nog een I20 bommenwerpers en ruim 30 twee-motorige jagers in Noorwegen en Denemarken die tegen Schotland en het noorden van Engeland ingezet konden worden. De gehele Engelse afweer berustte, behalve op het afweergeschut, op niet meer dan 600 tot 700 jagers (met bijna 300 in reserve). Die Engelse jagers hadden evenwel het voordeel dat zij dicht bij hun bases opereerden en dat die operaties radiografisch geleid werden vanuit dirigeerstations die met radarposten aan de kust verbonden waren.

XCDe Battle of Britain werd op I2 augustus ingezet. Spoedig waren de vijf belangrijkste Engelse radarposten zwaar beschadigd en als de Duitsers hun aanvallen op die doelen hadden voortgezet, dan hadden zij de Britse luchtverdediging als het ware van haar 'ogen' kunnen beroven - maar neen, nieuwe doelen werden uitgekozen: de vliegvelden in zuid- en zuidoostEngeland. Dag na dag kwamen meer dan duizend toestellen van de Luft waffe aanvliegen; welleden zij ernstige verliezen maar de kracht van het offensief verminderde nauwelijks en in de eerste dagen van september ontwikkelde zich (overigens zonder dat de Duitsers dat wisten) aan Engelse kant een hoogst kritieke situatie doordat nu de belangrijkste dirigeerstations de een na de ander uitgeschakeld werden. De radarposten waren hersteld maar wat had men aan waarnemingen die men niet aan de jagers kon doorgeven?

XCHitler had inmiddels de invasiedatum voorlopig bepaald: I5 september.

XCOp 4 september sprak hij te Berlijn in het Sportpalast. Twee zinnetjes wijdde hij aan zijn voornemen: 'Und wenn man in England heute sehr neu gierig ist und [ragt: 'Ja, warum kommt er dann nicht?' Beruhigt euch, er kommt!' Op deze belofte volgde een ovatie die met wilde kreten van haat gepaard gmg.

Mussert krijgt een streepje voor

XC

XCDiezelfde 4de september zond Mussert aan Hitler via de verbindingen van het Reichsleommissarlat een geheim telegram van de volgende inhoud:

XC'Führer! - Die Entwicklung der Lage in Europa erfordert Entschlûsse die für die weitere Zukunfi unseres Kontinents van grundlegender Bedeutung sein werden. Der Ausgangspunkt kamt dabei kein anderer sein als der des völkischen Prinzips ... Am Vorabend var der grossen Auseinandersetzuno zwischen Deutschland und England

567 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

Bewusstsein dass alle Ihre Entschlüsse und Bejehle letzien Endes auck zum Wohle des niederländischen Volkes sind, erwarten wir Ihre Befehle.'l

XCWij willen bij dit telegram (dat een merkwaardige voorgeschiedenis heeft) .allereerst opmerken dat niet alleen Mussert en de meeste NSB'ers maar ook Seyss-Inquart en de meeste Duitsers er begin september van overtuigd -waren dat de invasie van Engeland op handen was; al weken lang leefden .zij naar die invasie toe en het is denkbaar dat dat perspectief een zekere versnelling bewerkstelligd heeft in Seyss-Inquarts besluitvorming. Bij Mussert was dat stellig het geval: straks was, zo meende hij, Engeland verslagen, dan was de oorlog ten einde, de vredesopbouw van het 'Nieuwe Europa' begon .- wie zou dan in Nederland de macht krijgen? Daarover had Hitler te beslissen, Het was Mussert veel waard (hij heeft er inderdaad een hoge prijs voor moeten betalen) indien hij tijdig, d.w.z. vóór de invasie van Engeland ingezet werd, een soort voorkeurspositie bij Hitler verworven had hij, niet Arnold Meyer, niet het Driemanschap van de Nederlandse Unie.

XCIs dit, van Mussert uit gezien, begrijpelijk - minder begrijpelijk is het, .althans op het eerste gezicht, dat Seyss-Inquart aan dat naar voren schuiven van Mussert medewerking verleend heeft,

XCDat Mussert door Seyss-Inquart als een figuur van de tweede, zo niet van .de derde rang beschouwd werd ('seine Qualitäten dürften die eines durchschnitt lichen Gauleiters im Reich nicht erreichen'ï, vermeldden wij al. Bovendien had -de Reichskommissar op 26 juli in Den Haag betoogd dat een Nederlandse -polirieke beweging van hem geen 'machtiging' verwachten moest doch dat zij deze alleen maar kon verwerven 'dadurch ... dass sie das niederiándische Volk von der Richtigkeit ihres Weges überzeugt.' Was Mussert daar in augustus .,40 in geslaagd? Geenszins. Seyss-Inquart moet er zich integendeel bewust van zijn geweest (men denke aan de uitlating van Harster over Seyss-Inquarts zoeken naar een 'politisch gesehen grësseren Kreis') dat Mussert een zeldzaam vermogen had om de Nederlanders die niet lid waren van de NSB, de -overweldigende meerderheid dus, tegen zich in het harnas te jagen.

XCIs hier dus sprake van een omzwaai van Seyss-Inquart? Is hij wellicht tot .die omzwaai door anderen geforceerd?

XCLaat ons pogen, wat zich in bezet Nederland in augustus aan politieke .krachten roerde, door de ogen van Seyss-Inquart te zien. Men dient zich daarbij in te prenten dat die beoordeling zich bij de Reichskommissar op één -vraag toespitste: in hoeverre zijn die krachten bereid of in hoeverre kunnen -zij er, naar aangenomen mag worden, toe gebracht worden dat zij niet

XC.• NSB, map 'dagboek van Mussert'.

568 [PDF]
SEYSS-INQUARTS MOGELIJKHEDEN

alleen Nederlands onderschikking aan Duitsland aanvaarden maar daarenboven de geleidelijke nazificatie van het land, met alleswat dat impliceerde, ook op het gebied der Jodenvervolging?

XCWas met de traditionele democratische partijen iets te beginnen? Neen: zij hadden voet bij stuk gehouden, enkele hunner werden zelfs van week tot week brutaler.

XCMet Arnold Meyers Nationaal Front? Neen: die beweging was wél antisemietisch en autoritair ingesteld, maar ze was klein en 'Diets' en ze had katholieke verbindingen die haar in Duitse ogen hoogst verdacht maakten.

XCMet de Nederlandse Unie? Alweer: neen. wel zal Seyss-Inquart van Schmidt te horen hebben gekregen dat met de pro-Duitse Homan wellicht iets te bereiken viel, maar een nationaal-socialist was dat voor de Duitsers meest acceptabele lid van het Driemanschap bepaald niet. Los daarvan moeten de rapporten en krantenverslagen over de eerste vergaderingen van de Unie het aan Seyss-Inquart duidelijk gemaakt hebben dat het etiket 'de Churchill-Unie' dat Volk en Vaderland op 9 augustus de nieuwe massabeweging opgeplakt had, niet misplaatst was voorzover het de aanhang betrof. Zowel op 12 als op 19 augustus uitten de 'Meldungen aus den Nieder lenden' zich over de Unie uitgesproken negatief: "Stimmungsmássig erfreut sick die Niederlándische Union in der holländischen Bevölkerung noch immer einer grossen Beliebtheit da man nach wie var in ihr das Widerstandszentrum gegen Deutschland erblickt' (19 augustus)."

XCHad Rost van TOlmingen dan soms de 'machtiging' verdiend? Ook niet: zijn falen stond begin augustus al vast - dat hoefde overigens niet te verhinderen dat hij als voorstander van de SS-denkbeelden in de NSB naar voren geschoven moest worden. Maar hij had, in strijd met hetgeen SeyssInquart zo al niet verwacht, dan toch gehoopt had, geen aanhang van betekenis gekregen.

XCDatzelfde gold voor nog weer een andere groepering die in die tijd Seyss-Inquartsaandacht trok en die hier vermelding verdient. Die groeperingJ.de Unie niet bereid was, met Seyss-Inqnart in zee te gaan op de voorwaarden die

1 De van 12 augustus zijn niet bewaard gebleven, maar de teneur van het rapport op de rode is: alles is sinds het vorige rapport bij het oude gebleven. Wij vermelden in dit verband dat Seyss-Inqnart later eens tegen van Geelkerken zei: 'Ik wou dat ik nooit met Mussert in zee gegaan was en verder was gegaan met de Unie' (pOD, Utrecht-West: p.v. inz. C. Huygen (19 dec. 1945), getuige C. van Geelkerken, p. 22 (Doc 1-789, a-zj). Die uitlating beschouwen wij als een ver zuchting achteraf, niet als de weergave van een reëel dilemma waar Seyss-Inquart in augustus' 40 voor stond. Er zal trouwens nog blijken dat het Driemanschap van

569 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

XCwas er een van autoritair-gezinden annex een aantalnaar het fascisme neigen

XCde figuren die adhesie betuigd hadden aan een brochure die de eigenaar van

XCeen drukkerij in Zeist, J. H. van Lonkhuyzen, in juli had doen verschijnen.

XCVan Lonkhuyzen was een vijftal jaren tevoren uit de Anti-Revolutionaire

XCPartij getreden samen met de in 1864 geboren Utrechtse theologische hoog

XCleraar, prof. dr. Hugo Visscher, die met zijn vijf-en-zeventig jaren in' 40 in de ~ Gereformeerde Kerken nog steeds een man van gezag was (hij was o.m.

XCredacteur van Het Gereformeerde Weekblad). In zijn brochure bepleitte van

XCLonkhuyzen de noodzaak, een 'wettige, voorlopige Nederlandse regering'

XCte vormen die de 'organische volksstaat' ('obstructie zalniet meer geduld

XCkunnen worden') moest laten opgaan in 'het nieuwe Europa van Hammer

XCfest tot Gibraltars rots, kan het zijn van de Hebriden tot Constantinopel'i!

XCOnder hen die aan zijn geschrift adhesie betuigden, bevonden zich prof.

XCVisscher, leidende figuren uit de kring van De Waag, enkele vooraanstaanden

XCuit het bedrijfsleven en de voorman van 'Landbouwen Maatschappij',

XCG. J. Ruiter. Uit deze kring kwam in de tweede helft van juli een 'Comité

XCvan Actie' voort dat het denkbeeld opwierp, een 'directorium', d.w.z. een

XCvoorlopige regering, te vormen waarin NSB'ers en niet-NSB'ers zitting

XCzouden krijgen. Er zijn aanwijzingen dat, wat die niet-NSB' ers betreft, door

XCsommigen o.m. gedacht werd aan generaal Reynders en oud-gouverneur

XCgeneraal de Jonge. Die opzet werd min of meer discreet door De Telegraaf

XCgesteund, hetgeen de achtergrond vormde Vall de negatieve reactie van dit

XCdagblad op de oprichting van de Nederlandse Unie," Begrijpelijk is het, dat

XCSeyss-Inquart en Schmidt voor dat 'directorium' -plan veel belangstelling

XChadden - een belangstelling die alleen maar aangewakkerd werd door het

XCfeit dat Mussert op 27 juli aan Schmidt meedeelde dat ook hij er in principe

XCveel voor voelde," De zaak kwam evenwel niet van de grond. Rost van

XCTormingen zegde zijn hulp toe, zo ook, 'namens de Nederlandse Organisatie

XCvan Kunstenaars', architect van Essen, maar het Driemanschap Vall de Unie

XCmet wie men contact opgenomen had (Homan maakte daar melding van in

XCzijn bericht aan het ANP naar aanleiding van de oprichting van de Unie),

XC1 J. H. van Lonkhuyzen: Op de drempel van de nieuwe tijd (I940), p. I3-I4. 2 'Wat

XCwij nodig hebben, is éénheid', schreef De Telegraaf in een hoofdartikel op 25 juli.

XC'Een nieuwe poging is gedaan door de heren Linthorst Homan, de Quay en Eint

XChoven. Met hoeveel moeite ook voorbereid, hun Nederlandse Unie betekent even

XCmin éénheid, daar ook zij er niet in geslaagd zijn, alle stromingen in ons land te

XComvatten die, gezien de jongste gebeurtenissen, van belang en van invloed zijn.'

XC3 In de kring die over dat 'directorium' sprak, werd door sommigen overwogen, de

XCkoningin door een 'regent' te vervangen; de lezer trof dit denkbeeld al aan in Seyss

XCInquarts Erster Bericht aan Hitler. 57

570 [PDF]
'WAT BLEEF OVER? ALLEEN DE NSB'

weigerde medewerking, zo ook, naar het schijnt, Arnold Meyer. Wat tenslotte resulteerde was het voornemen om wéér een nieuwe partij op te richten, de Nationaal-Socialistische Volkspartij; volgens een der initiatiefnemers, mr. P. M. C. J. Hamer (een bijna vijftigjarige oud-beroepsmilitair die in Indië de ultra-rechtse Vaderlandse Club had helpen oprichten en die overigens een beruchte alcoholist was) diende die Volkspartij als 'Nederlands denkende en de kern van de Nederlandse natie vertegenwoordigende groep zonder verwijl''s lands leiding in handen te nemen.' Maar de oprichting ging niet door en de groep viel uiteen.

XCWat bleef over? Alleen de NSB.

XCAan die NSB en aan haar leider mankeerde veel; de gebreken waren Schmidt en Seyss-Inquart niet onbekend. Dat de man die hun voorkeur kreeg, niet een bij uitstek capabele en krachtige persoonlijkheid was, bood overigens voordelen: men zou hem desnoods terzijde kunnen schuiven, men zou niet teveellast van hem krijgen en men mocht vertrouwen dat men, zonder al te veel weerstand te ontmoeten, hem en zijn beweging in een duidelijk Duits nationaal-socialistische richting zou kunnen ombuigen. Zulks vergde de inwilliging van vier desiderata: Mussert moest in onmiskenbare bewoordingen Hiders directe leiderschap erkennen; hij moest Vrijmetselaren en Joden uit de NSB verwijderen; hij moest Himmlers vertrouwensman Rost van Tonningen in de leiding van de NSB opnemen en hij moest accoord gaan met de oprichting van een Nederlandse SS onder leiding van de jonge Feldmeijer. Waren die desiderata vervuld, dan zou de NSB gesteund worden bij haar verdere ontplooiing; aan een regering van NSB' ers werd niet gedacht: de vorming van zulk een regering zou het land in rep en roer brengen. Beter leek het, Mussert de kans te geven, zijn aanhang aanzienlijk uit te breiden; hier en daar zouden dan ook NSB'ers op hoge posten in het overheidsapparaat benoemd kunnen worden.

XCBij dit beleid bleven andere bewegingen in den lande niet buiten beschouwing - ze kregen er juist elk een eigen functie in. De twee NSNAP' en zouden gebruikt worden om de NSB verder te nazificeren; discrete steun aan Arnold Meyers Nationaal Front zou de NSB tot verdubbelde activiteit aansporen en om datzelfde effect te bereiken, zou men de Nederlandse Unie een zekere mate van actie permitteren - voor een audiëntie voor de heren Homan, de Quay en Einthoven was het evenwel te vroeg. Misschien zouden die wat toeschietelijker worden als de NSB de evidente steun van de bezetter kreeg. Misschien liet zich te eniger tijd ook een combinatie vormen van of uit de NSB, Nationaal Front en de Unie. Seyss-Inquart had geen behoefte

XC1 Brief, 9 aug. 1948, van P. M. C. J. Hamer aan H. G. Hey (Doe 1-628, a-a). 57

571 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

zich vast te leggen: het kon zijn dat, na Mussert, ook Arnold Meyer en bijvoorbeeld Homan het leiderschap van Hitler zouden willen erkennen. Een voorkeurs behandeling van Mussert betekende nog niet dat de Re ichskommissar, voorzichtig speler als hij was, andere mogelijkheden afsneed. Juist omdat hij van Duitslands overwinning overtuigd was, gunde hij zich de tijd: voor het totale omvormingsproces van Nederland zouden tenslotte enkele jaren nodig zijn.

XCWij erkennen: men vindt deze constructie in geen enkel Duits document terug, wèl vindt men er in tal van documenten de sporen van en wat wij stellen is dit: dat de gehele ontwikkeling in augustus en september '40 en in de maanden die volgden, zich tot in de kleinste details in die constructie laat inpassen. In die ontwikkeling zat een lijn die zich al begin augustus ging .aftekenen. Dat kan geen toeval geweest zijn.

XCHoe men precies tot deze constructie gekomen is, vermogen wij niet aan te geven. Aannemelijk is dat Generaiieommissar Schmidt er een belangrijke bijdrage toe geleverd heeft. Dat was van veel belang want Schmidt zou voor .de steun zorgen van Martin Bormann en de Parteileitung, En Himmler? Ook met zijn platmen was de constructie in overeenstemming. Wij gaan verder: de bij uitstek doelbewuste Reichsführer-SS heeft, dunkt ons, in deze zaak een belangrijke rol gespeeld en voorzover hier van een 'versnelling van tempo' sprake geweest is, achten wij het plausibel dat hij het geweest is, die deze versnelling opgelegd heeft aan Seyss-Inquart die zichzelf (men denke aan zijn toespraak van 26 juli) vermoedelijk meer tijd had willen gunnen. Wat Himmler deed, was eenvoudig aanknopen bij de visie die hij in het gesprek met Seyss-Inquart en Rost op 2 juni ontwikkeld had - met dien verstande dat hij, nu Rost bezig was te falen, bereid was, Mussert meer kansen te geven.

XCHimmler heeft op 30 juli in hotel 'Kasteel Oud-Wassenaar' zijn eerste bespreking met Mussert gevoerd en deze daarbij duidelijk gezegd dat uiteindelijk een Grootgermaans rijk moest ontstaan, dat de SS als 'orde' dat rijk, hoe ook gestructureerd, bijeen moest houden en dat die SS tevens de 'raszuiverheid' diende te waarborgen. Die mededelingen (welke een bevestiging inhielden van wat Mussert een kleine twee maanden eerder van Gottlob Berger te horen gekregen had) moeten de leider der NSB rauw op het lijf gevallen zijn: aanvankelijk stribbelde hij dan ook tegen; drie jaar later herinnerde Himmler hem er aan, 'bei der ersten Besprechung' (30 juli '40) 'insgesamt schon seine Linie klar aufgezeigt zu haben, Ulorüber Herr Mussert entsetzt geu/esen sei. Er, der Reichsfiihrer-SS, habe damals schon gesagt dass dies der honoristischte und beste Weg sei'; Himmler had gezegd, 'dass das nieder ländische Volk nach den Bestimmungen des Führers {je nachdem wie dann die 57

572 [PDF]
HIMMLER ZET DOOR

Lage sein so lite) in das Grossgermanische Reich hereingeführt wird'l en voorts: 'dass das Schicksal van uns allen in der Zukunft abháng! van der Solidarität zwischen allen Germanen'ê Hij zal er in dat verband wel op gezinspeeld hebben, zoals hij ook op 2 juni gedaan had, dat het Duits-Russisch bondgenootschap niet voor de eeuwigheid bedoeld was.

XCLang heeft Musserts verzet op de joste juli niet geduurd en dat Himmler dus aan de boven-weergegeven constructie (waar hij en Seyss-Inquart stellig samen over gesproken hebben) vasthield, bleek drie weken later toen de Reichsfiihrer-SS in een opmerkelijke toespraak tot Nederlandse vrijwilligers voor de Waffen-SS van alle in bezet gebied werkzame Nederlandse politieke figuren slechts één noemde: Mussert. 'Es hängt selbstverständlich', betoogde Himmler, 'jeder einzelne in Mannestreue an den Männern und an dem Manne del' in seiner Heimat sein Volk wieder wachgmifen hat. Sa hingen in Sudetenland die sudetendeut schen Volksgenassen an Konrad Henlein und Ihr in Holland hängt mit Recht an dem Begründer und an dem Leiter Eurer national-sozialistischen Partei, an Mussert. lelt kenne beide, Henlein und Mussert, persönlich zu gut, urn nicht zu wissen dass jeder von ihnen selbstverständlich weiss was er ge/eistet hat, aber ebenso selbstverständlieh weiss dass ûber uns allen ein grösserer Maim steht, ein ohne jeden Massstab grösserer, ohne [eden Vergleich auf diesel' Erde: ein germanischer Führer Adolf Hitler! Icli glaube dass es einstmals für heinen Germanen in der Welt eine Schande und für keinen Germanen in der Welt eine Untreue gegenüber seiner Heimat ist, wenn er diesem grös sten Germanen, diesem grössten Führer der germanisehen Welt, Adolf Hitler, seine Treue zusagt.'s

XCHoudt men in het oog dat Henlein het Sudetengebied rijp gemaakt had voor inlijving in Duitsland en dat hij nadien op een zijspoor gerangeerd was, dan was het voor Mussert slechts een twijfelachtige eer om in één adem genoemd te worden met de ex-leider van het Sudetendeutsche Heimatjront.

XCUiteraard had Seyss-Inquart voor de verwezenlijking van de constructie die met Himmler afgesproken was, de instemming van Hitler nodig. Het is aannemelijk dat hij die op 7 augustus verwierf: hij voerde die dag samen met

XC1 Verslag van de bespreking, 8 juli 1943, van Himmler met Mussert (BDC, 723-46), p. 1-3. 2 Aldus Musserts citaat in zijn brief,sjan. 1944, aan Himmler (NSB, 20 e). S 'Rede des Reichsjûhrers-SS am 21. August 1940 in München val' del' SS Standarte 'Westland" (BDC, 4397-4403).

573 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

Schmidt in Berlijn een bespreking met Hider, waarover nadere gegevens helaas ontbreken.' Later in augustus raakte het in het Duitse milieu in Den Haag bekend dat Mussert naar voren gehaald zou worden. Zulks leidde er toe dat Rost van Tonningen die al zijn eerzuchtige plannen in rook zag opgaan, Seyss-Inquart een ellenlange, giftige brief schreef waarin hij Mussert en de NSB zo zwart maakte als hij kon (hij noemde ze 'im wesentlichen anti deutsch')2; de Sicherheitsdienst, die het ook al niet op Mussert begrepen had, liet zich de gelegenheid niet ontgaan om eind augustus in haar geheime weekrapport heel Musserts zondenregister op te nemen: Joden en Vrijmetselaren waren lid van de NSB, er zat Joods kapitaal achter, Mussert was met een twintig jaar oudere tante getrouwd en zolang hij leider bleef der NSB, zou 'ein siegreicher Durchbruchskampf der NSB für immer ... sehr zwe~(elhajt' zijn. 3

XCUit het voorafgaande bleek al dat Mussert opjuli in de belangrijke bespreking met Himrnler niet veel weerstand bood: hij moet zijn gevoelens van 'ontsteltenis' nog tijdens het gesprek bedwongen hebben. Daarmee waren die gevoelens nog niet verdwenen, integendeel: ze waren versterkt. Van een opgaan van Nederland in het 'Crossgermanische Reich' gruwde hij en het leek hem extra wenselijk, voor zijn eigen lievelingsdenkbeeld op te komen: Nederland met Vlaanderen één; wel zou dat 'Groot-Nederland' in een bepaald staatkundig verband de leiding van I-Iider dienen te aanvaarden, maar het moest toch een aparte staat blijven. 'Geve God dat ik de

30 1 H. D. Loock veronderstelt in zijn overigens voortreffelijke studie dat het initiatief bij het naar voren halen van Mussert bij Hitler Jag, dat Hitler die beslissing nam omdat hij zich opeens realiseerde dat de oorlog veel langer zou duren en dat Seyss-Inquart op 7 augustus (p. 509-10). Wij achteu die veronder stellingen onvoldoende gemotiveerd en wijzen er in dit verband op dat Seyss Inquart op 5 augustus, twee dagen voor hij met Hitler sprak, aan Mussert duidelijk maakte dat er een SS-formatie diende te komen. Dit alleen impli ceerde al dat de NSB, als zij tot medewerking bereid was, een zekere prioriteit zou krijgen. pressie in de richting van een naar voren halen van Mussert is, dunkt ons, niet van Hitler maar eerder van Himmler uitgegaan die daarbij steun verleend kan hebben aan een standpunt dat Schmidt al eerder vertolkt had. 2 Brief, 24 aug. 1940, van Rost van Tonningen aan Seyss-Inquart dl. I, p. 415-23). S 10 (26 aug. 1940), p. 9.

574 [PDF]
MUSSERTS DENKBEELDEN

Führer kan bereiken en dat ik hem zal kunnen overtuigen dat de weg die ik voor ogen heb, de enig juiste is', had Mussert na Bergers bezoek in zijn dagboek genoteerd. Hoe kon hij Himmlers opzet verijdelen? Hij besefte dat hij tegenover diens conceptie een eigen conceptie plaatsen moest.

XCTwee dagen na zijn gesprek met Himmler betoogde hij op een massavergadering in Amsterdam dat in Europa 'een Bond van Germaanse en een Bond van Romaanse staten' geschapen moesten worden. 'Het volk van de Dollart tot aan Duinkerken zal niet gebroken worden', riep hij uit. 'Geen machthebber in Europa wil dat'l - hij wist wel beter! Dat 'breken' werd, in zijn visie, juist door Himmler gewild. Dat Hitler, Himmler en Seyss-Inquart het in IllID uiteindelijke doelstellingen eens waren, besefte hij niet. In elk geval koesterde hij de overtuiging dat hij bij Hitler die hij, geheel ongegrond, als' de verpersoonlijking ... van de vriendschapspolitiek ten opzichte van Nederland' zagê, iets zou kunnen bereiken - maar dan moest hij de Führer zijnerzijds ook iets aanbieden: dat zou de belofte zijn dat 'Groot-Nederland' onder leiding van de NSB een trouw lid zou zijn van de Germaanse Statenbond en dat hij, Mussert, was hem eenmaal de leiding van Nederland toevertrouwd, met Nederlandse troepen zou deelnemen aan de grote afrekening met de Sowjet-Unie.

XCHoe hem die leiding toevertrouwd kon worden, was wel een probleem, maar dat had een afdelingschef van de provinciale griffie van Zuid-Holland, mr. J. H. Carp, al voor hem opgelost. Carp, een acht-en-veertigjarige jurist en een groot kenner en vereerder van de Joodse filosoof Spinoza (eens zei hij, dat 'als Spinoza geen Jood geweest was, hij stellig de filosoof van het nationaal-socialisme zou zijn geworden") - Carp kende de Grondwet op zijn duimpje; art. 38 bepaalde dat het koninklijk gezag 'ingeval de koning buiten staat geraakt, de regering waar te nemen' (en de koningin bevond zich in Engeland!) 'mede aan een regent opgedragen' werd en, aldus art. 46, zolang die regent ontbrak, werd het koninklijk gezag 'waargenomen door de Raad van State'. In juli werd Carp lid van de NSB en aan zijn brein ontsproot het verbluffend eenvoudige plan dat de leden van de Raad van State zonder uitzondering door NSB'ers vervangen zouden worden; de nieuwe Raad van State zou Mussert tot 'regent' benoemen en 'regent' Mussert zou een nieuwe regering vormen - alles, aldus Carp, volmaakt in overeenstemming met de Grondwet!

XCOp J6 augustus legde Mussert Carps plan aan Seyss-Inquart voor; dezeaug.Mussertzijn verdediging:p.Brief,maartvan D. Schendstokaan]. M. M. van Asch van Wijck (Doca-II).

1 2 1940. 2 in 137. 3 I 1946, 1-275,

575 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

'vond dit te ingrijpend', tekende Mussert aan.' Welk een teleurstelling! Maar drie dagen later wekte Schmidt nieuwe hoop bij Mussert door op een komende regering van NSB'ers te zinspelen; Schmidt vroeg hem althans, zich met het ex-Eerste-Kamerlid van de NSB, van Vessem, in verbinding te stellen; deze zou eerst' drie of vier maanden' procureur-generaal in Den Bosch zijn 'om daarna minister van justitie te worden." Minister! Mussert snelde naar van Vessem. Deze weigerde. 'Laat mij niet in mijn hemd staan', smeekte Mussert; 'hij zeide', aldus van Vessem, 'jawel, wat zal men zeggen van discipline als eigen mensen niet willen. Vaderlands belang, dat ik aannam, anders zullen zij de mensen benoemen van heim ins Reich' - de ss richting. Van Vessem blééf weigeren; bij zijn weggaan verzuchtte Mussert, 'de laatste maanden de meest geplaagde en getreiterde man in Nederland' te zijn.ê

XCWie 'treiterde' hem? Om te beginnen al Seyss-Inquart die hem tweeweken tevoren, op 5 augustus, gezegd had dat er binnen de NSB een Nederlandse ss diende te komen onder een 'Voorman': Feldmeijer. Mussert wilde er zich niet tegen verzetten dat er 'een soort SS' kwam maar dan niet onder Feldmeijer die hij wantrouwde en die hij als de bondgenoot zag van zijn rivaal Rost van Tonningen. Zou men, suggereerde Mussert, boven de WA (die in opbouw was) en boven 'een soort SS' niet een persoon kLU111en plaatsen die zijn, Musserts, volledig vertrouwen had, Huygen bijvoorbeeld ?4 Seyss-Inquart liet Huygen pro forma komen en zei toen 'neen'. Tien dagen later kreeg Mussert te horen dat de SS strikt gescheiden moest blijven van de WA; ze diende, herhaalde Seyss-Inquart, binnen de NSB een aparte formatie te worden. Mussert weigerde medewerking.

XCHoe konden Seyss-Inquart en Schmidt hem over de brug krijgen?

XCZij kenden Musserts hartewens : een gesprek met Hitler. Welnu, op 21 augustus lieten zij aan Mussert doorschemeren dat zij bereid waren, dat gesprek te bevorderen als hij eerst eens zijn denkbeelden over de toekomstige verhouding van Nederland met Duitsland op schrift stelde. Daar ging Mussert graag op in! Hij trok zich in Lunteren terug, besprak daar de gehele situatie met van Geelkerken, van Genechten. Huygen en zijn gemachtigde voor Indische zaken, Harloff (niet met Rost natuurlijk) en schreef daar op zondag 25 augustus zijn 'Nota over de Bond der Germaanse volkeren':J. J.J. van Vessem: Notitie, 20 aug. 1940 (Doe 1-1783, a-j), 'Mussert: Dagboekj aug.

1 Mussert: Dagboek, 16 aug. 1940. Mussert liet het plan niet vallen. In zijn opdracht stelden Carp en prof. Schrieke in de herfst een nieuwe Grondwet op die Mussert in december in het Duits liet vertalen. 2 Mussert: Dagboek, 19 aug. 1940. 3 A.

576 [PDF]
MUSSERTS NOTA VOOR HITLER

het Duitse, het Nederlandse, het Zwitserse en het Engelse volk moesten met de drie Scandinavische volkeren in die Bond opgenomen worden; op grond-slag van 'de bloedsverbondenheid' en 'de gemeenschappelijke wereldbeschouwing (het nationaal-socialisme)' zou de Bond een 'gemeenschappe-lijke weermacht' en een 'gemeenschappelijke economie' bezitten-; wenselijk was het dat de NSB de macht kreeg om het Nederlandse volk de Bond binnen te voeren; dan moest 'de levensruimte die de Führer aan het Nederlandse volk in Europa toebedeelt, zoveel mogelijk ... van Joden en Walen" gezuiverd worden (de termen 'Nederland' en 'Groot-Nederland' werden door Mussert niet gebruiktl'' - de Joden zou men uit heel Europa kunnen overbrengen naar Nederlands-, Engels- en Frans-Guyana (Musserts plan uit eind' 38). Het verleidingselement ontbrak niet: men kon, zette hij uiteen, in Nederland 'een miljoen mannen op de been brengen ... bovendien" wanneer de tijd daar is dat het Duitse volk expansie naar het oosten behoeft. dan zullen Nederlandse soldaten zich als goede Germanen gedragen en met vreugde de ereschuld betalen die nog op het Nederlandse volk zou rusten.P' Met dat laatste bedoelde Mussert dat Duitsland in mei' 40 offers had moeten brengen om Nederland te 'bevrijden' van 'het demo-liberale juk'.

XCHuygen, Harloff en d' Ansembourg kregen Musserts tekst te lezen" hij werd netjes getypt en met een Duitse vertaling (belangrijke stukken aan de Duitsers werden door Mussert veelal in het Nederlands gesteld; een vertalingwerd er aan toegevoegd) op 28 augustus door Mussert aan Seyss-Inquarr overhandigd; deze beloofde dat hij de nota aan Hitler zou doorzenden. Maar Seyss-Inquart had zijnerzijds óók iets aan Mussert te overhandigen: een: memorandum over de grondslagen voor de opbouw van de Nederlandse SS, een en ander onder leiding van Feldmeijer; binnen drie dagen, uiterlijk op 3 I augustus dus, moest Mussert daar zijn mening over geven.

XCDe Duitse opzet was duidelijk: Mussert kon zijn nota wel vergeten als hij

1 Tekst in (1947), p. 16-32. 2 Begin december stelde Mussert aan Schmidt voor, dat er tussen de Vlaams-Waalse scheids lijn in België en de Somme in Frankrijk 'een leeg terrein komt als expansiegebied. Dit expansiegebied zou ik willen bevolken met (protestantse) Noord-Nederlanders zoveel mogelijk van Friese afkomst die ten dele zullen terugkomen uit Noord Amerika.' (Nota, 4 dec. 1940, a.v., p. 136). S In zijn in de vorige voetnoot ge- noemde nota deed Mussert het voorstel, een Nederlands expeditiekorps (hij dacht aan een vijfduizend man) naar Zuid-Afrika te zenden om er de Engelsen te verjagen; 'komt eens het ogenblik dat deze weermacht elders zal moeten dienen, dan moet het Nederlandse volk innerlijk bereid zijn om mede te marcheren zo nodig tot in Siberië toe.' (a.v., p. 138).

577 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

niet eerst met de oprichting van de Nederlandse SS onder Feldmeijer accoord ging. Op 30 augustus accepteerde hij de Nederlandse SS, maar Feldmeijer had, beweerde Mussert, in juni in Den Haag 'een revolte tegen de beweging' en tegen hem als leider op touw gezet - 'deze man is dus niet geschikt om als Voorman der Nederlandse SS op te treden.'! Seyss-Inquart en Schmidt maakten zich over dat tegenstribbelen niet veel zorgen: Mussert had de SS aanvaard, de benoeming van Feldmeijer zou ook wel voor elkaar komen. Trouwens, als Mussert dacht dat hij al voldoende concessies gedaan had voor het simpele feit dat zijn nota aan Hitler doorgezonden zou worden, dan vergiste hij zich deerlijk: de prijs voor die doorzending werd op 3 september drastisch verhoogd. Die dag werd Mussert om vier uur onverhoeds bij Schmidt geroepen. Wij volgen Musserts dagboek:

XC'Schmidt mij meegedeeld dat de volgende ochtend de Rijkscommissaris naar de Führer zou gaan en mijn nota zou medenemen. Of er wat van de Bond zou komen, wist hij niet. Er was om te bereiken wat mogelijk was in belang van Volk en Vaderland maar één ding te doen n1. mij onvoorwaardelijk scharen achter Hitler die absoluut het allerbeste met Nederland voor heeft en ook voor Indië zal doen wat mogelijk was. Daarom een nieuwe briefbij de nota opscellen.î"

XCWat hier van de Nederlauder Mussert gevraagd werd, was niet gering: een verklaring van trouw, 'onvoorwaardelijk' nog wel, aan het Duitse staatshoofd. Schmidt had het sluw aangepakt: het was laat in de middag en Seyss-Inquart zou, zei hij, 'de volgende ochtend' vertrekken. Mussert had tijd voor overleg kunnen bedingen, maar hij vreesde kennelijk dat dat een fatale indruk zou maken. Hij accepteerde dus Schrnidts eis en stelde samen met hem een soort plechtige verklaring op alsmede het telegram dat wij al eerder citeerden en waarin Mussert het 'välkische Prinzip' (het kernstuk van de SS-ideologie) erkende, 'Ihnen, Führer' (het "Mein Führer' kon er nog niet af) het lot van Nederland in handen legde en tot slot meedeelde dat hij Hiders 'Befehle' afwachtte; tegen dat woord 'Bejehle' had Mussert groot bezwaar gehad, maar het kwam in de tekst te staan, zelfs twee keer. Hoe de plechtige verklaring luidde, weten wij niet: ze is niet bewaard gebleven maar ze kwam hierop neer dat door de ondertekenaans) 'in der Judenfrage rund) in der Volkstums und Rasse/rage eine eindeuiige Stellung eingenommen' werd,"

XCToen Schmidt eenmaal zo ver was, kwam de aap uit de mouw: SeyssBrief,aug.van Mussert aan Seyss-Inquart (NSB,c).Dagboek,sept.Aldus Schmidts samenvatting opseptember ('Bericht sept.p.

1 30 1940, IS 2 Mussert : 3 1940. 3 7 7 1940, I).

578 [PDF]
MUSSERT AANVAARDT H1TLERS GEZAG

Inquart zou helemaal niet de volgende ochtend vertrekken! Integendeel: die ochtend werd Mussert met plaatsvervangend leider van Geelkerken in de werkkamer van de Reichsleommissar verwacht; de ondertekening van de plechtige verklaring moest met het nodige ceremonieel plaats vinden. Heeft Mussert beseft dat hij zich liet voorttrekken als een ezel aan een touw? Vermoedelijk niet.

XCOp woensdagochtend 4 september verschenen van Geelkerken en hij stipt op tijd - en wie stond daar 66k? Rost van Tonningen. Wat moest Mussert doen? Weglopen terwijl Seyss-Inquart, Schmidt, Rauter, Wimmer daar in 'groot uniform' prijkten? Hij schikte zich, hij bleef. Seyss-Inquart sprak enkele vriendelijke en waarderende woorden: 'Wil men zich beschouwen als leiders in een volk' (het meervoud 'leiders' was veelzeggend), 'dan schuwt men beslissingenniet',1 betoogde hij. Mussert, van Geelkerken en Rost van Tormingen ondertekenden de plechtige verklaring. Mussert sprak een kort woord: 'Ik doe dit in de vaste overtuiging, mijn Volk en mijn vaderland het beste te dienen, anders had ik dit nooit gedaan'2 - het telegram aan Hitler werd verzonden en Seyss-Inquart vertrok naar Berlijn.

XCVrijdag 6 september was de Reichsleommissar terug. Hitler liet Mussert groeten; ook zou hij de leider der NSB ontvangen, 'zo spoedig dit hem mogelijk was. Intussen rekende hij', aldus Mussert in zijn dagboek, 'op kameraadschappelijke samenwerking en opbouw. Na afloop verzocht Schmidt mij, nu niet langer de Rijkscorrunissarismoeilijkheden te veroorzaken met de kwestie-Feldmeijerdie van te ondergeschikt belang is. De grote zaak mocht daardoor niet bedorven worden. Hem gezegd: 'vooruit dan maar."

XCJohannes Hendrikus ('Henk') Feldmeijer was in 19IO in Assen geboren. Hij doorliep de hbs in Groningen, ging daar wis- en natuurkunde studeren; zakte voor zijn candidaatsexamen en brak zijn studie af. Hij was toen al enkele jaren lid van de NSB en kreeg in de beweging een betaalde functie als propaganda-inspecteur in Drente en Noord-Overijsel, zulks als opvolger van F. W. Wessels die in '36 met de NSB gebroken en in een brochure een aantalonfrisse details over de beweging bekendgemaakt had.Mussert:'Verslagvan de plechtigheidopseptembermap: Dagboek vandoor Mussert abusievelijkgedateerd opseptember.Mussert: Dagboek,sept.A.v.,sept.

1 4 1940' (NSB, Mussert), 3 2 4 1940. 8 6 1940.

579 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

XCPeldmeijer was bezeten van een brutaal activisme, eerzuchtig, gewetenloos en koelbloedig. Hij was een goed spreker en hij werd in de NSB die maar weinig bekwame jongeren telde, spoedig over het paard getild. Hij had een corrupte inslag, hij hield nu eenmaal van eenluxueus leventje met lekker eten en drinken. In '38 stond hij al 'op de nominatie om wegens wangedrag in zijn particuliere leven uit de NSB geroyeerd te worden." Mussert handhaafde hem. Achting voor Mussert had hij overigens niet: de NSB was hem te slap en Mussert was hem teveel een nette burgerman die van het werkelijke nationaal-socialisme, de rassenleer bijvoorbeeld, niets begreep. Feldmeijer was een Nederlandse SS'er nog voor de Nederlandse SS opgericht was. Hij knoopte trouwens al voor de oorlog allerlei relaties met het Duitse SS-milieu aan, speciaal met de Oherabschnitt West in Düsseldorf, liet zich door die Oberabschnitt betalen voor de oprichting en het werk van de MussertGarde en maakte het geld gedeeltelijk zelf op, hetgeen hem, zoals gewoonlijk, weinig moeite kostte.

XCTijdens de bezetting werd zijn neiging tot corruptie alleen maar sterker. In de lente van '42 moest hij aan Rauter bekennen dat hij bijna f 5 000, die hem voor de SS overhandigd waren, er zelf doorgejaagd had - maar ja, 'Feldmeijer ist derzeit nicht zu ersetzen', verzuchtte Rauter, het gebeurde aan Himmler rapporterend.ê Ongemerkt gleed Feldmeijer naar het criminele af; zijn belangrijke rol bij de Silberta/lne-moorden zal nog in een volgend deel geschetst worden, hier zij nog slechts vermeld dat hij, kort voordat hij begin' 4S bij een Geallieerde luchtaanvalom het leven kwam, zich alleen maar door Himmlers steun had kunnen onttrekken aan een vervolging wegens diefstal ten nadele van zijn kameraden.

XCOpjuniwas Feldmeijer samen met Rost uit de internering teruggekeerd in Den Haag. Feldmeijer had tijdens de tocht naar Calais geen angst getoond, Rost wél. Een Feldmeijer vergat zo iets niet en het sprak voor hem vanzelf, zo het dat niet tevoren al deed, dat niet Rost (die trouwens Indisch bloed in de aderen heette te hebben) maar hij met de leiding der Nederlandse SS belast zou worden. Rauter stelde dat begin juni aan Hirnmler voor en Himmler ging daar accoord mee. Aanvankelijk bleef FeldmeijerJ.

2 '40 1 de Haas: 'De verwachtingen der NSB ... 1939 juni 1941', p. 22 (Doc I-6ro, a-6). 2 Brief, 30 april 1942, van Rauter aan Himrnler

580 [PDF]
OPRICHTING VAN DE NEDERLANDSE SS

de Mussert-Garde leiden die hij bewust als afzonderlijke formatie 'met de beste krachten van de WA' ging uitbreiden.' Ook in de Nationale Jeugdstorm werd rondgekeken naar figuren die men straks in de Nederlandse SS zou kunnen opnemen. Tegelijk wierf Feldmeijer samen met een aantal gelijkgezinden druk vrijwilligers aan voor de Waffel1-SS-opleiding in Beieren.

XCFormeel werd de SS op II september door Mussert opgericht, zogenaamd als 'antwoord' op de dood van de Haagse WA-man Peter Ton (die nog ter sprake komt) en zogenaamd als formatie van de beweging. Die oprichting stond intussen, gelijk betoogd, al vóór II september vast en de SS ging zich van meet af aan als zelfstandige groepering gedragen - een groepering die niet aan ordinaire straatrellen moest deelnemen (dat lieten de Duitsers graag aan de WA over) maar die zich moest scholen alshet geheimzitmig keurcorps dat op de achtergrond bleef en uiteindelijk in Nederland in plaats van de NSB de werkelijke drager zou zijn van het nationaal-socialisme. 'Voorman' Feldmeijer kreeg een eigen bureau, niet in Utrecht waar het hoofdkwartier der NSB gevestigd was, maar in Den Haag, dicht bij Rauter. Met de grootste minachting sprak men daar over Mussert 'en de bekende hoofdkwartierkliek' - geen nood: het 'gezeur en getreiter' van Mussert kon men naast zich neerleggen, men diende het, zo schreef een van Feldmeijers medewerkers aan Rosts a.s. zwager, Wim Heubel, als bewijs te zien dat Mussert 'natuurlijk voelt dat het met zijn rijk afloopt. I-lij heeft de ene fout op de andere gestapeld en daarmee (gelukkig) vele Duitse instanties ziende gemaakt.P De datum van die brief was 17 september: zes dagen na de oprichting van de formatie die 'Meine Ehre heisst Treue' als devies voerde.

XCVoor het feit dat hij alle oud-Vrijmetselaars en Joden nit de NSB verwijderen moest (die verplichting had hij door het ondertekenen van de plechtige verklaring aanvaard), schaamde Mussert zich diep. Hij beschouwde het als een offer dat hij voor de goede zaak moest brengen.

XCDe Vrijmetselarij werd door de Nazi's gezien als een even sinistere als invloedrijke organisatie waarvan het lidmaatschap, hoe kortstondig ook, de beJ.

1 Brief, I juli 1940, van Feldmeijer aan de districtsleider der NSB in Den Haag 376 a). 2 Brief, 17 sept. 1940, van W. F. H. D. aan W. Heubel (Doe 1-683, a 1 4).

581 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

trokkene als het ware voor zijn gehele leven besmet had. Tot de oud-Vrijmetselaars in de NSB behoorde de rijke Hilversumse tapijtenfabrikant F. E. Farwerck. Deze was ruim tien jaar lang een vooraanstaande figuur geweest in een internationale loge die door een Franse Jood geleid werd maar die overigens niet tot de officiële Vrijmetselarij behoorde. Farwerck had in' 34 zijn lidmaatschap neergelegd, maar had één of twee jaar later nog een vriendelijke brief van de Nationale Raad der Vrijmetselarij ontvangen. In die tijd had hij voor de Vrijmetselarij ook geen tijd meer: de NSB was zijn hartstocht geworden. Hij was een ascetische en ongemeen ijverige vrijgezel, een der meest ontwikkelden in het NSB-milieu - en hij drong zich niet op de voorgrond. Door velen bewonderd, door velen benijd, werd hij een van de invloedrijkste adviseurs van Mussert; op zijn leider had hij een duidelijk overwicht. Uiteraard had hij in de NSB de nodige vijanden (Rost en zijn kring bijvoorbeeld) en vermoedelijk waren zij het die eind augustus' 40 de Sicherheitsdienst stimuleerden, in Farwercks riante villa huiszoeking te doen; men vond er de brief van de Nationale Raad der Vrijmetselarij. Rauter gafhet stuk door aan Schmidt, Schmidt gafhet aan Mussert en Mussert (die zich bewust was dat hij een persoon terzijde ging schuiven aan wie hij buitengewoon veel te danken had) trachtte er zijn figuur mee te redden: hij zei tegen Farwerck dat de brief uit '35 of' 3 6 hem ervan overtuigdhad, dat Farwerck 'onbetrouwbaar was'; daarom had hij aan de eis der Duitsers om Farwerck te laten vallen, toegegeven.

XCDiep gekwetst door dit 'trouweloos' gedrag, legde Farwerck al zijn functies neer.! Hij had zich speciaal beijverd op de 'volkse' sector; hij was de man geweest die bevorderd had dat het symbool van de wolfsangel en de oud-Germaanse namen der maanden (Louwmaand, Sprokkelmaand enz.) in de NSB ingevoerd werden; met een aparte stichting, 'Der Vaderen Erfdeel', was hij de Germaanse voorgeschiedenis gaan bestuderen - al dat werk moest hij nu aan de met de Nederlandse SS verbonden 'Volkse Werkgemeenschap' overdragen. Verbitterd trok hij zich in Hilversum terug; hij bleef lid der NSB en ageerde daar af en toe nog tegen Rost die hij, vermoedelijk niet ten onrechte, als de man beschouwde die op slinkse wijze zijn val bewerkstelligd had.

XCHij aarzelde.

XCEind september nam hij het standpunt in, dat Joden die al vele jaren lid van de NSB waren, een verzoekschrift konden indienen om lid te mogen blijven; die gevallen wilde hij nog eens met de Duitsers bespreken. Onder Duitse druk liet hij dat standpunt vallen; alleen die leden die slechts één of twee Joodse grootouders hadden, mochten lid blijven. Dat betekende dat drie vooraanstaande NSB' ers (de organisatieleider, de plaatsvervangend vormingsleider en de bekende radiospreker Max Blokzijl) niet behoefden uit te treden. Alle overigen werden in december '40 geroyeerd.

XCOp een dag in die maand had Woudenberg een bespreking met Mussert. 'Na ongeveer een kwartier', aldus Woudenberg na de oorlog, 'onderbrak hij plotseling de bespreking en zei: 'Woudenberg, ik heb gisteren de-slechtste daad van mijn leven gedaan, ik heb de Joodse leden van de NSB, goede kameraden, buiten de beweging gezet."2 Mussert zag dat overigens niet als een permanente maatregel; hij liet in oktober '41 aan een Joodse dame die in '33 tot de NSB toegetreden was, per brief weten dat zij, zodra hij aan de macht was, weer in de NSB opgenomen kon worden. Een afschrift van die brief werd aan Rauter in handen gespeeld, die zich haastte, Himmler er van in kennis te stellen.

XCHet heeft, dunkt ons, zin om bij het voorafgaande een ogenblik stil te staan en dan te onderstrepen hoe fataal de concessies waren die Mussert eind augustus en begin september aan de Duitsers deed. Dat Seyss-Inquart en Schmidt hem tot de oprichting van de Nederlandse SS en tot de aanvaarding van Voorman Feldmeijer forceerden, betekende niet alleen dat, onder Musserts verantwoordelijkheid, naast en binnen de NSB een formatie tot stand kwam die het opgaan van Nederland in een Grootgermaans rijk zou

XC1 De Telegraaf, 18 juli 1940. 2 H. J. Woudenberg:

583 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

gaan voorbereiden - het was óók een duidelijke aanwijzing dat dit het werkelijke einddoel was van de politiek die althans de machtige Himmler met duidelijkheid voor ogen stond. Mussert was zich van dat feit bewust. Dat hij vertrouwde, Hitler door middel van een papieren plan tot andere .gedachten te brengen, is alleen maar een symptoom van de potsierlijke zelfoverschatting die de leider der NSB eigen was. Daar kwam nog bij dat Mussert door het ondertekenen van de plechtige verklaring en door zijn nelegram uitdrukkelijk Hiders leiderschap erkend had, zelfs de belofte had -afgelegd,diens 'bevelen' te zullen nakomen; met dat alles had hij, als het er -op aankwam, aan elke tegenactie zijnerzijds de basis ontnomen. Dat hij als onderdeel van die tegenactie het aanbod deed (hij heeft het later vele malen -herhaald), honderdduizenden dienstplichtige Nederlanders te dwingen, aan Duitslands zijde mee te vechten, behoeft nauwelijks commentaar: het veroordeelt zichzelf.

XCWij willen hierbij nog opmerken dat de doorsnee-NSB'er geheel on.kundig bleef van de volstrekte afhankelijkheid waarin Mussert zich begeven had en die hij met zijn handtekening had bekrachtigd; van de plechtigheid -op 4 september, van de ondertekende verklaring en van het verzonden relegram werd in Het Nationale Dagblad en in Volk en Vaderland met geen woord gerept. Welriep Mussert twee dagen na die plechtigheid, op 6 'september dus, alle districtsleiders en hoofden van dienst van het hoofdkwartier der NSB bijeen en hun deelde hij mee dat hij Hitler beschouwde .als 'de grote Germaanse Führer' en dat hij zich 'onvoorwaardelijk' achter Hitler geschaard had. De concessies die hij gedaan had, verzweeg hij. "Hen gevraagd', aldus Musserts dagboek, 'of zij mij volgden. Allen eenstemmig: ja. Groot enthousiasme. Kennelijke opluchting nu zij wisten waaraan zij toe waren. '1

XCVanwaar dat 'enthousiasme', vanwaar die 'opluchting'? Het is duidelijk: .al die NSB-functionarissen namen aan dat, als Engeland eenmaal bedwongen was (dagelijks verwachtte men het bericht van de invasie van Engeland) -en als de vrede in Europa was hersteld, misschien al eerder, de NSB 'aan de TIlacht zou komen'. Deze conclusie werd door menigeen van die districtsleiders en diensthoofden in eigen kring rondverteld: 'We zijn er!', en er -gingen als gevolg van dit alles geruchten de ronde doen dat een NSB-rege·ring gevormd zou worden. Die geruchten werden belangrijk versterkt toen -een der meest vooraanstaande NSB' ers, van Genechten, hoofd van de -afdeling vorming van het hoofdkwartier en pas benoemd tot procureur'generaal in Den Haag, op woensdag II september, in het publiek en namens

XCII

584 [PDF]
FATALE CONCESSIES

Mussert sprekend, woordelijk uitriep: 'Wij zullen de rnacht overnemen:

XCDie aankondiging werd door van Genechten gedaan bij de begrafenis van de eerste WA-man die in de politieke strijd zijn leven verloren had: Peter Ton.

XCVier dagen tevoren was deze in Den Haag dodelijk door een kogel getroffen.

De W A komt in actie

XC

XCBij haar pogen 'de straat te veroveren' was, zoals wij eerder weergaven, de WA (Weer-Afdelingen) der NSB al in juni tot diverse acties overgegaan die tot stevige vechtpartijen geleid hadden. Van het feit dat het uniformverbod aanvankelijk nog van kracht was, trokken de WA-mannen zich niets aan. In juli wisten secretaris-generaal Tenkink en de procureursgeneraal met steun van Rauter (die van rapalje-achtig optreden weinig hebben moest) bij verschillende gelegenheden marsen en demonstraties die tot ongeregeldheden konden leiden, te verbieden, maar nadat de WA op grondslag van een verordening van de Reichskommissar die inhield dat hij de oprichting van weerkorpsen kon goedkeuren;' een soort officiële erkenning gekregen had, was het hek van de dam. Er waren overigens op de dag waarop die verordening afgekondigd werd, 3 I juli, al meer dan vierduizend man bij de WA in opleiding. In de maanden die volgden, traden nieuwe grote aantallen mannelijke NSB' ers tot de formatie toe.ê De leiding mikte op een korps van tienduizend man; om dat te bereiken werd in december bepaald dat men zonder lid van de NSB te zijn, lid van de WA kon worden. Toezicht op het gehalte van de leden was er nauwelijks; wie wilde 'meeknokken', was welkom. De organisatie had trouwens in wezen geen andere bedoeling dan straatterreur uit te oefenen; een eind juli door commandant Zondervan uitgevaardigd verbod om in dienst wapenen van welke soort ook (met inbegrip van 'zwepen, boksbeugels, eindjes gummislang enz.') te dragen of te gebruiken," wekte slechts de lachlust der weermannen op. Zondervan had zijn korps totaal niet in de hand; het oefende een duidelijke aantrekkingskracht op half-criminele figuren uit die zich bij voorbaat ver

XC1 VO 72/40 (Verordeningenblad, 1940, p. 234-35). • De gewone weerman ontving geen soldij; het kader was wel bezoldigd en die bezoldiging liep voor een z.g. banleider tot f 325 per maand op (oktober 1940). a Order 25 'van de Algemeen

585 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

lustigden in de rake klappen die zij zouden gaan uitdelen. Zo ongedisciplineerd trad de troep op dat in de lente van '41 al vele honderden leden die het al te bont gemaakt hadden (alleen al in Den Haag 'zeker een honderdtal"), geroyeerd waren.

XCVooral van juli '40 af waren relletjes aan de orde van de dag, niet alleen met WA-mannen trouwens, maar in het algemeen met gei.iniformeerde NSB'ers. Hier en daar kwam het voor dat deze de hulp van de Wehrmacht inriepen. Musserts districtsleider in de Achterhoek, een psychopathische figuur, liet al eind juni de burgemeester van de gemeente Wisch en Terborg, J. J. G. Boot, die zich energiek tegen zijn aanmatigende houding verzet had, door de Wehrmacht opsluiten (Boot werd door de Arnhemse Sicherheits polizei na één verhoor onmiddellijk vrijgelaten) en enkele dagen later werd het stadhuis in Kerkrade door leiders van de plaatselijke NSB bezet, met steun van de Ortsgruppe der NSNAP; ook hier werd, nu met steun van het college van secretarissen-generaal, aan dit eigenmachtig optreden snel een einde gemaakt.

XCLater in juli en in augustus ging de WA steeds uitdagender optreden, met name op de zaterdagen wanneer met Volk en Vaderland gevent werd. Alleen al het verschijnen van die zwart-gei.iniformeerden leidde dan in menige plaats tot onrust en incidenten. Het ernstigste gevecht deed zich op zaterdagavond 17 augustus in het Westland voor, in Naaldwijk. Twee weken tevoren was het daar, eveneens op een zaterdagavond toen de WA aan het colporteren was, tot kleine gevechten gekomen; het publiek had 'moordenaars! landverraders!' geroepen, het was op vechten uitgedraaid en daarbij had, aldus een wachtmeester van de WA, de politie met de gummiknuppel uitsluitend op de WA-mannen ingeslagen; het publiek zou 'als overwinningsdemonstratie' het Willlehnus aangeheven hebben." Dàt moest gewroken worden! Derhalve kwam de WA op de 17de met tachtig man in Naaldwijk opzetten: er was versterking uit Den Haag bij. In groepen van twintig werd gecolporteerd, waarbij de Naaldwijkers 'schiet ze dood! hang ze op! smeerlappen!' riepen. Op het marktplein werden liederen tegen de NSB gezongen, de WA-mannen hieven hun lied 'De zwarte soldaten' aan. In een minimum van tijd ontstond een massale vechtpartij; rijksveldwachters gingen charges uitvoeren en de W A-marmen bestormden tenslotte het politiebureau. Er werd geschoten, maar niemand werd geraakt. De WA kwam het bureau binnen, trof daar twee Duitse militairen aan en liet hen de Sicherheitspolizei in Den Haag opbellen teneinde assistentie te krijgen.

XC1 Brief, 26 mei 1941, van heerbanleider]. E. Feenstra aan A.]. Zondervan (a.v., 709). 2 'Verslag der gebeurtenissen op 3 augustus 1940 te Naaldwijk' (NSB, 707).

586 [PDF]
GEVECHT IN NAALDWIJK

Tenslotte verscheen de marechaussee om aan de onrust een einde te maken. Er kwam nadien in Naaldwijk politieversterking.

XCEén dag na dit Naaldwijkse gevecht was de binnenstad van Utrecht in rep en roer. De Ordnungspolizei gaf er op zondagavond een openluchtconcert; een NSB'er ging er naar zitten luisteren op een caféterras. 'Ca. half negen', aldus zijn relaas, 'ontstond rumoer en bleek dat het Uniegespuis (= RKSP plus de rest) het lef hadden, onder de muziek door 'Oranje Boven' te gaan zingen. Toen bovendien enige W A-malUlen in uniform ten tonele verschenen ... was, wat men noemt, de boot aan. We zijn toen met geüniformeerde en niet-geüniformeerde kameraden, plus SS, Arbeidsdienst," Luftwaffe en Pionieren onder leiding van een Oberleutnant-SS rond anderhalf uur, dat was tot over 22 uur, bezig geweest om enigermate de orde te herstellen. De Utrechtse politie gedroeg zich als koekebakkers, saboteerde de zaak en trad alleen op als je er naast stond om te commanderen. Doch dan moest eerst demonstratief het nummer van de agent genoteerd worden om rapport te maken ... Het was werkelijk gezellig. Een viertal tegenstanders moesten naar het ziekenhnis, ter reparatie, en naar schatting hebben een veertig- tot vijftigtal in de nacht van zondag op maandag op hun buik moeten slapen omdat hun rug, plus het verlengde daarvan enigszins beurs was ... Het was werkelijk fraai.'"

XCOf een politiekogel inderdaad zijn dood veroorzaakt heeft, kon van Nederlandse zijde niet vastgesteld worden: op het stoffelijk overschot van Ton werd alleen door de Duitsers sectie verricht en het is mogelijk dat hij door een verdwaalde kogel uit een Duits wapen getroffen werd. Hoe dat zij - het gebeurde bracht in de NSB grote opwinding teweeg. Het Nationale Dagblad verscheen met de schreeuwende kop 'Kameraad Peter Ton vermoord' en nog voordat enig onderzoek ingesteld was, gebruikte Mussert de 'moord op Peter Ton' als aanleiding om te eisen dat eindelijk ingegrepen werd in het apparaat van politie en justitie. Op zondag kreeg hij van Ranter te horen dat deze de Haagse hoofdcommissaris van politie op staande voet afgezet had en dat hij de bij het incident betrokken politieagenten had laten arresteren." Dat was Mussert niet voldoende; hij drong er bij SeyssInquart op aan dat ook de Haagse procureur-generaal, mr. A. Brants, ontslagen zou worden en vervangen door de NSB' er van Genechten. Seyss-Inquart zegde hem dat toe.

XCMussert kreeg evenwel meer dan hij verlangd had; de Reichskommissar en vooralook Ranter wilden van de gelegenheid gebruik maken om de leiding van de politie te centraliseren bij een nieuwe functionaris: een directeur-generaal van politie (dat zou, in eerste instantie althans, mr. Brants kunnen worden met wie Ranter uitstekend samenwerkte) terwijl, behalve de Haagse, nog twee andere procureurs-generaal moesten verdwijnen: die in Arnhem en Den Bosch. In Arnhem zou een NSB'er, mr. W. J. de Rijke, procureur-generaal worden, in Den Bosch zou Speyart van Woerden, zeer gehaat bij de NSB wegens de affaire-Oss, door een van de leden van zijn parket worden vervangen.

XCDit alleswerd op maandag aan de secretaris-generaalvan justitie, Tenkink. meegedeeld. Diens reactie was: dan treed ik af Hij vertelde dat nog diezelfde dag in het college van secretarissen-generaal, maar al zijn ambtgenoten verzochten hem met klem, op dat besluit terug te komen. Er werd daags daarna, 10 september, zelfs een aparte vergadering voor belegd, waarbij Tenkink aanvankelijk stelde dat hij voor de werkzaamheden van NSB' ers als van Genechten en de Rijke geen enkele verantwoordelijkheid wilde

XC1 Een hunner moest in januari '42 voor het z.g. Vredegerechtshof verschijnen. In het arrest werd erkend dat de verklaringen van vijf-en-dertig door het hof gehoorde getuigen (met inbegrip van twee getuige-deskundigen) geen bewijs opgeleverd hadden dat de betrokken agent het dodelijk schot gelost had; hij had wel 'uit noodweer' waarschuwingsschoten gelost. De procureur-generaal eiste vrijspraak; het Vredegerechtshoflegde twee weken gevangenisstraf op.

588 [PDF]
DOOD VAN PETER TON

dragen. Al zijn ambtgenoten betoogden: probeer het eerst, men moest (zo werd gezegd) die twee toch de kans geven, 'een fatsoenlijke Nederlandse rol te spelen'; was samenwerking onmogelijk, dan zou het gehele college kunnen aftreden. Dat laatste ging voorzitter Snouck Hurgronje overigens te ver; hij zei, 'dat een dergelijke beslissing ook zelfs in dat geval niet genomen moet worden dan na diepgaande overwegingen, daar de enige consequentie van een dergelijke stap algemene diepe ellende voor het Nederlandse volk zou betekenen."

XCTenkink zwichtte; hij beloofde dat hij het resultaat van een gesprek met van Genechten en de Rijke wilde afwachten. HlID stelde hij de vraag: 'Als de heer Mussert u wat zegt ell ik zou u wat anders opdragen, wie gehoorzaamt u dan?' 'U, meneer de secretaris-generaal'," was het te verwachten antwoord. Nadien kon Tenkink moeilijk zijn ontslag doorzetten. Hij bleef dus in functie en kon tot zijn eigen verbazing met de twee nieuw-benoemden redelijk goed opschieten; daarbij was van belang dat zij zich met een wezenlijk element in het beleid van Justitie: de bestrijding van het verzet, van ganser harte konden verenigen.

XCRobert van Genechten was als Vlaming geboren." Hij kwam in '95 in Antwerpen ter wereld; daar was hij juist met zijn gynmasiumstudie klaar toen in '14 de eerste wereldoorlog uitbrak. Hij week naar Nederland uit, ging in Utrecht rechten studeren maar keerde na een jaar naar bezet België terug waar hij in '16 zijn studie aan de door de Duitsers opgerichte Vlaamse universiteit te Gent voortzette. Onder de Vlaamse studenten die met de bezetter samenwerkten, was hij een der meest actieven. Dus vluchtte hij in november '18 opnieuw naar Nederland (bij verstek werd hij in Antwerpen tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld); in Utrecht verwierf hij in '24 cum laude de meesterstitel, drie jaar later promoveerde hij er, eveneens cum laude. Als advocaat en procureur associeerde hij zich met van Vessem. Bovendien werd hij in '28 als privaat-docent in de economie aan de Utrechtse universiteit toegelaten. In' 38 werd hem een professoraat aangeboden in Lausarme; hij weigerde, want hij was inmiddels met hart en ziel aan de strijd der NSB gaan deelnemen. In '34 (enkele jaren eerder was hij als Nederlander genaturaliseerd) hadhij zich vooral onder invloed van van Vessem bij de NSB

XC1 Csg: Notulen, 10 sept. 1940. 2 Getuige J. C. Tenkink, Enq., dl. VII e, p. 582. 3

589 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

aangesloten; hij had er de leiding gekregen van het politieke vormingswerk.

XCEen intellectueel begaafde man dus, zij het niet zo begaafd als hij zelf meende. Karakter en temperament waren evenwel beide onevenwichtig: hij was een eerzuchtige en onbeheerste doordraver, even militant als krampachtig, vervuld, aldus Goedewaagen, 'van een onredelijk ressentiment tegen ieder die meer of hoger resultaat in zijn leven boekte." Als procureurgeneraal overtrad hij spoedig de gebruikelijke normen toen hij in november de officieren en substituut-officieren van justitie in zijn ressort van een deel van hun onafhankelijkheid trachtte te beroven door hun te gelasten dat zij bij elke vervolging van 'misdrijven met een politieke zijde' (van personen bijvoorbeeld die in de meidagen NSB' ers mishandeld hadden of die later NSB'ers voor 'landverrader' hadden uitgemaakt) overleg mel hem moesten plegen omtrent de te stellen eis. 2 Het was een lastgeving waartegen in de vergadering van secretaris-generaal Tenkink met zijn procureurs-generaal slechts door één hunner protest aangetekend werd; Tenkink was het met van Genechten eens: hij vond dat de rechterlijke macht lang niet genoeg rekening hield 'met de gewijzigde tijdsomstandigheden' en dat was met name ook het standpunt van de Amsterdamse procureur-generaal, van Thiel: 'de zittende magistratuur zit zijns inziens namelijk te hoog en rijdt nog steeds op haar oude stokpaardje."

XCPeter Ton werd door de NSB als een politieke martelaar beschouwd: het WA-vendel waartoe hij behoord had, kreeg zijn naam," zijn begrafenis (het was overigens de bedoeling dat hij 'in de toekomst' herbegraven zou worden'een mausoleum op de Goudsberg' te Lunteren'') moest een imposante demonstratie worden. Uit het gehele land werden de W A-marmen er voorJ.

in 1 T. Goedewaagen: 'Autobiografie', p. 75 (Doe 1-548, d-l). 2 Rondschrijven, 18 nov. 1940 (Vergad. proc. gen.: notulen, 21 nov. 1940, p. IQ-u). 3 A.v., p. 4-5, • De hopman van dit vendel werd in de lente van' 41 als zodanig ontslagen omdat hij zijn banleider een 'stuk vullis' genoemd had, zulks in het kader van een onderzoek naar het feit dat enkele leden van het vendel de niet aan de NSB toebehorende in ventaris van het vendelhuis, vroeger een logement, te eigen bate aan opkopers verkocht hadden; omtrent het vendelhuis rapporteerde in die tijd de eigenaar van het logement: 'het leek wel een hoerenkast.' (brief, u maart 1941, van]. R. E. aan WA-banleider E. Feenstra (NSB, 708)) 5 Brief, 8 okt. 1940. van].C.S. aan C. G. Huygen (a.v.)

590 [PDF]
'WIJ ZULLEN DE MACHT OVERNEMEN!'

opgeroepen en Mussert verordineerde, en liet ook door de pers bekend maken, dat zij van hun werkgevers een dag verlof moesten krijgen (het was een woensdag) met behoud van loon of salaris. Dat werd door verscheidene werkgevers geweigerd. Zo ontwikkelde zich op de Nijmeegse Papierfabriek de volgende dialoog tussen een daar werkzame WA-man en zijn directeur: 'Directeur: Je krijgt geen vrij, van de NSB neem ik niets aan. WA-man: De commandant der WA heeft mij opgedragen, mee te gaan. Directeur: Ik ken geen commandant. WA-man: Dan zult u deze nog wel leren kennen. Bovendien heeft het in de krant gestaan dat de patroons vrij moeten geven. Directeur: Je bent arbeider bij mij en met de WA heb ik niets te rnaken. Wat is dat eigenlijkvoor een stelletje? WA-man: Het is de Weerafdeling van de NSB. Directeur: Enje hebt al zo'n klein loon en nu wilje een dag vrij. WA-man: Ja, maar u moet die dag uitbetalen. Directeur: Dan moet je maar zien dat je dat geld van de NSB krijgt want dat hebben ze zat gestolen. WA-man: U beledigt mij en de gehele beweging. Directeur: Hou je mond verder en je krijgt geen vrij, of ik moet het van hogerhand hebben. De NSB beschouw ik niet als zodanig. Dat zaadje ken ik niet."

XCondanks dit verbod ging de betrokken WA-man naar de begrafenis toe; hij werd ontslagen. Zo deden zich in den lande nog enkele gevallen voor. Bij de Nederlandse Spoorwegen stelde president-directeur Goudriaan aanvankelijk vast dat men Musserts instructie diende te volgen - voor Hupkes eens te meer een bewijs dat Goudriaan voor zijn functie niet deugde. Secretaris-generaal Spitzen bepaalde dat alleen het in Den Haag gestationeerde spoorwegpersoneel verlof mocht krijgen.

XCAan Tons graf werd namens Mussert door van Genechten gesproken. Dat hij voortgezette strijd aankondigde tegen 'de duistere machten van de Vrijmetselarij, van het Jodendom en van het Jezuïetisme', sprak vanzelf. Minder vanzelf sprak het dat hij uitriep: 'Wij zullen de macht overnemen en de rust en de orde hier handhaven!'2 Deze ene zin, algemeen in de pers weergegeven, wakkerde de geruchten aan, dat 'de NSB aan de macht kwam.' Over de tweede helft van die zin ('Wij zullen de rust en de orde hier handhaven!') deed Tenkink zijn beklag bij Rauter en van Genechten werd bij deze op het matje geroepen: voor het handhaven van 'de rust en de orde' was de bezetter verantwoordelijk, niet de NSB! Bovendien zond

XC1 Brief, 12 sept. 1940, van de commandant vendel I, ban 17 van de WA aan A. J. Zondervan (a.v., 941). 2 Het Nationale Dagblad, 12 sept. 1940.

591 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

het college van secretarissen-generaal een delegatie (Snouck Hurgronje, Tenkink, Frederiks) naar Seyss-Inquart om zich er van te vergewissen wat er waar was van al die geruchten over een NSB-regering. De Reichskommissar sprak geruststellend: het was zijn voornemen, 'te blijven regeren door tussenkomst van de Nederlandse administratie', zo werd in de notulen van het college vastgelegd. 'De heer Seyss-Inquart knoopte 11Îernog enkele woorden van waardering aan vast voor de secretarissen-generaal. Betreffende de benoeming van NSB' ers zeide de Rijkscommissaris nog uitdrukkelijk dat het zijn wens is, dat deze zich in hun ambtennimmerop eenpartijstandpunt zouden stellen.'!

Mussert bezoekt Hitler

XC

XCOp zaterdag 2I september, tien dagen na Peter Tons begrafenis, ontving Mussert de lang-verbeide, heugelijke tijding dat 11Îjover twee dagen, op maandag 23, samen met plaatsvervangend leider van Geelkerken door Hitler ontvangen zou worden; Seyss-Inquart en Schmidt zouden hen vergezellen.

XCHet eerste wat Mussert deed, was Mussolini een brief sturen waarin 11Îj hem 'als oudste vriend mijner Beweging' schreef, 'dat wij ons geestelijk volkomen één gevoelen met Duitsland en Italië in de strijd voor het nieuwe Europa en het betreuren, daaraan niet te kunnen deelnemen'ê: dat hij zich uitdrukkelijk achter Hitler geschaard had, werd door Mussert verzwegen.

XCEen half uur vóór het vastgestelde vertrekuur arriveerde de leider der NSB des zondags op 'Clingendael'; het buiten was kort tevoren voor SeyssInquart gereedgekomen. Van Geelkerken was er al aangekomen maar Mussert zag er tot zijn stomme verbazing ook Rost van Tonningen staan. Wat had die daar te doen ? Van Geelkerken kon die vraag beantwoorden: hij verzocht zijn leider om 'een gesprek onder vier ogen' en daarin vertelde 11Îj,aldus Mussert vijf jaar later, 'dat de Rijkscommissarisvond dat het niet mogelijk was te gaan zonder Rost van Tormingen en dat het nu de moeilijkheid was, in welke hoedanigheid Rost zou gaan, want hij had geen officiëlefunctie in de Beweging. Schmidt kon niet anders dan voorstellen dat Rost, in plaats van van Geelkerken,plaatsvervangend leider zou worden en van Geelkerken de titel van stafchef zou krijgen. Van

XC1 Csg: Notulen, 18 sept. 1940. 2 Nederlandsconcept: NSB, IS a. 59

592 [PDF]
MUSSERT BIJ HITLER

Geelkerken had zich bereid verklaard, dat offer te brengen, maar de beslissing lag natuurlijk bij mij. Ik heb dit voorstel afgewezen'1

XCdat wil zeggen: Seyss-Inquart en Schmidt kregen in wezen hun zin want toen Rost in de trein naar Berlijn stapte, bezat hij de ter plaatse bedachte titel en functie van 'tweede plaatsvervangend leider',

XCDaarmee had Mussert alle desiderata die aan Duitse kant zes, zeven weken tevoren geformuleerd waren, ingewilligd.

XCBij het gesprek met Hitler dat op maandag 23 september in de pompeuze Neue Reichskanzlei te Berlijn plaats vond, was von Ribbentrop, de Duitse minister van buitenlandse zaken, tot Musserts ergernis niet aanwezig: kennelijk gold Nederland niet meer als 'buitenland'. Het gesprek viel in een officieel en een niet-officieel gedeelte uiteen. In het officiële gedeelte dat vijfkwartier duurde, paste Hitler de tactiek toe waarin hij al jaren bedreven was - een tactiek die hij in januari' 45, toen hij Musserts Noorse collega ontvangen moest, karakteriseerde met de cynische woorden: 'Ich muss den Quisling het/te noch hypnotisieren'.2

XCNadat Mussert eerst zijn betuiging van onvoorwaardelijke trouw mondeling herhaald had, stak Hitler van wal. Hij bedolf zijn gehoor onder woorden; hij sprak een vol uur lang. Hij zei dat hij begrip had voor 'de zware beslissing die Mussert genomen had'; het Nederlandse volk was nu eenmaal 'sinds eeuwen een eigen weg gegaan." Hij gunde zich de tijd om dat alles breedvoerig te schetsen: van 'Herman de Cherusker' (rste eeuw na Christus) kwam hij via koning Gustaaf Adolf van Zweden (rzde eeuw) bij de Nederlandse zeehelden terecht, speciaal weer bij admiraal de Ruyter. Hij betoogde dat 'wenn diese Männer die germanischen Völker hinter sich gehabt hätten, das germanische Grossreich schon damals bis an den Ural slch erstreckt hátte. der Führer, sehe nur zwei Kräftepole in Europa': Hitler en Mussolini. 'Binzig wlrklich bestehende Grenze sei die zwischen Ita/len und Deutschland": - anders gezegd: de grens tussen Nederland en Duitsland was geen 'echte' grens.

XCDeze belangrijke passage, Iller in een samenvatting van Schmidts verslag

XC1 Mussert: 'De NSB in oorlogstijd', p. IS. 2 Hitiers Lagebesprechungen. Die Proto kolljragmente seiner militärischen Konferenze 1942-1945 (1962), p. 862. 8 C. van Geelkerken: 'Verslag van het gesprek met Hitler op 23 sept. 1940' (NSB, map 'Dagboek van Mussert'). Dit verslag is op de z jste of kort nadien geschreven. • 'Bericht uher die Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 26 sept. 1940, p. 1.

593 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

weergegeven, werd door van Geelkerken aldus vastgelegd: 'Daarna gaf de Führer een uiteenzetting van de dwingende noodzaak en de vanzelfsprekendheid dat het Duitse rijk in Europa tot de historische Alpengrens zijn wil aan dat Europa zalopleggen.' Dat kwam op hetzelfde neer. Het was een omineuze aankondiging.

XCHitler verplichtte zich dan ook, strikt genomen, tot niets toen hij met waardering over Musserts denkbeeld van de Bond van Germaanse volken sprak; hij noemde het Nederlandse volk 'een parel onder de Germaanse volkeren. Volgens zijn rassengeleerden werden in Nederland en in N oorwegen de allerbeste vertegenwoordigers gevonden van het Germaanse ras' (verslag van van Geelkerken) 'Für die Niederlande bleibe, sa erklärte der Führer, die Selbständigkeit im grossen germanisthen Staatenbund gewahrt' (verslag van Schmidt) - de vraag hoe ver die 'zelfstandigheid' zou gaan, werd opengelaten.

XCUitvoerig sprak Hitler over de oorlog met Engeland. Dat het tot die oorlog gekomen was, was de schuld van minister Eden (die ruim anderhalf jaar vóór het uitbreken van de oorlog afgetreden was!). Eden was 'hoogstens geschikt als leider van een eerste klas friseurszaak in een grote stad.' Wilde Engeland doorvechten? 'Als ik wil", zei Hitler dreigend, 'maak ik van Engeland een krater en ik kan dit doen als het moet en zal niet nalaten het te doen ook' (verslag van van Geelkerken-). '!nfolgedessen lehnte der Führer auch das Angebot Musserts, wenn auch mit geringen Krájten sich am Kriege gegen England zu beteiligen, ab' (verslag van Schmidt).

XCWat Nederland betreft (de Verenigde Staten en Japan waren toen ook al uitgebreid aan de orde geweest), zei Hitler dat hij over het Huis van Oranje niet wilde spreken; wél maakte hij enkele spottende opmerkingen over prins Bernhard. De gehechtheid van het Nederlandse volk aan het Oranjehuis zou, dacht Hitler, wel uitslijten - dat was een kwestie van 'enkele jaren' (verslag van van Geelkerken). Het nationaal-socialisme was ook voor Nederland het stelsel van de toekomst. Mussert moest dus met Seyss-Inquart goed samenwerken; 'die NSB iuerde in den Niederlanden in dem Verháltnis zur Macht kommen' (voorlopig dus niet), 'wie sie im Volk an Vertrauen und Achtung gewinne, also: Zug um Zug' (verslag van Schmidtê); 'bauen Sie die Strasse van den Niederlanden nach dem deutschen Reich sa breit wie mäglich', zei Hitler aan het slot,"

1 POD-Utrecht, p.v. C. van Geelkerken (29 dec. 1945), p. 18 (Doe I-51°, a-z). 2 GK 25 sept. 1940, p.2 3 Himmler haalde deze uitlating anderhalfjaar later in een brief aan Rauter aan (brief, II maart

594 [PDF]
MUSSERT BIJ HITLER

XCMet uitzondering van zijn aanbod ten aanzien van de oorlog met Engeland, waagde Mussert het niet, Hitiers woordenstroom met eigen denkbeelden te onderbreken. Hij was, aldus van Geelkerken, 'slechts in staat, nu en dan iets te beamen of te onderstrepen." Over 'Groot-Nederland' zweeg hij in alle talen en alleen in het onofficiële gedeelte dat ruim een kwartier duurde (er werd iets gedronken), bracht hij de positie van het door Japan bedreigde Nederlands-Indië ter sprake. Hitler beloofde dat 'hij zou doen wat hij kon.' 'Het geheel', aldus Mussert, 'maakte deze indruk: Hitler een man die het beste met ons voorhad.f

XCDe hypnotiseur had wèl succes gehad!

XCMet Mussert meer dan met de Engelsen.

Invasie van Engeland gaat niet door

XC

XCDe voorbereidingen voor de Duitse invasie van Engeland hadden ten dele op Nederlandse bodem plaatsgevonden. Vooral de Nederlandse werven hadden het druk gekregen: daar moesten in grote haast o.m. vele honderden rijnaken 'ontkopt' worden. In opdracht van de Duitsers werden die aken van eind juli af gevorderd door het departement van waterstaat. Een klein aantal schippers slaagde er in, na ontvangst van het vorderingsbewijs, met hun schip enige tijd onder te duiken; eenvoudig was dat niet, bovendien was het riskant omdat een schip nu eenmaal voor de schipper 'tegelijk bestaan, gereedschap en woning vertegenwoordigt." Gevorderd werden in totaalomstreeks achthonderd aken met een gemiddelde inhoud van ca. 400 brt alsmede vijftig sleepboten. Van die aken werden 170 bij WiltonFijenoord en r80 bij de werf 'Gusto' tot landingsvaartuigen omgebouwd; bij de 'Gusto' werd daartoe van maandag tot vrijdag van zes uur 's morgens tot tien uur 's avonds gewerkt en op zaterdag en zondag van zes uur 's morgens tot één uur 's middags. De ontkopte schepen werden in lange rijen voor anker gelegd - er lag ook een hele rij een tijd lang in het kanaal door Walcheren, 'en op de rompen was van allerlei moois geschilderd, o.a. 'Wir kon/men, Jude!' '4 De meeste van die rijnaken werden in augustus en

1 POD-Den Haag: p.v. C. van Geelkerken (17 sept. 1945), p. 43 (BRvC: Dossier Mussert, Brood). 2 Mussert: 'De NSB in oorlogstijd', p. 16. 3 PRA-Rotter dam: Rapport inz. Th. H. T. (4juli 1946).p. 3 (Doe 1-1713, a-z). • E. Marezate: (1945?), p. 40. Ca. vijf-en-twintig loodsboten, trawlers en sleepboten werden gevorderd om als militaire hospitaalschepen uit te varen. Het personeel van het loodswezen weigerde op die schepen dienst te doen. Het werk van

595 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

begin september naar Belgische en Noordfranse havens gesleept; ca. honderd bleven bij Rotterdam achter. Het was de bedoeling dat op een gegeven moment een heel convooi van bijna vijftig koopvaarders en bijna honderd rijnaken de Nieuwe Waterweg zou uitvaren.

XCEind juli werd de vrije vaart in het gebied van de Nederlandse riviermondingen beperkt (eind augustus werd dat gebied uitgebreid) en begin september gelastten de Duitsers dat alle buitenlanders van 'vijandelijke' nationaliteit alsmede alle Duitse emigranten de Waddeneilanden en een brede kuststrook in Noorden Zuid-Holland en in Noord-Brabant alsmede de gehele provincie zeeland zouden verlaten! Aan de Joden onder hen werd het verbod opgelegd, zich in het westen des lands te vestigen. Behalve in noodgevallen mocht zieh in het 'verboden' gebied niemand tussen tien uur 's avonds en vier uur 's morgens op straat begeven; die bepaling gold niet voor Rijksduitsers.

XCDe strekking van deze maatregelen was, het verrichten en doorgeven van waarnemingen die van militair belang konden zijn, te bemoeilijken. Omgekeerd kwamen de Duitsers tot de conclusie dat zij eigenlijk nauwelijks wisten wat in Engeland op defensief gebied voorbereid was; hun gehele spionagenet was er in de herfst van '39 opgerold. Begin september trachtte de Abwehr dus een aantal spionage-agenten met bootjes Engeland binnen te smokkelen, onder hen drie nauwelijks geoefende, primitief uitgeruste Nederlanders die alle drie nagenoeg onmiddellijk na aankomst gearresteerd werden; twee hunner werden tot de doodstraf veroordeeld en opgehangen.

XC'Und wenn man in England sehr neugierig ist und [ragt: 'Ja, uiarum kommt er denn nicht?' Beruhigt euch, er kOIn11'ltf' Dat had Hitler op 4 september in Berlijn uitgeroepen.

XCEen dag of tien tevoren hadden twaalf Duitse bommenwerpers des nachts

die hospitaalschepen kwam toen onder controle van het Nederlandse Rode Kruis te staan maar werd door de Engelse regering niet als Rode-Kruis-werk erkend. Na het afgelasten van de invasie van Engeland bleef een aantal van die hospitaalschepen in de vaart teneinde hulp te verlenen aan de bemanningen van Duitse vliegtuigen die in de Noordzee gestort waren. 1 Eind augustus moesten de Waddeneilanden verlaten worden door allen die er niet hun vaste woonplaats hadden.

596 [PDF]
'BATTLE OF BRITAIN'

bij vergissing hun bommen op Londen laten vallen. Churchillliet dat niet op zich zitten: hij gaf onmiddellijk opdracht, Berlijn te bombarderen, hetgeen één nacht later voor het eerst geschiedde. Die bombardementen, van de Duitse hoofdstad (veel schade richtten ze niet aan) werden voortgezet en het gevolg was dat Hitler, hogelijk geïrriteerd, daags na zijn toespraak in Berlijn gelastte, de Engelse hoofdstad en de andere grote steden van Engeland auszuradieren dat woord had hij in zijn toespraak op 4 september gebruikt. De Engelse vliegvelden werden dus door de Luftwaffe met rust gelaten; men kon er in ijltempo de dirigeerstations van de Royal Air Force repareren. Londen werd het nieuwe doelwit, eerst op zaterdagmiddag 7 september en opnieuw in de nacht van zaterdag op zondag. Enorme branden braken er uit. In tweemaal vier-en-twintig uur vielen er meer dan achthonderd doden. Het Britse oorlogskabinet dacht dat de invasie op handen was. Het codewoord 'Cromwell' ging uit, Iller en daar werden de kerkklokken geluid - maar de Duitse invasievloot kwam niet opdagen. wel werd het Duitse luchtoffensief voortgezet; daarbij werden op IS september (Battle-of-Britain-Day), naar men meende, I8S Duitse toestellen neergeschoten (in werkelijkheid gingen die dag s6 Duitse toestellen verloren-) - nadien kwamen de Duitse bommenwerpers overdag niet meer opdagen. In de duisternis wél: Londen werd tot 13 november elke nacht gebombardeerd.

XCBegin september had Hitler de invasiedatum van de r sde tot de z rste verschoven. Nieuwe verschuivingen volgden. De scheepsconcentraties in de Noordfranse en Belgische havens werden inmiddels door de aanvallen van de Royal Air Force uiteengedreven en op 12 oktober, toen de herfststormen nabij waren, gaf Hitler order, het immense apparaat dat voor de invasie van Engeland opgebouwd was, goeddeels weer af te breken.

XC'Beruhigt euch: er kommti' Maar hij kwam niet.

Publieke opinie

XC

XCHet verloop van de Luchtslag om Engeland werd door de bevolking in bezet gebied in grote spanning gevolgd. Speciaal na Hitlers aankondiging

XC1 Tussen Ia juli en 3loktober '40 werden de Duitse verliezen door de Engelsen gemiddeld 55% te hoog geschat, de Engelse verliezen door de Duitsers 234% te hoog.

597 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

van 4 september werd door velen aangenomen dat er voor de Duitsers geen terug meer mogelijk was: zij moesten op zijn minst trachten, het Kanaalover te steken. Elke dag verwachtte men het bericht dat de invasie ingezet was.

XCHet bleef uit.

XCDurfden de Duitsers niet doorzetten? Het radionieuws van de BBC waar dagelijks door honderdduizenden naar geluisterd werd', toonde aan dat de Luftwaffe er geducht van langs kreeg: I 8 5 toestellen op één dag neergeschoten! De in de pers weergegeven Duitse berichten over de geweldige verwoestingen die de Luftwaffe in Londen aanrichtte, kregen een boemerangeffect: ondanks die verwoestingen vochten de Engelsen door! Dat wekte grote bewondering voor het eilandenvolk. Was niet al vaak gezegd dat zij in een oorlog alle veldslagen plachten te verliezen, behalve de laatste? Men voelde zich met die dapperen aan de overzijde van de Noordzee verbondende zee was hun element, maar ook het element dat Nederland vertrouwd was. Duitsers hadden daar geen verstand van: dat waren landrotten. Engelands overwinning in de lucht werd als een wraak gevoeld voor de militaire nederlaag die men zelf geleden had en de volksspot deed steeds nieuwe vindingen om honend het falen van die Duitse pochers te onderstrepen. Men was er trouwens tevoren al van overtuigd geweest dat een landingspoging in Engeland een debacle zou worden en menigeen nam aan dat het Derde Rijk bij die eerste nederlaag als een kaartenhuis in elkaar zou storten.

XCIn juli maakte een pro-Duitse Nederlander, directeur van een technische firma, een zakenreis door het gehele land. Hij sprak er met vier-en-veertig fabrieksdirecteuren in Overijsel. Gelderland en Noord-Brabant; zij waren, zo rapporteerde hij aan Seyss-Inquarts secretaris,

XC'aile 100 % antideutsch. leh hörte aber nur eimnalig verleiinden dass Deutschland eigentlich schon längst verloren hat, die anderen waren nur dauon 100% überzeugt dass Deutschland seinem Ul1tergang entgegen eilt falls es wirklieh einen Grossangriff auf England durchjuhren sol/te und man hoffi darau] ohne Ausnahme ... Man singt in dieselt Gegenden das Engellandlied aber hinter jeder Strafe die zwei Wörter 'ploempswerd gevangen genomen en door het Landesgericht tot anderhalfjaar gevangenisstraf en f 3 000

1 Op zaterdagavond 21 september zond Radio Oranje een bericht over het verblijf van prinses Juliana in Canada uit. Enkele dagenlater betoogde een der hoogleraren van de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, prof. mr. C. W. de Vries, tijdens een college dat de regering terecht Nederland verlaten had; in dat verband zei hij: 'U hebt waarschijnlijk allen met mij jongstleden zaterdag naar de Engelse zender geluisterd.' Die uitlating werd aan de overgebriefd, niet door een der studenten maar door iemand die er van gehoord had. De Vries

598 [PDF]
ANTI-DUITSE STEMMING

ploemps' ... Falls ich, wo es tunlich ist, im Zug (zter Klasse) reise,' und wir passieren endlose Trappen und Material-Zugtransporte, auck dann merlet jeder Reisende dabei auf" 'Arme Kerls, die gehen singend in den Tod, das ist zwar bedauerlich, aber je eher je besser, je eher sind wir hier wieder ganz frei.' Ich machte ende Juli eine General versammlung des Königlichen Instituts Vall Inçenieuren in Rotterdam mit wobei sechs hundert Ingenieure anwesend wamt. Icli spracli verschiedene prominente Ingenieure. Aile antuleutsch, Niemand gibt Deutschland eine Chance im Englandkrieg.'2

XCVoor het feit dat de kuststrook begin september gedeeltelijk ontruimd werd, had de publieke opinie onmiddellijk een verklaring: een Duitse landingspoging in Engeland was mislukt en de bevolking mocht de duizenden lijken niet zien die waren komen aandrijven. Gezegd werd bovendien dat inmiddels 'im Kanal bereits sechzigtausend deutsche Soldaten ertrunleen seienl? Elke week deden nieuwe moppen de ronde die de een met intens plezier aan de ander doorgaf:

XC'Een heer vraagt naar Engelse sigaretten in een sigarenwinkel. De winkelier heeft ze niet meer. Een Duitser mengt zich er in: 'Ik zal wel een doosje voor u meebrengen.' 'Dank u, ik heb ze liever droog.'

XCEen Jordanertje loopt achter voorbijmarcherende Moffen aan. Z'n moe schuift het raam open: 'Jantje, boufe koume! Mot je soms ouk versuipe?'

XC'Weetje wel datje nu ook al niet meer trouwen kunt?' 'Waarom niet?' 'Alle huwelijksbootjes zijn gevorderd.'

XC'Zeg, de Duitsers zijn nu al op drie plaatsen in Engeland!' 'Wàt zeg je daar?' 'Jawel: in ziekenhuizen, in gekkenhuizen en op kerkhoven.'

XCEen haai zwemt met haar jong achter zich aan door het Kanaal: 'Wees maar stil, jonkie, straks krijg je nog een lekker stukje Mof.' 'Hè bah, alweer Mof.'

XC'Het standbeeld van Michiel de Ruyter is kapot!' 'Hoe zo?' 'Hij is gebarsten van het lachen toen hij de Moffen zag varen." 'Duizend kleine Duitsertjes die zwommen in de zee, ze namen hun geweertjes en rubberbootjes mee.

1 De Nederlandse Spoorwegen kenden in die tijd personenwagons rste, zde en j de klasse; de j de was de eenvoudigste. 2 Doe 1-674, b-1. 3 14 (23 sept. 1940), p. 1. 'Vrij naar T. E. N. Ozinga: 'Bundel oor 10gshu1110r',p. 6-8 (Doc II-8S7 A, a-r).

599 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

Ze zwommen op hun buikjes, ze zwommen op hun rug, ze doken kopje-onder en ze kwamen nooit terug.'!

XCDe geruchten over een katastrofaal mislukte invasie waren niet de enige die zich als een lopend vuur verspreidden. In augustus werd rondverteld dat zich in Duitsland een enorme ramp voorgedaan had: 'fabriek van gifgas ontploft? Hess gedood?'2 'Sommigen willen weten van een vliegtuig vol hoge pieten waaronder Hitler en Hess dat bij ongeluk door het eigen Duitse afweergeschut neergeschoten zou zijn." Er werd beweerd dat al tientallen Duitse soldaten in Amsterdam vermist werden 'en zo nu en dan halen ze er eens één uit de gracht op met een paar messteken.é Andere geruchten hielden zich met de koninklijke familie bezig. Begin oktober werd in het gehele land rondverteld dat er een prins geboren was: Willem Boudewijn. 'Bei zahlreichen Kindern und Eruiachsenen konnten', aldus de Sicherheitsdienst, 'Oranjeblumen und -Schleijen beobachtet werdeni" In tal van gezinnen werd feest gevierd. Drie Leidse hoogleraren hieven er met hun familie ten huize van één hunner waar een Duitser ingekwartierd was, de glazen champagne bij ter ere van de jonggeborene; 'boven wisten wij in het huis de Duitser te zitten: eenzaam, alleen, geminacht, verwenst, koud! Het was niet christelijk; maar het deed toch goed." In diezelfde dagen werden postzegels gehamsterd die het portret van de koningin toonden: <De postambtenaar had aan Dientje die er honderd kocht, gezegd dat hij de hele dag niets anders deed dan zeven-en-een-halve-cents-postzegels verkopen. Een juffrouw die vóór haar stond, kocht er voor zich en haar familie duizend!"

XCOok anti-Duitse woordspelingen werden graag doorgegeven:

XC'De Hagenaar zucht dat er een mijn ontploft is; maar dat het beter zou zijn als het Plein ontmoft is."

XC'Wat is het verschil tussen dag en nacht? 's Nachts hoor je vliegtuigen en overdag zieje tuig vliegen."

XCInderdaad hoorde men de Engelse vliegtuigen meest des nachts. In septemp.H. Mees:p.aug.P. Cleveringa: 'Dagboek', p.aug.Brief,sept.van H.Jr. aanHeubel (Doea-z).okt.p.R. P. Cleveringa:'Dagboek', p.okt., A.v., p.(lokt.A.v., p.okt."A.v., p.okt.

1 249. 2 63 (25 1940). "R. 149 (23 1940). 4 19 1940, S. W. 1-1539, 5 16 (8 1940), 1. 6 222 (3 1940). 219 1940). 8 227 (3 1940). 252 (13 1940).

600 [PDF]
ANTI-DUITSE STEMMING

ber trokken er alles bij elkaar des nachts bijna 1400 toestellen over Nederland. Bonunen eisten hier en daar slachtoffers; dat had zich ook al eerder voorgedaan. In Haarlem vielen in de nacht van 2 op 3 oktober vijf-en-twintig doden; vrij algemeen was men er, overigens ten onrechte, van overtuigd dat dit een Duits, niet een Engels bombardement geweest was.'

XCZo groeide langzamerhand een geest van weerbarstigheid die zich ook uitte in talrijke verzetsrijmpjes welke getypt de ronde gingen doen en die menigeen zomaar in zijn brievenbus vond: 'Kunje liegen, lieg dan mee!De leus van 't huidige ANP.' 'Dit moeten we allen heel goed weten: nooit mogen we Rotterdam vergeten!' 'Wat ook gebeurt en kan verkeren: hier zal geen NSB regeren."

XCMussert aan de macht? Het wekte slechts gevoelens van afgrijzen.

NSB: gehate minderheid

XC

XCEerder vermeldden wij dat de NSB in juni '40 ca. zeven-en-twintigduizend leden telde. De toevloed van nieuwe leden was in juni nog beperkt, maar ging na Frankrijks capitulatie stijgen. In de z.g. 'tweede ban' die Mussert begin juni gevormd had, waren per 31 december ruim drie-en-twintigduizend leden opgenomen; de leden van de 'eerste ban' plachten die nieuwelingen die niet aan de vooroorlogse strijd deelgenomen hadden, ietwat

1 De opvatting dat de Duitsers opzettelijk Haarlem gebombardeerd zouden hebben, werd in hoge mate versterkt toen Radio Oranje op 10 oktober de uitzending begon met de 'belangrijke mededeling', 'dat aan de Nederlandse regering, na terzake inlichtingen te hebben ingewonnen, is gebleken dat in de nacht van 2 op 3 oktober geen Engelse vliegers Haarlem kunnen hebben gebombardeerd.' Wat zich bij het verstrekken van deze informatie aan Engelse kant afgespeeld heeft, weten wij niet; in elk geval staat vast dat in de betrokken nacht wel degelijk twee lichte bommen werpers van de bommen op Haarlem afgeworpen hebben. (brief, 17 maart 1972, van het hoofd van de Londen) 2 52 (30 okt. 1940), p. 19-20.

601 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

minachtend als 'de meikevers' aan te duiden. Er waren dus omstreeks het einde van het jaar in totaal ca. vijftigduizend NSB' ers in den lande (plus nog ruim zeshonderd geheime leden en ruim tweeduizend donateurs) : ongeveer één NSB' er op elke honderdtwintig Nederlanders die achttien jaar of ouder waren. Over het algemeen waren die NSB'ers mensen met weinig ontwikkeling; zo was bijvoorbeeld in de zomer van' 40 in heel Rotterdam maar één jurist bij de NSB aangesloten. Lang niet elke NSB'er las zijn eigen dagblad: Het Nationale Dagblad had per loktober slechts zeventienduizend abonné's. Voor het weekblad Volk en Vaderland was meer belangstelling: de oplaag (precieze cijfers zijn niet bekend) zal eind '40 ongeveer 40 000 bedragen hebben; er waren toen ruim 10 000 abonné's, In '40 brachten de leden aan contributie gemiddeld iets meer dan een dubbeltje per week op - in totaal in dat gehele jaar iets meer dan f 200 000; daarvan werd 40% aan het hoofdkwartier afgedragen.

XCDe bezetter hielp de NSB materieel op allerlei wijzen. Van de maand september af kreeg de NSB onder Duitse druk regelmatig benzine toegewezen: bijna 4 000 liter in die eerste maand; de stof voor de NSBen WA-uniformen werd voorts uit het Duitse contingent ter beschikking gesteld. In '40 kreeg Mussert evenwel geen geld van de Duitsers (die subsidiëring begon eerst per I januari' 41) en uit allerlei gegevens blijkt dat de NSB voordien niet ruim in haar fmanciële middelen zat. In '40 werd evenwel door afpersing ca. f 150 000 ingezameld: bijna tweemaal zoveel als het hoofdkwartier uit de contributies ontving. Een kleine handelaar en speculant uit Vught, G. M. Verstegen, die in '39 lid van de NSB geworden was, kreeg het uniform van banleider van de WA aangemeten en belastte zich met de taak, vooraanstaande figuren uit het bedrijfsleven op te zoeken van wie hij dan duidelijk maakte dat zij tal van moeilijkheden zouden krijgen (sluiting van het bedrijf, deportatie naar Duitsland) tenzij zij voor de NSB of een van haar nevenorganisaties een flink bedrag op tafellegden ; bij grote fabrikanten eiste Verstegen als regel f 10 000 om dan met f 2 000 genoegen te nemen. Hij mocht van de opbrengst van zijn actie, die hij tot in '43 voortzette, 10% zelfhouden; hij kon er royaal van leven en zich bovendien twee huizen uit Joods bezit aanschaffen. Op kleine schaal deden dergelijke afpersingsacties zich ook wel plaatselijk voor. Wie die afpersers te woord moest staan, nam aan dat zijn eventuele weigering inderdaad onmiddellijk aan de Duitsers gerapporteerd zou worden.

XCDie veronderstelling was in haar algemeenheid niet ongegrond.

XCIn juni werd door van Geelkerken de Centrale Inlichtingen Dienst der NSB opgericht die gegevens ging verzamelen niet alleen over de eigen leden en de Duitse politiek, maar ook over tegenstanders. Anti-Duitse

602 [PDF]
HAAT TEGEN DE NSB

activiteiten van welke aard ook, luisteren naar de BBC bijvoorbeeld, werden van meet af aan aan de Nederlandse politie of aan de Duitsers doorgegeven. In Limburg trachtte d' Ansembourg al in juli een net op te bouwen om sabotageplannen bij de openbare nutsbedrijven tijdig aan de Sicherheitspolizei te kunnen melden en in de herfst was het in tal van NSBdistricten gebruik geworden om anti-Duitse uitlatingen op scholen of in kerkdiensten aan NSB-functionarissen te melden. 'Elke actie tegen Duitsland moet terstond aan de kringleider doorgegeven', werd in oktober in Arnhem vastgesteld, 'thans geen genade meer laten gelden.'! In november kreeg het gehele NSB-kader opdracht, dit soort gegevens onverwijld aan de Centrale Inlichtingen Dienst te berichten; deze was in Den Haag gevestigd: dicht bij de bureaus van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD. Ook publieke denunciatie van tegenstanders kwam. veelvuldig voor: die werden dan in Het Nationale Dagblad of Volk en Vaderland gesignaleerd. In het denunciëren van predikanten die zich anti-Duits uitgelaten hadden, specialiseerde zich het blad Evangelie en Volk waarin de al eerder genoemde van der Vaart Sluit, lid der NSB, een belangrijke rol speelde; het blad predikte een soort 'Christelijk' nationaal-socialisme en stelde in ongeveer een jaar tijd omstreeks vijftien predikanten of schrijvers in kerkelijke bladen aan de kaak; met een nog veel groter aantal denunciaties werd enkele malen openlijk gedreigd.

XCDeze en dergelijke feiten behoefde men niet te kennen om de NSB van verraad te betichten: de beweging had zich van meet af aan publiekelijk aan de zijde van de vijand geschaard. Zij werd nog sterker gehaat dan die vijand zelf. Zij identihceerde zich met de Duitser en aapte hem na. Zij doorbrak de nationale solidariteit. Zij was een gevaar en werd als zodanig beschouwd. Menige Nederlander had tevoren niet gedacht dat hij landgenoten zo intens kon haten als hij met de NSB'ers deed. Het was of zich door het optreden dier NSB' ers met name na mei '40 opeens midden in het eigen volk een afgrond van verdorvenheid geopend had.

XCToetreding tot de NSB bracht in verscheidene gezinnen een diepe en tragische verscheurdheid teweeg; de vrouw van een Leidse NSB'er, zelf een fel tegenstandster van de beweging, klaagde in de herfst van '40 bij een vriendin dat haar kleine kinderen haar steeds vroegen : 'Waarom is onze vader een NSB'er?'; ze hoopte maar dat als haar man 'vermoord thuis wordt gebracht, de kinderen hem niet zullen zien.'2 Wie vrienden of kennissen had die zich opeens als NSB' er ontpopten, brak als regel met hen. Winkels en bedrijven van NSB'ers werden op grote schaal geboycot.

XC1 NSB, kring-Arnhem: Verslag van de buitengewone kringraad, 2 okt. 1940 (NSB, 1073). 2 R. P. Cleveringa: 'Dagboek', p. 215-16 (29 sept. 1940).

603 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

Artsen die lid van de NSB waren of werden, zagen him praktijk verlopen. Veelvuldig werden voorts des avonds of des nachts bij NSB'ers de ruiten ingegooid. 'We werden vóór 10 mei gehaat als de pest', schreef er een in november' 40, 'nu worden we gehaat als ik weet niet wat,'! Dreigbrieven aan NSB' ers waren niet zeldzaam. Twee maanden na zijn benoeming als procureur-generaal kreeg van Genechten te lezen dat zijn lijk, 'wanneer de tijd eenmaal daar is ... niet de trappen af maar door het raam naar buiten zal worden gesmeten.f Toen de NSB' er jhr. Egon von Bönninghausen per loktober '40 door Frederiks tot burgemeester van Tubbergen benoemd werd (zijn broer Ernst, ook NSB'er, werd terzelfdertijd burgemeester van Hilversum), ontving hij samen met zijn echtgenote (aangeduid als 'Vrouwe baronesse von Bönninghausen van Habenichts zu Kriegviel') een stapeltje anonieme schelden dreigbrieven: 'Neerknuppelen dat tuig, dat is het enige ... Namens onze vereniging 'Oranje boven alles'.'3

XCAlom in denlande gingen spotgedichten op Mussert en de NSB de ronde doen. Bekend werd vooral het gedicht" van een Rotterdammer, A. van Atten", dat als volgt begon: Leider, mag ik u iets vragen? Weet u nog van de rode mei? Toen wij vochten tegen Duitsland? Toen waart gij daar toch niet bij? Toen de Nederlandse jongens vielen door het Duitse vuur, toen hebt gij u laf verborgen ergens in een boerenschuur!! Leider, mag ik u eens vragen: hoe durft gij van moed gewagen? Leider hebt gij het verwoeste Rotterdam al eens gezien? En zo ja, hoe kondt gij Goering dan de klok van Lunt'ren biên?6 0

1 Brief, 19 nov. 1940, van H. S. aan H. W. (Doe 1-1539, a-z). 2 Vergad. proe.gen. : Notulen, 14nov. 1940, p. 5. 8 Stukken in: proe.gen. Amsterdam: bundel 1940 II. • A.v., III. ó Van Atten zorgde er voor dat tot in de zomer van '42 elke week twee van dit soort gedichten (hij schreef ook het al aangehaalde gedicht op Rost van Tonningen) de deur uitgingen; ze werden in het gehele land overgetypt of nage stencild, (brief, 28 maart 1951, van A. van Atten).

604 [PDF]
HAAT TEGEN DE NSB

Als men Neerlands vrijheid afneemt, doch gij buigt dan diep terneer, kruipt dan aan des vijands voeten vindt gij dat een daad van eer??? Leider, mag ik u eens vragen: hoe durft gij van eer gewagen?????

XCEn scherper nog (dichter onbekend)": Judas Mussert, als 'k je naam hoor, kots ik. 'k Krijg in mij 't gevoel als bots ik tegen een Augiasstal, 't is als grijp ik in een kwal. In de Hollandse historie zal het zijn voor jouw memorie bij 't verhaal van wereldbrand: hij verkocht zijn vaderland.

XCDe volkshaat tegen de NSB was de Reichshonunissar geenszins onbekend; in nagenoeg elk nummer van de 'Meldungen aus den Niederlanden' kon hij er voorbeelden van aantreffen. Zij onderstreepten in zekere zin het fatale karakter van de beslissingen waartoe hij zich eind juli en begin augustus toch min of meer onder pressie van Himmler en Schmidt had laten verleiden. Het moge waar zijn dat de NSB volledig geïdentificeerd werd met de bezetter, even waar is dat de bezetter van de herfst van '40 af volledig geidentificeerd werd met de NSB. Wie Mussert haatte, haatte Seyss-Inquart als Musserts kennelijke beschermer. Werd de Reichsleommissar daar niet wanhopig onder? Onze indruk is dat zulks niet het geval was. Zeker, hij zat, en menigmaal tot zijn ergernis, min of meer aan de NSB vastgeketend maar hij heeft, dunkt ons, die binding nimmer als permanent beschouwd, ook in' 40 niet. De politieke sector waarop de NSB haar activiteit ontplooide, was slechts één van de sectoren waarop de Reichskommissar werkzaam was: wanneer hij een brede massa van het Nederlandse volk voor een overtuigd6 0

p. 223.

605 [PDF]
TWEE BESLISSENDE MAANDEN

samengaan met Duitsland kon winnen, dan, zo vertrouwde hij, zou uiteindelijk ook een bredere beweging dan de NSB ontstaan en er is, speciaal wat' 40 betreft, reden om aan te nemen dat Seyss-Inquart niet ontevreden was met de resultaten die hij op de gebieden van pers, radio en de hulp aan minvermogenden (Winterhulp) alsmede ten aanzien van de vorming van de jeugd bezig was te bereiken.

606 [PDF]

Hoofdstuk 14: In de pas!

XC

XCDe rechtgeaarde nationaal-socialist had een onwrikbaar geloof in de doelmatigheid van propaganda. Hitler had dat geloof van meet af aan gepredikt en in praktijk gebracht. Propaganda, zo had hij al in Mein Kampfbetoogd, moest eenvoudig zijn; ze moest er bij de volgelingen dag in, dag uit dezelfde simplistische stellingen inhameren. Zijn gehele propagandistische actie tijdens de Weimar-republiek was een reeks van variaties geweest op telkens dezelfde thema's. Met dat al had Hitler in die periode de publiciteitsmedia niet volledig kunnen beheersen: zijn NSDAP was met de andere politieke partijen in een concurrentiestrijd gewikkeld.

XCDat veranderde kort na de Machtubernahme. Een nieuw, door Josef Goebbels geleid departement, het Reichsministerium für Volksaujklärung und Propaganda (het Promi, zoals het veelal genoemd werd) stelde zich in de eerste plaats tot taak, er voor te zorgen dat de publiciteitsmedia volledig in de pas zouden lopen. Zulks was wat de radio betreft, betrekkelijk eenvoudig: zij kon als gecentraliseerd apparaat snel onder een nationaal-socialistische leiding geplaatst worden. Bij de Duitse pers waren de verhoudingen gecompliceerder: ook toen men de dagbladen van alle tegenstanders verboden had, bleef nog een groot aantal andere dagbladen over die zelfstandige ondernemingen waren waar staat of partij geen directe zeggenschap in hadden. Hier moest de beïnvloeding dus anders georganiseerd worden. Het werd grondig aangepakt. Ieder die op journalistiek gebied werkzaam wilde blijven, moest lid worden van een nationaal-socialistische organisatie, het Reichsuerband der deutschen Presse, uitgevers en distribuanten dienden zich aan te sluiten bij de Reichspressekannner, en het Prom! zorgde er voor dat practisch elke dag een stroom instructies naar alle hoofdredacties ging waarin precies aangegeven stond, welke berichten men wèl, welke men niet mocht opnemen, op welke plaats en in welke opmaak bepaalde berichten afgedrukt dienden te worden en met welke argumenten op binnen- of buitenlandse gebeurtenissen moest worden gereageerd. De belangrijkste van die instructies werden als regel mondeling verstrekt in een grote bespreking met vertegenwoordigers van de belangrijkste bladen die ze hunnerzijds dan rechtstreeks aan hun hoofdredacties konden doorgeven; 6 0

607 [PDF]
IN DE PAS!

veelal werd voor het verspreiden van de instructies ook gebruik gemaakt van het telexnet van de grote nieuwscentrale, het Deutsche Nachrichtenbiiro of DNB, waarop alle dagbladen aangesloten waren. Preventieve censuur was er niet, d.w.z. de inhoud der bladen werd voor zij verspreid werden, niet gecontroleerd. De censuur was repressief: wie op een te belangrijk punt of te vaak van de instructies afweek, werd gestraft; die straf kon variëren van een boete of een schrijfverbod voor een bepaalde periode tot de arrestatie van de betrokken hoofdredacteur en het verbod van zijn krant. Binnen zeer enge grenzen werd overigens een zekere variatie zowel in berichtgeving als in commentaren aangemoedigd: het werd niet wenselijk geacht dat in alle bladen precies hetzelfde zou staan en er bleef dus, binnen de bedoelde grenzen, verschil bestaan tussen, bijvoorbeeld, enerzijds een fel partijorgaan als de Völkischer Beobathter en het antisemietische schendblad Der Sturmer, anderzijds een blad als de Frankfurter Zeitung dat een, zij het zwakke, liberaal-conservatieve inslag behield. Principiële kritiek op wezen of doelstellingen van het Naziregime werd in de legale pers nergens meer geuit; die kritiek kon slechts in illegale vlugschriften aan het woord komen.

XCIn en met dat systeem van beïnvloeding der openbare mening was General kommissar Schmidt groot geworden. De gelijkschakeling van de pers had hij in Münster van nabij aanschouwd (hij zal er ook wel de helpende hand bij geboden hebben) en voor hij zijn functie in Den Haag aanvaardde, had hij vele maanden lang kunnen deelnemen aan de besprekingen die minister Goebbels vrijwel dagelijks met zijn naaste medewerkers hield; daar werden de richtlijnen aangegeven die bepaalden, soms tot in de kleinste details, wat in de eerstkomende vier-en-twintig uur betoogd zou worden in de Reichs rundfi,mk en in de gehele Duitse pers, van Beieren tot Sleeswijk-Holstein en van het Rijnland tot Oost-Pruisen.

XCHet Derde Rijk zou evenwel het Derde Rijk niet geweest zijn als er niet ook op de sector van nieuwsvoorziening en propaganda achter de schermen een stevig touwtrekken plaats vond dat niets te maken had met verschil in politiek inzicht maar louter om de vraag draaide wie de meeste macht zou uitoefenen. Goebbels stond bij Hitler hoog in aanzien, maar toch niet zo hoog dat Hitler aan zijn Reichspropagandaminister een monopolistische positie wilde toestaan. Over doen en laten van de regeringspersdienst, de Presse stelle der Reichsregierung die door de Reichspressechef dr. Otto Dietrich geleid werd, had Goebbels niets te zeggen; ook kon hij niet verhinderen dat von Ribbentrop die begin '38 Reichsaussenminister werd, een groot deel van de propaganda in het buitenland naar zich toe haalde, o.m. door de pers- en Z.g. culturele afdelingen die aan de Duitse legaties en ambassades toegevoegd waren, belangrijk uit te breiden. Goebbels en von Ribbentrop koesterden

608 [PDF]
DUITSE PROPAGANDA

een haat voor elkaar die van een bijzondere venijnigheid was. Zulks vormde voor Generalkommissar Schmidt een niet gering probleem. Het Duitse propaganda-apparaat dat hij in Nederland aantrof, was onderdeel geweest van de Duitse legatie in Den Haag maar het Promi had daar van '34 af ook een eigen vertegenwoordiger gehad. De eerste nieuwe krachten die uit de sfeer van het Promi aan dat apparaat toegevoegd werden, kwamen, als Freudenberg en Taubert bij de radio, met de Duitse troepen ons land binnen. Het viel Schmidt niet mee, de onder hem ressorterende dienst een homogeen karakter te geven. Zo was Goebbels al spoedig van mening dat de propagandisten van het Auswärtige Amt lang niet snel genoeg uitgeschakeld werden; het was ter bespoediging van dat proces dat hij zich eind juni naar Den Haag begaf waar zijn komst, gelijk reeds vermeld, toevallig samenviel met Anjerdag (29 juni).! Goebbels slaagde er toen niet in, zijn doel geheel te bereiken; dat hing samen met het feit dat Seyss-Inquart niet aan de leiband van het Pronii wenste te lopen. Voor de beïnvloeding van de pers werd door deze dus een aparte dienst opgericht, de Presseobteilung im Stabe des Reichsleommissars die een ruime mate van zelfstandigheid behield. Hoofd van die afdeling werd Janke die wij al eerder noemden, en Goebbels moest er in. berusten dat de voornaamste functionaris van het Promi die vóór mei '40 in Den Haag werkzaam was, Heinrich Hushahn (de lezer ontmoette hem reeds als de man die onmiddellijk na de capitulatie het ANP gelijkschakelde) als personlicher Presserejerent des Reichsleommissars min of meer op een zijspoor gerangeerd werd. Het beleid van de Presseabteilung was eerder op geleidelijkheid gericht dan op bruusk ingrijpen; daarmee kwam zij nogal eens in botsing met Hushahn en met andere ambtenaren van het Promi die naar Den Haag gedetacheerd waren en daar toegevoegd aan een van de belangrijkste onderdelen van Schmidts Generalkommissariat: de Hauptabteilung [iir Volksaufklä nmg und Propaganda.

XCHoe die Hauptabteilung er precies uitzag, willen wij hier niet vermelden:60

lOok Goebbels begreep van Nederland weinig. schreef hij in februari '42 na een lang gesprek met Seyss-Inquart, Goebbels: 1942-1943, p. 90 (15 febr. 1942». Voor Seyss Inquart had Goebbels waardering, en hij wilde hem te vriend houden, mede omdat hij in hem een mogelijke opvolger van de gehate van Ribbentrop zag. Eind' 43 be vorderde Goebbels dat Seyss-Inquar als opvolger van Hans Frank president van de werd.

609 [PDF]
IN DE PAS!

de lezer zal de belangrijkste functionarissen nog in hun activiteit tegenkomen. Wat Schmidts leiding betreft, merken wij slechts op dat ook hij op het standpunt stond dat men de krantenlezers en de radioluisteraars een zorgvuldig gedoseerde hoeveelheid nieuws moest voortzetten. Die gehele nieuwsvoorziening moest in dienst staan van de propaganda, zoals de propaganda op haar beurt in dienst stond van de politiek en aangezien SeyssInquarts politiek er op gericht was, de Nederlanders als het ware 'uit eigen beweging' de zegeningen van het nationaal-socialisme te laten ontdekken, vond ook de beïnvloeding die van Schmidts Ceneralkommissariat (alsmede van de Presseabteilungï uitging, als regel op de achtergrond plaats. Rechtstreekse, onverhulde Duitse propaganda was in '40 een uitzondering en zij zou ook later een uitzondering blijven omdat, van eind '40 af, de taak die het Prom; in Duitsland vervulde, in bezet Nederland ter hand genomen werd door een op het Promi gemodelleerd, door de NSB' er dr. T. Goedewaagen geleid departement: het departement van volksvoorlichting en kunsten; wij komen er in ons volgend deel op terug. Er zijn niettemin in het eerste halfjaar der bezetting enkele propaganda-acties ondernomen waarbij de bezetter openlijk als initiatiefnemer optrad. Het heeft zin, daar kort bij stil te staan, in de eerste plaats op grond van de reacties aan Nederlandse kant.

XCWij denken dan in de eerste plaats aan Seyss-Inquarts initiatief om Nederlandse kinderen hun vakantie in Oostenrijk te laten doorbrengen. De Reichs kommissar maakte die mogelijkheid bekend bij zijn eerste bezoek aan Rotterdam (22 juni). Hij zei toen dat zesduizend kinderen van acht tot veertien jaar aan die reis konden deelnemen. Het kostte moeite, dat aantal bijeen te krijgen en er zijn onder diegenen die vertrokken, vermoedelijk (precieze gegevens ontbreken) vrij veel kinderen uit NSB-gezÏtmen geweest. De meeste ouders voelden er niets voor, aan Seyss-Inquarts opzet medewerking te verlenen. In Rotterdam wekte een circulaire van burgemeester Oud waarin deze de ouders aanspoorde, hun kinderen op te geven, veel ergernis - een ergernis die Oud versterkte toen hij enkele weken later samen met Seyss-Inquart bij het vertrek van de eerste groep aanwezig was. Deze vakantie-actie werd door de National-Sozialistische Volkswohlfahrt (wij zullen die organisatie nog behandelen) betaald. Mede doordat dit feit niet bekendgemaakt werd, gingen in Nederland spoedig geruchten de ronde doen dat de Nederlandse Bank er het geld voor had moeten fourneren. 'De schoft van Radio Bremen zei over de uitzending van Nederlandse kinderen naar de Ostmarh", aldus een pamflet, 'dat Duitsland daarmede heeft bewezen dat het niet alleen wonden kan slaan maar ook wonden kan helen!!!' - A. van Atten wijdde er een gedicht aan dat spoedig in circulatie kwam:

610 [PDF]
KINDEREN NAAR OOSTENRIJK

'Kind'ren drinken in de Ostmark heerlijke van Nelle's thee en ze kregen bij het weggaan soms een C & A-tje mee. Zeg nu niet: "t Is makk'!ijk geven alsje 't eerst van and'ren steelt!' Foei, betoon 11 toch erkent'!ijk wanneer Duitsland wonden heelt!'1

XCToen de kinderen na een maand of twee terugkwamen, 'bleken enige besmet te zijn met een kwaadaardige, in ons land weinig voorkomende vorm van difterie.'2

XCIn de herfst had een tweede propaganda-aerie van de bezetter een nog duidelijker contra-effect. Schmidt had namelijk het plan ontwikkeld om door middel van een aan Hitler gewijde brochure het Nederlandse volk van de grootheid en grootmoedigheid van de Führer te overtuigen. In een aanzienlijke oplaag kwam die brochure: Wilt u de waarheid weten? Hitler zoals men hem aan u getoond heeft en zoals hij in werkelijkheid is, in november gereed. Boven reeksen sentimentele foto's stonden opschriften als 'Duitsland is sterker als alle Volkeren omdat Adolf Hitler de beste Volksleider is', 'De jeugd heeft Hitler boven alles lief!' 'De arbeiders houden van de socialistische Hitler!' 'De mensen der wetenschap en kunst houden van Adolf Hitler', 'De soldaten zijn enthousiast over de veldheer Hitler!', 'Hitler overwon door de kracht die uit het goede geweten voortvloeit', 'Hitler haat de oorlog, hij houdt van kinderen, van dieren' - het wekte alles eerder een hoongelach dan gevoelens van sympathie. Bijna I70 000 exemplaren van de brochure werden door leden van het Arbeitsbereich der NSDAP huis aan huis verspreid, 300 000 werden er door de PTT gedistribueerd. Het kwam voor, dat Duitse verspreiders met Nederlanders in gevecht raakten. Volgens de "Meldungen aus den Niederlanden' werd van wilt u de waarheid weten? 'in zahlreichen Pallen die Annahme abgelehn: ader den Verteilern die Tur gewiesen, Verschiedentlick wurde die Schrift auf die Strasse geioorjen ader zerrissen.ê

XC'Ja, wij willen de waarheid weten', aldus weer een pamflet, 'maar omtrent onze roomboter. Duitsland gebruikt die voor het smeren van vliegtuigmotoren.

XC1 Gestencild pamflet in collectie proc.-gen. Amsterdam, bundel VI (1940). 2 Gemeente Utrecht: Verslag flan de toestand der gemeente in 1945 met terugblik op de jaren 1941 t.e.m. 1944 (1950), p. 231. De vakantie-actie werd in de zomer van '41 herhaald; ca. vijfhonderd kinderen werden toen uitgezonden. S "Meldungei: aus den Niederlanden', 23 (3 dec. 1940), p. 2.

611 [PDF]
IN DE PAS!

XCJa, wij willen de waarheid weten omtrent onze koffie en thee. Verkwanseld aan Zweden voor oorlogsmaterieel.

XCJa, wij willen de waarheid weten omtrent onze pluimvee- en veestapel. Verkocht naar het buitenland door de bezetters ...

XCJa, wij willen u de waarheid zeggen omtrent volkenrecht en plicht der bezetter! ... Die waarheid luidt: dr. Seyss-Inquart vertrek per eerste gelegenheid naar uw Vaterland maar vergeet vooral niet, de hele kliek landverraders en handlangers mee te nemen/ '

Pers

XC

XCEnkele dagen na de capitulatie was de preventieve censuur die aanvankelijk in de bezette delen van het land toegepast was, door een repressieve censuur vervangen, waarbij van Duitse kant de voorwaarde gesteld was dat de dagen nieuwsbladen voortaan niets zouden publiceren dat in enig opzicht voor Duitsland nadelig zou kunnen zijn; misschien was wel het belangrijkste dat berichten, afkomstig uit landen waarmee Duitsland in oorlog was, niet meer opgenomen mochten worden. Er werd trouwens voor gezorgd dat die berichten de bladen als zodanig ook niet meer bereikten: op 15 mei was, zoals wij eerder beschreven, het Algemeen Nederlands Persbureau door Hushahn gelijkgeschakeld. President-directeur van de Pol had zich bij Hushahns ingrijpen neergelegd; aile Joodse medewerkers waren ontslagen en de redactionele leiding was aan pro-Duitse figuren toevertrouwd: van Megchelen als hoofdredacteur, van der Vaart Smit als hoofd van het Haagse bureau. Op initiatief van de vereniging van dagbladdirecteuren was het ANp2 eind '34 tot stand gekomen door een fusie van vier persbureaus waarvan het Haags Correspondentiebureau voor Dagbladen (directeur: mr. J. J. Belinfante) en het persbureau Vaz Dias (directeur: M. S. Vaz Dias) de belangrijkste waren. Van de Pol, toen directeur van de Delftse Courant, had zich voor die fusie zeer ingespannen: hij werd president-directeur van het ANP waarvan . Vaz Dias en Belinfante directeuren werden; een zoon van Belinfante, mr. J. F. E. Belinfante. werd adjunct-directeur, Vaz Dias verdween spoedig uit de directie maar men sloot toen met hem een overeenkomst die o.m. bepaalde dat hij, zolang hij leefde, een uitkering zou krijgen van f 12 000 per jaar. Korte tijd na de gelijkschakeling werd die uitkering door van de Pol tot minder dan de helft: f 5 000, teruggebracht; de Belinfante' s die op grond van hun Joodse afkomst ontslagen werden, gafhij een pensioen van ongeveer de

XC1 Collectie proc.gen. Amsterdam, bundel V (1940). 2 Gegevens in Cpz, 223.

612 [PDF]
ALGEMEEN NEDERLANDS PERSBUREAU

zelfde hoogte; de Joodse medewerkers kregen slechts salaris tot eind juni. Voor één medewerkster die bij Vaz Dias en het ANP tezamen twee-entwintig jaar in dienst geweest was, achtte van de Pol een pensioen van vijftig gulden per maand voldoende maar de raad van beheer van het ANP vond dat bedrag te hoog.

XCDie raad van beheer bestond in '40 uit de directeuren van zeven dagbladbedrijven. H. Kuypers, directeur van het meest gezaghebbende katholieke dagblad, De Maasbode (Rotterdam), was voorzitter, L. Evers, directeur van Het Rotterdoms Nieuwsblad (neutraal), vice-voorzitter, Y. G. van der Veen, algemeen directeur van de Arbeiderspers, secretaris. Lid waren voorts H. Diemer, directeur van De Rotterdauuner (anti-revolutionair), C. M. Dosker, directeur van De Nieuwe Koerier (Roermond; katholiek), F. H. H. Herold, directeur-generaal van het Neerlandia-concern (met dagbladen in Utrecht, Maastricht en Breda; katholiek) en Th. M. Houwert, directeur van Tubantia (Enschede; neutraal). Toen deze raad op 20 juni voor het eer-stna de capitulatie bijeenkwam, keurde hij met uitzondering van de genoemde pensioenkwestie, aile regelingen goed die van de Pol in mei getroffen had. Er kwamen nadien enige wijzigingen in de samenstelling: Kuypers en Diemer trokken zich terug (Diemer werd in '4I weer bestuurslid), Evers werd waarnemend voorzitter en de plaats van van der Veen werdna zijn dood door zijn opvolger bij de Arbeiderspers ingenomen, de NSB'er Kerkmeester." Het is overigens niet onze indruk dat van de Pol aan het overleg met zijn raad van beheer veel waarde toekende: hij was een bijzonder eigenzinnig man met dictatoriale neigingen - en hij was er in '40 van overtuigd dat Duitsland de oorlog practisch al gewonnen had. Met Hushahn die een soort vaste toezichthouder op het ANP werd, kwam, aldus het jaarverslag over '40, een 'goede persoonlijke en zakelijke samenwerking' tot stand, van de Pol riep eind juli bij voorbaat de hulp van het Deutsche Nochrichten biiro in teneinde, na de geslaagde Duitse landingen in Engeland, met zo weinig mogelijk moeite van zijn overeenkomst met het Engelse persbureau Reuter af te komen, in september nam hij aan dat het ANP na 'een wijziging van staatkundige grenzen' die uit de 'vrede' zou voortvloeien, een eigen groot bureau in Brussel zou kunnen vestigen en enkele maanden later koosI~

1 Evers werd in '41 voorzitter, in '42 werd dat de directeur van de mr. H. de Bloeme. In '41 was de plaats van Dosker ingenomen door de directeur van F. H. ]. Holdert. Deze was de enige die steeds weigerde, na afloop van de vergaderingen van de raad van beheer met Hnshahn of diens opvolger te lunchen of te dineren. (H.H.].). van de Pol. 'Het ANP in oorlogs tijd' (1969), p. Ia, Doc II-19, a-,X).

613 [PDF]
IN DE PAS!

hij als vaste correspondent te Berlijn een Nederlandse journalist uit die tevoren als medewerker van de Presseabteilung passages uit Nederlandse kranten in het Duits vertaald had. 'Tracht u', aldus de instructie die deze correspondent daags na de Amsterdamse Februaristaking van van de Pol meekreeg, 'aan de hand van de voorlichting welke gij in Berlijn van vooraanstaande personen kunt krijgen, een helder en volledig beeld van de politieke toestand te vormen en beoordeel met voorzichtigheid wat gij daarvan in het belang van de ontwikkeling ener goede samenwerking tussen Duitsland en Nederland aan de openbaarheid in ons land kunt prijsgeven.'l

XCDie 'goede samenwerking' stond dus voorop, maar van de Pol ging zich toch steeds minder op zijn gemak voelen. Het ergerde hem dat Hushahn en zelfs van Megchelen, die zich intussen bij de NSB aangesloten had, meermalen in zijn beleid ingrepen; bovendien ging hij zich in de lente van '41 realiseren dat hij op het verkeerde paard gewed had. Van maart '41 af provoceerde hij zoveel conflicten dat hij in mei 'wegens politieke onbetrouwbaarheid' ontslagen werd"; bij kreeg een aanzienlijk wachtgeld."

XCZo was het ANP van mei' 40 af een instrument geworden van Duitse propaganda. Buitenlandse berichten werden practisch alleen overgenomen van het DNB. Het ANP gaf trouwens niet alleen berichten door, maar ook (voor de radio) door de Duitsers geïnspireerde commentaren ; die laatste vormden de grondslag voor de propagandistische praatjes die van 21 juli af door het ANP aan het radionieuws van acht uur 's avonds toegevoegd werden Zo heette het op 27 juli, vlak voor de aangekondigde eerste toespraak van koningin Wilhelmina voor Radio Oranje (28 juli), dat de koningin, die zich in 'het centrum van een stervende wereld' bevond, 'haar land in de steek gelaten' had, 'zij is niet bij haar volk doch is uirgeknepen.é Dit ene voorbeeld achten wij voldoende."JJJ

1 'Richtlijnen voor de correspondent van het ANP te Berlijn', 27 febr. 1941 (Cpz, 219). 2 PRA-Den Haag: p.v. inz. P. van Megchelen (28 okt. 1946), p. Ia (ge tuige H. H. van de Pol) (Doe 1-III6, a-s). 3 Vervolgens hield van de Pol zich, volgens zijn eigen naoorlogse formulering, tot september' 43 'gedekt'; nadien dook hij onder en ging hij het verzet steunen. (H. H. van de Pol: 'Verantwoording' (1948), Cpz, 219). Regeringspersdienst (Londen): 27-29 5 Na dit praatje werd op de nieuwslezer van het ANP (dezelfde die op 10 mei de proclamatie van de koningin voorgelezen had!) een aanslag gepleegd waarvan de achtergrond niet geheel duidelijk is; de man heeft later beweerd dat hij die aanslag zelf geënsceneerd had teneinde zijn werk te kunnen neerleggen. Hij moest in een ziekenhuis opgenomen worden.

614 [PDF]
ALGEMEEN NEDERLANDS PERSBUREAU

Voor het beeld dat de dag- ennieuwsbladen tijdens de bezetting boden, is de gelijkschakeling van het ANP van fundamentele betekenis geweest. Er was overigens van de verhoudingen in Duitsland wel zoveel bekend dat ieder die op de sector van de pers werkzaam was, beseffenkon dat er, zolang de Duitse bezetting duurde, geen sprake zou zijn van een vrije pers, d.w.z. van een pers die zelf bepaalde wat zij wel of niet aan berichten zou brengen en die in haar commentaren eerlijk en openhartig kon zijn. Er is ons evenwel slechts één nieuwsblad bekend, het kleine, in Vlissingen verschijnend Zeeuws Nieuwsblad, waarvan de uitgave na de capitulatie om principiële redenen stopgezet werd; de directeur-hoofdredacteur, C. L. Koster, kon een functie vinden als inspecteur van een bouwkas. Alle andere bladen (bijna tachtig dagbladen en meer dan honderdzeventig, meest zeer kleine nieuwsbladen die eenmaal of meerdere malen per week verschenen) zetten de publikatie voort, zulks in overeenstemming met de algemene richtlijnen die van Den Haag uitgingen. Behalve voorzover men nationaal-socialistisch of pro-Duits dacht, kwam men daardoor bij de pers van meet af aan in een scheve positie te verkeren: de redacties gingen een product vervaardigen dat zij, voorzover zij in hun vak meer zagen dan een willekeurige betrekking, zelf goeddeels als misleidend en onwaarachtig moesten bestempelen. Was er verschil tussen zulk een redacteur en een arbeider die aan orders voor de Wehrmacht werkte? In zekere zin niet: beiden stonden, zij het met tegenzin, in dienst van de Duitse oorlogsinspanning - maar er was toch wel dit verschil dat, terwijl die arbeider naast en in zijn werk op politiek gebied denken kon wat hij wilde en geen invloed uitoefende op het denken van anderen, de redacteur juist zijn intellect dienstbaar moest maken aan 's vijands doeleinden om een product af te leveren dat bij uitstek het denken van andere mensen, de lezers namelijk, diende te beïnvloeden.

XCOf het dit ook deed, is een geheel andere vraag. Een vraag ook die bij gebrek aan objectieve gegevens moeilijk beantwoord kan worden. Onze algemene indruk is dat de pers, al door het eenzijdig karakter van haar berichtgeving, van de zomer van' 40 af gestadig aan invloed ingeboet heeft.

XCAanvankelijk was er in de perswereld, als in heel Nederland, sprake van een zekere verdoving. Later in mei en ook nog in juni drong zich aan vele journalisten en redacteuren de indruk op dat de beslissing in de oorlog in 6 I

615 [PDF]
IN DE PAS!

feite al gevallen was. Daar verbond men dan over het algemeen (op de uitzonderingen komen wij nog terug) de conclusie aan, dat Nederland zich moest aanpassen. Hier en daar hebben wij in ons relaas al citaten uit de pers opgenomen waarin men die conclusie kon vinden. Het lijkt ons niet noodzakelijk, meer voorbeelden te geven. 'Die niederländische Presse', zo rapporteerde F. W. Wickel, tevoren hoofd van het Kulturreferat van de Duitse legatie, zomer' 40 medewerker van Generalkommissar Schmidt,

XC'linderte sich sa erstaunlich schnell dass man - wenn man den 'Telegracif', 'Het Vaderland' ader 'Het Volk' las - keinen Unterschied bemerkte. Die schärfste Zensur hätte kein besseres Resultat haben leonnen. Die deutschen Benorden wurden mit dem[reundlichsten Kommentor durch ebendieselben Zeitungsschreiber die Seyss-Inquart noen kurz vorher als Verräter ... bezeichneten; begrüsst ... Das Ceschäft war gerettet.'l

XCBedoelde Wickel met dat laatste dat men ande~s schreef dan rnen meende teneinde het bedrijf te redden? Dat lijkt ons niet juist. Onze algemene indruk is veeleer dat men in die begintijd meende wat men schreef. Daarom juist kon een van de Duitse Peulkommandanturen in juni' 41 met nostalgie op de vroege zomer van '40 terugzien: 'VaT einem Jahre waren die hol/ändischen Zeitungen unsere besten Propagandisten.è Eind juli was ook Seyss-Inquart nog zeer tevreden, met name over de grote dagbladen: 'Die DurchfUhrung lion Pressekonjereneen unter Aufsicht Schmidts', zo schreef hij in zijn eerste rapport aan Hitler,

XC'lässt die grosse Pre sse gut und erfolgreich steuern. Die Cefahr einzelner immer seltener werdender Entgleisungen wurde in Kau] genom men, gegenüber der Notwendigkeit, die Presse lebendig zu erhalten. Der Leserkreis sinkt gleichwohl ab, eine nicht tmgewohnte Erscheinunç, die aber den Vorteil hat dass die Zeitungen in Schwierigkeiten Ieommen, daher freiwillig zusammengelegt wetden und aucn aus den Handen der derzeitigen Besitzer iibernommen wetden können.'

XCHet is een in veel opzichten tekenende en belangrijke passage; belangrijk óók omdat er uit blijkt dat het tot Seyss-Inquart doorgedrongen was dat de lezerskring der kranten inkromp. 'Der Hollander', had Wickel al geschreven, 'hat nun auch seine Anhänglichkeit zu seiner Zeitung verloren.ê Inderdaad: allen die anti-Duits dachten of voelden, vonden dat denken en voelen aanvankelijk vrijwel nergens in de pers weerspiegeld. Maar in de loop van dein Holland(Stimmungsbericht).FeldNr.'Eindrücke in Holland demMai

1 14. z.d., p. 2 2 724: 12' (30 juni 1941), p. 13 (CDI, 12.0846-62). S 14. p. 2.

616 [PDF]
WILLI JANKE

zomer ging de publieke opinie merkbaar op de pers inwerken, hetgeen zich, vooral toen bleek dat Engeland met succes doorvocht, bij menig blad 'in allerlei steken tegen de bezetter ging uiten; die vonden, als ze opgemerkt werden, bij de lezers waardering maar ze maakten het feit niet ongedaan dat de pers al door haar berichtgeving steun verleende aan de machthebbers van het Derde Rijk.

XCSeyss-Inquart maakte in dat verband melding van het effect der Z.g. persconferenties. Wij zullen in een volgend deel van ons werk nog weergeven, aan hoe talrijke en gedetailleerde voorschriften de pers in de loop van de bezetting onderworpen werd, maar bij de persconferenties die van juni '40 af gehouden werden, willen wij Iller even stilstaan.

XCEen jaar of twee lang was bij die conferenties aan Duitse kant Willi Janke de belangrijkste man. De Presseabteilung waarvan hij het hoofd was, zorgde er voor, zulks met een staf van lectoren en vertalers, dat de Reichskommissar, de Generalkommissare, de Beaujtragten en het Auswártige Amt dagelijks overzichten kregen van hetgeen in de Nederlandse ochtenden avondbladen gepubliceerd was. Het was evenwel Janke's primaire taak om aan de Nederlandse pers duidelijk te maken, in welke geest zij diende te schrijven.

XCJanke was in 1902 in Oostenrijk geboren. Hij was in '25 als journalist naar Nederland gekomen en was er met een Nederlandse vrouw getrouwd. Hij sprak goed Nederlands. Lid van de NSDAP was hij niet en de NSB werd door hem als een hopeloos kleine, incompetente minderheid beschouwd. Hij voelde veel meer bijvoorbeeld voor de 'nationale concentratie' waar eind juli en begin augustus' 40 over gesproken werd. In die tijd waarschuwde hij Seyss-Inquart tegen een samengaan met de NSB. Succes had hij niet. Nadien zorgde hij er voor dat deze en gene onder de journalisten die de persconferenties bezochten, te weten kwamen dat ook hij, Janke, van de NSB weinig hebben moest. In de kring dier journalisten genoot hij op grond van zijn bonhomie een zekere populariteit; helemaal echt was die bonhomie overigens niet: Janke kon, als hem dat in zijn kraam te pas kwam, arrogant en intimiderend optreden. Misschien koesterde hij in zijn hart wel iets van verachting voor al die Nederlandse journalisten, meestal een stuk of dertig (maar dat kon tot zeventig oplopen), die op de dagelijkse conferentie zo ijverig noteerden wat hij als de officiële Duitse standpunten naar voren bracht, Er waren onder die journalisten maar weinigen die, zoals de Haagse correspondent van De Telegraaf, mr. J. C. de Wit, en zijn collega van de NRC, mr. J. J. van Bolhuis, tenminste openhartige vragen durfden stellen. 'Zij die dit dagelijks gedoe niet hebben meegemaakt, kunnen zich', aldus later een der journalisten die dag in, dag uit de persconferenties bijgewoond had, 'onmogelijk realiseren hoe vernederend en deprimerend dit was, op 6 1

617 [PDF]
IN DE PAS!

het verdrietige af ... Alleen het vragenspel gaf enige voldoening" - maar ook dat was toch veelal niet meer dan een spel.

XCHet verdient de aandacht dat het systeem van de geleide pers als systeem in 1940 bij de bladen zelf geen verzet gewekt heeft, later trouwens ook niet. Het was alles zo bedriegehjk geleidelijk gegaan. Men had dat systeem aanvaard in een periode waarin het leek dat er wel een wonder gebeuren moest, wilde Duitsland de oorlog nog verliezen; nadien zat men er in vast. Men wende er ook aan; afstomping ging mede een rol spelen.

XCCollectief verzet heeft zich in het eerste bezettingsjaar slechts voorgedaan tegen twee uitvloeisels van het systeem: in oktober' 40 toen de pers iristructie kreeg, een voor de koningin beledigend onderschrift bij een foto te publiceren, en in januari' 41 toen aan de bladen door het departement van volksvoorlichting en kunsten verboden werd, kritiek op de NSB uit te oefenen. Op dat tweede geval, waarbij Goedewaagens departement een gevoelige nederlaag leed, komen wij in ons volgend deel terug.

XCWat het eerste betreft: in september hadden de BBC en Radio Oranje bericht dat koningin Wilhehnina een groot, door Nederlanders in de vrije wereld bijeengebracht bedrag aan de Britse minister voor de luchtmacht overhandigd had voor de aanschaf van jagers en bommenwerpers. Toen nu in de nacht van 2 op 3 oktober enkele bommen op Haarlem neergekomen waren, kreeg de pers van de zijde van de Presseabteilung een foto van de schade toegezonden die men op de voorpagina moest opnemen; onder die foto diende een onderschrift te verschijnen waarvan de tekst woordelijk voorgeschreven werd en waarin o.m. stond: 'Hollandse belastinggelden, meegenomen door Hare Majesteit de Koningin, zijn besteed om Hollandse burgers te doden.' Dat was vele redacties te gortig. Men zocht onderling contact," weigerde plaatsing van het onderschrift - en had succes: de tekst werd ingetrokken. Wij zullen nog beschrijven dat men bij de tweede gelegenheid met zijn collectief protest 66k succes had. Maar daar bleef het bij: er kwam. geen groepering of wat dan ook tot stand die aan die twee voorbeelden kracht ontleende om de strijd tegen de Duitse bevoogding op een veel breder front aan te binden. Blijkbaar beschouwde men die strijd bij voorbaat als tot mislukken gedoemd.

XC1 J. C. A. Coucke: 'De Nederlandse pers tijdens de bezetting', p. 5-6 (Doe 1-303, a-j), 2 Het initiatief tot deze actie hebben zowel de hoofdredacteur van De Telegraaf als de chef-redacteur van De Standaard voor zich opgeëist. Het lijkt ons aannemelijk dat zij beiden los van elkaar ongeveer terzelfdertijd tot hun protestactie overgegaan zijn.

618 [PDF]
'DE REFORMATIE'

Hoe verging het de weekbladen?

XCDe Waag komt nog ter sprake. De Haagse Post werd gelijkgeschakeld en zag zijn verkoop inkrimpen tot een fractie van wat hij geweest was. De Groene Amsterdammer reduceerde zichzelf tot een a-politiek, cultureel weekblad; door het wegvallen van bijna al zijn advertenties gafhet na vijf maanden de ongelijke strijd op. Andere weekbladen van meer levensbeschouwelijke of godsdienstige aard kwamen aanvankelijk nog met openhartigheid voor hun beginselen uit. Wij menen geen enkel blad onrecht te doen walmeer wij in dat verband onze voorbeelden willen beperken tot het weekblad De Rejorniatie dat in '20 opgericht was en sinds '35 onder hoofdredactie stond van een van de hoogleraren van de Theologische Hogeschool te Kampen, prof dr. K. Schilder.

XCZoals wij in Voorspel beschreven, had Schilder er in belangrijke mate toe bijgedragen dat de Synode der Gereformeerde Kerken in de herfst van '36 de beginselen van de NSB onverenigbaar verklaard had met de gereformeerde belijdenis, Vóór mei' 40 was hij in De Rejormatie voortgegaan met de bestrijding van het nationaal-socialisme. Begin juni begon het weekblad weer te verschijnen en tegen de directie van de firma die het blad uitgaf, Oosterbaan & le Cointre te Goes, zei Schilder: 'De jeugd zou het niet begrijpen als ik nu opeens mijn standpunt verander.' Schilder was getrouwd, hij had vier kinderen en hij was zich bewust wat hem boven het hoofd kon hangen: 'De gevangenisdeuren staan voor mij open', zei hij.l Een grote oplaag had De Rejormatie niet (ca. drieduizend exemplaren), maar het blad werd veel gelezen door predikanten die in hun gemeente eigen weekblaadjes uitgaven en die dus artikelen uit De Rejormatie konden citeren."

XCOp 9 juni kwam weer een nummer van De Rejormatie uit. Er stond een artikel van Schilder in waarin hij de koningin in bescherming nam tegen de kritiek die naar aanleiding van haar vertrek op haar uitgeoefend was. In totaal verschenen achter elkaar tien nummers. Schilder schreef alle hoofdartikelen, gaf bijbelcommentaar, werkte zijn standpunten in Z.g. brieven 'aan een jongere tijdgenoot' uit, citeerde elk moedig artikel dat hij elders in de pers kon vinden en verzuimde niet, uit de verzamelde werken van Vondel en Revius de meest strijdbare gedichten naar voren te halen. Hij stelde de absurde pretenties van de NSB en van Nationaal Front aan de kaak, hij wekte op tot geloofsmoed en trouwaan de wettige overheid: koningin en ministers. Daadwerkelijk verzet tegen de Duitsers wees hij af;61

1 K. C. van Spronsen, 6 nov. 1959. 2 Men vindt Schilders in de zomer van' 40 gepubliceerde artikelen in:

619 [PDF]
IN DE PAS!

men moest, betoogde hij, voor de eigen vrije instellingen opkomen, zich steeds plaatsend op de basis van het Landoorlogreglement.

XCSchilder schreef scherp, vaak ook met ironie en sarcasme - en voor zijn lezers bevattelijk. Er ging van zijn artikelen een bevrijdende werking uit. Wie op De Rejormatie geabonneerd was (het blad kreeg er vijfhonderd abonné's bij), kon nauwelijks de vrijdag afwachten waarop men het nieuwe nummer over de post toegezonden kreeg. 'De schuilkelder uit, de uniform aan', zette Schilder boven zijn hoofdartikel in het nummer van 21 juni: 'Laat zien wie ge zijt: een goed christen en tegen elke revolutie en dus eengoed Nederlander onder het Nederlandse recht ... Als wij niet durven zeggen wat recht is, raken we onze mensen voor altoos kwijt.' 'Ik geloof', schreefhij vier weken later in De Rejormatie.

XC'dat de Here Zich zeer vertoornt over velerlei christelijk gebazel. Formele gezindheidsethiek is· het: kermen, verootmoedigen, zuchten, bidden. Maar materieel zeggen: zó en zó moet gij vandaag doen, dat ontbreekt maar al te veel . .. Geen groter steun voor de geesten die thans verwarring stichten dan een laffe kerk die met haar eisen van formele ethiek, bijvoorbeeld 'wees correct', heel correct de preekstoel voorbijloopt. Althans de preekstoel die concreet spreekt.'

XCIn datzelfde nummer (19 juli) keerde Schilder zich tegen de persinstructie, voortaan over de koningin te zwijgen. Van die instructie had hij kennis gekregen door een aanschrijving van de z.g, Raad van Voorlichting der Nederlandse pers, een '[out' gezelschap dat nog ter sprake komt. 'Ik spreek heden', schreef Schilder, zich tot die Raad richtend,

XC'rechtstreeks over onze koningin aan wie èn de grondwet èn het deze respectetende oorlogsrecht mij als onderdaan verplicht. Ik hoop dat de God der eeuwen haar genadig zal zijn. Ik zalmorgen in de kerk waar gij niet komt, openlijk voor haar bidden. Ik spreek linea recta mijn beste wensen voor het Koninklijk Huis uit En weet dit: als dit nummer van ons blad in handen van onze lezers komt zalonder wie ik bereiken kan, een ban gebroken zijn.'

XCZowashet.

XC'Wat Schilder met zijn artikelen voor ons volk doet, is', schreef een gemeente-ambtenaar te Kampen in zijn dagboek, 'ont-zag-lijk! Ze moeten later in goud gegrift! Lange kolommen heb ik vrijwel van buiten geleerd en geëxcerpeerd voor ik de krant verder gaf!'lvan Boven:p.

1 A. 13 (IS juli 1940).

620 [PDF]

XCIn het nummer van 16 augustus viel Schilder de vage ideologie van het Driemanschap der Nederlandse Unie aan:

XC'Zij zeggen wel dat geloof en politiek, religie en politiek, van elkaar gescheiden moeten blijven, maar zij menen eigenlijk dat hun humaniteitsgeloof en hun laat-pantheïserende karikatuur-religie op het politieke erf waar immers de machtsmiddelen bij de hand zijn, de strijd willen voeren tegen het geloof in de transcendente God en tegen de theïstische religie.

XCGod weet of zij de 'macht' hier zullen krijgen met haar middelen.

XCWij weten dat wij de 'bevoegdheid' zullen houden.

XCMacht en bevoegdheid blijven gelukkig twee. Tenslotte zal de antichrist géne, en de Kerk déze behouden. En daarna komt de dag van de grote oogst. Kom, Here Oogster, ja kom haastelijk, kom over het Kanaal en over de Brennerpas, kom via Malta en Japan, ja kom van de einden der aarde en breng Uw snoeimes mee, en wees genadig aan Uw volk; het is wel bevoegd, maar slechts door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen.'

XCTwee weken voor dit artikel verscheen, had Generalkonunissar Schmidt er bij de Sicherheitspolizei al op aangedrongen, De Reformatie voor zes maanden te verbieden. Veel haast had de Sicherheitspolizei daar niet achter gezet, maar nu greep zij in: in Schilders apocalyptische beeldspraak las zij louter de wens dat de Engelsen zo spoedig mogelijk het Kanaal zouden oversteken om het Derde Rijk te vernietigen. De Rejormatie werd zonder tijdslimiet verboden en Schilder werd gearresteerd.' De Gereformeerde Kerkbode van Delftshaven en die van Noord-Brabant en Limburg die beide tegen de arrestatie protesteerden, werden beide door een verbod getroffen. Schilder zelf werd drie-en-een-halve maand vastgehouden, aan lange verhoren onderworpen en in december vrijgelaten, evenwel met de aanzegging dat hem voortaan 'jede schrijtstellerische oder iournalistische Tätigkeit' verboden was.ê

XCAan dat verbod hield hij zich. nam zijn hoogleraarsambt weer op en concentreerde in de jaren die volgden, al zijn energie op een dogmatisch

1 Tegen een der Haagse predikanten, ds. P. K. Keizer, deed van der Vaart Smit enkele dagen later de voor het tijdsgewricht typerende uitspraak, dat Schilder en allen die dachten als hij, 'zich door hun politiek getint verzet ... in een gevaarlijke positie begaven en dat hun, wanneer zij dit verzet niet zouden staken, in Sachsen hausen en Oranienburg' (dat waren twee namen voor één concentratiekamp) 'de ogen wel zouden opengaan.' (BG-Amsterdam: p.v. zitting inz. H. W. van der Vaart Smit (18 dec. 1948), p. 35 (Doe 1-1729, a-sJ). 2 K. Schilder: 31 (1946), p. 4.

621 [PDF]
IN DE PAS!

geschil binnen de Gereformeerde Kerken dat zich een jaar of vijf tevoren was gaan aftekenen. Het was of de bezetter niet meer voor hem bestond.

XCWas hem de gevangenschap toch zwaarder gevallen dan hij gedacht had? Had hij het gevoel dat hij aan de grens van zijn krachten gekomen was? Was hij in de cel gaan beseffen dat in de principiële artikelen waarmee hij zovelen een hart onder de riem gestoken had, een element van overmoed schuil ging? Wij kunnen, als zo vaak, op zo persoonlijke vragen geen antwoord geven. Schilder was, vertelde ons later een van de medewerkers van de uitgeverij van zijn blad,

XC'een man des vredes, Het lag helemaal niet in zijn aard om te vechten. Eigenlijk) was hij een groot kind. Hij had ook iets naïefs. zelf heb ik het niet helemaal kunnen zetten dat hij de voorwaarde van de Duitsers aanvaardde, niet meer te zullen publiceren. Ik heb er met hem ook wel over gesproken. U moet het zo zien: hij was vóór alles kerkmens en hij hing intens aan zijnleerlingen. Toen was de dogmatische strijd al gaande. Hij had het gevoel, zijn leerlingen in de steek te laten als hij hen in die strijd niet steunde. Het professorale leven had zijn hele hart,"

XCMen kan, schreven wij eerder, van elk departement, van elke provinciale griffie en van elk gemeentehuis een aparte bezcttingsgeschiedcnis schrijven - men kan dat ook van elk dagblad doen en dan zal, dunkt ons, tegen de achtergrond van hetgeen wij in dit hoofdstuk: reeds geconstateerd hebben, blijken dat zich meer variatie voorgedaan heeft dan men uit het lezen van de krantenkoppen alléén zou afleiden. Wij zullen daar straks nog voorbeelden van geven. Hier willen wij uitsluitend dieper ingaan op de gebeurtenissen bij enkele van de grootste dagbladen. De bladen van de Arbeiderspersa. J.

1 K, C. van Spronsen, 6 nov. 1959. 'Schilder', aldus ds. Buskes, 'was een groot kind. Buiten het luchtledige van de beginselen waarin ieder mens verwordt tot een schim, een drager van beginselen, maar geen mens van vlees en bloed meer, was Schilder een goed mens, hartelijk en mild. Ik weet dat uit eigen ervaring, De werkelijke wereld en de wereld van de beginselen waren twee volstrekt gescheiden gebieden voor hem. De mens Schilder en de polemicus Schilder waren twee mensen die naast elkaar leefden, ieder in zijn eigen wereld. Er zat iets van schizofrenie in. Daar mee heeft hij veel vrienden verspeeld die deze gescheidenheid niet verdroegen en het heeft velen tot zijn vijanden gemaakt.' Buskes: (197 0), p. 44)

622 [PDF]
NEERLANDIA-PERS

kwamen al ter sprake. Wij beperken ons nu tot de bladen van het N eerlandiaconcern en tot de Nieuwe Rotterdamse Courant, De Telegraaf en De Standaard. Op enkele andere dagbladen, o.m. het Algemeen Handelsblad en De Tijd, komen wij in een volgend deel terug.

XCDe in Utrecht gevestigde N.V. Uitgeversmaatschappij Neerlandia- gaf in '40 drie dagbladen uit: in Utrecht De Utrechtse Courant, in Maastricht De Limburger Koerier en in Breda Het Dagblad van Noord-Brabant en Zeeland. De Limburger Koerier had de grootste oplaag van alle katholieke bladen in Nederland, groter dan De Tijd en De Maasbode, veel groter dan De Volks krant. De oplaag van Het Dagblad van Noord-Brabant en zeeland was dubbel zo groot als die van welk ander Brabants dagblad ook, en het derde blad, De Utrechtse Courant, had in het Sticht talrijke lezers. Het concern was eigendom van de Utrechtse katholieke familie van de Weyer. Aanvankelijk hadden leden van die familie ook de dagelijkse leiding van het concern uitgeoefend maar in '40 berustte deze bij een directeur-generaal, F. H. H. Herold.

XCHerold (lid van de raad van beheer van het ANP) was als zeventienjarige knaap bij Neerlandia in dienst getreden; begin' 40 had hij er zijn vijftigjarig jubileum gevierd. In het bedrijf was hij dus op eigen kracht (aandelen bezat hij niet) tot de hoogste positie opgeklommen. Hij was een bekwaam zakenman en hij placht een straf bewind te voeren waarbij de drie hoofdredacteuren van tijd tot tijd aanwijzingen van hem ontvingen. Hoofdredacteur in Utrecht was J. J. H. A. Bruna, in Maastricht H. van den Broeck, in Breda dr. J. E. A. van de Poel. Van deze drie waren de laatste twee van Belgische afkomst; zij hadden in de eerste wereldoorlog beiden met het Vlaams activisme gesympathiseerd en dus min of meer aan de kant van Duitsland gestaan.

XCDe eerste bij wie de oude sympathieën voor Duitsland opnieuwontloken, was van den Broeck, 'Het gordijn der geschiedenis is gevallen over een oude wereld', schreef hij op 16 mei in een hoofdartikel, 'de toekomst vinde ons tot opbouw van een nieuwe wereld bereid.' Het stuk gaf in Limburg veel aanstoot, maar er verliepen bijna twee weken voor Herold er zwakjes op reageerde. In een brief aan de drie hoofdredacteuren drong hij er toen op aan, 'nu vooral geen artikelen te publiceren als zij niet de volkomen6 2

1 Gegevens in Cpz, 209.

623 [PDF]
IN DE PAS! zekerheid hebben dat die in haar gehéél de volledige instemming hebben

van de collega' s.' Van den Broeck antwoordde bits met er allereerst op te wijzen dat zijn collega van de Poel in Breda in de neutraliteitsperiode antiDuits geschreven had maar nu 'met zijn impulsief karakter' naar de andere kant doorgeslagen was: hij had althans in Het Dagblad van Noord-Brabant en Zeeland het lied 'Denn wir [ahren gegen Engelland' al tweemaal in de Duitse tekst met de Nederlandse vertaling er bij opgenomen; tot overleg was hij, van den Broeck, graag bereid maar voor 'een soort collectieve verantwoordelijkheid' voelde hij niets.'

XCDat leek op insubordinatie.

XCHerold eiste gehoorzaamheid. Er werd over ontslag gesproken, er dreigde een proces, van den Broeck droeg de behartiging van zijn belangen aan de NSB' er mr. van Vessem op - en in juli ging het conflict als een nachtkaars uit. Van de Poel was inmiddels lid geworden van de Raad van Voorlichting der Nederlandse pers die door de hoofdredacteur van De Waag, dr. Goedewaagen, gepresideerd werd en waar ook Rost van Tonningen lid van was: van den Broeck had nu dus de zekerheid dat hij samen met van de Poel in het college van hoofdredacteuren der Neerlandiapers steeds in de meerderheid zou zijn.

XCHerold draaide bij. Medio juli gaf hij van den Broeck als richtlijn (niet dat zulks nodig was want van den Broeck schreef al in die geest), 'het publiek te brengen tot loyale gehoorzaarnheid aan de bezettende macht en tot snelle aanpassing aan nieuwe ideeën en vormen.f In een bespreking die in augustus in aanwezigheid van de president-commissaris (een lid van de familie van de Weyer) en de gedelegeerd commissaris (mr. H. W. de Vink, lid van de RKSP, gedeputeerde van Utrecht) plaats vond, werd tenslotte de vrede getekend. Wat men van den Broeck daar nog wèl verweet, was dat hij zijn omzwaai zo bruusk uitgevoerd had 'in plaats van tactvol, waarbij', aldus het verslag, 'de redactie had moeten optreden gelijk een liefdevolle verstandige vader met het hart vol deernis doet tegenover domme, verwende en daardoor juist zo beklagenswaardige kinderen'3 - daar werden blijkbaar de lezers van de Neerlandia-bladen mee bedoeld. In de herfst ging van Herold nog de aanwijzing uit 'om uiterst voorzichtig te zijn tegenover de NSB ... en om vooral nog van geen voorkeur te laten blijken, geestelijk of heimelijk, voor Nationaal Front of Unie.'41940, van de vergadering op 7 aug. (a.v.). • Brief, 9 okt. 1940, van F. H. H. Herold

1 Brief, 3 juni 1940, van H. van den Broeck aan F. H. H. Herold (a.v.). 2 Brief, 17 juli 1940, van F. H. H. Herold aan H. van den Broeck (a.v.). S Verslag, 9 aug.

624 [PDF]
NEERLANDIA-PERS

XCHerolds beleid had de volledige instemming zowel van de raad van commissarissen als van de eigenaars van het Neerlandia-concern.

XCVan de Nieuwe Rotterdantse Courant- releveerden wij reeds dat de waarnemend hoofdredacteur, mr. M. Rooy, in juni een reeks door Telders geschreven hoofdartikelen plaatste waarin de volkenrechtelijke grenzen waaraan de bezetter gebonden was, duidelijk aangegeven waren. Rooy die in 1908 geboren was, was in ' 3 6, op acht-en-twintigjarige leeftijd dus, secretaris van de hoofdredactie geworden. In de zomer van '39 werd hij waarnemend hoofdredacteur: bij mr. P. C. Swart, de hoofdredacteur, openbaarden zich toen de eerste symptomen van de ziekte waaraan hij begin' 41 zou overlijden,

XCRooy die tijdens de meidagen gemobiliseerd was, werd op 23 mei uit de dienst ontslagen en zocht toen onmiddellijk mr. Swart op bij wie hij Telders aantrof Er kwam, aldus Rooy, de vraag aan de orde, 'hoe de courant kon doorverschijnen en een zoveel mogelijk Nederlandse houding aannemen.' 'Ik weet het niet', zei Rooy, 'ik zal het proberen'P Hij probeerde het, O.lll. door de beschouwingen van Telders op te nemen. Die leidden tot felle kritiek van de kant van de Presseabteilung en die kritiek drong via allerlei kanalen, met name via het Rotterdamse bedrijfsleven, tot de raad van commissarissen van het Z.g. Nijgh-concern door. Dat concern gaf behalve de Nieuwe Rotterdamse Courant, ook het Rotterdams Dagblad uit alsmede in Den Haag Het Vaderland en in Dordrecht De Dordtse Courant. Herhaaldelijk drongen leden van de raad van conunissarissen en drong ook de directeur van de NRC, mr. H. de Bloeme, er bij Rooy op aan dat hij van meer 'begrip' voor het 'nieuwe Europa' zou getuigen. De bom barstte toen Rooy op 13 juli in een hoofdartikel positief schreef over de samenwerking tussen de zes democratische partijen (hij wist niet dat die samenwerking de dag tevoren min of meer stukgelopen was op Schmidts bekende weigering). Blijkens dat artikel zag ook Rooy het als onvermijdelijk dat Nederland op de een of andere wijze bij het overwimlende Duitsland aansluiting zou zoeken ('juist in politiek opzicht zalons volk de tijdgeest moeten verstaan') maar, schreefhij, zich duidelijk richtend tegen de pretenties van de NSB en Nationaal Front: 'de overgrote meerderheid des volks wenst opRotterd. Crt., 6 2

1 Gegevens Cpz, I42 en I43. 2 Cpz: verslag van de zitting de 28-30 aug. I946, p. 4I-42 (Cpz, I42).

625 [PDF]
IN DE PAS!

XCde grondslag van geijkte Nederlandse waarden aan een nieuwe toekomst te

XCbouwen'; hij herinnerde ook aan 'de echt-Nederlandse grondslagen van

XCzelfdoen en verdraagzaamheid' - en wie in die tijd van 'verdraagzaamheid'

XCrepte, wees elke vorm van Jodenvervolging principieel af Het artikel verscheen op een zaterdag. Kennelijk pleegden commissarissen

XCen de directie onderling overleg want op maandag IS juli kreeg Rooy

XC'scherpe kritiek' in ontvangst te nemen, 'waarop ik', aldus zijn relaas in '45,

XC'mijn besluit nam, weg te gaan, want de heren wilden mij in een richting dwingen

XCdie ik niet wilde. De directie zat met de handen in het haar en vroeg mij wat er

XCnu gebeurenmoest. Ik heb gezegd dat er één oplossing was, nl. opheffing van de

XCcourant. De directie weigerde dit; men was van mening dat de oorlog slechts

XCkort zou duren en men wilde de apparatuur behouden." Er werd een uitvoerig

XCberoep op mij gedaan, op dit besluit terug te komen. Ik gevoelde: wanneer ik

XCtoegeef, kan ik misschien een artikel schrijven dat nog wel door de beugel gaat,

XCmaar men zal steeds verder gaan. Toen is de naam van Huyts naar voren ge

XCkomen, niet door mij in de eerste plaats"

XCen die naam moest bij buitenstaanders wel de grootst mogelijke verbazing

XCwekken.

XCMr. J. Huyts, redacteur van de NRC voor Oost-Europa, had zich sinds het

XCeinde van de jaren '20 een vurig bewonderaar van de Sowjet-Unie getoond;

XChij had herhaaldelijk de Sowjet-Unie bezocht en werd door menigeen als

XCeen agent van de Russische geheime dienst beschouwd; mèt anderen was hij

XCeind '39 uit het Comité van Waakzaamheid gezet. Huyts was een vreemd

XCsoortige intellectueel. Maakte het in augustus '39 tot stand gekomen Duits

XCRussisch bondgenootschap het hem in de zomer van '40 gemakkelijk,

XCopeens met syrnpathie van Duitsland te gewagen? Het had er alle schijn van. 'Hij had althans in juni en juli al enkele artikelen in de geest van het 'nieuwe =-Europa' geschreven die Rooy geweigerd had op te nemen: van de buiten

XCwacht wist niemand hoe Huyts over de toestand was gaan denken. Het was voor Rooy een heel probleem wat hij moest doen. Hij pleegde

XCoverleg met Swart. Zij waren het er over eens dat de NRC moest blijven

XC1 Met die apparatuur werden ook De Maasbode en De Rotterdammer gedrukt die

XCbeide door het bombardement van 14 mei hun bedrijfsinstallaties verloren hadden.

XC• Notulen van de eerste vergadering van de zuiveringscommissie ad hoc der Nieuwe

XCRotterd. Crt., IS aug. 1945, p. 4 (a.v.).

626 [PDF]
NIEUWE ROTTERDAMSE COURANT'

verschijnen. Welnu: Huyts was een ervaren journalist, hij behoorde tot de coterie van NRC-redacteuren en als dan toch iemand het beleid van het blad moest ombuigen, dan kon men, meenden zij, beter hèm nemen dan het risico lopen dat aan de NRC een buitenstaander opgedrongen werd. Het was Rooy en Swart bekend dat Huyts er bepaald veel prijs op stelde, de leiding van het blad in handen te nemen; zij wisten óók dat deze al met de 'foute' Raad van Voorlichting der Nederlandse pers contact opgenomen had.!

XCTot opluchting van directie en raad van cernmissarissen van de NRC droeg Rooy in feite de hoofdredactionele leiding ~an het blad aan Huyts over: de hoofdartikelen waren voortaan van diens hand. 'Wemoeten beseffen', schreef hij eind juli aan Rooy, 'dat we besloten zijn in een ruimte waarin de Duitse macht, de Duitse organisatie en de Duitse geest de toon aangeven ... Dat het er niet bij blijven kan dat we ter gelegenheid van de grote schoonmaak een nieuw kastpapiertje kiezen, zal jou even duidelijk zijn als mij.'2

XCDat Huyts de hoofdartikelen zou blijven schrijven, werd medio augustus door de raad van commissarissen met op één na algemene stemmen goedgekeurd; die ene tegenstem was van mr. G. Nauta die onmiddellijk als commissaris bedankte. Per I november verliet Rooy de krant; hij aanvaardde een functie bij een levensverzekeringsmaatschappij. Huyts werd toen ook officieel waarnemend hoofdredacteur. Eerst na het overlijden van Swart werd hij, op eigen dringend verzoek (hij dreigde bovendien dat hij, als de zaak niet spoedig doorging, bij Hushahn zijn beklag zou doen), tot hoofdredacteur benoemd.

XCDe pro-Duitse hoofdartikelen die hij geschreven had en bleef schrijven, lTl.unttenuit door ondoorzichtigheid. Wat zijn sympathieën voor de SowjetUnie waard waren, bleek in de zomer van' 41 toen de brute Duitse invasie van dat land geen enkele wijziging in zijn beleid teweeg bracht. Het was een beleid waar overigens op enkele punten elementen van onafhankelijkheid in staken: een aantal Joodse personeelsleden werd door Huyts zo lang mogelijk beschermd en enige redacteuren en correspondenten die in hun artikelen tussen de regels door van toenemende twijfel aan Duitslands overwinning blijk gaven, hield hij de hand boven het hoofd. Bij dat alles pretendeerde

XC1 'De besprekingen welke ik hier ingeleid heb, hebben zich', schreef Huyts op 17 juli aan dr. van de Poel, lid van de Raad van Voorlichting, 'in een richting ontwikkeld welke in overeenstemming is met de in ons gesprek gebleken opvattingen. Het laat zich aanzien dat de organisatorische eonsequenties zeer spoedig getrokken zullen worden ... Dit te uwer vertrouwelijke inlichting.' (a.v., 210). 2 Brief, 3 I juli I940, van J. Huyts aan M. Rooy (a.v., I43).

627 [PDF]
IN DE PAS!

~ hij, 'de socialist' gebleven te zijn die hij, naar hij zelf meende, steeds geweest _ was. De buitenwacht zag het anders: haar opinie was dat een door eerzucht _ en rancune gedreven NRC-redacteur 'de oude liberale tante', aldus van

XCRavesteyn, 'in één slag' gemetamorfoseerd had tot 'een jonge socialistische

XCsnol'! Nagenoeg al zijn vrienden keerden Huyts de rug toe en deze erkende

XCal in september' 40, dat hij een taak op zich genomen had, 'welke allerminst

XCdankbaar en in veler ogen niet eens eervol is.'2 Dat de verantwoordelijkheid

XCvoor de omzwaai bij de raad van commissarissen lag, behoeft geen betoog. Rooy bleef niet de enige die zijn post bij de krant opgaf; er waren nog

XCvier of vijf redacteuren die dat deden, onder wie drs. H. A. Korthals en

XCmr. A. Stempels. Het aantal abonné's daalde van bijna 35000 in juni '40

XCtot bijna 29 000 in decemberê en het blad, eens befaamd als The Times van

XCNederland, zag zich na zijn omzwaai aangeduid als de Huytsche Zeitang in

XCden Nisderlanden een spitse parafrase van de in Amsterdam verschijnende

XCDeutsche Zeitung in den Niederlanden. Zo hadden de raad van commissarissen en de directie de NRC'gered'.

XCWij voegen Iller aan toe dat de raad en de directie nimmer Duits druk

XCwerk aanvaard hebben, dat zij weigerden, de Deutsche Zeitung in den

XCNiederlanden te produceren en dat enkele commissarissen in de honger

XCwinter diensten aan het verzet bewezen; ook mr. de Bloeme had toen 'een

XConderduiker in huis'.4 Alles tezamen vormt dit evenwel, historisch gezien,

XCslechts een zwak tegenwicht tegen het kapitale feit dat de idealen van demo

XCeratie en nationale onafhankelijkheid in de zomer van '40 door het meest

XCgezaghebbende Nederlandse dagblad prijsgegeven waren.

XCDe Telegraa] en zijn populaire editie De Courant/Het Nieuws van de Dag 5

XCwaren in de eerste plaats de creatie van de enige 'krantenkoning' die ons

XCland ooit gekend heeft: Hendrikus Marius Corrielis Holdert. Holdert was in 1870 op Java geboren. Hij leerde in Nederland het druk

XCkersvak en vestigde in Amsterdam, toen hij twee-en-twintig was, een kleine

XCdrukkerij, 'Elsevier' geheten. Tien jaar later stond hij fmancieel sterk genoeg

XCom een Amsterdams dagblad te kopen, De Telegraaf, dat met zijn nevenblad

XC1 W. van Ravesteyn: 'Huyts' apologie' (1945), p. 4 (a.v.). 2 Brief, 20 sept. I940, van]. Huyts aan de directie en raad van commissarissen van de Nieuwe Rotterd. Crt.

XC(a.v., 142). 3 Eind '43 was het weer boven de 35000 gekomen. • Cpz: verslag

XCvan de zitting inz. de Nieuwe Rotterd. Crt., 5 okt. 1946, p. I9 (a.v.). 5 Gegevens in

XCCpz, 200 en 226, Doe I-729 en Doe II-80o.

628 [PDF]
'DE TELEGRAAF'

De Courant/Het Nieuws van de Dag nog maar een betrekkelijk kleine oplaag had. Holdert had een fijne neus voor wat men 'het nieuws' noemt en in een tijd waarin de meeste dagbladen nog een afkeer hadden van alles wat naar 'sensatie' zweemde, besefte hij dat er voor een bekwaam geredigeerde krant die de 'sensatie' niet zou schuwen, wellicht een breed publiek zou bestaan. Hij had goed gezien: de oplaag van De Telegraaf en vooral die van het zeer goedkope nevenblad De Couraiul Het Nieuws van de Dag ging snel stijgen en toen de eerste wereldoorlog uitbrak, hadden beide bladen in de door scherpe concurrentie gekenmerkte krantenwereld een positie van betekenis verworven, mede door Holderts moderne acquisitie-methoden, Wij zullen De Courant/Het Nieuws van de Dag verder buiten beschouwing laten; wel bedroeg de oplaag van dit blad een veelvoud van die van De Telegraaf, maar de redactionele lijn werd uitsluitend door De Telegraaf aangegeven.

XCIn die eerste wereldoorlog stond Holdert met hart en ziel aan de zijde der Geallieerden. De scherpe anti-Duitse prenten van zijn politieke tekenaar Louis Raemaekers werden vooral ook in Engeland en Amerika bewonderd. Systematisch liet Holdert zijn redactie betogen dat het Nederlandse buitenlandse beleid pro-Duits was. Vooral viel hij de regering aan omdat zij veel teveel goederen naar Duitsland liet vervoeren dan wel toeliet dat deze Duitsland binnengesmokkeld werden. In september 'IS vestigde hij in zijn woning te Amsterdam een 'anti-smokkelbureau' welks agenten de grensgebieden afreisden om daar gegevens te verzamelen; soms bemachtigden die agenten ook officiële douanelijsten. Met dat materiaal ging Holdert pressie op de regering uitoefenen. Deze zat van haar kant al geruime tijd op een gelegenheid te wachten om de lastige stokebrand in het nauw te brengen en zij had al gemeend, er een gevonden te hebben, toen De Telegraaf in juni' I 5 bij een ingezonden stuk een onderschrift geplaatst had dat een virulent anti-Duitse strekking had: de 'groep gewetenloze schurken' die van het centrum van Europa uit de oorlog 'veroorzaakt' hadden, moesten, aldus het blad, 'als misdadigers onschadelijk worden gemaakt'; met Nederlands onafhankelijkheid zou het zijn gedaan, 'als het Duitse militairisme wint':

XC'Het handhaven der neutraliteit moet niet ons doel zijn, doch slechtshet middel tot behoud van onze onafhankelijkheid ... Als het ogenblik daar is, dat zal gekozen moeten worden tussen de schande en de eer, zullen wij een regering die weifelen mocht, zeer zeker niet met veel te zachte termen behandelen, doch al onze invloed aanwenden dat zij geen minuut langer op de plaats geduld wordt waar ze nooit had moeten zetelen.l

XC1 De Telegraaf, 16 juni 1915, aangehaald in P. H. Ritter: De donkere poort (1931), dl. I, p. 263-64. 6 2

629 [PDF]
IN DE PAS!

Hoofdredacteur J. C. Schröder, beter bekend onder zijn pseudoniem

XC'Barbarossa', werd vervolgd wegens 'het in gevaar brengen van de Neder

XClandse neutraliteit' en in zijn zaak was in hoogste instantie nog geen vonnis

XCgewezen (hij werd tenslotte vrijgesproken), toen hij begin december 'IS

XCwegens de activiteiten van Holderts 'anti-smokkelbureau' die staatsgevaarlijk

XCgeacht werden, in hechtenis werd genomen. Meteen stond degehele pers

XCop haar achterste benen: dat was aantasting van de persvrijheid! Schröder

XCwerd na een agitatie van zeventien dagen die het land in rep en roer bracht,

XCuit de voorlopige hechtenis ontslagen en door een grote menigte verwel

XCkomd. De Telegraaf had getriomfeerd, en de overwinning der Geallieerden

XCleekachteraf een rechtvaardiging te bieden voor haar aggressief redactioneel

XCbeleid dat de krant overtuigde medestanders en felle vijanden bezorgd had,

XCplus 'een extra-publiciteit die aan de verkoop ten goede kwam. De Telegraafbreidde zich in de jaren '20 verder uit en in 1930 werd aan

XCde Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam een imposant nieuw kranten

XCbedrijf in -gebruik genomen, het grootste in Nederland, dat geheel volgens

XCde plannen .van Holdert ontworpen was, De Telegraaf was zijn trots, zijn

XCoogappel. Hij dacht er niet aan, zich uit het bedrijf terug te trekken. In de +loop van de jaren '20 vestigde hij zich in Frankrijk (hij was inmiddels als

XCenige eigenaar van De Telegraaf multimiljonair geworden), maar geen detail

XCvan hetgeen zijn blad publiceerde, ontsnapte aan zijn aandacht. Zijn hoofd

XCredacteuren moesten zich strikt richten naar wat hij, Holdert, voor de

XCopinie vall burgerlijk Nederland hield, Zulk een hoofdredacteur kon van de

XCene dag op de andere zijn congé krijgen, Dat gebeurde in '33 met mr. dr.

XCG. J. van Heuven Goedhart. Tot zijn opvolger benoemde Holdert toen J. M. Goedemans die in 1908 als drie-en-twintigjarige jongeman verslag

XCgever bij De Telegraaf geworden was en in '17 na Schröder al eens hoofd

XCredacteur was geweest. De Telegraafhad in de tweede helft van de jaren '20 van een duidelijke

XCsyrnpathie voor Mussolini blijk gegeven. Onder de hoofdredactionele

XCleiding van Goedemans verkondigde het in de jaren' 30 menigmaal stellingen

XCdie men ook in NSB-bladen aantrof; het blad schaarde zich overigens in de

XCeerste plaats achter premier Colijn die het tot' de sterke man van Nederland'

XCopvijzelde, Goedemans was allerminst pro-Duits: hij had geen sympathie

XCvoor het Derde Rijk, betoogde in de neutraliteitsperiode ook tegen Duitse

XCbezoekers dat Duitsland de oorlog zou verliezen en reageerde zuiver toen

XChij op 14 mei na het bericht der capitulatie de publikatie van De Telegraaf

XCstaakte. De uiteindelijke beslissing lag evenwel niet bij hem maar bij de

XCeigenaar, Holdert. Holdert was toen zeventig jaar. Zijn gezondheid was achteruitgegaan.

630 [PDF]
'DE TELEGRAAF'

had een moeilijk leven achter de rug. Met zijn tyrannieke aard was hij in zaken gelukkiger geweest dan in zijn particulier bestaan. Vooral verdroot het hem dat zich onder zijn vier kinderen slechts één zoon bevond, Henri ('Hakkie'), die een buitenechtelijk kind was waarvan hij het vaderschap niet officieel erkend had maar die hij niettemin graag als zijn opvolger zag in het grote bedrijf dat hij opgebouwd had. Hij was voor die zoon een hoogst ongemakkelijke vader geweest: Henri was van de ene school naar de andere gestuurd, had ook een blauwe maandag in Parijs gestudeerd en was steeds absurd krap gehouden. Zijn vader joeg hem op vier-en-twintigjarige leeftijd het bedrijf van De Telegraaf in op een maandsalaris van f 75. Het had alles tezamen in de zwakke jongeman een recalcitrantie gewekt die zich uitte in toenemende sympathie voor het nationaal-socialisme en een lidmaatschap van de NSB waarbij hij zich reeds in ' 32 aansloot.

XCTen tijde van de Duitse inval was Holdert eigenlijk bij toeval in ons land. Voor het bijwonen van de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering, een pure formaliteit, was hij uit Frankrijk gearriveerd en hij had, zoals gebruikelijk, zijn intrek genomen in een suite van het American Hotel te Amsterdam. Zijn broer, F. H. J. Holdert, die sinds '14 als directeur van De Telegraaf optrad (maar nooit een zelfstandige beslissing had kunnen of willen nemen), zocht hem daar op de rode mei op. De vraag rees of de krantenmagnaat die Duitsland in de eerste wereldoorlog zo fel geattaqueerd had, zich misschien naar Engeland zou begeven: hij zou er over ruime geldmiddelen kunnen beschikken aangezien hij nagenoeg zijn gehele persoonlijke vermogen in Amerikaanse fondsen had belegd waartoe hij bij een verblijf in Engeland of Amerika toegang zou hebben. Holdert weigerde evenwel, ook maar te pogen te vertrekken, daarbij (volgens zijn broer) de vraag stellend: 'Doe je mee als ik de zaak uit de poten van de Moffen wil houden ?'1

XCDit was, nemen wij aan, een van de redenen waarom Holdert op 15 mei Goedemans opdracht gaf, De Telegraaf weer te doen verschijnen. Een tweede reden lag in het feit dat geen der dagbladen het voorbeeld van De Telegraaf gevolgd had; een derde werd gevormd door de uit Den Haag ontvangen aanwijzing dat het maatschappelijk leven zo normaal mogelijk voortgang moest vinden - en misschien was er nog een vierde motief: Holdert die in bijna vijftig jaar rusteloze arbeid 'Elsevier' tot een grote drukkerij en het Telegraaf-bedrijf tot het florissantste en grootste Nederlandse krantenbedrijf opgewerkt had, kon van zijn schepping geen afstand doen. Uitgesproken politieke motieven zien wij niet: Holdert was, althans in die laatste fase van zijn leven, in de eerste en misschien ook wel in de laatste plaats een zakenman

XC1 PRAe-Amsterdam: p.v. F. H. J.

631 [PDF]
IN DE PAS!

XCdie weliswaar, aldus een zijner redacteuren die in de oorlog nogal eens

XCpersoonlijk contact met hem had, 'niet afkerig was van nationaal-socialis

XCtische denkbeelden", maar wij zien die denkbeelden als weinig geprofileerd.

XCWèl achten wij het mogelijk dat Holdert het gevecht dat hij, teneinde zijn

XCbedrijf te behouden, met de Duitsers wildeaangaan, met bezorgdheid tege

XCmoet zag: zouden zij nog eonsequenties verbinden aan het beleid dat hij in

XCde eerste wereldoorlog gevoerd had? Wij hebben maar schaarse aanwijzingen wat de bij uitstek gesloten

XCTelegraaf-eigenaar in zijn hotelsuite dacht en overwoog in de periode die ....nog zou verstrijken voor hij in de zomer van '44 in Frankrijk overleed. Een

XCzaam zat hij in dat hotel, zich opvretend over de politieke kapriolen van zijn

XCzoon Henri, geheel beheerst, naar het schijnt, door die ene vraag: hoe 'red'

XCik mijn bedrijf? In de zomer van '40 zag ook hij de Duitsers als de definitieve

XCoverwinnaars; een aanwijzing daarvoor ligt in het feit dat hij via hen trachtte,

XCeen deel van zijn kapitaal uit Amerika naar bezet Nederland terug te krijgen.

XCHad hij nog op Duitslands nederlaag vertrouwd, dan zou hij zich ook niet

XCzoveel zorgen gemaakt hebben over eventuele Duitse pogingen, zijnkranten

XCbedrijf te kopen, Nu gingen die zorgen zijn beleid bepalen. Nog vóór hem van die pogingen gebleken was, had Holdert voor zichzelf

XCal vastgesteld dat hij een welwillende houding jegens de nieuwe macht

XChebbers zou aarmemen. Anders dan de raad van commissarissen van de

XCNRC besloot hij dus, in te gaan op een Duits verzoek, het dagblad dat de

XCDuitsers wilden uitgeven, Die Deutsche Zeitung in den Niederlanden, door de

XCTelegraaf te laten drukken en expediëren; redactie en administratie van het

XCDuitse blad kregen werkruimte in het Telegraaf-gebouw. Men had daar

XCevenwel niet voldoende zetcapaciteit maar dat probleem werd opgelost:

XCde raad van commissarissen van het Algemeen Handelsblad keurde goed dat

XChet zetsel voor het Duitse dagblad in het bedrijf van het Algemeen Handelsblad

XCvervaardigd zou worden. Korte tijd later ging Holdert nog een stapje

XCverder: aan de directeur van de drukkerij 'Elsevier' (NSB'er sinds '35) gaf

XChij machtiging, het weekblad De Misthoorn te drukken dat in ons land de

XCtegenhanger moest zijn van Der Sturmer, Er werd bij die gelegenheid door

XCde functionaris van Schmidts Generalkommissariat die de herverschijning

XCvan De Misthoorn wilde bevorderen, Schwier, gedreigd dat de drukkerij 'Elsevier', als ze niet tot medewerking bereid was, gesloten zou worden,

XCmaar die factor was zeker niet de enige die bij Holdert een rol speelde,

XC1 PRAe-Amsterdam: p.v. inz. De Telegraaf(26 april 1946), p. 6 (getuige]. B. Th,

XCSpaan) (Doc II-800, a-I).

632 [PDF]
'DE TELEGRAAF'

'zakelijk bekeken, konden wij', aldus de directeur van 'Elsevier', 'best een dergelijk karwei gebruiken."

XCWaren Holderts bedrijven door dit alles voldoende beschermd? Holdert meende van niet. Het hinderde hem dat hij eigenlijk niet wist wat er in de hingen van het Reichsleommissariat aan plannen gebrouwen werd. Hoe kon hij aan inlichtingen komen? Wie was de figuur die hem, als Duitsers voornemens waren, zijn bedrijven op te kopen, tijdig kon waarschuwen? Wie kon hem er in het algemeen van op de hoogte houden, hoe de grote politiek zich achter de schermen ontwikkelde?

XCIn de loop van juni kwam Holdert in contact met een van Musserts naaste medewerkers (van september' 40 af secretaris-generaal der NSB), ir. C. J. Huygen. Diens firma, Huygen & Wessel, had in ' 3 0 de centrale verwarmingsinstallatie voor het nieuwe Telegraaf-gebouw geleverd. Huygen had van tijd tot tijd het gebouw bezocht en had er ook Henri Holdert ontmoet; begin juni vroeg hij Henri of deze hem in contact kon brengen met iemand die een belangrijk bedrag wilde schenken aan de NSB: de NSB had, zei hij, voor het vervaardigen van W A-mliformen veel geld nodig. Henri verwees Huygen naar zijn vader en uit de gesprekken die tussen Huygen en Holdert plaats vonden, resulteerde in eerste instantie dat Huygen zich tegen een vaste maandelijkse betaling van f I 000 (later werd het f I 500) bereid verklaarde, als' adviseur' aan Holdert alle inlichtingen over te brengen die hij in NSBofDuits milieu verzamelen kon; ook zei Huygen (en dat liet Holdert voor alle zekerheid door Mussert bevestigen die hem daartoe in het American Hotel opzocht) dat de NSB zich moeite wilde geven, te voorkomen dat De Telegraaf in Duitse handen zou geraken.

XCSpoedig bleek dat er Duitsers waren die plannen in die richting koesterden. De Duitse zakenman en miljonair Miedl werd bij Holdert geïntroduceerd; op Miedls vraag of over overneming van De Telegraaf onderhandeld kon worden, antwoordde Holdert kortaf: 'De Telegraafisniettekoop.'2 Aannemelijk is wèl dat Miedls bezoek bij Holdert de overtuiging versterkte dat de relatie met Huygen van veel betekenis kon zijn. Huygen was hem overigens niet meer dan een middel om zijn doel te bereiken; de duizend gulden die Huygen per maand kreeg, duidde Holdert jegens zijn eigen secretaris meermalen als 'een Judasloon' aan," Mussert zag dat anders: hem was het welkom dat Huygens salaris de begroting van de NSB niet belastte en voorts vertrouwde

1 PRAC-Amsterdam: p.v. inz. april 1946), p. 52 (p.v. van L.B.R.) (Doe II-8oo, a-r). 2 Tribunaal Amsterdam: Uitspraak inz. H. M. C. Holdert (7 april 1948), get. C.]. Huygen in 1948, p. 2II). 3 PRAC Amsterdam: p.v. inz. p. 47 (p.v.]. H. R.).

633 [PDF]
IN DE PAS!

hij er op dat hij, als hij eenmaal de macht in handen had, mede via Huygen De Telegraafinnationaal-socialistisch vaarwater kon brengen. Toen General kommissar Schmidt hem eind juni vroeg, 'wat er juist was van de verhouding tussen mij en De Telegraaf', antwoordde Mussert volgens zijn dagboekaantekening, 'dat er van aankoop geen sprake was, maar alleen van toezicht op de redactie door kameraad Huygen.'!

XCAl tijdens zijn eerste bezoek bij Boldert had Huygen gevraagd of deze een flink bedrag aan de NSB wilde schenken; Huygen had van f 25000 gerept, 'voor de aankleding van de WA te Amsterdam'P Boldert had daar toen met geen woord op gereageerd. Bet spenderen van een relatief zo groot bedrag leek hem kennelijk pas verantwoord nadat Huygen eerst had aangetoond dat hun vaste relatie zin had. Huygen deed blijkbaar voldoende zijn best: eind '40 werd de f 25 000 door Boldert gefourneerd; later gaf deze nog eens f 5 000 extra aan Huygen in verband met diens verhuizing; een strijdfonds van de NSB kreeg in de lente van '44 een laatste gift van f 2500.

XCBoldert placht zijn spel zo te spelen dat niemand hem in de kaart kon kijken. Dat de NSB een gehate minderheid was, zal in de loop vanwel tot hem doorgedrongen zijn en dat kan alleen maar zijn neiging versterkt hebben om de relatie die hij, via Huygen, met Mussert onderhield, volstrekt geheim te houden. Wellicht wist zijn broer, directeur van De Telegraaf, er van af maar uit niets blijkt dat die relatie aan de hoofdredactie of de redacteuren van het blad bekend was. Bet is alleszins denkbaar dat de al gesignaleerde hoofdartikelen waarin De Telegraaf zich eind juli tegen de Nederlandse Unie uitsprak en een eoncentratie bepleitte die, al werd dat dan niet met zoveel woorden gezegd, ook de NSB zou omvatten, te maken hebben gehad met directieven van Boldert waarbij deze dan over de achtergrond van die directieven wel gezwegen zal hebben. Mogelijk is evenwel ook, dat hoofdredacteur Goedemans, die zeer weinig contact met Boldert had, uit eigen beweging de bedoelde hoofdartikelen schreef; verscheidene redacteuren liet hij in die tijd relaties onderhouden met pro-Duitse figuren en NSB' ers uit de kring van de Raad van Voorlichting.

'40

XCGoedemans had aanvankelijk de beleidslijn uit de jaren'willen door

30

XC1 Mussert: Dagboek, 27 juni 1940. 2 Tribunaal Amsterdam: Uitspraak inz. H. M. C. Holdert (getuige C. J.

634 [PDF]
'DE TELEGRAAF'

trekken. Kort na de capitulatie zei hij tegen prof Snijder dat er maar één man was die men 'als de enig mogelijke 'sterke man' aan de Duitsers (kon) presenteren': Colijn; daar wilde hij door middel van De Telegraaf voor gaan ijveren. Snijder zag daar niets in! en Goedemans liet het denkbeeld vallen. Wij vermeldden reeds dat Goedemans eind juni Telders twee artikelen liet schrijven die een duidelijk anti-Duitse strekking hadden. Daar staat tegenover dat hij de pro-Duitse artikelen van zijn vaste medewerker dr. J. Smit, rector van het Hervormd Lyceum te Amsterdam, accepteerde en dat hij begin juli een artikel opnam van de inspirator van De Waag, ir. Wigersma. Ook de hoofdartikelen waarin de Nederlandse Unie afgewezen werd, kunnen de Duitsers niet anders dan welkom geweest zijn. Bij het ontslag van alle Joodse redacteuren dat hun per I augustus door directeur Holdert verleend werd ('zonder dwang van de zijde van de bezettende macht. Ik: deed dit om redenen van bedrijfsveiligheid"), legde Goedemans zich neer.ê zo ook bij de Duitse instructie (22 oktober) om voortaan geen werk van Jo Spier te plaatsen; de vaak geestige prenten van deze Joodse tekenaar waren bij het Telegraaf-pubhek zeer geliefd geweest.

XCHet is niet zo gemakkelijk, het beleid van Goedemans (die in '42 De Telegraaf moest verlaten) op één noemer te brengen. Bij verscheidene gelegenheden wekte hij reeds in die tijd door het opnemen van artikelen die men als steun aan de Engelse oorlogsvoering beschouwen kan, heftige irritatie bij de Duitsers (wij zullen daar nog enkele voorbeelden van geven) en in november trok hij een journalist die de Arbeiderspers vaarwel gezegd had, als medewerker aan. Wij zouden in het algemeen willen stellen dat het beeld dat de inhoud van De Telegraaf in '40 bood, niet wezenlijk afweek van dat van de andere grote dagbladen en bij dat van een aantal daarvan bepaald gunstig afstak; Goedhuys bij de Arbeiderspers en Huyts bij de NRC gingen, om slechts deze te noemen, in hun dienstbaarheid aan de vijand bepaald verder dan Goedemans die zeker van de herfst van '40 af op een Engelse overwinning ging hopen.

XCDe Telegraaf wekte evenwel door zijn vorm bij velen extra aanstoot.

XCGrote, sprekende 'koppen' waren al vóór de oorlog bij het blad in zwang gekomen. Daar ging men mee door, hoewel Goedemans er bij de redactie herhaaldelijk op aandrong, een bescheidener opmaak te kiezen; de redac

XC1 PRA-Amsterdam: p.v. G. A. S. Snijder (4 okt. 1946), p. 13 (Doc I-I603, a-r). • Cpz: p.v. zitting inz. De Telegraaf, 17-19 okt. 1946, p. 16 (F. H. J. Holdert). 3 De betrokkenen werden ontslagen met drie maanden wachtgeld à f 200 p.m. Een der ontslagenen, mr. S. Davids, redacteur-buitenland, kreeg na het verstrijken van die termijn vertaalwerk van Goedemans en enkele andere Joden, onder wie de actrice Henriêtre Davids en haar man, hielp hij onderduiken.

635 [PDF]
IN DE PAS!

teuren betoogden evenwel dat de lezers minder op de 'koppen' zouden letten dan op de bron der berichten: een Duitse bron die als regel duidelijk aangegeven werd. Het oude systeem bleef dus gehandhaafd en gaf menige eerste pagina van De Telegraaf een uiterlijk dat met de doeleinden der Duitse propaganda overeenkwam.

XCBij het grootste anti-revolutionaire dagblad, De Standaard,l begon de werkelijke crisis in oktober' 40.

XCHet blad was, zoals wij al vermeldden, begin juli op grond van Colijns artikel tegen het Duitse witboek voor acht weken verboden. Eind augustus begon het weer te verschijnen, tot teleurstelling van Generalleommissar Schmidt die gehoopt had dat het aan de financiële gevolgen van het verschijningsverbod bezwijken zou. Schmidt blééf ontevreden en hij ging dus op de chef van de redactie, T. Cnossen (Colijn was hoofdredacteur maar deed niet meer dan af en toe hoofdartikelen schrijven), pressie uitoefenen om zijn koers te wijzigen. Cnossen weigerde en stuurde Schmidt een memorandum waarin hij, aldus Schmidt, uiteenzette dat het De Standaard 'un lIIäg/ich sei und dass man es von ihr unmoglich. verlangen känne, den National sozialisntus zu propagieren.è Schmidt ging toen overwegen, 'in die Redak tion der Zeitung einen Beauitragien zu setzen'3 - en zo een 'gemachtigde' was ook beschikbaar: de pro-Duitse journalist Max Blokzijl, de Berlijnse correspondent van het Algemeen Handelsblad, die door dat blad ontslagen was en naar ander werk omkeek; hij had in augustus met de Avro contact gehad inzake een reeks radiovoordrachten over Duitsland maar daar was nog geen vaste verbintenis uit ontstaan.

XCKort nadat Schmidt Cnossens nota had ontvangen, kreeg deze te heren dat er aan Duitse kant over gedacht werd, Blokzijl aan de redactie van De Standaard toe te voegen. Even leek de bui nog over te drijven doordat Schmidt overwoog, Blokzijl te gebruiken om het Algemeen Handelsblad in het goede spoor te brengen, maar eind '40 werd duidelijk dat het toch De Standaard was die aan Blokzijl een plaats moest inruimen. Er werd onder leiding van Colijn driemaalover vergaderd door de raad van conunissarissen waartoe o.m. dr. W. de Vlugt, burgemeester van Amsterdam, en oudminister dr. J. J. C. van Dijk behoorden; ook Cnossen en de directeur van

XC1 Gegevens in Cpz, 154. 2 'Bericht uber die Dienstbesprethung bei GK Schmidt', 10 okt. 1940, p. 1. 3

636 [PDF]
'DE STANDAARD'

De Standaard, G. C. de Vlugt, waren bij dat overleg aanwezig. Wat moest men doen? De komst van deze uitgesproken pro-Duitse figuur aanvaarden of zulks weigeren, waaruit zou kunnen voortvloeien dat De Standaard verboden werd? Dat laatste was nog met geen enkel groot dagblad geschied. Met algemene sternmen besloot men, zich bij de toevoeging van Blokzijl neer te leggen, maar zulks op voorwaarde dat deze eigenlijk niet meer te doen zou krijgen dan van tijd tot tijd een artikel aan de krant bijdragen waar zijn naam onder zou staan: de lezers zouden dus telkens gewaarschuwd zijn. Innerlijk had Colijn met die beslissingniet geheel vrede en hij maakte dit duidelijk door aan te kondigen dat hij zich persoonlijk naar aanleiding van Blokzijls komst als hoofdredacteur zou terugtrekken - er moest, zei hij, dan maar een commissie gevormd worden die als hoofdredactie zou optreden.

XCOver dat denkbeeld werd op 2 februari' 41 ten huize van Colijn vergaderd. Jan Schouten was 'vierkant tegen. De Standaard had eigenlijk allang verdwenen moeten zijn', vond hij;' en twee jongere anti-revolutionairen aan wie Colijn een plaats in de hoofdredactionele commissie toegedacht had (dr. J. A. H. J. S. Bruins Slot, burgemeester van Adorp, en dr. L. W. G. Scholten, directeur van een Christelijke kweekschool te Utrecht), weigerden. 'Ik mag evenmin voor Baäl knielen als u', zei Bruins Slot tegen Colijn.ê Inmiddels waren in Amsterdam de redacteuren van De Standaard verontrust en geschokt bijeengekomen en op 3 februari, daags na de bespreking ten huize van Colijn, vergaderden zij opnieuw. Ze werden toen 'overrompeld door directeur de Vlugt die met Blokzijl binnenkomt en hem voorstelt als mede-chefredacteur naast Cnossen, waarna Cnossen' (die niet van plan was, Blokzijl meer invloed te geven dan in de raad van commissarissen vastgesteld was) 'loyale medewerking toezegt.'3 De Vlugt en Blokzijl waren het vertrek nog niet uit of een verwoed debat ontstond: Cnossen werd met verwijten overladen en minstens vier redacteuren eisten dat men de aanvaarding van Blokzijl ongedaan zou maken. Cnossen betoogde dat dat onmogelijk was en dat men beter deed met af te wachten hoe de zaak zich in de praktijk zou ontwikkelen. Men ging in verwarring uiteen.

XCColijn maakte op 5 februari zijn aftreden in een hoofdartikel bekend; hij schreef dat hij zich 'met volle overtuiging' met het besluit van commissarissen verenigde' om de uitgave voort te zetten en te zien hoe het verder gaat' ; hij eindigde met de zin: 'Ikzelf blijf Standaard-ieze: zolang als ik dit in geweten verantwoord acht.' Naarstig ging men toen verder zoeken naar ledenJ.J.

1 B. van Kaam: p. 99. 2 A. H. S. Bruins Slot in okt. 1971. 3 B. van Kaam: p. 99.

637 [PDF]
IN DE PAS!

voor de hoofdredactionele commissie. 'De namen worden eerstdaags gepubliceerd', was aan Colijns artikel toegevoegd. Overal ving men evenwel bot waarbij Cnossen zich er terecht over beklagen kon dat de meesten van hen die weigerden, mèt hem van mening waren dat de publikatie van De Standaard voortgezet moest worden; Cnossen, die in mei' 4I hoofdredacteur werd, kreeg de indruk dat men hèm voor de zaak liet opdraaien. Zo was het ook. Hoezeer dat Cnossen ook ergerde, het verleidde hem niet tot een vriendelijke houding jegens Blokzijl. In tegenstelling tot directeur de Vlugt hield hij de politieke pottekijker op een afstand. Af en toe nam hij een nogal onbeduidend artikel van hem op. Lang duurde dat niet want in juni' 4I verdween Blokzijl naar het departement van volksvoorlichting en kunsten.

XCDe meer strijdbaren onder het anti-revolutionaire volksdeel hadden het sterke gevoel dat De Standaard de kans gemist had om op eervolle wijze ten onder te gaan. Eén redacteur nam naar aanleiding van Blokzijls komst ontslag: G. J. Lammers,

XCOns beeld van de Nederlandse pers in het eerste bezettingsjaar zou onvolledig zijn als wij er niet aan toevoegden dat, al liep die pers dan ook met name door haar berichtgeving in de door de Duitsers voorgeschreven pas, er aan Duitse kant toch verscheidene autoriteiten waren die op een aantal van de in ons land verschijnende dagbladen veel tegen hadden. Bij menig blad was inderdaad sprake van stille tegenwerking. Die uitte zich daarin dat men propagandistische artikelen waarvan de plaatsing door de Duitsers voorgeschreven was, achter in de krant wegmoffelde en ze vaak ook 'om technische redenen' bekortte.

XCBij hun algemene beoordeling van de Nederlandse dagbladpers vielen de Duitsers in twee groepen uiteen: de Presseabteilung besefte dat men die stille tegenwerking op de koop toe moest nemen en was over het algemeen niet ontevreden (dat gold vooral voor Janke), maar de Sicherheitspolizei und SD die naast de Presseabteilung zelf ook alle kranten liet analyseren, nam aanstoot aan elk symptoom van een afwijkende gezindheid en ergerde zich vooral aan de lauwheid van zoveel bladen die dan wel braafhet nieuws van het ANP en de voorgeschreven artikelen en foto's plaatsten maar er nooit een eigen aanmoedigende pro-Duitse of pro-nationaal-socialistische beschouwing aan toevoegden.

XCZo werd het Algemeen Handelsblad in november in de "Meldungen aus den Niederlanden'

638 [PDF]
DE SD IS ONTEVREDEN

genoemd ('mit sichtbarer Freude wird hier all das besonders herausgestellt was für Deutschland nicht all zu günstig erscheint während positive Meldungen nach wie vor möglichst versteekt gebracht werden').1 Een maand later werd in de "Meldungen' opgemerkt dat het Algemeen Handelsblad nog steeds een 'stini mungsmássig ungünstig' effect had, 'dem andere Tageszeitungen wie 'De Tele graaf;' De Standaard', 'De Tijd' und kleinere Blätter kaum nachstehen.'2 Die algemene kritiek werd in januari alsmede in februari herhaald: 'Noch stándig uierden Berichte die nach dem Wunsche der deutschen Behorden an erster Stelle gebracht werden sollen, hintenan gesetzt und bagatellisiert.'3

XCVoortdurend werd door de Duitsers druk uitgeoefend om aan al die tegenwerking een einde te maken. Herhaaldelijk eiste de Sicherheitspolizei und SD scherpe maatregelen, maar de beslissing lag steeds bij Schmidt en deze wilde zelf ook wel eens fors ingrijpen (zo in augustus toen hij van Walsums dagblad, De Nederlander, wilde verbieden) maar het zich daar door Janke vaak van weerhouden. Een woord ten gunste van het Oranjehuis leidde daarentegen als regel tot een verbod, zeker wanneer het kleinere bladen betrof Vier kerkelijke bladen die de zestigste verjaardag van koningin Wilhelmina in herinnering gebracht hadden, werden prompt verboden (het weekblad De Hervorming al in juli) - het Eindhovens Dagblad kwam er evenwel zonder kleerscheuren af toen het op 3 I augustus' 40 (Koninginnedag) een hoofdartikel besloten had met de passus: 'Wat wij niet naar buiten kunnen uitdragen, houden we in ons hart besloten. Het ligt daar veilig en op vruchtbare bodem. Sub pondere crescit.": In januari kreeg de gehele kerkelijke pers een 'ernstige waarschuwing' van de Hauptabteilung für Volksauf klärung und Propaganda.

XCBij de grote dagbladen werd door de Duitsers vooral met boeten gewerkt.

XCZo kreeg Het Vaderland in november flo 000 boete omdat het blad een toespraak van Hitler niet weergegeven had op de eerste pagina waar men wèl een toespraak van Churchill had opgenomen. Aan De Telegraaf werd een boete van f 5 000 opgelegd omdat naar aanleiding van het overlijden van de Britse oud-premier Chamberlain in een door de Berlijnse correspondent, mr. dr. I. G. van Maasdijk, geschreven artikel een vergelijking gemaakt was tussen de dood van William Pitt, de grote voorvechter van de coalitie tegen Napoleon, en die van Chamberlain: 'Evenals William Pitt is hij gestorven op het ogenbhk dat Engelands positie uitermate moeilijk

1 I9 (5 nov. I940), p. I2. 2 A.v., 23 (3 dec. I940) p.23. 3 A.v., 3I (4 febr. I94I), p. I4. • (de palm groeit tegen de verdrukking in) was het devies geweest van het Huis Waldeck-Pyrmont waartoe koningin-moeder Emma behoord had.

639 [PDF]
IN DE PAS!

is'! en Napoleon was uiteindelijk door Engeland verslagen! Eind april' 41 kostte de plaatsing van een weinig flatterende foto van Goering De Telegraaf opnieuw f 5 000.

XCNaast de genoemde weekbladen werd ook een aantal dag- en nieuwsbladen verboden, doch tijdelijk - twee door ingrijpen van de NSB.2 Wij voegen er aan toe dat het te Hoorn verschijnende nieuwsblad De vrije Westfries als eerste Nederlandse blad een tijdelijk verschijningsverbod kreeg: al op 22 juni; het blad had aan zijn eerste nummer tijdens de bezetting een rouwrand meegegeven en opgemerkt: 'Het zou laf zijn als wij kruiperig onderdanig werden aan een volk dat zó tegen ons gestreden heefi."

XCEen permanent verbod trof in december (wij gaan voorlopig niet verder) het Bergen-op-Zoomse dagblad De Avondster+ De hoofdredacteur, ir. A. J. L. Juten, die tijdens de meidagen als majoor meegevochten had, had begin september o.m. geschreven: 'De Engelse verdediging bhjft taai; eerbied daarvoor a.u.b.'; op 16 december publiceerde hij een 'open brief aan de Duitse burgerlijke bezettingsautoriteiten' waarin hij er op wees dat honderdvijftig W A-marmen Bergen-op-Zoom op stelten gezet hadden 'altijd is er nog geen gevolg gegeven aan mijn voorstel om mij commandant te maken van duizend boerenjongens, gewapend met dorsvlegels en essenstokken om bij zulke straatschenderijen een flinke orde te handhaven.' De Avondster kreeg f I 000 boete en werd verboden, Juten werd drie maanden gevangen gezet."

XCTenslotte willen wij dan vermelden dat het anti-revolutionaire Fries Dagblad zich onder hoofdredactie van de leraar H. Algra in '40 onderscheidde door een aantal principiële artikelen. Enkele hebben wij in voorafgaande hoofdstukken geciteerd. Wij willen hieraan toevoegen dat Algra bovendien graag z.g. zuiver historische beschouwingen wijdde aan tyrannen die te gronde gegaan waren. 'De lezers', schreef hij ons, 'snapten het precies. Trouwens, de vijand ook. De Presserejerent zei: ik weet best dat U op het ezeltje altijd een dekje legt, vóórdat U een houw geeft. Op dat dekje staat 'Assyrië' of 'Napoleon' of weer een ander, maar de houw is voor ons bedoeld." 1 De Telegraaf, I I nov. 1940. 2 De Zeeuwen de Eindhovense en Meyerijse Courant. De hoofdredacteur van laatstgenoemd dagblad, J. Vervoort, was een der weinigen geweest die zich als Schilder tegen de pretenties van de Raad van Voorlichting gekeerd had. 3 Aangehaald in K. Norel en L. D. Terlaak Poot: De tyrannie ver drijven (1947), p. 374. 4 Gegevens in HSSuPF, 57 g.]uten was leraar aan de rijkshbs te Bergen-op-Zoom. Op zijn arrestatie volgde een algemene schoolstaking die door een deel der leerlingen een aantal dagen volgehouden werd. De betrokkenen kregen voor elke stakingsdag IQ pagina's strafwerk. 5 Brief, 13 april 1972,

640 [PDF]
DE SD IS ONTEVREDEN

XCAlgra werd in januari '41, toen hij weigerde minder scherp te schrijven, gedwongen, zich terug te trekken. Zijn opvolger, J. de Haan, wekte al onmiddellijk de Duitse toorn op door zijn eerste artikel te openen met de zinnen: 'Sluit de gelederen om de standaard van Gods woord. Zeg de kinderen lsraëls dat zij voorttrekken.'!

XCWalmeer men uit het voorafgaande concludeert dat op basis Vall de gelijkschakeling (een gelijkschakeling die in de eerste plaats op het vitale gebied der nieuwsvoorziening betrekking had) toch een vrij ruime mate Vall variatie in de pers te zien bleef, dan is die conclusie juist. Er bleven verschillen tussen de bladen bestaan, zij het dat die, afgezien natuurlijk van de nationaalsocialistische bladen, een veel subtieler karakter droegen dan voorheen. Elk blad was nu eenmaal een aparte onderneming met een eigen redactionele staf en wij hebben de indruk dat men zich bij menig blad ook daarom verzoenen kon met de onwaardige positie waarin men zich eigenlijk bevond, doordat men, de Duitse leiding volgend, toch allerlei zijpasjes maakte. De klachten van de Sicherheitspolizei und SD over de stille tegenwerking die al in de opmaak tot uiting kon komen, waren bepaald niet ongefundeerd. Een krant die vol stond met Duits nieuws, kon van tijd tot tijd of zelfs regelmatig in allerlei 'onschuldige' rubrieken (in een boekbespreking, een toneelrecensie, een historische beschouwing) de oplettende lezer een soort knipoogje geven: 'eigenlijk' staan wij aan de goede kant. Men moest dan vaak wel heel goed lezen om die knipoogjes op te merkenê en binnen het geheel van een krant vormden zij toch steeds geïsoleerde verschijnselen, zoals trouwens ook allen die in de dag- en weekbladwereld werkzaam waren, in min of meer geïsoleerde groepen uiteengevallen waren. Ook op persgebied gold wat ir. Damme, de voorzitter van de Vereniging van Metaalindustriëlen, in de herfst van '40 aan de directie van de vliegtuigfabriek 'Aviolanda' had doen weten: 'dat ieder voor zich maar moet bepalen welke houding hij zal aannemen.'vlot tempo uitverkocht'. (Rotterdams Nieuwsblad: Rapport betr~fJende het beleid, gevoerd in dejaren der bezetting (1945), p.

1 p. 42. 2 Zo plaatste het op een zaterdag in december '40 van een vervolgverhaal voor kinderen, 'De avonturen van tante Koosje', een aflevering waarvan de hoofdletters tezamen de zin vormden: 'Eens komt de dag der bevrijding en der vergelding, weg met de landverraders, Rotterdam wordt gewroken.' Het restant van de oplaag werd op maandag 'in

641 [PDF]
IN DE PAS!

XCDat nu in de dag- en weekbladwereld een situatie ontstond waarbij, afgezien van de twee uitzonderingen die wij vermeldden (het onderschrift bij de Haarlemse foto en het verbod om de NSB te bekritiseren), geen gemeenschappelijk afweerfront tot stand kwam, had met een aspect te maken dat thans de aandacht verdient: de gelijkschakeling van de organisaties die de dag- en weekbladwereld vóór de bezetting kende.'

XCEr waren in ons land twee verenigingen van journalisten: de Nederlandse Journalistenkring en de Rooms-katholieke Journalistenvereniging die samen ongeveer achthonderd leden telden. De uitgevers der bladen waren gegroepeerd naar het soort blad dat zij uitgaven. De Nederlandse Dagbladpers was een vereniging van dagbladdirecteuren, de Provinciale Pers was een vereniging van uitgevers van kleine provinciale nieuwsbladen die als regel één- of tweemaal per week verschenen, en de Nederlandse Periodieke Pers was een organisatie van uitgevers van weekbladen, vakbladen en diverse tijdschriften; aan tijdschriften aileen al verschenen er in ons land tegen de drieduizend. De twee laatstgenoemde: de Provinciale Pers en de Periodieke Pers werkten sinds '37 nauw samen, en dat er vooral bij de Nederlandse Periodieke Pers een sterk streven tot aanpassing bestond, bleek uit het feit dat wij al aanstipten: eind mei vormde het bestuur waarvan de Amsterdamse uitgever A. J. G. Strengholt als voorzitter optrad, een 'dagelijks bestuur' met een nieuwe voorzitter: de NSB'er H. J. Kerkmeester, op dat moment directeur van Het Nationale Dagblad; Kerkmeester zat in verband met verschillende uitgaven van de Nederlandse Nationaal-socialistische Uitgeverij al in het bestuur van de Nederlandse Periodieke Pers. Het sprak vanzelf dat hij als voorzitter van het dagelijks bestuur de gehele organisatie op het 'nieuwe Europa' zou gaan richten: daarom had men hem ook voorzitter gemaakt. Bij de gelijkschakeling van de overige organisaties was evenwel niet hij de meest actieve figuur maar een uitgever en persbureau-eigenaar die al jaren in geheim contact stond met diverse instanties van het Derde Rijk: Arie Meijer, zich noemende en schrijvende 'Meijer-Schwencke": dat klonk gedistingeerder.

XC1 Voor de beschrijving van de gelijkschakeling dier organisaties volgen wij in de eerste plaats een studie van A. J. van der Leeuw: 'Overzicht van de gebeurtenissen die leidden tot de gelijkschakeling van de Nederlandse persorganisaties in zomer en herfst van 1940' opgenomen in (Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie) Sto/ies over Nederland in oorlogstijd, dl. I (197 2).

642 [PDF]
MEI]ER-SCHWENCKE

XCMeijer-Schwencke (wij zullen voor de duidelijkheid die naam maar aanhouden) was in 1906 in Den Haag geboren. Toen hij vier-en-twintig was, richtte hij er een persbureau op dat hij met een imposant meervoud aanduidde: de Verenigde Persbureaus. Het ontwikkelde zich tot een bedrijf dat hoofdzakelijk niet-politieke maar soms ook politieke kopij van de meest verscheiden aard aan de provinciale nieuwsbladen sleet. Het Z.g. centraal bureau van de Provinciale Pers werd zelfs in feite een onderdeel van de Verenigde Persbureaus. Al met al hoefde Meijer-Schwencke over de commerciële resultaten die hij ging boeken, niet ontevreden te zijn. Zij waren hem evenwel niet voldoende. Hij werd opgejaagd door een driftig verlangen om carrière te maken, grote, heel grote zaken te doen, veel, heel veel invloed te krijgen. Kort na Hiders Machtubernahme liet hij zich door Adalbert Smit, in die tijd een van de drie leiders van de Nationaal-socialistische Nederlandse Arbeiderspartij die in december '30 opgericht was (Meijer-Schwencke was er toen lid van geworden), bij de Reichspressechef dr. Dietrich introduceren en hier vloeide uit voort dat hij spoedig zowel voor het Reichsprcpoganda ministerium als voor de Wehrmacht allerlei geheime opdrachten in Nederland ging uitvoeren, van '36 af ook in België, van '38 af ook in Frankrijk. Wat die opdrachten precies inhielden, is niet bekend maar de veronderstelling ligt voor de hand dat Meijer-Schwencke niet alleen op bedekte wijze propaganda voor Duitsland maakte, maar ook ten behoeve van zijn Duitse relaties reeksen rapporten schreef over de situatie hier te lande en dat hij, met zeker risico, actief betrokken was bij allerlei spionage-affaires, Daartoe had hij in Amsterdam o.m. contact met de directeur van het Deutsche Verkehrsbüro, H. J. Sperling, en het zegt veel dat deze in mei' 41 jegens een vooraanstaand NSB'er opmerkte, 'dat de verdiensten van Meijer-Schwencke vóór 10 mei 1940 ten opzichte van Duitsland groter waren dan van wie ook ... Die verdiensten waren', aldus Sperling, 'van die aard dat, indien men vergelijkingen zou maken, Meijer-Sclrwencke nog steeds honderd meter voor lag bij iedere NSB'er die in dit opzicht iets had gepresteerd.'! Van die NSB was Meijcr-Schwencke omstreeks '35 geheim lid geworden.

XCMeijer-Schwencke liet zich voor zijn werk door de Duitsers betalen - wij weten niet, hoeveel. Met dat al moet hij vóór de rode mei, alshij in Nederland om zich heen keek, wel tot de conclusie gekomen zijn dat hij het nog niet gebracht had tot de beheersende positie die hem voor ogen zweefde. Hij wist wat hij bereiken wilde: er moesten in Nederland organisaties komen als de Reichspresseleammer en het Reichsverband der deutschen Presse en wanneerJ.

1 Verslag van een bespreking op 21 mei 1941 tussen H. Sperling en W. L. Z. van der Vegte (Doe 1-1745, a-z).

643 [PDF]
IN DE PAS!

hij, Meijer-Schwenke, die nieuwe organisaties uit de grond zou stampen, dan kon hij, zo vertrouwde hij, een man van grote invloed en betekenis worden; hij zou zijn persbureau belangrijk kunnen uitbreiden en misschien ook in de drukkerswereld en de uitgeverij uiteindelijk een groot concern kunnen opbouwen. Wij stippen hier slechts aan dat hij zich inderdaad in die richting grote moeite ging geven, dat hij als rusteloze, pathologische intrigant in elk milieu de mensen die hij ontmoette, tegen elkaar ging uitspelen, in '41, misschien ook al eerder, V-Mann werd van de Sicherheitsdienst, schatten verdiende aan de vervaardiging van Duits drukwerk, links en rechts mensen omkocht - dat alles in een cynisch spel waarvan hij zich het puur opportunistisch karakter heel wel bewust was. Toen een van de mensen die hij in dienst had, hem in de begintijd van de bezetting zijn pro-Duitse activiteit verweet, was Meijer-Schwencke's antwoord: 'Och, ik speel er van wat ik kan, zolang het duurt. '1 Hoe lang zou het duren? In '42, toen veel van zijn grote projecten mislukt waren, ging Meijer-Schwencke beseffen dat Duitsland de oorlog zou verliezen. Dus werd hij via zijn jongere broer, die een van de redacteuren was van het illegale Parool, een belangrijk helper van de Parool-groep, daarbij constant zijn leven riskerend. Hij was brutaal als de beul.

XCVandat laatste een klein voorbeeld. In juni '40 stelde hij aan de presidentdirecteur van het ANP, van de Pol, de eis dat deze via het telexnet van het ANP de artikelen van de Verenigde Persbureaus zou doorgeven: van de Pol zou dus op zijn eigen net de kopij van een ander persbureau moeten opnemen. Hij weigerde. Daarop nam Meijer-Schwencke Hushahn, de gelijkschakelaar van het ANP, in de arm en het gevolg was dat van de Pol spoedig voor een bespreking met Hushahn en Meijer-Schwencke naar Den Haag geroepen werd. 'Weet u wel dat u aan meneer Hushalm te danken hebt dat u nog niet in een concentratiekamp zit?', zei Meijer-Schwencke. Van de Pol werd kwaad: geen dreigementen! 'Hushahn' , aldus van de Pol, 'maakte toen een eind aan de ruzie door Meijer-Schwencke letterlijk toe te voegen: 'Hou jij je bek, we zijn hier niet om ruzie te maken."

XCMaar het slot van het lied was dat Meijer-Scbwencke zijn zin kreeg en dat het ANP inderdaad gedwongen werd, kopij van de Verenigde Persbureaus via zijn telexnet te verspreiden.ê

XC1 Cpz: p.v. zitting inz. A. Meijer-Schwencke (22-23 febr. 1950), p. 2 (getuige J. J. L. van Zuylen) (Doe 1-II37, C-IO). 2 Cpz, recherche: p.v. H. H. J. van de

644 [PDF]
MEIJE R-S CHWENCKE

Al vóór de capitulatie, vermoedelijk in de nacht van 12 op 13 of van 13 op 14 mei, verscheen Meijer-Schwencke op de nachtredactie van Het Vaderland waar hij aan Goedhuys die voor zijn Verenigde Persbureaus een buitenlands weekoverzicht placht te schrijven, zei dat men, als Nederland de wapens neergelegd had, onmiddellijk besprekingen met de Duitse autoriteiten voeren moest teneinde het Nederlandse perswezen geheel te reorganiseren. Vermoedelijk wilde Meijer-Schwencke zich er eerst van vergewissen hoe men daar in Berlijn over dacht: alop 15 of 16 mei kon hij in een auto van de Wehrmacht meerijden naar de Duitse hoofdstad. Wat hij daar precies uitgevoerd heeft, is niet bekend.

XCIn Nederland teruggekeerd, nam hij weer contact met Goedhuys op en in dat contact werd het plan geboren om een commissie te vormen die de oprichting van een Perskamer zou gaan voorbereiden en voor de medewerking aan dat plan een beroep zou doen op de bestaande organisaties. Men had een voorzitter nodig wiens naam, naar men meende, het gezag zou hebben dat Meijer-Schwencke en Goedhuys voor zichzelf nog niet durfden opeisen en men kwam via de chefredacteur van de Opregte Haarlem sche Courant bij dehoofdredacteurvanDe Waagterecht, dr. T. Goedewaagen; De Waag werd bij dat Haarlemse krantenbedrijf gedrukt. Goedewaagen was graag tot medewerking bereid, maar de commissie moest uitgebreid worden. Op advies van Sperling nodigde Meijer-Schwencke dr. van de Poel uit, de hoofdredacteur van het Dagblad van Noord-Brabant en Zeeland, onderdeel van het Neerlandia-concern. Van de Poel die er van overtuigd was dat Duitsland de oorlog ging winnen en die graag zijn collega en rivaal van den Broeck, hoofdredacteur van De Limburger Koerier, de loef afstak, meende dat hij in de commissie iets ten goede van de katholieke pers kon bereiken maar stelde zijn toetreding tot de commissie afhankelijk van de 'toestemming'! van aartsbisschop de Jong en van de directeur van het Neerlandiaconcern, Herold; hij trad toe nadat Herold zijn fiat gegeven had en mgr. de Jong had doen weten dat hij die toetreding ontried; 'hij onthield zich echter van enige afkeuring', aldus van de Poe1. 2 Vervolgens besloten Meijer-Schwencke, Goedewaagen, Goedhuys en van de Poel, ook de nieuwe hoofdredacteur van het ANP uit te nodigen, van Megchelen. Daarna zocht men contact met Generalleommissar Schmidt die, constaterend dat de commissie politiek in de lucht hing, zijn verdere medewerking afhankelijk steldevanhet feit dat men ook Rost van Tormingen in de commissie zou opnemen - een heel begrijpelijke suggestie: Rost werd

XC1 Cpz, recherche: p.v. A. Meijer-Schwencke (31 okt. 1949), p. 3 (Doc 1-II37,c-8). 2 A. van de Poel: 'Raad van Voorlichting

645 [PDF]
IN DE PAS!

in die eerste junidagen waarin hij met Rimmler en Seyss-Inquart gesproken had, in de kringen van het Reichskommissariat als de coming man in Nederland beschouwd. Ook hij werd dus lid en het was op zijn voorstel dat de commissie een nieuwe naam aannam: 'Raad van Voorlichting der Nederlandse pers, tevens orgaan ter voorbereiding ener Nederlandse Perskamer'.

XCDeze Raad nu, zond op 22 juni, de dag van Frankrijks capitulatie, een eerste 'vertrouwelijke mededeling' aan de gehele pers waarin hij er bij alle bladen, met inbegrip zelfs van de kerkboden en parochiebladen, op aandrong, voortaan 'kosteloos en portvrij' exemplaren aan de Raad toe te zenden (Meijer-Schwencke gebruikte die exemplaren, voorzover ontvangen, voor zijn knipseldienst die een aantal goed betalende abonné's had). 'Niemand, ook niet de Nederlander, heeft', zo heette het in die eerste 'vertrouwelijke mededeling' ,

XC'enig belang bij het voortbestaan van bladen welke er niet of slechts in geringe mate toe medewerken 0111 de mening hunner lezers in die richting te vormen welke er toe leiden kan, dat het Nederlandse volk als vrij volk in het nieuwe Europa zal worden opgenomen ... Positieve medewerking is ook mogelijk door het plaatsen van goede, opbouwende hoofdartikelen in volkse zin ... Uitstekend materiaal kan men vinden in de Deutsche Zeitung in den Niederlanden,' 1

XCDit was een visitekaartje dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet. Niettemin had de Raad spoedig succes in de sector van de provinciale bladen en van de periodieken. De Nederlandse Periodieke Pers was al vóór de oprichting van de Raad van Voorlichting overstag gegaan en nu volgde de Provinciale Pers die, gelijk reeds vermeld, nauwe relaties onderhouden had met Meijer-Schwencke's Verenigde Persbureaus. De twee organisaties gingen in één nieuwe op: de Provinciale en Periodieke Pers, de NSB'er Kerkmeester werd er voorzitter van. Dit betekende niet dat alle bedrijven die tevoren bij een van de twee organisaties aangesloten waren, automatisch lid werden van de nieuwe: zij moesten zich apart aanmelden en zeer vele maakten daar geen haast mee. Medio september hadden zich in totaal driehonderd uitgevers die tezamen ruim duizend nieuwsbladen en tijdschriften uitgaven, bij de Provinciale en Periodieke Pers gemeld: een rninderheid.

XCDe dagbladen waren veel belangrijker dan de nieuwsbladen en tijdschriften en juist bij een groot aantal dagbladen stiet de Raad van Voorlichting aanvankelijk op verzet. Begin juli belegde hij in Den Haag een perslunch (Meijer-Schwencke betaalde de rekening) waar ca. vijftig directeuren en

XC1 Rondschrijven, 22 juni r940 (Doe II-648,

646 [PDF]
GELIJKSCHAKELING DER PERS-ORGANISATIES

hoofdredacteuren van dagbladen aanwezig waren ; daar was 'het wantrouwen algemeen zeer groet'! en in de weken die volgden, gingen de Nederlandse Dagbladpers en de twee joumalisten-organisaties in het tegenoffensief: met steun van Snouck Hurgronje en van Poelje die door het aanmatigend optreden van de Raad van Voorlichting geschokt waren, werkten zij een eigen statuut uit voor een nieuwe, corporatief-getinte organisatie van het perswezen. Wat de journalisten betreft, werd in dat tegenoffensief getracht, hen er van te weerhouden, zich bij een nieuwe organisatie aan te sluiten, het Verbond van Nederlandse [ournalisten ; met de oprichting van dat verbond was door de Raad van Voorlichting gedreigd, zulks met de bedoeling om, als dat moest, de journalisten uit hun twee bestaande organisaties los te weken.

XCHelaas, het eenheidsfront van dagbladdirecteuren en journalisten begon spoedig af te brokkelen. Bezuiden de grote rivieren sleepte dr. van de Poel uit beide groepen een groot aantalleden met zich mee; een tweede, kleinere groep die zich achter de Raad schaarde, werd gevormd door journalisten van de Sijthoff-pers, waartoe o.m, de Haagsche Courant en het Rotterdoms Nieuwsblad behoorden, en voorts waren er in het oosten en noorden des lands nogal wat hoofdredacteuren van provinciale bladen die zich tot medewerking bereid verklaarden. De Raad van Voorlichting kwam elke week bijeen; verheugd constateerde 111.en dan dat de aanhang groter werd, gegevens over acties van tegenstanders werden uitgewisseld en Meijer-Schwencke zorgde er voor dat op het juiste moment Duitsers ingeschakeld werden om die tegenstanders te intimideren.

XCIntussen hield het bestuur van de Nederlandse Dagbladpers in die tijd nog voet bij stuk; vooral de voorzitter, J. W. Helmy, directeur van het Leids Dagblad, nam een stevige houding aan. Van het bestuur maakten evenwel anderen deel uit, A. W. Sijthoff bijvoorbeeld en mr. J. Kars, directeur van het Rotterdoms Nieuwsblad, die van hun bedrijf uit allerlei contacten gingen aanknopen met voormannen en volgelingen van de Raad van Voorlichting. Defaitisme begon de kop op te steken; het werd in de tweede helft van juli door de omzwaai van de NRC belangrijk versterkt: als Nederlands meest gezaghebbende dagblad voor de Nieuwe Orde opteerde, moest men dat voorbeeld dan niet volgen? Verscheidene journalisten gingen zich afvragen of zij er ter bescherming van hun betrekking niet verstandig aan deden, zich bij het nieuwe Verbond aan te sluiten. Hun economische positie was vaak toch al zo zwak; de salarissenwaren als regel verre

XC1 J. Learbuch: 'De Raad van Voorlichting der Nederlandse pers' (1947), p. 1 (a.v., b-j).

647 [PDF]
IN DE PAS!

van royaal en ze waren door een aantal krantendirecties tijdens of na de meidagen nog drastisch verlaagd ook: met een kwart, soms zelfs met de helft.

XCOp 10 augustus kwamen de journalisten in Utrecht in vergadering bijeen. De Nederlandse Journalistenkring en de rooms-katholieke organisatie hadden tot een fusie besloten; deze werd goedgekeurd. Veel belangrijker was evenwel dat de ruim driehonderd aanwezigen (driehonderd van de ongeveer achthonderd aangeslotenen) zich over een bestuursvoorstelmoesten uitspreken om met enkele leden van de Raad van Voorlichting in een daartoe op te richten commissie overleg te plegen over een nieuwe organisatie vanhet perswezen. Hoewel de leden van de Raad in die commissie in de minderheid zouden zijn, werd het bestuursvoorstel met overweldigende meerderheid verworpen. 'Laten wij', zo betoogde de aan de NCRV verbonden journalist G. H. Hoek, 'als Kring onszelfblijven of, en dan eervol, na ruim vijftig jaar op hoog bevel ondergaan.' Donderend applaus en gejuich weerklonken.

XCNog geen twee weken later (21 augustus) werd in de algemene vergadering van de Nederlandse Dagbladpers een voorstel om met de Raad van Voorlichting samen te werken, met 45 tegen 7 stemmen van de hand gewezen. Daar stond evenwel tegenover dat het door de Raad inmiddels opgerichte Verbond van Nederlandse Journalisten enkele dagen later al driehonderd leden telde. De Utrechtse vergadering had blijkbaar van de bestaande eendracht een ietwat bedriegelijk beeld gegeven. Niettemin hield de Nederlandse Journalistenkring langer stand dan de Nederlandse Dagbladpers want deze laatste bezweek spoedig: toen Generalkonunissar Schmidt eind augustus aan mr. Kars duidelijk maakte dat voorzitter Henny diende te verdwijnen, kreeg Helmy van zijn medebestuursleden zo weinig steun dat hij zich verontwaardigd en teleurgesteld terugtrok. Kars nam zijn plaats in en het bestuur besloot dat de nieuwe voorzitter met een van de bestuursleden tot de Raad van Voorlichting zou toetreden.

XCDat betekende dat de vereniging van dagbladdirecteuren 'om' was.

XCHet bestuursbeleid terzake werd door de leden met 66 tegen II sternmen goedgekeurd.

XCDe [ournalistenkring stond geïsoleerd.

XCHet ontmoedigde bestuur stelde medio september per referendum aan de leden voor, zich dan maar en bloc bij het Verbond van Nederlandse Journalisten aan te sluiten. Bij ca. 320 stemonthoudingen werden 342 sternmen vóór uitgebracht en 137 tegen. Niettemin hielden de meer principiëlen onder leiding van Hoek en van een andere journalist, G. Werkman, redacteur van het Algemeen Handelsblad, de strijd nog een kleine twee maanden vol. In november werd evenwel de beslissing geforceerd doordat de Rooms-katholieke journalistenvereniging

648 [PDF]
GELIJKS CHAKELING DE R PERS-O RGAN ISA TIES

maakte om zich daarna met al haar leden bij het Verbond aan te sluiten. De Nederlandse Dagbladpers had inmiddels het leidersbeginsel ingevoerd en besloten om, 'in verband met de desbetreffende wensen der Duitse autoriteiten', geen Joden als lid toe te laten.!

XCVerschijnselen als deze waren het die Seyss-Inquart, al had hij dan ook nog veel op de inhoud van talrijke dagbladen tegen, met een zeker optimisme vervulden. Het plan voor de 'Perskamer' dat de leden van de Raad van Voorlichting met zoveel ijver (en eerzucht) uitgewerkt haddenê, legde de Reichskommissar overigens naast zich neer.

Radio

XC

XCWat zich van mei tot december' 40 in de radiowereld afgespeeld heeft, valt niet te begrijpen als men niet eerst let op het omroepbestel dat in de periode tussen de twee wereldoorlogen ontstaan was alsmede op de tegenstellingen binnen dat bestel en op de oppositie die het gewekt had.

XCIn Voorspel schetsten wij hoe omstreeks het midden van de jaren '20 successievelijk de Avro (eerst onder andere benamingen), de NCRV, de KRO, de Vara en de VPRO ontstaan waren. In 1930 was het na een lange en heftige strijd tot een verdeling van de zendtijd gekomen waarbij Avro, NCRV, KRO en Vara elk 20% van de zendtijd verworven hadden; van de resterende 20% moest 15% gewijd worden aan het z.g. algemene programma waar elk van' deze vier organisaties om toerbeurt voor zorgde;Heydrich konden deze eind '43 zijn vrijlating bewerkstelligen. Van zijn Duitse

1 Nederlandse Dagbladpers, bestuur: notulen, 2 okt. 1940 (Archief Persgilde). 2 Van de triomf van de Raad van Voorlichting kon dr. van de Poel niet lang genie ten. In de herfst van '40 liep een persfotograaf wie hij de deur gewezen had (de man had, hoewel hij getrouwd was, een verhouding met van de Poels secretaresse), naar de in Den Bosch met het gefingeerde verhaal dat hij gezien had dat in van de Poels actetas een plattegrond zat van het door de Duitsers gebruikte vliegveld Gilze-Rijen. Op grond van die denunciatie werd van de Poel in januari '41 door twee functionarissen van het gearres teerd. Vermoedelijk wist men op het dat hij vóór mei '40 allerlei relaties onderhouden had met dr. Hoeben, de ook in Breda woonachtige medewerker van pater Muckermann. Aan het feit dat van de Poel juist getracht had, Hoeben in een minder anti-Duitse geest te laten schrijven, kende men blijkbaar niet veel betekenis toe. Voor alle zekerheid werd van de Poel in de zomer van '41 naar het concen tratiekamp Neugengamme overgebracht, hoewel allerlei Duitse instanties uit Den Haag het van zijn onschuld trachtten te overtuigen. Pas na de dood van

649 [PDF]
IN DE PAS!

de s% die overschoot, was voor de kleine omroepen bestemd waar ook de VPRO onder viel.

XCHet lag voor de hand dat dit bestel twee ontevreden organisaties kende: de VPRO en de Avro. De VPRO had de neiging, zich door de vier grote veronachtzaamd te voelen; in deze vrijzinnig-protestantse kring waren er bovendien velen die een 'nationale omroep' met godsdienstige 'inlassen' bleven prefereren boven het heersend bestel waarin de verzuiling zulk een grote rol speelde. De Avro was, zou men kunnen zeggen, van nature voor-' standster van een omroepmonopolie en met name bij haar directeur, Willem Vogt, was een sterke rancune blijven hangen tegen de drie andere grote omroepen die, zo voelde hij het, de Avro haar eerstgeboorterecht ontnomen hadden. Daar kwam nog bij dat de Avro met haar ruim tweehonderdduizend leden aanzienlijk sterker was dan die drie andere omroepen - niettemin had zij geen minuut méér zendtijd.

XCDe radio ressorteerde onder de minister van binnenlandse zaken. Deze liet zich in radio-aangelegenheden adviseren door de Radioraad, een college waarin de vertegenwoordigers van de drie grote confessionele partijen de toon aangaven. Er was ook nog een Radio-omroep Controle-commissie die, in opdracht van de minister, alle uit te zenden teksten controleerde en daaruit schrapte wat in binnen- of buitenland politiek aggressieve reacties kon opwekken. Prof. Gerbrandy was, toen hij in augustus '39 als minister van justitie tot het kabinet-de Geer toetrad, voorzitter geweest zowel van de Radioraad als van de Radio-omroep Controle-commissie. Bij dat toetreden had hij overigens bedongen dat dat dubbele voorzitterschap voor hem gereserveerd bleef; een waarnemend voorzitter had hem dus opgevolgd: de anti-revolutionair mr. B. de Gaay Fortman. Nog vreemder was het dat Gerbrandy óók bedongen had dat hij, hoewelminister van justitie, voorzitter zou blijven van een aan de minister van binnenlandse zaken ondergeschikt lichaam: de raad van beheer van de Nederlandse Omroepzender Maatschappij n.v., de Nozema. Dit was een semi-overheidsbedrijf waarin het staatsbedrijf der PTT voor 60% deelgenoot was en elk der vier grote omroepverenigingen voor 10%. Deze Nozema was de schepping van een man aan wie de ontwikkeling van de radio in Nederland veel te danken had en met wiens beleid in '40 wij ons straks uitvoerig moeten bezighouden: ir. A. Dubois. Eerst iets over zijn persoon.

XCAntoine Dubois, geboren in r887, was aanvankelijk marine-officier geweest.

650 [PDF]
IR. DUBOIS

Kort voor de eerste wereldoorlog was hij in Delft electrotechniek gaan studeren. In 'I4 had hij zich weer voor de militaire dienst aangemeld; hij kreeg toen na enige tij d het commando over de radiodienst van de landmacht. Hij was een bekwaam teclmicus (zijn studie wist hij onder de bedrijven door te voltooien) en nadat hij uit de dienst ontslagen was, werd hij in' I? directeur van een nieuwe fabriek: de Nederlandse Seintoestellen Fabriek te Hilversum. Die fabriek (de NSF) ging radiotoestellen produceren en in '24 richtte Dubois een comité van enthousiaste radioluisteraars op, de Hilversumse Draadloze Omroep. Vogt, in die tijd werkzaam bij de NSF, werd er spoedig de leidende figuur in. Dubois was voorstander van een nationale omroep, maar hij begreep dat deze slechts tot stand kon komen indien de grote politieke stromingen in den lande dat denkbeeld aanvaardden en toen dus uit die stromingen de KRO, de NCRV en de Vara ontstonden, vond hij dat het op zijn weg lag, hun althans in eerste instantie zendtijd te geven op de enige zender die er was: die van de NSF. Vogt nam hem dat in hoge mate kwalijk en toen aan het einde van de jaren '20 een Comité van Omroepverenigingen werd opgericht waar Dubois voorzitter van werd, hield de Avro zich afzijdig. Zij moest zich inschikkelijker betonen toen in' 30 de zendtijdverdeling tot stand kwam: op bepaalde punten, bijvoorbeeld het onderling uitwisselen van de programma's en het vertalen van die programma's voor de omroeporganisaties in het buitenland, was samenwerking noodzakelijk. Daartoe werd in het begin van de jaren '30 het Centraal Bureau voor de Omroep in Nederland opgericht dat zich spoedig ook met andere zaken van gemeenschappelijk belang ging bezig houden: het beleid met betrekking tot de particuliere radiocentrales die als paddestoelen uit de grond schoten, de verhouding tot het ANP, kwesties van muziekauteursrecht etc. Het bestuur van het Centraal Bureau bestond slechts uit een voorzitter en een secretarispenningmeester. Die wisselden elk jaar en werden steeds gekozen uit de voorzitters van de vier grote omroeporganisaties. In mei '40 bestond dat bestuur uit de voorzitter van de Avro, G. de Clercq (die als regel aan de leiband liep van Vogt) en de voorzitter van de KRO, een vijf-en-dertigjarige pater Dominicaan, J. K. M. Dito. Dito was in '30 assistent geworden van de oprichter en voorzitter van de KRO, pastoor L. Perquin, en was in ,38, na diens overlijden, tot zijn opvolger benoemd.

XCDit alles betekende dat Dubois, wat de organisatie van de omroep en de inhoud der programma's betreft, in de jaren '30 uitgerangeerd was. Toch bleef de radio de hoofdtaak in zijn leven vormen want met het zenderpark en alle technische vragen van de omroep hield hij als directeur van de N ozema bemoeienis. Ook was Dubois als Nozema-directeur de Nederlandse vertegenwoordiger op internationale conferenties waar kwesties

651 [PDF]
IN DE PAS!

golRengteverdeling aan de orde kwamen. Hij werd in dat milieu wegens zijn persoonlijkheid en zijn capaciteiten warm gewaardeerd. Tegelijk droegen juist die buitenlandse contacten er toe bij dat hij die nooit een principieel voorstander geweest was van het Nederlandse radiobestel, achter de verzuiling die dat bestel kenmerkte, een steeds gD)ter vraagteken ging, plaatsen: wanneer Engeland één BBC had, waarom moest Nederland dan, afgezien nog van wat kleinere organisaties, één neutrale en vier levensbeschouwelijke omroepverenigingen kennen? Dubois was niet de enige die zich die vraag ging stellen; in prof. Gerbrandy vond hij een medestander, zo ook in weer een andere belangrijke functionaris op radiogebied, dr. A. A. M. Enserinck, secretaris van de Radioraad, van de Radio-omroep Controle-commissie en van de raad van beheer van de Nozema. Bij de omroepverenigingen in Hilversum wist men ook wel hoe het driemanschap Dubois-GerbrandyEnserinck over het radiobestel dacht. Het kwam in de zomer van '39 tot een duidelijk streven van Avro, NCRV, KRO en Vara om Dubois te 'wippen'; Gerbrandy wist dat te verijdelen.

XCBinnen de KRO werd al op 21 mei een speciale functionaris aangewezen om het contact met de Rundfunkbetreuungsstelle te onderhouden. Dat was mr. G. J. P. M. Bosman die in mei' 40 belast was met het voorbereiden van de uitzendingen die de KRO wilde doen in het kader van de Nederlandse wereldomroep welke nog in oprichting was. Dat Bosman in de jaren '30 een tijdlang lid van de NSB geweest was en, al betaalde hij geen contributie meer, door de NSB nog steeds als lid beschouwd werd, was aan de KROleiding onbekend. Vertrouwend op die wijze opheffing van de KRO te voorkomen, ging deze leiding en gingen met name voorzitter Dito en de directeur, P. A. M. Speet, tal van vriendelijkheden aan de Duitsers bewijzen: er vonden 'diverse gezellige bijeenkomsten' plaats, hetzij in hotel 'Hof van Holland' te Hilversum, hetzij ten huize van Speet; ook kreeg een van de medewerkers van de Rundfitl"lkbetreu~mgsstelle een uitnodiging om eens een avondje in Amsterdam door te brengen waarbij voor 'aardige meisjes' gezorgd zou worden." In oktober deed de KRO aan de RUlldfimkbetreuungs stelle weten dat het zijn 'Rokoko-oktet' graag ter beschikking stelde voor recepties ten huize van de Reichsleommissar die immers zulk een minnaar was van klassieke muziek. De KRO, zo hadden Dito en Speet eind juni aan de Rundjimkbetreuungsstelle geschreven, had

XC'ein offenes Auge fijr das Kommen van einer neuen Ordnung. Das heutige Welt geschehnis hat wahl gezeigt dass Fehler in dem früheren System oorhanden urareri und es sollen wenig Hollander gifunden wetden die nach dem Fortgehen 1I0n dem alten System nicht fijhlen dass neue Ideen und eine neue Ordnung sich Balm breihen. Es ist

XC1 DGBR: p.v. J. van Gorkom (30 aug. 1947), p. 2 (Doe 1-1814, cl-I).

653 [PDF]
IN DE PAS!

datum notwendig dass auch unsere Rundfimkvereinig,mg mithi!ft mit allem was In ihren Kräjien steht um das Vaterland in dem Geist dieset lw/en Ürdnuny aufzuhauen und aazurechnen mit alten und ûberlebten BegrifJen'l

XC- de KRO was, aldus deze brief, graag tot medewerking bereid. Voor pater Dito was het ietwat spijtig dat de aartsbisschop van Utrecht, mgr. de Jong, medio juli weigerde, zich door Dito voor de radio te laten interviewen en dat mgr. de Jong ook deed weten dat aan geen der andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders een interview afgenomen mocht worden, maar deze terughoudendheid maakte op Dito niet veel indruk en op de oud-NSB'er Bosman nog minder.

XCIn september betoogde de Engelse kardinaal Hinsley voor de BBC dat Christendom en nationaal-socialisme onverzoenlijke tegenstanders waren. In een vriendelijke brief deed het hoofd van de Rundfimkhetreuungsstelle aan de KRO weten dat hij het op prijs zou stellen indien de KRO de Engelse kardinaal van repliek wilde dienen: de tekst zou dan op zondagavond I5 september over beide zenders uitgezonden kunnen worden. Het schijnt dat Dito en Speet in eerste instantie niet op dat aanbod ingingen, dat mr. Bosman buiten hLIDvoorkennis een tekst opstelde en dat vervolgens van de KRO uitzending geëist werd ('zou de KRO dit niet doen, dan zou zijn bestaan als omroepvereniging op het spel gezet worden'ê). Vast staat in elk geval dat de tekst inderdaad uitgezonden werd met mr. BOSmaIlals spreker.

XCIn die tekst werd beweerd dat, met goedvinden van de Paus, 'de laatste misverstanden tussen katholicisme en nationaal-socialisme in Duitsland uit de weg geruimd (waren) ... Wij, Katholieken, wensen van Engelse zijde zelfs van een Engelse kerkvorst de insinuatie niet te accepteren dat de Paus een dubbele rol zou spelen'; trouwens, een Engelsman moest zijn mond houden, aangezien 'juist het Engelse vorstenhuis vooraan staat in de vrijmetselarij, de wereelijke doodsvijand van het katholicisme."

XCDe uitzending wekte in katholieke kring een storm van verontwaardiging: er kwamen vele bedankjes bij de KRO binnen." NSB'ers verzekerden evenwel aan een van Seyss-Inquarts Beaujaagten dat de aanval op kardinaal Hinsley juist doordat hij onder verancwoordelijkheid van de KRO uitgezonden was, 'besonders wirleungsvoll' geweest was; het desbetreffende rapport werd door Schmidts Ceneralleommissariat aan het einde van de week

XC1 Brief, 28 juni 1940, van]. Dito en P. A. M. Speet aan de Rundfunkbetreuungsstelle (Doe I-1620, a-r). 2 Radioraad: Notulen, I okt. 1940, p. 1. 3 Regeringspersdienst (Londen): Luisterbulletin, 16 sept. 1940. Desniettemin had de KRO per 30 september '40 ruim achtduizend leden méér dan per 30 september '39: ruim honderdnegenduizend

654 [PDF]
AVRO

die volgde, met spoed en 'als Sonntagsjreude!' aan de Rundfimkbetreuungsstelle toegezonden.'

XCWat de Avro betreft, moeten wij vermelden dat directeur Vogt in de zomer van '40 een duidelijke poging ondernam om voor zijn omroepvereniging weer de oude monopoliepositie te verwerven. Het snel verwijderen van alle Joodse medewerkers, dat wij reeds memoreerden, zal hij wel gezien hebben als het uit de weg ruimen van een hinderlijk obstakel op het pad naar goede betrekkingen met de nieuwe heersers. Bij de Rundfi,mkbetreuungsstelle ging Vogt zijn best doen om te bereiken dat de uitzendingen van de Nederlandse wereldomroep geheel voor de Avro gereserveerd werden. Dat lukte hem niet. Wel was hij een der eersten die (8 juli) het woord tot Indië richtte. Hij duidde toen aan dat Nederland door een onrechtvaardig lot getroffen was:

XC'wij voelen dat zoals u dat voelt; maar wij sluiten dat gevoel op in ons hart. Ik spreek alleen over feiten en waarheden. Die zeggen ons dat zij die ons hebben overwonnen, de Duitsers, ... zich ridderlijke en hoffelijke tegenstanders getoond (hebben) in de strijd en grootmoedige overwinnaars die ons behandelen als hun gelijken; dat wil zeggen: als hoogstaande, beschaafde mensen ... Natuurlijk betalen wij de tol die ons door (de) lotsverbondenheid met het Duitse rijk is opgelegd; maar wij leven niet, zoals menigeen misschien denkt, onder een drukbewind. Integendeel, wij leven zo vrij als onder de gegeven omstandigheden maar mogelijk is.' 2

XCDeze lijn doortrekkend, spoorde Vogt in hetzelfde nummer van De Radiobode waarin hij de tekst van zijn toespraak naar Indië liet opnemen, de leden van de Avro aan, zich stipt aan de verordening te houden die het luisteren naar buitenlandse zenders verbood: 'een bevel, waartegenover', aldus zijn hoofdartikel, 'verzet niet baat, tersluiks overtreden afstoot, gehoorzaamheid niet onteert, eer leert."

XCTwee weken later meende Vogt het doel dat hij voor zijn Avro wilde bereiken, zeer dicht genaderd te zijn: 'Het rad van het lot heeft nu eenmaal zó gewenteld', schreef hij, 'dat haar inzichten met betrekking tot de beste organisatie van de radio-omroep in Nederland, thans dieliter bij de verwezenlijking schijnen dan zij ooit zijn geweest.'! Hier en daar ging hij in zijn programma's accenten aanbrengen of voorbereiden die, naar hij meende, de Duitsers niet onwelkom zouden zijn. Blokzijl nodigde hij uit, voor de Avro een reeks lezingen te houden over de toestanden in Duitsland; deze

XC1 Brief, 24 sept. I940, van de BRK-Noord-Holland aan GKzbV (GKzbV, 60 k). 2 Tekst in De Radiobode, 12 juli 1940. 3 A.v. 4 A.v., 26 juli 1940.

655 [PDF]
IN DE PAS!

hield die uitnodiging in beraad. Begin oktober sprak ir. Wigersma voor de Avro over 'de geest van onze tijd': het werd een lofzang op Hitler en het Duitse volk.!

XCEr heeft, dunkt ons, in het beleid van de KRO en van de Avro waarvan wij in het voorafgaande enkele symptomen weergaven, een sterk element van tactiek gezeten. Kennelijk meende men dat Duitsland voorlopig Europa zou beheersen; men poogde, bij de Duitsers in het gevlij te komen en men hoopte, dat doende, de organisaties welke men zelf opgebouwd had, te redden, ja te versterken en daarmee dan tevens te voorkomen dat de Nederlandse radio onder een nationaal-socialistische leiding geplaatst zou worden waarin NSB' ers de toon zouden aangeven. Ook Vogt (hij sloot zich bij de Nederlandse Unie aan) moest van de NSB niets hebben en de algemene weerstanden die in de Hilversumse radiowereld tegen Mussert en de zijnen bestonden, leidden begin november tot een kenmerkend conflict waar ook de Avro bij betrokken raakte.

XCNadat Mussert eind september door Hitler ontvangen was, achtte de Rundfunkbetreuungsstelle het wenselijk dat de NSB de beschikking zou krijgen over eigen zendtijd (zij zou dan zelf regelmatig korte programma's kunnen samenstellen) en dat in radioreportages aandacht besteed zou worden aan belangrijke manifcstaties die zich in het NSB-miheu voordeden. wel waren van de zomer af verscheidene van de reportages die door de omroepverenigingen in hun programma's opgenomen waren, aan pro-Duitse thema's gewijd, maar aan de NSB had men daarbij nimmer aandacht besteed.

XCOp zaterdagmiddag 9 november zou Musserts WA op de Dam in Amsterdam voor de leider der NSB defileren.

XCOm 10 uur die ochtend gaf de Rundfunkbetreuungsstelle, gevolg gevend aan een instructie van Schmidts Generalkommissariat, de Vara opdracht, een reportagewagen met een reporter naar de Dam te sturen. Het dagelijks bestuur van de Vara weigerde medewerking, zich beroepend op de toezegging die Rost van Tonningen op 21 juli gedaan had: de Vara zou geen propaganda behoeven te maken voor het nationaal-socialisme. De Rundde Oudejaarsavond-toespraak voor de Avro te laten houden. Mr. Visser verleende die medewerking echter niet op 31 december '40, maar op 31 december

1 Tekst: Bijlage bij De 17 okt. 1940. Na de oorlog verdedigde Vogt zich o.m. door er op te wijzen dat hij de moed had opgebracht om mr. L. E. Visser, de door de D uitsers afgezette president van de Hoge Raad, op 3 I december '40

656 [PDF]
CONFLICTEN

[uniebetreuungsstelie antwoordde dat haar opdracht een bevel was van de Reichskommissar'en dat de Vara nog diezelfde middag gesloten zou worden indien de opdracht niet werd aanvaard.' Het Varabestuur trachtte onmiddellijk Rost van Tormingen te bereiken. Dat mislukte. Daarop besloot het, bij zijn weigering te volharden. De Rundfunkbetreuungsstelle berustte hierin, maar stelde vervolgens dezelfde eis aan de KRO, de NCRV en de Avro; alle drie namen het standpunt in, 'dat zij deze reportage noch wilden verzorgen, noch uitzenden.' Het slot van het lied was dat een Avro-reporter die zich toevallig in Amsterdam bevond, opdracht kreeg, de reportage te maken, maar dan 'buiten de verantwoordelijkheid van het Avrobestuur.'!

XCEr werden aan die reporter ter plaatse twee instructies verstrekt: 'De Duitse druk mag niet bekend worden' en 'het verslag moest rustig zijn, dus niet een felle aanval op de Unie bijvoorbeeld.f Nu, de reportage was rustig; op de Dam was het trouwens óók rustig en toen de reportage op zondag 'buiten het programma van de afzonderlijke omroeporganisaties' (zo luidde de aankondigingê) de ether in ging, werd haar effect goeddeels te niet gedaan doordat men de reporter hoorde zeggen: 'Op de Dam zelf zijn niet zo ontzettend veel mensen, wij hebben de Dam wel eens voller gezien.l''

XCDe weigering van de vier omroepverenigingen (er had zich op die zondag met de KRO nog een tweede conflict voorgedaan'') had belangrijke gevolgen. Om te beginnen kregen zij opdracht, tezamen steeds een reportagewagen plus reporter in gereedheid te houden voor het maken van overeenkomstige reportages buiten hun verantwoordelijkheid. Daarenboven kwam de Rundjunkhetreuungsstelle tot de conclusie dat men spoed moest zetten achter de verwezenlijking van al vaststaande plannen tot reorganisatie van het gehele radiobestel - een reorganisatie waarbij de omroepverenigingen die kennelijk niet bereid waren, in voldoende mate in de pas te lopen, zouden verdwijnen.

1 Vara: 'Verslag verrichtingen dagelijks bestuur, sept. - 12 nov. 1940' (14 nov. 1940), p. 3 (Doc a-4). 2 Rapport, z.d., van M. L. van B. aan WA-heerban leider]. E. Feenstra (NSB, 707). a Brief, II nov. 1940, van]. Dito aan het bestuur van de KRO. • Regeringspersdienst (Londen): Luisterbulletin, II nov. 1940. 5 Het Episcopaat had een herderlijk schrijven opgesteld naar aanleiding van de Willibrord-dag dat tijdens de uitzending van de Hoogmis voorgelezen moest worden. 'Als ten tijde van Sint Willibrord staat', zo luidde één passage, 'in de ge weldige geestesstrijd onzer dagen het christelijk geloof op het spel.' Die passage werd met enkele andere door de geschrapt. Moesten die schrappingen aanvaard worden? Toen Dito er niet in slaagde, aartsbisschop de Jong te bereiken, besloot hij, het herderlijk schrijven niet in de uitzending op te nemen. (brief, II nov. 1940, van]. Dito aan de aartsbisschop)

657 [PDF]
IN DE PAS!

XCOnze gegevens over die Duitse plannen zijn helaas schaars. Dat de twee voornaamste medewerkers van de Rundfunkbetreuungsstelle, Freudenberg en Taubert, op de omroepverenigingen veel tegen hadden, staat vast. Toen het gehele omroepbedrijf in december gecentraliseerd was en onder een 'gemachtigde voor de concentratie' geplaatst, zei Taubert tegen de besturen:

XC'De omroepen moeten begrijpen dat loyaliteit positieve medewerking veronderstelt en niet alleen een 'dulden'. Nationaal gezien, was de omroep in Nederland a-politiek. Dit kan zo niet blijven. De omroep moet de weg bereiden, opdat Nederland na de oorlog in het grote Europese verband onder leiding van de As-mogendheden zijn plaats zal kunnen innemen ... Hadden de omroepen met deze belangen tijdig zelf rekening gehouden, dan ware de centralisatie zoals deze zich thans voltrekt, uiegebleven.U

XCEr is reden 0111. aan te nemen dat die centralisatie van meet af aan in het voornemen der Duitsers gelegen heeft. Zij hadden evenwel geen haast. Vermoedelijk wilden zij eerst afwachten, hoe ver zij de omroepverenigingen konden krijgen: wellicht zouden deze gezamenlijk, wellicht zouden enkele hunner bereid zijn, zich volledig in dienst te stellen van de Nieuwe Orde. Uiteindelijk moest evenwel in Nederland, evenals in Duitsland, een staatsomroep komen.

XCEind juni was door Freudenberg aan de omroepverenigingen verboden, artikelen te publiceren, 'die sich mit zukünftigen organisatorischen Fragen des hollandischen Rundfunks bejassen'>: de Duitsers wensten de beslissingen aan zich te houden en wezen dus elke beïnvloeding van de publieke opinie af. Binnenskamers zei Freudenberg begin augustus tegen de NSB'er ds. L. C. W. Ekering die een omroepvereniging van NSB' ers was gaan organiseren (de oprichting van die 'Nationale Omroep' was door Mussert op de 'Hagespraak der bevrijding' bekendgemaakt"), dat de NSB enig geduld moest hebben, 'so lange die Umorganisation des holländischen Rundfunks

XC1 Centraal bureau voor de omroep in Nederland: Verslag van de bespreking op 15 dec. 1940 (Doe II-I3 5, a-z). 2 Brief, 29 juni 1940, van de Rundjunkbetreuungs stelle aan het Centraal bureau voor de omroep (GKzbV, 57 d). 3 Deze 'Nationale Omroep' kreeg werkruimte in het redactie- en administratie-gebouw van De Waag. Ca. tienduizend NSB'ers werden er lid van. Hij werd injanuari '41 opgeheven.

658 [PDF]
REO RGANISA TIE-PLANNEN

in einen 'Niederlándischen-Staats-Rundjunl/ noch nicht er{olgt ist.'l Deze reorganisatie betekende dat de omroepverenigingen zouden verdwijnen. De Duitsers waren zich ervan bewust dat dit een delicate operatie was. Zij zagen dat verdwijnen liefst geruisloos geschieden, anders gezegd: de liquidatie der omroepverenigingen moest niet door een Duitser of NSB' er voltrokken worden maar door een 'neutrale' Nederlander die tegelijk de opbouw van de staatsomroep ter hand zou nemen. In de loop van de zomer werd het aan de Rundjunkbetreuungsstelle duidelijk wie die Nederlander kon zijn: ir. Dubois. Vermoedelijk bespraken Freudenberg en Taubert eerst hun plan met de hoofdambtenaren van Schmidts Ceneralleommissariat, wellicht ook met Schmidt persoonlijk; met zekerheid weten wij slechts dat Taubert er op 24 oktober in Berlijn de goedkeuring voor verwierf van de machtige Intendant van de Reichsrundfullkgeselischaft (de RRG), dr. Glasmeier: 'Die geplante Aufiösung der hollàndischen Rundlunle-Gesellschaîten und die Neu bildong eines nacn RRG-Vorbild aufgebauten hollándischen RUl1dfunk unter der Leltung !Jon Herrn Dubois jinde: Biliigung der RRG.'2 Glasmeier had Dubois herhaaldelijk op internationale conferenties ontmoet.

XCAl inhad men bij de omroepverenigingen maar ook bij de Radioraad aangevoeld dat het vermoedelijk vroeg of laat tot een grondige hervorming van het radiobestel zou komen. Als de Duitsers nu inderdaad van plan waren, de gehele omroep te concentreren, kon men hun dan niet vó6r zijn? De Radioraad riep opjuni de voorzitters van Avro, NCRV, KRO,en VPRO in vergadering bijeen en drong er bij hen op aan dat zij gezamenlijk een nieuwe stichting zouden oprichten, mede gezien 'de mogelijkheid van zendtijdaanvragen door andere groepen' (Mussert had drie dagen tevoren de oprichting van de 'Nationale Omroep' bekendgemaakt); men moest, betoogde waarnemend voorzitter de Gaay Fortman, 'de eenheid van de Nederlandse omroep naar buiten demonstreren, dit onder vooropstelling van de zelfstandigheid van ieder der omroepverenigingen op het cultureel gebied der programma-verzorging.' Lag dan de oplossing niet voor de hand, vroeg de voorzitter van de Avro, de Clercq: 'Wanneer u zegt: er moet één omroep in Nederland komen, dan wil de Avro het liefst dat zij die ene omroep zal zijn, binnen het kader waarvan ieder der andere omroe

juni 25 Vara 1 Notitie, 9 aug. 1940, van de 46 e). 2 Notitie, oktober 1940, van Taubert over de bespreking te Berlijn{a.v., 46 h).

659 [PDF]
IN DE PAS!

pen hun speciaal gerichte prograrnrnastof' (levensbeschouwelijke causerieën bijvoorbeeld) 'kunnen geven'; wat de Gaay Fortman voorstelde, was volgens de Clercq slechts 'een schijn', immers: de vijf omroepverenigingen zouden blijven bestaan."Met dat al ging na veel vijven en zessen en onderling krakeel ook de Avro althans in beginsel met het stichtingsplan accoord.

XCDat plan werd verder uitgewerkt en Enserinck, de secretaris van de Radioraad, ging de zaak vast met de Rundfimkbetreuungsstelle bespreken. Die stelde slechts één eis: een buitenstaander moest voorzitter worden. De Radioraad vond een candidaat: de anti-revolutionaire oud-minister van binnenlandse zaken, de Wilde. Diens candidatuur werd evenwel door de Avro verworpen: de voorzitter van de nieuwe stichting mocht geen 'politiek verleden' of 'een verleden op godsdienstig gebied' hebben" en dan de Wilde? Hem nam de Clercq nog kwalijk' dat hij geweigerd had, op een zondag de Avro-studio officieelte openen.P Nieuwe candidaten werden genoemd, o.m. het anti-revolutionaire lid van de Hoge Raad, mr. dr. J. Donner, en een van de hoogleraren van de Vrije Universiteit, prof. m.r. J. Oranje. Donner bedankte, Oranje verklaarde zich bereid maar zijn naam verviel weer toen de Vara van Rost van Tormingen de instructie kreeg, tegen de benoeming van elke anti-revolutionair haar veto uit te spreken. De Vara wees toen op Dubois maar doordat NCRV, KRO en VPRO aan prof. Oranje wilden vasthouden en Vogt het bloed van Dubois wel drinken kon, verdween het hele stichtingsplan in de mist.

XCVoor de Radioraad die in juni en juli geconfronteerd was met heftige twisten tussen de Avro en de andere vier omroepverenigingen, was het om wanhopig te worden. Begin augustus had zich bovendien een extra complicatie voorgedaan, toen opeens bleek dat de secretaris-generaal van onderwijs, kunsten en wetenschappen, prof. van Poelje, voor de Reichseonimissar een verordening kant en klaar gemaakt had waarbij alle omroepverenigingen èn de N ozema opgeheven werden; er zou een staatsbedrijf komen met één directeur.

XCRessorteerde de omroep dan onder van Poelje? Natuurlijk niet: hij ressorteerde onder Frederiks maar deze had met zijn wat ouderwetse levensstijlnauwelijks belangstelling voor een zo modern verschijnsel als de radio!

XC1 Radioraad: Notulen, 26 juni 1940. 2 A.v., 26 juli 1940. BG-Amsterdam, rijksrecherche: p.v. inz. W. Vogt (30 april 1947), p. 14 (getuige A. A. M. Enserinck) (Doc 1-1814, b-r). 4 Het verdient de aandacht dat Frederiks, blijkbaar geheel onkundig van de censuur die door de Rundfimkbetreuungsstelle uitgeoefend werd, medio juni '40 aan Generalkommissar Schmidt het voorstel deed dat de Duitsers enkele eigen vertegenwoordigers in de Radio-omroep Controle-commissie zouden benoemen. De commissie sprak zich tegen dit voorstel uit.

660 [PDF]
REO RGANISA TIE-PLANNEN

- hij had de gehele ingewikkelde aangelegenheid graag aan van Poelje overgelaten en deze had het niet nodig gevonden, de Radioraad om advies te vragen, aangezien de raad volgens hem. 'terzake niet competent, althans weinig actief' was.! De Radioraad echter, die de concept-verordening bij toeval in handen gekregen had, had zich gehaast, aan het college van secretarissen-generaal wèl advies uit te brengen, spoedshalve telegrafisch: 'Radioraad in vergadering bijeen nam kennis van ontwerp-van Poelje inzake omroepbestel en protesteert ernstig tegen maatregelen, voorgenomen zonder advies Radioraad stop acht plan-van Poelje in's lands belang volstrekt verwerpelijk.f Secretaris-generaal Frederiks ontving per brief een klemmende waarschuwing:

XC'De Radioraad aarzelt niet, als de eenstemmige mening zijner leden uit te spreken dat een aantasting van de grondbeginselen van het Nederlandse omroepbestel noodlottig zal zijn voor de Nederlandse omroep en aan de Nederlandse zaak onberekenbare schade zal toebrengen waar, naar zijn mening, van Nederlandse zijde op generlei wijze aan mag worden meegewerkt."

XCOm een in een vroeger hoofdstuk gemaakte onderscheiding opnieuw te gebruiken: de Radioraad wilde eendracht, niet eenheid. Doordat evenwel de omroepverenigingen het onderling niet eens werden, kon de raad niets bereiken en waarnemend voorzitter de Gaay Fortman achtte dat des te bedenkelijker omdat hij sinds begin juli wist dat Dubois ijverde voor een plan om de gehele radio-omroep in de Nozema te laten opgaan. Dubois voerde in die tijd verscheidene besprekingen in Den Haag en het is plausibel dat van Poelje de functie van directeur van het staatsbedrijf dat hij wilde oprichten, ook al aan Dubois toegedacht had. Deze zelfknoopte in augustus in zijn woonplaats Hilversum zo nauwe relaties met de Rundfunkbetreuungs stelle aan, dat hij in de laatste week van die maand aal)- de Gaay Fortman kon meedelen, 'dat hij ieder ogenblik zijn benoeming wachtende was tot een functie waaraan de Duitsers een heel hoge titel en een in Nederland ongekend salaris wilden verbinden'; hij zou 'directeur-generaal van de omroep' worden."

XCOp 10 oktober, een week of zes later dus, onthulde Dubois in de vergadering van de Radioraad dat hij van de Duitsers de geheime opdracht ontvangen had, 'een plan voor de reorganisatie van de Nederlandse omroep

XC1 Csg : Notulen, 29 juli 1940. 2 Radioraad: Notulen, 2 aug. 1940. 3 Brief, 3 aug. 1940, van de Radioraad aan Frederiks (collectie-B. de Gaay Fortman). 4 Brief, jan.-april 1941, van B. de Gaay Fortman aan Gerbrandy, p. 20 (a.v.). Deze 'brief' is een rapport dat de Gaay Fortman via een van de inlichtingengroepen naar Londen wilde zenden maar dat vermoedelijk nooit verzonden is.

661 [PDF]
IN DE PAS!

uit te werken '1 Wa.t hield dat plan in? Er vond op de z rste een bespreking plaats in Amsterdam ten huize van een van de invloedrijkste leden van de Radioraad. pastoor W. Nolet. Dubois kwam er voor over uit Hilversum, de Gaay Fortman en Enserinck kwamen uit Den Haag. Het was de Gaay Fortman en Nolet onbekend dat Enserinck langs dezelfde lijnen was gaan denken als Dubois. 'Het werd', schreef de Gaay Fortman enkele maanden later,

XC'een dies ater 2• De heer Dubois bleek zich niet alleen geheel en al geschikt te hebben in de eis van opheffmgder omroepverenigingen, maar ook daarmee in te stemmen. Helaas steunde hem de heer Enserinck. Prof. Nolet en ik mochten praten wat wij wilden, beide heren waren niet ontvankelijk voor onze argumenten en het fraaiste was nog het voorwendsel: het is de eigen schuld der omroepverenigingen en de bestuursledenzijn zulke onhandelbare mensen, ongeschikt voor elke samenwerking. Het was een droeve ochtend; na afloop van de bespreking en het vertrek der beide heren zei prof. Nolet tegen mij: zij zijn beiden omgeslagen."

XCHet bericht Vall wat op handen was, althans dreigde, drong spoedig tot de omroepverenigingen door en de Radioraad die bij Frederiks niets kon bereiken, ging een laatste poging ondernemen om, met instemming der omroepverenigingen, een constructie te ontwerpen die men tegenover het (onbekende) plan-Dubois kon plaatsen. Dat had heel wat voeten in de aarde want nu de beslissing, naar men aannam, naderde (men wist niet dat die aan Duitse kant al genomen was), gingen Vogt en de Clercq (Avro) alsmede Speet en Dito (KRO), die laatste opgejaagd, ja gedomineerd door mr. Bosman, achter de rug Vall de andere omroepverenigingen om, Vogt als directeur-generaal en Bosman als algemeen secretaris van een gecentraliseerde omroep bij de Duitsers pousseren; zij schakelden daarbij de NSB in waaraan zij min of meer de belofte deden dat deze onder het nieuwe bestel eigen kwartiertjes zou mogen vullen. Die opzet wekte, zodra hij bekend werd, bij NCRV, VPRO en Vara heftige verontwaardiging; om hem te verijdelen nam de Vara Rost van TOl1I1Îngenweer in de ann.

XCOnder pressie van de andere omroepverenigingen lieten Avro en KRO hun plan vallen, met dien verstande dat men het er wel, zijhet schoorvoetend, over eens werd dat Vogt directeur-generaal van de nieuwe omroep worden moest, maar de overige functies zouden naar billijkheid aan bestuurs- en directieleden van de andere omroepverenigingen toegewezen worden.

XC1 Radioraad. Notulen, 10 okt. 1940. 2 zwarte dag. 3 Brief, jan.-april 1941, van B. de Gaay Fortman aan Gerbrandy,p. 25.

662 [PDF]
REO RGANISA TIE-PLANNEN

XCDeze besluiten werden in beginsel op 26 november genomen in een gemeenschappelijke bespreking van de Radioraad en de voormannen der omroepverenigingen, De Gaay Fortman zei daar tenslotte dat de directeurgeneraal (men hoopte toch nog dat Vogt die positie zou krijgen) uitzendingen tegen het Huis van Oranje en tegen de Joden diende te voorkomen. Ten antwoord zei Vogt iets dat er op neerkwam dat aanvallen in die richting 'buiten onze programma's' zouden vallen.' Alle functies werden op de 27ste onderling verdeeld; daarbij trok de VPRO, zoals gewoonlijk, aan het kortste eind en werd mr. Bosman overgeslagen.

XCEen dag later, 28 november, werd het departement van volksvoorlichting en kunsten opgericht. De NSB'er dr. Goedewaagen was tot secretarisgeneraal benoemd. Zijn voornaamste adviseur op radiogebied, de NSB'er ir. W. L. Z. van der Vegte, had eigenlijk wel graag Vogt als directeurgeneraal van de nieuwe omroep gezien, maar Goedewaagen noch van der Vegte hadden daar iets over te zeggen: de Duitsers namen de beslissing, of beter: die hadden ze al genomen. Zij zouden met Dubois in zee gaan, maar niet te snel. In afwachting van zijn benoeming tot directeur-generaal van de staatsomroep moest Dubois eerst de omroepverenigingen 'concentreren', d.w.z. hun liquidatie voorbereiden; hij zou daar 'gemachtigde' voor worden.

XCHet leek Dubois of zijn droom uit de jaren' 20 werkelijkheid zou worden: een nationale omroep en hij directeur-generaal! En toch: vlak voor de grote sprong ging hij aarzelen. Hij bezat het Duitse aanbod, maar deed hij er wijs aan, het te aanvaarden? Hij had geen grein sympathie voor de NSB - als hij weigerde, zou dan niet een NSB' er benoemd worden? Zo onzeker voelde hij zich dat hij links en rechts advies ging vragen. De secretaris van het hoofdbestuur der PTT, mr. J. F. van Royen, zei hem: doen. Ook de Quay en Homan 'waren', aldus later Dubois, 'van oordeel dat ik de benoeming met het oog op het landsbelang moest aanvaarden.' Daarentegen werd die aanvaarding hem door prof Oranje en mr. Donner sterk ontraden. Donner zei, 'dat principieel ieder contact met de Duitsers uit den boze was.'

XCHelaas, Dubois luisterde niet naar Donner en Oranje: hij aanvaardde de Duitse benoeming. Wel stelde hij daarbij vier voorwaarden: in de radio

XC1 Vara : 'Verrichtingen van het dagelijks bestuur, 12 nOV.-IO dec. 1940' (II dec. 1940), p. 4 (Doc I1814,

663 [PDF]
IN DE PAS!

wenste hij 'vrijheid van godsdienstige meningsuiting', geen aanvallen op het Huis van Oranje, geen antisemietische agitatie en geen 'nationaalsocialistische propaganda.' Die voorwaarden werden door de Rundfunk betreuungssteile mondeling aanvaard. Dubois werd op 12 december benoemd en zette twee dagenlater in een persconferentie en een radiorede o.m. uiteen dat hij vooral de reportagedienst van de omroep wilde uitbreiden: 'De Nederlander zal daarbij zijn indrukken kunnen krijgen zowel uit binnen- als buitenland' (Duitsland), 'opdat hij, is eenmaal de oorlog voorbij ... , niet vreemd zal staan ten opzichte van de vraagstukken waaraan hij alsdan zal moeten medewerken.P

XCEr werd terzelfdertijd nog een reeks andere maatregelen getroffen die nit de PTT-sector kwamen: de Nozema verdween, het rijk verwierf de radiozenders, alle radiocentrales werden ten bate van de PTT onteigend en bepaald werd dat alle radioluisteraars voortaan per jaar negen guldenluistergeld zouden betalen, te innen door de PTT.3

XCVijf dagen na de benoeming van Dubois nam de Gaay Fortman ontslag als waarnemend voorzitter van de Radioraad; drie dagenlater, 20 december, sprak Goedewaagen de resterende leden toe. Hij vond geen gehoor voor zijn pleidooien: allen bedankten als lid. De omroepverenigingen daarentegen aarzelden. Geen ging tot opheffing over, de VPRO verklaarde zich zelfs bij monde van haar voorzitster, de predikante mej. dr N. A. Bruining, accoord met de eoncentratie ('Dit had de VPRO altijd voorgestaan'"). Een formeel protest werd slechts door de NCRV en de KRO geuit, waarna overigens de KRO nog eenlaatste poging ondernam om binnen het nieuwe, nog vage geheel zelfstandig te blijven; in zijn Oudejaarsavond-toespraak was pater Dito's allerlaatste woord tot zijn luisteraars dat hij 1941 inging, 'ongeschokt, ongebroken, trappelend van ongeduld om mede te bouwen aan de Nieuwe Orde die weldra komen gaat.'5,

XCVoor Avro en Vara bleef in het nieuwe bestel geen taak meer over, wel kon Dubois uit de staf van beide omroepen een aantal belangrijke medebestuur, ro dec. 194O-14jan. 1941' (IS jan. 1941), p. 2 (Doe II-8IS, a-6). 5 Tekst:

1 A. Dubois: 'Samenvattend verslag' (dec. 1949), p. 10, 13 (Doe 1-37S A, b-r). 2 Regeringspersdienst (Londen): LuisterbuIletin, 16 dec. 1940. 3 VO 232/40 p. Vara: 'Verrichtingen van het dagelijks

664 [PDF]
DUBOIS WORDT GEMACHTIGDE

werkers recruteren. Als organisaties bleven de twee verenigingen nog enige tijd bestaan en zetten zij, evenals KRO, NCRV en VPRO, ook de uitgave van hun programmabladen voort. Dat laatste was precies wat de Rundjunle betreuungsstelie wenste: een vijfde van de opbrengst dier bladen kwam namelijk aan het omroepbedrijf ten goede en Freudenberg en Taubert waren zich ervan bewust dat men in eerste instantie voor een nieuw programmablad veel rninder abonné's zou krijgen.

XCDe drie confessionele omroepverenigingen meenden dat voor hen nog wèl een eigen taak weggelegd was: godsdienstige uitzendingen. KRO, NCRV en VPRO richtten er aparte stichtingen voor op, de KRO met instemming van het Episcopaat". Alle kerkelijke uitzendingen van katholieke kant werden evenwel al in februari '41 door de Duitsers verboden 'als represaille tegen het mandement der bisschoppen' (dat nog ter sprake komt).2 De Christelijke Radio-Stichting, voortzetting van de NCRV, kreeg ruim vier uur zendtijd per week, het Vrijzinnig-Protestants Kerkcomité, voortzetting van de VPRO, ruim drie-en-een-half uur. Kerkelijk gesproken, kwam de Christelijke Radio-Stichting spoedig in de lucht te hangen: de Nederlandse hervormde kerk en de Gereformeerde kerken in hersteld verband hadden als kerkgenootschappen na de capitulatie hun medewerking aan radio-uitzendingen gestaakt en eind maart' 41 deden de Gereformeerde kerken hetzelfde. De Stichting ging met haar uitzendingen toen nog door tot in oktober. Die van het vrijzinnig-protestantse comité werden in augustus '41 na een lange reeks van conflicten verboden. Overigens had de activiteit zowel van de Christelijke Radio-Stichting als van het VrijzinnigProtestants Kerkcomité in kerkelijke kringen veel aanstoot gegeven: menigeen achtte het onaanvaardbaar dat practische medewerking verleend werd aan een opzet die principiële afkeuring verdiende.

XC1 Wij nemen aan dat de aartsbisschop niet van allefaits et gestes van pater Dito op de hoogte geweest is, maar Dito's pogingen om de KRO, althans specifiek katholieke uitzendingen zo lang mogelijk in stand te houden, hadden zijn algemene instemming. Van belang was daarbij dat het contact met de KRO voor het Episcopaat onderhouden werd door mgr. dr. Th. J. F. Verhoeven, directeur van het RoomsKatholiek Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding, die tot veel 'tactische' concessies bereid was. Op 9 december uitte mgr. de Jong jegens Dito zijn 'dank voor de vele zorgen, aan de KRO besteed in deze moeilijke tijden' (KRO-bestuur: Notulen, 13 dec. 1940) en op 27 december, d.w.z. vóór Dito's Oudejaarsavondtoespraak, werd genotuleerd; 'De aartsbisschop heeft Zijn waardering over de houding van de KRO uitgesproken en verklaart dat Hij volledig achter het bestuur staat.' (a.v., 27 dec. 1940) 2 Brief, 10 febr. 1941, van W. L. Z. van der Vegte aan de CID der NSB (DVK, afd. radio, 98/35).

665 [PDF]
IN DE PAS'!

XCIn januari en februari' 41 deed Dubois zijn best, de 'coördinatie' der omroepverenigingen tot een succeste maken. Enkele NSB' ers die belangrijke posities toebedeeld gekregen hadden inde laatste opzet welke de omroepverenigingen eind november uitgewerkt hadden, wist hij naar de achtergrond te dringen. Jegens ieder die naar hem luisteren wilde, betoogde hij dat hij geen andere wens had dan het nieuwe radiobestel zo 'nationaal' mogelijk te maken. Hij beschermde het Joodse personeel dat nog bij de radio werkzaam was en betaalde aan de Joden die in mei' 40 door de Avro op straat gezet waren, hun achterstallig salaris uit; bovendien nam hij hen in de wachtgeldregeling op. Wij hebben de indruk dat hij in een zekere verblindheid, gekoppeld aan zelfoverschatting, inderdaad meende dat hij onder een Duitse bezetting het Nederlandse karakter van de omroep zou kunnen handhaven. Dat was een illusie. De Duitse druk werd voortgezet en nog tijdens het bewind van Dubois begon Blokzijl (8 februari '41) met zijn radiocauserieën die ons in een volgend deel zullen bezighouden.

XCDe Rundfunkbetreuungsstelle was over Dubois als radiovakman zeer tevreden. Ook vertrouwde zij dat zij hem verder de nationaal-socialistische kant op kon stuwen. Zij bleef dus in Dubois de directeur-generaal van de op te richten Rijksradio-omroep zien. V66r Dubois die nieuwe benoeming aanvaardde, vroeg hij evenwel of men aan Duitse kant de voorwaarden die hij bij zijn benoeming tot 'gemachtigde voor de concentratie' gesteld had, zou blijven honoreren. Hem werd gezegd dat zulks niet mogelijk was. Daarop weigerde hij de nieuwe functie en deze viel, toen de Rijksradioomroep op 12 maart' 41 door Seyss-Inquart opgericht werd-, aan een NSB' er toe. Op verzoek van de omroepverenigingen belastte Dubois zich vervolgens met hunliquidatie. Per I september' 41 kreeg hij voorts bij de PTT de leiding van de Dienst Exploitatie Radio-omroep. Later bood hij in zijn woning te Hilversum herhaaldelijk onderdak aan personen die door de Duitsers gezocht werden. Dat dat ene besluit dat hij in december' 40 genomen had: de aanvaarding van de benoeming tot 'gemachtigde', al zijn naoorlogse jaren vergallen zou, voorzag hij niet.

Opbouwdienst

XC

XCVan '33 afhadden de machthebbers van het Derde Rijk zich grote moeite gegeven, de jeugd voor het nationaal-socialisme te winnen. Alle organisaties van jongeren die een andere ideologische grondslag hadden, werden geleidelijk aan verboden, slechts één organisatie bleef over: de Hitler-Jugend. Men werd daar op tienjarige leeftijd verplicht in opgenomen; jongens bleven lid tot hun achttiende, meisjes (die van hun veertiende af binnen de HJ lid waren van de Bund Deutscher Mädel) tot hun een-en-twintigste. Tussen hun achttiende en hun vijf-en-twintigste levensjaar konden mannelijke en vrouwelijke jeugdigen bovendien verplicht worden, een half jaar dienst te doen in de Reichsorbeitsdienst; in '39 was die verplichting (die niet voor Joden gold) aan ca. tweehonderdduizend mannelijke en ca. honderdduizend vrouwelijke jeugdigen opgelegd. Leider van de Reichsarbeitsdienst was een oud-beroepsmilitair, Reichsarbeitsjuhrer Konstantin Hierl.

XCHet paste geheel in de plannen die de machthebbers van het Derde Rijk met bezet Nederland hadden, dat ook hier te lande een op het nationaalsocialisme georiënteerde, verplichte Arbeidsdienst in het leven geroepen zou worden. Hiermee moest, schreef Seyss-Inquart in de zomer van '44 (toen allang gebleken was dat de opzet mislukt was) 'ein brauchbares Instru ment nationalsozialistischer Erziehung [iir das niederländische Volk' geschapen worden.! Het waren Seyss-Inquart en Generalkomniissar Schmidt (in wiens sector de Arbeidsdienst zou vallen) die zich voor de verwezenlijking van die opzet moeite gingen geven. Natuurlijk begrepen zij dat ook hier voorzichtigheid geboden was en dat men het Nederlandse volk niet rauwelings met een zich als nationaal-socialistischaandienende Arbeidsdienst moest confronteren. Was een geleidelijke aanloop mogelijk? Inderdaad: er zouden na de demobilisatie van de Nederlandse krijgsmacht ettelijke

XC1 Brief, 12 juli 1944, van Seyss-Inquart aan K. Hied (BDe,

667 [PDF]
IN DE PAS!

tienduizenden militairen overblijven voor wie in de maatschappij geen emplooi bestond; bracht men die nu in een aparte dienst samen die als 'Opbouwdienst' zou gaan werken aan het soort objecten dat in Duitsland door de Reichsarbeitsdienst ter hand genomen werd, dan voorkwam men in bezet gebied uitbreiding van de werkloosheid en dan had men een organisatie geschapen die in een later stadium tot een Arbeidsdienst getransformeerd zou kunnen worden. Begin juli zei Schmidt tegen Mussert dat men met de Arbeidsdienst nog even zou wachten: 'Eerst opbouwdienst-Breunisse die in werkelijkheid afbraakdienst is. Over zes maanden misschien zover dat arbeidsdienst kan begonnen worden.'1 De naam van majoor Breunese die commandant van de Opbouwdienst zou worden, kwam, ook alweer verkeerd gespeld, eveneens in Seyss-Inquarts eerste rapport aan Hitler voor:

XC'Die nicht in andere BeschäJtigungen iibemommenen Offiziere und Mannschajten mit Ausnahme der hoheren Rá"nge wurden in einen Aujbaudienst überfiihrt. Dieser soil die GrImdlage fUr einen kÜl1fiigen Arbeitsdienst bilden. Die Führung hat der niederlän dische Major Breunesse der schon lange mit den Mdnnern des Reichsarbeitsdienstes im Reich ... in Verbindung steht und sicli immer flir das Reich eingesetzt hat. Der Ein druck dieses Mannes ist eln ausgezeichneter, derzeit noch betont a-politisch wie dies bei Offizieren ublich. is, weuanschaulidi in Ordmmg.'2

XCJacob Nicolaas Breunese was inin de Achterhoek geboren. Toen zijn vader, een predikant, instierf, bleef zijn moeder achter met negen kinderen en een pensioen van fper jaar. Van jongsaf wilde Breunese beroepsofficier worden; hij bereikte de officiersrang via het instructiebataljon te Kampen waar ook Colijn zijn militaire scholing in had ontvangen, en vervolgens via de z.g. hoofdcursus te Kampen waar onderofficieren tot officier opgeleid werden. Ook tot de Hogere Krijgsschool werd Breunese toegelaten. Gemakkelijk viel hem dat niet want hij was 'geen groot student'", maar hij slaagde. Met de rang van majoor was hij tijdens de meidagen stafchef van een der divisies in het westen.

1889 '07 300

XCLandelijk had Breunese een zekere bekendheid gekregen als organisator van de Nijmeegse 'Vierdaagse'. Inwas hij er op het laatste moment als Erster Bericht,

'22 1 Mussert: 'Kort verslag bespreking met commissans-generaal Schmidt ... 3 juli 1940' (NSB, IS d). 2 Seyss-Inquart : p. 15-16. 3]. N. Breunese, II nov. 1957.

668 [PDF]
MAJOOR BREUNESE

controleur ingevallen; er waren toen ca. vierhonderd deelnemers. Hij vond dat de organisatie veel te wensen overliet, hij wilde er wel iets aan doen. Men was verheugd dat een bekwaam, enthousiast en innemend officier (beau garçon, tikje ijdel misschien) bereid was, die organisatie te verbeteren. Breunese gaf zich daar grote moeite voor. ZÜ1'l denkbeeld was het ook, delegaties uit het buitenland tot deelneming uit te nodigen. Van jaar tot jaar steeg het aantal wandelaars moetsprongen, Breunese vond, zei hij later, de Vierdaagse 'een goed middel om in ons volk de binding te versterken en de hulpvaardigheid en de offervaardigheid te versterken'! - aan die binding ontbrak, meende hij, heel veel. Hij was zich iII de periode tussen de twee wereldoorlogen niet alleen aan de geringe offervaardigheid voor het defensieapparaat gaan ergeren maar ook aan de politieke verdeeldheid in den lande. Van geen enkele politieke partij was of werd hij lid en het uiterlijke beeld dat het Derde Rijk bood, ging hem in toenemende mate verblinden. Politiek begrip had hij niet; steeds van zijn eigen goede bedoelingen overtuigd, kon hij niet begrijpen dat anderen daar kritiek op hadden. Zelf stak hij daarentegen na de meidagen vol kritiek op anderen: kritiek op de koningin die haar volk verlaten had, kritiek op de ministers die (hij had van een familielid bijzonderheden vernomen) tijdens hun beraadslagingen in het departementsgebouw van Economische Zaken in verwarring waren geweest, kritiek op de generaals die zo dom waren, zich in krijgsgevangenschap te laten afvoeren in plaats van de zijns inziens alleszins redelijke erewoordsverklaring te ondertekenen. Daar kwam nog bij dat hij er in de zomer van '40, en ook nog wellanger, van overtuigd was dat Duitsland de oorlog eigenlijk al gewonnen had, althans zou winnen.

XCAlles tezamen waren dat omstandigheden die hem deden besluiten, zich ter beschikking te stellen voor de opbouw van een Nederlandse arbeidsdienst die gemodelleerd zou zijn op de Duitse, waarvan hij de ontwikkeling met sympathie gevolgd had. Alles wat naar godsdienstige vorming zweemde, moest uit die Nederlandse arbeidsdienst geweerd worden (dat zou maar een splijtzwam zijn), het Nederlanderschap diende voorop te staan en dat liet zich, zo meende Breunese, heel wel verenigen met tal van nationaal-socialistische denkbeelden, maar niet met invloed, laat staan beslissende invloed van NSB-zijde. Van de NSB moest hij niets hebben; in zijn gesprekken met Wehrmachtbe_{ehlshaber Christiansen, die zijn afkeer van de NSB deelde, kon hij naar hartelust op Mussert en de zijnen afgeven. 'Een partij', schreef hij eind' 40 in zijn dagboek, •die een Italiaans uniform aan heeft, een Duitse groet brengt en een Spaanse vlag hijst en zich op straat gedraagt als krank

XC1

669 [PDF]
IN DE PAS!

XCzinnig, kan toch nooit beschouwd worden als te zijn het Nederlandse volk

XCvertegenwoordigend. '1 Wij zullen in ons volgende deel beschrijven, onder welke omstandigheden

XCBreunese in de zomer van '41 de leiding van de Nederlandse Arbeidsdienst

XCneerlegde. Bij de Duitsers bleef toen toch nog een gevoel van erkentelijkheid

XCbestaan voor hetgeen hij als leider van de Opbouw-, later Arbeidsdienst ge

XCpresteerd had: toen zij in mei '42 alle Nederlandse ex-beroepsofficieren in

XCkrijgsgevangenschap afvoerden, lieten zij Breunese ongemoeid. Deze

XCaccepteerde dat niet en begaf zich vrijwillig in krijgsgevangenschap.

XCAangezien de te vormen Opbouwdienst uit militairen zou bestaan, lag het

XCvoor de hand dat de Duitsers het commando over die Opbouwdienst aan

XCeen Nederlandse officier zouden toevertrouwen. Wie hen het eerst op

XCBreunese gewezen heeft, is niet bekend. Wij weten slechts dat zij omstreeks

XCmedio juni inlichtingen over hem inwonnen en dat hij op de r Sde van die

XCmaand door Oberstleutnant Otzen, de vroegere plaatsvervangende militaire

XCattaché bij het Duitse gezantschap, gepolst werd over de vraag of hij iets

XCvoor een Opbouwdienst voelde. Alles! 'Ik zag', schreef Breunese later,

XC'de desorganisatie en demoralisatie bij de troepenonderdelen dagelijks toe

XCnemen. De tucht was in meerdere gevallen volslagen zoek.' Was het dan niet

XCzinvol, al die jonge kerels voor nuttig werk bijeen te houden teneinde' onder

XChen arbeidsvreugde en eerbied voor de arbeid aan te kweken' ?2 Toen hem

XChet commando aangeboden werd, accepteerde hij het; voor dit besluit ver

XCwierf hij de instemming van generaal Winkelman die, niet verder ziende

XCdan de Opbouwdienst, het een nuttig denkbeeld vond dat militairen die

XCanders werkloos zouden worden, in een nieuw militair verband opgenomen

XCzouden worden. Wat de departementen betreft, kwam de Opbouwdienst

XConder Algemene Zaken te ressorteren, d.w.z. onder secretaris-generaal

XCSnouck Hurgronje. Met ingang van IS juli werd de nieuwe dienst in het leven geroepen.

XCMeer dan duizend beroepsofficieren, kadetten en adelborsten, ca. achthonderd

XCreserve-officieren, ca. vijftienhonderd beroepsonderofficieren en ongeveer ....negenhonderd beroepssoldaten meldden er zich vrijwillig voor aan; van

XC1 J. N. Breunese: Dagboek, 22 nov. 1940. 2 J. N. Breunese: Waarom ik de 30ste

XCVierdaagse te Nijmegen niet mag leiden (1946), p. 5. 67

670 [PDF]
OPBOUWDIENST

het lagere dienstplichtige kader en van de gewone dienstplichtigen werden ruim zestigduizend man geleidelijk naar de Opbouwdienst overgeheveld. Breunese werkte als een paard. Het duurde geruime tijd voor de legering overal in orde was. Ook het aanwijzen van werkobjecten had veel voeten in de aarde. In de eerste weken kon men weinig méér doen dan de leden van de dienst sport en zang laten beoefenen; later werden bepaalde werkobjecten (ruilverkaveling e.d.) aangewezen, zulks in overleg met diverse rijksdiensten en met de Nederlandse Heidemaatschappij. Begin augustus zette Breunese persoonlijk met ontbloot bovenlijf de eerste spade in de grond bij de aanleg van een sportcentrum: hij genoot er van wanneer hij bij dit soort werk temidden van 'zijn jongens' was, ver van het Haagse hoofdkwartier waar hij zich ergerde aan de administratieve rompslomp en trouwens ook aan de eisen waarmee de Duitsers hem spoedig overvielen: er moest in de kampen geronseld kunnen worden voor de WaDen-SS, er moesten met spoed vijfduizend man naar Essen vertrekken om daar te helpen bij het opruimen van bomschade - Breunese verzette zich tegen dit drijven. Omgekeerd verzette hij zich ook tegen de aandrang die van de gezamenlijke protestantse kerken uitging om bij de geestelijke zorg voor kader enleden van de Opbouwdienst gewezen veldpredikers in te schakelen; tegen oud-minister Slotemaker de Bruine die hem begin augustus daartoe bezocht, zei Breunese, aldus Slotemaker, dat hij niet zou 'dulden dat de politiek en de kerk in de Opbouwdienst komen aangezien deze (baantjesjagers enz.) ons volk in de ellende gestort hebben.'!

XCDe nieuwe organisatie stak van wal in een, naar het schijnt, vrij algemene sfeer van landerigheid. De klachten over het gebrek aan discipline die Breunese's bureau bereikten, waren legio en de commandant zelf deed op zijn inspectietochten soms gunstige, maar vaker ongunstige indrukken op: wachtcommandanten trof hij slapende aan, de bedden waren veelal niet opgemaakt, de ploegen die hier en daar aan het werk waren, maakten een ongeordende indruk en er werd vaak incorrect gegroet. Medio september bracht Breunese een bezoek aan een kamp bij Laren; 'een ongelofelijke bende', tekende hij in zijn dagboek aan. 'Het is wel ontmoedigend dat na twee maanden het werk nog geen streep gevorderd is . . . Het zijn steeds weer de officieren die te beroerd zijn om zich ten volle voor 11LU1 taak te geven. Dat hangt maar op de bureaus en onderweg, bijvoorbeeld in Hilversum, komt men de troepen in de grootste wanorde tegen.'! Werd door die troepen gezongen, dan waren dat veelal vaderlandse liederen die anti-Duits klonken; bij uitstek geliefd was het: "t Is plicht dat ied're jongen aan d'onafhankelijkheid van zijn geliefdevaderland zijn beste krachten wijdt, hoezee, hoezee, voor Nederland hoezee hoezee, hoezee, voor Nederland hoezee, voor koningin en vaderland doet ied're jongen mee!'

XC- en dan konden die laatste twee regels nog met kracht gebisseerd worden ook.

XCMen ging nog wel verder. Begin september berichtte een NSB' er aan de hoofdredactie van Het Nationale Dagblad dat hij in twee weken tijd in Geldermalsen en Haarlem troepen van de Opbouwdienst de 'Intemationale' had horen zingen; in Den Haag was hij een troep tegengekomen die uit volle borst It's a long way to Tipperary zong en in Scheveningen was hetzelfde gebeurd met een Frans soldatenliedje. Begin november zag een andere

XC1 J. N. Breunese:Dagboek, 18 sept.

672 [PDF]
OPBOUWDIENST

NSB'er in Ede dat enkele militairen van de Opbouwdienst elkaar aldus groetten:

XC'De rechterarm wordt bij wijze van Duitse groet opgeheven en in plaats vall 'Heil Hitler!' klonkhet 'Zo'n hond !' over de straat ... Verder werden er's avonds bij het naar huis gaan liederen gezongen die tot het verleden behoren, zoals 'Weg met de socialen, leve de Willemien!' afgewisseld door een commando waarop de paradepas wordt geïmiteerd.ö

XCDeze en dergelijke gedragingen leidden menigmaal tot ingrijpen van hogerhand. Zo moest in augustus rapport uitgebracht worden over een toespraak die de commandant van een van de sportscholen op de verjaardag van prinses Irene gehouden had (5 augustus). De bedoelde commandant had, zo berichtte zijn superieur, 'geen enkele politieke of staatkundige aanduiding gemaakt, in welke richting ook'; wel was hij geëindigd met de uitroep 'Leve de prinses!', maar dat had hij alleen maar gedaan, 'aangezien hij van oordeel was dat een zo jong kind van nog totaal geen politieke betekenis was." Begin oktober leidde het eerder al vermelde gerucht dat er een prins geboren zou zijn, tot een uitbundig 'oranje-bal' bij de Opbouwdienst in Kampen: 'De zaal was met oranje versierd. Er werd beschuit met muisjes rondgedeeld. Vaderlandse liederen als: 'Het is plicht dat ied're jongen' werden gezongen. Burgers werden toegelaten, doch Duitse militairen geweigerd.P De kapitein die voor dit feest verantwoordelijk gesteld werd, kreeg ontslag; hij en de cantinebeheerder werden bovendien door de Duitsers gearresteerd."

XC'die uiteraard kunnen opleggen. Dat moet hij dan ook maar doen. Maar dan zal zulk een dienst van het eerste ogenblik afbij de bevolking impopulair zijn en zal hij weer verdwijnen zo gauw wij onze vrijheid weer zullen hebben herkregen, te meer omdat de arbeidsdienst dan niet zal zijn opgelegd in ons belang ... , maar in het Duitse belang dat in een arbeidsdienst uiteraard eenmiddel heeft om een groot deelvan de bevolking permanent geestelijktekunnen beïnvloeden."

XCScholtens vond voor dit standpunt weinig steun bij zijn ambtgenoten. Kort voor hij zijn functie neerlegde, besloten deze, de oprichting van een verplichte arbeidsdienst 'met in acht neming van Nederlands recht en Nederlandse omstandigheden, op Nederlandse wijze,' in voorbereiding te nemen.ê Wie moest er dan de leiding van krijgen? De secretarissen-generaal voelden niet veel voor Breunese en namen contact op met de griffier van de Tweede Kamer, mr. L. A. Kesper, die geen werk meer had. Mr. Kesper verklaarde zich evenwel alleen bereid, die leiding op zich te nemen wanneer er van Duitse kant geen sprake zou zijn 'van inmenging, van welke aard ook' ('discriminatie van Joden zal in geen enkel opzicht mogen plaats hebben')" - zijn naam verdween spoedig en alleen die van Breunese bleef over.

XCEind januari werd door de secretarissen-generaal een conceptbesluit voor een Nederlandse Arbeidsdienst opgesteld waarin inderdaad geen enkele discriminerende bepaling voorkwam; dat besluit werd door Seyss-Inquart terzijde gelegd en hij stelde na lang touwtrekken een nieuw besluit op waarin de bepaling voorkwam dat Joden niet tot de Arbeidsdienst toegelaten zouden worden. De secretarissen-generaal weigerden dat besluit te onderNota,julivan Scholtensaan het college van secr.gen. (Csg, stukken 1940). 2 Csg: Notulen, 14 aug. 1940. 3 Brief, za juli 1940, van L. A. Kesperaan D. G.

1 30 1940,

674 [PDF]
NAAR DE ARBEIDSDIENST

tekenen- en zo was het tenslotte toch Seyss-Inquart die de Arbeidsdienst in het leven riep. De desbetreffende verordening werd op 23 mei '41 gepubliceerd."

XCIn feite was de Arbeidsdienst al twee-en-een-halve maand eerder, begin maart namelijk, van start gegaan. Van de leden van de Opbouwdienst was maar een deel overgebleven. Alle manschappen ouder dan vijf-en-twintig jaar en alle onderofficieren ouder dan vijf-en-dertig waren begin oktober' 40 ontslagen; de helft hunner vond emplooi bij gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten, anderen bij de brandweren, bij de politiekorpsen en bij ondernemingen als Philips. Er bleven ca. drieduizend kaderleden en ca. zeventienduizend manschappen over. Verscheidenen van die kaderleden namen evenwellater in oktober ontslag toen hun bleek dat zij hun instemming moesten betuigen met een memorandum, 'Geest en richting der opvoeding in de Nederlandse Arbeidsdienst', dat een uitgesproken pro-Duits karakter droeg. Anderen lieten, ook nadat Breunese had doen weten dat het memorandum door secretaris-generaal Snouck Hurgronje goedgekeurd was, het betuigen van instemming achterwege zonder dat dit tot enige maatregel tegen hen leidde. Breunese liet die zaak maar lopen. Misschien was het hem ook niet onwelkom dat kaderleden die vonden dat het memorandum veel te ver gegaan was, naar de Arbeidsdienst zouden overgaan, want hij moest alle zeilen bijzetten en zelfs een beroep laten doen op Seyss-Inquart om te verhinderen dat de NSB zich van de Arbeidsdienst meester maakte. Aan Duitse kant had Breunese daarbij de steun van Hierls afgezant in Nederland, Genera 1 arbeitsfiihrer Bethmann, die met hem van mening was dat de Arbeidsdienst een fiasco zou worden als de NSB er volledig haar stempel op kon drukken.

XCBethrnann had veel invloed op Breunese. Hij had ook veel te zeggen. Alle benoemingen in het kader van de Arbeidsdienst moesten door hem goedgekeurd worden; de druk die Mussert op Seyss-Inquart uitoefende, leidde er overigens toe dat, min of meer tot ergernis van Breunese, toch een vrij groot aantal NSB'ers hoge posities in de Arbeidsdienst kreeg. Voor de opleiding van het kader werdcri vier kampen opgericht, één speciaal voor de NSB'ers onder hen; van de drie andere werden twee spoedig gesloten 'wegens anti-nationaal-socialistische uitingen.f

XCOp 3 maart' 41 werden de eerste vier kampen van de Arbeidsdienst geopend. Breunese belegde bij die gelegenheid een feestelijke bijeenkomst in het gebouw 'Excelsior' te Den Haag. Hij wilde er het eerste couplet van hetva

1 Secretaris-generaal Frederiks had de Joden wèl willen uitsluiten van het vervullen van commanderende functies. 2 97/41 1941, p. 370-75). • 'Beschouwingen over de NAD' (juni I945), p. 5 (Doe II-497, a-S).

675 [PDF]
IN DE PAS!

Wilhelmus laten zingen. Kort voor het begin van de bijeenkomst zei Bethmann hem dat zulks verboden was. "Dan zal ik ook geen Arbeidsdienst oprichten', was mijn antwoord', aldus Brennese's relaas. 'De herdenking zou te 16 uur aanvangen. 'Excelsior' was reeds gevuld met officieren,onderofficierenen overig personeel van mijn staf. Om 15.45 werd mijn eisalsnogingewilligd.Ik hoor nog hoe schuchterde aanwezigenhet wilhelmus zongen, zij durfden niet goed. Totdat ik verzocht het nog eens voor een tweede maal te zingen, doch dan uit volle borst. De honderden die deze middag hebben medegemaakt,weten welke ontroering er door de zaal ging."

XCHet gebeurde was tekenend voor de worsteling die zich tot het einde toe in de Arbeidsdienst zou voordoen.

Boekenzuivering

XC

XCHet bijzonder onderwijs was de Duitsers een doorn in het oog en zij hebben dan ook van eind '40 af pogingen aangewend om het uit te hollen, in de eerste plaats door het benoemingsrecht van de leerkrachten aan de staat te trekken - de staat in de persoon van prof. dr. J. van Dam die eind november '40 tot secretaris-generaal benoemd werd van een nieuw departement: opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming. Wij zullen de aanloop tot de schoolstrijd, voorzover hij binnen de periode valt die dit deel beslaat, in het volgende deel beschrijven waarbij wij ook op de persoon van Vall Dam terugkomen. Intussen is dit de plaats om bij enkele gebeurtenissen op de sector van het onderwijs, met uitzondering van het hoger onderwijs (dat nog ter sprake komt), stil te staan en er dan allereerst op te wijzen dat het na de capitulatie, zoals dat heette, 'normaal' hervat werd.

XCGaat die term 'normaal' niet toch te ver? Was het niet veeleer zo dat, hier zwakker, daar sterker, over leerkrachten en leerlingen de schaduw hing van de oorlogsdagen en van de bezetting? Vooral op de jeugdige leerlingen hadden de gevechtshandelingen, voorzover zij die aanschouwd hadden, diepe indruk gemaakt. Eind mei (het is het enige voorbeeld dat wij bezitten maar er zullen er welmeer geweest zijn) liet een onderwijzeres in Sliedrecht een klas met achtjarige kinderen een opstelmaken over een vrij onderwerp. Allen kozen de meidagen. 'Er was oorlog', schreef er een,

XC'ik geloofde het niet dat er oorlog was. Tot er een luchtgevecht uitbrak. Toen

XC1 J. N. Breunese: Waarom ik de 30ste Vierdaagse te Nijmegen niet mag leiden, p.

676 [PDF]
OP DE SCHOLEN

begreep ik het al dat het waar was wat de mensen zeiden. Toen er weer vrede was, gingen we elk een potje zitten huilen bij de radio. Want Nederland had het overgegeven."

XCOpvallend was het, hoezeer de oorlog het thema werd van kinderspelletjes: 'er werd oorlogje gespeeld, er werden krijgsgevangenen weggevoerd en vliegmachines in de lucht geworpen.P Wij nemen aan dat oudere leerlingen weer op andere wijzen op die oorlog reageerden. Secretaris-generaal van Poelje had kort na de capitulatie tot alle scholen een aanschrijving gericht waarin hij er op aangedrongen had dat men het onderwijs zou geven 'in waardige, nationale geest' en dat men wijzen zou 'op de noodzakelijkheid tot strikte inachtneming van onze plichten tegenover de bezettende overheid'." Van Poelje's poging om de rust te bevorderen had niet veel succes. De tegenstellingen die zich in de wereld der ouders steeds feller aftekenden, gingen in de wereld der kinderen doorwerken. De stemming op menige school werd spoedig uitgesproken anti-Duits, zij het dat men daarvan wel niet overal zo duidelijk getuigd zal hebben als op een van de katholieke lagere scholen in Den Haag waar begin december' 40 het volgende liedje gezongen werd: 'Sint Nicolaas kan niet komen en hij brengt ons niets van 't jaar want de Moffen zijn gekomen en spelen hier de baas en ze nemen allesmee: koffie, chocola en thee."

XCWegens anti-Duitse demonstraties werden een maand later de Middelbaar Technische School in Haarlem en de Rijks-hbs in Maastricht gesloten.

XCKinderen van NSB'ers kregen spoedig op menige school veel te verduren.

XCIn de vergaderingen van de procureurs-generaalmet de secretaris-generaal van justitie, Tenkink, werd daar door de NSB'ers van Genechten en de Rijke zo veelvuldig over geklaagd (de laatste had van zijn eigen zoon vernomen dat 'jongens die een speldje van de Nationale Jeugdstorm dragen, door andere leerlingen afgerost' werden"), dat Tenkink in november tot tweemaal toe een brief tot Onderwijs richtte om terzake maatregelen te nemen. Van Dam bepaalde in december dat men in en bij de scholen geen

XC1 Aangehaaldin Dep. van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherrning: Het onderwijs in 1940 (1941), p. 350. 2 A.v., p. 351. 3 A.v., p. 19. - 'Meldungen aus den Niederlanden'; 24 (Ia dec. 1940), p. II. Vergad.p.g.: Notulen, 14 nov. 1940, P·4·

677 [PDF]
IN DE PAS!

politieke insignes mocht dragen. Intussen was hij toen al niet meer de enige die 'orde en rust' bij het onderwijs trachtte te bevorderen, want SeyssInquart had daartoe, nog voor van Dam zijn functie aanvaardde, een 'gemachtigde' benoemd: Petrus Arthur van Rossem.

XCVan Rossem was in '94 in Vlaanderen geboren. In de eerste wereldoorlog was hij in Gent gaan studeren. Als 'activist' was hij na afloop van de oorlog naar Nederland gevlucht. Hij maakte later zijn studie in de Romaanse talen in Amsterdam af en was in '40 leraar-Frans aan het Christelijk Lyceum te Zwolle. Vóór de oorlog was hij een paar jaar lid geweest van de NSB en zijn nationaal-socialistische sympathieën stak hij in '40 niet onder stoelen of banken. In september klaagde de Ortsleommandant bij de rector van zijn lyceum over het anti-Duitse optreden der leerlingen. De rector riep daarop docenten en leerlingen in de aula bijeen en noemde in zijn toespraak het Duitse volk 'een cultureel hoogstaand volk'. Zeven leraren stonden toen demonstratief op en verlieten de aula onder het applaus der kinderen. Twee van die leraren werden de dag daarna door de Sicherheitspolizei gearresteerd; degeen tegen wie men het meeste bewijsmateriaal bezat (aantekeningen die van Rossems zoon tijdens de les gemaakt had), werd vijftien maanden vastgehouden. Op de school werd algemeen aangenomen dat van Rossem zijn collega's gedenuncieerd had.' Dat kan er toe bijgedragen hebben dat hij zich graag beschikbaar stelde om, met een door Seyss-Inquart ondertekende machtigingsbrief, links en rechts onderzoekingen te gaan instellen op scholen vanwaar hem en zijn medewerkers (twee leraren, beiden lid van de NSB) klachten over anti-Duits of anti-NSB-optreden bereikt hadden. Bij dat alles trad van Rossem zo onbehouwen op dat hij de rust eerder schaadde dan bevorderde. Van Dam wist hem met zijn beide medewerkers na zes maanden terzijde te schuiven. Van Rossem keerde toen mèt zijn pro-Duitse sympathieën naar het onderwijs terug; wij willen niet onvermeld laten dat hij later, niet zonder risico, in enkele gevallen hulp bood aan vervolgde Joden.

XCMedio juli' 40 kreeg Seyss-Inquarts Beaujtragter in Groningen, Coming, een leerboek voor de algemene geschiedenis onder ogen dat gebruikt werd bij het uitgebreid lager onderwijs; er stond een stuk over Hitler in dat, aldus Coming, 'vO'llig unmäglich' was.ê Daar wees hij Linthorst Homan op

XC1 Gegevens in Doe 1-I44I. 2 Brief, 3 aug. 1940, van Coming aan Vu] (Vu],

678 [PDF]
BOEKENZUIVERING

en deze, op dat moment nog commissaris van de provincie Groningen, lichtte secretaris-generaal van Poelje in. Van Poelje instrueerde alle inspecteurs van het lager onderwijs, het betrokken leerboek' onmiddellijk' in te trekken.' Een en ander ging zo vlug in zijn werk dat van Poelje's instructie aan de inspecteurs al een week de deur uit was toen Conrings eerste rapport terzake Generalhommissar Wimmer bereikte.

XCWimmer haastte zich niet: eerst na een kleine drie weken deed hij de secretarissen-generaalweten dat anti-Duitse boeken uit alle openbare bibliotheken moesten verdwijnen; van Poelje ontving nog een aparte brief waarin Wimmer uitdrukking gaf aan zijn verbazing dat leerboeken met anti-Duitse passagesniet allang uit de circulatie genomen waren. 'Jeh weise Sie daher an', schreef Wimmer, 'das bishet Versdumte beschleunigt nachzuholenl>

XCVeel tijd om die instructie uit te voeren, werd van Poelje niet gelaten: enkele dagen na de ontvangst van Wimmers brief werd hij in verband met zijn Koninginnedag-circulaire gearresteerd. Het hoofd van de afdeling hoger onderwijs ten departemente, mr. Reinink, ex-voorzitter van de Nederlandse Gemeenschap, ging de functie van secretaris-generaal waarnemen.

XCReinink, later een der steunpilaren van het kunstenaarsverzet, sloot zich in die tijd met weinig moeite bij het algemene beleid van het college van secretarissen-generaal aan. Met 'volledige instemming' van het college zocht hij een nauw contact met prof. Snijders Cultuurkring"; hij bood in het algemeen weinig verzet tegen Duitse eisen, en nam dan ook de zuivering van de leerboeken en van de schoolbibliotheken met grote spoed ter hand. Voor de zuivering van de schoolboeken (waar wij in eenlater deel op terugkomen) richttehij een commissie op die onder voorzitterschap van prof. van Dam kwam te staan en waarvan wij Iller alleen willen vermelden dat van Dam met achttien medewerkers die uit kringen van het openbaar en bijzonder onderwijs afkomstig waren, in ruim twee maanden niet minder dan negenduizend boeken op hun inhoud controleerde; ruim vierhonderd werden uit de circulatie genomen en in enkele honderden andere moesten wijzigingen worden aangebracht. Dit ingrijpen werd door de confessionele onderwijsorganisaties aanvaard.

XCEvenzeer aanvaardden die onderwijsorganisaties de zuivering der schoolbibliotheken. In de eerste helft van september mochten die geen enkel boek meer uitlenen en toen de uitlening hervat werd, was bepaald dat zij zich voortaanniet mocht uitstrekke~ tot boeken van Duitse emigranten en van eena-7). 2 Brief, 23 aug. 1940, van Wimmer aan van Poelje (Präs. Abt., 10.04 C). 3 Csg: Notulen, 27 sept.

1 Rondschrijven, 30 juli 1940, van van Poelje aan de inspecteurs l.o. (Doe II-lI5,

679 [PDF]
IN DE PAS!

aantal Nederlandse auteurs, onder wie A. den Doolaard, dr. M. van Blankenstein en de Amerikaans-Nederlandse auteur Hendrik Willem van Loon.

XCOp gelijke wijze werden alle openbare leeszalen en bibliotheken uitgewied. Het bestuur van de Centrale Vereniging voor Openbare Leeszalen en Biblietheken riep een eigen 'leescommissie' in het leven, gaf de op deze materie betrekking hebbende instructies plus bijbehorende titellijsten regelmatig door en controleerde of men er zich aan hield. Een groot aantal boeken mocht nog wel voor studiedoeleinden uitgeleend worden. In totaal waren in december' 40 de boeken van een tweehonderd auteurs geheel uit de circulatie genomen. Daarbij waren tal van reportages en studies over de historie van de jaren '30. Onder de boeken die alleen voor studiedoeleinden uitgeleend mochten worden, bevonden zich o.m. alle werken over Freuds psychoanalyse en over Einsteins relativiteitstheorie. 'Moet Diepenhorst: Het soclalisme, waarin de schrijver tegenover het Marxisme een afwijzend standpunt inneemt, op zij worden gezet?' - zo vroeg de directrice van een der Groninger leeszalen aan het bestuur van de Centrale Vereniging 'Dit kan toch eigenlijk de bedoeling van de bezettende overheid niet zijn, omdat mede hun standpunt afwijzend is tegenover het Marxisme. Voorts weet ik niet, hoe te handelen met Eykman: Wij bouwen verder. De verdere uitgave van deze brochure is verboden, naar ik meen, niet de verkoop. Onze lezers willen dit geschriftje graag lezen en ik heb een exemplaar. Kan ik deze brochure uitlenen ?'1

XCDe bewaard gebleven Duitse stukken maken slechts melding van één bibliotheek waar principieel geweigerd werd, de boekenzuivering uit te voeren: die van de katholieke universiteit te Nijmegen waar de bibliothecaris, dr. K. Smits, in november aan de controlerende Duitsers meedeelde, de zuivering 'nicht mit seiner Ehre in Einidang bringen zu können.'2 Smits werd twee weken in Arnhem opgesloten; nadien werden de kaartjes van de betrokken boeken uit de catalogus gelicht en de boekenzelfveilig opgeborgen.

XCNaast dit alles voerde de Sicherheitspolizei und SD ook een grote zuivering bij de bron uit, nl. bij de uitgeverijen. Tal van boeken werden daartoe door Nederlandse beoordelaars gelezen; voor hun arbeid kregen zij per dag tien gnlden betaald. In '40 en '41 werd de druk C.q. de verzending van ca. 140 boeken door de Sicherheitspolizei und SD verboden. In totaal werden, vermoedelijk tot eind' 41, ca. 300 000 exemplaren van boeken in beslag genomen en vernietigd. Het kon alles niet verhinderen dat verboden boeken door verscheidene uitgeverijen in de handel gebracht werden en dat men

XC1 Brief, 19 okt. 1940, van de directrice van de Prot.-Chr. Leeszaalte Groningen aan het bestuur van de Centr. Ver. voor Openb. Leeszalenen Bibliotheken (Doe II-149, a-z). 2 "Meldungen aus den Niederlanden', 22 (26 nov. 1940), p. 17.

680 [PDF]
BOEKEN ZUIVERING

die ook min of meer elandestien in menige boekwinkel kon kopen. De afdeling uitgeverij van de onder NSB-leiding geplaatste Arbeiderspers liet in november '40 zelfs een gedrukte catalogus verschijnen van leverbare boeken waarbij zich, aldus de Sicherheitsoolizei und SD, 'eine ganze Reihe jüdisches, marxistisches und unerwunschtes Schrijttum befindet' - daarbij werd ook een van de boeken van de NSB'er Carp over Spinoza gesignaleerd.'

XCTenslotte vermelden wij in dit verband dat ook alle cursussen van de Volksuniversiteiten onder controle geplaatst werden. Er waren in '40 in het gehele land 34 Volksuniversiteiten aan welker lessen in de cursus' 39-' 40 ca. twintigduizend personen deelgenomen hadden. De departementale controle werd door één Volksuniversiteit, de Haarlemse, geweigerd: zij staakte haar werk.

Oprichting van de Winterhulp Nederland

XC

XCNiet aileen de vorming van de jeugd maar ook de sociale hulpverlening was in het Derde Rijk van nationaal-socialistische elementen doortrokken. De vormen van maatschappelijke hulp die de Weimarrepubliek gekend had (steun aan werklozen, invaliden, zieken enz.), bleven bestaan maar daarnaast werd een aanvankelijk alleen voor partijleden bestemde hulporganisatie tot een algemene uitgebreid: de Nationalsozialistische Volkswohlfahrt of NSV, die additionele hulp bood, uiteraard alleen aan 'Ariërs' die niet als politieke tegenstanders van het regime bekend waren. Zo zorgde de NSV voor de oprichting van tehuizen waar moeders uit kinderrijke gezinnen een periode van vakantie kregen (Hilfswerk 'Mutter und Kind'). De NSV kreeg haar middelen uit contributies van leden, maar bovendien uit de fondsen van weer een andere organisatie, das Winterhilfswerk des Deutschen Volkes.

XCDeze organisatie die onder het Prom! ressorteerde, zamelde min of meer onder druk geld of goederen in bij het bedrijfsleven; ze ontving veelal een aftrek op lonen en salarissen die door de overheid en het bedrijfsleven uitbetaald werden, en ze organiseerde demonstratieve straatcollecten. Van de bijeengebrachte fondsen was in '38-'39 ruim een derde afkomstig uit het bedrijfsleven, een kwart uit de lonen en salarissen,de rest uit de collecten. In '38-'39 kreeg de NSValleen al voor haar Hilfswerk 'Mutter und Kind' bijna 200 mln Rm uit de totale opbrengst van het Winterhilfswerk die 570 mln Rm bedroeg. Uit die opbrengst werd voorts bijna 300 mln Rm onderhulpbehoe

XCA.v., p. 16.

681 [PDF]
IN DE PAS!

venden verdeeld, meestal in de vorm van waardebonnen waarmee men levensmiddelen, brandstoffen of kleding kon aanschaffen. Dergelijke waardebonnen werden in '38-'39 aan een tiende van de Duitse bevolking uitgedeeld. Een en ander ging als regel gepaard met propagandistische fanfares hoewel men de blijkbaar bestaande nood toch eerder zien kon als aanwijzing dat het Derde Rijk niet het sociale paradijs vormde waarvoor zijn buitenlandse bewonderaars het hielden. Hulpverlening door andere dan nationaal-socialistische organisaties werd verboden of tegengegaan. Verlof tot openbare collecten kregen slechts heel enkele instellingen als het Deutsche Rote Kreue (dat overigens ook gelijkgeschakeld was). De kerken mochten alleen binnen de kerkgebouwen collecteren; daarvoor moesten zij evenwel een 'collecteplan' indienen bij de Sicherheitspolizei und SD en bovendien moesten zij nauwkeurig aangeven, welke bestemming de collecte-opbrengsten zouden krijgen.

XCZowel van het Wi1'lterhilfswerk als van de Nationalsozialistische Volks wohlfahrt wilde Seyss-Inquart een Nederlands pendant in het leven roepen. De sociale zorg stond overigens in het vooroorlogse Nederland bepaald niet op een lager peil dan in het Derde Rijk. Nederland kende een uitgebreide sociale wetgeving en er waren hier te lande bovendien aan het particuliere initiatief talloze organisaties ontsproten die zich met het verstrekken van aanvullende hulp bezig hielden, Zij waren veelal 'verzuild', maar daarom deden zij hun werk niet minder effectief en toegewijd. In het nationaalsocialistische Nederland dat Seyss-Inquart voor ogen stond, was evenwel voor organisaties die op een andere ideologie dan het nationaal-socialisme gebaseerd waren, geen plaats.

XCMet de Nederlandse Volksdienst, de tegenhanger van de Nationalsozialis tische Volleswohljahrt, krijgen wij eerst in ons volgende deel te maken, maar de oprichting van de Winterhulp Nederland dient hier beschreven te worden.

XCAan die oprichting ging een scherp conflict vooraf.

XCBegin i LUU werd in Amsterdam onder voorzitterschap van de burgemeester, dr. W. de Vlugt, een comité opgericht, het Nationaal Hulpcomité 1940, dat geld en goederen wilde inzamelen voor de oorlogsslachtoffers, in de eerste plaats van Rotterdam. Het comité bestond goeddeels uit vooraanstaande Amsterdammcrs ; ds. Eykman zou als voorzitter optreden van het werkcomité dat een grote landelijke collecte wilde organiseren. Terwijlmen daar almee bezig was, kwam onverhoeds een eis van Seyss-Inquart binnen: twee NSB'ers, onder wie Rost van Tonningen, moesten in het Nationaal Hulpcomité 1940 opgenomen worden. Het comité weigerde zich NSB'ers te laten opdringen en de collecte werd toen georganiseerd onder auspiciën van secretaris-generaal Frederiks en de cornmissarissen der koningin. Begin

682 [PDF]
NATIONALE COLLECTE

juli vond zij plaats. Zij bracht in het gehele land bijna een miljoen gulden op.'

XCSeyss-Inquart verloor zijn doel niet uit het oog, maar terwijl hij er in augustus en september nog over dacht, in het begin van de herfst een Nederlandse Winterhulp-organisatie onder Rosts leiding van start te laten gaan, trachtte secretaris-generaal Frederiks de zaak in het goede spoor te brengen door het al vóór de oorlog bestaande Nationaal Fonds voor Bijzondere Noden naar voren te schuiven; de bankier mr. E. E. Menten, een der firmanten van het Haagse bankiershuis Pierson, Heldring & Pierson, was er penningmeester van. Seyss-Inquart wilde evenwel met het Nationaal Fonds niet in zee gaan; hij eiste de oprichting van een geheel nieuwe organisatie. Frederiks nodigde toen Menten uit, zich met de leiding daarvan te belasten; Menten voelde daar niet veel voor maar had nog niet definitief geweigerd, toen SeyssInquart en Schmidt opeens als leider van de nieuwe organisatie een figuur naar voren schoven die in september als lid van een gemengd gezelschap, de 'Sociale Werkgroep' (een groep met een kleine zestig leden, NSB'ers en niet-NSB' ers), allerlei wilde plannen op sociaal en charitatief gebied ontwikkeld had: C. Piek. Seyss-Inquart en Schmidt lieten Rost dus opnieuw vallen. Schmidt zei op 21 september tegen zijn naaste medewerkers, 'er sei durch die Ausji:ihrungen niassgebender Persön/ichkeiten aus NSB-Kreisen' (wij weten niet wie dat waren) 'als auch aus niederlandischen deutschfreundlichen Kretsen' (Piek en andere leden van de 'Sociale Werkgroep') "zu der Über zeugung gekommen, dass man hier einen neutralen Rat van sechs bis sieben be ieannten Personen einseteen mûsse. Die 'Tatsache dass die NSB im Volke wenig Sympathie geniesst' (dat inzicht verhinderde Schmidt niet, enkele dagen later met Mussert naar Hitler te reizen), 'wurde eine Winterhilfswerk-Aktion die allein van seiten der NSB durchgeji:ihrt würde, zunichte mathen and zu einem negativen Erjàlg ji:ihren.'2

XCCarel Piek, de eerste directeur-generaal van de Winterhulp Nederland, was in 1904 in Alphen aan de Rijn geboren. In '34 had hij zich in Dordrecht gevestigd als eigenaar van een klein effecten- en administratiekantoor. Eind' 33 was hij lid geworden van de NSB, later liet hij zich als geheim lid inschrijven maar begin' 40 trad hij om niet geheel duidelijke redenen uit de beweging.bedrijfsleven ruim f 220 000 aan toegevoegd. 2 'Bericht uber die Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 21 sept. 1940, p.

1 In Amsterdam nog geen f IOO 000, maar daar werd door een inzameling bij het

683 [PDF]
IN DE PAS!

Nadien gold hij in de NSB vrij algemeen als renegaat. In '39 was zijn kantoor gaan verlopen, hij deed het in '40 van de hand. In de zomer van dat jaar vond hij een nieuwe betrekking: de directie van het Rotterdanis Nieuwsblad, een van de bladen van de familie Sijthoff stelde hem op advies van Presse Dezement Janke als adviseur der redactie aan. Het was de bedoeling dat Piek wiens sympathieên voor het Derde Rijk bekend waren, in Den Haag de belangen van het blad zou bepleiten bij de Duitse autoriteiten en in Rotterdam extra pressie op de redactie zou uitoefenen om in pro-Duitse geest te schrijven. Bovendien moest hij aanhangers van de Nieuwe Orde tot medewerking uitnodigen. Inderdaad wist hij te bereiken dat figuren als ir. Wigersma en dr. Goedewaagen artikelen voor het Rotterdoms Nieuwsblad schreven; overigens verveelde hij de redacteuren spoedig met zijn eindeloze lofzangen op het Derde Rijk.

XCPiek was zeer welbespraakt, hij maakte een nette indruk, hij leek energiek en hij was pro-Duits - alles tezamen was dat voor Seyss-Inquart en Schmidt voldoende om door te zetten dat hij als directeur-generaal van de Winterhulp Nederland zou optreden; bij het feit dat Piek vrijwel geen kennis had van de gecompliceerde verhoudingen op het terrein van de sociale hulp, stonden zij niet stil.

XCTot grote ergernis van Mussert deed Piek zijn best, de nieuwe organisatie geen nationaal-socialistisch karakter te geven. Hij verbood het collecteren in uniform en bevorderde dat er in het landelijk Erecomité dat opgericht werd, slechts weinig NSB' ers kwamen. Dat Erecomité bestond uit de secretarissengeneraal Snouck Hurgronje, Frederiks en Verwey, uit de elf commissarissen der provincie (van wie Bosch van Rosenthal en van Sonsbeeck uit solidariteit met hun ambtgenoten hun bezwaren inslikten) en uit een kleine veertig 'vooraanstaande Nederlanders', onder wie vijf, door secretaris-generaal Frederiks voorgestelde NSB'ers (Rost van Tormingen was er een van) en enkele andere pro-Duitse figuren; ook de in socialistischekring zeer bekende Jan van Zutphen, de hoogbejaarde oprichter van het sanatorium 'Zonnestraal' bij Hilversum, had zich voor dat Erecomité laten strikken." In alle provincies en grote steden werden overeenkomstige Erecomité's gevormd die als regel bestonden uit wat men notabelen placht te noemen. Voorzover ons bekend, is de rector-magnificus van de Nijmeegse Universiteit, prof. mr. W. J. A. J. Duynstee, de enige geweest die om principiële redenen toetreding tot zodanig erecomité weigerde.

XCVerscheidene secretarissen-generaal, ook Frederiks, waren er van eind september af van overtuigd dat de inzamelingen van de Winterhulp weinig zouden opleveren. Alleen die naam al! En NSB'ers in de erecomité's! Intussen verzetten de secretarissen-generaal zich niet tegen het streven van Seyss-Inquart en Schmidt. Twee dagen voor Seyss-Inquarts verordening gepubliceerd werd, deed Schmidt aan Snouck Hurgronje de schriftelijke toezegging dat de Winterhulp Nederland aan de bestaande instellingen op charitatief gebied alleen maar hulp zou bieden; het was geenszins zijn bedoeling, schreef hij, die instellingen afbreuk te doen.

XCDat afbreuk doen was uiteraard bij uitstek wèl de bedoeling van SeyssInquart en Schmidt. Het was een van de vele punten waarop zij hun werke

1 VO r86/40 p. 538-4r). • 'Noot voor de redacties 87', 5 nov. 1940 (DVK, 84 a). 3 Hij bedankte na korte tijd.

685 [PDF]
IN DE PAS!

lijke bedoelingen maskeerden. Schmidt gelastte eind oktober Seyss-Inquarts provinciale Beauftragten dat zij de Winterhulp in het publiek door Nederlanders moesten laten opbouwen, 'weil die deiasehen Helfer grundsätzlich im Hintergrund bleiben mussen. '1 Een met de Winterhulp te vergelijken Duitse hulporganisatiedie door functionarissen van het Arbeitsbereich der NSDAP geleid werd en die in de herfst van' 40 uitbetalingen ging doen aan Nederlandse hulpbehoevenden, had kennelijk de bedoeling, als 'opjager' te fungeren zowel van de Winterhulp als van de in '41 op te richten Nederlandse Volksdienst.

Balans

XC

XCGaat het te ver wanneer wij schrijven dat Seyss-Inquart indien hij in de late herfst van '40 een opstelling gemaakt had van de gegevens die wij in dit hoofdstuk samengevat hebben, tot een duidelijk positieve balans zou zijn gekomen? Wij menen van niet.

XCDe kinderuitzending naar Oostenrijk had in pers en radio tot menige sympathieke reactie geleid, van de brochure Wilt u de waarheid weten? verwachtte Schmidt een gunstig effect. Voorts had de bezetter een krachtige greep gekregen op alle publiciteitsmedia, hij beheerste de berichtgeving, hij beïnvloedde veel commentaren. Het ANP liep keurig in de pas. Wel was het duidelijk dat verscheidene dagbladen de neiging hadden, zich aan de Duitse leiding te onttrekken en ook stonden zij in het algemeen lauw tegenover het nationaal-socialisme, maar van systematisch verzet was geen sprake. Alle organisaties op persgebied waren gelijkgeschakeld en voor een deel van de verdere pressie zou het nieuwe departement van volksvoorlichting en kunsten zorgen. De omroepverenigingen zouden in een onder dat departe

1 Rondschrijven, 24 okt. I940, van Schmidt aan de 2 a). 2 Wij bedoelen hiermee de z.g. die van herfst '40 tot herfst '4I actief was. Seyss-Inquart stelde hier f 5 mln voor ter beschikking waarvan bijna f 3 mln opgenomen werd. Het is mogelijk dat dit geld geheel of grotendeels uit Duitsland afkomstig was. De uitkeringsnormen werden in samenwerking met Nederlandse ambtelijke instanties vastgesteld. Bijvoorbeeld kon een gezin met twee kinderen, door op de een beroep te doen (dat geschiedde in totaal in meer dan honderdduizend gevallen, onder welke meer dan vijftigduizend te Rotterdam) eenmaal een uitkering krijgen tot een maximum van ruim dertig gulden. Meer dan de helft van de uitgekeerde bedragen werd door de ouders besteed aan de aanschaf van schoenen of kleren ten behoeve van hun kinderen.

686 [PDF]
BALANS

ment geplaatst staatsomroepbedrijf opgaan. Dan was, onder strikte Duitse controle, een Nederlandse Arbeidsdienst in opbouw. Aan het onderwijs ontbrak nog veel, maar het uitziften van boeken met anti-Duitse passages was in de visie van de Reichsleommissar een eerste belangrijke stap in de goede richting. De secretaris-generaal van het nieuwe departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming zou stellig verdere maatregelen nemen, En tenslotte zou dan, met inschakeling van tal van namen die in het vooroorlogse Nederland een goede klank hadden, de Winterhulp Nederland van start kunnen gaan.

XCDat alles had Seyss-Inquart in een maand of vijf tot stand kunnen brengen zonder bij de instanties op welker feitelijke medewerking hij aangewezen was, op veel weerstand te stuiten. Alles tezamen kwam het er op neer dat hij naast het eigenlijke politieke vlak waarin hij de NSB, zoals wij het uitdrukten, een streepje vóór gegeven had, met succes bezig was, de nieuwe organisatorische vormen te scheppen die in een later stadium Nederlands samengaan met het Derde Rijk zouden bevorderen. Haast had hij niet. Duitslands overwinning stond voor hem vast en hij had alle hoop dat, onverbeterlijke minderheden uitgezonderd, een in zijn ogen materialistisch en commercieel-geaard volk als het Nederlandse eieren voor zijn geld zou kiezen, anders gezegd, zich meer en meer zou openstellen voor de historische kansen die hij het als Hiders hoogste vertegenwoordiger in het 'nieuwe Europa' aanbood.

XCWerd er ook verzet gepleegd? Hier en daar. Bestonden er al illegale organisaties? Inderdaad, en meer dan de bezetter in de late herfst van '40 wist. Onwaarschijnlijk is het intussen dat die bezetter zich daar veel zorgen over maakte. Seyss-Inquart moet er zich wel bewust van geweest zijn dat de fundamentcle omzwaai die hij, langzaam maar onverbiddelijk, in Nederland tot stand trachtte te brengen, op weerstand van allerlei aard zou stuiten - een weerstand die hij, de Reichskommissar, zou moeten breken. Dat hij dan bovendien voor het actief tegengaan van alle vormen van illegaal werk de steun genoot van de hoogste Nederlandse autoriteiten, kan in die late herfst van ,40 slechts zijn opvatting versterkt hebben dat hij bij de verwezenlijking van de opdracht welke zijn Führer hem verstrekt had, veelbelovende vorderingen

Indextermen: Seyss-Inquart, A.
687 [PDF]

Hoofdstuk IS: De eerste illegalen

XC

XCVan de eerste illegalen was Bernard Ilzerdraat de allereerste. Ijzerdraat was in mei '40 niet zo jong meer: acht-en-veertig.' Hij was in oktober '9I in Haarlem geboren en was eerst vele jaren lang onderwijzer geweest, vervolgens leraar handenarbeid aan een van de kweekscholen te Rotterdam. Hij had een artistieke inslag, kunstweven was van jongsaf aan zijn hobby. Na de Rotterdamse periode had hij in het Gooi een eigen weefschoolopgericht. In de crisisjaren leverde die school maar bitter weinig op, te weinig voor een gezin met twee opgroeiende zoons. De school werd dus geliquideerd en Ijzerdraat trad bij een tapijtfabriek in Dinxperlo als adviseur in dienst. Dinxperlo ligt in de Achterhoek aan de Duitse grens. Ijzerdraat werd er als het ware met zijn neus gedrukt op wat aan gene zijde van die grens gebeurde. Hij werd een onverzoenlijk tegenstander van het nationaalsocialisme. In ' 36 sloot hij zich bij de beweging 'Eenheid door Democratie' aan. Na het uitbreken van de tweede wereldoorlog was hij er van overtuigd dat de Duitsers vroeg of laat ons land zouden binnenrukken. Hij had de behoefte, in dat geval op zijn wijze zo lang mogelijk door te vechten en hij verhuisde daarom naar Schiedam; hij werd tijdelijk leraar aan enkele scholen in Schiedam en Vlaardingen. Op I4 mei zag hij het centrum van Rotterdam in vlammen staan, 's avonds kwam de aankondiging der capitulatie. Hij deed die nacht geen oog dicht. De volgende dag, IS mei, stond voor hem vast dat er tot verzet opgeroepen moest worden. Onder welke naam? De 'Geuzen'! Nog diezelfde dag schreefhij zijn eerste 'Geuzenbcricht' dat hij in kopie aan enkele kennissen toezond en voorts door zijn jongste zoon (zijn oudste was gemobiliseerd) hier en daar in Schiedam bij mensen in de brievenbus liet stoppen. Drie dagenlater nam hij opnieuw de pen ter hand om 'Bericht no. 2' van de 'Geuzenactie' te schrijven, het eerste dat bewaard gebleven is. 'De Geuzenactie', schreef hij, 'is ingezet op IS mei 1940 te Amsterdam' (dat was als camouflage bedoeld). 'Ons eerste bericht heeft nu al zelfs Nijmegen bereikt' (de achtergrond van die mededeling is onduidelijk). Daarop volgden profetische zinnen:

XC1 Ons beeld van J]zerdraat en zijn groep is nagenoeg uitsluitend gebaseerd op de . onderzoekingen die drs. A. H. Paape in zijn De Gel/zen (1965) samengevat heeft.

688 [PDF]
BERNARD IJZERDRAAT

XC'Nederland zal zijn vrijheidsberoving niet voor zoete koek opeten. We weten wat ons te wachten staat. Al onze voorraden zullen worden weggehaald, voedsel, kleding, schoeisel. Spoedig krijgen we het bonnenstelsel voor alles en nog wat en daarna kunnen we zelfs op de bonnen niets meer krijgen. Onze jonge malmen zullen worden gedwongen elders te gaan werken voor de overweldiger. We krijgen stellig spoedig een nieuwe Alva met bloedraad en inquisitie (of een Quisling). Maar de Geuzenactie zalons geleidelijk organiseren en eenmaal zullen we, evenals in de tachtigjarige oorlog, onze vrijheid heroveren. Moed en vertrouwen. Ons land zal geen onderdeel van Duitsland worden!'

XCHier kwam, in dubbele zin onder de rook van Rotterdam, een grondtoon tot uiting die het verzet vijf jaar lang zou aanhouden.

De Geuzen

XC

XCWat stond IJzerdraat voor de geest? 'De Geuzenactie' , schreef hij in dat 'Bericht no. 2', 'bestaat uit het volgende: schrijf elk bericht twee of meer keer volledig over met verdraaide hand. Doe ongemerkt elk papiertje (ook dit exemplaar) toekomen aan een betrouwbare Nederlauder die weer hetzelfde doet als gij ... Overal stellen we geheime agenten aan. Spoedig hoort ge meer. Laat ieder deze Geuzenplicht doen!

XCEén voor allen, allen één!'

XCHet zou dus niet bij een politiek-propagandistisch sneeuwbalsysteem moeten blijven. Immers: 'overal stellen we geheime agenten aan.' Wie en waar?

XCEind mei (het schrijven en verzenden van de 'Geuzenberichten' werd voortgezet) kwam IJzerdraat in contact met een Vlaardinger, een vroegere collega uit het onderwijs, Jan Kijne. Kijne placht sinds enige tijd mee te doen aan de wekelijkse wandeltochten van de sportvereniging 'Flardinga' die een kleine dertig leden telde en die geleid werd door een negen-endertigjarige oud-stuurman bij de grote vaart, Ary Kop. Kop was in '40 verzekeringsagent, incasseerder en bezorger van tijdschriften. Velen in Vlaardingen kenden hem. Met deze Kop nu kwam IJzerdraat via Kijne in contact en de leden van Kops simpele wandelclub waren de eersten die Ijzerdraat voor zijn Geuzenactie aanwierf. Hij nam hun een eed af, want hij wilde een op militaire leest geschoeide organisatie gaan opbouwen die, evenals het leger, bestaan zou uit groepen, secties, compagnieën, bataljons en regimenten.

XC

689 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

XCEr werd dus naar wapens gezocht: gegraven, gedregd, steeds zonder succes. Van deze en gene verwierf men een geweer.

XCEind juli verhuisde Ijzerdraat naar Haarlem waar hij in het Frans Halsmuseum een oud tapijt, eigendom van de gemeente, ging restaureren. Elke avond en elk weekeinde trok hij er op uit om zijn 'Geuzenleger' uit te breiden. De leden stimuleerde hij met zijn 'Berichten'. Begin augustus konden zijn met de hand geschreven, later getypte pamfletjes plaats maken voor een gestencild blaadje, De Geus van 1940. Voor de lezers was dit blaadje een belangrijk document: tastbaar bewijs dat de organisatie een realiteit was! Die organisatie breidde zich uit. In verscheidene plaatsen werden nieuwe groepen' Geuzen' geformeerd: in Rotterdam, in Delft, in Maassluis; men kreeg een contactman bij de werfWilton-Fijenoord, men ging plannen maken voor sabotage. Medio augustus werden op een nacht vijf Duitse telefoondraden op het gebied van de gemeente Vlaardingen doorgesneden. Vermoedelijk was dit het werk van anderen, maar de strafmaatregelen waarmee de Duitsers dreigden, leidden er toe dat men in de kring der 'Geuzen' opnieuw met nadruk op de plicht der geheimhouding wees.

XCAan die geheimhouding ontbrak veel. Menige 'Geus' vond het prikkelend en interessant om aan anderen te vertellen of althans jegens anderen te laten doorschemeren dat een machtig bevrijdingsleger in opbouw was en wie dat hoorde, gaf het verheugd aan anderen door: er 'gebeurde iets'. Eindelijk! Elk die bij het werk betrokken was, had het gevoel, een vaderlandse plicht te vervullen. Naam- en adreslijsten werden opgesteld van NSB'ers, van collaborateurs, van 'Moffenmeiden'. De Geus van 1940 bleef regelmatig verschijnen en daarin werd nu ook op bepaalde gebeurtenissen in den lande gereageerd. De oproep tot 'samenwerking' met Duitsland die van het Driemanschap der Nederlandse Unie uitging, leidde in het blaadje tot een fel commentaar:

XC'God bewaar ons! Rotterdam ! ! ! Middelburg ! ! ! Den Helder ! ! ! De Indische gijzelaars ! ! ! God bewaar ons voor samenwerking ! Nooit, nooit, nooit. Liever ons doodgevochten, ons hele land verwoest in de strijd tegen die satanischeNazi's dan ze de medewerking aangeboden van slechtséén hand van de grootste beroerling uit ons dapper en roemrijk volk."!

XCHet aantal 'Geuzen' (meestal papieren leden die van de organisatie weinig meer merkten dan dat zij van een telkens wisselend, voor Duitsers moeilijk uitspreekbaar wachtwoord in kennis gesteld werden) ging in de vele honderden lopen. In Zwijndrecht en Dordrecht ontstonden nieuwe groepen,

XC1 De Geus van 1940, no. 4

690 [PDF]
DE GEUZEN

daarnaast nog in tal van andere plaatsen in Zuid-Holland. In Rotterdam kon een groep een hoeveelheid trotylopslaan, ook werden hier en daar met eindeloze moeite wapens bijeengescharreld. Men sloeg ze op. Van de sabotage kwam niet veel terecht en de plannen die in De Geus Vall 1940 ontwikkeld werden, waren niet of nauwelijks te verwezenlijken: er werd aangeraden, vitriool in te slaan om daarmee op de dag der bevrijding (die nabij geacht werd) de Duitsers te bestrijden; voorts werden aanwijzingen gegeven hoe men des nachts met vervalste tekens op de weg Duitse auto's te water kon laten rijden. Ijzerdraat ging na of in bepaalde fabrieken grote aantallen onderdelen voor revolvers vervaardigd konden worden. Het kon niet. Buiten zijn organisatie vroeg hij of iemand hem aan een goede kortegolfzender kon helpen; naar binnen deed hij het, ter stimulering van de strijdvaardigheid, voorkomen alsofhij reeds in vast contact met Engeland stond. Dat bevorderde vooral de ijver waarmee hem, de geheimzinnige, rusteloos rondtrekkende leider, rapporten met militaire observaties toegespeeld werden - observaties die meestal slechts een geringe waarde hadden.

XCHet was eigenlijk een wonder dat de organisatie waar vooral in Vlaardingen druk over gepraat werd, niet al lang tegen de lamp gelopen was. Inderdaad liep het mis, overigens niet in het gebied van de Nieuwe Waterweg maar in Arnhem,

XCBegin november bracht een 'Geus' van de Wilton-Fijenoord-groep een bezoek aan familie in de Gelderse hoofdstad. Jegens zijn broer gaf hij hoog op van de geheime wapenvoorraden die men al in Schiedam bijeen had weten te brengen. De broer vertelde er van aan een vriend; de vriend, secretaris van een schaakclub, vertelde het verder aan twee medeleden. Eén van die twee repte er van jegens een relatie, een drogist die sympathiserend lid van de NSB geworden was en deze gafhet grote nieuws ('geheime wapenvoorraden in Schiedam!') hoofdschuddend door aan een klant, een hem bekende kringleider van de NSB.

XCDat werd fataal.

XCDe kringleider zocht onmiddellijk de Arnhemse procureur-generaalop, mr. de Rijke, pas zes weken in functie. In overeenstemming met de richtlijnen die hem van het departement van justitie bereikt hadden, gaf mr. de Rijke de Arnhemse commissaris van politie opdracht, de zaak nader te onderzoeken. Een rechercheur, prima vakman, geen NSB'er, werd er op afgestuurd. Via de drogist, het lid en de secretaris van de schaakclub kwam hij bij de broer van de 'Geus' uit de Wilton-Fijenoordgroep terecht aan wie als eerste Arnhemmer het grote geheim toevertrouwd was, en deze, plotseling overvallen, misschien nauwelijks beseffend dat er iets ernstigs aan de hand

691 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

XCNog diezelfde dag toog de Arnhemse rechercheur samen met een Kriminal assistent van de Aussenstelle Arnhem der Sicherheitspolizei und SD naar Vlaardingen. De politie werd er ingelicht en de arbeider van WiltonFijenoord die in Arnhem op familiebezoek geweest was, werd gearresteerd. Hij verdedigde zich slagvaardig: hij had maar wat opgeschept, zei hij. Helaas, bij fouillering vond men in zijn binnenzak een exemplaar van De Geus van 1940. Hij bekende van wie hij het ontvangen had. Die man noemde weer zijn leverancier van het illegale geschrift en die leverancier was het die als eerste aan de Nederlandse politiemannen en aan de Kriminolassistent meedeelde dat er inderdaad een grote geheime organisatie bestond, de 'Geuzen'. Verscheidene namen noemde hij, waaronder die van Kop.

XCDe Arnhemse rechercheur reisde naar zijn woonplaats terug en mr. de Rijke deelde in de eerstvolgende vergadering van secretaris-generaal Tenkink met de vijf procureurs-generaal mee dat het onderzoek in Schiedam en omgeving in volle gang was. Inmiddels was ook de Krimmalassistent naar Arnhem teruggekeerd: de Rotterdarnse Sicherheitspolizei nam het onderzoek over. Een inspecteur van politie te Vlaardingen werd er onmiddellijk bij ingeschakeld. Kop en zijn vrouw werden gearresteerd. Andere arrestaties, waaronder die van Kijne, volgden en na een paar dagen haalde men ook Ijzerdraat in Haarlem op. De een na de ander werden in heel ZuidHolland de 'Geuzen'-groepen opgerold, spoedig zaten enkele honderden leden (wij komen op hun lot terug) in de Scheveningse Cellenbarakken gevangen. Daarbij was van belang dat één 'Geus', een relatie van Kop, pogend zijn eigen huid te redden, naar de 'SD' gelopen was zodra hij van Kops arrestatie vernomen had en, bewerend dat hij als pro-Duitse spion in de 'Geuzen'-groep binnengedrongen was, aan de Duitsers alle gegevens verstrekt had die hem bekend waren. 'Wie wist er van onderduiken?', aldus Paape in zijn De Geuzen,'de 'Geuzen' doken niet onder, niemand van hen. Waar moesten ze heen? Wat zou het risico zijn? De Duitsers lieten niet na, als een te arresteren 'Geus' toevallig niet thuis was, onmiddellijk de echtgenote of ouders alsgijzelaarsmee te nemen ... Nee, je bleef maar waar je was, wachten op het onvermijdelijke. 't Kon immers nooit lang duren? Hoogstens zouden ze je een paar maanden of, in de ernstigste gevallen, een paar jaar vast willen houden. En dan, over een paar maanden zouden de Engelsen toch allang geland zijn?' 1

XC1

692 [PDF]
DE GEUZEN

Met uitzondering van de revolutionair-socialisten en van de communisten, op wie wij in een later hoofdstuk terugkomen, hadden de Nederlanders (enkelingen en kleine groepjes daargelaten die met ondergrondse arbeid in Duitsland in contact stonden) in '40 geen ervaring in het illegale werk. Velen die er in verzeild raakten, badden er in de begintijd niet de flauwste notie van dat zij hun leven op het spel zetten. Mocht dan al voor deze of gene 'de Gestapo' een schrikwekkend begrip zijn, over het algemeen realiseerde men zich niet met welk een snelheid en onbarmhartigheid de Sicher heitspolizei in de praktijk toesloeg; men realiseerde zich evenmin dat de Duitse geheime politie in veel gevallen actief geholpen werd door de Nederlandse recherche.

XCMen vindt deze, wij zouden haast zeggen: onschu ld, in het optreden der 'Geuzen' terug. De illegale techniek die door hen toegepast werd, was dienovereenkomstig primitief. Bernard Ijzerdraat was een man van bijzondere geestkracht en karaktervastheid maar hij handelde duidelijk vanuit het overspalmen optimisme dat in de zomer Vall' 40 ook elders tot ontwikkeling kwam. Het spreekt al uit de eerste 'Geuzenberichten' . In de week waarin de Engelsen met de grootste moeite een deel van hun troepen uit Duinkerken evacueerden, schreef Ijzerdraat: 'De hele wereld weet nu reeds, dat Duitsland deze oorlog spoedig moet opgeven."

XCWat in dat alles overheerste, was de strijdvaardigheid, de wil tot verzet die zich nauwelijks de tijd gunde tot rustig observeren en tot koel beraad.

Paramilitaire groepen

XC

XCHet lag voor de hand dat die wil tot verzet ook in. de rijen der oudmilitairen naar boven kwam. Zij voelden zich verraderlijk overvallen en met slinkse middelen verslagen. In de zomer gingen velen hunner over wraak denken; aan wie dat deden, drong zich de indruk op dat men zich in de weken die op de capitulatie gevolgd waren, eigenlijk door de Duitsers had laten overdonderen. Waarom had men zich alle wapens zomaar afhandig laten maken? Zeker, hier en daar waren door enkelingen of kleine groepjes een paar wapens achtergehouden en verstopt en ook konden verzetsgroepen soms uit voorraden legergoederen die nog niet naar Duitsland afgevoerd waren, het een en ander buit maken, maar alles bij elkaar waren

XC1 Ceueenbericht, no. 7, 3 juni 1940.

693 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

dit slechts zeer bescheiden hoeveelheden. Men komt in de verslagen over het illegale werk in '40 vaker de man tegen die vergeefs naar wapens zoekt dan de man die ze weet te vinden. 'Ook op dit gebied waren', aldus een lid van een der eerste spionagegroepen,

XC'de geruchten ontelbaar. In de grachten om de vesting Utrecht had je de kisten wapens en munitie zo maar voor het opvissen - in sloten, vijvers, de duinen, op de heide zus of op de heide zo, kortom. volgens zeggen was Nederland één groot wapen- en munitiedepot.

XCIeder spoor dat ik volgde, loste zich in het niets Op.'l

XCWaar moesten die wapens, als men ze vond, toe dienen?

XCDe op militaire leest geschoeide geheime organisaties die, afgezien van de 'Geuzen', in '40 tot stand kwamen, vielen in twee groepen uiteen. Er waren er die zich ten doel stelden, 'rust en orde' in Nederland te handhaven van het moment af waarop de Duitsers het land zouden verlaten; andere organisaties meenden dat men in de laatste fase ook aan de gewapende strijd tegen de Duitsers moest deelnemen. In de praktijk was dat onderscheid niet scherp. Organisaties konden van de eerste doelstelling evolueren naar de tweede; ook kwam het in die tijd veelvuldig voor dat binnen eenzelfde organisatie op de verschillende niveaus op verschillende doeleinden toegewerkt werd. Het totale beeld is dus nogal verwarrend. Het enige wat deze paramilitaire organisaties gemeen hadden, waren gebrek aan ervaring, mateloos enthousiasme, een te optimistische kijk op de oorlog en veelal ook een zwelgen in hoge cijfers - cijfers over de aantallen leden. Reële cijfers zijn nauwelijks bekend, alle latere schattingen lopen ver uiteen en de cijfers die in ,40 van mond tot mond doorgegeven werden, waren vaak niet meer dan een wensvoorstelling. Zo hoorde een van de leidende figuren van het Legioen Oud-Frontstrijders, toen hij eens in Rotterdam op bezoek was, 'van een organisatie die zeshonderdduizend leden had. Dat vond ik wat veel en daar ben ik niet naar toe gegaan. Dat waren de Oranje Leeuwen ofiets dergelijks'2 - vermoedelijk werd daarmee' de Leeuwengarde' bedoeld.

XCDe namen die wij vermeldden: 'Legioen Oud-Frontstrijders' en'Leeuwengarde' (er komen er straks nog meer) suggereren hechtheid van organisatie. Inwerkelijkheid bestonden die paramilitaire groepen eerder uit kleine kernen van activisten die met activisten in andere plaatsen in een meestal zeer los contact stonden; elke plaatselijke kern beloofde aan de centrale leiding dat men zijn uiterste best zou doen om het aantal 'leden' uit te breiden. Verifica

XC1 Sj. Nauta: 'Herinneringen' (maart I947), p. 2 (Doe II-337, a-y). 2 Getuige J. A. van Heerde, Enq., dl. VII c, p. 439.

694 [PDF]
ORAN]EWACHT

tie van opgaven was als regel onmogelijk en hoe hoger men in de organisatie kwam, des te sterker werd vaak de neiging, aan te nemen dat men met de eigen groepering reeds de elf provincies bestreek, anders gezegd: dat men al klaar was om het straks bevrijde vaderland als het ware op een presenteerblaadje aan koningin Wilhelmina aan te bieden. Hier gingen dan jaloeziegevoelens mee gepaard jegens andere groepen die pretendeerden, even ver te zijn of spoedig even ver te kom.en. 'Het was een danig 'wild-west' op dit gebied, d.w.z. zoveel hoofden als er waren, zoveel groepen wilde men vormen', aldus een der eersten die op deze sector van de iUegaliteit iets van coördinatie trachtte aan te brengen - vergeefs: 'Iedereen wilde eigenlijk de baas zijn.'1

XCAls wij ons nu tot de voornaamste in '40 opgerichte paramilitaire organisaties beperken, willen wij begilmen met de Oranjewacht. Haar oorsprong ligt bij de Arnhemse burgerwacht waar in juni' 40 een verzetskern gevormd werd door de meubelhandelaar Petrus Hoefsloot in samenwerking met de eigenaar van een drukkerij die overigens in de jaren '20 en '30 een overtuigd fascist geweest was. Men ging contacten zoeken met kaderleden van burgerwachten in andere plaatsen en toen men in september met verschillenden hunner bijeen kwam, koos men 'de Oranjewacht' als naam van de erganisatie. Als doel stelde men zich sabotage en spionage, voorts het hinderen van de Duitsers na een Engelse invasie (die nabij geacht werd), en 'bovendien was het de bedoeling', aldus een der leiders, 'om gedurende het vacuum dat er zou zijn vanaf het moment der Duitse aftocht tot de komst der regering hier te lande, het gezag in handen te nernen.P Verscheidene bestuursleden van het na Anjerdag opgeheven Nationaal Jongeren Verbond sloten zich bij deze Oranjewacht aan; haar voornaamste organisator, een ijverige en toegewijde verzetsman, was twee jaar lid van de NSB geweest en was in mei' 40 nog bij een van de Waag-groepen aangesloten.

XCHoeveel 'leden' de Oranjewacht telde, valt niet aan te geven; in '40 varieerd~n de opgaven van tweeduizend tot zevenduizend man. Illegaal actief waren, schijnt het, slechts weinigen van hen, maar door dezen werden inderdaad, onder meer in Arnhem en Leeuwarden, wapens bijeengebracht en werd soms spionage bedreven. Men slaagde er niet ill, de gegevens naar Engeland weg te krijgen.

XCEind oktober '40 kwam een van de leiders van de Oranjewacht met Bernard IJzerdraat in contact. IJzerdraat stelde toen een fusie voor. De namen en adressen van twee leiders der Oranjewacht met wie hij het gesprek wilde voortzetten, schreef hij in zijn zakboekje; dat zakboekje viel de Duit

XC1 Getuige]. de Geus, a.v., dI. IV e, p. 296. 2 D. D. Vollgraff: Verslag van gesprek, 27 dec. 1946, met H. Coenradi, p. 2 (Doe II-602, a-4).

695 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

sers in handen en van dit eerste aanknopingspunt uit werden successievelijk alle actieve kernen van de Oranjewacht opgerold. Negen leidende figuren werden in de zomer van '42 gefusilleerd, meer dan dertig verdwenen naar Duitse gevangenissen.

XCOok van 'de Oranjegarde' lag de oorsprong bij de burgerwacht, ditmaal te Voorburg. Ze kreeg vertakkingen in Den Haag, Dordrecht en Eindhoven en wist in enkele gevallen met succes sabotage te plegen. De middelen daartoe werden in een achterkamer ergens in Den Haag vervaardigd. In de herfst van ' 4I ontstond er brand. Na de brandweer verscheen de politie en de Oranjegarde werd opgerold.

XCOok zij had zich openbare gezagsuitoefening ten doel gesteld. Een van de Haagse leden, een drie-en-twintigjarige winkelbediende, was commandant geworden en hij had nog in '40 een voor Zuid-Holland geldende proclamatie opgesteld die op de dag der bevrijding overal aangeplakt moest worden: alle oud-militairen moesten zich onmiddellijk melden, fabrieken, werkplaatsen en winkels dienden gesloten te worden en vrouwen, kinderen en personen boven de zestig jaar mochten zich niet op straat vertonen.

XCWij vermelden in dit verband dat een Engelandvaarder die Nederland kort voor het oprollen van de groep verliet, in Londen meedeelde dat de 'Oranjegarde' waar hij in relatie mee gestaan had (misschien bedoelde hij een andere Oranjegarde), een half miljoen leden telde; op de dag der bevrijding, aldus die Engelandvaarder,

XC'zal deze organisatie op straat komen met een oranje armband waarop 'Nederlandse Weermacht'. Het centrum is in Den Haag ... Zij hebben achter zich staan de Philipsfabrieken die de organisatie geheime zenders levert waarvan er twee in Voorburg zijn ... Men had de beschikking over wapenen en op 'De Dag' zou niemand anders dan leden van hun organisatie op straat mogen kornen.l

XCOvereenkomstige pretenties treft men bij een derde organisatie aan, de al genoemde 'Leeuwengarde' . Ze was in de herfst van '40 in Rotterdam en omgeving opgericht door een employé van de rederij Müller & Co, G. van As. Later kreeg een vier-en-twintigjarige losse arbeider, Philipp us W. Masselman, als 'Commandeur' de leiding; hij ging tot een fusie over met een Amsterdamse verzetsgroep, ook al weer 'De Geuzen' geheten die evenals de Vlaardingse 'Geuzen' (maar geheel los van deze) uit een wandelclub ontstaan was. D. J. Saarloos was de leider van die Amsterdamse 'Geuzen'trokken' (Dep. van justitie, Londen, Politiebuitendienst : 'Uittreksels uit rapporten van Engelandvaarders over het verzet, I940 herfst I942', p.

1 'Mededelingen gedaan door E. E. D., op 4 september I94I uit Nederland ver

696 [PDF]
o RANJEGARDE/LEEUWENGARDE

groep. Ze voerde enkele sabotagedaden uit en verzamelde spionagegegevens. Wij hebben de indruk dat de 'Leeuwengarde' het in die richting niet verder bracht dan tot het rnaken van plannen (waar overigens ook de doodstraf op stond). Masselman had zijn aandacht vooral gericht op datgene wat men te doen had als Duitsland ineenstortte. zelf zou hij dan als 'Algemeen Militair Commandant' optreden en hij hoopte dan in actie te kunnen komen met een geheim leger dat, van onderen af, uit brigades, korpsen en vendels bestond; de namen van alle aangeslotenen (één- tot tweeduizend) werden in '4I in duplo-kaartsystemen verwerkt. Wapens bezat men overigens niet of nauwelijks en na het oprollen van de Amsterdamse 'Geuzen'-groep (maart '4I) bleven, schijnt het, van de 'Leeuwengarde' alleen kernen in Rotterdam en Arnhem actief tot ook zij begin' 42 opgerold werden. Uit 11Lll rijen werden meer dan vijf-en-twintig personen ter dood veroordeeld en gefusilleerd, onder wie van As en Masselman.

XCDe paramilitaire organisaties die wij tot dusver noemden, zijn verdwenen zonder dat zij tijdens de bezetting op de een of andere wijze een voortzetting vonden. Die voortzetting deed zich echter wèl voor bij de laatste twee organisaties die wij in dit verband willen behandelen: de Ordedienst en het Legioen Oud-Frontstrijders. Zij zijn in de zomer vanonder de naam 'Ordedienst' samengesmolten en het is deze Ordedienst, of OD, die wij, zij het onder andere leiding, nog in de laatste fase van de bezetting zullen aantreffen. Terwijl bovendien de tot dusver beschreven groepen hetzij een plaatselijk, hetzij een regionaal karakter droegen, kan men in het geval van de Ordedienst van een nationale organisatie spreken - een' organisatie overigens die men zich, opnieuw, niet al te hecht moet voorstellen. Het Legioen Oud-Frontstrijders heeft zich niet zo breed kunnen ontwikkelen; het had zijn vertakkingen in hoofdzaak in het westen des lands.

'4I

XCHet initiatief tot de vorming van dit Legioen was eind mei, begindoor drie in Amsterdam werkzame hoofdambtenaren genomen: ir. T. W. de Tourton Bruyns, inspecteur der domeinen, ir. J. A. van Heerde, verbonden aan de dienst van publieke werken der Gemeente Amsterdam, en ir. B. ten Bosch, een functionaris van de plaatselijke telefoondienst. Van hen drieën was de Tourton Bruyns, die in mei '98 bij Breda geboren was, de sterkste figuur, 'nogal een autoriteit', zei van Heerde later, 'een

juni '40

697 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

heerser; ik wil niet zeggen Führer, maar een typische leider; hij wilde eigenlijk de lakens uitdelen.'! Van jongsaf had de Tourton Bruyns grote belangstelling gehad voor militaire zaken; tot zijn spijt was hij door een voetgebrek voor de militaire dienst afgekeurd. In de jaren' 30 had hij intensief meegeleefd met de internationale politiek en zodra hij zich in mei '40 van de schok van invasie en capitulatie hersteld had, stond voor hem vast dat Nederland door Engeland bevrijd zou worden en dat he.t plicht was van de Nederlanders, de Engelsen daarbij te helpen. Hij ging samen met van Heerde en ten Bosch de opbouw voorbereiden van een soort leger dat in het geval van een Engelse landing tot actie moest overgaan: dan zou 'het verkeer op de wegen worden ontwricht en zou tegelijkertijd worden doorgestoten naar de duinen waar de Duitsers zaten, wat een volkomen desorganisatie zou worden.P In feite werd dus, van plaats tot plaats gaande, een paramilitair kader opgebouwd. De Tourton Bruyns nam de namen en adressen van de kaderleden in een kaartregister op dat hij wist te verbergen temidden van de vele kaartregisters die zich in het rijksadministratiekantoor aan het Droogbak bevonden waar ook de inspectie der domeinen gevestigd was. Het schijnt dat in dat register (dat in de loop van '41 vernietigd werd) een duizend personen aangetekend stonden. De leiding van het Legioen Oud-Frontstrijders ging er van uit, dat elk hunner talrijke anderen zou aanwerven en in militaire verbanden indelen. Uiteraard had men een tekort aan wapens, maar men kon met heel veelmoeite een paar kleine partijen uit de Artillerie-Inrichtingen naar buiten smokkelen en enkele medewerkers construeerden zelfs een apparaat dat men als vlammenwerper kon gebruiken. Daar werd ook mee geëxperimenteerd. Gegeven de opzet: de Engelsen te helpen als zij op de Nederlandse kust zouden landen, sprak het vanzelf dat men militaire gegevens ging verzamelen die voor de a.s. bevrijders van belang waren (het is twijfelachtig of die gegevens ooit in Engeland aangekomen zijn) en dat men, als men in contact kwam met personen die sabotage wilden plegen, hen daartoe stimuleerde; dat gebeurde o.m. met enkele ernployé's van Fokker die bij die vliegtuigfabriek de zaken zoveel mogelijk in de war stuurden.

XCBegin april '41 werd de Tourton Bruyns mèt andere vooraanstaanden van het Legioen Oud-Frontstrijders gearresteerd. Tijdens zijn verhoren liet hij niets los. In april' 43 bezweek hij in het concentratiekamp Buchenwald. Enkele maanden na zijn arrestatie was zijn Legioen met de Ordedienst gefuseerd; verscheidene personen waren trouwens van die twee geheime organisaties tegelijk lid geweest.

XC1 Getuige J. A. van Heerde, Enq., ell. VII c, p. 437. 2

698 [PDF]
LEGIOEN OUD-FRONTSTRIJDERS

XCDat laatste feit wettigt de conclusie dat, althans volgens de mening der betrokkenen, de doelstellingen van het Legioen Oud-Frontstrijders en van de Ordedienst aanvankelijk niet identiek waren. Dat geldt inderdaad voor een groot deel van de Ordedienst maar, althans van begin '41 af, niet voor de top Van de organisatie. Wij schrijven dat overigens met enige aarzeling. Er is uit en over de eerste fase van de Ordedienst zo weinig materiaal bewaard gebleven dat een enigszins volledige reconstructie van het beleid niet mogelijk is. Wij hebben de indruk dat aan de OD verwante groeperingen in verschillende plaatsen en streken des lands min of meer gelijktijdig ontstonden. Dat viel te verwachten. Wie er als oud-militair zeker van was dat de Duitsers vroeg of laat ons land zouden verlaten en wie meende dat dan allerlei urgente taken verricht moesten worden (NSB' ers arresteren, de eigen autoriteiten steunen), zocht contact met gelijkgezinden en bouwde een eigen groepje op; hoorde men dan later: voor dit werk is een nationale organisatie in opbouw, dan sloot men zich aan.

XCDe eerste stoot tot die nationale organisatie werd door de oud-commandant veldleger, generaal jhr. W. Röell, gegeven. Volgens zijn eigen relaas stond Röell begin juni' 40 op het achterbalcon van een Haagse tram,

'het baleon was leeg, de conducteur, een heeloude bekende, die een vriend vanmij was geworden, kwam plotseling naast mij staan en fluisterde achter zijnhand mij toe: 'Generaal, het is in u dat wij vertrouwen hebben, u hoeft ons maarper radio op te roepen en de hele Bijzondere V rijwillige Landstorm staat achteru gereed, voor een groot deel nog met vuurwapens en munitie, in het hele land,ik weet het."l

XCHet is duidelijk dat hierbij gedacht werd aan optreden na of ten tijde van het vertrek der Duitsers: eerder zou Roell moeilijk toegang krijgen tot de radio. Hij begon, schijnt het, de organisatie die hem voor de geest stond, aan de top op te bouwen. Hij meende dat te zijner tijd zes divisies gemobiliseerd moesten worden en ging daar commandanten voor zoeken. Dat viel tegen. Verscheidene hoofdofficieren weigerden medewerking en onder verwijzing naar de erewoordsverklaring voegde één hunner hem zelfs toe dat hij hem eigenlijk bij de Duitsers moest aangeven. Spoedig kwam Röell tot

XC1 W. Röell: 'Herinneringen nopens de jaren I939-I942' (febr. I946), p. 5 (Enq.,

699 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

de conclusie dat hij het werk niet meer alleen aan kon; hij meende bovendien dat hij door de Duitsers geschaduwd werd. In augustus '40 droeg hij de uitwerking van zijn opzet aan een reserve-officier over, luitenant-kolonel Westerveld. Twee maanden later werd Röell als Indisch gijzelaar naar Buchenwald weggevoerd. Toen hij in februari '41 om medische redenen (hij had een hartgebrek gesimuleerd) naar Nederland kon terugkeren, was Westerveld een flink stuk verder gekomen; hem beschouwen wij dan ook als de eerste eigenlijke organisator van de OD.

XCJohan Westerveld was in 1881 geboren. Hij werd beroepsofficier bij het wapen der artillerie, maar na de eerste wereldoorlog nam hij ontslag uit de militaire dienst en ging hij zijn heil zoeken in het bedrijfsleven. In de jaren '30 was hij bedrijfsleider bij een verkooporganisatie van het Unileverconcern in Duitsland en in de zomer van '40 kreeg hij na zijn demobilisatie een vooraanstaande functie bij hetzelfde concern in Rotterdam. Anders dan Röell die als autoritair denkende generaal van de politieke partijen niets hebben moest, had overste Westerveld een zuiver begrip voor de positie van een militair apparaat in een parlementaire democratie: dat apparaat moest niet heersen maar dienen. Hij zocht dus contact met personen die, naar hij meende, in het bevrijde Nederland in de politieke sector veel invloed zouden hebben: Colijn, Vorrink, Joekes. Met Vorrink (die grote waardering voor hem kreeg) ging hij regelmatig overleg plegen. Intussen bouwde hij zijn organisatie verder op. Hij kreeg een aantal adressen van de secretaris van de organisatie der Bijzondere Vrijwillige Landstorm, kapitein G. F. Boulogne. Daarnaast schakelde hij voor het leggen van contacten in de provincies een driemanschap in, dat, naar het schijnt, uit zichzelf op het denkbeeld gekomen was, een soort OD op te richten. Dat driemanschap bestond uit een propagandist van een christelijke vakbond, H. van As (Utrecht), een verkoopdirecteur van een verffabriek, G. H. J. Rooze (Haarlem) en een bedrijfseconoom, ir. L. C. Vervooren (Amsterdam). Hoe zij onderling het werk verdeelden, staat niet precies vast; wèl weten wij dat de OD (de 'eerste OD') eind '40 in vrijwel alle delen van het land in opbouw was.

XCAan diegenen die als plaatselijk commandant zouden optreden, deed overste Westerveld weten dat de OD de Duitsers niet actief zou bestrijden: die waren, zei hij, veel te sterk ; de OD zou pas op straat komen als de Duitsers vertrokken waren en de leden zouden dan aan blauw-geel-blauwe armbanden kenbaar zijn; de stof voor die armbanden werd al vervaardigd in een Twentse textielfabriek. Om het jegens de Duitsers passieve karakter van de OD te onderstrepen, werd er soms bij gezegd dat Seyss-Inquart van het bestaan van de organisatie op de hoogte was en zulks billijkte, soms ook dat het wenselijk was, een organisatie op te richten die kon voorkomen dat 7

700 [PDF]
ORDEDIENST

'de communisten' naar de macht zouden grijpen. Maar jegens anderen dan die plaatselijke commandanten gaf overste Westerveld het doel van de OD ook wel eens totaal anders aan: met geselecteerde groepen diende men te zijner tijd wel degelijk aan de strijd tegen de Duitsers deel te nemen en daartoe moesten ook wapens bijeengebracht worden terwijl het tevens wenselijk was, 'spionageberichten te verzamelen en door te geven."

XCInderdaad kon men al in '40 en begin '41 de hand leggen op een aantal wapens. Verscheidene gevechtsterreinen uit de meidagen werden systematisch afgezocht; uit de Artillerie-Inrichtingen werd een kleine hoeveelheid wapens aan de OD in handen gespeeld; in enkele steden gingen groepjes jongeren er zich op toeleggen, revolvers en sabels van Duitsers te stelen uit de garderobes van café's, restaurants en hotels. Wat men op die wijze bijeenkreeg, was intussen hoogstens voldoende om een paar honderd man uit te rusten. Een deel van die wapenen werd ter hand gesteld aan een speciaal commando dat opdracht kreeg, verraders uit de weg te ruimen; de eerste liquidatie van die aard vond in december' 40 in Delft plaats.

XCZo werd de OD in deze beginfase een merkwaardig hybridisch geheel. Een deel van het kader en het grootste deel van de leden had geen moment het gevoel, anti-Duitse activiteit te bedrijven - en een ander deel van het kader was samen met een aantalleden wel degelijk tegen de bezetter werkzaam, zij het in voorbereidende zin. De mate waarin men met die voorbereidingen vorderde, verschilde van stad tot stad en van district tot district.

XCHoeveel 'leden' deze eerste OD telde, valt niet bij benadering op te geven. De Duitsers meenden: minstens honderdduizend, en hetzelfde getal is ook wel door functionarissen uit die tijd genoemd. Dan zijn stellig zeer grote aantallen 'leden' meegeteld die niets anders gedaan hadden dan dat zij hun naam hadden laten registreren. Het aantal van hen die actief bij het ODwerk betrokken waren, was heel veel geringer. Deze organisatorische kern was het die in de lente van '41 door de Duitsers opgerold werd; een groot deel van de aangewezen districts- en plaatselijke commandanten werd toen ook gearresteerd. Slechts een kleine rest van de organisatie bleef bestaan. Daarvan nam een gewezen luitenant-kolonel van de marechaussee, Pierre Versteegh, de leiding. Ordedienst en Legioen Oud-Frontstrijders, beide van hun oorspronkelijke leiders beroofd, gingen toen spoedig tot fusie over.

XCHet excessief optimisme dat wij al eerder signaleerden, heeft ook in de eerste OD een rol gespeeld. Eén enkel voorbeeld: begin februari' 41 werd door de centrale leiding een 'program van actie' opgesteld waarin geëist

XC1 A. H. M. van Banning: 'Rapport inzake illegale werkzaamheden i.v.m. OD', p. 2 (Doc II-S82, a-2).

701 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

werd dat de organisatie per 1 mei '41 volledig opgebouwd moest zijn, 'daar men', aldus de uitleg, 'tegen die tijd de Duitse ineenstorting verwachtte.'l

Spionage

XC

XC\~ Door bijna elke organisatie die wij tot dusver noemden, werd als een soort nevenactiviteit, spionage bedreven. Dat ging haast vanzelf. Verscheidenen die de behoefte hadden, de Duitsers te bestrijden, begrepen dat het bij uitstek zinvol was, de Engelsen militaire gegevens toe te spelen. Al in '40 ontstonden dan ook verscheidene groepjes die zich exclusief op spionage toelegden. Sommige daarvan verliepen toen bleek dat men geen verbinding met Engeland kon krijgen - andere schakelden op ander verzetswerk over. Spionage was extra gevaarlijk en, wilde men belangrijke gegevens in handen krijgen, buitengewoon moeilijk. 'Medewerkers voor spionagewerk waren', aldus twee leden van een der eerste inlichtingengroepen, 'slechts te vinden in een zeer beperkte kring van vertrouwde lieden, daar groepen die niet zeer dicht bij elkaar stonden, ten aanzien van elkander vervuld waren van een gerechtvaardigd wantrouwen . . . De medewerkers misten de voor spionagewerk zo nodige ervaring; bovendien moesten zij zich begeven op een terrein dat veelal niet met hun werkkring te maken had. Het was veelal geen gemakkelijke taak, zich toegang te verschaffen tot de plaats waar de gegevens moesten worden verzameld ... Daarbij komt dat men er aanvankelijk niet van op de hoogte was, welke gegevens voor Engeland de meeste waarde hadden en wat er al of niet bekend was langs andere wegen. Uit Engeland had men in die tijd geen aanwijzingen." De simpelste techniek werd toegepast door de vijf-en-zestigjarige eigenaar van een klein effectenkantoor te Dokkum, Sieds van Straten. Als reserveofficier had hij vóór de eerste wereldoorlog nog onder Colijn gediend, in '14-'18 onder Gerbrandy. Van Straten ging van de zomer van '40 af door het gehele land reizen; veel geld had hij niet, vaak moest hij de nacht doorbrengen in een stationswachtkamer. Zijn militaire waarnemingen verwerkte hij in rapporten die hij in groene flessen deed; die flessen placht hij in Rotterdam in de Nieuwe Waterweg te gooien. Van zijn twintig zendingen werden 1 Ver. van Groningse Oud-Illegale Werkers: Hoe Groningen streed. Provindaal gedenkboek van het verzet 1940-1945 (z.j.), p. 141. J. Gerritsen en O. W. Mohr: 'Rapport betr. de ID' (jan. 1946), p. 2-3 (Enq., punt f, gestenc. bijl. 354). 7

702 [PDF]
STIJKELGROEP

er vier of vijf aan de kust van Engeland opgepikt, vermoedelijk geruime tijd nadat zij in Rotterdam te water waren gelaten.'

XCTot de groepen die zich al in '40 op spionage gingen toeleggen, behoorde er één die opgericht was door een beroepsofficier: de kapitein der infanterie Nicolaas Erkens. Erkens kwam in de zomer van '40 via de grensplaats Eysden tot een nuttige samenwerking met een Belgische spionagegroep ; wij hebben helaas geen overzicht van hetgeen hij in ruim twee jaar werkzaamheid aan berichten doorgegeven heeft. Het is intussen wel plausibel dat die berichten via Belgische en Franse kanalen Londen bereikt hebben.

XCDat laatste is veel minder waarschijnlijk wat de informaties betreft die door twee andere spionagegroepen verzameld werden welke beide begin' 4I door de Duitsers opgerold werden: de groep Mekel-Scheemaker (geleid door de Delftse hoogleraren J. J. A. Mekel en R. L. A. Schoemaker) en de Stijkelgroep. Op de groep Mekel-Scheemaker komen wij terug.

XCDe Stijkelgroep was opgericht door de in I9II geboren Johan Aaldrik Stijkel. Deze had aan de Universiteit van Amsterdam Engels gestudeerd. Zijn groep was in oorsprong eerder een soort Ordedienst dan een spionageorganisatie. Het een vloeide evenwel uit het ander voort: toen men eenmaal, hoofdzakelijk in het westen des lands, in een aantal plaatsen een kader bijeenhad 'om zodra de Duitsers zouden terugtrekken, het bestuur in handen te nernen'ê, ging men dat kader gebruiken om militaire inlichtingen te verzamelen. Het is mogelijk dat Stijkel in de herfst van '40 enige tijd zendcontact met Engeland gehad heeft, in elk geval had hij in november géén contact meer. Hij besloot toen, een overtocht naar Engeland voor te bereiden. Dat kostte hem maanden. Hij raakte door zijn geld heen, moest enkele effecten zwart laten verkopen en kwam via een van zijn medewerkers die voor die verkoop zorgde, in contact met twee V-Männer van de Kriminol polizei die voorgaven, uitnemende patriotten te zijn en die beweerden dat één hunner, die er nogal Joods uitzag en ook zei dat hij een Jood was, ook naar Engeland wilde gaan. Stijkel doorzag hun spel niet, met hen samen ging hij zijn vertrek voorbereiden. Het met zorg bijeengebrachte, belangrijke spionagemateriaal dat hij begin april '4I aan boord van een Scheveningse viskotter verborg, werd door de Duitsers opgehaald. Zelf werd hij met zijn naaste medewerker gearresteerd en de twee Vi-Manner met wie hijvan Oranje-Nassau. 2 F. Schaaff: 'Organisatie-Stijkel' (24 nov. 1945), p. I (Doc

1 Van Straten kon van de zomer van' 42 af zijn rapporten doorgeven via de ver binding Delfzijl-Stockholm. Hij overleed in juli' 43. Via die verbinding had hij kort voor zijn dood bericht gekregen van zijn benoeming tot officier in de Orde

703 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

enkele maanden in contact gestaan had, wisten zoveel van zijn groep af dat in totaal ca. honderdvijftig personen opgepakt werden. Stijkel en ruim dertig anderen werden in de zomer van '43 te Berlijn gefusilleerd, tien kwamen er om in concentratiekampen.

XCWij zijn ons bewust dat wij met onze summiere beschrijvingen geen recht doen wedervaren aan het pogen dat in de activiteit der eerste spionagegroepen tot uiting kwam. Alle begin is moeilijk - dit begin was bij uitstek moeilijk. Het was in '40 niet zo simpel om de nodige contacten te leggen bijvoorbeeld teneinde te weten te komen hoeveel Duitse nachtjagers gestationeerd waren op de vliegvelden bij Leeuwarden en Gilze-Rijen. Het was een zoeken en tasten tot men, misschien, bij de Nederlander kwam die dat wist. Was hij bereid, het te vertellen? Kon men hem het gegeven zo ontfutselen dat hij geen argwaan kreeg? Of, als hij wèl argwaan kreeg, was dat gegeven dan het extra risico waard? En bezat men eindelijk dat gegeven, hoe kreeg men het dan naar Engeland? Al in '40 gonsde het land van de geruchten dat de Engelse Intelligence bijzonder actief was, dat zich tientallen Britse geheime agenten in bezet Nederland bevonden, ja dat zij door middel van vliegtuigen die op de Zuidhollandse stromen dan wel op de Veluwe landden, in regelmatig contact met Engeland stonden.

XCWat was er waar van dat alles? Bitter weinig.

XCWij poneren die conclusie met enige reserve: er is over de verrichtingen van de Military Intelligence in bezet Europa nog maar weinig gepubliceerd. Onze algemene indruk is evenwel dat zij door de plotselinge bezetting van geheel Nederland onaangenaam verrast werd. Anders echter dan de Nederlandse geheime dienst, GS III, die, zoals wij in Neutraal beschreven, in het geheel niets voorbereid had, had de Engelse Intelligence er voor gezorgd dat in bezet gebied enkele agenten achterbleven, minstens twee; het waren er althans twee die in oktober, toen zij Nederland verlieten (zij werden op. de Belgische grens gearresteerd en kwamen in concentratiekampen om het leven), hun code en zender overdroegen aan een beroepsofficier, kapitein J. de Geus, die al vóór september '39 relaties met de Engelse Intelligence onderhouden had en die nu, van oktober '40 af, in vast contact bleef staan met Engeland en talrijke militaire observaties kon doorgeven.

XCZijn er meer dan twee agenten geweest? Vermoedelijk niet. Toen de Engelsen begin september bijzonderheden wilden weten omtrent de Duitse invasieschepen die bij Vlissingen geconcentreerd

704 [PDF]
'INTELLIGENCE SERVICE'

plan om, van Engeland uit, een agent in een rubberboot tot vlak bij Vlissingen te brengen voor het uitvoeren van een verkenningstocht. De commandant van een Nederlands watervliegtuig zou hem na die verkenning oppikken. 'Op mijn vraag', aldus die commandant, 'of er niet reeds agenten in Nederland waren aan wie men zou kunnen opdragen de verlangde gegevens te verstrekken, antwoordde men ontkennend en vertelde men mij dat er praktisch gesproken geen contact met Nederland was.'!

XCEr zijn aanwijzingen dat de afdeling van de Military Intelligence die personeel van de Royal Air Force dat een noodlanding gemaakt had, of ontsnapte Engelse krijgsgevangenen moest helpen bij h1U1pogingen om Engeland weer te bereiken, iets meer verbindingen in bezet gebied had. Ook hier hebben wij geen volledig overzicht van. Wij weten wèl dat de journalistschrijver Edouard de Nève (pseudoniem van Willem Lenglet) die de lezer al tegenkwam bij de beschrijving van een van de Anjerdag-demonstraties in Amsterdam, van de zomer van '40 af met agenten van de Intelligence in contact stond. Als blokhoofd van de luchtbescherming bewoonde de Nève het grote pand Koninginneweg 151; personeel van de Royal Air Force kreeg instructie, zich na een eventuele noodlanding in bezet Nederland naar de Queen's Raad in Amsterdam te begeven, '151' was als wasnummer in hun kraag genaaid. Toen de Nève in de herfst van '41 gearresteerd werd, had hij in totaal dertien 'piloten' weggewerkt; hoe hij in de zomer van '41 het ondergrondse Vrij Nederland voortzette, komt in een volgend deel ter sprake.ê

XCDat de situatie op spionagegebied in bezet Nederland, van Engeland uit

XCgezien, in de zomer van' 40 bijzonder onbevredigend was, behoeft nauwe

XClijks betoog. De Engelse Intelligence had er op zijn best zeer schaarse ver

XCbindingen en de Nederlandse geheime dienst had er totaal geen. Daarmee

XChadden de officieren van GS III, zo werd in regeringskring gemeend, een

XCbewijs van volstrekte incompetentie gegeven, met de leiding van een nieuwe

XCdienst die opgericht werd, de Centrale Inlichtingendienst, werd een ver

XCtrouwde medewerker van koningin Wilhelmina belast, François van 't

XCSant. Van 't Sant was een aantal jaren hoofdcommissaris van politie in

XCDen Haag geweest, hij had in de eerste wereldoorlog, toen hij in Rotterdam

XCgestationeerd was, nauw met de Engelse Intelligence samengewerkt. Die

XCcontacten knoopte hij opnieuwaan en met steun van de Engelsen werd het

XCuitzenden van enkele geheime agenten voorbereid. In '40 vertrokken twee

XCagenten van de Centrale Inlichtingendienst, L. A. R. J. van Harnel en C. H. van Brink, plus nog een derde agent, een zeeman, wiens missie wellicht

XCdoor een andere Engelse dienst, de Special Operations Executive, georganiseerd

XCwerd. De zeeman heeft niets kunnen presteren", van Brink liep stuk op het

XCfeit dat hij al zijn contactadressen van de Nederlander Vrinten gekregen had

XCwiens relaties in bezet gebied Of gearresteerd waren Of door de Abwehr in

XChet oog gehouden werdenê - de enige die iets wist te bereiken, was van

XCHamel. Zijn prestatie werd van grote betekenis.

XCLodewijk ('Lodo') Arme Rinse Jetse van Hamel was de jongste zoon van een

XCbekend Nederlands jurist, J. A. van Hamel. Deze was in 1910 op dertigjarige

XCleeftijd hoogleraar geworden aan de Universiteit van Amsterdam; in 19I8

XC1 Aan Nederlandse kant werd het plan voor het uitzenden van de zeeman, J. van

XCDriel, gemaakt door de secretaris van de Internationale Transportarbeiders

XCFederatie, J. Oldenbroek, en door M. Sluyser, in die tijd ambtenaar van de Rege

XCringspersdienst. Het was de bedoeling dat van Driel contact zou opnemen met

XCbestuursleden van NVV-vakbonden en als bewijs van zijn betrouwbaarheid kreeg

XChij de huissleutel van Edo Fimmen mee, de voorzitter van de ITF die in Engeland

XCwoonde. In de herfst van '40 werd van Driel op Rozenburg aan land gezet. De

XCvakbondsbestuurders die hij bezocht, merkten op dat iedereen Fimmens huissleutel

XCdoor middel van een wasafdruk had kunnen namaken en beschouwden hem als

XCeen provocateur. Zij maakten de Sicherheitspolizei attent op hem; van Driel wist

XCzich er uit te redden door te beweren dat hij een anne drommel was die de vak

XCbondsbestuurders met een mooi verhaal wat geld uit de zak had willen kloppen.

XC2 Van Brink had vóór de oorlog vier jaar lang in Australië gewoond. Hij werd eind

706 [PDF]
LODO V AN HAMEL

werd hij hoofd van de juridische afdeling van het secretariaat van de V olkenbond, van '25 tot '29 fungeerde hij als Hoge Commissaris van de volkerenorganisatie in Danzig. Van Hamel had zijn twee zoons (de oudste, Gerard, werd ambtenaar van de buitenlandse dienst) gedeeltelijk scholen in het buitenland laten bezoeken maar hun toch vóór alles liefde voor het vaderland bijgebracht. Hij was een intense patriot en een groot vereerder van het Huis van Oranje.

XCZijn zoon Lodo die in juni '15 geboren was, werd marine-officier en was als zodanig in de meidagen van' 40 in Ijmuiden gestationeerd. Hij voer weg op de avond van de rade, bereikte Engeland en maakte zich van daaruit bijzonder verdienstelijk bij de evacuatie uit Duinkerken; enkele malen ging hij met een klein bootje heen en weer om Engelse militairen op te halen. Zijn moed en koelbloedigheid gaven hem een uitstekende naam in Engelse kring. Begin juli werd hem in opdracht van van 't Sant gevraagd of hij bereid was, als geheim agent naar bezet gebied te gaan teneinde er enkele spionagegroepen op te richten. 'Ik mag en moet er lang over nadenken', schreef van Hamel in zijn dagaantekeningen, 'maar weet bij voorbaat dat ik het dan toch ook zou doen, dus zeg ik meteenja. Het is verleidelijk en opwindend. Ik leer een nieuwaxioma: geld speelt geen rol, en nog een tweede: tijd speelt geen rol.' 1

XCNu, wat dat laatste betreft: er werd spoed gezet achter zijn missie. Eind augustus sprong hij des nachts in de buurt van Hillegom af. Hij had evenals van Brink maar weinig geld bij zich; voorts een paspoort op naam van een 'Willem van Dalen' die op 29 februari 1915 (een niet-bestaande datum!) in Rotterdam geboren zou zijn. Zijn zender raakte ietwat defect bij de landing en de meeste personen met wie hij zich volgens de instructies die hij in Londen ontvangen had, in verbinding stelde, waren niet tot medewerking bereid.

XCnovember' 40 per parachute in Gaasterland gedropt waar hij vaak gejaagd had. De gemeenteveldwachter en een jachtopziener hielpen hem uitstekend, maar alle aanloopadressen die hij meegekregen had, bleken onbruikbaar, bovendien deugden zijn identiteitspapieren niet. Van Brink dook toen bij zijn ouders in Wassenaar onder. Tot april '41 kon hij enkele tientallen telegrammen naar Engeland zenden. Eind november '41 verliet hij Nederland en in september '42 was hij weer in Londen. Curieus is het dat van Brink één keer van Wassenaar uit een lift naar Den Haag kreeg van Rauter die tegenover van Brinks ouders woonde; Rauter wilde, aldus van Brink, 'met de buren goede vrienden blijven en stuurde wel eens bloemen uit zijn tuin die mijn moeder echter altijd weigerde.' (getuige C. H. van Brink, Enq., dl. IV c, p. 912)

XC1 L. A. R. J. van Hamel: 'Dagaantekening' 5 juli

707 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

De officieren onder hen wezen als regel op de erewoordsverklaring die zij medio juli ondertekend hadden. Dat waren schrijnende teleurstellingen. Maar van Hamel hield vol.

XCNa zijn parachutelanding was hij in Leiden komen aanlopen bij een medisch 'student, J. F. ph. Hers, die hij vóór de meidagen in een Haagse zweefclub ontmoet had. Hers die vóór van Hamels komst al contact gehad had met een van de twee Intelligence-agenten die zich zomer' 40 in bezet Nederland bevonden, ontpopte zich als een even toegewijde als vindingrijke helper. Van Hamel vond er nog andere: een ambtenaar van GS III, A. van Gruting, een adjudant-onderofficier van dezelfde dienst, J. H. K. Allers,... die zijn woning in Den Haag als eerste zendadres ter beschikking stelde, een aanstaande schoonzoon van Allers, Jan van den Hout, die als marconist hielp bij het zenden en die in Amsterdan1.een vriend had, A. J. J. Buys, die van Hamels zender repareerde en twee nieuwe zenders wist te construeren, de bankier mr. E. E. Menten die zich bereid verklaarde, van Hamels werk en dat van de groepen die hij wilde oprichten, te financieren-, en tenslotte een Duitse militair, een relatie van Hers, die voor allerlei Duitse papieren zorgde, soms ook voor een Wehrmacht-auto en Wehr macht-benzine en zo waren er meer. Wij kunnen ze niet allen met name noemen. Van belang is dat van Hamels zender van 3 I augustus' 40 afbijna dagelijks in de lucht was, vooral voor het doorgeven van militaire berichten: over Duitse scheepseoncentraties bij Rotterdam, over Duitse militaire opslagplaatsen, over Nederlandse fabrieken die Duitse orders uitvoerden, over Duitse vliegvelden in Nederland, enzovoort. In hoeverre van Engelse kant op die berichten gereageerd werd, is onzeker . Voor de Engelsen was vooral van belang dat er een verbinding bestond.

XCSpoedig meer dan één trouwens.

XCHet was, gelijk reeds aangeduid, van Hamels taak, enkele naast elkaar functionerende spionagegroepen in het leven te roepen. Eén kwam onder van Gruting te staan en deze schakelde er verscheidene oud-functionarissen van GS III bij in; een tweede groep werd opgebouwd door de Delftse ingenieur Johan van Hattem; vermoedelijk ging ook de groep Mekel-Schoemaker, die wij al noemden, als derde groep op een initiatief van van Hamel terug; korte tijd was er ook nog, geleid door nu. B. P. M. ten Bosch, een vierde groep die zich, nadat ze haar zendcontact met Engeland kwijt was geraakt, tot de Z.g. Inlichtingendienst (ID) van de O'D ontwikkelde. Op de activiteit van deze groepen komen wij in een volgend deel terug. De eerste

XC1 Menten verkocht daartoe o.m. een huis dat hij bezat; hij kreeg ook geld van een vermogende broer.

708 [PDF]
LODO VAN HAMEL

twee hebben die activiteit meer dan anderhalf jaar kunnen voortzetten: zo lang heeft de impuls doorgewerkt die de vijf-en-twintigjarige Lodo van Hamel aan het spionagewerk gegeven heeft.

XCNa een week of vier, vijf meende van Hamel dat hij het recht had, naar Engeland terug te keren; dat was ook tevoren afgesproken: had hij de zaak in Nederland solide op poten gezet, dan mocht hij zijn missie als geëindigd beschouwen. Er was hem bovendien gebleken dat hij persoonlijk een extra risico liep dat het werk zelf in gevaar bracht: hij had een onbruikbaar paspoort en enkele malen was het hem gebeurd dat hij op straat verbaasd herkend was door kennissen die met zekerheid meenden te weten dat hij in Engeland zat. Voor de terugkeer naar Engeland waren er nog twee andere geldige redenen: hij zou, op grond van eigen ervaring, de leiding van de Centrale Inlichtingendienst kunnen overnemen en hij zou Londen eindelijk kunnen helpen aan de identiteitspapieren die men voor het uitzenden van nieuwe agenten nodig had.

XCEen irriterend lange telegramwisseling met de Engelse Intelligence leidde tot het besluit dat van Hamel met enkele anderen medio oktober' s nachts door een Nederlands watervliegtuig van de Marineluchtvaartdienst (commandant: officier-vlieger H. Schaper) van het Tjeukemeer in Friesland zou worden opgehaald. Hers zou met hem meegaan; voorts Marion Smit, een relatie van Gruting bij wie van Hamel in Den Haag wekenlang onderdak gevonden had, dan de Leidse student in de rechten Jean Mesritz, een vriend van Hers, en tenslotte de pas benoemde directeur van's Lands Plantentuin in Buitenzorg (Nederlands-Indië), prof. dr. L. G. M. Baas Becking, op wiens overkomst men in Indië prijs stelde. Het gezelschap was te groot om in een stille hoek van Friesland niet op te vallen; het viel dan ook op. De uitleg: 'dat men de vogeltrek bestudeerde', nam bij deze en gene die de vijf bij het Tjeukemeer zagen rondslenteren, de achterdocht niet weg.

XCVermoedelijk door een fout in een van de telegrammen ging men een nacht te vroeg het meer op. Toen men de volgende dag verstijfd aan land stapte, kwam een door een Friezin gewaarschuwde gemeenteveldwachter alle personalia opnemen. De man was welwillend: het liep met een sisser af. De nacht daarna was men weer in het bootje op het meer. Helaas, er hing een lage mist en het was commandant Schaper (die met zijn rondcirkelend toestel de gehele omgeving wekte) onmogelijk, te landen. Van Hamel en de zijnen begrepen dat ze bij terugkeer naar de wal wel op nieuwe belangstelling van de zijde van de Nederlandse zo niet van de Duitse politie zouden stuiten. Hers drong er op aan dat van Hamel zou vluchten,1 maar deze

XC1 J.

709 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

weigerde: 'hij wilde', aldus Hers, 'de anderen niet in de steek laten.' Wel werd een grote koffer waar zich tal van spionage-gegevens alsook brieven in bevonden (met bovenin een papier waar de Wehrl1lacht-helper 'Hals und Beinbruchl' op geschreven had) op een eilandje verstopt.

XCToen men aan land kwam, werd men door de gemeenteveldwachter en door een wachtmeester van de marechaussee die inmiddels gewaarschuwd was, gearresteerd. De wachtmeester, een fanatieke dienstklopper, nam in een plaatselijk café het onderzoek ter hand en concludeerde spoedig dat men naar Engeland onderweg was. Dat werd erkend. 'De mannelijke leden van ons gezelschap probeerden toen', aldus later Hers, 'de politie-ambtenaren aan hun verstand te brengen dat Nederland nog steeds met Duitsland in oorlog was, dat de wettige regering gezeteld was in Londen, dat wij wel begrepen in welke moeilijke positie zij verkeerden doch dat zij alle gelegenheid hadden om ons één à twee uren voorsprong te geven, waarna zij hun 'plicht' dan alsnog konden doen. De wachtmeester wilde hiervan niet weten en zei dat hij zijn commandant te Leeuwarden zou bellen. Ik maakte mij kwaad en voegde hem toe: 'U hebt wel Je Maintiendrai voor uw pet, doch niet in uw hart. Wij zijn oflicierenvan het Nederlandse leger en hebben bovendien een opdracht van onze regering te Londen, welke regering u toch ook trouw verschuldigd is.' Hij wilde echter nergens van weten en zei: 'Ik heb met de regering te Londen niets te maken, mijn commandant zit in Leeuwarden." 1

XCDie commandant was pro-Duits,

XCHij kwam spoedig aansnellen samen met het hoofd van de Aussenstelle Leeuwarden der Sicherheitspolizei und des SD. Van Hamel en de zijnen werden aan de Duitsers overgedragen. Deze gingen er van uit dat het Nederlandse watervliegtuig de volgende nacht opnieuw kon verschijnen. Hers dwongen zij, mee aan boord te gaan van een politieboot waar een Duitse mitrailleur op geïnstalleerd was. De oever van het meer werd afgezet, zes machinegeweren en negen stukken luchtafweergeschut werden er in stelling gebracht. En inderdaad: laat in de nacht verscheen Schaper opnieuw. Hij landde. Hij taxi-de naar de politieboot toe maar toen hem van daar af een verkeerd lichtsein gegeven werd (de slagvaardige Hers had het afgesproken sein verzwegen en een gefantaseerd sein opgegeven), trok Schaper, terwijl van alle kanten op hem geschoten werd, onmiddellijk op en wist, zij het met een gewonde bemanning en een zwaar beschadigd toestel, naar Engeland te ontkomen.

XCEen dag later zaten van Hamel en de zijnen in de Cellenbarakken te

XC1 BG--Leeuwarden,officier-fiscaal:p.v. van getuige J. F. Ph. Hers (23 jan. 1946), p. 5 (Enq., punt f, gestenc.bijL 402). 7

710 [PDF]
LODO VAN HAMEL

Scheveningen gevangen; de aan het Tjeukemeer achtergelaten koffer was inmiddels door Nederlandse politie-ambtenaren opgespoord en precies zoals hij aangetroffen was, aan de Duitsers overhandigd. De inhoud was vooral voor van Hamel vernietigend: alle bewijzen voor de spionage die hij gepleegd had, waren de Duitsers in handen gevallen. Deze hadden ook de brieven gevonden die hij naar Londen had willen meenemen. Er was er één bij die een dochter van adjudant-onderofficier Allers gericht had aan een r zuster in Indië. De naam 'Allers' stond er in. Prompt werd in alle bevolkingsregisters nagegaan waar personen woonden die zo heetten. Na ongeveer een week kwam men op het Haagse zendadres waar Allers Sr. en twee dochters gearresteerd werden. Jan van den Hout wist de zender naar Amsterdam over te brengen waar zijn vriend Buys, door van Gruting met berichten gevoed, het zenden een kleine maand kon voortzetten.

XCOp het lot van alle genoemden en speciaalook op van Hamels moedig gedrag in gevangenschap komen wij in ons volgend deel terug.

XCWat voor zoveel historische verschijnselen geldt, geldt ook voor de beschreven spionage: het is niet mogelijk, haar betekenis exact aan te geven. Het komt in een oorlog maar zelden voor, zo ooit, dat een bepaalde actie op grond van één spionagebericht of van de berichten van één spionagegroep ondernomen wordt. Spionageberichten worden door de oorlogvoerende diensten waarvoor zij bestemd zijn, gewikt en gewogen, met tientallen of honderden andere berichten in verband gebracht, vergeleken met hetgeen men weer door andere vormen van intelligence aan de weet is gekomen, kortom: zij vormen een grondstof die, vaak zonder een spoor achter te laten, in de oorlogsmachinerie vermalen wordt tot een belangrijk ingrediënt voor het eindproduct: de militaire operaties.

XCEfficiënte intelligence is een voorwaarde voor efficiënteoorlogsvoering.

XCDat het voor de Britten van belang was, spionageberichten uit bezet Nederland te krijgen, spreekt vanzelf. Het was zelfs van primair belang zolang Duitse landingen in Engeland dreigden die, als ze ooit uitgevoerd zouden worden, gedeeltelijk op Nederlands gebied hun bases zouden hebben. Het in sommige opzichten nog primitieve werk van de eerste spionagegroepen is dan ook van betekenis geweest: van feitelijke en morele betekenis voor de Engelsen en voor de regering te Londen, èn van morele betekenis 7

711 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

voor de betrokken Nederlanders in bezet gebied - daar evenwel voor hen alleen, niet ook voor anderen. De activiteit der spionagegroepen viel toen, en viel ook later, geheel buiten de aandacht van de brede massa van het Nederlandse volk. Het was een vorm van illegaliteit die, zorgvuldig en behoedzaam op de achtergrond blijvend, geen effect had noch ook kon hebben op het moreel van dat volk.

XCJuist dat effect was het dat bij uitstek beoogd werd door een andere vorm van illegale actie waarvan wij thans de prille oorsprong in '40 willen schetsen: de ondergrondse pers.

Ondergrondse pers

XC

XCHet eerste ondergrondse blad dat regelmatig gestencild uitkwam, was Bulletin. Het werd opgericht door de gebroeders J. L. en N. G. Voûte die beiden in Maartensdijk bij Utrecht woonden. Wat de legale pers in de eerste weken van de bezetting schreef, wekte zoveel ergernis bij hen dat zij besloten, elke maand een blaadje te stencillen waarin zij, voorzover die hen bereikten, berichten zouden opnemen die de legale pers blijkbaar niet mocht publiceren alsmede telkens een meer principieel artikel. 'Haat deze vijand met alle kracht van uw hart', zo stond in het eerste artikel van die aard te lezen (14 juni);'

XC'veracht zijn brutale misdadigersgeest, wacht u voor zijn gluiperig gekweel in onze eenmaal vrije pers en radio waarin hij thans probeert u te beliegen en te bedriegen. Kijk in de verdierlijkte facies van zijn handlangers waarin u niets vindt dan de geest van het Boze, van het geweld en van de moordenaar en plunderaar. Wee de landverraders die deze horden hielpen binnenkomen. De dag der vergelding komt. Wee de kleurlozen die zich niet van uur tot uur blijven weren tegen de overweldiger ... Eenmaal komt de dag dat Nederland weer vrij zal zijn. Blijf trouw l!

XCLater werd de toon van Bulletin nog feller. In oktober riep het blad tot het vormen van verzetskernen op, 'opdat - als de Duitse mislukking tegenover Engeland aanhoudt - gij groepsgewijs in staat zijt, mede te helpen bij de bevrijding van ons land.'2 'Beidt uw tijd', zo heette het na de door de bezetter neergeslagen Februaristaking,

XC1 Bulletin, 3 (14 juni 1940), p. 2. 2 A.v., 10 (17 okt. 1940), p. 4. 7

712 [PDF]
'BULLETIN'

'doch als ge voelt, dat het moment daar is, val hem dan in de rug aan, zoals hij het met ons op Ia mei met zijn NSB heeft gedaan. Slaat toe en slaat hard. Vernietigt zijn transporten communicatiemogelijkheden, steelt zijn wapens, doodt hem. en zijn helpers, de NSB-verraders.'!

XCDe berichten die Bulletin bracht (vele op de economische sector) waren als regel zakelijk gesteld, zij het niet altijd juist. De gebroeders Voûte kregen ze door hun contacten in ambtelijke kringen. Misschien droegen die contacten er toe bij dat de Voûte' s zich onthielden van het uiten van kritiek op N ederlandse autoriteiten; ook de Nederlandse Unie bleef in Bulletin lange tijd buiten schot. Het blad was fel anti-NSB en zo mogelijk nog feller anti-Duits.

XCDe regelmatige productie vormde voor de Voûte's een heel probleem. N u eens ging hun schrijfmachine kapot, dan weer het stencilapparaat dat zij aangeschaft hadden. 'Het was niet zo gemakkelijk', aldus een der gebroeders, 'om zo maar je stencilpapier te kopen in de winkel: eigenlijk stond iedereen onder verdenking. En al was misschien die verdenking niet werkelijkheid, je voelde toch dat er ergens een 'foute' man zou kunnen zijn die zei van: 'Ha, waarom heeft die man stencilpapier nodig, waarom heeft die man een stuk onderdeel nodig, waarom heeft hij ineens tweeduizend postzegels nodig?'"

XCDe Voûte's zorgden zelf voor de expeditie. Ze stuurden hun Bulletin regelmatig aan Nederlandse autoriteiten toe: aan de secretarissen-generaal, aan de procureurs-generaal, aan tal van burgemeesters. Uiteindelijk stencilden ze van elk nummer meer dan duizend exemplaren. Die namen ze in pakken mee om ze hoofdzakelijk bij de postkantoren van de grote stations in de bus te doen: in Hilversum, in Amsterdam, in Amersfoort, soms ook in Zwolle of Groningen. Ook de Duitse machthebbers kregen exemplaren van Bulletin toegezonden. Toen Generalleommissar Schmidt no. 5 (in werkelijkheid no. 3) ontvangen had", uitte hij de dringende wens dat de Sicherheus polizei, 'wenn es nur irgendwie rnäglich ist', de samenstellers of verspreiders zou arresteren.'

XCDat laatste is nimmer gelukt; Bulletin is tot september '4I blijven verschijnen.è

XC1 A.v., IS (14 maart 1941), p. 4. 2 N. G. Voûte in L. deJong: De bezetting, p. 9I. 3 No. I was als 'no. 3' aangeduid. 4 'Bericht über die Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 22 juli 1940, p. 3. 5 N. G. Voûte werd in oktober '41 op verdenking van spionage gearresteerd en kreeg een korte gevangenisstraf, J. L. Voûte trachtte in september '41 samen met een officier, P.J.B. Ruys de Perez, en een ex-KLMvlieger, C. C. Steensma, overzee naar Engeland te ontkomen. Dat mislukte door motorpech; zij werden gearresteerd. Ruys de Perez werd gefusilleerd, Steensma 7 J

713 [PDF]
EERSTE ILLEGALE BLADEN

XCMen vindt de problemen waarmee de V oûte' s geconfronteerd werden, bij alle ondergrondse bladen terug, in de begintijd en ook later: hoe kwam men aan betrouwbare berichten? Hoe aan papier? Aan schrijf- en stencilmachines? Aan stencils en stencilinkt? Aan enveloppen en postzegels? Aan adressen voor de verzending? Aan geld? Geen enkel blad was ooit een éénmans-bedrijf: men had helpers nodig, maar hoe groter hun kring werd, des te kwetsbaarder werd de organisatie.

XCLydia Winkel heeft in haar in ' 54 verschenen werk De ondergrondse pers 1940-1945 zorgvuldig de 'individuele' geschiedenis vastgelegd van de meer dan duizend ondergrondse bladen die na de oorlog getraceerd konden worden. Wij moeten hier samenvatten en willen dan wat de periode tot de Februaristaking betreft, vermelden dat toen, afgezien van Bulletin en van het cornmunistische blad De Waarheid (dat nog ter sprake komt), twee uitgaven verschenen uit anti-revolutionaire kring: de Circulaires van het Comité' In verdrukking één' en Vrij Nederland; één uitgave van vroegere leden van Eenheid door Demoeratie en van de SDAP: Mededelingen van het Comité voor Vrij Nederland; één illegaal blad speciaal voor studenten: De Geus (De Vrije Katheder behandelen wij elders); drie bladen van revolutionair-socialistische signatuur: Het MLL (Marx-Lenin-Luxemburg)-Bul letin en Spartacus, beide uitgegeven door de Sneevliet-groep (Spartacus was het eerste illegale blad dat regelmatig gedrukt verscheen), en, ten derde, De Vonk; dan enkele illegale bladen uit kringen van de SD AP, vooral geïnspireerd door V orrink. Deze ging evenwel eind' 40 samenwerken met de Amsterdamse publicist Frans Goedhart die sinds eind juli de Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen rondzond; uit die bundeling van krachten ontstond begin '41 Het Parool.

XCAlles wat de legale pers niet meer mocht publiceren en hoogstens af en toe heel voorzichtig liet doorschemeren, kwam in deze bladen rechtstreeks en onverhuld tot uitdrukking: de verontwaardiging over de in de meidagen gepleegde overval, de diepe afkeer van het nationaal-socialisme, de haat tegen de NSB, het verlangen naar vrijheid, het vaste vertrouwen dat Duitsland uiteindelijk de oorlog zou verliezen. Er werd overigens in die eerste ondergrondse bladen in het algemeen niet opgeroepen tot daadwerkelijk

XCkwam in een concentratiekarnp terecht, J. L. Voûte zat tot het einde van de oorlog in een Duits tuchthuis. Het was de Duitsers niet bekend dat zij met hem en zijn broer de samenstellers van Bulletin in handen gekregen hadden. 7 1

714 [PDF]
OVERZICHT

verzet, eerder tot trouwaan de eigen geestelijke beginselen, tot fierheid, tot het simpele 'neen' waar de bezetter 'ja' eiste. Natuurlijk waren er ook kenmerkende verschillen tussen de bladen die samenhingen met de verschillende gedachtenwerelden waaraan zij ontsproten. De Nederlandse Unie die in Bulletin met rust gelaten werd, werd door de gebroeders Jan en Huib Drion die in de herfst van' 40 van Leiden uit De Geus gingen verspreiden, in haast elk nummer scherp en gedocumenteerd aangevallen juist omdat zij met zorg geconstateerd hadden dat de vage Unie-ideologie zoveel studenten aansprak.

XCVerscheidene van de bladen die wij noemden, zullen ook in volgende delen van ons werk ter sprake komen, maar het lijkt ons zinvol, hier op een aantal hunner dieper in te gaan. Wij beginnen dan met de merkwaardige Circulaires vall het Comité 'In verdrukking één' merkwaardig vooral daarom omdat deze gestencilde verzetsoproepen die eind juni' 40 begonnen te verschijnen (wij rekenen ze op grond van hun periodiciteit tot de ondergrondse pers), tot diep in september door de twee samenstellers met hun ware namen ondertekend werden: Anne Kooistra, een gereformeerd onderwijzer in de Jordaan te Amsterdam, en Wim Speelman, een student aan de Vrije Universiteit. 'Ieder die het onrecht zonder protest verdraagt, is schuldig', schreven zij begin' 41 (maar toen zonder hun naam er bij) :

XC'Ieder die zijn materiële belangen stelt boven de uitspraak van zijn geweten, is schuldig.

XCIeder die uit egoïsme onze goede zaak veronachtzaamt, verraadt haar min of meer en is schuldig.

XCLauwheid, banghartigheid, halfslachtigheid: deze dingen zullen ons volk zijn plaats onder de volkeren doen verliezen ...

XCElke opoffering, elke inspanning is winst en een stap in de richting van onze bevrijding.' 1

XCToen Kooistra en Speelman eind januari' 41 dit appèl deden uitgaan, stonden zij al in contact met een ander ondergronds blad: Vrij Nederland.

XCHet initiatief tot dat blad was genomen door een jeugdige employé van de Amsterdamse Telefoondienst, Frans Hofker. Enkele collega's en vrienden, allen oud-leerlingen van christelijke scholen, betrok hij in zijn plan en hij was het die, met de herirmering aan La Libre Belgique dat in de jaren '14-'18 illegaal in het door de Duitsers bezette België uitgekomen was, de titel 'Vrij Nederland' voorstelde. Men had weinig geld: van het eerste nummer dat op 3 I augustus '40 (Koninginnedag l) gedateerd werd, werden slechtsjan.

1 21 (21 1941)

715 [PDF]
EERSTE ILLEGALE BLADEN

130 exemplaren afgedraaid (de eerste pagina vermeldde '1001'), maar van het tweede nummer (oktober) al 300 en van het derde (november) 750. Hofker en zijn vrienden gingen zich van toen af alleen met de verspreiding bezig houden, de redactie werd overgenomen door de onderwijzer C. Troost, een van de jongeren die mr. A. B. Roosjen en de zijnen geholpen hadden in de weken waarin het anti-revolutionaire colportageblad Nederland en Oranje (later: Hou en trou) zulk een immense aftrek vond. Voor de productie van het gestencilde Vrij Neder land zorgde een assistent-accountant, Jan Kassies, voor de distributie een jong jurist, mr. A. H. van Namen, en onder de medewerkers bevond zich o.m. de journalist G. J. Lammers die er toen alover dacht, zijn positie bij De Standaard op te geven. Speelman en Kooistra behoorden tot de verspreiders van VriJ' Nederland.

XCTroost voerde een voorzichtig beleid; hij was afkerig van scheldwoorden en placht die dan ook uit de kopij te schrappen. Ook van actief verzet was hij aanvankelijk een tegenstander. Naar aanleiding van de gevechten in de Amsterdamse [odenhoek schreef hij in het nurruner dat drie dagen v66r de Februaristaking uitkwam: 'dat wij alle actieve tegenstand veroordelen en nutteloos achten. Het brengt nodeloze en nutteloze ellende. De grote taak van iedere Nederlander is te wachten, te waken en de geest van anderen wakker te houden of te doen ontwakeri.'!

XCDe staking zelf werd in het eerstvolgend nummer enthousiast begroet.

XCKorte tijd later vond de Sicherheitspolizei bij een onderzoek op een van de Amsterdamse scheepvaartkantoren exemplaren van Vrij Nederlan.d in de overjas van een verspreider. Van die ene verspreider kwam men tot andere, van de verspreiders tot de organisatoren, van de organisatoren tot de redactie. Slechts weinigen brachten het op, bij de barbaarse verhoren geen nieuwe namen te noemen. Nagenoeg allen die met het blad te maken hadden, werden in maart en april '41 gearresteerd'', tot de weinigen die de dans ontsprongen, behoorden van Namen, Kooistra en Speelman,

XCHet Comité ontstond door een combinatie van, enerzijds, mensen die elkaar kenden uit het inlichtingenwerk ten behoeve van de beweging Eenheid door Demoeratie en, anderzijds, personen uit NVV-en SDAPkringen die zich tot het verzet aangetrokken voelden. Tot die eerste groep behoorde o.m. het hoofd van het advertentiebedrijf van de Arbeiderspers, C. van der Vegte, van wie wij al vermeldden dat hij na de gelijkschakeling van het bedrijf in functie bleef teneinde met het adressenmateriaal een illegale groep te kunnen helpen; hij was een vriend van de initiatiefnemer tot het Comité, A. A. Bosschart, de directeur van een Amsterdams reclamebureau. Van de tweede groep maakten J. W. Rengelink, ex-chef de bureau van de SDAP, en H. van Kuilenburg, ex-rayon-directeur van de Arbeiderspers in Groningen, deel uit.

XCDoor dit Comité nu, werd eind' 40 - begin' 41 een gestencilde Mededeling verspreid waarin beweerd werd dat het Comité 'reeds tienduizenden omvat'. Het had' algemene regelen vastgesteld' waar elke Nederlander zich aan moest houden: gingen de Engelsen tot een landing over, dan moest men het Duitse militaire apparaat op alle mogelijke manieren hinderen ('Maak brand. Belemmer het autoverkeer. Hak bomen om en laat ze op de weg vallen', enzovoort) en kwam het tot een 'vrijwillige aftocht' der Duitsers ('de meest waarschijnlijke oplossing'), dan moest men trachten te verhinderen dat zij voedsel- en andere voorraden zouden meenemen; 'voeg u daarna direkt onder de Nederlandse autoriteiten. Doe wat marechaussee en politie bevelen gem bloedbad, geen ongeregeldheden.'

XCBosschart had eind '40 een bespreking met leidende figuren van de Oranjewacht. Uit hun arrestatie vloeide in december de zijne voort. In maart '41 waren allen opgepakt die met hem samengewerkt hadden. Bosschart, van der Vegte en een derde lid van de groep, mr. R. P. 's Jacob, waarnemend griffier van de Amsterdamse rechtbank, werden gefusilleerd, anderen werden tot lange gevangenisstraffen veroordeeld.

XCDe Vonk en het MLL-Bulletin annex Spartacus gingen van verschillende groepen uit: De Vonk van een aantal strijdbare naturen die al vóór de oorlog 7 1

717 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

op de uiterste linkervleugel van de socialistische arbeidersbeweging of in de socialistische vredesbeweging actief geweest waren (Tom Rot, Eddy Wijnkoop, Daan Schilp), het MLL-Bulletin en Spartacus waren manifestaties van de leiding der Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij, de RSAP, die in '37 bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer 0,8% aan stemmen behaald had. De voorman van de RSAP, Sneevliet, had toen zijn Kamerzetel verloren.

XCToen Nederland overvallen werd, zat Sneevliet met zijn vrouw in Brussel. Enkele maanden tevoren was hem een mogelijkheid geboden om naar Amerika te emigreren; hij had toen gezegd: 'Ik kan mijn partijgenoten niet in de steek latcn.'! Onder grote moeilijkheden wist hij nog vóór de capitulatie Eindhoven te bereiken, vandaar reisde IUjnaar Amsterdam. Hij nam zijn intrek bij geestverwanten. Inderdaad, al op 19 mei deden de Duitsers een inval in zijn woning: het was hun bekend dat de RSAP allerlei illegale contacten in Duitsland onderhouden had. Samen met zijn vrouw dook Sneevliet nu definitief onder. Het werd juli voor hij ergens op de hei bij Laren een eerste bespreking beleggen kon met zijn naaste medestanders. Er werd daar besloten, groepen van vijf op te richten, in districten verenigd, die aan de top een centrale leiding zouden krijgen. Vóór de bezetting had de RSAP misschien een tweeduizend leden geteld; van hen gingen ongeveer vierhonderd regelmatig deelnemen aan het illegale werk dat men van de aanvang af met de namen van Marx, Lenin en Rosa Luxemburg verbond: de RSAP ging in het MLL-Front op en het eerste illegale blad dat men ging uitgeven (nog in juli verscheen het eerste nummer) heette MLL-Bulletin, later: Bulletin van het MLL-Front.

XCVan meet af aan toonde dit blad aan, dat Hiders veldtocht in WestEuropa en dat ook de bezetting van Nederland geen enkele wijziging gebracht had in Sneevliets opvattingen. Het nationaal-socialisme was, zo meende hij, uitsluitend de vrucht van het kapitalisme; het had dus geen zin, Duitsland alleen of in de eerste plaats te verslaan, evenmin had het zin, op een Engelse overwinning te hopen: Engeland was eigenlijk geen haar beter dan Nazi-Duitsland; in de oorlog moest de politieke actie er op gericht blijven, overal de arbeiders tot een zelfstandig, tegen de bestaande orde gericht protest te brengen en als ze daar inderdaad in alle landen, de SowjetUnie inbegrepen, min of meer gelijktijdig toe zouden overgaan, dan zouden kapitalisme en oorlog samen hun einde vinden. 'Oorlogsbelevingen', zo werd voorspeld,

XC1 Voor vrijheid en socialisme. Gedenkboek van het Sneevliet Herdenkingscomité (1953), p.69· 7 1

718 [PDF]
MLL-BULLETIN

'zaaien dezelfde verbittering in Duitse, Hollandse, Franse en Engelse arb eidersharten. Die verbittering wordt de grote motor voor de opstanding van de proletarische wereldbeweging Kernen zullen in Duitsland, in Holland, in Frankrijk en in Engeland de samentrekking van de krachten bewerken die ook deze volkerenoorlog in de revolutionaire bevrijdingsoorlog doen overgaan. Het werk van die kernen zal Russische arbeiders en boeren wekken tot ondersteuning van de strijd hunner klassegenoten. Met nieuw élan zullen zij in het Rusland van heden wegvagen al die verlammende tendenzen die door het nationale bolsjewisme in het tijdperk van Stalin zijn ontstaan. Wisselwerking zal groeien tussen Westerse proleten en koloniale slaven. En opnieuw zal de onderdrukte massa van de wereld voor het historisch ogenblik worden geplaatst waarbij zij zich van alle uitbuiters en tyrannen zal kunnen bevrijden."

XCHet was niet zo eenvoudig, van deze abstracte wensvoorstellingen tot concrete parolen te komen. Eén daarvan was de aansporing aan leden van het MLL-Front om voorallid te worden of lid te blijven van het NVV; binnen die organisatie moest men dan de 'kernen van verbitterden' zien te vorm.en.

XCOvereenkomstige gedachtengangen treft men in De Vonk aan. 'Ons streven moet zijn', zo heette het hier, 'dat wij in Holland, onze kameraden in Engeland, Duitsland, Frankrijk enz., een dergelijke machtsontplooiïng weten te bewerkstelligen dat wij in staat zullen zijn tot onmiddellijk stopzetten van het krijgsbedrijf te geraken.P

XCBij vele van de illegale publikaties die in de herfst van '40 van sociaaldemocraten uitgingen, was V orrink de inspirator. Eigenlijk wenste hij dat de partij-organisatie als zodanig aan het illegale werk zou gaan deelnemen, maar dat denkbeeld dat hij eind '40 - begin '41 aan de orde ging stellen in geheime bijeenkomsten van het partijbestuur, werd door de meerderheid van dat bestuur verworpen: de namen en adressen van alle functionarissen waren bekend, ze stonden zelfs in adressenboekjes afgedrukt. 'Dan moet men onderduiken', betoogde Vorrink (die zelf in die tijd geen vast adres meer had en die bovendien, om zich minder gemakkelijk herkenbaar te maken, zijn baard had laten staan). De meerderheid van het partijbestuur achtte dat onuitvoerbaar. V orrink zag daar een gebrek aan moed in; zelf was hij zich meer en meer op het illegale werk gaan instellen. Zijn besprekingen met overste Westerveld memoreerden wij al; wij willen er aan toevoegen

XC1 MLL-Bulletin, 2 (aug. 1940), p. 9-10. 2 De Vonk, I

719 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

dat Vorrink in die tijd ook berichten doorgaf aan de spionagegroep MekelSchoemaker.

XCVan veel belang achtte hij het dat sociaal-democraten die met Rost van Tonningen in zee waren gegaan, geïsoleerd en bestreden werden: Arbeiderspers en Vara hadden zich geblameerd - des te noodzakelijker was het dat de SDAP een zuivere houding bleef innemen. Eén publicist was er die daar onvervaard in legaal verschijnende brochures op bleef aandringen: J. H. Scheps-, maar Vorrinks voorkeur ging naar illegale bladen uit en met zijn steun werd in Friesland door Toornstra en anderen een ondergronds blad uitgegeven dat Knoop in je oor heette, en in het westen des lands door sociaaldemocratische studenten een ander blad, Uit de woestijn. Die titel zinspeelde op een uitlating van Vara-voorzitter de Vries die in zijn tweede radioredevoering in augustus gezegd had dat hij er niet voor voelde, 'de woestijn in te gaan'. Knoop in je oor en Uit de woestijn waren beide uitgaven die zich typisch tot het sociaal-democratisch volksdeel richtten - Vorrink had behoefte aan een illegaal blad dat een algemener karakter zou dragen en dat veel breder opgezet zou zijn, meer als een echte krant. Graag had hij het met en uit de SDAP geproduceerd. Dat ging niet. Was er dan wellicht al eenJ.(J.7

1 H. Scheps was in '40 eigenaar van een kleine uitgeverij in Den Dolder. Hij was een Christen-socialist en een onverzettelijk man. De Nederlanders moesten, vond hij, pal staan voor hun beginselen. De Duitsers hadden gezegd dat er geen preven tieve censuur bestond - welnu, dan diende men, tot zij het eventueel verboden, normaal voor zijn beginselen uit te komen. Tussen september' 40 en februari '44 gaf Scheps, onder eigen naam schrijvend, een reeks brochures uit die formeel wel tot de groep der legale publikaties behoren, maar naar inhoud en geest volledig bij de illegale pers aansluiten. In totaal kwamen er meer dan 130 000 exemplaren van in omloop. Steeds stelde Scheps zich daarbij op basis van het Landoorlog reglement. Hij specialiseerde zich er in, de NSB en Nationaal Front met citaten uit hun eigen publikaties te bestrijden. Zijn brochures waren aan de in Utrecht bekend, verscheidene keren moest hij ze komen toelichten. Begin '42 dook hij onder maar hij zette zijn publicistisch werk voort. Alles wat hij schreef, was naar de strekking een oproep tot verzet tegen het natio naal-socialisme. 'Alleen nationaalontwortelden hebben de rampzalige capitulatie toegejuicht, de kinderen des volks hebben gezegd: eer vergeet mijn rechterhand zichzelf dan ik u vergete, 0 fier, historisch onafhankelijk Nederland!' - zo heette het in de eerste brochure H. Scheps: p. 18) en uit een van de latere citeren wij: 'Het gevoel dat een wereld van onrecht tegen Christen dom en Jodendom, tegen Christen en Jood zonder verzet dient te worden geduld, het machteloos besef dat tegen deze losgebroken hellekrachten geen afweer des Rechts kan worden gesteld, dit alles verbreedt zich tot de peilloze, bittere haat. Chantage heerst allerwege, verraad barst uit de huizen.' (J. H. Scheps: p. 3-4). Begin' 44 werd Scheps gearresteerd. Toen hij na een jaar vrij gelaten werd, ging hij opnieuw brochures schrijven.

720 [PDF]
FRANS GOEDHART

ondergrondse periodiek die men voor die bredere opzet gebruiken kon?

XCIn de herfst van '40 kwam Vorrink in contact met de auteur van wat hij als de beste illegale uitgave was gaan beschouwen: Frans Goedhart, de schepper en schrijver van de Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen, waarvan het eerste nummer eind juli verschenen was.

XCFrans Johannes Goedhart was in januari 1904 in Amsterdam geboren.' Hij doorliep er de hbs maar vestigde zich in de loop van de jaren '20 in België waar hij aan allerlei socialistische dagbladen medewerkte. Vooralonder invloed van de wereldcrisis schoofhij met zijn politieke denkbeelden verder naar links. Hij werd communist en kreeg in ' 3 0 in Amsterdam een aanstelling als redacteur van De Tribune, het dagblad van de communistische partij. In het milieu van die partij hield Goedhart het niet meer dan enkele jaren uit; hij ergerde zich aan de sfeer die van sectarische intriges aan elkaar hing. In '34 werd hij geroyeerd, o.m. omdat hij weigerde, de contacten af te breken met diegenen die de aanstichter van de Rijksdagbrand, van der Lubbe, in bescherming namen tegen de laster die van communistische kant tegen hem verspreid werd. De Stalinistische zuiveringsprocessen in de Sowjet-Unie bevestigden Goedharts afkeer van de ideologie en de praktijk van het communisme. Hij ging zich in toenemende mate realiseren dat in Europa één gevaar alle andere overheerste: de Duitse aggressie. Waar bleef het afweerfront van de westelijke mogendheden? Waarom trok Nederland zich in een hopeloos zwakke neutraliteitspositie terug? In brieven aan staatslieden, Churchill inbegrepen, soms ook in artikelen in het Gentse socialistische dagblad Vooruit bleef Goedhart op de vorming van een gemeenschappelijk afweerfront aandringen; hij vond ook dat het zin had, de jeugd in weerbaarheid te scholen. Daartoe gaf hij een deel van zijn tijd aan een stichting die in ' 38 door een Joodse leraar in de chemie, drs. ir. D. de Miranda, te Amsterdam opgericht was: de Stichting tot verdediging van de culturele en maatschappelijke rechten der Joden. Deze stichting organiseerde cursussen voor jeugdige Amsterdammers ; Joden en niet-Joden namen er deel aan.

XCDe Duitse invasie kwam. Goedhart had het onheil zien aankomen, hij

1 Voor deze paragraaf konden wij gebruik maken van enkele gegevens uit een ongepubliceerde studie van prof. dr. H. Daalder over de oorsprong van

721 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

had er tegen gewaarschuwd, hij had op samenwerking van gelijkgezinden aangedrongen - en nagenoeg niemand had naar hem geluisterd. Het comrnunistisch milieu was hij ver ontgroeid maar hij was de politieke strijder gebleven die hij van jongsaf aan geweest was. Intussen had hij geen eigen basis meer in de politieke werkelijkheid, geen eigen contact met de krachten die in de politiek werkzaam waren. Samen met enkele goede vrienden stond hij nogal geïsoleerd. Niet dat dat hem deerde! Hij had de aard van een eenling en de granieten onverzettelijkheid die daarbij kan passen - een onverzettelijkheid die in de bezetting van de grootste betekenis zou blijken. Ja, het was of alles wat hij vóór de capitulatie beleefd had (een moeilijke jeugd, politieke strijd, materiële ontberingen) slechts een rechtstreekse voorbereiding vormde voor de taak die hij in de zomer van '40 ter hand nam.

XCRelaties uit de stichting tot verdediging der Joden hielpen hem eerst bij het verspreiden van enkele losse pamfletten, maar Goedhart besloot spoedig, periodiek een eigen ondergronds blad uit te geven. Als pseudoniem koos hij de naam van de achttiende-eeuwse, patriottische publicist Pieter 't Hoen. Van zijn Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen werd het eerste nummer in ca. yoo exemplaren op 2S juli rondgezonden; het eerste stencilapparaat en het eerste geld kwamen uit de kring van de stichting tot verdediging der Joden, het practische werk werd goeddeels door Goedhart gedaan die steeds een aantal nummers aan vooraanstaande Nederlanders toezond alsmede aan eigenaren van kapperszaken: hij nam aan dat die laatsten zijn opvattingen en berichten aan betrouwbare klanten zouden doorgeven.

XCIn het eerste bezettingsjaar stak Goedharts Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen met kop en schouders boven de overige illegale bladen uit. Hier was niet alleen een verontwaardigd vaderlander aan het woord, niet alleen een man met duidelijk anti-nationaal-socialistische opvattingen, maar in de eerste plaats een geschoold politiek journalist die op het algemene oorlogsverloop lette en die zijn strijdbare conclusies in formuleringen wist te gieten die wars waren van alle sectarisme. Strijdbare conclusies: want Goedhart was de eerste die de meegaandheid aan de kaak ging stellen die zich in '40 op zoveel niveaus in de Nederlandse samenleving voordeed. En hij noemde man en paard. Daarbij reageerde hij in de eerste plaats op wat hij in de legale pers aantrof: aan berichten, maar ook aan foto's als die waarop een Seyss-Inquart vriendelijk begroet werd door de burgemeesters van Amsterdam en Rotterdam.

XCIn zijn eerste Nieuwsbriefbrak Goedhart de staf over het neutraliteitsbeleid en verweet hij de krantendirecties dat hun dagbladen instrumenten van Duitse propaganda geworden waren: 'De krantenbezitters' , schreef hij, 'die de gewoonte hadden, zich op te werpen als de leiders van de openbare mening, gedragen zich als een kudde bibberende zakenmannetjes die tot elke con7

722 [PDF]
'NIEUWSBRIEF VAN PIETER 'T HOEN'

cessie aan de indringer bereid zijn, wanneer deze hen slechts in het bezit laat van hun onsmakelijke zaakje.'l

XCTot zijn eerste grote aanval op de secretarissen-generaal en op vele burgemeesters kwam Goedhart pas begin oktober. Hun meegaandheid zag hij louter als uitvloeisel van de regentenmentaliteit welke hij voor het vooroorlogse Nederland typisch achtte. De in de pers gepubliceerde brief die Snouck Hurgronje en Six tot de gouverneur-generaal gericht hadden in de kwestie van de internering der Duitsers in Indië, noemde Goedhart een 'schandelijk document De heren zijn afgezakt tot een werktuig in handen van de Duitse veroveraar.' Hoe stak daar Winkelmans houding bij af! Deze, schreef Goedhart, 'heeft zich niet afgevraagd of hij wellicht afgezet zou worden door de overweldiger, of men misschien op de een of andere wijze wraak op hem zou nemen, zijn salaris inhouden en hem van zijn vrijheid beroven. Hij vroeg zich alleen af, wat zijn plicht tegenover zijn volk en zijn land was en naar dit richtsnoer heeft hij gehandeld ... Voor hen die zich aan de vijand onderwierpen, zal er na de komende bevrijding in ons staatsbestel geen plaats meer zijn.'?

XCEr ging van deze en dergelijke artikelen een elementaire kracht uit, mede doordat de schrijver, telkens het oorlogsverloop analyserend, het op zijn weg vond liggen, het oorlogsperspectief realistisch te behandelen. 'Wij gaan minstens twee harde, moeilijke en bittere jaren tegemoet', schreef hij in augustus.ê en eind november, in het kader van een felle aanval op de Unie: 'Op deze onderdrukking zal de bevrijding volgen. Wellicht is dat een kwestie van één, misschien van drie jaar. Deze tijd zalons heel zwaar vallen. Maar de lieden die ons intussen het leven trachten te vergallen door samenwerking met de onderdrukker te bepleiten, bewijzen ons volk een slechte dienst."

XCUitlatingen als deze waren Vorrink uit het hart gegrepen. Zeker, hij vond dat Goedharts veroordeling van het neutraliteitsbeleid te simplistisch was en dat deze er niet verstandig aan deed, zijn kritiek op het vooroorlogse bestel zo breed uit te meten - maar het leed voor de socialistische leider Vorrink geen twijfel dat 'heter 't Hoen' een moedig en scherpzinnig strijder was met wie men kon samenwerken en die steun verdiende.

XCGoedhart kwam in de herfst van' 40 in contact met een van de redacteuren die de Arbeiderspers vaarwel hadden gezegd: A. A. F. ('Lex') Althoff;

XC1 Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen, I (26 juli 1940), p. 3. 2 A.v., IQ (8 okt. 1940), P.4-5. 3 A.v., 3 (8 aug. 1940), p. 3. A.v., 14 (21 nov. 1940), p. 3. 7 2

723 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

Althoff kende V orrink; via Althoff werd dus een eerste ontmoeting tussen Goedhart en V orrink gearrangeerd waar een reeks besprekingen op volgde. Beiden werden het er over eens dat Goedharts één-mans-blad zijn voortzetting moest vinden in een breder geredigeerd illegaal blad waar men zo spoedig mogelijk een drukker voor diende te vinden. Goedhart en Vorrink zouden als redacteuren optreden. Als mederedacteuren kozen zij Lex Althoff; dan Jaap Nunes Vaz, een van de Joodse redacteuren die bij het ANP ontslagen waren - Nunes Vaz was als links-socialistisch journalist Goedhart al van voor de oorlog bekend; voorts een relatie van Althoff: mr. M. Kann die van '33 tot eind' 37 eindredacteur van De Groene Amster dammet geweest was en die sinds de herfst van '40 in contact stond met de spionagegroep Mekel-Schoemaker-; en tenslotte de advocaat en uitgever mr. J. C. S. Warendorf die van' 33 tot' 40 Das neue Tagebuch, het in Parijs verschijnende weekblad van de anti-Nazi journalist Leopold Schwarzschild, gefinancierd had; Kann kende Warendorf sinds vele jaren.

XCBegin december vond de eerste redactievergadering plaats. Kann vond voor het nieuwe blad de titel die men het beste vond: 'Het Parool', Goedhart de ondertitel: 'vrij, onverveerd'. Het eerste nummer verscheen begin februari. Technisch was het nog geheel door Goedhart verzorgd: samen met een student in de medicijnen, Henk Pelser, had hij de kopij op stencil getypt, de stencils afgedraaid, de nummers geniet en de gehele oplaag (ca. I 000 exemplaren) verzonden. De kopij had overigens een veel gevarieerdekarakter gekregen: uit de inhoud bleek duidelijk dat de redacteuren in allrer lei milieus, vooral in de journalistieke, goede verbindingen hadden.

XCHet is niet mogelijk, nauwkeurig de invloed aan te geven die van de eerste illegale bladen is uitgegaan. Lydia Winkel heeft eertijds berekend dat er, als men alle plaatselijke edities, nevenuitgaven en kadetbulletins meetelt (zulks met inbegrip van De Waarheid en zijnnevenuitgaven), in' 40 twee-en-zestig verschillende illegale bladen verschenen zijn; volgens haar schatting kwamen begin '41 ongeveer zeven-en-vijftigduizend exemplaren van die bladen in omloop.ê Hoeveellezers had elk exemplaar? Dat is niet te schatten. Intussen zijn de weergegeven cijfers hoog genoeg om de conclusie te wettigen datde Secret Service die zich in de zomer van' 40 in bezet gebied bevonden. 2 L. E. Winkel: De ondergrondse pers 1940-1945, p.

1 Het is mogelijk dat Kann eerder al contact had met één van de twee agenten van

724 [PDF]
OPRICHTING VAN 'HET PAROOL'

het er eind' 40 al naar uitzag dat de ondergrondse pers, als zij zich verder kon ontplooien, een politieke kracht van betekenis zou worden. Zij riep tot weerbaarheid op, steeds tot geestelijk-, soms ook al tot daadwerkelijk verzet. Zij keerde zich tegen het nationaal-socialisme in al zijn manifestaties. Zij was anti-Duits,

XCMaar dat betekende óók dat haar ontplooiing niet alleen door de Duitse autoriteiten met misnoegen gezien werd maar ook door die Nederlandse welke meenden dat Nederland in de gegeven omstandigheden met een oppermachtig Duitsland diende samen te werken.

Beleid van de politie

XC

XCBij het eerste gestencilde illegale blad, Bulletin, hebben wij vermeld dat de samenstellers, de gebroeders Voûte, de verschillende nummers regelmatig aan een aantal Nederlandse gezagsdragers deden toekomen, onder wie de secretarissen-generaal. Bulletin was dan ook in '40 het eerste illegale blad waarover in het college van secretarissen-generaal gesproken werd; het bleef zelfs het enige - althans het enige waaromtrent in de notulen iets werd vastgelegd. In die van 25 juli (er waren toen van Bulletin twee nummers verschenen) kan men lezen:

XC'De voorzitter brengt een Bulletin ter sprake dat anoniem op betrekkelijk grote schaalverspreid schijnt te worden. De vergadering is van oordeel dat het wenselijk is, maatregelen te nemen teneinde deze verspreiding tegen te gaan. De heer Tenkink zal terzake stappen doen.'

XCWij zullen straks het beleid schetsen dat secretaris-generaal Tenkink en de procureurs-generaal, fungerend directeuren van politie, ten aanzien van de bestrijding van de ontluikende illegaliteit gevoerd hebben. Wat wij eerst willen onderstrepen is dat dit beleid geheel paste in het algemene beleid van het college van secretarissen-generaal. Het college zag verzet niet alleen als zinloos en nutteloos maar ook als positief schadelijk voor de Nederlandse zaak: verzet zou de harmonische verhouding tussen Nederland en Duitsland verstoren, het zou bovendien de Duitsers nopen tot tegenmaatregelen waarvan schuldige maar ook onschuldige Nederlandse burgers het slachtoffer zouden worden; dat zou weer verbittering wekken; die verbittering zou tot nieuwe verzetsuitingen leiden - en zo zou een vicieuze cirkel ontstaan waaruit, in de visie der secretarissen-generaal, slechts onheil voor het Nederlandse volk geboren zou worden, groot onheil zelfs indien, 7 2

725 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

als gevolg van dat alles, meer en meer NSB'ers op gezaghebbende posten geplaatst zouden worden. Het landsbelang eiste, aldus de secretarissengeneraal, dat het volk zich ordelijk gedroeg, dat wil zeggen dat het de overheidsbepalingen in alle opzichten respecteerde, zowel de Nederlandse als de Duitse. Uiteraard voorzagen de secretarissen-generaal dat alleen al uit de noden van de oorlog, als die tenminste voortgezet zou worden, sterke spanningen zouden ontstaan. Dan was het taak van de Nederlandse autoriteiten, die spanningen te bedwingen: waren zij daartoe niet bij machte, dan zouden de Duitsers zulks doen.

XCUit die visie vloeiden twee beleidslijnen voort: het Nederlandse gezagsapparaat moest versterkt worden en dat gezagsapparaat diende meer greep te krijgen op de individuele burger.

XCDe eerste beleidslijn uitte zich in een belangrijke uitbreiding van alle politiekorpsen, de tweede in de invoering van het persoonsbewijs.

XCEr is over de voorbereiding van het persoonsbewijs die in '40 valt, veel te vertellen; wij willen dit uitstellen totdat de uitgifte, die in '4I plaats vond, en totdat ook het persoonsbewijs zelf een rol gaat spelen in ons relaas. Hier willen wij slechts opmerken dat op grond van de z.g. identificatieplicht die van I oktober '40 af gold, zulks krachtens een besluit niet van de Duitse Reichsleommissar maar van de Nederlandse secretarissen-generaal Tenkink (justitie) en Frederiks (binnenlandse zaken)", in de laatste maanden van '40 een soort voorlopig persoonsbewijs ingevoerd werd. Iedere burger bezat een distributiestamkaart.ê Welnu, daaraan moest elk die vijftien jaar of ouder was, zijn foto laten hechten; dat laatste geschiedde door ambtenaren van de gemeentelijke bevolkingsregisters die op ofbij de foto oak nag een gemeenteen datumstempel plaatsten. Op het platteland, misschien ook hier en daar in de steden, kwam het voor, dat als gevolg van de verplichting zich te laten fotograferen, personen voor het eerst een foto van zichzelf te zien kregen.

XCVoor wij de uitbreiding van de poli tiekorpsen beschrijven, is het wenselijk dat wij, zij het beknopt, op de historische ontwikkeling van de politie ingaan.

XCWeinig takken van overheidszorg hebben sinds het begin van de negentiende eeuw tot zoveel frictie binnen het overheidsapparaat geleid en, als gevolg daarvan, een zo verwarrend beeld geboden als het politiewezen.

XC1 VO 132/40 (Verordeningenblad, 1940, p. 408-10). I Wie een paspoort bezat,

726 [PDF]
VIJF SOORTEN POLITIE

XCNederland kende in mei' 40 vijf verschillende soorten politie die onder drie verschillende departementen ressorteerden: de marechaussee (onder defensie en justitie), de gemeentepolitie (onder binnenlandse zaken), de rijksveldwacht (onder justitie), de politietroepen (onder defensie) en de rijksrecherche (onder justitie). Generaties lang was er, met name tussen de departementen van binnenlandse zaken en van justitie, over de vraag gestreden, wie het uiteindelijk over 'de politie' voor het zeggen had. Daarbij had justitie gestadig terrein gewonnen op binnenlandse zaken.

XCVan de genoemde soorten politie was het korps marechaussee in 1814 opgericht, speciaalvoor de ordehandhaving op het platteland in het Belgische deel van het Koninkrijk der Nederlanden en in Limburg en Noord-Brabant. Pas in de loop van de negentiende eeuw werden, nadat België zich afgescheiden had, marechaussee-brigades in provincies benoorden de grote rivieren en in Zeeland gelegerd. Het korps dat in mei '40 vier-en-twintig officieren en ruim twaalfhonderd onderofficieren en manschappen telde, ressorteerde onder defensie maar kreeg zijn taakopdrachten van justitie; het was een op militaire leest geschoeid politie-apparaat met een sterk esprit de corps.

XCDe gemeentepolitie die in de steden uit de tijd van de Republiek, ja eigenlijk al uit de Middeleeuwen stamde, had in het Koninkrijk haar vaste plaats gekregen door middel van de in 1851 afgekondigde Gemeentewet. Daarin waren, maar dan alleen wat de politie betreft, twee soorten gemeenten onderscheiden: plattelandsgem.eenten en stedelijke gem.eenten. In alle gemeenten zouden de burgemeesters verantwoordelijk zijn voor de openbare orde en in de stedelijke gemeenten zouden zij die orde handhaven met behulp van de gemeentepolitie, in de plattelandsgemeenten met behulp van gemeenteveldwachters. Van alle soorten politie was de gemeentepolitie numeriek veruit de sterkste: ca. elfduizend man in mei ' 40. Van die elfduizend dienden er bijna zeven-en-tachtighonderd bij de politiekorpsen in de drieen-vijftig gemeenten die meer dan twintigduizend inwoners telden. Voor de resterende bijna duizend gemeenten schoten dus in totaal drie-en-twintighonderd man over: per gemeente gemiddeld iets meer dan twee gemeenteveldwachters. Er waren talrijke kleinere gemeenten die geen enkele gemeenteveldwachter in dienst hadden; daar moest de orde regionaal door rijksveldwachters gehandhaafd worden, maar die rijksveldwachters (er waren er in mei '40 een kleine veertienhonderd) waren geleidelijk steeds meer in beslag genomen door hulpdiensten voor het justitie-apparaat: vervoer van gevangenen, ordehandhaving bij terechtzittingen, enz. Mede daardoor was de ordehandhaving ten plattelande gedeeltelijk bij de marechaussee komen te liggen.

XCIn Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Groningen ressor

727 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

nog zes-en-vijftig gemeenten waar de politie onder een commissaris stond. Hoofdcommissarissen en commissarissen werden niet door de gemeenteraden maar door de Kroon benoemd.

XCHet korps politietroepen was in juli '18 opgericht. Het ontving zijn scholing van de marechaussee; binnen het leger had het een politionele taak. Uit Voorspel bleek evenwel dat het korps, eigenlijk geheel in strijd met zijn doelstelling, in het midden van de jaren '30 ook een militaire taak kreeg. Het was in '40 ca. zestienhonderd man sterk.

XCMen ziet: een verwarrend geheel. Onpractisch ook. Niet wat de normale ordehandhaving betreft: die kon heel wel per gemeente geschieden. Maar misdadigers plachten in het algemeen de loop der gemeentegrenzen niet in het oog te houden en zodra zich min of meer ernstige ordeverstoringen in verscheidene gemeenten tegelijk of zelfs in gehele streken des lands voordeden, kwam men voor het probleem te staan hoe men tussen vier soorten politie (wij zonderen de politietroepen uit) iets van coördinatie kon bewerkstelligen. Thorbecke, de schepper van de Gemeentewet, had dat probleem scherp gezien en hij had daarom voorgesteld dat er ter wille van die coördinatie vijf directeuren van politie benoemd zouden worden. De Staten-Generaal evenwel, bevreesd dat de gemeentelijke autonomie aangetast zou worden, hadden dat voorstel verworpen. Geen directeuren van politie dus - maar iets van coördinatie moest er komen. Het eerste kabinet- Thorbecke had derhalve uit eigen bevoegdheid de procureurs-generaal bij vijf gerechtshoven (Amsterdam, Den Haag, 's Hertogenbosch, Arnhem en Leeuwarden) tevens tot 'fungerend directeur van politie' gemaakt.' Negentig jaar later, in mei' 40, oefenden zij nog steeds die dubbele functie uit. Zij hadden er in de loop van de jaren' 30 eigen medewerkers voor gekregen: de rijksrechercheurs - wèl te onderscheiden van de rechercheurs die aan de politiekorpsen in de vijftien grootste gemeenten verbonden waren.

XCIn dit in vèrgaande mate gedecentraliseerde politie-apparaat was in de loop van de jaren' 30 iets meer centralisatie aangebracht. Justitie had enkele 'nationale' taken tot zich getrokken en had o.m. een rijksvreemdelingendienst en een rijksidentificatiedienst opgericht. Bovendien was in '3 I bij de wet bepaald dat grootte en bezoldiging der gemeentelijke politiekorpsen voortaan door de Kroon goedgekeurd moesten worden en dat de rijkspolitie (marechaussee en rijksveldwacht) voor de politiedienst in kleinere gemeenten konden zorgen; in '35 was voorts de coördinerende functie van de procureurs-generaal, fungerend directeuren van politie, versterkt, zulks

XC1 In die tijd had elke provincie een eigen gerechtshof; later bleven slechts de vijf

728 [PDF]
RAUTERS BELEID

tot ergernis van binnenlandse zaken. Dus was in november '39 een staatscommissie ingesteld om het gehele politievraagstuk nog eens te bezien; die commissie had in mei' 40 nog geen rapport uitgebracht.

XCNatuurlijk waren de Duitsers met het gedecentraliseerde apparaat dat zij aantroffen, niet tevreden. Vooral Rauter was dat niet. Hoe kon hij als Generalkommissar für das Sicherheitswesen snel en doeltreffend ingrijpen als hij met drie departementen en vijf soorten politie' te maken had? Die vijf werden er overigens spoedig vier, want mèt de Nederlandse krijgsmacht verdwenen de politietroepen van wie duizend man aan de marechaussee toegevoegd werden en telkens driehonderd aan de rijksveldwacht en aan de gemeentepolitie. Er verdween nog meer. Het departement van defensie werd uitgeschakeld: het korps marechaussee werd begin juli onder justitie geplaatst; bovendien werd de rijksveldwacht per I januari' 41 aan de marechaussee toegevoegd. Inmiddels was ook de getalsterkte van alle politiekorpsen uitgebreid: in juli waren ruim achtduizend candidaten, allen beroepsmilitairen en voor een vijfde uit de politietroepen afkomstig, door Nederlandse recruteringscommissies gekeurd voor een aanstelling bij het politiewezen; van die ruim achtduizend waren ruim. vijf-en-dertighonderd aangenomen: vijftienhonderd waren aan de marechaussee toegevoegd, bijna achthonderd aan de rijksveldwacht (die dus spoedig ook bij de marechaussee terechtkwamen) en ruim twaalfhonderd aan de gemeentelijke politiekorpsen, waarvan telkens driehonderd aan de korpsen in de drie grootste steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. Eén recruteringscommissie had speciaal de candidaten voor de functies van officieren bij het politiewezen gekeurd; daar zat een Duitser bij die, aldus Rauter, 'insbesondere hinsichtlich der rassischen Ausiuahl beratend wirkte'l dit betekende dat Joden en andere personen die er 'rassisch' niet betrouwbaar uitzagen, door de desbetreffende recruteringscorrunissie afgewezen werden.

XCNa juli werd de uitbreiding van de politiekorpsen voortgezet. In oktober telden de gemeentelijke politiekorpsen vermoedelijk ca. veertienduizend man, in januari '41 kwam de marechaussee (rijksveldwacht inbegrepen) boven de vierduizend. De centralisatie was verder doorgevoerd. In de zomer werd een rijksrecherchecentrale ingesteld die rechtstreeks met de Kriminalpolizei ging samenwerken en in de herfst werden twee nieuwe, belangrijke functionarissen benoemd: een inspecteur-generaal van politiedrage waar Rauters naam onder staat, een alleszins nuttig historisch overzicht, is

1 H. A. Rauter: in (1941), p. lIB. De bij

729 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

en een directeur-generaal van politie; met de eerste functie werd de kolonel der marechaussee A. W. de Koningh belast, de tweede had Tenkink toegedacht aan de Amsterdamse procureur-generaal, mr. dr. J. A. van Thiel, maar diens candidatuur werd door Rauter afgewezen omdat van Thiel blijkens rapporten van de Sicherheitsdienst allerlei Joodse relaties bezat; tot directeur-generaal werd toen mr. A. Brants benoemd die na de dood van WA-man Ton als procureur-generaal bij het Haags Gerechtshof plaats had moeten maken voor de NSB' er van Genechten. Het directoraat-generaal nam de gehele politietaak over, voorzover die tevoren door het departement van justitie behartigd was; de rijksvreemdelingendienst, de rijksidentificatiedienst en een nieuwe dienst: de rijksopsporingsdienst die o.m. voor treincontroles ging zorgen, werden afdelingen van het directeraat-generaal dat deel bleef van het departement.

XCDit alles was Rauter nog niet voldoende. Hij wenste dat de gemeentelijke politiekorpsen in feite aan het gezag van de burgemeesters onttrokken zouden worden; voorts vond hij het nodig dat zoveel mogelijk politiefunctionarissen een scholing of herscholing in Duitse geest zouden krijgen (daartoe werd eind '40 een speciale opleidingsschool gevestigd in een ontruimde militairekazerne te Schalkhaar bij Deventer) en tenslotte bevorderde hij dat de inlichtingendiensten van de gemeentelijke politiekorpsen onder NSB'ers of anderszins Duitsgezinden geplaatst werden. Die ontwikkeling vorderde het snelst in Den Haag waar de oude Inlichtingendienst van de politie eind november' 40 als Documentatiedienst opdracht kreeg, zo nauw mogelijk met de Sicher heitspolizei und SD alsmede met de Abwehr samen te werken; in de loop van '41 kwam de leiding van die Documentatiedienst, 'een verlengstuk van de SD', bij een fanatieke nationaal-socialist te liggen.'

XCWij nemen aan dat het voorafgaande enige indruk gegeven heeft van de constante pressie die door Rauter (het geldt ook voor zijn ondergeschikten) uitgeoefend werd om het Nederlandse politie-apparaat zodanig te reorganiseren dat hij er gemakkelijk greep op zou krijgen. Hij wist dat veruit de meeste leden der politiekorpsen anti-Duits en anti-NSB waren en voorzover hij dat niet wist, lichtte de Sicherheitsdienst hem wel in. Begin februari' 41 kon hij in de 'Meldungen aus den Niederlanden' lezen dat een Amsterdammer die, toen hij de Hitler-Jugend zag marcheren, 'Weg met de Hitler-rotzooi!' geroepen had en deswege naar een politiebureau opgebracht was, door de brigadier-wachtcommandant naar huis gestuurd was terwijl deze met de woorden 'En nu er uit!' de agent die de demonstrant opgebracht had, het bureau

XC1 BNV: p.v. inz. de Abwehr (30 mei 1946), p.v. vall S. Pegels (BRvC, 152/48 t.n.v. P. C. J M. Hamer). 73

730 [PDF]
RA UTE RS BELEID

uitgewerkt had - de 'Meldungen' spraken van een 'sehr eigenartige, [ûr Am sterdamer Polizeiverhältnisse aber typische' handelwijze.!

XCZou men alleen in Amsterdam zo gehandeld heb ben? Wij betwijfelen het. De lezer is trouwens al voorbeelden tegengekomen van gedragingen van de politie waaruit een duidelijke weerzin bleek om Duitsers ofNSB' ers ter wille te zijn. Doch wij mogen niet generaliseren. Er waren bij alle politiekorpsen verscheidenen die zich als NSB' er ontpopten en die, gedeeltelijk in formaties als de Haagse Documentatiedienst samengevat, bij de bestrijding van het verzet of de vervolging van Joden in felheid niet onderdeden voor de felste 'SD' ers'; er waren anderen die uit een botte dienstkloppers-mentaliteit de bezetter hand- en spandiensten verleenden; er waren hier en daar óók kleine kernen die al in '40 de verzetsgroepen gingen helpen - en er was, voorzover ons bekend, slechts één politiefunctionaris die in '40 ontslagen werd omdat hij principieel weigerde, de Sicherheitspolizei und SD aan adressenmateriaal te helpen: de commissaris van politie in Zwolle, G. J. Lettinck.

XCHet naleven van talrijke Duitse verordeningen moest van meet af aan door de Nederlandse politie gecontroleerd worden. Wij hebben de indruk dat de politie zich bij de controle op het verbod om naar Engelse zenders te luisteren niet erg beijverde: een politieagent kon later altijd zeggen dat hij 'niets gehoord' had. Bij de controle op de plicht tot het verduisteren van huizen lag dat anders. Daar stonden bovendien geen zware straffen op. Die controle leidde dan ook tot talrijke processen-verbaal: in de tweede helft vanalleen al in Amsterdam bijna tienduizend. De overtreders kwamen er als regel met een kleine boete af en men kan moeilijk beweren dat de politie, zulk een taak uitvoerend, de levens van Nederlanders in gevaar bracht,

'40

XCAnders lag het met de hulp die de politie verleende bij de bestrijding van het verzet. Wie ertoe bijdroeg dat een Nederlander in handen viel van de Sicherheitspolizei, stelde de betrokkene wel degelijk aan grote gevaren bloot: hij leverde hem over aan de Duitse rechtsmacht, en iedere Nederlander die sinds'zijn krant gelezen had (meer was niet nodig),dat het Derde Rijk met zijn politieke tegenstanders allerminst zachtzinnig omging. Het minste wat het met die tegenstanders placht te doen, was hen in gevangenissen en concentratiekampen opsluiten. Misschien vertrouwden sommigen indatp.73

33 '40 1 32 (II febr. 1941), IS.

731 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

de Duitsers, teneinde niet teveel sympathie te verspelen, eventuele tegenstanders die hun in ons land in handen vielen, betrekkelijk gematigd zouden behandelen. Dat vertrouwen bleek spoedig misplaatst; wij beschouwen het bovendien als irrelevant: menselijk en nationaal fatsoen schrijven voor dat men landgenoten niet aan de vijand uitlevert, althalls dat men zich tegen elke daartoe strekkende eis tot het uiterste verzet. De kern van de zaak was evenwel dat, wat de bestrijding van de illegaliteit betreft, de bezetter aanvankelijk door de verantwoordelijke secretarissen-generaal (Tenkink : justitie, Frederiks: binnenlandse zaken) niet als vijand beschouwd werd, maar als bondgenoot.

XCEr gingen in juni en juli' 40 van secretaris-generaal Tenkink enkele circulaires uit waarin hij er op wees dat de Nederlandse politie-orgallen de orde zo nodig met kracht moesten handhaven. 'Hoewel vanzelfsprekend tegenover de Duitse politie- en militaire instanties een correcte en tegemoetkomende houding moet worden aangenomen, worden', zo heette het in een rondschrijven van 22 juli, 'toch in principe en zoveel mogelijk instructies alleen door eigen superieuren gegeven.'! Door een 'tegemoetkomende houding' hoopte Tenkink te bereiken dat de Duitsers het Nederlandse politie-apparaat met rust zouden laten.

XCIn vroegere hoofdstukken bleek reeds dat de Sicherheitspolizei in de zomer van '40 belangrijk naam- en adressenmateriaal Vall justitie kreeg; wij voegen Iller aan toe dat de Sicherheitspolizei van justitie óók een naam- en adreslijst van oud-Spallje-strijders ontving en dat zij bij de Centrale Inlichtingsdienst de naam- en adreslijsten van het kader der CPN wist te vinden die ook al niet vernietigd waren. Ook in andere opzichten was men de bezetter ter wille. Vooral na Anjerdag deden Tenkink en de procureursgeneraal hWI best, een herhaling van demonstraties die tot Duitse strafmaatregelen konden leiden, te voorkomen. Eind juli kreeg de politie instructie om op de verjaardagen van prinses Irene (5 augustus) en van koningin Wilhehnina (3 I augustus) 'leiders van eventuele Oranjedemonstraties op te brengen.P Persoonlijk adviseerde Tenkink de leiding van de eerste grote73

1 Rondschrijven, 22 juli 1940, van Tenkink aan de procureurs-generaal (proc.gen. Amsterdam, bundel circulaires A-D (I)). a Vergad. p.g.: Notulen, 1 aug. 1940, P·4·

732 [PDF]
INSTRUCTIES AAN DE POLITIE

openbare vergadering van de Nederlandse Unie (Den Haag, 6 augustus), 'het zingen van het Wilhelmus na te laten teneinde iedere mogelijke aanleiding tot een demonstrarie tegen de Duitse bezetting uit te schakelenomdat zo iets eerder kwaad dan goed aan de Unie zou kunnen berokkenen.' 1

XCTwee dagen vóór Koninginnedag zond Tenkink met instemming van de procureurs-generaal een telegram aan alle bloemenveilingen waarin hij de verkoop van 'oranjebloemen en dergelijke' op de veilingen van 30 en 3 I augustus verbood. Tenkink en de procureurs-generaal waren het er overigens over eens dat dit verbod op geen enkele wettelijke bepaling gebaseerd kon worden.ê

XCUit dit beleid vloeide voort dat de politie in tal van plaatsen in de zomer van '40 instructie kreeg, voor de Duitsers beledigende opschriften te verwijderen. Agenten die pro-Duits waren of echte dienstkloppers handelden dienovereenkomstig. Zo geschiedde in Den Haag in elf dagen tijd (30 juli9 augustus' 40) het volgende:

XCEen jonge Franse verpleegster die samen met een wat oudere Nederlandse dame in het Haagse Bos met krijt: 'Dood aan Hitler, leve Engeland', op de bomen geschreven had, werd door Nederlandse rechercheurs gearresteerd en aan de Sicherheitspolizei uitgeleverd (de verpleegster kreeg anderhalf jaar, haar helpster een half jaar gevangenisstraf).

XCDezelfde twee rechercheurs leverden op straat gevonden strookjes met versjesin als: 'Rotterdam telde maar een paar honderd doden en Hitler is een vriend van de Joden.' 'Natuurlijk bereikt Hitler Londen Alleen, laat ons hopen, gebonden.' "s Avonds 8.15 op 373 meter: Radio Oranje in de ether!'

XCEen aantal biljetten waarin de Hagenaars aangespoord werden, op de verjaardag van prinses Irene binnenshuis te blijven, werd in beslag genomen. Voorts werden muurbiljetten verwijderd waarin 'uit naam der Nederlandse regering' tegen de Nederlandse Unie gewaarschuwd werd en waarin de Duitsers aangeduid werden als een 'dieven- en moordenaarsbende'. Van een tramhuisje op het Stationsplein werd een pamflet verwijderd van het 'Jeugd

1 A.v., 8 aug. 1940, P: 4. 2 A.v., 29 aug. 1940, p. 5-6.

733 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

front: Vrij Nederland' ('Weet u dat Duitsland op is; dat het moreel vernietigd is? Weet u dat in brandend Berlijn een revolutie uitgebroken is ?'). Ontdekt werd dat in een urinoir 'Hitler is een moordenaar' en 'NSB'ers zijn verraders' op de wand geschreven was ('Reiniging kennisgegeven die een en ander verwijderd heeft'). Bij een hbs stond op het schoolplein met witte verf geschreven: 'Leve Oranje, de dood aan de NSB' ('Reiniging kennisgegeven die een en ander verwijdert'J.ê

XCHebben Tenkink en de procureurs-generaal gehoopt dat zij zouden voorkomen dat door de Duitsers steeds scherpere eisen aan de Nederlandse politie gesteld zouden worden? Die hoop ging niet in vervulling en medio augustus deed zich in dat verband een belangrijk conflict voor. Het vloeide voort uit een instructie die de Leeuwarder procureur-generaal ontvangen had van de Duitse Feldgendarmerie: waren ergens inzittenden van een Engels vliegtuig neergekomen en waren geen Duitsers ter plaatse om hen te arresteren, dan diende de Nederlandse politie zulks te doen. Tenkink achtte 'deze opdracht aan de Nederlandse politie om deel te nemen aan de krijgsverrichtingen volkenrechtelijk niet toelaatbaar.'2 Hij bracht de zaak onmiddellijk in het college van secretarissen-generaal ter sprake; daar was men het 'volkomen' met hem eensê en Tenkink gaf van zijn opvatting kennis aan Rauter.

XCRanter was er de man niet naar om met de volkenrechtelijke bezwaren van een Nederlandse secretaris-generaal rekening te houden. Enkele dagen later stelde hij aan de departementen van binnenlandse zaken en van justitie formeel de eis dat deze onmiddellijk telefonisch of telegrafisch alle autoriteiten van respectievelijk de gemeente- en de rijkspolitie zouden instrueren, in voorkomende gevallen personeel van de Engelse luchtmacht te arresteren. Inderdaad, bij binnenlandse zaken liet Frederiks de desbetreffende instructie terstond uitgaan, bij justitie deed dat Tenkinks plaatsvervanger, mr. Hooykaas; diens telegrafische instructie werd een dag later door Tenkink in een rondschrijven bevestigd. Verscheidene burgemeesters protesteerden bij binnenlandse zaken, maar de instructie bleef gehandhaafd. Bovendien werd medio oktober in het Algemeen Politieblad bekendgemaakt dat de procureursgeneraal aan burgers die bij het opsporen van neergestorte Engelse vliegtuigen (en van hun bemanningen uiteraard) geholpen hadden, een beloning van een tientje moesten uitbetalen.

XCIn diezelfde dagen begonnen Tenkink en de procureurs-generaal zich zorgen te maken over de sabotagehandelingen die zich Iller en daar voor

1 Politie Den Haag: Extracten dagrapporten 30 juli-o aug. 1940 (proe.gen. Amster dam, bundel IV A (1940)). 2 Vergad. p.g.: notulen, 8 aug. 1940, p. 13. a Csg: Notulen, 9 aug. 1940.

734 [PDF]
INSTRUCTIES AAN DE POLITIE

deden. Mr. van Thiel (Amsterdam) wees op twee gevallen van het vernielen van Duitse kabels: in Medemblik en Delft; Delft viel buiten van Thiels ressort maar hij wilde dat sabotagegeval graag door twee van zijn rechercheurs laten onderzoeken: misschien was in Delft dezelfde groep werkzaam als in Medemblik. De NSB'er van Genechten (Den Haag) had hier geen enkel bezwaar tegen. Tenkink. aldus de notulen,

XC'acht deze berichten van sabotagehandelingen ontstellend. Spreker wijst er op dat daartegen met kracht moet worden opgetreden. Hij verzoekt de procureursgeneraal om daaraan de grootste aandacht te willen doen besteden. Tot nog voor korte tijd dorst de bevolking niets op dit punt (sabotage) te ondernemen. Spreker ziet hierin een begin, een opduiken van meerdere sabotagehandelingen, al of niet georganiseerd, welke thans in ieder geval zo spoedig mogelijk en met kracht moeten worden gekeerd. Want anders zullen de rustige - goede - elementen en de gezagsdragers der Nederlandse bevolking daarvan te lijden krijgen door de represaille-maatregelen van Duitse zijde.'

XCWat kon men tegen die sabotage doen?

XCMr. de Rijke (Arnhem) stelde voor dat men, precies als in Duitsland, vermoedelijke daders in Schutz haft zou nemen. Mr. van Thiel (Amsterdam) voelde daar wel voor, maar Tenkink wees het denkbeeld af: hij achtte het in strijd met de Nederlandse rechtsbeginselen.l Intussen: die sabotage moest hij tegengaan. Toen hij eind oktober van Rauter de opdracht ontving, voortaan dagelijks de Befehlshaber der Ordnungspolizei schriftelijk rapport uit te brengen' omtrent alle gewichtige gebeurtenissen welke zich gedurende de laatste vier-en-twintig uur hebben afgespeeld', gaf hij zijnerzijds alle politie-organen in denlande instructie, onder die' gewichtige gebeurtenissen' ook gevallen te rangschikken van 'landing of neerstorten van vliegtuigen, sabotagehandelingen, onlusten enz.'2 zulks betekende dat het gehele Nederlandse politie-apparaat met één slag een apparaat werd voor het snel en centraal doorgeven van informaties, ook over verzetshandelingen, aan de Duitse organen die het verzet wensten te bestrijden. Elke politiefunctionaris die het verzet op welke wijze ook' dekte', handelde na eind oktober' 40 in strijd met de instructies van zijn superieuren.

XCDe ontwikkeling ging verder.

XCIn november stelde Tenkink een verordening op waarbij op het verspreiden van geruchten straffen gesteld werden; zijn concept werd door de Duitsers afgewezen.

1 Vergad. p.g.: Notulen, 3 okt. 1940, p. 2-4. 2 Rondschrijven, 25 okt. 1940, van Tenkink o.m. aan de p.g.'s (Doe II-626, a-5).

735 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

XCIn december kreeg hij een scherpe brief van Rauter te lezen aan wie inmiddels de resultaten van de verhoren der gearresteerde 'Geuzen' voorgelegd waren: de Nederlandse politie was, schreef Ranter, niet actief genoeg bij het doorgeven van berichten over 'Flugblätterpropagan.da, das Bekanntwerden van Besitz van WajJèn., das Bekanntwerden van illegalen Organisationen und Terroranschliigen"; dergelijke berichten dienden voortaan de Sicherheitspolizei 'un.verzüg]ich' te bereiken. 'Polizeibeamte die der Auffassung sind dass sie diese Aufgabe mit ihrem Gewissen nicht vereinbaren kÖ11.nen,kamt ich', aldus Rauter, 'in der niederländischen Polizei nicht dulden.»

XCRauter ontevreden! Secretaris-generaal Frederiks kwam met een zijner hoofdambtenaren aan het overleg van zijn ambtgenoot Tenkink met de procureurs-generaal deelnemen. 'In de brief van de heer Ranter', zo betoogde daar de directeur-generaal van politie, mr. Brants,

XC'ligt een zeker verwijt opgesloten aan het adres van de hogere Nederlandse politieautoriteiten dat zij namelijk zo'n beetje hun ogen zouden dichtdoen voor de bedrijvers van sabotagehandelingen. Dit is echter ten enenmale onjuist. Dit misverstand moet à tout prix en zo spoedig mogelijk uit de wereld worden geholpen."

XCEr gingen begin januari ' 4I twee nieuwe circulaires uit, beide tevoren aan Rauter voorgelegd en door deze goedgekeurd: één van Tenkink (ook opgenomen in het Algemeen Politieblad Vall 9 januari), één van Frederiks. Tenkink gelastte de rijkspolitie, er voortaan voor te zorgen dat 'alle gevallen van tegen de bezettende overheid gerichte actie, met name door middel van pamfletten, van onbevoegd bezit van wapens, onwettige organisaties of beraamde c.q. uitgevoerde terroristische aanslagen', 'onverwijld' ter kennis van de Sicherheitspolizei gebracht werden. Alleen zo zouden, schreef hij, 'de zeer ernstige gevaren kunnen worden afgewend welke het Nederlandse volk kunnen bedreigen, indien gevallen van misdadig verzet tegen de bezettende Overheid verder mochten voorkomen of zich bij die Overheid de indruk mocht vestigen dat zodanig verzet door Nederlandse ambtenaren van politie oogluikend wordt toegelaten of geduld.'

XCFrederiks nam Tenkinks tekst in zijn aan alle burgemeesters gericht rondschrijven over en voegde er aan toe dat hij aannam dat zij het 'als hoofd van de plaatselijke politie' als hun 'plicht' zouden beschouwen om de Sicherheus

XC1 Brief, 23 dec. 1940, van Ranter aan het dir.gen, van politie, aangehaald in vergad. p.g.: notulen, 6 jan. 1941, p. 13. 2 A.v., 30 dec. 1940, p. II.

736 [PDF]
BUREAU-VAN THIEL

polizei steeds zo snel mogelijk van dienst te zijn. 'Ik vraag dit bepaaldelijk daarom.', zo eindigde hij, 'omdat het bekend is, dat vele burgemeestersvlugschriften in handen krijgen, zonder deze aan de Sicherheitspolizei door te zenden en dat zij tot nog toe aan deze voorwerpen grotendeels geen aandacht geschonkenhebben, in de mening daarmeejuist te handelen.'1

XCZo was dus aan alle Nederlandse gezagsdragers op politiegebied de plicht opgelegd, elke vorm van. verzetsactiviteit aan de Sicherheitspolizei te berichten. Daar was het niet bij gebleven. Tenkink en de procureurs-generaal waren nog een stap verder gegaan: zij hadden vastgesteld dat in bepaalde gevallen en met name ten aanzien van de vervaardiging en verspreiding van ondergrondse bladen onderzoekingen terzake uitgevoerd zouden worden door de rijksrechercheurs die aan het parket van de Amsterdamse procureurgeneraal, mr. van Thiel, verbonden waren. Zulks was in overeenstemming met de wens die eind juli in het college van secretarissen-generaal tot uitdrukking gekomen was: de verspreiding van Bulletin moest tegengegaan worden; 'de heer Tenkink zal terzake stappen doen' - wij haalden die afspraak al aan.

XCHet werd begin oktober voor deze zaak (waarbij ons niets gebleken is van Duitse pressie) grondig aangepakt werd. Dat geschiedde niet op initiatief van Tenkink maar van van Thiel. Deze stelde namelijk voor, het onderzoek naar de vervaardiging en verspreiding van ondergrondse bladen, pamfletten, gedichten enz. bij zijn parket te centrahseren; hij vertrouwde dat hij via de enveloppen waarin bladen als Bulletin verstuurd werden, de vervaardigers en verspreiders zou kunnen opsporen. Het voorstel werd aanvaard, zelfsnog ietwat uitgebreid (ook de verspreiding van Engelse luchtpamfletten en 'de herkomst en juistheid van geruchten omtrent voorgenomen gewelddadigheden ten aanzien van politieke personen of goederen' zouden in onderzoek genomen worden) en Tenkink gaf de procureurs-generaal instructie, voortaan alle ondergrondse bladen enz. mèt de enveloppen waarin zij zich bevonden hadden, aan het Amsterdamse parket te zenden. Tenkinks rondschrijven kwam op 24 oktober in zijn wekelijkse vergadering met de procureurs-generaal ter sprake, van Thiel zei daar dat de rijksrecherche 'aan

XC1 Rondschrijven, Ia jan. I94I, van Frederiksaan alleburgemeesters(Bijz.Gerechtshof Den Haag: dossiermr. L. J Broersen).

737 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

vanleelijk met het onderzoek kan beginnen en wanneer zij een concreet spoor te pakken krijgt, kan zij de zaak in handen geven van de Sicherheits polizei'.l

XCUit deze regeling vloeide voort dat van eind oktober af grote aantallen ondergrondse bladen en pamfletten naar het Amsterdamse parket gezonden werden: door de andere procureurs-generaal, door diverse politie-instanties, door burgemeesters (weinigen l), soms ook door functionarissen van de PTT of door individuele NSB'ers. Bulletin was daar opvallend vaak bij. Geen wonder: de Voûte's stuurden hun ondergronds blad aan vele ambtelijke instanties toe. Van Thie1srijksrechercheurs gingen de poststempels na op de enveloppen waarin Bulletin verzonden was en concludeerden spoedig dat grote aantallen enveloppen gelijktijdig bij diverse stationspostkantoren in de brievenbus gedaan waren. Die conclusie leidde er toe dat de stationsbrievenbussen van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Arnhem medio november vier dagen lang door rechercheurs in het oog gehouden werden teneinde te zien of iemand grote aantallen van de gebruikelijke enveloppen tegelijk in de bus deed; het onderzoek werd in januari '41 bij het Centraal Station te Amsterdam gedurende enige tijd herhaald. De Voûte's en hun helpers hadden geluk: op de dagen en uren waarop die rechercheurs op post stonden, verzonden zij niets via de gecontroleerde bussen.

XCBij ander ondergronds circulerend materiaal werden weer andere recherche-methoden toegepast. Menigmaal werd het papier grondig geanalyseerd om te zien of men de fabrikant kon identificeren. In één geval lukte dat, namelijk bij een getypt exemplaar van een van de meest bekende gedichten van de Rotterdammer A. van Atten: 'Vliegers die genade kennenf Dat exemplaar was toegezonden aan de burgemeester van Nieuwe Pekela. Op het exemplaar was tweemaal een letter 'f' met de hand gecorrigeerd. DeDe vliegers die genade kennen, die hebben Rotterdam vernield! ...de vliegers die genade kennen,

1 Vergad. p.g.: notulen, 24 okt. 1940, p. 12-13. 2 In de zomer van' 40 hadden de Duitsers een propagandabiljet tegen de Engelse luchtmacht laten aanplakken. 'Engelse vliegers kennen geen genade', stond er op. De eerste en laatste strofe van van Attens gedicht luidden: 'Er kwamen vliegers aangevlogen haast als lammetjes zo zacht, die hebben vol van mededogen 'n bezoek aan Rotterdam gebracht. Ze lieten daar hun bommen vallen, door liefd' en tederheid bezield Vanuit de Rotterdamse puinhoop stijgt fel en rauw de schelle kreet: 'Zie en onthoud wat hier geschied is, wie hier genade gelden deed!' Die kreet weerklinke allerwege door ons geknechte Nederland :

738 [PDF]
BUREAU-VAN THIEL

rijksrecherche liet alle leden van het gemeentepersoneel een 'f' schrijven, controleerde alle schrijfmachines die men in Nieuwe Pekela kon vinden en ging een nader onderzoek instellen naar het papier waarop het gedicht geschreven was: 'Regulus Bond'. Men ging na van wie dat papier afkomstig was: Biihrmanns Papiergroothandel had het v66r de oorlog uit Noorwegen geïmporteerd. Bührrnann had het uitsluitend doorverkocht aan een andere groothandel in Den Haag, die groothandel had het 0.111. geleverd aan papierhandelaren in Assen, Meppel en Leeuwarden - helaas: die papierhandelaren hadden niet aangetekend aan welke particulieren zij in een jaar tijd 'Regulus Bond' verkocht hadden. Men kon dus niet verder komen.

XCDe onderzoekingen van van Thiels rijksrechercheurs hebben, voorzover wij konden nagaan, niet tot arrestaties geleid. Dat is, dunkt ons, toeval geweest: het was wel degelijk de bedoeling, vervaardigers en verspreiders van illegale geschriften in hechtenis te nemen.' Trouwens, veel van de illegale geschriften die men ontving, werden doorgegeven aan Lauhus, de voorganger van Lages als hoofd van de Aussenstelle Amsterdam der Sicherheitspolizei und des SD, en het is alleszins aannemelijk dat de Sicherheitspolizei aldus in het bezit kwam van haar onbekend illegaal materiaal dat, kreeg zij later de vervaardigers en verspreiders in handen, aan hun dossiers toegevoegd kon worden. Medio februari '41 gaven twee van van Thiels rijksrechercheurs 'ingevolge uw opdracht' aan Lauhus een rapport door over illegale organisaties in Haarlem dat deze, aldus die rechercheurs, 'van het grootste belang achtte_'2 Het kwam overigens enkele malen voor, dat Lauhus in materiaal dat hem door van Thiels rijksrechercheurs aangeboden werd, niet eens geinteresseerd was: hij had belangrijker zaken aan zijn hoofd.

XCN a de Februaristaking werd Lauhus door Lages vervangen. Deze had geen behoefte aan Nederlandse hulp op recherchegebied en begin april (de eerste achttien verzetsstrijders waren inmiddels gefusilleerd) vroeg van TIlÏel dus zijn ambtgenoten, 'of zij in den vervolge exemplaren van beledigende geschriften ineens willen doorzenden naar de plaatselijke Sicherheitsdienst, zulks in verband met het verzoek vall de nieuwe bezetting van de Sicherheitspolizei ... Deze heeft zich tegenoverSicherheitspolizei

1 In Nijmegen geschiedde dat eind oktober met zeven personen die 'voor de Duitse overheid beledigende versjes' verspreid hadden. Zij werden 'ter beschikking van de te Arnhem gesteld'. Procureur-generaal van Thiel werd hier omtrent begin november ingelciht. (brief, 2 nov. 1940, van de commissaris van politie te Nijmegen aan de procureur-generaal Amsterdam. Proc.gen. Amsterdam: bundel 1940 IJ) 2 Brief, 17 febr. 1941, van M. V. en A. van E. aan de proc. gen. Amsterdam (a.v., 1941, X).

739 [PDF]
DE EERSTE ILLEGALEN

de rijksrecherche uitgelaten dat zij, wanneer zij onmiddellijk de beschikking krijgen over de gegevens,de daders binnen korte tijd zouden opsporen. Spreker zegt dat, nu de Sicherheitspolizei de stukken onmiddellijk willen hebben, het onderzoek door de centrale op zijn parket vervalt.'!

XCWij achten de instructies die in de tweede helft van' 40 en in begin' 41 naar de politie-organen uitgegaan zijn, van grote betekenis. Onze algemene indruk is dat die instructies minder effect gehad hebben dan de secretarissengeneraal Tenkink en Frederiks beoogden. Dat lag aan de tegenwerking op lager niveau. WaImeer er, zoals wij vermeldden, burgemeesters waren die als hoofd van de plaatselijke politie bij Binnenlandse Zaken protesteerden tegen de opdracht, in voorkomende gevallen Engelse vliegers te arresteren, dan rijst de vraag: hoeveel burgemeesters zijn er geweest die, zonder te reageren, zulk een instructie althans in die begintijd eenvoudig naast zich neerlegden? Een vraag als deze is niet te beantwoorden maar het zegt veel dat uit de bewaardgebleven stukken van van Thiels speciale recherchebureau blijkt dat maar weinig gemeentebesturen illegale pamfletten en dergelijke aan dat bureau deden toekomen.

XCDaar is niet alles mee gezegd.

XCMet name door de geciteerde circulaires van Tenkink en Frederiks werd aan de Nederlandse politiekorpsen een impuls gegeven die in zijn uitwerking hoogst gevaarlijk kon zijn voor allen die zich tegen de bezetter wilden keren. Die circulaires werden nimrner ingetrokken en in de jaren die volgden, beriep menige politieman die fanatiek op landgenoten ging jagen, zich op de instructies die de korpsen in de eerste periode van de bezetting van de centrale Nederlandse bestuursinstanties, om precies te zijn: VaIltwee 'vooroorlogse' secretarissen-generaal, ontvangen hadden.

XCStond Frederiks toen nog wel eens stil bij de circulaires waar zijn naam onder prijkte? Wij weten het niet. Van Tenkink hebben wij daarentegen de indruk dat deze, die in maart' 41 zijn functie neerlegde, vrij spoedig tot het inzicht kwam dat hij stukken ondertekend had die hij nooit had mogen ondertekenen. In '52 erkende hij dat in zijn algemeenheid ten overstaan van de Enquêtecommissie, zij het dat hij ook toen nog meende, de circulaire die begin januari' 41 uitgegaan was, in bescherming te moeten nemen. 'Er was

XC1 Vergad. p.g.: notulen, 3 april 1941, p. 5.

740 [PDF]
FATALE IMPULS

eens een tijd', zei hij, 'dat sabotage niet wenselijk was. Zo zagen wij het althans. De Duitsers hielden zich hunnerzijds toen nog wel aan het volkenrecht.'l

XCMeende Tenkink dat werkelijk? Was hem het begin van deJodenvervolging ontgaan? Of achtte de secretaris-generaal van justitie die vervolging in overeenstemming met het volkenrecht?J.

1 Getuige C. Tenkink, dl. VII c, p. 590.

741 [PDF]

Hoofdstuk r6: Het begin der Jodenvervolging

XC

XCToen Nederland bezet werd, was de Jodenvervolging in het Derde Rijk al zeven jaar gaande - zeven jaren waarin de in Duitsland wonende Joden een steeds dieper vernederde, steeds feller geknauwde, steeds sterker geïsoleerde volksgroep geworden waren. Het was al in '33 begonnen met tal van gewelddadigheden tegen Joden maar ook met overheidsmaatregelen: alle Joodse ambtenaren, rechters en notarissen waren toen ontslagen, uit de wereld van de pers en de kunsten waren de Joden verdreven en bij het voortgezet onderwijs was een numerus clausus ingevoerd. De ruim zeshonderdduizend Joden (Joden van gemengde afkomst meegerekend) vormden ongeveer r% van de Duitse bevolking - bij het voortgezet onderwijs mocht ook slechts r% van de leerlingen of studenten van Joodse afkomst zijn. In '35 werden de Joodse artsen door zulk een numerus clausus getroffen. In de eerste helft van '38 werd door middel van een registratie van Joodse vermogens en Joodse bedrijven de systematische plundering der Joden voorbereid en na de schokkende tonelen van de z.g. Reichskristallnacht (in de nacht van 9 op IQ november' 38 waren synagogen in brand gestoken, Joodse winkels vernield en geplunderd, enkele tientallen Joden doodgeslagen, duizenden naar concentratiekampen gevoerd) werden, nog vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog, in '39 nieuwe, vèrstrekkende maatregelen getroffen; zij kwamen er alle op neer dat het maatschappelijk isolement van de Joden versterkt werd: theaters, bioscopen, musea, parken enz. mochten de Joden niet meer bezoeken, van alle instellingen van onderwijs werden zij verwijderd, Joodse werklozen werden in werkkampen samengebracht, en er werd voorts toe overgegaan, de Joden geleidelijk in aparte stadsdelen samen te persen. In mei '39 woonde van de ruim driehonderdduizend Joden die in Gross Deutschland overgebleven waren (Oostenrijk dus inbegrepen), meer dan de helft in Berlijn en Wenen.

XCWie gold eigenlijk als Jood?

XCIn allerlei wetten en decreten was het begrip 'Jood' verschillend gedefinieerd. Toen bijvoorbeeld in '33 alle Joodse ambtenaren uit de overheidsdienst verwijderd werden, gold elk hunner al als Jood die slechts één Joodse grootouder had. Na de afkondiging van de Neurenberger wetten die geslachtsverkeer en huwelijk tussen Joden en niet-Joden strafbaar stelden (r935), 74

742 [PDF]
DUITSLAND

werd het begrip 'Jood' evenwel anders gedefinieerd, hetgeen tot gevolg had dat de meeste anti-Joodse maatregelen niet meer golden voor Joden met één Joodse grootouder en voor de meeste Joden met twee; personen met twee Joodse grootouders golden namelijk alleen dan als Jood wanneer zij bovendien àf tot een Joodse kerkelijke gemeente behoorden àf met een Jood of Jodin gehuwd waren die drie of vier Joodse grootouders had. Het is van belang, het onderscheid in deze definities te onderstrepen en daar aan toe te voegen dat de vervolgers in Nederland in enkele opzichten van de definitie uitgegaan zijn waardoor niet zo weinig -, maar zo veel mogelijk personen als Joden zouden gelden: wie één Joodse grootouder had (er werd dan van een 'kwart-Jood' gesproken), moest in elk geval begin' 41 aan de speciale registratie van Joden deelnemen.

XCTerug naar het vooroorlogse Duitsland.

XCWat was het Naziregime eigenlijk van plan met de Joden te ondernemen?

XCJoden met één of twee Joodse grootouders genoten een zekere bescherming (zij mochten bijvoorbeeld dienen in de Reichsarbeitsdienst en in de Wehrmacht) en gemengd-gehuwden vielen, voorzover zij kinderen hadden (en, als de man niet-Jood was, óók als er geen kinderen waren) buiten vele anti-Joodse bepalingen (men noemde dat de privilegierte Mischehe) alle overige Joden daarentegen wilde het Naziregime kwijt. Of kwijt? Men krijgt de indruk dat het regime het ook wel aangenaam vond, hen te blijven sarren en kwellen. De emigratie der Joden werd tegelijk bevorderd en tegengegaan: bevorderd doordat men hun het normale leven onmogelijk maakte, tegengegaan doordat men hen voorallater tot berooide vluchtelingen maakte die al door hun armoede velen in andere landen onwelkom waren.

XCHoeveel Joden Duitsland ook verlieten, eind '38 stond vast dat enkele honderdduizenden hunner voorlopig niet zouelen kunnen emigreren. In het bezette deel van Tsjechoslowakije kreeg Duitsland er bovendien een nieuwe Joodse minderheid bij en in bezet Polen een nog veel grotere die ruim drie miljoen zielen telde. Door Himmler en de zijnen werd er van meet af aan rekening mee gehouden dat deze Pools-Joodse bevolkingsgroep àf naar onherbergzame oorden zou verdwijnen àf uitgeroeid zou worden. Het was tekenend dat Heydrich, de chef van de Sicherheitspolizei und SD, al in september' 39 instructie gaf, in het Generalgouvernement de Joden te concentreren in steden die goede spoorwegverbindingen hadden.

XCIn de winter van '39 op '40 werden uit de delen van Polen die Duitsland geannexeerd had, vele tienduizenden van die Poolse Joden naar steden, soms naar dorpen in het Generalgouvernement overgebracht. Voorts werden in oktober '39 ca. zes-en-twintighonderd Joden opeens uit een stadje in Moravië

743 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

en uit Wenen naar een onherbergzaam gebied in het zuiden van het General gouvernement gedeporteerd (van de overlevenden konden vijfhonderd in april' 40 naar hun oorspronkelijke woonplaatsen terugkeren) en dan stuurde men medio februari' 40 opeens alle Joden uit Stettin, ca. dertienhonderd, naar dorpen in de buurt van de Poolse stad Lublin; binnen een maand was van hen bijna een vijfde gestorven. Geïsoleerde, zinloos lijkende maatregelen waren dat. Zo kan een noodweer worden voorafgegaan door enkele zware druppels.

XCNoodweer. Want Hitler (wij haalden zijn woorden in Voorspel aan) had in januari '39 duidelijk gezegd: eennieuwe oorlog zou 'die Vernichtung der judischen Rasse in Europa' betekenen. Beeldspraak, dachten zeer velen, dacht nagenoeg eenieder buiten Duitsland. In werkelijkheid gaf Hitler uitdrukking aan denkbeelden die al een kleine twintig jaar, zo niet allanger, in hem leefden - denkbeelden ook die al vóór zijn toespraak op tal van wijzen in het Derde Rijk verkondigd waren, en dan niet aileen in woeste zangen van haat maar ook in zich als redelijk aandienende artikelen. Het weekblad van de SS, Das schwarze Korps, had kort na de Reichskrista llnacht aangedrongen op de 'restlose Vernichtung der Joden voorzover die niet zouden emigreren", en die emigratie, maar dan uit geheel Europa, wilde de uitgever van Der Sturmer, Gauleiter Julius Streicher, laten geschieden naar het eiland Madagascar, Frans koloniaal bezit - zulks ongetwijfeld in de hoopvolle verwachting dat de meesten van die eventuele emigranten op dat verre eiland spoedig zouden omkomen. Dat Madagascar-plan bleef ook in '40 en '41 een tijd lang in sommige hoofden spoken en er zijn nogal wat stukken bewaard gebleven waarin men het in min of meer uitgewerkte vorm kan aantreffen. Het is evenwel onze indruk dat het door de werkelijke machthebbers van het Derde Rijk en speciaal door Hitler persoonlijk nimmer als iets anders beschouwd is dan als camouflage; men zou ook kunnen spreken van een denkoefening aangaande het transporteren en het te gronde richten van miljoenen mensen.

De eerste maanden

XC

XCZ.g. half- en kwart-Joden meegerekend, woonden er in mei' 40 in ons land ca. honderdzeven-en-dertigduizend Nederlandse Joden, voorts ca. zestienduizend Duitse en ca. achtduizend Joden uit andere landen, onder wie twee

1 24 nov. 1938.

744 [PDF]
AANTAL]ODEN

duizend uit Polen. Wij komen dus tot een totaal van ruim honderdzestigduizend. Onder welke omstandigheden de Duitse Jodenhier gekomen waren, althans na '33, hebben wij in Voorspel verhaald. Daar hebben wij ook meegedeeld dat wij ons voorstelden, in dit deel een beschouwing in te lassen over de historische ontwikkeling van het Jodendom in Nederland. Wij stellen die beschouwing liever tot het volgende deel uit omdat wij eerst daar dieper zullen ingaall op karakter en beleid van de Joodse Raad - twee onderwerpen die ten nauwste met die historische ontwikkeling samenhangen. Beter leek het ons, in dit deel de feiten te laten spreken; maar iets meer achtergrond hebben die feiten ook hier nodig.

XCLaat ons dan vooropstellen dat veruit de meesten van die ruim honderdzestigduizend Joden in Am.sterdam woonden; in 1930 deed dat bijna drievijfde van alle Nederlandse Joden en het totale percentage zal in '40 wel hoger geweest zijn, aangezien zich van de Duitse Joden die in de jaren '30 als vluchtelingen binnenkwamen, zeker meer dan drie-vijfde in de hoofdstad gevestigd had. Volgens de landelijke volkstelling van I930 verdiende 45% van de ill beroeps- en bedrijfsleven werkzame Joden zijn brood in de handel, I 3 % ill de kleding- en reinigingsindustrie (hoofdzakelijk wel als kleermakers en naaisters), 8% ill de diamantindustrie. De meeste Joden waren tamelijk arm. Vandiegenen die een jaarlijkse belasting betaalden aan de N ederlandsIsraëlietische Hoofdsynagoge, verdiende de helft minder dan f 900 per jaar f 18 per week dus: niet veel meer dan in Amsterdam een gehuwde werkloze met een paar kinderen aan steun ontving. Er was een duidelijk Joods proletariaat, zelfs een lompenproletariaat - zoals er ook een Joodse middenstand was en een Joodse bourgeoisie. Vrij veel Joden verdienden hun brood in de vrije beroepen: een kleine driehonderd als ingenieur of architect, evenveel als advocaat, bijna zevenhonderd als arts, bijna dertienhonderd als kunstenaar (cijfers voor I94I).

XCEen sterke eigen ideologie had deze Joodse bevolkingsgroep niet. Er bestonden kernen van Joods godsdienstig en Joods nationaal bewustzijn (Zionisme), maar het Jodendom als zodanig had voor veel Joden eerder sociale dan ideelogische betekenis. Helaas zijn hier maar weinig concrete cijfers over bekend. Wij zijn geneigd, enige betekenis toe te kennen aan het feit dat toen in de herfst van' 39 aan ruim drieduizend Joodse gemobiliseerden gevraagd werd of zij prijs stelden op de benoeming van een veldrabbijn, die vraag door slechts driehonderdvijftig hunner positief beantwoord werd-: nog geen I2%.

1 Staten-Generaal, Eerste Kamer: Memorie van antwoord op het Eindverslag der commissie van rapporteurs over de begroting van het dep. van defensie I940 I939-I940, p. I4).

745 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

En wellicht is dat cijfer nog ietwat geflatteerd, want wie de Joodse godsdienst beleed, respectievelijk dat beweerde, kreeg als gemobiliseerde extra verlof op de talrijke Joodse feestdagen. Kennelijk waren zeer velen van die godsdienst vervreemd, zelfs als zij bepaalde godsdienstig gefundeerde gebruiken nog in acht namen. De assimilatie was steeds verder voortgeschreden. Zij kwam o.m. in de stijging van het aantal gemengde huwelijken tot uiting. In de jaren '31-'35 stonden tegenover elke duizend 'vol-Joodse' huwelijken vierhonderd 'gemengde'. Nederland kende in '40 in totaal ongeveer tienduizend 'gemengde huwelijken'.

XCWas er in het land sprake van antisemitisme?

XC'Hier zij slechts opgemerkt', schreven wij in Voorspel, en wij zouden die passage willen herhalen, 'dat de Joden in ons land een plaats hadden die hun door Joden in andere landen benijd werd, dat gewelddadigheden tegen hen onbekend waren, dat hun maatschappelijke kansen bijna dezelfde waren als die der niet-Joden, dat hun assimilatie aan het niet-Joodse milieu ver voortgeschreden was, dat de meeste niet-Joodse Nederlanders in hun gedrag geen verschil maakten tussen Jood en niet-Jood - het is allemaal waar. Even waar is, dat anderzijds de situatie toch niet als een van complete harmonie aangeduid kon worden. Zeker, die harmonie heerste er in sommige kringen, vooral in Amsterdam, doch waar in die kringen het anders-zijn der Joden als verrijking der samenleving positief gewaardeerd werd, daar kon in andere kringen de instelling tegenover de Joden een veel negatiever accent krijgen, waarbij men, in opklimmende gradaties, Joden aanvoelde als vreemd, exclusief, geheimzinnig, onsympathiek, aanstootgevend, vijandig ... Een latent antisemitisme dat wij, vergeleken met de instelling van niet-Joden in andere landen, als zeer mild mogen karakteriseren, was tamelijk wijd verbreid en was veel Joden ook geenszins onbekend, zij het dat zij het niet als een gevaar beschouwden, hoogstens als een onaangenaam element in een bestaan dat onbedreigd leek.'

XCMei '40 bracht het einde van dat onbedreigd bestaan. De dreiging wàs er: concreet, lijfelijk: elke geüniformeerde Duitser representeerde het land der Jodenvervolgers. Hoe ver de anti-Joodse maatregelen in Duitsland al voortgeschreden waren, wisten de meeste Joden in Nederland niet nauwkeurig. Dat wa-s ook nauwelijks nodig: de komst der emigranten was duidelijk genoeg geweest. Na de capitulatie duchtte men pogroms, massale arrestaties, een soort Reichseristallnatht.

XC

746 [PDF]
'GEEN JODENVRAAGSTUK'

XCAan de eerste Duitse officier met wie hij in contact kwam, vroeg de burgemeester van Den Haag, de Monchy, wat de bezetter met de Joden dacht te doen; de man antwoordde, 'dat er voor de Duitsers eigenlijk geen Jodenvraagstuk in Nederland bestond' - de Monchy mocht dat aan anderen vertellen, hij mocht het evenwel niet in de pers publiceren.' De eerste Ortsleommandant in Utrecht liet een paar Duitse soldaten die in de synagoge een kleine rooftocht ondernomen hadden, 'voor straf' naar het front in Frankrijk sturen", Dat soort feiten werd druk rondverteld. Velen klampten er zich aan vast.

XCOok Generalkommissar Wimmer druktezich aanvankelijk geruststellend uit. Tegen secretaris-generaal Frederiks zei hij bij hun eerste ontmoeting dat 'das jüdische Pro blem , voor de Duitse autoriteiten in bezet Nederland 'nicht existiere'P Frederiks haastte zich, die verheugende mededeling aan zijn ambtgenoten door te geven die haar hunnerzijds weer in Joodse kringen verspreidden. Iets andere ervaringen had Hirschfeld: toen hij op 27 mei zijn eerste gesprek met Ceneralkommissar Fischböck voerde, vroeg deze hem, aldus Hirschfeld, 'wat ik er van dacht indien men van Duitse zijde het Jodenvraagstuk zou aansnijden. Ik wees hem er op dat ik dit ten zeerste moest ontraden. Dit kon geen taak van de bezetter zijn. Bovendien wees ik hem er op dat het Joodse vraagstuk in Nederland altijd anders dan in Duitsland werd behandeld; vergelijkingen op dit gebied zouden volkomen mank gaan."

XCHoe uitte Seyss-Inquart zich?

XCDe Reichsleommissar sprak zich niet duidelijk uit. In zijn installatietoespraak zei hij dat hij Nederland geen vreemde ideologie wilde opdringen, maar hij sprak ook van: 'Wir Deutsche, die wir heute mit einem durch die Erleenntnis für die blutgebundenen und vom Blut bestimmten Werte eines Volkes geschärften Bliek durch dieses Land gehen'", hij sprak van 'das dem deutschen Volke buasnahe niederlándische Volk'6 - dat waren formuleringen die op de rassenleer gebaseerd waren. Zouden daar geen eonsequenties uit voortvloeien?

XCNatuurlijk.

XCHitler had Seyss-Inquart opgedragen, een omzwaai van Nederland in nationaal-socialistische richting voor te bereiden. Nog los daarvan, sprak hetde Monchy:W. ter Pelkwijk:Brief,julivan Frederiks aan WimmerH. M. Hirschfeld: 'Het college van secretarissengeneraal' (junie).A.v., p.

1 S.]. R. p. 253. 2 G. A. in p. IO. 3 5 1940, 079837). 4 1945), p. 19 (Collectie-Hirschfeld, 2 5 A. Seyss-Inquart : in p. 9. G II.

747 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

voor de machthebbers van het Derde Rijk vanzelf dat de positie der in Nederland levende Joden fundamenteel gewijzigd moest worden. Zowel Hitler als Seyss-Inquart beseften echter dat men dit langzaam en geleidelijk moest aanpakken. Begin augustus '40 kregen de in Nederland gelegerde Duitse troepen'auf ausdrücklichen Befehl des Führers' te horen, 'dass fUr Hol land die Anruhrung der Rassenfrage, sowie religiöser- und Vollestumsjragen zu vermeiden ist.'l Bedoeld werd: die troepen moesten zich er niet mee bemoeien. Dat zouden anderen doen.

XCHoe zich de denkbeelden van die anderen, van Seyss-Inquart en zijn Generalkonimissare in de eerste plaats, precies ontwikkeld hebben, weten wij niet, evenmin welke instructies zij in de zomer van '40 uit Berlijn ontvingen. Vermoedelijk van één hunner (Schmidt wellicht?) vernam Mussert al in de zomer van '40, 'dat de Joden uit Nederlandzouden worden weggevoerd'." Dat was dan het uiteindelijk doel. Er waren vele tussenstadia. Schmidt zei eind juli dat men de pogingen van Joodse grootwinkelbedrijven om tot een schijn-arisering over te gaan, in het oog moest houden. In augustus liet Wimmer door ambtenaren van zijn Ceneralkommissarlat een aparte lijst opstellen van alle Joodse rechters en advocaten en in het midden van die maand (17 augustus) zei Schmidt tegen zijn medewerkers: 'fm Zuge der [udenaletion sollen alle jüdische Zeitungen aufgehoben weiden. Es soil nunniehr eine offi zielIe jüdische Zeitung bestehen'3 - een hoogst belangrijke aankondiging: zij impliceerde immers dat men van plan was, bepalingen uit te vaardigen die alleen en exclusief de Joodse bevolkingsgroep zouden betreffen.

XC'Die [udenaktion ist in Vorbereitung', kondigde Schmidt een week later in dezelfde besloten kring aan, 'und wird in der náchsten Zeit durchgeführt wetden und zwar bis zur Arisierung' (het aan de Joden ontnemen van al hun bedrijven). Hij zei voorts:

XC'Es liegen schon eine Reihe Verordnunçen vor wonach u.a. foIgel7des veranlasst wird: a) Namentliche Erfassung sämtlicher [uden b) Kenneeichnunç sdmtlicher jüdischer Geschäfte ... Es leonne den Deutscheti nicht

XCzugemutet werden, bei [uden eiI1z~lka~ifen. c) Enifernung sämtlicher [uden aus dem leuiturellen Leben .. .'4

XCVandeze drie verordeningen is de eerste begin '41 afgekondigd; de

XC1 SS-Verf. Division, Nachrichtenabt.: Abteilu17gtagesbifehl55 (7 aug. I940) (EDe, 424I). 2 Mussert ; 'De NSB in oorlogstijd' (I945), p. 37. 3 'Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 17 aug. 1940, p. 2. De belangrijkste Joodse bladen werden eerst eind oktober verboden en Het Joodse Weekblad begon eerst in de lente van '4I te verschijnen. • A.v., 24 aug. 1940, p.

748 [PDF]
DUITSE PLANNEN

tweede is geannuleerd; de derde vond haar uitdrukking in maatregelen die later in '4I van kracht werden. Het waren regelingen die het isolement van de Joodse bevolkingsgroep beoogden en het lag in hetzelfde vlak dat de zending onder de Joden waarvoor vooral de Gereformeerde Kerken zich veel moeite gaven, begin september verboden werd. Joden en niet-Joden moesten gescheiden worden.

XCElementen die op antisemietische relletjes belust waren, veronderstelden van het begin der bezetting af dat zij hun gang konden gaan. De gehele zomer door (eind mei begon het al in Zandvoort) werd in verscheidene gemeenten door Duitsers geëist dat Joodse winkels aangeduid zouden worden met een biljet waar 'Joodse zaak' op stond. Soms werden bij dergelijke winkels de ruiten ingegooid. Dat gebeurde in juni in Amsterdam bij 'De Bijenkorf' en bij twee café's die veel door Joden bezocht werden. In enkele gevallen kwam het voor dat aan Joden geld afgeperst werd door Duitse militairen, door leden van de WA of door NSNAP' ers en dat Joodse artisten (Henriëtte Davids, Sylvain Poons) op het toneel gemolesteerd werden. In Assen werden vernielingen op de Joodse begraafplaats aangericht en in de nacht van 4 op 5 augustus werd in Zandvoort de synagoge opgeblazen, hoogstwaarschijnlijk door Haarlemse leden van de NSNAP-Kruyt. De Kommandeur van de in Zandvoort gelegerde SS-Totenkopf-Standarte no. II sprak van een 'wahn sinniger Lausbubenstreick' en was hoogst verontwaardigd dat Rauter vermoed had dat de daders tot zijn regiment behoorden.' Die daders moesten overigens, als men ze vond (men vond ze niet), 'auf Wunsch des Reichsleommissars gans: exemplarisck bestraft werden' - aldus Schmidt."

XCWaarom? Om geen andere reden, dunkt ons, dan dat Seyss-Inquart zijn antisemietische politiek zo onopvallend, zo glad, zo geruisloos, zo 'administratief' mogelijk wilde uitvoeren - niet met een begeleiding van uitspattingen en incidenten die Joden en niet-Joden zouden alarmeren. Een apart antisemietisch en pornografisch veertiendaags blad, De Doodsklok, volksblad bij de opruiming van het Jodendom, dat de psychopathische Abwehr-agent Joseph van Poppel in samenwerking met twee NSB' ers in augustus begon uit te geven (oplaag: 2 000 exemplaren), werd begin november door Seyss-Inquarts

XC1 Brief, 22 aug. 1940, van de Kommandeur van SS-Totenkopf-Standarte no. II aan Ranter (HSSuPF, 165 a). 2 'Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 5 aug. 1940, p. 3.

749 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

Presserejerent Hushahn verboden; het kan evenwel zijn dat dit geschied is niet op politieke, maar op commerciële gronden, nl. teneinde de verkoop te bevorderen van het weekblad De Misthoorn.

XCDit blad dat een minder openhartige titel had (de inhoud was niet veel beter), was vóór de oorlog verboden. Onder redactie van J. Nijsse, dr. P. Molenbroek en A. van den Oord begon het in de zomer opnieuw te verschijnen en in augustus zegde Generalhommissar Schmidt zijn steun toe. Van het eerste nummer van het gereorganiseerde en uitgebreide blad werden medio september 20 000 exemplaren door de drukkerij 'Elsevier' afgeleverd.' De Misthoorn verwierf zestienhonderd abonné's ; de totale oplaag daalde spoedig en bedroeg in de voorzomer van' 41 10 000 exemplaren. Schmidt was het die dit schendblad fmancierde; het ontving volgens zijn instructie in november '40 en in j uni '41 in totaal ruim f 40 000 subsidie; dat geld was afkomstig uit de liquidatie van de organisaties der Vrijmetselaars die wij in het volgende deel zullen behandelen.ê

XCFunctionarissen van de NSB kregen van de gereorganiseerde Misthoorn grote aantallen toegezonden. Wij hebben de indruk dat verscheidenen hunner zich voor het blad geneerden. Zonder twijfel waren tal van NSB'ers min of meer fanatieke antisemieten en ging ook van bladen als Volk en Vaderland en Het Nationale Dagblad een antisemietisch effect uit, maar in de leiding van de partij was Rost van Tonningen (die op bepaalde momenten De Misthoorn hielp) een der weinige principiële antisemieten, Niet dat Mussert de behoefte had, voor de Joden een vinger uit te steken! De mededeling dat zij 'uit Nederland zouden worden weggevoerd', nam hij voor kennisgeving aan en, voorzover bekend, zweeg hij er ook over. Hij liet de Duitsers hun gang gaan. Zelf oefende hij, voorzover wij weten, geen aandrang op de Duitsers uit om het tempo van hun maatregelen te verlangzamen c.q. te versnellen. 'Een Jood kan bij ons geen lid zijn', riep plaatsvervangend leider van Geelkerken in juli in een vergadering te Amsterdam uit. Wij haalden rue woorden al eerder aan, maar toen niet hun vervolg:proto collen van van 75

1 'Elsevier' drukte De tot eindjuni '41. Het drukte in opdracht van dit blad ook ruim 20 000 antisemietische brochures, waaronder 6000 exemplaren van de beruchte, uit het einde van de negentiende eeuw daterende falsificatie De 2 Seyss-Inquart had begin julieen verordening af gekondigd die de confiscatie van het vermogen van 'vijandige' personen of vereni gingen mogelijk maakte (VO 33/40, 4juli 1940, p. 128-31) en op 20 september verscheen een verordening die aan alle verenigingen en stich tingen met een niet-economisch doel de verplichting oplegde, zich op te geven bij de bevoegde procureur-generaal (VO 145/40, a.v., p. 445-47). Op die tweede ver ordening komen wij eveneens in ons volgend deel terug.

750 [PDF]
ARNOLD MEYERS STANDPUNT

XC'Het Jodendom en de Vrijmetselarij zijn onverenigbaar met de NSB. Elk compromis is onmogelijk. De NSB bestaat alleen uit Nederlanders. De Joden die hier zijn gebleven, zullen wij niet aansprakelijk stellen. De Joden die wij moeten hebben, zijn al het Kanaalovergetrokken! (Gelach)'1

XCMeer extreme nationaal-socialisten zoals men die in de twee NSNAp'en aantrof, vonden dit een slap en weinig principieel standpunt.

XCDat vond ook Arnold Meyer, de leider van Nationaal Front.

XCVan gewelddadige vormen van Jodenvervolging had Meijer een afkeer, maar met Seyss-Inquarts streven in de richting van een isoleren van de Joodse bevolkingsgroep kon hij een heel eind meegaan. Hij wilde voor de Joden een apart statuut invoeren; ze moesten over het algemeen uit de overheidsdienst ontslagen worden en uit pers en radio verdwijnen en in de vrije beroepen diende een numerus clausus ingevoerd te worden; actief en passief kiesrecht moesten de Joden verliezen, 'onder de leraren aan middelbare scholen en onder de hoogleraren aan universiteiten en hogescholen moeten zij uitzonderingen blijven.' 'Ons streven is derhalve om', zo schreef Meijer in augustus in zijn weekblad De Weg,'met vermijding van schokken voor de Nederlandse volksgemeenschap, met vermijding tevens van alle maatregelen welke voor de Joden een nodeloze kwelling zouden betekenen, in één generatie het Joodse vraagstuk definitief op te lossen. Daarmee bedoelen wij dat wij alle Joodse invloed onmiddellijk willen breken en willen bereiken dat na verloop van een twintigtal jaren het aantal Joden tot het uiterste gereduceerd is. Het is duidelijk dat daarvoor emigratie van een aanzienlijk aantal Joden nodig is.' 2

XCDoor die standpunten te vertolken verleende Meyer belangrijke steun aan de Duitse politiek voorzover deze er in eerste instantie op gericht was, de Joden van de niet-Joden te isoleren. In een bespreking in zijn Politieke Raad beroemde Meijer er zich begin december op dat zijn definitie van Jood ruimer was dan de Duitse, want de Duitsers, zo meende hij, zagen, aldus de notulen van deze bijeenkomst,

XC'als Jood ieder die uit drie voljoodse voorouders voortkomt, terwijl volgens ons standpunt twee voljoodse grootouders voldoende zijn om iemand als Jood te doen beschouwen. Na ampele discussie wordt besloten, ons standpunt volledig te handhaven ... Besloten wordt dat in ieder geval voorkomen moet worden \ 1 Verslag in!De Telegraaf, 18 juli 1940. 2 A. Meyer: 'Nederland en de Joden', De Weg, 24 aug. 1940. 75

751 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

dat onzerzijds ook maar de schijn wordt gewekt dat wij partij kiezen voor de Joden.'l

XCEerder schreven wij dat in de eerste weken van de bezetting door velen vertrouwd werd dat de Joden door de Duitsers met rust gelaten zouden worden. Sommigen meenden dat men dat kon bevorderen door de Joden hetzij met-, hetzij zonder hun instemming naar de achtergrond te dringen. Zo ging men op enkele punten in de Nederlandse samenleving de Duitse wensen als het ware anticiperen. Aan de vroeger al gegeven voorbeelden willen wij toevoegen dat de redactie van het wetenschappelijk maandblad Mens en Maatschappij het enige Joodse lid, de Groninger hoogleraar prof. dr. Leo Polak, een bekende filosoof als redactielid schrapte. Onder Duitse druk werden voorts bij het Concertgebouwen bij het Residentieorkest maatregelen getroffen om de Joodse orkestleden minder te laten opvallen. Het Concertgebouworkest telde achttien Joodse leden; vier violisten die nogal vooraan zaten, werden achteraan gezet. Bij het Residentieorkest gebeurde hetzelfde met twee violisten, onder wie de coneertmeester Sam Swaap. In de herfst schrapten beide orkesten alle werken van Mendelssohn en Mahler van hun programma's.

XCDan werden hier en daar in de Nederlandse samenleving Joden ontslagen, met name, schijnt het, in het bankwezen. Twee Joodse uitgevers werden gedwongen, als lid van de Uitgeversbond te bedanken. Bij het NVV en zijn bonden kregen in de zomer en herfst alle Joodse personeelsleden ontslag, bij de Arbeiderspers zette directeur Kerkmeester in augustus de Joodse redacteuren en Joodse krantenbezorgers op straat (een aantal technici handhaafde hij) - de ontslagen redacteuren verlieten het gebouwonder uitroepen als 'Tot straks!', 'Tot binnenkort l'i''

XCFeiten als deze raakten slechts in heel kleine kring bekend. De pers zweeg er over. Wie wilde aannemen 'dat het allemaal wel zou meevallen', kon dat geruime tijd doen. Kennelijk was er, zowel in Joodse als in niet-Joodse kring, een grote weerstand om de waarschijnlijkheid of zelfs de zekerheid van komende anti-Joodse maatregelen onder ogen te zien. Door de presidentJ. J.75

1 Nat. Front, Politieke Raad: Notulen, 5 dec. 1940 (Rijksarchief Noord-Brabant, archief Arnold Meyer, 186). 2 H. M.: 'Enige voorbeelden van anti-Duitse gezindheid ter redactie van de N.V. De Arbeiderspers' (z.d., begin dec. 1940), p. I (Doc I-1099, a-a).

752 [PDF]
EERSTE ONTSLAGEN

directeur van de Hoogovens, ir. G. A. Kessler, werd, vermoedelijk in juli, in het Nationaal Comité voor Economische Samenwerking voorgesteld, dat de werkgevers 'een gezamenlijk front' zouden vormen tegen het ontslag van Joodse employé's; hierover werd 'in enige vergaderingen' beraadslaagd. Men kwam niet tot resultaat.'

XCIn feite betekende dit alles dat, althans in eerste instantie, het afweren van antisemietische maatregelen, voorzover daar Nederlandse autoriteiten bij betrokken waren, aan het hoogste bestuurscollege overgelaten werd: de secretarissen-generaal.

Het beleid der secretarissen-generaal

XC

XCAanvankelijk was er bij de secretarissen-generaal sprake van een duidelijk streven om zich tegen elke vorm van publieke, tegen de Joden gerichte discrirninatie te verzetten. Toen het college eind mei en begin juni vernam dat, gelijk reeds vermeld, in verschillende gemeenten bordjes met de aanduiding 'Joodse zaak' aangebracht werden, liet het de burgemeesters opdracht geven, die bordjes te verwijderen. Tenkink gaf in juli instructie dat de politie tegen elementen die antisemietische relletjes trachtten uit te lokken, 'met beslistheid' moest optreden.ê Dat alles was een vorm van steunverlening aan de Joodse bevolkingsgroep - een steunverlening die overigens samenhing met het algemene streven der secretarissen-generaal om onrust, opstootjes e.d. in de Nederlandse samenleving te voorkomen.

XCJegens de Joodse vluchtelingen uit Duitsland stelden de secretarissengeneraal zich in sommige opzichten minder hulpvaardig op. Niet in alle: zo boden zij in de herfst weerstand aan Duitse verlangens om de pachtcontracten te annuleren voor de z.g. Joodse werkkolonie in de Wieringermeerpolder, waar ca. driehonderd jongeren een landbouwopleiding ontvingen. Die werkkolonie werd door het Joodse Vluchtelingencomité gefmancierd. Er was evenwel voor in totaal vele duizenden vluchtelingen geld nodig: voor vluchtelingen zonder eigen inkomsten die her en der in het land verspreid woonden, voor de bevolking van het kamp Westerbork die op 10 mei in Leeuwarden gestrand was en die op 27 mei naar Westerbork teruggezonden werd, en .dan voor groepen Protestantsen Katholiek-gedoopte Joden die ten tijde van de Duitse inval in Zeeuws-Vlaanderen gehuisvest waren en van wieJ.

1 de Vries: 1918-1968, p. 488. 2 Brief, I6 juli I940, van Tenkink aan Rauter Z 464/40).

753 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

velen later in mei of in juni berooid weer naar Zeeuws-Vlaanderen terugkeerden. De Protestantse en Katholieke hulpcomité' s hadden vrijwel geen geld meer en het Joodse Vluchtelingencomité had voor 1940 f 2t mln aan uitgaven becijferd waarop het een tekort had van minstens een miljoen gulden. De minister van binnenlandse zaken, van Boeyen, had in april een subsidie toegezegd, maar de zaak was op 10 mei nog niet in de ministerraad behandeld en toen 'het vraagstuk betreffende de geëmigreerde Duitse Joden' begin juni bij de secretarissen-generaal in bespreking kwam, was het college

XC'eenstemmig van oordeel dat het ongewenst is dat het Rijk instede van de plotseling verarmde Comité's in de onderhoudskosten van deze lieden zou bijspringen. Voorts is het de mening der vergadering dat de in kampen geïnterneerde Duitse Joden zo spoedig mogelijk bij Joodse families in de verschillende steden zullen worden ondergebracht, echter niet in Amsterdam.' 1 hielden de secretarissen-generaal het voor gevaarlijk dat daar reeds zoveel Joden bijeenzaten ? Wij weten het niet. De algemene stemming in het college was er in elk geval niet een van identificatie met de groep die vervolgd dreigde te worden. 'Ik heb het', schreef later de secretaris, mr. Schaepman, 'steeds betreurd dat de behandeling van de Jodenkwestie welke een bepaald volksdeel zo pijnlijk trof, altijd nog moest gepaard gaan met de nodige Jodengrapjes of min of meer schampere opmerkingen over Joden om toch vooral te laten uitkomen hoe men zich van dieJoden gedistantieerdvoelde."

XCVan het door de secretarissen-generaal gesuggereerde onderbrengen van vluchtelingen bij families kwam niets terecht. De vluchtelingen uit ZeeuwsVlaanderen werden eerst naar de vervuilde rijkswerkinrichting in Hoorn overgebracht (in de meidagen een der interneringsoorden voor NSB' ers) en vervolgens medio juli naar het kamp te Westerbork. Daar bevonden zich eind '40 op een totale kampbevolking van II60 personen 84 protestantse en 137 katholieke vluchtelingen. Nagenoeg al die vluchtelingen in Westerbork werden financieel gesteund door het Joodse Vluchtelingencom.ité dat eind '40 in totaal aan meer dan zesduizend vluchtelingen steun bood, onder wie meer dan zevenhonderd kinderen die van hun ouders gescheiden waren. De grote bedragen die hiervoor nodig waren, werden, toen geen enkel overheidssubsidie verleend werd, geheel in Joodse kringen bijeengebrachtCsg: Notulen,juniC. J.Schaepman:'Verslagbetreffendede secre

1 3 1940. 2 M. tarissen-generaal', p. 4.

754 [PDF]
UIT DE LUCHTBESCHERMING

doordat velen van de meer vermogende Joden aan het comité een vrijwillige belasting betaalden van 2% van hun kapitaal plus 2% van hun inkomsten; 'er werd', aldus de bankier A. Andriesse, 'het enige middel in gezien, de Joodse vluchtelingen van de straat te houden en aldus te vermijden dat het Jodenvraagstuk de Duitsers zou worden opgedrongen.'!

XCDiezelfde gedachtengang treft men bij het college van secretarissengeneraal aan. Dat Sam Swaap als coneertmeester van het Residentieorkest diende te verdwijnen, kreeg van Poelje in juli te heren, Hij gaf die instructie aan het orkest door maar stelde aan zijm ambtgenoten de vraag of het zin had, de D uitsers te herinneren aan Wimmers uitspraak dat 'das jüdische Problem nicht existiere' Daar werd niet voor gevoeld: 'wellicht is nog een tussenweg te vinden', zo werd op de zzste juli genotuleerd, 'teneinde het op de spits drijven van deze problemen te voorkomen.A

XCZei Frederiks op die zzste dat hij ruim een week tevoren uit Wimmers eigen mond vernomen had dat' das jüdische Problem' wel degelijk bestond? Het blijkt niet uit de notulen.

XCZoals wij al vermeldden, had de Befehlshaber der Ordnungspolizei na Anjerdag gelast dat o.m. alle Joden uit de gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten moesten verdwijnen. Door al die diensten werden vervolgens circulaires, soms ook gele kaarten rondgezonden waarop de leden o.m. moesten opgeven of zij al of niet Jood waren; in Amsterdam dienden zij te berichten of zij al of niet tot 'het Joodse ras' behoorden. Die discriminatie leidde vrijwel nergens tot reacties, met dien verstande dat in Amsterdam ds. Eykman de kaart die hij moest invullen, verscheurde en dat in Nunspeet in een studentenkamp van de Nederlandse Christelijke Studenten Verenigingalle kaarten die deelnemers ontvangen hadden, ook al verscheurd werden nadat de kampleiding op de 'misselijke betekenis van deze briefkaarten' gewezen had; dit collectief protest werd besloten met een bidstond onder leiding van een van de secretarissen der NCSV, ds. J. Koopmans.ê Op hem komen wij in dit hoofdstuk nog terug.

XCWat bij de luchtbescherming gebeurd was, was hoogst ernstig: N ederlandse overheidsdiensten hadden onderscheid gemaakt tussen Joden enniet-Joden. De zaak werd dan ook aan Frederiks gerapporteerd. Op 5 juli stuurde hij Wimmer een zwak protest, eigenlijk meer een verzoek om opheldering.' Acht dagen later, 13 juli, noteerde Wimmer: 'Jch habe Trederiks person lich zum Gegenstand gesproehen. Erledigt. Einlegen.'4 Riep Frederiks de hulp

1 A. Andriesse: 'Herinneringen 1940-194I', p. 13 (archief kabinet der koningin). 2 Csg: Notulen, zz juli 1940. 3 Brief, 16 nov. 1967, van F. M. van Asbeck. 4 No titie van Wimmer op

755 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

van zijn ambtgenoten in? Het blijkt nergens uit. Trouwens, ook op andere punten in het overheidsapparaat ging men onderscheid maken tussen Joden en niet-Joden. Dat Verwey, toen nog uitsluitend directeur van de rijksdienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling, begin juli bepaalde dat Joden (en communisten) niet in aanmerking kwamen voor de arbeidsinzet in Duitsland, was wellicht niet zo vreemd; vreemd was wèl dat de commissie die in juli de nieuwe politie-officieren selecteerde, als richtlijn aanhield dat Joden voor dergelijke benoemingen niet in aanmerking kwamen. Hoe wist men of de betrokkenen Joden waren? Men durfde het hun niet vragen, maar de vertegenwoordiger van het departement van justitie slaagde er in 'om de candidaten als het ware eigener beweging bij de beantwoording van verschillende vragen te doen aangeven of zij al dan niet Jood waren."

XCIn dezelfde vergadering der secretarissen-generaal waar van Poelje de zaak van coneertmeester Sam Swaap aan de orde stelde (22 juli), deelde de directeur-generaal van de voedselvoorziening, ir. Louwes, mee dat hij vernomen had dat de Duitsers het ritueel slachten wilden verbieden. Afgesproken werd dat secretaris-generaal Scholtens (sociale zaken) trachten zou 'om terzake tot een regeling te komen. Het ware zaak te vermijden dat hierdoor de Jodenkwestie naar voren gebracht wordt.P In beginsel voelden de secretarissen-generaal er voor, zèlf het ritueel slachten te verbieden. Eind juli constateerden zij dan ook met enige teleurstelling dat Seyss-Inquart voor de desbetreffende verordening zou'hoewel het wellicht wenselijk ware geweest, zulks van Nederlandse zijde te

zorgen", bepalen.l?

XCBegin augustus ondernam Generaikommissar Fischböck een poging om te bereiken dat Joodse winkels welke op zaterdag gesloten waren, ook op zondag gesloten zouden zijn; dat zou, betoogde hij, de zondagsrust ten goede komen. Hirschfeld gaf Frederiks het argument om dit betoog te weerleggen: heel veel winkels mochten op zondag een aantal uren open zijn en dat daar een aantal Joodse winkels bij was, mocht toch nauwelijks van belang heten. De zaak kwam eind augustus in een Chefsitzung bij SeyssInquart ter sprake en deze besliste kennelijk: niet doorzetten.

1 Verg. p.g.: Notulen, 13 sept. 1940, p. 7. 2 Csg: Notulen, 22 juli 1940. 3 VO p. 247-48). 4 Csg: Notulen, 31 juli 1940.

756 [PDF]
SNOUCK HURGRON]E IS TEGEN VERZE T

XCEr was namelijk een veel belangrijker aangelegenheid aan de orde.

XCMedio augustus bleek de secretarissen-generaal dat de bezetter bezwaar maakte tegen de benoem.ing van vice-admiraal van Laers opvolger als inspecteur-generaal van het loodswezen omdat diens vrouw 'niet-Arisch' zou zijn. Secretaris-generaal Spitzen wilde haar afstamming nader onderzoeken. De Quay die nog aan de vergaderingen van het college deelnam, achtte het feit dat de Duitsers bezwaar gemaakt hadden, 'een bedenkelijk verschijnsel. Hoewel de vergadering het hiermee eens is, is men', aldus de notulen, 'van oordeel dat hiertegen weinig te doen is.' Andere leden van het college hadden evenwel mededelingen die in hetzelfde vlak lagen: Tenkink en Frederiks vertelden dat zij weerstand hadden moeten bieden aan een Duitse eis om bij Joodse winkels een bord 'Keilt Eintritt für Reichsdeutsche' aan te brengen en Scholtens deelde mee dat Joodse bedrijven extra moeilijkheden kregen ten aanzien van ontslagvergunningen. Kon men dit alles zo maar over zijn kant laten gaan? 'Sommige leden' spraken de wens uit, tegen het Duitse drijven stelling te nemen. Voorzitter Snouck Hurgronje wiens woord kennelijk veel gezag had, was het hier niet mee eens: 'De voorzitter acht het niet wenselijk, terzake officiële stappen te ondernemen. Wel zal van de Duitse autoriteiten geëist moeten worden dat zulks hunnerzijds bij verordening geschiedt'! - en dit betekende dat de secretarissen-generaal zich op het standpunt stelden dat zij, mits de verantwoordelijkheid voor de afkondiging van anti-Joodse maatregelen duidelijk bij de bezetter kwam te liggen, bereid waren, de uitvoering, zij het ongaarne, ter hand te nemen. Men zou de daartoe strekkende medewerking niet botweg weigeren; eventueel zou men schriftelijk protesteren, overigens wel beseffend dat Seyss-Inquart en de zijnen zich daar niets van zouden aantrekken.

XCHet protest tegen hetgeen komende was, werd in eerste instantie door Snouck Hurgronje en Frederiks mondeling tegen Generalleontmissar Wimmer geuit. Wimmer liet hen praten. Eind augustus richtte hij de instructie tot de secretarissen-generaal dat zij voortaan geen Joden in overheidsdienst mochten aanstellen of joden die al in dienst waren, bevorderen. Die instructie werd op de joste door het college besproken. Men besloot dat Snouck Hurgronje Wimmer zou antwoorden, 'dat men zich dezerzijds bij deze beslissing zal moeten neerleggen doch dat zulks ongaarne zal geschieden, waar reeds bij herhaling werd betoogd dat in Nederland geen jodenvraagstuk bestaat.f Kennelijk impliceerde de aanvaarding van de Duitse instructie dat de secretarissen-generaal bereid waren, verder op eigen verantwoordelijkheid de nodige aanwijzingen te geven aan het overheidsapparaat. Dat standpunt her

XC1 Csg : Notulen, 12 aug. 1940. 2 A.v., 30 aug. 1940.

757 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

zagen zij toen zij enkele dagen later (2 september) opeens constateerden dat wat de Duitsers eisten, met de Grondwet in strijd was die immers in artikel 5 bepaalde dat elke Nederlander tot elke landsbediening benoembaar was, los dus van zijn geloof of afkomst. Deze constatering leidde 'op 4 september tot 'een volkomen verandering in het standpunt van het college" - verandering in zoverre dat een protestschrijven uitgegaan was waarin op die Grondwetsbepaling gewezen werd en waarin ook stond 'dat bij het Nederlandse volk aan welks brede lagen de gemaakte onderscheiding vreemdis, het begrip voor de noodzakelijkheid er van zal ontbreken'"; daar werd de conclusie aan verbonden dat de Reichsleommissar voor een verordening diende te zorgen die de wettelijke grondslag zou vormen voor de te nemen maatregelen. Dat was voor Wimmer geen bezwaar; 'ondershands' gafhij te verstaan, 'dat in sommige gevallen uitzonderingen gemaakt zullen kunnen worden' en op grond van dit alles deed Snouck Hurgronje Wimmer op 6 september de toezegging, 'dat voorlopig geen benoemingen zouden worden gedaan'3 - bedoeld werd: benoemingen van Joden. Met die toezegging ging het gehele college van secretarissen-generaal accoord. Een week later werd Seyss-Inquarts verordening gepubliceerd waarin I overigens geen sprake was van aanstelling of bevordering van ambtenaren maar van aanstelling en ontslag: dat kon geregeld worden 'in afwijking van het tot heden geldende recht'. 4 Artikel 5 van de Grondwet was hiermee in I beginsel opgeheven. Uit Snouck Hurgronje's toezegging dat men 'voorlopig' geen Joden tot ambtenaren zou benoemen, vloeide voort dat men er zich bij personen die voor een benoeming in aanmerking kwamen, van moest vergewissen of zij al of niet Jood waren. In de ambtelijke milieus in Den Haag leidde dit tot één principieel protest. Hoofd van de sociale jeugddienst van het departement van sociale zaken was de acht-en-veertigjarige N. H. de Graaf die op vrijdag 13 september van secretaris-generaal Verwey te horen kreeg, welke vraag hij voortaan stellen moest. Dat was, zei Verwey, 'slechts een formaliteit." Maar de Graaf, een overtuigd Christen die sterk met de kerkstrijd in Duitsland meegeleefd had en die al bij de Duitsers ter verantwoording geroepen was omdat hij op Anjerdag een bos oranje bloemen op zijn bureau geplaatst had en op de verjaardag van prinses Irene zijn personeel had getracteerd op oranjekleurige

XC1 A.v., 4 sept. 1940. 2 Brief, 3 sept. 1940, van Snouck Hurgronje en Frederiks aan Wimmer (collectie Csg-1940). 3 Csg: Notulen, 6 sept. 1940. 4 VO 137/40 ~ iVerordeningenolad, 1940, p. 425-26). 5 P. S. H. de Graaf-Haspels, 28 okt. 1960.

758 [PDF]
HET PROTEST VAN N. H. DE GRAAF

taartjes, kon er geen formaliteit in zien: hij wees die discriminatie in beginsel af Die vrijdag thuiskomend deelde hij aan zijn vrouw mee dat hij ontslag nam, zaterdag zei hij: 'Ik moet mijn mensen toch iets zeggen', zondag schreefhij een korte tekst! en deze las hij zijn medewerkers op maandag voor. Als Christen, zo betoogde hij, zag hij elke verwerping van het Jodendom als een verwerping van Christus en als Nederlander kon hij zich met de invoering van de Ariërparagraaf niet verenigen omdat het evangelie daarvoor tezeer verweven was met het Nederlandse volk. 'Hij zei dat allemaal', aldus een zijner medewerksters, 'heel eenvoudig en beheerst.l'''Het was natuurlijk wel een probleem', vertelde ons later zijn echtgenote, 'zo opeens zonder betrekking, maar we dachten: er zal wel een oplossing komen. Je doet die dingen vanuit je geloof Mijn man heeft zijn tekst ook nog toegestuurd aan de leiding van de sociale jeugdkampen die onder hem. ressorteerden. We dachten niet aan onderduiken."

XCMaar de Duitsers dachten wèl aan de Graaf toen zij begin oktober de tweede groep Indische gijzelaars lieten ophalen; hij was er een van. In maart '43 werd hij uit de gijzeling ontslagen.

XCDe enige die, voorzover bekend, evenals hij op grond van de Jodendiscriminatie ontslag genomen had, was de luitenant-kolonel der marechaussee Pierre Versteegh, die in '41 leider werd van de OD; Versteegh was met een Joodse vrouw gehuwd.

XCEnkele dagen voor Seyss-Inquarts verordening verscheen die de mogelijkheid opende, ambtenaren 'in afwijking van het tot heden geldende rechr' te ontslaan, kwam bij de secretarissen-generaal een Duitse brief binnen waarin opgave gevraagd werd 'van alle ambtenaren die geheel of gedeeltelijk Joden zijn' - zo werd de inhoud in de notulen van het college samengevat." Kennelijk was het de bedoeling van de bezetter, het ontslag der betrokkenen te forceren. Uiteraard waren de gevraagde gegevens niet bekend. Die kon men slechts krijgen door allen die in overheidsdienst waren, te laten verklaren of zij 'Ariër' dan wel 'geheel of gedeeltelijk' Jood waren.

XCOm te beginnen werd nu op 30 september door Binnenlandse Zaken een rondschrijven naar het gehele overheidsapparaat gestuurd waarin melding

1 Opgenomen in H. C. Touw: dl. p. 376. 2 E. E. de Groot in L. de Jong: p. IlO. 3 P. S. H. de Graaf-Haspels, 28 okt. 1960. • Csg: Notulen, 12 sept. 1940.

759 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

gemaakt werd van het Duitse verbod, Joden te benoemen of te bevorderen, en ongeveer een week later volgden, na lange bespreking in het college van secretarissen-generaal, de 'vraagforrnulieren' , beter bekend als 'Ariërverklaring'. Men moest van zichzelf en eventueel van zijn echtgenote of echtgenoot opgeven of men al of niet Jood was; in het eerste geval moest men tevens de namen van zijn ouders en grootouders opgeven alsmede gegevens verstrekken omtrent het inkomen uit hoofde van de eigen werkzaamheden en eventueel ook uit het eigen vermogen.' Keunelijk waren de Duitsers van plan, ook op fInancieel gebied maatregelen te treffen.

XCDat laatste kan de secretarissen-generaalniet verbaasd hebben, want toen zij begin oktober de formulieren van de Ariërverklaring rondzonden, hadden zij een week tevoren (27 september) van Hirschfeld en Louwes vernomen dat vermoedelijk het gehele economische leven 'geariseerd' zou worden, d.w.z. dat men aan de Joden hun bedrijven zou ontnemen. Daartoe moesten de Duitsers natuurlijk weer in de eerste plaats een opgave hebben, welke bedrijven Joods waren. Hirschfeld had al eerder in september geweigerd, medewerking te verlenen bij het verzamelen dier gegevens; hij herhaalde die weigering in oktober waarop Seyss-Inquart besloot, zelf een verordening af te kondigen (22 oktober) waarin de betrokken Joden verplicht werden, die gegevens te verstrekken." Zij moesten dat doen op formulieren die zij bij de Kamers van Koophandel dienden aan te vragen en die ingeleverd moesten worden bij de WirtschaftsprüfStelle. Dat was een onder Fischböck ressorterend bureau dat nauw samenwerkte met weer een andere Duitse instelling, de Deutsche Revisions- und Tm/hand AG of DRT; bij die DRT (die dus het karakter droeg van een naamloze vennootschap) waren in de zomer alle vermogens van Engelsen, Fransen en andere 'vijandelijke' onderdanen aangegeven en zij had de bevoegdheid gekregen, het beheer over die vermogens te voeren." Registratie kon dus tot onderbeheerplaatsing leiden.

XCBij de Wirtschaftsprüfstelle moesten alle ondernemingen aangemeld worden die een Joodse eigenaar of één Joodse directeur of commissaris hadden dan wel één Joodse vennoot. Ook was de aanmelding verplicht indien Joden 'in beslissende mate' deel hadden in het kapitaal of in het stemrecht. In de betrokken verordening werd het begrip 'Jood' minder ruim gedefinieerd dan het geval was bij het verbod tot het benoemen of bevorderen van Joodse ambtenaren. Toen gold al als Jood elk die één

1 Voor het hogere politiepersoneel werd begin februari '41 bepaald dat aan de Ariërverklaring de nodige bewijsstukken (geboorte- en huwelijksakten) toegevoegd moesten worden. 2 VO 189/40 p. 546-52). 3 VO 26/40 (a.v., p. 66-76).

760 [PDF]
AANMELDING VAN 'JOODSE' ONDERNEMINGEN

Joodse grootouder had, nu elk die er drie had dan wel twee, in welk geval men bovendien lid moest zijn van een Joodse kerkelijke gemeente dan wel met een Jood of Iodin gehuwd: dat was dezelfde definitie die in Duitsland na de afkondiging der Neurenberger wetten was gaan gelden. Hoe de aanmelding bij de Wirtschaftsprüf5·telle verliep, zullen wij in het volgende deel behandelen. Hier willen wij slechts vermelden dat de Duitse belustheid om. belangrijke Joodse bedrijven over te nemen de secretarissen-generaal niet onbekend was. Eind augustus - begin september had namelijk het Duitse Tobis-ftlmconcern met slinkse middelen de Joodse eigenaren van het Tuschinski-concern in Amsterdam geforceerd", hun bedrijf voor een laag bedrag aan Tobis te verkopen en waarnemend secretaris-generaal Reinink had daar medio september mededeling van gedaan aan zijn ambtgenoten.

XCEr was aan de secretarissen-generaalnog meer bekend.

XCSchmidt, wij wezen er al op, had eind augustus jegens zijn medewerkers als eerste onder de verordeningen die in voorbereiding waren, een genoemd die de "namentliche Erjassung sámtlicher [uden' beoogde. Met in acht neming van 'strikteste Geheimhaltung' kwam het eerste ontwerp enkele dagen later gereed." Er werd aan Duitse kant stevig aan gedokterd; eind september werd een nieuwontwerp aan Frederiks voorgelegd. Het werd op 2 oktober in het college van secretarissen-generaal besproken. Die bespreking leidde er toe dat Frederiks aan Wimmer voorstelde, de Jodenregistratie via het normale uitreikingssysteem der persoonsbewijzen te laten geschieden, niet door middel van extra-aanmeldingen; in dat laatste geval zou een ieder kunnen zien wie Joden waren, waardoor, aldus Frederiks, 'die für die Be treBènden sowieso schon unangenehme Massnahme ... woh] einen äusserst pein lichen Charakter' zou krijgen."

XCHoe was dus, van de secretarissen-generaal uit gezien, begin oktober de situatie? Zij hadden er zich bij neergelegd dat in overheidsdienst geen Joden meer aangesteld of bevorderd zouden worden; zij hadden de formulieren voor de Ariërverklaring rondgezonden; zij wisten dat de arisering van het bedrijfsleven in voorbereiding was; en zij wisten óók dat alle Joden apart geregistreerd zouden worden, hetgeen kennelijk de administratieve grondslag zou vormen voor verderstrekkende maatregelen.

XCTegen die achtergrond nu, stelde Wimm.er op 4 of 5 oktober de niet

1 Duitse handlangers hadden vlaggen met anti-Duitse opschriften aan het Theater Tuschinski te Amsterdam aangebracht; daarop werd de bioscoop door de gesloten. 2 Brief, 30 aug. 1940, van de van aan de 122 ad). 3 Brief, 21 okt. 1940, van Frede riks aan Wimmer (a.v.).

761 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

XConverwachte, eerder geheel in de lijn der ontwikkeling liggende eis, 'dat

XCalle Joodse ambtenaren ontslagen zouden worden'; daarover ging het

XCcollege van secretarissen-generaal op 5 oktober 'diepgaand' van gedachten

XCwisselen+ Twee dagen later, op 7 oktober, werd de discussie voortgezet.

XCWij citeren de notulen: 'Van verschillende zijden wordt betoogd dat door deze maatregelen een

XCverdere samenwerking dezerzijds met het Duitse gezag vrijwel onmogelijk wordt

XCgemaakt. Ook tegenover de Nederlandse bevolking ware een aanblijven van het

XCcollege bij deze omstandigheden niet langer mogelijk, aangezien men hierdoor

XCde laatste resten vertrouwen van die zijde geheel zou verliezen.'

XCVerzet dus? Aftreden? Neen, Snouck Hurgronj e greep in: 'De voorzitter stelt hiertegenover dat door het aanblijven alleen het college

XCzou kunnen voortgaan met het behartigen en beschermen van de Nederlandse

XCbelangen. Een aftreden zou in de eerste plaats voor de Nederlandse belangen

XCrampzalig zijn, daar een algemene chaos op elk gebied hier het enige gevolg van

XCzou zijn. De vergadering wisselt hierover diepgaand van gedachten. Men komt

XCuiteindelijk tot de slotsom dat in ieder geval de voorzitter nogmaals de heer

XCWimmer zal wijzen op de bijzondere ernst van deze maatregel en op de bijzon

XCdere spanning die hierdoor aan Nederlandse zijde onvermijdelijk zal ontstaan." Het denkbeeld, medewerking te weigeren, had men dus schielijk laten

XCvallen. Men besloot, naar verzachting te streven: kon men misschien een uit

XCzondering verkrijgen voor 'frontstrijders' dan wel voor 'Joden die in Neder

XCland zijn geboren en geacht kunnen worden, een Nederlands karakter te hebben'j" Het leek Seyss-Inquart verstandig, het tempo niet te forceren: hij stelde

XChet ontslag' auf eine gewisse Zeit' uit." Voor hem was het medio oktober het

XCbelangrijkste dat vaststond dat, als het er op aankwam, de secretarissen

XCgeneraal hem hun verdere medewerking, zij het vermoedelijk onder protest,

XCniet zouden onthouden.

De eerste protesten

XC

XC/ In de tweede helft van september werd het ook buiten de departementen

XCbekend dat Joden niet meer in overheidsdienst aangesteld of bevorderd

XC1 Csg: Notulen, 5 okt. 1940. "A.v., 7 okt. 1940. 3 A.v., 9 okt. 1940. 4 'Dienst

XCbesprechung bei GK Schmidt', 10 okt. 1940, p. 1.

762 [PDF]
DE ARIËR-VERKLARINGEN

mochten worden; begin oktober wist men dat op alle provinciale griffies en -. op alle gemeentehuizen. Er verscheen ook een kort bericht in sommige dagbladen (4 oktober). Korte tijd later werden de gedrukte formulieren inzake de Ariërverklaring in het gehele overheidsapparaat verspreid.' Zij moesten in Amsterdam in opdracht van het gemeentebestuur 'nauwkeurig' en 'met de meeste spoed' ingevuld worden - Presser spreekt niet ten onrechte van 'bijwoordelijke bepalingen van angst'. 2 Het zekere voor het onzekere nemend lieten de secretarissen-generaal die formulieren ook in twijfelgevallen toesturen: aan het personeel van de Hoogovens (president-directeur Kessler zond ze terug), aan de leden van examencommissies en aan het personeel van alle instellingen voor bijzonder onderwijs (die instellingen ontvingen immers subsidie uit de staatskas). Op de ambtenaren der departementen werd grote pressie uitgeoefend, de formulieren snel in te vullen: wie weigerde, zou ontslagen worden (later verlaagde men die straf tot een berisping).

XCBij Financiën moesten de verklaringen op 7 oktober ingeleverd zijn. 'Van de secretaresse van het kabinet kreeg ik', aldus een hoofdambtenaar,

XC'op 8 oktober te horen: 'Waar blijft uw verklaring?' Ik heb gezegd: 'Die teken ik niet. Dat is toch te gek. Dat kan toch zo maar niet!' Ze zei: Ja, rnaar u bent de enige die de verklaring niet tekent!' Ik vroeg haar toen of ik ook de enige was van de buitendienst en haar antwoord daarop was: 'Ja, ook van de buitendienst, van het hele departement van fInanciën.' Vijf minuten daarna kwam ik een ambtenaar tegen, een Israëliet, betrokkene dus, die mij vroeg die verklaring toch alsjeblieft te tekenen. Hij zei: 'De toestand wordt voor ons veel zwaarder wanneer u het niet doet.' ... Ik hèb getekend."

XCIn heel enkele gevallen (onze opgave is vermoedelijk niet volledig) werd de invulling van de Ariërverklaring geweigerd: door mr. ir. F. Wijkerslooth de Weerdesteyn, ingenieur van de rijkswaterstaat in Zuid-Holland (hij werd na enige tijd ontslagen); door mr. J. L. le Poole, tijdelijk ambtenaar van de Octrooiraad (het kostte hem zijn vaste aanstelling); door een ambtenaar van het departement van waterstaat, J. G. Fraterman; door een adjunctinspecteur van de Raad van Arbeid, J. Drop; door een Leids apotheker, lid van een examencommissie, dr. T. Potjewijd ; door een lerares aan een AmsteJ;damse meisjesschool, A van Balkorn-Stutterheim, en door een leraar aan het Lyceum te Zaandam, George Jambroes ('midden in de volle leraarskamer stond hij, 'Wie doet mij na?' riep hij uit en verscheurde het formulier. DeHet NVV zond begin november aan alle bestuurders en personeelsledeneen eigen Ariërverklaring rond. 2]. Presser: Ondergang (1965), dl. I, p. 31. 3 Getuige]. C. Roelofsen, Enq., dl. VII c, p.

1

763 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

zelfde avond verliet hij Zaandam"). Een gedeputeerde van Utrecht, ir. F. C. C. baron van Tuyll van Serooskerken van Zuylen, weigerde invulling en nam ontslag. Voorts werden alle formulieren die door de staf van het Amsterdams Lyceum ingevuld waren, door het bestuur achtergehouden en de schoolondervond daar verder geen last van. Overigens waren er niet of nauwelijks weigeringen, ook niet uit Joodse kring. De ingevulde formulieren stroomden naar Den Haag toe. Het waren er ver over de tweehonderdduizend, daaronder verscheidene van personen die zich korte tijd later als verzetsstrijders nauwelijks meer konden indenken dat zij de Ariërverklaring ingevuld hadden. Bij de instellingen voor protestants bijzonder onderwijs vond die invulling plaats met machtiging van het overkoepelend bestuurscollege, de Schoolraad; deze zou eveneens spoedig zijn houding herzien.

XCWat deed de Hoge Raad?

XC's Lands hoogste rechtscollege zou in bijzondere mate bij alle anti-Joodse maatregelen betrokken zijn doordat zijn president, mr. Lodewijk Ernst Visser (wij komen in ons volgende deel nog op hem terug), een Jood was. Nog geheellos van dat feit waren er verscheidenen in de wereld van het recht die meenden dat het bij uitstek op de weg van de Hoge Raad lag, protest aan te tekenen tegen maatregelen die rechtstreeks indruisten tegen het Nederlandse rechtsgevoel en tegen de Grondwet en die bovendien geen moment losgemaakt konden worden van wat de Joden in Duitsland sindsaangedaan was. Vanverschillende kanten werd de Hoge Raad benaderd. Telders schreef in een brief aan president Visser dat hij de Ariërverklaring zag als

, 3 3

XC'het begin van een zeer ernstige inbreuk op de grenzen die aan de bezettersbevoegdheid zijn gesteld, een inbreuk die voor talloze Nederlanders onmetelijke gevolgen kan hebben ... Wat thans van ons wordt gevraagd, is de eerste stap voor het verwijderen van niet-Ariërs uit door hen beklede ambten ... De houding van de Hoge Raad in deze is als precedent voor alle andere betrokkenen van het hoogste belang. Dit schrijven strekt er dan ook toe, de Hoge Raad met aandrang te verzoeken, het vraagstuk in ernstige overweging te nemen en daarbij het grote principiële belang van de zaak niet bij overwegingen van opportuniteit of formalisme achter te stellen. Het is natuurlijk gemakkelijker in

XC1 Brief, I6 okt. I965, van W. S.

764 [PDF]
DE HOGE RAAD

deze tijd alles te 'slikken', doch het is zeer de vraag of men daarmee zijn plicht als Nederlander naar behoren vervult."

XCEr is reden om aan te nemen dat dit betoog president Visser zeer aansprak, maar hij stelde zich, voorzover bekend, op het standpunt dat hij zich als slachtoffer van eventuele maatregelen geheel buiten de discussies moest houden en dat de zeventienniet-Joodse leden van de Hoge Raad zelfstandig hun standpunt hadden te bepalen. Vermoedelijk (het staat niet met zekerheid vast) gaf hij Telders' brief aan hen door. In diezelfde dagen zocht een der leden van de Utrechtse rechtbank, mr. A. D. van Regteren Altena, een van de leden van de Hoge Raad op om steun te vragen voor de Utrechtse rechters die vrijwel allen het afleggen van de Ariërverklaring wilden weigeren: kon de Hoge Raad niet het goede voorbeeld geven? Diezelfde vraag werd gesteld door de president van de Haagse rechtbank, mr. A. S. Rueb, die benaderd was door twee leden van de Leidse juridische faculteit: prof. mr. J. F. van Bemmelen en prof. mr. R. P. Cleveringa. Rueb had hun meegedeeld, 'dat er reeds enige rechters bij hem geweest waren met de vraag of dat nu zo maar ging en het formulier 'infra dignitatem' hadden genoemd.f

XCIn twee vergaderingen overwoog de Hoge Raad welke houding het college zou innemen. Met grote meerderheid van stemmen (vermoedelijk twaalf tegen vij(3) besloot de raad, het invullen der Ariërverklaring niet te weigeren. Die meerderheid stelde zich op het formalistische standpunt dat er voor zodanige weigering geen rechtsgrond was. Mèt de minderheid hield zij overigens rekening met de mogelijkheid dat, na het invullen der Ariërverklaringen, de niet-Ariërs ontslagen zouden worden. Er werd een brief opgesteld waarin sprake was van ernstige bezwaren tegen zodanig ontslag. Die brief werd evenwel niet verzonden. Dat was een besluit hetwelk, zonder verder overleg met de leden van de Hoge Raad, op advies van secretarisgeneraal Tenkink formeel genomen werd door het presidium dat uit president Visser en de twee vice-presidenten bestond; wij nemen aan dat Visser, getrouwaan de beleidslijn die hij uitgestippeld had, materieel de beslissing aan de twee vice-presidenten overgelaten heeft. Hoe dat zij bij de rechterlijke macht en in de kringen der hoogleraren raakte het spoedig bekend dat de leden van de Hoge Raad 'getekend' hadden en dat het protest dat zij opgesteld hadden, niet verzonden was. Van dat alles ging op diegenen die hadden willen weigeren, een deprimerend effect uit. Men volgde, zij het menigmaal schoorvoetend, het voorbeeld dat de Hoge Raad gegeven had.

XC1 Brief, 17 okt. 1940, van B. M. Telders aan L. E. Visser (Enq., dl. VII b, P: 14.) 2 R. P. Cleveringa: Dagboek, 17 okt. 1940. 3 Brief, 14 april 1970, van A. D. van

765 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

XCEr wèrd geprotesteerd. Aanvankelijk waren dat, als van N. H. de Graaf,

XClouter reacties op het bericht dat Joden in overheidsdienst niet meer aan

XCgesteld of bevorderd mochten worden. Dat bericht hield immers in, dat

XCde discriminatie in beginsel ingevoerd was. In Leiden ondertekenden van de vier-en-twintighonderd studenten ruim

XCzeventienhonderd een verklaring van protest die aan Seyss-Inquart toe

XCgezonden werd en aan een door de Amsterdamse jurist, prof. mr. P. Scholten

XCopgesteld adres aan de Reichsleommissar (discriminerende maatregelen zou

XCden, zo stond er in, 'niet een probleem oplossen maar er een scheppen, alsook

XClijnrecht indruisen tegen de tradities en vrijheden waarvan ons de hand

XChaving door Uwe Excellentie is toegezegd'), gaf ongeveer de helft (twee

XChonderdnegen-en-twintigê) van de Nederlandse hoogleraren zijn naam."

XCNaar verhouding kwamen de meeste ondertekeningen uit Leiden en Gro

XCningen. Het is misschien tekenend voor de verwarring dier dagen dat ook

XCScholten, de opsteller van dit adres, meende dat er geen rechtsgrond was om

XCzich tegen het simpele invullen van de Ariërverklaring te verzetten. Zijn be

XCtoog gaf bij een aantal weifelaars onder de Amsterdamse hoogleraren de

XCdoorslag. L In druk werd tegen de Jodendiscriminatie in een bewogen brochure ge

XCprotesteerd door Scheps? en in de pers op dit moment alleen in het weekblad

XCDe Unie en in Het Liberale Weekblad. De leden van het Driemanschap (van wie mr. Einthoven één Joodse

XCgrootouder had) beschikten over een lang rapport, 'De Joden in Nederland',

XCdat opgesteld was door Croeninx van Zoelen. Hij had dat rapport 'op het

XCsecretariaat van de Unie geschreven', hij was, aldus Einthoven, 'op dat

XC1 Tekst: Doe II-332 A, a-I. 2 Dit cijfer wordt genoemd in de brief, 17 okt. 1940, van B. M. Telders aan L. E. Visser (Enq., ell. VII b, p. 14). Een andere bron geeft

XCtweehonderdelf op (J. N. Bakhuizen van den Brink: 'Herdenkingstoespraak, 5 mei

XC1955', Mededelingen van de Civitas Academiae Lugduno Batavorum. mei 1955, p. 79).

XC3 Onder de hoogleraren die dit adres niet ondertekenden, waren enkele humanisten

XCdie zeiden, overwegende bezwaren te hebben tegen enige, hier niet aangehaalde

XCformuleringen die op basis stonden van het Christelijk geloof. • In zijn Een ernstig

XCwoord aan de leden van de gemeenteraden in Nederland waarvan ca. 6000 exemplaren in

XCcirculatie kwamen, laakte Scheps het zwijgen van de kerken en deed hij een beroep,

XCniet alleen op de gemeenteraden maar ook op de provinciale staten, zich tegen het

XCeventueel ontslaan van Joden te verzetten: 'Wie de Jood hoont, hoont ook de Jood

XCJezus'. (p.

766 [PDF]
HET PROTEST VAN HET DRIEMANSCHAP

gebied een specialist.T Groeninx die zich in zijn rapport aangeduid had als 'een zuiver Arisch Nederlander' , had verschil gemaakt tussen de positie van de Joden in Nederland en in Duitsland. Met gebruikmaking van overvloedig statistisch materiaal had hij aangetoond dat in Nederland op geen enkele sector van het openbare of bedrijfsleven sprake was van overheersende, laat staan van schadelijke Joodse invloed, maar in Duitsland waar, zo schreef hij, 'bijvoorbeeld in het bankwezen en in de medische- en rechtspraktijk in de grote steden tot 1933 het Joodse element zowel in aantal als ook in invloed overheerste, soms tot 70% toe', was' de felle reactie die voor onze bescheiden verhoudingen onnatuurlijk zou zijn, ... verklaarbaar' - dat laatste vooral daarom,

XC'nu onder die hier ongekend hoge percentages nog een groot aantal school dat zelf of in de naast voorgaande generatie uit Oost-Europa zich in drommen tegelijk over de Duitse steden en Wenen had uitgestort, van lager beschaving en platzak ... Ook de Nederlander - Jood of niet - zijn bij de Joodse invasie uit Duitsland sinds 1933 de ogen ietwat opengegaan voor de tegenstelling tussen de nationaal geassimileerde en de apatride Jood ... Duitsland had dan ook inderdaad een Jodenprobleem, gelijk Amerika een negerprobleem. Nederland heeft geen van beide. En althans niet van zulk belang om daaraan een nu alles overheersend belang op te offeren, nl. dat van samenwerking van bezetten en bezetters waartoe de omstandigheden Nederland nu nopen."

XCWie zo de Jodenvervolging in Duitsland goedpraatte, gaf aan zijn protest tegen de Jodenvervolging in Nederland eerder een opportunistisch dan een principieel karakter. Trouwens, van die Duitse Joden die zo hatelijk beschreven waren en als 'apatride' aangeduid, bevonden zich meer dan tienduizend als vluchtelingen in Nederland. Vormden zij dan niet een 'probleem'? Moesten tegen hen geen maatregelen genomen worden? Er was, ook op dit punt, in de Unie verdeeldheid aan de top. Van de naaste medewerkers van het Driemanschap vonden sommigen dat ons land in het geheel geen Jodenvraagstuk kende (dat was ook de opinie van Einthoven) en dat men zich dus op principiële gronden tegen alle anti-Joodse maatregelen moest uitspreken, anderen wilden verder gaan dan Groeninx. Door die eerste groep werd een artikel voor het weekblad De Unie opgesteld waarin Duitse maatregelen op dit gebied radicaal afgewezen werden. Het stuk was voor Homan en de Quay niet aanvaardbaar en de deliberaties die daaruit voortvloeiden, leidden er tenslotte toe dat Homan een 'verklaring van het

XC1 Getuige L. Einthoven, Enq., dl. VII c, p. 754. "R. Groeninx van Zoelen: 'De Joden in Nederland', p. 12-13 (Doe 1-1017,

767 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

Driemanschap' schreef die op 12 oktober in De Unie gepubliceerd werd. 'Het is bekend', zo stond daarin te lezen, 'dat de Nederlandse Unie vanaf haar oprichting zich op het standpunt heeft geplaatst, dat een regeling noodzakelijk was voor het vraagstuk der naar Nederland uitgeweken Joden uit andere lauden, doch dat enige verandering in de sinds onheuglijke tijden door het Nederlandse volk aangenomen houding tegenover de Joden die sinds geslachten in Nederland wonen en werken, onnodig en ongewenst is.

XCOnnodig omdat in Nederland de Joden niet de positie innemen en ook niet de houding aannemen, welke in andere landen het Jodenvraagstuk acuut hebben gemaakt ...

XCOngewenst omdat onze Christelijke verdraagzaamheid en rechtvaardigheid ons in onze verhoudingen doen beseffendat wij geen hier levende groep om haar afkomst uit onze samenleving mogen stoten of in een hoek onzer samenleving mogen terugdringen.'

XCWat in die laatste alinea's nog aan kracht aanwezig was, werd verzwakt door de toevoeging: 'Wij erkennen dat het thans bij verordening bepaalde' (bedoeld werd: het verbod om Joden in overheidsdienst aan te stellen of te bevorderen) 'het Jodenprobleem gematigd aanvat'. Ondanks dat woord 'gematigd' was de verklaring van het Driemanschap de Duitsers hoogst onwelkom. Janke noemde op zijn persconferentie 'derartige Disleussionen vorerst ü.berflüssig.'l

XCDe redactie van Het Liberale Weekblad (A. W. Abspoel, dr. P. H. Ritter jr., mr. W. C. Wendelaar) vond het evenwel allerminst 'overbodig' om tegen de Jodendiscriminatie te protesteren. Dat geschiedde in een op vrijdag 25 oktober gepubliceerd artikel dat 'Nederlandse vrijheidszin en verdraagzaamheid' als sprekende titel had. Er werd in het stuk gememoreerd wat Joden in de Nederlandse samenleving gepresteerd hadden. 'Antisemietische bewegingen (het kan met nadruk worden vastgesteld) vonden', zo heette het verder, 'geen weerklank in ons volk. Nederlandse Joden waren en bleven voor de overgrote meerderheid van ons volk ook Joodse Nederlanders, met gelijke rechten én gelijke plichten als staatsburger en als mens.'

XCDrie dagen na deze publikatie, op maandag 28 oktober, werd aan de pers meegedeeld, 'dat het de redacties niet is toegestaan, in commenterende vorm of in artikelen te schrijven over aangelegenheden betreffende de Joden,

XC1 Persconferentie. II okt. 1940 (DVK.

768 [PDF]
'HET LIBERALE WEEKBLAD'

over Joodse vraagstukken enz.'! Het is intussen waarschijnlijk dat dat verbod niet alleen een reactie was op het artikel in Het Liberale Weekblad maar ook te maken had met het feit dat daags tevoren, zondag 27 oktober, in tal van protestantse kerken het eerste gemeenschappelijke protest tegen de antiJoodse maatregelen voorgelezen was.

De kerken

XC

XCHet kerkelijk verzet dat de gehele bezettingstijd door een zo belangrijke factor geweest is, hing enerzijds samen met wat door de bezetter misdreven werd en anderzijds met een diepere bezinning op de aard van het nationaal-socialisme en op de taak der kerken in de samenleving. Dat bezinningsproces is vooral in het grootste protestantse kerkgenootschap, de Nederlandse Hervormde Kerk, van betekenis geweest; het was daar mede een reactie op de ontwikkeling van dat kerkgenootschap sinds het begin van de negentiende eeuw. Op die achtergrond, op de organisatie van het kerkelijk verzet en op de belangrijkste figuren die dat verzet gedragen hebben, willen wij in een volgend deel dieper ingaan. Hier willen wij ons beperken tot het weergeven van de feiten die zich in '40 voordeden, maar toch weer niet zonder de onmiddellijke voorgeschiedenis aan te stippen.

XCIn Voorspel beschreven wij hoe de Rooms-Katholieke kerk bij monde van haar bisschoppen begin' 3 4 fascismeen nationaal-socialisme in de N ederlandse verhoudingen afgewezen had; toen was ook aan alle priesters en geestelijke personen, aan leiders van katholieke organisaties of instellingen en aan leerkrachten bij het katholiek onderwijs elke actie ten bate van fascisme of nationaal-socialisme verboden. In mei' 3 6 waren de bisschoppen onder leiding van de pas benoemde aartsbisschop, mgr. dr. [ohannes de Jong, wezenlijk verder gegaan: zij hadden toen in een mandement verklaard dat allen die aan de NSB 'in belangrijke mate' steun verleenden, niet meer tot de sacramenten toegelaten zouden worden; de betrokkenen konden dus niet meer ter biecht of C01=1Uniegaan, geen kerkelijk huwelijk sluiten en niet de sacramenten der stervenden ontvangen.

XCIn oktober '36 deden de Gereformeerde Kerken, het op één na grootste protestantse kerkgenootschap, een overeenkomstige uitspraak: zij verklaarden de beginselen van de NSB onverenigbaar met de gereformeerde

XC1 Noot voor de redacties, 28 okt. 1940 (a.v., 84

769 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

belijdenis en kondigden sancties af voor allen die lid bleven van organisaties welke uitgingen van 'onschriftuurlijke dwalingen als daar zijn: het 'Leidersbeginsel' en 'de totalitaire staat'.'

XCEen in Voorspel voorkomende omissie aanvullend, voegen wij hier aan toe dat de Christelijke Gereformeerde Kerk in I937 de uitspraak deed: 'de beginselen van de Nationaal Socialistische Beweging zijn in het licht van Schrift en Belijdenis absoluut te veroordelen", en dat de Remonstrantse Broederschap al drie jaar eerder, nl. in mei' 34, voorgelicht door de Leidse hoogleraar prof. dr. L. J. van Holk, 'de pseudo-godsdienstige leerstellingen en de geweldmethoden van de absolute staat' verworpen had 'als in strijd met de nationale traditie van vrijheid en verdraagzaamheid en bovenal als verbastering en afval van het Christelijk geloof.'2

XCHet veruit grootste protestantse kerkgenootschap, de Nederlandse Hervormde Kerk, had geen overeenkomstige uitspraken gedaan: de kerkorde liet daartoe geen mogelijkheid. Het gevolg hiervan was dat er hervormde predikanten waren die binnen de kerk propaganda konden blijven maken voor de NSB. Anderzijds was sinds de zomer van '37 op initiatief van ds. J. Eykrnan binnen de hervormde kerk een groepering ontstaan die aansluiting gevonden had bij de voormannen van het protestants verzet in Duitsland en met name ook bij prof. dr. Karl Barth die in Bazel doceerde. Deze groepering was in de neutraliteitsperiode enkele malen in vergadering bijeengekomen en had toen in Amersfoort de Z.g. Amersfoortse Stellingen aanvaard die door de al genoemde secretaris van de NCSV, de jonge theoloog dr. J. Koopmans, geformuleerd waren. Als 'opdracht van de Christelijke Kerk' was daarin gesteld dat zij 'zonder vrees tot overheid en onderdanen spreekt'; de Kerk diende te bidden, 'dat het einde van deze oorlog moge betekenen de vernietiging van de machten die ... niet alleen het christelijk leven, maar ook de eenvoudige menselijkheid door middel van geweld of angst onmogelijk maken'; 'de prediking van Jezus Christus kan', zo heette het verder, 'de neutraliteit niet schenden', en in de vierde en laatste stelling werd gezegd:

XC'Het heeft God behaagd, ons Zijn Woord te geven door de dienst van Joden. Elk antisemitisme moet de Kerk van Jezus Christus afwijzen op grond van het feit dat Jezus een Jood was. Nog steeds denkt God op bijzondere wijze aan dit volk. Hij heeft het lief. De erkenning hiervan kan slechts voeren tot een ootmoedig omgaan met de Joden, tot een ondubbelzinnig protest tegen welkStukken van de Generale Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk,aug.en volgende dagen (Doe(Remonstrantse Broederschap)J. van Holk: De betekenis van volk en staat en hun verhouding tot godsdienst en kerk (1934),

1 3 I 1937 II-II37, a-r), 2 L.

770 [PDF]
DE 'AMERSFOORTSE STELLINGEN

antisemitisme ook, en tot daadwerkelijke hulp aan hen die daardoor in deze tijd opnieuw getroffen worden."

XCHet was de bedoeling, dit getuigenis, met veler namen er onder, te publiceren. 'Prof. P. Scholten', aldus Touw, 'was direct bereid het te ondertekenen. Maar anderen van wie men dat ook verwacht had, weigerden. Twee Groningse hoogleraren weigerden, de één omdat dit een zaak was van de Synode, de ander omdat de Kerk in het geheel niet aan politiek moest doen. Vele anderen vonden zo'n getuigenis bovendien te gevaarlijk. Van publikatie is tenslotte niets gekomen."

XCAan het organisatorisch onvermogen van de hervormde kerk om te getuigen werd door velen zwaar getild - ook door de man die, na met tien tegen negen stemmen gekozen te zijn, op I april '40 geïnstalleerd was als secretaris van de Algemene Synode der Nederlandse Hervormde Kerk, ds. K. H. E. Gravemeyer. Gravemeyer was een man van grote getuigenisdrang en grote geloofsmoed. Onmiddellijk na de capitulatie voorzag hij dat een kerkstrijd op handen was. 'De Kerk', zei hij tegen een bezoeker, 'mag deze strijd niet ontlopen. We zijn er niet 0111. de strijd te voorkomen, maar om die goed te strijden.'3 Op IS mei riep hij de hervormde predikanten van Den Haag bijeen om er met nadruk op te wijzen dat men in de eerstvolgende dienst diende te bidden voor koningin Wilhelmina en haar Huis; in een mededeling in het Weekblad van de Nederlandse Hervormde Kerk noemde hij die voorbede medio juni 'meer dan ooit geboden'." Op 23 mei had hij bovendien (wij memoreerden het al) de gehele kerk bezworen, trouw te blijven aan haar roeping.

XCDie noodzaak werd door velen gevoeld die mèt Gravemeyer beseften dat zware tijden op til waren. Al vóór de oorlog had de Leidse godsdiensthistoricus prof. dr. H. Kraemer er op aangedrongen dat een brede kring van hervormden zich diende te bezinnen 'over de vraag wat de Kerk in het aangezicht van haar eigen nood en hulpeloosheid en in het aangezicht van de tijd thans zeggen en doen moet.'5 Die oproep werd in juni en juli '40 van verscheiden kanten herhaald en dit leidde er toe dat de Algemene Synode der hervormden die in de tweede helft van juli in vergadering bijeenkwam, een Commissie voor Kerkelijk Overleg in het leven riep die achttien leden ging tellen. De Groninger hoogleraar in de wijsbegeerte van deTekst inC. Touw:jaren vóór de oorlog',meiA.v.Touw:dl.p.A.v., dl.p.Aangehaalda.v. dl.,p.77

1 H. 'In 10 1969. 2 3 H. C. I, 40. 4 II, 12. 5 I, 45.

771 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

godsdienst, prof. dr. W. J. Aalders (hij zou in september' 40 zeventig jaar worden) werd er lid en voorzitter van. Onder de zeventien overigen bevonden zich ds. Gravemeyer, de hoogleraren Kraemer en Scholten en ds. Eykman.' Eind augustus werd 'Kerkelijk Overleg' (zo ging men die commissie aanduiden) door Kraemer geïnstalleerd. 'Het is haast onmogelijk', betoogde deze toen,

XC'de betekenisvan het hoe en wat der prediking in deze tijd te overdrijven. Voor de Kerk niet, voor ons volk niet, en voor de wereld niet. Het is hèt punt waar de Kerk geen enkele inbreuk op haar verplichting tot ernstige betrachting van haar opdracht: de verkondiging des W oords, mag aanvaarden. De machten die ons geestelijken nationaal belagen, weten dat en respecteren daarom de vrijheid der Kerk meer dan van enige andere instantie. Wij moeten ons daarin niet behagelijk zonnen maar er de dure verplichting uit aflezendat de prediking daarom werkelijk voedsel zij in deze tijd, het eeuwige Evangelie, maar daarom juist het actuele Evangelie dat richtsnoer aan de gewetens geeft en richtlijn voor het denken dat op elk levensterrein met vertroebeling wordt bedreigd.'>

XCDe bedoeling was, dat Kerkelijk Overleg een centrum zou worden dat aan denken en doen der hervormde kerk leiding zou geven. Ook de groep evenwel die Koopmans' Amersfoortse Stellingen aanvaard had, sloot zich in de zomer van '40 nauwer aaneen. Op initiatief van Koopmans en van mej. H. C. Kohlbrugge, die op kerkelijk-sociaal gebied werkzaam was, kwam zij eind augustus drie dagen in Lunteren bijeen op het terrein van de Zendings-studieraad, Z.g. om over de zending te beraadslagen, maar het ging er in werkelijkheid om andere dingen. Onder de dertig aanwezigen'' bevonden zich niet alleen hervormden als Koopmans, Eykman, de Amsterdamse predikant dr. G. Oorthuys en de Noordwijkse ds. K. H. Kroon, maar was ook een Rotterdamse voorganger van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, ds. J. J. Buskes. Allen beseften dat men zich moest laten inspireren door de strijd der Beleennende Kirche in Duitsland en van dat besef uit deden zij alsLunterse Kring' in een door de hervormde predikant en theoloog dr. K. H. Miskotte opgestelde brief een beroep op Kerkelijk Overleg, zich duidelijk uit te spreken: voor de rechten van de ouders en van de kerk ten aanzien van school en jeugdbeweging, tegen het antisemitisme, tegen'een kerkelijk onhoudbaar en in de Nederlandse traditie niet gegrond begrip van 'volkseenheid' , (de 'volkseenheid' die door de Nederlandse Unie gepropageerd werd) en tegen 'de kentekenen van willekeur die wij bij deVolledigeopgave: a.v.Aangehaalda.v., p.Naamlijst: a.v., dl.p.77

1 2 195. 260.

772 [PDF]
'KERKELIJK OVERLEG'

bezettende macht, nadat zij haar onrechtmatige aanval op ons vaderland heeft gepleegd, van dag tot dag opmerken.' Er werd voorts in die brief op aangedrongen dat 'een voor kerk en volk bevrijdend en richtingwijzend geluid zou klinken niet vanaf een willekeurige plaats maar vanuit de kerkelijk-verantwoordelijke leiding."

XCKerkelijk Overleg nam deze brief niet in behandeling maar gaf hem door aan het Moderamen van de Algemene Synode. Het moderamen liet het antwoord opstellen door een commissie onder voorzitterschap van prof. Aalders en die commissie sprak zich wèl uit ten gunste van een kanselafkondiging over de geestelijkevrijheid, het gezin, de jeugd en de opvoeding, maar zij wilde het protest tegen 'de kentekenen van willekeur' terzijde laten ('omdat het allerlei detailpunten behandelt die, hoe belangrijk ook, voor de Kerk geen aanleiding kunnen vormen om er zich over uit te laten'ê) en zij wees in het bijzonder enig protest tegen het antisemitisme af. wel werd erkend dat de Kerk er op diende te staan, 'dat aan de Joden in het algemeen, hier te lande en in de geldende situatie, een behandeling op gelijke voet met alle andere burgers worde verzekerd', maar als Kerk moest zij 'in de eerste plaats niet het oog hebben op de Joden in het algemeen, maar op die Joden welke tot de Kerk behoren, de Christenen uit de Joden dus.'3

XCHet was een antwoord dat de Lunterse Kring diep teleurstelde.

XCOpjuni had in het gebouw Javastraatin Den Haag waar Gravemeyer zetelde, een historische bijeenkomst plaats gevonden. Voor het eerst in de geschiedenisvan het koninkrijk waren afgevaardigden van zeven protestantse kerkgenootschappen bijeengekomen: de Nederlandse Hervorm.de Kerk, de Gereformeerde Kerken, de Christelijke Gereformeerde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, de Remonstrantse Broederschap, de Algemene Doopsgezinde Sociëteit en het Hersteld Evangelisch Luthers Kerkgenootschap; de vertegenwoordiger van de Evangelisch Lutherse Kerk was verhinderd, die eerste vergadering van het z.g. Convent der Kerkente wonen. De uitnodiging om zich gemeenschappelijk over allerlei vraagstukken te beraden, was van de Algemene Synodale Commissie der hervormde kerk uitgegaan. De eigenlijke initiatiefnemer, oud-minister

25 100 bij 1 Tekst: a.v., p. 259-60. 2 Aangehaald a.v., dl. I, p. 86. 3 Aangehaald a.v., dl. I, p·374·

773 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruïne, presideerde, Gravemeyer trad als secretaris op. Wij tekenen hierbij nog aan dat er blijkens de volkstelling van 1930 in den lande ca. 2,7 miljoen hervormden en 640000 gereformeerden waren, terwijl toen bij de overige zes protestantse kerkgenootschappen in totaal ca. 270 000 personen aangesloten waren.

XCEr zou, betoogde Slotemaker in die eerste vergadering, 'naar kunnen worden gestreefd om bij belangrijke vragen te verkrijgen dat door allen gehandeld wordt in parallelie en in eenparigheid jegens de overheid, en zo mogelijk centraal'; zodoende zouden de samenwerkende kerken ook de individuele predikanten beschermen. Dat werd als uitgangspunt aanvaard-, overigens met dien verstande dat elk kerkgenootschap vrij bleef in de bepaling van het eigen beleid. In dit Convent nu werd eind juli, in de derde vergadering, de vraag aan de orde gesteld, 'of er voor de kerken aanleiding en zelfs plicht kan zijn, zich thans omtrent het antisemitism.euit te spreken." Hierover werd (de notulen geven geen bijzonderheden) in september toen men frequenter begon bijeen te komen (wekelijks of om de veertien dagen), enkele malen gediscussieerd. Men werd het niet eens. Velen deelden het standpunt dat prof Aalders in zijn brief aan de Lunterse Kring geformuleerd had - een standpunt overigens, dat niet alleen verworpen werd door Buskes, lid van de Lunterse Kring en vertegenwoordiger van Hersteld Verband in het Convent, maar ook door Slotemaker en Gravemeyer. Toen begin oktober bekend werd dat Joden niet meer in overheidsdienst aangesteld of bevorderd mochten worden en toen allerwcge de Ariërvcrklariagcn ingevuld werden, meende Buskes dat de kerken hun stem moesten verheffen. 'Mijn voorstel is', zo eindigde een memorandum dat hij op II oktober aan het Convent voorlegde: 'het Convent wende zich tor de Rijkscorrunissaris en make hem uit naam. van de kerken hun principiële bezwaren ... bekend.' De twee Lutherse kerkgenootschappen voelden niet voor dat protest: de zaak raakte, meenden zij, 'niet een kerkelijk maar een politiek belang.", en de gereformeerde en de christelijk-gereformeerde afgevaardigden wilden beiden, wat de formulering der bezwaren betreft, minder ver gaan dan Buskes, Slotemaker en Gravemeyer. Vertegenwoordiger van het grootste gereformeerde kerkgenootschap, de Gereformeerde Kerken, was prof. dr. H. H. Kuyper, een zoon van Abraham Kuyper. Hij was een oud man (zesen-zeventig jaar), hij was nogal doof en hij was eigenlijk afkerig van alle verzet, maar onder pressie van zijn mede-deputaten voor de correspondentie met de Hoge Overheid (zo heette het college dat voor de Gereformeerde

XC1 Convent der Kerken: Notulen, z y juni 1940. 2 A.v., 30juli 1940. 8 Th. Delleman: Opdat wij niet vergeten, p. 79.

774 [PDF]
KERKELIJK PROTEST

Kerken het contact met de overheid onderhield) wilde Kuyper er zich niet tegen verzetten dat de kerken een gezamenlijke stap zouden ondernemen. Zes van de acht kerkbesturen gingen tenslotte accoord met een adres aan Seyss-Inquart dat door Slotemaker ontworpen was- en dat betrekking had op het verbod, Joden in overheidsdienst aan te stellen of te bevorderen. De strekking van dat verbod heette 'in strijd met de Christelijke barmhartigheid'; bovendien werden ook de protestantse Joden getroffen. 'Eindelijk worden de Kerken', zo eindigde het stuk, 'op het diepst ontroerd omdat het hier betreft het volk waaruit de Zaligmaker der wereld is geboren en dat het voorwerp is van de voorbede der Christenheid opdat het zijn Heer en Koning lere erkennen. Het is om deze redenen dat zij zich wenden tot Uwe Excellentie met het dringende verzoek te willen medewerken tot de intrekking van de bovenbedoelde voorschriften. Zij doen daarbij een beroep op de belofte, door Uwe Excellentie in een plechtig uur geschonken, dat zij ons volkskarakter wil eerbiedigen en aan ons land geen ideologie wenst op te dringen die ons vreemd is.'

XCDit adres werd op vrijdag 25 oktober aan Seyss-Inquarts bureau afgegeven; er werden afschriften van gezonden aan het Episcopaat en aan het college van secretarissen-generaal. Diezelfde vrijdag ontvingen de hervormde predikanten een door de Algemene Synode opgestelde kanselboodschap", met verzoek (de Synode kon niets opleggen), deze op zondag 27 oktober in de dienst voor te lezen. Het was een markant stuk waarin de Synode de Kerk wilde 'herinneren aan het hoge goed van de geestelijke vrijheid', 'de plaats en de waarde van het Christelijk gezin' onderstreepte en bovendien de Kerk opwekte 'tot een nieuwe waardering van de dag des Heren'. Het eindigde met korte oproepen:

XC'Zijt vurig van geest.

XCDient den Here.

XCVerblijdt u in de hoop.

XCZijt geduldig in de verdrukking.

XCVolhardt in het gebed.

XCWachtende op de openbaring van Zijn onvergankelijk Koninkrijk.'

XCVervolgens, zo berichtte de Synode, konden de predikanten in de dienst meedelen dat zes kerkgenootschappenê een adres tot Seyss-Inquart gericht hadden,

XC1 Tekst in Touw: Het verzet der Hervormde Kerk, dl. II, p. 19. 2 Tekst: a.v., p. 17-18. 3 De Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken, de Christelijke Gereformeerde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, de Remonstrantse Broederschap en de Algemene Doopsgezinde Sociëteit.

775 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

'in welk adres deze Kerken eenparig uiting geven aan de ernstige bedenkingen die zij uit beweegredenen van barmhartigheid en op gronden, aan de Heilige Schrift ontleend, koesteren tegen de onlangs uitgevaardigde voorschriften waarbij de benoeming en bevordering van ambtenaren en andere personen van Joodsen bloede in Nederland wordt verboden, met dringend verzoek aan de Rijkscommissariste willen medewerken tot de intrekking van bovenbedoelde voorschriften.'

XCNadere beschouwingen over deze mededeling achtte de Synode ongewenst.

XCNiet alleen de kanselboodschap maar ook de mededeling over het gemeenschappelijk adres aan Seyss-Inquart maakte diepe indruk. 'Ineens waren daar eigenlijk niet meer zes kerken, maar', schreef Koopmans, 'de ene, heilige, algemene, Christelijke kerk, de kerk des Heren [ezus." Een stroom van dankbetuigingen kwam bij de Synode binnen. 'Laat ik het nu maar eerlijk mogen zeggen', zei later een Amsterdams predikant, 'ik heb het aldoor zo gevoeld dat dit voor mij betekende: 'nu ontvang je je marsorder'.... De mensen leefden op, want de Kerk sprak en dat was een belangrijk ding! Zelfs niet àl te trouwe kerkgangers kwamen 's middags weer omdat ze het wéér wilden heren."

XCDoor enkele hervormde predikanten werd voorlezing van de toegezonden stukken geweigerd.

XCProf. Kuyper, de afgevaardigde der Gereformeerde Kerken in het kerkelijk convent, had gemeend dat van het adres aan Seyss-Inquart eerst melding gemaakt mocht worden als een antwoord binnengekomen was. Hij had voor de gereformeerde kerkeraden (in de Christelijke Gereformeerde Kerk werd ook dat nagelaten) alleen een kort bericht klaargemaakt over de gedane stap. Daarvan werd de verzending vertraagd en het gevolg was dat de gereformeerden in veel plaatsen van bezoekers van hervormde en andere kerkdiensten moesten vernemen dat hun eigen kerkgenootschap een protest ingediend had waar zij niets van wisten. Prof. Kuyper maakte het er niet beter op door in zijn weekblad De Heraut mee te delen waarom hij de voorlezing van de tekst op 27 oktober onraadzaam geacht had. Hiermee werd dus, tot genoegen van Duitsers en NSB'ers, het meningsverschil naar buiten gedragen. Buskes en anderen namen dat hoog op en weigerden voortaan samen met Kuyper te vergaderen. Deze trok zich zogenaamd wegens zijn doofheid terug. Mr. J. Donner volgde hem op. Begin november werd overi

XC1]. Koopmansin Woord ell Wereld, aangehaaldin Touw: Het verzet der Hervormde Kerk, dl. I, p. 49. 2 F. L. van Duykeren in L. de Jong: De bezetting, p.

776 [PDF]
'BIJN A TE LAAT'

gens op grond van de bezwaren der twee lutherse kerkgenootschappen het onderwerp 'het antisemitisme' van de agenda van het Convent der Kerken afgevoerd. Het zou er spoedig op terugkeren.

XCEnkele dagen na het bekend worden van het eerste kerkelijke protest nam ds. J. Koopmans de pen ter hand. Hij kon er zich niet bij neerleggen dat enkele honderdduizenden Nederlanders min of meer gedachteloos de Ariërverklaring afgelegd hadden. Hij schreef de tekst voor een brochure: Bijna te laat!l'Wanneer', betoogde hij, 'als één man allen die het formulier moesten ondertekenen, de ondertekening hadden geweigerd, was het de Duitsers eenvoudig onmogelijk geweest, hun praktijken hier te importeren. Wij moeten eerlijk bekennen: daarvoor is het nu te laat ... Wij hebben een slagverloren ... De volgende slag wordt moeilijker. N u komt natuurlijk het ontslag aan personen 'van Joodsen bloede' ... Zij gaan eruit - daaromtrent moeten wij ons niet de flauwste illusies maken. Zij gaan eruit en zij gaan eraan.'

XCKoopmans gaf zijn manuscript aan mej. Kohlbrugge. Deze wist in N oordwijk via ds. Kroon een drukker te vinden, A. Dorsman, die bereid was, dertigduizend exemplaren te drukken. Dat kostte f 600. Mej. Kohlbrugge kreeg het bedrag van een van Eykrnans vrienden. De voorraad werd in Amsterdam opgeslagen ten huize van ds. Oorthuys en daar door de predikant en zijn vrouw, door mej. Kohlbrugge en haar zuster alsmede door twee studenten voor verzending klaargemaakt: o.m. aan de secretarissengeneraal, aan aile burgemeesters, vele notarissen en alle Christelijke schoolbesturen. Voorts zouden velen, onder wie oud-leden Vall de NCSV, honderd exemplaren of meer ontvangen ter verdere verspreiding. De enveloppen en pakketten werden in koffers naar leden Vall de Lunterse Kring gebracht en alle op een afgesproken uur verzonden.

XCWaarom waren die secretarissen-generaal, burgemeesters, notarissen en Christelijke schoolbesturen uitgekozen? Omdat Koopmans op de laatste bladzijden van Bijna te laat! een hartstochtelijk beroep op hen deed, alle medewerking aan het ontslag Vall Joden te weigeren. 'Tenslotte nog één vraag', had hij geschreven: 'Wat doet het Episcopaat?'

XCHet had ten aanzien van de Jodenvervolging tot dusver gezwegen.

XC1 Tekst in Touw: Het verzet.der Hervormde Kerk, dl. II, p. 209-16.

777 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

XCToen de kanunniken van het Domkapittel op woensdagochtend IS mei in

XChet bescheiden aartsbisschoppelijk paleis aan de Maliebaan te Utrecht bijeen

XCkwamen, zagen zij, aldus Aukes, de biograaf van mgr. de Jong,

XC'een man, diep onder de indruk van de gebeurtenissen in het land, geschokt

XCdoor het Godsgericht dat over zijn leven komt, en bezorgd over de nabije kans

XCdat men hem, de notoire tegenstander van het Germaans systeem, het nood

XCzakelijk werk zal beletten. Maar het eerste besluit dat hij in dit gezelschap

XCneemt, is duidelijk en vast: de maatregelen tegen de NSB blijven gehandhaafd,

XChet koste wat het kost ... 'Ik bedank liever dan dat ik dit opgeef', zegt Jan de Jong.'l

XCWat was formeel de positie van de aartsbisschop? Hij was niet meer dan

XCprunus inter pares: hij kon niet dicteren welk standpunt de vier bisschoppen

XC(Roermond, Den Bosch, Breda, Haarlem) zouden innemen, maar hij moest

XCtelkens trachten hen te overtuigen teneinde eenstemmigheid te bereiken.

XCTen aanzien van de uitspraken tegen de NSB sloten de vier bisschoppen zich

XCbij hem aan, de bisschop van Den Bosch evenwelmet een bezwaard hart.

XCMgr. A. F. Diepen, tachtig jaar oud, was namelijk van mening dat het

XCEpiscopaat zijn houding niet had mogen bepalen zonder vooraf de goed

XCkeuring van de Paus verworven te hebben. Daarmee was de aartsbisschop

XChet radicaaloneens: de Nederlandse bisschoppen dienden naar hun eigen

XCgeweten te luisteren, moesten leiding geven, die leiding kon niet van het

XCverre Rome uitgaan en hij, de aartsbisschop, was niet bereid, in enig opzicht

XCmet het nationaal-socialisme of met de bezetter te pacteren. Begin juni

XClegden een van zijn oude studievrienden, mgr. Th. J. F. Verhoeven, directeur

XCvan het Rooms-Katholiek Centraal Bureau voor Opvoeding en Onderwijs

XC(het bureau dat o.m. aan alle katholieke instellingen van bijzonder onderwijs - richtlijnen doorgaf) en de hoofdredacteur van het maandblad Studiën,

XCpater C. Wessels S. J., hem een concept-rondschrijven voor dat er van uit

XCging dat de katholieken na Seyss-Inquarts toespraak in de Ridderzaal een

XCtegemoetkomende houding jegens de bezetter paste. Mgr. de Jong bracht

XChet niet op, het rondschrijven ten einde te lezen. 'Hij legde het papier', aldus

XCAukes, 'met een ruk terzijde: 'Wat is dit voor onzin, heren? Ik wil geen

XCtweede Innitzer zijn !"2 Innitzer was de kardinaal-aartsbisschop van Wenen

XCdie in maart '38 de Anschluss toegejuicht had.

XC1 H. W. F. Aukes: Kardinaal deJong (1956), p. 254-55. 2

778 [PDF]
HET EPISCOPAAT

XCMgr. de Jongs beleid (wij komen er in ons volgend deel op terug) werd in de zomer van '40 een mengsel van fermheid en voorzichtigheid. Vóór alles ging hij er naar streven, de kudde der gelovigen bijeen te houden. Samen met de overige bisschoppen deed hij in augustus aan de geestelijke adviseurs der katholieke maatschappelijke organisaties weten dat die organisaties voorshands in stand dienden te blijven; federatieve samenwerking met anderen werd toegestaan maar in zodanig gevalmochten alleen de katholieke erganisaties als zodanig, niet de individuele leden van die federatieve verbanden lid worden. 'De omvorming van het maatschappelijk leven in corporatieve geest' werd door de bisschoppen bepleit; overigens waren zij van mening dat de oprichting van 'eenheidsorganisaties' getuigde van 'een onjuist begrip van hetgeen de nieuwe verhoudingen eisen.'!

XCIn die 'nieuwe verhoudingen' was volgens mgr. de Jong geen plaats voor anti-Joodse maatregelen. In oktober ontving bij van Slotemaker de Bruïne de tekst van het eerste protest der protestantse kerken. Hij was van mening dat van het Episcopaat een soortgelijk stuk moest uitgaall en maakte die mening ook kenbaar. 'Het kapittel', zo schreef hij op 7 november aan de vier bisschoppen, 'was er over het algemeen vóór en ook Wij zijn van mening dat aan een volksdeel groot onrecht wordt aangedaan, ook kerkelijke belangen zijn er mee gemoeid. Al is het maar een 'getuigen' dat praktisch geen resultaat zal hebben, het is toch goed, onze overtuiging tot uiting te brengen. Als wij later eventueel ook meer direct getroffen zouden worden, zouden wij ook meer op morele steun van anderen kunnen rekenen ... Als u het met Ons eens bent, zullen Wij een soortgelijk stuk als de Protestanten opstellen.' 2

XCDeze brief die in enkelvoud geschreven werd, ging op de gebruikelijke wijze bij de bisschoppen circuleren; elk voegde zijn eigen opinie aan die van de aartsbisschop toe. In eerste instantie was de bisschop Vall Haarlem, mgr. J. P. Huibers, de enige die mèt de aartsbisschop voorstallder was zowel van een protest als van het openlijk afkondigen daarvan. 'Wanneer we het 'stil' doen', schreef hij, 'dan is het resultaat zeker nihi I. Een openlijk getuigen kan het volk sterken.'3'Nogmaals doorgezonden', zo reageerde de aartsbisschop en hij herhaalde zijn opinie: 'Ik ben het volkomen eens met mgr. Huibers. Een protest aan de Rijkscommissaris zonder meer heeft geen zin.'? N u sloot mgr. Lemmens (Roermond) zich bij hem aan:

XC1 Circulaire, 14 aug. 1940, van de bisschoppen aan de geestelijke adviseurs (S. Stokman: Het verzet v@ de Nederlandse bisschoppen, p. 173). 2 Brief, 7 nov. 1940, van mgr.]. deJong aan de bisschoppen (Archief Aartsbisdom). 3 Aantekening, 13 nov. 1940 (a.v.). • Aantekening, 15 nov. 1940 (a.v.).

779 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

XC'Dat door de Protestantse Kerkgenootschappen zulk een stap gezet is, is ook zelfs in deze niet-gemengde streken bekend en het wekte verwondering dat de Katholieke Kerk niet opkwam tegen het onrecht. Ik ben voor het zenden van een adres en wanneer andere Hoogwaardige Excellenties tegen bekendmaking op de kansel bezwaren blijven hebben, dan moet het op andere wijzen toch ter kennis van het volk komen dat ook de Katholieke Bisschoppen onrecht onrecht durfden te noemen en er tegen op zijn gekomen. Als het feit aan de priesters (dekenen) overal bekend gemaakt wordt, komt de bevolking er ook van op de hoogte."

XCMaar het protest ging niet door. Mgr. Diepen en mgr. P. Hopmans, de vijf-en-zeventigjarige bisschop van Breda, hadden hun bezwaren gehandhaafd; twee vóór, twee tegen, constateerde de aartsbisschop toen hij Zijn oorspronkelijk voorstelmet de nadere adviezen onder ogen kreeg.

XCDat was op zaterdag 23 november.

XCDiezelfde dag werd in Delft een studentenstaking afgekondigd: alle Joden die in overheidsdienst waren, de academische docenten inbegrepen, hadden de uitoefening van hun functie moeten staken.

De Joden uit overheidsdienst verwijderd

XC

XCIn de tweede helft van oktober klampten de secretarissen-generaal zich aan de hoop vast dat de bezetter er van zou afzien, te eisen dat de Joden uit overheidsdienst ontslagen zouden worden: het waren er, naar verhouding, zo weinigen. Blijkens de ingevulde Ariërverklaringen bevonden zich onder de 7838 personen die bij de waterschappen, veenschappen en veenpolders werkzaam waren, slechts 2 Joden, bij de 24025 personen in dienst van privaatrechtelijke lichamen waaraan een publiekrechtelijk lichaam deelnam, de besturen inbegrepen (dat sloot o.m. alle instellingen voor bijzonder onderwijs in) 169, onder de öoa Ieden van de staande en zittende magistratuur, de griffiers inbegrepen, 18. Van de 193 214 personen die onder het departement van binnenlandse zaken vielen (het departement zelf, de daaronder ressorterende diensten als de PTT, de provinciale en gemeentelijke besturen plus -diensten), waren 2090 van Joodse afkomst, van wie 794 in dienst waren bij de gemeente Amsterdam. Het totale aantal van hen die eventueel de uitoefening van hun functie zouden moeten staken, was 2 535. 2

XClAantekening, 22 nov. I940 (a.v.). 2 Dit cijfer staat genoemd in het 'Tätigkeits bericht der Abt.]. niederl. Personalangelegenheiten vam to.Juli 1940 bis to. Juni 1941' (II juni I94I), p.

780 [PDF]
WIMMERS INSTRUCTIE

XCEind oktober waren de Ariërverklaringen, ingevuld en wel, door de departementen ontvangen - nu kon de bezetter tot de actie overgaan die hij begin oktober al aangekondigd had.

XCOp 4 november deelde Generaleommissor Wimmer secretaris-generaal -1 Frederiks schriftelijk mee dat de Joden (half- en kwart-Joden uitgezonderd) hun overheidsfuncties moesten neerleggen. Toen de secretarissen-generaal op 6 november bijeenkwamen merkte Trip op, 'dat de vergadering principieel haar standpunt zal moeten bepalen ten aanzien van het al of niet medewerken aan deze ontslagen.'! Begeerde hij een weigering? Het blijkt nergens uit. Trouwens, van prof. François, de juridische adviseur van het college, was bekend dat naar zijn mening de Duitsers het recht hadden, de door hen gewantrouwde Joden uit 11lID functies te ontheffen; en zouden de secretarissengeneraal niet vernomen hebben dat er ook leden van de Hoge Raad waren die zich konden 'indenken dat de bezetter in het bijzonder de Joodse ambtenaren . . . als gevaarlijk beschouwden'ê? Bovendien beweerde voorzitter Snouck Hurgronje dat mr. Visser, de president van de Hoge Raad, had doen weten dat hij verzet ontried.ê Men ging er van uit dat aan het ontslag der Joden niets meer te verhelpen viel- kon men dan niet, door medewerking te verlenen, een gunstige wachtgeldregeling bereiken? Bovendien zou men, aldus Spitzen, voor 'uitzonderingsgevallen' kunnen opkomen. 'De vergadering kan zich hiermee verenigen', doch, zo werd genotuleerd: 'dit standpunt zal zo nodig nog nader worden overwogen.l"

XCNegen dagen later (15 november) sprak men af dat men bij het aanzeggen van het ontslag tot uiting zou brengen dat het 'in opdracht van de Rijkscommissaris' plaats vond - trouwens, het begrip 'ontslag' zou niet gebruikt worden, de betrokkenen zouden alleen 'voorlopig worden ontheven van de waarneming van hun functie." Tegen die formulering zou Seyss-Inquart. stellig geen bezwaar hebben: hij had in juni de weerstrevende secretarisgeneraal van defensie, Ringeling, immers ook slechts 'voorlopig van de waarneming van zijn functie ontheven.' Maar Seyss-Inquart had wèl bezwaar, een veelzeggend bezwaar bovendien: het woordje 'voorlopig' moest verdwijnen; het verdween.

XCOp die waarschuwing had vooral Telders aangedrongen.

XCOp alles wat hij in die maanden om zich heen zag geschieden, reageerde de voorzitter van de Liberale Staatspartij met voorbeeldige zuiverheid. Zoveel verzetsimpulsen gingen er van hem uit dat het welleek of hij zich ten volle bewust was dat hij niet lang in vrijheid zou blijven. Hij wist dat hij gevaar liep. Tegen een student die hem, vermoedelijk begin december, een onderduikadres aanbood, zei hij ongeveer het volgende: 'Ik sta voor het recht. Als ik onderduik, geef ik mijn houding prijs. Het gaat er in deze fase om dat er mensen zijn die het recht durven verdedigen."

XCWehlLl, dat deed hij.

XCHij inspireerde de redactie van Het Liberale Weekblad waarin regelmatig principiële artikelen opgenomen werden. Hij stelde samenmet zijn collega's Verzijl (Utrecht), Rutgers (Vrije Universiteit), F. M. van Asbeck (Leiden) en jhr. mr. W. J. M. van Eysinga (Leiden) in de herfst een lange nota op, waarin nauwkeurig aangetoond werd dat reeksen maatregelen van de bezetter, de anti-Joodse maatregelen inbegrepen, in strijd waren met het Landoorlogreglement. 2 Die nota, op 15 oktober gedateerd, werd aan de Amerikaanse consul te Amsterdam overhandigd met verzoek haar door te geven aan de regering te Londen; zij heeft die regering inderdaad bereikt. Van de conclusie dier nota: dat in bezet gebied meer en meer een toestand van 'verkapte annexatie' ontstond, maakten wij al melding."

XCVooral Telders vond dat het tijd werd, de secretarissen-generaal tot eenJ. Verzamelde geschriften, dl. IV, p. 330-62. 3 Een exemplaar van de nota viel begin '42

1 A. B. Koch, 10 dec. 1959. 2 Tekst: dl. VII b, p. 7-14, en B. M. Telders :

782 [PDF]
TELDERS IN ACTIE

weerbaarder houding aan te sporen. Dit geschiedde in een hoofdzakelijk door hem opgestelde en door bijna alle leden van het Politiek Convent ondertekende brief (alleen Verschuur van de RKSP weigerde mede-ondertekening) die op 6 november aan Snouck Hurgronje toegezonden werd.' In die brief werd niet expliciet melding gemaakt van de Jodenvervolging, wel werd er bij de secretarissen-generaal op aangedrongen, zich strikt te houden aan de Nederlandse wetgeving, behalve in gevallen 'van niet te keren aandrang van de bezetter zelf'. Uitgesproken scherp was de brief dan ook niet; niettemin viel hij bij de secretarissen-generaal niet in goede aarde: wat verbeeldden die politici zich wel, zich te mengen in bestuursaangelegenheden en -conflicten waarvan zij de achtergrond niet kenden! De onmiddellijke reacties van het college kennen wij niet doordat er in de notulen als gevolg van ziekte van secretaris Schaepman een gaping zit, maar er vond over de brief spoedig een bespreking plaats waar enerzijds Snouck Hurgronje, Frederiks, Tenkink en Verwey aanwezig waren en anderzijds Telders, Schouten en [oekes. Men werd het er niet eens. 'We agree to disagree', zei Snouck aan het slot", en het contact liet bij Frederiks zulk een onaangename indruk achter dat hij zich na de oorlog niet eens meer herinnerde dat hij ooit de brief gezien had die tot dat contact had geleid." Persoonlijk had hij trouwens geen enkele behoefte aan adviseurs, hij 'kende die heren als zodanig niet./"

XCDe secretarissen-generaal wisten dat de Leidse studenten, tal van hoogleraren en zes protestantse kerkgenootschappen tegen de anti-Joodse politiek van de bezetter geprotesteerd hadden; misschien had deze en gene onder hen ook Koopmans brochure Bijna te laat! niet alleen ontvangen maar ook gelezen; wellicht had de stap van Telders c.s. toch iets meer indruk op hen gemaakt dan zij bereid waren toe te geven. In elk geval vonden zij dat het op hun weg lag, ook hunnerzijds aan Seyss-Inquart althans een aantal bezwaren kenbaar te maken tegen de eis, dat de Joden hun functies bij de overheid zouden neerleggen. Zij deden dat in een door Spitzen en Tenkink opgestelde, gemeenschappelijke brief van 25 november.f waarin zij schreven datWimmersp. 364-69. 2 Getuige R. A. Verwey, Enq., dl. VII c, p. 62I. 3 Getuige K. J. Frederiks, a.v., p. 52I. 4 A.v. 5 Tekst: a.v., dl. VII b, p.

1 Tekst: dl. VII a, p. 98-101, en B. M. Telders : dl. IV

783 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

'Befehl uns vor einem emsten Gewissenskonjlikt steilte. Als Niederländer war die Massnahme uns ja zuwider weil sie sich nicht mit unserem Rechtsgefühl vertrug; als Ihre loyalen Mitarbeiter leonnteti wir ihr nicht ohne weiteres beipfiichten, weil wir voraussahen dass sie die Gefühle des niederländischen Voikes gegenuber denBesatzungs behorden ungünstig beeinjiussen wurde.

XCWenn wir uns nach reifiicher Erwägung schliesslich dazu entschlossen haben, die Durchführung der obeneru/ähnten Anordnung zu ubernehmen, so ist dabei die Erwä gung entscheidend gewesen dass es sich hier urn eine vorübergehende Massnahme handle die, wie aus den erlduternden Auiführungen hervorging, zur Aufrechterhal tung der öjJentlichen Ordlnmg und Sicherheit diente'

XCWat betekende dat laatste zinsdeel?

XCHet betekende dat de secretarissen-generaal mèt prof. François van mening waren dat de ambtsontheffmg der Joden volkenrechtelijk geoorloofd was. Zij hadden trouwens in hun brief geschreven dat zij 'Verständnis [hotten] dafür dass uom deutschen Standpunkt [uden als deutschfeindlich zu betrachten sind'l - dat was hetzelfde 'begrip' dat bij een aantalleden van de Hoge Raad leefde. Bij de opmerking in de brief van de secretarissen-generaal dat het hier slechts 'eine vorûbergehende Massnahme' betrof en dat juist die 'Erwägung' voor hen 'entscheidend' geweest was, tekenen wij aan dat Seyss-Inquart uitdrukkelijk het woordje 'voorlopig' geschrapt had uit de schriftelijke mededeling die aan de betrokken Joden uitgereikt zou worden.

XCDe ontvangst van de brief der secretarissen-generaal werd namens SeyssInquart door Wimmer bevestigd; op de inhoud ging hij niet in. Intussen had Wimmer zich bereid verklaard, een lijstje van Joodse '£rontstrijders' die wellicht als 'Ehren-Arier' beschouwd zouden worden, in ontvangst te nernen.ê Spitzen kon begin december aan zijn ambtgenoten meedelen dat bij zijn departement één Joodse hoofdingenieur 'wegens zijn betrekkelijke onmisbaarheid' in dienst mocht blijven." Aan de overigen had Spitzen persoonlijk en mondeling bericht gegeven van hun ambtsontheffmg. 'Anders zeer spraakzaam, kon hij', aldus een der betrokkenen, 'toen moeilijk uit zijn woorden komen. Ik was ruim een half uur op zijn kamer. Wat ik mij zeer goed herinner, was dat de heer Spitzen mij zei, er over gedacht te hebben om zijn functie neer te leggen, doch dat hem van Joodse zijde, hij noemde de naam van de heer Asscher of van mr. Visser, verzocht was, zijn stoel zo lang mogelijk te blijven bezecten'" - vermoedelijk was dat de echo van hetgeen Snouck Hurgronje over Vissers opvattingen weergegeven had.

XC1 A.v. 2 Csg: Notulen, 27 nov. 1940. 3 A.v., 6 dec. 1940. 4 Brief, 8 mei 1965,

784 [PDF]
PROTESTEN OP SCHOLEN

XCOp vrijdag 22 november ontving de pers instructie, niets te melden over het 'ontslag van Joodse ambtenaren'cDaags tevoren, op donderdag z r, waren van de departementen de mededelingen uitgegaan die voor de betrokkenen bestemd waren. Door de provinciale en gemeentelijke besturen werden die veelal per post verzonden - dat hing van de aantallen af.

XCDe burgemeester van Utrecht, ter Pelkwijk, was aanvankelijk van mening dat de gemeentebesturen medewerking moesten weigeren. Hij zocht de Vlugt op, zijn ambtgenoot in de hoofdstad, Amsterdam" - helaas: daar waren de mededelingen juist uitgegaan, hoewel het college van burgemeester en wethouders enkele dagen tevoren het bericht van de komende ambtsontheffmgen 'met ontsteltenis' vernomen had." De voltallige protestantse Schoolraad kwam in Utrecht op 28 november in vergadering bijeen en aanvaardde de ambtsontheffingen, daar 'de bezettende overheid de verantwoordelijkheid droeg' en niet de schoolbesturen,"

XCOp enkele scholen in den laude kwam het tot duidelijke reacties.

XCAan de rijks-hbs te Tiel werd door de leerlingen geld ingezameld om aan twee Joodse leraren een geschenk aan te bieden. Zodra de directeur dit merkte, werden de initiatiefnemers voor enkele dagen van de school verwijderd; de geschenken werden later toch aangeboden. Op het gemeentelijk Lyceum in Doetinchem ging een grote groep oudere leerlingen spontaan in staking. In Groningen (dit kan zich ook elders voorgedaan hebben) ontving de Joodse rector van het stedelijk gymnasium een door bijna alle leerlingen ondertekende betuiging van sympathie. In Amsterdam kwam het bij het conservatorium tot een demonstratie waarbij toespraken gehouden werden en ging een grote groep leerlingen van het Vossius Gymnasium tot een proteststaking van één dag over. 'De meeste leraren waren het met ons eens', aldus een der initiatiefnemers, 'al heeft geen enkele zich bij ons aangesloten wat me toen wel een beetje speet.I"

XCIn de universitaire wereld werd de beroering het grootst.

XCUtrecht en Amsterdam) en twee confessionele: de Vrije Universiteit te

XCAmsterdam en de Rooms-Katholieke te Nijmegen. Voorts waren er twee

XCopenbare hogescholen: de Technische Hogeschool te Delft en de Landbouw

XChogeschool te Wageningen. Er waren de bijzondere Nederlandse Econo

XCmische Hogeschool te Rotterdam en de Katholieke Economische Hoge

XCschool te Tilburg. Tenslotte was er een Theologische Hogeschool te Kampen

XCdie in dit relaas verder buiten beschouwing blijft. Van deze instellingen van

XChoger onderwijs waren er acht waar docenten aan verbonden waren die

XCdoor de anti-Joodse maatregelen getroffen zouden worden: Leiden, Gronin

XCgen, Utrecht, Amsterdam. (de gemeente-universiteit), Delft, Wageningen,

XCRotterdam en Nijmegen. In die universitaire wereld was in de eerste bezettingsmaanden bij ver

XCscheidene hoogleraren en bij vele studenten, zij het vagelijk, een geest van

XCverzet tot ontwikkeling gekomen. Op initiatief van Telders hadden in

XCLeiden al in mei enkele uit verschillende faculteiten afkomstige hoogleraren

XCde hoofden bijeengestoken en dit overleg had tot de vorming van twee

XCgroepen van achttien hoogleraren geleid (vergaderde men met twintig of

XCmeer personen, dan moest men immers de Haagse procureur-generaal om

XCverlof vragen); in die twee groepen vond regelmatig beraad plaats over de

XCsituatie in den lande. Bovendien had de Amsterdamse hoogleraar Scholten

XCin de herfst bevorderd dat er niet-officiële besprekingen plaats vonden

XCtussen hoogleraren van de belangrijkste universiteiten en hogescholen; als

XCregel waren dan van elk dezer instellingen drie hoogleraren aanwezig. Via

XCdeze en dergelijke contacten had men o.m. bevorderd dat het protestadres

XCaan Seyss-Inquart in oktober door ongeveer de helft van alle hoogleraren

XCondertekend was. De andere helft had voor die ondertekening dus niet

XCgevoeld. Er waren nogal wat hoogleraren die volledig opgingen in hun

XCwetenschappelijk werk, er waren anderen die meenden dat elke actie de

XCvoortzetting van het hoger onderwijs dat ook voor de toekomst van het

XCland van zo grote betekenis was, in gevaar zou brengen, er waren er ook die

XCzich afvroegen of het wel op de weg lag van wetenschapsbeoefenaren,

XCduidelijk stelling te kiezen in politieke vraagstukken, en er waren er ten

XCslotte die er bij tijd en wijle eerlijk voor uitkwamen dat zij persoonlijk bang

XCwaren. Verzet was een zaak van politieke overtuiging en van karakter, maar

XChoogleraren waren niet om hun politieke overtuiging en hun karakter

XCeigenschappen benoemd maar op grond van hun wetenschappelijke capaci

XCteiten. Het waren er niet zo velen die onmiddellijk beseften dat de Neder

XClandse beschaving door grote gevaren bedreigd werd. Een van hen was de

HET BEGIN DER JODENVERVOLGING UNIVERSITAIRE WERELD

XCUtrechtse historicus, prof. dr. P. Geyl, die na de meidagen bij de hervattingder colleges een opwekkend woord tot zijn studenten sprak (enkele collega's in Utrecht deden dat ook; het zal zich elders wel eveneens voorgedaan hebben); in een senaatsvergadering waar men nogalopgetogen was over het contact met de Militárverwaltung, waarschuwde Geyl op 24 mei tegen 'het gefluit eens vogelaars".'

XCAan de Universiteit van Amsterdam werd in september bij de overdracht van het rectoraat door de aftredende rector-rnagnificus, prof. dr. J. J. van Loghem, lid van de medische faculteit, eenstrijdvaardige toespraak gehoudenwaarin van Loghem, onder verwijzing naar hetgeen in Nederland en door Nederlanders opgebouwd was, impliciet de propaganda van Duitsers en NSB'ers ontzenuwde als zat het Nederlandse volk op de 'Nieuwe Orde' te wachten om het eindelijk tot behoorlijke prestaties te brengen. 'De typische groepering van het Nederlandse volk kan', zei hij ook, 'de Nederlandse student waarderen als een verschijnsel van sterk geestelijk leven. Krachtens zijn kennis van de geschiedenis van ons volk begrijpt hij deze groepering en vindt er de verklaring in van het stabiele staatkundige evenwicht dat Nederland, ondanks opgewekte partijstrijd, sinds zovele jaren kenmerkt.'

XCVan Loghem einidgde met een huldebetoon aan de Jood Spinoza :

XC'De titel van het vijfde deel van Spinoza's Ethica luidt: De potentia intellectus seu de libertate humana, ofwel: slechts de mens die zich onder leiding der Rede stelt, zal de vrijheid deelachtig worden. Hechten wij deze woorden van Nederlands grootste wijsgeer ad ualvas academicas. Sub specie aeternuatlsl'?

XCOp deze woorden volgde een daverend applaus.

XCHeel wat minder applaus was er te Leiden waar de aftredende rectorrnagnificus, de classicus prof. dr. F. Muller, tot veler ergernis een proDuitse redevoering hield waarbij Seyss-Inquarts Beouftragter voor ZuidHolland, Schwebel, in uniform aanwezig was. Voorts werd ook te Groningen de rectoraatsoverdracht met zeer gemengde gevoelens bijgewoond. De senaat had er voor het studiejaar' 40-' 4I van der Pot, hoogleraar in het volkenrecht, als rector-magnificus voorgesteld; deze was inderdaad door waarnemend secretaris-generaal Reinink benoemd maar drie dagen later had Reinink op instructie van Generalleommissar Wimmer die benoeming geannuleerd en een nieuwe rector-magnificus aangewezen: de pro-Duitse, bijna zeventigjarige Germanist prof. dr. J. M. N. Kapteyn. Een aantal Gro

XCJ Notulen van de senatus COil tractus van de rijksuniversiteit Utrecht, 24 mei 1940, aangehaald in de brief, 23 juli 1954, van P. Geyl aan J S. Bartstra (Collectie-Geyl). 2 Tekst in Universiteit van Amsterdam: Centraal Pacutteitenblad, 21 sept. 1940. 3

787 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

ninger hoogleraren weigerde de rectoraatsoverdracht bij te wonen, anderen verlieten de aula der universiteit vóór Kapteyn geïnstalleerd werd. Nog geen twee maanden later werd in de 'Meldungen aus den Niederlanden' bericht 'dass die dwtschfeindliche Haltung' der Groninger Studenten ständig zunimmt ... Zweideutige politische Bemerleungen die insbesondere von den Projessoren der [uristischen und der theologischen Fakultät häufig getan werden, rujen bei den Studenten stiir misehen Beifall herver ... Sammelhecken der deutschjeinduhen Studentenschaft ist nacn wie VOl' das Korps 'Vindicat atque polit', dessen Angehörige fast ausnahmslos Miglieder der 'Unie' sind.'1

XCIn de vooroorlogse studentenwereld hadden zich over het algemeen slechts vrij kleine groepen studenten voor algemene politieke vraagstukken actief geïnteresseerd. Veruit de meeste studenten kwamen uit burgerlijke milieus en velen onder hen hadden de studie aan universiteit of hogeschoollouter als een opleiding beschouwd die men in alle rust kon volgen, ontheven aan 'wat er woelde in de maatschappij, in de 'kille', waar men na afloop van de studie een goedbetaalde functie hoopte te verwerven. In veel opzichten stamde de atmosfeer bij het hoger onderwijs nog uit de negentiende eeuw, en uit die eeuw daterende gewoonten en gebruiken waren met name in zwang gebleven bij de Corpora die vooral in de kleinere steden waar universiteiten en hogescholen gevestigd waren, de toon aangaven in de studentenwereld. Naast die Corpora waren ook andere, minder aan traditie gebonden gezelligheidsverenigingen ontstaan, naast politieke groeperingen die evenwel over het algemeen slechts een bescheiden aanhang hadden.

XCDe Duitse bezetting bracht in deze situatie een radicale verandering teweeg: daar werd opeens de gehele Nederlandse samenleving, de studentenwereld inbegrepen, met een maatschappelijk feit van overweldigende betekenis geconfronteerd. Ook in die studentenwereld drongen de politieke tegenstellingen in volle heftigheid door." Elke hoogleraar die zich pro-Duits /

XC1 'Meldungen aus den Niederlanden', 20 (12 nov. 1940), p. II. 2 In Nijmegen werd in september een lid van het corps, een Rijksduitser, die bij het zingen van het Wilhelmus met een pijp in zijn mond was blijven zitten, de sociëteit uitgegooid; een dag later werd de praeses van het corps, J. M. L. Th. Cals, gearresteerd. Hij werd na vier weken vrijgelaten met het verbod, toespraken te houden - en op de avond van zijn vrijlating hield hij reeds 'een grote speech tot de corpsleden' ('Nijmeegse Universiteit 1938-1945', p. 5, Doe U-SII, a-r) waarvan de echo gelukkig niet tot de Sicherheitspolize! und SD

788 [PDF]
NEDERLANDSE STUDENTEN FEDERATIE

uitliet, elke student die voor de NSB propaganda ging maken, wekte felle verontwaardiging.

XCOpmerkelijk was het dat de studentenorganisaties reeds in de zomer steun waren gaan zoeken bij elkaar. Zij hadden (voor 'eendracht' kiezend in plaats van voor 'eenheid') in augustus de Nederlandse Studenten Federatie opgericht: een bundeling van alle bestaande organisaties die aan elke universiteit en hogeschool een contactcommissie kreeg; een permanent secretariaat van de federatie werd bij het Leidse Studentencorps gevestigd. 'Wij willen trouw blijven aan ons volk en aan zijn waardige tradities', verklaarde het bestuur der federatie in een eerste oproep aan alle studenten, 'wij willen handhaving van de bij ons volkskarakter aansluitende geestelijke vrijheid in het openbare leven, met volledige erkenning van de noodzakelijke handhaving van orde en gezag.'l

XCHet waren de vertegenwoordigers van het Leidse corps die, vermoedelijk in september, in het bestuur van de federatie de vraag aan de orde stelden welke houding men moest aannemen als er maatregelen getroffen werden tegen de Joodse docenten. Diezelfde vraag was al eerder behandeld in gemeenschappelijke bijeenkomsten van de senaten der Corpora. De Leidse senaat had toen op een verzetshouding aangedrongen maar had, althans volgens een Leids verslag, slechts steun gevonden bij de senaat van Delft, 'terwijl de anderen een meer weifelende houding aannamen.f In de bestuursvergaderingen van de federatie kwam dezelfde verdeeldheid tot uiting: Delft en Leiden spraken zich, vermoedelijk in oktober, principieel voor een studentenstaking uit indien de bezetter het ontslag der Joodse docenten zou forceren, en de vertegenwoordigers van de andere universiteiten en hogescholen achtten een staking te riskant. Onder leiding van praeses C. P. C. Fabius die veel contact had met prof. Telders, stelde het Leidse corps zich het scherpst op: principieel weigerde het medewerking aan de Opbouwdienst en aan de Winterhulp.

XC1 Leids Universiteitsblad, Bijzondere Bekendmaking (z.d., aug. 1940) (Doe II-791, a-s). 2 'Enkele. episoden uit het verzet der Leidse studenten', p. I

789 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

deelde IllU1 daar mee dat de Joodse docenten op last van de bezetter uit hLU1 functie ontheven waren; de brieven voor de betrokkenen waren al klaar gemaakt. Zij werden aan de secretarissen uitgereikt. De secretaris van het Leidse college, mr. P. J. Idenburg, was de enige die weigerde ze in ontvangst te nemen en door te zenden: het departement, zei hij, moest ze maar zelf versturen. Aldus geschiedde.

XCDe volgende dag, zaterdag 23 november, kwamen de hoogleraren die al enkele malen onder voorzitterschap van Scholten vergaderd hadden, in Amsterdam bij hem thuis bijeen; alleen Nijmegen en Tilburg ontbraken. Men wist dat het broeide in de studentenwereld en dat daar door velen over een staking gedacht werd. Dat denkbeeld werd door alle aanwezigen verworpen. Zij spraken er onderling over dat in Polen het gehele hoger onderwijs vernietigd was en dat studentendemonstraties in Praag er in november '39 toe geleid hadden dat alle instellingen voor hoger onderwijs in het Protektorat gesloten waren terwijl bovendien negen studenten door de Duitsers doodgeschoten waren en meer dan duizend naar concentratiekampen overgebracht - zou Seyss-Inquart, als het in Nederland tot stakingen kwam, niet even onbarmhartig reageren? 'Na een ampele discussie van allerlei mogelijkheden' werd besloten, 'dat men er zich toe zou beperken, alle collega's op te wekken tot een openlijk krachtig protest op hLU1colleges'; dat protest zou, zo werd gehoopt, de studenten 'voldoening schenken', anders gezegd: hen van stakingen weerhouden.l

XCMaar op het moment waarop dit besluit genomen werd, was in Delft de staking al begonnen.

XCAan de Technische Hogeschool zouden drie hoogleraren van hL1l1functie ontheven worden; één hunner, prof. mr. A. C. Josephus [itta, placht op zaterdagochtend college te geven. Het bericht: 'de Joodse docenten worden ontslagen', was vrijdag aan de studenten bekend geworden. Velen hunner besloten, prof. [itta's laatste college demonstratief bij te wonen, zeker viertot vijfhonderd studenten stroomden zaterdagochtend naar zijn collegezaal toe. [itta was er niet, de zaal was dicht. Men dromde verontwaardigd samen in de hal en op de trappen. Een acht-en-twintigjarige student, Johan Barthold Frans van Hasselt" voorzitter van de vereniging van studenten in de civiele

1 'De Utrechtse Universiteit tijdens de bezetting', p. 5 (Doc I1-SIl A, a-33).

790 [PDF]
STUDENTENSTAKING IN DELFT

bouwkunde, nam het woord. In enkele zinnen onderstreepte hij het onrecht dat hier geschiedde. 'Zalig zijn die vervolgd worden 0111. der gerechtigheid wil want hunner is het Koninkrijk der Hemelen', waren zijn slotwoorden.' Men ging uiteen, maar niet dan nadat men besloten had, maandag en dinsdag te staken en dat besluit onmiddellijk aan de Delftse studenten door te geven. Niet allen kon men meteen bereiken: sommigen waren voor het weekeinde vertrokken. Dus werd maandag en dinsdag bij het station en bij het eindpunt van de tramverbinding met Den Haag gepost: wie daar aankwam, kreeg te horen dat er twee dagen gestaakt werd.

XCNagenoeg alle studenten bleven van de colleges en practica weg, zulks tot ontsteltenis van de meeste hoogleraren. 'De TH is een broze bol, mijne heren, u moet er niet mee voetballen!' betoogde de president-curator jegens de senaat van het corps" en op maandagavond werd in een vergadering van de academische senaat op drie studentenvertegenwoordigers druk uitgeoefend om de staking tot één dag te beperken. Dat werd geweigerd. Dinsdag kwam Homan, het lid van het Driemanschap van de Nederlandse Unie, naar Delft om, na overleg met Generalleonunissar Schmidt, op de studenten in te praten; ook hij had geen succes.

XCWat de hoogleraren en Homan gevreesd hadden, geschiedde: woensdagavond kwam bericht binnen dat de bezetter de Technische Hogeschool gesloten had. Aan de studenten werd verboden, zich bij andere instellingen van hoger onderwijs te laten inschrijven. Medio december werden alle Delftse studenten-sociëteiten door de Sicherheitspoiizei bezet.

XCOp diezelfde zaterdagmiddag 23 november waarop in Amsterdam de vergadering van hoogleraren ten huize van Scholten plaats vond, kwam in Utrecht het bestuur van de Nederlandse Studenten Federatie bijeen. De vertegenwoordigers van Delft waren er aanwezig en zij konden meedelen dat de studenten van de TH maandag in staking zouden gaan. Die mededeling leidde tot gemengde reacties, verscheidene bestuursleden van de federatie waren van mening dat een stakingsparooi bij hun universiteiten en

1 Van Hasselt werd in augustus' 41 gearresteerd omdat de aannam dat hij te maken had met een in OD-verband gepleegde liquidatie. Dat was niet het geval. Hij werd niettemin naar het concentratiekamp Buchenwald gevoerd waar hij in de zomer van '42 bezweek. 2 S. Hingst: 'Verslag' (nov. 1960), p. 3.

791 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

hogescholen in onvoldoende mate gevolgd zou worden. De leden die Amsterdam (gemeente-universiteit), Utrecht en Leiden vertegenwoordigden, voelden nog het meest voor staking maar het enige algemene besluit dat men nam, was, namens alle Nederlandse studenten een protestbrief te richten aan het college van secretarissen-generaal. Die brief ging ook uit maar de tekst werd in de studentenwereld niet overal bekend; aan de Universiteit van Amsterdam werd hij evenwel enkele dagen later gedrukt verspreid door de Contact-Commissie der studentenverenigingen en tevens werd hij gepubliceerd in het Nijmeegs studentenblad Vox Carolina, dat laatste overigens pas begin februari '41.

Cleveringa' s toespraak

XC

XCIn Leiden, aan 's lands oudste universiteit, zouden tien academische docenten, onder wie twee hoogleraren, uit hun functie ontheven worden. Een van die twee was mr. E. M. Meijers. Meijers die in 1880 in Den Helder geboren was, was in 1910 in Leiden tot hoogleraar benoemd. Hij doceerde burgerlijk recht en internationaal privaatrecht en werd in ons land en elders als een geleerde van uitzonderlijk formaat beschouwd. Dat ook hij zijn taak zou moeten neerleggen, was voor velen van zijn collega's een ondragelijke gedachte, maar geen hunner werd er misschien persoonlijker en pijnlijker door getroffen dan Cleveringa, hoogleraar in het handelsrecht en het burgerlijk procesrecht. Cleveringa had bij Meijers gestudeerd, Meijers was in '19 zijn promotor geweest, had hem in zijn gehele carrière warm gesteund en was hem na zijn benoeming te Leiden 'een vaderlijk vriend' geworden'. Het had voor Cleveringa vanzelf gesproken dat hij Meijers opzocht op de avond van 14 mei waarop de capitulatie bekendgemaakt was. 'Hij was heel somber', had Cleveringa toen in zijn dagboek genoteerd, 'maar ondanks alles voelde men toch de waarachtige innerlijke sterkte en grootte in hem toen hij zei: 'En als ik het mag overleven, ga ik nog een dik boek schrijven over 'het Recht'.' Uit iemand anders' mond zou het theatraal en hol geklonken hebben, maar niet uit de zijne.' 2

XCRudolph Pabus Cleveringa was een Groninger. Hij was in 1894 in

XC1 R. P. Cleveringa: 'Verhaal gevangenschap 1940-1941' (1941), p. 2. 2 R. P. Cleveringa: Dagboek, 14 mei 1940. 79

792 [PDF]
CLEVERINGA

Appingedam geboren; het grootste gedeelte van zijn jeugd bracht hij evenwel in Friesland door, in Herenveen, waar hij als zesjarig jongetje bevriend raakte met Eelco van Kleffens, de latere minister van buitenlandse zaken. Zij volgden een verschillende opleiding: van Kleffens het gymnasium, Cleveringa de HBS, aangevuld met studie voor het staatsexamen. Zij kwamen tegelijk in Leiden aan, studeerden er samen rechten en verwierven op dezelfde dag de doctorstitel. Nadien was Cleveringa enkele jaren werkzaam geweest in het bedrijfsleven, vervolgens was hij rechter geworden bij de rechtbank te Alkmaar; in '27 was hij in Leiden tot hoogleraar benoemd.

XCAchter een uiterlijke rust was Cleveringa, als meer Noorderlingen, een man van sterke emoties. In de herfst van '40 had hij al een gevoel 'of ik', zo noteerde hij, 'in razernij kan ontsteken en alles tegen de Duitsers kan doen; ik heb er mijn verstand bij nodig om niet de straat op te lopen en de eerste de beste op zijn gezicht te slaan." Zwaar drukten hem de tijdsomstandigheden, maar toch niet zo zwaar of in zijn krachtige en zuivere persoonlijkheid die wars was van alle effectbejag, bleef zijn innerlijk optimisme onaangetast.

XCHij had, in diepste wezen, een zonnige natuur. Zijn vrouw, de kordate en gevoelige Hiltje, dacht en voelde als hij; er waren drie dochters. 'Het grootste en allergrootste in dit leven is', schreef Cleveringa in de' deprimerende dagen waarin Frankrijk ineenstortte,

XC'het kleine, eenvoudige, innige en stille geluk: thuis in de kleine kring van het gezin, daarbuiten in de iets wijdere van familie en goede vrienden, en in de schoonheid van de vrije natuur waar de mens, niet afgeleid door de hem drukkende en dringende gemeenschap waartoe hij hoort, onbelemmerd zich zelf kan zijn en oog en oor kan hebben voor het groen der bomen, de golvende lijnen der ver weg deinende heiden en heuvelen, het jubelende gezang van een vogel die van geen staat weet. Ik ken geen heerlijker gevoelens dan walmeer Hiltje en ik zonder anderen samen zijn in de vrije beslotenheid van ons beider woning.'?

XCIn februari '39 was Cleveringa decaan (voorzitter) geworden van de juridische faculteit. Hij had al in de zomer van' 40 veel contact met collega's uit die faculteit: Telders, van Asbeck en vooral R. D. Kollewijn, wier rechtsgevoel even gekwetst was als het zijne. Want het recht (hij schreef het bij voorkeur met een hoofdletter) was voor Cleveringa niet een stelsel van abstracte formules, maar de onontbeerlijke en zegenrijke norm 'Vall de maatschappelijke werkelijkheid, 'een visioen van een groot licht', zei hij in september bij de hervatting der colleges. 'Een Zola', zei hij toen ook,

XC1 A.v., 24 sept. I940. 2 A.v., 17 juni I940.

793 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

'kon prachtig werk doen in een Dreyfuszaak waar een edele bezieling voldoende was, hem het Recht met één slag te laten grijpen; waar het er op aankwam, een pakkend J' accuse de wereld in te slingeren. Maar zaken waarin zo iets kan en moet, zijn zeldzaam.' 1

XCNatuurlijk plaatste Cleveringa begin oktober zijn handtekening onder het door Scholten geformuleerd protest der hoogleraren. 'Er wordt ook gerept', noteerde hij enkele dagen later, 'van formulieren die men in moet vullen omtrent zijn al dan niet Joodse afstamming. De monsters! ... Zou Meijers er dan nog ui t moeten? Welk een monsterlijke en kleingeestige laaghartigheid zou dat zijn! Welk een schandelijk stuk! Moeten dergelijke fielterigheden dan maar gebeuren P"

XCHelaas, de Hoge Raad slikte ze.

XCOp 25 oktober ontvingen alle Leidse hoogleraren die Ariërverklaring. Drie dagen later wilde de academische senaat zich beraden over een collectieve weigering om de hatelijke afstammingsformulieren in te vullen. Procureur-generaal van Genechten. die vermoedelijk door de pro-Duitse hoogleraar J. J. Schrieke gewaarschuwd was, verbood die zitting. Het verbod werd gerespecteerd en de stemming werd onzeker. Mede namens 'de regering' (het college van secretarissen-generaal)" ging de president-curator, mr. A. van de Sande Bakhuyzen, burgemeester van Leiden, op invulling aandringen. Men kon er, zei deze, een protest aan toevoegen; dat zouden de secretarissen-generaal ook graag zien. Dat betoog werd door Cleveringa en Telders verworpen. Met een aantal gelijkgezinden hadden zij afgesproken dat zij bij hun weigering zouden volharden als, zoals vertrouwd werd, de totale groep weigeraars vijf-en-twintig van de drie-en-zeventig Leidse hoogleraren zou omvatten. Een paar dagen later waren de vijf-en-twintig evenwel tot achttien geslonken, 'de vrouwen dringen hun mannen tot tekening; de mijne', schreef Cleveringa, 'hoort tot de moedigen.ö Allen vulden tenslotte de formulieren in, zij het dat zestig hunner er een door Telders opgesteld protest aan toevoegden." Onder degenen die weigerden

1 R. P. Cleveringa: (1946), p. 19,28. R. P. Cleveringa: Dagboek, II okt. 1940. 3 A.v., 2 nov. 1940. 4 A.v., 28 okt. 1940. s Tekst in B. M. Telders: dl. IV, p. 373-75.

794 [PDF]
'ZE NEMEN JE VAST

dat protest te ondertekenen, bevond zich Mullers opvolger als rector-magnificus, prof. dr. A. W. Byvanck.

XCHet afbrokkelen van het verzet had Cleveringa diep aangegrepen. Zelfverwijt ging hem kwellen: had hij desnoods niet als enige het invullen van de Ariërverklaring moeten weigeren? Geen tweede keer zou hij nalaten te doen wat zijn geweten hem voorschreef en waartoe zijn hart hem drong! Werd Meijers inderdaad ontslagen, dan zou hij publiekelijk protesteren. Dat deelde hij aan Telders mee. 'Laat mij het doen', zei Telders, 'ik ben ongetrouwd.' Cleveringa weigerde: hij was de decaan der faculteit, het was zijn taak, als decaan. Deze en gene hoorden van zijn voornemen, ook in kringen der studenten, en op zaterdagmorgen 23 november kwamen twee bestuursleden van de faculteitsvereniging van de studenten in de rechten hem meedelen dat de studenten besloten hadden om, als de Joodse docenten er uit gingen, enkele dagen lang in staking te gaan. Dat besluit had Cleveringa' s hartelijke instemming.

XCWanneer moesten die docenten hun taak neerleggen? De Leidse ontvingen die zaterdag geen bericht, maandag evenmin. Dinsdagmorgen om tien uur zou Meijers college moeten geven. Cleveringa zou die colleges overnemen en het eerste college-uur zou hij aan zijn protest wijden. Zondagmiddag rangschikte hij er de aantekeningen voor, maandag schreef hij de tekst. 'Dat ik hierbij met koel verstand alles wikte en woog, kan ik intussen niet zeggen', stelde hij in '41 op schrift. 'Hart en geweten drongen sneller, beslister en heviger; het bonsde bijwijlen in mij om; ik voelde mij opgewonden en ontroerd en als onder een druk die ik van mij af moest slingeren.'!" s Maandagsavond' (wij volgen zijn dagboek)

XC'zat ik met Hil1je alleen in de huiskamer. Wij zaten elk aan een andere zijde van de grote tafel, tegenover elkaar; het theeblad stond naast haar. Het was een laatste avond van stil huiselijk geluk; maar er was een grote ernst in ons beiden. De zenuwachtige opwinding was uit mij; maar ernstige, welberaden zekerheid was er voor in de plaats gekomen. Ik wist wat mij te doen stond; maar ik wist ook dat ik gevaar ging lopen. Ik begreep dat, als ik weg moest, Hiltje en de kinderen veel te lijden zouden krijgen; dus was, wat ik ging doen, niet alleen mijn zaak maar ook de hare. Ik had haar gezegd dat ik zou gaan spreken, en zij had dit gebillijkt; maar ik had haar niet gezegd wat ik wilde gaaIl zeggen. Ik vond het, toen wij daar zo samen zaten, mijn plicht haar dit te vertellen; en ik las haar mijn aantekeningen voor. Toen ik geëindigd was, stond zij op, liep om de tafel heen naar mij toe, sloeg haar armen om mij heen en zei met tranen in de ogen: 'Ze nemen je vast als je dit gaat zeggen, de ellendelingen.' Maar naCleveringa: 'Verhaal gevangenschapp.

1 R. P. 1940-1941', 7.

795 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

een kort ogenblik van stilzwijgen: 'Maar alsje meent dat het je plicht is, moet je het doen." 1

XCDinsdagmorgen 26 november om negen uur ging Cleveringa bij Meijers langs. Ja, het bericht van het departement was gearriveerd, 'een onogelijk gestencild briefje'.2 Cleveringa noteerde de tekst. Meijers wist wat Cleveringa van plan was; diens protest kon ook hem, Meijers, aan grote gevaren blootstellen; daar zweeg hij over. Cleveringa liep naar huis en belde Byvanck op om hem te zeggen wat hij ging doen en om hem als rector-magnificus de gelegenheid te geven er bij aanwezig te zijn (Byvanck bleef weg). Vervolgens nam Cleveringa afscheid van zijn vrouwen wandelde naar het Rapenburg, 'volkomen rustig en beheerst'iê Het was druk in de faculteitskamer; een aantal hoogleraren uit andere faculteiten wenste bij wat te geschieden stond, persoonlijk aanwezig te zijn en zoveel studenten waren komen opzetten dat de collegezaal waar Meijers placht te doceren, veel te klein was om allen te bevatten. Het Groot-Auditorium stroomde vol, nadien nog een tweede grote zaal waar Cleveringa' s woorden uit de luidspreker klonken.

XCHij begon met het briefje voor te lezen dat Meijers ontvangen had. Een nadere qualificatie daarvan achtte hij onnodig, het enige wat hij begeerde, was, zei hij, de Duitsers 'uit het gezicht en beneden ons te laten en uw blik te richten naar de hoogte waarop de lichtende figuur staat van hem wien onze aanwezigheid Iller geldt': Meijers - de geleerde, 'welke een macht die op niets dan enkel zichzelfkan steunen, Iller na een dertigjarige werkzaamheid achteloos terzijde schuift.' Uitvoerig (het nam meer dan twee-derde van de tekst in beslag) ging Cleveringa vervolgens het werk van Meijers in al zijn originaliteit, rijkdom en veelzijdigheid schetsen. Toen kwam hij over de mens Meijers te spreken:

XC'een geleerdevan buitengewoon formaat; eenleermeester ook van ongewoon doceertalent, een hoogleraar die niet ook de hoofden tot werken en denken heeft gebrachtvan de duizendendie hij is voorgegaan, maar die er tevens,zonder dat ooit de minste uiting van populariteitsgewin bij hem waargenomen is kunnen worden, de harten van allen heeft veroverd. Niet alleen bewondering is zijn deel geworden; aanhankelijkheidniet minder, en terecht! Hoevelen het

XC1 A.v., p. 9-10. 2 A.v., p. II. 3 A.v., p.

796 [PDF]
CLEVERINGA'S TOESPRAAK

er zijn wier eerste en ook wellatere schreden in de maatschappij hij heeft geleid (gelijk hij het mijzelf deed), zal wel niet precies zijn vast te stellen; dat het er tallozen zijn, is voor ieder zeker.'

XCSoms was er een begin van applaus in de zaal - Cleveringa dempte het met een ongeduldig handgebaar. Hij kwam tot zijn slot:

XC'Het is deze Nederlander, deze nobele en ware zoon van ons volk, deze mens, deze studentenvader. deze geleerde dien de vreemdeling welke ons thans vijandiglijk overheerst, 'ontheft van zijn functie'! Ik zeide u, niet over mijn gevoelens te zullen spreken; ik zal mij er aan houden, al dreigen zij als kokende lava te barsten door al de spleten welke ik bij momenten de indruk heb dat zich, onder de aandrang daarvan, in mijn hoofd en hart zouden kunnen gaan openen.

XCMaar in de faculteit die blijkens haar doelstelling gewijd is aan de betrachting der rechtvaardigheid, mag toch deze opmerking niet achterwege blijven: in overeenstemming met Nederlandse tradities verklaart de Grondwet iedere Nederlander tot elke landsbediening en tot de bekleding van elke waardigheid en elk ambt benoembaar en stelt zij hem, onafhankelijk van zijn godsdienst, in het genot van dezelfde burgerlijke en burgerschapsrechten. Volgens artikel aj van het Landoorlogreglement is de bezetter gehouden, de landswetten te eerbiedigen sat-if empêchement absolu. Wij kunnen het niet anders zien dan dat er geen de minste verhindering voor onze bezetter bestaat, Meijers te laten waar hij was. Dit impliceert dat de wegdringing van zijn plaats op de wijze waarvan ik u mededeling heb gedaan, en de soortgelijke maatregelen die anderen hebben getroffen ... , door ons slechts als onrecht kunnen worden gevoeld. Wij hadden gemeend, hiervoor gespaard te mogen en te zullen worden. Het heeft niet zo mogen zijn. Wij kunnen, zonder in nutteloze dwaasheden te vervallen welke ik u met klem moet ontraden, thans niet anders doen dan ons buigen voor de overmacht.'

XCCleveringa wist dat een studentenstaking op handen was. Het leek hem verstandig, die 'waarschuwing' in te lassen (dan stond hij veel sterker tegenover de Duitsers als ze hem gingen verhoren) - een 'waarschuwing' waarvan hij vertrouwde dat zij geen enkel effect zou hebben. Daar hield hij ook rekening mee want hij kondigde aan dat hij pas over negen dagen zijn eerstvolgend college zou geven. 'En inmiddels', aldus zijn laatste woorden,

XC'zullen wij wachten en vertrouwen en hopen; en steeds in onze gedachten en onze harten het beeld en de gestalte en de persoonlijkheid vasthouden van wie wij niet zullen kunnen aflaten van te geloven dat hij hier behoort te staan en, zo God het wil, weer zal keren.'

XCHij had gezegd.

797 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

XCHet was even stil. Toen klonk er een luid, lang aangehouden applaus. Midden in de zaal zette een student het wilhelmus in. Men zong, menigeen terwijl hem ofhaar de tranen over de wangen stroomden, het eerste couplet, daarna het zesde, 'en de smeekbede, de tyrannie te mogen verdrijven 'die mij mijn hart doorwondt' , werd', aldus Cleveringa, 'een vol klinkende, hoog verheven, ernstige, plechtige psalm als, in mijn oren, zelden eerder.'! Zijn collega van Bernmelen schoot hem aan en vroeg om de tekst; hij zou hem, zei van Bemmelen, graag nog eens lezen. Cleveringa gaf hem de beschreven velletjes; hij wilde ze wel terughebben, voegde hij er aan toe, om er zich bij de Duitsers op te beroepen. President-curator van de Sande Bakhuyzen belde op: de studenten zouden in staking gaan, kon Cleveringa hen daarvan niet weerhouden? Cleveringa weigerde. 'Opgelucht en rustig' liep hij naar huis." Voor zijn vrouwarriveerde er een bloemstuk van Telders, zelf kreeg bij van zijn oudste dochter die pas veertien jaar geworden was,

XC'een zelfgekocht begoniatje dat ze mij gaf met eerst even een stralend gezichtje en toen, terwijl ze haar armen om mij heen sloeg, een snikkend gehuil en geschrei. Zij voelde het goed en diep ernstig tevens; welk een hoogheid van karakter mocht ik hierdoor in mijn kind opmerken! Het maakte mij in-gelukkig, maar bedroefd tevens. Ik heb haar gezegd wat ik dacht: 'Dien, ik voorzie zwaretijden voor ons allen; veel zal ik je niet kunnen nalaten, maar een eerlijke naam in elk geval."·

XC,s Middags had Cleveringa vergadering van het college van regenten van een der Leidse weeshuizen. 'Voor het eerst in maanden', zei later een hunner tegen Cleveringa' s vrouw, 'hebben we uw man die middag weer zien lachen.'4

XC,s Avonds kwam eerst een inspecteur van politie langs die in opdracht van procureur-generaal van Genechten de tekst van Cleveringa' s toespraak in beslag nam. Hij kreeg de velletjes mee die mevrouw Cleveringa, zonder dat de inspecteur iets merkte, in alle haast bij van Bemmelen ophaalde wiens woning een verbinding had met die van de Cleveringa's. Na de politieman verschenen nog Meijers en zijn vrouw. Cleveringa was moe. 'Slaap de slaap des rechtvaardigen', zei Meijers ten afscheid.

XC'rk sliep die nacht heerlijk en rustig.l''

XCDat bleek niet mogelijk. Op woensdag 27 november kwam Wimmers oekase: na Delft werd nu Leiden gesloten. Het gaf de directeur-generaal van politie, mr. Brants, als enig commentaar in de mond, 'dat een massa jongelui door een kwajongensstreek van een aantal medestudenten ten zeerste gedupeerd zijn.'2

XCCleveringa werd op donderdagnovember gearresteerd. Hij werd verhoord aan de hand van zijn tekst die van Genechten, zo deelde deze in de vergadering van Tenkink en de procureurs-generaal mee, 'onmiddellijk naar de Sicherheitspolizei (had) doorgezonden.P Cleveringa verdedigde zich rustig en vastberaden: de bezetter had, zei hij, het volkenrecht overtreden en hij, Cleveringa, had geenszins tot verzet aangespoord: '1eh habe ja aucl« gesagt dass wir uns der Geuralt beugen Eén verhoor werd voldoende geacht.de Cellenbarakken te Scheveningen werd hij goed behandeld. Na acht maanden werd hij vrijgelaten.

28 In

XCTelders en Fabius werden beiden drie weken na Cleveringa gearresteerd: opdecember. Telders hielden de Duitsers vast, Fabius lieten zij na een week vrij. Inmiddels hadden zij medio december de studentensociëteit 'Minerva' gesloten; alle personeelsleden werden, voorzover zij niet zelf werk konden vinden, geholpen door een landelijke steunactie van leden en oud-leden van het Leidse corps.

18 1 23 (3 dec. 1940), p. 14. 2 Vergad. p.g.'s: notulen, 9 dec. 1940, p. 9. 8 A.v., 28 nov. 1940, p. 3. 23 (3 dec. 1940), p. 14.

799 [PDF]
HET BEGIN DER JODENVERVOLGING

XCOp de dag waarop Cleveringa in arrest genomen was, had hij, bij Telders vertoevend, van Fabius vernomen, 'dat in Amsterdam, Utrecht en Groningen elke reactie op de '[odenmaatregel' was uitgebleven'; dq,t was een bericht dat hen drieën, aldus Cleveringa, 'in hoge mate ergerde."

XCVolledig juist was dat bericht niet. Wèl in zoverre dat het elders nergens tot een studentenstaking gekomen was, maar aan de Rijksuniversiteit Utrecht (waar vier Joodse docenten zouden verdwijnen) en aan de Universiteit van Amsterdam (zes-en-twintig Joodse docenten) was toch een aanloop in die richting genomen. In Utrecht was de staking waar haastig toegesnelde vertegenwoordigers van Delft en Leiden op aangedrongen hadden, afgewend doordat de rector-magnificus, prof. dr. H. R. Kruyt, in allerijl een proclamatie liet drukken waar een zin in voorkwam die velen aansprak: 'Ook al voelt men zich gewond, daarom slaat men nog niet de hand aan zichzelf'; mede onder invloed van de vertogen van verscheidene hoogleraren gaven de besturen van de Utrechtse studentenverenigingen die eigenlijk al tot staken besloten hadden (vooral de meisjesstudenten waren fel geweest) hun voornemen op. In Amsterdam ging de rector-magnificus, prof. dr. B. Brouwer, in overleg met de president-curator, burgemeester de Vlugt, tot vervroegde sluiting van de universiteit over door te bepalen dat de Kerstvakantie twee dagen eerder begon. Prompt werd in Amsterdam tot meer en tot een beter georganiseerd verzet in de studentenwereld opgeroepen in een illegaal blad, De Vrije Katheder. Bulletin ter verdediging van de Universiteiten, dat door drie studenten uitgegeven werd die nauwe verbindingen met de illegale CPN onderhielden: A. F. Willebrands, B. Riezouw en mej. T. de Vries.

XCVerscheidene, maar lang niet alle hoogleraren hielden zich aan de afspraak dat men op het eerste college na het bekendworden van de ambtsontheffing der Joodse collega's tegen dit ingrijpen zou protesteren. Dit gebeurde vrij algemeen in Wageningen (drie Joodse docenten); twee toespraken werden in de "Meldungen aus den Niederlanden' gesignaleerd, de twee betrokken hoogleraren werden ontslagen en een van hen zat vele maanden gevangen. In Utrecht werd de treffendste protesttoespraak op 25 november door prof. dr. V. J. Koningsberger gehoudenê; hij werd door het auditorium staande aangehoord en Koningsberger liet na afloop zijn getypte rede op de lessenaar achter met de woorden: 'Wie mij bij de Duitsers of de NSB wil aangeven,

XC1 R. P. Cleveringa: 'Verhaal gevangenschap 1940-1941', p. 31. 2 Tekst: Doc II-SIO E, a-2.

800 [PDF]
ANDERE UNIVERSITEITEN

vindt hier de tekst.' Deze werd door een student aan snippers gescheurd.'

XCIn Amsterdam waar enkele overeenkomstige toespraken gehouden werden, was de privaat-docent in de juridische faculteit, mr. 1. Kisch, voorzover bekend, de enige die in den lande het woord voerde als slachtoffer van de Duitse maatregel." Hij spoorde zijn auditorium aan, trouw te blijven aan 'Nederlands nobelste traditie': asiel te zijn voor vervolgden. 'Wanneer straks de morele en sociale waarden van dit gemenebest in uw handen liggen, zal ik', zo eindigde Kisch, 'u niet kunnen bijstaan, misschien niet kunnen gadeslaan, wellicht zullen wij elkander niet weerzien. Maar ik moge u ten afscheidsgroet toeroepen de woorden uit het Oude Boek: 'Weest sterk en standvastig."

XCAan enkele universiteiten en hogescholen weerklonken nog andere protesten uit de studentenwereld dan die wij reeds behandelden. In Amsterdam wijdde het studentenweekblad Propria Cures een huldigend hoofdartikel aan de tot vertrek genoopte docenten ('onze hoop is het dat gij uw plaats aan onze Universiteit eerlang weer moogt innemen'"), in Utrecht zetten velen hun handtekening onder een betuiging van 'aanhankelijkheid'r' In Rotterdam (drie Joodse docenten) werd door de rector-magnificus, prof. dr. G. G. Gonggrijp, op 28 november een toespraak gehouden waarin hij de enige hoogleraar die zijn functie moest neerleggen (de zeer geziene econoom N. J. Polak) een uitstekend geleerde en een voortreffelijk vaderlander noemde. 'Maar om nu te gaan staken omdat hij van ons weg moet, zou', aldus Gonggrijp, 'hem niets baten en ons alleen maar schade doen'"; van Dam ontving een door bijna alle studenten ondertekend protestschrijven. In Nijmegen (één docent van Joodse afkomst) kwam het, voorzover bekend, niet tot protesten. In Groningen (vier Joodse docenten) besloten de besturen der studentenverenigingen, het bij het protest van de Nederlandse Studenten Federatie te laten, enkele studenten die desondanks handtekeningen inzamelden onder een brief aan de vier heengezondenen, werden door de Sicherheitspolizei gearresteerd en korte tijd vastgehouden.

XCDie brief werd in de faculteitsvergadering voorgelezen, de voorzitter van de faculteit, tevens rector-rnagnificus, prof. Kapteyn, stopte hem in zijn portefeuille, hij wilde die brief, beweerde hij later, in de senaat ter sprake brengen. Voor het daartoe gekomen was, werd Kapteyn bij de Sicherheitspoli zei und SD ontboden: er waren klachten dat Polak thuis college gaf aan studenten. 'Teneinde diens belangen op de juiste wijze te verdedigen, haalde ik', aldus Kapteyn in '48, 'het bewuste schrijven uit mijn portefeuille." De Sipo-man nam het meteen in beslag en de tekst verscheen spoedig in de 'Meldungen aus den Niederlanden'. Kapteyn zei niemand iets van het gebeurde en Polak liet op zijn eerste brief, die onbeantwoord gebleven was, een tweede volgen. Hij werd medio februari' 41 gearresteerd en overleed nog geen zeven maanden later, een-en-zestig jaar oud, in het concentratiekamp Sachsenhausen.

XCHij had, als Cleveringa, de rechtsnorm onderstreept.

XCWij keren, wat Cleveringa' s toespraak betreft, nog even naar het ogenblik terug waarop deze, onmiddellijk na het uitspreken van zijn tekst, de velletjes met zijn woorden aan zijn collega van Bernmelen gaf. Van Bemmelen had daar niet op eigen initiatief om gevraagd maar op verzoek van een student, A. B. J. Koch. Beiden waren van mening dat de tekst vermenigvuldigd moest worden. Koch nam de velletjes mee en reisde naar Den Haag; de vrouwelijke repetitor met wie hij daar een afspraak had, tikte op haar schrijfmachine zes kopieën. Van Bemmelen kreeg' s avonds vroeg de oorspronkelijke tekst weer thuis. Koch mobiliseerde een groep studenten en liet die inJ.p.

1 Henriëtte Mooy: p. 56. 2 Brief, 10 dec. 1940, van L. Polak (Doe 1-862, b-I). 3 PRA-Groningen: p.v. M. N. Kapteyn (6 maart 1948), 8 (a.v., a-7).

802 [PDF]
CLEVERINGA'S TEKST VERSPREID

zijn kamer op enkele schrijfmachines 's avond en's nachts de tekst opnieuw kopiëren, 'er waren kerels bij', vertelde hij ons later, 'die nauwelijks typen konden. Veel flessenbier kwamen er aan te pas.' 's Morgens om vijf uur had Koch een kleine vijftig exemplaren in handen. Die werden aan alle faculteitsbesturen en alle besturen van studentenfaculteitsverenigingen in den Iande toegezonden. Eén tekst hield Koch achter en toen Telders hem de volgende ochtend om exemplaren vroeg voor alle leden van de Hoge Raad, moest hij nieuwe kopieën laten maken. Nu mobiliseerde hij tien meisjesstudenten, 'die heb ik thee gegeven.' Zeventien teksten gingen naar de Hoge Raad uit, 'St. Nicolaas' werd als afzender op de brief vermeld.'

XCDe dagbladpers ontving op 26 november instructie, te zwijgen over wat zich in de universitaire wereld afspeelde. Het enige blad dat er een kort commentaar aan wijdde, was Het Liberale Weekblad; het sprak 'de vurige wens' uit, 'dat verdere maatregelen van dezelfde aard als de thans genomene mogen uitblijven.P

XCVelen die Cleveringa' s tekst ontvingen, maakten weer eigen kopieën en spoedig waren honderden exemplaren van zijn toespraak in omloop.

XCZij sterkten menigeen bij het ingaan van de eerste bezettingswinter.

XC1 A. B. J. Koch, 10 dec. 1959, en brief, 26 aug. 1960, van J. M. van Bemmelen. 2 Hef Liberale Weekblad, 6 dec.

803 [PDF]

Hoofdstuk I7: Groeiende verontwaardiging

XC

XCAan het slot van hoofdstuk I4 (In de pas!) constateerden wij dat Reicks kommissar Seyss-Inquart in de late herfst van' 40 reden had om aan te nemen dat hij wezenlijke voortgang boekte bij zijn pogingen, bezet Nederland geleidelijk te nazificeren: de pers was goeddeels gelijkgeschakeld en de radio-omroep zou staatsbedrijf worden, de Nederlandse Arbeidsdienst en de Winterhulp Nederland waren in opbouw; dan was de leiding van het departement waar het belangrijke onderwijs onder ressorteerde, aan een proDuitse figuur toevertrouwd en had het Berlijnse Reichsniinisterium fUr Volks aufklänmg und Propaganda in Den Haag een tegenhanger gekregen in de vorm van het nieuwe, door een NSB'er geleide departement van volksvoorlichting en kunsten. 'Alles tezamen kwam het er op neer', zo schreven wij, dat de Reichsleommissar'met succesbezig was, de nieuwe organisatorische vormen te scheppen die in een later stadium Nederlands samengaan met het Derde Rijk zouden bevorderen.' Dat laatste was óók de strekking van de eerste anti-Joodse maatregelen die wij in het vorige hoofdstuk behandelden: Nederlands samengaan met Duitsland vergde immers dat de Joden in Nederland in de inferieure positie gebracht werden waarin zij zich in Duitsland bevonden. Die anti-Joodse maatregelen hadden wel hier en daar tot protesten geleid maar, op de keper beschouwd, tot weinig feitelijk verzet. Was dat Seyss-Inquart meegevallen? Wellicht. Duitse uitspraken op dit punt ontbreken.

XCMet dat al was de Reichskommissar in de late herfst van' 40 op zuiver politiek gebied niet veel verder gekomen. In juli was de gelijkschakeling van de SDAP op een faliekante mislukking uitgelopen. In augustuswas hem gebleken dat de christelijk-historischen en vooral de anti-revolutionairen er in slaagden, grote volksmassa's op de been te brengen die aan Nederland zoals het vóór de Duitse inval was, wilden vasthouden; voorts, dat de Nederlandse Unie, hoezeer zij ook met een voor hem acceptabel program van start gegaan was, zich tot een krachtige, tegen de Duitsers en de NSB gerichte beweging ontwikkelde. Hij had bevorderd dat Mussert die het leiderschap van Hitler erkend en het 'völkische Prinzip' (d.w.z. de rassenleer) aanvaard had, een

804 [PDF]
SEYSS-INQUARTS BELEID

het overheidsapparaat benoemd. Dat nam niet weg dat, aldus onze indruk, Seyss-Inquart er in de laatste maanden van '40 weinig voor voelde, zich definitief en exclusief aan de NSB te binden; liever zou hij voor het samengaan met Duitsland dat hij diende te bewerkstelligen, de 'poZitisch geselten grösseren Kreis' vormen waar hij al in de zomer van gerept had jegens de BefehZshaber der Sicherheitspolizei und des SD, Harster. Daarbij dacht hij nog steeds aan de democratische politieke partijen die in juli zijn eis om over Oranje en de onafhankelijkheid te zwijgen, afgewezen hadden. Enkele dagen nadat de NSB' er van Genechten bij het graf van WA-man Ton uitgeroepen had (II september): 'Wij zullen de macht overnemen!', kregen de leiders dier partijen die als Z.g. Politiek Convent bleven vergaderen, via een tussenpersoon de volgende samenvatting te horen van Seyss-Inquarts opvattingen - een samenvatting waarvan wij overigens niet weten in hoeverre zij als authentiek kan gelden; implausibel klinkt zij in elk geval niet:

XC'Wij willen niet de NSB aan de macht helpen als wij anders kunnen maar nu de oude politieke partijen zich afzijdig houden en de Nederlandse Unie niet voldoende waarborg biedt, kunnen wij niet anders. De NSB'ers zijn de mensen die het meest deutschfreundlich zijn. Wanneer de oude politieke partijen en ook der alte Fuchs' zich beschikbaar stellen, dan zijn zij en is ook hij, al weten wij dat hij Engelsgezind was, niet op grond van zijn verleden onaannemelijk: 2

XCHet Politiek Convent ging Iller niet op in.

XCOok bij de Nederlandse Unie bereikte Seyss-Inquart in eerste instantie niets.

XCVan Genechtens uitlating leidde er toe dat het Driemanschap (dat eind juli een audiëntie bij Seyss-Inquart aangevraagd maar geen antwoord ontvangen had) op 16 september een memorandum tot de Reichskomniissar richtte waarin betoogd werd dat de bezetter, naarmate hij zich meer met de NSB identificeerde, vijandiger reacties zou opwekken; Binthoven kreeg van Rauter te horen dat het stuk Seyss-Inquart hogelijk ontstemd had. Enkele weken later, op 4 oktober, werd Linthorst Homan door Seyss-Inquart ontvangen. Seyss-Inquart zei hem toen, aldus Homan in '46, 'dat wanneer maar in één van de volgende punten door de Unie binnenskamers aan de Duitsers toegegeven zou worden, de Unie verder van Duitse zijde in het geheel geen last meer zou hebben. Deze punten zijn: [udenjrage, Oranienjrage,

1 Colijn. 2 W. Drees: Verslag vergadering Politieke Contact Commissie, 17 sept. 1940 (de uitgewerkte verslagen die Drees van de besprekingen in het Politiek Convent maakte vóór hij als Indisch gijzelaar wegegvoerd werd, bevinden zich in zijn collectie in de map 'Nederlandse Unie en Politiek Contact').

805 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

het erkennen van Hitler als Führer 1 de drie punten waarop Mussert, voorlopig overigens ook uitsluitend 'binnenskamers', toegegeven had. Homan weigerde, het voorbeeld van de leider der NSB te volgen. Dat betekende niet dat Seyss-Inquart alle belangstelling voor de Unie verloor. Hij bleef de hoop koesteren dat hij Homan met een groep min of meer Duitsgezinden naar zich toe kon halen; wellicht kon die groep zich verenigen met Duitsgezinde elementenin Arnold Meyers Nationaal Front; wellicht zouden die twee groepen samen dan aansluiting zoeken bij de NSB. Pressedezernent Janke zei in decembertegeneenNSB' er dat deDuitsers de Unieniet opkortetermijn zouden verbieden. 'Het is beter', zo werden Janke's woorden weergegeven, 'een zichtbare vijand dan een onzichtbare vijand te hebben. Ook bestaat de grote kans dat de meeste leden door een of ander geraffineerd verbod uit de Unie weglopen, dat er dan een kern van ten hoogste 25 % overblijft en deze uiteindelijk, wil zij blijven leven, naar de NSB zal overgaan."

XCSeyss-Inquarts streven was dus, verschillende ijzers in het vuur te houden. Ook Nationaal Front ging hij in de herfst steunen. Hij zorgde er voor dat Arnold Meyers groepering benzine toegewezen kreeg en toen het Nederlands Dagblad, het dagblad van Nationaal Front, in de herfst een grote schuld had bij het bedrijf van De Residentiebode waar het gedrukt werd, ontving een vertrouwensman van Arnold Meyer een bedrag van ca. f 1 5 000 van Genera 1 kommissar Schmidt om de schuld te delgen en verdere uitgave mogelijk te maken. Maar al was Arnold Meyer op het punt van de [udenjrag« toeschietelijker dan het Driemanschap van de Nederlandse Unie, ook hij dacht er niet aan, Hitlers leiderschap uitdrukkelijk te erkennen. Zo was SeyssInquart, toen het jaar '41 begon, nog niet verder gekomen dan tot die ene politieke bondgenoot die hij in augustus en september '40 had weten te winnen: Mussert.

XCSamen met Mussert bracht de Reichsleommissar eind januari '41 een bezoek aan Himmler, Daar vloeide uit voort, dat Mussert enkele weken later zijn mannelijke volgelingen aanspoorde, tot de WaBên-SS toe te treden. De politieke alliantie tussen de bezetter en de leider der NSB werd dus inJ.ds.

1 CNU: Notulen, 21 mei 1946, p. 8 (getuige Linthorst Homan) (CNU, III a). Homans mededeling wordt bevestigd door een passage in het dagboek van A. Trouw die op 18 september van mej. dr. Nicolette A. Bruining, de voorzitster van de VPRO, vernam dat Seyss-Inquart Homan gevraagd had (mej. Bruining had dat van Homan persoonlijk vernomen) 'ofhet nu niet mogelijk was dat Neder land zich richte op een vrijwording Homan had geantwoord dat dit volkomen ondenkbaar was.' "Verslag van een bijeenkomst van redacteuren van NSB-bladen, 6 dec. 1940 (NSB, 169).

806 [PDF]
SEYSS-INQUARTS BELEID

de winter van '40 op '4I belangrijk versterkt. Wij zullen hierop in ons volgend deel nader ingaan en dan ook beschrijven welke tegenstellingen de SS-ideologie reeds in die tijd binnen de NSB deed ontstaan. Hier is dit thema van minder belang want voor die tegenstellingen had de brede massa van het Nederlandse volk geen interesse: NSB, WA en Nederlandse SS waren in haar visie één pot nat; elke politieke activist die de zwarte kaplaarzen droeg, was 'fout'. Maar voor die brede massa was, wat de NSB betreft, in de laatste maanden van '40 één feit van overheersende betekenis: dat de NSB, door de bezetter gesteund, hardnekkig poogde, 'de straat te veroveren', d.w.z. de colporteurs die er met andere bladen verschenen, De Unie in de eerste plaats, van de straat te ranselen. Dit leidde tot hevige gevechten - gevechten trouwens, die in januari en februari' 4I voortgezet werden. Zij deden de verontwaardiging tegen de bezetter aanzienlijk toenemen en het lijkt ons van belang, daarbij allereerst te onderstrepen dat de groei van die verontwaardiging plaats vond in maanden waarinDuitslands bondgenoot Italië in het Middellandse Zeegebied duchtig klop kreeg. Optimisten achtten de val van Mussolini al nabij en als de Duce verdween, zou de Führer zich dan kunnen handhaven?

Engeland komt sterker te staan

XC

XCHet Engelse oorlogskabinet had, zoals wij eerder opmerkten, in de zomer van' 40 een moedig besluit genomen: op een moment waarop men rekening moest houden met de mogelijkheid dat de Duitsers tot de invasie van Engeland zouden overgaan, was vier-tiende van alle Engelse tanks naar Egypte gezonden. In Libye, bij de grens van Egypte, hadden de Italianen namelijk een strijdmacht geconcentreerd die numeriek veel sterker was dan de Engelse. In september gingen de Italianen tot het offensief over; in de woestijn rukten zij een kleine honderd kilometer oostwaarts - toen zaten zij vast. Een aanbod van Hitler om een Duitse tankdivisie naar Libye over te brengen, werd door Mussolini afgeslagen: het was zijn eer te na. Het gevolg hiervan was dat de Engelsen aanvankelijk in Egypte en in OostAfrika uitsluitend met Italianen te maken hadden. Veel strijdlust hadden die niet en dat bleek spoedig. Met steun van Australische, Nieuw-Zeelandse enZuid-Afrikaanse troepen werden de Italiaanse garnizoenen in Oost-Afrika opgeruimd en nog voordat die actie ingezet werd, hadden de Britten onder leiding van generaal Wavell de Italiaanse strijdmacht die op Egyptische bodem doorgedrongen was, practisch vernietigd. Zij rukten Libye binnen waarvan de gehele oostelijke helft door de Italianen prijsgegeven werd. Bij

807 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

al die acties verloor Italië meer dan vierhonderdduizend krijgsgevangenen.

XCHet was niet de enige en niet eens de zwaarste ramp die het fascistisch regime trof. Hitlers overwinningen in Scandinavië en in West-Europa hadden Mussolini jaloers gemaakt en vooral had het hem pijnlijk getroffen dat hij tevoren telkens onkundig gebleven was van de Duitse aanvalsplannen. Hij zou Hitler met gelijke munt betalen! Zonder op de waarschuwingen van zijn generale staf acht te slaan, gaf hij in de herfst van '40 opdracht, van Albanië uit (dat hij in april '39 bezet had) Griekenland aan te vallen. Hij liet die aanval beginnen op de dag (28 oktober) waarop hij Hitler in Florence zou ontmoeten: nu kon hij eens berichten van een zegevierend ingezet offensief! Maar met de overwinningen was het spoedig afgelopen. Ook de Grieken toonden zich betere militairen dan de snel gedemoraliseerde Italianen; binnen enkele weken waren Mussolini's troepen uit het veroverde stuk van Noord-Griekenland verdreven en hadden de Grieken een derde van Albanië weten te bezetten. Daar kwam dan nog bij dat de Engelsen ill de nacht van II op 12 november met een verrassende luchtaanval op de Italiaanse oorlogshaven Taranto drie Italiaanse slagschepen buiten gevecht gesteld hadden; nadien voelde de Royal Navy zich in de Middellandse Zee zo veilig dat Genua begin februari '41 vanuit zee beschoten werd; geen Italiaans oorlogsschip waagde het, de strijd aan te binden met het Britse eskader dat zich vlak onder de Italiaanse kust gewaagd had.

XCEr zat voor Mussolini niets anders op: hij moest Hitler om hulp vragen. Die hulp werd hem verleend. In de winter van '40 op '41 werden tien Duitse divisies naar Roemenië gezonden om, zodra dat wenselijk geacht werd, Griekenland van het noorden uit binnen te rukken (begin december bepaalde Hitler dat men daarbij niet verder moest gaan dan tot Athene) en omstreeks de jaarswisseling werden sterke eenheden van de Luftwaffe, een kleine tweehonderd toestellen, van Noorwegen overgevlogen naar Zuid-Italië en Sicilië. Zij bemoeilijkten de verdere operaties van W avells troepen in Libye. Trouwens, de Britse opperbevelhebber in het MiddenOosten ontving begin februari '41 opdracht, een aanzienlijk deel van zijn strijdkrachten naar Griekenland te transporteren: men kon, zo werd in Londen gemeend, de Grieken toch niet in de steek laten! Nadien was het Wavell niet mogelijk, dieper ill Libye door te dringen en ill de meest westelijke havenstad, Tripoli, kon dus medio februari de voorhoede van een sterk en modern Duits Panzerkorps ontscheept worden dat onder bevel stond van een generaal die in Noord-Afrika van zich zou doen spreken: Erwin Rommel. De Italiaans-Engelse oorlog ill het gebied van de Middellandse Zee was met dat alles.in wezen een Duits-Engelse oorlog geworden.

XCMaar toch niet de oorlog die Hitler gewenst had.

808 [PDF]
DE STRIJD IN AFRIKA

EGYPTE (BRITS) 1. Wavells 'offensief in Noord-Afrika In september 1940 kwamen de Italianen met hun offellsief naar het Suezkanoal niet verder dan tot Sidi Bartani. WavelIs offensief werd op 9 december 1940 ingezet; begin februari 1941 werd daarbij El Agheila bereikt. SAOEDTE-ARABI~

XCSOEDAN (BRITS) II. Het Engelse offensief in Oost-Afrika In augustus 1940 werd Brits Somaliland door de Italianen bezet. Van februari 1941 af werden de Italianen in Oost-Aji'ika vall verscheidene kanten aangevallen; hUH hoofdmacht capitu leerde op 16 mei 1941 in de voornaamste defensieve positie ten noorden van Addis Abeba. De laatste Italiaanse detachementen gauen zich eerst eind 1941 over. 8 0

809 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

XCNadat hij operatie Seelowe (de landingen in Engeland) uitgesteld had, bevond Hitler zich min of meer in verlegenheid. Zijn krijgsmacht was de sterkste in heel Europa - en hij kon er niets mee ondernemen, althans niets dat van beslissende betekenis zou zijn. Voor een aanval op de Sowjet-Unie was het te laat in het seizoen. Engeland bezweek niet onder de nachtelijke bombardementen van de Luftwaffe; het leed verliezen ter zee door de acties van de Duitse Ui-Boete (die overigens niet zo talrijk waren-) en door het optreden van gewapende Duitse koopvaardijschepen, soms ook van zware Duitse eenheden die uitvallen deden op de Atlantische Oceaan en in een enkel geval ook veel verder op de wereldzeeën doordrongen (het z.g. vestzakslagschip Admiral Scheer tot in de Indische Oceaan) - maar die verliezen brachten Engeland niet op de knieën. Waar kon Hitler zijn tegenstander gevoeliger treffen? Hij brandde van verlangen om Gibraltar te veroveren, maar de Spaanse dictator Franco, een voorzichtig en sluw speler op het schaakbord der wereldpolitiek, weigerde medewerking. Duitse bases in Frans Noord-Afrika dan? Maar maarschalk Pétain, het Franse staatshoofd, betoogde dat de komst van Duitsers in Tunesië, Algerië en Marokko die gebieden alleen maar in de armen van de Engelsen zou jagen. Het Suezkanaal bezetten? Maar in de Middellandse Zee was de Britse vloot oppermachtig en de weg over land, via Turkije, Syrië en Palestina, was lang en kwetsbaar - trouwens, hoe zou de Sowjet-Unie op zulk een operatie reageren? Het ene plan na het andere liet Hitler ontwerpen; de meeste waren onuitvoerbaar doordat de heerschappij ter zee stevig in Engelse handen lag. Al die frustratie maakte Hitler ongeduldig. Hij had haast. Want hoewel hij het tempo van de Amerikaanse herbewapening onderschatte, wist hij uit de rapporten van de Duitse militaire attaché te Washington dat de Verenigde Staten bezig waren, een moderne krijgsmacht op te bouwen die, als ze tijdig naast de Engelse aan de strijd zou gaan deelnemen, een Duitse overwinning zeer twijfelachtig zou maken.

XCIn de hoop, aldus druk op de Verenigde Staten uit te oefenen, bevorderde Hitler dat Duitsland en Italië het z.g. Driemogendhedenverdrag sloten met Japan. Het werd eind september' 40 te Berlijn ondertekend en uitgebazuind als een accoord van wereldhistorische betekenis. In werkelijkheid had het nauwelijks reële inhoud: zelfs als de Verenigde Staten Duitsland de oorlogIn septemberwaren negen-en-dertigin de vaart, in september'zeven-en-twintig, in februari'een-en-twintig. Nadien gingen de cijfers stijgen.

1 '39 40 41

810 [PDF]
AANVAL OP DE SOWJET-UNIE

zouden verklaren, was Japan nog niet tot ingrijpen verplicht. Op de Amerikaanse regering maakte het verdrag geen indruk: zij liet de ondertekening samenvallen met het afkondigen van nieuwe belemmerende bepalingen op de uitvoer naar Japan. Dat had tot gevolg dat het Japanse bewind achter Hiders rug om in Washington ging sonderen of een accoord met de Verenigde Staten mogelijk was waarbij Japan het pas gesloten Driemogendhedenverdrag zou annuleren. Noch op politiek noch op militair gebied kwam tussen Berlijn en Tokio werkelijke coördinatie tot stand. Rome telde nauwelijks meer mee en de paar staten van Centraalen Zuidoost-Europa die zich onder Duitse druk bij het Driemogendhedenverdrag aansloten (Slowakije, Hongarije en Roemenië; Bulgarije en Zuidslavië weigerden) wierpen nog minder gewicht in de schaal.

XCTegen die weinig opwekkende achtergrond ging Hitlers denken zich meer en meer richten op de invasie van de Sowjet-Unie. Alleen het bezit van de Russische 'graanschuur' zou hem, dacht hij, beveiligen tegen een door Engeland, eventueel ook door de Verenigde Staten voortgezette blokkade. Hij verwachtte niet anders dan dat hem, naarmate hij zwakker zou komen te staan, door de Sowjet-Unie hogere eisen gepresenteerd zouden worden; was het dan niet beter, die potentiële tegenstander in het oosten door middel van een Blitzi<rieg uit te schakelen op het moment waarop de feitelijke tegenstander in het westen, Engeland, nog niet in staat was, effectief op het continent in te grijpen?

XCMedio december' 40 gingen de directieven uit voor de grote aanval op de Sowjet-Unie die, zo werd voorlopig bepaald, eind mei ingezet zou worden. Hitler rekende op een snel resultaat en was Rusland eenmaal als militaire tegenstander uitgeschakeld, dan zou vervolgens de gehele Engelse positie in het gebied van de Middellandse Zee opgerold worden, zulks mede ter voorbereiding van een Duitse opmars in de richting van Brits-Indië.

XCZeker, dit waren alle slechts papieren plannen, afspraken zo men wil maar achter die plannen en afspraken stond het potentieel van de sterkste industriestaat ter wereld. De Amerikaanse oorlogsindustrie leverde overigens in ' 41 nog niet zo heel veel af, maar alom in het land werden bestaande fabrieken op wapenproductie omgeschakeld en werden nieuwe fabrieken

XC1 (United States Army in World War II) M. Matloff en E. M. Snell: Strategic planning for Coalition Waifare 1941-1942 (I953), p. 23.

812 [PDF]
LONDEN EN WASHINGTON

gebouwd en in en bij de havens werd de ene nieuwe scheepswerf na de andere in gebruik genomen. Roosevelt had de Verenigde Staten eind december '40 aangeduid als 'the arsenal of democracy' zij waren bezig, dat arsenaal te worden.

XCWat wist men van dit alles in bezet gebied? Niet zo heel veel. Hiders voornemens en het accoord dat de Amerikaanse en Engelse militaire deskundigen bereikt hadden, vormden politieke en militaire geheimen die met de scherpst mogelijke voorzorgsmaatregelen omgeven waren. De radio-uitzendingen uit Engeland beperkten zich tot nieuwsberichten over het uiterlijk verloop der gebeurtenissen. Die nieuwsberichten wekten overigens hoop: Roosevelt was herkozen en Italië leed de ene zware nederlaag na de andere. In december en januari werd vooral Wavells offensiefin Libye met uitbundig enthousiasme gevolgd. De Duitsers waren niet de enigen die overwinningen konden boeken - de Engelsen konden het óók! Men beschouwde dat in bezet gebied als een bevestiging van het vertrouwen dat men al in de Engelsen gesteld had nog vóór zij de Luchtslag om Engeland gewonnen hadden.

Winter

XC

XCDe eerste bezettingswinter was niet streng. Wel was het kouder dannormaal; er deden zich drie perioden van een week of twee met matige vorst voor en er viel nogal wat sneeuw. De kolenschaarste noopte een aantallagere scholen, de lessen te beperken en de spoorwegen lieten van hun stoomtreinen voor reizigers (een deel van het net was al geëlectrificeerd) bijna een derde vervallen. Groot waren de materiële problemen dus niet die uit de winter voortvloeiden - zoveel te beter: vooral voor oudere mensen was de bezettingssituatie in de winter toch al moeilijker te 'verdragen dan in de zomer. Waren de wintermaanden misschien niet zo koud, donker waren zij wèl en dat was vooral in de late namiddag, in de avond en in de vroege ochtend bijzonder hinderlijk.' Men moest er extra lang en extra scherp op letten dat

XC1 Per r november' 40 werd een z.g. spertijd ingesteld. Men mocht toen, behalve in uitzonderingsgevallen (artsen bijvoorbeeld), 's nachts van twaalf tot vier uur niet buitenshuis zijn. (Va r88/40, Verordeningenblad, 1940, p. 542-45) 8 1

813 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

uit de woningen geen licht straalde; op de openbare weg zag men slechts het zwakke licht van een enkele straatlantaarn, hier en daar het rood-amber-green van de verkeerslichten. Ook de zaklantaarns die men, als de hemel duister was, moeilijk kon ontberen, moesten een blauw licht verspreiden. Fiets- en autolampen mochten maar een smalle lichtstrook op de weg werpen. De winkelétalages waren, zodra 'verduisterd' moest worden (dat begon een half uur vóór zonsondergang), donker. Het gaf alles tezamen steden en dorpen een naargeestig uiterlijk. Bovendien raakten, vooral in de eerste bezettingswinter , vrij veel mensen te water: in Amsterdam alleen al van mei' 40 tot mei' 41 bijna vijfhonderd, van wie er drie-en-negentig verdronken.! Er deden overigens veel hogere cijfers de ronde over het aantal Duitse militairen die, al of niet na een duwtje, te water geraakt en verdronken zouden zijn. 2 Geruchten van die aard had men nodig: zij schraagden het moreel. Zo werd ook na elke luchtaanval die, waar ook, door de Royal Air Force uitgevoerd was, hoog opgegeven van de zware verliezen die de Duitsers geleden zouden hebben. Ach, men snakte naar de bevrijding - toen al. 'De wildste geruchten', aldus de schrijfster Henriëtte Mooy eind december in haar dagboek,

XC'fladderen door de lucht over de 'spoedige ineenstorting' van Duitsland. Het geeft soms even een vleug van opfleuring, maar ik geloof dat die berichten ontstaan en zo gretig gehoor vinden omdat iedereen denkt: ik kàn dit niet langer uithouden, al dat weerzinwekkende - de verduistering, in huis, op straat, overal, het hoge janken van de sirenes door het pikkedonker en de lange witte luchtstralen, als griezelige vingers de hemel aftastend, de afgemeten voedselvoorzielung, de dwang en de dreigementen op allerlei gebied; de bezorgdheid over en de angst voor zovelen. 0, kon er iemand komen die ons met een 'Je hebt alles gedroomd', ophief uit de nachtmerrie."

XCDat voor de bezetter weinig vleiende beeld werd door de rapporten die de Sicherheitsdienst ontving, bevestigd. In het eerste nummer van de 'Meldungen aus den Niederlanden' dat in het nieuwe jaar verscheen, werden die rapporten in de conclusie samengevat, 'dass die im Lande herrschende Stimmung einen kaum noch zu überbietenden Tiefpunkt erreicht hat.'4 Hiermee werd overi

XC1 Nadien werden de kade-randen beter gemarkeerd. Van mei' 4 I tot mei' 42 raakten in Amsterdam honderdvijf-en-veertig mensen te water van wie er vijftien verdronken. 2 Vóór 31 december '40 waren in Amsterdam drie-en-zestig Duitsers te water geraakt van wie vijf dronken waren. Een-en-twintig Duitse militairen en. één Duitse burger kwamen om het leven. (Doc II-422 A, a-6 en a-7). 8 Henriëtte Mooy: Het Duitse schrikbewind, p. 34. 4 "Meldungen aus den Niederlanden', 27 (7 jan. 1941), p.~I. 81

814 [PDF]
COLLECTIEVE BOETEN

gens niet bedoeld dat men gedeprimeerd was maar dat men sterker dan ooit vervuld was van afschuw jegens het Derde Rijk en zijn handlangers. Men ging tegen die laatsten ook steeds aggressiever optreden. De 'Mel dungen' gaven daar verschillende voorbeelden van. Herhaaldelijk kwam het voor, dat bij NSB' ers en Rijksduitsers de ruiten ingeworpen werden. Toen eind december '4.0 in Den Haag de banden van de auto van de Marine befehlshaber doorgesneden bleken te zijn, eiste generaal Christiansen dat aan de gemeente Den Haag een boete van een miljoen gulden opgelegd werd Seyss-Inquart vond zestigduizend gulden voldoende. Nog vóór de Februaristaking was aan vijf gemeenten een totaal aan boeten opgelegd van f 3 70 000; dit bedrag moest als regel opgebracht worden door de hoogst-aangeslagenen in de inkomstenbelasting - personen van wie men gevoeglijk mocht aannemen dat zij de banden van Duitse auto's met rust lieten. De gehele boeteregeling werd als een typerend voorbeeld van grof onrecht beschouwd."8 1

1 Het Landoorlogreglement (artikel 50) had het opleggen van collectieve boeten en andere collectieve straffen verboden. Niettemin kondigde Seyss-Inquart, een Oostenrijks voorbeeld uit de periode-Dollfuss volgend, er begin januari een ver ordening voor af(VO 7/41, 1941, p. 23-25), die bepaalde dat in geval van anti-Duitse of anderszins de openbare orde verstorende handelingen, boeten opgelegd konden worden hetzij 'aan personen ofverenigingen die zodanige handelingen billijken ofbevorderen of van wie mag worden aangenomen dat zij die handelingen billijken of bevorderen', hetzij 'aan gemeenten bÎIU1enwelker gebied zodanige handelingen zijn geschied.' Dat kwam er dus op neer dat mensen gestraft werden voor handelingen die zij niet bedreven hadden, maar louter waarvan 'aangenomen' werd (door de dat zij er achter stonden. Rauter die voorzag, dat die regeling de anti-Duitse stemming in bezet gebied ver sterken zou, had getracht, Himmlers veto uit te lokken; dat was mislukt. Seyss Inquart had trouwens niet eens op Hirnmlers oordeel gewacht. De secretarissen generaal concludeerden spoedig dat de verordening in strijd was met het volken recht. Eind januari ontving de een in nogal welwillende termen gestelde brief van hen waarin daarop gewezen werd; de brief werd door van Dam en Goedewaagen mede-ondertekend. Vóór de Februaristaking kregen vijf gemeenten een boete opgelegd die zij zelf onder de hoogst-aangeslagenen in de inkomsten-belasting (NSB'ers en pro-Duitsers uitgezonderd) moesten verdelen: Leeuwarden f 50 000, Den Haag en Groesbeek f 60 000, Gennep en Heerlen f 100 000 dat alles wegens alleen in Heerlen kwam er ook nog een bij 192 b): een feestelijke optocht van scholieren op de verjaardag van prinses Beatrix (3 I januari); tot overeenkomstige kleinere demonstraties kwam het toen in Eygelshoven, Vught, Zeist, Hilversum en Zwijndrecht. Vechtpartijen met NSB'ers kwamen die dag in tal van plaatsen voor.

815 [PDF]

NSB

XC

XCAan het feit dat Mussert eind september Hitler had mogen bezoeken, was geen publiciteit gegeven. Wij nemen aan dat dit eerder met de bedoelingen van Hitler en Seyss-Inquart strookte dan met die van Mussert. In van Genechtens uitroep 'Wij zullen de macht overnemen!' moeten wij toch vooral de echo horen van Musserts wensen niet alleen, maar ook van zijn verwachtingen; die verwachtingen waren door de bespreking in de Reichs kanzlei versterkt. 'Bauen Sie die Strasse van den Niederlanden nach dem Deut schen Reich sa breit wie mäglich', had Hitler hem daar gezegd en voorts was hem duidelijk gemaakt dat de NSB meer invloed zou krijgen naarmate zij een grotere aanhang verwierf ('also Zug um Zug', om Schmidt te citeren) waar kon Mussert die grotere aanhang vinden? Het aantalleden groeide: in het derde kwartaal van '40 met ruim tienduizend, in het vierde kwartaal zelfs met ruim twaalfduizend, maar wat betekenden die paar tienduizenden, vergeleken met de honderdduizenden die zich bij de Nederlandse Unie aansloten? De NSB bleek hoogstens zuigkracht te hebben op enkelingen, niet op sterke groeperingen die, menend dat aan Mussert de toekomst was, bereid waren om zijn leiderschap te aanvaarden.

XCIn dat opzicht boekte Mussert eind '40 slechts twee hoogst magere successen.

XCIn november verklaarde het bestuur van de Nationale Bond 'Landbouw en Maatschappij', een beweging van hoofdzakelijk kleine boeren die bijna de helft van haar aanhang in Drente had, zich bereid, samen met het Boerenfront van de NSB het Nederlands Agrarisch Front op te richten. Het Boerenfront had maar een paar duizend leden, 'Landbouwen Maatschappij' had er meer dan twintigduizend. Niettemin ging het bestuur van 'Landbouw en Maatschappij' dat de fusie aanvaardde, er accoord mee dat de leider van het Boerenfront, de NSB'er E. J. Roskam, leider van het Nederlands Agrarisch Front zou worden. Al die besluiten werden door de ledenraad van 'Landbouwen Maatschappij' met meerderheid van stemmen goedgekeurd.

XCHoman die in Groningen een vooraanstaand lid van 'Landbouwen Maatschappij' was, had zijn best gedaan, de fusie met het Boerenfront te voorkomen en in de vergadering van de ledenraad was gewaarschuwd dat het bestuur bezig was, 'het eerstgeboorterecht van 'Landbouwen Maatschappij' te verkopen voor een schotel linzen" - het had alles niet gebaat: de

XC1 'Landbouwen Maatschappij', ledenraad: notulen, 9 nov. 1940, p. 2 (Doe II-400, a-6).

816 [PDF]
'LANDBOUW EN MAATSCHAPPIJ'

bestuursleden, voorzitter E. Z. Oldenbanning voorop, meenden dat Duitsland de oorlog gewonnen had, wilden zich die linzen niet laten ontgaan en hadden zich dus graag met een opzet verenigd die de uitdrukkelijke instemming had van Generalleommissar Schmidt en die bovendien warm bepleit was door de minister van landbouw in de eerste wereldoorlog, dr. F. E. Posthuma, hier en daar in landbouwkringen nog steeds een man van gezag. Van de fusie waartoe men besloot, distantieerde zich evenwel de geestelijke vader en oprichter van 'Landbouwen Maatschappij', de vijfen-zeventigjarige J. Smid, en hoewel precieze cijfers ontbreken, is er toch reden om aan te nemen dat zich van de ruim twintigduizend leden van 'Landbouwen Maatschappij' niet meer dan enkele duizenden bij het Nederlands Agrarisch Front aansloten.

XCHet tweede succes dat Mussert boekte, had nog minder om het lijf.

XCIn Voorspel schetsten wij hoe een militante Vlaams-nationalistische beweging, het Verbond van Dietse N ationaal-Solidaristen (het 'Verdinaso'), dat door de Vlaming Joris van Severen geleid werd, in het begin van de jaren '30 een kleine aanhang in ons land gekregen had. De 'Rijksorganisatieleider' in Nederland, Ernst Voorhoeve, een kunstenaar uit Groesbeek, was een vurig vereerder van van Severen geworden. Veelleden had zijn Verdinaso-Nederland niet, vermoedelijk niet veel meer dan vijfhonderd.

XCKort na de meidagen werd Voorhoeve door een zware slag getroffen: het bericht drong tot hem door dat van Severen in Abbeville (NoordFrankrijk) als 'Vijfde Colonnist' door Franse militairen gefusilleerd was. Onmiddellijk trok Voorhoeve naar Abbeville; daar bleek hem dat aan de juistheid van het bericht niet te twijfelen viel. 'Het heeft maanden geduurd', schreef hij na de oorlog, 'voordat ik opnieuw tot koel politiek overleg in staat was.'l Maanden? Wij menen dat Voorhoeve zich niet zo heel lang na zijn terugkeer uit België weer voor de politiek ging interesseren en tot 'koel politiek overleg' was 11Ïjdoor zijn aard nimmer in staat. Begin juli spoorde zijn oude medestander en vriend Ernest Michel hem aan, zich bij de NSB aan te sluiten, 'in het Verdinaso als opnieuw geïsoleerde Beweging onder de meerdere zie ik', schreef Michel, 'niet het minste practisch heil.'2 Blijkbaar was dat heilook Voorhoeve niet meer duidelijk. Hij zocht namelijk in juli en augustus contact met het Driemanschap van de Unie, met Arnold Meyer, met de kring van het weekblad De Waag - en tenslotte met Mussert. Het leek wel of hij op zoek was naar de politiek meest-biedende. Blijkbaar was dat Mussert. Begin november ging het Verdi.nasoin de NSB op; Voorhoeve81

1 E. Voorhoeve: 'Mijn politiek' (nov. 1946), p. 7 (Doe 1-1819, a-j) "Brief, 8 juli 1940, van E. Michel aan E. Voorhoeve (Verdinaso, 9 a).

817 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

werd propagandaleider der NSB, een drietal kaderleden van het Verdinaso kreeg andere betaalde functies in de NSB of de WA en de NSB nam de schulden van het Verdinaso over.

XCDe komst van Voorhoeve en de zijnen was Mussert op zichzelf welkom; een rapport aan de Sicherheitsdienst legde hem in de mond, 'dat hij Voorhoeve en zijn malmen met name opgenomen had als tegenwicht tegen die bende heidenen die de Oostgrens weg willen hebben'! - maar och, welk een zwak tegenwicht was het: niet meer dan de helft van de leden van het Verdinaso, een tweehonderdvijftig tot driehonderd man, volgden het voorbeeld dat Voorhoeve gegeven had.

XCZijn wij, wat de NSB betreft, volledig geweest? Niet geheel. Wij willen er aan herinneren dat Generalleommissar Schmidt eind' 40 de leden van de NSNAP-Kruyt dwong, zich bij de NSB aan te sluiten. Voorts willen wij hier vermelden dat Mussert begin februari '41 een poging ondernam om Paul Kiès, de leider van de Troelstra-beweging Nederland, er toe te bewegen zich met zijn paar honderd volgelingen bij de NSB te scharen - wij zien daar wel een tekenend symptoom ill van het politiek isolement waarin Mussert zich bevond. Kiès die meer vertrouwen had in de toekomst van de NSNAPvan Rappard, ging op Musserts avances niet in. 2

XCHet isolement waarin de leider der NSB verkeerde, zien wij in de eerste plaats als uitvloeisel van de situatie waarin hij zich begeven had. Daar is evenwel niet alles mee gezegd. Er waren in de laatste maanden van '40 nog verscheidenen, ook vooraanstaanden. die, de oorlogskansen tegen elkaar afwegend, zich toch niet anders konden voorstellen dan dat Duitsland het

1 'Acte betr. overgang Verdinaso in NSB', 9 nov. 1940 (Doe 1-189, b-r). 2 In zijn politiekeloopbaan, eerst binnen de SDAP, maar sinds '38 als leider van de Troelstra Beweging Nederland, had Kiès zich steeds fel anti-nationaal-socialistisch uitgelaten. Hij werd tijdens de meidagen van' 40 in Hoorn geïnterneerd wellicht omdat men hem als een gevaarlijk revolutionair zag. Nadien koos hij Duitslands zijde. De be stuursleden die zich tegen zijn ommezwaar wilden verzetten, liet hij royeren. In augustus ging hij ronselen voor de en in de zomer van '41 sloot hij zich bij van Rappard aan. Van zijn fanatisme ging een zekere charismatische werking uit; enkele honderden van de ca. tweeduizend leden die de Troelstra-Jieweging maximaal telde, bleven hem door dik en dun trouw. Later in de bezetting werd Kiès een aanwerver voor de in '44-'45 was hij werkzaam bij de Duitse radio-propaganda (Gegevens in Doe 1-889).

818 [PDF]
DE WAAG OVER MUSSERT

vasteland van Europa zou blijven beheersen. Was het dan niet verstandig, steun te verlenen aan de NSB of zich zelfs daarbij aan te sluiten? Mussert was toch kennelijk de enige Nederlandse politicus die het vertrouwen van de bezetter genoot! Maar neen: hij verstond het niet, potentiële aanhangers te winnen. 'Er zit in zijn persoonlijkheid ergens een psychologische fout' schreef begin oktober het weekblad De Waag,

XC'die hem verhindert, een woord te vinden dat tot het hart van het volk gaat, ja iets dat hem er telkens toe brengt, woorden te spreken of gebaren te wagen die het volk er toe brengen, zich steeds meer van hem af te wenden. Het woord van de gekruiste armen; het gebaar van de klok; het al te haastige geroep van moordenaar! naar aanleiding van het overlijden van de ongelukkige WA-man Ton, het zijn op zichzelf allerminst grote katastrofen. maar de herhaling van dergelijke fouten wordt op de duur wèl katastrofaal."

XCDit was, wat Mussert betreft, scherp gezien.

XCHet artikel van De Waag dat gretig door de dagbladpers geciteerd werd, wekte bij de NSB een echte -, en bij de Duitsers een geveinsde irritatie daarom geveinsd omdat de schrijver van het artikel, L. Picard, niets anders gedaan had dan samenvatten wat Pressedezernent Janke keer op keer binnenskamers tegen hem betoogd had." Maar lag Musserts isolement inderdaad aan Mussert zelf? Zou hij een belangrijk grotere aanhang en een aanhang van groter gewicht gekregen hebben als zijn persoonlijkheid minder benepen en minder eigengereid geweest was? Misschien - maar wij geloven toch niet dat het veel verschil zou hebben gemaakt. Hier waren politieke krachten aan het werk waartegen ook een figuur met veel grotere capaciteiten dan Mussert in wezen machteloos zou zijn geweest. De massa van het volk wilde van het nationaal-socialisme niets weten en verafschuwde de bezetter Mussert was een nationaal-socialist en stond naast de bezetter. Dáárom werd

1 3 okt. 1940. 2 Men moet het stuk van Picard zien als uitvloeisel van het algemeen beleid van het blad wenste zich in die tijd niet te identifi ceren met de NSB, maar ondernam in de zomer en herfst van '40 verscheidene pogingen om een soort eenheidsfront van alle autoritaire richtingen tot stand te brengen. Toen de hoofdredacteur, dr. T. Goedewaagen, zich in juli bij de NSB aansloot, werd hij genoopt, zijn functie ter beschikking te stellen; hij werd toen op gevolgd door een Utrechtse jurist, mr. A. F. Zwaardemaker, die (daarbij kennelijk ook aan het Driemanschap van de Unie denkend) eind september '40 in schreef: 'Wanneer de leiders elkaar weten te vinden, en dat van harte ... , dan volgt de menigte vanzelf en komt voor de partijleiders van gisteren automatisch het uur der retraite.' 26 sept. 1940) had in die tijd ruim drieduizend abonné's. Begin' 41 ontving het blad

819 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

hij afgewezen, en hij niet alleen: het gold voor zijn gehele aanhang. NSB' ers werden, elk in eigen kring, uitgestotenen.

XCHet is onze indruk dat velen hunner daar in deze fase van de bezetting nog niet zo zwaar aan tilden: Duitsland zou immers de oorlog winnen en was dat eenmaal een feit, dan zouden zij, Musserts volgelingen, als voortrekkers gehuldigd worden. Zij konden over hun eenzaamheid nog wel grapjes maken. G. F. Vlekke, een vooraanstaand katholiek lid van de NSB, placht in die tijd op de vergaderingen waar hij sprak, te zeggen: 'Als een nationaalsocialist bij Petrus komt en hij zegt dat hij in Nederland nationaal-socialist was, dan zegt Petrus: kom binnen, kerel, het vagevuur heb je beneden al gehad!'1

Nationaal Front

XC

XCNationaal Front, de beweging van Arnold Meyer, had het, zoals wij eerder al vermeldden, begin augustus tot ca. vierduizend leden gebracht. In de maanden die volgden, nam dat aantal toe tot in de lente van '41 misschien de twaalfduizend gehaald werden. Het onvolledig bewaardgebleven statistisch materiaal doet overigens vermoeden dat zich onder die leden veel verloop voordeed. Er blijkt voorts uit, dat Nationaal Front zijn zwaartepunt duidelijk in Noord-Brabant en Limburg bezat; vermoedelijk woonden daar respectievelijk 40% en 30% van alle leden. Van de resterende 30% werden, schijnt het, naar verhouding de meesten in Zuid-Holland gevonden,"

XCOrganisatorisch vormde Nationaal Front een zwak geheel. De admini

XCvan het departement van volksvoorlichting en kunsten een subsidie van f 25000. Toen het in de zomer van' 41 opnieuw in financiële moeilijkheden kwam, wist Rost van Tonningen het naar zich toe te halen; drs. W. Goedhuys, hoofdredacteur van de bladen der Arbeiderspers, werd daarop tevens hoofdredacteur van De Waag. (RvT, dl. I, p. 184-88) Nadien preekte het alleen voor de eigen, kleine parochie. Trouwens, men moet, dunkt ons, de invloed die De Waag in de zomer en herfst van '40 had, niet overschatten. Al door het feit dat het de NSB als een serieus te nemen, fatsoenlijke beweging beschouwde, had het zich geïsoleerd; het werd ook door velen als een NSB-blad beschouwd. 'Negentig procent' van de in commerciële kringen vooraanstaande Rotterdammers beschouwden, schreef een hunner in oktober' 40 aan de voorzitter van het stichtingsbestuur van De Waag, prof. mr. D. H. Westra, 'de Waag-mensen ... als NSB'ers in smoking, dus minder gevaarlijk dan echte NSB'ers' - maar toch: NSB'ers (brief, 28 okt. 1940, van]. M. aan D. H. Westra, De Waag, U 6 m).

XC1 Brief, 10 febr. 1941, van P. H. H. (Collectie dagboeken, no. 917). 2 Gegevens in Archief Arnold Meyer, 233.

820 [PDF]
ARNOLD MEYERS AANHANG

stratie was voortdurend in de war en veel 'leden' betaalden geen cent contributie. Het dagblad der beweging, het Nederlands Dagblad, had in de herfst van '40 slechts ruim tweeduizend betalende abonné's ; van het subsidie dat Generalleommissar Schmidt verleende, maakten wij al melding. Maar niet alleen het dagblad, ook de beweging zelf bevond zich telkens in financiële moeilijkheden. Nationaal Front hield er in Den Haag een 'hoofdkwartier' op na waarvan de exploitatie niet goedkoop was. In de zomer van '41 was voor het gehele apparaat ca. f 16 000 per maand nodig, maar aan contributies werd toen door het hoofdkwartier slechts f I 800 per maand ontvangen. Arnold Meyer moest telkens persoonlijk trachten, de tekorten aan te zuiveren. Er waren, vooral in katholieke kringen, nogal wat rijke sympathisanten; uit hun bijdragen kon Meyer als regel per maand een f 7 000 aan het hoofdkwartier afdragen. Er bleef dus een schuld die steeds hoger opliep en die op Meyer persoonlijk drukte: hij was namelijk zelf voor alle financiën van Nationaal Front aansprakelijk,

XCUit welke milieus stamden de leden? Er zijn maar weinig gegevens die ons daarover inlichten. Onze algemene indruk is dat Nationaal Front hier en daar aantrekkingskracht had op middenstanders en intellectuelen alsmede op leden van het hogere personeel van sommige bedrijven, ook wel op jeugdigen (uit het Nationaal Jongeren Verbond bijvoorbeeld) en op oudere conservatieve heren, zoals men die in het begin van de jaren '30 in Nationaal Herstel placht aan te treffen. Nationaal Front werd eigenlijk een vreemd allegaartje waarin, althans in het westen des lands, de arbeiders nagenoeg geheel ontbraken. In een rapport dat begin september' 40 aan Schmidt uitgebracht werd over een vergadering van Nationaal Front in het Concertgebouw te Amsterdam (de zaal was voor driekwart gevuld) werd opgemerkt dat het auditorium 'ZU/'/1 allergrossten Teil aus Kreisen der Intelligenx' kwam. 'Handarbeiter und Kleinliurger bilden ein verschwindend kleines Kontingent ... Ist schon die Zahl gelehrt dreinschauender Greise mit Barten auffallend, so ist eben falls die Anzahl u/eniger reijer [üngiing« au.Bdlend.'1 Die gegevens kloppen nogal met het beeld dat A. A. Haighton, overigens nadat hij na een reeks van twisten met Nationaal Front gebroken had, van zijn eerste bezoek aan het Haagse hoofdkwartier vastlegde:

XC'Enige lange wachtensuren verschaften mij ampel en breed gelegenheid, de gaande en komende man gade te slaan. Merendeels nieuwe gezichten. Bezoekers met dringende boodschappen; functionarissen vol besef van h1l11 eigen betekenis. Heren met en zonder gefriseerde knevels; sommigen prij kend met naar kosmetiek

XC1 'Bericht uber die Versammlung lion 'Nationaal Front' am 6. September 1940 in Amster dam' (GKzbV, HA Polito Auîbau, 9 a.)

821 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

riekende baarden ... ; wèl voorzien van slobkousen, gouden horloges, glacé handschoenen,plus de rest. Allemaalkeurig in de kleren, deftig van voorkomen en optredend met de geaffaireerdheid,eigen aan bezig-doende beursgangers. Deze bracht een geweldig diepzinnig artikel betreffende de Nederlandse afstamrning der Noord-Fransen; gene moest de Leider spreken over het bankwezen in de nieuwe staat; een derde kwam inlichtingen vragen namens een groep gemeenteraadsleden uit een plaats die ik vergeten ben. Met enkelen knoopte ik gesprekjesaan. Binnen vijfminuten vielde koude drukte te doorzien.'!

XCEind '40 en begin '4I riep Meyer een aantal lichamen in het leven die hem politiek advies moesten geven dan wel de plannen moesten ontwerpen voor het nieuwe Nederland dat hem voor de geest stond: een Algemene Raad, een Politieke Raad (die in een groot aantal secties uiteenviel), een Raad van Recht en Orde (ter handhaving van de discipline), een Culturele Kamer met drie-en-dertig leden (voorzitter: een bekend calvinistisch historicus, dr. A. A. van Schelven, hoogleraar aan de Vrije Universiteitê) en een nog veel talrijker Sociaal-Economische Kamer bij welker leden zich hoge functionarissen bevonden van o.m. Philips en van een aantal kleine bankinstellingen. Iets van belang hebben deze lichamen niet kunnen presteren. De sfeer in de beweging was er niet naar. Er was een sterke vatbaarheid voor geruchten: wie van de een of andere Duitser gehoord had dat Mussert niet of juist wèl aan de macht zou komen, haastte zich, zulks door te geven. Daardoor ontstond een nerveuze, onzekere stemming die trouwens aangewakkerd werd door de rapporten van een eigen 'geheime dienst'; haar agenten specialiseerden zich er in, kaderleden van Nationaal Front te schaduwen van wier loyaliteit men niet overtuigd was. Royementen waren aan de orde van de dag.

XCArnold Meyer was niet bij machte, dit chaotisch geheel te beheersen. Hij was dat ook daarom niet omdat hij een politiek volgde die innerlijk tegenstrijdig was. Enerzijds zag hij de Duitsers als de vormgevers van het toekomstig Europa en trachtte hij dus bij hen in het gevlij te komen, soms daarbij onderstrepend (men denke aan zijn standpunt ten aanzien van de Joden) dat hij een veel principiëler en dus voor de bezetter veel betrouwbaarder bondgenoot zou zijn dan Mussert - anderzijds had hij een instinctieve afkeer van

XC1 A. A. Haighton: Arnold Meyers maskerade, p. 27. 2 'Ik meende mij', zei van Schelvenlater, 'gerust bij Nationaal Front te kunnen aansluitenwaarbij zich reeds mensenhadden aangeslotenals de Landsadvocaat,jhr. van der Does. Ik beoogde er mee stelling tegen de NSB te nemen.' Onder pressievan Curatoren der Vrije Universiteit zegde van Schelven begin '41 zijn lidmaatschap op. (Tribunaal Haarlem: Uitspraakinz. A. A. van Schelven (13 mei 1948), Tribunalen in Nederland, 1948, p. 220-2 3)

822 [PDF]
ARNOLD MEYERS BELEID

het Derde Rijk en brachten die afkeer plus de behoefte, zich duidelijk van de NSB te distantiëren, hem er toe, aansluiting te zoeken bij het anti-Duitse 'nationalistische' element in de Nederlandse publieke opinie. 'Wir suchen', schreef hij in de zomer van' 40 in een voor Seyss-Inquart bestemd memorandurn-, 'eine aufrichtige Freundschajt mit Deutschland mit all seinen poli tischen, weltanschaulichen und wirtschajilichen Folgerungen, aber niemals ein voll leemmenes Aufgehen der Niederlande' dat was eigenlijk precies wat ook Mussert wenste. In diezelfde tijd prees Meyer in het publiek 'de geniale regeerders' van Duitsland en Italië"; hij kwam voor Groot-Nederland op, 'van de Dollard tot Kales' (Calais)"; hij sprak zich uit tegen alle verzet en speciaal tegen 'flauwe manifestaties op verjaardagen van het Oranjehuis"; hij hield de NSB honend voor dat haar stempercentage in '37 overeenkwam met het geschatte percentage homosexuelen in Nederland" - en hij erkende jegens Ceneralleommissar Schmidt in september (toen hij óók besprekingen voerde met het Driemanschap van de Nederlandse Unie), 'dass ein Zusommen gehen seiner Partei mit der NSB unbedingt notwendig sei.'6 Daarmee versterkte hij bij Schmidt alleen maar de twijfel aan zijn betrouwbaarheid.

XCSchmidt zag Nationaal Front bij voorkeur als een vorm van politiek katholicisme en in een gesprek dat niet langer dan vijf minuten duurde, werd Meyer door Rauter ('Nooit in mijn leven heb ik', schreef Meyer later, 'een meer onbehouwen en onbeschofte figuur ontmoet') een 'Jezuïetenknecht' genoemd." Eind '40 gingen de Duitsers Nationaal Front duidelijk tegenwerken: de beweging kreeg geen verlof meer om openbare vergaderingen te houden. Pas voor de maand februari '41 werden weer enkele toegestaan. De eerste vond toen plaats in Den Haag ('Das publikurn war ein gutes mittelständisches, der Arbeiterstand war wohl überhaupt nicht oder nur unmerlebar vertreten'ê), 'en schilderend de grootheid van Nederland ook op militair gebied, zette ik', aldus Meyer,

XC'bij de bespreking van de Engelse oorlogen uiteen hoe de Ruyter de Theems opstevende tot Chatham. Volkomen spontaan riep ik uit: 'Wie heeft ons dat tot heden nagedaan ?"9

XCHitler niet! Een minutenlang applaus volgde. Meyer kreeg een waarschuwing

XC1 Tekst: Archief Arnold Meyer, 60. 2 De Weg, 9 aug. 1940. 3 Toespraak, IS aug. 1940, aangehaald in A. Meyer: Alles voor hef vaderland, p. 16r. 4 De Weg, 3 I aug. 1940. 5 Nederlands Dagblad, 19 aug. 1940. 6 'Dienstoesprechung bei GK Schmidt', 21 sept. 1940, p. r. 7 A. Meyer: Alles voor het vaderland, p. 70. 8 'Ver sammlung Nationaal Front in Den Haag am 14. Februar 1941' (GKzbV, HA Polito Aufbau, 9 a). • A. Meyer: Alles voor het vaderland, p.

823 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

van de Sicherheitspolizei en hem werd verboden, opnieuw in het publiek op te treden. In de ogen van zijn eigen volgelingen schonk hem dat wellicht een nimbus van nationale held. Die volgelingen wisten niet dat hun leider, misschien op de dag waarop hij in Den Haag sprak, jegens Seyss-Inquarts Beaujtragter Schwebel verklaard had dat hij, als hij aan de macht kwam,

XC'bereit war, nicht nut wie die NSB im Frieden mit Deutschland zusammenauçehen, sondern auch als Bundesgenosse gemeinsam gegen England zu kämp!en. Man könne aber das Volk nur langsam au! ein Zusammengehen mit Deutschland vorbereiten. Erst müsse er das Volk hinter sich naben und es dann au! den gemeinsamen Weg mit Deutschland hinlenleen?>

XCMéénde Meyer dat werkelijk? Schwebel was er niet van overtuigd en, naar wij aannemen, Seyss-Inquart evenmin. De Duitsers gingen Meyer steeds meer zien als een heen en weer laverende politicus van klein formaat, zeer welbespraakt, zeer eerzuchtig, niet zonder brutaliteit, maar men kon op zijn woord geen staat maken en hij had, vergeleken met de NSB, laat staan met de Nederlandse Unie, een aanhang die nauwelijks meetelde.

Nederlandse Unie

XC

XCDe Nederlandse Unie was begin augustus onder groot enthousiasme van start gegaan. Al diegenen die haar als een middel zagen om te getuigen van een vaderlandse gezindheid en om gemeenschappelijk stelling te nemen tegen de NSB (in mindere mate ook tegen Nationaal Front) èn tegen de Duitsers, stroomden bij duizenden en tienduizenden als leden toe. Op het Algemeen Secretariaat stonden medio oktober, dus na ruim twee maanden actie, al vierhonderdduizend leden geregistreerd en men nam toen aan dat binnenkort het half miljoen overschreden zou worden. Nadien ging de groei in eenlangzarner tempo verder. Hoeveelleden de Unie maximaal ging tellen, is niet precies bekend - Einthoven dacht: 'tussen de zeshonderdduizend en negenhonderdduizend.f Alleen al in Limburg kwamen er tenslotte meer dan honderdduizend leden. Begin oktober gold naast Limburg en NoordBrabant (dat in de zomer van '4I ook de honderdduizend overschreed)

XC1 Brief, 17 febr. 1941, van E. A. Schwebel aan Seyss-Inquart (GKzbV, HA Polito Aufbau, 9 a). 2 Getuige L. Einthoven, Enq.,

824 [PDF]
ENTHOUSIASME VOOR DE UNIE

Groningen als 'de beste provincie' (Hornans invloed zal daar niet vreemd aan geweest zijn), maar ook in N oord- en Zuid-Holland was' de toeloop enorm'." Andere provincies bleven daar bij achter, vooral Friesland, waar de AntiRevolutionaire Partij haar sterke aanhang consolideerde. Ook in het overwegend orthodox-hervormde en gereformeerde zeeland waren maar weinig Unieleden.

XCDe marge van driehonderdduizend die in Einthovens schatting voorkomt, wijst er op dat aan de organisatie veel ontbrak. Bij een zo snelle groei was dat onvermijdelijk. Wat aan archiefstukken van de Unie bewaard gebleven is (helaas niet veel), doet vermoeden dat de administratie in menig gewest te wensen overgelaten heeft. In het district Zuid-Holland 12 (het kan een extreem geval geweest zijn) bleek bijvoorbeeld in oktober dat de eerste secretaris-penningmeester alle inkomsten en uitgaven via zijn particuliere girorekening had laten lopen; een kasboek was niet bijgehouden en zijn opvolger had dus de grootste moeite, enige orde te scheppen in de chaos die hij overgenomen had.

XCDe enthousiaste eerstelingen die zich in het Uniewerk stortten, hadden daar niet steeds de nodige ervaring voor. Trouwens, in de eerste weken werd het hoofdkantoor eenvoudig verpletterd onder de lawine van aanmeldingen en sympathiebetuigingen. Pas eind augustus kreeg het Algemeen Secretariaat enigszins vaste vorm. Dr. van der Wielen, de man van de volkshogeschool Bakkeveen, werd toen algemeen secretaris, een Groninger sociaal-democraat, H. Roelfsema, werd zijn adjunct, [ef de Brouwer, de voorman van 'Bra bantia Nostra', kreeg de leiding van de inwendige dienst en de opbouw, aan dr. E. W. Hofstee (ook al een relatie van Homan) en aan Geert Ruygers (die uit de 'Brabantia Nostra'-groep kwam) werd het ressort 'studie, pers en propaganda' toevertrouwd, dr. P. J. Bouman, de cultuursocioloog uit Middelburg, moest zich bezig houden met 'jeugdonderwijs en volksopvoeding' en de 'technische leiding' kwam bij een medewerker van van der Wielen te berusten, P. 1S. Guermonprez," De kosten van het apparaat werden begin '41 op f 55000 per maand geschat. Dat zou meer dan f 600000 per jaar betekenen; de contributies van de leden (deze betaalden twee kwartjes per jaar, hetgeen bij een ledental van achthonderdduizend f 400 000 opgebracht zou hebben) waren dus niet voldoende om het apparaat te fmancieren. Van tijd tot tijd werden dan ook bij fabrikanten en andere vermogenden inzamelingsacties gehouden die aanzienlijke bedragen opleverden; wij weten alleen dat aldus bij één actie begin '41 in Noord-Brabant f 28 000

XC1 De Unie,sokt. 1940. 2 Zuid-Holland II omvatte uitsluitend de Zuid-Hollandse eilanden. S Ned. Unie: persbericht, 31 aug. 1940. 8 2

825 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

ingezameld werd, waarvan f 2000 afkomstig was van ir. F. J. Philips.'

XCOver de politieke herkomst van de leden is weinig bekend. In de katholieke delen des lands sloot vrijwel ieder die lid geweest was van de RoomsKatholieke Staatspartij, zich bij de Unie aan. In Amsterdam deed een grote groep SDAP' ers hetzelfde. In Rotterdam-zuid werd, aldus een na-oorlogse verklaring van de Rotterdamse secretaris, de aanhang van de Unie gevormd 'door de actieve kern van de SDAP en de volledige AJe'; in de rest van Rotterdam waren de leden daarentegen 'vroeger niet-actieve leden van allerlei politieke partijen. Er was veel belangstelling van katholieke zijde; weinig van A.R. De gehele Bond van Jonge Liberalen trad toe." In één stad deden zich dus al opmerkelijke verschillen voor, samenhangend met de houding die plaatselijk bekende leiders van vroegere organisaties innamen landelijk zal het beeld wel even gevarieerd geweest zijn.

XCVoor vogels van zo diverse pluimage was een gemeenschappelijk nest hoogst wenselijk. In tal van steden en kleinere plaatsen werden dan ook bureaus van de Unie ingericht (begin' 4I waren dat er meer dan honderd), gewestelijk en stedelijk werden ook raden samengesteld waarin personen uit verschillende politieke en maatschappelijke kringen zitting namen. In de politieke geschiedenisvan het koninkrijk vormde dit een volledig nieuw verschijnsel. Vooral de kaderleden van de Unie kregen de overtuiging dat eerst in hun beweging de vooroorlogse 'hokjes-en-schotjes-geest' waarlijk overwonnen was. Hier ging in de Nederlandse samenleving een politieke impuls van uit waarop wij in ons volgend deel terugkomen. In de periode die wij thans behandelen, speelde de scholing in de Unie nog maar een geringe rol.

XCKrachtens haar stichtingsacte, die eind augustus verleden werd", was de Unie autoritair van structuur: de 'bewindhebbers' ('tenminste drie en ten hoogste vijf') hadden het voor het zeggen, zij het dat zij 'organen van bijstand' in het leven konden roepen. Die kwamen niet tot stand. Het Driemanschap was bepaald bereid, naar anderen te luisteren ('het Secretariaat stond altijd voor iedereen open', zei Einthoven later''), maar al dit overleg vond niet in geïnstitutionaliseerde vormen plaats. Elke aanloop in die richting werd al door het vergaderverbod bemoeilijkt.

XCHoe manifesteerde de Unie zich aan de leden? Daar waren niet veel mogelijkheden voor. Openbare bijeenkomsten werden na begin september nog maar ielden toegestaan, van een landelijk congres kon in het geheel geen sprake zijn. Het belangrijkste dat de Unie in '40 deed, was een sociale voor

1 Brief, 26 april 1941, van de Den Bosch aan de 95 G-b). 2 CNU: Notulen, 7 mei 1946, p. 3-4. • Tekst: Nederl. Unie, 3 a, en CNU, I a. 4 CNU: Notulen, 21 mei 1946, p. 6.

826 [PDF]
HET WEEKBLAD DE UNIE

lichtingsdienst in het leven roepen! en, vooral, een eigen weekblad uitgeven. Daarmee was de 'Brabantia-Nostra'-groep in Noord-Brabant in augustus al begonnen" - hier vloeide uit voort dat Geert Ruygers hoofdredacteur werd van De Unie waarvan, nadat Ceneralleommissar Schmidt verlof verleend had, het eerste nummer op 24 augustus verscheen.' Van no. 2 dat op 3 I augustus uitkwam, werdenal 135 000 exemplaren verkocht (gegevens voor no. r ontbreken), van no. 3 (7 september) ook 135 000, van no. 4 (14 september) zelfs al 160 000. Die sprong omhoog was niet zo vreemd. In de eerste drie nummers werd namelijk met geen woord van de NSB gerept, maar het vierde dat drie dagen na van Genechtens uitroep 'Wij zullen de mach t overnemen!' verscheen, opende met een aggressieve verklaring van het Driemanschap waar men onder meer met graagte in las: 'De NSB is onNederlands', 'Het Nederlandse volk zal de NSB nooit aanvaarden' en 'Wij weigeren te geloven dat de NSB er in slagen zou, via de bezetting de macht in handen te nemen." Welk blad bad dat sinds de capitulatie zo duidelijk geschreven ? Welk blad had zo op van Genechtens woorden gereageerd? NO.4 van De Unie vloog weg en zes weken later werd van no. IQ al bijna een kwart miljoen exemplaren verkocht. Eind november (de oplaag bedroeg toen ca. 200 000) had De Unie bijna drie-en-dertigduizend abonnc's: men zou dus kunnen zeggen dat van elke zes exemplaren vijf op straat gekocht werden. De lezer gelieve zich dat in te prenten.

XCOver het algemeen was de inhoud van De Unie weinig belangrijk. Op het oorlogsperspectief werd met geen woord ingegaan. De vaderlandse fraseologie klonk nogal eens hol en in menig artikel stonden bovendien pro-Duitse passages die niet alleen buiten maar ook binnen de Unie verontwaardiging wekten. Die artikelen waren als regel door Ruygers geschreven. In no. 2 (3 I augustus) had hij het al over 'een oude wereld' (Engeland, door Amerika gesteund) 'die in een geweldige krachtsinspanning zich tracht staande te houden, een nieuwe wereld' (Duitsland) 'die met de geestdrift en de overmoed van de jeugd bouwt aan een nieuwe orde.' 'Op buitenlands gebied', zo heette het in no. 9 (19 oktober),J.hadden zich bij Nationaal Front aangesloten. De Unie kreeg later een eigen maandblad: Volk en Arbeid. 3 De Unie, 14 sept.

1 Begin '41 telde die dienst ongeveer vijftig bureaus in het gehele land. Bij de organisatie daarvan speelde de vroegere links-socialist P. Schmidt, een van de oprichters van de Onafhankelijke SocialistischePartij. een belangrijke rol. Schmidt kon bij zijn dienst verscheidene personen inschakelen die als bestuurders of em ployé's van het NVV of van NVV-bonden ontslagen waren. 2 In die tijd werd het denkbeeld om het maandblad tot maandblad van de Unie te maken, door de redactie verworpen; verscheidene redacteuren van

827 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

'wil de Nederlandse Unie positief meebouwen aan een nieuwe Europese orde. Zij wil niet langer dat ons volk een plaats van afzondering inneemt tussen de volkeren van Europa, maar zij wil dat ons volk naast Duitsland in het komende Europa zijn plaats en zijn taak zal veroveren en vervullen.'

XCDergelijke artikelen werden wekelijks, in het Duits vertaald, aan tal van Duitse autoriteiten toegezonden. Het waren, van de Unie-leiding uit gezien, pogingen om de bezetter aan te tonen dat men met 'de erkenning der gewijzigde verhoudingen' ('allereerst nodig', volgens de eerste oproep) ernst maakte.

XCHet beleid van het Driemanschap was verre van duidelijk. Dat hing samen met het feit dat, terwijl de aanhang van meet af aan in grote meerderheid anti-Duits dacht en voelde, er in het Algemeen Secretariaat op belangrijke posten figuren als Jef de Brouwer en Geert Ruygers zaten die de aansluiting bij het 'nieuwe Europa' propageerden en onophoudelijk in die geest op het Driemanschap inpraatten; ook van der Wielen en Bouman hadden, in die tijd althans, af en toe contact met Duitsers of met pro-Duitse Nederlanders. Van primair belang was evenwel dat het Driemanschap onderling verdeeld was. Einthoven was, wij zouden haast zeggen: emotioneel anti-Duits. Wel gaf hij zijn naam aan een aantal gemeenschappelijke verklaringen die een pro-Duitse strekking hadden, maar hij deed dat met een innerlijke twijfel die hij alleen kon overwinnen door er zich bij bezoeken in den lande van te overtuigen dat de Unie vooral als anti-NSB-beweging effectief ageerde en door zeer velen warm gewaardeerd werd. Het leek hem zinvol, die beweging in stand te houden; veel verder keek hij niet.

XCHoman daarentegen zag Duitsland als de toekomstige vormgever van Europa. Mede teneinde te verhinderen dat de Sowjet-Unie en het communisme meer invloed zouden krijgen, wenste hij een spoedig einde van de oorlog. Eind september zei hij op een bijeenkomst van Groninger predikanten dat hij verwachtte dat de oorlog met een 3 : 2 overwinning voor Duitsland zou eindigen; door wat hij bij die gelegenheid betoogde ('hij zei dat je ook niet alles kon afkeuren bij de Duitsers, ze hadden onder andere zulke prachtige Autobahnen aangelegd'), rnaakte hij op vele aanwezigen de indruk dat hij 'volkomen gevoelloos was voor de demonie die we jarenlang vlak aan onze grenzen hadden geweten'iMedio oktober ging Homan nog

XC1 M. A. Beek in Het Weekblad Vall de Nederlandse Protestantenbond,

828 [PDF]
DE OPVATTINGEN VAN HET DRIEMANSCHAP

iets verder. Hij zei toen in Groningen tegen enkele relaties dat hij niet alleen verwachtte, maar ook hoopte dat Engeland de oorlog niet zou winnen.! Nu trof het ongelukkig dat juist hij het lid van het Driemanschap was dat het officiële contact met de Duitsers onderhield. Dat contact stiet Einthoven tegen de borst en ook de Quay liet het liever aan Homan over. Homan sprak in oktober met Seyss-Inquart (wij vermeldden het al), hij sprak nadien vrijwel iedere week met Schmidt. Schmidt had in de Unie als geheel geen vertrouwen (hij beschouwde haar als een soort liberale partij; 'ist auf keil/en Fall zu [ordern", gaf hij eind oktober aan Bonnalm door-), maar daar Homan zich in verschillende gesprekken nogal pro-Duits uitliet, wilde Schmidt de hoop niet opgeven dat hij er in zou slagen, Homan plus een deel van de Unie-aanhang rechtstreeks of via Nationaal Front naar de NSB over te hevelen. In kringen van de Sicherheitsdienst dacht men dat dat niet veel zou opleveren. 'Der Kern der Nederlandse Unie', zo werd medio november gerapporteerd, 'bildet sich immer klarer als anti-deutsch und pro englisch heraus'»

XCWat zijn opvattingen betreft, stond de Quay als regel dicht naast Einthoven, maar hij was bedachtzamer; het voortbestaan van de Unie was ook hem veel waard. Uit dat voortbestaan vloeide voort dat men leiding moest geven en duidelijk moest maken waar men stond in concrete vraagstukken. Het bepalen van gemeenschappelijke standpunten kostte menigmaal moeite, maar het kwam toch tot een reeks opmerkelijke uitspraken. Zo bepleitte het Driemanschap dat 'de politieke wilsvorming zich vrij verder (zou) ontwikkelen' en dat er, als resultaat Vall die ontwikkeling, een 'college Vall advies' zou komen 'onder leiding van een buiten en boven de partijen staand persoon' (ex-gouverneur-generaal de [onge r)"; het prees de Arbeidsdienst en de Winterhulp aan ; het nam een voorzichtig GrootNederlands standpunt in; het sprak zich, in december, jegens het kader uitdrukkelijk uit tegen het verzet ('de leiding der Nederlandse Unie kan nimmer gedogen dat leden der Unie zich, op welke wijze dan ook, met zogenaamd geheime organisaties inlaten") en het herhaalde dat standpunt in januari in het publiek (wij zullen 'niet aarzelen, op te treden tegen hen die het lidmaatschap der Unie ... misbruiken voor illegale doeleinden waarmede het volksbelang niet is gebaat'"). Zeker, van de Duitsers of de5 Rondschrijven, 12 dec. 1940, aan de leiders der secretariaten (Nederl, Unie, I b). o De Unie, 18 jan.

1 Brieven, 13 en 19 nov. 1971, van L. H. de Langen. 2 Telexbericht, 21 okt. 1940, van Schmidt aan Bormann Telexbericht 885 (170367)). 3 20 (rz nov. 1940), p. 9. 5 okt. 1940.

829 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

NSB' ers werd in dergelijke verklaringen niet gerept, maar hun strekking was dat men het 'nieuwe Europa' met zijn ideelogisch-bepaalde organisaties aanvaardde en bevorderde, en daar vloeide telkens uit voort dat Einthovens onvrede groeide en dat het binnen het Algemeen Secretariaat tot heftige discussies kwam. Toen Ruygers in november op dringend verzoek van Homan weer een uitgesproken pro-Duits hoofdartikel schreef waarin hij o.m. opmerkte dat Duitsland 'onbetwistbaar een leidende positie toekwam en toekomt' in het deel van Europa waar Nederland lag-, kostte het de Quay moeite om te verhinderen dat Einthoven er onmiddellijk de brui aan gaf; 'groot was', aldus Roelfsema, 'de opschudding onder de Unieleden. Het regende bedankjes. Talrijke functionarissen protesteerden.f

XCHoe duidelijk kwam hier de tegenstelling tot uiting die wij bij de oprichting van de Unie al signaleerden: de tegenstelling tussen de opzet en de gevolgen die uit die opzet voortvloeiden! Een bij uitstek anti-Duitse massabeweging had een Driemanschap aan het hoofd dat, de groeiende twijfel bij een van de drie (Einthoven) ten spijt, toch niet het uitgangspunt wilde prijsgeven: dat in Nederland 'de Europese revolutie''op Nederlandse wijze' verwezenlijkt moest worden. Kon de Unie dat alléén bewerkstelligen dan wel voorbereiden, of moest zij het samen met anderen doen?

XC1 A.v., 16 nov. 1940. 2 H. Roelfsema: 'Uit de geschiedenis der Nederlandse Unie' (1945), p. 5 (Doe II-54I, a-r). 3 De Unie, 24 aug.

830 [PDF]
DRIEMANSCHAP EN POLITIEK CONVENT

hadden, meende het Driemanschap overigens dat eigenlijk alleen nog maar de ARP en de CHU formaties waren met welke men rekening moest houden. Toen het Politiek Convent op 17 september bijeenkwam, vertelde Colijn dat hij vier dagen tevoren Einthoven op bezoek gehad had; deze had hem gevraagd of de ARP en de CHU bereid waren, samen met de Unie of tegelijk met de Unie bij Seyss-Inquart te protesteren tegen een eventuele machtsoverdracht aan Mussert. 'Waarom speciaal de protestants-christelijke groepen?' had Colijn gevraagd, en Einthoven had geantwoord dat 'zij de andere toch al hadden'.

XCBij de discussie over Colijns mededelingen bleek dat Verschuur (RKSP) en Slingenberg (Vrijzinnig-Democratische Bond) een samengaan met de Unie tegen Mussert niet wilden uitsluiten. Schouten, de voorzitter van de anti-revolutionaire Tweede Kamerfractie, achtte dat samengaan evenwel niet alleen zinloos maar ook gevaarlijk. 'Feitelijk wordt verlangd', zo vatte Drees Schoutens betoog samen, 'dat wij om de NSB af te kopen, het Duitse standpunt innemen met betrekking tot de politieke ontwikkeling in Enropa en in Nederland. Dat zie ik als verraad tegenover de Kroon en tegenover de Nederlandse regering en wij zouden ons zetten in een tang waar wij niet meer uitkomen.'

XC'Dit is juist', zei Colijn, en Drees voegde nog toe dat men in het Driemanschap geen vertrouwen kon hebben: 'Zij spreken met twee monden naar gelang zij spreken met corporatief of democratisch gezinden.'!

XCEen dag later, 18 september, hadden Colijn en Tilanus een onderhoud met Einthoven. HLUlbleek dat het Driemanschap zijn adres aan SeyssInquart al verstuurd had zonder op de reactie der anti-revolutionairen en christelijk-hiscorischen te wachten! Wat Einthoven verder betoogd had, was, rapporteerde Colijn aan het Politiek Convent, 'zo uiterst dilettantisch dat het zielig was.' Zo had Einthoven gevraagd of de twee protestantse groeperingen ('de rest hebben wij volledig', had hij herhaald) goed konden vinden dat met Arnold Meyer contact opgenomen werd! 'Colijn heeft toen gewezen o.a. op het autoritaire, op zijn Vlaamse gezindheid en zijn antisemitisme. Binthoven dacht dat dat wel mee zou vallen' (Einthoven had er maar niet bij gezegd dat het Driemanschap diezelfde dag al zijn tweede of derde bespreking met Arnold Meyer zou voeren!).

XCErg opwekkend klonk Colijns verslag niet en nu uitte ook Verschuur, al wilde hij wel naar eenheid met de Unie blijven zoeken, zich pessimistischer. 'Wij voelen ons ook keer op keer bekocht', verzuchtte hij, denkend

XC1 W. Drees: VerslagdiscussiePolitiekConvent, I7 sept.

831 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

XCaan de vele tegenstrijdige uitlatingen van het Driemanschap. En Slingen

XCberg: 'Zij zijn inderdaad gebleken kinderen in de politiek." Intussen hadden deze 'kinderen' het gepresteerd, een aanhang van hon

XCderdduizenden Nederlanders te krijgen! En een aanhang die over het alge

XCmeen van een sterke anti-Duitse gezindheid blijk gaf! Die feiten wogen

XCzwaar bij de leden van het Politiek Convent. Lag het niet op hun weg,

XCalthans te trachten, de Unie in het goede spoor te brengen? Schriftelijk werd

XCeen gemeenschappelijke bespreking van Politiek Convent en Driemanschap

XCvoorgesteld - schriftelijk werd dat voorstel door het Driemanschap ver

XCworpen. 'Ook in ons overleg met de bezettende overheid ... is ons',

XCschreef Einthoven op 25 september aan Colijn, 'steeds opgevallen, hoezeer

XCmen het waardeerde dat de Nederlandse Unie niet was een 'schuilkelder

XCvoor de politieke partijen', zoals men het uitdrukt, doch een zelfstandige

XCNederlandse volksbeweging.f Inderdaad, als volksbeweging tegen de NSB

XCkon ook Colijn de Unie wel op prijs stellen; hij deelde Einthoven in ant

XCwoord op diens brief mee dat hij zich, zolang de Unie niet verder afgleed,

XC'voortaan van bestrijding van de Unie onthouden' zou," Dat het Driemanschap contact met de leiders der politieke partijen af

XCgewezen had, was vermoedelijk bevorderd door het feit dat juist in de tweede

XChelft van september een sterke groepering uit de Christelijk-Historische - Unie, door van Walsum geleid, aansluiting bij de Nederlandse Unie zocht.

XCOok een hoogleraar van de hogeschool te Rotterdam, prof mr. P. Lieftinck,

XCbehoorde daar toe, alsmede een jonge Haagse jurist, mr. J. Barents. Die

XCchristelijk-historische groepering stelde overigens eisen. Het Driemanschap

XCmoest o.m. het één-partij-stelsel afwijzen, een democratisch samengestelde

XCvolksvertegenwoordiging in beginsel aanvaarden, 'de solidariteit met het

XCverleden' erkennen, 'elke medewerking aan een provisioneel bewind'

XCweigeren en zichzelf van Drie- tot Vijfmanschap uitbreiden: er dienden

XCnamelijk twee 'vertegenwoordigers van de protestants-christelijke groepen'

XCbij te komen.ê Al die eisen werden door het Driemanschap aanvaard."

XCMr. Barents werd redactie-secretaris van De Unie (vooral Einthoven achtte

XCeen tegenwicht tegen Ruygers hoogst wenselijk), maar de twee 'vertegen

XC1 A.v., 20 sept. 1940. 2 Collectie-Wo Drees, map 'Nederl, Unie en Politiek Con

XCtact'. 3 Brief, 3 okt. 1940, van H. Colijn aan L. Einthoven (CNU, I c). 4 Brief,

XC25 sept. 1940, van G. E. van Walsnm aan het Driemanschap (a.v.). 5 Brief, 19 okt.

XC1940, van L. Einthoven ('namens het Driemanschap') aan G. E. van Walsum (a.v.).

XCHet verdient de aandacht dat deze briefwisseling met het Driemanschap in de

XC'Meldungen atlS den Niederlanden' no. 18 (22 oktober 1940) uitgebreid samengevat

XCwerd; het is niet bekend wie deze informatie aan de Duitsers of aan een relatie van

XCde Duitsers doorgegeven heeft.

832 [PDF]
DRIEMANSCHAP EN POLITIEK CONVENT

woordigers van de protestants-christelijke groepen' wist men niet te vinden; uiteindelijk verklaarde alleen het christelijk-historische Tweede-Kamerlid Tj. Krol, een Groninger relatie van Homan, zich bereid als 'adviseur' van het Driemanschap op te treden. Eind oktober (Tilanus was toen als gijzelaar weggevoerd) deed het hoofdbestuur van de Christelijk-Historische Unie aan alle leden weten dat het er niet langer bezwaartegenmaakte('alishetnietonze bedoeling, dit aan te moedigen') indien deze zich ook bij de Unie aansloten.'

XCDit alles kwam. er op neer dat, van de Unie uit gezien, de vraag van de eventuele samenwerking met de democratische politieke partijen in de loop van 'oktober haar actualiteit verloor. De SDAP bestond niet langer, de Vrijzinnig-Democratische Bond en de Christelijk-Historische Unie hadden een jegens de Unie welwillend standpunt ingenomen en de Rooms-Katholieke Staatspartij was in feite in de Unie opgegaan. Colijn liet bestrijding achterwege; de enige drie partijleiders die, waar zij het konden, tegen de Unie bleven waarschuwen, waren Schouten, Telders en Vorrink; mèt Tilanus was ook Drees naar Buchenwald gevoerd.

XCIn het hoofdartikel in De Weg dat wij eerder aanhaalden, had Arnold Meyer in augustus bepleit dat in Nederland een Jodenstatuut ingevoerd zou worden en dat de Joden geleidelijk uit Nederland moesten verdwijnen. Desondanks kwam het tot besprekingen tussen hem en het Driemanschap. Wellicht dachten zij alle drie dat het, zoals Einthoven het had uitgedrukt, met Meyers antisemitisme 'wel mee zou vallen'.elk geval meenden zij blijkbaar dat het zin had, na te gaan of men een zo breed mogelijk eenheidsfront tegen de NSB kon vormen. Dat Arnold Meyer slechtsluttele duizenden volgelingen had, werd door het Driemanschap niet beseft; het liet zich door de propaganda van Nationaal Front ietwat overdonderen, het liet zich bovendien naar Arnold Meyer toeschuiven door de Brouwer en Ruygers die in Noord-Brabant in de tijd van Zwart Front al contact met Meyer gehad hadden.

In

XCVermoedelijk waren het de Brouwer en Ruygers die in augustus met Meyer de 'hoopvolle besprekingen' over samenwerking voerden waarvan deze in zijn memoires melding rnaakt.ê Daaruit vloeide eind augustus of

XC1 Rondschrijven, 3lokt. 1940, van het hoofdbestuur der CHU (Doe II-lSI, a-6). 2 A. Meyer: Alles 1/oor het vaderland, p.

833 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

begin september in Den Haag een eerste bespreking tussen Meyer en het Driemanschap voort waarbij ook de landsadvocaat, jhr. van der Does, aanwezig was. Meyer eiste daarbij dat de Unie zich van al haar Joodse leden zou ontdoen; dat werd door het Driemanschap geweigerd. Enkele dagen later werd men het in een tweede bespreking (waarbij het Driemanschap waarschijnlijk alleen door Homan vertegenwoordigd was) evenmin eens. Wel vond men aan beide kanten dat voorkomen moest worden dat de NSB aan de macht kwam. Van Genechtens uitroep op II september: 'Wij zullen de macht overnemen!' leidde dus tot een derde bespreking waarop vooral aangedrongen was door de directeuren van de Staatsmijnen, mr. dr. W. F. J. Frowein en dr. ir. eh. Th. Groothoff: er waren in Limburg nogal wat Nationaal Fronters en Meyer had Frowein en Groothoff er persoonlijk van overtuigd dat er een dam moest worden opgeworpen tegen 'de wassende machtspositie van de NSB.'l

XCDie derde bespreking vond, eveneens in Den Haag, op 18 september plaats, des middags en in het hoofdkwartier van Nationaal Front. Ze duurde uren en er werd een stenografisch verslag van vervaardigd.ê Beide partijen, het Driemanschap en Meyer, waren bevreesd dat er aan Duitse kant in beginsel al besloten was, de NSB aan de macht te brengen; ook hadden beide partijen het gevoel dat de Duitsers een ondoorzichtig spel speelden. In die omstandigheden was het Driemanschap er sterk voor geporteerd om op concrete punten en publiekelijk met Nationaal Front te gaan samenwerken; de Quay die duidelijk maakte dat 'een demoeratie en een parlement' voor hem afgedaan hadden, hield zelfs 'op den duur een fusie' voor mogelijk. Hij wierp ook het denkbeeld op dat, als de Unie geen verlof kreeg, een eigen weerkorps op te richten, leden van de Unie tot het weerkorps van Nationaal Front zouden toetreden- een denkbeeld waar Einthoven niet veel voor bleek te voelen. Wèl bepleitte het Driemanschap als geheel, en met klem, dat men onderlinge bestrijding zou nalaten. Meyer, de man met de zwakste kaarten maar met de grootste brutaliteit, speelde hoog spel: hij hield vast aan zijn Jodenstatuut, aan Groot-Nederland, aan zijn eenhoofdig leiderschap van een gecombineerde beweging waarvoor hij al de naam bedacht had ('Nederlands Front') - en hij weigerde elke afspraak die minder ver ging. Het slot van het lied was dat men 'in een min of meer opgewonden stemming' onverrichterzake uiteenging. 'Wij hebben de tijd', riep Meyer twee weken later op zijn eerste kaderbijeenkomst sinds de capitulatie uit. 'Wij hebben recht. Wij hebben gelijk! Zonder ons gaat het niet!"

XC1 A.v. 2 Archief Arnold Meyer, 1590 (Rijksarchief Noord-Brabant). 3 De Weg, 12 okt.

834 [PDF]
DRIEMANSCHAP EN NATIONAAL FRONT

XCEr waren er in de Unie die meenden dat men de steun van Nationaal Front inderdaad niet ontberen kon. Dat was bepaald Homans overtuiging; de Quay was sterk onder de indruk van de aanhang van Nationaal Front in het zuiden. Er werd derhalve goedgevonden dat enkele medewerkers van het Algemeen Secretariaat van de Unie, door [ef de Brouwer geleid, in oktober een reeks besprekingen gingen voeren met medewerkers van Arnold Meyer om te zien of men het tot een gemeenschappelijk program kon brengen. Dat lukte vrij aardig. Men werd het eens over de vorming van een raad van advies voor Seyss-Inquart ; voorts over het 'leidersprincipe' (vooreerst moest in Nederland evenwel' een directorium' gevormd worden); over de wenselijkheid van 'de eenheid van de Nederlandse volksgemeenschap' (met afwijzing van een 'activistische' Groot-Nederlandse politiek) en van de invoering van een' autoritaire demoeratie en corporatieve staat"; men stelde ook vast dat' de positie van het Huis van Oranje onbesproken' zou blijven - men bereikte zelfs een accoord over' de Joden' :

XC'Ook dit probleem zal op Nederlandse wijze opgelost moeten worden, en wanneer Nationaal Front zich daarbij graag baseert op het gastrecht, dan wenst de Nederlandse Unie te beklemtonen dat dit gastrecht behalve voor de gast ook voor de gastheer verplichtingen met zich brengt.'!

XCDeze grondslag voor verdere besprekingen werd door Einthoven afgewezen - en met krachtP Hem hadden vooral Roelfsema en Hofstee er op gewezen dat een program. zoals men dat met Nationaal Front opgesteld had, volledig in strijd was met de toezeggingen die het Driemanschap aan van Walsum c.s. gedaan had. 'De Unie was', aldus later Roelfsema, 'gered voor een schandelijke blamage.f Maar de tegenstellingen binnen het Driemanschap en binnen het Algemeen Secretariaat bleven bestaan.

XCDie tegenstellingen hadden niet alleen betrekking op de houding welke men jegens Nationaal Front maar ook op die welke men jegens de NSB moest aannemen. In september had Groeninx van Zoelen die zich, zoals wij weergaven, al met de oprichting van de Unie bemoeid had, er op aanMen vindt het program van de twee delegatiesin A. Meyer:p.de gemeenschappelijkeconclusiesin Archief Arnold Meyer,2 L. Einthoven: 'Notitie n.a.v. de vergadering van 26 mei 1946' (CNU, UI a). S H. Roelfsema: 'Uit de geschiedenisder Nederlandse Unie', p.

1 132-36; 468.

835 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

gedrongen dat er een eenheidsfront tot stand zou komen van de Unie, Nationaal Front en Nationaal Herstel. In kringen van De Waag was dat denkbeeld aangeslagen maar men wilde daar in die samenwerking ook het Verdinaso en de NSB betrekken. De voorzitter van de stichting De Waag, prof Westra, had toen contact gezocht met Homan. Homan was tweemaal bij hem geweest, eenmaal door van der Wielen vergezeld, en Westra had gesuggereerd dat Homan eens met Mussert een onderhoud zou hebben. Dat had Homan geweigerd.' Omstreeks diezelfde tijd had Einthoven een soortgelijk voorstel afgeslagen dat Voorhoeve, de leider van het Verdinaso, aan hem gedaan had. Twee maanden later evenwel, op 19 november, voerde van der Wielen een gesprek met Voorhoeve die inmiddels propagandaleider van de NSB geworden was. Van der Wielen (die in die tijd de hoop koesterde dat men een splitsing bitmen de NSB teweeg kon brengen) zei toen, aldus Voorhoeve, dat het Driemanschap graag eens met 'de leiding van de NSB' zou spreken. Voorhoeve verzocht om een schriftelijke bevestiging en drong er bovendien op aan dat men dan meteen tot een vast contact met de NSB zou overgaan: de weg naar het 'nieuwe Nederland' liep nu eenmaal via de NSB; daarom had hij zich ook zelf met een openlijke bekendmaking bij de NSB aangesloten. Van der Wielen bracht Voorhoeve' s suggestie aan Homan over en namens deze antwoordde hij tien dagen later. 'dat de leiding der Nederlandse Unie het ogenblik nog niet gekomen acht om op de grondslag van uw bekendmaking het contact met de NSB te aanvaarden. Wel zou men het op prijs stellen dat men de gelegenheid kreeg om met de leiding van de NSB kennis te maken om eens van gedachten te wisselen, zonder aan deze bespreking direct de eis te stellen dat een blijvend contact tot stand kwam"

XCVoorhoeve deed daarop weten, dat in eerste instantie graag de secretarisgeneraal der NSB, Huygen, en hijzelf het Driemanschap en van der Wielen zouden ontvangen.

XCVoorhoeve's brief werd aan het Driemanschap voorgelegd en leidde bij Einthoven en de Quay tot grote verontwaardiging. Roelfsema ontving opdracht, Voorhoeve kortaf te antwoorden dat het Driemanschap 'het bedoelde onderhoud op dit ogenblik ongewenst acht'.3 De woorden 'op dit ogenblik' haddcn geen andere bedoeling dan van der Wielen te sauveren; voor contact met de NSB, op welke wijze ook, waren Einthoven en de

XC1 Verslag van de vergadering der Stichting De Waag, lokt. 1940, p. 5 (De Waag, U 6 m). 2 Brief, 29 nov. 1940, van H. G. W. van derWielen aan E. Voorhoeve (NSB, Leider, 47 e). 8 Brief, 14 dec. 1940, van H. Roelfsema aan E. Voorhoeve

836 [PDF]
DRIEMANSCHAP EN NSB

Quay niet te vinden. Homan zette evenwel door, want nadat Voorhoeve zijn beklag gedaan had, richtte hij op 31 december, opnieuw buiten voorkennis van zijn twee collega's, een brief tot de ex-Vcrdinasoleidcr, nu vooraanstaand functionaris van de NSB. Van der Wielen, schreef Homan, had 'op eigen initiatief en zonder daartoe van ons een opdracht ontvangen te hebben', zijn voorstellen ontwikkeld; er was overigens voor die voorstellen wel iets te zeggen geweest en 'wij verklaren ons daarom', aldus Homan, 'alsnog bereid om op zakelijke wijze met de heer Mussert zelf ronduit te spreken." Voorhoeve antwoordde, na de gewisselde stukken samengevat te hebben, 'dat de wonderlijke toestanden binnen de Nederlandse Unie waarvan dit allesblijk geeft,' (hij wist niet eens, hoe wonderlijk zij waren) 'mij sterk doen betwijfelen of een onderhoud met de leiding van de Nederlandse Unie nog wel enig nut heeft.'2

XCMussert liet de briefwisseling zorgvuldig opbergen.

XCHoe jammer is het dat wij ook voor deze periode alle rapporten van Reichs kommissar Seyss-Inquart en Generalkommissar Schmidt missen! Wij veronderstellen namelijk dat zij de bevestiging zouden brengen van ons vermoeden: dat er met name in de maanden november en december een constante druk uitgeoefend is op Homan om met Arnold Meyer en vooral ook met Mussert contact te zoeken en het met beiden eens te worden. Homans gedachtengang laat zich raden. Duitsland, zo moet hij overwogen hebben, bezit nu eenmaal een overheersende positie; vertrouwen de Duitsers de toekomst van Nederland aan Mussert toe, dan is dat een ramp van onafzienbare afmetingen; bereiken wij daarentegen een constructie waarbij Duitsland niet met één, maar met drie partners te maken heeft (Unie, Nationaal Front, NSB), dan zal de Unie al door haar immense aanhang de dominerende partner worden en door het feit dat die aanhang goed-vaderlands voelt, een situatie weten te scheppen die niet alleen voor de massa van het Nederlandse volk maar wellicht ook voor de koningin aanvaardbaar is.

XCDe verdere samenwerking met Nationaal Front werd evenwel door Einthoven geblokkeerd, het gesprek met Mussert door Mussert afgewezen.

XCAl deze politieke manoeuvres waren slechts bekend aan de voorzitter van het college van secretarissen-generaal, Snouck Hurgronje, en aan de naaste

XC1 Brief, 3 I dec. 1940, van J. Linthorst Homan aan Mussert (a.v.). 2 Brief, 3 jan. 1941, van E. Voorhoeve aan het Driemanschap

837 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

medewerkers van het Driemanschap; in 11LUl kring leidden zij tot verwoede disputen en centlieten. Het kader en de leden van de Unie wisten nergens van en wij stellen ons voor dat het vele gewestelijke secretarissen en het gros van de leden met verbazing vervuld zou hebben indien men vernomen had dat het Driemanschap een zo intensief overleg met Arnold Meyer gepleegd had; stellig zou het tot grote verontwaardiging geleid hebben indien men er bovendien van in kennis was gesteld dat Homan in novemberdecember contact met de NSB gezocht had en zich zelfs tot een gesprek met Mussert bereid had verklaard. Hoe viel dat te rijmen met wat zich sinds het begin van de herfst tussen de Unieleden en hun tegenstanders van de NSB en de WA afgespeeld had? Al in september en oktober was bet immers duidelijk geworden dat Musserts volgelingen voor geen middel terugschrikten om de colporteurs van de Unie van de straat te ranselen.

WA tegen Unie

XC

XCDe dood van Peter Ton had de WA alleen maar gestimuleerd om aggrcssiever op te treden. Na Musserts bezoek aan Hitler sijpelde het in de erganisatie door, dat de Führer besloten had, aan de NSB haar historische kans te geven. Al in de zomermaanden was de WA, zoals wij eerder beschreven, gewelddadig opgetreden - in de herfst ging het van kwaad tot erger. Bij de straatcolportage had de NSB van juni af vrijwel een monopolie gehad. Over de colporteurs van Nationaal Front die Arnold Meyers weekblad De Weg aan de man trachtten te brengen, maakten de NSB'ers zich niet veel zorgen al was het ook met hen wel eens op vechten uitgedraaid: Nationaal Front werd door de N SB nimmer als een gevaarlijke concurrent beschouwd. Met de Unie kwam het anders te liggen. De enorme toevloed aan leden (spoedig was de aanhang van de Unie tienmaal zo groot als die van de NSB) maakte het de NSB'ers duidelijk dat hier een formatie tot ontwikkeling kwam die zowel de Nederlanders als, wat erger was, de Duitsers er van zou overtuigen dat Mussert slechts een kleine fractie van het Nederlandse volk achter zich had. Elke mensendrom die zich op zaterdag om de colporteurs van het weekblad De Unie verzamelde, was een demonstratie tegen de NSB; elk bureau van de Unie, waar de bezoekers in en uitliepen, elke Uniewinkel waar tallozen voor de etalage stonden, maakte het de NSB'ers duidelijk dat zich een politieke kracht aftekende die zich tegen hen richtte.

XCHier werd met geweld tegen opgetreden.

XC

838 [PDF]
STRAATTERREUR

manschap aan de Reichsleommissar om verlof vroeg, 'Orde-commando's' in het leven te roepen; dat verlof werd geweigerd. Dat rnaakte het de WA gemakkelijk om. op de ingeslagen weg voort te gaan en een nieuwe stimulans kwam eind oktober toen Rauter bepaalde dat de WA en de Nederlandse SS, zonder tevoren om verlof te vragen, optochten mochten houden met maximaal honderd leden; trouwens, grotere optochten hoefden zij alleen maar drie dagen tevoren "aneumeiden'? - verlof moest dan kennelijk automatisch verleend worden.

XCNog voordat Rauter die formele permissie gaf, was de WA zich gaan gedragen alsof zij op straat heer en meester was. Plaatselijk kwam het al in oktober praktisch in het gehele land tot wanordelijkheden, maar vooral in de grote steden in het westen; daar werden soms WA-afdelingen uit andere delen des lands heen gedirigeerd om de aanwezige WA-formaties te versterken. 'Stoottroep voor twee dagen naar Den Haag om de Unie recht te zetten', noteerde bijvoorbeeld Musserts districtsleider in de Achterhoek op zaterdag 2 november in zijn agenda. En op zondag de jde: 'Stoottroep I nur terug uit Den Haag. Goed verloop. Veel Uniespeldjes geplukt en opstandigen neergeslagen."

XCDe tactiek die door de WA gevolgd werd, bestond in het algemeen hieruit dat men met kleine of grote formaties rondmarcheerde of rondfietste. Al of niet naar aanleiding van kreten uit het publiek ging men dan tot' actie' over: colporteurs met De Unie werden aangevallen en eventueel verdreven; allen die voor het weekblad belangstelling toonden, ging men te lijf; exemplaren werden verscheurd of vertrapt, Uniespeldjes werden afgerukt. Menigmaal kwam het voor dat de etalages van Unie-winkels overdag of's nachts vernield werden. Bij dat alles werd af en toe door leden van de NSNAP-van Rappard maar ook door Duitse militairen een handje geholpen. Dat laatste maakte het voor de politie vaak moeilijk, soms zelfs onmogelijk om in te grijpen. Trouwens, de WA-lieden plachten met brutale arrogantie tegen de politie op te treden. Raddraaiers konden maar zelden gearresteerd worden en lukte dat wel, dan kwam het vaak voor dat de arrestanten op last van de Ortsleommandant of van de Sicherheitspolizei onmiddellijk weer op vrije voeten gesteld moesten worden. In oktober grepen veel burgemeesters in door de aanwezige colportageplaatsen te verdelen en daardoor te bevorderen dat de colporteurs bijvoorbeeld van De Unie en Volk en Vaderland een flink eind uit elkaars buurt bleven. Dat hielp lang niet altijd, want als de WA van mening was dat de colporteurs van De Unie te gunstige plaatsen hadden,

XC1 Brief, 3 lokt. 1940, van Rauter aan Tenkink, aangehaald in Vergad. p.g.: Notulen, 31 okt. 1940, p. 10. 2 A. W.]. Borggreven: Agenda 1940 (DocI-I7I,

839 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

dan werd er toch op los geslagen. 'Aan deze WA-bende, steeds onverwachts en groepsgewijs in de aanval, hebben', aldus een verslag uit Unie-kring, 'in de eerste plaats de talloze, eenzaam werkende colporteurs, ongewapend en ongesteund, maar al te dikwijls verstoken van politionele bijstand, het hoofd moeten bieden. De ernstigste mishandelingen hebben hen niet belet, eenmaal uit het ziekenhuis ontslagen, hun werk weer op te nemen. Eervol zijn eveneens te vermelden de jongeren ... van de Unie-winkels. Nog zie ik ze voor me, als zi], door niemand gekend en door niemand geholpen, met bleke gezichten hun schamele etalagesweer op orde brachten, nadat de WA de zaak vernield had. Begin maar weer van voren af aan en wacht tot je weer eruit geslagen wordt ... Hoe dikwijls kon men niet in die tijd in de haveloze volksbuurten waar niemand het verenigingsorgaan las, op de muur zien staan 'Leve de Unie!" 1

XC'Buitendien is het optreden van de heren WA-mannen dikwijls zeer laf', schreef eind november een aspirant-SS' er die van de WA weinig hebben moest, aan Rost van Tonningens aanstaande zwager die als lid van de Nederlandse SS ook al op de WA neerkeek

XC'Met twintig tegen één, dat durven ze. Maar als ze alléén voor een heet vuur staan, lopen ze liever een straatje om. Laf tuig, dat alleen maar kan denken aan een homp brood en een warm bed. Dikwijls is mijn minachting voor de heren NSB'ers nog groter dan voor onze tegenstanders die dikwijls tegen een overmacht van de WA weten stand te houden. Zaterdagavond maakte ik het nog mee dat een schitterende kerel met helblauwe ogen en een Unie-speldje op zijn revers op zijn donder kreeg van twintig à dertig weermannen, Het bloed stroomde hem over gezicht en hemd, maar hij bleef staan en liet zich niet koejeneren. Kijk, kameraad Heubel, dat is toch ons volk' 2

XC- en zo was het. Wie zulke vechtpartijen zag, identificeerde zich met de mannen van de Unie: zij kwamen, zo voelde men het, voor de nationale zaak op. De straatterreur die door de WA bedreven werd, wekte afgrijzen en verontwaardiging en deed, voorzover die terreur zich tegen de Unie richtte, telkens een golf van sympathie voor haar ontstaan. 'Die NSB und die NSNAP sind', werd eind oktober aan Schmidt gerapporteerd, 'in den letzien Wochen bei weitem die besten Propaçandisten für die Nederlandse Unie gewesen ... Bin paar Angriffe auf Unie-Lddeti mehr, und die Mitgliederzahl wird die 600 000 übersteigen:sAangehaald in].]. H. A.'De Nederlandse Unie', p.Brief,nov. I940, van H. S. aan W. Heubel (Doe 1-1539, a-z). a Stimmungsbericht, 51 (26 okt. I940), p.

1 Bruna: 123. 2 25

840 [PDF]
STRAATTERREUR

XCHet is niet mogelijk, een volledig overzicht te geven van de gewelddadigheden die, hoofdzakelijk door de WA, tegen de Unie bedreven werden. In de pers mocht er geen melding van gemaakt worden. Zij hadden dus de sterkste uitwerking in de grote steden waar honderden of duizenden mensen die gewelddadigheden met eigen ogen aanschouwden en tienduizenden er van hoorden. Zo werd (wij beperken ons tot enkele voorbeelden) in Amsterdam begin oktober een Uniewinkel aan het Damrak door NSB'ers en NSNAP' ers verwoest (Suurhoff, de Amsterdamse organisator van de Unie, werd door de Sicherheitspolizei gearresteerd, 'was in Amsterdam wie ein Blitz eingeschlagen hat'l). Enkele dagen later werd in het bureau van de Unie te Utrecht door een aantal WA-mannen met steun van Duitse militairen de gehele inboedel vernield, 'met koppelriemen werd op het publiek ingeslagen, waarbij beambten van de Reichsbahn de politie met revolvers bedreigden.f De W A-banleider van Den Haag rapporteerde na het weekend van 12-13 oktober dat hij in de gehele voorafgaande week van vijf uur ,s middags af een paar uur lang (in de periode dus waarin de Hagenaars van hun werk naar huis terugkeerden) groepen van ca. vijftien man door de stad had laten fietsen 'met de opdracht, zich rustig en correct te gedragen, doch op schelden, spuwen enz. krachtig te reageren. In geen geval conflict met de politie. Hoewel doorlopend door Uniemensen geprovoceerd werd, is een en ander tot en met donderdag rustig verlopen. Elk geval van provocatie en belediging werd met de vuist gestraft.

XCVrijdag had ik een grotere actie op touw gezet waarbij van's ochtends negen uur tot des avonds zeven uur onder mijn leidingein de gehele stad is geageerd. Tal van colportagemateriaal van de Unie werd in beslag genomen, propagandamateriaal (vlaggen, speldjes) eveneens; de Unie werd van de straat gejaagd. Die dag zijn tal van gevechten van man tegen man geleverd.

XCZaterdagochtend heb ik persoonlijk de grotere actie geleid waaraan door ca. tweehonderd mannen, verdeeld in kleine patrouilles, werd deelgenomen in het broeinest van de Unie, Laan van Meerdervoort en omliggende straten, waarbij ... enkele malen regelend met de vuist is opgetreden. Na ons vertrek vertoonden de Uniehelden zich weer en veroorzaakten een rel door met ongeveer vijfhonderd man onder het zingen van 'Oranje boven' door de straten te trekken, waarbij een drietal stormers, in uniform gekleed, door dezen werden aangerand en mishandeld. Zij werden ontzet door Duitse militairen en door dezen in veiligheid gebracht.'"okt.p.ter Pelkwijk: Utrecht in de eerstejaren van de bezetting, p. 45. 3 J. E. Feenstra: 'Rapport' (z.d.) (NSB,

1 17 (IS 1940), 13. 2 G. A. W.

841 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

Bij deze en dergelijke incidenten kwamen politie en marechaussee, die met de ordehandhaving belast waren, tussen twee vuren te zitten. Het was duidelijk van wie de provocaties uitgingen, maar de vechtjassen van de WA en de NSNAP beriepen er zich telkens op, dat zij bij al hun acties de steun van het Reichsleommissariat hadden en dus aanspraak konden maken op bescherming door politie en marechaussee. Voorzover NSB' ers tot de politie en de marechaussee behoorden, traden zij bij voorkeur niet tegen de werkelijke ordeverstoorders op maar tegen diegenen die zich tegen hun optreden verzetten. Zo was er bij de brigade-Winschoten van de marechaussee een opperwachtmeester, lid van de NSB, die, aldus een lid van de brigade, bij de plaatselijke botsingen 'met de blanke sabel van leer (trok) tegen het publiek. Meerdere marechaussees sloegen eveneens op het publiek los, alleen om maar een goede beurt te maken. Naderhand gingen zij er nog prat op, wie de beste klappen had uitgedeeld. Er waren echter ook marechausseesdie van de relletjes het juiste gebruik wisten te maken, nl. door de WA-mannen flinke klappen toe te dienen.'1

XCDat laatste gebeurde ook menigmaal in Amsterdam. Een voorbeeld: 'Op dinsdagmiddag 22 oktober te half vijf werd', aldus een kompaan va.n deWA, 'door een kameraad in uniform gecolporteerd met Het Nationale Dagblad en een kameraad, niet geüniformeerd, met Volk en Vaderland. Enige mensen verkochten de Deutsche Zeitune. Plaats waar gecolporteerd werd: Dam, voor het gebouw van Peek & Cloppenburg. Bij het paleis stond opgesteld bereden en onbereden politie. Een mensenmassa bevond zich in de buurt van de colporteurs. Plotseling werd er door leden der Nederlandse Unie geroepen: 'Leve de Koningin! Oranje boven! Leve Engeland!' De overige aanwezigen namen deze uitlatingen over. De politie greep niet in. Meerdere malen is dit geroep herhaald alsmede honende uitlatingen tegen kameraden ('Rot zwervers, luizen, etc.'). De politie greep nog niet in. Op een gegeven moment werd de kameraad het Nationale Dagblad uit de vingers gerukt, in stukken gescheurd en in het gezicht geworpen. Hierop grepen enige WA-mannen in. Een rel ontstond. Toen pas greep de politie in en wel als volgt. De mensenmassa werd gescheiden van de NSB en WA, waarop de politie de blanke sabel greep en onder geroep van 'Slaat naar die zwervers!' op WA en NSB insloeg.' 2

XCIn Den Haag trad de politie, als ze dat al deed, met zo kennelijke tegenzin tegen het verontwaardigde publiek op, dat binnen het korps eind '40 een

XC1P. J. Stavast: Vogelvrij, p. 13. 2 Rapport, 23 okt. 1940, van R. Th. v. H. aan de WA-Heerbanleider Amsterdam (NSB,

842 [PDF]
STRAATTERREUR

apart, uit NSB' ers bestaand detachement gevormd werd dat, telkens wanneer een waarschuwing van de WA binnenkwam, onder leiding van een inspecteur van politie, ook al een NSB' er, ging ingrijpen.

XCIn september en oktober wekten al deze straatgevechten grote bezorgdheid bij de meeste Nederlandse autoriteiten. Aan Duitse kant was Schmidt er van harte een voorstander van: die gevechten herinnerden hem. aan de Kalllpfzeit van de NSDAP tijdens de Weimar-republiek. Ranter evenwel die besefte dat relletjes het gevaar met zich brachten dat het tot massale ordeverstoringen zou komen, trachtte de zaak in de hand te houden door zowel aan de W A als aan de politie duidelijke instructies te geven. Begin november luidden die als volgt:

XC'Als de WA marcheert, geniet zij de bescherming van de Reichsleonimissar,

XCDe WA mag geen wapenen dragen; indien wapenen op hen worden bevonden, moeten deze worden afgenomen en proces-verbaalopgemaakt.

XCZij mogen niet provoceren.

XCZij mogen geen politiebevoegdheden uitoefenen, zoals het afzetten van straten.

XCDe politie is verantwoordelijk voor de handhaving der openbare orde en deze wordt door haar geregeld.

XCAls de W A wordt uitgescholden of met stenen gegooid, mogen zij zich verweren, zolang geen politie aanwezig.

XCAls uitroepen uit de menigte komen tegen de WA, zal de politie krachtdadig mgrljpen.

XCOptreden tegen gebouwen der politieke partijen moet zo nodig met kracht worden voorkomen, evenals het belemmeren van colportage van welke zijde ook."

XCIn deze richtlijnen (ze werden eind januari '41 nog wat gedetailleerder gemaakt, gedrukt, en aan elke politieman en WA-man uitgereikt'') stond voldoende om leden van de WA en van overeenkomstige formaties het gevoel te geven dat zij zich, daar zij immers in beginsel 'de bescherming vanhen tegen de grond slaan), 'moet zo mogelijk niet worden opgetreden. De politie

1 Brief, 2 nov. 1940, van Rauter aan Tenkink, aangehaaldin Vergad. p.g.: Notulen, 4 nov. 1940, p. 2. 2 Tekst: 296 b en Doc II-SSS, a-6 en a-7. In de richt lijnen van 27 januari 1941 was het bijvoorbeeld de weerformaties verboden, ge durende de marsen 'schietwapens, dolkmessen, stokken; boksbeugels, gummi stokken, ploertendoders, bullepezen enz.' bij zich te dragen, maar wanneer de politie dergelijke voorwerpen ontdekte, mochten de betrokkenen niet gearresteerd worden. Wij citeren voorts: 'De fouillering van leden der weerafdelingen op wapens moet achterwege blijven. Tegen leden van weerafdelingen die van personen die de marcherende afdelingen beschimpen of lastig vallen, rekenschap vragen' (d.w.z.

843 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

de Reichseommissar' genoten, alles konden permirteren. Rauters instructies bleven in feite veelal een dode letter en Tenkink en zijn vijf procureursgeneraal, de twee NSB'ers inbegrepen, konden op hun wekelijkse vergaderingen weinig meer doen dan verzuchten dat er van de normale ordehandhaving niet veel meer terecht kwam. Bij het grote publiek namen dus van maand tot maand de gevoelens van ergernis en verontwaardiging toe. Het was al bar dat men dulden moest dat geüniformeerde Nederlandse hulptroepen van de bezetter door de straten trokken, maar dat de politie zo al niet altijd, dan toch wel heel vaak niet bij machte was, de burgerij tegen hun gewelddadigheden te beschermen en die brutale provocateurs te arresteren en op te brengen, was nog veel erger: de terreur triomfeerde.

XCAangezien, althans in die laatste maanden van '40, de aanhangers van de Unie bij voorkeur als objecten voor die terreur uitgekozen werden, had de gehele ontwikkeling ook binnen de rijen van die beweging een belangrijke uitwerking. Het waren de boksbeugels, ploertendoders en koppelriemen van de WA die de Unie tot een hecht blok maakten, tot een politieke strijdorganisatie waarin, vooral aan de basis, een sterke solidariteit groeide. Natuurlijk werd door de Ïunctionarisscn van de Unie niet anders verwacht dan dat het Driemanschap dat jegens de leden en jegens het Nederlandse volk de Unie representeerde, van diezelfde solidariteit zou getuigen. Daarom vernamen zij eind januari '41 met ontsteltenis, ja met verbijstering, dat Binthoven en de Quay besloten hadden, zich uit de leiding terug te trekken.

Het Driemanschap valt blj'na uiteen

XC

XCDe besprekingen met de voormannen van Nationaal Front en het, door Binthoven afgewezen, basisprogramma dat met hen opgesteld was, hadden eind november de tegenstellingen binnen het Algemeen Secretariaat van de Unie verscherpt. Zij die dachten als Einthoven: Roelfsema (die spoedig van der Wielen als algemeen secretaris opvolgde), Barents, Hofstee, Bouman, ook anderen, gingen zich in de loop van december steeds onbehagelijker voelen, vooral toen hun uit gesprekken bleek dat de Brouwer en Ruygers voor een volledige fusie met Nationaal Front wilden blijven ijveren. Hofstee en Bouman legden beiden hun functie neer, Hofstee ging naar Groningen, Bouman naar Middelburg terug. Begin januari groeiden de overigen die zich met Einthoven verwant voelden, naar het denkbeeld toe dat zij het Driemanschap voor een duidelijke keuze zouden stellen: de groep van Brabantia Nostra moest de Unie verlaten; deed zij dat niet, dan zou de groep-Einthoven dat doen. Die laatste groep sprak af, op

844 [PDF]
SCHMIDTS OPZET

januari III een aparte bijeenkomst haar standpunt te formuleren. Diezelfde dag evenwel, en nog voor die bijeenkomst begonnen was, greep de Sicherheitspoiizei in: zij deed des ochtends een inval in het Algemeen Secretariaat, nam er tal van stukken in beslag en arresteerde zes functionarissen, onder wie de Brouwer, Ruygers en Roelfsema. Daarbij werd beweerd dat binnen het Algemeen Secretariaat illegaal werk bedreven werd. De Sicherheitspolizei wist wel beter! Er is reden, aan te nemen dat haar bij die arrestaties een heel ander doel voor ogen stond, nl. pressie uitoefenen op de betrokkenen teneinde de scheiding der geesten te bespoedigen. Bleef dan, zoals Janke gezegd had, 'een kern van ten hoogste 25%' over en zou deze kern 'uiteindelijk' naar de NSB overgaan, dan zou de NSB op slag in plaats van vijftigduizend leden een aanhang krijgen in de buurt van het kwart miljoen.

XCAlleszins aannemelijk is het (bewijzen hebben wij er niet voor) dat Schmidt achter die arrestaties zat: hij trachtte al wekenlang Homan er van te overtuigen dat de Unie zich duidelijker aan Duitslands kant moest scharen en dat daartoe de een of andere vorm van samenwerking met Nationaal Front en, vooral, de NSB wenselijk was. Homan zal Schmidt wel gezegd hebben dat dergelijke denkbeelden binnen het Algemeen Secretariaat tot verdeeldheid geleid hadden. Welnu, in de Cellenbarakken nam men de van elkaar geïsoleerde medewerkers van het Algemeen Secretariaat van de Unie man voor man onder handen en trachtte men hen er van te overtuigen dat zij zich, voorzover zij niets voor die ommezwaai voelden, maar uit de Unie moesten terugtrekken en dat zij, voorzover zij die ommezwaai wilden bevorderen, zich meer moeite moesten geven. Aan de gearresteerden bleek dat de Duitsers precies wisten hoe de kaarten binnen de Unie lagen; hun werd voorts duidelijk gemaakt dat het Duitse besluit vast stond: in de Unie moest een scheiding teweeg gebracht worden tussen diegenen die vóór en diegenen die tegen samenwerking met Duitsland waren.

XCDe zes gearresteerden werden na enkele dagen vrijgelaten. De Brouwer betoogde toen tegen het Driemanschap dat de Unie 'zich van de grote massa der leden (diende) te distantiëren omdat velen alleen 'negatief' ingesteld zouden zijn. Er zou een kerngroep moeten worden gevormd van z.g. 'positieven'.' Roelfsema (die onder Duitse druk een verklaring ondertekend had dat hij zich in elk geval persoonlijk uit het Unie-werk zou terugtrekken) bepleitte daar dwars tegen in dat, waar het Duitse besluit om alleen met de pro-Duitse groep voort te gaan, blijkbaar vast stond, 'thans wel het ogenblik gekomen was, de Unie op te heffen.'!

XC1 H. Roelfsema : 'Uit de geschiedenis der Nederlandse Unie', p.

845 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

XCHoe reageerde het Driemanschap?

XCDe Quay zei begin februari tegen Gerretson, 'dat Homan bereid was om de Nederlandse Unie met de NSB te doen samenwerken.'! Wij nemen aan dat Homan daarbij vasthield aan zijn oude redenering dat de Unie binnen die samenwerking de NSB spoedig zou overvleugelen; hij was dus volstrekt blind voor het feit dat een Unie die op welke wijze ook met de NSB verbonden was, op slag negen-tiende van haar aanhang zou verliezen, zo niet meer. Einthoven gruwde van alles wat naar een verbond met de NSB zweemde - en nu sloot de Quay zich bij hem aan. Los van hetgeen Homan wilde, stond de Quay op het standpunt dat het Duitse ingrijpen een inrolerabele druk op de Unie uitgeoefend had, ja de Unie eigenlijk van haar politieke bewegingsvrijheid had beroofd. Het dispuut tussen de drie die enerverende maanden achter de rug hadden en menigmaal ook persoonlijk bedreigd waren, liep hoger en hoger op. Einthoven ging Homan daarbij zijn 3-2 uitlating voor de voeten werpen. Een breuk leek onvermijdelijk. Inderdaad riepen Einthoven en de Quay enige tijd later na onderling overleg Homan bij zich. Van beiden kreeg hij te horen dat zij besloten hadden, de Unie op te heffen. Opheffen? Daar hadden zij, zei Homan, krachtens de stichtingsacte niet eens het recht toe! Een van de artikelen bepaalde namelijk dat voor wijziging van de acte en dus ook voor opheffing van de Unie eenparigheid van stemmen vereist was. Dan ga ik alléén door, zei Homan. 'Het gesprek', vertelde hij later, 'was kort omdat wij (zij en ik) wederzijds verschrikt waren door elkaars houding.f En Einthoven en de Quay lieten het niet bij woorden: zij gingen naar de notaris die de acte verleden had en traden als 'bewindhebbers' af. Homan, diep gegriefd, gooide de kop in de wind en maakte aanstalten om als enige bewindhebber de Unie voort te zetten. Voor de Duitsers, voor Schmidt in de eerste plaats, liet hij brieven klaarmaken waarin hij meedeelde 'dat hij de 'Führung' van de Nederlandse Unie alleen op zich genomen had.'3 Vervolgens riep hij de medewerkers van het Algemeen Secretariaat bijeen; zijn besluit werd door de Brouwer, Ruygers en anderen 'met blijdschap ontvangen'." Roelfsema nam per I februari ontslag.

XCVan deze dramatische ontwikkeling was het kader van de Unie onkundig. Besloten werd, de voornaamsten hunner in te lichten en te raadplegen. Dat waren de twaalf gewestelijke secretarissen (twee voor Zuid-Holland,C. Gerretson:'Getuigenis,afgelegdvoor de Commissieinzakehet Driemanschap der NederlandseUnie' (z.d.,p.(CNU,J. H. A. Bruna: 'Kanttekeningen over gesprekkenmet]. Linthorst Homan' (1966) (Doc II-54I, C-I). 8 H. Roelfsema:'Uit de geschiedenisder NederlandseUnie', p. II.

1 1946), 6 II b). 2].

846 [PDF]
DE VERGADERING VAN 30 JANUARI

één voor alle overige provincies) en de drie stedelijke (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam). Zij werden op 30 januari in Den Haag in vergadering bijeengeroepen. Als een mokerslag trof hen daar de mededeling dat het Driemanschap uiteengevallen was. Ter vergadering bleek ook, op welke punten de breuk zich had voorgedaan. Einthoven zette namelijk uiteen dat het Duitse ingrijpen op het Algemeen Secretariaat eenvoudig aan de Unie haar basis voor politieke activiteit ontnomen had, Homan betoogde daarentegen (aldus het verslag van een van de twee gewestelijke secretarissen van Zuid-Holland)

XC'dat hij het niet onwaarschijnlijk achtte dat binnenkort de leiding van de NSB in andere handen zou overgaan (hij noemde de vroegere gouverneur van Nederlands Oost-Indië, jhr. de Jonge)" in welk geval hij meende dat de politieke toestand in Nederland eenvoudiger zou worden en de bestaande politieke groeperingen elkander gemakkelijker zouden kunnen benaderen."

XCDe secretarissen reageerden verschillend. Limburg (ir. F. C. M. Wijffels) vond dat men Homan moest 'royeren", Overijsel (J. A. Noë) wilde maar één ding: 'Met Homan, voor God en Vaderland en Oranje!", ook NoordBrabant (J. Willems) was bereid, 'eventueel met mr. Homan alleen verder (te) gaan;" Men constateerde dat er drie mogelijkheden waren: Homan zou doorgaan zonder Einthoven en de Quay, Einthoven en de Quay zouden doorgaan zonder Homan - of de drie zouden alsnog tot een gemeenschappelijk besluit komen: santen de Unie voortzetten of samen de Unie opheffen. Vannagenoeg alle kanten werd er op gewezen dat eigenlijk alleen zulk een gemeenschappelijk besluit, hoe het ook zou luiden, zou kunnen verhoeden dat de zes-, zevenhonderdduizend leden die de Unie op dit moment misschien telde, met een onbegrijpelijke situatie geconfronteerd zouden worden. In de harde politieke strijd van de voorafgaande maanden was het 'Driemanschap' een begrip geworden - dat kon, zei men, niet plotseling tot een Tweemanschap of een Eenmanschap gereduceerd worden!

XCEinthoven, Homan en de Quay kwamen niet tot een definitieve beslissing. Het enige waartoe Einthoven en de Quay zich bereid verklaarden, was datfebr. 1941, van]. A. Noë aan A. A. Aberson (a.v.). 5 CNU: Notulen, 7 mei 1946, p. 8 (getuige]. Willems) (CNU, III

1 Men zal die passage wel zo moeten interpreteren dat Homan zei dat onder de Jonge's leiding een directotium gevormd zou worden waar ook Mussert zitting in zou krijgen. "]. Engels: 'Verslag over de Nederlandse Unie' (1941), p. 4 (Inter nationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Collectie-]. Engels). 3 Brief, 3 I jan. 1941, van F. C. M. Wijffels aan A. A. Aberson (Nederl, Unie, 6 g). 4 Brief, I

847 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

zij het voor het ANP bestemde persbericht waarin zij hun uittreden meedeelden, een week ophielden.

XCVoor Homan stond vast dat de twee anderen hun houding niet zouden wijzigen. Twee dagenlater, op I februari, liet hij daarom voor aile secretarissen een instructie opstellen waarin hun o.m. verzocht werd, binnen vijf dagen te doen weten of zij bereid waren, in functie te blijven 'ook na het uittreden van de heren Einthoven en de Quay.' Homan besefte dat dat uittreden de Unie een deel van haar aanhang zou kosten: 'Men geve aan alle afdelingen opdracht, de verwachte uittreding van vele leden met de grootste zorg te registreren daar anders in de administratie een chaos dreigt te ontstaan.'!

XCDe breuk was bijna een feit.

XCOp diezelfde rste februari evenwel waarop zijn instructie gereed kwam (ze werd nog buiten zijn medeweten verzonden ook), zocht Homan in 'de Witte' Groeninx van Zoelen op. Bij hem stortte Homan zijn hart uit en hij voegde er een dringend verzoek aan toe: kon Groeninx niet Roelfsema opvolgen? Groeninx was reëel genoeg om Homan er op te wijzen dat 'minstens vier-vijfde der leden op slag zou bedanken' en dat Homan, als hij verder de Duitse kant opschoof, 'aan de hoogste boom zou komen te hangen.f Daar schrok Homan toch wel van. 'Laat mij bemiddelen', stelde Groeninx voor. Homan had daar geen bezwaar tegen - en Groeninx toog aan het werk. De Quay, 'wit van emotie", liet hij door Snouck Hurgronje onder druk zetten opdat hij op zijn besluit zou terugkomen, Groeninx ging zelf ook met Einthoven spreken die met een stevige griep op bed lag en daar belegerd werd door Uniefunctionarissen uit het gehele land die hem smeekten, de eenheid van het Driemanschap niet te verbreken. Trip en Ringers kwamen Einthoven hetzelfde voorhouden, ook van Balluseek, de hoofdredacteur van het Alge/neen Handelsblad. Het waren voor Einthoven martelende dagen, en toen hij vernam dat Homan desnoods bereid was, de Unie aan hem en de Quay over te laten, zag hij dat als een zo 'kennelijk blijk van goede trouw', dat hij op zijn besluit tot uittreding terug kwam en er accoord mee ging dat men in de oude formatie voort zou gaan.f

XCWat betekende dit in politiek opzicht?

XCHet betekende dat Homan zijn denkbeeld om nader contact te zoeken met Nationaal Front en de NSB moest laten varen en dat Generalkommtssar Schmidt die de Unie al in brokken uiteen had zien vallen waarvan één brok naast de NSB zou belanden, bitter in Homan teleurgesteld was. Het beGroeninx van Zoelen: 'Verslag over de Nederlandse Unie' (z.d., 1945 of 1946), p. 9 (CNU, II b). S A.v., p. 10. 4

1 Bijlage II bij H. Roelfsema: 'Uit de geschiedenis der Nederlandse Unie'. 2 R.

848 [PDF]
DE CRISIS BEZWOREN

tekende óók dat de pro-Duitse krachten in het Algemeen Secretariaat naar de achtergrond gedrongen werden - maar toch niet zo ver of mr. Barents nam eind februari ontslag. Groeninx die 'Nederlandser' dacht dan Ruygers, nam de feitelijke leiding van het weekblad De Unie in handen, de Quay ging zich veel intensiever dan tevoren met het Uniewerk bezig houden - en Einthoven, gesloopt door de spanningen van de plotseling acuut geworden crisis, trok zich op medisch advies in Breukelen terug, zich voortdurend afvragend of hij niet toch onjuist gehandeld had door zijn naam te blijven geven aan een beweging die onder deze bezetter haar politieke activiteit voortzette; 'zelfshet Unieblaadje wilde ik niet meer lezen', zei hij later, 'om me niet op te winden over uitlatingen die me niet aanstonden."

XCVan deze crisis drongen slechts vage geruchten tot de buitenwereld door, bijvoorbeeld'dat Linthorst Homan lid van de NSB was geworden, dat hij met de kas van de Unie naar Berlijn was, dat hij een rol als Rutger Jan Schimmelpenninck in de Franse tijd zou gaan spelen en de Duitse bezetting hem dit reeds had aangeboden, enz.'2 Bij wie aan die geruchten geloof hechtte, daalde Homan in de achting, want juist in de periode waarin de Unie bijna uiteengevallen was, had de grote meerderheid van het Nederlandse volk opnieuwaangetoond dat zij van alles wat naar samenwerking met de bezetter zweemde, niet gediend was.

De Winterhulp wordt afgewezen

XC

XCEind november '40 werd de eerste, eind december de tweede Winterhulpcollecte gehouden. Ook eind januari en medio februari' 41 vonden collecten plaats. In alle vier gevallen waren dit collecten waarbij op straat ofhuis aan huis speldjes verkocht werden. Er werd een grootscheepse propaganda voor gemaakt. Het was de bedoeling dat het landelijk Erecomité waarin o.m. alle commissarissen der provincie zitting genomen hadden, het publiek vertrouwen zou inboezemen, maar dat vertrouwen had men van meet af aan bij de grote massa verspeeld: Seyss-Inquart had de Winterhulp opgericht, de naam was een vertaling van het Duitse begrip Winterhilfe, NSB'ers als Rost van Tonningen zaten in het Erecomité en de directeur-generaal van de nieuwe organisatie, Piek, was pro-Duits, Dat waren al vier redenen om de Winter

XC1 J. J. H. A. Bruna: 'Kanttekeningen over gesprek met L. Einthoven' (febr. 1966) (Doe II-54r, e-r). 2 J.

849 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

hulp af te wijzen; de woorden van aanbeveling die door talrijke autoriteiten gesproken werden, vonden dan ook maar weinig gehoor. Secretaris-generaal Frederiks kreeg dat op een wel heel persoonlijke wijze te bespeuren; toen hij voor de radio de collecten aanbevolen had, keek, vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'mijn vrouw mij bijna niet meer aan en mijn broer stond op het standpunt dat ik een smet op de naam Frederiks had geworpen.'!

XCTegen de zin van een deel van het kader en van de leden van de Unie wekte het Driemanschap tot steun aan de Winterhulp op, eerst in oproepen in het weekblad, en medio februari herhaalde Homan zulk een oproep voor de radio. In november deed de Unie de Winterhulp ook een belangrijke gift toekomen: f 5 000. Einthoven was er niet gelukkig mee geweest maar Piek had daar persoonlijk bij Homan op aangedrongen en Homan had doorgezet, hoewel de eerste oproep van het Driemanschap ten gunste van de Winterhulp van de kant van de leden al tot 'honderden protestbrieven' had geleid.ê In de Opbouwdienst liet de commandant, majoor Breunese, bekend maken dat hij het op prijs zou stellen indien een ieder bij de eerste collecte één dag salaris aan de Winterhulp wilde afstaan: bijna 90% van het personeel gaf hier gevolg aan." De contact-commissie voor het mijnbedrijf vroeg van aile employé's en arbeiders één uur loon; hier legden de directies een eigen bedrag bij. Vermoedelijk (onze gegevens zijn niet volledig) werden in andere bedrijfstakken overeenkomstige initiatieven genomen, maar zulks verhinderde alles tezamen toch niet, dat van meet af aan een stevige, tegen de Winterhulp en ook tegen Piek persoonlijk gerichte agitatie tot ontwikkeling kwam. Piek had als directeur-generaal een aanzienlijk salaris (f 12400 per jaar), maar spoedig deden geruchten de ronde dat hij een veel hoger bedrag ontving.

XCDie agitatie keerde zich, om te beginnen, tegen alle reclame voor de Winterhulp. Zo werden in Wisch en Terborg (Achterhoek) alleWinterhulpaffichesvan de bomen gescheurd en werd 'op vele bomen iII de plaats daarvan een plaat aangebracht waarop men Goering heeft afgebeeld, na de val van Denemarken op een wagen gezeten, besparmen met varkens en achterop grote tonnen boter met als onderschrift: 'Lcli binja heut' sa gliicklich'.'4

XCVrijwel nergens liet men de Winterhulp-plakkaten met rust, en elk afgescheurd of verminkt biljet was een kleine demonstratie. 'Aus sámtlichenJ.J. J.85

1 Getuige K. Frederiks, dl. VII c, p. 527. 2 H. Roelfsema: 'Uit de ge schiedenis der Nederlandse Unie', p. 6. 3 Rondschrijven, 2 dec. I940, van de commandant van de Opbouwdienst (NAD, I8 a). G. Boot: p. 61.

850 [PDF]
EERSTE WINTERHULP-COLLECTE

Provinzen des Landes wird berichtet', meldde de Sicherheitsdienst, de berichten uit november samenvattend,

XC'dass die Winterhilfsplakate in den meisten Fällen abgerissen ader mit gehässigen Texten ûberklebt wurden, Die den Gesch~(tsinhabern ausgehändigten Plakate wurden nur vereinzelt ausgehängt ... Die an den einzelnen Instituten der Technischen Hoch schule in Delft angebrachten Plakate wurden ausnahmlos vall der Nederlandse Unie hörigen Studentenschojt abgerissen. Allgemein ururde in der niederldndischen Bevel kenmg durchgefiiistert dass die Winterhilfe mit eineni grotesken Misser/alge enden wer de, Ivas begriJsst wetden miisse, da die Gelder ja doch nach. Deutschland abgehen tuurden, Ferner war zu horen: 'Was will man schoti mit dem Gelde wenn keine Waren inehr zu kal!fen sindi"?

XCAan de eerste collecte namen in totaal bijna vier-en-dertigduizend collectanten deel. De Unie had haar leden aangespoord, zich als collectant op te geven, de NSB had hetzelfde gedaan, dat laatste met de instructie er bij dat die leden geen NSB-speldjes moesten dragen. Er zijn aanwijzingen dat het gros van de collectanten al bij de eerste collecte uit personen bestond die min of meer pro-Duits waren want toen begin mei '41 de achtste collecte gehouden werd (op een moment waarop de Winterhulp nagenoeg algemeen als een nationaal-socialistische instelling beschouwd werd), waren er nog steeds ruim drie-en-twintigduizend collectanten. De Sicherheitsdienst rapporteerde trouwens na de eerste collecte, 'dass NSB' er, deutschfi'eundliche Niederlander und Beamte das Hauptleontingent der Sanunler stel/teil'; uit Friesland was bericht, 'dass in vielen Gemeinden sich die Leute weigerten. als Samniler eingesetzt zu werden, sa dass den Burgermeistern nur die Geineindeheamten zur Verji·igung stonden. Tijdens het collecteren waren voorts 'die Samniier in zahlreichen Fällen auf die genteinste Weise angepobelt, Es wurde var Ihnen aus gespuckt, sie wurden als 'Maffenknechte, Hulerlahaien, Saboteure, Valksverräter USIV.' bezeichnet, uerspottet und lächerlich gel'l1acht.'2

XCDie collectanten boden speldjes aan in de vorm van een molentje. Wie er een opstak, kreeg spoedig te horen dat hij' met molentjes liep'. De opbrengst was in het gehele land ruim f 520 000; daarvan was volgens de Sicherheits dienst een Hink deel afkomstig van Duitse militairen, zodat het resultaat als geheel, aldus de Sicherheitsdienst, 'ein Fiasko' genoemd moest worden." Maar dat fiasco werd nog markanter: eind december bracht de tweede collecte slechts de helft op van de eerste: ruim f 260 000. De derde, eind januari, kwam op een wat hoger bedrag uit: f 420000 (de stijging was ver

XC1 "Meldungen a~IS dell Niederlanden', 23 (3 dec. 1940), p. 4-6. 2 A.v., 24 (ra dec. 1940), p. 4-5. 3 A.v., p. 4.

851 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

moedelijk gevolg van het feit dat er meer bij de mensen thuis gecollecteerd werd, in welk geval velen bevreesd waren, elke gift te weigeren), de vierde collecte, medio februari, bleef weer bij een nog lager bedrag dan de tweede steken: f 190 000.

XCAan de opbrengst van de eerste twee collecten werd in november en december nog een bedrag van f 860 000 toegevoegd dat rechtstreeks bij het hoofdbureau van de Winterhulp bitmenkwam en dat goeddeels uit het bedrijfsleven afkomstig was; het sloot een gift van Seyss-Inquart in van f IOO 000, die de Reichskommissar, naar wij aannemen, geput had uit de bedragen die hij bij de Nederlandse Bank opgenomen had.!

XCMen gaat met dat al niet te ver wanneer men stelt dat de Winterhulp kort na de eerste collecte vrij algemeen als een Duits propaganda-instituut gezien werd. Zo werden eind december in Utrecht alle WA-mannen voor de tweede collecte gemobiliseerd, 'daar', aldus één hunner, 'geen enkele democratische collectant zich aangeboden had. Dus moest de WA dat opknappen De collecte zelf is op grootse wijze gesaboteerd. Het leek er veel op of het parool uitgegeven was: niets geven, want de buitengewoon aardige insignes (zeven verschillende voorstellingen van sprookjes) zag men slechts op de jassen en mantels van kameraden en kameraadskes en van Duitsers."

XCDe opbrengst van de collecten werd door de Duitsers en door Piek als zo pijnlijk laag beschouwd dat de pers begin januari instructie ontving, nimmer de opbrengsten te publiceren van collecten die vroeger, ook vóór de oorlog, gehouden waren."

XCHet was niet zo dat het Nederlandse volk ruinder vrijgevig geworden was dan vóór mei' 40, maar men verbond aan die vrijgevigheid twee voorwaarden: dat de giften een bestemming kregen waar men achter kon staan- enmaar mej. Epker suggereerde (zij had dat ook al eerder gedaan maar toen had men

1 Cijfers in: Winterhulp Nederland: (WHN-NVD, 8 d). 2 Brief, 29 dec. 1940, van P. H. H. aan zijn dochter (Doc 1-713, a-r). 3 Provinciale en periodieke pers: Circulaire, 10 jan. 1941 (Doc II 643, a-I). 4 Een typerend voorbeeld deed zich eindjanuari '41 in Den Haag voor In een arm gezin met vijftien kinderen kwam het zestiende ter wereld. De ouders wilden dat kind, een meisje, de voornaam geven van de vroedvrouw, Neeltje Epker,

852 [PDF]
DE KERKEN EN DE WINTERHULP

dat zij verdeeld werden door personen of organisaties waar men vertrouwen in had.

XCTot die organisaties behoorden de kerken.

XCDoor de in het Convent der Kerken samenwerkende protestantse kerkgenootschappen werd elke samenwerking met de Winterhulp afgewezen, zulks ondanks het feit dat Snouck Hurgronje, voorzitter van het Erecomité, begin november jegens ds. Gravemeyer en prof. Slotemaker de Bruïne met nadruk betoogd had dat de Winterhulp een 'zuiver Nederlandse zaak' was.! Ook de Nederlandse Vereniging voor Armenzorg en Weldadigheid (voorzitter: mr. A. J. A. A. baron van Heemstra) die voor een reeks overeenkomstige organisaties optrad, weigerde samenwerking. De Rooms-Katholieke bisschoppen namen daarentegen een welwillender standpunt in. Organisatorische samenwerking met de Winterhulp werd afgewezen, maar aartsbisschop de Jong gaf in rnaart als richtlijn door, 'dat de katholieken' (als particulieren) 'in geen enkel opzicht de Winterhulp Nederland zullen tegen werken en dat Wij niemand ontraden, haar te steuncn.P Vermoedelijk had deze richtlijn met het feit te maken dat veel arme gezinnen er al in de winter van '40 toe overgegaan waren, de giften van de Winterhulp te aanvaarden. Bovendien hadden de bisschoppen van Den Bosch en Breda, mgr. Diepen en mgr. Hopmans, van meet af aan duidelijk gemaakt dat zij er niet voor voelden om jegens de Winterhulp een volstrekt negatief standpunt in te nemen.

XCOp een ander belangrijk punt had het Episcopaat met de protestantse kerkgenootschappen wèl één lijn getrokken.

XCEerder wezen wij er op dat de kerken in Duitsland kerkelijke collecten tevoren aan de Sicherheitspolizei moesten melden en dat zij ook aan de Sicherheitspolizei dienden te berichten, welke bestemming de ingezamelde gelden zouden krijgen. Daarmee hadden die kerken het recht prijsgegeven am in zelfstandigheid te beslissen wat naar hun oordeel uit hun diaconale

XCIrene, Beatrix, Juliana, Wilhelmina. De ouders hadden daar geen bezwaar tegen. Mej. Epker liet vervolgens een geboorte-advertentie plaatsen in drie Haagse bladen. Het gevolg was dat het betrokken gezin uit het gehele land grote hoeveelheden bloemen, taarten, fruitmanden en manden met levensmiddelen toegezonden kreeg, bovendien ook geld, soms van collecten afkomstig die op scholen en kantoren gehouden waren. Dergelijke demonstratieve naamgevingen kwamen in die tijd meer voor. Mej. Epker werd gearresteerd en zat eerst in Den Haag, vervolgens tot het einde van de oorlog in het concentratiekamp Ravensbnick gevangen. 1 Convent der Kerken: Notulen, I2 nov. I940. 2 Mededeling, 2I maart I94I, van de aartsbisschop van Utrecht aan de geestelijkheid (Stokman : Het verzet van de Nederlandse bisschoppen, p.

853 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

opdracht voortvloeide. Dat recht werd ook in Nederland bedreigd. Medio december raakte het bekend dat de procureurs-generaal van secretarisgeneraal Tenkink instructie ontvangen hadden dat kerkelijke collecten van I januari '41 af alleen gehouden mochten worden als, telkens voor een half jaar, de data der collecten en de bestemming der gelden via de burgemeesters meegedeeld waren aan de procureurs-generaal. Er waren nogal wat predikanten die het op dit punt niet tot een conflict wilden laten komen, maar in het Convent dacht men er anders over. Ook bij het Episcopaat trouwens. In een brief aan Tenkink van 30 december weigerde aartsbisschop de Jong, mede namens alle bisschoppen, zich aan de getroffen regeling te onderwerpen; ruim een week later, 6 januari, deden zes protestantse kerkgenootschappen eenzelfde mededeling waarbij zich de twee lutherse kerkgenootschappen (die in eerste instantie de brief van de zes aan Tenkink niet ondertekend hadden) spoedig zouden aansluiten. Er kwam bij Tenkink ook een waarschuwing binnen van de commissaris van Zuid-Holland, van Karnebeek, die er door de burgemeesters van de grootste gemeenten in ZuidHolland van in kennis gesteld was dat de regeling die per I januari moest ingaan, naar het oordeel van de burgerij 'rechten en beginselen raakt die onaantastbaar worden geacht.'!

XCEen scherp en openlijk conflict dreigde.

XCScherpe en openlijke conflicten met de kerken ging de bezetter liever uit de weg; hij berustte er dus in dat Tenkinks instructie onder tafel verdween en in de verordening die eind juli' 41 o.m. met betrekking tot alle openbare inzamelingen verscheen.ê werd van de kerkelijke collecten geen gewag gemaakt. 'Deze slag was', aldus Touw, 'door de kerken gewonnen."

Mandement tegen de NSB

XC

XCZoals wij in Voorspel beschreven, werd het mandement van de bisschoppen van mei '36 waarin allen die 'in belangrijke mate' steun verleenden aan de NSB, van de kerkelijke sacramenten uitgesloten waren, door de leiding van de NSB als een ernstige hinderpaal beschouwd. Vooral op aanraden van het meest prominente katholieke lid der beweging, de graaf de Marchant et d' Ansembourg, had Mussert toen getracht, via het Vaticaan het Nederlandse6 jan. 1941, p. 8-10). 2 va 138/41 (Verordeningenblad, 1941, _p.574-78). 3 H. C.

1 Brief, 3 jan. 1941, van H. A. van Karnebeek aan Tenkink (Vergad. p.g.: Notulen,

854 [PDF]
AARZELING

Episcopaat te bewegen, het mandement in te trekken. Mussolini bad hem bij kardinaal-staatssecretaris Pacelli, de latere paus Pius XII, geïntroduceerd; Mussert had bij deze niets bereikt.

XCBegin september' 40 ondernam d' Ansembourg een nieuwe poging om de Nederlandse bisschoppen tot een andere houding te forceren. Aan General kommissar Schmidt legde hij per brief het denkbeeld voor dat de Duitse autoriteiten samen met het Duitse Episcopaat terzake contact zouden opnemen met Rome. 'Es ist lelar', schreef d'Ansembourg, 'dass eine Auf hebung der Sanletionen gegen die NSB beim ollgemeinen Friedensschluss' (d' Ansembourg achtte die vrede nabij) '[/,irdas Ansehen der Kirche viel weniger schädlich ist als u/enn sie dies bereits jetzt tun I1fUSS.'l Schmidt gaf die brief aan Wimmer door en een van diens hoofdambtenaren, dr. H. Schwarz, hoofd van de Hauptabteilung Erziehung und Kirchen van zijn Generaileomnnssariat, legde d' Ansembourgs suggestie aan het Reichsininisterium ii.ir die kirchlicheu. Angelegenheiten voor. Schwarz was een fanatiek aanhanger van de SS denkbeelden. Naar Berlijn schrijvend, gaf hij dan ook te verstaan dat de NSB niet in de verte met de NSDAP vergeleken kon worden. Men was het daar in Berlijn mee eens en al daarom was, zo antwoordde het Berlijnse departement, 'Zur/,ickhaltung' gewenst, 'was nicht besogen soli dass man die Leute gelegentlick nicht benutzt' ; in deze zaak kon evenwel de Duitse regering ook daarom niets ondernemen omdat haar verhouding met het Vaticaan zo ongunstig was, 'dass u/ir wegen der hollándischen Nationalsozialisten leeine Fühlungnah/'/'Ie mit ROlli aujnehnien ... mochten.ê

XCOp een enkele plaats deed zich in die tijd bij de katholieke geestelijkheid in bezet gebied aarzeling voor of men de bepalingen van het mandement van '36 in volle gestrengheid moest handhaven; zo werd medio oktober in Zuid-Limburg een kerkelijke begrafenis toegestaan aan een groepsleider van de NSB, waarbij de geüniformeerde WA als erewacht in de kerk toegelaten werd.ê Er trad nog meer aarzeling aan de dag. Eind november '40 pleegden de voormannen van de zes grote katholieke standsorganisaties" onderling overleg en begin december deden zij aartsbisschop de Jong een brief toekomen waarin zij het Episcopaat adviseerden, zich niet in de strijd

XC1 Brief, 3 sept. 1940, van d' Ansembourg aan Schmidt (Vu], EuK, 6 t, 073 I 87-88). 2 Brief, 18 okt. 1940, van het Reichsminist. fd. leirchlichen Angelegenheiten aan H. Schwarz (a.v., 073189-90). 3 Rondschrijven, nov. 1940, van het hoofdkwartier van het Verdinaso (Verdinaso, 12 g). 4 De Katholieke Boeren- en Tuindersbond, de Sint-Adelbertvereniging (hier waren veel vertegenwoordigers van de vrije beroepen lid van), de Rooms-Katholieke Standsorganisatie voor de werknemende Middenstand, de Nederlandse Rooms-Katholieke Middenstandsbond, de Algemene Katholieke Werkgeversvereniging en het Rooms-Katholiek Werkliedenverbond.

855 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

tegen de NSB te mengen. 'Zoals de zaken thans staan, lijkt het', heette het, 'gewenst dat de leken de strijd voeren tegen de NSB en die voeren op vaderlandse gronden; en dat de Kerk niet direct in de strijd gemengd wordt of er zich in menge.'! Niet dat de zes standsorganisaties wilden bepleiten dat het mandement van '36 ingetrokken werd! Maar zij wilden bepaald niet verder gaan.

XCMgr. de Jong was het daar niet mee eens. Er deden in die tijd geruchten de ronde dat alle ambtenaren voor de keus gesteld zouden worden, tot de NSB toe te treden dan wel hun functie neer te leggen. De aartsbisschop was van mening dat de katholieken onder hen behoefte hadden aan volstrekte duidelijkheid; hij voorzag bovendien dat de pressie van de NSB op tal van terreinen des levens zou toenemen en hij had dus, enkele dagen voor hij de brief der standsorganisaties ontving, mede namens de bisschoppen aan twaalf vooraanstaande katholieke theologen een schrijven gestuurd waarin hij hun de vraag voorgelegd had of men niet wezenlijk verder diende te gaan dan in' 36, d.w.z. ook het gewoon lidmaatschap van de NSB op straffe van weigering der sacramenten verbieden.

XCOp I6 december kwamen de twaalf theologen onder voorzitterschap van mgr. de Jong aan de Maliebaan te Utrecht in vergadering bijeen. Zij waren van mening dat de keus waar de aartsbisschop bij geruchte van vernomen had, weinig waarschijnlijk was. Dat argument verviel dus. Er resteerde het tweede argument: dat het wenselijk was dat de Rooms-Katholieke kerk het de NSB zo moeilijk mogelijk zou maken om met haar propaganda in katholieke kringen door te dringen. De veronderstelling lag voor de hand dat de bezetter dat niet over zijn kant zou laten gaan; welke maatregelen zou hij dan tegen de kerk, eventueel tegen het Episcopaat, nemen? De twaalf werden het niet eens." Er waren er die meenden dat er alle reden was, de weigering der sacrarnenten tot gewone leden der NSB uit te breiden, er waren er ook die vonden dat dit te ver ging dan wel te grote risico's met zich bracht. Wellicht was het juist die verdeeldheid die de overtuiging van de aartsbisschop versterkte dat duidelijkheid noodzakelijk was. Hij zette dus door, liet twee stukken opstellen (een herderlijke brief en een instructie aan de geestelijkheid), liet die stukken bespreken door zijn eigen kapittel en verwierf er de instemming voor van alle vier bisschoppen die ook hunnerzijds hun kapittels geraadpleegd hadden. Vervolgens werden de stukken gedrukt en aan de geestelijkheid toegezonden."

XCIn de herderlijke brief werd er allereerst aan herinnerd dat de sacramenten

XC1 Aangehaald in Aukes: Kardinaal de Jong, p. 292-93. 2 A.v., p. 295. 8 Teksten bij Stokman: Het verzet van de Nederlandse bisschoppen, p.

856 [PDF]
HERDERLIJKE BRIEF

geweigerd moesten worden aan katholieken die de socialistische, communistische, liberale of vrijzinnige beginselen aanhingen.' Ten aanzien van de NSB werd verklaard dat 'het enkele lidmaatschap gewoonlijk reeds in hoge mate ongeoorloofd' was. Meer werd er niet over gezegd. Er stond dus niet in het mandement dat aan die gewone leden de sacramenten onthouden zouden worden; het woord 'gewoonlijk' duidde er trouwens op, dat uitzonderingen konden voorkomen. Vandaar de instructie. Want in dit stuk dat, anders dan de herderlijke brief, niet in de kerken voorgelezen werd, ging het Episcopaat verder dan het in het publiek prudent achtte: de sacramenten moesten, 'zoals de zaleen thans staan', onthouden worden aan leden van de NSB, van de WA en van de Nederlandse SS alsmede aan allen die, zonder lid te zijn, propaganda voor de NSB maakten, haar publikaties geregeld lazen, haar vergaderingen of optochten geregeld bijwoonden dan wel belangrijke morele of financiële steun aan de NSB gaven. Eén uitzondering werd erkend: 'daadwerkelijke dwang die de betrokkene onmiddellijk voor de keuze stelt om of lid van de NSB te worden of anders zijn ambt of betrekking te verliezen èn daardoor brodeloos te worden.' Die uitzondering zou echter alleen dàn gelden indien er 'voldoende ruchtbaarheid aan gegeven (werd) dat men slechts onder dwang' toetrad en het lidmaatschap moest bovendien 'zuiver passief' blijven - 'ieder geval van zogenaamd gedwongen lidmaatschap moet dus nauwkeurig worden onderzocht voordat een biechtvader het zuiver passief lidmaatschap voor geoorloofd verklaart.' Het lid maatschap van de mantelorganisaties van de NSB en van prof. Snijders Nederlandse Cultuurkring werd in de instructie wèl ongeoorloofd verklaard, maar, 'zoals de zaken thans staan', kon men aan de betrokkenenniet de sacramenten weigeren, 'tenzij zij door dit lidmaatschap inderdaad aan de NSB in belangrijke mate steun verlenen.' Nog een algemene uitzondering werd gemaakt: was in een katholiek gezin alleen de vader NSB'er, dan konden de kinderen gedoopt worden, 'indien de vader schriftelijk verklaarde dat hij de moeder niet zou beletten, het kind katholiek op te voeden. Een geval dat alleen de moeder NSB'ster was, heeft zich practisch niet voorgedaan.f

XCAan hun mandement voegden de bisschoppen begin februari nog een Vastenbrief toe die eveneens in alle kerken voorgelezen werd. Daarin werd het uit december daterend betoog van de katholieke standsorganisaties afgewezen; het werd namelijk de taak van de kerk genoemd, zich te verzettenEpiscopaat niet zo zwaar aangezien het de Unie als 'een noodverband' zag (a.v., P.31) 2 A.v., p.

1 Aan het 'Nederlands socialisme' dat de Unie in die tijd propageerde, tilde het

857 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

'tegen leerstellingen en strevingen die haar dreigen te treffen in het hart. Het is haar plicht, haar van Godswege opgelegd, zich daartegen te verweren en zij zou schromelijk haar taak verwaarlozen als zij rustig zou toezien dat de vijand onkruid onder de tarwe zaait.'l

XCNu, die vijand was er zich bewust van dat het Episcopaat katholiek Nederland duchtig tegen de NSB afgeschermd had! Dat dreef de NSB, de enige politieke groepering waarop die vijand staat kon maken, verder in het isolement.

XCDe herderlijke brief werd op zondag 26 januari in alle kerken voorgelezen.

XCOnmiddellijk ontving de gehele pers instructie, het stuk te verzwijgen; katholieke kerkelijke bladen mochten uitsluitend 'een korte inhoudsopgave' publiceren.ê 'Wir nehmen deutscherseits', verklaarde Janke hooghartig op zijn persconferentie, 'keine Stellung zu diesent leatholischen Hirtebrief hier in den Niederlanden da wir uns grundsatzlicn Wil die Kirche nicht kÜllIllIerrl.'3

XCJanke wist wel beter!

XCOmtrent de inhoud van de herderlijke brief werden de Duitsers, naar wij aannemen, al op zondag ingelicht; korte tijd later bezaten zij ook een exemplaar van de geheime instructie aan de geestelijkheid. Een reeks strafmaatregelen werd genomen. Vier katholieke dagbladen: De Tijd, De Nieuwe Dag, de Nieuwe Delftse Courant en De Zuid-Limburger, die de tekst Vall de herderlijke brief tèch gepubliceerd hadden, kregen elk een boete van f S 000, het Eindhovens Dagblad moest voor hetzelfde vergrijp f IS 000 betalen. Bovendien werd Vall de gelegenheid gebruik gemaakt om Ons Noorden, het katholieke dagblad dat in Groningen verscheen en dat zich, alle waarschuwingen van Beaujtragter Conring ten spijt, meermalen principieel tegen de bezetter uitgesproken had, een boete van f 10 000 op te leggen en het blad bovendien te verbieden; alle bedrijfsinstallaties werden verbeurd verklaard. Ook De Maasbode werd verboden. Het Rotterdamse katholieke dagblad had overigens sinds mei '40 een 'hoofdredactioneel beleid gevoerd dat Aalberse deed schrijven: 'Er heeft geen onvertogen woord in gestaan.l" Nog begin januari had De Maasbode in enkele hoofdartikelen zijn abonné's aangespoord, zich ordelijk en rustig te gedragen; het blad had, 'tot verontwaardiging van vele lezers'", de herderlijke brief ook niet afgedrukt. Binnenskamers motiveerden de Duitsers hun verbod met er op te wijzen dat De Maasbode in enkele gevallen 'Engelse propaganda gemaakt' had en dat

XC1 Aangehaald a.v., p. 44. 2 'Noot voor de redacties', 28 jan. 1941 (DVK, 84 b) 3 Persconferentie, 27 jan. 1941 (a.v., 45). 4 P. J. M. Aalberse: Dagboek, 3 fcbr. 1941. 5 A.v., 10 febr.

858 [PDF]
STRAFMAATREGELEN

het vóór mei' 40 zoveel aandacht had besteed aan de kerkstrijd in Duitsland.'

XCEr volgden nog meer straffen.

XCAlle katholieke radio-uitzendingen werden verboden en het seminarie van het bisdom Roermond werd door de Wehrniacht gevorderd. Bovendien werd het katholiek bijzonder onderwijs aangepakt. In eerste instantie had Seyss-Inquart, onmiddellijk nadat hij van de herderlijke brief vernomen had, besloten om alle bijzondere scholen, katholieke èn protestantse, in openbare om te zetten. Secretaris-generaal van Dam had hem er toen op gewezen dat dit tot een ongekend heftige schoolen kerkstrijd zou leiden. Ook Mussert had gewaarschuwd, ook van der Vaart Smit: zo bruusk moest men niet optreden! De Reichsleonimissar had toen ingebonden en als zijn tweede suggestie geopperd dat aan de katholieke geestelijken het recht om onderwijs te geven, ontnomen zou worden. Van Dam had die maatregel 'practisch onuitvoerbaar' genoemd'': er waren bij het lager onderwijs meer dan vierduizend en bij het middelbaar en voorbereidend hoger ongeveer driehonderd geestelijken als leerkrachten werkzaam. Er van uitgaand dat de bezetter toch iets zou willen doen, had van Dam evenwel 'een tegenvoorstel gedaan', bestaande uit een stevige korting (40%) op het salaris van kloosterlingen die als onderwijskrachten optraden."

XCDat 'tegenvoorstel' was niet nieuw: in het begin van de jaren '30 was er in ambtelijke kringen alover gesproken, er was zelfs al een voorstel voor opgesteld door een commissie die door de anti-revolutionaire minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen (1929-33), mr. J. Terpstra, in het leven geroepen was, maar met het oog op de protesten die men van katholieke kant verwachten mocht, was dat voorstel nooit aan de Kamers kenbaar gemaakt. Van Poelje had het in juni '40 weer te voorschijn gehaald; hij had steun gekregen van Trip, secretaris-generaal van Iinancién, maar er was terzake eind januari' 41 nog niets besloten.

XCSeyss-Inquart achtte het 'tegenvoorstel' van van Darn onvoldoende; hij voegde er een tweede, eveneens door van Dam af te kondigen maatregel aan toe: geestelijken en kloosterlingen mochten niet langer als hoofd opplaatst in het gebouw van het Utrechts Dagblad. 2 Csg: Notulen, 6 febr. J94I. 3

1 Aldus Janke op een bijeenkomst met redacteuren van NSB-bladen, I4 maart I94I (NSB, I69). Later in '4I werden de bedrijfsinstallaties van De door de NSB gekocht met een voorschot van f 500000 dat door Schmidt ter beschikking gesteld werd en dat afgelost werd door de uitkering die kreeg wegens de oorlogsschade die bij het bombardement van I4 mei was toegebracht. Bijna een jaar lang vond de productie van plaats met gebruikmaking van de installaties van In '42 werd die productie naar Utrecht ver

859 [PDF]
GROEIENDE VERONTWAARDIGING

treden van instellingen van onderwijs; dit verbod (dat wist van Dam te bereiken) gold evenwel niet voor kloosterscholen of voor katholieke bijzondere scholen waar uitsluitend of voor het grootste deel kloosterlingen als leerkrachten fungeerden.

XCTegen beide strafmaatregelen werd door het Episcopaat schriftelijk geprotesteerd, eerst bij van Dam, nadien bij Seyss-Inquart, Zonder succes. De salariskorting werd een feit, maar van de besturen van de drie-en-vijftig katholieke onderwijsinstellingen die geestelijken of kloosterlingen moesten ontslaan, waren er maar drie die zulks deden. 'De anderen', aldus mgr. Verhoeven, hoofd van het Rooms-Katholiek Centraal Bureau voor Opvoeding en Onderwijs,

XC'wachtten mijn advies af, hetgeen luidde: 'Niet ontslaan maar protesteren bij de secretaris-generaal.' Hangende dit protest werd niemand ontslagen. Professor van Dam nam geen beslissing, in overleg met mij, en alle vijftig hoofden zijn tot het einde van de oorlog aangebleven."!PRA-Amsterdam; p.v. inz. J. van Dam,oktoberp.(getuigeJ.Verhoeven (Doc

1 3 1947, 7 Th. F. I-3IS,j-6).

860 [PDF]

Hoofdstuk De Februaristaking: De Februaristaking

XC

XCDe massale stakingen die zich op dinsdag 25 en woensdag 26 februari 1941 onverwachts in Amsterdam en enkele omliggende gemeenten voordeden, zijn niet los te denken van de activiteit der illegale Communistische Partij Nederland. Het sein dat door die partij gegeven werd, was, aldus B. A. Sijes, 'als een vonk die in een kruitvat sloeg. Met welke kracht de explosie zou geschieden en hoe ver de werkingssfeer zou zijn, werd echter niet door de vonk, maar door het kruit bepaald.'!

XCHoe dit kruit in de periode tot omstreeks de jaarwisseling' 40-' 41 opgetast werd, hebben wij in de voorafgaande zeventien hoofdstukken beschreven. Het is een lang relaas geworden. Misschien heeft het daarom zin, hier nog eens beknopt al die hoofdstukken langs te gaan voor wij aan dat relaas enkele algemene opmerkingen toevoegen.

XCWij beschreven in hoofdstuk 1 (De "Militárverwaliung' komt en gaat) hoe in bezet Nederland onmiddellijk na de capitulatie een militair bestuur ingesteld werd dat na twee weken voor een burgerlijk bestuur plaats maakte met een Rcichskommissar aan het hoofd die van Hitler de opdracht ontvangen had, Nederland in te schakelen in de Duitse oorlogseconomie en het Nederlandse volk met een sluwe mengeling van dwang en verleiding voor het nationaal-socialisme te winnen. Pers en radio werden al in die vroege periode gelijkgeschakeld, overigens deed ook toen reeds de opperbevelhebber van land- en zeemacht, generaal Winkelman, een beroep op de autoriteiten om de bevolking op te wekken, trouw te blijven aan de wettige regering.

XCIn hoofdstuk 2 (De heersers) gaven wij een schets van het Duitse bestuurs-, politie- en militaire apparaat dat zich in de zomer van' 40 in Nederland nestelde en dat van meet af aan de volkenrechtelijk vastgestelde normen ging overtreden. In hoofdstuk 3 (Onder controle) kwamen de belangrijkste Nederlandse tegenspelers aan de orde, nl. de secretarissen-generaal, die, nadat Winkelman als drager van het regeringsgezag uitgeschakeld was, alshoofden van de Haagse departementen de hoogste vertegenwoordigers waren van het overheidsapparaat met wie de bezetter te maken kreeg. Wij deden daarbij uitkomen dat de meesten van die secretarissen-generaal er in de zomer van

XC1 B. A. Sijes: De Februaristaking, 25-26 februari 1941 (1954), p. 186.

861 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

,40 van overtuigd waren dat Duitsland de oorlog eigenlijk al gewonnen had, dat aan een periode van Duitse hegemonie in Europa dus niet te ontkomen viel en dat Nederland zich daarbij diende aan te passen. Diezelfde opvattingen leefden in die tijd op veel plaatsen aan de toppen van het bedrijfsleven. Uit een en ander vloeide voort (hoofdstuk 4: Werken voor de vüand) dat dat bedrijfsleven na kortstondig verzet in de Duitse oorlogseconomie ingeschakeld werd; ook werden de werklozen bij duizenden geprest, arbeid in Duitsland te aanvaarden.

XCBij de autoriteiten die aan dat alles medewerking verleenden, speelde de verwachting een rol dat zij, door aan de Duitsers zoveel mogelijk tegemoet te komen, konden verhoeden dat de NSB in Nederland aan de macht zou komen. Uit hoofdstuk 5 (Mussert presenteert zich) bleek evenwel dat de bezetter er niet aan dacht, de NSB een werkelijke machtspositie te geven en eerst recht Mussert niet wiens schare volgelingen wel groeide maar op wie het odium van landverraad bleef rusten en die bovendien (men denke aan de aanbieding van de luidklok der NSB aan Goering) een opmerkelijk vermogen toonde om de massavan het Nederlandse volk telkens opnieuw tegen zich in het harnas te jagen.

XCDie massa wist zich vrij spoedig van de verdovende uitwerking die de nederlaag en de bezetting in eerste instantie hadden, te herstellen (hoofdstuk 6: Zes bewogen weken). In sterke mate toonde zij haar ware gezindheid voor het eerst in en door de demonstraties op 29 juni, maar in Anjerdag et! zün nasleep (hoofdstuk 7) werd óók beschreven dat er in dit stadium van de bezetting maar weinigen waren 'die aan die gezindheid de eonsequentie verbonden van het persoonlijk offer. Zo werd de door de Duitsers gevraagde erewoordsverklaring medio juli, na Winkelmans wegvoering in krijgsgevangenschap, door nagenoeg alle beroepsmilitairen afgelegd.

XCIn hoofdstuk 8 (Een compromisvrede ?) verhaalden wij hoe de leidende figuren in de kring der secretarissen-generaal tot diep in 1940 hun pogingen voortzetten om Nederlands positie bij de door hen verwachte vredesonderhandelingen te versterken door Nederland de ruggesteun te geven van een Nederlands-Indië dat zich jegens Duitsland niet langer vijandig opstelde. Die pogingen werden door de Duitsers met feitelijke pressie ondersteund: tot tweemaal toe (medio juli en begin oktober) namen zij groepen Nederlanders in gijzeling teneinde het bewind in Batavia te forceren tot een andere behandeling van de op 10 mei geïnterneerde Rijksduitsers. Het gouvernement in Batavia weigerde evenwel zijn beleid te wijzigen; het wilde van de door de Duitsers gepredikte 'Nieuwe Orde' niets weten.

XCWat die 'Nieuwe Orde' in het eerste bezettingsjaar op economisch gebied inhield, schetsten wij in hoofdstuk 9: de Duitsers vorderden een groot deel

862 [PDF]
SAMENVATTING DER VOORAFGAANDE HOOFDSTUKKEN

van de grondstoffenvoorraden, zij poogden grote Nederlandse concerns op te kopen, zij brachten een immense fmanciële drainage teweeg en zij haalden een aanzienlijk deel van de civiele productie naar zich toe; het gevolg van dit alles was dat de levensstandaard in bezet Nederland ging dalen. Zulks deed de algemene ontevredenheid toenemen.

XCDesniettemin ging de Reichskommissar zijn best doen (hoofdstuk 10: Seyss-Iuquart zoekt een basis) om een groepering te vinden, breder dan de NSB, die bereid en in staat zou zijn om Nederland tot een samengaan met het oppermachtige Duitsland te bewegen. Aanvankelijk hoopte hij, mét Himmler, dat Rost van Tormingen er in zou slagen, het gros van de aanhang van NVV en SDAP voor dat samengaan te winnen. Maar neen: het lukte niet (hoofdstuk II: Rost van Tonningen faalt), zij het dat Rost o.m. de Arbeiderspers en de Vara er toe wist te brengen, onder zijn leiding voort te werken, zoals ook het NVV en de bij het NVV aangesloten bonden deden onder leiding van de NSB'er Woudenberg. De SDAP weigerde evenwel, zich te laten gelijkschakelen - dat betekende de mislukking van de met Himrnler afgesproken opzet.

XCDus gooide Seyss-Inquart het over een andere boeg: een nieuwe groepering, de Nederlandse Unie (de gebeurtenissen die tot haar oprichting leidden, beschreven wij in hoofdstuk 12: De aanloop tot de Nederlandse Unie), kreeg van hem de kans, zich tot een pro-Duitse massabeweging te ontwikkelen. Een massabeweging werd zij inderdaad, maar haar anti-Duits karakter was van meet af aan onmiskenbaar. Dat bleek al in augustus en september' 40, Twee beslissende maanden (hoofdstuk 13) waarin zich belangrijke nieuwe ontwikkelingen aftekenden, internationaal (de Royal Air Force won de Luchtslag om Engeland), maar ook nationaal: het kwam tot een opmerkelijk réveil van de anti-revolutionairen. Een vergaderverbod onderbrak die ontwikkeling. De bezetter wilde slechts politieke activiteit toestaan aan groeperingen die pro-Duits waren of die hij geheel of gedeeltelijk pro-Duits hoopte te rnaken. Vermoedelijk met de bedoeling, het Driemanschap van de Unie alsmede Arnold Meyer, de leider van het fascistische Nationaal Front, er toe te stimuleren, dat voorbeeld te volgen, gaf Seyss-Inquart Mussert de gelegenheid, Hitlers leiderschap te erkennen. Mussert moest er een hoge prijs voor betalen: uitstoting van Joden en Vrijmetselaren uit de NSB, Rost van Tormingen tweede plaatsvervangend leider, oprichting van de Nederlandse SS, Feldmeijer als 'Voorman' van die formatie. Het gaf alles tezamen SeyssInquart niet de bredere basis waarop hij gehoopt had.

XCDe Reichsleommissar had evenwel, zo veronderstelden wij, geen haast en hij putte in de herfst van '40 wellicht hoop uit de constatering dat hij, al gaf

Indextermen: Seyss-Inquart, A.
863 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

gezindheid blijk, er niettemin in geslaagd was, (hoofdstuk 14: In de pas!) belangrijke terreinen van het Nederlandse leven in nationaal-socialistische zin te herordenen: pers en radio waren in hun berichtgeving, soms ook in hun commentaren en reportages, een Duits propaganda-instrument geworden, een op de Reichsarbeitsdienst gemodelleerde Arbeidsdienst was in opbouw, de zuivering van lees- en leerboeken was in volle gang, de Winterhulp Nederland zou van start gaan. Dat alles was in Seyss-Inquarts visie heel wat belangrijker dan de activiteit van kleine verzetsgroepen (hoofdstuk 15: De eerste illegalen) welke hij zag als uitvloeisels van een verleden dat gedoemd was te verdwijnen: hij vertrouwde bovendien dat die verzetsgroepen spoedig door zijn efficiënte Sicherheitspolizei und SD uitgeschakeld zouden worden. Wij beschreven die groepen in al hun gevarieerdheid: de 'Geuzen', andere paramilitaire groepen, de eerste spionage-organisaties, de eerste illegale bladen; wij gaven ook weer hoe het Nederlandse politie- en recherche-apparaat instructie ontving, de Sicherheitspolizei und SD bij de bestrijding van het verzet naar vermogen bij te staan.

XCHoofdstuk 16: Het begin der Jodenvervolging, voerde ons in wezen weer naar de herfst van '40. In september lieten de secretarissen-generaal zich pressen, onderscheid te maken tussen Jood en niet-Jood hetgeen in oktober tot protesten leidde uit de universitaire wereld en tot het eerste kerkelijke protest (van zes van de acht protestantse kerkgenootschappen). Intussen ondertekenden de meer dan tweehonderdduizend Nederlanders die in overheidsdienst waren, de Ariërverklaring. Eind november werden alle Joden uit de overheidsdienst verwijderd. Er volgden studentenstakingen aan de Technische Hogeschool te Delft en, na Cleveringa's historische toespraak, aan de Rijksuniversiteit te Leiden.

XCKorte tijd later viel de eerste bezettingswinter in.

XCMen putte nieuwe moed uit Italië's nederlagen en uit het feit dat Engeland steeds duidelijker de steun van de Verenigde Staten ontving. En men snakte naar de bevrijding! De straatterreur die van september af door Musserts WA met name tegen de colporteurs van de Nederlandse Unie uitgeoefend werd, versterkte de haat tegen de NSB. Dat was een hoofdthema uit ons vorig hoofdstuk waaraan wij Groeiende verontwaardiging als titel meegaven.

XCInderdaad is, dunkt ons, die verontwaardiging een wezenlijk element geweest in de emoties die in de loop van '40 bij grote delen van het volk tot ontwikkeling kwamen. Het is ietwat hachelijk, hierover te schrijven: peilingen van de publieke opinie vonden niet plaats. Eerder is het zo dat men in die eerste bezettingsperiode de verontwaardiging als het ware achter het uiterlijk verloop der gebeurtenissen voelt groeien tot zij in de Februaristaking ten duidelijkste

864 [PDF]
HET NATIONAAL-SOCIALISME AFGEWEZEN

XCNu is, dat erkennen wij, met dat begrip 'verontwaardiging' niet alles gezegd. Het is één gevoel geweest in een situatie waarin ook andere gevoelens èn andere inzichten een rol gespeeld hebben. Wie van mening was dat er voor Nederland niets anders op zat dan aansluiting te zoeken bij een oppermachtig Duitsland, zal wel de neiging gehad hebben, die verontwaardiging niet naar boven te laten komen. Wij kwamen er vele voorbeelden van tegen. Maar ook wie die verontwaardiging wèl voelde, liet daar niet voetstoots zijn houding door bepalen. Als component in de nationale reacties droeg zij er wèl in belangrijke mate toe bij dat er maar weinigen waren die zich op politiek gebied naast de bezetter schaarden. De ledenaanwas van de NSB in de periode mei' 40 december' 40 (per saldo circa vijf-en-twintigduizend nieuwe leden) was niet indrukwekkend en Mussert stond in wezen in december even geïsoleerd als in mei. Dat is een hoogst belangrijk feit geweest. Het nationaal-socialisme heeft, alle Duitse overwinningen en alle propaganda ten spijt, zijn politieke aanhang in Nederland niet wezenlijk kunnen uitbreiden. Wilmen dat beschouwen als een toetssteen van trouw aan het verleden, dan heeft de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk die trouw getoond; zij heeft dat bovendien gedaan nog vóór uit het oorlogsverloop bleek dat Duitslands overwinning niet zo zeker was als door de Duitsers zelf aangenomen en geproclameerd werd.

XCHet afwijzen van de politieke avances van de bezetter betekende overigens niet dat men zich in de maatschappelijke werkelijkheid tegen die bezetter keerde. Er is in de periode die wij thans behandelen, weinig feitelijk verzet geboden. Door het Nederlandse overheidsapparaat zijn, zij het soms onder protest, practisch alle Duitse wensen met grote stiptheid vervuld en Nederlands inschakeling in de Duitse oorlogseconomie heeft zich met een vlotheid voltrokken die de bezetter verbaasd heeft: hij had meer verzet verwacht. Zoekt men dat feitelijk verzet bij volksgroepen, dan vindt men het in de zomer en herfst van '40 eigenlijk alleen bij de op sociaal gebied meest weerlozen: bij de werklozen namelijk die in grote getale weigerden, arbeid in Duitsland te aanvaarden of die, naar Duitsland uitgezonden, op eigen initiatief terugkeerden. Voor de in Nederland werkende arbeiders is de dreiging, naar Duitsland uitgezonden te worden, een belangrijke factor geweest om zich te schikken in een situatie waarbij men, de 'normale' arbeid voortzettend, feitelijke hulp verleende aan de Duitse oorlogsinspanning. Uiteraard lag de verantwoordelijkheid daarvoor in de eerste plaats bij de bedrijfsdirecties door welke de betrokken Duitse orders aanvaard waren, zulks (na Winkelmans uitschakeling) met instemming van de hoogste Nederlandse autoriteiten.

XCWat zou er gebeurd zijn, als men meer verzet geboden had?

865 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCWij twijfelen er niet aan of de Duitsers zouden dat verzet, desnoods met harde middelen, gebroken hebben. Ook Winkelman voorzag dat; hij hield er ook rekening mee. Nogmaals herinneren wij aan zijn uitspraak: 'Als een man aan een werkbank staat en er komt een Duitser die hem zijn pistool op de borst zet en zegt: 'werk en anders schiet ik je neer', en die man gaat werken, zal ik hem dit niet kwalijk nemen. Men kan niet verlangen dat iedereen een held is en zich laat doodschieten. Dat is overmacht.' Maar wanneer, zo veronderstellen wij, één ding de strijdbare Winkelman teleurgesteld heeft, dan juist het feit dat de Duitsers in de eerste fase van de bezetting eigenlijk nergens k.rachtige pressie behoefden uit te oefenen om Nederland in het gareel te dwingen. Indien er meer verzet geboden was en indien de bezetter zijn macht onverhuld had moeten tonen, zou vooral in psychologisch opzicht een andere situatie ontstaan zijn waarvan het beheersen die bezetter meer, niet minder moeite zou hebben gekost. Het lijkt ons zinloos, hierover verder te speculeren.

XCVan de secretarissen-generaal, met uitzondering van Ringeling, is weinig of geen verzet uitgegaan. Protestbrieven kunnen wij nauwelijks als een vorm van verzet zien; zij werden niet aan anderen bekend, zij hadden dus geen breder effect en zij waren, dunkt ons, in de eerste plaats een middel om het eigen geweten te sussen.Werkelijk verzet, d.w.z. een weigering om de gevraagde medewerking te verlenen, is, gelijk bleek, door het college van secretarissen-generaal wèl enkele malen overwogen; dat overwegen heeft telkens tot de conclusie geleid dat men het, 'om erger te voorkomen', beter konnalaten. Men ging er kennelijk van uit, 'dat men toch niets zou bereiken'. Daarbij heeft men zich, naar het ons voorkomt, te exclusief verdiept in de moeilijkheden die een weigering tot administratieve medewerking aan Nederlandse kant zou doen ontstaan, zonder zich af te vragen welke moeilijkheden zich bij zodanige weigering aan Duitse kant zouden voordoen. Blijkbaar veronderstelde men dat Seyss-Inquart onder alle omstandigheden zijn wil zou doorzetten waarbij men, dunkt ons, in onvoldoende mate besefte hoezeer de Reichskoinmissar van de medewerking van het Nederlandse overheidsapparaat afhankelijk was. Men ging er dus bij voorbaat van uit dat de strijd verloren was - mede daarom ontweek men hem.. Om ill 'koel staatsmanschap' (de terminologie die door Jongejan en Boerstra gebezigd werd) aan te nemen dat er voor Nederland geen andere plaats was dan in een door Duitsland beheerst Europa, was, met name in zijn consequenties, voor de secretarissen-generaal in '40 niet de moeilijkste, maar de gemakkelijkste veronderstelling. Het gevolg was dat men de uitvoering van maatregelen op zich nam die niet alleen met de Grondwet in strijd waren maar ook met het eigen geweten - maatregelen die, van boven naar onder door

866 [PDF]
TRADITIONELE GEHOORZAAMHEID

gegeven, ook op alle lagere niveaus effect hadden, juist omdat zij, in de vorm. waarin men er daar kennis van kreeg, van de eigen, vertrouwde hogere autoriteiten afkomstig waren. Maar wanneer men stelt, en het lijkt ons juist, dat de Nederlandse samenleving in '40 opvallend sterk vanuit haar tradities reageerde en dat dus ook, met schaarse uitzonderingen, de traditionele gehoorzaamheid van de ondergeschikte aan de superieur als het ware vanzelfsprekend in acht genomen werd, dan is er reden zich af te vragen of niet juist in die situatie weigeringen aan de top belangrijke gevolgen zouden hebben gehad. De loyaliteit der ambtenaren had een sterk wapen kunnen zijn in handen der secretarissen-generaal. Zij hebben dat wapen slechts één keer gebruikt: toen zij in september '40 Seyss-Inquart waarschuwden tegen het overdragen van de macht aan de NSB - een overdracht waar de Reichsieommissar in die fase niets voor voelde.

XCNergens heeft het nationaal-socialisme zijn ware aard duidelijker getoond dan in de Jodenvervolging. Juist daardoor zijn de reacties op die Jodenvervolging bij uitstek onthullend geweest. Wat zij, alweer: schaarse uitzonderingen daargelaten, inin de Nederlandse samenleving bij Joden en niet-Joden onthulden, was een gebrek aan voorstellingsvermogen, een onwil om in te zien dat het de Nazi's bij de Jodenvervolging dodelijke ernst was. Bij vele autoriteiten ging dat gepaard met een zwak solidariteitsgevoel met de Joden - en ach, angst, een heel menselijke angst, angst voor de Duitser, angst voor zijn wraak, angst voor het verlies van positie of bezit, van vrijheid of leven, zalook hier wel een rol gespeeld hebben, zoals zij dat deed op tal van andere terreinen van het openbare en het niet-openbare leven. Men vindt die angst (die op zichzelf bepaald niet ongefundeerd was) nauwelijks in de bewaardgebleven stukken genoemd. Geen wonder: men schaamde er zich voor.

'40

XCHoe markant is dan het contrast met de Februaristaking!

XCWant het komt in februariopeens tot een stroomversnelling in de gebeurtenissen waarbij Joden en niet-Joden (velen, niet allen) zich aan al hun maatschappelijke gebondenheden ontworstelen en aan die angst in de eerste plaats. Niet langer dulden zij met innerlijke onvrede wat er aan eisen gesteld wordt en aan onheil over hen komt; zij stellen zich actief op; zij

'41

867 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

de wapens die zij bezitten - de daadwerkelijke wapens zijn primitief en weinig talrijk maar hun gebruik leidt via de barbaarse Duitse reactie tot de aanwending van een veel machtiger wapen: de massale werkstaking die in een imposante solidariteit voltrokken wordt.

XCNatuurlijk werd die staking door de Duitsers met geweld neergeslagen, natuurlijk slaagden de stakers er niet in, de vijand te forceren tot een ander beleid met betrekking tot de Joden.

XCWas de staking daarom zinloos?

XCWij zouden in de eerste plaats willen opmerken dat een uit geschonden menselijkheid opwellend protest zijn hoogste, d.w.z. zijn historische waarde steeds in zichzelf vindt. Maar de Februaristaking heeft daarenboven tijdens de bezetting wel degelijk positieve, zij het slechts bij benadering aan te geven gevolgen gehad. Zij 'droeg er', aldus Sijes(en wij onderschrijven zijn conclusies woord voor woord), 'in belangrijke mate toe bij, de verzetshouding van allen aan te wakkeren, daar thans een ieder zich deel voelde en wist van een groot geheel. Zij stimuleerde de verschijning van de illegale pers. Zij stelde de hulpverlening op grote schaal voor het eerst aan de orde en legde daarmee voor de toekomst een gaaf fundament, Zij maakte de houding ten aanzien van de Joden tot een toetssteen voor de houding tegenover de vijand. Zij bracht tot uitdrukking dat de tegenstellingen tot de nationaal-socialisten van onverzoenlijke aard waren."

XCEn met dat alles betekende de staking óók dat de politiek die Seyss-Inquart sinds zijn ambtsaanvaarding gevolgd had, mislukt was, reddeloos mislukt, duidelijk mislukt. Want hoe kon zijn streven, de massa van het Nederlandse volk geleidelijk voor het nationaal-socialisme te winnen, overtuigender afgewezen worden dan door een solidair protest van de bevolking van de hoofdstad tegen de vervolging van diegenen onder haar medeburgers die het Naziregime zijn doodsvijanden noemde?

Nieuwe anti-Joodse maatregelen

XC

XCOp de eerste anti-Joodse ingreep in de Nederlandse samenleving: het verbod om Joden in overheidsdienst aan te stellen of te bevorderen, was ruim twee maandenlater, eind november, de tweede gevolgd: de ruim vijf-en-twintighonderd Joden die in dienst van de overheid stonden, werden, zoals het officieel heette, 'van de waarneming van hun functie ontheven'. Dat was in

1 Sijes: p. 187.

868 [PDF]
JOODSE AMBTENAREN FORMEEL ONTSLAGEN

i uni ook met secretaris-generaal Ringeling gebeurd; in september was hij 'ontslagen'. Seyss-Inquart zag kennelijk de formulering die hij de secretarissen-generaal ten aanzien van de Joden had laten gebruiken, als een middel om hen over hun gewetensbezwaren heen te helpen. Hadden de betrokken Joden in eerste instantie hun werk eenmaal neergelegd, dan kon in tweede instantie hun formeel ontslag volgen.

XCInderdaad, reeds een week na het neerleggen van dat werk vernamen de secretarissen-generaal van Generalkomtnissar Wimmer, dat het integraal uitbetalen van de salarissenslechtsvoortgezet mocht worden, 'tot een andere regeling wordt getroffen.'! Kennelijk werd daar een wachtgeldregeling mee bedoeld die uit een formeel ontslag zou voortvloeien. Dat formele ontslag werd kort voor Kerstmis door Wimmer geëist. Secretaris-generaal Frederiks nam die eishoog op, achtte zich door WÏ1m11erbedrogen en begon met aan deze en aan zijn ambtgenoten mee te delen, 'dat een nadere ontslagbrief aan de Joden niet dragelijk zou zijn.'2 Zou Frederiks inderdaad heengaan? Neen. Toen eenmaal bleek dat Wimmer zijn eis handhaafde, legden Frederiks en de overige secretarissen-generaaler zich bij neer. Weer gaf de bezetter hun de gelegenheid, iets te 'bereiken': in november hadden zij 'bereikt' dat de betrokkenen, in plaats van 'ontslagen', 'van de waarneming van hun functie ontheven' werden; nu mochten zij 'bereiken' dat op de ontslagenen, voorzover die reeds pensioenrechten bezaten (dat gold lang niet voor allen), de normale wachtgeldregeling (die de Duitsers geen cent kostte) van toepassing verklaard werd. Dat de bezetter de ene antisemietische maatregel op de andere liet volgen, gaf de secretarissen-generaal overigens toch wel een onbehagelijk gevoel: zij deden, van Dam en Goedewaagen inbegrepen, opnieuween collectief protest aan Seyss-Inquart toekomen, waarin zij er op wezen dat zij, hoewel zij 'keine Verantwortiichkeit' droegen voor de inhoud van de Duitse instructie om tot ontslagverlening over te gaan, 'nach der Anschauung der niederländischen Bevölkerung - es sei denn mit Unrecht durch die blosse Weiterleitung schon daran beteiligt sind.'3 Seyss-Inquart liet van Dam en Goedewaagen een schrobbering geven: 'zij waren aangesteld door de Rijkscommissaris en hadden dus geen protesten tegen de Rijkscommissaris in te dienen'": voorts deed Wimmer in opdracht van de Reichsleommissar weten dat deze van stappen die het college van secretarissen-generaalals zodanig ondernam, in de toekomst verschoond wenste te blijven.Seyss-Inquart, Enq., dl. VII b, p. 19. Getuige H. M. Hirschfeld, a.v., dl. VIIc,

1 Csg: Notulen, 4 dec. 1940. 2 A.v., 23 dec. 1940. s Brief, 24 febr. 1941, aan

869 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCEr was meer gebeurd.

XCBegin december waren twintig Joodse leden van gemeenteraden en acht van provinciale staten ook al uit hun functie ontheven (De Tijd was het enige dagblad dat dit feit publiceerde). Van die twintig gemeenteraadsleden waren er zes wethouder; zij moesten die functie uiteraard óók neerleggen. Aan het Amsterdamse gemeentebestuur dat tegen deze maatregelen protesteerde, werd door Seyss-Inquarts Beaujtragter Böhmcker een ultimatum van twee uur gesteld; daar bukte men voor. Het heeft zich, voorzover ons bekend, nergens voorgedaan dat, na dit gebeuren, andere gemeenteraadsleden, leden van provinciale staten of wethouders weigerden, in functie te blijven; dat was voor de betrokken Joden een ernstige teleurstelling.

XCDat de Duitsers de scheiding tussen Joden en niet-Joden veel verder wilden doortrekken, bleek medio december uit een Duitse verordening- die bepaalde dat personen 'van Duitse of stamverwante bloede' (dat sloot dus de 'Arische' Nederlanders in) van I februari '41 af niet langer huishoudelijke hulp mochten bieden in gezinnen waar een Jood aan het hoofd stond of waarvan een Jood langer dan vier weken ononderbroken deel uitmaakte; het was een maatregel, typisch in de geest van Der Sturmer die Joden bij voorkeur beschuldigd had van het verkrachten van 'Arische' dienstboden. Geheel in dezelfde lijn lag een eis die in de tweede helft van december aan de secretarissen-generaal kenbaar gemaakt werd: Joodse artsen, apothekers, vroedvrouwen, makelaars en advocaten zouden van een nader te bepalen tijdstip af alleen aan Joodse cliënten diensten mogen bewijzen. De secretarissen-generaal besloten, de nodige uitvoerende maatregelen in voorbereiding te nemen; zij besloten óók, dat Snouck Hurgronje, Frederiks en Verwey de bij het college levende bezwaren aan Wimmer kenbaar zouden maken. Dat gebeurde mondeling. Snouck Hurgronje betoogde bij die gelegenheid dat, aldus Verwey, wat hier geëist werd, 'niet mocht, en dat dit in strijd was met de wetgeving en met de gehele geest van Nederland en dat hij voor zijn landgenoten moest opkomen. 'Aber! Noemt u de Joden landgenoten? Noemt u de negers ook uw landgenoten?"2

XC- aldus Wimmer, die 'van ontzetting bijna achterover (sloeg)." De maatregel moest doorgaan; tegen enig uitstel van de datum van ingang had Wimmer geen bezwaar: die werd bepaald op I mei' 41. Begin februari ontVOp.GetuigeVerwey,dl. VII c, p.Frederiks:p.Frederiksbrengt dit gesprekin verband met het Duitse bevel, deJoden uit overheidsdienstte ontslaan;

1 23I/40 70I-03). 2 R. A. 624. 3 K.]. 72.

870 [PDF]
'NUMERUS CLAUSUS' BIJ HET HOGER ONDERWIJS

vingen allen die in de betrokken beroepen werkzaam waren, stukken van de verschillende departementen waarin zij moesten verklaren of zij al of niet van Joodse afkomst waren. Tenkinks rondschrijven aan de advocaten wekte bij de balie in Amsterdam 'grote beroering' - hij erkende elfjaar later dat hij er misschien beter aan gedaan had, medewerking te weigeren.'

XCOok op de universiteiten en hogescholen richtte zich de aandacht van de l bezetter. Seyss-Inquart schroefde, vermoedelijk opzettelijk, zijn eis wat op: alle Joodse studenten, zei hij, moesten uit het hoger onderwijs verdwijnen. Dat gaf hem de gelegenheid, van Dam een kleine concessie te doen: zij die al ingeschreven waren, mochten bij van Dam een verzoekschrift indienen om hun studie af te maken.ê Pressedezeruent Janke vond dat dit van 'een buitengewoon tegemoetkomende houding' getuigde", trouwens, van Dam. sprak in het college van secretarissen-gencraalvan een 'betrekkelijk gunstige regeling'; hij hoopte dat Delft en Leiden spoedig weer zouden opengaan indien die regeling 'zonder gemurmureer' door de studenten aanvaard werd."

XCDie hoop ging niet in vervulling.

XCDe Nederlandse Studenten Federatie zond aan van Dam een protestschrijven waarin sprake was van 'grote teleurstelling en diepe droefenis" en vier studentenbladen (één in Delft, drie in Utrecht) werden verboden 0111 de wijze waarop zij gereageerd hadden; in Utrecht was het blad van het Corps verschenen met op pagina één slechts het devies van de Utrechtse universiteit: Sol iustitiae illustra 110S6, met daaromheen een dikke zwarte rouwrand. Tegen een staking was door het Corps overigens gewaarschuwd en de rector-magnificus had alle hoogleraren aangeraden, op hun colleges 'voorzichtigheidshalve te zwijgen en in elk gevalover de zaak zelveniet te spreken." In Groningen overhandigde de Centrale Commissie die voor alle studentenbelangen opkwam, een protest aan Beaujtragter Conring; terzelfder tijd ontvingen alle studenten een mededeling hieromtrent: daarmee wilde de Centrale Commissie een staking voorkomen. Onder verwijzing naar deze nevenbedoeling wist Groningens burgemeester de Sicherheitspolizei van haar voornemen af te brengen, de zesleden van de commissie onmiddellijk te arresteren. Van een groep NSB-studenten ontving Conring overigens 'ein Donkschreiben [iir die getroffenen Massnahmen."J.ij 'Zon der gerechtigheid verlicht ons.' 7 H. C. Touw: Het verzet der Hervormde Kerk, dl. I, p. 3II. 8 "Meldungen ailS dm Niederlanden", 33 (18 febr. 1941), P:

1 Getuige C. Tenkink, dl. VII c, p. 589. 2 VO 27/41 en 28/41 1941, P: 99-101). 3 Noot voor de redacties, 250 (17 febr. 1941) (DVK, 84 b). • Csg: Notulen, 27 jan. 1941. s Tekst: no. 7 (maart 1941).

871 [PDF]
r DE FEBRUARISTAKING

Ook in Amsterdam ried de Contactcommissie der studenten tot het be

XCwaren van rust en orde aan; de senaat der hoogleraren keurde, aldus De Geus,

XCmet drie-en-dertig tegen achttien sternmen het beleid van van Dam af,

XCmaar die motie werd uitsluitend aan van Dams huisadres gezonden, rucht

XCbaarheid werd er niet aan gegeven. Iets meer deining kwam er in Leiden. Een student in de rechten, Erik Hazelhoff Roelfzerna, had gemeend dat

XChet tijd werd, uiting te geven aan hetgeen bij hem en zijn vrienden leefde.

XCHij had de tekst geschreven voor een klein aanplakbiljet waarin 'de Leidse

XCstudenten, hunne tradities getrouw', 'voorwaarden'stelden voor de her

XCopening der Universiteit; één daarvan was dat de colleges 'geheel op de

XCoude voet' hervat zouden worden (mèt de Joodse docenten dus), een tweede

XCdat geen nieuwe maatregelen genomen zouden worden, 'indruisende tegen

XCvan ouds geëerbiedigde principes in de Nederlandse studentenwereld.' Een

XCKatwijkse drukker die zijn pers aan een Rijnsburger collega geleend had,

XCliet de tekst bij die collega zetten en drukken; onder op het biljet kwam de

XCfirmanaam van de Katwijkse drukker te staan. De stroken met die naam

XCwerden er op aanraden van Hazelhoff Roelfzema tach maar afgesneden.' Het

XCaanplakbiljet plakte deze met elf helpers in de nacht van 14 op IS februari

XCop tal van plaatsen in Leiden aan, 'zelfs op de deur van de Ortskommandantur";

XCSeyss-Inquart en Rauter behoorden tot de autoriteiten die een exemplaar

XCvan het biljet ontvingen." De Leidse politie vergeleek het zetsel van het biljet

XCmet het zetsel van alle drukkerijen in Leiden en omgeving; na een tweetal

XCweken had zij de Katwijkse drukker opgespoord, maar deze beweerde dat

XChij zijn opdrachtgever verder niet kende: 'hij was het type 'student' en in

XCzijn gedragingen een heer.'3 De drukker werd met een waarschuwing vrij

XCgelaten. Inmiddels was de inhoud van Hazelhoff Roelfzema's tekst door het be

XCstuur van de Leidse £aculteitsverenigingen gedesavoueerd en het college van

XCcuratoren deed samen met rector en assessoreneen gedrukte oproep uitgaan

XCnaar alle Leidse studenten waarin hun 'met de meeste aandrang' geadviseerd

XCwerd, 'op geen enkele wijze in verzet te komen.l" Kennelijk waren de drie

XCbestuurscolleges bevreesd dat de pogingen die gaande waren om een her

XCopening van Leiden te bewerkstelligen, door Hazellioff Roelfzema's biljet

XCgerorpedeerd waren. Met betrekking tot dat biljet spraken de gebroeders

XC1 Tekst: Doc II-8ID E, a-IS. 2 E. HazelhoffRoelfzema: Soldaat flan Oranje, '40-'45

XC(I97I), p. 8o-8r. 3 Rijksrecherche Den Haag: p.v., 4 maart I94I, van onderzoek

XCinzake het Leidse pamflet (p.g. Amsterdam: bundel XI (I94I)). • Tekst: Doc

XC

872 [PDF]
DE ACTIE VAN HAZELHOFF ROELFZEMA

Drion in De Geus van 'een wel wat uitdagende tekst'; hier en daar zag men er in Leiden zelfs een provocatie van NSB' ers in. De oproep van de universitaire colleges werd door de Drions overigens 'een bittere teleurstelling' genoernd.!

XCNog hebben wij niet alle anti-Joodse maatregelen opgesomd die, v66r de crisis van februari '41 in Amsterdam, genomen werden.

XCOp 7 januari maakte het bestuur van de Nederlandse Bioscoopbond in de pers bekend dat Joden voortaan geen bioscopen mochten bezoeken, aangezien 'de ordeverstoringen tijdens filmvoorstellingen grotendeels' door Joden veroorzaakt zouden zijn. Dat was een voorwendsel. Inderdaad was het sinds de zomer van '40 in tal van bioscopen tot demonstraties gekomen: verschenen er Duitsers op het doek, dan werd er getrappeld, gejoeld en gefloten; de enkele keer dat men Mussert te zien kreeg'', werd er nog luider gedemonstreerd - maar door het algemene publiek en ondanks de aanwezigheid van Nederlandse politie-agenten en rechercheurs.

XCIn de Bioscoopbond had zich intussen veel afgespeeld. Vier Joodse bestuursleden hadden (volgens Wielek: onder pressie van hun medebestuursledenê) in juli' 40 hun functies ter beschikking gesteld, de Joodse directeur van de bond, A. de Hoop, was ontslagen, de vertegenwoordiger van de grootste Duitse filmproducent, de Uja, was in het bestuur opgenomen en begin oktober was bij besluit van de secretarissen-generaal Reinink, Frederiks en Tenkink het leidersbeginsel in de Bioscoopbond ingevoerd": formeel werd de bond voortaan uitsluitend bestuurd door zijn voorzitter, C. S. Roem, directeur van Profilti, Bij afwezigheid werd deze door de vice-voorzitter, J. Miedema, een bioscoopexploitant uit Deventer, vervangen. In december hadden Roem en Miedema geweigerd, te gelasten dat de bioscopen voor Joden gesloten zouden worden. Duitse dreigementen dat het, als zij niet toegaven, in de bioscopen tot relletjes zou komen waarbijKweksilber): De oorlog die Hitler won (1947), p. 22. 4 va 160/40 (Verordeningen blad, 1940,

1 7. 2 De samenstelling van het bioscoopjournaal was aan strikte Duitse aanwijzingen gebonden. In een tijd waarin de televisie nog onbekend was, werd dit journaal in Duitsland van zoveel betekenis geacht dat het, voor het ge distribueerd werd, altijd door Hitler persoonlijk gekeurd werd. In bezet Nederland werden, tot grote ergernis van de NSB, onderwerpen die de NSB betroffen, slechts zeer zelden in het bioscoopjournaal opgenomen. 3 H. Wielek (ps. van W.

873 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

Duitse militairen de inboedel kort en klein zouden slaan, deden hen aarzelen en een rechtstreekse eis van Generalkom.missar Schmidt leidde er toe dat zij zwichtten; zij namen overigens in de te publiceren tekst de woorden 'op last van de bezettende macht' op. Die woorden werden door Schmidt geschrapt. Zulks maakte het Janke mogelijk om op zijn persconferentie te betogen dat het bestuur van de Bioscoopbond 'van sich aus' de Joden geweerd had.! In Het Liberale Weekblad sprak mr. J. Rutgers van een 'in hoge mate on-Nederlands' besluit' dat ons rechtsgevoel ten diepste kwetst.f Het was het laatste protest waartoe Het Liberale Weekblad kon overgaan; het blad werd naar aanleiding van het commentaar van Rutgers verboden.

XCIn illegale bladen en illegale oproepen werd het publiek onmiddellijk aangespoord, voortaan het bioscoopbezoek na te laten. Wij hebben niet de indruk dat die oproepen veel effect hadden. Van diegenen die voor twee uur afleiding niet de prijs wilden betalen van de ergernis die door de Duitse propaganda op het witte doek gewekt werd, hadden, naar wij aannemen, zeer velen het bioscoopbezoek al gestaakt vóór het besluit van de Bioscoopbond van 7 januari.

XCDrie dagen later, 10 januari '41, werd een verordening gepubliceerd die wij met het oog op haar eonsequenties alseen van de noodlottigste verordeningen uit de bezettingsjaren willen aanduiden: die tot registratie van alle in Nederland levende Joden; eindelijk kwam dan 'die namentluhe Erfassung samtlicher [uden' aan de orde waarvan Schmidt al in augustus gerept had.

XCDe verordening" definieerde het begrip Jood zo ruim mogelijk: wie één Joodse grootouder had, moest zich al aanmelden; had een niet-Joodse grootouder tot de Joods-kerkelijke gemeente behoord of behoorde hij of zij daar alsnog toe (bij gemengde huwelijken was het nogal eens voorgekomen dat de niet-Joodse huwelijkspartner tot het Joodse geloof was overgegaan), dan gold die grootouder 'zonder meer' óók als Jood of jodin - en dan was het kleinkind dus ook Jood of Jodin in de zin der verordening. Natuurlijkzouden zich twijfelgevallen voordoen: die moesten aan Wimmers Ceneralkommis sariat voorgelegd worden, waar een jurist uit Osnabrück, dr. H. Calmeyer, zich in al die gevallen zou verdiepen. Calmeyer die zich spoedig op het standpunt stelde dat men mocht aantonen dat de niet-Joodse, tot de Joodse

XC1 Persconferentie, 8 jan. 1941 (DVK, 45). 2 Het Liberale Weekblad, 17 jan. 1941. 3 VO 6/41 (Verordeningenblad,

874 [PDF]
REGISTRATIE VAN ALLE JODEN

gemeente behorende grootouder 'naar het ras' inderdaad niet-Joods was (dat betekende dat men de overgrootouders in het onderzoek betrekken moest), had in juni' 41 al ver over de duizend van deze en dergelijke twijfelgevallen voorgelegd gekregen waaronder zich, schreef hij, 'eine uneru/artet grosse Menge von Fallen' bevond, waarin volgens hem 'unbedel1klich die Meldep.flicht verneint wetden konl1te'l - en toch had men zich aangemeld. Wij komen op Calmeyers beleid in een volgend deel terug.

XCDe bedoelde verordening en de daarbij behorende Nederlandse uitvoeringsvoorschriften hielden in dat alle 'Joden', Nederlandse en buitenlandse, 'volle Joden' en 'Bastaard-Joden' (die laatste term werd spoedig vervangen door: 'personen van gemengden bloede'), zich in de eerste maanden van '41 persoonlijk en tegen betaling van één gulden bij de bevolkingsregisters moesten melden en daar de nodige persoonsformulieren inleveren, met inbegrip van gegevens over hun adres en hun beroep. Er waren maar weinigen die zich aan die verplichting onttrokken, in het gehele land (aldus onze indruk) vermoedelijk niet meer dan enkele tientallen 'volle Joden'; wellicht is er iets meer gesaboteerd door personen met twee Joodse grootouders of met één. Verscheidene weigeraars behoorden tot de groepen van Poolse of Russische [oden." Aan die groepen was generaties lang ingescherpt dat men maatregelen van de overheid in beginsel diende te wantrouwen. Daar kwam bij dat die Poolse en Russische Joden als regel mochten aannemen dat de gegevens over hun afkomst in Poolse of Russische archieven onvindbaar zouden zijn; tenslotte waren er onder hen die nogal geïsoleerd leefden en niet als Joden bekend stonden.

XCBij de Nederlandse en Duitse Joden lag dit alles anders. Als men de gegevens over de afkomst niet zelf verstrekte, konden deze, naar men aannam, gemakkelijk gevonden worden in de administratie van de Nederlandse of Duitse overheid dan wel in Joods-kerkelijke registers. Men was, schaarse uitzonderingen daargelaten, als Jood of Jodin bekend: binnen de eigen familie, in de kring van vrienden en kennissen, veelalook bij de buren en bij collega's dan wel bij anderen met wie men in maatschappelijk verkeer stond.drie gevallen waarin Joden zich aan de aanmeldingsplicht onttrokken hadden. (Gemeente Amsterdam: Verslagen der bedrijven over 1941, no. 10 (Politie), p.

1 6/41 (24 maart 1941), p. I 122 b). 2 Toen Presser schreef, was hem geen enkel geval bekend waar men zich aan de registratieplicht onttrokken had (dl. I, p. 62). Hem werd na publikatie van één geval schriftelijk bericht. Wij ontvingen nadien, betrekkelijk toevallig, bijzonderheden over twee gevallen van Nederlandse Joden plus één geval van vier leden van een Russisch-Joodse familie die zich niet als Joden meldden. De Amsterdamse recherche onderzocht in 1941

875 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

Dat verzwakte bij menigeen de impuls, zich aan de registratie te onttrekken. Bovendien waren de Nederlandse Joden als groep zeker niet minder gewend dan de overige Nederlanders, zich aan overheidsmaatregelen te onderwerpen. Traditie en angst brachten de wellicht velen die innerlijk twijfelden, tot het besluit, aan de aamnelding mee te doen - misschien speelde hier en daar ook trots een rol: waarom zou men de indruk wekken, zich voor zijn Joodse afkomst te schamen? Juist omdat het Jodendom vervolgd werd, diende men die afkomst niet te verloochenen. Men ging zich dus melden, men vulde de registratieformulieren in. Die formulieren kwamen in eerste instantie bij de bevolkingsregisters terecht; aan de hand daarvan werden daar de persoonskaarten der betrokkenen uit de registers gelicht en in aparte collecties bijeengebracht, de formulieren werden nadien naar de Rijksinspectie voor de Bevolkingsregisters in Den Haag opgezonden.

XCBij de volkstelling in 1930 hadden zich bijna honderdtwaalfduizend personen als Joden opgegeven. Toen had men dat gedaan onder de rubriek 'godsdienst'. Het totale aantal kwam nu, zoals wij al vermeldden, aanzienlijk hoger: ruim honderdzestigduizend, onder wie honderdzeven-en-dertigduizend Nederlandse Joden; bij dat alles zijn de 'kwart-' en 'half-Joden' meegerekend. Begin mei waren bij de Haagse inspectie bijna honderdzevenen-vijftigduizend formulieren ontvangen. 'Es ist', schreef Calmeyer eind maart, 'kein Fall aufgetreten in welchem auch nur die Vermutung auftrat dass irgendeine ortliche Stelle absicht/ich die Erledigung der Meldungen verlangsamte ader die DurchjUhrung der Verordnung sabotierte+

Vechtpartijen

XC

XCDe anti-Joodse maatregelen die tussen midden december '40 en midden februari '41 genomen werden, vormden een duidelijke aanwijzing dat de bezetter, ondanks de protesten die zich in oktober en november '40 voorgedaan hadden, vast voornemens was, op de ingeslagen weg voort te gaan. Die nieuwe maatregelen leidden overigens nergens tot grote deining. Er werden verordeningen of besluiten afgekondigd, ze verschenen in de pers, men onderwierp er zich aan. Het had alles de schijn van uiterlijke normaliteit. Het greep wel in de samenleving in, maar op een 'ordelijke', administratieve wijze. Ruw geweld kwam er niet aan te pas.

XCDit was één aspect van de Duitse politiek. Maar er was nog een tweede, waarbij dat geweld bewust ingeschakeld werd.

XC1 'Rechenschaftsbericht über die Handhabung

876 [PDF]
GEVECHTEN IN CAFÉ'S

XCVan december' 40 af werd met name vanuit de sector van Generalkommis sar Schmidt bevorderd dat de acties van de WA en van de stoottroepen, de SA, van van Rappards NSNAP zich mede tegen de Joden richtten. WA en SA kregen verlof, en wellicht instructie, om soms op straat, maar vaker in café's en restaurants tegen Joden op te treden. Uiteraard werden die acties met voortgezette gewelddadigheden tegen de colporteurs van de Nederlandse Unie gecombineerd; militairen van de Wehrmacht boden er weer menigmaal de helpende hand bij. Aan de Nederlandse SS was daarentegen bevel gegeven, niet aan die gewelddadigheden deel te nemen. Het was Seyss-Inquart, Rauter en Schmidt bekend dat de WA-mannen en de NSNAP' ers bij het publiek grote woede wekten. Geen van die drie Duitse machthebbers had er overwegend bezwaar tegen dat met name de NSB zich verder blameerde in de ogen van het Nederlandse volk en het was Seyss-Inquart en Rauter welkom indien de Nederlandse SS, die zij potentieel voor veel belangrijker hielden dan de NSB, laat staan de NSNAP, zich zorgvuldig buiten de relletjes hield; zij namen aan dat zulks de SS de naam zou geven van onkreukbaar fatsoen. 'Bij hel en duivel' werd het aan de SS'ers verboden, zich bij de gevechten tegen de Unie en de Joden ook maar te laten zien en verscheidene SS' ers die dat verbod overtraden, werden zelfs uit de SS geroyeerd.'

XCHet kwam in januari en begin februari weer in verschillende steden tot gevechten. Wij hebben er geen volledig overzicht van, maar enkele voorbeelden kunnen een beeld geven van het door de bezetter getolereerde, ja aangemoedigde optreden. Zo ging in Utrecht op 3I januari een patrouille van de WA, door een opperwachtmeester Lammers geleid, zich er van vergewissen of ergens in café's of restaurants de verjaardag van prinses Beatrix gevierd werd. Bij 'Heek' werden alle bezoekers die in een feestelijke stemming leken te verkeren, door de W A-marmen de deur uitgewerkt. Hetzelfde gebeurde in een tweede café-restaurant met 'de Unie-makkers en -vrouwtjes, inclusief Opbouwers en dergelijk gespuis'. De patrouille (wij volgen het verslag van een der leden) kreeg toen bericht dat nog in een derde caférestaurant 'braaf oranje gevierd werd'. De glazen toegangsdeur was er dicht. Twee politie-agenten die er op wacht stonden, werden dwars door de deur naar binnen gedrukt. Daar werden de WA-mannen 'met bierglazen en stoelen' ontvangen; zij sloegen de inboedel kort en klein. De actie werd daarna tot nog twee andere café-restaurants uitgestrekt. In een zesde, 'Weber', 'leek op het eerste gezicht alles in orde', maar de W A-marmen vernamen dat er ook op een bovenzaal iets gaande was. Er was daar, aldus het verslag,

XC1

877 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

'een besloten bijeenkomst, waar enige medische studenten, een tiental, met hun dames een gezellig Oranje-fuifje hadden. 'Alarm!' - en de patrouille kwamnaar boven. Eén had ' t lef zich voor alles verantwoordelijk te stellen en voegde Lammers toe: 'Dat kind dat jij onlangs gekregen hebt, had op de plaats zelf, net als jij, dood moeten donderen.' Het antwoord was dat meneer zeven meter verder onder een tafellag te kreunen. Toen kreeg het gespuis lef en begon met wijnflessen te gooien en met glazen, doch één schot uit een alarmpistool was net voldoende om wat dames in een flauwte te krijgen en de heren even te doen afwenden, waarna het hele zaakje afgetuigd is dat er een aantal bulten en blauwe ogen zomede enige lichte andere beschadigingen waren die wat noodverbanden van zakdoeken gewenst maakten en die de waard zullen noodzaken, een meubelmaker een vijf-en-twintig stoelpoten en tafelbladen te laten maken.' 1

XCIn Den Haag maakte een aantal leden van de SA van van Rappards NSNAP zich bijzonder berucht door, bij voorkeur in drukke winkelstraten, links en rechts op het publiek in te slaan. Deze troep stond onder leiding van een 'koopman' die in militaire dienst tweemaal wegens desertie en nadien eenmaal wegens diefstal veroordeeld was en tegen wie voorts verscheidene malen proces-verbaal was opgemaakt wegens verduistering, oplichting en mishandeling; de man ging er tegenover kermissen 'prat op, dat hij door middel van zijn partij in staat was gesteld, de Joden te mishandelen daar volgens hem de Joden algeheel vernietigd moesten worden.f Eind januari, op een zaterdagmiddag, zag een WA-officier hem en zijn volgelingen in actie:

XC'Een troepje van plus-minus vijftien man SA-VaIl Rappard trad zeer provocerend op. Deze mensen waren met lange dolken en gummiknuppels welke zij openlijk droegen, gewapend. Wanneer zij een door hen gezocht motief meenden gevonden te hebben, renden zij onder het zwaaien met hun steek- en slagwapens op het publiek in en ontzagen zich hierbij niet, oude mensen die aan het geheel part noch deel hadden, met vijf en zes op één man af te tuigen.

XCIk persoonlijk maakte het volgende mee: ik begaf mij in de Raamstraat, richting Grote Markt. Van de andere zijde kwamen plus-minus honderd mensen in vlucht aangerend, achtervolgd door een vijftal Rappard-mensen die het volk met hun dolken dreigden. Nadat ik tegen de stroom van vluchtende mensen in voor de SA-van Rappard kwam te staan, stelde ik mij midden in de straat wijdbeens op. Zij vonden schijnbaar geen reden, een WA-officier in uniform ook te bedreigen en stelden zich tevreden met onder het uitslaken van de liederlijkste vloeken met hun dolken in de in die straat aanwezige deuren te steken en

XC1 Brief, 2 febr. 1941, van P. H. H. aan zijn dochter (Collectie dagboeken, no. 917). 2 PRA-Den

878 [PDF]
'EEN TROEP WAAN ZINNIGEN'

erop te krassen, hetwelk op mij de indruk maakte met een troep waanzinnigen en vandalen te doen te hebben. Hierna trokken zij af om hun ergerlijke streken op de Grote Markt voort te zetten. Enkele Duitse soldaten, waarschijnlijk in de war gebracht door de hakenkruisbanden welke de knapen droegen, verleenden hun steun. Het geheel was een walgelijke vertoning en deed aan het aanzien der Duitse Weermacht aanzienlijke schade, speciaal bij de domme massa die van geen onderscheid weten. Ook waren er verscheidenen die deze wandaden aan de WA der NSB toeschreven."

XCDeze en dergelijke gewelddadigheden gingen meer en meer een antisemietisch karakter aannemen. Medio januari werden door WA-mannen samen met Rijksduitsers in Arnhem enkele Joodse winkels geplunderd; er werd brand gesticht in de synagoge. Dat laatste gebeurde begin februari ook in Den Haag met de synagoge in de Wagenstraat en ook hier waren 'Ange härige der NSB' de daders," Er was toen ook al een actie gaande om eigenaars van café's en restaurants te dwingen, op de ramen een bilj et 'Verboden voor Joden' of 'Joden niet gewenst' aan te brengen. In Den Haag ging de WA daar op zondag 2 februari toe over, in Rotterdam deed zij enkele wekenlater hetzelfde; meer dan honderd WA-malmen namen er toen deel aan, 'onze politie', aldus een Rotterdammer, 'was niet te zien."

XCIn Amsterdam" was die biljetten-actie met steun van Beauftragter Böhrncker en van functionarissen van de Sicherheitspolizei und SD al medio december ingezet. Vrijwel alle eigenaars van café's en restaurants hadden toen de biljetten laten verwijderen, zodra de WA-mal1l1en verdwenen waren, maar in januari werd de actie herhaald en nu had de WA bordjes bij zich die Duitse stempels droegen. Begin februari waren zij overalonder pressie aangebracht behalve op het Rembrandtplein en omgeving.

XCDit drukke centrum Vall de hoofdstad werd het toneel van verwoede gevechten. Op zaterdag 8 februari (een dag waarop in Alnsterdam-oost de colporteurs van de Unie weer aangevallen werden), kwam het daarbij tot reeksen ongeregeldheden waarbij evenwel de politie over het algemeen de WA de b~as bleef. Dat liet de WA niet op zich zitten! Zij kwam de volgende dag, zondag 9 februari, met versterkte krachten opzetten. Weer werd er gevochten op en bij het Rembrandtplein, Op het aangrenzende Thorbeckeplein werd café 'Alcazar' waarvan de eigenaar een der laatsten geweest washoofdstad vatten wij hier en in de rest van dit hoofdstuk samen wat Sijes in zijn De Februaristaking

1 'Rapport betreffende optreden SA-van Rappard op 25 januari 1941' (NSB, 708). 2 31 (4 febr. 1941), p. 27. 3 H. Mees: p. II9 (22 febr. 1941). 4 Bij onze beschrijving van de gebeurtenissen in de

879 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

om het bord 'Joden niet gewenst' aan te brengen, bestormd; de inboedel werd er vernield. De provocateurs bleven in de buurt rondhangen: aan het einde van de middag waren nog steeds honderden NSB'ers, door Duitse militairen gesteund, in actie. De politie liet marechaussee-versterking aanrukken, maar ondanks die steun bleek dat zij tegen de NSB'ers en Duitsers machteloos was. Een groep van hen trok naar de Jodenhoek, sloeg in de buurt van het Waterlooplein ruiten in, schoot op ramen, drong woningen binnen, vernielde er meubilair en roofde wat er te roven was. De ongeregeldheden werden die zondag pas beëindigd toen de Feldgendarmerie de Duitse militairen gelastte, zich te verwijderen. Drie-en-twintig politiemannen waren toen gewond. Nog diezelfde avond werd evenwel een nieuwe actie ondernomen. Op de hoek van het Waterlooplein werden alle bezoekers van een dancing door ongeveer honderdvijftig NSB' ers en leden van de Wehrmacht het gebouw uitgeranseld. Nadien kregen de Duitse militairen instructie, niet langer aan de gevechten deel te nemen: de WA zou, zij het onder de bescherming van het Duitse gezag, de acties alléén voortzetten.

XCWat die zaterdag en zondag in het centrum gebeurd was, verspreidde zich als eenlopend vuur door de hoofdstad en speciaalnatuurlijk in de Jodenhoek. Het was er nog nooit eerder gebeurd dat NSB' ers en Duitse militairen in zo grote getale en tezamen tot zó stuitende gewelddadigheden overgegaan waren. Het leek de aanloop tot de pogrom die velen in mei '40 verwacht hadden, 'angst sidderde door de ouderen, woede vlamde in de harten der i ongeren.T Wie kon bescherming bieden? De politie leek, speciaal na de gebeurtenissen op zondag, machteloos. Wat restte er dan zèlf een verdediging te organiseren? Er werden knokploegen gevormd die onderling contact hielden, wachtposten uitzonden en primitieve wapens bijeenbrachten.

XCOp maandag IQ februari ging de spanning weer stijgen. Maandagavond vroeg kwam het tot een vechtpartij waarbij een WA-man die bij een NSB' er die in de Jodenhoek woonde, op wacht gestaan had, in het water van de Zwanenburgwal geworpen werd; hij werd door zijn vader en moeder en enige anderen op de wal getrokken.

XCInmiddels was voor de Joden die zich verdedigen wilden, hulp uit andere arbeiderswijken komen opdagen.

XCEr woonden in de Jodenhoek (zie de kaart op p. 883) circa acht-entwintigduizend Joden, maar niet zoveel minder niet-Joden: vier-en-twintigduizend. Velen hunner hadden familieleden en vrienden in andere delen

XC1 S. de Vries: Dagboek, 12 en 13 februari 1941, aangehaald in Sijes: De Februari staking, p.

880 [PDF]
GEVECHTEN IN AMSTERDAM

van de hoofdstad. Trouwens, arbeiders uit die andere delen passeerden de Jodenhoek dagelijks op weg naar hun werk in ofbij de haven. Zij lieten de bedreigde Joden niet in de steek: van Kattenburg en uit de Jordaan kwamen groepen opzetten die zich met hun Joodse makkers tegen de provocaties der WA wilden verzetten. Een oudroesthandelaar op het Waterloo plein, A. H. Prenger, die met een Joodse vrouw getrouwd was, deelde uit zijn voorraden ijzeren staven uit.

XCOp dinsdag 11 februari werd het opnieuwonrustig. Op het Rembrandtplein en op het Thorbeckeplein werd 's middags al gevochten. Op het Waterlooplein heerste een stemming van: 'Laat ze maar komen en dan zullen we ze ontvangen. De Joden zullen laten zien dat ze niet bang zijn.'! Aan het eind van de middag werd er een voorbijganger aangereden en gedood door een auto waarin twee NSB' ers een goed heenkomen zochten. In het begin van de avond trokken veertig WA-mannen de Jodenhoek binnen. Het kwam toen in het donker op het Waterlooplein tot een grote vechtpartij waarbij men elkaar met koppelriemen, stukken ketting, stenen en ijzeren staven te lijf ging; flessen met bleekwater werden naar de WA geworpen. De veertig trokken zich terug, maar een vier-en-vijftigjarige WA-man, H. Koot, die van de troep gescheiden was geraakt, kon niet meekomen en bleef, na opnieuwaangevallen te zijn, zwaargewond op straat liggen. Hij overleed drie dagen later.

XCWat met Koot gebeurd was, werd door Beaujtragter Böhmcker in een rapport aan Seyss-Inquart gechargeerd weergegeven: 'Bin Jude lag au/Koot, er hatte sich vollleommen in das Gesicht Koots [estgebissen und gebärdete sich wie ein wildes Tier'2 - de patholoog-anatoom die op Koots lijk de autopsie verrichtte, maakte evenwel geen melding van wonden in het gelaat.

XCHet gevecht in de Jodenhoek waarbij één WA-man ernstig gewond was, kwam Böhmcker zeer te stade. Er was, toen dat gevecht plaats vond, al wekenlang een hevig touwtrekken gaande binnen het Reichskommissariat waarbij Schmidt er op had aangedrongen dat men, om te beginnen in Amsterdam, de Joden in een ghetto, een afgesloten wijk dus, zou concentreren. Böhmcker was een enthousiast aanhanger van dat denkbeeld, maar Rauter had er niet voor gevoeld: hij duchtte teveel onrust als men dat plan zou trachten te verwezenlijken. Bovendien: als men door de registratieforrnu

XC1 Aangehaald a.v., p. 83. 2 Aangehaald a.v., p. 88.

881 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

lieren die na de verordening van 10 januari ingevuld waren, precies wist, waar elke Jood woonde, waarom was dan een ghetto noodzakelijk? SeyssInquart had geen beslissing genomen; wel had hij duidelijk gemaakt dat hij er geen bezwaar tegen had indien Böhmcker begon met zich in de problematiek van een ghetto te verdiepen en medio januari had Böhmcker het Amsterdamse gemeentebestuur opdracht gegeven, hem 'zo spoedig mogelijk' mee te delen, in welke delen van Amsterdam overwegend Joden woonden; óók, hoeveel niet-Joden daar hun woonplaats hadden. Omtrent die 'Joodse' stadsdelen wilde hij nog een reeks andere gegevens krijgen die duidelijk maakten dat hij de vorming van één of meer ghetto's in de geest had.!

XCNog op dinsdagavond II februari belde Böhmcker Schmidt op. Hij stelde voor, de Jodenhoek af te sluiten en er een grootscheeps onderzoek naar eventuele wapenvoorraden in te stellen. Schmidt nam contact met SeyssInquart op en Böhmcker ontving bericht dat zijn eerste voorstel goedgekeurd en zijn tweede verworpen was. In de nacht van dinsdag op woensdag kreeg de Amsterdamse politie om half één instructie, er zorg voor te dragen dat de Jodenhoek van woensdagmorgen zes uur af afgesloten zou zijn; de bruggen die tot dit stadsdeel toegang gaven, moesten opgehaald worden, bij alle overige toegangswegen moest gepost worden door Amsterdamse agenten, samen met leden van de Ordnungspotieei. Aan de in de Jodenhoek woonachtige leden van de NSB, de WA en de NSNAP alsmede aan de Rijksduitsers werd aangezegd dat zij op de kortst mogelijke termijn naar andere stadsdelen moesten verhuizen; dat deden zij.

XCTegen de veel grotere verhuizing die Böhmcker wilde doorvoeren (alle niet-Joden moesten de Jodenhoek verlaten) en die hij aan het Amsterdamse gemeentebestuur kenbaar maakte, werd door dat bestuur geprotesteerd en burgemeester en wethouders van de hoofdstad deelden aan Böhmcker mee dat zij terzake geen stappen zouden ondernemen voor over die ghettovorming op het hoogste niveau, d.w.z. in Den Haag, een beslissinggenomen was. Enkele dagen later maakten Frederiks en Snouck Hurgronje hun bezwaren aan Ceneralleommissar Wimmer kenbaar; deze deelde hun toen mee, 'dass die deutschen Zentraloehorden eine Untersuchung dieset Angelegenheit cin geleiiet habcn.'2 Het ghettoplan ging dus voorshands niet door. De afsluiting van de Jodenhoek werd alna enkele dagen goeddeels opgeheven; wel werden er enige tijd later bij de voornaamste toegangswegen en hier en daar ook in de Jodenhoek grote borden geplaatst: "judenviertel, Joodse wijk' - met

1 Brief, 16 jan. 1941, van Böhmeker aan het gemeentebestuur van Amsterdam (Doe U-361, j-17). 2 Brief, 25 febr. 1941, van burgemeester W. de Vlugt aan Böhmeker (a.v., a-z).

882 [PDF]
DE JODENHOEK AFGESLOTEN DE FEBRUARISTAKING

De Anisterdatnse [odenhoel«, februari 1941 De rode stippellün vormt de grens van het 'optische ghetto' dat op 12 februari geschapen werd. De rode pijlen geven de punten aan die tijdens de razzia's van 22 en 23 februari door de Ordnungspolizei niet mitrailleurs bezet

883 [PDF]

XChet 'optische Ghetto' dat op die wijze geschapen werd, was ook Rauter

XCtevreden.'

XCDaags na het gevecht op het Waterlooplein was aan Duitse kant nog een

XCander, hoogst belangrijk besluit genomen: er moest in Amsterdam een

XCJoodse Raad gevormd worden, d.w.z. een college dat alle Duitse instructies

XCaan de Amsterdamse Joden zou doorgeven en dat verantwoordelijk zou zijn

XCvoor hun stipte uitvoering. In Duitsland was zulk een college, maar dan voor

XChet gehele land, in juli '39 tot stand gekomen en de figuur waarbij een klein

XCaantal vooraanstaande Joden verantwoordelijk gesteld werd voor het gedrag

XCvan een gehele Joodse gemeenschap in een bepaalde plaats, was Seyss-Inquart

XCuit zijn Generalgouvernements-periode geenszins onbekend. Op woensdagmiddag 12 februari riep Böhmcker om half vijf de Amster_ damse , opperrabbijn van het Nederlands-Israêlietisch kerkgenootschap,

XCL. H. Sarlouis, bij zich, samen met de voorzitter van dat kerkgenootschap,

XCA. Asscherê en de opperrabbijn van de Portugees-Israëlietische gemeente te

XCAmsterdam, D. Francès; ook de waarnemend gemeente-secretaris van

XCAmsterdam was aanwezig. Böhmcker deelde mee dat 'Parteiunifor

XCmiette' voortaan de Jodenhoek zouden vermijden. Hij eiste de onmiddellijke

XCvorming van een uit twintig personen bestaande 'Judenrat' . Asscher ant

XCwoordde dat hij bereid was, samen met pro£ dr. D. Cohen, de voorzitter

XCvan het Joodse Vluchtelingencomité, als voorzitter van een Joodse Raad

XCop te treden en dat hij die raad samen met Cohen en de twee opperrabbijnen

XCzou samenstellen. Nog in die eerste bespreking ontving Asscher zijn eerste

XCopdracht: Cohen en hij moesten de Joden oproepen, al hun wapens in te

XCleveren bij de politie.ê Van het feit dat er een Joodse Raad" gevormd zou worden, stelde Asscher

XCburgemeester de Vlugt in kennis, 'deze verklaarde zich daarmee volkomen

XC1 N. W. Posthumus en L. de Jong: Verslag vierde gesprek met H. A. Rauter

XC(13 febr. 1947), p. 7 (Doc 1-1380, h-j). 2 Wij vermeldden in Mei '40 dat Asscher

XCop 14 mei '40 getracht had, via Ijmuiden naar Engeland te ontkomen en dat hij,

XCtoen dat niet mogelijk bleek, getracht had, zich van het leven te beroven. Dat

XClaatste is niet juist. SH. Böhmcker : 'Vermerk: Verhandlung am 12. Pebruar 1941'

XC(bijlage bij de brief, 17 febr. 1941, van Böhmcker aan Seyss-Inquart, Präs. Abt.,

XC10.22). Aan Joodse kant kwam de term 'Joodse Raad' eerst korte tijd later in

XC

884 [PDF]
OPRICHTING VAN DE JOODSE RAAD

accoord.'! Van aarzeling blijkt bij Asscher niets. Böhmcker had niet gebulderd; bijna zeven jaar later had Asscher nog de indruk, 'dat Böhmcker het persoonlijk niet kwaad bedoeld heeft ... Deze man was altijd erg beleefd. '2 Ook bij Cohen was van geen aarzeling sprake, Asscher en hij hadden 'altijd aan het hoofd gestaan van alle hulpacties. Wij beschouwden dit ook als een hulpactie ... Wij waren beiden als leiders van de Joodse gemeente te beschouwen/" Zij gingen dus hun Joodse relaties opbellen. Daarbij richtten zij hun uitnodigingen tot Joodse notabelen die hun persoonlijk goed bekend waren; men zou de betrokkenen kunnen aanduiden als vertegenwoordigers van gegoede burgerlijke milieus. Slechts één vertegenwoordiger van de bevolking van de Jodenhoek werd gevraagd: een slager uit de Jodenbreestraat. Ook werd één persoon uitgenodigd die in vakbondskringen vrij algemeen bekend was: I. Voet, de afgezette voorzitter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond. Zijn vrouw zei direct: 'Dat is mies', maar, aldus een van Voets zoons, 'weigeren, zitting te nemen in de Joodse Raad, was nogallaf en dus stemde vader voorlopig toe.'4

XCEr was in grote haast gehandeld: een deel van de achttien uitgenodigden kwam nog diezelfde avond ten huize van Asscher bijeen. Onder hen bevond zich de bankier A. van Dam die er om persoonlijke redenen niet voor bleek te voelen, lid van een Joodse Raad te worden. Principiële bezwaren waren vóór de bijeenkomst al jegens Cohen geuit door de in november afgezette' privaat-docent mr. I. Kisch: de Joodse Raad, zei hij, wordt een werktuig in Duitse handen. Kisch was op dat moment lid van een lichaam dat anderhalve maand tevoren opgericht was: een landelijke Joodse Coördinatie Commissie die onder voorzitterschap stond van mr. L. E. Visser, de afgezette president van de Hoge Raad - een commissie die in beginsel besloten had, zich niet met contacten met Duitse instanties in te laten. De waarschuwing van Kisch vond geen weerklank: er werd die woensdagavond afgesproken dat men donderdagochtend bijeen zou komen voor de eigenlijke constituerende vergadering van de Joodse Raad. Kisch die er een uitnodiging voor ontving, belde dus Visser op en smeekte hem, donderdagochtend naar Amsterdam te komen teneinde de argumentatie die hij ontwikkeld had, te onderstrepen. Visser wees dat af 'Ik kom niet naar een vergadering toe waar ik niet voor uitgenodigd ben', zei hij. 'Het was', zei Kisch ons later, 'de enige keer dat ik ruzie met hem gehad heb.' Intussen leed het ookJ.

1 Proc. fisc. Amsterdam, recherche: p.v. inz. A. Asscher en D. Cohen (A. Asscher, 7 nov. 1947), p. 3 (Doe II-366 A, a-r), 2 A.v. 3 A.v. (6 nov. 1947), p. 2. 4 Voet: Herinneringen 1940-1942, p. 43 (Collectie dagboeken, no. 163). Voet legde reeds enkele maanden later zijn lidmaatschap neer.

885 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

voor Kisch geen twijfel dat de oprichting van de Joodse Raad zou doorgaan. 'Als je argumentatie geen succes heeft', zei Visser hem, 'treed dan toe en houd mij op de hoogte.'!

XCToen men donderdagochtend 13 februari bijeenkwam, waren (voor van Dam had men iemand anders weten te vinden) achttien uitgenodigden present. Cohen stelde aan die achttien de principiële vraag of zij bereid waren, lid van de Joodse Raad voor Am.sterdam te worden. Eén weigerde: prof. mr. dr. H. Frijda, hoogleraar in de staathuishoudkunde en de statistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Velen aarzelden. Kisch gaf uitdrukking aan een vrij algemeen gevoel van onbehagen toen hij zei, 'dat deze Raad gehaat zou worden door de Joden en belachelijk zou worden gevonden door de niet-joden.P Maar wat was het altematief? Terugkomen op de toezeggingen die al aan Böhmcker gedaan waren? Asscher en Cohen in de steek laten? Feitelijk verantwoordelijk worden voor Duitse represailles? Neen, dat kon toch ook niet, meenden de meesten. Er vond nog een discussie plaats over het karakter van de Joodse Raad. Daarbij werd men het, aldus de notulen, 'eens dat hij in hoofdzaak een uitvoerende en overbrengende taak zal hebben doch geen verantwoordelijkheid kan dragen voor de opdrachten die hij heeft over te brengen' (hetzelfde standpunt plachten de secretarissen-generaal in te nemen) 'en anderzijds niet zo ver kan gaan, voor de Joden oneervolle opdrachten te aanvaarden.P Op die grondslag traden dus zeventien personen (enkelen nadat zij de zaak eerst nog een paar uur overlegd hadden) onder voorzitterschap van Asscher en Cohen tot de Joodse Raad toe - Kisch als persoonlijke observator van Visser.

XCDezelfde donderdag vond om half vier in de grote zaal van de Beurs voor de Diamanthandel een vergadering plaats waar Asscher de oproep zou doen om de wapens in te leveren. Bijna drieduizend Joden vulden de zaal." 'Buiten', aldus Wielek, 'regende het. Het was triestig weer. Er hing een vochtige lucht van natgeregende mensen-met-overjassen in de zaal, een stemming van angst en een dreiging van naderend onheil en ongeluk. Het podium was leeg. Voor het podium zaten op de eerste rij stoelen drie Duitse officieren, mannen van de Grune Polizei, stram in hL1l1 van hoge boorden voorziene uniformen, met hun hoge glinmlende kaplaarzen en met hun in koele verachting getrokken, gladgeschoren gezichten. En achter hen dromde daar in slordige, verregende kledij, met angstgezichten, het proletariaat van de Joodse buurt. Hier en daar plakte tussen hen in een beterKisch,aprilJ Voet: Herinneringenp.Joodse Raad: Notulen,febr.p.Na de eerste vergadering werd, met bijna tweeduizend aanwezigen, nog een tweede gehouden.

'1. 14 1972. 2 1940-1942, 43. 3 13 1941, 1. 4

886 [PDF]
DE BIJEENKOMST IN DE DIAMANTBEURS

geklede winkelier of zakenman uit die buurt. En toen kwam daar uit een achterdeur de nieuwe, pas gevormde Joodse Raad het podium op, voorop de grijze, forse figuur van de heer Asscher, daarachter de kleine, bezorgd blikkende prof. Cohen en dan de anderen Toen zij het podium betraden, viel een doodse stilte in de zaal.' 1

XCAsscher sprak een paar minuten.ê Hij deelde mee dat er een 'Commissie van vertegenwoordiging voor de Amsterdamse Joden' gevormd was, dat de Duitse autoriteiten in de toekomst ongeregeldheden in de Jodenhoek zouden voorkomen en dat men alle 'vuur-, slag- of steekwapenen' uiterlijk de volgende dag voor één uur 's middags bij het politiebureau op het Jonas Daniël Meyerplein moest inleveren. 'Ik behoef u niet te wijzen', zo eindigde Asscher,

XC'op het grote belang dat er mede genlOeid is om hieraan onmiddellijk te voldoen omdat, nu besloten is mede te werken aan een orde waarbij gij rustig zult kunnen werken en leven, niets mag worden nagelaten om die orde ook uwerzijds krachtig te bevorderen. Werkt dus mede, denkt aan uw verantwoordelijkheid! Met dit laatste bedoel ik vóór alles, dat degene bij wie alsnog wapens zouden worden aangetroffen, daarmee zichzelf aan de zwaarste straffen blootstelt en vele anderen in gevaar brengt.'

XCHoewel Asscher begonnen was met te zeggen, dat men geen tekenen van instemming of afkeuring mocht geven, viel er één interruptie: 'We doen toch niets 1'3 Dat was treffend juist. Diegenen die gevochten hadden, hadden uit gepaste zelfverdediging gehandeld - meer niet."kwamen via het concentratiekamp Amersfoort in concentratiekampen als Auschwitz en Mauthausen

1 H. Wielek: p. 38-39. 2 Tekst in Sijes: p. 93. 3 H. Wielek: p. 39. 4 In kringen van de legale pers was dat algemeen bekend. In de bladen van de NSB werd uiteraard moord en brand geschreeuwd over het gevecht dat WA-man Koot het leven gekost had, maar door de overige bladen werd geweigerd, hier met antisemiotische commentaren op in te gaan. Aan enkele Joden die vermoedelijk bij de grote vecht partij op het Waterlooplein betrokken geweest waren en die men in de nacht na het gevecht van hun bed had gelicht (er werden toen negentien personen gearresteerd, onder wie enkele niet-Joden zoals Prenger) werden daaga daarna door de Duitsers primitieve wapens in de hand gedrukt - zo werden zij gefotografeerd. Alleen nam de foto's riep Janke op 17 februari, na Koots overlijden, uit. (Persconferentie, 17 febr. I94I, DVK, 45). Van de negentien gearresteerden werden enkelen vrijgelaten. De anderen

887 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCWapens werden nauwelijks ingeleverd, ook niet na een tweede, door Asscher en Cohen ondertekende oproep die in de Jodenhoek aangeplakt werd.

XCGekoppeld aan de ongeregeldheden elders, hadden de gevechten in Amsterdam bij Tenkink de mening doen postvatten dat een situatie ontstond waarvoor hij als secretaris-generaal van justitie niet langer verantwoordelijkheid kon dragen. 'De grote moeilijkheid is', zei hij op 14 februari aan zijn ambtgenoten, 'dat het gezag van de politie verloren gaat omdat deze niet tegen de WA durft op te treden.'! Mondeling deed hij zijn beklag, niet voor het eerst, bij Rauter; hij herhaalde het schriftelijk. Rauter antwoordde per ommegaande dat ook hij het voor 'unmöglich und ausgeschlossen' hield dat 'ein Wild-West' zou ontstaan, maar hij vond overigens dat de politie, tegen de WA optredend, veel te snel ging schieten en hij eiste tenslotte dat het nu eindelijk uit zou zijn met het ingooien van ruiten bij NSB'ers: alleen al in Den Haag hadden zich in tien dagen tijd een-en-twintig gevallen voorgedaan waarin bij NSB' ers de ruiten vernield waren. 2 Kwamen er meer van die gevallen voor, dan dienden voortaan de procureurs-generaal te bepalen, welke personen 'aus dem Kreis der politischen Gegner der NSB' de schade zouden vergoedenê; men zou, stipuleerde Rauter nader, de betrokken NSB'ers of de plaatselijke NSB-leiding kunnen vragen wie die personen dienden te zijn.

XCEr was van de procureurs-generaal één, mr. D. Reilingh (Leeuwarden), die medewerking weigerde. Ook anderen hadden bezwaren: mr. J. G. C. H. Dubois (Den Bosch) merkte op dat de door Rauter geëiste regeling billijkheidshalve vergde dat de schade die door NSB'ers aangericht werd, door NSB'ers vergoed werd, 'want, zegt spreker, ondanks het verbod van de heer Rauter dat de NSB geen ruiten mag inwerpen, zijn deze week nog in Venlo en in Tilburg door WA-mannen ruiten ingegooid."

XCRauters instructies hadden in NSB-kringen dus slechts een beperkt effect en dat hing, naar wij vermoeden, samen met het feit dat met name General kommissar Schmidt voortzetting wenste van de acties der WA - speciaal weer tegen de Joden. Schmidts reactie op de Amsterdamse gebeurtenissen was dat men tot 'ein schärjères Binschreiten gegen die [uden' moest overgaan.

1 Csg: Notulen, 14 febr. 1941. 2 NSB, 708. 8 Brief, 19 febr. 1941, van Rauter aan Tenkink (Csg, collectie-Schaepman, bijl. 54). 4 Vergad. p.g.: Notulen, 28 febr. 1941, p. 9·

888 [PDF]
DE OVERVAL OP 'KOCO'

'Die Aktionen gegell die [uden werden anlaufen', kondigde hij op 17 februari aan.'

XCIn Amsterdam was het op zaterdag IS februari weer onrustig. 's Middags moest de Dam ontruimd worden. Op zondag deden zich minder incidenten voor. wel werden toen's avonds de ruiten vernield van een ijssalon in de van W oustraat (Amsterdam-zuid), 'Koco' geheten, die door twee DuitsJoodse emigranten, E. Calm en A. Kahn, gedreven werd. Op maandag werd WA-man Koot begraven: meer dan tweeduizend geüniformeerde NSB'ers marcheerden door Amsterdam. Op enkele plaatsen kwam het terzijde van de begrafenisstoet tot kleine vechtpartijen; na de begrafenis bleef het geruime tijd onrustig in de stad.

XCDe ijssalon 'Koco' was inmiddels met een tweede gelijknamige ijssalon die niet ver daarvandaan gelegen was, onder bescherming gesteld van een uit Joden en niet-Joden bestaande knokploeg die in actie wilde komen wanneer, zoals verwacht werd, NSB' ers of NSNAP' ers zouden trachten, de inboedel van beide zaken te vernielen. Op woensdagavond 19 februari was een aantalleden van die knokploeg in 'Koco' aanwezig toen opeens op de deur gebonsd werd. Buiten stond een patrouille van de Ordnungspolizei onder leiding van de plaatsvervangend chef van de Sicherheitspolizei und SD in Amsterdam, Lauhus, die 'Koco' al zag als een broeinest van verzet (over het bestaan van de knokploeg was lang niet door ieder gezwegen) en die bovendien meende dat er een vergadering gaande was van aanhangers van het Oranjehuis. Binnen in 'Koco' werd, toen het gebons weerklonk, gedacht dat er NSB' ers voor de deur stonden. Er was door de eigenaars van 'Koco' een kleine flesklaargezet die met ammoniakgas gevuld was dat men in de richting van eventuele aanvallers wilde spuiten. Een van de twee eigenaars, vermoedelijk Calm, draaide het ventiel van die fles open. Daarna snelden zij door de tuin en over een schutting naar de woning van een buurman waar de leden van de knokploeg, die volgens afspraak alleen op straat 'Koco' zouden beschermen, zich ook al bevonden. Calm en Kalm gingen vandaar naar Kolms woning.

XCIntussen hadden de Duitsers de deur van 'Koco' ingetrapt. Ammoniakgas stroomde hun tegemoet. Ze deinsden terug. Buiten begonnen zij te schieten, Vervolgens drongen zij 'Koco' weer binnen, vonden er niemand, zagen

XC1 'Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 17 febr. 1941, p.

889 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

de voetsporen in de tuin, volgden deze en arresteerden bij de buurman aile daar aanwezige leden van de knokploeg. Calm en Kolm werden nog diezelfde avond ook gearresteerd. Alle gearresteerden werden onmiddellijk ernstig mishandeld. Lauhus rapporteerde dat er uit 'Koco' enkele keren geschoten was. Daar is geen enkel bewijs voor. Het kan zijn dat Lauhus zich vergist heeft, het kan óók zijn dat hij zijn rapport wat wilde aandikken - en dat rapport kwam er op neer dat een patrouille van de Ordnungspolizei, op zoek naar een illegale organisatie, door Joden aangevallen was met een bijtende vloeistof en dat er zelfs op haar geschoten was.

XCOp zulk een manifestatie van Joods verzet hadden de Duitsers maar één antwoord: onbarmhartige wraak.

XCOp donderdag 20 februari berichtte Rauter het gebeurde aan Himmler. Hij schreef dat de Sicherheitspolizei in Amsterdam 'eine illegale Terrorgruppe' ontdekt had in het café 'cines deutschen Emigrantenjuden"; 'als die Beamteu in das Lokal eindrangen, wurde ihnen sofort Animoniale in das Gesicht geworjen uud auf sie geschossen, trouwens, 'vor u/enigen Tagen erst wurde in Amsterdam ein NSB'er erschlagen' (Koot), 'ein Jude hatte sich VOIl hinten auf ihn gestürzt, ihnt die Scklagader durchbissen und ihni das Blut ausgesaugt' - Rauter vond dat het tijd werd dat 'hier im Anisterdamer [uden: iertel endlick ein Exempel statuiert wird.'l

XCHimmler reageerde onmiddellijk op dezelugubere details.Er vond, hoogstwaarschijnlijk telefonisch, contact plaats tussen hem en Rauter; bij dat overleg werd ook Seyss-Inquart betrokken die al een kleine week met vakantie in de Alpen zat, in Kitzbühel. Men kwam daarbij tot het besluit om, bij wijze van represaille en als afschrikwekkend voorbeeld, in het centrum van de Amsterdamse Jodenhoek niet minder dan vierhonderdvijf-en-twintig mannelijke Joden tussen twintig en vijf-en-dertig jaar op te pakken. Knolle, waarnemend Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (Harster zat ook al in Kitzbühel waar hij de skikampioenschappen van de Duitse politie organiseerde) zou de razzia leiden; hij nanl zijn hond mee. De razzia zou door leden van de Ordnungspolizei uit Den Haag en Amsterdam uitgevoerd worden; hun aggressiviteit was aangewakkerd met het verhaal dat de Joden in 'Koco' Duitsers vitriool in het gezicht geworpen zouden hebben.

Razzia

XC

XCOp zaterdagmiddag 22 februari reed een aantal Duitse overvalwagens opeens

XC1 Brief, 20 febr. 1941,

890 [PDF]
ZATERDAG 22 EN ZONDAG 23 FEBRUARI

de Jodenhoek binnen. Zeshonderd Ordnungspolizisten sprongen er uit. Mitrailleurs torsten zij mee; die mitrailleurs werden (zie de kaart op p. 883) op de bruggen opgesteld die de omgeving van het Waterlooplein en van het Jonas Daniël Meyerplein met de rest van de stad verbonden. De lopen werden in de richting van het geïsoleerde gedeelte van de Jodenhoek geplaatst: wie er zich bevond, zat in de val.

XCBinnen dat geïsoleerde gedeelte begon men de jongens en mannen die er Joods uitzagen, met ruw geweld op te pakken. Wie zei dat hij geen Jood was, kreeg een por en moest doorlopen, Joden werden gegrepen. Sommigen werden van hun fietsgeslagen.Zij die zich verzetten of die in doodsangst weggerend waren, werden mishandeld tot zij bleven liggen. Huilende vrouwen en kinderen werden met de gummiknuppel verjaagd, vrouwen en meisjes die zich aan haar man of verloofde vastklampten, werden in hun gezicht geslagen tot zij los lieten. In vele woningen werd de deur ingetrapt, de Duitsers stormden dannaar binnen, soms werden Joodse mamlen en jongens die men boven aantrof, de hoge trap afgesmeten. Duitse patrouilles trokken door de straten, zij richtten hun geweren op de vrouwen die jammerend uit de ramen hingen. Want deze zagen mannen en jongens bij tientallen met hun gezicht plat op straat liggen; zij zagen hoe ze getrapt werden; zij zagen hoe ze in groepjes opgebracht werden, hollend, voortgedreven met harde stoten van geweerkolven. Wie struikelde, kreeg er dubbel van langs.

XCDe opgepakten werden tenslotte allen onder veel geransel en geschreeuw op het Jonas Daniël Meyerplein bijeengebracht waar zij eerst spitsroeden liepen tussen leden van de Ordnungspolirei die hen met leren riemen afrosten; daarna moesten zij hurken en met de armen vooruit gaan zitten, Knolle's hond beet deze en gene in de benen. Sommige Duitsers vonden dat een vermakelijk gezicht.

XCIn tien grote wagens werden de opgepakten weggevoerd, ,s middags om zes uur werd de afzetting opgeheven. 's Avonds kwamen uit de Jodenhoek en uit andere delen van Amsterdam mensen in wanhoop informeren waar hun zoon, hun man, hun vader, hun vriend gebleven was. Hij was niet thuis gekomen ! Was ook hij opgepakt? Had iemand hem gezien? Soms lag er nog een fiets, soms een hoed of pet.

XCZondagmorgen werd een tweede razzia gehouden.

XCNu was de Zondagsmarkt op het Waterlooplein en omgeving het centrum. Het gebeurde van zaterdagmiddag herhaalde zich: snauwende Duitsers, tegen de grond geslagen en nadien in looppas voortgedreven jonge Joden, jammerende vrouwen, kleine kinderen, zuigelingen soms, die de opgepakten op de straatstenen hadden moeten zetten en die daar hartverscheurend zaten te huilen - en een buurt die in ontzetting achterbleef

XCWeer reden er grote wagens weg, leden van de Ordnungspolizei op knetterende motoren er naast.

XCZij die in Amsterdam opgepakt waren, werden eerst naar het interneringskamp Schoorl gebracht. Vandaar werden enkele zieken naar Amsterdam teruggestuurd. De overigen (het waren er driehonderdnegen-en-tachtig, onder hen omstreeks vijf die al eerder in Den Haag gearresteerd waren) werden opfebruari in een trein gestopt die hen naar het concentratiekamp Buchenwald vervoerde. De Nederlanders die daar als Indische gijzelaars zaten, zagen hen binnenkomen, 'welgemoed, vol van verzet.Gaat goed', riepen ze' (nog vóór hun vertrek uit Nederland hadden zij van de Februaristaking vernomen) 'en '02o!" (Oranje zal overwinneni.'

27 "t

XCDie opgewektheid duurde niet lang.

XCHet was koud in Buchenwald, er lag ook iII maart nog sneeuw. De dunne Häjtling-kledij bood geen bescherming tegen de snijdende wind. Er was weinig voedsel en het werk was zwaar. De normale appèls waren al slopend, maar bij één gelegenheid moest men zeven uur lang, van half één 's nachts tot half acht's morgens, extra op appèl staan - onbewegelijk. Het weerstandsvermogen nam snel af. Sommigen kregenlongontsteking, anderen dysenterie. Wekenlang was er een verbod, Amsterdamse Joden in de ziekenbarakken op te nemen; later werd één hunner, Max Nebig, toen hij na een maagoperatie op bevel van de kamparts, dr. Eisele, met een injectie gedood moest

XC1 H. van Wermeskerken: Dagboek, 28 febr. 1941, in J. A.A. H. Rijshouwer en H.

892 [PDF]
MAUTHAUSEN

worden, door Duitse medegevangenen naar de tbc-barak gesmokkeld die Eisele niet durfde betreden. Vier jaar lang werd Nebig daar verborgen gehouden.

XCVan de driehonderdnegen-en-tachtig werd één spoedig naar Amsterdam teruggehaald om daar als communist berecht te worden. Van de overigen stierven er in Buchenwald in nog geen vier maanden tijd omstreeks vijftig. Dat tempo werd niet hoog genoeg geacht; in juni kwam bevel van het Reichssicherheitshauptamt, diegenen die nog in leven waren ('de fut, de bravour is er helemaal uit gesard en geranseld"), naar het vernietigingskamp Mauthausen over te brengen.

XCBij het dorp Mauthausen, niet ver van Linz, lag een immense steengroeve waar jarenlang de stenen uitgehakt waren om de straten van Wenen te plaveien. Kort na de Anschluss had Himmler opdracht gegeven, bij die steengroeve een nieuw concentratiekamp te bouwen. Eind december '39 telde dit kamp al bijna drieduizend gevangenen.

XCHet regime was er, in die tijd, onbarmhartiger dan waar ook.

XCGevangenen die in het stationnetje van Mauthausen uitstapten, moesten een smal pad van vier kilometer lengte volgen dat hen naar het kamp bracht; die gehele afstand werden zij voortgeranseld, opgejaagd door tierende bewakers en woest blaffende honden. Had zich de kamppoort achter hen gesloten, dan liet men hen als regel een etmaal staan. Daarna werden zij gcdouched en kregen zij een paar lompen toegeworpen; vervolgens duwde men hen de quarantainebarakken in. Zij sliepen daar op de kletsnatte betonnen vloer; voedsel kregen zij nauwelijks. Wie de quarantaine overleefde, kwam in een kampbarak berecht - Joden als regel in een barak waar een zigeuner uit Duitsland (een moordenaar, een sadisten eenpathologische antisemiet) heer was over leven en dood; kreeg hij een aanval van waanzin, dan placht hij vijf of zes Joden met een bijl de hersens in te slaan.

XCVan de werktaken die aan gevangenen opgedragen werden, was het werk in de steengroeve het zwaarst, beter gezegd: het was dodelijk. Zij die daar terecht kwamen, hadden als regel nog maar korte tijd te leven: hoogstens een week of zes, in een heel enkel geval drie maanden.

XC1 A.v., 18 mei 1941, p.

893 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCDe Amsterdammers uit Buchenwald strompelden te middernacht Mauthausen binnen. Men liet hen de hele nacht staan. 's Morgens mocht geen der andere gevangenen de barakken uit. Vijftig Amsterdammers werden van onder de douches uit naakt het kamp ingejaagd, tegen de omheining aan die onder een dodelijke electrische stroom stond. De anderen werden in één barak gepropt; daar kreeg de voorman, een Duitse politieke gevangene, Georg Glas, opdracht er voor te zorgen dat na zes weken niemand meer in leven was. Glas weigerde, kreeg ranselstraf en werd in een werkgroep gestopt waarvan de leden als regel snel geliquideerd werden (kameraden wisten zijnleven te redden door hem naar een ander kamp over te plaatsen). Glas werd door een beroepsmisdadiger vervangen. Die had tegen de opdracht geen bezwaar.

XCOp de tweede dag na aankomst werden de Amsterdammers naar de steengroeve gedreven. Bijna tweehonderd treden leidden de diepte in. Zij mochten van die ruwe trap geen gebruik maken maar moesten langs de uitgehouwen rotswand omlaag klauteren. Enkelen vielen te pletter. De overigen kregen beneden twee aan twee een draagstel op de schouders, op dat draagstel werd een loodzwaar rotsblok gelegd. In een lange rij en in looppas moesten zij die last via de treden naar boven dragen. Sommige rotsblokken tuimelden omlaag en verbrijzelden de voeten van één of meer dragers. Dan knalden schoten. Wie levend boven kwam, werd onmiddellijk weer naar de bodem van de groeve gejaagd om een n.ieuwrotsblok te halen. Elke minuut werd een.marteling, boordevol doodsangst.

XCZo ging het door, uur na uur.

XCVelen, aldus het Duitse verslag dat wij volgen-, pleegden al die eerste werkdag zelfmoord door zich van de rand van.de groeve te pletter te werpen.

XC'Op de derde dag zette de ss de 'poort des doods' open: metvreselijke ranselpartijen werden de Joden over de lijn der bewakers gejaagd waarna zij van de wachttorens uit met machinegeweren. in. hele groepen neergeschoten werden. De dag daarna was het niet meer af en toe één Jood die in de diepte sprong, maar zij gaven elkaar de hand en de eerste trok negen of zelfs twaalf kameraden met zich mee'.die korte tijd later naar Buchenwald overgeplaatst werden. (E. Kogen: Der SS Staat. Das System der deutschen Konzentrationslager

1 Dr. Engen Kogon die in Buchenwald gevangen zat, vernam deze bijzonderheden persoonlijk van twee politieke gevangenen uit Mauthausen, een Pool en een Duitser,

894 [PDF]
MAUTHAUSEN

XCNog in juni arriveerde een tweede groep van ongeveer driehonderd Joden uit Amsterdam in Mauthausen, in de herfst een derde groep van ruim honderd Joden uit Enschede en een vierde van ca. zeventig uit Arnhem en de Achterhoek. Al die groepen waren opgepakt als represaille voor sabotagedaden waar zij part noch deel aan hadden. Zij die er toe behoorden, werden even snel afgemaakt als de Amsterdammers. Van diegenen uit de Amsterdamse groepen die begin september' 41 nog in leven waren, werden overigens bijna honderd niet in Mauthausen vermoord, maar door vergassing om het leven gebracht in Schloss Hartheim bij Linz - een kasteel dat ingericht was om zwakzinnigen en andere ongeneselijk zieken van het leven te beroven.

XCCijfers omtrent de aantallen Joden die in Mauthausen nog in leven zouden zijn, werden wekelijks aan de Duitse autoriteiten in Den Haag doorgegeven. Zij werden wekelijks in de "Meldungen aus den Niederlanden' opgenomen. Dit geheime rapport van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, Harster, werd (wij herinneren er aan) toegezonden aan Seyss-Inquart, Wimmer, Schmidt, Fischböck, Rauter, Bene en Piesbergen, aan het hoofd van de Riistungs-Inspeletion, Konter-Admiral Reimer, aan de Befehlshaber der Ordnungspolirei, General-Major Schumann, aan alle afdelingshoofden van het bureau van de Bds in Den Haag en aan de hoofden van de elf Aussen stellen en Aussenposten van de BdS in de verschillende delen des lands. Van week tot week konden zij allen een statistiek des doods volgen: zeshonderdnegen-en-dertig Nederlandse Joden in Mauthausen opjuniacht opdecember.

23 '41 28

XCOok van die acht is niemand teruggekeerd. "*

XCEnkele weken na de Februaristaking kwamen uit Buchenwald de eerste over

895 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

van de slachtoffersvan de twee razzia's die op zaterdagmiddag 22 en zondagochtend 23 februari gehouden waren, wist aanvankelijk niemand.' Van die eerste razzia waren talrijke niet-Joodse Amsterdammers getuige geweest, van de tweede nog veel meer want vooral uit de Amsterdam.se arbeidersbuurten plachten zich op zondagmorgen velen naar de markt op het Waterlooplein te begeven. Buiten de Jodenhoek moeten er zaterdagavond al duizenden Amsterdammers geweest zijn die gehoord hadden wat op het Waterlooplein en op het Jonas Daniël Meyerplein gebeurd was, zondagmorgen kon men het op de markt nauwkeuriger horen, met nog meer schokkende details - en toen kwam daar de herhaling: herhaling van tonelen, zoals die zich misschien in Duitsland na '33 afgespeeld hadden. Nu in Nederland! In Amsterdam! Ranselpartijen, mensenroof, op klaarlichte dag! Vlak voor de ogen van duizenden die er bijstonden, wit van ingehouden woede en razernij, met in het hart een schrijnend gevoel van machteloosheid.

XCMachteloos? Maar men hoefde toch niet aile vernederingen zo maar te slikken! Er was toch het wapen van het protest, het wapen van de staking!

XCMet en door stakingen was de socialistische beweging groot geworden en op staken was ook door communisten en door revolutionair-socialisten en anderé linkse groeperingen sinds meer dan twintig jaar aangedrongen telkens wanneer de situatie hun daar aanleiding toe gaf Trouwens, ook sinds de komst der Duitsers hadden Amsterdamse arbeiders in enkele gevallen met stakingen successen bereikt. Eind '40 hadden Amsterdamse werkverschaffmgsarbeiders met stakingsacties die door communisten geleid waren, verbeteringen in hun arbeidsvoorwaarden afgedwongen en op maandag 17 februari, vijf dagen v66r de eerste razzia, hadden de metaalarbeiders van Amsterdam-noord met een korte maar krachtige staking kunnen bereiken dat van Duitse plannen om in eerste instantie meer dan honderd hunner te dwingen, in Hamburg te gaan werken, afgezien was. Commurusten en anderen hadden die staking bevorderd. Meer dan tweeduizend arbeiders hadden er aan deelgenomen en zij had niet alleen succes gehadplaats! (Csg: Notulen, 28 febr. 1941) Of pogingen in de gesuggereerde richting

1 In het college van secretarissen-generaal werd aangenomen dat 'de vierhonderd Amsterdamse Joden' in Buchenwald op dezelfde wijze behandeld zouden worden als de Indische gijzelaars; de vraag rees er, 'of men niet zou kunnen bereiken dat vierhonderdJoodse emigranten' (Duitse Joden dus) 'werden geruild tegen de vier honderd Nederlandse Joden.' Deze discussievond twee dagen na de Februaristaking

896 [PDF]
DE STAKING DER METAALARBEIDERS

maar er was bovendien geen enkele arrestatie verricht.' Dat had het zelfvertrouwen doen toenemen, niet alleen bij de stakers maar ook bij tienduizenden anderen die van hun actie gehoord hadden.

XCBereidheid tot protest was er in Amsterdam genoeg, die maandag na de razzia's! Het kruitvat was vol.

XCHet waren de communisten die door middel van hun zorgvuldig opgebouwde, snel in actie tredende illegale organisatie de explosie veroorzaakten.

Communistische Partij Nederland

XC

XCAangezien zij de rechtstreekse voortzetting was van de in 1909 door \Vijnkoop, van Ravesteyn en Ceton opgerichte Sociaal-Democratische Partij, bestond de communistische partij in '40 eigenlijk al meer dan dertig jaar. Zij had een bewogen geschiedenis achter de rug. In '18 had zij de naam 'Communistische Partij Holland, sectie der Communistische Internationale' aangenomen. Die naam gaf precies weer hoe men zich voelde: de Nederlandsearresteerd werd, 'het gevoel', aldus Sijes, 'als overwinnaar uit de strijd te voorschijn te zijn getreden.' (Sijes: De Februaristaking,

1 Midden december '40 eiste de dat drieduizend Nederlandse metaal arbeiders tewerk gesteld zouden worden op werven in Hamburg waar schepen voor de in aanbouw waren. De directies van de Nederlandse werven begonnen met medewerking te weigeren. Vervolgens ging de dreigement op dreigement stapelen: blokkering van de mate riaaltoewijzingen, onder beheer stelling van de bedrijven, overbrenging van weiger achtige arbeiders naar concentratiekampen. Secretaris-generaal Hirschfeld protes teerde mondeling bij Seyss-Inquart, de directies protesteerden schriftelijk bij Fischböck en vermoedelijk werden bij deze ook bezwaren ken baar gemaakt door de waar men van mening was dat Neder landse arbeiders beter in Nederland dan in Duitsland aan Duitse bestellingen konden werken. De nam er toen genoegen mee dat in eerste instantie slechts honderdacht-en-twintig arbeiders zouden vertrekken. Men riep vrijwilligers op; bijna niemand meldde zich. Dus ging de weer van een gedwongen uitzending reppen en toen nu op maandagmorgen 17 februari bij de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij bleek dat een aantal arbeiders onder dwang naar Duitsland gestuurd zou worden, liepen alle arbeiders te hoop. Zij verlieten de werf en in de loop van de dag werd bij nog twee werven en bij een machinefabriek in Amsterdam-noord het werk neergelegd. Nog diezelfde avond gaf Seyss-Inquarr als richtlijn aan dat geen dwang toegepast mocht worden; dinsdagmorgen werd dat aan de stakers meegedeeld, het gafhun, gekoppeld aan het feit dat niemand ge

897 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

voorhoede van het internationale proletariaat dat in de (derde) Communistische Internationale georganiseerd was - het proletariaat dat, zo meende men, alleen in de Sowjet-Unie aan de macht gekomen was en daar onder ongekende moeilijkheden (burgeroorlog, interventie van de zijde der beurgeois-mogendheden, hongersnood) de grondslagen legde voor een nieuwe en betere samenleving.

XCIn de jaren '20 was de CPH niet meer geworden dan een kleine, telkens door ideologische conflicten verscheurde groepering. Wijnkoop en van Ravesteyn waren in '26 geroyeerd, pas vijf jaar later was Wijnkoop weer in genade aangenomen. Inmiddels had de CPH door de diepe economische crisis haar aanhang kunnen uitbreiden. Zij verwierf bij de Tweede-Kamerverkiezingen van '33 3.2% van alle stemmen, vier jaar later ('37) niet veel méér: 3.4% niettemin werd de partij in die jaren organisatorisch een hechter geheel. De leden die weinig op de hoogte waren van de werkelijke toestanden in de verre Sowjet-Unie en die alle berichten omtrent de excessen der Stalinistische dictatuur als kwaadaardige misleiding beschouwden, werden door een krachtig geloof in de Russische heilstaat en in de zuivere bedoelingen der Russische buitenlandse politiek geïnspireerd. Bij de meesten hunner was dat geloof bestand tegen de schok van het Duits-Russisch bondgenootschap van eind augustus '39.

XCNa het uitbreken van de tweede wereldoorlog herhaalde de partij (die zich sinds '35 'Communistische Partij Nederland' noemde) trouw de parolen die uit Moskou kwamen: de tweede wereldoorlog was een 'imperialistische oorlog', het 'revolutionaire proletariaat' moest in alle deelnemende of er bij betrokken landen allereerst zijn eigen positie trachten te versterken en op die wijze ook een maximale steun aan de Sowjet-Unie bieden. Dat was de lijn die Moskou aangaf, maar die lijn werd in Nederland toch niet overgenomen zonder dat eerst van enkele weerstanden gebleken was.

XCBinnen de leiding van de CPN was Paul de Groot, partijbestuurder sinds 1930, maar sinds '38 6ók hoofdredacteur van het communistische Volks dagblad en als algemeen secretaris sterkste figuur in het partijsecretariaat, de man die met stipte nauwkeurigheid de Russische lijn trachtte te volgen. Zijn voorganger als hoofdredacteur van het Volksdagblad, mr. A. S. de Leeuw, een begaafde en scherpzinnige jurist, vreesde daarentegen dat de Sowjet-Unie bezig was, zich ten voordele van Duitsland te isoleren, en hij meende tevens dat de CPN er niet in geslaagd was, zich in Nederland te ontworstelen aan het politiek isolement waarin zij zich eigenlijk al sinds haar oprichting bevond. Denkbeelden als deze werden door de Groot in de neutraliteitsperiode fel bestreden; de Groot had er zelfs geen bezwaar tegen

898 [PDF]
HET CPN-BESTUUR

aan te vallen dan het Derde Rijk. Dat laatste droeg er toe bij dat in de meidagen van '40 ook enkele communistische voormannen, onder wie Wijnkoop, geïntemeerd werden en dat generaal Winkelman op 10 mei de verdere verschijning van het Volksdagblad verbood.

XCTen tijde van de Duitse aanval telde de CPN ongeveer negenduizend leden, wellicht iets meer. Ze was vooral sterk in Amsterdam (waar bijna vierduizend leden woonden-), in de Zaanstreek en in de delen van Groningen waar de tegenstellingen tussen rijke boeren en arme landarbeiders het scherpst waren. De meeste leden hadden een sterke ideologische binding aan de partij; zij brachten er ook grote offers voor. Zij voelden zich een keurbende en zij verschilden als groepering in zoverre van de aanhang van alle andere politieke partijen (de fascistische en enkele kleine extreem-linkse formaties uitgezonderd), dat zij zich binnen de Nederlandse samenleving bewust recht tegenover die samenleving opstelden; in democratische hervormingspolitiek hadden zij geen vertrouwen, zij wilden die samenleving door de vestiging van de Z.g. dictatuur van het proletariaat revolutioneren. In die ideologie stak een conspiratief element; lang vóór '40 al, was de illegaliteit, zoals wij in Voorspel schreven, voor de communisten 'mentaal, psychologisch, innerlijk, geen terra incognita.' Met een mogelijk verbod hadden zij reeds in '34 rekening gehouden; zij hadden toen ook enkele voorbereidende maatregelen getroffen. Dat de CPN haar actie, als dat nodig was, illegaal diende voort te zetten, sprak voor een geschoolde C0l11l11l111ist vanzelf.

XCEn toch: het viel de CPN niet zo gemakkelijk om onmiddellijk na de capitulatie haar houding te bepalen. Men had van de Nederlandse overheid bestrijding ondervonden, maar geen scherpe vervolging. Nu waren evenwel Duitsers de baas - dezelfde Nazi's die van' 33 af tienduizenden Duitse communisten in gevangenissen en concentratiekampen geworpen hadden. Soms waren die vrijgelaten, soms hadden Duitse communisren zich door de vlucht aan arrestatie kunnen onttrekken. Velen van hen leefden legaal of, vaker, illegaal in Nederland. Men wist wat zij doorstaan hadden.

XCOp 15 mei kwam het dagelijks bestuur van de CPN in Amsterdam in vergadering bijeen. Daar kwam, aldus G. W. Harmsen, 'de omschakeling op de illegaliteit aan de orde.f De bijeenkomst werd kennelijk door de Groot gedomineerd; deze stelde voor, voorlopig het partijbestuur uit te schakelen, het partijsecretariaat met de leiding van de partij te belasten en dat secretariaat tot drie personen te reduceren: hijzelf, Lou Jansen en Jan Dieters. Jansen en Dieters waren beiden zeer aan de Groot verknocht; de twee

XC1 G. W. Harmsen: Daan Goulooze. Uit het lellen van een communist (1967), p. IF. 2 A.v., p.

899 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

resterende, meer onafhankelijke leden: Nico Beuzemaker en Cees Schalker, werden uit het secretariaat verwijderd.

XCHet feit dat 'de omschakeling op de illegaliteit aan de orde' gekomen was, betekende niet dat men definitief en exclusief voor die illegaliteit geopteerd had. Er bleven onzekerheden bestaan. Om te beginnen vroeg de Groot zich af ofhij en Wijnkoop (die evenals de Groot van Joodse afkomst was en die na zijn vrijlating uit de internering ondergedoken was in Blaricum) alsmede de landelijk bekende fractievoorzitter van de CPN in de Tweede Kamer, Louis de Visser, er niet verstandig aan deden, naar Moskou uit te wijken. De Groot meende dat hij ook van daaruit via de geheime zendverbinding die in Nederland sinds een aantal jaren in handen was van Daan Goulooze, leiding kon geven aan de CPN. Er werden voor die ontsnapping naar Moskou verschillende plannen gemaakt die geen van alle gerealiseerd konden worden en die men moest opgeven toen Moskou definitief deed weten dat de partijleiders in Nederland dienden te blijven.'

XCLag deze onzekerheid ten dele in het persoonlijke vlak, een tweede lag in het politieke waarbij zich spoedig twee stromingen gingen aftekenen die aansloten bij de tegenstelling, welke zich al eerder tussen mr. de Leeuwen de Groot geopenbaard had. De Leeuwachtte het wenselijk, rekening te houden met datgene wat bij de brede massa van het Nederlandse volk ging leven: zijns inziens moest men politieke aanvallen op Engeland nalaten, de gevoelens van anti-Duitse Nederlanders niet kwetsen door op het Oranjehuis af te geven en in het algemeen bij anti-Duitse stemmingen en groeperingen aansluiting zoeken. Eind mei drong de Leeuw op dat laatste aan in een brief die hij aan het partijbestuur deed toekomen. De Groot was daarentegen van opinie dat van een overnemen van nationalistische leuzen onder geen beding sprake mocht zijn en dat de CPN onder alle omstandigheden haar identiteit9

1 A.v., p. 85-87. In een artikel, 'In Strijd met de historische waarheid', dat gepubli ceerd werd in no. I van de jaargang I972 van het Russische tijdschrift wordt gesteld dat de Groot op 5 mei' 40 tot de leiding van de Komintern het verzoek richtte, Nederland te mogen verlaten; dit zou nog vóór eind mei geweigerd zijn. Deze gegevens werden niet tegengesproken in de verklaring die het partijbestuur van de CPN naar aanleiding van dit artikel op 23 februari I972 in publiceerde. Op gezag van D. Goulooze die de telegramwisseling met Moskou in handen had, maakt G. W. Harmsen melding van overeenkomstige verzoeken van de Groot die later in '40 vielen. De Groot heeft blijkbaar verscheidene pogingen ondernomen om Nederland te ver laten. Wij tekenen hierbij aan dat, zoals wij in vermeldden, de leiders van de Italiaanse en van de Franse communistische partij, Togliatti en Thorez, zich op 9 mei' 40 met hulp van Goulooze uit Brussel naar Moskou hadden kunnen begeven.

900 [PDF]
'POLITIEK EN CULTUUR'

duidelijk moest onderstrepen; met actie van anderen had zij niets te maken, zij moest zelfstandig actie voeren. Legaal of illegaal? De Groot meende dat het zin had, eerst af te tasten welke mogelijkheden de legaliteit nog bood. Uiteraard zou men in legale publikaties het Derde Rijk of het nationaalsocialisme niet kunnen bestrijden.

XCOp 24 juni werden, zoals wij al eerder vermeldden, aile door het Nederlandse militaire gezag uitgevaardigde publikatieverboden opgeheven. Al enige tijd voordien was, wellicht door de Groot en Dieters persoonlijk, maar in elk gevalmet hun instemming, contact opgenomen met Duitse instanties. De eerste naoorlogse hoofdredacteur van De Waarheid, A. J. Koejemans, die in dat verband de namen van de Groot en Dieters noemt, spreekt van 'wekenlange onderhandelingen", de eerste organisator van De Waarheid, J. H. Janzen, zei tijdens een verhoor in '43 dat het Pressedezernent Janke was die meedeelde 'dass wir weiterarbeiten leonnten, insbesondere sol/ten wir aber der Sozialdemokratie' (d.w.z.: de leiders van SDAP en NVV) 'Zll Leibe gehen.'2

XCVooruitlopend op het besluit van 24 juni dat een herverschijning van communistische organen mogelijk zou maken, waren aan CPN-kant voorbereidende maatregelen getroffen. Niet alleen het Volksdagblad zou weer uitkomen, maar ook het theoretische maandblad van de partij, Politiek en Cultuur, en voor dit maandblad was wellicht door de Groot maar in elk geval onder zijn veranrwoordelijkheid", een artikel geschreven waarin (dat kwam overeenmet Janke's wens) de leiders van SDAP en NVV scherp aangevallen werden: zij hadden, zo heette het, 'de ergste en walgelijkste rol in de tragedie van de Nederlandse oorlogvoering' gespeeld, nu stonden zij 'in directe dienst van hun Engelse partijgenoten' - er moest onder hen' een grote schoonmaak' plaats vinden. In de uit politiek oogpunt belangrijkste passage werd het voorts wenselijk genoemd dat 'geen enkel gezag van de weggelopen regering meer wordt erkend, noch in Nederland, noch in de koloniën ... Het hoogste belang van de Nederlandse regering vordert dat zij noch direct, noch indirect steun verleent aan de oorlogvoering der Geallieerden, doch dat zij tegenover Duitsland een waarlijke neutraliteit in acht neemt .... Dit betekent ook dat het Nederlandse werkende volk tegenover de Duitse bezetting van ons volk een correcte houding moet aannemen.J. Koejemans:inp.p.v.,febr.J.Janzen, p.De namen van de redacteuren,en mr.de Leeuw, werden in het betrokken nummer niet meer vermeld.(juni), p.

1 A. 287. 2 Hoffmann: 8 1943, H. 1 3 10(43). 3 N. Beuzemaker A. S. 1940 323-25.

901 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCGoulooze kreeg dit artikel in proef te lezen. Hij was er ontzet over en protesteerde bij de Groot. De Groot ging er tenslotte accoord mee dat het advies zou worden ingewonnen van de verbindingsman van de Communistische Internationale (Komintern) voor West-Europa die in Brussel zat. Goulooze reisde naar Brussel, de Komintern-man raadpleegde Moskou, Moskou ontried de verschijning - intussen had de Groot, niet van zins zich door Goulooze de wet te laten voorschrijven, Politiek en Cultuur al laten drukken en verspreiden.!

XCHet Volksdagblad verscheen opnieuw op 26 juni. Op pagina 5 prijkten drie grote koppen: 'De tragedie van de vijfdaagse terugtocht', 'De schuld van Engeland en onze eigen kapitalisten', 'Sociaaldemocratische leiders stuurden ons land in de afgrond'. Nederland, zo werd betoogd, was niet neutraal geweest, 'de Britse oorlogspolitiek' werd de 'voornaamste schuldige' genoemd voor het feit dat het onheil van de bezetting over ons land gekomen was. Er werd geen woord van kritiek op Duitsland geuit. 'Het Nederlandse volk', zo kon men aan het slot lezen, 'had steeds en heeft ook thans slechts belang bij vriendschap en vrede met het Duitse volk, evenals met andere volkeren. Daarop zullen wij in een volgend artikel nader ingaan.'

XCDat volgende artikel verscheen niet.

XCDaags na de verschijning van dit ene nummer van het Volksdagblad besloten secretaris-generaal Tenkink en de procureurs-generaal, alle communistische bladen te verbieden, alsook het anarchistische blad De Vrije Socialist. De Duitsers waren hun voor. Wat zich daarbij aan Duitse kant afgespeeld heeft, weten wij niet precies. Symptomen van verwarring traden aan de dag. Hier en daar in het Duitse apparaat meende men dat het Duits-Russische bondgenootschap het onwenselijk maakte, al te scherp tegen communisten op te treden.ê Trouwens, de inhoud van de cornmunistische publikaties stemde op allerlei punten met de Duitse propaganda overeen (in Groningen werd nog begin juli de colportage met uitgaven van de Vereniging van Vrienden van de Sowjet-Unie toegestaan nadat de Sicherheitspolizei geconstateerd had dat deze 'keinerlei Angriffè gegen Deutschland enthielten'ê). Anderzijds werd in die publikaties, óók in Politiek ell Cultuur, óók in het Volksdagblad, de Sowjet-Unie aan alle arbeiders ten voorbeeld gesteld. Dàt wensten de meeste Duitse autoriteiten evenmin als de Nederlandse. In op

XC1 G. W. Harmsen: Daan Goulooze, p. 84. 2 In Denemarken en Noorwegen werd de voortgezette publikatie van communistische bladen in deze periode door de Duitsers goedgekeurd, in Parijs werd door hen toestemming verleend voor de herverschijning van de 'illegale'Humanité; het Franse communistische dagblad was na het Duits-Russisch bondgenootschap door de Franse regering verboden. 3 "Meldungen af,IS dell Niederlanden, 5 (21 juli 1940), bijlage p. 2. 9

902 [PDF]
OMSCHAKELING OP DE ILLEGALITEIT

dracht van de Duitsers greep dus de Amsterdamse recherche op 27 juni in. Voorzover men ze kon achterhalen, werden de exemplaren van het Volks dagblad in beslag genomen; verdere uitgave werd verboden en de drukkerij werd verzegeld.

XCHadden de Groot en de zijnen geineend dat zij de legale weg lange tijd konden volgen? Het is ook door Koejemans die hun tactiek later afkeurde, berwijfeld.! Maar alleen al m.et die twee nummers van Politiek en Cultuur en van het Volksdagblad had de Groot in de eigen rijen veel verwarring gesticht, hier en daar zelfs verontwaardiging gewekt. Het kwam voor dat geweigerd werd, die nummers te verspreiden. Hoe dat zij - op 27 juni wist de partijleiding dat de legale weg versperd was. Zij knoopte dus bij de bespreking van IS mel aan.

XCBegin juli (de datum is ons niet bekend) vond in Amsterdam een vergadering plaats waar ca. vijftien personen aan deelnamen: in elk geval de Groot, Jansen en Dieters, voorts enkele andere bestuursleden en een aantal districtsvertegenwoordigers. Er werd besloten, het partijbestuur op te heffen en de leiding van de partij nu ook formeel aan de Groot, Jansen en Dieters op te dragen; dit driemanschap werd voorts gemachtigd om de illegale heropbouw van de partij verder ter hand te nemen, zulks in overeenstemming met richtlijnen die men in juni was gaan opstellen. Men hield rekening met een spoedig verbod: alle partijgebouwen werden ontruimd. Inderdaad werden zij, zoals wij al vermeldden, op 20 juli, toen dat verbod door SeyssInquart afgekondigd werd, leeg en verlaten aangetroffen. De voornaamste functionarissen van de CPN leefden toen al niet langer op hun oude adressen en nadat de Groot, Jansen en Dieters in een derde bespreking te Amsterdam (21 juli) nadere afspraken gemaakt hadden met CPN-vertegenwoordigers uit de hoofdstad, de Zaanstreek, Den Haag, Groningen en Friesland, doken zij onder, de Groot (en vermoedelijk ook Dieters) in Noord-Brabant, Jansen in Apeldoorn. Goulooze vond dat dat te ver weg was; hij meende dat het driemanschap van het zuiden of oosten uit te weinig leiding zou kunnen geven. zelf begon hij in de zomer van '40 met de opbouw van een voor de Russische geheime dienst werkende spionagegroep die haar centrum in Amsterdam kreeg - waarom kon dan de leiding van de illegale CPN niet ook in Amsterdam blijven? Stellig zou dat, meende Goulooze, de snelle opbouw van de illegale organisatie ten goede komen.

XCDie opbouw bleef aan de Sicherheitsdienst verborgen. Bovendien werd de SD door enkele contacten die men binnen de CPN had, misleid. Eind juli merkte zij in een rapport over haar maatregelen in Nederland op,

XC1 A. J. Koejemans: David Wijnkoop, p. 288. 9 0

903 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

'dass uber Vorbereitungen oder Durchführung der Umsteüung der CPN auf die Illegalität bishet keine Beobachtungen gemacht wetden konnten. Van zuverlässigen V-Personen wurde berichtet dass aucn in den leommunistischen Kreisen die Entwicklung der poli tischen Ereignisse vorlä1-!figabgewartet und jede Illegalität abgelehnt wird.'l

XCIn werkelijkheid was de opbouw van de illegale CPN toen al begonnen. Adviezen van Duitse, in Nederland levende communisten hadden daar een belangrijke rol bij gespeeld.

XCAls richtlijn hield men aan, dat de functionarissen die door hun jarenlange parlementaire of publicistische arbeid in den lande het meest bekend waren, de Visser en Beuzemaker bijvoorbeeld, niet in het illegale werk ingeschakeld zouden worden. Binnen het driemanschap aanvaardden Jansen en Dieters het leiderschap van de Groot. Dat leiderschap vond o.a. zijn uitdrukking in het feit dat afgesproken werd dat de Groot als schrijver van illegaal te publiceren teksten de politieke lijn zou aangeven; Jansen zou namens het driemanschap in hoofdzaak het contact met Amsterdam onderhouden, Dieters het contact met de rest van het land.

XCDe illegale CPN werd opgebouwd als een elite-organisatie: alleen die leden welke men voor het riskante en gevaarlijke illegale werk geschikt achtte, werden er in opgenomen, naast sympathisanten die formeel geen lid geweest waren maar in wier politieke betrouwbaarheid en capaciteiten als illegaal strijder men voldoende vertrouwen had. Landelijk ging de illegale organisatie ca. tweeduizend leden tellen, van wie omstreeks twaalfhonderd in Amsterdam woonden. Die tweeduizend waren in drie verschillende groepen verdeeld die onderling geen contact onderhielden. In de eerste groep zaten leden die tevoren weinig als communist bekend geweest waren maar die nu juist daarom op bedekte wijze CPN-parolen konden verkondigen in de bedrijven of op de kantoren waar zij werkzaam waren; daar vormden zij veelal aparte cellen. De tweede en de derde groep bestonden uit leden en sympathisanten die tevoren wèl als communist of als communistisch syrnpathisant bekend waren; de derde groep had daarbij enigszins het karakter van een reservegroep waaruit de tweede groep aangevuld kon worden. Elk van deze drie groepen had plaatselijk een eigen leiding die met de districtsleider contact onderhield. In Amsterdam was Jaap Brandenburg districtsleider; hij was vóór de meidagen districtssecretaris in Den Haag geweest. Uit een oogpunt van illegale techniek was dat een voordeel: er waren in Amsterdam niet zovelen die Brandenburg persoonlijk kenden.

XCEvenals vroeger bleven de leden van de derde groep per district (Amster

XC1 'Sicherheitspolizeilithe Massnahmen in dm besetzten niederldndischen Gebieten, Son derbericht Nr. l' (30 juli I940), p. 5.

904 [PDF]
OPBOUW DER ILLEGALE CPN

dam. bijvoorbeeld) in secties georganiseerd. Via die secties werd, maar dan weer via aparte functionarissen, geld ingezameld. De districten moesten daar hun eigen uitgaven mee bekostigen, in Amsterdam bleef evenwel per maand ca. f 2 000 over. Dat kon, samen met de kleinere overschotten uit andere districten, voor de uitgaven van het landelijke illegale apparaat gebruikt worden. De Groot, Jansen en Dieters ontvingen voor hun levensonderhoud hetzelfde bedrag dat zij vóór mei '40 ontvingen: ca. f 50 per week. Naast de 'contributies' werden bij leden en sympathisanten ook bedragen ingezameld waannee men verschillende groepen fmancieel steunde: Duitse kameraden, familieleden van gearresteerden, arbeiders die werk inDuitsland geweigerd hadden.

XCMen moet zich de opbouw van die illegale CPN niet als een vlot en rechtlijnig proces voorstellen. Die opbouw kwam er op neer dat men een nieuwe organisatie creëerde, los van de vooroorlogse, met personen die van de vooroorlogse organisatie lid geweest waren of die aan functionarissen van die vooroorlogse organisatie als betrouwbaar bekend waren geweest. Wie kon men bij de nieuwe organisatie inschakelen, wie niet? Zij die plaatselijk de drie groepen moesten formeren, hadden daar de adviezen bij nodig van de vroegere leiders. Man voor man moest gewogen worden.

XCBij de vorming van de drie groepen werd er zorgvuldig op gelet dat zij zelf of dat de secties waaruit zij bestonden, in kleinere formaties ingedeeld werden die per formatie niet meer dan vijf man telden. Die vijf kenden elkaar; hun voorman was de enige die rechtstreeks of, bij grotere groepen, via een tussenpersoon met de plaatselijke groepsleiding in contact stond. Natuurlijk betekenden al die tussenschakelsdat het enige tijd vergde voor de parolen de mensen bereikten voor wie ze bestemd waren ; het grote voordeel was evenwel dat een ieder die van de illegale CPN deel uitmaakte, slechts weinig namen kende van anderen voor wie datzelfde gold. De partij was zodoende zo goed mogelijk beschermd tegen de gevolgen van arrestaties.

XCVan juni-juli af gerekend nam de opbouw van dc illegale CPN enkele maanden in beslag. Toen die opbouw voltooid was, beschikte de partijleiding over een apparaat dat vooral in Amsterdam hecht georganiseerd was maar ook elders in het land een goed samenhangend geheel vormde - een apparaat dat ten aanzien van het doorgeven van en het werken met bepaalde parolen, d.w.z. bij het ontwikkelen van politieke actie, sneller kon ageren dan welke andere illegale organisatie ook. De CPN was niet de enige partij die de vooroorlogse organisatie tot een illegale organisatie getransformeerd had: Sneevliets RSAP had hetzelfde gedaan, maar het ledental van de illegale CPN was eind '40 een veelvoud van dat van het Marx-Lenin

905 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

satorisch had de CPN veel grotere hulpbronnen, Terwijl de RSAP' ers zich bovendien in de wereld anno I940 slechts ver bonden konden achten met kleine groepen die in andere landen even weinig invloed hadden als zijzelf in Nederland, voelden de CPN' ers zich politiek maar vooralook psychologisch geruggesteund door het machtige 'vaderland der arbeiders', door de Sowj et- Unie.

XCHet is noodzakelijk om, zij het kort, aandacht te besteden aan de Russische politiek in I940. Wij stonden hier in vorige paragrafen waarin wij het algemene oorlogsverloop behandelden, niet bij stil - die lacune moet aangevuld worden; bovendien vormde die Russische politiek de voornaamste factor waardoor de CPN haar beleid liet bepalen.

XCHet in augustus '39 tussen de Sowjet-Unie en het Derde Rijk gesloten vriendschapsverdrag was over en weer door opportunistische motieven bepaald. Van werkelijke vriendschap was geen sprake. De Sowjet-Unie zag in dat verdrag een middel om haar positie in Oost-Europa belangrijk te versterken en zichzelf daardoor beter te beveiligen; aannemelijk is dat Stalin voorts aalmam dat de tweede wereldoorlog die na de Duits-Russische afspraak om Polen te verdelen, praktisch onvermijdelijk werd, tot de verzwakking zowel van Duitsland als van Frankrijk en Engeland zou leiden. Dan zou, zo hoopte hij, de invloed van de Sowjet-Unie automatisch toenemen; bovendien zou die tweede wereldoorlog in de Europese landen de positie van de communistische partijen ten goede kunnen komen, indien deze het althans verstonden, in te haken op de ontevredenheid die in brede lagen van de bevolking door devoortzetting van een verwoestende oorlog gewekt zou worden.

XCHiders snelle overwinningen in Scandinavië en in West-Europa kunnen Stalin niet welkom geweest zijn.! Van het feit dat Hiders aandacht op WestEuropa geconcentreerd was, maakte hij overigens gebruik door medio j LUU, nog vóór Frankrijks capitulatie, Estland, Letland en Litauen bij de SowjetUnie in te lijven; met twee na de eerste wereldoorlog aan Roemenië toegevoegde gebieden: Bessarabië en de noordelijke helft van de Boekowina,

1 Toen de Russische minister van buitenlandse zaken, Molotow, op 10 mei' 40 in kennis gesteld werd van het inzetten van het Duitse offensief in West-Europa, was, aldus de Duitse ambassadeur in Moskou, zijn reactie: aH (telegram, 10 mei 1940, van de Duitse ambassade in Moskou aan het 114816) Wij zijn er niet van overtuigd dat Molotow dit gemeend, laa t staan hartelijk bedoeld heeft.

906 [PDF]
DE RUSSISCHE POLITIEK

gebeurde eind juni hetzelfde. De drie Baltische republieken en de twee delen van Roemenië werden onder communistische dictatuur geplaatst, politieke tegenstanders van het communisme werden en masse gearresteerd en velen hunner werden naar Siberië overgebracht. Daarbij was het de bedoeling, in die gearmexeerde gebieden voldongen feiten te stellen waardoor aan een mogelijke anti-communistische actie in de toekomst de basis ontnomen werd. Hetzelfde deed Stalin met betrekking tot Oost-Polen dat hij in de herfst van '39 al gelijkgeschakeld had. In mei '40 liet hij bovendien meer dan achtduizend officieren van het Poolse leger die aan de Sowjet-Unie als krijgsgevangenen in handen gevallen waren, liquideren, een deel hunner in een bos bij het plaatsje Katyn dat in de buurt van Smolensk gelegen is.!

XCDe Baltische republieken, Oost-Polen en de genoemde grensgebieden van Roemenië hadden deel uitgemaakt van het Tsaristische Rusland. Er is evenwel reden om aan te nemen dat Stalin in '40 vertrouwde dat hij, als de Sowjet-Unie buiten de oorlog bleef, na die oorlog de Russische rnacht ook kon uitstrekken tot landen die ninuner tot Rusland behoord hadden. Zijn onder-minister van buitenlandse zaken, Wisjinski, zei begin' 41 tegen de Zuidslavische gezant in Moskou, dat het Rode Leger na de oorlog onder alle omstandigheden heel Roemenië en Hongarije zou bezetten. Van dergelijke doelstellingen maakte Moskou ook jegens de Nazi-machthebbers geen geheim. Medio november' 40 vertoefde de Russische minister van buitenlandse zaken, Molotow, twee dagen lang voor besprekingen in Berlijn. Hitler en von Ribbentrop deden toen hun best, de Sowjet-Unie te interesseren voor een offensiefin de richting van de Perzische Golf en de Indische Oceaan. Molotow maakte heel andere wensen kenbaar: Finland en Bulgarije moesten ill de Russische belangensfeer komen te liggen, ook de zuidelijke helft van de Boekowina moest bij de Sowjet-Unie ingelijfd worden, de Sowjet-Uniein het in 1962 in de Verenigde Staten verschenen werk van]. K. Zawodny: Death i11 the Forest. The Story of the Katyn

1 In totaal zijn vermoedelijk meer dan vijftienduizend Poolse militairen door de Russische geheime politie geliquideerd. Van meer dan vierduizend hunner die allen uit één krijgsgevangenenkamp afkomstig waren (er waren drie van die kampen), werden in de lente van' 43 de massagraven bij Katyn ontdekt. Op die massagraven waren bomen geplant. In de uniformen die de geliquideerde militairen aan hadden, trof men nog meer dan tweeduizend brieven aan die zij vóór hun liquidatie uit Oost-Polen ontvangen hadden. Uit getuigenverklaringen en uit ander bewijs materiaal bleek dat de Poolse militairen in groepen van twintig of dertig man wie men tevoren de handen op de rug gesnoerd had, doodgeschoten waren (met kogels die enkele jaren tevoren door een Duitse firma aan de Sowjet-Unie geleverd waren), sommigen die zich wellicht verzet hadden, waren met bajonetsteken af gemaakt. De beste ons bekende samenvatting van deze massa-liquidatie vindt men

907 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

diende bases te krijgen aan de Turkse Datdanellen en Zweden en Denemarken moesten voortaan als een soort Russisch 'voorterrein' beschouwd worden. De voor de hand liggende conclusie die Hitler aan deze wensen verbond, was dat zij, als Duitsland eenmaal zwakker was komen te staan, het karakter van eisen zouden aannemen. Over de belangrijke economische hulp die hij van de Sowjet-Unie ontving, was Hitler niet ontevreden: de invoer uit Rusland steeg voortdurend en zou in de lente van '41 bijna een kwart van de totale Duitse invoer vormen. Hitler besefte evenwel dat hij voor het behoud van de Russische neutraliteit een steeds hogere politieke prijs zou moeten betalen.

XCWat was nu, van Moskou uit gezien, in deze constellatie de taak van de communistische partijen in de door de Duitsers bezette Europese landen?

XCDie partijen moesten om te beginnen hun eigen organisatie in stand houden, legaal zolang dat kon, illegaal zodra dat moest. Zij dienden voorts toe te werken naar een situatie waarin Duitsland verzwakt, wellicht verslagen zou zijn. Dan moesten zij, als steeds, de Sowjet-Unie een maximale steun kunnen bieden. Hun eigen aanhang moest dus sterker worden. De beste weg leek daarvoor dat men, de schuld voor de voortzetting van de oorlog aan 'het imperialisme' toeschrijvend. aansluiting zocht, gelijk gezegd, bij de ontevredenheid die, naar men verwachtte, bij de volksmassa's zou ontstaan als gevolg van materiële ontberingen en politieke onderdrukking. Slaagde men er in, vanuit die volksmassa's protestacties te ontketenen, dan zouden die acties, vooral wanneer tastbare resultaten bereikt werden, de invloed van de communisten doen toenemen.

XCDie acties konden zich alleen richten tegen de plaatselijke machthebbers: dat waren in Nederland de bezetter plus de Nederlandse autoriteiten. Voorzover men de volksmassa's tegen de bezetter trachtte te mobiliseren, zou de te volgen politiek anti-Duits zijn. Tegelijk diende zij evenwel zoveel mogelijk te voorkomen dat van een verzwakking of nederlaag van Duitsland door 'kapitalistische' staten als Engeland en Amerika geprofiteerd zou worden. In 1940 vergde zulks een aan de kaak stellen van Engeland dat, zo heette het propagandistisch, de 'voornaamste schuldige' was aan het feit dat de oorlog voortduurde, en natuurlijk moesten terzelfdertijd alle politieke krachten die zich met Engeland verbonden hadden, aangevallen worden. Dat waren, wat ons land betreft, onder meer de regering te Londen en de democratische politieke partijen, ja het gros van de publieke opinie. Voor die publieke opinie ging in toenemende mate slechts één vijand bestaan: Duitsland, maar uit de door Moskou uitgestippelde lijn vloeide voort dat de CPN op twee fronten strijd moest voeren: èn tegen de bezetter, èn tegen Engeland waarmee, zo stelde men het, de Nederlandse 'bourgeoisie'

908 [PDF]
DE RUSSISCHE POLITIEK

en het koningshuis dat louter als symbool van die 'bourgeoisie' gezien werd, zich verbonden hadden.

XCNadat hier en daar een communistische functionaris in de zomer van' 40 al een klein eigen illegaal blad uitgegeven had, verschenen in de herfst van '40 de eerste communistische bladen die een breder karakter hadden: in Den Haag De Vonk, in Amsterdam De Gids (speciaal voor metaalarbeiders), in Groningen Het Noorderlicht. Vóór mei' 40 had binnen de CPN een aparte organisatie bestaan die oproepen en manifesten snel kon stencillen; de hulpmiddelen van die organisatie (schrijfmachines, stencilapparaten) werden in de illegaliteit meegenomen. Een duidelijk landelijk orgaan was er in de herfst van '40 evenwelnog niet, hoewel het wel zo was dat de plaatselijke bladen hun kopij geheel of gedeeltelijk uit een centraal punt ontvingen. In Moskou vond men, aldus Harmsen, de illegale CPN niet actief genoeg. De Komintern liet via Goulooze vragen, 'wat de partij deed, waar de illegale krant bleef en wat er aan sabotage werd gedaan.'! Een en ander wekte bij de Groot zoveel wrevel dat hij korte tijd later een poging ondernam, Goulooze als verbindingsman met de Komintern ten val te brengen. Dat mislukte,"

XCIntussen kon de Groot de vragen uit Moskou niet zo maar naast zich neerleggen. Er zijn aanwijzingen dat in die tijd een groep communistische oudSpanjestrijders. door Sally Dormits geleid (een communist die in Nederland niet als oud-Spanjestrijder bekend stond"), opdracht kreeg, zich op sabotageacties en dergelijke voor te bereiden, en na een eerste landelijk manifest naar aanleiding van de herdenking van de Russische revolutie van 1917, verscheen eind november het eerste nummer van De Waarheid. Het werd vóór de Februaristaking door een vijftal andere nummers gevolgd. N agenoeg alle artikelen waren door de Groot geschreven die blijkens de inhoud met name over de gebeurtenissen in Amsterdam snel en over het algemeen accuraat geïnformeerd werd. Van de Groots teksten was een gestencilde 'kaderkrant' gemaakt die plaatselijk of regionaal tot grondslag diende voor gestencilde, soms ook voor gedrukte uitgaven van De Waarheid.

XCHet eerste nummer (23 november' 40) opende met een programmatischeen Zuidamerikaans legioen naar republikeins Spanje getrokken. Dat was in

1 G. W. Harmsen: p. 86. 2 A.v., p. 87-88. 3 Dormits was met

909 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

hoofdartikel, 'De weg naar vrede en vrijheid"; dat al in zijn tweede zin de twee vijanden in één adem noemde: 'De impcrialistische roofoorlog woedt en ons land gaat gebukt onder de nood en de ellende van de Duitse naziheerschappij terwijl de bevolking bovendien getroffen wordt door de Engelse luchtbombardementen.' Zou 'het Duitse imperialisme' winnen, dan zouden de Nederlandse arbeiders 'dubbel uitgebuit' worden: terzelfdertijd 'door de 'eigen' kapitalisten en door de Duitse kapitaaltrusts.' 'Doch ook als Engeland winnen mocht, wat zalons volk er bij winnen? Het enige resultaat van al het doorgestane leed zou zijn: de terugkeer van het Colijnse hardvochtige regime van de Engelsgezinde uitzuigers dat wij zoveel jaren lang hebben moeten verdragen.' Nederland mocht geen kolonie worden, 'noch van Duitsland, noch van Engeland!'

XCDit werd dan uitgewerkt in allerlei passages waarvan sommige zich tegen'de Engelse oorlogsvoerders' en 'hun Colijnse en sociaal-democratische slippendragers' richtten, andere tegen de bezetter en zijn handlangers: 'Geen fascisme in Nederland! Geen rassenhaat waarmee de nazi's ons volk willen vergiftigen! Geen gcmeenschap met de bezcttingsoverheid!' Er werd voorts aangedrongen op een verbod van voedseluitvoer naar Duitsland en op verhoging van de lonen, van de werkloosheidsuitkeringen en van de landbouwprijzen. 'Miljoenen en miljoenen arbeiders in alle oorlogvoerende landen willen de vrede!' zo heette het tenslotte. 'Elke dag wordt dezewil sterker en zal tenslottealle geweld- en dwangmiddelen doorbreken die hem thans nog aan banden leggen. In de Sowjet-Unie staat een machtig rijk van het socialisme,sterk en machtig toegerust, gereed om het wereldproletariaatte helpen alshet zich opmaakt om de ketenen van het imperialisme te verbreken en een einde aan de oorlog te maken!'

XCIn het tweede nummer (16 december' 40) werd behalve het Driemanschap van de Unie ook Vorrink aangevallen; hierin werd overigens ook de Jodenvervolging als 'bliksemafleider' aan de kaak gesteld. Tegen een aantal nieuwe antisemietische maatregelen werd in het derde nummer (begin januari' 41) krachtig geprotesteerd. Later in januari verscheen een extra-nummer, gewijd aan een communistisch 'volkscongres' dat in Engeland plaats gevonden had en waar het aftreden van de regering-Churchill geëist was, 'die de oorlog voert voor de winst van het kapitaal en daartoe in Engeland een fascistisch regime invoert.' Ook De Gids wijdde een extra-nummer aan dit 'volkscongres': 'Daarom niet uw hoop gebouwd, zoals de Tommie-Vcrrink

XC1 Tekst in: Het woord als wapen. Keur uit de Nederlandse ondergrondse pers 1940-1945 (1952), p. 75-77·

910 [PDF]
DE WAARHEID

socialisten dat willen, op een overwinning van Engeland. Dat is op uw doodsvijand stemmen!'1

XCNO.4 van De Waarheid (begin februari '41) schreef over de 'huichelarij' van president Roosevelt die zijn volk op sluwe wijze bij de oorlog trachtte te betrekken, en waarschuwde tegen 'de propagandistische frazen van het Anglo-Amerikaanse imperialisme.' 'Duldt geen antisernitisme!' stond er verder in: 'Komt tot een eensgezinde daad!' NO.5 (medio februari' 41) gaf honend commentaar op de Mededelingen van het Comité voor Vrü Neder latul. Nota bene: dat Comité wilde rekening houden met een bevrijding van Nederland door de Engelsen! De Groot voelde daar niets voor:

XC'Engeland is even slecht als Duitsland ... Zeker, ons land moet van de Duitse overheersing worden bevrijd en daarvoor moet goed en bloed op het spel worden gezet. Doch niet voor de zaak van het Oranjehuis en wat er om heen hangt, die is de knoken van geen enkele Nederlander waard.'

XCIn de maanden die aan de Februaristaking voorafgingen, waren er naast de communisren ook anderen die de bevolking door middel van illegale bladen en pamfletten opriepen tot daadwerkelijke protesten tegen de Jodenvervolging. Verscheidene links-socialistische groeperingen deden dat, zo ook Goedhart in zijn Nieuwsbrief van Pieter ' t Hoen. De Waarheid bracht evenwel meer feitenmateriaal; er stonden berichtgevers achter het blad die talrijker waren en beter georganiseerd dan die van de andere groepen en organen. Daar stond evenwel tegenover dat de oproepen van De Waarheid in een algemeen politiek kader geplaatst waren dat het overgrote deel van de Amsterdamse bevolking, had het er kennis van genomen, stellig met verontwaardiging en wellicht met weerzin vervuld zou hebben. Die overgrote meerderheid snakte immers naar bevrijding en die bevrijding kon in de concrete situatie waarin men zich bevond, slechts van Engeland uitgaan; de terugkeer van de koningin zou er het symbool van zijn. Wij hebben evenwel niet de indruk dat De Waarheid in die tijd veel gelezen werd, behalve in de rijen van de communisten en hun aanhang. Met volledige instemming? Wij weten het niet maar het zou wèl vreemd zijn indien mr. de Leeuw de enige gebleven was die het beleid van Paul de Groot en de zijnen niet kon bewonderen.

XCDe communisten hadden in Amsterdam een stevige aanhang: bij de ge

XC1 De Gids, orgaan voor de metaalindustrie, 4.

911 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING meenteraadsverkiezingen van juni '39 had de CPN in de hoofdstad bijna

14% van de sternmen verworven (in de Jodenhoek 15%, tegen 50% voor de SDAP); tot die 14% was een groot aandeel geleverd door de bevolking van enkele van de armste arbeidersbuurten. Illegale CPN' ers bleven daar in actie. Al in de laatste maanden van '40 slaagden zij er in, groepen uit dat armste bevolkingsdeel in beweging te brengen. Eind oktober en in november hadden zij, gelijk reeds aangeduid, Amsterdamse werkverschaffmgsarbeiders die dagelijks in het Gooi en in de buurt van Amersfoort op bepaalde objecten werkten, tot stakingen weten te bewegen uit protest tegen een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden; bij die gelegenheid waren door die arbeiders en door vrouwen uit de volksbuurten ook optochten gehouden. De Nederlandse autoriteiten hadden moeten inbinden, waarbij van veel belang was dat de Sicherheitspolizei und SD, door NSB'ers voorgelicht, van die autoriteiten geëist had dat zij de werkverschaffmgsarbeiders beter zouden behandelen. Begin januari werd door de illegale CPN een nieuwe actie ingezet: de meer dan tienduizend werkverschaffmgsarbeiders van de hoofdstad waren 'uitgevroren'; dat betekende dat zij gemiddeld in plaats van een weekloon van f 24, een ondersteuning van slechts f 13 ontvingen. Het kwam opnieuw tot demonstraties waarbij een door de illegale leiding der CPN aangewezen communist, Wouter Kalf, een belangrijke rol speelde. Bij enkele gelegenheden trokken meer dan duizend arbeiders door de stad. De politie trad niet tegen hen op. Het resultaat was dat het departement van sociale zaken begin februari goedkeurde dat alle ondersteunde werklozen één week uitkering extra zouden ontvangen.

XCDe werkverschaffmgsarbeiders hadden dus met hun acties succes gehad. Dat raakte in ruimer kring bekend, zoals ook, gelijk wij al beschreven, met het resultaat van de staking der metaalarbeiders in Amsterdam-noord (17 februari) het geval was. Wij willen daarmee allerminst beweren dat de Februaristaking alleen maar als een voortzetting van die vroegere acties beschouwd mag worden. Wellicht was dat naar het oordeel van sommige communisten wèl het geval, maar in wezen lag de Februaristaking in een totaal ander vlak. Zij richtte zich tegen de Duitsers, niet tegen Nederlandse autoriteiten. Het ging de stakers bovendien niet om hun eigen directe belangen het ging hun om leven en welzijn van hun Joodse medeburgers. De staking was een protest uit menslievendheid dat evenmin willekeurig op te wekken als willekeurig te herhalen viel. Er zal nog blijken dat de illegale leiding van de CPN voor dit diepere karakter van de staking weinig begrip had; de eigen traditionele denkpatronen volgend, zag die leiding de staking als één in een reeks van acties die zo spoedig mogelijk voortgezet moest worden. Wellicht waren er ook hier en daar in de Amsterdamse illegale CPN Ïunctionarissen 9

912 [PDF]
ACTIES DER CPN

en leden die de aanloop tot de staking en ook de staking zelf essentieel als een manifestatie van de CPN beschouwden, d.w.z. als een politieke daad van communisten, van welker succes de CPN voor de eigen politieke doeleinden gebruik kon en mocht maken. Het lijkt ons intussen een vaststaand feit dat bij menige CPN' er in en door de actie de politieke motivering in een ruimere, meer algemeen menselijke motivering opgegaan is.

XCOp zaterdagavond 22 februari, onmiddellijk na de eerste razzia in de Jodenhoek, gafBrandenburg, de Amsterdamse districtsleider van de illegale CPN, opdracht aan zijn koerier, door middel van het partij-apparaat aan de Amsterdamse arbeidersbevolking bekend te maken wat op het Waterlooplein en op het Jonas Daniël Meyerplein geschied was. Op zondag had Brandenburg een bespreking met een van de drie partijleiders, Jansen, die van zijn onderduikadres in Apeldoorn naar Amsterdam gekomen was. Zij besloten dat de CPN door middel van een anoniem manifest tot een staking zou oproepen; Jansen schreef er een concept voor, een datum werd daar nog niet bij ingevuld.

XCDiezelfde zondag kwam een lid van de illegale CPN, Willem Kraan, arbeider bij de afdeling bestratingen van Publieke Werken, die des ochtends de tweede razzia op en bij het Waterlooplein persoonlijk aanschouwd had, bij een kameraad uit de CPN langs, Piet Nak, arbeider bij de Stadsreiniging. 'En Willem', vertelde Nak twintig jaar later, 'die was een ijzersterke kerel, met tranen in zijn ogen, en die vertelde me daar dan hoe verschrikkelijk of daar huisgehouden werd, hoe de mensen als beesten daar geslagen werden. En WiIIem kwam bij mij en hij zegt: dàt kunnen we niet dulden, en daar moet iets aan gebeuren, die boel moet plat."

XCKraan en Nak sprongen beiden op hun fiets en gingen de kameraden van hun bedrijfscellen langs om hen voor het denkbeeld van een staking warm te maken. 's Avonds zochten zij een van de leden van de illegale leiding der CPN in Amsterdam op, Frits Reuter, speciaal belast met het contact met de bedrijfscellen in het overheidspersoneel. Hem deelden zij mee dat zij maandag een staking zouden trachten uit te lokken. Reuter keurde dat voornemen goed en lichtte Brandenburg in.

XCOp maandagmorgen lukte het Kraan, Nak en een derde gemeente

XClP. Nak in L. de Jong: De bezetting, p.

913 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCarbeider, Dirk van Nimwegen, niet om de staking van de grond te krijgen:

XCer was nog teveel aarzeling. Derhalve besloten Kraan en Nak, in het begin

XCvan de avond een vergadering te beleggen op de Noordermarkt: daar zou

XCaan het stakingsparooi meer bekendheid gegeven worden. Weer werd

XCReuter ingelicht; hij en Brandenburg waren op de Noordermarkt aanwezig.

XCDaar waren om zes uur een tweehonderdvijftig man bijeen, hoofdzakelijk

XCarbeiders van de Stadsreiniging en van Publieke Werken en voor het grootste

XCdeel CPN'ers. Van Nimwegen en Nak voerden kort het woord. 'We

XChebben ze dan verteld', aldus Nak, 'dat wat ze in Duitsland deden, dat 't daar misschien mogelijk was, en dat 't hun

XCzaak was, maar dat wij 't als Amsterdamse bevolking, met onze Kattenburgers, onze Jordaners, de arbeidersklasse - dat wij met onze Joodse vriendjes en vrien

XCdinnetjes toen we klein waren, samen in één straat en op één trap gespeeld hebbello

XCEn dat we dat niet konden dulden. Wij moesten alles in het werk stellen om de

XCvolgende dag in Amsterdam de boel plat te krijgen.'l

XCHet gehele Amsterdam.se apparaat van de illegale CPN kwam. die maan

XCdagavond in beweging. De leiding van de groep overheidspersoneel zette

XCeen plan de campagne op. Men besloot de volgende ochtend allereerst te

XCtrachten, bij de tram, bij de Stadsreiniging en bij Publieke Werken een

XCstaking uit te lokken. Er werd vastgesteld, welke communisten, soms ook

XCniet-communisten, dinsdag bij die gemeentediensten tot staken zouden op

XCroepen; ook voor de Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij en de Neder

XClandse Dok Maatschappij in Amsterdam-noord werden enkele personen

XCaangewezen. Al die agitatoren moesten gewaarschuwd worden. Bood

XCschappers snelden door de stad. Tegelijk werden door anderen pakketten

XCmet een gestencilde stakingsoproep naar vertrouwde adressen gebracht. De ..- concepttekst die Jansen zaterdag geschreven had, was ietwat bijgewerkt;

XCmaandagmiddag was men begonnen te stencillen en op de exemplaren die

XCmaandagavond uit de stencilmachines rolden, kon men ook nog aangeven

XCdat de staking op ~dag 25 februari ingezet moest worden: 'Weest solidair met het zwaargetroffen Joodse deel van het werkende volk! ! ! Onttrekt de Joodse kinderen aan het Nazi-geweld, neemt ze in uw gezinnen op! ! ! Beseft de enorme kracht van uw eensgezinde daad! ! ! ! ! ... Gij hebt in uw verzet ongetwijfeld een groot deel van de Duitse arbeiders

XCsoldaten met u! ! ! ! Staaktl. ! ! Staakt! ! ! Staakt! ! ! Legt het gehele Amsterdamse bedrijfsleven één dag plat, de werven, de

XC1 A.v., P: I62. 9 1

914 [PDF]
'STAAKT!!! STAAKT!!! STAAKT!!!'

tàbrieken, de ateliers, de kantoren en banken, gemeentebedrijven en werkverschaffingen! !

XCDan zal de Duitse bezetting moeten inbinden! Dan hebt gij een slag toegebracht aan het monsterachtige plan, Mussert aan de macht te helpen! Dan verhindert ge een verdere leegplundering van ons land! !

XCStelt ook overal uw eisen voor verhoging van 10011 en steun! !

XCWeest eensgezind! ! Weest moediç! ! !'

XCEen deel van die manifesten kon 's avonds laat nog afgegeven worden bij diegenen die's morgens in alle vroegte, nog in het pikdonker (de zon zou pas om half negen opkomen) naar de bedrijven moesten gaan.

De staking l

XC

XCDe arbeiders die's nachts op het grote rangeeremplacement van de Nederlandse Spoorwegen in Amsterdam-oost doorgewerkt hadden, waren de eersten die tussen vier uur en half vijf overgehaald werden, het werk neer te leggen. Zij zonden een delegatie naar het Centraal Station maar daar werd niet voor een staking gevoeld. Het gevolg was dat het werk op het rangeeremplacement spoedig hervat werd.

XCIntussen was Wouter Kalf die in de voorafgaande maanden de acties van de werkverschaffmgsarbeiders met succes geleid had, 's morgens om half zes aan het Centraal Station gaan ageren onder de werkverschaffmgsarbeiders die per trein naar Amersfoort moesten vertrekken. Er werd eerst maar weinig naar hem geluisterd, Kalf stapte dus in, reed mee en bij de eerste halte: het Muiderpoortstation in oost, had hij een paar honderd man zover dat ze uitstapten. Een paar honderd andere werkverschaffmgsarbeiders die er stonden te wachten, besloten niet te vertrekken. De twee groepen telden samen ca. vijfhonderd man; van die vijfhonderd gingen tweehonderd het station blokkeren: ze stuurden alle reizigers die er buiten aankwamen, met de mededeling terug dat een staking uitgebroken was. Staking! Wie er van hoorde, vertelde het aan anderen.

XCKraan en Nak waren naar de tramremise in de Havenstraat gegaan, dicht bij het stadion. Ze hadden er geen succes: de trams reden uit. Meer succes had de groep die tot staking opriep bij een tweede grote remise in zuid: in de Kromme Mijdrechtstraat, dicht bij de Amstel. De trams bleven er binnen. De directeur van de gemeentetrarn, ir. W. B. I. Hofman, werd door9 1

1 Ons beeld van het verloop en de structuur van de staking is gebaseerd op de studie van Sijcs:

915 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

een portier gewaarschuwd. Hofman alarmeerde de politie, stuurde een aantal hoofdambtenaren van zijn dienst naar de drie grote remises en ging zelf naar de Kromme Mijdrechtstraat. Hij sprak er het trampersoneel toe en betoogde dat een staking kwade gevolgen zou hebben. Sommige wagenbestuurders wilden nadien uitrijden; dat werd hun door collega's belet die op de tramrails gingen zitten. Politie-agenten grepen niet in. Toen directeur Hofman evenwel om een uur of negen weer in de Kromme Mijdrechtstraat verscheen en meedeelde dat hij op een rondrit per auto door de stad geconstateerd had dat er helemaal geen algemene staking was en dat de trams uit de remise Havenstraat normaal reden, begolmen de trams uit de Kromme Mijdrechtstraat uit te rijden. 'De staking is verloren', werd er in de buurt gezegd. 'Uit de remise van de Havenstraat zijn ze al uitgereden,'!

XCGeen tramverkeer - dat zou een voor de gehele bevolking zichtbaar bewijs zijn dat er gestaakt werd. Van het feit dat tussen negen en tien uur 's morgens veel trams weer gingen rijden, had een deprimerend effect kunnen uitgaan. Maar die trams kwamen niet ver.

XCZij die tot staken opriepen, hadden inmiddels op tal van andere punten succes gehad, vooral in Amsterdam-noord. Tussen half acht en acht uur begonnen grote groepen arbeiders de werven te verlaten. Fabrieks- en kantoorpersoneel sloot zich bij hen aan. Bij de Kromhout Motoren Fabriek liep men onder hoerageroep de hekken uit en van half negen af lieten grote groepen stakers zich weer door de veerponten over het IJ zetten, terug naar het centrum van Amsterdam. 'Mannen en vrouwen, jongens en meisjes', aldus Sijes, 'juichten elkaar toe. De 'Internationale' en andere socialistische strijdliederen werden gezongen. Jongens pakten in dolle overmoed fabrieksmeisjes, tilden ze op - en iedereen lachte. Kapitein en pontpersoneel werden toegejuicht. Kreten dat het pontpersoneel moest staken, werden door nog luider geroep overstemd dat de stakers de stad in moesten. Overvol - de mensen zaten tot in het stuurhuis - voer de ene pont na de andere traag over het door de zon beschenen IJ. 'Het was gewoon reusachtig.' '2

XCVan de Stadsreiniging gingen meer dan vierhonderd werklieden in stakin g. Ook bij tal van kleinere bedrijven liepen de arbeiders en kantoorbedienden weg. De leerlingen van de derde vijfjarige HBS in Amsterdam-zuid gingen door de stad fletsen in plaats van hun school binnen te gaan, en vooral tussen negen en tien uur' s ochtends toen de stakers van Amsterdam-noord en van de bedrijven elders zich in enthousiaste groepen door de stad verspreidden, breidde de staking zich met grote snelheid uit. Bij Werkspoor liepen bijna drieduizend man weg - tien NSB' ers bleven achter, ook bij een aantal ge

XC1 S. de Vries Jr.: Dagboek, 25 febr. 1941. Sijes: De Februaristaking, p.

916 [PDF]
EERSTE STAKINGSDAG

meentelijke diensten legde men het werk neer, 'de stakingen in de grote bedrijven zogen', schrijft Sijes,'de personelen van de kleine onweerstaanbaar mee.' Bij dat alles speelde de passievehouding van de politie een belangrijke rol. Hoewel de waarnemend hoofdcommissaris, K. H. Broekhoff, kort na zeven uur gehoord had dat er in de remise Kromme Mijdrechtstraat gestaakt werd, was het bijna tien uur voor de politie instructie van hem kreeg, alle samenscholingen met kracht tegen te gaan.

XCHet was te laat voor dat ingrijpen.

XCDe staking had op dat moment al zulk: een elementaire kracht gekregen dat de politie-agenten, zo zij al wilden optreden (en de meesten voelden daar niets voor), dat nauwelijks meer konden. Die elementaire kracht keerde zich ook tegen de trams die uitgereden waren. Tram na tram werd aangehouden, de bestuurder kreeg toegeschreeuwd dat hij naar de remise terug moest; trachtte hij door te rijden, dan ging men voor de wagen op het tramspoor zitten. Sommige trams werden met stenen bekogeld of men wierp ze met vereende krachten om. Dus kwam het tramverkeer opnieuw tot stilstand. En nu wist men het definitief: de staking is er - en ze slaagt!

XCEen grote stoet demonstranten passeerde de Dam. Het personeel van de Bijenkorf sloot zich bij de staking aan. Winkel na winkel werd gesloten. Men zong nationale liederen. Wilde geruchten deden de ronde: ook de spoorwegen zouden's middags in staking gaan, in Den Haag zou een ultimatum zijn gesteld en bij niet-aanvaarding zou men bij alle openbare nutsbedrijven het werk neerleggen. Het voortgezette passieve optreden van de politie (na Broekhoffs order vond eerst om kwart voor één de eerste charge plaats: bij het Spui) bevorderde dat zich in het begin van de middag nieuwe bedrijven bij de staking aansloten. :Q.ill.zenden_mensen liepen toen door de binnenstad. Waar de staking begonnen was, wisten zij niet; evenmin, wie er toe aangezet hadden. Wie interesseerde zich daarvoor? Men was alleen maar verheugd, alle ergernis en alle verontwaardiging die men sinds de capitulatie opgekropt had, eindelijk te kunnen uiten. Men had vernomen welke schandelijke tonelen zich in het hart van de Jodenhoek afgespeeld hadden. Dáár ging het protest tegen! En wèlk een protest! De solidariteit der volksmassa's was haast tastbaar. Zij, zij alleen, beheersten de stad. Duitsers waren er nauwelijks te zien, geen geüniformeerde NSB'er waagde zich op straat. Amsterdam was weer het oude, het eigen Amsterdam; men voelde zich vrij, men riep elkaar toe, men zong, menlachte - even opgelucht, innerlijk even bevrijd als Cleveringa na zijn toespraak te Leiden. 'We zijn opgewonden, vreemd en ver van onszelf en we lijken te zweven', noteerde een Joodse oud-medewerker van de Vara een dag later in zijn dagboek.

917 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

van het doodgewone! ... Op straat vlogen mensen die elkaar tevoren nog nooit gesproken hadden, elkander 0111. de hals! Gewonnen !'1

XCDuizenden trokken op die eerste stakingsdag in de middaguren naar de Noordermarkt waar, zo heette het, een protestdemonstratie tegen de Jodenvervolging gehouden zou worden. Dat plan was door de illegale CPN gelanceerd en Wouter Kalf had van de partijleiding opdracht gekregen, de demonstranten toe te spreken. Op de Noordermarkt greep evenwel de Ord nungspolizei in: zij joeg de demonstranten van het plein, Daarop volgden in de buurt van de Noordermarkt charges van de Amsterdamse politie. Schoten weerklonken. Kalf kon niet aan het woord komen, maar grote optochten gingen door de Jordaan trekken. 'Weg met de Jodenpogroms!' werd in spreekkoor geroepen. Velen gingen weer naar de Dam. Men vluchtte er weg toen een overvalwagen van de Crdnungspolizei er rondjes ging rijden. Op veel punten in de stad kwam het nadien tot kleine samenscholingen, maar tegelijkertijd gingen er geruchten de ronde doen dat de ziekenhuizen al vollagen met doden en gewonden. Daar stonden weer andere geruchten tegenover: ook elders zou gestaakt worden: in Haarlem, de Zaanstreek, Hilversum, Den Haag, Rotterdam - ja, de staking zou al naar België overgeslagen zijn, naar de grote havenstad Antwerpen!

XCEen deel van die geruchten was juist.

XCForensen die uit Amsterdam terugkeerden, brachten in de steden bij Amsterdam het nieuws mee dat de hoofdstad staakte. 's Morgens braken grote stakingen in Weesp uit, ,s middags in Hilversum. Ook in de Zaanstreek werd bij een aantal bedrijven het werk neergelegd; in Haarlem bleef de staking die dag tot een scheepswerf en een machinefabriek beperkt: VIerhonderd stakers trokken er in optocht door de binnenstad.

XCDe bezetter was door de staking volledig verrast. Welwaren tot de Amsterdamse Sicherheitspoiizei und SD maandag geruchten doorgedrongen dat een staking in voorbereiding zou zijn, maar ze had aan Den Haag gerapporteerd dat ze die geruchten als bluf beschouwde. In Den Haag waren, zoals wij al vermeldden, Seyss-Inquart en Harster afwezig. De eerste die daar met kracht

XC1 S. de Vries Jr.: Dagboek, 26 febr. 1941.

918 [PDF]
EERSTE STAKINGSDAG

op de gebeurtenissen in Amsterdam reageerde, was Rauter. Secretarisgeneraal Tenkink en de inspecteur-generaal van de Nederlandse politie, kolonel de Koningh, gaf hij instructie, door de politie met kracht tegen de stakers te laten optreden; beiden vertrokken naar Amsterdam. Ook alarmeerde Rauter het Amsterdamse bataljon van de Ordnungspolizei; hij gelastte het, met de scherpste middelen demonstranten uiteen te jagen: geen waarschuwingsschoten, men moest meteen raak schieten. Ook alarmeerde Ranter twee in Zandvoort en Amersfoort gelegerde bataljons van de 4de SS-Totenkopf-Standarte. Tweehonderdvijftig man marechaussee liet hij onmiddellijk naar Amsterdam dirigeren, generaal Christiansen stelde hij telefonisch en schriftelijk van de uitgebroken staking in kennis.

XCOok Beaujtragter Böhrncker ging grote pressie uitoefenen. Burgemeester de Vlugt kreeg van hem. te horen dat hij persoonlijk verantwoordelijk gesteld zou worden als het gemeentepersoneel doorstaakte. Tegen Asscher en Cohen die hij in het begin van de middag bij zich riep, zei Böhmcker dat de Joden voor de staking zouden boeten. Van de stafchef van de Bejehlshaber iI/I LlIftgau Holland (diens bureau was in het Amsterdamse Carltonhotel gevestigd) had Böhmcker toen al te horen gekregen dat de staking onder alle omstandigheden de volgende dag, woensdag, beëindigd moest zijn, 'die Wehnuacht miisse sonst ihre Massnahmen ergreifen.'l Was generaal Christiansen van plan, zich als hoogste autoriteit op te werpen?

XC's Middags om half vier voerde Böhmcker in het Stadhuis een bespreking met burgemeester de Vlugt, Tenkink, de Koningh, waarnemend hoofdcommissaris Brockhoff en procureur-generaal van Thiel, Hij eiste het scherpst mogelijke optreden maar hij bereikte weinig bij de Nederlandse autoriteiten die er geen van allen voor voelden dat de politie van de vuurwapenen gebruik zou maken om op Nederlanders te schieten. De algemene stenuning was (al werd dat niet zo gezegd): de staking is een reactie op het schandelijke Duitse optreden - nu moeten de Duitsers het probleem van de staking maar zèlf oplossen. Iets had de Vlugt wèl gedaan: hij had er voor gezorgd, zei hij, dat allen die in dienst van de gemeente waren, een gedrukte oproep zouden ontvangen waarin stond dat zij gestraft en ontslagen zouden worden als zij het werk niet onmiddellijk hervatten; dat die oproep succes zou hebben, kon de Vlugt niet garanderen. Broekhoff gaf aan Böhmcker te verstaan dat de staking het gevolg was van de Jodenrazzia's en van Thiel wees hem er aggressief op dat men sinds de gelijkschakeling van het NVVeenvoudig geen kans meer had, via de vakbondsbestuurders invloed op de arbeiders uit te oefenen.

XC1 Brief, 8 maart 1941, van Böhmcker aan Seyss-Inquart.

919 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCBöhmcker vond dat alles maar slap gepraat.

XCHij bracht Rauter telefonisch rapport uit. Rauter wist er wel wat op: uit zijn naam moest Böhmcker aan de twee voorzitters van de Joodse Raad meedelen dat, als de staking de volgende dag voortgezet werd, driehonderd Joden opgepakt en gedeporteerd zouden worden. Onmiddellijk liet Böhrncker Asscher en Cohen komen. Zij moesten, zei hij, Ranters mededeling aan alle werkgevers doorgeven die zij konden bereiken. Dat deden zij. Asscher zocht bovendien S. R. de Miranda op die jarenlang een van de socialistische wethouders van Amsterdam geweest was. 'Miranda', zei hij (aldus later diens echtgenote), 'jij moet de stakers aanzeggen, weer aan het werk te gaan, anders zalons iets verschrikkelijks gebeuren.' 'Denk je', zou Miranda geantwoord hebben, 'dat ik met de Duitsers meewerk om de antiscmietische maatregelen uit te voeren? Nooit!' 'Dan ga jij er ook aan!' 'Moet ik meewerken om die staking te doen beëindigen? Staken is iets heiligs, maar dat kan jij niet begrijpen!'l

XCOp dinsdagavond liet Rauter alle café's, bioscopen en schouwburgen in Amsterdam sluiten en na half acht mocht zich in Amsterdam, Haarlem en Hilversum niemand meer op straat bevinden. Dat alles werd meegedeeld via de draadomroep en met vijf luidsprekerwagens die uit Den Haag gekomen waren. Het SS-Totenkopf-bataljon uit Zandvoort werd door Rauter naar Amsterdam gedirigeerd; het bataljon van de Ordnungspolizei kreeg daar voorts versterking van een tweede bataljon uit Assen. Dat laatste bataljon arriveerde pas in de nacht, het bataljon uit Zandvoort begon al dinsdagavond door Amsterdam te patrouilleren; Iller en daar viel een schot.

XCDuizenden, tienduizenden Amsterdammers wellicht, luisterden die avond met extra gesparmen aandacht naar de BBC en Radio Oranje: geen woord over de staking.

XCIn de loop van de nacht werd een aantal vakbondsbestuurders in wie de Sicherheitspolizei ten onrechte de leiders van de staking zag, gearresteerd.

XCIn de rijen van de illegale CPN had het feit dat de staking zich practisch tot

XC1 Niet door Asscher en Cohen maar door anderen was er kort na de oprichting van de Joodse Raad bij de Miranda op aangedrongen, zich als lid van de Joodse Raad ter beschikking te stellen; dat had hij geweigerd 'onder de motivering dat hij aan geen enkele maatregel wilde medewerken die in het belang van de Duitsers was.' (Proc. fisc. Amsterdam, recherche: p.v. inz. A. Asscher en D. Cohen, getuige W. T. de Miranda-Timmerman, I dec. 1948, p. 1-2) 9

920 [PDF]
EERSTE STAKINGSDAG

heel Amsterdam uitgebreid had, grote vreugde gewekt, ja een gevoel van macht doen ontstaan zoals men nimmer gekend had. Was niet de CPN hier naar waarheid de 'strijdende voorhoede van het proletariaat' geweest? Zij had haar kader ingezet - en Amsterdam had het stakingsparool gevolgd.

XCDinsdag reisde Brandenburgs koerier naar Apeldoorn. Daar bracht hij Lou Jansen rapport uit: heel Amsterdam. was gaan staken - wat nu? Jansen gaf de koerier twee instructies die nog diezelfde dag aan Brandenburg overgebracht werden: de duur van de staking moest tot twee dagen beperkt worden en acht dagen later, op donderdag 6 maart, moest een nieuwe staking plaats vinden. In de nacht van dinsdag op woensdag werden in Amsterdam reeds de eerste pamfletten gestencild waarin tot die nieuwe staking opgeroepen werd.

XCDe gedrukte kennisgeving van de burgemeester had op het gemeentepersoneel indruk gemaakt. Dat bleek woensdagmorgen en het bleek allereerst bij het trambedrijf Directeur Hofman was persoonlijk in de remise aan de Havenstraat aanwezi g; hij sprak er het personeel toe. De meeste trams reden uit, zij het met vertraging. Hetzelfde deed zich in de Kromme Mijdrechtstraat voor. Wel werd het werk door een deel van het trampersoneel niet hervat (door bijna driehonderd man van de bijna achthonderd die dinsdag gestaakt hadden), maar er gingen weer trams door de stad rijden. Ook bij de andere gemeentebedrijven brokkelde de staking af. Van het gehele ge!44%9

meentepersonecl, de tram inbegrepen, had op dinsdag bijna gestaakt, op woensdag was dat nog maar 20%. In het particuliere bedrijfsleven duurden daarentegen de stakingen voort. In Amsterdam-noord werd des ochtends door politie en marechaussee ge surveilleerd; zij gaven de stakers die er in grote groepen stonden te praten, de raad om naar huis te gaan: men moest geen doelwit voor de Duitsers vormen. Op een van de pleinen in noord stond een agitator over loons verhoging te spreken - hij vond geen weerklank bij zijn gehoor. In de rest van Amsterdam werd hier en daar het werk hervat, doch bij andere bedrijven ging men eerst nu in staking. Het totaal aantal stakers was niet wezenlijk geringer dan op dinsdag, maar toch: de situatie was bezig te veranderen, de trams die weer reden, waren er het symbool van. In verscheidene arbeiders wijken werd dus getracht, het doorrijden van die trams te beletten, maar wat op de eerste stakingsdag gelukt was, mislukte op de tweede. De Amster damse politie ging ingrijpen. Bovendien reden al in de ochtenduren overval wagens met gewapende Duitsers kris-kras door de stad; af en toe schoten zij,

921 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

soms wierpen zij handgranaten. Veel intimiderende werking ging daar nog niet van uit; eerder kwam er een element van geprikkelde nervositeit in de algemene stemming. De onrust nam toe en in enkele delen van de stad begon het publiek zich tegen de politie te verzetten. Waarom hielp de politie niet mee? Waarom ging zij zich tegen de stakers keren? Het kwam tot vechtpartijen met agenten. Dat droeg er toe bij dat hoofdcommissaris Braekhoff in het begin van de middag scherpere instructies gaf: zo nodig moest de politie van de vuurwapenen gebruik maken. Bovendien werd een aantal Amsterdamse agenten mèt een aantal leden van de Ordnungspolizei aan directeur Hofman van de gemeentetram ter beschikking gesteld: op elk tramstel gingen twee man meerijden. Hofman had daar op aangedrongen omdat er, schreefhij later, op de tweede dag alleen gestaakt werd 'door onverantwoordelijke elementen tezamen met kinderen en opgeschoten jongens .'1

XCEr ging van die meerijders effect uit: in de loop van de middag kreeg het tramverkeer weer min of meer een normaal aanzien. Dat de staking zichtbaar verliep, wekte bij velen verbittering. Anderzijds kon men toen al van veel kanten horen dat de staking in elk geval maar twee dagen volgehouden zou worden.

XCBuiten Amsterdam waren op de tweede stakingsdag de stakingen talrijker en groter dan op de eerste: in de Zaanstreek, Haarlem, Weesp en Hilversum waren zij nagenoeg algemeen; bovendien werd nu in Utrecht, Zuilen en Muiden gestaakt en in VeIsen in alle grote bedrijven. Het sprak vanzelf dat vooral die uitbreiding van de staking de Duitsers bezorgd maakte. De Wehrtnacht had dinsdag geëist dat op woensdag het werk overal weer hervat was - nu wàs het woensdag en in Amsterdam duurde de staking voort, buiten Amsterdam werd zij zelfs uitgebreider!

XCAalmemelijk is dat generaal Christiansen zich de gebeurtenissen op Anjerdag herinnerde: toen was Den Haag in rep en roer geweest - en de Reicks kontmissar zat in het noorden van het land en had, meende Christiansen, de demonstranten met fluwelen handschoenen aangepakt. Nu zat de Reichs konunissar in de Alpen en de staking zag er hoogst gevaarlijk uit. Ze was onduldbaar. Ze was dat al op zichzelf als tarting van het Duitse gezag, ze was het óók in haar gevolgen: het werk aan urgente Wehrl1lacht-orders lag stil. Volgens Christiansen moest dan ook een uitzonderingstoestand geproclameerd en het standrecht afgekondigd worden. Op grand van welke verordeningen? Die waren er niet! Deed zich hier dan niet zonneklaar de9

1 Brief van W. B. L Hofman, aangehaald in Sijes: p. 155

922 [PDF]
TWEEDE STAKINGSDAG

toestand van 'uberraschende Bedrohung des niederiándischen Ra/mies' voor die de Wehrmachtbejehlshaber het recht gaf, met passeren van de Reichsleonunissar op civiel gebied maatregelen te treffen?

XCChristiansen ging dat begrip 'Bedrohuug' wel heel ver uitrekken, maar hij deed dat met zulk een heftigheid dat de vier Generalkommissare die hem woensdagmorgen om elf uur bezochten, niet tegen hem op konden, ook Ranter niet. Eigenlijk was het volgens Christiansen de hoogste tijd om alle politieke activiteit in Nederland te verbieden: lag de oorsprong van de staking niet bij het rapalje-achtig optreden van de WA? Maar dat ging de vier Generalhouunissare te ver, vooral Schmidt die het tegen elkaar uitspelen van NSB, NSNAP, Nationaal Front en Unie niet graag liet varen. Trouwens, wanneer de politieke activiteit definitief gestaakt werd, wat bleef dan van Seyss-Inquarts opdracht over? Schmidt, Ranter, Wimmer en Fischböck wilden niet verder gaan dan goedvinden dat het bestuur over de onrustigste provincie, Noord-Holland, door Christiansen overgenomen werd; Schmidt durfde Christiansen de toezegging doen dat de NSB, de NSNAP, Nationaal Front en de Nederlandse Unie Christiansens eventuele instructies zouden opvolgen.' Wimmer kreeg eindelijk Seyss-Inquart aan de lijn. Deze was de eerste stakingsdag onderweg geweest tussen Kitzbühel en Berchtesgaden nu gaf hij, vermoedelijk van Berchtesgaden uit, zijn accoord voor de gedeeltelijke bestuursoverdracht aan Christiansen. Himmler die op eigen initiatief opbelde, deed hetzelfde, maar op voorwaarde dat Rauter het commando over zijn eigen eenheden zou behouden. Voorts zei Himmler dat Rauter, als dat nodig was, duizend Joden uit Amsterdam naar Duitsland mocht deporteren.

XCHet militair gezag in Noord-Holland werd door Christiansen aan de Bejehlshaber itu Luftgl1u Holland, Ceneralleutnant Siburg, overgedragen en nog diezelfde dag liet Christiansen in de pers en door aanplakbiljetten bekend maken dat op donderdag 27 februari het werk overal hervat moest zijn en dat in Noord-Holland aan 'alle Nederlandse politieke partijen' tot riader order iedere actie verboden was, 'in het bijzonder het dragen van uniformen en insignes van elke aard'. Daarmee ging een hartewens van Christiansen in vervulling: eindelijk verdwenen de geüniformeerde NSB' ers en NSNAP' ers van de straat! Het was een ingrijpen dat Mussert diep kwetste en dat de9 2

1 Arnold Meyer reageerde op de Februaristaking met een 'Oproep aan de Amster dammers' waarin hij de anti-Joodse maatregelen van de bezetter in beginsel goed praatte; het Driemanschap van de Nederlandse Unie besloot, elke reactie op de staking achterwege te laten, 'omdat ons aldus Homan, 'onraadzaam leek.' (CNU: Notulen, 25 mei 1946,p. 7, CNU III a)

923 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

NSB'ers balorig maakte. 'We hebben ons nog nooit zo ellendig gevoeld', schreef een WA-man uit Utrecht enkele dagen later, toen dat 'uniformverbod' blijkbaar ook daar nog steeds in acht genomen werd,

XC'we waren allemaal nette burgers. Op het sta£kwartier liep de Algemeen Commandant in een plus four en zei 'meneer' tegen een weerman-schrijver in een burgerkloffie. Henk liep zelfs, en met hem enkele anderen, op het stafkwartier demonstratief met een Unicspeldje."!

XCOp woensdag, onmiddellijk na de bespreking met generaal Christiansen, was Rauter naar Amsterdam vertrokken. Daar waren inmiddels versterkingen gearriveerd: een deel van de SS-Totcnkopf-Standarte uit Den Haag. Rauter gaf scherpe instructies en's middags gingen de gewapende Duitsers rechtstreeks tegen stakers optreden. Overvalwagens en motorfietsen reden met ronkende motoren door de stad. Hoeken van straten werden door de Waffw-SS' ers bezet. Er werd geschoten, soms met machinegeweren. In alle delen van de stad, vooral in west, vielen doden en gewonden, meestal door verdwaalde kogels. Nog werd de Amsterdamse politie, alle pressie ten spijt, niet waarlijk actief, maar dat maakte niet veel verschilmeer. De gewapende Duitse macht was in actie getreden. Geweeren mitrailleurvuur werden op tal van plaatsen gehoord, soms vermengd met de explosies van handgranaten.

XC's Middags om vier uur werden burgemeester de Vlugt en de hoofden van de belangrijkste gemeentediensten bij Rauter ontboden. De Vlugt was een gebroken man. De al op dinsdag aan hem gestelde Duitse eis, met grote beslistheid tegen de stakers op te treden, had hij aanvaard, anderzijds vond hij de staking als protest zozeer gerechtvaardigd dat hij die beslistheid niet kon opbrengen. Hij werd er samen met de aanwezige diensthoofden door Rauter persoonlijk voor verantwoordelijk gesteld dat het gehele gemeentepersoneel donderdagochtend weer aan het werk zou zijn.

XCIntussen werden de eerste arrestaties verricht: E. Hellendoorn, een comrnunist die zaterdagavond met een tweede C01='1L11llst, H. Coenradi, over een staking bij Fokker overleg gepleegd had, en J. Eyl, een derde communist die in Amsterdam-zuid opgepakt werd door twee agenten toen hij manifesten stond uit te delen (een NSB' er had de agenten op hem attent gemaakt); ook werd een vrouwelijk lid van de CPN gearresteerd die manifcsten bij

XC1 Brief, 2 maart 1941, van P. H. H. aan zijn dochter (Doe 1-7I3, a-r). 9 2

924 [PDF]
TWEEDE STAKINGSDAG

zich had waarin tot de nieuwe staking op 6 maart opgeroepen werd. Voorts begon de Sicherheitspolizei met het arresteren van trampersoneel dat het uitbreiden van de staking actief bevorderd had.

XCWeer moest men die avond om half acht binnen zijn, nu ook in Zaandam. Rauter reed's avonds naar Den Haag terug. Hij kon er rapport uitbrengen aan Seyss-Inquart die in de nacht van woensdag op donderdag op 'Clingendael' arriveerde.

XCDonderdagochtend was Rauter wéér in Amsterdam. Er werd niet meer gestaakt. Aan Asscher en Cohen deelde hij mee dat hij van zijn volmacht om nog meer Joden te deporteren, geen gebruik zou maken. Ook zei Rauter dat hij de talloze Joden die daags tevoren de hoofdstad ontvlucht waren, toen zich het gerucht van nieuwe razzia's verbreid had, met rust zou laten: Asscher en Cohen kregen verlof, dat via de draadomroep bekend te maken.

XCNu naar Zaandam! Rauter eiste er van het gemeentebestuur dat alle stakers 's middags om één uur weer aan het werk zouden zijn. Men zond er boodschappers uit om afwezige personeelsleden op te halen. Er was overigens één plaats, [utphaas, waar op die donderdag voor het eerst stakingen uitbraken. Lang duurden zij niet. Spoedig hoorde men dat overal elders weer gewerkt werd. Wat had verder staken dan voor zin?

XCIn Amsterdam en elders bleef een aantal veiligheidsmaatregelen nog enkele dagen van kracht. Tal van arrestaties werden verricht. Na een week zaten in totaal in verband met de Februaristaking ca. tweehonderd personen gevangen, de meesten in het als Huis van Bewaring ingerichte Lloydhotel in Amsterdam. Ook enkele vroegere kaderleden van de CPN wier namen men van een in de CPN doorgedrongen V-Mann vernomen had, waren opgepakt. Dat was bij wijze van voorzorgsmaatregel geschied. De achtergrond daarvan was duidelijk: sinds 26 februari wisten de Duitsers dat de CPN op 6 maart een nieuwe staking wilde laten uitbreken.

XCInderdaad werd in de eerste dagen van maart in nieuwe pamfletten op een herhaling van de Februaristaking aangedrongen, zelfs op een verbeterde herhaling. In een van de nieuwe pamfletten werd namelijk gezegd dat de Februaristaking 'tekortkomingen' getoond had: de eis voor loonsverhoging was niet duidelijk en krachtig genoeg gesteld en daardoor hadden, kennelijk tot ergernis van de opstellers van dit pamflet, fabrieksdirecteuren zich met de stakers solidair verklaard: 9 2

925 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XC'Dit deden zij niet omdat ze zo begaan waren met de Joden. Deze heren zijn gewoonlijk niet zo humaan. Zij deden dit echter omdat zij hierin een mogelijkheid zagen, de Engelseimperialisten van dienst te zijn. Ze wensen niets liever dan een overwinning van de Engelse kapitaalskliek ... Voorwaarts, kameraden, organiseert en mobiliseert. Neem de volgende etappe!'>

XCMen hield aan Duitse kant op 6 maart rekening met stakingen in het gehele land, vooral natuurlijk in Amsterdam, nu ook in Rotterdam. Er was een machtsapparaat gemobiliseerd, sterker nog dan tijdens de Februaristaking.

XCHet bleef overal rustig.

XCDe uitzonderingstoestand in Noord-Holland werd twee dagen later opgeheven.

Reacties

XC

XCHoezeer de legale pers onder controle stond, was tijdens de stakingsdagen op een voor de redacteuren pijnlijke wijze gebleken. Heel Amsterdam was in rep en roer - en geen regel nieuws, geen regel commentaar was toegestaan. 'U had eens moeten horen,' voegde rnr. J. C. de Wit, Haags redacteur van De Telegraaf, op 26 februari Janke op de dagelijkse persconferentie toe, 'hoe de redacties gehoond zijn!' 'Men kan aan deze dingen het beste glimlachend voorbij gaan', adviseerde [anke.ê Het zwijgen van de bladen bevorderde dat overdreven geruchten over de aantallen slachtoffers de ronde gingen doen. Er waren in werkelijkheid in Amsterdam negen personen gedood, vier-en-twintig zwaar- en een-en-twintig licht gewond - er werd evenwel rondverteld dat honderden Amsterdammers het leven verloren hadden en dat bovendien enkele duizenden Joden naar Polen gedeporteerd waren. Ook van de Engelse radio kreeg men geen concrete informatie. Men wist in Londen weinig; wat men wist, kwam uit Amerika. De Amsterdamse vertegenwoordiger van het Amerikaanse persbureau Associated Press, H. G. Kersting, was er namelijk op 26 februari in geslaagd, enkele bijzonderheden over de staking alsmede de tekst van de officiële bekendmaking waarbij Christiansen in Noord-Holland het gezag overnam, naar het Berlijnse bureau van AP te seinen; het Berlijnse bureau had dat door de Duitse censuur weten te krijgen en had New York kunnen inlichten. Uit N ew York kwamen de berichten in Londen aan. De Times maakte er op 28 februari kort melding

XC1 Proc.-gen. Amsterdam, bundel XI (1941). (DVK,45)· 2 Persconferentie, 26 febr. 1941 9 2

926 [PDF]
'EEN ONVERGETELIJKE BLAD ZIJDE'

van. Wat in Noord-Holland precies gebeurd was, wist men niet; evenmin hoe de toestand zich verder ontwikkeld had. Voor de uitzendingen naar bezet gebied koos men de veiligste oplossing: men zweeg. Radio Oranje (ik was een der redacteuren) zette het normale programmaschema voort waaruit voortvloeide dat op de zaterdagavond na de stakingsdagen een opgewekte uitzending de ether in ging van het politieke cabaret 'De Watergeus', 'van welke uitzending men', aldus een der Londense critici van Radio Oranje, 'zonder twijfel veel goeds kon zeggen, maar niet, dat zij zou beantwoorden aan de gevoelens van onze landgenoten in bezet gebied.'!

XCAan die gevoelens werd ten duidelijkste uiting gegeven in de illegale pers. 'Voor het eerst in de geschiedenis der mensheid hebben', schreef Het Parool, 'Joden en niet-Joden zich schouder aan schouder daadwerkelijk teweer gesteld tegen de gruwelen van het antisemitisme en daarmede een onvergetelijke bladzijde toegevoegd aan de roemvolle historie van ons vaderland.P In links-socialistische bladen viel een haast extatische toon te beluisteren. Wijnkoop die op zijn onderduikadres van de staking vernomen had, 'sprong', aldus zijn gastvrouw, 'bijna uit elkaar van vreugde. 'We gaan het hele ABC afwerken!' had hij uitgeroepen, 'Let op! Met de A van Amsterdam is het begonnen!' Het was de dag die zijn leven bekroonde."

XCHet opsporen van de organisatoren der Februaristaking werd aan Duitse kant als de meest urgente taak beschouwd. De Aussenstelle Amsterdam van de Sicherheitspolieei und SD had kennelijk gefaald. Het hoofd van de Aussenstelle Den Haag, Willy Lages, werd onmiddellijk na de staking naar Amsterdam gezonden om er de verhoren te leiden. Ca. tweehonderd personen zaten toen, gelijk gezegd, in het Lloydhotel in arrest, grotendeels Amsterdamse gemeente-ambtenaren, daarnaast een aantal Joden en cornmunisten die lukraak door de Ordnungspolizei opgepakt waren. Behalve Coenradi, Eyl en Hellendoorn die wij al noemden, waren evenwel ook Dirk van Nimwegen en Piet Nak gearresteerd, zulks op grond van hun actie onder het gemeentepersoneel. Nak werd op de beschuldiging dat hij bovendien een Duitse matroos doodgestoken zou hebben, onbarmhartig afgeranseld. 'Ze hebben me daar met ploertendoders, met koppelriemen hebben ze me geslagen', vertelde hij later,

XC1 H. J van den Broek: Hier Radio Oranje. Vijfjaar radio in oorlogstijd (1948), p. 51. 2 Het Parool, 5 (17 maart 1941). 3 A. J. Koejemans: David Wijnkoop, p. 289-90. Wijnkoop stierfbegin mei' 41. 9 2

927 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

'dat werkelijk het bloed mijn neus, mijn oren en overal uitkwam, ik was bont en blauw geslagen aan het eind. En dan moest ik boven op een tafel staan en dan moest ik in de ronde draaien en dan moest ik maar schreeuwen: 'Ik ben een Mörder, ik ben een Mörder'. Die mensen die gearresteerd waren van Sociale Zaken moesten d'r omheen lopen, die moesten hard schreeuwen, die liepen dan de ene kant op, die moesten schreeuwen: 'Wir dürfen nicht me/u streiken, wir durje« nicht mehr streikenl' De Jodenmensen (daar was dr. de Miranda bij en meneer Cardozo, een diamanthandelaar, en vele andere mensen, mensen die met sinaasappelen liepen en met bananen liepen, en anderen, dokters, alles was daarbij) die moesten weer de andere kant oplopen en die moesten weer schreeuwen: 'Wir [uden sind die grössten Volksverräter!' Daar weer omheen liepen de andere kant op mensen en die moesten schreeuwen: 'Wir dürfen geen vlugschriften meer verspreiden!' Daaromheen liepen weer mensen die waren communisren en die moesten schreeuwen: 'Wir sind Kommunist, wir sind Kommunist!'

XCHet is verschrikkelijk geweest. Ik heb de mensen daar gezien die moesten op hun handen liggen, die kregen een trap op hun achterhoofd, met hun neus moesten ze maar steeds naar de grond doorbuigen, het bloed liep die mensen uit de neus, er lag een plas bloed voor ze, bij zes man, ze hebben alle zes die plas bloed met de tong op moeten likken.' 1

XCBijna alle gearresteerden werden na enkele weken vrijgelaten, de meesten van de in de nacht van 25 op 26 februari opgepakte vakbondsbestuurders na enkele dagen, Nak en van Nimwegen op 4 maart. De Sicherheitspolizei was er dus niet achter gekomen dat zij op de maandagavond vóór de staking op de Noordermarkt gesproken hadden. Na thuiskomst werden de vrijgelatenen veelal met geschenken overladen. 'Manden en vazen vol bloemen (werden) gebracht', vertelde er een, 'en planten en gebak en alles. Van mensen die ik niet eens kende en waar ik nooit eerder van gehoord heb. Wat wist ik vroeger van mijn buren? Ik kende niet eens de namen. Nu kennen we elkaar, alsof we elkaar jaren gekend hebben Gisteren kwam een buurman die ik nog nooit gesproken had, bij me en vroeg of ik geldgebrek had. Dan wou hij me helpen. Hij had wel, zei d'ie. Zo zijn de mensen."

XC1 P. Nak in L. de Jong: De bezetting, p. 172. 2 S. de Vries Jr.: Dagboek, 20 maart

928 [PDF]
CAHN EN SCHI]VENSCHUURDER GEFUSILLEERD

vangenisstraffen veroordeeld. Zij waren door de Sicherheitspoiizei eerst al in Amsterdam gruwelijk mishandeld - die mishandelingen werden in de Cellenbarakken in Scheveningen voortgezet. Op Kohn werd er losgeranseld 'met gummistokken, sleutelbos,vuisten en schoenen ... Eén keer', aldus een medegevangene, 'hoorden wij een SS-man schreeuwen: 'Wij zullen je wel helpen! Een SS-man vermoorden, dat heet de Führer vermoorden!'>' Kohn kreeg tien jaar gevangenisstraf; hij keerde na de oorlog niet terug. Tegen zijn compagnon Ernst Calm, werd de doodstraf uitgesproken. Calm werd op 3 maart gefusilleerd. Daarmee was een Joodse emigrant uit Duitsland de eerste die in ons land voor een vuurpeleton stond.

XCDrie dagen later, op 6 maart, was de Amsterdamse communist Leen Schijvenschuurder de tweede. Daags tevoren was hij in Amsterdam gearres- _ teerd toen hij er manifesten aanplakte waarin tot de staking op 6 maart opgeroepen werd. Zijn proces had in ijltempo plaatsgevonden. Coenradi, ~yl en Hellendoorn die alle drie tijdens de stakingsdagen gearresteerd waren, waren op dat moment nog niet voor een Duitse rechtbank verschenen. Wel was het toen al aan de Sicherheitspolizei and SD en speciaal aan Lages duidelijk geworden dat de illegale CPN tot de staking opgeroepen had. In totaal werden tot begin april ruim honderd communistische functionarissen en kaderleden gearresteerd, buiten Amsterdam m.eestal uit de rijen van de vroegere legale CPN. Van die ruim honderd werden twee-en-twintig vervolgd; drie hunner kwamen in concentratiekampen om het leven.

XCLages bleef in Amsterdam. Hij werd er het nieuwe hoofd van de Aussen stelle van de Sicherheitspolirei und SD.

XCDe stakers werden door de Duitsers gestraft doordat op 27 februari bekendgemaakt werd dat particuliere werkgevers geen loon mochten uitbetalen over de twee stakingsdagen. De stakers uit het gemeentepersoneel moesten een boete betalen (gemiddeld bijna dertien gulden), maar uit dat personeel werden bovendien meer dan zeventig personen die tot staken aangespoord hadden, ontslagen. Commissaris Woudenberg maakte bij het NVV en zijn bonden van de staking gebruik door nu ook het lagere Joodse personeel te ontslaan, bij de Arbeiderspers (waar op 25 februari gestaakt was) ontsloeg directeur Kerkmeester het Joodse technische personeel.

XCDe sympathie van het Amsterdamse publiek richtte zich het duidelijkst tot

XC1 K. W. Spranger in E. P. Weber: Gedenkboek van het 'Oranjehotel'

929 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

de mannen van de tram. Toen bekend werd dat zij beboet waren, kregen zij van alle kanten fooien toegestopt. Ook meer regelmatige steunactieskwamen nu op gang, o.m. om allen die ontslagen waren en de familieleden van Al1lSterdammers die op 25 of 26 februari het leven verloren hadden, te helpen.

XCCollectieve boeten werden door de bezetter opgelegd aan de drie gemeenten waar het intensiefst gestaakt was: f I5 mln aan Amsterdam, f 2! mln aan Hilversum, ft mln aan Zaandam.' De gemeenten moesten die boeten verhalen op de hoogst-aangeslagenen in de inkomstenbelasting. Dat betekende dat die hoogst-aangeslagenen een extra-aanslag kregen die een vierde à een vijfde van hun belastbaar jaarinkomen beliep. Hitler keurde persoonlijk goed dat Seyss-Inquart het totale boetebedrag ad f 18 mln gebruiken zou voor 'gemeinnützigen Zweeleen unter Beobachtung politischer Gesichtspunkte'.2 Er zijn aanwijzingen dat het bedrag geheel of gedeeltelijk gebruikt is voor de fmanciering van het departement van volksvoorlichting en kunsten.

XCOok in het bestuur van de gemeenten Amsterdam, Hilversum en Zaandam, en in dat van Haarlem (dat geen boete gekregen had) werd ingegrepen.

XCOp I maart assumeerde Seyss-Inquart de bevoegdheid", in bepaalde gemeenten het gemeentebestuur volledig te concentreren bij een 'regeringscommissaris' (merkwaardig was het, dat de in augustus' 40 verdwenen term toch weer opdook). Die regeringscommissaris zou naar goeddunken wethouders kunnen benoemen en ontslaan; hij zou zich kunnen laten bijstaan door 'raadslieden'. De betrokken gemeenteraden werden opgeheven.

XCIn Hilversum werd de NSB' er die er burgemeester was, regeringscommissaris. In Amsterdam werd burgemeester de Vlugt ontslagen, tezamen met vier van de vijf wethouders. Het regeringscommissariaat in de hoofdstad werd via Mussert aan de districtsleider van de NSB, J. W. de Ruiter, aangeboden. De Ruiter weigerde maar noemde enkele andere candida ten, onder wie een drie-en-vijftigjarige zakenman, E. J. Voûte. Deze kwam uit een gefortuneerde Amsterdamse familie maar hij had het in zijn carrière niet ver gebracht; hij woonde rustig in Bergen. Enige bekendheid had hij gekregen als secretaris van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap. Voûte was pro-Duits en een goede relatie van Rost van Tonningen bij wie hij zich herfst' 40 al beklaagd had over 'het aanblijven van waar

1 Deze f 18 mln heeft bijna 80% gevormd van het totaal bedrag aan boeten (bijna f 2I mln) dat tijdens de bezetting aan in totaal zeven-en-veertig gemeenten op gelegd werd. 2 Telex, 19 maart I94I, van Bormann aan Schmidt (Neur.sdoc. RF-I26). 3 VO 36/4I 1941, p. 137-38).

930 [PDF]
STRAFMAATREGELEN

deloze figuren als de Vlugt.'l De wijzigingen in het Amsterdamse gemeentebestuur alléén waren Rauter overigens nog niet voldoende. Aangezien hij speciaalover de houding van de Amsterdamse politie ontevreden was, werd de Polizeipräsident van Lubeck, SS-Oberführer Walther Schröder, naar Amsterdam gehaald 0111. dagelijksepressie uit te oefenen op de hoofdcommissaris of diens waarnemer.

XCIn Zaandam werd de commissaris van politie ontslagen en maakte burgemeester in 't Veld plaats voor een regeringscommissaris: de NSB'er C. van Ravenswaay. Ook in Haarlem werd een NSB'er, districtsleider S. L. A. Plekker, tot regeringscommissaris benoemd.ê 'Ik maak de poppenkast nu een week oftwee mee', schreef Plekker in maart aan de NSB'er F. W. van Vloten die pas tot burgemeester van Delft benoemd was, 'en dat wil ik je wel vertellen: het is geen sinecure ... En nu zit jij, stakkerd, nog wel met een Gemeenteraad; daar moet je nu nog zien af te komen, dan zal het je toestand zeer aanzienlijk vergemakkelijken."

XCDe staatsrechtelijke lacune die zich tijdens de staking geopenbaard had en waardoor bevorderd was dat de Wehrmachtbefehlshaber een gedeeltelijke greep naar de macht had kunnen doen, werd door Seyss-Inquart snel opgevuld. Medio maart verscheen een verordening+ die bepaalde dat de Reichsleomtuissar'het civiele standrecht' kon afkondigen; in dat geval zou de I-Iöhere SS und Polizeiführer (Ranter) alle veiligheidsmaatregelen nemen waarbij hij van het geldende recht zou kunnen afwijken, en alle openbare bestuursorganen zouden, teneinde snel ingrijpen te waarborgen, onder een 'bijzondere gevolmachtigde' (' Sotulerbeaujtragtcr") van de Reichshommissar geplaatst worden. Onder dat 'civiele standrecht' zou het Obergericht als standgerecht optreden en dat standgerecht zou draconische straffen opleggen: in lichte gevallen minstens tien jaar tuchthuisstraf, in zware de doodstraf. De nieuwe verordening betekende overigens niet dat er wijziging kwam in Christiansens formele bevoegdheden. Integendeel: medio april ging erJ.J.J.93

1 Brief, I nov. 1940, van E. Voûte aan Rost van Tormingen (BG-Amsterdam: Sententie inz. E. Voûte (20 juni 1947), p. 7 (Doe. 1-1828, b-aj). 2 De twee sociaal-democratische wethouders van Haarlem, M. A. Reinalda en D. A. Westerveld, waren de enige wethouders in alle vier gemeenten die op de benoe ming van de regeringscommissarissen reageerden met onmiddellijk hun ambt neer te leggen. 3 Brief, 22 maart 1941, van S. L. A. Plekker aan F. W. van Vloten (Doc 1-1806, a-a). • VO 55/41 1941, p. 190-93).

931 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

een stuk uit van het Oberkonimando der Wehrmacht waarin herhaald werd dat een Wehrmachtbejehlshaber het recht had, 'ini Falie unmittelbar drahender Gefahr' ook op civiel gebied zelfstandig maatregelen te treffen, 'd.h. letzien Endes auch gegen die Au.Bassung der Reichsleommissare; dat 'drohende Gefahr' zou zich kunnen voordoen, 'wenn die innere Lage so gespannt wird, dass wesentliche Riulewirieungen auf die Lage der Wehrmacht entstehen) - dat was precies wat Christiansen tijdens de Februaristaking beweerd had.

XCHij zou daar later niet meer de kans toe krijgen.

XCHeeft de Februaristaking effect gehad op de houding van de bezetter tegenover de Joden?

XCNeen in zoverre dat ons geen enkele anti-Joodse vervolgingsmaatregel bekend is waarvan men beweren kan dat hij uit de staking voortgevloeid is of waarvan men aannemelijk kan maken dat hij zonder de staking niet genom.en zou zijn. Zeker, er verscheen ruim twee weken later een belangrijke verordeningê die het mogelijk maakte, bij de 'Joodse' ondememingen die zich in de voorafgaande maanden aangemeld hadden, 'bewindvoerders'('Treuhänder') te benoemen, maar deze verordening die de grondslag legde voor onteigening op massale schaal, was al enkele maanden in voorbereiding; verband met de Februaristaking was er slechts in zoverre dat SeyssInquart achter de afkondiging grote spoed zette.

XCEn toch: iets was er veranderd.

XCSeyss-Inquart moet de Februaristaking als een klap in het gezicht gevoeld hebben- een klap, hem toegebracht door de Nederlanders terwille van hun Joodse medeburgers. 'Der Februarstreik', zei zijn medewerker en vriend Wim.mer ruim zeven jaar later, 'hat Sevss-Inquart sehr deprimiert, da er dies überhaupt nicht erwartet hat' (inderdaad: Seyss Inquart was, na accoord te zijn gegaan met de razzia's in de [odenhoek, in Kitzbühel gebleven) 'und es hat ihn hatter gemacht.'3

XCDat 'sehr deprimiert' verdient de aandacht.

XCHet wijst er op dat, zoals wij al onderstreepten, de Reichskommissar eind '40 en begin' 41 bepaald van opinie was dathij vorderingen maakte, misschien dan niet met het winnen van de harten en hoofden van het Nederlandse volk,

XC1 Bijlage bij de 'Dienstanweisung fUr Wehrmachtbefehlshaber', IS april 1941 rondgezonden (BDC, 4955-57). 2 VO 48/41 (Verordeninoenblad, 1941, p. 164-70). 3 A. E. Cohen: Verslag tweede gesprek met Wimmer, 29 aug. 1947, p. IS (Doe 1-1898, a-a). 93

932 [PDF]
TEGENSLAG VOOR SEYSS-INQUART

maar wèl met de herstructurering van Nederland in nationaal-socialistische zin. En hij koesterde het vertrouwen dat die herstructurering, als zij eenmaal voltooid was, minstens door een aanzienlijke minderheid van het Nederlandse volk (veel breder dan die ongelukkige NSB!) in haar politieke consequenties aanvaard zou worden. Hij twijfelde niet aan Duitslands overwinning. Ondenkbaar leek het hem dat een groot deel van het Nederlandse volk zich niet uiteindelijk zou neerleggen bij de situatie welke door en na die overwinning zou ontstaan. Het minste wat de Februaristaking hem evenwelleerde, was dat de weg naar het hem door zijn Fiihrer gestelde einddoel heel veel langer en heel veel moeilijker zou zijn dan hij vóór de staking aangenomen had.

XCEerder schreven wij dat Seyss-Inquart in Oostenrijk vóór de Anschluss drie-en-een-half jaar lang 'de weg der geleidelijkheid gevolgd had: geduldig gebruik maken van de politieke mogelijkheden die zich voordeden, langzame voorbereiding van wat de grote omzwaai werd.' Het ligt voor de hand te veronderstellen dat hij, toen hij eind mei '40 in Nederland gearriveerd was, vertrouwd had dat hem daar zou gelukken wat in Oostenrijk gelukt was: het Nederlandse volk was immers 'stamverwant', het was 'Germaans' en het kreeg van Hitler een 'bevoorrechte' behandeling. Maar betekende de Februaristaking dan niet dat de gelijkschakeling van Nederland veel problematischer was dan die van Oostenrijk?

XCOngetwijfeld. Eigenlijk betekende de Februaristaking nog veel meer: ze betekende dat de gehele politieke conceptie waardoor Seyss-Inquart zich had laten leiden, in duigen lag. Want er was, objectief gezien, na de staking geen enkele reden meer om aan te nemen dat dit weerbarstige Nederlandse volk ooit voor het nationaal-socialisme gewonnen zou worden.

XCZag Seyss-Inquart dat ook in? Wij menen van niet.

XCPolitici geven in het algemeen 11LUl concepties niet graag prijs, en zeker niet wanneer die concepties uitvloeisel zijn van een ideologie die zij ervaren als een heilsleer. Dat was bij Seyss-Inquart bij uitstek het geval. Het nationaalsocialisme was in die levensfase zijn geloof en Hitler zijn Verlosser. Hij wenste de taak die Hitler hem. gegeven had, verder uit te voeren.

XCMaar dan toch niet zonder tactische wijzigingen.

XCMen zou kunnen zeggen dat Seyss-Inquart na de Februaristaking meer zekeringen inbouwde. Een aantal noemden wij reeds, maar één die wij nog niet noemden, verdient speciale aandacht. Hij besloot namelijk, de gijzeling van een heel veel groter aantal Nederlanders voor te bereiden dan hij ooit in de geest had gehad. Toen von Ribbentrop er in de zomer van '40 bij hem op aangedrongen had, enkele duizenden Nederlanders te interneren als represaille voor de internering van de Rijksduitsers in Nederlands-Indië, had

933 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XChij zich tegen dat hoge aantal verzet, en met succes. Nu zag hij in, dat de

XCuitschakeling van de kringen die, naar hij meende, door hun invloed op de

XCpublieke opinie het verzet stimuleerden, onontbeerlijk kon zijn. Een nieuwe

XClijst van Indische gijzelaars waar tussen de vijf- en zeshonderd namen op

XCstonden, werd door hem goedgekeurd; in de tweede plaats keurde hij goed

XCdat ca. negenhonderd andere personen die de Sicherheitsdienst in de vooraf

XCgaande maanden genoteerd had als "unerurunscht, unliebsam ader für die deutsche

XCPo/itik in den Niederlanden storend', ook op arrestatielijsten geplaatst werden;

XCen in de derde plaats gaf hij begin maart opdracht, nog vóór het einde van

XCde maand 'weitere ca. ziueitausend Personen zu.r Internierung namhaft zu machen.î': Dat alles betekende dat boven drieduizendvijfhonderd Nederlanders, veel

XCal vooraanstaanden uit alle kringen van de samenleving, het Damocleszwaard

XCvan arrestatie en internering kwam te hangen.

XCWat in Amsterdam gebeurd was, had Seyss-Inquarts positie in het Derde

XCRijk verzwakt. Anjerdag had bij Hitler twijfel doen ontstaan of de Reichs

XCkommissar pir die besetaten niederlandischen Gebiete voldoende hardheid aan

XCde dag legde - en wat was Anjerdag, bij de Februaristaking vergeleken?

XCBij verscheidenen van de hoogste machthebbers van het Derde Rijk leidde

XCdie staking tot felle reacties. Goebbels zei op 26 februari in Berlijn tegen zijn

XCnaaste medewerkers dat men in Amsterdam 'mit radikalen Mitteln' moest

XCingrijpen (een uitgaansverbod om zes uur, een soort politiek ghetto van alle

XC'Streiktreiber und -Hetzer' en 'abschrecleende Massnahmen gegen Juden'2), ~ en dat lieden als Calm en Schijvenschuurder doodgeschoten waren, vond

XCGoebbels een schande: men had hen moeten ophangen"; Himmler gaf,

XCzoals wij zagen, verlof tot de deportatie van duizend Joden; Goering schreef

XCeind april aan de vader van geheim agent van Hamel die gratie voor zijn

XCzoon bepleit had: 'Van allen besiegten Staaten in diesem Feldzuge hat sich die

XChollándische Bevolleerung bisher am feindlichsten aucli nach der Unterwerjung

XCgezeigt, wofür Sie fa in letzier Zeit selber genug Beispiele haben.'4 Natuurlijk

XCwerd daar ook de Februaristaking mee bedoeld. En tot die staking was het onder Seyss-Inquarts bestuur gekomen - niet

XCin Noorwegen of Denemark en, niet in België of Frankrijk, maar in Neder

XCland, alléén in Nederland.

XC1 Brief, 8 maart 1941, van Bene aan het Auswàrtige Amt (FO;SD, 554542-45).

2 3

XC23 april 1941, van Goering aan]. A. van Hamel.

934 [PDF]
SEYSS-INQUART SPREEKT IN AMSTERDAM

XCOp 12 maart '41, precies twee weken na de stakingsdagen, hield SeyssInquart in het Amsterdamse Concertgebouw voor een hoofdzakelijk Duits gehoor een lange toespraak, veruit de langste die hij in Nederland gehouden heeft.! Het politieke program dat hij er in ontvouwde, was hetzelfde dat hij bij zijn installatie in de Ridderzaal geschetst had: een nationaal-socialistisch Nederland zou in de Nieuwe Orde een eervolle plaats krijgen. De toon evenwel was nu, in verscheidene passages, dreigend. Ook apologetische elementen ontbraken niet, ja de gehele strekking van de toespraak (en dat was een strekking die, naar wij aannemen, bepaald ook voor Hitler bedoeld was, misschien wel voor Hitler in de eerste plaats) zou men aldus kunnen samenvatten: ziet, hoe ik mijn best doe, het Nederlandse volk voor het nationaalsocialisme te winnen! Nieuwe instellingen ontstaan: de Arbeidsdienst, de Winterhulp ; de werklozen vinden arbeid in Duitsland; de boeren ontvangen goede prijzen voor hun producten; de wederopbouw krijgt ijzer en staal uit Duitsland; het belastingstelsel wordt hervormd; de schoolklassen worden verkleind - Hitler moest uit dat alles wel de indruk krijgen dat het nationaalsocialisme in de praktijk in Nederland belangrijke vorderingen maakte.

XCMisschien hoopte Seyss-Inquart wel dat die indruk zich ook aan de Nederlanders zou opdringen. Jegens hen knoopte hij aan bij zijn installatie-toespraak: 'Wir wol/en', herhaalde hij, 'dass die Niederländer selbst aus innerer Überzeugung und mit dein Einsatz ihres ganzen WeSf11S anireten [iir das grosse Werk des Aufbaus unseres germanischen Gemeinschafisbereiches und damit cines neuen Europa, Waar wachtte men toch op? De 'Nieuwe Orde' zou welvaart brengen en straks zou Engeland "zerschmettert am Boden liegen.' Waarom zag Nederland dan niet in dat het slechts samen met Duitsland een gelukkige toekomst tegemoet kon gaan? toekomst tegemoet kon gaan? 'Mit uns ader gegen uns', zei Seyss-Inquart 'ein Drittes gibt es nicht mehr:'

XC'Vielleicht', zei hij, 'hat manchet Niederländer noch Hemmungen well er fürchtet, sich einem grossdeutschen Imperialismus auszusetzen' (dat was Musserts vrees). 'Dieser Sorge var einetn grossdeutschen Iinperialismus stehi auf deutscher Seite das Bedenken var einem niederlándischen Separatismus gegenüber.' Kritiek op de NSB! Lof kreeg zij evenwel daar waar Seyss-Inquart zei dat 'nur die Nationalsozialisten' (dat vage meervoud sloot, het kan Mussert slechts geergerd hebben, de NSNAP in) dagelijks bewezen, 'dass sie den Weg der

1 Tekst in A. Seyss-Inquart: ill p. 37-66.

935 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

Scnicksatsgemeinschaj: mit dem deutschen volk gehen wollen. Allen anderen ist der Beweis bisher nicht gelungen, manche' (Nederlandse Unie, Nationaal Front) 'haben ihn noch gar nicht atizutreten versucht.'

XCEn toch: die weg was de enige die Seyss-Inquart voor het Nederlandse volk ontwaren kon.

XCTot dat volk rekende hij niet de Joden. 'Die [uden", betoogde hij in een kenmerkende passage,

XC'sind für Ul1S nicht Niederländer. Sie sind jene Feinde mit denen wir weder zu einem WafJenstillstand noch zu einem Frieden kommen leonnen ... Wir wetden die [uden schlagen wo wir sie treffen, und wer mit i/men geht, hat die Folgen zu tragen. Der Führer hat erklärt dass die [uden in Europa ihre Rolle ausgespielt hahen und daher haben sie ihre Rolle ausgespielt. Das einzige woruber wir reden leonnen, ist die Schaffimg eines erträglichen Übergangszustandes . .. Was aber die Zeit al',[angt, in der einmal Deutschland nicht als Besatzungsmacht hier für die Alifrechterhaltung der Ordnung und des öffentlichen Lebens zu sorgen hat, so wird das niederländische Volk vor die Wahl gestellt sein, ob es das leameradschaltliche Zusammençehen mit dem deutschen Volk den [uden zuliebe Q1~( das Spiel setzen will.'

XCDat Nederland zó dwaas zou zijn, kon Seyss-Inquart niet aannemen, 'Die völkisch tragenden Schichten (also vor allem das arbeitende Volk int weitesten Sinne des Wortes in den Fabriken, im Gewerbe und in der Landwirtschaft)', zouden stellig de weg naar het Derde Rijk vinden, misschien het aan Engeland verknochte deel van de bourgeoisie, de intelligentsia en de studenten niet - die zouden dan de gevolgen daarvan te dragen krijgen, zoals men in Delft en Leiden al gemerkt had.

XCIn zijn toespraak vlocht Seyss-Inquart een passage in die, naar wij aannemen, met zijn besluit te maken had om, als dat nodig was, de drieduizendvijfhonderd Nederlanders die hij bij uitstek als gezaghebbende tegenstanders van zijn regime zag, in gevangenschap weg te voeren. 'Es hat den Anschein', zei hij

XC'als ob jetzt wieder eine Schar verblendeter und verantwortungsioser Hetzer und Schreier die Meinung des niederländischen Volkes mach en und darstellen wollte. Wenn die Niederländer sidi das gefallen lassen, wetden sie schliesslicli obermals in ihrer Ge samtheit die Folgen eines solchen Verhaltens ZIt tragen hoben. Wem1 in einem Zwei kampf at!! Leben und Tod einer danebensteht der durch hdmische und aucl: hasser fiJllte Bemerkunçen seine Abl1eigung für den einen der Kampjenden zum Ausdruck bringt, so darf sich. dieset parteiisch interessierte Zuseher nick darüber wundern, wenn ihn der Kämp(er in dem Augenblick, in dem er die Gelegenheit und die Arnifreiheit dazu hat, aus dem Kampffeld hinwegräumt, denn das höchste Gebot, flir die Existenz des eigenen Volkes xu sorgel1, verpjlichtet auch, die Möglichkeiten der Gefährdung

936 [PDF]
SEYSS-INQUART SPREEKT IN AMSTERDAM

zu beseitigen die sich aus der Anwesenheit eines sa unneutralen Beobachters ergeben können.'l

XCDe slotpassage van zijn toespraak: was Seyss-Inquart ten voeten uit: de gelovige nationaal-socialist, de fanatieke strijder - maar z6 gelovig, z6 fanatiek, dat het welleek of de spreker de behoefte had (niet onbegrijpelijk na de Februaristaking) om opnieuw en uitdrukkelijk aan te tonen dat geen van Hiders paladijnen betere capaciteiten had dan hij om de opdracht van de Führer uit te voeren:

XC'sa sind wir hier angetreten, wir stehen auf diesent Boden in der Eifüllung eines geschicht/ichen Auftrages. Wir wetden van diesem Boden nicht weichen, bevor dieser Atifirag eifüllt ist. Man wird uns eher in Stuclee reissen müssen, bevor wir nur einen Millimeter van der Erfiillung dieses Atifirages abweichen. Wir sind van elnem wahrhaft re/igiösen Fanatlsmus erflil/t. Adolf Hit/er, der Führer des Grossdeutschen Reiches, der Führer aller Germanen in der neum Ordnung des Abendlandes, hat uns den Aujtrag gegeben. Wir sind angetreten. Mögen wit fallen, er wird siegert!

XCAdolf Hit/er - Sieg Heil!'

XC1 In Nederlandse kringen in Londen is deze passage in 1941 vrij algemeen opgevat als een dreigement met massale deportaties. In dat verband willen wij er hier op wijzen dat na de oorlog door Felix Kersten die van de lente van '39 af de Reichs [ûhrer-SS, Himmler, van tijd tot tijd in massagebehandeling had, beweerd is dat hij op I maart 1941 van Himmlers secretaris een uitgewerkt plan te lezen kreeg waarvan de korte inhoud was dat de Nederlanders en een deel van de Belgen gedeporteerd zouden worden naar het gebied van Lublin, in het bezette Polen; dit zou een besluit van Hitler zijn dat deze op zijn verjaardag, 20 april 1941, bekend zou maken en waarvan de uitvoering aan Himmler zou worden opgedragen; die uitvoering zou Kersten door de persoonlijke invloed die hij op Himmler had, voorkomen hebben. Later voegde Kersten nog toe dat tot het deportatieplan besloten zou zijn naar aanleiding van de Februaristaking.

XCKerstens beweringen werden na de oorlog door een regeringscommissie (voorzitter: jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje, leden: prof. dr. A. J. C. Rüter en mr. C. J. van Schelle) onderzocht die concludeerde dat Kerstens relaas in hoofdzaak juist was. Hij werd tot grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau benoemd.

XCZonder dat wij tekort willen doen aan het verdienstelijke humanitaire werk d,t Kersten later in de oorlog in andere opzichten verricht heeft (zij het dat die verdiensten minder groot zijn dan men tot dusver als regel heeft aangenomen), willen wij hier als onze conclusie weergeven dat Kerstens mededelingen over het z.g. deportatieplan en over de wijze waarop hij de uitvoering verhinderd zou hebben, nagenoeg geheel aan zijn fantasie ontsproten zijn. De argumenten die ons tot deze conclusie gebracht hebben, kan men vinden in onze verhandeling 'Heeft Felix Kersten het Nederlandse volk gered?', opgenomen in de publikatie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie: Studies over Nederland in oorlogstijd, dl. I (1972).

937 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

Daags na deze toespraak stonden de communisten Coenradi, Eyl en Hellendoom samen met Bernard IJzerdraat en veertien leden van zijn Geuzengroep voor het vuurpeleton.

De achttien doden

XC

XCOp de dag vóór de Februaristaking, 24 februari, was in Den Haag in het gebouw van de Hoge Raad het proces tegen de Geuzen begonnen. Enkele honderden hunner waren in november en december gearresteerd, daar waren er in januari en februari nog velen aan toegevoegd, want onder de verhoren had lang niet iedereen de namen van medeleden kunnen verzwijgen. Bernard IJzerdraat, hun leider, wèl. De man met het zwaarmoedige, gegroefde gezicht, de diepliggende ogen en de aggressieve kuif, was tegen de verschrikkingen der verhoren bestand geweest. Dikwijls was hij 'gebroken en bont en blauw geslagen in zijn cel teruggekeerd. Hij kon dan zijn hemd aan zijn body niet meer velen en lag spiemaakt te bed, terwijl een vriendelijke Hollandse verpleger hem dan dagelijks met olie behandelde." Geen naam was over zijn lippen gekomen.

XCVele anderen waren niet minder gruwelijk mishandeld: in het gezicht geslagen, met hondezwepen afgetuigd, urenlang in een kleine kast opgesloten, gedwongen zonder eten of drinken één of twee etmalen te blijven staan, bijna gewurgd. 'Men sloeg mij zo', aldus Ary Kop in een op velletjes closetpapier aan zijn vrouw geschreven smokkelbrief]e,

XC'dat ik steeds neertolde. Dan goot men een bierflesje(wat pas leeggedronken was en bijgevuld met water) in mijn mond en neus en wanneer ik dan nog vlug weer op mijn zij kwam of probeerde te staan, dan trapte men mij totdat ik weer stond en dan begon het slaan opnieuw. Nee, als ik het beleven mag, dan zal ik na de oorlog in het Binnenhof op het behang m'n bloedsporen laten zien."

XCEén Geus, Ko Boezeman, een zeven-en-twintigjarige boekhouder, plaatselijk leider van de Geuzen in Maassluis, bezweek onder die martelingen: zijn gezicht en zijn rug waren stukgeslagen, het bloed liep uit zijn mond - zo werd hij in een lege cel gesmeten. De volgende ochtend was hij dood. Ook hij had gezwegen.Coenradi: Verslag, p.(G.C.). DezeCoenradi is niet identiek aan zijn naamgenoot die op 13 maart '41 gearresteerd werd. 2 Aangehaald in Paape: De Geuzen, p.

1 H. 4 H.

938 [PDF]
HET LOT DER GEUZEN

XCHonderden pagina's processen-verbaal. werden getypt. Wie weigerde te ondertekenen, werd mishandeld tot hij toegaf. Tegen verreweg de meeste Geuzen werd geen aanklacht opgesteld." Men selecteerde er drie-en-veertig tegen wie men voldoende 'bewijsmateriaal' meende te hebben; die drie-enveertig ontvingen op 19 februari een gestencilde Anklageverji:igung van vele tientallen pagina's. Ze vernamen er uit dat ze beschuldigd werden van 'hulpverlening aan de vijand', 'spionage', 'het vormen van vrijscharen', 'ontwrichting van de militaire macht', 'ongeoorloofd bezit van wapens', 'beschadiging van militaire installaties' - het waren wel heel zware termen Walmeer men ze legt naast de weinig talrijke en weinig effectieve verzetsdaden die men in dit vroege stadium Vall de illegaliteit had kunnen verrichten. De Geuzenorganisatie had 'ongeveer een half miljoen leden geteld', stond ook in die aanklacht. Geloofden de Duitsers het zelf?

XCDe verhoren door het Feldgericht des Kommandierenden Generals und Befehlshabers im Luftga« Holland duurden vijf dagen. Er waren er onder de drie-en-veertig verscheidenen die de hun afgeperste verklaringen ten overstaan Vall de drie rechters introkken. Voor vier van de Geuzen werd door de Vertreter der Anklage vrijspraak gevraagd, tegen zeventien eiste hij tuchthuisstraffen, tegen twee-en-twintig de doodstraf.

XCWeer een procesdag : de pleidooien. Leendert Keesmaat, een negen-entwintigjarige onderwijzer uit Rotterdam, verschijnt er 'met een kapotgeslagen gezicht, onder de wonden, onder het bloed. De vorige avond is hij door een bewaker betrapt op het bezit van een stompje potlood. Vier keer de doodstraf was tegen hem geëist. Met een sleutelbos is hij afgetuigd, zijn gezicht stukgeslagen. Maar Keesmaat is niet te breken. Uit protest heeft llij geweigerd, zijn gezicht af te wassen en J?U staat hij daar, levend bewijs voor de methoden van zijn bewakers.'!

XCDe negen advocaten doen hun best.

XCZe bereiken weinig.

XCOp 4 maart valt 'de uitspraak: achttien Geuzen, onder wie Ijzerdraat, Kijne, Kop en Keesmaat, worden ter dood veroordeeld; óók de mall die naar de Sicherheitspolizei liep en alles vertelde wat hij wist, krijgt de doodstraf; óók een broer van Keesmaat, Willem, negentien jaar, óók een kantoorbediende, Louis van 't Hoff, negentien jaar, óók een scholier, Sebil Minco, achttien jaar.

1 Begin april 1941 werden honderdzeven-en-vijftig hunner zonder vorm van proces naar het concentratiekamp Buchenwald overgebracht; daar zijn drie-en-vijftig Geuzen om het leven gekomen. 2 Paape: p. 121.

939 [PDF]
DE FEBRUARISTAKING

XCTerug naar de cellen. Gratieverzoeken worden ingediend Generaal Christiansen moet beslissen. Wachten. De stemming blijft vastberaden, zelfs opgewekt, 'practisch iedereen rekende er op dat de vonnissen niet voltrokken zouden worden."

XCOp II maart beslist Christiansen: Willem Keesmaat, Louis van 't Hoff en Sebil Minco krijgen levenslang; vijftien doodstraffen worden bekrachtigd.

XCOp 13 maart, 's middags om twaalf uur, vernemen de achttien, wat te geschieden staat. In het Duits wordt het hun voorgelezen, de gevangenispredikant vertaalt maar de woorden stokken hem in de keel: vijftien zullen er doodgeschoten worden; ze zullen nog diezelfde middag om half vijf gehaald worden. Momenten van verbijstering volgen. Misschien nog maar vijf uur te leven! Hoe kan men dat begrijpen, verwerken, aanvaarden? Kreten weerklinken, sommigen barsten in tranen uit, anderen zwijgen. Ze gaan terug naar hun cel. Ze krijgen sigaretten. Ze mogen afscheidsbrieven schrijven. Enkelen ontvangen nog familiebezoek, één weigert en blijft eenzaam snikken: het is hem te veel, nu nog zijn jonge vrouwen twee kinderen te zien.

XCIjzerdraars geestkracht is ongebroken: hij voegt een SS' er toe, 'dat de SS nog veel erger gestraft zal worden dan zij nu, en het laatste', aldus Minco, 'wat hij tegen mij zei, was dat ik hem beloven moest, wraak te nemen.P

XCEén voor één (de meesten zijn hervormd of gereformeerd) gaan de ter dood veroordeelden nu bij de predikant langs. Daarna nemen zij afscheid van hun makkers, Leendert Keesmaat die tot de vijftien behoort, ook van zijn broer Willem die gratie gekregen heeft. Velen van de vijftien heffen een psalm aan: 'Nu ga ik op tot Gods altaren.' Klagelijk klinkt daarna de stem van de man die naar de Sicherheitspolizei liep: 'Jongens, kunnen jullie me vergeven? Vergeefhet me asjeblieft.' Ze vergeven.

XCHalfvij£

XCDeuren slaan (wij volgen in hoofdzaak Paape's beschrijving), er komen meer Duitse uniformen op de gangen. Commando's klinken. In zijn cel begint één van de vijftien het Wilhelmus te zingen. De anderen vallen in. Dan worden ze uit hun cellen gehaald, hun handen worden op de rug geboeid, een rij wordt geformeerd. IJzerdraat voorop, met zijn oranjekleurig pyjamajasje opzettelijk over zijn colbertje aangetrokken. Achter hem de anderen. Omringd worden ze door gehelmde Duitsers. Verward geroep komt nog uit de cellen rondom. Stemmen van 'hou je goed', 'sterkte' en 'tot ziens'. Ze worden weggevoerd.A.v., p.Minco:p.94

1 138. 2 S. 'Gevangene 136862 vertelt .. .', 7.

940 [PDF]
DE ACHTTIEN DODEN

XCCoenradi, Eyl en Hellendoorn, de drie Februarisrakers, worden aan hen toegevoegd. De vijftien zijn weer achttien geworden.

XCOp de binnenplaats van de Cellenbarakken wachten vrachtauto's. De achttien worden ingeladen en de auto's rijden weg, de van Alkemadelaan af en dan naar links: naar de Waalsdorpervlakte.

XCDaags daarna, 14 maart, brengen de kranten het bericht van de executie. 94

941 [PDF]

Appendix

XC

Datumlijst

XC

XC2 Rost van Tormingen arriveert in Den Haag; gesprek met Himmler en Seyss-Inquart (p. 236) 3 Laatste Engelse troepen verlaten Duinkerken Seyss-Inquart bepaalt dat generaal Winkelman zich alleen met de demobilisatie mag bezig houden (p. 184) 4 Nieuw Duits offensief in Frankrijkin FrankrijkFrankrijk De Metaalbond zwicht voor de Duitse eisen (p. 182)

943 [PDF]
DATUMLIJST

5 Eerste gesprek tussen Mussert en Seyss-Inquart (p. 239) 7 Het college van secretarissen-generaal keurt het werk aan de Duitse vliegvelden goed (p. 192) ca. 10 Terugkeer krijgsgevangenen uit Duitsland (p. 263) 14 Eerste nummer van Bul/etin (p. 712) 18 Opheffing van het uniformverbod (p. 278) 22 Frankrijk capituleert'Hagespraak der bevrijding' (NSB-demonstratie) (p. 246) Eerste circulaire van de 'Raad van Voorlichting der Nederlandse pers' (p. 646) 24 Seyss-Inquart schakelt de Staten-Generaal uit (p. 134) Opheffing ambtenarenverbod (p. 278) 24 of 25 Eerste gesprek van Einthoven, Homan, de Quay en Reinink met Generalkommissar Schmidt (p. 437) 25 Eerste bijeenkomst van het Convent der Kerken (p. 773) 26 Vergadering van de 'Nederlandse Gemeenschap' in Den Haag (p. 521) 29 Anjerdag (p. 283)

Juli 1940

XC

Oktober 1940

XC

XC1 Identificatieplicht ingevoerd (p. 726) ca. 5 Rondzenden van de Ariërverklaringen onder het overheidspersoneel (p. 759) 7 Tweede groep Indische gijzelaars gearresteerd (p. 357) Vertrek uit Den Haag van Boerstra en Jongejan voor een missie naar Nederlands-Indië (p. 360) 12 De voorbereidingen voor de invasie van Engeland worden door Hitler afgelastHitler afgelast (p. 597) 22 Oprichting van de Winterhulp Nederland (p. 685) Joodse ondernemingen krijgen opdracht, zich aan te melden bij de Wirtschaftsprüfstelle (p. 760) 23 Conferentie in Berlijn over de opheffing van de Nederlands-Duitse deviezengrens (p. 384) 27 Het eerste kerkelijke protest wordt in veel Protestantse kerken voorgelezen (p. 775) 28 Italië valt Griekenland aan (p. 808)

November 1940

XC

XC5 Herverkiezing van president Roosevelt (p. 8u) 9 Conflict over een radioreportage van een mars van de WA (p. 656) u Instelling van een 'gemachtigde voor de prijzen' (p. 409) 12-14 Besprekingen van Molotow te Berlijn (p. 907) 21 De circulaire gaat uit waarbij de Joden uit hun functies bij de overheid ontheven worden (p. 785) 23 Eerste nummer van De Waarheid (p. 909) Studentenstaking te Delft afgekondigd (p. 790) 26 Toespraak van Cleveringa; studentenstaking te Leiden (p. 792) 28 Oprichting'van het departement van volksvoorlichting en kunsten; dr T. Goedewaagen wordt secretaris-generaal. prof. van Dam secretarisgeneraal van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming (p. 663)

946 [PDF]
DATUMLI]ST

December 1940 2 Besluit materiële oorlogsschade afgekondigd (p. 393) 9 Inzet van het Engelse offensief tegen de Italianen in NoordAfrika (p. 807) 12 Ir. A. Dubois wordt 'gemachtigde voor de concentratie der omroepverenigingen' (p. 664) 18 Directief van Hitler: eind mei 1941 wordt de Sowjet-Unie aangevallen (p. 811) Arrestatie van prof. Telders (p. 799) Januari 1941 10 Registratieplicht der Joden afgekondigd (p. 874) 26 Bisschoppelijk mandement tegen de NSB voorgelezen (p. 856) 30 Crisis in de Nederlandse Unie; bijeenkomst van het Driemanschap met het hogere kader (p. 847) Februari 1941 11 WA-man Koot in Amsterdam zwaargewond (p. 881) 13 Vorming van de Joodse Raad voor Amsterdam (p. 884) 17 Staking der metaalarbeiders in Amsterdam-noord (p. 896) 19 Incident 'Koco' in Amsterdam-zuid (p. 889) 22 en 23 Razzia's in de Jodenhoek te Amsterdan1 (p. 890) 25 en 26 De Februaristaking (p. 915) Maart 1941 3 Eerste doodvonnis uitgevoerd (Ernst Cahn) (p. 929) 10 Fischböck legt Nederland een extra-heffmg van 500 mln. Rm op en kondigt aan dat de Nederlands-Duitse deviezengrens per I april 1941 zal verdwijnen (p. 386) 12 Toespraak van Seyss-Inquart in het Concertgebouw te Amsterdam (p. 935) Oprichting van de Rijks-radio-omroep (p. 666) 13 Fusillering van vijftien 'Geuzen' en van drie Februaristakers ('de achttien doden') (p. 939)

Indextermen: Christiansen, F. C, J
947 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van illustraties

XC

XCI Installatie van Seyss-Inquart, 29 mei 1940. Op het Binnenhof 2 In de Ridderzaal na pag. 4 0 40 3 Von Falkenhausen, Seyss-Inquart en Christiansen 40 4 Seyss-Inquart, Fischböck, Schmidt, Rauter en Harster 80 5 Seyss-Inquart en Wimmer 80 6 Seyss-Inquart, Rauter en SS-Gruppenführer A. Demelhuber 80 7 Schmidt maakt propaganda in Overijsel 96 8 Gesandter Bene in gesprek met gasten 96 9 Titelpagina van het eerste nummer van het Verordeningenblad 96 IQ Duitse parade op het Plein in Den Haag 120 I I In een rondvaartboot in Amsterdam 120 12 De Ortshommandantur in Den Haag 120 13 'Musis Sacrum' in Arnhem als Wehrmachtheim 120 14 en 15 Duitse richtingborden in Rotterdam 120 16 Seyss-Inquart in Amsterdam begroet door burgemeester de Vlugt 120 17 Seyss-Inquart in Rotterdam samen met burgemeester Oud 120 18 Snouck Hurgronje secretaris-generaal 144 19 Secretaris-generaal Trip 144 20 Secretaris-generaal Tenkink 144 21 Secretaris-generaal Six 144 22 Secretaris-generaal Frederiks 144 23 Secretaris-generaal Hirschfeld 144 24 Notulen van het college van secretarissen-generaal, 24 juni 1940 160 25 Bosch van Rosenthal, commissaris der koningin in Utrecht 160 26 Van Sonsbeeck, commissaris der koningin in Limburg 160 27 Himrnlers brief aan Seyss-Inquart, 4 juni 1940 248 28 en 29 Twee pagina's uit Musserts dagboek, 9 juni 1940 248 30 en 31 De NSB-Landdag in Lunteren, 22 juni 1940 248 32-34 Teruggekeerde krijgsgevangenen 264 35-42 Anjerdag, 29 juni 1940 296 43 Rode Kruis-hulp na het bombardement van Rotterdam 392 44 Bijeengebrachte brandkasten 392 45 Zomer 1940: puin ruimen in Rotterdam

948 [PDF]
LIJST VAN ILLUSTRATIES LIJST VAN ILLUSTRATIES

46 Noodwinkels aan de Coolsingel in Rotterdam 392 47 Houten dancing in Rotterdam 392 48 Prof. mr. B. M. Telders 520 49 Koos Vorrink 520 50 Het Driemanschap van de Nederlandse Unie 536 51 Belangstelling voor de eerste vergadering van de Nederlandse Unie, Den Haag, 6 augustus 1940 536 52 Het eerste 'Manifest' van het Driemanschap 536 53 en 54 Duitse invasie-oefeningen aan het Nederlandse strand 592 55 Winston Churchill 592 56-59 Gevolgen van de Duitse bombardementen op Engelse steden 592 60 Majoor J. N. Breunese aan het werk 664 60-63 De Opbouwdienst 664 64-66 De eerste Winterhulp-actie 680 67 Bernard Ijzerdraat 688 68 'Geuzenbericht, no. 2' 688 69 Het eerste gestencilde nummer van De Geus van 1940 688 70 Lodo van Hamel, de eerste geheime agent 688 71 Het eerste nummer van Bulletin 720 72 Het eerste nummer van Vrij Nederland 720 73 Het eerste nummer van de Nieuwsbrief van Pieter' t Hoen 720 74 Frans Goedhart ('Pieter 't Hoen') 720 75 en 76 Gedeelten uit de notulen van het college van secretarissengeneraal, november 1940, betreffende het ontslag van Joden 776 77 Prof. mr. R. P. Cleveringa 792 78 Rapenburg, Leiden, 26 november 1940 792 79 Mars van de WA door Den Haag 840 80 Vendelwacht van de WA in Utrecht 840 81 en 82 Mars van de WA door Amsterdam, 9 november 1940 840 83 Leden van de WA op het Binnenhof 840 84 Propagandakiosk van de Nederlandse Unie te Scheveningen 840 85 NSB-colporteur voor een winkel van de Nederlandse Unie 840 86 Vernielde winkel van de Nederlandse Unie te Wildervank 840 87 Utrechtse NSB' ers met op de Nederlandse Unie behaalde buit 840 88 Politiefoto van wapens die leden van de Nederlandse Unie in Den Haag gebruikt zouden hebben 840 89--92 De WA provoceert rellen in Amsterdam, 9 februari 1941 880 93 en 94 Afsluiting van de Jodenhoek in Amsterdam, 12 februari 880 95 Aanplakbiljet met oproep aan de Joden, hun wapenen in te leveren 880

Indextermen: Kijne, J.
949 [PDF]

96-99 Razzia op het Jonas Daniël Meyerplein, 22 februari 1941 896 IOO Mauthausen, de steengroeve 896 101 en 102 Het door de CPN vóór de staking verspreide pamflet 920 I03 Instructies aan de Nederlandse pers op 25 en 26 februari 1941 936 104 Parade na Seyss-Inquarts toespraak in het Amsterdamse Concertgebouw, 12 maart 1941 936 BRON-OPGAVE DER ILLUSTRATIES

XCAlle foto's zijn afkomstig uit de collecties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, met uitzondering van 18 (departement van buitenlandse zaken), 20 (departement van justitie) en 73 (Rijksuniversiteit Leiden). Het copyright van de volgende foto's berust bij de volgende personen of firma's:

XCN.V. Polygoon, Haarlem: 2

XCH. F. Grimeyer, Burgemeester Lefèvre de Montignylaan 34, Rotterdam: 14, 15

XCN.V. De Spaarnestad, Nassauplein 3, Haarlem: 22, 26

XCJ. H. Janssen Jr., Doormansingel I2a, Doesburg: 33

XCC. Ziere, Bakelgeertstraat 45, Boxmeer: 35, 40

XCAssociated Press, Rapenburgstraat 73, Amsterdam: 56, 57, 58

XCA. Peperkamp, Dorpsstraat 44, Nunspeet: 65, 66

XCMeyboom & Van der Heijden Studio's, Keizersgracht 568, Amsterdam: 74

XCWouter van Gool, Laan van Heldenburg 7, Voorburg: 84

XCMevr. C. J. M. Rikkert-Wijsmuller, Surinamestraat 106, Amsterdam: 93,94 Lijst van kaartenLijst van kaarten

XCI Het Engelse offensief in Noord-Afrika, december 1940-maart 1941 809 II Het Engelse offensief in Oost-Afrika, lente 1941 809 III De Amsterdamse [odenhoek, februari 1941 883 95

950 [PDF]

Appendix

XC

Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten

XC

XCA.v. Als voren BDC Collectie fotokopieën van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, afkomstig uit het Berlin Document Center, Berlijn (SS-archieven) Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD Bijzonder Gerechtshof Bureau N ationale Veiligheid Bureau Opsporing Oorlogsmisdadigers Bijzondere Raad van Cassatie Beaujtragter des Reichsleommissars Collectie Nederlandse Overheidsinstellingen van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie BdS BG BNV BOOM BRvC BRK CNO

XCCNU Commissie inzake het Driemanschap van de Nederlandse Unie Cpz Csg DGBR Commissie voor de Perszuivering College van secretarissen-generaal Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging Collectie Documentatie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Staten-Generaal, Tweede Kamer, Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945': Ver slagen, bijlagen en verhoren, dl. I-VIII (19491956) Doc

XCBnq.

XCBuK Hauptabteilung Brziehung und Kirchen van het Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz 95

951 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

XCFO/SD Generalkommissariat für Finane und Wirtschaft Collectie fotokopieën van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, afkomstig uit het Foreign Office-State Department Document Cen ter, Berlijn (archieven van het Auswdrtige Amt en de Reichskanzlei) Collectie Gevangenissen en Concentratiekampen van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie FiWi

XCGC

XCGeWi Hauptabteilung Gewerbliche Wirtschaft van het Generalhommissariat für Finane und Wirtschaft Genera lkommissar (iat) Generalleommissariat zur besonderen Verwerulung Hauptabteilung Höhere SS- und Polizeiführer in den Niederlanden GK GKzbV HA HSSuPF i.d.N. IISG Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis International Military Tribunal, Neurenberg: Trial ol the major war criminals, dl. I-XLII (1947-I949) IMT

XCKTB NAD NVD Kriegstagebuch Nederlandse Arbeidsdienst Nederlandse Volksdienst Oen V Onderdrukking en Verzet. Nederland in oarlogs tijd, dl. I-IV (1948-I955) Mr. G. P. J. van Overbeek: 'Nota betreffende zijn werkzaamheid gedurende de bezettingstijd' (Cpz, 205) van Overbeck: 'Nota'

XCP.g. POD PRA Procureur-generaal Politieke Opsporingsdienst Politieke Recherche-Afdeling 95

952 [PDF]
LIJST VAN AFKORTINGEN, GEBRUIKT IN DE VOETNOTEN

Präs. Abt. p.v. Rü In RvT Präsidial-Abteilung proces-verbaal Riistungs-Inspektion Niederlande Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie: Cortespondentie van Mr. M. M. Rost van Ton ningen (dl. I, 1967), uitgegeven door drs. E. Fraenkel- Verkade in samenwerking met A. J. van der Leeuw Verordening Generalleommissariat für Verwaltung und [ustiz Wehrmachtbejehlshaber in den Niederlanden Winterhulp Nederland Zentra lauftragsste lie VO Vu] WEN WHN Zast

953 [PDF]

Appendix

XC

Register

XC

XCAalberse, P. J. M., 20, 22, 133, 134, 146,

XC289n, 529, 53In, 858 Aalberse Jr., P. ]. M., I94n Aalders, W. J., 772, 773, 774 Aalsmeer, 302 Aannemers, 176, 190, 193-194, 196-197,

XC212,220 Aannemingsmij N.V., v/h Hillen en

XCFloosen, 191-192, 194, 219 'Aanwijzingen betr. de houding in

XCgeval van een vijandelijke inval',

XC124-128,132,136, 173-175, 176, 183,

XC185, 186, 188, 192,200,215,218,221,

XC273,517 Abbeville, 817 Aberson, A. A., 847n Abessynië,348 Abspoel, A. W., 768 Abwehr, 83-86, 89-92, 94, II7, 226

227, 243, 432, 596, 706, 730, 8I8n; Algra, H., 557, 640-641Binsatzgruppe Feldmann, 83 Alkmaar, 228, 230Achterhoek, 132, 839, 895 Allers,]. H. K., 708, 710Addis Abeba, 809 Almelo, I32n, 67In'Admiral Scheer', De, 810 Alphen, M. W. L. van, 3II, 321, 322Adriaanse,].]., 50Ill 323, 324, 325, 329Afrika, 348, 358, 364 Althoff, A. A. F., 723-724Afwikkelingsbureau van Defensie Zie: Aluminium Walsen Persbedrijven

XCKoninklijke Landmacht Ahnenerbe, Das, 235 Akademie [ur Deutsthes Recht 413 Albanië, 808 Albarda,]. W., 481, 483 Albert de Baryen Co., H., 377 Algemeen Dagblad, 12 Algemeen Handelsblad, 47, 98, 268, 342n,

XC356n, 385, 522n, 542, 55In, 57511,

XC623 632, 636, 638-639, 648 Algemeen Nederlands Onderwijzers

XCVerbond, 500 Algemeen Nederlands Persbureau, 810, 15, 16, 236, 248, 268, 275, 308, 339, 342n, 477, 497, 558, 612-615, 644, 65 1, 7 2 4. Algemeen Politieblad, 734, 736 Algemeen Syndicaat van Suikerfabrikanten in Nederlands-Indié, 337 Algemene Doopsgezinde Sociëteit, 773, 775 Algemene Katholieke Werkgeversvereniging, 500n, 855n, Algemene Kunstzijde Unie, 180, 378 Algemene Nederlandse Metaalbewerkersbond, 464, 533 Algemene Nederlandse Meubelmakersbond, 464 Algemene Nederlandse Transportarbeidersbond, 464 Algerië, 810 Algra, H., 557, 640-641 Alkmaar, 228, 230 Allers,]. H. K., 708, 710 Almelo, I32n, 67In Alphen, M. W. L. van, 3II, 321, 322323, 324, 325, 329 Althoff, A. A. F., 723-724 Aluminium Walsen Persbedrijven N.V.,2I9 Ambtenaren, 69, 70, 125, 136-138, 141, 157, 763, 867 Ameland, I I I Amersfoort, 713, 770, 912, 919 Amersfoort, kamp, 88711, 89511 Amsterdam, 9, 84, 86, 87, 90, 91, 98, 115,116,117,126,180,181,208,224, 252, 255, 257, 279, 284-285, 296, 298n, 305, 331, 343, 353, 357, 370, 373,377,393,435,459,462,472,482, 491, 554, 560n, 562, 583, 628, 637,

954 [PDF]

656,682,688,696,698,713,727,729,

XC730,731,738,745,749,750,754,755,

XC763,780,785,79°,814,821,826,841,

XC842, 870, 871, 873, 875n, 879-892,

XC896-897,899,9°3,9°4-9°5,9°9,911

XC926,929-931,935; Bureau van Sta

XCtistiek, 410; Dienst Publieke Werken,

XC191-193, 396, 913, 914 Amsterdarns Lyceum, 764 Amsterdamse Ballastmaatschappij, 191,

XC194-195,221 Amsterdamse Bankiersvereniging, 416 Amsterdamse Maatschappij voorJonge

XCmalmen (AMVJ), 554 Andel,]. A. van, 315 Andrée Wiltens, A.]. ,80In Andriesse, A., 755 Aneta, 9, 307 Angeren,]. R. M. van, 149 Anjerdag, 249, 280-281, 282-335passi,I/,

XC444, 755, 758, 934 Ankersmit,J. P., 473, 475, 484, 485 Anti-Revolutionaire Partij, 150, 357n,

XC439-440,446,457, 503, 526, 528, 533,

XC553,557-558,561-562,826,83! Anti-Revolutionaire Staatkunde, 273 Antisemitisme, 52, 55, 56-57, 429, 434,

XC436,746,770-772. Zie ook: Joden Antwerpen, 918 Apeldoorn, 258, 903, 921 Arbeid,475 Arbeiders Jeugd Centrale, 466, 481,

XC487-488,826 Arbeiderspers, 12, 47, 430, 443, 456,

XC457,462,464,465-475,482,483,485,

XC486,49°,493,613,635,681,720,752,

XC929 Arbeidsinzet, 146, 157, 196, 204, 206

XC212, 217n, 525n, 756, 896-897 Argentinië, 214 Arkel, G. van, 33n, 162n, 356n, 553n Arnhem, 86, 285n, 588, 603, 691, 695,

XC697, 738, 879, 895 Arrestaties, 83-86, 94, 148, 274, 294,

XC299, 300, 306, 307, 353, 462, 586,

XC598n, 621, 640, 649n, 678, 680, 692,

XC697, 698, 700, 701, 703, 704, 705,

XC7II, 713n, 716, 717, 720n, 759, 791n,

REGISTER

XC799, 801, 802, 841, 845, 853, 887n,890-892, 894, 895n, 897, 920, 924925,927,929,934 Artillerie-Inrichtingen Hembrug. 68, 145-146, 182, 185-189,220, 304, 333, 334, 698, 701 As, G. van, 696-697 As, H. van, 700 Asbeck, F. M. van, 755n, 782, 793 Asch van Wijck, A. M. van, 36 Asch van Wijck,]. M. M. van, 575n Asscher, A., 884-885-886-887,919-920, 9 2 5 Asscher Fa., Amsterdam, 306, 370 Assen, II6, 257, 288, 294, 3II, 559, 749, 920 Associated Press, 926 Athene,808 Atlantische Oceaan, 810 Atten, A. van, 604, 610, 738 Aukes, H. W. F., 778n, 856n Auschwitz, 887n, 895n Ausurartiyes Atnt, 1°3-104, 309, 338, 344, 345n, 354, 361, 385, 434, 609, 617. Zie ook: Senderkommando van Kansberg Aviolanda, 183,219,641 Avondster, De, 640 Avro, 14-16, 228, 636, 649-65°, 651, 652, 653, 655-656, 657, 659, 662, 664-665,666 Baarn,300 Baas Becking, L. G. M., 709 Backer, A. ]., 70, 161 Bad Tölz, 243 Bakhuizen van den Brink, ]. N., 766n Bakkeveen, 226, 227, 506 Balkan, 266, 372, 404 Balkom-Stutterheim. A. van, 763 Balluseck, D.]. von, 12, 542, 848 Bangkok,355 Bank ojEngland, 269 Banning, A. H. M. van, 70In Barents, J., 832, 849 Barth, K., 770 Bartstra, J. 5., 787n Bataafse Petroleum Maatschappij, 201 Batavia, 341, 343, 355, 357, 358, 360

955 [PDF]

Bautz, Th. N., 287 Bazuin, De, 300, 301 Beatrix, Prinses, 296, 8I5n, 877 Beek, M. A., 828n Beelaerts van Blokland, F., I33n 'Beilinc, Allaert', u8n Bekendmakingen, Duitse, 1-2, 7-8, 45,

XC298,923 Bekennende Kirche, 772 Belastingen, 391, 932 België, 1,2, 26n, 43n, 46, 63, 85,90,91,

XC111,122,125,173,176,199,200,206,

XC212,214,215,218,288,291,3°9-310,

XC349,35°,363,364,366, 385, 387,426,

XC448, 567, 577n, 643, 934, 937n Belgische Congo, 223, 242 Belinfante, J. F. E., 9, 308, 612 Belinfante. ].]., 9, 612 Bella, S. de la, 459-462, 467, 478 Bemmelen,}. F. van, 765, 798, 802 Bemmelen, ]. M. van, 803n Bene, 0., 41, 43, 50, 58, 67, 88, 103

XC104, 108, 119, I48n, 342-346, 354,

XC445n, 566, 895, 934n Bent, A. R. van den, 315, 323, 324, 326 Bentveld, 455 Benzler, F., I8n Berg, C. van den, 146n Bergen, vliegveld, 190, 191, 194 Bergen op Zoom, 640 Berger, J. A., 556n Berger, G., 73, 243-245, 247, 433, 572 Bergh, G. van den, 357 BerghJr., S. van den, U9 Berlijn, 17n, 57, 64, 72, 85,91, 165, 184,

XC211,232,234,243,29°,291,338,346,

XC35°,360,365,371,384,39°,411,434,

XC448,481,567,574,593,597,613,704,

XCBro, 907, 926 Bernhard, Prins, I32n, 280, 282, 288,

XC289,295,347,418,594 Bessarabië, 906-5)07 Best, P. W., 184, 321, 323, 324, 326 Bestuur, gemeentelijk, 68, 108, 157,

XC208,211,257-258,492,780,783,87°

XC871, 930. Zie ook: Burgemeesters;

XCRegeringscommissarissen Bestuur, provinciaal, 68, 108, u7, 127,

REGISTER

XC157,257,492,787, 783, 877. Zie ook:Commissarissen der Koningin Bethmann, Generalarbeitsfûhrer, 675 676 Beumer, E. J., 200 Beunder, J., 205 Beuzemaker, N., 900, 90In, 904 Bevolking, anti-Duitse stemming, 65, 120, 250-281 passim, 551-553, 558559,598-601,605,672-673,677-678, 733-734, 814-815, 828-830, 844, 849, 864,873,9°0 Beweging voor morele en geestelijke herbewapening, 162n, 468, 505 'Beweging versterking der Nederlandse Gemeenschap'. Zie: 'Nederlandse Gemeenschap, De' Beijma, ]. M. van, 257 Bezettingskosten, u8-I20, 388-391 Biarritz, 264 Bierema, S. E. B., 528 Biesheuvel, ]. S., 563n Bilt, C. L. van der, 294 Bioscoopbezoek,252-253 Blankenstein, M. van, 12, 13, 680 Bleeker, ]., 259n Blocq van Scheltinga, D. de, 246n Bloeme, H. de, 6I3n, 625, 628 Blokzijl, Max, 583, 636-638, 655, 666 Block, F. von, I, 7, 23, 24 Bode, H. W.O., 85n 'Bodegraven', De, 370 Bodens, W., 226, 233, 234, 243 Bodewes, G. H. J., zn Boeckh, H. von, 365n Böhmcker, H., 870, 879, 881-882, 884886, 919-920 Boekhandel, 13-14, 681 Boekowina, 906-907 Bönninghausen, E.]. B. M. von, 604 Bönninghausen, E. L. M. T.]. von, 604 Boerman, W. E., 398n Boerstra, M., 316, 319, 326, 358-362, 384,385,425,448, 549, Boettger, L., 348, 350n Boeyen, H. van, 32, 33, 155, 754 Boezeman, K,. 938-939 Bohle, E. W., 98, 342, 343, 344, 345, 354,359 Bolhuis, J. J. van, 617

Indextermen: Jambroes, G. L.
956 [PDF]

Bolkestein, G., 148, 357 Bombardementen, 193, 274n, 597, 601, 618 Bomli, E., 479 Bond van Ambtenaren bij de Neder

REGISTER

XClandse Spoorwegen, 463 Bond van Arbeiders Zangen Muziekverenigingen, 490 Bond van Jonge Liberalen, 826 Bond van Nederlandse Architecten, 502 Bond van (rivier) scheepsbouwmeesters.coö Bond van Sociaal-democratische Vrouwenclubs, 476, 489 Banger, W. A., 468 Bonin, Oberst von, 517, 520 Bonn,226 Boom,]. W. van den, 307n Boot,].]. G., 126n, 506n, 586n, 850n Borggreven, A. W.]., 839n Bormann, M., 26n, 41, 50, 107, 385n, 572, 829, 930n Bom, H. ]. van den, 440, 460, 46In, 464, 533-535, 538, 540 Bosch, A. j., 296 Bosch, B. ten, 697-698 Bosch, B. P. M. ten, 708 Bosch van Rosenthal, L. H. N., 32-35, 105, 139, 156, 160, 161-162, 257, 280n,685 Bosman, G. J. P. M., 653-654, 662, 663 Bosschart, A. A., 717 (Both, G. ]., 219 i-J3ot, J., 50 2 n Bothenius Lohman,]., 257 Boulogne, G. F., 296, 700 Bouman, B., 194, 195 Bouman, P. J., r r jn, 509-510, 825, 828, 844 Boven, A. van, 252n, 285n, 286n, 309n, 620n Braambeek, H. J. van, 464 Braat, L. P.]., 252n Brabantia Nostra, 507, 541, 550, 827, 844 Brandenburg, J., 904, 913-914, 921 Brants, A., 286, 588, 730, 736, 799 Brauchitsch, W. von, 23, 24,31,266,566 Bräuer, C., 27Brauw, W. M. de, 443n Brazilië, 13 I Breda, 85, 235, 261, 299, 436n, 613, 623, 649n Bremen.çç Breskens, Il7 Breslau, 78 Breunese, ]. N., 144n, 336n, 668-676, 850 Breyhan, Ministerialrat, 384n Brink, C. H. van, 706-707 Brinkgreve, M. R. J., 539 British Broadcasting Corporation, r jzn, 273, 274n, 275, 28911, 302, 303, 598, 618,652,653,654,920,926 Brits Somaliland, 809 Broeck, H. van den, 623-624, 645 Broek, H. van den, 290n Broek, H.]. vall den, 92711 Broekhoff, K. H., 917, 919, 921 Broeksz, ]. B., 15,477,478-479 Broersen, L. J., 737n Bronkhorst Sandberg, L. van, 133 Brouwer, A. M., 507 Brouwer, B., 800 Brouwer, J., 509 Brouwer, M., 347 Brouwer,]. de, 507, 541, 552, 825, 828, 833, 835, 844-846 Brückner, W., 289n Brugmans, H., 487, 491 Bruining, N. A., 664, 806n Bruins Slot, ]. A. H.]. S., 506, 637 Bruna, J. ]. H. A. ,439n, 506n, yron, 515n, 521n, 532n, 537n, 538n, 550n, 623, 840n, 846n, 849n Brunswijk, 243 Brussel, 4311, 88, 121, 202, 291, 310, 349, 427,6I3,900n Bruyn, A. C. de, 459, 460 Buchenwald, 83, I48n, 378, 347, 337. 500, 556, 561, 562n, 698, 700, 79I11, 833,892,895,896n,939n Biihler, A.]., 105 Biihrmanns Papiergroothandel, Amsterdam,739 B ürckel, ]., 55 Bulgarije, 8Il, 907 Bulletin, 712-714, 725, 737-738

Indextermen: Jambroes, G. L.
957 [PDF]

Bunnik, 105

XCBurgemeesters, 68, 127, 132, 157, 256, 257-258, 272, 713, 723, 734, 736-737, 740, 753, 777, 839, 854· Zie ook: Bestuur, gemeentelijk; Regeringscommissarissen

XCBurger, H., 506n

XCBurgerwacht, 695, 696

XCBuskes, 1-]" 555, 622n, 772, 774, 776 Butting, 0., 98

XCBuys, A.]. J., 708, 7II

XCBuytendijk, F. J. J., 343

XCBijenkorf, De - Amsterdam, 749, 917

XCByvanck, A. W., 795-796, 799 Bijzonder GerechtshofDen Haag, 183184

XCBijzondere Vrijwillige Landstorm, 6997°0

XCCalm, E., 889, 929, 934

XCCalais, 235

XCCalmeyer, H., 874-875, 876

XCCals,]. M. L. Th., 274n, 789n

XCCanada, 214, 269, 598n

XCCanaris, W., 91 fCarelsen, F., 167

XCCarmiggelt, J., 474

XCCarmiggelt, S., 474 \carp,]. H., 575-576, 681

XCCarstens, N. T., 315,323,324,325,329

XCCapitulatie-overeenkomsten, 4-8; Verhandlungspunkte, 5-6; Zusate protokolI, 6-7, 38, 334

XCCasablanca, 270

XCCentraal Bureau voor de Omroep in Nederland.riyr

XCCentraal Bureau voor de Statistiek, 253n,26In,406n,407n,409

XCCentraal Distributiekantoor, 171 Centraal Faculteitenblad, 787n

XCCentrale Arbeidersen Levensverzekeringsbank, 494

XCCentrale Commissie voor de Filmkeuring.Ya

REGISTER

XCCentrale Vereniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken, 680 Centrum, Het, 527 Chamberlain, N., 639Christelijk-Historische Unie, 439-440, 446,5°3,5°8,526,528,556-558,561, 831,8p-833 Christelijk Nationaal Vakverbond, 452, 453, 456-459, 464, 550, 558 Christelijke Boerenen Tuindersbond in Nederland, 500, 558 Christelijke Gereformeerde Kerk, 777, 774,775,776 Christelijke Middenstands bank, 558 Christelijke Radio-Stichting, 665 Christen-Democratische Unie, 522n, 5 2 7 Christiansen, C. F., 331-332 Christiansen, F. C., 43, 48, 57, 39, 88, 174-173, II7-II4, II9-127, 121,267, 287-288, 289-297, 298, 374, 37711, 312,316,346,669,813,919,922-924, 931-932,947 Churchill, W. S., 267, 268-271, 597, 639,721 Cicraad-Krack, A. W., 88n Circulaires van het Comité 'In verdruk king één', 714, 715 Clercq, G. de, 651, 659-660, 662 Cleveringa, R. P., 258, 276, 285, 287, 523n, 600n, 603n, 765, 792-800,802803 Cleveringa-Boschloo, H., 793-797 'Clingendael', 59, II9 Cocheret, Ch. A., 394n, 398n, 399n, 400 Coenradi, H., 695n, 938n Coenradi, H., 924, 927, 929, 938, 941 Cohen, A. E., 40n, 58n, 5911, 6011, 6511., 6811.,80n, 88n, 96n, 98n, 10211.,I09n, 436n,9pn Cohen, D., 887, 919-920, 925 Cnossen, T., 636-637-638 Collaboratie (algemeen), 173-173, 194, 216,218,613 College van Secretarissen-Generaal, 123, 127-132,133,135-136,140,147,186, 19°,241,278,3°5,3°9,344,353-357, 7 1 3, 7 2 3; en ambtenarenverbod. 18, 278; en anti-Joodse maatregelen, 747, 733762, 763, 777, 780-784, 792, 794, 869-871,873,886, 888, 896; en benoemingen en ontslagen,

958 [PDF]

189, 332,388-389, 674;

XCbevoegdheden, 17-19, 21, 34-35, 67-69, 127-128-129;

XCeconomisch beleid, 191-193, 217-218, 334-335, 379-380;

XCen erewoordsverklaring , 32 7;

XCfmancieel beleid, 381, 387-389;

XCen handhaving van orde en rust, 131132, 137, 139, 280, 296-298, 301, 336, 586, 725-726, 737, 815n; houding t.o.v. Nederlandse regering in Engeland, 132, 337, 348;

XCenloyaliteitsverklaring, 137;

XCen Nederlands-Indië, 344, 347-348, 333-337,362,448;

XCen Nederlandse Unie, 442, 521, 536, 543, 549; en NSB, 245,586,588-589,592;

XCen onderwijs, 500, 679;

XCopvatting van taak, 129-132, 135, 137, 139-140, 155, 157, 184, 190, 212, 217-218, 362, 500, 589, 866867;

XCpolitiek beleid. 245, 280, 296-298, 301, 338, 362, 431, 442, 447, 484, 492, 500, 661;

XCsalarissen leden van college, 140-141;

XCsamenstelling college, 36-38. 128, 189,2°9; en A. Seyss-Inquart, 42-45, 128, IF, 133, 135. 139, 161, 189, 296, 298, 388n, 592, 675, 815n, 867;

XCsociaal beleid, 2II, 395. 514, 674-675, 685;

XCen uniformverbod, 278;

XCen wachtgeldregelingen, 134-135. Zie ook: Departementen College voor handel en nijverheid, 402 Colijn, H., 19-22, 36, 165, 196,310,325,

XC328, 342, 353, 356n, 361, 414-415,

XC439, 445, 446, 458, 510-511, 519,

XC527-535,538,544,557-564,635,636

XC637,7°0,831-833 Comité van Actie van Landbouwen

XCMaatschappij, 570 Comité van Nationale Eensgezindheid,

XC439, 441-443, 539-540. Zie ook:

REGISTER

XCNederlandse Unie Comité van Omroepverenigingen, 651Comité van Waakzaamheid, 626 Commissariaat voor de belangen van de Nederlandse Weermacht, 260n Commissarissen der Koningin, 39, 137, 157,158-162,256-257,272,295,505, 518, 682. Zie ook: Bestuur, provinciaal Commissie van Advies. Zie: Siebener ausscliuss Communistische Partij Nederland, 134. 453,456,492,494,525,526,527,693, 701,722,732,756,800,861,896,897915,918,920-921, 925, 929 Concentratiekampen, 85, 704, 714, 790 929. Zie ook: Amersfoort, Auschwitz, Buchenwald, Dachau, Mauthausen, Neuengamme, Ravensbrück, Sachsenhausen, Schoorl Concertgebouworkest, 752 Confiscatie, 288, 294-295, 750 Conring, H., 105-106, 107, 158, 439, 678-679, 858, 871 Consulaat, Ver. Staten van Amerika, in Amsterdam, 782 Contractbrekers, 2II Convent van Kerken, 671n, 684n, 773-777, 852, 854 Coolen, Antoon, 3,229, 271 Coucke, J. C. A., 618n Courant, De -THet Nieuws van de Dag, II,628 Cremer, H., 418 Crena de longh, D., 180 Daalder, H., 721n Daalen, W. van, 487 Dachau, 274, 462 Dagblad van Noord-Brabant en Zeeland, Ret, 623, 624 Dakarv zço Dam, A. van, 885 Dam, J. van, 129, 141, 150n, 153, 388, 676, 677, 679, 801, 815n, 859-860, 869, 871-872 Damme Sr., M. H., 180-183, 204, 378, 641 Dardanellen, 908 Davids, H., 635n, 749

959 [PDF]

Davids, S., 635n Deckers, L. N., 210, 357, 527, 528, 53 I Dekker, J. A., 107n, 159, 448n De~t, 186,224, 279, 690, 701, 735, 780,

XC79°,931 Delftse Courant, 224n, 612 Delftshaven, 621 Delfzijl, II6, 282, 366, 703n Delleman, Th., 21In, 774n Demobilisatie. Zie: Koninklijke Land

XCmacht Demonstraties, 272, 280, 297, 298, 677,

XC678, 815n, 873. Zie ook: Anjerdag Denemarken, 26-27, 214, 244, 288, 340,

XC350, 363, 387, 530, 567, 902n, 908,

XC934 Denunciatie, 99, 422, 603, 649n, 678 Departementen, 18-19, 67, 108, 109,

XC126,127,139,140,780-781,785,871;

XCAlgemene Zaken, 36-37, 670. Zie ook: A. M. Snouck Hurgronje

XCBinnenlandse Zaken, 32, 140, 154 280, 492, 518, 650, 727-729, 734, 759. Zie ook: K. J. Frederiks

XCBuitenlandse Zaken, 17-18n, 37, 43, 142-143. Zie ook: A. M. Snouck Hurgronje

XCDefensie, 180, 185,201,204,206-261, 317, 727-729. Zie oak: C. Ringeling

XCFinanciën, 36, 127, 130n, 200, 390, 393,763. Zie ook: L.J. A. Trip; M. M. Rost van Tonningen

XCHandel, Nijverheid en Scheepvaart, 37, 171, 212n, 213n, 402. Zie ook: H. M. Hirschfeld

XCJustitie, 140, 230, 456, 727-730, 734, 756. Zie ook: J. C. Tenkink

XCKoloniën, 154, 309, 344. Zie ook: O. E.W.Six

XCLandbouwen Visserij 37. Zie ook: H. M. Hirschfeld; S. L. Louwes

XCOnderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 147, 280, 501-502, 521. Zie ook: G. A. van Poelje; H. J. Reinink

XCOpvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming, 676. Zie ook: J. van Dam

REGISTER

XCSociale Zaken, 18, 36, 179, 207-2II,758. Zie ook: A. L. Scholtens; R. A. Verwey Volksvoorlichting en Kunsten, II4n, 610, 618, 638, 663, 820, 930. Zie ook: T. Goedewaagen Waterstaat, 70, 127, 153, 33 1, 333, 595.Zieook: D. G. W. Spitzen Deppner, E., 87 Deurneç r-zö Deutsch-Niederldndische Gesel/schaft, 22, 338,4 1 6 Deutsche Akademie, 609n Deutsche Allgemeine Zeitung, 470 Deutsche Arbeitsfront, 374n, 452, 458, 470n; Dienststelle Hellwig, 452, 459 Deutsche Lufthansa, 191, 349 Deutsche Reichsbank, 377, 382-383, 386, 390 Deutsche Revisions und Treuhand A.G., 379, 760 Deutsche Verrechnungskasse, 381-382, 386,390 Deutsche Weg, Der, 85 Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 628, 632, 646, 842 Deutsches Landesgericht in den Nieder Landen, 93, 303, 598n Deutsches Nachrichtenbûro, 60S, 613, 614 Deutsches Obergericht in den Niederlanden, 9111,93,931 Deutsches Rate Kreue, 682 Deutsches Theater in den Niederlanden, II9 Deutsches Verkehrsbûro, 643 Deviezengrens, 151, 380-388 Devisenschutzkommando, 83n Deyssel, L. van, 426 Diamantindustrie, 420, 745 Dieleman, P., 159-160, 272n Diemer, H., 613 Diepen, A. F., 778-779, 853 Dieters, J., 899, 901, 903--905 Dietrich, 0., 608, 643 Directeraat-generaal van politie, 72973° Distributie, 120, 2II, 407-409, 410, 726 Dito,J. K. M., 651, 653-654, 657n, 662, 664, 665 Doedes, L., 194-195, 196

960 [PDF]

Does, G. W. van der, 187-19°, 197,

XC199-200,431, 822n, 834 Does, J. A. H. van der, 494, 537n Doetinchem, 132, 302, 785 Dokkum.vroz Dolder, Den, 720 Dollfuss, E., 52, 53 Domburg, II7 Donner,]., 533-534, 535-536, 538-539

XC540, 660, 663, 776 Doodsklok, De, volksblad bi} de opruimine

XCvan het Jodendom, 749 Doolaard, A. den, 680 Doorn, 272n Doomes's Automobielfabriek, Van, 176 Doominck, A. A. van, 200 Dordrecht, II7, 223, 259, 394,625,690,

XC696 Dormits, S., 909 Dorsman, H., 777 Dordtse Courant, De, 625 Dosker, C. M. 613 Draadomroep, 667 Draayer, D. G., 674n Drees, W., 135, 343, 357, 440, 469, 471,

XC475, 476, 482, 484-486, 490, 518n,

XC527-534, 538, 540, 544, 556, 561,

XC805n,831 Drente, 282, 394, 506, 559, 816 Driel, J. van, 706n Driemogendhedenverdrag, 810-8 I I Dries, N. C. M. A. van den, 125n,

XC7 8m Drion, H., 715, 873 Drion,]., 715, 873 Drop, J., 763 Drost, H. H., zn Dubois, A., 650-652, 659-664, 665 Dubois, ]. G. C. H., 888 Duitsland, 53, 71-75, 95-97, 103, III,

XC214,262-263,33°,342,360,363-364,

XC378, 392, 425, 447, 481, 607-608,

XC807-813, 828, 853, 906-908;

XCJodenvervolging, 79, 165-168, 742744, 746, 767; oorlogseconomie, 44, 64, 102-103, 176n, 201-202, 265, 364-366, 375 388 passim;

REGISTER

XCZie ook: A. HitlerDüsseldorf, 179, 243, 367 Duinkerken, 46, 218, 265, 269 Duykeren, F. L. van, 776n Duynstee, W. J. A.]., 685 Dijk, J.]. C. van, 19, 20, 636 Dijk, K., 300 Dijxhoorn, A. Q. H., 3I7, 330 Ede,673 Eden, A., 594 Eenheid door Democratie, I98, 688, 714,717 Eerd, J. van, 7n Egypte,807 Eindhoven, 3, 117, 176, 283, 696 Eindhoven, vliegveld, 221 Eindhovens Dagblad, 639, 858 Eindhovense en Meyerijse Courant, 640n Einheltsveraand der Eisenbahner Deutsch lands, 84 Einsairstab Rosenberg Arbeitsgruppe Niederlande, 373-374 Einthoven, L., levensloop, 514-515; Nederlandse Unie, 437-441, 444, 449, 497, 512, 513, 52°-523, 529, 530, 531, 539-545, 549, 551-552, 558, 766-767, 805, 824n, 825, 826, 828839, 844, 846-849, 850 Eisele, H., 892 Ekering, L. C. W., 658 El Agheila, 809 Elsevier, 631, 632, 750 Elte, W. S. H., 764n Elzas-Lotharingen, 363 Emigranten, Duitse, 83-84, 269, 596 Endert, D. C., 177, 181 Engeland, 6, 17, 85, 90, 92, 103, II5. 117,121,19°,206,214,220,221,246, 264-27I, 267, 310, 337, 338, 348, 349, 35°,360,364,565-567,594,596-597, 598, 807-813, 828, 906, 908 Engelandvaarders. II3, 329, 330, 352, 696, 707, 7°9-710, 7I3n Engelman, Jan, 61, 277 Engels,]., 847n, 849n Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945', 328-330 Enschede, 398, 613, 895

961 [PDF]

Enschede, Drukkerij, Haarlem, 389 Enserinck, A. A. M., 652, 660, 662 Epker, N., 852n-853 Erewoordsverklaring. Zie: Koninklijke

XCLandmacht Erkelens, B., 427 Essen, 404n, 671 Essen, H. von, 501-502, 570 Estland, 906-907 Etten, H. W. van, 79n, 80n, 435n, 877n Eupen-Malmédy, 363 Evacuaties, 596 Evangelie en Volk, 603 Evangelisch Lutherse Kerk, 773, 774,

XC777 Evers, L., 613 Executies, IIS, 696, 697, 704, 7I3n, 717,

XC929,941 Exil-Literatur, 679 Eygelshoven, 8I5n Eykman.]., 553-556,680,682,755,77°,

XC77 2 Eyl,]., 924, 927, 929, 938, 941 Eysden.vzoj Eysinga, W.]. M. van, 782 Fabius, C. P. C., 789, 799, 800 Fabius, H. A. c., 326 Fahrenholtz, H.]., 88n, 9I11 Falkenhausen, A. von, I, 23, 31-32, 34,

XC42-43, 48, 191, 229, 231, 255, 316,

XC365, 413, 432 Falkenhorst, N. von, 26, 27 Farwerck, F. E., 224, 235, 424, 582 Februaristaking, II6, 716,861,867-940 Federatie Werkgevers Bouwbedrijf,

XC194-195, 196 Feenstra,]. E., 586n, 590n, 657n, 84In Peldgendannerie, II7, 734, 880 Feldgericht Luftgau Holland, 939 Feldmeijer, ]. H. 235, 236, 241, 245n,

XC246, 424, 427, 428, 435n, 445, 571,

XC576, 578, 579-581 Fenselau, 0., 206n Pentener van Vlissingen, F. H., 22-24,

165,177,178,180,378,416-420,518, Fries Dagblad, 471, 557, 640-641
REGISTER

XC533-538, 540 Ferwerda, H., 333 Fey ten, C. D., 276nFiebig, R., 195n, 206n, 219n Film, 14. Zie ook: Biocoopbezoek Pimmen, E., 84, 706n Finland, 907 Finsterwolde, 492 Fischböck, H., 29n, 40, 41, 42, 53, 58, 67,88, 101-103 levensloop, 105, 108, 109, II9, I29-130n, 151, 175, 183, 202n, 2II, 216, 343, 345, 365n, 367368, 375-376, 378, 379, 380, 381-388, 389,4°2,411,417-418-419-420,426, 445n, 747,756, 760, 895, 897n,923 Fitzthum, SS-Brigadiführer, 77n Fleming, P., 565n Florence, 808 Fock, D., 20 Fokker, Zie: N.V. Verenigde Vliegtuigfabrieken 'Fokker'Foreign Office, 351 Forest, Ellen, 230 Fraenkel-Verkade, E., 451, 486n Francès, D., 884 Franco, F., 810 François, ]. P. A., 177-178, 188, 192193, 781, 784 Frank, H., 26, 56, 57, 365, 413, 609n Frankfurter Zeitung, 608 Franse, ]. W. 259n Frankrijk, I, 17, 85, 90, 91, 184, 199, 201,212,214,218,259,264-266,269, 27°,272,289,310,35°,363,364,373. 385, 387, 426, 567, 577n, 630, 643, 906,934 Frans Noord-Afrika, 810 Fraterman, ]. G., 763 Frederiks, K.]., 32, 34, 35-36, 127, 128, I29n, 133, 137, I38n, 152, 154-158 levensloop, 160, 161, 167, 171, 192, 193,255,272,278,280,293,297,299, 387, 491, 492, 5I8n, 525, 592, 660661, 67511, 682-683, 685, 726, 736737, 74°-741, 747, 755, 756, 757, 761, 781, 783, 850, 869, 870, 873, 882 Freudenberg, E. A., 14-16, 228, 6°9, 658,659, 665 Fries Dagblad, 471, 557, 640-641 Het Fries Dagblad getl,tigt. Enkele artikelen uit 1940 en 1941 tijdens de bezetting, 25In 9

962 [PDF]

Friesland, 282, 394, 720, 825, 851, 903 Frowein, W. F.]., 834 Fruin, H. M., 228, 230 Frijda, H., 886 Führer-Museum, 371-372 Fuhrerhauptquartier, 31,41-42, 62, 288n, 289-290 Funk, W., 50, 166, 364-365, 368, 375, 376, 384-386 Furstner, J. Th., 5

XCGaay Fortman, B. de, 650, 659-664 Geelkerken, C. van, 80n, 244, 445, 569n, 576, 579, 583, 592-594, 602, 75° Geer, D.]. de, 19, 36, 343 Geheime Feldpolizei, II7, 373 Geldboeten, 639-640, 815, 930 Gelderland, 105, 264, 284, 394, 598 Gelderlander, De, zn, 268 Geldermalsen, 224, 672 Gelderman, j., 200 Gemenebest, Het, 507, 827n Gendringen, 299n Genechten, R. van, 448n, 576, 584, 588, 589-590, 591, 604, 677, 730, 735, 794, 798-799, 805, 827, 834 Gennep, 815n Gent, 427, 448n, 721 Genua,808 ~erbrandY, P. S., 357, 650, 652, 66I11

REGISTER

XCereformeerde Kerken, 2II, 570, 619, 622, 665, 749, 769-770, 774-776 Gereformeerde Kerkbode, De, 621 Gereformeerde Kerken in hersteld verband, 665, 772, 775 Gereformeerde Weekblad, Het, 570 Gericht des Marinebefehlshabers in den Niederlanden, II3 Gerretson, F. C., 537, 846 Gerritsen, ]., 702n Geruchten, 275-276, 600, 814,917-918, 9 2 5 Gestapo, 72, 84n, 85n Geus, De, 714, 715, 87I11, 872, 873 Geus, J. de, 695n,704 Geus van 1940, De, 690-692 Geuzenbericht, 688-690, 693Geuzenliedboek, 1940-1945, 277, 600n, 6 0 5 n Gevangenissen in Nederland, 94, 292, 714. Zie ook: Scheveningen, Cellenbarakken Geyl, P., 12n, 786-787 Gezantschap, Brits, in Japan, 360 Gezantschap, Duits, in Nederland, 609, 616 Gezantschap, Nederlands, in België, 310 Gezantschap, Nederlands in Duitsland, 17n Gezantschap, Nederlands, in Japan, 360 Gezantschap, Nederlands, in Zweden, 350, 35 1 Gezantschap, Nederlands, in Zwitserland.Yj r Gezantschappen, buitenlandse, in Nederland, 92, 13 I Gibraltar, 810 Giebel, G., ]26 Gids, De, 19n Gids, De; orgaan van de metaalindustrie, 909, 910, 9II Giljam,]. B., 181 Gilze Rijen, vliegveld, 649n Ginneken, 436n Gips, F. B. ]., 417-420 Giskes, H.]., 90 Glas, G., 894 Glasmeier, Dr., 659 Goebbels,]., 62, 75, 132n, 226, 281,286, 289, 365, 608-609, 934 Goedemans, ]. M., II-12, 630-631, 634-635 Goedewaagen, T., 129, 141, 388, 423, 424, 426, 447, 537n, 590, 610, 624, 645, 663, 664, 684, 815n, 819n, 869 Goedhart, F., 714, 721-724 Goedhuys, W. 430n, 465, 466, 475, 635, 645, 820 Goering, H., 29, 31, 49, 54, 83n, 103, 112,202,247-248,266,3°4-3°7,338, 349-35°-353,365,368,37°-372,375, 376,383-386,411,432,566,640,850, 934 Goes, 494n Goes van Naters,

963 [PDF]

Gonggrijp, G. G., 80l Gooi, Het, 912 Gorinchem, 224 Gorkom, J. van, 653, Goseling, C. M.J. F., 19, 357, 504, 526 Gouda, 190-191 Goudriaan,J., 135n, 181, 197-200, 357,

XC59 1 Goudstikker, J., 305, 370 Goulooze, D., 900, 902, 903, 909 Govers, J., 325n Goverts, J., II4n Graaf, N. H. de, 758-759 Graaf-Haspels, P. S. H., de, 758n, 759 Graaff, A. C. D. de, 168, 343 Graaff, F. A. de, 274n Gravemeyer, K. H. E., 253, 771-772,

XC773-774, 853 's-Gravenhaagse Boekhandelaars Vere

XCniging, 13-14 's-Gravenhage, 5, 13, 17, 32, 42-43, 59,

XC66,70, 83, 86, 87, 90, 92, 94, 98, 108,

XC114n, II5, II7, lI8, II9, 121. 122,

XC126.135,138,162,180,181,198,207,

XC219,230,232,236,238,252,260,279,

XC28I, 285-288, 290, 29I, 294, 304, 306,

XC3Io, 315, 326, 349, 354, 356, 359, 372,

XC374,393,396,418,424,429,433,436,

XC476,483,494,497,549, 55I, 558, 581,

XC585,586,587-588,603,609,625,646,

XC672,675,677,696,727,729,733,738,

XC758, 77I,773, 815, 821, 823, 833, 839,

XC84I, 842, 847, 852n, 878, 879, 888,

XC890,892, 903, 917, 918, 938 Grebbeberg, 336n Griekenland, 808 . Groene Amsterdammer, De, 619, 724 Groeneveld-Ottow, E., I05n Groeninx van Zoelen, R., 539, 542,

XC766-767, 835-836, 848-849, Groesbeek, 815n Groningen, 86, 281, 282,311,438,517,

XC556, 559,680,713,727,785,828,871,

XC9°2 Groningen, provincie, 106, 158, 257,

XC282, 394,47I, 504, 506, 559,825,899,

XC903, 909 'Groninger Gemeenschap, De', 506,

REGISTER REGISTER

XC531, 541, 557Groot, E. E., 759n Groot, J. R. de, 93n Groot, P. de, 898, 899---9°5,9°9, 9II Grootboek voor de Wederopbouw, 393 'Groot-Haesebroeck', II9 Groothoff, Ch. Th., 834 Grüne Polizei. Zie: Politie, Duitse: Ordnungspolizei Grunsven, M. F. G. M. van, 258 Gruting, A. van, 708, 71 I Guardian, The, 272n Guermonprez, P.l S., 825 Gijzelaars, 2, 673n, 934. Indische gijzelaars Gijzelaars, Indische, 85, I48, 339, 342347, 353, 355-357, 360, 429, 556, 562n, 700, 759, 896n, 933-934 Ic; Zie ook: Haags Correspondentiebureau voor Dagbladen, 6I2 Haagsdie Courant, 647 Haagse Post, De, 13,619 Haakon VII, koning van Noorwegen, 27 Haaksbergen, 255 Haan, J. de 641 Haarlem, 252, 284, 434, 60I, 618, 672, 677, 681, 690, 739, 918, 920, 922, 930 Haas, J. de 580n Habicht, Th., 27 Hacke, A. H. W. 207, 220 Haersma de With, M. H. van, I65 Haighton, A. A., 430, 431, 82I, 822n Haighton, W. H., 432n Hain, Kapitän zur See, 5-6 Halder, F., 23, 2811,31, 226, 36511 Halifax, E., 271, 351 Halm, W. vall, 488 Hamburg, 227, 243, 338, 896, 897n Hamel, J. A. van, 3I3n, 56611,7°6-707, 934n Hamel, L. A. R. J. van, 706-7II Hamer, P. M. C.J., 44511,57I, 730n Hannema, D., 424 Harberts, J., 315, 323 Harings, J., 84n Harinxma thoe Slooten, P. A. V. van,

964 [PDF]

Y(',F. Harlingen, 2, 33 I Harloff, A.]. W., 576-577 Harmsen, G. W., 899, 900n, 902n, 909 Harster, W., 58n, 60n, 88n, 89n, 108, 148n, 291-293, 353, 436, 8°5, 890, 895, 918 Hasselman, B. R. P. F., 317-318, 324, 325,329 Hasselman, H. D. S., 5-6, 7, 324 Hasselt,J. van, 200 Hasselt,]. B. F. van, 791 Hattem,]. van, 708 Hauswaldt, Oberst, 90 Have, W. ten, 555, 559 Hazelhoff Roelfzema, E., 872 Hazemeijer-Signaal-Apparaten, 184 Heernaf, Hengelo, 180 Heemstra, A.]. A. A. van, 853 Heerde, J. A. van, 694n, 697-698 Heeris, F.]., 5,6,38, 262,314,315,321n, 322, 323, 32~ 32~ 32~ 331, 332 Heerlen, 258, 283, 815n Helder, Den, 274n, 333 Helfferich, E., 338, 344, 345, 412-413, 414, 418 Hellendoorn,~24,927,929,938,941 Hellwig, W., 452-453, 459-460-461, 500 Helmond, 2, 4 Helsdingen. W. H. van, 533-535, 538, 54° Hengel-Gips, H. A. van, 417-418, 44511 Henkel-coticem, 377 Henlein, K., 573 Henny, J. W., 647, 648 Heraut, De, 776 Herold, F. H. H., 613, 623-625, 645 Hers, F., 462 Hers,]. F. Ph., 708-709-710 Hersteld Evangelisch-Luthers Kerkgenootschap. 773, 774, 777 's-Hertogenbosch, 2, 86, 201, 257, 541, 588 Hervorming, De, 639 Herzberg, A. J., 87n Heubel, F. S., 451 Heubel, W.]., 45J, 581, 600n, 840 Heuven Goedhart, G.]. van, 12-13, 629 Hey, H. G., 571nHeydrich, R., 72, 289, 353, 649n, 743 Heyermans, Herman, 436 Heyst & Zoon, Fa. ]. B. van, 's-Gravenhage, 186, 220 Hierl, K., 262, 667 Hilfsausschuss, 394 Hilgenga, J., 458n Hillegom, 707 Hillgruber, A., 26511, 266n Hilten, D. A. van, 260n Hilversum, 14, 162-163, 198,228,235, 476, 604, 672, 713, 815n, 918, 920, 922, 93° Hilversumse Draadloze Omroep, 651 Himmler, H., 41, 71-76, 8o, 97, 100, 1°4, 108, 225, 243, 418, 443, 743, 93711; anti-Joodse maatregelen, 923, 934; bezoeken aan Nederland, 236-238, 443; en Duitse politie in Nederland, 40, 80, 290, 293, 815n, 890, 923; en A. A. Mussert, 234, 237-238, 244, 433, 572-573, 583-584, 594n; en oprichting Nederlandse SS, 236238, 243, 244, 433, 572-573, 58o, 583-584; en M. M. Rost van Tonningen, 236238, 244, 443, 450, 456, 572-573, 583-584; en Seyss-Inquart, 30, 40, 43n, 63-64, 80, 236-238, 244, 450, 572-573, 605, 814n; Hingst, S., 79111 Hinsley, A., 654 Hirschfeld, H. M., 6-7, 17, 18, 23, 24n, 36, 37, 43n, 44, 45, 5911, 80n, rcr, II4n, 130n, 131, 142, 144, 146, 148, 149,151,152,154,163-1721evensloop, 181, 182n, 183, 194-195, 196, 201, 202,210,218,3°5,337,358,365,367368, 370, 375-376, 38o, 381-382, 387-388,4°0,4°2,405,4°9,416,419, 446, 513, 514, 747, 756, 760, 869n, 897 11 Hitler, A., 77, 78, 104, 108, 109, II2, 132n, 243, 254, 272n, 338, 371-372, 608, 6II, 639, 873n, 907, 930; en Anjerdag,

965 [PDF]

anti-Joodse maatregelen, 744, 748;

XCen Engeland, 264-268, 271, 350, 352, 565-567, 8°7-813;

XCen A. A. Mussert en NSB, 225, 233, 236-238, 245, 248, 431, 435, 573575, 806;

XCen Nederlands-Indië, 64, 345-346, 360, 412,447n;

XCen de 'Nieuwe Orde' ('Nieuw Europa'), 75-76, 236-237,246,363-365, 373,375,412,413,428; en de oprichting Nederlandse SS, 236-238,244;

XCpolitiek t.a.v. Nederland, 24-31, 41-42, 49-50, 75, 184, 346, 375376, 384-385, 412, 413, 573-575, 748,937n;

XCen A. Seyss-Inquart, 24,30-31,41-42, 43, 50, 54, 62-64, 93, 290, 298, 383n, 384, 415, 443, 546, 573-574, 934; en de Sowjet-Unie, 906-908;

XCen de vrijlating Nederlandse krijgsgevangenen, 48, 259, 312. Zie ook: Fü hrerhauptquartier Hitler-jugend 97, 112n, 435, 451, 481,

XC667 Hitler's Table Talk 1941-1944, 62n, 77n Hitiers Tischgespräche im Fuhrerhaupt

XCquanier 1941-1942, 62n, 77n Hoeben, H., 85, 649n Hoefsloot, P., 695 Hoek, G. H., 648 Hoek van Holland, 84, 129 Hoensbroek, 4 Hof, H. C. van 't., 244n Hoff, L. 't., 939 Hofker, F., 715-716 Hofman, W. B. 1., 915--916, 921-922 Hofstee, E. W., 825, 835, 844 Hoge Raad, 45, 68, 125n, 764-765, 781,

XC784, 794, 803 Hogebirk Wegenbouwen Stoomwal

XCsenbedrijf, N.V. vJh Gebr., Laren,

REGISTER

XC219 Hogenhout, ]., jn, 4n, 26311 Holdert, F. H.]., 613n, 631 Holdert, H., 631-633 Holdert, H. M. C., 12, 628-635Holk, L.]. van, 770 Hollander, F. Q. den, 186-189, 220, 334 Hollander, Han, 16 Hollandse Betonmaatschappij, 194 Hollandse Optiekfabriek, N.V., 's-Gravenhage, 219, 220 Home Guard, 269 Hongarije, 8rr, 907 Honig, J. M., 419 Hoop, A. de 873 Hoorn, 640, 754, 818 Hooykaas,]. c., 219 Hooykaas,]. P., 63n, 140, 149, 193, 734 Hopmans, P., 780, 853 Hornstra-Breman,].]., 711 Hou en Trou, 562, 716 Hout, ]. van den, 708, 71 I Houwert, Th. M., 613 Huf,]., SIn, 52n, 58n Huibers,]. P., 779 Huizinga,]., 343 I'Humanité,902n Humor, 82,276, 599-600 Hupkes, W., 127n, 181, 197-200, 591 Hushahn, H., 8-10, 6°9, 612-614, 627, 644,749 Huygen, C.]., 23011, 231n, 240, 247, 446, 569n, 576-577, 590n, 633-634, 836 Huyts,]., 626-627, 635 Idenburg, P.]., 790 Idenburg, P.]. A., 360 Ierland, IQ 3 Iersel, N. van, 296n I G Parben. 377 Iglau, 5 I, 57n Illegaliteit. Zie: Verzet Ilsemann, S, von, 272n Indische Oceaan, 810, 907 Industrie, Wehrmacht-orders, 173-222 passim, 306 Ingen Housz, A. H., 180 Inlichtingendiensten, 83, 9°-91, 902, 903, 909 Inlichtingendiensten, Engelse, 351, 7047

966 [PDF]

Innitzer, Th., 778 Innsbruck, 291 Instituut voor Arbeidersontwikkeling,

XC455, 466, 476, 487, 490-491 Internationaal Instituut voor Sociale

XCGeschiedenis, 373-374 Internationale Transportarbeiders Fede

XCratie, 84, 85, 706n Internering, 92. Zie ook: Gijzelaars,

XCIndische; Krijgsgevangenschap Nederlands-Indië: Rijksduitsers ; NSB Irene, Prinses, 296, 297, 299, 673, 732,

XC75 8 Italië, 270, 330, 348, 364, 365, 503, 592,

XC807-813

XC's Jacob, R. P., 717 Jacobsen, H. A., 24n, 31n Jalm, H., 84-85 Jambroes, G., 763 James, K. F. 0., 190-191, 306-307 Janke,W. P.W., 8, çn , 13, 14,98, 295n,

XC442-443,540,558,609,617,638,639,

XC684, 768, 806, 819, 845, 858, 859n,

XC871,874, 887n, 901, 926 Jansen, L., 899, 903, 904, 905, 913-914,

XC9 21 Jansen, J. W., 299n Janssen, F. I. J, 200 Janzen, J H., 901 Japan, 28, 265, 266, 270,33°, 359, 386,

XC425, 446, 810-8II, 812 Java, 340-341 [auabode, De, 285n Jehova Getuigen, 89 Joden, Ariërverklaring, 554, 760, 763

XC764,765,777,780-781,794-795; arisering van bedrijven, 379, 420, 748,760-761,932;

XCbeknotting uitoefening van beroep, 870-871;

XCbioscoopbezoek, 873-874;

XCdefinitie begrip Jood, 742-743, 751, 760,874-875;

XCgedooptejoden, 753-754, 773, 775;

XCgemengd gehuwden, 746, 874;

XCgeweldpleging tegen, 877-879;

REGISTER

XChulp aan, 509, 627, 666, 678;inbeslagneming goederen en vermogens, 17n, 372; Joodse Raad, 745, 884-887; in Nederlands-Indië, 340; razzia's, II5, 890-892, 894; registratie, 874-876; studenten, numerus clausus, 871-873; uitsluiting en ontslag uit overheidsen andere functies, 9, u, 16, 301, 485, 501, 612-613, 635, 649, 674675, 684, 729, 750, 752-753, 755, 757-760, 762-763, 768, 775, 780803, 868, 869-870, 929; verbod ritueel slachten, 756; verzet, knokploegen, 880-881, 889890; winkelsluiting.vyö Joden, buitenlandse, 875 Joden, Duitse, 554, 596, 753-755, 896n Jodi, A., 29n, 265 Joekes, A. M., 527, 528,7°0,783 Joegoslavië, 78, 8u Joëls, M., 255 'Johan de Witt', Dordrecht, 220 Jolles, H., 315, 323 Jong, A. de, 870n Jong, F. de, 46m, 463 Jong,J. de, 253-254, 255, 645, 654, 657n, 665n, 769, 778-780, 853, 854, 856857 Jong, L. de, 40n, 42n, 58n, 59n, 60n, 68n, 77n, 80n, 81n, 88n, 102n, r r Sn, 247n, 285n, 292n, 436n, 474l1, 7I3n, 759n, 776l1, 785l1, 870n, 884l1, 913n, 914n, 928n, 937n Jonge, B. C. de, 19, 343, 441-442,537540,570,829,847 Jonge, H. G. de, 328 Jonge, K., de, 477 Jongejan, W. G. F., 337, 358-362, 384, 385,419,420,425,447, 549 Joods Vluchtelingencomité, 753-754 Joodse Coördinatie Commissie, 885 Joodse vVeekblad, Het, 748n Joodse Werkkolonie, Wieringermeer, 753 Jordaan, L. J, 16 Josephus Jitta, A. C., 790-791 Jonstra,

967 [PDF]

Juda, Jo, 106 Juliana, Prinses, 275, 282, 286, 295, 296,

XC347, 447, 598n, Jurrissen,J.].,I98 Juten, A.]. L., 640 jutphaas.pz-;

XCKaam, B. van, 4I5n, 637n Kalf, W., 912, 915, 918 Kamer van Koophandel - Rotterdam,

XC400 Kamers van Koophandel, 416, 760 Kamp, A. van de, Zie: A. van Boven Kampen, 138, 673 Kampen, A. van, 274n Kampen,]. Ph. van, 462-463, 464 Kan,]. B., 2In, 36, 132-133, 200 Kan,]. M., 133, 140 Kanaal, Het, 269, 565-566 Kanaal Gent-Terneuzen, II7 Kanaal van Zuid-Beveland, II7 Kann, M., 724 Kapteyn,]. M. N., 788, 802 Karnebeek, H. A. van, 20, 32-34, 132,

XC156, 160, 161, 177, 257, 293n, 294,

XC297, 303, 519, 854 Kars,]., 647, 648 Kassel, 291 Kassies, ]., 716 Kat Angelino, A. D. A. de, 358 Katholieke Economische Hogeschool,

XC5°4,512,786,79° Katholieke Nederlandse Boerenen

XCTuindersbond, 500, 855n Katholieke Radio Omroep, 15, 649,

XC651,65 2 ,653-655,657,659,660,662,

REGISTER

XC664-665,859 Katholieke Universiteit, Nijmegen, 680 Katholieke Verkennersbeweging, 512 Katwijk, II7 Katyu.oov Keers-Laseur, E., 451, 489 Keers, L., 232n Keesmaat, L., 939--940 Keesmaat, W., 939-940 Keitel,W., 31, 266 Keizer, P. K., 621n Kemp, M., 196nKerkelijk Overleg, 771-773 Kerkgenootschappen, 301, 684, 854. Zie ook: de verschillende kerken en ~L R.K. Episcopaat \ Kerkrade, 586 Kerkmeester, H. ]., II, 465, 466, 473475,493,613,642,646,752,929 Kersten, F., 937n Kersting, H. G., 926 Kesper, L. A., 674 Kessler, G. A., 177, 178, 181, 182, 752, 763 Keulen, 9I, 226 Keus, H. 1., 180 Kieft,]. van de, 490 Kiès, P., 99n, 818 Kik, W., 9I11 Kinderdijk, 206 Kinderuitzendingen, 610-61 I Kisch, 1., I49n, 801, 885-886 Kitzbühel, 890 Kleffells,E.N. va11,I7n,28, 13011,13211, 350-352, 566, 792, Klijzing, F.]., I7n Knolle, F., 87, 88, 4I7n, 430, 439, 451, 466,890 Knoop in je oar, 720 Knox, F., 270 Koch, A. B.]., 78211,802-803 Koejemans, A.]., 901, 903, 92711 Koevoets, J. H. W., 22411 Kogon, E., 894n Kohlbrugge, H. C., 772, 777 Kohn, A., 889, 928--929 Kollewijn, R. D., 793, 799 Komintern, 902, 979 Kommandeur der Truppen des Heeres in den Niederlanden, II6 Kommissar für See und Binnenschiff [ahri, 331-332 Kommunlstische Parte; Deutschland, 84 Koning, M. C., 180 Koningh, A. W. de, 730, 919 Koninginnedag 1940, 147-148,275-276, 280,297, 299-301, 639, 715, 732-733 Koningsberger, V.]., 800 Koninklijk Huis, 280, 282, 294-295, 296-301, 413, 414, 438, 439-442,

968 [PDF]

534-536,54°,542-543,555,558,594, 600,639,663,664,771,805,823,835,

XC852n, 900, 909, 911 Koninklijk Instituut voor Ingenieurs,

XC599 Koninklijk Instituut voor de Marine,

XC261 Koninklijk Nederlands-Indisch leger,

XC32°,325 Koninklijk Nederlands Landbouw

XCcomité, 500, 533 Koninklijke Akademie van Weten

XCschappen, 295 Koninklijke Bibliotheek, 295 Koninklijke Hoogovens en Staalfa

XCbrieken, 38, II7, 177,187, 377-378,

XC763 Koninklijke Landmacht, 132, 258-259,

XC305-306; Afwikkelingsbureau van Defensie, 260, 312, 317, 318, 325, 327, 334;

XCdemobilisatie, 184,2°7,259-264,288, 304,667-668; erewoordsverklaring, 312-331, 346, 353,358,444,708; krijgsgevangenschap, 259, 262-264, 306, 3II, 326, 332. Zie ook: Departement van Defensie; Nederlandse Opbouwdienst Koninklijke Luchtvaart Maatschappij,

XC178, 349, 397 Koninklijke Marechaussee, 68, 138,

XC299n, 306, 370, 455, 487, 586, 710,

XC727, 729, 842, 880, 919-920 Koninklijke Marine, 6, 204, 215, 262,

XC333-334. Zie ook: Loodswezen Koninklijke Militaire Academie, 261,

XC325-326 Koninklijke Paketvaartmaatschappij,

REGISTER

XC180 Kooistra, A., 715, 716 Kool, Halbo c., 12,469 Koelen, D. A. P. N., 20, 133,200 Koopmans, ]., 755, 770, 772, 776-777 Koot, H., 881, 887n, 889, 895n Kop, A., 689, 692, 938-939 Kortenhorst, L. G., 500 Korthals, H. A., 628 Koster, C. L., 615Koster, W. O. A., 224 Kraan, W., 913-914-915 Kraemer, H., 515, 771-772 Krakau, 56-57,291, 372, 413 Kralingen, 274n Kranefuss, F., 418 Krantz, L. P., 238n Kraushaar, von, Legationsrat, 23 Krekel, H., 13,423,426 Kreuter, A., 338, 358, 390 Krieçsniarine, 38, 115, II6-II7, 180, 203-206, 270, 370, 897n; Marinebefehlshaber i. d. N., II3, II7, 815 Kriegspropaganda 1939-1941, 226, 289n Kröller, A. G., 200, 349 Kroiss, H., 6411 Krol, Tj., 557, 833 Kromhout Motoren Fabriek, 916 Kroon, K. H., 772, 777 Krop, F.]., 256 Kruyff, G., I95n, 2I9n Kruys, B., 332-333 Kruyt, c.]. A., 434 Kruyt, H., 800 Krijgsgevangenen, Duitse, 304, 306 Krijgsgevangenen, Geallieerde, 272 Kuchler, G. von, 4-5, 98 Kuilenburg, H. H. Th. van, 471, 474475,717 Kunstenaarsverzet. 679 Kunsthandel, 371-372, 374 Kunstroof, 370-373 Kupers, E., 458-462, 463, 467, 469, 478, 487 Kuyper, H. H., 774-775, 776 Kuypers, H., 613 Kwiet, K., 75n Kijne,]., 689, 692, 949 Laer, N.J. van, 331-332, 757 Lages,W., 69n, 87, 292, 739-740, 895n, 927-929 Lalieu, E., 90n Laman Trip, A. D., 285, 288, 294 Lammers, G.]., 638, 716 Lammers, H. H., 45n, 62n, 63n, 304

969 [PDF]

Land, L. van der, 785n Landbouwen Maatschappij, 452, 500,

XC570,8I6-817 Landbouwhogeschool, Wageningen,

XC786,800 Landesschutxenbataillone, 369 Landoorlogreglement, 12I-123, 124,

XCI27, 136, 173-I75, 176, 187, 188, 19I,

XCI92,218,22I,313,330,332,782,815n Landstormblad, 296 Langen, L. rI. de, 829n Lanschot, F. J. van, 257 Laren, 2I9, 230, 462,672, 718 Lauhus, W., 739-740, 889-890 Lauterpacht, R, 174-I75, 188, I92, I93 Lawick, H. C. G. van, 326 Learbuch, J., 647n Lebon,J.W.,477 Leemhuis, C., 138n Leende,2 Leeuw, A. S. de, 898,900, 90In, 9II Leeuw, B. J. de, 36 Leeuw, A. J. van der, 8n, 911.,Ion, 8011.,

XC9811., I03n, 12011., 166n, 305n, 38411.,

XC402n, 40311.,404n, 40711.,642n Leeuwarden, II7, 251, 257, 281, 475,

XC559, 562,695,753, 815n Leeuwarden, vliegveld, I92-193, 220 Leiden,252,258, 276, 285, 600,7I5, 872 Leids Dagblad, 647 Leids Studentencorps, 789 Leids Universiteitsblad, 258n, 789n Lemmens, J. n. G., 86, 779 Lenaers, W., 27511. Lende, C. van der, 476-477 Leopold III, koning van België, 28 Leopold, J., 44511. Leopold, R., 219n Letland, 906-907 Lettinek, G. J., 73 I Liberale Staatspartij, 439-440, 446, 526,

XC528,556,560n Liberale Weekblad, Het, 53311.,53511.,556,

REGISTER

XC766, 768-769, 782, 803, 874 Libre Belgique, La, 715 Libye, 807-808, 8I3 Lieftinek, P., 508, 832 Lievaart, W. L., 224n Likus, R., 233, 247, 248, 288n, 29011.Limburg, I76n, 257, 258, 283, 394, 46I, 504, 623, 820, 824, 834 Limburg Stirum,J. P. van, I68, 3I8 Limburger Koerier, De, 623 Linthorst Homanç ]., 22In, 513, 825; levensloop, 5I6-519; als Commissaris van de Koningin, 39, I06, I60, 257, 549, 678-679; en de Groninger Gemeenschap, 506, 52I, 531, 541, 557; en Nederlandse Unie, 437-44I, 444, 446-447, 449, 497, 512, 515, 520523, 528, 530-545, 547-549, 551552, 558, 569, 572, 663, 767-768, 79I, 805-806, 8I7, 828-839, 846849, 850, 923n Linz, 37I, 372 Lippert, R., II3n Liquidaties, 70I Lissaboru jöo Lissauer, C. D., çn Litauen, 906-907 Liverpool, 370 Lobith,374 Lodz, 291 Loghem, J. J. van, 787 Londen, 269, 379, 597,926 Lonen en prijzen, 409-4II Lonkhuyzen, J. n. van, 570 Loock, rI. D., 26n, 28n, 76n, 574n Loodswezen, 38, 68, 33I-333, 595n, 757 Looi, 1. J. van, 357n, 482n L0011, Hendrik Willem van, 680 Loon, J. van, 66n, II4n, 4I3-4I5, 426 Lorenz, W., 226, 234 Lotsy, K. J. J., 501 Louwes, S. L., 37, 128, 2II, 369n, 374375,405, 406n, 756, 760 Loyalireitsverklaringv r jö-r j S Lublin, 56, 744, 937n Luchtbescherming, 301, 485, 554, 755 Luisterverbod, 2, 301-303, 73 I Luftwaffe, Deutsche, II2, 115, II6, 180, 190, 215, 288, 546, 565, 597, 808; Chef Bauwesen, I95; Forschungsstelle, 91, 221; Luffga~lkon"ll'l'lando X, II7; Luns, Hi, 502

970 [PDF]

Lunteren, 241, 246, 576,772 Lunterse Kring, 772-773, 774, 777 Luther, M., 43411 Lutterade, 117 Luxemburg, 1,85,35°,363, 364 Lynden van Sandenburg, C. Th. E. van,

XC533-535, 538, 540

XCMaartensdijk.vr a Maas, 231, 244, 394 Maas-Waalkanaal, 23 I, 244 Maasbode, De, 47, 522n, 613, 623, 626n,

XC858,859n, Maasdijk, H. C. van, 58n, 101, 120,418,

XC419,420 Maasdijk, 1. G. van, 639 Maassluis, 690, 938 Maastricht, 2, 86, 161, 176,613,623,677 Maatscha ppij voor Industriefinancie

XCring, 470 Mackay, D., 299 Madagascar,744 Mai, SS-Oberscharjührer Dr., 99n Majoor, G., 84n Mandele, K. P. vall der, 399, 418, 419 Manen, H. van, 197, 200 Manila, 355, 360 Mannheimer, F., 372-373 Marchant, H. P., 148 Marchant et d'Ansembourg, M. V. E.

XCH. J. M., 161, I90n, 228, 230,

231, 233, 236, 237, 428n, 445, 577, Milaan, 103

XC603,854-855 Marezate, E., 59511 Marineluchtvaartdienst, 709 Made, H. A. van, 300n Marokko, 810 Masselman, Ph. W., 696-697 Matloff, M., 8I2n Mauthausen, 887n, 893 - 895 Mechelen, 63 Mecklenburg, 274n Mededelingen van het Comité voor Vrij

REGISTER

XCNederland, 714, 717, 91I Medemblik, 735 Mees, H., 275n 600n, 87911 Meester, H. de, 490 Megchelen, P. J. van, 9, 612, 614, 645Mekel, J. J. A., 703 Meidunoen aus den Niederlan-ien, 88, 221n, 302, 439, 569, 605, 61I, 788, 814, 8]211, 895 Mendelsohn en Co., Amsterdam, 372 Mens en Maatschappij, 752 Menten, E. E., 683, 708 Meppel, 162, 299 Meppeler Courant, 257 Mertens, J., 86n Mesritz, J., 709 Metaalbewerker, De, 464 Metaalbond, 181-183, 184, 185, 187, 215,4 1 6 Meuldijk, M., 23311, 492-493 Meulen, G. van der, 200 Meyer, A., 229, 432n, 445, 472, 483, 51I, 535, 537, 54911, 550, 568, 571, 572,751,817,822-824,831,833-834, 9 2 3n. Zie ook: Nationaal Front Meyer-Schwenke, A., ron, 642-647 Meijers, E. M., 792, 794-795-796-797798 Michel, E., 817 Middelburg, I-59, 162, 283, 395 Middellandse Zee, 270, 807-8ro Midden-Oosten, 808 Middenstandsbonden. 400, 416, 500 Middenstandsraad, 416 Miedema, J., 873 Miedl, A., 371, 633 Milaan, 103 Miliuirbefehlshaber in Be/gien und in Nordfrankreich, 43n, III, 159,365,427 Militärverwaltung, 1-48, 227-228, 230, 367 Militaire Spectator, De, 261 Millenaar, A., 85n Minco, S., 939 Miranda, D. de, 721 Miranda, S. R. de, 920, 928 Miranda-Timmerman, W. 1. de, 920n Miskotte, K. H., 772 Misthoorn, De, 6]2, 750 Ml.Ls-Bulletin, Het, 714, 717-718 Moerdijk, 1I7 Mohr, O. W., 702n Mojert, P., 377n

971 [PDF]

Mol, A., 784n Molenaar, F.J., 328n Molenbroek, P., 750 Molotow, W. M., 906n, 907 Moltke, K. von, II3n Monchy, S.]. R. de, 2I, 126, 156, 161,

XC162, 255-256, 258, 285-287, 288,

XC293-294, 357, 417n, 747 Monchy, W.rI. de, 416, 418 Mooy, Henriëtte, 284, 802, 814n Moskou, 360, 900, 906n, 907 Muckermann, F., 85, 299n, 649n Mühlmann, K., 371-372 Müller, F. E., 161 MUlleren Co., Rederij, Rotterdam, 696 Müller, Major, 227 München, 243, 413 Münster, 95, 226, 608 Münzer, W., 105, 1°7,159 Muidenç çzz Muller, A. F., 487, 490 Muller, F., 423, 787 Munt, J. n. L., 292n Mussert, A. A., 63, 223-249 passim, 278,

XC422, 425, 448n, 5II, 535, 540, 582,

XC604-605, 633-634, 817-8I9, 854-855,

XC859, 873, 923, 930; artikelen in Volk en Vaderland, 232, 24 1; en Goering, 247-248;

XCen Himmler, 234, 247, 572, 574, 806;

XCen Hitler, 225, 233-234, 242, 244-245, 246, 546, 567-568, 571, 574, 578, 579, 584, 592-595, 816;

XCen deJodenvervolging, 577, 583,748, 75°; en Militärverwaltung, II4, 227-228, 230;

XCzijn politieke ideeën en ambities, 17, 223-249 passim, 290, 427-428, 483, 533, 574-577; redevoeringen, 241, 246-247;

REGISTER

XCen M. M. Rost van Tonningen, 235238, 451-452, 492-493, 576, 592593; en F. Schmidt, 99, 229n, 239, 240, 246, 247, 248, 455, 472, 493, 570, 576, 578-579, 582, 593-594, 634, 668;en Seyss-Inquart, 42, 139, 239-24°, 247, 432-433, 445, 455, 493, 569n, 571, 575, 576-577-578-579, 588, 594,805-806-807; en SS-richting, 238, 242-245, 433, 571, 572-574, 576, 577-578, 581 Mussert, J. A., 223-224, 231 Mussolini, B., 28, 223, 230, 246, 348, 360, 592, 593, 807-808, 855 Naaldwijk, 84, 586-587 Naber, J. C., 295 Nachenius, J. C., 424 Nagel, Oberst, 23, 169 NageU,J. E. n. van, 350-351, 352n Nak, P., 913-915, 927-928 Namen, A. H. van, 716 Nationaal Arbeidssecretariaat, 453, 456 Nationaal Comité, 440, 531-536, 538 539· Zie ook: Nederlandse Unie Nationaal Comité voor Economische Samenwerking, 416-417, 419, 420, 5°0,753 Nationaal Fonds voor Bijzondere Noden, 400, 683 Nationaal Front, 132, I89, 229, 278, 294, 427, 429-432, 44I, 483, 484, 507, 543, 546, 550, 569, 57I, 720n, 751-752, 806, 820-824, 827n, 829, 838, 923. Zie ook: Nederlandse Unie; NSB Nationaal Herstel, 2In, 455, 516, 821, 836 Nationaal Hulpcomité 1940, 682 Nationaal Jongeren Verbond, 285-286, 28~ 288, 29~ 695, 821 Nationaal Socialistische Beweging (NSB), 28, II7, 132, 158, 197, 212, 222,225,232-233,243,255,34°,361, 388,418,421,427-429,441,45°,484, 489,499,521,525,535,537,545,546, 570-57I, 610, 634, 652, 656, 669, 720, 873n, 882, 923, afkeer van, 257, 278, 413,515, 545, 551, 559, 568, 585-588, 603-606, 652-653, 669, 677, 683, 713, 720, 815, 820, 877, 888; Algemeen hoofdkwartier, 97, 231, 245; 97

972 [PDF]

en ambtenarenverbod, 18, 229, 238,

XC278; en benoeming in overheids- en andere

XCfuncties, 66, 87, 88, 105, 129, 139,

XC153, 161, 228, 229, 333, 409, 416,

XC462, 491, 501, 549, 571, 576, 584,

XC588, 592, 604, 666, 675, 682, 685,

XC726,73°,93°-931; Boerenfront, 816-817; Centrale Inlichtingendienst, 602-603,

XC665n; en denunciatie, 640, 69 I, 924; financiën, 602, 633-634, 818; Hagespraak Lunteren 194o, 241, 246

XC249,431; enintemering Meidagen' 4°,224-225,

XC228,231,235,238,241,261 en Jodenvervolging, 593, 749-750,

XC776; kaderbijeenkomsten, 24°-242, 584; leden, 163, 224, 233, 241-242, 422,

XC432, 601-602, 816-818, 865; lidmaatschap van Joden en Vrijmet

XCselaars, 225, 228, 235, 571, 583; Mussert-Garde, 235, 238, 241, 427,

XC428, 433, 447, 580, 581; en Nationaal Front, 430-43 I; Nationale Jeugdstorm, 451, 581, 587,

XC677; Nationale Omroep, 656, 658-659,

XC662; propaganda,770,818; en RK Episcopaat, 854-860; SS-richting, 572-574, 576, 581, 806

XC807. Zie ook: A. A. Mussert;

XCM. M. Rost van Tonningen, straatterreur, 114, 237, 238, 279, 284

XC285, 287, 559, 815n, 877-883, 888 889. Zie ook: WA; en uniformverbod, 18, 241, 278-279,

XC923-924; Vrijcorps Rost, 238, 279; WA, 235, 238, 241, 279, 297, 299,

XC300, 433, 447, 576, 581, 585-592,

XC602, 633, 640, 656, 749, 8°7, 818,

XC838-844, 852, 855, 857, 877-884, 888-889, 923. Zie ook: A. A. Mus

XCsert; F. Schmidt; M. M. Rost van

REGISTER

XCTonningen; A. Seyss-Inquart; HetNationale Dagblad; Nederlandse Unie; Volk en Vaderland Nationaal-Socialistische Beweging Vlaanderen.azv Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij - (Van Rappard), 114, 225,278,286,421,429,433-435,445, 571,586,749,751,818, 842 Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij - (Van Rappard), 114, 225,278,286,421,429,433,435-436, 445, 571, 586, 749, 751, 818, 839, 842, 877, 878-879, 882, 923 N ationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij - (Westmark), 436n Nationaal-Socialistische Volkspartij, 571 Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie, 451, 489 Nationale Bibliotheek. Zie: Koninklijke Bibliotheek Nationale Dagblad, Het, 231, 235, 237, 450, 456, 465, 493, 525, 533n, 550, 584,588,591,602,6°3,672,75°,842, 859n, 887n Nationale Jeugdstorm. Zie: NSB Nationale Landstorm, 296 Nationale Omroep. Zie: NSB Nationale Unie, 539 Nationale Werknemersvereniging, 455 Nationalsozialistisches Fliegerkorps, I12 Nationalsozialistische Deutsche Arbeiter partei, 41, 50, 53, 78, 88, 95,97-99, 103, 10~ 11~ 12~ 34~ 354; Arbeitsbereich Niederlande, 98-99, 355; 40411, 6I1, 686. Zie ook: Bohle, E.W. National-Sozialistische Volkswohlfahrt, 610,681-682 Nauta, G., 627 Nauta, Sj., 694n Nebig, M., 892 Nederland in Oorlogstijd, 443n Nederland en Oranje, 562, 716 Nederlander, De, 47, 256, 528, 639 Nederlands Agrarisch Front. Zie: NSBBoerenfront Nederlands Arbeidsfront, 454-455, 463, 494n,502 Nederlands Archievenblad. 18n '

973 [PDF]

Nederlands Christelijk Gymnastiek

XCVerbond, 501n Nederlands Clearinginstituut, 380-381

XC382,386-387 Nederlands Dagblad, Het, 432, 806, 821,

XC823n Nederlands Deviezeninstituut, 381 NederlandseHervormdeKerk, 253,3°1,

XC665,769-775 Nederlands-Indié, 28, 42, 64, 214, 223,

XC228,239,242,254,27°,336-341,344,

XC346,353-355,358-362,379,383,384,

XC425,444,447,520-521,547,595,655, 812;

XCRijksduitsers in, 92, 339, 340-346, 353-355,359,362. Zie ook: A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer Nederlands-Israélitisch Kerkgenoot

XCschap, 884 Nederlands-Israëlitische Hoofdsyna go

XCge,745 Nederlandse Nationaal-Socialistische

XCUitgeverij, 642, 643 Nederlandse Rooms-Katholieke Mid

XCdenstandsbond, 855n Nederlands Syndicalistisch Vakverbond

XC453,456 Nederlands Verbond van Vakvereni

XCgingen, 443, 447, 452-453, 455, 456

XC465,467,47°,471,472,476,477,478,

XC485, 486, 493, 494, 500, 706n, 717,

XC719, 752, 763n, 827n, 901, 919, 929 Nederlandse Akademie van Weten

XCschappen. Zie: Koninklijke Akademie

XCvan Wetenschappen Nederlandse Arbeiderssportbond, 466,

XC476,487,49°-491 Nederlandse Arbeidsdienst, 674-676,

XC829. Zie ook: Nederlandse Opbouw

XCdienst ; Reichsarbeitsdienst Nederlandse Bank, 43, 51, 68, 105, II8

XC119, 150, 371, 382-383, 387, 389-390,

XC610 Nederlandse Bioscoopbond, 873-874 Nederlandse Boekverkopersbond, 14 Nederlandse Christelijke Radio- Ver

XCeniging, 558, 649, 651, 652, 653, 657,

REGISTER

XC660, 662, 664-665Nederlandse Christelijke Studentenvereniging, 507, 755, 777 Nederlandse Cultuurkarner, 423-425, 857 Nederlandse Dagbladpers, II, 295n, 642. 647, 647-649 Nederlandse Dok Maatschappij, 914 Nederlandse Economische Hogeschool, 397, 598n, 787, 801 Nederlandse Gemeenschap, De, 439441,484,5°7-5°8,5°9,513,518,521, 522, 528, 529, 530-533, 542, 560. Zie ook: Nederlandse Unie Nederlandse Handelmaatschappij, 180, 378 Nederlandse Heidemaatschappij. 671 Nederlandse Journalistenkring, 642, 647-648 Nederlandse Landarbeidersbond. 464 Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel, 416 Nederlandse Omroep, De, 479n Nederlandse Omroepzender Maatschappij (Nozema), 650, 651, 652, 660, 661,664 Nederlandse Opbouwdienst, 68, 207, 261-262,321,370,446,667-676,789, 850 Nederlandse Organisatie van Kunstenaars, 501-502, 570 Nederlandse Organisatie van Toneelkunstenaars, 502 Nederlandse Periodieke Pers, II, 642, 646 Nederlandse Rode Kruis, 596n Nederlandse Scheepsbouwmaatschappij I80,897n,9I4 Nederlandse Seintoestellen Fabriek, Hilversum.riyr Nederlandse Socialistische Werkgemeenschap.xçr Nederlandse Spoorwegen, 59n, 68, I26, I27, I81, I97-201, 59I, 599n, 9I5 Nederlandse Springstoffenfabriek, Amsterdarn, 220 Nederlandse Studenten Federatie, 400, 789, 791-792, 803, 87I Nederlandse Unie, 132, 135, 294, 497 545 passim, 546-553, 555-559, 569,

974 [PDF]

57°,571,621,634,635,671,733,772,

XC805-806, 817, 824-849, 857n, 923;

XCcontact met Politiek Convent, 528-536,830-833; Driemanschap, 5II-519; beleid, 828830; openbaar optreden 551-552; conflict begin 1941, 844-849. Zie ook: L. Einthoven; ]. Linthorst Homan;]. E. de Quay; financiën, 825-826;

XCin de illegale pers, 690, 713, 715, 723, 910; leden en organisatie, 294, 498, 8248 2 7; en maatregelen tegen Joden, 766768,791,805-806,833-835;

XCen Nationaal Front, 550, 823, 829, 831, 833-835, 836, 837, 844, 845, 848;

XCen NSB, 535, 543, 550-551, 569, 8°5-8°7, 827, 828, 829, 831-838, 845-848;

XCprogramma, 438, 449, 497-498, 520521, 547-548, 555, 830;

XCvoorgeschiedenis, 437-443,519-545;

XCenWA, 838-844, 877;

XCen Winterhulp, 850-851. Zie ook: Brabantia Nostra ; Comité van Nationale Eensgezindheid; Groninger Gemeenschap; Nationaal Comité; De Nederlandse Gemeenschap; De Unie Nederlandse Vakcentrale (NVC), 457,

XC459, 463, 464, 550 Nederlandse Verenigde Scheepsbouw

XCBureaux, 180 N.V. Nederlandse Verenigde Vliegtuig

XCfabrieken 'Fokker', II7, 178, 306,

XC378, 698, 924 Nederlandse Vereniging voor Armen

XCzorg en Weldadigheid, 853 Nederlandse Vereniging van Fabrieks

XCarbeiders, 465, 477 Nederlandse Vereniging van Spooren

XCTramwegpersoneel, 464 Nederlandse Vereniging van Wegen

REGISTER

XCbouwers, 193 Nederlandse Voetbalbond, 501 Nederlandse Volksdienst, 682, 686Nederlandse Volkspartij, 278 Neerlaudia-concern, 613, 623-625 Neevc, A. C. de, j n , 252n Neher, L., 89n Neue Tagebuch, Das, 724 Neuengamme, 649n Neuman, H.]., 31n, 4211, 51n, 52n, 54, 5911, 60n Neurenberger wetten, 742-743, 761 Nève, Edouard de, 285, 705 New York, 379, 926 Nieuwe Dag, De, 858 Nieuwe Delftse Courant, 858 Nieuwe Haagse Courant, 304n Nieuwe Koerier, De, 613 Nieuwe Pekela, 738-739 Nieuwe Provinciale Groninger Courant, 471 Nieuwe Rotterdamse Courant, 13,47,267, 273,342n,524,541n,551n,613n,617, 623,625-628,635,647 Nieuwe Waterweg, 596, 702 Nieuwerschans, 517 Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen, 714, 7217 2 4,9II Nimwegen, D. van, 914, 927, 928 Nispen tot Sevenaer, O. F. A. M. van, 168 Nockemann, H., 86, 108,280,281,286, 287n,288,289-290,291,293,346,443 Noë,]. A., 847 Nolet, W., 662 Noodgeld,4 Noord-Afrika, 809-810 Noord-Bevelandv aa.Sn Noord-Brab~lt,116,257,283,394, 504, 507, 596, 598, 820, 824, 827, 903 Noord-Holland, 32, 87, 181, 274n, 284, 39~ 491, 596, 825, 923 Noordenbos, W., 343, 357 Noorderlicht, Het, 909 Noordhoff, F. S.. 461 Noordoost Polder, 219 Noordwijk, II8, 777 Noordzee, II6, 406 Noort, J. A. op ten, 237, 451, 489 Noorwegen, 26-28, 76, 214, 243, 288, 340,35°, 363,387,567,808,902n,934 Norel, K., 640n

975 [PDF]

Notstandsbeihilfe, 686n Nunes Vaz,]., 724 Nunspeet, 755 Nijgh-concern, 625 Nijhoff, M., 308n Nijmeegs Dagblad, 13 Nijmegen, 13, 85, 163, 285n,463, 591,

XC688,739 Nijnatten, A. A. van, 323 Nijsse,]., 750 Nijverheidsraad, 416

XCOberbefehlshaber West, II6 Oegstgeest, 285 Oisterwijk, 430, 455 Okma, N., 557n, 562 Oldenbanning, E. Z., 817 Oldenbroek,]., 706n Oldenzaal, 85 Olifiers, C. M., 317 Omroep, 14-16, 268, 275, 302-303,

XC339,606,614,649-667,850. Zie ook: Radio-omroep Controle-commissie;

XCRadioraad ; Rundfunkbetreuungsstelle Onafhankelijke Socialistische Partij,

XC827. n Onderdrukking en Verzet, 4n, sn, 6n Ondernemersraad voor Nederlands

XCIndië, 337,416 Onderwijs, Bijzonder, 424n, 500, 780,

XC859-860. Zie ook: Schoolraad Onrust, kamp (Ned. Indië), 341 Ons Noorden, 471, 858 Ontslagen, 294, 299, 763, 930, 931. Zie

XCook: Joden: uitsluiting en ontslag uit

XCoverheids- en andere functies Ooltgensplaat, 235 Oord, A. van den, 750 Oorlogsschade, 392-401 Oorthuys, G., 772, 777 Oost-Afrika, 807, 809 Oostenrijk, 51-55, 77-78, 100, 101,

REGISTER

XC204,291,432, 445n, 610-611 Oosterbaan, N., 246n Oesterbaan en le Cointre, Goes, 619 Openbare Bibliotheken, 679-680 Oppenheim, L., 174-175, 188, 192, 193 Opregte Haarlemsche Courant, 645Oran,270 Oraniënburg. Zie: Sachsenhausen Oranje, J., 660, 663 Ordnungspolizei. Zie: Politie, Duitse Orgaan van Overleg in arbeidszaken, 500 Organisatie-Commissie voor het bedrijfsleven, 420 Oud-Spanje-strijders, 732, 909 Oslo, 27,88 Osswald, P., 226, 234, 239, 247 Otzen, Oberstleutnant, 250, 319, 327, 670 Oud, P.]., 106, 156,177,257,515,549, 610 Oudenrijn, 219 Overbeek, G. P.]., 12n, 466, 468-472, 483,484,485 Overveen, 90 Overijsel, 105, 257,264,282,288,394, 59 8 Oxford,374 Oyen, H. van, 106n Ozinga, T. E. N., S99n Paape, A. H., 688n, 692, 938n, 939n, 940n Padt, N., 8411 Paleis Noordeinde, 285-287, 293 Palestina, 810 Papendrecht, 183,219 Parool, Het, 714, 927. Zie ook: Nieuws brief van Pieter 't Hoen Parijs, 88, II6, II7, 202, 220, 229, 302, 372, 902n Pater, ]. C. H. de, 98n, 78Sn Pathuis, H., 191, 193 Patijn,]. A. N., 165 Patijn, R. H.]., 200 Pearl Harbor, 270 Peekema, W. G., 341ll Pegels, S., 730n Pelkwijk, G. A. W. ter, rosn, 126, 162, 747, 785, 841ll Pelser, H., 724 Perquin, L., 651 Pers, Duitse, 166, 226, 248-249, 289. Zie ook: Presseabteilung im Stabe

Indextermen: Backer, A. J.
976 [PDF]

Reichskommissars; Pressestel/e der

XCReichsregierung Pers, illegale, 171, 455, 713-725, 737

XC739, 874, 927 Pers, legale, 2, 8-14, 89, 246, 258,

XC267-268,275,278,294,298,3°8,310,

XC339, 342, 356, 36m, 385, 395, 417,

XC428,432,442,446,447,47°,494,510511,522,538,540,591,598,606,612

XC649, 685, 714, 722, 747, 748, 752,

XC763,766,768,785,803,819,841,852,

XC858, 876, 887n, 923, 926, 941;

XCcensuur, 2, 100II, 256, 296, 309, 385, 441, 608, 612, 616;

XCpers-conferenties, 217n, 374, 442, 616-618,664,768, 874, 887n, 926;

XCverschijningsverboden. 562, 621, 639640, 748, 858, 871, 874, 902. Zie ook: Illegale pers Persbureau, Reuter, 613 Persbureau Vaz Dias, 612 Personeelraad Nederlandse Spoorwe

XCgen, 198, 199 Persoonsbewijs, 726, 761 Perzië, 365 Perzische Golf, 907 Pétain, Ph., 266, 810 Peters,].,488 Philips, Eindhoven, II7, 184, 197, 220,

XC221, 367, 379, 380, 822 Philips, F. J., 826 Phohi-zender, 340, 353, 358 Picard, L., 819 Piek, C., 683-684, 685, 850 Piesbergen, H., 59n, 66n, 68, 70n, 88,

XC108, II9, 120, 139n, 895 Pilotenhulp, 705, 734 Pius XII, 855 Plesman, A., 348-353, 549 Plekker, S. L. A., 931 Pleysier, A., 15, 477, 479, 480 Plundering, 257n Plutzar, F., 420, 423 Poel, ]. E. A. van de, 229n, 623-624,

XC627n, 645, 647, 649n Poelje, G. A. van, 133, 147-149 bio

XCgrafie, 15 I, 280, 500-501, 647, 660

REGISTER

XC661,677,679,755, 859 Poels, H. A., 85Pol, H. H.]. van de, 9-10, 612-614, 644 Polak, H., 457, 462 Polak, L., 752, 802 Polak, N.]., 801 Polen, 2, 23, 25-26, 56-57, 58, 78, 79, 338, 349, 350, 363, 743-744, 790, 906, 907 Politie, Duitse, Aussenstellen der Sicherheitspolizei und des SD, 86, 88, 89, II7, 292; Aussenstelle Amsterdam, 86, 87, 465, 586, 692, 739, 918, 927-929; Aussenstelle Groningen, 86; Aussenstelle 's-Hertogenbosch, 86, 283n, 649n, 826n; Aussenstelle Leeuwarden, 710; Aussenstelle Rotterdam, 86, 692; Aussenstelle Middelburg, 283n; Befehlshaher der Ordnungspolizei, 88, 301,735,755; Befehlshaber der Suherheitspolizei und des SD, 86-88, 90, 257; Referat IV B 4, 86; Referat IV E, 90. Zie ook: W. Harster; H. Nockemann, Hohere SS-Ul~d PoUzeifii.hrer, 74, 76. Zie ook: H. A. Rauter; Kriminal polizei. 87; Ordnungspolizei: 44, 59, 70, 72, 104, lI5, lI6, 286-287, 587, 882, 883, 886, 889-891, 918, 919-920, 922, 9 2 7; Sicherheitsdienst, 59, 66n, 71-72, 277, 417, 419, 432n, 439, 558, 574, 582, 598n, 600, 644, 730, 740, 814, 829, 851,9°3; Sicherheitsdienst-Einsatzkommandos: 86, 280. Zie verder: Aussenstellen, Sicherheitspotizei, 23, 44, 70, 72, 83-89, 90, 92, 93, 94, 162, 163, 220-221, 256, 274, 283, 298, 300, 339, 353, 360, 373, 456, 462, 493, 586, 603, 621, 638-639, 641, 678, 680, 682, 693, 706, 716, 720n, 730, 732,736,740, 76I11, 789n, 791, 799, 801, 802, 815, 824, 839, 841, 845, 853, 871, 879, 886, 902, 912, 920, 9 2 5; SS-Imd Polizeigericht. 92

977 [PDF]

Politie, Nederlandse,

XCdocumentatiedienst, 730; instructies, 843-844;

XCoptreden van, 204, 278, 282, 283,284, 285, 286, 289, 299, 515, 559, 586, 587, 588, 691-693, 696, 709-711, 731-733, 798, 839, 841-842, 872, 875, 877, 880, 882,9°3, 912, 915919,921-922,924; (re-)organisatie, 68,87,138,149,588, 726,731,756; rijksrecherche, 693, 727, 729, 737 740. Zie ook: ]. C. Tenkink Politiek Convent, 527-536, 538, 539,

XC540, 560, 564, 782-783, 805, 831-832 Politiek en Cultuur, 901-902-903 Polygoonç za.S Poole,]. 1. le, 763 Peons, S., 749 Poorten, C. ter, 333n Poppel, ]. van, 749 Portugal, 13 I, 503 Portugees-Israëlitische Gemeente, 884 Posse, H., 371 Postduivenverbod, 5, 7 Posthuma, F. E., 165, 817 Posthumus, N. W., 40n, 42n, 59n, 77n,

XC8In, 292n, 373-374, 884n Postma, H., 128n, 151n Pot, C. W. van der, 273, 788 Potjewijd, T., 763 Potsdam, 45 I Praag, 790 Prenger, A. H., 881 Presseabteilung inl. Stabe des Reichskom

XCmissars. 609, 613, 617, 618, 625, 638 Pressestelle der Reichsregierung, 608 Presser,]., 763, 764n, 784n, 875n Prey, 1. C., 315n, 321n Prittie, T., 272n 'Proces, Christiansen, Het', r r rn Procureurs-generaal, 45, lI5, 135-136,

XC150,278,286,297,446,526,584,585,

XC588,590,677,684-685,692,713,725,

XC728,732-737,740,799,844,854,888,

XC9°2 Propaganda, Duitse, 268, 275, 277,510,

REGISTER

XC607-611,614,738n Propaganda, geallieerde, 737Propria Cures, 801 Protocollen van de WUzen van Zion, De. 75 0 n Protze, T. A. R., 91 Provinciale Pers, 642, 646 Provinciale en Periodieke Pers, 646 Pruyt, B., 409 PTT, 91, 196, 221, 354, 393, 6lI, 650, 664, 666, 780 Publieke opinie, 221, 276, 278,34°-341, 342,361,374,413,432,442,597-601, 617, 8°7, 823, 864. Zie ook: Bevolking: anti-Duitse stemming Puchinger, G., 526n, 530n, 563n Quaedvlieg, W. F. J., 283n Quarles van Ufford, C. G. C., 258 Quarles van Ufford,].W., 159-160 Quay, JE. de, 229n; levensloop, 512-514; als regeringscommissaris voor de organisatie van de arbeid, 36, 128, 14~ 20~ 549, 674, 757; en Nederlandse Unie, 437-441, 444, 446-447, 449, 497, 498, 508, SIS, 519, 520-523, 535-545, 549-552, 558, 663, 767, 829-839, 844, 846849,850 Quisling, V., 26, 27, 593 Raad van State, 20, 21-22, 68, 133-134, 575 Raad van V oorli chting der Nederlandse Pers, 620, 624, 627, 634, 640n, 646649 Raalte, Albert van, 16 Raalte, E. van, 19n Rabl, K.O., 40, 41, 65, 69-70, 77, 109. 135, 140, 524 Radernakers, Th., 474 Radio Bremen, 610 Radio-Holland, 91 Radio Oranje, 303, 598n, 601n, 614, 618, 920, 927 Radiobode, De, 655 Radiogids, De, 477 Radio-omroep

978 [PDF]

650, 652, 660n Fladioraad, 478n, 650, 652, 659-663, 664 Fladiozender Huizen, 14 Fladiozender Hilversum, 14 Fladiozender ]aarsveld, 14 Radiozender Scheveningen, 14 Raeder, E., 265-266, 565 Flaemaekers, L., 629 Rambonnet, F. L., 450-451, 465, 478,

XC487 Rappard, C. van, 349 Rappard, E. H. van, 435 Rapport coltaboratie bouwnijverheid, 191n,

XC193n, 194n, 19611,212n Rasse- und Siedlungshauptamt, 73 Rauter, H. A., 40, 41, 42, 50, 59, 64, 66n, 67, 76, 77-83 levensloop, 87n,

XC88, 99, 104, 108, 109, II9, 150, 225,

XC281,282,288-290,292,293,301,3°7,

XC343, 433, 445n, 446, 560, 579, 580,

XC582, 583, 585, 588, 591, 707n, 729

XC730, 734-735-736, 749, 805, 815n,

XC823,839,843,877,881,884,888,890,

XC895, 919-920, 923-925, 931 Ravenswaay, C. van, 93 I Flavensbrück, 347, 355, 853 Flavesteyn, W. van, 628 Razzia's, II5, 890-891 Rechterlijke macht, 68, 149,261,780. Zie ook: Procureurs-generaal Rechtspraak, Duitse, civiele, 92-95. Zie ook: Deutsches Landesgericht i.d.N, ;

XCDeutsches Obergericht i.d.N. Flechtspraak, Duitse, militaire, III, II3, 307. Zie ook: Gerich.t des Marine

XCbefehlshabers i.d.N.: Feldgericht Luftgau

XCHolland Flecklinghausen, 84 Reeder, Dr., 1,23 Reformatie, De, 273, 557, 619-621 Regering, Nederlandse, in Londen, 130,

XC131-132, 133,n 160, 171, 330, 337,

XC339, 351, 354n, 355, 414, 566, 710,

XC782, 908,937 11; Centrale Inlichtingendienst, 706, 709;

REGISTER

XCcontact met Nederland, 702-7 I 2 ; Regeringspersdienst, 268n, 614n, 654n, 657n, 664n. Zie ook: Fladio Oranje; Koningin WilhelminaFlegeringscommissarissen, 36-37, 128, 147,93°-931 Regout. Fl. H. W., 273-274 Flegteren Altena, A. D. van, 765 Reichsarbeitsdienst, 58711,667-668,743 Reichsbahn, 841 Reichsdeutsche Gemeinschnfi, 98 Reichsgesetzblatt, 30 Reichsjugendjuhrerschuie, 451 Reichsleauelei, 45, 62, 109 Reichseolonialministerium, 364 Reichskreditkasse, Amsterdam, 390n Reichslereditkasse, Brussel, 390n Reichskreditkassenscheine, II8, 276, 382n, 39° Reichsluftfahrtndnisterhlll'l, 306 Reichsininisterium [ur leirchliche Angele genheiten, 855 Reichspressekammer, 607 Reichspropagandaministerium, 95, 114n, 268,607, 609, 643, 681 Reiclisrundfunle, 608 Reichsrundfunkoesellschaft, 659 Reichssicherheitshauptamt, 72, 82, 86, 88, 89, 288-289, 292, 374n, 566, 649n, 892 Reichsverband der deutschen Presse, 607 Reichswirtschaftsministerium, 338 Reilingh, D., 888 Reimer, Konteradmiral, 201, 895 Fleinalda, M. A., 93111 Reinink, H.]., 437-441, 444,5°8,516, 518,519,520,521-522,529-532,536, 538-539,541-542,544,547,679,760, 781n, 788, 790, 873 Religieus Socialistisch Verbond, 455 Flembrandtprijs, 227, 229n Remonstrantse Broederschap, 770, 775 Remppis, F., 418 Rengelink, J. W., 465-466, 476, 486-488, 717 Residentiebode, De, 431-432, 806 Residentie-Orkest, 752, 755 Reuter, F., 913-914 Flevolutionair-Socialistische Arbeiderspartij, 134, 453, 456, 492, 494, 526, 693,527,718,9°5-906 Reijnders, 1. H., 325, 570 Reyseger, W., 36

Indextermen: Komintern
979 [PDF]

Rheinmetall-Borsig, 378 Rhenen, 395 Ribbentrap,]. von, 22, 24, 41, 50,233,

XC288n,290n, 342,343,345,346, 349n,

XC354, 355, 356, 358, 359, 384, 434n,

XC593, 608-609, 907, 933 Ribbius Peletier, E., 476, 487, 489 Riezouw, E., 800 Ringeling, c., 38, 129, 143, 145-146

XClevensloop, 178, 180, 182, 184, 185

XC189,212,218,317,781,866,869 Ringers, J. A., 37, 128, 196, 209, 395,

XC848 Rinkefeil, R., 83n, 102, 392 Ritter, P. H., 629n, 768 Ritterbusch, W. F. A., 80n, I07n Robbé Groskamp, H. A., 25In Rodenbücher, W., 78n Roebroek, A. L. H., 37 Roelfsema, H., 5I6n, 553n, 825, 830,

XC835, 836, 844-845-846, 848, 850n Roëll, A., 32-34, 69-70, 161 Roëll, W., 19, 343, 357, 539,699-700 Roelofs, N., 84n Roelofsen,]. c., 763n Roem, C. S., 873 Roemenië, 204, 808, 8Il, 906-907 Roermond, 613,859 Roermond, bisdom, 86, 859 Roever,].W. de, 276n Roloff, H., 77n Rome, 230, 268 Romme, C. P. M., 504-505, 513 Rommel, E., 808 Roode,]. de 475 Rooms-Katholiek Episcopaat, 526, 549,

XC657n, 665, 775, 777-780, 863-858. Zie ook: Roermond, bisdom Rooms-Katholiek Verbond van Werk

XCgevers-Vakverenigingen, 500n Rooms-Katholiek Werkliedenverbond,

XC452,453,456-459,464,500,550,855n Rooms-Katholieke J ournalistenvereni

XCging, 642, 647-648-649 Rooms-Katholieke Staatspartij, 135,

XC439-440,446,457,503,504,526-527,

XC528,531,542,549,783,826,833 Rooms-Katholieke Standsorganisatie

REGISTER

XCvoor de werknemende Middenstand,855n Rooms-Katholieke Universiteit, N~megen, 786, 789n, 790, 801 Roos, H. M., 459, 460 Roosevelt, F. D., 270, 276, 8Il-8I3, 9II Roosjen, A. E., 562, 716 Rooy, M., 524, 625-628 Rooze, G. H.]., 700 'Rosen, G. von, 349, 351 Rosenberg, A., 26, 165, 373 Roskam, E.]., 816 Ross, W. F., 71 Rossem, P. A. van, 678 Rossum, P. van, 427 Rost van Tonningen, M. M., 42, 97, 128,144,166,225,234-238,239,241, 242, 244, 283n, 387-388, 433, 443, 445, 450-495 passim, 569, 570, 571, 572, 574, 579, 580, 582, 604n, 624, 645-646,656-657,660,682-683,685, 720, 750, 820, 930 Rot, T., 718 Rotterdam, 3, 86, 106, III, 1I5, II7, 164, 181, 206, 207, 224n, 232, 247, 252,257,274,279,296,299,308-309, 331,343,393,394,395-4°0,467,490, 515,533,596,599,610,641,682,690, 691,696,697,729,738,826,879,918, 9 2 6 Rotterdammer, De, 613, 626n Rotterdoms Dagblad, 625 Rotterdamse Droogdokmaatschappij, 177, 180 Rotterdoms Nieuwsblad, Het, 613, 64In, 647, 684 Royal Air Force, 274n, 546, 565, 597, 60In, 705, 812, 814 Royal Navy, 270, 565, 808 Royen,]. F. van, 501, 663 Royen,]. H. van, I04n, 144 Rudolphi, J., 1I3n Rueb, A. S., 765 Rustungsinspektion Niederlande, ]2, 88, 109,169,179,186,188,201-203,334, 369n, 376-377 RUter, A.]. C., 464n Ruiter, G. J., 570 Ruiter,]. W. de, 224, 930 Rundfunlebetreuungsstelle,

980 [PDF]

661,664, 665-666 Rutgers,]., 528, 534, 540, 874 Rutgers, V. H., 557, 558, 782 Ruygers, G., 507, 825, 827, 828, 830,

XC832, 833, 844-846, 849 Ruys, L. J., 18n Ruys de Perez., B., 713n Rijckevorsel, A. B. G. M. van, 160, 181 Rijckevorsel, W. F. H., 197, 199-200,

XC257 Rijke,W.J. de, 588, 589, 677,691-692,

XC735 Rijksarbeidsbureau, 21I Rij ksa ut0l11.0bielcentrale, 17n Rijksbureau voor huiden en leder, 404 Rijksbureau voor textiel, 403 Rijksbureau voor wol en lompen, 403 Rijksbureaus voor handel en nijverheid,

XC376, 400, 401-403 Rijkscommissariaat, 64, 65-71, 82, 91,

XC98, 104, 108-1I0, II9, 120, 390. Zie ook: A. Seyss-Inquart; Beauftragten des RKfiir die Provinzen, 68,70, l0S, 107-lO8, IIS, 1I7, 119, 617, 686; Beauftragte des RK-Gelderland, 28 jn ; Beauftragte des RK-Groningen, 105 106. Zie ook: H. Coming;

XCBeauftragte des RK-Nederlandse Bank, 68, lOS. Zie ook: H. Wohlthat; Beaufiragte des RK-Noord-Brabant, 283n;

XCBeauftragte des RK-Noord-Holland, 2 84; Beauftragte des RK-Rotterdam, 68, l0S, lO6. Zie ook: C. L. F. Völckers;

XCBeauftragte des RK-Amsterdam, 68, l°S; Beauftragte des RK-Utrecht, 105; Beauftragte des RK-Zeeland, lO7. Zie ook: W. Münzer Beauftragte des RK-Zuid-Holland, rosn, 106. Zie ook: E. A. Schwebel;

XCEin- und Ausreisestelle, 427;

REGISTER

XCCeneralkommissare, 40-43, 66-71, lO8!IO, II9, 616; Generalkommissar fûr das Sicherheits u/esen, 40, 67, 82. Zie ook: H. A. Rauter;Generalkommissariat [ûr Finanx und Wirtschaft, 40, 67, 2II, 389; Geschäftsgmppe Soziale Verwaitung, 2II, 897n. Zie ook: H. Fischböck; Generalleommissariat jûr Verwaltung und [ustiz; 67, 93, 100, 109, 874. Abtei lung Rechtssetzung, lO9. Zie ook: Fr. Wimmer; Generalkommissariat ZIJT besonderen Verwendung, 67, 70, 107, 656,659; Hauptabteilung Erziehung und Kirchen, 855; Hauptabteilung [ur Volksaufklänmg und Propaganda, 6°9, 639. Zie ook: F. Schmidt; Pràsidialabteilung, 68; Rijksdienst voor het Nationale Plan, 366 Rijksdienst voor de werkverruiming, 217n Rijksduitsers in Nederland, 83n, 97-99, 132,161,277, 4II, 596, 815, 882 Rijkseenheid, De, 537 Rijksinspectie voor de bevolkingsregisters, 876 Rijksradio-omroep, 666 Rijkstelegraafkantoor, 91 Rijksuniversiteit Groningen, 273, 766, 786, 787-788, 800-801-802, 871 Rijksuniversiteit Leiden, 258, 766-786788, 790, 792-8°3, 871-872 Rijksuniversiteit Utrecht, 33, 786-787, 792, 800-801, 871 Rijksvreemdelingendienst, 84 Rijkswaterstaat, 175-176 Rijkswerf Den Helder, 6, 38, 68, 274n Rijn, 366 Rijshouwer, ]. A. H., 347n, 892, 893n Rijsoord, 4-5 Rijswijk,24S S.A.,877 Saager, Dr., 379n Saarloos, D.J., 696 Sachsenhausen, 621n, 802 Salomonson, Herman, 9, 307-308 Salomonson, ]. G., 308n Sandberg,].

981 [PDF]

Sandberg, W.]. H. B., 502 Sande Bakhuyzen, A. van de, 258, 794,

XC798 Sant, F. van 't, 706, 707 Santen, C. W. van, 288, 294 Sarlouis. L. H., 884 Sas, G.]., 124,317 Schade-enquête-Commissies, 393, 397

XC398 Schaepman, C.]. M., 128, 130, 142,

XC210, 318, 754, 783 Schaik,J. R. H. van, 20, 255, 343, 527 Schalker, C., 900 Schalkhaar, 730 Schaper, B. W., 474 Schaper, H., 705n, 709, 710 Scharff, F., 703n Scheepsbouwconferentie, 2°5-206 Scheepsbouwgroep der Groninger kust

XCvaarders, 206 Scheffer, A., 470n, 473n Schelle, C.]. van, 937n Schellingwoude, vliegveld, 195 Schelven, A. A. van, 822 Schendstok, D., 575n Schepers, ]. D., yn , 128, 129n, 178,

XC179n, 191, 192-193, 306, 309, 332,4°3 Scheps, ]. H., 473, 483n, 720, 766 Scherff,]. H., 436n Schermerhorn, W., 397 Scheuermann, Dr., 223, 227 Scheveningen, 559, 672;

XCCellenbarakken, 94, 148, 308, 692,

XC710, 799, 929 Schickedanz, Stabs leiter, 165n Schiebergen, A. Th. C., 294 Schiedam, 176, 204, 279, 688, 691-692 Schiermonnikoog, I II Schilder, K., 273, 300, 557, 619-622,

XC64 0 n Schilp, D., 718 Schiphol, 190, 191-193, 195, 219, 350 Schipper,].,460n Schlieper, Generalmajor, 5 Schloss Hartheirn, 894 Schmidt, F., 28, 41, 42, 50, 88, 95-99 levensloop, 104, 107, 108, 109, 188,

XC225, 229n, 281, 286, 288, 289-29°,

REGISTER

XC293, 303, 310, 343, 346, 354, 4 II,427-428,432,433,435,437-443,444, 446,447,450,452,472,484,493,521, 529, 530, 533-538, 542-543, 556, 560, 569,57°,571,574,605,608-611-616, 621, 636, 639, 645, 648, 652, 660n, 667,671,683,685-686,7I3,748,749, 750,76I,791, 806,817, 818,821,827, 829, 840, 843, 845, 846, 848, 855, 859n, 874, 877, 881, 883, 888, 895, 923, 930n; Zie ook: A. A. Mussert Schmidt, P.]., 827n Schmidt, R., 309 Schmutzer,]. L]. M., 85 Schöffer, L, 502n Schoemaker, R. L. A., 703 Schokker, H. C., 409 Schokking, J. J., 508 Scholten, L.W. G., 637 Scholten, P., 560n-561n, 766, 771, 772, 786, 790, 794 Scholtens, A. L., 17, 36, 129, 138, 143, 146-147 levensloop, 207-2°9, 514, 674, 756, 757 Schoolraad, 764, 785 Schoorl, interneringskamp, 92, 892 Schouten, J., 528, 534, 557, 637, 783, 83 I, 833 Schreieder,]., 90, 291, 353 Schrieke,].J., 96, II3-II4, 423, 576n, 794 Schröder,]. C, 630 Schröder, W., 931 Schrötter, Oberstieutnant von, 32, 180183,185,187,201,204,215,367 Schumacher, P.]. Th., 474n Schumann, 0., 895 Schuschnigg, K. von, 54 Schutz haft, 94, 735 Schwabedissen, Oberst, 260, 261, 3 II. 313,317,320,322,327,411n Schwarz, H., 855 Schwarzschild, L. 724 Schwarze Korps, Das, 744 Schwebel, E. A., 105, 106, 297, 787,824 Schwerin von Krosigk, L., 384, 385n Schwier, W., 632 Schijvenschuurder, L., 929, 934 Seekatz, F. W., 306

982 [PDF]

Seraphim, H. G., 26n Severen, J. van, 817 Seyss-Inquart, A., 135; en arnbtenarenverbod, 278;

XCen Anjerdag, 281, 282-335 passim, 444; anti-Joodse maatregelen, 166, 169, 307, 372, 747-748, 749, 756, 758, 760, 762, 766, 775, 781, 78~ 786, 869, 877, 882, 890, 936;

XCbekendmakingen, 45-46, 298, 465466,476; benoemingen en ontslagen, 145, 158, 159, 187, 189, 209, 288, 293, 299, 387, 388, 459, 930; bevoegdheden, 50-51, 64, 88, 93, 98, 101, 102, 524; en bezoek aan Rotterdam, 308-309, 610; en College van Secretarissen-generaal, 43-45, 66, 68, 128-129, 130, 133, 135, 139-141, 189, 278, 305, 344, 381, 387-388, 492, 592, 685, 866-867,868-869;

XCcultuurpolitiek, 420, 421, 423-425;

XCeconomisch beleid, 169, 171, 183, 185,187,368, 383n, 398, 4Il, 416, 418; en Februaristaking, 918, 922, 923, 925,930, 932-937; financieel beleid, 365, 379, 381, 3843 86; en H. Himmler, 63, 236-237, 244, 433,806-807;

XCen Indische gijzelaars, 342-246, 354, 355-357;

XCen kerken, 452,859-860;

XClevensloop, 26, 51-65, 76, 81, 82, 96, 100, 421, 609n;

XCen kunstroof, 371-372;

XCen loyaliteitsverklaring, 137-138;

XCen missie Jongejan-Boerstra, 358n, 359-361,386;

REGISTER

XCen A. A. Mussert en NSB., 63, Il4, 139, 158,225,229,233,236-237, 278,29°,414,425,432-433,435, 436, 445, 450, 491, 493, 550-551, 568-569, 571-574, 592, 605-606, 8°4-8°7,831,837, 867;en Nationaal Front, 431, 436, 550551, 569, 571-572, 823, 824, 837; en Nederlandse Unie, 437-443, 446447, 537, 546-547, 569, 571, 804806,824,829,831,837,839; opdracht (en instructies), 24, 30-31, 39, 41-42, 45, 62, 64-65, 96, 104, 105, 139, 237, 290, 346, 384-386, 4 12; en oprichting Nederlandse SS., 236237,244,433; en organisatie Rijkscommissariaat, 4°-41, 43-44, 50-51, 66-71, 9S, 104, 105, 107, I08-lIO, lIS, Il9, 133,609; en pers en propaganda, 609-610, 616617,649,657,852; politiek beleid, 10, 24-31, 40-42, 49-50, 139, 216, 262, 273, 278, 280-281, 290, 294-295, 298, 384386, 41 I, 412-449 passim, 450, 452, 465-466, 476, 492, 493, 5Il, 537, 560, 568-574, 605-606, 667-668, 671, 674-675, 682-683, 685, 686687, 804-806, 837, 849, 861-863, 868,923,932-937; eerste rapport aan Hitler, 140, 383n, 443-449,616-617,668; redevoeringen, 43, 45-48, 546-547, 572, 935-937; en Raad van State, 133; en M. M. Rost van Tonningen, 236237, 244, 388-389, 450, 466, 569, 574,592-593,683; sociaal belei d, 897n; en generaal H. G. Winkelman, 34, 42-43,129,187,288,294,3°3-304, 3°8-3°9; Zie ook: A. Hitler; Verordeningen Seyss-Inquart-Maschka, G., 31, 52, 55, 60 Shell - Koninklijke Olie, 379 Siburg, Generalleutnant, 923 Sicherheitsdienstl Sicherheitspolizei; Zie: Politie, Duitse Sicilië, 808 Sidi Barrani, 809 Siebenerausschuss, 415-420 Singapore,

983 [PDF]

Sint Adelbertvereniging, 855n Six, O. E. W., 152, 153-154 biografie,

XC32°,334-335,337,344,355,356,358,

XC359, 381, 387, 723 Sjanghai, 355, 360 Skrodzki, H., 91 Sliedrecht, 224, 676 Slingenberg, ~., 528, 556, 831, 832 Slotboom, G., 176 Slotemaker, B. c., 500, Slotemaker de Bruïne,]. R., 165, 558

XC559,671, 684n,774, 775, 779,853 Slowakije.Br r Sluyser, M.; 477, 706n Smedts, ~., 263, 264n Smid, ]., 817 Smit, A., 643 Smit,]., 424, 635 Smit's Scheepswerven,]. en K., Kinder

XCdijk, 206 Smit, ~., 709 Smit,Jr. P., Machinefabriek en Scheeps

XCwerf, Rotterdam, 181 Smits, K., 680 Sneevliet, H., 456, 718 Snell, E, ~., 812n Snouck Hurgronje, A. ~., 24, 36, 37,

XC44, 127, 128, 130n, 131-132, 134, 137,

XC142-145, levensloop, 147, 152, 177

XC178, 181, 183, 187, 188, 189, 191n,

XC193,197,199,200,3°3,332,337,343,

XC344,348,349,351,353,355,356,358,

XC359,387,419,431,437,442-443,521,

XC524,536,54°,542,543,549,589,592,

XC647, 670, 675, 68411,685, 723, 757

XC758,762,781,783,784,799,837,848,

XC853, 870, 882,937n Snijder, G. A. S., 59, 60n, 63, 65, 8In,

XC140, 229, 307, 308n, 421-425, 447,

XC635,679 Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij

XC283,431,439-440,443,446,447,448,

XC453,456-457,465-467,471,472,476,

XC477,478,480-492,493-494,525,526,

XC527,528,535,556,714, 717, 719-720,

REGISTER

XC826, 833,9°1,912 SocialeWerkgroep, 683 Soestdijk. 283, 300 Somme, 218, 577nSondereommando-von Kûnsberg, 17,310 Sonsbeeck,W, G. A. van, 161,257,533, 534,685 Sozialistische Partei Deutschlands, 374,481 Sowjet-Unie, 25, 26n, 236, 265, 266, 338,365,573,722,810-811,828,898, 902,9°6-908 Spaan,]. B. Th., 632n Spaendonk,B.J. ~.van,403 Spanje, 348, 364, 5°3, 909n Spartacus, 714, 717 Speelman, W., 715, 716 Speet, P. A. ~., 653-654, 662 Sperling, H. J., 643, 645 Spertijd, 813n Speyart van Woerden, E. L.~. H., 588 Spiegel, De, 5In, 58n Spier, Jo, 635 Spionage, 7°2-712 Spitzen, D. G. W., 44, 45, 69n, 70, 127, 129n, 152-153 biografie, 331-333, 38~ 591, 75~ 781, 783, 784 Spranger, K. W., 929n Spronsen, K. C. van, 619n, 622n SS., 49, 50, 57n, 63, 71-77, II4, 236, Zie ook: H. Rimmler; Allgemeine SS., 71, 74, 236, 243; [unkerschule, 243; Leibstandarte 'Adolf Hitler', 243; Nederlandse, 236, 238, 242-245, 424, 807, 818n, 839, 857, 877, Zie ook: A. A. Mussert ; NSB; Polizeidivisionen, II5; Standarte 'Nordland', 76, 242; Standarte 'Westland', 76, 244-245, 573; Totenkapj-Standarten; II5, lI6, 749, 919-920, 924; VeifiJgungstruppen, lI5, 243; Waffen-SS., 71-77, 97,1°4, II4, II5lI6, 132, 236, 238, 242-245, 433, 573, 671, 806, 818n Staal, K. van, 461-462, 487 Staatkundig Gereformeerde Partij, 522n,527 Staatiiche Gemäldegalerie, Dresden, 371 Staatsmijnen, II7, 850 Staatsuitgeverij, 69

984 [PDF]

Stakingen,640,780,785,790-791,795

XC800,896,897n, 912, 913-926; Zie ook: Februaristaking Stalin,]., 906-907 Standaard, De, 19,20,47,273,310,343,

XC557,562,618n,623,636-638,639 Standrecht, 93 I Stapelkamp, A., 459, 460 Staten-Generaal, 68, 134-136, 155, 156, 4 2 9; Handelingen 1939-1940, 745n Stavast, P.]., 138, 842n Steenberghe, M. P. L., 16, 19,127,128,

XC165 Steenkolenhandelsvereniging, 18o Steensma, C. C., 349n, 713n Steenwijk, 299 Steinhage,]., 85 Stempels, A., 628 Stettin, 744 Stichting Centrale Voorziening, 400 Stichting Rotterdam 1940, 399, 400 Stichting tot verdediging van de cultu

XCrele en maatschappelijke rechten der

XCJoden, 721-722 Stimson, H. L., 270 Stoke, Melis, Zie: H. Salomonson Stockholm, 350, 351, 352, 703n Stokman, S., 207n, 253n, 799n, 856n Stork en Co., Gebr., Hengelo, 205 Stramproy, 275n Straten,J. van, 12-13 Straten, S., van 702-703 Streccius, A., 32, 34 Strei cher, J., 744 Strengholt, A.]. G., 642 Studentencorps Nijmegen, 283 Studentenverzet, 766, 788-792, 800,

XC871-873 Studiekring voor de Coöperatieve Orde

REGISTER

XC5°2 Studiënç zrp. Stiller, C., 135n Stuyvenberg,]. H. van, Born Stijkel, J. A., 703-704 Suezkanaal, 809, 810 Sumatra, 43 I Suurhoff,]. G., 462,556,841 Syrië, 81o Sijthoff, A. W., 647Swaap, S., 752, 755 Sturmer, Der, 634, 608, 632, 744, 870 Swart, K. W., 62n Swart, P. c., 625-627 Swarttouw, C. F., 403n Sijes, B. A., 146n, 179n, 196n, 206n, 207n, 208n, 209n, 2!In, 212n, 216n, 217n, 514n, 861, 868, 879n, 880n, 881n, 887n, 897n, 916, 917, 922n Tandjong Priok, 340 Tapverbod, 18 Taranto, 808 Taubert, B. K. Th. F., 14n, 15-16,609, 658, 659, 665 Technische Hogeschool Delft, 786, 788, 790-791-792, 800, 871 Telders, B. M., 122-123,188,256,522, 523-525 biografie, 527, 528, 529n, 530, 534, 538, 556, 560n-56rn, 625, 635, 764-765, 766n, 782-783, 786, 789, 793-795, 798, 799, 800, 833 Telegraaf, De, !I-12, 47, 98, 209, 267, 342n,416n,424,442,446,525n,55In, 570, 583n, 616, 617, 618n, 623, 628636,639-640,75In,926 Tempel,]. van den, 208, 209 Tenkink,]. c., 45, 67n, 93, 96,133,134, 136, 137, 147, 149-150 levensloop, 155n, 186, 189, 192n, 193, 230, 272, 278, 286, 297, 301-302, 336n, 381, 393,525,585,588-592,677,684-685, 692,725,726,732-737,740-741,753, 757, 765, 783, 799, 839n, 843n, 844, 85~ 871, 873, 888,902, 919 Terboven, j., 28, 30, 64, 76, 365 Terlaak Poot, L. D., 640n Terpstra, J., 859 Teschmacher, C., 176-177, 181, 205, 206 Theologische Hogeschool Kampen, 273,300,786 Thiel,]. A. van, 590, 730, 735, 737-740, 9 1 9 Thoden van Velzen, H. H., 321 Thole, L. M. A., 417-418 Thomas, G., 32, 180,184, 367 Thomassen, W.,

985 [PDF]

Thorez, M., 900n Tiel,785 Tilanus, H.W., 357, 526, 527, 528, 530,

XC533, 534, 556-561, 831, 833 Tilburg, 3, !I5, 888 Time, 296 Times, The, 35I!1, 926-927 Tjarda van Starkenborgh Stachouwer,

XCA. W. L., 341, 343, 354-356, 359

XC360,440,534 Tjeenk Willink en Zn., H.D., 536 Tjeukemeer,709-7II Tobis-Film, 761 Togliatti, P., 900n Tokio, 359n, 36o, 36r, 385, 386 Ton, P., 581, 584, 588, 59°-591 Toornstra, K., 474-475, 485-486, 720 Töpfer, A., 227-229,233,234,236,247,

XC421,43° Tourton Bruyns, T. W. de, 697-698 Touw, H. C., 253, 30In, 684n, 759n,

XC77In, 772n, 773n, 775n, 776n, 777n, 87Il1 Trabold, K., 409n Treurniet, A., 84-85 Trip, L.]. A., 36, 45,134,135,150-151

XCbiografie, 164, 193, 337, 353, 358,

XC367,368.375-376,381-387,388-39°,

XC393,419,781, 848, 859 Tripoli,808 Troelstra-beweging.Br S Trom, De, 285 Troost, C., 263n, 716 Trouw, A., 356n, 806n Tsjechoslowakije, 25, 55, 95, 350, 363,

XC573,743, Tubantia, 613 Tubbergen, 604 Tunesië, 8IO Turkije, 365, 810, 908 Tuschinski - Amsterdam, 761 Tuyll van Serooskerken van Zuylen,

XCF. C. C. van, 764 Twente, 132, 400, 461 Twentse Bank, 470 TUd, De, 47, 268, 527, 623, 639, 858,

REGISTER

XC870 U-Boote, 8IO Uit de woestijn, 720Uitgeversbond. 752 Uitgeversmaatschappij Neerlandia N.V., Zie: Neerlandia-concern Uitgeverijen, 680-681 Unie, De, 549, 550, 766, 767-768, 807, 827, 829n, 830, 832, 838-839, 849 Unilever-concern, 377, 379 Universiteit van Amsterdam, 421, 766, 786, 787, 792, 800-801, 872 Universiteiten, Duitse, 226 Uruguay, 131 U.S. Steel Corporation, 271 Utrecht, 33, 116, 127, 161, 180, 198, 219,227,240,248,252,279,284,300, 356, 357, 552, 587, 6IIl1, 613, 623, 648, 727, 738, 747, 778, 785, 791, 841, 852, 856, 877-878, 922 Utrecht, provincie, 32, 87, 181, 257, 283 Utrechts Dagblad, 52211, 859n Utrechts Nieuwsblad, 12-13 Utrechtse Courant, De, 623 Vaals,27 2 Vaart Smit, H. W. van der, 9, 2In, 236, 426,436-437,603,612, 62Il1, 859 Vaassen, 180 Vaderland, Het, 13, 47, 156, 267, 26811, 418n,423,465,616,625,639 Vakcentrales, 402, 452, 500 Valkenburg, vliegveld, 195 Valkenburg Z-H., 394 Vara, IS, 429-43°, 443, 456, 457, 464, 466.476-480,483,486,487,49°,649, 651, 652, 653,656-657,659,660,662, 664-665, 720 Vaticaan, 131, 855 Vaz Dias, M. S., 612 Vechtj z Sa Veefkind,]. B., 87n Veen, Y. G. van der, 12,466-473,474, 485, 613 Veenbaas,]., 39 Veenstra, L., 472n Vegte, C. van der, 474, 475, 717 Vegte, W. L. Z. van der, 64311, 663, 66511 Veld,]. in 't, 256, 522, 540, 931 Veld, N. K. C.

986 [PDF]

II6n,235 Veldhuizen, G. van, 396n Veldman, L. ]., 408n Velsen, II7, 922 Veluwe, II6 Ven, F. van der, 54 Venlo, II7, 888 Venlo, vliegveld, 196 Verboden boeken, 14, 678, 681 Verbond van Nederlandse Journalisten,

XC647-648-649 Verbond van NederlandseWerkgevers,

XC5 00 n Verbond van Protestants-Christelijke

XCWerkgevers in Nederland, 500n Verdinaso, 287, 426, 507,817-818,836,

XC855n' Verduisteringsmaatregelen, 276, 731,

XC814 Vereinigte Stahliuerke, 377-378 Verenigde Persbureaus, 643, 644, 645,

XC646 Verenigde Staten van Amerika, 131,

XC214,264,265,266,269,270-271,337,

XC360, 383, 447, 810-813, 908, 926 Vereniging voor de Effectenhandel,

XC390n Vereniging van Metaalindustriélen, 180 Vereniging voor Nationale Veiligheid,

XC513,538 Vereniging van Vrienden van de Sow

XCjet-Unie, 902 Verheyen, Jr., Ch. E.]. M., 347 Verheyen Sr., Ch. E.]. M., 347 Verhoeven, Th. J. F., 665n, 778, 860 Vermeulen, F. A. J., 424 Verordeningenv öv, 109, 133,288, 524;

XCVO 1/40, 136-137;

XCVO 3/40, 66-67;

XCVO 4/40, 66-67;

XCVO 6/40, 92;

XCVO 7/40, 83n;

XCVO 8/40,207;

XCVO 12/40,92;

XCVO 22/40, 68;

XCVO 23/40, 68;

XCVO 24/40, 525;

XCVO 25/40, 7n

REGISTER

XCVO 26/40, 760;VO 27/40, 381, 390; VO 33/40, 750n; VO 34/40,276; VO 35/40, 302; VO 40/40, 302; VO 48/40, 38211; VO 52/40, 93; VO 72/40, 585; VO 79/40, 15611; VO 80/40, 756; VO 101/40,405; VO 108/40,69; VO 109/40,684; VO IIO/40, 395; VO 112/40, 379-380; VO 132/40,726; VO 137/40,758; VO 145/40, 75011; VO 149/40,405; VO 155/40,39011; VO 160/40, 873; VO 168/40, 395; VO 186/40, 685; VO 188/40, 813; VO 189/40,760; VO 221/40, 393; VO 224/40, 391; VO 229/40, 68 VO 231/40, 870; VO 232/40, 664; VO 241/40, 385; VO 242/40, 391; VO 2/41, 93; VO 4/41, 395n VO 6/41, 874-876; VO 7/41, 815; VO 12/41, 405; VO 27/41, 871; VO 28/41, 871; VO 36/41, 930; VO 48/41, 932; VO 49/41,666; VO 55/41,931; VO 97/41, 675; VO 38/42,93 Verordeningenblad voor het bezette Neder landse gebied, 44 Verschuur, T.J., 164-165, 526, 528-532,

987 [PDF]

Versteegh, P., 7°1, 759 Verstegen, G. M., 602 Vervoer, 408 Vervooren, L. C., 700 Vervoort, J, 640n Verwalter, 215-216, 2II, 306, 378 Verwey, R. A., 142, 207'-2II, biografie,

XC514, 685, 756, 758, 783, 790 Verwoerd, L. F., 404 Verzet, 88-89, 99, 131, 132, 139-140,

XC144,145,149-150,153,156,162,170

XC17I,2I9-221,258,273-274,294,329,

XC446,475,484,512,515,526,553-555,

XC558-561, 562-563, 589, 614n, 618,

XC6I9, 628, 688-741 passim, 66I11, 829,

XC865,866-867,868 tegen anti-Joodse maatregelen, 448, 502, 524, 626, 663-664, 720, 753, 755, 757, 758, 76o, 761, 762-769, 772-780, 782-783, 785, 787, 7898°3, Zie ook: Februaristaking;

XCillegale oproepen, 872, 873, 9I4-9I5, 921,924,925;

XCmedewerking van Duitsers, 708 ; Illegale organisaties: Illegale CPN, 800, zie ook: Communistische Partij Nederland; Groep Erkens, 703; De Geuzen-Amsterdam, 696-697; De Geuzen-Vlaardingen, 689-693, 696,736,938-941; Van Hamel, spionagegroep, 706; Van Hattem, spionagcgroep, 706; Inlichtingendienst (ID) van OD 7 08; Leeuwengarde, 694, 696-697; Legioen Oud-Frontstrijders, 694, 697-698, 699, 701; Groep Mekel-Schoemaker, 7°3, 706,720,724; MLL-Front, 718-719, 905; Oranjegarde. 696, Oranjewacht, 695-696, 717; Ordedienst, 220, 697, 699-700701-702,759,791n; Parool-groep, 644, Zie ook: Hel Parool; Groep Sneevliet, 714, 718-719, 905; Stijkelgroep, 703 ;

REGISTER

XCsabotagehandelingen, 735,815;verspreiding foto's leden Kon. Huis, 296; wapens, 26o; Zie ook: Bevolking, anti-Duitse stemming; Engelandvaarders; Februaristaking; Kunstenaarsverzet ; Liquidaties; Pers, Illegale; Pilotenhulp; Spionage; Stakingen; Studentenverzet Verzijl,J. H.W., 156n, 175n, 782 Vessem, A. J van, 224, 227, 229n, 230, 234, 576, 589, 624 Veur, M. W. G. van der, 162n, 395n Viëtor, J. N., 138n Vilder, A. F. de, 19I11, 193n, 194-195, 219n,221 Vilder, C. F. de, 191n, 193n, 195n, 219n, 221 Vink, H.W. de, 624 Visscher, H., 570 Visser, J, 144n Visser, JG., zn, 70n, 196n, 221n, 393n Visser, L. E., 656n, 764-765, 766n, 781, 784, 885-886 Visser, L. de, 900, 904 Vlaanderen, 1°7, 125, 223, 224n, 238, 239,243,29°,364,426-428 Vlaardingen, 689-690-691-692 Vlekke, G. F., 820 Vliegen,W. H., 475, 479-480, 490 Vliegvelden II7, 190-197, 215, 217n, 219, 220-221, 567; Zie ook: Bergen, Eindhoven, GilzeRijen, Leeuwarden, Schellingwoude, Schiphol, Valkenburg, Venlo, Volkel en Ypenburg Vlissingen. II6, 18o, 275n, 331, 395, 615, 704 Vloten, F. W. van, 931 Vlugt, G. C. de, 637-638 Vlugt, W. de, 191, 193,257, 298n, 636, 682,785,800,882,884,919,921,924 V-Männer, 87-88, 9°-91, 644, 703, 925 Voedselpositie, 120, 366, 368-369, 404406 Völckers, C. L. F., l0S, 106 Volkisener Beobachter, 608 Voet, 1., 885, 886n

988 [PDF]

Vogels, F. C. M., zn Vogt, W., 16, 228, 650, 651, 655-656,

XC660,662-663 Volk, Het, 47n, 467-471, 473, 484n, 616 Volk en Arbeid, 827n Volk en Vaderland, 231-233, 242n, 455

XC456,492-493,525,55°,569,584,586,

XC602,603,750,839,842,887n Volkel, vliegveld, 221 Volker, F., 193n Volksdagblad, 525, 898, 899, 901-903 Volksdeutsche Mittelstelle, 226 Volkse Werkgemeenschap, 582 Voiksgerichtsho], 84n, 85n Volkshogescholen, 226-227 Volkskrant, De, 47, 623 Volksuniversiteiten, 68 I Vollgraff, D. D., I05n, 160n, 695n Vonk, De - Den Haag, 714, 717, 719, 909 Voorburgv öçö Voorhoeve, E., 817, 836-837 Voorst tot Voorst, A. E. van, 160, 257 Voorst tot Voorst, H. F. M. van, 5-6,7,

XCIon, 35,177,178, 3II, 312, 315, 316,

XC321, 322, 324, 326 Voorst tot Voorst,].J. G. van, 3II, 312,

XC314n, 315, )21, 322, 326, 330n, 336n Vooruit, 217n, 721 Voorwaarts, 467 Vorderingen, 366-370, 374-375;

XCaardolie en aardolieprodukten, 366, 368,369; auto's, 17n, 370;

XCgebouwen, II8, II9, 859;

XChuiden en leer, 4°4;

XCpaarden, 370, 406;

XCschepen, 370, 595;

XCvoorraden Kon. Landmacht, 370;

XCtextielgoederen, 369, 4°3; tabak.aoa V orrink, A., 482 Vorrink, ]. J., 431, 462,467,469,471

XC472,473,476,477,479, 480-482 bio

XCgrafie, 483, 485-491, 494, 527, 528,

XC53°,533-534,538,554,555,556,7°0,

REGISTER

XC714,719-721,723-724,833,910 Vorstius Kruyff, I., 33n Vos, A., 205 Vos van Steenwijk, R. H. de, 518nVos van Steenwijk,W. L. de, 20 Voûte, E.]., 93°-931 Voûte,]. L., 712-714, 738 Voûte, N. G., 712-714, 738 Vox Carolina, 792 VPRO, 15,649-650,659,660,662,663, 664-665,806n Vredegerechtshof, 588n Vreemdelingen, 92, 596 Vries, 233 Vries, A. de, 477, 478-479-480, 493, 720 Vries, C. W. de, 598n Vries, F. de, 200 Vries, prof. dr.]. de, 423,424 Vries,]. de, r Srn , 377n, 753n Vries Jr., S. de, 880n, 88rn, 918n, 928n Vries, T. de, 800 Vrinten, A.].]., 706 Vrij Nederland, 714, 715-716 De Vrije Katheder. Bulletin ter verdediging van de Universiteiten, 714, 800 Vrije Socialist, De, 902 Vrije Universiteit, Amsterdam, 563,786, 822n Vrije Westfries. De, 640 Vrijmetselarij, 89, 163, 424, 571, 581582, 591, 654, 750, 751 Vrijzinnig-Democratische Bond, 439, 440, 446, 526, 528, 556, 833 Vrijzinnig Protestants Kerkcomité, 665 Vught, 815n Vijfde-colonne-paniek, 258, 269, 307, 308,340 Waag, De, 423, 483, 537, 570,619,635, 645,656n, 658n, 817, 819, 836 Waag, A. van der, 5n Waal, A. M. van de, 4n Waals, A. van der, 88 Waalsdorpervlakte, 941 Waarheid, De, 714, 724, 900n, 901, 9099II Waddeneilanden, 596 Wageningen, 3, 283 Walcheren, 448n, 595 Walré de Bordes,]. van, 162 Walsum, A. van, 162 Walsum, G. E. van, 528, 538, 557, 8)2,

989 [PDF]

Warendorf,]. C. S., 724 Warschau, 56, 372 Washington, 812 Wassenaar, lI9, 236, 413, 423, 462 Waterschappen, 126, 780 Wavell, A., 807-809, 813 Weber, E. P., 929n Wederopbouw, 392-394 Weekblad van de Nederlandse Hervormde

XCKerk, 253, 771 Weekblad van de Nederlandse Vereniging

XCvan Spoor en Tramwegpersoneel, 199 Weesp, 302, 918, 922 Weg, De, 430, 550, 751, 823n, 833, 834n,

XC838 Wegenbouw Maatschappij, Utrecht,

XCN.V.,2I9 Wehofsich, F., 421, 423, 439 Wehrmacht, Deutsche, 23, 74, 104, lI4,

XC116-II8, 120,243, 370, 385, 388-390,

XC4°0,4°3-4°6,446,554,586,643,743,

XC814,859,922;

XCOberkommando der Wehrmacht, II, 31, 49,90,228;

XCOberkommando des Heeres, 3 I, 932; optreden Duitse militairen, 2-4, II 5lI8, 275n, 747, 839, 841, 877, 879; Zie ook: Peldgendarmerie; Geheime Feldpolizei Wehrmacntbefehlsnaber in den Niederlan

XCden, 1°4-1°5, IIO-III, II9;

XCZie ook: F. Christiansen Wehrwirtschafts und Rûstungsamt, 32,

XC103,179-180,201 Weizsäcker, E. von, 349n, 365, 447n Welter, Ch.]. r. M., 130n, 354-355, 361,

XC362 Welter, W. L., 295-296 Wendelaar, W. C., 768 Wenen, 53-54, 100,243,372,417,744,

XC778 Werf Conrad, N.V. Haarlem, 378 Werf 'Gusto', Schiedam, 177, 182,2°5,

XC595 Werf'De Schelde', Vlissingen, 180 Werf G. de Vries Lentsch Jr. -Amster

XCdam, 185,217 Werkgelegenheid, 195-196, 204, 206

REGISTER REGISTER

XC212, 216, 220Werkgeversbonden, 416, 452, 500 Werkloosheid, 179, 192,206-211. 2162I7n, 262, 410, 668, 865 Werkman, G., 648 Werkspoor, N.V., 180, 181, 205, 377, 378,916 Werkweigering, 2°7-2°9 Wermeskerken, H. van, 347n, 892n, 893n Wessels, c., 778 Wessels, F. W., 579 West-Indië, 223, 254, 342, 346, 379, 547 Westen, J. H. Th.]., 263n, 264n Westerbork, 753, 754 Westerman, W. M., 21n, 426, 436-437 Westerveld, D.]. A., 93In Westerveld, ]., 700-701 Westhoff, ]. Th., 217n Westra, H., 423,820, 836 Wet op de zetelverplaatsingen, 379 Wetboek van Strafrecht, 525n Wiardi Beckman, H. B., 468-469, 482, 560n Wickel, F. W., 616 Wielek, H., 873, 886, 887n Wielen, H. G. W. van der, 227, 229n, 506, 542, 825, 828, 836-837, 844 Wierden, 67In Wieringermeer, 753 Wigersma, B., 635, 656, 684 Wilde,]. A. de, 36, 557, 660 Wilhelm II, keizer van Duitsland, 272n Wilhelmina, koningin, 274, 447, 505, 520, 529n, 544, 570n, 618, 706; confiscatievermogen, 288, 294-295; erewoordsverklaring, 330,358-359; reacties op vertrek naar Engeland, 19-20, 28, 34, 41, 162, 253, 254258, 275-276, 414, 517, 557, 614, 619, 620; toespraken voor Radio Oranje, 3 0 3; Zie ook: Koninginnedag 1940; Koninklijk Huis; Regering, Nederlandse, in Engeland Wilhelmshaven, Il7, 205 Willebrands, A. F., 800 Willems, ]., 847 Wilton-Fijenoord, 6n, 7n, 176, 17811,

990 [PDF]

180, 18411, 2°3-2°5, 334n, 595, 69069 1 Wimmer, F., 40, 41, 58, 59, 65n, 66, 67, 69, 88, 94n, 96, 99-I01 levensloop, 1 °4,108,1°9,119,135,137,138,147, 257n, 299, 343, 421, 423, 492, 579, 679,747,748,755,757-758,761-762, 781,783-784,789,799,855,869-87°, 882, 895, 923, 932 Winkel, L. E., 714, 724 Winkelman, A. E., 3711, 304n Winkelman, H. G., 14, 32, 42, 68, II2, 126, I30n, 186, 212, 215, 218, 255, 256, 258, 262, 286, 288, 294, 3°3-3°5,311-312,445,518,723,866; bevoegdheden, 16-19, 21, 34, 127, I28, 184, 304; en capitulatie-overeenkornsten, 4-7; en College van Secretarissen-Generaal, 17-19, 36, 43, 44, 129, 133, 147, 217-219; en H. Colijn, 20-21 ; en demobilisatie, 260, 304, 670; instructies en besluiten, 35-36, 37-39, 43, 176-179, 185, 191, 199, 206, 256,258, 304, 38In, 393, 525,670, 899; en NSB, 229, 271; protesten, 308-312; Zie ook: erewoordsverklaring A. Seyss-Inquart Winschoten, 300, 842 Winterhilfswerle des Deutschen Volkes, Das,68I-682 Winterhulp Nederland, 470, 606, 681686, 789, 829, 849-854 Winterswijk, 463 Wirtschafispriifstelle,76o-761 Wisch en Terborg, 126, 568, 850 Wisjinski, A., 907 Wit,]. C. de, 617, 926 Witteman, P.]., 527 Wittert, E.]. M., 296 Witteveen, c.]., I76n Witteveen, W. G., 398 Woelderen, C. A. van, 274n Wohltat, H. C. H., 43, 51,68,102,105, 289n, 338, 343, 358-359, 365, 376n, 383-386 IWolf, D., II9 Woltersom, H. L., IOl, 102, 166,4174 18 Woodring, H., 270 Woods, S., 92n Het Woord als wapen. Keur uit de Neder landse ondergrondse pers 1940-1945, 9Ion Woudenberg, c., 453, 476, 477, 486489,494 Woudenberg, H. J., 237, 430n, 443, 445,453-456,458-464,478,486-488, 540, 583, 653, 929 Woudschoten, 507 Wttewaall van Stoetwegen. C. 1., 5I7n Wühlisch, H. von, I I I Wijbenga, P., I60n, 16m Wijkerslooth deWeerdesteyn, F., 763 Wijckerslooth de Weerdesteyn, K. de, 162-163 Wijffels, F. C. M., 847 Wijnbergen, A. 1. M.]. van, 33n, I56n, 4 I 5 n Wijngaarden, L. van, 276n Wijnkoop, D., 897-900, 927 Wijnkoop, E., 718 Wijsmuller-Meijer, T., 84n IJmuiden, II7, 276, 333, 37°,4°6,454, 472, 482, 7°7 Ypenburg, vliegveld, 83, 191 Ypm.a, Y. N., 220n, 563n IJssel, 23 I, 244 Ijsselmcer, 333 Ijzerdraat, B., 688-693, 695, 938-93994° Zaandam, 491, 925, 930, 93 I Zaanlander, De, 256 Zaanstreek, 899, 903, 918, 922 Zandvoort, lIS, 749, 919, 920 Zawodny,]. K., 907n Zech von Burkersroda,]., I7n, 22-24, 98,539 Zee, Tj. van der, 487, 490, 491 Zeegers, G. H. L., 39811 99

991 [PDF]

Zeeland, 33, 107, III, 159, 251, 272n,

XC283, 448, 596, 825 Zeeuw, De, 640n Zeeuws Nieuwsblad, 615 Zeeuws-Vlaanderen, 275n, 448n, 753

XC754 Zeevisserij, 406 Zeist, 570, 815n Zentralauftragsstelle, 201-203, 376-377 'Zeven Provinciën', De, 204 Zevenaarç zöj Zierikzeev zêj Zigeuners, 58 Zondervan, A. ]., 241, 244, 445, 585,

REGISTER

XC59In Zuid-Afrika, 214 Zuid-Beveland, 448nZuid-Holland, 32, 106, 257, 285, 394, 490, 491, 596, 601, 820, 825, 854 Zuid-Limburg, 272, 366, 435, 855 Zuid-Limburger, De, 858 Zuilen, 922 Zutphen, Jan van, 685 Zuylen,].J. L. van, 644n Zwaardemaker, A. F., 819n Zwart Front; Zie: Nationaal Front Zwarte handel, 120 Zweden, 334, 908 Zwertbroek, G.]., 429-43°, 461 Zwitserland, 85, 131, 171,334,342,343 Zwolle, 162, 201, 208, 678, 713 Zwijndrecht, 690, 815n Zijpe, 251 99

992 [PDF]