Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 10b – Het laatste jaar (2e band)
Alle delen:
IOOO IOI4 I02 3 I059 I065 1264 1268 1276 1298 1302 1304 1313 1319 1332 1344 1352 136 I 1370 1465
Hoofdstuk 13 De regering en de hongerwinter 1076 Hulp uit Zweden en Zwitserland 1080 De voorbereiding van de hulp door de bevrijdingslegers II04 Een apart offensief? I lIS Hoofdstuk 14 Het Oosten en Noorden bevrijd II26 Over de Rijn! II32 De Canadese opmars II34 In bevrijd gebied II47 En het Westen? 1161 Hoofdstuk 15 Duitsland stort ineen 1165 Laatste offensieven II67 Nederlandse dwangarbeiders 1176 Nederlandse krijgsgevangenen II79 N ederlanders in tuchthuizen II 84 Himmlers zig-zag-koers 1193 Concentratiekampen 1217 De Geallieerden en de Sowjet-Unie 1250 Hoofdstuk 16 Redding uit de nood'Maar één wapen: het water'Besprekingen met Seyss-InquartLondenBezet gebied ITexelBezet gebied IIHet protest der illegaliteitEisenhower neemt de zaak overVoedsel uit de luchtAchterveldMussert / Seyss- Inq uart / BlaskowitzSlot
Hoofdstuk 17 - Het Westen bevrijd 1383 Vrijdagavond 4 mei 1384 Zaterdag 5 mei 1397 Zondag 6 mei 1413 7, 8 en 9 mei 14 20 Slot 1438 Datumlij st 145 I Lijst van illustraties 1457 Lijst van kaarten 1460 Lijst van tabellen 1460 Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten 1461 Register
XC'Naar de katastrofe' gaven wij als titel mee aan het eerste hoofdstuk van dit deel, en inderdaad: vergeleken met de situatie welke voordien had bestaan, was zich (en dan vooral in het dichtbevolkte westen des lands) van september '44 af een rampzalige toestand gaan aftekenen. De bezetter had een groot deel van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam en van de daarbij gelegen grote werven vernield, was overgegaan tot het wegslepen van machines en industriële voorraden en had links en rechts vervoermiddelen in beslag genomen waardoor de moeilijkheden welke al uit het uitbreken van de Spoorwegstaking voortvloeiden, waren vergroot. Hij had nieuwe delen des lands onder water gezet als gevolg waarvan misschien wel tweehonderdduizend Nederlanders van huis en hof waren verdreven. Meer dan honderdvijftigduizend mannen en jongens waren als dwangarbeiders aan het werk gezet, hoofdzakelijk in het oosten des lands bij de aanleg van nieuwe stellingen en voor het overige op tal van plaatsen in Duitsland. Benoorden de grote rivieren zat vrijwel de gehele burgerij eind '44 zonder gas en electriciteit en meer dan de helft van de gezinnen had in het geheel geen brandstof ontvangen - wie zijn voorraadje wèl tijdig had kunnen inslaan, bezat nauwelijks genoeg om in de kille herfst één ruimte in de woning behoorlijk te verwarmen en had vermoedelijk in veel gevallen dat voorraadje al opgestookt toen eind december de vorst inviel. Leed men in het gehele land onder de koude, in het westen leed men bovendien onder de honger: als gevolg van de wraak die de bezetter na de Spoorwegstaking nam (van eind september tot begin november waren alle voedseltransporten naar het westen onmogelijk gemaakt) en als gevolg van het inbeslagnemen van de talloze binnenschepen welke de bezetter ging gebruiken voor het transport van geroofde goederen, daalden de rantsoenen van de ca. drie-en-een-half miljoen stadsbewoners in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht tot een peil waarop de dood honderdduizenden leek te bedreigen. Voor het eerst in de bezettingsgeschiedenis was de Nederlandse overheid niet bij machte, de burgerij in het westen des lands datgene te verschaffen wat zij in de eerste plaats nodig had:
talloze geïmproviseerde organisaties zich getroostten, en door de hongertochten welke van de steden in het westen uit werden ondernomen, wel ietwat gelenigd maar niet opgeheven. Daar kwam dan nog de terreur bij die bij sommige gelegenheden door de Wehrmacht en voortdurend door de SD werd uitgeoefend: een terreur die voor elkeen overal zichtbaar was waar illegale werkers, soms ook anderen, aan de openbare weg waren gefusilleerd.
XCWanneer zou het einde van al die verschrikkingen komen?
XCDat was een vraag die de dagelijkse nood dagelijks stelde: aan ondernemers en arbeiders die machteloos de afbraak van hun bedrijf moesten aanschouwen; aan allen wie het gevaar boven het hoofd hing, alsnog bij een razzia te worden gegrepen; aan de spitters die, schamel gekleed en primitief gehuisvest, stellingen voor de gehate vijand moesten opwerpen; aan moeders die met het noodkacheltje moesten worstelen om enig warm voedsel, hoe weinig ook, toe te bereiden en desondanks hun kinderen zagen verkommeren; aan de misschien wel driehonderdvijftigduizend onderduikers (onder hen ca. zestienduizend Joden van wie velen zich allanger dan twee jaar schuilhielden), die voor razzia's extra beducht moesten zijn; aan de illegale werkers ook die, alle moeilijkheden ten spijt, de strijd met de bezetter voortzetten.
XCVan de problemen waaraan zij allen het hoofd moesten bieden, hebben wij in de eerste helft van dit deel een beeld gegeven, daarbij blijvend binnen de grenzen van het bezette gebied. Wat gebeurde daar buiten? Hoe verliep de oorlog? De weinigen die nog een radiotoestel bezaten en dagelijks met gespannen aandacht luisterden naar wat de BBC en Radio Oranje te berichten hadden, en allen die een illegaal nieuwsbulletin in handen kregen, wilden in de eerste plaats weten hoe het er aan de fronten voorstond - misschien waren er daarnaast ook velen die nauwelijks meer de energie opbrachten om zich te interesseren voor wat er buiten de eigen kleine kring geschiedde.
XCIn dit hoofdstuk willen wij het oorlogsverloop schetsen in de herfst vanen de winter vanons daarbij beperkend tot Europa.
'44 '44-'45,
XCWat Italië betreft, is daarbij niet méér op te merken dan dat de
Apennijnen uit door te dringen tot in de Povlakte: bergketen na bergketen werd door de Wehrmacht hardnekkig verdedigd en de Geallieerden bezaten onvoldoende middelen om achter de Duitse linies een grote landing uit te voeren die wellicht het Duitse defensiesysteem aan het wankelen zou hebben gebracht. Over het oorlogsverloop in West-Europa en in Oost-Europa en op de Balkan hebben wij meer te schrijven, zulks ook daarom omdat de opmars van het Rode Leger spanningen deed ontstaan die het bondgenootschap tussen enerzijds de Verenigde Staten en Engeland, anderzijds de SowjetUnie zwaar op de proef stelden. Voordat wij evenwel de operaties aan de fronten te land gaan beschrijven, willen wij stilstaan bij de oorlogshandelingen waarbij Nederland benoorden de grote rivieren oorlogsterrein is geweest.
XCIn deel IQ a hebben wij uitgebreid geschetst, hoeveel moeite het de Geallieerden in de maanden september, oktober en november '44 kostte om de Wehrmacht in Middenen Noord-Limburg terug te dringen tot achter de Maas en in Noord-Brabant achter diezelfde rivier, achter de Bergse Maas (hier behielden de Duitsers even ten oosten van Geertruidenberg een klein bruggehoofd bij het Capelse Veer) en achter het Hollands Diep, en om in de provincie Zeeland, waar Schouwen in Duitse handen bleef, de vaarweg naar Antwerpen te openen. Pas begin december waren al die operaties voltooid. Nadien vormden de grote rivieren een barrière waar de Geallieerden niet overheen kwamen. Het werd eind maart voordat Montgomery's 21St Army Group bij Wesel de Rijn overschreed waarna zijn linkervleugel er snel toe kon overgaan, de Duitsers uit het oosten en noorden van Nederland te verdrijven - in de daaraan voorafgaande periode waren bij de oorlogshandelingen, voorzover deze zich in of boven bezet gebied afspeelden, slechts de wederzijdse luchtstrijdkrachten betrokken; tot die luchtstrijdkrachten rekenen wij aan Duitse kant ook de V-wapens: de V-i'S en de V-2'S.
XCEr werd dan boven bezet gebied in de eerste plaats geopereerd door de jagers, jachtbommenwerpers en raketten afvurende toestellen van de Second Tactical Air Force welke gebruik maakte van vliegvelden in NoordBrabant en de Belgische Kempen. Hun algemene opdracht was, het Duitse vervoer te ontregelen. Telkens wanneer de weersomstandigheden
toelieten, stegen Geallieerde toestellen op om in bezet gebied stations, treinen en vaartuigen te bestoken en om elk vehikel aan te vallen dat zich langs de wegen voortbewoog. Door deze aanvallen kwamen vele honderden, misschien wel enkele duizenden Nederlanders om het leven of raakten zwaar gewond (landelijke cijfers zijn niet bekend) en werden, vooral in de omgeving van stations, veel huizen vernield 1 hoeveel schade aan de Wehrmacht werd berokkend, weten wij niet; wèl, dat het Duitse vervoer met toenemende moeilijkheden te kampen kreeg. Overdag konden de Duitsers tenslotte nauwelijks meer treinen laten lopen en het wegvervoer was dan veelal een hachelijke aangelegenheid. Langs alle grote wegen moesten Nederlandse burgers op gezette afstanden diepe kuilen graven ('mangaten') waarin motorrijders of inzittenden van auto's haastig konden wegkruipen zodra Geallieerde toestellen naderden. Dat naderen werd niet steeds tijdig genoeg opgemerkt, ook al reed bij auto's een uitkijk op het spatbord mee - het was overigens lang niet op elke dag of op elk gedeelte van de dag nodig om op een Geallieerde aanval beducht te zijn. Was er wèl sprake van Geallieerde luchtactiviteit, dan waren de langs de kust en bij de grote rivieren opgestelde waarnemingsposten van de Luftwaffe (vele daarvan waren met radar-apparaten uitgerust) in staat, het achterland te waarschuwen. Die waarschuwingen werden o.m. aan de Ortskommandanten doorgegeven en midden november gelastte Wehrmachtbejehlshaber Christiansen dat dezen er bij elk alarm voor moesten zorgen dat er, zolang het alarm duurde, op de doorgaande wegen rode vlaggen hingen aan bomen ofhekken. Met het aanbrengen en weer verwijderen van die vlaggen werden, schijnt het, in hoofdzaak Duitsers en Landwachters belast - het kan zijn dat plaatselijk ook de Nederlandse politie en Nederlandse burgers werden ingeschakeld. Van inschakeling van burgers was in elk geval sprake in de provincies Noord-Holland en Utrecht; voor die provincies werd namelijk eind oktober of begin november door Christiansen bepaald dat bij de uitvalswegen van alle gemeenten en op alle doorgaande verkeerswegen op afstanden van I kilometer burgers moesten worden opgesteld die, als zij ergens in het luchtruim toestellen zagen (zij konden er daarbij van uitgaan dat dat vrijwel steeds Geallieerde toestellen zouden zijn), met een witte vlag moesten gaan zwaaien. Eind november ging de 'foute' commissaris van de provincie Noord-Holland op inspectietocht - hij constateerde toen, aldus een aanmaning die hij tot alle burgemeesters richtte, dat Christi
XC.\ Enkele bombardementen die in maart '45 in het oosten des lands zijn uitgevoerd, zullen wij in hoofdstuk
ansens bevel in 'verschillende gemeenten ... niet of niet in voldoende mate' was opgevolgd. I Behalve van Noord-Brabant en de Belgische Kempen uit waren boven bezet gebied ook lichte Geallieerde luchtstrijdkrachten actief die hun basis in Engeland hadden. Zij werden vooral gebruikt voor precisiebombardementen. De eerder gememoreerde aanval op het hoofdkwartier van het Duitse Vijftiende Leger bij Dordrecht vond van Engeland uit plaats en wellicht heeft hetzelfde gegolden voor het bombardement van het te Utrecht gevestigde hoofdkwartier van het LXXXVIIIste Armee Korps (bij die gelegenheid werden de gebouwen van het hoofdkwartier verwoest en kwamen acht Duitse militairen om het leven). Van Engeland uit werden verder herhaaldelijk de installaties in Rotterdam en langs de Noordzeekust bestookt waarvan gebruik werd gemaakt door de motortorpedoboten (E-Boote) en één-mans U-Boote van de Kriegsmarine die de Geallieerde scheepvaart bij en op de Westerschelde aanvielen. Voorts werd, opnieuw van Engeland uit, bij één gelegenheid getracht, bureaus van de Einsatzkommandos der SD in puin te leggen: in Amsterdam op zondag 26 november.
XCDe SD had er in de toenmalige Euterpestraat twee schoolgebouwen in gebruik: de middelbare meisjesschool en de daartegenover liggende Christelijke hbs. In het vorige hoofdstuk vermeldden wij al dat op het vernietigen van die gebouwen was aangedrongen door kolonel Koot die, in verband met het feit dat er schoolgebouwen die nog normaal in gebruik waren, dichtbij de Euterpestraat lagen, had bepleit dat de aanval na vier uur des middags of op een zondag zou worden uitgevoerd.
XCKoots verzoek (hij had er in vermeld dat de illegaliteit zich door de SD extra bedreigd voelde) kwam kort voor de z yste oktober in Londen binnen waar het onmiddellijk werd doorgegeven aan prins Bernhard en aan de z.g. Bombardementscommissie der regering die in die tijd bestond uit minister-president Gerbrandyen de ministers van Lidth (oorlog), Furstner (marine) en Michiels van Verduynen (zonder portefeuille) en waaraan kapitein-luitenant ter zee C. Moolenburgh als adviseur was verbonden. De prins stelde zich op het standpunt dat de aanval diende te worden uitgevoerd, maar de commissie, op de z yste bijeenkomend, voelde er niet voor om, zo noteerde van Lidth, 'het Gestapo-hoofdkwar tier dat boze plannen tegen de ondergrondse troepen smeedt', te laten bestoken. 'RAF', zo schreef van Lidth, 'heeft reeds herhaaldelijk gewei
XCI Rondschrijven, 22 november 1944, van A. J. Backer aan alle burgemeesters (Doe
gerd, deze operatie te ondernemen, omdat dit teveel slachtoffers zou kosten in de omgeving van het doel, de trefkans zeer gering is en het doel moeilijk te 'spotten'. Ook bleek niet duidelijk welke dreiging bedoeld wordt' (het kan zijn dat kolonel Koot verwachtte dat de SD extra-terroristisch zou blijven optreden na de aanslag op Oehlschlägel die op 23 oktober had plaatsgevonden). 'Kortom, wij dorsten de verantwoordelijkheid niet aan. Allen waren het daarover eens, behalve Michiels van Verduynen. Ook Moolenburgh raadde het af. Een moeilijke beslissing." Kolonel Koot werd ingelicht en herhaalde zijn verzoek, maar het werd door de Bombardementscommissie op 27 oktober 'andermaal van de hand gewezen. Wij durven de eonsequenties niet aan, niettegenstaande de zware drang die op ons wordt uitgeoefend." Welke factoren er toen toe geleid hebben dat de commissie van haar standpunt terugkwam, weten wij niet (van Lidths dagboek zwijgt er over); de prins bleef aandringen en wij nemen aan dat kolonel Koot en wellicht ook koningin Wilhelmina hetzelfde deden - vast staat dat de RAF de operatie in nadere studie nam, een maquette liet vervaardigen van het betrokken Amsterdamse stadsdeel en de aanval toevertrouwde aan met raketten en boordwapens uitgeruste Typhoon-toestellen. Deze hadden, toen zij op zondag 26 november de operatie uitvoerden, in zoverre succes dat de . Christelijke hbs vrijwel vernietigd en de meisjesschool zwaar beschadigd werd (Lages verplaatste de dienst naar nabijgelegen panden aan de Apollolaan), maar bij de SD vielen slechts vier doden en onder de Amsterdamse burgerij waren er vijf-en-zestig en bovendien veertien zwaargewonden; talrijke huizen in de nabijheid van de twee schoolgebouwen werden door raketten die hun doel misten, geheel of gedeeltelijk verwoest.
XCZware schade leed in de herfst van' 44 ook het centrum van Hengelo (Overijssel). Op dat centrum lieten op 6 oktober tegen het einde van de ochtend zes-en-dertig B-17 bommenwerpers van de Amerikaanse Eighth Air Force onverhoeds (er was niet eens luchtalarm gegeven) hun bommen vallen. Meer dan honderd burgers kwamen om het leven (er vielen vermoedelijk ook veel slachtoffers onder de militairen van een pas in het centrum ingekwartierd Duits bataljon) en vrijwel de gehele binnenstad werd verwoest, mede als gevolg van de branden welke men bij gebrek aan bluswater (alle grote leidingen waren getroffen) niet kon bestrijden. Het bombardement werd daags daarna herhaald; nu vielen onder de burgerij omstreeks twintig slachtoffers en ook werd nieuwe materiële
XCI Van Lidth: 'Dagboek', 25 okt. 1944. 2 A.v., 27 okt. 1944.
schade aangericht. Had de Eighth Air Force machtiging tot deze bombardementen of was hier weer sprake geweest van een vergissing, zoals in oktober '43 het geval was geweest met Enschede en in februari '44 met Enschede, Arnhem en Nijmegen - vergissingen die bij elkaar aan meer dan duizend Nederlanders het leven hadden gekost? Na het gebeurde in februari '44 was als gevolg van een scherp protest van de Nederlandse regering aan de Eighth Air Force opgedragen, bij de navigatie zoveel nauwkeurigheid te betrachten dat Nederlandse steden niet opnieuw bij vergissing zouden worden gebombardeerd - wij kunnen ons, mede gelet op de latere discussies in de Bombardementscommissie naar aanleiding van de voorgestelde aanval op de SD-bureaus in Amsterdam, niet voorstellen dat de commissie met het bombardement van het Hengelo'se stadscentrum accoord is gegaan. Inderdaad is ook hier sprake geweest van een navigatiefout' : de betrokken Amerikaanse eskaders meenden dat zij zich boven een Duitse stad in het grensgebied bevonden. Protesten van Nederlandse zijde bleven achterwege - waarom, is ons niet bekend." Tot dergelijke protesten kwam het wèl, toen de Britse Royal Air Foree bijna vijf maanden later, op 3 maart '45, een groot deel van het Haagse Bezuidenhoutkwartier en van het Korte Voorhout en omgeving in vlammen deed opgaan - een aanval die samenhing met de Britse pogingen om het lanceren van V-wapens tegen te gaan. Over die pogingen eerst iets meer.
XCVan goed gecamoufleerde 'skischansjes' bij het Nauw van Calais af werden op 13 juni '44, precies een week dus na D-Day, de eerste V-i'S naar Londen gedirigeerd - tot 5 september, toen de speciale eenheden aan welke het lanceren van de V-i'S was toevertrouwd, uit de streek bij het Nauw van Calais werden teruggetrokken (zij bereikten Nederland benoorden de grote rivieren via Zeeland), waren in totaal negenduizend V-i'S op Londen afgezonden. Nadien was de afstand naar de Britse hoofdstad voor de V-i'S voorlopig te groet' - niet voor de V-2'S. Integendeel: al in '43 had de Duitse militaire leiding bepaald dat als die V-2 's eenmaal in serieproductie waren genomen, het lanceren zou plaatsvinden op punten bij de Nederlandse kust. De eerste van die punten waren in '43 vastgesteld, en wel bij Wassenaar en op Walcheren. Bij Wassenaar verhieven zich op 8 september de eerste twee V-2 's in de lucht, op Walcheren werden er enkele dagen later zes gelanceerd, maar die tweede locatie werd in verband met het afsnijdingsgevaar en de moeilijke bereikbaarheid verlaten en V-2 's werden nadien slechts van boven de grote rivieren gelanceerd.
XCOok het lanceren van V-i'S werd voortgezet.' De meeste kregen Antwerpen of Luik als doelwit. Op beide steden werden ook talrijke V-2 's gericht, meer nog dan op Londen. Naar de Britse hoofdstad werden in totaal vanuit het gebied achter de Zuidhollandse kust 1027 V-2's gelanceerd; daarvan mislukten 79 bij of kort na de start, vielen er 43 I in zee of buiten Londen op het platteland en kwamen 517 in Londen terecht." Er kwamen in Engeland door de V-2'S bijna acht-en-twintig77
I Begin '45 kreeg Duitsland de beschikking over die, van Nederland uit, Zuid-Engeland wèl konden bereiken; daarvan werden er in de maand maart een kleine 300 gelanceerd van welke evenwel ca. 200 in de Noordzee neerstortten. 2 Een deel van onze gegevens over het lanceren van de V-wapens van september '44 af ontlenen wij aan een artikel van]. van Vliet in het nummer van juli-augustus '75 van het 3 Het z.g. van de Britse gaf via Ahwe/7Y-agenten die zich bereid hadden verklaard, voor Engeland te werken, systernatisch de punten van neerkomst der 's verkeerd door, . zodat bereikt werd dat een groot deel van de gelanceerde 's op een verkeerde afstand werd ingesteld.
honderd personen om het leven, meer dan vijf-en-zestighonderd raakten zwaar gewond. De provincie Antwerpen werd door I 712 V-2'S getroffen van welke er bijna 600 in de stad en het havengebied neerkwamen. Daarnaast wisten ruim 4200 V-i'S de provincie Antwerpen te bereiken - veruit de meeste daarvan werden door het Geallieerde luchtafweergeschut en de Geallieerde jagers neergehaald maar bijna 600 ploften in het doelgebied neer. Onder de burgerij in de provincie Antwerpen vielen als gevolg van de inzet van de V-wapens bijna vierduizend doden en meer dan zesduizend personen raakten er zwaar gewond, aan de zijde der Geallieerde militairen waren er ruim zevenhonderd doden en bijna twaalfhonderd zwaargewonden. De provincie Luik werd in totaal door ruim 2200 V-wapens getroffen, waarvan er 960 in de stad neerkwamen; hier vielen ruim dertienhonderd doden en werden bijna twee-en-twintighonderd personen zwaar gewond. De afweer van de V-i'S (tegen de uit de stratosfeer neerstortende V-2'S was geen verdediging mogelijk) vergde sterke krachten aan Geallieerde zijde: alleen al in de provincie Antwerpen waren bij het afweersysteem (het maakte gebruik van versperringsballonnen, jagers en luchtafweergeschut) twee-en-twintigduizend militairen betrokken.
XCWij vermelden deze cijfers mede teneinde te onderstrepen dat de V-wapens en hun afweer in de laatste oorlogswinter een gewichtig aspect van de oorlogvoering zijn geweest. Inderdaad, in deel 10 a wezen wij er al op dat de wens van de Britse regering om het lanceren van die wapens van het Nederlandse kustgebied uit onmogelijk te maken een belangrijke factor is geweest bij Montgomery's besluit tot'Market-Garden': de poging om dwars over de grote rivieren het Ijsselmeer te bereiken en daarmee alle spoorwegverbindingen tussen Duitsland en West-Nederland af te snijden. Die poging mislukte en dat betekende dat het treintransport van de V-2'S (de V-i'S werden met vrachtauto's vervoerd) naar het westen des lands kon worden voortgezet. Die transporten vonden steeds des nachts plaats. De V-2's werden dan in het duister uitgeladen, in de regel op een nevenstation te Leiden, op speciale trucks-met-oplegger geplaatst en, nog steeds in het duister, naar de omgeving van Wassenaar gereden waar zij gecamoufleerd werden opgeslagen. 'De allereerste dagen was', schrijft J. F. A. Boer in zijn 'Raketten over Den Haag",
XC'de aanvoer zeer regelmatig doch reeds na korte tij d liepen de treinen met vertraging in de ochtendschemering binnen, zodat de Duitsers tot het invallen
I Opgenomen in het jaarboekje T949.
van de duisternis moesten wachten alvorens te kunnen lossen. De wagons werden dan op een spoorlijn direct naast het grote Academische Ziekenhuis neergezet, waardoor dit ernstig gevaar liep, bij eventuele Engelse luchtaanvallen te worden geraakt."
XCOp de lanceerplaatsen nam het opstellen en afvuren van een V-2 ongeveer anderhalf uur in beslag: de raket werd verticaal geplaatst op een betonnen platform en vervolgens werden de tanks gevuld, o.m. met vloeibare zuurstof. Die zuurstof kwam uit Duitsland in Den Haag aan op het station Staatsspoor en werd daar in speciale tankauto's gepompt, 'de kleine auto's met de typische verschijnselen van ijsvorming op de tanks, snelden', aldus Boer, 'maandenlang door de Haagse straten."
XCVoor de V-2'S werd gebruik gemaakt van lanceerplaatsen bij Bloemendaal, in Wassenaar, op het tussen Den Haag en Wassenaar bewesten de Benoordenhoutseweg gelegen landgoed 'Duindigt' (dat landgoed was ook het hoofdkwartier van de met het lanceren van de V-2'S belaste eenheden), in de Scheveningse Bosjes, op het landgoed 'Ockenburg' (tussen Den Haag en Loosduinen) en bij Hoek van Holland; van midden november af werden evenwel ook V-2'S gelanceerd van Overijssel uit', waar een lanceerplaats kwam bij Hellendoorn welke na enige tijd werd verplaatst naar de omgeving van Dalfsen.'
XCVan de lanceerplaatsen der V-I'S hebben wij geen volledig overzicht. Voor die V-I'S waren geen betonnen platforms nodig doch slechts de 'skischansjes' en deze konden vrij gemakkelijk worden verplaatst. Er zijn in elk geval V-I'S gelanceerd vanuit Zuid-Friesland, het Gooi, de Veluwe en Overijssel - in laatstgenoemde provincie waren verscheidene punten waar zich korte of lange tijd 'skischansjes' bevonden.
XCDe onmiddellijke omgeving van alle lanceerplaatsen van V-wapens werd door de bezetter steeds tot Sperrgebiet verklaard en de Duitse controle was daar bijzonder streng, maar het spreekt vanzelf dat de militaire activiteit in verband met de V-wapens (het transport, de lanceerplaatsen, de frequentie van de lanceringen) niet voor de spionage
, A.v., p. 8. 2 A.v., p. 13. 3 De voor Antwerpen bestemde raketten werden in Overijssel gelanceerd, maar er waren met Antwerpen als doelook twee lanceerplaatsen in Westfalen. 4 Wij vermeldden dat van de 1027 achter de Zuidhollandse kust gelanceerde 79 bij ofkort na de start mislukten; hadden die het platform verlaten, dan kon zulk een mislukking betekenen dat de raket in of dichtbij een woonwijk neerstortte. Op Nieuwjaarsdag vergde de ontploffing van een in Den Haag bijna veertig doden - enkele tientallen doden vielen er ook in Overijssel.
groepen verborgen bleef. Er ging, totdat het lanceren van de V-wapens eind maart werd gestaakt', een stroom van gegevens naar Eindhoven en Londen. Die gegevens leidden er toe dat de Knokploegen en de groepen van de RVV opdracht kregen, fabrieken voor het vervaardigen van vloeibare zuurstof uit te schakelen (die fabrieken bleken, toen men ze had gelocaliseerd, niet meer in werking te zijn) en dat door de Second Tactical Air Force en door de lichte luchtstrijdkrachten van Engeland uit herhaaldelijk aanvallen werden uitgevoerd op de lanceerplaatsen, op de door de V-eenheden bezette gebouwen en vooralook op de stations te Leiden en op de spoorbruggen in de omgeving van die stad (er werd daar aanzienlijke schade aangericht en vele tientallen burgers kwamen om het leven). 'Deze aanvallen werden', aldus J. F. A. Boer,
XC'met grote hardnekkigheid voortgezet, ook toen al lang gebleken was dat het resultaat vrijwel nihil bleef. Vergelijkt men nauwkeurige lijsten van de luchtaanvallen met de statistische overzichten van de gelanceerde raketten, dan blijkt dat de Geallieerde reactie nauwelijks enig effect had op de Duitse actie" ~
XCja, dat is een conclusie achteraf en wij zijn geneigd te betwijfelen of Boers opmerking, dat 'toen allang gebleken was, dat het resultaat vrijwel nihil bleef', juist is. Dat is slechts vast te stellen indien men weet hoeveel V-2'S de Duitsers u/ilden afschieten en hoeveel zij tijdig naar de lanceerplaatsen in Zuid-Holland konden transporteren en te dien aanzien zijn geen gegevens beschikbaar. Hoe dat zij, wij achten het, gezien de aantallen slachtoffers die in Engeland vielen, begrijpelijk dat men van daaruit heeft getracht, het lanceren van de V-2'S in Zuid-Holland te voorkomen, ook al besefte men dat de aanvallen op de stations te Leiden en op de spoorbruggen bij die stad Nederlandse levens zouden vergen en schade zouden toebrengen aan Nederlandse eigendommen.
XCDoelen nu van het in het kader van deze tegenaanvallen op 3 maart '45 uitgevoerde bombardement op Den Haag waren het station Staatsspoor, het landgoed 'Duindigt', de westelijke strook van het Haagse Bos waar veelvuldig raketten waren opgeslagen, en de Benoordenhoutseweg en omgeving, deel van de z.g. Festung-Scheveningen waaruit alle burgers waren geëvacueerd: op zichzelf legitieme doelen, menen wij, maar het
XC1 Field Marshal Montgomery was toen in het Rijnland over de Rijn gekomen en het was duidelijk dat de Wehrmacht zich in Oost-Nederland niet kon handhaven. Alle V-installaties werden zo goed mogelijk vernield en de speciale V-eenheden, die over voldoende vervoermiddelen beschikten, konden nog net op tijd Nederland verlaten. 2 J. F. A. Boer in Die Haghe, 1949, p. 2I.
Air Ministry had zich op het standpunt gesteld dat het beter was, ze niet aan te vallen; ten oosten van het Haagse Bos lag namelijk het dichtbevolkte Bezuidenhoutkwartier en er werd gevreesd dat bij een aanval op een deel van het Haagse Bos en op het station Staatsspoor óók het Bezuidenhoutkwartier getroffen zou worden. Dat was mede het standpunt van de Bombardementscommissie van de regering. Moolenburgh, de adviseur van de commissie, vertelde ons in '58 dat het besluit om het station Staatsspoor, 'Duindigt', de westelijke strook van het Haagse Bos en de Benoordenhoutseweg met omgeving tàch aan te vallen, op eigen gezag is genomen door de Britse bevelhebber van de Second Tactical Air Force, aan wie door één of meer Britse Lagerhuisleden was gevraagd waarom hij de V-2-bases bij Den Haag nog niet had uitgeschakeld - dat kan verklaren waarom het bombardement plaatsvond, niet evenwel waarom het grotendeels zijn doelen miste. Dat laatste nu is gevolg geweest van het feit dat aan de instructie van de bemanningen van de 56 Mitchell bommenwerpers welke het bombardement moesten uitvoeren, veel heeft ontbroken - het verschil tussen het Benoordenen het Bezuidenhoutkwartier werd namelijk niet duidelijk onderstreept en er werden verkeerde coördinaten opgegeven.
XCToen het bombardement op 3 maart om acht uur 's morgens plaatsvond, werden het station Staatsspoor en 'Duindigt' volgens plan getroffen, maar tot ontzetting van de bewoners kwam van de overige bommen een groot gedeelte in het Bezuidenhoutkwartier terecht en de rest op het Korte Voorhout en omgeving. Vij fhonderdelf burgers verloren het leven, driehonderdvier-en-veertig raakten zwaar gewond. Op tal van plaatsen veroorzaakten de bommen branden die aangewakkerd werden door een krachtige noordenwind - de Haagse brandweer was niet in de verste verte bij machte, die branden effectief te bestrijden: zoals in hoofdstuk 2 vermeld, was bij de Wehrmacht-razzia die in november in Den Haag had plaatsgevonden, twee-derde van het beroepspersoneel weggevoerd. De brandweer kon dus slechts met een deel van het beschikbare materieel uitrukken - er werd, aangezien de branden straat na straat aantastten, onmiddellijk hulp gevraagd aan de brandweerkorpsen van alle Zuidhollandse gemeenten en ook aan die van Amsterdam, Haarlem, Zaandam en Wormerveer. Wegens gebrek aan benzine kon de Amsterdamse brandweer geen hulp bieden, de korpsen in Haarlem, Zaandam en W ormerveer hadden nog een kleine hoeveelheid brandstof en snelden de Haagse collega's te hulp (daarbij werden de Haarlemse brandweerwagens, alsook die uit Gouda, op de rit naar Den Haag aangevallen door Geallieerde vliegtuigen). Met man en macht werd het blussingswerk in
de getroffen stad ter hand genomen, maar's avonds raakte de benzine op die nodig was voor de pompen welke (het waterleidingnet was op tal van plaatsen getroffen) aangewezen waren op open water en op water uit de stadsriolering. De bezetter weigerde, extra benzine ter beschikking te stellen - dat deed toen wèl een van de aardoliemaatschappijen die een kleine voorraad had achtergehouden, maar om half drie in de nacht van 3 op 4 maart was de laatste benzine verbruikt, zodat het bluswerk, dat niet zonder ongelukken was verlopen (vijf brandweerlieden waren gedood doordat zij onder een neerstortende muur waren bedolven, tien doordat een V-2 in hun nabijheid was neergekomen), moest worden gestaakt. De wind was toen evenwel gedraaid en het gevolg was dat de branden doodliepen op het gebied dat zij op 3 maart hadden verwoest.
XCDe materiële schade was zeer aanzienlijk: een groot deel van het Bezuidenhoutkwartier was een rokende ruïne geworden; daar en in de omgeving van het Korte Voorhout waren meer dan drieduizend woningen volledig verwoest en hadden er enkele honderden zware schade opgelopen. Aan en bij het Korte Voorhout waren voorts historisch en architectonisch waardevolle panden verloren gegaan: het Gerechtshof, de provinciale griffie, de Princesse-schouwburg, hotel Paulez, het Franse gezantschapsgebouwen de oude Geschutgieterij waarin de Hogere Krijgsschool en het Krijgshistorisch Archief waren gevestigd. In veel van die gebouwen gingen belangrijke collecties stukken verloren.
XCAls gevolg van het bombardement werden ruim tienduizend personen dakloos. Velen hunner waren al hun bezittingen kwijtgeraakt: door de explosies, door de branden, soms ook door het werk van plunderaars.' De bevolking in de bollenstreek en Zaanse fabrikanten boden onmiddellijk hulp: kleding, huisraad en levensmiddelen werden met veel moeite naar Den Haag getransporteerd en daar en in de omliggende gemeenten welke evacué's hadden opgenomen, uitgedeeld. Het Interkerkelijk Bureau liet in Den Haag in alle kerken geld en goederen inzamelen en stelde bovendien allen die hun woning waren kwijtgeraakt, drie weken lang in de gelegenheid, dagelijks een portie warm eten te halen bij een van de IKB-uitdeelposten. Die voedselhulp kon beëindigd worden toen ten behoeve van de meer dan tienduizend personen die een nieuwadres hadden gekregen, nieuwe distributiebescheiden waren uit
I Sommigen van die plunderaars werden door bewoners van de getroffen wijken gegrepen en doodgeslagen, anderen door de Nederlandse politie doodgeschoten - Munt, de Haagse SD-chef, liet er, gelijk in hoofdstuk 5 vermeld, elf doodschieten in het kader van de represailles wegens de z.g. aanslag op Rauter.
gereikt; men kon die onder opgave van zijn oorspronkelijk adres afhalen bij de distributiediensten van Den Haag of van een van de omliggende gemeenten achteraf bleek bij controle dat zich enkele duizenden gevallen hadden voorgedaan waarbij ten behoeve van bepaalde bombardementsslachtoffers distributiebescheiden bij meer dan één dienst waren afgehaald, ca. vijf-en-twintighonderd van die gevallen werden achterhaald.
XC'Mensen die het bombardement van Den Haag meemaakten, vertelden ons', zo schreef Het Parool tien dagen na het bombardement,
XC'hoe 'goede' Nederlanders, in felle woede ontstoken, verwensingen uitstortten over de hoofden der Geallieerde piloten, wier toestellen, dood en verderf zaaiend, over de stad zwermden. Het is inderdaad om dol te worden als men ziet dat de bommen niet op de Vesting worden geworpen, van waaruit iedere dag weer V-2-projectielen worden afgeschoten, doch voor het merendeel terechtkomen op de wijken waar Nederlanders, waar bondgenoten der Geallieerden wonen.'!
XCOok De Waarheid? sprak afkeuring uit over 'deze aanval, die door eisen der oorlogvoering nooit gerechtvaardigd kan worden Bondgenoten, komt liever spoedig met tanks!'?
XCWerd dat ook in Den Haag zo gevoeld? Misschien door velen wel, maar door anderen niet: zo groot was het vertrouwen in de Britse bondgenoot dat er spoedig werd rondverteld dat de Geallieerde luchtmacht alle reden had gehad om het Bezuidenhoutkwartier en het Korte Voorhout te teisteren; sommigen beweerden dat het Bezuidenhoutkwartier alleen maar was verwoest om dekkingsmogelijkheden te verschaffen aan Geallieerde parachutisten die daar zouden lauden, anderen dat de Wehrmacht onder een aantal panden aan het Korte Voorhout grote voorraden wapens, munitie en benzine had verborgen. 'Onmiddellijk na de ramp deden', schrijft de Haagse journalist J. G. Raatgever jr.,
XC'de wildste geruchten de ronde: de invasie in Nederland zou begonnen zijn, de
XC1 Het Parool, 89 (13 maart 1945), p. 1-2. 2 De Waarheid, 16 maart 1945, p. 5. 3 In Vrij Nederland daarentegen gaf van Randwijk een (niet geheel reële) opsomming van militaire doelen welke waren of zouden zijn getroffen en voegde daaraan toe: 'Wij zeggen niet dat er met de opsomming van deze resultaten voldoende grond is gegeven aan het dakloos maken van dertigduizend mensen' (in werkelijkheid: ruim tienduizend) 'en de dood van honderden Nederlandse burgers. Maar het staat niet aan ons, te beoordelen welke militaire doelen onze bondgenoten nog meer op het oog hadden.'(Vrij Nederland, V, 17 (15 maart 1945), p.
Engelsen waren op verschillende punten aan onze kust geland, Alkmaar was reeds in hun bezit, de toegangen naar de Afsluitdijk bezet, ja sommige fantasten hoorden reeds kanongebulder uit de richting van Haarlem."
XCOngeveer een week na het gebeuren kon de regering zich aan de hand van luchtfoto's en van bij het Bureau Inlichtingen binnengekomen berichten een denkbeeld vormen van de uitwerking van het bombardement van 3 maart; van Kleffens, minister van buitenlandse zaken, schreef op de rade in zijn dagboek over
XC'hoogst droevige en ergerlijke gegevens ... Van het Korte Voorhout is blijkbaar niets over en ook het Bezuidenhoutkwartier is zwaar getroffen. 's Middags hebben Michiels en ik nogmaals de aandacht van Eden gevestigd op de schandalige lichtzinnigheid waarmee dat onverantwoordelijk vandalisme is gepleegd. Hij beloofde de zaak nog hedenavond aan de hand van onze gegevens in het War Cabinet ter sprake te zullen brengen' 2
XCdaar werd besloten dat het Air Ministryeen onderzoek zou instellen.'
XCBijna vier maanden later, beginjuli, werd aan de Nederlandse regering meegedeeld dat bij de instructie voor het bombardement onjuiste coördinaten waren opgegeven en dat de voor dat feit verantwoordelijke officier was gestraft.
XCDe inzet van de V-wapens, in welk verband Nederland benoorden de grote rivieren speciale betekenis had, onderstreepte dat Hitler vastbesloten was de oorlog voort te zetten. Hij had in de zomer van' 44 in Frankrijk en België alsmede aan het Oostelijk front (daar had het Rode Leger al bruggehoofden kunnen vormen over de Weiehsel) zeer zware verliezen geleden, moest in de herfst de Balkan prijsgeven (daarover straks meer)
XC, J. G. Raatgever jr.: Van Dolle Dinsdag tot de beurijding. p. 135. 2 Van Kleffens: 'Dagboek', 14 maart 1945. 3 Tevens werden bij een dropping in Zuid-Holland enkele containers afgeworpen met verbandmiddelen, medische instrumenten en medicijnen, waaronder penicilline op ijs. Voor het gebruik van die penicilline bleken telegrafische aanwijzingen nodig te zijn het middel was in Nederland nog onbekend.
en verloor toen bovendien de laatste grote eenheid van de Kriegsmarine, het slagschip 'Tirpitz", maar al die slagen beroofden hem niet van zijn vermogen, een hardnekkige verdediging vol te houden. De versterking van het leger beschouwde hij als zijn eerste taak. In augustus werd de mobilisatieleeftijd van zeventien-en-een-half tot zestien jaar verlaagd, uit het bedrijfsleven werden mannen enjongens versneld naar het Duitse leger overgebracht"; aan dat leger werden voorts talrijke militairen van de Kriegsmarine en van de Luftwaffe toegevoegd en met al die middelen slaagde het Oberkommando der Wehrmacht er in om van begin september tot midden december nieuwe legereenheden te vormen tot een totale sterkte van ongeveer 40 divisies. De oorlogsproductie bereikte in de loop van '44 haar maximum: er werd in dat jaar bijna een kwart meer wapens vervaardigd dan in '43 wel ging zich toen in de herfst een daling aftekenen, maar ten aanzien van bepaalde kategorieën wapens (vliegtuigen en tanks bijvoorbeeld) was de Duitse productie eind '44 nog steeds belangrijk hoger dan eind '43. Een gevaarlijke crisis op het gebied van de voorziening met motorbrandstof werd bezworen. In de zomer verloor Duitsland de Roemeense aardolievelden en er werd voorts in die periode door de Britse en de Amerikaanse zware bommenwerpers zoveel schade toegebracht aan de Duitse installaties voor synthetische benzine dat het er in september naar uitzag dat aan de mobiliteit van de Duitse strijdkrachten spoedig de doodsteek zou worden toegebracht. Het geconcentreerde luchtoffensief werd evenwel niet voortgezet en de Duitsers wisten de productie van motorbrandstofweer omhoog te krijgen. Zeker, van Engeland uit bleven Bomber Command van de RAF en de Amerikaanse Eighth Air Force zware schade toebrengen o.m. aan het Duitse verkeerswezen (van Zuid-Italië uit deed de Amerikaanse Twelfth Air Force hetzelfde) maar die schade was door de spreiding van doelen welke werd nagestreefd', niet beslissend, zij het dat zich in Duitsland tegen het eindeAmerikaanse Eighth Air Force liet in september 19 alo van zijn bommen vallen op aardolie-doelen, in oktober I2 %, in november 40
1 Het schip werd op 12 november '44 door Britse bommenwerpers in een Noorse fjord tot zinken gebracht, waarbij omstreeks duizend opvarenden verdronken. 2 Po gingen om de plaatsen van de mannen in het bedrijfsleven te laten innemen door vrouwen en meisjes mislukten; met deze vorm van mobilisatie van arbeidskrachten die in Engeland en de Sowjet-Unie met succes was toegepast, begon Duitsland, waar Hitler zich er tot in '44 tegen had verzet, te laat. 3 liet in september 7 % van zijn bommen vallen op aardolie-doelen, in oktober 5 %, in november 25 % (voor de aanvallen op stadscentra, welke over het algemeen maar weinig schade toebrachten aan de Duitse oorlogsproductie, waren die cijfers: 28%,16%,10%); de
van het jaar zowel op de transportsector' als op die van de productie van steenkool en staal de eerste grote moeilijkheden gingen voordoen." Die moeilijkheden hadden evenwel geen onmiddellijk effect: elke wapenfabriek beschikte over grote hoeveelheden grond- en hulpstoffen en het mocht dan waar zijn dat de daling van de steenkool- en staalproductie welke zich in het laatste kwartaal van '44 ging aftekenen, betekende dat de Duitse wapenproductie in de loop van het eerste kwartaal van '45 óók zou gaan dalen, omstreeks de jaarswisseling was bij de Duitse strijdkrachten bepaald nog geen sprake van een tekort aan wapens.'
XCHoe die strijdkrachten te gebruiken?
XCHitler besefte dat hij geen schijn van kans meer had, de oorlog te winnen - de enige hoop die hem restte was dat zich te eniger tijd zulk een mate van verdeeldheid zou gaan voordoen tussen de Sowjet-Unie enerzijds en de Verenigde Staten en Engeland anderzijds dat hij zich met zijn regime op de een of andere wijze (hoe, was niet te voorzien) zou kunnen handhaven. Zijn strategie was er op gericht, tijd te winnen; ze was defensief. Wel te verstaan: een strategisch defensief sluit offensieve operaties niet uit. Het komt in een oorlog aan op het breken van de wil tot volhouden bij de tegenstander. Dat hem dat bij de Sowjet-Unie zou gelukken, achtte Hitler uitgesloten, maar wat de Verenigde Staten en Engeland betrof, hield hij het voor. mogelijk dat zich, als hij hun strijdkrachten in West-Europa een zware nederlaag zou toebrengen, bijernstige problemen zou hebben gesteld, maar boten van dat nieuwe type waren nog niet in gebruik genomen toen Duitsland
, In '43 konden de Duitse spoorwegen gemiddeld per dag 139000 goederenwagons laten rijden, in januari '45 nog maar 70000. 2 In het Ruhrgebied daalde de steen koolproductie van 32 mln ton in het eerste kwartaal van '44 tot r8 mln ton in het laatste (cijfers voor heel Duitsland: 71 mln ton, resp. 45 mln ton) en doordat er minder steenkool was, kon er ook minder staal worden geproduceerd: in het Ruhrgebied daalde de productie van 3,4 mln ton in het eerste kwartaal van '44 tot 1,5 mln ton in het laatste (cijfers voor heel Duitsland: 9,2 mln ton, resp. 3,9 mln ton). 3 In sommige opzichten waren de Duitse wapens ook nog steeds kwalitatiefbeter dan de Geallieerde; dat gold met name voor de Duitse tanks. De kreeg bovendien in de loop van de zomer van '44 de beschikking over straaljagers, welker snelheid: ca. 1000 km per uur, veel groter was dan die van de Geallieerde toestellen die met propeller motoren vlogen. Ruim 500 van die straaljagers werden vóór het einde van '44 aan de overgedragen maar hoeveel van die toestellen operationeel zijn ingezet, is " niet bekend. Waar het tot die inzet kwam, bleek hij niet effectief te zijn in de mate die Hitler had verwacht: de afweerwapens van de Geallieerde eskaders waren te sterk. Wij vermelden in dit verband dat Duitsland voor de strijd ter zee een nieuw type had ontwikkeld dat met zijn grotere snelheid de Geallieerde afweer voor
de publieke opinie een grote moedeloosheid zou gaan voordoen welke wellicht een belangrijk effect zou hebben op het beleid der regeringen. In de eerste helft van augustus ging Hitler rekening houden met de mogelijkheid dat de Wehrmacht, in Normandië verslagen, Frankrijk en België zou moeten ontruimen en dat hij de frontsituatie pas bij de Westwall zou kunnen stabiliseren. In de tweede helft van augustus besloot hij in beginsel om in dat geval sterke krachten te concentreren in het gebied van de Eifel; zij moesten bij verrassing een offensief inzetten teneinde dwars door de Ardennen bij de Maas te komen, die rivier ·te overschrijden, door te stoten naar Antwerpen om vervolgens in eerste instantie alle Geallieerde eenheden uit te schakelen welke (zie kaart III op pag. 784) door de 'wig' Ardennen-Antwerpen van hun bases zouden worden afgesneden. Enkele weken later liet Hitler de resten van een aantal SS-Panzey-divisies naar militaire kampementen in Westfalen en Hannover overbrengen waar zij op sterkte gebracht en, voorzover nodig, nieuw uitgerust werden - zij zouden toegevoegd worden aan het Vijfde Paneer en het Zesde SS-Panzer-Ieger die samen met het uit infanteriedivisies bestaande Zevende Leger de doorstoot naar Antwerpen moesten uitvoeren. Meer nog. Hitlers plan hield óók in dat, als het offensief door de Ardennen eenmaal belangrijke vorderingen had gemaakt, van ZuidDuitsland uit getracht zou worden, de gehele Elzas te heroveren en dat van bezet Nederland, nl. van het Land van Altena uit, een stoot zou worden ondernomen ook al in de richting van Antwerpen.
XCDeze gehele actie werd in diep geheim op touw gezet. 1 Alle voorbereidingen hield Hitler in eigen hand. Door de op hem gepleegde aanslag (20 juli '44) was zijn wantrouwen jegens de traditionele generaals zo versterkt dat hij de planning voor het Ardennen-offensief toevertrouwde aan zijn naaste medewerkers van het Oberkommando dey Wehrmacht. Buiten hun kleine kring werd vrijwel niemand ingelicht. Tot de enkelen die wèl informatie kregen, behoorden von Rundstedt, de Oberbefehlshaber West, en Model, de Oberbefehlshaber van de Heeresgruppe B, waarbij de legers zouden worden ingedeeld welke de stoot door de Ardennen zouden moeten uitvoeren. Von Rundstedts en Models stafchefs werden eind
XC1 In de verwachting dat in eerste instantie Zuid-Nederland en een deel van België opnieuw zouden worden bezet, kregen de Duitse troepen nieuwe instructies voor hun gedrag jegens de burgerbevolking; grondslag was daarbij dat geen enkel persoonlijk verkeer was toegestaan tussen die troepen en leden van de burgerij. 'Ill behordlichem Verkehr dey Besalzungsmachl ist', zo heette het verder in een door het Oberleonnnaudo dey WehYl1l.achlsamengesteld "Merleblatt' (exemplaar in HSSuPF, 10 c), 'den Landesein iuolmern gegel/über Slrellg, gerecht und mit eindeutiger Bestimmtheit
oktober naar Hitlers hoofdkwartier in Oost-Pruisen ontboden en keerden vandaar met kopieën van Hitlers plan terug. Von Rundstedt hield dat plan voor onuitvoerbaar, Modelook: beiden waren van mening dat vooral door de Geallieerde superioriteit in de lucht Antwerpen een veel te ambitieus doel was - zij stelden voor, met het Vijfde en Zesde Leger grote delen van de twee bij Aken opererende Amerikaanse legers (het Eerste en het Negende) uit te schakelen en Aken te heroveren. Maar dan kon Hitler zijn in wezen politieke doel niet bereiken! Hij hield aan zijn oorspronkelijke opzet vast - op de kopie van het definitieve aanvalsplan die von Rundstedt ontving, stond in Hitlers handschrift te lezen dat er geen enkele wijziging in mocht worden aangebracht.
XCBegin november werd begonnen met de verplaatsing van de SS divisies uit Westfalen en Hannover naar de Eifel. Hitiers bevel hield in dat alle voorbereidingen op 27 november moesten zijn voltooid. Dat bleek onmogelijk, o.m. doordat meer tijd nodig was voor het opbouwen van voorraden motorbrandstof. Die had men pas op 10 december bijeen, goeddeels beoosten de Rijn overigens. Diezelfde dag betrok Hitler het geheime hoofdkwartier in Bad Nauheim (niet ver van Frankfort aan de Main), van waaruit hij in mei en juni '40 de Duitse veldtocht in WestEuropa had geleid. Nog moest hij enkele dagen zijn ongeduld bedwingen, maar op de I yde kon het definitieve bevel uitgaan dat de twee Panzer-legers mèt de andere eenheden (zeven tank- en dertien infanteriedivisies zouden in eerste instantie in de strijd geworpen worden) op de rode om half zes 's morgens tot het offensief moesten overgaan. Daarbij zouden, gelijk in hoofdstuk S vermeld, ca. drieduizend uit de Waffen-SS en de Wehrmacht bijeengeschraapte militairen die Amerikaans spraken (of wat daarvoor doorging) zoveel mogelijk gestoken zijn in Amerikaanse uniformen; die SS'ers zouden ook Amerikaanse zakboekjes bij zich hebben - meer dan tweeduizend van die uniformen en zakboekjes hadden de Duitsers zich begin november eenvoudig toegeëigend uit een depot van het Rode Kruis dat in Pommeren was gelegen. De bedoeling was dat uit die militairen ca. veertig Kommandos zouden worden gevormd (groepjes van vier man van wie op zijn minst één perfect Amerikaans zou spreken) die in jeeps achter het Geallieerde front zouden gaan rondrijden om er, route-aanduidingen verplaatsend en valse orders doorgevend, een maximum aan verwarring te scheppen en dat, als eenmaal bressen in het Amerikaanse front waren geslagen, de hoofdmacht van die militairen, gegroepeerd in een tankbrigade (Panzerbrigade 150) voorwaarts zou stormen om tussen Namen en Luik bij verrassing de Maasbruggen te veroveren.
~Den Haag Brussel~ Eifel \ t? i ) 1.._., III. Het Ardennen-offensief Rode lijn: de Geallieerde linies op 15 december 1944 HitIers plan was om, als met het hoofdoffensief in de richting van Brussel en Antwerpen goede vorderingen werden gemaakt, via Noord-Brabant een neven offensief in te zetten in de richting van Antwerpen. Rode stippellijn: de Geallieerde linie in de Ardennen op 26 december 1944 verder kwamen
van de eerste, uiterlijk de tweede dag in Duitse handen zouden zijn. Ook Duitse parachutisten zouden weer worden ingezet: ca. achthonderd; ze zouden worden gedropt bij Malmédy.
XCDe Geallieerden werden door het offensief volledig verrast.
XCOp 7 december, negen dagen voor het werd ingezet, had Eisenhower in Maastricht overlegd met de bevelhebbers van twee van de drie onder hem dienende Army Groups: de Brit Montgomery, de Amerikaan Bradley. Montgomery had er, zoals hij in september al had gedaan, op aangedrongen dat maar aan één frontsector aanvallend zou worden opgetreden: de zijne (hij wilde in het Rijnland over de Rijn komen en dan benoorden het Ruhrgebied oostwaarts oprukken) en Eisenhower had niet verder willen gaan dan toe te zeggen dat Montgomery begin '45 tot de aanval zou mogen overgaan maar er zouden verder zuidelijk óók offensieven worden ingezet door de Amerikanen. De Verenigde Staten hadden in die tijd in West-Europa meer divisies te velde staan dan het Britse Rijk (er bevonden zich daar 4I Amerikaanse en 22 Britse divisies) - het zou voor de regering en de publieke opinie in de Verenigde Staten onverteerbaar zijn indien, terwijl aan Bradley volstrekte passiviteit zou worden opgelegd, Montgomery alle lauweren zou mogen oogsten. Een krachtig Duits offensief werd noch door Eisenhower, noch door Montgomery, noch door Bradley verwacht' - hun opvatting en ook die van vrijwel al hun Inteltigence-oiiiciesen was dat de Wehrmacht de kracht miste om tot zulk een offensief over te gaan; von Rundstedt werd bovendien voor een voorzichtig strateeg gehouden - en in de Eifel ontbraken spionagegroepen zoals die welke in bezet Nederland elke beweging van de Wehrmacht gadesloegen en rapporteerden.'
XCI Daags voor de inzet van het offensief vroeg Montgomery aan Eisenhower of hij zich voor een korte verlofperiode naar Engeland mocht begeven; in zijn brief herinnerde hij er aan dat hij met Eisenhower in oktober '43 om vijf pond had gewed dat de oorlog met Kerstmis '44 nog niet zou zijn afgelopen ~ Eisenhower antwoordde daags daarna dat hij, hoewel het er naar uitzag dat hij de weddenschap zou verliezen, nog negen dagen tijd had om haar te winnen. 2 De Ultra-Intelligence, d.W.Z. het afluisteren en decoderen van het Duitse radioverkeer, had wel gegevens opgeleverd die achteraf gezien duidelijk op een Duits offensief via de Ardennen wezen, maar aan die gegevens was van een verkeerde, d.w.z. te optimistische, algemene visie uit onvoldoende aandacht besteed. Men wist bijvoorbeeld van begin november af dat talrijke Duitse troepentreinen de Rijn passeerden in de richting van de Eifel (alleen al voor de verplaatsing van het Zesde SS-Panzer-Ieger waren ca. 800 treinen nodig); men wist voorts dat dat Panzer-Ieger met spoed alleen al uit Italië meer dan 1000 extra vrachtauto's had gekregen, en men wist tenslotte dat de LuftLVaffeop 29 november en alle volgende dagen opdracht had, verkenningen uit te voeren boven alle Maasbruggen van Luik tot aan de Belgisch-Franse
Gevolg van de te optimistische Geallieerde visie was dat Bradley de frontlijn in de Ardennen maar zwak had bezet: over een afstand van ca. ISO km stonden hier vier Amerikaanse divisies, van welke twee zware verliezen hadden geleden in de strijd om Aken en twee nog geen enkele gevechtservaring bezaten. Die divisies werden bij de inzet van het Ardennen-offensief (16 december) goeddeels onder de voet gelopen; hun achterwaartse verbindingen werden dermate gestoord dat het vier uur duurde voordat de eerste berichten over Duitse aanvallen Bradley's hoofdkwartier in Luxemburg bereikten. Die berichten werden verkeerd geïnterpreteerd: men dacht dat er sprake was van plaatselijke acties en besefte niet dat twee Panzer-Iegers (plus een derde leger: het Zevende) in volle opmars waren. Het weer was slecht: regen en mist maakten het onmogelijk om uit de lucht de Duitse troepenbewegingen te observeren. Volle vier-en-twintig uur verliepen voordat men aan Geallieerde kant begon te beseffen wat gaande was, nogmaals vier-en-twintig uur voordat de eerste belangrijke tegenmaatregelen werden genomen. Daarbij was een groot probleem dat Eisenhower nauwelijks over reserves beschikte; als zodanig waren slechts twee divisies beschikbaar: de Amerikaanse sznd en de 10 1St Airborne Division die beide in september waren ingezet bij "Market-Garden' en eind november uit het front waren teruggetrokken om in de buurt van Reims aanvulling te krijgen. Op de ochtend van 18 december vertrok de Bznd Division naar de Ardennen om ten oosten van Namen in stelling te gaan, de 1 o ist werd 's middags naar het belangrijke wegenknooppunt Bastogne gezonden. Voorts droeg Eisenhower aan Patton, de bevelhebber van het Amerikaanse Derde Leger, op om zijn pogingen, het Saargebied binnen te dringen, op te geven, een groot deel van zijn front over te dragen aan het ten zuiden van hem opererende Amerikaanse Zevende Leger en met zes divisies noordwaarts aan te vallen. Montgomery kreeg opdracht, delen van het Canadese Eerste en Britse Tweede Leger naar de Maas te verplaatsen tussen Luik en Namen. Eén dag later, 19 december, splitste Eisenhower, die nu een goed overzicht had van de situatie, het gehele Geallieerde front in tweeën volgens een lijn ongeveer van Namen tot Bastogne: alle Geallieerde eenheden .ten zuiden van die lijn kwamen onder Bradley, alle ten noorden daarvan onder Montgomery te ressorteren, hetgeen betekende dat de Britse Field Marshal instructies kon geven aan twee Amerikaanse legers: het Eerste en het Negende. Terwijl aldus maatregelen werden genomen om te voorkomen dat de Duitsers al te diep in België zouden doordringen, vonden in de Ardennen onoverzichtelijke gevechten plaats. Sommige
boden weinig tegenstand, andere verdedigden zich hardnekkig en met succes. De verwarring was groot, vooral als gevolg van de inzet van de Kommandos, van wie enkele met hun jeeps tot bij de Maasbruggen kwamen. De gedeeltelijk in Amerikaanse uniformen gestoken tankbrigade kon de Maas evenwel niet bereiken doordat enkele bruggen welke zij in de Ardennen moest passeren, juist op tijd door de Amerikanen waren opgeblazen. De inzet van Duitse parachutisten had in zoverre geen succes dat zij ver uit elkaar werden gedropt (zulks in de nacht van 16 op 17 december) zodat er slechts een eenheid van niet veel meer dan driehonderd man ontstond die (zonder succes) Malmédy aanviel,Waar de berichten omtrent die inzet droegen wèl in hoge mate tot de verwarring bij, ook in Zuid-Limburg. Het ene alarmerende gerucht volgde op het andere - één van die geruchten hield in dat de Duitsers van plan waren, in Parijs een aanslag op Eisenhower te plegen, en leidde er toe dat in de Franse hoofdstad, honderden kilometers achter het front, een voor de avond en nacht geldend uitgaansverbod werd afgekondigd. Vooralook in het noorden van de Ardennen leek de situatie aanvankelijk zeer dreigend: het hoofdkwartier van het Amerikaanse Eerste Leger dat in Spa was gevestigd (dat van het Negende bevond zich in Maastricht), werd naar Tongeren verplaatst en veiligheidshalve werd uit Spa ook een enorm depot waarin zich meer dan 10 mln liter benzine bevond, naar punten ten westen van de Maas overgebracht.
XCMet dat alleverde het Ardennen-offensief niet het succes op dat Hitler had verwacht: Duitse voorhoeden bleven in de richting van Luik een kilometer of twintig, in die van Namen een kilometer of tien van de Maas verwijderd en die voorhoeden konden zich niet lang handhaven. Hinderlijk voor de Duitsers was vooral dat de Amerikanen St. Vith en omgeving vijf dagen lang met kracht verdedigden (die streek werd op 21 december ontruimd op bevel van Montgomery die het Geallieerde front wilde rechttrekken) en dat de Amerikaanse 1 o ist Airborne Division die, met delen van andere Amerikaanse eenheden, in Bastogne was ingesloten, weigerde zich over te geven - zij werd na een week door troepen van Patton ontzet. Dan werd het Duitse offensief geremd door benzinetekorten: een groot deel van de voorraden die op de oostelijke Rijnoever lagen, kreeg men niet tijdig naar het westen. Van groot belang was verder dat op de negende dag van het offensief (24 december) de hemel helder werd (nadat er al enkele dagen in de Ardennen sneeuw was gevallen, begon het nu te vriezen) zodat de Geallieerde luchtmachten effectief konden ingrijpen. Per dag voerden meer dan drieduizend Geallieerde toestellen bombardementen en beschietingen uit - de
kon er gemiddeld niet meer dan vijfhonderd in de lucht brengen.'
XCOp Oudejaarsdag zetten de Duitsers in de Elzas een offensief in dat de bedoeling had, de gehele Elzas te heroveren - het mislukte. Een dag eerder, 30 december, was in de Ardennen het grote Geallieerde tegenoffensief begonnen dat Wehrmacht en Waffen-SS terug wilde dringen naar de frontlijn zoals die vóór het begin van het Ardennen-offensief was geweest. Het werd moeilijk vechten, vooralook door de barre koude en de sneeuwstormen, maar na een week of twee hadden de Geallieerden de oorspronkelijke frontlijn weer bereikt. Bij de strijd in de Ardennen hadden de Amerikanen toen bijna negenduizend man verloren; meer dan twintigduizend werden er vermist (van hen waren ruim tienduizend krijgsgevangen gemaakt), zes-en-veertigduizend waren gewond. De Duitse verliezen waren groter: in totaal meer dan tachtig-, misschien wel meer dan negentigduizend man (het preciezeaantal is niet bekend), van wie ca. dertienduizend waren gesneuveld en meer dan vijftigduizend krijgsgevangen gemaakt.
XCHet kwam er allemaal op neer dat Hitler aan het Westelijk front weliswaar tijd had gewonnen, maar zulks ten koste van verliezen die hij, in tegenstelling tot de Geallieerden, niet meer kon aanvullen. Aan die laatsten had het Duitse Ardennen-offensief duidelijk gemaakt dat nog zware strijd voor de boeg lag alvorens zij de Rijn konden overschrijden en dieper in Duitsland doordringen. Welke plannen daartoe werden opgesteld en welke meningsverschillen zich daarbij voordeden, zullen wij later in dit hoofdstuk uiteenzetten.
XCAan Geallieerde zijde werden door deze Duitse aanval t yo vliegtuigen vernietigd en II I beschadigd, de Duitsers verloren evenwel niet minder dan 270
Hitler had gelast dat de Wehrmacht, als het Ardennen-offensief eenmaal goed op gang was gekomen, via Noord-Brabant een nevenoffensief moest inzetten ook al in de richting van Antwerpen; om dat nevenoffensief mogelijk te maken had hij de Wehrmacht, toen deze NoordBrabant ontruimde, bij Capelse Veer een bruggehoofd laten behouden op de zuidelijke oever van de Bergse Maas. In eerste instantie zouden (zie kaart III op pag. 784) drie divisies van dat bruggehoofd en van punten bij Heusden uit (bij Heusden moest de Wehrmacht eerst de Bergse Maas oversteken) bruggen over het Wilhelminakanaal veroveren om, als alles goed ging, vervolgens over te gaan tot de herbezetting van Breda en Tilburg (bij Tilburg zouden ook parachutisten worden ingezet) en tenslotte naar Antwerpen op te rukken. Om dat alles te bevorderen zouden Duitse troepen ook nog van Schouwen en Overflakkee uit een landing uitvoeren in het uiterste noordwesten van Noord-Brabant.
XCOp 18 december, de derde dag van het Ardennen-offensief (Montgomery had toen uit Noord-Brabant een deel van zijn strijdkrachten zuidwaarts gezonden om tussen Luik en Namen achter de Maas in stelling te gaan), gaf van Rundstedt bevel om in bezet Nederland de laatste voorbereidingen te treffen opdat het nevenoffensief van de z.zste af vier-en-twintig uur na een nader bevel kon worden ingezet. Dat nadere bevel bleef evenwel uit: op de zzste was al duidelijk dat in de Ardennen maar een beperkt succes was behaald en enkele dagen later eiste Hitler dat een van de drie bij het nevenoffensief ingedeelde divisies zou worden vrijgegeven om naar Hongarije te worden verplaatst - het duurde toen nog wel enige tijd voordat de Wehrmacht het plan voor het nevenoffensief definitief opgaf maar dat uitstel had slechts de bedoeling zoveel mogelijk Geallieerde strijdkrachten in Noord-Brabant te 'binden'.
XCAnders dan met het Ardennen-offensief het geval was geweest, waren de Geallieerden door de Nederlandse spionagegroepen uitstekend ingelicht omtrent de voorbereidingen voor het nevenoffensief. Voor hen waren speciaal de radioberichten van belang geweest die een twintigjarige telegrafist van een in het Land van Altena werkzame spionagegroep (de groep-'André'), Jan H. de Rooy, regelmatig van een boerderij bij Dussen uit had doorgegeven naar de hoofdpost van de groep die zich in bevrijd gebied bevond, nl. in's Grevelduin-Capelle, even bezuiden het Capelse Veer - van daar uit werden alle berichten doorgegeven naar het Bureau Inlichtingen te Eindhoven. Op de zaste, daags voor Kerstmis, seinde de Rooy dat het nevenoffensief op het punt stond ingezet te worden - de hoofdpost van de groep-'André' werd toevallig door een V-I getroffen op het moment dat dat bericht binnenkwam
kon de ontvanger van het bericht datgene wat hij had gehoord, aan 'André' (Adriaan Lambertus van Wijlen) doorgeven die onmiddellijk persoonlijk een eenheid van de Canadese zware artillerie achternaging welke bezig was, zich naar de Ardennen te verplaatsen. Achter Eindhoven haalde hij die eenheid in welke onmiddellijk rechtsomkeert maakte. Er werden toen in Noord-Brabant alsook op Walcheren, Noord-Beveland en Tholen nog tal van andere defensieve maatregelen genomen.
XCDe Rooys zender werd enkele dagen later, toen hij zelf afwezig was, door de Duitsers ontdekt - zij namen het boerengezin gevangen. Teneinde te voorkomen dat leden van dat gezin zouden worden doodgeschoten, meldde de Rooy zich bij de Duitsers aan; hij werd op 6 januari als Todeskandidat in Amsterdam gefusilleerd.
XCDe berichten over het Ardennen-offensief wekten in het bevrijde Zuiden een aanzienlijke mate van nervositeit en deze werd nog versterkt toen men er zag dat Geallieerde strijdkrachten werden teruggetrokken en dat voorbereidingen werden getroffen die er op leken te wijzen dat de Geallieerden delen van het bevrijde Zuiden zouden prijsgeven. In ZuidLimburg deden geruchten de ronde dat allerwege Duitse parachutisten waren geland, men zag er dat de Amerikaanse genie springladingen aanbracht aan de bruggen die over de Maas waren geslagen. 'Duizenden stonden', aldus een Maastrichtenaar, 'op de trottoirs en de pleinen en keken toe. Op hun gezichten lag, bleek en duidelijk, de angst die hen kwelde."'Menigeen', zo schreef korte tijd later de journalist M. Kemp, 'die geen nieuwe bezettingsperiode wilde verduren, (maakte) zijn koffertje gereed. En er werd verteld dat men voor bordjes met de aanduiding' German-friendly' welke in de uitstalkasten van Duitsgezinde winkeliers gehangen waren' (zulks om te voorkomen dat Geallieerde militairen bij hen inkopen zouden doen) 'tot I 000 gulden had geboden." In Nijmegen was op 24 december 'de sfeer zo gespannen dat', aldus H. Termeer in zijn Nijmegen frontstad, 'een vaag gerucht omtrent een op handen zijnde Duitse aanval genoeg was om duizenden inwoners op79
1 M. W. Duyzings: G. (1947), p. 95. 2 M. Kemp: (1946), p. 62.
Kerstnacht de stad uit te doen trekken." Vooralook de BS'ers In het bevrijde Zuiden maakten zich zorgen - wat moesten zij doen als het Zuiden werd herbezet: onderduiken of met de Geallieerden meetrekken? Consignes voor dat laatste werden doorgegeven. Van de eerste berichten over het Ardennen-offensief af gerekend (ca. 18 december), duurde het enkele weken voordat het aan het gros van de bevolking duidelijk was dat men niet bevreesd hoefde te zijn voor een groot Duits succes.
XCBij de bevolking in bezet gebied versterkten de berichten over het Ardennen-offensief de toch al bestaande gevoelens van teleurstelling. De Geallieerde bevrijders waren in oktober en november niet komen opdagen - dat Duitsland nu nog de kracht had om tot een sterke aanvalover te gaan, werd aanvankelijk als onbegrijpelijk ervaren, zij het dat in het westen des lands bij menigeen de aandacht weer spoedig geheel werd opgeëist door de zorgen van het dagelijks bestaan. 'De mensen', zo noteerde op 18 december een inwoonster van Oegstgeest, 'horen het nieuws over hun buurland' (België)
XC'en kijken verbijsterd. En toch lijkt het of ze spoedig weer vergeten. Het schrikbeeld van verhongering, ziekte en kou is te groot. Ze kunnen aan niets anders meer denken, sjouwen boven hun krachten. Honger staat centraal ... honger! 'Wat? Zijn de Moffen weer in België?' hoor je zeggen. 'Wàt België, wij hebben honger en moeten eten hebben en brandstof. Met spoed!"
XCUitgelaten waren de reacties in het 'foute' kamp. 'Het offensief in het westen', schreef op 21 december van Overijssel uit de Landwacht-officier H. C. van Maasdijk aan zijn vrouw in Den Haag, 'komt als geroepen en iedereen fleurt er van op. Wat een lelijke tegenslag voor de Geallieerden die al dachten dat de zaak gepiept was. Zij zullen nog wel veel meer wonderen beleven.' Een 'foute' politieman die bij de Ordnungspolizei vas ingedeeld, lichtte op 27 december zijn naar Duitsland geëvacueerde vrouw in dat in Maastricht al in de straten werd gevochten, 'nog een paar dagen' en dan zou deze stad weer in Duitse handen zijn. 'Dan, lieveling, kan je weer gauw naar Holland komen, dan wordt alles geregeld' - de politieman droomde al van een nieuwe, hogere functie 'in Aerdenhout of Bussum, waar het voorlopig nog goed eten is ook."
XCLang duurde die uitgelatenheid in het 'foute' kamp niet. Begin januari79
1 H. Termeer: 1945. (1979), p. 35· ' A. van der Heide-Kort: p. 117· 'Brief, 27 dec. 1944, van S. de C. aan zijn echtgenote (Doc 1-310 A, b-a).
was al duidelijk dat de Wehrmacht in de Ardennen de Maas niet zou bereiken, laat staan overschrijden, en, meer nog: in het midden van die maand bleek uit de communiqué's van het Oberkommando der Welurnacht dat het Rode Leger dat de Duitsers al had gedwongen, Griekenland en de gehele Balkan te ontruimen, nu ook de Duitse stellingen in Polen had doorbroken en van de Weichsel sneloprukte naar de Oder, tot vrij dicht bij Berlijn.
XCIn de zomer van '44 was het hoofddoel van het Rode Leger geweest, de sterke Heeresgruppe Mille uit te schakelen die de weg naar Polen en Oost-Pruisen versperd hield. Nadat de Russische strijdkrachten begin juni eerst de Finnen hadden gedwongen, al het gebied dat zij als Duitslands bondgenoten hadden veroverd, prijs te geven, zetten zij op 22 juni (precies drie jaar nadat Hitler de Sowjet-Unie had overvallen) een ongekend krachtig offensief in tegen de Heeresgruppe Mille; eind juli stonden zij dicht bij de Poolse hoofdstad, Warschau, en begonnen zij bezuiden die stad met de vorming van een groot bruggehoofd over de Weichsel van waaruit in een later stadium een nieuwoffensief zou worden ingezet. Het Russische opperbevel was in die tijd daarnaast voornemens, dwars door de Karpathen de Hongaarse laagvlakte binnen te dringen maar dat plan werd eind augustus opgegeven toen bleek dat in Roemenië zo snelle vorderingen werden gemaakt dat het beter leek, Boedapest van daar uit te naderen.
XCAl deze Russische successen hadden belangrijke politieke gevolgen. In de laatste week van augustus verloor Duitsland drie bondgenoten: Finland verklaarde zich tot onderhandelingen met de Sowjet-Unie bereid (een Russisch-Finse wapenstilstandsovereenkomst werd midden september ondertekend), in Roemenië kwam de met Duitsland verbonden regering-Antonescoe ten val en de Bulgaarse regering zegde het bondgenootschap met Duitsland op. Bovendien werd eind augustus in Hongarije een nieuwe regering gevormd die er kennelijk ook al naar zou streven zich van Duitsland los te maken, en brak in Slowakije een grote opstand uit waarbij de opstandelingen aanvankelijk ca. de helft van het land in handen kregen. Twee maanden duurde het voordat de Duitsers de belangrijkste punten in Slowakije weer in handen hadden - eenzelfde tijd hadden zij nodig om in Warschau de opstand van het Poolse On79
dergrondse Leger neer te slaan die op I augustus was ontketend vanuit het verlangen een situatie te scheppen waarin de niet-communistische krachten in Polen konden zeggen: 'Wij hebben onze hoofdstad zèlf bevrijd.' De Russische dictator Stalin was aan die Warschau'se opstand pas steun gaan verlenen, toen het te laat was; 'zijn beleid wekte', schreven wij in ons vorige deel, 'de indruk dat hij met genoegen zag dat zijn potentiële tegenstander, het Poolse Ondergrondse Leger, zware verliezen leed' - de gehele politiek die hij ten aanzien van Polen voerde, had met name op de Engelse regering een belangrijk effect, maar voor wij dat schetsen, dienen wij de Russische krijgsverrichtingen in de laatste maanden van '44 alsmede de daaruit voortvloeiende staatkundige veranderingen beknopt weer te geven. I
XCAan de in de zomer van '44 door het Rode Leger behaalde successen lag ten grondslag dat de Russen niet alleen wat hun mankracht maar ook wat hun bewapening betrof, veel sterker waren geworden dan de Duitsers en dat zij bovendien het strategisch initiatief in handen hadden: Hitler kon aan het Oostelijk front weinig anders doen dan afwachten waar de volgende mokerslag zou vallen.
XCEind '44 (van de ca. 310 Duitse divisies waren toen ca. 175 tegen de Russen ingezet, daaronder twee-derde van alle tank- en gemotoriseerde divisies") waren aan het Oostelijk front de Russische strijdkrachten numeriek tweemaal zo sterk als de Duitse en hadden zij viermaal zoveel stukken geschut en mortieren, driemaal zoveel tanks en zevenmaal zoveel vliegtuigen. Aan de meeste sectoren plachten de Duitsers zich evenwel taai te verdedigen en wanneer het Rode Leger, zoals bij het offensief tegen de Heeresgruppe Milte het geval was geweest, een grote sprong voorwaarts had gemaakt, waren telkens vele maanden nodig om een nieuw krachtig offensief voor te bereiden. In de herfst van' 44 kostte het de Russen al grote moeite, zich te handhaven in het bruggehoofd dat zij
I Wat wij in dit deelover de Russische krijgsverrichtingen schrijven, is in hoofdzaak gebaseerd op de delen IV en V van de delen van een Russische officiële publikatie die in '65, resp. '67 in Oost-Duitsland heruitgegeven zijn. 2 Van september '44 afbevonden zich evenwel de best-uitgeruste Duitse tankdivisies aan het Westelijk front.
Moskou.
XCBerlijn ·.)Wilna i \ (' Warschau .. \. <i?''3.'?,'3. PO .Kiew
XCIV. De voortgang van het Rode Leger in de laatste maanden van 1944 De frontlijn per eind september 1944 is met een rode 1&'11. aangegeven. Rose: veroverd door het Rode Leger in de offensieven tegen de Heeresgruppe Nord, op de Balkan en in Hongarije. De rode stippellijn geeft de positie van. het Rode Leger aan, begin.januari 1945,
over de Weichsel hadden opgebouwd - tot grote aanvalsacties waren zij aan de centrale sector van het Oostelijk front voorlopig niet in staat. Aan de noordelijke en zuidelijke sectoren was dat wèl het geval. In het noorden (zie kaart IV op pag. 794) werd midden september door het Rode Leger een sterk offensief ingezet tegen de Heeresgruppe Nord die zich, zware verliezen lijdend, sinds juli alover een afstand van ca. 200 km had moeten terugtrekken. Op Ia oktober hadden de Russen een deel van de Oostzeekust stevig in handen - wat toen nog van de Heeresgruppe Nord over was, meer dan 30 divisies, was geïsoleerd in Koerland en moest van Duitsland uit over de Oostzee of door de lucht worden bevoorraad; hetzelfde gold voor 3 Duitse divisies die opgesloten zaten in Memel. Herhaaldelijk trachtten de Russen die Duitse divisies in Koerland en Memel te vernietigen of tot overgave te dwingen, maar dat mislukte.
XCMeer succes hadden zij op de Balkan.
XCIn Roemenië werden aan de Duitsers zware verliezen toegebracht (slechts een deel van de Duitse troepen wist samen met Hongaarse eenheden Hongarije te bereiken) - een nieuwe Roemeense regering, door de koning gevormd, sloot op 12 september een wapenstilstandsovereenkomst met de Sowjet-Unie, Engeland en de Verenigde Staten en ging nadien met een dozijn divisies aan de strijd tegen Duitsland deelnemen. In Bulgarije, waar de regering, al had zij dan ook met Duitsland gebroken, een aarzelende houding innam, brak in de nacht van 8 op 9 september, onmiddellijk nadat het Rode Leger de RoemeensBulgaarse grens was overgetrokken, een grote opstand uit (voordien al waren talrijke partisanen-eenheden in het land actief geweest); een door communisten gedomineerd 'Vaderlands Front' kwam er aan de macht, verklaarde Duitsland de oorlog (Ia september), ging met de SowjetUnie, Engeland en de Verenigde Staten onderhandelen over een wapenstilstand (deze werd op 28 oktober gesloten) - nadien namen Bulgaarse troepen deel aan de strijd tegen de Duitsers in Joegoslavië en Hongarije.
XCIn Joegoslavië waren Tito's Partisanen in de zomer van '44 door verwoede Duitse aanvallen zozeer in het nauw gebracht dat Tito zelf zich met zijn staf op het in de Adriatische Zee gelegen eiland Vis terugtrok. Door de lucht werden de Partisanen op ruime schaal door de Engelsen bevoorraad (Tito kreeg van mei '44 af ook Russische wapens) maar men kon hun geen geschut doen toekomen zodat zij, hoe talrijk zij ook waren (geschat wordt dat zij in september '44 een half miljoen militairen telden), toch niet de kracht hadden om grote aanvalsacties tegen de Duitsers te ondernemen. Tot die grote aanvalsacties was ook hier slechts het Rode Leger in staat. Dat drong eind september van Roemenië uit
Joegoslavië binnen - op 20 oktober werd Belgrado, de hoofdstad, bevrij d; Russen en Partisanen trokken tezamen de stad binnen.
XCHet oprukken van de Russen in Joegoslavië maakte het de Duitsers niet mogelijk, zich verder zuidelijk op de Balkan te handhaven. Hitler moest zijn onwil om veroverde gebieden prijs te geven overwinnen - op 3 oktober gaf hij bevel dat de Wehrmacht Griekenland en het zuiden van Albanië en van Joegoslavië moest ontruimen. Uit Griekenland trokken de Duitsers, hier en daar verliezen lijdend, zich in de loop van oktober terug - hun garnizoenen op Rhodos en Kreta konden zij evenwel niet evacueren. Een nieuwe Griekse regering die begin september niet zonder moeilijkheden (wij komen er nog op terug) in Cairo was gevormd, vestigde zich op 18 oktober in Athene; zij werd gesteund door enkele Britse en in Egypte gevormde Griekse eenheden die alle onder bevel stonden van een Britse opperofficier, Lieutenant-General Sir Roland Scobie.
XCZolang nu in oktober nog Duitse eenheden uit Griekenland wegtrokken, werd de Wehrmacht genoopt, het zuiden van Joegoslavië krachtig te verdedigen. Pogingen van de Russen en de Bulgaren om er de weinige terugtochtwegen af te snijden, werden verijdeld, waarbij het plaatselijk tot hevige strijd kwam. De Duitsers bereikten hun doel: het gros van hun troepen trok in goede orde noordwaarts, waarna vóór het einde van '44 ook geheel Albanië en het grootste deel van Joegoslavië door hen werden ontruimd - alleen een aantal belangrijke plaatsen in het noorden zoals Mostar en Sarajevo hielden zij vast, alsook Kroatië waar zij de steun hadden van een fascistisch bewind.'
XCEn Hongarije? Admiraal Horthy die zich in '41 als staatshoofd had laten verleiden, deel te nemen aan de invasie van de Sowjet-Unie, besefte dat zijn bondgenoot Duitsland geen schijn van kans meer had om de oorlog te winnen. Na, gelijk reeds vermeld, eind augustus een nieuwe regering te hebben gevormd, richtte hij eind september het verzoek tot de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten, hem te doen weten op welke voorwaarden zij bereid waren tot een wapenstilstand - hij hoopte dat Londen en Washington troepen naar Hongarije zouden willen sturen die het Rode Leger vóór zouden zijn. Binnen het samenwerkingsverband van de westelijke Geallieerden en de Sowjet-Unie was het
1 Mostar werd pas midden februari '45, Sarajevo pas begin april door de Partisanen bevrijd. Dezen zetten hun laatste offensief in maart in, waartoe zij veel zware wapens van de Russen hadden ontvangen. Er is in Joegoslavië tot midden mei '45 slag geleverd.
evenwel inmiddels een ongeschreven regel geworden dat indien vijandelijke staten zouden willen capituleren, de zaak in eerste instantie geregeld zou worden door de mogendheid (of mogendheden) die met het gros van de strijdkrachten van de betrokken vijandelijke staat te maken had (of hadden) - zo waren de besprekingen die begin september '43 tot de capitulatie van Italië hadden geleid, een Engels-Amerikaanse aangelegenheid geweest, geen Russische. Horthy werd dus door Churchill en Roosevelt naar Stalin verwezen. Naar deze zond Horthy toen een delegatie (zij arriveerde op loktober in Moskou) die evenwel instructie had, alleen dan een wapenstilstandsovereenkomst te sluiten wanneer de Russen zouden aanvaarden dat Engelse en Amerikaanse strijdkrachten aan de bezetting van Hongarije zouden deelnemen en dat de Duitse strijdkrachten zich ongehinderd uit en via Hongarije zouden mogen terugtrekken; beide voorwaarden werden door Stalin afgewezen. Deze liet eisen dat Horthy er accoord mee zou gaan dat, precies als in Roemenië en Bulgarije het geval was geweest, Engeland en de Verenigde Staten slechts een vertegenwoordiger zouden krijgen in een RussischEngels-Amerikaanse commissie die toezicht zou houden op de naleving van de wapenstilstandsovereenkomst, maar geen eigen strijdkrachten ter plaatse zouden hebben, en dat Hongarije Duitsland de oorlog zou verklaren. Stalins eisen werden door de Hongaarse delegatie aanvaard en het concept voor de wapenstilstandsovereenkomst meenemend, vertrok zij op I loktober uit Moskou. Vijf dagen later greep Hitler in. Horthy werd afgezet door de Duitse strijdkrachten die Hitler veiligheidshalve al enkele maanden eerder in Hongarije had gestationeerd (het Hongaarse staatshoofd werd onder dwang naar Duitsland overgebracht) en er werd door de fascist Szálasi een nieuw Hongaars bewind gevormd dat aan Duitslands zijde de oorlog met fanatisme ging voortzetten. Inmiddels waren de Russen bezig, van Roemenië en van de zuidelijke Oekraïne uit, Hongarije en het door de Hongaren geannexeerde oostelijkste deel van het vooroorlogse Tsjechoslowakije, de Z.g. KarpathoOekraïne, binnen te dringen. Eind oktober hadden zij dat gebied in handen - zogenaamd op wens van de bevolking werd het tot pijnlijke verrassing van de in Londen gevestigde Tsjechoslowaakse regering door de Sowjet-Unie geannexeerd.'
XCIn de Hongaarse laagvlakte werd het voor de Russen moeilijk vechten: hun verbindingslijnen waren veellanger dan de Duitse en zware regenval
XC1 Bij die annexatie heeft de Tsjechoslowaakse regering zich pas na de oorlog, nl. in juni '45, neergelegd.
belemmerde hun operaties. Pas begin november wisten zij Boedapest te omsingelen maar zij kwamen de zwaar verdedigde stad pas eind december binnen. De strijd daar zou tot midden februari voortduren. Voordien, nl. begin januari, had het het Rode Leger grote moeite gekost, de omsingeling van de Hongaarse hoofdstad te handhaven: de Wehrmacht had toen met een krachtig tegenoffensief (er opereerden begin januari meer Duitse tankdivisies in Hongarije dan aan de centrale sector van het Oostelijk front) bijna tot Boedapest kunnen doordringen.
XCIntussen was, niet in Boedapest maar in het door de Russen veroverde Debrecen, op 22 december een voorlopige Hongaarse regering gevormd; zij had binnen een week Duitsland de oorlog verklaard en ondertekende in januari de wapenstilstandsovereenkomst die Horthy al had willen aanvaarden: slechts het Rode Leger zou Hongarij e bezetten en Engeland en de Verenigde Staten zouden er verstoken zijn van alle machtsmiddelen.
XCIn de gebeurtenissen die wij in de voorafgaande paragraaf beschreven, tekende zich in de laatste maanden van '44 voor het eerst duidelijk de tegenstelling af tussen enerzijds Engeland en de Verenigde Staten, anderzijds de Sowjet-Unie, die onmiddellijk na het einde van de gemeenschappelijk tegen Duitsland gevoerde oorlog een bepalend element zou worden in de internationale politiek. Het was een tegenstelling tussen grote mogendheden die, als steeds in de geschiedenis, hun machtspositie poogden te behouden of uit te breiden, tegelijk óók een tegenstelling tussen twee werelden: enerzijds een van de op het maken van winst gerichte, ondernemingsgewijze (kapitalistische) productie welke gekoppeld was aan vèrgaande politieke vrijheden, althans in het eigen land (niet in de koloniaal bestuurde gebieden), anderzijds een van de dictatuur van één partij, de communistische, die het gehele productiestelsel in handen had en die ook in het eigen land generlei vorm van politieke vrijheid toestond, integendeel elke oppositie met wortel en tak uitroeide. Van '41 af waren die tegenstellingen overbrugd geweest door het primaire belang, de gemeenschappelijke vijand te verslaan, maar naarmate die vijand sterker in het nauw werd gebracht, werd het duidelijker dat zich nieuwe botsingen zouden kunnen gaan voordoen.
XCDe visie op de naoorlogse verhoudingen
Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie in laatste instantie de beslissingen namen welke die verhoudingen zouden bepalen, verschillend. Zij waren het er over eens dat voorkomen moest worden dat Duitsland en Japan tot nieuwe aggressie zouden kunnen overgaan en zij voelden er voor om, mits hun eigen belangen niet in het gedrang zouden komen, de na de Eerste Wereldoorlog opgerichte Volkenbond in de een of andere vorm te doen herleven - verder ging de overeenstemming in hun denken niet. Bij president Roosevelt en zijn Secretary oj State Cordell Hull stond voorts voorop dat de Verenigde Staten hun overheersende positie in Latijns Amerika dienden te handhaven - dat voor de Amerikanen nog een duidelijke rol in Europa zou zijn weggelegd, beseften zij niet; Roosevelt ging er van uit dat de Amerikaanse publieke opinie van hem, mocht hij voor de vierde maal als president worden gekozen (begin november '44 zouden er in Amerika weer verkiezingen zijn), zou vergen dat hij vrijwel alle Amerikaanse strijdkrachten ten spoedigste zou demobiliseren en dus ook niet een deel hunner in Europa of Azië zou handhaven. Met deze visie hing zijn ietwat gemakzuchtige verwachting samen dat Stalin geen gevaarlijker tegenstander zou zijn dan hij, sinds hij begin '33 als president was gaan fungeren, in de Amerikaanse binnenlandse politiek had ontmoet - hij vertrouwde op zijn charme. Cordell Hull, niet vrij van een vaag idealisme, had de neiging, de betekenis van nieuwe vormen van naoorlogse internationale samenwerking te overschatten. Noch hij, noch Roosevelt had veel historisch inzicht.
XCDat inzicht trof men eerder aan bij de Britse Foreign Secretary Anthony Eden en vooral bij Prime Minister Churchill, zij het dat deze laatste, kind van de negentiende eeuw waarin hij in grote welstand was opgegroeid, zich geen wereld kon voorstellen, en zeker geen wereld wenste, waarin niet Engeland met zijn Commonwealth en koloniaal Empire tot de machtigsten der aarde zou behoren. Edens verdienste was dat hij besefte dat men Frankrijk, hoe verzwakt het ook uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn zou komen, geen belangrijke rol in de naoorlogse wereld, met name in Europa, kon onthouden, Churchills verdienste dat hij vrijwel voortdurend van een waakzaam wantrouwen in Stalins bedoelingen was vervuld.
XCWat waren die bedoelingen? Moeilijke vraag! Wat het Amerikaanse en het Engelse beleid betreft, liggen alle kaarten op tafel - de SowjetUnie heeft uit haar werkelijk belangrijke archieven nimmer iets van betekenis gepubliceerd. Men is, nog steeds, op gissingen aangewezen. Duidelijk is, menen wij, dat Stalin er op zijn minst op uit was, alle gebieden die ooit tot Rusland hadden behoord, vast in de Sowjet-Unie
in te voegen: Estland, Letland en Litauen die in de periode tussen de twee wereldoorlogen onafhankelijke republieken waren geweest en die hij in de periode van zijn bondgenootschap met Hitler (augustus '39-juni '41) al eens had bezet; de oostelijke helft van Polen, eeuwenlang omstreden gebied dat de jonge Sowjetstaat in '20 had moeten afstaan maar krachtens een geheim protocol bij het bondgenootschapsverdrag met Hitler had kunnen herbezetten ; de Karpatho-Oekraïne die men als deel van de Oekraïne kon beschouwen, en Bessarabië en de noordelijke helft van de Boekowina - twee gebieden die na de Eerste Wereldoorlog deel van Roemenië waren geworden en die Stalin ook al in de periode van zijn bondgenootschap met Hitler weer aan Rusland had getrokken; dan, in het Verre Oosten, de Koerilen-eilanden en de zuidelijke helft van Sachalin die Rusland na de Russisch-japanse oorlog (1904-05) aan japan had moeten afstaan.
XCMaar Stalins ambities gingen nog verder.
XCIn november '40 had zijn minister van buitenlandse zaken, Molotow, tijdens besprekingen in Berlijn met Hitler en von Ribbentrop, de Duitse minister van buitenlandse zaken, duidelijk gemaakt dat Finland en Bulgarije geheel in de Russische belangensfeer moesten komen te liggen, dat de Sowjet-Unie bases moest krijgen aan de Dardanellen en dat Zweden en Denemarken voortaan als een soort Russisch 'voorterrein' beschouwd moesten worden. Enkele maanden later, begin '41, zei Molotows onderminister, Wisjinski, tegen de joegoslavische gezant in Moskou dat het Rode Leger na afloop van de oorlog onder alle omstandigheden Roemenië en Hongarije zou bezetten. Een duidelijk patroon bleek uit die uitlatingen nog niet; dat kon eind '40 en begin '41 ook nauwelijks worden aangegeven: het was in het perspectief van Moskou volmaakt onzeker hoe de Tweede Wereldoorlog zou aflopen.
XCAan die ontwikkeling behoefde eind '42, toen de Duitsers bij Stalingrad een formidabele nederlaag hadden geleden, in Noord-Afrika het tij was gekeerd en japan duidelijk in het defensief was gedrongen, nauwelijks meer getwijfeld te worden: alles wees er op dat Duitsland, Italië en japan de oorlog zouden verliezen en dat, wat Europa betrof, het Rode Leger in het verdere verloop van die oorlog de Russische grenzen ver zou overschrijden. Dat bood nieuwe mogelijkheden: mogelijkheden namelijk om, in beginsel, overal waar het Rode Leger ter plaatse de enige militaire machtsfactor van betekenis zou zijn, te bevorderen dat de Sowjet-Unie zou worden beschermd door een voorterrein van staten die, formeelonafhankelijk, in werkelijkheid Russische satellieten zouden zijn doordat 'inheemse' communisten die Stalin als hun grote leidsman
beschouwden, er de lakens zouden uitdelen. Dat zou betrekkelijk eenvoudig kunnen gaan in een land als Bulgarije waar de bevolking vanouds sterke Russische sympathieën koesterde (de Bulgaren hadden in de negentiende eeuw met Russische steun hun onafhankelijkheid op de Turken bevochten) en de vóór de Tweede Wereldoorlog scherp vervolgde communistische partij in de illegaliteit belangrijk aan kracht had gewonnen - veel moeilijker lag het in een land als Polen dat door zijn ligging tussen de Sowjet-Unie en Duitsland van speciale betekenis was.
XCStalin wenste dat Polen ver naar het westen zou worden opgeschoven (zie kaart V op pag. S14), d.w.z. de zuidelijke helft van Oost-Pruisen (de noordelijke wilde hij bij de Sowjet-Unie trekken) en alle Duitse gebieden tot aan de Oder zou verkrijgen: feit, waardoor het, zo ver men redelijkerwijs kon vooruitzien, aangewezen zou zijn op Russische bescherming. Bovendien moest Polen door communisten worden bestuurd - geen simpele opgave, want de overgrote meerderheid der bevolking was niet alleen anti-Russisch (in de negentiende eeuw waren twee grote opstanden in het toen tot het Keizerlijk Rusland behorende deel van Polen bloedig onderdrukt) maar ook anti-communistisch, dat laatste mede door haar gehechtheid aan het katholiek geloof. Stalin vertrouwde intussen dat de Poolse communistische partij voldoende greep op de situatie zou krijgen, enerzijds doordat bevolkingsgroepen als de adel, de bourgeoisie en de beroepsofficieren zouden worden uitgeschakeld I, desnoods gewelddadig (in de lente van '40 waren talrijke Poolse krijgsgevangenen, vermoedelijk meer dan vijftienduizend, door de Russische geheime politie doodgeschoten, meer dan vierduizend hunner bij het plaatsje Katyn in de buurt van Smolensk), anderzijds doordat het communisme een nieuwe aanhang zou verwerven door de socialisatie van alle industriële bedrijven en de opheffing van het grootgrondbezit.
XCFinland werd door Stalin betrekkelijk met rust gelaten - hij nam blijkbaar aan dat de Finnen hun les hadden geleerd. Zij moesten krachtens de midden september '44 met hen gesloten wapenstilstandsovereenkomst de gehele Karelische landengte en de havenstad Petsamo aan de Noordelijke Ijszee aan de Sowjet-Unie afstaan alsmede over een periode van zes jaar herstelbetalingen doen (in totaal. 300 mln dollar), maar het Rode Leger kwam er niet opdagen. Dat laatste zou, behalve in Polen, wèl het geval zijn in Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Joe
I Uit die bevolkingsgroepen waren in de periode september '39-juni '41 uit de door de Russen bezette oostelijke helft van Polen velen naar Siberië gedeporteerd (over eenkomstige deportaties hadden toen plaatsgevonden uit de Baltische republieken).
goslavië. In die vijf staten hadden communisten en communistischgezinden slechts in één een werkelijk belangrijke macht opgebouwd: Joegoslavië, maar of Tito en zijn Partisanen zich even volgzaam zouden opstellen als Stalin van de communistische voormannen in Polen, Tsjechoslowakij e, Hongarij e, Roemenië en Bulgarij everwachtte, was devraag.
XCHad Stalin nàg verder strekkende ambities? Wij weten het niet. Wat Duitsland, Oostenrijk, Italië en de landen van W est- Europa betrof, viel ook na 'de grote ommekeer' in de oorlog niet te voorzien wat daar mogelijk zou zijn. Ten aanzien van Duitsland en Oostenrijk moesten trouwens regelingen met Engeland en de Verenigde Staten worden getroffen. Versterking van de positie van 'inheemse' communisten was, zo lang dezen zijn richtlijnen zouden volgen, Stalin welkom - hij heeft vermoedelijk verondersteld dat de moeilijkheden van de naoorlogse wederopbouw rijke mogelijkheden zouden bieden voor die versterking.
XCDe eerste concrete besluiten met betrekking tot de internationale verhoudingen na de oorlog werden in oktober '43 in Moskou genomen in een conferentie waar Molotow (deze deelde er mee dat de Sowjet-Unie te gelegener tijd zou gaan deelnemen aan de oorlog met Japan), Cordell Hull en Eden leiders waren van hun respectievelijke delegaties. Er werd daar vastgesteld dat Oostenrijk weer onafhankelijk zou worden; alle problemen die Duitslands toekomst betroffen, werden toegewezen aan een uit vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie bestaande Europese Adviescommissie die in Londen haar zetel zou krijgen, en afgesproken werd voorts dat, ter bescherming van wat 'de algemene veiligheid' heette, een nieuwe internationale organisatie zou worden opgericht. Inzake die 'algemene veiligheid' moest een gemeenschappelijke verklaring worden gepubliceerd - Hull had er een ontwerp voor meegebracht. Dat ontwerp werd aanvaard, evenwel met twee schrappingen die op wens van Molotow werden aangebracht en welker betekenis door de Amerikaanse historicus Herbert Feis terecht is onderstreept.' Paragraafvan de bedoelde 'Verklaring van de vier mo
2 1 NI. in zijn in '57 verschenen werk: op de pag.'s 208-09.
gendheden inzake de algemene veiligheid' (onder aandrang van Hull hadden Eden en Molotow aanvaard dat de tekst ook door China zou worden ondertekend) luidde in Hulls ontwerp: 'Dat diegene hunner die in oorlog zijn met een gemeenschappelijke vijand, zullen samenwerken in alle aangelegenheden met betrekking tot de overgave en de ontwapening van die vijand en in enige bezening uan vijandelijk grondgebied en grondgebied van andere staten, bezet door die vijand' Paragraaf 6 luidde: 'Dat zij hun strijdkrachten op het grondgebied van andere staten niet zullen gebruiken behalve voor de in deze verklaring beoogde doeleinden en na gemeenschappelijk overleg en na accoordbevinding.' De cursief gedrukte passages verdwenen uit het ontwerp: kennelijk wilden de Russen de handen vrijhouden. Besefte Hull de betekenis daarvan? Vermoedelijk niet: na terugkeer in Washington verklaarde hij zich overtuigd dat de naoorlogse wereld gekenmerkt zou worden door harmonie en dat er geen sprake zou zijn van een verdeling in invloedssferen.
XCWat de nieuw op te richten internationale organisatie betrof, werden Roosevelt, Churchill en Stalin het er eind november '43 op de conferentie van Teheran over eens dat deze een bestuur zou krijgen van tien leden: zes kleine mogendheden en de vier grote die als een soort internationale politie-agenten het handhaven van de wereldvrede zouden moeten bevorderen; inzake een verdeling van Duitsland werden allerlei mogelijkheden overwogen die aan de Europese Adviescommissie werden gedelegeerd - de stemming ter conferentie was positief (er werd aan Stalin toegezegd dat de Geallieerden in mei '44 in Frankrijk zouden landen); de eerste zin van de gemeenschappelijke verklaring die na afloop van de besprekingen werd uitgegeven, luidde: 'Wij geven uitdrukking aan onze vastbeslotenheid dat onze volkeren zullen samenwerken in de oorlog en in de daarop volgende vrede.'
XCIn '44 kwamen er grote moeilijkheden ten aanzien van Polen.
XCEind april '43 had de door generaal Sikorski geleide Poolse regering van Londen uit op een internationaalonderzoek aangedrongen, toen de Duitsers bekend hadden gemaakt dat bij Katyn massagraven waren ontdekt van Poolse militairen - Stalin had toen de diplomatieke betrekkingen met de Poolse regering verbroken. Nadien hadden de Russen aan de Engelse en Amerikaanse regeringen doen weten dat Polen, gelijk aangeduid, westwaarts zou worden opgeschoven. Churchill en Eden waren daarmee in beginsel accoord gegaan, ook, in november '43 (op de conferentie van Teheran), Roosevelt en Hull, zij het dat Roosevelt, rekening houdend met de gevoelens van de zes tot zeven miljoen Amerikanen die van Poolse afkomst waren, had doen blijken dat hij vóór
de verkiezingen van november '44 niet publiekelijk voor zijn standpunt zou kunnen uitkomen. De Poolse regering, nu met Mikolajczyk, leider van de Poolse Boerenpartij, als premier (Sikorski was in juli '43 bij een vliegtuigongeluk omgekomen), weigerde evenwel de nieuwe oostgrens te aanvaarden en haar standpunt werd gedeeld door de leiders van alle Poolse ondergrondse groeperingen, behalve de communistische. Stalin zette door. Toen het Rode Leger als gevolg van zijn offensief tegen de Heeresgruppe Mitte het grootste deel van Oost-Polen had bevrijd, werd in Moskou een hoofdzakelijk uit communisten bestaand 'Pools Comité voor de Nationale Bevrijding' opgericht dat pretendeerde Polen te kunnen besturen - pretenties die door Stalin werden gehonoreerd: hij liet op 26 juli verklaren dat de uitvoerende macht in Polen aan het Comité zou worden toevertrouwd.
XCVier dagen later, 30 juli, arriveerde Mikolajczyk die door de Engelsen onder zware druk was geplaatst (en die injuni misleid was door Roosevelt die had gezegd dat hij niet met de nieuw-voorgestelde Pools-Russische grens accoord ging), in Moskou. Hij bereikte er niets. Hij moest er integendeel met verbittering constateren dat de Sowjet-Unie niet alleen zelf geen steun gaf aan de op I augustus in Warschau uitgebroken opstand maar dat zij het ook de Engelsen en Amerikanen uiterst moeilijk maakte, de opstandelingen door de lucht enige bijstand te verlenen.
XCChurchill besefte ten volle dat geen macht ter wereld de Russen kon verhinderen in Polen hun zin door te drijven. Was een compromis volstrekt uitgesloten? Begin oktober '44 vloog hij samen met Eden naar Moskou. Hij wist dat hij op niet veel steun van Roosevelt mocht rekenen - keer op keer had de Amerikaanse president duidelijk gemaakt dat hij met de oplossing van de Europese naoorlogse problemen niets te maken wilde hebben; op het door Churchill gelanceerde denkbeeld dat men er naar zou streven, de Balkan dusdanig te verdelen dat Roemenië en Bulgarije in de Russische -, Griekenland en Joegoslavië in de Engelse invloedssfeer zouden komen te liggen, had Washington met afkeer gereageerd, Hull wilde niets van 'invloedssferen' weten. Churchill daarentegen, wiens denkbeelden om van Noord-Italië uit een Geallieerd offensief in de richting van het Donaubekken in te zetten, door zijn eigen Chiefs of Staff en door de Amerikanen waren afgewezen, hield het voor wenselijk dat de Russen een zekere Engels-Amerikaanse invloed althans op papier zouden aanvaarden en toen hij op de avond van 9 oktober samen met Eden zijn eerste gesprek voerde met Stalin en Molotow, stelde hij voor dat de Sowjet-Unie 90 % invloed zou krijgen in Roemenië en 75 % in Bulgarije, dat Engeland 90 %
(Stalin ging er accoord mee dat de Engelsen daar troepen zouden landen) en dat de Sowjet-Unie en 'de anderen' in Joegoslavië en Hongarije evenveel invloed zouden hebben: elk 50 %. Stalin wekte de indruk alsof hij die verdeling accepteerde (in feite bleek spoedig dat Engeland en de Verenigde Staten in Roemenië, Bulgarij e en Hongarij e van alle invloed verstoken waren) - vervolgens werd aan Mikolajczyk gevraagd, naar Moskou te komen. Deze werd het er op geen enkel punt met de leden van het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding eens maar zegde wel toe dat hij zich in Londen moeite wilde geven opdat zijn kabinet de nieuwe oostgrens van Polen zou aanvaarden.
XCOver Joegoslavië willen wij kort zijn.
XCHet was duidelijk dat Titos Partisanen daar de macht zouden gaan uitoefenen - het Engelse beleid was er op gericht, een accoord te bewerkstelligen tussen Tito en de in Londen gevestigde regering van koning Peter II. Dat accoord kwam in juni '44 tot stand; de belangrijkste bepaling er in was dat Tito en de zijnen (zij kregen twee vertegenwoordigers in het Londense kabinet) voorlopig de bevrijde en alsnog te bevrijden delen des lands zouden besturen. Tito bracht, zonder dat de Engelsen dat wisten, in september '44 een bezoek aan Stalin. Deze ried hem aan, koning Peter te laten terugkeren om hem des te spoediger ten val te kunnen brengen; Tito verwierp het denkbeeld van die terugkeer (een symptoom van onafhankelijkheid dat Stalin niet beviel) - hij wenste dat er voorlopig een Regentschapsraad kwam. Die raad werd na veel strubbelingen in maart '45 gevormd, kort nadien werd een door Tito persoonlijk geleide regering voor het land samengesteld, bestaande uit zeven-en-twintig ministers; een-en-twintig van hen kwamen uit de rijen van de Partisanen voort. Daarmee was duidelijk dat Tito en de zijnen zouden bepalen in welke richting Joegoslavië zich zou ontwikkelen - de percentageverdeling die Churchill in Moskou had voorgesteld, bleef een dode letter.
XCIn Griekenland liep het anders I: hier gingen de Engelsen zich intensief en met inzet van eigen militaire middelen met de binnenlandse verhou
1 Wij beschrijven de ontwikkelingen in Griekenland in hoofdzaak aan de hand van het in '76 verschenen werk van C. M. Woodhouse: I Formeel werd generaal Plastiras, die in Frankrijk in ballingschap leefde, door de als haar leider beschouwd, in Griekenland zelf werd zij geleid door generaal Zervas; deze had buiten medeweten van al zijn medewerkers koning George in maart '43 telegrafisch zijn steun toegezegd.
dingen bemoeien en bij die bemoeienis legde Stalin zich neer. Evenmin als in Joegoslavië waar de koning slechts onder een deel van de Serven een zekere populariteit had genoten, was het koningschap er in Griekenland in geslaagd, een nationaal-samenbindende factor te worden; koning George II, in '35 op de troon gekomen (Griekenland was toen elf jaar lang een republiek geweest), had zich sinds '36 door zijn steun aan een dictatoriaal regime in brede kringen gehaat gemaakt - in die kringen wilde men er niets van weten dat hij weer het koningschap zou gaan uitoefenen. Dat laatste was het duidelijke standpunt o.m. van sociaal-democraten en communisten. Van die twee groeperingen waren de communisten het actiefst. Zij hadden in september '4I een nationale verzetsorganisatie opgericht, het Nationaal Bevrijdingsfront: de Earn, naar de beginletters van de naam in het Grieks, welke organisatie bijna een jaar lang met succes verder werd opgebouwd voor zij overging tot de eerste guerrilla-activiteiten; die guerrilla werd voor de Earn gevoerd door het Nationale Volksbevrijdingsleger: de Elas, naar de beginletters in het Grieks - de operaties van de Elas waren al gaande toen het bureau-Cairo van de Engelse Special Operations Executive in de herfst van '42 de eerste geheime agenten naar Griekenland stuurde. Dat werden er niet zo weinige: de Geallieerde militaire missie bij de Griekse guerrillastrijders (die missie bestond toen uit door de Engelsen en door de Amerikanen uitgezonden personen) telde in de zomer van' 44 ca. vierhonderd militairen. Via die missie werd veel steun verleend aan de Elas (de Elas kon zich bovendien in de herfst van '43 meester maken van de wapens van een Italiaanse divisie die het aan Albanië grenzende deel van Griekenland had bezet) - óók evenwel aan een uitgesproken anti-communistische guerrilla-organisatie, de Nationaal-Republikeinse Griekse Liga ('Republikeinse', dus eveneens tegen het koningschap gekant'), de Edes, naar de beginletters van de naam in het Grieks, die enige tijd na de Earn was opgericht. Van die Edes maakten veel beroeps- en reserveofficieren deel uit. Tussen Elas en Edes kwam het van eind' 42 af veelvuldig tot nogal bloedige, gevechten (in oktober '43 werd door de Ela. getracht, de Edes volledig onder de voet te lopen). In die gevechten bleek de Elas de sterkste, mede doordat het politieke program van de Earn onder de volksmassa's een grote mate van weerklank had gevonden. De Elas
had ook veel meer strijders dan de Edes, geschat wordt: achtmaal zo veel, en men moet wel aannemen dat van de Edes niet veel zou zijn overgebleven als die rechtse guerrilla-troepen niet in '44 op aanzienlijke schaal via de Geallieerde Militaire Missie waren bewapend. Er was aan de Edes bovendien opgedragen, geen grote militaire operaties te ondernemen - zij leed dus minder verliezen dan de Elas. Hoewel door de Duitse represailles welke op de acties van de Elas volgden, zeer zware verliezen aan de burgerbevolking werden toegebracht, nam de populariteit van Eam en Elas in grote delen van Griekenland voortdurend toe. In de herfst van '44 waren er op een totale bevolking van ruim zeven miljoen zielen vermoedelijk ca. twee miljoen aanhangers van de Eam alles scheen er op te wijzen dat aan deze door de communisten gedomineerde, gewapende volksbeweging na de aftocht van de Duitsers de macht zou toevallen; buiten de steden werden grote delen van het land al in de zomer van '44 door haar bestuurd - het was een situatie, gelijkend op die welke in Joegoslavië was ontstaan.
XCOver die situatie maakten niet alleen Churchill en Eden (beiden wilden voorkomen dat er een communistische mogendheid aan de Middellandse Zee kwam te liggen) maar ook de koning en zijn regering zich grote zorgen. De koning raakte in de loop van de oorlog meer en meer geïsoleerd, de regering (zij was van '43 af in Cairo gevestigd) schoof naar links; er kwam na talrijke wisselingen in april '44 een nieuw kabinet met als premier de uit Griekenland ontsnapte sociaal-democratische, anti-monarchistische leider George Papandreoe; deze belegde injuni een conferentie in Libanon waaraan ook leiders van de Elas en de Edes deelnamen, en nam begin september zes Eam-vertegenwoordigers in een nieuw kabinet op. Dit kabinet was het dat zich, aanvankelijk louter gesteund door de Britse troepen onder bevel van generaal Scobie, in oktober weer in Athene kon vestigen waar het geconfronteerd werd met een situatie waarin het in de Griekse hoofdstad maar weinig en daar buiten in het geheel geen gezag kon uitoefenen. Papandreoe evenwel betwijfelde of het enthousiasme voor de Eam bestendig zou zijn en of de meerderheid van de bevolking inderdaad een communistisch Griekenland wenste - hij besefte dat die bevolking geen kans zou krijgen zich in vrijheid uit te spreken zolang grote delen van het land door de gewapende Elas werden beheerst. Onder voortdurende pressie van Churchill besloten hij en Scobie, aan de Elas de eis te stellen dat zij haar wapens zou inleveren.
XCHet stellen van die eis leidde tot een crisis.
XCOp I december traden de Eam-vertegenwoordigers uit het kabinet, op
de zde besloot de Eam-leiding op 3 december 'een grote demonstratie te houden in Athene en voor de 4de een algemene staking af te kondigen. De demonstratie werd, nadat hij er eerst verlof toe had gegeven, door Papandreoe verboden - zij ging desondanks door. Enkele demonstranten waren gewapend maar toen het op het plein voor het parlementsgebouw tot een schietpartij kwam, schoot de politie als eerste; zij leed geen verliezen, onder de demonstranten vielen bijna dertig doden. Vervolgens breidden de gevechten in Athene waar gewapende Elas-formaties binnentrokken, zich langzaam uit - Churchill gaf op 5 december generaal Scobie opdracht, in de Griekse hoofdstad rechtstreeks alle gezag uit te oefenen, als' ware hij in een bezet gebied. De generaal poogde dat, maar had er niet voldoende troepen voor. Er werden haastig Britse versterkingen naar Griekenland overgebracht, goeddeels in Amerikaanse schepen die de Britse vlag voerden (Roosevelt was verre van enthousiast over het Britse ingrijpen) en om de onrust te bezweren vlogen Churchill en Eden daags voor Kerstmis naar Athene. Het enige dat zij er bereikten was dat de Grieks-orthodoxe aartsbisschop van Athene, Damaskinos, zich bereid verklaarde als regent op te treden (onder sterke druk van Churchilllegde koning George zich enkele dagen later bij dat regentschap neer), maar dat betekende niet dat Eam en Elas de strijd opgaven.
XCBegin '45 was, met uitzondering van een deel van Athene en van de belangrijkste Griekse havenplaatsen (alsmede van Rhodos en Kreta die nog steeds door de Wehrmacht waren bezet), heel Griekenland in handen van Eam en Elas - de Elas had bovendien de in het westen van Griekenland geconcentreerde troepen van de Edes beslissend verslagen (deze waren door de Britten naar Korfoe geëvacueerd). Het kabinet-Papandreoe trad af - generaal Plastiras, de leider van de Edes, die enige tijd tevoren uit Frankrijk was teruggekeerd, vormde een nieuwe regering. Zij was het die nadat in de eerste weken van januari was gebleken dat de Elas eenheden met hunlichte wapens niet waren opgewassen tegen de Engelse met hun zware, begin februari een accoord met de opstandelingen sloot: die zouden hun wapens inleveren (in feite hielden zij er een groot deel van achter), vervolgens zou een grondige zuivering plaatsvinden van het overheidsapparaat (daaruit hadden velen met de Duitse bezetter gecollaboreerd) en tenslotte zouden er algemene verkiezingen worden gehouden alsmede een volksstemming over de vraag of Griekenland een monarchie zou blijven dan wel een republiek zou worden.
XCDit alles betekende dat de poging van de Griekse communistische partij om via Eam en Elas de macht vast in handen te krijgen, voorshands was mislukt; zij had een zware nederlaag geleden.
XCMen kan, menen wij, die nederlaag niet losmaken van Stalins beleid. De Russische dictator was het tegendeel van een avonturier; hij was afkerig van revoluties die hij niet van meet af aan beheerste, en hij voelde er b~vendien kennelijk niets voor om de spanningen die al met de Engelsen bestonden inzake de toekomst van Polen en in mindere mate die van Hongarije, Roemenië en Bulgarije, nog belangrijk te versterken door te gedogen dat in Griekenland een situatie zou ontstaan waarin met Russische wapens tegen de Engelsen zou worden gevochten. Afgevaardigden van de Griekse comrnunistische partij (zij had zonder overleg met Moskou haar beleid bepaald) hadden in Sofia de Russen en in Belgrado Tito en de zijnen gesmeekt om gewapende steun - zij hadden nul op het rekest gekregen.
XCVoorzover de Nederlandse ondergrondse pers zich er over uitsprak, oefende zij kritiek uit op Churchills beleid. De Waarheid nam het op voor 'de Griekse democraten' en stelde de eis 'Handen af van Griekenland !"'Wat er thans in Griekenland gebeurt is', aldus Het Parool in de dagen waarin Churchill en Eden in Athene waren, 'een schervengericht waarbij het Griekse volk te kennen geeft dat het op hele en halve voorvechters van het ancien régime niet gesteld is." Twee weken later schreef hetzelfde blad:
XC'Al belijdt Churchill met de mond dat een linkse of rechtse regering ... hem om het even is, zijn werkelijke gedachte verraadt hij toch wanneer hij tot dusver in de praktijk steeds de kant van de rechtse koos' en deze blijkbaar pas los laat, wanneer het helemaal niet anders meer kan."
XCEen kritiek als door Het Parool geuit, was gebaseerd op de berichtgeving van de BBC en Radio Oranje die beide melding hadden gemaakt van de kritische opmerkingen inzake het beleid van de Engelse regering van de zijde van een groot deel van de Engelse pers en van de linkervleugel van de Labourpartij in het Lagerhuis. Churchill en Eden vonden evenwel in80
20 dec. 1944, p. 1-2. 2 79 (26 dec. 1944), p. 2. 3 Dit was, wat Griekenland betrof, juist, wat Joegoslavië aanging, niet. 4 80 (9 jan. 1945), p. 3-4·
het Lagerhuis voldoende steun - algemeen werd trouwens beseft dat men Churchill als oorlogsleider niet kon missen.
XCMen dient daarbij in het oog te houden dat de crisis in Griekenland samenviel met het Duitse Ardennen-offensief dat duidelijk had gemaakt dat van de Geallieerden een extra-krachtsinspanning nodig was om van het westen uit Duitsland binnen te dringen.
XCOok na de Geallieerde landingen in Normandië was er geen sprake geweest van effectieve coördinatie tussen de operaties van de Geallieerde en die van de Russische strij dkrachten. Wel te verstaan: de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Eisenhower, was er toen toe overgegaan, het Russische opperbevel van tijd tot tijd in te lichten over zijn offensieve plannen maar Stalin had niet meer gedaan dan er zorg voor dragen dat de Geallieerde militaire missies in Moskou de communiqués van het Russische opperbevel enige uren kregen voordat zij aan de pers werden verstrekt. Pas beginjanuari doorbrak Stalin enigszins zijn zwijgzaamheid: toen Churchill, uit Athene teruggekeerd, hem op 6 januari de pertinente vraag seinde wat zijn militaire plan voor de naaste toekomst was, antwoordde hij op de 7de dat het Rode Leger niet later dan de tweede helft van januari een nieuw sterk offensief zou inzetten. Dat offensief (wij komen er nog op terug) werd in feite nog iets eerder ingezet, op de rzde namelijk, en toen Eisenhowers plaatsvervanger, de Engelse Air Marshal Sir Arthur Tedder, enkele dagen later in Moskou een gesprek met Stalin kon voeren, kreeg hij te horen dat het de bedoeling van de Russen was om van de Weichsel een grote sprong te maken naar de Oder. Als dat lukte, zou het Rode Leger Berlijn tot op minder dan 100 km zijn genaderd.
XCDat vooruitzicht onderstreepte de noodzaak van nieuwe offensieve operaties der Geallieerden. Maar welke?
XCEind januari kwam vast te staan dat Churchill en Roosevelt, door hun stafchefs vergezeld, begin februari Stalin en zijn naaste militaire medewerkers op de Krim in ]alta zouden ontmoeten - wenselijk was het dat Engelsen en Amerikanen het dan tevoren eens waren geworden over de militaire operaties die zij hunnerzijds wilden ondernemen. Daartoe ontmoetten de Engelse Chiefs of Staff hun Amerikaanse collega's eind januari
op Malta. Er werd daar vier dagen lang gediscussieerd, heftiger dan ooit - alle tegenstellingen tussen de Engelse en de Amerikaanse aanpak die zich al begin september hadden gemanifesteerd, kwamen opnieuw naar voren: de Engelsen wensten dat slechts één hoofdstoot zou worden uitgevoerd, gericht op de verovering van het Ruhrgebied, en dat Montgomery, mede beschikkend over alle Amerikaanse landstrijdkrachten, daarvan de leiding zou krijgen en de Amerikanen wezen die denkbeelden af. Men werd het er tenslotte over eens dat Montgomery inderdaad bij het Ruhrgebied over de Rijn zou trachten te komen (daartoe moest eerst het door de Wehrmacht zwaar versterkte deel van het Rijnland dat ten westen van de Rijn lag, worden veroverd) maar dat een nevenoffensief zou worden ingezet in de richting van de Main; óók, dat vijf divisies en een deel van de Amerikaanse Tu/elfth Air Force (zware bommenwerpers) uit Italië zouden worden overgebracht naar het westelijk front om er de druk op Duitsland zo sterk mogelijk te maken.
XCVan belang bij dit alles was dat de Geallieerden in die fase van de Tweede Wereldoorlog de laatste divisies die uitgerust en geoefend waren, in de strijd zouden werpen. Engeland had geen reserves meer en wat de Verenigde Staten betrof, had het Ardennen-offensief er toe geleid dat zeven divisies die volgens de plannen pas in februari-maart naar Europa scheep zouden gaan, eind januari daarheen werden gezonden en dat twee die bestemd waren voor de oorlog tegen Japan, aan Eisenhower ter beschikking werden gesteld. Met die twee zouden uit Amerika de laatste vertrekken die beschikbaar waren. Natuurlijk, de Amerikaanse reserves aan mankracht waren groot genoeg om, mocht dat nodig zijn, nieuwe divisies te formeren, maar dat zou vele maanden in beslag nemen. Men kon slechts hopen dat wat nu aan strijdkrachten in Frankrijk, België en Zuid-Nederland werd geconcentreerd (de Amerikanen zouden daarmee meer dan twee-derde van hun land- en bijna drie-kwart van hun luchtstrijdkrachten tegen Duitsland hebben ingezet), voldoende zou blijken om de Rijn in de buurt van het Ruhrgebied en bij Frankfort te overschrijden en diep in Duitsland door te dringen. Hoeveel tijd dat nog zou vergen, wist niemand; duidelijk was slechts dat het einde van de oorlog in Europa naderde.
XCDit was een van de belangrijkste punten waarop in Jalta (de besprekingen begonnen er op 4 februari en eindigden op de rode) beslissingen moesten worden genomen. Wat Duitsland aanging, waren die voorbereid door de Europese Adviescommissie, tot welker oprichting (gelijk al vermeld) in oktober '43 was besloten. De commissie die in januari '44 voor het eerst in Londen was bijeengekomen, had met veel moeite overeenstemming bereikt over de aan Duitsland op te leggen wapenstilstandsovereenkomst, over de verdeling van het land in drie bezettingszones (Berlijn zou in drie sectoren worden verdeeld) en over de oprichting van een in Berlijn zetelende Controle-Raad, bestaande uit de drie bevelhebbers - zij was het niet eens geworden over de vraag, welke politiek ten aanzien van Duitsland moest worden gevolgd, behoudens dan dat de nationaal-socialistische partij met al haar nevenorganisaties en -instellingen radicaal diende te verdwijnen. In de zomer van '44 had Henry Morgenthau Jr., de Amerikaanse minister van financiën, een plan opgesteld om van Duitsland een landbouwstaat te maken - dat plan, hoewel in september geparafeerd door Roosevelt en Churchill, was later in '44'44 onder tafel verdwenen. Over andere plannen, strekkende tot de verdeling van Duitsland in aparte staten, werd men het in Jalta niet eens; wèl werd daar aan de wapenstilstandsovereenkomst de bepaling toegevoegd dat de drie overwinnende grote mogendheden de bevoegdheid hadden, Duitsland in stukken te delen (in maart kwam vast te staan dat de Sowjet-Unie en Engeland er niets voor voelden, van die bevoegdheid gebruik te maken). Overigens bleek in Jalta dat de Sowjet-Unie wenste dat de Duitse wapenindustrie volledig zou verdwijnen (en de rest van de industrie binnen twee jaar tot een vijfde zou worden gereduceerd) en dat aan Duitsland het betalen van schadevergoeding zou worden opgelegd tot een totaal van 20 miljard dollar, waarvan de helft voor de Sowjet-Unie zou zijn bestemd; Roosevelt ging hier in beginsel accoord mee - de zaak werd gedelegeerd aan een Commissie voor de Herstelbetalingen die haar zetel zou krijgen in Moskou.
XCVan groot belang was nog dat in Jalta op aandrang van Churchill en vooral van Eden voor het eerst rekening werd gehouden met de positie van Frankrij k.
XCNadat de Gaulle begin oktober had bekendgemaakt dat een Raadgevende Vergadering zou worden gevormd die tweehonderdacht-en-veertig leden zou tellen (allen benoemd en voor twee-derde afkomstig uit de illegaliteit), hadden de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie later in oktober de Gaulle's Voorlopige Franse regering officieel erkend
en Frankrijk had toen een vertegenwoordiger gekregen in de Europese Advi~scommissie.' In die commissie had de Gaulle er op laten aandringen dat Frankrijk het gehele Rijnland zou mogen annexeren; die wens legde hij begin december, toen hij Moskou bezocht (een bezoek dat de functie had, zijn positie jegens de Verenigde Staten en Engeland te versterken), ook rechtstreeks aan Stalin voor. In Jalta gingen de Z.g. Grote Drie niet verder dan dat zij goedkeurden dat Frankrijk in Duitsland een eigen bezettingszone zou krijgen die oorspronkelijk deel van de Amerikaanse was geweest (zie kaart V op pag. 8I4) en voorts een eigen sector in Berlijn - Frankrijk zou dus ook lid worden van de Controle-Commissie.
XCBij de plannen voor de nieuwe internationale organisatie die de Volkenbond zou opvolgen: de organisatie der Verenigde Naties, was Frankrijk inmiddels in de groep der grote mogendheden opgenomen. Op een conferentie namelijk die van eind augustus tot begin oktober '44 had plaatsgevonden op het landgoed 'Durnbarton Oaks' bij Washington, waren afgevaardigden van de Verenigde Staten, Engeland en de SowjetUnie het er over eens geworden dat de Verenigde Naties een Algemene Vergadering zouden krijgen waarin elk van de tot de organisatie toegelaten staten één stem zou uitbrengen, en een 'dagelijks bestuur': de Veiligheidsraad, met elf leden: zes vertegenwoordigers van kleinere mogendheden die voor een beperkte tijd zouden worden gekozen, en vijf permanente leden: de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, de Sowjet-Unie en China, die in beginsel een vetorecht zouden krijgen. De Russen hadden zich overigens met kracht tegen die permanente zetel voor China verzet - er van uitgaande dat zij en hun satellietstaten in de Verenigde Naties slechts een kleine minderheid zouden vormen (te voorzien viel dat de Britse Dominions steeds met Engeland zouden meestemmen en de op economisch gebied van de Amerikanen afhankelijke Latijns-Amerikaanse republieken steeds met de Verenigde Staten), hadden zij er voorts op aangedrongen dat de zestien republieken die samen de Sowjet-Unie vormden, elk een eigen vertegenwoordiger zouden krijgen in de Algemene Vergadering. Op dat punt was in 'Dumbarton Oaks' geen overeenstemming bereikt; evenmin over een tweede punt
1 Met betrekking tot drie-kwart van het Franse grondgebied had Eisenhower toen afstand gedaan van zijn speciale bevoegdheden als Geallieerd opperbevelhebber; korte tijd later hadden de goedgekeurd dat Frankrijk hulp zou ontvangen om weer een leger van r6 divisies op te bouwen. Vóór Duitslands ineenstorting namen 5 Franse divisies deel aan de gevechten.
V. De verdeling van Gross-Deutschland De dikke zwarte lijn geeft de Duitse grens aan vóór de Anschluss van Oostenrijk (maart 1938), De Sowjet-Unie annexeerde (alle geannexeerde gebieden zijn in rose aangegeven) ten koste van Duitsland de noordelijke helft van Oost-Pruisen, ten koste van Polen de oostelijke helft van dat land, ten koste van Tsjechoslou/akije het meest oostelijke deel en ten koste van Roemenië het meest noordelijke, De on derbroken dikke rode lijn geeft de grens van Polen aan in september 1939, de on onderbroken dikke rode lijn de grens zoals die in 1945 op de Conferentie van Jalta voorlopig werd vastgesteld, Zowel Duitsland als Oostenrijk werden in vier bezet tingszones verdeeld en de hoofdsteden, Berlijn en Wenen, in vier bezettingssectoren.
XCvan kardinale betekenis: hoe ver het vetorecht van de Grote Vijf in de Veiligheidsraad zich zou uitstrekken,
XCIn Jalta werd een compromis getroffen: de Sowjet-Unie zou in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties drie stemmen kunnen uitbrengen (de Verenigde Staten en Engeland aanvaardden n1. de fictie dat Wit-Rusland en de Oekraïne onafhankelijke republieken waren) en ten aanzien van het vetorecht werd afgesproken dat dit slechts van toepassing zou zijn op besluiten van de Veiligheidsraad om tot actie over
dus, zoals de Sowjet-Unie oorspronkelijk had gewild, kunnen verhinderen dat een klacht tegen zijn politiek door de Veiligheidsraad in behandeling werd genomen.' Vastgesteld werd in Jalta voorts dat een internationale conferentie ter oprichting van de organisatie der Verenigde Naties eind april '45 in San Francisco zou worden geopend.
XCOok aan de ontwikkelingen in Polen werd op de conferentie van Jalta aandacht besteed.
XCNa de besprekingen die premier Mikolajczyk begin oktober '44 in Moskou had gevoerd (hij had zich toen, gelijk vermeld, met kracht verzet tegen de pretenties van het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding maar wel toegezegd dat hij zich in Londen moeite zou geven dat het Poolse kabinet in het verlies van de oostelijke helft van Polen zou berusten), waren de tegenstellingen verscherpt. Mikolajczyk had bij zijn ambtgenoten niets bereikt - hij was afgetreden en er was vervolgens een nieuw, nog feller anti-communistisch kabinet gevormd door de socialistische leider Arciszewski die door de Poolse regering geholpen was uit Polen te ontsnappen. Anderzijds kwamen uit het door de Russen veroverde deel van Polen meer en meer berichten dat officieren en manschappen van het Poolse Ondergrondse Leger al of niet gewelddadig werden uitgeschakeld en dat geen enkele groepering die niet cornmunistisch was, nog de mogelijkheid kreeg, actie te voeren. Sterker nog: de Sowjet-Unie stelde de Verenigde Staten en Engeland voor een voldongen feit door op Oudejaarsdag het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding te erkennen als de Voorlopige Poolse regering - een van de eerste besluiten van die regering hield in dat alle Poolse grootgrondbezitters zonder schadeloosstelling werden onteigend en dat hun landerijen werden verdeeld onder hun vroegere pachters.
XCWat Polens grondgebied betrof, stelde Stalin in Jalta voor dat Polens westgrens slechts gedeeltelijk met de Oder zou samenvallen maar dat Polen in het zuiden (zie kaart V) nog méér Duits grondgebied zou krijgen
I Dat de desbetreffende afspraken waren gemaakt, bleek pas uit het Handvest voor de organisatie der Verenigde Naties dat na de conferentie van Jalta werd geformuleerd maar zij kwamen niet in het communiqué voor dat na afloop van de conferentie verscheen. Over die afspraken werd de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, mr. E. N. van Kleffens, eind februari ingelicht door het Van Kleffens vond ze, zo tekende hij aan, 'nog erger dan wij verwachtten, omdat de grote mogendheden niet alleen een vetorecht zullen hebben tegen haar bedreigende sanc ties, maar bovendien tot het nemen van besluiten, zodat die [Veiligheids]raad nooit op wettige wijze een afkeurend oordeel zal kunnen uitspreken over een grote mo gendheid. Dit is wel zeer teleurstellend.' (van Kleffens: 'Dagboek', 26 febr. 1945).
doordat daar de rivier de Neisse de grens zou vormen. Roosevelt en Churchill konden slechts bereiken dat in het slotcommuniqué werd opgenomen dat de westgrens van Polen pas definitief zou worden vastgesteld op 'de vredesconferentie'. Ten aanzien van de Voorlopige Poolse regering werd na lange en moeilijke discussies afgesproken dat zij zou worden uitgebreid met 'democratische leiders' uit Polen en uit het Poolse milieu in Engeland en dat een commissie, bestaande uit Molotow en de ambassadeurs in Moskou van de Verenigde Staten en Engeland, die uitbreiding zou gaan voorbereiden; ook deed Stalin de toezegging dat in Polen vrije en geheime verkiezingen zouden worden gehouden. Een pover resultaat! Want hoe die begrippen 'democratisch', 'vrij' en 'geheim' zouden worden geïnterpreteerd, werd in feite aan Stalin overgelaten en hij had die begrippen steeds volledig van toepassing verklaard op de schijnvertoningen die in de Sowjet-Unie voor verkiezingen plachten door te gaan.
XCDe discussies inzake Polen en de onbevredigende gang van zaken in Hongarije, Roemenië en Bulgarije waar de Engelse en Amerikaanse leden van de wapenstilstandscommissies niet eens vrijheid van beweging hadden, vervulden vooral Churchill met bange voorgevoelens: een groot deel van Europa dreigde onherroepelijk in handen te vallen van aan Moskou horige communisten, Polen in de eerste plaats - notabene het land, ter bescherming van welks grondgebied Engeland op 3 september '39 Duitsland de oorlog had verklaard. Bij Roosevelt leefde die bezorgdheid in veel geringer mate: in het perspectief van Washington lagen Polen en de overige delen van Europa ver weg, Roosevelt was huiverig voor naoorlogse verplichtingen, hij koesterde een zeker wantrouwen jegens Churchill die hem als voorvechter van het Empire en van koloniale stelsels in die opzichten ietwat vreemd, om niet te zeggen onsympathiek, was, hij hoopte Stalin op den duur te kunnen bewegen tot een meer gematigde politiek - en hij meende Stalin nodig te hebben.
XCNodig voor de oorlog met Japan.
XCGelijk vermeld, had Molotow in oktober '43 in Moskou aan Eden en Hull meegedeeld dat de Sowjet-Unie te gelegener tijd zou gaan deelnemen aan de oorlog met Japan. Die mededeling was Roosevelt hoogst welkom geweest en zij was dat nog ten tijde van de Jalta-conferentie. De verwachting van de Combined Chiefs oj Staff was dat het na het einde van de oorlog met Duitsland anderhalf jaar zou duren voor Japan geheel zou zijn bedwongen' - gegeven het fanatisme dat de Japanners aan de
XC, Begin '45 namen de Combined Chiefs of Staff aan dat de eerste twee atoombommen,
dag hadden gelegd op elk eiland waar Amerikanen en Australiërs sinds de zomer van '42 met hen slaags waren geraakt, moest de (inmiddels voor vier jaar herkozen) Amerikaanse president er op rekenen dat in die anderhalf jaar nog tien-, zo niet honderdduizenden Amerikanen zouden sneuvelen. Zou nu het Rode Leger de Japanners in het Verre Oosten aanvallen, dan zou de op de Japanse hoofdeilanden te voeren strijd kunnen worden bekort. Belangrijke hulp! Voor die hulp bedong Stalin een prijs: de Sowjet-Unie zou de Koerilen-eilanden en de zuidelijke helft van Sachalin terugkrijgen, Dairen zou een vrijhaven worden, de Russen zouden de haveninstallaties van Port Arthur kunnen pachten, de spoorwegen in Mandsjoerije zouden onder Russische controle komen en in Buiten-Mongolië (sinds lang omstreden gebied tussen Russen en Chinezen) zou aan de status quo niet worden getornd. Verder ging de Sowjet-Unie er accoord mee dat Korea, Japans bezit sinds het einde van de negentiende eeuw, weer onafhankelijk zou worden (door de Verenigde Staten, Engeland en China was daartoe al ruim een jaar eerder, eind '44, besloten op de Conferentie van Cairo). Tenslotte werd in Jalta afgesproken dat Japan behalve Korea ook al zijn andere overzeese bezittingen zou verliezen; Formosa zou weer Chinees worden en de overige eilandengroepen (vroegere Duitse koloniën die na de Eerste Wereldoorlog Japanse mandaatgebieden waren geworden) zouden door Japans overwinnaars bestuurd kunnen worden onder toezicht van een te vormen Trusteeship Council van de Verenigde Naties.
XCVeel van Roosevelts concessies aan Stalin raakten Chinese belangen. Die concessies waren gedaan zonder enig overleg met de Chinese dictator Tsjiang Kai-sjek; Roosevelt nam op zich, diens accoord te verwerven.
XCDe overeenstemming die in Jalta op veel punten was bereikt, leidde tot een bij uitstek positief klinkend slotcommuniqué (aangezien tussen de Sowjet-Unie en Japan nog een toestand van neutraliteit heerste, werden in dat communiqué alle besluiten die op het Verre Oosten betrekking hadden, verzwegen) - Churchill evenwel, ietwat in de verdrukking geraakt tussen de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie, keerde naar Londen terug, van bezorgdheid vervuld wat Europa's naoorlogse toekomst betrof. Hem was duidelijk dat Stalin zijn eigen spel speelde en
aan welker vervaardiging in diep geheim met man en macht werd gewerkt (de proefexplosie van een atoombom had evenwel nog niet plaatsgevonden), een uitwer king zouden hebben die niet wezenlijk groter was dan die van 'conventionele' brisantbommen: 500, resp. TODD ton dynamiet; in werkelijkheid zouden de eerste twee atoombommen in uitwerking gelijk staan aan 13000 resp. 22000 ton dynamiet.
zich niet in de kaart wilde laten zien. De Russische dictator had in ]alta gezegd dat hij verwachtte dat de oorlog met Duitsland tot in de zomer van '45 zou duren. Denkbaar was het dat nauwere samenwerking tussen de Russische en de Geallieerde strijdkrachten, bijvoorbeeld in de vorm van het regelmatig uitwisselen van informatie, het einde van die oorlog zou bespoedigen - elke vorm van nauwere samenwerking was door Stalin afgewezen. Er was overigens voor de Geallieerde oorlogsleiders generlei reden om ontevreden te zijn over wat de Russen presteerden: terwijl hun eigen strijdkrachten zich midden december door het Ardennen-offensief lelijk hadden laten verrassen en een maand later pas het verloren gegane terrein hadden heroverd, had het Russische winteroffensief weer speeraculaire successen opgeleverd.
XCHet gehele gebied tussen de Oder en de linie die het Rode Leger in zijn zomeroffensiefhad bereikt (zie kaart VI op pag. 819), was door de Duitsers in de tweede helft van '44 in staat van verdediging gebracht: Duitse burgers en Poolse en andere dwangarbeiders hadden er van oost naar west zeven linies aangelegd bij welker verdediging de Wehrmacht veel tijd hoopte te winnen, maar toen de Russen op 12 januari, o.m. van hun grote bruggehoofd over de Weichsel uit, in het offensief gingen, was er spoedig geen houden meer aan. Aan de sectoren die zij voor het forceren van doorbraken hadden uitgekozen (alle concentratiemarsen daarheen hadden's nachts plaatsgevonden), hadden zij o.m. negenmaal zoveel troepen en tienmaal zoveel tanks en stukken geschut staan als de Duitsers. Al op de eerste dag van het offensief werden de Duitse linies plaatselijk over breedten van 15 tot 20 kilometer doorbroken, talrijke Duitse eenheden werden volledig uit elkaar geslagen. Na zes dagen strijd had het grootste gat dat in het Duitse front was geslagen, een breedte van ca. 250 kilometer. Door dat gat en door andere gaten snelden de Russische divisies voorwaarts. Uit Warschau (een paar honderd inwoners hadden zich in de vrijwel verwoeste stad in kelders en riolen verstopt) trokken de laatste Duitsers op 17 januari weg, uit Lodz en Krakau op de rede. Tijd om de Oppersilezische industrie te vernielen hadden de Duitsers niet - al op de z rste stond een voorhoede van het Rode Leger in de buurt van Breslau aan de Oder.
XCPrecies zoals zij zes maanden eerder bij de Weichsel hadden gedaan,
-'_'-i.... ) i ( j
XCBerlijn .---'j OOSTZÊE Bornholm (Deens )' Koningsbergen ___ .....-yL. • -, i ,~.) Lodz • ........... 0"", •• '-'\ 0 ·.._,r·\... \., 1 '''__'-.. Breslau • Ohlau '"', \ F\,-. •••• (., \,_.--._ C. ) -, .) '-'\_ Krakau .>: -).. ,Ratibor "-. \;: \"\ •• <....:.:.1'-----'" ~,/v-/', \ •• •••• Praag
XCTS]ECHOSLOWAKl]E VI. Het Russische winteroffensief in januari 1945 Rode lijn: de posities van het Rode Leger bij de inzet van het offensief op 12 januari, De rode stippellijn geeft de posities aan die eind januari u/aren bereikt. Infebruari werd, met uitzondering van Breslau en omgeving, het gebied tussen de Oder en de Neisse veroverd. 81
poogden de Russen onmiddellijk bruggehoofden op de westelijke oever van de Oder te vormen die in een latere fase uitgangspunten zouden worden voor een offensief ter omsingeling van Berlijn. Die bedoeling was duidelijk - overal waar de Russen de Oder overschreden (er kwam een groot bruggehoofd bij Ohlau, er kwamen kleinere bij Küstrin, Breslau en Ratibor), werden hevige gevechten geleverd. Begin februari, een week of drie na de inzet van hun offensief, kwamen de Russen niet meer verder - het kostte hun al grote moeite, hun voorhoeden te bevoorraden; daarbij was een nadeel dat de Duitse spoorwegen veel rollend materieel uit de door de Russen veroverde gebieden tijdig hadden weggekregen en de Russen hun eigen locomotieven en treinwagons niet konden gebruiken vanwege hun grotere asbreedte. Met dat al hadden zij in de richting van Berlijn over een afstand van bijna vijfhonderd kilometer een enorme sprong voorwaarts gemaakt.
XCMinder succes hadden zij in de richting van Koningsbergen en Dantzig. Ook aan dit gedeelte van het front waren de Russen numeriek (met driemaal zoveel infanterie) en materieel (met viermaal zoveel geschut, vijfmaal zoveel tanks en bijna zesmaal zoveel vliegtuigen) verre in de meerderheid, maar anders dan in het Genera/gouvernement werd nu op Duits grondgebied gevochten dat door de Wehrmacht met grote hardnekkigheid werd verdedigd. Het Rode Leger dat hier op 13 januari tot de aanval was overgegaan (één dag dus na de inzet van het grote offensief over de Weichsel), kwam slechts langzaam voorwaarts. Met dat al wist het toch op 26 januari, bijna twee weken na het begin van het offensief, het Prische Haff te bereiken waarna de Duitsers in Oost-Pruisen alleen nog maar over de Frische Nehrung, zolang die over het ijs te bereiken was, een landverbinding hadden met het westen. Eind januari werd van het gebied bij Dantzig uit door de Duitsers een krachtige poging ondernomen om de Russen weer van het Frische Haff te verjagen - zij mislukte. Bij die gevechten in Oost-Pruisen leden niet alleen de Duitsers maar ook de Russen zware verliezen.
XCIets op ons relaas vooruitlopend, willen wij hier vermelden dat het begin april werd voor de Russen tot de bestorming van Koningsbergen konden overgaan; het Duitse garnizoen gaf zich toen na drie dagen over. Ook in de richting van Dantzig was zware strijd geleverd; het laatste daar geboden verzet werd eind maart door het Rode Leger gebroken, maar in de delta van de Weichsel en op het schiereiland Hela alsook op de Prische Nehrung hield de Wehrmacht haar verzet vol tot op de dag van de algemene Duitse capitulatie; die capitulatie betekende dat wat nog van de afgesneden vroegere Heeresgruppe Nord over was, zich ook moest overgeven.
Verder zuidelijk hadden de Russen in februari en maart zware strijd moeten leveren in het gehele gebied tussen Oost-Pruisen en de Oder. Veel moeite kostte het hun om de eind januari over de Oder gevormde bruggehoofden ietwat uit te breiden. Ook in Silezië kwamen zij in die tijd maar langzaam voorwaarts; de N eisse bereikten zij pas eind februari en hun aanvallen op Breslau mislukten - die stad bleef tot aan het einde van de oorlog in Duitse handen.
XCVergelijkt men het verloop van de strijd met de in het voorafgaande gegeven cijfers over de grote overmacht van het Rode Leger in mankracht en bewapening, dan is duidelijk dat de Wehrmacht in Oost-Pruisen, bij de Oder en in een deel van Silezië fel verzet heeft geboden, zulks geheel overeenkomstig de directieven van Hitler en de parolen van Goebbels' . propaganda. In die propaganda waren verhalen over misdragingen van Russische militairen een steeds grotere rol gaan spelen. De officiële Russische oorlogsgeschiedenis heeft die misdragingen schoorvoetend erkend in één zin: ' Während der ersten Kampjtage gab es in Ostpreussen einige Verstösse gegen die Verhaltungsnormen' I in werkelijkheid werd er op grote schaal geroofd wat los en vast was", werden er tienduizenden burgers doodgeschoten' en werd een niet te schatten, maar in elk geval excessief hoog aantal vrouwen en meisjes verkracht. Die losgeslagenheid behoeft niet te verbazen. De geest van de Russische militairen die Duits grondgebied betraden, was vervuld van een immense haat tegen alles wat Duits was: zich voorwaarts vechtend van Leningrad, Moskou en Stalingrad waren zij door Russische streken gekomen waar door de Wehrmacht en de Einsatz gruppen van de Sicherheitspolizei und SD op barbaarse wijze was _huis
XCI Geschichte des Grossen Vater/ändischen Krieges der Sowjet-Union, dl. V, p. 134. 2 Wij herinneren er aan dat, zoals uit ons vorige deel bleek, in het bevrijde Zuiden van N ederland menigvuldig werd geklaagd over plunderingen door Geallieerde militairen en dat, toen het westelijk deel van het Rijnland door de Geallieerden was veroverd, daar strooptochten werden ondernomen door Nederlandse BS'ers; op deze twee thema's komen wij in de hoofdstukken 14 en 15 nog terug. 3 Na de oorlog was de officiële schatting van het Bundesministerium fur Vertriebene van de Bondsrepubliek Duitsland: vijf-en-zeventigtot honderdduizend. (Die Vertreibung der deutschen Bevol kerung aus den Gebleten öst/ich der Oder-Neisse, dl. J, I (z.j.), p. 65 E)
gehouden; vrijwel alle grote gebouwen waren er verwoest en een groot deel van de bevolking bleek er verdwenen te zijn (de Joden waren er door de Einsatzgruppen uitgeroeid, de partisanen hadden er zware verliezen geleden, de burgerbevolking was er getroffen door bloedige represailles en enkele miljoenen mannen en vrouwen waren naar Duitsland gedeporteerd). Bovendien drongen nu de eerste berichten door die deden vermoeden dat talloze Russische krijgsgevangenen die in '41 en '42 in Duitse handen waren gevallen, niet meer in leven waren ', en toen het Rode Leger in de zomer van '44 het gebied bij Lublin had bevrijd, was daar het grote eoncentratie- en vernietigingskamp Majdanek (officieel: het Konzentrationslager Lublin) ontdekt waar honderdduizenden gevangenen waren afgebeuld en vele tienduizenden Poolse Joden in primitieve gaskamers vermoord. Een Russische staatscommissie toog onmiddellijk op onderzoek uit - haar rapport werd eind '44 gepubliceerd, gaf een duidelijk beeld van wat zich in Majdanek had afgespeeld en leidde tot een proces waar in Russische bladen en radio-uitzendingen veel aandacht aan werd besteed. Daar kwam nog bij dat eind '44 en begin '45 in deze media, die van de zomer van '41 af in ongeremde bewoordingen haat tegen Duitsland en de Duitsers hadden gepredikt, o.m. in teksten van de schrijver Ilja Ehrenburg onverholen werd gezegd dat de Russische militairen zich op Duits grondgebied alles konden veroorloven: plunderen en moorden, zoveel als zij wilden; ook was ,nog van belang dat van de in Azië gemobiliseerde Russische militairen velen uit een samenleving kwamen waar het traditie was dat wat en wie zich op het veroverde grondgebied van een vijand bevond, eigendom was van de veroveraar."
XCHet spreekt vanzelf dat de berichten omtrent de wandaden aan Russische kant (er waren overeenkomstige wandaden van de eerste Poolse eenheden die de gebieden gingen bezetten welke aan het nieuwe Polen waren toegewezen) Goebbels en de zijnen welkom waren: er werd
XCI Men schat dat van de vijf-en-een-half miljoen Russische krijgsgevangenen een miljoen door de Einsatzgruppen van de SD in het oosten is geliquideerd dan wel in de concentratiekampen doodgeschoten of vergast en dat voorts in de kampen van de Wehrmacht en in de concentratiekampen (hoofdzakelijk in de kampen van de Wehy macht'ï bijna twee miljoen driehonderdduizend zijn bezweken; die cijfers waren natuurlijk eind '44-begin '45 nog niet bekend. 2 Van maart af werden de Russische militairen weer systematisch aangespoord, zich gedisciplineerd te gedragen. In de officiële publikatie van het Bundesministerium JÜY Vertriebene wordt overigens ook vermeld dat' eine beträchtliche Anzahl' dier militairen misdragingen is tegengegaan. (Die Vertreibung dey deutschen Bevolleeruno aus den Cebieten ostlich. der Oder-Neisse, dl. I, I, p. 62 E)
zoveel mogelijk publiciteit aan gegeven teneinde bij de Duitse militairen en bij de Duitse burgerij de wil tot volhouden te versterken. Die Duitse propaganda nu droeg bij tot een gebeuren dat in de omvang waarin het zich voordeed, niet was voorzien: in de gebieden waarin het Rode Leger dreigde door te dringen en waarin toch al geruchten over het Russische optreden de ronde deden, maakte zich een panische angst meester van een groot deel van de Duitse burgerij; dat deel wilde zo spoedig mogelijk westwaarts trekken of westwaarts worden geëvacueerd. Ordelijke en tijdige evacuaties werden door de gezagsdragers van de NSDAP lange tijd tegengegaan als blijken van defaitisme - werd dan eindelijk verlof tot vertrek gegeven, dan was het veelal te laat. Voor die evacuaties stelde de Reichsbahn, waar dat maar mogelijk was, treinen ter beschikking die propvol westwaarts reden en soms onderweg door Russische vliegtuigen werden bestookt. Uit Oost-Pruisen dat nog geen twee weken na de inzet van het Russische winteroffensief van de rest van Duitsland was afgesneden, kon ca. twee-derde van de burgerbevolking wegkomen, goeddeels over het bevroren Frische Haff waar men tot eind februari over het ijs kon lopen, en ook uit Silezië ontkwam ongeveer twee-derde van de bevolking op tijd naar het westen. Minder vluchtelingen waren er uit de gebieden tussen Oost-Pruisen en Silezië (daar waren de Russen te snel opgerukt). Het totaal aantal vluchtelingen wordt geschat op vijf miljoen: ca. de helft van de Duitse burgers die begin '45 ten oosten van de Oder-Neisse-lijn woonden.
XCDe vlucht van zoveel miljoenen, zulks in weken waarin het bitter koud was, ging met grote ontberingen gepaard - er zijn tallozen door het ijs gezakt, anderen zijn verdronken doordat evacuatie-schepen tot zinken werden gebracht; vermoedelijk zijn van de vijf miljoen vluchtelingen vele honderdduizenden omgekomen.
XCDe vlucht derwas een menselijke tragedie die, historisch beschouwd, het Duitse volk aan zichzelf te wijten had. Wij achten het gepast er daarbij op te wijzen dat de situatie van de concentratiekampgevangenen die door de SS uit het gehele gebied dat door het Rode Leger veroverd dreigde te worden, westwaarts werden gedreven, heel veel ongunstiger was dan die van de vluchtelingen. De vluchtelingen waren
redelijk goed gevoed, zij hadden kleding die hen tegen de kou beschermde, en niet te slechte schoenen, zij konden meedragen wat zij meenden nodig te kunnen hebben, dekens bijvoorbeeld, en zij werden, zij het na een bijna steeds hoogst moeizame reis of tocht, door organen van de NSDAP opgevangen die hen bij particulieren of in daarvoor in aanmetking komende gebouwen onderbrachten; daar was iets van verwarming, daar kregen zij na enige tijd weer de (overigens krappe) rantsoenen die de Duitse burgerij ontving.
XCDe concentratiekamp-gevangenen evenwel waren half-verhongerd, hadden niet meer dan de dunne concentratiekamp-kleding om het lijf, bezaten geen goede schoenen en evenmin dekens, werden opgejaagd door SS'ers die allen die van uitputting neerzegen, doodschoten, en werden, ergens op een station aangekomen, in open goederenwagons geladen die westwaarts reden zonder dat aan de meeste gevangenen ook maar een stuk brood te eten of een teug water te drinken werd gegeven.
XCZo was het, in januari' 45, bij de evacuatie van het immense complex Auschwitz-Birkenau; zo was het al eerder toegegaan bij de evacuatie van andere kampen, Majdanek bijvoorbeeld; zo zou het ook in de allerlaatste maanden, ja allerlaatste dagen van de oorlog toegaan bij de evacuatie, d.w.z. bij het voor de naderende bevrijders uitdrijven, van de gevangenen uit talrijke kampen in andere delen van Duitsland.
XCWij hebben in hoofdstuk I van ons deel 8 (Gevangenen en gedeporteer den) in de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen in de tweede wereldoorlog drie fasen onderscheiden: de eerste fase was die van de 'Vernichtung durch Arbeit' (woorden waarmee Reichsjustizminister Thierack in september '42 de functie der concentratiekampen had aangegeven), de tweede fase, eind '42-begin '43 aanvangend, die waarin ter wille van de inschakeling der gevangenen in de oorlogsindustrie bepaalde verzachtingen in het regime werden aangebracht (aan de gevangenen, behalve aan de Joden en Russen, mochten bijvoorbeeld voedselpakketten worden toegezonden) en de derde fase was die van de evacuatietransporten en van de overvolte in de resterende kampen waar verwoestende epidemieën uitbraken. Een door ons in deel 8 weergegeven, betrouwbare schatting hield in dat tot eind '44 in alle 'officiële', d.w.z. door de SS geleide concentratiekampen bij elkaar bijna achthonderdduizend
schreven gevangenen waren omgekomen (dat cijfer sluit dus niet de miljoenen Joden en anderen in die in bepaalde kampen, zonder te zijn ingeschreven, waren vergast) - er waren eind '44 nog ca. zevenhonderdvijftigduizend ingeschreven gevangenen in leven.
XCVan hen zijn in de periode van eind december '44 tot begin mei '45, in niet veel meer dan vier maanden dus, naar schatting nog minstens driehonderdduizend
XCIn deel 8 van ons werk hebben wij getracht, de lezer een beeld te geven van hetgeen in de jaren van de Duitse bezetting met de Nederlandse gevangenen en gedeporteerden is geschied. Wij schreven er in over krijgsgevangenen, gijzelaars, gevangenen die in Duitsland in tuchthuizen dan wel in concentratiekampen waren opgesloten, en tenslotte over gedeporteerden: vele tienduizenden Joden en enkele honderden Zigeuners.
XCOp de gijzelaars behoeven wij in dit hoofdstuk niet terug te komen - de laatste groepen van diegenen wier lot wij in deel 8 behandelden (de z.g. Indische gijzelaars en de Z.g.anti-verzet-gijzelaars), werden, op enkele uitzonderingen na, begin september '44 vrijgelaten. De krijgsgevangenen en de gevangenen in de Duitse tuchthuizen zu11enin dit deel aan de orde komen in het hoofdstuk dat aan de ineenstorting van Duitsland wordt gewijd, en wat de gedeporteerden betreft, schrijven wij nu slechts over diegenen die in de herfst van' 44 nog in leven waren in de kampen waarin zij als gevangenen van de SS waren ingeschreven: dat was slechts een klein deel van allen die gedeporteerd waren.
XCVan juli '42 tot begin september '44 waren in totaal meer dan drieen-negentigduizend Joden naar het oosten verdwenen: ruim vier-endertigduizend naar het vernietigingskamp Sobibor waar zij bijna a11en onmidde11ijk door vergassing om het leven waren gebracht, en ca.negenen-vijftigduizend naar het complex Auschwitz-Birkenau, dat tegelijk vernietigingskamp en concentratiekamp was. Ook waren naar AuschwitzBirkenau in mei '44 tweehonderdvijf-en-veertig in Nederland opgepakte Zigeuners gedeporteerd. Van die Zigeuners (slechts ruim vijftig hunner bleven in leven) zijn, naar men moet aannemen, velen in de gaskamers van Birkenau vermoord toen daar het Zigeun.erlager begin augustus '44 werd opgeruimd, zoals dat heette. Wat de Joden betreft: van hen waren zeven-en-dertigduizend, zonder ingeschreven te zijn, onmiddellijk na aankomst in Auschwitz-Bitkenau vermoord - ca. achttienduizendvijfhonderd waren er wèl als gevangenen ingeschreven en ca. drieduizendvijfhonderd anderen hadden in eerste instantie Auschwitz-Brrkenau niet bereikt: dit waren mannen en jongens die men in de laatste maanden
van 42 in Kosel (zie kaart VII op pag. 828) gedwongen had uit de deportatietrein te stappen en die in allerlei, toen niet onder de SS ressorterende, Zwangsarbeitslager [ür juden tewerk waren gesteld - kampen die geleidelijk hetzij in het kampcomplex Auschwitz-Birkenau, hetzij in het kampcomplex Gross-Rosen waren ingevoegd, de laatste per I april '44. Toen het complex Auschwitz-Birkenau in januari '45 werd geëvacueerd, waren van de ca. drieduizendvijfbonderd leden van de 'Koselgroep' niet veel meer dan vier- tot vijfhonderd nog in leven. Hoeveel uit Nederland afkomstige Joden toen elders in het complex in leven waren, is niet precies bekend; veruit de meesten van de ca. achttienduizendvijfhonderd ingeschreven gevangenen waren te gronde gegaan - misschien hadden zich omstreeks tweeduizend kunnen handhaven. In de herfst van '44 was het complex Auschwitz-Birkenau (het vernietigingskamp Sobibor was in de herfst van '43 na een opstand waaraan ook enkele Joden uit Nederland hadden deelgenomen, afgebroken) niet het enige deportatie-oord waarin zich groepen Joden uit Nederland bevonden: bijna vijfduizend waren overgebracht naar het Z.g. Altersghetto Theresienstadt in Bohemen (maar van die bijna vijfduizend werden in september en oktober '44 circa drieduizend naar Auschwitz-Birkenau doorgezonden) en ruim drieduizendvijfbonderd naar het kamp BergenBelsen (tussen Hannover en Hamburg) dat bedoeld was om er uit tal van landen de Joden in op te nemen die in aanmerking kwamen voor uitwisseling met in Geallieerde landen geïnterneerde Rijksduitsers - Bergen-Belsen was een Aastauschlager.
XCBehalve Joodse waren ook niet-Joodse Nederlanders in concentratiekampen in Duitsland terechtgekomen - voor de namen van die kampen verwijzen wij naar kaart VII. In die kampen bevonden zich medio augustus' 44 bijna negen-en-twintighonderd mannelijke en ruim tweehonderd vrouwelijke Nederlandse, bijna allenniet-Joodse, gevangenen: Schutzhèfilinge ('politieke gevangenen', die krachtens een Schutzhaftbefeh! van de SS waren opgesloten) - de vrouwen in het Frauenkonzentrations lager Ravensbrück, de mannen in diverse andere kampen. Er waren evenwel vóór midden augustus '44 méér Nederlandse 'politieke gevangenen' naar de concentratiekampen in Duitsland gestuurd - onze in deel 8 opgenomen schatting was dat daar voordien omstreeks achthonderdvijftig Nederlandse politieke gevangenen waren bezweken, velen in de jaren '41 en '42 toen het gehele beleid van de SS in de concentratiekampen in het teken stond van de al weergegeven formule: 'Vernichtung durcn Arbeit',
XCHet ligt niet op onze weg, hier uitgebreid
-, \. SLOWAKIJE ~bolldgellooc)
XCVII. De concentratiekampen van de SS tijdens de Tweede Wereldoorlog
XCdeel 8 hebben geschreven over het lot van diegenen die van begin '41 tot in september '44 in de concentratiekampen in Duitsland waren terechtgekomen - anderzijds lijkt het ons ook niet juist om bij de lezer vandeel het gedifferentieerde beeld bekend te veronderstellen dat wij in deel 8 hebben neergelegd. Enkele elementen uit dat beeld willen wij dus herhalen, zulks vooralom de lezer duidelijk voor ogen te stellen dat wat wij over het lot van de concentratiekamp-gevangenen in de periode september '44-begin mei '45 te berichten hebben, strijd en lijden schetst van mensen van wie velen al enkele jaren het hoofd hadden moeten bieden aan de verschrikkingen van het bestaan in de concentratiekampen. Wij zullen overigens in dit hoofdstuk de periode september '44-begin mei '45 niet in haar geheel behandelen. In april en in de eerste dagen van mei zijn namelijk de gevangenen uit een groot aantal kampen in Noord-, Midden- en Zuid-Duitsland op zinloze evacuatiemarsen gezonden maar
lonnes van de Zweedse regering en van het Internationale Rode Kruis - gebeurtenissen die nauw samenhingen met het oorlogsverloop in de laatste twee maanden van de tweede wereldoorlog en speciaal met het grillig beleid van Himmler, de Reichsjuhrer-SS. In het hoofdstuk dat wij aan Duitslands ineenstorting zullen wijden (wij zullen daarin, gelijk reeds aangekondigd, ook over de krijgsgevangenen en de gevangenen in de tuchthuizen in Duitsland schrijven), vindt dus dit hoofdstuk: 'Concentratiekampen, derde fase', zijn afsluiting.
XCIn de eerste fase van de geschiedenis van de concentratiekampen in de tweede wereldoorlog, d.w.z. tot eind '42-begin '43, was de 'Vernichtung durch Arbeit' geen frase geweest maar barre werkelijkheid. Enkele door ons in deel 8 gegeven cijfers toonden dat aan. In het concentratiekamp Dachau stierf (d.w.z. bezweek, werd doodgeslagen, doodgeschoten of op andere wijze vermoord) in het jaar '42 meer dan de helft van de gevangenen, in Mauthausen meer dan drie-vijfde, in Auschwitz-Birkenau drie-vijfde alleen al in drie maanden: juli, augustus en september '42. Van de ca. tweehonderdduizend ingeschreven gevangenen die zich in totaal in de tweede helft van '42 in de concentratiekampen van de SS bevonden, stierf in de zeven maanden van juni t.e.m. december op zijn minst een derde, misschien wel twee-vijfde - het was niet alleen een immense slachting maar ook een gigantische verspilling van arbeidskracht.
XCIn september '42 nu wist Speer, de Reiehsminister für Bewaffnung und Munition, te bereiken dat Duitse ondernemingen het recht zouden krijgen, in de concentratiekampen werkplaatsen in te richten, eind oktober werd aan de gevangenen, behalve aan de Joden en de Russen, het recht verleend, voedselpakketten te ontvangen en in december schreefHimmIer aan de concentratiekamp-commandanten voor dat zij de gevangenen beter voedsel moesten geven en hen minder moesten afbeulen. In verscheidene kampen duurde het maanden voor men er iets merkte van de relatieve verbetering van het regime 1, maar deze tekende zich in de loopdan een vierde van alle ingeschreven gevangenen; in oktober 'f3 was het sterftepercentage gedaald
I Begin '43 stierf in het complex Auschwitz-Birkenau in één maand: februari, meer
van '43, kijkt men naar alle concentratiekampen tezamen, steeds duidelijker af Daarwaren in de maand augustus '42 op een totaal van honderdvijftienduizend ingeschreven gevangenen twaalfduizendtweehonderd gestorven (bijna II %) in de maand augustus '43 stierven er vierduizendzevenhonderd op een totaal van tweehonderdvier-en-twintigduizend (ruim 2 %). Een groot deel van de gevangenen was dwangarbeider geworden ten dienste van de Duitse oorlogsindustrie. Zij werkten of ten bate van de omstreeks veertig SS-ondernemingen (ondernemingen welker beheer was samengevat in het in Oranienburg bij Berlijn gevestigde SS- Wirtschafts und Verwaltungshauptamt waaronder ook de 'officiële' concentratiekampen ressorteerden) of ten bate van talloze particuliere Duitse ondernemingen; men schat dat uiteindelijk in de concentratiekampen van alle gevangenen (vijfhonderdvier-en-twintigduizend in augustus '44, zevenhonderdvijftigduizend in januari '45) vijftigduizend werkzaam zijn geweest voor SS-ondernemingen, vierhonderdvijftigduizend voor particuliere.
XCZo werden, om een enkel voorbeeld te geven, in het bij Auschwitz gelegen plaatsje Monowitz in opdracht van het IC Farhen-concern ook door gevangenen uit Auschwitz-Birkenau grote fabrieken gebouwd voor de productie van kunstrubber en synthetische benzine alsmede een electrische centrale en werd in '44 meer dan een derde van de vliegtuigproductie van de Messerschmitt-fabrieken vervaardigd door gevangenen uit de concentratiekampen Flossenbürg en Mauthausen. Van belang was ook dat in '43, toen Hitler had besloten, de productie van V-wapens prioriteit te geven, Himmler de toezegging had gedaan dat talrijke onderdelen vervaardigd zouden worden door concentratiekamp-gevangenen en dat dezen ook voor de assemblage van de nieuwe wapens zouden zorgen - al die arbeid zou, met het oog op het Geallieerde luchtoffensief, plaatsvinden in onderaardse tunnels; nieuwe tunnels werden toen uitgehakt door tienduizenden gevangenen van Mauthausen en een bestaand tunnelcomplex werd uitgebreid in de Harz; hier ontstond een nieuw concentratiekamp-complex: Mittelbau, door de gevangenen 'Dora' genoemd (wij zullen verder die tweede naam gebruiken), waarheen in totaal ca. zestigduizend gevangenen zijn overgebracht.
XCUit de uitbreiding van het aantal gevangenen, maar vooralook uit het feit dat zij in honderden, buiten de concentratiekampen gelegen bedrijven moesten zwoegen, was voortgevloeid dat meer en meer gevangenen uit de 'hoofdkampen' waren ondergebracht in soms ver daarvan verwijderde z.g. Aussenkommandos. Eind '42 waren er in totaal 56 van die Aussenkommandos geweest - vóór eind '44 kwamen er 718 bij en in de
laatste maanden van de oorlog nog eens 149. I In sommige Aussenkom mandos hadden de gevangenen een naar verhouding dragelijk bestaan, andere stonden als 'Mordkommandos' bekend.
XCWie bepaalden of men in een 'goed' dan wel in een 'slecht'Kommando werd opgenomen? Niet SS'ers maar gevangenen.
XCBij elk kamp bevond zich een staf van SS'ers (de 'kamp-SS') en bevonden zich bewakingseenheden (de 'bewakings-SS'); die bewakers hadden oorspronkelijk allen behoord tot de SS- Totenkopf-Standarten, die sinds '40 evenwel geheel in de Waffen-SS waren opgegaan. De Wach sturmbanne die sindsdien de bewaking hadden overgenomen (sinds april '41 waren zij formeel een onderdeel van de Waffen-SS, evenals de 'kamp-SS' trouwens), hadden sinds '40-'41 een veel gemengder karakter aangenomen; men trofin deze eenheden, behalve Waffen-SS'ers die niet meer tot frontdienst in staat waren, ook oudere leden aan van de Allge meine SS2, van de SA en van de Ordnungspolizei, dan oudstrijders uit de Eerste Wereldoorlog en afgekeurde militairen van de Wehrmacht en verder nog Volksduitsers", Litauers en Oekraïners, in Nederland (en in enkele kampen buiten Nederland) ook Nederlanders. In totaal waren er eind '44 ca. vijf-en-dertigduizend bewakings-SS'ers. Het aantal kamp SS'ers was veel kleiner: eind '44 niet veel meer dan vijfduizend. Dat alles betekende dat er toen gemiddeld zeven bewakings-SS'ers en één kamp SS'er waren op elke honderdvijftig gevangenen.
XCHet was vrijwelonmogelijk uit een concentratiekamp te ontsnappen: buiten de kampen zouden de gevangenen onmiddellijk opvallen door hun gestreepte kleding en door het feit dat zij kaalgeschoren waren, bovendien waren althans de grote kampen omgeven met onder electrische spanning staand prikkeldraad, met hoge omheiningen en met wachttorens. Bewakings-SS 'ers bemanden de in die torens geplaatste machinegeweren, vormden overdag een cordon om het kamp en begeleidden alle gevangenen die hetzij buiten een hoofdkamp, hetzij buiten een Aussenkommando werden tewerkgesteld. Alle bewakings-SS' ers waren goedgewapend en zij hadden vaak afgerichte honden bij zich. Moest een groep gevangenen buiten een kamp werken, dan was er in de regeléén bewakings-SS' er op elke tien gevangenen. \
XCI Het totale aantal Aussenkommandos was toen geringer geworden doordat enkele karnpen, waaronder Auschwitz-Birkenau, waren ontruimd. Auschwitz-Birkenau alleen al had 43 Aussenkommandos gekend. Dachau heeft er de meeste gehad: 135. 2 D.w.z. van de politieke organisatie van de SS. 'Leden van _Duitse minderheden in landen als Polen, Hongarije, Roemenië
XCVoor de kamp-SS was de bewakings-SS het belangrijkste hulpmiddel. Die kamp-SS ontving zijn algemene instructies van het al genoemde SS Winschafis und Veru/altungshauptamt wat het lot van de gevangenen betreft stond zij via haar z.g. Politische Abteilung in verbinding met landelijke of regionale instanties van de Sicherheitspolizei und SD en met het in Berlijn gevestigde Reichssicherheitshauptamt. In laatste instantie was in elk kamp de kamp-SS heer en meester - wij schrijven 'in laatste instantie', want om het zich gemakkelijk te maken (wij herinneren er aan dat er gemiddeld op elke honderdvijftig gevangenen slechts één kamp-SS'er was) had de kamp-SS een groot deel van het directe gezag waaraan de gevangenen werden onderworpen, aan sommigen van die gevangenen gedelegeerd.
XCElk kamp had een gevangenen-hiërarchie met een Lagerältester aan het hoofd. Werkploegen, Kommandos. stonden er onder Kapo's. Elke slaapbarak had een eigen Block-Áltester, elk deel van een slaapbarak (Stube) had een Stube-Altester, Kapo's hadden de leiding van de kamppolitie en de kampbrandweer, van de keukenploeg. in de barak waar de kampkleding werd uitgereikt, in de kampgevangenis (de Bunker), in de ziekenafdeling (het Revier), in de kantoren waar de binnenkomende gevangenen over de verschillende barakken werden verdeeld en bij de verschillende Kommandos ingedeeld, enzovoort. Die gevangenen vormden een bonte mengeling en niet alleen naar nationaliteiten (daarvan telde Dachau er ten tijde van de bevrijding 32). Alle door de Sicherheitspolizei und SD vervolgde groepen waren onder de gevangenen vertegenwoordigd: politieke tegenstanders, Getuigen van Jehova, homosexuelen, asocialen, Joden, en Russische en andere dwangarbeiders; daarnaast waren de kampen al vóór de tweede wereldoorlog gebruikt om er diverse categoriëen Duitse misdadigers, vooralook z.g. Berufsuerbrecher, in op te sluiten - die misdadigers waren het aan wie, soms samen met asocialen, de kamp-SS aanvankelijk het vormen van de kamphiërarchie had opgedragen. Dat betekende dat wie uit de quarantaine-afdeling welke elk kamp kende, in het eigenlijke kamp werd opgenomen, o.m. voor het werk dat hij daar te verrichten kreeg, afhankelijk was van beslissingen, genomen door beroepsmisdadigers en asocialen en ook verder onderworpen bleef aan de nukken en grillen (en vaak ook wreedheden) van deze Kapo's en hun helpers.
XCMen mag niet generaliseren: er zijn er onder die beroepsmisdadigers en asocialen geweest die zich als goede kameraden hebben ontpopt, maar dat waren uitzonderingen. Regel was dat de overige concentratiekampgevangenen bitter te lijden hadden onder het regime van een kleine
groep: die der Kapo's en hun helpers, die zichzelf allerlei voorrechten permitteerde (meer eten, licht werk, een betere slaapplaats, betere kleding) en daardoor in feite binnen de door de SS gestelde grenzen parasiteerde op die overige gevangenen. Geen wonder dat van de rijen dier laatsten uit voortdurend werd getracht, de hiërarchie van misdadigers en asocialen ten val te brengen - vóór de oorlog gelukte dat alleen in Sachsenhausen, nadien mede in Buchenwald, Dachau en Ravensbrück. In die vier karnpen kwam na levensgevaarlijke intriges de macht, voorzover gedelegeerd, bij politieke gevangenen te berusten, hoofdzakelijk bij communisten. Over het algemeen betekende dat een aanzienlijke verbetering, zij het dat er onder die communisten niet weinigen waren die, als er gunsten te verdelen waren, andere communisten voortrokken.
XCZo was de groep der gevangenen die in de concentratiekampen tegenover de SS stond, niet homogeen maar verdeeld: verdeeld naar nationaliteir', naar kategorie, ten dele ook naar levensbeschouwing en politieke overtuiging, maar vooralnaar 'klasse' - wij schreven in deel 8 over de 'aristocratie' van de Kapo's, de 'middenstand' van hun helpers en van diegenen die zij in 'goede'Kommandos hadden laten opnemen, en het 'proletariaat' van de overige gevangenen, en wij gaven een schatting weer volgens welke er op elke tien 'aristocraten ' en honderd 'middenstanders' duizend 'proletariërs' waren. Tegenstellingen waren dat van een scherpte die de maatschappij buiten de kampen niet kende - tegenstellingen namelijk die beslissend waren niet voor welstand of armoede maar voor leven of dood.Hollanders, Belgen, Fransen en Russen kunnen geen dierist nemen.' (Ed. de Nève (ps. van Jean Lengler): Glorieuzen
1 Wij vermelden in dit verband dat de mannelijke Rijksduitsers onder de gevangenen (dat sloot de Oostenrijkers in) eind '44 in de gelegenheid werden gesteld, dienst te nemen bij de In Dachau gaven zich volgens de Nederlandse gevangene Nico Rost 'de meeste Duitsers' op, 'nog voordat ze er toe verplicht werden', de meeste Oostenrijkers weigerden. 'Vele communisten' onder diegenen die zich hadden op gegeven, werden afgewezen - zij die aangenomen waren, werden begin december in SS-uniform gestoken. 'Allen', schrijft Rost, 'zijn nu ontnuchterd. Velen van hen zijn al acht of tien jaren in het kamp en ze vragen zich af of ze daarvoor gestreden hebben: om nu in SS-uniform naar het front te worden gestuurd.' (Nico Rost: (1947), p. 136-38) In Sachsenhausen waren er volgens de Nederlandse politieke gevangene Edouard de Nève 'maar zeer weinige' politieke gevangenen die zich tot de militaire dienst bereid verklaarden - wèl deden dat 'de meeste groenlappen', d.w.z. misdadigers. 'Er zijn ook Hollanders die zich komen aanmelden. Heel weinig. Maar er zijn er. Twee hunner hebben een groene driehoek - misdadigers. Zij worden allen weggezonden.
XCMen kon in de concentratiekampen op den duur slechts in leven blijven als de dagelijkse portie voedsel niet te gering was om de vormen van uitputting te doorstaan waaraan men werd blootgesteld. Er moest elf uur per dag worden gewerkt - een zware opgave wanneer men dat werk in een ordelijke fabriekshal te verrichten had, dubbel zwaar wanneer men, schamel gekleed en slecht geschoeid, werken moest in de openlucht of in een steenkolenmijn of in een tunnel voor V-wapens. Dan waren er de appèls: het zich tweemaal per dag opstellen om geteld te worden, hetgeen uren kon duren. De rantsoenen die de tot de burgerij behorende Z.g.normale verbruikers ('Normalverbraucher') in Duitsland kregen, zouden onvoldoende zijn geweest om de krachten op peil te 'houden eigenlijk had men voor de concentratiekamp-gevangenen die rantsoenen moeten verhogen met de gebruikelijke toeslagen voor zware of zelfs zeer zware arbeid. De voor de concentratiekamp-gevangenen vastgestelde officiële rantsoenen waren evenwel een kwart lager dan die welke voor Normaluerbraucher golden. De hoeveelheden levensmiddelen die volgens de officiële regels dagelijks bij de concentratiekampen werden aangevoerd, waren dus al te klein. Uit die hoeveelheden werd bovendien op grote schaal gestolen: door de kamp-SS en door de bewakings-SS - van wat dan overbleef, eigenden de Kapo's en hun helpers zich alles toe wat zij begeerden. Men schat dat aan de 'gewone' gevangenen in doorsnee een derde werd onthouden van het toch al veel te karige voedsel waarop zij recht hadden. In Mauthausen kregen zij in de tweede fase (die van het minder harde regime) dagelijks voedsel met een verbrandingswaarde van I400 calorieën - het dubbele zou in de omstandigheden van het kamp niet eens voldoende zijn geweest. Met dat al had, afgezien nog van de mogelijkheid om pakketten te ontvangen, de tweede fase op voedingsgebied een verbetering gebracht, vergeleken met de eerste; zo hadden in de strenge winter van '4I op '42 de gevangenen in Dachau dagelijks voedsel gekregen met een verbrandingswaarde van slechts IOOO calorieën.
XCUit de nederlagen nu die de Wehrmacht leed, vloeide in de winter '44-'45 voort dat gebieden die veel voedsel hadden voortgebracht, voor Duitsland verloren gingen: er was dus in het land als geheel minder voedsel te verdelen. Het transport van al dat voedsel was door de overbelasting van de Reichsbahn al van een vroeg stadium in de oorlog af met zoveel moeilijkheden gepaard gegaan dat de Normalverbraucher in de grote steden menigmaal op hun bonnen niet de rantsoenen hadden kunnen krijgen waarop zij recht hadden (vrij hoge rantsoenen, ongeveer
vooral als gevolg van de zware Geallieerde bombardementen, van de zomer van '44 af met enorme vertragingen te karnpen en bovendien werd een groot deel van de locomotieven en goederenwagons door bombardementen vernield ofbeschadigd. Reparaties aan de lijnen, spoorbruggen en rangeerterreinen alsmede aan het rollend materieel werden naar vermogen bespoedigd, maar alle inspanningen (gecoördineerd, gelijk in hoofdstuk I vermeld, door Fiebig, de organisator van de roof van voorraden en machines uit bezet Nederland) konden niet verhinderen dat het aantal dagelijks beschikbare goederenwagons voortdurend afnam. In '43 waren dat er gemiddeld bijna 140000 geweest, in januari '45 waren het nog maar 70000, in februari (de Russen stonden toen aan de Oder, Amerikanen en Engelsen naderden de Rijn) bijna 40000, in maart 15000. Uiteraard hadden bij het resterende spoorwegvervoer militaire transporten prioriteit - veel voedseltransporten kwamen te vervallen en hoewel de rantsoenen officieel maar weinig daalden (Hitler verzette zich heftig tegen elke door de overheid bekend te maken verlaging), werd het voedsel voor de Duitse burgers in de steden (nauwkeurige cijfers zijn niet bekend) uitgesproken krap. Daar kwam dan nog bij dat miljoenen Duitse vluchtelingen elders in Duitsland ondergebracht (en gevoed) moesten worden: vijf miljoen alleen al uit de gebieden ten oosten van de Oder-Neisse-lijn en een onbekend aantal uit het goeddeels ontruimde Rijnland bewesten de Rijn. Tenslotte waren er de Geallieerde bombardementen: werden in de steden, groot en klein, hele wijken weggevaagd, dan werden vaak ook bakkerijen onherstelbaar beschadigd - soms waren dat bakkerijen die ervoor moesten zorgen dat er naar een nabij concentratiekamp of naar bepaalde Aussenkommandos brood werd gebracht.
XCWare aan de zijde van de SS de wil aanwezig geweest om het lot van de concentratiekamp-gevangenen niet zwaarder te maken dan het toch al was (die wilontbrak), dan zou uit de geschetste omstandigheden al zijn voortgevloeid dat de gevangenen in de derde fase minder voedsel zouden hebben gekregen dan in de tweede. In feite werd de situatie door de volte in de kampen nog veel kritieker. Het totaal aantal gevangenen, vijfhonderdvier-en-twintigduizend in augustus '44, beliep in januari '45, gelijk reeds vermeld, zevenhonderdvijftigduizend - bovendien werd dat groter aantal gevangenen samengeperst in een kleiner aantal kampen. Het Majdanek-complex (het Konzentrationslager Lublin) (zie kaart VII op pag. 828) was in juli '44 ontruimd, het concentratiekamp Vught werd ontruimd begin september, zo ook het concentratiekamp NatzweiIer in de Elzas (kamp waarin de meeste z.g. Nacht-und-Nebel-gevangenen waren opgesloten, onder hen ca. vierhonderd Nederlandse
nen I), de enorme complexen van Stutthof en Auschwitz-Birkenau m januari, het complex Gross-Rosen in februari.
XCDeze ontruimingen betekenden dat vele tienduizenden gevangenen de resterende, toch al sinds jaar en dag overvolle concentratiekampen in Midden- en West-Duitsland werden binnengevoerd, ondergebracht in de quarantaine-afdelingen (in barakken, als die er waren, anders in tenten, en als ook die ontbraken, in de openlucht) en vervolgens, voorzover niet bezweken, in de eigenlijke kampen of in de Aussenkommandos opgenomen. In elk kamp waren meer monden te voeden en voor elk kamp was, gelijk gezegd, minder voedsel beschikbaar. De calorische waarde der rantsoenen daalde van maand tot maand. In Dachau, waar de voedselsituatie van begin '44 af al belangrijk was verslechterd, werd die waarde gehalveerd: van ruim 1000 calorieën in september '44 tot ca. 530 in april '45; een medische onderzoeker" kwam kort na de oorlog op grond van getuigenverklaringen tot de conclusie dat in de winter '44-'45 de gevangenen in Ravensbrück gemiddeld per dag voedsel hadden gekregen met een verbrandingswaarde van 800--900 calorieën; in Bergen-Belsen was dat 500--600 calorieën geweest, in Mauthausen 500. Wel te verstaan: dit waren gemiddelden voor een periode van vele maanden - de daling welke zich van maand tot maand voordeed, komt er niet in tot uiting. In verscheidene kampen was in de laatste oorlogsweken vrijwel niets meer te eten.
XCOnvermijdelijk was het dat de hongerziekte welke wij in hoofdstuk 3 ('Hongerwinter') beschreven, in de concentratiekampen ook in de derde fase talloze slachtoffers eiste. Daarnaast werden de meeste kampen geteisterd door epidemieën; vooral de vlektyphus breidde zich uit. In de meeste hoofdkampen en Aussenkommandos beperkte men zich er toe, de vlektyphuspatiënten in aparte barakken te concentreren waar men hen veelal aan hun lot overliet. 'Het typhus-quarantaine-Block van Vaihingen was', aldus Floris Bakels die, uit Natzweiier geëvacueerd, in dat Aussen kommando van Dachau was terechtgekomen,
XC'één oneindige nachtmerrie: je moest telkens bedenken dat het intussen geenin zijn in '52 verschenen proefschrift: Het Duitse concentratiekamp. Een medische en psychologische studie
I waren gevangenen die, krachtens een in september '4I door Hitler genomen besluit, in een concentratiekamp als het ware in 'nacht en mist' moesten verdwijnen - contact met hen was niet gepermitteerd, hun relaties moesten de indruk krijgen dat zij dood waren. 2 Aangehaald door dr. E. A. Cohen
nachtmerrie doch realiteit was. Er lagen honderden HäJtlinge in alle stadia te creperen, schreeuwend, kreunend, kakelend, poepend en pissend door driehoog heen. Ik kwam te liggen in een hoek boven, en daar begon mijn armzalig restant van een luizig lichaam te koken van de koorts. Er waren enkele thermometers; eens heb ik vagelijk kunnen onderscheiden dat hij bij mij 40.8° aanwees. Erger dan de brand in het lijf was de bijl voorin de schedel. Vlektyphus veroorzaakt een soort hoofdpijn die je je niet kunt voorstellen, tenzij je fantasie zó sterk is dat je begrijpt hoe het is als je een paar centimeter diep in je voorhoofd, daar waar de haarinplanting begint, een bijl hebt vastzitten. En boven de brand en de bijt uit gloeide het geel: je zag alles helgeelvan kleur."
XCDe vlektyphus bereikte Dachau in december en besmette er onder meer Block 30 een barak die door de SS was volgepropt met verzwakte gevangenen die niet meer tot werken in staat waren; zij kregen nog minder te eten dan de overige gevangenen en hun (dunne) dekens waren hun afgenomen. Een SS'er die de in de barak hangende stank niet kon verdragen, had er de ramen uit laten verwijderen - veel gevangenen leden al aan longontsteking voordat zij ook nog aan vlektyphus gingen lijden. Vlektyphuspatiënten werden ook in andere barakken van Dachau geïsoleerd, soms evenwel, teneinde gedesinfecteerd te worden, in de winterse kou naakt naar de doucheruimten gedreven waarna men hen, in hun barakken teruggekeerd, enkele dagen liet wachten op hun kledij die gedesinfecteerd werd: naakt lagen zij dan samengepropt op overvolle britsen. Kapelaan Rothkrans, al sinds maart '42 in Dachau opgesloten, noemde Block 21 (dit was mèt Block 25 een barak waarin louter vlektyphuspatiënten lagen) 'een hel in de hel. Zelfs de blokoudste, kameroudste, blokschrijver, karnerschrijver, allen hadden typhus. Niet alleen de slaapzalen, ook de waslokalen lagen vol met stervende mensen. Naast hen enkele doden in een hoek, als weggeworpen vuil. Overal uitgemergelde mensen, hun buik gezwollen, hun hemd reeds zwart, helemaalonder de zweren, vol wonden aan hun benen, op hun ruggen grote, open gaten van flegmonen, de een mist een arm, de ander een been.
XCDe enkele dokters en verplegers die er tenminste nu in I944-'45 waren (vroeger waren er geen), wisten haast niet waar ze beginnen moesten. Zij stonden als het ware machteloos tegen de steeds om zich heen grijpende vlektyphus, dysenterie, tbc en al de andere ziekten. Velen waren bang, zelf besmet te worden'2
XCI F. B. Bakels: Nacht-und-Nebel. Mijn verhaal uit Duitsegevangenissen en concentratiekam pen (1977), p. 243. 2 J. Rothkrans: Dachau, hel en hemel (1957), p.
enkele artsen onder de Nederlandse gevangenen overwonnen die angst en boden hulp (één hunner, dr. G. J. Krediet', die, aldus Rothkrans, 'dag in, dag uit' de vlektyphusbarakken was binnengegaan", bezweek in februari aan de ziekte die hij vergeefs had trachten te bestrijden);'
XC'De SS'ers waagden het niet meer, op deze bloks te komen. Er moesten vrijwilligers komen om enige redding en orde te brengen in deze haast redeloze chaos van lijden en sterven. Er werd een beroep gedaan op de priesters en velen hebben zich gemeld, zelfs ten koste van hun leven"
XCéén van die helpers was kapelaan Rothkrans zelf die er in de vlektyphusbarakken 'maandenlang van's morgens 7 uur tot's avonds 9 uur duizenden (had) geholpen, getroost, gebiecht, het H. Oliesel toegediend, de H. Communie uitgereikt, ja zelfs velen gedoopt" - hij werd tenslotte zelf ziek, 'meer dan zes weken, waarvan zeventien dagen buiten kennis, ... met vlektyphus in de ergste graad, gepaard met diarrhee."
XCZo was het in Dachau, zo was het óók (het zal uit het vervolg nog blijken) in andere karnpen. Luizen (de meeste kampen raakten van luizen vergeven) brachten de besmetting over en, zoals al uit het over Dachau vermelde bleek: de SS deed niets om de epidemieën effectief tegen te gaan. Duizenden door honger verzwakte, mannelijke gevangenen liet men sterven in geïsoleerde barakken - uit sommige karnperi evenwel, o.m. uit Sachsenhausen en Dora, werden de zieken overgebracht naar het Z.g. Häfilingslagervan Bergen-Belsen. Dat was een tentenkamp, waarin in maart '44 de eerste duizend zieken uit Dora waren ondergebracht (er zijn ui! deze groep zeven-en-vijftig overlevenden) - men kan dat Hi.ifilingsJ. in. Dachau, p. 204) 'J. Rothkrans: Dachau, hel en hemel, p. 178. 5 A.v. 6 A.v., p.
I Dr. Krediet, arts te Wassenaar, had o.m. in de winter van '41 op '42 belangrijke hulp verleend aan de geheime agent Peter Tazelaar, die door de groep-HazelhoffRoelfzema op het strand te Scheveningen was afgezet; hij was eind februari '42 gearres teerd en via NatzweiIer in Dachau beland. 2 Rothkrans: p. 177. 3 Lijdend aan vlektyphus werd dr. H. B. Wiardi Beckman, een van de voor mannen van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, die injanuari '42 samen met Frans Goedhart op het strand te Scheveningen was gearresteerd en in NatzweiIer was geweest, begin maart in het van Dachau opgenomen; hij stierf er in de nacht van 14 op maart. 'Wij allen zijn diep onder de indruk', noteerde Nico Rost (die enkele maanden lang vergeefs gepoogd had, Wiardi Beckman te winnen voor een naoorlogs samengaan van socialisten en com munisten), 'en er is vandaag veelover hem gesproken; we beseften dat zijn heengaan een groot verlies is. Voor ons allen hier, en vooral voor later.' (Nico Rost:
lager slechts aanduiden als een gigantische vuilnisbak waarin waardeloos geachte gevangenen als afval werden gedeponeerd. Niet anders was de· situatie in een tweede nieuw kamp van het Bergen-Belsen-complex: het in augustus '44 in gebruik genomen Prauenlager. Op de katastrofale situatie in beide kampen komen wij nog terug.
XCHet oorlogsverloop had niet alleen doordat het tot grootscheepse evacuaties en het samenproppen van gevangenen in een kleiner aantal kampen leidde, een ongunstig effect op het bestaan dier gevangenen, maar het bracht ook bombardementen op de in de kampen en hun Aussenkomman dos gevestigde bedrijven met zich die aan veel gevangenen het leven kostten. In deel 8 vermeldden wij al dat het IG-Farben-complex bij Monowitz van april '44 af enkele malen door zware hommenwerpers van de American Fifteenth Air Force, d.w.z. van Zuid-Italië uit, werd aangevallen; hetzelfde geschiedde van juli '44 af met een tweede IG-Farben complex dat gebouwd werd bij Blechhammer (zie kaart VIII op pag. 855) - in het daar gevestigde, grote judenlager, dat tot het Auschwitz-complex behoorde, waren de meesten van de overlevenden uit de Kosel-groep opgesloten.
XCEind augustus '44 werden bij het concentratiekamp Buchenwald de grote fabriekshallen gebombardeerd waarin allerlei conventioneel oorlogstuig maar ook onderdelen van V-wapens werden gefabriceerd; tevens werden toen de werkgarages en de woningen van de SS-officieren aangevallen. Onder de gevangenen vielen bijna vierhonderd doden en ca. zeshonderd zwaargewonden - men moet wel aannemen dat ook van die zwaargewonden nog velen zijn bezweken.
XCMidden maart '45 werden de fabrieken en opslagplaatsen van het bij het kamp Sachsenhausen gelegen stadje Oranienburg gebombardeerd. Bij die gelegenheid werden de buizen van de drinkwatertoevoer en die van de riolering van het kamp Sachsenhausen vernield, 'inderhaast geslagen pompen leverden', aldus een Nederlandse politieke gevangene, 'uitsluitend water voor de steeds schaarser wordende maaltijden. Van wassen kwam niets meer terecht en voor de toiletten kwamen allerprimitiefste latrines." Begin april werden de werkplaatsen van Sachsenhausen en van
XC1 K. Toornstra: Van onderwijzer lol burgemeester
een van de grootste daarbij gelegen Kommandos. de z.g. Klinkenoerke (een fabriek waar men eerst bakstenen had vervaardigd en vervolgens granaten), door bommenwerpers aangevallen. Omstreeks zeshonderd gevangenen kwamen hierdoor om het leven.
XCNog groter verliezen leden de gevangenen van het Dora-complex in de Harz. Daar werd, eveneens begin april, een kazerne in Nordhausen gebombardeerd die als (primitief en onbeschrijfelijk smerig) noodziekenhuis fungeerde. Van de negentienhonderd gevangenen die ten tijde van dat bombardement in de kazerne lagen, kwamen er vijftienhonderd om het leven.
XCEr zijn, zo veronderstellen wij (nadere gegevens ontbreken), veel méér bombardementen geweest waarbij concentratiekamp-gevangenen gedood werden ofzwaargewond raakten; men moet in het oog houden dat de honderden Aussenkommandos veelal gelegen waren in industriewijken welke in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog herhaaldelijk door de Geallieerde luchtmachten werden bestookt.
XCOp al die bombardementen werd door de gevangenen met gemengde gevoelens gereageerd: met een wilde vreugde dat Duitsland er van langs kreeg, en met angst dat men als slachtoffer het einde van de oorlog, de dag der bevrijding, niet zou beleven. Naar die dag werd uitgezien met een verlangen, zo ondragelijk sterk dat veel gevangenen het maar liever diep in hun geest verborgen. Het spreekt intussen vanzelf dat het telkenmale naar boven kwam wanneer de mare doordrong van grote gebeurtenissen die de belofte van een snel naderend einde van de oorlog leken in te houden. Toen de gevangenen in de loop van juni '44 vernamen dat de Geallieerden in Normandië waren geland, waren velen er van overtuigd dat Duitsland de strijd nog maar luttele weken zou kunnen volhouden, hoogstens tot in augustus. In september vernam men dat na Frankrijk nu ook België was bevrijd - zou dan nu Duitslands ineenstorting komen? Neen, de vijand kon zich handhaven. Erger nog: midden december bleek hij de kracht te hebben tot een gevaarlijk offensief in het westen, het Ardennen-offensief.
'opeens het oude spookbeeld voor me: alle warmte, alle geborgenheid in God, alle vertrouwen vloeien snel weg, God is weg, de oorlog grijnst: nog één jaar, nog twee jaar! we beginnen pas! je zult de grootste ontberingen lijden en dan omkomen!
XC23 december. Alles bedorven door het bericht dat de Moffen in Luik zouden staan, ja zelfs de Belgisch-Franse grens zouden hebben overschreden. Wat betekent dit? Hebben ze nieuwe wapens? Zouden we Zuid-Nederland weer moeten ontruimen? Hoe lang gaat dit alles weer duren? Niemand durft de gedachte aan, dat dit nogjaren kan duren. We kronkelen ons in de onmogelijkste bochten om een voor onsgunstige uitleg aan de zaak te geven. Mijn God, dit gaat vee! lei/ens leasten.'
XCInderdaad, dat was, schijnt het, het effect van de eerste berichten over het Ardennen-offensief. Een Franse politieke gevangene, die in die tijd in het Revier van Mauthausen was opgenomen, schreef later: 'Le coup fut meurttier. j'ai vu, chez des centaines d'hommes, se briser le dernier ressort de vie; ils s'abandonnèrent'? waarom zou dat verschijnsel zich alleen in Mauthausen hebben voorgedaan? Wij nemen intussen aan dat die eerste pessimistische reactie ('de oorlog grijnst: nog één jaar, nog twee jaar!'] spoedig is gecorrigeerd. Dan bleef toch nog bij veel gevangenen een veel diepere angst bestaan: dat zij, slachtoffers van een barbaars bewind, getuigen van een ontelbaar aantal misdaden (en wat de gevangenen van het Auschwitz-complex betrof: ooggetuigen van een uitroeiingsmachinerie die in de gehele wereldgeschiedenis nog door geen machthebber was ontworpen en in werking gesteld), door de SS niet in leven zouden worden gelaten maar dat zij vlak voor het einde van de oorlog en masse zouden worden geliquideerd: neergemaaid wellicht met machinegeweren of opgesloten in barakken welke in brand gestoken zouden worden.
XCEén ding werd in die laatste oorlogswinter duidelijk (en paste ook in het schrikbeeld van een laatste algemene liquidatie): de SS liet haar gevangenen niet los. Naderden bevrijders, dan werden kampen ontruimd: gevangenen in treinen geladen of te voet voortgedreven en wie op zulk een evacuatiemars uitgeput aan de kant van de weg neerzeeg, werd met een nekschot afgemaakt. Het hieruit sprekende streven, te waarborgen dat geen enkele gevangene, man of vrouw, de bevrijders zou kunnen begroeten, deed het ergste vrezen voor de massale slachtingen
XC, F. B. Bakels : Nacht-und-Nebel, p. 229-30. 2 Michel de Bouard: 'Mauthauserr', Revue d'Histoire de la Deuxième Guerre Mondiale, 15-16 (juli-sept. 1954), p.
waarmee de ondergang van Hitlers Duizendjarig Rijk gepaard zou kunnen gaan.
XCHet Auschwitz-complex was in drie onderdelen gesplitst: Auschioitz I, Auschu/itz II en Auschwitz IlL Auschwitz I, aan de rand van het stadje Auschwitz gelegen, was het z.g. Stammlager, in oude kazernes gevestigd welke de SD in '40 had betrokken; Auschwitz II was een groot, uit vele, apart afgesloten delen bestaand barakkenkamp, in '42 opgebouwd bij het dorp Birkenau dat bij die opbouw was verdwenen; tot Auschwitz III werden alle Aussenkommandos van het Auschwitz-complex gerekend waartoe o.m. de fabriekscomplexen van Monowitz en van Blechhammer behoorden die wij in dit hoofdstuk reeds noemden, maar ook andere plaatsen waar uit Nederland gedeporteerden waren tewerkgesteld - wij noemden in deel 8 (zie in dit deel kaart VIII op pag. 855) de steenkolenmijnen te Jawischowitz en Janina, de cernentfabriek annex steengroeve te Golleschau, de fabriek van spoorwagons te Gleiwitz en het bij uitstek zware Aussenkommando- Warschau waar van de ca. twaalfhonderd daarheen gezonden Joden uit Nederland (twaalfhonderd van de ca. vierduizend gevangenen van dit Kommando) eind juli '44, toen alle gevangenen van Warschau naar Dachau werden getransporteerd (behalve de zieken - zij werden doodgeschoten), nog slechts zeven-en-twintig in leven waren. Bij die tocht naar Dachau moesten de gevangenen eerst vier of vijf dagen lopen en daarop volgde een reis in goederenwagons die bijna drie etmalen duurde, 'de dorst', aldus een van de zeven-en-twintig Nederlanders, 'was zo erg dat we elkaars urine dronken."
XCIn Auschwitz I zaten in augustus '44 ca. zestienduizend gevangenen opgesloten, bijna allen mannen (maar in een aparte barak bevonden zich daar enkele honderden vrouwen, onder wie tweehonderdveertig uit Nederland afkomstige, die bijna allen aan sterilisatieproeven waren onderworpen), Auschwitz II telde negen-en-vijftigduizend gevangenen en onder Auschwitz III werkten er ca. dertigduizend, ca. tienduizend alleen al in Monowitz. Op het totaal van die honderdvijfduizend gevangenen waren er meer dan twee-en-zestigduizend Joden, onder wie meer dan vijf-en-twintigduizend vrouwen die bijna allen in Auschwitz IIopgeslo
XC! 'Verslag van mededelingen van]. Rabbie' (3 maart
ten zaten. Die cijfers moet men zien als momentopnamen: gevangenen vielen ten offer aan een van de periodieke selecties (wie dan werd afgekeurd, werd in Auschwitz II, Birkenau, vergast) of kwamen door andere oorzaken om het leven - zonder dat er wijziging kwam in de totaalcijfers werden hun plaatsen dan ingenomen door ingeschreven gevangenen uit de nieuwe deportatietransporten welke Auschwitz bereikten; in de lente en zomer van '44 waren dat vooral transporten van Hongaarse Joden. Die transporten waren zo groot dat de capaciteit van de gaskamers en van de verbrandingsovens van de vier grote crematoria die in de loop van '43 in Birkenau waren gereedgekomen: de Krematoria II, III, IVen V'(Krematorium I bevond zich in Auschu/itz I), tekortschoot: een van de twee als boerderij gecamoufleerde 'oude' gaskamers van Birkenau, Bunker I, werd weer in gebruik genomen; bovendien werden tienduizenden Hongaarse Joden met nekschoten afgemaakt - hun lijken werden vervolgens in de openlucht verbrand in gigantische vuren waarin, als geen gaskamers ter beschikking stonden, ook wel levende gedeporteerden werden gesmeten. 'Als vernietigingskamp is', zo schreven wij in deel 8, 'Birkenau nimmer zo furieus actief geweest als in die gruwelijke zomer van '44.'
XCIn die tijd bestond het in deenvan Birkenau dienstdoendeuit ca. vierhonderdvijftig Hongaarse Joden, ca. tweehonderd Poolse, honderdtachtig Griekse, vijf Duitse, drie Slowaakse en één Nederlandse Jood, alsmede uit vijf Poolse politieke gevangenen en negentien Russische krijgsgevangenen. Het was de taak van dit streng geïsoleerde en streng bewaakteom diegenen die ter vergassing dewerden binnengevoerd en die niet wisten wat hun daar te wachten stond (dat laatste wisten gevangenen die 'geselecteerd' waren, natuurlijk wèl), gerust te stellen en hun behulpzaam te zijn; waren zij vergast, dan werden hun kleren en schoenen overgedragen aan hef Z.g.(hetdat werkzaam was in de opslag-barakken waarheen de overige bagage al was overgebracht) en bij de lijken werden, voordat zij naar de verbrandingsovens getransporteerd en daar ingesmeten werden, de haren afgeknipt en de gouden tanden en kiezen uitgebroken. Op enkele specialisten na (als zodanig golden vooral de Kapo's
het in Birkenau aan het werk gezette Sonderkommando in de regel na twee of drie maanden zelf ook vergast - dat was een van de vele factoren die het zulk een Sonderkommando vrijwelonmogelijk maakte, in opstand te komen. Een opstand (op zichzelf begrijpelijk bij deze groep, gegeven de onuitsprekelijk stuitende taak die zij onder dwang uitvoerde) vergde tijd van voorbereiding - die tijd ontbrak. Hij vergde ook wapens en explosieven - die ontbraken óók. Trouwens, wat konden de paar honderd man van het Sonderkommando, gesteld al dat zij wèl wapens en explosieven kregen, uitrichten tegen de ruim tweeduizend bewakings-SS'ers van Auschwitz I en IJ? Die waren goed bewapend, hadden de beschikking over motorfietsen en auto's en konden een beroep doen op de Wehrmacht die een batterij luchtafweergeschut bij de kampen had opgesteld: stukken die ook tegen landdoelen konden worden ingezet.
XCHet waren, schijnt het, de in het Sonderkommando opgenomen Russische krijgsgevangenen die, alle moeilijkheden ten spijt, toch naar een opstand gingen toewerken. Volgens sommige naoorlogse verklaringen zou deze oorspronkelijk plaatsvinden in juni '44 maar toen zou het plan zijn verraden, waarna de Kapo van Krematorium II, die er weet van had gehad, samen met een aantalleden van het Sonderkommando werd doodgeschoten. De actiefsten onder de overigen zetten hun voorbereidingen voort en vormden een nieuwe opstandsleiding die in contact stond met de illegale kampleiding welke hoofdzakelijk uit Poolse communisten bestond. Enkele vrouwelijke gevangenen die werkzaam waren in de bij Auschwitz I gelegen munitiefabriek' Union', wisten het Sonderkommando pakjes dynamiet te doen toekomen; die werden de barakken van het Senderkommando binnengesmokkeld in een etensbak met een dubbele bodem. Voor andere hulpmiddelen zorgde het Kanada-Kommando, en het Kommando dat werkzaam was in het badhuis van de SS, kon daar enkele machinepistolen en ca. 20 handgranaten bemachtigen.
XCEind september werden ca. tweehonderd man van het Sonderkommando die in Krematorium IV werkten, opgeroepen om zich naar Gleiwitz te begeven. In plaats van daarheen te worden vervoerd, werden zij vergast in een bij het station Auschwitz gelegen desinfecteringsruimte. Hun lijken werden in de Krematoria van Birkenau verbrand - zij werden er herkend. Toen nu op 7 oktober door de SS werd bekend gemaakt dat ook de overige leden van het Senderkommando naar Gleiwitz zouden worden overgebracht, meenden de driehonderd mannen die in Bunker I en Krematorium IV werkten (hoofdzakelijk Hongaarse en Griekse Joden), dat men onverwijld tot actie moest overgaan. De opstandsleiding sprak zich daar tegen uit, maar de mannen van Bunker I en Krematorium
zetten door. Krematorium IVwerd opgeblazen en de meesten van de daar werkzame leden van het Sonderkommando, meer dan tweehonderd man, zetten het, terwijl de alarmsirenes loeiden, op een lopen, doorbraken de kampomheining en renden verder waarna zij zich als groep in een boerenschuur ter verdediging inrichtten. De mannen van Bunker I kwamen niet buiten het kamp - zij werden overweldigd door SS'ers die op vrachtauto's kwamen aanrijden en die, toen een eerste stormloop was afgeslagen, onmiddellijk twee stukken luchtafweergeschut lieten aanrukken; er werd ook met machinegeweren gevuurd uit de wachttorens. Lang duurde het gevecht bij Bunker I niet. Wie daar na afloop nog in leven was, werd ter plekke doodgeschoten. Doodgeschoten werden ook de overlevenden uit de groep die zich in de boerenschuur had verschanst en die spoedig was opgespoord en overweldigd. Van de ca. zeshonderdvijftig leden van het Senderkommando die op 7 oktober nog aan het werk waren, bleven, schijnt het, niet meer dan tweehonderd over.
XCDe SS ging spoedig vermoeden dat de bij de opstand gebruikte explosieven afkomstig waren uit de 'Union' -fabriek. Een gevangene, een Tsjechische half-Jood, wist er daar achter te komen welke meisjes bij de smokkel van de explosieven betrokken waren geweest en gaf hun kampnummers aan de SS door (de man is in Mauthausen door medegevangenen doodgeslagen) - vier meisjes werden, na zwaar gemarteld te zijn (daarbij brachten zij het op, de namen van andere gevangenen die ook in het komplot waren geweest, te verzwijgen), publiekelijk opgehangen.
XCHoe groot de verliezen waren die de SS bij de opstand had geleden, is niet precies bekend: volgens sommigen waren er in hun rijen verscheidene tientallen doden gevallen, volgens anderen minder dan tien. Een feit is dat de opstand, al was dan slechts één van de vier grote Krematoria vernietigd diepe indruk maakte op de overige gevangenen; het was, schreef later een Tsjechische vrouwelijke gevangene, 'als hätte man die Angst weggeschoben, als u/aren auck wir urn einen Kop] grösser geworden."
XCNog geen vier weken na de opstand, opnovember, kwam in Auschwitz een bevel van Himmler binnen dat de vergassingen moesten worden
2
XC, Ana Novae, aangehaald in H. Langbein: Menschen in Auschwitz
gestaakt. Dat bevel vloeide voort uit Himmlers pogingen om in contact te treden met Engeland en de Verenigde Staten (daarover hebben wij in dit hoofdstuk meer te schrijven) - pogingen die het hem wenselijk deden voorkomen, een einde te maken aan de gemechaniseerde massamoord die in Auschwitz werd bedreven. Uiteraard was het dan ook wenselijk dat de sporen van die massamoord verdwenen. Tot het doen verdwijnen van dergelijke sporen had hij al eerder een algemeen bevel gegeven: begin '42 was een speciale staf gevormd onder leiding van SS-Standar tenführer Paul Blobel, die op alle plaatsen waar buiten de grote kampen lijken van Joden waren begraven (het betrof hier meestal de slachtoffers van de acties der Einsatzgruppen in '41-'42) die lijken door speciale Kommandos had laten opgraven en alsnog verbranden - die Kommandos werden op gezette tijden doodgeschoten. Bij Auschwitz-Birkenau was van de talloze mensen die er waren vergast, slechts de as overgebleven - ze was ten dele gestort in de Sola, een zijrivier van de Weichsel, dicht bij het kamp, ten dele in enorme kuilen geworpen. Die kuilen werden van eind november '44 af leeggehaald (ook die as werd in de Sola geworpen), dichtgegooid en met graszoden bedekt; ook werden er boompjes geplant. Al dit werk werd verricht door een Abbruchkommando van zeventig mannelijke gevangenen (begin december werden daar tweehonderd vrouwelijke aan toegevoegd). Die zeventig waren de overlevenden van de tweehonderd mannen van het laatste Sonderkommando, van wie de overigen midden of eind november waren vermoord. Uiteraard waren de leden van het Abbruchkommando er van overtuigd dat ook zij na gedane arbeid uit de weg geruimd zouden worden (zij zijn slechts in leven gebleven doordat zij, injanuari naar Mauthausen getransporteerd, daar geheim hebben weten te houden wat de laatste arbeid was die zij in Auschwitz hadden verricht) trouwens, ook de meeste SS'ers die in de Krematoria werkzaam waren geweest, namen aan dat zij uiteindelijk op bevel van Himmler zouden worden geliquideerd; verscheidenen van hen verkeerden in een sombere stemming en vluchtten in de drank.
XCEind november werd begonnen met het afbreken van Bunker I en de Krematoria II, III en V Wat twee maanden later van al die gebouwen nog over was, werd vlak voordat het Rode Leger Auschwitz bereikte, opgeblazen.
XCOvereenkomstige plannen werden, schijnt het (het is op zichzelf ook logisch), met betrekking tot de gevangenen van het Auschwitz-complex opgesteld - die gevangenen zelf gingen er in elk geval van uit dat het, als bevel tot evacuatie gegeven zou worden, hoogst riskant zou zijn om in het kamp te blijven. Wel te verstaan: zieken hadden geen keus, en onder hen waren velen die niet anders verwachtten dan dat de laatste SS'ers die het complex zouden verlaten, de ziekenbarakken in brand zouden steken.
XCEerder vermeldden wij dat zich in Auschwitz IIen III in augustus '44 honderdvijfduizend ingeschreven gevangenen bevonden. Daar waren nieuw ingeschreven gevangenen bijgekomen, ook uit Nederland (het laatste deportatietransport uit Westerbork dat dit kamp in Drente op 3 september had verlaten, kwam op dein Auschwitz aan en nadien waren daar nog transporten uit Theresienstadt gearriveerd waarin zich omstreeks drieduizend uit Nederland gedeporteerden bevonden) - anderzijds waren ingeschreven gevangenen aan selecties ten offer gevallen of 'normaal' overleden
yde
plexen overgebracht. Dat laatste gold voor niet zo weinigen. Enkele tienduizenden waren in de periode van augustus '44 tot 17 januari '45 naar elders getransporteerd: naar Gross-Rosen, naar Sachsenhausen, naar Stutthof, vrouwen en meisjes ook naar het Prauenlager van BergenBelsen. In dat Prauenlagerwerden die vrouwen en meisjes, gelijk gezegd, als afval gedeponeerd, in de andere complexen moesten de gevangenen die er aankwamen, tewerk worden gesteld, althans: dat was de bedoeling.
XCWat er gebeurd is met tussen de honderdtachtig en tweehonderdveertig mannelijke gedeporteerden uit Nederland die eind oktober, resp. eind november naar Stutthof werden gezonden (allen behorend tot het laatste transport uit Westerbork), is onbekend: geen van hen is in leven gebleven. Wat diegenen betreft die naar Sachsenhausen en Gross-Rosen op transport werden gesteld: beide kampen waren al propvol; de in Sachsenhausen aankomenden werden dus doorgezonden: naar Buchenwald, naar Dachau of naar een van de zwaarste Aussenkommandos van Sachsenhausen: Lieberose. Ook zij die in Gross-Rosen arriveerden, werden doorgezonden: naar Aussenkommandos, waaronder enkele waren waar het leven dragelijk bleek te zijn. Dat gold bijvoorbeeld voor het Aussenkom mando-Reichenbach (70 km ten zuiden van Breslau), waar eerst al ca. vierhonderdvijftig Joodse mannen en vrouwen waren terechtgekomen (in een fabriek van het Telefunken-concern) die in het concentratiekamp Vught in het Philips-Kommando hadden gewerkt! en vervolgens andere uit Nederland afkomstige vrouwen die voordien in Ravensbrück opgesloten waren; het gold ook, om een tweede voorbeeld te geven, voor het Aussenkommando-Hundsfeld (bij Breslau), waar tenslotte ca. tweeduizendtweehonderd vrouwen werkten in fabrieken voor vliegtuigonderdelen. 'Het kamp was', aldus later een uit Auschwitz overgebrachte Nederlandse gedeporteerde,
XC'wat eten en drinken betreft, behoorlijk Ieder had een eigen bed, later lag men ten hoogste met twee personen terwijl ieder twee katoenen dekens had. Zolang ik er geweest ben, zijn er slechts drie doden geweest ... Onze doden werden op de Joodse begraafplaats in Breslau begraven."
XCIn andere, tot het Gross-Rosen-complex behorende Aussenkommandos (Aussenkommandos met mannelijke gevangenen) waren de omstandigheden over het algemeen veel ongunstiger (er moest zware arbeid worden
XC1 Te hunnen behoeve had de Philips-directie bereikt dat zij onmiddellijk na aankomst in Auschwitz, begin juni '44, naar Reichenbach zouden worden doorgezonden. 2 'Verslag van mededelingen van G. Deen-Kaufmann' (z.d.), p. 11-12, 15
verricht in steengroeven of er moesten wegen worden aangelegd), zij het dat ook hier enkele kampen waren (kampen waar de leiding in handen was van de Organisation Todt, niet van de SS), waar redelijk goed voor de gevangenen werd gezorgd. In één van die OT-kampen kregen de gevangenen niet alleen voldoende te eten, maar, zo verklaarde later een mannelijke gedeporteerde, 'daarnaast altijd koffie met melk en suiker en op zondag tien bonbons en sigaretten. Het was werkelijk prima! Het was hier een hemel, vergeleken met andere kampen."
XCWanneer men de verklaringen leest die na de bevrijding werden afgelegd door naar Auschwitz gedeporteerden die vandaar in de laatste maanden van '44 naar elders werden getransporteerd, dan is het opvallend hoe verschillend de omstandigheden waren waarin de een dan wel de ander terechtkwam. Ook binnen het Auschwitz-complex zelf waren trouwens de verschillen groot. Zo werden eind oktober ca. vijf-entwintig mannelijke gedeporteerden uit Nederland ingedeeld bij een transport van honderdvijftig gevangenen die in een groot metaalbedrijf te Gleiwitz tewerk werden gesteld van een Aussenkommando uit dat Gleiwitz III heette en waar zich in totaal ca. zeshonderd gevangenen bevonden. Wel was er de behandeling, aldus een der Nederlanders, 'gemeen', maar daar stond tegenover dat het onderdak 'buitengewoon goed' was." 'De eerste avond', aldus een tweede gedeporteerde,
XC'kregen we al eten ... Onze eerste indruk van dit kamp was geweldig. We voelden ons alsof we van de hel in de hemel gekomen waren. We kregen ieder een eigen deken. De volgende morgen kregen we allemaal een eigen etensbakje, een eigen bakje voor thee en ieder kreeg een lepel. Het brood werd in zijn geheel naar binnen gebracht en in de barak, waar wij bij waren, in vieren gesneden, evenals de margarine. Dit om te bewijzen dat er niets gestolen was, want dat bestond in Gleiwitz III niet. De zieken kregen er zelfs pap. Het was àf! ... Als we van het werk kwamen en koud waren, dan hield de Kommandant binnen appèl in de verwarmde zaal.'
XCDe evacuatie nu van het Auschwitz-complex in januari '45 en die van het Gross-Rosen-complex in februari (die laatste evacuatie vloeide voort uit de opmars van het Rode Leger van de Oder naar de Neisse) betekenden dat alle geëvacueerde gevangenen, welke ook de omstandigheden waren waarin zij in de voorafgaande maanden hadden verkeerd, aan
XCI 'Verslag van mededelingen van E. Franken' (2 dec. 1947), p. 23 (a.v.). 2 'Verslag van mededelingen van E. Cohen' (20 okt. 1947), p. 4 (a.v.). "Verslag van mededelingen van B. Kronenberg' (30 april 1947), p. 23-24
nieuwe, ongekend zware beproevingen werden blootgesteld. Trachten wij daar een beeld van te geven, dan is het ons niet mogelijk, speciaal de uit Nederland gedeporteerden te volgen: dezen vormden immers geen aparte groep maar bevonden zich, in totaal ten getale van misschien tweeduizendvijfhonderd, temidden van andere gevangenen van allerlei soort en nationaliteit in vier grote kampen (Auschwitz I, Auschwitz II, Monowitz en Blechhammer) alsmede in talloze kleinere van welke een deel tot het Gross-Rosen-, een deel tot het Auschwitz-complex behoorde.
XCOp 17 januari' 45 liet de SS het bevel verspreiden dat alle gevangenen van het Auschwitz-complex die nog in staat waren te lopen, de kampen moesten verlaten. Er dienden groepen te worden gevormd van vijfhonderd tot duizend gevangenen; aan elk van de gevangenen zouden een of twee broden en een half pond margarine worden uitgereikt, elke drie gevangenen kregen voorts een blik vlees mee, de groepen zouden worden begeleid door gewapende SS'ers. Uit het Stammlager (Auschwitz I), het kamp Birkenau (Auschwitz II) en het kamp Monowitz trokken de eerste grote groepen in de ochtend van 18 januari weg en's avonds om elf uur (de gehele dag was de SS bezig geweest, archiefstukken te verbranden) waren in totaal van de drie-en-veertigduizend gevangenen die zich in die drie kampen bevonden, bijna twee-en-dertigduizend op pad gegaan; de meesten hadden urenlang moeten wachten voordat het sein tot vertrek was gegeven. Er waren toen in het Starnmlager en in Birkenau nog een kleine vierduizend gevangenen die niet ziek waren, achtergebleven (behalve een klein aantal dat zich wist te verbergen, verlieten zij die kampen op de rode) - in Monowitz bevonden zich voorts ca. achthonderdvijftig zieken, in het Stammlager ca. twaalfhonderd, in Birkenau ca. vijfduizendachthonderd, onder wie ca. vierduizendzeshonderd vrouwen en meisjes. In een van de ziekenbarakken van Birkenau kwam op die rede (de grote magazijnbarakken van Kanada werden die dag door de SS in brand gestoken I) de Blockälteste binnen. 'Alles wat maar
1 De branden woedden vijf dagen - toen hadden 6 van de 35 barakken maar weinig schade opgelopen; men trof hier na de bevrijding o.m. de kleren en het ondergoed aan van meer dan een half miljoen gedeporteerden.
enigszins lopen kan', aldus een Nederlandse gedeporteerde, Ro de Winter (zij was als onderduikster in juli '44 gepakt en met het laatste transport uit Westerbork naar Auschwitz gestuurd), die voor een zieke vriendin, Jo, zorgde,
XC'moet op transport mee naar Duitsland. Wat zullen wij doen, we hebben niets dan een dun hemd aan. De dekens scheuren we kapot om de stukken om borst en benen te binden. We zien er rampzalig uit. Jo kan niet tot de deur komen, ik moet haar naar bed brengen. Buiten ligt de sneeuw wel een meter hoog. Rijen vrouwen, in lompen gehuld, trekken voorbij. Het hele kamp wordt geliquideerd.
XCEen SS-officier roept: wie niet minstens veertig kilometer lopen kan, gaat terug in het Block. Ik aarzel niet lang, maak rechtsomkeert en kruip weer bij Join ons bedje. 'Ik blijf bij je wat er ook gebeurt', zeg ik tegen haar. 'Ro, je moet mee, je weet niet wat ze van plan zijn met ons te doen, misschien wordt de boel in brand gestoken.' Toch zeg ik vastberaden: 'Liever in bed sterven, dan in de sneeuw doodvriezen of neergeschoten worden.'
XC's Avonds laat komt de Lagerälteste ... Ze is erg gejaagd en roept: 'Alle Frauen mussen auf der Lagerstrasse an/relent' Onze schrik is geweldig. Ik draai me om, druk me dicht tegen Jo aan en zeg haar gedecideerd: 'Ik blijf bij je, ik ga niet mee, afgelopen!'"
XCDe volgende dag, 20 januari, bleek de SS het Stammlager en Birkenau te hebben verlaten. Wel te verstaan: af en toe verschenen er nog groepjes SS'ers: zij bliezen de Krematoria op en schoten rondlopende gevangenen of groepen die ze uit de barakken haalden, dood; een apart bevel evenwel van de Höhere SS und Polizeifûhrer in Kattowitz om alle zieken van het leven te beroven, werd niet meer uitgevoerd en enkele groepen die door SS'ers buiten het kamp werden geleid om daar afgemaakt te worden, brachten er het levend af doordat die SS'ers er vandoor gingen. Sommige gevangenen maakten zich inmiddels meester van voedsel en kleding - de toestand van de achtergeblevenen werd moeilijker toen als gevolg van Russische luchtaanvallen op Auschwitz de waterleiding uitviel.
XCDe Nederlandse arts E. de Wind die zich met andere gevangenen in het Stammlager had kunnen verbergen, liep enkele dagen nadat de laatste grote groepen geëvacueerden waren verdwenen, de weg en de spoorweg volgend, naar Birkenau. 'Daar langs de weg', schreef hij later,
XC'lagen vrouwen, zo op elke tien meter één. Het waren haast allen oude vrouwen, zwakkeren, die al in het begin ... niet meer gekund hadden, die misschien al
, R. de Winter-Levy: (1946), p. 29-30.
tijdens het urenlange appèl in elkaar gezakt waren. Ze lagen allen in bizarre houdingen ... maar allen hadden het hoofd onder het bloed, van het nekschot.'
XCSamen met een andere gevangene, een Spanjaard, liep de Wind (hij schrijft over zichzelf in de derde persoon) een ziekenbarak in het Frau enlager van Birkenau binnen. 'De adem stokte en de benen weigerden hun dienst en de walging die hen overviel, was als van de zieke die in de zoetig weeë chloroformlucht de dood op zich af voelt sluipen.' De Wind
XC'hield zich vast aan de deurpost, want dit inferno van honderden armzalige creaturen, dit pakhuis van zovele individuen, die allen in het stadium tussen dood en leven verkeerden, deed hem duizelen. Het oog werd gefixeerd door die aanblik van ... levenden en ... lijken die hier dooreen lagen in de kribben. En bij dat alles die mengeling van zacht weeklagen en, toen de mannen zich vertoonden, kreten van angst en beden om hulp .
XC. . . Zoals deze barak, zo waren er vijf barakken."
XCOm één uur in de nacht van 25 op 26 januari werd het laatst overgebleven Krematorium door een laatste groep SS'ers opgeblazen - de eerste Russische militairen verschenen in de middag van de z-zste, In Monowitz waren toen van de ca. achthonderdvijftig achtergebleven zieken vijfhonderd bezweken en in de eerste dagen na de 27ste stierven er nog eens honderdvijftig; in het Stammlager lagen bij de bevrijding enkele tientallen lijken, in Birkenau omstreeks zeshonderd. Er werden levensmiddelen door de Russen aangevoerd, spoedig verschenen er ook artsen die medieamenten meebrachten. Onder diegenen die in de ziekenbarakken nog in leven waren, bleken zich enkele dagen later bij telling honderdtweeen-negentig Nederlanders te bevinden maar wij moeten wel aannemen dat ook van hen nog velen zijn bezweken aangezien een registratie die op 6 februari door het Poolse Rode Kruis werd uitgevoerd, aantoonde dat van diegenen die, toen het Stammlager, Birkenau, Monowitz en de dichtstbijgelegen Aussenkommandos werden bevrijd, nog in leven waren (in sommige Aussenkommandos had de SS alle zieken gedood) ruim een derde was overleden.
XCTot midden maart bleven nog overlevenden, onder hen ook Nederlanders, in de barakken van Auschwitz-Birkenau huizen. Zij moesten toen beide kampen verlaten omdat die voor Duitse krijgsgevangenen zouden worden ingericht. Geleidelijk aan werden de Nederlandse over
XC1 E. de Wind: Eindstation Auschwitz
levenden geconcentreerd, de meesten (onder hen ook een tiental dat in Blechhammer was achtergebleven en daar was bevrijd) in Kattowitz. Naar die stad werden ook Nederlandse arbeiders overgebracht, slachtoffers van de arbeidsinzet, die op verscheidene plaatsen in Opper-Silezië waren aangetroffen. Inmiddels hadden de Engelsen in Odessa een repatriëringskamp voor Britse krijgsgevangenen ingericht - de Nederlandse ambassadeur in Moskou wist te bereiken dat alle Nederlanders die door de operaties van het Rode Leger bevrijd waren, via Odessa waarheen zij per trein zouden worden overgebracht, zouden worden afgevoerd. Van midden maart tot midden mei '45 heeft die afvoer uit Odessa (de treinreis daarheen kon, met onderbrekingen, bijna vier weken duren) plaatsgevonden - in totaal zij n omstreeks twaalfhonderd Nederlanders met Britse schepen naar havens in Frankrijk of Engeland overgebracht, onder hen ook enkele uit krijgsgevangenenkampen of -transporten gevluchte officieren die in Hongarije hulp hadden gevonden en aan het illegale werk deelgenomen. Tot die twaalfhonderd behoorden vermoedelijk niet meer dan omstreeks tweehonderd overlevenden uit het Auschwitz-complex.
XCHoeveel uit Nederland gedeporteerden in totaal krachtens de bevelen van de SS de kampcomplexen Auschwitz en Gross-Rosen hebben verlaten, is niet bekend. Met zekerheid weten wij slechts dat zich in Blechhammer vlak voor de evacuatie vijfhonderdtwaalf Nederlanders bevonden, hoofdzakelijk overlevenden van de Kosel-groep'; van die groep die toen wellicht nog uit vier- tot vijfhonderd gedeporteerden bestond, zijn blijkens de naoorlogse onderzoekingen van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis honderdeen-en-tachtig personen in leven gebleven. Nu bestond de Kosel-groep uit valide mannen en jongens die het in Blechhammer beter hadden gehad dan bijvoorbeeld de gevangenen in het Stamm/ager van Auschwitz, in Birkenau en in Monowitz. Niettemin is uit die valide groep tijdens en na de evacuatie dus toch nogLagerä/tesle) 'zei: 'Doe dat even." ('Verslag van mededelingen van S. Lierens' (z.d.), p.21
I Een der gedeporteerden, S. Lierens, verklaarde na de oorlog: 'De zaterdagmorgen voor ons vertrek uit Blechhammer op 20 januari 1945' (die zoste was een zaterdag) 'maakte ik de op op het bureau. Er waren toen vijfhonderdtwaalf Hollan ders in het kamp. Het was heel toevallig dat ik dat deed maar Dernmerer' (de
55 tot 65 % omgekomen. Vast staat ~erder dat van de in Reichenbach belande groep, die ca. vierhonderdvijftig personen telde, na de evacuatie (ook deze groep had het relatief goed gehad) honderdzestig personen in leven zijn gebleven - 65 % is dus omgekomen.
XCDit alles maakt het waarschijnlijk dat van de naar schatting tweeduizend Nederlandse gedeporteerden die het Stammloper van Auschwitz, Birkenau en Monowitz moesten verlaten, ook op zijn minst ongeveer twee-derde is omgekomen, en vermoedelijk nog wel een groter deel: velen waren er namelijk slechter aan toe en allen moesten, voorzover zij te voet werden weggevoerd, een grotere afstand afleggen.
XCUit de laatstgenoemde drie kampen en de nabijgelegen Aussenleonuuandos (waaronder Blechhammer) zijn blijkens de onderzoekingen van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis' gevangenen van het station Auschwitz af in treinen weggevoerd: vrouwen naar BergenBelsen, mannen naar Buchenwald, Mauthausen en Sachsenhausen; de duur van die treinreizen heeft gevarieerd van twee tot zes etmalen.
XCEr zijn voorts gevangenen in stoeten voortgedreven: sommigen (zie kaart VIII op pag. 855) naar Gleiwitz, anderen naar Loslau. In Gleiwitz werd onder een deel van de daar aankomende mannen een selectie gehouden; de zwakken zijn vermoedelijk in bossen in de omgeving van Gleiwitz doodgeschoten, met de overigen is men na een korte treinreis (afgebroken doordat de lijn was vernield) te voet verder getrokken - van hen is een deel diep in Bohemen terechtgekomen waar zij in een kamp van de Organisation Todt tewerk werden gesteld", een ander deel kwam in de tweede helft van maart resp. begin april in het concentratiekamp Flossenbürg (in Noord-Beieren) aan. In Gleiwitz evenwel en eveneens i n Loslau zijn ook gevangenen in treinen geladen welke hun bestemming hebben bereikt; één trein reed naar Gross-Rosen, andere treinen met mannen via Gross-Rosen (waar geen plaats voor hen was) naar Dachau,'de OT', aldus een hunner, 'bleek gevaarlijk te zijn, erger dan de SS.' (J. Snellen van Vollenhoven: 'Relaas over mijn belevenissen'
1 Neergelegd in het in '52 verschenen rapport 'Auschwitz, deel VI: De afvoertrans porten uit Auschwitz en omgeving naar het noorden en het westen, en de grote evacuatietransporten.' 2 Van dat kamp uit dat onder bewaking van de stond, moesten de gevangenen, wier rijen danig waren geslonken, loopgraven aanleggen, Sachsenhausen, en Mauthausen - treinen met vrouwen reden naar Ravensbrück en Bergen-Belsen. Deze treintransporten (het ene transport dat niet verder kwam dan Gross-Rosen, buiten beschouwing gelaten) hebben in duur gevarieerd van vijf tot veertien etmalen. Veertien! Er zijn namelijk treinen geweest die, in een bepaald kamp aankomend, daar 'geweigerd' werden, waarop, soms na lang wachten, de reis naar een ander kamp moest worden voortgezet; één trein met mannelijke gevangenen uit Monowitz reed van Gleiwitz naar Mauthausen, van Mauthausen naar Buchenwald, van Buchenwald naar pas daar konden de gevange nen, voorzover nog in leven, de trein verlaten. Tenslotte zijn dan gevangenen, allen mannen, te voet voortgedreven naar Gross-Rosen; zij kwamen daar aan na een tocht van ongeveer twee weken, soms nog langer, en zijn vier of vijf dagen later per trein doorgestuurd naar Buchenwald - een reis van twee of drie etmalen.
\ (' '\ i. <, '-._'---.. \ \ \ ',-~ -.J .I l. 100 kmkmVIII. De evacuatie van het Auschwitz-complex De rode lijn geift de posities aan die het Rode Leger begin februari 1945 had bereikt. Op 8 februari werd een offensief ingezet van het bruggehoofd bij Ohlau uit, waarna het Rode Leger op 24 februari de positie had bereikt die met de rode stippellijn is aangegeven. Bres/au bleef tot aan de algemene Duitse capitulatie (7 mei 1945) in Duitse handen.
XCVoor al die transporten, d.w.z. voor die welke te voet en voor die welke met treinen geschiedden (treinen die uit goederenwagons, veelal uit open kolenwagons bestonden) geldt dat men de weersomstandigheden geen moment uit het oog mag verliezen: het vroor hard ('s nachts tot 30 graden) en er stonden vaak sneeuwstormen. In Silezië lag op de velden een dikke sneeuwlaag en de wegen die in bergachtige streken talrijke hellingen kenden, waren vaak door hun gladheid moeilijk begaanbaar.
XCDe tocht te voet naar Gleiwitz resp. Loslau duurde enkele dagen, die naar Gross-Rosen op zijn minst twee weken. Elke groep die werd voortgedreven, had haar eigen schokkende ervaringen - misschien heeft het zin, hier eerst het beeld weer te geven dat kort na de oorlog werd vastgelegd door een Poolse priester in een van de vele dorpen in Oppersilezië waar groepen geëvacueerden in het duister doorheen trokken. Sommigen uit de bevolking waren er eerst opgeschrikt door naderend geblaf van honden - wie dan naar buiten ging, zag lichten in de verte en hoorde kreten. 'Het hondengeblaf', aldus deze beschrijving, I 'werd steeds duidelijker. Steeds vaker werden de lichten gezien. De kreten werden luider en luider. Over de brede weg werd een vreemd, zich over de gehele breedte uitstrekkend geluid hoorbaar. Het hele dorp ontwaakte. Vrouwen en kinderen verlieten de huizen.
XCDe ene kolonne volgde op de andere, zonder onderbreking; dikwijls kwam er evenwel een gaping in de rijen wanneer revolvers hun doffe knallen lieten horen. Er liepen vrouwen en meisjes, mannen en jongens. Uit alle landen waren zij gekomen, van de Pyreneeën tot de Oeral. Zij trokken voort - je zou zeggen: het waren volkeren, hongerig en verkleumd, voortgedreven door het geschreeuw van bezetenen en het fluiten der kogels, opgejaagd door honden. Z~ trokken voort - en het dreunde op de bevroren aarde van hun houten kleppers. Zij trokken voort - en deden uit de dode aarde de vreselijke en smartelijke melodie opklinken van hun jarenlang lijden in de kampen. Zij trokken voort, zes uur lang. Het gedreun van de houten kleppers verwijderde zich tenslotte en het hondengeblaf hoorde men na enige tijd niet meer.Poolse tekst is in '62 gepubliceerd in no. 6 van de Hefie 11011 Auschwitz, een weten
I Wij geven deze in het Nederlands weer; de in het Duits vertaalde, uit '48 daterende
XCDe volgende morgen zagen de dorpsbewoners met ontzetting dat op de brede weg de lijken lagen van twee-en-veertig gevangenen uit Auschwitz.'
XCHet was de zekerheid dat men, als men achterbleef, zou worden gedood, die de gevangenen, mannen en vrouwen, noopte het uiterste van zichzelf te vergen. Meestal werden diegenen die niet verder konden, ter plekke met een nekschot afgemaakt, soms werd hun de scbedel verbrijzeld, soms werden gevangenen die overdag plaats hadden kunnen nemen in wagentjes van de SS, de volgende morgen opgeroepen zich te melden waarna zij allen onverhoeds werden afgemaakt, soms ook werden boeren door de SS gedwongen, uitgeputte gevangenen die naast de weg waren gaan liggen, met sleden op te halen - die gevangenen werden dan op een hoop gesmeten waar SS'ers enkele handgranaten op wierpen. Er waren gevangenen, niet zo weinigen, scbijnt het, die in het nachtelijk duister konden vluchten of die, als men's nachts in boerenscburen was gepropt, zich daar 's morgens, wanneer het sein tot vertrek werd gegeven, verstopten - velen van die vluchtelingen ontvingen hulp van de plattelandsbevolking. Die hulp kreeg men dan eerder van Polen dan van Duitsers - onze indruk is dat onder de vluchtelingen maar weinig Nederlandse gedeporteerden zijn geweest van wie immers vrijwel niemand Pools sprak. Wie niet kon vluchten, moest doorlopen, uur na uur, dag na dag.
XC'Het is weer gaan sneeuwen en nog wel heel hard' (wij citeren een gedeelte uit de herinneringen van de Amsterdamse kleermaker Co en Rood die uit het 'slechte'Aussenleommando-Giei witz I werd geëvacueerd en eerst naar Blechhammer moest lopen)
XC'en met de hoge sneeuw waar we doorheen baggeren, vormt dit een harde dobber waarmee we te worstelen hebben. De benen lopen vanzelf, de moeheid die niet meer in de voeten zit, maar omhoog gekropen is tot in de lendenen, werkt als een wiel dat spant, trekt en drukt, om je neer te krijgen. De plooien en messen, waarmee mijn schoenen gevuld zijn, drukken steeds op dezelfde plekken in mijn voeten. Angstvallig zorg ik steeds mijn voeten op dezelfde plaats in de schoenen te houden, zodat er niet opnieuw gekorven wordt in het vlees dat in mijn gedachten in stukken en brokken in de houtklompen ligt. We houden er bij elkaar de moed in. Vooral Japie Emmerik en Vassie doen hun best, ze zingen zelfs af en toe. Ze zingen met moede stemmen. Ik voel ze zingen, ik voel het aan mijn mond. Mijn mondhoeken zijn zo flauw, zo moe, zo verlamd en die sneeuw bevriest alles zo en toch trillen mijn lippen mee met het zingen van Japie en Vassie. Sommigen lopen weer te fantaseren over het eten, dat ze vroeger gewend
te doen eonverseren dan ze vandaag gedaan hebben. Het gemurmel om je heen maakt je slaperig. Je voeten lopen vanzelf. Daar ben je niet bij, de sneeuwen het suizen in de hoge en lage bomen zorgen voor een sfeer, waarin alles onwerkelijk is. Dit alles gaat zo buiten mezelf om, net of ik naast de troep loop en alles vandaar gadesla. En die schoten klinken steeds als zweepslagen, of er achter ons, onzichtbaar en onhoorbaar, paarden lopen, die ook onhoorbaar aangevuurd worden. Er moeten al heel wat van ons doodgeschoten zijn.
XCUren hebben we door een bos gelopen, uren die een eeuwigheid leken. Dan staan we ineens weer tussen wat huizen. In die hele witte wereld, die donkere huizenschimmen en verder alles verlaten. Daartussen wij, ellendigen, op weg naar de hel, het is iets zo onwerkelijks, dat ik in mijn gezicht moet knijpen om te weten of ik er ben. Maar mijn hand is een klomp ijs, mijn vingers gevoelloos. We staan hier stil, niet even, maar een hele tijd. Er is bier een soort pleintje tussen de huizen. Ik heb ineens de vaste overtuiging, in Abcoude te zijn, die keer dat we met de AJe' een nachtwandeling maakten en daar ook stonden te beraadslagen welke kant wij uit zouden gaan. Maar mijn voeten roepen me tot de werkelijkheid terug. Ik voel duidelijk dat mijn knieën zakken, lager gaan dan mijn enkels, en toch sta ik rechtop. Nee, ik leun tegen de kar aan. Mijn knieën gaan steeds hoog, laag, hoog, laag, zonder dat ik me beweeg. En dan weer merk ik dat ik nog maar gevoel heb tot aan mijn heupen. Daaronder is alles dood, koud, gevoelloos. Als we weer doorlopen heb ik moeite om mijn voeten langs elkaar voort te bewegen. We lopen onordelijk, dicht op elkaar gedrukt, je kunt niet vallen. Trillende knieën, gevoelloze handen, stijve wangen, ogen die niet open kunnen blijven.
XCDan plotseling commando's. Bruno schreeuwt. We moeten een smal zijpad in. Daar zal je het hebben. Bram de Hond zegt, we worden hier allemaal doodgeschoten. Iedereen weet bet al. En niemand is er tegen in opstand, nu vinden we alles goed.
XCMaar dan is er een grote schuur, een enorme schuur'
XCer werd rust gegund. Dat was niet altijd het geval. Groepen waren er die, opgejaagd door SS'ers die bang waren in handen van de Russen te vallen (op menig traject kon men in het oosten kanonnen horen schieten), twee etmalen of langer aan één stuk door moesten lopen. Dan knalden er nog méér schoten dan bij andere transporten. Trouwens, in de rustperioden bezweken ook velen. De ca. vierduizend gedeporteerden die Blechharnmer verlieten, moesten een dag lang lopen voor zij voor de eerste keer boerenschuren werden binnengedreven. 'Het was's nachts', aldus later een der Nederlanders uit deze groep,
I Arbeiders Jeugd-Centrale: de jongeren-organisatie van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. 2 C. Rood: 'Herinneringen', p. 233-35.
'zeer koud en's morgens moesten er telkens een honderd tot honderdtwintig man uit de schuren gehaald worden die bevroren waren of doodgetrapt. Die nachten in de schuren zijn niet te beschrijven Wij die het hebben meegemaakt, zeggen: men kan het nooit zo erg schilderen als het is geweest. De mensen werden gewoon gek en vlogen dan met hun schoenen over de hoofden van hun kameraden. Het eten was hopeloos. Er zijn mensen bij onze groep geweest die vier tot vijf dagen zonder eten zijn geweest. De anderen kregen twee of drie aardappelen of een klein stukje brood. Er waren mensen wier handen en voeten bevroren - het was iedere dag een ellendige troep die door de sneeuwstorm trok. Eenmaal zijn we in zo'n sneeuwstorm een verkeerde weg ingeslagen en hebben we tot's nachts twee à drie uur rondgedoold. Die nacht zijn er wel viertot vijfhonderd man verloren gegaan, het schieten van de SS op de arme mensen was niet van de lucht."
XCS. van den Bergh, di) uit Theresienstadt naar Auschwitz was gedeporteerd, werd geëvacueerd uit het al genoemde Aussenleonunando-Gieivoxz I en moest, evenals Rood, naar Blechhammer op weg gaan (daar werd hij bevrijd doordat hij zich had verborgen"), 'Zestien, zeventien uur', schrij ft hij, 'hebben we die eerste dag gelopen: een verzameling stumperds, met flegmonen, zweren, karbonkels, puisten en met verbanden bedekt. Velen hadden schoenen die niet pasten en onderweg gingen schaven of knellen. Zij liepen dan op blote voeten verder door de sneeuw of op vodden, met touwtjes of stukken ijzerdraad om hun enkels gebonden. Links en rechts liepen de SS-veedrijvers; met knuppels joegen ze de kudde op, achter ons klonken soms geweerschoten van het moord KOl/I 1/1Ill/do."
XC'Het was', aldus kort na de bevrijding de arts dr, E. A. Cohen die uit het Stammlooer van Auschwitz werd weggevoerd, 'één lange dodenweg. In het begin telden wij de lijken, maar wij raakten al gauw de tel kwijt. Mannen smeekten elkaar om elkaar te helpen. Er raakten vrouwen tussen onze groep verzeild, oude vrouwen en jonge vrouwen die op pantoffelliepen of op blote voeten en dan ondersteunde je ze twee, drie kilometer en tenslotte liet je ze ook weer los'
XCwaarna vaak SS'ers naderden.
XC, B. Simmeren: 'Verslag' (z.j.), p. Ia (GC). 2 Ook in Blechharnmer is door de SS getracht, alle achterblijvenden te vermoorden: er werden barakken in brand gestoken en er werd met machinegeweren op gevangenen geschoten. Velen die geweigerd hadden te vertrekken, kwamen om het leven. 3 S. van den Bergh: Deportaties. Westerbork, Tliercsienstadt, Ausclnoitz, Cleiroitz (1945), p. 77.
'Men moet de onverschilligheid, het gemak, de achteloosheid gezien hebben waarmee zij iemand vroegen: 'Kannst du nicht ioeiter?' Het slachtoffer zei dan niets en boog het hoofd voor de genadeslag. Men moet het gezien hebben om de SS en via de SS het Duitse volk te kunnen haten. Men moet het hebben meegemaakt hoe, terwijl de bevolking (wij gingen door Opper-Silezië) kannen hete thee bij ons bracht, de SS deze aannam en voor onze voeten leeggooide.'!
XCHoeveel slachtoffers deze evacuatiemarsen in totaal hebben gevergd, is niet bekend. Sommige overlevenden hebben geschat dat er van de ruim negenduizend gevangenen waarmee zij Monowitz te voet verlieten, niet veel meer dan vierduizend het station te Gleiwitz hebben bereikt. GrossRosen evenwel was veel verder dan Gleiwitz en de lange trajecten naar Gross-Rosen vergden, schijnt bet, naar verhouding de meeste slachtoffers. Van ca. drieduizendtweehonderd gevangenen bijvoorbeeld die van het Aussenleommando ]aworzno bij Auschwitz naar Gross-Rosen moesten lopen, kwamen er na een tocht van zestien dagen niet meer dan duizend in Gross-Rosen aan, van de ca. vierduizend die uit Blecbhammer werden weggevoerd (onder ben, gelijk gezegd, vier- tot vijfhonderd gedeporteerden uit Nederland), niet meer dan twaalfhonderd, van ca. achthonderd die [aninagrube, een ander Aussenkommando van Auschwitz verlieten (een tocht van achttien dagen), niet meer dan tweehonderd.
XCVan de duizend uit ]aworzno geëvacueerden stierven er in Gross-Rosen zevenhonderd - hoevelen daar gestorven zijn van de twaalfhonderd die er uit Blechhammer aankwamen, is niet bekend, maar het moeten er velen zijn geweest. Gross-Rosen was een betrekkelijk klein, volstrekt vervuild kamp, waar de gehele kamp-hiërarchie was blijven bestaan uit misdadigers ('groenen') en asocialen ('zwarten'). Het was een kamp dat in '41 en '42 de functie had gehad om er politieke gevangenen die er uit andere concentratiekampen heen waren gebracht, op korte termijn door die misdadigers en asocialen te doen liquideren, 'Ik ben', zo scbreef eind '46 een Nederlandse politieke gevangene, K. van den Berg, die in april '42 met ca. tweehonderd andere gevangenen naar Gross-Rosen was gestuurd,
I 'Verslag van mededelingen van E. A. Cohen', X1I (I947), p. 8 (GC).
'in Buchenwald en in Dachau geweest en altijd heb ik honger gehad, maar zoals het in Gross-Rosen was, heb ik nooit meer meegemaakt ... Elke week kwamen transporten binnen van een paar honderd man, en nooit werd het cbestand groter. Er waren dagen dat we vijf-en-negentig doden telden ... Van de 'groenen' of 'zwarten' stierf er maar zelden een. Die aten zich dik en rond aan alles wat voor ons bestemd was."
XCEen tweede Nederlandse politieke gevangene, W. L. Harthoorn (hèm en van den Berg citeerden wij al in deel 8), werd midden mei '42 met o.m. honderdvijftig andere Nederlandse politieke gevangenen uit Buchenwald naar Gross-Rosen overgebracht - die Nederlanders waren er nog maar een week of er bevond zich, aldus Harthoorn, 'niemand' onder hen, 'die niet op blote knieën de 400 kilometer terug naar de hel van Buchenwald zou willen kruipen."
XCEr zijn aanwijzingen dat Gross-Rosen in de loop van '43 een iets minder barbaars kamp werd, maar in de winter van '44 op '45 stierven er meer gevangenen dan ooit tevoren. 'Dolblij waren we', aldus later een der Nederlandse geëvacueerden uit Blechhammer,
XC'een kamp te vinden waar we konden blijven, maar nog gelukkiger waren we in onze wanhoop, het kamp na vier of vijf dagen van ellendige marteling weer te mogen verlaten. Dit kamp heeft ons getoond dat ophangen en doodschieten niet de moeite waard is - wat wij hier te zien kregen, is voor een buitenstaander bijna niet te realiseren. Een barak zonder achterwand, zonder ramen, zonder vloer, en met een hele kleine uitgang werd ons aangewezen als verblijfplaats voor de tijd dat wij daar niet op appèl vertoefden, doch de eerste twee dagen moesten wij lijden, staande op de zachte leem, wegzakkend tot de enkels, geslagen met gummislangen die met ijzerdraad doorvlochten waren, steeds maar antretend en ab/re/end onder knallende zwepen."
XC'De appèlplaats', aldus een tweede Nederlander, 'was een en al modder' (gevolg van de inmiddels ingevallen dooi) 'en in het algemeen kan gezegd worden: wie achteraan liep, werd doodgeslagen, wie in het midden stond, doodgedrukt en als de voorsten vielen, dan werd er gewoon overheen gelopen."'Een slechter kamp dan Gross-Rosen', aldus een derde,J.
, K. van den Berg: 'Verslag' (I2 dee. 1946), p. 2 (GC). 2 W. L. Harthoorn: (1963), p. 173. 3 H. Leefsma: 'Verslag' (z.j.), p. 7 (GC). 4 'Verslag van mededelingen van H. Bonn' (23 jan. 1947), p. 6 (a.v.).
'bestaat er volgens mij niet. De mensen werden hier gewoon aan een hooivork gestoken. Ik heb dit gezien bij een-en-twintig mensen. Ze waren ziek en konden niet meer mee ... Dit werd gedaan door mede-gevangenen, niet door de SS, maar door Polen, Russell en Oekraïners"
XChet gebeurde wel dat zieken die met de hooivork waren opgeprikt, in de ketels van het kampcrematorium werden geschoven hoewel zij nog niet waren overleden.
XCDe Blechhammer-groep kreeg in Gross-Rosen maar weinig te eten en moest op dat weinige tot diep in de nacht wachten. De eerste keer dat brood werd uitgereikt, waren er drie porties te weinig. De Kapo die voor het uitdelen verantwoordelijk was, vroeg toen of de drie gevangenen die nog geen brood hadden ontvangen, naar voren wilden treden; zij deden dat en werden ter plekke door de Kapo met de steel van een houweel doodgeslagen.
XCGebeurtenissen als deze waren het, die mèt de afgrijselijke situatie in het kamp, de gevangenen die verder zouden worden getransporteerd, met opluchting het bericht deden vernemen dat er voor ben treinen gereed stonden. De overlevenden uit de Blechhammer-groep en uit de groepen die uit karnpen als ]aworzno en faninagrube waren gearriveerd, maar ook nog overlevenden uit andere transporten, bijvoorbeeld uit het 'goede' vrouwenkamp Hundsfeld bij Breslau (van de ruim tweeduizend vrouwen die dat kamp hadden verlaten, waren op de voettocht naar Gross-Rosen ca. zeshonderd bezweken of doodgeschoten), bleven niet langer dan vier of vijf dagen in Gross-Rosen. De treinen die zij vervolgens bestegen, bestonden uit veewagons of (open) kolenwagons.
XCE. A. Cohen was een van de uit Auschwitz geëvacueerden die in Gleiwitz ingeladen werd, 'in open kolenwagons', aldus zijn verslag,
XC'met honderdtwintig man in één wagon, d.w.z. met honderdtwintig wilde beesten.
XCDe brutalen hebben de halve wereld en zo namen hier vijf-en-twintig brutalen een derde van de wagon in beslag, terwijl vijf-en-negentig anderen maar moesten staan. Het waren natuurlijk de promineriten die zaten, beschermd door de SS die
I 'Verslag van mededelingen van S. Winnik' (aug. 1947), p. 6 (a.v.).
boven op de wagons zat. De eerste dag werd het de heren echter te koud en daarna hebben ze plaats genomen in hun verwarmde wagon.
XCVijf dagen en vijf nachten hebben wij in de trein doorgebracht en ik heb toen aan den lijve ondervonden wat een acute psychose is. Het draaide je, je kon niet links, je kon niet rechts. Je kunt het je ook wel voorstellen dat iedereen wild werd. Er kwam geen eten en er kwam geen drinken. Op de spoorwegemplacementen hebben wij de machinisten van de treinen gesmeekt, ons een beetje condenswater te geven. Velen warenlaf en gaven niets, maar enkelen die minder laf waren, gaven wat water. Maar dat lauwe vocht verfriste je niet. !-Iet had een verschrikkelijk vieze smaak. Toch werd er gevochten om een slok. En als ik nu een hond op straat zie met zijn tong uit zijn bek, dan moet ik er altijd aan denken dat ik ook zo gestaan heb, want als het sneeuwde, stak je je tong uit, opdat er maar een paar vlokjes in je mond zouden komen. Je stond met je mond open en het is opmerkelijk, als dan de sneeuw in dikke vlokken dwarrelde, hoe weinig vlokken er in je mond kwamen.
XCNu en dan werd toegestaan dat er één of twee mensen uit de wagon gingen om sneeuw te balen. Dat gevecht om een hap sneeuw! Wie kan zich voorstellen dat je nog om sneeuw moet vechten'
XCDeze tocht heeft tenslotte wel heel erg op mij ingewerkt. Op een nacht heb ik niet veel meer geweten, maar de volgende morgen zei Löffler, een Duitse Jood, een tandtechniker, tegen mij dat hij die nacht mijn leven had gered. Alles is mogelijk. Ik weet alleen dat ik het gevoel had, dat ik alsmaar moest lopen, van het ene eind van de wagon naar het andere, dat ik er niet door kon komen en dat ik een brug op moest, maar dat ik er niet op kon komen, dat overal de weg versperd was en dat ik verschrikkelijk moe was.
XCIk had namelijk pech dat ik niet tegen een wand stond, zodat ik niet konleunen en als ik wou zitten, moest ik gehurkt op mijn knieën zitten en als je dan even niet zat, dan ging die hele zaak weer in beweging. Stond je niet op tijd op, dan werd je gewoon vertrapt door al die mensen.
XCWij waren erg blij als er iemand vertrapt was, want dan ging het een-tweedrie-hoepla uit de wagon en hadden wij weer wat meer ruimte. En zo waren wij ook blij als er iemand doodgevroren was."
XCDe trein die Cohen vervoerde, kwam in Mauthausen aan.
XCSebil Minco, lid van de Geuzengroep, die als Joods politiek gevangene naar Auschwitz was gestuurd en daar, omdat hij politiek gevangene was, niet mocht worden vergast, werd uit Gross-Rosen getransporteerd in een trein die gedeeltelijk uit kolenwagons, gedeeltelijk uit veewagons bestond - ook hier werden in elke wagon honderdtwintig man gepropt. 'De laatste twintig', schrijft Minco (hij kwam met ongeveer twintig
XC, 'Verslag van mededelingen van E. A. Cohen', XII, p.
andere Nederlanders in een gesloten wagon terecht waarin zich verder louter Hongaren en een enkele Pool bevonden)
XC'moesten er letterlijk ingeslagen worden en toen iedereen in een open of dichte wagon zat, begon een van de verschrikkelijkste reizen, die ik ooit heb meegemaakt. Het tart alle beschrijving. De wagons waren gesloten en aan beide kanten was een klein luik uitgezaagd, dat zwaar getralied was. Wij kregen niets te eten en moesten onze behoeften in de wagon doen. Wij gebruikten daarvoor etensbakjes.
XCHet was halfdonker in de wagon, zodat men niet goed kon zien waar en op wie men stond. Men stelle zich de gemoedstoestand voor van honderdtwintig man die op misschien I2 vierkante meter vijf dagen moeten huizen zonder eten en drinken, zonder gebruiken, die zelfs de meest primitieve mens eist. Honger, kou, alle omstandigheden werkten mee om iedereen zo prikkelbaar mogelijk te maken. Niemand kon iets van de ander verdragen. Dus kreeg men het toneel, dat honderdtwintig uitgemergelde, geïrriteerde mensen vochten om een plaatsje, terwijl ze nog niet konden hebben dat een ander de knie in hun rug zette. Er werd geschopt, geslagen in het wilde weg. De wagon was halfdonker en een aantal mensen, meestal het groepje van de sterksten, regeerde. Met hun krachtige armen maaiden ze in de wagon in het rond, niets en niemand ontziend, om dan zichzelf languit op de grond te leggen. De rest van het gezelschap, door de overheersers in de hoek gedrukt, hield zich dan nog niet rustig, maar sloeg er onderling ook nog op. Zo nu en dan zag men een mes flikkeren, waarop dan even later een kreet volgde of zag men dan een of andere gemeen kijkende Hongaar of Pool zijn houten schoenen uittrekken en hiermee iemand, die hem in de weg zat, de hersenpan verbrijzelen. De lijken werden in een hoek gelegd en als hoofdkussen gebruikt, bewust of onbewust. Soms lukte het de sterkste om een van de kleine getraliede vensters er uit te breken en daar werden dan de lijken uitgesmeten. In de wagons die zo'n open venster hadden, was men nog het beste af. Men kon dan zijn behoeften doen in een eetschotel en deze door het venster leeggooien.
XCHet laatste gedeelte van de trein bestond uit open veewagons. Stikte men bij ons in de wagon bijna van benauwdheid, in een andere bevroren ze van de kou, die misschien nog erger is dan de honger. Tientallen kregen bevroren ledematen en even zovele tientallen moesten in elke wagon overboord gesmeten worden, daar ze onder de slagen van hun lotgenoten bezweken waren.'
XCDe trein die Minco vervoerde, kwam in Dachau aan.
XCSlechts van een aantal treintransporten weten wij hoeveel gevangenen onderweg bezweken. Naar verhouding waren er de minste slachtoffers in de treinen die het station Auschwitz verlieten. Heel begrijpelijk: die
XC1 S. Minco: Gevangene 136862 vertelt ... , p.
gevangenen hadden niet een onbeschrijfelijk zware en uitputtende voettocht behoeven mee te maken. Niettemin bleek toch bij aankomst in Buchenwald dat in één trein uit Auschwitz die vierduizend gevangenen vervoerde, driehonderd waren overleden en in een tweede met vierduizendachthonderd gevangenen achthonderd. In de trein evenwel die met ca. vierduizend gevangenen van Gleiwitz naar Dora reed en die de omweg maakte via Mauthausen, waren er op zijn minst dertienhonderd doden. Er zijn verklaringen van vervoerde gevangenen waarin van naar verhouding nog grotere aantallen doden wordt gerept, maar wij zijn van de juistheid van die verklaringen niet overtuigd. Een feit is dat vooral de uit Gleiwitz, Loslau en Gross-Rosen binnenkomende transporten de gevangenen in de karnpen van aankomst confronteerden met tonelen die zelfs de meest geharden onder hen deden huiveren.
XC'Op een bitterkoude dag in februari, met echt Buchenwaldse mist', aldus de socialistische journalistJ. van Looi, die in april' 43 als uitvloeisel van het Englandspiel was gearresteerd,
L. 'arriveerde aan het station van het kamp een trein met Auschwitz-gevangenen. Het eerste wat wij ervan hoorden was het bevel door de luidsprekers van het kamp: 'Alle beschikbare verplegers en het kampcommando met brancards en wagens naar de poort!' Een uur daarna drong de werkelijke situatie tot ons door: de wagons bevatten meer stervenden en lijken dan levenden. Van honger, dorst, kou, uitputting en ellende was een groot deel van de mensen omgekomen. De werkelijkheid was echter nog erger, veel erger dan wij, toch wel geharde concentratiekamp-mensen, konden geloven. Zo erg, dat de kampcommandant de appèlplaats en de kampstraten, die naar het desinfectiegebouw leidden, liet afsluiten, opdat wij de beestachtige gruwelijkheid die uit de wagons strompelde, niet zouden zien. Wij zagen het natuurlijk toch. Drie dagen lang ruimden de verplegers en een aantal vrijwilligers lijken uit de wagons. In ijltempo werden de bevroren lichamen, die in de wagons op een hoop waren neergekwakt en tot een verward kluwen van grotesk aan elkaar gevroren ledematen verworden waren, op wagons geladen en naar het cremato rium vervoerd. De gruwelijke vlam uit de schoorsteen van de verbrandingsoven verlichtte weer wekenlang het avondappèl als een teken, dat alle vuren onder hoge druk brandden. Een afgrijselijke lijkenstank drong door het kamp. Dagenlang strompelde en kroop een afzichtelijke, in lompen gehulde, vuil stinkende, spookachtige stoet van inletterlijke zin tot op het gebeente vermagerde
overblijfselen van mensen naar de desinfectielokalen. Wemelend van luizen, dik onder de schurft, doof en blind voor alles, wat er om hen heen gebeurde, autornatisch in rijen van vijf gaande met de armen in elkaar gehaakt, omdat geen hunner alleen kon gaan of staan - om de twee, drie passen stilstaand om op adem en krachten te komen, vallend en weer omhoog worstelend, omdat aan het einde van deze kruisweg de veiligheid (notabene de veiligheid van Buchenwald!) lag - zo bereikten deze ongelukkigen de linnen tenten, die als voorlopige verblijfplaats waren aangewezen .
XC. . . In de paardenstalbarakken. normaal bewoonbaar door vierhonderd man, werdcri duizend, twaalfhonderd man samengeperst. Twaalfhonderd lichamelijke wrakken, geestelijk gedegenereerden. De honger had van deze ongelukkigen slechts weinig menselijks overgelaten. Bij het eten uitdelen overvielen zij met hun zwakke krachten de etensdragers en daarbij verleende de wanhoop hun zulk een moed en taaiheid, dat de gevangenenpolitie met gummiknuppels niet eens in staat was om de etensketels te verdedigen. Vele malen zagen wij die Lagerschutz met aan flarden geslagen einden gummikabel ... terugkeren."
XCVolgens een Engelse gevangene in Buchenwald kwam er één treintransport van Auschwitz-gevangenen aan van wie achthonderd in de wagons waren gestorven - driehonderdvijf-en-zeventig stierven er voor zij in de paardenstallen een plaatsje hadden gevonden en binnen vieren-twintig uur stierven er nog eens vijfhonderd. 'Ta ioork in the Desin fation durinç this period u/as almost unbearable.. We (were) working all the time ill all atmosphere of gas-gangrene, rotting wounds and dysentery. But even if {here u/as no way of saving them' (de aankomenden), 'the callousness, et/en cruelty, with which they were treated by the prisoners working there was hard to forgive." Hoe het in Buchenwald in de desinfectie-barak toeging, wordt beschreven in een relaas van een Nederlandse gedeporteerde wiens trein uit Gross-Rosen ontladen werd in het niet ver van Buchenwald gelegen stadje Weimar. 'De doden', schrijft hij,
XC'moesten door ons meegenomen worden langs de spoorlijn die een dag tevoren gebombardeerd was en na een klein kwartier lopen kwamen we op een plaats waar honderden lijken lagen en waar wij de onze bij moesten deponeren onder het commando van hier das Dreck abschmeissen.
XCUren moesten we toen wachten op een aparte trein die ons van Weimar naar Buchenwald bracht en toen wij daar aankwamen, waren we een minuut oftwintig te laat om die avond het kamp nog te mogen betreden. We werden toen metJ.
I G. van den Bergh en L. van Looi: (1945), p. 54, 56. 2 Chris topher Burney: TIle (1945), p. 65.
elkaar in een paar wagons gepropt en stonden zo de hele nacht in een sneeuwstorm met de ruggen tegen elkaar te wachten tot het de heren beliefde ons binnen te laten, wat eerst in de loop van de volgende morgen gebeurde. Bij het betreden van het kamp bleek echter dat we nog lang niet aan de beurt waren voor de Entlausuno en in een open in aanbouw zijnd gebouw moesten we die hele dag plus nog de nacht wachten om in de loop van de volgende dag ons leed verder te lijden. Die Entlausung was ook heus geen plezier. Het begon met je totaal uit te kleden en dat was niet zo erg. Maar ik had een paar schoenen aan die ik in drie tot vier weken niet uitgetrokken had en voor dit pijnlijke werk achter de rug was, was er al menige vloek over mijn lippen gekomen. Vervolgens kwam ik toen bij een kapper die je grondig knipte en daarna ging ik met mijn bevroren, veretterde tenen in een lysolbad kopje onder. Door die lysol werd je helemaal heen gesleurd en aan het andere einde van de kuip er weer uitgehaald om dan als een hoop oud vuilonder een gloeiend hete douche te komen die je so suf maakte dat verscheidenen hieronder in slaap vielen tot ze er werden weggetrapt in een reusachtig hete droogkamer. In die droogkamer werd ik eerst droog maar op hetzelfde moment weer nat van het zweet en zo: spiernaakt en bezweet, kwamen we uit die droogkamer door een luik in een gang die naar buiten leidde. Deze gang bracht ons naar het kledingmagazijn waar ik een paar uur zo in natura heb moeten wachten op een broek, hemd, jas, pet, die me direct werd afgegapt, en een paar schoenen die ik maar niet heb aangetrokken want mijn voeten konden geen daglicht velen, laat staan een paar houten schoenen. Dus barvo ets en al kreupelend ging ik verder in de stroom mee die me bracht in een kapot gebouw waar ik overnachtte.' I
XCUit het z.g. Kleine Lager van Buchenwald waarin zij waren terechtgekomen (het gold als een quarantaine)", werden de overlevende geëvacuJ.J.vertrouwde sfeer van menselijkheid en orde; een veilig onderdak; gevoel van vrede en geborgenheid ... 't
I H. Leefsma: 'Verslag', p. 8. 2 Het een groep barakken buiten het eigenlijke kamp, was van de lente van '44 af gebruikt als quarantaine voor alle gevangenen uit de transperten die Buchenwald binnenkwamen. Van de herfst van '44 af zaten er in doorsnee steeds ca. twintigduizend gevangenen in opgesloten - de hadden evenwelopdracht, er zorg voor te dragen dat de zieken en zwakken onder hen zo spoedig mogelijk te gronde zouden gaan. Die werden in één barak, 61, samengeperst waar men hen aan hun lot overliet. Per week stierven in die barak minstens tweehonderd gevangenen, soms vijfhonderd. Or. Hemelrijk, begin september '44 gepakt als Joods onderduiker, uit Vught naar Sachsenhausen gevoerd en vandaar begin februari naar Buchenwald getransporteerd, noemde, toen hij enkele weken later uit het in het eigenlijke kamp werd opgenomen en daar in de aparte barak voor Nederlandse gevangenen een plaatsje kreeg, 'de overgang aangrijpend, het verschilonmetelijk groot. Dáár de hel der verdoemden, der reddeloos verzinkenden, elkaar bedreigend en verminkend; hier een
eerden uit het Auschwitz- en Gross-Rosen-complex na korte tijd overgebracht naar Aussenkommandos van Buchenwald, velen evenwel naar het concentratiekamp-complex Dora in de Harz waar de meesten geplaatst werden in het Aussenkornmando-Ellrich,'een ontzettend kamp', aldus een der geëvacueerden,
XC'iets vreselijks. Er was geen water en dus konden we ons niet wassen Er waren zesduizend à zevenduizend mensen waarvan er enige honderden per dag gedood werden.' De modder lag er decimeters hoog Wij hebben verschrikkelijk hard moeten werken Wij hadden een vreselijke Block-oudste, die de mensen liet ophangen voor heel kleine vergrijpen. Als hij ze niet liet ophangen, werden ze doodgeslagen."
XCIn Sachsenhausen werden geëvacueerden die er met treinen aankwamen, hetzij uit Auschwitz, hetzij (na de voettocht) uit Gleiwitz en Loslau, in twee groepen gesplitst: zij die nog konden werken, werden doorgezonden naar Flossenbürg of Mauthausen, zij die niet meer konden werken, naar het Hàjtlingslager van Bergen-Belsen.
XCBij de vrouwelijke gedeporteerden werd een soortgelijke splitsing aangebracht in Ravensbrück, met dien verstande dat diegenen die nog konden werken, naar Aussenleommandos van Ravensbrück werden gezonden. Zij die niet meer konden werken, verdwenen naar het Frauenlager van Bergen-Belsen.
XCEvenals in Buchenwald het geval was geweest, waren de geëvacueerden in Sachsenhausen, Ravensbrück, Flossenbürg en Mauthausen eerst in de quarantaine-barakken terechtgekomen. Daar waren velen gestorven.
XCvan een gastvrij vertrek' Hemelrijk, een classicus, ging er aan twee groepjes Nederlandse gevangenen Jes geven in het Latijn (uit de Häfilingsbücherei had een gevangene hem een bloemlezing van Latijnse verzen doen toekomen): een groepje beginnelingen en een groepje gevorderden. 'Deze lessen', zo schreef hij, 'zijn de merkwaardigste geweest die ik in mijn leven gegeven heb. De maand maart was ongekend mooi. We hadden tijd na de arbeid en spijbelden ook vaak op een zonnige dag (want de discipline was zeer verslapt). Dan werden banken en kratjes naar buiten gesleept en zaten er veel, soms met ontbloot bovenlijf, zich te koesteren in de milde voorjaarszon. Wij gingen in een kringetje zitten en lazen Latijnse poëzie in volle gemoedsrust, alsof we met vakantie waren.' (J. Hemelrijk: Zeven maanden eoncentratie kamp (1952), dl. III: Buchenwald, p. 49-50,56) , De schatting is vermoedelijk te hoog; wij weten slechts dat in de periode eind '44-begin april '45 (het Dora-complex werd toen geëvacueerd) in het complex op zijn minst zesduizend gevangenen om het leven zijn gekomen. 2 'Verslag van mededelingen van E. Halverstadt' (25 febr. 1947), p. 12 (GC).
Alleen de sterksten hadden de verschrikkingen van de evacuatie kunnen doorstaan.
XCNa de evacuatie, begin september' 44, van het concentratiekamp-Vught waaruit (wij komen er nog op terug) de mannelijke gevangenen naar Sachsenhausen, de vrouwelijke naar Ravensbrück waren getransporteerd, zijn, de gehele hongerwinter door, gevangenen uit bezet Nederland slechts naar één concentratiekamp gezonden: Neuengamme. Niet zo weinigen! Cijfers gaven wij al in hoofdstuk 5: ruim drieduizend uit het concentratiekamp Amersfoort en meer dan driehonderd uit gevangenissen in diverse plaatsen: ruim tweehonderd uit Groningen, ca. vijftig uit Assen, ca. tachtig uit Doetinchem; daarenboven is begin december '44 en eind februari '45 nog een klein aantal Nederlandse Joden uit BergenBelsen naar het Neuengamme-complex overgebracht.
XCDe transporten uit Groningen naar Neuengamme duurden twee of drie dagen, die uit Amersfoort nog iets langer: vier of vijf dagen. Zoals wij al in hoofdstuk 5 weergaven, hadden, toen op 8 september ruim elfhonderdvijftig gevangenen uit Amersfoort werden weggevoerd, velen hunner geen tijd gekregen om voldoende kleren uit te zoeken, sommigen verlieten het kamp haast ongekleed. Dit transport bestond uit weigeraars van de arbeidsinzet en z.g. contractbrekers - de bedoeling was dat zij allen aan het Duitse bedrijfsleven ter beschikking zouden worden gesteld. In Neuengamme evenwel maakte men het zich gemakkelijk: allen die uit Amersfoort aankwamen, werden er vastgehouden. Dit transport had voor de reis geen voedsel meegekregen.
XCDat laatste gold ook voor het grote transport dat op I loktober Amersfoort verliet: veertienhonderdveertig gevangenen, onder wie zeshonderdtwee mannen en jongens die tien dagen eerder in Putten waren opgepakt. Van die Puttenaren sprongen er veertien uit de rijdende trein.' Die trein bestond namelijk uit personenwagons met coupe's en, aldus Tj. Wouters in het door hem samengestelde werk Het drama van Putten: 'Juist voordat de trein het station Amersfoort verliet, werd van buiten een der coupédeuren opengerukt en klonk het uit de mond van een oude
XCI Eén van die veertien kwam daarbij
weermachtsman die ervoorverschijnt: 'Deze deurwordt niet gesloten."! Er kwam in de betrokken coupé geen bewaker terecht, in andere bevonden zich wèl bewakers. 'Voor eten of drinken', zo schreef later een der Puttenaren, J. Donker, 'werd niet gezorgd, wie het geluk had wat bij zich te hebben, kon eten, de rest moest teren op zijn vet.' Spoedig werden de gevangenen door banger en dorst gekweld. Ook als de trein stilstond, kregen zij niets te drinken, wèl werd bij één gelegenheid goedgevonden dat een aantal gevangenen wat knollen rooide, 'in r03 uren hebben de meesten van ons', aldus Donker, 'als eten en drinken gehad twee à drie kleine veevoederknollen. '2
XCVan de Nederlanders die Neuengamme werden binnengevoerd, werden er honderdtien, allen gevangenen van de SD te Groningen die op 18 januari in Neuengamme werden ingeschreven, niet als 'gewone' gevangenen behandeld. Zij werden z.g. Toysperre-gevangenen, hetgeen betekende dat zij het hoofdkamp niet mochten verlaten; men had hun paarse armbanden gegeven en hun hoofd slechts voor de helft kaalgeschoren. Voor de SS en de Kapo's was dit een aanduiding dat zij door de Groninger SD als Todeskandidaten waren bestempeld. Die honderdtien gevangenen werden in één barak ondergebracht en moesten elke dag herhaaldelijk op een apart appèl verschijnen dat extra lang duurde en met veel mishandelingen gepaard ging. Geen hunner mocht daarbij ontbreken: wie ziek was, werd van zijn brits afgesleurd. Na een week of vier waren er van de honderdtien twee-en-dertig overleden - de acht-enzeventig overigen werden eind februari en begin maart in de kampgevangenis, de Bunker, in groepen opgehangen, 'men vertelde ons', aldus een Nederlandse gevangene die tot het laatste uit Nederland arriverende transport behoorde (het transport dat op 15 maart Groningen had verlaten en op de t Sde in Neuengamme werd ingeschreven), 'dat de terdoodveroordeelden elkander bij de galg hadden moeten optrekken."
XCVan de overige gevangenen die Neuengamme werden binnengevoerd (daaronder ook, medio oktober, ca. vijfhonderd die in eerste instantie uit Vught naar Sachsenhausen waren getransporteerd), werd na de quarantaine-periode een deel in of bij het hoofdkamp tewerkgesteld, een deel naar diverse Aussenkommandos gezonden.
XCWat dat hoofdkamp betreft: het was berekend op ca. tienduizend gevangenen, maar eind '44 was dat aantal vermoedelijk al opgelopen tot ruim dertigduizend en eind maart '45 waren er in het gehele Neuengam
XC1 He! drama vall Putten, p. 49. 2 J. Donker in a.v., p. r05-06. 3 III stonnoeti] (Idaarderadeel),
me-complex, de Aussenleommandos inbegrepen, volgens het officiële kwartaalrapport van de SS-Stal1dortarzt 1 ca. twee-en-vijftigduizend gevangenen (onder wie zich, allen in Aussenkommandos, bijna twaalfduizend vrouwen bevonden). Van de ruim veertigduizend mannelijke gevangenen waren volgens dit rapport, uitgebracht aan het SS- Winschafis- und Veru/altungsh auptamt, in de periode 26 december '44-25 maart '45 ruim zesduizend bezweken: de helft in de Aussenleoinmandos, de helft in het hoofdkamp; of dit cijfer juist is, weten wij niet - het rapport bevat op andere punten passages die slechts de conclusie toelaten dat de bedoelde Standortarzt er op uit was, zijn superieuren een rad voor de ogen te draaien, of dat hij nooit een voet binnen het kamp had gezet. Wij citeren:
XC'Der hygienisehe Zustand der Wohnbloclee im KL Hamburg-Neuengamme gibt ZI/ Beanstandungen leeinen An/ass. . Die Laçcrinsassenu/erden wöehent/ieh eintnal gebadet. Son/cit velfzïgbar iuird frisdie Leibu/dsche ausgegeben. . Die Verpflegl/ng der Häfi/inge ioird durch den Lagerarzt ständig ûberprû]: und ist eben ausreithend . . Die Zubereitung del' Mahlzeiten in del' Häfi/ingskiiehe ist sal/bel' und einioandfrei, die Vertei/ung gerecht'
XCmededelingen die met de werkelijkheid van het kamp nauwelijks iets te maken hadden. De woon barakken waren er propvol en vergeven van vlooien en luizen. Wat het voedsel betreft: 'Een liter koolrapenof koolbladerensoep per dag vormt', aldus een Nederlandse gevangene die bij het transport van 15 maa rt was ingedeeld,
XC'het warme eten 's Morgens voor ontbijt een sneetje brood van een pink dikte. Droog. 's Avonds het dubbele van zo'n portie, meestal met een klein stukje margarine, ofeen lepel jam, of een schijfje worst. Je bent dan zo langzamerhand in het stadium gekomen dat je de kleine visjes", die je aanvankelijk van de stank niet kon benaderen, als een lekkernij gaat beschouwen."
XCEr moest in het kamp (het had grote werkplaatsen waar diverse wapens werden vervaardigd) hard worden aangepakt, de appèls werden driemaal per dag afgenomen en duurden dan minstens een uur ('al regent het dat het giet, al ligt de sneeuw voeten hoog, al vriest het dat het kraakt, ditkantine kopen. 'H. Rolsrna: Neuençannne. De ramp vall de vocht vall Liibecle (1945 ?),
1 Dit rapport d.d. 29 maart 1945 is als document PS-2169 gebruikt bij de Neurenberger processen, gevoerd voor Amerikaanse militaire rechtbanken. ' Die kon men in de
gaat altijd door"). Wie ziek werd, ging, als hij tot de aan de hongerziekte lijdende, Z.g. Muzelmannen behoorde, onherroepelijk te gronde ('het waren', aldus een gevangene uit Groningen, 'geraamten, onherkenbaar vermagerd en bij de minste aanraking schreiden ze als kinderen") - leed hij aan een andere ziekte, dan kon hij (met alle risico's van dien!) wellicht een plaatsje krijgen in een Zimmer van de ziekenbarakken waar het Revier uit bestond. 'Ik open' (wij citeren een Friese illegale werker, die begin april '45 in het Revier van Neuengamme werd opgenomen)
XC'een willekeurige deur en betreed vervolgens een kleine ruimte waar een twaalftal driedelige kribben is opgesteld. De onderste krib ligt gelijk met de vloer. Vijftig centimeter hoger is de tweede krib; nog weer vijftig centimeter hoger krib numero drie. De kribben zijn tachtig centimeter breed. In iedere krib vier patiënten; dat wil dus zeggen dat in een driedelige krib twaalf mensen liggen. Derhalve huizen in deze stinkende, veel te kleine en te lage ruimte een honderdvier-en-twintig mensen. Ieder Zimmer (zo wordt dit hok genoemd) heeft een Zimmerdlteste (kameroudste). Deze kameroudste heeft macht over leven en dood in dit hok. Hij is de gevreesde. Hij zorgt voor ons wel en wee. Voor het wee is hij uitermate geschikt. Dit duivelse wezen beschikt over een harde knuppel, waarmee hij letterlijk en figuurlijk indruk weet te maken. Hij wil niets liever dan'RL/he'. Rust in de kamer, rust in de bedsteden. Je moet er voor zorgen, dat je met je vieren rustig ligt in die krib van tachtig centimeter; want anders zal de knuppel van de kameroudste het je wel leren, want die slaat raak!
XCMoeilijk is het aan deze toestand te wennen. Want hoe moet je met je vieren als zieke mensen in zo'n bak liggen? Welnu, dat gaat als volgt: je ligt op de zij met het gezicht van één kameraad bij je, van de twee andere heb je de voeten bij je - met je eigen voeten lig je dus tussen hun gezichten in. Ik moet even wachten voor ik een plaatsje kan krijgen; maar al gauw sterft er iemand en dan kan ik zijn plaats innemen.
XCOns bed is van stro; met z'n vieren hebben we één deken."
XCVolgens het rapport van de Standortarztvan Neuengamme dat wij zojuist citeerden, was van de ruim zesduizend mannelijke gevangenen van het Neuengamme-complex die van eind december '44 tot eind maart '45 waren overleden, de helft bezweken in het hoofdkamp, de helft in de
XC1 J. A. de Roos: 'Neuengamrne', dl. I, p. 10 (GC). 2 K. D. Dijkstra: Waarom terug uil Neuençamme? (I94S?), p. IS. 3 In starmoetij (Idaarderadeel), p.
Aussenkommandos. In totaal waren in die Aussenkommandos veel minder gevangenen opgenomen dan in het hoofdkamp - de overlijdenscijfers vormen dus een aanwijzing dat de kansen om het er levend af te brengen in de Aussenkommandos geringer waren dan in het hoofdkamp. In de laatste maanden van '44 werden veel Nederlandse gevangenen (onder hen ook veel Puttenaren) naar Aussenkommandos even beoosten Drente en in Sleeswijk-Holstein gezonden waar zij tankgrachten moesten graven (daarover straks meer), in februari '45 kregen talrijke, ten dele pas gearriveerde Nederlandse gevangenen andere bestemmingen: eenen-vijftig werden als deel van een transport van ca. vijfhonderd gevangenen naar het belangrijke (en zwaar gebombardeerde) spoorwegknooppunt Soest in Westfalen overgebracht waar zij herstelwerkzaamheden moesten uitvoeren. Bij dit Eisenbahn-Kommando vielen eind februari bij een Geallieerd luchtbombardement vijftig doden - eind maart (de Britten waren toen over de Rijn gekomen) werd nog een deel van het Kommando naar Sachsenhausen, een deel naar Ebensee (een Aussenkommando van Mauthausen) overgebracht. Van de een-en-vijftig Nederlanders die bij het Eisenbahn-Kommando waren ingedeeld, bezweken er negen-en-twintig.
XCNaar verhouding vielen er wellicht nog méér slachtoffers onder de Nederlanders die midden februari uit Neuengamme werden overgebracht naar een verlaten krijgsgevangenenkamp bij het plaatsje Wöbbelin, dat in Mecklenburg ligt (zie kaart IX op pag. 874). Van dat kamp waren slechts vier barakken over, alle vier zonder vloer. De bedoeling was dat er een groot nieuw concentratiekamp zou verrijzen. Met die opbouw was nauwelijks een begin gemaakt toen eind maart-begin april '45 duizenden gevangenen uit Aussenkommandos in gebieden waar de Geallieerde strijdkrachten in aantocht waren, naar Wöbbelin werden gezonden. Tot overmaat van ramp brak daar een vlektyphus-epidemie uit. Van de Nederlandse gevangenen die rechtstreeks uit Neuengamme of via een ander Aussenkommando in Wöbbelin terechtkwamen, stierven er omstreeks honderddertig.
XCNu de Aussenkommandos die tankgrachten moesten graven.
XCEr waren er, gelijk gezegd, even beoosten Drente, n1. bij Meppen (zie kaart IX op pag. 874), en in Slceswijk-Holstein, en naar die laatste Aussenkommandos werd een groot deel van de Puttenaren gezonden.
XCIn de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 oktober kwam het transport van meer dan veertienhonderd gevangenen waartoe ook zij behoorden, uit Amersfoort in Neuengamme aan. Tijdens de treinreis hadden de gevangenen,
XCNOORDZEE IX. Neuengamme en enkele van zijn Aussenleommandos
XCkleine knollen - de 'soep' evenwel die hun op de zondag van aan komst werd uitgereikt ('soep' die gehaald moest worden in een hoed of pet en zonder lepel verorberd), zag er zo walgelijk uit dat de meesten geen hap naar binnen konden krijgen, 'ze kotsten er van', aldus een Puttenaar.'
XCDrie etmalen lang werden alle gevangenen van dit transport in quarantaine gehouden. De handwerkslieden werden er uit gehaald om bij devan het hoofdkamp te worden ingedeeld, de overigen (geschat wordt: ca. vierhonderd Puttenaren en drie- tot vierhonderd andere Nederlandse gevangenen) werden opoktober op transport gesteld naar Husum aan de Sleeswijk-Holsteinse kust.
I8
XCHetwas eind september '44 gevormd. Als eersten waren er uit Neuengamme ca. vijf-en-twintighonderd gevange
XC, T. in Het drama van Putten, p.
nen heengezonden, onder wie de meesten uit het Amersfoortse transport van 8 september (de elfhonderdvijftig weerspannigen van de arbeidsinzet die in Neuengamme waren vastgehouden) en voorts nog Belgische, Franse, Russische en Poolse gevangenen. Lagerältester werd er een Duitse misdadiger en het waren slechts Duitsers die er als Kapo's gingen fungeren. De dag na aankomst werden de gevangenen aan het werk gezet bij objecten die enkele uren lopen van het kamp waren verwijderd. 'Ik zie ze', aldus later een Nederlander die een ziekenbarak moest inrichten,
XC'nog terugkomen de eerste avond, dooden doodmoe, met kapotte voeten van de te grote of te nauwe schoenen, vele zieken en zelfs doden met zich mee slepende. Zij hadden drie tot vier uur moeten lopen en tot aan hun knieën in het water moeten werken en als ze even probeerden te rusten, ging de Ochsenriem er over. De Kapo's en Vorarbeiter waren beesten ... De eerste de beste avond hadden we ca. vijfhonderd gevallen te helpen, verbinden van voetwonden, sommigen met koorts en twee gevallen van longontsteking die ik, tegen het verbod in, een Schonungsschein gaf en die in hun barak in bed moesten blijven. De volgende dag, om vijf uur al, probeerden er tientallen bij ons te komen, maar met zweep- en stokslagen werden zij ... teruggedreven. Om tien uur stond de Laoerfuhrer bij ons en begon ons uit te schelden voor alles wat mooi en lelijk was, omdat we er twee hadden thuisgehouden.
XCNa acht dagen hadden we de hele barak in gebruik. Er lagen een tweehonderd man ziek en we hadden gebrek aan medicamenten.
XCNa twaalf dagen hadden we driehonderd zieken en honderdtwintig doden."
XCHet Aussenkommando-riasuui bestond een kleine maand toen er de groep Nederlanders arriveerde waartoe een groot aantal Puttenaren behoorde. De situatie was er toen in zoverre verbeterd dat de gevangenen uit het primitieve kamp per trein tot in de buurt van de werkobjecten werden gebracht - 'het ongelukkige was', aldus later de Puttenaar J. Donker, die wij al eerder citeerden,
XC'dat het werk nog wel duizend meter van de trein verwijderd was. Deze afstand was moerassig weiland met sloten waarover wij in looppas moesten springen als opgejaagde kuddedieren. Bij deze sloten stonden de Kapo's klaar met hun knuppels en hoe meer gevangenen in de sloot vielen, hoe meer plezier zij er in hadden.'
XCBrede tankgrachten moesten worden gegraven, 'het was daar ontzet
XC, J. A. de Roos: 'Belevenissen in Neuengamme' (z.j.), p. 14-16
tend hard werken met slecht materiaal, , , Al heel gauw stond je in de modder en in het water. Als het werk niet voldoende opgeschoten was, brak de hel los: dan werd het aan één stuk door trappen, slaan en schoppen," "s Middags', aldus deze zelfde Puttenaar,
XC'werden er ketels koffie op het werk gebracht; tijd om die te gebruiken was er echter niet en meestal werden ze, zonder dat we er een druppel van gehad hadden, voor onze ogen op het gras leeggegoten door de Kapo's, 's Avonds opnieuw slootje springen, , ' , weer in de goederenwagons gedreven en dan ging het doodmoe, uitgeput, met pijnlijke ledematen en een knagende honger 'huis' toe, Daar kregen we onze liter watersoep en dan met twee of drie man in één krib, Van rusten kwam niet veel en het was weer direct's morgens vijf uur: de knuppels gingen weer omhoog."
XCNiet langer dan anderhalve week bleven de Nederlanders in Husum; de meesten hunner werden toen overgeplaatst naar een tweede nieuw Aussènkommando van Neuengamme: Ladelund (zie kaart IX op pag, 874), Dat was een nog primitiever kamp dan Husum: er waren vijf barakken voor niet meer dan driehonderd man - die werden nu gebruikt voor tweeduizend, Er waren geen kribben, er was geen stro en er was geen waterleiding - de gevangenen vervuilden dus snel. Bovendien was het kampregime nog strenger dan dat van Husum, moest er nog harder worden gewerkt en moest men weer naarde werkobjecten lopen, In rijen van vijf marcheerden de gevangenen naar de tankgrachten in wording - de zieken moesten mee, 'Daar aangekomen konden de zieken', aldus Donker, 'natuurlijk geen spade vasthouden; wij legden ze dan in het natte gras neer en zonder dat er iemand naar om mocht kijken, lagen ze daar te sterven als beesten' -veelal in de regen, in de wind, "s Avonds moesten wij die lijken dan op onze rug nemen en zo marcheerden wij dan naar het kamp terug.' 3 Naarmate het werk aan de tankgrachten opschoot, werd die mars langer - het werd er tenslotte een van drie uur.
XCMidden december waren de tankgrachten gereed, Het Aussenkommando Ladelund had toen zes weken bestaan - in die zes weken waren van de ongeveer tweeduizend gevangenen met wie het Aussenkommando was begonnen, ca, vijftienhonderd overleden, 'IS december ging', schrijft Donker, 'het afgebeulde en uitgemergelde overschot in goederenwagons terug naar Neucngamme."
XCI 'Verslag van mededelingen van J Donker' (12 aug, 1947), P: 4-5, 2 J Donker in Hef drama van Putten, P 121-22, 'A.v" P: 128, 4 A.v" P:
XCUit dit hoofdkamp werden de overlevenden van Ladelund mèt andere Nederlandse gevangenen (onder hen ook Puttenaren die in eerste instantie in het hoofdkamp Neuengamme aan het werk waren gezet) na enige tijd naar weer andere Aussenkommandos overgebracht: een deel naar Meppen waar gegraven moest worden (en in de winterse weken sneeuw geruimd), een deel naar een nieuw Aussenleommando in Westfalen: Lerbeek, waar in een fabriek een werkplaats werd ingericht voor het repareren van vliegtuigmotoren. 'Hier ging het', aid us een Puttenaar, 'vrij goed. Men had wel honger, maar overigens, als je op de fabriek werkte, ging het best."
XCDat eind april en in de eerste dagen van mei, toen ook het Neuengamme-complex werd ontruimd, nog talloze gevangenen zijn omgekomen, zal uit een volgend hoofdstuk blijken. Hier willen wij nog slechts bij één punt stilstaan: de verliezen die de uit Putten gedeporteerde groep heeft geleden.
XCDe cijfers waaruit die verliezen blijken, gaven wij reeds eerder weer (nl. in hoofdstukvan de vijfhonderdacht-en-tachtig, in Neuengamme ingeschreven leden van de Puttense groep, van wie de meesten in Putten geboren en getogen waren, zijn vijfhonderdnegen-en-dertig bezweken: bijnaSommigen hebben dit sterftepercentage in verband gebracht met factoren die specifiek voor de Puttense groep zouden gelden: de Puttenaren waren gewend hard te werken en dus werkten ze ook in hun gevangenschap hard in plaats van zoveel mogelijk lijn te trekken, ze waren niet in het minst voorbereid op wat hun te wachten stond, en ze konden zich, plotseling overgebracht in een situatie waarin de dood op de loer lag, afgesneden van hun gezin, hun bekenden, hun dorp, niet aanpassen. Men heeft ook wel verband gelegd met de aard van de prediking van sommige in Putten staande predikanten. De Puttenaren 'hadden', aldus later een hunner die als twintigjarige elders was ondergedoken maar op de dag van de razzia toevallig bij zijn ouders in Putten was geweest, 'in hun kleine, besloten gemeenschap veelover hel en hemel gehoord. Ik heb de indruk: in het verleden meer over de hel dan
I): 92 %.
over de hemel. En ik heb gehoord, uit hun eigen mond, dat ze zich er bij neer hebben gelegd dat dit dan de hel was die hun was voorspeld.' I Anders gezegd: zij aanvaardden het lijden en in die aanvaarding zouden zij sneller en in groter getale te gronde zijn gegaan dan anderen.
XCVoor de beantwoording van de vraag of zij inderdaad sneller te gronde zijn gegaan, ontbreken alle gegevens. Wat het aantalomgekomenen betreft: men is er, menen wij, te veel van uitgegaan dat de Puttense verliescijfers uitzonderlijk hoog zouden zijn geweest. Dat men die indruk kreeg, was begrijpelijk: hier was (en in dat opzicht stond het Puttense gebeuren op zichzelf) een grote groep die uit slechts één landelijke gemeente was weggevoerd - één gemeente waar men na de bevrijding de ontzaglijke schok te verwerken kreeg dat slechts zo weinigen waren teruggekeerd. Dat leek een exceptioneel gebeuren dat een bijzondere verklaring van node had. Maar is dat gebeuren wel zo exceptioneel geweest? Van allen die van september '44 af naar Neuengarnme op transport werden gesteld, is blijkens de naoorlogse onderzoekingen van het Inforrnatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis 85 % omgekomen"; in hoofdstuk 2 van dit deel vermeldden wij voorts dat van de drie-en-veertig, als anti-nationaal-socialistisch bekend staande mannelijke inwoners van Gorinchem die op 3 oktober '44 waren opgehaald, negen-en-dertig (90%) in Duitsland (d.w.z. in het Neuengamme-complex) zijn bezweken. Let men er dan voorts op dat het grootste deel van de Puttense groep terechtgekomen is in een Aussenkommando (Ladelund) waar in zes weken tijd drie-vierde van alle gevangenen bezweek, en dus in een situatie werd geplaatst waarin het onvermijdelijk was dat deze groep Nederlanders zwaardere verliezen zou lijden dan andere, dan zien wij geen dwingende noodzaak om de omvang van de Puttense verliezen in verband te brengen met factoren die bepalend zouden zijn geweest voor de Puttense samenleving. Denkbaar is dat het tempo waarin die verliezen zich voordeden, wèl hoger heeft gelegen dan bij andere groepen, maar de vraag of er van dit hoger tempo sprake is geweest, kan, zoals al opgemerkt, niet beantwoord worden.J.directeur van het Infonnatiebureau van het Neder!. Rode Kruis aan de Enquêtecommissie, Enq.,
I H. Idema, aangehaald in K. Groen en W. G. van Maanen: 1944 (1977), p. 59-60. 2 Brief, [3 juni )950, van de
XCWij hebben aan het Neuengamme-complex speciale aandacht besteed omdat, gelijk gezegd, na de evacuatie, begin september '44, van de gevangenen uit Vught naar Sachsenhausen en Ravensbrück, Neuengamme het enige concentratiekamp was waar Nederlandse gevangenen naar toe werden gezonden. Er zaten overigens begin september '44 al Nederlanders in de complexen van Sachsenhausen, Ravenbrück en Neuengamme en bovendien, afgezien nog van de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen welke wij al behandelden, nog in andere: in die van Dora, Buchenwald, Dachau en NatzweiIer; dan waren er nog de Joodse groepen in het Altersghetto Theresienstadt en in het Austauschlaoer Bergen-Belsen.
XCEerder gaven wij weer dat zich in de concentratiekampen in Duitsland midden augustus '44 bijna negen-en-twintighonderd mannelijke en ruim tweehonderd vrouwelijke Nederlandse Schutzhäfilinge bevonden: ca. een-en-dertighonderd in totaal dus. Daar kwamen in Duitsland ten westen van de Odcr-Neisse-Iijn in die laatste oorlogswinter talrijke Nederlandse gevangenen bij: ca. drieduizendvierhonderd in het complex-Neuengamme, in Ravensbrück ruim zeshonderdvijftig vrouwen uit Vught en onbekende aantallen uit Auschwitz en Gross-Rosen, in Sachsenhausen ca. tweeduizendvijfhonderd mannen uit Vught en onbekende aantallen uit Auschwitz en Gross-Rosen - andere, ook onbekende aantallen geëvacueerden uit Auschwitz en Gross-Rosen belandden in het Frauenlager van Bergen-Belsen, in Dora, in Buchenwald, in Flossenbürg, in Dachau, in Mauthausen. Hoeveel waren die onbekende aantallen als men ze bij elkaar telt? Er zijn in totaal volgens onze schatting onder de gevangenen die de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen moesten verlaten, misschien tweeduizendvijfhonderd uit Nederland gedeporteerden geweest; dat de helft hunner de verschrikkingen van de evacuatietransporten heeft kunnen doorstaan, lijkt een ruime schatting.
XCHet is ons niet mogelijk, hier de wederwaardigheden in de laatste oorlogswinter weer te geven van de groepen Nederlandse -gevangenen in al die concentratiekarnp-cornplexen welke wij zoj uist noemden: er zijn niet voldoende gegevens. En als die er wèl waren, wat zou dan hun weergave anders worden dan een reeks variaties op een-en-hetzelfde thema? Wij betwijfelen of dat in ons algemene werk zin zou hebben. Trouwens, in de aanhef van dit hoofdstuk gaven wij al een beeld van de elementen die karakteristiek waren voor wat wij 'de derde fase' in de geschiedenis van de Duitse conccntratiekampcn in de Tweede Wereldoorlog hebben genoemd en wat wij i n de voorafgaande
het Neuengamme-complex hebben geschreven, mag men zien als typerend voor de situatie in andere kamp-complexen.
XCWij kunnen niettemin aan die andere kamp-complexen niet geheel voorbijgaan. Voordat wij bij een belangrijk feit stilstaan dat alle Nederlanders in de concentratiekampen in Duitsland in de laatste oorlogswinter pijnlijk heeft getroffen (het feit dat zij, in tegenstelling tot gevangenen van andere nationaliteiten, nauwelijks voedselpakketten ontvingen), willen wij weergeven wat ons bekend is over enkele relatief grote groepen: de geëvacueerden uit Vught, de geëvacueerden uit Natzweiier (de Nacht und-Nebel-gevangenen), de geëvacueerden uit het Auschwitz-complex en de groep die opgesloten zat in het Austauschlager Bergen-Belsen - schrijven wij over deze groepen, dan komt vanzelf de algemene situatie in de desbetreffende kamp-complexen aan de orde. Wat in al die kamp-complexen in de slotfase van de Tweede Wereldoorlog is geschied, vindt pas zijn logische plaats in het hoofdstuk over Duitslands ineenstorting.
XCOp twee achtereenvolgende dagen: S en 6 september '44, werden de gevangenen uit het concentratiekamp Vught met treinen naar Duitsland overgebracht: op de yde alle mannelijke Schutzhäfilinge, op de 6de de overige gevangenen (op enkele uitzonderingen na), onder hen de vrouwen. De mannen die op de yde op transport gingen, hadden slechts mee kunnen nemen wat zij in hun zakken of sokken hadden kunnen opbergen, het transport van de öde kreeg eten mee - geen drinken.' Op beide dagen tezamen werden tweeduizendachthonderd mannen afgevoerd (onder hen enkele honderden Belgen en Fransen) en ruim zeshonderdvijftig vrouwen. Voor beide transporten werd gebruik gemaakt van gesloten goederenwagons - in de meeste daarvan waren zeventig tot tachtig gevangenen opgesloten. In sommige wagons werd met gemeenschappelijk goedvinden een 'leider' benoemd om de onvermijdelijke twisten wist bij te leggen, in andere geschiedde dat niet en daar kon dan het ongemak van de lange reis (zij duurde drie etmalen) tot felle ruzies leiden. In de afgesloten ruimten werd het spoedig benauwd, zodat
1 Op 7 september werd uit het nog een onbekend aantal gevangenen naar Duitsland getransporteerd, op de r zde geschiedde hetzelfde met de zestig gevangenen van het dit waren allen mannen.
sommige gevangenen flauwvielen. Beide transporten kregen eenmaal voedsel uitgereikt: brood en worst op een station in Duitsland, en toen werd ook in elke wagon van het transport van de yde een tonnetje met water geplaatst, waarna zich althans in één der wagons, aldus een inzittende, 'ongelofelijke taferelen' afspeelden: 'ieder drong op; er werd geslagen en geschreeuwd en het bleek wel, welke beesten in de mensen huisden.' I Het transport van de 6de kreeg niets te drinken, 'de dorst die wij hadden, was', aldus een gevangene, 'niet om uit te houden. Ik had steeds een knoop in mijn mond. Wij durfden het brood niet op te eten, uit angst dat we zouden stikken."'Naast de benauwdheid was', schreef later een der vrouwen van het transport van de 6de,
XC'de afwezigheid van water wel het ontzettendst. In elk station jammerden we om drinken en af en toe werden, op de perrons, door medelijdende soldaten wel eens enige van onze pannetjes gevuld; er ontstonden dan ... zulke vechtpartijen dat er heel wat van dit kostbare nat gemorst werd."
XCWij willen eerst deze ruim zeshonderdvijftig vrouwen volgen.
XCIn hun Vughtse kampkleding (blauwe overalls met blauwe hoofddoeken) stapten zij bij Ravensbrück uit de trein. Geradbraakt voelden zij zich maar niet gebroken. In rijen van vijf passeerden zij zingend de SS-wacht van het concentratiekamp. 'We waren trots op jullie, zoals je binnen kwam marcheren', kregen zij later van Nederlandse vrouwen te horen die toen al in Ravensbrück gevangen zaten, 'jullie houding was zo fier."
XCHet transport uit Vught werd in eerste instantie niet in een barak ondergebracht maar in een grote tent met stro op de grond, dat wemelde van luizen en vlooien, en naar die tent op weg kregen de vrouwen beelden te zien welke zij in Vught nooit hadden aanschouwd: geen barak passeerden zij of magere vrouwen met armen als van skeletten smeekten om eten; aan sommigen wierpen de vrouwen wat brood toe - prompt verschenen SS-Aufseherinnen die de bedelaressen wegranselden.
XCIn de tent was het niet om uit te houden: voor de luizen en vlooien op de vlucht, gingen de vrouwen uit Vught in de openlucht slapen. Na twee dagen werden zij ingeschreven. Daarbij werden hun al hun bezittingen, ook de Vughtse kampkleding, afgenomen - zij kregen niet meerJ.J.'c.
1 Gerber: 'Mijn ervaringen in gevangenis en concentratiekamp. Weteringschans, Vught, Oranienburg' (1945 ?), p. 30. 2 Gem. politie Groningen: p.v. de Jonge (7 sept. 1946), p. r (Ge, c (6r) 7). 'G. Kijzer-Lanz in dl. I, p. 663. ten Boom: (1946), p. 86.
dan een hemd, een dunne jurk en een paar klompen uitgereikt. Vervolgens kwamen zij in de quarantaine-afdeling van het kamp terecht, t.w. in een vervuilde barak. Daar bleven zij twee weken, waarin zij dagelijks urenlang op appèlmoesten staan - na afloop van die periode had elk haar plaats gekregen in een of ander Kommando, hetzij binnen, hetzij buiten het kamp.
XCWat die laatste, de Aussenkommandos, betreft, weten wij slechts met zekerheid dat eind september ca. vijftig vrouwen die in Vught in het Philips-Kommando hadden gewerkt, overgebracht werden naar Reichenbach en enige tijd later omstreeks tweehonderd andere vrouwen naar een Aussenkommando van Dachau in München.
XCIn Reichenbach bevonden zich, zoals eerder bleek, reeds ca. vierhonderdvijftig Joodse mannen en vrouwen die uit Vught eerst Auschwitz waren binnengevoerd. Het (nogal primitieve) kamp waarin de vijftig vrouwen terechtkwamen, bleek tevens een opleidingskamp te zijn voor SS-Aujseherinnen. Het werd steeds voller: niet alleen de Joodse vrouwen uit Vught kwamen er in terecht maar ook Poolse en Hongaarse Jodinnen. Van het kamp uit moest in verscheidene fabrieken (die van Telefunken was er een van) hard worden gewerkt, 'we hadderi', aldus een van de vrouwen uit Ravensbrück, 'altijd honger, maar vergeleken bij later was 't eten niet slecht.' I Voorzover ons bekend, is van alle in het Aussenkom manda-Reichenbach tewerkgestelde Nederlandse vrouwen aldaar in de vier-en-een-halve maand dat zij er waren, niet één overleden.'
XCOok de ca. tweehonderd vrouwen die naar een zich in München bevindend Aussenkoinmando van Dachau werden gezonden, kwamen in een relatief gunstige situatie terecht. Samen met ca. driehonderd Poolse vrouwen (geëvacueerden uit Warschau) en enkele vrouwen uit Joego
I A. Siegenbeek van Heukelorn: Verslag (z.j.), p. 7 (GC). 2 De gevangenen uit dit werden, toen het Rode Leger naar de Neisse oprukte, midden februari te voet afgevoerd, dwars door het Reuzengebergte; onderweg werd uit de groep van vijftig vrouwen uit Ravensbrück één, die niet meer meekon, doodgeschoten. Na vier dagen lopen werden de vrouwen in een trein geladen die goeddeels uit open wagons bestond. Die trein reed hen in vijf etmalen naar Minden in Westfalen waar zij in een van Neuengamme terechtkwamen van waaruit zij de dagen door brachten in een onderaardse fabriek van het Siemens-concern. Werken konden zij er niet; er was geen materiaal. In april werd een deel van deze groep eerst nog naar de Volkswagenfabriek in Fallersleben gevoerd, vervolgens werd ze per trein naar een kamp in Salzwedel overgebracht. Daar werd zij door Amerikanen bevrijd. Een ander deel kwam uiteindelijk na een gruwelijke reis in Wöbbelin terecht en vandaar in Hamburg de overlevenden werden daar overgedragen aan het Zweedse Rode Kruis.
slavië en België werden zij gehuisvest in een met prikkeldraad afgesloten deel van een gewoon woonblok; zij werkten in een fabriek vall de I-cl. Agfa (deel van het IG-Farben-concern) waar aan een lopende bandtijdmechanismen voor bommen werden geassembleerd. Elke zondag gingen zij wandelen met de SS-Aufse/ierinnen. Hun voedsel was karig. Toen er in januari geen zout meer in het warme eten was gedaan, gingen de Nederlandse vrouwen in staking. 'One of them', aldus later de Oostenrijkse arts van dit Aussenkommando, Ella Lingens-Reiner, die in december uit Auschwitz naar Dachau was overgebracht,
XC'switched off the colweyor bell. Thev crossed their arms and when the Conunandam IIlelJl from aile to the other, completely beside himself, askillg lIJhy Ihey If/ere 1101 II'O/'killg, Iii was gillen the answer; 'Because we don't want to al1y more.' A strike in a munition factory, a strike of concentrationcamp-prisoners! II was something completely unheat.i of>
XCstraffen (was zoiets in andere kampen gebeurd, dan zouden diegenen die voor de staking verantwoordelijk waren gesteld, onmiddellijk zijn opgehangen) bleven alleen achterwege doordat, schijnt het, op het rapport over deze zaak niet tijdig werd gereageerd door het SS- Wirtschafts IIl1d Veru/altunoshanptamt en de SS-offIcier die als Kommandant van het Aus senkommando optrad, niet geïnteresseerd was in een spoedige afhandeling. Voorzover ons bekend, zijn onder deze omstreeks tweehonderd Nederlandse vrouwen in het geheel geen slachtoffers gevallen."
XCVeelongunstiger was de situatie voor de vrouwen die in Ravensbrück moesten blijven. De barakken werden er van maand tot maand voller, de rantsoenen van maand tot maand kleiner. Veel vrouwen werden ziek, vooral als gevolg van de moordende appèls, en konden niet langer werken. Dan dreigde voor hen het gevaar dat zij uit de groep van diegenen die niet bij een bepaald Kommando waren ingedeeld, geselecteerd zouden worden. Die geselecteerden werden naar een dicht bij Ravensbrück gelegen, kleiner kamp overgebracht, Uckermark, waar zij vrijwel niets te eten kregen, waar de SS-Atifseherinnen als hellevegen optraden en waar van tijd tot tijd nieuwe selecties plaatsvonden - velen werden naar het kamp Ravensbrück teruggebracht waar zij èf doodgeschoten werden èf in een primitieve gaskamer vermoord (geschat wordt dat in de gaskamer van midden januari tot midden april tussen de vijf
XCJ Ella Lingens-Reiner: Pl'isollerojjear(I948), p. T70. 2 De groep werd eind april door de Lagerleommandant naar een plaats buiten München gevoerd. "There it rained', aldus Ella Lingens-Reiner, 'he left them in a bam, dressed in civilian clothes and u/ent off 01'1 his bike. On the folloiuing day the French came.'
en zesduizend vrouwen zijn vermoord), anderen werden in de ziekenbarak van Uckermark vergiftigd. Van één groep van zeventig Nederlandse vrouwen die in februari naar Uckermark werd overgebracht, zijn elf in leven gebleven, van een tweede, kleinere groep die in maart hetzelfde lot trof, niet één.
XCWij vermelden tenslotte dat begin maart in Ravensbrück een speciaal transport werd gevormd van vrouwelijke politieke gevangenen die als Nacht-und-Nebel-gevangenen behandeld moesten worden; dat transport, waarbij zich vijf-en-dertig Nederlandse vrouwen bevonden, werd naar Mauthausen overgebracht.
XCNu de mannen van het transport uit Vught.
XCZij werden niet in het hoofdkamp Sachsenhausen opgenomen maar moesten na aankomst marcheren naar de grote montagehal van de HeinkeI-vliegtuigfabrieken die op ongeveer 8 km van Sachsenhausen lagen. Het gehele fabriekscomplex was in april '44 door een Geallieerd bombardement zwaar beschadigd maar de montagehal was toen vrijwel intact gebleven. In die immense, sombere en tochtige hal waren, toen de mannen uit Vught er werden binnengebracht (alsook andere Nederlandse mannen die afkomstig waren uit de gevangenis te Rijssel en uit diverse tuchthuizen in het Rijnland), al duizenden uit Warschau geëvacueerde Polen aanwezig, 'velen', aldus een der Nederlanders, 'afkomstig uit de donkere wijken van deze Oosteuropese stad' - 'iedere avond' werd met die Polen gevochten 'om een deken of een ledige krib' (er waren èn te weinig dekens èn te weinig kribben),
XC"s middags bij het eten dezelfde gevechten om een schotel. Meestal wonnen de Polen. Zij aten dan het eerst, likten de schotels grondig schoon en zonder dat deze gewassen konden worden, moesten daarna de Hollanders er uit eten. Machteloos waren we, ook als we zagen dat het toch al karige eten oneerlijk verdeeld werd. Werk was er vrijwel niet."
XCDe gevangenen moesten elke dag urenlang op appèl staan (bij elkaar meestal zes uur lang) en voor de rest diende ieder te zien hoe hij, zonder
XCI 'De Visser' in Den vijand u/ederstaan, p.
teveel last te krijgen met de Kapo's (voor een deel Duitsers, voor een deel Polen), de dag zo goed mogelijk doorkwam.
XCVoor werk werd spoedig gezorgd. Er verschenen in de Heinkel-hal ambtenaren van de Arbeitseinsatz en bedrijfsleiders. Zij vroegen om geschoolde arbeiders. Slechts weinigen meldden zich. Daarop werd de gevangenen eenvoudig aangezegd, naar welk Aussenkommando zij zouden worden overgebracht. Wie dan de Heinkel-hal verliet, verloor al zijn bezittingen en kreeg in ruil slechts de gestreepte concentratiekampkleding. Zo werden omstreeks vierhonderd (volgens sommigen: tweehonderd) mannen uit Vught samen met ongeveer tweehonderd andere gevangenen van diverse nationaliteit naar Rathenow-Heidefeld gestuurd, ca. 70 km ten westen van Berlijn, waar zij tewerk werden gesteld in de Arado-vliegtuigfabriek.' Andere mannelijke gevangenen uit Vught werden naar de Klinker-Werke van Sachsenhausen gedirigeerd, ca. vijfhonderd verdwenen midden oktober naar Neuengamme, nog anderen werden doorgestuurd naar Buchenwald en naar de mannen-afdeling van Ravensbrück, ook bleven er Nederlanders in de Heinkel-hal achter als leden van het Kommando dat werd ingezet om in de chaos die door het Geallieerde bombardement was ontstaan, weer enige orde te scheppen, later ook elders in het fabriekscomplex toen daar weer kon worden gewerkt.
XCHet schijnt dat er eind oktober vari de ca. tweeduizendvijfhonderd Nederlandse mannen die zich begin september in de Heinkel-hal hadden bevonden, nog ongeveer driehonderd over waren voor wie men nog geen bestemming had gevonden - de meesten van die driehonderd werden in het hoofdkamp Sachsenhausen opgenomen; daarheen waren uit de Heinkel-hal ook al anderen overgebracht.
XCHoeveel Nederlanders zaten er in dat hoofdkamp?
XCEind augustus '44, naar het schijnt, ca. driehonderdvijftig. Daarbij kwamen dus, formeel, de uit Vught geëvacueerde mannen en de uit Rijssel en uit het Rijnland overgebrachte Nederlandse gevangenen, bij
1 Uit Rathenow-Heidefeld zijn de zieken steeds naar Sachsenhausen getransporteerd - één schatting houdt in dat tweehonderd gevangenen van dit zijn overleden. De anderen werden eind april door het Rode Leger in Rathenow-Heidefeld bevrijd.
elkaar misschien tweeduizendvijfhonderd mannen. Er zijn in het hoofdkamp evenwel niet tweeduizendachthonderdvijftig Nederlanders ingeschreven gebleven - volgens de socialistische leider Koos Vorrink (die in Sachsenhausen geïsoleerd zat in een barak van de kampafdeling voor Russische krijgsgevangenen maar die van daaruit tal van clandestiene contacten kon onderhouden) waren het er, zo verklaarde hij aan de Enquêtecommissie, 'in de winter 1944-1945 achttienhonderd.'!'Winter '44-'45' moet dan, dunkt ons, begrepen worden als: eind '44begin '45, want eind januari en begin februari vonden uit Sachsenhausen, waar toen een deel van de evacuatietransporten uit Auschwitz binnenkwam, grote transporten naar andere kampen plaats (transporten die de hele maand februari en ook in maart werden voortgezet), waarbij ook groepen Nederlanders Sachsenhausen verlieten. Zieke gevangenen werden bij duizenden naar het HäJtlingslager van Bergen-Belsen gezonden, valide gevangenen naar Buchenwald, Flossenbürg en Mauthausen. Midden april '45 waren in het hoofdkamp nog ca. negenhonderd Nederlanders over.
XCDe verklaringen van de Nederlanders die na september '44 in Sachsenhausen opgesloten waren, maken er geen melding van dat in de periode tot de evacuatie van het kamp (21 april '45) grote aantallen Nederlanders zouden zijn overleden- - dat kan hebben samengehangenJ. J.J.
! Getuige Vorrink, dl. VI c, p. 83. 2 Het spreekt vanzelf dat Sachsenhausen ook in die laatste oorlogswinters schrille tegenstellingen kende. Voor 'aristocratie' en 'middenstand' bestonden er diverse geneugten. Dr. Hemelrijk, begin november uit de Heinkel-hal het hoofdkamp binnengevoerd (hij werd, gelijk reeds vermeld, begin februari '45 naar Buchenwald op transport gesteld), beschreef later aldus een zondag middag in Sachsenhausen midden december '44: 'Zondagmiddag had je keuze. In het badhuis, dat met zijn stoelen tot concertzaal was ingericht, speelde een strijkje van gevangenen klassieke muziek, afgewisseld door cernposities van de dirigent-zelf. Het programma kreeg je bij de ingang netjes gestencild toegereikt. Maar er was slechts een beperkt aantal plaatsen, 100 à 150. Een toegangskaart was niet gemakkelijk te krijgen, zeker niet voor het plebs, waartoe ik hoorde; alleen door connecties met een der promineriten had je er kans op . . . . Voor de voetbalwedstrijd die op het appèlplein gehouden werd, had je geen toegangskaart nodig. Er speelden elftallen van verschillende maar er werden ook landenwedstrijden gehouden; ik meen zelfs een competitie. Elke club had zijn eigen costuum. Ik keek de eerste keer mijn ogen uit naar die athletische gestalten, naar het prachtige enthousiaste spel en de sportiviteit van de spelers. Er ontbrak niets aan. Alles was in de puntjes in orde. Het veld was tevoren geëffend, met krijtstrepen en hoekvlaggen voorzien, en de doelpalen waren uitgezet. Op de galerij van de toren boven de toegangspoort zaten en stonden belangstellend naar het spel te kijken. Soms vloog er een bal boven op hun balustrade. Welwillend schopten ze die weer in het veld. Maar de machinegeweren stonden
met het feit dat de gevangenen, zodra zij ernstig ziek bleken te zijn, naar het Häfilingslager van Bergen-Belsen werden gezonden.
XCNaar dat Häfilingslager verdwenen begin maart '45 ook twee Nederlanders die zich in Sachsenhausen bij uitstek verdienstelijk hadden gemaakt door er van de vierhonderd SD-dossiers tegen politieke gevangenen die uit Vught waren geëvacueerd, ongeveer driehonderd te laten verdwijnen: dit waren joop Zwart, een in december '41 gearresteerde, communistische illegale werker, die in Sachsenhausen met steun van de communistische kamphiërarchie Vorarbeiter was geworden in het aan de Politische Abteilung toegevoegde Kommando, en de liberale voorman prof. dr. B. M. Telders, die, uit Vught overgebracht, in Sachsenhausen spoedig een van Zwarts naaste medewerkers was geworden. In deel 8 vermeldden wij reeds dat in Sachsenhausen eind januari verdenking rees tegen Zwart en Telders en dat zij door een toeval aan de uitvoering van hun doodvonnis ontsnapten. Met hulp van andere gevangenen konden zij toen onder een andere naam in Sachsenhausen als het ware onderduiken. Met dat alleek het hun veilig, niet daar te blijven. Zij lieten zich begin maart op een lijst plaatsen van gevangenen die naar Bergen-Belsen zouden worden overgebracht. Op 6 apriloverleed Telders daar aan vlektyphus. Edouard de Nève, een van de eerste 'pilotcnhelpers' (en bovendien de man die in de lente en zomer van '41 de publikatie van Vrij" Nederland had voortgezet), in de herfst van '41 gearresteerd en na tal van wederwaardigheden in september '44 uit Vught in Sachsenhausen beland I,In juli '44 was hij naar Nederland teruggestuurd. Daar bevond hij zich in het concentratiekamp Vught
niettemin, als altijd, op ons gericht. Wonderhjk, wonderlijk, die tegenstrijdigheid van menselijke belangstelling en aangeleerde haat. Het ziekenhuisterrein was de zondagse ontmoetingsplaats van vrienden. Op de hoofdstraat kon je 'iedereen' treffen: het leek er een wandelpark. een Kalverstraat in het klein. Achter het terrein stond het bordeel. 'Wie maakt daarvan gebruik?' vroeg ik, verbaasd dat zoiets in een kamp bestond. 'Is dat voor ons bedoeld?' 'Ja zeker, maar een gevangene, die zichzelf respecteert, gaat er niet heen." (J. Hemelrijk: dl. II: p. 56-57) I De Nève (zijn werkelijke naam was Jean Lenglet - in de Eerste Wereldoorlog was hij officier geweest in het Franse leger) had na zijn arrestatie krankzinnigheid gesi muleerd. In april '42 was hij vrijgesproken maar tegelijk was bepaald dat hij voor de duur van de oorlog in een krankzinnigengesticht in Duitsland moest worden vastge houden. In dat gesticht was hij bijna verhongerd. Eind '43 was hij toen in een brief aan de Duitse rechtbank die hem had vrijgesproken, voor de waarheid uitgekomen.
schreef later: 'Ik heb nooit bij iemand in het kamp een gelijkmatiger en beter moreel aangetroffen dan bij Telders. Hij vond altijd een argument om de mistroostigen op te beuren, om de ontmoedigden weder te bemoedigen."
XCDe meeste gevangenen van Natzweiler, onder hen ca. driehonderdvijftig Nederlandse Nacht-und-Nebel-gevangenen 2, werden begin september, toen het er naar uitzag dat de Amerikanen spoedig de hele Elzas zouden bevrijden, naar Dachau overgebracht - ca. driehonderd gevangenen, onder hen ook enkele Nederlanders, bleven achter om het kamp op te ruimen. Die opruimingswerkzaamheden werden na enkele dagen gestaakt, toen bleek dat de Wehrmacht troepen wilde legeren in de barakken; nadien duurde het nog een kleine drie weken voordat de laatste driehonderd gevangenen (zij waren in tenten ondergebracht in de steengroeve en werden bewaakt door Franse fascisten) ook naar Dachau werden getransporteerd. Alle Natzweiiers werden daar eerst in de overvolle quarantainebarakken opgenomen - elke barak, berekend voor vierhonderd gevangenen, herbergde er omstreeks achttienhonderd.
XCNiet anders was het in de barakken van het eigenlijke kamp. Veertienhonderd priesters en predikanten (Dachau fungeerde van eind' 39 af als concentratiekamp waarin alle priesters en predikanten werden opgesloten) die voordien drie barakken tot hun beschikking hadden gehad, behielden er slechts één: Block 26. 'We sliepen', aldus een Nederlandse priester, 'dicht aaneengedrukt op de harde vloer, zonder stro of strozakken; we sliepen op tafels en schragen."
XCVan het bij uitstek strenge regime dat Dachau tot eind '42 had gekenmerkt, was eind '44 niet veel meer ,over. Een geestelijke uit Putten die in Ladelund was terechtgekomen maar eind november naar Dachau werd overgebracht (' Ordnung muss sein!'), constateerde er dat de behandeling in dat 'beruchte kamp' meeviel: 'Geslagen werd er naar verhouding
I Ed. de Nève: p. 384. 2 Vóór de evacuatie zijn in Natzweiler omstreeks vijftig Nederlandse gevangenen overleden; wij merken hierbij op dat de Nederlandse groep in Natzweiler ook een aantal gevangenen insloot die geen waren. ' B. van Genuchten: 1945) (1957), p. 23.
weinig. Gewerkt ook veel minder en de tucht was er uit. Met de appèls werden de Moffen 'genomen' en ze duurden nooit langer dan een kwartier.'!
XCMaar het voedsel! Maar de epidemieën! Gelijk eerder weergegeven, daalde de calorische waarde van de dagrantsoenen in Dachau van ruim 1000 in september '44 tot ca. 530 in april '45. Dat zijn gemiddelden: de kamp- 'aristocratic' en de kamp- 'middenstand' had aan niets te kort, het kamp- 'proletariaat' kreeg minder dan waarop het recht had. Vooralonder die verzwakte 'proletariërs' vielen er doden toen in december de vlektyphus Dachau bereikte. In maart noteerde Nico Rost:
XC'Nu ik dag-in, dag-uit met de dodenlijst van Block tot Block ga (vaak zelfs tweeof driemaal), weet ik met stellige zekerheid dat honger de voornaamste oorzaak van het grote sterven is.
XCIn Block 2, waar de meeste Duitsers liggen: bijna geen doden. Ze zijn al heel lang in het kamp, hebben 'goede'Kommandos en dus ook meer te eten.
XCIn Block 14: geen doden. Daar ligt het keukenpersoneel.
XCIn Block 18: bijna geen doden. Het Block van de Tsjechen, wier pakketten tot nu toe nog aankomen.
XCIn Block 26 (het geestelijken-Block): bijna geen doden. Ze hebben heel lang en heel veel pakketten ontvangen; een groot aantal van hen ontvangt ze nog.
XCOveral elders: doden - doden - doden."
XCDoden, niet alleen door de vlektyphus en de hongerziekte maar vaak ook door de dysenterie. Dachau had, zoals eerder bleek, aparte barakken waar de vlektyphus-patiënten aan hun lot werden overgelaten - het kamp had óók een' Scheisserei-Block '. Rost liep er begin maart naar binnen,
XC'maar kon het in deze lucht niet langer dan vijf minuten uithouden. Alles ruikt hier naar uitwerpselen, naar urine, naar bevuilde lakens en natte matrassen.
XCVanaf de bovenste bedden druipt de urine naar beneden - en niet alleen urine! Het sijpelt door in de benedenrijen waar ze ook in natte, bevuilde bedden liggen.
XCErgere ellende is niet denkbaar.
XCDe meeste zieken hebben hier geen weerstand meer. Ze liggen stil voor zich uit te staren, laten alles lopen en wachten slechts op de dood."
XCGeschat wordt dat in Dachau van eind december tot eind april een derde van alle gevangenen bezweek, 'ook precies', aldus een aldaar
XC1 P. de Ruig in Het drama van Putten, p. 285. 2 Nico Rost: Goethe in Dachau, p. 208. 'A.v., p.
opgesloten Nederlandse predikant, ds. F. Guillaume, 'een derde van ons contingent Hollanders." Enkele dagen voor de bevrijding stonden in Dachau, de Aussenkommandos inbegrepen, achthonderdzes-en-dertig Nederlanders ingeschreven - zijn er dus in het hoofdkamp en in de Aus senkommandos bij elkaar in de genoemde periode omstreeks vierhonderdtwintig Nederlandse gevangenen overleden? Dat betwijfelen wij. Op de dag van de bevrijding bevonden zich van de bijna acht-en-zestigduizend in het complex-Dachau ingeschreven gevangenen bijna een-en-dertigduizend in het hoofdkamp en ruim zeven-en-dertigduizend in de Aus senkommandos en wij veronderstellen dat ds. Guillaume slechts iets wist over de Nederlandse groep in het hoofdkamp die bij de bevrijding bijna vijfhonderd personen telde; in dat hoofdkamp zouden dan in de genoemde periode bijna tweehonderdvijftig Nederlandse gevangenen zijn bezweken.
XCHoeveel Nederlanders in devan Dachau om het leven zijn gekomen, weten wij niet.
XCEr waren 'goede' en 'slechte'(één 'goed'behandelden wij al: dat van de Agfa-fabriek te München waar ca. tweehonderd Nederlandse vrouwen uit Ravensbri.ick moesten werken) en men kon gemakkelijk van het ene soort in het andere belanden. Floris Bakels bijvoorbeeld, begin september als NN-gevangene uit NatzweiIer naar Dachau geëvacueerd, werd na enkele dagen eerst met ongeveer dertig andere Nederlandse NN'ers (en bijna vierhonderd gevangenen van andere nationaliteit) naar hetovergebracht (zie kaart X op pag. 891), 'een gemoedelijk kamp' ('er was bijna nooit SS te zien', 'ik heb er nooit zien slaan') waar niemand hoefde te werken, 'het leek', schrij ft Bakels, 'een soort soldatentehuis." Vervolgens kwam hij in hetterecht, 'een oord van verschrikking onder leiding van Poolse criminelen' (geëvacueerden uit de achterbuurten van Warschau, die werkten onderdie Duitse misdadigers waren); er was geen waterleiding, aanvankelijk ook geen electriciteit, 'iedereen zat onder de luizen', 'alleleden aan
XCI F. Guillaume in Den vijand urederstaan. p. 295. 2 F. Bakels: Nacht-und-Nebel,
XCX. Dachau en Mauthausen en enkele van hun Aussenkommandos
XCdysenterie', 'medische behandeling was er niet' en het werk (het 'bestond uit stenen, balken, cementzakken en smalspoor sjouwen, voorts uit zand scheppen en werken aan betonmolens', een en ander samen met Russische krijgsgevangenen) was zwaar.' Het voedsel was schaars en werd in de eerste plaats door deen hun Poolse helpers in de wacht gesleept; ter aanvulling at Bakels er 'aardappelschillen met klokhuizen, uitgespogen door de Russische krijgsgevangenen, opgewarmd op een vuurtje onder een blikje, gevuld met modderwater uit de karresporen op het werk."
XCTwee maanden bleef Bakels in Dautmergen, tenslotte in de barak van diegenen die wegens hun gezondheidstoestand een tijdlang niet hoefden te werken. Uit datwerd hij overgebracht naar een kamp in Vaihingen dat voor een deel van Zuid-Beieren dezelfde functie had als elders hetvan Bergen-Belsen: vergaarbak te zijn van
zieke gevangenen. De kamphiërarchie in Vaihingen bestond goeddeels uit Poolse Joden: leden van de Joodse ghettopolitie uit Krakau en Radom die niet naar de gaskamers waren gezonden. 'Zeker driekwart van de kampbevolking', aldus Bakels,
XC'bestond steeds uit zieken die nooit behoefden te werken maar in een Revier, over vier barakken verspreid, werden opgenomen Zo in-slecht als de nietJoodse Polen in Dautmergen voor ons waren geweest, zo in-hartelijk waren de Poolse Joden in Vaihingen' Na de hel van Dautmergen was Vaihingen aanvankelijk voor ons een soort paradijs ... De luizenplaag werd echter gaandeweg onbeschrijflijk ... In Vaihingen is een heel groot aantal Häfilinge, onder wie bijna alle Nederlanders, bezweken',"
XCzulks vooral als gevolg van de vlektyphus die half februari '45 uitbrak en honderden deed sterven.
XCBakels werd begin april met een groot aantal andere gevangenen weer naar Dachau op transport gesteld. Daar werd, schrijft hij,
XC'begonnen met een Desinfektion en wel in het holst van de nacht. Wij kleedden ons buiten uit, in een plensregen. Onze kleren moesten tot bundels worden verpakt, het jasje met het borstnummer bovenop, zodat men na de desinfectie van de kledij (blijkbaar per gehele bundel tegelijk) de bezitter ervan zou kunnen terugvinden via het nummer. Er is natuurlijk niets van terechtgekomen: de bundels vielen uit elkaar. Toen wij versteend waren, een paar uur naakt in de nacht vol regens, werden wij het Baderaum binnengedreven. Wie lopen kon, liep. Wie alleen strompelen kon, strompelde. Wie nog slechts kroop, hij kroop. Wie niet meer bewoog, werd gesleept. Wie dood was, evenzo. Het Baderaum van Dachau was ruim, de douches waren warm, zeep en handdoeken waren er onbekend. Maar het schouwspel van ons transport onder de douches van Dachau, begin april 1945, een maand vóór Duitslands totale ondergang, was zó verschrikkelijk dat de ogen aarzelden het anders dan wazig aan de hersenen door te geven. Een klein gedeelte van ons stond overeind onder de douche en probeerde zich de stront van het skelet te wassen; de koeken stront dreven langzaam mee naar de afvoerputten. Een groter gedeelte lag op de knieën onder het warme water, of zat eronder, de benen gekruist. Bloed en pus dreven gorgelend mee naar de putten. Een ander gedeelte lag onder het warme water van de douche in Dachau, mompelend, huilend, stuiptrekkend. Sommigen lieten faeces en urine lopen, ze stroomden wervelend mee naar de putten. Terzijde van de badenden, maar ook onder de douches zelf, was het Waschraumkommando in actie, in zwembroek.
XC, Nederland had onder de Oosteuropese Joden een bijzondere naam wegens de jegens de Joden betrachte tolerantie. 2 Bakels: Nacht-und-Nebel, p.
Stevige kaalkoppige mannen stapelden de lijken hoger en hoger op, één, twee, hopsa - en weer kletste een dood lijf bovenop de stapel. Ze pakten ook vele liggenden op, de stuiptrekkenden, de hijgers in doodsnood: één, twee, Hoch Amerika! en weer kletste iets wat mens moest zijn (geweest) op de steeds hogere berg, en ik zag nog handen bewegen, en voeten, en ze trokken nog met armen en benen, en uit de stapel lekte het bloed, de etter, de faeces en de urine; in die berg werd nog gerocheld, gehoest, gesteund - maar: één, twee, hopsa! En men sleepte ze weg van onder de verste douche, bij de voeten, los! los! dwars door de staanden, de knielenden, de zittenden heen, en dan: één, twee, hopsa! Totdat men aan een nieuwe berg begon.
XCNa het dodenbad werden wij nat en naakt weer de nacht ingedreven. Er volgde een tocht over de appèl-plaats naar een quarantaineblok. Daar moesten wij zien ons in te dringen in de alovervolIe slaapzaal. Wij sliepen in een papieren zak, naakt."
XCVan de Nederlandse Joden die uit het Auschwitz-complex naar het Dachau-complex werden overgebracht, kwamen enkelen in 'goede'terecht. Dat gold met name voor de zeven-en-twintig overlevende Nederlanders van hetdie eind juli '44 in Dachau werden ingeschreven. Een deel hunner (zie kaart X op pag. 891) werd in een klein kamp bij Uting geplaatst waar voor degewerkt ('wij hebben er een prima leven gehad'2), een ander deel in hetook een kamp waar voor dewerd gewerkt, maar het was veel groter dan het kamp in Uting: aanvankelijk waren er hoofdzakelijk Hongaarse Joden in opgesloten, ca. vijfhonderd, later kwamen er enkele honderden Franseen Italiaanse partisanen bij. De behandeling was er in den beginne redelijk, werd slechter toen denieuwe'groenen' (misdadigers), uit Dachau liet komen - ook hier was de grootste ramp dat een vlektyphus-epidemie uitbrak die de meeste gevangenen deed sterven.
XCIn tegenstelling tot de kleine groep die uit Warschau was gearriveerd, kregen de grotere groepen mannelijke geëvacueerden uit het Auschwitzcomplex die eind januari of begin februari '45 Dachau bereikten, bij
XC, A.v., p. 258-59. "Verslag van mededelingen van J. Rabbie' (3 maart 1947), p. 8
uitstek slechte Kommandos toegewezen: zij werden overgebracht naar de bossen bij Kaufering (zie kaart X op pag. 891) waar door duizenden gevangenen dag en nacht werd gezwoegd bij de aanleg van enorme ondergrondse werkplaatsen voor de Messerschmitt-vliegtuigfabrieken. Die gevangenen waren gehuisvest in elf kampen, z.g. Waldlager. Naar al die karnpen waren, van midden juni '44 af, uitsluitend Joden overgebracht - dat werden er tot midden maart '45 in totaal meer dan acht-entwintigduizend (onder wie ruim vierduizend vrouwen), afkomstig uit Litauen, uit het Auschwitz-complex (vooral Hongaarse en Griekse Joden die al vóór de evacuatie van Auschwitz naar Kaufering waren getransporteerd), uit Ravensbrück en uit Bergen-Belsen. De meeste van die Wald lager waren uiterst primitief (er waren er met 'barakken' die bestonden uit een langwerpige diepe kuil met een 'dak' er op), het dieptepunt was Waldlager IV dat als ziekenkamp voor het gehele complex fungeerde - daar alleen zijn ca. drieduizend gevangenen bezweken. In al deze Waldlager bestond de gevangenen-hiërarchie uit J oden, er was ook een Joodse kamppolitie, 'waarvoor ik', aldus later een gedeporteerde Nederlander die in Waldlager XI terechtkwam, 'geen terminologie kan vinden, het waren de ergste mensen die ik ooit heb meegemaakt."'Op het werk', aldus deze zelfde Nederlander,
XC'kwamen bij de kou steeds meer bevriezingen voor. Vooral de nachtploeg leed daaronder, wij hoorden hen gillend en brullend van pijn terugkomen. Voor ons allen gold: niet stilstaan, want dan ben je er geweest. Ons werk ging gewoon door, er werd rustig verder gebetonneerd bij 30 graden vorst, hoewel dit geen enkele zin had omdat beton dan niet houdt. Maar dat hinderde niet, wij moesten werken, het vlees trok van onze handen, iedereen vloekte, maar alles ging gewoon door tot de Duitsers geen materiaal meer hadden'
XCtoen kwamen de luizen, met hen kwam de vlektyphus en 'er stierven ontzettend veel mensen." Cijfers omtrent de aantallen slachtoffers onder de Nederlanders zijn niet bekend.
XCInderdaad, in het Mauthausen-complex was nog minder voedsel dan elders en er moest, met name in Aussenkommandos als Melk en Ebensee waar de gevangenen ingezet waren bij de aanleg van enorme tunnelcomplexen voor de vervaardiging van V-wapens, buitensporig hard worden gewerkt. In het Revier van het hoofdkamp Mauthausen, waar de Kapo's de zieken in de regel aan hun lot overlieten, kwam regelmatig kannibalisme voor, "Muskelpanien dey Oberarme und dey Oberschenkel, aber aucn Leber und Milz uiurden den noch atmenden Opfern herausyeschnitten und rascn von den Tdtern, in u/arm-rohem Zustand, verzehrt.'?'Er werd', schreef de arts Cohen die uit het Stammlager van Auschwitz via Mauthausen in het Aussenkommando-Melk was beland, 'honger geleden, zoals ik nog niet had meegemaakt. Ik vulde mijn 'menu' aan met gras, jonge uitgelopenkommando-Linz III, de overigen in zeer kleine aantallen in zeven andere Aussenkom mandos. (a.v., p. 240)
, 1-1. Marsalek: (1974), p. II9-20. 2 Zeventig in het hoofdkamp. negen-en-twintig in het negentien in het vijftien in het
dennetakken, houtskool, bruinkool, enz." 'De honger', aldus Nico Wijnen over de situatie in maart en april '45,
XC'tart iedere beschrijving. Onze Portion bestond uit de aardappelschillen van de achttienhonderd bewakers, gekookt in water met een handjevol zout, waar zo nu en dan wel eens een balletje vet in dreef, voor de achttienduizend gevangenen. Van de 'soep' kregen we 3/4 liter; als er een stuk of vier aardappelschillen in de soep zaten, was het veel. Daarbij een zesde brood per dag?
XCdat één-zesde deel van een brood werd later in april één-achtste doordat enkele bakkerijen die aan het Mauthausen-complex brood moesten leveren, waren uitgevallen.
XCDoor de gevangenen in Ebensee en Melk werd, evenals door de gevangenen in de Waldlager bij Kaufering, in dag- en nachtploegen gewerkt, hetgeen voor de nachtploegen vooral in de vorstperiode een verschrikking was. 'Stelt u zich voor', zo vertelde Cohen enkele jaren na de bevrijding,
XC'van's avonds half elf tot's morgens zessen steeds maar buiten zijn terwijl het vroor dat het kraakte, terwijl je natuurlijk niets te drinken had, want dat was toch overbodig, en terwijl je practisch geen kleren aan had.
XCTragisch was het vechten dat je daar voortdurend deed. Je moest steeds weer van voren af aan beginnen. Het werk was er onmenselijk zwaar. Grote lange ijzeren staven of rails (ik weet niet wat het waren, in ieder geval waren ze verschrikkelijk zwaar) moesten wij met vijf gevangenen door die grotten slepen - je schouders gingen er kapot van. Op het laatst kon je niet meer tillen, maar ze sloegen je net zo lang tot je toch weer verder kon. Je bezweek er bijna onder, maar je bezweek nog net niet'
XCmerkwaardig was, dat er, aldus Cohen, in Melk geen verschil werd gemaakt tussen Joden en niet-Joden (Joden hadden er niet een gele driehoek op hun kampkleding). De gevangenen-hiërarchie bestond in dit kamp uit Fransen, 'en ik kan niet zeggen dat zij beter waren dan de Polen, echt niet. Ze gapten net zo hard."
XC1 E. A. Cohen: Het Duitse concentratieeamp, p. 35. N. Wijnen' (3 I maart 1948 en volg. dagen), p. 65. E. A. Cohen', XI, p. 13-14, 16. 2 'Verslag van mededelingen van 3
Wij komen nu tot Bergcn-Belsen.'
XCHet in '43 in een deel van een verlaten en verwaarloosd krijgsgevangenenkamp ingerichte Aastauschlager ('uitwisselingskarnp') Bergen-Belsen ging in de loop van '43-'44 bestaan uit verschillende 'afdelingen': het Sonderlager met ca. driehonderdvijftig Poolse Joden die officiële toelatingspapieren (immigration-certificates) voor Palestina bezaten; het Griechenlager met ca. vierhonderdvijftig Griekse Joden die de Spaanse nationaliteit hadden; het Neutralenlager met tweehonderd Joden uit verschillende landen die burgers waren van Spanje, Portugal of Argentinië; het Ungarnlager met bijna zeventienhonderd Hongaarse Joden die door Himmler waren gereserveerd om vroeg oflaat als blijk van zijn z.g. goede wil (en als middel om met de Geallieerden in contact te treden) Duitsland te verlaten; het al enkele malen genoemde Häfilingslager, vergaarbak van zieke gevangenen uit di verse concentratiekampen; en tenslotte dan het z.g. Stern lager waarin zich eind juli '44 in totaal ca. vierduizend Joden bevonden van wie ca. drieduizendtweehonderdvijftig afkomstig waren uit Westerbork (de overigen waren Joden uit Frankrijk, Joegoslavië en Albanië) - daar kwamen op r6 september nog tweehonderdvijf-enzeventig Westerborkers bij die twee dagen en drie nachten in goederenwagons onderweg waren geweest. Wij hebben in het Stern lager dus in totaal met ruim drieduizendvijfhonderd uit Nederland gedeporteerden te maken, van midden september '44 af met drieduizenddriehonderd want in juni hadden ruim tweehonderd Joden Bergen-Belsen mogen verlaten op weg naar Palestina.
XCUit het voorafgaande blijkt dat zich in de zomer van '44 in de 'Joodse' kampgedeelten van Bergen-Belsen bij elkaar bijna zevenduizend Joden bevonden. Zij namen in zoverre al een aparte positie in dat zij geen kampkleding droegen en dat contact mogelijk was tussen de gezinsleden. Niettemin zou ook voor hen de periode tot aan Duitslands ineenstorting, gegeven de volmaakte onverschilligheid die ook de SS-leiding van Bergen-Belsen kenmerkte, onder alle omstandigheden er een zijn geworden van toenemende moeilijkheden - zij ging evenwel een katastrofaal karakter aannemen doordat het Bergen-Belsen-complex als geheel in de laatste oorlogsfase, gelijk reeds opgemerkt, een gigantische afvalbak werd: van zieke mannelijke gevangenen (het Häfilingslager) en van vrouwelijke gevangenen voor wie er geen werk was en voor wier lot er dus
XCI Wij ontlenen onze algemene gegevens aan de in '62 verschenen studie van Eberhard Kolb: Bergen-Be/sen. Geschichte des 'Aufenthaltslagers'
nog minder belangstelling was dan voor gevangenen elders (het Frauen lager). Volgens Kolbs schattingen zijn in de drie maanden december '44 enjanuari en februari '45 tussen de veertig- en vijftigduizend gevangenen naar het Hàjtlingslager en het Frauenlager getransporteerd van wie de meesten ter plaatse bleven, en zijn in de periode van begin januari '45 tot midden april (Bergen-Belsen, waaruit de Joden van het Austauschlager waren weggevoerd, werd toen bevrijd) in het kampcomplex omstreeks vijf-en-dertigduizend gevangenen bezweken.
XCLaat ons nu iets dieper op deze ontwikkeling ingaan, ook om beter te kunnen aangeven wat er het effect van was op de Westerborkers in het Stern lager.
XCMidden augustus '44 werd het Prauenlager in gebruik genomen, d.w.z. dat op het terrein waarop zich de werkbarakken van het Sternlager bevonden, tien tot twaalf grote kermistenten werden opgezet waarin enkele duizenden vrouwen werden ondergebracht; spoedig arriveerde ook het eerste vrouwentransport uit Auschwitz waarop in oktober en november nieuwe grote transporten uit Auschwitz volgden. Begin november werden de meeste tenten (daarin hadden bij elkaar meer dan tienduizend vrouwen iets van beschutting moeten vinden) door een zware storm vernield; gevolg was dat de Joden van het Sternlager o.m. de ziekenbarak, de barak voor ouden van dagen en twee 'gewone' woon- en slaapbarakken (al die barakken waren wrak en bouwvallig) moesten ontruimen - ter vervanging mochten zij enkele kort tevoren uit een oud judenlager bij Krakau gearriveerde barakken in gebruik nemen die overigens volslagen leeg waren: er waren daar aanvankelijk geen britsen, geen wc's, geen kranen, geen lampen. Nadien werd geleidelijk het gehele Stem lager naar die uit Krakau aangekomen barakken overgebracht - het Prauenlager kreeg de beschikking over de vroegere barakken van het Stern lager : barakken voor ca. vierduizend personen waarin op I december al achtduizend vrouwen (en meisjes) waren ondergebracht.
XCMidden januari '45 werd het Bergen-Belsen-complex uitgebreid met de 36 barakken van het tweede deel van het verlaten krijgsgevangenenkamp: die barakken waren voor de vrouwen uit het Frauen/ager bestemd benevens voor enkele tienduizenden andere vrouwen die uit de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen afkomstig waren - Kolb meent dat er in de maanden december' 44 en januari en februari '45 in totaal tussen de twintig- en vijf-en-twintigduizend vrouwen in Bergen-Belsen zijn binnengebracht. En evenveel mannen! Zieke gevangenen uit diverse kampen, ca. duizend uit Buchenwald ('Muselmànner' die afkomstig waren uit een van de vreselijkste Aussenkommandos van Buchenwald: S III
Ohrdruf '), vijftot zesduizend uit Sachsenhausen. Het Hàjtlingslager werd te klein - de Joden van het Stern lager moesten begin februari uit de barakken uit Krakau verhuizen naar hun vroegere barakken waar tot midden januari het Frauenlager in was gevestigd, en de barakken uit Krakau werden de kern van het Hàjtlingslager II
XCVan begin maart af kwamen opnieuw transporten van duizenden vrouwen het Frauenlager binnen: uit Ravensbrück en uit diverse andere hoofdkampen en Aussenkommandos ook arriveerden transperten van duizenden mannen. Kolb vermeldt dat zich op I maart '45 bijna tweeen-veertigduizend gevangenen in het Bergen-Belsen-complex bevonden: bijna vijftienduizend mannen, bijna zeven-en-twintigduizend vrouwen: uit S II[ (bijna tweeduizend), uit Flossenbürg, uit Dora, uit Aussenkommandos v us Neuengamme. Begin aprilontruimde de Wehrrnacht een deel van het bij Bergen-Belsen gelegen kazerne-complex - daarin kwamen bijna dertigduizend pas gearriveerde gevangenen terecht van wie de meesten uit het inmiddels ontruimde Dora-complex afkomstig waren.
XCAl die cijfers op zichzelf geven nog geen denkbeeld van de peilloze misère waarin alle gevangenen waren komen te verkeren. In februari kregen zij per dag nog maar twee sneden brood en een halve liter 'soep' en tweemaal per week een klein beetje boter en een miniem stukje worst of kaas. In maart werden die rantsoenen verlaagd, sinds het midden van die maand verviel het broodrantsoen soms dagen achtereen. Er zijn dan ook in Bergen-Belsen meer gevangenen verhongerd dan in enig ander concentratiekamp.' Kannibalisme is er veelvuldig voorgekomen - alleen al in het Hàjtlingslager II zag één arts-gevangene met eigen ogen tussen de twee- en driehonderd gevallen.
XCEr was in Bergen-Belsen niet alleen vrijwel niets te eten, er was bovendien haast geen water. De kranen gaven per dag maar een uur water en op menige dag kwam er in het geheel geen water uit. De barakken van het Hiiftlingslager II (onderdak voor de Joden van het Sternlager vanmelkpoeder) en dat daar een volledig intacte militaire bakkerij was met een capaciteit van 60 000 broden
, Dat was een dat op het grote militaire oefenterrein bij Ohrdruf (Thüringen) een nieuwonderaards hoofdkwartier voor Hitler moest aanleggen - eind maart '45 waren daarbij bijna veertienduizend gevangenen ingezet. 2 In de tweede helft van april stelden de Engelsen vast dat zich in de die op 2 kilometer afstand van het concentratiekamp lag, grote levensmiddelenvoorraden bevonden (o.m. ·600 ton aardappelen, 100 ton vlees in blik, 30 ton suiker en 20 ton
eind november '44 tot begin februari '45) hadden tezamen één Waschraum met twaalf kranen, in het HäJtlings/ager I was geen enkele kraan - drinkwater kon men er putten uit een paar smerige cisternen, als daar tenminste water in stond, wat vaak niet het geval was. I Voorts had negen-tiende van alle gevangenen in het Häftlingslager IJ geen legerstede, hoe primitief ook, d.w.z.: bijna alle gevangenen moesten op de vloer slapen. Er waren geen dekens, er was geen verwarming. Zeker, de gevangenen in het HäJtlingslager IJ en in het Frauenlager behoefden evenmin te werken als die uit het HäJtlingslager I, maar zij moesten dagelijks urenlang op appèl staan. Na elk appèllagen er op de Appellplatz vijftig tot honderd doden en stervenden. Een ziekenafdeling was er aanvankelijk niet in het HäJtlingslager IJ toen daar drie barakken voor werden aangewezen, bleek dat het dak lekte en dat in elke barak het vuilnis een meter hoog lag. Het Frauen/ager had ziekenbarakken voor ruim tweeduizend vrouwen maar meestal bevonden zich in dit kamp vijftienduizend zieken van wie velen op de grond of in een kuil lagen te sterven. De paar artsen die er zich inspanden, hadden vrijwel geen geneesmiddelen> - machteloos waren zij toen ook hier een vlektyphusepidemie uitbrak.
XCDie epidemie begon in januari in het Häftlingslager I, sloeg over naar het HäJtlingslager IJ, daarna naar het Frauenlager, tenslotte (eind maart) naar het Stern lager - geschat wordt intussen dat van alle gevangenen die in Bergen-Belsen om het leven kwamen, veruit de meesten, 90%, aan de hongerziekte en aan dysenterie zijn overleden en 10 % aan vlektyphus. 'Bergen-Belsen', aldus een Nederlandse gedeporteerde die uit het Auschwitz-complex in het HäJtlingslager I was beland,
XC'is wel het ergste geweest wat ik heb meegemaakt Daar was absoluut niets, je kon niets doen, er was geen eten, geen leiding, een totaal hopeloos niets. De hele dag door kwamen er mensen binnen die alleen konden kreperen omdat er geen eten was. Je liep, je strompelde, je viel, je sliep ... Water was er niet, niets. De mensen werden zo tot wanhoop gedreven dat zij elkaar zelfs opaten. Ze hebben achter je gestaan, je een slag in. de nek gegeven en je je eten afgenomen, zeker als ze wisten dat je Hollander was of Belg of Fransman."
I Vier dagen na hun komst in Bergen-Belsen legden de Engelsen met materiaal uit het depot van Bergen-Belsen een waterleiding aan uit een nabije beek waarop alle kampkeukens onmiddellijk aangesloten konden worden. 2 Na de bevrijding bleken zich in de al genoemde nabije kazerne grote hoeveelheden geneesmiddelen en medische instrumenten te bevinden. "Verslag van mededelingen van E. Franken' (2 dec. I947), p. 3I (GC).
XCTekenend was het voor de staat van volledige, erbarmelijke chaos waartoe het Bergen-Belsen-complex verviel, dat lijken dagen- ja wekenlang bleven liggen op de plaats waar de betrokkenen hun laatste adem hadden uitgeblazen. Het kampcrematorium was maar klein - in maart ging men er toe over, enorme brandstapels te maken (een laag lijken, een laag hout, enzovoort), maar deze vorm van lijkverbranding moest tegen het einde van die maand worden gestaakt toen het Duitse staatsbosbeheer er geen hout meer voor wilde afstaan en de officieren van de nabije Wehnnacht-kazerne hadden geklaagd over de afschuwelijke stank. Toen een week of twee later, begin april, de Joden uit het Austauschlagerwerden weggevoerd, lagen er in het hele complex bijna zesduizend lijken. Lagerkommandant SS-Hauptstunnführer Josef Kramer, wetend dat de Engelsen in aantocht waren, gaf toen opdracht, die lijken in vier enorme, door gevangenen gegraven, rechthoekige kuilen te werpen - tweeduizend gevangenen, allen uitgeteerd, velen grijs van de luizen, waren daar vier dagen lang mee bezig van's morgens zes uur tot het invallen van de duisternis. 'Vier Tage lang', aldus Kolb,
XC'vol/zog sidi dieses Schauspiel des Crauens, schlepp ten die ausgemergelten Gestalten die ausoemerçelten Körper der toten Mithàftlinge zu den Massengräbern, ûberu/acht van den SS-Leuten, angetrieben van den Stockschlägen der polnischen Kapos, u/dhrend ziuei Häjt/iligskapel/en auf Anordnung Kramers den ganzen Tag hindurch 'zur Aufmunterung' Tonemusite spielten .' 1
XCVan de ca. drieduizenddriehonderd uit Nederland afkomstige Joden die zich na aankomst van het laatste transport uit Westerbork in het Stamm lager bevonden, zijn naar schatting zevenhonderd overleden voordat deze groep begin april '45 per trein werd afgevoerd. Al in de zomer van '44 werden de dagelijkse rantsoenen gevoelig verkleind - toch werd het midden oktober voordat mr. Abel J. Herzberg in zijn dagboekaantekeningen een aparte passage aan de honger wijdde:
XC'Honger is een rotgevoel. Het is onze levensdrang die van ons eist dat wij eten. Eten. Eten. Een ogenblik heb ik gedacht dat tenminste het familieverband9
1 Kolb: p. 14 8.
daartegen bestand was. Maar sinds ik een ingenieur met zijn vrouw heb horen kijven over aardappelen en brood, en sinds ik meermalen mensen heb horen schelden om de verdeling tussen hun vrouwen en hun kinderen weet ik beter.'!
XCEen meer algemeen beeld van de situatie van deze groep gedeporteerden in de laatste maanden van '44 treft men aan in een reeks aantekeningen in Herzbergs dagboek die eind oktober begon en waaruit wij de volgende fragmenten weergeven:
XC'Het is hondeweer. Het regent maar door en er heerst een vinnige, doordringende kou. Kachels zijn geplaatst, maar kolen zijn er niet. Die zijn beloofd tegen 1 november. Vandaag is het 30 oktober, maar kolen zijn niet te zien. De Engelsen zullen wel eerder hier zijn dan de kolen.
XCOnze schoenen zijn kapot. Repareren is onmogelijk en waar het nog mogelijk is, worden twee of drie rantsoenen brood daarvoor gevraagd. Zogenaamd voor het materiaal. Onze sokken zijn aan flarden. Het grootste deel der mensen loopt in lompen. De arbeid (buitenwerk) duurt van half zeven tot half zes. In de 'schoenen' 2 uur langer.
XCDoorweekt komen de mannen thuis. Alles wordt meegesleept. Zieken, ouden, wat men maar vinden kan. Op het ogenblik is 25 % van de mensen ziek. Zeshonderd liggen te bed, vierhonderd in het oudeliedenen invalidengesticht. Daar sterven er dag aan dag.
XC8 november Men kan zich ... helemaal niet voorstellen welk een uitwerking het noodweer hier heeft. De grond is nagenoeg geheelondergelopen, wat een katastrofe betekent, aangezien bijna niemand meer hele schoenen heeft en reparatiemogelijkheden nagenoeg niet bestaan. Vervolgens lekken de zolderingen van de barakken en tocht het er geweldig. Wij zijn dan ook zeer bang voor de winter.
XCOndanks het hondeweer gaat het buitenwerk en gaan de appèls gewoon door. De mensen keren terug, verkleumd tot in de botten en doorweekt van het water. De SS schept daarin een satanisch vermaak.
XCHet eten wordt belangrijk slechter. Het broodrantsoen is allang verminderd. Het middageten bevat nagenoeg geen aardappels meer. Wij eten elke dag koolraap, 7 dagen in de week. 15 november Natuurlijk kan het nog erger. Het sneeuwt .
XC. . . 23 november Oh, de somberheid, de duisternis, het onmogelijke vuil in de barakken. Mensen, die de hele dag in een donker krot liggen, waar men geen hond zou laten. En de kleren, de dekens, de lakens, zijn tot lompen geworden. Oh, deze afzichtelijke armoede, de grenzeloze honger, die erger en erger wordt. We eten elke dag koolraap in water gekookt met nauwelijks een aardappel er in.
XC! Abel J. Herzberg: Ttueestromenland. Dagboek uit Bergen-Be/sen (1950), p. 199·
XCBoter komt herhaaldelijk niet aan.
XCVan de luizen zullen we maar niet meer spreken. Het krioelt en het kriebelt .
XC. . . 30 november Elke dag sterven er mensen aan honger en uitputting. Het is niet aan te zien. Oedemen, furunkels enz.
XCVerder nieuws: door de verhuizing hebben we nu één waslokaal met 12 kranen voor vierduizend ... mannen en vrouwen samen. 12 december De was moet soms wekenlang smerig in de bedden liggen, was van diarrhee-patiënten.
XCEén waslokaal voor vijf-en-dertighonderd mensen. Die moeten zich binnen één uur wassen; mannen en vrouwen door elkaar. De vrouwen moeten tezelfdertijd de was doen. De helft van de waterkranen is kapot. Alles is verstopt. Het water staat ra cm op de vloer. De mensen moeten met kletsnatte voeten naar het werk.
XCDe toestanden in de latrines zijn niet te beschrijven. Er is's ochtends nooit licht. De gevolgen laten zich denken.
XCHet vriest, het sneeuwt, het hagelt. Dan dooit het weer. De modder is onbeschrijfelijk.
XCVerwarming nergens tenzij men een stukje hout vinden kan.
XCEergisteravond (ra dec.) kwam de Scharführer .... Morgenochtend om ra uur moeten het Altersheim (driehonderdvijftig mannen en vrouwen) en nog 3 andere barakken met vrouwen en kinderen ontruimd en naar de bestaande barakken overgebracht zijn. De katastrofe is onbeschrijfelijk. Dertienhonderdvijftig mensen moeten nu plotseling in een achttalovervolle barakken worden overgeplaatst. Het consigne luidt: mannen en vrouwen desnoods bij elkaar in bed. Overigens twee mensen bij elkaar in bed leggen. Een nieuwaantal bedden krijgen we niet.
XCBij dag hondewerk, slaag, geen eten. Bij nacht geen rust. En vuil, zoals niemand zich voor kan stellen, die het niet gezien heeft.
XCDe mensen van het Altersheim, voor een groot deel invaliden, verder zieken, zwakken, uitgeputten, alles moet in driehoog bedden.
XCEr worden 150 bedden in de Albanezenbarak leeg gemaakt. Daar komen de oude vrouwen. 150 bedden in mijn barak. Daar komen de mannen.
XCEn daar liggen ze dan in de drek, in de luizen, te kermen, te schreeuwen, te sterven. Enigen verdragen de spanning niet en sterven.
XCTot overmaat van ramp is de vorst ingetreden. Nergens verwarming. Het vriest 5 à 6 graden.' I
XCEind december werd door de SS de interne kampleiding van het Joodse gedeelte van het Bergen-Belsen-complex opgeheven: de Lageräl teste, de Altestenrat en de kamprechtbank verdwenen en het gezag werd overgedragen aan een Duitse politieke gevangene uit het HäJtlingslager I
die Lageraltester werd, en vijf daaruit afkomstige Kapo's: drie Duitsers, twee Polen. Die zes mannen kwamen opeens in een kamp terecht waarin vrouwen rondliepen. 'Het was', schreef Renata Laqueur in de herinneringen welke zij aan haar dagboek toevoegde,
XC'lucratief om de vriendin te zijn van een Kapo en ook om eens met de Lagerdlteste kennis te maken. Deze laatste ... had een enorm verbruik. Hij inviteerde een meisje of jonge vrouw slechts eenmaal en zij kon dan rekenen op brood, jam, sigaretten en boter.' Afgezien van het goede en intieme diner in de kleine maar gezellige kamer achter het kantoor dat hij zijn invitée aanbood en dat bestond uit sardines, macaroni met ham, abrikozen-compote, sherry, goede sigaretten." Hij beschikte voor privé gebruik over een Franse kok, zelf een Häjt/ing"
XCen dan stellen wij naast (en tegenover) dit beeld een ander, eveneens door Ren~t~ Laqueur vastgelegd:
XC'Een klein meisje zat dagenlang bij het bed van haar moeder. Het kind was afzichtelijk vuil, krabde rug en hoofd stuk. De ogen waren dichtgeplakt door luizevuil. De beentjes opgezet door oedeem. Zij zat bij de moeder. Dwong de dooduitgeputte een stukje lauwwarme koolraap te eten. Dan, met een schuldig en begerig gezicht, at het kind de portie van de moeder op. De moeder had de dekens weggeschoven. Zij drukten haar te zwaar op de opgezette dikke benen. Als glazig witte zuilen lagen die benen op de grijze kampdeken, met de krabbels van luizebeten op het goorvuile vel. De doek op het hoofd was verschoven en liet de kaalgeknipte grijzige hoofdhuid vrij. Het kind huilde. De moeder was een bekende schone uit de Amsterdamse Jodenbuurt geweest. Het kind ging de meelsoep halen. Zij zei: 'Moeder, er is soep vanavond!' De moeder antwoordde niet. Haar kleine dikke hand hing over de rand van het bed. Ik zag natte plekken op de grond. Er druppelde water uit haar opgezette hand. Toen het kind terugkwam, was de moeder dood. Het kind bleef als verstard zitten. Tenslotte trok het de deken over de benen, schikte de hoofddoek recht. Ging weg met de rode beker met meelsoep. Alleen. De vader was aan kampkoorts gestorven."
XCMidden februari werd de verhuizing van de Joden uit het Stemlager naar hun vroegere barakken die als Frauenlagerdienst hadden gedaan, 'een pogrom in volle omvang', aldus Herzberg. De Lagerälteste nam op eenzij naar Bergen-Belsen werden overgebracht. 'Renata Laqueur: Dagboek uit Berger/ Be/sen, maart 1944-apri/1945 (1965), p. 102. 'A.v.,
, D.w.z.: dat kreeg zij mee. 2 Dat zal wel allemaal geheel of grotendeels afkomstig zijn geweest uit de voorraden die de Griekse Joden hadden kunnen meenemen toen
gegeven moment de verhuizing in handen en requireerde daartoe helpers uit het Häfilingslager.'Wat ik', schreef Herzberg,
XC'met eigen ogen gezien heb, is o.a. het volgende:
XCHet ziekenhuis en het Altersheim moesten gelijktijdig verhuizen, plus de vrouwenbarakken en nog enkele mannenafdelingen. Voor de zieken en het Altersheim waren geen dragers en geen draagbaren beschikbaar, hoewel ze waren toegezegd. De zieken waren in bed blijven liggen en hun was hulp beloofd. Vóór 4 uur moest alles over zijn.
XCToen 't niet gauw genoeg ging, greep de Lagerä/teste in en binnen een minimum van tijd betaalden via Kapo's en HäJtlinge de Joden het gelag. In barak 13 sleepten ze de zieke mannen halfnaakt weg met z'n tweeën op elkaar in één bed. Jammerend en kreunend. In barak 12 vtouwerc-Altersheim - heb ik het afbreken van de driehoog bedden gezien. De oude vrouwen, die kreunend driehoog lagen en het bed niet verlaten konden, werden er eenvoudig uitgesmeten .... De zieken moesten de barak verlaten. Ze werden er anders uitgeknuppeld. De HäJtlinge stalen wat los en vast was. De rest werd nog gestolen door de Joden zelf. Het begon donker te worden, het ging regenen. Er ontstond een onbeschrijfelijke chaos. Op de grond, op de bagage, lagen de oude mensen te sterven. Men liep over ze heen, men trapte op ze; ze hadden geen kracht meer om te schreeuwen. In de schemering zag men ze trouwens niet liggen."
XCVerdere verhuizingen bleven de Joden van het Sternlager althans binnen het Bergen-Belsen-complex bespaard. Op hun wegvoering in de weken waarin zich de ineenstorting van het Derde Rijk voltrok, komen wij, zoals reeds aangekondigd, nog terug.
XCIn het laatste hoofdstuk van ons deel 8 hebben wij er op gewezen dat de hulp die gevangenen van buiten ontvingen, van de allergrootste betekenis was: moreel en materieelmoreel, omdat elk pakket dat zij kregen, een blijk was van belangstelling en medeleven; materieel, omdat de inhoud hun physiek ten goede kwam en hun met name in de concentratiekampen een sterkere positie kon geven in de verwoede strijd om het bestaan: desgewenst konden zij de levensmiddelen en de tabakswaren die zij ontvingen, ten dele gebruiken als ruilmiddelen, ook wel als middelen
XC, Abel J. Herzberg: Tweestromenland,
om gunsten te verwerven. Uit ons deel 8 nu bleek dat, wat de verschillende kategorieën gevangenen betrof, de gijzelaars in Nederland een overvloed aan pakketten hadden ontvangen, dat aan de krijgsgevangenen met regelmaat pakketten waren gezonden door het Nederlandse Rode Kruis (pakketten die voor een deel afkomstig waren van hun familieleden) en door de vervangende Rode Kruis-organisatie te Londen: The London Committee of the Netherlands Red Cross Society (in het vervolg aan te duiden als: het London Committee) en dat aan de gevangenen in verscheidene Duitse afdelingen van de Nederlandse gevangenissen en in de Duitse concentratiekampen in Nederland, na inspanningen van anderen, van de lente van '43 af veel hulp was geboden door de Dienst voor Speciale Hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis, d.w.z. door mevr. van Overeem en haar helpers en helpsters, op wier werk wij in dit deel opnieuw wezen toen wij in hoofdstuk 5 over het concentratiekamp ,Amersfoort schreven. Daarentegen bleek ook uit ons deel 8 dat Nederlandse gevangenen en gedeporteerden in de concentratiekampen in Duitsland, in vergelijking met gevangenen van andere nationaliteit, er, nadat de verzending van pakketten mogelijk was gemaakt, maar heel weinig hadden ontvangen. Die mogelijkheid was geopend, toen, gelijk eerder vermeld, Himmler in oktober '42 (als het ware ter inleiding van 'de tweede fase') had bepaald dat voortaan alle concentratiekamp-gevangenen, behalve de Joden en de Russen, regelmatig pakketten mochten ontvangen - die moesten hun toegezonden worden met vermelding van hun naam en hun 'karnpadres' (d.w.z. de naam van hun kamp, hun kampnummer en het nummer van hun slaapbarak). Wat deed toen het Rode Kruis? Men heeft met drie instanties te maken: het in Genève gevestigde Internationale Rode Kruis (Comité International de la Croix Rouge), het London Committee en het Nederlandse Rode Kruis (in bezet gebied). Het Internationale Rode Kruis werd in maart '43 door het Auswdrtige Amt omtrent de nieuwe regeling ingelicht, waarbij het Ausiuärtige Amt verzweeg dat Joden en Russen geen pakketten mochten ontvangen en de (onjuiste) mededeling deed dat de regeling niet gold voor (als weergegeven in het naoorlogse rapport van het Internationale Rode Kruis) 'those accused of offences against the German State or the German forces.' 1
1 dl. III (1948), p. 78.
Na lang aarzelen besloot het Internationale Rode Kruis, toch tot pakketverzending aan politieke gevangenen over te gaan. Begin augustus '43 bezat het de namen en 'kampadressen' van honderdvijftig politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen (dat waren hoofdzakelijk Noren maar er waren ook enkele Nederlanders onder) en bij wijze van proef werden aan vijftig hunner pakketten toegezonden waaraan een ontvangst-bevestiging was toegevoegd - binnen zes weken waren vijf-endertig bevestigingen ontvangen. Inmiddels had het Internationale Rode Kruis, voorziende dat er wellicht heel veel meer pakketten verzonden moesten worden, de Zwitserse regering verzocht, daarvoor de nodige levensmiddelen ter beschikking te stellen - dat had die regering geweigerd; zij had het Internationale Rode Kruis verwezen naar de Britse en Amerikaanse autoriteiten die, als zij wilden helpen, een uitzondering moesten toestaan op de blokkade van Duitsland. Op grond nu van de overweging dat men niet kon nagaan of de inhoud van de voedselpakketten niet eerder de SS dan de gevangenen ten goede zou komen, weigerden de Britse autoriteiten alle medewerking - midden juni '44 werd het voordat zij, onder aandrang van de begin '44 in Washington opgerichte War Refugee Board, dat starre standpunt opgaven. Het 'Britse Ministry of Economic Warfare keurde toen goed dat drie maanden lang per maand 100 000 (Amerikaanse) voedselpakketten (hoofdzakelijk betaald door Joodse hulporganisaties in de Verenigde Staten') aan het Internationale Rode Kruis ter beschikking zouden worden gesteld. De eerste transporten van deze pakketten kwamen in de herfst van '44 in Zwitserland aan en de zendingen werden na die eerste drie maanden voortgezet. Het Internationale Rode Kruis bezat toen de namen en 'karnpadressen' van in totaal ca. zes-en-vijftigduizend gevangenen (wij herinneren er aan dat er eind' 44 ca. zevenhonderdvijftigduizend concentratiekamp-gevangenen waren) - de organisatie heeft de maandelijkse pakketverzending aan die zes-en-vijftigduizend gevangenen kunnen voortzetten en wat het per maand aan pakketten overhield, in grote hoeveelheden en bloc (als z.g. collectieve pakketten) aan diverse concentratiekampen toegezonden - zendingen die door de Lagerkommandanten van Mauthausen en Flossenbürg werden geweigerd.
XCEr waren onder die zes-en-vijftigduizend namen en 'kampadressen' maar weinige van Nederlanders. Dat was gevolg van het feit dat die
XCI De War Refugee Board heeft bijna al zijn operaties niet uit begrotingsgelden betaald maar uit schenkingen van Joodse organisaties in de Verenigde
gegevens in Nederland niet systematisch waren verzameld. Het Nederlandse Rode Kruis deed vrijwel niets voor de gevangenen in de concentratiekampen in Duitsland; ingelicht door de bezetter dat het zenden van pakketten aan gevangenen in concentratiekampen in Duitsland niet was gepermitteerd, onthield het zich daarvan (mede uit vrees dat, als het anders handelde, de pakketverzending aan Nederlandse krijgsgevangenen in gevaar zou komen) en het ging ook geen persoonsgegevens bijeenbrengen - het was een vrouwelijke employé van het Informatiebureau van het Rode Kruis, S. J. Ross-Regeur, wier man in een Duits tuchthuis gevangen zat, die er, ingelicht over de nieuwe regeling, in mei '43 op eigen initiatief en buiten het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis om toe overging, namen en 'kampadressen' te verzamelen. Die gaf zij elandestien naar Genève door waar de adjunct-gedelegeerde van het London Committee, jhr. C. H. C. Flugi van Aspermont, de gegevens deed toekomen aan het Internationale Rode Kruis - in deel 9 kwamen wij tot de conclusie dat Flugi in de periode oktober '43-juli '44 gemiddeld per maand misschien aan ca. negenhonderd Nederlandse gevangenen in de concentratiekampen in Duitsland (enkele maanden later waren dat er ruim dertienhonderd geworden) een pakket kon laten zenden. Wel te verstaan: hij had uit bezet gebied veel méér namen ontvangen, enkele duizenden namelijk (daarbij ook namen van gevangenen in Duitse tuchthuizen), maar in veel gevallen hadden de 'adressen' ontbroken of waren zij onvolledig geweest.
XCMidden augustus '44 zaten er ruim drieduizend Nederlandse Schutz hi:ijtlinge in de kampen - dat cijfer werd alleen al door de evacuatie van Vught verdubbeld. Na omtrent die evacuatie bericht te hebben ontvangen, verzocht Flugi het Internationale Rode Kruis, voortaan tweemaal per maand 4400 'collectieve pakketten' te versturen aan Nederlandse gevangenen (2500 naar Sachsenhausen, 800 naar Ravensbrück, de rest naar andere kampen). Die zendingen werden betaald door het departement van sociale zaken te Londen (daaronder ressorteerde het London Commit tee) slechts heel weinig daarvan heeft de Nederlandse gevangenen bereikt; werd van de regels afgeweken (individueel geadresseerde verzending was voorgeschreven), dan was dat voor de kamp-SS een verleiding te meer om zich de gehele zending toe te eigenen.
XCIn tegenstelling tot het Nederlandse Rode Kruis hebben Nederlandse particulieren in '43 en '44 aan een aantal gevangenen in de concentratiekampen met zekere regelmaat wèl pakketten doen toekomen (de predikanten en priesters in Dachau hadden er zoveelontvangen dat zij tot de kamp-'aristocratie' waren gaan behoren) - deze pakketverzending kwam
(mèt die van pakketten aan krijgsgevangenen door het Rode Kruis) als gevolg van de Spoorwegstaking te vervallen.
XCWat was voordien door het London Committee ten behoeve van de concentratiekamp-gevangenen gedaan? Niets. De voorzitter van het Lon don Committee, mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten (in mei '40 Nederlands gezant te Brussel), had in juni '44 in het Londense weekblad Vrij Nederland in antwoord op een ingezonden stuk geschreven, dat het zenden van pakketten naar concentratiekampen 'langs Rode Kruis-weg, d.w.z. door bemiddeling van het Internationale Rode Kruis te Genève', 'niet mogelijk (was)" - notabene: daarmee was het Internationale Rode Kruis al meer dan tien maanden bezig! Wist van Harinxma dan niets af van de moeite die Flugi zich in Genève gaf? Blijkbaar niet. Men moet wel aannemen dat Flugi's directe superieur, de gedelegeerde van het London Committee, J. W. J. baron de Vos van Steenwijk (die Flugi maar in zijn eentje liet doorploeteren), nagelaten heeft, het London Committee in te lichten - mogelijk is intussen óók dat van Harinxma teveel is afgegaan op, blij kbaar onjuiste, mededelingen van het Britse Rode Kruis.
XCHoe dat zij, aan de passiviteit van het London Committee ging zich een andere Nederlandse instantie te Londen grondig ergeren: de eveneens onder Sociale Zaken ressorterende dienst van de Regeringscommissaris voor de Repatriëring, G. F. Ferwerda. Deze wist te bereiken dat de minister, dr. J. van den Tempel, de pakketverzending aan de politieke gevangenen en aan de Joodse gedeporteerden, voorzover bereikbaar (ook voor die Joodse gedeporteerden had het London Committee niets gedaan), aan hem overdroeg, hetgeen op zichzelf ook niet onlogisch was, immers: het was de taak van Ferwerda's dienst om voor de repatriëring van gevangenen en gedeporteerden (en voor die van krijgsgevangenen en naar Duitsland en elders overgebrachte arbeiders) zorg te dragen; daarvoor was al een steunpunt gevormd in Stockholm waar een Nederlander, N. D. Woensdregt, benoemd was tot Chef van de Repatriëringsdienst. Woensdregt nu ontving begin augustus '44 het telegrafisch verzoek namens Ferwerda, na te gaan of van Zweden uit pakketten konden worden gezonden aan de politieke gevangenen in Buchenwald en Dachau en aan de Joden in Theresienstadt en Bergen-Belsen.? Woensdregt kwamwaren geen 'gewone' concentratiekampen: Bergen-Belsen was een Austauschlager en Theresienstadt
(Londen), 24 juni I944. 2 Hulpverlening aan de Joden in Bergen Belsen en Theresienstadt werd van Duitse kant kennelijk niet in strijd geacht met Himmlers bepaling dat Joden geen pakketten mochten ontvangen. Beide kampen
te weten dat van Zweden uit op grote schaal pakketten werden toegezonden aan Deense en Noorse gevangenen in de concentratiekampen - voor de Denen waren die pakketten als een aanvulling bedoeld (het Deense Rode Kruis dat alle 'kampadressen' kende, deed hun ook van Denemarken uit veel pakketten toekomen), de Noren kregen die pakketten door de zorgen van hun regering rechtstreeks uit Genève, uit Portugal, Spanje en Egypte, ten dele ook uit Denemarken (van het Deense Rode Kruis) maar vooraluit Zweden waar men beschikte over volledige naamen 'adres'<lijsten van alle Noorse gevangenen in Duitsland gegevens die door de Noorse illegaliteit waren verzameld en waarvan kopieën berustten bij de Noorse regering in Londen.
XCIn antwoord op het telegrafisch verzoek namens Ferwerda berichtte Woensdregt eind augustus na overleg met het Zweedse Rode Kruis, dat die organisatie bereid was, maandelijks een aantal Zweedse pakketten, waarschijnlijk evenwel niet meer dan 2000, aan Nederlandse gevangenen toe te sturen, indien de Nederlandse gezant te Stockholm dat zou verzoeken. Dat verzoek werd ingediend, waarop de Zweedse regering deed weten dat zij, alvorens tot het in werking treden van de regeling verlof te geven, het accoord nodig had van de in Stockholm gevestigde Brits-Amerikaans-Zweedse commissie waarin alle aangelegenheden van gemeenschappelijk belang werden besproken - eind november werd het voordat Woensdregt bericht ontving dat de zaak voor elkaar was. Hij had inmiddels het London Committee (dat stond, nu van Harinxma zich als gezant weer in Brussel had gevestigd, sinds 15 september onder voorzitterschap van de Nederlandse consul-generaal in Londen, Th. de Meester) gevraagd om toezending van naam- en 'adres' -lijsten van Nederlandse gevangenen. Het London Committee informeerde bij Flugi of hij kopieën kon toezenden van de lijsten die hij in de loop van '43 en '44 aan het Internationale Rode Kruis had toegezonden - Flugi antwoordde dat hij zo weinig administratieve hulp had gehad dat hij zelf geen kopieën had kunnen maken en dat het Internationale Rode Kruis in augustus onder Duitse druk had besloten dat van de gevangenen in de concentratickampen alleen de namen aan derden mochten worden verstrekt en niet de 'adressen'. Van de door hem doorgegeven namen, ruim I 300, kreeg Flugi een nieuwe lijst. Die stuurde hij naar Londen. Het London Committee liet na, die naamlijst aan Woensdregt te doen toekomen, er van uitgaande dat een lijst met alleen maar namen geen waarde had - de lijst verdween in de administratieve molen. Gevolg was, dat toen het Zweedse Rode Kruis in januari '45 in een Duitse goederentrein de eerste 2000 voor Nederlandse gevangenen bestemde pakketten verzond (zij bevatten elk 9
niet minder dan 7 kilo levensmiddelen), Woensdregt slechts de beschikking had over de namen van ruim tweehonderd gevangenen; die gegevens waren ten dele uit Londen verkregen, ten dele van Noorse gevangenen die waren vrijgelaten, nadien uit Noorwegen naar Zweden waren gevlucht en zich de namen van Nederlandse lotgenoten hadden herinnerd. Aan die ruim tweehonderd namen werd in februari en maart door het London Committee nog een klein aantal toegevoegd: bijna honderd. Woensdregt beschikte dus voor zijn verzending over ca. driehonderd namen en hij had geen enkel kamp-'adres'. Hij vulde de lacune aan door de meeste van de 2 000 pakketten (op de eerste zending in januari volgde een tweede midden februari en een derde eind maart) te adresseren aan gevangenen aan wie hij een willekeurige naam gaf - die namen had hij laten kiezen uit Nederlandse telefoongidsen die hij in Stockholm had weten te vinden. Van die 2000 pakketten ging het veruit grootste deel naar Buchenwald, Dachau, Sachsenhausen en Ravensbrück onderweg.
XCEen en ander betekende dat in de periode september '44-april '45 aan de bijna zevenduizend Nederlandse gevangenen in de Duitse concentratiekampen (de gedeporteerde Joden niet meegeteld) uitsluitend pakketten werden toegezonden door het Internationale Rode Kruis (misschien I 300 op naam en 'adres' en 4400 in de vorm van 'collectieve pakketten') en dat in de eerste drie maanden van '45 uit Stockholm, waar men de beste verzendmogelijkheden had, driernaal z 000 pakketten werden verstuurd, alle zonder 'adres' en veruit de meeste met gefingeerde namen. Slechts een klein deel van die pakketten is aan de gevangenen uitgereikt en daarbij heeft kennelijk het ontbreken van de juiste namen en van de volledige kamp- 'adressen' een belangrijke rol gespeeld - de Deense en de Noorse gevangenen aan wie allen van het juiste 'adres' voorziene, op naam gestelde pakketten werden toegezonden, kregen het voor hen bestemde namelijk wèl in handen; hetzelfde gold voor de Belgische en de Franse gevangenen, die hun pakketten toegezonden kregen door het Belgische, resp. het Franse Rode Kruis, en bijvoorbeeld ook voor de Poolse en Tsjechische gevangenen. Wat die Polen en Tsjechen betrof, was daarbij van belang dat het Generalgouvernement en het Protektorat in een postunie met Duitsland waren verbonden, zodat, totdat de chaos in Duitsland te groot werd (wat het Generalgouvernement betrof: totdat de Wehrmachi daaruit werd verdreven), particulieren zonder veel moeite pakketten aan gevangenen konden doen toekomen. Al die pakketten werden met treinen vervoerd - bezet Nederland evenwel had na het uitbreken van de Spoorwegstaking geen postverbindingen meer met Duitsland.
XCWij onderstreepten in hoofdstuk 3 van dit deel ('Hongerwinter') dat burgers in de steden van de drie westelijke provincies alleen in leven konden blijven wanneer zij hun absurd lage rantsoenen konden aanvullen, hetzij uit eigen voorraden, hetzij met levensmiddelen die verworven waren door gemeentelijke hulpdiensten, door bedrijven of door die burgers-zelf Zo was het ook in de concentratiekampen: wie geen pakketten ontving en dus uitsluitend op de kamprantsoenen was aangewezen, liep grote kans om te verhongeren.
XCWij hebben weergegeven wat aan de Nederlandse politieke gevangenen is toegezonden: bitter weinig. Wat hebben zij daarvan in handen gekregen?
XCVoorzover wij weten I: in N euengamme, Dora, Flossenbürg, Dachau en Mauthausen niets. In Dachau tekende Nico Rost kort voor Kerstmis aan:
XC'Nog steeds geen Kerstmispakket van het Nederlandse Rode Kruis, waar we zó op gehoopt hadden. De Belgen en Fransen hebben wèl pakketjes ontvangen, de Belgen zelfs ieder twee. [Wij] sinds maanden niets. En de Belgen en Polen en Fransen ontvangen geregeld. Soms tweemaal per week ... Er stierven en sterven thans dagelijks in Dachau Nederlanders van honger en ondervoeding, die waarschijnlijk niet gestorven waren, wanneer we geregeld Rode Kruispakketten ontvingen."
XCKorte tijd later kreeg elke Nederlandse gevangene in Dachau één pakket, afgestaan door Belgische medegevangenen.
XCIn Ravensbrück kwamen eind januari of begin februari pakketten uit Stockholm binnen ('zij waren', aldus een gevangene, 'niet op naam gesteld') - 'er waren niet voldoende pakketten gestuurd om iedere vrouw
I Er is een enkele aanwijzing dat sommige gevangenen af en toe of regelmatig ook na september '44 pakketten toegezonden kregen door particuliere relaties - in Ravens brück bleef Anne Berendsen, die daar sinds '42 zat opgesloten, pakketten ontvangen van haar familie in bezet gebied en tegen Kerstmis '44 bleek een van Vorrinks medewerkers uit de illegaliteit, KlaasToornstra, in Sachsenhausen te beschikken over, aldus Hemelrijk, 'zes grote aardappels, met een paar worteltjes, die hij in een klein pakje van iemand uit Noorwegen had toegezonden gekregen.' (J. Hemelrijk: dJ. II, p. 61) Zo kunnen zich meer gevallen hebben voorgedaan. 2 Nico Rost: p. 146-47.
een pakket te geven"; de inhoud werd verdeeld. De Nederlandse en de Noorse vrouwelijke gevangenen kregen voorts eind februari een (vermoedelijk beperkt) aantal pakketten van het Deense Rode Kruis. In Sachsenhausen kwam, zo vertelde een oud-gevangene aan de Enquêtecommissie, 'tegen Kerstmis een zending voor de Hollanders, wij hebben toen per man een half pakket gekregen De inhoud bestond uitsluitend uit tornatenpurée." Dit was een zending uit Genève. Er kwam later nog zulk een zending binnen, maar die was kleiner. 'De Noren zijn bijgesprongen en hebben gezegd: 'Degenen die niets hebben, krijgen wat van ons.' '3 Ook kwam in Sachsenhausen eenmaal een zending uit. Stockholm binnen, 'waarop', aldus een der ontvangers, 'namen stonden die zo uit het telefoonboek waren overgenomen." Dat deed zich begin april voor. De Nederlandse gevangenen, schreef later een hunner,
XC'stegen geweldig in aanzien. We werden met onderscheiding behandeld, velen boden hun diensten aan. Toen het echter bij dit ene pakket bleef, zakte dit weer spoedig af. We hebben alles zo snel mogelijk op moeten eten uit vrees voor diefstal. Ik deed er drie dagen over en had het knap benauwd. Een paar aten het pakket nog dezelfde avond leeg en werden doodziek, alles kwam er weer uit."
XCMen ziet: het was niet zo dat de Nederlanders in geen enkel kamp ooit pakketten kregen, maar dat nam niet weg dat zij ook daar waar deze wèl aankwamen, doodarme sloebers (kamp-'proletariërs') bleven of dat prompt weer werden: de zendingen waren te klein, er stak geen regelmaat in en de SS eigende zich veel toe. De positie van die Nederlanders stak schril af bij die van de leden van andere nationaliteiten. 'De Fransen en Belgen', aldus Hemelrijk over Sachsenhausen,
XC'kregen hun wekelijkse Rode Kruis-pakketten waarvan de inhoud je aan het paradijs deed denken. Opgewonden pakten ze uit, deden zich tegoed aan chocolade, vijgen en sigaretten en verdrongen zich de hele avond om de kachel met een pannetje macaroni en ham, rijst met krenten of een ander heerlijk gerecht De Polen en Duitsers kregen particuliere pakketten, veel grotere vaak, maar armoediger, met brood en reuzel, appels, koek en tabak er in, en ook weleens worst er bij."
XC1 Getuige J. c. Veltman, Enq., dl. VI c, p. 965. 2 Getuige H. van der Maaden, a.v., P.335. A.v. 4 Getuige A. J. Teunissen, a.v., p. r64. 5 W. van de Poll: 'Herin, neringen aan mijn gevangenschap' (z.j.), p. 46 a (GC). 6 J. Hemelrijk: Zeven
XCLes gevend aan eenjeugdige Noor (les in het Engels) kwam Hemelrijk de (door een eigen wacht omgeven) barakken der Noorse gevangenen binnen
XC'Niets heeft op mij zo'n overweldigende indruk gemaakt als die zindelijke, rijkbeladen Noren-tafels waaraan ik les zat te geven: wittebroden, meneer! Kilo's echte boter, halve kazen, hele worsten, koffie, suiker en room, bonbons, zuurtjes, chocolade en fruit. Het was om er flauw van te vallen; het sprookje van tafeltjedek-je in de werkelijkheid. En nog stapels Rode Kruis-pakketten langs de wanden en bovenop de kasten. Ik werd er wee van in mijn buik en dood-zenuwachtig."
XCBegin februari ging Hemelrijk, gelijk eerder vermeld, op transport naar Buchenwald. In de quarantaine daar werd 'reeds de tweede avond afgeroepen: 'Be/gier, Pakete! Franzosen, Pakete!' Maar nooit iets voor de Hollanders." Pas in het hoofdkamp bleek hem dat 'sommigen de laatste tijd persoonlijk pakketten van het Internationale Rode Kruis uit Genève (hadden) ontvangen' (resultaat van Plugi's inspanningen). 'Heftige discussies waren gehouden over het voorstel, de inhoud dier pakketten over allen te verdelen, zonder succes. Het was geen verkwikkelijke zaak geweest."
XCVan midden februari af kwam er uit Genève niets meer binnen voor de Nederlanders - bij twee gelegenheden stonden toen de Franse gevangenen in Buchenwald pakketten aan hen af: twee pakketten voor telkens vijf gevangenen.
XCWij hebben er in deel 8 op gewezen dat men het 'pakkettenschandaal' niet mag wijten aan de Nederlandse officiële instanties alléén, ook de houding der illegale groepen is van belang geweest.de visie van die groepen was elke illegale werker die over de grenzen was verdwenen, eigenlijk onbereikbaar geworden. Vandaar dat van Nederland, anders dan van Noorwegen, Denemarken, België en Frankrijk uit, veel te weinig gebruik is gemaakt van de nieuwe regeling die Himmler in oktoberhad getroffen. 'Wie waren', schreven wij, 'in Nederland van die regeling
'42
XC1 A.v., p. SI. 2 Getuige J. Hemelrijk, Enq., dl. VI c, p. 7I5. 3 J. Hemelrijk: Zeven maanden concentratiekamp, dl. III,
op de hoogte? Zeker niet álle families van de betrokkenen, maar toch wel vele, en men zou zich kunnen voorstellen dat daarop uit de wereld van de illegaliteit een impuls zou zijn voortgekomen om systematisch de namen en 'adressen' van de bedoelde gevangenen te verzamelen ... - wellicht zou men tot het besluit gekomen zijn, een aparte organisatie voor de hulp aan gevangenen in Duitsland op te richten ... Die aparte organisatie is evenwel niet tot stand gekomen en van de zijde van de illegaliteit is van het systematisch verzamelen van namen en 'adressen' van gevangenen in Duitsland geen sprake geweest.'
XCDat heeft er allemaal toe bijgedragen dat Flugi in Genève te weinigbetrouwbare gegevens bijeenkreeg - had hij die wèl gehad, dan zou, verder verondersteld dat hij voldoende administratieve hulp had gehad, ook na september '44 uit Genève en later ook uit Stockholm een stroom van pakketten naar de Nederlandse gevangenen zijn gegaan in plaats van die paar die (en ook dat slechts in sommige kampen) bij hoge uitzondering een deel van de gevangenen bereikten.
XCVan hulpverlening aan de naar Auschwitz en Sobibor gedeporteerde Joden is geen sprake geweest, maar in deel 8 wezen wij er op dat de Joodse groepen in Bergen-Belsen en Theresienstadt wèl enige hulp hebben ontvangen: uit bezet gebied namelijk, en wel van de Groep-zooo, namens welke groep de organisatie van het verzenden van voedselpakketten ter hand was genomen door mevrouw G. Wijsmuller-Meyer; zij had de namen van de naar Bergen-Belsen en Theresienstadt gedeporteerde Joden verkregen van de Joodse kampadministratie in Westerbork.
XCOok deze pakketzendingen kwamen door de Spoorwegstaking te vervallen. Hulp aan de Joden in de twee genoemde kampen en elders was van midden september '44 af slechts mogelijk van Zwitserland en Zweden uit.
XCWat gebeurde in Zwitserland?
XCIn juni '44 kwamen de naamlijsten van een deel van de naar BergenBelsen en Theresienstadt gedeporteerde Joden via de (clandestiene) Zwitserse Weg in Genève binnen bij ds. W.VisserHooft. Deze gaf ze onmiddellijk door aan de in '43 in Zwitserland opgerichte Joodse Coördinatie-Commissie, welke bestond uit drie vluchtelingen uit bezet gebied: M.Gans, mr. S. Isaac en S. 1. Troostwijk. Bij gebrek aan belang
A. 't H.
stelling van de zijde van de Nederlandse regering had die commissie haar hulpwerk (zij had het Internationale Rode Kruis aan Joden in sommige kampen pakketten laten sturen) slechts kunnen verrichten dank zij de financiële steun van de grote hulporganisatie van de Amerikaanse Joden: het American joint Distribution Committee (meestal aangeduid als: de joint) en van de vertegenwoordiger in Zwitserland van de Amerikaanse War Refugee Board, de Quaker Roswell D. McClelland. Deze laatste had de bescheiden bureaukosten van de Joodse Coördinatie-Commissie betaald, de joint had de pakketverzendingen gefinancierd, maar de vertegenwoordiger van de joint, de Zwitserse Jood Saly Mayer, een twee-en-zestigjarige fabrikant uit Sankt Gallen, was zich in toenemende mate gaan ergeren aan het feit dat de Nederlandse regering een organisatie van Amerikaanse Joden liet opdraaien voor de hulpverlening aan Nederlandse staatsburgers.
XCDie ergernis leidde in december '44 tot een crisis. De Joodse Coördinatie-Commissie die toen de namen bezat van bijna zeventienhonderd Joden die in het Sternlager van Bergen-Belsen en van bijna elfhonderd die in Theresienstadt opgesloten zaten, wenste hun allen pakketten, relatief dure (er zou in elk pakket voor meer dan f Ia aan medicijnen zitten), toe te zenden, waarvoor f 40 000 nodig was maar Saly Mayer wilde niet verder gaan dan gelden ter beschikking te stellen voor I 600 pakketten. Waarom die beperking? De reden was dat, hoewel minister van den Tempel zich in augustus bereid had verklaard, de Joodse Coördinatie-Commissie van september af met f 5 000 per maand te steunen (de helft van wat de joint per maand voor de gedeporteerden uit N ederland placht uit te geven), de commissie in december, vier maanden later, nog geen cent uit Londen had ontvangen. Injanuari '45 deed dejointvan Amerika uit aan de Nederlandse regering in Londen weten dat zij de hulpverlening aan Joden die Nederlandse staatsburgers waren, voortaan aan die regering zou overlaten en dat zij haar eigen geld slechts zou besteden aan uit Nederland gedeporteerde statenloze (Duitse en Oostenrijkse) Joden - desondanks financierde Saly Mayer in januari en februari toch weer pakketzendingen aan het Sternlager in Bergen-Belsen; naar de gedeporteerden in Theresienstadt werden evenwel geen pakketten meer gezonden, zulks op advies van het Internationale Rode Kruis (wij nemen aan dat deze organisatie reden had om aan te nemen dat die pakketten niet zouden worden uitgedeeld).
XCWat deed de regering? Zij had Woensdregts dienst van eind november af voor haar rekening uit Stockholm pakketten laten zenden aan ruim d.uizend Joden in Bergen-Belsen en zij zette die hulpverlening voort (er 9
zijn in totaal vier van die zendingen geëxpedieerd). Nadien liet zij ook eenmaal pakketten zenden aan ruim tweehonderd gedeporteerden in Theresienstadt. Tenslotte trok zij, toen zij met de joint de afspraak had gemaakt dat zij zelf voortaan voor haar gedeporteerde landgenoten zou zorgen, haar toezegging van financiële steun aan de Joodse CoördinatieCommissie in (die commissie had toen nog steeds geen enkel bedrag uit Londen ontvangen): uit Genève konden dus met regeringssteun geen pakketten meer verzonden worden. Daartegen protesteerde Gans begin maart bij regeringscommissaris Ferwerda, wie hij er om te beginnen op wees dat in Bergen-Belsen volgens zijn inlichtingen nog meer dan drieduizend Nederlandse gedeporteerden in leven waren en voorts betoogde, 'dat zelfs indien vanuit Zweden en Zwitserland tegelijk zou worden gezonden, dit gezien de ontzettende uithongering nog niet voldoende zou zijn" - zijn commissie zou de hulpverlening van Genève uit voortzetten. Dat heeft zij ook gedaan, zonder enige steun van de regering. Veel van wat in die laatste oorlogsfase is verzonden, heeft evenwel door de toenemende transportmoeilijkheden in Duitsland de gedeporteerden niet bereikt.
XCIn hoeverre is de in het voorafgaande uiteengezette hulp de gedeporteerden in Theresienstadt en Bergen-Belsen ten goede gekomen?
XCVoorzover ons bekend, hebben sommige gedeporteerden in Theresienstadt vóór september' 44 wèl pakketten ontvangen uit bezet N ederland, maar zijn daar vóór en na die tijd geen pakketten uit Genève op Stockholm gearriveerd.
XCEen deel van de gedeporteerden in Bergen-Belsen, ca. duizend, kreeg de eerste pakketten uit Genève en Stockholm midden november uitgereikt. 'Wij hebben', noteerde Renata Laqueur, 'in één avond de inhoud van vier pakjes opgegeten, nota bene zalm, chocola en Bicmals- door elkaar. Ik ben maar een klein beetje misselijk." Op Oudejaarsdag arriveerden wéér pakketten, '400 voor het hele kamp', aldus Herzberg.'J.9 1
1 Brief, 12 maart 1945, van M. H. Gans aan G. F. Ferwerda (Joodse Coördinatie Commissie, M 16-2/60). 2 Een aansterkingsmiddel. 3 Renata Laqueur: p. 91. 4 Abel Herzberg: p. 244.
Midden maart werden opnieuw (en voor het laatst) pakketten uitgedeeld: 'Iedereen heeft' (wij citeren weer Herzberg) 'een pakket ontvangen: 1 kg suiker, 1 pond boter, 1 pond erwtenmeel, 1 pak Knäckebrod, 2 pakjes bouillonblokjes" - wij leiden uit de woorden: 'Iedereen heeft een pakket ontvangen', af dat de kamp-SS bij deze gelegenheid drie zendingen uit Stockholm tot één zending heeft gecombineerd.
XCRest de vraag waarom, terwijl de Joodse Coördinatie-Commissie in Genève in juni '44 de namen bezat van bijna elfhonderd Joden die naar Theresienstadt en bijna zeventienhonderd die naar Bergen-Belsen waren gedeporteerd, van november af uit Stockholm slechts pakketten zijn toegezonden aan ca. tweehonderd Joden in het eerste en ca. duizend in het tweede kamp. Duidelijk is dat Woensdregts dienst in de Zweedse hoofdstad niet de beschikking had gekregen over de in Genève aanwezige lijsten. Dat kan bepaald niet hebben gelegen aan Gans, Isaac en Troostwijk: zij zijn dag en nacht voor de gedeporteerden in touw geweest. Men zal dus de fout wel moeten zoeken in Londen. Hoe dat zij, de ca. twaalfhonderd in Stockholm aanwezige namen waren niet uit Londen ontvangen maar door Woensdregts dienst met veel moeite bij eengeharkt in contacten met de Zweedse vertegenwoordigers van de joint en andere Joodse hulporganisaties.
XCZo gold dus voor de Joden in Theresienstadt en Bergen-Belsen hetzelfde als voor de niet-Joodse gevangenen in andere Duitse concentratiekampen: zij kregen veel te weinig pakketten. Zeker, hierbij is ook de houding van devan belang geweest: die van Theresienstadt heeft van september '44 af niets doen uitdelen en die van Bergen-Belsen heeft zich, schijnt het, een aantal Geneefse zendingen toegeëigend. Maar daarvan afgezien: hoe weinig is aan de Joden in Theresienstadt en Bergen-Belsen toegezonden! Hoe beschamend is het geweest dat de Londense regeringsinstanties de Joodse Coördinatie-Commissie in Zwitserland, die zelfs het toegezegde subsidie niet heeft ontvangen, maar hebben laten doorploeteren! Hoe onjuist, dat die regeringsinstanties eind februari '45 de toezegging van financiële steun voor de pakketzendingen uit Genève introkken! Gans had gelijk met zijn opmerking, 'dat zelfs indien vanuit Zweden en Zwitserland tegelijk zou worden gezonden, dit9
I A.v., p. 262-63.
gezien de ontzettende uithongering nog niet voldoende zou zijn' - men treft vooral bij hem en zijn medeleden van de Joodse CoördinatieCommissie het rusteloze streven aan om van alle mogelijkheden tot hulpverlening gebruik te maken. Dat streven heeft in Londen ontbroken. Wat Gans en de zijnen betreft, was daarbij van belang dat zij begin '45 nauwkeurig wisten hoe het er sinds de herfst van '44 met de gedeporteerden in Bergen-Belsen en Theresienstadt voorstond: geheel in afwijking namelijk van de beginselen die aan de Endlösung deyjudenfyage ten grondslag lagen, waren in december '44 bijna veertienhonderd Hongaarse Joden en in januari '45 honderdzes-en-dertig andere Joden die Latijns-Amerikaanse passen bezaten, onder hen vele Nederlanders, in de gelegenheid gesteld, uit Bergen-Belsen naar Zwitserland te reizen en begin februari hadden ca. twaalfhonderd Joden uit Theresienstadt, onder wie vierhonderdzeven-en-dertig Nederlanders, hetzelfde kunnen doen.
XCTot deze drie transporten had Himmler toestemming gegeven - zij pasten in zij n beleid.
XCWat Himmlers beleid aangaat', willen wij beginnen met te herinneren aan de Z.g. affaire-Joël Brand die wij reeds in deel 8 hebben beschreven (nl. in hoofdstuk 9 aan het slot van de paragraaf 'Hulp aan gedeporteerde Joden'). Wij herhalen daaruit dat, afgezien van de Bulgaarse Joden die door hun regering waren beschermd, in de lente van '44 één grote groep andere Europese Joden nog niet naar de gaskamers was gedeporteerd: de Hongaarse Joden, meer dan achthonderdduizend in totaal. Op 8 mei '44 nu deed Eichmann, die als hoofd van het Referat IV B 4 van het Reichs sicherheitshauptamt als het ware de manager van de uitroeiing van het Europese Jodendom was, in Boedapest aan de plaatsvervangend voorzitter van de Zionistische organisatie in Hongarije, dr. Reszö Kasztner, en aan een tweede vooraanstaande Zionist, Joël Brand, de mededeling dat Duitsland bereid was, de Krematoria van Auschwitz-Birkenau op te blazen en, in groepen, één miljoen Europese Joden verloftot emigratie te geven, mits de Geallieerden van hun kant een groot aantal goederen aan Duitsland zouden leveren, waaronder IQ 000 militaire vrachtauto's die, aldus
I Onze algemene gegevens terzake ontlenen wij aan de in T977 in de verschenen studie van Yehuda Bauer:
Eichmanns toezegging, louter tegen de Sowjet-Unie zouden worden gebruikt. 'Het was', schreven wij in deel8, 'een infame chantage. Anders, en nu politiek uitgedrukt: een poging, verdeeldheid te zaaien tussen de Geallieerden en de Sowjet-Unie - een poging die natuurlijk niet van de betrekkelijk laaggeplaatste Eichmann uitging, maar van Himmler.' Dat laatste bleek later in mei toen Joël Brand samen met een agent van de Abu/ehr, Andor Grosz, naar Istanboel reisde om Eichmanns aanbod aan Engeland en Amerika door te geven - Grosz bracht namelijk heel iets anders over dan een ruilvoorstel dat op Joden betrekking had, te weten een voorstel dat in een neutraal land onderhandelingen zouden plaatsvinden tussen vertegenwoordigers van de Geallieerden en twee of drie officieren van de Sicherheitspolizei und SD aangaande een afzonderlijke vrede van Engeland en de Verenigde Staten met, aldus Grosz, 'de Sicher heitspolizei' Terecht werd toen door de Geallieerden aangenomen dat een afzonderlijke vrede met een door Himmler geleid Duitsland de bedoeling van dit voorstel was.
XCHet voorstel werd afgewezen en de inmiddels ingezette massale deportaties van de Hongaarse Joden werden voortgezet. Eichmann had in die tijd in Hongarije een eerste transport van ca. dertienhonderd Joden laten samenstellen die, als de besprekingen met de Engelsen en de Amerikanen in de goede richting zouden gaan, naar Spanje zouden mogen vertrekken. Die besprekingen leidden tot niets - het bedoelde transport (het was inmiddels tot bijna zeventienhonderd Joden uitgedijd) werd toen naar Bergen-Belsen gedirigeerd waar het speciale barakken kreeg: het Ungarnlager. Begin augustus nu deed Himmler aan Kasztner weten dat hij alsnog bereid was, Joden in te ruilen tegen goederen en dat hij, ten teken dat het hem ernst was, vijfhonderd Joden uit het Ungarnlager naar Zwitserland zou laten reizen. Die vijfhonderd werden door Eichmann tot driehonderdachttien gereduceerd - een trein met die driehonderdachttien ging op weg naar Zwitserland.
XCDaar vond op de grens op 20 augustus een eerste bespreking plaats tussen Saly Mayer en Himmlers persoonlijke vertegenwoordiger in deze Joodse aangelegenheden, SS-Obersturmbannführer Kurt Becher die door enkele andere SS-officieren was vergezeld. Mayer zei dat hij zich moeite zou geven dat de Verenigde Staten accoord zouden gaan met grote leveranties van waardevolle grondstoffen en instrumenten aan Duitsland en op grond van die toezegging keurde Becher goed dat de trein met de Hongaarse Joden Zwitserland binnenreed (en Himmler van zijn kant gaf opdracht, het deporteren van de Hongaarse Joden onmiddellijk te staken). In Zwitserland had Mayer overigens hemel en aarde moeten be9
wegen om de Hongaarse Joden toegelaten te krijgen - de Zwitserse autoriteiten hadden zich vóór de zoste augustus op het standpunt gesteld dat, behalve kinderen, slechts die volwassenen in Zwitserland mochten worden opgenomen die daar familie hadden. Op 3 september vond een tweede bespreking plaats tussen Mayer en Becher. Nu zei Mayer (wiens enige bedoeling was, Himmler en de zijnen aan het lijntje te houden) dat hij ten behoeve van de Duitse aankopen een bedrag van Zw. frs. 5 mln (ca. f 2 mln) in Zwitserland zou laten deponeren. Op 4 en 5 september eiste Bechers team in een derde en vierde bespreking dat Mayer zorg zou dragen voor politieke contacten met de Geallieerden; Mayer zei dat dat tijd zou vergen. In een vijfde bespreking, die op 29 september plaatsvond, zei hij dat hij Duitsland binnen drie maanden in Zwitserland de beschikking zou geven over Zw. frs. 15 mln (ca. f 6 mln).
XCIn die tijd waren in Zwitserland naast Mayer ook anderen bezig met pogingen, groepen Joden te redden door middel van contacten in het SS-milieu. Een Comité pro Ungarn nam contact op met de in Zwitserland werkzame hoofdvertegenwoordiger van de Messerschmitt-fabrieken, Carl Trümpy, en dat contact leidde er toe dat dr. Wilhelm Harster, Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Verona (van '40 tot '43 BdS in bezet Nederland), naar Trümpy werd gestuurd om te weten te komen wat hij precies wenste. Trümpy zei dat hij voor de Hongaarse Joden opkwam - Harster antwoordde dat er meer Joden uit Bergen-Belsen zouden worden vrijgelaten als er ook meer geld op tafel kwam.
XCEen tweede Zwitser die zich voor Joden ging inzetten, was de bejaarde Zwitserse politicus Jean-Marie Musy, die van '25 tot '30 Bundespräsident was geweest en er nadien, gekoppeld aan een fel anti-communisme, min of meer fascistische opvattingen op na was gaan houden. Een Nazi was hij niet, wèl pro-Duits - de Duitse invasie van de Sowjet-Unie had hij van harte toegejuicht. In de lente van '44 nu had deze Musy een Joodse familie vrijgekregen uit Draney, het Franse Westerbork, en nadien had hij door verschillende tussenpersonen, onder wie Himmlers arts dr. Felix Kersten (op wie wij in hoofdstuk 15 uitgebreid terugkomen) en het hoofd van Amt VI van het Reichssicherheitshauptamt, Walter Schellenberg, getracht, met Himmler in contact te komen. In oktober '44 lukte hem dat: Musy sprak in Wenen met Himmler. Himmler zei dat hij in beginsel bereid was, een half miljoen Joden uit de concentratiekampen naar Zwitserland te laten vertrekken en dat hij de Joden in die kampen voortaan beter zou behandelen (vandaar dat de vergassingen in Auschwitz-Birkenau begin november werden gestaakt) - als tegenprestatie eiste 9
hij eerst, zoals ook Eichmann Joël Brand had laten doen, leveranties van vrachtauto's maar Musy wist hem er van te overtuigen dat hij zich beter in deviezen kon laten betalen.
XCBegin november nu, op de yde, kwam het eindelijk tot het door Himmler zo vurig gewenste directe contact met een Geallieerde functionaris, nl. McClelland, de Zwitserse vertegenwoordiger van de War Refugee Board. Becher sprak met hem in Bern - McClelland was daarbij in gezelschap van Saly Mayer die Becher dus reeds voor de zesde maal ontmoette. Becher had tevoren doen weten dat de bijna veertienhonderd Joden die zich nog in het Ungarnlager bevonden, alsook groepen andere Joden, zouden worden vrijgelaten als bij Zwitserse banken een bedrag van Zw. frs. 20 mln (ca. f 8 mln) zou worden gedeponeerd waarover Duitsland ten behoeve van aankopen in Zwitserland zou kunnen beschikken, welnu: McClelland zei dat die voorwaarde was geaccepteerd en Mayer toonde Becher een telegram van de Amerikaanse Secretary of State Cordell Hull waarin deze de joint verlof had verleend, een bedrag van 5 mln dollar (ca. f 20 mln) naar Zwitserland over te maken. Afgesproken werd dat op 5 december een trein met de resterende Joden uit het Ungarnlager (daar kwamen nadien weer andere grote groepen Hongaarse Joden aan) aan de Zwitserse grens zou staan en dat Becher daar een eerste chèque van Zw. frs. 5 mln in ontvangst zou nemen. De trein arriveerde op de afgesproken dag - de chèque was er niet. Desondanks keurde Becher goed dat de trein op 6 december Zwitserland binnenreed.
XCIets op ons relaas vooruitlopend, merken wij op dat McClelland en Mayer geen moment van plan waren, welk bedrag ook voor de vrijlating van Joden te betalen', en dat na korte tijd bleek dat Himmler niet eens meer aan die eis vasthield. Geen wonder: op die betaling drong hij, dunkt ons, alleen aan om zijn actie jegens eventuele tegenstanders in het eigen kamp te kunnen rechtvaardigen - het ging hem niet om geld maar om contact met de Verenigde Staten en Engeland dat hij door middel van het vrijlaten van groepen Joden hoopte te vergemakkelijken; het kan zijn dat hij daarbij uitging van de sinds jaar en dag door NSDAP en SS aangehangen overtuiging dat het gehele beleid van Washington en Londen door Joden was bepaald.
XCDriehonderd-en-een Joden verlieten Bergen-Belsen op 21 januari. Honderdvijf-en-zestig van hen werden gedwongen, dicht bij de DuitsZwitserse grens plaats te maken voor geïnterneerde Geallieerde burgers' - met dat al kwamen toch op 25 januari honderdzes-en-dertig exgevangenen uit Bergen-Belsen, onder hen vele Nederlanders (het juiste aantal is ons niet bekend), Zwitserland binnen. Na een verblijf van vijf dagen in Sankt Gallen reed het transport door naar Marseille." In die vijf dagen waren zes Joden uit Bergen-Belsen overleden en vijftien bleken te ziek te zijn om verder vervoerd te worden.
XCGans bracht samen met zijn vrouwen de Nederlandse arts A. Polak Daniëls (straks meer over deze), een bezoek aan Sankt Gallen zodra hemnaar New York, een ander, groter deel werd overgebracht naar een kamp van de United Nations Relief and Rehabilitation Organisation in Philippeville
I Brief, 2I dec. I944, van M. H. Gans aan G. F. Ferwerda punten I en m, gestenc. bijL282).· 2 WalterSchellenberg:Memoiren(I959),P.35I. 3 Voor die honderdvijf en-zestig is in een interneringskamp in Zuid-Duitsland tot aan het einde van de oorlog redelijk goed gezorgd. 4 Vandaar vloog een deel van de vrijgelaten gedeporteerden
dat mogelijk was, constateerde er dat noch het Zwitserse, noch het Internationale Rode Kruis noch ook de Amerikaanse legatie iets voor de groep uit Bergen-Belsen had gedaan en bracht onmiddellijk schriftelijk verslag uit aan de Nederlandse gezant te Bern. 'Tientallen rapporten', schreef hij,
XC'heb ik gelezen over de behandeling en toestand der Joden in de Duitse coneentratiekampen. Nu weet ik dat rapporten geen indruk van de situatie geven. Ons voorstellingsvermogen schiet volkomen te kort. Ik ben mij er bewust van, zeker niet het ergste te hebben gezien, en toch was het reeds zo dat Zwitserse officieren, die men in het algemeen niet van overgevoeligheid kan beschuldigen, als kinderen snikten en dat de dokter die de lichamen der hier gestorvenen onderzocht en liet fotograferen, verklaarde nooit te hebben gedacht dat zo iets ontzettend bestond . . . . De meeste kIeren der mensen uit Bergen-Belsen moesten verbrand worden.' Op een willekeurig afgesneden stukje wol ter grootte van een centimeter had de dokter twaalfluizen geconstateerd ... De lucht was afgrijselijk, de aanblik ontzettend ... [De] Zwitsers zagen al dat leed zo onverwachts en plotseling zo in zijn volle naaktheid voor zich dat er van neutraliteit, hardheid of het hier anders duidelijk merkbare sluimerende antisemitisme niets meer te bespeuren vie!. ... Van de hier aangekomenen zijn kort na aankomst vijf overleden, acht zijn er nog in levensgevaar. De anderen zijn in deze dagen enorm opgeknapt. Maar hoe gaat het met de achtergeblevenen? Zij lijden honger. Er zijn nog ongeveer . drieduizend mensen uit Nederland. Blijkbaar zijn er nu nog enige duizenden vrouwen bijgekomen, die eerst naar Auschwitz gestuurd waren. Er sterven tien tot vijftien personen per dag van honger ... Ik heb de gelukkigen hier gezien, niet de ongelukkigen daar. Wij vragen aan HM.'s regering: 1. Geld voor levensmiddelen, onze pakjes kwamen tot nu toe meestal aan. 2. Interventie door Rode Kruis ten behoeve van toezicht bij de uitreiking. 3. Bevordering door HM.'s regering van uitwisseling. Maanden geleden vroegen wij dit, maar konden niet bewijzen dat het mogelijk was'?
XCop deze aan Londen doorgegeven noodkreet werd gereageerd met de mededeling dat voortaan aan de Joden in Bergen-Belsen slechts uit Stockholm pakketten zouden worden toegezonden en dat de regering
XCI Met een snelle hulpactie onder de Nederlanders in Zwitserland kon Gans bereiken dat onmiddellijk voldoende kleren naar Sankt Gallen werden gezonden. 2 M. H. Gans: 'Rapport betreffende uitgewisselden', bijlage bij de brief, 5 febr. 1945, van de gezant te Bern aan het min. van buiten!. zaken te Londen (Enq., punten 1en m, gestene. bij!.
haar toezegging van financiële hulp voor verdere zendingen uit Genève introk.
XCNu het transport uit Theresienstadt.
XCIn het Altersghetto werd op 3 februari tot aller stomme verbazing bekendgemaakt dat twaalfhonderd Joden twee dagen later per trein naar Zwitserland zouden kunnen vertrekken. Lang niet iedereen was bereid, zich voor dat transport op te geven (welke zekerheid had men dat het niet een nieuwe list was van de SS?) lang niet iedereen mocht zich opgeven: de Lagerkommandant deed weten dat diegenen van wie enkele maanden tevoren naaste familieleden naar Auschwitz waren verdwenen, niet mee mochten; voorts werden tot het transport ook geen intellectuelen, personen die hoge posities hadden bekleed, geesteszieken, andere zieken en personen die bij de bouw van barakken waren ingeschakeld, toegelaten. Alle scepsis ten spijt, verscheen op 5 februari in Theresienstadt een trein die uit Pullman-wagons bestond - twaalfhonderd personen (onder hen, gelijk reeds gezegd, vierhonderdzeven-en-dertig Nederlanders) konden instappen. Zij kregen voldoende levensmiddelen mee. Voor de Zwitserse grens was bereikt, moesten alle inzittenden hun Jodensterren verwijderen. Op 6 februari reed de trein Zwitserland binnen. De bevrijde gedeporteerden werden daar opgenomen in verblijfskampen en de Zwitserse pers, door Musy ingelicht, berichtte dat de aankomst van deze groep gedeporteerden aan Musy te danken was.
XCMusy deed méér. Hij had gezegd, bereid te zijn, 'in der Welt auf den damit angebahnten politischen Wandel Deutschlands hinzuu/eisen', en hij bevorderde derhalve dat over het vrijlaten van Joden uit Bergen-Belsen en Theresienstadt niet werd gezwegen. Ook in de Amerikaanse pers verschenen daar berichten over. Die berichten kwamen de chef van het Reichssicherheitshauptamt, Kaltenbrunner, onder ogen die van meet af aan een tegenstander was geweest van Himmlers vrijlatingsacties. Kaltenbrunner bracht de berichten onder de aandacht van Hitler die van de acties onkundig was gebleven. De Führer keurde ze ten scherpste af - onmiddellijk liet hij Kaltenbrunner opdracht geven er op toe te zien dat voortaan geen enkele Jood meer zou worden vrijgelaten. Die instructie van Hitler is vermoedelijk midden maart uitgegaan.
XC'in het geheel niet optimistisch over het uiteindelijk resultaat der bemoeiingen, maar wij achten het onze plicht alles te ondernemen wat een schijn van slagen9 2
J Brief, 3 nov. 1944, van M. H. Gans aan S. Mayer (RvO, collectie fotokopieën van het 2 Brief a.v., r6 nov. 1944 (a.v.).
heeft. Het zou droevig, en erger dan dat: het zou een schande zijn, indien iemand zou omkomen die men voor Zw. frs. I 000 had kunnen redden. Reeds nemen de onderhandelingen veel te veel tijd in beslag. Het heeft geen zin er over te discussiëren of de Duitsers deze mensen werkelijk zullen vrijlaten. Dat zullen wij wel merken als de garantie gestort is; er gaat niets verloren door het proberen."
XCFerwerda werd gemachtigd te antwoorden dat de regering voor I januari een beslissing zou nemen. Die beslissing bleef uit. Toen nu op 6 februari de trein met twaalfhonderd Joden uit Theresienstadt in Zwitserland was gearriveerd, kreeg de Nederlandse gezant in Bern, mr. J. J. B. Bosch ridder van Rosenthal, van derden (die blijkbaar met Musy in contact hadden gestaan) te horen dat dit eerste transport uit Theresienstadt beschouwd moest worden als een proefzending en dat via Musy méér te bereiken viel. Zonder overleg met de Joodse CoördinatieCommissie deed de gezant toen op 10 februari aan de regering een telegram toekomen waarin hij berichtte dat meer Joden vrijgekocht konden worden, dat het vermoedelijk zou lukken, daartoe van Joodse organisaties in de Verenigde Staten een bedrag van Zw. frs. 5 mln te verwerven maar dat het ter bespoediging van de zaak wenselijk was, hem vóór 12 februari een bankgarantie te sturen van Zw. frs. I mln (ca. f 400 000). 'De som', aldus de gezant, 'lijkt te klein om een invloed op de oorlogvoering te kunnen uitoefenen, terwijl grote aantallen Nederlanders zouden kunnen worden gered.?
XCOp 13 februari stelde Gerbrandy, wiens kabinet demissionair was en die enkele dagen tevoren van de koningin opdracht had gekregen, een nieuw kabinet te formeren, het verzoek van de gezant in de ministerraad aan de orde. 'De financiele zijde der zaak' zou, aldus de notulen,
XC'moeten worden geregeld met het oud-lid van de Zwitserse Bondsraad, Moesy, die bekend staat als iemand met nationaal-socialistische sympathieën en relaties. Het geld is waarschijnlijk voor Himmler of andere nazi-bonzen bestemd, die handel drijven in Joden.
XCNa besprekingen waarbij de zaak van alle zijden wordt bezien, komt de raad tot de conclusie dat de regering zich niet in zulk een handel met de Duitsers mag begeven. Dit zou trouwens ook niet kunnen geschieden zonder de Britse regering daarin te kennen, wegens de beschikking over Zwitserse franken. Besloten wordt, dat de minister-president het Joodse comité in Londen terzake zal inlichten."
XC, Brief, 21 dec. 1944, van M. H. Gans aan G. F. Ferwerda (Enq., punten 1en m, gestenc. bijl. 282). 2 Enq., dl. VI a, p. 253. 3 Ministerraad: Notulen, 13 febr.
XCVan Kleffens tekende in zijn dagboek aan dat de regering 'na een onbeduidende ministerraad' aan de gezant had geantwoord dat zij op zijn verzoek 'natuurlijk niet' kon ingaan, 'maar Amerikaanse Joden-organisaties vrij te willen laten om te doen wat zij wensen' ,_ dat laatste element kwam intussen niet voor in het telegram dat na afloop van de kabinetsvergadering door van Kleffens naar Bern werd gezonden:
XC'De Nederlandse regering kan en wil zich met chantage niet inlaten, hoe groot haar syrnpathie voor betrokken Nederlanders ook is. Handel met de vijand kan zij, die zulks een ieder verboden heeft, zelf niet bedrijven. Pro memorie vermeld ik dat wij vereiste francs niet, herhaal: niet, bezitten en moeten verwachten het voor dit doelook niet te zullen krijgen'2
XCdaarvoor was verlof nodig van de Britse autoriteiten.
XCIn '48 terzake door de Enquêtecommissie verhoord, zei Gerbrandy: 'Ik was volkomen bereid om bij wijze van spreken voor iedere Joodse Nederlander 50000 francs te geven, als hij daardoor vrij kon komen', en toen de voorzitter van de commissie vervolgens vroeg: 'U wilde het niet zelf doen langs officiële weg maar één of ander Joods comité kon dat gedaan krijgen?', antwoordde Gerbrandy: 'Precies.' 'Is dat nu gebeurd, getuige?' vroeg toen een van de leden van de commissie, waarop Gerbrandy's bescheid was: 'Dat weet ik verder niet."
XCWij houden het voor mogelijk dat de regering inschakeling van Amerikaans-Joodse organisaties heeft bepleit bij het in '44 in Londen gevormde Comité van Nederlandse Joden _ beter ware het in elk geval geweest indien zij ook de gezant te Bern zou hebben aangeraden, contact op te nemen met de vertegenwoordigers in Zwitserland van die organisaties. Hoe dat zij, de regering had eigen medewerking geweigerd.
XCDe Enquêtecommissie heeft die weigering afgekeurd:
XC'Zij is van oordeel dat het op de weg der regering zou hebben gelegen om haar uiterste best te doen om landgenoten te vrijwaren voor het verschrikkelijke lot dat hun wachtte. Wanneer dit verkregen had kunnen worden door betalingen die, zij het langs indirecte weg, naar Duitsland gingen, zou de regering niet hebben mogen nalaten om dat middel te gebruiken."
XCIs dat niet, hoe menselijk ook, wat erg simpel gesteld? Wij wijzen er daarbij op dat zelfs Gans het midden november 'politisch und juridisch
XCI Van Kleffens: 'Dagboek', 13 febr. 1945. 2 Enq., dl. VI a, p. 357. 3 A.v., dl. VI c, p. 331. 4 A.v., dl. VI a, p.
ausgeschlossen' had genoemd, "dass die niederländische Regierung anfangen kann, Leute loszukaufen', en dat hij begin februari wel had aangedrongen op 'bevordering door HM.'s regering van uitwisseling', maar dat hij daarbij niet had bepleit dat de regering zèlf zou overgaan tot het vrijkopen van Joden; trouwens, ook van McClelland en Saly Mayer hebben de Duitsers geen cent ontvangen - die twee hebben geopereerd met een subtiliteit die in het standpunt dat de regering innam, ontbrak. Afgezien daarvan menen wij dat de regering moreel alleen dan gerechtigd was, de hoge belangen van de oorlogvoering te laten prevaleren boven de mogelijkheid, Joodse burgers vrij te kopen, wanneer zij zich voor het overige tot het uiterste had ingespannen en inspande om het lot van die burgers zoveel mogelijk te verzachten, waarbij men dan in de eerste plaats denken kan aan het regelmatig en in voldoende mate verzenden van pakketten. Daartoe is het niet gekomen.
XCWij komen nu op de Nederlandse arts A. Polak Daniëls terug.
XCDeze had zich, sinds hij in januarials Joodse vluchteling in Zwitserland was gearriveerd, moeite gegeven daar een hulpcolonne te vormen die, zodra dat mogelijk was, in Oost-Europa bijstand zou gaan bieden aan bevrijde gedeporteerden die, dat was duidelijk, in een deplorabele toestand zouden verkeren. De vorming van die hulpcolonne was een denkbeeld geweest van dr. HOfferhaus, secretaris-generaal van het Nederlandse Rode Kruis - Polak Daniëls had dat denkbeeld eindper brief kunnen voorleggen aan de gezant te Bern, Bosch van Rosenthal, en in deel 8 memoreerden wij al dat hij bij aankomst in Bern tot zijn verontwaardiging moest constateren dat de gezant zijn brief in een lade had opgeborgen en niet tot enige actie was overgegaan.
'44 K. '42
XCPolak Daniëls liet het er niet bij zitten. Hij richtte een voorbereidend comité op dat onder voorzitterschap kwam te staan van de Vos van Steenwijk, de Nederlandse gedelegeerde bij het Internationale Rode Kruis, en gaf zich alle moeite om met steun van Joodse hulporganisaties als deen ook van de Quakers (McClelland) zijn hulpcolonne te formeren. Ca. honderdvijftig Joodse vluchtelingen uit Nederland gaven er zich als vrijwilliger voor op, de zestig meest geschikten werden uitgekozen en door Polak Daniëls en zijn echtgenote, A. M. Polak Daniëls-Boon Hartsinck, die ook arts was, op hun taak voorbereid.
zijn', zo rapporteerde Polak Daniëls begin oktober '44 aan Ferwerda, de regeringscommissaris voor de repatriëring,
XC'hoe verschillend ook van achtergrond en capaciteiten, alle geschikte débrouil lards. Onder hen bevinden zich enige goede monteurs-chauffeurs, koks en administratieve krachten. Zij hebben cursussen in EHBO gevolgd, verder in anatomie, fysiologie, pathologie, verbandleer en ziekentransport, eenvoudige techniek en beginselen Russisch"
XCRussisch, want de colonne zou komen te opereren in gebieden waar zich het Rode Leger zou bevinden.
XCZou het dan voor een in Zwitserland gevormd corps van Nederlanders mogelijk zijn, bijvoorbeeld naar Theresienstadt te gaan of naar Auschwitz? Polak Daniëls had daarop vertrouwd, maar aan de regering in Londen was in de herfst van '44 duidelijk dat niets er op wees dat de Sowjet-Unie de nodige faciliteiten zou verlenen. ·Wat dan te doen met de colonne? De Meester, voorzitter van het London Committee, schreef in november aan de Vos van Steenwijk dat het hem het beste leek indien de colonne zich na de bevrijding naar Den Haag zou begeven 'voor werk onder de nog aanwezige leden der Joodse gemeenschap'. Daar zaten wel bezwaren aan vast! 'Het is mij', aldus de Meester, 'van betrouwbare zijde uitgelegd dat de stemming in Holland thans zodanig is dat een overwegend Joods hulpcorps onder de bevolking weinig sympathie zou ontvangen. Dit punt, hoewel betreurenswaardig, kan niet over het hoofd gezien worden, doch ik zou u willen verzoeken, dit als streng vertrouwelijk te beschouwen."
XCHet Militair Gezag deed in december weten dat de hulpcolonne alleen dan in bevrijd Nederland zou kunnen worden ingezet indien zij de nodige auto's meebracht. Dat was, aangezien uit Zwitserland alleen auto's zonder banden uitgevoerd mochten worden, niet mogelijk. Er kwam toen het plan op de proppen, de colonne in haar geheel naar Frankrijk te laten gaan waar zij onder de dienst van Ferwerda zou komen te ressorteren, maar die dienst had slechts enkele administratieve hulpkrachtenJ.J.J.93
1 Brief, 6 okt. 1944, van A. Polak Daniëls aan G. F. Ferwerda, bijl. 9 bij van den Tempel: 'Beknopt overzicht van de werkzaamheden van het departement van sociale zaken, gevestigd te Londen, in het tijdvak IQ mei 1940-24 februari 1945, ten behoeve van de Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945" (juni 1948), algemeen, gestenc. bijl. 3 I. 2 Brief, 8 nov. 1944, van Th. de Meester aan W. de Vos van Steenwijk punten 1 en m, gestenc. bijl. r rö, p. 9).
nodig. De meeste leden van de colonne weigerden, zich daarvoor ter beschikking te stellen, enkelen deden het wèl en werden na aankomst in Parijs met allerlei taken belast, o.m. bij de United Nations Relief and Rehabilitation Organisation. Polak Daniëls bleef diep teleurgesteld in Zwitserland achter - van zijn opzet was niets terechtgekomen.
XCWij komen nu tot een laatste punt dat wij impliciet al raakten toen wij het over de hulpcolonne-Polak Daniëls hadden: wat heeft de regering in het algemeen gedaan om gevangenen en gedeporteerden, voorzover zij zich na Duitslands ineenstorting buiten Nederland zouden bevinden, zo spoedig mogelijk te benaderen en hen naar Nederland te doen terugvoeren? Trouwens, niet alleen gevangenen en gedeporteerden moesten terugkeren maar ook de krijgsgevangenen en de in het kader van de arbeidsinzet naar Duitsland, Frankrijk en België getransporteerde arbeiders.
XCVoor de repatriëring van al deze' Displaced Persons' (ontheemden) had minister van den Tempel eind '43 in Londen een Regeringscommissariaat voor de Repatriëring in het leven geroepen. G. F. Ferwerda, gewezen directielid van de Uni/ever en gewezen lid van de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie (de commissie die tot in de zomer van '44 de Nederlandse koopvaardijvloot onder haar beheer had), was, gelijk al vermeld, tot regeringscommissaris benoemd. De bedoeling was dat in zijn opdracht 'repatriëringsofficieren' naar Duitsland zouden gaan om daar het vertrek van de Nederlandse ontheemden voor te bereiden.
XCKolonel mr. H. J. Kruls die in Londen het Militair Gezag voorbereidde, was, zoals wij in deel 9 uiteenzetten (nl. in de paragraaf 'Van den Tempel en de repatriëring' van hoofdstuk 17), een verklaard tegenstander van deze opzet. Hij meende (maar zijn argumentatie maakte op van den Tempel die van de gehele opzet van het Militair Gezag niets wilde weten, geen indruk) dat met name de repatriëring uit Duitsland (daar zaten veruit de meeste ontheemden) beter aan het Militair Gezag zou kunnen worden opgedragen. Immers, hoe zou de situatie zijn? Duitsland zou een militaire bezetting krijgen en te voorzien viel dat alleen militairen zich er zouden kunnen verplaatsen; werd zijn Militair Gezag met die repatriëring uit Duitsland belast, dan zou hij via de afdeling-Duitsland van de Civil 93
Affairs-Division van Eisenhowers hoofdkwartier, Shaef', kunnen bereiken dat militairen van het Militair Gezag in een vastgesteld en door dat hoofdkwartier aanvaard aantal (een Z.g. War Establishment) naar Duitsland zouden kunnen gaan - voor Ferwerda's 'repatriëringsofficieren' die, onder Sociale Zaken ressorterend, geen militairen waren, zou dat niet gelden, tenzij te hunnen behoeve een aparte regeling werd getroffen. Die regeling kwam er: eind september '44 verklaarde Shaef zich bereid, te zijner tijd Nederlandse 'liaison-officers' ('repatriëringsofficieren') tot Duitsland toe te laten. 'Nadien', zo schreven wij in deel 9, 'werd de aandacht van Ferwerda's Regeringscommissariaat vrijwel volledig in beslag genomen door de problemen van de tienduizenden Displaced Persons, die in Frankrijk en België aangetroffen werden-, maar toen Duitsland begin mei '45 capituleerde, was er nog steeds geen War Establishmentvastgesteld voor de Nederlandse 'liaison-officers' een kategorie officieren die men in het Geallieerde militaire apparaat ook in het geheel niet kende. Evenmin beschikte het Regeringscommissariaat over vervoermiddelen, bijvoorbeeld om onmiddellijk hulp te bieden aan in de Duitse gevangenissen en concentratiekampen bevrijde Nederlanders. '
XCDeze passage in deel 9 is niet geheel juist geweest: in werkelijkheid waren in mei '45 zeven-en-vijftig Nederlandse 'liaison-officers' opgeleid, gemilitariseerd en door Shaef aanvaard, maar, aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'het Regeringscommissariaat (kon) geen voldoende contact met hen krijgen, want dit moest door tussenkomst van Shaef worden gelegd en Shaef kon alleen overleg plegen met militaire instanties. Dit is een grote tegenslag geweest voor de Regeringscommissaris en zijn ambtenaren die niet gemilitariseerd waren." Anders gezegd: er kon door Ferwerda geen centrale leiding worden gegeven aan de officieren van zijn dienst; dezen waren bovendien niet bewapend en konden dus met geen enkele Geallieerde voorhoede meetrekken.
XCNadat de eerste concentratiekampen in Duitsland waren bevrijd (dat geschiedde midden april), werd door de daar aanwezige Nederlanders
I 2 Dat werk moest, door het ont breken van een militaire status, onder grote moeilijkheden worden verricht. 'Het kostte', aldus een rapport d.d. 30 maait 1945 van Ferwerda's missie in Parijs, 'veel inspanning om met de beschikbare werkkrachten snel een bruikbare organisatie op te bouwen. Gebrek aan telefoon, licht, verwarming en transport maakte dit gedurende de wintermaanden niet gemakkelijker.' punten I en m, gestenc. bijl. 156). , (Min. van Oorlog) 14 1946 (1947), p. 191-92.
met diepe teleurstelling geconstateerd dat zij taal noch teken hoorden van hun eigen autoriteiten. Op 29 april hield Ferwerda samen met zijn naaste medewerkers in Breda een bespreking met officieren van het Militair Gezag en van de Shaef Mission to the Netherlands men was het er over eens dat zo spoedig mogelijk ambulances naar Buchenwald moesten worden gestuurd. Waar ze te vinden? Ferwerda's dienst, die slechts de beschikking had over twee gehuurde motorfietsen en vier kleine vrachtauto's, bezat geen enkele ambulance, het Militair Gezag had er 90. Er was nog niet definitief vastgesteld hoeveel van die 90 naar Buchenwald gedirigeerd zouden worden, toen er bericht binnenkwam van het Militair Gezag dat alle ambulances nodig waren voor de hongerprovincies waar, aldus de berichten, medische hulp voor tienduizenden burgers dringend noodzakelijk was.
XCDe in de gevangenissen en concentratiekampen in Duitsland bevrijde Nederlanders zijn op het punt van hun repatriëring slachtoffer geworden van de foutieve, civiele opzet van het Regeringscommissariaat waaraan minister van den Tempel met een hartstocht, een betere zaak waardig, heeft vastgehouden. Wij menen intussen dat hier ook nog een andere, meer algemene factor een rol heeft gespeeld: de noodsituatie in de hongerprovincies in bezet Nederland. Het gehele denken van de ministers was goeddeels geconcentreerd op de vraag wat men kon doen om enkele miljoenen burgers te hulp te komen die de hongerdood dreigden te sterven en in het bevrijde Zuiden stak ook het Militair Gezag een flink deel van zijn energie in de voorbereiding van pogingen om in het bezette Noorden de ergste nood zo spoedig mogelijk te lenigen. Zo werden de gevangenen en gedeporteerden in Duitsland min of meer vergeten, althans: de aandacht die besteed werd aan de problemen die zich bij hun bevrijding zouden voordoen, was ten enenmale onvoldoende. De gevolgen daarvan zullen wij in deelbeschrijven.
12
XCHet is duidelijk dat de meeste Nederlandse politieke gevangenen en uit Nederland gedeporteerden in wat wij de 'derde fase' uit de geschiedenis
van de Duitse concentratiekampen in de tweede wereldoorlog hebben genoemd, mateloos hebben geleden. Het enkele feit al dat van diegenen ·die van september '44 af naar Neuengamme werden getransporteerd, slechts 15 % in leven bleef, spreekt boekdelen. Overal, behalve in de hoofdkampen Buchenwald en Dachau, bleef tot het einde toe een strenge discipline gehandhaafd die al door zijn langdurige appèls de gevangenen in die hoofdkampen, toch al verzwakt door het harde werk en de hongerrantsoenen, verder uitputte. Nog harder moest gewerkt worden in, zij het niet alle, dan toch vele Aussenkommandos, bijvoorbeeld in Husum en Ladelund (waar in zes weken drie op de vier gevangenen stierven), in Lieberose en Wöbbelin en vooral ook overal waar gezwoegd werd in ondergrondse fabrieken: in het gehele Dora-complex, in de Waldlager van Kaufering (Aussenkommandos van Dachau) en in Melk en Ebensee (Aussenkommandos van Mauthausen).
XCDaar kwamen nog drie, tot de 'derde fase' behorende verschrikkingen bij: de evacuatietransporten (waarover wij in hoofdstuk 15 meer te schrijven hebben), de overvolte in de hoofdkampen, met name in de quarantaine-afdelingen (men denke aan wat wij schreven over het z.g. Kleine Lager van Buchenwald), en de epidemieën. Vrijwel geen kamp was er dat niet barakken kende waarin vele honderden, nagenoeg aan hun lot overgelaten gevangenen, in de meest ellendige omstandigheden lagen te sterven. Hele kampgedeelten waren er bovendien die, zoals wij schreven, afvalbakken waren geworden van dodelijk verzwakte gevangenen die generlei arbeid meer konden verrichten en voor welker verzorging de SS zich, zelfs als er, zoals bij Bergen-Belsen het geval was, voorraden voedsel en medicamenten in de nabijheid waren, geen enkele moeite getroostte.
XCWij hebben getracht van dit alles een zo sober mogelijk overzicht te geven, nagenoeg uitsluitend op grond van naoorlogse relazen van gevangenen en gedeporteerden zelf en van naoorlogse onderzoekingen. Wij zouden dat begrip 'naoorlogse' willen onderstrepen: vrijwel alles namelijk wat wij in dit hoofdstuk van het lot van de gevangenen en gedeporteerden hebben weergegeven, was in de tijd zelf onbekend - alleen in Zwitserland kregen eind januari, toen daar honderdzes-endertig vrijgelatenen uit Bergen-Belsen arriveerden, sommigen er een eerste, schokkende indruk van hoe onvoorstelbaar er in de kampen werd geleden. Wij herinneren aan de reactie van Gans: 'Tientallen rapporten', schreef hij, 'heb ik gelezen over de behandeling en toestand der Joden in de Duitse concentratiekampen. Nu weet ik dat rapporten geen indruk van de situatie geven. Ons voorstellingsvermogen schiet volkomen te kort.'
XCEr is, menen wij, geen reden om het falen van de Nederlandse regering en haar organen dat wij in de paragraaf'Weinig hulp voor Nederlanders' schetsten, te vergoelijken: in tegenstelling tot gevangenen van andere nationaliteit hebben de Nederlandse maar heel weinig pakketten ontvangen en de gedeporteerden nagenoeg geen, en voor de voorbereiding van een onmiddellijke hulpverlening ter plaatse en van een snelle repatriëring is een verkeerde opzet gekozen en daaraan is bovendien onvoldoende aandacht besteed. Wanneer men nu ziet, hoeveel moeite de regering en haar organen zich gaven voor de hulpverlening aan de bevolking in de hongerprovincies (wij zullen de voorbereiding daarvan in hoofdstuk 13 beschrijven), dan is het contrast frappant. Maar er was (niet dat zulks voldoende excuus is geweest!) verschil: omtrent de noodtoestanden in de hongerprovincies was de regering ingelicht, tijdig en uitgebreid, en omtrent de veel ernstiger noodtoestanden in de concentratiekampen had zij over het algemeen geen informatie; daarenboven schoot ook háár voorstellingsvermogen volkomen te kort. Daarbij dient men te bedenken dat uit de gehele Europese geschiedenis geen verschrikkingen bekend waren, te vergelijken met die waartoe het in de concentratie- en vernietigingskampen van het Derde Rijk was gekomen.
XCRest ons nog, er op te wijzen dat de opperste nood waarin de overlevenden onder de Nederlandse gevangenen en gedeporteerden verkeerden, ook de Nederlandse illegale groepen onvoldoende voor ogen stond. Wij zullen in het volgende hoofdstuk een beeld geven van de met de bevrijding in verband staande problemen waarmee die groepen, voorzover vertegenwoordigd in de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, zich in de hongerwinter hebben beziggehouden - beziggehouden in en via de namens die commissie optredende Contact-Commissie. Onder die problemen treft men dat van de hulpverlening aan de in Duitsland te bevrijden gevangenen, tot wie talloze makkers uit de illegale strijd behoorden, niet aan. Ja, één briefje is bewaard gebleven dat op die hulpverlening betrekking heeft: een briefje, vermoedelijk in maart '45 in Utrecht door zekere 'ten Have' (wij weten niet wie dat is geweest) ter hand gesteld aan mej. mr. M.Tellegen, lid van het Nationaal Comité
A.
van Verzet enjuridisch adviseur van de Stichting 1940-1945. Dat briefje.' luidde:
XC'Voordat u naar Amsterdam gaat, wilde ik u nog het volgende voorstel doen:
XCIs het niet mogelijk dat, nu het zich laat aanzien dat de vrijwording van ons land niet zo lang meer op zich zal laten wachten, begonnen wordt met de samenstelling van een 'colonne' die onmiddellijk naar Duitsland vertrekt om voor onze gevangenen aldaar te zorgen? Dit lijkt me iets dat in de eerste plaats de illegaliteit aangaat.'
XCMej. Tellegen besprak dit denkbeeld in Amsterdam met Neher (illegale naam: Terborg), voorman van het Nationaal Comité en lid van het College van Vertrouwensmannen. Daarna tekende zij op het briefje aan: 'Terborg: zaak al bekeken v. andere zijde' (daarmee zal wel Londen zijn bedoeld). 'Illegaliteit zo overbelast. Geen nieuwe taak.'
XCInderdaad, 'overbelast' wàs de illegaliteit: met haar pogingen om het moreel van het volk te schragen, de vijand afbreuk te doen, de Geallieerden te helpen, maar niet minder, althans aan de top, met de veelomvattende problematiek van de naoorlogstijd. Die problematiek beschrijvend, verlaten wij (om een in deel8 gebruikte term te herhalen) de 'anti-wereld' der concentratiekampen - wij keren nu terug naar bezet gebied dat, alle nood ten spijt, toch tot de relatief'normale wereld' was blijven behoren.
I Collectie-M. A. Tellegen, 1 g (RvO).
XCHet sprak vanzelf dat, naarmate de bevrijding naderbij kwam, de vraagstukken van het naoorlogs bestel meer aandacht gingen vragen. Veel van die vraagstukken vormden ook een onderwerp van gedachtenwisseling binnen de illegaliteit, die overigens (zulks zal uit dit hoofdstuk duidelijk blijken) in dat opzicht allerminst een eenheid was. Ten eerste waren er illegale groepen die elke bemoeienis van de illegaliteit met de politieke vraagstukken die in de naoorlogstijd aan de orde zouden komen, principieel verwierpen, ten tweede tekenden zich tussen de groepen die die bemoeienis niet uit de weg gingen of er zelfs hoge prijs op stelden, allerlei tegenstellingen af; daarbij stond de vraag of na de bevrijding een 'vernieuwd' Nederland diende te ontstaan, centraal.
XCTen aanzien van het principieel verwerpen van bemoeienis door de illegaliteit met naoorlogse politieke vraagstukken willen wij er om te beginnen op wijzen dat in lang niet alle groepen wereld- of levensbeschouwelijke opvattingen een rol hadden gespeeld. Veel illegale werkers beperkten zich er toe, te doen wat hun hand te doen vond: zij bedreven spionage, zij saboteerden, zij hielpen onderduikers, zij gaven illegale bladen uit, zij zorgden voor clandestiene verbindingen, zij zamelden geld in voor illegale doeleinden, en zij keken bij dat alles niet verder dan de bevrijding. Hun was het besef voldoende dat zij de vijand bestreden en de bondgenoten hielpen - dat zagen zij als hun eigen, door vaderlandsliefde bepaalde, strikt persoonlijke opdracht die uit de bezetting was voortgevloeid en die ten tijde van de bevrijding als voltooid zou mogen worden beschouwd. Zeker, individueel hadden ook deze illegale werkers wel bepaalde wensen met betrekking tot het naoorlogs bestel maar de verwezenlijking daarvan zagen zij als een taak die hun als staatsburgers aanging, niet als een die was weggelegd voor de illegale groepen waarvan zij deel hadden uitgemaakt.
XCAnderen waren er die hun illegale werk beleefden, althans mede beleefden, als een door duidelijke concepties ingegeven streven naar een betere samenleving - een streven dat uiteraard bij het einde van de bezetting niet moest worden opgegeven maar dan eerder met verdubbelde kracht voortgezet. Zo werd het vooral gezien in linkse en j engeren
milieus, met dien verstande dat daar op een duidelijke, naoorlogse politieke taak van de illegaliteit alleen werd aangedrongen door diegenen die dat streven naar een betere samenleving niet wilden kanaliseren via een vooroorlogse politieke partij. Men kan dan vooral denken aan de groepen van de illegale bladen Vrij"Nederland en Het Paroo/ beide bladen werden gedragen door de overtuiging dat het vooroorlogse politieke bestel verouderd en in te veel van zijn representanten gecompromitteerd was en dat na de bevrijding een radicaal 'vernieuwd' Nederland moest ontstaan; de samenstellers van beide bladen meenden óók dat hun overtuiging werd gedeeld door een groot deel, misschien wel het grootste deel, van de publieke opinie.
XCDie vraag viel niet te beantwoorden; de publieke opinie kon zich niet uiten. Wie vóór de bezetting bepaalde staatkundige denkbeelden had aangehangen, zag die door sommigen aanvaard en door anderen bestreden en kon er zich, de reacties in de pers en in laatste instantie de uitslagen van de algemene verkiezingen nagaand, een denkbeeld van vormen hoe groot het deel van het volk was dat zijn denkbeelden deelde. Tijdens de bezetting was de pers gelijkgeschakeld en het parlementair bestel opgeheven. Dat droeg er toe bij dat redacties van bladen als Vrij"Nederland en Het Parool de mate waarin hun opvattingen weerklank hadden gevonden, verre konden overschatten. Van belang was bij dat alles óók dat er onder de vooroorlogse politieke partijen van enige betekenis slechts één was geweest, de Communistische Partij Nederland, die als zodanig in de illegaliteit was gegaan en van eind '40 af een eigen illegaal blad had uitgegeven: De Waarheid een overeenkomstige actie was door de Rooms-Katholieke Staatspartij, de Anti-Revolutionaire Partij, de Christelijk-Historische Unie, de Liberale Staatspartij, de Vrijzinnig-Democratische Bond en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij niet ontplooid. Zeker, van drie van die partijen: de ARP, de liberale partij en de SDAP, waren duidelijke verzetsimpulsen uitgegaan (verzet vooral tegen SeyssInquarts gelijkschakelingspolitiek) maar zij hadden niet door middel van het uitgeven van eigen illegale bladen getracht, hun aanhang vast te houden en eventueel uit te breiden. Dat vasthouden was wel met andere middelen nagestreefd: voormannen van die drie, maar ook van de andere partijen (zulks met uitzondering van de RKSP') waren in het land gaanwas dat op kritieke momenten aan de gelovigen deed weten welke houding zij jegens de bezetter en zijn instellingen dienden
1 Men moet, wat de katholieken betreft, in het oog houden dat het het Episcopaat
rondreizen om op clandestiene kadervergaderingen de actuele situatie te bespreken (daarbij werd vaak op verzet tegen bepaalde Duitse maatregelen aangedrongen) en tot beginselvastheid aan te sporen. In feite was er in het land als geheel naast de als het ware zichtbare beïnvloeding van de publieke opinie door de illegale pers, sprake van een onzichtbare door leidende figuren van vooroorlogse partijen en die laatste beïnvloeding werd, al waren voordien ook talrijke leidende figuren door de bezetter gearresteerd, in de hongerwinter, alle moeilijkheden van het dagelijks leven ten spijt, voortgezet.
XCVan belang lijkt ons bij dit alles ook, te onderstrepen dat er bij de voormannen van de genoemde zes democratische partijen geen sprake was van enige behoefte om te abdiceren. In tegenstelling tot het Driemanschap van de Nederlandse Unie hadden zij in de zomer van '40 geweigerd, publiekelijk naar voren te treden toen de bezetter daaraan de eis had verbonden dat zij geen gewag zouden maken van de begrippen 'Oranje' en 'onafhankelijkheid' - nadien waren zij elandestien blijven samenwerken in het Politiek Convent, in het breder samengesteld Grootburgercomité en het daaruit afgeleide Nationaal Comité. I Dat Nationaal Comité had er zich in '42 en in de eerste maanden van '43 op voorbereid om, mede teneinde aan de OD en de CPN de pas af te snijden, namens de regering in de overgangstijd het gezag uit te oefenen maar de leden ervan waren, met talrijke medewerkers, in de eerste dagen van april '43 als uitvloeisel van het Englandspiel gearresteerd. Nadien had vooral Drees, de vroegere fractievoorzitter van de SDAP in de Tweede Kamer, zijn best gedaan om de in het Politiek Convent en het Grootburgercomité tot stand gekomen samenwerking voort te zetten. Het Politiek Convent dat voordien bestaan had uit zes partijvoorzitters en zes fractievoorzitters, beperkte hij tot zes leden: mr. H. A. M. T. Kolfschoten voor de RKSP, dr. A. A. L. Rutgers voor de ARP, mr. G. E. van Walsum voor de CHU, mr. M. H. de Boer voor de Liberale Staatspartij en J. Schilthuis voor de Vrijzinnig-Democratische Bond - zelfbleefhij de SDAP vertegenwoordigen. Daarnaast zette hij het Nationaal Comité, waarin ook twee personen hadden gezeten die niet bepaalde partijen vertegenwoordigden (mr. E. E. Menten en ir. J. A. Ringers), voort in de vorm van het Vaderlands Comité dat, behalve uit hemzelf, uiteindelijk kwam te bestaan uit Kolfschoten, de anti-revolutionair mr. J. Donner en opnieuw twee 'partijlozen': mr. K. P. van der Mandele en mr. H. J. Reinink; van der
XCI Wèl te onderscheiden van het begin '43 opgerichte Nationaal Comité van Verzet, hetwelk meestal als 'het NC' werd aangeduid.
Mandele was voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel, commissaris van de Rotterdamse Bankvereniging en tevens lid geweest van de door de president-directeur van deze bank, mr. H. Woltersom (een nauwe relatie van Hirschfeld), voorgezeten OrganisatiecommissieWolters om - Reinink was in '40 betrokken geweest bij de oprichting van de Nederlandse Unie, had een tijdlang gefungeerd als waarnemend secretaris-generaal van het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen en was zich, toen hij eind '41 ten departemente zijn ontslag had genomen als hoofd van de afdeling hoger onderwijs, veel moeite gaan geven voor de illegale steunverlening aan kunstenaars die aanmelding bij de Kultuurkamer hadden geweigerd. Anders dan het in '43 uitgeschakelde Nationaal Comité had het Vaderlands Comité (oftewel: het VC) er niet naar gestreefd, door de regering erkend te worden als haar representante in de overgangstijd - het had zich bescheidener opgesteld: het wenste aan de regering slechts adviezen uit te brengen en deed dat ook, n1. via de Zwitserse Weg. Uiteraard was dat een vorm van illegale activiteit maar met dat al werd het VC door sommige illegale groepen, met name door die van Vrij"Nederland en Het Parool, met een zeker wantrouwen bezien: er bestonden bij die groepen bezwaren tegen Donner die tot begin '44 raadsheer in de Hoge Raad was geweest, en vooral tegen van der Mandele die als een bondgenoot van Hirschfeld werd gezien - het VC was in de visie van Vrij"Nederland en Het Parool bij uitstek een representant van vooroorlogse maatschappelijke kaders van welke geen radicale 'vernieuwing' van de samenleving te verwachten was.
XCUit wat nu volgt, zal blijken dat in de strijd die zich van de zomer van '44 af binnen de illegaliteit ging voordoen (wel te verstaan: aan de toppen - tot lagere regionen drong die strijd slechts door voorzover er iets over werd gepubliceerd), de twee vragen centraal stonden die wij al noemden: had de illegaliteit als zodanig een eigen politieke taak in de overgangstijd en in het gehele naoorlogse bestel, en was het wenselijk daarbij te streven naar een radicale 'vernieuwing'?
XCEr was nog een derde vraag: kon men de CPN beschouwen als een groepering die in beginsel te vertrouwen was of moest men er van uitgaan dat de communisten in wezen vroeg of laat een gewelddadige omwenteling zouden gaan nastreven?
XCIn hoofdstuk 7 ('Koot, Thijssen en van Bijnen') deden wij reeds uitkomen dat er in kringen van de KP en de LO bepaald sprake was van wantrouwen jegens de communisten - een wantrouwen, meer in het algemeen tegen 'links' gericht, dat, met de herinnering aan Troelstra's 94
revolutiedreiging in november '18, van '42 af een bepalend element was geweest in het denken van vele vooraanstaande OD'ers. Wij wezen er ook al op dat die KP'ers en LO'ers, alsook verscheidene OD'ers, vooral gevaren duchtten van de zijde van de RVV waarin communisten vooraanstaande posities waren gaan bekleden en waartoe groepen behoorden die, zo werd gemeend, goeddeels uit communisten bestonden. Die al in de herfst van '44 bestaande beduchtheid voor wat communisten ten tijde van of na de bevrijding zouden kunnen ondernemen, werd in november aangewakkerd door de troebelen in België en in december door die in Griekenland - wij komen op die beduchtheid nog terug maar voordat wij dat doen, lijkt het ons wenselijk, een beeld te geven van de activiteit van de illegale CPN in de hongerwinter en van de denkbeelden die door haar werden verkondigd.
XCSchrijven wij over de activiteit van de illegale CPN, dan willen wij vooropstellen dat er met name in de hongerwinter talrijke communisten zijn geweest die een deel van hun illegale activiteit of zelfs die gehele activiteit ontplooiden in het verband van een andere organisatie: de RVV of de BS. Impliciet hebben wij dan ook, toen wij in hoofdstuk 7 de RVV-groepen en in hoofdstuk 8 de Binnenlandse Strijdkrachten behandelden, al veel geschreven over door communisten bedreven illegaal werk. In deze paragraaf gaat het over iets anders, n1. over de illegale activiteit van de CPN als zodanig.
XCDie activiteit was begonnen (wij herhalen nu eerst enkele gegevens uit vorige delen) in de zomer van '40. Het Driemanschap waaraan de leiding was toevertrouwd (Paul de Groot, Lou Jansen, Jan Dieters), had toen eerst, tegen de achtergrond van het Duits-Russisch bondgenootschap, een poging ondernomen om een deel van de legale activiteit voort te zetten, o.m. door het opnieuw doen verschijnen van het dagblad van de partij, het Volksdagblad, en van het theoretisch maandblad, Politiek en Cultuur; in dat maandblad was een (vermoedelijk door de Groot geschreven) artikelopgenomen waarin het wenselijk was genoemd dat 'geen enkel gezag van de weggelopen regering' meer zou worden erkend, dat die regering 'tegenover Duitsland een waarlijke neutraliteit' zou betrachten en dat 'het Nederlandse werkende volk tegenover de Duitse bezetting ... een correcte houding (zou) aannemen'. Deze uitlatingen 94
hadden niet voorkomen dat beide bladen onmiddellijk werden verboden en dat de CPN spoedig, nl. eind juli '40, door de bezetter werd opgeheven. Nadien voerde de illegale partijleiding strijd op twee fronten: tegen de bezetter, en tegen Engeland en de daar gevestigde Nederlandse regering. Zo stond in no. 5 van De Waarheid, dat begin februari '41 uitkwam, te lezen: 'Engeland is even slecht als Duitsland ... Zeker, ons land moet van de Duitse overheersing worden bevrijd en daarvoor moet goed en bloed op het spel worden gezet. Doch niet voor de zaak van het Oranjehuis en wat er om heen hangt, die is de knoken van geen enkele Nederlander waard.'
XCDie aanvallen op Engeland en het Oranjehuis, welke het al vóór de bezetting bestaande isolement van de CPN hadden versterkt, werden na het begin van de Duitse invasie van de Sowjet-Unie (22 juni '41) prompt gestaakt. Bij tegenstanders van de CPN versterkte dat de overtuiging dat de partij haar beleid volledig liet bepalen door wat zij voor de belangen van de Sowjet-Unie hield of door wat haar wellicht zelfs aan directieven was overgebracht. Wat die directieven dan precies inhielden, weten wij niet - wèl dat de Groot (sterkste figuur in het Driemanschap) door de man die voor en na mei '40 de geheime radioverbindingen met Moskou onder zijn beheer had, Daniël Goulooze, beschouwd werd als een bekrompen fanaticus die alle gevoel miste voor wat de brede massa in N ederland bewoog.
XCBegin april '43 werden Jansen en Dieters door de SD gearresteerd; de Groot bleef op vrije voeten maar dook zo diep onder dat hij nadien geen deel meer had aan het illegale werk van de partij. Goulooze ontving toen uit Moskou het advies, een vertrouwde partijgenoot met de vorming van een nieuwe leiding te belasten. Hij koos hiervoor Jan Postma uit die sinds enkele maanden in Amsterdam districtsleider van de CPN was, en deze liet zich terzijde staan door de twee communisren met wie hij het nauwst had samengewerkt: W. F. Puister en F. Reuter.
XCPostma dacht ruimer dan de Groot en hij was in dat opzicht binnen de illegale CPN niet de enige gebleven; hij zocht meer aansluiting bij andersdenkenden. Dat laatste was trouwens in overeenstemming met wat Moskou wenste: de Russische partijleiding ging er in die tijd op aandringen dat de communistische partijen van bezet Europa zouden trachten, de dominerende factor te worden in nieuwe 'nationale fronten' - wat Nederland betrof, vergde zulks dat de CPN zich breder opstelde. Inderdaad, van Postma's hand verscheen in de herfst van '43 een bijdrage in een illegale brochure, Om Neêrlands toekomst, waarin hij o.m. opkwam voor 'het herstel van het rijk der Nederlanden in zijn volle omvang' 94
(daarbij werd bepleit dat Nederland nadien aan Nederlands-Indië eigener beweging de onafhankelijkheid zou schenken), 'met al zijn staatsinstellingen, zijn democratische grondwet, zijn gewetensvrijheid en al de rechten en vrijheden van zijn burgers.' In dat nieuwe Nederland moesten, betoogde hij, de arbeiders zich in één vakbeweging en één politieke partij veremgen.
XCMet die tactiekwijziging van de CPN hing samen dat de nieuwe partijleiding de sabotagegroepen, die tevoren actief waren geweest in een eigen organisatie: het Militair Contact, uit dat verband losmaakte en besloot dat wat nog van de groepen over was (onbarmhartig vervolgd door de SD, hadden zij, evenals trouwens de illegale CPN in het algemeen, zware verliezen geleden), in de RVV zou worden ingebracht door Gerben Wagenaar, die in de leiding van het Militair Contact had gezeten; Wagenaar werd zelf lid van de Raad van Verzet. Hij was in dat college de enige communist. Het feit evenwel dat De Waarheid alle van de Raad uitgaande oproepen overnam en regelmatig berichten publiceerde omtrent de activiteit van RVV-groepen, gaf menige buitenstaander de indruk dat de RVV bezig was, zich tot een communistische mantelorganisatie te ontwikkelen.
XCIn november '43 werden Goulooze en Postma door de SD gearresteerd. Het was toen Jaap Brandenburg, districtsleider van de CPN te Amsterdam ten tijde van de Februaristaking, die de leiding van de partij overnam, niet als eenling overigens. Hij nam in die leiding behalve Puister en Reuter ook A. J. Koejemans, F. Baruch, B. Gillieron en Wagenaar op. Koejemans werd hoofdredacteur van De Waarheid en liet zich daarbij door Baruch bijstaan, Puister en Reuter namen het organisatorische werk voor hun rekening, Gillieron zette de leiding van het Solidariteitsfonds, het onderlinge steunfonds van de partij, voort (en ging haar, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, in de herfst van '44 vertegenwoordigen in het bestuur van de Stichting I940-I945) en Wagenaar bleef lid van de Raad van Verzet. De nieuwe partijleiding kwam eens per week voor een nachtelijke vergadering bijeen - wij nemen aan dat daar wel aantekeningen zijn gemaakt althans van de genomen besluiten maar of die bewaard gebleven zijn, weten wij niet; zij zijn ons in elk gevalonbekend.
XCOm te beginnen willen wij er nu op wijzen dat die derde partijleiding, in tegenstelling tot de eerste (de Groot) en de tweede (Postma), geen directe verbinding had met Moskou. Wel te verstaan: in oktober' 44 werd, geheel buiten de Nederlandse regering om, met medewerking van de Britse geheime dienst een Russische geheime agent in bezet Nederland gedropt. Reuter geeft in zijn in '78 verschenen De Communistische Partij
van Nederland in oorlogstijd zijn naam op als Albert Blumer en vermeldt voorts dat deze via de in '42 in bezet Nederland gearriveerde Russische geheime agent Nico Kruyt (die in de herfst van '43 zijn verbindingen was kwijtgeraakt) in contact kwam met Brandenburg en dat zijn aankomst via Wagenaar en de Radiodienst van de RVVaan Londen (d.w.z. aan de Britse Intelligence) werd bericht. Blumer had, aldus Reuter, geen zender bij zich - men ging er een voor hem in elkaar zetten maar het apparaat was, toen de bevrijding kwam, nog niet gereed.
XCWij nemen aan (Reuter schrijft er niet over) dat Blumer een mondelinge boodschap uit Moskou heeft overgebracht; wat die inhield, weten wij niet, maar in elk geval konden Brandenburg en de zijnen uit de uitzendingen van Radio Moskou, die zij nauwlettend volgden, afleiden welke algemene koers door de Russische partijleiding wenselijk werd geacht. Inderdaad werd er in die uitzendingen impliciet nog steeds op aangedrongen dat de communistische partijen in elk bezet land moesten trachten een overheersende positie te krijgen in het geheel van de verzetsbeweging en dat zij er met name ook in de naoorlogstijd naar moesten streven dat er uiteindelijk in elk land slechts één arbeiderspartij kwam. De oprichting van die ene partij werd door Brandenburg en de zijnen in De Waarheid herhaaldelijk bepleit en daarbij stelden zij zich op het standpunt dat het onjuist zou zijn, onmiddellijk na de bevrijding tot de formele heroprichting van de CPN over te gaan - het denkbeeld evenwel, die formele heroprichting uit te stellen stuitte bij menige CPN' er op weerstanden; vooral in Amsterdam en in de Zaanstreek waren die sterk.
XCHoe kon men nu, als de CPN niet onmiddellijk werd heropgericht, diegenen bijeenhouden die communistisch dachten? Gemeend werd dat dit het beste kon geschieden door hen allen te groeperen rond De Waarheid. Dat betekende dat dit illegale blad legaal moest worden voortgezet. De eerste voorbereidingen daartoe waren al in de zomer van '43 gemaakt - Puister was het toen geweest die, aldus Reuter, 'met het lumineuze idee (kwam) om de naam van De Waarheid, die zo'n vertrouwde klank had gekregen, na de oorlog te handhaven, met de vooroorlogse naam: Volksdagblad voor Nederland, als ondertitel.'! Die ondertitel, ietwat uitgebreid: Volksdagblad voor bevrijd Nederland (daar was De Waarheid legaal gaan verschijnen), u/eekblad voor bezet gebied, werd van midden november '44 af aan de hoofdtitel van de illegale Waarheid toegevoegd en in die tijd kwam, zoals in hoofdstuk 6 vermeld, ook vast te staan dat
XC1 F. Reuter: De Communistische Partij van Nederland in oorlogstijd, p. 110.
De Waarheid na de bevrijding in verscheidene plaatsen vervaardigd zou worden bij bestaande krantendrukkerijen, in Amsterdam bij die van Het Algemeen Handelsblad. Dat werd als een noodoplossing gezien: de partijleiding wenste onafhankelijk te zijn (gelijk eveneens in hoofdstuk 6 al vermeld, weigerde zij ten behoeve van De Waarheid gelden van het Nationaal Steunfonds te aanvaarden) en richtte dus een fonds op, het Jan Postma-fonds, om gelden voor een eigen krantendrukkerij in te zamelen; ook kocht zij in de hongerwinter een handelsdrukkerij. In de visie van het partijbestuur was het van veel belang dat er nauwe banden waren ontstaan met twee andere, in Amsterdam verschijnende, illegale bladen: De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder beide bladen (van welke de oorspronkelijk louter voor studenten bedoelde Vrije Ka theder een meer algemeen karakter had aangenomen) werden geredigeerd door personen die communist waren dan wel in meerdere of mindere mate met het communisme sympathiseerden.
XCDan was er de vakbeweging. In zijn bijdrage in Om Neêrlands toekomst had Postma bepleit dat de communisten de oprichting van één vakbeweging zouden gaan nastreven. Wagenaar vertelde ons in ' 58 dat hij en Reuter daar tegenstander van waren geweest; zij beiden hadden gemeend dat communisten meer zouden kunnen bereiken als zij na de bevrijding zouden trachten, zich van de grootste vakcentrale: het NVV, meester te maken, maar dat denkbeeld was door Brandenburg, Baruch, Gillieron, Koejemans en Puister verworpen.' Inderdaad, het partijbestuur zette een stevige actie op touw om aanhangers te winnen voor het denkbeeld dat er na de bevrijding slechts één vakbeweging, de Eenheidsvakbeweging, zou zijn." De voorbereidingen daarvan werden aan drie communisten: Bertus Brandsen, Dries Kieburg en Berend Blokzijl, toevertrouwd. Zij begonnen in oktober '44 een illegale vakbondskrant uit te geven, Werkend Nederland, richtten, toen het denkbeeld bleek aan te slaan en er tal van plaatselijke EVB-comité's ontstonden (wij herinneren er aan dat er ook in het bevrijde Zuiden aanvankelijk veel steun was voor de daar opgerichte Eenheidsvakbeweging), een Voorlopig Landelijk EVB-comité op en kwamen in maart '45 met een 'Beginselverklaring' naar voren waaraan een uitgebreid 'Program van Aktie' was toegevoegd." 'Zou het zo zijn', zo heette het in de Beginselverklaring,
1 G. Wagenaar, I6 mei I958. 2 Ook tegenstander van de 'verzuiling', was er voorstander van dat er na de bevrijding slechts één vakbeweging zou komen, 'eenheid', zo schreef het blad in november '44, 'is een dringende noodzakelijkheid.' 72 (7 nov. I944), p. 4). 3 Exemplaar in RvO, Collectie brochures, I52.
'dat belangrijke delen der Nederlandse werknemers er ondanks de ervaringen van de vooroorlogsjaren de voorkeur aan mochten geven, zich opnieuw verdeeld naar geloof en politieke overtuiging te organiseren, dan zullen de EVB-comité's zeker niet als zoveelste vakcentrale daarnevens optreden. Zij zouden zich in de andere vakcentrales oplossen en hun leden zouden binnen het kader daarvan hun pogingen voortzetten, de noodzakelijke eenheid te bevorderen.'
XC'Wij stellen ons voor', stond ook nog in de Beginselverklaring, 'dat de eenheidsvakbeweging op politiek-neutrale grondslag zal worden georganiseerd.' In werkelijkheid was van politieke neutraliteit geen sprake: de Eenheidsvakbeweging was door communisten voorbereid en de Beginselverklaring door Koejemans, hoofdredacteur van De Waarheid, geschreven.
XCNiet minder bedriegelijk was het dat, in opdracht van het partijbestuur, door communisten de oprichting van een organisatie voor de jeugd werd voorbereid die zich, schijnbaar even 'neutraal', 'Algemeen Nederlands Jeugdverbond' zou gaan noemen.
XCDe hoopvolle visie van waaruit de partijleiding bij dat alles handelde, is door het toenmalig bestuurslid Reuter duidelijk uiteengezet. 'Ook al was', schrijft hij,
XC'de CPN als zodanig blijven bestaan, en al hadden we het verschijnsel niet gestimuleerd, er was bij ons zoiets als een Waarheid-beweging gegroeid, die beslist niet samenviel met de vooroorlogse partij. We waren een massabeweging geworden, verankerd in alle lagen van de bevolking. Onze hechte banden met de arbeiders kwamen tot uitdrukking in ons werk voor een nieuwe vakbeweging. De contacten met kunstenaars en intellectuelen waren stevig gefundeerd op de banden met De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder. We steunden elkaars werk en het wederzijds respect en vertrouwen was volledig. Maar ook bij middenstanders en kleine fabrikanten was ons aanzien sterk gestegen. Menigmaal hebben we uit die kringen hulp en ondersteuning gekregen.
XCTegen deze toch wel gecompliceerde achtergrond was het niet eenvoudig om te bepalen in welke richting we moesten denken en werken. Het zijn vooral Brandenburg, Koejemans en Baruch geweest die het leeuwendeel verrichtten om tot een duidelijke formulering te komen van de positie van de partij, overigens zonder de opvattingen van anderen te negéren. We gingen ervan uit dat onze nieuw verworven aanhang voornamelijk bestond uit vroegere sociaal-democraten, politiek ongeïnteresseerden en vooral jongeren - groepen met weinig of geen theoretische scholing en ideologisch inzicht. Als we ten aanzien van hen de vooroorlogse maatstaven zouden aanleggen, zoals op het gebied van discipline, zouden er alleen maar schrikreacties volgen. We waren van mening dat we deze groepen soepel moesten opvangen, maar wel met ideologische scholing moesten beginnen .... In onze diepgaande discussies over deze problematiek kwamen we
tot de conclusie dat het onverstandig zou zijn om de in de oorlog gegroeide Waarheid-beweging na de bevrijding los te laten. Die moest blijven bestaan, en daarbinnen zou de partij kunnen opereren, met andere eisen en maatstaven. Uit deze visie mag al wel blijken dat opheffing van de partij toen geen serieuze gedachte is geweest. Maar ook was er geen sprake van het loslaten van het klassestandpunt. De weg die we voor ons zagen, zou naar één socialistische partij leiden."
XCUit deze gedachtengangen vloeide voort dat de illegale CPN binnen de illegaliteit zo nauw mogelijk met (in sommige opzichten) gelijkgezinde groeperingen moest samenwerken (binnen de Grote Adviescommissie der Illegaliteit dus met de overige leden van de linkersectie), dat zij in het algemeen zo weinig mogelijk aanstoot moest wekken" maar dat zij tegelijkertijd in haar eigen zelfstandige actie aansluiting moest zoeken bij wat, naar zij meende, in grote bevolkingsgroepen leefde. In dat kader trachtte zij in de hongerwinter de vrouwen in de arme stadswijken in beweging te krijgen: dezen werden opgeroepen om samen met hun kinderen 'hongeroptochten' te houden naar de gemeentehuizen waar aangedrongen zou worden op hogere rantsoenen. In Schiedam vonden twee van zulke door communisten georganiseerde hongeroptochten begin januari plaats, in Amsterdam waren er optochten in februari, in Zaandam werd in die tijd, toen De Waarheid tot een hongeroptocht had opgeroepen, door alle andere illegale bladen daartegen gewaarschuwd: de gemeentebesturen hadden immers niets te zeggen over de hoogte der rantsoenen.
, F. Reuter: p. I14-I5. 2 Aan vallen op het Huis van Oranje werden zorgvuldig vermeden, wèl maakte bezwaar tegen de benoeming van prins Bernhard tot 'Opperbevelhebber der Neder landse binnenlandse strijdkrachten'. 'Voorzover wij weten, is', schreef het blad, 'omtrent (die) benoeming ... geen enkel overleg met de verzetsbeweging in ons land gepleegd' (inderdaad was, zoals wij in deel 10 a vermeldden, de benoeming bekend gemaakt nog voordat enig antwoord was ontvangen op terzake naar bezet gebied gestuurde telegrammen) 'en voor een benoeming op zulk een belangrijke post had dit toch wel mogen geschieden. Waarom, zo vraagt men zich af, werd er niet naar gestreefd, aan het hoofd der Binnenlandse Strijdkrachten een persoon te plaatsen die uit de verzetsbeweging zelve is voortgekomen of deze althans van nabij kent? ... Getuigt het bovendien wel van tact tegenover ons volk, dat zoveel onder de Duitsers heeft geleden, aan het hoofd van het binnenlands verzet een persoon te plaatsen wiens eigen Duits verleden nog slechts betrekkelijk kort achter hem ligt en die zelfs onze eigen landstaal gebrekkig spreekt? Hebben geen dynastieke belangen de doorslag gegeven boven het streven naar een zo groot mogelijke nationale eenheid van het verzet?' 20 sept. 1944, p. 6)
XCWij keren nog even terug naar de geciteerde passage uit Reuters herinneringen. De na de bevrijding te volgen tactiek werd daarin ons inziens het duidelijkst aangegeven in de formulering dat de Waarheid-beweging 'moest blijven bestaan, en daarbinnen zou de partij kunnen opereren' - met andere woorden: in de actie naar buiten moest het ex-illegale blad dat veellezers had gevonden buiten de rijen der communisten (en ook wel door niet-communisten werd verspreid), centraal staan maar binnen 'de Waarheid-beweging' (beweging van communisten en, zo werd gehoopt, 'vroegere sociaal-democraten, politiek ongeïnteresseerden en vooral jongeren') diende de CPN de politieke richting en de daaruit voortvloeiende parolen aan te geven. 'We waren van mening', aldus Reuter, 'dat we deze groepen soepel moesten opvangen maar wel met ideologische scholing moesten beginnen.'
XCDie scholing ving aan met een illegaal blad, Scholing en Strijd, waarvan onder redactie van Baruch drie nummers werden uitgegeven: twee in maart, één in april '45. Die nummers stonden op grondslag van het Marxisme in de vorm waarin het door Lenin en 'op onnavolgbare wijze' (aldus no. I) door Stalin was ontwikkeld I: er moest gestreefd worden naar een klassenloze maatschappij, de strijd daarvoor was zaak van de arbeidersklasse en haar voorhoede, de Communistische Partij, en die strijd zou 'noodzakelijkerwijze' (aldus een citaat uit Marx) leiden tot 'de dictatuur van het proletariaat' .2 Vóór de vestiging van die dictatuur diende gebruik te worden gemaakt van de kansen welke de 'burgerlijke democratie' bood,
XC'de mogelijkheid is verder niet uitgesloten dat de overgang naar het socialisme een meer geleidelijk karakter zal aannemen. Immers, met de uitbreiding en verdieping van de staatkundige demoeratie zullen ook de staatsinstellingen zelf (politie, leger, de regeringsbureaucratie, enz.) een meer democratisch karakter aannemen en tot belangrijke instrumenten bij het terugdringen van de invloed der reactie kunnen worden. Met behulp van de staat zouden aan de monopolisten stap voor stap hun posities ontrukt kunnen worden. Door de geschiedenis zou daarmee aan de burgerlijke demoeratie een geheel nieuwe taak worden toegewezen"
XCvan principiële aanvaarding van de parlementaire demoeratie was in dat
XC1 Scholing en Strijd, I, p. 5. 2 A.v., 3, p. 7. 'A.v.,
alles geen sprake. Blind voor de werkelijkheid van de onbarmhartige en bloedige dictatuur die in de Sowjet-Unie al meer dan twintig jaar lang door de communistische partij werd uitgeoefend, noemde Baruch het 'bekend, dat de consolidatie der socialistische orde in de Sowjet-Unie in 1936 de invoering van een nieuwe grondwet heeft mogelijk gemaakt, die een volledige demoeratie voor de gehele bevolking betekent.' 'Ook in andere opzichten werd de Sowjet-Unie geprezen: zij had de oorlog 'een ander gezicht, een ander karakter gegeven', toen zij, 'anti-imperialistisch als zij is, in het strijdperk tegen Hitler trad."
XCGeheel in de lijn van de beschouwingswijze waarbij de Tweede Wereldoorlog tot 22 juni' 41 louter een 'imperialistische oorlog' zou zijn geweest, werden het beleid dat de Groot, Jansen en Dieters in de eerste maanden van de bezetting hadden gevoerd, en met name ook het 'veel besproken artikel in het tijdschrift Politiek en Cultuur' krachtig verdedigd: 'Het belang van het Nederlandse volk (eiste)', aldus Scholing en Strijd over de situatie in de zomer van '40,
XC'dat voor wat Nederland betreft, de vrede zo snel mogelijk hersteld werd. Erkenning van de naar Londen geëmigreèrde regering was dan ook op dat ogenblik niet mogelijk, daar deze (objectief gesproken) de Engels-Nederlandse imperialistische belangen verdedigde en van geen vrede weten wilde ... Snelle beëindiging van de oorlog - dat was het belang van het volk. Desnoods zou men een afzonderlijke vrede hebben moeten sluiten"
XCwaarmee, curieus genoeg, de redactie van het scholingstijdschrift van de illegale CPN zich begin '45, in een terugblik op wat in de zomer van '40 was geschied, op het kwalijke, van alle begrip voor het nationaal-socialisme gespeende standpunt plaatste dat de defaitistische minister-president de Geer in juli-augustus '40 in Londen had ingenomen.
XCIn het kader van de bewapening van de BS waren wapens in handen gekomen van communisten. In hoofdstuk 7 wezen wij er al op dat dat feit hier en daar tot bezorgdheid had geleid. Wij gaven daar enkele voorbeelden van. De Haarlemse substituut-officier van justitie, mr. N. J. G. Sikkel (hij werd eind november benoemd tot commandant van
I A.V. 2 A.V., I, p. 12. 'A.v., 2, p. 7-8.
de BS, Strijdend Gedeelte, in het gewest Noord-Holland Zuid), schreef begin oktober aan zijn zwager Gerbrandy dat zich in de RVV 'lieden' bevonden 'die slechts beogen, na de bevrijding en na het vertrek der Geallieerde strijdkrachten de communistische eisen kracht bij te zetten door stemmen-aantal en, misschien, door wapengeweld'; Rombout, voorzitter van de Top van de Landelijke Knokploegen, sprak zich begin november in een brief aan van Bijnen tegen diens samengaan met de RVV uit, 'de leiding van de RVV is', schreef Rombout, 'in handen van overtuigde communisten die, zeker, in volle overtuiging de oorlog hebben verklaard aan het nationaal-socialisme doch slechts om ons daarvoor in de plaats te geven een minstens even gevaarlijke vorm van dictatuur', en het Centraal Bureau van de LO berichtte op 10 november aan de leden van de Top, 'dat de CPN grote gewapende groepen heeft.'
XCMen kan zich indenken dat personen die er zo over dachten, bepaald gealarmeerd werden door het feit dat namens de twee communisten die voor de RVVaanwezig waren in de vergadering van de Delta-Amsterdam welke op 17 november plaatsvond, door één hunner werd verklaard dat hij het er 'zonder meer niet mee eens (was) dat de wapens na uur U' (d.w.z. na de bevrijding) 'onmiddellijk zouden moeten worden ingeleverd wanneer de wettelijke regering hiertoe order gaf.'
XCHet zijn wellicht deze verklaring, wellicht ook andere mededelingen van dien aard, misschien tevens een in november verschenen beschouwing in De Waarheid geweest waarin geprotesteerd werd tegen de Gaulle's eis dat de Franse illegale groepen hun wapens zouden inleveren 1, die het College van Vertrouwensmannen deden besluiten, via de Contact-Commissie aan alle illegale groepen de vraag voor te leggen of zij wilden verklaren dat zij, als de regering daar na de bevrijding bevel toe zou geven, onmiddellijk hun wapens zouden inleveren. Stellig dachten de Vertrouwensmannen daarbij ook aan wat in november in België was gebeurd waar een overeenkomstig bevel tot ernstige troebelen had geleid.95
I 'De ontwikkeling van Frankrijk naar een hogere vorm van demoeratie staat', had geschreven, 'op het spel. De verzetsbeweging aldaar, die tot een brede massabeweging is geworden, vertegenwoordigt de gewapende macht van het volk.' IS nov. 1944, P.4) 'Wij hebben ons even verbaasd', zo reageerde 'Niet lang, en toen nuchter geconstateerd dat de communisten blijkbaar minder hebben geleerd dan wij dachten ... Dit soort demoeratie is vorm, het is zelfs geen vorm, Wat hier als demoeratie wordt aangeprezen, is dictatuur. Wat hier bedoeld wordt, is dictatuur van het proletariaat, ook al heet dat voorlopig 'verzetsbe weging'.' V, 6 (I dec. 1944), p. 4)
De door de Vertrouwensmannen gevraagde verklaring nu werd door de groepen van de linkersectie geweigerd, 'omdat men dat', aldus later van Randwijk,
XC'eenvoudig buiten de orde vond. Men stond op het standpunt: wij vechten niet voor ons plezier en dat inleveren komt later wel. Wij hadden natuurlijk niet de bedoeling die wapens te houden, maar er werd geen antwoord gegeven.'1
XCHet uitblijven van dat antwoord versterkte de beduchtheid voor wat de CPN rechtstreeks, eventueel via groepen van de RVV, van plan was. Door de bezetter werd die beduchtheid aangewakkerd: met uitzendingen van een 'zwarte zender' die communistische parolen verkondigde, met Z.g. illegale pamfletten waarin diezelfde parolen voorkwamen, en met reclameploegen die's nachts in de grote steden in het westen des lands met rode verf het hamer- en sikkel-symbool op muren aanbrachten.
XCWij herinneren er aan dat de genoemde beduchtheid ook bij prins Bernhard bestond: midden februari had hij in een door hem geschreven concept voor een telegram aan kolonel Koot de zin opgenomen: 'Ben uitermate verontrust omtrent berichten bewapening CPN met door ons afgeworpen materiaal' - Koot had geantwoord, dat hij die beduchtheid niet deelde.
XCIn Londen werd op grond van verscheidene binnengekomen berichten en mededelingen van Engelandvaarders al vóór september '44 door menigeen verondersteld dat het communisme na de bevrijding een belangrijk grotere aanhang zou blijken te bezitten dan vóór de bezetting (in '37, bij de laatste algemene verkiezingen, had de CPN 3112 % van alle stemmen verworven). Na september '44 werd gemeend dat die aanhang in het bevrijde Zuiden inderdaad veel groter was geworden - de communisten-zelf hadden, schreef Meyer Sluijser in februari '45 uit Eindhoven" in een nota.', tegen de officier van het Militair Gezag die de papiertoewijzingen voor De Waarheid regelde, gezegd, 'dat als zij vandaag verkiezingen konden houden, zij met 30 % uit de bus zouden komen. Dat lijkt me', had Sluijser toegevoegd, 'nogaloverdreven maar het geeft wel een beeld van hun groei."J.
1 Getuige H. M. van Randwijk, dl. VII c, p. 145. 2 Sluijser bevond zich daar om de verschijning van het sociaal-democratische dagblad voor te bereiden. 3 M. Sluijser: 'Nota voor de heren Albarda, van den Tempel en Burger', 12 febr. 1945 (Collectie-dr. van den Tempel, IX (RvO)). 4 Tegelijk met die nota kreeg Sluijsers echtgenote een bericht van haar man dat hij had vernomen dat de
XCVerschillende berichten omtrent die groei hadden ook koningin Wilhelmina verontrust. Op I maart '45 noteerde zij in haar dagaantekeningen als punt dat zij met een der ministers, vermoedelijk de minister van oorlog (dat was toen J. M. de Booy ad interim), wilde bespreken:
XC'Welke afspraken wij moeten maken om in ieder geval baas in eigen huis te zijn en blijven, dus een toestand als in Griekenland te voorkomen. Weten wij genoeg af van de afspraken in dezen van de 3 groten?
XCWanneer komt de rode uitbarsting, wat gaan wij daartegen doen, welke reacties zijn te verwachten bij het wèldenkende deel?"
XCde koningin hield er blijkbaar rekening mee dat het tot een tweede, wellicht gevaarlijker 'november '18' zou komen. Zij was daar natuurlijk niet zeker van. Voor een onderhoud met Neher die in verband met de wapenstilstandsbesprekingen naar Londen was gekomen, noteerde zij eind april als vraag: 'Zijn com[munisten] van plan te grijpen n[aar] de macht en hun wapenen niet anders in te leveren dan na voldoening aan hun eisen ?'2
XCEr is een enkele aanwijzing dat de koningin (naar wij vermoeden: in de hoop, aldus de CPN ietwat in het gareel te krijgen) in die tijd overwoog, te bevorderen dat de partij vertegenwoordigd zou worden in het eerste na de bevrijding te vormen kabinet. Van der Gaag, die haar in januari '45 bezocht als afgezant van het College van Vertrouwensmannen (meer hierover in het volgende hoofdstuk)" stelde haar, zo deelde zij ons in '56 mee, de vraag of zij bereid was, communisten in het bedoelde95
vroegere fractievoorzitter van de CPN in de Tweede Kamer, Lau de Visser, die in de zomer van '41 door de SD was gearresteerd en in Neuengamme was opgesloten, aldaar nog in leven was (de Visser is na de evacuatie van Neuengamme omgekomen bij de ramp van de 'Cap Arcana' waarop wij in hoofdstuk IS terugkomen). 'Zoëven', schreef Albarda op 13 februari aan van den Tempel, 'ontving ik van mevr. Sluijser een verontrustende tijding, nl. dat ... onze vriend Lou de Visser springlevend is! Dit maakt (als het waar is) de vooruitzichten niet vrolijker.' (a.v., VIII) 1 Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekening', I maart 1945 (archief kab. der konin gin). 2 A.v., Z.d. (eind april 1945). 3 Op verzoek van het partijbestuur van de CPN nam van der Gaag, toen hij naar het bevrijde Zuiden vertrok, ten behoeve van de daar door de communist W. van Exter opgerichte 'Cornmunistische Partij Bevrijd Gebied' nummers van en van andere communistische uitgaven mee, o.m. van 'Bij zijn terugkeer', aldus Reuter, 'gaf van Exter van der Gaag de volgende boodschap mee: 'Wij' (de illegale CPN-leiding) 'moesten er rekening mee houden dat de Groot als deserteur moest worden beschouwd' ... Het bericht werd natuurlijk in de leiding besproken maar uiteindelijk voor kennisgeving aangenomen.
kabinet op te nemen. 'Die meneer vertrouwde ik niet', voegde zij er toen aan toe. 'Hij was een communist' (dat was van der Gaag bepaald niet)
XC'en ik vond zijn vraag niet behoorlijk. Hiermee kwam hij op een terrein dat bij uitstek mijn eigen domein was. Hij wilde me eigenlijk forceren. Ik zei dat ik op zijn vraag natuurlijk geen antwoord kon geven want dat zou betekenen dat ik vooruitliep op de toekomst, in het bijzonder op de adviezen die ik nog moest ontvangen."
XCIs die vraag inderdaad door van der Gaag gesteld? Hij heeft het in '8 I ontkend." Hoe dat zij, het punt of communisten in de regering moesten worden opgenomen, bleef de koningin bezighouden. Voor een bespreking met de minister van handel, nijverheid en landbouw in het derde kabinet-Gerbrandy, drs. J. H. Gispen, noteerde zij op 9 april: 'bespreking met team, hoe denkt dit over Communist aan j ust[itie 1 ?'3 - wij vermoeden dat het de bedoeling van de koningin was dat Gispen dit denkbeeld aan zijn ambtgenoten zou voorleggen. Nadere gegevens terzake ontbreken.
XCHetzelfde geldt voor een door Reuter vermeld gebeuren: dat nl. het bestuur van de illegale CPN, na een voorafgaand gesprek van Koejemans en Reuter met Drees (meer hierover in het volgende hoofdstuk), 'een uitnodiging (ontving) om een communistische afvaardiging voor consultatie met de koningin naar Engeland te sturen' - een uitnodiging die, als het relaas juist is, slechts van de koningin afkomstig kan zijn geweest. Brandenburg en Koejemans werden als afgevaardigden aangewezen en nadat de Vertrouwensmannen zich bereid hadden verklaard, hun overtocht te organiseren, begaven de voorzitter van de illegale CPN en de hoofdredacteur van De Waarheid zich per .fiets naar de Biesbos. 'Ze hebben daar', aldus Reuter,
XC'enkele nachten lang op het seintje gewacht, maar steeds was het weer iets andersJ.
Jaap' (Brandenburg) 'stelde dat het wel gek was dat de Groot elk contact schuwde, maar aan de andere kant het bericht niet objectief hoefde te zijn: het was bekend dat van Exter al voor de oorlog de pest aan de Groot had gehad.' (F. Reuter: p. 105-06) I Koningin Wilhelmina, 17 maart 1956. 2 Na lezing van het concept voor dit hoofdstuk berichtte hij ons dat hij er geen enkele herinnering aan had dat hij de weergegeven vraag aan de koningin zou hebben gesteld en het voor uitgesloten hield dat hij dat zou hebben gedaan. (brief, 4 okt. 1981, van van der Gaag) , Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekening', 9 april 1945·
waardoor het niet-door kon gaan. Uiteindelijk keerden ze onverrichterzaketerug. Jaap heeft zich tegenover mij wel uitgesproken dat hij het sterke vermoeden had dat er sabotage in het spel was geweest'
XCReuter dacht daarbij aan 'de reactionaire kringen van de OD', ook aan 'anderen die geen enkele verzetsactiviteit hadden ontwikkeld maar nu op de stoep van Londen stonden te dringen', tenslotte aan 'de vertegenwoordigers van grote ondernemingen" - wij achten het, aangenomen dat Reuters mededelingen juist zijn, niet uitgesloten dat het de organisatoren van de crossings zijn geweest die er niet voor gevoeld hebben, twee vooraanstaande communisten als passagiers mee te nemen: zij voelden zich nauw verbonden met de hoofdzakelijk uit gereformeerden bestaande groep-'Albrecht' en met de Knokploegen. Geen van beide groeperingen had enige behoefte, in het politieke vlak bijstand te verlenen aan communisten en vooral de Knokploegen stelden zich er in de eerste maanden van '45 op in dat zij, mocht dat nodig zijn, na de bevrijding aan de CPN de pas zouden afsnijden. In hun kringen was in de hongerwinter bepaald grote beduchtheid gegroeid voor hetgeen communisten rechtstreeks en via de RVV konden gaan ondernemen.
XCDie beduchtheid nu was een van de factoren geworden die de in de illegaliteit bereikte samenwerking van eind september '44 af zwaar op de proef stelden.
XCOver de oprichting, in juli '44, van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit en de Contact-Commissieschreven wij al in de delen 7 en 9 van dit werk. Wij herhalen daaruit dat de impuls om tot deze vorm van bundeling van illegale groepen over te gaan, uit Londen kwam en dat hij uitging van koningin Wilhelmina. Zij zag de illegaliteit als de kracht die samen met haar een 'vernieuwd' Nederland moest doen ontstaan en zij rekende er op dat die illegaliteit dus bereid zou zijn, haar
I F. Reuter: p. lI8. 2 De term 'Contact-Commissie' is van juli '44 af gebruikt, de term 'Grote Adviescommissie der Illegaliteit' pas na de bevrijding maar terwille van de duidelijkheid willen wij, zoals wij ook in de voorafgaande hoofdstukken al hier en daar deden, in onze beschrijving van wat van juli '44 tot de bevrijding is geschied, ook die tweede term van meet af aan gebruiken.
te steunen in haar verzet tegen het in Londen treffen van een regeling voor het noodparlement en haar zou willen adviseren bij de vorming van het eerste naoorlogse kabinet. Uit dit streven van de koningin was in maart '44 voortgevloeid dat via de Zwitserse Weg een boodschap naar bezet gebied was gezonden 1 waarin uitdrukking was gegeven aan haar hoop, 'dat te zijner tijd een Comité van Advies zal samengesteld zijn door de samenwerking van Vaderlands Comité, OD, Vrije Pers, en andere vertegenwoordigers van illegale bewegingen'; toen die boodschap geen resultaat had gehad, liet de koningin met instemming van Gerbrandy op 8 juni '44 (twee dagen na D-Day) het volgende codetelegram" uitgaan naar de geheime agent A. W. M. Ausems die begin '44 aan Jan Thijssen was toegevoegd:
XC'Namens koningin en minister-president, met referte dezerzijds aan in maart bekend gemaakte richtlijnen van Hare Majesteit wordt thans meegedeeld dat de koningin het als noodzakelijk ziet, dat een coördinatie tot stand komt van alle ondergronds werkende groepen. De samenstelling van de hieruit te vormen groep van voormannen dient op zo breed mogelijke basis te geschieden. Deze groep, zodra gevormd, zal bij een eventueel vacuüm opdracht krijgen, één of meer personen aan te wijzen om op te treden als tijdelijke vertegenwoordiger(s) der regering ... tot de aankomst van de vooruit te zenden ministers, die als kwartiermakers zijn te beschouwen, en van het Militair Gezag. De organisatie en technische uitvoering der ordehandhaving blijft echter opgedragen aan de daarvoor dezerzij ds reeds aangewezen dienst. 3 In de eerste tijd na de bevrijding zal bedoelde groep door de Kroon verzocht worden, Haar van advies te dienen. De koningin heeft de overtuiging dat de coördinatie op deze basis naast andere een goed middel vormt om wensen en strevingen van het Nederlandse volk tot uiting te brengen in de tijd dat nog geen noodvolksvertegenwoordiging werkt. Hoe kort deze tijd ook dure, het is niettemin zaak een dergelijke gelegenheid te scheppen. Slechts door eenheid kan in de eerste kritische ogenblikken na de bevrijding de basis gelegd worden voor de gemeenschappelijke oplossing der toekomstige problemen.'
XCDit klemmende beroep dat de koningin op 'alle ondergronds werkende groepen' deed, leidde er toe dat, in aanwezigheid van Ausems, op 3 juli '44 onder voorzitterschap van Neher in Amsterdam een vergadering plaatsvond waarin (op grond van de overweging dat frequente illegale samenkomsten van grote omvang uit veiligheidsoverwegingen moesten worden vermeden) na lange discussies werd besloten, een Contact
1 Tekst: dl. VII b, p. 30. 2 Tekst: a.v., dl. VII a, p. 289. 3 De OD.
Commissie op te richten die vijfleden zou tellen: een vertegenwoordiger van het Vaderlands Comité (Drees, ter vergadering aanwezig), een vertegenwoordiger van de OD (Caljé, ook ter vergadering aanwezig) en drie vertegenwoordigers van de overige illegale organisaties welke, naar een grove politieke indeling, ter vergadering in drie secties werden ingedeeld: de linkersectie, de middensectie, de rechtersectie. Tot de linkersectie rekenden zich de RVV, vier illegale bladen die een eigen vertegenwoordiger ter vergadering hadden: Het Parool, Vrij' Nederland, Je Maintiendrai en De Waarheid, en werden vijf illegale bladen gerekend die ter vergadering door anderen waren vertegenwoordigd: Ons Volk " Chris tofoor. Katholiek Kompas, De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder. Tot de middensectie werden gerekend het Nationaal Comité van Verzet, het Nationaal Steunfonds, de Zeemanspot, het Medisch Contact, het Studentenverzet en de Persoonsbewijzencentrale: zes illegale groeperingen die ter vergadering een gemeenschappelijke vertegenwoordiger hadden, nl. Neher. Tot de rechtersectie rekenden zich: Trouw, het Schoolverzet, de LKP en de LO.
XCVoor elk van die drie secties moest ter vergadering een lid van de Contact-Commissie worden aangewezen. Dat werd voor de linkersectie Jan Meijer uit de groep van Het Parool, voor de middensectie de enige vertegenwoordiger die er was: Neher, voor de rechtersectie Bruins Slot, hoofdredacteur van Trouw; diens aanwijzing ging van de zijde van de ter vergadering aanwezige vertegenwoordiger van de LO: Pruys, voorzitter van de Top der LO, met grote aarzeling gepaard. De LO was de veruit grootste illegale organisatie in den lande - eigenlijk had zij er recht op, een lid voor de Contact-Commissie te leveren, maar Neher, terdege beseffend dat de commissie een in politiek opzicht uiterst belangrijk orgaan zou worden, wilde als vertegenwoordiger van de middensectie niet plaatsrnaken voor Pruys en in de rechtersectie stond Pruys als eenling tegenover Bruins Slot en de vertegenwoordiger van de LKP, Johannes Post, die bepaald wenste dat Bruins Slot, gereformeerd en antirevolutionair, de rechtersectie zou gaan vertegenwoordigen - Pruys had tenslotte de LO in de door Bruins Slot te vertegenwoordigen rechtersectie ondergebracht onder het voorbehoud dat zulks door de Top van de LO zou worden goedgekeurd (hetgeen geschiedde).
XCMag men de tot stand gekomen bundeling als een bundeling van de illegaliteit aanduiden? In deel 7 wezen wij er op dat dat te ver zou gaan. Van de landelijke illegale opiniebladen ontbraken o.m. Ons Vrije Neder
XCI Dit illegale blad is spoedig tot de middensectie toegetreden.
land (gereformeerd), Siaet op den Trommele (liberaal), De Vonk (links-socialistisch) en de meer neutrale bladen De Ploeg en De Toekomst. Vertegenwoordigd waren het verzet van het christelijk bijzonder onderwijs (door het Schoolverzet), het verzet van de vroegere democratische politieke partijen (door het Vaderlands Comité, dat via Drees in contact stond met het Politiek Convent), het medisch verzet (door het Medisch Contact) en het universitair verzet (door het Studentenverzet waaraan spoedig het Hooglerarencontact werd toegevoegd), doch de sectoren van de spionage, de 'pilotenhulp', de plaatselijke illegale nieuwsbladen en de illegale bellettrie waren niet vertegenwoordigd en wat de hulp aan onderduikers betrof, niet de Vrije Groepen en de TD-groep. Naar de stand van zomer '44 was in de gerealiseerde bundeling misschien tweederde tot driekwart vertegenwoordigd van allen die in die tijd in vaste georganiseerde verbanden illegaal actief waren en van die vertegenwoordigde illegale werkers behoorden er evenveel tot de organisaties van de rechtersectie als tot die van de linker- en de middensectie samen.
XC'Dat begrip 'vertegenwoordigd' moet men overigens', schreven wij in deel 7, 'met een korrel zout nemen: het bestaan van de Contact-Commissie was slechts aan de toppen van de illegale organisaties bekend en wanneer door die commissie een bepaalde beslissing moest worden genomen, dan werd slechts door zeer weinigen bepaald wat de betrokken organisatie aan haar sectievertegenwoordiger als 'haar' standpunt zou meedelen. Al die 'stemmen' telden even zwaar: de stem van de LO die dertienduizend illegale werkers omvatte, had hetzelfde gewicht als die van het Hooglerarencontact waarin enkele tientallen universitaire docenten samenwerkten, en als die van de groep van Katholiek Kompas die de uitgave van haar illegaal blad gestaakt had' (en dus eigenlijk ten onrechte vertegenwoordigd was geweest op de vergadering van 3 juli). Intussen, zo schreven wij verder: 'de onvolkomenheden en onevenwichtigheden die (ons inziens: onvermijdelijk) in de totstandgekomen bundeling van de illegaliteit voorkwamen, maakten het feit niet ongedaan dat de bundeling op zichzelf van grote betekenis was. Ten eerste werd de illegaliteit als potentiële politieke factor geconstitueerd; ten tweede mocht men aannemen dat het regelmatige onderlinge contact, veel breder dan in de Kern het geval was, het illegale werk ten goede zou komen; ten derde leek de OD na een politieke worsteling die bijna drie jaar geduurd had, vast in een groter geheel ingevoegd, en ten vierde had de illegaliteit een hechte verbinding gekregen met het meer traditionele, politiek ervaren Nederland waaruit het Vaderlands Comité voortgekomen was.'
XCMet dat al leidde het op 3 juli in Amsterdam bereikte resultaat toch
wel tot onbehagen: onbehagen bij de LO die het gevoel had, er bekaaid te zijn afgekomen, èn onbehagen bij de linkersectie die vreesde, in de Contact-Commissie veroordeeld te zijn tot de rol van permanente minderheid. Jan Meijers beduchtheid was dat hij op punten waarop het naar de mening van de linkersectie voor de toekomst aankwam, Caljé, Bruins Slot, Neher, en misschien ook Drees, tegenover zich zou vinden. In de visie vooral van Het Parool en Vrij"Nederland zag de Contact-Commissie er uit als een orgaan waarvan door de meeste leden nogal traditioneel werd gedacht en waar men niet op steun mocht rekenen voor denkbeelden die in de richting van een radicaal 'vernieuwd' Nederland gingen. Die visie bepaalde de tactiek die de linkersectie ging volgen: systematisch zou worden getracht, te voorkomen dat de Contact-Commissie zèlf bepaalde standpunten zou innemen.
XCDat leidde al onmiddellijk tot een scherp conflict.
XCOp 7 juli kwam de commissie voor de eerste maal bijeen - Ausems die op 3 juli had gezegd dat hij voortaan graag de vergaderingen zou bijwonen, was er niet voor uitgenodigd en werd ook verder geweerd: men had geen enkele behoefte aan zijn aanwezigheid, hetgeen Ausems bitter teleurstelde. Op 7 juli werd afgesproken dat Drees als voorzitter zou optreden en werd voorts van gedachten gewisseld over de eerste reactie die naar Londen zou uitgaan in antwoord op het telegram van 8 juni. Daarbij bleek dat Jan Meijer de enige was die, beseffend dat zulks de illegaliteit een taak van kardinale betekenis zou geven, er zich mee kon verenigen dat de door de koningin gewenste 'groep van voormannen' bij een eventueel 'vacuüm' één of meer tijdelijke regeringsvertegenwoordigers zou aanwijzen (hij dacht daarbij speciaal aan de in '4I afgezette commissaris der koningin in de provincie Utrecht, L. H. N. Bosch ridder van Rosenthal, die nauwe banden had met Het Parool en zich in februari-maart '44 veel moeite had gegeven, een coördinatie van de illegaliteit tot stand te brengen) - voorzitter Drees, Bruins Slot, Caljé en Neher meenden daarentegen dat het aanwijzen van één of meer tijdelijke regeringsvertegenwoordigers wezenlijk zaak was van de regering. In de tweede vergadering, I4 juli, zei Jan Meijer dat zijn inzicht gedeeld werd door alle groepen van de linkersectie; de commissie werd het wéér niet eens. Ondanks Meijers protest nu werd besloten het volgende antwoordtelegram naar Londen te doen uitgaan 1 :
XC'Ondergrondse groeperingen op zeer brede basis hebben, erkentelijk voor
vertrouwen, op practische gronden een Contact-Commissie, CC, ... gevormd voor tijd aan bevrijding voorafgaande en vacuüm. Een uitgebreider adviescommissie voor tijd na bevrijding wordt voorbereid.
XCNa overleg met ondergrondse groeperingen zou meerderheid CC eerbiedig in overweging willen geven aanwijzing .door de Kroon van één regeringsvertegenwoordiger en één of meer plaatsvervangers voor geval van ontstentenis. Mocht evenwel de Kroon voorkeur blijven geven aan aanwijzing in Nederland, dan zal Contact-Commissie na bekomen opdracht tot aanwijzing van één of meer regeringsvertegenwoordigers overgaan, evenzo, indien de nood dringt en nog geen beslissing van de Kroon is ontvangen.'
XCMeijer had op dit telegram tegen dat de Contact-Commissie als zodanig in de eerste belangrijke aangelegenheid waarmee zij zich bezighield, met meerderheid van stemmen een eigen standpunt had bepaald en dat zij, dat standpunt naar Londen seinend, geen woord aan het minderheidsstandpunt had gewijd. 'Hierdoor heeft', zo waarschuwden hij en van Randwijk minister van Heuven Goedhart (zulks in een brief d.d. 15 juli die via de Zwitserse Weg naar Londen werd gezonden) 'de commissie niet voldaan aan haar eigenlijke taak: een antwoord op te stellen dat een getrouw beeld biedt van de opvattingen der illegale groepen ... Zoals de zaken nu staan, overweegt de gehele linkergroep haar vertegenwoordiging uit de Contact-Commissie terug te trekken." In een aparte brief aan van Heuven Goedhart d.d. 16 juli deed van Randwijk uitkomen dat hij de linkersectie in politiek opzicht aanzienlijk belangrijker vond dan de beide andere en dat de Contact-Commissie een 'reactionaire' meerderheid had. 'Trouw' (d.w.z. Bruins Slot), schreef hij,
XC'vertegenwoordigt KP, LO en min of meer Onderwijsverzet, maar wat is dat in vergelijking met de groepen V[rij] N[ederland], Parool, Waarheid (CPN), J[e] [M]aintiendrai, Christofoor en Katholiek Kompas (die de representatie zijn van alle vooruitstrevende katholieken, zoals dit in ander verband toch ook met VN, Parool enJMhet geval is)? Voorts dan nog de RVV, Vrije Kunstenaar et: De Vrije Katheder. Het is de vraag of, wanneer men op de organisaties let, deze groepen tezamen een minderheid vormen en voorts is in ieder geval zeker dat in deze groepen op zijn duidelijkst politieke wilsvorming heeft plaatsgevonden, veel meer dan bijv. in LO, NC, NSF e.d. het geval is. Die zijn immers zeer heterogeen samengesteld en feitelijk niet bij machte en ook niet gerechtigd om op de wijze als wij dat kunnen, een politieke mening van hun groep te vertegenwoordigen.
1 Brief, juli 1944, van]. Meijer en H. M. van Randwijk aan van Heuven Goedhart (Zwitserse Weg A, 4 c (H 197)).
XCDe Overleg-Commissie, naar de persOIutl genomen, bestaat uit drie reactienairen (Trouw, OD en NC), terwijlook de voorzitter van VC tot op zekere hoogte als zodanig kan gelden, tenminste wat zijn scepsis aangaat ten aanzien van het nieuwe wat in bezettingstijd is opgekomen."
XCHet telegram van de meerderheid van de Contact-Commissie werd op 18 juli verzonden. Diezelfde dag richtten alle organisaties van de linkersectie (behalve de RVV en De Vrije Katheder die men niet tijdig had kunnen raadplegen) een scherp protest tot de commissie? waarin zij er op wezen dat zij haar in haar 'huidige samenstelling' slechts hadden aanvaard, 'omdat naar hun mening de CC geen enkele representatieve functie te vervullen zou hebben en althans in haar huidige samenstelling nimmer zelfstandig als representante van de Nederlandse illegaliteit zou optreden' - dat laatste wèl doende was, aldus de linkersectie, de commissie haar bevoegdheden te buiten gegaan, 'de CC, zo stelde de linkersectie, 'heeft ten aanzien van de diverse ondergrondse groepen een louter adviserende taak ... Een formeel gezag als 'top' of als 'overkoepeling' heeft de CC ... niet.'
XCIn de derde vergadering van de Contact-Commissie, 21 juli, noemde Drees het, aldus het na de vergadering door Meijer aan de groepen van de linkersectie uitgebracht rapport,
XC'onaanvaardbaar dat de commissie geen telegram zou mogen ondertekenen Men moet haar speelruimte laten. De commissie bedoelt in alle belangrijke punten de organisaties te kennen, maar er zijn omstandigheden denkbaar, waarin dat niet mogelijk is; men moet dan in belangrijke en dringende zaken zelfstandig kunnen beslissen. Anders kan men niet werken. Demoeratie à l'outrance maakt de demoeratie kapot"
XCeen opvattingwaarmee Caljé, Bruins Slot en Neher zich ten volle konden verenigen; de laatste twee voegden er een bewogen beroep op de linkersectie aan toe, het niet tot een breuk te laten komen.
XCHet door Drees ingenomen standpunt werd tot uitdrukking gebracht in een brief van de Contact-Commissie aan de groepen van de linkersectie - die groepen legden zich daarbij vervolgens in feite neer. Dat laatste viel hun daarom minder moeilijk dan anders wellicht het geval zou zijn geweest, doordat spoedig aan de top van de illegaliteit bekend
XC, Brief, 16 juli 1944, van H. M. van Randwijk aan van Heuven Goedhart (a.v. (H I98)). 2 Tekst: Enq., dl. VII b, p. 31. 'J. Meijer: 'Korte samenvatting der CC-discussies van 21 juli 1944' (RVV, 4 h).
werd dat de regering, zonder verdere bemoeienis van de zijde van de illegaliteit of de Contact-Commissie, in haar vertegenwoordiging had voorzien door de benoeming van het College van Vertrouwensmannen. Nu, de opdracht om dat college bijeen te roepen was aan Bosch van Rosenthal gegeven - de groepen van Vrij' Nederland en Hel Parool vermoedden (terecht) dat daar van Heuven Goedhart achter zat. 'Waarschijnlijk', zo schreef van Randwijk aan deze op 17 augustus (de Wehrmacht was in Normandië verslagen en de Duitse terugtocht over de Seine was begonnen), 'werden ook hier Gordiaanse knopen door jou doorgehakt! Excellentie, u verdient het zwaard van Alexander, voor mijn part met het 'eikenloof' en de 'briljanten'.' Maar de zaak klaart op! En hopelijk nog op tijd! Want 'het zal zo heel lang niet meer duren!"2
XCHet was de verwachting dat de bevrijding spoedig zou komen, die de Contact-Commissie er in de tweede helft van augustus en in de eerste dagen van september toe bracht, aandacht te besteden aan de nieuwsvoorziening na de bevrijding en de positie die de illegale bladen dan zouden innemen. 'De illegale pers', zo werd op 22 augustus in afwezigheid van Jan Meijer vastgesteld, 'zal mogen blijven verschijnen doch zal niet de plaats van de algemene pers kunnen overnemen'3 - de overige leden van de Contact-Commissie meenden dat legale bladen die waren blijven uitkomen, hun verschijning na de bevrijding zouden mogen voortzetten, mits directies en raden van commissarissen hun rechten zouden verliezen en er voor elk blad een betrouwbare hoofdredacteur zou worden benoemd. Jan Meijer was ontzet toen hij hieromtrent in kennis werd gesteld - het werd toen toch nog 9 september (onmiddellijk nadat minister Burger voor Radio Oranje de voorgenomen perszuivering had toegelicht) voordat de Contact-Commissie in haar geheel aan de Vertrouwensmannen de aanbeveling deed, 'aan de illegale bladen die daartoe de wens te kennen geven, een bevoegdheid te verlenen om gebruik te maken van de door hen nodig geachte technische apparatuur der dagbladen." Dat Londen had moeten spreken voordat de Contact-Commissie als zodanig het recht erkende van illegale bladen als Het Parool, Trouu/ en De Waarheid om te beschikken over de technische installaties van de gediskrediteerde legale pers, gaf de linkersectie opnieuw het gevoel dat de grote meerderheid van de Contact-Commissie
I Het met zwaarden, eikenloof en briljanten was de hoogste Duitse militaire onderscheiding. 2 Brief, 17 aug. 1944, van H. M. van Randwijkaan van Heuven Goedhart (Zwitserse Weg A, 4 c (H 198)). l CC: Notulen, 22 aug. 1944 (GAC, 1 A). 4 A.v., 9 sept, 1944 (a.v.).
wel heel ver ging in de richting van aanvaarding van het traditioriele Nederland en weinig begrip had voor de verontwaardiging die gewekt was door bijvoorbeeld de Nieuu/e Rotterdamse Courant, De Standaard, De Telegraaf en talrijke provinciale dagbladen.
XCVoor wij verder gaan, lijkt het ons dienstig, iets meer te vertellen van de Contact-Commissie in het algemeen.
XCTer vergadering van 3 juli, waar de commissie was gevormd, waren, afgezien van de aD en het Vaderlands Comité, twintig illegale groeperingen vertegenwoordigd geweest, negen door eigen voormannen. 'Een uitgebreider adviescommissie voor tijd na bevrijding wordt', aldus het aan de regering op 18 juli geseinde telegram, 'voorbereid.' Welke organisaties zouden in die uitgebreider commissie, de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, vertegenwoordigd zijn? Begin augustus deed de Contact-Commissie aan alle aangesloten groepen een opgave toekomen van de organisaties die daar haars inziens voor in aanmerking kwamen; in die opgave kwamen, wat de linkersectie betrof, Katholiek Kompas en De Vrije Katheder, wat de middensectie aanging, de Zeemanspot en de Persoonsbewijzencentrale niet meer voor; de commissie wilde evenwel aan die middensectie het (door ons al genoemde) Hooglerarencontact toevoegen en de plaats van 'het Studentenverzet' laten innemen door het illegale blad De Geus. De commissie deed nog twee voorstellen, nl. om de La twee vertegenwoordigers te geven in de Grote Adviescommissie en 'aan een afzonderlijke figuur die zich aan de verzetsbeweging bijzonder gewijd heeft en tevens als representant van het Ambtenarenverzet zou kunnen optreden' (Bosch van Rosenthal), 'een plaats aan te bieden."
XCDie laatste twee voorstellen werden beide aanvaard en ook werd het Hooglerarencontact toegelaten (het denkbeeld om De Geus te laten optreden voor het Studentenverzet werd niet overgenomen), maar op andere punten rezen moeilijkheden. Het Parool, Vrij Nederland, Je Main tiendrai en De Waarheid gingen zich er tegen verzetten dat meer recente c.q. in hun ogen minder belangrijke illegale bladen een vertegenwoordiger zouden krijgen (hun bezwaren richtten zich tegen Ons Volk en9
I Rondschrijven. 3 aug. I944. van de CC aan alle aangesloten groepen (GAC. I A). I Techn. Hogeschool Delft, Studentenraad: (1946), p. 74. 2 Wij vermelden in dit verband dat minister-president Gerbrandy eind oktober aan het College van Vertrouwensmannen de vraag voorlegde of het, 'mede gelet op uitnemende houding spoorwegarbeiders', mogelijk en wenselijk was, vertegenwoordigers van vakbonden tot de Grote Adviescommissie toe te laten (tele gram, 29 okt. 1944, van Gerbrandy aan Vm, dl. V b, p. 514) - de Vertrouwens mannen noemden dat in hun antwoord 'niet wenselijk', aangezien de vakbonden al vertegenwoordigd waren in 'grote commissie' (het Grootburgercomité) 'waarvan
Christofoor), het Studentenverzet en Dl Geus maakten bezwaar enerzijds tegen het toelaten van het Hooglerarencontact, aangezien dit, aldus later de Delftse Studentenraad, 'toch nauwelijks als een verzetscollege was te beschouwen", anderzijds tegen het weren van Ons Volk, een door studenten geproduceerd illegaal blad dat een grote oplage had: ca. 100000 (groter nog die vanJe Maintiendrai, Het Parool, Trouu/ oî Vrij Nederland). Hoe uit al die meningsverschillen te komen? De Contact-Commissie koos een simpele oplossing: zij bepaalde op 3 I augustus dat alleen die groepen tot de Grote Adviescommissie zouden worden toegelaten, omtrent welker toelating geen verschil van inzicht bestond. Nadien maakten verscheidene groepen aan de Contact-Commissie de wens kenbaar, vertegenwoordiging te krijgen in de Grote Adviescommissie: nog in augustus hadden dat de Zeernanspot, de 'Natura' -organisatie, het Belastingverzet en Ons Vrije N-ederland gedaan, in september deden. het de Oorlogspleegkinderen-commissie (waarover meer in het volgende hoofdstuk), de Persoonsbewijzencentrale en Ons Volk, in november Christofoor, De Vrije Katheder, de Centrale Inlichtingendienst en een van de Amsterdamse Vrije Groepen: de 'groep-Bakker' (al deze organisaties werden toegelaten); in maart '45 vroeg nog de organisatie die de naoorlogse hulp aan onderduikers en bezettingsslachtoffers ging voorbereiden, Nederlands Volksherstel, toelating aan en tenslotte deed dat in april het christelijksoeiale Amsterdamse illegale blad Klein maar dapper. Die laatste twee verzoeken werden afgewezen. 2 Wat de samenstelling van de Contact-Commissie betreft: daaruit verdwenen twee leden, nl. Caljé en Neher. Caljé vertrok begin oktober met een informatie-opdracht naar het bevrijde Zuiden en naar Londen. Enige tijd na dat vertrek besloot de commissie, zijn plaats te doen innemen door een 'informateur' van het Delta-Centrum, een lid dus zonder stemrecht. Die 'informateur' kwam niet opdagen (in het DeltaCentrum konden de OD, de KP en de RVV het er namelijk niet overV[aderlands] C[omité] als werkcomité fungeert.' (telegram, 4 nov. 1944, van Vm aan Gerbrandy,
eens worden wie die 'informateur' zou zijn). Wat Neher betreft: tegen hem rezen bij verscheidene groepen die tot de middensectie behoorden, toenemende bezwaren. Men ging hem verwijten dat hij de groepen van zijn sectie onvoldoende inlichtte, dat hij in de Contact-Commissie standpunten innam waarmee de meeste van die groepen het niet eens waren, dat hij meer en meer mede een feitelijk vertegenwoordiger werd van de OD en dat hij met zijn gehele beleid dichter stond bij figuren als Hirschfeld dan bij de illegaliteit - hij werd tenslotte eind maart '45 vervangen door mr. Jan Drion, een van de twee redacteuren van De Geus.
XCBlijkens de bewaardgebleven, zeer beknopte verslagen van de vergaderingen I kwam de Contact-Commissie in juli en in augustus '44 telkens viermaal bijeen, in september dertienmaal, in oktober zesmaal, in november en december telkens driemaal, in januari eenmaal, in februari tweemaal, in maart viermaal, in april driemaal en in mei eenmaal, nl. op I mei. Die vergaderingen vonden plaats in het gebouw van een levensverzekeringsmaatschappij in het centrum van Amsterdam; als secretaris fungeerde van de aanvang af een medewerker van het Nationaal Comité, Frits Nieuwenhuis - hij werd evenwel, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, eind januari gearresteerd; nadien maakte Neher (en na deze Drion) een kort verslag van het besprokene.
XCUit eerdere hoofdstukken bleek reeds dat de Contact-Commissie in bepaalde gevallen richtlijnen gaf, waaraan, zo werd gehoopt, de aangesloten organisaties zich zouden houden. Die betroffen o.m. in oktober de Z.g. aardappelrooi-actie die wij in hoofdstuk I, en in december de Liese-Aktion die wij in hoofdstuk 2 behandelden. Speciaal met het oog op het tegengaan van de Duitse razzia's riep de commissie in november een Landelijk Werk-Comité in het leven dat de ambtenaren voorzover dezen tot medewerking aan de Duitse maatregelen werden verplicht, en de mannen die in Duitse handen dreigden te vallen, tot onderduiken aanspoorde; voordien al, nl. in september, had zij een Amsterdams Werk-Comité gevormd dat zich als algemene taak stelde, 'de verzetskracht van Amsterdam te verhogen." De commissie trachtte voorts te
XCI Alle te vinden in GAC, I A. 2 Amsterdams Werk-Comité: Notulen, 10 mei 1945 (Collectie-prof. dr. J. G. G. Borst, 3 f
bevorderen dat de illegaliteit zuivere normen in het oog hield: zij sprak zich tegen wilde inbeslagnemingen uit, keurde in maart af dat illegale groepen die zich bij boeren en handelaren meester hadden gemaakt van voorraden, die voorraden zelf zouden gebruiken ('het z.g. 'buitrecht' wordt', aldus het verslag van de vergadering van 20 maart, 'als uiting van verwildering gezien en afgekeurd'!) en drong, wat de liquidaties aanging, op zorgvuldig onderzoek aan en op uitspraken door instanties waarvan juristen deel zouden uitmaken. Zij liet verder, zoals eerder bleek, een wakend oog gaan over de Binnenlandse Strijdkrachten (voor welker commandant, kolonel Koot, zij veel waardering had). Dit alles vormde evenwel niet de hoofdtaak der commissie - die hoofdtaak had eerder betrekking op wat onmiddellijk na de bevrijding moest geschieden en was al min of meer aangegeven in het telegram van de koningin van 8 juni '44 waarin was aangedrongen op de vorming van een 'groep van voormannen' aan welke 'door de Kroon verzocht (zou) worden, Haar van advies te dienen'.
XCIn augustus mochten de illegale groepen menen dat die groep tot stand was gekomen in de vorm van het College van Vertrouwensmannen maar eind september (Montgomery's sprong over de rivieren was inmiddels mislukt) kwam bij de Contact-Commissie een telegram van de koningin binnen waaruit bleek dat men dat verkeerd had gezien - het was dit telegram dat er toe leidde dat de verschillen van inzicht ten aanzien van een eventuele naoorlogse politieke rol der illegaliteit zich toespitsten tot een scherp en nauwelijks oplosbaar conflict.
XCIn haar streven om steun te vinden tegen de sterke aandrang van het kabinet, in Londen een regeling te treffen voor het bijeenkomen van een noodparlement na de bevrijding, zond koningin Wilhelmina, zoals wij in deel IO a vermeldden, op 24 september een telegram aan de zich in Eindhoven bevindende majoor mr. Ch. H. J. F. van Houten (voordien haar verbindingsofficier met het Bureau Inlichtingen) waarin zij verzocht,
XCI Begin april deed vervolgens kolonel Koot een instructie in die geest uitgaan naar de Binnenlandse
zo spoedig mogelijk een delegatie van de illegaliteit naar haar toe te sturen. Het telegram luidde:
XC'Ik ben besloten een deputatie van vertegenwoordigers van de Grote Raad van Illegaliteit zo spoedig dit mogelijk is, uit te nodigen hierheen te komen om mij een overzicht te geven van de toestand, het aantal zowel als de personen aan de Raad overlatende. Wilt u, zodra contact zonder ongelukken mogelijk is, onverwijld dit aan de Raad Illegaliteit meedelen met verzoek, reeds dadelijk gedachten te laten gaan over wie in aanmerking komt, opdat te zijner tijd snel gevolg kan worden gegeven aan uitnodiging. Indien dit plan onverhoopt niet te verwezenlijken, verzoek ik mededeling.'
XCVan Houten begaf zich met deze tekst ('een soort voorbericht voor een definitieve uitnodiging', schreven wij in deel 10 a) naar Somer, hoofd van het Bureau Inlichtingen te Eindhoven en deze zond toen een telegram naar bezet gebied dat in enkele opzichten niet onbelangrijk afweek van wat de koningin had gevraagd: het werd een definitieve uitnodiging, een uitnodiging voorts, niet om 'overzicht te geven van de toestand' maar om 'advies aan Hare Majesteit uit te brengen' (een bij uitstek politieke formulering) en een uitnodiging tenslotte welke Somer uit veiligheidsoverwegingen beperkte tot 'hoogstens vijf personen'. De tekst die op 27 september uitging naar 'Grote Raad Illegaliteit', luidde aldus:
XC'U wordt verzocht, een deputatie uit Grote Raad hoogstens vijf personen te zenden naar Eindhoven ... Doel deputatie: uitbrengen advies aan Hare Majesteit zodra daarvoor gelegenheid. Keuze deputatie aan u overgelaten.'
XCSomer had dit telegram aan twee geheime agenten toegezonden: aan Ausems die zich bij Jan Thijssen en aan Biallosterski die zich bij het hoofdkwartier van kolonel Koot bevond - het was het aan Biallosterski gerichte telegram dat op 29 september in de Contact-Commissie ter discussie werd gesteld. De commissie voorzag dat zich over de vraag aan welke personen de belangrijke taak te beurt zou vallen, advies uit te mogen brengen aan de koningin, een hevig touwtrekken zou ontwikkelen tussen de aangesloten organisaties en haar eerste reactie was, de zaak geheel in eigen hand te houden en de volgende dag reeds te beslissen hoe de delegatie zou worden samengesteld. Op 30 september bijeenkomend constateerde de commissie evenwel dat die opzet (Jan Meijer had er zich krachtig tegen verzet) niet kon worden gevolgd. 'Het telegram', aldus de notulen, 'is in bredere kring bekend geworden. Dit ontneemt aan de CC de mogelijkheid
om binnen eigen kring naar de meest gewenste oplossing te zoeken. De CC is thans van mening dat ruggespraak met de groepen nodig is, waarbij de vraag zal zijn:
XCa. Acht men een representatieve commissie van vijf personen gewenst of is het verkieslijker, één of twee min of meer neutrale informateurs te zenden?
XCb. Welke groepen wensen eventueel voor deelneming aan de delegatie in aanmerking te komen?
XCUit de op te geven candida ten zal een vij ftal gekozen dienen te worden, waarbij de CC zich op het standpunt stelt dat de representatie in hoofdzaak gebaseerd moet zijn op de samenstellingswijze van de Cc. Aangezien de mening geuit is, dat de door Hare Majesteit te vragen adviezen zich O.a.zullen bewegen op het terrein van de toekomstige bestuursvorm van ons land, acht de CC het juist dat aan de deputatie wordt aanbevolen, in haar advies met nadruk te verzoeken, met de beslissing over belangrijke zaken zoveel mogelijk te wachten tot de regering weer in het land is en in staat zal zijn, hier een meer veelzijdig advies in te winnen."
XCDiezelfde joste september seinde het College van Vertrouwensmannen (daar waren Drees en Neher, voorzitter en lid van de ContactCommissie, beiden lid van) aan Londen": 'Raad van Verzet biedt aan organisatie van landing vliegtuig hier te lande voor overbrenging naar Engeland van vertegenwoordigers illegaliteit waarom door regering verzocht is' (niet door de regering overigens maar door de koningin en zulks buiten medeweten van de minister-president) 'ter voorlichting Kroon. Omgaand antwoord wordt verzocht; inmiddels worden personen uitgezocht" - dat telegram zal wel op de zoste zijn opgesteld, toen de Contact-Commissie nog vertrouwde dat de delegatie spoedig zou kunnen vertrekken. Toen de commissie evenwel op 3 oktober opnieuwgezonden - het is althans de illegale groepen in bezet gebied onbekend gebleven dat
, CC: Notulen, 30 sept. 1944. 2 Telegram, 30 sept. 1944, van Vm aan de regering dl. V b, p. 516). Na kennis te hebben genomen van dit telegram verzocht de koningin Gerbrandy, die inmiddels weet had van de uitnodiging welke de koningin had doen uitgaan, onmiddellijk aan de Raad van Verzet te doen seinen dat de delegatie naar Eindhoven moest gaan, 'aangezien er een afspraak met Geallieerden bestaat tot overbrenging van vertegenwoordigers Illegaliteit naar Engeland' (kennelijk werd overbrenging uit Eindhoven bedoeld). Ook moest worden meegedeeld: 'Tegen eventuele uitbreiding getal leden, indien daarmede een vollediger beeld Illegaliteit verkregen wordt, geen bezwaar.' (notitie, z.d., van koningin Wilhelmina aan Gerbran dy, AOK, map 'Noodparlement, juni 1944-januari 1945') Voorzover ons bekend, is een antwoord in die geest niet aan de Raad van Verzet
bijeenkwam, bleek dat in de drie secties geheel verschillend was gereageerd op het verzoek van de koningin.
XCJan Meijer rapporteerde dat de groepen van de linkersectie wèl unaniem van mening waren dat er vijf delegatieleden moesten worden aangewezen maar zij wezen het denkbeeld af dat die delegatie in haar samenstelling gelijk zou zijn aan die welke in de Contact-Commissie bestond (één vertegenwoordiger van het Vaderlands Comité, één van de OD en drie van de overige illegale groepen), 'in het bijzonder acht men vertegenwoordiging van OD en VC onjuist' - de linkersectie wenste de vijf leden aldus te zien aangewezen: twee uit de Trouw-groep, twee uit de Parool-groep, één uit het Ne.
XCBruins Slot deelde mee dat, behalve de LO, alle door hem vertegenwoordigde groepen van mening waren dat het onjuist was, de delegatie uitsluitend te doen bestaan uit vertegenwoordigers van de illegaliteit, 'derhalve zijn zij tegen het zenden van een deputatie als in het telegram gevraagd.'
XCNeher verklaarde dat alle groepen van de middensectie op het standpunt stonden, 'dat het onmogelijk is, een deputatie uit de illegaliteit te zenden die de verantwoordelijkheid betreffende de eventueel te geven adviezen zou kunnen dragen.'
XCDe Contact-Commissie concludeerde dat de meeste groepen er niet voor voelden de wens van de koningin in te-willigen. Oók evenwel, dat men eigenlijk niet wist, op welk terrein de adviezen lagen die zij graag zou vernemen. Er werd een telegram opgesteld dat vermeldde welke organisaties vóór het zenden van de delegatie waren, welke tegen. 'Bij beide groepen', aldus de verdere tekst',
XC'rijst de vraag op welk terrein adviezen gewenst worden. In de illegaliteit heerst ook meningsverschil, in hoeverre zij als totaliteit geroepen is, adviezen uit te brengen over belangrijke beleidsvragen voor de toekomst. Blijft regering delegatie wensen, dan zal daaraan, indien technisch mogelijk, gevolg worden gegeven. Kan zo nodig vliegtuig gezonden worden?'
XCDit telegram, naar Londen geseind, werd gevolgd door een tweede, op eigen gezag verzonden door Neher, waarin deze verzocht, het eerste telegram niet te decoderen - Neher voorzag namelijk dat, als Londen de uitnodiging introk (hetgeen bij zoveel verdeeldheid alleszins denkbaar was), alle groepen van de linkersectie de in de vorm van de Con
XC1 Vermeld in CC: Notulen, 3 okt.
tact-Commissie totstandgekomen samenwerking zouden verbreken (daarmee hadden die groepen al in juli gedreigd).
XCDe Contact-Commissie, op 6 oktober opnieuw bijeenkomend, keurde N ehers handelwijze goed: beter leek het, het overleg voort te zetten voordat er bericht naar Londen ging. In dat overleg bracht Meijer nu naar voren dat hij er niet tegen was, van verdeeldheid te doen blijken - hij achtte in elk geval 'een meer politieke uitspraak van de groepen, vertegenwoordigd in de GAC, ... nodig'. Daarmee bleef hij alleen staan: Drees, Bruins Slot en Neher (deze laatste sprak ook namens de OD) waren van mening, 'dat het prematuur en onjuist zou zijn, in de GAC een instituut met politieke betekenis te zien'. Na verder beraad werd besloten, het verzonden (eerste) antwoord-telegram te herroepen en een nieuw telegram te verzenden van de volgende inhoud 1:
XC'In antwoord op uw telegram van 28 september berichten wij, dat aan uw verzoek zodra mogelijk gevolg zal worden gegeven. Zending verantwoorde delegatie door linies technisch bezwaarlijk." Kan vliegtuig gezonden worden? Vraag rijst op welk terrein adviezen gewenst worden. In de illegaliteit heerst meningsverschil in hoeverre zij als totaliteit geroepen is adviezen uit te brengen over belangrijke beleidsvragen voor de toekomst.'
XCNadat men het over deze tekst eens was geworden, stelde Drees voor dat in de te zenden delegatie van vijf Het Parool, Trouw, het NC, 'de Driehoek' (d.w.z. het Delta-Centrum) en het Vaderlands Comité zouden zijn vertegenwoordigd. Neher ging hiermee accoord, 'mede namens OD', en Bruins Slot gaf zijn goedkeuring 'met aantekening dat LO een afwijkende mening is toegedaan') - men was het er dus in elk gevalover eens geworden dat een delegatie zou vertrekken. Drees zei vervolgens dat het Vaderlands Comité zelf zijn vertegenwoordiger zou aanwijzen en er werd verder vastgesteld dat voor de vertegenwoordigers van Trouw en het NC de rechter-, resp. de middensectie overleg zouden plegen.' Meij er deed geen toezegging.
XCI A.v., 6 okt. 1944. 2 Wij herinneren el' aan dat de crossings door de Biesbos pas eind november begonnen. 3 CC: Notulen, 6 okt. 1944. 4 Wat de middensectie betrof, rekende van Velsen, een van de voormannen van het Nationaal Comité, er op dat hij degeen zou worden die naar Londen zou mogen gaan, maar neen, hem bereikte het bericht dat mej. Tellegen die sectie zou representeren - hij reageerde met een brief aan haar waaruit bleek dat hij diep gekwetst was ('het grieft sterk!') en dat hij op Neher ('Dekker' in NC-verband) meer en meer tegen had: 'Ik blijf Dekker vertrouwen, doch het valt mij dagelijks moeilijker.' (brief, 8 okt. 1944, van A. van Velsen aan M. A. Tellegen (Collectie mr. M. A. Tellegen, 1
XCHem was duidelijk geworden dat talrijke illegale groepen de door de linkersectie aangehangen visie volledig verwierpen. Hij deed daarvan mededeling in een vergadering van de sectie en in het daaropvolgend beraad werd toen besloten, tot alle overige groepen een brief te richten waaruit de visie van de linkersectie zou blijken.
XCDie brieft, een belangrijk en bewogen stuk, werd, zo vermoeden wij, in hoofdzaak opgesteld door van Randwijk. 'Wij zijn', zo heette het er in, 'mèt onze regering in Londen van mening dat het wel degelijk zin heeft, de illegaliteit stem in het kapittel te geven bij de voorbereiding van allerlei regelingen die voor de toekomst van ons volk van het grootste belang zijn en dat het aan de regering moet worden overgelaten wie zij als adviseurs zal kiezen. Dat zij niet alleen bij de illegaliteit te rade zal gaan, ligt voor de hand', maar, aldus de linkersectie, de illegaliteit had er recht op, gehoord te worden. Waarom? Er volgde een terugblik:
XC'Gedurende de bezettingstijd (toen onze regering zich noodgedwongen buitenslands moest begeven en de oude leiders van ons volk voor het grootste deel in gebreke bleven om de strijd in het land aan te voeren) was het de illegaliteit die steeds naar beste kunnen getracht heeft in dit tekort aan leiding te voorzien. Het was de illegaliteit die al haar krachten inspande om het moreel van ons volk hoog te houden. Zij hield in de somberste uren van ons volksbestaan het geloof in de overwinning levend en zij riep het volk bij ontelbare gelegenheden op om geen gevolg te geven aan dubbelzinnige Duitse bevelen die onveranderlijk steeds ten doel hadden het Nederlandse volk op de een of andere slinkse wijze dienstbaar te maken aan de belangen van de Duitse oorlogvoering. De illegaliteit was tijdens de gehele bezettingstijd het zuurdesem in het leven der natie. Zij predikte het geestelijk en pleegde het daadwerkelijk verzet. De illegale werkers hielden ons volk voortdurend de hoge standaard voor van onverzoenlijke weigering om aan vijandelijke maatregelen mede te werken; zij trachtten door hun zelfopofferend voorbeeld die standaard hoog te houden. Telkens als er een nieuwe aanslag op ons volksleven werd beraamd, hees de illegaliteit het stormsein. Zij riep op tot verzet en zij zocht naar de wegen om dit verzet mogelijk te maken: zij waarschuwde tegen medewerking aan de registratie van werkkrachten of krijgsgevangenen, zij verzorgde tevens de grote groepen onderduikers, door hun geld en valse papieren te verschaffen, door distributiekantoren te overvallen teneinde hen aan bonkaarten te helpen. Aldus werden bijna 200000 Nederlandse werkkrachten aan deportatie naar Duitsland en daardoor aan de oorlogsproductie van het Derde Rijk onttrokken. Zij redigeerde, drukte en verspreidde een groot aantal illegale bladen, waarin aan de nationaal-socialistische propaganda tegengif geboden werd, maar waarin tevens de belangstelling en het verantwoordelijk97
1 Tekst: dl. VII a, p. 307-09.
heidsgevoellevend werd gehouden voor de toekomstvraagstukken, voor de grote politieke en sociaal-economische problemen.
XCWij schrijven dit niet om de Nederlandse illegaliteit tot voorwerp van blinde verheerlijking te maken - er zijn ook in haar kringen vele, soms tragische fouten gemaakt. Maar het is nuttig en gerechtvaardigd om vast te stellen dat het beleid der verzetsbeweging in het algemeen juist is geweest. Zou men dan nu willen beweren dat diezelfde illegaliteit, nu het niet om nationale levensvragen van het heden maar om dringende toekomstvraagstukken gaat, niet in staat ZOLl zijn om een oordeel uit te spreken en aandeel te nemen in de geestelijke leiding van 's lands zaken? Wij wijzen een dergelijke bewering met klem van de hand. Voor ons kan er geen twijfel aan bestaan, dat de gehele illegaliteit het recht heeft haar stem ter officiële plaatse te laten horen. Niet alleen waar het verzetsaangelegenheden betreft - ook bij levensvragen voor de toekomst van ons volk waarvan de behandeling geen uitstel gedoogt.
XCOm van dit recht gebruik te kunnen maken, is het uit de aard van de zaak een voorwaarde dat alle illegale organisaties zich ook over deze politieke vraagstukken uitgesproken hebben.'
XCIn de brief werd vervolgens de achtergrond geschetst van waaruit de groepen van de linkersectie hadden gehandeld:
XC'De katastrofe die deze oorlog over ons gebracht heeft, was niet alleen een gevolg van de Duitse heerszucht en de nationaal-socialistische willekeur, maar zij kwam tevens voort uit het falen van de vooroorlogse Westeuropese democratie. Wij hebben de illegale strijd tegen het Duitse militarisme en tegen de nationaal-socialistische dictatuur aangebonden omdat wij de beginselen en de methoden van dit stelsel als verderfelijk voor ons volk en voor de wereld verwierpen. De illegale strijders gingen daarbij, in sommige gevallen zonder zulks uit te spreken, uit van beginselen die een betere wereld dan die van het nationaal-socialisme beloofden. Zij wilden echter evenzeer een betere wereld dan de ons bekende van 1940, want de wanverhoudingen in die vooroorlogse wereld waren de kiemen voor nationaal-socialisme en oorlog. De verschrikkingen daarvan willen wij ook het nageslacht besparen.
XCDeze principieel-politieke zijde van het verzet is bij verschillende groeperingen tijdens de illegale strijd zelf niet altijd naar voren gekomen. Voor de effectiviteit van het verzet was dat vaak ook nauwelijks vereist. Thans echter, nu de tegenstander van vier jaar strijd bijna verslagen is en wij staan aan de vooravond van de herbouwonzer Nederlandse samenleving, hebben wij de plicht, op grond van dezelfde hoge beginselen die ons tot het verzet hebben aangespoord, ons een mening te vormen over allerlei politieke vraagstukken welke met die herbouw samengaan. De illegaliteit heeft dan tevens de plicht, haar mening over die vraagstukken uit te spreken.
XCDe groepen die deze brief ondertekenen, hebben zich beraden op onze toekomst en ofschoon er grote verscheidenheid bestaat tussen hun onderlinge 97
opvattingen, hebben zij toch op meerdere essentiële punten een grote mate van overeenstemming mogen waarnemen. Zij willen de vraagstukken die de erfenis van deze oorlog vormen, niet aldus zien opgelost dat op maatschappelijk, economisch en staatkundig gebied de oude, vooroorlogse structuur wordt hersteld doch zij wensen een grondige vernieuwing.'
XCWat die 'vernieuwing' diende in te houden, werd met zekere uitgebreidheid weergegeven:
XC'Die vernieuwing dient te omvatten een zodanige ordening en beheersing van het economisch leven door de organen van de democratische staat dat aan massawerkloosheid en aan grote welvaartsverschillen tussen de bevolkingsgroepen een einde wordt gemaakt. Een vèrgaande politiek van sociale rechtvaardigheid zal de massa der werkende mensen de verzekering van een behoorlijk welvaartspeil moeten brengen, door erkenning van ieders recht op arbeid en van het hoger recht op het inkomen uit arbeid verkregen boven dat op het arbeidsloos inkomen. Voorts dient de voorheen geldende koloniale verhouding tussen Nederland, Indonesië en West-Indië plaats te maken voor een samengaan op de grondslag van gelijkgerechtigdheid. In de internationale samenleving zullen de afzonderlijke staten zich moeten schikken in de beperking hunner souvereiniteitsrechten ten behoeve van het belang der statengemeenschap als geheel. In ons culturele leven zal de vernieuwing zich uiten in gewijzigde vormen van kunst, opvoeding en volksvoorlichting, ten einde de vorming van de mens tot verantwoordelijkheid dragende persoonlijkheid te bevorderen en aldus de duurzame garantie te scheppen voor het functioneren der democratie. Wij weten dat wij hiermede politieke verlangens formuleren die in een groot deel van ons volk leven.
XCWij zijn ons er bij dit alles zeer wel van bewust dat het onmogelijk is de gehele Nederlandse illegaliteit op een gemeenschappelijk politiek platform te verenigen. Een poging daartoe kan men niet van ons verwachten. Dit ontslaat anders geörienteerde groepen in de illegaliteit evenwel niet van de verplichting, zich eveneens politiek uit te spreken. De Nederlandse illegaliteit is in deze bezettingsjaren de voorhoede van het Nederlandse volk geworden. Zij zou, als de oorlog ten einde is, in haar taak tekort schieten, indien zij zich onthield van mede te werken aan de bouw van nieuwe verhoudingen, een bouw, welke voor ons volk van niet minder gewicht zal zijn dan de strijd tegen de Duitse bezetter in de afgelopen jaren is geweest.'
XCDe brief van de linkersectie, ondertekend door (in alfabetische volgorde) Christofoor, Je Maintiendrai, Het Parool, de Raad van Verzet, Vrij Nederland, De Vrije Katheder, De Vrije Kunstenaar en De Waarheid, eindigde met er op aan te dringen dat de door Londen gevraagde delegatie zo spoedig mogelijk zou vertrekken. 97
XCVoorshands geschiedde niet méér dan dat de discussie in de ContactCommissie werd voortgezet. Daar zei Meijer op de r j de oktober dat de linkersectie 'twee gedelegeerden uit haar midden als minimum-eis' stelde. Die eis werd door Drees, Bruins Slot en Neher afgewezen en nadat dezen het er opnieuwover eens waren geworden dat de delegatie zou bestaan uit telkens één vertegenwoordiger van de drie secties, van het Vaderlands Comité en van het Delta-Centrum, zei Meijer dat de linkersectie ten teken van protest geen vertegenwoordiger zou kiezen, maar er, 'om het zenden ener deputatie niet onmogelijk te maken', accoord mee ging indien de overige leden van de Contact-Commissie de vertegenwoordiger van de linkersectie zouden aanwijzen. Drees en Neher wezen toen Meijer aan - een aanwijzing waaraan Bruins Slot geen enkele medewerking wilde verlenen; deze zei trouwens opnieuw, 'dat het zenden ener deputatie geheel achterwege diende te blijven."
XCToen de Contact-Commissie vijf dagen later, 18 oktober, opnieuw bijeenkwam, kregen de leden de teleurstellende mededeling dat men het er in het Delta-Centrum niet over eens was geworden wie dat college in de delegatie zou vertegenwoordigen. Voorts lag een nieuw telegram van de koningin ter tafel (het was op 5 oktober uit Eindhoven aan Jan Thijssen toegezonden) waarin zij deed weten dat bij de bevrijding 'onverwijld' een nieuw kabinet aanwezig diende te zijn en dat zij vertrouwde, 'dat de te zijner tijd aan te wijzen formateur op alle hulp en medewerking (zou) mogen rekenen' - nu, die tekst versterkte alleen maar de weerstanden van diegenen die vonden dat er voor de illegaliteit als zodanig na de bevrijding geen enkele algemeen-politieke taak was weggelegd.
XCBesloten werd dat 'een speciale bijeenkomst der GAC' zou worden gehouden: een bijeenkomst dus, ,waar, zoals op 3 juli het geval was geweest, zoveel mogelijk illegale groepen een eigen vertegenwoordiger zouden hebben. Tegen dat denkbeeld werden van de zijde van verschillende groepen onmiddellijk bezwaren geuit: zou zulk een bijeenkomst niet een veel te groot risico inhouden? Die bezwaren werden, zo veronderstellen wij, nog sterker naar voren gebracht toen de SD in Amsterdam op 25 oktober na de aanslag op Oehlschlägel openlijk en op groter schaal dan ooit tevoren tot represailles was overgegaan. Gevolg van dit alles was dat de Contact-Commissie op de 3r ste besloot, uitdrukkelijk aan alle groepen van de drie secties te vragen of zij zich met een
XC, CC: Notulen, 13 okt. 1944·
bij eenkomst van de GAC konden verenigen. Op die 3 I ste werd overigens in de notulen vermeld:
XC'Gezien de door de regering geuite verwachting o.a. van 'politieke' adviezen van de zijde der GAC als geheel, achten vele groepen het ongewenst dat een deputatie met een dergelijke opdracht gezonden wordt, aangezien zij zich als groep niet politiek representerend achten.'!
XCOver al deze verdeeldheid was in de illegale pers niets geschreven. Dat zwijgen nu werd door Bruins Slot doorbroken: het nummer van Trouw dat eind oktober verscheen, bevatte een artikel van zijn hand (uiteraard anoniem)" waarin hij onder de tite! 'Illegaliteit en Politiek' duidelijk maakte dat zijns inziens de illegaliteit als zodanig niet tot uitspraken over naoorlogse politieke kwesties gerechtigd en in staat was. 'Gedurende het laatste half jaar is', zo las men,
XC'in toenemende mate bij een deel der ondergrondse groepen het streven geopenbaard om de illegaliteit als geheel (derhalve alle illegale bewegingen gezamenlijk) te maken tot een politieke factor na de oorlog. Men wil dan als het ware de illegaliteit naar voren schuiven als, zo niet de representante, dan toch een der allervoornaamste representanren van de gezamenlijke politieke meningen in Nederland na de oorlog.
XCDit streven wordt gesteund door het feit dat er in regeringskringen te Londen op het ogenblik blijkbaar denkbeelden leven die ook tot Nederland doordringen, die van dezelfde opvatting uitgaan.
XCMen meent in Londen blijkbaar dat men uit de illegaliteit een getrouw beeld kan krijgen van ons volk zoals het nu denkt en zoals het tegenover de grote vraagstukken van onze tijd staat.
XCEr zijn twee redenen waarom naar onze mening deze opvatting van de illegaliteit onjuist is en de illegaliteit als geheel zich moet onthouden van de problemen der naoorlogse politiek.
XCDe eerste reden is gelegen in de aard en de wijze van samenstelling van onderscheidene illegale groepen die met politieke bemoeienis onverenigbaar zijn. Hier gaat het dus om een verkeerde visie op de aard der illegaliteit zelve.
XCDe andere reden is gelegen in het feit dat de politieke meningsvorming ten aanzien van naoorlogse vraagstukken in Nederland maar zeer ten dele door de illegaliteit wordt tot stand gebracht. Hier gaat het dus om een verkeerde visie op ons nationaal-politieke geheel.
XCWat het eerste betreft. Van het gezichtspunt der politiek uit bevat de illegaliteit twee soorten van groepen. De eerste soort bestaat uit bladen en andere illegale
! A.v., 31 okt. 1944. 2 II, IS (eind okt. 1944), p. 3-4.
bewegingen (bijv. ondergrondse partij-organisaties) die hun verzetswerk hebben gebaseerd op politieke beginselen. Ons blad bijv. behoort tot die soort, ook al identificeren wij ons niet met een bepaalde partij-organisatie. Deze soort zou, wat haar aard betreft, aan de discussie over de politiek na de oorlog kunnen meedoen.
XC· .. De tweede soort bestaat uit organisaties en bewegingen die zich verenigd hebben ter behartiging van een concreet vaderlands doel, bijv. de verzorging van het onderduikwerk, de steunverlening, het binnenlands gewapend verzet. Deze organisaties bestaan uit rnannen en vrouwen van verschillende politieke gezindte maar zij werden verenigd door het ene vaderlandse doel. Het kan zijn dat de leden individueel tot het najagen van dat doel gestimuleerd werden door hun politieke beginselen, als organisatie is men on-politiek.
XC· .. Waar de zaken zo staan, is het onmogelijk om van de illegaliteit als geheel te vragen dat zij zich over het naoorlogs beleid zou gaan beraden. Dat is - om het zo te zeggen - haar vak niet.
XCDe tweede reden waarom wij het eenzijdig op de voorgrond stellen van de illegaliteit als politieke factor betreuren, is deze dat hierdoor de voorstelling gewekt wordt alsof het beraad en de discussie over de grote vraagstukken van deze tijd in hoofdzaak zich zou voltrekken binnen de zogenaamde illegaliteit. Dit is echter niet juist. Het is een feit dat een groot deel van ons volk zich nog steeds gebonden voelt aan politieke partijen van voor '40.
XC· .. Men dient wel te beseffen dat wij voor de wederopbouw van ons nationaal bestaan heel wat meer bekwame mensen nodig hebben dan de illegaliteit kan opleveren.
XCUit het vorenstaande volgt dat wij verklaarde tegenstanders zijn van het spelen van een politieke rol door de illegaliteit als geheel na de oorlog. We zijn hier niet in Frank.rij k.' I
XCIn dat artikel had, gelijk men ziet, Bruins Slot geen melding gemaakt van het verzoek van de koningin, een delegatie uit de illegaliteit te doen overkomen - hij was niet verder gegaan dan, na vermeld te hebben dat 'een deel der ondergrondse groepen ... de illegaliteit als geheel' wilde maken 'tot een politieke factor na de oorlog', te schrijven, dat dit streven gesteund werd door 'het feit dat er in regeringskringen te Londen op het ogenblik blijkbaar denkbeelden leven, die ook tot Nederland doordringen, die van dezelfde opvatting uitgaan.' Niet 'in regeringskringen' evenwel leefden die denkbeelden, maar bij de door vrijwel het gehele volk om haar moedige houding vereerde koningin! Deze onvolledigheid in het betoog van Bruins Slot droeg er toe bij dat de groepen van de
1 De Gaulle had begin oktober bekendgemaakt dat een Raadgevende Vergadering zou worden benoemd die voor twee-derde afkomstig zou zijn uit de illegaliteit.
linkersectie besloten, in hun bladen terzake een bericht op te nemen waarin de koningin uitdrukkelijk werd genoemd. Dat bericht luidde:
XC'H.M. de Koningin en de Nederlandse regering te Londen I hebben aan de gezamenlijke illegale bewegingen meegedeeld dat het in beider bedoeling ligt, zo spoedig mogelijk een getrouw beeld te krijgen van ons volk, zoals het thans denkt en tegenover de grote vraagstukken van onze tijd staat. De koningin hoopt, zodra de overkomst naar Nederland voor haar mogelijk is, voorgelicht te worden omtrent de toestand, de wensen en gedachten, op dat ogenblik levende bij het Nederlandse volk en zal daarover onder andere het advies inwinnen van een Raad der Illegaliteit, in het bijzonder bij de vorming van een nieuw kabinet. H.M. de Koningin deelt zulks thans reeds mede, opdat straks het overleg zo vruchtbaar mogelijk zij.'
XCEen vooraankondiging van dit bericht deed Meijer op I november toekomen aan Drees, Bruins Slot en Neher - onder de titel 'Boodschap van de koningin' verscheen het bericht in het nummer van Het Parool waarvan de eerste exemplaren op 3 november werden verspreid. 'De stoffige binnenkamers onzer vooroorlogse democratie', aldus een commentaar dat Frans Goedhart had toegevoegd,
XC'worden geopend zodat er een frisse wind door heen kan blazen. Het geeft de grote massa van ons volk, die van de naaste toekomst belangrijke vernieuwingen verwacht, grote voldoening dat Koningin en Regering hieraan zo energiek willen medewerken."
XC'De Boodschap' (met een hoofdletter!) 'brengt', vond De Vrije Kunste naar,'de politieke ridderslag voor de illegaliteit!" Ook De Waarheid uitte vreugde ('wij verheugen ons'), waarbij het blad evenwel opmerkte, 'dat de illegale organisaties, en in het bijzonder die van de arbeidersklasse,
I Dat hier 'de Nederlandse regering' werd vermeld, kan gevolg zijn geweest van het feit dat de Contact-Commissie kort tevoren, 21 oktober, kennis had genomen van een telegram van Gerbrandy waarin stond, dat de koningin voornemens was, 'na haar terugkeer ook het advies in te winnen van de Grote Commissie uit de Illegaliteit ... Verdere plannen zullen zaak zijn van het zodra mogelijk te vormen kabinet.' (Tele gram, 17 okt. 1944, van Gerbrandy aan de GAC, dl. V b, p. 513). Zoals de Contact-Commissie het zag, was er volledige overeenstemming in denken en han delen tussen de koningin en het kabinet - zeker een ervaren politicus als Drees kon zich niet voorstellen dat de koningin eind september het telegram waarin op het zenden van een delegatie was aangedrongen, zou hebben verzonden zonder voor kennis en instemming van de minister-president. 2 72 (7 nov. 1944), p. 1. 3 15 nov. 1944, p. 1.
een harde strijd hebben te voeren tegen reactionaire kringen die ernaar streven, de vooruitstrevende groeperingen der 'illegaliteit' zo spoedig mogelijk uit te schakelen teneinde hun oude, bevoorrechte posities weer te kunnen innemen."
XCIn de Contact-Commissie kreeg Meijer op 7 november naar aanleiding van het door de linkersectie uitgegeven persbericht de wind van voren. Drees noemde, aldus de notulen, 'het partieel en niet volledig publiceren der telegrammen volkomen onjuist', Bruins Slot vond de publikatie 'onbehoorlijk, speciaal tegenover de overige groepen die daardoor in een zekere dwangpositie komen te staan', Neher achtte 'de wijze waarop een en ander is geschied ... buitengewoon kwetsend; de naam van Hare Majesteit is hierdoor geschaad en het beleid van de Contact-Commissie aangetast.' Meijer gaf geen krimp: de linkersectie had gemeend, 'dat de telegrammen het geestelijk eigendom van de gehele illegaliteit waren, geabstraheerd van de GAC', maar de linkersectie had, dat erkende hij, 'door de overige leden der Contact-Commissie als het ware voor eenfait accompli te stellen, een rem willen opleggen aan de tendens om de wensen en gezindheid der regering 'onder de tafel te werken'.' Waarop Bruins Slot nog opmerkte. 'dat bij de illegaliteit de mening gaat postvatten dat een deel der illegale pers' (de bladen van de linkersectie) 'de illegale meningsuiting tot zich wil trekken. Deze gang van zaken kan door de andere groepen niet geaccepteerd worden."
XCWat de eventuele 'speciale bijeenkomst der GAC' betrof, rapporteerden Bruins Slot, Meijer en Neher in diezelfde vergadering van 7 november dat geen van de secties daarvoor voelde, Bruins Slot evenwel deed 'een tussenvoorstel' dat werd aanvaard: de Contact-Commissie zou één keer samenkomen niet met driemaal één, maar met driemaal twee sectievertegenwoordigers.'
XCBruins Slot had de leidende figuren van de rechtersectie, met name ook de toppen van de LO en de LKP, nauwkeurig op de hoogte gehouden van de discussies in de Contact-Commissie. 'De linkse groep', zo lichtte op IQ november het Centraal Bureau van de LO de leden van de Top in,
XC'verwacht evenals de regering (en dat is dan in dit opzicht met name min. v.H. Goedhardt) een invloed der illegaliteit, zoals er in Frankrijk tot uitdrukking kwam. Zij daagt de illegaliteit uit tot een politiek steekspel en hoopt daaruit te voorschijn te komen als de vertegenwoordigster der illegaliteit, die in politieke zin v.H.G. het milieu moet bieden voor zijn plannen De middengroep is
I z.d. (ca. IS nov. 1944). p. 1. 2 CC: Notulen, 7 nov. 1944. 3 A.v.
behoudend te noemen. Zij wil wel zuivering maar geen ommekeer. Zij wil het staatsbestel weer in handen van de beproefde ~/pper ten der natie leggen en bovenal is ze zeer beducht voor scherpe linkse acties ... In de rechtergroep is Trouw de opvatting toegedaan, de illegaliteit zo snel mogelijk in de politieke partijen te laten oplossen ... De LO ... meent ... dat voor de illegaliteit als zodanig nog de belangrijke taak is weggelegd, mede te werken aan de noodzakelijke sanering van ons volk ... Hierbij is de LO echter beslist van mening dat de illegaliteit geen politieke taak heeft. ... Het C[ entraal] B[ureau] stelt ... geen prijs meer op vertegenwoordiging van de LO. Het heeft zelfs, nu de politieke pretenties van de linkse groep duidelijk worden, bezwaar tegen de uitzending zelf van de delegatie. De besprekingen hebben voortgang."
XCOp I4 november, vier dagen na de verzending van dit stuk, werd de vergadering van de 'dubbele' Contact-Commissie gehouden; voor de linkersectie kwam van Randwijk mee met Meijer, voor de middensectie Drion (een principieel tegenstander van het toewijzen van een algemene naoorlogse politieke rol aan de illegaliteit) mee met Neher, voor de rechtersectie de nieuwe voorzitter van het Centraal Bureau der LO, van Riessen (de opvolger dus van Pruys), mee met Bruins Slot.
XCDrees opende de vergadering met een overzicht van de besprekingen die sinds eind september waren gevoerd. Vervolgens werd het woord gevoerd namens de secties. Meijer herhaalde dat de delegatie moest bestaan uit twee vertegenwoordigers van de Iinker-, twee van de rechteren één van de middensectie, Neher sprak zich tegen het vertrek van elke delegatie uit, Bruins Slot kon met dat vertrek accoord gaan, mits de delegatie duidelijk zou maken dat de illegaliteit op politiek gebied geen gezaghebbende uitspraken kon doen. Vervolgens gaven van Randwijk, Drion en van Riessen hun mening. Drees èonstateerde dat een meerderheid er voorstander van was dat er een delegatie zou vertrekken. Hoe moest die dan zijn samengesteld? Fel sprak hij zich er tegen uit dat zijn Vaderlands Comité daarin niet zou zijn vertegenwoordigd; hij had een nieuw voorstel: nu vaststond dat het Delta-Centrum geen vertegenwoordiger kon leveren, was er in de groep van vijf één plaats open - kon één van de groepen een vertegenwoordiger extra krijgen of wilde men dat die plaats openbleef? Bruins Slot en van Riessen zeiden op die laatste vraag 'ja', de vijf overige aanwezigen 'nee'. Aan welke organisatie moest die vijfde plaats dan worden toegewezen? Van Randwijk hield een zo vurig betoog dat de communisten daar recht op hadden, dat van Riessen die van Randwijk voor het eerst ontmoette, van mening was dat hij een
XCI CB-LO: 'Mededelingen Topleden' (10 nov. 1944), p. 1-2 (LO/LKP, I
communist tegenover zich had.' Er werd gestemd: Drees, Meijer, van Randwijk en Neher spraken zich er vóór uit dat de vijfde plaats door een vertegenwoordiger van De Waarheid zou worden ingenomen, Drion, Bruins Slot en van Riessen stemden tegen. Het voorstel was aangenomen. 'Wanneer men bedenkt', aldus het Centraal Bureau van de LO aan de Top,
XC'dat de linkse sectie, die aan illegale werkers het kleinst is, hierdoor twee afgevaardigden krijgt, en wanneer men bedenkt dat één daarvan uit het kleine communistische blad De Waarheid zal komen, dan kan men begrijpen, hoe verbaasd wij waren dat zowel ve' als Ne' hier vóór waren. Er wordt de communisten wel veel toegegeven om ze zoet te houden Wel kregen de drie tegenstemmers er door dat een geleidebrief mee zou gaan waarin beperkingen aan het mandaat van de delegatie zullen worden opgelegd, terwijl er tevens in vastgesteld wordt, dat de deputatie wel aangewezen is door de GAe, maar de illegaliteit niet vertegenwoordigt."
XCIn die delegatie van vijf zou de linkersectie behalve door De Waarheid, niet vertegenwoordigd worden door Het Parool, maar, teneinde het spectrum breder te maken, door Je Maintiendrai, en Drees had gezegd dat voor het Vaderlands Comité een katholiek lid (Kolfschoten) naar Londen zou gaan. Nummer vier zou het Na.tionaal Comité vertegenwoordigen, nummer vijf Trouw.
XCEind november of begin december kwamen de vijf leden van de delegatie voor het eerst bijeen, 'doch men heeft', aldus de notulen van de vergadering van de Contact-Commissie die op 5 december plaatsvond, 'nog geen reisweg kunnen bepalen.' Een week later, I2 december, toen opnieuween 'dubbele' vergadering van de commissie werd gehouden, bleek er een kink in de kabel te zijn gekomen: in de voorafgaande weken was er in de Contact-Commissie uitvoerig over van gedachten gewisseld of er na de bevrijding een al of niet permanente 'Raad der Illegaliteit'J.
1 Men kan zich afvragen hoe zich dat betoog liet rijmen met het eerder door ons geciteerde, eind november geschreven artikel in naar aanleiding van een artikel in het nummer van dat op 15 november was verschenen (artikel dat, aldus de 'dictatuur van het proletariaat' aanprees), werd opgemerkt, 'dat de communisten blijkbaar minder hebben geleerd dan wij dachten.' Hoogstwaarschijnlijk had van Randwijk op 17 november nog geen kennis genomen van dat artikel - denkbaar is ook dat hij van mening was dat de communisten in elk geval recht hadden op een plaats in de delegatie. Frans Goedhart noemde van Randwijk enkele maanden later 'een emotioneel-onberekenbare man'. (brief, 8 febr. 1945, van F. Goedhart aan van Heuven Goedhart, punten j en 0, gestenc. bijl, 84). z Drees. Neher. 'CB-LO: 'Mededelingen Topleden' (I6 nov. I944), p. 1-2.
moest komen en of die Raad als noodvolksvertegenwoordiging moest optreden (vandaar ook de 'dubbele' vergadering van I2 december) - de delegatie vond dat zij niet naar Londen kon vertrekken voordat die gedachtenwisselingen tot een duidelijk resultaat hadden geleid. Dat te bereiken zou stellig niet eenvoudig zijn: kort tevoren hadden namelijk de groep van Trouw, de LO, de LKP en het Schoolverzet in Trouween, de tegenstellingen verduidelijkende maar daardoor ook verscherpende, politieke verklaring gepubliceerd waarin zij zich anti-communistisch hadden uitgesproken en 'het behoud en de versterking van de Christelijke grondslagen van ons volksleven''onmisbare voorwaarden voor een Nederlandse rechtsstaat' hadden genoemd.
XCHoe was het tot die verklaring gekomen?
XCUit het voorafgaande bleek dat in de besprekingen die van begin juli af in de top van de illegaliteit werden gevoerd, de LO in de persoon van voorzitter Pruys enkele malen een standpunt innam dat afweek van dat van Trouwen de KP maar dat het daarmee uit was toen Pruys als voorzitter was vervangen door van Riessen. Inderdaad, er had zich begin november in de Top van de LO een belangrijke wijziging voltrokken.
XCZoals wij in deel v vermeldden, werd de LO in de lente van '44 geleid door een Top die uit vijf personen bestond (vijf provinciale leiders) maar was, terwille van de veiligheid, eind juli de centrale leiding geheel losgemaakt van het werk in de provincies en de districten. Er was toen uit de Top een Centraal Bureau gevormd, bestaande uit Pruys (voorzitter), van Vliet en van Riessen. Pruys en van Vliet waren beiden in Hilversum ondergedoken - daar werd het Centraal Bureau dus gevestigd. Wel te verstaan: de Top werd niet opgeheven; hij werd zelfs uitgebreid: er werd namelijk afgesproken dat alle provinciale leiders er deel van zouden uitmaken en de bedoeling was dat dit uitgebreidere college periodiek zou bijeenkomen.
XCPruys was er eigenlijk tegenstander van dat de LO als zodanig een duidelijke politieke positie zou innemen - hij was verre van gelukkig geweest toen hij op de belangrijke vergadering van 3 juli in Amsterdam had moeten kiezen tussen de middenen de rechtersectie. De Top die kort na de j de juli bijeenkwam, keurde goed dat de LO zich in die sectie had geschaard (de verwantschap met de Knokploegen en met Trouw was
overigens op de gehele ontwikkeling veel tegen; besloten werd, aldus Het Grote Gebod,'dat men in de nieuwe situatie alles in het werk zou stellen om de politiek buiten het verzet te houden'.' Een begrijpelijk streven voor de bij uitstek gemengd samengestelde LO, maar het liep stuk op de werkelijkheid: de gehele discussie omtrent de naar Londen te sturen delegatie lag in het politieke vlak.
XCBegin oktober werd een vergadering van de Top gehouden waaraan (als gevolg van de Spoorwegstaking) slechts een beperkt aantal van de provinciale LO-leiders kon deelnemen; voorts was daar voor de Centrale Inlichtingendienst Sanders aanwezig, voor de Knokploegen waren dat Scheepstra en Kloots (Kloots vertegenwoordigde samen met Pruys de Knokploegen in het Delta-Centrum). 'De LO, de KP en de CID met haar brede nationale taak hebben zich', aldus een bericht dat op I loktober van het Centraal Bureau uitging",
XC'nooit of te nimmer bewogen op het politieke terrein. Daarvoor was er geen tijd, bovendien strookte dat niet met onze taak.
XCWe staan in de huidige toestand voor het feit dat de politieke toestand zich steeds meer toespitst. Dit is logisch, want de bevrijding brengt met zich mee de herleving van het politieke leven. Als grote organisatie dienen wij t.a.v. deze vraagstukken een besliste houding aan te nemen.
XCIn de eerste plaats zien wij tweeërlei stroming.
XCa. Enkele persorganen die de illegale beweging als politieke partij willen doen voortbestaan.
XCb. Een andere stroming in de pers, die de illegaliteit volkomen wil uitvegen uit het staatkundig leven.
XCDaarnaast doet men van de zijde van het ancien yégime ernstige pogingen, de illegaliteit voor haar karretje te spannen en de verhoudingen van 1940 te doen terugkeren.
XCGeen dey standpunten zijn de onze .
XC. . . We wensen in onze eigen politieke partijen de illegale beginselen van samenwerking en nationaal denken te doen doordringen, opdat we er toe kunnen bijdragen dat het enge verpolitiekte denken van 1940 plaats moge maken voor een gezond politiek leven in nationale zin.'
XCDergelijke algemene formuleringen boden geen oplossing toen de rechtersectie zich er medio oktober over moest beraden wie namens haar tot de door Londen gevraagde delegatie zou toetreden. Pruys had daar
XC1 H. B. S. Holla en H. van Riessen in Het Grote Gebod, dl. II, p. 5 I I. 2 Exemplaar in VGA, I
overleg over willen plegen met Scheepstra maar hij had deze niet kunnen bereiken, toen hij naar de betrokken sectievergadering ging. Hij trof daar tot zijn verbazing prof. Oranje aan, wiens groep, het Hooglerarencontact, in de middensectie zat - nog meer verbaasd was hij toen Bruins Slot naar voren bracht, aldus Pruys twee jaar later,
XC'dat wij het buitengewoon op prijs moesten stellen dat prof. Oranje toegestemd had, die vertegenwoordiging op zich te nemen en naar het Zuiden te gaan. Dat leek mij een gekke manier van doen, want wij kwamen juist op die vergadering om hierover te stemmen ... Toen heb ik gemeend te moeten protesteren. Ik heb gezegd: 'Dit lijkt mij niet de opvatting van de regering en van de koningin dat er politieke mensen naar voren worden gebracht ... Ik heb bovendien nog een bezwaar: prof. Oranje is een Vertrouwensman en het lijkt mij toch dat hij geen twee functies tegelijk kan waarnemen.' Hierop kreeg ik ten antwoord dat ik hier niets mee te maken had, dat dit waanzin was wat ik verkondigde en het moest zo zijn als zij zeiden. Bob' heeft mij dit alles erg kwalijk genomen. Die heeft gezegd, hoe ik dat durfde op te nemen tegen mannen als prof. Oranje en Bruins Slot. 'Nu', zei ik, 'dat is eenvoudig: omdat ik er zo over denk.' 'Ja', zeiden ze toen, 'je wilt het zeker zelf doen.' ... Bob is weggegaan, zeggende: 'Het is treurig, hoe durf je daar tegen in te gaan!' Daarop antwoordde ik: 'Omdat ik er zo over denk, afgelopen!' Toen bleef ik nog even en dacht: ... er is nog geen secundus aangewezen die eventueel zou moeten gaan. 'Heren', zei ik, 'we zijn niet klaar, er is de mogelijkheid dat prof. Oranje niet mag gaan 2 en wie moet het dan doen 2' '0', zei prof. Oranje toen meteen, 'daar hoeven wij niet over te praten. Als ik niet mag gaan, ga jij, Bruins Slot.' Het was dus al volledig in kannen en kruiken, voordat wij op de vergadering kwamen.
XCToen ben ik maar weggegaan."
XCOp dit conflict volgde onderling beraad van van Riessen, van Vliet en Scheepstra. Zij waren het er over eens dat Pruys in zijn contacten met andere organisaties te veel een eigen weg had gevolgd en te weinig voor de christelijke beginselen van het LO/LKP-werk was opgekomen - besloten werd, hem als voorzitter van de LO af te zetten en te vervangen door van Riessen, het Centraal Bureau uit te breiden met de districtsleider van de LO in Amsterdam, de katholiek H. A. Douqué, en Pruys ook te schrappen als een van de twee vertegenwoordigers van de Knokploegen in het Delta-Centrum (daar zou Scheepstra zijn plaats innemen). 'Men stelde mij voor', aldus later Pruys, 'mij voorlopig in Hilversum terug te
XC'Scheepstra. 2 Door bezwaren van de zijde van de andere Vertrouwensmannen. ' Ad Goede: 'Verslag gesprek met G. Pruys', 15 okt. 1946, p. ro-r r (LO;LKP,
trekken en daar de administratie bij te houden, daar ik overspannen zou zijn. Op dit voorstel kon ik natuurlijk niet ingaan."
XCOmtrent de uitschakeling van Pruys werd de Top van de LO ingelicht.' Het gebeurde werd in de 'Mededelingen' die op 10 november door koeriersters aan de leden van de Top werden overgebracht, 'een van de pijnlijkste kwesties' genoemd, 'die de LO heeft beleefd.' 'In normale tijden' had een Top-vergadering dienen te beslissen maar dat was onmogelijk geweest; de verhouding tussen Pruys en de KP-leiding was 'hoe langer hoe slechter' geworden, Pruys had ook 'in de sectie van de GAC' (de rechtersectie) 'grote deining' veroorzaakt - 'Hugo en Henk? hadden hem toen 'openlijk gezegd, dat hij niet het vertrouwen bezat dat nodig was in de moeilijke omstandigheden waarin de illegaliteit zich bevond."
XCInderdaad, in zijn nieuwe samenstelling (van Riessen, van Vliet, Douqué) ging het Centraal Bureau van de LO een koers volgen die nauwer bij die van de LKP en Trouwaansloot en waarin, zoals eerder bleek, beduchtheid voor wat de communisten rechtstreeks of via de RVV in het schild voerden, een grote rol speelde.
XCToen nu de linkersectie in de eerste helft van november met haar apart persbericht had onthuld dat de koningin adviezen wilde gaan inwinnen bij de illegaliteit, 'in het bijzonder bij de vorming van een nieuw kabinet', meenden de groepen van de rechtersectie dat het op hun weg lag, publiekelijk duidelijk te maken wat zij voor het naoorlogse Nederland voor wenselijk hielden. Besloten werd, een gemeenschappelijke beginselverklaring te publiceren. Het denkbeeld daartoe ging van Rombout uit, de voorzitter van de Top van de LKP, die, zoals uit hoofdstuk 7 bleek, begin november van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de Knokploegen, scherp had verweten dat hij de beginselen van het LO/LKP-verzet uit het oog had verloren doordat hij nauw was gaan samenwerken met de RVV. Het eerste concept voor de bedoelde beginselverklaring werd door van Bijnen opgesteld. De definitieve tekst die eind november (van Bijnen was toen bij Apeldoorn gesneuveld) gereed kwam, luidde:
XC'De ondergetekende organisaties' (dit waren de LO, de LKP, 'het Protestants-Christelijk Schoolverzet' en Trouw)aanvaardde Pruys de leiding van het Bureau Noodhulp (de voedselvoorziening der illegaliteit)
1 G. Pruys: 'Grote Adviescommissie' (z.j.), p. 3 (a.v. 2 CB-LO: 'Mededelin gen Topleden', 10 nov. 1944, p. 5-6. 3 Van Vliet en van Riessen. 4 Enige tijd later
'achten het, gezien de ontwikkeling in de illegaliteit, thans gewenst de navolgende gemeenschappelijke verklaring van hun grondslag en werkzaamheid vast te leggen.
XCZij zien hun ondergrondse activiteit als een uiting van een positief-Christelijke levensovertuiging. Dientengevolge moet hun activiteit worden beschouwd als een bijdrage (ieder voor haar deel) tot de strijd om het behoud en de versterking van de Christelijke grondslagen van ons volksleven, als onmisbare voorwaarden voor een Nederlandse rechtsstaat. Dit houdt in dat zij afwijzen elk streven naar een orde van zaken, waarbij door verabsolutering van de staatsgedachte het typisch-Nederlandse cultuurbezit van de geestelijke vrijheid en de zelfstandige waarde van de menselijke persoonlijkheid in het gedrang komt.
XCVanuit dit gezichtspunt wordt thans de strijd tegen het nationaal-socialisme gevoerd en zal tevens het communisme worden afgewezen.'
XCOp I december deed het Centraal Bureau van de LO deze verklaring aan het kader toekomen in een rondschrijven waarin werd betreurd dat de sfeer in de illegaliteit niet meer de oude was: 'er wordt gekonkeld, er wordt geageerd, er worden verdachtmakingen geuit op een wijze die alle beschrijvingen te boven gaat. Men werkt aan eigen standje, men werkt voor een eigen eer en - baantje!' 'Men trek!', zo heette het verder,
XC'met alle geweld de principiële politiek in ons illegale kamp. Men wil de indruk vestigen dat het verzet een links-radicaal karakter droeg. Men wil door een aldus geformuleerde illegaliteit richting geven aan ons staatsbestuur en aan onze nationale ontwikkeling. Deze stand van zaken kan door ons niet geaccepteerd worden. Temeer kunnen wij dit niet, als men de indruk wil vestigen alsof de La zoiets als een fabriek zou zijn, waarin werkers van allerlei politieke richtingen aanwezig zijn. Zo staan de zaken nu eenmaal niet ... Onze doelstelling was geen principieel politieke, ons fundament is wel principieel."
XCIn het nummer van Trouw dat begin december in verspreiding kwam, werd de beginselverklaring van de groepen der rechtersectie gepubliceerd met een door Bruins Slot geschreven commentaar dat, in het negatieve, belangrijk verder ging dan het afwijzen van het comrnunisme: onder de titel 'De Christelijk-Nationale gedachte' keerde dat commentaar zich namelijk tegen 'een links gerichte politiek' en alle 'sociaal-radicalisme.' 'De overgrote meerderheid der ondergrondse organisaties en zeker ook de overgrote meerderheid der deelnemers aan het verzetswerk zijn', aldus Trouiu,
XC1 CB-LO: 'Mededelingen', 23 (I dec.
'naar onze mening in politiek en sociaalopzicht allerminst links-radicaal. Het verheugt ons daarom dat de vier ondergetekende organisaties van de bovenstaande verklaring die tezamen (zacht gezegd) een zeer groot deel der illegaliteit vertegenwoordigen, tot een principiële kwalificatie van de aard en het motiefvan hun werk hebben kunnen geraken, die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat.
XC... De bedoeling is ... , duidelijk te maken dat de principiële doelstellingen van dit deel der illegaliteit het ten enen male verhinderen dat de illegaliteit als geheel zou kunnen dienen als dekmantel voor het streven om Nederland na de oorlog een bepaalde links-radicale richting uit te sturen."
XCTalrijke leden van het LO-kader (en verscheidene KP'ers) namen met verbazing kennis van de beginselverklaring en, meer nog, van het commentaar in Trouw. De kaderleden van de LO werden er door het Centraal Bureau aan herinnerd, 'dat iedere LO-medewerker wist in welk gezelschap hij terechtkwam: dat de LO op een positief-Christelijk fundament staat. Noch in vergaderingen, noch in mededelingen werd hierover gezwegen? - de leden van de Top kregen informatie over de eerste reacties in de andere secties:
XC'De linkersectie waardeert de verklaring omdat ze meent er uit te kunnen putten dat de LO aan politiek zal gaan doen. In de middensectie zijn het het Ne en het NSF die niet erg te spreken zijn over de verklaring, omdat er uit zou blijken dat de LO zich als een politiek en met name AR-politiek lichaam openbaart.
XCBeide inzichten zijn onjuist ... De LO wil beslist niet aan politiek gaan doen en loopt evenmin aan de leiband van Trouw."
XCDeze uiteenzetting bracht de critici niet tot zwijgen. Op verzoek van de provinciale leiding van Zuid-Holland werd begin januari een vergadering gehouden waar, behalve Zuid-Holland, ook Noord-Holland en Utrecht waren vertegenwoordigd. De Utrechters uitten, aldus het Centraal Bureau, 'ernstige bezwaren' tegen de beginselverklaring, 'maar de nadere toelichting over de inhoud ... en over de reden van ontstaan werden door Utrechts leiders als afdoende beschouwd' - evenwel was 'de vergadering van oordeel dat, meer dan tot nu toe, gewaakt moest worden tegen een 'dictatuur' van het CB.'4 Aan het LO-kader werd meegedeeld dat met 'positief-Christelijk' alleen bedoeld werd uit te
XC, Trouw, II, 18 (dec. 1944), p. r. 2 CB-LO: 'Mededelingen', 25 (16 dec. 1944). , CB-LO: 'Mededelingen Topleden', 18 dec. 1944, p. 4. 4 A.v., 7 jan. 1945, p. I (LOjLKP, I
drukken, 'dat de grondtoon van ons volkskarakter Christelijk' is - met de term werd 'geen binding aan een religieus standpunt, evenmin binding aan enige politieke partij' aangegeven, de LO bestond immers 'uit vooruitstrevenden van allerlei groepering.'!
XCEind februari kwam de gehele Top van de LO in Zeist bijeen. Er werd daar een verklaring opgesteld" waarin het beleid van het Centraal Bureau werd goedgekeurd en waarin voorts werd opgemerkt dat de LO als zodanig zich niet met de politiek bemoeide, zij het dat zij 'sterk gekant (was) tegen revolutionaire spanningen."
XCInmiddels had de 'beginselverklaring' van de groepen van de rechtersectie tot scherpe reacties geleid in tot de linkersectie behorende illegale bladen. 'Wij hebben nooit verwacht', schreef van Randwijk in Vrij Nederland,
XC'dat alle groepen en iedereen het eens zou zijn met datgene wat wij op politiek terrein noodzakelijk en eis der gerechtigheid achtten. Wij erkennen het democratisch recht en zelfs tot op zekere hoogte de nuttige functie van wat conservatisme. Maar wij hoopten vurig dat de tijd voorbij zou zijn dat men een, zeker niet specifiek Calvinistische, maar goeddeels doodgewoon liberale negentiendeeeuwse maatschappijleer voor 'Christelijk' en een zeer bepaalde 'rechtse' politiek als een bij uitstek 'nationale' zou zien.'
XCAls 'duidelijke positiebepaling' werd de beginselverklaring van de LO, de LKP, het Schoolverzet en Trouw door van Randwijk gewaardeerd, 'maar de verklaring en het naschrift' (het commentaar in Trouw)'is niet hetzelfde. Wij begrijpen niet hoe politiek-gemengde organisaties als LKP, LO en zelfs het Schoolverzet ooit het naschrift voor hun rekening kunnen nemen."
XC1 A.V.: 'Mededelingen', 28 (8 jan. 1945), p. 3 (a.v.). Z Tekst: Het Grote Gebod, dl. I, p. II8-19. 3 Van Riessen viel enkele weken later, midden maart, de SD in handen. 'De Duitsers', zo verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, 'wisten benauwend veel. Viebahn wist bijv. meer van prof. Oranje af dan ik er op dat moment vanafwist.' (getuige H. van Riessen, Enq., dl. VII c, p. 264) Mishandeld werd van Riessen niet; hij kwam tenslotte met de anti-revolutionair Smallenbroek in één cel. 'Dat was een vent', schreefvan Riessen ons in '75. 'Ik heb me aan hem opgetrokken. Hij doceerde politiek, ik filosofie. We hadden het best met elkaar.' (brief, 25 aug. 1975, van H. van Riessen)
XCIn het Centraal Bureau der LO waaruit ook van Vliet was verdwenen (deze was, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, in januari door het verraad van 'van Arkel' door de SD gearresteerd), werd de plaats van van Riessen ingenomen door mr. A. J. Meyer uit Alphen aan den Rijn, die tot op dat moment de leider was geweest van de LO in de provincie Zuid-Holland. 4
Wat Je Maintiendrai over de beginselverklaring te schrijven had, verscheen onder de kop 'Vertroebeling van de politieke atmosfeer':
XC'En nu, ofschoon de afgelopen vier oorlogsjaren alle politieke verhoudingen . ten onzent nog sterker dan voorheen hebben omgewoeld en talrijke jongeren politiek mondig zijn geworden buiten alle vroegere tegenstellingen om, nu komt plotseling Trouw ... de antithese opnieuw de inzet maken ener politieke constructie Het is feitelijk even onjuist om de termen 'links' en 'radicaal' als om die van 'christelijk' en 'nationaal' met elkaar te vereenzelvigen. Er zijn in de kringen, welke men vroeger rechts noemde, talrijke radicalen te vinden, terwijl wij alle behoudsgezinden uit het vroegere zogenaamde linkse kamp niet gaarne de kost zouden geven.'!
XCOp dat laatste wees ook Frans Goedhart in Het Parool? Hij noemde 'de verklaring van Trouw c.s.' (een typerende formulering!) 'in de grond van de zaak een poging om (naar het oude anti-revolutionaire voorbeeld) de afgeleefde antithese, die het land verdeelde in Christenen en heidenen, nieuw leven in te blazen ... Het is', schreef hij ook,
XC'wel uitermate teleurstellend en bedroevend, dat vier groepen, die zo'n flink aandeel in het verzet tegen de bezetter hadden en hebben, zich thans gereed maken om na verjaging van de Duitsers de vooroorlogse verhoudingen zo snel mogelijk te helpen herstellen."
XCDat Trouw, wat de partij-indeling betrof, geen ongewijzigde voortzetting van die vooroorlogse verhoudingen beoogde, bleek in februari "toen het blad zich uitsprak ten gunste van de vorming van 'een positiefchristelijke partij' waarin de Anti-Revolutionaire Partij en de Christelijk
XC! Je Maintiendrai, V, 9 (begin jan. 1945), p. 3. 2 Het Parool, 80 (9 jan. 1945), p. 2. Na lezing van deze laatste passage in Het Parool schreef in Kampen de LO' er van der Kamp over hen die een 'vernieuwing' voorstonden in de zin van Het Parool en Vrij Nederland: 'Zich uitgevende voor democraten en voor Nederlanders met het monopolie van nationale zin, zullen ze straks (want dat ze een heel goede gooi doen naar 't roer van het schip van Staat, is voor mij vast, de historische wind hebben ze volstandig mee!) de lijn van Hitler doortrekken, zij het voorshands zonder concentratiekampen. De parallel met de Franse Revolutie ... wordt in dit opzicht met de dag duidelijker Het enige wat ons overblijft te doen is: trouw op onze post blijven. Onze stem te laten horen als roependen in een staatssocialistische woestijn. Onverpoosd te waarschuwen en (0 paradox des geloofs!) blijde te zijn als het zo ver komt dat wij of onze kinderen door komsomols worden doodgeknuppeld.' (A. van Boven: Jan Jansen in bezel gebied,
Historische Unie dienden op te gaan 1 partij overigens die op sociaaleconomisch gebied radicale wijzigingen diende voor te staan, want:
XC'Een beschikkingsmacht over de productiemiddelen die enerzijds aan deelgenoten in het productieproces weelde verschaft en anderzijds hele groepen deelgenoten daarin aan armoede prijsgeeft, is in strijd met de eisen van een bijbelse samenleving."
XCDe in Trouwopgenomen beginselverklaring van de rechtersectie droeg er niet toe bij dat de vijf vertegenwoordigers van de illegaliteit die na lang touwtrekken waren aangewezen, gingen branden van verlangen om Londen te bereiken: wat hadden zij koningin en kabinet anders te bieden dan een beeld van diepe verdeeldheid? In december werd nog gehoopt dat de overtocht per vliegtuig mogelijk zou zijn - dat mislukte. Er kwam een grotere kink in de kabel toen bleek dat het beleid van Neher door de meeste in de middensectie vertegenwoordigde groeperingen werd afgekeurd, zodat die sectie zich opeens op het standpunt plaatste dat zij zich in het geheel niet met vraagstukken van naoorlogse politiek wilde inlaten. 'In de tijd dat wij gevochten hebben tegen de penetratie van de politiek in de illegaliteit, vochten we', zo lichtte het Centraal Bureau van de LO de leden van de Top in,
XC'tegen de linkse sectie en de halfbakken houding der middensectie. Op alle punten werden we geslagen door de capitulatie der middensectie voor de linkse ... Nu komt de middensectie met een standpunt, plus royaliste que le roi. Hiermee haalt deze sectie een streep door de historische ontwikkeling, wat altijd absurd is."
XCIn een groot deel van januari en in de eerste helft van februari kon de Contact-Commissie als gevolg van de vele arrestaties die waren voortgevloeid uit het verraad van 'van Arke!', niet bijeenkomen - toen er op 20 februari weer een vergadering plaatsvond, werd genotuleerd: 'Gepoogd zal worden, de leden der delegatie bijeen te doen komen om hun
XCI Trouw, III, 2 (febr. I945), p. 2. 2 A.V., III, 4 (eind maart I945), p. 2. 'CB-LO: 'Mededelingen Topleden', 23 dec. I944, p.
reis te regelen. Indien nog lang geaarzeld wordt, heeft het vertrek geen zin meer."
XCInderdaad, er wèrd nog langer geaarzeld en het vertrek ging niet door, zelfs niet toen men het althans in hoofdlijnen eens was geworden over een punt dat men graag vóór dat vertrek geregeld zag: de rol die de georganiseerde illegaliteit (zeg: de Grote Adviescommissie der Illegaliteit) na de bevrijding zou spelen.
XCZoals uit de voorafgaande paragraaf bleek, was het de uitnodiging van de koningin om een delegatie naar haar toe te zenden die de toppen van de illegaliteit eind september '44 confronteerde met de vraag of het wenselijk was dat de illegaliteit als zodanig politieke adviezen zou uitbrengen, speciaalook (daarop was door de koningin impliciet aangedrongen in haar tweede telegram dat de Contact-Commissie midden oktober bereikte) met het oog op de formatie van het eerste naoorlogse kabinet. Die verzoeken wierpen veel algemener vragen op: hàd de illegaliteit wel een rol te spelen in het naoorlogs bestel, en zo ja, welke?
XCZoals dan voorts in de vorige paragraaf werd aangetoond liepen de meningen uiteen en stond de linkersectie die voorstandster was van een belangrijke rol, tegenover de middensectie, de rechtersectie en het Vaderlands Comité.
XCIn november en december werden door enkele groepen plannen op schrift gesteld waarin die mogelijke rol der illegaliteit in bijzonderheden werd aangegeven."
XCDe groep van De Waarheid wenste dat een 'Raad der Illegaliteit' zou worden gevormd waarin alle groepen die in het gehele land, althans in verschillende provincies, werkzaam waren geweest, één vertegenwoordiger zouden krijgen, welke Raad, zolang er geen gekozen parlement was, de regering zou dienen te adviseren 'omtrent alle zaken van staatkundig beleid in de ruimste zin des woords' en omtrent 'alle vraagstukken die de verzetsactie, haar arbeid en haar gevolgen raken, over morele en materiële herstelmaatregelen, zuiveringsacties, belangrijke benoemingen
XC1 CC: 'Notulen', 20 febr. 1945. 2 Een overzicht van de plannen vindt men in het Witboek CAe, p. 44-49, de plannen
etc.' In een tweede versie van dit plan werd voorgesteld dat de Raad zou worden aangevuld met een aantal door het Vaderlands Comité in overleg met de Contact-Commissie aan te wijzen personen, welk aantal ten hoogste een vierde van het totaal aantalleden van de Raad zou bedragen. Voorts werd als nieuwe taak voorgesteld: 'het adviseren van de regering omtrent de verkiezing c.q. benoeming ener voorlopige volksvertegenwoordiging.'
XCHet plan van de Raad van Verzet ging in zoverre nog verder dan dat van De Waarheid dat daarin de Raad der Illegaliteit als een permanent college werd gezien, ook al met een brede adviserende taak op staatkundig gebied.
XCDe groep van De Vrije Kunstenaar achtte die brede adviserende taak, wanneer er eenmaal een gekozen parlement zou zijn, overbodig maar zag wel graag dat de Raad der Illegaliteit een eigen taak zou behouden 'op het gebied van zuivering, maatregelen voor nabestaanden van slachtoffers van het verzet, en in het algemeen van zaken die rechtstreeks de illegaliteit betreffen.'
XCNeher (zijn plan was het eerste dat werd rondgezonden) stelde namens het Nationaal Comité voor dat een Raad der Illegaliteit zou worden gevormd die zich buiten de politiek zou houden maar wèl een commissie van zeven of negen personen zou kiezen, 'die geacht mogen worden, op de geestelijke ondergrond der illegale activiteitsdrang volledig te zijn ingesteld'; die commissie zou 'de Kroon in die geest kunnen adviseren in zaken van staatkundig beleid. De leden dier commissie zouden onafhankelijk zijn en niet gebonden zijn aan het houden van ruggespraak met de Raad of de groepen'; in een bespreking die midden november in de Kern werd gehouden, noemde Bruins Slot namens de Trouw-groep dat een 'hinken op twee gedachten', hij was er fel tegen dat de illegaliteit zich met politieke aangelegenheden zou bezig houden ('omdat de illegaliteit niet heel het volk vertegenwoordigde maar slechts 10 %').'
XCDe groep van Trouw legde vervolgens aan de andere groepen een nota voor, waaruit de eerste drie punten aldus luidden:
XC'1. Het Nederlandse nationale belang vordert dat er na de bevrijding als politieke advies-instantie ten behoeve van de regering aanwezig is een Nationale Adviescommissie die representatief is voor alle goede vaderlanders, zowel voor hen die behoren tot de georganiseerde illegaliteit als voor de anderen.
XC2. Zelfstandig optreden van een politieke adviescommissie uit de illegaliteit,99
1 'Verslag der Kern, week 13-18 november' (GAC, I A).
naast andere, is ongewenst omdat daarmee een splitsing wordt geschapen tussen 'illegale' en andere vaderlanders, die de nationale eendracht benadeelt en aan de illegaliteit een rol toekent, waarvoor zij uit hoofde van haar doeleinden en samenstelling niet berekend is.
XC3. De illegaliteit werke door middel van overleg der in [de] C[ontact]C[ommissie] vertegenwoordigde groepen thans mede aan het tot stand komen, voor haar deel, van de onder I bedoelde advies-instantie. Zij zoeke daartoe contact met het V[aderlands] C[omité] teneinde gezamenlijk zulk een instantie voor de bevrijding tot stand te brengen. Deze commissie zou zeven-en-twintig leden moeten omvatten, waarvan twee-derde door het V[aderlands] C[omité] en één derde door de gezamenlijke illegaliteit zou moeten worden aangewezen ... De illegaliteit als zodanig heeft na de aanwijzing der leden geen verdere bemoeienis met de Nationale Adviescommissie, noch met vragen van staatsbeleid.'
XCHad die illegaliteit dus geen 'eigen taak'? Zeker, deze, 'te vervullen via een Grote Adviescommissie der Illegaliteit', zou, aldus de Trouw groep, zijn gelegen in
XC'a. de liquidatie van het ondergrondse werk,
XCb. medewerking aan onmiddellijk noodzakelijk relief-werk,
XCc. het verschaffen van zakelijke inlichtingen aan de regering over personen en feiten,
XCd. de verzorging van slachtoffers van het ondergrondse werk en van nagelaten betrekkingen van ondergrondse werkers.'
XCDit voorstel van de Trouw-groep dat, wat de beperkte politieke taak der illegaliteit betrof, aansloot bij denkbeelden die eerder door het Vaderlands Comité waren uitgedrukt ('voor de staatkundige vraagstukken zal', aldus de desbetreffende nota van het comité, 'de regering een adviesli'èhaam dienen te scheppen waarin de politiek georiënteerde illegale groepen een rechtmatige plaats dienen te krijgen'), vond in beginsel steun bij verscheidene andere groepen; die van Je Maintiendrai evenwel was van oordeel dat de uitschakeling van de illegaliteit na de vorming van de Nationale Adviescommissie moest worden afgewezen en dat de voorgestelde verhouding: twee-derde te benoemen door het Vaderlands Comité, één derde door de gezamenlijke illegaliteit, 'in geen enkel opzicht een juist beeld (gaf) van de positie en de wensen van de grote meerderheid der illegaliteit' - het voorstel van de Trouw-groep werd door die van Je Maintiendrai'volstrekt onaanvaardbaar' geacht.
XCVoorzover de tot nu toe weergegeven plannen en voorstellen betrekking hadden op de vorming van een Nationale Adviescommissie, was daarbij het uitgangspunt dat een onmiddellijke terugkeer van de Staten99
Generaal in hun samenstelling van vóór de bezetting ongewenst was. Zulk een terugkeer zou betekenen dat de illegaliteit na de bevrijding op geen enkele wijze, direct noch indirect, invloed zou hebben in het staatkundig vlak - dat ging de meeste illegale groepen te ver. Bovendien zou die onmiddellijke terugkeer van de Staten-Generaal niet mogelijk zijn: de twee Kamers moesten eerst 'gezuiverd' worden. Dat zou leiden tot open plaatsen, trouwens: er zouden ook open plaatsen zijn doordat Kamerleden tijdens de bezetting waren overleden. Wie zouden dan een aanbeveling moeten doen voor de benoeming van nieuwe leden? Dat zou een natuurlijke taak kunnen zijn voor de door Trouw genoemde Nationale Adviescommissie: zij zou dus in de eerste plaats fungeren als noodparlement zolang de zuivering van de Staten-Generaal gaande was, ontbonden kunnen worden wanneer er (aangevulde) Staten-Generaal zouden zijn en in die (aangevulde) Staten-Generaal zou de invloed van de Nationale Adviescommissie kunnen doorwerken doordat zij het zou zijn geweest die in feite voor de aanvulling had gezorgd. Een en ander zou betekenen dat de illegale groepen, conform de inzichten en wensen van de midden- en de rechtersectie, vrij spoedig uit het gehele politieke bedrijf zouden worden uitgeschakeld - dat stimuleerde alleen maar de groepen van de linkersectie om althans in de overgangsfase een zo sterk mogelijke invloed te kunnen uitoefenen. Die invloed werd nagestreefd op wat het kardinale punt leek: de samenstelling van de commissie die op haar beurt de leden van de Nationale Adviescommissie voor benoeming zou voordragen: een benoeming die door de Grote Adviescommissie en het Vaderlands Comité gemeenschappelijk zou geschieden. Voor de Nationale Adviescommissie werd aanvankelijk gedacht aan zes-en-dertig, later (d.w.z. in april '45) aan een-en-vijftig leden - beide cijfers waren door drie deelbaar, hetgeen nodig was met het oog op het feit dat (dit element uit het plan van de TrOl/tv-groep was aanvaard) één-derde van de leden afkomstig zou zijn uit de sfeer van de illegaliteit, twee-derde uit die van het Vaderlands Comité en van de politieke en maatschappelijke kaders met welke dat comité in verbinding stond.
XCVoor de commissie die de voordracht voor de Nationale Adviescommissie zou opmaken, werd aanvankelijk gedacht aan een college met vijf leden van wie drie de secties, twee het Vaderlands Comité zouden vertegenwoordigen. Over die opzet werd men het evenwel niet eens. In de Contact-Commissie betoogde Jan Meijer keer op keer namens de groepen van de linkersectie dat, als de voordrachtcommissie uit vijfleden bleef bestaan, van hen slechts één uit het Vaderlands Comité afkomstig mocht zijn en de linkersectie twee vertegenwoordigers moest krijgen 99
(één uit de groep van De Waarheid) - wilde men de twee van het Vaderlands Comité handhaven, dan diende, zei hij, de commissie tot zeven leden te worden uitgebreid van wie er dan drie de linkersectie zouden representeren. Toen Meijers betoog in de vergadering van de Contact-Commissie van 20 maart was afgewezen ('het wordt niet juist geacht', aldus de notulen, 'dat door welke groep dan ook een preferentierecht zou worden opgeëist"), drong hij er in de daarop volgende vergadering, 28 maart, op aan dat de voordrachtcommissie zes leden zou tellen: twee namens het Vaderlands Comité, één namens de rechter-, één namens de middensectie, twee namens de linkersectie. Ook dat voorstel werd verworpen.
XCIn februari werden aan de toppen van de illegaliteit de eerste namen (d.w.z. de illegale schuilnamen) genoemd van diegenen die namens de secties in de voordrachtcommissie zouden kunnen komen: Frans Goedhart, Gerben Wagenaar, Bruins Slot en mej. Tellegen of Jan Drion. Begin april werd voorts bekend, aan wie door het Vaderlands Comité werd gedacht als vertegenwoordigers van de politieke en maatschappelijke kaders. Volgens de opzet moesten die vertegenwoordigers voor de illegaliteit aanvaardbaar zijn (de benoemingen voor de Nationale Adviescommissie zouden immers geschieden door de illegaliteit en het Vaderlands Comité tezamen) - nu, er waren onder diegenen die door het Vaderlands Comité naar voren werden geschoven, verscheidenen die naar het oordeel van een of meer der secties niet voor een benoeming in aanmerking kwamen. Midden april deelde Jan Drion namens de middensectie mee dat deze mr. Donner, Kupers, Stikker en van der Mandele die allen door het Vaderlands Comité waren genoemd (Donner en van der Mandele waren er lid van) 'niet aanvaardbaar' achtte, 'de eerste niet', aldus de notulen,
XC'omdat hij te lang bleef zitten in de Hoge Raad en daarmee de zo bekritiseerde gestie van dit college dekte, de tweede niet omdat hij ook in eigen kring een te omstreden figuur is in verband met zijn gebrek aan activiteit in de eerste bezettingsjaren, de derde niet op grond van zijn onjuiste houding in de strijd tegen de Ausu/eise+, de vierde niet omdat hij een belangrijke positie bekleedde in een commissie wier werkzaamheden de 'gelijkschakeling' van het gehele Nederlandse bedrijfsleven tengevolge hebben gehad."CC: Notulen,maartBedoeld werden dedie in het kader van
1 20 1945. 2 de moesten worden aangevraagd. 'Bedoeld werd de Organisatiecom missie- Waltersom.
XCVoorts werd door de middensectie getwijfeld aan de aanvaardbaarheid van A. Stapelkamp (de ook door het Vaderlands Comité genoemde gewezen voorzitter van het CNV) 'in verband met een reis welke hij tezamen met anderen op uitnodiging van de vijand gedurende de bezetting heeft gemaakt.' 1 Drees betoogde toen dat hij, het toetsingsrecht van de illegaliteit erkennend, van mening was (aldus de notulen),
XC'dat men hierbij de houding van de voorgedragen personen gedurende de gehele bezettingstijd in acht moet nemen en niet iemand moet wraken op grond van één enkele minder juiste gedraging, zeker niet als door het schrappen van een persoon een gehele groep zich niet meer vertegenwoordigd zou achten. Dit laatste geldt voor D[ onner], K[upers], Sti[kker], Sta[pelkamp] en de Br[uijn]", die nl. ook de gewraakte reis meemaakte.'
XCBruins Slot sloot zich onmiddellijk bij Drees aan, wijzend op de mogelijkheid, 'dat bij het schrappen van D[ onner] de gehele AntiRevolutionaire Partij medewerking zou weigeren.' Voorts beschouwde hij het als 'inconsequent' dat de middensectie 'de communisten blijkbaar wèl acceptabel vindt, ondanks hun houding vóór juni '41.' Jan Meijer, wiens sectie toen nog geen beraad had gepleegd, achtte persoonlijk Donner aanvaardbaar maar twijfelde ten aanzien van Stikker en van der MandeIe. Replicerend zei toen Drion nog o.m. 'dat allen het eens zijn dat om tactische redenen de communisten in de Nationale Adviescommissie zitting moeten hebben, ook al zouden zij in beginsel gewraakt moeten worden op grond van hun houding in het eerste oorlogsjaar."
XCBeslissingen werden niet genomen en zo stond, toen enkele weken later het gehele land was bevrijd, de regeling voor de vorming van de Nationale Adviescommissie nog niet definitief vast - evenmin stond vast wie als leden van dat college aan de regering zouden worden voorgedragen; zij zou de benoemingen moeten doen.
XCEind september '44 had de regering in twee lange telegrammen I 'de gehele ondergrondse pers' verzocht, een campagne in te zetten ten gunste van vrijwillige dienstneming met het oog op 'bevrijding Indië, opdat later niet gezegd wordt dat dit gebiedsdeel uitsluitend bevrijd is door grote bondgenoten stop betreffende de toekomstige verhouding Nederland-Indië ware rede koningin van 8 december 1942 als leidraad te nemen' - bedoeld werd de door de koningin op zondagavond 6 december '42 (in Indië was het toen maandag de 7de) in Londen uitgesproken radiorede. Daarin had zij o.m. uitdrukking gegeven aan 'de overtuiging dat het koninkrijk na de oorlog', na een daartoe te houden 'rijksconferentie', 'zal worden gebouwd op een grondslag van volledige deelgenootschap', en had zij voorts gezegd: 'Ik heb daarbij een vorm voor ogen waardoor Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao deel zullen hebben in het bestuur van het geheel, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen' - men zou kunnen zeggen dat 'Indonesië' (het gebruik van die term in staatsstukken was nog in '4I door het Nederlands-Indische gouvernement afgewezen) binnen het geheel van een nieuw-gestructureerd koninkrijk zelfstandig zou worden, niet onafhankelijk. Van enig recht op onafhankelijkheid werd in de 7 december-toespraak niet gerept.
XCSommigen in Nederland vonden dat reeds die zelfstandigheid te ver zou gaan. Trouw had in december '43 een geheel nummer aan Indië gewijd. 'Een kind dat graag groot wil zijn', zo had daarin gestaan, 'heeft daarmee nog niet het vermogen van de man', 'de koloniale taak' was in Nederland 'verstaan als een 'heilige roeping", Indië was niet meer dan 'een groep landen, bijeengebracht en bijeengehouden door het Nederlandse gezag.'2 De Waarheid daarentegen had in die tijd geschreven, 'dat Indonesië recht heeft op volledige onafhankelijkheid."
XCHoe nu een 'campagne' in te zetten waaraan zowel gereformeerden als communisten zouden kunnen deelnemen? Na ontvangst van de
I Tekst: p. 73-74. 2 I, 14 (dec. 1943), p. IO, 4, 6. 3 17 nov. 1943, p. 7·
gememoreerde regeringstelegrammen stelde de Contact-Commissie een commissie in die haar diende te adviseren hoe de door de regering gevraagde propaganda-actie het best zou kunnen worden gevoerd. Die commissie bestond uit vertegenwoordigers van Trouw, De Waarheid (hoofdredacteur Koejemans), Je Maintiendrai en Vrij Nederland alsmede uit een Indologie-student (aangetrokken via De Geus), een Indonesiër (de communist Setyadjit, voorzitter van de Perhimpoenan Indonesia') en een hoogleraar: prof. ir. W. Schermerhorn, groot voorstander van de (in het gijzelaarskamp te Gestelontwikkelde) denkbeelden van de Nederlandse Volksbeweging; Schermerhorn trad als voorzitter van de commissre op.
XCDe commissie beperkte zich er toe, een verklaring op te stellen die namens de illegaliteit in alle grote illegale opiniebladen zou worden opgenomen. 'De gedachten, door HM. de Koningin uitgesproken in haar rede van 7 december I942, zullen', zo heette het in het politiek belangrijkste deel van het concept,
XC'voor de bevrijdingslegers de zin van hun strijd moeten bepalen ... Ons verbindt het vertrouwen dat bij de beslissing over de toekomstige structuur van het koninkrijk (een beslissing die zal worden genomen naar aanleiding van de resultaten ener conferentie waaraan vertegenwoordigers van alle delen van het koninkrijk deelnemen) de Indonesische volkeren in een toenemende vrijwillige samenwerking en in een volledig deelgenootschap tussen het Nederlandse volk en hen, de beste waarborgen zullen zien voor het herstel van hun vrede en voor de toename van hun voorspoed. Indien wij hierbij de nadruk leggen op de vrijwilligheid van het samengaan van Indonesië met Nederland, dan doen wij dat in het vertrouwen dat elke gedachte aan willekeur van de zijde van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
XChier werd door de Contact-Commissie de tekst gewijzigd tot: 'elke gedachte aan willekeur, zowel van de zijde van Nederland als van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
XC'uitgesloten kan worden geacht ... (Wij) vertrouwen er op dat de band tussen Nederland en Indonesië in een vernieuwd Gemenebest zowel in de lijn (der)
I Dit was de in 1908 in Leiden opgerichte vereniging van Indonesische studenten die sinds ca. 1925 in Nederland was opgetreden als woordvoerder van de groeperingen die in Indonesië op meer zelfstandigheid of zelfs op onafhankelijkheid aandrongen. Leden van de vereniging hadden van '40 af eigen illegale bladen uitgegeven, van mei '44 af een blad dat heette.
ontwikkeling ligt als recht doet aan de gevoelens van verbondenheid die in de loop der eeuwen zijn gegroeid.'
XCDe definitieve verklaring werd in de laatste weken voor de bevrijding in de illegale opiniebladen opgenomen. Over de ondertekening was veel te doen geweest, doordat Drees er op had aangedrongen dat ook de sociaal-democratische illegale bladen Paraat en De Baanbreker zouden worden uitgenodigd, haar te ondertekenen - de meerderheid van de Contact-Commissie, constaterend dat beide bladen pas laat in de bezettingstijd waren begonnen te verschijnen, wees dat denkbeeld af en de voor de ondertekening vastgestelde formule luidde tenslotte: 'De commissie, samengesteld uit De Bevrijding' (het illegale blad der Indonesische studenten), 'De Geus, Je Maintiendrai, Trouw, Vrij' Nederland en De Waar heid, in opdracht van de gezamenlijke verzetsbewegingen in Nederland.' Was het toeval of opzet dat de volgorde waarin die zes bladen werden genoemd, in Trouw werd omgedraaid? Wij weten het niet; in elk geval stond daarin De Waarheid voorop. Het zou kunnen zijn dat de redactie van Trouwaldus had willen onderstrepen dat ook het communistische illegale blad een verklaring had ondertekend waarin niet werd aangedrongen op de onafhankelijkheid van Indonesië.
XCHet is, menen wij, een belangrijke politieke worsteling geweest die zich van begin juli '44 tot eind april '45 aan de toppen van de illegaliteit heeft afgespeeld. Wie die worsteling heeft verloren, is duidelijk: de linkersectie. Er werd namelijk om te beginnen het denkbeeld afgewezen dat de Contact-Commissie, waarin de linkersectie alleen stond, als zodanig geen standpunten zou mogen innemen; vervolgens werd het denkbeeld afgewezen dat de georganiseerde illegaliteit na de bevrijding gedurende geruime tijd rechtstreeks staatkundige invloed zou hebben - uiteindelijk kwam vast te staan dat die invloed slechts zou kunnen worden uitgeoefend zolang er een Nationale Adviescommissie was: direct door de adviezen van die commissie, indirect doordat zij het zou zijn die aanbevelingen zou doen voor de aanvulling van de oude Staten-Generaal. Welnu, de groep van De Waarheid stelde oorspronkelijk voor dat de Nationale Adviescommissie voor drie-kwart uit de illegaliteit, voor één kwart uit de kringen van het Vaderlands Comité zou worden gevormd
en in werkelijkheid werd het voorstel van de Trouto-gtoeo aanvaard om de vertegenwoordiging van de illegaliteit tot één derde te beperken - twee-derde van de leden zou uit de kringen van het Vaderlands Comité afkomstig zijn. Zeker, ten aanzien van de door het Vaderlands Comité voor te dragen candidaten behield de illegaliteit een soort vetorecht, uit te oefenen in de voordrachtcommissie, maar in die commissie kreeg de linkersectie slechts één zetel en zij moest er van uitgaan dat zij, ook als zij steun bleef ontvangen van Jan Drion (die zich in april heel wat strakker opstelde dan Neher zou hebben gedaan!), een meerderheid tegenover zich zou vinden van de vertegenwoordiger van de rechtersectie en de twee van het Vaderlands Comité.
XCOpvallend in de gevoerde worsteling is, dat zowel de linkersectie als de rechtersectie meende dat zij de meeste illegale werkers vertegenwoordigde - bovendien meende de linkersectie dat zij uitdrukking gaf aan een wil tot 'vernieuwing' die in zeer brede lagen van de bevolking zou leven. Wat het eerste betreft: onze schattingen houden in dat de groepen van de rechtersectie alléén evenveel illegale werkers telden als die van de linker- en de middensectie samen, zulks vooral als gevolg van het feit dat de LO de veruit grootste illegale groep in den lande was. Wat het tweede aangaat: wij menen dat Drees en Bruins Slot (om slechts dezen te noemen) terecht hebben aangevoeld dat, welke wijzigingen er na de bevrijding ook wenselijk zouden zijn, de meeste politiek-bewuste Nederlanders dan weinig zouden voelen voor een grondige 'vernieuwing'. De visie van Drees en Bruins Slot was reëler dan die van de koningin - er zit, menen wij, een tragisch element in het feit dat juist háár telegrammen waannee zij hoopte te bereiken dat zij in Londen spoedig de steun zou krijgen van een met haar gelijk-op denkende delegatie van de illegaliteit, de in de illegaliteit bestaande politieke tegenstellingen aanscherpten met als gevolg dat de delegatie niet eens aan haar vertrek toekwam.
XCMen kan de vraag stellen: is, wat zich in die laatste bezettingsfase aan de top van de illegaliteit heeft afgespeeld, in overeenstemming geweest met democratische beginselen? Bruins Slot zei in november '44 in de Kern dat 'de illegaliteit niet heel het volk vertegenwoordigde maar slechts 10 %.' Wat verstond hij onder 'vertegenwoordigde'? Bedoelde hij te zeggen dat 'slechts 10 %' deel uitmaakte van de illegale groepen of daaraan feitelijke steun gaf? Dan was dat percentage te hoog. Of bedoelde hij te zeggen dat 'slechts 10%' zich met de acties van de illegaliteit verbonden voelde en goedkeurde dat er een illegaliteit bestond? Dan was, menen
van de illegaliteit werden genomen, waren beslissingen van leiders van illegale groepen die in hoofdzaak op eigen kompas voeren, welook contact hadden met een achterban van gelijkgezinden maar die kringen waren, in de omstandigheden van de bezettingstijd, onvermijdelijk heel klein. Geen van die illegale leiders kon aan die achterban verantwoording afleggen (heel wat illegale werkers waren van mening dat al die politieke discussies veel te veel energie vergden) en aan een bepaalde uitspraak van die achterban eonsequenties verbinden. Niettemin werden door die weinigen beslissingen genomen die na de bevrij ding op staatkundig gebied zouden doorwerken. Welnu, het zou naar ons oordeelongepast zijn om dat ondemocratisch te noemen - men bevond zich in een noodtoestand en handelde conform die noodtoestand. Daarbij handelde een ieder vanuit de overtuiging dat het door hem of haar verdedigde standpunt conform de volkswil was - in geen enkel opzicht werd voorbereid wat men 'een staatsgreep van de illegaliteit' zou kunnen noemen. Integendeel: de bedoeling was dat alle plannen die werden opgesteld, uiteindelijk door de regering zouden worden beoordeeld - naar men vertrouwde: aanvaard, maar formeel zou de regering het recht hebben, er een streep door te halen.
XCIn hun uiteindelijke vorm werden die plannen (gericht als zij toen waren op een van de illegaliteit los staande Nationale Adviescommissie en een zich tot de afwikkeling der illegaliteit beperkende Grote Adviescommissie der Illegaliteit) gekenmerkt door terughoudendheid. Die terughoudendheid is in de eerste plaats gevolg geweest van de opvattingen van het Vaderlands Comité en van de midden- en de rechtersectie: alles wat de linkersectie in de persoon van Jan Meijer trachtte te bereiken in de geest van de brief die de groepen van de linkersectie begin oktober '44 tot de overige illegale groepen richtten (in de geest ook van de telegrammen die van de regering waren ontvangen), stuitte af op het eensgezind verzet van Drees, Neher en Bruins Slot, die er gedrieën van overtuigd waren dat de illegaliteit na de bevrijding slechts een bescheiden rol diende te spelen.
XCWat Drees en Neher betrof, was daarbij óók van belang dat zij het waren en niet vertegenwoordigers van illegale groepen als zodanig, die in opdracht van de regering betrokken waren bij het voorbereiden van de maatregelen die ten tijde van de bevrijding in het bestuursvlak noodzakelijk zouden zijn: zij immers waren lid van het door de regering ingestelde College van Vertrouwensmannen.
XCOp dit college willen wij nu onze aandacht richten.
XCDe oprichting van het College van Vertrouwensmannen was, zoals wij in deel 10 a in de desbetreffende paragraaf van hoofdstuk 3 beschreven, een denkbeeld geweest van mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart. Voor hem was in de periode van zijn illegale werkzaamheid als redacteur (min of meer hoofdredacteur) van Het Parool komen vast te staan dat het gezag in een eventueel 'vacuüm', d.w.z. in de overgangsperiode tussen het einde van het Duitse bewind en de overkomst van de Londense regering, duidelijk in burgerlijke handen diende te liggen en dat elke vorm van door de OD uit te oefenen militair gezag moest worden voorkomen. Begin juni '44 als Engelandvaarder in Londen aangekomen, was van Heuven Goedhart. wiens verschijnen aanvankelijk met name ook koningin Wilhelmina bijzonder welkom was geweest, daar ruim vier weken later op voorstel van Gerbrandy tot minister van justitie benoemd. Enkele dagen nu voor die benoeming had hij aan Gerbrandy schriftelijk het denkbeeld voorgelegd om in bezet gebied een college van zeven personen te vormen dat in het 'vacuüm' het regeringsgezag zou uitoefenen - hij noemde voor dat college vijf namen, nl. die van Bosch van Rosenthal (met wie hij al sinds' 40 nauw had samengewerkt), Drees (hem bekend als voorzitter van het Vaderlands Comité), mr. dr. W. G. A. van Sonsbeeck (in' 41 door de bezetter ontslagen als commissaris van Limburg), mr. J. Cramer (de organisator van het verspreidingsapparaat van het illegale Vrij Nederland) 1, en prof. mr. R. P. Cleveringa (de man van de befaamde Leidse toespraak van 26 november '40); dat college van vijf zou dan tot zeven moeten worden uitgebreid doordat die vijf aan hun gezelschap een vertegenwoordiger resp. van het Nationaal Comité en van de Raad van Verzet zouden toevoegen.
XCVan Heuven Goedharts voorstellen werden door Gerbrandyen de koningin aanvaard. In het kabinet werd de zaak niet aan de orde gesteld - met het oog op de veiligheid der betrokkenen wenste de koningin, alsook van .Heuven Goedhart, dat behalve de minister van oorlog, jhr.
XC1 Van Heuven Goedhart had eind '43 samen met Cramer contact gehad met Oberst Stahle, vertegenwoordiger van de groep die in juli '44 de aanslag op Hitler liet plegen.
ir. O. C. A. van Lidth de Jeude, onder wie het Bureau Inlichtingen ressorteerde (bureau dat voor de geheime verbindingen met het nieuw in te stellen college diende zorg te dragen), geen der overige ministers zou worden ingelicht.
XCBegin augustus nam de geheime agent de Brauw twee door Gerbrandy en van Heuven Goedhart ondertekende stukken mee naar bezet gebied: een boodschap inzake de benoemingen en een daarbij behorende 'Instructie'.' Blijkens die stukken zouden de 'Vertrouwensmannen' 'bij bevrijding van deel of geheel vaderland' de regering vertegenwoordigen totdat de z.g. ministers-kwartiermakers zouden zijn gearriveerd" (over het Militair Gezag dat krachtens de al goedgekeurde wetsbesluiten bij de bevrijding de directe vertegenwoordiger van de regering zou zijn, werd gezwegen). De Vertrouwensmannen zouden zelf een voorzitter moeten kiezen, mogen beslissen met meerderheid van stemmen en als hun 'hoofdtaak''handhaving van orde en rust' moeten beschouwen; zij moesten zorg dragen voor een proclamatie op de bevrijdingsdag en waren gerechtigd, ambtenaren te 'staken''vervanging van uitgeschakelde krachten of vervulling van vacatures', zo heette het evenwel, 'geschiedt slechts bij strikte noodzakelijkheid en slechts voor periode gedurende welke Vertrouwensmannen zelf fungeren.' Zij waren tenslotte 'vrij, zich als adviseur voor het nemen van conservatoire maatregelen medewerking van mr. L. J. A. Trip' (de door de bezetter afgezette president van de Nederlandse Bank) 'te verzekeren.'
XCEr verliep enige tijd voordat de in Londen opgestelde stukken Bosch van Rosenthal bereikten - pas op 24 augustus (Parijs was bijna bevrijd) kwamen, zoals wij eveneens reeds in deel 10 a beschreven (nI. in de paragraaf 'Six en het College van Vertrouwensmannen' van hoofdstuk 4), de vijf met name genoemde Vertrouwensmannen voor het eerst bijeen, in Utrecht. Zij stelden vast dat zij de vertegenwoordigers van het NC en van de RVV slechts tegelijk in hun college zouden opnemen en besloten voorts, de regering om verlof te vragen, nog een achtste Vertrouwensman te laten optreden, nl. prof. mr. J. Oranje, die door het Vaderlands Comité al belast was met de taak, bij de bevrijding de radio-omroep onder zijn hoede te nemen en die in het college het gereformeerde c.q. anti-revolutionaire volksdeel zou vertegenwoordigen. De vijf in Utrecht aanwezigen besloten voorts om bij de maatregelen
XCI Teksten: Enq., dl. V a, p. 723-24. 2 Als eerst-vertrekkenden waren in die tijd aangewezen de ministers Gerbrandy, Burger (binnenlandse zaken), van Heuven Goedhart (justitie), van Lidth (oorlog) en van den Broek (financiën en ad interim handel, nijverheid en landbouw).
die zij op allerlei terreinen moesten gaan voorbereiden ('handhaving van orde en rust' was een kapstok waaraan een heel regeringsbeleid kon worden opgehangen), door te werken op plannen, eerder opgesteld door een commissie onder voorzitterschap van de Groninger hoogleraar prof. mr. J. H. van MeuIS en door het Vaderlands Comité, bespraken terloops welke secretarissen-generaal door wie vervangen moesten worden, stelden vast dat van Sonsbeeck de bevrijdingsproclamatie in concept zou opstellen en spraken tenslotte af dat zij hun voorzitter pas zouden kiezen als hun college voltallig was.
XCOp de volgende vergadering, 30 augustus (de Geallieerde strijdkrachten naderden België), ontbrak van Sonsbeeck (mèt zijn concept-proclamatie) - hij had van Maastricht uit niet naar het westen kunnen reizen. Nu werd definitief besloten dat de secretarissen-generaal van Binnenlandse Zaken, van Economische Zaken 1 en van Sociale Zaken, resp. mr. dr. KJ. Frederiks, dr. H. M. Hirschfeld en ir. R. A. Verwey, bij de bevrijding zouden worden 'gestaakt'; voorts werd vastgesteld dat de politie, die tijdens de bezetting geheelonder Justitie was komen te ressorteren, daar ten tijde van de bevrijding weer gedeeltelijk van zou worden losgemaakt. Besloten werd tenslotte dat de Vertrouwensmannen zowel in Den Haag als in Amsterdam een centrum en dus ook in beide steden een secretaris zouden krijgen - in Amsterdam werd dat mr. G. Slotemaker die sinds de zomer van' 42 in bezet gebied had gefungeerd als een van de 'redacteuren' van de Zwitserse Weg, in Den Haag mr. J.le Poole, hoofd van de spionagegroep 'Dienst-Wim', die van de Brauw de voor Bosch van Rosenthal bestemde stukken had ontvangen.
XCOp maandag 4 september (daags tevoren was Brussel bevrijd) kwam een accoord tot stand met de chef-staf van de OD, Six, krachtens hetwelk op de bevrijdingsdag de door deze voorbereide, nu ietwat gewijzigde 'Bekendmakingen' zouden worden aangeplakt, ondertekend niet alleen door de gewestelijke commandant van de OD maar ook door de commissaris der koningin, en dinsdag 5 september (Dolle Dinsdag) werd voor de Vertrouwensmannen een bij uitstek drukke dag: zij keurden in Leiden het concept voor hun bevrijdingsproclamatie goed dat door Cleveringa was opgesteld, en gingen toen naar Den Haag waar zij nieuwe beslissingen namen ten aanzien van de leiding van verschillende departementen: Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd toegewezen aan Reinink, Sociale Zaken aan mr. A. L. Scholtens, die in augustus '40 zijn
XC1 D.w.z. van de twee departementen van Handel, Nijverheid en Scheepvaart en van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening.
functie als secretaris-generaal had neergelegd, Financiën aan een van de vroegere hoofdambtenaren, mr. H. Albarda, Justitie aan mr. J. C. Tenkink die in maart '41 als waarnemend secretaris-generaal was afgetreden, en Binnenlandse Zaken aan mr. L. A. Kesper, de gewezen griffier van de Tweede Kamer, met wie het 'eerste' Nationaal Comité (de groep die begin april '43 was gearresteerd) en nadien het NC al veel contact hadden onderhouden. Al die maatregelen werden getroffen in de verwachting dat de Geallieerde troepen in aantocht waren.
XCVolgens afspraak ontmoetten de Vertrouwensmannen elkaar de volgende ochtend, 6 september, opnieuw, nu in een kamer in het Afwikkelingsbureau van defensie, 'waar wij elkaar', aldus later Bosch van Rosenthal, 'met onzekere gezichten aankeken" (de Geallieerden waren niet komen opdagen) - van die kamer werden zij verwijderd in opdracht van het hoofd van het bureau, L. C. Rietveld. Zij begaven zich toen naar een adres aan de Mauritskade. Daar spraken zij met mr. S. J. R. de Monchy, de na 'Anjerdag' (29 juni '40) ontslagen burgemeester van Den Haag, aan wie zij zeiden dat hij na de bevrijding opnieuw burgemeester zou worden - enkele dagen later, op I I september, deden zij via de Brauw een 'spoedbericht' uitgaan naar de regering van de volgende inhoud: 'Vijf Vertrouwensmannen vingen werkzaamheden aan. Twee anderen' (de vertegenwoordigers van het NC en de RVV) 'heden of morgen te verwachten. VijfVertrouwensmannen dringen unaniem aan op aanvulling met vader der prinsen' (prof. Oranje). 'Zij achten kennisname besluiten bijzondere staat van beleg ook na Radio Oranje onontbeerlijk. Spoedig mogelijk antwoord verzocht? - inderdaad, Radio Oranje had begin september de inhoud van het wetsbesluit op de bijzondere staat van beleg (dat regelde O.m. de positie van het Militair Gezag) beknopt weergegeven maar het was voor de Vertrouwensmannen, als wier 'hoofdtaak''handhaven van orde en rust' was aangegeven, uiteraard van groot belang, te weten wat het genoemde wetsbesluit precies inhield. Het antwoord uit Londen liet op zich wachten.
XCNieuwe hoop dat de bevrijding op handen was, werd op 17 september
XC, D. D. Vollgraff: 'Verslag van een onderhoud met L. H. N. Bosch van Rosenthal', p. 12 (Enq., punten g en h, gestenc. bijl. 88). 2 Op enkele uitzonderingen na is de telegramwisseling tussen de regering en het College van Vertrouwensmannen gepubliceerd in deel V b van de Enquêtecommissie, nl. op de pag.'s 513-20. De telegrammen zijn daar chronologisch geordend in twee series: de regering aan de Vertrouwensmannen en de Vertrouwensmannen aan de regering. Waar wij verder in dit hoofdstuk bepaalde telegrammen weergeven, zullen wij de verwijzing naar deel V b van de Enquêtecommissie achterwege laten.
bij de Vertrouwensmannen gewekt, toen in de middag door de BBC werd omgeroepen dat in Nederland grote Geallieerde luchtlandingen hadden plaatsgevonden. 'In Den Haag en Amsterdam zal', zo lieten de Vertrouwensmannen des avonds naar Londen seinen, 'onmiddellijk na bevrijding dier steden iemand namens Vm zich melden bij Geallieerde commandant.'
XCIn de dagen die volgden, werd het college aangevuld met Neher (NC), van der Gaag (RVV) en Oranje (van Sonsbeeck daarentegen, in Maastricht bevrijd, bleef ontbreken). De Vertrouwensmannen zaten niet stil. Hier willen wij slechts vermelden dat in de tweede helft van september het rondschrijven klaar kwam waarmee hun inmiddels gedrukte bevrijdingsproclamatie te zijner tijd zou worden rondgezonden en dat Bosch van Rosenthal, die in de eerste vergadering waar Neher, van der Gaag en Oranje aan deelnamen, als voorzitter van het college was gekozen, de radiotoespraak opstelde die hij zich voorstelde ten tijde van de bevrijding van het gehele land te houden. Helaas: eind september beseften ook de Vertrouwensmannen dat Montgomery's poging om met één sprong over de grote rivieren te komen, was mislukt. Kon men nadien aanvankelijk nog hopen dat vóór het invallen van de winter een nieuwe sprong zou worden gewaagd, aan de moeizame gevechten die de Geallieerden in oktober en november moesten leveren om de Wester-Schelde vrij te maken en de Wehrmacht in Limburg en Noord-Brabant terug te dringen achter de Maas en het Hollands Diep, kon slechts de conclusie worden verbonden dat de bevrijding nog maanden op zich zou laten wachten.
XCEr ontstond daarmee een situatie die noch door de koningin en de ministers Gerbrandy, van Heuven Goedhart en van Lidth, noch door de Vertrouwensmannen was voorzien. De geheime agent de Brauw was met de stukken die de samenstelling en de taak van het college regelden, uit Londen vertrokken in een periode waarin het Duitse front in Normandië was ineengestort en de Vertrouwensmannen waren er in de eerste weken van hun werkzaamheid van uitgegaan dat heel Nederland zeer spoedig zou worden bevrijd - zij konden toen hun 'hoofdtaak': 'handhaven van orde en rust', slechts op een beperkt aantal punten in voorbereiding nemen. Van die 'hoofdtaak' uitgaande, meende het college evenwel van de aanvang af gerechtigd, ja verplicht te zijn tot ingrijpen op tal van terreinen: 'handhaven van orde en rust' betekende niet alleen dat de leiding van de politie en dat gezagsdragers die 'fout' waren of die, naar het oordeel van velen, door een te grote dienstbaarheid aan de bezetter het vertrouwen van de bevolking hadden verloren, door anderen werden vervangen, maar ook dat regelingen werden getroffen bijvoorbeeld op 100
het gebied van de pers en de radio. Dat de regering op al die gebieden in de vorm van koninklijke besluiten, 'wetsbesluiten', al eigen regelingen getroffen had (regelingen waarvan de uitvoering in veel gevallen in eerste instantie was toevertrouwd aan het Militair Gezag), wisten de Vertrouwensmannen niet - uit het vervolg zal blijken dat die wetsbesluiten, voorzover toen afgekondigd, pas begin november in een aparte zending aan de Vertrouwensmannen werden toegezonden, dat die zending niet aankwam, dat de regering dat eerst in januari vernam van van der Gaag die zich toen naar Londen had begeven, en dat het eind februari werd voordat de Vertrouwensmannen over de exemplaren van de bedoelde wetsbesluiten beschikten die van der Gaag bij zijn terugtocht naar bezet gebied had meegenomen.
XCEen en ander heeft betekend dat de Vertrouwensmannen zes maanden lang (van eind augustus '44 tot eind februari '45) in veelopzichten als het ware in een luchtledig hebben gewerkt. Hard gewerkt! Want zij hebben zich met groot verantwoordelijkheidsgevoel en met een grote inzet van hun moeilijke opdracht gekweten.
XCLaat ons nu eerst iets over het college in het algemeen schrijven.
XCWat de samenstelling aangaat: eerder wezen wij er op dat van Sonsbeeck, een van de vijf door Londen benoemde Vertrouwensmannen, van eind augustus af zijn functie niet kon uitoefenen; dat betekende dat het katholieke volksdeel geen vertegenwoordiger in het college bezat - het heeft enige tijd geduurd eer door het college in die lacune werd voorzien: in oktober liet het contact opnemen met het Episcopaat en het gevolg daarvan was dat pater dr. J.Stokman, adviseur van aartsbisschop de Jong op het terrein van de vakbeweging en de arbeidsverhoudingen, van november af aan de vergaderingen van het college deelnam.' Men heeft dus wat de periode van november af betreft, met acht Vertrouwensmannen te maken: Bosch van Rosenthal (voorzitter), Cleveringa, Cramer, Drees, van der Gaag, Neher, Oranje en Stokman.
G. I Pas twee-en-een-halve maand later, nl. eind januari, verzochten de Vertrouwens mannen de regering, Stokman officieel te benoemen; 'dat is een zaak van slordigheid geweest', zei Drees ons in '81 (W. Drees, 18 nov. 1981). Het desbetreffend telegram kwam Gerbrandy pas vier weken later onder ogen; Stokmans formele benoeming vond toen midden maart plaats. I le Poole, 30 sept. 1957. 2 Cramer, 16 april 1958. R. P. Cleveringa, T8 aug. 1960.
Wat de voorbereiding van de door of in opdracht van de Vertrouwensmannen te treffen maatregelen betreft, is het aandeel daaraan van Bosch van Rosenthal en Drees het grootst geweest. Dat lag ook voor de hand. Het werk van het college was in wezen van politieke aard: het vergde een zekere mate van politiek denken, het was gebaat bij politieke en bestuurlijke ervaring. Dat denken en vooral die ervaring trof men bij Bosch van Rosenthal en Drees, de oudste twee (Bosch was in de herfst van '44 zestig jaar, Drees acht-en-vijftig), in veel sterker mate aan dan bij de overige zes Vertrouwensmannen. Bosch van Rosenthal (wij gaven een beeld van zijn persoon en levensloop in deel v in de paragraaf 'Bosch van Rosenthals coördinatiepoging' van hoofdstuk 9) was burgemeester van Groningen en van Den Haag geweest voordat hij in '34 commissaris der koningin in de provincie Utrecht was geworden, Drees (zij"n persoon en levensloop schetsten wij eveneens in deel 7 en wel in de paragraaf 'Vaderlands Comité' van hoofdstuk 9) was in '40 meer dan een kwart eeuw Haags gemeenteraadslid geweest, veertien jaar lang Haags wethouder (meestal van sociale zaken), zeven jaar lang lid van de Tweede Kamer. Cleveringa miste politieke ervaring; hij dacht, gelijk van een hoogleraar in een juridische faculteit te verwachten was, sterk in rechtsbegrippen - 'ik vond', vertelde le Poole ons later, 'dat hij weinig idee had van praktische staatkunde.'! Cramer, in '27 op acht-en-twintigjarige leeftijd benoemd tot adjunct-secretaris van de Stichting Opbouw Drente, later directeur van die stichting, kende vóór '40 eigenlijk alleen Drente goed en was er de man niet naar om eigen denkbeelden met kracht te poneren; zoals hij in het kader van het illegale Vrij"Nederland hoog tegen van Randwijk opzag, zo zag hij als Vertrouwensman hoog op tegen Drees. 'Bij hem vergeleken', zo deelde hij ons in '58 mee, 'voelde ik me maar een snotjongen. Op zijn kompas kon je varen en als hij er niet was, had ik steeds een onrustig gevoel." Neher maakte op Cleveringa de indruk, 'zo'n beetje de adjudant van Drees te zijn" - Neher die in het Haagse telefoonbedrijf tot directeur was opgeklommen, kende Drees al vele jaren en werd door deze warm gewaardeerd. Van der Gaag, die in Utrecht een aantal jaren geologie had gestudeerd, was tot in '39 voor de Shell werkzaam geweest in Latijns-Amerika en op Borneo, wist van Nederland maar weinig af en zweeg meestal als beleidsvraagstukken aan de orde waren, 'van de meeste zaken die behandeld werden, had ik', bekende hijJ.J.
later, 'geen verstand.", hij voelde zich in het College van Vertrouwensmannen, zo deelde hij aan de Enquêtecommissie mee, 'als een kat in een vreemd pakhuis' en 'zat daar eigenlijk als belangstellend toehoorder." Van prof. Oranje ging meer uit, maar ook hij had geen politieke ervaring - dat laatste gold ook voor pater Stokman die zich meestal nogal passief opstelde.
XCNu, Drees en Bosch van Rosenthal waren niet tot passiviteit geneigd.
XCVrij van alle hovaardij had Drees een sterk zelfbewustzijn. Hij was in het gezelschap de enige die zich als politiek leider mocht beschouwen van een staatkundige partij welke zich, ze mocht dan door de bezetter zijn opgeheven, stellig na de bevrijding weer duidelijk zou manifesteren - een manifesteren dat hij ook in de hongerwinter persoonlijk met energie bleef voorbereiden.' In de situatie die sinds de zomer van '44 was ontstaan, nam hij, zou men kunnen zeggen, een sleutelpositie in: als lid van het Politiek Convent en voorzitter van het Vaderlands Comité was hij nauwkeurig op de hoogte van de gedachtengangen alsook van de plannen (bijvoorbeeld die tot oprichting van de Stichting van de Arbeid) welke leefden bij de voormannen van de vroegere politieke partijen en sociale organisaties - dat bevorderde dat hij, zoals uit het vorige hoofdstuk bleek, voet bij stuk hield jegens diegenen die in de ContactCommissie bepleitten dat de illegaliteit na de bevrijding min of meerJ.J.
1 van der Gaag, 22 sept. 1960. 2 Getuige van der Gaag, dl. V c, P.482-83. 'Onder de door Drees bewaarde stukken bevindt zich een 'Rapport van werkzaamheden gedurende het tijdvak 28 november t.e.rn. 15 december 1944', waaruit blijkt dat hij in die achttien dagen bij negentien gelegenheden het woord had gevoerd op clandestiene bijeenkomsten in het westen des lands; in veertien van die bijeen komsten waren slechts SDAP'ers aanwezig geweest, in de overige vijf ook andersden kenden. 'Ik beantwoord', aldus dit rapport, 'de vraag of een democratisch-socialistische beweging dient terug te keren, met ja! Voorts wijs ik op de m.i. onmiskenbare groei van de socialistische gedachte door deze oorlog met alle leed en ellende heen. Een nieuwe partij' (Drees was ervan overtuigd dat de SDAP een breder karakter moest aannemen) 'dient te staan op basis van het beginselprogram-rçjv' dat was het program waarmee de SDAP de waarde van de nationale onafhankelijkheid en dus ook de wenselijkheid van de landsverdediging had erkend. Men moet niet onderschatten hoeveel energie het in de hongerwinter vergde om van plaats tot plaats te trekken om er inleidingen te houden. In dat verband vermelden wij nog dat Drees eind december in Amsterdam dicht bij zijn vast onderduikadres in het donker in een gracht viel waaruit hij slechts met moeite werd gered. Hij had besmet water binnengekregen en kreeg dysenterie. Per auto werd hij toen naar zijn eigen woning in Voorburg overgebracht, 'omdat ik', zo schreefhij later, 'al bracht het risico's mee, toch liever thuis ziek lag.' (W. Drees: (1958), p. 136),
het heft in handen moest krijgen. Hij zag bovendien duidelijk in dat die illegaliteit op wezenlijke punten geen eenheid was - 'om twee uitersten te noemen: communisten en antirevolutionairen kunnen', schreefhij in november in een aan Londen gerichte nota (die daar eind januari aankwam) 'in bepaalde soorten van illegaal werk zeer goed samengaan, maar in geestelijk, staatkundig, economisch en sociaalopzicht worden zij het niet eens, al noemt men ze tijdelijk de groep Waarheid en de groep Trouu/" Omgekeerd kon hij, wanneer hij in het College van Vertrouwensmannen bepaalde standpunten verdedigde, als voorzitter van de Contact-Commissie vermoeden hoe daarop in de drie verschillende secties van de illegaliteit zou worden gereageerd.
XCWaar lag het accent? Bij Drees als voorzitter van het Vaderlands Comité of bij Drees als voorzitter van de Contact-Commissie? Meer, menen wij, bij het eerste dan bij het tweede - hij was eerder een man van de legaliteit die opnieuw het openbare leven zou gaan kenmerken, dan van de illegaliteit waarvan het geheime aspect hem niet bijzonder lag; tot het strikt inachtnemen van de veiligheidsvoorschriften welke over het algemeen bij het illegale werk golden, voelde hij zich ook niet genoopt. Dat droeg er toe bij dat hij, hoeveel illegaal werk hij ook deed, door enkele voormannen van de illegaliteit, met name van de linkersectie, niet ten volle als een illegaal werker werd beschouwd.
XCAls zodanig werd wèl Bosch van Rosenthal gezien wiens bijzondere verdiensten als figuur die brede contacten had met de illegaliteit, waren erkend doordat voor hem, zoals in het vorig hoofdstuk vermeld, in augustus '44 à titre privé een plaats was ingeruimd in de Grote Adviescommissie der Illegaliteit. Die speciale banden gaven Bosch van Rosenthal bij de illegaliteit een sterkere positie dan Drees maar deze laatste had meer ervaring in de landelijke politiek en bezat daar ook een grotere kennis van", hij mocht bovendien verwachten, na de bevrijding een belangrijke politieke beweging achter zich te krijgen, en tenslotte: Bosch van Rosenthal was in wezen geen man van de toekomst maar een van het verleden. 'Hij vond', zei van Heuven Goedhart ons, 'dat vooruitstre(J.
I W. Drees: 'Politieke adviezen' (nota d.d. 17 nov. 1944), p. 12 punten g en h, gestenc. bijl. 151). 2 'Ik vond', vertelde Ie Poole ons in '57, 'Drees niet erg geïnspi reerd maar was telkens weer onder de indruk van zijn formidabele kennis. Op een keer drong Stokman er in een van onze vergaderingen op aan dat na de bevrijding ook het bijzonder kleuteronderwijs door de overheid zou worden gesubsidieerd. Iedereen was bezig daar zij n principiële mening over te geven - Drees zat wat te cijferen en na vijf minuten kon hij ons meedelen wat die maatregel zou gaan kosten.' le Poole, 30 sept. 1957)
vende denkbeelden zoals die door Het Parool en Vrij' Nederland werden verkondigd, veel te ver gingen. Hij was te verstandig om de tekenen des tijds niet te begrijpen maar te conservatief om ze te appreciëren.'!
XCBegreep Bosch van Rosenthal zelf dat die instelling het moeilijk maakte om hem na de bevrijding op regeringsniveau een belangrijke rol te doen spelen? Dat mag betwijfeld worden. Hij kon de hoop niet van zich afzetten dat de koningin, die hij diep vereerde, hèm zou verzoeken, het eerste naoorlogse kabinet te formeren; wanneer zij (dat bleek uit haar radiotoespraken) een zo grote bewondering koesterde voor de mannen en vrouwen van de illegaliteit, zou het dan niet voor de hand liggen dat zij aan hèm, wiens verdiensten voor het verzet door alle in de ContactCommissie vertegenwoordigde illegale groepen waren erkend en die bovendien voorzitter was van het college dat alle belangrijke regelingen voor de overgangstijd was gaan voorbereiden, de formatie-opdracht zou geven? In dat geval was het zij n voornemen, een kabinet samen te stellen bestaande uit omstreeks vijf ministers met een algemene regeringstaak en voor de rest vakministers - een opzet waar Drees weinig heil van verwachtte.
XCMet Bosch van Rosenthals persoonlijke hoop kan hebben samengehangen dat hij er als voorzitter van het college niet naar streefde, de belangrijkste opdracht ('hoofdtaak': 'handhaving van orde en rust') zo beperkt mogelijk te interpreteren - integendeel: het college ging van de aanvang af maatregelen voorbereiden die een veel verdere strekking hadden dan wat in de periode tussen de bevrijding en de aankomst der ministers-kwartiermakers strikt noodzakelijk zou zijn. De politie bijvoorbeeld: dat bij de bevrijding onmiddellijk de landelijke supervisie aan betrouwbare figuren moest worden toevertrouwd en dat daarnaast plaatselijk betrouwbare hoofdcommissarissen en commissarissen moesten gaan fungeren, sprak vanzelf, maar het (nog niet eens voltallige) College van Vertrouwensmannen was al in zijn tweede vergadering (30 augustus) belangrijk verder gegaan door vast te stellen dat de politie na de bevrijding weer gedeeltelijk zou worden losgemaakt van het departement van justitie waaronder zij tijdens de bezetting was komen te ressorteren. Trouwens, ook het in de eerste vergadering (24 augustus) genomen beginselbesluit van de Vertrouwensmannen, door te werken op de plannen welke eerder waren opgesteld door de commissie-van Meurs en het Vaderlands Comité, betekende dat zij maatregelen gingen voorbereiden die niet alleen voor het 'vacuüm' zouden gelden; daartoe
XCI Van Heuven Goedhart, 2 dec. I955.
voelden zij zich ook gestimuleerd door het feit dat de regering hun vrijheid had gegeven, conservatoire maatregelen (deze zouden krachtens hun aard de periode van het 'vacuüm' overschrijden) te laten voorbereiden door Trip.
XCAan al dat voorbereidende werk gafBosch van Rosenthal zich met hart en ziel. Hij was niet sterk. Al meer dan tien jaar leed hij aan angina pectoris (zijn hart functioneerde niet goed meer) - hij had het fietsen opgegeven. In de hongerwinter evenwel 'fietste hij', aldus Kesper, 'als het nodig was, van Den Haag naar Amsterdam, door regen en wind."'Hij heeft', aldus Ie Poole,
XC'noch zijn persoon, noch zijn goed ontzien en dit terwijl de angst voor bezitsverlies juist voor mensen van zijn leeftijd in het algemeen een belangrijk obstakel vormde om in die tijd aan het verzet deel te nemen. . . Tussen de middag vond men hem op de rand van zijn bed met een pannetje tulpenbollen en dat alles ging met een gemak en een natuurlijkheid en een overtuigingskracht dat slechts een gevoel van groot respect daaruit kon resulteren."
XCNiet steeds behoefde Bosch van Rosenthal zich met de fiets te verplaatsen: hij kreeg soms een auto met chauffeur tot zijn beschikking, nu eens door Zwolsman dan weer door anderen te voorschijn getoverd.' Eén keer kwam hij met zulk een auto (hij was defect geraakt) in de avond vast te zitten in de Haarlemmermeer. Er woedde een sneeuwstorm. Er niet zeker van dat de auto de volgende ochtend tijdig zou worden opgesleept, stapte hij midden in de nacht uit, leende op een boerderij een fiets en fietste dwars door de sneeuwstorm naar Leiden waar hij zijn vast onderduikadres had, en vandaar in de vroege ochtend naar Den Haag waar hij allerlei besprekingen moest voeren.
XCAchter die besprekingen zette hij steeds vaart. Als andere Vertrouwensmannen bij het begin van hun vergadering recente ervaringen gingen uitwisselen, kon Bosch van Rosenthal hun gesprekken onderbreken metJ.
I Getuige L. A. Kesper dl. V c, p. 725. a Getuige le Poole, a.v., p. 527-2~. J Bij één gelegenheid evenwel, in februari, weigerde een hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat te Utrecht Bosch van Rosenthal met een dienstauto naar Den Haag te brengen, 'neen, dat was te gevaarlijk', berichtte Bosch aan de Enquêtecommissie - hij moest fietsen 'in hondenweer'. (brief, 14 dec. 1948, van L. H. N. Bosch van Rosenthal aan de Enquêtecommissie, punten j en 0, gestenc. bijl. 326) Het Bureau Afvoer Burgerbevolking, dat nog enkele auto's tot zijn beschikking had, heeft verschillende verzoeken van de Vertrouwensmannen om hulp op verveers gebied van de hand gewezen.
een paar driftige woorden: 'Heren, ophouden! We moeten aan het werk!"
XCGelijk vermeld, hadden de Vertrouwensmannen twee vergaderadressen en twee secretariaten: een in Amsterdam, een in Den Haag." Het college. als geheel kwam van septem ber af in de regel eens per twee weken bij een (er zijn van zijn vergaderingen geen verslagen gemaakt, hoe beknopt ook - elk tekende op de een of andere wijze voor zichzelf aan wat hij meende te moeten vastleggen"), maar Bosch van Rosenthal en Drees ontmoetten elkaar veel vaker en daar waren dan in de regel Kesper en Tenkink bij aanwezig, steeds ook Cleveringa die alles wat door het college werd voorbereid, aan juridische normen toetste. Er kwam een zekere werkverdeling tot stand, krachtens welke bepaalde Vertrouwensmannen zich in het bijzonder bezighielden met het voorbereiden van maatregelen op een bepaald terrein." Eens per week trok voorts de Haagse secretaris, le Poole (hij kreeg in de laatste fase van de bezetting nog een tweede secretaris naast zich: mr. C. J. van Schelle), naar Amsterdam om er alle .lopende kwesties met zijn Amsterdamse collega Slotemaker te bespreken. In Amsterdam werd eerst op verschillende adressen vergaderd, later meestal in de Valeriuskliniek aan het Valeriusplein - in Den Haag moest het vaste vergaderadres aan de Mauritskade eind oktober worden opgegeven na de arrestatie van de geheime agent de Brauw die mede als verbindingsagent voor de Vertrouwensmannen had gefungeerd; nadien kwamen de Vertrouwensmannen in Den Haag eerst bij een in het kantoor van de Landsadvocaat, later aan een adres in de ]avastraat. Op die vergaderadressen werd hun veel hulp door derden verleend: er werdJ.J.J.
t van der Gaag, 22 sept. 1960. 2 De Contact-Commissie die haar zetel had in Amsterdam, heeft er, aldus Drion, 'enige malen' op aangedrongen dat de Vertrou wensmannen hun Haagse zetel zouden opgeven (getuige Drion, dl. VII c, p. 394) - dat is door het college, gezien het feit dat Den Haag weer regeringszetel zou worden, geweigerd. 3 Drees deed dat stenografisch. 4 Drees vermeldt in zij n boek de volgende verdeling: van der Gaag, Neher, Stokman; Bosch van Rosenthal, Drees; Cleveringa, Neher; eI1 Cramer, Neher; Cleveringa, Oranje, Stokman; Cramer, Drees, Stokman; van der Gaag, Neher; Cramer, van der Gaag. (W. Drees: p. 165)
gezorgd voor enige verwarming, vaak ook voor (overigens bescheiden) extra-rantsoenen. De sfeer in de vergaderingen was harmonisch, onderlinge conflicten deden zich niet voor.
XCHet werk was moeilijk, vooral door de omstandigheden van de hongerwinter. Voor de onderlinge verbindingen kon soms gebruik worden gemaakt van de clandestiene telefoonnetten maar regel was het dat tussen Den Haag en Amsterdam berichten en stukken heen en weer gingen door middel van koeriersters. Lang niet alles kon evenwel in die twee steden worden geregeld - er moest bijvoorbeeld worden nagegaan wie in Arnhem, Zwolle, Assen, Leeuwarden, Groningen als commissaris der koningin moest gaan fungeren: daarvoor waren contacten ter plaatse nodig. Aan elke regeling welke werd voorbereid, diende breed overleg ten grondslag te liggen - waren de Vertrouwensmannen of enkelen hunner het er over eens geworden wie zij wilden raadplegen, dan moesten de betrokkenen, als zij waren ondergedoken of om andere redenen verhuisd, eerst worden opgespoord. Dat alles vergde veel tijd en inspanning. De veelheid van de te treffen maatregelen hield ook onvermijdelijk risico's in: er moest met talloze mensen contact worden opgenomen en het gevolg was dat het tot velen doordrong dat er een door de regering ingesteld, in het geheim werkend College van Vertrouwensmannen bestond. Dat bleef ook voor de bezetter niet verborgen. 'Op een goede keer', aldus Bosch van Rosenthal jegens de Enquêtecommissie,
XC'hoorde ik van een Duitser: Seyss-Inquart had gezegd: 'fetzt kommen die Vertrau ensmänner unter dem Kommissar aus Utrecht.' ... (De Duitsers) hebben geweten dat ik dat deed, maar hebben er betrekkelijk slap op gereageerd. Ze hebben éénmaal een overval gedaan; toen waren wij net weg uit de kamer van de Landsadvocaat en juist naar de ]avastraat."
XCIn maart nam de SD gedrukte exemplaren van de bevrijdingsproclamatie van de Vertrouwensmannen bij een Haagse drukkerij in beslag - toen Hirschfeld op 2 april een gesprek met Seyss-Inquart voerde, had deze een exemplaar in handen 'en wist precies', aldus later Hirschfeld, 'wie de Vertrouwensmannen waren."
XCHet 'betrekkelijk slap' reageren van de bezetter behoeft niet te verbazen: de op de bevrijdingstijd betrekking hebbende activiteiten van het
I Getuige L. H. N. Bosch van Rosenthal, dl. V c, p. 357. 2 Getuige H. M. Hirschfeld, a.v., p. 17.
College van Vertrouwensmannen brachten geen schade toe aan zijn positie, Seyss-Inquart zag het als een Duits belang dat in het naoorlogse Nederland geen radicale breuk met het verleden zou worden voltrokken en hij hield al eind '44 rekening met de mogelijkheid dat hij te eniger tijd contact met de Nederlandse regering zou willen opnemen - dat contact zou dan het best via het College van Vertrouwensmannen gelegd kunnen worden.
XCHet ontbreken van verslagen van de vergaderingen van de Vertrouwensmannen maakt het onmogelijk, er een beeld van te geven, wat zij in bepaalde maanden hebben gedaan. Intussen ligt het voor de hand, aan te nemen dat zij, afgezien van hun aandeel aan de wapenstilstandsbesprekingen met de Duitsers (daarover zullen wij schrijven in hoofdstuk r6), het intensiefst hebben gewerkt in de eerste maanden, d.w.z. in september, oktober en november '44. Een aanwijzing daarvoor is het feit dat van de 89 door de Enquêtecommissie verzamelde telegrammen welke de Vertrouwensmannen hebben doen toekomen aan Londen (eerst via de Brauw, later via andere agenten van het Bureau Inlichtingen), 50 verzonden zijn in de drie genoemde maanden (daarvan 24 alleen al in november).
XCNu is het merkwaardig dat tegenover de 89 door de Enquêtecommissie verzamelde telegrammen die van het College van Vertrouwensmannen zijn uitgegaan, slechts 42 van dergelijke telegrammen staan die de regering tot het college heeft gericht. Had het college meer belangstelling voor de regering dan de regering voor het college? Op grond van de weergegeven cijfers zou men dat al veronderstellen, maar er is nog een andere factor. De van het college binnenkomende telegrammen zijn in Londen namelijk óók steeds trager behandeld: werd in september, oktober en november een bepaald telegram namens de Vertrouwensmannen op een bepaalde datum aan het Bureau Inlichtingen doorgegeven, dan duurde het in de regel niet meer dan twee of drie dagen voordat dat telegram in de agenda van Gerbrandy's departement werd ingeschreven - van januari af evenwel kon die termijn uitdijen tot drie, zelfs tot vier weken. Wij weten niet waardoor het tot die tragere behandeling is gekomen, maar één ding is duidelijk: hadden de Vertrouwensmannen bepaalde vragen aan Londen voorgelegd, dan moesten zij van begin '45 af vaak irriterend lang wachten eer zij antwoord ontvingen.
XCHad de regering toen eigenlijk nog wel belangstelling voor het door haar ingestelde college?
XCWij schreven over 'de regering' - formeel is dat juist, maar wij herinneren er aan dat, toen begin augustus '44 de stukken naar bezet gebied gingen waarmee het College van Vertrouwensmannen in het leven werd geroepen en vijf Vertrouwensmannen met name werden benoemd, er slechts drie ministers waren aan wie mèt koningin Wilhelmina dat alles bekend was: Gerbrandy, van Heuven Goedhart (de initiatiefnemer) en van Lidth. Gelijk vermeld, hadden vooral de koningin en van Heuven Goedhart zich op het standpunt gesteld dat zowel de oprichting van het college als de identiteit van de vijfbenoemden voor de overige ministers verborgen moest blijven: zij vreesden dat een mededeling omtrent de oprichting van het college onmiddellijk zou leiden tot de vraag wie er lid van waren, en dat men, als men op die vraag antwoord zou geven, risico's zou scheppen voor de betrokkenen. De Enquêtecommissie heeft al die geheimdoenerij afgekeurd, naar ons oordeel: terecht. 'De regering', schreef zij,
XC'had in oorlogstijd vele beslissingen te nemen waarbij geheimhouding geboden was. Men had desnoods de aanwijzing van de personen van Vertrouwensmannen aan één of meer ministers kunnen overlaten, doch de beslissing dat men zulk een college zou instellen en welke bevoegdheden het zou hebben, was naar de mening van de commissie een aangelegenheid van de regering in haar geheel."
XCUit de geheimhouding vloeiden in augustus geen moeilijkheden voort maar in september lieten die niet op zich wachten. Op de yde ondertekende de koningin het wetsbesluit-Tijdelijke Voorziening Bestuur Provincies en Gemeenten (E 86), hetwelk o.a. bepaalde dat in beginsel burgemeester zou worden wie op 10 mei '40 burgemeester was geweest; was dat niet mogelijk of wenselijk (de betrokkene kon overleden zijn of aanstoot hebben gewekt), dan zou de oudste wethouder als waarnemend burgemeester gaan fungeren maar de commissaris der koningin, het Militair Gezag en de minister van binnenlandse zaken zouden ook101
1 A.v., dl. V a, p. 778-79.
heel andere personen tot waarnemend burgemeester kunnen benoemen. Welnu, terwijl de Vertrouwensmannen nagingen wie het best burgemeester of waarnemend burgemeester kon worden in Amsterdam, stelde de minister van binnenlandse zaken, mr. J. A. W. Burger, geheelonkundig van het feit dat er een College van Vertrouwensmannen bestond, laat staan van wat het deed, in de ministerraad op 9 september een eigen candidaat voor (straks meer daarover). Dat kon zo niet doorgaan. Inderdaad, ruim twee weken later, op de z yste, deelde Gerbrandy aan zijn ambtgenoten mee dat er in bezet gebied Vertrouwensmannen waren. Hij zei, tekende van Lidth enkele dagen later aan, 'dat zij vertegenwoordigers van de regering waren die tot de aankomst van de kwartiermakers bevoegd waren, uitsluitend maatregelen te treffen tot handhaving van de openbare orde. Dus nogalonschuldig!"Wie tot Vertrouwensmannen waren benoemd, zei Gerbrandy niet - dat droeg er toe bij dat zij, aldus weer van Lidth, 'met zeer veel wantrouwen begroet' werden." Inderdaad, H. van Boeijen, de minister van algemene zaken, zei, niet zonder verbittering: 'Er schijnen tegenwoordig eerste klas en tweede klas ministers te zijn."
XCVoorzover ons bekend, zijn de namen van de Vertrouwensmannen ook bij een latere gelegenheid niet aan de ministers meegedeeld die die namen niet kenden" - Albarda althans wist jegens de Enquêtecommissie niet méér te verklaren dan dat de naam van één der Vertrouwensmannen, die van Drees, hem op een gegeven moment werd 'toegefluisterd'." Naar het schijnt was later de minister zonder portefeuille en ambassadeur te Londen, jhr. mr. E. F. M. J. Michiels van Verduynen, die in bijzondere mate Gerbrandy's vertrouwen had, de enige aan wie Gerbrandy had verteld, uit welke personen het College van Vertrouwensmannen bestond - tegen van der Gaag, toen deze in januari-februari '45 voor het eerst als afgezant van het college in Londen was (een overkomst waarvan de meeste ministers onkundig waren), zei Michiels dat hij, aldus laterJ.
1 Van Lidth: <Dagboek', 30 sept. 1944. 2 A.v., 25 sept. 1944. 3 Aldus weergegeven in de brief d.d. 30 sept. 1944 van Burger aan zijn collega's-kwartiermakers (AOK, map 'Telegrarnwisseling Vm over bestuurskwesties'). 4 Van Heuven Goedhart zei in '50 aan de Enquêtecommissie ('ik herinner het mij nog als de dag van gisteren') dat toen de instelling van het college bekend werd gemaakt (op 25 september dus), de minister van marine, Th. Furstner, vroeg wie er de leden van waren; <toen heeft de heer Gerbrandy zelfs op dat ogenblik nog enigszins geaarzeld of hij wel de vrijheid had om mij die namen te laten meedelen, maar dat heeft hij toen staande de vergadering besloten en daarna heb ik het gedaan' dl. IV c, p. 648) - een relaas dat wordt weerlegd door de aantekening in van Lidths dagboek. 5 Getuige Albarda, a.v., p. 616.
van der Gaag, het college 'om de dooie dood geen college van idioten' vond, maar het was wel 'een idioot college'. I De zaak werd er niet beter op toen het tweede kabinet-Gerbrandy in februari '45 door het derde werd vervangen: van Heuven Goedhart en van Lidth verdwenen uit de regeringsploeg - Gerbrandy was nadien de enige minister die wist wie er in het College van Vertrouwensmannen zaten. Het schijnt dat hij aanvankelijk de uit het bevrijde Zuiden afkomstige nieuwe ministers niet eens omtrent het bestaan van het college inlichtte - dat het er was, bleek aan dr. L. J. M. Beel, de nieuwe minister van binnenlandse zaken, 'geleidelijk - uit de telegrammen die op deze aangelegenheid betrekking hadden en die mijn departement bereikten. Ik heb', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'wel enkele namen geweten maar de namen van alle leden zijn mij nooit meegedeeld. Die heeft de heer Gerbrandy zeer geheim gehouden." Aan de nieuwe minister van sociale zaken, ir. F. C. M. Wijffels, bleef onbekend dat door de Vertrouwensmannen in het noorden de oprichting van een omvangrijke hulporganisatie was voorbereid, Nederlands Volksherstel, waarvan zij de leiding hadden toevertrouwd aan het vroegere lid van het 'eerste' Nationaal Comité, de bankier mr. E. E. Menten.
XCZo kon het gebeuren dat het op 3 mei, drie dagen vóór de capitulatie van de Wehrmacht in het westen des lands, naar aanleiding van een door de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen ontvangen brief van de 'foute' secretaris-generaal van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming prof. dr. J. van Darn", waarin deze zijn mandaat ter beschikking had gesteld, in de Londense ministerraad kwam tot, aldus de notulen", 'een levendige discussie aangaande de vraag wat nu met de secretarissen-generaal in Nederland moet gebeuren. Minister Gispens zou gaarne nu een uitspraak hebben van de ministerraad wat met de heer Hirschfeld moet worden gedaan, aangezien iemand met instructies daaromtrent morgen naar Nederland vertrekt. Nadat deze aangelegenheid van alle kanten bekeken is, wordt besloten dat alle nog in Nederland in functie zijnde secretarissen-generaal zullen worden gestaakt, behalve zij die wegens hun gedrag zullen worden geschorst" -:
XC1 J. van der Gaag: 'Herinneringen als Vertrouwensman' (tekst van een op 18 febr. 1958 aan Drees toegezonden bandopname) (Collectie- W. Drees, map '1940--1945'). 2 Getuige L. J. M. Beel, Enq., dl. V c, p. 865. 3 Van Dam bevond zich in Apeldoorn dat enkele weken eerder was bevrijd. 4 Ministerraad: Notulen, 3 mei 1945. S De minister van handel, nijverheid en landbouw. 6 'Schorsen' was een zwaardere zuiveringsmaatregel dan 'staken': wie 'geschorst' was, verloor zijn ambtelijk inkomen; 'foute' functionarissen werden steeds 'geschorst'.
notabene: door wie de secretarissen-generaal zouden worden vervangen, was al in september '44, ruim zeven maanden eerder, door het College van Vertrouwensmannen bepaald, daaromtrent was aan Gerbrandy mededeling gedaan en eind okto ber was aan de Vertrouwensmannen bericht gezonden dat al hun voorzieningen waren goedgekeurd!
XCMoet men er speciale betekenis aan toekennen dat de Vertrouwensmannen benoemd zijn door een besluit van twee ministers (Gerbrandyen van Heuven Goedhart) en niet bij koninklijk besluit? Misschien toch wel. Zaken die de overgangstijd betroffen, hadden bij uitstek de aandacht van de koningin - het kan zijn dat in het feit dat zij, voorzover bekend, niet op een benoeming bij koninklijk besluit aandrong, harerzijds een element van distanciëring stak. In de dagen overigens waarin de oprichting van het college werd voorbereid, was haar relatie met van Heuven Goedhart nog uitnemend, maar het is mogelijk dat het haar al niet beviel dat deze onder de vijf personen die hij in zijn voorstel met name had genoemd, drie had opgenomen (Bosch van Rosenthal, Drees en van Sonsbeeck) die in de visie van de koningin eerder vertegenwoordigers waren van het traditionele Nederland dan van de 'vernieuwing' die haar voor de geest stond; zij had bovendien op Bosch van Rosenthal (door van Heuven Goedhart als eerste genoemd) veel tegen: hem zag zij als een eerzuchtige intrigant die er bewust naar streefde, in bezet gebied een situatie te doen ontstaan waarin zij geen andere keus zou hebben dan hèm de formatie van het eerste naoorlogse kabinet op te dragen - een beperking van haar vrijheid waartegen zij innerlijk in opstand kwam.
XCAanvankelijk had zij, schijnt het, nog wel belangstelling voor doen en laten van de Vertrouwensmannen, zij het dat deze belangstelling van meet af aan kritisch was. Een vermoedelijk uit de tweede helft van september daterende notitie van haar hand luidt: 'Mijn persoonlijke kritiek op Vertrouwensmannen. Gauween katholiek er bij" - niet duidelijk is of het feit dat van Sonsbeeck niet onmiddellijk was vervangen, het enige punt van de 'persoonlijke kritiek' van de vorstin was of dat er nog méér punten waren. Hoe dat zij: naarmate van september' 44 af haar afkeer van Gerbrandyen van Heuven Goedhart toenam, groeide
XC1 Notitie z. d. (archief kab. der koningin).
ook haar afkeer van het college dat zij als een creatie van die twee beschouwde. Toen van der Gaag begin februari op Stubbings House een gesprek had met de koningin en haar vertelde wat de Vertrouwensmannen in bezet gebied hadden voorbereid, sprak hij op een gegeven moment van 'uw Vertrouwensmannen' - zij 'interrumpeerde enigszins bits', berichtte van der Gaag ons in '80 en zei: 'Dat zijn niet mijn Vertrouwensmannen maar de Vertrouwensmannen van meneer Gerbrandy."
XCHet enige verder ons bekende gegeven is dat de koningin ruim twee maanden later, nl. in het begin van de tweede helft van april, in haar dagaantekeningen schreef: 'Opdoeken Vertrouwensmannen met een KB en op vroege datum'2 - bewoordingen die, afgezien nog van hun vreemde inhoud (waarom was een koninklijk besluit nodig om een lichaam op te heffen dat niet bij zodanig besluit was ingesteld ?), niet getuigen van waardering.
XCGebrek aan coördinatie was er vooral tussen het College van Vertrouwensmannen en het Militair Gezag.
XCBeide instellingen hadden eenzelfde opdracht: de handhaving van rust en orde. Daarbij was van belang dat de toepassing van de wetsbesluiten welke de regering met het oog op de overgangstijd had voorbereid, bijvoorbeeld het wetsbesluit-Tijdelijke Voorziening Bestuur Provincies en Gemeenten, in eerste instantie aan het, de Geallieerde bevrijders onmiddellijk volgend, Militair Gezag was toevertrouwd. Die wetsbesluiten waren de Vertrouwensmannen bij de aanvang van hun werkzaamheden onbekend:' en hetzelfde gold voor de bevoegdheden van het Militair Gezag.
XCBegin november ontvingen zij, nadat zij door Londen summier over het Militair Gezag waren ingelicht (straks hierover meer), naar wij vermoeden: uit het bevrijde Zuiden, enkele exemplaren van het wetsbesluit op de Bijzondere Staat van Beleg waarin o.m. de positie van hetJ.
1 Brief, 7 jan. 1980, van van der Gaag. 2 Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekenin gen' (17 april of enkele dagen later) (archief kab. der koningin). 3 Over de voor naamste inhoud van het wetsbesluit-Tijdelijke Voorziening Bestuur Provincies en Gemeenten werden zij wèl ingelicht, maar pas (per telegram) op 10 oktober.
Militair Gezag duidelijk was geregeld. Dat gaf hun aanleiding, op 18 november het volgende aan de regering te telegraferen:
XC'Naar aanleiding van kennisname Bijzondere Staat van Beleg met toelichting nemen Vertrouwensmannen op grond van opdracht en instructie aan, dat zij regering in burgerlijke zaken vertegenwoordigen tot terugkomst ministers. Is het Militair Gezag van positie Vertrouwensmannen op de hoogte en zalonmiddellijk contact met hen worden opgenomen, opdat Militair Gezag overeenkomstig toelichting zoveel mogelijk op lijnen, getrokken door Vertrouwensmannen, met Vertrouwensmannen kan voortwerken ?'
XCDe regering antwoordde op 25 november:
XC'Aankomst ministers enerzijds en aankomst Militair Gezag anderzijds vormt geen tegenstelling daar Militair Gezag apparaat is van de regering en van de regering instructies ontvangt. Aankomst Militair Gezag betekent dus einde eventueel vacuüm. Regeling inzake uw proclamatie blijft ongerept gehandhaafd. Indien Militair Gezag ter plaatse zou staan voor aanwijzingen van Vm, dan zullen die kunnen worden overgenomen en gecontinueerd, ook in afwijking van regeringsinstructies; zulks in afwachting van latere regeringsbeslissing. Verzoeke derhalve bij persoonskeuze norm niet te bepalen tot geschiktheid voor vacuümperiode maar vooralook te letten op geschiktheid in verband met de zwaardere eisen die het nieuwe tijdperk stelt.'
XCOmtrent dit telegram werd generaal-majoor mr. H. J. Kruls, de chefstaf Militair Gezag, niet ingelicht. Nu was dat in de laatste maanden van '44 niet zo bezwaarlijk omdat het er toch niet naar uitzag dat het Militair Gezag op korte termijn benoorden de grote rivieren zou kunnen gaan ingrijpen, maar na de mislukking van Hitiers Ardennen-offensief kwam de zaak er anders voor te staan. Er was toen aan Kruls maar heel weinig meegedeeld over het overleg dat tussen de regering en de Vertrouwensmannen was gevoerd, bijvoorbeeld ten aanzien van de benoemingen van commissarissen der koningin en burgemeesters - begin februari (zijn sous-chef kolonel W. Chr. Posthumus Meyj es had inmiddels met van der Gaag gesproken) drong hij in een brief aan van Lidth op nadere inlichtingen aan. Hem werd toen niet bericht, uit welke personen het College van Vertrouwensmannen bestond, evenmin bijvoorbeeld welke beslissingen waren genomen ten aanzien van de vervulling van de posten van commissaris der koningin of burgemeester, wèl deed de regering hem de tekst toekomen van de zojuist weergegeven telegramwisseling met de Vertrouwensmannen - hun uit begin augustus' 44 daterende instructie 101
kreeg hij evenwel niet te zien.' Conform het antwoordtelegram van de regering lichtte Kruls zijn militaire commissarissen in dat beslissingen van de Vertrouwensmannen in eerste instantie zouden prevaleren boven die van het Militair Gezag, maar hij bleef toch, zo zei hij later aan de Enquêtecommissie, 'het onbehagelijke gevoel (houden) dat ik op een gegeven moment tegenover de heren zou komen te staan waarbij dan over en weer onze positie niet duidelijk zou zijn."
XCDe Vertrouwensmannen op hun beurt begrepen heel wel dat het arriverend Militair Gezag de regering zou vertegenwoordigen maar daarmee was nog niets gezegd omtrent een eventuele taak van het college na die aankomst. Bosch van Rosenthalliet daar in maart zijn gedachten over gaan en stelde toen in samenwerking met kolonel Koot een uitgebreid stuk op' waarin hij (niet wetend hoe het Militair Gezag in Londen was ingedeeld en welke wijzigingen sinds september '44 in de organisatie waren aangebracht) gedetailleerd aangaf welke secties en afdelingen het Militair Gezag benoorden de grote rivieren diende te krijgen, en tevens voorstelde dat de chef-staf 'voor het vaststellen van de hoofdrichtlijnen voor het te voeren beleid' gebruik zou maken van adviezen van vijf 'algemeen adviseurs': voor 'algemeen herstel', financiën, juridische zaken, sociale zaken en 'uitvoering van voorrangswerken'. Van der Gaag nam dat stuk mee toen hij in april, nu samen met Neher, opnieuw door de Biesbos crosste, ditmaal in het kader van de wapenstilstandsbesprekingen met Seyss-Inquart. Hij en Neher voerden er op de z Sste overleg over met de staf Militair Gezag - die staf bleek aan een nieuw organisatieschema geen enkele behoefte te hebben maar het standpunt van Vertrouwensmannen 'om na de bevrijding hun voorbereidingen ter beschikking van het MG te stellen en bereid te zijn om desgewenst als adviescollege ter beschikking te staan, werd', aldus het door van der Gaag en Neher opgesteld verslag", 'gaarne aanvaard.'J.
I KruIs en zijn staf wisten dus ook niet dat de Vertrouwensmannen in die instructie de bevoegdheid hadden gekregen, ambtenaren te staken; hieruit vloeide voort dat het hoofd van de sectie-Binnenlands Bestuur van de staf-Militair Gezag, luitenant kolonel mr. H. P. Linthorst Homan, op 7 mei naar Den Haag vertrok met een stakingsbevel dat bestemd was voor de secretaris-generaal van binnenlandse zaken mr. Frederiks; dat bevel wilde hij hem, zo schreef hij aan minister Beel, 'met zeer beleefde mondelinge toelichting' uitreiken (brief, 7 mei 1945, MG, Staf, sectie I, groep 4, doos 21, no. 4 700). Frederiks wás inmiddels al gestaakt door het College van Vertrouwensmannen. 2 Getuige H. Kruls, dl. V c, p. 698. l Tekst: a.v., dl. Vb, p. 529-30. 4 Tekst: a.v., p. 53 I.
XCHet verslag werd via de Biesbos naar bezet gebied doorgegeven ~ Slotemaker vond het, zo schreef hij aan Ie Poole,
XC'weinig fraai dat Vm zich straks, als ze voor de regering terugtreden of voor het MG, als adviescollege van het MG gaan fungeren. Is dat niet wat beneden de waardigheid van een college dat de regering zelf had te vertegenwoordigen? Dat het ... zich gaat continueren in een dergelijke dienstbaarheid, smaakt mij niet lekker"
XCnu, ook Bosch van Rosenthal smaakte het eigenlijk niet; dat zal uit het slot van dit hoofdstuk blijken. Het door hèm gepresideerde college was van eind augustus '44 af 'de regering' geweest in bezet gebied, maar als zodanig had in feite het Militair Gezag van midden september af gefungeerd in het bevrijde Zuiden. Zeker, Gerbrandy had in antwoord op het telegram van de Vertrouwensmannen van 18 november '44 doen seinen dat de aankomst van het Militair Gezag het einde betekende van het eventuele 'vacuüm', en dus het einde van de bevoegdheden van de Vertrouwensmannen, maar was het op de keper beschouwd niet aanbevelenswaardig dat zij die de bezetting aan den lijve hadden ervaren en met grote kennis van zaken en inschakeling van talloze deskundigen talrijke in de overgangstijd noodzakelijke maatregelen hadden voorbereid, in de eerste tijd na de bevrijding in feite het beleid zouden gaan bepalen in plaats van een groep in Engeland opgeleide officieren? Zo werd het vooral door Bosch van Rosenthal gezien, en gezien niet alleen maar ook gevoeld.
XCDe in deze paragraaf vermelde gegevens tonen, menen wij, aan dat aan een verstandige coördinatie van de voorbereidingen van de regering en het Militair Gezag enerzijds en die van de Vertrouwensmannen anderzijds nagenoeg alles heeft ontbroken. Het college moest maatregelen treffen op regeringsgebied maar wie de personen waren die dat deden, bleef, ook toen van het bestaan van het college aan het tweede kabinetGerbrandy mededeling was gedaan, voor de meeste ministers een geheim en aan het derde kabinet-Gerbrandy werd niet eens gezegd dat het collegeJ.
, Brief,4 mei '945, van G. Slotemaker aan Ie Poole (Vm, III, 50).
er wàs. Ook de staf van het Militair Gezag kreeg veel te weinig informatie. Omgekeerd werd nagelaten, het College van Vertrouwensmannen een duidelijk beeld te geven van de organisatie van het Militair Gezag en van zijn veelomvattende verrichtingen in het bevrijde Zuiden. Wij aarzelen niet om van falend regeringsbeleid te spreken - een falen waarvoor, menen wij, vooral Gerbrandy verantwoordelijk moet worden gesteld. Coördinatie was bepaald niet zijn fort. Zeker, men kan wijzen op verzachtende omstandigheden: de minister-president was, zoals wij in deel 10 a deden uitkomen, van september '44 af verwikkeld in een reeks akelige conflicten met de koningin en de door haar gesteunde chef-staf Militair Gezag, zag zijn tweede kabinet uiteenval1en, moest in februari '45 eigenlijk tegen zijn zin zijn derde kabinet formeren en besteedde voorts van oktober '44 af een groot deel van zijn tijd aan het bevorderen van het zenden van materiële hulp aan de bevolking in de hongerprovincies, maar toch: hij had er, menen wij, op bedacht dienen te zijn dat ieder die het aanging, de positie en de verrichtingen van de Vertrouwensmannen helder voor ogen zouden staan en zouden blijven staan. De werkelijke gang van zaken liet vooral bij Bosch van Rosenthal veel verbittering achter: 'het College van Vertrouwensmannen', zei hij in '49 tegen de Enquêtecommissie, 'werd benoemd, maar het vertrouwen werd hun niet geschonken. Dit is eigenlijk de ronde waarheid."
XCNatuurlijk, wat de relatie tussen de Vertrouwensmannen en Londen betreft, moet men, om te begrijpen waarom aan de verstandige coördinatie zoveel heeft ontbroken, niet uit het oog verliezen dat de Vertrouwensmannen in bezet gebied werkzaam en de mogelijkheden voor contact beperkt waren. Dat laatste werd door de Vertrouwensmannen zèlf heel wel beseft, beter dan door Gerbrandy, van Heuven Goedhart en van Lidth. Men had zich kunnen indenken dat, toen in september '44 duidelijk was geworden dat de bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren nog geruime tijd op zich zou laten wachten, die drie ministers de Vertrouwensmannen zouden hebben gevraagd, één hunner of een goed ingelicht persoon namens hen naar Londen af te vaardigen teneinde de regering een duidelijk beeld te geven van wat het college deed en nog voornemens was te doen. Dat denkbeeld is in Londen niet gerezen. Wel zijn namens de Vertrouwensmannen twee boodschappers naar de regering gestuurd: in oktober dr. J. H. van Roijen, een vroegere hoofdambtenaar van Buitenlandse Zaken, in januari Vertrouwensman van der
I Getuige 1. H. N. Bosch van Rosenthal dl. V c, p. 354.
Gaag, maar in beide gevallen zijn het de Vertrouwensmannen geweest die het initiatief namen tot die missie; Londen is passief gebleven.
XCIn de tweede helft van september werd aan de Vertrouwensmannen duidelijk dat de regering ten aanzien van enkele belangrijke benoemingen welke, zo meenden zij, geheel binnen hun bevoegdheid vielen, er denkbeelden op nahield die van de hunne afweken. Zij waren van mening geweest dat de in de zomer van '40 door de bezetter ontslagen commissaris der koningin in Zeeland, jhr. mr. W.]. Quarles van Ufford, na de bevrijding in zijn functie moest worden hersteld en het wekte bij hen dan ook een niet geringe verbazing toen zij, gelijk reeds in ons deel ro a vermeld (nl. in de paragraaf 'Militair Gezag - eerste perikelen' van hoofdstuk 8), eind september het (niet nader gemotiveerde) verzoek ontvingen om namens minister Burger aan Quarles mee te delen dat zijn functie zou worden waargenomen door een van zijn vroegere gedeputeerden.
XCOvereenkomstige moeilijkheden waren toen al gerezen met betrekking tot het burgemeesterschap van Amsterdam en de benoeming aldaar van een hoofdcommissaris van politie.
XCHet had voor de Vertrouwensmannen geen probleem gevormd dat na de bevrijding de Monchy weer burgemeester zou worden van Den Haag maar met betrekking tot Rotterdam en Amsterdam lag de zaak gecompliceerder. Van mr. P.]. Oud, in de herfst van '41 door de bezetter als burgemeester van Rotterdam ontslagen, was op verzetsgebied niets uitgegaan en Oud had zich ook van alle contacten met de illegaliteit onthouden - de Vertrouwensmannen meenden evenwel dat, aldus later le Poole, 'gezien zijn grote ervaring en kennis van zaken, het toch ongewenst zou zijn hem niet in zijn functie te herstellen." De burgemeester van Amsterdam, dr. W. de Vlugt, was na de Februaristaking heengezonden - moest ook hij weer burgemeester worden? Hij was commissaris gebleven van het anti-revolutionaire dagblad De Standaard dat met name in anti-revolutionaire kringen aanstoot had gewekt, maar de Vertrouwensmannen waren, schreef later Drees,J.102
1 Getuige Ie Poole, a.v., p. 523.
'geneigd te menen dat het de Vlugt, wien als burgemeester niets ten laste kon worden gelegd, toch te zwaar zou treffen als hij niet als zodanig in functie mocht treden. Hij was ziek' en het was denkbaar dat hij toch niet of althans niet dadelijk zijn werkzaamheden zou kunnen hervatten, zodat in elk gevalook een plaatsvervanger moest worden aangewezen, maar wij voelden zijn ziekte, die hem wellicht nog gevoeliger zou maken voor het te zijnen aanzien te nemen besluit, als een reden te meer om hem niet opzij te schuiven."
XCDat de Vlugt ziek was, was in Londen niet bekend - ware dat wèl bekend geweest, dan zou, zo veronderstellen wij, zeker tot de benoeming van een waarnemend burgemeester zijn besloten, want men wenste in dé wellicht roerige hoofdstad een burgemeester te zien die met grote energie zou kunnen optreden. Afgezien daarvan: 'niet slechts zijn leeftijd, maar vooral zijn onopgehelderde houding als grootaandeelhouder van het collaborerend blad De Standaard' (aldus Burger enige tijd later in een rapport aan de koningin'), maakte het ongewenst hem in zijn functie te herstellen. Burger had een, vond hij, veel geschiktere candidaat: prof. dr. ir. J. Goudriaan, de in '41 door de bezetter afgezette president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen (wiens positie, maar dat wist men toen in Londen niet, in het spoorwegbedrijf onmogelijk was geworden). Kort voor de z rste september nu deed de regering aan de Vertrouwensmannen weten dat zij Goudriaan tot burgemeester van Amsterdam had benoemd zij verzocht hun, deze in te lichten. 'Kwestie opvolging Amsterdam was bij Vm in behandeling', seinden de Vertrouwensmannen op de z rste terug. 'Vm betreuren dat overleg met hen achterwege bleef. '4102
, De Vlugt leed aan kanker; hij is in februari '45 overleden. 2 W. Drees: p. I73. 3 Brief, I9 okt. I944, van Burger aan koningin Wilhelmina (archief kab, der koningin). 4 Burger concludeerde uit die laatste zin dat het voor hem geheimzinnige College van Vertrouwensmannen er blijkbaar aanspraak op maakte, in beslissingen op bestuursgebied gekend te worden; hij had geen enkele behoefte aan dergelijke adviezen. In een vergadering van de ministers-kwartiermakers stelde hij de slotzin uit het telegram van de z r ste aan de orde; hij 'wilde', noteerde van Lidth, 'vragen: 'Wat bedoelt gij daarmede?' Wij allen zeiden dat dit heel duidelijk was en dat men vragen moest: 'Hebt gij soms een betere suggestie?' ... Afgesproken (werd) dat omtrent het te geven antwoord onderling overleg met de kwartiermakers zou worden gepleegd.' (Van Lidth: 'Dagboek', 30 sept. 1944) Aan die afspraak hield Burger zich niet; hij liet op de zçste aan de Vertrouwensmannen seinen: 'Strekking slotzin niet duidelijk, gaarne toelichting' (de vervolgens door de Vertrouwensmannen gege ven 'toelichting' komt nog aan de orde). Burgers stap leidde er toe dat er op 30 september in de vergadering van de ministers-kwartiermakers, aldus weer van Lidth,
XCGoudriaan woonde in Hilversum, maar aan de Vertrouwensmannen bleek dat hij kort tevoren vandaar was vertrokken. Inderdaad, hij was begin september naar de buurt van Eindhoven gereisd. Op 4 oktober sprak hij in Brussel met generaal KruIs die hem vroeg (de koningin had inmiddels het benoemingsbesluit ondertekend) of hij bereid was, burgemeester van Amsterdam te worden. Goudriaan weigerde: hij wilde de Vlugt niet van zijn plaats verdringen en voelde er niet voor, door aanvaarding van de benoeming het zijn tegenstanders in de raad van commissarissen en de directie van de Nederlandse Spoorwegen gemakkelijk te maken om hem als president-directeur opzij te schuiven.
XCInmiddels hadden de Vertrouwensmannen, die op het standpunt stonden dat degeen die burgemeester van Amsterdam zou worden, zich ter plaatse deugdelijk zou moeten voorbereiden, besloten een waarnemend burgemeester te benoemen. Drees weigerde dat te worden; 'ik meende', schreef hij later,
XC'gezien het werk waartoe ik geleidelijk ten gevolge van de arrestaties van anderen geroepen was, rekening houdend ook met de verhoudingen in de SDAP, de zware verliezen die wij geleden hadden, de afwezigheid van Wiardi Beckman, Vorrink en vele anderen, wier terugkeer onzeker was, en de discussies over de nieuwe partijvorming die aan de gang waren, mij niet uit de landspolitiek te mogen terugtrekken.' 1
XCGevolg was dat de Vertrouwensmannen op zoek moesten gaan naar een andere waarnemend burgemeester; hun keus viel op de directeur van de Stoomvaartmaatschappij Nederland, Feike de Boer, die van begin '41 af had deelgenomen aan het illegale werk, eerst van 'De Zeemanspot',102
'grote 'mot' met mr. Burger' kwam; van Heuven Goedhart, toch al geen vriend van Burger, viel zijn ambtgenoot scherp aan, Gerbrandy noemde Burgers optreden, aldus van Lidth, "stiekum' en wij waren door Burger 'bedonderd'. Burger nijdig en huilende van nijd verliet hij de vergadering. Een onplezierig incident.' (a.v.) Burger liet het er niet bij zitten; hij richtte diezelfde dag een brief tot de overige kwartiermakers waarin hij schreef dat Gerbrandy 'in hoogst ongepaste bewoordingen de veronderstelling opperde als zou ik in deze tegenover de kwartiermakers hebben gehandeld als zijnerzijds tegenover de ministerraad met betrekking tot de Vertrou wensmannen het geval is geweest; daarmee wordt geaccentueerd de zorgwekkende verhoudingen waarin wij worden geleid.' (brief, 30 sept. 1944, van Burger aan de overige ministers-kwartiermakers) 1 W. Drees: p. 174.
nadien van het Nationaal Steunfonds en van het Nationaal Comité.'
XCMaar niet alleen met Burger kregen de Vertrouwensmannen in die tijd moeilijkheden, ook met van Heuven Goedhart: zonder overleg met het door hem zelf ingesteld college haalde deze een streep door de regeling van het hoofdcommissariaat van de Amsterdamse politie, welke na grondig overleg door de Vertrouwensmannen was getroffen, en benoemde een waarnemend hoofdcommissaris die door de Vertrouwensmannen als een intrigant werd beschouwd. Ook die ingreep werd door de Vertrouwensmannen hoog opgenomen; zou het in Amsterdam bij de bevrijding tot ongeregeldheden komen, dan was het wenselijk dat de leiding van de politie in de best mogelijke handen was, en zij waren er van overtuigd dat zij in de moeilijke verhoudingen aan de top van het Amsterdamse politie-apparaat bepaald een beter inzicht hadden dan Londense ministers.
XCHad de regering, zo gingen de Vertrouwensmannen zich afvragen, wel voldoende begrip voor de zorgvuldige wijze waarop zij zich van hun taak kweten? Begin oktober besloten zij, een boodschapper naar Londen te sturen, nl. de door ons al genoemde van Roijen. Hem lichtten zij in enkele besprekingen uitvoerig in over hun taakopvatting, over de moeilijkheden die zich hadden voorgedaan en ook over plannen inzake een geldzuivering en een onder beheer stelling van vijandelijk vermogen die op verzoek van Trip (hun door de regering aanbevolen) door financiële deskundigen waren opgesteld.
XCZoals wij al in hoofdstuk 6 vermeldden, slaagde van Roijen er in om in de nacht van I I op 12 oktober bij Tiel de Waalover te steken; hij bevond zich in het bootje dat op de zuidelijke oever de twee militairen kwam ophalen aan wie de operatie' Windmill' (het opbouwen van een ontsnappingsweg voor de Airbornes op de Veluwe) was toevertrouwd. Na eerst bij Brussel met prins Bernhard te hebben gesproken, kwam hij op de I yde per vliegtuig in Londen aan waar hij de volgende dag lange gesprekken had met Gerbrandyen met de koningin. Bij beiden drong hij
I De Boer aanvaardde zijn benoeming op voorwaarde dat de Vlugt één week in zijn oude functie zou terugkeren; die voorwaarde kwam door de Vlugts overlijden te vervallen.
er op aan dat de regering meer rekening zou houden met de wensen van de Vertrouwensmannen.
XCOp die röde of 17de werd in Londen een lang telegram gedecodeerd dat de Vertrouwensmannen op de 1yde hadden doen uitgaan in antwoord op het verzoek van Burger, toe te lichten waarom zij betreurd hadden dat overleg inzake de benoeming van een Amsterdamse burgemeester achterwege was gebleven. In die toelichting wezen de Vertrouwensmannen er op dat 'handhaving orde en rust tijdens vacuüm' omvangrijke voorbereidingen vergde - 'tijdelijke departernentshoofden' moesten aan het werk kunnen gaan en hunnerzijds tal van maatregelen kunnen treffen 'en moeten daarbij verzekerd zijn niet meer te worden gedesavoueerd'. De Vertrouwensmannen bouwden terzake zoveel mogelijk voort op wat door de 'commissie-Ringers" en het Vaderlands Comité was voorbereid, 'doorkruising hunner werkzaamheden door regeringsaanwijzingen zonder voorafgaand overleg C.q. mededeling bemoeilijkt werk, kan gemakkelijk moeizaam tot stand gebrachte opzet schaden, schept thans reeds onrust en kan handhaving orde en rust in toekomst in gevaar brengen' - van die doorkruising gaven de Vertrouwensmannen enkele voorbeelden, waaronder het gebeurde met de burgemeester van Amsterdam en de commissaris van de provincie Zeeland. 'Op overleg wordt aangedrongen, en meer, zo mogelijk volledige, voorlichting van Vm omtrent bij regering bestaande plannen voorzover voor vacuümtijd van belang, wordt noodzakelijk geacht om verwarring te voorkomen.'
XCEnkele dagen later, 23 oktober, liet van Roijen het volgende uitdrukkelijk als 'persoonlijk' aangeduide telegram aan de Vertrouwensmannen toezenden:
XC'Heb hier begrip gevonden voor moeilijke positie Vertrouwensmannen. Oorspronkelijk heeft men taak Vm beperkter gezien dan u, hoofdzakelijk omdat vacuüm zeer kort gedacht wordt, aangezien Militair Gezag, dat met Geallieerde strijdkrachten meekomt, dadelijk met volledige volmachten namens de regering optreedt. Inmiddels bestaat juiste waardering voor voorbereidend werk Vm. Daarom geloof ik dat meeste benoemingen" door Vm met name die van secretarissen-generaal en gemachtigden 3 zullen worden overgenomen. Over verschillende regelingen ... zal nader contact met u worden opgenomen''Daarmee werd het 'eerste' Nationaal Comité bedoeld (Schouten, Verschuur, Vor102
1 rink, Menten, Ringers). 2 In de door de Enquêtecommissie afgedrukte tekst (dl. V b, p. 513) staat 'bemoeiingen'. 3 Bij die departementen waar niet een door de bezetter afgezette secretaris-generaal weer zijn functie ZOll gaan uitoefenen, werden 'gemach tigden van Vertrouwensmannen' benoemd.
inderdaad, vijf dagen later, 28 oktober, volgde een telegram van de regering waarin o.m. stond: 'Spreken waardering uit voor door Vm verricht werk, waarvan adviserende strekking na toelichting afgezant veel is verduidelijkt ... Tijdelijke voorziening secretarissen-generaal allen accoord.'
XCDie laatste mededeling werd door de Vertrouwensmannen gewaardeerd maar dat gold niet voor alles wat zij in de telegrammen van 23 en 28 oktober te lezen hadden gekregen. Hun werk had, zoals zij het zagen. bepaald geen 'adviserende strekking' maar was uitvoerend van aard, en voorts vernamen zij nu voor het eerst dat het 'vacuüm' slechts 'zeer kort' zou duren en dat het Militair Gezag 'dadelijk met volledige volmachten namens de regering' zou optreden. Bij die laatste mededeling tekende Bosch van Rosenthal teleurgesteld aan:
XC'Wat had het nu voor zin ons twee maanden te laten werken, proclamatie uitvoerig op te dragen, uitvoerende en conservatoire maatregelen op te dragen, voor orde en rust te laten zorgen, indien er toch een direct aanwezig en direct werkend Militair Gezag komt dat geen ervaring heeft van de toestanden hier?"
XCDe aankondiging van de komst van dat Militair Gezag was, zei Bosch van Rosenthal later tot de Enquêtecommissie, een 'verschrikkelijke klap'." Hij en andere Vertrouwensmannen overwogen zelfs zich te beperken tot het rondzenden van de bevrijdingsproclamatie en voor het overige hun taak neer te leggen, maar tenslotte meende het college, aldus later le Poole, 'onverdroten op de ingeslagen weg voort te mogen gaan, omdat tenslotte Militair Gezag-functionarissen door de feitelijke omstandigheden heg noch steg zouden weten in bevrijd Nederland."
XCVan Roijen was intussen in Londen tot de conclusie gekomen dat het voor de Vertrouwensmannen van grote betekenis zou zijn, zo spoedig mogelijk te beschikken over exemplaren van alle wetsbesluiten die op het 'vacuüm' en de overgangstijd betrekking hadden: de besluiten inzake de bijzondere staat van beleg, de bijzondere rechtspleging, de tribunalen, de ambtenarenzuivering, de perszuivering, de politie, het rechtsverkeer, het vijandelijk vermogen, de radio, de sociale verhoudingen en de bestuursvoorziening. Hij sprak hierover met van Heuven Goedhart en deze liet vervolgens exemplaren van de, bedoelde wetsbesluiten (zij waren alle gedrukt in het Staatsbladverschenen) bijeenzoeken; het Bureau
XC, Aantekening in Collectie-Wo Drees, map 'Vertrouwensmannen'. 2 Getuige L. H. N. Bosch van Rosenthal, Enq., dl. V c, p. 355. 3 Getuige J. Ie Poole, a.v., p. 524·
Inlichtingen maakte er een pakket van waarin van Roijen een uitvoerig rapport omtrent zijn bevindingen in Londen en van Heuven Goedhart een lange persoonlijke brieflieten opnemen. Het pakket werd in een van de vele containers gedaan welke in die tijd boven bezet gebied werden afgeworpen - een ongelukkig toeval wilde dat juist deze container verkeerd werd gedropt en (vermoedelijk) in zee terecht kwam. Nagelaten was, aan de Vertrouwensmannen (of aan iemand anders) te seinen dat dit speciale pakket onderweg was" nagelaten werd óók, te informeren of het was aangekomen - het gevolg was dat niemand in bezet gebied wist dat deze belangrijke zending komende was en dat Londen niet werd ingelicht dat de met zorg samengestelde voorlichting haar bestemming niet had bereikt. Het gevolg was tenslotte dat, wat vrijwel alle door Londen voorbereide wettelijke regelingen betrof, de Vertrouwensmannen volledig in het donker bleven rondtasten.
XCHet waren de ongeregeldheden in België en de burgeroorlog in Griekenland die het eind december aan kolonel Koot wenselijk deden voorkomen, iemand naar het bevrijde Zuiden te sturen die daar met de Nederlandse en Geallieerde autoriteiten zou kunnen bespreken hoe men vergelijkbare troebelen in Nederland benoorden de grote rivieren het best kon voorkomen. Van der Gaag, die de Raad van Verzet in het Delta-Centrum vertegenwoordigde, stelde zich voor die bij uitstek riskante missie beschikbaar en toen dat eenmaal vaststond, verzochten zijn .collega's- Vertrouwensmannen of hij tevens hun problemen wilde bespreken en in het bijzonder wilde nagaan wat de leiding van het Militair Gezag dacht over de verhouding tussen die organisatie en henzelf. Begin januari werd Gerbrandy telegrafisch ingelicht dat van der Gaag op de r yde naar het bevrijde Zuiden zou vertrekken; Gerbrandy werd verzocht, hem zoveel mogelijk hulp te doen verlenen en vooral te bevorderen dat hij zo spoedig mogelijk naar bezet gebied zou kunnen terugkeren. Via de Biesbos-route kwam van der Gaag kort voor 20 januari in het bevrijde Zuiden aan. Hij arriveerde daar op een moment waarop de ex-illegale werkers ten zeerste gebeten waren op van Heuven Goedhart
XC1 In het eerder genoemde regeringstelegram van 28 oktober was slechts de vage mededeling opgenomen: 'Zullen trachten langs andere weg uitvoeriger inzake hier ontworpen terugkeer-regelingen te informeren.' -. 102
en waarop er, zo meende van der Gaag, sprake was van een eenheidsfront van het Militair Gezag en de bevolking tegen een deel van het Londense kabinet. Hij voerde besprekingen met prins Bernhard' en met een aantal officieren van het Militair Gezag, o.m. met kapitein H. J. van den Broek, chef van de zender 'Herrijzend Nederland' te Eindhoven, die als hoofd van de subsectie-radio van het MG bij de bevrijding ook de Hilversumse uitzendingen onder zijn hoede zou moeten nemen - van het optreden van het Militair Gezag kreeg van der Gaag in het algemeen een positieve indruk. Op zaterdag 27 januari bracht hij telegrafisch een eerste rapport uit aan de overige Vertrouwensmannen, waaruit wij citeren: 'In eerste instantie gebleken dat wederkerig volkomen verkeerde voorstelling omtrent werkzaamheden en bevoegdheden van de ander' (inderdaad, het Militair Gezag was in die tijd omtrent de bevoegdheden en activiteiten van de Vertrouwensmannen praktisch nog niet ingelicht).
XC'Richt mij in eerste plaats op nauwe samenwerking MG-Vm waarvan [ik] grote verwachtingen [heb]. Trof in het algemeen wantrouwen" aan in Vm wier taak vaag en onbelangrijk geacht. Door uiteenzettingen grondige omslag. Heb maandag definitieve bespreking met chef-staf MG te Brussel en vertrek februari I naar Londen ... Samenwerking MG, oude illegaliteit en BS hartelijk en vruchtbaar ... Adviseer uw voorbereidingen krachtig voort te zetten in verband met zeker te verwachten taak tot voorlichting MG:
XCOp maandag 29 januari trof van der Gaag generaal Kruls niet in Brussel aan (deze was naar Londen vertrokken), wèl kolonel Posthumus Meyjes 'en deze heeft mij gezegd', aldus later van der Gaag, 'dat het vanzelf sprak dat hij met grote dankbaarheid gebruik zou maken van het werk van het College van Vertrouwensmannen en bereid was mij alle mogelijke inlichtingen te geven omtrent de voorbereidingen welke zij zelf hadden getroffen." Van Brussel vloog hij vervolgens naar Londen waar hij, in uniform gestoken, als 'kapitein Smulders' arriveerde. Welke stemming jegens de Vertrouwensmannen hij bij de koningin aantrof, vermeldden wij reeds: dat waren, zei zij, niet háár Vertrouwensmannen maar die van .Gerbrandy. Van der Gaag deed zijn best, de negatieve indruk die de koningin blijkbaar had, weg te nemen. 'Ik heb', vertelde hij ons in '60,
XCI Daarin ging hij er, gelijk in hoofdstuk 8 vermeld, accoord mee dat Borghouts als aparte commandant van het Strijdend Gedeelte der BS naar bezet gebied zou vertrekken. 2 In de door de Enquêtecommissie afgedrukte tekst staat: 'vertrouwen' (a.v.. dl. V b, p. SIS). 3 Getuige J. van der Gaag, Enq., dl. V c, p. 483.
'in mijn leven heel wat examens meegemaakt maar dit was wel het zwaarste dat ik ooit heb moeten ondergaan. Een van de moeilijkheden was dat zij mijn oordeel vroeg over dingen waar ik geen snars verstand van had, kwesties van bestuursvoorziening en zo. Ik had de benoeming van al die commissarissen van de koningin aan mijn collega's overgelaten en nu moest ik daar opeens mijn eigen oordeelover geven. Ik kende de namen van die commissarissen nauwelijks. Ik zei haar dat ze het best op het kompas van mannen als Drees en Bosch van Rosenthal kon varen, maar toen ik Bosch van Rosenthal de eerste keer noemde, zei zij prompt: 'Dat is een zeer ambitieus man.' Ze had blijkbaar veelap hem tegen. Ik gaf haar daarom een beeld van wat hij in de illegaliteit had gepresteerd. Of ik daar iets mee heb bereikt, weet ik niet. In elk geval heb ik na terugkeer Bosch van Rosenthal niet durven meedelen wat de koningin over hem had gezegd. Hij had een zo grote verering voor haar dat dat misschien wel zijn dood zou hebben betekend."
XCNa het gesprek met de koningin bleef van der Gaag nog een dag of tien in Londen. Hij wist er het definitieve accoord van Gerbrandy te verwerven op een aantal voorstellen van de Vertrouwensmannen (zij komen nog ter sprake) en Gerbrandy zei hem dat hij, aldus van der Gaag, 'keurig' vond wat de Vertrouwensmannen hadden gedaan ('wij moesten maar doorgaan op dezelfde voet. Het zou prachtig zijn wanneer het Militair Gezag van al die inlichtingen en dat werk gebruik zou kunnen maken')" - van belang was daarnaast vooral dat tot van der Gaag doordrong dat begin november een pakket met nummers van het Staatsblad naar bezet gebied was gezonden dat daar niet was gearriveerd. Al die nummers werden opnieuw bijeengebracht en er werden nu ook exemplaren van het Publicatieblad van het Militair Gezag aan toegevoegd. Het werd een heel pakket.
XCIn de nacht van zaterdag 17 op zondag 18 februari begon van der Gaag aan zijn terugtocht via de Biesbos, naar hij zich later herinnerde: 'in een roeiboot vol Staatsbladen, pindakaas, wapens, wollen ondergoed, radiomateriaal, uniformen' (daaronder die welke hij als 'kapitein Smulders' had gedragen), 'knijpkatten' (handdynamo's) 'en sigaretten." Die terugtocht verliep moeilijk: er kwam zoveel water de rivier af dat het bootje zondagmorgen de Kop van het Land nog niet was gepasseerd. Het werd daar door de Duitsers beschoten en de inzittenden moesten een schuilplaats zoeken op de vaste wal. Daar bleven zij de gehele zondag zitten. , J.J.J.
van der Gaag, 22 sept. 1960. 2 Getuige van der Gaag, dl. V c, P·484· van der Gaag: 'Herinneringen als Vertrouwensman', p. 5.
Toen het weer donker was geworden, slopen zij verder - van der Gaag moest daarbij zijn pakket achterlaten. Dat verstopte hij in een roestige schuit die hij ergens aantrof. Een van zijn koeriersters wist enige tijd later met veel moeite die schuit te vinden - eind februari had hij de exemplaren van het Staatsblad en het Publicatieblad van het Militair Gezag weer in handen, hetgeen betekende dat, toen er eenmaal de nodige kopieën van waren gemaakt, de Vertrouwensmannen nu eindelijk (d.w.z. meer dan een half jaar nadat zij met hun werkzaamheden waren begonnen) in bijzonderheden konden lezen wat door de regering en het MG was voorbereid. Zij constateerden dat er talrijke afwijkingen waren van de regelingen die zij zelf hadden getroffen. 'Vm dringen er daarom op aan', seinden zij begin april aan Londen, 'voor radio vroegere verzekering te herhalen dat na volledige bevrijding overleg zal worden gepleegd en wijziging mogelijk is. Vm verzoeken tevens besluiten die geheel of gedeeltelijk nog niet werken, voorlopig niet in te voeren.'
XCOp dit telegram werd niet gereageerd, hetgeen betekende dat achter een groot deel van de werkzaamheden die door de Vertrouwensmannen waren verricht, een vraagteken bleef staan.
XCVan die werkzaamheden willen wij nu een overzicht geven, zulks, zoals reeds vermeld, met uitzondering van het aandeel van de Vertrouwensmannen aan de wapenstilstandsbesprekingen met Seyss-Inquart in april - dat komt later aan de orde.
XC'Handhaving van orde en rust' was de aan de Vertrouwensmannen gegeven 'hoofdtaak'. Aanvankelijk meenden zij dat doelo.m. te bevorderen door daags voor Dolle Dinsdag, zij het met enkele wijzigingen, de 'Algemene Bekendmakingen' te aanvaarden die de chef-staf van de OD, Six, had laten opstellen. Die stukken raakten later op de achtergrond doordat, zoals in de hoofdstukken 7 en 8 beschreven, de OD als het ware in de Binnenlandse Strijdkrachten opging en dus als zodanig geen taak meer overhield op het gebied van de ordehandhaving. Die gang van zaken
was de Vertrouwensmannen welkom: vooral Cramer en hun Amsterdamse secretaris Slotemaker hadden tegen de OD grote bezwaren - Slotemaker vroeg zich begin oktober af, 'of', zo schreef hij aan Bosch van Rosenthal, 'die hele bekendmakingen no. 1,2 en 3 niet opnieuw op de helling moeten." Enkele dagen later legde Cramer, die kort na Dolle Dinsdag heftige verwijten had gekregen van van Randwijk dat hij als Vertrouwensman met de inschakeling van de OD accoord was gegaan, aan zijn collega's een lange nota voor' waarin hij er aan de hand van een reeks voorbeelden op wees dat OD-functionarissen zich nog steeds als, zelfs boven het College van Vertrouwensmannen geplaatste, toekomstige gezagsdragers beschouwden; 'uit verschillende delen van het land komen', schreef hij verder, 'ontstellende berichten omtrent voorgenomen plannen van OD-functionarissen om op drastische en onrechtmatige wijze ten aanzien van de communisten op te treden. Deze functionarissen zien het als taak van de OD om na de Duitsers de communisten neer te slaan'; dat alles maakte het, aldus Cramer, 'noodzakelijk dat een schrijven aan de OD uitgaat met de opdracht haar leden mee te delen dat zij gedurende de tijd dat zij onder de verantwoordelijkheid der Vertrouwensmannen, commissarissen der koningin en burgemeesters bij de handhaving der orde zijn betrokken, zuiver politionele bijstand verlenen.' Een brief in die geest werd op 10 oktober door de Vertrouwensmannen tot Six gericht.'
XCEen ander probleem rees voor de Vertrouwensmannen, toen, naarmate de strijd tegen de honger en de koude verwoeder werd, het aantal roofovervallen toenam, ook en vooral in de grote steden - overvallen waartegen de goeddeels ontwapende politie niet kon optreden. Midden februari waarschuwden zij de regering dat zij er 'onder de sterk ten ongunste gewijzigde omstandigheden' niet langer zeker van waren, 'dat orde en rust gehandhaafd kunnen worden met beschikbare krachten en bewapening. Vm dringen bij regering aan, bij bevrijding onmiddellijk militaire formaties, bij voorkeur Nederlandse, voor dit doel voor grote steden beschikbaar te stellen.'
XCUiteraard beseften de Vertrouwensmannen dat na de bevrijding vele tienduizenden Nederlanders die 'fout' waren geweest, moesten worden opgepakt. Daartoe zouden uit de Bewakingstroepen van de BS arrestatieploegen worden gevormd. In overleg met de Vertrouwensmannen
t Brief, 5 okt. 1944, van G. Sloternaker aan L. H. N. Bosch van Rosenthal (Vrn, III, 50). 2 Tekst: dl. V b, p. 521-22. 3 Tekst: a.v., p. 526.
schreef kolonel Koot kort vóór de bevrijding voor, dat als commandant van een arrestatieploeg zoveel mogelijk leden van het hogere politiepersoneel dan welofficieren of onderofficieren der marechaussee moesten worden aangewezen. Eind april deden van der Gaag en Neher na hun contact met de staf Militair Gezag aan hun collega's nog weten dat voorkomen moest worden, 'dat zich excessen voordoen door eigenmachtig ingrijpen door niet-bevoegden, bijv. afsnijden van het haar van vrouwen e.d." - uit de hoofdstukken 14 en 17 zal blijken dat dergelijke 'excessen' zich op aanzienlijke schaal hebben voorgedaan.
XCHet spreekt vanzelf dat de Vertrouwensmannen uitstekend op de hoogte waren van de acties die de illegaliteit als geheel wilde ondernemen: Drees en Neher waren lid van de Contact-Commissie en van der Gaag had zitting in het Delta-Centrum. De systematische actie van de illegaliteit tegen de Liese-Aktion kreeg de volledige steun van de Vertrouwensmannen: zij waren het die er, ongeacht de bezwaren uit het ambtelijk milieu (Hirschfeld, Louwes) en uit de ondernemerswereld (Stikker), begin januari bij de regering op aandrongen, kategorisch te verklaren dat niemand aan de Liese-Aktion medewerking mocht verlenen; kort nadien, nadat Radio Oranje een tijdlang bijna dagelijks het regeringsparool: geen medewerking, had toegelicht, drongen zij aan op 'beperking van prikkeling der Duitsers' om dezen 'niet tot prestige-stelling te nopen."
XCVan belang was tenslotte dat de Vertrouwensmannen de regering met klem verzochten goed te vinden dat het Nationaal Steunfonds aanzienlijk grotere (later door de regering terug te betalen) bedragen zou mogen opnemen dan waartoe de regering het NSF aanvankelijk had gemachtigd. Dit verzoek werd, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, door de regering ingewilligd.
XCEr was, zoals wij in deel 9 vermeldden, een stroming in het Nederlandse kabinet die van mening was dat na afloop van de oorlog een deel van Duitsland aan Nederland moest worden toegevoegd. Minister van Kleffens had daar geruime tijd niet voor gevoeld maar toen de Wehrmacht in maart '44 was overgegaan tot nieuwe omvangrijke inundaties, in Zeeland en op de Zuidhollandse eilanden met zout water, leek het hem wenselijk, publiekelijk te gewagen van een mogelijke annexatie van Duits grondgebied welke een compensatie zou vormen voor aan Nederland toegebrachte, wellicht onherstelbare schade. Van dat denkbeeld maakte hij melding in een artikel in het Amerikaanse tijdschrift Foreign Affairs dat in mei '44 verscheen, en enkele maanden later wijdde hij er een nota aan die bedoeld was om aan de Geallieerde regeringen aangeboden te worden. Vóór die aanbieding nu legde hij het door hem ontwikkelde denkbeeld aan de Vertrouwensmannen voor: eventuele indiening van een claim tot 'gedeeltelijke vergoeding van in andere vorm onvergoedbare schade ... in vorm van afstand van aangrenzend Duits gebied, hetzij voor altijd, hetzij tijdelijk, en al of niet met uitdrijving van tegenwoordige bevolking.' Had dat denkbeeld de instemming van de Vertrouwensmannen? 'Verzoeke spoedigst antwoord.' 1 Over dat antwoord vond een lange discussie plaats. Daarin spraken Drees en Cramer zich tegen elke vorm van annexatie uit, maar Bosch van Rosenthal, Cleveringa, van der Gaag, Neher en Oranje konden zich met de door de regering in te dienen mogelijke claim verenigen, zij het dat deze 'meerderheid', aldus het antwoordtelegram, 'verdeeld (was) over' argumentatie en mate van gebiedsafstand. Indien annexatie aanvaard, dan algemene overeenstemming: voor altijd en met uitdrijving bevolking." Oranje was, vertelde Cramer ons later, bij de onderlinge discussie het verst gegaan (hij wilde een groot deel van Duitsland, met inbegrip van het Ruhrgebied, aan Nederland toevoegen), Drees had zich op humanitaire en economische gronden tegen alle annexatie uitgesproken en hijzelf, Cramer, had na afloop van de discussie tegen Slotemaker gezegd, 'dat Drees als een Christen en Oranje als een Machiavellist had gespro-, ken."
XC1 Telegram. 18 okt. 1944. van de regering aan Vm. Vm aan de regering. 3 J. Cramer. 16 april 1958. Telegram. 22 okt. 1944. van 10
Wat het bestuursapparaat betrof, was (wij herinnerden er al aan) de eerste aandacht van de Vertrouwensmannen uitgegaan naar de leiding der departementen: juist in het 'vacuüm' zouden er geen ministers zijn in Den Haag - wie moesten er dan die leiding gaan uitoefenen? Voor hen stond vast dat niet alleen de 'foute' maar ook de drie niet- 'foute' secretarissen-generaal: Frederiks, Verwey en Hirschfeld, vervangen moesten worden. Verwey (Sociale Zaken) was in zoverre het simpelste geval dat hij tegen zijn afzetting geen andere vorm van weerstand bood dan dat hij in de hongerwinter een lange, voor de koningin bestemde, in het Engels gestelde nota schreef waarin hij zijn beleid (niemand had er meer toe bijgedragen dan hij dat honderdduizenden mannelijke Nederlanders tot arbeid in Duitsland waren gedwongen) trachtte te rechtvaardigen - die nota deed hij aan de jedburgh-agent majoor Brinkgreve toekomen; zij heeft door diens arrestatie (eind februari) Londen niet bereikt. Zoals wij al vermeldden, besloten de Vertrouwensmannen dat na de bevrijding mr. A. L. Scholtens weer in functie zou treden als secretaris-generaal van Sociale Zaken.
XCBinnenlandse (en Algemene) Zaken lag moeilijker. Secretaris-generaal Frederiks moest vervangen worden, maar hij was in de eerste dagen van september '44 ondergedoken. Op Dolle Dinsdag besloten de Vertrouwensmannen, als gemachtigde voor Binnenlandse en Algemene Zaken mr. L. A. Kesper te benoemen, de gewezen griffier van de Tweede Kamer, niet (ondanks diens heftige protest) de 'tweede man' van het departement, raadadviseur mr. M. J. Prinsen. Frederiks evenwel liet zich niet terzijde schuiven. Op 30 april '45 (het was toen duidelijk dat het einde van de bezetting snel naderde) verscheen hij geheelonverwacht weer ten departemente en maakte daar duidelijk dat hij na de bevrijding weer als secretaris-generaal zou gaan optreden. Ook mr. Prinsen, die enige tijd van het departement was weggebleven, verscheen daar weer - tegen hem zei Wimmers hoofdambtenaar Calmeyer (die niet wist dat ook Frederiks zich weer in het departementsgebouw had vertoond), 'dat, mocht de secretaris-generaalook verschijnen, de kans zou bestaan dat de R [eichs] K[ ommissar] hem het EK I (Ijzeren Kruis, Eerste Klasse) zou verlenen'.' Frederiks was nadien wijselijk weggebleven, maar op 5 mei, toen aangekondigd was dat de Duitsers hadden gecapituleerd, nam hij opnieuw plaats in zijn werkkamer. Voordien hadden de Vertrouwensmannen hem verzocht, zich eigener beweging terug te trekken - dat had Frederiks, die
XC1 H. M. Hirschfeld: 'Dagboek', 2
meende dat hem in wezen niets te verwijten viel, geweigerd. Er restte de Vertrouwensmannen toen niet anders dan hem aan te zeggen dat hij was 'gestaakt'. Verbitterd trok Frederiks zich toen terug. Met Prinsens positie werd in zoverre rekening gehouden dat een van Kespers eerste besluiten was, deze met de titel van 'fungerend secretaris-generaal' te belasten met de leiding van alle werkzaamheden, voorzover Kesper die niet zelf wilde uitoefenen.
XCOok Hirschfeld, die grote weerstanden had gewekt bij de illegaliteit, wensten de Vertrouwensmannen te vervangen, maar door wie? Er zouden volgens Hirschfeld enkele candida ten zij n geweest (hij noemde jegens ons mr. W. G. F. ]ongejan, voorzitter van de Nederlands-Indische Ondernemersraad, en drs. J. H. Gispen, directeur van de Organon-fabrieken) die weigerden 1 vast staat dat ir. F. Q. den Hollander, de voorzitter van de Hoofdgroep Industrie, die in '40 als directeur van de ArtillerieInrichtingen Hembrug getracht had, inschakeling van dit bedrijf in de Duitse oorlogsproduktie te voorkomen, zich in de loop van september bereid verklaarde, als gemachtigde Hirschfelds plaats in te nemen. Op de zóste kwam den Hollander met Hirschfeld spreken; hij zei toen niet méér dan dat hij een benoeming als gemachtigde slechts met Hirschfelds instemming zou aanvaarden, maar in een tweede gesprek, een week later, kwam het hoge woord er uit: al vóór het eerste was den Hollander met zijn benoeming accoord gegaan. Hirschfeld vond dat den Hollander zich weinig fraai had gedragen - intussen was hij realist genoeg om te beseffen dat hij er wijs aan zou doen, zich na de bevrijding voorshands terug te trekken; op 5 mei ontvingen de Vertrouwensmannen een brief van hem, gericht aan de koningin, inhoudend de mededeling dat hij zijn functie ter beschikking stelde.
XCWat de andere departementen betreft: bij Financiën werd, gelijk reeds vermeld, mr. Albarda gemachtigde, bij Landbouwen Visserij mr. Reinink die eerst als gemachtigde voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen was aangewezen.' Naar de overige departementen zouden de vroegere secretarissen-generaal terugkeren: jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje naar10
1 H. M. Hirschfeld, II febr. 1961. 2 Noch van landbouw, noch van visserij had Reinink verstand, maar de Vertrouwensmannen hadden het niet aanbevelenswaardig geacht, boven Louwes, de directeur-generaal van de voedselvoorziening, een secre taris-generaal te plaatsen van wie een duidelijke eigen leiding zou kunnen uitgaan; Louwes had hun gezegd: 'Ik kan met iedereen werken als secretaris-generaal, mits hij niets weet van de landbouw, want ik beschouw de secretaris-generaal van het depar tement als een soort penhouder.' ('Verslag van de vergadering van 9 mei 1945 van Vertrouwensmannen en het Militair Gezag', dl. V b, p. 550)
Buitenlandse Zaken, Tenkink naar Justitie, prof. dr. G. A. van Poelje naar Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, C. Ringeling naar Defensie, mr. D. G. W. Spitzen naar Waterstaat, jhr. mr. O. E.W. Six naar Overzeese Gebiedsdelen (vroeger: Koloniën).
XCAllen nu die wisten dat zij, hetzij als secretaris-generaal, hetzij als gemachtigde, bij de bevrijding de leiding van een bepaald departement op zich zouden moeten nemen (zoals wij al vermeldden, werden de door de Vertrouwensmannen gedane benoemingen eind oktober door de regering goedgekeurd), gingen, zodra zij van hun benoeming in kennis waren gesteld, d.w.z. uiterlijk van de tweede helft van september af, op hun departementale sector tal van maatregelen voorbereiden, zulks in overleg met enkele Vertrouwensmannen of, in belangrijke gevallen, met het college als geheel. Kesper bijvoorbeeld had o.m. intensieve bemoeienis met de burgemeestersbenoemingen, Tenkink besteedde veel tijd aan de reorganisatie van de politie en aan de voorlopige zuivering van de rechterlijke macht, Albarda nam de geldzuivering in verdere voorbereiding, den Hollander ging plannen opstellen voor samenwerking met het Militair Gezag, het economisch herstel, de samenwerking tussen overheid en bedrij fsleven, de prij sbeheersing en de zuivering. 'Voorbereiding en overleg', zo stelde hij enkele maanden na de bevrijding op schrift, 'eisten veel tijd. Het steeds moeilijker wordend contact door de voortdurend slechter wordende communicatiemiddelen maakte het werk uiterst bezwaarlijk. Veelal moesten alle afstanden per rijwiel worden afgelegd, met vermijding van vijandelijke posten, ter voorkoming van vordering en lijf-onderzoeken.'!
XCDie problemen golden uiteraard niet voor hem alleen, maar voor allen die van de Vertrouwensmannen een bepaalde taak hadden gekregen.
XCMet acht posten van commissaris der koningin kregen de Vertrouwensmannen bemoeienis: in de acht provincies benoorden de grote rivieren.
XCIn vier provincies: Utrecht, Overijssel, Drente en Groningen, waren de commissarissen, resp. Bosch van Rosenthal, mr. A. E."baronvan Voorst tot Voorst, mr. dr. R H. de Vos van Steenwijk en mr. J. Linthorst Homan, door de bezetter afgezet - de eerste drie zouden terugkeren; ten aanzienQ.gedurende de periode van sept. 1944 tot de bevrijding van Nederland', a.v., p. 53
1 F. den Hollander: 'Overzicht d.d. 20 okt. 1945 van de voorbereidende maatregelen
van Linthorst Homan evenwel meenden de Vertrouwensmannen (en meende ook de regering) dat deze als het lid van het Driemanschap van de Nederlandse Unie dat het verst aan de bezetter was tegemoet gekomen, tezeer een omstreden figuur was geworden - de Vertrouwensmannen wilden hem voorlopig vervangen door de gewezen gedeputeerde (en provinciale Voedselcommissaris) E. H. Ebels.
XCVoor Noord-Holland stelden de Vertrouwensmannen voor, de 'foute' commissaris te vervangen door dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk, in Zuid-Holland wilden zij de waarnemend commissaris, mr. E. J. M. H. Bolsius, handhaven.
XCTwee 'oude' commissarissen der koningin waren in september '44 nog in functie: in Friesland mr. P. A. V. baron van Harinxma thoe Slooten, in Gelderland mr. S. baron van Heemstra. De Vertrouwensmannen meenden dat beiden het best door een der vroegere gedeputeerden konden worden vervangen: Harinxrna door mr. A. W. Haan, van Heemstra door G. W. J. van Koeverden. Op beide punten stuitten hun voorstellen op verzet bij de regering - deze ging met de benoeming van Haan pas in februari accoord en ook inzake de vervanging in Gelderland kregen de Vertrouwensmannen, hoewel zij in oktober de regering hadden ingelicht dat van Heemstra (in strijd met het regeringsverbod) het Duitse bevel tot het oproepen van spitters aan de Gelderse burgemeesters had doorgegeven, pas in februari bericht dat de regering met zijn vervanging door van Koeverden accoord ging.
XCMen ziet: in enkele gevallen moesten de Vertrouwensmannen lang wachten voordat de door hen genoemde candida ten door de regering waren aanvaard. Zwaar woog bij de Vertrouwensmannen dat de commissarissen der koningin een belangrijke rol zouden spelen bij de zuivering van het burgemeesterscorps - hoe kon men hun die taak toevertrouwen als zij zelf een mate van dienstbaarheid jegens de bezetter aan de dag hadden gelegd die hun het vertrouwen althans van een deel van de burgerij had gekost? Toen minister Burger er op grond van de in Londen verzamelde gegevens eind oktober de Vertrouwensmannen op wees dat er in Friesland ook illegale werkers waren die op het aanblijven van van Harinxma prijs stelden, seinden de Vertrouwensmannen terug: 'Vm kennen verdeelde publieke opinie Friesland maar handhaven eigen inzicht wegens ontoelaatbare houding. Zijn aanblijven zou meebrengen slappe beoordeling burgemeesters en zou normen algemene zuivering verslappen.' I
XCI Telegram, 4 nov. 1944, van Vm aan de regering.
XCTen aanzien van de burgemeestersbenoemingen beperkten de Vertrouwensmannen het treffen van eigen beslissingen tot de drie grootste gemeenten: Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. In alle drie gevallen kregen zij moeilijkheden met de regering; wat Amsterdam (F. de Boer) betreft, gaven wij die al weer.
XCTen aanzien van Den Haag en Rotterdam willen wij vermelden dat de Vertrouwensmannen, die de Monchy en Oud hadden aangewezen en wisten dat beiden van september af de hervatting van hun taak waren gaan voorbereiden, in februari tot hun stomme verbazing het verzoek van de regering ontvingen, de benoemingen van de Monchy en Oud opnieuw te bezien. 'Voor [Den] Haag', aldus het begin maart verzonden antwoord van de Vertrouwensmannen,
XC'iedere andere vervulling dan door M. onjuist, gezien diens goede gedrag tijdens bezetting en zijn aanzien daardoor bij burgerij. Voor Rotterdam oordelen Vm geen reden aanwezig, O. terzijde te stellen, vooral nu naast sympathieke instelling burgerij te zijnen aanzien mag worden aangenomen dat handhaving orde en rust zijn gebaat met voortzetting van de reeds geruime tijd bestaande harmonieuze samenwerking tussen hem, de politie en de BS."
XCMet de politie en de BS had niet alleen Oud in Rotterdam contact gezocht - hetzelfde hadden de Boer in Amsterdam en de Monchy in Den Haag gedaan. Alle drie hadden zich er voorts rekenschap van gegeven (en hadden daar ook tal van besprekingen over gevoerd) wie na de bevrijding als wethouders moesten gaan optreden; in beginsel waren dat de 'oude' wethouders, maar in Amsterdam, waar men zeven in plaats van zes wethouders wilde zien, leek het aanbevelenswaardig, een communist in het college op te nemen - bovendien werd in de hoofdstad gemeend dat van de vijf 'oude' wethouders die nog in leven waren, drie door het aanvaarden van bepaalde functies het vertrouwen van hun aanhangers hadden verspeeld. In overleg met leidende figuren van hun vroegere partijen nodigde de Boer vervangers uit. Van maart '45 af kwam vervolgens het college van burgemeester en wethouders dat na de bevrijding Amsterdam zou besturen, regelmatig in vergadering bijeen. Ook de oprichting van een algemene zuiveringscommissie voor het gemeente-; I
personeel, die in vele subcommissies was verdeeld, was toen al voorbereid.
XCOvereenkomstige voorbereidingen trof de Monchy in Den Haag (nadere gegevens over Oud in Rotterdam ontbreken). Tot midden januari deed hij dat terwijl hij elandestien in Den Haag dan wel in Wassenaar woonde - hij trok toen weer naar Rotterdam waar hij sinds de zomer van '40 had gewoond, maar verscheen anderhalve maand later opnieuw in Den Haag waar hij door een van zijn neven, geneesheer-directeur van een klein ziekenhuis, Z.g.als patiënt in dat ziekenhuis werd opgenomen. Hij handhaafde de vier 'oude' wethouders, hoewel er op twee van hen kritiek was uitgeoefend: op één omdat hij met hulp van de bezetter een huis toegewezen had gekregen, op een ander omdat hij het woord had gevoerd bij de installatie van de 'foute' burgemeester prof. Westra, maar hij had daarbij, zo stelde de Monchy in '47 op schrift, 'een wel doordachte en voor de NSB'ers onaangename rede gehouden ... en Westra ook niet de ketting omgehangen ... Geen van hen beiden had naar mijn indruk het vertrouwen van de bevolking verspeeld."
XCWat de benoemingen van burgemeesters in andere gemeenten betrof: er moesten benoorden de rivieren in honderden gevallen voorzieningen worden getroffen. Was de afgezette 'oude' burgemeester nog in leven en bereikbaar, dan was er geen probleem: de 'foute' burgemeester zou verdwijnen, de 'oude' terugkeren. Problemen waren er wèl wanneer de 'oude' burgemeester door de bezetter was herbenoemd en, zijn functie uitoefenend, het vertrouwen van een deel van de bevolking, met name. van de illegale werkers en allen die hun nastonden, had verspeeld door nauwelijks verzet te bieden tegen Duitse maatregelen. In overleg met het College van Vertrouwensmannen liet Kesper aanvankelijk het nemen van beslissingen aan de aangewezen commissarissen der koningin over, met dien verstande dat hij op alle benoemingen in gemeenten met meer dan vijftienduizend inwoners en in gemeenten waar zich speciale moeilijkheden voordeden, persoonlijk controle ging uitoefenen.
XCWij betwijfelen of Kesper met de benoemingen in de provincies
XCI S. J. R. de Monehy: 'Verslag'
Gelderland, Overijssel, Drente, Groningen en Friesland veel bemoeienis heeft gehad - vast staat dat hij zich intensief heeft beziggehouden met de benoemingen in de drie westelijke provincies. Die drie zijn (met Friesland) ook de enige geweest waar een groot aantal gegevens voor de burgemeesterszuivering werd verzameld. Dat geschiedde door de LO op initiatief van Sanders, de leider van de Centrale Inlichtingendienst. 'Men (kwam)', zo zette van Riessen, voorzitter van het Centraal Bureau van de LO, aan de Enquêtecommissie uiteen,
XC'op de gedachte dat de illegaliteit de regering of de instanties die zich daarmee na de oorlog zouden bezighouden, een handje moest helpen ... Iedereen in een plaats weet wel iets van de burgemeester, maar hij kan zo iemand sympathiek of antipathiek zijn, zodat men een subjectieve beoordeling zou krijgen, en die kant moest het dus niet uit. Wij hebben de heren Schermerhorn en Bruins Slot gevraagd, een lijst van objectieve vragen samen te stellen, die moesten worden beantwoord. Deze lijst werd aan de plaatselijke afdelingen der LO uitgereikt. Zij moesten de lijst invullen, bijvoorbeeld de vraag of de persoon in kwestie aan Winterhulp had gedaan, enz. De lijsten kwamen binnen en zijn daarna door ambtenaren 1 van de PBS2 (een vervalsingsafdeling van de LO) ter plaatse, waar het noodzakelijk was, gecontroleerd."
XCHet was de bedoeling dat deze 'bestuursenquête' (zij telde wat de burgemeesters betrof, niet minder dan 5 I vragen") in alle provincies benoorden de grote rivieren zou worden gehouden en dat de gegevens centraal zouden worden bijeengebracht, maar dat bleek te hoog gegrepen. 'Noord-Holland', aldus een uit eind maart daterend rapport, 'is praktisch volledig, Zuid-Holland leverde veel, Utrecht ook', maar 'uit het oosten en noorden (kwam) niet veel."
XCToen Sanders in de herfst van '44 aan Kesper de vraag stelde of deze kennis wilde nemen van de ingevulde vragenlijsten, hield Kesper de boot af - hij meende de lijsten niet nodig te hebben. Sanders nam daar geen genoegen mee en na een bespreking waaraan Bruins Slot ('in dezen ongekroond koning', aldus Kesper") en Schermerhorn hadden deelgenomen, wijzigde Kesper zijn houding: hij verklaarde zich bereid, van de gegevens gebruik te maken bij de voorlopige zuivering der burgemees10 4
1 Bedoeld wordt: functionarissen. 2 De Persoonsbewijzensectie. 3 Getuige H. van Riessen, dl. VII c, p. 260. 4 Over de gemeentesecretarissen werden 22 vragen gesteld. 5 'Aanvulling rapport ontwikkeling illegaliteit Noorden' (eind maart 1945) (Doe 1-298 A, a-II). 6 'Nota', p. 3, bij de brief, 30 april 1945, van L. A. Kesper aan L. H. N. Bosch van Rosenthal punten j en 0, gestenc. bijl. 576).
ters welke de Vertrouwensmannen hem hadden opgedragen. Nadien verzocht hij de aangewezen commissarissen der koningin hem opgave te doen van alle benoemingen, ook die in de kleinere gemeenten, welke zij van zins waren te doen. Met Bosch van Rosenthal en de Vos van Steenwijk (Noord-Holland) kreeg hij daarbij geen moeilijkheden, maar van Bolsius (Zuid-Holland) bleek hem dat deze tal van burgemeesters ten aanzien van wie de bestuursenquête een nogal negatief beeld bood, wenste te handhaven. Gesprekken, in april met Bolsius gevoerd, gaven Kesper 'de indruk', zo berichtte hij aan Bosch van Rosenthal, 'dat de heer B[olsius] met betrekking tot zijn beslissing over een aantal burgemeesters zeer gehandicapt werd door de omstandigheid dat hij gedragingen, welke deze functionarissen thans worden verweten, destijds zelf had goedgekeurd of wellicht door zijn adviezen ... min of meer had uitgelokt." Op aandrang van de illegaliteit richtte Kesper tenslotte enkele dagen voor de bevrijding tot Bolsius het verzoek, een aantal in eerste instantie door hem aanvaarde burgemeesters te laten vallen - Bolsius liet er ca. veertig los, verspeelde daarmee bij Kesper het laatste restje van zijn gezag en het slot van het lied was dat hijzelf, nadat hij na lang aarzelen had geweigerd, zich vrijwillig terug te trekken, aanzegging kreeg, bij de bevrijding de uitoefening van zijn functie te staken; tot waarnemend commissaris van Zuid-Holland wer.d door de Vertrouwensmannen dr. A. A. L. Rutgers benoemd, lid van de Raad van State.
XCOok de zuivering van de rechterlijke macht had de aandacht van de Vertrouwensmannen.
XCTen aanzien van de Hoge Raad bereidden zij een besluit voor hetwelk inhield dat na de bevrijding tijdelijk geen cassatierechtspraak zou plaatsvinden - 's lands hoogste rechtscollege zou dus, zonder dat de leden door enige persoonlijke zuiveringsmaatregel werden getroffen, als het ware in quarantaine worden geplaatst. Opoktober evenwel maakte Radio Oranje bekend dat, zoals in deela vermeld, de president en twee 'foute' raadsheren door minister van Heuven Goedhart waren ontslagen, dat drie andere raadsheren waren 'geschorst' en dat alle overige raadsheren waren 'gestaakt'. Dit ingrijpen, zonder dat de betrokkenen zich
13 Ia , A.v., P.4.
hadden kunnen verweren, werd door het Vaderlands Comité in een door mr. J. Donner opgestelde nota aan Gerbrandy' (nota waarin ook bezwaren werden geuit tegen de invoering, met terugwerkende kracht, van de doodstraf en tegen de Tribunaal-rechtspraak) afgekeurd; dat standpunt werd door het College van Vertrouwensmannen niet overgenomen, hoewel het college, aldus late.r le Poole, wèl 'ietwat geschrokken' was van 'de tamelijk rauwe wijze', waarop van Heuven Goedhart had gehandeld.ê
XCInzake de vijf gerechtshoven beperkten de Vertrouwensmannen zich er toe, de drie zittende presidenten in hun functie te bevestigen, alleen in Amsterdam en Leeuwarden werden waarnemers aangewezen: in Amsterdam mr. J. Verdam die enkele maanden eerder uit protest tegen de Duitse represailles wegens de liquidatie van mr. Feitsma (de NSB'er die procureur-generaal was bij het hof) zijn arbeid had beëindigd en was ondergedoken, in Leeuwarden mr. F. F. Viehoff die in februari '43 als fungerend president van het Leeuwardens hof samen met de raadsheer mr. H. Wedeven en de raadsheer-plaatsvervanger mr. J. B. J. Heijmeijer een opzienbarend arrest had gewezen waarin in feite fel was geprotesteerd tegen de wantoestanden in het concentratiekamp Ommen.'
XCWat de procureurs-generaal aanging: zij waren in de loop van de bezetting allen door NSB'ers vervangen. Twee van de vijf (Den Bosch en Amsterdam) werden door de Vertrouwensmannen herbenoemd, de procureur-generaal in Amsterdam, mr. dr. J. A. van Thiel, met aarzeling", voor Arnhem, Den Haag en Leeuwarden wezen zij waarnemers aan, voor Arnhem en Den Haag niet zonder moeilijkheden. In eerste instantie wilden zij namelijk in Arnhem een raadsheer uit de Hoge Raad benoemen en van deze bleek kort nadien dat hij door van Heuven Goedhart was 'gestaakt' (de Vertrouwensmannen namen toen diens candidaat over) en in Den Haag droegen zij voor de waarneming een advocaat-generaal bij het Hof voor die zich in '41 tot waarnemend procureur-generaal bij het 'foute' Vredesgerechtshof had laten benoemen - de man was evenwel, aldus later Ie Poole, 'zo snel op de schreden zijns weegs teruggekeerd dat hem dit alsnog kon worden vergeven." Wil men dit een weinig gelukkig denkbeeld van de Vertrouwensmannen noemen, even ongeJ.J.10
I Tekst: dl. VII a, p. 177-78. 2 Getuige Ie Poole, a.v., dl. V c, p. 527 .. 3 Wij schreven hierover in deel6 in de aanhefvan hoofdstuk 8. 4 Eind maart '45 schreven de Vertrouwensmannen aan Gerbrandy dat tegen van Thiel 'bij velen' 'ernstige bezwaren' bestonden. (brief, 25 maart 1945, van de Vertrouwensmannen aan Gerbran dy, dl. V b, p. 527) 5 Getuige Ie Poole, a.v., dl. V c, p. 526.
lukkig was het besluit dat van Heuven Goedhart nam: hij wees Gerbrandy's zwager mr. Sikkel die, gelijk eerder vermeld, een van de substituutofficieren was bij de Haarlemse rechtbank, als de man aan die na de bevrijding als procureur-generaal in Den Haag moest optreden - een beslissing die op de magistratuur geen andere indruk kon maken dan die van bevoordeling van een familielid. In eerste instantie gaven de Vertrouwensmannen in overweging, Sikkel slechts tijdelijk te benoemen, in tweede lieten zij van der Gaag er in Londen op aandringen, de benoeming geheelongedaan te maken. Van Heuven Goedhart verklaarde zich daartoe bereid en vroeg om een nieuwe candidaat; deze, mr. W. J. Berger, eind maart door de Vertrouwensmannen voorgesteld, werd enkele weken later door Gerbrandy (die weer minister van justitie was geworden) aanvaard.
XCWat de politiefunctionarissen betrof, gingen de Vertrouwensmannen .niet verder dan aandacht te besteden aan de landelijke organisatie en leiding van de politie (daarover straks meer) en aan de leiding in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam - wij vermeldden al dat zij groot bezwaar hadden tegen van Heuven Goedharts keuze voor de post van hoofdcommissaris in Amsterdam. Aan die keuze hield van Heuven Goedhart enkele maanden lang vast - pas midden april werd de candidaat van de Vertrouwensmannen aanvaard, zij het dat toen de afspraak gold dat nader zou worden bezien of de betrokkene lange tijd in functie kon blijven.
XCWat Rotterdam aanging, hadden de Vertrouwensmannen aan de vroegere hoofdcommissaris mr. L. Einthoven (in '40-'41 lid van het Driemanschap van de Nederlandse Unie) een andere functie toegedacht' - er werd zonder veel moeilijkheden een waarnemend hoofdcommissaris aangewezen.
XCIn Den Haag waren er moeilijkheden te over: de candidaat van de Vertrouwensmannen en van burgemeester de Monchy werd door Londen afgewezen, de candidaat van Londen werd door de Vertrouwensmannen, de Monchy en de Haagse illegaliteit ongeschikt geacht. Begin april hakten de Vertrouwensmannen de knoop door: zij benoemden commissaris Valken (de chef van de recherche die, gelijk eerder vermeld,J.
I Van Heuven Goedhart was er tegenstander van dat Einthoven als hoofdcommissaris zou terugkeren; hij vond deze, zo schreef hij begin oktober '44 aan zijn secretaris generaal, gecompromitteerd als lid van het Driemanschap.' (brief, 3 okt. I944, van van Heuven Goedhart aan van Angeren, Collectie R. M. van Angeren, XI (RvO))
na de z.g. aanslag op Rauter geweigerd had, aan de SD gegevens te overhandigen op grond waarvan represaille-slachtoffers konden vallen) tot waarnemend hoofdcommissaris.
XCDe moeilijkheden welke tussen de Vertrouwensmannen en Londen rezen met betrekking tot de leiding van de politiekorpsen in de drie grootste steden, waren kinderspel, vergeleken met die welke zich ten aanzien van de landelijke organisatie en leiding van de politie voordeden.
XCWij moeten nu eerst enkele feiten uit het verleden ophalen.
XCVóór de bezetting waren er vijf soorten politie geweest, ressorterend onder drie departementen: de marechaussee (onder defensie en justitie), de gemeentepolitie (onder binnenlandse zaken), de rijksveldwacht (onder justitie), de rijksrecherche (onder justitie) en de politietroepen (onder defensie). Van deze vijf soorten politie was de gemeentepolitie de belangrijkste geweest: per gemeente waren namelijk de burgemeesters verantwoordelijk geweest voor de openbare orde - in grotere gemeenten hadden zij daartoe beschikt over gemeentepolitie, in vele kleinere over gemeenteveldwachters, en waar dezen ontbraken, had de marechaussee volgens aanwijzingen van de burgemeesters de orde gehandhaafd. In dit nogal verwarde geheel had Thorbecke een coördinerende functie willen opdragen aan vijf directeuren van politie maar de Staten-Generaal, bevreesd dat dan de gemeentelijke autonomie zou worden aangetast, hadden zijn voorstel verworpen, waarna in het begin van de jaren' 50 van de vorige eeuw het eerste kabinet van de grote liberale staatsman als uitweg had gekozen dat de vijf procureurs-generaal tevens 'fungerend directeur van politie' zouden zijn. In die functie hadden zij later de beschikking gekregen over de rijksrecherche, hetgeen betekende dat op de politionele sector de invloed van het departement van justitie was gestegen.
XCTijdens de bezetting was die invloed nog verder uitgebreid: de gehele politie was staatspolitie geworden en zij was, behalve in de acht grootste gemeenten en in gemeenten met minder dan vijfduizend inwoners, komen te ressorteren onder een waarnemend directeur-generaal: de secretaris-generaal van justitie, de NSB' er mr. J. J. Schrieke (in feite onder diens 'foute' chef-staf), en onder vijf, onder Schrieke geplaatste, even
(en het departement van binnenlandse zaken) op de politiesector niets meer in te brengen. Dat de Duitse reorganisatie (zij was het werk van Rauter geweest) in veelopzichten ongedaan moest worden gemaakt, sprak voor de Londense regering vanzelf, maar van Heuven Goedharts voorganger als minister van justitie, mr. J. R. M. van Angeren (die voordien, ook al vóór mei '40, secretaris-generaal van het departement van justitie was geweest) was er zeer op gebrand, de gehele politie blijvend onder Justitie, d.w.z. onder de procureurs-generaal, te laten ressorteren - koningin Wilhelmina wilde nog verder gaan: zij wenste dat de functie van directeur-generaal van politie na de bevrijding gehandhaafd zou blijven en aan haar medewerker F. van 't Sant zou worden toevertrouwd. Van Angeren wenste dan voorts nog dat de minister van justitie na de bevrijding, ook als de Bijzondere Staat van Beleg zou zijn opgeheven, interneringsbevoegdheid zou hebben; van die bevoegdheid zouden de procureurs-generaal gebruik kunnen maken. Het Buitengewoon Politiebesluit waarin al deze denkbeelden (behalve het denkbeeld om een directeur-generaal van politie te benoemen) waren neergelegd, werd in april' 44 door het kabinet aanvaard - nadien keurde Gerbrandy goed dat voor het in werking treden van het artikel waarbij de minister van justitie interneringsbevoegdheid kreeg, een apart koninklijk besluit nodig zou zijn. Van Angeren, die toch al met de koningin overhoop lag, trad af - zijn opvolger van Heuven Goedhart verwierf de handtekening van de vorstin onder het Buitengewoon Politiebesluit, hetwelk eind september '44 als wetsbesluit E 123 werd vastgesteld.
XCNog voordat zulks was geschied, nl. in augustus, hadden de Vertrouwensmannen zich (vooral conform de inzichten van de oud-minister van justitie mr. Donner) op het standpunt gesteld dat onmiddellijk na de bevrijding een groot deel van de invloed van Binnenlandse Zaken op de politiesector moest worden hersteld. Dat daar in Londen heel anders over werd gedacht, bleef hun onbekend. Wel te verstaan: E 123 bevond zich in het voor hen bestemde pakket dat van Heuven Goedhart begin november in Londen liet samenstellen, maar dat pakket kwam niet aan. De Vertrouwensmannen gingen dus voort op de door hen ingeslagen weg: zij meenden dat de ordehandhaving bij de burgemeesters moest komen te berusten (als voorheen), zulks onder toezicht van de commissarissen der koningin (dit was een nieuwelement), en dat er, opdat men niet zou vooruitlopen op een beslissing ten aanzien van de uiteindelijke plaats welke de politie in het staatsbestel zou krijgen, voorlopig een interdepartementale Centrale Dienst van de Politie moest zijn (dienst van 10
Binnenlandse Zaken en van Justitie) welke door de waarnemend secretaris-generaal van Justitie, Tenkink dus, zou worden geleid. Die dienst zou twee onderafdelingen krijgen: een onderafdeling rijkspolitie (een 'oude' afdeling van Justitie) en een onderafdeling Openbare orde en veiligheid (een 'oude' afdeling van Binnenlandse Zaken). 'In de roezige overgangstijd werd het', zo zouden de Vertrouwensmannen eind maart Gerbrandy inlichten, 'van uitnemend belang geacht, gebruik te maken van het aan het ambt inherente overwicht, de plaatselijke bekendheid en de aanwezigheid in de nabijheid van de burgemeesters."
XCMet deze opzet hadden Tenkink en Kesper, de gemachtigde voor Binnenlandse Zaken, zich geheel kunnen verenigen en allen die in die opzet een bepaalde functie zouden krijgen, waren ingelicht. Eind januari nu of begin februari werd de opzet door Tenkink en van Thiel besproken met mr. Einthoven - hem wilde Tenkink bij de Centrale Dienst van de Politie een coördinerende taak geven. Einthoven wees de gehele regeling waartoe de Vertrouwensmannen hadden besloten, af; zij had, zei hij later aan de Enquêtecommissie, 'het bezwaar dat er twee kapiteins op het schip waren': Justitie en Binnenlandse Zaken, die 'altijd met elkaar overhoop (hadden) gelegen." Inderdaad, die twee departementen hadden drie generaties lang strijd gevoerd ten aanzien van de hoogste verantwoordelijkheid op de polities ector maar juist daarom hadden de Vertrouwensmannen het van belang geacht dat Tenkink en Kesper het eens waren geworden; trouwens, aan dat accoord lagen besprekingen ten grondslag waaraan ook vele anderen hadden deelgenomen.
XCOf Einthoven zijn bezwaren aan Tenkink en van Thiel volledig duidelijk heeft gemaakt, weten wij niet - in elk geval kwam voor hem vast te staan dat door de voorbereide regeling een streep moest worden gehaald. Achter de rug van de Vertrouwensmannen om ging hij zich daar moeite voor geven. Hij wist te bewerkstelligen dat prins Bernhard hem opdracht gaf, naar het bevrijde Zuiden te komen, crosste midden februari via de Biesbos-route, sprak in Breda met de prins, in Brussel met generaal KruIs, in Londen met Gerbrandyen van Angeren (deze was weer secretaris-generaal van Justitie geworden) - geen van hen wist iets van de door de Vertrouwensmannen gekozen opzet af. Wetsbesluit E 123 werd aan Einthoven getoond; dáár was hij het geheel mee eens en hij maakte vervolgens met Gerbrandyen van Angeren (die er blijkbaar geen ogenblik bij stilstonden dat er in bezet gebied een College van Vertrouwens
XC1 Brief, 25 maart 1945, van de Vertrouwensmannen aan Gerbrandy (Enq., dl. V b, p. 527). 2 Getuige L. Einthoven,
malmen was) de afspraak dat hij, het wetsbesluit meenemend, naar bezet gebied zou terugkeren en daar de nodige instructies zou geven aan de personen die hij geschikt achtte om als hoofdcommissaris of commissaris van politie op te treden. Midden maart crosste hij, opnieuw via de Biesbos-route, naar bezet gebied terug - toen hij er aankwam, waren de kopieën van de wetsbesluiten die van der Gaag had meegenomen, juist onder de Vertrouwensmannen verdeeld.
XCEinthoven sprak met Tenkink die de in E 123 neergelegde regeling 'vrijwelonzin' vond' en er door Oranje slechts met moeite van werd weerhouden zich geheel terug te trekken. Vervolgens seinden de Vertrouwensmannen op de z jste aan Londen dat wijziging van de door hen voorbereide regeling 'thans niet meer uitvoerbaar (was). Zou slechts tot wanorde leiden.' Bovendien schreef Bosch van Rosenthal op de 25Ste namens het gehele college een lange brief aan Gerbrandy" waarin de bezwaren tegen E 123 in den brede werden ontvouwd en er op werd gewezen dat er al politiefunctionarissen in het westen des lands waren die (conform wat hun door Einthoven was meegedeeld) onderschikking onder een burgemeester weigerden - een 'rampzalige en heilloze verwarring', aldus Bosch van Rosenthal, 'die gevoed schijnt te worden door verklaringen van een politie-autoriteit, die onlangs een bezoek zou hebben gebracht aan het bevrijde gebied en mogelijk ook aan Londen.'
XCVier dagen later, 29 maart, sprak hij met Einthoven. Hij noemde, aldus deze, E 123 'onaanvaardbaar"; 'het was opgesteld door mensen die de omstandigheden waarin we in bezet gebied leefden, niet kenden; hij zou derhalve zijn medewerking niet kunnen geven en verwijzing naar de laatste pagina van het KB met de handtekeningen van de koningin en de ministers" vermocht geen verandering in zijn standpunt te brengen."
XCEinthoven lichtte de regering telegrafisch in dat de Vertrouwensrnan-' nen weigerden E 123 te aanvaarden. Gevolg daarvan was dat de regering midden april een telegram aan de Vertrouwensmannen zond waarin handhaving van de door dezen gekozen opzet 'ontoelaatbaar en ongewenst' werd genoemd - E 123 moest worden uitgevoerd, 'hoe andere regeling in het leven geroepen, volkomen raadsel."
XCDe Vertrouwensmannen legden deze regeringsinstructie naast zich
I A.v., p. 755. 2 Tekst: a.v., dl. V b, p. 527-28. 3 Getuige L. Einthoven, a.v., dl. V c, p. 755. 4 E 123 was door alle ministers behalve Burger gecontrasigneerd. 5 L. Einthoven: (1974), p. 180. 6 Tekst van het telegram, 13 april 1945, van de regering aan Vm in het verhoor van mr. L. Einthoven: dl. V c, p. 536.
neer. Zij 'zagen', aldus hun in '46 gepubliceerd Verslag van werkzaamheden, 'geen termen (te minder waar het einde van de oorlog zichtbaar elke dag naderde) voor een verdere gedachtenwisseling en handelden verder overeenkomstig hun eigen inzicht, dat zij gedekt moesten achten door dat van de regering" - een passage die in zoverre niet in overeenstemming is met de feiten dat de Vertrouwensmannen de gedachtenwisseling met de regering wel degelijk hebben voortgezet: op 20 april wezen zij haar uitdrukkelijk op Bosch van Rosenthals brief die door van der Gaag en Neher was meegenomen toen dezen enkele dagen eerder in het kader van de wapenstilstandsbesprekingen naar het Zuiden waren gecrosst. 'Vertrouwensmannen', zo heette het verder in het telegram van de zoste", 'moeten zeer ernstig bezwaren maken dat derden buiten hun medeweten in opdracht regering hun werk doorkruisen' (dat sloeg op de afspraak die Einthoven met van Angeren had gemaakt) 'en, zoals blijkt, regering bovendien verkeerd inlichten.'In dat werk (en in zoverre is de uit het Verslag van de Vertrouwensmannen aangehaalde passage wèl juist) brachten de Vertrouwensmannen geen wijziging aan: een door hen voorbereid, op 8 mei gepubliceerd besluit legde de verantwoordelijkheid op de polities ector bij de burgemeesters onder toezicht van de commissarissen der koningin en riep de Centrale Dienst van de Politie in het leven waarbij Einthoven een functie kreeg 'tot het verrichten van bijzondere diensten'.' Een onbelangrijk incident? Zeker niet: op de gevoelige sector van de ordehandhaving en de organisatie van de politie hadden de Vertrouwensmannen zich boven de regering geplaatst. Dat wekte Gerbrandy's achterdocht. 'De Vertrouwensmannen moeten in toom gehouden worden', zei hij in de kabinetsvergadering van 4 mei.
XCIn het voorafgaande deden wij al uitkomen dat de Vertrouwensmannen ten aanzien van bepaalde functionarissen, de secretarissen-generaal Frederiks, Hirschfeld en Verwey bijvoorbeeld, maatregelen namen die in
t 2 (I946), p. I2. 2 Tekst in het verhoor van L. A. Kesper, dl. V c, p. 722. 3 8 mei I945, a.v., dl. Vb, p. 546.
het vlak van de zuivering lagen. Die zuivering had ook in andere opzichten hun aandacht: bij de regering bepleitten zij dat voor de te zuiveren ambtenaren een billijker regeling zou worden getroffen dan die welke in het desbetreffende Londense wetsbesluit was neergelegd (zij vonden o.m., op één na, dat de bepaling dat geschorste ambtenaren hun inkomsten zouden verliezen, te ver ging), zij bereidden een regeling voor de zuivering van het bedrijfsleven voor, keurden een besluit tot het tijdelijk sluiten van concertzalen en schouwburgen goed (dat zou de mogelijkheid bieden, vergunning tot het in het publiek optreden uitsluitend te geven aan kunstenaars die zich niet gecompromitteerd hadden) en zij besloten het wederoptreden van het 'oude' dagelijks bestuur van het Nederlandse Rode Kruis te voorkomen - dat bestuur werd door een waarnemend bestuur vervangen. Ten aanzien van de zuivering van de universiteiten en hogescholen (zuivering èn van docenten èn van studenten) beperkten zij zich er toe, deze instellingen van hoger onderwijs voorlopig te sluiten.'
XCZulk een beperking was op twee andere gebieden niet mogelijk: de pers en de radio.
XCHet door minister Burger voorbereide, op Dolle Dinsdag door de koningin ondertekende Tijdelijk Persbesluit (E 69) hield in dat aan dagbladen en periodieken die na I januari '43 waren voortgegaan te verschijnen, een verschijningsverbod zou worden opgelegd - die bladen en periodieken moesten eerst gezuiverd worden door een zeven leden tellende Perscommissie. Andere dagbladen en periodieken zouden wèl mogen uitkomen, ook die welke de voortzetting waren van een illegaal blad. Het College van Vertrouwensmannen, summier over deze regeling ingelicht (nl. in enkele uitzendingen van Radio Oranje), meende dat het te voorziene tekort aan krantenpapier het wenselijk maakte, een aanvullende regeling te treffen. Het stelde daartoe in de tweede helft van september een commissie van zes personen in onder voorzitterschap van de Leidse hoogleraar mr. F. M. baron van Asbeck. Die commissie telde o.m. twee vertegenwoordigers van de legale pers en twee (Frans Goedhart10 5
1 Op wetenschappelijk gebied hield een meer 'positief' besluit in dat er een 'Rijks bureau voor Oorlogsdocumentatie' zou worden opgericht; voor die oprichting had met name de door de bezetter afgezette Amsterdamse hoogleraar N. W. Posthumus zich veel moeite gegeven. Posthumus had in de hongerwinter voor zijn denkbeelden de instemming verworven van prof. van Poelje, de aangewezen secretaris-generaal van onderwijs, kunsten en wetenschappen.
en Bruins Slot) van de illegale. Zij bracht begin november rapport uit. Blijkens dit rapport' hield zij het voor wenselijk dat voor elk te 'staken' blad een bewindvoerder zou worden aangesteld die op de kortst mogelijke termijn een nieuwe directeur en een nieuwe hoofdredacteur zou moeten benoemen - zeven dagen na de bevrijding zou de staking dan weer kunnen worden opgeheven. In die zeven dagen zouden sommige illegale bladen, legaal voortgezet, de taak van de dagbladpers, voorzover gestaakt, overnemen - hoe moest onder hen het eventueel beschikbare krantenpapier worden verdeeld? Met de grootst mogelijke meerderheid stelde de commissie voor, dat Het Parool en Trouw dan dezelfde oplage zouden mogen hebben als de bladen van de Arbeiderspers, ca. 300000 exemplaren, De Waarheid evenwel slechts een oplaag van 50000; dat laatste leek al ruim: het communistische Volksdagblad had vóór de bezetting slechts een oplaag van 5 000 gehad." Tenslotte meende de commissie dat het, teneinde de voorlichting van het katholieke volksdeel te waarborgen, aanbeveling verdiende, de regering te verzoeken, het dagblad De Tijd, al was het ook na I januari '43 blijven verschijnen (maar dat had het op verzoek van het Episcopaat gedaan), buiten de werking van het Persbesluit te laten vallen.'
XCOver de aanbevelingen van de commissie-van Asbeck werden de Vertrouwensmannen het niet eens. Wetend dat de mogelijkheid bestond dat de drukkerijen van dagbladen aan welke een verschijningsverbod zou worden opgelegd, gevorderd zouden kunnen worden ten behoeve van illegale bladen die voortzetting als dagblad beoogden (eind oktober had de regering in een telegram op die mogelijkheid gewezen), beperkte het college zich er toe om, gelijk reeds in hoofdstuk 6 vermeld, in diverse steden krantendrukkerijen te vorderen ten behoeve van de voortzetting van Het Parool, Trouwen De Waarheid. Het drong er tenslotte eind april ook nog bij de regering op aan, te voorkomen dat de talrijke illegale nieuwsbulletins die in de hongerwinter waren gaan verschijnen, als legale bladen zouden worden voortgezet - dat verzoek strookte met het beleid
1 Exemplaar in Collectie- W. Drees, map 'Vertrouwensmannen'. 2 Frans Goedhart sprak zich tegen deze regeling uit: hij achtte het niet juist, illegale bladen die de verschijning wilden voortzetten, aan beperkingen te binden. Bij de commissie-van Asbeck hadden claims ingediend die veel verder gingen: papier voor een oplaag van 637000 exemplaren, een van 500000, voor een van 260000. 3 Wij vermelden in dit verband dat in de hongerwinter in Den Haag, waar het katholieke dagblad zich ernstig had misdragen, de verschijning van een nieuw katholiek dagblad, werd voorbereid.
dat de subsectie-perszuivering en papiervoorziening van het Militair Gezag al was gaan volgen in het bevrijde Zuiden.
XCOok op het gebied van de radio kwamen er complicaties.
XCTot de regering in Londen was in de lente van '44 doorgedrongen dat vier omroepverenigingen: de Avro, de KRO, de NCRV en de Vara, federatief samenwerkend, voornemens waren, onmiddellijk na de bevrijding de radio in handen te nemen' en dat prof. Oranje, die met machtiging van het Vaderlands Comité en het Nationaal Comité van Verzet optrad, aan belangrijke onderdelen van die opzet zijn medewerking had toegezegd. Die opzet werd door de regering verworpen: zij meende dat de omroepverenigingen zich in de periode '40-'41 gediscrediteerd hadden - bovendien waren de twee ministers die zich het meest voor het radiobestel interesseerden: Gerbrandyen van Boeyen (minister van binnenlandse en van algemene zaken, van eind mei '44 af alleen van algemene zaken), er voorstander van dat Nederland na de bevrijding slechts één algemene omroep, een soort BBC, zou kennen. Het eind september verschenen, door alle ministers gecontrasigneerde Tijdelijk Telegraaf-, Telefoonen Radiobesluit bepaalde dat de minister van algemene zaken verantwoordelijk zou zijn voor alle binnenlandse radioprogramma's en, zolang hij niet ter plaatse was, het Militair Gezag (te weten de subsectie-radio, waarvan van den Broek het hoofd was), een en ander 'in afwachting van nader te treffen voorzieningen en van het tijdstip waarop aan de betrekkelijke wettelijke voorschriften' (voorschriften voor een nationale omroep) 'uitvoering kan worden gegeven.'
XCNiet wetend hoe in Londen werd gedacht, had Oranje zich op Dolle Dinsdag naar Hilversum begeven om er toezicht uit te oefenen op de hervatting van de radio-uitzendingen. Enkele weken later, eind september, berichtten de Vertrouwensmannen aan de regering dat zij Oranje, die inmiddels één hunner was geworden, aangewezen hadden als 'radiogernachtigde" - de regering antwoordde begin oktober dat zij al een 'regeling getroffen (had) voor verzorging omroep gedurende eerste tijd na bevrijding ... Gezagsuitoefening" prof. Oranje ... ongewenst en overbodig." Een volgend telegram lichtte de Vertrouwensmannen in dat de omroep 'gedurende de allereerste tijd, met name tijdens militaire operaties', verzorgd moest worden door het Militair Gezag, 'dat dezer
1 De VPRO stond buiten die samenwerking: hij was voorstander van de oprichting van een nationale omroep. 2 Telegram, 30 sept. 1944, van de Vm aan de rege ring. '[n de door de Enquêtecommissie afgedrukte tekst staar: 'Zaak uitoefe ning'. ., Telegram z.d. (begin okt. 1944) van de regering aan d'e Vm.
zijds niettemin uitdrukkelijk opdracht heeft gekregen, zo mogelijk met representatieve deskundigen en personen te rade te gaan." Ga dan te rade 'met door Vm aangewezen gemachtigde als de (onderstreep: de) representant', stelden de Vertrouwensmannen voor. 'Verwarringen worden dan voorkomen en getroffen voorbereidingen kunnen slagen. Gaarne hierop spoedig bericht.' 2 Dat bericht bleef uit. Wel kon van der Gaag, toen hij in de tweede helft van januari in het bevrijde Zuiden was (hij constateerde er dat de 'algemene' zender 'Herrijzend Nederland' een aanzienlijke populariteit bezat), de gehele radio-aangelegenheid met van den Broek bespreken. 'Had bespreking', zo lichtte hij eind januari telegrafisch zijn mede-Vertrouwensmannen in, 'met Rotterdammer' (eerst voor de omroep voor zeevarenden 'De Brandaris', later voor Radio Oranje sprekend, had van den Broek die in Rotterdam was geboren, zich steeds als 'de Rotterdammer' laten aankondigen) 'die volkomen op de hoogte aangelegenheid vader der prinsen' (Oranje).
XC'Met Rotterdammer in principe volledige overeenstemming bereikt in die zin dat voorbereiding vader der prinsen dankbaar aanvaard zal worden door MG in afwachting latere beslissing regering omtrent definitieve leiding omroep. KB omroep gereed doch helaas overijld en niet gelukkig geredigeerd. Zal in Londen op wijziging aandringen. Bij bevolking algemene radio-omroep zonder inmenging oude omroepverenigingen gunstig ontvangen. Rotterdammer ontkent niet mogelijkheid dat oude omroepverenigingen zich na verloop van tijd weer zullen doen gelden."
XCTen aanzien van een mogelijke wijziging van het Tijdelijk Telefoon-, Telegraafen Radiobesluit bereikte van der Gaag in Londen niets. Het gehele streven van Gerbrandyen van Boeyen was er op gericht, de oude omroepverenigingen in de overgangstijd uit te schakelen. Aan van den Broek was daartoe op diens verzoek begin januari door van Boeyen een schriftelijke instructie gezonden" (van den Broek had er het concept voor opgesteld) die niets aan duidelijkheid te wensen overliet:
XC'... Het Militair Gezag dient met uitsluiting van iedere andere ... organisatie, zolang dit door de minister van algemene zaken nodig wordt geoordeeld ... , de omroep te verzorgen.
XCt A.v., 26 okt. 1944. 2 Telegram, 3 nov. 1944, van de Vm aan de regering. J Telegram, 27 jan. 1945, van J. van der Gaag aan' de overige Vm (Enq., dl. V b, p. SIS). 4 Tekst in het verhoor van van den Broek door de Enquêtecommissie: a.v., dl. V c, p. 73 I. 10
XCWanneer anderen zich onverhoopt van een of andere zendinrichting zouden bedienen, dient het Militair Gezag hiertegen ten strengste op te treden ...
XCUiteraard zal het militair apparaat met beleid dienen te handelen, indien de zogenaamde Vertrouwensmannen in het allereerste stadium van de bevrijding van Nederland boven de rivieren een enkele mededeling tot het Nederlandse volk menen te moeten richten.
XCHet Militair Gezag zal ... geen gebruik maken van personen, in dienst geweest van of werkzaam geweest bij het Staatsbedrijf 'Rijksradio-ornroep'. Ook personen die bij een omroepvereniging werkzaam zijn geweest, worden niet in dienst genomen, aleer duidelijk vaststaat dat zij in de zin van het Zuiveringsbesluit het volledig vertrouwen van overheid en volk hebben. Ook met de voormalige bestuurderen der diverse omroeporganisaties, t.w. de Avro, KRO, NCRV, Vara en VPRO zal geen contact worden gezocht noch overleg worden gepleegd ... Zonder aanzien des persoons zal eerst van hoog tot laag de zuivering worden doorgevoerd. '
XCDeze instructie bleef aan de Vertrouwensmannen onbekend.
XCNu tot slot de sociaal-economische sector.
XCOok hier bleek dat veel van het werk dat de Vertrouwensmannen hadden laten uitvoeren, al door de regering was verricht. Zij lieten een besluit opstellen waarin de inbeslagneming en onderbeheerstelling van Duits en 'fout' vermogen werd geregeld (bij de bevrijding was in hun opdracht een eerste lijst opgesteld van ca.belangrijke industrieën en vermogens die onder beheer gesteld moesten worden, en lagen ook de aanwijzingen voor de beheerders gereed) - door dat besluit moesten zij een streep halen toen hun uit de door van der Gaag meegebrachte stukken bleek dat de regering al een eigen wetsbesluit terzake had uitgevaardigd. Ten aanzien van de arbeidsverhoudingen na de oorlog werkten zij nauw samen met de leidende figuren uit de vroegere vakbeweging en de vroegere organisaties van werkgevers die besloten hadden, samen na de bevrijding een Stichting van de Arbeid op te richten. De conceptStichtingsacte deden zij aan de regering toekomen met de aanbeveling er bij dat zij die Stichting na de bevrijding zou erkennen en in de regeling der sociale verhoudingen betrekken - in de door van der Gaag meegebrachte, beginvastgestelde wetsbesluiten van van den Tempel kwam
600
geen enkel element voor dat zich met die Stichting liet verenigen. De Vertrouwensmannen gingen toen niet verder dan goed te keuren dat Scholtens (Sociale Zaken) onmiddellijk na de bevrijding een rondschrijven zou richten tot de gemeentebesturen waarin op een spoedige, grootscheepse inschakeling van werklozen in het arbeidsproces zou worden aangedrongen.
XCTe voorzien viel dat na de bevrijding grote groepen van de bevolking onmiddellijk hulp van node zouden hebben: terugkerende gevangenen en gedeporteerden bijvoorbeeld die wellicht geen behoorlijke kleding en geen stuk huisraad zouden bezitten, de bombardementsslachtoffers voor wie hetzelfde kon gelden, de honderdduizenden onderduikers ook die alom te beginnen (mèt de gevangenen en gedeporteerden) opnieuw geregistreerd zouden moeten worden; elk moest bijvoorbeeld een nieuwe distributiestamkaart krijgen.
XCSpeciaal de te voorziene problemen van de opduikende onderduikers kregen de aandacht van de organisatie die voor de meesten hunner had gezorgd: de LO. Ook 'legale' organisaties evenwel: de kerkgenootschappen, de Armenraden, de gemeentelijke diensten voor maatschappelijk hulpbetoon en de charitatieve verenigingen die hun werk hadden voortgezet of onmiddellijk na de bevrijding wilden hervatten, gaven zich rekenschap van de wijze waarop men de hulp aan de meest behoeftige groepen het best kon organiseren. In Amsterdam werd van eind september '44 af door een comité waarin de illegaliteit (de LO, het NSF en de Vrije Groepen Amsterdam) en de 'legaliteit' samenwerkten, de oprichting voorbereid van een aparte dienst, Nederlands Volksherstel ' , welke die groepen te hulp zou komen: men onderscheidde er niet minder dan veertig, van welke tien op het terrein van de illegaliteit vielen (een van die tien waren de Joodse kinderen van wie er verscheidene duizenden in dejaren '42-'43, gescheiden van hun ouders, in andere gezinnen waren opgenomen"). Toen dat Amsterdamse voorbeeld elders gevolgd werd,terugkeren - wie moest dan voor hun kinderen zorgen? Het leek wenselijk, na de bevrijding alle kinderen te registreren en geval voor geval te bezien aan wie
1 De dienst is oorspronkelijk met andere namen aangeduid, maar wij zullen hem van meet af aan met de definitieve aanduiden: Nederlands Volksherstel. 2 Sommige van die kinderen waren op één onderduikadres gebleven, andere om een veelheid van redenen van het ene adres naar het andere gebracht. Soms waren hun ouders óók ondergedoken, maar dan elders, in vele gevallen evenwel waren die ouders gedepor teerd. De groepen die zich speciaal met het onderbrengen van Joodse kinderen hadden belast, namen aan dat althans een deel van die ouders niet naar Nederland zou
besloten de Vertrouwensmannen, Nederlands Volksherstel een landelijk karakter te geven en de verdere voorbereiding toe te vertrouwen aan mr. E. E. Menten die als hun gemachtigde zou optreden. Midden november werd diens leidende positie door de LO aanvaard, zij het niet zonder tegenzin (de LO voelde zich ietwat gepasseerd) - op 17 november seinden de Vertrouwensmannen aan de regering:
XC'Vm geven kennis van vorming organisatie algemene hulpverlening aan door oorlog getroffenen. Plaatselijke ontwikkeling en geleidelijke controle [en] coördinatie onder Menten als gemachtigde voor Vm. Samenwerking overheid, kerkelijk en particulier initiatief en illegale organisaties, Vm verzoeken Menten als regeringsgemachtigde voor deze nationale organisatie aan te wijzen."
XCWellicht na overleg met van Boeyen (de hulpverlening ressorteerde onder Algemene Zaken) liet Gerbrandy op 25 november terugseinen: 'Regering wijst Menten aan als regeringsgemachtigde voor organisatie als bedoeld in uw telegram van 17 (november).' Van dat antwoord stelde" hij de overige ministers-kwartierrnakers (van den Broek, Burger, van Heuven Goedhart en van Lidth) niet in kennis. Toen zij vier dagen later in Gerbrandy's afwezigheid vergaderden, meenden zij dat op het telegram van de 17de alsnog moest worden gereageerd, welnu: hun mening was dat, aldus de notulen van hun bespreking, 'regeling van hulpverlening niet valt binnen het kader der Vertrouwensmannen ... De noodzaak voor blanco-volmacht wordt niet ingezien." Inmiddels had Menten, nu als 'regeringsgemachtigde', zijn werk met ijver voortgezet - de Vertrouwensmannen gaven de regering middenJ.J.J.10
ontstentenis van de ouders de voogdij het best zou kunnen worden opgedragen. Van die problematiek gaven zich begin '44 enkele leidende figuren van de belangrijkste van de bedoelde groepen rekenschap. Zij besloten, de oprichting voor te bereiden van een Oorlogspleegkinderen-commissie en een Oorlogspleegkinderen-bureau. Een co mité van voorbereiding werd gevormd, waarvan o.m. namens die groepen mevr. dr. G. H. van der Molen, S. Baracs, dr. G. Th. Kempe en de studenten P. Meerburg en Meulenbelt deel uitmaakten samen met de secretaris van de Amsterdamse Voog dijraad mr. B. W. van Houten. Dit comité stelde een ontwerp-besluit op waarover .overleg werd gepleegd met Donner, Tenkink en de (ondergedoken) opperrabbijn Tal. Met het definitieve ontwerp konden de Vertrouwensmannen zich geheel verenigen. Tussen de initiatiefnemers was ook nog de afspraak gemaakt dat Baracs zou gaan fungeren als directeur van het na de bevrijding in te stellen Oorlogspleegkinde ren-bureau. I Telegram, 17 nov. 1944, van Vm aan de regering. 2 Ministers-kwartiermakers: Notulen, 29 nov. 1944 dl. V b, p. 3I7).
december telegrafisch een beeld van de gedegen wijze waarop Nederlands Volksherstel werd voorbereid:
XC'In bestuur vertegenwoordigd alle kerken, Rode Kruis, meerdere ministeries en diensten, illegale werkers' uit alle groeperingen, vroegere instellingen op sociaal gebied. In alle grotere steden analoge vertegenwoordiging. In bevrijd gebied ware dit streng vertrouwelijk bekend te maken aan kerkelijke en sociale instellingen, benevens aan Rode Kruis, teneinde latere inschakeling voor te bereiden"
XCde Vertrouwensmannen wisten niet (de regering had hun dat ook niet meegedeeld) dat de hulpverlening in het bevrijde Zuiden inmiddels was toevertrouwd aan het Rode Kruis dat daartoe een aparte organisatie had gevormd: de Hulpactie Rode Kruis.
XCOp dat tweede telegram van de Vertrouwensmannen reageerde Gerbrandy (wij nemen aan dat hij intussen vernomen had wat het standpunt van zijn ambtgenoten was) met grote snelheid, een dag later al: 'Vestig aandacht dat taak Menten beperkt behoort te blijven tot voorbereidende werkzaamheden tot uitvoering van KB hulpverlening aan oorlogsslachtoffers. Dit besluit zal worden toegezonden? (het had zich dus niet bevonden in het begin november geëxpedieerde pakket). Wel, 'hulpverlening aan oorlogsslachtoffers' was precies wat de Vertrouwensmannen en Menten beoogden - deze laatste, wiens aanwijzing als regeringsgemachtigde niet ongedaan was gemaakt, zette onverdroten zijn arbeid voort en gaf zich daarvoor, in bezet gebied van streek tot streek trekkend, 'ontzaglijk veel moeite', aldus Drees."
XCVan al die moeite, en trouwens ook van de in november en december gevoerde telegramwisseling bleef de minister van binnenlandse zaken in Gerbrandy's derde kabinet, Beel, onkundig: hij stelde midden april een Centraal Bureau voor Oorlogsslachtoffers in.
XCNa al het voorafgaande zal het de lezer niet verbazen te vernemen dat van dat feit aan de Vertrouwensmannen geen mededeling werd gedaan.In de door de Enquêtecommissieafgedrukte tekst staat: 'oorlogswerkers'.Telegram,dec.van de Vm aan de regering.Telegram,dec.van de regering aan de Vm.GetuigeDrees,dl. V'c, p.
I 2 12 1944, 3 13 1944, 4 W. 364.
XCOns overzicht van de werkzaamheden van de Vertrouwensmannen is summier geweest - het beschikbare materiaal is beperkt en wij zijn ons bewust dat uit ons overzicht onvoldoende blijkt, hoeveel besprekingen en hoeveelonderling overleg ten grondslag lagen aan elk voorstel dat de Vertrouwensmannen aan de regering deden toekomen, aan elk besluit dat zij namen. Zij waren een college van zelfbewuste mannen die, daarvan waren zij overtuigd (en in bijna alle gevallen terecht), de ontwikkelingen in bezet gebied beter hadden kunnen volgen dan de Londense regering en het Militair Gezag, daar meer contacten hadden in kringen van deskundigen en dus ook beter dan de regering en het Militair Gezag konden beoordelen wat onmiddellijk na de bevrijding wenselijk was. Uit hun taakopdracht vloeide voort dat zij, daargelaten of dat kort of lang zou duren, in het 'vacuüm', d.w.z. vóór de aankomst van de regering, die regering vertegenwoordigden, anders gezegd: de maatregelen dienden voor te bereiden en te nemen die in normale omstandigheden zouden zijn voorbereid en genomen door een kabinet. Zij vormden, zou men kunnen zeggen, in bezet gebied in de hongerwinter een soort noodkabinet.
XCLos nog van het feit dat de Vertrouwensmannen wisten dat hun taak na de bevrijding spoedig zou eindigen, heeft, dat spreekt vanzelf, geen hunner ooit het college in de samenstelling die het had gekregen, gezien als een ploeg die als het eerste naoorlogse kabinet zou kunnen optreden, gesteld al dat dit denkbeeld voor de koningin, gehoord de aan haar uit te brengen adviezen, aanvaardbaar zou zijn. Het sprak intussen vanzelf dat de Vertrouwensmannen, hoezeer zij zich ook concentreerden op wat in het 'vacuüm' aan overheidsmaatregelen wenselijk was, met de neus werden gedrukt op de gehele situatie waarin zich bevrijd Nederland zou bevinden en dat althans enkelen hunner zich rekenschap gaven van de wijze waarop in de ontreddering die dan zou bestaan, opnieuw vorm gegeven kon worden aan de Nederlandse samenleving. Dat deed vooral Drees. Vragen van toekomstige landspolitiek hadden trouwens al menigmaal centraal gestaan in het beraad van vier colleges waarvan hij tijdens de bezetting deel uitmaakte: het clandestiene partijbestuur van de SDAP, het Politiek Convent, het 'tweede' Grootburgercomité en het Vaderlands Comité. In en buiten die colleges had hij tal van contacten met andersdenkenden: zij hadden hem geleerd dat in de opvattingen van de vroegere maatschappelijke kaders minder was veranderd dan door
buitenstaanders werd gemeend - voor het naoorlogse Nederland achtte ook hij ingrijpende hervormingen wenselijk, niet evenwel een radicale breuk met het verleden. Welke hervormingen? Dat was één vraag, maar er waren er meer. Het naoorlogse Nederland diende weer geregeerd te worden door een kabinet in samenwerking met een uit algemene verkiezingen ontstaan parlement. Hoe kon de koningin tot een verantwoorde formatie-opdracht komen? Hoe moesten algemene verkiezingen worden voorbereid? Hoe kon, voordat zij gehouden waren, een noodparlement worden gevormd?
XCAan een systematische beantwoording van vragen als deze kwam Drees in de vier laatste maanden van '44 niet toe, maar toen hij na het ongeval dat hem kort voor Kerstmis was overkomen, enige tijd in zijn woning te Voorburg aan het bed was gekluisterd, besloot hij enkele stukken te dicteren waarin op die vragen antwoord werd gegeven. Het werden er drie: een plan tot samenstelling van een noodparlement (hieraan werd later nog toegevoegd een plan voor een noodregistratie van de bevolking met het oog op het spoedig houden van algemene verkiezingen), een advies inzake de formatie van het eerste naoorlogse kabinet en een urgentieprogram voor de SDAP.
XCTen aanzien van het noodparlement stelde Drees voor, dat het 'ongeveer honderd' te benoemen leden zou tellen: één derde leden van de 'oude' Staten-Generaal of'exponenten der 'oude' politieke partijen', één derde vertegenwoordigers van de illegaliteit, één derde vertegenwoordigers van sociaal-economische en culturele groepen ('er zal op gelet moeten worden dat werkgevers en werknemers, landbouwen zeevaart en ook kunst vertegenwoordigd zijn, ook vrouwen'). Dit plan vond in het College van Vertrouwensmannen een verdeelde ontvangst: 'een belangrijk aantal', aldus het stuk dat terzake werd opgesteld " kon er zich mee verenigen maar 'sommige leden' hadden er ernstig bezwaar tegen dat de groep leden uit de 'oude' Staten-Generaal tot een derde, of nog minder, werd beperkt. Het plan werd vóór de bevrijding niet aan de regering voorgelegd.
XCVoor zodanige voorlegging kwam het plan voor de noodregistratie van de bevolking te laat gereed, nl. pas midden april. Volgens dit plan? zouden alle gezinshoofden zich ter verkrijging van een derde distributiestamkaart bij aparte registratiebureaus moeten vervoegen; daar zouden nieuwe kaarten voor de bevolkingsadministratie en 'kiezerskaarten' wor
1 Tekst: a.v., dl. V b, p. 289. 2 Tekst: a.v., p. 288-89.
den ingevuld - die eerste kaarten zouden geverifieerd worden aan de hand van de geboorteregisters van de burgerlijke stand, die tweede zouden door de personen die zich hadden aangemeld, meegenomen worden en op vertoon van die kaarten zouden de houders kunnen deelnemen aan verkiezingen voor de Tweede Kamer, de provinciale staten en de gemeenteraden. Geschat werd dat de eerste verkiezingen 'omstreeks drie maanden nadat met het werk begonnen is', gehouden zouden kunnen worden.
XCIn het advies inzake de kabinetsformatie zoals het, aan de hand van het concept van Drees, in februari door de Vertrouwensmannen werd vastgesteld 1, werd aan de koningin in overweging gegeven, drie groepen personen te raadplegen: 'leidende figuren uit de oude politieke partijen (RK, SDAP, AR, CH, VB2, VD3, CPN)', 'leidende figuren van belangrijke politieke groeperingen, partijen of bewegingen die zich na mei 1940 hebben geformeerd (hierbij kan bijv. gedacht worden aan de Z.g. [Nederlandse) Volksbeweging, indien deze tenminste wordt voortgezet, op dit ogenblik ... niet ... aan de Nederlandse Unie)', en 'de illegaliteit'. Er werd gepleit voor een nationaal kabinet: 'van een politiek kabinet, steunende op een meerderheid met een minderheid in de oppositie kan op het ogenblik geen sprake zijn; men zal gemeenschappelijk moeten werken voor opbouwen herstel'." Aanbevelenswaardig werd het tenslotte genoemd, uit de ministerraad 'een klein College van Ministers van Binnenlands Beleid' te vormen 'dat tezamen in College zal regeren' - dit was, zoals reeds vermeld, een denkbeeld van Bosch van Rosenthal dat Drees persoonlijk niet had aangesproken.
XCHet derde stuk dat Drees kort na de jaarwisseling had gedicteerd: een mogelijk urgentieprogram voor de SDAP, werd in het College van
I Tekst: a.v., p. 287-88. 2 De Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond. 'De Vrij zinnig-Democratische Bond. 4 In overeenstemming met deze zienswijze liet Drees eind '44 of begin '45 de CPN benaderen waarna Koejemans en Reuter een gesprek met hem voerden. 'Drees', aldus Reuter, 'informeerde hoe de communisten over een naoorlogse regering dachten, of wij bereid waren daaraan deel te nemen en of we over de geschikte mensen beschikten.' Koejemans en Reuter antwoordden dat de CPN bereid was, aan de regering deel te nemen; daarbij werden evenwel 'enkele eisen' gesteld: 'herstel van alle staatkundige instellingen van vóór de oorlog, geen Militair Gezag en snelle verkiezingen.' Namen van mogelijke CPN-ministers waren in het bestuur van de illegale CPN wèl besproken maar zij werden aan Drees niet medege deeld; hij 'hield zich', aldus Reuter, 'op de vlakte', zij het dat hij nog zei, 'dat de communisten zijns inziens over weinig bestuurservaring beschikten en dat het mis schien beter was, deze ervaring eerst op provinciaal en gemeentelijk niveau op te doen.' (F. Reuter: in p. II7)
Vertrouwensmannen niet aan de orde gesteld. Het was een plan, neergelegd in een stuk van ca. vierduizend woorden I, dat ingrijpende hervormingen voorstelde.' Géén hervorming van het constitutioneel bestel! De koning (koningin) moest onschendbaar, de ministers moesten verantwoordelijk blijven - verantwoordelijk aan een in algemene verkiezingen gekozen parlement. Overigens vond Drees wel dat dat parlement (hij wilde het tot één Kamer beperken) zich minder intensief met de regeringszaken moest bemoeien; voorts was hij er ook voorstander van dat, bij handhaving van het evenredig kiesrecht, 'te ver doorgevoerde partijsplitsing' zou worden tegengegaan en dat de stemplicht zou worden afgeschaft. Hij bepleitte een 'krachtige zuivering' ('daarbij grotere verantwoordelijkheid naar gelang van hogere positie') en een 'strenge berechting van landverraders en van wie zich hebben misdragen, maar met handhaving van goede rechtsbeginselen' (het Tribunaalbesluit ging hem te ver). Het grootste gedeelte van zijn stuk lag in het vlak van de economie en de sociale verhoudingen. 'De wederopbouw', schreef hij,
XC'moet het begin zijn van een economische en sociale omvorming die zo moet worden aangepakt dat allen gevoelen dat een grote vernieuwing tot stand komt, al zal de volle verwerkelijking slechts geleidelijk kunnen plaats hebben. In sociaal opzicht zal zowel bij openbare als bij particuliere ondernemingen nodig zijn een . 'betrekken van de werkers van hoog tot laag bij het bedrijf op een andere wijze
XC1 Tekst: Enq., punten j en 0, gestene. bijl. 584. 2 Wij veronderstellen dat het met name de 'Amsterdamse' secretaris van het College van Vertrouwensmannen, Slotemaker, lang niet radicaal genoeg was; deze schreef begin maart een persoonlijke brief .aan Drees waaruit bleek dat hij 'al sinds lang bezorgd (was) over de in sociaalopzicht zo weinig bevredigende gestie van de Vm. Hun taak is er eigenlijk een à la Klepperman.' Staat: orde en rust; 'nergens ziet men plund'ren, roven', dat wil men wéér kunnen zingen net als in 1813,Maar wat toen (zij het achteraf bezien) al een veeg teken was van een egoïstische burgermaatschappij, dat is nu', meende Slotemaker, 'geheel onmogelijk: orde en rust zonder dat deze het volk als geheel en met name in z'n lagere arbeidende groepen dienen, is een provocatie geworden. Welnu, deze gedachtengang mis ik pijnlijk in de diverse overleggingen van Vm. En nu is het zo, dat jij daarin eigenlijk zit als de vertegenwoordiger van 'het arbeidende volk'. Wat jij slikt, dat kan er dus mee door! '" En wanneer je als oudere het mij, de jongere, niet kwalijk zult nemen, dan zou ik willen zeggen: laat je je wel genoeg gelden" ,? Ik geloof het niet. Met het gevolg dat het algemeen aspect, waarnaar de gestie van Vm t.z.t, zal beoordeeld worden, sterk conservatief-kapitalistisch moet heten.' (brief, 8 maart 1945, Collectie-W. Drees, map 'Vertrouwensmannen') Drees was van oordeel dat dit betoog volledig naast de werkelijkheid stond waarin hij als Vertrouwensman werkzaam was,
dan tot dusver, zodat zij sterker gevoelen dat met hen, met hun rechten, belangen en gevoelens, rekening wordt gehouden.'
XCEr moest, meende hij, 'zo spoedig mogelijk, zij het aanvankelijk schematisch, een algemeen economisch plan' worden opgesteld met, 'in elk geval voorlopig', 'centrale beheersing van in- en uitvoer, van beslissing over kredieten, over toewijzing van grondstoffen en machines.' De Nederlandse Bank moest staatsbank worden, de particuliere mijnen dienden in de Staatsmijnen op te gaan, het Hoogovenbedrijf staatsbedrijf te worden en de KLM moest 'als openbare dienst' worden geëxploiteerd, 'al zou zij de n.v.-vorm kunnen behouden.' Met de 'principiële, definitieve, wettelijke regeling van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie' wilde hij wachten - de overheid zou aanvankelijk gebruik kunnen maken van 'het raam der bedrijfsorganisatie- Wolters om' (zonder leidersbeginsel uiteraard), maar daarin moesten óók 'het algemeen belang en de arbeidersorganisaties' zijn vertegenwoordigd.
XCPrijzen, winsten, rente, huren, pachten en lonen moesten voorlopig door de overheid beheerst blijven, 'de noodzakelijke stijging der lonen zal verband moeten houden met het tempo waarin meer verbruiksgoederen ter beschikking komen'; dan zou er 'naar gestreefd moeten worden, te zorgen dat ieder gezin zich ten minste kan aanschaffen wat de distributie beschikbaar stelt.'
XCHet door de Duitsers ingevoerde belastingsysteem wilde hij herzien, evenwel 'met handhaving van een sterke belasting van de winsten der ondernemingen, waarbij echter de verdere ontwikkeling van het bedrijfsleven' (een selectieve ontwikkeling: 'in het algemeen zal moeten gelden dat niet eenvoudig hersteld wordt wat er was, maar dat nieuw overwogen wordt wat voor de toekomst het meest doelmatig is te achten') 'niet in gevaar mag worden gebracht.' Voor de wederopbouw zouden offers gebracht moeten worden: hij bepleitte een 'vermogensaanwasbelasting tot bijna het volle bedrag van wat iemand door de oorlog heeft gewonnen', en daarnaast een algemene 'vermogensheffing'. Voorts vond hij een 'drastische beperking van het erfrecht' wenselijk, 'eventueel' invoering van een 'staatserfrecht voor kapitaalsdoeleinden'.
XCHij verloor de zwakke groepen in de samenleving niet uit het oog. Enerzijds diende het gehele economische beleid gericht te zijn op het scheppen van werkgelegenheid, anderzijds moest 'bij het ontbreken van mogelijkheid tot arbeid (bij werkloosheid ... , bij ziekte, invaliditeit en vooral bij ouderdom veel afdoender dan thans)' bestaanszekerheid gegeven worden 'niet alleen aan loonarbeiders maar ook aan zelfstandigen
die daaraan behoefte hebben', 'als dringend wordt gevoeld verbetering van de ouderdomsvoorziening.'
XCHij bepleitte het 'met bijzondere kracht' ter hand nemen van de woningbouw, zulks aan de hand van 'een plan voor bijv. tien jaren', voorts het geven van meer vrijheid van beweging aan de gemeenten op financieel gebied, verder 'meer zorg voor de schoolvrije jeugd, meer steun voor jeugdbeweging en voor ontwikkeling van volwassenen, meer zorg ook voor kunsten en wetenschappen.' . En Nederlands positie in de wereld?
XC'De gedachte aan zelfstandigheidspolitiek, aan neutraliteit, aan verdediging los van afspraken met anderen, heeft', schreef hij, 'haar zin verloren. Zo staat het ook met het denkbeeld van afzonderlijke ontwapening. Tot het brengen van offers voor het waarborgen der collectieve veiligheid moet Nederland bereid zijn', het moest óók medewerken aan de Verenigde Naties, samen met andere Westeuropese staten 'nauwer samengaan met het Britse Rijk, eventueelook met de VS', en het in Londen met België en Luxemburg gesloten Tolunie-verdrag aanvaarden.
XC'Toch moet ook worden aangestuurd op groter economische en sociale eenheid van een zo groot mogelijk deel van Europa, dat bij voortbestaan der verbrokkeling op dit gebied zijn plaats in de wereld bezwaarlijk zal kunnen handhaven ... De staten moeten bereid zijn, een geleidelijk stijgend deel van hun souvereiniteit prijs te geven.'
XC'Zoals bekend', schreef hij verder, 'ben ik gekant tegen annexatie van Duits grondgebied. Met alle kracht moet echter gepoogd worden, op andere wijze althans gedeeltelijke schadevergoeding te verkrijgen en vooral wat hier geroofd is en nog achterhaald kan worden, terug te vorderen.'
XCHet sprak voor Drees tenslotte vanzelf dat Nederland zich na de bevrijding moest inzetten voor een zo spoedig mogelijke 'bevrijding van Indonesië' - 'het overgangskabinet zal echter duidelijk dienen uit te spreken dat de door de koningin in overeenstemming met de ministers gedane toezeggingen' (in haar toespraak van 7 december '42) 'gestand zullen worden gedaan.' De koloniale verhouding, 'die toch reeds aan het veranderen was', moest worden 'vervangen door een verhouding, waarbij Indonesië een zelfstandig, gelijkwaardig en gelijkberechtigd deel van het Rijk is' - van een mogelijke onafhankelijkheid van Indonesië repte hij niet. Viel die buiten zijn gezichtskring? Onafhankelijkheid op zeer korte termijn zeker, maar hij was in elk geval van mening dat hij in een
urgentieprogram voor zijn partij die een belangrijke rol kon spelen bij de formatie van het eerste naoorlogse kabinet (kabinet dat een nationaal karakter diende te dragen en waarin wellicht groepen zouden worden vertegenwoordigd die vonden dat de 7 december-toespraak reeds te ver ging), de grens van de door de regering gedane toezeggingen niet moest overschrijden.
XCAl met al zijn wij van mening dat het door Drees opgestelde urgentieprogram gekarakteriseerd mag worden als een staatsstuk van bijzondere betekenis: voortbouwend op de denkbeelden die in de jaren '30 in sociaal-democratische kring waren ontwikkeld, was het nergens zo doctrinair dat het diegenen die andere accenten zouden willen leggen, zou afschrikken. Het was vo oral oak een stuk dat gericht was op de praktijk van het regeren en in zoverre sloot het óók aan bij de werkzaamheden die Drees als Vertrouwensman diende uit te voeren. Mocht een man die het vermogen had, met zo brede blik aanvaardbare oplossingen te formuleren voor de ontzagwekkende problemen waarvoor het land bij de bevrijding zou staan, niet aannemen dat op zijn inzicht, zijn kennis, zijn werkkracht ook, onmiddellijk een beroep zou worden gedaan zodra de vijand zou hebben gecapituleerd?
XCHet Militair Gezag, in Den Haag gearriveerd, schoof de Vertrouwensmannen opzij en hun college werd op 23 mei door Gerbrandy opgeheven.
XCIs het wel juist, in dit deel de grens van de bevrijding te overschrijden? In beginsel natuurlijk niet, maar die overschrijding achten wij, wat het College van Vertrouwensmannen betreft, bij uitstek zinvol. Zouden wij wat over die opheffing te berichten valt, opnemen in ons deel 12, dan zouden de betrokken passages door de resterende vijf hoofdstukken van dit deel èn door het gehele deel II (Nederlands-Indiëi gescheiden worden van datgene wat wij in dit hoofdstuk hebben uiteengezet - dat zou het noodzakelijk maken, veel van het voorafgaande te herhalen. Wat zich tussen de bevrijdingsdag, 5 mei '45, en de al genoemde z j ste mei met betrekking tot het College van Vertrouwensmannen heeft afgespeeld, is namelijk rechtstreeks voortgevloeid uit de visie die het college zelf had op zijn taak en de visie die de regering en het Militair Gezag hadden op het college. 106
XCOp papier leek alles keurig geregeld - er was aan de Vertrouwensmannen eind oktober meegedeeld dat hun taak bij de komst van het Militair Gezag zou eindigen en van het desbetreffende regeringstelegram was de chef-staf Militair Gezag, generaal Kruis, in kennis gesteld. Maar zo eenvoudig lagen de zaken niet. In feite had het College van Vertrouwensmannen in bezet gebied gefungeerd als, zoals wij het eerder uitdrukten, een soort noodkabinet: één trede hoger dus dan de chef-staf Militair Gezag die hoofd was van een uitdrukkelijk onder de regering geplaatste organisatie. Misschien van nog groter belang was een tweede verschil: de Vertrouwensmannen hadden de bezetting aan den lijve ervaren en verscheidenen hunner hadden in hun illegale arbeid hun leven op het spel gezet - Kruis was 'Engeland'. Aan de uit Engeland overkomenden paste, meenden de Vertrouwensmannen, terughoudendheid - zij" zouden het logisch hebben gevonden indien de Londense ministers zouden hebben bepaald dat zij bouen de chef-staf Militair Gezag zouden staan, zolang de 'kwartiermakers' niet in Den Haag waren gearriveerd. Zo hadden zij aanvankelijk de zaak ook gezien, tot hun in het regeringstelegram van eind oktober was meegedeeld dat de chef-staf van meet af aan 'regering' was - een 'verschrikkelijke klap' volgens Bosch van Rosenthal.
XCVooral hij kon, menen wij, de hoop niet opgeven dat als de staf Militair Gezag in Den Haag zou aankomen, de zaken zich zo zouden ontwikkelen dat die staf een door het College van Vertrouwensmannen uit te oefenen feitelijke leiding zou aanvaarden. Van die feitelijke leiding zou óók sprake kunnen zijn indien Kruis er accoord mee zou gaan dat het College van Vertrouwensmannen zou worden getransformeerd tot College van Algemeen Adviseurs: het denkbeeld dat Bosch van Rosenthal in een nota had ontwikkeld die eind april door van der Gaag en Neher besproken was met de staf Militair Gezag. Wij betwijfelen of Kruis die nota heeft gekend - kende hij haar wèl, dan heeft, zo vermoeden wij, het denkbeeld hem niet aangesproken: wat zou, als hij een College van Algemeen Adviseurs instelde, de positie worden van zijn sectiehoofden ? Bovendien: veel zou afhangen van de hulp die het Geallieerde hoofdkwartier via de Civil Affairs Division en de Netherlands Military Mission aan Nederland zou verlenen; met deze en andere Geallieerde instanties had Kruis nu twee jaar in militair verband samengewerkt - al die instanties waren de Vertrouwensmannen onbekend. Afgezien daarvan: beheerst door de wens om vooral snelle beslissingen te nemen en snel in te grijpen, had hij geen behoefte aan 'Algemeen Adviseurs'.
XCEind april en in de eerste dagen van mei kwam de kopij gereed van een speciaal nummer van de Nederlandse Staatscourant' dat zes besluiten 'van de door de regering aangewezen Vertrouwensmannen' bevatte (al hun namen stonden er onder, ook die van van Sonsbeeck die alleen hun eerste vergadering had bijgewoond) en dertien besluiten of mededelingen van de door hen aangewezen secretarissen-generaal, waarnemend secretarissen-generaal of gemachtigden der departementen.
XCDe Vertrouwensmannen maakten bekend wie de leiding der departementen zouden uitoefenen. Zij stelden de Centrale Dienst van de Politie in. Zij gaven aan, hoe tijdelijke overheidsfunctionarissen een ambtseed of -belofte konden afleggen. Zij bepaalden de maximumstraffen die voorgeschreven konden worden in door de hoofden der departementen uit te vaardigen algemene voorschriften. Zij troffen een reeks 'voorlopige voorzieningen met betrekking tot de rechterlijke macht' (daarin werd o.m. een streep gehaald door de Z.g.vrederechtspraak en door het Economisch Gerechtshof en werd aangegeven hoe personen die tijdens de bezetting bij de zittende of de staande magistratuur waren benoemd, voorlopig 'gestaakt' konden worden). Zij gingen tot de sluiting van universiteiten en hogescholen over. Zij troffen tenslotte een regeling voor de uitgifte van schatkistpromessen.
XCDe besluiten of mededelingen van de secretarissen-generaal, waarnemend secretarissen-generaal of gemachtigden der departementen behelsden het volgende. Er werd een regeling getroffen voor de Oorlogspleegkinderen. Een vestigings- en verhuisverbod werd afgekondigd (dat gold niet voor onderduikers en repatriërenden). Bepaald werd dat gemeenten of gedeelten van gemeenten afgesloten konden worden voor diegenen die er niet hun feitelijke woonplaats hadden. Een 'rijksbureau voor documentatie van de geschiedenis van Nederland in oorlogstijd' werd opgericht. Het geven van concerten, muziekuitvoeringen, toneelvoorstellingen en voordrachten werd, 'anders dan voor besloten gezelschappen van ten hoogste vijf-en-twintig personen', gebonden aan een vergunning. Tot de burgemeesters werd het verzoek gericht, de werkloosheid zoveel mogelijk tegen te gaan. Bekend werd gemaakt wie als presidenten der gerechtshoven en als procureurs-generaal bij die hoven zouden fungeren, wie de leiding zouden hebben van de Centrale Dienst
XCI Tekst: Enq., dl V b, p. 539-47.
van de Politie, wie als waarnemend inspecteur-generaal van de rijkspolitie zou optreden, dat mr. Prinsen benoemd was tot 'fungerend secretarisgeneraal' van Binnenlandse Zaken, wie commissaris der koningin waren in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht (en dat in laatstgenoemde provincie Bosch van Rosenthal, 'zolang diens functie van Vertrouwensman zijn aanwezigheid elders vereist', vervangen werd door gedeputeerde B. J. J. Wijkamp), dat F. de Boer benoemd was tot waarnemend burgemeester van Amsterdam en dr. ir. M. H. Damme tot waarnemend directeur-generaal van de P1T.
XCDit alles lag klaar toen op vrijdagavond 4 mei bericht werd dat de Wehrmacht in Noordwest-Europa had gecapituleerd en toen het er op zaterdag 5 mei naar uitzag dat de Wehrmacht ui het westen van Nederland zeer spoedig het hoofd in de schoot zou leggen. Op die zaterdag (een dag volonzekerheid: Geallieerde militairen hadden het westen des lands nog niet bereikt) kwamen de Vertrouwensmannen samen met de inmiddels tot generaal-majoor bevorderde Koot. Zij besloten, de regering een waarschuwing te zenden over de verwarde toestand. Daags daarna, zondag de 6de, woonden zij in Den Haag de plechtigheid bij van het hijsen van de Nederlandse vlag op de toren van de Grote Kerk tegenover het Stadhuis - van het bordes aldaar las Bosch van Rosenthal de tekst voor van de bevrijdingsproclamatie van de Vertrouwensmannen die onmiddellijk nadien werd gedrukt als een speciaal, van een oranje rand voorzien nummer van de Nederlandse Staatscourant. Diezelfde zondag verzonden de Vertrouwensmannen voorts felicitatietelegrammen aan de koningin, prins Bernhard, prinses Juliana en Gerbrandy - deze laatste lichtten zij in dat hun college de bevrijdingsproclamatie had doen verschijnen en in vrijheid zijn werkzaamheden was begonnen. De Nederlandse Staatscourant, die alle besluiten en bekendmakingen van of namens hun college bevatte, hielden zij evenwel vast: wel was de tekst op de Algemene Landsdrukkerij gezet, gecorrigeerd en opgemaakt, maar gedrukt werden de exemplaren niet: het kon zijn dat het Militair Gezag reeds die dag Den Haag zou bereiken en dan zou eerst nog over de inhoud van het nummer overleg kunnen worden gepleegd.
XCDe maandag kwam: géén Militair Gezag. Die dag was een werkdag. Hier en daar gingen ambtenaren naar departementen toe. Wie had er de leiding? Iemand die zei dat hij door het College van Vertrouwensmannen, dat de bevrijdingsproclamatie had uitgevaardigd, was aangewezen, maar aan zulk een aanwijzing was geen enkele algemene bekendheid gegeven. Om verdere verwarring te voorkomen, kreeg de Algemene Landsdrukkerij op dinsdag 8 mei in de loop van de dag opdracht, tot het
drukken van de Nederlandse Staatscourant met alle besluiten en bekendmakingen over te gaan.
XCIn de vroege avond van die dinsdag arriveerde Kruls met enkele officieren van zijn staf in Den Haag. Hij reed er uit nostalgie eerst naar het aan het Plein gelegen gebouw van het departement van defensie waar hij als adjudant van de minister vijf jaar tevoren werkzaam was geweest. Er bevond zich in het gebouw slechts een bode. Inmiddels trokken de auto's waarmee Kruls en zijn officieren waren gekomen, sterk de aandacht: van alle kanten stroomden mensen toe, velen met de bloemen in de hand die zij voor de bevrijders gereed hielden. 'Toen wij', aldus Kruls in zijn in '75 verschenen memoires,
XC'even later op de stoep kwamen, barstte er een luid gejuich los en bleek het vrijwel onmogelijk om de auto's te bereiken die midden op het Plein stonden. Mijn gezelschap raadde mij aan, de menigte toe te spreken, hetgeen ik na enige aarzeling deed. Er kwam stilte en ik wenste de menigte en daarmee de gehele Haagse burgerij geluk met de bevrijding. Daarna probeerde ik met een paar zinnen uit te leggen wat mijn functie was en wat het Nederlandse MG zou gaan doen en waarom. Of er van mijn boodschap veel is overgekomen, weet.ik niet ... Wel herinner ik mij de enorme ovaties die mij elke keer onderbraken, wanneer ik het over het MG had"
XChier plaatsen wij een vraagteken. Was het niet eerder zo dat het gejuich losbarstte wanneer Kruls iets zei als: niet de Duitsers zullen hier meer het gezag uitoefenen, maar dat zullen wij zelf, Nederlanders, doen? Wij kunnen ons moeilijk voorstellen dat het begrip 'militair gezag' groot enthousiasme wekte. Stellig werd dat wèl gewekt door het feit dat men Nederlandse officieren zag die de Britse uniform droegen. 'Op de schouders van opgewonden mensen' werd Kruls naar zijn auto gedragen - die bleek te zijn volgegooid 'met dë mooiste verse tulpen."
XCVan het Plein reed hij naar een nabijgelegen hotel en daar vandaan spoedig naar Plein 1813 waar zich nu op no. 2, het vroegere Japanse gezantschap, de zetel van de Vertrouwensmannen bevond. Hij inspecteerde voor het gebouween erewacht van de marechaussee en liep toen naar binnen
XC'Bosch ridder van Rosenthal, de voorzitter van het College van Vertrouwensmannen, kwam mij', schrijft hij,
XC'in de vestibule tegemoet, begroette mij hartelijk en nodigde mij uit hem te
XCI HJ. KruIs: Generaal in Nederland. Memoires (1975), p. I34. 2 A.v.
volgen naar de Vertrouwensmannen, voor wie het een vreugde zou zijn mij te ontmoeten. Dit was het ogenblik waarop ik voelde dat eerst een knoop moest worden doorgehakt. Ik bedankte de voorzitter voor zijn vriendelijke welkomstwoorden, maar verzocht om eerst een gesprek onder vier ogen alvorens de andere heren te zullen ontmoeten. Toen ik ter overwinning van zijn aarzeling toelichtte dat ik elk mogelijk verschil van mening over onze onderlinge verhouding allereerst uit de weg wenste te ruimen, drong hij er op aan eerst later over de zaken te spreken. Ik meende echter voet bij stuk te moeten houden en wij gingen naar boven waar wij een ogenblik konden praten.
XCWat ik gevreesd had, bleek bewaarheid te worden. Onze meningen verschilden. De Vertrouwensmannen waren volgens hun voorzitter van oordeel dat zij de Nederlandse regering in Londen vertegenwoordigden en dat ook zouden blijven doen tot de regering zelf ter plaatse aanwezig zou zijn. Dat zou dus betekenen dat ik aan hun college verantwoordelijk zou worden. Deze figuur was voor mij niet acceptabel, de regering had mij geen enkele instructie van deze strekking gegeven en ook de heer Bosch maakte niet de indruk dat hij een dergelijke instructie zou kunnen tonen. Ik gaf hem mijn interpretatie, nl. dat de Vertrouwensma~nen het regeringsgezag hadden gedragen gedurende de tijd dat het bezette West-Nederland geïsoleerd was, maar dat deze toestand met de capitulatie der Duitsers was geëindigd. De Nederlandse regering zou nu zelfweer haar gezag uitoefenen, daarbij gebruik makende van het MG. Mijn voorstel was dus dat ik na de begroeting de Vertrouwensmannen namens de regering zou willen bedanken voor hun gewichtige en nuttige arbeid en hun zou willen verzoeken bijeen te blijven om mij van advies te kunnen dienen.
XCHet was voor ons beiden een moeilijk en spannend ogenblik en ik heb de herinnering bewaard dat wij daarvan allebei in gelijke mate overtuigd waren. Ik was misschien wat hard van stapel gelopen, maar het leek mij toch een onaanvaardbare zaak om eerst aan een ontvangst deel te nemen en dan later een zo principieel probleem te gaan bespreken. De heer Bosch dwong mijn respect af door de wijze waarop hij zijn denken aan mij wist aan te passen. Hij begaf zich niet in lange discussies maar kwam spoedig tot een besluit, voor mij een bewijs dat niet zonder goede reden de keuze van voorzitter der Vertrouwensmannen op hem was gevallen. Ik geloof niet dat ons overleg langer dan tien minuten heeft geduurd: wij waren het eens geworden en zouden spreken als door mij voorgesteld. Ik begreep dat dit voor de Vertrouwensmannen een verrassing zou zijn en vooral daarom waardeerde ik de beslissing van hun voorzitter om de knoop door te hakken en niet eerst met zijn allen te gaan discussiëren."
XCKlopt dit relaas? Heeft Bosch van Rosenthal inderdaad gezegd dat de Vertrouwensmannen de regering vertegenwoordigden zolang deze zelf niet ter plaatse was? Kruls heeft er, toen hij in ' 50 door de Enquêrecorn
I A.v., P: I35-3Ó.
missie werd verhoord, geen mededeling van gedaan; hij deed toen wel uitkomen dat het voor hem persoonlijk de vraag was of de regering door hem dan wel door de Vertrouwensmannen werd vertegenwoordigd ('op grond van de gegevens welke ik van de regering had gekregen, kon ik deze vraag beslist niet positief beantwoorden' I) hij zou zich toen in het gesprek met Bosch van Rosenthal eigener beweging 'op het standpunt gesteld (hebben), waarvan ik voor mijzelf aannam dat dit het meestjuiste was, dat de chef-staf Militair Gezag de regering vertegenwoordigde." Bosch van Rosenthal, in '49 door de Enquêtecommissie verhoord, zei dat de eerste ontmoeting tussen de Vertrouwensmannen en KruIs 'uitstekend' was, 'al ging het niet van harte ... Ik had heus geen plan om een staatsgreep uit te voeren en te zeggen: 'Ik houd het gezag totdat de ministers komen.' Ik heb gezegd: 'Dan moet u het maar overnemen' '3, 'we (hadden) nu eenmaal het telegram gekregen om de zaak aan generaal KruIs over te dragen, maar ik mag niet verhelen dat ik toen en later wel eens gedacht heb dat het beter geweest was als wij het niet gedaan hadden en gewacht hadden tot werkelijk de regering er was."
XCHoe dit alles zij, de eerste ontmoeting van KruIs met de Vertrouwensmannen (na het gesprek dus dat KruIs met Bosch van Rosenthal onder vier ogen had gevoerd) had niet veelom het lijf, 'iedereen', aldus later le Poole, 'zei: 'Wat aardig datjullie er zijn' en omgekeerd." Belangrijker was de bespreking die daags daarna, woensdag 9 mei, onder voorzitterschap van Bosch van Rosenthal plaatsvond tussen het voltallige college en generaal KruIs die door enkele sectiehoofden van de staf Militair Gezag was vergezeld.
XCBlijkens de door Ie Poole opgestelde notulen" werd door Bosch van Rosenthal departement na departement weergegeven wat door de Vertrouwensmannen was voorbereid. Dezen gaven daarbij het Militair Gezag in overweging, de leiding van de departementen voorlopig te laten berusten bij de door hen benoemde personen. Dat leidde niet tot grote moeilijkheden. Wat de zuivering betrof, gaf Bosch van Rosenthal een overzicht van de functionarissen die door de Vertrouwensmannen waren gestaakt - de zuivering van de departementen hadden zij aan de nieuwe
I Notabene! Korte tijd tevoren had hij aan al zijn militaire commissarissen de tekst van het telegram van de regering aan de Vertrouwensmannen doen toekomen waarin duidelijk stond dat de taak van de Vertrouwensmannen bij de komst van het Militair Gezag zou eindigen! 2 Getuige H.]. Kruls, dl. V c, p. 699. 3 Getuige L. H. N. Bosch van Rosenthal, a.v., p. 356. 'A.v., p. 297. 5 Getuige]. Ie Poole, a.v., p. 526. 6 Tekst: a.v., dl. V b, P: 548-53.
hoofden overgelaten en daar had de een meer aan gedaan dan de ander, 'aan sommige departementen loopt zij in het geheel niet hard'; het Londense Zuiveringsbesluit vonden de Vertrouwensmannen 'als zodanig niet uitvoerbaar'. Wat de radio betrof, zei Bosch van Rosenthal, 'dat de heer Oranje met goedkeuring der regering is aangewezen als gemachtigde voor de radio' - Kruis stelde daartegenover 'dat de radio staat onder [het] MG ... Dit is geregeld in overleg met de regering, van wie spreker ook opdracht heeft gekregen, geen andere radio-uitzendingen in de aether toe te laterr', en dan eindigen de notulen met de wat raadselachtige zin: 'Nadat de verschillende secties zijn samengesteld, wordt de vergadering gesloten.' Wat werd daarmee bedoeld? Dit, dat de secretarissen-generaal c.q.gemachtigden der departementen overleg zouden gaan plegen met de desbetreffende sectiehoofden van de staf Militair Gezag. De sectiehoofden zouden dus niet alles als het ware van de grond af moeten opbouwen. 'De Vertrouwensmannen', aldus Ie Poole,
XC'hadden min of meer de vaste overtuiging dat, als eenmaal het Militair Gezag hier zou zijn, het niet zo moeilijk zou zijn, een aantal mensen van wie zij meenden dat zij eerder geroepen waren, er in te schuiven. Dat is hèt stramien geweest van het gesprek dat ... met de heer Kruls en zijn onderhebbenden heeft plaatsgevonden. Wij hebben gezegd ... dat velen bijzonder vief en kwiek waren en graag wilden meedoen en dat men niet behoorlijk kon besturen wanneer men geen begrip had van hetgeen zich hier de laatste negen maanden had ontwikkeld.' I
XCVan de door hen samengestelde en in hun opdracht gedrukte Neder landse Staatscourant deden de Vertrouwensmannen op die woensdag geen mededeling aan Kruis en zijn sectiehoofden. Waarom zouden zij? Er stond in die publikatie niets van betekenis waaromtrent zij de chef-staf Militair Gezag niet mondeling hadden ingelicht. Midden in de nacht evenwel van woensdag op donderdag werd Kruis door het hoofd van de sectie-Binnenlands Bestuur van het MG, luitenant-kolonel mr. H. P. Linthorst Homan, gewekt 'en deze', zo deelde Kruis ons later mee, 'waarschuwde me met de woorden: 'Nu zijn ze waarachtig bezig, een Staatscourant uit te geven!"2 Zonder enig overleg met de Vertrouwensmannen besloot Kruis toen, de nog bij de Algemene Landsdrukkerij liggende exemplaren in beslag te nemen - een ingrijpen dat de Vertrouwensmannen, zodra zij er van vernamen, bijzonder pijnlijk trof en dat bovendien juridisch volmaakt onjuist was: de Enquêtecommissie heeft
XCI Getuige J. Ie Poole, a.v., dl. V c, p. 525. 2 H. J. KruIs, 14 maart
terecht geconstateerd dat de door en in opdracht van de Vertrouwensmannen genomen maatregelen, zolang zij niet formeel waren ingetrokken, wel degelijk rechtskracht hadden.'
XCTyperend was het bruuske optreden van Kruis wèl: typerend voor de achterdocht jegens het college die bij hem was blijven bestaan, typerend ook voor zijn gebrek aan begrip voor wat het in moeizame arbeid had tot stand gebracht.
XCBeide elementen: achterdocht en gebrek aan begrip, kon men ook bij de ministers aantreffen.
XCToen Gerbrandy's derde kabinet op 16 mei in Londen bijeenkwam (Gerbrandy was juist van een kort bezoek aan Amsterdam en Den Haag teruggekeerd), deed in de kring der ministers het gerucht de ronde dat de Vertrouwensmannen een monumentaal pand op Plein 1813 voor zich hadden gevorderd. De Quay (minister van oorlog) zei, 'enigszins geschrokken te zijn van de voorbereidingen welke de heren hadden getroffen en de verhalen die over hen in omloop zijn (het gerucht omtrent het grote huis op Plein 1813 blijkt volgens minister Beel overdreven). Daarom moeten zij z.i. vooral niet als college worden gehandhaafd.' Gerbrandy rapporteerde dat hij, aldus de notulen van deze kabinetsvergadering,
XC'de Vertrouwensmannen meegedeeld (had) dat hij het woord 'schaduw-kabinet' had gehoord. Zij begrepen dat zij dat niet waren en ook dat hun taak geëindigd was. Spreker had hen er op gewezen dat zij verder waren gegaan dan de regering had bedoeld. Door te menen dat zij zich op een vacuüm hadden voor te bereiden", hadden zij benoemingen gedaan die niet met de wensen van de regering klopten.'
XCHet kabinet besloot vervolgens, 'van de adviezen van de Vertrouwensmannen individueel, dus niet als college, in zekere gevallen te blijven gebruik maken."
XCEen week later, 23 mei, kon de eerste vergadering van het kabinet in
1 dl. V a, p. 786. 2 Wij nemen aan dat Gerbrandy gezegd en zeker bedoeld heeft: 'een enigszins langdurig vacuüm'. 3 Ministerraad: Notulen, 16 mei 1945.
Den Haag plaatsvinden. Alle ministers, behalve van Kleffens (Buitenlandse Zaken), waren aanwezig, óók generaal KruIs. Er vond eerst een bespreking plaats waarin Gerbrandy bepleitte (naar ons oordeel: terecht) dat het College van Vertrouwensmannen als zodanig als adviesorgaan zou worden gehandhaafd, maar hij kreeg van niemand steun. Na een uur werden de Vertrouwensmannen (onder hen ook van Sonsbeeck) tot de vergadering toegelaten. Gerbrandy bracht hun in warme bewoordingen dank, zei dat het college nu ontbonden was maar vroeg 'of de Vertrouwensmannen individueel bereid zijn, de regering voor de korte periode die dit kabinet rest, met raad en daad bij te staan ... Hij weet dat bij hen niet anders voorstond dan het verlangen, met Gods hulp (het) volk te dienen.' 'Levendige tekenen van instemming' werden gehoord. Bosch van Rosenthal, antwoordend namens de Vertrouwensmannen, gaf een overzicht van de door hen verrichte arbeid. 'Dat wij niet als college gehandhaafd moeten worden, is onze mening evenzeer', zei hij (ja, na alles wat er was gebeurd!). 'Individueel staan wij elk ogenblik te uwen dienste." Daarop kwam er applaus van de ministers en generaal KruIs. Een gemeenschappelijke lunch volgde op dit samenzijn. Zij werd door de Vertrouwensmannen aan de ministers aangeboden, niet omgekeerd.
XCEen schriftelijk bewijs van dank kregen de Vertrouwensmannen niet, Bosch van Rosenthal werd niet eenmaal door de koningin ontvangen (integendeel, bij de schaarse gelegenheden waarop hij tegenover haar stond, bejegende zij hem met kille afwijzing) en nagelaten werd, bij de Vertrouwensmannen en hun secretarissen te informeren of zij in het kader van hun arbeid, die door het Nationaal Steunfonds was gefinancierd", ook nog particuliere uitgaven hadden moeten doen die voor vergoeding in aanmerking kwamen. Het was de Enquêtecommissie van de Tweede Kamer die vijfjaar later als eerste 'hulde' bracht aan het college voor werk dat 'onder uitzonderlijk moeilijke omstandigheden in het belang van ons land (was) verricht." In alle verslagen van de Enquêtecommissie is dit de enige passage waarin het begrip 'hulde' voorkomt: niet ten onrechte had de commissie het gevoel dat er jegens de Vertrouwensmannen iets goed te maken was.
XCWat heeft de minister-president, wat hebben ook andere ministers te dien aanzien trachten te bereiken en wat hebben zij bereikt?
XCBelangrijke vragen! Wij wijden er het hoofdstuk aan dat nu volgt.
XCToen de ministers Gerbrandyen van Lidth op 17 september '44, de dag van de grote Geallieerde luchtlandingen in Noord-Brabant, in het Rijk van Nijmegen en bij Arnhem, besloten des avonds een algemene spoorwegstaking af te kondigen (besluit waarbij de overige ministers zich neerlegden), leefde bij hen, als bij zovelen, de verwachting dat heel Nederland spoedig zou worden bevrijd en de staking dus maar kort volgehouden zou moeten worden. Dat uit een eventueel langdurige staking grote moeilijkheden zouden voortvloeien voor de burgerbevolking, was hun bekend. Zij wisten dat de spoorwegen een belangrijke rol speelden op het gebied van de voedselvoorziening: een groot deel van wat in het oosten en noorden des lands aan voedsel werd geproduceerd, moest met goederentreinen naar het westen worden overgebracht - Six, de chef-staf van de OD, had daar kort voor de rzde september in een van zijn telegrammen nog eens uitdrukkelijk op gewezen. Uit andere telegrammen wisten de twee genoemde ministers dat Louwes' rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd er in de zomer van '44 niet in was geslaagd, bij de grote steden in het westen aanzienlijke voedselvoorraden op te bouwen. Nog vóór de grote Geallieerde luchtlandingen had H. J. de Koster, een Leidse meelfabrikant die leider was van de spionagegroep-'Peggy' (deel van de spionagegroep-'Kees'), in een van zijn telegrammen bij de regering bepleit dat men de Nederlandse burgerij te hulp zou komen door op grote schaal voedsel per parachute te droppen - in bezet gebied was dat denkbeeld ook tot anderen doorgedrongen, zo tot het College van Vertrouwensmannen. Ook dit college achtte het op zijn weg te liggen, de regering te alarmeren. Op grond van inlichtingen die van Louwes' dienst waren verkregen, zond het op 27 september (de dag waarop de Londense radio berichtte dat de Airbornes van Oosterbeek waren teruggetrokken) een eerste waarschuwing aan de regering:
XC'Veedselpositie Amsterdam zodanig dat op huidige basis van aanvoer brandstof en electriciteit na 23 september nog te rekenen valt op vijf weken brood, drie weken boter en aardappelen en nul weken vlees. Duitsers desinteresseren
van onze voedselpositie op grond van Spoorwegstaking; zij nemen voorraden, bestemd voor bevolking, bij grossiers in beslag voor zichzelf Voor voedselvoorziening per vliegtuig komen in aanmerking melkpoeder, vitamine c, eierstruif en vet, liefst in botervorrn.'
XCEen tweede waarschuwing volgde nog geen twee weken later, 6 oktober, toen de toestand nog ernstiger was geworden doordat het Reichskommissariat als represaille voor de Spoorwegstaking het vervoer van voedsel naar het westen des lands (vervoer hetzij met binnenschepen, hetzij met vrachtauto's) had verboden, 'Dank zij uiterste inspanning', aldus de Vertrouwensmannen, 'voedselvoorziening op verlaagd peil nog ongeveer veertien dagen mogelijk. Bij vervoersmoeilijkheden en industriële bezwaren' (een groot deel van de industrie ontving geen energie meer) 'vergroot door aanzienlijke verwoestingen' (verwoestingen o.m. van de havens van Rotterdam en Amsterdam) 'komt nog sabotage door Duitsers; zodoende zal na bevrijding eerstnodige voedselontbreken, tenzij van buiten aangevoerd. Verder ontbreken binnenslands zowel auto's als schepen geheel ten gevolge van afvoer transportmiddelen.'2
XCDie tweede waarschuwing was in verschillende opzichten overtrokken: er was geen sprake van dat er in het bezette deel des lands in het geheel geen auto's of binnenschepen meer waren en twee weken na 6 oktober zou het apparaat van de voedselvoorziening nog ste'eds in werking zijn en zouden aan de burgerij nog steeds rantsoenen, zij het drastisch verlaagde, ter beschikking worden gesteld. Hebben de Vertrouwensmannen opzettelijk de zaak te somber voorgesteld? Dat nemen wij geen moment aan. Men moet, dunkt ons, de onjuiste inlichtingen, door hen verstrekt, beschouwen als te zijn gegeven te goeder trouw: zij hebben aan Londen bericht wat zij zelf aan inlichtingen hadden gekregen - inlichtingen die, menen wij, vóór alles de grote onzekerheid weerspiegelen waarin geopereerd werd door de dienst van Louwes die inderdaad van september af in het begin van elke maand niet wist wat hij aan het einde nog aan de burgerij ter beschikking zou kunnen stellen. De waarschuwingen van de Vertrouwensmannen waren trouwens niet de enige die van begin oktober af aan de officieren van het Londense Bureau Inlichtingen de indruk gaven dat de burgerij in de grote steden binnen luttele weken tot de hongerdood zou zijn veroordeeld. 'In het algemeen', zo rapporteerde Fock, hoofd van het Londense BI, op II oktober aan zijn10
I Telegram, 27 sept. 1944, van Vm aan de regering, dl. Vb, p. 516. 2 A.v.,6 okt. 1944, a.v.
minister van Lidth (die zijn rapport onmiddellijk aan de koningin en aan Gerbrandy toezond), 'geven de berichten mij de indruk dat over twee, hoogstens drie weken in de steden geen voedsel meer aanwezig zal zijn' - Fock wierp in datzelfde rapport het denkbeeld op dat voor het westen van Noord-Brabant een tijdelijke wapenstilstand zou worden afgekondigd opdat de Geallieerden via dat gebied en de (toen nog niet opgeblazen) verkeersbrug bij Moerdijk een grote hoeveelheid levensmiddelen en brandstof (dat laatste voor de centrale keukens) noordwaarts zouden zenden.'
XCLater in oktober, alsook in november, bleven de telegrammen die door verschillende spionagegroepen naar Londen werden gezonden, even somber - telegrammen trouwens, waarin niet alleen op de voedselnood werd gewezen maar ook op het nijpend tekort aan brandstof en op het onder dwang bijeenbrengen van 'spitters'. 'U bekende gegevens over voedselpositie wijzen', zo liet Bosch van Rosenthal eind november aan de regering seinen,
XC'op volledige herhaal volledige hongersnood binnen veertien dagen. Thans reeds toestand uiterst nijpend. Plunderingen komen voor. Boombeplantingen worden omgehakt. Politie weggevoerd of ondergedoken. Bezetter voorziet alleen te eigen behoeve in ordebewaring. Apparaat voedselvoorziening evenals andere vitale diensten en bedrijven door razzia's ontwricht. Anarchie dreigt. Wijs met ernst op hieraan verbonden politieke consequenties. Wanneer Nederlands volkskracht aldus is ondermijnd, zullen noodzakelijke krachten voor wederopbouw ontbreken en zal Nederland toegedachte plaats in Europese samenleving niet naar behoren kunnen vervullen. Alleen onmiddellijke bevrijding met voedseltoevoer kan gevaar keren."
XCWerd een telegram als dit waarin de voorzitter van het College van Vertrouwensmannen had gerept van 'volledige hongersnood binnen veertien dagen', door Gerbrandyen van Lidth vergeleken met het zeven weken eerder verzonden telegram waarin bericht was dat 'voedselvoorziening op verlaagd peil nog ongeveer veertien dagen mogelijk' was, en concludeerden zij dan dat van bezet gebied uit de zaak kennelijk te zwart werd voorgesteld? Het is mogelijk, maar die conclusie maakte het feit niet ongedaan dat uit alle berichten alsook uit alle mededelingen van line-crossers bleek dat in bezet gebied, met name in de steden in hetrelief'). 2 Telegram, 29 nov. 1944, van L. H. N. Bosch van Rosenthal aan de regering, Enq., dl. V b, p.
I Brief, I lokt. 1944, van C. L.W. Fock aan van Lidth (AOK, map 'Her Zweedse
westen, een ongekende noodtoestand was ontstaan. Wat aan de regering aan officiële inlichtingen werd gezonden over de voedselsituatie, was overigens afkomstig van Louwes' dienst en deze gaf in de eerste plaats berichten door over de rantsoenering - van de omvang van de aanvul lingen op de rantsoenen die men verkreeg door wat wij in hoofdstuk 3 'de bedrijfshulp' hebben genoemd, en door de hongertochten, kreeg de regering geen duidelijk beeld.
XCDaar kwam dan nog bij dat de hongersnood niet het enige punt was waarover zij zich grote zorgen maakte. Wat, als de Wehrmacht in het verloop van de oorlogshandelingen alle delen van Nederland die geinundeerd konden worden, inderdaad onder water zou zetten? Het Militair Gezag had in de lente van '44 een commissie in het leven geroepen welke die vraag onder ogen was gaan zien; ze was eind juli in een geheim rapport' tot de conclusie gekomen dat in dat geval ca. één miljoen burgers zouden komen vast te zitten op de relatiefhoge gronden in de geïnundeerde gebieden, dat ca. twee miljoen burgers een toevlucht zouden zoeken in de duinstreek in Noord- en Zuid-Holland en dat ca. één- tot anderhalf miljoen zouden trachten, het Gooi, de Utrechtse heuvelrug of de Veluwe te bereiken; men zou, aldus de commissie, in dat geval een groot aantal mobiele waterzuiveringsinstallaties en ca. 500 mobiele keukens moeten aanvoeren en voorts tenten voor een half miljoen personen, 1 % miljoen bedstellen, 2 miljoen dekens, kleding voor tweehonderdduizend personen, per week 3 % miljoen kaarsen, lucifers, 'etc. etc.', aldus het rapport van de commissie; zij merkte tenslotte op dat men, als het niet mogelijk zou blijken al die voorbereidingen te treffen, een deel van diegenen die zich in de duinstreek zouden bevinden, naar Engeland zou moeten evacueren.
XCEen reëel rapport met verantwoorde schattingen? Dat is achteraf bijzonder moeilijk te beoordelen. Het rapport heeft intussen, zoals nog zal blijken, een rol gespeeld in de plannen voor de Geallieerde hulpverlening, na de bevrijding, aan de burgerij in het westen en het onderstreept voorts dat men zich in Londen terdege bewust was van de bijzondere kwetsbaarheid van westelijk Nederland : een factor welke ook door diegenen die de Geallieerde operatieve plannen opstelden, niet uit het oog werd verloren.
XCHoe heeft de regering nu na het mislukken van Montgomery's poging om met één sprong over de barrière van de grote rivieren te komen,
XCJ 'Report of the Inundation Committee of the Netherlands Military Administration' (21 juli 1944) (MG, CSMG, doos 4, map 53)· 1
getracht de bevolking in de hongerprovincies hulp te bieden? Zij heeft ('met de grootst mogelijke doorzettendheid, om zo te zeggen dag in, dag uit', schreef Gerbrandy later') drie doeleinden nagestreefd: zij heeft bevorderd dat nog tijdens de bezetting, met opheffing van de Geallieerde blokkade, voedsel en medicamenten werden aangevoerd door Zweedse en Zwitserse instanties; zij heeft zich moeite gegeven om te waarborgen dat het Geallieerde militaire apparaat onmiddellijk na de bevrijding voldoende hulp zou geven op voedings- en medisch gebied; zij heeft tenslotte getracht, Nederland benoorden de grote rivieren met prioriteit te doen bevrijden.
XCHet nastreven van die drie doeleinden heeft tot acties geleid die in de tijd goeddeels gelijk-op liepen; onze beschrijving van die acties zou evenwel hoogst onoverzichtelijk worden als wij het chronologisch element lieten overheersen - beter lijkt ons een thematische aanpak. Wij beginnen dan met de hulp uit Zweden en Zwitserland.
XCTen aanzien van de hulp uit Zweden en Zwitserland noemden wij al het punt waarop de zaak dreigde te stranden: de noodzakelijke opheffing van de Geallieerde blokkade. Vooral door Churchill was die blokkade van het begin van de Tweede Wereldoorlog af gezien als een van de belangrijkste middelen om het Derde Rijk op de knieën te krijgen; zij strekte zich niet alleen tot Duitsland zelf uit maar ook tot alle landen die door Duitsland waren bezet en er werd aan die blokkade meegewerkt door de regeringen van de Verenigde Staten en van alle overige Geallieerden: niets wat op economisch gebied van waarde was, geld noch goederen, industriële producten noch levensmiddelen, mocht Duitsland en de bezette landen bereiken; vloeiden hieruit moeilijkheden voort voor de burgerbevolking in de bezette landen, dan was het, aldus de visie van de Engelse regering (waarbij zich Engelands bondgenoten hadden aangesloten), Duitsland dat krachtens de geldende volkenrechtelijke bepalingen verplicht was die moeilijkheden op te heffen.
XCOp dat strakke beleid werden nauwelijks uitzonderingen toegestaan - de belangrijkste had zich voorgedaan met betrekking tot Griekenland
XCI Gerbrandy: Enige hoofdpunten van het regeringsbeleid in Londen gedurende de oorlogsjaren /940-/945 (1946), p. 128 (verder te citeren als: Gerbrandy: Enige hoofdpunten).
dat vóór de Duitse bezetting (april '41) ongeveer een derde van zijn voedsel placht te importeren en zijn voornaamste landbouwgebied: Thracië, aan Duitslands bondgenoot Bulgarije had moeten afstaan. Het was in Griekenland al in de winter '41-'42 tot zulk een hongersnood gekomen dat de Engelse regering er onder druk van de Amerikaanse mee accoord was gegaan dat, van begin '42 af, het Internationale Rode Kruis, dat eerder al uit Turkije graan naar Griekenland had gebracht, de aanvoer mocht gaan uitbreiden met graan en andere levensmiddelen uit Egypte, Palestina, Portugal en de Verenigde Staten. Die hulpverlening aan de Grieken werd door het Internationale Rode Kruis gedurende de gehele bezetting voortgezet, zulks met actieve steun van de Zweedse regering en het Zweedse Rode Kruis; zij vormde de basis van de levensmiddelenvoorziening in de Griekse steden. Daar waren enkele honderden centrale keukens en uitdeelposten ingericht die alle onder toezicht stonden van het Internationale Rode Kruis - die organisatie had de Geallieerde regeringen de waarborg gegeven dat niets wat deze naar Griekenland hadden doorgelaten, de Duitse of de Italiaanse bezettende overheid ten goede zou komen.
XCAan zulk een waarborg wenste vooral de Engelse regering vast te houden - wij herinneren er aan dat zij, zoals wij in deel 8 beschreven, de hulpverlening aan de gevangenen in de Duitse concentratiekampen tien maanden lang had tegengehouden, omdat die waarborg ontbrak. Het Internationale Rode Kruis had in augustus '43 verzocht, levensmiddelen door de blokkade te laten die bestemd waren voor voedselpakketten aan de gevangenen in de concentratiekampen maar op grond van de overweging dat het Rode Kruis bij gebrek aan neutrale controle-instanties zoals die bijvoorbeeld in de krijgsgevangenenkampen werkzaam waren, niet kon garanderen dat al die pakketten inderdaad de gevangenen zouden bereiken, had de Engelse regering haar medewerking geweigerd - pas in juni '44 had zij op krachtige aandrang van de Amerikaanse autoriteiten die vonden dat men heel wel enig risico kon nemen, haar strakke standpunt opgegeven.
XCKorte tijd later, nl. in de herfst van' 44, deed zich een ander geval van opheffing van de blokkade voor waarbij wij dienen stil te staan voordat wij de hulpverlening aan bezet Nederland gaan beschrijven: de hulpverlening aan de, in juni '40 door Duitsland bezette, Britse Kanaaleilanden Jersey, Guernsey en Sark, die tezamen een burgerbevolking hadden van twee-en-zestigduizend zielen. Deze had, via het Internationale Rode Kruis, vóór de herfst van '44 (de Geallieerden waren na de landingen in Normandië niet tot een aparte actie ter bevrijding van de Kanaaleilanden
overgegaan) slechts in één opzicht hulp uit Engeland ontvangen: van tijd tot tijd waren uit Lissabon per schip geneesmiddelen aangevoerd. In de herfst van '44 nu deed zich op de Kanaaleilanden ernstig voedselgebrek voor als gevolg van misoogst. De Kommandant van de eilanden richtte toen het verzoek tot de Engelse regering, alle vrouwen, kinderen, zieken en ouden van dagen naar Engeland te doen overbrengen - dat aanbod werd door die regering afgeslagen. Ook het zenden van voedsel werd aanvankelijk geweigerd. Eind september vond een vergadering van het War Cabinet plaats, 'at which', aldus in zijn dagaantekeningen de voorzitter van de Britse Chiefs of Staff, generaal Sir Alan Brooke, die aan de vergadering deelnam,
XC'Winston wanted to discuss the desirability or otherwise of responding to German requests to send food for the British populations of the Channel Islands. Decided not to send any, . in and to reply to Germans that it was their duty to keep population reasonably fed or to surrender if they were unable to do so. '1
XCDat standpunt werd gewijzigd toen duidelijk werd dat (gelijk te verwachten was) het Duitse garnizoen zich niet overgaf en bericht was ontvangen dat er van midden december af op de Kanaaleilanden geen meel meer zou zijn om brood te bakken en dat er in het geheel geen brandstof en zeep meer waren. Dat bericht werd op 8 november door de Londense gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis aan de Engelse autoriteiten doorgegeven, met de mededeling er bij dat de Duitse regering bereid was, hulpzendingen toe te laten maar alleen wanneer de Engelse regering er óók accoord mee ging dat er hulp zou worden verleend aan de bevolking van bezet Nederland. Aan die laatste hulpverlening had de Engelse regering inmiddels haar goedkeuring gehecht - op 9 november deelde zij aan het Internationale Rode Kruis mee dat zij bereid was, hulpzendingen naar de Kanaaleilanden toe te laten, mits de Duitse regering expliciet zou erkennen dat zij voor de voedselvoorziening van de Kanaaleilanden verantwoordelijk was en mits gedelegeerden van het Internationale Rode Kruis toezicht zouden mogen houden op de distributie van de hulp. Die voorwaarden werden door de Duitse regering op 2I november aanvaard - nadien duurde het toch nog vijf weken voordat een eerste schip met hulpgoederen (een Zweeds schip, gecharterd door het Internationale Rode Kruis) uit Lissabon de Kanaaleilanden
XC1 Aangehaald in Arthur Bryant: Triumph in the West 1943-1946. A study based on the diaries and autobiographical notes oj Field Marshal the Viscount Alanbrooke (1959), p. 289.
bereikte; het schip maakte nadien nog vier reizen. Er is in totaal, afgezien van andere goederen (geneesmiddelen, tabak, zout, zeep, schoenzolen, kaarsen en dieselolie), 4230 ton voedsel naar de Kanaaleilanden gebracht, oftewel ruim 70 kg per hoofd van de bevolking.
XCKort vóór of op 27 september (de dag waarop, gelijk vermeld, uit de berichtgeving bleek dat Montgomery's sprong over de grote rivieren was mislukt) richtte koningin Wilhelmina het dringend verzoek tot Gerbrandy, onmiddellijk Churchills persoonlijke aandacht te vragen voor de noodtoestand in bezet gebied; in de brief d.d. 28 september die Gerbrandy toen, 'complying u/ith. the Queen's commands', terzake tot Churchill richtte', schreef hij het volgende: 'Starvation in the big cities (the term is not toa strong) is imminent. Destruction of port installations, wharves, factories, pOUler plants, bridges etc. is being carried out by the Germans on a very extensive scale? I should be most grateful if you would give me an opportunity in the near future of discussing this matter with you. ' De aangevraagde bespreking vond plaats op de avond van 5 oktober. Gerbrandy zei toen dat de bevolking in bezet gebied het maar tot omstreeks I december zou kunnen uithouden en hij verzocht Churchill, er accoord mee te gaan dat, tenzij Eisenhower deed weten dat heel Nederland vermoedelijk vóór begin december zou zijn bevrijd, de Zweedse regering zou worden verzocht, de Duitse om verlof te vragen, voedsel naar bezet Nederland te transporteren dat daar van begin december af zou worden gedistribueerd onder behoorlijk toezicht. Churchill ging er accoord mee dat Eisenhowers opinie zou worden gevraagd (de Geallieerde opperbevelhebber deed een dag of tien later via de Britse Chiefs of Staff weten dat hij geenszins de gevraagde toezegging kon doen) maar maakte verder duidelijk dat het denkbeeld, de blokkade te doorbreken, hem niet aansprak; Churchill, rapporteerde Gerbrandy aan het kabinet, 'scheen onvermurwbaar; 'de Duitsers eten het toch maar op', was zijn opmerking."
XCInmiddels had de regering besloten, een beroep te doen op de Engelsedeling was, wat de electrische centrales en bruggen betrof, nietjuist. 3 Ministerraad: Notulen,
I Exemplaar in AOK, map 'Voorbereiding West-Nederland', 2 Deze mede
publieke opinie. Op 6 oktober, daags na zijn gesprek met Churchill, hield Gerbrandy een persconferentie in het Ministry of Information waar hij een uiteenzetting gaf van de noodtoestand die in bezet gebied bezig was te ontstaan, drie dagen later (inmiddels was het telegram gedecodeerd waarin de Vertrouwensmannen hadden bericht dat 'voedselvoorziening op verlaagd peil nog ongeveer veertien dagen mogelijk' was) sprak de koningin voor de Home Service van de BBC het maakte allemaal veel indruk in Engeland alsook elders waar de woorden van Gerbrandyen van de koningin in de pers en de radio werden weergegeven: vooral in de Verenigde Staten en in landen als Zweden en Zwitserland. In Engeland werd op 15 oktober een speciale biddag voor Nederland gehouden en daar en elders vormden zich spoedig particuliere comité's die goederen gingen inzamelen welke onmiddellijk na de bevrijding naar Nederland konden worden overgebracht.' Er was evenwel hulp nodig nog tijdens de bezetting en, gelijk vermeld: Churchill had op 5 oktober doen blijken dat hij daar niets voor voelde.
XCDe regering legde zich bij Churchills afwijzend standpunt niet neer. Haar bleek dat Foreign Secretary Eden en de Minister of Economic Warfare Lord Selborne Churchills standpunt geenszins deelden, trouwens: ook president Roosevelt, tot wie de koningin zich telegrafisch had gewend, deed dat niet, maar ging met hulpverlening accoord, mits generaal Eisenhower er geen bezwaren tegen had (die had hij niet). Tegen de Nederlandse ambassadeur te Washington, dr. A. Loudon, en de minister van koloniën, dr. H. J. van Mook, die de president op 15 oktober bezochten, zei deze, aldus Louden", 'de mogelijkheid te zullen overwegen om levensmiddelen reeds nu per vliegtuig aan te voeren, zelfs indien een gedeelte in de handen van de vijand mocht vallen." Zo was midden oktober de situatie deze dat er in regeringskringen in Londen en Washington eigenlijk maar één autoriteit was die de hulpverlening aan bezet Nederland afwees: Churchill - bij hem lag evenwel de uiteindelijkewerd door deze verworpen aangezien men niet kon waarborgen dat die levensmiddelen de burgerij zouden
1 Ter coördinatie van die particuliere hulpacties werd in december de psychiater en reserve-majoor dr. A. M. Meerloo, die in '43 via België, Frankrijk en Spanje Engeland had bereikt, tot Regeringscommissaris voor de Bijzondere Hulpverlening benoemd - Meerloo oefende die functie tot juni '45 uit; hij was er toen door allerlei factoren niet in geslaagd, greep te krijgen op wat in tal van landen aan particuliere hulpacties op touw was gezet. 2 Telegram, 15 okt. 1944, van A. Loudon aan van Kleffens (AOK, map 'Het Zweedse Inderdaad heeft Roosevelt het denkbeeld, levensmid delen lukraak boven bezet Nederland af te werpen, aan Eisenhower voorgelegd; het
beslissing. Ieder die verder met de zaak te maken had, ging er echter van uit dat die beslissing tenslotte positief zou zijn en met goedkeuring van Eden en Selborne werd de hulpverlening verder in voorbereiding genomen.
XCDat geschiedde in Zweden en in Zwitserland - wij zullen eerst over Zwitserland schrijven.
XCIn Zwitserland lag het initiatief bij het Internationale Rode Kruis dat, gealarmeerd door de berichten uit Londen, midden oktober aan de Duitse consul te Genève vroeg of Duitsland hulpverlening aan bezet Nederland kon toestaan; het antwoord (wij komen straks op het interne Duitse beraad terug) was positief, waarbij evenwel als voorwaarde werd gesteld dat Engeland accoord zou gaan met hulpverlening aan de Kanaaleilanden en voorts ook dat van de zaak geen ophef zou worden gemaakt in de pers. Met inschakeling van verschillende Zwitserse hulpcornité's, met name in Bazel, werden toen op twee plaatsen voor Nederland bestemde levensmiddelen bijeengebracht: in Bazel en in Lissabon, en bovendien kocht het grootste Zwitserse hulpfonds een voorraad van 2 600 ton graan die in een pakhuis in Beieren was opgeslagen, bestemd was geweest voor België maar daarheen vóór de bevrijding van dat land nog niet was getransporteerd. Hoe die levensmiddelen naar bezet Nederland te krijgen? Op 7 n'ovember stelde het Internationale Rode Kruis aan Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten voor dat de Bazelse voorraad in een Rijnaak naar Rotterdam zou worden gebracht, dat de Lissabonse per schip zou worden getransporteerd naar een door de Duitsers aan te wijzen Nederlandse haven en dat het graan uit Beieren per trein naar Nederland zou worden vervoerd. Met het transport per Rijnaak ging Duitsland onmiddellijk accoord en ook Eisenhower had er geen bezwaar tegen - Churchill en de Engelse Chiefs oj Staff daarentegen wèl, o.m. op grond van het feit dat men, zolang het schip varende zou zijn, geen mijnen in de Rijn zou kunnen werpen. Het schip dat al geladen was, werd ontladen - de lading werd in december en januari in twee verzegelde treinen naar bevrijd Zuid-Nederland gezonden en daar in distributie gebracht.
XCWat het in Beieren liggende graan betreft: transport per trein bleek onmogelijk en er vond toen (na lange onderhandelingen) een ruil plaats: het Beierse graan werd aan de Duitse voedselautoriteiten ter beschikking gesteld en deze zonden toen uit depots in het Ruhrgebied en in Olden
burg een hoeveelheid van 2650 ton rogge met speciale treinen naar Rotterdam; die treinen arriveerden daar eind februari '45. 1 De rogge is gebruikt om in de stedelijke gebieden in de hongerprovincies allen die vier jaar of ouder waren, in de week van 18 tot 24 maart een extra brood van 400 gram uit te reiken. Er bleef toen een hoeveelheid rogge in reserve; ook van de graanhoeveelheden die met de straks te behandelen Zweedse schepen arriveerden, bleven reserves over. Al die reserves hebben het mogelijk gemaakt om na de bevrijding, d.w.z. in de weken van 6 tot 13 en van 20 tot 27 mei, aan allen die vier jaar of ouder waren, een brood van 400 gram te doen uitreiken.
XCWat de zending uit Lissabon aangaat: de bedoeling was dat een schip van het Internationale Rode Kr.uis,de 'Henri Dunant', dat voordien voor de Amerikaanse krijgsgevangenen bestemde voedselpakketten uit de Verenigde Staten had vervoerd, naar bezet Nederland onderweg zou gaan met een grote lading: 3600 ton graan (van vrij slechte kwaliteit"), 600 ton linzen, 500 ton rijst, 175 ton havermout, 3.3 000 voedselpakketten en ook nog een grote hoeveelheid geneesmiddelen die door het London Committee of the Netherlands Red Cross Society waren gekocht. Eind november ging de Duitse regering met de komst van de 'Henri Dunant' accoord maar zij weigerde, een gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis tot bezet Nederland toe te laten - zij wenste dat op de distributie van de lading toezicht zou worden uitgeoefend door al in Nederland woonachtige personen die namens het Internationale Rode Kruis zouden optreden, en door het Nederlandse Rode Kruis. De Engelse regering insisteerde dat een gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis met de supervisie zou worden belast en het London Committee deed aan Genève weten dat Nederland het (inmiddels gelijkgeschakelde) Nederlandse Rode Kruis op generlei wijze kon erkennen. In december werd overeenstemming bereikt: de Engelse regering aanvaardde, dat toezicht op de verdeling van de lading in bezet gebied zou worden uitgeoefend door vier in Nederland woonachtige Zwitsers die vrij zouden mogen corresponderen met de gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis - die gedelegeerde zou evenwel in de door de Duitsers bepaalde aanvoerhaven: Delfzijl, moeten blijven. Alles leek geregeld, toen de Engelse regering begin januari een nieuw
1 Er zijn op 1 maart ook nog 14 Duitse goederenwagons met levensmiddelen en medicamenten uit Bazelnaar Amsterdam onderweg gegaan; dit transport is ergens in West-Duitsland blijven steken - de goederen hebben Amsterdam niet bereikt. 2 Er was in Lissabon geen betere te krijgen.
bezwaar opwierp: alvorens de lading van de 'Henri Dunant' naar Delfzijl door te laten, wenste zij de zekerheid te hebben dat de ladingen van twee Zweedse schepen, de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt', aan welke al verlof was verleend naar Delfzijl te varen, in bezet Nederland naar behoren waren verdeeld. Protesten van het Internationale Rode Kruis, ondersteund door de Nederlandse regering, leidden er toen toe dat de Engelse regering goed vond dat de 'Henri Dunant' vast naar de Zuidzweedse haven Göteborg zou varen. Het schip verliet Lissabon eind januari, voer op II februari de haven van Göteborg binnen en kreeg op IS februari (Genève had aan Londen kunnen berichten dat zich bij het overnemen van de ladingen van de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' geen onregelmatigheden hadden voorgedaan) verlof, naar Delfzijl te varen; daarbij mocht de 'Henri Dunant' evenwel niet een route ten westen van Jutland volgen - het schip moest volgens voorschrift van het Oberkommando dey Kriegsmarine de omweg maken door de Sont, de Oostzee en het Kieler Kanaal. Voor de vaart door de Sont was de 'Henri Dunant' te diep geladen - een deel van de lading (I 400 ton graan, 140 ton linzen en de 33 000 voedselpakketten) werd in Göteborg opgeslagen (die goederen zijn enkele dagen na de Duitse capitulatie aan boord van een derde Zweeds hulpschip. de 'Hallareri', in Den Helder aangevoerd'); met de rest van de lading liep de 'Henri Durrant' op 8 maart in Delfzijl binnen.
XCOp 2 oktober werd aan de Nederlandse zaakgelastigde te Stockholm de instructie gezonden, de Zweedse regering te vragen stappen te ondernemen opdat van Zweden uit levensmiddelen naar bezet Nederland zouden worden gezonden. Drie dagen later, S oktober, stelde de Nederlandse ambassadeur te Londen, jhr. Michiels van Verduyrien, aan Eden voor dat een Zweeds schip verlof zou krijgen, levensmiddelen uit Zweden naar bezet Nederland te vervoeren. De Zweedse regering handelde met voortvarendheid: nog voordat zij wist of de Engelse regering er mee zou instemmen, vroeg zij de Duitse om verlof, verscheidene schepen met voedselnaar Amsterdam of Rotterdam te laten varen; aan boord van
XCI De voedselpakketten zijn toen via de distributie in de hongerprovincies uitgereikt aan personen boven de zestig jaar; de linzen zijn aan de centrale keukens en het graan is aan de bakkerijen ter beschikking
elk schip zou zich dan een delegatie van het Zweedse Rode Kruis bevinden die toezicht zou houden op de distributie. De Zweedse regering deed die stap op of omstreeks 10 oktober - de Nederlandse zaakgelastigde te Stockholm lichtte er de Nederlandse regering op 12 oktober over in. Op 18 oktober wist het Foreign Office dat Eisenhower ten aanzien van de bevrijding van heel Nederland geen enkele datum had kunnen noemen (de Duitsers beheersten nog de Wester-Schelde, en Den Bosch, Tilburg en Breda waren nog niet bevrijd) 'in these circumstances I have the honour', aldus Eden (op Churchills accoord vooruitlopend) aan Michiels,
XC'to inform Your Excellency that His Majesty's Government are prepared to give a safe conduct for a Swedish ship to proceed to Amsterdam to carry supplies for the civil population, provided the German Government also give such a safe conduct. Before the safe conduct can be given the conditions enumerated below, which are designed to ensure the ship's safety, must be fulfilled:
XCA. It will be necessary for His Majesty's Government to be informed regarding
XC(1) The name of the ship in question, with a full description.
XC(2) The route to befollowed.
XC(3) The port of departure and port of destination, to be notified al least four days in advance cf her sailing.
XCB. T7~eship must be marked in the manner customary for an operation of this nature and fully illuminated at night ...
XCC. The ship must broadcast her position whilst at sea every three hours ...
XCD. Arrangements must be made by the Swedish Government for the distribution of the supplies in the Netherlands under controls similar to those in operation in other German occupied territories. '1
XCDe Engelse regering leek dus haar definitieve accoord te hebben gegeven. En de Duitse?
XCOp 19 oktober berichtte het Auswärtige Amt aan het Oberkommando dey Wehrmacht dat het Zweedse verzoek was voorgelegd aan Seyss-Inquart. Deze besprak het met de Oberbefehlshaber van de Heeresgruppe B, Model, en deed vervolgens het Auswärtige Amt weten dat Model en hij geen bezwaar hadden tegen inwilliging, 'unter der ausdrüclelichen Bedingung' (aldus op I november het Auswärtige Amt aan het Oberkommando dey Wehymacht)
XC'dass die Lieferungen in keiner Weise propagandistisch durcn die Feindseite ausgewertet u/erden, daher kein offentlicher Aufruf ZII Sainmlung. Weitere Bedingung iSI, dass uur in u/irklich brauchbarem Unifang Lieferungen erfalgen .. Die Verteilung soil durch
XC1 Brief, 18 okt. 1944, van Eden aan Michiels (AOK, map 'Het Zwitserse relief').
amtlichen niederldndischen Lebensmittelverteilunçsapparat unter Einscha/tung des Deut schen und Niederldndischen Roten Kreuees stattfinden. Westhafen Amsterdam, Rotterdam ausgeschlossen, Delfzijl trag bar. '
XCHet Ausuiärtige AmI gaf die voorwaarden aan de Duitse consul in Genève door (deze diende het Internationale Rode Kruis in te lichten) en voegde er een passage aan toe die door Hitler persoonlijk was geformuleerd en waaromtrent de bedoelde Duitse consul aldus werd ingelicht:
XC'Lm Hinb/ick darauf, dass die Niederlande Kampfgebiet sind, könne aus dringenden militdrischen Cründen keine neutrale Kontrollkomtnission, wie sie schu/edischer Regierung vorschu/ebe, zugelassen uierden. Verteilung der Spenden werde mithin durch den amtlichen niederlàndischen Verteilungsapparat unter Einschaltung Deutschen und Niederldndischen Roten Kreuzes eifo/gen mussen'
XCtenslotte had Hitler geëist dat, zoals reeds vermeld, de Engelse regering accoord zou gaan met hulpverlening aan de bevolking van de Kanaaleilanden.'
XCDie tweede door Hitler gestelde voorwaarde werd door de Engelse regering aanvaard, ten aanzien van de eerste nam zij er genoegen mee dat de delegatie van het Zweedse Rode Kruis niet verder zou gaan dan Delfzijl.
XCWas nu alles in kannen en kruiken? Neen. De bedoeling was dat de twee eerder al genoemde Zweedse vrachtschepen: de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt', samen ca. 3 700 ton levensmiddelen naar Delfzijl zouden transporteren - er moest een lijst van die levensmiddelen worden opgesteld en deze moest door de Engelse autoriteiten worden goedgekeurd. Bovendien moest Delfzijl nog door hen worden aanvaard. Een nieuw probleem werd van Duitse zijde opgeworpen toen gevraagd werd of het vrijgeleide óók gold voor de binnenschepen die de aan te voeren levensmiddelen van Delfzijl naar de hongerprovincies zouden vervoeren. Die vraag was nog niet aan de Engelse regering of aan generaal Eisenhower voorgelegd toen Churchill op 18 december eindelijk zijn laatste bezwaren liet vallen; daags tevoren had Eden hem er op gewezen dat twee voedselschepen in Zweden klaar lagen, dat op elk van beide een vertegenwoordiger van het Zweedse Rode Kruis zou meevaren en dat twee Zweedse burgers in bezet Nederland namens dat Rode Kruis controle zouden uitoefenen, 'a ton sent before starvation', had Eden geschreven, 'is
XCI Brief, 1 nov. 1944, van het Auswärtige Amt aan het Oberleommando dey Wehrmacht (CD!,
'worth five sent too late. . . The desperate plight of the Dutch is largely the result of their obedience to our orders and their defiance of the Germans'! Churchill deed Eden toen weten dat hij met de hulpverlening accoord ging. Het mogelijk vrijgeleide voor de binnenschepen die Delfzijl zouden verlaten, leidde tot moeilijkheden: Eisenhower weigerde terzake enige toezegging te doen, maar het Foreign Office stelde de Nederlandse regering gerust: in feite zouden de binnenschepen, naar werd vermoed, ongemoeid worden gelaten. Nu nog de route naar Delfzijl. Die leidde tot méér problemen! De Engelse Admiralty had voorgesteld dat de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' langs de westkust van Jutland rechtstreeks naar Delfzijl zouden varen maar het Oberkommando der Kriegsmarine eiste het volgen van de langere route die wij al vermeldden toen wij over de 'Henri Dunant' schreven: via de Sont en het Kieler Kanaal. Die route was in het Duitse belang: zolang de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' het Kieler Kanaal zouden passeren, zouden aanvallen op deze belangrijke Duitse waterweg achterwege moeten blijven. De Engelse regering aanvaardde desondanks de door Duitsland geëiste route; 'if the immediate despatch of relief had not been of such paramount importance we should certainly not have agreed', schreef het Foreign Office kort voor Nieuwjaar aan de Nederlandse ambassade." Men nam toen aan dat de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' zeer spoedig zouden vertrekken maar dat werd door zware ijsgang in de Sont en op de Oostzee onmogelijk gemaakt - pas op 24 januari verlieten de twee schepen de aan de uiterste zuidpunt van Zweden gelegen haven Trelleborg; vier dagen later, 28 januari, kwamen zij in Delfzijl aan. Tezamen hadden de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' 2250 ton bloem, 250 ton gort, 530 ton erwten, 510 ton margarine, 57 ton melkpoeder, 75 ton gedroogde groente en 10 ton levertraan aan boord. De overdracht van de lading ging met tal van moeilijkheden gepaard. Er werd op die z Sste januari in het raadhuis van Delfzijl een vergadering gehouden, waaraan, in aanwezigheid van de twee gedelegeerden van het Zweedse Rode Kruis en een van de twee Zweden die in bezet gebied toezicht zouden uitoefenen, deelgenomen werd door vertegenwoordigers van alle betrokken Duitse en Nederlandse instanties, onder die laatsten ook vertegenwoordigers van het gelijkgeschakelde Nederlandse Rode Kruis .
. I Brief, 17 december 1944, van Eden aan Churchill, aangehaald in P.M.H. Bell: (1977), p.}2. 2 Brief, 28 dec. 1944, van het aan de Neder!. ambassade te Londen (AaK, map 'Zweeds
Seyss-Inquarts toezichthouder op het Rode Kruis, dr. F. Reuter (hoofd van de Abteilung Volksgesundheitvan het Ceneralkommissariatjür Verwaltung und justiz), die als voorzitter optrad, stelde in die vergadering de eis dat het Nederlandse Rode Kruis bij de distributie van de aangevoerde levensmiddelen zou worden betrokken. Dat werd door de gedelegeerden van het Zweedse Rode Kruis die van Nederlandse zijde over de positie van het Nederlandse Rode Kruis waren ingelicht, pertinent geweigerd; zij zeiden dat zij maar met één ding te maken hadden: dat de zending efficiënt zou worden gedistribueerd en dat op die distributie door hun twee landgenoten controle zou worden uitgeoefend. Wat die distributie betrof, bleek uit de mededelingen van Hirschfelds vertegenwoordiger H. J. van de Roemer, dat het departement en het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd (beide instanties waren door het Reichskommissariat en van Zweden uit ingelicht omtrent de komst en de lading van de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt') zich er terdege rekenschap van hadden gegeven, aan welke bevolkingsgroepen de hulpgoederen ten goede moesten komen en hoe hun distributie zo kon worden ingericht dat voorkomen werd dat een groot deel van die goederen in de zwarte handel zou verdwijnen.
XCOm te beginnen was besloten dat de extra levensmiddelen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht slechts ten goede zouden komen aan de burgerij in de distributiekringen welke niet in zuiver agrarische gebieden waren gelegen. De drie genoemde provincies telden in totaal ca. viermiljoendriehonderddertigduizend inwoners en van hen woonden ca. achthonderdzeven-en-dertigduizend in zuiver agrarische gebieden: de extra levensmiddelen zouden dus bestemd zijn voor bijna drie-en-een-half miljoen burgers. Van de Roemer zei dat het de bedoeling was, de aangevoerde erwten en groenten ter beschikking te stellen van de centrale keukens in de stedelijke gebieden in het westen en de aangevoerde margarine en bloem in algemene distributie te brengen, de bloem op 200 ton na die naar de ziekenhuizen zou gaan '; de bloem, voor een-derde tarwe-, voor twee-derde roggebloem (die moesten eerst gemengd worden), zou worden gebruikt om er brood mee te bakken. De gecondenseerde melk zou ter beschikking worden gesteld aan kinderen van twee tot vier jaar, de aangevoerde gort aan kinderen10 9
'Ook van de levensmiddelen die later in Delfzijl werden aangevoerd, zijn steeds zekere hoeveelheden aan de ziekenhuizen, de noodziekenhuizen en tenslotte ook aan de centra voor kindervoeding ter beschikking gesteld.
van nul tot veertien jaar. De levertraan tenslotte zou verdeeld worden over de consultatiebureaus voor zuigelingen en daar aan families met thuiswonende lijders aan tbc verstrekt worden op doktersrecept.
XCGevaar dat levensmiddelen in de zwarte handel zouden verdwijnen, bestond vooral voor de twee die in algemene distributie zouden komen: de bloem (d.w.z. het brood) en de margarine. Om dat gevaar te keren, was besloten de' distributie niet te doen geschieden via de normale detaillisten maar via speciale, die uitsluitend of gedeeltelijk met het afleveren van de Zweedse waren zouden worden belast. Die speciale detaillisten 'zouden bevoorraad worden uit enkele honderden depots die op hun beurt de Zweedse levensmiddelen zouden ontvangen uit centrale depots in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Leiden en Utrecht. Met de inrichting van die depots zou zich dedeskundige Aan- en Verkoopcentrale van Akkerbouwproducten belasten. Voor het in ontvangst nemen van de extra levensmiddelen zou men tevoren bonnen van de noodkaart ('voorinleveringsbonnen') bij de speciale detaillisten moeten inleveren, in ruil waarvoor men een ontvangstbewijs met een volgnummer zou ontvangen en op vertoon daarvan zou men op een nader bekend te maken datum de Zweedse waren kosteloos kunnen afhalen, opnieuw met inlevering van bonnen van de noodkaart ('afleveringsbonnen').
XCAan de controle was alle aandacht besteed: op de binnenschepen die met verzegelde ladingen naar het westen zouden varen, zouden telkens twee politie-agenten meevaren en in veertien steden zou namens de twee Zweden die jegens hun Rode Kruis verantwoordelijk waren, toezicht worden uitgeoefend door telkens twee rapporteurs: een medicus (deze was, maar dat werd er in Delfzijlniet bij gezegd, gekozen in overleg met de verzetsorganisatie der artsen, Medisch Contact) en een geestelijke, die in verbinding zouden staan met zoveel rapporteurs als in de verschillende wijken noodzakelijk waren. Ieder die de extra levensmiddelen in ontvangst zou nemen, zou bij de speciale winkeliers voor die ontvangst zijn handtekening moeten plaatsen.
XCDr.' Reuter kon niet anders doen dan constateren dat alles goed geregeld was. Toen hij, conform zijn instructies, er op bleef aandringen dat het Nederlandse Rode Kruis zou worden ingeschakeld, werd afgesproken dat die instantie desgewenst adviezen zou kunnen uitbrengen (die werden nadien niet gevraagd) en controle zou kunnen uitoefenen (daar werden nadien geen mogelijkheden voor geboden).
XCHoe de aangevoerde goederen naar het westen te transporteren? Er was zorg voor gedragen dat in Delfzijl al binnenschepen gereed lagen die via kanalen naar Harlingen zouden kunnen varen en vandaar het 10 9
Ijsselmeer zouden oversteken. De vertegenwoordiger van het Nederlandse Rode Kruis drong evenwel aan op transport per trein - dat voorstel werd door de overige aanwezige Nederlanders, die de Spoorwegstaking gehandhaafd wensten te zien, afgewezen, zulks met krachtige steun van de Zweedse gedelegeerden. Nadat toen eerst nog de Kriepsmarine, bewerend dat de vaart over het Ijsselmeer wegens ijsgang gestremd was, twee dagen dwars was gaan liggen, konden de eerste tien binnenschepen, in convooi varend, op 6 februari Delfzijl verlaten; een tweede convooi, bestaande uit veertien binnenschepen, volgde drie dagen later. Beide convooien bestonden uit schepen die gecharterd waren door de (begin december '44 door Hirschfeld opgerichte) Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening. De distributie van de artikelen die aan alle burgers en aan de genoemde groepen kinderen zouden worden uitgereikt, liet toen nog enige tijd op zich wachten, vooral als gevolg van de transportmoeilijkheclen te land. Bovendien moesten de tarween de roggebloem gemengd worden voordat het broodmeel bij enkele grote bakkers werd afgeleverd, die eerst ook nog extra brandstof hadden moeten ontvangen om hun ovens te stoken; andere bakkers zouden door die grote bakkers worden bevoorraad op de uitreikingsdagen. De voor de uitreiking getroffen regeling werd op 13 februari bekendgemaakt in de in het westen des lands verschijnende dagbladen; vervolgens werden de aangewezen speciale detaillisten, driehonderd in Amsterdam, honderdvijftig in Den Haag, andere (ons niet bekende) aantallen elders, op de gemeentehuizen in vergadering bijeengeroepen. Zij ontvingen raambiljetten die hun winkels kenbaar maakten aan de burgerij, de pers publiceerde op welke dagen de voorinleveringsbonnen moesten worden afgegeven - toen was het wachten op de bekendmaking (in de pers en op aanplakbiljetten), op welke dagen het brood (voor allen die vier jaar of ouder waren, een brood van 800 gram), de margarine (per persoon 125 gram) en de gort (per kind tot veertien jaar 250 gram) afgehaald konden worden door de houders van bepaalde groepen volgnummers.
XCHet in een aantal maalderijen gemengde meel werd door de voor het bakken van de broden aangewezen bakkers met enthousiasme ontvangen. 'Als bakker', aldus vijf-en-dertig jaar later een hunner,
XC'herinner ik mij als de dag van gisteren hoe we het meel aangevoerd kregen. We maakten balen los en staken onze handen en armen tot aan de ellebogen in dat heerlijke blanke meel. Dat hadden wij in geen jaren gezien! ... De volgende morgen bereidden we het deeg. Dat moest met de hand gebeuren omdat stroom
voor de machines ontbrak. Het genot, dat levende deeg onder je handen te voelen, was gewoon onvoorstelbaar! Daarna het bakproces, hoe dat deeg daar in de ovens tot brood werd, een machtig gezicht! En de heerlijke geur van dat goede brood, dat was kompleet een feest!"
XCDe 27ste februari werd in verscheidene steden de eerste uitdelingsdag van het Zweedse voedsel. Velen genoten er daags tevoren al van hoe het brood er uitzag dat zij uitgereikt zouden krijgen. In Hilversum liepen een acht-en-twintigjarige vrouwen haar zuster langs een bakkerij, 'm'n zus en ik', zo schreef die vrouw vijf-en-dertig jaar later, 'duwden de brievenbus open en snoven de heerlijke broodgeur op. Met tranen in onze ogen liepen we naar huis. Ik ben nu drie-en-zestig jaar, maar al werd ik honderd, ik zal dit nooit vergeten." 'Reeds toen de goederen aan de winkels bezorgd werden, waren er', aldus de Amsterdamse Voedselcommissaris in zijn weekrapport,"
XC'vele belangstellenden die, evenals bij vroegere Sinterklaas-weken, een kijkje kwamen nemen hoe de broden er wel uitzagen. De volgende dag, toen de uitreiking begon, was de belangstelling nog groter. Met verheugde gezichten stapten de eerste begunstigden de winkels uit, trots op het verkregene, en het was een rijk gezicht, vooral de huismoeders van grote gezinnen met hun tassen vol brood huiswaarts te zien gaan ... Er waren er die op straat reeds een boterham afsneden en er gretig in hapten. Anderen namen de schatten zorgvuldig mee naar huis om de huisgenoten de rijke aanblik te gunnen. De een deed zich een of twee dagen eens extra te goed aan dik gesmeerde sneden wittebrood, een ander nam zuinigjes aan 'alle dagen een paar sneetjes extra'.'
XC'We hebben het brood', noteerde de schrijfster Henriëtte Mooy in haar dagaantekeningen. 'Iedereen! We lieten het eerst nog even heel, om de aanblik alleen. Die goudachtige korst! In geen eeuwen gezien. Je kon je ogen er haast niet aan verzadigen. Een heel blank binnenste, wit, witter dan wit. Fijnkruimig was het; een onnoemelijk aantal sneetjes gegeten."
XC'Dit brood smaakt als tulband', schreef de Rotterdamse arts in ruste Mees." 'Schier wit brood, ons smakend als cake', aldus vijf-en-dertig jaar later een jurist uit Bloemendaal,"J.
, Aangehaald in N. Scheepmaker: (r979), p. 45. 2 Aangehaald in a.v., p. 35. 3 Aangehaald in G. Kruijer: p. 89. 'Henriëtte Mooy: p. 124. 5 H. Mees: 1 p. 585. 6 Aangehaald in N. Scheepmaker: p. 53·.
'met voortreffelijke gevitamineerde margarine, die wij dik op de sneden broods konden smeren .. Wij gebruikten geen middagmaal, doch savoureerden de gehele dag het brood, waarvan wij heer en meester waren, op uur en tijd naar ons lustte, dik besmeerd. Een kluitje margarine spaarden wij voor de pap van morgenochtend ... Innig welgedaan, doorvoed, rijk en dankbaar gevoelden wij ons, Zweden erkentelijk voor het nobele gebaar dat, naar verluidt, nog tweemaal herhaald zal worden in de eerstvolgende maanden.'
XCKwam inderdaad van het Zweedse voedsel niets in de zwarte handel terecht? Een klein deel, hoogstwaarschijnlijk een zeer klein deel, toch wel. Er waren personen die meer dan één bonkaart bezaten, zwarthandelaren die aan niets gebrek hadden en die dus dat ene brood en die 125 gram margarine niet bepaald nodig hadden, hier en daar misschien ook armen die liever geld in handen hadden dan die goederen, wellicht ook ouders met talrijke kinderen boven de vier jaar die van de vele ontvangen broden één of enkele zwart gingen verkopen bovendien had men onmogelijk bij alle aangewezen bakkers kunnen controleren of zij inderdaad slechts broden hadden gebakken die 800 gram wogen. 'Men (kon) de ochtend van de eerste afleveringsdag', aldus op 1 maart een Amsterdamse student in een brief aan zijn vader,
XC'al broden voor f60 en twee sneedjes met iets er tussen voor f 5 kopen, natuurlijk in de Jordaan ... Ook bleek al weer gauw dat heel wat broden die de bakkers 'belangeloos' hadden gebakken, veel te licht waren. Vandaar vermoedelijk de broden op de zwarte markt. Ik begrijp werkelijk niet waarom enkele bakkers, waarvan bewezen wordt dat zij opzettelijk met het brood geknoeid hebben, niet letterlijk opgehangen worden.' I
XCDe rapporten van de gedelegeerden en de vertegenwoordigers van het Zweedse Rode Kruis gaven de Zweedse, Nederlandse en Engelse autoriteiten de zekerheid dat de ladingen van de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' naar behoren waren ontvangen en verdeeld en dat de bezetter zich niets had toegeëigend - evenmin had deze (ook daar waren sommigen bevreesd voor geweest) aan het bezette gebied extra leveranties opgelegdJ.10
I Brief, I maart I945, van Peters, aangehaald in dl. II (I945), p. 82.
van ongeveer dezelfde grootte als die van wat uit Zweden was aangevoerd. Nog voordat dit alles evenwel in Londen bekend was, had de Engelse regering op 6 februari goedgevonden dat een Zweeds vrachtschip dat groter was dan de 'Noreg' of de 'Dagmar Bratt' naar Delfzijl zou varen: de 'Hallaren' , die tot in de zomer van' 44 ingeschakeld was geweest bij de hulpverlening aan Griekenland. Dit schip verliet Trelleborg op 24 februari en kwam op de z Sste, precies een maand na de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt', in Delfzijl aan. De lading bestond uit 2100 ton bloem, 500 ton margarine, 350 ton grutterswaren, 100 ton melkpoeder, 15 ton smeerkaas, 650 ton erwten, 125 ton gedroogde groente en 200 ton aardappelen. De erwten, groenten en aardappelen werden aan de centrale keukens in het westen des lands ter beschikking gesteld, de overige levensmiddelen kwamen in distributie: met de bloem kon men in de stedelijke gebieden in de hongerprovincies in de laatste week van maart en de eerste van april alle personen die ouder waren dan vier jaar een brood van 400 gram extra geven, aan margarine kreeg een ieder 125 gram extra, de grutterijproducten, de melkpoeder en de smeerkaas gingen naar de kinderen toe.' Bovendien bracht de 'Hallaren ' een aanzienlijke hoeveelheid geneesmiddelen mee, o.m. insuline waar groot gebrek aan was. Bij de distributie van de levensmiddelen (in totaal 4 000 ton, iets meer dus dan de 3700 ton die de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' hadden aangevoerd) golden de regelingen die wij met betrekking tot de eerste zending Zweeds voedsel beschreven.
XCEr volgden nog een derde en een vierde zending die op gelijke wijze in distributie werden gebracht. De 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt', die naar Trelleborg waren teruggekeerd, kregen op 23 februari toestemming van de Engelse autoriteiten voor een tweede tocht naar Delfzijl en ook de 'Hallaren' mocht een tweede tocht ondernemen waartoe in de loop van maart (de juiste datum is ons niet bekend) verlof werd verleend. Nog voordat evenwel de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' voor die tweede tocht Trelleborg hadden verlaten, kwam op 8 maart in Delfzijl de 'Henri Dunant' binnen (het schip dat een deel van zijn lading: 1700 ton, in Göteborg had moeten achterlaten) met, afgezien van de geneesmiddelen, een lading van meer dan 3 000 ton: 2200 ton graan, 460 ton linzen, 500 ton rijst en 175 ton havermout. Bij de overdracht van deze, van het Internationale Rode Kruis afkomstige lading was ir. Louwes, de directeurveertien 250 gram grutterswaren, de kinderen tot vier jaar bovendien 250 gram melkpoeder en die van vier tot veertien 250
1 Alle kinderen tot één jaar kregen 750, die van één tot vier 500, die van vier tot
generaal voor de voedselvoorziening, persoonlijk aanwezig, hetgeen contact mogelijk maakte tussen hem en de gedelegeerde uit Genève, dr. w. Pfister, die zich sinds januari in Delfzijl bevond. De linzen gingen naai de centrale keukens toe, de rijst werd in distributie gebracht ten behoeve van kinderen tot veertien jaar en van zogende moeders I, de havermout ging naar de kinderen toe-, het graan werd gebruikt om alle inwoners boven de vier jaar in de stedelijke gebieden in het westen in de tweede en derde week van april een extra brood van 400 gram ter beschikking te stellen.'
XCOp 14 maart, zes dagen na aankomst van de 'Henri Durrant' in Delfzijl, vertrokken de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' voor hun tweede vaart uit Trelleborg, beladen met levensmiddelen en medicamenten. Samen vervoerden zij 3200 ton aan goederen: graan, grutterswaren, margarine en een kleine hoeveelheid rijst (cijfers ontbreken). Zij vielen eind maart in Delfzijl binnen. De grutterswaren en de rijst gingen in de stedelijke gebieden in de hongerprovincies naar de kinderen toe", aan allen die vier jaar of ouder waren, kon in de laatste week van april (22-29 april) en de eerste van mei (29 april-6 mei) een brood van 400 gram ter beschikking worden gesteld en ieder (dat sloot de beneden-vierjarigen in) ontving 125 gram margarine.
XCOok de 'Hallareri' ging een tweede reis naar Delfzijlondernemen met een lading levensmiddelen van ca. 3 700 ton waarvan 1 700 ton bestond uit de goederen die de 'Henri Durrant' in Gäteborg had moeten achterlaten: graan, linzen en 33000 voedselpakketten. De 'Hallaren' had voorts nog meer graan en ook melkpoeder en een grote hoeveelheid haring en wijting aan boord. Het schip kwam begin april voor de Eemsmonding maar kreeg geen verlof, naar Delfzijl te varen omdat de Canadezen inmiddels hun offensief in de richting van Groningen hadden ingezet. Het bleef toen enkele weken lang voor anker liggen maar voer begin mei naar Den Helder waar de lading pas na de bevrijding van het westen10
1 Zogende moeders en kinderen van één tot vier jaar kregen 750 gram rijst, kinderen van vier tot veertien 350 gram. 2 Kinderen van nul tot vier jaar kregen 250 gram, kinderen van vier tot veertien 100. 3 Uit de lading van de 'Henri Dunanr' werd een hoeveelheid van [0 ton graan apart gebruikt om een in februari gevormd in staat te stellen, aan de ca. achthonderd Zwitsers die in de hongerprovincies woonden, extra brood uit te reiken. Die hoeveelheid was voldoende om voor elk van die Zwitsers 20 broden van 800 gram te bakken. 4 Voor kinderen tot één jaar werden 250 gram rijst en [ 000 gram andere grutterswaren ter beschikking gesteld, kinderen van één tot vier jaar ontvingen 500 gram grutterswaren, die van vier tot veertien jaar 250 gram.
werd gelost. Ze is van betekenis geweest voor de distributie eind mei en begin juni maar wij dienen dat buiten beschouwing te laten wanneer wij nagaan wat in de hongerwinter, d.w.z. tot de bevrijding, het effect van de Zwitserse en Zweedse hulpzendingen is geweest - zendingen die slechts voor een deel door de Nederlandse regering gefinancierd behoefden te worden.'
XCIn hoofdstuk 3 ('Hongerwinter') hebben wij, toen niet verder gaande dan tot midden februari, uitvoerig geschetst welke factoren er toe geleid hebben dat de distributie in het westen des lands van de herfst van '44 af steeds minder levensmiddelen ter beschikking kon stellen: in dat deel van het land was de voedselproductie gedaald, van eind september tot begin november mocht er als gevolg van het Duitse embargo geen voedsel naar toe worden getransporteerd, vervoermiddelen gingen meer en meer ontbreken en het openbare leven werd er door de grote Duitse razzia's verstoord. Wie alleen van zijn rantsoenen moest rondkomen, leed van november af honger. Wel te verstaan: in het oosten en noorden des lands lagen grote reserves aan aardappelen en granen, maar hoe die naar het westen te vervoeren? De spoorwegen staakten, de bezetter had talrijke binnenschepen in beslag genomen, veel binnenschippers wier schip niet was gevorderd, hielden het veiligheidshalve uit de vaart - het had Hirschfeld in december grote moeite gekost om door middel van de oprichting van een overheidsrederij : de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening, de aanvoer over het Ijsselmeer op gang te brengen. Hij en Louwes hoopten dat het mogelijk zou zijn, per week 20000 ton aan levensmiddelen over het Ijsselmeer aan te voeren - die aanvoer kwam in de tweede helft van december goed op gang, maar van het einde van die maand af was ze heel veel kleiner geworden als gevolg van de vorst die in het oosten en noorden de vaart naar de afvoerhavens in belangrijkebetaald uit gelden die door het Nederlandse Hulpcomité in Zweden waren ingezameld. De overige financlering geschiedde door de Nederlandse
I Alles wat door Zwitserse instanties verzonden is, is door die instanties (het Inter nationale Rode Kruis en enkele hulpcornité's) betaald, de zendingen uit Zweden zijn voor de helft een geschenk geweest van de Zweedse regering en voor een zevende
mate had gestremd. Inde acht weken van 18 december '44 tot 12 februari '45 bedroeg de totale aanvoer over het Ijsselmeer slechts 41 100 ton (daarvan bestond 3 1200 ton uit aardappelen), oftewel maar een kwart van wat Hirschfeld en Louwes gehoopt hadden te realiseren de 3 1200 ton aardappelen waren nog niet eens voldoende om aan elke consument in de hongerprovincies een weekrantsoen van I kilo aardappelen ter beschikking te stellen. Dan werd in januari bij de abattoirs in het westen nauwelijks vee aangevoerd, de voorraden grutterswaren raakten uitgeput, de productie van jam en stroop kwam tot stilstand en met die van gestandaardiseerde melk liep het in de tweede helft van februari mis.
XCDe gemiddelde rantsoenen hadden in december per dag 700 calorieën opgeleverd - in januari werden het 600, in februari waren het 500.' En daar kwam dan nog bij dat die rantsoenen door allerlei verstoringen in de aanvoer lang niet altijd in de winkels verkrijgbaar waren en dat wie de levensmiddelen waar hij recht op had, wilde kopen, extra werd uitgeput door het urenlang in de rij wachten voor de winkels, in weer en wind.
XCIn de periode van midden februari tot midden april (om precies te zijn: van 12 februari tot 14 april) steeg de aanvoer over het Ijsselmeer in belangrijke mate. Vervoerd werden de ladingen van de'Noreg' en de'Dagmar Bratt'(eerste reis), van de 'Hallareri', van de'Henri Dunant' en opnieuw van de 'Noreg' en de'Dagmar Bratt'(tweede reis), zulks tot een totaal van ruim 14500 ton. De overige aanvoer was veel groter: I 18000 ton, t.w. 91600 ton aardappelen, 14400 ton graan en aardappelmeel en 12 000 ton diversen. Men ziet: aardappelen vormden het voornaamste artikel dat werd aangevoerd (zulks hing samen met het feit dat men bij gebrek aan electrische stroom en brandstof ook in het oosten en noorden des lands niet kon dorsen). Per week werden in die negen weken van 12 februari tot 14 april gemiddeld ruim 10000 ton aardappelen aangevoerd, hetgeen ruim voldoende was om, als het westen in het geheel geen 'eigen' voorraden aardappelen bezat" en als de Wehrmacht niet een deel van de aanvoer vorderde, elke consument in het westen een wekelijks aardappelrantsoen toe te kennen van 2 kilo. Het rantsoen is er evenwel niet boven de I kilo gekomen. Het is gehandhaafd toen als gevolg van het oprukken der Canadezen de aanvoer over het Ijsselmeer midden april
1 In de eerste helft van dit deel gaven wij lagere cijfers (resp. 550, 460 en 340) die wij ontleend hadden aan naar Londen gezonden rapporten en enkele naoorlogse publi katies. De cijfers die wij thans geven, zijn de juiste. 2 Wij veronderstellen dat die er wèl zijn geweest maar kennen de grootte niet.
geheel stil kwam te liggen; nadien is in het westen tot 12 mei nog 18000 ton aan aardappelen gedistribueerd en als al die aardappelen door de Centrale Rederij zijn aangevoerd, zou van die aanvoer vóór 12 mei 33 000 ton niet in distributie zijn gekomen. Waar zijn ze gebleven? Men moet wel aannemen dat de Wehrmacht (elke Duitse militair kreeg tot het einde toe dagelijks een flinke portie aardappelen) het veruit grootste deel in beslag heeft genomen, ook om een grote reservevoorraad op te bouwen - vast staat dat het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd begin mei door al zijn aardappelen heen was. Wij wijzen er overigens op dat het vervoer van de aardappelen uit Amsterdam naar de opslagplaatsen, van de opslagplaatsen naar de grossiers en van de grossiers naar de aardappelhandelaren met steeds groter moeilijkheden gepaard ging. Het transport was en bleef het zwakke punt. De Centrale Rederij beschikte medio februari over binnenschepen met een gezamenlijk laadvermogen van 150000 ton en over ISO sleepboten - duidelijk is dat zij slechts een deel van die binnenschepen in de vaart heeft kunnen brengen: ze had geen brandstoffen genoeg, hoeveel moeite het Rijkskolenbureau zich ook gaf om in alle hoeken en gaten van het bezette gebied bunkerkolen en stookolie op te sporen. Hirschfeld ging eind februari over tot de oprichting van een, met de Centrale Rederij corresponderende, Organisatie Wegvervoer Voedselvoorziening, Louwes stond korte tijd later toe dat houders van vrachtauto's van elke lading levensmiddelen die zij vervoerden, een klein deel voor eigen gebruik mochten behouden en Hirschfeld ging er eind maart accoord mee dat de Centrale Rederij bunkerkolen en stookolie 'betaalde' met aardappelen, zodat, noteerde hij, 'de overheid' in het algemeen belang' 'zwart' brandstoffen (ging) kopen' 1 - het hielp alles niet voldoende.
XCGaan wij er van uit dat, naar verhouding, van de door de Centrale Rederij in de periode 12 februari=r a april aangevoerde overige producten (graan, aardappelmeel, diversen) niet méér in distributie is gekomen dan van de aardappelen, dan is van de totale aanvoer van de Centrale Rederij: I 18000 ton, ruim 75000 ton in distributie gebracht. Daarenboven dus 14 5 00 ton aan in Delfzijl aangevoerde ladingen, waarbij men nog de 2650 ton met treinen naar Rotterdam getransporteerde rogge moet optellen. In tonnen uitgedrukt hebben de Zweedse en de Zwitserse hulpzendingen dus een aanvulling van de over het Ijsselmeer aangevoerde en in distributie gebrachte levensmiddelen betekend van bijna een kwart, maar daar is lang niet alles mee gezegd: I kilo ongeschilde aardappelen
XCI H. M. Hirschfeld: 'Dagboek', 26 maart 1945.
levert ca. 715 calorieën op, maar een brood van 800 gram van goede kwaliteit (en dergelijk brood werd regelmatig als gevolg van de Zweedse en Zwitserse hulp ter beschikking gesteld) 1900; ook de andere levensmiddelen welke men door die hulpverlening verkreeg, waren van goede kwaliteit en hadden een hoge voedingswaarde (de driemaal 125 gram margarine die een ieder ontving, leverden ruim 2800 calorieën op). In de twaalf weken van Ia februari tot 12 mei 1945 hebben de uit de Zweedse en Zwitserse hulpzendingen afkomstige levensmiddelen voor elke z.g. normale verbruiker (personen van vier jaar en ouder) een gemiddelde dagelijkse verbrandingswaarde gehad van ca. 150 calorieën; de gemiddelde dagelijkse verbrandingswaarde van de overige, niet eens altijd beschikbare, kwalitatief steeds slechte rantsoenen (voor de hoeveelheden verwijzen wij naar Tabel III op pag. 1I02) was ruim 400 calorieën.' Men overdrijft niet wanneer men stelt dat die Zweedse en Zwitserse hulpzendingen enkele duizenden mensenlevens hebben gered; zij hebben daarenboven een groot en gunstig effect gehad op het moreel: men voelde zich in het westen niet meer zo verlaten, men zag die hulp als een voorbode van de naderende bevrijding, als een teken ook van Duitslands zwakheid.
XCDe Zweedse en Zwitserse hulp heeft, dat zij erkend, lang op zich laren wachten. Dat heeft niet aan de Nederlandse regering gelegen; zij immers heeft, zoals uit het voorafgaande bleek, met spoed gehandeld: Gerbrandy heeft zich, onder aandrang van de koningin, opseptember tot Churchill gewend, de minister van buitenlandse zaken, van Kleffens, heeft opoktober de Nederlandse zaakgelastigde te Stockholm geïnstrueerd, een beroep te doen op Zweden, en aan Churchill en Eden is op 5 oktober verzocht, een doorbreking van de blokkade toe te staan. Churchill is daarmee pas midden december accoord gegaan maar zijn van te groot wantrouwen jegens de vijand getuigende strakheid ('de Duitsers eten het toch maar op') heeft geen remmend effect gehad doordat Eden, schrijvend namens His Majesty's Government, opoktober in beginsel met voedselhulp aan bezet Nederland accoord was gegaan. Het Duitse accoord ten
28 2 18 I In de periode 18 februari-uv maart: ca. 420; in de periode 18 rnaart-u a april: ca. 450; in de periode 15 april-uz mei: 380.
Tabel III: Gemiddelde weekrantsoenen der 'normale verbruikers' in de
XChongerprovincies, en de in weekrantsoenen omgerekende (met het teken +
XCaangegeven) Zweedse en Zwitserse hulpgoederen, 18 februari 12 mei 1945 (in grammen) 21 jan 18 febr 18 mrt 15 apr 17 febr 17 mrt 14 apr 12 mei
XCBrood 800 800 + 200 750 + 400 500 + 400 Olie/margarine 67% + 3 I Ij., 45 + 3 I V4 45+3 IV4 Vlees 3 I I;' 93 3/ 4 125 62V2 Peulvruchten 125 3 I Ij., Suikerbieten 100 Aardappelen 1000 1000 1000 1000 Koffiesurrogaat 8 Vermicelli 12 1 h 12 1 h Kaas 50 50 5° 37 1/2
XCprincipale kwam twee weken later. Nadien is tijd verloren gegaan door eisen die de Duitsers stelden met betrekking tot de vaarroute van de relief schepen en tot de bescherming van de binnenschepen die de relief-goe deren uit Delfzijl zouden vervoeren, en in januari heeft de vorst het vertrek van de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' meer dan twee weken opgehouden. Gevolg van dit alles is geweest dat de eerste relief-zending pas opjanuari (precies vier maanden nadat Gerbrandy Churchill had benaderd) in Delfzijl is aangekomen. Dat het nadien nog omstreeks vier weken heeft geduurd voordat 'het Zweedse wittebrood' in de hongerprovincies werd uitgereikt, valt, dunkt ons, aan geen van de autoriteiten te verwijten die met de ontvangst, het transport, de bewerking en de verdeling van de hulpgoederen te maken hebben gehad. Wij menen integendeel dat die autoriteiten, met name Hirschfeld, Louwes en hun naaste medewerkers, gehandeld hebben met een spoed en een zorgvuldigheid die in de omstandigheden van de hongerwinter extra waardering verdienen: de ontvangen levensmiddelen (voor de geneesmiddelen geldt hetzelfde) zijn zo snel als maar mogelijk was, maar ook met beleid, verdeeld en daarbij is sprake geweest van een te waarderen differentiatie: met de belangen van zieken, zuigelingen en opgroeiende kinderen is terdege rekening gehouden. Ook is van betekenis geweest dat ten aanzien
28
van de verdeling van de ladingen van de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' regelingen waren getroffen die in de praktijk uitstekend voldeden en die dus, toen er meer ladingen aankwamen, ongewijzigd konden worden gehandhaafd. In feite werd van begin februari af, met inschakeling van enkele duizenden detaillisten, ten behoeve van de verdeling van de Zweedse en de Zwitserse hulp een nooddistributie-apparaat opgebouwd dat de waarborg inhield dat ook na de bevrijding te bieden hulp goed zou worden opgevangen.
XCWat de Nederlandse regering betreft: misschien had zij, achteraf beschouwd, op uitgebreidere van Zweden uit te bieden hulp moeten aandringen - het staat intussen voor ons vast dat zij dan verzet zou hebben ontmoet van de zijde van de Engelse regering. Er is, dat zij erkend, een groot contrast tussen de omvang van de hulp die de bevolking van de Kanaaleilanden bereikte (niet wezenlijk vroeger overigens dan die van Nederland): 70 kg per hoofd van de bevolking, en die welke de bevolking in de Nederlandse hongerprovincies ontving: nog geen 5 kilo per hoofd van de bevolking, maar daarbij moet, los nog van de mogelijkheid dat de omstandigheden op de Kanaaleilanden verschilden van die in bezet Nederland, bedacht worden dat het Duitse garnizoen op de Kanaaleilanden volstrekt geïsoleerd zat, terwijl het daarentegen geenszins ondenkbaar was dat de bezetter van Nederland, als daar grote hoeveelheden levensmiddelen zouden arriveren, zich die eenvoudig zou toeëigenen ten voordele van zijn militaire positie. De Engelse voorzichtigheid heeft de hulpverlening geremd, maar niet langer dan nodig was: namelijk totdat bericht was binnengekomen dat bij de ontvangst van de eerste hulpzending alles goed was verlopen - op nadere berichten dat die hulpzending ook naar behoren was gedistribueerd, hebben de Engelse autoriteiten niet gewacht.
XCWij komen nu tot de tweede vorm van actie die de regering ondernam: het scheppen van de waarborg dat het Geallieerde militaire apparaat onmiddellijk na de bevrijding aan de bevolking in de hongerprovincies voldoende hulp zou geven op voedingsen medisch gebied. I
XCHet Geallieerde hoofdkwartier, Shaej, was in de loop van de herfst van ,44 in Nederland drie gebieden gaan onderscheiden: het gebied ten zuiden van de grote rivieren: A, het gebied ten noorden van die rivieren en ten westen van de Gelderse Ijssel: B, en het gebied ten oosten van de Ijssel: C. Het B-gebied was dan weer onderverdeeld in het gebied ten oosten van de Grebbelinie: B-1 en dat ten westen van die linie: B-2. De hongerprovincies vormden dus het B-2-gebied en het plan om daar onmiddellijk na de bevrijding hulpte verlenen, werd dan ook 'het B-2 plan' genoemd. Dat plan heeft heel wat voeten in de aarde gehad.
XCVoor het opstellen er van is de Nederlandse regering zich in oktober moeite gaan geven. Haar stappen leidden er toen toe dat, met goedvinden van Eisenhower, in Londen onder de auspiciën van het War Office een breed samengestelde commissie werd gevormd: het Committee for Relief Supply to Western Holland, waarin alle instanties waren vertegenwoordigd die men bij de organisatie van de B-2-hulp wilde betrekken: het War Office, de Admiralty, het Air Ministry, het Ministry of War Transport, Shaej, de Shaef-Mission to the Netherlands, het Nederlandse departement van scheepvaart, de marinestaf, de bewindvoerders van de Nederlandse koopvaardij en het Militair Gezag. Als voorzitter van de commissie trad de Director of Civil Affairs van het War Office op.
XCVoordat die commissie op 9 november voor de eerste maal bijeenkwam, had de Civil Affairs-Division van Shaefzich al rekenschap gegeven van de moeilijkheden waar de hulpverlening aan het B-2-gebied op kon stuiten - er was aan Shaef een exemplaar voorgelegd van het eerder genoemde, voor het Militair Gezag vervaardigde rapport waarin beschreven was wat de gevolgen zouden zijn van een onder water zetten van het westen des lands. Een Relief Plan for Holland d.d. I november, opgesteld door de Civil Affairs-Division van Shaef', begon met deze opmerking: 'It appears from the information obtained that without any doubt the problem of relief supplies for Holland will be the most serious one yet found by Civil Affairs in the operations in Northwest Europe.' Ook dit rapport ging er van uit dat wellicht twee miljoen mensen voor het water zouden vluchten, velen naar de duinstreek - men zou dan naar het B-2-gebied per dag 2000 ton voedsel en wellicht 3 000 ton steenkool moeten transporteren en bovendien grote hoeveelheden aardolieproducten, kleding, dekens, geneesmiddelen en zeep, voorts ook mobiele keukens en pom
XCI Exemplaar in MG, Staf, Sectie VI, archief It. kol. J. c. A. Faure, I. 110
pen voor de drinkwatervoorziening. De opsteller van het rapport had becijferd dat voor het transport bijna 1700 vrachtauto's nodig waren. Hij ging er van uit dat de in het B-2-gebied wonende Nederlanders volstrekt hulpeloos zouden zijn. 'The biggest problem yet', schreef hij, 'can be stated in short as caring for some 3 600 000 people entirely from imported slack with no existing stocks or transport facilities. An added complication is that a very large proportion of these people may be homeless' het was o.m. nodig dat' aforward reserve dump' zou worden gevormd waarin ongeveer 30000 ton aan goederen zou worden bijeengebracht.
XCIn dit stuk werd er van uitgegaan dat het de verantwoordelijkheid was van Shaef om de hulp aan het B-2-gebied te organiseren, maar het Committee for Relief Supply to Western Holland koos een andere opzet: het legde die verantwoordelijkheid bij het War Office en daar vloeide uit voort dat men naging hoe de hulp na de bevrijding rechtstreeks uit Engeland kon worden aangevoerd. Moeilijkheden te over! De Admiralty schatte dat het dertig dagen zou duren voordat de havens van Den Helder, Ijmuiden en Rotterdam weer konden worden gebruikt - men besloot toen, de eerste hulp over de Zeeuwse wateren te verschepen naar Dordrecht.' Nagegaan werd of men de eerste 30000 ton in Zeeland kon opslaan. Neen. Antwerpen dan? Daar was geen ruimte. beschikbaar, bovendien werd verondersteld dat het bevaarbaar maken van het Kanaal door Zuid-Beveland twee maanden zou vergen. De mogelijkheid van het afwerpen van voedsel door vliegtuigen werd in reserve gehouden (er lagen in Engeland 12 miljoen voedselpakketten klaar die eventueel in Duitsland afgeworpen zouden worden bij de kampen van Geallieerde krijgsgevangenen) en in het probleem hoe men mogelijkerwijs een half miljoen vluchtelingen uit de duinstreek naar Engeland zou kunnen overbrengen, verdiepte men zich niet. In december (het Committee was toen viermaal bijeen geweest en had telkens van de bevindingen van diverse subcommissies kennis genomen) werd vastgesteld dat, als hulp overzee niet snel mogelijk was, Montgomery's 21St Army Group uit zijn grote depot te Oss voor de eerste hulpverlening zou moeten zorgen: er zou daar dan een voorraad voor de eerste drie weken worden gevormd, bestaande uit 21000 ton levensmiddelen en rö 000 ton steenkool. Hoe die voorraad te vervoeren? Begin december kwam Shaef tot het inzicht
XCI In deze fase, waarin men dacht dat het westen van Nederland gewapenderhand zou moeten worden bevrijd, ontwierp de Nederlandse marinestaf een plan voor een doorbraak naar Dordrecht waarbij alle beschikbare Nederlandse marine-eenheden en vliegtuigen een route zouden openen ten behoeve van meer dan honderd Nederlandse kusrvaarders; het plan werd door Shaef verworpen.
dat het transport volledig zou plaatsvinden in het gebied waar de z i st Army Group verantwoordelijk voor was - was het dan niet beter, voorbereiding en uitvoering van het B-2-plan aan die Army Group op te dragen in plaats van aan het War Office? Aldus geschiedde. Het Committee for Relief Supply to Western Holland kwam op 4 januari voor de laatste maal bijeen - de verzamelde documentatie (en daarmee het gehele probleem) werd overgedragen aan de 21St Army Group en deze richtte een apart organiserend centrum op, Western Holland District, onder leiding van Major General A. Galloway. Begin december had het hoofd van de Shaef-Mission to the Netherlands, Major General J. K. Edwards, aan minister van Kleffens meegedeeld dat Shaef besloten had, de B-2-hulp aan Montgomery's 21St Army Group op te dragen - van Kleffens en andere ministers, bijeenkomend op 5 december (Gerbrandyen de overige ministers-kwartiermakers bevonden zich toen in het bevrijde Zuiden), waren hier verre van opgetogen over: de 21St Army Group had bij de hulpverlening aan de bevolking in het bevrijde Zuiden gefaald en van generaal Edwards was weinig uitgegaan; besloten werd, Gerbrandy te vragen, zich mèt de minister van scheepvaart en visserij, de Booy, naar Eisenhower te begeven. In de volgende kabinetsvergadering te Londen, 14 december, verklaarde Gerbrandy (die uit het bevrijde Zuiden was teruggekeerd) zich bereid, met de Booy naar Eisenhower te gaan, er aan toevoegend dat hij Eisenhower tevoren schriftelijk zou inlichten; er werd besloten dat hij op de vervanging van Edwards zou aandringen. Hadden de ministers er zich bij neergelegd dat de B-2-hulp aan de z i st Army Group was opgedragen? Dat is onduidelijk. In elk geval ging op dezelfde dag waarop zij" in Londen vergaderden, zonder dat zij dat wisten, een instructie uit van Eisenhowers chef-staf, Lieutenant General Walter Bedell Smith,' waarin deze namens Eisenhower opdracht gaf aan Montgomery, zorg te dragen 'for the introduction of relief supplies' (in het B-2-gebied) 'by road or barge for a period of four weeks to cover the period required for mine-sweeping' per dag moest dan 2000 ton voedsel naar het B-2-gebied worden gebracht; in de tweede plaats moest Montgomery de nodige voorbereidingen treffen voor bevoorrading door de lucht, '(1) on a token basis, (2) on the assumption that considerable numbers of transport aircraft are available'; in de derde plaats diende hij voorbereidingen te treffen voor het opvangen van' up to 300 000 refugees in the United Kingdom from Western Holland should evacuation prove necessary.' In Bedell Smiths instructie werd evenwelonder punt 10, het laatste punt, bepaald:
XC1 Exemplaar in MG, Staf, Sectie VI, archief It. kol. J. c. A. Faure, J.
'The execution oj this Relief will be planned so as to interfere to the least possible extent with the main military effort' nu, twee dagen nadat het stuk was verzonden, zette Hitler het Ardennen-offensief in, hetwelk Montgomery's aandacht tot midden januari volledig opeiste.
XCGerbrandy's brief aan Eisenhower was op 16 december uitgegaan 1: een bewogen brief waarin de situatie welke men in het gebied benoorden de rivieren zou aantreffen, in sombere bewoordingen werd geschetst. 'Ij the now occupied part oj the Netherlands has to go through the same process as the liberated part' (dat sloeg op de hevige gevechten die zich in delen van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg hadden voorgedaan alsmede op de trage hulp van de Geallieerden op het gebied van de voedselvoorziening), 'we shall witness a calamity as has not been seen in Europe jol' centuries, if at all. This calamity would be comparable only with those that have sometimes [allen upon the people oj China.' Hoe dat te voorkomen? '1 have in mind three measures', schreef Gerbrandy:
XC, 1. Relief for the occupied Netherlands at the time if the liberation must have priority above everything, even above the slogan:.first if all defeat the Germans. The Netherlands Government cannot accept the liberation of corpses'
XChier kon een 'aandringen op het inzetten van een apart offensief ter bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren uit voortvloeien (wij komen er op terug).
XC'2. In the preparation if the relief planning of the 21St Army Group we should be consulted by permanent representatives? who understand all the special geographical, psychological, physical difficulties in North-West Holland ...
XC3· Those things which can best be done by the Netherlands Government itself should be done by us.'
XCGerbrandy vroeg tenslotte om een onderhoud met Eisenhower, 'if possible before Christmas and certainly before the New Year'; die wens kon als gevolg van het Ardennen-offensief niet worden ingewilligd. Pas op 5 januari vloog Gerbrandy samen met de Booy naar Parijs. Hij had een lang, met zorg samengesteld memorandum bij zich', waarin allereerst
I Tekst in Gerbrandy: p. 153-54. 2 Het is niet duidelijk of Gerbrandy Nederlandse vertegenwoordigers bij het hoofdkwartier van de bedoelde dan wel vertegenwoordigers van dat hoofdkwartier bij de regering te Londen. 3 Tekst in Gerbrandy: p. 155-66.
werd herinnerd aan de bewoordingen die hij in zijn brief van 16 december had gebruikt (' a calamity as has not been seen in Europe for centuries, if at all'). Drie redenen, zo ging het memorandum verder, hadden de Nederlandse regering er toe gebracht, op Eisenhower persoonlijk een beroep te doen: zij had er geen vertrouwen in dat de z i st Army Group de nodige kracht zou zetten achter de voorbereiding van het B-2 -plan, de 21St Army Group had in het bevrijde Zuiden gefaald op het gebied van de voedselvoorziening en de Nederlandse autoriteiten hadden geen verlof gekregen, enkele eigen schepen met voedsel naar het bevrijde Zuiden te sturen. Intussen was er, dat erkende Gerbrandy, in het bevrijde deel des lands sprake van enige verbetering, maar hoe kon worden bereikt dat de bevolking benoorden de grote rivieren onmiddellijk voldoende hulp zou krijgen? Voedsel zou kunnen worden gedropt door vliegtuigen of worden aangevoerd in schepen dan wel in vrachtauto's - de Nederlandse regering wenste de zekerheid te hebben
XC'that relief supplies for occupied Holland tuill have '.first priority' and that they u/ill not be cancelled or delayed because their release or transportation might be said te be' at the expense of military supplies', and that Shaef issue definite and full instructions to this effect to all units and services concerned. '
XCNu, er wáren van Shaef al instructies uitgegaan, n1. die welke Bedell Smith op 14 december aan Montgomery had doen toekomen - de tekst van die instructies had Gerbrandyen de Booy bereikt vlak voordat zij Londen verlieten (het voor Eisenhower bestemde memora~dum was toen, al getypt) en juist in die instructies van Bedell Smith stond een slotbe-, paling die het onmiddellijk verlenen van hulp op losse schroeven stelde.
XCOp 5 januari spraken Gerbrandyen de Booy in Versailles, waar zich toen Eisenhowers hoofdkwartier bevond, met het hoofd van de Civil Affairs-Division van ShaeJ, Lieutenant General A. E. Grasett, en deze vergezelde hen toen zij de volgende dag een lang gesprek hadden met Eisenhower. Die begon met er op te wijzen dat voor alle relief-operaties in het B-2-gebied een aparte organisatie was gevormd: het Western Holland District onder generaal Galloway. Gerbrandy betoogde van zijn kant met enige uitvoerigheid dat het voor de Nederlandse regering onaanvaard baar was dat, zoals in de instructies aan Montgomery was geschied, de relief operaties in het B-2-gebied afhankelijk waren gemaakt van wat op militair gebied nodig kon zijn, 'de relief moet', zei hij volgens zijn verslag',
I Exemplaar (z.d.) in AOK, map: 'Nota aan Eisenhower, januari 1945'·
'hoogste prioriteit hebben Relief te laat is géén relief.' Eisenhower antwoordde dat het ook voor hem vanzelf sprak dat na de bevrijding 'op de snelste wijze'relief naar het B-2-gebied zou worden gebracht, maar meende er, aldus Gerbrandy's verslag,
XC'op te moeten wijzen dat in geval van een onvermijdelijk alternatief de militaire operaties noodzakelijkerwijs de voorrang moesten hebben, al was het alleen al ten behoeve van de bevolking zelf. Wanneer bijvoorbeeld de helft van Amsterdam bevrijd mocht zijn en om de andere helft nog gevochten werd, moest aan de bevoorrading van de vechtende troepen de voorrang worden gegeven boven de voeding van de bevrijde helft van de stad, omdat anders deze laatste weer bezet zou worden.'
XCDe Booy zei toen dat 'een aan de gang zijnde slag natuurlijk (moest) voorgaan boven al het andere' - het ging de Nederlandse regering om wat in een eerder stadium werd voorbereid: dàt moest geschieden als ware de hulpverlening een militaire operatie, 'de houding diende deze te zijn dat men het als een even grote militaire schande beschouwde wanneer de bevolking van westelijk Nederland niet vóór bijvoorbeeld 1 juni 1945 behoorlijk was gevoed, als wanneer bijvoorbeeld Emden niet vóór die datum was ingenomen.' Eisenhower noemde geen datum maar zei wel, 'dat wij er', aldus weer Gerbrandy's verslag, 'op mochten rekenen dat de reliefvoor bezet Nederland zou worden voorbereid en verzorgd als een afzonderlijk plan, onafhankelijk van de loop en de behoeften der krij gsverrichtingen.'
XCDaags na het onderhoud met Eisenhower spraken Gerbrandyen de Boey nog met Bedell Smith en Grasett; er werd toen afgesproken dat generaal Edwards als hoofd van de Shaef-Mission zou worden vervangen door Major General John G. W. Clark, een gereformeerde Schot met grote ervaring op het gebied van de militaire administratie die bovendien bevriend was met Bedell Smith - ook Gerbrandy, zelf in Londen tijdelijk lidmaat van de gereformeerde Church of Scotland, kon uitstekend met hem opschieten.
XCInderdaad, Clark zette vaart achter de voorbereiding van de B-2-hulp: bij Oss en Den Bosch werd 30000 ton aan levensmiddelen bijeengebracht en Shaef droeg er zorg voor dat daar in de buurt geleidelijk 1700 militaire vrachtauto's werden gestationeerd. Was er dus geen reden meer voor bezorgdheid? Toch wel: in februari bleek dat generaal Galloway, in plaats van persoonlijk leiding te geven aan het werk van het Western Holland District (dat werd eind maart herdoopt tot 'Netherland District'), nog steeds een van de divisies van de z i st Army Group commandeerde 110
en dat Clark en Grasett beiden van mening waren dat Montgomery persoonlijk de voorbereiding van de B-2-hulp vertraagde; voorts bleek dat een groot deel van de 1700 vrachtauto's gebruikt werd bij de bevoorrading van de in het Rijnland vechtende troepen, er waren, zo waarschuwde eind februari Kruls, de chef-staf Militair Gezag, nog maar 725 vrachtauto's over en uit de depots in Den Bosch was I2000 ton aan voedsel naar België afgevoerd. Meer nog: begin maart werd aan de regering duidelijk dat, als men het eventueel droppen van voedsel aan de Tactische Luchtstrijdkrachten zou opdragen (de enige waarover de 21 st Army Group rechtstreeks beschikte), maar heel weinig zou worden gedropt - voor de Booy, maar ook voor de RAF en de Amerikaanse Eighth Air Force kwam begin maart vast te staan dat, als men op grote schaal voedsel zou willen afwerpen, die operaties slechts zouden kunnen worden uitgevoerd door de in Engeland gestationeerde Engelse en Amerikaanse zware bommenwerpers.
XCLater in maart (de Wehrmaeht had inmiddels het Rijnland bewesten de Rijn moeten prijsgeven) bleek dat Clark en Galloway niet hadden stilgezeten: de voedseldepots werden aangevuld tot de 30000 ton weer waren bereikt (dat zou begin april het geval zijn) en Montgomery had definitief toegezegd dat ca. twee weken na de dag waarop tot de uitvoering van het B-2-plan zou worden besloten, alle noodzakelijke vrachtauto's en militairen van de genie beschikbaar zouden zijn; materieel voor ret slaan van bruggen over de grote rivieren werd al geconcentreerd op de daarvoor geschikte punten. Toen Gerbrandyen de Booy op 26 maart spraken met Churchills medewerker en verbindingsman met de regeringen in ballingschap, Major Sir Desmond Morton' (het gesprek ging in hoofdzaak over de inzet van Nederlandse marine-eenheden in de strijd tegen Japan), toonden zij zich (voor het eerst in vijf maanden!) tevreden over de stand van voorbereiding van de B-2-hulp, 'general Galloway', noteerde de Booy, 'has at last commenced his planning' (hij had het commando over zijn divisie neergelegd) 'and the Air Ministry is also brought into the picture now and is planning for large-scale dropping of supplies? wel te verstaan: droppen na de bevrijding. Gerbrandy zelf kreeg begin april met eigen ogen te aanschouwen wat in Den Bosch aan voedselvoorraden was opgestapeld, 'nooit vergeet ik', schreef hij tien jaar later,
1 In '44-'45 placht Gerbrandy geen enkele stap bij Churchill te ondernemen voor hij met Morton overleg had gepleegd; aan deze werden ook steeds de brieven voorgelegd welke Gerbrandy tot Churchill dacht te richten Morton bracht er soms kleine verbeteringen in aan. 2 De Booy: 'Dagboek', 26 maart I945.
'wat ik daar zag: daar stond in grote rijen huizenhoog het voedselopgestapeld. Ik zei tegen mijzelf: daar kan het hele Nederlandse volk wel een half jaar van eten. Dat was heel stom gedacht, want wat wij Nederlanders kunnen eten, overtreft iedere voorstelling. Maar in orde was het, en in orde was het vervoer ook."
XCIn het B-2-plan werd er van uitgegaan dat, onmiddellijk na de bevrijding, voedsel en geneesmiddelen naar de hongerprovincies zouden worden overgebracht door de lucht (Britse en Amerikaanse bommenwerpers zouden, zo werd gehoopt, per dag 2200 ton voedsel kunnen droppen), over de Noordzee, t.W. naar Scheveningen en naar Ijmuiden (aangenomen werd dat het enige tijd zou duren voordat de Nieuwe Waterweg weer bevaarbaar zou zijn), via de binnenwateren naar Rotterdam en tenslotte langs de weg, via Arnhem. Er zouden dan grote hoofddepots worden gevormd in Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Utrecht en van die hoofddepots uit zouden 13 kleinere depots worden opgebouwd. Die kleinere depots zouden zorgdragen voor de bevoorrading van de 95 bestaande Centrale Keukens en van de bijna 200 Noodkeukens die daaraan zouden worden toegevoegd. Er zouden voorts door het Nether land District uitdeelposten worden ingericht: ruim 500 in de grote steden in de drie hongerprovincies, 465 in de kleinere. Al die hulpverlening zou beperkt blijven tot de bevolking in de z.g, stadsgebieden - men ging er van uit (bekend was dat het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd daar bij de distributie van het Zweedse voedsel óók van was uitgegaan) dat de burgerij op het platteland geen hulp van node had.
XCSpeciale aandacht werd besteed aan de voorbereiding van de hulp aan diegenen die aan de hongerziekte leden - daarbij baseerde men zich op te hoge schattingen. Later bleek dat er, zoals wij in hoofdstuk 3 vermeldden, ten tijde van de bevrijding vermoedelijk omstreeks tweehonderdduizend lijders aan de hongerziekte waren - in regeringskringen in Londen (waar men, gelijk eerder opgemerkt, geen goede kijk had op het effect van de bedrijfshulp en van de hongertochten) was men er van uitgegaan dat men vierhonderdduizend lijders aan de hongerziekte zou aantreffen, van wie zich ca. zeventigduizend in het laatste stadium van verhongering zouden bevinden - het Netherland District en het Militair
XC, Gerbrandy in Het Algemeen Handelsblad, 4 mei 1955.
Gezag hadden die schattingen overgenomen. Voor het bieden van onmiddellijke hulp aan die zeventigduizend zeer ernstige patiënten had het Militair Gezag, betwijfelend of de medici benoorden de grote rivieren tot normale arbeid in staat zouden zijn ', in samenwerking met het Netherland District en als deel van een speciaal Hulpkorps van het Nederlandse Rode Kruis, 5 I z.g. Medical Feeding Teams gevormd die elk bestonden uit een arts, een hoofdverpleegster, vijf verplegers, vijf sociale werkers, twee chauffeurs en een administrateur. Elk van die teams beschikte over eigen vervoermiddelen en zou dekens, kookgerei en een waterzuiveringsapparaat meenemen; de teams zouden voorts voor de eerste voeding van diegenen die al bijna op sterven lagen, een zekere hoeveelheid van een speciaal eiwit-preparaat meekrijgen dat bijzonder gemakkelijk verteerbaar was en hoge voedingswaarde had; dat preparaat was in '4I in Birma, toen daar hongersnood was, met succes gebruikt. Het werd begin '45 door Engelse voedseldeskundigen met nadruk aanbevolen en vervolgens in een Engelse fabriek met spoed geproduceerd (het is na de bevrijding nauwelijks gebruikt"). Behalve dit eiwit-preparaat namen de Medical Feedings Teams echter ook nog aanzienlijke hoeveelheden (per team ruim I V2 ton) 'gewone' levensmiddelen mee die zij Of zelf opgescharreld hadden Of die bijeengebracht waren door een speciaal commissariaat dat door het Militair Gezag in het leven was geroepen om in samenwerking met het Netherland District aan Nederlandse kant in hetJ.U.
I Het en de hadden maatregelen getroffen om, mocht dat nodig zijn, uit België tweehonderd en uit Engeland honderd nog niet afgestudeerde medische studenten naar het -gebied te zenden; dat bleek niet nodig te zijn. 2 Met het eiwit-preparaat werd een 'soep' gemaakt die uitgereikt werd aan lijders aan de hongerziekte die in ziekenhuizen of noodziekenhuizen waren opgeno men; die 'soep' smaakte zo uitzonderlijk vies dat nagenoeg een ieder die haar uitgereikt kreeg, na enkele dagen pertinent weigerde er nog een slok van te nemen. Daar kwam dan nog bij dat diegenen die door de werden behandeld, in de eerste dagen in totaal slechts voedsel kregen met een verbrandings waarde per dag van I 000 calorieën. Na twee dagen trof in Rotterdam de internist dr. Bok in een van de noodziekenhuizen de volgende toestand aan: 'Patiënten lagen schreeuwend van de honger in bed. Opmerkingen als 'Thuis eet ik meer dan hier' en 'Zelf eet je wel beter' waren niet van de lucht. De avond van de derde dag dreigde op de mannenzalen een waar oproer. Zij die uit bed konden komen, liepen in hun ziekenhuishemden over de gang en waren zonder de belofte van echt eten te zullen krijgen, niet in bed te krijgen.' De behandeling met het eiwit-preparaat was, aldus Bok, 'op z'n zachtst gesproken walgelijk. Men proeft het overal doorheen. Diverse patiënten gingen er van braken en kregen zodoende nog minder voedsel dan de al weinige I 000 calorieën.' Bok: p. I57-58)
bevrijde Zuiden alle hulp aan het B-2-gebied voor te bereiden en te coördineren: het Commissariaat Noodvoorziening.
XCWij noemden het Hulpkorps van het Nederlandse Rode Kruis - behalve de Medical Feeding Teams' maakten daar ook nog 63 Z.g. Relief-teams deel van uit, elk uit twaalf personen bestaande, die benoorden de grote rivieren in de repatriëringskampen allerlei sociale hulp zouden moeten verlenen aan terugkerende gevangenen, gedeporteerden en dwangarbeiders, en tenslotte behoorden tot het Hulpkorps 50 z.g. sociale verbindingsploegen voor de hulp aan alle soorten displaced persons na hun vrijlating uit de repatriëringskampen alsmede aan terugkerende geëvacueerden en aan alleen achtergelaten kinderen uit 'foute' gezinnen. In totaal telde het Hulpkorps van het Nederlandse Rode Kruis ca. zeven-entwintighonderd krachten: allen onbetaalde vrijwilligers of vrijwilligsters uit het bevrijde Zuiden, die met grote snelheid waren opgeleid - van het Netherland District kreeg het korps ca. 400 voertuigen, andere werden ter beschikking gesteld door particulieren."
XCHet Commissariaat Noodvoorziening verleende, gelijk vermeld, bijstand aan het Hulpkorps van het Nederlandse Rode Kruis, maar het deed nog veel meer: het trof voorbereidingen om te waarborgen dat de Medical Feeding Teams, als zij door hun meegenomen voorraad heen waren, regelmatig nieuwe voorraden zouden ontvangen, het concentreerde in
XCI De Medical Feeding Teams hebben in totaal in het B-2-gebied poliklinische hulp verleend aan ruim tweehonderdtwintigduizend personen (vooralook op het gebied van de ontluizing en de bestrijding van schurft) en voorts hulp aan ruim zes-entwintighonderd personen die in ziekenhuizen en bijna twee-en-twintigduizend die thuis werden verpleegd; zij hebben tenslotte extra voedsel uitgereikt aan bijna honderdnegentigduizend personen.
XCEr konden in het B-2-gebied ook nog vier Queen's Messenger Convoys worden ingezet die koningin Elizabeth van Engeland in december '44 in bruikleen had afgestaan aan prinses Juliana in haar kwaliteit van voorzitster van het Nederlandse Rode Kruis; dit waren z.g. 'vliegende voedselcolonnes', elk met II vrachtauto's (ze waren in Engeland veelvuldig gebruikt voor hulp aan de bevolking in gebombardeerde steden). Aanvankelijk werden die colonnes door de z t st Ann)' Group bevoorraad. Zij zijn begin '46 overgedragen aan het departement van sociale zaken. 2 In het bevrijde Zuiden werden daarnaast door de kerkgenootschappen groepen meisjes gevormd die in het B-2 -gebied gezinshulp zouden gaan verlenen. Er werden 48 'colonnes' gevormd die elk uit twintig meisjes bestonden - van die 48 werden er 35 in de steden in het westen ingezet voor de duur van twee maanden. Tenslotte werden in Tilburg honderddertig vrijwilligsters bijeengebracht om in een aantal steden in het B-2-gebied kleuterdagverblijven nieuw in te richten (de inrichting was een gift van de Nederlandse kolonie te Brussel) en drie maanden gaande te houden; voor de uitvoering van dit plan werd in Tilburg en enkele omliggende gemeenten in korte tijd f 50 000 ingezameld.
Oosterhout een vloot van 91 binnenschepen, alle beladen met voedsel voor het B-2-gebied dat naar Rotterdam moest worden overgebracht, het stouwde in de haven van Antwerpen 8 grote tanklandingsvaartuigen vollevensmiddelen welke, mocht dat nodig zijn, op Noord- en Zuidhollandse stranden aan land konden worden gezet, het bracht 8000 ton aan levensmiddelen naar Nijmegen over, welke hoeveelheid daar in binnenschepen werd geladen die de Rijn af moesten zakken, het hielp bij de organisatie van de bijna IOOO uitdeelposten welke door het Netherland District in het B-2-gebied voorzien waren, het trachtte grote hoeveelheden dekens, kleding en schoeisel bijeen te brengen en het liet voor alle zekerheid in het bevrijde Zuiden uit lege blikken ca. 50000 'noodkacheltjes' maken.
XCBij de voorraadvorming door het Commissariaat Noodvoorziening was een van de moeilijkheden dat de industrie in het bevrijde Zuiden nauwelijks op gang was gekomen. Er moest daar dus een beroep worden gedaan op de burgerij opdat elk zou afstaan wat hij of zij kon missen. Dat beroep ging uit van het Nederlandse Rode Kruis dat in januari in het bevrijde Zuiden door Kruls onder een Voorlopig Bestuur was geplaatst. Dit bestuur bracht in de Nationale Hulpactie Rode Kruis (de 'Hark') alle initiatieven op sociaal-charitatief gebied samen die in het zuiden waren ontplooid, en het organiseerde in maart en april een grote actie 'Zuid helpt Noord', in welk kader particulieren levensmiddelenpakketten (er werden ruim 90000 ontvangen), kleding, schoeisel en huisraad konden afstaan ten behoeve van landgenoten benoorden de grote rivieren. In Tilburg (meer cijfers ontbreken) kwam ruim 50000 stuks kleding, schoeisel en huisraad in de magazijnen van het plaatselijk inzamelingscomité terecht; 'hierbij moet evenwel worden opgemerkt', aldus later het gemeentelijk bureau voor de statistiek, 'dat vele van deze goederen van zeer slechte kwaliteit, totaal versleten of onbruikbaar waren' - velen hàdden nu eenmaal niets beters te missen. Of waren er ook die niets beters tuilden afstaan? Dat betwijfelen wij: wie van medegevoel met zijn landgenoten in de hongerprovincies was verstoken, gaf niets. Een feit is evenwel dat het het Militair Gezag en het Comrnissariaat Noodvoorziening moeite kostte, voorraden welke voor de hulpverlening aan het B-2-gebied waren bijeengebracht, te beschermen tegen de aandrang om ze onverwijld uit te delen in het zuiden waar óók aan velerlei goederen gebrek was - een van de sectiehoofden van het Militair Gezag
XC1 Gemeente Tilburg, Bureau voor de statistiek: Noden bij"en na de bevrijding. Tilburgs bijdrage aan de overgangstijd 1944-1945 (z.j.), p. 9.
schreef in '81 met betrekking tot dat zuidelijk particularisme zelfs over een 'violente actie, die soms gepaard ging met uitingen van haat tegen het Noorden die zelfs mij, die toch meende het Zuiden een beetje te kennen' (het was generaties lang door het Noorden achtergesteld), 'hebben verbaasd en verontrust.' 1 Daar kunnen wij dan weer tegenover stellen dat op 22 april in het Zuiden een biddag voor het Noorden werd gehouden waarop alle kerken propvol waren.
XCTerugziende op wat wij 111 deze paragraaf over het B-2 -plan hebben vermeld, menen wij te mogen constateren dat de regering en haar organen zich met succes moeite hebben gegeven om te bereiken dat de Geallieerde strijdkrachten aan de bevolking in de hongerprovincies op de kortst mogelijke termijn effectieve hulp zouden bieden. Dat was, na het bevorderen van de Zweedse en Zwitserse Rode Kruis-zendingen, de tweede vorm van hulp waarvoor de regering zich in de hongerwinter heeft ingespannen.
XCRest de derde vorm: het aandringen op een apart offensief ter bevrijding van het gebied benoorden de grote rivieren.
XCIn de eerder vermelde brief die Gerbrandy op 16 december tot Eisenhower had gericht, had hij drie maatregelen voorgesteld om aan de noodtoestand in bezet gebied het hoofd te bieden, van welke de eerste luidde:
XC'Relief for the occupied Netherlands at the time of the liberation must have priority above everything, even above the slogan: first of all defeat the Germans. The Netherlands Government cannot accept the liberation of corpses.'
XCDeze formulering was niet geheel duidelijk: men kon er in lezen dat de Nederlandse regering louter wenste dat, als het gebied benoorden de grote rivieren was bevrijd .en er in delen van Duitsland nog gevochten
1 Brief, 30 maart 1981, van H. van Blankenstein.
werd, hulp aan het B-2-gebied prioriteit zou krijgen boven de voortgezette strijd in Duitsland, milar uit de zin: 'The Netherlands Government cannot accept the liberation of corpses,' zou kunnen volgen dat die regering eigenlijk wenste dat de algemene Geallieerde strategie gericht zou worden op een bevrijding van het gebied benoorden de grote rivieren voorafgaande aan een volledig verslaan van Duitsland.
XCIn de gesprekken die Gerbrandyen de Booy op 6 en 7 januari met Eisenhower en Bedell Smith voerden, drongen zij niet op een aparte actie ter bevrijding van het gebied benoorden de grote rivieren aan. Waarom zij dat nalieten, is niet duidelijk - het kan zijn dat zij nog onder de indruk waren van het Ardennen-offensief. Anderzijds had men zich kunnen voorstellen dat zij het verlangen zouden hebben geuit om, als de Wehr macht eenmaal volledig was teruggedrongen naar de linie die zij vóór het Ardennen-offensiefhad bezet, in de Geallieerde strategie onverwijld een nieuwe doorstoot over de grote rivieren op te nemen. Hoe dat zij, toen het kabinet in Londen enkele dagen na de terugkeer van de twee genoemde ministers bijeenkwam, was, aldus de notulen,
XC'het eerste punt dat in bespreking komt, de nood die in bezet Nederland heerst. Wat kan de regering hier tegenover doen? Gemeend wordt dat een poging onzerzijds om het Geallieerd opperbevel te bewegen, zijn gehele plan de campagne te wijzigen en allereerst op de bevrijding van Nederland aan te sturen, geen succes zal hebben, hoe veel ook hiervoor te zeggen ware. Blijkt dat van die stap niets te verwachten is, dan ware (voorstel van de minister van buitenlandse zaken) een voorstel te doen om Nederland geneutraliseerd te verkrijgen, door de Geallieerden en door Duitsland te erkennen, waarna hulp voor de bevolking zou kunnen volgen. Het succes van deze poging wordt betwijfeld'
XCinderdaad, neutralisering was alleen mogelijk indien er evenwicht zou zijn tussen de voordelen die er uit zouden voortvloeien enerzijds voor de Geallieerden, anderzijds voor Duitsland, welnu: in de gegeven situatie zou die neutralisering, doordat zij tot een drastische verkorting van het Westelijk front zou leiden, een immens voordeel voor het zich verdedigende Duitsland betekenen. Het leek niet verantwoord dat de Nederlandse regering zulk een voorstel zou indienen dat dwars tegen de belangen van de Geallieerde oorlogvoering (die ook de Nederlandse belangen waren!) inging. 'Is deze zienswij ze juist, dan', aldus de notulen, 'is het enige dat een grote actie van het Internationale Rode Kruis wordt verkregen' (bedoeld werd kennelijk een veel grotere dan die welke in actieve voorbereiding was: het vertrek naar Delfzijl van het Zwitserse schip 'Henri Dunant' en de Zweedse schepen 'Noreg' en 'Dagmar Bratt').
'Er moet echter iets gebeuren. Daarom ware ook te overleggen om een stap bij de koningin te doen opdat deze zich zou wenden tot de koning van Engeland en de president van de Verenigde Staten om op hulp voor bezet Nederland aan te dringen."
XCDe wenselijkheid van zulk een uitzonderlijke stap werd onderstreept toen op 12 of 13 januari door het Bureau Inlichtingen een telegram werd ontvangen dat het College van Vertrouwensmannen op de rzde had doen verzenden. Begin oktober had het college bericht dat in het westen des lands 'dank zij uiterste inspanning voedselvoorziening op verlaagd peil nog ongeveer veertien dagen mogelijk' was, eind november had zijn voorzitter, Bosch van Rosenthal, geseind dat er 'volledige herhaal volledige hongersnood' zou zijn 'binnen veertien dagen ... Apparaat voedselvoorziening evenals andere vitale diensten en bedrijven door razzia's ontwricht', de Nederlandse volkskracht dreigde voor lange tijd ondermijnd te worden, 'alleen onmiddellijke bevrijding met voedseltoevoer kan gevaar keren.' Nu seinden de Vertrouwensmannen het volgende:
XC'Duitsers nemen van hongerende Nederlandse bevolking schamel beschikbare voedsel in beslag in strijd met volkenrecht, terwijl in noorden en oosten Duitse soldaten burgerij plunderen. Door razzia's en arbeidsinzet zijn alle diensten van voedselvoorziening gedesorganiseerd, waardoor aanvoer en distributie vrijwel onmogelijk. Vm dringen in verband hiermede bij regering aan op organisatie perscampagne in neutrale en Geallieerde landen om morele druk op Duitsland uit te oefenen.
XCVm, gehoord directie voedselvoorziening, delen mee: in verband met ingetreden hongersnood in westen des lands is wekelijkse zending reliif-schip met 4 000 t gemalen meeJ2, 750 t vetten' en ca. 250 t kindervoedingsproducten beslist noodzakelijk. Aanvoer naar Rotterdam. Alleen indien Rotterdam beslist onmogelijk, naar Delfzijl mits linea recta ... Toestand zeer kritiek."
XCVooralook op koningin Wilhelmina maakte deze noodkreet van het College van Vertrouwensmannen, die een noodkreet van Louwes insloot, diepe indruk. Zij die, zoals zij steeds had gedaan, gedurende de gehele bezetting met hart en ziel met het, zo voelde zij het, aan háár toevertrouwde volk had meegeleefd, had na de mislukking van 'Arnhem'
XCI Ministerraad: Notulen, 10 jan. 1945. 2 Dit zou voldoende zijn om aan allen die in de stedelijke gebieden in de hongerprovincies woonden, tweemaal per week een brood van 800 gram uit te reiken. 3 Voldoende voor een wekelijkse distributie van ruim 200 gram vetten per persoon. 4 Telegram, rz jan. 1945, van Vm aan de regering, Enq., dl. V b, p. 519.
dat volk zien wegzinken in kommer en ellende - vrijwel geen dag was voorbijgegaan zonder dat zij van het Bureau Inlichtingen nieuwe berichten uit bezet gebied had ontvangen waarin sprake was van grootscheepse vernielingen, systematische roof, massale razzia's, het fusilleren van illegale werkers, tekort aan brandstof en vooral: tekort aan voedsel. 'Het was in die dagen', schreef zij later, 'dat ik, 's morgens ontwakend, mij afvroeg: 'Hoe kom ik deze nieuwe dag door? Welke ontstellende berichten, natuurlijk nog erger dan die van de vorige dag, zullen mij wel vandaag bereiken? Waartoe weer zo'n vreselijke dag?'"'Het was de ergste tijd van mijn leven', zei zij eens tegen haar secretaris Thijs Booy, 'en vaak kwam de gedachte in mij op: was ik maar dood." Wat kon gedaan worden om hongerend Nederland te helpen?
XCOp zaterdagavond 13 januari, na lezing van het telegram van de Vertrouwensmannen, belde de koningin van Kleffens op - het kon zo niet doorgaan, er moest iets worden ondernomen. Van Kleffens zei haar dat in het kabinet het denkbeeld was gerezen dat zij zich persoonlijk zou wenden tot koning George VI en president Roosevelt en dat dr. van Roijen (die na zijn overkomst als afgezant van de Vertrouwensmannen bij Buitenlandse Zaken was blijven werken) al bezig was, een conceptnota op te stellen. De koningin zei dat zij wenste dat dat stuk haar op de kortst mogelijke termijn werd voorgelegd. Van Kleffens zegde haar dat toe - nog diezelfde avond werd op Gerbrandy's werkkamer in Brown's Hotel van Roijens concept door van Kleffens, Gerbrandyen de Booy bijgewerkt; het werd daags daarna door de koningin ('die', noteerde van Kleffens, 'overeenkomstig haar aard zeer blij was dat wij haar hadden gevraagd, op zondag terstond naar de stad te komen") goedgekeurd, evenwel nadat er een belangrijke wijziging in was aangebracht: in het door de ministers vastgestelde stuk was, er van uitgaande dat een apart offensief ter bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren niet mogelijk was, aangedrongen op een massale evacuatie van de bevolking uit het B-2-gebied dan wel op grootscheepse Rode Kruis-hulp 'the Queen however', aldus de Booy in zijn dagboek, 'was very strong in demanding immediate military action and the last part of the Memorandum was altered accordingly, which rather pleased me" (bij Gerbrandyen van Kleffens had de Booy die wijziging er niet door gekregen).
XCIn de nota" werd op grond van de berichten die sinds de herfst uit
I Koningin Wilhelmina: p. 373-74. 2 Th. Booy, 26 febr. 1957. l Van Kleffens: 'Dagboek', 14 jan. 1945, 4 De BODy: 'Dagboek', 13 en 14 jan. 1945. 5 Tekst in Gerbrandy: P: 140-44,
bezet gebied waren ontvangen, een uitvoerig beeld geschetst van de noodsituatie die er was ontstaan. 'The people in North Western Holland are facing physical destruction', zo heette het.
XC'II probably is not too late yet to salle a considerable portion oj them, but in a feu/ months lime it u/ill undoubtedly be out of the question. We have before us the picture of an industrious and cultured people, with a long and not inglorious history, going to their doom. Without stressing the humanitarian side of this matter, I wish to put the question whether it is in the interest of the world in general, and of Western civilization and of Western Europe in particular, that this nation be crippled and partly annihilated. . That country obviously has a definite political, social, cultural and economic role to fulfi! on the toestem fringe of the European continent. from the point of view of international peace and tranquillity, any void created there would be sure to have undesirable consequences for others interested in that part of Europe.'
XCHulp was nodig, 'without delay'. De op aandrang van de koningin gewijzigde slotpassage luidde:
XC'It is now the duty of the Netherlands Government to ask for urgent military action for the purpose oj driving the Germans away from Holland. They feel that this is a reasonable and necessary request, and they would be grateful for an assurance that nothing will be left undone to this end. Should, contrary to the hope of the Netherlands Government, immediate military help be out of the question, then immediate relief in the [orm either of mass evacuation or in that of food, clothing, fuel and medical supplies is an imperative necessity.'
XCDe volledige tekst van het stuk (er gingen kopieën naar de generaals Eisenhower, Bedell Smith en Grasett) werd naar Washington geseind en aan president Roosevelt voorgelegd die de koningin van zijn medeleven in kennis stelde' - hij was evenwel, in tegenstelling tot Churchill, van meet af aan een voorstander geweest van Rode Kruis-hulp aan het B-2 gebied en hij liet in sterkere mate dan de Engelse Prime Minister de militaire strategie aan de Combined Chiefs of Staff en de opperbevelhebbers over. Met Churchill, aan wie het voor de Engelse koning bestemde
XCJ Het kan zijn dat het Memorandum van de koningin er toe bijdroeg dat Roosevelt besloot, een van zijn vertrouwde medewerkers (mede-auteur van zijn toespraken), Judge Samuel Rosenman, naar Londen en het bevrijde deel van West-Europa te sturen teneinde er na te gaan hoe de hulp aan de burgerbevolking (in Frankrijk, België en het bevrijde Zuiden van Nederland heerste nog veel schaarste) beter op gang kon worden gebracht. Gerbrandy, de Booyen van Kleffens hadden begin maart een bespreking met Rosenman waarin deze werd aangeraden, bezoeken te brengen aan Walcheren en aan de toen pas bevrijde, even toegetakelde steden Venlo en Roermond.
exemplaar van de nota van de koningin was toegezonden, had Gerbrandy een bespreking op 20 januari; daarbij waren Morton en een andere van Churchills naaste medewerkers aanwezig. 'De heer Churchill', zo rapporteerde Gerbrandy nog diezelfde dag aan de koningin,'
XC'had de nota zeer goed gelezen en die ook door zijn medewerkers doen bestuderen. Ze had diepe indruk gemaakt ... De heer Churchill ... had terstond na ontvangst 'de generaals' de vraag voorgelegd of een speciale operatie ter bevrijding van Nederland in het algemene strategische plan behoorlijk paste. Het antwoord luidde, althans op dat ogenblik, niet hoopvol."
XCGerbrandy had daar geen genoegen mee genomen, was op het aparte offensief ter bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren blijven aandringen (hij had tegen Churchill gezegd dat deze precies zo zou handelen, 'als het lot van Schotland of Noord-Ierland op het spel stond') - 'ik wist', vertelde hij aan de Enquêtecommissie, 'dat in september de opzet was om door te zetten tot aan de Zuiderzee' (het IJsselmeer). 'Dan zouden de Duitsers in het westen ... worden afgesneden. De gedachte was dat zij zich dan hoogstwaarschijnlijk via het noorden' (d.w.z. over de Afsluitdijk) 'met de troepen in Duitsland zouden verenigen' (niets daarvan: Hitler had begin september instructie gegeven, Rotterdam en Amsterdam tot het uiterste te verdedigen). 'Ik wandelde daar naar de kaart' (de kaart die in Church ills werkkamer hing) 'en zei, deze operatie aanduidend, dat dàt toch vroeger het plan was. Nil merkte ik dat er wel bewegingen werden uitgevoerd in de richting-Keulen, maar ik zag niets meer in de richting-Zuiderzee. Zijn standpunt was (hoewel hij niet veel zei en verbazend voorzichtig was): 'I must leave it to the generals.' Mij gaf dat de indruk dat hij niet van plan was, hier in te grijpen."
XCChurchill had verder, zo rapporteerde Gerbrandy, aangeduid, 'dat de snelste manier om Nederland te bevrijden niet (was) een afeonderlijke op die bevrijding gerichte operatie, maar een bespoediging van de algemene operaties naar het oosten ... De heer Churchill verklaarde bij de bespre
1 Brief, 20 jan. 1945, van Gerbrandy aan koningin Wilhelmina (AOK, map 'Voorbe reiding reliifWest-Nederland'). 2 Churchill zelfhad eind november in een bespre king in het aangedrongen op, aldus generaal Alan Brooke, 'ill (Brooke's dagaantekening, 27 nov. 1944, aangehaald in Arthur Bryant: ill 1943-1946, p. 340) J Getuige Gerbrandy, dl. V c, p. 442.
king van dit punt dat hij geen bezwaar had en zelfs toejuichte dat ik de gehele zaak persoonlijk besprak met generaal Bedell Smith.'
XCDat gesprek met Bedell Smith liet vij f weken op zich wachten - eind januari en in de eerste weken van februari werd Gerbrandy volledig in beslag genomen door de zaak van het ontslag van zijn tweede kabinet en door de formatie van zijn derde, zodat hij pas enige tijd na zijn gesprek met Churchill contact zocht met Bedell Smith. Medio februari kreeg hij bericht dat deze hem op zaterdag de zaste kon ontvangen. Daags tevoren (de dag waarop de samenstelling van het nieuwe kabinet werd bekendgemaakt) vloog Gerbrandy naar Parijs, vergezeld door de oud-minister van defensie, generaal A. Q. H. Dijxhoorn, zulks met het oog op de militaire kwesties die ter sprake konden komen. In het B-2-gebied was toen, al was dan de lading van de 'Noreg' en de 'Dagmar Bratt' uit Delfzijl onderweg, de situatie door de daling van de rantsoenen nog kritieker geworden dan in januari. Voorts waren de Geallieerde legers wel weer in het offensief gegaan (de Wehrmacht, waarover straks meer, werd uit het Rijnland bewesten de Rijn verdreven), maar dat offensief ging in een richting, tegengesteld aan die waarin het B-2 -gebied lag.
XCIn zijn gesprek met Bedell Smith (een man die grote sympathie koesterde voor Nederland en voor Gerbrandy persoonlijk) begon Gerbrandy met te vertellen van de stap die hij bij Churchill had ondernomen. Daarna kwam hij, aldus het rapport dat hij na terugkeer in Londen opstelde, I 'het antwoord vragen op het diep ernstig en redelijk verzoek der koningin en der Nederlandse regering tot een afzonderlijke operatie ter bevrijding van het bijna zieltogend Noord-West Nederland ... Ook vestigde ik alle nadruk op het feit dat Nederland zelf alles: schepen, bemanningen, marine etc., had afgestaan voor de gemeenschappelijke oorlogvoering en dat het niet te harden was dat men Nederland in de steek zou laten.'
XCBedell Smith was duidelijk en openhartig: een apart offensief was niet mogelijk Shaef had er de reserves niet voor. 'We can't do it. We have not got the necessary divisions and war material at our disposal '2, zei hij, en die woorden sprak hij, aldus Gerbrandy, 'met tegenzin en neerslachtigheid' uit. In '44 waren, zo gaf hij toe, Amerikaanse divisies naar het Verre Oosten gezonden die men nu in Europa node miste, de Geallieerde
XCI Exemplaar (z.d.) in AOK, map 'Voorbereiding relief West-Nederland'. 2 Bedell Smiths woorden worden weergegeven in Gerbrandy's brief aan Churchill van 6 maart 1945 (a.v.).
strijdkrachten waren er zwakker dan de berichtgeving deed vermoeden, hij betoogde dat de samenwerking met de Russen vergde dat alle krachten op de hoofdoperaties werden geconcentreerd en deed in dat verband, aldus Gerbrandy, 'de bittere uitspraak: 'Wij kunnen zonder de Russen deze oorlog niet winnen.' '
XCWat Dijxhoorn tot op dat moment tot het gesprek had bijgedragen, deed Gerbrandy later jegens de Enquêtecommissie verklaren': 'Ik was er nog geen tien minuten of ik wenste dat ik hem thuis gelaten had." Kennelijk dacht Bedell Smith er niet anders over, althans: toen deze dieper op de zaak wilde ingaan, nam hij uitsluitend Gerbrandy mee naar een andere kamer waar een grote stafkaart aan de muur hing. Op die kaart gafBedell Smith vervolgens aan, hoe, naar hij dacht, de verdere operaties zouden verlopen: de Geallieerde legers zouden de Rijn oversteken, het Ruhrgebied omsingelen en in de richting van Berlijn oprukken; op hun linkervleugel zou dan ook in Nederland worden geopereerd, 'een beweging in bedoelde richting zal', aldus Gerbrandy in zijn verslag (dat was vermoedelijk zijn conclusie en niet die van Bedell Smith) 'tengevolge kunnen hebben en vrij zeker moeten hebben dat de Duitsers uit Nederland terugtrekken.' Maar wannéér zou zich dat voordoen? Bedell Smith dacht dat de Geallieerde legers pas in april de Rijn zouden kunnen overschrijden; hij verwachtte er hevige tegenstand aangezien de Russische operaties van midden maart tot midden mei belemmerd zouden worden door de dooi, zodat Hitler troepen van het Oostelijk front zou kunnen overbrengen naar het Westelijk. 'Na I juni zal de grote slag tegen de Duitsers derhalve kunnen geslagen worden. Of reeds binnen enkele weken daarna de oorlog is beslist, kan', zei Bedell Smith, 'niet met stelligheid voorspeld worden. Het kan duren tot diep in de herfst.'
XCDiep in de herfst! 'Kan uw bevolking het uithouden tot eind mei', vroeg Bedell Smith. Gerbrandy's antwoord was kort: 'Neen.'
XCAlle kracht moest dus worden gezet achter de Rode Kruis-zendingen. Bedell Smith gaf de verzekering, 'dat deze relief de steun van Shaef zou houden, ook al aten de Duitsers de helft op.' Hij zei ook dat hij de betere voorbereiding van de B-2-hulp had geregeld met Montgomery's chefstaf, Major General F. W. de Guingand, en dat de verantwoordelijke militairen (de generaals de Guingand, Galloway en Clark) nu 'strenge orders' hadden,
XC1 Getuige Gerbrandy, Enq., dl. VIII c, p. I4I8. 2 Die opmerking was niet fair jegens Dijxhoorn - Gerbrandy had er aan kunnen toevoegen dat hij Dijxhoorn als speciaal regeringsvertegenwoordiger bij Shoef achterliet; Dijxhoorn is nadien blijven rapporteren over de voorbereiding van de B-2-hulp.
XCWat de Rode Kruis-zendingen en het B-2-plan betrof, had Bedell Smith positieve mededelingen gedaan, maar het aparte offensief! Het vooruitzicht dat West-Nederland niet voor eind mei, misschien pas maanden later, zou worden bevrijd, had op Gerbrandy een haast verpletterend effect - diep ontsteld (hij heeft mij persoonlijk in die dagen deelgenoot gemaakt van die ontsteltenis) keerde hij naar Londen terug, vrezend dat bewaarheid zou worden wat hij in december had voorspeld: dat men in West-Nederland geen levende mensen zou bevrijden maar lijken. In een brief d.d. 6 maart bracht hij aan Churchill verslag uit van zijn gesprek met Bedell Smith en beklaagde hij zich bitter over de vertraging bij de voorbereiding van de B-2-hulp, bitterder nog over het feit dat Nederland, dat zo veel had geofferd voor de Geallieerde zaak, in de steek werd gelaten. Ditmaal had zijn brief (deze werd ondersteund door een notitie van Morton) het gewenste effect. Brief èn notitie werden door Churchill daags na de ontvangst toegezonden aan zijn verbindingsman met de Chiefs oj Staff, generaal Sir Hastings Ismay, '7hisjrightjulletter from Dr. Gerbrandy and Sir Desmond Morton's comment thereupon require your immediate attention', schreef Churchill.' Hij had van Bedell Smith vernomen dat, als de Geallieerden eenmaalover de Rijn waren, wellicht twee divisies ter beschikking konden worden gesteld' to dear Holland ... I am oj opinion', schreef Churchill,
XC"that a military plan should /'lOW be concerted to prevent the horrors which will befatl the Dutch, and incidentally to extirpate the rocket-firing points in Hal/and at the earliest moment. I consider that ifit were inevitable, which I doubt, a certain delay might be accepted in the main advance 0/1 Berlin. . Considering hOIlJ tile Dukius, Buffaloes etc? carried forward our northern movement, I do not think too much ought to be made of the water problem. If it be true that the German forces in Holland are now almost entirely static and that all the effective fighting units have left, there is no need to dwell upon the military task and overweigh it'
XCeen typisch Churchilliaanse aansporing: stoutmoedig, maar met onderschatting van de praktische moeilijkheden welke een Geallieerde poging om van het zuiden en oosten uit in West-Nederland door te dringen, zou ontmoeten, met onderschatting ook van de risico's welke de burger
XC1 Tekst van Church ills notitie d.d. 8 maart I945 aan Ismay in Churchill: TI-le Second World War, dl. VI (I954), p. 359-60. 2 Gepantserde amfibische vaartuigen.
bevolking in dat geval zou lopen, dit alles tenzij een overweldigende strijdmacht zou worden ingezet - en die kon niet beschikbaar worden gesteld.
XCDe Engelse Chiefs of Staff legden Churchills aansporing naast zich neer. 'This morning', noteerde generaal Brooke op 9 maart,
XC'our main problem at the C[hiifsJ O[f] S[ta.ffl-meeting was the Dutch P[rimeJ M[ inister]' s lament to Winston concerning the starvation of the Dutch population and arguingfor a reconsideration of our strategy so as to admit of an early liberation of Hal/and - one more of the continued repercussions of political considerations on strategical require ments. It is, however, pretty clear that our present plans for Monty's crossing of the Rhine cannot be changed. After crossing the Rhine.from a military point of view there is no doubt that we should work for the destruction of Germany and not let any dearing up of Holland delay our dispositions.' I
XCWas dit het laatste woord? Bepaald niet.
XCHoewel Churchill op 14 maart aan Gerbrandy een terughoudende brief schreef waarin hij het standpunt van de Chiefs of Staff overnam, er daarbij o.m. op wij zend 'that rather than allow any diversion from our main strategic . objective, we have been prepared to endure throughout the winter constant bombardment by Vi-weapons, which operations in North- West Holland would have eliminated?", namen de Combined Chiefs of Staffte Washington, diep onder de indruk van de noodsituatie in het B-2 -gebied (wellicht ook op aansporing van Roosevelt), op diezelfde rade maart een beslissing waarmee van het uit Londen ontvangen advies werd afgeweken: Eisenhower kreeg opdracht, een plan te ontwerpen' to liberate Holland' (bedoeld werd: West-Nederland) 'as soon as practicable after your Rhine crossing has been secured and to introduce food supplies simultaneously witn the arrival of the liberation forces.'?
XCZulks betekende dat het militaire college dat, sinds de Verenigde Staten in december '41 oorlogvoerende partij waren geworden, leiding gaf aan de gehele Geallieerde strategie in de Tweede Wereldoorlog, de twee standpunten had overgenomen (en had gecombineerd) die door de regering sinds januari in de van haar uitgaande stukken en de op grondslag daarvan gehouden besprekingen met klem waren bepleit: de bevrijding112
I Aangehaald in Bryant: in 1943-1946, p. 427. 2 Brief, I4 maart I945, van Churchill aan Gerbrandy (AOK, map 'Voorbereiding reliifWest-Neder land'). 3 Telegram, 14 maart I945, van de aan Eisenhower, aangehaald in de dl. Ill: C. P. Stacey: (I960), p. 584.
van West-Nederland moest prioriteit hebben boven een doorstoot in de richting van Berlijn en de B-2 -hulp moest als onderdeel worden gezien van de bevrijdingsoperatie zelf. Gerbrandyen de Booy werden door Morton ingelicht, 'bedenk echter wel', zei deze (aldus Gerbrandy tien jaar later), 'welk ontstellend risico een operatie, apart voor Nederland bestemd' (d.w.z. voor het laaggelegen westen), 'meebrengt. We moeten de operatie uitstellen tot het ogenblik dat de nood zo hoog gestegen is dat ook het risico dat een groot deel van uw land door de meedogenloze, verbitterde Duitsers in puin, water en woestenij wordt veranderd, eenvoudig genomen moet worden.'!
XCZo luidde de waarschuwing die Gerbrandyen de Booy op 26 maart van Morton vernamen.
XCVier dagen later, op Goede Vrijdag 30 maart, overschreden Canadese troepen die bij Rees de Rijn waren gepasseerd, in de Achterhoek de Duits-Nederlandse grens waarmee de bevrijding van Oost- en NoordNederland was begonnen. Die bevrijding had, in tegenstelling tot die van het westen des lands, bij het opstellen van de Geallieerde strategische plannen nooit tot meningsverschillen geleid.
XCWillen wij nu de ontwikkeling van die plannen weergeven, dan dienen wij terug te gaan naar de situatie aan het Westelijk front na het mislukken van het Duitse Ardennen-offensief.112
I Gerbrandy in 3 mei I955.
XCTer ondersteuning van de verdere operaties dier legers breidden de Geallieerde luchtstrijdkrachten hun acties uit. Midden januari werd bepaald dat de zware bommenwerpers in de eerste plaats de Duitse installaties ter vervaardiging van synthetische benzine zouden aanvallen, in de tweede plaats verkeersdoelen, in de derde plaats stadscentra. Bomber Command van de RAF en de Amerikaanse Eighth Air Force wierpen in januari 68 000 ton aan bommen af, in februari 92 000 ton, in maart 134 000 ton. Eind maart was de Duitse productie van synthetische benzine vrijwel tot stilstand gebracht en waren de talrijke spoorlijnen die het Ruhrgebied met andere delen van Duitsland verbonden, alle zwaar beschadigd. Ook
XC1 Aangehaald in Ralph Bennett: Uitra in the West, p. 224.
tal van Duitse steden liepen zware schade op, daaronder Dresden in Saksen waar tussen de vijf-en-dertigen veertigduizend slachtoffers vielen onder de burgerij van de stad en onder de vluchtelingen uit de gebieden ten oosten van de Oder en de Neisse.' Met dat al: de luchtstrijdkrachten alléén konden de beslissing niet forceren, er waren offensieven te land nodig.
XCEind januari hadden de Combined Chiefs oj Staff in hun conferentie op Malta vastgesteld dat de Geallieerde strijdkrachten aan het Westelijk front uit Italië versterkt zouden worden met een deel van de zware bommenwerpers van de Amerikaanse Twelfth Air Force en met vijf divisies (daaronder bevonden zich een Canadese tank- en een Canadese infanteriedivisie die tezamen het Ist Canadian Army Corps vormden) en dat, wat de operaties te land betrof, de Britten bij het Ruhrgebied en de Amerikanen ter hoogte van Frankfort over de Rijn moesten komen. Het passeren van de Rijn was toen al maandenlang voorbereid: begin oktober was men begonnen de materialen bijeen te brengen die nodig waren
XCI Dresden werd aangevallen omdat het een belangrijk verkeersknooppunt was - al vóór de conferentie van Jalta hadden de Britse Chief of the Air Staf! en de bevelhebber van de Amerikaanse Eighth Air Force de afspraak gemaakt dat de bombardementen van dit soort steden zouden worden voortgezet (zij hadden daarbij Dresden genoemd) en tijdens die conferentie had de chef van de generale staf van het Rode Leger er op aangedrongen dat men het overplaatsen van Duitse eenheden naar het Oostelijk front zoveel mogelijk zou bemoeilijken. Achter dat front was Dresden een vervoersen bestuurscentrum van betekenis, een garnizoensstad voorts met talrijke militaire installaties en fabrieken van oorlogstuig - anders gezegd: een belangrijk doel voor bombardementen. Die bombardementen werden in de avond van 13 en in de nacht van 13 op l4 februari uitgevoerd door Bomber Command van de RAF en op de rade en r yde overdag door de Amerikaanse Eighth. Air Force (daarbij werd op de rade, als gevolg van het uitvallen van de radar-apparatuur van een der leidende toestellen, door een deel van de Amerikaanse bommenwerpers Praag in plaats van Dresden gebombardeerd).
XCEr is wel beweerd dat in Dresden ver over de honderd-, ja meer dan tweehonderdduizend slachtoffers zouden zijn gevallen, maar de uit de stad afkomstige Duitse auteur Götz Bergander schrijft in zijn in '77 verschenen, op grondig onderzoek gebaseerde studie Dresden im Lujtkrieg van 'fünf-und-dreissigtausend Tote, diese Zahl ~'''l/lIl/t der Wahrlicit am ndchsten, //lag sie auch I/tII einige Tausend I/oher gel/Jescl/ scit! (p. 166) Het naar verhouding hoge aantal slachtoffers, minder hoog overigens dan er eind juli-begin augustus '43 in Hamburg waren gevallen (daar waren drie-en-veertigduizend burgers om het leven gekomen), was mede veroorzaakt doordat alle luchtafweerbatterijen uithetgebied van Dresden naar elders waren verplaatst en doordat er in de stad te weinig schuilkelders waren. Er werden veel historisch en architectonisch waardevolle gebouwen verwoest maar wat het percentage verwoeste woonpanden betreft, staat Dresden op de lijst van de door de oorlog getroffen Duitse steden pas op de z zste plaats. 112
voor de bruggen die men over de brede rivier zou moeten slaan: o.m. betonnen palen en stalen balken die meer dan dertig meter lang waren, boten ook die door de genie zouden worden gebruikt; al dat materiaal moest dwars door Frankrijk en België over land worden vervoerd.
XCMontgomery's probleem was dat hij alleen dàn over de Rijn kon komen wanneer hij eerst de Wehrmacht had verdreven uit het gedeelte van het Rijnland tussen die rivier en de Maas - gebied dat door de Duitsers zwaar was versterkt. Hij begon met in de tweede helft van januari de Duitsers in midden-Limburg in zware strijd benoorden Sittard terug te dringen tot achter de Roer. Een algemeen offensief was toen nog niet mogelijk. Eind januari en begin februari zette de dooi zo snel in dat de belangrijkste aanvoerweg naar het Rijk van Nijmegen: de straatweg Eindhoven-Grave-Nijmegen (het, gedeeltelijk uit Britse divisies bestaande, Canadese Eerste Leger zou uit het gebied van Nijmegen zuidwaarts moeten aanvallen), volledig werd stukgereden en bij gedeelten zelfs door jeeps niet kon worden gebruikt. Het herstel werd met man en macht .ter hand genomen; van belang was evenwel vooral dat de door de Duitsers opgeblazen spoorbrug bij Ravenstein in de spoorlijn die Nijmegen met Noord-Brabant verbond, begin februari was hersteld. Nadien kon de opbouw van de voorraden die voor het Rijnland-offensief nodig waren, in snel tempo worden voltooid.
XCDe bedoeling was dat dat offensief van twee kanten zou worden ingezet: op 8 februari van het noorden uit door het Canadese Eerste Leger, op 10 februari van het westen uit door het (ook onder Montgomery ressorterende) Amerikaanse Negende Leger dat zich langs de Roer had opgesteld. Dat tweede offensief werd vertraagd: toen het offensief van het Rijk van Nijmegen uit werd ingezet, gaf Hitler namelijk bevel de stuwdammen in de bovenloop van de Roer (gelegen in een gebied dat de Amerikanen eind '44, al hun inspanningen ten spijt, niet in handen hadden gekregen) op te blazen - gevolg was dat de Roer een brede stroom werd waarvan het peil pas na twee weken voldoende was gezakt om de overtocht mogelijk te maken. Twee weken lang kon de Wehrmacht dus een groot deel van haar krachten tegen het Canadese Eerste Leger concentreren.
XCHet offensief van dat leger (zie kaart XI op pag. 1129) werd op 8 februari met een formidabele kanonnade ingezet. In Nijmegen en Groesbeek kon men zich op straat alleen hard schreeuwend verstaanbaar maken, 'pannen ritsten van de daken', schreef een Nijmegenaar, 'noodruiten vlogen rinkelend uit de sponningen, plafonds kletterden naar beneden, deuren werden ontzet, maar de gezichten van de mensen straalden, want nu ging r rz
Dortmund ·Bochum Arnhem r' ) Bonn _-7XI, Het Rijnland-offensief van de 21St Army Group De rode lijn geeft de Geallieerde posities aan v66r de inzet van het Rijnland offensief. Het Canadese Tweede Leger zette op 8 februari 1945 de aanval in in zuidoostelijke richting, het Amerikaanse Negende Leger viel op 23 februari over de Roer aan in de richting van Düsseldor]. De gebroken rode lijn geeft de Geallieerde posities aan op 22 maart, daags voor het overschrijden van de Rijn by' Rees en Wesel, II2
het naar het einde" - inderdaad, maar niet zo vlug. De Wehrmacht verdedigde zich hardnekkig en het slechte weer belemmerde de acties van de Geallieerde Tactische Luchtstrijdkrachten. Meer schot kwam er in de operaties toen het Amerikaanse Negende Leger op 23 februari de Roer kon overschrijden (binnen 24 uur lagen er zeven noodbruggen over die rivier). Een week later stond dat leger tegenover Düsseldorf aan de Rijn en was Keulen in handen van het Amerikaanse Eerste Leger dat uit het gebied van Aken tot de aanval was overgegaan. Toen de strijd in het Rijnland bewesten de Rijn op 10 maart was geëindigd, hadden de Geallieerden drie-en-twintigduizend militairen verloren, de Duitsers evenwel meer dan honderdveertigduizend, van wie meer dan vijftigduizend krijgsgevangen waren gemaakt.
XCEenmaalover de Roer, waren delen van het Amerikaanse Negende Leger noordwaarts opgerukt: zij waren het die de Wehrmacht noopten, zich zonder slag of stoot uit Roermond en Venlo terug te trekken. Op I maart trokken de Amerikanen beide steden binnen. De Duitsers hadden er op het laatst nog aanzienlijke verwoestingen aangericht; zo hadden zij in Roermond o.m. de toren van de kathedraal, de Christoffelkerk, opgeblazen - de nog oudere Munsterkerk was gespaard gebleven doordat de waarnemend burgemeester, een NSB'er, 'door middel van een lang onderhoud en een stevige borrel' (aldus een streekrelaas) had bereikt dat de Munsterkerk en enkele andere gebouwen gespaard bleven 2 'lch bin der letzte deutsche Sofdat in der Stadt', had de bevelvoerende Duitse officier gezegd, "und mien kontrolliert keinet mehr'?
XCEvenals Venlo was Roermond goeddeels geëvacueerd; de meeste inwoners waren, zoals wij in deel 10 a beschreven, mèt andere Middenen Noordlimburgers naar het noorden van Nederland afgevoerd (geschat wordt dat van de tweehonderdveertigduizend bewoners van Middenen Noord-Limburg niet veel meer dan honderdduizend waren achtergebleven). 'Hoe heel anders is', zo leest men in een Roermondse publikatie,
, A. Lammerts van Bueren: (1946), p. II2-I3. 2 A. van Rijswijck: (1947), p. 98. 3 Bisschoppelijk College Roermond: (z.j.), p. 240.
'hier de bevrijding dan in de vroeger ontzette steden. Hier geen juichende mensenmassa's die de binnenrollende tanks en wagens bestormen. Een stad die nauwelijks nog een vierde deel van haar bevolking herbergt, van wie een groot deel ziek of invalide, ... kan moeilijk mensenmassa's op de been brengen ... In iedere straat puin en vuilnishopen, hele huizen weg door de bommen, overal granaatgaten in dak en muur, in de hele stad versperringen, waartussen de stille dreiging van landmijnen die menig slachtoffer eisen.. In iedere straat was geroofd en geplunderd ... Gas was er niet, kolen evenmin, en dus trok de burgerij 's middags met emmertjes naar de gaarkeuken voor stamppot en Amerikaanse worstjes en voor het avondmaal zocht ieder zich een welvoorziene legerkeuken uit.'!
XCVrijwel onmiddellijk kwam het Nederlands Militair Gezag de burgerij in Middenen Noord-Limburg te hulp. Alle bruggen waren door de Duitsers opgeblazen en honderden schepen waren tot zinken gebracht. Hoewel een deel van de bedrijven zo goed en zo kwaad als het ging vrij spoedig weer een begin maakte met de produktie, kon aan het herstel van de verwoeste en beschadigde panden voorlopig niet worden gedacht. Ook waren veel inboedels verdwenen - in het ontruimde deel van het Rijk van Nijmegen hadden de Geallieerde troepen zich alles toegeëigend wat zij konden gebruiken. 'Van mijn meubilair heb ik', schreef in april een inwoner van Beek,
XC'slechts drie vieze stoelen teruggevonden. Mijn piano stond buiten, maar waar het mechaniek kan gebleven zijn, is mij een raadsel. Te midden van de chaos die ik in iedere kamer aantrof, heb ik als een razende naar mijn linnengoed en bovenkleding gezocht. Volgens mijn buurman zal dat wel in een kuil ergens in de tuin zitten. Ik heb een uurtje geleden een stukje brood willen eten, maar een mes om dat brood te besmeren, was al even spoorloos als de rest.
XC... En als ik er nu maar alléén zo voorstond! Doch ieder die je spreekt, vertelt hetzelfde."
XCHet was geen wonder dat burgers uit dit deel van het land die vernamen dat vlak over de grens goederen die zij bitter misten, voor het grijpen lagen, hemel en aarde bewogen om verlof te krijgen, het veroverde deel van het Rijnland binnen te trekken. Er werd daar druk 'georganiseerd', zoals dat heette in de eerste plaats door de Britse, Canadese en Amerikaanse veroveraars, van wie sommigen vrachtauto's vulden met goederen die in Nederland werden verkocht. Een Neder
XC! D. Smeets in: Het Roermondse Grootsemillarie in oorloçstijd, 1940-1945 (1947), P.238-40. 2 De Gemeente Ubbergen in defrontlinie (1945), p. 18.
landse officier die in die tijd, begeleid door een Amerikaanse verbindingsofficier, in het Rijnland een bezoek bracht aan de hoogste politieautoriteit van het Amerikaanse Negende Leger, de Provost Marshal, constateerde er, dat, schreef hij later, 'op klaarlichte dag in de tuin van zij n bureau drie brandkasten werden opengebrand.' De Nederlander zei toen: 'You are doing strange things outside', waarop de Provost Marshal antwoordde: 'We are late. The jitters could not come earlier.' Uit een der brandkasten' kwamen te voorschijn: een fles champagne, een schrijfmachine en een gouden armband; de verbindingsofficier kon die armband meenemen. 'Indien de hoogste politie-autoriteiten' van een leger zo optreden, kan men', aldus de Nederlander, 'de troep dit op dit punt moeilijk kwalijk nemen."
XCOfficiële Nederlandse instanties trachtten een graantje mee te pikken: het Militair Gezag zond requisitieploegen uit, die soms wèl, soms niet de nodige medewerking kregen van de Geallieerde instanties ter plaatse en die, als zij op tegenwerking stuitten, met flessen sterke drank wel eens iets wisten te bereiken ('het werk is me buitengewoon bevallen en ik heb het buitengewoon gewaardeerd dat U HoogEdelGestrenge me met deze job belast heeft', schreef de leider van zulk een ploeg aan generaal Kruls"). Prins Bernhard liet uit zijn hoofdkwartier te Breda eerst zijn secretaresse naar het Rijnland gaan en toen zij, aldus zijn biograaf Alden Hatch, 'drie vrachtwagens vol etenswaren, kleren, medicijnen en twee konijntjes die ze als huisdieren wilde houden', in de wacht had gesleept, ging de prins er ook zelf op uit; hij keerde terug 'met twee wagens vol voorraden waaraan een nijpend gebrek was."
XCOp 10 maart was, gelijk vermeld, het gehele Rijnland bewesten de Rijn in Geallieerde handen - verder zuidelijk waren toen ook al de legers van Bradley's t ztn Army Group op verscheidene punten de brede rivier dicht genaderd. Brug na brug was er door de Wehrmacht opgeblazen, maar op 7 maart had een Amerikaanse tankvoorhoede geconstateerd dat de spoorJ.J.
I G. Beelaerts van Blokland: 'Oorlogsbelevenissen van een cavalerie-officier' (ca. I960), p. I30. 2 W.H.R.: 'Rapport over de tocht naar Duitsland van IO-I3 maart I945', p.2 (MG, Geheim archief, 322). l Alden Hatch: (I962), p. I64-65.
brug bij Remagen (zie kaart XI op pag. 1129) nog intact was. De wachtposten hadden opdracht de brug tijdig te vernielen maar zij hadden die opdracht nog niet uitgevoerd omdat zij aannamen dat Duitse militairen die naar Remagen terugtrokken, er nog gebruik van moesten maken; haastig brachten zij de voor hen op dat moment toegankelijke explosieven tot ontploffing - er kwam een gat in het brugdek zodat tanks en andere voertuigen er niet overheen konden maar men kon lopend de brug passeren. Een Amerikaanse patrouille waagde zich, hoewel van de oostelijke oever op haar werd geschoten, voorwaarts, sneed de vuurkoorden van de resterende explosieven door en bereikte de overzijde. Meer Amerikanen volgden.
XCZodra Bradley van dit gebeuren in kennis was gesteld, gaf hij bevel, het bruggehoofd op de oostelijke oever zo snel mogelijk uit te breiden en dat bruggehoofd en de brug zelf krachtig ter verdediging in te richten. Er werd binnen enkele dagen een aantalluchtafweerbatterijen opgesteld dat anderhalf maal zo groot was als dat waarmee in juni '44 de landingsstranden in Normandië waren beschermd. Verwoede Duitse pogingen om het bruggehoofd op te ruimen en de brug alsnog te vernielen werden afgeslagen. Wel stortte de brug, getroffen door granaten van Duits lange-afstands-geschut, na een week of twee in het water maar de Amerikaanse genie had toen ter plekke al acht nieuwe bruggen over de Rijn geslagen.
XCEen zware tegenslag voor de Wehrmacht! Tegenslag vooral voor Ge neralfeldmarschall Albert Kesselring die, uit Italië ontboden, op Ia maart von Rundstedts plaats als Oberbefehlshaber West had ingenomen. Kesselring had aanzienlijk minder troepen tot zijn beschikking dan zijn voorganger begin februari nog had bezeten, want ook in de Eifel en het gebied bij de Moezel had de Wehrmacht zware verliezen geleden - alleen al het totaal aantal Duitse krijgsgevangenen dat sinds begin februari was gemaakt, bedroeg een kwart miljoen, Op papier commandeerde Kesselring nog meer dan 60 divisies maar bij elkaar geteld waren dat maar 26 voltallige divisies - de Geallieerden hadden er 85, waaronder 23 tanken 5 luchtlandingsdivisies.
XCBeschermd door het vuur van meer dan drieduizend stukken geschut, trokken delen van het Britse Tweede Leger in de avond van 23 maart tussen Rees en Wesel (beide plaatsen waren met de grond gelijk gemaakt) in stormboten over de Rijn, in de nacht van de z jste op de zaste deden delen van het Amerikaanse Negende Leger ten zuiden van Wesel hetzelfde. Vooral aan de Amerikanen werd maar weinig weerstand geboden (er sneuvelden bij hen op de eerste gevechtsdag minder dan vijftig man)
- meer weerstand ondervonden de Britten en vooral de twee luchtlandingsdivisies (één Britse die uit Engeland, één Amerikaanse die uit Frankrijk was komen aanvliegen) welke in de ochtend van de zaste landden in het gebied ten noorden van Wesel. Niettemin was het gecombineerde bruggehoofd van de twee Geallieerde legers in enkele dagen tijd vijftig kilometer breed en dertig diep. Het had uiteraard voor zijn uitbreiding meer krachten nodig dan men in boten kon overzetten, welnu: de genie ging dag en nacht aan het werk. Spoedig lagen de eerste verkeersbruggen over de brede rivier. De eerste spoorbrug, een bij Wesel, in tien dagen in elkaar gezet, werd op 8 april in gebruik genomen, zes dagen later gevolgd door een spoorbrug bij Mainz, en daarop volgden, nog in april, spoorbruggen bij Mannheim en Karlsruhe. Midden april vervoerden de Geallieerde spoorwegen al evenveel goederen over de Rijn als de Geallieerde vrachtauto-colonnes - die colonnes maakten gebruik van verkeersbruggen van welke niet minder dan 57 in grote snelheid waren geslagen. Er was voor de Wehrmacht geen houden meer aan. Eind maart (wij beperken ons even tot Montgomery's 21St Army Group) begon het Amerikaanse Negende Leger aan de noordelijke afsluiting van het Ruhrgebied, het Britse Tweede Leger rukte Westfalen binnen en op 30 maart, Goede Vrijdag, overschreden, gelijk reeds vermeld, delen van het Canadese Eerste Leger die bij Rees de Rijn waren gepasseerd, in de Achterhoek de Duits-Nederlandse grens. De bevrijding van Oost- en Noord-Nederland was begonnen.
XCDe gehele maand maart was in het oosten des lands een onrustige tijd geweest. Terwijl Nederlandse arbeiders die bij duizenden hun werk in Duitsland in de steek hadden gelaten, in de Achterhoek en Twente werden opgevangen, en terwijl de 'spitters' die in de twee oostelijke en de drie noordelijke provincies onder dwang aan het werk waren gezet, er vandoor gingen waar dat maar mogelijk was, werden plaatselijk tot in de laatste dagen van maart razzia's op arbeidskrachten gehouden; hier en daar dwong men hen, 's avonds en's nachts te 'spitten'. Dat laatste geschiedde vooral daarom omdat elke groep mannen die overdag bijeenstond, gevaar liep, door Geallieerde jagers en jachtbommenwerpers te worden bestookt. 'Alles wat bewoog', zo leest men in een relaas over Ruurlo,
'werd onder vuur genomen. Bij goed weer was het geronk der vliegtuigen van voormiddag 8 uur tot namiddag 4 uur niet uit de lucht. Vluchtelingen konden alleen's nachts vervoerd worden, begrafenissen vonden in de vroege ochtenduren plaats. Honderden bommenwerpers trokken dagelijks over."
XCMeestal gingen die bommenwerpers doelen in Duitsland aanvallen maar er vonden ook bombardementen op doelen in Nederland plaats: het door de Duitsers bij Havelte aangelegde vliegveld werd zwaar beschadigd en voorts vonden, kennelijk met de bedoeling, verkeersknooppunten te teisteren, bombardementen plaats van de centra van Doetinchem, Enschede, Goor en Nijverdal; enkele honderden burgers kwamen daarbij om het leven.
XCDat de Geallieerden in de laatste week van maart van hun bruggehoofden bij Rees en Wesel uit goed vorderden, kon men afleiden uit het feit dat eenheden van de Wehrmacht langs verscheidene wegen in de Achterhoek noordwaarts trokken. Door Winterswijk bijvoorbeeld zag men ze lopen:
XC'moe, stoffig, akelig bedrukt, met tweewielige 'georganiseerde' melkwagentjes en kinderwagens Anderen duwen kruiwagens, handwagens en karretjes, sjokkend, ordeloos en zonder enig verband ... Daar is ook de Volkssturm : in burger, met een band om de arm en in volle wapenrusting ... Een Volkssturm'et op leeftijd gebruikt zijn spuit af en toe als een soort wandelstok, wat een toeschouwster de vraag ontlokte: 'Hei, waar most dou hèn? Dou buste jo zo late an den wandel.' Deze Duitser ... komt blijkbaar uit de buurt en antwoordt: 'lek sollte luk Krieg maken, maar 't is al wat late en 110 gao 'k op 't hoes an.' '2
XCMet dat al: ongedisciplineerd waren die Wehrmachl-eenheden niet; ze voerden bovendien tanks en stukken geschut mee. Er lag dus nog strijd voor de boeg.
XCHet Canadese Eerste Leger dat onderH. D.Crerar in oktober en november zulk een belangrijke rol had gespeeld bij de strijd in Zeeland, bestond uit twee legerkorpsen: een Canadees, hetgecommandeerd doorG.Simonds, en een
G. G. , H. K van Groningen in: p. 285. 2 H. Kraaijenbrink: 'Politierapport 194Q-I945', IV, p. 5I.
Brits. Die twee legerkorpsen hadden samen op 8 februari het offensief in het Rijnland ingezet. Nadien werd het Britse legerkorps aan het Britse Tweede Leger toegevoegd, het Canadese Eerste werd met een nieuw legerkorps versterkt: het Ist Canadian Corps, hetwelk, bestaande uit één infanterieen één tankdivisie, eind februari uit het Geallieerde front in Italië was losgemaakt en uit Livorno was vervoerd naar Marseille, waarna het in ijltempo dwars door Oost-Frankrijk en België naar Zuid-Nederland was overgebracht; daar werd er een Britse infanteriedivisie, de 49th (mannen uit Yorkshire), aan toegevoegd. Bevelhebber van dit Canadese legerkorps was Lieutenant-General C. Foulkes.'
XCOp 9 maart, twee weken voordat de overtocht over de Rijn plaatsvond, kreeg Crerar bevel van Montgomery om, zodra die overtocht was gelukt, vier taken uit te voeren: hij moest (I) de Duitse stelling aan de Ijssel van het oosten uit aanvallen, (2) Deventer en Zutfen veroveren, (3) de Ijssel oversteken en het oostelijk deel van de Veluwe bezetten en (4) de Rijn bij Arnhem oversteken en de Wehrmacht uit Arnhem verjagen. De eerste drie taken droeg Crerar op aan de troepen van Simonds, de vierde aan die van Foulkes. Het was dus het lInd Canadian Corps, bestaande uit twee Canadese infanteriedivisies en één Canadese en één Poolse tankdivisie, dat in het oosten van Nederland doordrong (met op de rechtervleugel de tot het Britse Tweede Leger behorende Guards Armoured Division). Daartoe waren eerst de Duitsers van de hoogten bij Elten verdreven - toen dat was geschied, waren bij Emmerik in ijltempo drie bruggen over de Rijn geslagen via welke de bevoorrading van het lInd Canadian Corps kon plaatsvinden.
XCIn de Achterhoek (zie kaart XII op pag. I 138) bood de Wehrmacht slechts plaatselijk weerstand, o.m. in Doetinchem waar op de twee Paasdagen (r en 2 april) in het door de burgerij verlaten centrum hard werd gevochten en de laatste Duitse militairen met vlammenwerpers verjaagd werden uit de panden waarin zij zich hadden genesteld. Langer verzet boden de Duitsers in drie IJsselsteden waar bruggen over de rivier lagen: Doesburg, Zutfen en Deventer; de Canadezen konden er pas na een week of twee binnentrekken", in Deventer met belangrijke steun van BS'ers die ach
XC1 De operaties van de twee Canadese legerkorpsen op Nederlands grondgebied beschrijven wij aan de hand van het in I960 verschenen derde deel van de Official History of the Canadian Army in World War II: The Victory Campaign, door Colonel C. P. Stacey. 2 In Doesburg maakte de fanatieke Kampfkommandant op I april bekend dat hij, als burgers aan de strijd gingen deelnemen, de gehele mannelijke bevolking zou laten doodschieten en het stadje zou laten verwoesten. Op 5 april, toen zijn hoofdkwartier door een voltreffer was geraakt, gaf hij bevel, alle jongens en mannen
tergebleven Duitsers opspoorden en uitschakelden. Inmiddels waren de Canadezen noordwaarts veel verder gekomen. Op twee punten (bij Almen en Delden) hadden zij, niet zonder moeite, het Twentekanaal overschreden - nadien moest de Wehrmacht snel terugtrekken. Twente en het oosten van Drente werden bevrijd door de Guards Armoured Division en de twee tot het lInd Canadian Corps behorende tankdivisies ; vervolgens trokken die drie divisies Duitsland in - de twee Canadese infanteriedivisies die in de Achterhoek en Overijssel hadden gevochten, rukten op in de richting van Groningen en Leeuwarden.
XCHun operaties werden vergemakkelijkt doordat in de nacht van 7 op 8 april in Drente ca. zevenhonderd Franse en Belgische parachutisten, behorend tot de Special Air Service-brigade, in zes groepen werden afgeworpen I; de bedoeling was dat elke groep de beschikking zou hebben over drie gepantserde jeeps maar die bleven in Engeland staan doordat op het laatste moment bleek dat de vliegtuigbemanningen niet voldoende geoefend waren in het afwerpen van die vehikels. Het ontbreken van die voertuigen was een tegenslag voor de parachutisten maar die weerhield hen niet om van de eerste dag af (tenslotte gebruikmakend van jeeps die van Overijssel uit noordwaarts waren gezonden), de Wehrmacht op tal van punten aan te vallen. Tussen Hoogeveen en Beilen werd het gehucht Spier door veertig van die parachutisten met succes verdedigd tegen een vijfvoudige Duitse overmacht die uit Assen was komen aansnellen, in Appelscha en in Smilde veroverden parachutisten de bruggen. Bij hun operaties die grote verwarring stichtten aan Duitse kant, kregen zij veel steun van Nederlandse spionagegroepen en van de Binnenlandse Strijdkrachten, vooral van de KP'ers die daarvan deel uitmaakten. Op twee plaatsen namen de Duitsers wraak: bij Beilen werden een-en-twintig burgers voor een vuurpeloton geplaatst, in Diever elf (van wie één de executie overleefde). Ook drie Franse parachutisten die krijgsgevangen waren gemaakt, werden doodgeschoten.
XCIn de stad Groningen hielden enkele duizenden Duitse militairen, in
van veertien tot zestig jaar over de Ijssel af te voeren. Protesten van plaatselijke autoriteiten leidden er toe dat hij dat bevel door een ander verving: die jongens en mannen mochten zich niet op straat vertonen. Controle op de naleving werd uitge oefend door de politie, 'menigeen', aldus een plaatselijk relaas, 'liep een klap met de gummistok op.' (L. Westera: 1 1945 p. 1 In Assen, wellicht ook elders, deed op de 8ste het gerucht de ronde dat bij Westerbork dertigduizend parachutisten waren geland.
~LAND TERSCHELLING Bierum Holwierde G,"";"g~:>lingeda:~\:~y . j~' t 5 DE CAN. Beerta ',TANK-DIV. { '.._.i .c-:: '" Winschoten I -, Heerenveen -. Assen Appelscha • I. S 'Ide n o Beilen '1 ........1.....< \ Diever "-.-' ~'j Spier .-, 'i-t. Hoogevee~l Meppe1_~ Dokkum '1 Wescl XII. De bevrijding van 005/
leeftijd variërend van veertien tot vijf-en-zestig jaar, stand. Met de tankmuren die om de stad heen lagen, had de Canadese artillerie weinig moeite - de Canadezen beijverden zich vervolgens om in de stad zelf zo weinig mogelijk schade aan te richten. Schade (door de gevechten en door gevallen van brandstichting door de Duitsers) kwam er toch, vooral in de buurt van de Grote Markt waar na twee etmalen waarop overdag was gevochten ('S nachts vielen de Canadezen niet aan), de Duitse Kampfleemmandant zich op 16 aprilovergaf. Alleen al in de stad Groningen maakten de Canadezen drieduizend krijgsgevangenen - een deel van de Duitsers had zich moeite gegeven om zich aan de strijd te onttrekken, o.m. doordat zij bij de Grote Markt in het complex ProvinciehuisRijksarchief, 'de houders met patronen', aldus een plaatselijk relaas, 'hadden verstopt, zowel achter de rijen boeken in de dienstvertrekken als achter de eigenlijke archiefstukken in de depots."
XCUit de stad Groningen wist een dee! van de Duitsers weg te komen naar de streek van Delfzijl. Daar was aan de monding van de Eems een sterke artilleriestelling aangelegd. De aanval op die stelling werd door de Canadezen met zorg voorbereid; zij kregen er de tankdivisie van het Ist Canadian Corps voor ter beschikking die op de Veluwe stond. Eind april vonden grote artillerieduels plaats, de gevechten waarmee zij gepaard gingen, duurden ongeveer een week, waarbij de bewoners van de boerderijen en de inwoners van de dorpen in dit deel van Groningen, o.m. in Appingedam, Bierum en Holwierde, het (met de bevrijding in zicht!) zwaar te verduren kregen; veel boerderijen gingen in vlammen op en in de dorpen werd aanzienlijke schade aangericht.
XCOok in Friesland was één streek waar de Wehrmatht stand hield; dat was het gebied van de Wonsstelling aan het oostelijk uiteinde van de Afsluitdijk, waarover talrijke Duitsers naar het westen ontsnapten. De 'grote trek' over die dijk begon, aldus een relaas uit Pingjum, op de rzde:
XC'Honderden paarden en wagens, alle gestolen uit Drente en Overijssel, beladen met goederen van de meest uiteenlopende soort, trokken hier overdag zowel als 's nachts voorbij. Zelfs levende koeien en varkens voerden zij met zich mee en zij stalen voorts ook hier wat hun voor de hand kwam: fietsen, auto's, vee, paarden en zelfs meubels, boter, spek en eieren ... Ook Landwachters en bang geworden NSB'ers trokken in grote getale voorbij, velen op fietsen, enkelen zelfs te voet. Dat ging zo door tot des zondagsmorgens 15 april, toen er een troep soldaten kwam die in het dorp bleven zitten en dat was mis"
XCI W. K. J. J. van Ommen Kloeke: De bevrijding van Groningen (1947), p. 144. 2 K. Vriesema: Hoe Pingjum bevrijd werd (z.j.), p. 4-5.
inderdaad, de Wehrmacht verdedigde de Wonsstelling een dag of drie. De stelling viel op de r Sde, Met uitzondering van de Friese Waddeneilanden: Terschelling, Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog" was toen heel Friesland al bevrijd, waarbij (gelijk al in hoofdstuk 8 vermeld) de Binnenlandse Strijdkrachten belangrijke hulp hadden verleend aan de Canadezen: toen dezen in aantocht waren, hadden zij op tal van wijzen het Duitse vervoer belemmerd, telefonisch hadden zij nadien de Canadezen ingelicht, welke bruggen wèl, welke niet vernield waren en van welke wegen de bevrijders het best gebruik konden maken. Op verschillende plaatsen, het felst bij Dokkum, hadden die BS'ers voorts niet zonder succes strijd geleverd met Duitsers en Landwachters; velen hadden zij gevangen genomen. Een en ander gaf de Friezen het gevoel dat Friesland zich zelf bevrijd had - 'dit geldt vooral', schrijft Wybenga, 'voor het oosten van de provincie en voor het platteland." Wel te verstaan: die 'zelfbevrijding' was natuurlijk slechts mogelijk doordat delen van het lInd Canadian Corps in aantocht waren.
XCGelijk vermeld, had Crerar midden maart de vierde van de door Montgomery gestelde opdrachten doorgegeven aan het Ist Canadian Corps onder generaal Foulkes: het moest bij Arnhem de Rijn oversteken en de Wehrmacht uit die stad verjagen. Dat legerkorps bestond uit drie divisies: een Canadese tank- en een Canadese en een Britse infanteriedivisie (de mannen uit Yorkshire).
XCFoulkes besloot, de Wehrmacht op de Veluwe in de tang te nemen: met verlof van Crerar nam hij de derde taak over die aan het Ilnd Canadian Corps was gesteld, d.w.z. zijn Canadese infanteriedivisie, naar de Achterhoek verplaatst via de bruggen bij Emmerik, zou de IJsseloversteken en in de richting van Apeldoorn doorstoten en in diezelfde tijd zou denen werden begin juni afgevoerd. 2 P. Wybenga: Bezettinçstijd in Friesland, dl. J1I,
1 Op al die eilanden bevonden zich Duitse garnizoenen (deze hadden, aldus Wyben ga, de gehele bezetting door opvallend veel contact gehad met de burgerbevolking, vooral met de meisjes); het garnizoen op Schiermonnikoog werd op de r yde april versterkt met ca. honderd Duitsers en Landwachters die uit Oostmahorn waren overgestoken. Wij vermelden in dit verband dat het tot I9 mei heeft geduurd voordat de eerste Geallieerden op de Friese Waddeneilanden verschenen; de Duitse garnizoe
Yorkshire-divisie, gevolgd door de Canadese tankdivisie, Arnhem veroveren om vervolgens te trachten, het Ijsselmeer tussen Harderwijk en Nijkerk te bereiken, zodat Duitsers die uit de buurt van Apeldoorn zouden trachten te ontkomen, op de Noord-Veluwe zouden worden afgesneden.
XCDe overtocht over de Ijssel (zie kaart XII op pag. 1138) vond plaats in de middag van I I april. Doesburg, Zutfen en Deventer waren toen nog in Duitse handen maar een Canadese voorhoede stak bij Brummen de rivier over in gepantserde vaartuigen die over land waren aangevoerd - in de nacht van de r rde op de rzde kwam er al een eerste brug gereed waarvan versterkingen gebruik konden maken. Verder noordelijk zetten de Duitsers toen hun terugtocht in. Men zag hen op de I j de door Kampen westwaarts trekken:
XC'Auto's en vrachtwagens van allerlei slag. Kanonnen, soldaten, vrouwen en kinderen. Geen grein van fierheid en Germaanse zin meer. Ongeschoren, onverschillig, vuil de soldaten. Moe, vervallen, triest de burgers. Troepjes rusten in de straten bij de hoog met gestolen goed beladen voertuigen. Hompen brood op de vuist - moeizaam malende kaken onder de doffe ogen van hen die zich verloren weten. Als de officieren niet kijken, gooien de ondergeschikten schichtig kisten met ammunitie in het water - nog slechts een enkele ongebroken Nazi loopt als een kwade waakhond door de ordeloze rij."
XCOp de rzde werd de aanval op Arnhem ingezet. Voordien hadden de Canadese tank- en de Britse infanteriedivisie de Wehrrnacht verdreven uit het gedeelte van de Betuwe dat zij bezuiden de Veluwe nog in bezit had - oorspronkelijk was het de bedoeling dat de twee divisies bij Oosterbeek over de Rijn zouden gaan. Moeilijk! Foulkes, niet bijzonder op de hoogte met de weersomstandigheden in Nederland, trachtte de voorbereidingen te verbergen achter een enorm rookgordijn waartoe over een afstand van meer dan zo kilometer rookgenerators moesten worden opgesteld. Wat die aan rook produceerden, werd door de wind weggeblazen. Er volgde een snel besluit: de Wehrmacht in Arnhem zou niet dwars over de Rijn worden aangevallen maar dwars over de Ij ssel, bij Westervoort (daar, alsook over de Rijn, hadden de Duitsers alle bruggen vernield). Alweer over de bruggen bij Emmerik werden de Britse infanterieen de Canadese tankdivisie naar de Lijmers overgebracht en op de avond van 12 april stak, na een zware beschieting, een Britse voorhoede in gepantserde vaartuigen de Ijssel over. Er lag toen al iets stroomopwaarts in de Rijn
XCI A. van Boven: jan jansen in bezel gebied, p. 445.
een Bailey-brug klaar van de lengte die bij Westervoort nodig was - het gevaarte werd in delen waarvan het grootste 50 meter lang was, in de ochtend van de r jde in positie gebracht, spoedig aangevuld met vier grote ponten: twee bij Westervoort, twee bij Huissen.
XCIn Arnhem boden de Duitsers niet veel weerstand, maar in de richting van Apeldoorn vergde het enige dagen voordat de Canadezen het Apeldoorns Kanaalover waren, Hier gaven de Duitsers pas in de nacht van de rode op de I7de april hun verzet op. Misschien zouden de Canadezen er in zijn geslaagd, alle wegen dwars over de Veluwe voldoende af te sluiten, als niet hun tankdivisie die, met de Britse infanteriedivisie op de linkerflank, oprukte, juist in die dagen, gelijk reeds vermeld, naar Groningen werd verplaatst om de zware Duitse artilleriestelling bij Delfzijl aan te vallen - er bleven op de Veluwe toen slechts twee infanteriedivisies over: de Britse en een Canadese.' Een flink deel van de Duitse troepen op de Veluwe bereikte de door de Wehrmacht versterkte en van nieuwe inundaties voorziene Grebbelinie, een ander deel wist onder bescherming van kleine eenheden van de Kriegsmarine uit Harderwijk over het IJ sselmeer te ontkomen"; in de havenmond brachten de laatste vertrekkende Duitsers enkele schepen tot zinken. De Noord-Veluwe van Harderwijk tot Hattem hadden de Canadezen rechts laten liggen; hier werden groepjes achtergebleven Duitsers krijgsgevangen gemaakt door de Binnenlandse Strijdkrachten; deze hadden bovendien Harderwijk al in handen voordat er de eerste Canadese tanks binnenrolden. In het algemeen hadden trouwens de BS'ers en leden van diverse spionagegroepen alle mogelijke bijstand verleend aan de Canadezen en, verder zuidelijk, aan de mannen uit Yorkshire. Een lid van de Centrale Inlichtingendienst op de Veluwe droeg er zorg voor dat de clandestiene telefoonlijn Ermelo-Utrecht-Amsterdam spoedig weer in gebruik werd genomen.
XC1 Een plan om, analoog aan wat in Drente was geschied, enkele eenheden van de Special Air Service-brigade mèt jeeps bij Garderen en Barneveld af te werpen, werd slechts gedeeltelijk uitgevoerd, nl. bij Barneveld, en weer ontbraken de jeeps. De bedoeling was dat deze eenheden de Duitse bezetting van de bruggen over het Apeldoorns kanaal bij Epe en Heerde in de rug zouden aanvallen. Een groep BS'ers trachtte toen bij de brug bij Heerde de Duitse bezetting uit te schakelen. Dit mislukte. Zes BS'ers sneuvelden hierbij en bovendien werden vier omwonenden en nog twee andere burgers door de Duitsers doodgeschoten. 2 Omstreeks twaalf Harderwijkse vissersboten waren opzettelijk tijdig buitengaats voor anker gelegd; die boten werden door de Duitsers tot zinken
In hoofdstuk 5 vermeldden wij dat de BeJehlshaber dey Sicherheitspolizei und des SD, Schöngarth, in aansluiting op instructies welke eerder van het Reichssicherheitshauptamt waren uitgegaan, in januari bevel had gegeven om 'im Faile der Alarmstufe "drohender Ortskatnp]' illegale werkers die als, Todeskandidaten waren bestempeld, dood te schieten. Voordien waren Todeskandidaten in grote getale geëxecuteerd telkens wanneer de illegaliteit de bezetter schade had berokkend - in het SD-beleid terzake staken een element van represaille en een van intimidatie. Het op het laatste moment doodschieten van Todeskandidaten had evenwel met bepaalde daden van de illegaliteit niets te maken en was bovendien, menen wij, des te misdadiger omdat het in die fase van de oorlog toch ook aan elke Duitser duidelijk moest zijn dat het einde van het Derde Rijk snel naderde,
XCIn het oosten en noorden des lands bevonden zich, toen de Canadezen en Britten naderden, Einsatzkommandos van de SD in Velp, Apeldoorn, Doetinchem, Deventer, Zwolle, Enschede, Steenwijk, Meppel, Assen, Groningen, Delfzijl, Heerenveen, Sneek en Leeuwarden - dat waren allemaal plaatsen waar de "Alarmstufe 'drohender Ortskampf" werd afgekondigd, maar Schöngarths bevel is niet overal uitgevoerd, Wie zich als verantwoordelijk SD-officier aan de uitvoering wilde onttrekken, had drie mogelijkheden: hij kon die uitvoering openlijk weigeren (en liep dan kans, zelf gefusilleerd te worden); hij kon aan de staf van de BdS, d.w.z. aan Kolitz, de chef van Abteilung IV, berichten dat zich onder zijn arrestanten geen Todeskandidaten meer bevonden (en was dat bericht gefingeerd, dan liep hij kans, door de een of andere fanatieke ondergeschikte verraden te worden) en hij kon er tijdig zorg voor dragen dat 'zijn'Todeskandidaten als 'lichte gevallen' waren ontslagen of naar elders overgebracht.
XCVan de eerste en de tweede mogelijkheid is, voorzover ons bekend, nergens gebruik gemaakt, van de derde wèl: Haase, de chef van het Einsatzkommando-Groningen, die zich in die tijd met een coördinerende opdracht in de Achterhoek bevond, heeft de commandant van de SD gevangenis 'De Kruisberg' bij Doetinchem, opdracht gegeven, zo veel mogelijk gevangenen te ontslaan, heeft voor de overigen bereikt dat zij naar Westerbork werden afgevoerd, heeft de SD-gevangenen uit Arnhem eerst laten overbrengen naar Lunteren (waar zich een Kommando van de SD uit Apeldoorn bevond) en heeft hen samen met een aantal gevangenen van het Kommando-Lunteren naar het concentratiekamp Amersfoort doen transporteren; dat laatste transport werd achteraf goedgekeurd door Schöngarth (die zich toen in de stad Amersfoort bevond),
aan wie Haase, zo verklaarde deze in '47, had voorgesteld, 'diese scku/eren Gejangenen als Austauschgejangene aneusehen ... jiir den Fall, dass eigene Angehörige im Fronteinsatz in Gejangenschajt gerieten.' I Hoewel Haase ook bij het SD-Kommando in Zutfen op matiging had aangedrongen, werden daar toch op 3 I maart, daags dus nadat de Canadezen begonnen waren in de Achterhoek door te dringen", op last van de Kommandofûhrer, S'SsUntersturmfûhrer Ludwig Heinemann, tien politieke gevangenen in drie groepen naar de IJsselkade gebracht om daar doodgeschoten te worden (tegen een SD'er die aanvankelijk weigerde zijn vuurwapen te gebruiken, zei Heinemann, aldus die SD'er:'Jij vreet er toch ook van'3) - negen lijken werden in de rivier gegooid; dat gebeurde ook met de tiende Nederlander die evenwel slechts in zijn dij was geraakt en zich dood had gehouden (de man kon zich zwemmend redden). Kennelijk was het Heinemanns bedoeling, de sporen van zijn misdaad uit te wissen. Het is mogelijk dat hij in dat opzicht conform instructies van Schöngarth of Kolitz heeft gehandeld, althans: ook in Deventer en Zwolle werden de lijken van de op het laatste moment gefusilleerde Todeskandidaten in de Ijssel geworpen, tien op 5 april in Deventer, negen op 9 april bij Zwolle, nl. aan de Hattemse kant van de Ijssel (het hadden er tien moeten zijn maar een van de tien, een Belg, sprong in het water en kon, hoewel getroffen, zwemmend ontkomen).
XCIn Assen werden op Ia april zeven illegale werkers doodgeschoten (onder hen dr. RJ. Dam, rector van het Gereformeerd Gymnasium te Kampen, die aldaar de ziel was geweest van het gereformeerd verzet)", en van de gevangenen van de Groninger SDwerden er op last van Haase's
I PRA-Groningen: p.v. B.G. Haase (afgesloten 8 mei 1947), p. 5 (Doc 1-612, a-33). 2 In Enschede werd op de avond van 3 I maart, daags voordat de tanks van de de stad binnenrolden, een illegale bijeenkomst die op voorstel van een provocateur (een ten onrechte vertrouwde SD'er) was belegd, door de SD overvallen; zes illegale werkers, allen behorend tot de LO, werden niet als gevangenen weggevoerd maar ter plaatse met handgranaten afgemaakt samen met de vrouw des huizes; twee andere illegale werkers, diezelfde avond gearresteerd, werden wèl weggevoerd en enkele dagen later doodgeschoten. Dit gebeuren dient men te zien als een toepassing, op het laatste moment, van het uit september '44 daterende 3 BG-Arnhem: verslag zitting inz. L. Heinemann (ro dec. 1946), p. 89 (Doe 1-658, a-3). 4 Behalve de al gememoreerde drie Franse parachutisten werden bij die gelegenheid ook vier personen (drie Nederlanders en een Duitser) gefusilleerd die in Duitse uniformen roofovervallen hadden gepleegd op boerderijen. De uniformen van de Fransen werden verbrand om ontdekking van de oorlogsmis daad te voorkomen.
plaatsvervanger Lehnhoff op 8 april negen-en-dertig gefusilleerd: negenen-twintig in het noorden van Drente, tien bij het Friese Bakkeveen (bij die tien bevond zich de kunstenaar H. N. Werkman '). Het was Lehnhoffs bedoeling, nog méér gevangenen te executeren: zes-en-twintig die zich op vrijdag 13 april, toen de Canadezen Groningen naderden, nog in het Huis van Bewaring bevonden; toen SD'ers des avonds die gevangenen kwamen ophalen, bleken zij verdwenen te zijn. Zij waren overgebracht naar de strafgevangenis en een van Lehnhoffs ondergeschikten, SS Hauptsturmführer F. Bellmer, die van dat feit op de hoogte was, liet hen daar zitten.
XCDan werden op 12 april, vijf dagen voor de bevrijding, in Ede drie gevangenen doodgeschoten en op 13 april, vier dagen voor de bevrijding, in Apeldoorn vijftien.
XCIn totaal heeft de SD-terreur in die allerlaatste periode van de bezetting in het oosten en noorden des lands het leven gekost aan honderdzeven personen: bijna allen Todeskandidaten die belangrijk illegaal werk hadden gedaan. Eén groep slechts werd geheel gespaard: ruim honderd vrouwelijke arrestanten van de SD die begin april in het kamp Westerbork waren bijeengebracht en die, toen de Canadezen naderden, onder geleide van ca. honderd Duitse militairen te voet werden weggevoerd; het was de bedoeling dat zij via de Afsluitdijk de Cellenbarakken in Scheveningen zouden bereiken, maar zij brachten het niet verder dan tot het dorpje Visvliet dat 25 km ten westen van Groningen ligt aan de straatweg naar Leeuwarden; daar kregen zij op zaterdagavond 14 april van de bevelvoerende officier te horen: 'Sie konnen weggehen, Sie sind frei!'?
XCHet kan wel niet anders of er moet zich als gevolg van de snelheid waarmee de Canadezen oprukten, in het oosten en noorden des lands zowel bij de NSB'ers als in het Duitse bestuursapparaat veel verwarring hebben voorgedaan. Wij kennen hieromtrent geen nadere bijzonderheden maar wij veronderstellen dat de meeste NSB'ers geen kans meer
XC1 Bij Werkmans arrestatie was artistiek drukwerk in beslag genomen dat, aldus een Nederlandse SD'er, 'van Duits standpunt gezien politiek niet belangrijk was'; die SD'er had er zich 'dan ook over verwonderd dat Werkman behoorde tot de slachtoffers die doodgeschoten moesten worden.' (BG-Leeuwarden: Sententie inz. R. W. Lehnhoff (30 mei 1949), p. 21 (Doe I-I038, a-4)) 2 C. A. Polderman in: In de strijd om 01'15 volksbestaan, p. 305.
zagen, naar Duitsland of, via de Afsluitdijk, naar het westen van Nederland te ontkomen; aan sommige NSB'ers en aan talrijke Landwachters lukte dat laatste wèl en vooralook aan die Duitse functionarissen die nog de beschikking hadden over een auto. Mussert had op 3 I maart in Assen in het bureau van de secretarisgeneraal van de NSB, C. J. Huygen, een bespreking met deze en enkele andere vooraanstaanden uit de NSB. Er werd daar in hoofdzaak gesproken over een nieuw kaderblad waarvoor Huygen de naam Te wapen! had bedacht. Mussert keurde die naam af, 'daar', aldus de dagaantekeningen van zijn adjudant, 'dit blad ook na de oorlog reden van bestaan heeft en dan zou de titel niet meer actueel zijn'Strijd en Opbouw leek een betere titel.' Uit Assen reed Mussert naar 'De Bellinckhof' bij Almelo, waar zich zijn Hoofdkwartier bevond. Daar was 'alles in rep en roer omdat de Anglo-Amerikaanse troepen verder naar het noorden waren doorgestoten en de vreemdste geruchten deden de ronde." Besloten werd, het Hoofdkwartier naar Groningen te verplaatsen - Mussert reed daar nog dezelfde avond heen, reed in de avond van 2 april voor de laatste maal naar Almelo in een auto van Generalkommissar Ritterbusch ('voor eventuele aanslagen van terroristen werd een vreemde wagen gebruikt met een Duits nummerbord en een route uitgezocht die de Leider nog nooit had gereden'3) - twee dagen later, 4 april, besloot hij, via de Afsluitdijk (hij passeerde deze, toen het 's avonds donker was geworden) naar Den Haag te rijden ('bij Zaandam twee lekke banden. Terroristen hebben kleine voetangels op de weg gelegd'"); hij kwam midden in de nacht in Den Haag aan en nam er zijn intrek in het pand van de Secretarie van Staat der NSB aan de Korte Vijverberg. Van het Reichskommissariat bevonden zich in maart de voornaamste bureaus in Delden en Apeldoorn. De bureaus in Delden, ondergebracht in enkele villa's en hotels, werden op I april (Eerste Paasdag) ontruimd, 'de fijne ameublementen en andere zaken van waarde werden', aldus een ooggetuige, 'op vrachtauto's en boerenkarren geladen ... Toen de tijd begon te dringen, grepen de deftige Duitse heren in sportpakken en de geschminkte dames in grote bontjassen de eerste de beste fiets ... , sjorden ·er hun boeltje op en reden weg. Het was een kostelijk gezicht." Wij nemen aan dat deze uittocht in noordelijke richting ging (Enschede werd die dag bevrijd). Wij veronderstellen verder dat Generalkommissar Wimmer en talrijke
XCI K.A.E.: Dagnotities, 31 maart 1945 (NSB 30 a). 2 A.v. 3 A.v., 2 april 1945. 4 A. v., 4 april 1945. 5 Vrij!, p. 276-77.
medewerkers van het Reichskommissariat die in Apeldoorn hun domicilie hadden, vandaar rechtstreeks naar Den Haag zijn getrokken. Daarheen was ook Seyss-Inquart gegaan, begin april al. Over de Afsluitdijk ontsnapten Liese (de man van de grote razzia's en van de Liese-Aktion), Schöngarth, verscheidene leden van zijn staf en talrijke SD'ers van de Einsatzkommandos in de oostelijke en noordelijke provincies.' Generaal Christiansen daarentegen, die niet langer het bevel voerde over troepen, keerde Nederland de rug toe: hij verliet op 8 april Emmen, gebruikmakend van een salonrijtuig van de Compagnie Internationaledes Wagons Litsdat in de bossen al enige tijd voor hem klaar stond op een zijlijntje van de Nederlandse Spoorwegen, en liet zich naar Emden rijden waar zijn stafwerd ontbonden; hij keerde naar zijn woonplaats in Sleeswijk-Holstein terug.
XCHarderwijk, zondagmiddag 18 april. 'Eindelijk, tegen vijf uur, komen', aldus de beschrijving van een plaatselijke politiefunctionaris, 'de zware tanks' (de tanks van de tot het Ist Canadian Corps behorende tankdivisie)
XC'de stad in ratelen, gevolgd door langs de huizen sluipende infanterie. De mannen zijn zwart bestoven en de commandanten kijken door de mangaten der tanks. Huilende, lachende, springende, dol en dwaas doende mensen bestormen de tanks met bloemen en schreeuwen zich schor. Ik zie het en kan het allemaal niet verwerken. Eindelijk, eindelijk de bevrijding! Mijn benen willen opeens niet zo precies meer. God, de bevrijding, de be-vrij-ding!
XCDe zon straalt aan de hemel op deze t Sde april. De prunus bloeit al en aan de tanks hangen bloeiende takken. Dol zijn we, dol, allemaal. In trossen hangen de kinderen, grote en kleine, aan de gevechtswagens en de soldaten weten niet beter te doen dan goedmoedig te lachen en eten, chocolade en sigaretten uit te delen."
XCZo ging het ook elders, zij het niet overal, want daar waar aanzienlijke schade was aangericht, hetzij door het oorlogsgeweld, hetzij door vernielingen", hetzij door plunderingen van de zijde van de Duitsers of van
1 De meeste Groninger SD'ers vluchtten naar Schiermonnikoog. 2 H. Kraaijen brink: 'Politierapport 1940-I945', V, p. 78. 3 Wij vermelden in dit verband dat de voornemens was, de Noordoostpolder onder water te zetten: in de dijk bij Lemmer waren daartoe gaten gegraven die met' springstoffen zouden worden gevuld. Dat deed een Duits maar de springstoffen konden niet tot
de Canadezen I, vonden velen het moeilijk om de vreugde van de bevrijding te beleven - ook vielover die vreugde een schaduw in al die gevallen waarin men door de oorlog of de bezetting verwanten of vrienden had verloren dan welomtrent hun lot in angstige onzekerheid verkeerde. Die onzekerheid heerste met name bij de Joden: de vele duizenden die men in de oostelijke en noordelijke provincies als onderduikers had geherbergd en de bijna negenhonderd die bevrijd werden in het kamp Westerbork'> Niettemin: de bezetting was hier ten einde. Wie niet 'fout' was geweest, kon weer vrij ademhalen. Een feestelijk openbaar vieren van die bevrijding werd overigens uitgesteld: algemeen werd beseft dat het daartoe pas mocht komen wanneer ook het westen des lands was bevrijd. In de drie noordelijke provincies werd evenwel in Nederlands-Hervormde kring gemeend dat het voorlezen van een speciale bevrijdingsboodschap geen uitstel behoefde te lijden. Die bood
XCexplosie worden gebracht, vermoedelijk doordat drie Polen die onder dwang bij de Duitse bezetting van Lemmer waren ingedeeld en die in contact hadden gestaan met de illegaliteit, er op het laatste moment in slaagden, de lonten te verdonkeremanen. I Plunderingen door de Canadezen hebben zich vooral voorgedaan in het gebied bij Delfzijl en Appingedam waar zij, gelijk eerder vermeld, een week lang felle strijd met de Weh.rmacht hadden moeten voeren. De geëvacueerde bevolking trof er bij haar terugkeer de huizen aan 'in een toestand, onbeschrijfelijk. Ten dele vernield', aldus een inwoonster van een van de dorpen bij Appingedam, 'maar daarbij bestolen en de inhoud, ook van de opengebroken kasten, tot een grote, ten dele kapotte chaos met puin, glas, stof, kauwgummi, revolverpatronen en regen door elkaar gegooid en gestampt.' (T. C. J. Bonthuis Tonkens-Doorenbos in 'Met eigen ogen'. Een verzameling bijdragen van Damster ingezetenen, weergevende hun belevenissen en indrukken tijdens de bevrijdingsdagen in april 1945 (1946), P: 83) In deze streek trachtten Canadezen bij alle bankkantoren de kluizen te forceren - alleen in Bierum kregen zij een fiink bedrag in handen: f 18 000. 2 Lagerkommandon/ Gemmeker deelde na de oorlog mee dat hij eind maart van Kolitz bevel zou hebben ontvangen alle in het kamp aanwezige Joden neer te schieten, dat Schöngarth dat bevel zou hebben ingetrokken, dat vervolgens bevel zou zijn binnengekomen om de opgesloten Joden naar Theresienstadt over te 'brengen en dat Schöngarth dat bevelonuitvoerbaar zou hebben genoemd (hetgeen het ook was) - al 'die mededelingen kunnen heel wel juist zijn geweest. Begin april bevond Zöpf, de chef van het Referat IV B 4 (het bureau van de SD dat aan de Jodenvervolging in ons land leiding had gegeven), zich nog in Westerbork; hij is toen volgens Gemmeker naar Duitsland verdwenen. Gemmeker zelf deed dat op I I april, drie dagen nadat een door ca. twintig Franse parachutisten met hulp van de illegaliteit uitgevoerde aanval op het kamp door de Duitsers was afgeslagen. Toen Gemmeker in gezelschap van zijn vriendin, Frau Hassel, verdween, gafhij zijn pistool aan de chef van de Joodse kampleiding, Kurt Schlesinger, die wist dat hij in het kamp talrijke vijanden had gemaakt.
XCDe Canadezen bevrijdden Westerbork op 12 april. Er werd bepaald
schap was opgesteld door de Urgentie-Commissie die in dat deel des lands in de hongerwinter de taak van het bestuur van de Algemene Synode had overgenomen. In de meeste hervormde gemeenten in het noorden weerklonk de tekst' op zondag 22 april. Het was een belijdenis van schuld ('de grondoorzaak van de wereldramp is immers de algemene ontkerstening dezer wereld'), een belijdenis ook van trouwaan het Huis van Oranje, een oproep tenslotte tot een nieuwe aanpak van alle maatschappelijke problemen (oproep die aansloot bij de ideologie van de Nederlandse Volks beweging):
XC'De Kerk heeft geen politiek of sociaal program, doch als draagster van het Evangelie is zij tevens het geweten van ons volk en moet zij de eisen, welke het Woord Gods aan onze samenleving stelt, duidelijk doen horen. In het huidig tijdsgewricht verstaan wij daaronder in de eerste plaats de eis van een billijke verdeling der welvaart; voorts van een bestaan dat ... niet afhankelijk (is) van economische conjunctuur; van een zodanige deelneming der arbeiders in het bedrijfsleven, dat zij het bedrijf waarin zij werken, ook als het hunne kunnen gevoelen ... ; van een zodanige samenwerking van arbeider, ondernemer en verbruiker, dat van geen 'klassen' meer sprake is en nog minder van klassenstrijd; en eindelijk van een oplossing van alle vraagstukken uitsluitend langs de weg van overleg van landgenoten en christenen.'
XCOok werd in die boodschap van de Hervormde Kerk aangedrongen op ordelijkheid bij het arresteren, behandelen en berechten van allen die zich aan de zijde van de vijand hadden geschaard: 'In gehoorzaamheid aan het Evangelie binden wij', zo heette het,
XC'heelons volk op het hart, zich niet te verlagen tot daden van individuele wraakoefening. Sterk in het besef van recht dat geschonden werd, late ons volk de rechtshandhaving, de straf op rechtsovertreding en verraad, geheel aan de overheid, die haar hoge roeping ook nu moge vervullen als door God opgelegd.'(J.
niemand het kamp mocht verlaten en die bepaling werd door het Militair Gezag dat spoedig ter plaatse was, overgenomen, maar binnen twee weken bleken al ruim honderddertig bevrijde Joden er vandoor te zijn gegaan. Eind mei bevonden zich in het kamp (dat toen tevens detentie-oord voor NSB'ers was geworden) nog een kleine driehonderd Joden, allen van niet-Nederlandse nationaliteit - vier weken later gaf generaal Kruls bevel dat zij allen ten spoedigste in de gelegenheid moesten worden gesteld, het kamp te verlaten, 'laat', schrijft Presser, 'erg laat, naar veler oordeelook wel nodeloos laat.' Presser: (1965), dl. II, p. 369) , H. C. Touw: dl. II, p. I98-99.
XCWat de te arresteren 'foute' elementen betrof, werd, aldus onze indruk, maar op weinig plaatsen conform de door de Hervormde Kerk aangegeven norm gehandeld; trouwens, niet alleen die kerk had op het nalaten van 'daden van individuele wraakoefening' aangedrongen, maar in die geest was in het algemeen steeds in alle kerken gepredikt en in de illegale opiniebladen geschreven. Het Militair Gezag had strikte instructies, de arrestaties zo ordelijk mogelijk te doen geschieden - zij zouden verricht moeten worden door arrestatieploegen, te vormen uit leden van de Bewakingstroepen der Binnenlandse Strijdkrachten. In overleg met de staf van het Militair Gezag had prins Bernhard daartoe een gedrukte Algemene Instructie laten opstellen waarin ten aanzien van de arrestaties vier fasen waren onderscheiden. In de eerste fase, 'tij dens en onmiddellijk na de bevrijding' (met die periode hebben wij thans te maken), zouden de arrestatieploegen van de BS waarin 'goede' politie-ambtenaren konden worden opgenomen, alle 'foute' elementen aanhouden, maar daarbij waren 'excessen' verboden en mocht huiszoeking slechts door politieambtenaren plaatsvinden; alle aangehoudenen zouden door de BS voorlopig vastgehouden worden 'in daarvoor geschikte gebouwen', waarheen zij, 'zo mogelijk', kleding en huishoudelijke artikelen mochten meenemen en voorts o.m. 'rantsoenen voor 48 uur'. Eerder vermeldden wij voorts dat kolonel Koot (wiens staf prins Bernhards Algemene Instructie had doorgegeven aan de Gewestelijke Commandanten-Bewakingstroepen) er op voorstel van het College van Vertrouwensmannen op had aangedrongen dat de leiding van de arrestatieploegen zou worden toevertrouwd aan geschoolde krachten uit de politie en de marechaussee.
XCDuidelijk is dat er door de hoogste autoriteiten met ernst naar is gestreefd, misdragingen bij de arrestaties te voorkomen.
XCWat geschiedde in het Oosten en Noorden in werkelijkheid?
XCVoordat wij de ons bekende feiten weergeven, is het dienstig er op te wijzen dat men alle 'foute' elementen niet op één hoop mag gooien. Menige NSB'er had door het feit van zijn lidmaatschap van een beweging die zich met de bezetter had geïdentificeerd, aanstoot gewekt maar overigens zijn landgenoten geen kwaad gedaan. Anderen hadden dat laatste bepaald wèl gedaan; wij denken dan in het bijzonder aan de 'foute' krachten uit het politiekorps die handlangers van de SDwaren geworden, ook aan de Landwachters van wie, zoals wij in hoofdstuk 4 uiteenzetten, velen een plaag voor de bevolking als geheel waren geworden en vooral
ook een groot gevaar voor de illegaliteit. Trouwens, verscheidene Landwachters hadden zich bovendien als militair laten inschakelen bij de operaties van de Wehrmacht. I Deze en dergelijke gradaties van 'schuld' waren natuurlijk slechts bekend aan diegenen onder de niet- 'fouten' die de betrokkenen van nabij kenden of (dat gold voor sommige illegale werkers) nauwkeurige informatie hadden over hun gedrag. Er was bij de brede massa een algemene neiging, allen die 'fout' waren geweest, over één kam te scheren - juist op de groep als geheel richtte zich de aggressiviteit van de velen die ook tijdens de bezetting maar één ongedifferentieerde binnenlandse vijand ('de landverraders') hadden gekend.
XCWat is met die 'foute' elementen geschied?
XCEen aantal is om het leven gebracht.
XCOp 13 april zijn bij Oldeberkoop (ten noordoosten van Wolvega) tien 'foute' Nederlanders van wie er acht in het uniform van de Landwacht, twee in dat van de Grüne Polizei waren aangetroffen, doodgeschoten; die tien waren door BS'ers gearresteerd, werden door dezen overgedragen aan Canadese militairen en die Canadezen, geprikkeld door het feit dat een van hun makkers daags tevoren in die buurt was gesneuveld, plaatsten de tien voor een vuurpeloton."
XCDan werd op dinsdag 17 april in Dokkum (in dat stadje was de haat tegen alles wat 'fout' was, extra groot doordat enkele Landwachters die
I Van Geelkerken die, na uit de NSB te zijn gezet, van de Landwacht was geworden, had er zich onder Rauters aandrang mee accoord verklaard dat Land wachters de militaire hulp zouden verlenen, maar de meeste Landwachters voelden er niets voor, de risico's van gevechten waarvoor zij niet opgeleid en ook niet voldoende bewapend waren, te aanvaarden. In Deventer hadden ca. vijf-en twintig Landwachters, voorgegaan door de fanaticus Rambonnet, dat wèl gedaan maar tweehonderd anderen die het verrichten van militaire diensten hadden geweigerd, hadden Deventer mogen verlaten, samen met de Jeugdstorm-compagnie van de Landwacht. Die compagnie bewaakte in Meppel van 8 april af (de dag waarop Franse parachutisten in Meppel trachtten door te dringen) het stafkwartier van de Landwacht - officieren en minderen van die staf maakten deel uit van het cordon dat de haastig om Meppel had gelegd. Rambonnet, over de IJsselontkomen, deed nadien zijn best, verspreide groepjes Landwachters die over de Veluwe westwaarts trokken, onder zijn bevel te krijgen, maar dat mislukte. 'De mensen hadden er genoeg van', vertelde hij enkele dagen later aan de burgemeester van Den Haag, de NSB'er H. C. van Maasdijk. (H. C. van Maasdijk: 'Herinneringen', p. 197) 2 In opdracht van de procureur-generaal bij het gerechtshof te Leeuwarden werd dit gebeuren in '47 door de rijkspolitie onderzocht; zij kwam in haar rapport tot de conclusie dat BS'ers geen aandeel hadden gehad aan het doodschieten van de tien.
gepoogd hadden te ontkomen, op de spatborden van een auto als schilden twee inwoners hadden geplaatst die beiden dodelijk getroffen waren) de 'foute' commandant van de politie terechtgesteld op persoonlijk bevel van Oberman, de uit Dokkum afkomstige leider van de Friese Knokploegen. De politiecommandant, die fanatiek jacht had gemaakt op onderduikers en illegale werkers, was eind '44 ter dood veroordeeld door wat Wybenga 'het geheime militaire gerechtshof van de BS' heeft genoemd 1, maar de Knokploegen hadden dat vonnis niet kunnen voltrekken. Oberman besloot het alsnog uit te voeren. Terwijl de politieman op zijn executie wachtte (hij mocht afscheid nemen van zijn vrouw), moesten, aldus Wybenga,
XC'Landwachters onder gejoel van de omstanders de lijkkist uit de binnenstad halen. Om vijf uur die dinsdagmorgen moesten ze ook aanwezig zijn op de plaats waar op 22 januari van datjaar twintig mensen door de SD uit wraak waren vermoord. Plechtig en officieel werd het vonnis voorgelezen ... De schoten knalden en de NSB'ers moesten het lijk in de kist leggen en begraven."
XCOp diezelfde I7de april kwam het in Beerta (Oost-Groningen) tot een onbeheerste ingreep door de bemanning van een Poolse tank die hoogst ernstige gevolgen had. De tank werd bij een boerderij, bewoond door een boer van wie gemeend werd dat hij met de NSB sympathiseerde, onder vuur genomen en kwam in een sloot terecht. De Polen verlieten de tank en werden toen van uit of van bij de boerderij beschoten. Toen zij vervolgens vernamen dat in de boerderij, die door het boerengezin verlaten was, een Duitse zender had geopereerd, voerden zij uit een naburig dorp de boer, zijn vrouw, hun dertienjarige dochter en hun twee zoontjes (een van elf, een van vijf jaar) naar de boerderij terug en schoten hen alle vijf dood. De lijken werden in de boerderij geworpen die daarna in brand werd gestoken.
XCHet kan zijn dat hier of daar in het Oosten of Noorden nog meer personen bij of onmiddellijk na hun arrestatie om het leven zijn gebracht,' maar wij beschikken terzake niet over gegevens die voldoende vastheid bieden. Wèl durven wij schrijven dat het bij of na die arrestaties op tal van plaatsen tot andere excessen is gekomen - gebeurtenissen overigens
1 P. Wybenga: dl. III, p. 375. 2 Op de beschrijving van dit gebeuren laat Wybenga volgen: 'De bijzondere rechtspleging verliep na een paar jaar zodanig' (er werd zoveel gratie verleend) 'dat wij niet kunnen treuren om de voltrek king van dit vonnis.' (a.v., p. 376)
waaromtrent maar weinig is vast gelegd. Dat weinige volgt hier. In Zutfen dat op IS april werd bevrijd, werden van de meisjes die met Duitse soldaten omgang hadden gehad, 'verscheidenen', aldus een plaatselijk relaas, naar een plein gebracht waar hun ten aanschouwe van het publiek het haar werd afgeknipt en de kale schedel ingesmeerd met menie - op verzoek van prins Bernhard die zondagmorgen 18 april in Zutfen verscheen, werd dat verder nagelaten. Enkele dagen later werden de NSB'er die in Zutfen burgemeester was geweest, en zijn naaste helper, beiden in Apeldoorn gevangen genomen, naar Zutfen teruggebracht.
XC'Onder hoongejuich van de burgerij leidde men hen de stad rond. In hun omhoog geheven handen had men als bespotting nummers van Het Nationale Dagblad en Volk en Vaderland gestoken. De NSB' er, die belast was geweest met de kastijding van de gevangenen in het strafkamp Ommen, werd in Zutfen gearresteerd; hèrn liet men rondlopen met een bord waarop te lezen stond: 'Ik ben de beul van Ommen:"!
XCOok in Twente werden aanvankelijk 'Moffenmeiden' kaalgeschoren; hier viel het overigens de inspecteurs van de opsporingsdiensten van het Militair Gezag op, hoe ordelijk alles toeging: er was, anders dan in Tilburg, geen 'fabrikantenprobleem', 'de houding der fabrikanten is', rapporteerden drie van die inspecteurs, 'over het algemeen goed geweest.' 'Zeer opmerkelijk' noemden zij het voorts,
XC'dat de bevolking, ook in de uitvoerende elementen in de BS, tegenover de arrestaties een uiterst matig en humaan standpunt inneemt, zodat de genomen maatregelen eerder te zwak zijn dan te streng. Er is geen sprake van een 'bijltjesdag-' of 'touwtjesdag'<mentaliteit."
XCIn Drente kreeg kapitein A. D. Bestebreurtje, die in de nacht van 7 op 8 april in opdracht van het Bureau Bijzondere Opdrachten samen met de Franse parachutisten was gedropt, op 12 april in de buurt van Hooghalen
XC'de eerste verhalen over het ophalen van NSB'ers te horen. Een NSB-burgemeester moest ergens voortdurend 'Oranje boven' zingen, in een ander dorp hangen twee Landwachters op het dorpsplein aan een lantaarnpaal. Ook zijn vrouwenJ.J.
! ]. C. C. Dell: 8-14 (1945 ?), p. 53. 2 Rapport, 9 april 1945, van kapitein Schutte en de luitenants Staverman en de Jong aan kapitein Hoekstra (Collectie Hoekstra (RvO)).
kaalgeschoren. Het valt mij op dat de bevolking hier veel feller is dan in het zuiden van Nederland.'!
XCVier dagen later, 16 april, werden, aldus mr. G. A. Bontekoe in zijn Drentse kroniek van het bevrijdingsjaar, 'op verscheidene plaatsen in Drente, o.a. in Borger' (dat was op de rzde bevrijd) 'de gevangen genomen NSB'ers tentoongesteld voor het samengestroomde publiek en gedwongen bijv. het Wilhelmus te zingen en met een vlag in de hand te lopen' - 'veelvuldig' werd 'uit het publiek de kreet gehoord: 'Sla ze dood!"2
XCEven aggressief werd opgetreden tegen de paar honderd NSB'ers die in de tweede helft van april werden opgesloten in enkele barakken van het kamp Westerbork Toen zij het kamp werden binnengevoerd, werden zij naar een stuk land binnen de omheining gedreven waar leden van de Joodse Ordedienst hun appèl afnamen en waar onder een regen van stokslagen 'naar alle regelen der kunst met hen (werd) geëxerceerd, zoals wij', aldus later een ooggetuige, 'van slachtoffers uit de concentratiekarnpen Amersfoort, Ommen, Ellecom en andere plaatsen hadden gehoord."
XCIn de stad Groningen, waaruit nog op het laatste moment enkele honderden 'foute' elementen waren ontkomen, werden de NSB'ers na de bevrijding, aldus een tweede ooggetuige, 'uit hun woningen gehaald, tegen de muur geplaatst en gedwongen met de handen in de hoogte te gaan staan; één hunner werd zelfs geducht afgeranseld." Ook hier werden de 'Moffenmeiden' kaalgeknipt.
XCIn Friesland zag op 16 april een inwoner van Dokkum die hoera-geroep en schoten hoorde, een grote menigte naar de korenmolen stromen. 'Ook wij gaan zien', schreef hij,
XC'wat (har aan de hand is. Op dat ogenblik ben ik voor het eerst en naar ik hoop voor het laatst getuige geweest van de uiting van dierlijke hartstochten die schijnbaar diep in alle mensen leven.
XCDrie NSB'ers zijn gelijk met een wagen vol zakken bij de molen aangekomen. Het is graan uit het huis van een zwarthandelaar en naar hier gebracht. Onder trappen en slagen worden ze gedwongen de wagen te lossen. Omstuwd door een joelende menigte. Drie mensen in angst en nood, smekende om genade. Ze vallen neer en worden weer opgetrapt. Bloedende gezichten. Een schouwspelom nimmermeer te vergeten en waarvoor velen zich zeker later zullen schamen. Zij
! 'Rapport over de belevenissen van de kapitein A.D. Bestebreurtje gedurende zijn missie voor het bij Hooghalen van 7 t.e.m. 14 april 1945' in G. A. Bontekoe: (1947), p. 207. 2 A.v_,p. 76 'Brief, 24 april 1979, van H. Noach. 4 J.A. Wolf: P: 89.
die hun wraak koelden, hadden hun hoogste en liefste bezit mede door toedoen van deze schuldigen verloren. Het was te begrijpen, niet goed te praten maar beangstigend dat honderden dit toejuichten."
XCIn Akkerwoude en Murmerwoude (even bezuiden Dokkum) moesten de gevangen genomen NSB'ers 'allerlei vernederende karweien uitvoeren', aldus een streekgeschiedenis. 'Sommigen lagen dagenlang tussen de tramrails te wieden."In Leeuwarden werd het Huis van Bewaring volgestopt met ongeveer vijfhonderd politieke delinquenten; zij 'werden', aldus een in '45 geschreven verslag, 'uit de huizen gehaald en lopende door de stad eerst naar het politiebureau gebracht, waar aan de wallekant duizenden Leeuwarders stonden geschaard en ze op een reusachtige manier uitjouwden, bespuwden, verwensingen toeriepen, enz."
XCGing het elders in de bevrijde provincies wezenlijk anders toe? Wij betwijfelen het.
XCHet bevorderen van een ordelijke gang van zaken bij de arrestaties was slechts een van de vele taken waaraan de Militaire Commissarissen aandacht moesten besteden. Wij komen op hun verrichtingen in hun algemeenheid terug in deel 12, maar willen hier een uitzondering maken voor het aspect van de zuivering, voorzover deze betrekking had op de commissarissen der koningin en op de burgemeesters in de Achterhoek.
XCGelijk eerder vermeld, was in het contact van de regering met de Vertrouwensmannen komen vast te staan dat de nog in functie zijnde commissarissen van Gelderland en Friesland, resp. mr. S. baron van Heemstra en mr. P. A. V. baron van Harinxma thoe Slooten, zouden worden 'gestaakt' en dat de door de bezetter ontslagen commissaris van Groningen, mr. J. Linthorst Homan, niet op zijn post zou terugkeren; alle drie zouden door vroegere gedeputeerden worden vervangen: baron van Heemstra door van Koeverden, baron van Harinxma door mr. Haan, Linthorst Homan door Ebels; al deze besluiten waren aan de betrokkenen onbekend gebleven.
XCDe vervanging van baron van Heemstra leidde niet tot moeilijkheden,J.
, H. de Vries Nzn: 1945 (1960), p. 4. 2 G. Minnema: p. 418. 'T. Hoogslag: 'Onvergetelijke dagen welke achter ons liggen' (1945), p. 2 (Doe 11-1238, a-r).
al was hij, aldus een rapport van het Militair Gezag, 'zeer teleurgesteld", maar die moeilijkheden kwamen er in Groningen en Leeuwarden te over.
XCLinthorst Homan, in april' 44 als gijzelaar ontslagen, was nadien in Noord-Brabant ondergedoken waar hij gelden had ingezameld voor de illegaliteit; in september '44 was hij elandestien naar de stad Groningen getrokken - hij rekende er op, onmiddellijk weer als commissaris te kunnen gaan optreden. Hij schreef in de hongerwinter twee illegale pamfletten waarin hij in de geest van de Nederlandse Volksbeweging allerlei toekomstdenkbeelden ontvouwde, ageerde tegen het 'spitten', verleende hulp bij het organiseren van de BS en bereidde in samenwerking met voormannen van de illegaliteit, met de aangewezen procureurgeneraal bij het Leeuwarder gerechtshof en met de vroegere gedeputeerden de hervatting van zijn functie voor. Hij stelde tenslotte een bevrijdingsproclamatie Op2waarin het o.m. heette: 'Voorlopig heb ik, in overleg met de leden van het College van Gedeputeerde Staten, mijn functie als Commissaris der Koningin hervat. In alle gemeenten der provincie is in de voorlopige bezetting der ambten door ons voorzien.' Die proclamatie werd gedrukt en op IS april (de Canadezen vochten toen nog in het centrum van Groningen) hier en daar aangeplakt.
XCIn de avond van die dag ontving Homan een briefje van Ebels (deze woonde in de Groningse buitenwijk Helpman) waarin stond dat de Militaire Commissaris voor de provincie Groningen, luitenant-kolonel H. Holtkamp, bij Ebels was gearriveerd en had gezegd dat er ten aanzien van het provinciaal bestuur niets mocht geschieden voordat met hem was gesproken. Homan begaf zich onmiddellijk naar Ebels en kreeg daar te horen dat hij als commissaris was gestaakt en dat Ebels ondanks diens protesten tot waarnemend commissaris was benoemd, overste Holtkamp zou echter de volgende dag nog het oordeel der illegaliteit over Homan vragen. Dat oordeel bleek over het algemeen gunstig te luiden en ook de Gedeputeerde Staten spraken zich op 16 april in een samenkomst met overste Holtkamp tegen Homans vervanging uit, maar dat alles mocht niet baten: op die rode arriveerde in Groningen Hornans broer, lui tenantkolonel mr. H. P. Linthorst Homan, hoofd van de sectie-Binnenlands Bestuur van de staf Militair Gezag, en deze kon slechts bevestigen dat het besluit om Ebels voorlopig als commissaris te doen optreden, definitief was. De afgezette commissaris was diep gegriefd, ja woedend
XC, CSMG: 'Weekrapport', 13-20 april 1945 (MG, Secretariaat, 216, map 6). 2 Tekst in J. Linthorst Homan: "Tijdskentering',
- onmiddellijk besloot hij, alles in het werk te stellen om het genomen besluit ongedaan te maken. Hij schreef een eerste rapport over zijn beleid 1 ('ik weet, enige errors of judgment te hebben begaan in I940 en mogelijk begin 194I') en nam dat mee toen overste Holtkamp goed vond dat hij met Holtkamps adjudant meereed naar Noord-Brabant; daar trof hij oud-minister van Boeyen aan die begonnen was met de opbouw van het CentraalOrgaan voor de Zuivering van Overheidspersoneel. Veel zuiveringsdossiers lagen nog in Londen - 'mijn woede', schreef Homan later, 'steeg nog, toen ik in Brabant ervoer dat men geen stukken of rapporten over mij had: op verzoek van oud-minister van Boeyen ... moest ik notabene zelf een 'acte van beschuldiging' opstellen, daar ik zelf het beste over de gegevens zou beschikken? - Homan stelde die 'acre van beschuldiging' op en schreef voorts enkele losse notities: 'Hoor van alles', stond in een daarvan, 'rond de Quay's ministerschap' (zijn collega uit het Driemanschap was inmiddels minister van oorlog geworden !). 'En begin voetje voor voetje de Londense atmosfeer aan te voelen ... Wat een misverstanden, wat een ontzettende serie onjuiste, ja valse inlichtingen, wat een kolossaal gebrek aan inzicht bij sommigen over onze strijd dezer jaren !'3
XCIn de laatste dagen van april werd Homan aan de hand van zijn eigen 'acte van beschuldiging' verhoord door een speciale, door minister Beel ingestelde commissie welke de gevallen van de commissarissen van de koningin in Gelderland, Groningen en Friesland in nader onderzoek nam; van Boeyen was voorzitter van die commissie, leden waren de burgemeester van Tilburg, mr. J. van de Mortel, en de president van het gerechtshof in Den Bosch, mr. A. J. Vliegenthart. Beel, 'die', aldus Homan, 'deze zaak zéér menskundig behandelde', deelde hem korte tijd later de inhoud mee van het uitgebrachte rapport (dat hij niet te zien kreeg): 'Mijn trouw was niet in twijfel getrokken, doch er was zoveel kritiek, vooral inzake mijn ontslagaanvraag uit I940' (Homan had zich toen geheel aan de Nederlandse Unie willen wijden) 'en mijn uitlating over de vrede in I940' (hij had in de herfst gezegd dat hij hoopte op een compromis-vrede na een 3-2 overwinning voor Duitsland) '... dat ik niet kon worden gehandhaafd doch eervolontslag moest hebben en nadien een andere functie moest erlangen."J.J.J.
1 Exemplaar in Commissie inzake het Driemanschap van de Nederlandse Unie, II c. 2 Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. 4I6. Linthorst Homan: 'Korte notities' (22 april 1945), p. 18 (Commissie inzake het Driemanschap van de Neder landse Unie, II c). 4 Linthorst Homan: 'Tijdskentering', p. 417.
XCIn Leeuwarden werd van Harinxma thoe Slooten even pijnlijk getroffen als Homan in Groningen.
XCVan Harinxma wist niet dat de regering eind oktober '44 het voorstel van de Vertrouwensmannen, hem te vervangen door Haan, had goedgekeurd; dat besluit was ook onbekend gebleven aan kapitein Meijer, de gewestelijke commandant van de BS, die overigens (met veel andere illegale werkers) van mening was dat het te ver zou gaan, van Harinxma af te zetten. Eind maart '45 zond Meijer een telegram aan prins Bernhard 1 waarin o.m. stond:
XC'Grote zorg over zuivering burgemeesters. Alle illegalen weigeren samenwerking met vele aanstaande burgemeesters. Oorzaak handhaving kabinetschef van commissaris. Commissaris oud. Kabinetschef moet vervangen. Nieuwe kabinetschef met commissaris moet nu reeds andere burgemeesters aanwijzen. Anders bij bevrijding chaos, tenzij u mij volmacht geeft als Militair Gezag op te treden tot Militaire Commissaris aanwezig is.'
XCNa overleg met minister Beel deed prins Bernhard vervolgens op 4 april een telegram uitgaan naar kapitein Meijer waarin deze er van werd verwittigd dat de kabinetschef van van Harinxma onmiddellijk zou worden 'gestaakt' en dat van Harinxma zelf door Haan zou worden vervangen. Meijer nam toen contact op met Haan en nam met deze de lijst van de voorlopig aangewezen burgemeesters door - aan de hand van de ook in Friesland verzamelde gegevens van de LO-enquête werd een aantal hunner alsnog geschrapt.
XCOp de bevrijdingsdag begafHaan zich naar het provinciehuis; hij werd er door van Harinxma, die eerst die dag had vernomen welke beslissingen waren gevallen, met verwijten overladen. Van Harinxma noemde hem een intrigant en toen Haan bij zijn verweer mededeling deed van zijn contact met de gewestelijk commandant van de BS, zei van Harinxma dat de BS tot een revolutionair ingrijpen was overgegaan en dat hij niet begreep dat de antirevolutionair Haan daaraan medewerking had verleend. Hij zei ook nog dat hij met het Militair Gezag niets te maken had maar allee'n met de koningin die hem meer dan vijf-en-dertig jaar eerder (in 1909) had benoemd, kort en goed: hij weigerde plaats te maken voor
I Exemplaar in AOK, map 'Telegramwisseling Vm over bestuurskwesties'.
een vervanger en zou ten teken daarvan zijn werkkamer blijven gebruiken. Pijnlijke situatie! De komst van de Militaire Commissaris, luitenantkolonel s. Aninga, leidde niet tot enige wijziging in de houding van de afgezette commissaris. 'De gemoedelijke Aninga', aldus Wybenga (die in de rang van luitenant als adviseur voor bestuursaangelegenheden met Aninga was meegekomen)
XC'gebruikte al zijn overredingskracht maar bereikte weinig. Van Harinxma was overtuigd dat hij het goed had gedaan; hij had zelfs gejaagd met de Beaujtragte Ross om diens gunst voor Friesland te winnen. En de koningin zou hem zeker gelijk geven, als hij maar de gelegenheid kreeg, het haar uit te leggen. Maar het zal wel goed komen, zei Aninga, en mr. Haan is natuurlijk commissaris der koningin. Zelf had ik een doortastender eind verwacht, maar voorlopig bleven er twee hoofdfunctionarissen op het provinciehuis"
XCdat wil zeggen: Haan trad als waarnemend commissaris op maar van Harinxma verscheen nog enkele maanden lang elke ochtend op het provinciehuis waar hij zich overigens met de bestuurszaken niet bemoeide. Hij zat er verbitterd bij - verbitterd vooral jegens de illegaliteit. 'Ik heb', schreef hij op 6 november '45 aan een ambtelijke relatie, 'bovengronds gestreden met open vizier maar zonder die strijd was het ondergrondse verzet onmogelijk geweest. Dat verzet heeft trouwens op de afloop van de oorlog niet de minste invloed uitgeoefend." Drie dagen later werd hem bij koninklijk besluit eervolontslag verleend.
XCWat wij hier over de burgemeesterszuivering te berichten hebben, willen wij beperken tot de Achterhoek - in dit gedeelte van Gelderland waren namelijk ten aanzien van de burgemeesters weinig voorzieningen getroffen (dit kan mede gevolg zijn geweest van het feit dat gedeputeerde van Koeverden niet wist dat hij tot waarnemend commissaris van de koningin zou worden benoemd) en stond dus het Militair Gezag voor de moeilijke, soms delicate taak, tot talrijke benoemingen over te gaan. Welnu: het snel treffen van beslissingen was de Militaire Commissaris van Gelderland, luitenant-kolonel ir. A. F. H. Blaauw (die als districts
XC, P. Wybenga: 'Wat over mijn werk niet in mijn boeken staat' (r98r), p. r I (RvO). 2 Brief, 6 nov. r945, van P. A. V. van Harinxma thoe Slooten aan de oud-hoofdingenieur van de waterstaat (a.v.).
commissaris van het MG in het Rijk van Nijmegen grote voortvarendheid aan de dag had gelegd), wèl toevertrouwd.
XCGelijk vermeld, trokken de eerste Canadese troepen op 30 maart de Achterhoek binnen. In twee weken tijd trofBlaauw blijkens de rapporten die hij aan de staf Militair Gezag uitbracht', beslissingen ten aanzien van 32 van de 33 gemeenten die toen waren bevrijd. Onder die 32 waren er 3 waarin bij gebrek aan een geschikte candidaat de burgemeester van een andere gemeente tevens waarnemend-burgemeester van een van die drie werd. In totaal werden dus voorts 29 benoemingen gedaan. In 2 gemeenten werd de in functie zijnde burgemeester gehandhaafd, in 10 werd goedgekeurd dat de door de bezetter afgezette burgemeester weer in functie kwam, in 7 gemeenten werd de oudste of een andere wethouder tot waarnemend-burgemeester benoemd (in 4 gevallen omdat de door de bezetter afgezette burgemeester elders in het land was ondergedoken, in 3 omdat die afgezette burgemeester, ter plaatse aanwezig, te slap werd geacht) en in IQ gemeenten werden volledig nieuwe voorzieningen getroffen, telkens in overleg met de plaatselijke illegaliteit - daarbij kwam in 2 gemeenten een ambtenaar ter secretarie op de burgemeesterszetel terecht en voorts werden o.m. een directeur van een zuivelfabriek, een leraar en een advocaat tot waarnemend-burgemeester benoemd.
XCBij dit alles had Blaauw heel wat knopen moeten doorhakken: in één gemeente had hij een voorman van de illegaliteit op de burgemeesterszetel aangetroffen die van 'ambitieuse neigingen' blijk gaf; in een tweede gemeente had hij de opgedoken burgemeester, geen sterke figuur, 'weer in zijn stoel gedrukt, welke leeg was, terwijl de illegaliteit de lakens uitdeelde'; in een derde was hem gebleken dat de loco-burgemeester 'slap' was en 'niet zonder gedachten aan eigen baat' en de gemeentesecretaris 'zenuwpatiënt'; in een vierde gemeente was die gemeentesecretaris 'doof, slap, oud', in een vijfde de loco-burgemeester een 'weinig krachtige figuur, zijnde boer op leeftijd'; in een zesde (de gemeente waar Blaauw nog geen beslissing had getroffen) was de loco-burgemeester blind, was van de twee overige wethouders de een een zwarthandelaar en de ander ongeschikt geacht voor het burgemeestersambt en was ook de gemeentesecretaris 'te slap' ('heb aangezocht assistent-medicus ter plaatse die boven partijen staat doch die weifelt').
XCMen ziet: problemen te over, en aannemelijk lijkt het ons dat zich in die gemeenten waar niet nagenoeg een ieder van mening was dat de door de bezetter afgezette burgemeester zich flink had gedragen (dan sprak het
XC1 Rapporten d.d. 4, 8, 12 en 16 april 1945 in MG, Geheim archief, 138.
vanzelf dat de man in zijn functie zou worden hersteld), verdeeldheid ging openbaren: verdeeldheid tussen de illegale werkers en anderen, soms ook binnen de illegaliteit. De jaren van de bezetting hadden conflicten met zich gebracht, maar ook de eerste bevrijdingstijd kende ze: heel wat minder benauwende, stellig, maar ze werden, zij het in een geheel ander vlak, als reëel ervaren. Tastten zij de vreugde van de bevrijding aan? Misschien bij sommigen. Ernstiger was in elk geval de naast die vreugde levende bezorgdheid wat te geschieden stond met het westen des lands, waar, dat was aan ieder bekend, bittere hongersnood heerste.
XCEerder in dit hoofdstuk vermeldden wij dat Montgomery op 9 maart, twee weken voordat zijn troepen de Rijn zouden oversteken, aan Crerar, de bevelhebber van het Canadese Eerste Leger, had opgedragen om, zodra de overtocht over de Rijn was gelukt, de Achterhoek te veroveren, de IJsselover te steken alsmede de Rijn bij Arnhem (dat werd de Ijssel bij Westervoort) en de Wehrmacht van het oostelijk deel van de Veluwe te verjagen.
XCHoe wanhopig op dat tijdstip de situatie in de provincies NoordHolland, Zuid-Holland en Utrecht was, stond, zoals uit ons vorige hoofdstuk bleek, de Geallieerde oorlogsleiders en hoogste militaire bevelhebbers helder voor ogen - Eisenhower evenwel en zijn chef-staf Bedell Smith, alsook Montgomery, aarzelden in hoge mate om het tot een Geallieerd offensief in West-Nederland te laten komen. De moeilijke strijd die in de herfst van '44 in de Betuwe en in West ZeeuwsVlaanderen was gevoerd, had aangetoond dat men tegen een vijand die zich hardnekkig verdedigde, met tanks in polderland weinig kon uitrichten; in de Betuwe was voorts gebleken welk voordeel de Wehrmacht kon ontlenen aan het feit dat zij op het laatste moment dijken kon doorsteken. Dat laatste was bij uitstek in het westen van Nederland mogelijk - trouwens (zie kaart XVIII op pag. 1441): grote gebieden waren daar al door de Wehrmacht onder water gezet. De Grebbelinie was met inundaties versterkt en hetzelfde gold voor de Duitse Hauptkampflinie die van Amsterdam zuidwaarts liep tot aan de Merwede; bovendien was Amsterdam gedeeltelijk en Rotterdam geheel met stroken geïnundeerd gebied omgeven. Omtrent al die inundaties hadden de spionagegroepen
Londen nauwkeurig ingelicht en vooral in de rapporten van de OD was daarbij onderstreept dat men nauwelijks kon voorkomen dat de Wehr macht op het moment dat haar paste, tot nieuwe grote inundaties zou overgaan. Die Wehrmacht was niet erg sterk meer (het totaal aantal militairen in het westen des lands was door de Nederlandse spionagegroepen geschat op ca. honderdvijftigduizend man '), maar zij was redelijk goed gevoed en nog redelijk goed gedisciplineerd en zij bezat voldoende munitie en explosieven. Bij de Combined Chiefs of Staff hadden, zoals in het vorige hoofdstuk weergegeven, de vertogen van de Nederlandse regering in maart succes gehad: op de rade gaf het college aan Eisenhower de instructie, een plan te ontwerpen' to liberate Holland' (West-Nederland) 'as soon as practicable after your Rhine crossing has been secured and to introduce food supplies simul taneously with the arrival of the liberation forces.' Bijna twee weken later, op 27 maart (Montgomery was toen al in het noorden, Bradley in het zuiden over de Rijn), antwoordde Eisenhower na overleg met Montgomery's hoofdkwartier
XC'With the exception of the higher land East of Utrecht between the Rhine, the Ijssel and the Zuiderzee and excluding the sand dunes along the sea coast, the whole area is already flooded or liable to extensive flooding. Anticipate that the enemy will carry out demolitions and will breach dykes. This wil! call for a heavy engineer effort and will make it impossible for our forces to deploy off the road. In addition, most large towns in Holland are prepared for all-round defence'
XCanders gezegd: drong men tot die steden door, dan betekende dat nog niet dat men de daar wonende burgerij op voedselgebied te hulp kon komen. 'Operations west of Utrecht', zo seinde Eisenhower verder, 'would inevitably involve very heavy casualties among Dutch civil population through bombing and shelling of towns and villages, as well as from starvation and flooding'; zijn conclusie (overeenkomend met wat Churchill op 20 januari aan Gerbrandy te verstaan had gegeven) luidde: 'the quickest means of liberating and restoring the Western Netherlands may u/ell be the rapid completion of our main operations' - het uitvoeren van operaties ten westen van Utrecht achtte hij in elk geval 'militarily inadvisable'.
XCEén dag nu nadat dat telegram van Eisenhower was verzonden, 28 maart, liet Montgomery een nieuw bevel' uitgaan naar het Canadese Eerste, het Britse Tweede en het Amerikaanse Negende Leger waarin
XCI Het waren er in werkelijkheid bijna honderdtwintigduizend. 2 Aangehaald in Stacey: the Victory Campaign, p. 584. 3 A.v., p. 539.
toch van operaties in West-Nederland sprake was. Onder punt 8 heette het namelijk:
XC'Canadian Army to open up the supply route to the north through Arnhem, and then /0 operate to clear Northeast Hoiland, the coastal belt eastwards to the Elbe, and West Hoiland.'
XCEen week later, s april, ging van Montgomery een nieuw directief uit waarin o.m. stond 1 dat, als het Canadese Leger de Wehrmacht uit Oosten Noord-Nederland had verdreven en de Veluwe had bevrijd, een Canadees legerkorps' of at least two divisions' westwaarts zou gaan opereren 'to clear up Western Hal/and. This may take some time.' Er stond evenwel óók in dat directief dat de operaties in Duitsland prioriteit hadden boven die in West-Nederland, indien zou blijken dat' the resources in engineers, bridging equipment etc. 'van het Canadese Leger niet groot genoeg waren.
XCCrerar zond op 7 april Foulkes en Simonds (de bevelhebber van het in Duitsland opererende Ilnd Canadian Army Corps) een bevel waarin Montgomery's directief van de yde nader was uitgewerkt, en vervolgens liet Foulkes op 12 april een bevel uitgaan voor operaties 'to clear the Germans out of Western Holland,'? Zijn legerkorps bestond op dat moment uit drie divisies: één Britse (de infanteriedivisie uit Yorkshire) en twee Canadese: een tank- en een infanteriedivisie. Eerst moesten die drie divisies oprukken naar Amersfoort en Utrecht, vervolgens zou de tankdivisie naar de Veluwe terugkeren (men vreesde blijkbaar grote verliezen als zij zich verder westwaarts zou wagen) en zouden de twee infanteriedivisies alléén naar het westen trekken: de Britse via Den Haag naar Rotterdam, de Canadese via Leiden en Haarlem naar Amsterdam. Een datum waarop al die operaties zouden worden ingezet, werd nog niet aangegeven; trouwens, het Ist Canadian Corps was op die rzde nog niet over het Apeldoorns Kanaal en had Arnhem nog niet in handen.
XCDiezelfde dag wijzigde Montgomery zijn strategie wat West-Nederland betrof: wetend dat een hoge ambtenaar van het Reichkommissariat het mogelijk had genoemd dat daar de Wehrmacht zou capituleren, althans tot een regeling bereid was, deelde hij mondeling aan Crerar in diens hoofdkwartier te Grave mee dat Foulkes zijn enige tankdivisie zou verliezen en dat de twee infanteriedivisies op genie- en transportgebied geen aanvullingen zouden krijgen. Foulkes werd nog diezelfde dag telefonisch ingelicht en berichtte vervolgens aan de bevelhebbers van116
I A.V., p. 548. 2 A.v., p. 57!.
zijn twee infanteriedivisies dat zij niet verder dienden op te rukken dan de Grebbelinie. Dat laatste deden zij: zij rondden de verovering van de Veluwe af met die van het oostelijk deel van de Gelderse vallei, waaruit duizenden burgers oostwaarts vluchtten, ca. vijfduizend alleen al naar Barneveld. Rhenen, Veenendaal en Amersfoort bleven in Duitse handen, Wageningen werd evenwel bevrijd en ook Nijkerk (op 20 april). Nadien viel er een vreemde stilte over het front.
XCInmiddels was, gelijk eerder vermeld, de Canadese tankdivisie van de Veluwe verdwenen: zij was naar Groningen verplaatst. Nog een ander belangrijk besluit was genomen: ten aanzien van de drie Amerikaanse luchtlandingsdivisies die op dat moment nog in reserve waren en die men desgewenst in West-Nederland had kunnen inzetten, had Eisenhower op 19 april bepaald dat zij in Noord-Duitsland aan de grond moesten worden gezet.
XCHet is duidelijk: het contact dat er blijkbaar was geweest met hethad de Geallieerde bevelhebbers, die toch al allerminst begerig waren om in het kwetsbare West-Nederland te gaan opereren, er toe gebracht, bij de Grebbelinie passen op de plaats te maken.
XCHoe was het tot dat contact gekomen en wat was zijn verloop? Wij zullen er straks een apart hoofdstuk aan wijden - eerst verdient het thema dat de achtergrond van het contact vormde, de aandacht: Duitslands ineenstorting.
XCIn ons vorige hoofdstuk vermeldden wij dat Gerbrandy, toen hij eind februari een bezoek bracht aan Eisenhowers chef-staf Bedell Smith, van deze te horen kreeg dat de oorlog met Duitsland stellig tot in de zomer, misschien wel tot in de herfst zou moeten worden voortgezet. Had Bedell Smith, die aan de Nederlandse minister-president duidelijk wilde maken dat het niet mogelijk was, een apart offensief ter bevrijding van zijn land benoorden de grote rivieren in te zetten, zich extra pessimistisch uitgedrukt? Bepaald niet. Mede gegeven het tekort aan reserves maakte het Geallieerde hoofdkwartier zich in februari en maart grote zorgen over de inspanning die nog nodig zou zijn om Duitsland volledig op de knieën te krijgen: het Ardennen-offensiefhad aangetoond dat de Wehrmacht nog steeds een geduchte tegenstander was, in februari hadden Canadezen en Britten felle tegenstand ontmoet in het Rijnland en verder zuidelijk was het aan de Amerikanen toen moeilijk gevallen om tot de Rijn door te dringen. Niets wees er op dat Hitler, al werd nu ook zowel aan het westelijk als aan het oostelijk front op Duitse bodem gevochten, van zins was de strijd te staken. De Geallieerde Intelligence ging er integendeel van uit dat een harde kern van Duitse nationaal-socialisten die strijd onder alle omstandigheden zou voortzetten en het de Geallieerden nog bijzonder lastig zou maken. De Duitse propaganda had opgeroepen, achter het front Z.g. Wehnvolf-groepen te vormen om de Geallieerde troepen te bestrijden met sabotage- en guerrilla-acties - verwacht werd dat men, naarmate men dieper in Duitsland doordrong, meer hinder van die groepen zou ondervinden.
XCDaarnaast was er nog een andere vrees die bij het Geallieerde hoofdkwartier was gaan leven: dat Hitler zich met de laatste militaire eenheden waarover hij uiteindelijk zou beschikken, zou terugtrekken in de Beierse en Oostenrijkse Alpen en dat het geen geringe opgave zou vormen om die Z.g. Alpenfestung die, naar men aannam, aan de betrekkelijk weinige passen met kracht zou worden verdedigd, te bedwingen. De Intelligence afdeling van Shaef was Eisenhower en zijn onderbevelhebbers eind '44-begin '45 o.m. op grond van berichten in de Zwitserse pers gaan waarschuwen dat grote hoeveelheden wapens en andere militaire voor
raden naar die Alpenfestung (de Geallieerde Intelligence sprak van het "National Redoubt') werden overgebracht en dat daar op grote schaal onderaardse fabrieken werden gebouwd.! In het hoofdkwartier van Shaef te Reims hing een grote kaart met als opschrift: 'Unconfirmed installations in reported Redoubt area.' "This covered', schrijft de Engelse historicus Ronald Lewin, 'same 20 000 square miles' (een gebied, meer dan anderhalf maal zo groot als Nederland),
XC'the Alpine meeting-front of southern Germany, northern Italy and western Austria, with Hitler's' Berghof' near Berchtesgaden in their midst. The qualifications in the map's title were hardly supported by the printed legend at the base oj the map, for it displayed a whole range oj symbols in.dicating [ood-, ammunition and petroldumps. headquarters and barracks, radio-installations, factories, troop locations and a dump for chemical warfare. Such was the so-called 'National Redoubt' where the Führer's [aithful, it was supposed, were to make a Wagnerian last stand: the SS, the Wehru/olj-fanatics.'
XCIn werkelijkheid was aan Duitse kant geen sprake van een tijdige eoncentratie op een Alpenfestung of ook maar van plannen in die richting - de Alpenfestung als een reëel ter verdediging ingericht gebied was een mythe", maar, aldus Lewin: 'Dozens of intelligence-reports sustained the myth, which particularly affected the Americans, from the War Department down u/ards'?
XCDat laatste sloot Shaef in. Inderdaad, men treft in een telegram dat Eisenhower op I4 april deed toekomen aan de hoofden van de Amerikaanse en Engelse militaire missies te Moskou (een telegram waarin hij zijn plannen voor de naaste toekomst ontvouwde), de zinsnede aan: 'We must ... make sure of cleaning out Austria and Norway if the Germans hold out there, before the winter, and these operations may take considerable time. ' 4 Wij onderstrepen de bij Shaef levende bezorgdheid voor de Alpenfes
1 Inderdaad, er werden, zoals uit hoofdstuk 10 b-leek, door tienduizenden gevangenen van het Mauthausen en Dachau-complex onderaardse tunnels aangelegd om er nieuwe fabrieken zowel voor vliegtuigen als voor V-wapens in te installeren, maar die tunnels waren in de lente van '45 nog niet gereed. 2 Pas in de derde week van april ging van Hitler die zich in Berlijn bevond, een directief uit om een' in de Alpen te gaan voorbereiden - een van de generaals van de die zich met een exemplaar van dat directief naar Beieren had begeven, kwam daar onmiddellijk tot de conclusie dat geen mogelijkheid bestond om het uit te voe ren. 3 Ronald Lewin: (1978), p. 361. 4 Aangehaald in John Ehrman: dl. VI (1956), p. 147 (verder aan te halen als Ehrman: dl. VI).
tung omdat zij, zoals later in dit hoofdstuk zal blijken, een belangrijke factor is geweest bij het bepalen van Eisenhowers strategie in april. In diezelfde maand april evenwel, niet in de zomer, laat staan in de herfst, kwam het einde van het Derde Rijk in zicht met een snelheid die Eisenhower en verscheidenen van zijn bevelhebbers verraste. Wij willen nu eerst de militaire ontwikkelingen schetsen die de volledige ineenstorting van Duitsland inhielden.
XCIn februari en maart had het de Geallieerden grote moeite gekost om de Rijn te naderen en ook de uitbreiding van het eerste bruggehoofd dat de Amerikanen op de oostelijke oever konden vestigen (bij Remagen), vergde veel inspanning. Verder noordelijk (zie kaart XIII op pag. r röo) kwamen het Britse Tweede en het Amerikaanse Negende Leger op 23 en 24 maart met aanzienlijk minder moeite over de Rijn - nadien trok het Britse Tweede Leger, met het Canadese Eerste op de linkerflank, noord-, het Amerikaanse Negende Leger oostwaarts. Deelnemen aan de omsingeling van het Ruhrgebied werd door Eisenhower als de eerste taak van het Negende Leger gezien - hij ontnam het in een nieuw directief aan Montgomery en plaatste het per r april weer onder Bradley met de instructie erbij dat het, als het Ruhrgebied was veroverd, oostwaarts moest oprukken in de richting van Saksen (niet noordoostwaarts, d.w.z. niet in de richting van Berlijn). Montgomery protesteerde, niet voor het eerst, tegen een besluit van de Geallieerde opperbevelhebber. Eisenhower erkende in zijn antwoordtelegram (30 maart) dat hij Berlijn in zijn jongste directief in het geheel niet had genoemd. 'Sa far as I am concerned', seinde hij, 'that place has become nothing but a geographical location; I have never been interested in those. My purpose is to destroy the enemy forces and his pOLvers to resist. ' 1 In januari was het Oppersilezische industriegebied door het Rode Leger veroverd - nu moest, meende Eisenhower, het nog belangrijker Ruhrgebied worden uitgeschakeld. Er werd een ring om gelegd door twee Amerikaanse legers: het Negende en het Eerste. Daarmee was
1 Aangehaald in a.v., L. F. Ellis en A. E. Warhurst: dl. II (1968), P·299·
Models Heeresgruppe B omsingeld samen met delen van de tot de Hee resgruppe H behorende Erste Fallschirm-Armee : een totaal van bijna driehonderdvijftigduizend militairen, honderdduizend man van de luchtafweer (het Ruhrgebied was in de lucht steeds bijzonder sterk verdedigd geweest) meegeteld. In twee weken tijd ontnamen de Amerikanen aan Model het noordelijk deel van het Ruhrgebied - in het zuidelijk deel werden zijn troepen in tweeën gesplitst. Op I4 april gafhet Oberkommando der Wehrmacht van Berlijn uit Model bevel, in oostelijke richting de Amerikaanse omsingeling te doorbreken. Alsof dat mogelijk was! De Duitse Feldmarschall besefte dat het einde van de strijd naderde. Persoonlijk wenste hij niet te capituleren; op I7 april koos hij als oplossing dat hij de Heeresgruppe B eenvoudig ontbond, de jongste en oudste militairen uit de dienst ontsloeg en de overigen adviseerde, ter plaatse te blijven en zich 'krijgsgevangen te laten maken dan welongewapend naar huis terug te keren. Enkele dagen later pleegde hij zelfmoord; bijna driehonderdtwintigduizend Duitse militairen werden in enorme geïmproviseerde krijgsgevangenenkampen bijeengebracht.
XCTerwijl de Heeresgruppe B met delen van de Erste Fallschirm-Armee door de Amerikanen werd uitgeschakeld, rukte het Amerikaanse Derde Leger, de Harz passerend, naar Maagdenburg op (hier stond het op I I april aan de Elbe) alsmede dwars door Hessen naar Thüringen en maakte het Engelse Tweede Leger, op de linkerflank gesteund door het Canadese Eerste, snelle voortgang in de richting van Bremen en Hamburg. Slechts plaatselijk, en dan vooral daar waar kanalen of rivieren moesten worden overschreden, bood de Wehrmacht nog tegenstand - overal waar zich die tegenstand manifesteerde, werden de toestellen van de Second Tactical Air Force te hulp geroepen of kregen de Amerikaanse en Engelse zware bommenwerpers opdracht om van Engeland uit steden die aan de Geallieerde legers de weg versperden, te teisteren - ruim drie weken lang werd nog in april het strategisch luchtoffensief voortgezet; bij gebrek aan geschikte doelen werd het op 25 april beëindigd verklaard. Het oprukken van de Engelsen en Canadezen was toen overigens nog in volle gang en werd belangrijk vergemakkelijkt door het feit dat, gelijk in hoofdstuk 14 vermeld, begin april bij Wesel al een eerste spoorbrug over de Rijn was geslagen.
XCZo ook verder zuidelijk. Op 9 maart was Bradley's i zth. Army Group bij Remagen over de Rijn gekomen - ruim twee weken later, 26 maart, overschreed de Amerikaanse 6th Army Group, gecommandeerd door Lieutenant General Jacob L. Devers, de Rijn bij Worms, vijf dagen later eveneens bij Speyer. Met grote snelheid drongen vervolgens de Ameri
XIII. De laatste offensieven tegen Duitsland De rode lijnen geven de posities aan die de Geallieerde Zegersresp. het Rode Leger midden maart 1945 hadden bereikt.
XCkanen (en de Fransen van het tot de 6th Army Group behorende Eerste Franse Leger) in Zuid-Duitsland door. Hier en in midden-Duitsland rukten zij veel sneller op dan door de bevoorradingsafdeling van Shaef was voorzien. Twee factoren bewerkstelligden dat hierdoor geen moeilijkheden ontstonden: de eerste was dat voorraden ter grootte van ca.ton (vooral benzine en dieselolie) door de lucht werden aangevoerd, de tweede dat de Wehrmacht-eenheden die in midden- en Zuid
50000
Duitsland werden aangetroffen, nauwelijks weerstand boden. Met name in Beieren werd het oprukken van de Amerikanen minder vertraagd door de Wehrmacht dan door de verkeersopstoppingen van Amerikaanse tanks en militaire auto's.
XCDe verliezen die de Geallieerden bij hun laatste offensief in Duitsland leden, waren gering. Eén dag was er bijvoorbeeld, 23 april, waarop het Amerikaanse Derde Leger dat toen al diep in Saksen stond, niet meer dan drie gesneuvelden, zeven-en-dertig gewonden en vijf vermisten te vermelden kreeg - het had daarentegen op die ene dag bijna negenduizend Duitse militairen krijgsgevangen gemaakt. Cijfers als deze onderstreepten dat de Wehrmacht, voorzover zij de Geallieerden tegenover zich had, haar strijdlust kwijt was (hoe Stalin dat interpreteerde, zullen wij later in dit hoofdstuk uiteenzetten): elke Duitse militair vertrouwde dat hij, als hij zich overgaf, behoorlijk zou worden behandeld - hij had er geen angst voor, krijgsgevangene te worden.
XCDie angst leefde in hoge mate bij de Duitse militairen die Russen tegenover zich hadden - de meesten hunner namen aan (terecht, zoals later bleek) dat zij, zo hun leven in eerste instantie al werd gespaard, grote kans liepen om ergens in de Sowjet-Unie te gronde te gaan' Trouwens, ook de Duitse burgerij maakte onderscheid tussen Geallieerden en Russen; veel Duitsers waren, nemen wij aan, verontwaardigd wegens de mate waarin de Geallieerde zware bommenwerpers tot diep in april stad na stad in puin gooiden, maar er was weinig angst voor wat Amerikanen en Engelsen de gemiddelde Duitse burger zouden aandoen. Van de Russen verwachtte men daarentegen een voortzetting van wat in de gebieden ten oosten van de ader en de Neisse was geschied: moordpartijen, plunderingen en verkrachtingen op een enorme schaal." Het was
1 Geschat wordt dat in totaal ruim driemiljoenhonderdduizend Duitse militairen in Russische krijgsgevangenschap zijn geraakt en dat van hen éénmiljoentweehonderd duizend zijn omgekomen. De periode van krijgsgevangenschap was het zwaarst voor diegenen die het vroegst krijgsgevangene werden - zo zijn van de ruim honderd duizend Duitsers die eind 'az.-begin '43 tijdens en na de Slag om Stalingrad in Russische handen vielen, slechts zesduizend naar Duitsland teruggekeerd. 2 Ook door Geallieerde troepen, althans door verscheidene Geallieerde militairen, is aan vankelijk naar hartelust geplunderd (eerder schreven wij alover de plunderingen in het Rijnland bewesten de Rijn). Het viel bevrijde gevangenen van de op dat de militairen van Geallieerde tankeenheden zich geen tijd gunden om te plunderen maar, schrijft Aidan Crawley in zijn (1956), (p. 282)
die dubbele angst die aan de gevechten welke uit het laatste offensief van de Russen voortvloeiden, het verbitterd karakter gaf dat aan de strijd die in april in West-, midden- en Zuid-Duitsland werd gevoerd, ontbrak.
XCHet Rode Leger had zich ten doel gesteld, zowel Wenen als Berlijn te veroveren. Het werd in beide richtingen (Wenen moest van Hongarije uit worden benaderd en voor een groot offensief naar Berlijn diende de Oder op tal van punten overschreden te worden) een moeizame strijd.
XCBegin maart had Hitler nog de kracht om in het westen van Hongarije een sterke tegenaanval in te zetten. Wat na het Ardennen-offensief van het Zesde SS-Panzer-Ieger restte, was in de loop van februari naar de Hongaarse laagvlakte overgebracht - Duitse tanks doorbraken er begin maart de Russische linies en wisten Boedapest tot op vrij geringe afstand te naderen alvorens te worden teruggedreven. Op 4 april was heel Hongarije in Russische handen, enkele dagen later bereikte de Russische voorhoede Wenen. Er was daar nog een week van harde strijd nodig voordat de Russen op de r j de in de gehele stad heer en meester waren.
XCDrie dagen later, 16 april, zette het Rode Leger kort voor de ochtendschemering zijn offensief in ter verovering van Berlijn. Twee-en-een-half miljoen militairen, meer dan 40 000 stukken geschut en zware mortieren, meer dan 6 000 tanks en bijna 8 000 vliegtuigen werden in de strijd geworpen - de Duitsers konden daar slechts één miljoen militairen tegenover stellen en ook hun zware wapens (nauwkeurige cijfers ontbreken) waren veel geringer in aantal dan die van de Russen. Zij hadden evenwel langs de Oder en de Neisse (zie kaart XIII op pag. II69) stellingen aangelegd en ook verder achterwaarts linies gebouwd, waarbij vooral van grote hoeveelheden landmijnen gebruik was gemaakt. De Russen pasten hun gebruikelijke tactiek toe: van achter de Oder en de Neisse en vanuit de bruggehoofden die zij in januari-februari al op de westelijke oever van de Oder hadden veroverd (bruggehoofden waarin zij zich in maart slechts met moeite hadden kunnen handhaven), zetten zij formidabele kanonnades in die grote bressen sloegen in de Duitse stellingen - door die bressen rukten hun tanks voorwaarts, gevolgd door infanterie en artillerie. Het offensief werd bevoorraad via vijf-en-twintig
bruggen die spoedig over de Oder lagen; ook van enkele tientallen grote veerponten werd gebruik gemaakt.
XCHet kwam op de röde april en volgende dagen tot hevige gevechten waarin niet alleen de Duitsers maar ook de Russen zware verliezen leden. Tegen de Russische overmacht konden de Duitsers het evenwel niet lang volhouden. De Heeresgruppe Weichsel (Hitler had Himmler, die hij als zijn trouwste volgeling zag, tot opperbevelhebber daarvan benoemd), werd uiteengeslagen. Na negen dagen strijd, op 25 april, stonden de eerste Russen bij Torgau op de oostelijke oever van de Elbe waarvan de westelijke door de Amerikanen was bezet - Duitsland was hiermee in tweeën gesplitst.
XCInmiddels was de strijd om Berlijn al ontbrand. De eerste Russische granaten troffen de Duitse hoofdstad op z r april. Op diezelfde dag vielen er alle electrische centrales en gasfabrieken uit - de industrie kwam volledig stil te liggen. Er bevonden zich in Berlijn evenwel ca. driehonderdduizend Duitse militairen die voorshands voldoende wapens en munitie hadden, aan de rand van de stad en verder stadinwaarts waren versperringen aangelegd, de Russen konden met hun tanks moeilijk in de straten opereren en hun infanterie bleek niet veel ervaring te hebben in het type gevechten dat in hardnekkig verdedigde stadswijken nodig was. Bij de omsingeling van Berlijn die op de z yste werd voltooid, had het Rode Leger al ernstige verliezen geleden - niet minder bloedig waren de gevechten die in de zwaar versterkte stad zelf werden gevoerd. Pas na vijf dagen was het grootste deel van Berlijn in Russische handen - op de zçste begon de strijd in het centrum waar Hitler, die bepaald in Berlijn had willen blijven, zich in de schuilkelders van zijn pompeuze Reichs kanzlei had teruggetrokken.
XCHij zat er als een rat in de val.
XCVijf-en-een-half jaar eerder, in september' 39, had hij met zijn aanval op Polen (logische eonsequentie van het aggressieve beleid dat hij had gevoerd sinds hij in januari '33 Reichskanzler was geworden) Duitsland in de Tweede Wereldoorlog doen belanden. In '40 en '4I had hij gemeend dat de spectaculaire successen van de Blitzkrieg Duitsland een machtspositie hadden gegeven, sterker dan het ooit in zijn geschiedenis had gehad: zijn droom van een onaantastbaar 'Germaans'Reich waarin alle Joden en Zigeuners uitgeroeid zouden zijn en de Slavische volkeren tot permanente dienstbaarheid veroordeeld, leek werkelijkheid te worden. Toen evenwel het verzet van het Rode Leger niet gebroken bleek te zijn en een bondgenootschap tot stand was gekomen tussen de SowjetUnie enerzijds en anderzijds Engeland, dat hem in '40
èn de Verenigde Staten met hun immens potentieel, had hij steeds sterker moeten aannemen dat Duitsland uiteindelijk onder de last van de Zwei frontenkrieg zou bezwijken. Zijn hoop dat het bondgenootschap van zijn tegenstanders niet bestand zou zijn tegen hun reële onderlinge tegenstellingen, was een illusie gebleken - toen hij op 20 april '45, in aanwezigheid o.m. van Goering en Himmler, zijn zes-en-vijftigste verjaardag vierde, had hij met zijn op grootheidswaanzin gebaseerde, fanatiek volgehouden politiek Duitsland te gronde gericht. Russische troepen waren zijn hoofdstad tot op weinige kilometers genaderd en hij wist dat het nog maar enkele dagen zou duren voordat te land de eerste verbinding tot stand zou zijn gekomen tussen hen en Geallieerde eenheden. Voorziende dat het noorden van Duitsland van het zuiden zou worden gescheiden, benoemde hij op zijn verjaardag Feldmarschall Kesselring (OberbeJehlshaber West) tot opperbevelhebber in het zuiden, Crossadmiral Doenitz (OberbeJehlshaber der Kriegsmarine) tot opperbevelhebber in het noorden. Goering verliet Berlijn en vloog naar Berchtesgaden; van daaruit zond hij op de z jste, toen hij had vernomen dat Hitler daags tevoren had besloten in Berlijn te blijven, een telegram naar de Reichs kanzlei waarin hij berichtte dat hij, tenzij hij 's avonds bericht kreeg van het tegendeel, er van uit zou gaan dat Hitler zijn vrijheid van handelen had verloren en dat hij zelf, die volgens een (in '41 bij de wet bekrachtigde) mededeling welke Hitler op 1 september '39 in de Reichstag had gedaan, in geval van diens uitschakeling de nieuwe Führer zou zijn, de opperste leiding van Duitsland in handen nam - het was zijn bedoeling, onmiddellijk contact te zoeken met Eisenhower. Hitler beschouwde Goerings optreden als verraad, onthief hem uit al zijn functies, annuleerde de uit' 41 daterende wet en liet Goering en zijn staf arresteren.
XCEnkele dagen later, op de z Sste (de gevechten in Berlijn naderden het centrum), vernam Hitler uit de Geallieerde berichtgeving dat Himmler (op diens beleid dat van veel belang is geweest voor het lot van de gevangenen in de concentratiekarnpen, komen wij nog terug) zich in een mededeling aan Eisenhower bereid had verklaard, heel Duitsland aan de Geallieerden over te geven. Ook Himmler werd uit al zijn functies ontheven en Hitler gaf Doenitz bevel, de voormalige Reichsfûhrer-SS te arresteren.
XCNieuwe jobstijdingen volgden.
XCOnder Field Marshal Alexander waren de Geallieerde legers, geholpen door acties van Italiaanse partisanen en door grote opstanden in de Noorditaliaanse steden, diep in de Povlakte doorgedrongen - als uitvloeisel van besprekingen die in maart in Zwitserland hadden plaatsge
vonden (ook daarop komen wij nog terug), liet de Duitse bevelhebber van de in Noord-Italië staande Heeresgruppe C, Generaloberst H. G. von Vietinghoff, op 29 april in Alexanders hoofdkwartier een overeenkomst ondertekenen waarmee hij zich en alle militairen die onder hem dienden (bijna één miljoen man), onvoorwaardelijk overgaf. Diezelfde dag werden in Milaan de lijken opgehangen van Mussolini en zijn laatste maîtresse; de Duce had getracht, vermomd naar Zwitserland te ontkomen maar was daags tevoren bij het Comomeer door Italiaanse partisanen die hem hadden ontdekt, samen met zijn vriendin doodgeschoten.
XCOp de zoste april (de dag waarop de Russen in het centrum van Berlijn doordrongen) nam Hitler zijn laatste politieke besluiten: hij dicteerde een persoonlijk en een politiek testament (in dat tweede stuk verweet hij het Duitse volk, hem in onvoldoende mate te hebben gevolgd, en wekte hij het op, de strijd voort te zetten tegen het Jodendom dat hij nog steeds als de bron van alle kwaad op aarde beschouwde); voorts benoemde hij Doenitz tot zijn opvolger als Reichspräsident, Goebbels tot zijn opvolger als Reichskanzler; ook benoemde hij een aantal nieuwe ministers, onder wie Seyss-Inquart die als opvolger van von Ribbentrop Reichsaussenmi nister werd (en daarmee een lang gekoesterde droom in vervulling zag gaan); tenslotte trad hij in het huwelijk met Eva Braun die vele jaren lang zijn vriendin was geweest, en gaf hij opdracht, zijn lijk en het hare te verbranden als zij zelfmoord hadden gepleegd.
XCTot die zelfmoord kwam het op de joste.
XCDaags daarna, I mei, werd een Russische eis tot onvoorwaardelijke overgave afgeslagen door de twee hoogste paladijnen van de Nazipartij die in Hitlers onmiddellijke nabijheid waren gebleven: Goebbels en Bormann. Goebbels pleegde daarna zelfmoord met zijn gehele gezin, Bormann vond naar alle waarschijnlijkheid de dood toen hij uit het centrum van Berlijn trachtte te ontkomen. Op 2 mei evenwel deed de Befehlshaber des Verteidigungsbereichs Berlin, General der Artillerie H. Weidling, de Russen weten dat hij bereid was, zich met al zijn troepen onvoorwaardelijk over te geven - 's middags om drie uur werd het 'staakt het vuren' gelast. Niet alle Duitse troepen volgden onmiddellijk dat bevel op, maar toen's avonds het duister vielover de op talloze plaatsen brandende stad, was de strijd ten einde en was heel Berlijn in Russische handen.
XCHet formele einde van het Derde Rijk liet toen nog enkele dagen op zich wachten: op 2 mei capituleerde in Zuidoost-Duitsland de geïsoleerde Heeresgruppe Südwest, op vrijdag 4 mei nam Held Marshal Montgomery in zijn hoofdkwartier op de Lüneburger heide de capitulatie van alle
eenheden van de Wehrmacht in Noordwest Europa in ontvangst (daarvan was de capitulatie van de Wehrmacht in het B-2-gebied die op zondag 6 mei in Wageningen werd ondertekend, een uitvloeisel), op 5 mei capituleerden de Heeresgruppe G van welke de resten zich in het zuiden van Beieren en in delen van Oostenrijk bevonden, voorts het Negentiende Duitse Leger, dat in Tirol en Vorarlberg stond, en de Heeresgruppe Sûdost die naar het zuiden van Oostenrijk was teruggedrongen. In de vroege ochtend van maandag 7 mei ondertekende Generaloberst JodI, chef van de Wehrmachtfiihrungsstab, namens Doenitz in Reims de algemene Duitse capitulatie-overeenkomst en die algemene overeenkomst werd op aandrang van de Russen op dinsdagavond 8 mei in Berlijn bekrachtigd: daar werd door of namens de op dat moment in functie zijnde Oberbejehlshaber van Heer, Kriegsmarine en Luftwaffe definitief de eis aanvaard die ruim twee jaar eerder, in januari' 43, was gesteld na de Geallieerde conferentie van Casablanca: onvoorwaardelijke overgave.
XCOp deze algemene capitulatie volgde op 8 mei de capitulatie van de resten van de twee Duitse legers die in Koerland afgesneden zaten, en op 9 mei die van de Duitse troepen bij Dantzig en van het Duitse garnizoen in Praag dat toen vier dagen lang gevochten had met opstandelingen. Een enigszins belangrijk uitstel kwam er slechts elders. in Tsjechoslowakije alsmede in delen van Oostenrijk en van Kroatië, waar de bevelhebbers van de hopeloos geïsoleerde Heeresgruppen Mitte en Süd, resp. Generalfeldmarschall F. Schörner en Generaloberst L. Rendulic, zich op het standpunt hadden gesteld dat zij slechts bereid waren zich aan de Amerikanen over te geven, niet aan de Russen. Eisenhower ging daar niet op in - hier werd het 19 mei voordat de Russen het laatste, in de gegeven omstandigheden zwakke verzet van de troepen van Schörner en Rendulic (bij elkaar meer dan een miljoen militairen) hadden gebroken.
XCBij al die capitulaties was het beleid van Doenitz er op gericht geweest, tijd te winnen teneinde zoveel mogelijk Duitse troepen in de gelegenheid te stellen zich van de Russen los te maken en Geallieerd gebied te bereiken. Stalin meende dat de Geallieerden aan dat beleid onvoldoende weerstand hadden geboden - dit was slechts een van de vormen waarin de politieke tegenstellingen welke op de Conferentie van Jalta zo duidelijk aan de dag waren getreden, opnieuw naar voren kwamen in de weken waarin het Derde Rijk ineenstortte. Wij komen op die tegenstellingen aan het slot van dit hoofdstuk terug.
XCOver de lotgevallen van de misschien driehonderdduizend Nederlandse arbeiders die zich kris-kras verspreid in Gross-Deutschland bevonden, is maar heel weinig bekend. Er moet zich te hunnen aanzien een grote variatie hebben voorgedaan: zij die in de steden tewerk waren gesteld, zullen het door de voedselschaarste, veelalook door de bombardementen en beschietingen moeilijk hebben gehad en onder diegenen die zich in landelijke streken bevonden, zullen wel velen zijn geweest bij wie die moeilijkheden beperkt bleven of zich zelfs in het geheel niet voordeden. In allen leefde slechts één drang: terug naar Nederland! Met welke problemen die terugkeer gepaard ging, zullen wij in deel 12 beschrijven - hier willen wij slechts vermelden dat de vreugde dat het einde van de oorlog en daarmee ook dat van de feitelijke dwangarbeid was gekomen, bij menigeen gepaard ging met het verlangen zich onmiddellijk schadeloos te stellen voor alles wat men had moeten doorstaan. Dat verlangen
mei '45 ten getale van misschien wel zes miljoen (onder hen meer dan twee miljoen Russen en een miljoen Polen) in Gross-Deutschland bevonden. Er werd op gigantische schaal geplunderd. Zo kreeg eind april een Nederlandse arbeider die in '43 in de buurt van Berlijn bij het Uja-fllmbedrijf tewerk was gesteld, onmiddellijk na de komst van de Russen van een Noorse Uja-directeur, 'die', schreef hij, 'meteen de Noorse kleuren opgestoken heeft', I 'glimlachend de raad, eens bij de [nabije]locomotievenfabriek te gaan kijken.
XCWij gaan er heen en bemerken nu voor het eerst dat het kantoorgebouw van de fabriek één groot levensmiddelen-magazijn is. Honderden buitenlanders, van alle nationaliteiten, met banden om de arm in de kleuren van hun land, zijn geestdriftig bezig, het magazijn te plunderen. Maar ook Duitse vrouwen en kinderen slepen met zakken, bussen, flessen en vaten De Russische Panzer bemanningen zitten onder de bomen langs de straat glimlachend toe te kijken .
XC. .. Wij laten ons in de stroom mee naar binnen nemen en klimmen de trap op. Wij glijden uit over miljoenen erwten en bonen en waden letterlijk door de slaolie die uit de gebroken flessen is gelopen. Zure haring zwemt in kostelijk witmeel op de grond.' 2
XCBelast en beladen keerde deze bevrijde Nederlander van zijn expeditie terug. In Zollhaus bij Neurenberg begon een groep Nederlanders, op 10 november '44 opgepakt in Rotterdam-Blijdorp en tewerkgesteld bij de Reichsbahn, op IS april, vijf dagen voor de komst van het Amerikaanse Zevende Leger, aan
XC'een grandioze plundertocht op alles wat bruikbaar is, en alle volgende dagen tot aan de bevrijding en nog even daarna zullen in het teken staan van het 'organiseren' waaraan iedereen meedoet: Polen, Fransen, Belgen, Italianen en Hollanders, maar waarin de Hollanders toch hun meesterschap bewijzen.
XCDe eerste dag gaat het nogal een beetje rommelig toe ... , want er zijn nog enkele SS-mannen met wapenen, die de roof trachten te verhinderen ... De buit
I Millenaar, de Nederlandse ambtenaar die, aan de Zweedse legatie toegevoegd, in Berlijn zoveel mogelijk hulp gaf aan daar wonende en werkende Nederlanders, had bevorderddat door die legatie begin '45 ca. IO 000 in het Russisch gestelde verklaringen waren afgegeven, inhoudend dat de betrokkene bij het Zweedse gezantschap goed bekend stond; voorts was een onbekend aantal in het Russisch gestelde aanplakbil jetten verstrekt ter bescherming van Nederlandse eigendommen. 2 Kees de B.: (z.j.), P.27.
is deze eerste dag al niet gering. Dozijnen paren gloednieuwe schoenen (soldatenkistjes en bergschoenen, stokerslaarzen en luxe schoenen), havermout, margarine, rij st, etc.'
XCDaarop volgden twee dagen later
XC'schoenen, gloednieuw in alle soorten en maten, sokken, overhemden, dassen, foto-apparaten, radiotoestellen, armbandhorloges, Amerikaanse en Canadese broeken en shirts I, margarine, bussen vlees en worst, hele Gruyère-kazen met een middellijn van anderhalve meter, tabak, sigaren, sigaretten, vloeitjes, revolvers, regenjassen, gereedschap, enz.'
XCLater kwamen daar nog 'ransels, stalen ranseldragers, bultzakken, schrijfmachines [en] rekenmachines' bij, ook medicamenten ('alleen op mijn kamer tel ik al 500 verschillende soorten geneesmiddelen'), voorts een piano, tenslotte de uit het museum van de Duitse posterijen weggehaalde eerste Duitse postbestelauto 'en het is een zeer vrolijk troepje dat even later door Zollhaus rijdt in de postauto, beladen met vaten wijn.' 2
XCZijn er ook arbeiders geweest die zich op principiële gronden van het plunderen hebben onthouden? Wellicht. Dat zullen, nemen wij aan, uitzonderingen zijn geweest. Er was in elk geval geen overheid meer die een maatschappelijke orde, welke ook, handhaafde - niet alleen de Russische, maar ook de Britse en Amerikaanse militairen liet het volmaakt onverschillig dat buitenlanders die onder het Nazi-regime geleden hadden, zich bezittingen van Duitsers toeëigenden.
XCWij hebben meer te schrijven over de lotgevallen van groepen Nederlanders die zich volledig in de macht van de vijand bevonden: de Nederlandse krijgsgevangenen in hun kampen, de Nederlandse gevangenen in tuchthuizen en de Nederlandse gevangenen in eoncentratiekampen. Meer, niet alleen omdat er meer gegevens zijn over de lotgevallen van deze groepen, waaraan wij reeds het gehele deel 8 van ons werk en hoofdstukin dit deel hebben gewijd, maar vooralook omdat
10
XCI Kennelijk afkomstig uit een depot voor Geallieerde krijgsgevangenen. 2 J. van Noorderhaven: Blijdorp - Zollhaus, p.
de weken waarin het Duitse Rijk ineenstortte, voor alle gevangenen gepaard gingen met intense spanningen en voor de meeste gevangenen in de concentratiekampen bovendien met ongeëvenaarde verschrikkingen.
XCVoor de Nederlandse krijgsgevangenen was de situatie waarin zij zich bevonden, van september '44 af moeilijker geworden dan die van de overige krijgsgevangenen, Russen en Italianen uitgezonderd. Wij hebben in ons deel8 vier groepen Nederlandse krijgsgevangenen onderscheiden, van wie twee al sinds de zomer van '40 opgesloten waren: de Z.g. generaalsgroep en de groep van enkele tientallen officieren die geweigerd hadden, de bezetter gehoorzaamheid te beloven en deswege in eerste instantie in Colditz (zie kaart XIV op pag. lI80) waren opgesloten. Dan was (derde groep) in mei '42 vrijwel het gehele beroepskader (ruim tweeduizend officieren) onverhoeds weggevoerd, en weggevoerd waren tenslotte (vierde groep) in de tweede helft van '43 van de lagere beroepsmilitairen en van alle reservisten die zich toen hadden moeten aanmelden, ca. vijfhonderdvijftig reserve-officieren en ca. tienduizend lagere beroepsmilitairen en reserve-onderofficieren en minderen. Al die groepen waren in september '44 kleiner geworden doordat leden ervan waren overleden dan wel wegens ziekte of om andere redenen verlof hadden gekregen, naar bezet Nederland terug te keren; ook was een aantal ontsnapt.
XCDe generaalsgroep, tot vijf generaals geslonken, was in de laatste oorlogswinter opgesloten in de vesting Königstein; ze is er bevrijd door de Russen.
XCDe z.g. Colditzgroep was in juni' 43 toegevoegd aan vrijwel de gehele rest van het beroepskader die toen in Stanislau, diep in het Genera/ gouvernement, opgesloten was; de twee groepen (daarbij eigenlijk nog een aparte groep: de reserve-officieren die zich voor het beroepskader hadden opgegeven en die in maart '43 naar Stanislau waren weggevoerd) waren in januari '44 overgebracht naar Neu-Brandenburg dat ten noorden van Berlijn ligt. Uit die groepen waren in mei '44 ruim driehonderdvijftig hogere officieren overgebracht naar-een oud kasteel in Tittmoning, in het zuidoosten vanBeieren, waar een aantalonderofficieren en soldaten als ordonnansen en oppassers aan hen was toegevoegd. Daarentegen was de
XlV. Kampen van Nederlandse krijgsgevangenen In rood: de in de tekst vermelde plaatsen waar groepen Nederlandse krijgsgevan genen lange tijd gevangen hebben gezeten; plaatsen waar zij toerden bevrijd, zijn onderstreept. De rode lijn geeft de posities aan die de Geallieerde legers bij' het einde van de Tweede Wereldoorlog hadden bereikt.
XCgroep in N en-Brandenburg in januari' 45 uitgebreid met de ca. vierhenderdvijftig, toen nog gevangen zittende, in '43 weggevoerde reserveofficieren, die men uit Lissa (in Silezië) had overgebracht. In NeuBrandenburg bevonden zich in januari '45 ruim een-en-twintighonderd Nederlandse officieren, in Tittmoning zaten toen ca. driehonderdzeventig Nederlandse militairen opgesloten (officieren en hun ordonnansenoppassers). Uit de groepen die in '43 waren weggevoerd, waren de lagere beroepsmilitairen en de reserve-onderofficieren en minderen in hoge mate verspreid geraakt doordat zij, in het algemeen in strijd met de bepalingen van de voor krijgsgevangenen geldende Conventie van Genève, van verschillende kampen uit aan het werk waren gezet. Volgens een uit eind
oktober '44 daterende opgave van het Oberkommando der Wehrmacht 1 telden die groepen in die tijd nog bijna achtduizend militairen, van wie betrekkelijk grote aantallen opgesloten zaten op diverse plaatsen in Saksen (in Torgau, Mühlberg, Kohnstein, Oschatz en Hartmannsdorf bij elkaar bijna vierduizend), daarnaast ca. vijftienhonderd in Brüx (het Tsjechische Most) in het Sudetengebied, bijna zeshonderdvijftig in Fallingbostel (bij Hamburg), bijna vijfhonderd in Altengrabow (bij Maagdenburg) en meer dan achthonderdvijftig in Ludwigsburg (bij Stuttgart) - de overigen zaten in kleinere aantallen in andere kampen die wij niet met name zullen noemen.
XCAl deze Nederlandse krijgsgevangenen hadden er recht op, regelmatig pakketten te ontvangen: pakketten met levensmiddelen, tabakswaren, geneesmiddelen, kleding, schoeisel. Die pakketten waren hun uit bezet gebied toegezonden door of via het Nederlandse Rode Kruis en uit de Geallieerde c.q. neutrale landen door het (in hoofdstuk 10 genoemde) London Committee of the Netherlands Red Cross Society. Het Nederlandse Rode Kruis had met grote regelmaat voor die zendingen zorggedragen - ze vielen weg als gevolg van de Spoorwegstaking. Het London Committee had geen 'eigen' pakketten verzonden maar pakketten van het Engelse, Amerikaanse en Argentijnse Rode Kruis. Het had daarbij niet kunnen bereiken dat de Nederlandse krijgsgevangenen evenals de Engelse en Amerikaanse één pakket per week ontvingen - pas prinses Juliana wist in de herfst van '44 die discriminatie opgeheven te krijgen. Nadien werden per maand door het London Committee ca. 40000 pakketten geëxpedieerd naar Genève van waaruit het Internationale Rode Kruis voor de verdere verzending zorg diende te dragen. Slechts een klein deel van die grote zendingen heeft de krijgsgevangenen bereikt en dan, voorzover bekend, louter de gevangenen in Königstein, Neu-Brandenburg en Tittmoning - bergen pakketten stapelden zich op in Lissabon en in verschillende Middellandse Zee-havens. Daar kwam nog bij dat het London Committee traag was geweest met het verzenden van kleding, schoeisel en huishoudelijke artikelen - dat alles werd pas in grote hoeveelheden verstuurd toen alle transporten naar en in Duitsland grote moeilijkheden ondervonden. Gevolg was dat de Nederlandse krijgsgevangenen, en dan vooral de in '43 weggevoerde groepen, er in de laatste oorlogswinter in vergelijking met de meeste gevangenen van andere nationaliteit, slecht voorstonden: ze hadden geen reserves aan pakketten
I Exemplaar: Doe 11-390 B, a-I5.
kunnen opbouwen, ze ontvingen geen of te weinig nieuwe pakketten en ze hadden een schrijnend tekort aan goede kleding, stevige schoenen en artikelen als scheergerei, knopen, naalden, handdoeken, tandenborstels, tandpasta, zeep, enz. enz. Een initiatief om in die situatie verbetering te brengen werd genomen niet in Londen maar in Stockholm: formalistische bezwaren van het London Committee ten spijt, trachtte de Nederlandse Repatriëringsdienst in de Zweedse hoofdstad (die zich ook moeite gaf, pakketten aan gevangenen en gedeporteerden in de concentratiekampen toe te sturen) te bereiken dat het Zweedse Rode Kruis met regelmaat voedselpakketten zou toezenden aan de Nederlandse krijgsgevangenen. De eerste 8000 pakketten gingen in januari '45 onderweg, de tweede 8000 eind maart. Als die pakketten zijn aangekomen (dat lijkt ons voor de tweede zending onwaarschijnlijk), dan zou zulks betekenen dat de Nederlandse krijgsgevangenen van september '44 tot april '45 uit Zweden welgeteld twee pakketten hebben ontvangen. Dat was veel te weinig.
XCDs. A. T. W. de Kluis, een van de geestelijke verzorgers in het kamp te Mühlberg, waar zich ca. dertienhonderd Nederlandse gevangenen bevonden, beschreef de situatie in november' 44 aldus:
XC'De toestand is ... zeer gespannen. De voedselpositie is in één woord treurig. Tenminste voor bepaalde groepen. De Engelsen hebben geen krimp. Elke maandagochtend gaan ze barak voor barak in marstempo hun wekelijkse pakket halen en komen in de beste stemming terug. Geen wonder! Wij hebben het nakijken. Voor ons komt er niets. De Spoorwegstaking in Nederland is oorzaak dat we van thuis niets meer krijgen ... Een suikerbiet is een lekkernij. Een stuk rauwe koolraap eveneens. De honger krijgt ons in z'n greep ... Verschillende onderofficieren, waaronder enige die het speldje MWO dragen 1, hebben zich opgegeven voor de arbeidscommando's. Na het felle verzet dat hun de reis naar Polen bezorgde", doen ze het nu vrijwillig Genève helpt niet. Van de Nederlandse regering in Londen horen ze niets Ze voelen zich van iedereen verlaten ... Daar komt bij dat alleen wij, de Russen en de Italianen er zo erg aan toe zijn. Met de anderen schikt het wel, behalve het gebrek aan brandstof waarmee iedere nationaliteit te kampen heeft ... Wij zijn de bedelaars, de landlopers van het kamp."
1 Militaire Willemsorde. 2 Bijna honderd onderofficieren die met volharding ge weigerd hadden, werk te verrichten dat in de Conventie van Genève was verboden, waren begin '44 naar een strafkamp ten oosten van Krakau overgebracht; deze groep was in augustus '44 weer naar Mühlberg getransporteerd. ' A. T. W. de Kluis: (z.j.), p. 204-05, 220-21.
XCZo was, gelijk gezegd, de situatie in Mühlberg in november '44 - zij is daar en in de overige kampen in de maanden die volgden, alleen maar slechter geworden. Men leed er vooralook (ds. de Kluis maakte er al melding van) onder de koude (brandstof werd van november '44 af niet meer ter beschikking gesteld) en de dagelijkse rantsoenen werden steeds kleiner. In het grote kamp te Mühlberg, waar zich tenslotte in totaal ongeveer dertigduizend krijgsgevangenen bevonden (onder hen dertienduizend Russen eh tienduizend Engelsen en Amerikanen), vielen bovendien in maart de electriciteitsen de drinkwatervoorziening uit - nadien moesten de dertigduizend gevangenen zich met drie handpompen zien te redden.
XCHoop putte men uit het verloop van de oorlog. Gevangenen die buiten de kampen tewerkgesteld waren, vernamen in de regel wel hoe de strijd zich ontwikkelde en in de meeste, misschien wel in alle karnpen beschikte men over een of meer clandestiene radiotoestellen. Door die radio's vernam men dat generaal Eisenhower alle krijgsgevangenen instructie had gegeven, na de bevrijding niet eigener beweging weg te trekken maar ter plaatse te blijven in afwachting van een ordelijke repatriëring.
XCDe Nederlandse krijgsgevangenen in het westen en zuiden van Duitsland werden (zie kaart XIV op pag. r r so) door Engelse c.q. Amerikaanse troepen bevrijd, de krijgsgevangenen in Neu-Brandenburg (van wie sommigen bevreesd waren geweest dat zij op het laatst door SS'ers zouden worden geliquideerd') en in Saksen door Russische. De Russen bereikten het grote kamp te Mühlberg op 23 april. 'Russische ruiters op kleine paarden', schreef ds. de Kluis,
XC'reden door de kampstraat Niemand weet wat er precies aan de hand is, behalve dat de Duitsers weg zijn Van een normale overdracht is geen sprake. Iedereen vraagt: waar zijn de Engelsen? waar zijn de Amerikanen? Er zijn geen Engelse soldaten, er zijn geen Amerikanen, er zijn alleen Russen! Het geeft ons allemaal na de eerste opwinding een gevoel van teleurstelling.' 2pnmitieve slagwapens vervaardigd en zich bekwaamd in het judo. 2 A. T. W. de Kluis: De pastorie van Miihlberg,
1 Een grote groep had besloten, tot het laatst toe weerstand te bieden: men had
XCAlle gevangenen kregen van de Russen verlof, zich buiten het kamp te begeven.
XC'Het brandschatten der omliggende dorpen begint ... Men gaat regelrecht naar de boerderijen en huizen en rooft - rooft zonder einde.' Hier was niet alleen een menselijk begeren, de honger te stillen. Hier was de drift tot bezit van de bezitlozen. Vlees, eieren, meel, kippen, worsten. Een heel varken. Radio's, fietsen, karretjes, vrouwenmantels, linnengoed ... Ieder (deed) wat goed was in zijn ogen en in die dagen leek het soms, alsof het kwaad niet meer bestond.' 2
XCHet kamp bij Neu-Brandenburg werd door de Russen bevrijd op 28 april. Enkele dagen tevoren had de Duitse kampleiding geëist dat de krijgsgevangenen te voet westwaarts zouden trekken - dat was geweigerd. Dat de bevrijding met grote vreugde werd begroet, spreekt vanzelf, maar op die vreugde volgde teleurstelling: dag na dag, week na week verstreek en men merkte niets van enige repatriëring. Meer hierover, gelijk vermeld, in deel I2.
XCZojuist schreven wij dat bij een deel van de krijgsgevangenen in NeuBrandenburg de vrees was gaan leven dat de SS hen onmiddellijk voor de bevrijding zou trachten te liquideren diezelfde vrees leefde bij menigeen onder de Nederlanders die in tuchthui.zen in Duitsland opgesloten waren. Wat de krijgsgevangenen betrof, was die vrees ongefundeerd (er blijkt uit geen enkel stuk dat enige Duitse instantie plannen in(M. de Zee: 'Dagboek', p. 221 (Doe 11-390 B, a-23» 2 A. T. W. de Kluis: De pastorie
, Het stadje Mühlberg ligt op de oostelijke oever van de Elbe en een groot deel van de Duitse burgerij was westwaarts gevlucht, zodat veel huizen verlaten waren. Er werd ook druk geplunderd door burgers die in Mühlberg waren gebleven. Daar hadden overigens verscheidene gezinnen zelfmoord gepleegd. 'Beter dood dan onder de Russen te moeten leven, was hun gedachte', zo schreef een Nederlandse krijgsgevan gene in aan zijn dagboek toegevoegde 'Nabeschouwingen'. 'En dan de daden tegen over de vrouwen en meisjes, honderden zijn verkracht geworden door de Russen, zelfs oude vrouwen van 70 jaar bijv. deelden in dat lot ... Wij hebben op de vele tochten buiten het kamp, en er waren behoorlijke afstanden bij, nooit last gehad van de Russen, maar zijn steeds vriendelijk door hen ontvangen ... Op het laatst moest je wel oppassen, want zij hadden de lelijke gewoonte, je ring en horloge te vragen.'
die richting heeft gekoesterd), maar de gevangenen in de tuchthuizen liepen wel degelijk groot gevaar.
XCAls onderdeel van het 55-complex had het meest fanatieke deel van het Duitse overheidsapparaat: de Sicherheitspolizei; in de loop van de oorlog steeds meer invloed gekregen op de sector van de vervolging van tegenstanders van het Derde Rijk. In de bezette gebieden was het de Sicherheitspolizei geweest die van meet af aan had bepaald, welke arrestanten rechtstreeks naar concentratiekampen overgebracht, welke voor een rechtbank gedaagd zouden worden; die rechtbank was veelal een van de Wehrmacht geweest - veroordeelde gevangenen, voorzover niet ter dood veroordeeld en geëxecuteerd, werden Wehrmacht-gevangenen en de belangrijksten hunner waren uit een land als Nederland naar tuchthuizen in Duitsland overgebracht. Die tuchthuizen ressorteerden onder het Reichsjustizministerium. In juli '44 werd dit systeem doorbroken doordat Hitler, zoals in hoofdstuk 5 uiteengezet, de gehele berechting van tegenstanders van het Derde Rijk ophief - nadien werden alle beslissingen over wat met gearresteerde tegenstanders diende te geschieden, louter door de 5icherheitspolizei genomen. Daar bleef het niet bij. In aansluiting namelijk op Hitlers besluit tot opheffing van de berechting werd eind september door de Chef des Oberkommandos der Wehrmacht, Keitel, met goedvinden van Himmler, van de Reichsjustizminister (Thierack) en van de Chef der Reichskanzlei (Lammers), een geheim besluit rondgezonden I waarop vooral Himmler had aangedrongen; de belangrijkste bepaling hieruit luidde aldus:
XC"Nichtdeutsche Zivilpersonen der besetzten Cebiete, die wegen einer Straftat gegen die Sicherheit ader Schlagfertigkeit der Besateungsmacht Vall einem deutschen Gericht rechts kräftig uerurteilt worden sind und sich in den besetsten Gebieten ader im Heimatskriegs gebiet in Strafhaft (Verioahrung} befinden, sind mit den Vorgängen der ndchsten ärtlichen Dienststelle der Sicherheitspolizei und des SD zu übergeben.'
XCEen tweede bepaling hield in dat de Nacht und Nebel-gevangenen, voorzover in tuchthuizen opgesloten (de meesten bevonden zich in de concentratiekampen en waren dus al in de macht van de 55), een speciaal teken moesten krijgen, een derde dat nog een nadere regeling zou worden getroffen voor de datum waarop de feitelijke overdracht van de bedoelde gevangenen aan de 5icherheitspolizei zou plaatsvinden. Geen simpele zaak! Het betrof namelijk vier-en-twintigduizend gevangenen
XC1 Tekst van het besluit d.d. 24 sept. 1944 in [MT, dl. XXXV, p. 509-11 (Neur. doe. D-766).
en al die vier-en-twintigduizend moesten aan de Sicherheitspolizei ter beschikking worden gesteld.
XCTot die algemene overdracht is het (door onbekende oorzaken) niet gekomen - het is evenmin gekomen tot het vaststellen van een datum waarop de gehele operatie zou beginnen. Het gevolg was dat in januari '45, toen het Rode Leger in het oosten diep in Duitsland doordrong, de politieke gevangenen in de Duitse tuchthuizen nog steeds onder het Reichsjustizministerium ressorteerden. Tegen het einde van die maand nu stelde dat departement richtlijnen op, waarin aangegeven werd wat met gevangenen moest geschieden wanneer de Duitse overheid zich uit delen van Duitsland terugtrok. In die richtlijnen 1 werd o.m. bepaald dat gevangenen die tot lichte straffen waren veroordeeld, vrijgelaten moesten worden; voor vrijlating kwamen evenwel niet in aanmerking: misdadigers die hun straf uitzaten wegens zware misdrijven, Nacht-und-Nebel gevangenen, Joden, Zigeuners en personen die door Wehrmacht-recht banken waren veroordeeld. De gevangenen van deze groepen moesten naar een nog niet ontruimd deel van Duitsland worden overgebracht. Wat, als daar de tijd of de vervoermiddelen voor zouden ontbreken? 'Lässt sich die Rückführung der Gifangenen in dem vorgesehenen Umfang aus irgendwelchen Gründen nicht mehr durchführen, so sind', aldus de richtlijnen,
XC'die nicht ausgesprochen asozialen und staatsfeindlichen Gefangenen noch so rechtzeitig zu ent/assen, dass sie nicht in Feindeshand fallen, die uorgenannien Elemente sind dagegen der Polizei ZUl' Beseitigung zu überstellen oder, u/enn auch dies nicht 111öglich, durch Erschiessen unschddlicn zu machen. Die Spuren der Unscliddlichmachung sind sorgfäLtig zu beseitigen.'
XCDit was een opdracht tot moord - een opdracht waarvan blijkens de laatst geciteerde zin het wederrechtelijk karakter aan het Reichsjustizmi nisterium duidelijk was. Dat moet ook duidelijk zijn geweest aan de directeuren van de tuchthuizen die de richtlijnen ontvingen.
XCHoeveel Nederlanders in de laatste oorlogswinter in die tuchthuizen opgesloten zaten, weten wij niet precies. In totaal zijn in de loop van de bezetting uit Nederland ca. vijf-en-twintighonderd veroordeelden naar Duitse tuchthuizen overgebracht en in Duitsland zelf zijn tussen de vieren zesduizend Nederlanders tot tuchthuis- of gevangenisstraf veroordeeld (in tuchthuizen gold een strenger regime dan in gevangenissen).
I Het exemplaar dat op 5 februari I945 toegezonden is aan de (procureur-generaal) te Linz, vormt Neur. doe. NG-030 (OCCWC-Neurenberg, 52/I).
Die eerste ca. vijf-en-twintighonderd veroordeelden waren lang niet allen illegale werkers (er bevonden zich onder hen bijvoorbeeld talrijke zwarthandelaren en clandestiene slachters) en wij nemen aan dat de tweede groep van vier- tot zesduizend Nederlanders in hoofdzaak heeft bestaan uit personen die wegens commune misdrijven waren veroordeeld.
XCOmtrent het lot in de laatste oorlogswinter van de leden van de tweede groep is niets bekend; wij veronderstellen dat de betrokkenen het moeilijk, misschien wel heel moeilijk hebben gehad: de rantsoenen in de Duitse tuchthuizen en gevangenissen waren steeds krap geweest - ze werden van de herfst van '44 af nog krapper, het Duitse gevangenispersoneel werd corrupter en ging met steeds meer willekeur optreden, er was geen postverbinding meer met Nederland en er moet veel angst zijn geleden wanneer er in de nabijheid van de detentie-oorden zware bombardementen plaatsvonden of granaten insloegen. Of de bevrijding van deze, over heel Duitsland verspreide groep gevangenen, nog met specifieke problemen is gepaard gegaan, weten wij niet.
XCMeer is bekend over de eerste groep gevangenen, t.w. diegenen die, na hun veroordeling in Nederland, naar Duitsland waren overgebracht: vrouwen (zie kaart XV op pag. II88) naar de gevangenissen in Kleef en Anrath, mannen hoofdzakelijk naar de tuchthuizen in Hameln, Lüttringhausen, Rheinbach en Siegburg. Uit Nederland vonden de laatste transporten van dien aard plaats op 6 september '44, daags na Dolle Dinsdag dus: de gevangenen uit de Deutsche Untersuchungs und Strafgefängnis te Utrecht werden toen overgebracht naar een Strafiager van de Duitse justitie bij Darmstadt en de gevangenen uit de Kriegsu/ehrmachtgefdngnis te Utrecht via de gevangenis te Anrath naar de tuchthuizen te Lüttringhausen en Ziegenhain. Tot die groep gevangenen uit de Kriegsu/ehrmachi gefängnis behoorden de geheime agent J. Grün (eind '43 door SOE naar bezet gebied gezonden om contact te leggen met de illegale pers) en enkele tientallen illegale werkers, van wie velen werkzaam waren geweest op de sector van de 'pilotenhulp' en op die van de spionage, dat laatste vooral in het verband van de groep-'Zwaantje' (de spionage- en verbindingsgroep die onder leiding van de Delfzijlse arts A. L. Oosterhuis van juni '42 tot juli '43 de clandestiene verbinding met Stockholm had onderhouden: de 'Zweedse Weg'). In de verwarring nu die omstreeks Dolle Dinsdag heerste, was in Utrecht verzuimd, met die laatste groep gevangenen hun dossiers mee te geven - de Transportfuhrer had alleen een lijst met namen bij zich. Dat drong in Anrath tot Gri.in door die onmiddellijk zei dat hij als eenvoudig
Main OMullstcr IIIDortmund ff[t,SSel
XCen aan zijn lotgenoten doorgaf dat zij hetzelfde moesten verklaren. Aldus geschiedde. Toen evenwel uit deze Utrechtse groep in november vieren-dertig gevangenen overgebracht waren naar het tuchthuis te Hameln werden daar door de directeur, aldus Grün, 'de zwaksten van geest 'uitgezocht' en door een kruisverhoor ontdekte hij al gauw dat er van de vier-en-dertig 'onschuldige burger-geïnterneerden' twintig ter dood veroordeeld zijn en drie tot levenslange dwangarbeid, terwijl de resterende elf geen schuld willen bekennen, tenzij zij voor het gerecht gebracht worden.' De drie-en-twintig vonnissen waren evenwel nog niet bekrachtigd en dat schijnt de directeur van het tuchthuis te Hameln voor grote moeilijkheden geplaatst te hebben; hij was, vernam Grün, 'permanent op reis ... naar Hannover en Berlijn om verdere orders te ontvan
gen', en die bleven uit.' Gevolg was dat de twintig terdoodveroordeelden niet werden geëxecuteerd. Begin april '45 nu besloot de directeur van het tuchthuis te Hameln, conform de uit eind januari daterende richtlijnen al zijn gevangenen, voorzover niet vrijgelaten, dieper Duitsland in te voeren, gezien de nadering van het Britse Tweede Leger. Omstreeks vierhonderd gevangenen, onder hen ruim veertig Nederlanders (niet Grün: hij was naar het Arbeitserziehungslager te Lahde, ca. 60 km ten westen van Hannover, overgebracht), werden te voet oostwaarts gedreven onder bewaking van Wachtmeister die opdracht hadden, elk die niet verder kon, dood te schieten". Het was, schreeflater een van de leden van de groep- 'Zwaantje', D. Schortinghuis, een 'troep uitgeteerde, zwerende en verluisde lichamen' (men had in Hameln steeds minder te eten gekregen en medische zorg was er nauwelijks geweest).
XC'De honger snijdt met zijn scherpste zwaard ... Alles wat maar groen is op het veld, wordt geratst, slakken die, zich verlustigend in de regen, over de weg kruipen, worden naar binnen geslagen. En dan in de duisternis de mijmering: hier marcheert een geteisterd en verworden Europa. Wij horen onze lotgenoten om ons heen praten: Nederlanders, Belgen, Luxemburgers, Fransen, Duitsers, Tsjechen, Italianen, Serven, Polen, Russen, Litauers en Noren.' 3
XCVan deze ca.vierhonderd gevangenen werden, schijnt het, op de eerste dag meer dan honderd doodgeschoten (van alle gevangenen van Hameln werden in die laatste dagen wellicht ca. tweehonderdvijftig van het leven beroofd), onder hen ook enkele Nederlanders. Meer dan één dag werd evenwel niet gemarcheerd. De volgende dag, 7 april (de groep bevond zich toen in een groot kamp in de Harz), werd door de leider van het transport meegedeeld dat men niet verder zou trekken. ' Wir bleiben ruhig hier. Das Gebot ist für Alle, ruhig xu sein. Wir uierden Ihnen nichts machen. Hoifentlich mac/ten Sie uns auch nichts'" Enkele uren later waren Ameriin de ziekenbarakken lagen, waren doodgeschoten. 3 D. Schortinghuis: 'Herinneringen' (z.d.), III, p. 12. 4 A.v., p.
, 'Brutus' (J. Grün): (1949), p. 128. 2 Lahde was een groot kamp waar het barbaars toeging, 'de normale straf', schreef Grün, 'is ophangen, in popula riteit op de voet gevolgd door zweepslagen.' Er werden 'per week' zeventig gevan genen opgehangen en 'afgezien van die zeventig stierven er een twintig in het hospitaal, uitgehongerd en uitgeput; tien of twintig werden er doodgeslagen of doodgeschoten omdat zij niet hard genoeg werkten.' (a.v., p. 134) Grün hoorde later dat, toen bij de nadering van de Amerikanen het kamp werd geëvacueerd, allen die
kaanse militairen (van het Derde Leger) ter plaatse. 'Wat zijn ze machtig', aldus Schortinghuis' eerste reactie, 'en vooral, wat lachen die kerels. 't Zijn mensen zoals wij vroeger waren en nu nog zijn. 't Zijn onze bondgenoten, 't zijn vrienden, 't zijn onze mede-overwinnaars! God, eindelijk weer eens mensen!' I Men ziet: met betrekking tot deze groep van vierhonderd gevangenen werden op het allerlaatst de uit eind januari daterende instructies niet opgevolgd. Dit is ook niet geschied met betrekking tot de groep uit Ziegenhain. Deze werd, met daaronder ruim dertig Nederlandse gevangenen, eind maart per trein naar een ander, in Holstein gelegen tuchthuis overgebracht (een reis die negen dagen duurde) en vandaar midden april naar een gevangenis in Mecklenburg getransporteerd waaruit de groep op 3 mei door het Rode Leger werd bevrijd.
XCEr is, voorzover ons bekend (maar onze gegevens zijn onvolledig), één tuchthuis geweest waar de instructies tot liquidatie vrijwel volledig zijn opgevolgd: Sonnenburg (dit lag ter hoogte van Berlijn ca. IS km beoosten de Oder) en er waren drie tuchthuizen waar Nederlandse gevangenen bijna geëxecuteerd zijn: Li.ittringhausen, Siegburg en Landsberg (in Beieren).
XCIn Sonnenburg werden bij het naderen van het Rode Leger meer dan achthonderd van de duizend gevangenen in de nacht van 30 op 3 I januari doodgeschoten door een door de Gestapo samengesteld executiecommando ; onder de slachtoffers bevonden zich ruim vijf-en-tachtig N ederlanders, sommigen politieke-, anderen niet-politieke gevangenen.'
XCIn Li.ittringhausen kwam, toen de Amerikaanse legers in het Ruhrgebied doordrongen, de Gestapo alle politieke gevangenen, omstreeks vierhonderd, opeisen. De directeur had, wetende dat dit kon geschieden, tevoren een aantal sinds '33 gevangen zittende Duitse communisten naar een afgelegen Aussenkommando gestuurd onder bewaking van een Luxemburgse Wachtmeister van wie hij wist dat hij hun geen haar zou krenken. Toen nu de Gestapo bij het tuchthuis verscheen, had de directeur, een zekere dr. Engelhardt, zich tegen de inwilliging van haar eis verzet. 'De onderhandelingen', aldus een van de Nederlandse gevangenen, Eduard Veterman (een van de eerste vervalsers van persoonsbewijzen),
XC'duurden twee dagen en een volle nacht daartussen. Men had tenslotte genoegen
XCI A.v., p. r6. 2 Vermelding verdient dat in een in die streek gelegen Arbeitserzie hllngslager een barak met zeventig zieken bij de evacuatie in brand werd gestoken.
genomen met negentig zeer zware politieke gevallen ... Toen had Engelhardt het kaartsysteem door elkaar gegooid, acten verdonkeremaand, en op het moment dat de Himmler-duivels met hun auto's wachtten en geen ontkomen mogelijk was, ruim zestig Duitse misdadigers meegegeven " geen enkele politieke gevangene ... 'Dit was de zwartste dag van mijn leven', verklaarde Engelhardt later. 'Zestig levens zijn zestig levens, of ze misdadigers toebehoren of niet. Maar ik wilde onze schuld niet nog groter maken door politieke gevangenen prijs te geven. Ik heb van twee kwaden het minst kwade gekozen. Alleen wie ooit voor zo'n beslissing heeft gestaan, kan beseffen wat ik heb doorgemaakt.' '2
XCHet ingrijpen van de directeur droeg er toe bij dat het na de bevrijding (Is april) in het tuchthuis rustig toeging; er werd uit de politieke gevangenen (er bevonden zich in het tuchthuis nog meer dan vijfhonderd beroepsmisdadigers) een bestuurscomité gevormd met Veterman als voorzitter - 'ik heb gehoord', schreef deze later, 'van de vreselijke tonelen die zich elders hebben afgespeeld, waar men Wachtmeister van de vierde verdieping te pletter had gesmeten, waar gevangenen waren vermoord, waar gevangenen elkáár hadden vermoord"; slachtoffers waren dan, naar wij aannemen, veelal diegenen die, met een zekere autoriteit belast, jegens de overige gevangenen met extreme hardheid waren opgetreden.
XCIn Siegburg wist de directeur de overdracht van de gevangenen aan de Gestapo te rekken tot de Amerikanen (10 april) ter plaatse waren.
XCIn Landsberg kwam, aldus later mr. C. van Rij (begin '41 gearresteerd wegens zijn steun aan het 'eerste' Vrij Nederland),
XC'twee dagen voor onze bevrijding ... het bevel dat alle politieke gevangenen neergeschoten zouden moeten worden. De directeur nam toen de vuurwapens in. De dag daarop heeft de Kreisleiter van de NSDAP hem bevolen, ons over te geven aan de Ss. Hij riep toen de bescherming van de Wehrmacht in, die deze heeft verleend. Helaas zijn dergelijke bevelen in verschillende plaatsen uitgevoerd."
XCWij hebben van die laatstbedoelde plaatsen geen overzicht en kunnen dus niet vermelden of er, afgezien van de groepen uit Hameln en Sonnenburg, Nederlanders die in tuchthuizen in Duitsland opgesloten zaten, onmiddellijk voor de bevrijding zijn doodgeschoten en, zo ja,'c.
1 Volgens Oosterhuis, die niet naar Hameln was afgevoerd, waren het er twee-en zeventig. (getuige A. L. Oosterhuis, dl. IV c, p. 602) 2 E. N. Veterman: 763. (1946), p. 136. 3 A.v., p. 141. van Rij in 0 dl. I, p. 679.
hoeveel. Duidelijk is dat het leven van velen slechts is gered door de tijdige komst van de Amerikaanse legers. Er zijn ook Nederlandse politieke gevangenen door de Russen bevrijd, zo uit het in Saksen gelegen tuchthuis Waldheim o.m. drie van de belangrijkste illegale werksters van de 'pilotenhulp'-groep 'Fiat Libertas': Nel Lind, Joke Folmer en Henriëtte Roosenburg. Zij werden, aldus later Nel Lind, 'net op tijd (skin and bones)' bevrijd: op 6 mei. 'Als gevangene', schreef ze verder, 'heb je een naïef idee van de bevrijding: een nette Rode Kruis-meneer die je celdeur opendoet met een stukje chocola. In Waldheim waren het dronken Russen die de tuchthuisdeuren intrapten en dachten dat ze in een bordeel waren aangeland.' 1 De terugtocht naar Nederland van deze drie bevrijden zal in deel 12 ter sprake komen.
XCHet voorafgaande wijst er, dunkt ons, op dat men zich althans in een aantal tuchthuizen niet heeft gehouden aan de instructie om, naast anderen (zware gevallen, Joden en Zigeuners), de politieke gevangenen, als zij niet konden worden afgevoerd, ter executie over te dragen aan de 'Polizei' (de Gestapo) of zelf dood te schieten. Daarbij was uiteraard van belang dat de feitelijke beschikkingsmacht over deze gevangenen tot in een zeer laat stadium niet bij de SS berustte. Wel was, zoals bleek, eind september '44 vastgesteld dat diegenen die door Wehrmacht-rechtbanken waren veroordeeld, aan de Sicherheitspolizei und SD (de Gestapo) zouden worden overgedragen, maar die overdracht uit de sfeer van het Reichs justizministerium naar die van de nog gevaarlijker SS vond niet plaats. Die SS evenwel had, in zijn eigen concentratiekampen, enkele honderdduizenden gevangenen wel degelijk in handen. Hun lot is in de allerlaatste fase van de Tweede Wereldoorlog in hoge mate bepaald door de instructies die zijn uitgegaan van Himmler en van het Reichssicherheits hauptamt, t.W. van de chef van deze centrale, Kaltenbrunner, en van het hoofd van de beruchte Abteilung IV (GegnerbekämpJung), Heinrich MülIer. Himmler, Kaltenbrunner en Müller mogen evenwel niet als een eenheid worden gezien: Kaltenbrunner en Müller behoorden (mèt een man als Eichmann, de organisator van de massamoord op de Joden) tot
I N. E. Lind: 'Rapport' (aug. I945), p. 8 punt f, gestene. bijl. 300).
het laatst toe tot de fanatieksten onder Hitlers volgelingen - Himmler daarentegen wilde zich van Hitler losmaken en in contact treden met de Geallieerden: een van meet af aan riskant beleid, extra-riskant evenwel in de laatste fase van de oorlog, want hij moest er toen rekening mee houden dat enkele in het oog der fanatici bepaald verdachte beslissingen die hij nam, het aan figuren als Kaltenbrunner en Müller (en via hen aan Hitler) duidelijk zouden maken wat hij, de Reichsführer-SS, eigenlijk in het schild voerde. Himmler heeft daarbij een zig-zag-koers gevaren en aangezien de daaruit voortvloeiende instructies het lot van talrijke concentratiekamp-gevangenen hebben bepaald, dienen wij eerst aan zijn algemene beleid aandacht te besteden.
XCIn januari' 40 waren, zoals wij in deel z beschreven (in hoofdstuk 8: 'Het tweede alarm'), door de noodlanding van een Duits militair vliegtuig bij Mechelen belangrijke documenten betreffende het in voorbereiding zijnde Duitse offensieftegen Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk (' Fall Gelb') in Belgische handen gevallen en op de dag-zelf waarop die noodlanding aan Hitler was bericht, had deze een nieuwe versie van de algemene Duitse geheimhoudingsregels geformuleerd die er op neerkwam dat voortaan niemand in het overheids- en militaire apparaat méér mocht weten dan voor de onmiddellijke uitoefening van de eigen, persoonlijke taak nodig was. 'Uit de nieuwe regels vloeide voort', schreven wij, 'dat, sterker nog dan tevoren, Hitler binnen zijn systeem van Instanzenkrieg en totalitaire anarchie de enige werd die de hoofdlijnen van het beleid kon overzien.' Wie niet tot zijn onmiddellijke omgeving behoorde, wist niets van de Duitse militaire krachten af, wist niet welke verliezen zij leden, wist niet wat de geschatte militaire krachten van Duitslands tegenstanders waren en wist van begin '43 af niet of Duitsland nog wegen en middelen kon vinden om zich, hoezeer ook in het defensief gedrongen, te handhaven. Op al deze punten was een man als Seyss-Inquart even onwetend als alle Nederlanders.
XCTen aanzien van Himmler lag de zaak anders: hij werd door Hitler volledig vertrouwd, was vaak in het Führerhauptquartier aanwezig, stond daarmee in vaste verbinding, had via de leiding van de Waffen-SS inzicht in de Wehrmacht als geheel en was bovendien in de zomer van '43 op eigen verzoek met de taak belast, de nieuwe wapens: de V-wapens, in
massa-productie te laten nemen door concentratiekamp-gevangenen. Van de inzet van die 'geheime wapens' werden door een deel van de Duitse publieke opinie (en door velen die in de bezette gebieden aan de Duitse kant stonden) wonderen verwacht. Ook door Himmler? Dat betwijfelen wij: hij wist op hoeveel moeilijkheden de massa-productie stuitte en ook dat de materiële uitwerking van de V-I en V-2 met hun vrij zwakke ladingen beperkt zou zijn.
XCIn de loop van '43 ging hij rekening houden met de mogelijkheid dat het wenselijk kon zijn, Hitler terzijde te schuiven - in augustus '43 hadden enkele leiders van de geheime Duitse oppositie die op Hitlers uitschakeling toewerkten, voorzichtig bij hem gesondeerd of hij bereid was medewerking te verlenen bij het afzetten van de Führer; Himmler had toen geen duidelijk standpunt ingenomen maar nagelaten, de betrokkenen onmiddellijk te doen arresteren.
XCHimmlers opvatting was dat de oorlog met de Sowjet-Unie onder alle omstandigheden moest worden voortgezet - maar kon men bij de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten, al hadden zij dan ook publiekelijk de eis' unconditional surrender' gesteld, niet bereiken dat zij de oorlog met Duitsland zouden beëindigen, waarna Duitsland de taak van 'de bescherming van Europa tegen het bolsjewisme' ter hand zou nemen, ook ten behoeve van Engeland en de Verenigde Staten? Dat was de strekking van het aanbod dat Eichmann in mei '44 door twee Hongaarse afgezanten, Joël Brand en de Abwehr-agent Andor Grosz, in Istanboelliet overbrengen aan de Geallieerden: de gaskamers van Auschwitz-Birkenau zouden opgeblazen worden en één miljoen Joden zouden Europa mogen verlaten, dat alles in ruil voor grote goederenleveranties, waaronder die van 10000 militaire vrachtauto's welke, aldus Eichmanns toezegging, louter aan het Oostelijk front zouden worden gebruikt. Grosz-alleen (wij herinnerden er al aan in hoofdstuk 10) was nog verder gegaan: hij had een aanbod van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Boedapest overgebracht dat in een neutraal land onderhandelingen zouden plaatsvinden tussen vertegenwoordigers van de Geallieerden en enkele officieren van de Sicherheitspolizei und SD aangaande een afzonderlijke vrede van Engeland en de Verenigde Staten met, aldus Grosz, 'de Sicherheitspolieei'; bedoeld werd: met een door Himmler geleid Duitsland. Het aanbod was afgewezen.
XCHimmler zette door en in zijn streven om vroeg of laat door de Geallieerden te worden aanvaard, gingen de Joden die hij in handen had, een belangrijke rol spelen. Zoals wij in hoofdstuk 10 beschreven, verklaarde hij zich begin augustus '44 bereid, vijfhonderd Joden uit het
Ungarnlager van Bergen-Belsen naar Zwitserland te laten reizen (later in die maand arriveerde daar een eerste groep Hongaarse Joden uit BergenBelsen); in oktober '44 zei hij in een eerste bespreking met de Zwitser Musy dat hij een half miljoen Joden naar Zwitserland wilde laten vertrekken en in het algemeen de Joden beter wilde behandelen (begin november werden de vergassingen in Auschwitz-Birkenau gestaakt en begin december kwam een tweede groep uit Bergen-Belsen vrijgelaten Hongaarse Joden in Zwitserland aan); op 12 januari deed hij in een tweede bespreking met Musy de toezegging dat hij voortaan elke week twaalf- tot dertienhonderd Joden zou vrijlaten (vervolgens mochten eind januari allen die een Latijns-Amerikaans paspoort bezaten, Bergen-Belsen verlaten 1 en begin maart werden twaalfhonderd gevangenen uit Theresienstadt in de gelegenheid gesteld, naar Zwitserland te gaan).
XCMusy had aan Himmler gezegd, bereid te zijn, 'in der Welt auf den ... angebahnten politischen Wandel Deutschlands hinzuu/eisen' inderdaad, anders dan bijvoorbeeld met de Rode Kruis-hulpacties ten behoeve van het B-2-gebied het geval was, werd over de vrijlatingen uit Bergen-Belsen en Theresienstadt niet gezwegen. Er verschenen berichten over in de Amerikaanse pers; zij kwamen Kaltenbrunner onder ogen die van meet af aan een tegenstander van Himmlers vrijlatingsacties was geweest. Kaltenbrunner bracht de berichten onder Hitlers aandacht en deze liet, vermoedelijk midden maart, de instructie verspreiden dat voortaan geen enkele Jood meer mocht worden vrijgelaten.
XCDie instructie maakte het voor Himmler moeilijk, jegens de Geallieerden zijn 'betrouwbaarheid' te bewijzen door middel van het vrijlaten van Joden. Maar er was een andere mogelijkheid: het vrijlaten van politieke gevangenen uit concentratiekampen. Dat lag minder gevoelig: als het niet-Joden betrof, waren, zoals nog blijken zal, op het allerlaatst ook Kaltenbrunner en Müller wel bereid, bepaalde concessies te doen.
XCHimmler nu heeft voor die nieuwe vrijlatingsacties de Zweedse regering en het Zweedse Rode Kruis ingeschakeld, zulks via zijn massage-arts Felix Kersten - een merkwaardige figuur, al in een eerder deel door ons vermeld als een helper van velen maar ook als een fantast en opsteller van valse documenten"; mede omdat na de bevrijding in ons land zoveel
XCI Een deel kwam Zwitserland binnen, een deel bleef in Zuid-Duitsland in detentie maar werd daar, zoals in hoofdstuk ro vermeld, redelijk goed verzorgd. 2 Wij noemden Kersten o.m. in deel 4 waarin wij er aan het slot van de paragraaf 'Reacties' van hoofdstuk r8 ('De Februaristaking') op wezen dat Kersten na de bevrijding beweerd heeft dat hij de aan Himmler opgedragen uitvoering van een uit de tijd van die staking daterend besluit van Hitler om alle Nederlanders en een deel van de Belgen
aandacht aan hem is besteed (hem werd op grond van het rapport van een regeringscommissie de hoge onderscheiding verleend van Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau), dienen wij dieper op hem in te gaan, daarbij zo nauwkeurig mogelijk aangevend wat hij in werkelijkheid heeft verricht.
XCFelix Kersten, in '98 in Estland geboren, was na het uitbreken van de Russische Revolutie (1917) in Finse militaire dienst getreden, had de Finse nationaliteit verkregen en had in Finland ontdekt dat hij, evenals zijn moeder, een bijzondere begaafdheid bezat op het gebied van de massagetherapie. Daarin had hij zich, eerst in Finland, vervolgens in Berlijn verder bekwaamd. Al aan het einde van de jaren '20 bezat hij in Duitsland een aanzienlijke cliëntèle, vooralook bestaande uit voormannen van grote concerns, wier door spanningen opgewekte pijnen hij tot bedaren wist te brengen en op wie hij in het algemeen (er ging een sterke suggestieve kracht van hem uit) een rustgevende invloed had. Ook prins Hendrik, echtgenoot van koningin Wilhelmina, behoorde tot zijn patiënten - Kersten ging op diens verzoek in Den Haag wonen. Hij vroeg en kreeg exorbitant hoge honoraria 1 (onvermogende patiënten behandelde hij ook wel kosteloos); zijn inkomsten stelden hem in '34, een jaar na Hitlers Machtûbernahme, in staat, het landgoed Hartzwalde in Brandenburg te kopen (later ontstond dicht daarbij het concentratiekamp Ravensbrück) van waaruit hij diegenen bezocht die hij in Duitsland placht te behandelen. Op instigatie van twee Duitse grootindustriëlen, die tot Himmlers z.g. Preundeskreis behoorden", begon hij in '39 Himmler te behandelen
naar het te deporteren, door zijn persoonlijke invloed op Himrn Ier zou hebben verijdeld. Dat relaas was, zoals wij in een uitgebreide studie hebben aangetoond ('Heeft Felix Kersten hei Nederlandse volk gered?', opgenomen in de in '72 verschenen publikatie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie: dl. I), nagenoeg geheel gefantaseerd - alle Z.g. uit '41 daterende bewijsstukken waren pas na de bevrijding door Kersten opgesteld. 1 Het kwam toen al voor dat Kersten per jaar van één patiënt 25000 (f 15000) ontving. 2 Dit was een gezelschap van voormannen uit het grote bedrijfsleven die het in hun persoonlijk en meestalook zakelijk belang beschouwden om Himmler te vriend te houden: eens per jaar boden zij hem een diner aan en ook stelden zij geld ter beschikking voor de wetenschappelijke en (vaker) pseudo-wetenschappelijke pro jecten die Himmlers belangstelling hadden.
die last had van maagkrampen. Ook bij deze had zijn behandeling succes. Het werd regel dat hij Himmler ongeveer om de twee maanden een week of twee dagelijks behandelde - nadien was de Reichsfûhrer-SS dan telkens weer in staat, zich zonder maagkrampen aan zijn even talrijke als misdadige taken te wijden.
XCOp de dag van de invasie in Nederland, 10 mei '40, drong Himmler er in een gesprek met Kersten waarin hij o.m. op het Oranjehuis afgaf, op aan dat deze SS'er zou worden en tot zijn staf zou toetreden. Kersten weigerde. 'Sie toerden verstehen." schreef hij daags daarna in een brief aan Hirnrnler',
XC'dass ich als finnischer Staatsangehöriger lind Patriot nicht in lhre Dienste treten kann. Ausserdem hange ich mit meinem ganzen Herzen an Holland und fûhle mich mit dem holldndischen Volk aufs engste verbunden. Und ich habe auch. heute noch eine grosse Verehrung für das Koningshaus.'
XCHij was bereid, Himmler te blijven behandelen,
XC"politisch möchte ich mich aber in keiner Weise binden lind in keine politische Organisation, SS-Formation oder in die Wehrmacht eingereiht werden. lch behandele Sie ledig/ich privat, lind ich bitte Sie, mich als Priuatmann eu betrachten.
XCFerner versprachen Sie mir gestem ... r meine Schwiegereltern gegen die Angriffe der Partei r u schützen'
XCeen typerende laatste zin! Kersten was er op uit, van de diensten die hij Himmler bewees, gebruik te maken opdat deze hèm diensten zou bewijzen. Daarbij maken wij de algemene opmerking dat, wanneer dat laatste geschiedde, Kersten de neiging had, Himmlers concessies louter te zien als een gevolg van eijn ingrijpen - het ontging hem ten enenmale dat bij Himmler veelal nog heel andere factoren een rol speelden. Het doen van kleine concessies viel Himmler niet moeilijk; tot grotere was hij slechts bereid wanneer zij in zijn algemene beleid pasten en zo ontstond met name in de laatste fase van de oorlog een situatie waarin Kersten, menend dat hij Himmler gebruikte, in werkelijkheid gebruikt werd door deze.
XCWat Kersten zelf dienaangaande na de oorlog heeft beweerd", leggen
I Tekst: dl. VI a, p. ]20-21. 2 Kersten fantaseerde er toen links en rechts op los, zijn reële verdiensten mateloos overdrijvend. Eén voorbeeld lijkt ons voldoende. In september '48 werd hij attent gemaakt op de betekenis van de Zweedse voedselhulp in de hongerwinter - prompt stelde hij een
wij terzijde - uit de bewaardgebleven stukken blijkt, dat hij zich moeite gaf voor het vrijlaten, in juni '42, van twaalf Nederlandse officieren, zes Franse mannen en drie Franse vrouwen', in maart '43 van elf Nederlanders, drie Esten, vier Franse vrouwen, twee Belgen en drie Noren" en begin februari '44, toen hij Himmler bij diens bezoek aan bezet Nederland vergezelde, van acht Nederlanders en nog van een negende, een aannemer.' Of zijn pogingen in juni '42 en maart '43 succes hebben gehad, is onbekend - de acht gevallen van februari '44 werden door Naumann, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, onderzocht en deze berichtte Kersten een maand later, dat vier niet in de documentatie van de SD voorkwamen en dat van de overige vier slechts één: dr. J. H. van Roijen, die van spionage was verdacht, voor vrijlating in aanmerking kwam omdat de SD eigener beweging al had vastgesteld dat er geen grond was voor de gerezen verdenking. Intussen nemen wij aan dat Kersten in enkele andere gevallen succes heeft gehad (dit staat, wat de aannemer betreft, vast) - Rauter herinnerde zich in '47 dat Naumanns voorganger Harster hem eens (in een treffend juiste formulering) had gezegd: 'Da hat mir der Kersten u/ieder zwei Holländer beim Reichsfûhrer herausmassiert.' 'Um Kersten', zei Rauter toen ook, 'ist viel gestritten worden. Der SD u/ollte Kersten entfernen und die Umgebung van Himmler auch.' 4 Dat laatste lukte niet.
XCEind september '43 had Kersten zich in Stockholm gevestigd; zijn vrouw (hij was in '37 in het huwelijk getreden) en zijn drie zoontjes bleven voorlopig op Hartzwalde en daar bleven ook de kostbare schilderijen waarin hij een deel van zijn vermogen had belegd. Door dat vertrek veranderde niets in zijn relatie met Himmler: eens in de twee maanden vloog hij naar Duitsland om Himmler opnieuw te behandelen.
XCIn Duitsland verschijnend, liep Kersten telkens een zeker risico: hij moest er van uitgaan dat zijn tegenstanders in het hoge SS-milieu er niet te goed voor waren om hem uit de weg te ruimen, als dat op een wijze(a.v., b-j). 3 Brief, 7 febr. 1944, van F. Kersten aan Rauter (a.v., b-ö). 4 L. de Jong: 'Verslag van het elfde gesprek met Rauter' (24 sept. 1947), p. 2
1944-1945' op (Doe 1-878, e-46) waarin hij beweerde dat hij het was geweest die in december '44 via Himrnler bij Hitler zou hebben bereikt dat Duitsland met het vertrek van de Rode Kruis-schepen accoord ging. Wij herin neren er aan dat, zoals uit hoofdstuk 13 bleek, Hitler dat accoord al eind oktober of begin november had gegeven. , Brief, I juni 1942, van F. Kersten aan Himmler (a.v., b-z), 2 A.v., 21 maart I943 1 Brief,2 aug. 1944, van W. Schellenberg aan F. Kersten (Doe 1-878, b-IO). 2 Voor die vrijlating had ook Schellenberg zich ingezet die er op uit was, de Duits-Zweedse betrekkingen te verbeteren. 3 Van Nagell was in de lente van '41 door minister van Kleffens gedwongen, ontslag te vragen. Van Kleffens was van mening geweest dat van van Nagell weinig uitging; deze had bovendien tot verontwaardiging van een groot deel van de Nederlandse kolonie in Zweden op Koninginnedag '40 (3 I augustus)
kon die niet onmiddellijk bij Himmler verdenking zou wekken tegen de initiatiefnemers. Hij kreeg terzake ook een waarschuwing van gezaghebbende kant: begin augustus '44 berichtte hem Walter Schellenberg, de hem goed bekende chef van het Amt VI van het Reichssicherheitshaupt amt (het bureau dat de taak van de Abwehr had overgenomen), dat Kaltenbrunner en Müller 'abermals' poogden, hem als een Britse spion af te schilderen. 'Seit Ihrem Weggang nach Schweden und der Absicht, Ihre Frau nacheueiehen, sind diese Kreise nur bestrebt, auch gegen den Willen des Reichs führers, Sie zu erledigen. Tragen Sie immer eine Schusswaffe bei sich ... Ihre gesamten Bewegungen uierden ubenuacht, Ihre Telefongespräche abgehört.' 1 Kersten had inmiddels in Zweden (waarheen hij korte tijd na Schellenbergs brief zijn gezin en zijn kunstschatten kon overbrengen) invloedrijke relaties gekregen: via Himmler had hij er toe bijgedragen, dat vier Zweedse industriëlen die in Warschau wegens spionage ter dood waren veroordeeld, en één aan wie levenslange tuchthuisstraf was opgelegd, in vrijheid waren gesteld" - hij had bij deze actie persoonlijk kennis gemaakt met de Zweedse minister van buitenlandse zaken, Chr. Günther. Met deze sprak hij af, in de toekomst nauw samen te werken: dat was in zijn belang omdat hij wist dat zijn relatie met Himmler bij velen onder diegenen in Zweden die er van wisten, groot wantrouwen had gewekt (op grond van de kunstschatten die hij bezat, werd hij mede als een oorlogsprofiteur gezien) - de samenwerking was evenwel ook in Zwedens belang omdat de Zweedse regering, beseffend dat Zweden in de buurlanden Noorwegen en Denemarken niet bepaald bewonderd werd om zijn neutrale houding en de daaruit voortvloeiende economische steun aan Duitsland, er prijs op stelde, door humanitaire acties aan te tonen dat die neutraliteit een 'positieve' betekenis kon hebben. Wantrouwen jegens Kersten bestond in Stockholm o.m. bij de officiële Nederlandse vertegenwoordigers: de Nederlandse gezant, mr. W. C. graaf van Rechteren Limpurg, en de vertegenwoordiger van het Bureau Inlichtingen, luitenant C. Knuist. Daarentegen werd Kersten geheel vertrouwd en als een belangrijke mogelijke helper gezien door van Rechterens voorganger, mr. J. E. H. baron van Nagell.' Deze was het die er
begin september '44 bij Kersten op aandrong, Himmler zo ver te krijgen dat alle Nederlandse, Belgische en Franse gevangenen vrijgelaten zouden worden uit de concentratiekampen.
XCIn de tweede helft van september nu werd Himmler opnieuw door Kersten behandeld; vlak voordat deze naar Stockholm terugvloog, legde hij (in aansluiting, nemen wij aan, op eerdere gesprekken) het door van Nagell geopperde denkbeeld schriftelijk aan Himmler voor. Hij bedankte deze 'sehr für den Schein, dass Sie mein Gut Hartzwalde für extraterritorial erklärt haben, und ich heffe, dass ich nun von Kaltenbrunner' (die het landgoed blijkbaar wilde vorderen) 'nichts mehr zu befürchten habe'; hij voegde toe:
XC'Vol/bringen Sie eine grosszügige und humane Tat, und lassen Sie doch endlieh al/e Franeosen, Belgier und Hol/änder frei. [eh meinerseits u/erde, das halt ich [ür absolut moglich, mit der schiuedischen Regierung mieh darûber unterhalten, dass diese die freige-' lassen en Menschen nach Schweden lässt, und dass sie dort bis Kriegsende interniert uierden können.' t
XCDeze brief gaf Himmler zwart op wit de zekerheid dat hij, als dat in zijn beleid paste, via Kersten (en buiten alle andere kanalen om) in contact zou kunnen treden met de Zweedse regering en via haar eventueel met Geallieerde instanties." Het verzoek dat Kersten had geuit, legde hij overigens naast zich neer.
XCNa overleg in Stockholm, o.m. met van Nagell, minister Günther en de vertegenwoordiger in de Zweedse hoofdstad van het World jewish Congress, Hillel Storch, besloot Kersten, in de volgende periode waarin hij Himmler zou behandelen, zijn pogingen, gevangenen in vrijheid te doen stellen, voort te zetten. Hij zou dan opkomen voor Nederlandse vrouwen, Noorse studenten en Deense politiemannen die allen in Duitse concentratiekampen waren opgesloten, voorts voor Noorse en Deense vrouwen en kinderen die in Duitsland waren geïnterneerd, en tenslotte voor de in Theresienstadt opgesloten Joden. Op 8 december deed Himm
XCin een toespraak het Duitse volk 'ons grote Oosterse buurvolk' genoemd. Van NagelI vertrouwde Kersten o.m. omdat deze na zijn bezoek aan Nederland, begin februari '44, een aantal voor Nederlanders in Engeland en de Verenigde Staten bestemde brieven had meegesmokkeld welke hij in Stockholm aan van NagelI ter hand had gesteld. t Brief, 27 sept. 1944, van F. Kersten aan Himmler (Doc 1-878, b-rr). 2 In Zwitserland trachtte hij in die tijd in contact te komen met McClelland, de vertegenwoordiger van de Amerikaanse War Refugee Board.
Ier (die inmiddels, zonder dat Kersten dat wist, twee transporten uit Bergen-Belsen had goedgekeurd en aan Musy had gezegd dat hij een half miljoen Joden zou vrijlaten) aan Kersten een aantal toezeggingen die deze in een brief d.d. 21 december schriftelijk bevestigde: duizend Nederlandse vrouwen, vijftig Noorse studenten en vijftig Deense politiemannen zouden uit de concentratiekampen en alle Noorse en Deense vrouwen en kinderen uit hun internering worden vrijgelaten, wanneer Zweden hen allen wilde opnemen; voor het transport zou de Zweedse regering een kolonne van honderdvijftig autobussen naar Duitsland mogen sturen. Wat de Joden betrof: 'Ich bat Sie', schreefKersten, '20000 [uden aus Theresienstadt [ür die Schweiz freizugeben. Sie aber sagten mir leider, dass Sie das unter keinen Umständen tun konnten, u/ohl aber bereit u/ären, als erstes 2-3 000 [uden zu einem Abtransport nach der Schu/eiz freizugeben. Falls die Weltpresse es nicht als eine Schu/achc van Deutschland auslegen ioürde' (tegen) publikatie van het feit van de vrijlating had Himmler geen bezwaar), 'u/ürden Sie darüber u/eiter in u/ohlu/illendem Sinne mit mir uerhandeln,' I Tot het vrijlaten van Joden uit Theresienstadt, twaalf- tot dertienhonderd per week, verklaarde Himmler zich op 12 januari bereid jegens Musy (twaalfhonderd verlieten Theresienstadt begin maart) - in diezelfde tijd werd opnieuween groep uit Bergen-Belsen vrijgelaten. Inmiddels was de Zweedse regering, door Kersten ingelicht omtrent de toezeggingen die Himmler op 8 december had gedaan, bezig het transport van vrijgelaten gevangenen naar Zweden te organiseren. Die taak werd aan het Zweedse Rode Kruis opgedragen dat de leiding toevertrouwde aan een neef van de koning, graaf Folke Bernadotte. Bernadotte zocht contact met Himmler, Himmler die als Oberbefehlshaber van de Heeresgruppe Weichsel zeer bezet was, vroeg Kaltenbrunner de aangelegenheid van de vrijlatingen (van de Nederlandse vrouwen en de Joden repte hij daarbij niet) aan Hitler voor te leggen, Hitler zei (aldus Schellenberg): 'In einem totalen Krieg kann man mit einem so/chen Blodsinn nichts beginnen"; en toen Bernadotte vervolgens op 19 februari een eerste gesprek met Himmler voerde, stelde deze zich op het standpunt dat de vrijlatingen niet konden doorgaan. Schellenberg, bij het gesprek aanwezig, kon Himmler toen zo ver krijgen dat hij goedkeurde dat de eventueel vrij te laten Denen en Noren voorlopig bijeengebracht zouden worden in een apart gedeelte van het concentratiekamp Neuengamme. Afgesproken werd verder dat het hoofdkwartier van de Zweedse hulpactie niet ver van Hamburg zou
XCI Brief, 21 dec. 1944, van F. Kersten aan Himmler (Doe 1-878, b-I3). 2 W. Schellenberg: Memoiren, p. 353.
worden ingericht in het slot Friedrichsruh (waar Bismarck zijn laatste levensjaren had gesleten). Zes-en-dertig autobussen van het Zweedse Rode Kruis brachten vervolgens in maart ca. vijfduizend Denen en Noren (vrouwen, kinderen, studenten en politiemannen) uit diverse interneringsen concentratiekampen (o.m. uit Sachsenhausen en Dachau) naar het aparte gedeelte van Neuengamme over, waar zij verder door het Zweedse Rode Kruis werden verzorgd. Die transporten waren op 21 maart voltooid; verlof tot overbrenging van de betrokkenen buiten Duitsland werd evenwel pas begin april door Himmler verleend - op de t yde van die maand bevonden zij zich allen in Zweden.'
XCOok Kersten was opnieuw actiefgeworden. Hij zou begin maart (het Rode Leger had toen nog niet zijn offensief over de Weichsel ingezet) Himmler opnieuw gaan behandelen - toen hij op 3 maart uit Stockholm naar Berlijn vloog, nam hij in de eerste plaats een door Storch opgesteld Memorandum des jüdischen Weltkongresses? mee waarin om naamlijsten werd verzocht van Joden in de concentratiekampen aan wie pakketten konden worden toegezonden, en aangedrongen werd op de vrijlating van alle Joden met paspoorten van Latijns-Amerikaanse Ianden ', alsook op de vrijlating van andere, grotere groepen Joden. Voorts nam Kersten een lijst met de namen en 'karnpadressen' van zeven-en-zeventig concentratiekamp-gevangenen mee, van wie zich negen-en-dertig, allen Joden (vijf uit Nederland), in een van de Joodse kampgedeelten van Bergen-Belsen bevonden.
XCIn Himmlers Feldkommandostelle legde Kersten op 6 maart de lijst met de zeven-en-zeventig namen en 'kampadresserr' aan Himmler voor. Himmler deed, voorzover bekend, niets aan deze gevallen, wèl verklaarde hij zich bereid, uit het concentratiekamp Ravensbrück duizend N ederlandse, vijfhonderd Poolse, vierhonderd Belgische en achthonderd Franse vrouwen vrij te laten. 'Ich halte zwar', schreef Kersten op 14 maart aan Himmlers secretaris Rudolf Brandt,
XC"urn die Freilassunç van allen Franeosinnen gebeten, abel' der Reithsführer will unter keinen Umständen darauf eingehen. Er sagt, er wolle noch ein Faustpfand Prankreich
I Deense en Noorse politieke gevangenen, hoofdzakelijk socialisten, die zich in de van Fuhlsbüttel (een voorstad van Hamburg) bevonden, werden niet vrijgelaten en uit die groepen werden op 18 april acht-en-vijftig mannen en dertien vrouwen in de van Neuengamme opgehangen. 2 Doe 1-878, b-IS. 3 Van de ruim driehonderd die in januari Bergen-Belsen hadden mogen verlaten op weg naar Zwitserland, was, gelijk reeds vermeld, meer dan de helft in Zuid-Duitsland vastgehouden.
gegenfiber behalten ... Del' Abtransport diesel' unglücklichen Frauen InUSS reibungslos vall statten gehen und sa schnell, das Kaltenbrunner uns da nicht zwischen [unken leann. 'I Inmiddels had Kersten Storchs Memorandum aan Himmler voorgelegd en er bij deze op aangedrongen, Storch te ontvangen. Volgens Kersten zou Himmler aanvankelijk gereageerd hebben met de woorden: 'lch kamt doch leeinen fuden empfangen! Wenn das der Führer erfährt, lässt er mich auf der Stelle totschiessenl'", maar hij ging bij nader inzien met Storcbs komst accoord en gaf zijn erewoord dat deze niets zou gebeuren. Himmler deed echter in de gesprekken die hij midden maart met Kersten voerde, nog andere mededelingen waaruit bleek dat hij zijn koers radicaal wijzigde. In een brief aan Himmler d.d. 20 maart gaf Kersten (die, als steeds, Himmlers concessies schriftelijk wilde vastleggen) daar het volgende overzicht van":
XC, 1. Sie erkldrten sich bereit, die Befehle des Führers Adolf Hitler, die Koneentrations lager in die Lufi zu sprengen bei Herannahen der Altiierten an ein Lager, nicht u/eiter zugeben und jede Sprengung zu uerbieten, ebenfalls die Tötuug van Gefanoenen,' 2. erkldrten Sie sich einuerstanden, beim Herannahen der Alliierten an ein Konzen trationslager, dieses ordnungsgemäss mit u/eissen Fahnen den Alliierten eu übergeben,
XC3. erklärten Sie sich einuerstanden, dass vom 6. März dieses jahres an keine [uden mehr erschossen uierden durften und die [uden den anderen Konzentrationsgejangenen gleichgestellt u/erden sol/ten.
XC4. erkldrten Sie sich einuerstanden, die Lager nicht mehr rdumen zu lassen, und die Gefangenen dor/ zu lassen., u/o sie sich im Augenblick befinden,' 4
XCEen dag na de verzending van deze brief, 21 maart, kreeg Kersten van Himmlers secretaris Brandt te heren dat Himmler zich over de inhoud van Storchs Memorandum nader wilde beraden. Van Himmler-zelf ontving hij een uitvoerig (kennelijk voor Storch en via deze voor het World jewish Congress en hoge Geallieerde instanties bestemd) 'in alter Verbun
XCI Brief, 14 maart 1945, van F. Kersten aan R. Brandt (Doc 1-878, b-19). 2 F. Kersten: 'Meine Besprechungen mit Himmler im Mdrz 1945', p. 2 (dit stuk, gedateerd 21 maart 1945, is in werkelijkheid pas na de oorlog opgesteld). 3 Die 'Befehle des Führers Adolf Hit/er' zijn niet bewaard gebleven dat zij zijn uitgegaan, is heel wel mogelijk. Bernadotte kreeg begin april van Schellenberg te horen dat er een bevel van Hitler bestond, dat 'de concentratiekampen van Buchenwald, Bergen-Belsen en waarschijnlijk ook Theresienstadt' geëvacueerd moesten worden, 'na een stormachtig onderhoud had hij Himmler er toe kunnen krijgen, een tegenorder uit te vaardigen. Aan de kampcommandanten was bevolen niet te evacueren maar de gevangenen over te dragen aan de Geallieerde troepen.' (F. Bernadotte: Het einde (1945), p. 84) 4 Brief, 20 maart 1945, van F. Kersten aan Himmler (Doc 1-878, b-2I). 120
denheit ' opgesteld schrijven waarin Himmler, de massamoord op de Joden gemakshalve overslaand, een directe relatie legde tussen de treintransporten uit Bergen-Belsen en Theresienstadt en het vooroorlogse Duitse beleid dat er op gericht was geweest, zoveel mogelijk Joden er toe te bewegen, Duitsland met achterlating van hun bezittingen te verlaten. 'Sie u/issen ja', schreef Himmler,
XC"dass ieh in den fahren 1936,37,38,39 und 40 zusammen mit jûdisch-amerileanischen Vereinigungen eine Auswandererorganisation ins Leben gerufen habe, die sehr segensreich gewirkt hat. Die Fahrt der beiden Züge in die Sehweiz' ist die trotz aller Schu/ieriçkeiten bewusst vorgenommene Wiederaufnahme dieses segensyeiehen Verfahrens,'
XCAlgemener (en met een vage toespeling op het door hem gewenste accoord met de Geallieerden):
XC'[eh habe die Ûberzeugung, dass unter Ausschaltung von Demagogie und Áusserlich keiten über alle Gegensätze hinweg und ungeaehtet bfutigster Wunden auf allen Seiten Weisheit und Logik ebenso sehr zur Herrschaft kommen mussen wie gfeiehzeitig damit das menschliche Herz und der Willen zum Helfen,' 2
XCHimmler begreep dat hij het (de Amerikanen waren bij Remagen al over de Rijn) niet bij woorden kon laten: hij was tot actie overgegaan. In een bespreking met een reeks belangrijke functionarissen in Wenen zei hij in die tijd tegen de Lagerkommandant van Mauthausen dat deze er voor moest zorgen, dat de Hongaarse Joden die bij de OostenrijksHongaarse grens versterkingen opwierpen, 'mäglichst durch Schiffe oder Omnibussen bei bester Verpfiegung, ärtzlicher Versorgung usw. nacn Line oder Mauthausen gebracht tuerden, 'Passen Sie' , (zo werden tijdens het proces te Neurenberg tegen de voornaamste Duitse oorlogsmisdadigers Himmlers woorden weergegeven door Baldur van Schirach, Reichsstatthalter en Gauleiter te Wenen) , 'gut auf diese fuden auf und behandeln Sie sie gut, das ist mein bestes Kapital.' ' 3 Meer nog: de twee hoogste functionarissen op de sector der concentratiekampen, t.w. Oswald Pohl, de chef van het SS Wirtschafts und Veru/altungshauptamt; en Richard Glücks, de Inspekteur der Konzentrationslager, kregen opdracht, persoonlijk de verschillende concentratiekampen langs te gaan teneinde Himmlers instructies aan de Lagerkommandanten over te brengen - Glücks bracht ze over naar Sach
I Het waren er meer dan twee geweest. 2 Brief, 2I maart I945, van Himmler aan F. Kersten (Doe 1-878, b-24)· dJ. XlJI, p. 484. 1 Aangehaald in E. Kolb: p. 192-93. 2 De van Ohr druf (5 een van de beruchtste van Buchenwald, ingelicht door de van Buchenwald, begreep niets van de nieuwe instructies, kreeg met moeite Himmler aan de telefoon en maakte zijn bezwaren kenbaar, waarop aan hem, aldus Eugen Kogan, oud-gevangene van Buchenwald, werd, de preventief gearresteerde beroepsmisdadigers en de uit de weg te ruimen, II Is (E. Kogan: (1947), p. 305-06) 'Aangezien Kersten na de oorlog beweerde dat hij persoonlijk die drie-en-zestigduizend Joden het leven had gered en aangezien die bewering door de Nederlandse commissie die in '49 een rapport over zijn daden opstelde (daarover straks meer) voor waar gehouden is, lijkt het ons van belang, de desbetreffende passage uit Kerstens brief aan Storch d.d. 27 maart volledig weer te geven. Zij luidt: 24. (Kersten had Storch in zijn brief van de 24Ste ingelicht dat Himmler het bedrijven van wreedheden aan Joden en het doden van Joden had verboden)' (wij weten niet wie die' heeft geuit). Wij zijn er geenszins van overtuigd dat een • nodig was om Himmler er van te overtuigen dat een maatregel waarop door sommige fanatici zou zijn aangedrongen (daaromtrent staat verder niets vast) en waar hij eigener beweging al weinig voor voelde, niet moest doorgaan - de uitvoering (zo zij al mogelijk was!) zou volledig in strijd zijl! geweest met zijn algemene koerswijziging; bovendien kan men op grond van de bewoordingen in Kerstens brief (andere stukken zijn er niet) bezwaarlijk coneluderen dat hij het was die met zijn aan drie-en-zestigduizend Joden het leven zou hebben gered. 1 Brief, 27 maart I945, van F. Kersten aan H. Storch (Doc [-878, b-27). 2 A.v., 29 maart 1945 (a.v., b-29). 3 A.v., 24 maart I945 (a.v., b-26).
senhausen en Ravensbrück, Pohl naar Bergen-Belsen. Neuengamme, Buchenwald, Mauthausen en Dachau. Van Pohls rondreis weten wij nog dat hij op 18 of 19 maart in Bergen-Belsen verscheen in gezelschap van twee van zij n Amtschefs : Rudolf Höss (de vroegere Lagerkommandant van Auschwitz-Birkenau) en dr. Enno Lolling (de chef van het Amt Sanitäts uresen die de medische experimenten waarvan duizenden gevangenen het slachtoffer waren geworden, naar vermogen had bevorderd); Pohl verklaarde na de oorlog dat hij had tegengestribbeld toen hij Himrnlers bevel had ontvangen: 'Das sc/tien ilim', aldus Pohl, '50 bedeutend, dass er selbst meinen Hiniueis, ieh hatte ja doch 1/1/1'/. gerade jetzt ... in Berlin etu/as anderes zu tun als hier Briejtràger zu spielen, zurüdeunes. Das war ihm 50 eminent wichtig, dass ich tatsächlich losfahren musste,' 1 Van Himmlers standpunt uit waren de opdrachten aan Pohl en Gli.icks begrijpelijk: de Lagerleemmandanten ontvingen instructies waarvan de meesten hunner met grote verbazing kennis zouden nemen" - er was dus veel voor te zeggen dat zij ingelicht werden door hun hoogste chefs (onder Himmler) en bovendien bevorderde de wij ze van overbrenging dat althans op korte termijn niets tot Hitler zou doordringen. In Stockholm teruggekeerd, bracht Kersten aan de Zweedse regering en aan Storch rapport uit van wat bereikt was. Aan Storch schreef hij dat Himrnler hem ook nog had toegezegd, dat de Duitse Joden van gemengde afkomst, ca. drie-en-zestigduizend in totaal, niet naar de eoncentratiekampen overgebracht zouden worden:' en dat vijfduizend Joden naar
Zweden en Zwitserland zouden mogen vertrekken (uit die laatste toezegging vloeide voort dat autobussen van het Zweedse Rode Kruis op 15 april ruim vierhonderd in Theresienstadt opgesloten Deense Joden konden ophalen); Kersten hoopte dat getal vijfduizend te kunnen verdubbelen 'bei unserer mündlichen Verhandlung mit Himmler' 1 'unserer', want hij zou 'selbstverständlich' Storch bij diens bezoek aan Himmler vergezellen." Alles moest strikt geheim blijven. 'Die euentuelle Freilassung van Juden sowie die jetzt angeordneten Erleichterungen u/ûrden", waarschuwde Kersten, 'sofort eingestellt u/erden, u/enn uber diese Massnahmen in der Welt presse berichtet toerden und sie als Schwäche Deutschlands ausgelegt uierden sollte.' 3 Wij nemen aan dat Himmler extra op die geheimhouding had aangedrongen omdat, gelijk eerder vermeld, Hitler midden maart het vrijlaten van Joden had verboden. De Lagerkommandant van Buchenwald legde Himmlers instructies naast zich neer (zoals nog zal blijken, deden de meeste andere Lagerkom mandanten hetzelfde) en hield zich in zoverre aan de bevelen die hij eerder had ontvangen dat hij van 5 april af een groot deel van de gevangenen ging evacueren (hetzelfde geschiedde met de gevangenen van het Dora-complex in de Harz), notabene de Joden het eerst. Toen Buchenwald op I I april door het Amerikaanse Derde Leger werd bevrijd, waren van de negen-en-veertigduizend gevangenen die er zich begin
april hadden bevonden, nog maar een-en-twintigduizend aanwezig. Tot Himmler drong door dat verscheidene bevrijde gevangenen onmiddellijk wraak zouden hebben genomen op Duitse burgers die in de nabijheid van het kamp woonden. Werd hem toen door fanatici in hoge SS-krin gen verweten dat dàt de gevolgen waren van de instructies die hij door Pohl en Glücks had laten overbrengen? Het is mogelijk. In elk geval ging op 14 april als antwoord op vragen van de Lagerkommandanten van Dachau en Flossenbürg of zij inderdaad hun karnpen zonder strijd moesten overgeven, een nieuw schriftelijk algemeen bevel van hem uit dat dwars tegen de instructies van midden maart inging; het nieuwe bevelluidde:
XC'Die Übergabe kommt nicht ill Frage. Das Lager ist sofort zu evakuieren. Kein Hiiftling darf lebendig ill die Hände des Feindes fallen. Die Häjilillge haben sich grallsam gegen die Zivilbevolleerung in Buchenwald benommen,' J
XCDat Himmler omtrent dit nieuwe bevel niets aan Kersten zou zeggen, spreekt vanzelf: deed hij dat wèl, dan was het gevaar groot dat de mogelijke verbinding met de Geallieerden (een verbinding waarvoor hij zich ook moeite was gaan geven door enkele Nederlandse Waffen-SS officieren in te schakelen") bij voorbaat versperd zou worden.120
J Het voor Dachau bestemde exemplaar van dit bevel werd na de bevrijding van het kamp gevonden; men vindt de tekst in het door de bevrijde Nederlanders uitgegeven gestencilde blad no. 3 (4 mei 1945), herdrukt in (1946), p. 21. 2 Dat de verbinding via Nederlanders voor Himrnler van belang was, was al eerder gebleken. Eind augustus '44 had jhr. L. P. D. op ten Noort, chef van de afdeling hoger onderwijs van het te Apeldoorn gevestigde departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming. aan zijn zuster, jkvr. Julia op ten Noort, die hem uit Berlijn had opgezocht (zij was het geweest die vóór de oorlog Rost van Tonningen bij Himmler had geïntroduceerd), uiteengezet dat Duitsland een accoord met de Geallieerden diende na te streven en dat dit misschien bevorderd kon worden door een vooraanstaand Nederlander (op ten Noort dacht daarbij aan de oud-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië jhr. mr. B. C. de Jonge die in Oosterbeek woonde) in te schakelen. Julia op ten Noort ging met die mededelingen naar Berlijn terug en bij haar broer meldde zich toen op 18 september, daags na de grote Geallieerde luchtlandingen, een koerier uit Berlijn met een brief van zijn zuster, inhoudend de mededeling dat Himmler onmiddellijk met de voor aanstaande Nederlander in Berlijn overleg wilde plegen. Op ten Noort trachtte de Jonge te bereiken maar kon door de gevechten op de zuidelijke Veluwe niet veel verder komen dan een paar kilometer buiten Apeldoorn. Nadien kon hij de Jonge, die in het Kasteel Amerongen (de eerste verblijfplaats in Nederland van ex-keizer Wilhelm de Tweede) zijn intrek had genomen, wekenlang niet vinden. Eind oktober kwam een SS-koerier hem vragen, hoe de zaak er voor stond - op ten Noort kon hem niets meedelen. Pas begin november ontdekte hij waar de Jonge woonde. Of
XCVoor zijn laatste bezoek aan Himmler verliet Kersten Stockholm per vliegtuig op 19 april (het Rode Leger had inmiddels zijn grote offensief over de Weichsel ingezet), in gezelschap niet van Storch maar van een andere afgevaardigde van het World jewish Congress, Norbert Masur. Kersten had op zijn riskante tocht (riskant door het oorlogsgeweld èn door de gevaren die hij liep van de zijde der fanatici) weer verschillende lijsten met namen en 'kampadressen' van gevangenen bij zich, ook een lijst met gegevens over een-en-tachtig Nederlanders (vijf-en-dertig vrouwen die in Ravensbrück, een-en-veertig Joden die in Bergen-Belsen en vijf die in Theresienstadt opgesloten zaten) die hem na lang aarzelen door Knulst was toegezonden.'
XChij met deze nog contact heeft gehad, is ons onbekend - in elk geval is van op ten Noons plan niets terechtgekomen en vervloog Himmlers hoop om langs deze weg contact met Londen te krijgen, in rook.
XCTot een nieuwe poging van Himmlers kant kwam het begin april' 45. Daarbij waren vier Nederlandse Waffen-SS'ers betrokken: H. E. Boerma, G. Meelker, A. F. H. Rombouts en J. H. W. ter Mors. Boerma, aanvankelijk provinciaal directeur van de Winterhulp Nederland in Drente, was een vooraanstaande Ned erlandse SS'er geworden en was eind '43 samen met Meelker naar het Oostelijk front gezonden. Als Waffen SS'ers vochten zij daar tot augustus '44. Nadien werden zij naar de SS-Junkerschule te Bad Tölz (Zuid-Beieren) gezonden om er de officiersopleiding te volgen. Zij en andere Nederlandse Waffen-S'S'eis die er in opleiding waren, meenden, gehoord de berichten uit bezet gebied, dat er in Nederland een nieuwe leiding moest komen, te vormen uit voormannen van de illegaliteit en van de (door hen als even idealistisch beschouwde) ss. Boerma sprak hierover met Himmler toen hij deze eind januari in zijn hoofdkwartier kon bezoeken. Naar Bad Tölz teruggekeerd, legde hij daar zijn denkbeelden voor aan twee andere Nederlandse Waffen-SS'ers: Rombouts die door de Reidisjugendfiihrung naar Bad Tölz was gestuurd 0111 er het kader uit te zoeken voor de eenheid welke gevormd zou worden uit de jongeren die zich in de evacuatiekampen van NSB'ers mèt andere 'foute' elementen voor de Waffen-SS hadden opgegeven, en ter Mors die als leraar-tactiek aan de [unkerschule was verbonden. Zij werden het er over eens dat niet alleen die nieuwe Nederlandse leiding maar ook een accoord tussen Duitsland en de Geallieerden wenselijk was. Een memorandum terzake stuurden zij aan het Fûhrerhauptquortier toe, met afschrift aan Himmler. Uit het Führer hauptquartier hoorden zij niets - wèl werden zij door de chef van het SS-Hauplalnl, Berger, eind maart naar Berlijn geroepen. Zij spraken daar met Berger en Schellenberg, Boerma en Meelker begin aprilopnieuw met Himmler die hen, aldus Meelker in '49, 'te kennen gaf dat de Führer waanzinnig was.' (BG-Leeuwarden, recherche: p.v. G. Meelker (30 juni 1949), p. 5 (Doc I-II09, a-4)) De tocht van Boerma en Meelker naar bezet Nederland kon toen niet doorgaan als gevolg van het Geallieerde offensief in noordelijke richting (beiden bleven in Himmlers onmiddellijke omgeving), maar Rornbouts en ter Mors kregen brieven mee die zij in Zwitserland aan Geallieerde instanties moesten overhandigen. Zij kwamen evenwel Zwitserland niet binnen. 1 Het geringe aantal namen en 'kampadressen' toont opnieuwaan dat de Nederlandse
XCIn de nacht van de rode op de zoste sprak Kersten in Hartzwalde met Schellenberg die in de ochtend van de zoste tegen Masur zei dat hij diens pogingen, zoveel mogelijk Joden vrij te krijgen, zou ondersteunen. In de nacht van de zoste op de z t ste verscheen Himmler (die in de Fuhrer bunker onder de Reichsleanelei had deelgenomen aan de viering van Hitlers zes-en-vijftigste verjaardag), door Schellen berg vergezeld. Alle door Kersten meegebrachte lijsten werden door Himmler (deze maakte, aldus Masur, 'een gesoigneerde indruk, was kalm en beheerst") goedgekeurd. Himrnler zei verder dat de overdracht van de concentratiekampen aan de Geallieerden, waartoe hij eerst instructie had gegeven, niet kon doorgaan - behalve wat in Buchenwald was gebeurd, waren nu ook in het pas-bevrijde Bergen-Belsen foto's gemaakt waarmee, aldus Hirnmler, Greuelpropaganda werd bedreven. Hij deelde evenwel aan Masur mee dat het Zweedse Rode Kruis duizend Joodse vrouwen uit Ravensbrück kon ophalen (ze zouden, gezien Hitlers bevel dat geen Jood Duitsland mocht verlaten, voor Poolse vrouwen worden uitgegeven) en dat het Internationale Rode Kruis voortaan aan alle Joden in de kampen pakketten zou kunnen toezenden, 'wat het ophouden van gedwongen evacuaties en het overdragen van de concentratiekampen aan de Geallieerden betreft, zal ik', zei Himmler nog, 'mijn best doen'2 - hij verzweeg daarbij zijn bevel d.d. 14 april: 'Kein Hifiling dar! /ebendig in die Hande des Feindes fallen.'
XCIn een gesprek dat Himmler in Masurs afwezigheid met Kersten voerde, kwam de aap uit de mouw. Himmler stelde twee vragen. Eerste vraag: 'Haben Sie Verbindung zu Genera/ Eisenhower?' Kersten zei neen.120
instanties te Londen verzuimd hadden, de gegevens waarover zij beschikten, aan de Nederlandse diensten in Zweden te doen toekomen. De gezant, graaf van Rechteren, en Knulst stonden, gelijk reeds vermeld, zeer wantrouwend tegenover Kersten. 'Het feit dat hij lijfarts was van Himmler, deed ons', verklaarde van Rechteren aan de Enquêtecommissie, 'voorzichtig zijn.' (getuige W. C. van Rechteren Limpurg, dl. VI c, p. 559) Knulst zond Kersten pas de gememoreerde lijst toe na het derde of vierde gesprek dat hij met hem had gehad. WU vermelden in dit verband dat de Nederlandse regering eind maart wist dat van Zweden uit met autobussen o.m. Noren uit de concentratiekampen werden opgehaald; het departement van sociale zaken had toen bereikt dat de Noorse repatriëringsdienst vijftien autobussen (bussen van het Zweedse Rode Kruis) ter beschikking zou stellen om, zodra dat mogelijk was, Nederlanders uit Bergen-Belsen op te halen. Hieromtrent werden de Nederlandse instanties in Stockholm begin april ingelicht. Van de tocht naar Bergen-Belsen kwam niets terecht. , Nederlandse versie van N. Masur: ('Een Jood spreekt met Himrnler', in '45 in Stockholm verschenen), p. 4 (Doc 1-878, e-a). 2 A.v., p. 8.
Tweede vraag: 'Wissen Sie eine geeignete Pcrsonlichleeit, mit der über die sofortige Einstellung der Kampfhandlungen mit den Anglo-Amerikanern verhan delt werden könnte? Wir Deutschen sind bereit, den Kampf gegen die Russen [ortzusetzen, u/enn die Anglo-Amerikaner mit uns einen Waffenstillstand eingehen.' Kersten zei dat hij die vraag aan de Zweedse regering zou overbrengen en deed dat, nadat hij met Masur in Stockholm was teruggekeerd, in een brief aan minister Günther d.d. 24 april.' Diezelfde dag sprak Himmler met Bernadotte. Hij had deze op de z r ste, na zijn gesprek met Kersten en Masur, verlof gegeven, alle vrouwelijke gevangenen uit Ravensbrück te laten ophalen (ca. zevenduizend, onder wie enkele honderden Nederlandse gevangenen, konden toen binnen enkele dagen in de Zweedse autobussen successievelijk Ravensbrück verlaten op weg naar Zweden) - nu, op de 24Ste, legde hij in aanwezigheid van Schellenberg ook jegens Bernadotte zijn kaarten op tafel. Schellenberg noteerde Himmlers woorden:
XC, Wir Deutsche mussen uns durin die Westmachte [ür besiegt erklären, und ich hitte Sie, dies General Eisenhower durch die schu/edische Regierung übermitteln zu lassen, so dass iueiteres Blutvergiessen erspart bleiben möge. [edoch den Russen gegeniiber zu kapitulieren ist fûr uns Deutsche unmoçlich, und ganz besonders [ür mich, Gegen diese uierden u/ir u/eiterleämpfen, bis die Front der Westmachte die deutsche Front ersetzt. '2
XCBernadotte bracht Himmlers mededeling telegrafisch aan de Zweedse regering over. Deze gafhaar aan de Engelse regering door. Uiteraard werd Himmlers aanbod afgewezen. Erger nog voor deze: aan aanbod èn weigering werd, gelijk eerder vermeld, op 28 april door de Geallieerden de grootst mogelijke publiciteit gegeven, waarna Hitler Himmler uit al zijn functies onthief en bevel gaf, hem te arresteren.
XCZoals wij eerder vermeldden, liet Himmler in februari het aanbod van de Zweedse regering, behulpzaam te zijn bij het transport van vrijgelaten gevangenen, door Kaltenbrunner aan Hitler voorleggen, waarop deze volgens Schellenberg gereageerd zou hebben met de woorden: 'In einem totalen Krieg kann man mit einem solchen Blodsinn nichts beginnen.' Himmler zag in die woorden geen verbod om op de ingeslagen weg voort te gaan
I Doc 1-878, b-46. 2 W. Schellenberg: p. 363.
en ook Kaltenbrunner deed dat niet: hij, de chef van het Reichssicherheits hauptamt dat in politiek opzicht leiding gaf aan de concentratiekampen, ging beseffen dat het zin had (misschien voor hem persoonlijk, misschien voor Duitsland in het algemeen) wanneer hij zich wat schappelijker opstelde jegens de pogingen van het Internationale Rode Kruis om het lot van de gevangenen in de concentratiekampen te verzachten. Veel van wat het Internationale Rode Kruis in de winter van '44-'45 van Genève uit had trachten te bereiken, had geen effect gehad door de chaos op het gebied van het Duitse goederenvervoer per trein, maar in maart stond de Geneefse organisatie er in zoverre iets beter voor dat zij van de Franse regering de beschikking had gekregen over honderd vrachtauto's en van de Amerikaanse War Refugee Board over de nodige benzine. Er lagen op dat moment in Zwitserland grote hoeveelheden voor Franse en Belgische gevangenen bestemde pakketten - welnu, eind februari of begin maart keurden de Duitse autoriteiten (in feite: het Reichssicherheitshauptamtï goed dat de vrachtauto's welke die pakketten zouden gaan distribueren, in Duitsland gereden zouden worden door Canadese chauffeurs, d.w.z. door Canadese krijgsgevangenen. Vertrouwend dat het Reichssicherheits hauptamt tot meer concessies bereid zou zijn, begaf de voorzitter van het Internationale Rode Kruis, de Zwitser Carl J. Burckhardt, zich, o.m. op aansporing van zijn landgenoot Musy, naar Berlijn waar hij op 12 maart in beginsel het volgende accoord trof met Kaltenbrunner: aan de ene kant zou het Internationale Rode Kruis bevorderen dat in bevrijd Frankrijk de vervolging van alle 'foute' elementen zou worden gestaakt, speciaalook die van bewoners van Elzas-Lotharingen die in de jaren '40-'44 de Duitse nationaliteit hadden aangenomen (Burckhardt moet wel beseft hebben dat hij terzake bij de Franse regering niets zou bereiken), aan de andere kant zou het Internationale Rode Kruis op grote schaal levensmiddelenpakketten naar de concentratiekampen mogen brengen, het zou naar elk kamp een gedelegeerde mogen zenden die daar tot het einde der vijandelijkheden aanwezig zou zijn, voor de uitwisseling van Franse en Belgische gevangenen met in Frankrijk geïnterneerde Duitsers zou een regeling worden getroffen en in afwachting daarvan zou het Internationale Rode Kruis uit alle kampen ouden van dagen, vrouwen en kinderen mogen ophalen, evenals Joden, speciaal diegenen die in Theresienstadt zaten opgesloten.
XCDit was, gelijk gezegd, een beginselaccoord. Uitwerking en toepassing er van stieten op tal van hindernissen. Voor het Internationale Rode Kruis waren in heel Gross-Deutschland maar veertig gedelegeerden werkzaam - het viel hun al moeilijk, toezicht uit te oefenen op de gang van zaken
in de krijgsgevangenenkampen en nu kregen zij er plotseling de concentratiekampen (eigenlijk ook de vele honderden Aussenleonunandoss bij. Tot Ravensbrück, Dachau, Mauthausen en Theresienstadt wisten gedelegeerden door te dringen die op matiging gingen aandringen, maar er waren Lagerkommandanten die aan gedelegeerden die zich kwamen aanmelden, botweg de toegang weigerden (men kan zich indenken dat zij dat vooral deden na de ontvangst van Himmlers bevel van 14 april) - dat was, schijnt het, o.m. het geval in Neuengamme, Buchenwald en Flossenbürg, althans: in die kampen kwam het Rode Kruis in het geheel niet opdagen.
XCVan het aan het Rode Kruis gegeven verlof om grote groepen gevangenen uit de concentratiekampen op te halen, prefiteerden slechts weinigen. Honderd vervoermiddelen (een deel van de vrachtauto's had men vervangen door autobussen) was veel te weinig om op korte termijn grote groepen naar Zwitserland te transporteren, en daar kwam nog bij dat Kaltenbrunner het geven van verlof tot uitvoering van dit punt uit het accoord dat hij met Burckhardt had getroffen, van week tot week uitstelde. Het was een gevoelig punt (vrijgelaten gevangenen zouden de wereld een beeld geven van hetgeen in de concentratiekampen was geschied) - Kaltenbrunner wenste dat die vrijlating door Hitler persoonlijk werd goedgekeurd. Die goedkeuring verkreeg hij op 19 april (er was toen in de Geallieerde en neutrale landen al grote publiciteit gegeven aan de toestanden die men in het op II april bevrijde Buchenwald en het op IS april bevrijde Bergen-Belsen had aangetroffen); Genève werd ingelicht en een kolonne van het Rode Kruis die al met pakketten levensen geneesmiddelen Mauthauseri had bereikt, ontving bericht dat zij Franse, Belgische en Nederlandse gevangenen mocht afvoeren.
XCEr waren op dat moment in het Mauthausen-complex aan mannelijke gevangenen ruim vierduizend Fransen, bijna driehonderd Belgen en ruim honderdvijftig Nederlanders opgesloten, in Mauthausen-zelf bijna vijftienhonderd Fransen, bijna honderdvijftig Belgen en zeventig Nederland ers ; slechts een deel van hen werd aan het Rode Kruis overgedragen: ruim vijfhonderd Fransen, veertig Belgen en een-en-twintig Nederlanders.' Aan het vertrek van vrouwelijke gevangenen werden geen moeilijkheden in de weg gelegd: bijna allen, in totaal ruim zevenhonderdvijftig (bijna vijfhonderd Franse, ruim tweehonderddertig Belgische en vier-en-dertig Nederlandse vrouwen"), konden op 22 april
'Ook nog twee Zwitsers en twee Arabieren. 2 Bovendien nog één gevangene die de Engelse en één die de Amerikaanse nationaliteit bezat.
plaatsnemen in de autobussen van het Rode Kruis - de mannen vertrokken in twee transporten: op 24 resp. op 27 april.
XCDe Nederlandse vrouwen die aldus werden bevrijd, waren Nacht-und Nebel-gevangenen die begin maart uit Ravensbrück als deel van een groot transport naar Mauthausen waren overgebracht. Zeven-en-dertig waren in Mauthausen aangekomen, drie waren er overleden. 'En toen zijn zij', schreef Anne Berendsen, een van de bevrijden, na aankomst in Zwitserland,
XC'plotseling gekomen om ons te halen. Ja, zij zijn gekomen en hebben ons gehaald. Grote witte autobussen van het Internationale Rode Kruis, met Canadezen en Zwitsers. Och, ze waren zo lief voor ons, ze verzorgden ons, ze tilden OilS in en uit de auto's die wat hoog waren, en hielpen ons met alles, ze waren zo vriendelijk en zo lief. En wij, die dat niet meer gewend waren, huilden haast aan één stuk door."
XCWat gebeurde met de Joden in het als concentratiekamp fungerend stadje Theresienstadt?
XCVan de ca. dertigduizend die er zich in september '44 bevonden (onder hen bijna vijfduizend uit Nederland), waren in die maand en in oktober ca. negentienduizend (onder wie ruim drieduizend uit Nederland) naar Auschwitz-Birkenau doorgezonden. Van de resterende elfduizend was een gedeelte in de laatste oorlogswinter bezweken en hadden begin maart ca. twaalfhonderd naar Zwitserland mogen reizen, anderzijds waren groepen Joden uit andere kampen Theresienstadt binnengevoerd. Midden april zaten in het stadje, waar vlektyphus was gaan heersen, naar schatting zeventienduizend Joden opgesloten. Kaltenbrunner had op 12 maart tegen Burckhardt gezegd dat deze (in beginsell) speciaal de Joden uit Theresienstadt mocht laten ophalen - later in die maand deelde Heinrich MUller aan een gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis mee dat, zoals al in juni '44 het geval was geweest, een Rode Kruisdelegatie een bezoek mocht brengen aan Theresienstadt "um', zei MUller, 'der Lügenpropaganda des Feindes ein Ende zu machen. '2 Evenals voor het121
, Anne Berendsen: p. 177. 2 Aangehaald in H. G. Adler: 1941-1945. (1957), p. 202.
bezoek in juni '44 was geschied, werden in Theresienstadt op bevel van de Lagerkommandant speciale voorzieningen getroffen om de misère die in het propvolle stadje heerste, te overdekken (de Joodse AZtestenrat kreeg een gebouw toegewezen met Perzische tapijten in alle kamers, een kinderopera werd ingestudeerd). Op 6 april verschenen twee gedelegeerden van het Internationale Rode Kruis: de vaste gedelegeerde te Berlijn en de speciaal voor Thcrcsienstadt aangewezen gedelegeerde Paul Dunant, alsmede een Zwitserse diplomaat.
XCDunant bleef ter plaatse, d.w.z. Of bij Theresienstadt Of in Praag waar hij grote druk uitoefende op een van de hoogste Duitse civiele autoriteiten in het Protektorat Bohemen-Moravië, de Sudetenduitser K. H. Frank (Deutsch Staatsminister fûr Bohmen und Mähren), om te verhoeden dat, bijvoorbeeld door de invloed van Eichmann, op het eind toch nog aan de gevangenen van Theresienstadt een ramp zou worden voltrokken. Volgens het meest vooraanstaande lid van de Nederlandse groep, de befaamde jurist prof. mr. E. M. Meij ers, die van de herfst van '44 af lid was van de AZtestenrat van Theresienstadt, zouden bepaalde SS' ers van plan zijn geweest, de gevangenen per trein over te brengen naar de Alpenfestune ('de SS-leiders', zei Meijers aan de Enquêtecommissie, 'hadden dat toen nog als laatste burcht gedacht, een soort Jodencirkel, waarachter zij zich wilden terugtrekken.") anderen meenden dat bij Theresienstadt gaskamers in aanbouw waren. Hoe dat zij, van vrijlating van de gevangenen was geen sprake (het kan zijn dat de vlektyphus daarbij een rol heeft gespeeld), evenmin werden zij door de SS het stadje uitgedreven.
XCTheresienstadt werd op 8 mei door het Rode Leger bevrijd.
XCWij keren nu tot Kersten terug.
XCUit het voorafgaande blijkt dat hij zich inderdaad moeite heeft gegeven om talrijke gevangenen in vrijheid te krijgen. Velen deden niets - hij wèl, en hij deed dat niet zonder persoonlijke risico's. Dat vooropstellend, willen wij er op wijzen dat hij niet de enige is geweest die zich voor het vrijlaten van groepen gevangenen moeite heeft gegeven. Wat hij in
I Getuige E. M. Meijers, dl. VI c, p. 10f4.
incidentele gevallen heeft bereikt, is (behalve in het ene geval van de aannemer) niet met zekerheid vast te stellen - wat de bevrijde groepen aangaat, had men in het voorafgaande (en in hoofdstuk 10) te maken met: a. de twee groepen Hongaarse Joden en de groep Joden met LatijnsAmerikaanse paspoorten die uit Bergen-Belsen vrijkwamen en die bijna allen (bij elkaar ruim tweeduizend personen) in Duitse treinen Zwitserland bereikten; b. de groep van twaalfhonderd Joden (onder hen vierhonderdzevenen-dertig Nederlanders) die uit Theresienstadt met een Duitse trein naar Zwitserland kon reizen, en de groep van ruim vierhonderd Deense Joden die uit hetzelfde kamp door het Zweedse Rode Kruis naar Zweden werden gebracht; c. de ca. vijfduizend Deense en Noorse gevangenen die door het Zweedse Rode Kruis eerst in Neuengamme werden geconcentreerd en vervolgens naar Zweden werden gebracht;
XCd. de ca. zevenduizend vrouwen uit Ravensbrück (onder hen enkele honderden Nederlandse vrouwen) die door het Zweedse Rode Kruis naar Zweden werden gebracht;
XCe. de ruim twaalfhonderd gevangenen uit Mauthausen (onder hen een-en-twintig Nederlandse mannen en vier-en-dertig Nederlandse vrouwen) die door het Internationale Rode Kruis naar Zwitserland werden gebracht.
XCMet de onder a en e genoemde groepen heeft Kersten niets te maken gehad, wèl met de groepen onder b, c en d, maar voor die groepen hebben ook anderen zich ingezet: in Zwitserland McClelland en Saly Mayer, van Zweden uit de Zweedse regering en Bernadette.' Zeker, Kersten heeft in algemene zin bij Himmler veelvuldig op het vrijlaten van grote groepen gevangenen aangedrongen, maar dat deed ook Schellenberg en dat dedenJ.J. c.121
1 De commissie die in opdracht van de regering in '49 naging wat Kersten had bereikt, bestond uitjhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje (oud-secretaris-generaal van Buitenland se Zaken), mr. C. van Schelle (een van de gewezen secretarissen van het College van Vertrouwensmannen) en A. Rüter (hoogleraar in de vaderlandse geschiedenis te Leiden). Zij concludeerde in haar rapport ten aanzien van Kerstens hulp aan Joden dl. VI a, p. 183): 'De heer Kersten zou, nadat hij in februari 1945 in contact gekomen was met het ongeveer drie-en-zestigduizend Joden voor vernietiging hebben behoed' (dit waren de Joden van gemengde afkomst voor wier overbrenging naar concentratiekampen Himmler al weinig voelde toen hij in maart '45 met Kersten over hen sprak), 'bet transport van vijf-en-dertighonderd Joden naar Zweden en van zeven-en-twintighonderd Joden naar Zwitserland hebben be
in de laatste fase van de oorlog vermoedelijk ook andere vooraanstaande personen in het SS-milieu. Kersten heeft pas iets van belang kunnen bereiken, toen het er naar uit ging zien dat Duitsland op korte termijn de oorlog zou verliezen en dat aan figuren als Himmler, Kaltenbrunner, Müller en Schellenberg, kreeg men hen in handen, rekenschap zou worden gevraagd voor de misdaden waaraan zij zich schuldig hadden gemaakt. Het was in de eerste plaats die algemene factor die invloed kreeg op Himmlers beleid. Maar niet tot het einde toe! Van de zomer van '44 tot eind maart '45 heeft hij concessies gedaan die tenslotte op een algemene koerswijziging uitliepen, die eerste koerswijziging heeft hij evenwel volledig ongedaan gemaakt met zijn tweede, t.w. het bevel dat elke Lagerkommandant op 14 april van hem kreeg: 'Die Übergabe kommt nicht in Frage. Das Lager ist sofort zu evaknieren. Kein Häjtling darf lebendig in die Hände des Feindes [allen. '
XCDat bevel toonde duidelijk aan hoe gering, als het er op aankwam, de invloed was die Kersten op Himmler had; het lag volledig in de lijn van de instructies die de Lagerkommandanten vóór Himmlers eerste koerswijziging hadden ontvangen, en gaat men na, wat in de concentratiekampen in de allerlaatste fase van hun bestaan is gebeurd, dan blijkt dat over het algemeen niet Himmlers eerste koerswijziging effect heeft gehad, maar zij n tweede - ook weer géén volledig effect overigens: ca. vierhonderdvijftigduizend concentratiekamp-gevangenen zijn immers in leven gebleven.
XCDàt zij in leven bleven, is vooral te danken geweest aan het snelle oprukken van de Geallieerde en de Russische legers.
werkt' (met de vijf-en-dertighonderd hebben ook anderen te maken gehad, wat de zeven-en-twintighonderd betreft, had Kersten, ook alweer niet als enige, slechts bemoeienis met het transport uit Theresi enstadt) 'en het tevens mogelijk bebben gemaakt dat levensmiddelenpakketten naar Joden in concentratiekampen werden gezonden' (te dien aanzien heeft Kersten in werkelijkheid niets bereikt). 'Ter beves tiging van deze feiten is', aldus de commissie, 'een bijzonder rijk documentatiema teriaal voorhanden, dat alle twijfel ten enenmale uitsluit. Kopieën van brieven van Kersten aan Himmler en antwoordbrieven een uitvoerige correspondentie van de heren Kersten en Storch ... en van de heer Günther leveren de meest volstrekte bevestiging van de mededelingen van de heer Kersten.' Al deze stukken, voorzover van enig belang, bebben wij geciteerd. De werkelijk heid is beel wat gecompliceerder geweest dan de commissie-Snouck Hurgronje meende, die louter op de haar door Kersten voorgelegde stukken afging, deze soms (men denke aan de Joden van gemengde afkomst) verkeerd interpreteerde en alle nadere onderzoek achterwege liet.
XCWij zullen nu beschrijven wat in die allerlaatste fase met de gevangenen van de verschillende kampcomplexen is gebeurd en houden daarbij in hoofdzaak de volgorde in het oog waarin de hoofdkampen zijn bevrijd. Buchenwald werd bevrijd op I I april, Mauthausen op 5 mei - tussen de tekstgedeelten die aan de gevangenen van die twee kampen worden gewijd, zullen wij het successievelijk hebben over de gevangenen van de complexen Dora, Bergen-Belsen, Neuengamme, Sachsenhausen, Ravensbrück, Flossenbürg en Dachau.
XCBuchenwald (zie kaart XVI op pag. 1219) was het eerste concentratiekamp dat door de Geallieerden werd bevrijd: op II april door het diep in de richting van de Elbe doorstotende Amerikaanse Derde Leger.
XCIn dit kamp waren gevangenen er in geslaagd, een kleine hoeveelheid wapens bijeen te brengen en te verbergen. Daartoe was gebruik gemaakt van de verwarring die gevolg was geweest van het bombardement door de Amerikanen eind augustus '44 (een bombardement dat, gelijk in hoofdstuk 10 vermeld, aan honderden gevangenen het leven had gekost): uit een depot van de SS was een aantal geweren, karabijnen, pistolen en handgranaten het kamp binnengesmokkeld en daar begraven of ingemetseld - men had ook zelf primitieve handgranaten vervaardigd. Veel was het niet, en de twee groepen welke gewapend verzet gingen voorbereiden: een cornmunistische, die zulks in opdracht van het communistische Internationale Lagerkomitee deed, en een meer algemene, wisten beide dat zij geen kans hadden om de strijd tegen de uit enkele duizenden militairen bestaande bewakings-SS lange tijd vol te houden. Niettemin werd verzet voorbereid voor het geval de Lagerkommandant er toe zou overgaan, het gehele kamp te evacueren of het met alle gevangenen te vernietigen - in de eerste maanden van '45 sijpelde door, dat daar, in geval bevrijdingstroepen zouden naderen, opdracht toe was gegeven. Eind maart werd de Lagerkommandant ingelicht over de nieuwe instructies welke uit Himmlers eerste koerswijziging waren voortgevloeid: alle gevangenen moesten ter plaatse blijven, tegen de Joden onder hen mochten geen speciale maatregelen worden getroffen en Buchenwald diende ordelijk aan de Geallieerden te worden overgedragen. Hij besloot zich niet aan die nieuwe instructies te houden, zij het dat hij toch wel ging aarzelen om de vroegere volledig uit te voeren. 121
XCOp 3 april zei de Lagerkommandant aan de Duitse kampfunctionarissen dat hij het kamp zonder tegenstand aan de Amerikanen zou overgeven maar de volgende dag alleek het alsof hij van die door alle gevangenen met enthousiasme ontvangen beslissing was teruggekomen. 'In de namiddag', aldus Hemelrijk,
XC'schetterde plotseling door de luidsprekers het hatelijke bevel: 'Achtung! Achtung! Alle juden sofort anireten auf den Appelplatz!', twee- of driemaal herhaald. De indruk was verpletterend; verbeten woede verstrakte de gezichten; een zenuwachtige opwinding golfde over het kamp. Het eerste massale doodvonnis was uitgeroepen'. Wat zou er gebeuren? Er waren naar schatting nog achtduizend Joden in het kamp.' Wij keken door de ramen met trillende ledematen; de straten waren leeg; alleen vluchtende Joden renden voorbij als opgejaagd wild om ergens een schuilplaats te zoeken, in een Christen barak, onder de vloer, of in een riool." Niemand ging naar de appèlplaats. Dat was iets ongehoords! Voor het eerst in de geschiedenis van Buchenwald werd een SS-bevel niet uitgevoerd door gevangenen."
XCNa anderhalf uur weerklonk een nieuw bevel: de Blodealtesten en de (uit gevangenen bestaande) kamppolitie moesten de Joden naar de Ap pellplatz drijven. Ook dit bevel werd genegeerd.
XC'De volgende morgen werden we op de gewone tijd opgeroepen voor het ochtendappèl ... Toen we allen netjes opgesteld stonden, klonk plotseling het verraderlijke bevel: 'Diejudenblocks links abmarschieren' ... Wij keken gespannen toe ... Overal zag je de (Joodse] jongens tussen de Blocks doorsluipen om een heenkomen te zoeken, ofschoon SS'ers, met stokken gewapend, hen listig omsingeld hadden. We keken om en zagen hen door de straten naar beneden vluchten" achtervolgd door SS'ers. Wij moesten blijven staan. Maar de kamppolitie kreeg bevel mee te doen aan de drijfjacht en ging noodgedwongen mee op zoek. Drie uur duurde dit appèl. Telkens zagen we groepjes opgespoorde Joden door stokslagen voortgedreven worden naar de poort."
XCDe meeste Joden vielen de SS in handen: op 7 april werden uit hetJ.J.J.J.J.
J Evenmin als in Sachsenhausen waarheen hij in september '44 was vervoerd, stond Hemelrijk in Buchenwald als Jood geregistreerd. 2 'Ook in de Nederlandse barak', aldus de journalist L. van Looi, 'vluchtte er een half dozijn - de plaatsvervangend blokoudste joeg hen er uit: tè gevaarlijk voor de andere Nederlanders.' (L. van Looi in G. van den Bergh en L. van Looi: p. 61) 3 Hemelrijk: dl. III, p. 71-72. 'Het kamp Buchenwald lag op een berghelling. 5 Hemelrijk: dl. III, p. 72-73.
A1v\VENSllItU('K :r A SÄClISENIIAUSLN e Bcrlijn •• \ ~Oder I POLEN 1.. I, l l'·.... ~S \.~ \"':.._~'" l ''c. j\ . ~1 I
XCXVI. De concentratiekampen in de laatste weleen van het Derde Rijk Rode stippellijn: de posities die váár de laatste offensieven uierden ingenomen door de Geallieerde legers en het Rode Leger. Rode lijn: de posities van de Geallieerde legers ten tijde van Duitslands capitulatie. Zwarte stippellijn: westelijke grens van de Russische bezettingszone.
XCoorspronkelijke kamp Buchenwald ruim drieduizend te voet of per trein naar Flossenbürg afgevoerd, andere duizenden werden eveneens op 7 april en op de drie volgende dagen geëvacueerd naar of in de richting van Flossenbürg, Dachau ofTheresienstadt - de groepen die op de dagen 7 t.e.rn. 10 april vertrokken, bestonden evenwel, de eerste ruim driedui121 9 .' '. /'. //I:
zend uitgezonderd, niet alleen uit Joden: het waren voor ongeveer de helft gevangenen, Joden èn niet-Joden, uit het aan het oorspronkelijke kamp toegevoegde Kleine Lager waarin nog begin april gevangenen uit tal van Aussenkommandos waren binnengebracht', voor de andere helft gevangenen, allen niet-Joden, uit het oorspronkelijke kamp. Ook in het Kleine Lager waren de gevangenen die de SS wilde afvoeren, met hulp van de kamppolitie (en de eveneens uit gevangenen bestaande kampbrandweer) bijeengedreven: 'een zeer beschamend schouwspel, een weerzinwekkend werk!', schrijft van Looi (de Nederlanders die tot de kamppolitie en de kampbrandweer behoorden, weigerden er aan mee te doen).
XC'In lange rijen strompelden de veroordeelden naar de appèlplaats, gezonden en zieken en halfdoden, allen uitgehongerd. In niet veel meer dan lompen gekleed, met de doodsangst in de ogen. Velen probeerden door de afsluitende linies heen te breken en daar waar geen Duitse gevangenenpolitie stond, lukte dat ook wel. Maar waar Duitsers stonden, werden zij meedogenloos teruggedreven."
XCIn totaal werden uit Buchenwald acht-en-twintigduizend gevangenen geëvacueerd, de grootste groep (bijna tienduizend gevangenen) naar Dachau in twee treinen die respectievelijk op 8 en 9 april Buchenwald verlieten.
XCHeeft de gevangenen-hiërarchie in het oorspronkelijke kamp gehoopt dat zij voldoende tijd zou winnen als zij medewerking verleende bij het bijeendrijven van de Joden in bet oorspronkelijke kamp en van een groot deel van de gevangenen in het Kleine Lager? Die hoop ging niet in vervulling.
XCIn bet oorspronkelijke kamp kon men één kleine groep redden: zes-en-veertig gevangenen, onder hen enkele Nederlanders, die persoon voor persoon werden opgeroepen, zich bij de poort aan te melden en die, daar was men zeker van (de meesten hadden moeten werken in de afdeling van het Revier waar medische proeven op gevangenen waren genomen), geëxecuteerd zouden worden - vijf-en-veertig doken onderJ.J.
I Daaronder ook een groep van ca. vijftienhonderd gevangenen uit het Ohrdruf: (de bouw van een nieuw hoofdkwartier voor Hitler). was op 3 aprilontruimd; de vijftienhonderd waren de overlevenden van vierduizend die, met slechts één nacht rust, drie etmalen lang te voet naar Buchenwald waren voortgedreven. 2 L. van Looi in G. van den Bergh en L. van Looi: p. 61.
een valse naam in het Kleine Lager onder, één: de Duitser Eugen Kogan, werd in een kist het kamp uitgesmokkeld. hield zich een dag en een nacht schuil bij een Nederlandse vrouw die in het nabije stadje Weimar woonde en ging vervolgens bij de voorhoede van het Amerikaanse Derde Leger op spoed aandringen. Inmiddels waren de eerste grote groepen uit het oorspronkelijke kamp Buchenwald weggevoerd. Op 8 april eiste de SS dat enkele duizenden gevangenen voor transport zouden worden aangewezen. 'Uit de Nederlandse barak'(Block 40)'wees', aldus van Looi,
XC'de blokoudste een aantal mannen aan die men 'asocialen' noemde, hetgeen .. voor een deel van hen wel een juiste benaming was. Er heerste grote opwinding in het blok en er was ook protest. Wij hadden immers besloten om geen ontruiming toe te laten? Men ... kreeg het gevoel dat men er toe gebracht werd, medegevangenen te verraden. Doch de grote spanning en de haast waarmee het besluit werd uitgevoerd, lieten geen gelegenheid tot besprekingen - in vijf minuten stonden de veroordeelden aangetreden om naar de appèlplaats te worden gebracht."
XCOok in andere Blocks kwam het tot disputen. Dat ging de SS vervelen; een grote gewapende macht werd om het kamp samengetrokken en gewapende SS'ers rukten naar binnen om alle gevangenen te dwingen naar de Appellplatz te gaan. Uit de rijen van diegenen die daar opgesteld stonden, werd Hemelrijk door van Looi, die lid was van de kampbrandweer, naar Block 40 teruggebracht, 'er waren ', schrijft hij, 'nog slechts tachtig à honderd man over, n1.de veertig communisten, die buiten weten van de anderen een onderduikadres hadden gehad, mannen van de politie, de brandweer en andere vrijgestelden zoals bijv. ziekenhuis- en keukenpersoneel, en handige lieden die zich ergens schuil hadden gehouden." Alle vrijgestelden hadden witte banden gekregen - Nederlandse vrijgestelde gevangenen, onder wie enkele leden van de in '40 gearresteerde 'Geuzen' -groep, zamelden die banden bij anderen in, gingen ze ook namaken, drongen de volgende dag, 9 april, door in de fabriekshal waarin de voor afvoer bestemde gevangenen waren samengebracht, en wisten verscheidenen. nu ook met een witte band getooid (onder hen het vroegere vrijzinnig-democratische lid van de Tweede Kamer mr. A. M. ]oekes), naar Block 40 terug te brengen. 'Zij die toen teruggehaald werden, hadden', vernam Hemelrijk, 'een verschrikkelijkeJ.
, A.v., p. 62. 2 Hemelrijk: dl. III, p. 78.
nacht meegemaakt. Rovende en moordende troepjes desperado's (Oekraïners, Russen en Polen) overvielen ieder die bagage had. Er werden verbitterde gevechten geleverd om kleren en eten. Men struikelde over de lijken."
XCOp 10 april werd uit de gevangenen van het oorspronkelijke kamp opnieuween groot transport samengesteld: meer dan negenduizend gevangenen die te voet werden afgevoerd. Van de Nederlanders hadden de meesten zich kunnen schuilhouden, wetend overigens dat zulks, nu er zoveel minder gevangenen in het oorspronkelijke kamp waren, de volgende dag nauwelijks mogelijk zou zijn.
XCDie I Ide april werd een dag van intense spanning. 'Om negen uur 's morgens', aldus Hemelrijk, 'gierde de sirene voor het eerste luchtalarm' (sinds begin april was in het kamp dagelijks herhaalde malen luchtalarm gegeven).
XC'Tachtig man zaten in de dagzaal verspreid op het laatste oordeel te wachten (de veertig communisten waren op hun schuiladres gebleven). De lucht trilde mee met hun trillende harten ... Ieder telde als het ware zijn knopen: dood -leven, dood -leven. Na enige uren klonk weer de sirene, maar nu met een ander geluid: een schril en onbekend signaal. 'Dat betekent Feind in Siehl', zei er een. En de barak begon te sidderen van spanning en hoop. Tot plotseling wéér de luidspreker ons hevig opschrikte, zoals ze de vorige dagen gedaan had met dezelfde schetterende omroepstem: "Achtung! Achtungl Alle - " het was alsof je bodemloos diep wegzonk, één ogenblik maar, want wat er op volgde zwiepte met één ruk alle twijfel weg: 'Alle SS-Angehörigen sofort aus dem Lager!' Gejuich brak los en een machtige ontroering ... We keken door de ramen met andere ogen en uitbundig gemoed en we zagen het mooiste schouwspel van ons leven: langs het prikkeldraad in de verte zagen we de SS met pakken en koffers vluchten."
XCNu werden de wapens te voorschijn gehaald - binnen de versperring (daar buiten raakten groepjes SS'ers in gevecht met de naderende Amerikanen) waren de gevangenen heer en meester van het kamp. Er werd een grote witte vlag op de toren gehesen en opeens hoorde men de stem van de Lageri:ilteste: 'Die SS hat das Lager verlassen! Wir sind frei!' Hemelrijk:
XC'Hoe we op de appèlplaats zijn gekomen, weet ik niet meer. Verbijsterd en aangedaan door de orkaan van vreugde stond ik te kijken aan de kant ... Alles zong en schreeuwde door elkaar, sloeg wild de armen in de lucht of danste
1 A.V. 2 A.V., p. 81.
geestdriftig van uitgelatenheid. Mannen omhelsden en kusten elkaar. Stillere naturen stonden er bij, terwijl hun de tranen over de wangen liepen."
XCOm half vier's middags reden de eerste Amerikanen het kamp binnen. Slechts met moeite kwamen zij in de barak waarin zich het nu openlijk optredende Internationale Lagerkomitee bevond. Dat comité liet onmiddellijk rode doeken uit de verlaten SS -kazernes halen en binnen enkele uren was het gehele kamp een zee van rode vlaggen. Velen onder de bevrijde Nederlandse gevangenen ergerden zich er aan, daags daarna 'kreeg', aldus Hemelrijk,
XC'elke Nederlander die dat wenste, een lapje rood-wit-blauw, om op zijn jas of muts te naaien als nationaal herkenningsteken. De communisten wilden er niet aan meedoen. Maar die negatieve houding was een beetje voorbarig. Want binnen vier-en-twintig uur vroegen dezelfde mensen verlegen, waar zij zo'n lapje krijgen konden. Blijkbaar had de leiding ... het niet tactisch gevonden, zich als een kleine minderheid nu al zo duidelijk van de natie af te zonderen. Het was in zijn onbeduidendheid toch een zeer tekenend voorval."
XCOnder de een-en-twintigduizend gevangenen die in Buchenwald werden bevrijd, bevonden zich driehonderdtachtig Nederlanders. Verscheidenen onder hen die in het Revier lagen of te zwak waren geweest, het Kleine Lager te verlaten, waren er slecht aan toe. In dat Revier en in het Kleine Lager liepen Amerikaanse militairen en Geallieerde oorlogscorrespondenten verbijsterd rond het waren de reportages van die oorlogscorrespondenten, de foto's ook waarop men uitgemergelde gevangenen op hun kot zag liggen, die in de Geallieerde en neutrale wereld velen voor het eerst een beeld gaven van wat in de concentratiekampen was geschied.
XCTerecht hadden de gevangenen aangevoeld dat wie uit Buchenwald werd weggevoerd, grote kans liep om, met de bevrijding in zicht, toch nog het leven te verliezen. Wat er geschied is met de gevangenen die uit Aussenkommandos van Buchenwald rechtstreeks werden geëvacueerd, is122
'A.v. 2 A.v., p.
niet precies bekend. Wat Ohrdruf (S III) betreft, vermeldden wij de stoet van vierduizend man van wie vijf-en-twintighonderd vóór de aankomst in Buchenwald bezweken of werden doodgeschoten - er zijn uit Ohrdruf evenwelook stoeten in andere richtingen gedreven en volgens sommige berichten zijn in dat Aussenkommando tevens grote aantallen gevangenen op het laatst geliquideerd. Uit Schwalbe, dat op ca. 30 km van Buchenwald ligt, gingen uit de daar bestaande Aussenleommandos op 14 april ca. veertienhonderd gevangenen (onder hen acht Nederlanders) te voet op weg naar Theresienstadt, dwars door Saksen en het Sudetengebergte - toen aan deze groep ergens in het noordwesten van Tsjechoslowakije in de ochtend van de 8ste mei bleek dat de SS-bewakers er vandoor waren gegaan, waren van de ca. veertienhonderd gevangenen nog maar zevenen-tachtig bijeen; wij willen aannemen dat velen er in waren geslaagd te vluchten, maar talrijke anderen waren op de lange voettocht doodgeschoten of bezweken.
XCEen trein met Joodse gevangenen die op 7 april Weimar verliet, kwam pas elf dagen later in Theresienstadt aan. 'Dit was een vreselijke reis', aldus een Nederlandse gedeporteerde. 'Ik zelf heb twee of drie doden op elkaar gelegd om op te slapen. ZÓ werden we." Een andere trein die eveneens op de 7de wegreed in de richting van Flossenbürg, werd onderweg door de Amerikanen gebombardeerd hetgeen aan ca. vijfhonderd gevangenen (en ca. zestig SS'ers) het leven kostte. 'Van slapen', schreef later een Nederlandse gevangene,
XC'komt niets ... Steeds weer wordt er gevochten. Mensen die ik in Buchenwald als kalm en bezadigd heb leren kennen, slaan en stompen al even hard als de rest. leder individu beschouwt de ander als zijn vijand ... Overal zit je knel en opgesloten, van achteren, van voren en aan weerskanten. Gek werd je er van op de duur.?
XCDeze groep gevangenen moest het laatste deel van de route naar Flossenbürg te voet afleggen; toen dit kamp op 19 april werd bereikt, bleek dat van de ruim vijfduizend gevangenen die in drie treintransporten naar Flossenbürg hadden moeten vertrekken, slechts drieduizend waren aangekomen.
XCLanger nog dan naar Flossen bürg duurde de treinreis naar Dachau: de trein die op 9 april Weimar had verlaten, deed er achttien dagen over,J.122
I 'Verslag van mededelingen van Pampel' (12 sept. 1947), p. 6 (GC). 2 K. de Wijs: 'De tocht der gedoemden', p. 35 (a.v.).
die welke op 8 april was weggereden, zelfs twintig. Van de acht-enveertighonderd gevangenen die in de trein van de çde opgesloten waren, bleef bijna niemand in leven, van de acht-en-veertighonderd gevangenen in de trein van de 8ste bezweken onderweg zes-en-dertighonderd en van de twaalfhonderd die nog in leven waren, stierven velen kort na aankomst.
XCOvereenkomstige aantallen slachtoffers vielen in de groepen die te voet werden voortgedreven. Een groep van vier-en-twintighonderd Joodse gedeporteerden die op 7 april het Kleine Lager van Buchenwald verliet ('direct buiten het Lager werden er al honderd man die uitvielen, doodgeschoten"); werd eerst te voet naar Flossenbürg en vervolgens op 19 april (inmiddels was Himmlers laatste bevelontvangen: 'Kein Häfiling dar] lebendig in die Hände des Feindes fallen') vandaar naar Dachau voortgedreven. 'Schieten, schieten, schieten', schreef na de bevrijding een overlevende die elke dag had geconstateerd dat er talloze slachtoffers vielen
XC'Tijdens de rust op een nat grasveld vinden wij twee van onze kameraden terug. Waar is de derde? Lang meegesleept, zeggen zij, eindelijk laten vallen. Daarna: nekschot. Tegen de middag gaan we weer op mars. Het begint te motregenen en te waaien. Daarna storm met plasregen. Geen rust meer. Drijfnat marcheren wij voort ... Grote vrachtwagens met materiaal en vluchtende SS rijden ons achterop ... Wij lopen nu verder automatisch, met knikkende knieën en doezelhoofden. Verkleumd en drijfnat. De hele nacht geen rust. Een paar uur voor zonsopgang wordt het droog. Koude, harde wind .
XC. .. Een onzer vrienden gaat steeds meer waggelen en laat zich vallen. Wij sjorren hem omhoog en slepen hem ongeveer een uur voort. Wij komen daardoor op een gevaarlijke plaats, namelijk aan de staart van de colonne. Wij dragen hem een vijftig meter en zijn dan uitgeput. Dus laten vallen. Dat is echter in de bewoonde wereld verboden. Wij worden gelast hem verder te dragen, anders gaan wij er alle vier aan ... De discussie duurt ... zo lang dat een handwagen, door gevangenen voortgeduwd en beladen met rugzakken van de SS, ons inhaalt. Dat is een kans. Wij mogen onze kameraad er op leggen. Hij slaapt onmiddellijk in. En wij duwen. Ontzettend! Af en toe een por in de rug met een geweerloop. Oppassen! Niet vallen, anders ben je dood. De SS-lieden smoezen alover ons, dus weer een schepje er bovenop .
XC. .. Even buiten het dorp wordt onze kameraad bij één been van de wagen gesleurd en doodgeschoten. Het was een gave kerel van twee-en-twintig jaar, die met een rust van een kwartiertje heel wat opgeknapt zou zijn."J.
I 'Verslag van mededelingen van A. Philip' (r6 juni 1947), p. 8 (a.v.). 2 Anoniem verslag in G. van den Bergh en L. van Looi: p.69-7 0.
XCAan diegenen die uit de groep van vier-en-twintighonderd Flossenbürg hadden bereikt, waren aldaar nog talrijke gevangenen van Flossenbürg toegevoegd, zodat een stoet van ca. vierduizend gevangenen was ontstaan; van hen waren tenslotte nog maar ca. honderdzeventig bijeen die, toen de SS'ers aanstalten maakten, ook hen dood te schieten, gered werden door mannen van de Feldgendarmerie die hen in een interneringskamp onderbrachten.
XCIn het kampcomplex Dora in de Harz (officieel: het Konzentrationslager Mittelbau) zaten begin april '45 ca.veertigduizend gevangenen opgesloten. Onduidelijk is of de richtlijnen die uit Himmlers eerste koerswijziging voortvloeiden, tot de Lagerkommandant zijn doorgedrongen - vast staat dat hij handelde alsof hij ze niet had ontvangen.
XCOp 4 april (dezelfde dag waarop bij het Amerikaanse luchtbombardement van het nabije Nordhausen vijftienhonderd gevangenen, voor wie in een deel van een kazerne een nood-Revier was geïmproviseerd, om het leven kwamen) werd bevel gegeven dat alle Joden en Russen (vooral die laatsten hadden bij het assembleren van V-wapens sabotage bedreven) bijeengedreven moesten worden; aldus geschiedde onder getier, geschreeuw en slagen. De bijeengedrevenen werden afgevoerd naar een nabij station - zij zijn vermoedelijk allen doodgeschoten. Op de avond van diezelfde dag werd een aantal Duitse communisten die bij het illegale werk in het kampcomplex betrokken waren geweest, met een nekschot gedood - terzelfdertijd werd bevel gegeven, het gehele complex te ontruimen. Die ontruiming begon in de nacht van de 4de op de yde april en was op de óde voltooid. In het Revier van Dora bevonden zich toen nog ca. zeshonderd zieke gevangenen, in de goeddeels verwoeste kazerne van N ordhausen ca. vierhonderd. Die duizend zieken werden op I I april door de Amerikanen bevrijd.
XCDe meeste andere gevangenen werden per trein afgevoerd. Vijf-entwintigtot dertigduizend werden op 5 en 6 april in omstreeks tien goederentreinen geladen die enkele dagen later, na onderweg herhaaldelijk door de Geallieerde luchtmacht te zijn bestookt, Bergen-Belsen bereikten - de gevangenen werden daar ondergebracht in de kazernes van de Wehrmacht die een paar kilometer van het concentratiekamp verwijderd waren. Een andere trein met gevangenen uit Dora reed naar
Ravensbrück, nàg een trein met gevangenen uit het Aussenkommando Ellrich naar Sachsenhausen, een derde trein bleef in de Harz steken, een vierde bereikte na een lange omweg Mauthausen.
XCZowel uit Dora zelf als uit talrijke Aussenkommandos werden evenwel ook gevangenen te voet afgevoerd, allen in noordelijke richting. Voor velen waren de hellingen van de Harz te zwaar: zij werden doodgeschoten. Anderen ontsnapten. Benoorden de Harz werd verder gemarcheerd in de richting van de Lüneburger heide en van Mecklenburg. Van de groepen die naar Mecklenburg onderweg waren, werd één, die nog ruim duizend gevangenen telde (onder hen enkele Nederlanders) bij Gardelegen (zie kaart XVI op pag. 1219) op 13 april door de SS na overleg met de Kreisleiter van de NSDAP in een schuur gepropt waar met benzine doordrenkt stro op de vloer lag. Dat stro werd tweemaal aangestoken - tweemaal wisten de gevangenen de brand met hun blote handen te doven. Vervolgens werden handgranaten en signaalbommen naar binnen geworpen; de brand die toen ontstond, kon niet meer worden geblust - niet meer dan twintig gevangenen werden daags daarna door de Amerikanen nog in leven aangetroffen. Er was ook nog een groep gevangenen uit het Dora-complex die te voet Maagdenburg bereikte - deze groep werd per schip via de Elbe en het Trave-kanaal (zie kaart XVI op pag. 1219) naar Lübeck overgebracht waar toen al duizenden uit Neuengamme geëvacueerde gevangenen waren aangekomen. Wat met al die in Lübeck aanwezige gevangenen is geschied, zullen wij straks beschrijven.
XCWij vermeldden zojuist dat vijf-en-twintigtot dertigduizend gevangenen van hetenkele dagen na 56 april in de bij Bergen-Belsen gelegenwerden opgesloten. Het kampcomplex Bergen-Belsen zelf was propvol. Dehad maar één groep gevangenen geëvacueerd: de Joden uit hetIn heten in hetenwaar in de voorafgaande maanden omstreeks vijf-en-dertigduizend gevangenen waren bezweken, was vrijwel niets meer te eten en was nauwelijks iets te drinken. Er woedde een vlektyphus-epidemie en talloze gevangenen leden aan tbc en dysenterie. In de eerste helft van april hadden tweeduizend gevangenen zesduizend lijken in vier enorme rechthoekige kuilen moeten werpen. 122
XCToen kort na de lode april bleek dat het Britse Tweede Leger snel in de richting van Bergen-Belsen oprukte, wilde een deel van de kamp-SS alle gevangenen evacueren. Met steun evenwel van enkele Wehrmacht officieren wist SS-Obersturmbannjührer Becher (Himmlers verbindingsman in de besprekingen met de Zwitser Saly Mayer en de Amerikaan McClelland) te bereiken dat de kamp-SS er accoord mee ging dat het gebied waarin het concentratiekamp lag, zou worden geneutraliseerd; namens de Geallieerden traden hierbij enkele officieren op die zich in een nabij krijgsgevangenenkamp bevonden. Op last van die officieren verlieten de bewakings-SS'ers en een deel van de kamp-SS op 13 april het gehele complex - de bewaking werd er overgenomen door militairen van de Wehrmacht. Bezuiden het geneutraliseerde gebied werd op 13 en 14 april nog hevig gevochten, maar op de r yde bereikte het Britse Tweede Lager de kazernes waarna het de verantwoordelijkheid voor het geneutraliseerde gebied overnam.
XCEr werden die dag door de geëvacueerden uit het Dora-complex korte metten gemaakt met de Kapo's die hun het leven zuur hadden gemaakt: tegen de tweehonderd werden er doodgeslagen. Daar hadden de gevangenen in het Frauenlager en in het HäJtlingslager I en II de kracht niet voor. Wie hunner zich nog kon voortbewegen, ging op zoek naar levensmiddelen. De magazijnen van SS en Wehrmacht werden geplunderd - enkele duizenden gevangenen deden zich zo te goed aan het veel te zware voedsel dat zij stierven. Op de rode kwamen de eerste vrachtauto's met levensmiddelen van het Engelse leger in het kamp aan: conservenblikjes met vlees en worst - voedsel dat eveneens veel te zwaar was en nieuwe slachtoffers eiste. De eerste Engelse medische eenheid arriveerde op de 17de; zij stond voor een herculische taak maar nam die met energie ter hand. Uit Engeland werden teams van het Rode Kruis ontboden en spoedig kwamen ook hulpkrachten die men eerst naar het B-2-gebied in Nederland had willen zenden: bijna honderd medische studenten uit Engeland en een Rode Kruis-team uit Zwitserland. De vlektyphusepidemie werd bedwongen door de ca. vijftigduizend gevangenen die men in totaal in Bergen-Belsen had aangetroffen, te ontluizen; elk kreeg bovendien nieuwe, zij het vaak hoogst primitieve kleren. Spoedig werd ook het voedsel aangevoerd dat nog voor de zwaksten onder de pas bevrijde gevangenen geschikt was.'
XC'Ook hier bleek evenwel het speciale eiwit-preparaat dat voor het B-2-gebied was geproduceerd, niet te deugen: het smaakte zo vies dat het zelfs door wie uitgehongerd was, werd geweigerd.
XCIn de SS-apotheek van het concentratiekamp werd een eerste ziekenbarak geïmproviseerd - enkele dagen later begon men van de slaapzalen van de kazernes ziekenzalen te maken; zes dagen na de bevrij ding werden er de eerste patiënten heengebracht. Spoedig konden er veertienhonderd tegelijk worden verpleegd. Trouwens, geleidelijk werden alle barakken van het concentratiekamp ontruimd (smerig en verluisd als zij waren, werden zij, toen het kamp leeg was, in brand gestoken) en diegenen die ter plaatse moesten blijven, werden in het kazernecomplex ondergebracht.
XCEr werden, gelijk vermeld, in het kampcomplex Bergen-Belsen ca. vijftigduizend gevangenen bevrijd. Van hen stierven er in de eerste twee weken na de bevrijding omstreeks dertienduizend en in de weken die volgden, nog eens vijfduizend.
XCDiep schokkend waren, ook uit Bergen-Belsen, de reportages van oorlogscorrespondenten, de foto's, de filmopnamen. Men las in de Geallieerde en de neutrale wereld over de kuilen waarin de lijken van duizenden gevangenen waren gesmeten; over vervuilde barakken waar tot op het bot vermagerde gevangenen lagen te sterven; over smerige terreinen waarover anderen, gekleed in lompen die krioelden van de luizen, met het laatste restje van hun krachten voortkropen op zoek naar een eetbare wortel of een plas regenwater, men zàg de beelden in de kranten en in de bioscoop - 'Belsen' werd een begrip.
XCHet Austauschlager Bergen-Belsen was op het laatst geëvacueerd. Op 6 april was daar van Berlijn uit bevel toe gegeven: allemoesten naar Theresienstadt worden overgebracht. Drie treintransporten werden samengesteld, respectievelijk op 6, 7 en 9 april. Elk van die treinen telde ongeveer vier-en-twintighonderd personen. De tweede trein, die van de 7de, hoofdzakelijk met Hongaarse Joden gevuld, is spoorloos verdwenen; de eerste, die van de 6de, waarin zich o.m. ca. honderdtachtig Joden uit Nederland bevonden, deed er zeven dagen over om de afstand tot Maagdenburg afte leggen (omstreekskm) - in de nabijheid van die stad werden de gevangenen opapril door de Amerikanen bevrijd. De derde trein werd gevuld met ruim tweeduizend uit Nederland afkomstige Joden van wie verscheidenen en met driehonderd Hongaarse J oden die allen ernstig ziek waren.
12
XCDie derde trein bestond uit afgedankte personen- en oude gesloten goederenwagons. Het inladen begon op 9 april maar de trein zette zich pas in de nacht van de rode op de I Ide in beweging. Renata Laqueur kwam in de 'ziekenwagon' terecht: een goederenwagon (met enkele ramen en een wc) waarin hoogstens dertig personen konden liggen - in de wagon werden er zeven-en-vijftig gepropt: 'mensen met vlektyphus, pleuritis, etterende wonden, tbc en allen meer of minder uitgeput met zware oedemen, en allen verluisd." Het transport kreeg reisproviand mee voor één dag. In de buurt van Hamburg werd de trein door Geallieerde jagers beschoten (vier doden, meer dan twintig gewonden) - nadien werden witte lakens over de daken gespannen en witte vlaggen op de balkons gezet. Bijna veertien dagen reed de trein met grote tussenpozen in zuidoostelijke richting, 'een trein' schrijft Herzberg, 'vol gierende wanhoop, langs verwoeste steden en dorpen, langs de ruïnes van Berlijn met op de muren: 'Berlin kämpjt, arbeitet und steht', langs gecamoufleerde batterijen, waar de volgende dag het front zou zijn." M en toe, als de trein stilstond, verleende de Zugführer verlof, drinkwater en voedsel te halen dat dan op vuurtjes werd gekookt, soms ook werden tijdens zulk een pauze opeens levensmiddelen die de Zugführer had weten te vinden, uitgedeeld: een stuk brood, een portie zuurkool, een augurk - eens werden 900 eieren verloot. Natuurlijk steeg de nood van dag tot dag. Voor sommigen was dat geen reden om niet hulpvaardig en medelevend te blijven: 'Ouders', aldus Presser, 'verzorgden kinderen ... , gezonden (wie was gezond?) zieken; men steunde, voedde, reinigde ouden van dagen, vrienden hielpen vrienden." Er waren ook anderen. 'Ik heb', schreef Renata Laqueur, 'de wildste demoralisatie, lijkenschennis, prostitutie, egoïsme en misdadigheid gezien."
XCAan de Zugfiihrer moet vrij spoedig duidelijk zijn geworden dat hij Theresienstadt onmogelijk kon bereiken. Toen hij met zijn trein in Tröbitz stond, ca. 60 km ten oosten van Leipzig (zie kaart XVI op pag. 1219) en hij het Rode Leger in de nabijheid wist, gaf hij er de brui aan. De trein blééf staan. Hij was bijna twee weken onderweg geweest; tweehonderd inzittenden waren bezweken. De overlevenden werden door de Russen in Tröbitz ondergebracht. 'In het warme ontbloeiende voorjaar ... liepen de mensen', aldus Herzberg, 'huiverend van koorts,J.J.
I Renata Lagueur: p. 113. 2 A. Herzberg: (1946), p. 81. 3 Presser: dl. II, p. 476. 4 Re nata Lagueur: p. 127.
ziekte, verdriet en verlangen door de paar eenzame straten van het dorp. Het leek wel of er aan het sterven geen eind kwam' (de vlektyphus eiste onder de Nederlanders nog bijna honderdzestig slachtoffers). 'Er zijn, met hulp der Russen, hospitalen ingericht en een tweetalomvangrijke Joodse begraafplaatsen.' 1 De repatriëring liet op zich wachten, week na week.
XCTerwijl, zoals men zag, de meeste gevangenen van Bergen-Belsen ter plaatse bleven, geschiedde met de gevangenen van het Neuengammecomplex het tegendeel: zij werden bij de nadering van het Britse Tweede Leger geëvacueerd. Die evacuaties begonnen zodra Montgomery over de Rijn was (23 maart).
XCOp 30 maart gingen uit het hoofdkamp ca. vijf-en-dertighonderd zieke gevangenen in open goederenwagons op weg naar een gedeelte van een kamp van Franse krijgsgevangenen te Sandbostel, ca. 50 km ten westen van Hamburg (zie kaart XVI op pag. 1219). De reis duurde acht dagen, er waren twaalfhonderd doden. De overlevenden kwamen in lege barakken terecht; het kampgedeelte was, aldus een Nederlandse arts, uitgekozen omdat krachtens een bevel van Himmler (het bevel werd aan de Nederlander getoond door een arts van de Wehrmacht'i, alle zieke gevangenen met inbegrip van de artsen en de verplegers geliquideerd moesten worden." 'Dat', aldus de Nederlander, 'deze massamoord van zieken en doktoren niet is doorgegaan, vindt zijn oorzaak in de angst van de SS voor de reeds uitgebroken vlektyphus." Later, n1. op 18 april, kwamen in Sandbostel nog twee andere treinen met gevangenen aan die het Neuengamme-complex respectievelijk op 8 en IQ april hadden verlaten met bestemming Bergen-Belsen - beide treinen waren naar Sandbostel gedirigeerd. Er belandden daar in totaal ca. zesduizend gevangenen, van wie (na hevig verzet dat de SS met vuurwapens brak) de vierhonderd meest validen werden afgevoerd naar Flensburg. Na hun vertrek werd het kamp een volledige chaos. Bij de bevrijding (24 april) bleken zichJ.J.
I A. Herzberg: p. 285. 2 Omtrent dit bevel, dat wel moet zijn uitgegaan in de periode vóór HimmJers eerste koerswijziging, is niets naders be kend. 3 B. van der Weyden in A. Dubois: (1946), p.225.
onder de aanwezige ca. vijf-en-vijftighonderd gevangenen ruim driehonderddertig Nederlanders te bevinden. Vóór en na de bevrij ding zij n in Sandbostel negen-en-tachtig Nederlanders overleden.
XCNiet alleen in Sandbostel kwamen gevangenen uit het Neuengammecomplex terecht maar ook in Ravensbrück. In één wagon, een open kolenwagon, werden bij het transport naar Ravensbrück acht Nederlanders (onder hen enkele Puttenaren) ingeladen. De reis naar Ravensbrück duurde een week, 'de gehele week', aldus een Puttenaar,
XC'geen druppel drinken, alleen de eerste drie dagen een minimaal klein stukje brood, de andere dagen totaal niets ... Dorst lijden vooral was verschrikkelijk, onze tong was als uitgedroogd leer en wij hadden geen speeksel meer in de mond. Ik heb verschillende keren gezien dat mijn medegevangenen hun eigen urine met grote gulzigheid opdronken. De mensen hadden alle begrip verloren, zodat bijna niemand zich meer om de ander bekommerde, enkele kameraden uitgezonderd."
XCUit het voorafgaande is duidelijk dat ook devan Neuengamme zich niets aantrok van de bevelen welke uit Himmlers eerste koerswijziging waren voortgevloeid: Neuengamme werd even grondig ontruimd als Auschwitz-Birkenau en Gross-Rosen - de gevolgen daarvan zijn voor de gevangenen van N euengamme bij uitstek katastrofaal geweest.
XCIn de eerste en tweede week van april werden de gevangenen die in de meer zuidelijk gelegenvan het Neuengammecomplex werkten, noord- en noordoostwaarts vervoerd: sommigen naar Bergen-Belsen", de meesten naar het hoofdkamp. In dat hoofdkamp was men toen al druk bezig, alle kartotheekkaarten en overige administratieve bescheiden te verbranden. De volledige ontruiming van het kamp begon opapril, korte tijd dus nadat enkele duizenden Noorse gevangenen die in een apart kampgedeelte opgesloten waren, tot verbazing (en intense , J.weten te verbergen; deze ooggetuige, diep geschokt door wat hij had moeten aan
19 Donker in: p. 146. 2 De in één kamp, het Mühlenberg, achterblijvende zieken werden door de SS doodgeschoten - een misdaad die gadegeslagen is door een Nederlandse gevangene die zich in een schoorsteen had
jaloezie!) van de overige gevangenen in autobussen van het Zweedse Rode Kruis hadden mogen stappen. De algemene ontruiming van Neuengamme duurde enkele dagen: de meeste gevangenen werden in goederentreinen naar Lübeck gebracht, een deel bleef achter om de vernietiging van de kampadministratie te voltooien. Uit die achterblijvers, hoofdzakelijk Duitsers, traden op het laatst nog een kleine vierhonderd tot de Waffen-SS toe, de overigen werden te voet noordwaarts gedreven (en door het Britse Tweede Leger ingehaald en bevrijd).
XCWaarom was Lübeck uitgekozen als het doel waarheen uit het hoofdkamp de meeste gevangenen, ca. tienduizend, werden vervoerd? Het kan zijn dat de Lagerkamrnandant, nu in het bezit van Himmlers nieuwe richtlijnen, besloten had, het gros van zijn gevangenen naar Denemarken of zelfs Noorwegen te verschepen, het kan óók zijn dat hij de mogelijkheid overwoog, de schepen op volle zee tot zinken te brengen. Hoe dat zij, van de zoste april af kwamen op de kaden van Lübeck duizenden gevangenen van Neuengamme terecht mèt (gelijk eerder vermeld) nog een groep die uit het Dara-complex afkomstig was. In de haven lagen drie vrij kleine vrachtschepen: de "Athen', de 'Thielbek' en de 'Elmen harst'. De "Athen' werd op 20 april volgepropt met gevangenen die aan boord gebracht moesten worden van een veel groter schip: het passagiersschip 'Cap Arcana' (bijna 28000 brt), dat samen met een tweede passagiersschip: de 'Deutschland' (22000 brt), ca. vijftien kilometer ten noorden van Lübeck op de rede van Neustadt lag in de Lübecker Bocht, deel van de Oostzee. De 'Cap Arcana' was gebruikt om vluchtelingen uit Oost-Pruisen op te halen, de bemanning was op zeventig man na afgedankt, er was geen radiotelegrafist meer aan boord en de brandstofvoorraad was miniem. De gezagvoerder weigerde, gevangenen aan boord te nemen - de "Athen ' voer naar Lübeck terug. Daags daarna, 21 april, herhaalde zich dat gebeuren: de gezagvoerder van de 'Cap Arcana' bleef bij zijn weigering. Vier dagen later, 25 april, voeren enkele hoge SS officieren opnieuw naar de 'Cap Arcana', n u met een arrestatiebevel voor de gezagvoerder bij zich, voor het geval deze in zijn weigering volhardde. De man gaf zijn verzet op. De SS'ers kwamen tot de conclusie dat men in de ruimen van de 'Cap Arcana' hoogstens drieduizend gevangenen kon opsluiten - het werden er zesduizendvijfhonderd van wie evenwel na enkele dagen tweeduizend (onder wie ca. zestig Nederlanders) weer aan boord van de "Athen' werden opgesloten. Drieduizend gevangenen kwamen in de ruimen van de "Thielbek' terecht. Dat laatste schip voegde zich op 2 mei bij de in de Lübecker Bocht liggende 'Cap Arcana', 'Deutschland' en "Athen', 12
XCIn de ruimen waarin, van 20 april af, gevangenen van Neuengamme opgesloten zaten, ging een volledige anarchie heersen. 'In welk een stank en vervuiling wij daar dag en nacht moesten doorbrengen, zulks', aldus een Nederlander die op 27 april op de 'Athen ' terechtkwam,
XC'tart elke beschrijving ... Zodra we beneden waren en er geen toezicht meer was, begonnen de sterksten zonder meer roofovervallen op de gevangenen te plegen die nog wat eetbaars, zeep of enkele sigaretten rijk waren ... Zo langzamerhand kwam er over mij een gevoel van berusting ... Ik had alleen nog maar medelijden met de mensen die me molesteerden.'!
XCEen ander belandde op de "Athen' in een ruim waar in het midden een aantal totaal uitgeputte gevangenen die men langs een touw had laten zakken, op de bodem waren gelegd; die werden door uitgehongerde Russische gevangenen beroofd. 'Als er', aldus die tweede Nederlander,
XC'een ketel soep in het ruim gelaten werd waarvan ieders deel misschien een kwart liter zou bedragen, was het alsof de hellasbarstte. De hele troep veranderde in één vechtende en tierende kluwen ... Een Kapo sloeg er op in met een roeispaan, echter zonder ook maar het geringste succes."
XCEen derde Nederlander (een van de ca. zestig die uit de 'Cap Arcana' weer naar de 'Athen' waren overgebracht):
XC'Die laatste dagen brachten ons ... op het dieptepunt van ellende en verschrikking. In dezelfde ruimte ... waar wij met ongeveer zestig Hollanders bijeen waren, bevonden zich naar schatting ook ongeveer tweehonderdvijftig Russische gevangenen. Die mensen hebben ons het toch al zo moeilijke leven tot een hel gemaakt. Toen het volslagen duister was geworden, vielen ze ons, met man en macht, als wilde dieren aan. Ze hadden messen of scherp snijdende voorwerpen bij zich en in het donker is een gevecht geleverd op leven en dood, waarbij wij tenslotte ... van al het weinige voedsel dat we nog bij ons hadden, totaal beroofd werden."
XCOp de avond van 2 mei werd dicht bij de 'Athen ' een Duitse U-Boot opgeblazen (het Britse Tweede Leger was Neustadt dicht genaderd). De 'Athen' sloeg lek. Ondanks bedreigingen van de kant van een aan boord zijnde SS-officier hees de gezagvoerder de witte vlag en voer met zijnJ.12
! P. Wiersma: p. 230, 232. 2 H. Rolsma: p. 32. K D. Dijkstra: p. I9.
schip, dat (met de andere schepen) ca. vijf kilometer uit de kust lag, naar de haven van Neustadt. De volgende avond arriveerde daar de voorhoede van het Engelse Tweede Leger: de tweeduizend gevangenen die zich aan boord van de 'Athen' bevonden, waren gered.
XCIn de ochtend van die j de mei waren boven de Lübecker Bocht Engelse jachtbommenwerpers verschenen die opdracht hadden, o.m. alle scheepstransporten over de Oostzee te verhinderen. Zij vielen de 'Deutschland' aan die in brand vloog. Om half drie 's middags verschenen zij opnieuw en nu vormden de 'Thielbek' en de 'Cap Arcana' hun doel. De 'Thielbek', door enkele bommen getroffen, kapseisde en zonk binnen enkele minuten, de ca. drieduizend gevangenen die aan boord waren, mee in de diepte sleurend. Op de 'Cap Arcana', waar de meeste reddingsboten en -vlotten met kogels doorboord waren, braken vrijwelonmiddellijk grote branden uit. Een deel van de gevangenen wist bovendeks te komen. 'In hun radeloze angst', aldus een van de eerder geciteerde Nederlanders die aan boord was van de 'Athen',
XC'springen velen over boord en wie hier tussen terecht komt, is reddeloos verloren. Men grijpt elkaar vast. Zware grote houten voorwerpen worden daar van boven af zo tussen gesmeten ... Als de 'Cap Arcana' zwaar slagzij maakt, vinden velen een plaats op de zijwand van het schip. Totdat de wand te heet wordt en ze het water tegen wil en dank in moéten."
XCTwee Schnellboote van de Kriegsmarine die in Neustadt lagen, waren de enige schepen die drenkelingen gingen oppikken; ze hadden opdracht, uitsluitend uit te zien naar de scheepsbemanningen en de bewakingsSS'ers, maar zij redden ook een aantal gevangenen: vermoedelijk ca. vierhonderd van de zeven-en-een-halfduizend die op de "Ihielbek' en de 'Cap Arcana' opgesloten waren geweest. Onder de omgekomenen bevonden zich bijna driehonderd Nederlanders; een van hen was de vroegere fractieleider van de CPN in de Tweede Kamer, L. de Visser.
XCMet de Aussenkommandos van het Sachsenhausen-complex geschiedde hetzelfde als met die van het Neuengamme-complex: zodra de bevrijders12
, H. Rolsma: p. 34.
in aantocht waren, werden de meeste opgeheven en de gevangenen naar het hoofdkamp teruggetransporteerd. Wat het Sachsenhausen-complex betreft, werden die trarisporten versneld toen het Rode Leger zijn grote offensief over de Oder had ingezet (16 april). Wie Sachseahausen bereikte, kwam er in de toch alovervolle quarantaine-afdeling terecht. 'Daar zag het er uit', aldus een der teruggevoerde Nederlanders, de tandarts T. J. Botke,
XC'alsof een nieuwe zondvloed over de wereld gekomen was en nu aan een verlaten strand de menselijke resten had aangespoeld. Bij duizenden golfden ze binnen, dag in dag uit ... Wat allange tijd in onbruik was geraakt (halfvervallen schuren, loodsen zonder deur of raam) werd inderhaast 'gereedgemaakt' ... Riolering en waterleiding functioneerden niet meer; een kuil moest volstaan om alle afval kwijt te raken. De stank die daaruit opsteeg, stond als een klamme walm tussen de wanden der barakken. Stoelen waren er niet, tafels ontbraken ... De vervuiling waarin de gevangenen raakten, werd stilaan onbeschrijfelijk."
XCBotke, als 'arts' toegevoegd aan de Prominenten van de quarantaineafdeling ('nooit tevoren was een zo gaaf geheel van schoeljes bijeengebracht'"), constateerde er dat dezen, zodra het schaarse voedsel arriveerde, zich er de helft van toeëigenden, 'met wat er restte, werden vriendjes beloond? - hij kon nadien enkele Nederlanders helpen.
XCOp 20 april werd bevel gegeven dat alle gevangenen, naar nationaliteiten ingedeeld, in groepen van vijfhonderd Sachsenhausen moesten verlaten, elke groep onder begeleiding van dertig gewapende SS'ers. De uittocht duurde bijna twee dagen. Niet minder dan zes-en-dertigduizend gevangenen, onder hen ca. negenhonderd Nederlanders, werden het kamp uitgedreven. Er hadden daar geruchten de ronde gedaan dat de SS voornemens was, met vlammenwerpers de barakken met achterblijvende zieken in brand te steken. De Revierä/teste vertrok om samen met een tiental artsen en verplegers te zorgen voor de omstreeks achthonderd zieken die nog de kracht hadden om zich voort te slepen, maar ca. drieduizend andere zieken hadden die kracht niet meer of beschouwden de evacuatiemars als dodelijk en bleven in de avond van de z rste in grote angst op hun britsen liggen. Het grootste deel van de medische staf, onder hen Botke, bleef bij hen. 'De Kapo's', schreef hij,
XC'waren verdwenen; we waren baas in eigen kamp ... We stapelden gedrenkte12
1 T.]. Botke: (1966), p. 1I3. 2 A.v., p. IJ5. 3 A.v., p. 116.
strozakken tot muren rondom de ziekenbarakken. Elke minuut konden de vlammen verwacht worden. We werkten als gekken. De zon ging op: nog geen vlammen. Toen kon ik niet meer. Ik nam een Kapo-deken, rolde me er in en bleef in bed. Temperatuur 40."
XCIn de middag van de zz ste bleek dat de laatste SS' ers verdwenen waren. Enkele uren later verschenen zes Russische militairen en wie van de gevangenen zich nog kon bewegen, ging hun tegemoet, sommigen hinkend op krukken, anderen kruipend op handen en voeten - Sachsenhausen was bevrijd.
XCDe zes-en-dertigduizend gevangenen die het kamp hadden verlaten, werden voortgedreven in de richting van Schwerin en Lübeck. De eerste groepen hadden brood en vlees in blik meegekregen, voor de latere was er niets meer. Het werd een moordende tocht over wegen waarover ook delen van het Duitse leger en tienduizenden Duitse burgers in verwarring voor de Russen uit vluchtten. Waar de stoeten der gevangenen gepasseerd waren, lagen de lijken van achterblijvers die een nekschot hadden gekregen. 'Ze liggen er', schreef de Nève,
XC'in lange rijen - in de sloten en greppels, tussen de boomstammen der bossen. Ze liggen er onbedekt onder de hemel met zwermen van krassende kraaien die over hen heen zweven ... Lijken, lijken, zover het oog reikt, zolang het licht ze ons nog zien laat."
XC'Na vijf dagen marcheren, soms door regen en hagel, dan weer met brandende zon door stof, modder en vuil, waren wij', aldus een andere van de negenhonderd Nederlanders, 'een spookstoet geworden. Grauw, vuil en mager als nooit wankelden wij over de weg, steeds langzamer, steeds apathischer." Te eten was er weinig (soms een paar aardappels, gekookt of rauw, soms een stuk vlees, uit het kadaver van een paard gesneden), drinken kon men vaak slechts uit plassen regenwater. Werd 's nachts rustgehouden, dan kwam kannibalisme voor.
XC, A.v., p. 122. 2 Ed. de Nève: Clorieuzen, p. 493. 3 J. Luteraan: 'Verslag' (1945), p. 3 2 (GC). 12
XCNa vijf dagen marcheren werden de gevangenen die nog in leven waren, niet veel meer dan omstreeks twintigduizend, nog ver voor Schwerin, n1. bij Below (zie kaart XVI op pag. 1219), bijeengedreven in een groot bos. Er werden vuren ontstoken, sommigen bouwden er primitieve hutten. De Nève, die zich in Sachsenhausen in de groep der Fransen had ingevoegd, trof er de socialistische leider Koos Vorrink aan, 'nog slechts een schaduw van de sterke, vrolijke kerel met wie ik enkele dagen vóór ons vertrek van Sachsenhausen gesproken had' ('hij durfde niet meer te geloven dat hij het er levend af zou brengen') en ir. J. A. Ringers, 'verzwakt en lijdend, doch met dezelfde blije moed in zich die hij altijd in het kamp had getoond.' 1 Een rust van drie dagen werd de gevangenen gegund. De eerste dag (sommigen aten gras en bladeren) werd geen voedsel uitgereikt. In de nacht vielen schoten: gevangenen die op kannibalisme waren betrapt, werden door SS'ers neergeknald. De tweede dag bleek dat vrachtauto's van het Internationale Rode Kruis die krachtens de afspraken die de Zwitser Burckhardt in maart met Kaltenbrunner had gemaakt, beladen met pakketten naar Sachsenhausen onderweg waren gegaan, de weggevoerden in het bos bij Below hadden gelócaliseerd. Door groep na groep konden Amerikaanse Rode Kruispakketten (elke gevangene kreeg ongeveer een derde van een pakket) worden opgehaald. Tegelijkertijd sommeerden de gedelegeerden van het Rode Kruis die zich bij de vrachtautocolonne bevonden, de Lagerkom mandant van Sachsenhausen dat hij het doodschieten van achterblijvende gevangenen onmiddellijk moest laten staken - voor hen zou het Rode Kruis zorgen. Er arriveerden ook, uit Lübeck, enkele auto's van het Zweedse Rode Kruis welke eveneens pakketten aanvoerden. Het contact met de malmen van het Rode Kruis gaf de gevangenen nieuwe moed, maar zij moesten opnieuw voort, nadat eerst diegenen die in het bos bij Below gestorven waren (sommigen doordat zij wat zij uit de Rode Kruis-pakketten gekregen hadden, in één ruk hadden opgegeten), in een groot massagraf ter aarde waren besteld.
XCNog vijf dagen lang werden de gevangenen voortgedreven, nu evenwel zonder angst om, als men achterbleef, een nekschot te krijgen; wie uitviel, werd opgevangen door Sanitäter (vermoedelijk van de Wehrmachty en overgedragen aan de mannen van het Rode Kruis die met hun auto's regelmatig langs de stoet gevangenen reden en telkens levensmiddelenpakketten meebrachten. Het verband tussen de groepen gevangenen werd12
1 Ed. de Nève: p. 5 14.
losser (veel SS'ers gingen er vandoor) - diegenen die bijeen waren gebleven, stootten op 4 mei in Schwerin op hun bevrijders: de voorhoede van het Engelse Tweede Leger. Van de ca. negenhonderd Nederlandse mannen die op 20 en 21 april Sachsenhausen hadden verlaten, konden tweehonderdzes-en-dertig gerepatrieerd worden - alle overigen waren tijdens de evacuatiemars bezweken of doodgeschoten dan wel kort nadien in Duitsland overleden.
XCWat in Ravensbrück geschiedde, toont een geheel ander beeld. Zoals wij eerder vermeldden, had Himmler, na eerst aan Kersten te hebben toegezegd dat hij duizend Joodse vrouwen uit Ravensbrück zou vrijlaten, op 2I april in zijn gesprek met Bernadotte meegedeeld dat het Zweedse Rode Kruis alle vrouwen uit Ravensbrück mocht ophalen. Eerst werden toen grote groepen Franse vrouwen opgehaald, vervolgens Belgische, tenslotte Joodse van verschillende nationaliteit (die zich voor Poolse vrouwen uitgaven) en Nederlandse. Er ging onder die Nederlandse vrouwen, toen zij de witte Rode Kruis-auto's met de Zweedse vlaggen er op zagen, 'een heel groot gejuich op', aldus een harer. 'Dat werd op hetzelfde ogenblik een groot gehuil.' I Op weg naar Lübeck werd de militaire colonne waartussen zich die van het Rode Kruis bevond, nog enkele malen door de Geallieerde luchtmacht bestookt - ook in de Rode Kruis-wagens vielen doden en gewonden. De vrouwen die in Zweden aankwamen (daar kwam ook nog een aantal uit Nederland gedeporteerde vrouwen aan, die door de zorgen van het Zweedse Rode Kruis per trein Hamburg hadden mogen verlaten"),
XCI Getuige N. Epker, Enq., dl. VI c, p. 78. 2 Dit waren de overlevenden uit de groep van vrouwen van de z.g. Diamantgruppe die begin december '44 uit Bergen-Belsen waren overgebracht naar een kamp in Beendorf bij Maagdenburg, en voorts een deel van de vrouwen die in Reichenbach hadden gewerkt (een Aussenkommando van Gross-Rosen) en die tenslotte in Minden (Westfalen) terecht waren gekomen. De groep uit Minden was nadien naar Beendorf overgebracht. Vandaar vond het transport noordwaarts in gesloten veewagons plaats, 'als je bofte', aldus een der uit Nederland .gedeporteerden, 'kwamje in een wagon met honderdtwintig mensen, als je wanbofte, zat je of liever stond je met tweehonderdtwintig. Daaronder waren Zigeuneren Kapo-vrouwen en in deze wagons werden zo gemiddeld drie tot zeven vrouwen per nacht eenvoudig door deze vrouwen of de Aufseherin gewurgd.' (5. Goslinski: 'Bevindingen der Sobu-vrouweri' (14 mei 1945), p. 5 (GC))
werden er ontvangen door medewerkers van hun officiële vertegenwoordigingen. 'Groepen Nederlandse vrouwen', zo rapporteerde een van de medewerkers van de Nederlandse legatie, 'zongen ontroerd ons volkslied. Het horen van de Nederlandse taal was velen vaak te machtig ... Overstelpend groot was het aantal vragen en hun grootste verlangen ging uit naar een echte sigaret."
XCDe gevan.genen die zich in de mannen-afdeling van Ravensbrück bevonden, onder hen een groep Puttenaren die uit Neuengamme afkomstig was, werden te voet afgevoerd in westelijke richting, maar hun mars ('onderweg', aldus een der Puttenaren. 'heb ik meer mensen gezien dan landschap, heel Duitsland heb ik daar op de vlucht gezien'") duurde slechts één dag en werd toen afgebroken. In het kamp waarin zij toen waren aangekomen, konden zij vijf dagen blijven; zij werden er op 2 mei door de Russen bevrijd.
XCOver Flossenbürg schreven wij reeds toen wij de evacuatie van de gevangenen van Buchenwald behandelden: groepen mannelijke gevangenen uit laatstgenoemd kamp werden, toen zij in Flossenbürg aankwamen, met gevangenen van dat kamp uitgebreid en zuidwaarts gezonden met Dachau als bestemming. Flossenbürg werd geheel ontruimd. Het kamp werd in de dagen van 16 t.e.m. 20 april door bijna een-entwintigduizend gevangenen verlaten, zulks in veertien grote groepen. Slechts één van die groepen bereikte Dachau, de andere kwamen in diverse plaatsen in Beieren terecht waar zij door het Amerikaanse Zevende Leger werden bevrijd. Deze voettochten verschilden van duur: sommige groepen waren veertien dagen onderweg, andere slechts vier. De aantallen gevangenen die onderweg bezweken of doodgeschoten werden, waren groot: in totaalomstreeks tienduizend van de bijna een-en-twintigduizend uit het hoofdkamp Flossenbürg geëvacueerde mannen.
XCTot het Flossenbürg-complex behoorden ook nog acht AussenkommanJ.en m, gestenc. bijl. 239). 2 'Verslag van mededelingen van J. Donker' (12 aug. 1947),
1 W. A. Willems: 'Rapport: Vluchtelingen uit Duitsland' (z.d.) p. 1 punten I
dos waar vrouwen tewerk waren gesteld. Al die Aussenkornmandos werden omstreeks 15 april in de richting van Mauthausen afgevoerd, de meeste per trein. Slechts twee van die treinen konden Mauthausen bereiken, de overige werden, toen bleek dat het Amerikaanse Derde en het Amerikaanse Zevende Leger sneller oprukten dan was verwacht, naar Theresienstadt gedirigeerd, waar de gevangenen, aankomend na een reis die bijna drie weken had geduurd, bevrijd werden door de Russen. Omtrent de aantallen slachtoffers bij die transporren uit de Aussenkommandos van Flossenbürg zijn geen gegevens bekend.
XCDe algemene evacuatie van Dachau begon op 25 april met het afvoeren, per trein, van ca. drieduizend gevangenen; die trein kwam niet verder dan een kilometer of vijftig bezuiden München en deed over die afstand vijf dagen. Nieuwe treinen, met tezamen ca. vierdûizendzeshonderd gevangenen verlieten Dachau op 26 en 27 april - ook zij bleven tussen München en de Beierse Alpen steken. Voorts werden op de zöste ca. zevenduizend gevangenen in vijf grote groepen te voet uit Dachau voortgedreven - die groepen kwamen eveneens niet verder dan tot punten tussen München en de Beierse Alpen. Al deze afgevoerde gevangenen, voorzover nog in leven (cijfers over de aantallen slachtoffers zijn niet bekend), werden door het snel naderende Amerikaanse Zevende Leger bevrijd.
XCVóór deze algemene evacuatie hadden uit Dachau twee speciale transporten plaatsgevonden: op 23 april een transport van een deel van de groep bijzondere politieke gevangenen, onder wie de Nederlandse oudminister van defensie dr. J. J. C. van Dijk, die in het kamp opgesloten waren geweest in de z.g. Sonderabteilung, op de zaste een transport van ca. tweeduizend Joodse gevangenen die uit het Auschwitz-complex afkomstig waren.
XCHet transport van de gevangenen uit de Sonderabteilung, die kennelijk als vuistpand werden weggevoerd, geschiedde in autobussen. Zij werden eerst in een kamp bij Innsbruck opgesloten en vervolgens naar een dorp in een van de zijdalen van de Inn overgebracht. Daar waren het militairen van de Wehrmacht die de SS'ers als bewakers vervingen - enkele dagen later was een compagnie van het Amerikaanse Zevende Leger ter plaatse. 12 4
XCHet transport van de ca. tweeduizend Joden' vond plaats in een trein met internationale wagons en was rijk voorzien van levensmiddelen, bovendien kon een gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis aan de inzittenden voedselpakketten uitreiken. Was het de bedoeling, die Jodennaar Zwitserland te transporteren, of dienden ook zij als een soort vuistpand naar een dal in de Alpen te worden overgebracht? Wij weten het niet. Hoe dat zij, de trein reed naar Mittenwald en vandaar begon een voettocht. De SS-controle was verslapt ~ verscheidene gevangenen, onder hen vijf Nederlanders, konden ontsnappen. Die vijf werden door de Amerikanen bevrijd en wij nemen aan dat hetzelfde gebeurd is met de groep waaruit zij zich hadden losgemaakt.
XCNa deze evacuaties waren in het Dachau-complex nog ca. zes-envijftigduizend gevangenen over. Tot die ca. zes-en-vijftigduizend behoorden meer dan twintigduizend Joden die in de Waldlager bij Kaufering tewerk waren gesteld. In tegenstelling tot de groep die op 24 april het hoofdkamp in een internationale trein had verlaten, werden deze Joden omstreeks 23 april in groepen samengevat die naar het hoofdkamp Dachau moesten worden teruggevoerd. Vóór die terugvoering werden in Waldlager IV, dat als kamp voor zieken had gefungeerd, de barakken (daarin bevond zich nog een aantal zieken) door de SS in brand gestoken. De transporten uit de Waldlager geschiedden te voet of per trein. Zij die te voet werden afgevoerd, werden door het Amerikaanse Zevende of het Franse Eerste Leger ingehaald en bevrijd en het kan zijn dat dit ook met de inzittenden van een of meer treinen is gebeurd. Twee transporten evenwel bereikten Dachau: één op 23 april met vierhonderd Joodse vrouwen, hoofdzakelijk uit Hongarije en Letland, die de volgende dag werden doorgezonden, en één op 25 of 26 april. De gevangenen van dat tweede transport, die er bijzonder slecht aan toe waren, zaten in goederenwagons opgesloten; hun trein stond op het rangeeremplacement. De SS hield de wagons dicht, water of voedsel werd niet verstrekt, wel kreeg het uit Russen bestaande Totenkommando van Dachau opdracht, de lijken uit de wagons te halen ~ dat waren er zevenhonderd.
XCOp 27 april arriveerde nog een tweede dergelijke trein: de trein met gevangenen die op 9 april ten getale van acht-en-veertighonderd Bu12 4
1 Zij hadden twintig uur lang op de staan wachten, 'de meesten', zo schreef Nico Rost op de zaste, 'waren zo uitgeput dat ze omvielen en de Russen van de hebben al meer dan zestig lijken weggedragen.' (N. Rost: in p. 234)
chenwald hadden verlaten. In de goederenwagons leefde bijna niemand meer - de SS'ers lieten ook deze trein op het rangeeremplacement staan.
XCEerder schreven wij dat de algemene evacuatie van Dachau op 25 april begon met het afvoeren per trein van ca. drieduizend gevangenen. Twee dagen eerder waren er tekenen dat die algemene evacuatie (veel gevangenen waren er al veel eerder bevreesd voor geweest) op handen was. 'Een paar SS', noteerde Nico Rost,
XC'hebben de medicamenten die er nog waren, ingepakt en opgeladen en zijn er mee weggereden ... De SS die er nog is, doet walgelijk vriendelijk. Ze groeten ons zelfs en verwonderen zich - dat wij ons daarover verwonderen! "Warum sag! man nicht guterl Morgen?' vroeg de Oberscharjûhrer me, 'ich sage doch auch gu!en Morgen!'
XCIk heb maar gedaan of ik hem niet verstond."
XCEnkele uren later hoorde Rost van een gevangene die in de Schreibstube werkte, dat alle gevangenen naar Innsbruck zouden worden overgebracht (een eerste treintransport van drieduizend gevangenen vertrok, gelijk vermeld, op de z yste), op de zöste 's morgens om acht uur vertelde hem een Amerikaanse gevangene, afschriften gezien te hebben van papieren die een SS-Atifseherin op de schrijftafel van de Lagerkommandant had aangetroffen: o.m. 'een order van de SS-leiding waarin Himmler persoonlijk beveelt' (Himmlers bevel van 14 april) 'dat ze het kamp onder alle omstandigheden moeten evacueren of (indien dat niet meer gaat) ons allemaal afmaken.' Voorts had de Lagerkommandant eenlijst ontvangen 'met 837 namen van Häfilinge die terstond terechtgesteld moeten worden wanneer er 'oproer dreigt': alle Spanjestrijders, de meeste communisten, alle vertrouwenslieden van het Rode Kruis, de drie Amerikanen en vele anderen' (daaronder ca. veertig Nacht-und-Nebel-gevange nen). 'Ik ben er ook bij', schreef Rost."
XCTegen twaalf uur werd op die zöste bevel gegeven dat alle gevangenen op de Appellplatz moesten aantreden. Dat bevel werd genegeerd. Later op12
I A.v., p. 23 I. 2 A.v., p. 238.
die dag werden desniettemin ca. negenduizendzeshonderd gevangenen afgevoerd, de meesten per trein, en op de 27ste nog eens tweeduizend. In de namiddag van laatstgenoemde dag werd weer een transport nieuwelingen (de ca. twaalfhonderd overlevenden van de acht-en-veertighonderd die op 8 april Buchenwald per trein verlaten hadden) Dachau binnengevoerd. 'Bij honderden', aldus kapelaan Rothkrans,
XC'liggen ze op de grond, totaal uitgeput, hongerend en stervend, op de appèlplaats. Een van de politiemannen I schreeuwt: 'Wie nog leeft, moet zich melden!' Slechts enkele armen gaan nog omhoog, de meesten kunnen zelfs dit niet meer doen."
XCDe volgende dag, 28 april, werd de algemene ontruiming van het kamp gestaakt, waarbij, schijnt het, de Lagerkommandant mede onder invloed handelde van de bij Dachau aangekomen gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis. SS'ers vertoonden zich nauwelijks meer, maar de gevangenen zaten nog steeds opgesloten. Het Internationale Lagerkomitee (het bestond hier voor de helft uit communisten) kwam bijeen en besloot, gezien de noodtoestand ('twee-derde van ons (zijn) ziek en duizenden stervende', schreef Rost'), de Lagerpolizei met betrouwbare gevangenen te versterken.
XCOp 29 april in de vroegte hing de SS bij de hoofdpoort een witte vlag uit - op de wachttorens om het kamp heen bevonden zich evenwel nog steeds gewapende SS'ers die de mitrailleurs op de gevangenen gericht hielden. In de middag naderden de Amerikanen - er werd op hen uit de wachttorens gevuurd. Dat duurde niet lang. Kort voor half zes ging de grote poort open. Juichend, schreeuwend, huilend stormden talloze gevangenen naar de Appellplatz. Kapelaan Rothkrans zag hoe enkele SS'ers, uit de wachttorens neergeschoten, in de kampgracht tuimelden en dat anderen met de handen boven het hoofd werden weggevoerd' - toen hij enige tijd later weer in het Rellier verscheen, 'was er', schrijft hij,
XC'ook al alles in de grootste opwinding. Alles wat maar enigszins uit bed kon, liep of kroop over de grond. Sommigen waren intussen van opwinding gestorven. Anderen konden het nog niet geloven. Tenslotte kwam een Amerikaan zelf hetJ.12
I D.w.z. een lid van de 2 Rothkrans: p. 198. 'N. Rost: p. 246. 4 Diep geschokt door de ontdekking van de treinen op het rangeerterrein waarin haast niemand meer leefde, hebben de Amerikanen die dag alle SS'ers die hun in handen vielen, doodgeschoten.
Revier binnen. Hij leek voor velen iemand uit een andere wereld. Iedereen wilde hem de hand schudden en bedanken. Uit alle mogelijke bedden staken magere armen en bevende handen naar hem uit. Zelf stond hij midden in de kamer, verlegen en onhandig, met moeite zijn tranen bedwingend en zijn ontroering verbergend. Hij legde zijn geweer op tafel en ging van bed tot bed om de zieken te omhelzen, zachtjes en voorzichtig, bang om de broze lichamen in zijn sterke armen te verbrijzelen. Zelfs een gestorvene omhelsde hij, maar toen hij bemerkte dat hij dood was, schudde hij, het niet begrijpend, met zijn hoofd."
XCEr werden in Dachau vierhonderdzes-en-zeventig Nederlanders bevrijd: tien vrouwen, voor de rest mannen. Uit hun midden was enkele weken eerder een elandestien werkcomité gevormd dat zich tot taak had gesteld, onmiddellijk na de bevrijding de eendracht te bevorderen. Het comité bestond uit vijf gevangenen. De communisten (er waren ca. honderdvijfen-twintig communisten onder de Nederlanders) hadden hun best gedaan, er een meerderheid in te krijgen, maar dat was hun niet gelukt. Twee van de vijf (een van hen was Nico Rost) waren communist, de andere drie, met inbegrip van de voorzitter: W. A. H. C. Boellaard, waren dat niet. Afgesproken was dat daags na de bevrijding de verschillende landengroepen aan een van de lichtmasten op de Appel/platz hun nationale vlag zouden hijsen. Bij al deze groepen leidde die afspraak tot verdeeldheid, zo ook bij de Nederlandse. De joste april, de dag na de bevrijding, was de verjaardag van prinses Juliana - de communisten en enkele andere links-georiënteerden wilden alleen bij het hijsen van de Nederlandse vlag aanwezig zijn als dat geen Oranje-demonstratie zou worden; zij wensten voorts dat behalve het Wilhelmus de Internationale zou worden gezongen. Dat laatste werd door Boellaard en zijn twee medestanders afgewezen. Boellaard hield op de j oste na het hijsen van de vlag een korte toespraak waarin hij krachtens de met de communistische groep gemaakte afspraak de verjaardag van de kroonprinses niet memoreerde - dat laatste deed hij wèl in een aparte samenkomst met de niet-communisten onder de gevangenen.J.12
1 Rothkrans: p. 201-02.
XCHet Mauthausen-complex lag (mèt Theresienstadt) het verst van de Geallieerde bevrijdingslegers verwijderd (zie kaart XVI op pag. 1219). Uit het hoofdkamp had, gelijk eerder vermeld, een autobuscolonne van het Internationale Rode Kruis eind april alle vrouwelijke gevangenen en een klein deel van de mannelijke naar Zwitserland mogen overbrengen. De Lagerkommandant schijnt in die tijd voornemens te zijn geweest, alle gevangenen conform Himmlers bevel van de rade te evacueren - meer dan duizend zieken, die te zwak geacht waren om aan een voettocht deel te nemen, werden in de Baderaum onder ijskoude douches gelegd en met tuinslangen bespoten waardoor velen stierven, maar aan dit soort optreden werd een einde gemaakt door het ingrijpen van (onbekende) Duitse of Oostenrijkse autoriteiten; de Lagerkommandant werd afgezet en door een Hauptmann van de Weense Ordnunyspolizei vervangen. Deze willigde onmiddellijk een eis in van het (ook in Mauthausen tot stand gekomen) Internattonale Lagerkomitee dat SS'ers het barakken-complex niet meer mochten betreden; daar bereidden de gevangenen die een kleine hoeveelheid wapens naar binnen hadden weten te smokkelen, zich op gewapend verzet voor, als de SS op het laatst toch tot ingrijpen zou overgaan.' Op 5 mei verscheen een Amerikaanse pantserwagen in het kamp. Betekende dat de volledige bevrijding? De gevangenen twijfelden: er bevonden zich in de omgeving sterke SS-eenheden, behorend tot Schörners Heeresgruppe die doorvocht. Wat nog aan bewakings-SS'ers bij het kamp aanwezig was, werd door de gevangenen ontwapend - een aantal van die gevangenen hielp de Amerikanen bij de verdediging van de brug over de Donau tegen aanvallen van de Ss. Pas toen de SS eenheden zich hadden teruggetrokken, mochten de gevangenen van het hoofdkamp zich als definitief bevrijd beschouwen.bijna alle ontsnapten weer in handen van de SS vielen die hen naar het kamp terugvoerde
I Drie maanden eerder, begin februari, was op aansporing van enkele Russische officieren die als ontsnapte krijgsgevangenen naar Mauthausen waren overgebracht, een groep van ca. vierhonderd Russische gevangenen uit Mauthausen ontkomen: midden in de nacht hadden zij de en zij n gewurgd, zij hadden de bewakings-SS'ers op twee wachttorens met brandblusapparaten het zicht ontno men en de meesten (veertien waren door kogels van andere bewakings-SS'ers getroffen) hadden over de muur en het prikkeldraad kunnen komen. Er werd onmid dellijk opdracht gegeven tot een grootscheepse opsporingsactie, waardoor, schijnt het,
Ook in net Aussenkommando Ebensee hadden de gevangenen zich van een kleine hoeveelheid wapens meester kunnen maken.' Op 3 mei wisten zij dat Amerikaanse tanks hun kamp tot op veertig km waren genaderd. 's Avonds werden zij ingelicht dat de Lagerkommandant voornemens was, alle gevangenen (ca. twintigduizend) in een van de grote tunnels te drijven die bij het kamp waren aangelegd, en de uitgang daarvan met dynamiet op te blazen. Toen de Lagerkommandant op de 4de tijdens een appèl de gevangenen met het oog op hun veiligheid tijdens de gevechten met de Amerikanen aanried, zich naar de betrokken tunnel te begeven, kwam conform het parool van het (louter uit communisten bestaande) Internationale Lagerkomitee? niemand in beweging. De Lager kommandant en zijn SS'ers trokken zich toen terug - prompt nam het Internationale Lagerkomitee het gezag in handen. Een paar honderd gevangenen vertoonden zich opeens met de wapens in de hand ('een uur geleden', schreefNico Wijnen, 'nog een nummer en nu een bewapende vechter. Dat is misschien het onvergetelijkste ogenblik van mijn leven geweest. Wir halten es geschaJJt!' '). Men ging in het kamp tot de liquidatie over van enkele tientallen Kapo's (ook van vroegere Kapo's uit Auschwitz-Birkenau die naar het Mauthausen-complex waren geëvacueerd), van wie sommigen zich zo gehaat hadden gemaakt dat hun eerst de ogen werden uitgestoken - één werd levend verbrand. In de middag van de 6de mei kwamen drie Amerikaanse pantserwagens opdagen. Die werden onder een onbeschrijfelijk enthousiasme bestormd - enkele zieken die uit het Revier naar buiten waren gekropen, werden daarbij vertrapt.
XCVan alle concentratiekamp-gevangenen in Cross-Deutschland (Theresienstadt lag in het Protektorat Bohemen-Moravië) zijn de gevangenen van Ebensee vermoedelijk de laatsten geweest die werden bevrijd.
XCWij menen dat wat wij in het voorafgaande hebben geschreven over de allerlaatste fase in de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen,12
I Een deel daarvan was hun eind april in handen gespeeld door een majoor van het Duitse leger die de wapens had gekregen van een die wapens waren in hoofdzaak door oud-Spanjestrijders Ebensee binnengesmokkeld. De Nederlandse gevangene Nico Wijnen was bij die wapensmokkel betrokken. 2 Wijnen was er lid van. "Verslag van mededelingen van N. Wijnen' (31 maart 1948 en volgende dagen), p. 70 (GC).
duidelijk aantoont hoezeer in die fase het leven van alle gevangenen gevaar liep. In geen enkel kamp heeft men gehandeld conform de instructies die midden maart uit Himmlers eerste koerswijziging voortvloeiden: hij had gelast dat de kampen niet ontruimd moesten worden maar in goede orde aan de Geallieerde legers overgedragen (ten aanzien van een eventuele overdracht aan het Russische leger had hij niets bepaald) - begin april werd evenwel het Buchenwald-complex voor ruim de helft, het Dora-complex zelfs geheelontruimd. Anderzijds werd Himmlers bevel van 14 april, gevolg van zijn tweede koerswijziging, ook niet over de gehele linie gevolgd: wel werden de complexen van Neuengamme, Sachsenhausen en Flossenbürg volledig ontruimd (en dat van Dachau voor een deel), maar zijn richtlijn: 'Kein Häftli1'lg darf lebendig in die Hände des Feindes fallen', ging kennelijk de Lagerkommandanten te ver: dezen beseften terdege dat zij de onmetelijke schuld die toch al op hen rustte, nog aanzienlijk zouden vergroten wanneer zij alle gevangenen van het leven zouden beroven. En masse zijn gevangenen slechts op enkele plaatsen vermoord: wellicht gevangenen van SIII (Ohrdruf), met zekerheid gevangenen van het Dora-complex (Gardelegen), en voorts zieke gevangenen van een van de Aussenkommandos van Neuengamme (Mühlenberg), van het Waldlager IV bij Kaufering en van Mauthausen. Daarbij herinneren wij er aan dat ook in de Arbeitserziehungslager op enkele plaatsen zieke gevangenen en masse vermoord zijn.
XCWij schrijven' en masse vermoord' en daarmee bedoelen wij uiteraard dat gevangenen als groep om het leven werden gebracht. Die beperking is maar van relatieve betekenis: de bevelen immers van de Lagerkomman danten waaruit de evacuatietransporten voortvloeiden, hebben tot een massaal sterven geleid, waarbij het, menen wij, van ondergeschikt belang is of gevangenen van hen begeleidende SS'ers een nekschot kregen dan wel of zij omkwamen in een goederenwagon van een evacuatietrein - aan elke Lagerkommandant en aan de gehele kamp-SS was bekend dat de SS'ers die de voortgedreven stoeten gevangenen bewaakten, de instructie hadden, elk die achterbleef, te doden, en dat een groot deel van de gevangenen die meestal zonder enige verzorging in goederenwagons werden gepropt, om het leven zou komen, moet, mede gezien de erbarmelijke staat waarin velen van hen toch al verkeerden, elke SS'er duidelijk zijn geweest.
XCTe bedenken valt bij dit alles ook nog dat de verschrikkingen van wat zich in die laatste fase afspeelde, een extra schrijnend accent kregen doordat alle gevangenen wisten dat de bevrijdingslegers snel naderden.
tegen de gevaren die hun boven het hoofd hingen - wat de Nederlanders onder hen betreft: een klein deel van de mannelijke en alle vrouwelijke gevangenen van Mauthausen en voorts de meeste vrouwelijke gevangenen uit Ravensbrück (mèt nog de groep die uit Beendorf afkomstig was). Alle overigen verkeerden in levensgevaar tot het moment waarop, als in Buchenwald, Bergen-Belsen en Dachau, de SS zich uit de karnpen terugtrok, hier en daar nog tot het iets latere moment waarop, als bij Mauthausen, in de nabijheid zijnde SS-eenheden waren verdwenen. Tot het einde toe was men er niet zeker van wat men van de SS nog aan onheil had te verwachten. Heel begrijpelijk: ook waar men niets had vernomen omtrent Himmlers laatste bevel, namen velen aan dat het Derde Rijk in zijn ondergang bij uitstek zijn gevangenen zou willen meeslepen - ja, het leek wel alsof in een periode waarin toch elke weerbare man en elke goederentrein nodig was om de Wehrmacht in staat te stellen, haar weerstand vol te houden, de afvoer van de gevangenen, teneinde dezen uit handen van hun bevrijders te houden, prioriteit had boven de algemene belangen van de Duitse oorlogvoering. Terreur was van meet af aan een wezenlijk onderdeel geweest van het beleid van de nationaal-socialistische staat - dat blééf zo tot het einde toe.
XCDat einde betekende dat (volgens een eerder weergegeven schatting) van de zevenhonderdvijftigduizend gevangenen die zich eind december '44 in de concentratiekarnpen hadden bevonden, vierhonderdvijftigduizend nog in leven waren: in groepen die gekenmerkt werden door een opvallende verscheidenheid naar achtergrond, opvattingen en nationaliteit. Homogeen waren zij slechts op het moment van de bevrijding, toen alle tegenstellingen wegvielen en behalve bij de velen die zich aan de rand van de dood bevonden, één gevoelen overheerste: dat men er het leven had afgebracht. Onmiddellijk nadien manifesteerden zich weer tegenstellingen - het is een proces dat wij slechts in enkele niet volledig ontruimde hoofdkampen (van de situatie in veruit de meeste Aussenkom mandos is niets bekend) in bijzonderheden hebben kunnen weergeven. Opvallend is dan dat zowel in Buchenwald als in Dachau door de communisten werd getracht, hun sternpel te drukken op de groep die bevrijd werd; dat doende bewerkstelligden zij slechts dat zich naast de verscheidenheid van nationaliteiten de tegenstelling openbaarde tussen communisten en nietof anti-communisten. 12
XCIn de paragraaf'Groeiende internationale tegenstellingen' van hoofdstuk 9 wezen wij er op dat het in '43 en '44 binnen het bondgenootschap van de Geallieerden (de Verenigde Staten en Engeland) met de Sowjet-Unie tot aanzienlijke spanningen was gekomen die vooral samenhingen met Stalins streven om de Sowjet-Unie in het westen te beschermen door de vorming van een reeks satellietstaten waarin een communistische minderheid, steunend op de aanwezigheid van het Rode Leger, de macht vast in handen zou hebben. In elk land verliep het proces van gelijkschakeling anders. Ten tijde van de conferentie van Jalta (eind januari-begin februari '45) was een tussenstadium bereikt: in Bulgarije was in september '44 het door communisten gedomineerde Vaderlandse Front aan de macht gekomen, in Roemenië was het eveneens door communisten gedomineerde Nationaal-Democratische Front zo ver nog niet - het had een minderheidspositie in de regering. Ten aanzien van Polen waren de tegenstellingen verscherpt: in Londen had de Poolse boerenleider Mikolajczyk die zich bereid verklaard had, Polens nieuwe oostelijke grens te aanvaarden, als premier plaats moeten maken voor de socialistische leider Arciszewski die niet in het afstaan, aan de Sowjet-Unie, van de oostelijke helft van Polen wilde berusten, in Polen zelf was het uit communisten bestaande Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding op Oudejaarsdag '44 door de Sowjet-Unie erkend als de Voorlopige Poolse regering. Op de conferentie van Jalta was evenwel vastgesteld dat een commissie, bestaande uit de Russische minister van buitenlandse zaken Molotow en de ambassadeurs in Moskou van de Verenigde Staten en Engeland, de uitbreiding van die regering met 'democratische leiders' uit Polen en uit het Poolse milieu in Engeland zou gaan voorbereiden.
XCIn Bulgarije bleek dat de twee Geallieerde vertegenwoordigers in de Russisch-Amerikaans-Engelse commissie die toezicht moest houden op de naleving van de wapenstilstandsovereenkomst, van alle invloed verstoken waren. Zo ook in Roemenië en in Hongarije. In Roemenië droegen de Russen er bovendien zorg voor dat begin maart een nieuwe regering werd gevormd waarvan bijna alle ministers (dertien van de zeventien) communist of pro-communistisch waren. Ten aanzien van Polen paste Molotow in de in Moskou opgerichte commissie een vertragingstactiek toe: personen die door de ambassadeurs van de Verenigde Staten en Engeland als mogelijke nieuwe ministers werden voorge
versterkte de Sowjet-Unie de positie van de Voorlopige Poolse regering door een bijstandsverdrag met haar te sluiten en werden zestien vooraanstaande leiders van het (anti-communistische) Poolse Ondergrondse Leger die zich, na een vrijgeleide verkregen te hebben, bereid hadden verklaard in Moskou besprekingen te voeren, in de Russische hoofdstad gearresteerd en opgesloten. Ook in het naoorlogse Tsjechoslowakije zou de positie van de communisten sterker worden: in de tweede helft van maart begaf president Benesj zich uit Londen naar Moskou 1 daar ging hij er accoord mee dat in het Tsjechoslowaakse kabinet van vijf-entwintig ministers dat na de bevrijding zou optreden, zeven communisten zitting zouden hebben (twee van die zeven zouden de belangrijke portefeuilles van justitie en van binnenlandse zaken krijgen) en dat de pro-communistische socialist Zdenek Fierlinger minister-president zou worden. Tenslotte werd in de eerste maanden van '45 duidelijk dat Joegoslavië na de volledige verdrijving van de Duitse troepen (dat was pas in mei het geval) door communisten zou worden bestuurd en dat zich ook in Albanië een communistisch bewind had gevormd.
XCWat Duitsland betreft: in Jalta was definitief vastgesteld hoe dat land (zie kaart V op pag. 814) bewesten de Oder en de Neisse in vier bezettingszones en hoe de hoofdstad Berlijn in vier sectoren zou worden verdeeld (overeenkomstige afspraken met betrekking tot Oostenrijk en Wenen waren toen nog niet gemaakt); Berlijn zou midden in de Russische bezettingszone komen te liggen. De grenzen van die zones en sectoren werden duidelijk aangegeven, wel te verstaan: de grenzen die uiteindelijk zouden gelden - ten tijde van de conferentie van Jalta en in de periode die volgde, was niet te voorzien, wat de posities zouden zijn van de Geallieerde en de Russische legers op de dag van Duitslands capitulatie; bevonden Geallieerde legers zich dan in een deel van Duitsland dat tot de afgesproken Russische bezettingszone behoorde, dan zouden zij zich dienen terug te trekken, en omgekeerd. Op operationeel gebied had elk vrijheid zolang het oorlog was.
XCVooral Churchill achtte het van grote symbolische en dus politieke betekenis indien, zo enigszins mogelijk, Berlijn door de Geallieerden zou worden veroverd en niet door de Russen. Eisenhower daarentegen liet zijn strategie louter door militaire factoren bepalen. Toen hij eind12 5
1 Benesj verwierf in Moskou goedkeuring op zijn voorstel, na het einde van de oorlog de ca. twee miljoen Sudetenduitsers en de ca. vijfhonderdduizend Hongaren die vóór het verdrag van München (eind september '38) in Tsjechoslowakije hadden gewoond, uit het land te verdrijven.
maart (de Britse 21St, de Amerikaanse t eth en de Amerikaanse 6th Army Group waren alover de Rijn) voor de vraag stond of hij het zwaartepunt van zijn operaties in de richting van Berlijn zou leggen dan wel in die van Saksen, koos hij voor het tweede: hij achtte het van primair belang om zo spoedig mogelijk een verbinding tot stand te brengen met het Rode Leger en, dat doende, Noord-Duitsland van Zuid-Duitsland te scheiden, zulks mede om te voorkomen dat uit Noord-Duitsland krachten zouden worden overgebracht naar een A lpenjestung. Berlijn was voor hem 'nothing but a geographical location' (aldus de eerder door ons weergegeven bewoordingen die in zijn telegram aan Montgomery van 30 maart voorkwamen). Eisenhowers beslissing betekende dat Berlijn aan de Russen werd overgelaten - óók dat Montgomery, die in september '44 had gehoopt, met zijn z ist Army Group rechtstreeks naar de Duitse hoofdstad te kunnen oprukken (een doelstelling die toen door Eisenhower was goedgekeurd), de betrekkelijk ondergeschikte taak kreeg om in de richting van Denemarken door te stoten. Eisenhower zond op 28 maart een telegram naar de Amerikaanse en Engelse militaire missies in Moskou, inhoudend het verzoek, Stalin in te lichten dat hij op Leipzig zou mikken, niet op Berlijn - de tekst van dit telegram seinde hij ook, zoals gebruikelijk, onmiddellijk aan zijn superieuren: de Engelse Chiefs of Staff en de Amerikaanse joint Chiefs oj Staff. Het Engelse college stelde zich op het standpunt dat Eisenhower niet alleen een ernstige politieke fout had gemaakt maar ook zijn bevoegdheden te buiten was gegaan - het drong er op aan dat hij zijn mededeling aan Stalin zou intrekken. Dat denkbeeld werd door het Amerikaanse college afgewezen: het Rode Leger stond met, zo meende het, meer dan een miljoen man (het waren er in werkelijkheid twee-enhalf miljoen) minder dan honderd km van Berlijn, de Geallieerden waren daar nog vele honderden kilometers van verwijderd (en er van gescheiden door een gebied dat door talrijke rivieren werd doorsneden) en een geforceerde poging om als eersten Berlijn te bereiken, zou, gesteld al dat zij zou slagen, zonder twijfel de Russen, wier hulp van essentieel belang werd geacht voor het verslaan van Japan, hogelijk irriteren. De Engelse Chiefs ojStaff hadden niets bereikt. Churchill protesteerde bij Roosevelt: 'The Russian armies', seinde hij op 1 april,
XC'will no doubt overrun all Austria and enter Vienna. Ij they also take Berlin, wil! not their impression that they have been the overwhelming contributor to our common victory be unduly imprinted in their minds, and may this 110t lead them into a mood which will raise grave and formidable difficulties in the future? I therefore consider that from a political 12 5
standpoint we should march as far east into Germany as possible and that should Berlin be in our grasp we should certainly take it. This also appears sound on military grounds."
XCDit betoog kon Roosevelt niet overtuigen, hoewel in die tijd bij deze, die op de conferentie van Jalta Churchill in zijn verzet tegen de Russische aspiraties veelal alleen had laten staan, toch wel een zekere mate van wantrouwen jegens Stalin was gegroeid.
XCDat wantrouwen was, afgezien van wat in Roemenië en Polen was geschied, vooral gewekt door de wijze waarop de Sowjet-Unie had gereageerd op pogingen van de Geallieerde opperbevelhebber in Italië, Field Marshal Alexander, om de naar verhouding sterke Duitse strijdkrachten in Noord-Italië tot een aparte capitulatie te bewegen.
XCIn februari had een van Himmlers naaste medewerkers, Karl Wolff, die begin '45 in de rang van SS-Oberstgruppenführer in Noord-Italië Hochster SS und Polizeifûhrer was, contact gezocht met de Amerikaan Allan Dulles, vertegenwoordiger van het Office of Strategic Services in Zwitserland. Wolff had op 8 maart in Zürich een eerste bespreking met Dulles. Daarin deed hij weten dat hij Kesselring, toen nog opperbevelhebber van de in Noord-Italië vechtende Heeresgruppe C, zo ver hoopte te krijgen dat deze geheel Noord-Italië zou ontruimen en Alexanders troepen de gelegenheid zou geven, naar Oostenrijk door te stoten, dit alles op voorwaarde dat de Heeresgruppe C zich ongehinderd naar Beieren zou mogen terugtrekken, niet om daar de strijd tegen de Geallieerden voort te zetten maar om eventuele opstanden van buitenlandse dwangarbeiders te dempen. Alexander was niet bereid, op die voorwaarden een wapenstilstand met Kesselring te sluiten en liet op I I maart weten dat de besprekingen slechts konden worden voortgezet op basis van een onvoorwaardelijke Duitse overgave. Op de rzde werd de Russische regering terzake ingelicht. Molotow bleek het toe te juichen wanneer de Heeresgruppe C onvoorwaardelijk zou capituleren maar drong er op aan dat een Russische vertegenwoordiger aanwezig zou zijn bij nieuwe besprekingen met Wolff. Dat laatste achtte Alexander niet wenselijk - hij vond de toezegging voldoende dat Russen zouden mogen deelnemen aan de eventuele afsluitende conferentie in zijn hoofdkwartier. Onmiddellijk eiste Molotow dat het contact met Wolff zou worden afgebroken. Alexander dacht daar niet aan - de zaak kwam overigens niet verder12
, Aangehaald in W. S. Churchill: dl. VI, p. 407.
doordat Kesselring inmiddels in Duitsland OberbeJehlshaber West was geworden en Wolff (met wie op 19 maart een tweede gesprek had plaatsgevonden) na een kort bezoek dat hij in Duitsland aan Kesselring had gebracht, moeite had, Kesselrings opvolger von Vietinghoff voor het denkbeeld van een capitulatie te winnen. Alexanders houding nu èn het feit dat de Wehrmacht ten oosten van de Rijn over het algemeen geen hardnekkige weerstand bood aan de Geallieerde legers, wekten bij Stalin, die door eigen agenten van W olffs bewegingen op de hoogte was gehouden, het achterdochtig vermoeden dat Engeland en de Verenigde Staten met medewerking van Kesselring toewerkten op een situatie waarin de Geallieerde legers vrijwel heel Duitsland zouden kunnen bezetten. Op 3 april beweerde hij in een telegram aan Roosevelt dat de besprekingen met Wolff nog steeds gaande waren, dat de Geallieerden een overeenkomst met de Duitsers gesloten hadden krachtens welke hun legers ongehinderd oostwaarts konden oprukken en dat zij in ruil de Duitsers gunstige vredesvoorwaarden hadden aangeboden. Roosevelt wees deze op niets gebaseerde aantijgingen verontwaardigd van de hand en Churchill, door Roosevelt ingelicht, schaarde zich achter diens protest - hij kreeg vervolgens van Stalin te horen dat deze het dispuut niet wilde voortzetten. Het gebeurde had Roosevelt diep geschokt. Hij wilde evenwel de verhouding met de Sowjet-Unie zo goed mogelijk houden. Aan Churchill seinde hij op 12 april: 'I would minimize the general Soviet problem as much as possible because these problems, in oneJorm or another, seem to arise every day, and most oj them straighten out as in the case of the Berne meeting' (bedoeld werd het contact met Wolff). 'We must be firm, however, and our course thus Jar is correct.'! Enkele uren nadat de Amerikaanse president dit telegram had opgegeven, overleed hij aan een hersenbloeding; vice-president Harry S. Truman volgde hem op.
XCDe publieke oplme werd in alle Geallieerde landen door Roosevelts overlijden diep geschokt. Hij was niet alleen een groot oorlogsleider geweest maar tevens door zijn radiotoespraken, die van menselijkheid12
I Aangehaald in Herbert Feis: p. 596.
en idealisme hadden getuigd, voor miljoenen mensen de belichaming geworden van hun hoop op een betere toekomst. Truman was in de Verenigde Staten weinig, daar buiten in het geheel niet bekend. Het leek of door het tragische wegvallen van een vertrouwde leidersfiguur (tragisch omdat hij de definitieve overwinning op Duitsland niet had mogen beleven) de gehele toekomst opeens onzeker was geworden.
XCZo werd het gevoeld in Nederlandse kringen in Londen waar men de warme sympathie kende die Roosevelt voor Nederland had gekoesterd " zo ook in de bevrijde delen van Nederland, zo vooral in de hongerprovincies waar de uitgeputte bevolking bijzonder gevoelig was voor goed en misschien sterker nog voor slecht nieuws.
XCEen overdreven reactie die van weinig inzicht in de kracht van het Amerikaanse staatsbestel getuigde? Ja, achteraf gezien. Maar men dient, wat de Nederlanders betreft, in het oog te houden dat voor hen de oorlogsinspanning van het Britse Rijk en de Verenigde Staten gekoppeld was aan en gesymboliseerd in die twee figuren wier uitspraken talloze malen in de Londense radio-uitzendingen waren gememoreerd: Churchill en Roosevelt, en van die twee was één weggevallen.
XCTruman zette Roosevelts beleid ongewijzigd voort: ook hij ging er van uit dat het voor de Verenigde Staten ongewenst was, te streven naar het behoud van een invloedssfeer in Europa, ook hij voelde er niet voor, de militaire strategie te laten bepalen door politieke factoren, ook hij wilde bevorderen dat de Sowjet-Unie aan de laatste fase van de oorlog met Japan zou gaan deelnemen.
XCDit in zijn algemeenheid jegens de Sowjet-Unie nogal passieve beleid kreeg eind april een schok door wat in Oostenrijk gebeurde. De Ameri12
1 Twee dagen voor zijn overlijden had Roosevelt nog een persoonlijke brief geschre ven aan koningin Wilhelmina om haar de verzekering te geven dat de noodtoestand in de hongerprovincies hem duidelijk voor de geest stond. stond er o.m. in (uittreksels uit de brief, 10 april van Roosevelt aan koningin Wilhelmina, AOK: map 'Voorbereiding West-Nederland')
kanen hadden er zich lange tijd tegen verzet dat zij aan de militaire bezetting van dat land zouden deelnemen, d.w.z. dat zij ook daar een eigen bezettingszone zouden krijgen - zij waren er tenslotte mee accoord gegaan, en na de conferentie van Jalta waren Oostenrijk en Wenen (zie kaart V op pag. 814) op dezelfde wijze in vier zones en vier sectoren verdeeld als met Duitsland en Berlijn het geval was geweest. Eind april nu, kort na de verovering van Wenen en van een klein deel van de rest van Oostenrijk, werden Washington en Londen verrast door het bericht dat in de Oostenrijkse hoofdstad een regering was gevormd onder leiding van de socialist Karl Renner (die notabene in maart '38 Oostenrijks Anschluss aan Duitsland had toegejuicht!) en dat er onder de ministers twee communisten waren: de minister van binnenlandse zaken en de minister van onderwijs en cultuur. Dat kon moeilijk zijn geschied zonder goedkeuring van de Russen. Inderdaad, op 29 april werd Renners bewind door de Russische bevelhebber in Wenen erkend. De vraag lag voor de hand of de Sowjet-Unie soms voornemens was, in Duitsland hetzelfde te doen zodra zij Berlijn in handen had: een met haar toestemming gevormde regering te laten optreden die zou pretenderen, heel Duitsland te vertegenwoordigen, Op die zçste april stond evenwel vast dat de Geallieerden nogal ver van Berlijn verwijderd zouden blijven, zij het dat niet alleen de Engelsen maar vooral de Amerikanen (zie kaart XVI op pag. I2I9) vrij grote delen van Duitsland in handen hadden die zij, gelijk opgemerkt, krachtens de met de Sowjet-Unie gemaakte overeenkomst dienden te ontruimen. Churchill wenste dat de Russen voor die ontruiming een prijs zouden betalen. Aan Eden die zich toen als hoofd van de Engelse delegatie bij de oprichtingsvergadering van de United Nations in San Francisco bevond, seinde hij op 4 mei:
XC'The proposed withdrawal oj the United States Army to the occupational lines which were arranged with the Russians and Americans ... would mean the tide oj Russian domination sweeping forward 120 miles on aJront of 300 or 400 miles. This would be an event which, if it occurred, would be one oj the most melancholy in history'
XCmen diende, meende hij, van de Russen tegenprestaties te vergen:
XC'First, the Allies ought not to retreat from their positions to the occupational line until we are satisfied about Poland, and also about the temporary character oj the Russian occupation of Germany, and the conditions to be established in the Russianized or Russian-controlled countries in the Dam/be Valley, particularly Austria and Czechoslo vakia and the Balkans.
XCSecondly, we may be able to please them about the exits Jrom the Black Sea and the I2
Baltic as part of a general settlement, All these matters can only be settled before the United States armies in Europe are weakened."
XCDeze voorstellen, op 6 mei door Churchill ook aan Truman voorgelegd, werden door diegenen die aan Amerikaanse zijde het beleid bepaalden (Truman, zijn Secretary of State Stettinius en de Amerikaanse Chiefs of Staff) niet aanvaard. De Amerikaanse historicus Herbert Feis heeft hun argumenten aldus samengevat:
XC'None were ready to renounce past policies and intentions, in pursuance of the course advocated by Churchill: to maintain large armies in Europe, and keep them where they were until the Soviet gouernmcnt satisfied our wishes and eased our anxieties. This was judged by the President and his advisers to be inadvisable, ineffective, and impractical, It was thought to be inadvisable because it might provoke a harsh dispute with the Soviet authorities, rather than fead to a good settlement, It was thought likely to turn out to be ineffective because the Soviet armies coufd shut us out of Berlin and Vienna and deter the operation of the Control Councils for these two countries, as well as forcing Soviet wifl on Poland and Czechoslovakia, It was regarded as impractical because American opinion expected a rapid return of veteran soldiers from Europe, and because all branches of the American military organization counted on transfers from Europe for the development of the war against [apan,?
XCFeis maakt melding van wat 'American opinion' verwachtte - men kan dit.nog wat algemener stellen.
XCVan het totalitaire karakter van de Sowjet-Unie waren in Engeland en de Verenigde Staten slechts weinigen doordrongen. Churchill en Roosevelt hadden er in de jaren van hun bondgenootschap met Stalin nooit op gewezen - zij hadden in hun toespraken juist de betekenis van dat bondgenootschap onderstreept en dat was niet zonder effect gebleven op de publieke opinie in Engeland en de Verenigde Staten. Daar leefde, zo al niet vertrouwen in wat men samen met de Sowjet-Unie na de oorlog zou kunnen bereiken, in elk geval bewondering voor de prestaties der Russische strijdkrachten alsook het besef dat de Russen in de worsteling met Duitsland heel veel zwaardere offers hadden gebracht dan de Engelsen of Amerikanen. Er was, menen wij, daargelaten de vraag of de concrete denkbeelden die Churchill in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog aan de Amerikaanse autoriteiten voorlegde, verwezenlijkt12
, Aangehaald in W, S, Churchill: dl. VI, P: 502-03, 2 Herbert Feis: P: 636,
hadden kunnen worden, alleszins reden voor de door hem bepleite hardere opstelling, maar zou die door de publieke opinie in de Geallieerde landen en door hun volksvertegenwoordigingen zijn aanvaard? Dat betwijfelen wij in hoge mate.
XCChurchills voorstellen om te pogen als eersten Berlijn te veroveren en om politieke concessies te vragen in ruil voor de ontruiming van gebieden die tot de Russische bezettingszone behoorden, waren niet de enige die door de oppermachtige Amerikanen (zij hadden in Europa omstreeks driemaal zoveel divisies te velde staan als de Britten) werden afgewezen - ook zijn voorstelom, zo mogelijk, in Praag de Russen vóór te zijn, vond geen genade in Amerikaanse ogen. 'There can be little doubt', seinde hij op 30 april aan Truman,
XC'that the liberation of Prague and as much as possible of the territory of Western Czechoslovakia by your forces might make the whole difference to the post-war situation in Czechoslovakia, and might wel! influence that in nearby countries. On the other hand, if the Western Allies play no significant part in Czechoslovakian liberation, that country wil! go the way of Yugoslavia.
XCOf course, such a move by Eisenhower must not interfere with his main operations against the Germans, but I think the highly important political considerations mentioned above should be brought to his attention."
XCWat Churchill aan Truman had geseind, was enkele dagen eerder door de Britse Chiefs of Staff al voorgelegd aan hun Amerikaanse collega's; het voorstel aan Eisenhower doorgevend, had Marshall, de chef van de Amerikaanse legerstaf, toegevoegd: 'Personally and aside from all logistic, tactical or strategicial implications, I should be loth to hazard American lives for purely political purposes.'? Eisenhower had geantwoord dat hij Pattons Derde Leger niet verder wilde laten oprukken dan Pilsen en Karlsbad - Truman berichtte Churchill in antwoord op diens telegram van de joste dat hij het met Eisenhowers terughoudendheid eens was.
XCOp 3 mei deed Eisenhower de Russen weten dat hij voornemens was, Pilsen en Karlsbad te bevrijden. De volgende ochtend kwam een Russi
XC1 Aangehaald in W. S. Churchill: The Second World War, dl. VI, p. 442. 2 Aangehaald in Ehrman: Grand Strategy,
sche accoordverklaring binnen. Op die ochtend was het evenwel duidelijk dat de Wehrmacht in Noordwest-Duitsland op het punt stond zich over te geven - Eisenhower gaf Bradley nu toch bevel, een dieper doordringen in Tsjechoslowakije voor te bereiden (daarbij zouden de Amerikanen ook Praag bereiken), en maakte zijn voornemen kenbaar aan de Russen. De chef van de Russische legerstaf, generaal Antonow, deed hem toen op de yde weten dat hij er de voorkeur aan gaf dat de Amerikanen in het geheel niet verder oprukten - generaal Antonow wees er op dat het Rode Leger zijnerzijds er zich in Mecklenburg van had onthouden, op te rukken in de richting van de beneden Elbe en daarmee de Engelse zone binnen te komen. Eisenhower antwoordde dat hij met de Russische wens rekening zou houden. Gevolg was dat het Amerikaanse Derde Leger, hetwelk, wetend dat in Praag een opstand tegen de Duitsers was uitgebroken, al patrouilles dicht bij de Tsjechoslowaakse hoofdstad had, die patrouilles moest terugtrekken. Nog op 7 mei deed Churchill een beroep op Eisenhower, zijn beleid te wijzigen - het was te laat: Eisenhowers antwoord was al in Moskou ontvangen en bovendien was inmiddels een algemene wapenstilstand van kracht geworden. Het waren de Russen die, als enigen, op 8 mei Praag binnentrokken.
XCTen aanzien van Denemarken en Noorwegen handelde Eisenhower met meer begrip voor de politieke betekenis van de aanwezigheid ter plaatse van Geallieerde militairen. Toen het er op 5 mei naar uitzag dat de Russen van Mecklenburg uit de Oostzee zouden oversteken teneinde naar Kopenhagen op te rukken, zond Eisenhower door de lucht het hoofd van de Shaef-Mission to Denmark, door tweehonderd parachutisten vergezeld, naar Kopenhagen, zodat Denemarken beschouwd mocht worden als te zijn bevrijd door de Geallieerden.' Zo ook Noorwegen, waar op 8 mei leden van de Shaef-Mission to Norway in Oslo per vliegtuig landden, spoedig gevolgd door Geallieerde parachutisten; Engelse torpedobootjagers vielen alle Noorse havens binnen.
XCDe ietwat gespannen verhouding tussen de Geallieerden en de Sowjet12
I Het eiland Bornholm evenwel (zie kaart XIlI op pag. I roo) werd op 9 mei door de Russen bezet - het lag binnen de afgesproken Russische operatiezone.
Unie heeft in menig opzicht ook bepaald wat zich bij de capitulaties afspeelde welke Duitslands ineenstorting bezegelden.
XCWij gebruiken een meervoud - inderdaad, zoals eerder in dit hoofdstuk bleek, hebben grote Duitse militaire eenheden apart gecapituleerd en is er daarnaast sprake geweest van twee capitulatie-overeenkomsten met de centrale Duitse overheid: een die op 7 mei in Reims, een die op 8 mei in Berlijn werd ondertekend.
XCHet begon, op 29 april, met de capitulatie van de Duitse Heeresgruppe C in Noord-Italië: de contacten die Wolff in maart in Zwitserland met Allan Dulles van de OSS had gehad, leidden er toe dat de opperbevelhebber van deze Heeresgruppe, von Vietinghoff, op 29 april in Pield Marshal Alexanders hoofdkwartier door gevolmachtigde officieren een overeenkomst liet ondertekenen die zijn onvoorwaardelijke overgave inhield. Aan de besprekingen welke aan die ondertekening voorafgingen, had een Russische vertegenwoordiger deelgenomen.
XCDrie dagen later, op 2 mei, gaf in Zuid-Duitsland de Duitse Heeres gruppe Südwest zich onvoorwaardelijk over.
XCWat geschiedde in het noorden?
XCAdmiraal Dönitz, door Hitler tot zijn opvolger benoemd, besefte uiteraard dat het met het verzet van de Wehrmacht snel ten einde liep. Zijn beleid werd bepaald door de wens, zoveel mogelijk Duitse troepen te onttrekken aan Russische krijgsgevangenschap; daar had hij de medewerking van de Geallieerden voor nodig. Hij besloot derhalve, door het door Hitler benoemde kabinet een streep te halen en eigen ministers aan te stellen. Himmler die zich bij hem had vervoegd, wees hij de deur en tot minister van buitenlandse zaken benoemde hij de minister van financiën, L. Schwerin von Krosigk, in plaats van Seyss-Inquart. Wat een mogelijke capitulatie betrof, gaven hij en Keitel (die nog steeds fungeerde als Chef des Oberkommandos der Wehrmachti de nieuwe Oberbefehlshaber der Kriegsmarine, Ceneraladmiral von Friedeburg, opdracht, contact op te nemen niet met Eisenhower maar met Montgomery - de bedoeling van Dönitz en Keitel was daarbij om wat nog van de Heeresgruppe Weichsel restte, in Engelse gevangenschap te brengen, niet in Russische. Eisenhower keurde goed dat Montgomery besprekingen zou voeren, leidend tot de capitulatie van alle Duitse strijdkrachten in Noordwest-Europa, maar toen von Friedeburg op 3 mei in Montgomery's hoofdkwartier aankwam, maakte de Duitser een heel andere wens kenbaar, nl. dat de 21St Army Croup de overgave zou accepteren van de resten van de Heeresgruppe Weichsel. Montgomery weigerde; die troepen, zei hij, moesten zich aan de Russen overgeven - hij was hoogstens bereid, Duitse
militairen die zich individueel zouden overgeven, als krijgsgevangenen te aanvaarden en hij zei aan van Friedeburg dat hij de overgave eiste van alle Duitse strijdkrachten in Noordwest-Europa. Met die mededeling keerde van Friedeburg naar Flens burg terug waar zich de regering-Dönitz bevond (zie kaart XIII op pag. 1169) zij keurde de capitulatie in Noordwest-Europa goed en gaf van Friedeburg opdracht, ook naar Eisenhowers hoofdkwartier te gaan teneinde te zien of er méér gedeeltelijke capitulaties mogelijk waren.
XCIn Montgomery's hoofdkwartier op de Lüneburger heide werd het capitulatie-document van alle Duitse strijdkrachten in Noordwest-Europa op vrijdagavond 4 mei om half zeven plaatselijke tijd ondertekend; een wapenstilstand zou de volgende ochtend ingaan om acht uur. Uit die capitulatie vloeide voort dat de bevelhebber van de Wehrmacht in WestNederland, generaal Blaskowitz, op zondag 6 mei een aparte capitulatieovereenkomst ondertekende in Wageningen.
XCInmiddels was van Friedeburg in de avond van de 4de mei per vliegtuig naar Reims gebracht. Hij sprak er met Eisenhower en de vertegenwoordiger van de Russische legerstaf, generaallwan Susloparow, en deed het aanbod dat wat nog van de Wehrmacht restte, zich aan de Geallieerden zou overgeven. Eisenhower weigerde. In een telegram naar Flensburg stelde van Friedeburg toen voor, dat hijzelf zou worden gemachtigd een algemene capitulatie-overeenkomst te ondertekenen (ook een met de Russen dus) of dat men daartoe generaal JodI, chef van de Operations-Abteilung van het OKW, benevens de nieuwe opperbevelhebbers van Heer, Kriegsmarine en LtiftUJa.ffe naar Reims zou sturen. Pas op zondagavond 6 mei (het was Eisenhower en Susloparow duidelijk dat Dönitz en de zijnen tijd trachtten te winnen) arriveerde JodI in Reims. Hij stelde voor dat de algemene capitulatie-overeenkomst eerst in de loop van dinsdag de 8ste zou worden ondertekend en dat de strijd vervolgens op donderdag de rode zou worden gestaakt - dat laatste zou o.m. betekenen dat de Duitse strijdkrachten pas van die donderdag af daar zouden moeten blijven waar Zij zich bevonden. Eisenhowers antwoord was dat de capitulatie-overeenkomst onmiddellijk ondertekend moest worden, dat de strijd dinsdagavond om elf uur moest eindigen en dat hij, als de Duitsers dat alles niet zouden aanvaarden, het Geallieerde front zou sluiten voor individuele Duitse militairen en voor alle burgervluchtelingen. jodl adviseerde Dönitz toen telegrafisch, de algemene capitulatie onmiddellijk te accepteren - een capitulatie die, wat het Geallieerde front betrof, nog maar weinig Duitse strijdkrachten insloot (op zaterdag de yde hadden zich in Zuid-Beieren en een deel van Oostenrijk de
Heeresgruppe G, in een ander deel van Oostenrijk de Heeresgruppe Südost en in Tirol en Vorarlberg het Negentiende Duitse Leger apart overgegeven), maar wèl wat het Russische front aanging.
XCDoor Dönitz daartoe gemachtigd (deze instrueerde de Duitse bevelhebbers wier troepen nog in gevechtscontact met de Russen waren, onmiddellijk een zo groot mogelijk deel van hun strijdkrachten achter het Geallieerde front te brengen), ondertekende JodI in Reims kort voor drie uur in de nacht van zondag 6 op maandag 7 mei de algemene Duitse capitulatie-overeenkomst. Voordien had Eisenhower telegrafisch in Moskou laten vragen of men daar met de ondertekening te Reims en uitsluitend door JodI accoord kon gaan - hij had geen antwoord ontvangen. De capitulatie-overeenkomst hield overigens de bepaling in dat vertegenwoordigers van het Duitse opperbevel (JodI vertegenwoordigde de Duitse regering) het document alsnog dienden te ondertekenen.
XCToen het antwoord uit Moskou binnenkwam, bleek dat de SowjetUnie wenste dat de ondertekening van de algemene capitulatie-overeenkomst in Berlijn zou worden herhaald en dat voor Duitsland Keitel en de opperbevelhebbers van Heer, Kriegsmarine en Luftwaffe zouden ondertekenen. Eisenhower achtte het niet noodzakelijk, in Berlijn opnieuw zijn handtekening te gaan plaatsen - voor Shaef zou dat zijn plaatsvervanger, Air Chief Marshal Arthur W. Tedder, doen. Namens de SowjetUnie zou maarschalk Georgij Zjoekow tekenen, opperbevelhebber van de Russische legers die het offensief over de Oder hadden ingezet; er kwam voorts vast te staan dat, aangezien Tedder een Engelsman was, de Amerikaanse generaal Carl Spaatz, bevelhebber van de Amerikaanse strategische luchtmacht in Europa, mede zou ondertekenen als getuige en dat er nog een tweede getuige zou zijn: de Franse generaal J. de Lattre de Tassigny, bevelhebber van het Franse Eerste Leger.
XCAllen die bij de plechtigheid in Berlijn aanwezig dienden te zijn, werden er, voorzover zij zich niet al in of bij Berlijn bevonden, per vliegtuig heengebracht, de hoge Duitse militairen onder bewaking uit Flensburg. Al in de ochtend van de 8ste arriveerden Tedder, Spaatz en de Lattre - men nam hen mee naar een cantinegebouw van de Wehrmacht in de Berlijnse voorstad Karlshorst. Pas om vier uur 's middags kon Tedder daar een eerste gesprek met Zjoekow voeren, aangezien deze laatste geen woord had mogen zeggen voor de Russische onderminister van buitenlandse zaken, Andrei Y. Wisjinski, uit Moskou was aangekomen. Inmiddels had de Lattre ontdekt dat er geen Franse vlag hing in de ruimte waar de plechtigheid zou plaatsvinden - haastig werd een vlag door de Russen geïmproviseerd maar toen ze hing, bleek het een Ne
derlandse te zijn doordat de banen rood, wit en blauw horizontaal in plaats van verticaal aan elkaar waren genaaid. Die fout werd hersteld. Urenlang werd nadien nog gestreden over allerlei punten van protocollaire aard die door Wisjinski naar voren werden gebracht - pas tegen middernacht konden allen die dat dienden te doen, hun handtekening plaatsen.
XCDat was het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Het Derde Rijk was ter ziele, Duitsland lag in puin.
XCAfgezien van de in Wageningen ondertekende aparte capitulatie-overeenkomst hebben wij in dit hoofdstuk de ontwikkelingen in Nederland terzijde gelaten. Opzettelijk. In de weken waarin het Derde Rijk ineenstortte, speelden zich namelijk in en met betrekking tot het westen des lands dramatische gebeurtenissen af die, maar dan pas tegen de achtergrond van wat wij in dit hoofdstuk hebben uiteengezet, in bijzonderheden moeten worden weergegeven - gebeurtenissen die een eerste climax bereikten toen, na besprekingen die met Seyss-Inquart waren gevoerd, Geallieerde bommenwerpers op 29 april konden beginnen, bij de grote steden in het westen aanzienlijke hoeveelheden voedsel af te werpen. Juist op tijd!
XCEr dreigde daar namelijk een noodtoestand te ontstaan, veel ernstiger nog dan men in de voorafgaande maanden van de hongerwinter had gekend. 126
XCGerekend van eind november '44 af had de hongerwinter in het westen des lands eind maart al volle vier maanden geduurd. De druk van de bezetter liet nauwelijks af: in de steden werden nog steeds van tijd tot tijd razzia's gehouden door de Ordnungspolizei, vooralom 'spitters' bijeen te brengen voor werk aan de Duitse versterkingen. Ook de roofpartijen door onderdelen van de Wehrmacht of door individuele Duitse militairen vonden voortgang. Wie met zijn flets op de openbare weg verscheen, bleef iedere dag grote kans lopen, dat hoog gewaardeerd vervoermiddel kwijt te raken. De bevolking was uitgeput: uitgeput door de worsteling met de koude, uitgeput vooral door die met de honger. Kon men zijn officiële rantsoenen niet op de een of andere wijze aanvullen, dan was men gedoemd tot de ondergang. De in Delfzijl gearriveerde zendingen van het Zweedse en Zwitserse Rode Kruis maakten het slechts mogelijk om aan de drie-en-een-half miljoen stadsbewoners in het westen des lands wekelijks een brood van 400 gram en eenmaal per vier weken 125 gram margarine uit te reiken, maar dat leverde per dag slechts ca. 150 calorieën op. Ca. 400 calorieën was de waarde van de rantsoenen die het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd blijkens zijn aankondigingen ter beschikking stelde: per week 750 gram brood, 45 gram margarine, 125 gram vlees, 1 kilo aardappelen en 50 gram kaas, maar die rantsoenen waren lang niet altijd in de winkels verkrijgbaar. Met name het aardappelvervoer verliep in het westen des lands met zoveel horten en stoten dat er nu eens in de ene, dan weer in de andere stad een volle week was waarin zelfs het absurd lage rantsoen van I kilo niet te koop was. Groenten waren het belangrijkste voedingsmiddel dat eind maartbegin april nog buiten de distributie viel maar zij waren vrijwel nergens te vinden tegen betaalbare prijzen.' De meeste mensen zagen dan ook126
I Er golden maximumprijzen voor, die de detailhandel een winstmarge boden van ca. 30%; die marge werd door de meeste groentehandelaren zo laag geacht dat zij wat zij van de veilingen of de tuinders ontvingen, liever zwart verkochten. In een poging om aan de doorsnee-kopers meer groente ter beschikking te stellen, liet secretaris generaal Hirschfeld de maximumprijzen voor groe~te midden aprilopheffen - prompt
grauw van de honger. Het aantal van diegenen die door de ontberingen om het leven waren gekomen, naderde eind maart al de twintigduizend, het aantallijders aan de hongerziekte het tienvoud daarvan. Zo was de situatie toen de Canadezen eind maart in de Achterhoek en van daaruit in de eerste helft van april in Overijssel en in de drie noordelijke provincies doordrongen. Die opmars, hoe verheugend ook voor het oosten en noorden des lands, had voor het westen gevolgen die, als de bevrijding of grootscheepse hulp van buiten niet spoedig kwam, onvermijdelijk tot een massaal sterven moesten leiden: de toch al zo geringe aanvoer van steenkolen uit Westfalen en de aanvoer van levensmiddelen over het Ijsselmeer (zowel van de Rode Kruis-hulpzendingen als van de levensmiddelen die het oosten en noorden des lands opleverden) kwamen beide geheel tot stilstand. Het volledig wegvallen van de steenkolen-aanvoer' leidde er om te beginnen toe dat de paar electrische centrales en gasfabrieken die men sinds de herfst met de grootste moeite gaande had weten te houden, de een na de ander stilgelegd moesten worden. In het westen waren sinds begin februari, toen de Centrale-Noord in Amsterdam was uitgevallen, nog maar twee electrische centrales in werking: in Velsen en in Rotterdam. De Rotterdamse centrale was op 9 april door zijn laatste voorraden brandstof heen, die te Velsen drie dagen later. Met inschakeling van generatoren in overheids- en particuliere bedrijven slaagde men er nadien in, een minieme hoeveelheid stroom te produceren ten behoeve van de waterleidingbedrijven, de poldergemalen, de belangrijkste ziekenhuizen en een klein deel van het telefoonnet (alleen Duitse instanties, artsen, r
XClagen de etalages van de groentewinkels vol maar nu waren de openlijk getoonde prijzen zo hoog dat de groenten voor de meeste consumenten onbetaalbaar bleven. Begin mei, vlak voor de bevrijding, werden de maximumprijzen opnieuw ingevoerd met als gevolg dat de groenten opnieuw uit de etalages verdwenen. , In Amsterdam voorzagen de gemeentelijke diensten begin '45 dat het moment kon aanbreken waarop de brandstof zou ontbreken die nodig was voor de pontverbinding over het IJ - een verbinding die in de hongerwinter speciaal van belang was voor de tienduizenden niet in Amsterdam-Noord wonende Amsterdammers die in NoordHolland op hongertocht wilden gaan. In februari werd besloten, achter het Centraal Station een 'brug' te leggen, bestaande uit zes stevig verankerde, aan elkaar gekoppelde veerponten met nog een ca. 60 meter lange ponton die met handkracht kon worden geopend en gesloten (bijna twintig man pontpersoneel zou hier op vaste uren telkens een kwartier mee bezig zijn). Deze 'brug' werd op I april in gebruik genomen; ze is dat gebleven tot midden augustus.
apothekers en geestelijken behielden hun aansluiting), maar bijna alle gebouwen en bedrijven die voordien nog electriciteit hadden mogen afnemen, kwamen zonder stroom te zitten. De radiodistributie werd afgesloten. In Amsterdam kreeg de drukkerij van Het Algemeen Handels blad slechts voldoende stroom' om dagelijks uit twee pagina's bestaande nummers van Die Deutsche Zeitung in den Niederlanden te zetten en te drukken, van Het Algemeen Handelsblad-zelf moesten miniem kleine nummers met de hand gezet en op een handpers gedrukt worden. Zo ook de nummers van Het Volk. De Telegraaf en Het Nieuws van de Dag verschenen gestencild. Steden waren er waar geen enkele krant meer uitkwam - in Den Haag arriveerde Die Deutsche Zeitung in den Niederlanden met zoveel vertraging dat het dagelijks communiqué van het Oberkom mando der Wehrmatht er ten behoeve van de Duitse bureaus gestencild werd. Hier werd van de door nood-aggregaten opgewekte stroom nog iets geleverd aan de Duitse bureaus (ook aan een zwakke zendinstallatie via welke de Duitse propaganda werd voortgezet) - in Amsterdam daarentegen zaten ook de Duitse instanties geheel zonder stroom. De Verteidigungsstab-Amsterdam, ondergebracht op en bij het Museumplein, moest zich, zodra het donker was, behelpen met kaarsen en olielampen.
XCHet wegvallen van electriciteit en gas had ernstige gevolgen voor de toch al zo beperkte levensmiddelenvoorziening. De meeste bakkers moesten in de tweede week van april stad na stad het broodbakken staken doordat zij geen stroom meer ontvingen voor hun electrische ovens - het duurde toen enkele dagen voordat men uit alle hoeken en gaten de brandstof had bijeengebracht waarmee in andere ovens het bakken van brood kon worden hervat. In de gehele derde week van april was in Rotterdam geen brood te krijgen, 'het is niet te begrijpen', noteerde de arts in ruste H. Mees, 'hoe velen het nog volhouden."'Niemand heeft meer belangstelling voor iets anders dan eten', schreef een Rotterdamse tramconducteur-op-wachtgeld (geen tram reed meer sinds de herfst van '44) op 23 april in zijn dagboek. 'De oorlog is bijzaak; zelfs al zouden de Canadezen in Gouda of Capelle zitten, dan nog zouden de mensen aan niets anders dan aan hun maag kunnen denken. Het beroerde is dat niemand weet of er eigenlijk nog wel eten is in het nu volkomen geïsoleerde deel van West-Nederland."
XC'Daar door kolengebrek', aldus weer Mees op de zxsre, 'de riolering niet meer werkt, schijnen de riolen over te lopen; de singels zijn tot de
I H. Mees: p. 615. 2 p. 600.
rand toe vol vuil en stinkend water' (dat was het geval met alle stadsgrachten in het westen), 'de hongerige bevolking schept de halfdode vis met een net Op.'1
XCTwee weken eerder, 14 april, had een vrouw in Oegstgeest een 'klein staaltje van voedselnood' gezien:
XC'Een vrouw laat haar 'eten' van de Centrale Keuken vallen en huilt ontdaan.
XCEr schiet iemand toe die zich haastig bukt en een beetje van het voedsel in haar zakdoek schept, opgeraapt uit het modderige slik. Een andere vrouw kijkt toe, knielt bij de resten en probeert deze in een kommetje te doen dat ze bij zich heeft.
XCDe twee lopen achter elkaar weg, terwijl er een kind op de grond gaat zitten, met haar handjes in de kleverige massa roert en haar vieze vingers aflikt.
XCIn die tijd passeert een hond, snuift aan het drabbige spul en keert zich om zonder er een bek aan te hebben gezet."
XCVeel voedingswaarde hadden de porties niet die de Centrale Keukens midden april nog afleverden, maar daarmee was het dieptepunt nog niet bereikt: een week later beschikten de meeste Centrale Keukens nog maar over zo weinig brandstoffen dat de aflevering in verschillende steden werd beperkt tot diegenen van wie thuis bij onderzoek gebleken was dat zij zelfs geen noodkacheltje hadden om er enig voedsel op te verwarmen. 'Vandaag', zo noteerde op 25 april de 'foute' burgemeester van Den Haag, mr. H. C. van Maasdijk,
XCEen dag later, 26 april, deed het Interkerkelijk Overleg een bijzondere oproep uitgaan naar alle kerkelijke gemeenten," waarin op solidariteit werd aangedrongen, gezien het feit 'dat de laatste reserves aan aardappelen en granen zijn aangesproken, zodat vier-en-een-half miljoen Neder
XC1 H. Mees: Mijn oorlogsdagboek, p. 615. 2 A. van der Heide-Kort: Zij komen. p. 153. D.w.z. aan enkele grote bakkerijen die gasovens hadden. 'H. C. van Maasdijk: 'Dagboek', p. 19 (Doe I-I091, C-2). 5 Tekst in H. C. Touw: Het verzet vall de Hervormde Kerk,
landers voor hun voeding zijn aangewezen op groenten, vlees en melk' - maar groenten waren voor de meeste mensen, zoals al opgemerkt, onbetaalbaar, melk was niet langer op de bonnen verkrijgbaar en het wekelijks vleesrantsoen van 125 gram was midden april gehalveerd. Hirschfeld en Louwes wisten al in de eerste helft van maart dat, als er geen bevrijding of grootscheepse hulp van buiten kwam, de minieme rantsoenen in de loop van mei drastisch verlaagd zouden moeten worden. Louwes had, gelijk in hoofdstuk 13 vermeld, op 19 maart in Delfzijl de lading van de 'Henri Dunant', gift van het Zwitserse Rode Kruis, persoonlijk in ontvangst genomen - hij gaf toen aan de gedelegeerden van het Internationale Rode Kruis een dringende boodschap voor hun Londense collega mee die een week later uit Genève werd overgeseind en spoedig bij Gerbrandy op tafellag. 'According Louwes', aldus de tekst',
XC'already insufficient rations will have to be halved from 15th May if till then massive relief: food, medicines, coal, does not reach Western provinces, in which case Holland faced with greatest catastrophe of inconceivable consequences.'
XCDat was nog te optimistisch gezien. In de tweede helft van april kwam voor Hirschfeld, Louwes en hun medewerkers vast te staan dat er al in de loop van de eerste helft van mei in het geheel geen brandstoffen meer zouden zijn om brood te bakken en dat ook het weekrantsoen van I kilo aardappelen al vóór 15 mei zou komen te vervallen.
XCWilde men een massaal sterven voorkomen, dan waren er maar twee mogelijkheden: er moesten door de Geallieerden grote hoeveelheden voedsel, enkele duizenden tonnen per dag, van geringe hoogte gedropt worden (hetgeen slechts mogelijk zou zijn met verlof van de Duitse civiele en militaire autoriteiten) of het westen des lands moest in een snelle operatie worden bevrijd.
XCWas zulk een snelle operatie mogelijk?
XCZij werd door Eisenhower en Montgomery, geadviseerd door hun staven die door het Nederlandse Bureau Inlichtingen nauwkeurig op de
1 Afschrift van het telegram in AOK, map 'Het Zwitsers
hoogte waren gehouden van de noodsituatie in West-Nederland, bij uitstek hachelijk geacht. Op I4 maart hadden, zoals wij eerder vermeldden, de Combined Chiefs of Staff Eisenhower instructie gegeven, een apart offensief ter bevrijding van West-Nederland voor te bereiden. Eisenhower had toen overleg gepleegd met Montgomery en op de z-zste in een telegram naar Washington dat aparte offensief' militarily inadvisable' genoemd, waarbij hij speciaal gewezen had op het gevaar dat de Wehrmacht vrijwel het gehele westen des lands onder water zou zetten. Desniettemin had Montgomery, de uit Washington ontvangen aanwijzing volgend, de bevelhebber van het Eerste Canadese Leger, Crerar, opdracht gegeven tot dat aparte offensief, Foulkes, bevelhebber van het Ist Canadian Corps, had er een plan voor uitgewerkt (een datum voor het inzetten van de aanval was daarin nog niet aangegeven), maar op I2 april had Foulkes van Crerar vernomen dat de operatie niet zou doorgaan - Foulkes verloor toen ook zijn enige tankdivisie en hield slechts twee infanteriedivisies over die, aldus een mededeling van Montgomery, geen versterkingen zouden ontvangen.
XCInderdaad, het gevaar dat de Wehrmacht, in het nauw gebracht, het grootste deel van het westen des lands onder water zou zetten, was reëel. De Wehrmacht had er haar verdediging al vergemakkelijkt door grote gebieden te inunderen (zie kaart XVIII op pag. I441), maar er kon veel méér water worden ingelaten. De ingenieurs van de rijkswaterstaat en van de provinciale waterstaatsdiensten in het westen des lands waren zich daar terdege bewust van, zo ook het hoofd van de spionagesectie van de OD (van de herfst van '44 af: van de spionagesectie van kolonel Kaats hoofdkwartier), de majoor van de genie]. Kok, die in '41 een aanstelling als hoofdingenieur van de rijkswaterstaat had gekregen. De Duitse invasie in mei '40 en speciaal de verwoesting van Rotterdam hadden hem het besef bijgebracht dat een enigszins langdurige, 'totale' oorlogvoering een onvoorstelbare ramp voor West-Nederland zou betekenen: de bezetter zou vrijwel het gehele gebied onder water kunnen zetten en vernielde hij er dan bovendien de bruggen, de sluizen, de havens, de electrische centrales en de poldergemalen, dan zou het dichtstbevolkte deel des lands lange tijd nagenoeg onbewoonbaar zijn. Een groot deel van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam wàs al vernield en het was aan Kok, die voortdurend informaties uit de waterstaatsdiensten ontving, bekend dat de Wehrmacht het opblazen van de belangrijkste bruggen, sluizen, electrische centrales en poldergemalen had voorbereid: er waren springstoffen aangebracht, Sprengkommandos bevonden er zich in de nabijheid en veelal waren ook vlak bij de te vernielen objecten gebieden 126
geïnundeerd zodat Geallieerde luchtlandingstroepen tijd nodig zouden hebben om tot die objecten door te dringen.
XCDat de Wehrmacht de mogelijkheid van een grootscheepse inundatie achter de hand hield, bleek uit verscheidene maatregelen die zij van begin '45 af op waterstaatkundig gebied nam.
XCOm te beginnen werd het waterpeil op het Ijsselmeer hoog gehouden door de uitwateringssluizen in de Afsluitdijk (bij Kornwerderzand en bij Den Oever) bij eb zo weinig mogelijk te openen. Kok had de Canadezen tijdig op de wenselijkheid gewezen, het sluizencomplex bij Kornwerderzand ongeschonden te veroveren, maar dat mislukte: de Wehrmacht had er voldoende tijd om de koppen van de noordelijke heftorens te vernielen, zodat de schuiven naar beneden vielen en niet meer opgehesen konden worden; nadien was afwatering van het Ijsselmeer slechts mogelijk via de sluizen bij Den Oever - die werden door de Duitsers dicht gehouden. Het hoge waterpeil in het Ijsselmeer leidde er toe dat het (stinkende) water in de Amsterdamse grachten buitensporig hoog kwam te staan (veel kelders in de binnenstad liepen onder) en dat het Ijsselmeer een groot reservoir bleef voor nieuwe inundaties in de provincies Utrecht en Noord-Holland. Inderdaad, midden april, toen de Canadezen de Veluwe bevrijdden, werden allerlei polders beoosten de Vecht op ruwe wijze door de Wehrmacht geïnundeerd (in de dijken werden openingen gemaakt, gemalen, sluizen en duikers werden vernield), en werd voorts een deel van Waterland (op de inundatie van de Wieringermeer komen wij nog terug) dras gezet; tenslotte werden met het hoge water van de Lek en van het Amsterdam-Rijnkanaal polders geïnundeerd in het zuiden van Utrecht.
XCOok in Zuid-Holland werd het boezempeil door de Wehrmacht kunstmatig hoog gehouden: er mocht bij eb geen water worden geloosd in Vlaardingen, Maassluis, Scheveningen en Katwijk en bij laatstgenoemde plaats werd zelfs Noordzeewater bij vloed binnengelaten.
XCVeel van die inundaties waren door de ingenieurs van de waterstaat voorzien. Hun diensten, die van de herfst van '44 af de grootste moeite hadden gehad om de poldergemalen draaiend te houden (dat was in Noord- en Zuid-Holland slechts mogelijk geweest door kleine hoeveelheden dieselolie welke men achter de hand had gehouden, te vermengen met teerolie welke bij stilliggende asfaltfabrieken was weggehaald'),
XCI Electrische gemalen werden van midden april '45 af draaiend gehouden door ze aan te sluiten
hadden de boezems die de polders omgaven, door middel van keringen, alle met een afsluitbare doorvaartopening, in stukken verdeeld zodat, als een polderdijk opgeblazen werd (of door Geallieerde bommen getroffen) slechts een deel van het boezemwater in de polder terecht zou komen. Deze beschermende maatregel zou natuurlijk zijn effect verliezen als Sprengkommandos niet alleen de polderdijken maar ook de keringen zouden vernielen en tegelijk de boezemwateren in vrije verbinding zouden brengen met de grote rivieren en de Noordzee. Die vrije verbinding kon tot stand worden gebracht door bij Ijmuiden en Katwijk de Noordzeesluizen te vernielen alsmede langs de Nieuwe Waterweg de sluizen bij Maassluis en Vlaardingen - ook elders langs de grote rivieren lagen sluizen en dijken die vernield konden worden. Kok (en ieder die van de waterstaatkundige toestand op de hoogte was) dacht daarbij in de eerste plaats aan Schielands Hoge Zeedijk die bij Capelle aan de Ijssel de laagstgelegen polder van het westen des lands beschermde - dezelfde dijk die de Staten van Holland in I574 hadden laten doorsteken teneinde de Spanjaarden te dwingen, het beleg van Leiden op te geven. Zo dreigde het water dat in de Tachtigjarige Oorlog het behoud van de opstandelingen tegen Spanje had betekend, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een peilloze katastrofe te brengen over het westen des lands. 'Een niet te beschrijven ramp zou', zei Kok een jaar later, 'over Westelijk Nederlandvgekornen zijn; het zou teruggebracht zijn tot een toestand waaruit het zich in geen tientallen jaren zou hebben kunnen opheffen.' I
XCStaat het vast dat de Wehrmacht in het westen des lands voornemens was, de vernielingen welke waren voorbereid, inderdaad uit te voeren als het tot een grote Geallieerde aanval kwam? Laat ons eerst naar de persoonlijkheid kijken van de man die bevel tot uitvoering van de vernielingen zou moeten geven: Generaloberst Johannes Blaskowitz, in februari-maart '45 Oberbefehlshabervan de Heeresgruppe H, in april (toen van die Heeresgruppe niet veel was overgebleven) Oberbe fehlshaber Armee-Oberkommando 25 (Holland).J.12 7
1 Kok: 'Het werk van sectie V OD-BS' (lezing, gehouden op 2 april 1946), punten j en 0, gestenc. bijl. 352, p. 3. 1 Aangehaald in H. Groscurth: p. 427. 2 De voornaamste inhoud van de bevelen van Hitler en Christiansen wordt weergegeven in stukken van de resp. in zijn
Blaskowitz, in '83 in Oost-Pruisen geboren als zoon van een predikant, was beroepsmilitair geworden - hij had meegevochten in de Eerste Wereldoorlog en had nadien tot het kader behoord van het kleine leger dat Duitsland na de Vrede van Versailles op de been had mogen houden. In september '39 was hij Oberbefehlshabervan een van de legers die Polen binnenrukten - hij was toen een van de weinige generaals geweest die onmiddellijk en duidelijk geprotesteerd hadden tegen de schanddaden waaraan vooral de Sicherheitspolizei und SD zich in Polen overgaf. Hitler, die op zijn eerste protest gereageerd had met de woorden: 'mit Heilsarmee Methoden führe man keinen Krieg' " had hem gestraft door hem aan de Führer-Reserve toe te voegen - in oktober '40 was hij daaruit te voorschijn gehaald en belast met het opperbevel, eerst over een Duits leger in Frankrijk, vervolgens (in mei '44) over de Heeresgruppe G die in het zuiden van Frankrijk opgesteld stond. Bevorderd werd hij niet - hij had recht op de rang van Generalfeldmarschall maar bleef Generaloberst. Hij was een bekwaam militair, geenszins een typische nationaal-socialist, eerder een opperofficier van de oude stempel: een strakke figuur, zeer gezagsgetrouw. Eind maart had Blaskowitz het Oberkomrnando der Wehrmacht voorgesteld dat hij zich uit het westen van Nederland zou mogen terugtrekken teneinde in het gebied tussen Westfalen en de Duitse Noordzeekust een dam op te werpen tegen de Britse legers die er in geslaagd waren, de Rijn te overschrijden - het OKW had dat verzoek afgewezen: hem was bevolen, in West-Nederland stand te houden en dat gebied tot het uiterste te verdedigen. Dat bevel was eenvoudig de herhaling van het (door ons al in deel 10 a vermelde) bevel dat op de rode of I rde september '44 van Hitler persoonlijk was uitgegaan: het Duitse leger moest 'die Gebiete von Rotterdam und Amsterdam solange u/ie nur moglich verteidigen' uit Hitlers bevel was toen later in september een (eveneens al in deel ra a vermeld) bevel van de toenmalige Wehrmachtbefehlshaber in bezet Nederland, generaal Christiansen, voortgevloeid: dreigden de Geallieerden in Westelijk Nederland door te dringen, dan moesten daar 'alle für die Aufrechterhaltung der lebensu/ichtigen Betriebe notu.endioen Anlagen' vernield worden, 'Versorgungsbetriebe, besonders Wasser und Elektrizität', het laatst." fassende Übersichtfiir den Monat Sept. 1944' (CD!, 16.105-18) en in zijn Kriegstagebuch
Wij nemen aan dat Christians ens bevel aan het Oberkommando der Wehrmacht ter kennis is gebracht-het kan daar slechts Hitiers instemming hebben verworven. Deze had ervaren hoezeer de Duitse opmars in de Sowjet-Unie in '41 was gehinderd door de Russische politiek van 'de verschroeide aarde' - met soortgelijke massale vernielingen wilde hij in '44-'45 het doordringen van de Russische en Geallieerde legers op Duits grondgebied bemoeilijken. Tegen die vernielingen had hij geen enkel bezwaar; de toekomst van het Duitse volk dat hem, zo meende hij, in onvoldoende mate had gesteund, interesseerde hem geen zier. Speer had van hem aanwijzing ontvangen om, voorzover de Wehrmacht dat niet al deed, elke brug en elke industriële installatie die voor de Russen en de Geallieerden van belang kon zijn, tijdig te vernielen; hij had Speer ook gezegd dat het westen van Nederland bij een Geallieerde aanvalonder water moest worden gezet en wij veronderstellen dat daartoe ook een bevel is uitgegaan van de instantie waaronder Blaskowitz ressorteerde: het Oberkornmando der Wehrmacht.
XCToen nu Blaskowitz in Westelijk Nederland werd teruggedrongen en geïsoleerd, vond hij daar de vernielingen voorbereid die uit de eerder gegeven bevelen waren voortgevloeid. Seyss-Inquart (wij komen er straks op terug) was er een tegenstander van dat in die laatste fase van de oorlog West-Nederland goeddeels onder water zou worden gezet en dat daar nog andere grootscheepse vernielingen zouden worden aangericht, maar de bevelsbevoegdheid inzake de uitvoering lag niet bij hem maar bij Blaskowitz en wat van deze laatste aan stukken bewaard is gebleven (heel weinig), toont aan dat het hem ernst was met de stipte uitvoering van de hem verstrekte opdracht, het westen des lands zo lang mogelijk te verdedigen. Uit die stukken leert men het volgende.
XCOp een onbekende datum gelastte Blaskowitz (aldus een officier van de Landwacht die het betrokken bevel met eigen ogen gelezen had) 'dat alle instanties die geüniformeerd waren en mogelijkerwijze in te schakelen waren bij de Ortsverteidigung, zoals O[rganisation] T[od!], Deutsche Baustelle, NSDAP, Spoorwacht en ook Duitse burgerinstanties, ingezet moesten worden in de Ortsverteidigung.' 1 Op I7 april noemde hij in een rondschrijven aan alle Wehrmach!-onderdelen 'das sofortige Binschreiten gegen Sabotage- and Terrorakte' 'in verschärftem Masse' noodzakelijk - bij het onderzoek moesten de Geheime Feldpolizei en de SD betrokken worJ.)12
1 PRA-Utreeht: p.v. inz. C. van Geelkerken (afgesl. IS aug. 1948), B, p. 2 (getuige W. (Doe 1-510, e-I).
den en wist men de daders niet snel te vinden, dan mocht de plaatselijke bevolking worden gestraft, zij het niet door het opleggen van collectieve boetes of door het doodschieten van gijzelaars.' Op 19 april, toen de Wehrmacht zich achter de Grebbelinie had teruggetrokken, prees hij in een Tagesbefehl ? haar prestaties tijdens de terugtocht op de Veluwe, 'am Vorabend des Geburtstages unseres Führers steht', aldus het slot, 'Heer, Marine, Luftwaffe, Waffen-SS und Polizei Schulter an Schulter bereit, den Kampf und die Festung Holland erfolgreich fortzusetzen. Es lebe Deutschland, es lebe unser Führer!' Het TagesbeJehl dat hij op 2 mei uitgaf toen bericht was binnengekomen van Hiders dood, ademde eenzelfde geest: 'Schliesst die Reihen eng in der Festung! In ungebrochenem Kampfu/illen stehen u/ir zusammen ... Kommandeure und Einheitsfûhrer, versammelt Eure Männer um Euch im Geist des Führers. Er ist und bleibt unser Führer. Wir stehen in unu/andelbarer Treue für unser Volk und Vaterland.' 3 Stukken als de aangehaalde maken het naar ons oordeel zeker dat Blaskowitz West-Nederland met kracht zou hebben verdedigd, en waarschijnlijk dat hij in dat geval bevel zou hebben gegeven, de voorbereide vernielingen, althans een groot deel daarvan (met name de inundaties), uit te voeren. Van der Vlugt, de Finse consul-generaal (in hoofdstuk 3 door ons genoemd als de man die Seyss-Inquarts accoord verwierf voor het hulpwerk van de Interkerkelijke Bureaus), had in april contact met verscheidene hooggeplaatste Duitsers, ook uit de Wehrmacht.'Zij moesten', zei hij aan de Enquêtecommissie,
XC"die Kuste halten' ... en omdat zij praktisch geen enkel vliegtuig meer hadden, de Geallieerden zoveel vliegtuigen als zij wilden, zij geen enkele tank meer bezaten, de Geallieerden zoveel tanks als zij wilden, daarom verklaarden zij dat zij maar één wapen hadden, en dat was het water.' 4
XCIn het westen des lands telde de Wehrmacht in april '45 bijna honderdtwintigduizend militairen; dezen hadden voldoende lichte wapens, miJ.12
I Tekst van het bevel in BG-Den Haag, parket proc. fisc.: rapport inz. H. Wölk (31 jan. 1948), p. 29 (Doc 1-1907, b-a). 2 Tekst: Doc 1- 103 A, a-r. ' 3 mei 1945. 4 Getuige A. Th. van der Vlugt, dl. V c, P·234·
trailleurs, geschut en explosieven. De stemming van de militairen was gedrukt, maar zij vormden nog steeds een redelijk gedisciplineerd geheel: gegeven bevelen werden opgevolgd.
XCHet Strijdend Gedeelte van de Binnenlandse Strijdkrachten telde in het westen des lands misschien (onze cijfers zijn niet kompleet) zeventienduizend man van wie niet veel meer dan de helft een handvuurwapen bezat, meestal een stengun; de hoeveelheid brenguns (lichte mitrailleurs) was beperkt, zwaardere wapens ontbraken.
XCUit die gegevens resulteert de conclusie dat de BS alléén onmogelijk met succes de strijd met de Wehrmacht kon aangaan. De BS was er te zwak voor - Koot en zijn stafofficieren, onder wie Kok, waren zich daar tenvolle bewust van. Zij zagen slechts één mogelijkheid om de BS met kans op succes in te schakelen bij pogingen om de uitvoering van het grootscheepse Duitse vernielingsplan te voorkomen: dat haar operaties onderdeel zouden zijn van een Geallieerd offensief dat, wat het verhinderen van de vernielingen betrof, vooral zou worden uitgevoerd door luchtlandingstroepen. Waren die beschikbaar? Jol: in april stonden drie Amerikaanse luchtlandingsdivisies in Engeland gereed. Is ooit met ernst overwogen, die drie in West-Nederland te droppen? Voorzover ons bekend: neen, en wij kunnen ons ook wel indenken waarom dat is nagelaten. West-Nederland was een bij uitstek waterrijk gebied waar een luchtlandingsoperatie onder alle omstandigheden extra-riskant was. Luchtlandingstroepen konden bovendien geen zware wapens meenemen - met goed gevolg hadden zij alleen daar kunnen opereren waar Geallieerde troepen die wèl over zware wapens beschikten, in aantocht waren. Gesteld nu dat het Ist Canadian Corps van de Veluwe uit westwaarts zou gaan oprukken, hoe lang zou het dan duren voordat het in Noord- en Zuid-Holland opererende luchtlandingstroepen zou hebben bereikt? Dat. was een vraag waarop niemand een zinnig antwoord kon geven.
XCDaar kwam nog een tweede, misschien nog belangrijker, militaire factor bij die tegen de inzet van luchtlandingstroepen pleitte: er waren zoveel punten waarop de Wehrmacht haar vernielingen kon uitvoeren, in het bijzonder ook sluizen vernielen en dijken doorsteken, dat men de luchtlandingstroepen zou moeten splitsen in talrijke groepen, elk belast met de opdracht, een bepaalde vernieling te voorkomen. Slaagde men er dan bijvoorbeeld in, te verhinderen dat het Noordzeewater bij Ijmuiden, Katwijk, Maassluis en Vlaardingen bij vloed naar binnen ging stromen maar lukte het niet, hetzelfde resultaat te bereiken bij Schielands Hoge Zeedijk, dan zou het toch in het westen van het land tot een formidabele overstroming komen die het oprukken van het ï« Canadian Corps ernstig 12
zou bemoeilijken-misschien zou dat Corps de grote steden in het westen, behalve Utrecht en Amersfoort, niet eens kunnen bereiken.
XCHebben deze en dergelijke overwegingen er inderdaad toe geleid dat een mogelijke luchtlandingsoperatie in het westen des lands niet eens het stadium van de planning bereikte? Het is mogelijk. Vast staat dat Six en Kok in door de linies gesmokkelde rapporten en in telegrammen nauwkeurig hadden aangegeven op welke punten huns inziens luchtlandingstroepen het best neergelaten konden worden - vast staat óók dat Eisenhower op 19 april besloot, de drie beschikbare luchtlandingsdivisies in Noord-Duitsland in te zetten in gebieden waar het Britse Tweede en het Amerikaanse Eerste Leger in aantocht waren.
XCDe visie van de hoogste Geallieerde bevelhebbers was dat men WestNederland niet zou kunnen bevrijden zonder dat men het onaanvaardbare risico liep dat daar katastrofale vernielingen zouden worden aangericht. Er restte dus slechts één mogelijkheid om de bevolking te redden van de wisse hongerdood die Louwes in zijn via Genève doorgegeven waarschuwing in het uitzicht had gesteld: Seyss-Inquart en Blaskowitz moesten capituleren of op zijn minst goedvinden dat door de lucht en overzee voedsel naar het westen zou worden gebracht. Er was geen gezaghebbende figuur aan Geallieerde zijde die niet op grond van de door de Nederlandse regering en haar organen doorgegeven berichten en waarschuwingen besefte in welk een nood West-Nederland verkeerde, er was er geen die niet de behoefte had, de bondgenoot Nederland te helpen. Die hulp stond klaar in de vorm van de B-2-voorraden. Hulpverlening evenwel was slechts mogelijk met Duits verlof. Ontbrak dat verlof, dan zouden voedselschepen die de kust naderden, in de grond geboord, vliegtuigen die voedsel wilden afwerpen, neergeschoten worden.
XCIn de gegeven omstandigheden diende dat verlof in de eerste plaats gegeven te worden door Hitiers persoonlijke vertegenwoordiger in Nederland, Reichskommissar Seyss-Inquart - zijn taak zou het zijn, Blaskowitz tot medewerking te bewegen.
XCWij vermeldden al dat Seyss-Inquart er tegenstander van was om in West-Nederland nieuwe grote vernielingen
Blaskowitz was hij een overtuigd nationaal-socialist geworden en gebleven - hij zag nog steeds hoog tegen Hitler op. Aan de andere kant was hij realist genoeg om te beseffen dat Duitsland geen schijn van kans meer had om de oorlog te winnen. Ook in hem leefde de hoop die in zoveel Duitsers leefde: dat de Geallieerden op een gegeven moment de oorlog met Duitsland zouden staken en zouden aanvaarden dat de Wehrmacht het Rode Leger op afstand bleef houden. Niet beseffend dat er aan Geallieerde zijde door niemand aan gedacht werd, de eis 'onvoorwaardelijke overgave' te laten vallen en een of ander accoord te sluiten met nieuwe Duitse machthebbers, evenmin beseffend dat hij persoonlijk volstrekt gediscrediteerd was door de rol die hij bij Oostenrijks Anschluss had gespeeld en door de verantwoordelijkheid die hij droeg voor alles wat onder zijn bezettingsregime in Nederland was aangericht, koesterde hij de hoop dat het wellicht voor hem zou zijn weggelegd, bij contacten met de Geallieerden naar voren te treden. Dat vergde dat hij persoonlijk van zekere matiging getuigde. Op veel van wat sinds de herfst van '44 in bezet gebied was gebeurd, had hij geen invloed kunnen uitoefenen: hij had de grote Wehrmacht-razzia's moeten aanvaarden (zo ook de vernieling van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam) en hij stond machteloos tegenover de terreur van de SD. Persoonlijk had hij een belangrijk aandeel gehad aan het ontstaan van de noodtoestand in het westen doordat hij' het was geweest die eind september '44 opdracht had gegeven tot het voedselembargo : een hard besluit, bedoeld als straf voor de Spoorwegstaking. Heeft hij er spijt van gehad? Het zou te ver gaan, dat te stellen, maar men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat hij vrij spoedig is gaan beseffen dat hij de gevolgen die het voedselembargo had, toch niet ten volle voor zijn verantwoordelijkheid kon nemen. Nog terwijl het embargo van kracht was, gaf hij verlof tot de aardappelrooiactie, in welk kader duizenden mannen uit het westen het Ijsselmeer konden oversteken en na gedane arbeid naar het westen terugkeren; hij hief het embargo na zes weken op; hij gaf Hirschfeld verlof tot het oprichten van de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening en droeg er zorg voor dat de door die rederij aangetrokken binnenschepen niet door de Kriegsmarine werden gevorderd; in december verleende hij verlof tot het hulpwerk van de IKE's; toen de Centrale Keukens in januari door hun voedselvoorraden heen waren, liet hij uit Drente enkele aardappelentreinen naar het westen rijden en in diezelfde maand trachtte hij te bereiken (dat was overigens ook een Duits belang) dat de Spoorwegstaking geheel of gedeeltelijk zou worden opgeheven. Het Nederlandse volk was in zijn visie een 'Germaans' volk - in wezen was het hem een
raadsel gebleven waarom het 'neen' was blijven zeggen tegen de nationaal-socialistische ideologie en daarmee, zoals hij het zag, zijn aard en afkomst had verloochend, maar wij kunnen ons toch niet voorstellen dat de beelden die hij sinds de herfst van '44 op zijn tochten door bezet gebied te zien kreeg, hem met enige genoegdoening vervulden: het waren 'Germanen' die in de grote steden verkommerden, 'Germanen' die bij tienduizenden op hun hongertochten sneeuwstormen en slagregens trotseerden, 'Germanen' van wie tientallen, ja honderden krachtens bevelen van de SD aan de openbare weg werden gefusilleerd.
XCHij was niet bereid, zelfstandig te capituleren of Blaskowitz tot een gemeenschappelijke, zelfstandige capitulatie te bewegen: dat zou verraad betekenen aan Gross-Deutschland, het ideaal uit zijn jeugd dat door Hitler in '38 was verwezenlijkt, en zodanig verraad kon hij voor zijn geweten niet verantwoorden - ook nam hij aan dat het een smet zou werpen op zijn naam. Maar was het misschien mogelijk, op andere wijze te bereiken dat de bevolking van West-Nederland grootscheepse hulp ontving - méér hulp dan de Zweedse en Zwitserse voedselschepen (met welker komst hij onmiddellijk accoord was gegaan) konden aanvoeren?
XCIn juni '44, kort na de Geallieerde landingen in Normandië, had Hirschfeld een openhartig gesprek gevoerd metWimmer. Hirschfeld meende dat een door de voortgezette oorlog verzwakt Europa een gemakkelijke prooi zou worden van de Sowjet-Unie; 'als men zo doorgaat', had hij gezegd (althans zo gaf hij vier jaar later het gesprek jegens de Enquêtecommissie weer),denken dat zij zelf over de mantel van Onze Lieve Heer iets te zeggen hebben,
'en men weet op dit ogenblik geen einde aan de oorlog te maken, dan zie ik een katastrofe voor heel Europa ontstaan. Het gebrek van de gehele situatie acht ik ... dat er geen staatslieden in Europa zijn, ook niet bij u. Hij vroeg mij (daar was het mij om te doen): 'Hoe bedoelt u dat?' Ik zei hem: 'Als ik met een Duitser over staatslieden praat, ken ik er maar één die ik als staatsman wil bestempelen: dat is Bismarck, en Bismarck heeft gezegd: De staatslieden over wie wij op het ogenblik praten,
deze man is de overwinnaar.' Dat zei ik tegen Wimmer' Hij was er van onder de indruk' 2_
XCinderdaad, enkele weken later vroeg Wimmer hem om een afschrift van Bismarcks uitspraak. Hirschfeld schreef die op en Wimmer gaf de tekst aan Seyss-Inquart door. Hij zal Seyss-Inquart ook wel van zijn gesprek met Hirschfeld hebben verteld - nadien wist de Reichskommissar dat, wat de wenselijkheid betrof om de Sowjet-Unie op afstand te houden, Hirschfeld er net zo over dacht als hij.'
XCZes maanden later, in december, achtte hij het wenselijk, aan Hirschfeld denkbeelden voor te leggen die deze, naar hij vertrouwde, aan anderen zou doorgeven en die ook Londen zouden kunnen bereiken. Op de rade liet hij Hirschfeld door zijn Haagse Beauftragte Schwebel voor een gesprek uitnodigen: het eerste dat hij met Hirschfeld onder vier ogen zou voeren. Hij had diens capaciteiten leren waarderen (hij had in Hirschfeld trouwens ook de waarborg gezien dat het Nederlandse bedrijfsleven ten behoeve van Duitsland bleef produceren), maar persoonlijk contact was hij op grond van Hirschfelds half-Joodse afkomst steeds uit de weg gegaan.
XCHet gesprek op de rade duurde drie uur." De oorlogssituatie kwam ter sprake. Seyss-Inquart zei, dat men, aldus Hirschfelds verslag, 'van Duitse zijde ... militair nimmer goed (zou) kunnen vinden dat het westen van Nederland als opmarsgebied voor een Geallieerd leger zou kunnen dienen. Om die reden zou de Duitse legerleiding misschien kunnen besluiten, het westen van het land te doen verdrinken.' Hirschfeld stelde daartegenover dat het onwaarschijnlijk was dat de Geallieerden in WestNederland zouden doordringen, hij hield het er op (en zag dat juist) dat zij de Rijn tussen Emmerik en Keulen zouden overschrijden om vervolgens op te rukken in de richting van Bremen en Hamburg. Seyss-Inquart12
1 Wat Hirschfeld eigenlijk wilde was dat Engeland en de Verenigde Staten de eis 'onvoorwaardelijke overgave' zouden laten vallen en een of ander akkoord zouden sluiten met 'gematigde' Duitse machthebbers: een buitengewoon irreële opvatting voor iemand die zich, zoals hij deed, voor een realist-bij-uitstek hield. 2 Getuige Hirschfeld, dl. V c, p. 18. 3 Wij herinneren er in dit verband aan dat Hirschfeld en de overige secretarissen-generaal (alsook Louwes) er in de zomer van '41, na het begin van de Duitse invasie van de Sowjet-Unie, accoord mee waren gegaan dat Nederlandse landbouwers in de door Duitsland veroverde delen van de Sowjet-Unie zouden worden ingezet - zij hadden daarmee aanvaard dat Nederland zou van de Duitse aggressie en dat Nederlanders hulp zouden bieden bij de exploitatie van het veroverde gebied. 'Verslag door Hirschfeld: dl. V b, p. 555.
vroeg toen, 'of er niet wat voor te zeggen zou zijn, het westen van Nederland te 'neutraliseren', d.w.z. dit gebied te verklaren tot een gebied waar niet gevochten zou behoeven te worden. Indien op dit gebied', aldus Seyss-Inquarts woorden in Hirschfelds verslag, 'tussen Duitsland en de Geallieerden een uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst tot stand zou kunnen komen, zou dit hoogst belangrijk voor ons land zijn en tevens wellicht een eerste aanknopingspunt tussen de vijanden' (d.w.z. tussen Duitsland en de Geallieerden) 'kunnen zijn.' Hirschfeld vond die gedachtengang 'interessant', maar, zei hij: 'Duitsland is in de verdediging [en 1 wanneer het nu weet dat het op een bepaald punt niet zal worden aangevallen, krijgt het troepen vrij; het is de vraag of de Geallieerden daarin zullen treden' (ook dat zag hij juist). Seyss-Inquart beëindigde dit gedeelte van het gesprekmet de woorden' Wir haben nun schön phantasiert'< natuurlijk besefte hij dat Hirschfeld zijn denkbeeld, West-Nederland (of het gehele bezette gebied) te neutraliseren, met anderen zou bespreken.
XCInderdaad, de volgende dag al, IS december, sprak Hirschfeld er over met drie personen met wie hij regelmatig overleg had gepleegd: zijn vriend (en wellicht belangrijkste raadgever) Wolters om, Trip, de afgezette president van de Nederlandse Bank, en mr. W. G. F. Jongejan, de voorzitter van de Ondernemersraad voor Nederlands-Indië, die in de herfst van '40 met Duitse steun (en Hirschfelds instemming) een poging had ondernomen om Nederlands-Indië los te weken uit het EngelsNederlands bondgenootschap.' 'Wij zijn toen', aldus Hirschfeld, 'tot de conclusie gekomen dat wij dit niet zo mochten laten liggen.' 2 Voorshands geschiedde dat laatste tàch. Op 16 december kwam n1. bericht dat de Wehrmacht in de Ardennen tot het offensief was overgegaan - Hirschfeld en de drie die hij geraadpleegd had, beseften dat het, zolang het mogelijk was dat dat offensief tot een groot Duits succes zou leiden, geen zin had, over een neutralisering van Nederland met derden te spreken. Op 7 januari evenwel (de Wehrmacht werd in de Ardennen naar haar uitgangsstellingen teruggedreven) had hij met Seyss-Inquart op diens verzoek een tweede onderhoud onder vier ogen.' Nu was hij het die de mogelijke neutralisering ter sprake bracht. Seyss-Inquart zei dat men dat onderwerp 'alleen maar voorzichtig zou kunnen aboucheren' en wees op de (in hoofdstuk 4 van dit deel gememoreerde) radiorede die
I Jongejan had dat gedaan samen met de oud-commandant van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, generaal M. Boerstra. Wij schreven hierover in hoofdstuk 8 van ons vierde deel. 2 Getuige Hirschfeld, dl. V c, p. rö. J Verslag door Hirschfeld: a.v., dJ. Vb, p. 555-56.
hij 's avonds zou houden en die 'aanknopingspunten' zou kunnen bieden (d.w.z. elementen bevatte waarin, in zeer bedekte termen, op een overeenkomst tussen Duitsland en de Geallieerden werd gezinspeeld). 'Ik heb hem toen gezegd', aldus Hirschfeld, 'dat hij moest begrijpen dat ik het niet onder mij kon houden. Dat begreep hij.' 1 Er volgde (II januari) beraad tussen Hirschfeld, Woltersom, Trip en jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje, die tot in juli '41 secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken en voorzitter van het college van secretarissengeneraal was geweest. Besloten werd (allen waren van het bestaan van het College van Vertrouwensmannen op de hoogte), Bosch van Rosenthal in te lichten die contact met de regering zou kunnen opnemen. Trip en Snouck Hurgronje spraken met Bosch en Cleveringa (die twee hadden geweigerd, Woltersom te ontvangen, en duidelijk gemaakt dat zij ook Jongejan liever niet zagen) - merkwaardig genoeg, vertelden zij niets over Seyss-Inquarts denkbeeld, maar opperden zij een ander dat bedoeld was als een proefballon. In gemeenschappelijk overleg werd het volgende voor de regering bestemde telegram opgesteld:" 'Vrn berichten op verzoek van Trianon' (Trip), 'Brochet? (Snouck Hurgronje) 'en Jeune Jean' (Jongejan) (Hirschfeld werd niet genoemd) 'dat deze heren met het oog op hongersnood bereid zijn in Nederland, zo nodig in overleg met de bezetter, voorbereidingen te treffen voor oprichting re/iq-commissie onder toezicht neutrale mogendheden. Zulks echter alleen indien regering daarmede instemt. Ten spoedigste wordt antwoord verzocht. Nood zeer dringend.'
XCMen ziet: Hirschfeld en de zijnen hadden verzwegen dat Seyss-Inquart een veel verder gaand denkbeeld had geopperd - le Poole, de 'Haagse' secretaris van het College van Vertrouwensmannen, noemde dat later 'een kolossale beleidsfout'." Inderdaad, dat verzwijgen was onjuist, maar zou een doorgeven van Seyss-Inquarts mededeling de gang der gebeurtenissen hebben beïnvloed? Misschien in aprilomdat de regering, toen het denkbeeld van een feitelijke neutralisering van West-Nederland door Seyss-Inquart opnieuw werd opgeworpen, dan zou hebben beseft dat de Relchsleommissar eenvoudig herhaalde wat hij enkele maanden eerder al te verstaan had gegeven, maar wij nemen aan dat het denkbeeld in januari door de regering zou zijn afgewezen": twee maanden later geschieddeJ.J.
1 Getuige H. M. Hirschfeld, a.v., dl. V c, p. 16. 2 Tekst: a.v., dl. V b, p. 519. 3 Het Franse woord voor 'snoek'. 4 Brief, 2 juni 1949, van Ie Poole aan (Collectie Ie Poole (RvO)). 5 Van Kleffens had het denkbeeld eigener beweging op Ia januari in de ministerraad geopperd - daar was betwijfeld of een poging in die
hetzelfde toen het haar van andere zijde uit bezet gebied was voorgelegd.' Hoe dat alles zij: op het door de Vertrouwensmannen overgebrachte aanbod van Trip, Snouck Hurgronje en Jongejan ging de regering niet in; zij beperkte zich er toe, er op te wijzen dat uit Zweden en Zwitserland Rode Kruis-hulp onderweg was.
XCrichting succes zou hebben. Dat medewerking aan de neutralisering door Churchill zou zijn geweigerd, lijdt voor ons geen enkele twijfel. , Het betrof hier drie, onafhankelijk van elkaar in december '44 opgestelde plannen, alle gericht op hulpverlening aan de hongerprovincies.
XCHet eerste was een plan van de Amsterdamse psycholoog dr. H. L. F. J. Deelen die voorzitter was geweest van de Nederlandse Jeugdherberg-Centrale en secretarisgeneraal van de Arbeitsgemeinschafi Jür jugen.dherberge. Hij wilde (hij had er over gesproken met de Ortskommandant in Amsterdam) dat Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht benevens het eiland Schouwen door de Duitsers zouden worden ontruimd en dat dat gebied verder door de oorlogvoerenden ontzien zou worden en onder het bestuur geplaatst van drie personen: een Nederlander, een Zwitser en een Zweed (eventueel de consuls-generaal van die twee landen); een neutraalland zou dan voorts een klein leger naar het geneutraliseerde gebied moeten zenden.
XCHet tweede plan was opgesteld door een advocaat uit Den Bosch die benoorden de grote rivieren afgesneden was: mr. A. A. Swane; hij wilde het bezette gebied ten westen van de Ijssel neutraliseren en onder Zweeds gezag plaatsen.
XCHet derde plan was afkomstig van een Nederlandse oud-diplomaat, dr. M. W. R. van Vollenhoven, die een tijdlang Nederlands gezant in Madrid was geweest en die in de Eerste Wereldoorlog samen met de gezanten van Spanje en de Verenigde Staten in Brussel, lid was geweest van een internationale commissie welke toezicht had uitgeoefend op de verdeling van de uit de Verenigde Staten afkomstige relief-zen dingen voor de burgerbevolking in België en Noord-Frankrijk. Van Vollenhoven wilde dat nu in Nederland een commissie van toezicht zou worden gevormd, bestaande uit vertegenwoordigers van Zweden en Zwitserland benevens een Nederlander, welke commissie met vliegtuigen en schepen aan te voeren levensmiddelen in ontvangst zou nemen en zou doen distribueren.
XCDr. Deelen vond voor zijn plan instemming bij de aartsbisschop van Utrecht, mgr. de Jong, die de provinciaal van de Jezuïetenorde in Nederland opdroeg, het naar Rome te laten doorgeven, waar, zo werd gehoopt, paus Pius XII bereid zou zijn, zich met de oorlogvoerenden in verbinding te stellen. Dr. Deelen deed het plan zijnerzijds toekomen aan de regeringen van Zweden en Zwitserland. Wat de reacties op dit alles betreft, is ons slechts bekend dat het plan uit Rome voorgelegd werd aan de Nederlandse regering. Gerbrandy, aldus de notulen van de ministerraad van 6 maart, 'is tegen het principe van dit voorstel sterk gekant; ook van andere zijde wordt de vrees geuit dat doorzending van het voorstel door bemiddeling van de Nederlandse regering als een proefballon kan worden beschouwd' (proefballon tot een meer algemeen accoord van de Duitsers met de Geallieerden). 'De uitvoering van het voorstel wordt niet mogelijk geacht.' (Ministerraad: Notulen, 6 maart 1945)
XCOok het tweede plan bereikte de regering. Mr. Swane had er eind december over gesproken met Snouck Hurgronje, had de instemming verworven van Louwes, had het uiteindelijk geformuleerd na overleg met hoofdambtenaren van Binnenlandse
XCDit alles betekende dat Seyss-Inquart in de tweede helft van januari en in februari en maart slechts kon constateren dat op zijn 'signaal' niet werd gereageerd - hij nam aan dat dat kwam doordat de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten niet bereid waren geweest, op zijn voorstel in te gaan.
XCEind maart, toen de Geallieerde legers alover de Rijn waren, reisde Seyss-Inquart opnieuw naar Duitsland, per auto. Berlijn kon hij niet bereiken, maar hij sprak in Oldenburg met Speer. 'Seyss-Inquart ', aldus Speer in zijn memoires, 'gab ... zu meiner Überraschung ohne wei/eyes zu, dass er sicn zur gegnischen Seite einen Weg eroffnet habe' (dat sloeg, naar wij aannemen, op het aanbod dat hij in december en januari aan Hirschfeld had gedaan en waarvan hij vermoedde dat het door deze was voorgelegd aan het College van Vertrouwensmannen dat, naar hij wist, met Londen in verbinding stond). 'Er ioollte keine Zerstörungen in Holland
XCZaken en het voorgelegd aan Bene (de vertegenwoordiger van het Auswärtige Amt bij het Reichskommissariat) en Wimmers ambtenaar Calmeyer. Swane's voornemen was, het plan aan Himmler toe te zenden, maar Bene en Calmeyer rieden hem aan, eerst de Zweedse regering te benaderen - Swane sprak toen met een van de gedelegeerden van het Zweedse Rode Kruis en met de directeur van de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening, mr. Ivens. Begin maart gaf hij zijn plan tevens door aan de staf van kolonel Koot die staf achtte het onuitvoerbaar en zond het door Swane opgestelde stuk met een daarbij gevoegd negatief advies aan prins Bernhard toe. Nadien ontving Swane van Ivens bericht dat, zo verklaarde hij aan de Enquêtecommissie, 'Londen had geantwoord, alle onderhandeli ngen stop te zetten.' (getuige A. A. Swane, Enq., dl. V c, p. 639)
XCHet derde plan werd door dr. van Vollenhoven met een brief d.d. IQ december '44 aan Bosch van Rosenthal voorgelegd. Bosch antwoordde acht dagen later dat hij het op prijs zou stellen indien door Zweden en Zwitserland het initiatief zou worden genomen tot aanvaarding, door de belligerenten, van van Vollenhovens plan, maar dat hij besprekingen terzake door Nederlanders met Duitsers ongewenst achtte, 'persoonlijk zou ik mij daartoe ook niet kunnen lenen.' (brief, 18 dec. 1944. aangehaald in M. W. R. van Vollenhoven: Bijdrage tot de geschiedenis van de levensmiddelenvoorziening uit de luch: bouen het bezette Nederlandse gebied aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1956), p. 4) Van Vollenhoven riep toen enkele notabelen bijeen, onder wie de afgezette burgemeester van Utrecht, mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk, die mèt hem eind december een door hem opgestelde brief aan Gerbrandy ondertekenden waarin het plan was neergelegd. De brief gaf hij naar het bevrijde Zuiden door en deze heeft, aldus van Vollenhoven, Gerbrandy bereikt. Hij ontving
vornehmen und die von Hitler beabsichtigten Flächenûberschu/emmungen uerhin dem' I Speer, hoewel door Hitler belast met de uitvoering van de politiek van 'de verschroeide aarde', keurde dit goed en gaf vervolgens van Berlijn uit opdracht, in heel Duitsland, voorzover dit niet door de Wehrmacht zou geschieden (daarover had hij niets te zeggen), het opblazen van sluizen, dammen en bruggen na te laten en in industriële bedrijven niet méér te vernielen dan nodig was voor een tijdelijke onderbreking van de productie.
XCTeruggekeerd in Den Haag, zocht Seyss-Inquart daar opnieuw contact met Hirschfeld. In Schwebels woning vond hun derde gesprek onder vier ogen plaats in de avond van 2 april (de Canadezen waren al diep in het oosten des lands doorgedrongen)." Seyss-Inquart vertelde van zijn onderhoud met Speer, met wie hij had afgesproken dat 'im ziuilen Bereich' geen vernielingen meer zouden plaatsvinden, 'ook generaal Christiansen' (Blaskowitz bevond zich toen nog niet in bezet Nederland) 'zou', aldus Hirschfelds verslag,
XC'het verdronken land willen vermijden. Hij kon echter niets garanderen als er bijvoorbeeld plotseling valschermtroepen in het Westen zouden komen. De Rijkscommissaris wilde alles doen om het land voor de ondergang te redden. Het bevel luidde echter, de kust te verdedigen ... (Ik) vroeg ... hem, wat de Duitsers hier zouden doen, indien zij geïsoleerd zouden blijven; de Geallieerden zouden hen dan immers moeten aanvallen. Dat zou afhangen van de vraag of er verder een autoriteit in Duitsland zou blijven. Men zou uiteraard gehoorzaam aan die autoriteit blijven ... Pas wanneer er geen autoriteit meer zou zijn, zou men vrij in zij n handelen zijn. Dan zouden vernietigingen kunnen worden voorkomen'
XCd.w.z.: dan zou Seyss-Inquart uit eigen bevoegdheid instructies kunnen geven aan de Wehrmacht. De Reichskommissar zei ook nog dat er geen gijzelaars meer zouden worden doodgeschoten, 'maar', verklaarde hij voorts (aldus Hirschfelds mededelingen aan de Enquêtecommissie), 'over capitulatie kan ik niet spreken; misschien kan ik nog méér doen, 'und vielleicht u/erden wir den Zipfel des Mantels jassen' , 3 hij had het Bismarckcitaat onthouden.
XCHirschfelds conclusies waren dat Seyss-Inquart wenste dat hij het oude denkbeeld van een feitelijke neutralisering van de hongerprovincies naar
XCI A. Speer: Erinnerungen, p. 462. 2 Verslag van het gesprek door Hirschfeld: Enq., dl. V b, p. 556. 'Getuige H.
Londen zou laten doorgeven, en dat Seyss-Inquart daarbij verder strekkende bedoelingen had.
XCDe volgende ochtend, 3 april, bevestigde hem Schwebel dat hij dat alles goed zag - hij sprak toen's middags met Woltersom, Trip, Jongejan en Snouck Hurgronje. Besloten werd dat Trip en Snouck Hurgronje nog diezelfde middag Bosch van Rosenthal zouden opzoeken met het verzoek dat deze een door Hirschfeld opgesteld telegram I (diens naam zou jegens Bosch van Rosenthal opnieuw niet worden genoemd) aan Gerbrandy zou verzenden.
XCBosch van Rosenthal overlegde .met Cleveringa, formuleerde op de 4de een tekst die nagenoeg gelijk was aan die welke door Hirschfeld was opgesteld (hij zond Hirschfelds tekst aan kolonel Koot toe) en gaf nog diezelfde dag de nieuwe tekst door aan van der Vlugt die medewerker was van de spionagegroep 'Packard' en een van de marconisten van die groep gemakkelijk kon bereiken. Op 5 april werd het volgende telegram naar Londen geseind":
XC'Voorzitter Vm aan Gerbrandy.
XCOntvang van Snouck Hurgronje ' volgend bericht.
XCVan zijde hoogste Duitse militaire autoriteiten met beslissende invloed op bezetting Nederland wordt medegedeeld: er bestaan OKW-bevelen, bij militaire operaties ten westen van Ijssel kust te verdedigen en over te gaan tot vernieling op grote schaal en algehele onderwaterzetting; betrokken militaire instanties kunnen deze bevelen alleen dan terzijde leggen, en zijn daartoe bereid, als Nederlandse gebied militair van Duitsland is geïsoleerd en een mogelijkheid van herstel ener verbinding door Duitse weermacht is uitgesloten, zodat autoriteit in Duitsland, die bevel gaf, geen invloed op uitvoering meer heeft. Acht mij verplicht, u deze mededeling over te brengen'
XCeen in zoverre onvolledige mededeling dat Seyss-Inquart er niet in was aangeduid.
XCOmtrent Gerbrandy's reactie op dit telegram is ons niets bekend (wijvervangen (de Vertrouwensmannen hebben in hun Hef Duitse aanbod hetzelfde ge
I Tekst in: 1945. (1946), p. 1 (verder te citeren als: Vm: 2 dl. V b, p. 520. 3 In de tekst staar 'Brochet' - wij zullen ter wille van de duidelijkheid van nu af aan in dit hoofdstuk de schuilnamen of schuilaanduidingen van de betrokkenen door hun echte namen
achten het mogelijk dat het telegram in Londen niet eens is ontvangen), in elk geval zond hij geen antwoord.
XCEén dag later, 6 april (die dag brak op Texel een muiterij uit van de Georgische hulptroepen der Duitsers - straks meer hierover), zocht Bosch van Rosenthal Snouck Hurgronje op; hij wilde weten aan wie SeyssInquart zijn kennis omtrent de opvattingen van de 'hoogste Duitse militaire autoriteiten' had meegedeeld. Snouck antwoordde: aan Hirschfeld. Had dan, vroeg toen Bosch, Seyss-Inquart niet eigenlijk voor zichzelf gesproken? Neen, zei Snouck, hij had de opvattingen van de militairen weergegeven.
XCIn de ochtend van 7 april, een zaterdag, kwamen de Vertrouwensmannen (Bosch van Rosenthal, Cleveringa, Cramer, Drees, van der Gaag, Neher, Oranje en Stokman) op hun gewone adres in de ]avastraat in vergadering bijeen. Bosch deelde aan diegenen die nog van niets wisten, mee wat hij op 3 en 6 april van Snouck had vernomen en las het telegram voor dat hij had laten verzenden. De tekst lag op tafel - plots stopte op straat een auto. Bosch liep naar het raam: er stond een Duitse overvalwagen, soldaten stapten uit. 'Wij dachten', berichtte hij later aan de Enquêtecommissie, 'dat wij een inval kregen en slaakten een zucht van verlichting toen het slechts een lekke band bleek, de soldaten instapten en de wagen doorreed.' 1 Diezelfde ochtend bezocht van der Vlugt op diens verzoek Louwes, de directeur-generaal voor de voedselvoorziening, van wie hij vaak inlichtingen had gekregen die door 'Packard' aan Londen waren doorgegeven. 'Louwes', aldus later van der Vlugt, 'was ... meer geëmotioneerd dan ik hem ooit te voren had gezien. Hij verklaarde dat op grond van de laatste gegevens welke hem toen verstrekt waren, vaststond dat er aan voedsel nog in West-Nederland aanwezig was (het officiële voedsel) tot 28 april ... en dat na 28 april nog een z.g, geheime voedselvoorraad aanwezig was met het oog op een eventuele invasie of dergelijke, die toereikend was tot 6 mei. Zoals de heer Louwes het toen uitdrukte: 'Van der Vlugt, dan is het niet meer hongersnood maar hongerdood ... Er moet iets gebeuren, u moet seinen naar Londen, maar zo dat men ook werkelijk daarop reageert. Daar bestaat te meer aanleiding voor, omdat de Duitsers te kennen hebben gegeven, althans hebben doen doorschemeren, wel tot iets bereid te zijn' , 2 dat laatste had Louwes van Hirschfeld vernomen.J
1 Brief, I4 dec. 1948, van LH N. Bosch van Rosenthal aan de Enquêtecommissie punten j en 0, gestenc. bijl, 326), P: 2. 2 Getuige A. Th. van der Vlugt, dl. V c, P 225.
XCEenmaal op straat, besloot van der Vlugt Schwebel op te zoeken met wie hij in het kader van het IKB-werk veel contact had gehad. Hij wist niet dat wat Louwes had gezegd en wat twee dagen eerder op verzoek van de Vertrouwensmannen al naar Londen was geseind, op mededelingen van Seyss-Inquart berustte, en werd dus volslagen verrast toen Schwebel hem zei dat het de Reichskommissar was die een regeling overwoog waarbij onmiddellijk grootscheepse hulp aan de hongerprovincies kon worden verleend - Schwebel, een nerveuze, ietwat serviele man, ging daarbij zover dat van der Vlugt de stellige indruk kreeg dat Seyss-Inquart voornemens was, zelfstandig te capituleren. De eerste aan wie van der Vlugt toen dacht, was kolonel Koot, met wie hij in verband met zijn werk voor de groep-'Packard' enkele malen contact had gehad. Hoe deze te bereiken? Hij wist dat mr. de Lint, de Haagse substituutofficier van justitie, wel eens voor Koot in Den Haag optrad. Hem trachtte hij aan de telefoon te krijgen. Mevrouw de Lint zei dat haar man op de Haagse vestiging van de Rotterdamse Bank een bespreking had met ir. den Hollander. Bij deze trof van der Vlugt evenwel niet alleen de Lint aan maar ook Neher en wat deze laatste nu vernam, stelde de zaak waarover de Vertrouwensmannen diezelfde ochtend overleg hadden gepleegd, in een heel ander licht: niet alleen hoge Duitse militairen begeerden een regeling maar ook Seyss-Inquart en deze laatste scheen te denken over capitulatie! Van der Vlugt schreefter plekke een verslag van Schwebels mededelingen 1 waarin hij o.m. opnam dat Schwebel
XC'meende dat wanneer Nederland geheel van Duitsland zou zijn afgesloten ... de civiele zowel als de militaire autoriteiten onder bepaalde voorwaarden bereid zouden zijn te capituleren ... Als voorwaarden werden genoemd:
XC1. reële berechting, resp. behandeling van de civiele en militaire autoriteiten;
XC2. geen aanslagen op de hogere civiele en militaire autoriteiten,
XCwaarbij door hem werd opgemerkt dat een dergelijke capitulatie natuurlijk zou worden bemoeilijkt wanneer inmiddels tussen de Duitse troepen en de Geallieerden hier in West-Nederland de strijd zou zijn ontbrand.'
XCDe voornaamste inhoud van dit verslag werd via een clandestiene telefoonlijn onmiddellijk doorgegeven aan Koot (een koerierster van de koeriersdienst 'Rolls Royce' nam bovendien de volledige tekst mee naar Amsterdam) en Koot werd uitgenodigd, maandagochtend 9 april in Den Haag overleg te komen plegen met het College van Vertrouwensmannen.
XC1 Tekst in Vm: Het Duitse aanbod, p.
XCAan dat overleg kon hij, naar Den Haag gekomen, niet deelnemen (hij werd geveld door een aanval van dysenterie) - namens hem verschenen ter vergadering, waar ook van der Vlugt aanwezig was, Six, de Lint en het hoofd van de sectie juridische zaken van Koots hoofdkwartier, prof. van Bemmelen. Zij en de Vertrouwensmannen waren er van overtuigd dat wat Schwebel als 'voorwaarden' had genoemd, gezien moest worden als een normaal uitvloeisel van de capitulatie en dat die capitulatie alleen maar plaats kon en mocht vinden op basis van 'onvoorwaardelijke overgave'. Men besefte overigens dat wat Schwebel gezegd had, nog niet voldoende vastheid bood: werd wat hij 'meende', wel gedekt door de opvattingen van Seyss-Inquart en de Wehrmacht ? Van der Vlugt kreeg opdracht, zich daarvan te vergewissen.
XCBesloten werd voorts, de zaak zo geheim mogelijk te houden en met name de drie sectievertegenwoordigers der illegaliteit in de ContactCommissie, waar Drees voorzitter van was, niet in te lichten. Besloten werd tenslotte, berichten te doen uitgaan naar de Nederlandse regering en naar prins Bernhard. Van der Vlugts verslag werd in beknopte vorm overgeseind. In het betrokken telegram 1 werd opgemerkt dat naar de mening van een' high official in Reichskommissariat' een overeenkomst (zij zou grootscheepse hulpverlening aan de hongerprovincies mogelijk maken) gevaar zou lopen, 'if meanwhile hostilities West of ijssel commence' - daaraan werd toegevoegd dat 'gradual conquering' van West-Nederland zonder twijfel tot een katastrofale inundatie zou leiden, 'only by airborne attack by surprise can western Holland be saved from ruination'. De prins gaf dit telegram onmiddellijk door aan Montgomery's staf - het is dit telegram geweest dat Montgomery, die zich toch al afvroeg of militaire acties in West-Nederland verantwoord waren, er op 12 april toe bracht, een streep te halen door het plan voor een offensief dat Foulkes had opgesteld.
XCOp het exemplaar van het telegram dat de regering omving, werd niet gereageerd. Gerbrandy kreeg de tekst niet te zien - hij was naar het bevrijde Zuiden gegaan. Trouwens, die tekst bood slechts een beperkte mate van vastheid: niet de opvattingen van de Reichskommissar werden weergegeven, maar slechts die van een ongenoemde 'high official in Reichskonnnissariai',
XC'De bevelvoerende Duitse generaal heeft een volkomen gelijk inzicht .. als de Duitse civiele autoriteiten hier te lande. Als predikantszoon en scherp gekant tegen de maatregelen van de partij-organen, zoals deze in Rusland en Polen werden genomen, is hij destijds gepasseerd voor de benoeming tot veldmaarschalk ... Hij voelt zich echter als militair gebonden in de eerste plaats aan de algemene opdracht van het Duitse opperbevel, dat geïsoleerde gebieden zich niet zonder meer mogen overgeven, en in de tweede plaats aan zijn ereplicht om te voorkomen dat hij als Duits militair de Duitse legerleiding in de rug zou aanvallen ... Onder de gegeven omstandigheden (zal) van een officiële capitulatie door de Duitse militaire autoriteiten geen sprake ... kunnen zijn, maar ... dezen (zullen) wel bereid ... zijn om te overwegen een bepaalde vorm van onofficiële wapenstilstand dan wel neutralisering van een bepaald gebied. Als voorwaarden daarbij zouden moeten gelden:
XC1. dat dus ook door de Geallieerden geen oorlogshandelingen tegen of in dit gebied zouden worden verricht;
XC2. dat van Nederlandse zijde maatregelen zouden worden genomen om aanslagen op Duitsers te voorkomen, resp. om provocaties van andere aard te onderdrukken.'
XC1 CC: Notulen, 10 april 1945. 2 Tekst in Vm: Hel Duitse aanbod, p.
XCWerden die voorwaarden aanvaard, dan zou het, aldus het protocol,
XC'naar de mening van dr. Schwebel mogelijk zijn om overeenstemming te verkrijgen ten aanzien van een stopzetting van de verdere vernieling om militaire redenen van Nederlandse kapitaalgoederen, van de terechtstelling van politieke gevangenen, van razzia's, fietsenvorderingen e.d., alsmede ten aanzien van de ravitaillering van het betreffende gebied via een op te richten Rode Kruisopslagplaats (bijv. Dordrecht).'
XCAan Schwebel deed van der Vlugt in het gesprek op die dinsdag blijken dat hij daags tevoren met de Vertrouwensmannen had gesproken: namens hen zei hij dat het onmiddellijk uit moest zijn met het fusilleren van Todeskandidaten en met het uitvoeren van vernielingen. Voor Schwebel was dat een hoogst belangrijke mededeling, want nu zou SeyssInquart rechtstreeks de Vertrouwensmannen kunnen benaderen en via hen contact kunnen opnemen met de Nederlandse regering. Hij vroeg van der Vlugt, 's avonds bij hem terug te komen, belde Seyss-Inquart in Apeldoorn op en kon, toen van der Vlugt kort voor acht uur opnieuw bij hem verscheen, meedelen dat Seyss-Inquart er prijs op stelde, ten spoedigste in Den Haag samen met Schwebel te spreken met twee Nederlanders: van der Vlugt en één van de Vertrouwensmannen of een gemachtigde van het college.
XCDe volgende ochtend, I I april, kwamen allen die op de ode overleg hadden gepleegd, opnieuw bijeen. Seyss-Inquarts uitnodiging werd niet volledig vertrouwd: van der Vlugt moest eerst voor zichzelf immuniteit bedingen - had hij die verkregen, dan moest hij hetzelfde vragen voor degeen die als gemachtigde van Vertrouwensmannen aan het gesprek zou deelnemen: Six; hij zou dan ook diens ware naam mogen noemen. Hoe de formele verhoudingen lagen, werd die ochtend door Bosch nog eens duidelijk gesteld. Blijkens een na de bevrijding door le Poole opgesteld verslag I zei hij dat de Vertrouwensmannen noch kolonel Koot bevoegd waren, enige overeenkomst met de bezetter aan te gaan, 'zij kunnen niet verder gaan dan een door de Duitse autoriteiten af te geven verklaring in ontvangst te nemen of aan te horen' - daarna zou 'een zo klein mogelijke delegatie' onmiddellijk naar het bevrijde Zuiden dienen te vertrekken voor beraad met prins Bernhard en de regering. Die zouden zich in verbinding kunnen stellen met Shaef, 'het komt er hierbij op aan, duidelijk te maken dat het voor land en volk van onschatbaar belang zou
I punten j en 0, gestenc. bijl. 590, p. 4-5.
zijn, indien Shae] bereid zou zijn, een en ander te plooien binnen het kader van de eis' unconditional surrender'.'
XCNa deze bespreking zocht van der Vlugt opnieuw Schwebel op. Deze gaf hem de waarborg dat hem tijdens het gesprek met Seyss-Inquart niets zou gebeuren, gaf vervolgens dezelfde waarborg met betrekking tot de gemachtigde van de Vertrouwensmannen, en van der Vlugt zei toen dat dat jhr, Six zou zijn, 'jünJzig jahre alt, Wirtschafier, Sohn des bekannten Professors Six ails Amsterdam' " noteerde Schwebel. Schwebel belde de NSB-burgemeester van Rotterdam, Müller, op, kreeg van deze te horen: 'die Familie Six sei in Holland sehr angesehen, alle vier Sohne des Professors seien charakterlich tadel/ose Leute '2, even gunstige inlichtingen verkreeg hij van Hirschfeld - hij verzocht daarna van der Vlugt, Six's middags aan hem te komen voorstellen. Aldus geschiedde. Schwebel kon toen meedelen dat het gesprek met Seyss-Inquart op de avond van de volgende dag, 12 april, in zijn, Schwebels, woning zou plaatsvinden; hij zou van der Vlugt opbellen zodra Seyss-Inquart uit Apeldoorn was gearriveerd.
XCDie r zde april begon met een bericht dat ontsteltenis wekte bij allen die van de tot dan gevoerde besprekingen op de hoogte waren: de Canadezen hadden bij Brummen de IJsseloverschreden in de richting van Apeldoorn. Zou de Wehrmacht nu tot de boven alles gevreesde massale inundaties in West-Nederland overgaan? De Vertrouwensmannen besloten, terstond één hunner naar het bevrijde Zuiden te zenden om persoonlijk op militaire terughoudendheid aan te dringen. Hun keuze viel op van der Gaag die al in januari door de Biesbos was gecrosst - deze zou dan de komst van een tweede boodschapper kunnen aankondigen die het resultaat van het met Seyss-Inquart gevoerde gesprek zou kunnen meedelen. Van der Gaags vertrek kon evenwel niet zo vlug geregeld worden en hij was nog in Den Haag toen van der Vlugt en Six er in de avond van de rzde april met Seyss-Inquart spraken.
XCIn de aanvang van het gesprek trachtte Seyss-Inquart zo te rnanoeuvreren dat de twee Nederlanders zouden beginnen, hèm iets te verzoeken. 'Eerst', aldus later Six, 'drie kwartier over koetjes en kalfjes, toen: 'Und jetzt, was mochten die Herren eigentlich?' Zo begon het. Waarop wij zeiden: 'Wij" wilden niets, ti wilde wat.' Toen kwam hij over de brug.' 3 Blijkens het na het gesprek door van der Vlugt en Six opgesteld
1 Six' vader, jhr. Jan Six, was dertig jaar lang (van I896 tot I926) hoogleraar in de aesthetica en de kunstgeschiedenis geweest aan de Universiteit van Amsterdam; hij was 1I1 T926 overleden. 2 E. A. Schwebel: Verslag (I6 april I945), dl. V b, P.557 -' Getuige P.]. Six, a.v., dl. V c, p. 279.
verslag.' onderstreepte Seyss-Inquart dat hij zijn 'volle medewerking' wilde geven aan'relief-werk, voorzover dit van militair standpunt mogelijk zou zijn' (hij had, zei Six aan de Enquêtecommissie, 'de grootste bewondering voor de Nederlandse vrouwen', die hij had 'zien trekken en reizen met karren en fletsen om levensmiddelen te halen', en "mochte den biologischen Zustand van Holland? nicht zerstören'3). Van der Vlugt betoogde toen dat Duitsland de oorlog al had verloren en dat nieuwe vernielingen het voor het naoorlogse Nederland onmogelijk zouden maken 'om weer tussen Duitsland en de andere landen een bemiddelende rol te kunnen spelen.' Dit deel van het gesprek werd onderbroken doordat Seyss-Inquart plotseling zei, 'dat de Duitse autoriteiten hier te lande maar één opdracht hadden en die onder alle omstandigheden moesten uitvoeren, zolang de oorlogstoestand in Duitsland duurde, namelijk om het kustgebied te houden.' In aansluiting daarop verklaarde hij,
XC'dat wanneer de Geallieerden voor de Grebbelinie zouden blijven en geen verdere oorlogshandelingen tegen het Nederlandse kustgebied zouden ondernemen, de Duitse legerleiding hier te lande bereid zou zijn om geen verdere gebieden te inunderen, geen kapitaalgoederen verder te vernietigen en haar medewerking te verlenen aan de mogelijkheid van uitgebreid reLieJ-werk. [Hij) zou in dat geval er zorg voor dragen dat alle politieke gevangenen ... naar een behoorlijk kamp zouden worden overgebracht, dat geen terechtstellingen meer zouden plaatsvinden en dat de SD haar acties, razzia's etc. zou staken.'
XCSeyss-Inquart zei ook nog dat hij sprak namens 'de hoogste Duitse militaire autoriteit in Nederland' (Blaskowitz noemde hij niet) en dat hij er zeker van was dat Schöngarth (die hij wèl noemde) met de SD zijn eventuele instructies zou opvolgen; wat het re/ief-werk betreft, stelde hij voor dat Rotterdam als aanloophaven zou worden gebruikt.
XCVan beide kanten werd in dit gesprek aangenomen dat West-Nederland wellicht geruime tijd geneutraliseerd zou blijven. In dat kader zei Seyss-Inquart het 'vanzelfsprekend' te achten 'dat de Duitse troepen zouden moeten blijven worden voorzien van het nodige', en 'kwam ook aan de orde de noodzakelijke onthouding van acties door de linksextremistische groepen welke de SD zouden brengen tot tegenacties.'
XCHet gesprek eindigde met de mededeling van Seyss-Inquart, dat hij alle medewerking zou verlenen aan de tocht die de twee afgezanten van
XCI Tekst in Vrn: Het Duitse aal/bod, p. 2-3. 2 Wij nemen aan dat Seyss-Inquart in werkelijkheid gezegd heeft: 'den biologisclten Bestand Hollands'. 'Getuige P. J. Six, Enq., dl. V c, p. 278. I2 9
het College van Vertrouwensmannen en van Koot naar het bevrijde Zuiden zouden ondernemen, en met de afspraak dat wederzijds in het Duits gestelde Aktennotizen van de gehouden bespreking zouden worden opgesteld die aan Seyss-Inquart ter goedkeuring zouden worden voorgelegd; de afgezanten zouden die Aktennotizen dan kunnen meenemen.
XCHet opstellen en vergelijken van de Aktennotizen had op de volgende dag, r 3 april, nogal wat voeten in de aarde. 's Morgens spraken de Vertrouwensmannen met van der Vlugt en Six. Het kwam er tot een fel dispuut: de Vertrouwensmannen vonden dat van der Vlugt veel te ver was gegaan met wat hij over Nederlands 'bemiddelende rol' had gezegd en wensten niet dat die passage in de Aktennotiz zou voorkomen, van der Vlugt dreigde zich geheel te zullen terugtrekken maar berustte tenslotte in de schrapping. 's Middags hadden hij en Six twee gesprekken met Seyss-Inquart en Schwebel, waarbij de grootste moeilijkheid bleek te zijn dat Seyss-Inquart niet wenste dat uit de Aletennotiz die gemeenschappelijk zou worden aanvaard (het 'N ederlandse' stuk), zou blijken dat hij 'mede namens de opperbevelhebber' had gesproken - wèl mocht worden vermeld dat de bespreking de vorige avond met voorkennis van de opperbevelhebber had plaatsgevonden en dat deze, als de Geallieerde legers niet verder dan de Grebbelinie, wellicht de Hollandse Waterlinie gingen, inundaties en andere vernielingen zou nalaten. De uiteindelijk tot stand gekomen Aktennotiz 1 gaf verder nauwkeurig weer wat de vorige avond was gezegd. Seyss-Inquart verklaarde zich mondeling accoord met de inhoud - hij ondertekende het stuk niet.
XCInmiddels had Koot op die r j de een telegram aan prins Bernhard gezonden" waarin hij verslag had gedaan van het gesprek met SeyssInquart op de rzde, 'van der Gaag vertrekt 13 april met protocol der besprekingen' (het door van der Vlugt en Six opgesteld verslag). 'Actennotities volgen zodra door Rijkscommissaris als juist bevestigd. Geen enkele toespeling per BBC of Radio Oranje.' De prins besloot de komst van van der Gaag af te wachten en onmiddellijk Gerbrandy in te lichten die zich in hotel 'Bos en Ven' te Oisterwijk bevond. Hem het telegram sturend, schreef de prins er bij: 'Het is natuurlijk niet op mijn level ... Ik heb onmiddellijk de koningin ... ingelicht ... Gaarne bericht, zo spoedig. mogelijk, van uw reactie.' Een lang post scriptum volgde:
XC'Deze zaak kan voor West-Nederland, indien slecht behandeld, de ondergang
1 Tekst in VITI: p. 4-5 en dl. V b, p. 559-60. 2 Tekst in VITI: p. 5.
betekenen. Onderhandelaars dienen dus bericht te krijgen dat zaak bekeken wordt, om ongelukken (vroegtijdig) te voorkomen. Dan na spoedigst (morgen) overleg regering en koningin bespreking met Shaef hierover en dan uiteindelijke beslissing. Surrender-conditions: witte vlag overal hijsen, of: zonder wapenen in gesloten kolonnes richting Oost naar GealJ. troepen marcheren (te voet), of iets dergelijks.
XCAnders weet men niet wanneer overgave plaats heeft' 1 de prins interpreteerde het door Koot verzonden telegram (men had het niet geheel kunnen ontcijferen) onjuist want daarin was van een Duitse capitulatie geen sprake geweest. Op Gerbrandy maakte het telegram, zo schreef hij een jaar later, 'een enigszins fantastische indruk.' 2 Was het nodig, wijziging te brengen in zijn reisplan? Neen. Hij besloot, de volgende dag, I4 april, niet in Oisterwijk te blijven maar volgens afspraak naar Nijmegen te gaan.
XCIn Den Haag was op de r j de april komen vast te staan dat behalve van der Gaag ook Neher naar het bevrijde Zuiden zou crossen. Eerst was overwogen, Bosch of Drees aan van der Gaag toe te voegen, maar ten aanzien van Bosch werd gemeend dat zich omstandigheden konden voordoen waarin zijn aanwezigheid als voorzitter van het College van Vertrouwensmannen in bezet gebied gewenst was, en van Drees stond niet vast dat hij de misschien zware tocht door de Biesbos goed zou kunnen doorstaan - Neher had het voordeel dat hij twee ministers persoonlijk kende: Gerbrandyen Tromp (Waterstaat). Men ging er daarbij van uit dat het vermoedelijk moeite zou kosten, de regering te overtuigen van de wenselijkheid dat zij met iemand als Seyss-Inquart, door Gerbrandy kennelijk gezien als een afgezant van de duivel, een accoord zou laten treffen.
XCSeyss-Inquart had zich, gelijk vermeld, bereid verklaard, aan de overtocht van van der Gaag en Neher alle medewerking te verlenen. Aan beiden werd gevraagd, zich in de middag van de r j de (de laatste versie
I Brief, 13 april 1945, van prins Bernhard aan Gerbrandy (AOK, map 'Voorstel Seyss-Inquart'), 2 Gerbrandy: p. 147.
van de Aktennotiz was toen in bewerking) bij Seyss-Inquart te vervoegen die zich in het departementsgebouw van Buitenlandse Zaken bevond. Beiden pakten hun flets (van der Gaag had er een met houten banden), maar Neher reed eerst naar zijn onderduikadres om een koffertje op te halen, zodat van der Gaag als eerste bij het departementsgebouw arriveerde. Hij, lid van de Raad van Verzet en van het College van Vertrouwensmannen, lid ook (tot de komst van Borghouts) van het DeltaCentrum dat kolonel Koot bij zijn beleid had geadviseerd, zou er oog in oog komen te staan met de man die vijf jaar lang de hoogste verantwoordelijkheid had gedragen voor alle vormen van Duitse onderdrukking en vervolging! Hij was er geenszins gerust op dat de zaak goed zou aflopen, 'met knikkende knieën', aldus zijn in '58 gedicteerd verslag, ging hij het departementsgebouw binnen.'
XCSeyss-Inquart begon met de Geallieerden hevig te kritiseren die zijns inziens hadden nagelaten, de bevolking in de hongerprovincies tijdig hulp te bieden (hij had immers op het 'signaal' dat hij in december en januari aan Hirschfeld had gegeven, geen reactie ontvangen), 'ich u/ünsche', zei hij (zulks volgens een tweede verslag dat van der Gaag in '74 schreef"), 'dass Sie fü r mich nach der anderen Seite gehen um die Alllierten auf ihre Pfiicht zu u/eisen, sofort für Essen und Brandstof! zu sorgen.' 'Wie sol! ich nach England?' vroeg toen van der Gaag; 'Die KLM steht nicht zur Verfügung.''Als een dreun van het zwaarste kaliber' trof hem Seyss-Inquarts antwoord: 'Sie nehtnen genau denselben Weg, den Sie vcrher genom men haben um nach England Zll kommen ... Wir wissen ganz genall u/ann und 11/0 Sie gegangen und zurückgekommen sind' (uit welke bron de SD die kennis heeft geput, is ons onbekend, wellicht was de SD ingelicht door zijn belangrijkste agent: Brinkman, leider van de RVV-groep in Den Haag). Van der Gaag zei toen dat hij de volgende dag in het bevrijde Zuiden kon zijn indien de Duitsers hem hielpen, zo spoedig mogelijk Gorinchem, Werkendam of Sliedrecht te bereiken. Seyss-Inquart zei dat een Duitse auto hem en Neher daarheen zou brengen. Van der Gaag stelde toen enkele voorwaarden: dat hij zijn pistool zou mogen meenemen alsmede het kapiteinsuniform dat hij in februari uit Engeland had meegebracht, dat er de volgende dag een uur lang niet gepeild zou worden door de Funkfahndung zodat hij zonder iemand in gevaar te brengen, bericht van zijn veilige aankomst zou kunnen geven, en dat Neher en hij gescheiden zouden crossen. Op dat laatste punt hadden zij overleg gepleegd: zij
XC1 J. van der Gaag: 'Herinneringen als Vertrouwensman', p. 6. 2 A.v.: 'Verslag' (1974), P.7 (Doc 1-2T66, a-r).
wilden voorkomen dat zij tijdens de crossing, d.w.z. op het laatste moment, samen door de bezetter gearresteerd zouden worden en hadden het volgende bedacht: van der Gaag zou in de nacht van de r jde op de rade erossen door de Biesbos met hulp van de crosser van de groep'Albrecht' die hem in februari had geholpen en wiens adres hij kende. In Noord-Brabant aangekomen, zou hij dan arrangeren dat bij Heusden tussen I2 en 13 uur op de 14de een wapenstilstand in acht werd genomen en Neher zou daar dan de Bergse Maas oversteken in een bootje dat een witte vlag toonde.
XCTegen inwilliging van die voorwaarden had Seyss-Inguart geen bezwaar. Hij zei nog aan het slot van het gesprek, 'dat de drie divisies die de Geallieerden voor de strijd in West-Nederland gereed hadden staan' (de drie van het 1st Canadian Corps) 'volmaakt nutteloos zouden zijn, gezien de totale inundatie van dit gebied', en tenslotte, dat de bezetter zich het recht voorbehield, 'een kleine waarschuwing te geven': 'de inundatie van een beperkt gebied in West-Nederland.' 1 Van der Gaag ging het koffertje ophalen waarin zich zijn uniform en pistool bevonden, en fletste vervolgens weer naar het departementsgebouw waar hij Schwebel en Neher ontmoette; ook aan deze laatste had Seyss-Inguart mededeling gedaan van de mogelijke 'kleine waarschuwing'. Schwebel liet voor de twee Nederlanders Marschbefehle typen en nam hen mee naar een grote open auto van het Reichskommissariat. In die auto ('als het waar is dat blikken kunnen doden, dan zouden we', aldus later van der Gaag, 'zelfs niet levend uit Den Haag zijn gekomen' 2) werden de twee Nederlanders naar de Ortskommandantur in Gorinchem gereden. Neher bleef daar overnachten, van der Gaag, aan wie een bootje ter beschikking was gesteld, liet zich in een Duitse legerauto naar Sliedrecht rijden om er zijn helper van de groep-'Albrecht' op te halen - de man was afwezig (hij was in de vorige nacht naar het zuiden gecrosst) en van der Gaag kwam tegenover een andere crosser te zitten die hem niet kende. Aan deze moest hij vragen, met hem in een Wehrmacht-eixxo mee te gaan teneinde als gids te fungeren bij een crossing met een door de Wehrmacht iec beschikking gesteld bootje. De man, die begrijpelijkerwijs uiterst achterdochtig reageerde, was pas tot medewerking bereid, toen van der Gaag na een uur het geheim van zijn missie onthulde. Beiden gingen toen in de Duitse auto naar de Duitse post aan de Merwede waar het bootje lag, van der Gaag deed daar zijn uniform aan en de crossing
XCI A.v., p. Ia. 'A.v.: 'Herinneringen als Vertrouwensman',
begon. Aangezien alle Duitse posten langs de Nieuwe Merwede inmiddels ingelicht waren (aan die posten was meegedeeld dat een Duitse geheime agent zou worden overgezet), verliep de crossing zonder moeilij kheden.
XCUit Lage Zwaluwe liet van der Gaag, na de prins telefonisch ingelicht te hebben, zich onmiddellijk naar diens hoofdkwartier brengen - het eerste waar de prins voor zorgde, was dat Neher in het bootje met de . witte vlag bij Heusden de Bergse Maas zou kunnen oversteken. Twee ministers bevonden zich die ochtend in het bevrijde Zuiden: behalve Gerbrandy ook de Quay. Deze laatste was al in het hoofdkwartier van de prins aanwezig toen van der Gaag daar arriveerde met de Aktennotie en met het mondelinge bericht omtrent Seyss-Inquarts 'kleine waarschuwing'. 'Aanvankelijk', aldus van der Gaag, 'was er een duidelijke terughoudendheid wat betreft het aanbod van de Duitsers' " maar na enige tijd drong zich aan de prins en de Quay de overtuiging op dat men Seyss-Inquarts aanbod ernstig moest overwegen. Van veel belang leek het, te voorkomen dat het 1st Canadian Corps de Grebbelinie zou aanvallen. De prins besloot zich onmiddellijk persoonlijk tot Eisenhower te wenden: hij vloog naar Reims. Hij kreeg daar te horen dat Montgomery al een streep had gehaald door het Canadese aanvalsplan met betrekking tot West-Nederland, maar wat het treffen van een overeenkomst met de Duitsers aanging, zei hem Eisenhower dat Shaej niet bevoegd was, terzake een beslissing te nemen: dat was een aangelegenheid van de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten - de Nederlandse regering moest zich wenden tot Churchill, en Eisenhower nam aan dat Churchill zich dan in verbinding zou stellen met Roosevelts opvolger Truman en met de Combined Chiefs of Staff
XCNa het vertrek van de prins reed van der Gaag naar Heusden om er Neher op te vangen. Met diens overtocht in het bootje met de witte vlag ging het bijna mis - toen Neher met aanzienlijke vertraging (van der Gaag was al naar Breda teruggekeerd) op de zuidelijke oever van de Bergse Maas door Geallieerde officieren werd begroet, zeiden dezen hem: 'U boft, want wij waren juist van plan, u er uit te schieten.' 212
I A.v.: 'Verslag', p. 14. 2 Getuige L. Neher, dl. V c, p. 823.
XCInmiddels had van der Gaag in Breda Gerbrandy ontmoet die in Nijmegen telefonisch was gewaarschuwd. De minister-president besloot, onmiddellijk naar Londen terug te keren; hij nam van der Gaag mee.
XCIn de Engelse hoofdstad aangekomen, voerde Gerbrandy nog op diezelfde rade april (het was een zaterdag) een lang gesprek met van der Gaag, waarin bleek dat hij er toe neigde, in te gaan op het aanbod dat in de Aktennotiz was neergelegd, 'maar, zei Gerbrandy', aldus later van der Gaag, 'ik zal een hele toer hebben, sommigen van mijn ambtgenoten te overtuigen.' 1 Welke ambtgenoten Gerbrandy op die r ade april heeft geraadpleegd, weten wij niet - van Kleffens bevond zich in de Verenigde Staten waar hij in San Francisco de internationale conferentie ter oprichting van de Organisatie der Verenigde Naties moest gaan bijwonen, de Booy, Michiels en Tromp waren evenwel aanwezig en Gerbrandy heeft in elk geval met deze drie, alsook met de koningin, overleg gepleegd. Zij waren het met hem eens dat de zaak op de kortst mogelijke termijn aan Churchill moest worden voorgelegd. Churchill bracht het weekeinde, als zo vaak, in het buitenverblijf van de Engelse Prime Ministers, het landgoed 'Chequers', door. Gerbrandy liet vragen ofhij daar op zondag ontvangen kon worden maar kreeg te horen dat dat onmogelijk was. Michiels belde toen op zijn verzoek de Permanent Secretary van het Foreign Office, Sir Alexander Cadogan, op en deze wist te bereiken dat Churchill zich alsnog bereid verklaarde tot een bespreking met Gerbrandy op zondagmiddag, om vier uur.
XCBij die bespreking werd Gerbrandy vergezeld door zijn militaire adviseur en secretaris, kapitein-luitenant ter zee J. F. W. Nuboer." Ook Churchill was niet alleen; behalve twee secretarissen bevond zich bij hem de premier van Zuid-Afrika, Field Marshal J. Smuts. De noodtoestand in West-Nederland stond niet alleen Churchill maar vooralook Smuts levendig voor ogen (het Engelse War Cabinet had, zonder dat de Nederlandse regering dat wist, zes dagen eerder op voorstel van Smuts besloten,
XC1 ]. van der Gaag: 'Verslag', p. 14. 2 Nuboer had als secretaris de plaats ingenomen van dr. ]. G. de Beus die door Buitenlandse Zaken naar Washington
de Duitse regering via het Internationale Rode Kruis te benaderen opdat de Rode Kruis-hulp aan de hongerprovincies belangrijk kon worden uitgebreid), maar het denkbeeld dat Gerbrandy nu kwam voorleggen: een overeenkomst met Duitsers teneinde grootscheepse inundaties te voorkomen, sprak Churchill aanvankelijk niet in het minst aan. Hij 'nam', aldus het door Nuboer opgestelde verslag, I 'aanvankelijk een zeer afwijzende houding aan tegen dit voorstel dat hij als blackmail betitelde. Hij merkte op dat Seyss-Inquarr niet meer in een positie was om voorwaarden te stellen, doch dat de Geallieerden in die positie verkeerden en dat het juiste antwoord zou zijn, de Duitsers te waarschuwen, dat als zij tot dergelijke vernielingen overgaan, zij allen zouden worden geplaatst op de lijst van oorlogsmisdadigers.'
XCOp een kaart liet Churchill zich tonen waar de Grebbelinie liep alsook welke delen van Nederland onder water zouden komen te staan als de Duitsers vernielingen zouden uitvoeren die, aldus Smuts, de 'ondergang van een geheel volk' zouden betekenen. Churchill
XC'mopperde enigszins over de door ons gevraagde beïnvloeding van de militaire plannen. Montgomery zou nieuwe instructies moeten hebben' en die kon Churchill niet aan Eisenhower doen toekomen zonder overeenstemming te hebben bereikt met president Truman. Bovendien zouden de Russen die wijziging moeten goedkeuren en de Russen waren reeds wantrouwend, nu de Duitsers kennelijk al het mogelijke deden om de Russen tegen te houden terwijl zij de Amerikanen steeds dieper in Duitsland toelieten .
XC... Gerbrandy lichtte nog eens toe dat wij niet anders vroegen dan een tijdelijke staking van de opmars om de vijand gelegenheid te geven te capituleren zonder vernielingen die Holland lange tijd onbewoonbaar zouden maken. Wij wilden geen afwijking van ons politieke standpunt en bleven bij de opvatting dat de vernielingen aanvaard moesten worden, als de Duitsers op den duur weigerden zich over te geven .
XC... Churchill draaide langzamerhand bij, daar hij de opoffering van vier miljoen Nederlanders toch ook wel een zeer zwaar offer achtte ... [Hij] eindigde met de opmerking dat hij meer vóór dan tegen het voorstel was en zijn best zou doen, het te verwezenlijken.'
XCInderdaad, de volgende dag, 16 april, zond Churchill een lang telegram aan de Engelse Foreign Secretary, Eden, die in Washington was - een12
I Exemplaar in AOK, map 'Voorstel Seyss-Inquarr'. 'Het was Churchill dus on bekend dat Montgomery drie dagen eerder het bevel, de in West-Neder land aan te vallen, had geannuleerd.
telegram I waaruit bleek dat Churchill, zoals eerder al Bedell Smith had gedaan, rekening hield met de mogelijkheid dat de oorlog met Duitsland tot in de zomer zou moeten worden voortgezet. 'My ou/n view', seinde Churchill,
XC. is the following, We could well forego the satisfaction of a simultaneous unconditional surrender of the German troops in Holland if thereby we saved the Nationfrom the horrors which otherwise await them. I would therefore place the area in a neutralised position where no fighting would take place and al/ relief would come in and no dykes be opened for a period of two or three months or till the complete brealedou/n of the German State and Army organisation has taken place, whichever ended the sooner . . Pray ascertain the American views of this. We must not be too stiff and proud iuhere the life of a whole nation rests on a murderer's bell-push. III any case the matter must be referred to the Soviet Government for their information, though as it is only our troops who are fighting there, I do not admit their velo'
XCbij nader inzien was Churchill dus teruggekomen van de opinie die hij daags tevoren had geuit in zijn gesprek met Gerbrandy toen hij had gezegd dat de Sowjet-Unie de neutralisering van West-Nederland zou moeten 'goedkeuren'. 'The matter is not devoid of urgency', seinde Churchill verder.
XC'General Eisenhower, and through him, Field Marshal Montgomery, should of course be informed and express their opinion ... It is a lerrible thing to lei an ancient Nation like the Dutch be blolted out ... This is not a matter for half measures bul for a choice between yes and no. In three months u/e can have al/we want anyhow. The only difference will be: does Holland live or die? I should like you to show this telegram as it is to the President. '
XCEdens activiteiten terzake in Washington komen straks aan de orde.
XCZondagavond 15 april vond in Brown's Hotel een (niet-genotuleerde) vergadering van de ministerraad plaats. De Quay die met Neher uit Noord-Brabant was teruggevlogen, nam er aan deel, en ook van der Gaag en Neher waren aanwezig; van deze laatste kende men de carrière in overheidsdienst, van van der Gaag wisten de meeste ministers niets af.
, Exemplaar in Londen,
'Hij werd', zei Gerbrandy aan de Enquêtecommissie, 'in de ministerraad geroepen en moest als het ware worden vertoond ... Een van de ministers' (de minister van financiën, dr. G. W. M. Huysrnans ') 'zei: 'Dat smaakt mij niet' ',0 ook andere ministers, onder wie Tromp, vroegen zich af of van der Gaag en Neher, zonder het te beseffen, pionnen waren i n een sluw Duits spel. Naast dit wantrouwen was er bij minstens één minister: de anti-revolutionair Gispen (handel, nijverheid en landbouw), sprake van principiële bezwaren; hij zei: 'Ik weiger in te gaan op beloften van mensen die ik niet vertrouw', waarop van der Gaag zei: 'Ik vertrouw de Duitsers evenmin als u, maar als we niet meegaan, is de katastrofe een zekerheid, terwijl, als we dit tue! doen, er althans een kans bestaat dat die katastrofe kan worden vermeden.' 3 Dat was een krachtig argument, maar het kon niet alle ministers overtuigen.
XCOp maandag 16 april ging Gerbrandy persoonlijk naar Downingstreet no. IO 0111 er een Engelse vertaling van de Aktennotie af te geven. Hij sprak er met Churchills medewerker Morton. 'Wij kwamen', schreef hij later,
XC'tot deze slotsom: van de zijde der Duitsers bestaan uitsluitend duivelse oogmerken en motieven, dit mag ons echter, gezien de nood der bevolking, niet weerhouden een verbinding met Seyss-Inguart tot stand te brengen, indien wij slechts meester van de situatie blijven.' 4
XCDes avonds kwam het 'kabinet bijeen (ook van deze vergadering bestaan geen notulen). Opnieuw deden van der Gaag en Neher (deze laatste had in de loop van de dag de Aktennotie met de koningin besproken) hun uiterste best, er alle ministers van te overtuigen dat zij het aanbod van Seyss-Inquart als volstrekt serieus dienden te beschouwen. Er bleef aarzeling. Een van de ministers (Tromp) 'meende', aldus later van der Gaag, 'dat een snelle overrompelingsactie van de Geallieerden de enig juiste weg was. Daarop herhaalde ik de woorden van SeyssInquart dat de drie beschikbare divisies bij een overrompeling slechts water zouden vinden.' 5 Een meerderheid van het kabinet kon er zich mee verenigen dat men op het Duitse aanbod zou ingaan, maar tevens werd aan Gerbrandy verzocht, bij nieuw contact met Churchill te vragen of de snelle militaire bevrijding van West-Nederland, die door deJ.J.
1 Gerbrandy, 14 nov, 1955. 'Getuige Gerbrandy dl. V c, p. 442. 3 van der Gaag: 'Verslag', p. 4 Gerbrandy: p, 148, 5 van der Gaag: 'Verslag', p. 15.
regering in februari en maart met zoveel klem was bepleit, niet toch mogelijk was.
XCZo stond de zaak er voor toen er op dinsdag I7 april iets gebeurde dat de betrouwbaarheid van het Duitse aanbod in hoge mate leek aan te tasten: de Wieringermeerpolder werd door de Wehrmacht onder water gezet.
XCVan het wantrouwen dat bij sommige ministers leefde: dat men ten aanzien van Seyss-Inquarts aanbod te maken had met een sluw spel, er op gericht, een situatie te scheppen waarin de Wehrmacht zich over de verdediging van W est-N ederland geen zorgen behoefde te maken, waren ook diegenen niet vrij die in Den Haag hadden deelgenomen aan het beraad dat tot de missie van van der Gaag en Neher had geleid: geen hunner (men denke aan de schrikreactie die zich voordeed toen in de ] avastraat plotseling een Duitse auto stopte, aan het vrijgeleide dat uitdrukkelijk voor van der Vlugt en Six was gevraagd, en ook aan de beduchtheid van van der Gaag en Neher dat zij tijdens hun crossing zouden worden gearresteerd) was volledig overtuigd van Seyss-Inquarts goede trouw. Hem zagen zij als de verrader van Oostenrijk, als de vertegenwoordiger van de macht die in de Meidagen van '40 Nederland in strijd met alle toezeggingen onverhoeds had overvallen, als de Reichs kommissar die vijf jaar lang het Nederlandse volk had onderdrukt en in Nederland de hoogste verantwoordelijkheid droeg voor wat er aan misdaden was bedreven. Dat men nu op een aanbod juist van deze man was ingegaan, zulks onder de druk van mogelijk ongeëvenaarde vernielingen, wekte dan wel hoop dat men een katastrofale ramp zou kunnen voorkomen, maar geen spoor van vreugde, eerder een zeker schuldgevoel: men begreep dat het enkele feit al dat men zich op contact met de Reichskommissar had ingelaten, zulks in het voetspoor van Hirschfeld op wiens beleid men zoveel tegen had, grote weerstand zou wekken bij menigeen die er van vernam, in de eerste plaats bij de illegale groepen. Toen het College van Vertrouwensmannen samen met van der Vlugt en Six daags na het vertrek van van der Gaag en Neher opnieuw bijeenkwam, I4 april, zei dan ook Bosch': 'Een ieder die met deze kwestie op
de hoogte is, behoort de striktste geheimhouding te betrachten ook na de bevrijding' - uit de woorden 'ook na de bevrijding' sprak, menen wij, het besef dat men zich op een wat de afloop betreft onzeker en in politiek opzicht hachelijk pad had begeven.
XCHoe meer vastheid te verkrijgen?
XCDat lag voor de hand: hoewel Seyss-Inquarts aanbod inhield dat grootscheepse vernielingen, onderwaterzettingen, razzia's en executies van Todeskandidaten strikt genomen pas zouden worden nagelaten nadat hij van Geallieerde zijde had vernomen dat West-Nederland niet zou worden aangevallen, meenden de Vertrouwensmannen dat de Reichskom missar van de dag af waarop hij dat aanbod kenbaar had gemaakt (12 april) van een duidelijke matiging diende te getuigen - die matiging (zij hadden er van der Vlugt al op laten aandringen in zijn gesprek met Schwebel op 10 april) zou, meenden zij, niet alleen aantonen dat het Seyss-Inquart en de opperbevelhebber, namens wie hij mede gesproken had, ernst was met hun aanbod, maar ook dat die twee voldoende greep hadden op de lagere Duitse autoriteiten. Zo zaten de Vertrouwensmannen van de rzde april af niet alleen in grote spanning te wachten op nader bericht uit Londen, maar in een niet geringere spanning namen zij kennis van wat de bezetter van die datum af deed in bezet gebied.
XCTwee punten kwamen daarbij centraal te staan: of de bezetter zich, hangende de in Londen te nemen beslissing, zou onthouden van grootscheepse vernielingen, vooral van inundaties, en of hij het executeren van Todeskandidaten zou nalaten.
XCWij komen straks op die twee punten terug - eerst dienen wij een gebeuren te beschrijven dat wij al aanstipten: de op 6 april uitgebroken muiterij van de Georgische hulptroepen op het eiland Texel. I Het is een gebeuren geweest dat op de contacten met Seyss-Inquart geen enkele invloed heeft gehad (men vindt het in geen enkel stuk met betrekking tot de werkzaamheden der Vertrouwensmannen ook maar met een woord vermeld) en waarvan de behandeling, daarvan zijn wij ons bewust, ons relaas ietwat hinderlijk onderbreekt, maar mede door de gevolgen die het voor de Georgiërs en voor de Texelaars had, verdient dit gebeuren ten volle de aandacht.J.J.
I Wij zullen die muiterij hoofdzakelijk beschrijven aan de hand van de in I976 verschenen achtste druk van het werk van A. van der Viis: en van het in 1980 verschenen werk van A. C. Bartels en W. Kalkman :
XCIn '43 had de Wehrmacht in de kustbezetting van Nederland vijf bataljons ingeschakeld, gevormd uit militairen die uit de Sowjet-Unie afkomstig waren, z.g. Osttruppen: bataljons van Armeniërs, Turkmenen, WolgaTartaren, Georgiërs en Noordkaukasiërs. Die Osttruppen bestonden uit twee verschillende soorten militairen: voor ca. twee-vijfde waren het vrijwilligers, onder hen veelOekraïners, die zich uit ideologische overwegingen aan de Duitse zijde hadden geschaard, voor ca. drie-vijfde waren het ex-krijgsgevangenen die dienstneming bij de Duitsers als het enige middel hadden gezien om aan de hongerdood in de Duitse krijgsgevangenenkampen te ontkomen. Nagenoeg alle Osttruppen waren in '42 aan het Oostelijk front ingezet maar er waren toen zovelen hunner bij de eerste de beste gelegenheid naar het Rode Leger overgelopen, dat het Oberkommando der Wehrmacht in '43 besloot, alle Ostbataillone naar WestEuropa te verplaatsen; nadien bestond bijvoorbeeld ongeveer een zesde van de infanteriebataljons die deel uitmaakten van het Duitse Zevende Leger dat West-Frankrijk tussen de Seine en de Loire moest verdedigen (dus ook Normandië), uit Ostbataillone. Na de landingen in Normandië bleek in de zomer van '44 dat die Ostbataillone over het algemeen weinig hart hadden in de strijd - een van de gevolgen was dat de Duitse infanteriedivisies die in de septembercrisis van '44 uit het Nederlandse kustgebied zuidwaarts werden gezonden, hun Ostbataillone achterlieten.
XCHet bataljon Georgiërs dat, na eerst korte tijd nog in Frankrijk te zijn geweest, in '43 in Nederland terechtkwam, werd daar bij Zandvoort gelegerd. Tot diegenen in dat bataljon, die alleen maar wachtten op de dag waarop zij de Duitsers zoveel mogelijk schade zouden kunnen berokkenen en, dat doende, zichzelf zouden kunnen rehabiliteren (geen eenvoudige zaak! de ca. achthonderd Georgiërs werden op de vingers gezien door enkele honderden Duitsers), behoorden een vroegere politieke commissaris van het Rode Leger, Eugène Artemidze, en voorts een Georgiër die het tot luitenant en een die het tot sergeant had gebracht, resp. Sjalwa Loladze en Noë Congladze. Enkele militairen uit het bataljon hadden in Frankrijk al enig contact gehad met Maquisards bij Zandvoort werd het niet anders: er kwam een verbinding tot stand met illegale CPN'ers die hunnerzijds via Wagenaar de Delta (het beleidsorgaan dat Koot terzijde stond) inlichtten. Al in de herfst van '44 werd door de Georgiërs muiterij overwogen; hun werd er toen op gewezen dat deze geen schijn van kans had om te slagen. De Delta stelde zich bovendien op het standpunt dat inschakeling van het Georgische bataljon of andere
Ostbataillonc in plannen van de Binnenlandse Strijdkrachten niet wenselijk was: die plannen zouden dan, zo werd gevreesd, vermoedelijk tot de Duitsers doordringen. Met dat al werd het contact met de Georgiërs voortgezet. De districtsleidster van de illegale CPN in Kennemerland, Annie Averink, speelde daarbij een belangrijke rol; zij was o.m. van december '44 af betrokken bij de vervaardiging (in Haarlem) van twee, resp. in het Russisch en in het Georgisch gestelde, gestencilde illegale bladen, Pravda ('Waarheid') en Elva ('Lichtstraal') geheten, waarin de Georgiërs werden aangespoord over te lopen zodra Geallieerde troepen op de Nederlandse kust zouden landen.
XCHet Georgische bataljon nu werd begin februari '45, met achterlating van een kleine groep op een fort bij Beverwijk, uit het gebied bij Zandvoort overgebracht naar Texel waar het de plaats innam van het bataljon Noordkaukasiërs dat bij Callantsoog stellingen betrok. Kort tevoren hadden de Duitsers het bataljon Armeniërs dat op Schouwen en Goeree-Overflakkee lag, ontwapend en tot Baubataillon gedegradeerd.' De Georgiërs en Noordkaukasiërs hadden hun wapens behouden - de Duitse commandant van het Georgische bataljon was overigens gewaarschuwd dat er muiterij dreigde; hij had die waarschuwing naast zich neergelegd.
XCMet de overplaatsing naar Texel raakten de strijdbaren onder de Georgiërs hun in Kennemerland gelegde illegale verbindingen kwijt - het aanknopen van overeenkomstige verbindingen bleek op Texel aanzienlijk moeilijker, 'het contact tussen de Georgiërs en de illegaliteit op Texel heeft', schrijft J. A. van der Vlis, 'niet veel te betekenen gehad.' 2 Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten op het eiland was W. N. Kelder, hoofdcommies ter gemeentesecretarie in de grootste plaats: Den Burg. Tot hem drong niet méér door dan dat de Georgiërs voornemens waren, op het juiste moment in opstand te komen, maar hij had in februari, maart en de eerste dagen van april geen persoonlijk contact met hen.
XCWat zou het juiste moment zijn? Kennelijk het moment waarop de Geallieerden West-Nederland zouden aanvallen; dan zou de Wehrmacht ook niet in de gelegenheid zijn, onmiddellijk versterkingen naar Texel te sturen. Begin april evenwel (de Canadezen drongen toen nog pas in het oosten van Nederland door) kwamen de Georgiërs in een dwangpoJ.
1 Dit was gevolg van het feit dat zich een Armeniër had bevonden onder de groep die in december bij Zierikzee was gearresteerd na haar mislukte poging om naar de Geallieerden op Tholen over te steken. 2 A. van der Viis: p. 22.
sitie te verkeren. Het Duitse kader van het bataljon kreeg opdracht, ca. driehonderd man naar de vaste walover te zetten om aan de strijd tegen de Canadezen deel te nemen. De leiders van de samenzwering wisten dat die driehonderd zo spoedig mogelijk naar de Canadezen zouden overlopen en zij voorzagen dat dat tot scherpe represailles tegen de op Texel achtergebleven Georgiërs zou leiden. Op 4 april besloten zij, hun muiterij te vervroegen. In de nacht van 5 op 6 april zouden zij trachten, de bij het bataljon ingedeelde Duitsers te vermoorden, waarna groepen zouden worden uitgezonden van welke één zich meester moest maken van de Duitse Kommandantur in Den Burg en van het batalj ons-stafkwartier dat ondergebracht was in de bij Den Burg gelegen versterkte villa 'Texla' (zie kaart XVII op pag. 1307) andere groepen dienden de uit militair oogpunt belangrijkste punten op het eiland te veroveren: de noordelijke en de zuidelijke batterij kustgeschut (beide bemand met militairen van de Kriegsmarine, zwaar versterkt en omgeven door mijnenvelden), het vliegveld Vlijt en de Duitse stellingen bij de haventjes van Oude Schild en De Mok. De bedoeling was dat ook het Noordkaukasische batalj on bij Callantsoog zich tegen de Duitsers zou keren.'
XCPrecies om één uur in de nacht van 5 op 6 april werd de muiterij ingezet, 'iedere Georgiër', aldus van der VIis, 'wist nauwkeurig welke Duitser hij voor zijn rekening moest nemen.' 2 Ongeveer honderdtachtig Duitsers werden vermoord maar enkelen wisten te ontkomen en een Georgische aanval op de garage en werkplaats van de Fahrbereitschaft in Den Burg mislukte, trouwens: de Georgiërs kregen niet het gehele dorp in handen. De Kommandant van het bataljon die zich om één uur in het Kasino in Den Burg had bevonden, vluchtte met een Duitse militaire arts in zuidelijke richting en wist via De Mok, waar hij de Duitse bezetting alarmeerde, de zuidelijke kustbatterij te bereiken; van de Duitsers die in Den Burg uit de Kommandantur ontsnapten, maakte één alarm in Oude Schild, waar de stellingen rond het haventje werden bezet; hier werd de schipper van een van de veerboten naar Den Helder gedwongen, onmiddellijk naar die havenplaats uit te varen. Het haventje van Oude Schild werd kort nadien door de Georgiërs veroverd, maar hun aanval op de stellingen bij De Mok mislukte. Gealarmeerd waren ook de bezettingen van de twee kustbatterijen - de Georgiërs hadden geen schijn van kans om ze te veroveren en dat was voor hen des te noodlottiger omdat hetJ.
I De afspraken met dit bataljon zijn vermoedelijk niet duidelijk geweest, het is in elk geval niet tot muiterij overgegaan. 2 A. van der VIis: p. :z8.
VUELAND Eierland;; Cal
XC6 apr. 9 u. WADDEN-ZEE Marsdiep XVII. De strijd op Texel. De rode geblokte lijnen geven ongeveer de zuidelijlee grenzen aan van het gebied dat de Georgiërs op de aangegeven dagen en uren in handen hadden. Tot de Noordbatterij konden zij niet doordringen. Het laatste openlijke gevecht werd op 21 aprilgeleverd by' de Vuurtoren op de noordpunt van Texel (de kaart isgebaseerd op de kaarten, voorkomend in J. A. C. Bartels en W. Kalkman: 'Texel. Nederlands laatste slagveld').
daar geplaatste zware geschut sinds kort ook landinwaarts kon vuren en heel Texel bestreek. Trouwens, ook het bij Den Helder geplaatste zware Duitse kustgeschut kon punten op Texelonder vuur nemen.
XCKelder werd in de vroege uren van de 6de april naar 'Texla' geroepen. Hij sprak er met Loladze en liet op diens verzoek met spoed een aanplakbiljet drukken waarin hij alle mannelijke Texelaars gelastte (wie zijn bevel niet nakwam, zou gestraft worden) zich op 'Texla' aan te melden. Omstreeks tweehonderd deden dat - vijftig van hen waren in militaire dienst geweest en kregen nu wapens, munitie en handgranaten uitgereikt. Nauwelijks was dat geschied of granaten van het Duitse kustgeschut vielen vlak bij 'Texla' neer. Gevolg was dat binnen enkele uren bijna alle gemobiliseerde Texelaars eigener beweging de wapens neerlegden en onderdoken. Een aantal NSB'ers die men in de kelder onder het raadhuis had opgesloten en die men, niet zonder moeite, tegen de Georgiërs had beschermd (die wilden ze afmaken), werd vrijgelaten. Al die tijd hadden zich Duitsers in het zuidelijk deel van Den Burg kunnen handhaven. Hun Pahrbereitschaft trad er aggressief op: zij pakte veertien mannelijke inwoners op die op een aanhangwagen naar De Mok werden overgebracht - vier sprongen van de wagen en brachten zich in veiligheid, de overige tien werden op De Mok doodgeschoten.
XCAl aan het einde van de ochtend van 6 april kwamen de eerste uit Den Helder overgebrachte Duitse versterkingen: vierhonderd man marinetroepen, in het haventje van De Mok aan. Den Burg werd in de middag zwaar beschoten, ook uit Den Helder. Het haventje van Oude Schild moest op de 7de door de Georgiërs prijsgegeven worden - nadien konden de Duitsers ook daar versterkingen aan land brengen: een heel legerbataljon, ruim voorzien van mortieren en licht geschut. Geleidelijk aan werden de Georgiërs gedwongen, zich naar het noordelijk deel van het eiland terug te trekken. Een week lang concentreerden de gevechten zich op de Eierlandse polder waar de Georgiërs, hopend op Geallieerde steun, het vliegveld Vlijt hardnekkig verdedigden - ook die polder moest door de Georgiërs worden ontruimd. De laatsten die openlijk streden, omstreeks honderdtien man, verschansten zich tenslotte in het op de duinen gelegen bunkercomplex bij de vuurtoren aan het Eierlandse Gat waaruit de Duitse bezetting zich naar de noordelijke batterij had teruggetrokken. Bij die vuurtoren, met uitzicht op de Texelse polders, de Noordzee, Vlieland en de Vliehors, ver, eindeloos ver van hun vaderland, werd de laatste openlijke weerstand van de Georgiërs op 2I april gebroken met pantserwagens, kanonnen en vlammenwerpers; de negen-envijftig Georgiërs die er zich tenslotte overgaven (van de anderen waren
velen gesneuveld, enkelen ontsnapt), werden gedwongen, naakt hun eigen graf te graven en in groepen doodgeschoten. Dat was ook al eerder met diegenen geschied die bij de gevechten welke van de 6de april af waren gevoerd, in Duitse handen waren gevallen I trouwens, ook de Georgiërs hadden hunnerzijds geen enkele gevangene in leven gelaten.
XCEr waren, toen de strijd bij de vuurtoren in het noorden ten einde was, naar schatting nog ongeveer driehonderdvijftig Georgiërs in leven: velen hunner hadden zich verborgen in het ca. vijftig jaar oude Staatsbos bewesten Den Burg: een uitgestrekt gebied met een dichte onderbegroeiing en talrijke greppels. Anderen hadden, hoewel door de Duitsers al op 7 april de doodstraf was gesteld op elke vorm van hulp aan de Georgiërs, een schuilplaats kunnen vinden in woningen of in schuren of in gecamoufleerde holen in de tuinwallen die op het 'oude land' (de Eierlandse polder was pas ruim een eeuwoud) de scheiding vormden tussen de landerijen. Elke Georgiër die zich verborg, had hulp nodig, voedsel en drinkwater bijvoorbeeld - die hulp werd verleend. 'De Georgiërs boden', vertelde ons vijftien jaar later de vrouw van de koster van de gereformeerde kerk in Oosterend, 'in ruil voor onze hulp gouden horloges aan, maar we wilden er niets voor hebben.'
XCDat zich op het eiland nog enkele honderden Georgiërs schuilhielden, was uiteraard aan de Duitsers bekend: die hadden daartoe slechts de lijken van de gesneuvelde of doodgeschoten Georgiërs moeten tellen. Op 22 april werd een drijfjacht ingezet waarbij militaire cordons, door kanonnen en pantserwagens gesteund, van de noorden de zuidpunt van het eiland af in twee lange linies oprukten, schietend op elk punt waar men Georgiërs vermoedde. Die drijfjacht duurde vier dagen; op de eerste werd hierbij de boerderij waar zich Loladze met elf andere Georgiërs had verborgen, door de Duitsers in brand geschoten. Vier Georgiërs die onder de nok van een schuur een schuilplaats hadden gevonden, bleven in leven - in of bij de boerderij kwamen zes Georgiërs om het leven. Loladze en een strijdmakker die zich in de kelder hadden verborgen, kropen in de nacht uit de kelder en verborgen zich in een greppel waar zij in slaap vielen. Hun aanwezigheid aldaar werd door een boer aan de Duitsers gemeld - beiden werden doodgeschoten. Als gevolg van de drijfjacht kwamen dus nog meer Georgiërs om het leven; er waren er echter ook die uit hinderlagen de Duitsers verliezen toebrachten. In elk130
I De kleine groep Georgiërs die op het fort bij Beverwijk was achtergebleven, werd op 20 april door de Duitsers vermoord.
geval slaagden de Duitsers niet in hun opzet, alle Georgiërs op te sporen; de moedige hulp van de Texelaars hield velen in leven. Vuurgevechten tussen Duitsers en Georgiërs vonden ook na de officiële capitulatie van Blaskowitz, 6 mei, nog plaats. Het werd 20 mei voor de eerste Canadezen op Texel aan land gingen. Enkele weken later begon de repatriëring van de tweehonderdzes-en-dertig Georgiërs, onder hen Artemidze en Congladze, die de bloedige strijd hadden overleefd; hij had aan bijna vij£honderdzeventig Georgiërs het leven gekost. De anderen kregen verklaringen mee van de BS-Ieiding op Texel, van de CPN en van de Canadezen (alle in nogaloverdreven bewoordingen gesteld) die bedoeld waren om hen tegen strafmaatregelen van het Stalinistisch bewind te beschermen en die (maar dat vernam men pas veel later) effectief bleken te zijn. Aan Duitse kant waren, na de honderdtachtig militairen die bij het begin van de muiterij waren vermoord, nog eens tweehonderdtachtig militairen gesneuveld. Onder de Texelse burgerij waren negen-en-tachtig doden gevallen; er was voorts veel materiële schade aangericht, vooral in de plaatsen Den Burg en De Cocksdorp (dat was op 8 april zwaar beschoten) en in de Eierlandse polder.
XCWanneer heeft de Geallieerden bericht bereikt omtrent de muiterij der Georgiërs? Vrij spoedig. Op 7 april, de tweede dag van de muiterij, zond Koots staf het volgende telegram naar Londen: I 'It is reported that Mongolians refusing to leave Texel have imprisoned German garrison there on morning April seventh. De11 Helder batteries in action against island.' Een dag later, zondag 8 april, kon de BS-commandant in Noord-Holland Noord, overste Wastenecker, Londen uitvoeriger inlichten":
XC'Woensdag zijn de Russen op Texel in opstand gekomen. Alle Duitse officieren . en partij-onderofficieren gedood. Ondergrondse heeft de wapens opgenomen, NSB'ers en landverraders opgehangen en vecht in gelederen met opstandelingen.
XCI Tekst in ].A.C. Bartels en W. Kalkman: Texel, p. 184. 2 Tekst: a.V.,p. r89. 13
Wehrmacht vanuit Den Helder tracht op Oude Schild te landen, hetgeen enige malen gelukt is ... Zaterdag 300 man geland aan zuidwest-rand Texel, welke in hevig gevecht met opstandelingen.'
XCErg duidelijk was dit alles niet, rechtstreekse berichten van het eiland bleven welkom. Die kwamen. In de nacht van 8 op 9 april verliet de reddingboot 'Joan Hodshon' De Cocksdorp met, behalve de schipper, Jan Bakker, vier Georgiërs en negen illegale werkers aan boord - de tocht had de bedoeling, er in Londen op aan te dringen dat aan de opstandelingen zo spoedig mogelijk hulp zou worden verleend. De 'Joan Hodshon' bereikte na een etmaal varen de Engelse kust in Norfolk. Daar werden de Georgiërs onmiddellijk gescheiden van de Texelaars en opgesloten in een krijgsgevangenenkamp; de Texelaars kwamen in de 'Patriotic School', het grote verhoorcentrum van vluchtelingen uit bezet Europa, terecht, waar men hen enkele dagen ondervroeg. Na hun vrijlating kwamen zij met Nederlandse autoriteiten in contact, speciaal met kapitein de Graaf van het Bureau Bijzondere Opdrachten; ook werden zij door de koningin ontvangen die precies wilde weten wat op Texel was geschied. De Graaf ontwierp een plan om, zoals in Drente was geschied, militairen van de Special Air Service-brigade, door BBO-agenten begeleid, op Texel af te werpen en bovendien de Duitse kustbatterijen daar, bij Den Helder en op Vlieland te bombarderen - het plan, hoewel door het hoofd van het BBO, generaal van Oorschot, overgenomen en door de minister van oorlog, de Quay, goedgekeurd, werd op 24 april door prins Bernhard die zich toen op het hoofdkwartier van Shaef te Reims bevond, geannuleerd. Er was bij Shaef geen enkele behoefte, verliezen te riskeren ten behoeve van troepen die enkele jaren lang deel hadden uitgemaakt van de Wehrmacht, hulpverlening aan de strijd op Texel (die in feite toen al ten einde was) paste niet in de Geallieerde strategie en bovendien zou die hulpverlening het risico inhouden dat de Wehrmacht in West-Nederland de grootscheepse vernielingen zou uitvoeren welke zij alleen wilde nalaten indien de Geallieerden dat gebied met rust lieten.'
1 Dat aan de Georgiërs geen hulp zou worden verleend, werd op 25 april door Eisenhower meegedeeld aan prins Bernhard, diens secretaresse, M. H. j ones-Maks, en de in Friesland ingezette geheime agent Peter Tazelaar. Mevrouw Jones had zich uit Apeldoorn, waar zich toen het hoofdkwartier van de prins bevond, in een dolle rit naar Reims begeven samen met Tazelaar die, ingelicht over wat op Texel geschiedde (en niet wetend dat de Georgiërs spoedig naar de noordpunt van het eiland waren teruggedrongen), naar Apeldoorn was gesneld hij was totaal uitgeput in Reims
XCDe berichten omtrent de op Texelontbrande strijd die tot het bezette westen des lands doordrongen, waren schaars en, zoals al uit het aangehaalde telegram van Wastenecker bleek, vaak ook onjuist. In Den Haag nam het Nationaal Comité van Verzet op 14 april in zijn 'Mededelingen' (gestencilde informatie die voor de illegale organisaties bestemd was) het volgende op 'aangaande de muiterij onder de Russische troepen':
XC'Op 4 april brak de muiterij uit, doordat de Russen de bevelvoerende officieren ophingen. De BS sloten zich bij hen aan, waarna met de 'zuivering' der verkeerde elementen op het eiland een aanvang gemaakt werd. Weldra hingen ook deze aan de bomen (niet bepaald de juiste methode!). Op 6 april werd vanuit Den Helder een landing ondernomen die afgeslagen werd, waarbij zij vele doden verloren ... Op 9 april werd door de Duitsers wederom een landingspoging ondernomen, waarbij echter een vijftal Engelse motortorpedoboten ter assistentie van de [Georgische] troepen op Texel gesignaleerd werd.' I
XCDrie dagen na dit bericht, op 17 april, stond in de Amsterdamse editie van het VN-NieuLVs te lezen dat de Georgiërs heel Texel in handen hadden gekregen, maar dat vervolgens een grote Duitse strijdmacht 'de Mongolen' had teruggedreven naar De Cocksdorp.' In gelijke geest schreef Trouw, dat het ook over 'Mongoolse soldaten' had.' De Waarheid meldde op 26 april dat twaalfhonderd Georgiërs eerst heel Texel hadden kunnen veroveren, mede dank zij 'de steun van Duitsers en vooral van moedige Nederlandsejongens, leden van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten', doch dat de strijd tenslotte volledig in het voordeel van de Duitsers was beslecht: 'talloze Georgiërs waren gesneuveld, de anderen allen door de Duitsers om het leven gebracht.' 4 Wat drong van dit alles tot Den Haag door? Vermoedelijk niet veel. Daar zond Spitzen, de door de Vertrouwensmannen aangewezen secretaris-generaal van Waterstaat, op 22 april een notitie aan Hirschfeld
aangekomen, zodat hij pas na enkele uren, in aanwezigheid van de prins en mevrouw Jones, door Eisenhower kon worden ontvangen. Voor besprekingen over de voedselhulp aan de hongerprovincies en over Seyss Inquarts wapenstilstandsaanbod bevond zich toen ook Gerbrandy in Reims. Toen hij naar Londen terugvloog, nam hij Tazelaar mee. I NC: 'Mededelingen', [4 april [945 (NC, 6 a). 2 ro6 ([7 april [945). 3 (1945), 6 (midden april (945). 4 26 april 1945.
waarin hij bepleitte dat men in de besprekingen met Seyss-Inquart ook zou aandringen op 'een aannemelijke liquidatie van de opstand op Terschelling' I wij nemen aan dat dat pleidooi ook de Vertrouwensmannen heeft bereikt; hun was in elk geval bekend dat de muiterij niet op Terschelling maar op Texel was uitgebroken. Die muiterij is evenwel, zoals wij al vermeldden, in de contacten met de Duitsers niet ter sprake gebracht.
XCIn hoofdstuk 13 vermeldden wij dat in het oosten en noorden des lands bij de nadering der Canadese bevrijders talrijke gevangen zittende illegale werkers door de SD werden doodgeschoten - dat dit gevaar ook in het westen illegale werkers die aan de SD in handen waren gevallen, boven het hoofd hing, was aan de Vertrouwensmannen en aan Koot en zijn stafbekend. Trouwens, op 3 april waren in Rotterdam twintig illegale werkers gefusilleerd als represaille voor de liquidatie van een 'foute' Nederlandse politie-officier. Hoeveel meer represaille-acties zouden nog volgen?
XCIn de eerste helft van april zetten de Binnenlandse Strijdkrachten de sabotage-activiteit voort welke nu werd geleid door J. J. F. Borghouts, die in maart was gearriveerd als Commandant Strijdend Gedeelte. Op verscheidene sabotagedaden, o.m. op het opblazen, op 9, Ia en I I april, van kleine Duitse bunkers in verschillende delen van Amsterdam (waar de KP'ers, die dat deden, op één punt 'van alle kanten', aldus Het Grote Gebod, werd toegeschreeuwd: 'Hou op met die gijntjes!' ") werd door de SD niet gereageerd, maar het kwam op 12 en 13 april wèl tot enkele kleine vernielingen en inundaties. Kaats staf zond daaromtrent terstond telegrafisch bericht aan prins Bernhard - de prins van zijn kant seinde op de t yde terug:
XC'Acties als genoemd in uw telegram maken onderhandelingen die in Londen gaande zijn, waarheen ook van der Gaag en Neher vertrokken zijn, hoogst moeilijk, zo niet onmogelijk. Verzoeke dit aan vijand te laten weten.' 313 1
I 'Memorandum van secretaris-generaal Waterstaat inzake onderhandelingen', 22 april 1945 (Collectie-H. M. Hirschfeld, JO d). 2 dl. II, p. 483. .\ Vm: p. 5.
XCDit telegram werd op verzoek van de Vertrouwensmannen op 16 april door van der Vlugt aan Schwebel ter kennis gebracht; diezelfde dag deed Schwebel aan van der Vlugt weten dat Seyss-Inquart opdracht had gegeven, voortaan executies na te laten, behoudens 'besonders krasse Fälle'.' Wat waren dat? In hun vergadering van de 17de stelden de Vertrouwensmannen vast, 'dat dit', aldus le Poole's verslag, 'alleen het geval kan betreffen dat de dader van een aanslag op een Duitse autoriteit wordt gegrepen en berecht. Enige straf bij wijze van politiemaatregel is in ieder geval ten enenmale ontoelaatbaar' 2 van der Vlugt kreeg op de r-xle opdracht, die interpretatie aan Schwebel mee te delen.
XCZo scheen alles zich in de goede richting te ontwikkelen, maar neen: diezelfde dag werd 's middags om twaalf uur de IJsselmeerdijk van de Wieringermeerpolder op twee punten door de Wehrmacht vernield zodat de gehele ca. 20000 ha grote polder begon vol te lopen.
XCDe achtergronden van het Duitse besluit om de Wieringermeer te inunderen zijn niet geheel duidelijk. Was hier sprake van de 'kleine waarschuwing' waarvan Seyss-Inquart vier dagen eerder gerept had in zijn gesprekken met van der Gaag en Neher? Vermoedelijk niet. De bezetter had in zijn perspectief namelijk goede gronden om de polder onder water te zetten.
XCGelijk eerder betoogd, was de inundatie van West-Nederland ten dele afhankelijk van de hoge waterstand op het Ijsselmeer - voor het hooghouden van het peil diende dede beschikking te houden over de spuisluizen bij Den Oever. De Wieringermeer nu leende zich bij uitstek voor luchtlandingen, en inderdaad: er was door de Noordhollandse BS een plan opgesteld om zich op het geschikte moment met steun van in de Wieringermeer gedropte Geallieerde luchtlandingstroepen van het sluizencomplex bij Den Oever meester te maken, en dat voornemen was aan Londen kenbaar gemaakt. Of het ook aan de bezetter bekend was, weten wij niet, maar één blik op de kaart was voor Blaskowitz voldoende om te beseffen dat hij, wilde hij het genoemde sluizencomplex in handen houden, een militair gebruik van de Wieringermeer
XC1 Brief, 16 april 1945, van E. A. Schwebel aan A. J. Th. van der Vlugt, a.v., p. 13. 2 J. Ie Poole: 'Verslag',
diende te voorkomen. Hij heeft terzake overleg gepleegd met SeyssInquart en deze laatste is met de inundatie van de Wieringermeer accoord gegaan. Had de Wehrmacht de polder dan niet onder enkele decimeters water kunnen zetten? Zeer zeker. Dat was mogelijk geweest door de sluizen te openen via welke de boezem van de polder in verbinding stond met het Ijsselmeer en de Waddenzee, en vervolgens de keringen te openen tussen de boezem en de poldersloten. Wat de Wehrmacht deed, was heel iets anders: de IJsselmeerdijk werd vernield, zodat de gehele polder onder meer dan vier meter water kwam te staan met als gevolg dat vrijwel alle opstallen onherstelbaar werden beschadigd.
XCDie vernieling werd uitgevoerd onder dekking van een heel Duits bataljon - de Noordhollandse BS'ers die wisten dat de polder groot gevaar liep en van wie stoottroepen ter sterkte van enkele honderden geconcentreerd waren om het betrokken Sprengkommando uit te schakelen, waren niet bij machte de vernieling te voorkomen.'
I Twee BS'ers waren er in geslaagd, opgenomen te worden in de groep dwangarbei ders (een groot deel daarvan was in Schagen bij een razzia opgepakt) die onder streng Duits toezicht op twee punten in de IJsselmeerdijk grote gaten moesten graven en in die gaten putten metselen waarin de explosieven (onontplofte Engelse en Amerikaanse vliegtuigbommen) werden geplaatst. Die BS'ers hadden omtrent de voortgang der werkzaamheden de in de polder ondergebrachte stoottroepen van de BS kunnen inlichten. Sommige leden van die stoottroepen, in hoofdzaak oud-KP'ers, wilden al vóór de 17de ingrijpen, anderen meenden dat een bevel van overste Wastenecker, de commandant van de BS in Noord-Holland Noord, moest worden afgewacht. Dat bevel kwam niet; Wasteneekers opvatting was dat de in de Kop van Noord-Holland veel te sterk was om zonder Geallieerde steun (en die was niet toegezegd) met blijvend succes op te treden. Het is overigens onduidelijk waarom Geallieerde jagers niet systematisch getracht hebben, met beschietingen (deze waren aangevraagd) het ondermijnen van de dijk te vertragen. Eind februari waren in de polder richtlijnen voor een eventuele evacuatie bekend gemaakt; die golden nog in april. Op de 17de, 's morgens om vier UL1f, deed de aan de Nederlandse autoriteiten weten dat het onder water zetten om twaalf uur zou beginnen. De ca. negenduizend bewoners van de polder, onder hen ca. tweeduizend onderduikers, werden in het begin of in de loop van de ochtend gewaarschuwd. Met de evacuatie-richtlijnen hielden zij geen rekening - ieder zocht op eigen gelegenheid een goed heenkomen, de meesten, niet voorziende dat het water zo hoog zou komen te staan, pas in de loop van de middag. Boeren konden over het algemeen hun roerend bezit, het vee inbegrepen, in veiligheid brengen doordat zij over transportmiddelen beschikten, maar wie die niet hadden, moesten veel achter laten. Dat werd dan wel op de bovenverdiepingen gestouwd, maar het meeste daarvan ging verloren toen een storm op 19 april hoge golven deed ontstaan die veel huizen deden instorten. Allen die wegtrokken, werden bij de weinige uitgangen van de polder door
XCOp IS april vernamen de Vertrouwensmannen en Koot wat met de Wieringermeer was geschied. Zij vroegen zich af of dat gebeuren niet de bodem had weggetrokken onder hun poging, een regeling met SeyssInquart te doen treffen. Moest die poging als definitief mislukt worden beschouwd en het risico van een onderwaterzetting van bijna heel West-Nederland aanvaard? Neen, dat leek te ver te gaan. Wel was de twijfel aan de goede trouw van Seyss-Inquart zozeer gegroeid dat Koot op die r Sde met instemming van de Vertrouwensmannen de regering telegrafisch verzocht, alsnog te bereiken dat alle punten welke voor de Welirmacht in verband met de inundatie van West-Nederland van belang waren, binnen een etmaal, althans tijdig, al of niet uit de lucht (dat zou, had men daartoe besloten, slechts uit de lucht mogelijk zijn geweest) veroverd zouden worden. De Vertrouwensmannen en Koot lieten voorts op de rede door van der Vlugt een scherp protest aan Schwebel overhandigen, niet alleen tegen het vernielen van de dijk van de Wieringermeer maar ook tegen het feit dat nu toch weer, n1. op de r yde, in het ressort van Lages vier-en-dertig uit Amsterdamse gevangenissen opgehaalde Todeskandidaten waren gefusilleerd: tien in Amsterdam (de achtergrond van die represaille is ons onbekend), vier-en-twintig in Wormerveer wegens sabotage aan de spoorlijn naar Alkmaar.' Ten aanzien van die gefusilleerden kon van der Vlugt in zijn brief verzekeren dat zij niet
Landwachters gecontroleerd; talrijke onderduikers werden daarbij gearresteerd als mede enkele tientallen illegale werkers van wie negen-en-twintig door de bezetter werden doodgeschoten. De bewoners van de Wieringermeerpolder werden niet te ver van de polder ondergebracht, velen in primitieve behuizingen als stallen en kippenhokken. Van Medemblik uit waar een Centrale Commissie Wieringermeer werd opgericht, kwa men spoedig pogingen op gang om met vletten en met de Medemblikse reddingboot zoveel mogelijk achtergelaten eigendommen op te halen - leden van de stoottroepen slaagden er in, een dee! van de achtergelaten wapens in veiligheid te brengen. Anderen waren er, Duitsers en Nederlanders, die met allerlei schuiten in de polder op roof uitgingen. I De Vertrouwensmannen en Koot vernamen niet dat op die r yde april bovendien nog twintig waren doodgeschoten in St. Pancras (bij Alkmaar) wegens sabotage aan de spoorweg naar Den Helder. Ook het fusilleren van de negen-en twintig illegale werkers die bij het verlaten van de Wieringermeer waren gearresteerd, drong niet tot de Vertrouwensmannen en Koot door.
als' Terronsten ader 'krasse Fälle" beschouwd mochten worden. I Na lezing van die brief zei Schwebel dat hij vreesde dat Seyss-Inquarts instructies Lages (die intussen op de I7de, zonder dat de Vertrouwensmannen en Koot dat wisten, ook Hannie Schaft had laten doodschieten) niet tijdig hadden bereikt en dat, wat de Wieringermeer betrof, Seyss-Iriquart en 'de opperbevelhebber' waren gezwicht voor het oordeel van de waterstaatsdeskundige van de Wehrmacht, die verklaard had dat de Wieringermeer heel wel kon worden gebruikt door Geallieerde luchtlandingstroepen.
XCEr was op IS april óók gebleken dat de Vertrouwensmannen zich grote zorgen maakten over het uitblijven van enige reactie, uit Londen, op Seyss-Inquarts aanbod. Zij wisten (uit het radiobericht dat van der Gaag had kunnen doorgeven) dat deze op de rade in Breda was aangekomen en namen aan dat ook Nehers overtocht was geslaagd. Waarom hoorden zij niets? 'Algemeen', zo noteerde le Poole op de I Sde,
XC'bestaat bij Vm de indruk dat bij regering en Geallieerde autoriteiten in het bijzonder de vraag of men hier met een prestigekwestie te doen heeft, een vertragende invloed heeft. Unaniem zijn Vm van oordeel dat de prestigekwestie hier geen rol speelt, waar de unconditional surrender van meet af aan als het eindstadium van het Duitse voorstel op de voorgrond heeft gestaan.' 2
XC's Avonds nam een passage in de uitzending van Radio Oranje (wij komen er nog op terug) de bezorgdheid van de Vertrouwensmannen goeddeels weg, de volgende dag, 19 april, ontvingen zij een eerste bericht van van der Gaag en N eher." Het luidde: 'Greatly regret not being able to send definite telegram as yet. Have full support jr0111 our authorities but decision elsewhere.' Van der Vlugt bracht dit bericht op de zoste aan Schwebel over en drong er opnieuw op aan, dat het uit zou zijn met vernielingen en executies; voorts verzocht hij dat hulpschepen van het Rode Kruis (de 'Hallareri' had zijn tweede lading niet in Delfzijl kunnen lossen) naar Rotterdam zouden mogen varen. Dat laatste, zei Schwebel, was al door Seyss-Inquarr goedgekeurd, maar wat de executies betrof, deelde hij namens de Reichskommissar mee, 'dat', aldus het protocol van deze bespreking: 'het optreden van terroristen eerder toeneemt dan vermindert.J.J.
I Brief, 19 april 1945, van A. Th. van der Vlugt aan E. A. Schwebel (Vm: p. 14-J5). 2 Ie Poole: 'Verslag', p. 10. 3 Tekst: Vm: p. 6. ., Tekst: a.v., p. 6-7.
Hij verzocht derhalve, er op toe te zien, dat van Nederlandse zijde hiertegen zoveel mogelijk wordt opgetreden.' Van der Vlugt antwoordde: 'Acties van terroristen zou men ongetwijfeld pogen tegen te gaan' - en hiermee kwam een punt naar voren dat van der Vlugt en Six al acht dagen eerder hadden aangeroerd in hun gesprek met Seyss-Inquart waar, blijkens het protocol, 'ook aan de orde (was geweest) de noodzakelijke onthouding van acties door de links-extremistische groepen welke de SD zouden brengen tot tegenacties.'
XCMen zou het zo kunnen stellen: Seyss-Inquart begeerde dat de Duitse posities in West-Nederland niet alleen van buiten af (door de Geallieerden) maar ook van binnen uit (door de illegaliteit) met rust gelaten zouden worden. In besprekingen met enkele vooraanstaande figuren van de Haagse illegaliteit (door ons behandeld in hoofdstuk 5, nl. in de paragraaf 'Contacten in Den Haag') had de SD al in januari trachten te bereiken dat de illegaliteit zich van gewelddadig optreden tegen de bezetter zou onthouden, in ruil waarvoor het fusilleren van Todeskandi daten zou worden nagelaten. Die besprekingen hadden niets opgeleverd. Het oude denkbeeld kwam nu opnieuw naar voren. Betrof het alleen 'links-extremistische groepen' (waarbij wel gedacht zal zijn aan groepen van de RVV)? Bepaald niet. Als 'terroristeri' beschouwde de bezetter niet alleen diegenen die, als Hannie Schaft, liquidaties hadden uitgevoerd maar ook alle bedrijvers van sabotage - de sabotage moest dus worden gestaakt.
XCDie Duitse eis wierp algemene vragen op van principiële betekenis.
XCBegaf men zich, als men die eis inwilligde, niet op een hellend vlak? Als de bezetter er vandaag in slaagde om met het dreigement, nieuwe executies te doen uitvoeren, de sabotage te doen beëindigen, zou hij er dan wellicht morgen in slagen om met hetzelfde dreigement bijvoorbeeld de verschijning van illegale bladen te doen stopzetten? Maar waren de Vertrouwensmannen en kolonel Koot dan niet bezig een beleid te voeren dat dwars inging tegen dat van de illegaliteit die van haar oorsprong af het wijken voor Duitse druk had afgewezen? Dat zou de reden kunnen zijn waarom Bosch van Rosenthal op 14 april, daags na het vertrek van van der Gaag en Neher, in de vergadering van het College van Vertrouwensmannen had gezegd dat inzake het contact met de bezetter de striktste geheimhouding moest worden betracht, 'ook na de bevrijding'.
XCOverigens: die opzet was mislukt. Het grote geheim was uitgelekt.
XCHet uitlekken van het geheim der besprekingen was al vrij spoedig begonnen.
XCHoe was het tot die besprekingen gekomen? Op 2 april had SeyssInquart met Hirschfeld gesproken, op de j de Hirschfeld met Woltersom, Trip, Jongejan en Snouck Hurgronje, en vervolgens hadden Trip en Snouck Hurgronje overlegd met Bosch van Rosenthal die op 5 april een hem aangeboden (door Hirschfeld opgesteld) telegram aan de regering had laten verzenden. Zonder twijfel is dat laatste feit aan Hirschfeld bekend geworden - hij wist dus van de yde of óde af dat zijn mededeling dat 'hoogste Duitse militaire autoriteiten' bereid waren, bevelen tot het uitvoeren van grootscheepse vernielingen in West-Nederland terzijde te leggen als het niet tot een Geallieerde aanval op West-Nederland kwam, aan Londen was doorgegeven. Hirschfeld heeft daar niet over gezwegen; aan wie hij allemaal van de door hem bepleite stap mededeling heeft gedaan, weten wij niet precies maar tot diegenen die er van vernamen, behoorden in elk geval Louwes en Stikker. Deze laatste op zijn beurt sprak er over met Jan Meijer, de vertegenwoordiger van de groepen van de linkersectie in de Contact-Commissie. Het gevolg was dat, toen deze commissie op 10 april in Amsterdam vergaderde, Meyer aan voorzitter Drees vroeg of de Duitsers inderdaad via Hirschfeld bepaalde voorstellen hadden gedaan. De Vertrouwensmannen en de overige personen die daags tevoren in Den Haag (waar kolonel Koot ziek te bed lag) aan het beraad hadden deelgenomen: Six, de Lint en van Bemmelen, hadden de afspraak gemaakt dat zij over het contact met de bezetter zouden zwijgen - Meijer kreeg, gelijk reeds vermeld, van Drees te horen dat deze terzake geen enkele mededeling kon doen; voorts, dat hij wellicht 'door bijzondere omstandigheden' verhinderd zou zijn, de (op 17 april te houden) volgende vergadering van de Contact-Commissie bij te wonen.
XCEén dag later, I I april, trokken troepen van het Ist Canadian Corps bij Brummen over de IJssel- het Nederlandse Nieuws van de BBC berichtte dat daarmee het grote Geallieerde offensief ter bevrijding van WestNederland was ingezet. Daags daarna nu, 12 april, zei Slotemaker, de 'Amsterdamse' secretaris van het College van Vertrouwensmannen, die van de besprekingen in Den Haag op de hoogte was, tegen Meijer dat hij in het geheel niet gelukkig was met dat ingezette offensief omdat het alle plannen ter voorkoming van militaire operaties in West-Nederland dreigde te doorkruisen.
XCEveneens op die rzde zei Koots chef-staf de Boer in Amsterdam in de
vergadering van de Kern, waaraan vertegenwoordigers van verschillende illegale groepen deelnamen, in antwoord op een vraag dat hij inzake het gerucht dat in Den Haag besprekingen gaande waren, geen enkele mededeling kon doen; dat werd als een bevestiging beschouwd en die bevestiging leidde prompt tot een storm van kritiek waarbij van Velsen (de leidende figuur bij de besprekingen die in januari in Den Haag hadden plaatsgevonden met topfiguren van de SD), die in de Kern het NC vertegenwoordigde, de Boer er op wees, 'dat', schreef de Boer in zijn naoorlogs verslag, 'het voeren van onderhandelingen in strijd was met de unanieme wens der ... burgerlijke verzetsgroepen. Men wenste dat de BS hun bijdrage zouden leveren om de gehate vijand er uit te smijten, en onderhandelen was minderwaardig.' 1 Drie dagen later, IS april, kreeg Meijer (naar wij aannemen: van Slotemaker) niet alleen te horen dat de besprekingen in Den Haag nog steeds gaande waren maar ook dat een van de Vertrouwensmannen, Neher, met een missie naar bevrijd gebied was vertrokken.
XCAl die inlichtingen tezamen leidden in Amsterdam bij de daar ondergedoken voormannen van talrijke illegale groepen (Amsterdam mocht zich in de hongerwinter als 'de hoofdstad van de illegaliteit' beschouwen) tot een aanzienlijke deining: wat was, zonder dat zij waren ingelicht, in D~n Haag gaande? De illegaliteit had steeds een zekere afstand gevoeld tussen zichzelf en het College van Vertrouwensmannen - was die afstand een kloof geworden?
XCToen de Contact-Commissie op 17 aprilopnieuw bijeenkwam, vroegen de drie sectie-vertegenwoordigers: Meijer, Drion en Bruins Slot, Drees met nadruk om preciese inlichtingen. Drees moest verder gaan dan een week tevoren. Volgens een eind april door Meijer opgesteld verslag"
XC'schetste (hij) zeer uitvoerig de rampzalige toestand die volgens de deskundigenrapporten zou ontstaan bij een voet voor voet veroveren van West-Nederland. Hij deelde mee dat men een gegronde hoop had gekoesterd dat ons deze toestand bespaard zou blijven wanneer de Geallieerden geen aanval naar het westen ondernamen; dat hierover besprekingen gaande waren en dat in verband met de onderhandelingen de Duitsers bij het uitblijven van een offensief naar het westen bereid waren, niet alleen faciliteiten te verlenen voor een voedseltoevoer op grote schaaloverzee en uit het zuiden, maar ook represailles, fusillades, razzia's en alle SD-activiteiten te staken, tot zij zich bij de ineenstorting van het verzet in Duitsland zouden overgeven.'
XCI De Boer: 'Verslag ... BS', p. 41. 2 Het ongedateerd verslag werd op I mei door Drees ontvangen (exemplaar in Collectie-W. Drees, map 'Vertrouwensmannen').
XCDeze mededelingen werden door de drie sectie-vertegenwoordigers met grote verontwaardiging ontvangen, 'onomwonden' (aldus het geciteerde verslag) 'gaven (zij) te kennen dat zij een dergelijke politiek, waarbij men op grond van Duitse toezeggingen de bevrijding van [WestJ-Nederland zou uitstellen, naief en gevaarlijk vonden.'
XCWas die politiek soms al door generaal Eisenhower aanvaard?
XCUit de Londense berichtgeving was gebleken, dat het Ist Canadian Corps op die r-zde nog slechts een deel van de Veluwe in handen had - Meijer, Drion en Bruins Slot vroegen dus aan Drees, 'of de opvallend geringe vordering van het offensief op de Veluwe in causaal verband stond met de gevoerde besprekingen.' Drees antwoordde ontkennend.'
XCDie ontkenning nu leek te worden gedesavoueerd door de slotpassage uit het nieuwscommentaar van Radio Oranje in de avonduitzending van 18 april", die aldus luidde:
XC'In de provincies Noord-Holland en Utrecht breiden de Duitsers hun inundaties uit ... Wij kunnen op deze inundaties vanavond niet dieper ingaan, maar willen in algemene zin alleen met de allergrootste nadruk dit zeggen: wat het westen van ons Jand betreft, moeten de Nederlandse regering en de Geallieerde oorlogsleiding rekening houden met tal van factoren die zich aan het oordeel van de meesten onzer onttrekken. De regering en de Geallieerde oorlogsleiding zijn de enige instanties die alle factoren kennen en overzien. Luisteraars, hebt vertrouwen in hun oordeel. Er is maar één ding dat bij hen de doorslag geeft: het zo ongeschonden mogelijk voortbestaan van ons volk.'
XCDie passage waarin Meijer, Drion en Bruins Slot, aldus het uit eind april daterend verslag, 'enkele uitdrukkingen van onze oud-collega D[ reesJ meenden te herkennen', overtuigde de drie sectie-vertegenwoordigers van de wenselijkheid, ten spoedigste aan de koningin, Gerbrandy, prins Bernhard en generaal Eisenhower te doen weten dat de Nederlandse
I Hij hield het voor uitgesloten dat van der Gaag en Neher, die op de r jde uit Den Haag waren vertrokken, binnen enkele dagen in Londen een wijziging in de Geal lieerde militaire plannen zouden hebben bewerkstelligd en hij wist niet dat het aan prins Bernhard op 10 april toegezonden telegram betreffende het eerste gesprek dat van der Vlugt met Schwebel had gevoerd, er toe had geleid dat Montgomery op de rzde een streep had gehaald door het plan voor een offensief ter bevrijding van West-Nederland. 2 Het commentaar was door mij geformuleerd in overleg met Gerbrandy, die mij te verstaan had gegeven dat het goed zou zijn, er in een radio uitzending blijk van te geven dat men niet op een snelle Geallieerde doorstoot naar West-Nederland mocht rekenen; de bijzonderheden van de besprekingen met de Duitsers waren mij, voorzover ik mij herinner, niet bekend.
illegaliteit onderhandelingen met de Duitsers die niet hun onmiddellijke capitulatie beoogden, volstrekt afwees.' Dat laatste was ook wat de Boer te horen kreeg toen hij op donderdag 19 aprilopnieuwaan een vergadering van de Kern deelnam. Hij had over de felle reacties op de bijeenkomst van de rzde verslag gedaan aan Koot en deze had gereageerd met de woorden: 'Moeten wij vechten om het vechten zelf of voor het bereiken van een doel?' Koot was het met de Boer eens geweest, 'dat het hier', aldus de Boers verslag, 'een kwestie van militair beleid was, waar de burgerlijke verzetsgroepen buiten moesten blijven.' 2 De Boers betoog in die geest maakte op de deelnemers aan het beraad in de Kern geen enkele indruk; toen hij in dit verband nog wees op de mogelijkheid van vernietiging van het westen des lands door inundaties en vernielingen, riep van Velsen uit, 'dat hij liever in de strijd ten onder ging dan de schande van onderhandelingen te beleven.' 3
XCDiezelfde donderdag trachtte Meijer in Amsterdam kolonel Koot te bereiken." Geen succes. Hij herhaalde zijn poging op vrijdag de zoste. Weer geen succes. Kon men langer wachten? Meijer, Drion en Bruins Slot, op zaterdag bijeenkomend, meenden van niet. Zij en vrijwel allen met wie zij terzake overleg hadden gepleegd, waren tot in het diepst van hun ziel geschokt door wat daar in Den Haag bekonkeld leek te worden. Achter hun rug om! En ook door kolonel Koot met wie nota bene enkele weken tevoren de afspraak was gemaakt dat hij zich in zijn algemene beleid zou richten naar de inzichten van de illegaliteit! Wat hadden hijJ.
1 Diezelfde passage schonk de Vertrouwensmannen de overtuiging dat van der Gaag en Neher met hun missie althans bij de Nederlandse regering succes hadden gehad. Dat betwijfelend had Bosch een lange, aan Gerbrandy gerichte brief geschreven (tekst in Vm: p. 23-25) waarin hij het voor en tegen van Seyss-Inquarts aanbod zorgvuldig had afgewogen en tot deze conclusie was gekomen: 'Wil men niet aan het westen van ons land alleen water en de duinstrook overlaten, dan moet op het voorstel worden ingegaan of - direct met zulk een kracht van alle kanten de strijd voor Holland en Utrecht worden ingezet dat de verovering slechts een kwestie van uren is.' De passage uit het commentaar van Radio Oranje leidde er toe dat de brief niet werd verzonden. 2 De Boer: 'Verslag ... BS', p. 41. 'A.v. 4 Diezelfde dag, 19 april, werd Bosch in hoge mate gealarmeerd door het feit dat H. H. van de Pol, die in Den Haag weer als directeur van het ANP wilde gaan optreden en er, zoals in hoofdstuk 6 vermeld, een gestencild nieuwsbulletin verspreidde, zo onvoorzichtig was geweest om in zijn bulletin van die dag te schrijven dat de passage uit het nieuwscommentaar van Radio Oranje geïnspireerd was door een aanbod van Seyss Inquart en de waarover in Den Haag besprekingen waren gevoerd. Le Poole wist te bereiken dat de exemplaren van het bulletin niet verder werden verspreid. Wie van de Pol heeft ingelicht, is niet bekend.
en de Vertrouwensmannen anders gedaan dan het hoofd buigen voor brute Duitse dreigementen? Hadden zij daarmee niet de verfoeilijke tactiek overgenomen die lieden als Frederiks en Hirschfeld steeds hadden gevolgd? De gedachten van de leiders der illegaliteit gingen terug naar december en januari, toen zij de ambtenaren en de voor de arbeidsinzet in aanmerking komende mannen hadden bezworen, niet door het aanvragen van Ausu/eise en het indienen van naamlijsten medewerking te verlenen aan de Liese-Aktion - Hirschfeld, Louwes, Stikker, ook anderen, hadden toen voorspeld dat zodanige collectieve weigering tot de ondergang van Nederland zou leiden. Niets daarvan: de bezetter had op zijn nederlaag nauwelijks gereageerd. Toen had de illegaliteit de steun gehad van het College van Vertrouwensmannen - nu leek het college te zijn overgelopen naar het kamp van de ambtelijke collaboratie. Wat zou er van Nederlands goede naam overblijven wanneer het de schijn zou hebben dat ook de Nederlandse illegaliteit aan het slot van een worsteling waarin duizenden makkers waren gesneuveld, datgene zou doen waartegen zij zich steeds had gekeerd krachtens haar oorsprong en aard: wijken voor druk van de nationaal-socialistische bezetter?
XCMeijer, Drion en Bruins Slot stelden zich die zaterdag de vraag of zij inzake het protest dat zij tot de koningin, Gerbrandy, prins Bernhard en generaal Eisenhower wilden richten, hun voorzitter Drees en kolonel Koot dienden te raadplegen. Dat had, leek het, geen zin. Met de opgestelde concept-tekst voor het te verzenden telegram waren vrijwel alle illegale groepen die in de Contact-Commissie vertegenwoordigd waren, accoord gegaan; dat waren er zovele dat besloten werd, in de ondertekening niet die groepen met name te noemen doch als afzender te vermelden: 'de gezamenlijke verzetsbeweging in Nederland'. De tekst' luidde:
XC'De ondergetekenden dringen aan op zo snel en doortastend mogelijke bevrijding van westelijk Nederland op een basis van onvoorwaardelijke capitulatie der ingesloten Duitse troepen. Elke vorm van onderhandeling die niet ogenblikkelijke capitulatie beoogt, wijzen zij af. Het kennelijk geïnspireerde slot van het nieuwsoverzicht van Radio Oranje op 18 april heeft in de verzetsbeweging bestaande ongerustheid vaste vorm gegeven.'
XCNog op die zaterdag werd dit telegram, resp. door Meijer en door Drion, aan twee geheime agenten ter verzending doorgegeven, kopieën
I p. 80.
werden toegezonden aan het College van Vertrouwensmannen en aan Koot.
XCHet college was inmiddels al ingelicht. Drion had op vrijdag gesproken met de vertegenwoordiger (in de middensectie) van Ons Volk. Die vertegenwoordiger had gezegd dat hij de te ondernemen stap niet kon goedkeuren, was vrijdagavond in een auto naar Den Haag gereden en had daar zaterdagochtend Ie Poole, de 'Haagse' secretaris van het College van Vertrouwensmannen, gewaarschuwd.
XCLe Poole riep onmiddellijk alle Vertrouwensmannen bijeen die hij kon bereiken. Wetend dat in Londen nog geen definitieve beslissing was genomen en vrezend dat die beïnvloed zou worden door het protest van de door de koningin, de prins en Gerbrandy zozeer bewonderde illegaliteit, besloten de Vertrouwensmannen, terstond een boodschapper naar Amsterdam te zenden om daar tweeërlei te bereiken: dat het protest niet zou uitgaan en dat Meijer, Drion en Bruins Slot naar Den Haag zouden komen voor overleg.
XCDe boodschapper zocht in Amsterdam Drion op en deze bleek bereid, er voor te zorgen dat het exemplaar van het telegram dat aan hem ter hand was gesteld, niet zou worden overgeseind. Meijer evenwel zag geen enkele reden om zonder overleg met Bruins Slot (die die dag onbereikbaar was) de Vertrouwensmannen ter wille te zijn, en hij ging nog verder ook: hij meende dat een gesprek met de Vertrouwensmannen over deze zaak (in zekere zin de belangrijkste die op dit niveau ooit in de bezettingsjaren aan de orde was geweest) door de drie sectie-vertegenwoordigers tezamen moest worden gevoerd, maar Bruins Slot was onbereikbaar; daarom bleefhij, Meijer, in Amsterdam.
XCDrion ging alleen naar Den Haag.
XCHij werd daar op zondag, op het vaste vergaderadres van de Vertrouwensmannen in de javastraat, in aanwezigheid van Ie Poole ontvangen door Bosch van Rosenthal en Drees. Bosch stak fors van wal. Zijn heftig betoog dat de drie sectie-vertegenwoordigers jegens Drees incorrect en, wat de zaak aanging, onjuist hadden gehandeld, dat laatste wegens onbekendheid met wat in werkelijkheid was geschied, culmineerde in de eis dat het aan Londen gezonden telegram moest worden ingetrokken. Drion weigerde, tenzij men hem er van zou overtuigen dat de zaak anders lag dan Meijer, Bruins Slot en hij meenden - Bosch evenwel was niet bereid, hem nader in te lichten, ontstak in woede en liep de kamer uit. Drees bleef achter en gaf Drion een uitvoerig beeld van wat er allemaal sinds begin april was gebeurd en welke motieven het beleid van de Vertrouwensmannen
dat hij op maandag samen met Meijer en Bruins Slot naar de javastraat zou terugkeren.
XCMaandag verschenen alleen Drion en Meijer (zij hadden Bruins Slot nog steeds niet kunnen bereiken). Het kwam die dag tot een urenlang gesprek tussen hen beiden enerzijds en Bosch en Drees anderzijds, zulks opnieuw in aanwezigheid van Ie Poole die er een verslag van opstelde.'
XCIn het begin deed Meijer de mededeling dat hij de opdracht tot verzending van het telegram aan Eisenhower had ingetrokken, mede op grond van de overtuiging dat de prins de tekst die hij zou ontvangen, wel aan Eisenhower zou doorgeven (dat heeft de prins inderdaad gedaan). Bosch, kalmer dan de vorige dag, zette daarna uiteen dat de Vertrouwensmannen en kolonel Koot wel degelijk op de onvoorwaardelijke overgave van de Duitsers hadden toegewerkt; dat zij zich tot geheimhouding verplicht hadden geacht niet alleen omdat dat door de Duitsers was bedongen, 'maar', aldus Ie Poole's verslag, 'in het algemeen in 's lands belang'; dat zij van deskundigen een volledig beeld hadden gekregen van de mogelijke inundaties en vernielingen; dat zij er van overtuigd waren, 'dat, indien een overrompelende aanvalonmogelijk zou zijn, land en volk door aanvaarding van het voorstel' (het voorstel van Seyss-Inquart en Blaskowitz) 'een fenomenale ramp zou kunnen worden bespaard, waartegenover ... geen enkele toezegging behoefde te worden gedaan behoudens de garantie van een reële behandeling en berechting der Duitse militaire en civiele autoriteiten, welke garantie een normaal uitvloeisel (was) van unconditional surrender'; en dat de Vertrouwensmannen 'uiteraard de Duitsers tot iedere arglist in staat achtten' doch in dit geval meenden dat Seyss-Inquart en 'de Oberbefehlshaber' te goeder trouw waren. Uit dit alles concludeerde Bosch dat de illegaliteit met haar telegram 'een kolossale beleidsfout' had gemaakt.
XCDrees vulde het betoog van Bosch aan met, nauwkeuriger nog dan deze had gedaan, uiteen te zetten wat de gevolgen zouden zijn van 'een verovering voet bij voet'; hij deelde bovendien mee dat Koots beleid de volledige instemming had van Borghouts, de commandant van het Strijdend Gedeelte der BS.
XCMeijer zette hierop de tegenaanval in. Onder verwijzing naar wat in december en januari was geschied, trok hij de waarde van inlichtingen van z.g. deskundigen in twijfel; indien, zei hij, de Canadezen van de rzde april af hun offensief met kracht hadden voortgezet, dan zou hun
XC! Bijlage XXVII bij le Poole's toelichting op het archief van Vertrouwensmannen tEnq., punten j en 0, gestenc.
tankrnacht 'binnen enkele dagen naar Amsterdam hebben kunnen doorstoten'l en zou het de Wehrmacht aan tijd hebben ontbroken om over te gaan tot 'de totale vernieling waarvan thans sprake is en waaraan men' (d.w.z. de illegaliteit) 'ook op dit moment niet gelooft.' Besprekingen met Duitsers, hoewel te verdedigen ('niet geheelontoelaatbaar'), indien het om de redding van een geheel volk ging, achtte hij op zichzelf 'principieel en moreelontoelaatbaar'. Men had, zei hij voorts, geen garantie dat de bezetter op het allerlaatst niet toch tot het onder water zetten van West-Nederland zou overgaan.
XCMeijer stelde vervolgens een pertinente vraag: wat waren de consequenties voor het illegale werk als de Geallieerden op het Duitse aanbod ingingen?
XCDrees draaide er niet omheen; hij antwoordde dat in dat geval 'sabotage, aanslagen e.d.' zouden moeten worden gestaakt, 'maar dat het geestelijk verzet door (kon) gaan.'
XCDaarop eindigde Meijer met te zeggen dat in de illegale groepen 'de algemene opvatting (was) dat besprekingen met lieden die nimmer een belofte hebben gehouden en de ene woordbreuk op de andere hebben doen volgen, zinloos (waren).'
XCEr was in het lange gesprek standpunt tegenover standpunt geplaatst: duidelijk en met klem, maar zonder dat de emoties hoog oplaaiden. Bosch en Drees waren er van overtuigd dat nadere overweging van hun argumenten er toe zou leiden dat het telegram der illegaliteit van de zr ste zou worden ingetrokken. Na afloop van het gesprek met Meijer en Drion berichtten zij derhalve aan de regering dat het telegram dat 'zonder kennis feiten' was verzonden, al was ingetrokken, 'voorzover aan Eisenhower gericht', 'Vertrouwensmannen vertrouwen na thans noodzakelijke mededeling feiten aan leden C[ontact] C[ommissie] op algehele intrekki '2 ng.
XCIn de middag van de volgende dag, dinsdag 24 april, kwam Bruins Slot in Den Haag aan. Hij was, vertelde le Poole ons later, 'ongeveer door het dolle heen' 3 en hij bereikte in zoverre ook meer dan Meij er en Drion dat de Vertrouwensmannen nu besloten, al hun kaarten op tafel te leggen. De opgestelde stukken en gewisselde telegrammen vormden al een klein dossier" - alles werd in de namiddag en avond van de zaste in aanweJ.J.
1 Meijer: 'Verslag' (eind april), p. 6. 2 Telegram, 23 april 1945, van Vm aan de regering p. 88). 3 Ie Poole, 30 sept. 1957. 4 Het dossier dat door Drees was gevormd, was vier dagen eerder, op de avond van 20 april, door een groepje Haagse Landwachters in zijn woning te Voorburg gevonden. Die Landwachters
zigheid van Drees (en nu ook van Oranje die men er bij had gehaald om Bruins Slot ietwat te kalmeren) aan Meijer, Drion en Bruins Slot voorgelezen. Nu bleek aan die drie dat, als Seyss-Inquarts voorstel werd
XChadden de inval bij Drees gepleegd in de verwachting dat zij te zijnen huize belangrijk illegaal materiaal zouden vinden, zij wilden Drees ook arresteren. Deze, die op die vrijdagavond deelnam aan een bespreking in de ]avastraat, was niet thuis. Zijn twee zoons, beiden betrokken bij illegaal werk (maar dat wisten de Landwachters niet), werden gearresteerd (één zat, toen de Landwachters binnenvielen, een illegaal blad te lezen) en het dossier over de besprekingen met de bezetter werd meegenomen, naast andere stukken die Drees in stenogram had geschreven. In het dossier bevond zich o.rn. de Aletennotie over de bespreking die van der Vlugt en Six (diens naam was onleesbaar gemaakt) op 12 april met Seyss-Inquart en Schwebel hadden gevoerd. De in beslag genomen bescheiden werden aan de commandant van het betrokken detachement van de Landwacht ter hand gesteld. Aangezien deze in de Aletennotie las dat de Reichsleommissar persoonlijk bezig was, een contact met Engeland aan te knopen dat o.rn. gericht was op hulpverlening aan de bevolking in de hongerprovincies (een doelstelling die zijn instemming had), besefte hij dat hij de zaak met grote discretie moest behandelen: hij verplichtte zijn manschappen tot geheimhouding, overhandigde de Aktennotie op zaterdag aan de 'foute' burgemeester van Den Haag, van Maasdijk, en lichtte verder slechts Munt, de Haagse SD-chef in, van wie bekend was dat hij geen scherpslijper was (en die, het zekere voor het onzekere nemend, naliet Schöngarth in te lichten).
XCVan Maasdijk,jegens wie Schwebel al had doen blijken dat Seyss-Inguart in contact stond met Nederlanders die verbindingen naar Londen hadden, was zaterdagavond uitgenodigd, op Clingendael, Seyss-Inquarts ambtswoning, een grammofoonplatenconcert van klassieke muziek bij te wonen. Hij nam de Aletennotie mee. Seyss-Inquarr reageerde met grote koelbloedigheid. Hij 'was', noteerde van Maasdijk in zijn dagboek, 'uiterst geamuseerd, dat dit document juist in mijn handen moest komen', (H. C. van Maasdijk. 'Dagboek', p. 18) 'maar toen hij hoorde hoc het in mijn bezit gekomen was, stelde hij mij', aldus van Maasdijk in zijn 'Herinneringen', 'gerust. Hij vermoedde dat Drees een der leden was van een groep Nederlanders die ... voortdurend met Londen in verbinding stonden' (dat vermoedde Seyss-Inguart niet, maar dat wist hij) 'hetgeen hij oogluikend toeliet Hij vroeg mij er voor zorg te dragen dat de zoons Drees werden vrijgelaten en de te zijnen huize in beslag genomen papieren in bevoegde handen zouden komen.' (H. C. van Maasdijk: 'Herinneringen', P·19 0) Met Munts medewerking werden de zoons van Drees (zij hadden in hun verhoren ontkend, iets met het illegale werk te maken te hebben) op maandag vrijgelaten en door bemiddeling van van der Vlugt en Schwebel kreeg Drees de te zijnen huize in beslag genomen stukken korte tijd later terug.
XCHet spreekt vanzelf dat dit gebeuren Drees en de overige Vertrouwensmannen enkele dagen lang (juist de dagen waarin de bewogen besprekingen met Meijer, Drion en Bruins Slot plaatsvonden) in grote spanning hield: het was heel wel denkbaar dat op grond van de gevonden stukken aan Hitler zou zijn bericht wat Seyss-Inquart op eigen verantwoordelijkheid bezig was te ondernemen en dat dit bericht tot een ingrijpen zou leiden waardoor de goede afloop van de besprekingen volledig op losse schroeven zou komen te staan.
aanvaard en West-Nederland geruime tijd geneutraliseerd zou zijn, de Geallieerde voedselhulp voor een deel naar de Duitsers zou gaan! Erger nog: bij de stukken bevond zich het telegram waarin Bosch en Drees uiting gegeven hadden aan hun vertrouwen dat de illegaliteit haar protest zou intrekken. Die mededeling werd door de drie sectie-vertegenwoordigers als onjuist, ja als onbehoorlijk bestempeld: geen hunner had iets gezegd dat tot dat vertrouwen aanleiding had kunnen geven.' Meij er en Drion verlieten verontwaardigd het pand aan de ]avastraat, Bruins Slot bleef er de gehele nacht in een fel debat gewikkeld met Oranje, 'die', aldus Ie Poole, 'in alle schakeringen voor 'verrader' werd uitgemaakt.' 2
XCDe drie sectie-vertegenwoordigers lieten het er niet bij zitten. 'Representerende georganiseerde illegaliteit minus Vaderlands Comité', seinden zij op de z yste aan de regering de mededeling, 'dat zij na volledige openlegging feiten door Vertrouwensmannen blijken van essentiële feiten afdoende op de hoogte te zijn geweest' en het telegram van 21 april 'nog steeds als juist en verantwoord' beschouwden.' Twee dagen later, 27 april, volgde nog een telegram" waarin de vertegenwoordigers van negentien in de secties ingedeelde illegale organisaties (ook die van Ons Volk) aan Gerbrandy deden weten dat zij zich volledig achter het telegram van de z yste schaarden, 'zij wensen', heette het verder, 'generlei verantwoordelijkheid te dragen voor adviezen geleid hebbende tot vertragen of stopzetten Geallieerde aanval op West-Nederland en tot onderhandelingen naar aanleiding van een aanbod van Duitse zijde gevoerd.'
XCDaar bleef het niet bij. De redacties van de belangrijkste illegale opiniebladen wisten nu wat zich tussen de Vertrouwensmannen en de illegaliteit had afgespeeld en in verscheidene van die bladen verschenen scherpe aanvallen op het beleid van de Vertrouwensmannen. 'Met Duitsers praat men niet', aldus Het Parool op 24 april, 'men schiet op hen tot zij dood zijn of zich overgeven' 5 anderhalve week later, op 4 mei, werden de Vertrouwensmannen in hetzelfde blad gekarakteriseerd als 'ongetwijfeld goede vaderlanders, maar slechte diplomaten.' 6 'Voor de laatste maal, hopen wij, heeft de Nederlandse autoriteit, en nu helaas deJ.
I Op 17 mel 45, na de bevrijding dus, deden de Vertrouwensmannen aan 'de gezamenlijke verzetsbeweging (behalve het V(aderlandsJ C[omité])' schriftelijk weten 'dat dit deel van ons telegram beter achterwege had kunnen blijven.' p. 98-99) 2 Ie Poole, 30 sept. 1957. 3 Tekst: p. 89. 4 Tekst: a.v. 5 96 (24 april 1945), p. I. 6 A.v., 98 (4 mei 1945), p. 2.
allerhoogste, geloof gehecht aan het woord van een Mof', schreef Schermerhorn in Je Maintiendrai.
XC'Gij allen, die deze weg bent opgegaan, wat hebt gij nog tegen lieden als Hirschfeld en zijn trawanten? Deed hij in wezen wat anders? Is het wonder dat allen, die met gluton op bun ambtelijke stoel zaten vastgekleefd, opgelucht zullen ademen bij het vernemen van deze episode?' I
XCOnder de titel 'Voor het tribunaal der historie' schreef van Randwijk eind april in Vrij' Nederland in gelijke geest, bewerend dat Seyss-Inquart wilde gaan onderhandelen toen hij zwak stond, 'en waarachtig, er waren Nederlandse instanties te vinden die wilden praten, in plaats van onmiddellijk (en op dàt ogenblik!!!) een hele serie telegrammen naar Londen te zenden en Eisenhower te smeken, enkele divisies paratroops af te werpen en zo snel mogelijk door te stoten naar Utrecht en Amsterdam.' Het was intussen
XC'nu reeds duidelijk dat de onderhandelingen ons de grote verwoestingen niet hebben bespaard (o.a. Wieringermeer) ... Dit is in bet kort de geschiedenis zoals wij die uit de gegevens die ons ter beschikking staan, kunnen reconstrueren. Indien wij ons vergissen, zullen wij de eersten zijn die een juichtoon aanheffen, want het is geen prettige geschiedenis. Maar wij vrezen dat wij ons niet vergissen. Wee dan degenen die voor dit slotbedrijf verantwoordelijk zijn; zij hebben zich wel wat al te driest voor het tribunaal der geschiedenis geplaatst.' 2
XCAl deze artikelen en niet minder de discussies die binnenskamers werden gevoerd, stelden persoonlijke vriendschapsverhoudingen, onder de druk van de bezetting ontstaan en verdiept, zwaar op de proef. Geen van de topfiguren van het Nationaal Comité had voor Nehers beleid een goed woord over, wat van der Gaag had gedaan, werd door de overige leden van de Raad van Verzet gedesavoueerd, Borghouts vond geen van de leden van zijn eigen staf aan zijn zijde, van Randwijks artikel bracht Cramer er toe, met de Vrij' Nederland-groep te breken? en Oranje bleef
I Aangehaald door le Poole in zijn verhoor door de Enquêtecommissie: dl. V c, p. 534. 2 V, 21 (30 april 1945), p. 1-2. 3 Toen tot van Randwijk was doorgedrongen dat zijn artikel 'Voor het tribunaal der historie' 'om toon en inhoud krenkend' geacht was door de Vertrouwensmannen, gaf hij hun in een brief d.d. 29 mei 'volgaarne de verzekering dat zulks nimmer in mijn bedoeling heeft gelegen', en tevens 'de verzekering . van mijn oprechte eerbied en (ik prijs mij daarom gelukkig) van de vriendschappelijke gevoelens jegens uw college en de leden die ik persoonlijk mocht leren kennen'. (Collectie-W. Drees)
alleen staan toen hij eind april het door de Vertrouwensmannen gevoerde beleid in een speciale vergadering van de rechtersectie ging verdedigen.
XCHoe reageerden de Vertrouwensmannen?
XCWat binnenskamers betoogd was en in illegale bladen beweerd, trof, naar wij aannemen, verschillenden hunner pijnlijk maar leidde bij hen niet tot een heroverwegen van hun houding - wèl bij Koot. Deze was, gelijk vermeld, kort na de r zde april door zijn chef-staf de Boer ingelicht over de afwijzende reacties in de Kern en had toen tegen deze gezegd, 'dat het hier een kwestie van militair beleid was, waar de burgerlijke verzetsgroepen buiten moesten blijven.' In een gesprek met Meij er kwam hij evenwel eind april tot de conclusie dat die 'burgerlijke verzetsgroepen' wel degelijk recht van spreken hadden. Hij machtigde Meijer toen, 'aan de CC over te brengen', aldus de notulen van de vergadering der Contact-Commissie op I mei,
XC'dat hij van den beginne af aan de indruk had gehad, dat de CC in deze zaak gekend was en de illegaliteit het met de Vertrouwensmannen eens was. Wanneer hij had geweten dat dit niet het geval was, zou hij nimmer op dezelfde wijze zijn stappen hebben genomen. Hij betreurde deze gang van zaken ten zeerste, ook alomdat hij alleen op zijn troepen kan rekenen, wanneer de illegaliteit en de ondergrondse pers achter hem staan.' 1
XCHet protest van de illegaliteit heeft geen enkele invloed gehad op het beleid van de regering.
XCMen heeft te maken met de reacties op vier telegrammen: het protesttelegram van 'de gezamenlijke verzetsbeweging' d.d. 21 april, het telegram van de Vertrouwensmannen d.d. 23 april waarin het college uitdrukking gaf aan zijn vertrouwen dat het protest zou worden ingetrokken en de telegrammen van 25 en 27 april waarin het protest werd herhaald en bevestigd.
XCVan deze telegrammen werd het tweede, dat van de Vertrouwensmannen, het eerst ontvangen, nl. op 25 april. Toen het derde telegram op de 27ste binnenkwam, was het eerste protest nog steeds niet ontvangen; dat kwam pas binnen op 28 april, een week na de aanbieding aan de geheime133
1 CC: Notulen, 1 mei 1945.
agent die voor de verzending moest zorgdragen. Het vierde en laatste telegram werd op 2 mei ontvangen - dat was het telegram dat door negentien illegale groepen was ondertekend. Bij de namen van die groepen konden Gerbrandyen de overige ministers zich iets voorstellen, maar het nooit tevoren gebruikte begrip 'de gezamenlijke verzetsbeweging' had, mede doordat het betrokken telegram (het eerste van de vier) het Bureau Inlichtingen in het Engels had bereikt, tot verwarring geleid. In de ministerraad werd over de protesten der illegaliteit slechts eenmaal gesproken, nl. op 2 mei, d.w.z. drie dagen nadat de eerste voedseldroppings hadden plaatsgevonden. Men leest in de notulen:
XC'Minister de Quay vraagt wat hier bekend is van bezwaren die in Nederland werden gemaakt tegen stappen van de Vm en het CBS.'
XCDe [minister-]president antwoordt dat deze bezwaren wel denkbaar zijn, maar dat rekening moet worden gehouden met de tijd waarop de berichten uit Nederland waren verzonden. Het motto: 'Niet aanpappen met de Duitsers' was naar voren gekomen, doch nu het voedsel aangekomen was, scheen de stemming beter.
XCMinister Tromp doet voorlezing van een bericht, afkomstig van een beweging, zich noemend:Joinl Resistance Movement, waarin gevraagd wordt om een zuivere unconditional surrender.
XCDe [minister-]president merkt op dat dit telegram door de feiten achterhaald is en de Resistance Movement een vage instelling is.' 2
XCHeeft Gerbrandy nog aandacht besteed aan het telegram van de negentien organisaties? Zo ja, dan is hij stellig van mening geweest dat ook dàt protest 'door de feiten achterhaald' was.
XCHoe koningin Wilhelmina op de haar ter kennis gebrachte opvattingen van de illegaliteit heeft gereageerd, is ons onbekend.
XCVan prins Bernhard weten wij slechts dat mr. van Schelle, de tweede 'Haagse' secretaris van het College van Vertrouwensmannen, tijdens de (later in dit hoofdstuk te behandelen) conferentie in Achterveld, 30 april, van de prins te horen kreeg dat 'de mensen van de verzetsbeweging die bezwaren maakten', 'ezels' waren.?
, 'Het CBS' is gemeenlijk het Centraal Bureau voor de Statistiek; bedoeld was uiteraard CBS, d.w.z. de Commandant Binnenlandse Strijdkrachten (Koot). 2 Ministerraad: Notulen, 2 mei I945. 3 W. Drees: 'Aantekeningen, voor jaar [945', p. 2 I (Collectie- W. Drees, map 'Vertrouwensmannen ').
XCWij keren terug naar de situatie in Londen midden april. Gerbrandy had, zij het met moeite, op zondag IS april Churchill gewonnen voor het denkbeeld, op Seyss-Inquarts aanbod in te gaan en Churchill had vervolgens op maandag Eden gevraagd, dat aanbod met de Amerikanen te bespreken. Zowel op zondagals op maandagavond had het Nederlandse kabinet in aanwezigheid van van der Gaag en Neher over het aanbod van gedachten gewisseld - de stap waartoe Gerbrandy . (voorzover bekend, slechts na raadpleging van de koningin en van drie ministers: de Booy, Michiels en Tromp) was overgegaan, was in beginsel door een meerderheid in het kabinet goedgekeurd - de minderheid had sterke twijfels aan Seyss-Inquarts betrouwbaarheid. Op woensdag 18 april vond nieuw contact met Churchill plaats. Om twaalf uur 's middags werden Gerbrandyen zijn secretaris Nuboer door Churchill ontvangen, 'de grand old man', schreef Gerbrandy tien jaar later, 'lag fris in bed, een grote sigaar in de mond en een glas whisky naast zich.' 1 Churchill zei dat hij Seyss-Inquarts aanbod grondig had overwogen en bereid was, de aanvaarding verder te bevorderen, maar dat hij, aangezien het hier een 'netelig vraagstuk' betrof (aldus Gerbrandy in '462), graag het standpunt van de Nederlandse regering op schrift zou ontvangen. Dat werd hem toegezegd. Er werd vervolgens een concept opgesteld dat 's avonds in het kabinet aan de orde kwam, Die dag was bericht ontvangen dat de Wehrmacht daags tevoren de Wieringermeer onder water had gezet; het bericht had de twijfel aan de betrouwbaarheid van de Duitsers belangrijk versterkt. Van der Gaag en Neher, beiden weer in de kabinetsvergadering aanwezig, betoogden, zoals zij van de aanvang af hadden gedaan, dat de wanhopige toestand in de hongerprovincies eigenlijk geen keus liet en dat wat met de Wieringermeer was geschied, hoogstwaarschijnlijk door de Duitsers slechts als waarschuwing was bedoeld: de regering moest zich, meenden zij, in het door haar af te geven Statement ondubbelzinnig achter Seyss-Inquarts aanbod plaatsen. Dat advies werd niet gevolgd: in het Statement namelijk dat Churchill op donderdag 19 aprilontving (het was door de koningin goedgekeurd), werd het accent gelegd op de wenselijkheid van militaire actie. Er werd in het stuk" allereerst op gewezen dat de distributiediensten in de hongerprovincies na 28 april niets meer te verdelen zouden hebben,
XCI Gerbrandy in Het Algemeen Handelsblad, 4 mei 1955. 'A.v.: Enige hoofdpnnten, p. 149. 3
dat die provincies goeddeels onder water konden worden gezet en dat de Nederlandse regering zich, gezien dat alles, geneigd had betoond, op Seyss-Inquarts aanbod in te gaan. 'For the Netherlands Government.', zo heette het, 'the salvation of the population in Western Holland is the primary consideration to which the prevention of the economic destruction of that part of the country must take second place' - het had er naar uitgezien dat men beide doeleinden had kunnen bereiken op grond van' the proposals discussed by Seysz Inquart with representatives of the underground movement in Hal/and' (een slordige, eigenlijk onjuiste formulering), maar er waren nu aanwijzingen, 'more especially the breaking of the dyke of the Wieringermeer', dat de Duitsers méér vernielingen uitvoerden dan in hun verdediging tegen een Canadese aanval zouden kunnen passen. Er moest een keuze worden gemaakt tussen twee oplossingen: 'immediate military action', of een overeenkomst met de Duitsers op grondslag van Seyss-Inquarts aanbod. 'In vieiu of the facts, which have come to their notice, subsequent to the receipt of the German proposals' (14 april) 'and the well-known unreliability of the Germans, the Netherlands Government', zo stond in de laatste paragraaf te lezen, 'are 1101V more inclined tofavour a military solution.'
XCChurchill antwoordde op 19 april, daags na ontvangst van het Statement in een brief aan Gerbrandy,' geschreven'with deepest sympathy for you and your much honoured country'. De belangrijkste alinea luidde:
XC'I should not thinle there is any chance of the clearance of Western Holland being accomplished in ally relation to the date you mention, namely April 30. In any case it ioould be marked by fighting and inundation and the destruction of the life of Western. Holland'
XCChurchill schreef óók dat hij Eden zou verzoeken, in Washington te bereiken dat de zaak aan Eisenhower zou worden overgedragen, 'who, I understand, is not unfavourable to the course you originally' (d.w.z. op zondag IS april) 'proposed.' Die overdracht aan Eisenhower (logisch op zichzelf: er moest immers een wapenstilstand worden gesloten) had Gerbrandy's volledige instemming.
XCIn Washington bleek aan Eden dat de Amerikaanse Secretary of State, Stettinius, met de overdracht aan Eisenhower accoord kon gaan, maar Stettinius vond (dat was ook de opinie van de Amerikaansejoint Chiefs of Staff) dat, gezien de moeilijkheden die uit de besprekingen van Allan
, Brief, 19 april 1945, van Churchill aan Gerbrandy (AOK, map: 'Voorstel Seyss Jnquart').
Dulles met de Duitser Karl Wolff waren voortgevloeid, Stalin niet alleen moest worden ingelicht maar dat ook zijn opinie moest worden ingewonnen en dat bovendien een Russische vertegenwoordiger aanwezig diende te zijn bij eventuele besprekingen met Seyss-Inquart. Met het tweede kon Churchill accoord gaan, met het eerste niet: raadplegen van Moskou zou teveel tijd kosten. Het werd 22 april eer Stettinius er accoord mee ging dat men de Russen louter zou informeren. Intussen had Eisenhower op de zoste aan Marshall, de Chief oj Staff van het Amerikaanse leger, geseind dat hij tot besprekingen met Seyss-Inquart bereid was. Op 23 april werd hij vervolgens daartoe gemachtigd in een zorgvuldig geformuleerde instructie van de Combined Chiefs oj Staff waaromtrent Churchill een dag later uit Washington het volgende telegram ontving':
XC'General Eisenhower I/lasjormally instructed by the Combined Chiefs oj Staff ... that he /70//1 liad full power to negotiate or not as he chose with the German authorities in Holland, ill the circumstances known to ali concerned, with the proviso that should he lIegotiate he iuill not depart from the po/icy oj unconditional surrender. , , and that the Soviet military authorities should not oll/y be keptjully informed bilt shall haue present at ally negotiation a representative oj the Soviet military jorces if the USSR so desires.
XCSubject to the above provisos, general Eisenhower is authorised to undertake operations to provide relief jar the Dutch and effect any truce arrangements indicated by the situation insofar as any such action does not prejudice his main operations.
XCAny truce should ensure to the maximum possible degree that all Germanforces concerned shall cease all active operations, includino naval and air activities , ' , ; that the Germans shall freety admit and [acilitate distribution oj all [orms oj relief to the Dutch population; that all political prisoners are transferred [rom prison to accomodation in accordance u/ith the standards of the Genel/a Convention; that the German Security Police should carry out 110 [urther raids or any similar oppressive measures in Holland, and that no [urther executions of political prisoners shall take place.'
XCDit telegram was nauwelijks in Churchills handen of hij liet er een kopie van maken die door Major Morton naar Gerbrandy werd gebracht wie het een pak van het hart was dat er voortgang gekomen was in de zaak. 'Whatever the final result will be, I', schreef Gerbrandy aan Churchill, 'shall never jorget your prompt action, through which I am confirmed in my conviction that you are the elected instrument to make the United Nations win the war.' 2
XCEisenhowers hoofdkwartier handelde met grote spoed: op 24 april,
I Tekst in Gerbrandy: P: 15 I. 2 Brief, 25 april 1945, van Gerbrandy aan Churchill (AOK, map 'Voorstel Seyss-Inquart').
daags nadat de machtiging van de Combined Chiefs oj Staff was ontvangen, liet het door de BBC en Radio Oranje een mededeling uitzenden, o.m. inhoudend dat 'onmiddellijk' levensmiddelen boven de hongerprovincies zouden worden afgeworpen. Eisenhower persoonlijk voerde voorts op 25 apriloverleg met Gerbrandyen prins Bernhard die beiden naar Reims waren gevlogen; afgesproken werd dat Seyss-Inquart in de te voeren onderhandelingen stevig zou worden aangepakt en dat Eisenhower daarbij zou worden vertegenwoordigd door zijn chef-staf, Bedell Smith.
XCAl deze gebeurtenissen betekenden dat van der Gaag en Neher, die op 14 april in het bevrijde Zuiden waren aangekomen, tien dagen hadden moeten wachten voor zij wisten dat de Geallieerden tot contact met Seyss-Inquart bereid waren. Telkenmale hadden zij bij Gerbrandyen andere ministers op spoed aangedrongen - telkenmale hadden zij te horen gekregen dat de Nederlandse regering niet anders kon doen dan wachten op de beslissing die in Washington moest worden genomen. De twee Vertrouwensmannen hadden eigenlijk geen taak meer in Londen - op 23 april vertrok Neher naar het stafkwartier van prins Bernhard in Apeldoorn, twee dagen later volgde hem van der Gaag.
XCHet valt op dat Eisenhower de uitdrukkelijke instructie kreeg, paal en perk te stellen aan het misdadig optreden van de SD.
XCWelk beleid werd in de hongerprovincies in de tweede helft van april door die SD gevoerd?
XCEr was in sommige opzichten sprake van matiging.
XCUit het concentratiekamp Amersfoort werd in de derde week van april een groot aantal gevangenen vrijgelaten. Ongeveer zeventig politieke gevangenen en dertien gijzelaars daarentegen werden in auto's naar de strafgevangenis in Scheveningen overgebracht - hen wilde de SD als vuistpand in handen houden. Voorts werden ruim vijfhonderd andere gevangenen met een trein naar Utrecht getransporteerd om daar aan Duitse stellingen te werken (op ca. honderd na wisten zij uit dat transport te ontsnappen voor het zijn bestemming had bereikt). Er waren toen in het kamp nog maar ruim driehonderd gevangenen over. De zorg voor die gevangenen werd opapril door Schöngarth overgedragen aan mevrouw van Overeem, hoofd van de dienst voor speciale hulpverlening
20
van het Nederlandse Rode Kruis - op de avond van de zoste reed Laperleommandant Berg met zijn gehele staf weg, bij het kamp werd de Rode Kruis-vlag gehesen.
XCHet vrijlaten van gevangenen bleef niet tot het kamp Amersfoort beperkt: lichte gevallen (wij kennen hun aantallen niet) werdcri ook uit diverse gevangenissen in de grote steden vrijgelaten, de politieke gevangenen daarentegen werden, hoewel Schöngarth volledig op de hoogte was van het aanbod dat Seyss-Inquart had gedaan', door de SD vastgehouden en bij velen hunner bleef de angst bestaan dat zij als Todesleandidat zouden worden doodgeschoten. Met die mogelijkheid werd ook door illegale groepen ernstig rekening gehouden - nog op 30 april werden in Rotterdam door de Knokploegen vijf-en-dertig illegale werkers, onder hen enkele vrouwen, bevrijd: twee-en-dertig uit het hoofdbureau van
XCI Dat laatste blijkt uit een contact dat W. Schoernaker, leider van de spionagegroep Geheime Dienst Nederland, op 24 april met Schöngarth had.
XCSchoemaker had van december '44 af via een Duitser getracht, gevangenen van zijn groep vrij te krijgen in ruil voor het vrijlaten, door de Geallieerden, van enkele krijgsgevangen Duitse officieren. Zijn pogingen hadden tot niets geleid maar hij had tenslotte kort na de r yde april een gesprek kunnen voeren met Kolitz en Schreieder. Dat gesprek vond plaats in het flatgebouwaan de ]avastraat in Den Haag dat door de bezetter was gevorderd. 'Ze spraken er steeds over', aldus Schoemaker aan de Enquêtecommissie, 'of wij er niets aan konden doen dat zij alleen tegen de Russen verder vochten. Op dat stramien borduurden ze steeds door.' (getuige W. Schoemaker, Enq., dl. IV c, p. I394)
XCHet contact met Kclitz leidde er toe dat Schoemaker op 24 april een ontmoeting had met Schöngarth. Daarna stelde hij een lang telegram op (tekst in Enq., punten j en 0, gestenc. bijl. 452) waaruit bleek dat Schöngarth het standpunt had weergegeven dat al in de Aletennotie van 13 april was neergelegd. Scböngarth zei evenwel niet dat de door hem vertolkte opvattingen al naar Londen waren doorgegeven (bet kan zijn dat bij dat niet wist) en Schoemaker meende dus dat bij de eerste Nederlander was die hoorde dat Seyss-Inquart en Blaskowitz tot een regeling bereid waren. In zijn telegram stelde hij voor dat hijzelf namens Shaef de zaak zou kunnen gaan behandelen - hij hoopte dat Shaefmet Duits verlof onmiddellijk een vliegtuig zou kunnen zenden om hem op te halen.
XCHij wilde zijn telegram verzenden via de kanalen van kolonel Koot; die verzending werd tot zijn grote verontwaardiging geweigerd. Hij deed de tekst toen via de zender van zijn groep aan BI in Eindhoven toekomen. De tekst werd doorgeseind naar Londen en Reirns (waar Eisenhower inmiddels gemachtigd was, besprekingen met SeyssInquart te voeren). Schoemakers hoop dat hij, een vier-en-twintigjarige student in de medicijnen, de man zou zijn die namens Shaef en de Nederlandse regering een voor Nederland historische regeling zou treffen, vervloog in rook toen Shaef hem antwoordde dat zijn bemiddeling niet nodig was. Intussen was zijn telegram van de zasre in zoverre van betekenis geweest dat de regering en Shaefer uit geleerd hadden dat de opvattingen van Schöngarth niet verschilden van die van Seyss-Inquart.
politie, drie uit de gevangenis aan de Noordsingel (in beide gevallen werden de KP'ers geholpen door twee Duitse SD'ers). In werkelijkheid vond, voorzover ons bekend, het doodschieten van Todeskandidaten van midden april af niet meer plaats. Dat betekende overigens niet dat het nu ook uit was met alle executies. Seyss-Inquart had gezegd dat de SD tegen "Terroristcn' zou blijven optreden en dat betekende dat illegale werkers die liquidaties hadden verricht, sabotage hadden bedreven of (dat betrof een groep Utrechtse BS'ers) in het bezit van wapens waren aangetroffen, ook in de tweede helft van april nog werden doodgeschoten - trouwens, ook illegale werkers die verbindingen met Londen of met het bevrijde Zuiden hadden onderhouden, werden in enkele gevallen alsnog door de SD voor een vuurpeloton geplaatst: ir. Heyboer, die in '43-'44 het zendernet voor de OD had opgebouwd, en zijn medewerkers van het Amsterdamse zendstation van de OD op 19 april, Aaike van Driel, die tientallen malen door de Biesbos was gecrosst, op de joste,
XCVan al deze executies drong nagenoeg niets tot de buitenwereld door en dus ook niet tot de Vertrouwensmannen en kolonel Koot. Wij zijn er trouwens geenszins van overtuigd dat Seyss-Inquart er steeds kennis van heeft gekregen.
XCWij schreven al dat de Vertrouwensmannen en Koot van de r jde april af, toen van der Gaag en Neher Den Haag hadden verlaten, in grote spanning afwachtten hoe de Nederlandse regering en de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten op Seyss-Inquarts aanbod zouden reageren. Eerder gaven wij al weer dat zij zes dagen na de r jde, op 19 april, een eerste bericht ontvingen van hun twee afgezanten: 'Greatly regret not being able to send definite telegram as yet. Have full support from our authorities but decision elseu/here' Een dag later kwam een nieuw telegram van van der Gaag en Neher binnen '; daarin werd er op gewezen dat het niet tot een nieuw Duits ingrijpen mocht komen dat met de 'Wieringer meer-catastrophe te vergelijken was, 'if Germans really interested to obtain proposed arrangement they must give soonest definite proof of their good faith.' Na overleg met de Vertrouwensmannen berichtte toen kolonel Koot op
I Tekst in Vm: p. 7.
de zzste ' dat het feit dat Seyss-Inquart (via Schwebel) had doen weten dat Geallieerde reliif-schepen naar Rotterdam konden varen, 'bedoeld (was) als bewijs goede trouw'. De Nederlandse regering was daardoor niet gerustgesteld - evenmin was dat Eisenhower.
XCDe uitermate belangrijke beslissing die op maandag 23 april in Washington was gevallen: dat de Geallieerde opperbevelhebber gemachtigd was, op Seyss-Inquarts aanbod in te gaan, drong niet onmiddellijk tot de Vertrouwensmannen en Koot door, d.w.z.: Gerbrandy droeg er wel zorg voor dat terzake op dinsdag (de dag waarop hij zelf van Major Morton een afschrift van Eisenhowers instructies ontving) een telegram naar Den Haag uitging, maar voordat dit de Vertrouwensmannen en Koot bereikte (op woensdag), was al uit twee gebeurtenissen gebleken dat Eisenhower de zaak ter hand had genomen.
XCTen eerste kwam in de loop van dinsdag bij Koot een verzoek van Shaef binnen" om te protesteren tegen eventuele nieuwe inundaties, 'please reply u/h at German intentions are' (Schwebel, aan wie de inhoud van dit telegram werd overgebracht, antwoordde de volgende dag namens de "Oberbefehlshaber' 3: 'Deutsche militärische Abiuehrmassnahmen einschliess lich Flutungen richten sich ausschliesslich nacli Verhalten der Alliierten Trup pen ... Self Tagen starker Druck und Angriffe aucn aus del' Luft gegen Greb belinie, sou/ie gegen Maas und Waal-Stellunp','
XCTen tweede werd op dinsdagavond door de BBC en Radio Oranje de bekendmaking van Shaifomgeroepen s die wij al eerder memoreerden: 'de Opperbevelhebber' (Eisenhower dus) had 'last gegeven, dat onmiddellijk levensmiddelen door vliegtuigen boven bezet Nederland (moesten) worden afgeworpen'; de vijand mocht dit niet 'verhinderen en bemoeilijken'; zware bommenwerpers met voedselpakketten kondentrokken.' (brief, 5 maart 1978, van W. M. van Engelen) 5 Tekst in Vm: Het Duitse aal/bod,
I Tekst van zijn telegram: a.v. 2 Tekst van het telegram van a.v. 'Tekst van Schwebels brief d.d. 25 april 1945: a.v. 'Inderdaad, als onderdeel van een plan om, aldus een der officieren van de Prinses Irene-brigade, 'van's Hertogenbosch uit naar het noorden van Nederland door te stoten , hebben we met de brigade een bruggehoofd gevormd op de andere zijde van de rivier de Maas, bij Hedel, met het oog op de toekomstige actie in noordelijke richting.' (getuige R. Fack, dl. VIII c, p. 267) Die actie werd op 23 april ingezet, ons inziens in volledige tegenspraak met Montgomery's besluit van de rzde om het niet tot een Geallieerde aanval op West Nederland te laten komen. 'Hedel was al zwaar getroffen', schreef ons een inwoner van het stadje in '78, 'en deze zinloze actie ... heeft nog eens zware verwoestingen aangericht. Na drie dagen van dood en vernielingen heeft de brigade zich terugge
'zowel bij dag als bij nacht' verwacht worden; 'vormt', zo heette het,
XC'onder leiding van verantwoordelijke personen, groepen om naar vliegtuigen uit te zien en de pakketten te verzamelen ... Verdeelt het voedselonderling eerlijk
XC. Wij kunnen niet beloven, in ieder gebied het juiste aandeel van de pakketten af te werpen ... Zorgt daarom zelf voor een eerlijke verdeling.'
XCDe officieren van Shae] die, vermoedelijk zonder overleg met Eisenhower (hij had zich in oktober uitdrukkelijk uitgesproken tegen het denkbeeld, levensmiddelen lukraak af te werpen), deze bekendmaking in Reims (of Londen) hadden geformuleerd, waren er kennelijk van uitgegaan dat er in de hongerprovincies in het geheel geen georganiseerde distributie meer bestond. Los nog van het feit dat zij wilden gaan opereren op een wijze die noch door Seyss-Inquart, noch door Blaskowitz was goedgekeurd, kan men de door hen opgestelde bekendmaking slechts als volstrekt ondoordacht aanduiden en zo werd het niet alleen door de Nederlandse autoriteiten in Londen gezien I maar ook door de bevolking en de autoriteiten in bezet gebied. Slotemaker schreef aan le Poole in Den Haag dat men het aangekondigde plan in Amsterdam 'als regel belachelijk' vond: 'Wij zijn geen volk van broeders maar van hyena's; de verdeling wordt dus niets, omdat alles in de zwarte handel zal komen.' 2 In Heemstede constateerden officieren van de BS dat in 'alle lagen der bevolking' de reactie op de bekendmaking van Shae]'unaniem zéér ongunstig' was: na acht uur 's avonds mocht niemand op straat en hoe kon men dan's nachts naar vliegtuigen uitzien en pakketten verzamelen? Verder: 'de verdeling van de inhoud zou (gezien de thans .. heersende mentaliteit) de zekerste methode zijn tot het ontketenen van burgeroorlog.' 'Algemeen' noemde men het aangekondigde plan 'onberedeneerd, naief en getuigend van volkomen miskenning van de toestanden hier te lande.' 3
XCZo oordeelde ook Seyss-Inquart. Overleg met Blaskowitz bevestigde zijn (voor de hand liggende) conclusie dat de Wehrmacht onmogelijk kon toelaten dat een groot aantal Geallieerde toestellen vrijelijk boven West-Nederland zou verschijnen: welke zekerheid had men dat zij nietJ.
I De redactie van Radio Oranje heeft haar best gedaan, ontheven te worden van de verplichting, de bekendmaking om te roepen, maar dat mocht niet baten: de opdracht van worden uitgevoerd. 2 Brief, 26 april 1945, van G. Slotemaker aan Ie Poole (Vm, lIl, 50). 3 SS-rapport uit Heemstede, 26 april 1945 (Doc 11-500 D, e-4)· , Seyss-lnquart deed daarvan mededeling in een op 25 april uitgegeven persbericht (tekst in Vm: p. 25-26) waarin hij de bekendmaking van propagandatruc' noemde; dat persbericht werd ook als aanplakbiljet ver spreid. 2 H. M. Hirschfeld: 'Dagboek', 25 april 1945.
parachutisten zouden afwerpen in plaats van voedselpakketten? Nog in de nacht van dinsdag op woensdag kwam Schwebel bij van der Vlugt met het dringend verzoek, namens Seyss-Inquart Londen te telegraferen dat de aangekondigde operatie niet moest doorgaan - van der Vlugt kon diezelfde nacht via een clandestiene telefoonlijn terzake contact opnemen met Koots staf in Amsterdam. Maar Seyss-Inquart deed méér: hij droeg er zorg voor dat Blaskowitz woensdagochtend via van der Vlugt en Koot telegrafisch aan de Nederlandse regering en Eisenhower deed weten dat de Duitse autoriteiten in West-Nederland bereid waren, voedseltransporten over het Ijsselmeer toe te laten alsmede uit het bevrijde Zuiden naar Dordrecht. 1 Jets later in die ochtend werden Hirschfeld en Louwes ontvangen door Seyss-Jnquart die hun gesprek over de voedseltoevoer inleidde met de woorden uit Schillers Lied von. der Glocke: 'Doch der Segen kommt von. oben. Louwes zei in dit gesprek dat zijns inziens de door de Geallieerde vliegtuigen aan te voeren pakketten het best op vliegvelden in het westen des lands konden worden afgeworpen - Seyss-Jnquart zei dat hij dat denkbeeld met 'de Duitse opperbevelhebber' zou opnemen. 's Middags had Hirschfeld opnieuween bespreking met Seyss-Inquart, ditmaal samen met Schwebel, Müller (de NSB-burgemeester van Rotterdam) en Woltersom. Deze laatste betoogde in den brede dat het geenszins oneervol zou zijn indien Seyss-Inquart zich overgaf. 'De Reichskommissar', zo tekende Hirschfeld in zijn dagboek aan, 'antwoordt niet dadelijk ... Hij praat niet over vernielingen of onderwaterzettingen, doch hij wijst er op dat het Duitse leger hier een taak heeft, die bevolen is, en dat dan capitulatie niet mogelijk is.' Er werd vervolgens over Duitslands toekomst gesproken, waarbij verschillende 'oplossingen' aan de orde kwamen. 'Als er geen mogelijkheden voor het Duitse Rijk zijn' (d.w.z. mogelijkheden om het als eenheid in stand te houden), 'dan interesseert de Reichskommissar zich in de grond van de zaak niet voor 'oplossingen', dan sluit hij liever zijn hoofdstuk in de Duitse geschiedenis waardig af.' 2 Seyss-Inquart had de woensdagavond, wellicht ook de donderdag nodig om met Blaskowitz (die in Hilversum zat) en met stafofficieren o.m. van de Luftwaffe overleg te plegen inzake het denkbeeld dat Louwes
had geopperd. Er werd een lang, aan Shaef gericht telegram opgesteld waarvan de tekst' donderdagavond (de BBC en Radio Oranje hadden de avond tevoren de dwaze eerste bekendmaking herhaald maar daaraan toegevoegd, 'dat de voorbereidingen tot het brengen van het genoemde voedsel nog enige tijd in beslag zullen nemen') aan van der Vlugt ter hand werd gesteld: 'als erste Hilfe fur Linderune der Ernäh rungsnotlage der holldndischen Bevölkerung' ging Seyss-Inquart er nu 'nach Absprache mit dem Oberbefehlshaber der Niederlande' accoord mee dat van vrijdag 27 april af dagelijks tussen acht en negentien uur Duitse tijd levensmiddelen zouden worden afgeworpen op vier plaatsen: de renbaan Duindigt bij Den Haag, het vliegveld Ypenburg, eveneens bij Den Haag, het vliegveld Valkenburg bij Leiden en het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam"; in het telegram stond voorts dat de Geallieerde toestellen een voorgeschreven route moesten volgen en dat het Nederlandse voedselvoorzieningsapparaat voor het verzamelen, het transport en de distributie van de af te werpen levensmiddelen zou zorgdragen. Via Koots verbinding werd de tekst aan de regering geseind die hem onmiddellijk aan de geadresseerde, Shaef, doorgaf. Niet aan Shaef maar aan de Nederlandse regering deed Seyss-Inquart bovendien weten dat hij er accoord mee ging dat relief schepen van het Rode Kruis (de lading van de 'Hallaren' was nog steeds niet gelost) naar Rotterdam zouden varen, zij het dat daarvoor eerst de Nieuwe Waterweg moest worden vrijgemaakt van hindernissen.
XCEr was op die donderdagavond 26 april dus belangrijk nieuws uit Den Haag naar de regering en Shaef gezonden - er kwam diezelfde dag ook belangrijk nieuws van ShaeJ in Den Haag binnen: een boodschap namelijk van Eisenhower aan Seyss-Inquart" waarin Eisenhower voorstelde dat op korte termijn in de buurt van Amersfoort een ontmoeting zou plaatsvinden tussen, enerzijds, 'my representatives', anderzijds Seyss-Inquart, 'the Commander in Chief Netherlands' en de 'Senior German Naval Officer'. Die boodschap werd 's avonds om kwart voor elf door van der Vlugt aan Seyss-Inquart ter hand gesteld; deze vertrok een kwartier later naar Hilversum om er opnieuwoverleg te plegen met Blaskowitz - zij kwamen tot de conclusie dat Eisenhowers bedoeling was, op hun capitulatie aan te dringen. Die wezen zij af. Er werd een antwoord opgesteld'
1 Vm: p. 26. 2 Dat vliegveld lag vollandmijnen die niet tijdig verwijderd konden worden - Seyss-Inquart deed toen een dag later, weer via van der Vlugt en Koot, weten dat men bij Rotterdam pakketten kon afwerpen op een terrein bij Terbregge ten noorden van de Kralingse Plas. ) Tekst in Vm: p. 8. 4 Tekst: a.v.
waarin alleen Seyss-Inquart zich in beginsel bereid verklaarde "zu einer Besprech ung der I/on den Holländern vorgebrachten Anliegen' (de hulpverlening dus) - daartoe moesten evenwel eerst allerlei 'Protokollfragen' geregeld worden en voor de regeling daarvan zou Schwebel, begeleid door een ambtenaar van het Reichskommissariat, Friedrich Plutzar (deze kon goed Engels spreken), op zaterdag tussen elf en twaalf uur met een auto naar het niemandsland komen bij Hoevelaken op de grote straatweg van Amersfoort naar Apeldoorn. Er zou daar dan, aldus Seyss-Inquarts voorstel, een uur lang een vuurpauze in acht genomen moeten worden.
XCEisenhower breidde die termijn uit: van zaterdag acht tot zondag acht uur; hij bepaalde voorts dat de bespreking met Schwebel namens hem zou worden gevoerd door Montgomery's chef-staf, Major-General Sir Francis de Guingand. 'My orders were', schreef deze in zijn oorlogsmemoires, 'to obtain agreement for the immediate entry of food' (niet aileen door de lucht) 'and also to sound the enemy as to the possibilities of the capitulation of the German forces in Holland.' I De bespreking vond plaats in de katholieke lagere school te Achterveld, enkele kilometers ten zuidoosten van Hoevelaken; er was in het gebouw geen ruit heel gebleven maar de Canadezen hadden er haastig noodglas aangebracht. Schwebel en Plutzar verschenen zaterdagochtend met hun auto bij de voorste Canadese posities; zij hadden twee officieren van de naastbijgelegen Wehrmacht-eenheid bij zich. De vier Duitsers stapten uit, werden geblinddoekt en in eenjeep die een omweg nam, naar Achterveld gereden, waar voor het schoolgebouw de vlaggen wapperden van de Verenigde Staten, Engeland, de Sowjet-Unie, Canada en Nederland. Binnen kwamen zij te zitten tegenover de Guingand, generaal Galloway (de organisator van de aan het B-2-gebied te verlenen hulp) en een als waarnemer aanwezige Russische kolonel (deze had een zender bij zich waarmee hij in contact stond met Moskou); als secretaris aan Geallieerde zijde trad een Intelligence-offlcier van Montgomery's staf op, een andere Engelse officier fungeerde als tolk
XCBlijkens het door Schwebel opgestelde Cedachtnisprotokoll ? begon de Guingand met mee te delen dat hij twee punten wilde behandelen: de voedselhulp en 'die Frage eines Waffenstillstandes', en zei Schwebel dat hij slechts bevoegd was, regelingen te treffen voor een bespreking met Seyss-Inquart over de voedselhulp. Galloway gaf vervolgens een uitgebreid beeld hoe de Geallieerden die voedselhulp geregeld wilden zien:134
I F. de Guingand: (1947), P: 446. 2 Tekst: dl. V b, p. 560-61.
er moest op veel meer plaatsen dan vier, misschien wel op dertig, voedsel afgeworpen worden, binnenschepen met voedsel moesten de hongerprovincies binnen kunnen varen, behalve naar Rotterdam zouden zeeschepen ook moeten kunnen varen naar Ijmuiden en voor vrachtautocolonnes moesten overslagplaatsen worden vastgesteld, bijvoorbeeld Rhenen en Amersfoort. Schwebel zegde toe dat bij de bespreking met Seyss-Inquart al die punten gedetailleerd ter sprake zouden kunnen komen - hij stelde voor dat Louwes daarbij dan als deskundige aanwezig zou zijn. Wat de bespreking met Seyss-Inquart betrof: die werd vastgesteld op maandag 30 april. Men zou dan weer bijeenkomen in het schoolgebouw te Achterveld. De Guingand ging er accoord mee dat de Duitse delegatie dan niet zou worden geblinddoekt.
XCDe Guingand schreef later dat hij de mogelijkheid van een capitulatie pas besprak nadat alle overige punten aan de orde waren geweest en terwijl de andere aanwezigen elders een paar sandwiches aten - hij wilde met Schwebel alléén spreken maar deze bracht een van de twee Wehr macht-officieren mee. 'As 1 expected', aldus de Guingand, '1 gat very little result, and Sch urehel looleinç rather uncomfortable and glancing repeatedly at the soldier next to him, said he was not empowered to discuss such matters.' 1 Het belangrijkste was dat het er op die zaterdag naar uitzag dat de hulp aan de hongerprovincies spoedig niet alleen door de lucht zou kunnen worden aangevoerd, maar ook langs de waterweg en te land.
XCDe hulpverlening door de lucht begon op zondag 29 april.
XCTwee dagen tevoren, op vrijdag de 27ste, had kolonel Koot als commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten een belangrijke eonsequentie getrokken uit de stand van de besprekingen. Hij wist dat de voedseldroppings waren geregeld en dat Seyss-Inquart niet alleen de Nieuwe Waterweg had opengesteld voorvan het Rode Kruis, maar zich ook bereid had verklaard tot een bespreking met een vertegenwoordiger van Eisenhower - hij besloot nu, na overleg met Borghouts, de sabotage geheel te staken. Vrijdagavond werden een bericht en een bevel geformuleerd," gericht aan de BS-commandanten in de gewesten
I De Guingand: p. 449. 2 Teksten in (BS, Noord-Holland Noord) p. 13 I.
Utrecht, het Gooi, Amsterdam, Noord-Holland Noord en Zuid en Zuid-Holland Noord en Zuid. Het bericht was bedoeld als 'een geheime, slechts voor u persoonlijk bestemde mededeling': er waren besprekingen gaande tussen ShaeJ en 'de bevoegde Duitse autoriteiten in bezet Nederland' en zolang die gaande waren, zouden door beide partijen geen gevechtshandelingen worden verricht - daaruit vloeide het volgende (aan de lagere commandanten door te geven) bevel voort:
XC'Met onmiddellijke ingang moet het ten uitvoer leggen van sabotagedaden tot nader order worden gestaakt. De sabotage-commandanten en hun manschappen dienen echter paraat te blijven om zo nodig onmiddellijk hun werk ... met de meeste kracht te kunnen hervatten ... Tegen daden van terreur van vijandelijke zijde, inclusief razzia's en acties uitgaande van de SD, mag onmiddellijk met alle u ten dienste staaride middelen worden ingegrepen.'
XCZoals in hoofdstuk 13 bleek, was al van de herfst van '44 af overwogen, levensmiddelen boven de hongerprovincies af te werpen. Begin '45 was daarbij gebleken dat de z ist Army Group die slechts de beschikking had over de relatief kleine toestellen van de Second Tactical Air Force, onmogelijk voor voedseldroppings op aanzienlijke schaal kon zorgen - de Geallieerden beschikten slechts over één soort toestellen die daarvoor bij uitstek geschikt waren: de zware bommenwerpers. In die toestellen konden de bomruimten gevuld worden met levensmiddelen. Wat voor levensmiddelen? Er lagen in april' 45 op vliegvelden in Engeland ongeveer twaalf miljoen Britse Rode Kruis-pakketten klaar, elk met een inhoud van ruim 6 ons - pakketten die gereserveerd waren om na Duitslands ineenstorting gedropt te worden bij de krijgsgevangenenkampen in Duitsland. ShaeJ stond voor de voedseldropping boven WestNederland (een operatie die de toepasselijke naam 'Manna' kreeg) drie miljoen van die pakketten af, bij elkaar dus bijna 2 mln kilo aan pakketten. Op een vliegveld in Engeland nam men een proef of die pakketten er zich eigenlijk wel toe leenden om gedropt te worden: het tegendeel bleek het geval, ze moesten veel steviger verpakt worden. Daarvoor ontbrak de tijd. Derhalve werd besloten, de Britse Rode Kruis-pakketten te latert vervallen (zij zouden toch niet voldoende voedsel bevatten voor de drie-en-een-half miljoen hongerende Nederlanders) en levensmiddelen, in veel grotere hoeveelheden trouwens, af te werpen die anders verpakt
waren: in blik of in jute zakken. Men nam daarbij aan dat de inhoud van zulk een jute zak (elke zak zou ongeveer 10 kilo wegen) zou meegeven als de zak van geringe hoogte zou worden afgeworpen op een zachte bodem.
XCEr werd op vrijdag 27 april (twee dagen eerder was het strategisch luchtoffensief der Geallieerden beëindigd) op een aantal vliegvelden van Bomber Command in razende haast gewerkt om met operatie 'Manna' op zaterdag de z Sste te kunnen beginnen.
XCOok de bezetter had op die vrijdag allerlei voorbereidende maatregelen getroffen. Zo min als Seyss-Inquart en de Wehrmacht volledig vertrouwd werden door Shaef, zo min werd Shaef volledig vertrouwd door Seyss-Inquart en de Wehrmacht. Aan Duitse kant was bepaald dat bij de vier afwerpterreinen luchtafweergeschut zou worden opgesteld om onmiddellijk te kunnen ingrijpen indien zou blijken dat de Geallieerde toestellen parachutisten afwierpen, en dat SD'ers op de terreinen steekproeven zouden nemen om er zich van te vergewissen dat levensmiddelen werden afgeworpen en niet wapens of sabotagemiddelen. t Bepaald was voorts aan Duitse kant dat de terreinen zouden worden bewaakt door de Ordnungspolizei.
XCAan Nederlandse kant waren alle voorbereidingen getroffen door Louwes en zijn staf. Er moest op elk afwerpterrein een verzamelploeg aanwezig zijn en de opgeraapte goederen zouden dan, liefst per binnenschip (maar afvoer per binnenschip was van het terrein bij Terbregge en van 'Duindigr' niet mogelijk), naar opslagplaatsen in Rotterdam, Den Haag en Leiden worden overgebracht. Naar de punten waar binnenschepen konden afmeren, zouden de gedropte goederen met paardewagens getransporteerd worden. In de opslagplaatsen zouden ploegen aan het werk moeten gaan om de goederen te sorteren. Bij dat alles werd grondige controle nodig geacht: bij de transperten zouden politiemannen en controleurs van de Centrale Crisisen Controledienst aanwezig zijn, op de terreinen zouden zich rechercheurs bevinden en de leden van de verzamelploegen zouden bij het verlaten van de terreinen gefouilleerd worden. De organisatie van dit alles werd door Louwes in Rotterdam, Den Haag en Leiden opgedragen aan de plaatselijke Voedselcommissarissen ; dezen schakelden voor het vervoer de Aanen Verkoopcentrale van Akkerbouwproducten in en deden voor het vormen van de verzamel
1 Het luchtafweergeschut is na de eerste dag van de voedseldroppings teruggetrokken en de heeft zich nadien op de afwerpterreinen maar weinig vertoond.
en sorteerploegen een beroep op de mannen van de luchtbeschermingsdienst en, via de directies, op het personeel van een aantal grote bedrijven.
XCDit was allemaal op zaterdag 28 april geregeld: bij de vier velden (het veld bij Terbregge, het vliegveld Ypenburg, de renbaan 'Duindigt' en het vliegveld Valkenburg) stonden de verzamelploegen klaar, op Ypenburg bevonden zich onder de wachtenden Schöngarth, de Befehlshaber der Ordnungspolizei, de SD-chef Munt en enkele stafleden van Louwes.
XCHet wachten was vergeefs: het weer was zo slecht (er stond een harde westenwind) dat in Engeland was besloten, operatie 'Manna' uit te stellen.
XCOp zondag 29 april waren de weersomstandigheden gunstiger.
XCIn Engeland steeg eskader na eskader op: allemaal Britse bommenwerpers, voor welker bemanningen het een hoogst welkome afwisseling was dat zij, in plaats van een nog steeds riskante bombardementsvlucht boven Duitsland te ondernemen, voedsel mochten gaan afwerpen ten behoeve van in diepe nood verkerende bondgenoten. Gerbrandy was naar een van de vliegvelden gegaan - hij wilde meevliegen, maar kon daar, gezien het feit dat de Poolse premier Sikorski in juli' 43 bij een vliegtuigongeval was omgekomen, geen verlof toe krijgen.'
XCKort na twaalf uur verschenen de toestellen van Bomber Command, laag vliegend, boven Rotterdam, Den Haag en Leiden. De bevolking, gealarmeerd door de motoren van de toestellen, begreep onmiddellijk dat dit nu het begin was van het afwerpen van voedsel waarover de BBC en Radio Oranje al dinsdagavond hadden gesproken, waaromtrent nadien allerlei verwarrende berichten de ronde hadden gedaan maar waar diegenen die nog een radio hadden, kort voor één uur zekerheid over hadden gekregen: het Nederlands Nieuws van de BBC had toen omgeroepen dat in Engeland de eerste toestellen waren opgestegen om voedsel af te werpen op terreinen bij Rotterdam, Den Haag en Leiden. Daar wáren ze! De vreugde laaide op. Vreugde om tweeërlei: om de zekerheid die men nu had dat er voedsel zou komen, voedsel als aanvulling op de minieme rantsoenen en dat ene Rode Kruis-broodje per week, vreugde óók om de zekerheid dat de bevrijding in aantocht was. Ja, dit wàs eigenlijk de bevrijding al: tartend laag, ongehinderd, heer en meester in de lucht,- waarom hadden de stakkers die nog niet allemaalopgegeten?' (Gerbrandy in Het Algemeen Handelsblad,
1 Gerbrandy bleef wachten tot de RAF-toestellen waren teruggekeerd en kreeg toen van een van de piloten te horen: 'We vlogen over een land, bezaaid met koeien
kwamen daar de vliegtuigen van vrienden aanzetten. Dit was geen oorlog meer, dit was vrede.
XCWie een plat dak had, klom er op om te gaan zwaaien met vlaggen, zakdoeken, theedoeken, lakens zelfs. Op pleinen en andere punten waar men een goed uitzicht had, stroomden de mensen samen, wijzend, juichend. Velen barstten in tranen uit. Aan ouden van dagen en zieken die de woningen niet hadden kunnen verlaten, werd de blijde tijding gebracht van wat daar buiten gebeurde. Wie in de nabijheid woonde van een afwerpterrein, liep er snel heen - velen waren daar al heen gegaan zodra hun het door de BBC omgeroepen bericht had bereikt. Zo een inwoonster van Oegstgeest die onmiddellijk met honderden anderen naar het viaduct was gesneld op de autoweg vlak ten westen van dat dorp, van waaraf men een onbelemmerd uitzicht had op het vliegveld Valkenburg. Bij dat viaduct stond Duits afweergeschut opgesteld - het werd ontdaan van het camouflagenet.
XC'0, God, ze gaan schieten! Pas op!
XCLaag scheren de vliegtuigen over het vliegveld - fakkels - fakkels. Ze duiden de plaats aan waar de pakketten zullen worden uitgeworpen.
XCAlsof er niets aan de hand is, blijven de Moffen bij het afweergeschut staan. Er gebeurt niets, ze schieten niet, reageren nauwelijks. Een rust daalt over de mensen die omslaat in wilde vreugde. Daar komen ze!! Daar komen ze!! Meerdere toestellen scheren over velden en daken, naderen de weg met razend tumult. Het gedender brult over de menigte heen als de toestellen heellaag over de weg gaan. We zien de piloten zitten, de zwaaiende piloten. Hoerageroep, gehuil, gezwaai! De bode van de vrijheid! De tranen lopen me over de wangen, het lijkt of je kapot gaat van ontroering. Ik steek de armen zo ver mogelijk uit met een gevoel of ik ze aanraak'
XCal die emoties sloopten wat men nog aan krachten had:
XC'Bij de terugkeer naar huis voelt iedereen zich doodop. Het is de mensen aan te zien. Het lijkt of ze niet meer vooruit kunnen.' 1
XCEr werd op die zondag door ruim 330 bommenwerpers van de RAF ca. 400 ton aan voedsel afgeworpen. Wat Rotterdam betrof, was het feit dat het vliegveld Waalhaven als afwerpterrein vervangen was door een terrein bij Terbregge, door het Londense Bureau Inlichtingen tijdig, nl. donderdagavond om elf uur, doorgegeven aan Shaej maar die correctie
1 A. van der Heide-Kort: p. 160-61.
had door onbekende oorzaken Bomber Command op zondag nog niet bereikt, zodat de 200 ton die voor Rotterdam bestemd waren, toch boven het vliegveld Waalhaven werden afgeworpen, hoewel niets er op wees dat dat het goede terrein was: er was niet met doeken een groot kruis neergelegd als centraal punt en er werden geen vuurpijlen ontstoken, Een groot deel van de afgeworpen ladingen kwam in de Waalhaven terecht, op het vliegveld deden de neersmakkende zakken landmijnen ontploffen, er kwamen ook zakken buiten het vliegveld terecht en daar maakten zich omwonenden meester van,' Na een etmaal was van de 200 ton niet veel meer dan de helft door de voedselautoriteiten geborgen: Londen werd onmiddellijk gewaarschuwd dat men van maandag af naar het terrein bij Terbregge moest vliegen, hetgeen geschiedde, Dit terrein, vastgesteld door de Wehrmacht, was overigens slecht gekozen: het was smal en de voorgeschreven aanvliegroute lag dwars over het veld. Er was bovendien veel bebouwing in de buurt: toen op maandag rookbommen werden ontstoken en vuurpijlen afgeschoten, werd een politie-agent gedood, werden verscheidene burgers ernstig gewond en vlogen enkele huizen in brand. Voorts was het terrein zo drassig dat men het niet met paardewagens kon berijden. Alles wat er werd gedropt (in totaal tot 8 mei, het einde van de operatie-'Manna', ca. 2600 ton) moest, van man tot man doorgegeven, naar een nabije weg worden gebracht; elke dag, van 30 april t.e.m. 8 mei, waren daarmee vierduizend personen bezig.
XC'Duindigt' was als afwerpterrein minder geschikt door dat het een klein terrein was met mijnenvelden in de buurt en afvoer per schip vandaar niet mogelijk was. In dat opzicht lagen de vliegvelden Ypenburg en Valkenburg gunstig.
XCIets vooruitlopend op ons relaas willen wij nu vermelden dat SeyssInquart er op maandag 30 april in Achterveld accoord mee ging dat het aantal afwerpterreinen van 2 mei af met zes werd uitgebreid: met het vliegveld Schiphol (voor Amsterdam) en met terreinen bij Haarlem, Alkmaar (het vliegveld Bergen), in het Gooi, bij Gouda en bij Utrecht. Op de vijf laatstgenoemde terreinen werd maar weinig afgeworpen (bij elkaar nog geen 900 ton), minder dan er alleen al op Schiphol werdkwam, werd de inhoud onder de zieken aldaar verdeeld.' (rapport, z.d., in AOK: map 'Voorstel Seyss-Inq
I 'In een straat in Rotterdam-zuid waar een pakket chocolade neerkwam, werden', aldus een rapport aan het Bureau Inlichtingen, 'de kinderen op een rij gezet, waarna de chocolade onder hen werd verdeeld. In een andere straat, waar een pakket neer
gedropt: ruim 1000 ton. Den Haag ontving in totaal ca. 2200 ton, en op het vliegveld Valkenburg werd ca. 700 ton gedropt.'
XCWij volgen, al zijn zij te laag, de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek: de enige welke antwoord geven op die vraag.
XCIn de eerste plaats werden grondstoffen afgeworpen om brood te bakken: 1800 ton bloem en SA ton gist; dan zuivelproducten (170 ton melkpoeder, 340 ton margarine, 270 ton kaas); 370 ton suiker; 110 ton zout; 500 ton gedroogde aardappelen; 460 ton peulvruchten; vlees en vleesproducten (S30 ton gedroogd vlees, 470 ton bacon, 310 ton worst, 30 ton varkensvlees, 70 ton saucijsjes); 120 ton gedroogde eieren; een hoeveelheid genotmiddelen en specerijen (130 ton chocolade, 80 ton thee, 27 ton mosterd,s ton peper en slechts 2 ton koffie), en tenslotte (Amerikaanse bommenwerpers waren van dinsdag I mei af aan operatie'Manna' gaan deelnemen) enkele tienduizenden Amerikaanse legerpakketten." In die pakketten zaten behalve verschillende levensmiddelen (o.a. keiharde legerbiscuits) ook kauwgummi, sigaretten, lucifers, tabletten voor watersterilisatie, een pak closetpapier, een blikopener en een boekje met christelijke liederen (in het Engels).
XCHet verzamelen op en bij de terreinen bleek geen simpele zaak te zijn. Veelal werd slecht gemikt (verscheidene leden van verzamelploegen raakten gewond") zodat in de gehele omgeving moest worden gezocht
I Wij ontlenen deze cijfers aan het 'Rapport inzake het afwerpen van voedsel voor de bevolking van Utrecht, Noord en Zuid-Holland door Geallieerde vliegtuigen', d.d. J 2 mei 1945, voor het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd opgesteld door rnr, Chr. M. Pool. (Doc ][-867, a-2) De cijfers berustten op schattingen - het kan zijn dat er op Schiphol meer is gedropt dan mr. Pool aannam, althans het is ietwat vreemd dat de 1 180 toestellen die naar Schiphol vlogen, ruim 1000 ton dropten en de I 300 toestellen die naar Den Haag vlogen, 2200 ton. Volgens Pools rapport zou in totaal bijna 7 500 ton zijn gedropt (volgens het rapport van de directeur van het Aan- en Verkoopbureau van Akkerproducten nog bijna 400 ton méér), maar de in '47 verschenen van het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft op pag. 249 een totaal dat ca. 1600 ton lager ligt: bijna 5900 ton 2 Volgens de opgave van het CBS zijn slechts 1800 van die pakketten gedropt maar het 1945 van de gemeente Amsterdam vermeldt (pag. 38) dat alleen al de hoofdstad bijna 19 000 pakketten ontving. Ook andere door het CBS gepubliceerde gegevens zijn niet juist: er is behalve margarine ook boter afgeworpen en méér dan 340 ton (450 ton boter en margarine zijn in de algemene distributie gekomen) en behalve chocolade ook cacao (daarvan aJleen is 225 ton in de algemene distributie gekomen). 'Met het oog op die mogelijkheid had de dienst van Louwes er zorg voor gedragen dat zich bij elk afwerpterrein een medische post bevond.
naar verspreid neergekomen zakken. In Gouda kwam veel in het water terecht en op Schiphol werd op de eerste dag waarop daar werd gedropt, 2 mei, ca. een kwart van wat werd afgeworpen, beschadigd doordat bijna alles neerkwam op de betonnen startbanen (nadien werd het centrale kruis verplaatst). Op alle terreinen bood de afgeworpen margarine de grootste moeilijkheden. 'Veel van dit kostelijk product kwam', aldus een beschrijving uit Rotterdam, 'temidden van water, kroos en modder terecht. Wat in kleine pakjes naar beneden kwam, zag men in kluiten te voorschijn komen: vuil, veel zand er door, stukjes in flarden papier zonder tal.' 1 In Rotterdam werd al die margarine gereinigd en opnieuw verpakt, in Den Haag niet (hetgeen bij de distributie tot talrijke klachten leidde). Bij Amsterdam was, gelijk vermeld, op Schiphol op de eerste dag veel kapot gevallen. 'Jute zakken met basterdsuiker lagen', aldus een Amsterdammer,
XC'opengebarsten. Je zag bruine vlekken op het gras en op bet puinveld? ... De geur van koffie uit de kapotgevallen balen drong in je neusgaten. Je zag bacon en knakworstjes Later, bij bet vertrek, werd je gefouilleerd.' 3
XCDat fouilleren geschiedde niet steeds even grondig. Menigeen van de duizenden die aan het verzamelen hadden deelgenomen, wist iets te 'organiseren': 'wat sigaretten', schreef ons een Amsterdammer in '64,
XC'snoepjes, pakjes koffiepoeder met melkpoeder en suiker, voldoende voor één of twee kopjes, kleine pakjes spek en kauwgom e.d. 's Avonds in de familiekring was het feest, gróót feest ... 's Nachts deden we geen oog dicht vanwege de sterke koffie op een bijna lege maag in een niet goed gevoed lichaam.' 4
XCInzake de verdeling van de afgeworpen levensmiddelen werd door Louwes en zij n staf bepaald dat de Centrale Keukens, de keukens van het IKB-werk (de kerkelijke hulpverlening aan zieken en kinderen), de ziekenhuizen en de weeshuizen het eerst bevoorraad moesten worden: daar gingen de levensmiddelen naar toe die niet houdbaar waren of er zich om andere redenen niet toe leenden in de algemene distributie te worden gebracht: het gedroogde vlees, de gedroogde aardappelen, de melkpoeder en de peulvruchten. Voor die algemene distributie zou gebruik worden gemaakt van de Rode Kruis-winkels. Een en ander
XC1 J. c. Francken jr.: Rotterdam bevrijd. De Meidagen van 1945 (1945), p. 53. 'De startbanen waren vernield. 3 F. Boode in Trouw, 28 april 1965. 4 Brief, 29 mei 1964, van F. Vogels.
vergde veel inspanning en nogal wat tijd. De naar de opslagplaatsen overgebrachte levensmiddelen moesten daar gesorteerd, verdeeld, vaak ook opnieuw verpakt worden (daar waren in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam tezamen ca. zesduizend krachten bij ingeschakeld) voordat zij naar de Rode Kruis-winkels konden worden overgebracht. Het afgeworpen meel moest worden gereinigd. In Amsterdam werden de eerste afgeworpen levensmiddelen op 5 mei uitgereikt, evenwel louter aan diegenen die aan de hongerziekte leden en thuis werden verpleegd. De algemene distributie, ernstig vertraagd ook door het tekort aan transportmiddelen, begon pas op maandag 7 mei, d.w.z. acht dagen na het begin van operatie-'Manna': de vier-en-een-half miljoen burgers in de hongerprovincies (zij hadden er over het algemeen niets van begrepen waarom die algemene distributie zo lang op zich had laten wachten) konden toen in de week die op die maandag begon, bij de Rode Kruis-winkels gratis een brood van 400 gram afhalen, voorts 100 gram boter of margarine en 50 gram cacao en zij dienden tenslotte een keuze te maken uit drie andere artikelen: een blik worst, een zakje eierpoeder en een half blik bacon of kaas. Dat alles kreeg men bij inlevering van twee bonnen - wie meer dan twee bonnen konden aanbieden, moeders van grote gezinnen bijvoorbeeld, konden een legerpakket meekrijgen; daarvoor moesten zij dan vijf bonnen inleveren.
XCDe hoop dat door al die zorgvuldige regelingen bereikt zou worden dat niets van het afgeworpen voedsel in de zwarte handel zou terechtkomen, ging niet geheel in vervulling. Op 3 mei, d.w.z. nog vóór de aankondiging van de Duitse capitulatie, berichtte kolonel Koot aan de gewestelijke commandanten van de BS,
XC'dat althans in één der gewesten het door Geallieerde vliegtuigen afgeworpen voedsel reeds zwart wordt verhandeld.' Ik draag u op, tegen de personen die zich hieraan schuldig maken, met alle kracht op te treden en zo nodig enkelen hunner als afschrikwekkend voorbeeld te liquideren.' 2
XCPrompt daarop volgde een tweede bericht": in een gewest hadden BS'ers 'zich vergrepen aan afgeworpen voedsel' (d.w.z., zo vermoeden wij: het zich toegeëigend) - zij moesten gearresteerd worden.J. J.135
I Niet alleen bij het vliegveld Waalhaven maar ook bij andere afwerpterreinen was een deel van het afgeworpen voedsel buiten de terreinen neergekomen. 2 Bevel van Koot, 3 mei 1945, in F. Borghouts 'Rapport betreffende de werkzaamheden der Sabotagetroepen en van het Sabotagebureau', p. 14. 3 A.v.
XCGelijk eerder beschreven, had Montgomery's chef-staf de Guingand op zaterdag 28 april met Schwebel afgesproken dat Seyss-Inquart op maandag de joste naar Achterveld zou komen om er (de Guingand had aan Schwebel de nodige gegevens verstrekt) nadere regelingen te treffen voor de aanvoer van levensmiddelen naar het B-2 -gebied, en op verzoek van Schwebel was toen goedgekeurd dat de Reichskommissar door Louwes zou worden vergezeld.
XCOp zondag trof Seyss-Inquart verschillende voorbereidingen. Met Blaskowitz maakte hij de afspraak dat indien, zoals te verwachten was, van Geallieerde zijde een aparte capitulatie aan de orde zou worden gesteld, daarop, ongeacht het feit dat het einde van het Derde Rijk snel naderde (West-Duitsland was goeddeels in Geallieerde handen, de Geallieerde legers hadden aan de Elbe contact gekregen met het Rode Leger en het Rode Leger was al in het centrum van Berlijn doorgedrongen), zou worden geantwoord dat die capitulatie moest worden afgewezen zolang er een centrale Duitse regering bestond. Enkele hoge Duitse militairen, onder hen Blaskowitz' chef-staf, Ceneralleutnant Paul Reichelt, zouden naar Achterveld meegaan, niet evenwel als gemachtigden of afgevaardigden van Blaskowitz maar louter als adviseurs van SeyssInquart.
XCAan het einde van de zondagochtend vond voorts bij Seyss-Inquart een bespreking plaats waaraan van Duitse zijde o.m. werd deelgenomen door Ceneralkommissar Wimmer, Schwebel, Plutzar (die zaterdag als tolk had gefungeerd), de waterstaatsdeskundige van het Reichskommissariat, Liese (de man van de grote razzia's) en een vertegenwoordiger van de Reichsbahn. Van Nederlandse kant waren er Hirschfeld, diens gemachtigde voor het vervoer mr. J. J. Oyevaar, Louwes, de voedseldeskundige dr. ir. M. J. L. Dols en het hoofd van de afdeling vervoer van het rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd H. J. van de Roemer. Schwebel lichtte de Nederlanders in over zijn bespreking met de Guingand en Seyss-Inquart vroeg of een aantal Nederlandse deskundigen met hem naar Achterveld wilde gaan. Daarop werd bevestigend geantwoord, evenwel met de opmerking er bij dat zij niet als deskundigen van SeyssInquart maar als Nederlandse deskundigen de uitnodiging aanvaardden. Afgesproken werd toen dat Oyevaar, Louwes, Dols en van de Roemer tot de groep van die deskundigen zouden behoren en bovendien nog Louwes' secretaris mr. CJ. van Schelle (een van de twee 'Haagse' secretarissen van de Vertrouwensmannen), de directeur van het rijkskolenbuI35
reau Ir. H. H. Wemmers (de aanvoer van steenkool was nauwelijks minder urgent dan die van voedsel) en de hoofdinspecteur van de volksgezondheid dr. C. Banning. Aan het eind van de middag vond toen een tweede bespreking plaats waarbij ook Wemmers en Banning aanwezig waren. 'Alle punten op het gebied van voedselvoorziening, verkeer, kolen, olie, benzine, volksgezondheid etc. passeerden de revue', schreef Hirschfeld's avonds in zijn dagboek. 'De R[eichs] K[oml'nissar] was ernstig doch zeer beheerst. Gezien de berichten over de radio' (de berichten over de oorlog en over de inmiddels begonnen voedseldroppings) 'is een spoedige ontknoping te verwachten.'
XCDie ontknoping zou voor Seyss-Inquart betekenen (hij was zich daarvan bewust) dat hij zou worden berecht - voor Hirschfeld dat hij zijn functie zou neerleggen. Niet zonder tevredenheid over wat hij in het algemeen en, naar hij meende, ook in de laatste maanden had bereikt: het door hem vijf jaar lang geleide deel van het overheidsapparaat zou de door de Geallieerden te verlenen hulp opvangen en zijn. gesprek met Seyss-Inquart op 2 april had tot een keten van gebeurtenissen geleid die in Achterveld hun voorlopige afsluiting zouden vinden. 'In Holland', zo schreef hij die avond verder,
XC'zal geen schot meer vallen. Het gehele capitulatieprobleem kan voor de Geallieerden mijns inziens alleen maar zijn een rustige overgave van Nederland, Denemarken en Noorwegen. Gezien de twijfels van de laatste maanden komen wij er dan wonderbaarlijk goed af. Ondanks alle persoonlijke gevoelens meen ik voor mij zelf een waardig slot van mijn ambt in de bezettingstijd te moeten prefereren, omdat ik weet hoe precies ik de gang van zaken heb aangevoeld en met hoe weinig twijfels ik zelf met mijn naaste vrienden het terrein daarvoor heb doen rijp worden. Het lijkt wel een onbegrijpelijke synchronisatie.' I
XCSeyss-Inquart en de overige Duitsers, onder hen ook weer Schwebel en Plutzar, en de zeven Nederlanders reden in de ochtend van maandag 30 april met auto's (in de zijne zat Seyss-Inquart gedeelten uit Bachs Matthäus Passion. te neuriën) via Amersfoort naar het niemandsland tussen de Canadese en de Duitse linies. Daar stapten zij uit, te voet gingen zij
I H. M. Hirschfeld: 'Dagboek', 29 april 1945.
verder: voorop een Duitse korporaal die een witte vlag droeg, daarachter Seyss-Inquart, gevolgd door de overige Duitsers, tenslotte de Nederlanders. Boeren die de kleine stoet gadesloegen, begrepen er niets van, een boerin riep de Nederlanders toe of het misschien de vrede betekende. Aan de grens van het niemandsland stonden jeeps van het Canadese leger klaar - die werden door de Nederlanders die er zo vaak in de radio over hadden gehoord, met verbazing aanschouwd. De jeeps brachten het gezelschap naar legerauto's die met wapperende witte vlaggen, begeleid door motorrijders, naar de school in Achterveld reden.
XCBij de school stonden enkele tientallen Achtervelders toe te zien. Er was van Geallieerde zijde een groot gezelschap bijeengekomen. Als hoofd van de Geallieerde delegatie zou, gelijk reeds vermeld, Eisenhowers chef-staf optreden, Bedell Smith - hij had uit Reims de chef van de Inte/ligence-afdeling van Shaef, Major-General Kenneth Strong, meegebracht (Bedell Smith wilde het de Duitsers duidelijk maken dat hun positie volstrekt hopeloos was en dat zij zich beter konden overgeven) alsmede het hoofd van de Russische delegatie bij Shaef, generaal Susloparow. Ook de Guingand en Foulkes, de bevelhebber van het Ist Canadian Corps, waren aanwezig alsmede generaal Galloway die zaterdag aan de bespreking met Schwebel deelgenomen had. Voorts was prins Bernhard naar Achterveld gekomen, vergezeld door overste van Houten en door de twee Vertrouwensmannen die uit Londen naar Apeldoorn waren gereisd: van der Gaag en Neher. Toen de prins, rijdend in Seyss-Inquarts grote open auto welke door BS'ers in Delden was aangetroffen, bij het schoolgebouw was uitgestapt, had er gejuich weerklonken en 'Leve de prinses!'; hem waren door twee meisjes enkele voor haar bestemde bloemen aangeboden die hem hadden verrast: in de emoties van die dagen had hij er niet aan gedacht dat zij op de joste jarig was. Hij had een lange lijst met punten bij zich, lopgesteld in overleg met van der Gaag en Neher, die hij aan de orde wilde stellen: het moest in de westelijke provincies uit zijn met inundaties, vernielingen, inbeslagnemingen, executies en razzia's, de Vertrouwensmannen dienden ongehinderd te kunnen communiceren met de regering en binnen bezet gebied, gevangenen moesten goed behandeld en zoveel mogelijk vrijgelaten worden en de Nederlandse Woffen-SS'ess, t.w. de mannen van de Landstorm Nederland, moesten uit de frontlinie worden teruggetrokken.
XCDe Duitsers en de zeven Nederlanders uit bezet gebied stapten tegen half een in Achterveld bij de school uit. Zij werden in het schoolgebouw,
XC1 Tekst: Enq., dl. V b, p. 579.
waar toen een bespreking gaande was tussen diegenen die van Geallieerde zijde waren gearriveerd, in één ruimte ondergebracht - dat zinde de zeven Nederlanders niet en op initiatief van van Schelle begaven zij zich naar de 'Geallieerde' ruimte. De eerste die zij daar ontmoetten, was de prins die uitvoerige vragen stelde over de toestanden in het westen en onmiddellijk voor elk van de zeven een slof sigaretten liet aanrukken. Het was lunchtijd - men liet de Duitsers in hun lokaal alleen zitten (onder bewaking), de zeven Nederlanders mochten aanschuiven. 'Het was', schreef Oyevaar later, 'een fantastisch gezicht, op de koffietafel boter bij het pond te zien liggen ... Het was alsof wij die dag in een droom leefden.' 1
XCNa de lunch werden de besprekingen geopend, en wel in de gymnastiekzaal waar een lange tafel was geplaatst. Aan de ene kant zaten de Geallieerden, aan de andere kant de zeven Nederlanders die met de Duitsers waren meegekomen, achter die Nederlanders de Duitsers.
XCBedell Smith opende de bijeenkomst met een kort woord. Vervolgens gaf de Guingand, gebruikmakend van de gegevens die Galloway hem had verstrekt, een overzicht van wat er in Engeland en in het bevrijde Zuiden aan levensmiddelen voor het B-2-gebied klaar lag (een overzicht dat door de zeven Nederlanders met evenveel verbazing als bewondering werd gevolgd) en hoe de Geallieerden dit naar dat gebied toe wensten te brengen: door de lucht (die transporten waren al gaande maar er waren meer afwerpterreinen nodig), met zeeschepen naar Rotterdam en, uit het bevrijde Zuiden, met binnenschepen en met vrachtauto's. De Guingand zei ook dat de Geallieerden o.m. door het zenden van de medische teams die door het Militair Gezag in het Zuiden waren gevormd, ten spoedigste de lijders aan de hongerziekte te hulp wilden komen.
XCWat Bedell Smith en de Guingand hadden gezegd, werd in het Duits vertaald en op een vraag van Bedell Smith antwoordde Seyss-Inquart dat de voorgestelde regelingen in beginsel zijn goedkeuring hadden.
XCEr werden vervolgens werkcommissies gevormd om die regelingen uit te werken - met de aanwezige LufiUJaffe-offlcier moest bijvoorbeeld worden afgesproken waar de nieuwe afwerpterreinen, zes, zouden komen te liggen en welke aanvliegroutes daarbij in acht genomen moesten worden (behalve gebieden rond Hoek van Holland, Ijmuiden en Den Helder werd het gehele luchtruim boven West-Nederland voor deJ. J.
1 Oyevaar in 0 IX,2-3 (febr.-mrt. 1955), p. 33.
Geallieerden opengesteld), de aanwezige officier van de Kriegsmarine moest meedelen hoeveel tijd het zou vergen, de Nieuwe Waterweg en de waterweg via Dordrecht vrij te maken van obstakels en mijnen. Er werd afgesproken dat van woensdag 2 mei af elke dag op tien afwerpterreinen I 500 ton aan levensmiddelen zou worden gedropt (daar is men beneden gebleven) en dat tweehonderd Geallieerde vrachtauto's uit de overslagplaats Rhenen (Rhenen met omgeving zou geneutraliseerd worden) per dag I 000 ton levensmiddelen naar het westen zouden vervoeren (de Geallieerden zouden voor de auto's en de benzine zorgen, Oyevaar moest zorgen voor Nederlandse chauffeurs); tenslotte, dat van vrijdag 4 mei af elke drie dagen drie schepen van ca. 2000 ton ladingen voedsel, steenkolen, benzine en olie naar Rotterdam zouden brengen. Afgesproken werd óók dat de Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening haar transporten over het Ijsselmeer zou hervatten.
XCAl die afspraken werden in het Engels en het Duits op schrift gesteld. Het nam allemaal enkele uren in beslag. Daarbij bleek dat op bepaalde punten nadere regelingen getroffen moesten worden, o.m. met Blaskowitz'staf (voor het vaststellen van de grens van het te neutraliseren gebied bij Rhenen) en met de leiding van het in het bevrijde Zuiden door het Militair Gezag gevormde Commissariaat Noodvoorziening. Afgesproken werd dat beide besprekingen in het bevrijde Wageningen zouden plaatsvinden: daarheen zou Blaskowitz' chef-staf Reichelt zich begeven op dinsdag I en Louwes op woensdag 2 mei; woensdag zou Schwebel meekomen: de protocollen van wat in Achterveld was afgesproken, zouden dan zijn getypt en die zouden ondertekend en uitgewisseld kunnen worden.
XCDe door prins Bernhard genoteerde punten werden in Achterveld niet aan de orde gesteld. De prins voerde over die punten overleg met Bedell Smith en deze zei dat hij wel iets over de gevangenen zou zeggen maar dat hij in plaats van de overige punten liever een ander met Seyss-Inquart wilde bespreken dat een veel algemener strekking had: de volledige capitulatie van de bezetter.
XCDie bespreking vond, terwijl de werkcommissies in verschillende schoollokalen zaten te overleggen, in een vrij kleine ruimte plaats waar men (Bedell Smith wenste een informele sfeer) om een ronde tafel ging zitten: Bedell Smith, Strong, de Guingand, Susloparow, prins Bernhard en twee tolken, een voor het Russisch, en min of meer tegenover hen Seyss-Inquart, Schwebel, Plutzar. Er kwam een fies gin op tafel - ook de Duitsers kregen een glas vol; dat gaf hun de indruk dat met Bedell Smith wel te praten viel.
XCBedell Smith drong vervolgens op een volledige capitulatie aan. Hij zei dat Eisenhower troepen genoeg had om West-Nederland te veroveren maar dat was ongewenst geacht: aan de burgerbevolking moest verder lijden bespaard worden, het gebied was in militair opzicht voor de Geallieerden niet belangrij k, trouwens: ook de Wehrmacht had er eigenlijk geen taak meer. Verdere strijd was dus zinloos, 'he said', aldus de Guingand, 'that is Ilias only a matter of weeks or perhaps days before Germany 111//5/ admit complete and absolute defeat' 1 (volgens Schwebels verslag? zei Bedell Smith: 'In spätestens sechzig Tagen tuiirde der ganze Kampf eu Ende sein' 3). Seyss-Inquarr antwoordde dat de bezetter de opdracht had, het Nederlandse kustgebied te ';;erdedigen, dat hijzelf niet bevoegd was om te capituleren - dat was een aangelegenheid die met generaal Blaskowitz moest worden besproken. 'But surely, Reichskommissar', zei toen Bedell Smith, 'it is the politician who dictates the policy to the soldier, and in any case our information points to the fact that no real Supreme Headquarters exists any longer in Germany to-day.' Dat laatste bestreed Seyss-Inquart. 'Man u/ird ', zei hij, 'in Zukunft uber unsere Haltung sprechen . Wir sehen es als notu/endig an, unsere Pfiicht zu tun.' 'Now, look here, Reichsmarshall'; zei toen Bedell Smith (hij vergiste zich in de titel),
XC'General Eisenhotver has instructed me /0 say that he will hold you directly responsible Jar ally [urther useless bloodshed. You have lost the war and you knou/ it. And if, through pigheadedness, yOll cause more loss oj liJe to Allied troops or Dutch civilians, you tuil! have to pay the penalty, and yOIl knoio what that will mean. You will be hanged.'
XCSeyss-Inquart: 'Das lässt micb kalt. '
XCBedell Smith: 'It will indeed. '4 Het gesprek werd op minder scherpe toon nog enige tijd voortgezet waarbij Seyss-Inquart op de vraag of hij het lot der politieke gevangenen wilde verlichten, bevestigend antwoordde. Bedell Smith zei nog tegen Seyss-Inquart (diens houding had bepaald indruk op hem gemaakt) dat
I F. de Guingands verslag in: p. 452. 2 Tekst: dl. V b, p. 562. , De twee uitspraken behoeven niet met elkaar in tegenspraak te zijn - wellicht heeft Bedell Smith gezegd dat de Duitse regering binnen enkele weken of dagen zou capituleren en dat vervolgens in uiterlijk zestig dagen het laatste verzet van Duitsers (hij dacht vermoedelijk aan de zou zijn gebroken. 4 Die laatste dialoog komt niet in de Guingands ofSchwebels verslag voor, wèl in aantekeningen die Drees maakte van de mededelingen welke hem door Neher onmiddellijk na diens aankomst in Den Haag (2 mei) waren gedaan (Collectie-W. Drees, map 'Kopieën'). Neher had het slot van de dialoog van prins Bernhard vernomen.
hij, mocht het tot een capitulatie van de bezetter komen, volledige geheimhouding kon toezeggen. 'Dey Reichskommissar eru/iden, dass u/ir Verautioortuno nicht nul' nach aussen, sondern var allem auch //01' uns selbst tnïgfll.'
XCUitdrukkelijk voor zich persoonlijk sprekend zei Bedell Smith aan het slot van het gesprek dat hij als militair en kenner van Duitsland (hij had, zei hij, zelf een Duitse grootvader) begrip had voor Seyss-Inquarts standpunt, hij verzocht deze, overleg te plegen met Blaskowitz en verklaarde zich bereid tot hervatting van het gesprek.
XC'Und als u/ir dann heraus kamen, habe ich,' aldus later Schwebel tot de Eng uêtecornmissie,
XC'ZlIl/[ Reichskommissar gesagt: 'Reichsminister ... , ich habe den Eiudruck, dass u/ir hiel' die ei/lzige Stel/e sind, die einen emsthaiten Kontakt irgendu/o I'/Ia/ mit del' Cegeuseite ge/vo/1IIe/l hal. Was der Himniler mit Bernadotte macht, ... da konunt ja nichts bei heraus. Sol/te ich nicht noch einmal zu Bedelf Smith hineingehen und ihnfragen, ob er nicht damit einuerstanden iudre, dass Sie einen Celeitbrief bekamen um uach Berlin ZLI geheu, und ineine Absidit u/äre dann, dass Sie ill Berlin sagen sollten: 'Hier, iclt habe eine ernsthafte Verbiudunç. Gib mil' Vol/macht jetet, über das Ganze zu verhandeln:' '
XCd.w.z. over een situatie waarin de Geallieerden zouden aanvaarden dat de Wehrmacht in strijd gewikkeld bleef met het Rode Leger.
XCSeyss-Inquart vond dat goed, Schwebel ging weer naar Bedell Smith; deze zei dat de Geallieerden vasthielden aan de onvoorwaardelijke overgave en als Seyss-Inquart deze wilde bepleiten, kon hij wellicht faciliteiten krijgen - daarover moest Eisenhower beslissen.
XCDit einde van de conferentie gaf Seyss-Inquart enige hoop. Toen het gezelschap dat uit Den Haag naar Achterveld was gegaan, in het begin van de avond weer achter de Duitse frontlijn was gekomen, waren de eerste woorden die Louwes en Dols van hem te horen kregen: 'Es war doch ein schoner Empfang' 2
XCBeide gezelschappen reden naar Den Haag terug. Oyevaar evenwel stapte in Utrecht uit. Hij wekte daar in de nacht enkele ambtenaren van zijn afdeling vervoer, aan wie hij de hen volledig verrassende tijding overbracht dat zij woensdag naar Rhenen moesten gaan om daar de tweehonderd beloofde Geallieerde vrachtauto's over te nemen. Chauffeurs werden de volgende dag, dinsdag, in Utrecht per aanplakbiljet opgeroepen - er kwamen zich voldoende aanmelden.
XC, Getuige E. A. Schwebel, Enq., dl. V c, p. 42. 2 M. J. L. Dols in Voeding, XVI, 5 (15 mei 1955), p.
In Den Haag kwam dinsdagochtend de groep die naar Achterveld was vertrokken, bij Louwes bijeen. Ook Hirschfeld was aanwezig. Louwes deelde mee wat in Achterveld was afgesproken. Nadien kreeg elk een eigen taak uit te voeren. Zo moesten in zes nieuwe steden (Amsterdam, Alkmaar, Haarlem, Hilversum, Utrecht en Gouda) verzamel- en sorteerploegen worden gevormd met het oog op de uitbreiding van operatie'Manna' die woensdag zou beginnen. Ook op de aanvoer naar Rotterdam moest worden gelet. Oyevaar reed er na afloop van de bespreking bij Louwes heen en riep via van der Mandeie, voorzitter van de Kamer van Koophandel, vertegenwoordigers van de havenbedrijven, de vemen, de stuwadoors, de cargadoors en de binnenvaart bijeen teneinde met hen een regeling te treffen voor het lossen, de opslag en het transport van de goederen die vrijdag via de Nieuwe Waterweg zouden beginnen te arnveren. Op woensdag 2 mei begaf Louwes zich met enkelen van zijn hoofdambtenaren naar Wageningen; in Rhenen was daags tevoren het geneutraliseerde gebied in een bespreking tussen Reichelt en Foulkes nauwkeurig aangegeven (Reichelt had daarbij gevraagd of, als het tot een capitulatie kwam, Foulkes kon waarborgen dat de Duitse militairen die zich in West-Nederland bevonden, niet aan de Russen zouden worden uitgeleverd, Foulkes had geantwoord dat hij die vraag aan Montgomery zou voorleggen). Rhenen passerend, constateerde Louwes dat vrachtautoconvooien met voedsel al westwaarts reden. In Wageningen begon om één uur een bespreking tussen Galloway en Schwebel. De protocollen van Achterveld werden ondertekend en uitgewisseld. Vervolgens werden allerlei aanvullende details besproken in werkcommissies, zoals ook al in Achterveld was geschied. Terwijl die commissies vergaderden, legde prins Bernhard, die samen met van Houten en Neher naar Wageningen was gekomen, een aantal van de punten die hij voor de conferentie van Achterveld had genoteerd, aan Schwebel voor, hem O.m. vragend of er nu orders waren gegeven om executies na te laten en politieke gevangenen in vrijheid te stellen. Hij vroeg ook of de bezetter de Nederlandse Waj(en-SS'ers en de Landwachters wilde ontwapenen, Schwebel zei dat dat niet mogelijk was; overigens was hij bereid tot hulp - hij nam Neher in zijn auto mee toen hij naar Den Haag terugging.
XCLouwes reed uit Wageningennaar Velp waar hij zijn eerste bespreking kon voeren met officieren van het Commissariaat Noodvoorziening. Die waren er, mèt het Militair Gezag in het algemeen, van uitgegaan dat in de hongerprovincies eigenlijk niemand meer tot normale arbeid in staat was - wij herinneren er aan dat, zoals wij in hoofdstuk 13 beschreven,
door het Netherland District van generaal Galloway was voorbereid dat in de steden in de hongerprovincies bijna duizend uitdeelposten van warm voedsel zouden worden ingericht welke bevoorraad zouden worden uit de bijna honderd bestaande Centrale Keukens en uit tweehonderd Noodkeukens welke het Netherland District daaraan wilde toevoegen. Louwes deelde evenwel mee, dat het distributie-apparaat in het westen intact en nog in volle werking was. 'Deze mededeling', aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'was een openbaring' - Louwes zei dat hij de opgezette hulporganisatie 'niet strikt nodig had, hij wilde ze echter wel gebruiken.' 1 Hij reed vervolgens naar Breda waar door Kruis, de chef-staf van het Militair Gezag, werd bepaald dat de gehele organisatie van het Commissariaat Noodvoorziening onder Louwes kwam te ressorteren.
XCVan woensdag 2 mei afwerd per dag ongeveer 1000 ton aan levensmiddelen uit Rhenen naar het westen gereden. Het depot Rhenen werd daarbij bevoorraad uit de grote depots in Den Bosch en Oss. In Rotterdam kwamen de eerste daar verwachte schepen niet op vrijdag 4 maar op zaterdag 5 mei aan, begeleid door een Duitse torpedobootjager; zij hadden bijna 2700 ton levensmiddelen aan boord. Drie dagen later werden meer dan twintig binnenschepen met door het Commissariaat Noodvoorziening bijeengebrachte voorraden van Arnhem Rijnafwaarts gezonden. Uit Stavoren en Lemmer waren toen ook al schepen naar Amsterdam onderweg. Daar kwam in de eerste week na de bevrijding alleen al 9 000 ton aardappelen aan (in de drie weken die volgden, 66 000 ton) - de B-2-hulp (operatie-'Manna' inbegrepen), de transporten uit het oosten en noorden des lands en die welke in het westen weer op gang waren gekomen, leidden er toe dat in de week die op 13 mei begon, aan de bevolking in het westen rantsoenen ter beschikking konden worden gesteld die dagelijks I 800 calorieën opleverden: 800 gram brood, 900 gram biscuit, 200 gram vet, 100 gram bater, I liter melk, 100 gram kaas, 200 gram peulvruchten, 250 gram suiker, een half blikje bacon of kaas en I kilo aardappelen.
XCAan meer dan twee-en-twintigduizend burgers had de hongerwinter het leven gekost. Er zou een veelvoud aan doden zijn geweest als de B-2 hulp weken, laat staan maanden, op zich had laten wachten.
XCIn hoofdstuk 14 vermeldden wij dat, toen de Canadezen in het oosten des lands noordwaarts oprukten, Mussert via de Afsluitdijk de wijk genomen had naar het westen; hij kwam op 5 april in Den Haag aan, waar hij zijn intrek nam aan de Korte Vijverberg in het vroegere huis van Groen van Prinsterer waar vóór de bezetting het Kabinet der Koningin was gevestigd en waar de NSB begin '43 haar Secretarie van Staat had kunnen inrichten. Ook andere vooraanstaande NSB'ers waren via de Afsluitdijk ontkomen, daarnaast eveneens, per fiets, vele honderden Landwachters. Een deel van die Landwachters werd naar het eoncentratiekamp Amersfoort gedirigeerd waar immers talrijke barakken leegstonden en waar nu een Landwacht-kamp werd ingericht; van de landwachters evenwel die voor de Engelsen en Canadezen uit van de Veluwe westwaarts trokken, kwamen velen in Utrecht terecht.
XCEr was, zoals uit hoofdstuk 4 bleek, in de hongerwinter veelover die Landwacht te doen geweest. Rauter had gewenst dat de Landwachters militair zouden worden ingezet, Mussert had zich daartegen verzet, maar injanuari had de inspecteur-generaal van de Landwacht, van Geelkerken, die eind december door Mussert als plaatsvervangend leider van de NSB was afgezet, zich bereid verklaard, zoveel mogelijk Landwachters voor de militaire inzet te winnen - hij was nadien, hoewel nu ook als lid van de NSB door Mussert geroyeerd, tot Kommandeur van de Landwacht benoemd. Voor de militaire inzet had zich in het oosten des lands vooral ook de fanaticus Rambonnet ingespannen die daar de Landwacht-eenheden die de spoorlijnen bewaakten, onder zijn bevelen had. Rambonnet nu verscheen op II of 12 april in het kamp te Amersfoort en zei daar dat elke Landwachter die dat wenste, onder zijn leiding in de Waffen-SS, t.w. in de Landstorm Nederland, kon worden opgenomen en dat wie dat weigerde, naar huis kon terugkeren. Er waren omstreeks vijfhonderd weigeraars; in plaats dat zij Amersfoort konden verlaten, werden zij tot hun verontwaardiging in het concentratiekamp opgesloten. Dat laatste ging van Geelkerken te ver: hij gaf zich moeite dat die omstreeks vijfhonderd zouden worden vrijgelaten (dat lukte na enkele dagen). Hij begreep overigens dat van een gesloten overgang van de Landwacht naar de Waffen-SS geen sprake kon zijn. Toen hij op 15 april in Amersfoort en drie dagen later op het Janskerkhof te Utrecht de Landwachters toesprak ('ik verwacht', zei hij in Utrecht volgens een der toehoorders, 'dat iedere man zijn plicht zal doen, net zo lang tot wij eindelijk in Scheveningen belanden, waar ieder dan maar een kano moet zoeken en
zien waar hij terechtkomt' I), betoogde hij dat de Landwachters een keuze moesten maken tussen drie mogelijkheden: ontslag, individuele dienstneming bij de Wehrmacht of toetreding tot een Landwacht-bataljon dat onder bevel van een Hauptmann van de Waffen-SS een taak zou krijgen vlak achter de Duitse Hauptkampflinie. Wij weten niet, hoeveel Landwachters voor de eerste, tweede of derde mogelijkheid kozen (voor de eerste maar weinigen, want wie ontslag nam, raakte zij n fiets en zijn bovenkleding, n1. zijn uniform, kwijt) - wèl dat de taak van diegenen die tot het bataljon toetraden, door de Hauptmann werd aangegeven als het ter plaatse doodschieten van 'ondergrondse strijders, Joodse Nederlanders en saboteurs en verder ook, zo er sprake was van illegaal werk, huizen verbranden en al het levend vee in beslag nemen'," en dat sommige Landwachters, die niet in het bataljon werden opgenomen, in groepen in Utrecht, Rotterdam en Den Haag belandden; een deel van de Haagse groep sloot zich eind april onder leiding van Rambonnet nog bij de in de zuidoost-hoek van de provincie Utrecht liggende Landstorm Nederland aan.
XCNa de grote uittocht op en omstreeks Dolle Dinsdag was, zoals wij in hoofdstuk 4 beschreven, toch nog een aanzienlijk deel van de 'foute' gezinnen in het westen des lands achtergebleven. In welke stemming werd in die gezinnen het voor Duitsland katastrofale verloop van de militaire strijd gevolgd? In de meeste vermoedelijk in grote angst voor wat de toekomst zou brengen en in diepe neerslachtigheid. Er waren evenwelook 'foute' elementen die zich vastklampten aan de hoop dat Hitler op het allerlaatst door de inzet van nieuwe geheime wapens een ommekeer zou bewerkstelligen. 'Mijn gevoel zegt', schreef een hunner midden april, 'dat D[ uitsland] de oorlog niet kàn verliezen, mijn verstand zegt dat D[ uitsland] het niet meer kan winnen' 3; 'ik kan niet geloven', aldus een tweede, 'dat alles voor nix is geweest, alle offers die gebracht zijn, in de eerste plaats door het Duitse volk, maar toch ook door ons ... De eindoverwinning moet en zalons zijn.' 4 Mussert zag dat laatste inJ.
I PRA-Utrecht: p.v. inz. C. van Geelkerken, A, p. 102 (getuige A.J.). 2 A.v., p. 103 (a.v.) en B, p. 8 (getuige H. W.). Brief, 14 april 1945, van D. M. Q. aan G. C. L. (Doe 1-995, C-I). 4 Brief 16 april 1945, van M. K- W. aan G. W. K (Doe 1-852, g-I).
zoverre anders dat hij, nu er wel van overtuigd dat Duitsland zou worden verslagen, bleef geloven, althans verkondigen, dat de NSB een grote toekomst had in Nederland, 'Het Hagespraakterrein I wacht op ons', zei hij op 7 april in 'Pulchri Studio' in Den Haag in een toespraak tot NSB'ers,2 'Wij zullen er', voorspelde hij, 'straks komen en het enthousiasme, na al het doorgestane, zal dan groter zijn dan ooit", Uit de ruïnes van het heden een groter, sterker, gezonder Nederlands volk te laten herrijzen dan er ooit geweest is, dat is onze roeping!' Toen hij evenwel op I7 april van Maasdijk, de Haagse burgemeester, bezocht, was hij, noteerde deze, 'bitter, schold als gewoonlijk op de Duitsers en zag er slecht uit, opgeblazen,' 3
XCTwee dagen later, 19 april, hield Seyss-Inquart, eveneens in 'Pulchri Studio', een toespraak ter gelegenheid van Hitlers verjaardag waarin hij, uiteraard verzwijgend dat een Aktennotie waarin hij zich tot besprekingen met de Geallieerden bereid verklaard had, naar Londen onderweg was, onderstreepte dat Blaskowitz en hij de Festung Holland zouden blijven verdedigen, 'Der Oberbefehlshaber der deutschen Streitkräfie in den Niederlan den hat mit mil", zei hij aan het slot, 'an den Führer einen Fernsprucli gerichtet, in dem wir aus der Festung Holland im Namen aller Verteidiger unsere unuer briichliche Treue und unerschûtterliche Standhaftigkeit ge!obel1, Wir u/erden dieses Gelobnis halten und crjullen, Es !ebe Grossdeutschland! Es lebe der Führer!' 4 Daverend applaus weerklonk. Onder het gehoor bevond zich, mèt andere vooraanstaande NSB'ers, Mussert.
XCZes dagen later, 25 april, reed de leider der NSB naar Amsterdam. In bet districtshoofdkwartier van de NSB nam hij er afscheid van Woudenberg, leider van het Nederlands Arbeidsfront (deze had besloten, in de Wehrmacht onder te duiken"), aan wie hij 'enigszins bewogen' (aldus Woudenberg") de band gaf, hem dankend voor zijn trouwen medewer!-l,l
I Her terrein bij Luureren waar de NSB haar z,g, Hagespraken had gehou den, 2 Tekst: NSB, 35 c. } H. C. van Maasdijk: 'Dagboek', 17 apri11945, 4 20 apri I I945, 5 in Duitsland als in Nederland werden talrijke personen die wisten dat zij gearresteerd en berecht zouden worden, door de in de gelegenheid gesteld, hen moeilijk vindbaar te maken: zij kregen een uniform en valse identiteitspapieren, Die faciliteit werd in het westen slechts aan vooraanstaande NSB'ers en aan SD'ers verleend - minder vooraanstaande NSB'ers konden worden; dan kregen zij een gele armband maar geen nieuwe identiteitspapieren, te zijn bood het voordeel dat men in de periode vlak na de capitulatie onder bescherming zou staan van de 6 Woudenberg: 'Memoires', P: 210,
king. 'Zijn oog viel op een stapeltje lectuur dat wat vereenzaamd op de lege boekenplanken stond.' Daartussen ontdekte hij een exemplaar van de Germanische Leithejte, het scholingstijdschrift van de Allgemeine ss. 'Hij greep het geschrift en slingerde het op de grond, met hoge stem schreeuwend: 'Die zwijnerij is tenminste nu ook afgelopen!" 1 Vervolgens ging hij op het Stadionterrein een grote groep daar verzamelde Landwachters meedelen dat hij de Landwacht had ontbonden (een Duitser die na hem het woord voerde, zei dat dat besluit ongeldig was). Toen hij vervolgens naar Den Haag terugreed, werd zijn auto bij Haarlem geramd door een auto van de Wehrmacht hij belandde met een lichte hersenschudding in een ziekenhuis te Haarlem. Nadat hij eerst daar en vervolgens twee dagen in zijn woning te Utrecht was verpleegd, ging hij op 30 april (op de dag dus van Seyss-Inguarts bespreking te Achterveld) weer naar Den Haag waar hij in het ziekenhuis 'Bronovo' nog een periode van rust wilde riemen.
XCIn Berlijn pleegde Hitler die dag zelfmoord.
XCDie zelfmoord werd in de radioberichtgeving van Berlijn uit verzwegen - voor de Reithsrundfunk (die bekend maakte dat Dönitz het nieuwe staatshoofd was), zei Goebbels dat Hitler 'gefallen' was (gesneuveld). In Den Haag nam Seyss-Inguart dat thema over in een pathetische oproep": 'Unser Führer ist im Kampf gefallen ... Sein Geist wird niemals enden. Er u/ird in allen Deutschen und in aller Zukunfi leben' Niet anders was de toon die Blaskowitz in het speciale Tagesbefehl' aansloeg waaruit wij al eerder in dit hoofdstuk enkele passages citeerden: 'Nun ist es an uns, den gleich starken Clauben an Deutschland bis zum letzien zu beu/eisen. Schliesst die Reihen eng in der Festung! ... Lieber den Tod auf dem Schlachtfeld, denn als Skiave in schmachvoller Gefangenschafi' wel te verstaan: in Russische gevangenschap. Tegen krijgsgevangenschap in Geallieerde handen had Blaskowitz geen bezwaar.
XCMusserts reactie op het bericht van Hitlers dood, hem in 'Bronovo' door Max Blokzijl overgebracht, was tekenend. Hij was, aldus later zijn adjudant, 'van mening dat de SS zou trachten, de NSB met geweld te vernietigen en verwachtte in dit verband ook een overval op het Groen van Prinsterer-huis, mede met het doel, zich meester te maken van ... de correspondentie die hij ... had gevoerd met Hitler, Himmler en de
1 A.v., p. 209-IO. 2 Tekst: 2 mei 1945. 3 Tekst: a.v., 3 mei 1945.
Rijkscommissaris" - stukken die, naar hij meende, slechts aantoonden dat hij met het Nederlandse volk steeds het beste voor had gehad.'
XCDat Dönitz het nieuwe staatshoofd was, was voor Seyss-Inquarr en I3laskowitz, die de Duitse strijdkrachten en politieformaties onmiddellijk op Dönirz als 'Fiihrer des Deutschen Reidies und Vo/kes' lieten beëdigen,' cen mededeling van grote betekenis. Seyss-Inquart had op 30 april Achterveld verlaten met de hoop dat Hitler hem zou machtigen, via Bedell Smith of Eisenhower onderhandelingen aan te knopen met Engeland en de Verenigde Staten. Wij nemen aan dat Seyss-Inquart en Blaskowitz op I mei overleg hebben gepleegd - er gingen althans in de nacht van I op 2 mei van beiden zakelijk gelijkluidende telegrammen uit waarin aan die hoop uitdrukking werd gegeven. Blaskowitz seinde aan het Oberkommando der Wehrmacht, Seyss-Inquart 'an den Führer' (Dönitz), beide in Flensburg.' Seyss-Inquarts telegram luidde:
XC"Verh andlunçen iiber Lebensmiuelrersorgung der holländischen Bevolleerung mit Ge ueral Stnit}: sehr positiu verlaujen. Kalllpfaujrrag [ür Fesiling Holland unberiihrt.
I K.A.£.: 'In afwachting van de Duitse capitulatie. De eerste week van mei 1945' (28 sept. 1948), p. 3 (Doe 1-1204, C-[4). 2 Minder door politieke achterdocht bepaald maar overigens getuigend van stekeblindheid voor aard en praktijk van het nationaal socialisme en voor de oorlogssituatie, was de reactie van van Maasdijk die midden in de nacht van I op 2 mei door Wimmer werd opgebeld met het bericht dat Hitler was gesneuveld. 'Ik geloof niet', schreef hij op de avond van 2 mei, 'dat ooit in mijn leven een mededeling mij zo geschokt heeft en aangepakt Onze dood, weg uit deze wereld! Tot het laatst een volkomen gaaf leven en zinvol einde, maar welk een tragisch slot in al zijn heldendom! Ik viel, na de mededeling van Wimmer, in een loodzware slaap en pas vanmorgen had ik de eerste reactie. Ik had moeite om me aan het ontbijt goed te houden Ik zag geen gat en werd overstelpt door mijn gevoelens van diepe weemoed en wanhoop over het einde van zo'n schitterend en rein leven. Ik riep mijn wethouders bij elkaar en herdacht met enkele woorden de zo oneindig grote man, aan wie de mensheid zulke verheven en nobele ideeën te danken heeft.' (H. C. van Maasdijk: 'Dagboek', 2 mei I945) 3 Eedsformulier, 3 mei 1945, van de Gouda van de CDI, T 5.lO58. 4 Op de bewaardgebleven stukken (resp. 487435 en 487434) staan de berichten aangegeven als telexbericht, maar uit het feit dat de teksten, als vermeld in Ralph Bennett's (p. 230), opgevangen en gedecodeerd zijn in leiden wij af dat zij radiografisch zijn overgebracht.
Dabei bot mir General Smith auf Grund hbheren Auftrags an, mit ihm Waffenstillstands uerhandlunçen zu bespreehen. Trotz unserer Ablehnung u/urde mil' völlig unverlangt jederzeitige Wiederaufnahme des Cespraehes angeboten. Hatte aus dem Ernst des Angebotes und der mil' gegenüber einçenommenen Haltune heraus den Eindrucle, dass auch darüber hinaus ernsthafte Besprechungen über allgemeine Pragen im Reiihsinteresse mög/ich u/aren. Bitte urn Weisung, gegebenenfalls um Vollmacht'
XCDit telegram interesseerde Dönitz in hoge mate. In een bespreking in de ochtend van 2 mei werd de conclusie bereikt dat de militaire situatie, aldus de aantekeningen van Dönitz' adjudant,' 'hoffnungslos' was; aangezien nu de Russen streefden naar de 'Vernichtung' van het Duitse volk, moest de strijd tegen het Rode Leger worden voortgezet,
XC'Ziel ist daher Kapitulation nul' var dein Westen. Da sie wegen der politischen Bindungen der Alliierterr untereinander auf offiziellem Wege durch die obersten Instaneen unmogiich ist, muss sie durch Teilaktionen, etu/a auf del' Basis del' Heeresgruppen, versucht u/erden, Hierzu zweckmässig, sich bereits arzgekniipfier Beziehungen zu bedienen. Reichsleommis sar Niederlande ... erhdlt Befehle, sofort ins Hauptquartier zu kommen.'
XCSeyss-Inquart moest dus naar Flensburg gaan. Aan een tocht per vliegtuig viel, doordat hij geen vrijgeleide van Shaef had, niet te denken - hij voer in de nacht van woensdag 2 op donderdag 3 mei aan boord van een motortorpedoboot van de Kriegsmarine naar Noord-Duitsland, daarbij Liese meenemend. In Flensburg had hij donderdagmiddag een bespreking met de nieuwe Reichsaussenminister, Schwerin von Krosigk", Nu was hij, wat het aanknopen van contact met de Geallieerden betrof, niet optimistisch, vermoedelijk omdat de politieke betekenis van de aanwezigheid in Achterveld van generaal Susloparow, deze mocht dan gezwegen hebben, tot hem doorgedrongen was. 'Die Frage des Versuches von Teilkapitulationen beurteilt er schwierig', tekende Dönitz' adjudant aan, 'da er den Eindruck noch vcrhandener Zusammenarbeit der Alliierten hat. Trotzdem muss Versuch auf dem bereits angekniipjten Wege fortgesetzt ioerden. Fûr unsere Haltung im niederländischen Raum gilt: Kampfauftrag erfüllen, abel' Land nicht iiberschu/emmen . Eine honorige Überleitung räumt uns einen kleinen Kredit ein.' Seyss-Inquart moest derhalv'e naar West-Nederland terugkeren (' Gleich nach meiner Rûckkehr werde ich verhaftet'; zou hij tegen Speer hebben
I Uittreksels uit zijn dagboek: Doe 1-1564, b-y, 2 De Geallieerden èn de Sowjet Unie. 3 Deze had de plaats ingenomen van van Neurath die men niet had kunnen bereiken.
gezegd!); die terugkeer mislukte: door het slechte weer kon de motortorpedoboot in de nacht van donderdag op vrijdag niet uitvaren. Op vrijdag had hij in Flensburg een tweede bespreking met Schwerin von Krosigk (Himmler was er bij aanwezig) "übet', aldus weer Dönitz' adjudant, 'Kapitulationsfragen und weiter eu gehende Wege.' Opnieuw werd vastgesteld dat het Seyss-Inquart zou zijn die diende te trachten, met de Geallieerden in gesprek te komen. In Den Haag kreeg Schwebel uit Flensburg de opdracht, aan Shaef te vragen of Seyss-Inquart een vrijgeleide kon krijgen om naar West-Nederland terug te keren teneinde de voorwaarden voor een wapenstilstand te bespreken. Schwebel zocht onmiddellijk van der Vlugt op, maar deze zei: 'Er is voor de Duitsers maar één ding mogelijk; dat is: onvoorwaardelijke capitulatie, en daarvoor is Seyss-Inquart niet nodig.' 2
XCIn de dagen, voorafgaand aan de conferentie te Achterveld, waren de Vertrouwensmannen en kolonel Koot zich grote zorgen blijven maken over het lot van de politieke gevangenen (zij hadden vernomen dat in Zutphen Todeskandidaten vlak voor de bevrijding waren doodgeschoten) en over mogelijke wanhoopsdaden van de Landwacht en de Landstorm - namens hen had van der Vlugt op de dag van de conferentie in een brief aan Seyss-Inquart" aangedrongen op de onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen en de onmiddellijke ontwapening van Landwacht en Landstorm, alsook op het terstond verwijderen van alle explosieve ladingen. Een tweede brief van dien aard volgde op deoste" en daarin deelde van der Vlugt mee dat aan Nederlandse kant (d.w.z. door Koot) maatregelen waren getroffen, "um nicht nur Sabotage sondern aucli Tätigkeiten gegen SD und andere deutsche Einhalt gebieten' (dat sloeg op het bevel waarmee de sabotage was stopgezet). Seyss-Inquart antwoordde niet - vandaar dat de Vertrouwensmannen en Koot opmei aan Louwes een voor prins Bernhard bestemde brief meegaven" waarinp. 131. 3 Tekst in Vm: Het Duitse aanbod, p. 20. 4 Tekst: a.v., p. 21. 5 Tekst: a.v., P·9
j 2 I Althans: dat schrijft deze in zijn memoires (A. Speer: p. 498), maar wij nemen aan dat Seyss-Inquart in werkelijkheid heeft gezegd dat hij verwachtte, gearresteerd te worden wanneer na zijn terugkeer zou blijken dat geen enkel accoord met de Geallieerden mogelijk was. 2 Getuige A.]. Th. van der Vlugt, dl. V c,
zij bun bezorgdheid uitspraken en verzochten dat de Geallieerde vertegenwoordigers in volgende besprekingen met de nodige strakheid tegenover de Duitsers zouden optreden. Dat dat laatste in Achterveld niet het geva 1 was geweest, hadden de Vertrouwensmannen en Koot geconcludeerd uit wat zij hadden gehoord omtrent de Duitse reacties op maandag 30 april. Woensdagochtend gaf Koot dienaangaande telefonisch (nl. via de clandestiene lijn van het CID-net die het westen des lands verbond met bet bevrijde Ermelo') de volgende waarschuwing aan prins Bernhard door- :
XC'Duitse afgevaardigden die maandag zeer terneergeslagen naar besprekingen verrrokken', waren na terugkomst in Den Haag betrekkelijk opgelucht door tegemoetkomende houding, ondervonden bij de besprekingen met Geallieerde officieren, en waren van mening dat met deze heren veel beter te praten viel dan met die veeleisende en aggressieve Hollanders in Den Haag. Trokken bovendien uit de besprekingen de conclusie dat van capitulatie in de eerste weken nog geen sprake zou zijn.'
XCPrins Bernhard lichtte Shaef in - het gevolg was dat Bedell Smith op donderdag 3 mei Seyss-Inquart en Blaskowitz telegrafisch waarschuwde dat zij persoonlijk verantwoordelijk zouden worden gesteld voor eventuele wandaden die zich nog aan Duitse kant zouden voordoen. De twee telegrammen van Bedell Smith" werden vrijdagochtend in Den Haag ontvangen en door van der Vlugt onmiddellijk doorgegeven.
XCInmiddels had Reichelt, chef-staf van Blaskowitz, in opdracht van deze via de Ortsleotntnandant van Amsterdam met Koot contact gezocht. Blaskowitz ' bedoeling was, van Geallieerde zijde de waarborg te krijgen dat de in West-Nederland te ontwapenen militairen van de Wehrmacht niet aan de Russen zouden worden overgedragen (hij had op I mei Reichelt in Wageningen alom die waarborg laten vragen) - Reichelt zou nu de wens uiten dat Koot koningin Wilhelmina zou verzoeken, zich daarvoor moeite te geven. Reichelt, Ceneralleutnant, had evenwel duidelijk gemaakt dat hij slechts bereid was tot een gesprek met een opperofficier. Nu, dat probleem werd snelopgelost: ingelicht via de CID-lijn, bevorderde prins Bernhard kolonel Koot tot tijdelijk generaal-majoor - Reichelt kreeg dus een generaal tegenover zich.
I Via deze lijn had Neher op 24 april een eerste gesprek kunnen voeren met Koot en Six; tussen 24 april en 2 mei was dit telefooncontact voortgezet. 2 Tekst in Vm: p. 10. 'Seyss-Inquart, Schwebel en Plutzar. 4 Teksten in Vm: p. ID.
XCDe bespreking met de chef-staf van Blaskowirz begon 's middags om drie uur in een villa te Laren; Koot had er Borghouts (die daags tevoren, donderdag, bij de SD in Den Haag had bereikt dat gevangen BS'ers ten spoedigste zouden worden vrijgelaten ') en majoor Kok naast zich. Reichelts 'eerste vraag', vertelde Kok aan de Enquêtecommissie,
XC'was deze: "Sind Eure Truppcn anerleannt? Toen antwoordde Koot: 'faiaohl, Herr Gcnerall ', Waarop Reichelt vroeg: 'Vall iuern? 'Vall unscrer Konigin', zei Koot. Waarop Reichelt vroeg: 'Wo befinde: sich jetet Eure KÖlligill" Koot antwoordde: '[II 'A II neville' bei Breda '.0 Reichelt zei daarop (ik zeg het nu maal' in het Hollands): 'Wilt u aan uw koningin een vraag overbrengen, en wel de volgende: is er voor ccn eerlijke Duitse generaal en zijn eerlijke Duitse medestrijders, waartoe ik niet reken de Gestapo, de SD, de Crime Polizei. de Nederlandse Landwacht en ander Ccsiudel. een mogelijkheid om te worden gevrijwaard van dwangarbeid in Rusland?'
XCKoot antwoordde dat hij bereid was, die vraag over te brengen, maar dat hij uiteraard niet kon instaan voor het antwoord. 'Wenll Sie das nicht 11111 so/ItCI1', zei toen Reichelt (aldus Kok),
XC'so u.iirdc iucin Oberbefehlsh aber rum endgiiltlgell Kamp] iin u/estlichen Holland bereit sein. Verstehen Sic das" Verder zei hij nog: 'DeIIn jeder riittelt all der Leidie Deutschlands, abel' ich u/arue Sie 1'01' der ra/en Cefahr' '3
XCBlijkens het protocol van deze bespreking" gaf Kok, die door de waterstaatsdiensten dagelijks op de hoogte was gehouden van alle vernielingsvoorbereidingen door de Wehrmacht en van alle onderwaterzettingen waartoe het ook na de inundatie van de Wieringermeer nog was
1 Borghours' gesprek vond plaats in een Haags hotel waar Schöngarrh zijn bureau had ondergebracht. Schöngarth was overigens zelf niet aanwezig - Borghours, die door van der Vlugt werd vergezeld, sprak er met Kolitz en Schreieder. Borghours eiste dat de SO zich onvoorwaardelijk zou overgeven. Die eis werd afgewezen. Wèl werd toegezegd dat gevangen BS'ers, als men daar lijsten van ontving, onmiddellijk zouden worden vrijgelaten. Na de bespreking lichtte Borghouts uit Den Haag telefonisch Koots staf in Am sterdam in en deze staf gaf toen een bevel door aan de gewestelijke cernmandanten dat lijsten met de namen en de verblijfplaatsen van gevangen BS'ers terstond aan de staf moesten worden toegezonden. 2 De koningin was op 2 mei uit Londen naar Noord-Brabant gevlogen en had daar op het landgoed 'Anneville' haar intrek geno men waar tot midden april prins Bernhard en enkele leden van zijn staf hadden gewoond. 3 Getuige]. Kok, dl. V c, p. 333. 4 Tekst in Vrn: p. 12-1 3.
gekomen (hij had in de voorafgaande dagen die inlichtingen regelmatig doorgegeven aan de waterstaatsdeskundige van het Reichskommissariat'ï, Reichelt toen een nauwkeurig beeld, waar nog gevaar dreigde, vooral ook wanneer de Wehrmacht op het allerlaatst verdere haveninstallaties en verkeersen spoorbruggen zou opblazen. Reichelt antwoordde dat 'de Oberbejehlshaber' bevolen had, alle vernielingen na te laten, maar erkende dat deze wellicht niet de 'kwaadwillige elementen' in de hand had; hij zei voorts dat het in de bedoeling lag, de Landwacht geleidelijk te ontwapenen.
XCUit wat Reichelt betoogde, kan men coneluderen dat Blaskowitz toch nog een slag om de arm hield: als de onvoorwaardelijke overgave zou inhouden dat zijn militairen in Russische krijgsgevangenschap zouden raken, dan zou hij het tot de 'endgültige Kampf im u/estlichen Holland' laren komen, althans: daarmee dreigde hij. Het kan dan ook niet anders of ook hij werd verrast toen zich die vrijdagavond om ongeveer negen uur, vrij kort nadat Reichelt hem in Hilversum verslag had uitgebracht van de bespreking met Koot, het bericht begon te verspreiden dat Field Marshal Montgomery bij Lüneburg de onvoorwaardelijke overgave van de Wehr macht in heel Noordwest-Europa had aanvaard, West-Nederland inbegrepen.
XCVoordat wij aan het volgende hoofdstuk ('Het Westen bevrijd') toekomen, is er één punt waarbij wij dienen stil te staan: het dispuut tussen enerzijds de Vertrouwensmannen en Koot, anderzijds de gebundelde illegaliteit. Een heftig dispuut! Het heeft na de bevrijding enkele jaren lang de gemoederen van velen beziggehouden.
XCEerder wezen wij er al op dat de Vertrouwensmannen, voorzover zij vaste verbindingen hadden met illegale groepen, scherpe kritiek ontvingen van diegenen met wie zij op illegaal gebied hadden samengewerkt, hoon zelfs: zij werden lieden genoemd die, zo werd het gesteld, dwars tegen het ethos van verzet en illegaliteit in hadden gehandeld - Bruins Slot zal wel niet de enige zijn geweest die, zoals hij tegen Oranje deed, de term 'verrader' in de mond nam. De animositeit tegen de Vertrouwensmannen nam nog toe toen Koot, gelijk vermeld, enkele dagen voor de bevrijding de drie sectie-vertegenwoordigers in de Contact-Commis
als hij had geweten dat de georganiseerde illegaliteit daar een principieel tegenstandster van was.
XCNa de bevrijding werd die animositeit tegen de Vertrouwensmannen bij een deel van de voormannen dier illegaliteit nog aangewakkerd toen prins Bernhard eind mei een bespreking had met enkelen hunner (vertegenwoordigers van de nu officieel opgerichte Grote Adviescommissie der Illegaliteit), onder wie Drion en Meijer. 'Nauwelijks toen wij binnen waren', zo vertelde Drion vijfjaar later aan de Enquêtecommissie, 'vroeg de prins of wij de heren van de telegrammen waren' (de protest-telegrammen) 'en hij begon uitvoerig te vertellen wat hij van zijn kant, dus in het bevrijde Zuiden, van deze telegrammen had meegemaakt' - hij vertelde evenwel ook van een gesprek dat hij kort tevoren met Blaskowitz had kunnen voeren. Deze had verklaard, 'dat hij' (zo werden de woorden van de prins door Drion weergegeven)
XC'begin april aan Seyss-Inquart had meegedeeld dat, afgezien van het verloop van de krijgsverrichtingen in Duitsland, hij het niet meer met zijn geweten in overeenstemming kon brengen, het militaire verzet voort te zetten in dit afgesloten gebied, zodra eind april het eten op zou zijn, op de basis waarop toen officieel het eten werd gedistribueerd.'
XCDe prins had, aldus Drion, uit die verklaring geconcludeerd dat, als de Vertrouwensmannen geen enkele actie hadden ondernomen, de Wehr macht in West-Nederland eind april eigener beweging zou hebben gecapituleerd, en hij had dat uitgedrukt in 'de min of meer studentikoos geformuleerde zin: 'wij zijn dus bij de neus genomen', althans iets dergelij ks.' I
XCDrees raakte in die dagen in moeilijkheden gewikkeld met Schermerhorn die in Je Maintiendrai de Vertrouwensmannen op één lij n had gesteld met 'Hirschfeld en zijn trawanten'. Hèm en Schermerhorn wilde de koningin de formatie van het eerste naoorlogse kabinet opdragen - Drees verklaarde zich slechts bereid, samen met Schermerhorn die taak ter hand te nemen, nadat deze laatste, na kennis te hebben genomen van het dossier over alles wat op Seyss-Inquarts aanbod was gevolgd, hem had gezegd dat hij zijn kritiek in Je Maintiendrai niet langer kon onderschrijven.
XCBij de Vertrouwensmannen leefde de sterke behoefte, het beleid dat zij in april hadden gevoerd, krachtig te verdedigen. Op 17 mei ging vanJ.
I Getuige Drion, dl. V c, p. 677.
hen een brief uit 'aan de gezamenlijke verzetsbeweging (behalve het V[aderlands] C[omité])' 1 waarin zij als hun mening weergaven dat hun beleid,
XC'hetwelk de instemming onzer regering heeft gehad, terwijl de Geallieerden hebben gehandeld naar het dienovereenkomstig gegeven advies der regering, er toe heeft mogen bijdragen vergroting van de rampen die toch reeds over land en volk zijn gekomen, zeer te beperken, voedsel te doen komen op het ogenblik waarop het hier geheel dreigde te gaan ontbreken, en vele mensen, ook van onze Geallieerden te sparen, zonder de bevrijding ook maar één dag te vertragen en zonder dat aan de eer van Nederland of van de Geallieerden in het minst is te kort gedaan.'
XCDe Vertrouwensmannen schuwden, zo bleek, de openbaarheid niet: 'de uitgave van een volledig overzicht met bijvoeging van de gewisselde stukken kan', schreven zij, 'worden tegemoet gezien.'
XCBegin '46 publiceerden zij twee verslagen: een algemeen verslag van hun werkzaamheden en een apart verslag, Het Duitse aanbod tot een beëindiging der feitelijke vijandelijkheden in het nog bezette Nederlandse gebied van april 1945 ... opgesteld in overleg met de Commandant der Binnenlandse Strijdkrachten. Dag voor dag gaf dit tweede verslag een gedocumenteerd overzicht van de gevoerde besprekingen en gewisselde c.q. opgestelde stukken en telegrammen. Volledig was het evenwel niet: er kwam niets in voor over het dispuut met de illegaliteit.
XCEvenmin schreef Gerbrandy daar iets over in zijn, eveneens in '46 gepubliceerd memorandum Enige hoofdpunten van het regeringsbeleid in . Londen, waarin hij wèl aan de besprekingen die op Seyss-Inquarts aanbod waren gevolgd, in ruime mate aandacht besteedde.
XCDat het dispuut niet uit de belangstelling was verdwenen, bleek in april '47, toen P. Geyl, de Utrechtse hoogleraar in de geschiedenis, in het weekblad Vrij' Nederland een lang artikel deed verschijnenwaarin hij om te beginnen een beknopt overzicht gaf van de gang van zaken, leidend tot 'een afzonderlijke en 'onofficiële' wapenstilstand'; deze was door de illegaliteit verworpen. 'Wie zich', schreef Geyl,
XC'in de geestesgesteldheid van die spannende dagen nog verplaatsen kan, heeft geen moeite dit te begrijpen. Het afzwenken in Duitse richting van de Britse legers, vervolgens het onmiddellijk weer blijven steken van de even zo hoopvolle
XC1 Tekst in Witboek CAe, p. 98-99. 2 Tekst in Enq., dl. V b, p.
stoot over de Ijssel, dat was voor ons in het westen een ondraaglijke zenuwkwelling geweest. Nu het vooruitzicht, dat wij voor onbepaalde tijd met de Duitsers opgescheept zouden zitten, na een soort minnelijke schikking zoals nergens anders werd toegepast - wat een anti-climax! Hadden wij dáárvoor onze SS? Moesten al die wapens, moest al die oefening, moest al wat daarvoor gewaagd en geleden was, nu op het kritieke ogenblik als oud vuilopzij geschoven worden en moesten wij uit angst voor de klappen toestemmen in een zo smadelijke regeling? In die geest schreven de illegale blaadjes, en ik wil wel bekennen dat ik, als medewerker van VrU Nederland om mijn oordeel gevraagd, mij eveneens in die geest uitte.'
XCMaar Gey 1 was er anders over gaan denken:
XC'Is het eigenlijk wel nodig om ter verdediging van het beleid van Vertrouwensmannen méér aan te voeren dan dat de koningin en het kabinet in Londen het, gezien de militaire onmogelijkheid om een snelle gewelddadige bevrijding door te zetten, dekten, en dat Churchill na zijn eerste opwelling van tegenzin, Roosevelt' en de Russen, en eindelijk generaal Eisenhower (ook die uit vrije wil) er zich bij aansloten? Het knarsentanden van de verzetsbeweging is, ik herhaal het, alleszins begrijpelijk. Maar Vertrouwensmannen, die een kans aangrepen om ons volk een laatste, onmetelijke ramp te besparen, hadden een ruimer, meer een staatsman-blik op de realiteit.'
XCHiermee was evenwel, aldus Geyl, 'niet alles gezegd': wàt, als het einde van de oorlog aanzienlijk later was gekomen?
XC'De ontzettende morele kater, waarop ons het tot stand komen van een 'onofficiële wapenstilstand' te staan zou zijn gekomen: de Engelsen maandenlang voor Amersfoort en de Duitsers half getemd nog in ons midden, de verzetsbeweging gedwongen hen te ontzien - die hebben wij ... niet ten volle gevoeld. In zover, kan men zeggen, hebben niet alleen wij, maar heeft ook het beleid van Vertrouwensmannen geluk gehad. Maar waarom zouden wij hun dat niet gunnen ?'
XCZij hadden gehandeld, concludeerde hij, 'met een gezonde realiteitszin en met ernstig verantwoordelijkheidsbesef', de illegaliteit daarentegen had haar politiek gebaseerd 'op een wens, een illusie: dat namelijk de bondgenoten in staat waren, met één slag het westen te bevrijden.'
XC, Geyl had Roosevelt niet mogen noemen; wij zijn er overigens van overtuigd dat deze, ware hij niet op 12 apriloverleden, het zou hebben goedgekeurd om op Seyss-Inquarts aanbod in te gaan: hij had zich in oktober '44 al uitgesproken voor het lukraak afwerpen van voedsel boven Nederland.
XCDe aangevallen oud-illegaliteit liet het er niet bij zitten.
XCIn de lente van '50 verscheen in opdracht van de Grote AdviesCommissie der Illegaliteit het (door mr. H. W. Sandberg geschreven) Witboek over degeschiedenis van het georganiseerde verzet voor en na de bevrijding en daarin werd een uitvoerig gedeelte van 20 pagina's' gewijd aan 'De besprekingen met de Duitsers in april-mei I945'. Uiteraard waren daarin de protest-telegrammen opgenomen. Ook werden de motieven welke tot het verzenden van die telegrammen hadden geleid, uitgebreid weergegeven. 'Het ingaan op het vijandelijk voorstel', zo werd opgemerkt,
XC'impliceerde het accepteren van de Duitse voorwaarden van stillegging van het Geallieerde offensief en, de facto, van alle illegale activiteit in de nog bezette provincies. Het aannemen van dergelijke voorwaarden in deze omstandigheden achtte de verzetsbeweging op zichzelf reeds uitgesloten en in strijd met de politiek van unconditional surrender. Bij aanneming van het Duitse aanbod en bij voortduren van de strijd in Duitsland gedurende enkele maanden ... zou een situatie in Westelijk Nederland ontstaan die naar de mening van de illegaliteit volstrekt onaanvaardbaar was ... Bovendien zouden de door de Geallieerden aan te voeren voedingsmiddelen niet alleen aan de Nederlandse bevolking maar ook aan de vijand ten goede moeten komen ... De gevolgen van een dergelijke situatie voor het moreel van ons volk en voor ons politiek prestige in het buitenland ... zouden niet minder dan fataal zijn geweest.'
XCDaar kwam dan nog bij dat, aldus het Witboek, Seyss-Inquarts aanbod eigenlijk nodeloos was aanvaard: op I2 april zou de Wehrmacht haar inundatievoorbereidingen nog niet hebben voltooid (gewezen werd op het haastwerk aan de IJsselmeerdijk van de Wieringermeer) en 'omstreeks 15 april' had 'de toen op de Veluwe aanwezige leger- en tankmacht der Geallieerden zonder belangrijke tegenstand en moeilijkheden naar Amsterdam kunnen doorstoten.' Voorts was er 'geen enkele reden (geweest) om aan te nemen dat de Duitsers zich ditmaal aan een afspraak zouden houden.' Dan: de Vertrouwensmannen hadden in enkele stukken wel op een snelle militaire bevrijding aangedrongen, maar daar hadden zij eigenlijk zelf niet in geloofd - 'in werkelijkheid (hadden zij) slechts één mogelijkheid (gezien): ingaan op het Duitse voorstel.' Verder: de Vertrouwensmannen en Koot hadden
XC'niet ingezien dat, terwijl acceptatie van het oorspronkelijk aanbod (capitulatie met als enige voorwaarde reële berechting van Duitsers en uitblijven van aan
I p. 79-99.
slagen op Duitsers) inderdaad niet in strijd met de politiek van unconditional surrender zou zijn geweest, na 9 april het Duitse voorstel volledig van karakter veranderde: van capitularie sprak de vijand niet meer.'
XCEn had Seyss-Inquart in werkelijkheid wel weergegeven wat Blaskowitz' opvatting was? Deze had 'begin april aan Seyss-Inquart meegedeeld, zich zonder meer aan de Geallieerden te zullen overgeven op de dag dat in de loop van de maand alle voedsel in Westelijk Nederland op zou zIJn.
XCOok het feit dat de Vertrouwensmannen de zaak geheim hadden gehouden, werd afgekeurd. Die geheimhouding was niet geslaagd, er waren 'binnen enkele dagen' geruchten gaan circuleren.
XC'Het gevoel van onzekerheid, daardoor ontstaan in de illegaliteit, zou zonder twijfel voorkomen zijn als Vertrouwensmannen in overleg met de ContactCommissie (de leden daarvan waren uiteraard gewend, geheime zaken te behandelen) hadden gehandeld, in een zaak die zozeer het algemeen beleid van het verzet regardeerde: beleid dat ... uitsluitend tot de bevoegdheid van de ContactCommissie behoorde.'
XCVervolgens werd dan nog in het Witboek gesteld dat 'de wijze waarop de besprekingen van Nederlandse zijde waren gevoerd' (met SeyssInquart, op 12 april) 'niet alleen tactisch en psychologisch onjuist' waren geweest, 'maar tevens niet in overeenstemming met de waardigheid, welke men onder die omstandigheden had mogen verwachten': men had Seyss-Inquart 'onder hoge druk' moeten plaatsen en hem 'op hoge toon' persoonlijk verantwoordelijk moeten stellen voor verdere vernielingen en executies, en het was onwaardig geweest dat van der Vlugt in het onderhoud met Seyss-Inquart gesproken had van Nederlands 'taak ... om weer tussen Duitsland en de andere landen een bemiddelende rol te spelen."
XCTenslotte werd in het Witboek de opinie geuit dat Eisenhower er in tegenstelling tot het College van Vertrouwensmannen niet aan had gedacht, van de politiek van unconditional surrender af te wijken - hij zou de bespreking in Achterveld hebben beperkt tot de zaak van het relief, en met zekerheid '(kon) gezegd worden dat Eisenhower niet het Duitse voorstel tot een wapenstilstand zou hebben aanvaard.'
I Wij herinneren er aan dat de Vertrouwensmannen en Koot hebben geweigerd, dit door van der Vlugt naar voren gebrachte argument in de op te nemen.
XCZo stonden de opvattingen tegenover elkaar toen de Enquêtecommissie van de Tweede Kamer haar oordeel diende te formuleren. De commissie had de beschikking over de publikaties terzake (ook over enkele niet-gepubliceerde stukken als le Poole's overzicht) en zij verhoorde zeventien getuigen I, onder wie Drion en Meijer die de kritiek van de illegaliteit op het beleid van de Vertrouwensmannen uitgebreid vertolkten. Drion had het gehele dossier nog eens doorgelezen. Zijn opinie was, 'dat Seyss-Inquart op meesterlijke wijze het spel heeft gespeeld. Hij heeft eerst getoetst' (in Schwebels eerste gesprek met van der Vlugt),
XC'en toen hij merkte dat bij de besprekingen de wederpartij boterachtig reageerde ... tastte (hij) door, heeft (hij) die zwenking gemaakt en ... het karakter van zijn voorstellen helemaal gewijzigd ... Bij een andere aanpak van Nederlandse zijde (zou) Seyss-Inquart waarschijnlijk zijn oorspronkelijk aanbod (capitulatie van de ingesloten troepen) ... hebben gehandhaafd, welk aanbod zeker wel aanvaardbaar was.' 22
XCDe aanpak van Vertrouwensmannen had niet gedeugd. 'Wij hadden', zei Drion,
XC'reeds direct de indruk, en dat is door het dossier versterkt, dat Vertrouwensmannen, zonder twijfel niet bewust, tot de spreekbuis waren geworden van de stroming die gedurende de bezetting een der gevaarlijkste tegenstanders van het verzet is geweest, namelijk de stroming niet van de NSB, maar van de loyale samenwerking met de vijand.' 3
XCDe verklaringen en de belangrijkste stukken werden door de Enquêtecommissie in een hoofdstuk van 70 pagina's weergegeven dat eind' 50 in het vijfde Enquêteverslag werd gepubliceerd.' De Vertrouwensmannen en Koot hadden, schreef zij, 'steeds eensgezind het standpunt ingenomen dat de mogelijkheid van onderhandelen moest worden aangegrepen en dat die lijn gevolgd moest blijven", welnu: 'De commissie is van oordeel' (unaniem),J.
I In alfabetische volgorde: Borghouts, Bosch van Rosenthal, Drees, Drion, van der Gaag, Gerbrandy, Hirschfeld, Kok, Koot, Meijer, Neher, le Poole, van Randwijk, Schwebel, Six, van der Vlugt en Waltersom. a Getuige Drion, dl. V c, p. 678. 3 A.v., p. 677. 'A.v., dl. V a, p. 787-857. 5 Er werd Koot niet gevraagd waarom hij zich eind april in zijn mededeling aan de Contact-Commissie van de besprekingen had gedistancieerd.
'dat deze weg de enige was die onder deze omstandigheden verantwoord geacht moest worden. Hoe onzeker het resultaat van onderhandelingen ook zou zijn, men mocht eenvoudig, gezien de katastrofe die van een gewapenderhand optreden het gevolg zou zijn, niet anders doen dan trachten de in onderhandelen gelegen mogelijkheid zoveel mogelijk uit te buiten. Het resultaat heeft, naar het oordeel van de commissie, Vertrouwensmannen en de CBS [Koot] dan ook volkomen in het gelijk gesteld.'
XCDe commissie betwijfelde ofhet stellen van de eis 'onvoorwaardelijke overgave' succes zou hebben gehad, 'in ieder geval ging het hier om zo grote belangen dat de commissie van oordeel is, dat Vertrouwensmannen en de CBS een verstandig beleid hebben gevoerd door een tussenweg te kiezen en niet het systeem van 'er op of er onder' hebben gevolgd.' Dat beleid was mede daarom verstandig geweest omdat
XC'een ... afzonderlijke en snelle bevrijding van West-Nederland niet paste in het krijgsplan van de Geallieerden ... Wanneer de commissie dan ook het geheel van de gebeurtenissen in april 1945 overziet, spreekt zij als haar oordeel uit dat Vertrouwensmannen en de CBS naar aanleiding van het door Seyss-Inguart op 2 april I945 genomen initiatief een wijs beleid hebben gevoerd.'
XCSlechts op één punt oefende de Enquêtecommissie kritiek uit: de geheimhouding jegens de illegaliteit was 'rninder juist' geweest. 'Dit klemt te meer, waar de in de Contact-Commissie vertegenwoordigde illegaliteit er altijd zeer wel in geslaagd is, de geheimhouding te betrachten.' 1
XCWij willen onze elgen beschouwingen terzake met dit laatste punt beginnen.
XCWij achten de kritiek van de Enquêtecommissie niet sterk: dat 'de in de Contact-Commissie vertegenwoordigde illegaliteit er altijd zeer wel, in geslaagd is, de geheimhouding te betrachten', is in zijn algemeenheid al niet juist, maar de Enquêtecommissie verliest bovendien uit het oog dat Meijer, Drion en Bruins Slot gecommitteerden waren. De Vertrou
1 dl. Va, p. 855-57
wensmannen en Koots vertegenwoordigers die op 9 april besloten, hen niet in te lichten, moesten er van uit gaan dat de drie sectie-vertegenwoordigers in een zaak van zo kapitaal belang onmogelijk tot geheimhouding verplicht konden worden maar zich eerder gehouden zouden achten, de aan hen verstrekte informatie voor te leggen aan de leiding van de door hen vertegenwoordigde groepen. Talrijke vooraanstaande illegale werkers zouden dan zijn ingelicht. Hoe liet zich dat rijmen met de geheimhouding die van Duitse kant was bedongen en die bovendien in de aard van de zaak lag?
XCEr ging nog een factor spelen: de Vertrouwensmannen en Koot waren zich óók bewust, zeker toen niet een capitulatie object van de besprekingen werd maar een wapenstilstand waarbij de Binnenlandse Strijdkrachten zich van sabotage en dergelijke acties zouden moeten onthouden, dat zij een richting hadden ingeslagen die vermoedelijk door de meeste leiders van illegale groepen zou worden afgekeurd - had men hen ingelicht, dan liep men het risico dat de regering op een moment waarop zij haar eigen houding nog niet had bepaald (men kan stellen dat die houding bepaald wàs op 15 april toen Gerbrandy Churchill bezocht), uit bezet gebied lijnrecht tegengestelde adviezen zou hebben ontvangen. Daar, zoals de Vertrouwensmannen en Koot het zagen, de ondergang van West-Nederland dreigde, meenden zij dat risico niet te mogen lopen.
XCOver dit alles is, menen wij, de Enquêtecommissie te vlot heengelopen.
XCFormeel gesproken, richt haar kritische opmerking zich overigens minder tegen de Vertrouwensmannen dan tegen Koot. De Vertrouwensmannen waren een onafhankelijk college, Koot daarentegen had beloofd, zijn algemeen beleid te zullen afstemmen op de inzichten van de Contact-Commissie.
XCRuim dertig jaar na de Enquêtecommissie ons oordeel formulerend, beschikken wij over meer gegevens dan men in de jaren '45-'50 had - meer gegevens over Seyss-Inquart en vooralover de Geallieerde strategie.
XCWat dat laatste betreft: gebleken is dat een apart offensief ter bevrijding van West-Nederland wel degelijk op het program heeft gestaan, zij het
Een datum voor de inzet van dat offensief was niet bepaald - vast stond alleen dat Foulkes, bevelhebber van het Ist Canadian Corps, er zijn (enige) tankdivisie niet aan wilde wagen. Met twee handen greep Montgomery de mogelijkheid aan om dat offensief niet te laten doorgaan: op 12 april, toen hij had vernomen dat volgens een' high official Reichskommissariat' (Schwebel) een overeenkomst met de Wehrmacht in West-Nederland mogelijk was. Montgomery wachtte niet eens een bevestiging van dat bericht af; het was hem al voldoende om een streep te halen door het plan van Foulkes en deze zijn enige tankdivisie te ontnemen. Niet Seyss-Inquarts aanbod maar Schwebels mededeling, waarin van 'capitulatie' sprake was, heeft de Geallieerde strategie beïnvloed - zij is niet gewijzigd, kàn ook niet meer op korte termijn gewijzigd worden, toen uit de Aktennotiz bleek dat Seyss-Inquart slechts een wapenstilstand aanbood die snelle hulpverlening aan de hongerprovincies mogelijk zou maken.
XCWat Seyss-Inquart aangaat: deze heeft, menen wij, nooit aan een capitulatie gedacht (Schwebel is eenvoudig in zijn eerste gesprek met van der Vlugt te ver gegaan) en de, het duidelijkst door Drion geuite veronderstelling, dat Seyss-Inquart 'bij een andere' (hardere) 'aanpak van Nederlandse zijde waarschijnlijk zijn oorspronkelijk aanbod (capitulatie van de ingesloten troepen) zou hebben gehandhaafd', is ongegrond: de Reichskommissar was niet bevoegd, de capitulatie van de Wehrmacht aan te bieden, hij hééft dat niet gedaan, en voor een hardere aanpak zou hij, menen wij, ongevoelig zijn geweest. Wat Blaskowitz betreft: het is mogelijk dat hij zich na Duitslands nederlaag tegen prins Bernhard in de weergegeven zin heeft uitgelaten, maar al zijn woorden en daden in april en de eerste dagen van mei wijzen in een richting die in strijd is met wat hij wellicht tegen de prins heeft gezegd.
XCOnjuist is ook de opvatting in het Witboek dat Eisenhower, in tegenstelling tot de Vertrouwensmannen, aan de onvoorwaardelijke overgave zou hebben vastgehouden en dat hij 'niet het Duitse voorstel tot een wapenstilstand zou hebben aanvaard.'Juist dat laatste heeft hij in de persoon van Bedell Smith wèl gedaan: op 30 april in Achterveld, en dat doende, handelde hij conform zijn instructies van de Combined Chiefs of Staff die hem hadden gemachtigd, 'to provide relief for the Dutch and effect any truce arrangements indicated by the situation'. Zeker, hem was óók voorgeschreven, 'not [toJ depart from the policy of unconditional surrender', maar die onvoorwaardelijke overgave was slechts het einddoel dat hij voor ogen diende te houden - hetzelfde wat, menen wij, de Vertrouwensmannen en kolonel Koot van den beginne af hebben gedaan.
XCZij zijn op Seyss-Inquarts aanbod ingegaan. Dat heeft als voornaamste gevolg gehad dat op 29 april met het afwerpen van voedsel een begin is gemaakt en dat daags daarna in Achterveld kwam vast te staan dat binnen enkele dagen in vrachtauto's, binnenschepen en zeeschepen meer voedsel naar de hongerprovincies zou worden overgebracht. Achteraf kan men stellen dat Seyss-Inquarts aanbod en de aanvaarding daarvan door de regeringen van Nederland, Engeland en de Verenigde Staten slechts van beperkte historische betekenis zijn geweest: was er geen aanbod geweest, dan zou als gevolg van de Duitse capitulatie vermoedelijk op zondag 6 mei in plaats van op zondag 29 april een begin zijn gemaakt met de zo doeltreffend voorbereide B-2-hulpverlening. Er is dus slechts een week gewonnen, niet meer.
XCDie constatering achteraf helpt ons niet veel verder. Duitslands ineenstorting heeft zich nu eenmaal in de laatste dagen van april en de eerste van mei voltrokken met een snelheid die in de eerste helft van april moeilijk kon worden voorzien en in elk geval niet voorzien is, niet in Londen (op 16 april aan Eden seinend, dacht Churchill dat voor die ineenstorting wellicht nog' a period of two or three months' nodig zou zijn) en niet in bezet gebied. Daar was het de Vertrouwensmannen en Koot verre van aangenaam dat zij een aanbod van Seyss-Inquart doorgaven (13 april), en Gerbrandy, andere Nederlandse ministers en Churchill hebben aan de aanvaarding van dat aanbod zwaar getild. Wij wagen te veronderstellen dat het aanbod niet zou zijn doorgegeven en, ware dat wèl geschied, niet zou zijn aanvaard, als men geweten had dat men door die aanvaarding slechts een week zou winnen. Maar datis de kern van de zaak niet: het aanbod had betrekking op een veellangere periode en het is juist die veellangere periode geweest die de Vertrouwensmannen en Koot er toe bracht, de Aktennotie door te geven, en de regeringen van Nederland, Engeland en de Verenigde Staten er van overtuigde dat het Duitse aanbod moest worden aanvaard.
XCNiet te ontkennen valt dat die veel langere periode een penibele situatie zou hebben doen ontstaan: 'een ontzettende morele kater: de Engelsen maandenlang voor Amersfoort en de Duitsers half getemd nog in ons midden, de verzetsbeweging gedwongen hen te ontzien' (Geyl), 'bovendien zouden de door de Geallieerden aan te voeren voedingsmiddelen ook aan de vijand ten goede moeten komen' (het Witboek).'De gevolgen van een dergelijke situatie voor het moreel van ons volk en voor ons politiek prestige in het buitenland zouden', aldus het Witboek,'niet minder dan fataal zijn geweest.'
XCGaat dat laatste niet veel te ver? Het buitenland zou, menen wij, de
getroffen regeling, vernemend dat zij door Churchill en Eisenhower was goedgekeurd, niet aan Nederland hebben verweten, en wat de bevolking in de hongerprovincies betreft: woog bij haar, in april al, niet één factor veruit het zwaarst, nl. dat er een einde moest komen aan de rampzalige hongersnood? Meijer zei in het gesprek dat hij samen met Drion op 23 april met Bosch van Rosenthal en Drees voerde, dat hij besprekingen met Duitsers 'niet geheelontoelaatbaar' achtte, indien het om de redding van een geheel volk ging - was niet juist die redding het enige doel dat werd nagestreefd door diegenen die Seyss-Inquarts aanbod doorgaven en hen die het aanvaardden? Het komt ons voor dat de illegaliteit, haar bouding bepalend en er op terugziend, veel te weinig gewicht heeft toegekend aan de extreme noodtoestand die in april was ontstaan (staking van de aanvoer van Rode Kruis-zendingen over het Ijsselmeer, verdere daling van de minieme rantsoenen, nagenoeg geen brandstof meer, sluiting van de Centrale Keukens behalve voor de lijders aan de hongerziekte) en de nog extremere die zich, kwam er geen hulp van buiten, van begin mei af zou voordoen, wanneer de distributie niets meer ter beschikking zou kunnen stellen: niet eens meer die ene kilo aardappelen en dat ene kleffe broodje van 400 gram waarop men in april per week nog recht bad. Er zouden daarna slechts beschikbaar zijn groente (in april al onbetaalbaar voor de meeste mensen), melk (die al uit de rantsoenering was verdwenen) en vlees (laatste rantsoen: 62 '/2 gram per week). Dat zich in die situatie: 'niet meer hongersnood maar hongerdood', zoals Louwes begin april zei, een wilde worsteling zou hebben ontwikkeld om wat er nog op het platteland aan levensmiddelen te vinden was, lijdt voor ons geen enkele twijfel; evenmin, dat in die worsteling tien-, zo niet honderdduizenden zouden zijn bezweken.
XCRest de vraag of de Wehrmacht, ware het tot een Geallieerde aanval op West-Nederland gekomen, inderdaad de grootscheepse vernielingen en inundaties zou hebben uitgevoerd, waarvoor de Vertrouwensmannen en Koot beducht waren. Niemand kan die vraag met absolute zekerheid beantwoorden, maar veel wijst er op dat het inderdaad tot die katastrofale ramp zou zijn gekomen, en in elk geval vormt de verwijzing (in het Witboek) naar wat bij de Wieringermeer geschied is, geen deugdelijk contra-argument, want die inundatie werd op het allerlaatst voorbereid, als een toevoeging als het ware op wat al voorbereid wàs.
XCOnze conclusie is dat wij, uiteraard met volledig begrip voor wat in die hoogst bewogen dagen van april '45 van de zijde van de illegaliteit naar voren is gebracht en met waardering ook voor de er uit blijkende spirit, toch het eindoordeel van de Enquêtecommissie
onderschrijven: de Vertrouwensmannen en kolonel Koot hebben wijs gehandeld.
XCHet onder de zeespiegel liggende, dichtbevolkte westen des lands was (en is) in een moderne oorlogvoering het misschien wel kwetsbaarste gebied in heel Europa - blijvend binnen het kader van de bevelen van Hitler en het Oberkommando dey Wehrmacht, heeft de bezetter die kwetsbaarheid tot het einde toe uitgespeeld. Niet alleen Seyss-Inquart deed dat, maar ook Blaskowitz, het laatst op vrijdagmiddag 4 mei, toen hij zijn chef-stafReichelt aan Koot liet verklaren dat hij, als de Geallieerden hem niet zouden waarborgen dat zijn troepen niet in Russische krijgsgevangenschap zouden worden afgevoerd, "zum endgiiltigen Kal/lp] int u/estlichen Holland bereit'
XCVoorziende dat het vroeg oflaat tot de overgave zou komen van Duitse legers of zelfs van gehele legergroepen, had Shaef in de eerste maanden van '45 in het Engels en het Duits de tekst geformuleerd van het overgave-document dat in dat geval door de bevelhebbers van die legers of legergroepen moest worden ondertekend. Dat document (de Articles oj Surrender of Übergabebefehle) hield om te beginnen in, dat alle Duitse troepen ter plaatse moesten blijven en dat de zich overgevende bevelhebber persoonlijk verantwoordelijk was voor hun discipline. Hem werd opgelegd dat hij op formulieren die hij op korte termijn diende in te leveren, informatie moest geven over de plaats en de sterkte van alle onder hem dienende eenheden, over zijn militaire voorraden, over de ligging van mijnenvelden en de voorbereidingen tot vernielingen, over zijn communicatielijnen en over de krijgsgevangen militairen van de United Nations en de burger-geïnterneerden die zich in zijn gezagsgebied bevonden. Hem werd verboden, zonder verlof contact op te nemen met andere Duitse formaties of posten. Hij diende er voor te zorgen dat geen oorlogsmaterieel, archieven inbegrepen, zou worden vernietigd; dat oorlogsmaterieel moest hij op nader aan te geven plaatsen bijeenbrengen en al zijn troepen dienden op een nader bevel te worden ontwapend. De capitulerende bevelhebber moest voorts 'alle Mitglieder der kasemierten Polizei' onder zijn bevel nemen en er zorg voor dragen dat de voor de Wehrmacht geldende bevelen ook op hen werden toegepast. Hij moest ook de coricentratiekarnpen in zijn gezagsgebied onder zijn controle nemen en alle daar werkzame krachten arresteren. Tenslotte diende hij Decreet no. I van het Geallieerde militaire bestuur (een voor bezet Duitsland geldend Geallieerd decreet waarin de oprichting van dat militair bestuur werd bekendgemaakt en allerlei regels werden gesteld voor het openbare leven) aan al zijn troepen door te geven - dat decreet was ook op hen van toepassing.
XCAan het overgave-document waren twee bijlagen toegevoegd: bijlage I gaf een gedetailleerde opsomming van het oorlogsmaterieel dat de zich overgevende bevelhebber diende over te dragen, bijlage II een dergelijke opsomming van het oorlogsmaterieel
den, bijvoorbeeld auto's en vrachtauto's welke voor de verzorging van de troepen nodig waren, paardewagens, militaire telefooninrichtingen, geniematerieel voor de verbindingslijnen, medische uitrustingen, en tenslotte benzine, olie en smeerolie voor twee weken militair verbruik.
XCHet document, dat het karakter droeg van een bevel, moest worden ondertekend door de Geallieerde bevelhebber jegens wie gecapituleerd werd, en de Duitse bevelhebber die zich overgaf, moest met zijn handtekening bevestigen dat hij op een bepaalde plaats en op een bepaald uur een exemplaar van dat bevel in ontvangst had genomen en dat hij het in alle opzichten zou nakomen.
XCAan elk overgave-document konden nog bepaalde artikelen worden toegevoegd - dat hing van de situatie af waarin zich het zich overgevende leger of de zich overgevende legergroep zou bevinden.
XCZoals in hoofdstuk IS vermeld, werd het eerste document van deze aard op zondag 29 aprilondertekend in Italië toen zich daar de Heeres gruppe C overgaf. Vijf dagen later nu, op vrijdag 4 mei, werd in een tent op de Lüneburger heide na besprekingen die geruime tijd hadden geduurd, een overeenkomstig maar veel korter document ondertekend door Field Marshal Montgomery (deze had een eigen tekst laten opstellen) en voor ontvangst ondertekend door Admiral von Friedeburg. Die ondertekening vond plaats 's avonds om half zeven. Zij had betrekking op alle Duitse strijdkrachten in Noordwest-Europa; dat sloot niet alleen de strijdkrachten in die in Nederland en Noordwest-Duitsland de 21St Army Group tegenover zich hadden, maar ook de Duitse garnizoenen op de Kanaaleilanden en in diverse Kanaalhavens en het Duitse garnizoen in Denemarken - Noorwegen viel buiten de overgave. Van Friedeburg kreeg tot zaterdagochtend acht uur de tijd om het bericht van de capitulatie door te geven aan de bevelhebbers van de Wehrmacht van dat tijdstip af zouden er geen oorlogshandelingen meer plaatsvinden.
XCHet bericht dat de Wehrmacht in Noordwest-Europa had gecapituleerd, werd kort na de ondertekening van het overgave-document uit Li.ineburg doorgegeven naar de Britse en Amerikaanse nieuwsagentschappen die het onmiddellijk op de telex zetten. De redactie van de European Service van de BBC ontving het bericht omstreeks kwart over acht. Zij verzuimde,
van kwart over acht tot half negen werd uitgezonden - gevolg was dat het Vlaamse programma van de European Service, dat op dat van Radio Oranje volgde, wat de uitzendingen naar Europa betrof, de primeur had van het voor bezet Nederland zo uitzonderlijk belangrijke nieuws.
XCBij Radio Herrijzend Nederland in Eindhoven, de door het Militair Gezag georganiseerde omroep, kwam het bericht tegen kwart voor negen binnen. Het werd aan het hoofd van de omroep, kapitein van den Broek, voorgelegd en deze stormde naar de spreekcel om het terstond om te laten roepen. 'De microfoon ging open', schreef hij later,
XC'en daar kwam het grote nieuws er uit, hakkelend, nauwelijks in correcte zinnen geformuleerd, uit het hoofd aan elkaar geregen. Maar wat deed het er toe? Nederland was vrij! Het bericht werd herhaald, en nog eens en nog eens. Ik geloof dat we er tussendoor het Wilhelmus en andere vaderlandse liederen speelden, maar de opwinding van die ogenblikken heeft vervagend gewerkt op de scherpte der herinnering.' I
XC'Nederland was vrij!' - zo werd het bericht van de Duitse capitulatie in Noordwest-Europa geïnterpreteerd. In het bevrijde Zuiden had 'Herrijzend Nederland' talrijke luisteraars, trouwens: ook in het bevrijde Oosten des lands werd die zender ontvangen. Daar en in het Noorden werd ook wel geluisterd naar het Vlaamse programma van de European Service van de BBC en door diegenen die het Engels machtig waren, naar de voornaamste nieuwsuitzending van de Home Service van de BBC, 's avonds om negen uur. Er hoefde in een straat maar één luisteraar te zijn die het grote nieuws vernam, of hij snelde naar buiten om het aan zijn buren door te geven. In de bevrijde delen des lands werden op tal van plaatsen, al werd het donker, de vlaggen uitgehangen, fabriekssirenes begonnen te loeien, kerkklokken (voorzover niet door de bezetter geroofd) werden geluid, in menige plaats vormden zich feestelijke optochten en gingen muziekkorpsen rondtrekken; ook werden wel vreugdevuren ontstoken.
XC'Wij hadden', aldus de in Waalre wonende schrijver Antoon Coolen, die voor zijn huis de driekleur had gehesen,
XC'een meise lenteavond ... met buien en vlagen, lauw reeds van de komende zomer. En toen de vlag, door de avondwind dadelijk ontplooid, zich ontspande tegen de reeds duisterende wolken van de hemel, toen doorbrak de vreugde alle
XCI H. J. van den Broek: Hier Radio Oranje, p.
aandrang van bevangenis tot dat openstromend, overweldigend, machtig besef der eindelijk zegevierend feit geworden vrijheid van het vaderland ... Het was een sterk, diep-persoonlijk geluk voor ieder. Zelfs voor de kinderen die: moeder! vader! riepen en ons kusten. Ieder voelde de vreugde van de ander."
XCKoningin Wilhelmina had, zoals wij in deel 10 a vermeldden, in de herfst van '44 tweemaal gepoogd, zonder ministeriële machtiging Engeland te verlaten en zich in het bevrijde Zuiden te vestigen - beide malen was die poging verijdeld door het kabinet dat meende dat de veiligheid van de koningin daar onvoldoende zou zijn gewaarborgd. De koningin had evenwel in maart '45 een rondreis door het Zuiden kunnen maken; dat had haar ongeduld om zich weer op Nederlandse bodem te vestigen alleen maar aangewakkerd. Toen nu de chef-staf Militair Gezag, generaal Kruls, in de eerste helft van april voor besprekingen in Londen was, vroeg van 't Sant hem, even langs te komen. 'Hij vertrouwde mij toe', schreef Kruls in zijn memoires,
XC'dat de koningin had besloten, zich in bevrijd Nederland te gaan vestigen en daar de bevrijding van het Westen af te wachten. Alles was met 'de Engelsen' geregeld, maar de regering was nog niet op de hoogte gebracht en hij verzocht mij om dat ook niet te doen."
XCKruls, die niet veel met ministers op had, handelde conform dat verzoek. Hij liet het (door prins Bernhard ontruimde) landhuis 'Anneville' in Ulvenhout bij Breda voor de koningin inrichten, droeg zorg voor de bevoorrading, voor enig personeel en voor een eenvoudige bewaking. Eind april was alles gereed. 'Als dag voor de terugkeer (koos) ik', aldus de koningin in haar Eenzaam maar niet alleen, 'de verjaardag van Juliana. Ik wilde op die dag samen met haar 3 bij wijze van verrassing in Nederland aankomen." Dat bleek onmogelijk: het weer was op maandag 30 april te slecht voor het betrekkelijk kleine toestel waarvan de koningin gebruik zou maken. De vlucht vond plaats op woensdag 2 mei. DeJ.
, Antoon Coolen: p. 203. 2 H. KruIs: p. 129. 3 Prinses Juliana was in september '44 uit Canada naar Engeland gevlogen maar daarheen in januari '45 teruggekeerd. Midden april vloog zij weer naar Lon den. 4 Koningin Wilhelmina: p. 401.
koningin liet van 't Sant in Engeland achter; twee adjudanten nam zij mee: kapitein-vlieger Erik Hazelhoff Roelfzema die zich in de laatste maanden van '41 en de eerste van '42 zoveel moeite had gegeven om 'via het strand' een vaste verbinding met bezet Nederland te maken, en luitenant Peter Tazelaar, die toen door de groep-HazelhoffRoelfzema in Scheveningen aan land was gezet. Kruls achtte 'Anneville' voor een vorstin 'nogal primitief', maar Wilhelmina was van een tegengestelde opinie, zij 'vond', schreef hij, 'alles veel te luxueus en vertrouwde mij toe dat zij liever in een van de dorpshuisjes bij de kerk had willen wonen.'!
XCOp vrijdagavond 4 mei bevond Kruls zich voor een bespreking op 'Anneville' toen daar bericht binnenkwam van de Duitse capitulatie in Noordwest-Europa. Het was Tazelaar die de kamer binnenstoof waar de koningin en KruIs in gesprek waren, en die, 'bijna sprakeloos van ontroering', aldus de koningin, 'er nog net uit kon brengen: 'De wapenstilstand is getekend, de vrede is er!"2
XCDat de koningin zich op 'Anneville' bevond, was op die vrijdagavond al aan vrijwel alle inwoners van Breda bekend (Radio Oranje had de avond tevoren meegedeeld dat zij en de kroonprinses daags tevoren bij Breda waren aangekomen). Spontaan werd daar besloten, haar te gaan huldigen. Een grote stoet begaf zich op weg, veel mensen droegen bloemen mee. Het plein voor 'Anneville' werd met de koplampen van enkele auto's verlicht, de koningin en prinses Juliana zaten er op twee stoelen op het terras en een juichende menigte trok voor hen langs. Dat duurde tot na middernacht.
XCIn Londen begaven zich kort na half negen verscheidene journalisten naarom te zien of zij een verklaring konden bemachtigen van de minister-president wiens gehele land nu was bevrijd: Gerbrandy. Hoewel hij in beginsel voorstander was geweest van een gewapende bevrijding van het westen des lands, was hij steeds duidelijker gaan beseffen dat daar katastrofale gevolgen uit konden voortvloeien. Hem was het perspectief gaan kwellen dat hij wellicht toch accoord zou moeten
XC! !-l.]. Kruls: Generaal in Nederland, p. 130. 2 Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar
gaan met een verwoestende aanval of dat in het westen louter 'lijken zouden worden bevrijd' - dat dat perspectief nu definitief was weggevallen, zag hij, zoals hij een jaar later schreef, als 'een wonderbare uitredding Gods'.' Overweldigd als hij was door zijn emoties, was hij niet in staat, de journalisten te woord te staan of ook maar een passende verklaring te formuleren. Hij besloot een beroep te doen op den Doolaard, de chef van Radio Oranje. 'Om tien uur 's avonds kwam er', schreef deze in zijn Het leven van een landloper,
XC'door onze telefoon thuis een betraande stem: 'Kunstenmaker, kan je bij me komen? Ik word belegerd door Geallieerde journalisten om verklaringen, maar m'n perschef is zoek en ik weet me geen raad.'
XCHet was doodstil in de grote kamer op de eerste verdieping van Brown's Hote/. Ik liep op mijn tenen naar binnen. Daar zat de kleine man, het grijze hoofd gebogen boven de opengeslagen Statenbijbel. Toen ik mijn hand op zijn schouder legde, begon hij te huilen. "t Heeft ook zo lang geduurd en ik heb zulke verschrikkelijke fouten gemaakt."2
XCTussen half negen en negen uur verspreidde zich het bericht van de Duitse capitulatie met grote snelheid ook in het bezette westen des lands. De z.g. spertijd was om acht, in Amsterdam zelfs om zeven uur ingegaan.' Maar daar hoefde men geen rekening meer mee te houden! Tallozen liepen de straat op, onder hen illegale werkers die niet langer bevreesd hoefden te zijn voor de SD, onderduikers ook die zich voor het eerst weer als vrije mensen konden beschouwen. Men sprak met de buren. men zocht vrienden op. 'We willen wat doen om onze opwinding uit te leven', schreef een inwoner van Bussum,
XC'En we komen bijeen. Spontaan. In een willekeurig huis. Met een grote kring van mensen waarvan er velen zijn die we nauwelijks kennen. Maar we willen samen zijn; we willen met elkaar spreken over het heerlijke dat ons allen zo plotseling vervult en dat ons bindt tot een gemeenschap van vrije vrienden ill één vaderland.
XCMaar als we samen zijn, merken we pas goed hoe arm we zijn geworden. We
1 Gerbrandy: p. 129. 2 A. den Doolaard : P.271-72. J Dat was een Duitse strafmaatregel geweest wegens het opblazen, begin april, van enkele transformatorhuisjes door de sabotageploegen van de BS.
hebben niets ... We hebben geen wijn, geen lekkernij, geen sigaret. Zo waar heeft één onzer nog een restje thee. En wat suiker. En er is wat rogge. En een weinig olie. We kunnen roggekoekjes bakken. Op het houtvuur in de huiskamer waarom we nu allen geschaard zitten in de wankele schijn van een olielamp. Zo is ons feest. Een feest van bedelaars. Een feest van bestolenen. Maar van gelukkigen."
XCOok in de hongerprovincies werden in steden en dorpen bij het Jicht van de maan optochten gehouden. Wie een olielampje bezat, zette het brandend achter een venster, velen staken de vlag uit. 'Ik voel hoe diep deze laatste maanden de mensen hebben aangegrepen', schreef 's avonds laat een onderwijzer in zijn dagboek.
XC'Er zijn er enkelen die niet naar buiten kunnen, ze zijn vastgekluisterd aan hun bed, hebben de macht om zich op te heffen niet meer. Eén is er ... die toch naar buiten is gestrompeld, hij leunt tegen de deur en de tranen rollen hem over de wangen, het was hem te machtig."
XCIn Delft, waar dit werd genoteerd, werden op de Grote Markt de portretten van Mussert en Hitler die uit het kringhuis van de NSB gehaald waren, verbrand - het kan zijn dat het elders tot overeenkomstige gebeurtenissen is gekomen. In elk geval laaiden in de grote steden de emoties hoog op.
XCDaar waar zich geen eenheden van de Wehrmacht of van de Ordnungs polizei bevonden, werd het openbare vreugdebetoon voortgezet, vaak tot diep in de nacht. Elders echter werd het later op de avond abrupt afgebroken: gewapende Duitsers verschenen namelijk in de straten en maakten het de feestvierenden duidelijk dat de spertijd nog wel degelijk gold. Er werd gevuurd, meestal in de lucht, maar er vielen ook op enkele plaatsen slachtoffers. Daar waar van dat brute ingrijpen sprake was (in Amsterdam bijvoorbeeld, in Den Haag ook, en in Rotterdam benoorden de rivier), snelden de mensen naar huis, niets begrijpend van wat buiten was gebeurd. Hadden de Duitsers nu gecapituleerd of niet?
XCDe Monchy, die in Den Haag weer als burgemeester zou gaan fungeren,
XCI J. H. Penning: Op dood spoor, p. 212. 2 Dagboekfragmenten 1940-1945, p.
hoorde's avonds om negen uur via de Home Service van de BBC dat ook Nederland vrij was. Hij kende het vergaderadres van de Vertrouwensmannen in de ]avastraat en besloot daarheen te gaan. Vrijwel het voltallige college trof hij er aan. 'Het eerste echter', schreef hij twee jaar later, 'wat de heer Bosch van Rosenthal mij zeide, was: 'Het is nog niet zo ver, dat bericht van de BBC moet onjuist zijn. Blaskowitz ... erkent de zogenaamde capitulatie niet.' '1 Wàs dat zo? Besloten werd van der Vlugt, die ook was komen opdagen, onmiddellijk naar Schwebel te sturen.
XCVan der Vlugt ging naar Schwebels bureau (in de wachtkamer trof hij er enkele Duitse militairen aan die hem zeiden: 'jetzt gehen u/ir zusammen gegen die Russen '2) en vernam daar dat Blaskowitz inderdaad weigerde zich over te geven. Er had overleg plaatsgevonden tussen Blaskowitz en Generalkommissar Wimmer (Seyss-Inguart was naar Flensburg vertrokken) en in dat overleg was besloten dat Wehrmacht en Ordnungspolizei de straten zouden schoonvegen. Dat was de teleurstellende mededeling waarmee van der Vlugt in de ]avastraat terugkwam.
XCKoot, de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, had zich tevoren zo goed mogelijk rekenschap gegeven wat de taak zou zijn van de BS bij een Duitse capitulatie. 'Naar het zich laat aanzien', aldus een bericht dat hij op I mei had doen toekomen aan de BS-commandanten in het westen des lands",
XC'zullen de Geallieerde legers in het merendeel der gewesten niet direct aanwezig zijn, zodat alleen de Binnenlandse Strijdkrachten Strijdend Gedeelte tegenover de Duitsers zullen staan. In het algemeen geldt dan, dat eerst nadat de Duitse troepen zullen zijn geconsigneerd, de BS zullen kunnen optreden tegenover de capitulerende Duitsers. De capitulatie zal door de commandant van het S[trijdend) G[ edeelte) moeten worden geregeld, hetzij door direct contact of indirect via het burgerlijk gezag. Dit laatste alleen uit tactische overwegingen, want hoewel het S[trijdend) G[edeelte) niet moet aarzelen in bepaalde situaties in te grijpen, moet niet worden vergeten dat zij op bepaalde D[ uitse) onderdelen werkt als de bekende rode lap.'139
I S. J. R. de Monchy: 'Verslag van mijn bemoeiingen vóór de bevrijding van Den Haag' (1947), p. 13 (Doe 1-1172, a-z). 2 Getuige A.J.Th. van der Vlugt, dl. V c, p. 236. 3 Tekst in (BS-Noord-Holland Noord) p. lp.
XCDit was een aansporing tot beheerst optreden, waarbij er van werd uitgegaan dat het bericht van de capitulatie er toe zou leiden dat Wehr macht en Ordnungspolizei spoedig uit het straatbeeld zouden verdwijnen; óók, dat het, terwijl de Geallieerden nog niet aanwezig zouden zijn, de taak zou zijn van de BS in de persoon van de commandant Strijdend Gedeelte (Borghouts), de capitulatie van de Duitsers in ontvangst te nemen. Impliciet werd in dit bericht aangeduid dat de Binnenlandse Strijdkrachten passief moesten blijven zolang er nog gewapende Duitsers rondliepen.
XCZag Koot dit alles goed? Hij vroeg het zich af en stuurde op woensdag 2 mei een telegram aan de prins " waarin hij er op wees dat 'onder Nederlandse illegaliteit in brede kring, hoewel naar mijn mening ten onrechte, grote teleurstelling (heerste) over verloop van zaken laatste weken', hij gaf'dringend in overweging, de capitulatie zodanig te doen verlopen dat de BS op passende wijze worden ingeschakeld vóór capitulatie aan bevolking kenbaar wordt.'
XCDit telegram werd in de nacht van woensdag op donderdag door het Londense Bureau Inlichtingen aan de prins doorgegeven.
XCToen nu op vrijdagavond opeens vernomen werd dat de Duitse capitulatie ook in het westen des lands een feit was, werd kort na negen uur op Koots stafkwartier in Amsterdam een nieuw bevelopgesteld voor de BS-commandanten in het westen-: 'Officiële bevestiging van capitulatie' (vermoedelijk werd hiermee bedoeld dat de eerste radioberichten door de Home Service van de BBC waren bevestigd). 'Zaterdag acht uur. Rustig en voorzichtig optreden. Geen voorbarig vlagvertoon. U ontvangt nadere instructies.'
XCDit bericht werd via de clandestiene telefoonlijnen doorgegeven (om tien uur was men daarmee klaar) en het leidde er in elk gewestelijk hoofdkwartier toe dat nog 's avonds laat koeriers en koeriersters naar de districtscommandanten snelden die hunnerzijds de lagere cernmandanten dienden te waarschuwen dat zij onmiddellijk de BS'ers van het Strijdend Gedeelte moesten oproepen om zich naar de tevoren vastgestelde eonsignatie-adressen te begeven. Er was, gelijk in hoofdstuk 8 vermeld, binnen de BS een soort mobilisatieregeling uitgewerkt die drie alarmfasen kende: A, B en C. Bij alarm A moesten de groepscommandanten (elke groep bestond uit secties) en hun manschappen thuis blijven, bij B dienden zij naar de eonsignatie-adressen te gaan, bij C zouden op
XCI Exemplaar in AOK, map 'Voorstel Seyss-Inquart'. 2 Tekst in (BS-Noord-Holland Noord) De mannen van overste Wastenecker, p. 135. 139
die adressen de armbanden en wapens worden uitgereikt en vervolgens diende, tenzij daarvoor bij alarm C een later tijdstip werd opgegeven, elke groep in actie te komen, d.w.z. zich te begeven naar het punt waar zij zou worden ingezet. Alarmfase A was op die vrijdagavond nog niet van kracht - men zou kunnen zeggen dat dat alarm gegeven werd door het bericht dat Duitsland had gecapituleerd, en in elk geval was dit bericht voor menige groepscommandant voldoende om zijn manschappen te doen weten dat zij zich onmiddellijk naar hun eonsignatie-adres moesten begeven. Dat kan de kwartier- en plaatselijke commandanten alleen maar welkom zijn geweest, want aan het bericht dat vóór tien uur werd doorgegeven, mochten zij de conclusie verbinden dat de Binnenlandse Strijdkrachten op zaterdag in actie zouden komen, niet om tot gevechtshandelingen over te gaan maar om, zich in het openbaar vertonend, als het ware de macht van de Duitsers over te nemen. Daarvoor zouden dus nog 'nadere instructies' worden verstrekt.
XCIn de periode nu waarin van Amsterdam uit het eerste bevel aan de gewestelijke BS-commandanten werd gezonden, kwam in Den Haag vast te staan dat, in strijd met wat de radiomededelingen hadden doen vermoeden, Blaskowitz niet had gecapituleerd. Dat bericht werd naar Amsterdam doorgegeven - het maakte het aan Koot duidelijk dat het eerste bevelonmiddellijk door een tweede moest worden gecorrigeerd. Dat tweede bevel, opgesteld omstreeks kwart voor twaalf, luidde": 'Capitulatie der Duitse Weermacht geldt niet voor West-Nederland. Alle acties onmiddellijk staken. Geen lid der BS mag met armband op straat' - en niet alleen niet met een armband maar ook niet met een wapen. Gewest na gewest werd opgebeld om er het tweede bevel aan door te geven (men was daar tegen één uur 's nachts mee klaar): een 'jobstijding', stond later in de geschiedenis van de BS in Noord-Holland Noord? - het is stellig door alle BS-commandanten die er van vernamen, zo gevoeld.
XCDringend nodig leek het om ook prins Bernhard en, via hem, de Geallieerden te waarschuwen. Nu had Borghouts, die's middags gesproken had met Blaskowitz' chef-staf Reichelt, in het begin van de avond uit de geheime telefoonpost van de Centrale Inlichtingen-Dienst in Amsterdam-oost een lang telefoongesprek kunnen voeren met de prins die zich naar Ermelo had begeven, het eindpunt van de CID-verbinding met het westen. Borghouts had gezegd dat de Duitsers zich grote zorgen maakten over een mogelijke uitlevering aan de Russen, de prins had geantwoord dat er voor die zorgen geen reden was maar had natuurlijk
XC! Tekst: a.v., p. r 36. 2 A.v., p. 237. 139
niets kunnen garanderen. De prins en Borghouts hadden er verder over gesproken wat bij een algemene Duitse capitulatie de taak van de BS zou zijn. Toen dit gesprek tegen half negen werd beëindigd, was het grote nieuws uit Lüneburg nog onbekend. De prins reed naar Beekbergen terug (hij had er met enkele van zijn naaste medewerkers zijn intrek genomen in een villa), in Ermelo bleef een officier van het Bureau Inlichtingen, luitenant mr. A. B. J. Koch, op wacht.
XCDe prins had gehoopt, en er zich ook moeite voor gegeven, dat de taak van de BS o.m. zou omvatten dat zij het zouden zijn die de Duitse troepen zouden ontwapenen. Niets daarvan. In de loop van de avond verscheen generaal Foulkes in Beekbergen ; hij bracht het bericht over dat Montgomery, met wie hij contact had gehad, strikte instructie had gegeven dat alleen de Geallieerde troepen, niet de BS'ers, de wapens der Duitsers in ontvangst mochten nemen. Protesten van de prins baatten niet; Foulkes zei dat hij zich aan Montgomery's instructie had te houden en de prins besefte dat hij persoonlijk bij de Britse Pield Marshal, met wie hij steeds een moeilijke verhouding had gehad, niets zou kunnen bereiken. Hij besefte óók dat Montgomery's besluit voor de meeste BS'ers een grievende teleurstelling zou zijn. Hij reed opnieuw naar Ermelo en gaf Montgomery's instructie telefonisch naar Amsterdam door. Nadien had hij geen enkele behoefte, deel te nemen aan de feestelijkheden waaraan zijn staf zich overgaf. Hij ging naar bed, na instructie gegeven te hebben dat men hem niet mocht wekken.
XCTe middernacht werd Koch in Ermelo opgebeld en hem werd door Koot het voor de prins bestemde bericht doorgegeven dat volgens Blaskowitz de capitulatie van Lüneburg, wat Nederland betrof, slechts voor het gebied bij Delfzijl zou gelden, 'aangezien hij geen enkele opdracht tot capitulatie heeft ontvangen ... Aan BS is opdracht gegeven, nog niets te mobiliseren voordat toestand is opgehelderd. Alles wordt gedaan om de vele vreugde-uitingen van de burgerbevolking alhier te stuiten. Verzoek per radio om 8 uur' (het uur waarop de wapenstilstand zou ingaan) 'nauwkeurige mededeling over feitelijke toestand.' 1
XC1 Bericht, 4 mei '945, 24 u van Koot aan prins Bernhard (Collectie-A. B. J. Koch (RvO)).
XCKoch besloot, onmiddellijk naar de prins in Beekbergen te gaan. 'Dat was niet zo eenvoudig', vertelde hij ons bijna vijftien jaar later. 'Die avond was het hele Canadese leger aan de drank geweest, waar je kwam, stonden de lege whisky-flessen.' I Hij kon de prins niet bereiken: conform de ontvangen instructie weigerde diens adjudant hem te wekken. Koch reed toen naar het hoofdkwartier van het Ist Canadian Corps. Daar constateerde het hoofd van de Intelligence-afdeling dat er aan Duitse zijde blijkbaar iets had ontbroken aan de verbindingen met Blaskowitz. 's Morgens om vijf uur wist men evenwel dat het Oberkommando der Wehrmacht Blaskowitz had ingelicht; men ging er toen van uit dat deze zich zou schikken en het werd niet nodig geacht, via de radio terzake iets mee te delen.
XCVrijdagavond om half negen had Borghouts in Amsterdam het eerste bericht van de BBC over de capitulatie in Lüneburg vernomen. 'Ik voelde', vertelde hij later aan de Enquêtecommissie, 'dat er brokken van zouden komen." In een auto reed hij onmiddellijk naar het hoofdkwartier van de BS, telefoneerde van daaruit de Amsterdamse Ortsleommandant, verliet het hoofdkwartier korte tijd nadat daar de correctie uit Den Haag was binnengekomen, en zat om half twaalf opnieuw tegenover Reichelt die hem bevestigde (Reichelt vond de uitspraak van de prins inzake een mogelijke uitlevering aan de Russen onvoldoende) dat er volgens Blaskowitz van een capitulatie van de Wehrmacht in West-Nederland geen sprake was. Borghouts bleef op Reichelt inpraten:
XC'Ik heb Reichelt gezegd, dat dit alles wel waar was, maar intussen wist iedere inwoner van het bezette gebied dat de volgende morgen om acht uur de capitulatie inging ... Om acht uur zou dus het hele Nederlandse volk op straat verschijnen, oranje dragen en dansen en springen. Reichelt moest dus al zijn posten inlichten, zodat er, wat er ook de volgende ochtend zou gebeuren, onder geen beding zou worden geschoten. 's Nachts om drie uur had ik het inderdaad zo ver'3J.J. J.
I A. B. Koch, 21 okt. 1959. 2 Getuige F. Borghouts, dl. V c, p. 714 3 A.v.
tenminste, dat meende Borghouts, maar Blaskowitz dacht er anders over.
XCBij deze kwam in de nacht van vrijdag op zaterdag uit Flensburg het volgende bevel binnen van het Oberkom mando dey Wehrmacht:
XC'Ab 5.5,1945 8.00 Uhr deutsclier Sommerreit Waffellruhe gegeniiber dell Truppen Montgomerys. Truppe bleibt bei ihren Waffen und Stellungen. In See befindlidie Transportbewe gungen der Kriegsmarine laufen u/etter. Keinerlei Zerstörungen, Sdiiffsversenkungen und Kundgebungen, Sicherung aller Vorràte. Gehorsam und Dlsziplin mit eiserner Strenge aufrechterhalten, ' 1
XCVoor Blaskowitz was dit bevel een streep door de rekening: hij wenste niet te capituleren voordat hij de waarborg had dat zijn troepen niet in Russische krijgsgevangenschap zouden worden afgevoerd, maar het bevel dat hij had ontvangen, zweeg daarover. In enkele telefoongesprekken met Wehrmacht-bevelhebbers in het westen des lands uitte hij zijn misnoegen, zo met de bevelhebber van de Duitse troepen in het westelijk deel van de Betuwe, die in een huis te Beusichem was ingekwartierd. Hun gesprek werd door de bewoner van het huis, tevens commandant van de plaatselijke BS, afgeluisterd. 'De genoemde heren', aldus het bericht dat hij onmiddellijk liet doorgeven aan de BS-commandant te Geldermalsen die toegang had tot een geheime zender,
XC'waren verbolgen over de onvoorwaardelijke capitulatie en bespraken de mogelijkheid of wenselijkheid om voor de capitulatie van de troepen hier betere voorwaarden te verkrijgen door te dreigen: als u ons die niet toestaat, zullen wij dijken en sluizen opblazen en heel het westelijk deel van Nederland onder water zetten. Dan zouden er duizenden Hollanders verzuipen en omdat koningin Wilhelmina dat niet zou willen laten gebeuren, meenden ze een sterke troef in handen te hebben' 2
XCmen ziet: hetzelfde betoog dat Reichelt op vrijdagmiddag jegens Koot en Borghouts had ontwikkeld.
XCIntussen was Blaskowitz gehoorzaam genoeg om het bevel van het Oberkommando der Wehrmacht aan alle bureaus en eenheden van de
1 Weergegeven in het rondschrijven, 5 mei 1945, van Schöngarth aan alle instanties van de SD (Doe 11-98A, a-j), 2 Wij geven hier dit bericht weer in de vorm waarin het in '67 aan ons kenbaar gemaakt werd door de predikant die zorg droeg voor het doorgeven naar Geldermalsen. (brieven, I en I I febr. 1967, van A. H. de Wit)
Wehrmacht door te geven. Hij voegde er aan toe: 'lede Aufforderung von Waffenniederlegung oder Übergabe von Waffen ' (eis van de zijde van de BS) 'ist abeulehnen. jeder geuJaltsame Versuch diesel' Art ist mit Wa.ffèngetvalt niederzuschlagen. '
XCSchöngarth moest van zijn kant instructies geven aan de Ordnungspo lizei. Hij deed dit door haar terstond in kennis te stellen van de bevelen van het Oberkommando der Wehrmacht en van Blaskowitz; daarop liet hij volgen:
XC'Enua auftretende Demonstrationen und Kundgebungen del' Bevölkerung sind nul' dann mit allen Mitteln zu bekdmpfen, u/enn sie aggressiven Charakter tragen. In diesem Falle ist energisch durcheugreifen. Kundgebungen, die olfensichtlich friedlichen Charakter tragen, sind zu eerstreuen. Wenn hierbei Widerstand geleistet u/ird, ist unnachsichtlich durchzugreifen.' I
XCZowel de Wehrmacht als de Ordnungspolizei zou dus van de wapens gebruik blijven maken. Het dominerend element in de situatie was dat, zolang de Geallieerde troepen niet in het westen des lands verschenen waren, de macht daar nog in handen zou zijn van gewapende Duitsers.
XCNog in de nacht van vrijdag op zaterdag werd door het Reichskommis sarlat een bekendmaking terzake opgesteld'> Er werd in gezegd dat er wapenstilstand was. 'Daarmede is de toestand die sedert enige dagen voor enkele delen van Nederland in verband met de levensmiddelenvoorziening van de bevolking in het westen des lands bestond' (bedoeld werd de neutralisering van het gebied bij Rhenen, wellicht ook de situatie ten aanzien van de terreinen waar de Geallieerde bommenwerpers ongehinderd levensmiddelen afwierpen) 'uitgebreid tot het gehele bezette Nederlandse gebied. Dit betekent noch capitulatie noch vrede. Het gezag berust ook verder bij de Duitse bezettingsautoriteiten. Bewaar orde en rust! Tegen demonstraties en alle ordeverstoringen zal zo nodig met de wapenen worden opgetreden:
XCVoorshands drong niets van deze Duitse bevelen en instnicties tot de bevolking door.
I Rondschrijven, 5 mei 1945, van Schöngarth aan aJle instanties van de (Doe II-98 A, a-j). 2 Tekst in Vm: p. 27.
XCEr heerste in Londen op de dag, volgend op die waarin het grote nieuws uit Liineburg was gekomen, een feestelijke stemming, vooral in de kringen van Nederlanders. 's Morgens om half twaalf kwam Gerbrandy's derde kabinet in een bijzondere vergadering bijeen: behalve de ministers (met uitzondering slechts van van Kleffens die in Amerika en Beel die in het bevrijde Zuiden vertoefde) waren ook de vice-president van de Raad van State, jhr. mr, F. Beelaerts van Blokland, de bevelhebber van de zeestrijdkrachten, luitenant-admiraal Furstner, de secretaris-generaal van Justitie, mr. van Angeren, en Gerbrandy's secretaris Nuboer aanweZlg.
XCGerbrandy opende de vergadering met, aldus de notulen, 'een woord van welkom, in het bijzonder aan de vice-president van de Raad van State, met wie hij de laatste vijf jaren lief en leed gedeeld heeft' (en met wie hij zich in het bijzonder zo vaak had ingespannen om de confileten met de koningin niet te hoog te laten oplopen)
XC'en aan mr. van Angeren die hem al die jaren met raad en daad heeft bijgestaan ... Hij heeft deze vergadering thans bijeengeroepen, omdat wij voelen dat onze taak thans ten einde loopt, maar tegelijk dat wij voor de grote moeilijkheden zullen komen te staan welke de overgangsperiode ongetwijfeld zal meebrengen ... Woorden om onze vreugde uit te drukken dat onze families uit de klauwen van de vijand en uit de kaken van de dood ontrukt zijn, ontbreken hem.'
XCVan Angeren antwoordde. Hij wenste, 'nu als buitenstaander, in de eerste plaats het kabinet en in het bijzonder de president met de bevrijding van Nederland geluk te wensen. De president heeft indertijd' (in de hachelijke zomer van '40) 'zijn tanden vastgebeten en volgehouden dat wij deze oorlog zouden winnen. 'Wij vechten door', was zijn leuze. Deze lof meent spreker hem hier te moeten brengen.'
XCEr volgden 'tekenen van bijval'.
XCZakelijk was van belang dat de overige ministers Gerbrandy machtigden 'om, indien hem dit wenselijk voorkomt, het ontslag van het kabinet reeds thans in Nederland aan Hare Majesteit de Koningin aan te bieden" en dat goedgevonden werd dat Gerbrandyen Beel zich ten spoedigste naar Amsterdam en Den Haag zouden begeven.
XCNa afloop van deze kabinetszitting sprak Gerbrandyam één uur in de
, Ministerraad: Notulen, 5 mei 1945·
middaguitzending van Radio Oranje de bevolking in het westen des lands toe. 'Ge zijt vrij', zei hij o.rn. 'Uw bevrijding is met bloed en zweet en angst en honger gekocht', en die woorden: 'Ge zijt vrij', kwamen nadien nog zes keer in zijn toespraak voor. 's Avonds zond Radio Oranje een speciaal programma van een half uur uit, dat ook al begon met de woorden 'Nederland is vrij', maar waarin tevens werd meegedeeld dat de Duitsers in tal van steden in het westen het vuur hadden geopend op demonstranten.
XCInderdaad, zaterdag 5 mei werd in dat westen een onzekere, nerveuze dag waarop de feestelijke toon der Londense radio-uitzendingen door velen onder de luisteraars niet werd begrepen. 'Radio Oranje en BBC', zo noteerde te Zaandam een van de leden van de staf van de BS in Noord-Holland Noord, 'spreken voortdurend over capitulatie. Het volk begrijpt er niets van."
XCWelgeteld zes Geallieerde militairen kwamen die dag in het westen opdagen. In de ochtend passeerde een delegatie van het Britse Rode Kruis, bestaande uit vier officieren van gezondheid die lid waren geweest van een commissie welke zich speciaal met de medische hulp aan het B-2 gebied had beziggehouden, de Duitse linies bij Rhenen en reed, begeleid door een Duitse stafauto, eerst naar Bilthoven voor overleg met de hoofdinspecteur voor de volksgezondheid dr. Banning en vervolgens naar Utrecht - overal waar zich die geüniformeerde medici vertoonden, werden zij uitbundig toegejuicht. Voorts daalden laat in de middag twee kleine Auster-toestellen van een tot de Nederlandse luchtstrijdkrachten behorend verbindings-squadron dat in april onder Galloway's Netherland District was komen te ressorteren, in Amsterdam neer op opgespoten land dicht bij het Olympisch Stadion. Enthousiaste Amsterdammers renden naar de toestellen; die stegen (zij hadden slechts een proefvlucht gemaakt) de volgende dag weer op.
XCZo stonden, zou men kunnen zeggen, de bevolking en de Binnenlandse Strijdkrachten zaterdag alléén tegenover de Duitsers.
XCGrote menigten begaven zich op straat, velen met oranje-strikjes op. Het werd spoedig druk op de punten waar men meende de intocht van
XC1 (BS Noord-Holland Noord) De mannen van overste Wasteneeeer.
de Geallieerde bevrijders te kunnen aanschouwen. Hen kreeg men niet te zien, wèl zag men in de steden in de loop van de dag een bevrijdingsproclamatie op de muren verschijnen waar 'De gezamenlijke verzetsbeweging in Nederland' onder stond.' Er werd uitdrukking in gegeven aan vreugde om de herwonnen vrijheid, aangedrongen op eensgezindheid' en herinnerd aan de plicht, ook Nederlands-Indië te bevrijden. De tekst was in september '44 opgesteld en toen was de proclamatie ook gedrukt. 'De ondergrondse beweging in Nederland', zo las men aan het slot,
XC'heeft opgehouden te bestaan. Wij nemen thans afscheid van u en danken u voor alle hulp ons geboden. Wij treden in het licht en schikken ons met vreugde in de herstelde rechtsorde. De wederopbouw neemt een aanvang.
XCMoge ons ganse volk eensgezind zijn in de arbeid voor een beter en schoner Nederland.
XCWij hebben jaren verloren, wij kunnen een eeuw winnen! Nederland is herrezen!
XCEen hooggestemd slot; de aanhef van de proclamatie klopte evenwel niet met de situatie: 'De Geallieerde legers rukken voorwaarts op alle wegen; zij staan in Amsterdam, de hoofdstad des lands' - nu, daar waren die Geallieerde legers niet te bekennen. Niettemin heerste in de hoofdstad in verscheidene stadsdelen vooral des ochtends een feestelijke stemming. Er werd druk gevlagd, hier en daar trokken ook muziekkorpsen door de straten, in menige winkeletalage stonden de portretten van de koningin, van prinses Juliana en van prins Bernhard.
XCIn verscheidene steden en dorpen begaven diegenen die tevoren van het College van Vertrouwensmannen of van de nieuwe commissarissen der koningin bericht hadden ontvangen dat zij als burgemeester waren aangewezen, zich naar het stadhuis of raadhuis om er samen met de nieuw optredende wethouders het eerste overleg te plegen. Dat geschiedde bijvoorbeeld in Zaandam en Gouda. In Zaandam werd des ochtends om half elf de vlag van het raadhuis gehesen, de in zijn ambt herstelde burgemeester, mr. dr. J. in 't Veld, hield een luid toegejuichte toespraak, een kinderkoor zong het Wilhelmus en drie gewapende Duitsers stondenJ. J.J.
1 Tekst: p. I09-IO. 'Ds. Buskes die op die zaterdagmiddag voorging in een speciale dienst voor illegale werkers welke in de Nieuwe Kerk op de Dam te Amsterdam werd gehouden, drukte die wens tot eensgezindheid uit in een slotzin waarin hij de namen van vier illegale bladen had verwerkt: 'Het parool blijve: trouwaan de waarheid in vrij Nederland' (J. Buskes in: (1962), p. 95).
er stram bij in de houding. 's Avonds werd in de Zaanstad feest gevierd, waarbij de Ordnungspolizei een aantal dronken Duitse matrozen in bedwang hield.
XCIn Gouda heerste in de vroege ochtenduren grote onzekerheid. De in zijn ambt herstelde burgemeester, mr. dr. K. F. O. james, vernam dat de BS'ers, op wier steun hij had gerekend, op nadere bevelen zaten te wachten - dat begon hem te vervelen en om negen uur deed hij de BS telefonisch weten dat hij naar het stadhuis zou gaan. Met armbanden om kwamen toen gewapende BS'ers op straat - james vond goed dat zij als eersten het stadhuis zouden betreden. Kort na half tien liep ook hij er heen. 'Het was', legde hij later vast,
XC'zwart van de mensen op de Markt. Onder gejuich beklom ik het bordes, werd daar met bloemen begroet en moest de met oranje getooide menigte toespreken. De emotie kneep me de keel dicht, zodat ik niet veel kon uitbrengen, maar dat scheen niet te deren."
XCLater in de ochtend vond bij de Markt een bespreking plaats tussen de Ortskommandant en de plaatselijke BS-commandant. 'De Onskomman dant', aldus james, 'stelde toen de macht in handen van de commandantBS. Daarmee was de bevrijding van Gouda kompleet."
XCEr waren maar weinig gemeenten waar het tot zulk een vlotte gezagsoverdracht kwam. Ze was in strijd met de binnen het Duitse apparaat geldende bevelen, die wij eerder vermeldden. In Gouda waren de Binnenlandse Strijdkrachten in strijd met Koots tweede bevel (wij vermoeden dat het hen niet had bereikt) op straat verschenen, maar in talrijke andere gemeenten, o.m. in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, lieten zij dat na - gevolg was dat de nieuwe burgemeesters en de nieuwe wethouders er thuis bleven. Dat overal waar de BS'ers zich niet in het openbaar vertoonden of zich na korte tijd weer terugtrokken, een neerslachtige stemming kwam te heersen, spreekt vanzelf: was men nu wèl of was men niet bevrijd?
XCIn Rotterdam werd het, aldus]. C. Francken jr. in zijn Rotterdam bevrijd, 'een trieste zaterdag, na de eerste vreugde van de vrijdagavond', 'een onoverzichtelijke, verwarde situatie': op de linker Maasoever werd het de vorige avond ingezette feest des ochtends voortgezet (daar werden zelfs Duitse militairen door BS'ers ontwapend) en op de rechter oever bleef het 'een dooie boel' ('mensen die de bruggen overkomen, staan er
XC, K F. o. James: 'Aantekeningen' (1968-70) p. 41 (Doe 1-809 A, a-r). 2 A.v., p. 43.
verbaasd van'). In het stadscentrum '(zakte) reeds in de vroege middaguren de stemming onder de burgerij weer tot het nulpunt' - men 'stoof er uiteen op het bericht dat de Duitsers de capitulatieberichten tegenspraken', trouwens: op de linker Maasoever werden des middags alle vlaggen weer ingehaald. 'overal een katterige stemming."
XC's Avonds sprak de koningin voor 'Herrijzend Nederland'.
XCBij na een jaar tevoren had zij in Engeland de eerste ontwerpen gemaakt voor haar bevrijdingstoespraak" - dat was haar moeilijk gevallen, want (aldus de eerste zin): 'Onze taal kent geen woorden voor hetgeen in ons aller hart omgaat in deze ure der bevrijding van geheel Nederland.' Zo begon zij. Zij vervolgde:
XC'Eindelijk zijn wij weer baas op eigen erf en aan eigen haard. Verslagen is de vijand van oost naar west en van noord naar zuid. Verdwenen het vuurpeloton, de gevangenis en het martelkamp. Voorbij is de nameloze druk van de vervolger, welke vijf jaar lang u heeft gekweld; voorbij is de verschrikking van de hongersnood.'
XCEr volgde een passage die de weerspiegeling was van de visie op de bezetting die zich bij de koningin had gevormd en van haar wensen voor de toekomst:
XC'Vervuld met diepe eerbied en bewondering breng ik u allen hulde voor uw verzet dat gij al die lange en bange jaren hebt volbracht, een verzet dat u samensmeedde tot een eendrachtig volk dat zich zijn roeping bewust is. Ons allen wacht een grote taak waarmee wij ... terstond een aanvang kunnen maken.'
XCNog enige zinnen in die geest volgden, aansporingen om 'niet achter [te] blijven op de weg waarop zij die wij in zo hoge ere houden' (de gevallenen van het verzet) 'ons voorgingen', en toen volgde een slot, gericht tot de 'rijksgenoten in oost en west' - met die in het oosten, 'die nog zo bitter onder de zware druk van de vijand moeten lijden', voeldeJ.
I C. Franckenjr.: p. 7-8. 2 Tekst in (1945), p. 91.
de koningin zich 'meer dan ooit in de geest verenigd ... Moge ook voor hen, mede door onze krachtsinspanning, spoedig het uur der bevrijding aanbreken.'
XCWaren er veel luisteraars in het pas-bevrijde westen? Vermoedelijk niet. Maar wie, in de loop van de dag naar 'Herrijzend Nederland' luisterend, vernomen had dat 's avonds de koningin zou spreken, had, zo veronderstellen wij, anderen gewaarschuwd. In Oegstgeest (het kan ook elders zijn gebeurd) werden de paar toestellen die zich in panden bevonden waar men nog iets van stroom had, zo neergezet dat de uitzending buiten kon worden gevolgd, 'hele scharen mensen', aldus een inwoonster, 'staan er onder paraplu's in ademloze stilte naar te luisteren.' 1
XCDie gehele zaterdag was voor de meeste BS'ers een dag van diepe teleurstelling geworden.
XCZoals wij eerder vermeldden, had Koots hoofdkwartier op vrijdagavond vóór tien uur aan de gewestelijke cernmandanten van de BS bericht dat de capitulatie officieel was bevestigd, dat ze zaterdagmorgen om acht uur van kracht zou worden, dat 'rustig en voorzichtig optreden' wenselijk was en dat er nog 'nadere instructies' zouden worden gegeven. Men ziet: de alarmfases werden niet genoemd - wij nemen aan dat Koots hoofdkwartier er van uitging dat het door de radio verspreide bericht dat de wapenstilstand zaterdagochtend om acht uur zou ingaan, er toe zou leiden dat alle BS'ers van het Strijdend Gedeelte zich, voorzover zij dat niet al hadden gedaan, die ochtend in de vroegte naar de eonsignatieadressen zouden begeven. In de nacht evenwel van vrijdag op zaterdag volgde het door ons al weergegeven nadere bevel: 'Capitulatie der Duitse Weermacht geldt niet voor West-Nederland. Alle acties onmiddellijk staken. Geen lid der BS mag met armband op straat' - dat betekende impliciet dat de BS'ers van het Strijdend Gedeelte (schrijven wij verder over 'BS'ers', dan zullen wij, tenzij anders aangegeven, steeds die van het Strijdend Gedeelte bedoelen-) zich wel op hun eonsignatie-adressen
1 A. van der Heide-Kort: p. 169. 2 Behalve het Strijdend Gedeelte kenden de Binnenlandse Strijdkrachten Bewakingstroepen (de BT). Ook voor hen waren eonsignatie-adressen vastgesteld en wij nemen aan dat een groot deel van de Bewakingstroepen vrijdagavond of zaterdagochtend opkwam, d.w.z. zich naar die
mochten verzamelen maar dat zij vandaar niet 'met armband', en afortiori niet met hun wapens, de straat op mochten gaan.
XCIn de zeven gewesten van de BS in het westen des lands (Utrecht, het Gooi, Amsterdam, Noord-Holland Noord en Zuid en Zuid-Holland Noord en Zuid) moesten deze bevelen door de gewestelijke commandanten worden doorgegeven aan de districtscommandanten, door dezen aan de plaatselijke, door de plaatselijke aan de kwartier- en door die laatsten aan de groepscommandanten. In welke mate dat alles is geschied, weten wij niet - onze indruk is dat Koots bevelen in de grote steden goed zijn doorgekomen en dat dit elders veelal niet het geval is geweest.
XCWat in een deel van Amsterdam geschiedde, is beeldend weergegeven in een dagboek dat bijgehouden is door een bijna vijftigjarige sectiecommandant van de BS, een handelsvertegenwoordiger, die in het z.g. Betondorp in de Watergraafsmeer woonde, de stadswijk die aan Diemen grenst l De man was vrijdagavond om kwart over negen door zijn groepscommandant gewaarschuwd dat hij de leden van zijn sectie, twaalf man, moest meedelen dat zij zich klaar moesten maken voor vertrek naar het consignatie-adres: de kassen van een kwekerij in de Watergraafsmeer. Hij ging toen per flets bij allen rond. 's Nachts om half één werd hij thuis opnieuw gewaarschuwd, 'het groot alarm is gegeven.' De dertig BS'ers uit het Betondorp kwamen toen op een adres in het dorp samen en trokken in het nachtelijk duister naar de kwekerij, die hun al goed bekend was, want daar hadden zij de stengun en de brengun (een lichte mitrailleur) leren bedienen. Wapens, ca. 200 stenguns, waren onder de vloer van een keetje bij de kwekerij verborgen.
XCIn de kassen kwamen in de loop van de nacht 'zeker vierhonderd à vijfhonderd' BS'ers bijeen (er waren dus slechts stenguns voor de helft),
XCadressen begaf. Bewakingstaken waren er evenwel voorlopig niet uit te voeren en aangezien de Bewakingstroepen ongewapend waren, dienden zij daar waar tot het arresteren van 'foute' elementen was besloten, het uitvoeren daarvan aan de BS'ers van het Strijdend Gedeelte over te laten. De districtscommandant van het Strijdend Gedeelte in Amsterdam-west schreef kort na de bevrijding aan de gewestelijke commandant Overhoff: 'Het oproepen van de BT naast het SG heeft totaal geen zin gehad De taak waarvoor de BT bestemd was: bewakingsdiensten en arrestaties, heeft ze niet kunnen vervullen. De manschappen waren grotendeels ongeoefende burgers, de officieren veelallieden die zich verre gehouden hebben van illegaal werk
XC. Het SG kon volledig de bewakingsdiensten verrichten en was uitsluitend belast met het arresteren; het gebruik van BTers gaf de eerste dagen' (d.w.z. van maandag 7 of dinsdag 8 mei af) 'al ernstige redenen tot klachten' (aangehaald in C. F. Overhoff: 'Oorlogsherinneringen', dl. J, p. 239). t Dagboekfragmenten 1940-1945,
'alle verzetsgroepen uit Oost zijn aanwezig', 'niemand weet wat we gaan doen en wat ons te wachten staat. Maar één ding staat vast. Wij"zijn bereid.' 's Morgens kregen de malmen honger - er was niets dan wat biskwie. Instructies kwamen pas om half tien (zij vloeiden voort uit het bevel dat Kaats hoofdkwartier omstreeks middernacht had doorgegeven aan de BS-commandant van Amsterdam): 'Het is nog niet de tijd om te vlaggen ... Ons wordt verzocht om in kleine groepen weer naar huis te gaan en te wachten op nieuwe instructies ... Ik kan met mijn groep verdwijnen. Wij zijn allen erg teleurgesteld.'
XCKoot ging in de loop van de ochtend beseffen dat hij met zijn nader bevel: 'Alle acties onmiddellijk staken. Geen lid der BS mag met armband op straat', eigenlijk te ver was gegaan. Er waren plaatsen waar zich in het geheel geen Wehrmacht bevond, andere waar, naar hem gerapporteerd werd, een Duitse commandant overwoog, zich op eigen houtje over te geven - kon dáár dan niet aan de BS iets meer armslag worden gegeven? Hij liet op zaterdagochtend van kwart voor twaalf af een bevel doorgeven dat als volgt luidde':
XC'Onder handhaving van mijn order dat de SS voorshands nog niet in het openbaar mogen verschijnen, deel ik u mede dat van deze regel mag worden afgeweken in die plaatsen, waar de Duitse cornrnandanten vrijwillig wensen te capituleren en van een ordehandhaving door de Duitsers geen sprake is. In deze plaatsen mag de SS in actie komen ter bewaking van Duitse krijgsgevangenen, van Duitse wapens en voorraden en ter handhaving van orde en rust. Dit dus uitsluitend ter voorziening in een noodtoestand. Hoofdzaak is dat iedere gewapende actie tegen de Duitse troepen, w.o. SS en SD, wordt vermeden. In deze plaatsen kan ook worden overgegaan tot arrestaties voorzover dit nodig is ter voorkoming van ongeregeldheden.'
XCIn hoeverre dit bevel de lagere commandanten nog op zaterdag heeft bereikt, weten wij niet. Het hield in zoverre risico's in, dat de beslissing of men met de BS in het openbaar zou verschijnen, nu in feite was komen te liggen bij de plaatselijke commandanten. Dezen bleven overal waar de Wehrmacht sterk was en de Ordnungspolizei ('de Grüne') met kracht ingreep, uitgesproken terughoudend. Zo bijvoorbeeld in Rotterdam. "s Middags', aldus een relaas van twee Rotterdamse BS'ers,
XC'luisterden we naar Radio Oranje en hoorden wat gebazelover de capitulatie van de Duitse legers. Wat capitulatie, wàt bevrijd?! De Griine was op straat, fouil
XC1 Tekst in van Ojen: De BS, p.
leerde mensen en brachtjongens op en wij mochten niets doen. Wij kregen geen orders behalve: wachten. De ganse zaterdagmiddag en -avond wachtten we. Tot eindelijk via de geheime telefoonlijn de alarmpost een bericht doorkreeg dat via een koerierster naar ons op het consignatie-adres werd doorgebracht. Wij hoorden het verhaalonder intense spanning aan. Uitrukken? Naar het H[oofd] K[wartier]? Of direct naar een bepaald object? Niets van dit alles. Ons werd meegedeeld dat elke actie tegen Duitsers en Duitse instellingen, het dragen van wapens door leden van de BS en het helpen van door Duitsers aangevallen BS-Ieden of -groepen verboden was; tenslotte dat er ongewapend moest worden gepatrouilleerd en dat eventueel gemaakte krijgsgevangenen moesten worden losgelaten.
XCNiet onwaarschijnlijk was deze beslissing vreselijk verstandig en nameloos menslievend bedoeld daar het zonder deze bekendmaking wellicht (althans naar de mening van degenen die verantwoordelijk waren voor deze lafhartige verklaring) tot een misschien nodeloos bloedbad had kunnen komen. Helaas beschikten wij niet over een dergelijk vooruitziend doorzicht en voelden wij ons slechts verraden, overbodig, belachelijk en in de hoek gedrukt ... De stemming was hopeloos, ellendig en opstandig."
XCElders traden de BS wèl in het openbaar op, des ochtends al. Gouda was niet de enige plaats waar dit geschiedde. In Berkel en Rodenrijs (bij Rotterdam) had dat optreden ernstige gevolgen: een groep BS'ers raakte er in gevecht met Duitsers - drie BS'ers en vermoedelijk zes Duitsers sneuvelden. In de stad Utrecht gingen verschillende BS-groepen, al of niet met de armbanden om, gewapend de straat op - één groep werd door de Ordnungspolizei ontwapend en gevankelijk weggevoerd, een tweede, grote groep van ca. honderd man die in een school in het westen van de stad geconsigneerd zat, werd door Landwachters ontdekt en vervolgens ook al door de Ordnungspolizei gevankelijk weggevoerd. In Maarssen kwam het tot een schietpartij tussen BS'ers en Duitsers. In Vinkeveen gingen de BS'ers zaterdagochtend tegenover de Duitsers in stelling liggen, ca. dertig BS'ers werden gearresteerd en naar Utrecht overgebracht. In Abcoude eiste de plaatselijke BS-commandant dat de Duitsers hun wapens aan de BS zouden afgeven; dat werd geweigerd - de commandant en de in zijn ambt herstelde burgemeester werden beiden gearresteerd. In de Haarlemmermeer bezette een groep gewapende BS'ers het gemaal Leeghwater - de groep trok zich terug toen gewapende Duitsers naderden. In Leidschendam werd 's morgens het raadhuis door BS'ers bezet - zij moesten het weer ontruimen. In Leiden werd de
XC, T. de W. en C. v.: Guerrilla in Rotterdam, p.
in zijn functie herstelde burgemeester door BS'ers geïnstalleerd op het stadhuis - zodra de Duitsers daarvan vernamen, haalden zij de 'foute' burgemeester uit zijn woning en brachten hem weer naar het stadhuis toe, dat toen door de pas opnieuw geïnstalleerde burgemeester was verlaten; deze laatste dook onder. Ook in Oegstgeest installeerde de BS 's middags de nieuwe burgemeester, maar toen de plaatselijke BScommandant, door twee ondercommandanten vergezeld, vervolgens de NSB'er die burgemeester was geweest, ging meedelen dat hij niet meer op het gemeentehuis diende te verschijnen, werd het drietal door twee Duitse militairen gearresteerd en gevankelijk naar Leiden gebracht. 'De installaties van de burgemeesters hebben', aldus een rapport over Rijnland d.d. 6 mei, 'geen ernstige gevolgen gehad, maar zijn een typisch beeld van de grote voorbarigheid van de BS. Het prestige van deze organisatie heeft een geduchte knauw gekregen bij de burgerij.' I Leed het prestige van de BS overal schade waar BS'ers in strijd met Koots bevelen in het openbaar optraden en zich moesten terugtrekken (voorzover ons bekend, was dat laatste alleen in Gouda niet het geval), het leed óók schade waar BS'ers zich conform die bevelen gedroegen. Veel mensen wisten (of vermoedden, althans vertrouwden) dat van de herfst van '44 af een ondergronds leger was gevormd; zij hadden verwacht dat dat leger zich zaterdagochtend zou manifesteren - men merkte er niets van. Zo was in heel Amsterdam geen BS'er te zien. In Oost waren de BS'ers, zoals eerder bleek, huiswaarts gezonden - in andere stadsdelen bleven zij geconsigneerd. Bij een gebouw in het centrum dat door BS'ers bezet was gebleven, kwam het 's avonds tot een hevige schietpartij; acht Duitsers sneuvelden, omstreeks veertig werden gewond; van de BS'ers sneuvelden twee, werden twee zwaar gewond (en door de Duitsers met een kogel in het hoofd afgemaakt) en acht licht gewond; bovendien werden zestien mannelijke omwonenden als gevangenen naar de Marinierskazerne meegenomen - hun leven werd gered doordat de Komman dant van die kazerne weigerde, hen aan de SS'ers uit te leveren die zich in het Koloniaal Instituut" bevonden.
XCI Rapport, 6 mei 1945, van de vertegenwoordiger van de Rolls Royce-groep te Leiden (Vm, VI, 97). 2 Thans: Koninklijk Instituut
Wat deed op die zaterdag de instantie die in bezet gebied de regering vertegenwoordigde: het College van Vertrouwensmannen? Gelijk vermeld, hadden de Vertrouwensmannen vrijdagavond vernomen dat de Duitse autoriteiten de capitulatie niet erkenden. Zij hadden lang doorgepraat over de daardoor ontstane situatie en uit dat beraad vloeide voort dat van der Vlugt zaterdagochtend vroeg naar Schwebel werd gezonden met vier eisen: de Duitsers moesten van de straat verdwijnen, Nederlandse politie, eventueel aangevuld met BS'ers, moest belast worden met de ordehandhaving, de Vertrouwensmannen dienden het civiele bewind over te kunnen nemen en zij dienden hun proclamatie te mogen aanslaan. Kort voor tien uur kwam van der Vlugt in de Javastraat terug met het bericht dat Schwebel al deze eisen had afgewezen. Er begon toen een vergadering die verscheidene uren duurde en waaraan mede deelgenomen werd door Kesper (gemachtigde voor Binnenlandse Zaken) en Tenkink (gemachtigde voor Justitie) alsmede door de commandant van het Strijdend Gedeelte der BS in Zuid-Holland Noord, Hordijk. De stemming ter vergadering was gespannen. Vreemd contrast! Buiten werd die ochtend (om acht uur, het uur waarop de wapenstilstand inging, hadden alle Haagse kerkklokken geluid) overal gevlagd, grote menigten trokken door de straten, volwassenen en kinderen waren allen even opgetogen en verheugd, en de Vertrouwensmannen en diegenen die aan het beraad met hen deelnamen, wisten dat de bezetter nog niet had gecapituleerd en dat het dus tot de ernstigste incidenten kon komen.
XCBosch van Rosenthal begon met er op te wijzen, 'dat' (aldus het lange verslag van deze bijeenkomst'), 'zoals reeds gisteravond gesteld is, het vreugdebetoon van de bevolking niet is te remmen, te meer niet waar de berichten bevestigd zijn' (d.w.z. dat in de radio-uitzendingen uit Londen en Eindhoven die ochtend opnieuw was meegedeeld dat de Duitsers ook in Nederland hadden gecapituleerd). Er werd over gesproken hoe men de ordehandhaving van de Duitsers kon overnemen - de conclusie was dat ordehandhaving door de Nederlandse politie, die zoveel weerstanden had gewekt, tot moeilijkheden kon leiden en dat het in elk geval verstandig was, zich opnieuw van het standpunt der Duitsers te vergewissen. Valken, die als waarnemend hoofdcommissaris in Den Haag zou optreden, verscheen in de vergadering en uitte zich pessimistisch, want Munt, de Haagse SD-chef, had tegen hem gezegd: 'Ik heb geen bevoegdheid om u dit te zeggen maar ik doe het om bloedvergieten te voorkomen. Ik adviseer u, de bevolking aan te raden zich rustig te
houden en geen aanleiding te geven tot gewelddadig optreden van de Duitse politie.' Moest dat advies worden opgevolgd? Bosch kwam er innerlijk tegen in opstand. 'Wij zien', zei hij, 'thans geen mogelijkheid, door gewelddadig optreden een greep naar de macht te doen' (de Binnenlandse Strijdkrachten waren er veel te zwak voor), 'maar wellicht zal ons later in de historie van ons land een verwijt worden gemaakt dat wij dat niet hebben gedaan.' Stokman zei toen, 'dat het blijkbaar in Italië wèl gebeurd is' (hij doelde op de grote volksopstanden in de Noorditaliaanse steden welke aan de capitulatie van de Heeresgruppe C waren voorafgegaan), 'maar wanneer de deskundigen zeggen dat het niet kan' (Hordijk had dat duidelijk gemaakt), 'moeten wij, gezien ook onze grote verantwoordelijkheid in dezen, ons daarbij neerleggen.' Daarop zei Valken dat, als de BS de strijd met de Duitsers aandurfden, de politie met de BS zou meestrijden.
XCMoest men het er dus toch op wagen?
XCDrees greep in, zeggend 'dat een vergelijking met Italië niet opgaat, omdat daar de patriotten in opstand kwamen ... terwijl de strijd aan het front nog voortduurde.' Hij wees er op dat de leiding van de Haagse BS-Strijdend Gedeelte op 'praktisch tweehonderdvijftig à driehonderd man als volkomen bekwaam en toegerust kan vertrouwen' (Hordijk had er op gewezen dat de Binnenlandse Strijdkrachten in Den Haag aanzienlijk zwakker waren dan in Amsterdam en Rotterdam). 'Misschien in totaal het dubbele, maar dat is volkomen onvoldoende om te overwegen onder de huidige omstandigheden een strijd te beginnen, met als gevolg een bloedbad vlak voor de duidelijk voor ogen liggende bevrijding.'
XCDat betoog werd algemeen aanvaard, ook door Bosch, maar door deze laatste toch niet zonder spijt.
XCEr werd vervolgens over gediscussieerd of de Vertrouwensmannen onmiddellijk Gerbrandy dienden te waarschuwen (antwoord: ja ') en of zij tot de bevolking een oproep moesten richten om zich van demonstratief optreden te onthouden. Die tweede vraag leidde tot een lange discussie die onderbroken werd door gemeenschappelijk luisteren naar Gerbrandy's radiotoespraak. Nu, die bracht 'niets nieuws ... , integendeel, de toestand is hierdoor nog veel kritieker geworden.' Bosch zei in de voortgezette discussie,Haag, noemde 'de toestand van uur tot uur gevaarlijker' en drong er bij de ministerpresident op aan dat de 'uitvoering [der] capitulatie' zou worden
1 Het verzonden telegram (tekst: a.v., p. 545) gaf een beeld van de situatie in Den
'dat ons enig machtsmiddel is dat wij gaan optreden. Wij beginnen met orders te geven. Wij zorgen dat de verkeerde politie weggaat, dat de heer de Monchy op zijn plaats komt te zitten, dat de heer Valken de zaak in handen neemt, kortom: wij beginnen te regeren. Als Schwebel daar niet mee accoord gaat, moet hij ons maar gevangen nemen. Dat is een kras woord, maar wij doen dit openlijk.'
XCNiemand viel Bosch bij. Trouwens, op dat moment kwam Borghouts binnen die verslag kon doen van zijn lang nachtelijk gesprek met de chef-staf van Blaskowitz, Reichelt: de capitulatie werd door Blaskowitz niet erkend, hij had 'o.m. de voorwaarde gesteld dat zijn troepen niet als krijgsgevangenen naar Rusland (zouden) worden gebracht.' Na verdere discussie opperde de Monchy, die van het eind van de ochtend af aan het beraad had deelgenomen, het denkbeeld dat hij Den Haag zou ingaan om links en rechts aan de mensen te zeggen wat de feitelijke toestand was, met verzoek dat aan anderen door te geven. Dat leek een ieder een goed idee.
XC'Eenmaal op straat', aldus de Monchy,
XC'bleek het mij weinig vruchtbaar om het bericht individueel te verspreiden. Ik heb toen vlak bij het Paleis in het Noordeinde met luider stem wat mensen om me heen verzameld, meegedeeld dat de Duitsers de capitulatie nog niet erkenden, dat de vlag van de toren [van de Grote Kerk] het enige officiële teken onzer vrijheid zou zijn, en heb mijn hoorders aangespoord om zich te verspreiden, aan de Duitsers geen voorwendsel te geven tot geweld en zich ook te houden aan het verbod om na acht uur op straat te zijn.
XCHet was voor het publiek, dat tot dusver vast aan het radiobericht had geloofd, kennelijk een openbaring.
XCEen dergelijke toespraak heb ik toen op een aantal andere drukke plaatsen herhaald ... Een malse regen die om een uur of zes inzette, hielp krachtig mee"
XCIn de javastraat was na het vertrek van de Monchy het beraad voortgezet. Stokman constateerde er, 'dat er hier in feite sprake moet zijn van een insubordinatie van Blaskowitz ten opzichte van zijn opperbevelhebber' (inderdaad). 'Montgomery heeft nadrukkelijk verklaard dat de Duitse troepen volledig hebben gecapituleerd.' Daarop zei Borghouts (teruggekeerd van een bespreking met Kolitz die hem o.m. had meegedeeld dat
XC1 S.J.R de Monchy: 'Verslag van mijn bemoeiingen vóór de bevrijding van Den Haag', p.
de BS in Gouda 'heer en meester van het stadhuis' waren), 'dat Montgomery dat wel kan verklaren, maar men moet niet vergeten dat de Duitsers hier een bijzonder sterke positie hebben.' Borghouts kon intussen nu ook meedelen (hij had dat telefonisch vernomen uit het hoofdkwartier van de BS te Amsterdam') dat in de loop van de dag in Wageningen een bespreking zou plaatsvinden tussen Blaskowitz en Foulkes - de Vertrouwensmannen besloten het resultaat van die bespreking af te wachten.
XCLaat in de middag gingen zij uiteen, teleurgesteld over de gang van zaken.
XCOp allerlei punten diende Foulkes, de bevelhebber van het lsi Canadian Corps, nadere regelingen te treffen met Blaskowitz, zulks al als gevolg van het feit dat het Duitse Vijf-en-twintigste Leger in westelijk Nederland afgesneden was van de overige eenheden van de Wehrmacht die vrijdag in het begin van de avond in Lüneburg hadden gecapituleerd. Daar kwamen nog twee factoren bij: het capitulatie-document dat Montgomery aan van Friedeburg had voorgelegd, was bijzonder kort en als bevel lang niet genoeg uitgewerkt, en, belangrijkste factor: Foulkes vernam zaterdagochtend vroeg dat Blaskowitz de vorige avond het standpunt had ingenomen dat de capitulatie van Lüneburg niet voor hèm gold. Foulkes wist die ochtend óók dat het Oberkommando der Wehrmacht aan Blaskowitz duidelijk had gemaakt dat zijn leger wel degelijk in die capitulatie was inbegrepen, maar zou Blaskowitz zich bij het van het OKW ontvangen bevel neerleggen?
XCFoulkes liet er geen gras over groeien: Blaskowitz werd zaterdagochtend radiografisch opgeroepen, zich onmiddellijk te Wageningen in hotel 'De Wereld' te komen melden. Blaskowitz bleef in Hilversum en zond Reichelt naar Wageningen. Diens komst deed Foulkes in woede ontsteken: hij wenste de opperbevelhebber van het Vijf-en-twintigste Leger voor zich te zien en niet diens chef-staf! Heeft Reichelt bij die gelegenheid gevraagd of Foulkes nu kon waarborgen dat de manschappen die onder Blaskowitz dienden, niet aan de Russen zouden worden uitgeleverd? Het is mogelijk; in elk geval staakte Blaskowitz zijn verzet. 's Middags verscheen hij, o.m. door Reichelt vergezeld, in hotel 'De
1 Dat hoofdkwartier was ingelicht via de CID-lijn uit Ermelo.
Wereld'. Bij Foulkes bevonden zich verscheidene hoge Geallieerde officieren; ook prins Bernhard had zich met overste van Houten en enkele andere officieren van zijn staf naar Wageningen begeven.
XCHet capitulatie-document werd aan Blaskowitz voorgelezen. Aard en inhoud van het stuk gaven wij al in de aanhef van dit hoofdstuk weer - Foulkes had eenvoudig enkele exemplaren meegenomen van het stapeltje documenten dat zijn hoofdkwartier enkele maanden eerder had ontvangen. Aan de standaard-tekst was evenwel toegevoegd dat Blaskowitz in verbinding mocht treden met Flensburg en dat hij zoveel mogelijk hulp diende te geven aan de B-2-hulpverlening, conform de afspraken die op maandag in Achterveld en daags tevoren, vrijdag, in Wageningen waren gemaakt. In het Engels zei prins Bernhard tegen Blaskowitz (hij had dat daags tevoren ook al tegen Schwebel gezegd) dat de Nederlandse Waffen-SS'ers door de Wehrmacht moesten worden ontwapend - Blaskowitz zei dat hem dat niet mogelijk was. De prins bracht ook de positie van de Binnenlandse Strijdkrachten ter sprake en deelde mee dat die het consigne hadden gekregen, het niet tot gevechten met de Wehr macht te laten komen. Blaskowitz zei dat dat zijn instemming had; hij erkende de BS als geregelde strijdmacht, maar waarschuwde dat het hem, als het tot gevechten kwam, moeilijk zou vallen, de Wehrmacht in toom te houden.
XCWat het hem voorgelegde capitulatie-document betreft: dat werd die zaterdagmiddag door Blaskowitz niet ondertekend. Hij zei dat hij zijn handtekening pas wilde plaatsen wanneer hij de zekerheid had dat hij de vele verplichtingen welke hij op zich zou nemen, ook zou kunnen uitvoeren en dat hij, om zich daarvan te vergewissen, vier-en-twintig uur tijd nodig had. Foulkes gaf hem die vier-en-twintig uur - duidelijk is, menen wij, dat de Canadese bevelhebber van Blaskowitz' betrouwbaarheid overtuigd was en zijn verzoek om vier-en-twintig uur uitstel redelijk vond. Foulkes zei in dat verband nog dat zijn divisies niet op zondag maar pas op maandag naar het westen zouden oprukken.
XCOm ongeveer half vijf terugrijdend passeerde Blaskowitz, aan wie was opgelegd dat hij de volgende middag opnieuw in Wageningen diende te verschijnen, Leersum. Hij verhinderde er dat een dertigtal burgers die na een gevecht tussen de BS en de Duitsers waren gearresteerd, voor een vuurpeloton werden geplaatst.'
1 Bij Leersum was een steenfabriek het eonsignatie-adres van de BS. Zaterdagochtend werden hier wapens naar toe gebracht, hetgeen door de Duitsers en de hier gelegerde Nederlandse werd opgemerkt. Eén BS'er die vervoerde, werd
XCVia de CID-lijn kon prins Bernhard zaterdagavond aan Koot meedelen wat zich in Wageningen had afgespeeld; óók dat de Canadezen hadden toegezegd, de BS beter te zullen bewapenen. Koot liet vervolgens, onder verwijzing naar wat de prins hem had gezegd, aan de gewestelijke commandanten van de BS een bevel doorgeven I waarin hij hen om te beginnen inlichtte dat de Geallieerde troepen maandag naar het westen zouden oprukken; vervolgens gaf hij de voornaamste verplichtingen weer die aan Blaskowitz waren opgelegd. 'Het is noodzakelijk', zo ging het bevel verder,
XC'dat de Binnenlandse Strijdkrachten het nakomen van vorenstaande regeling zoveel mogelijk controleren en eventueel Duitse commandanten opmerkzaam maken op grote tekortkomingen. Belangrijke afwijkingen en tekortkomingen eventueel aan mij rapporteren.
XCVoor een goed verloop van vorenbedoelde werkzaamheden is het noodzakelijk dat incidenten tussen de Binnenlandse Strijdkrachten en de vijand worden vermeden. Als algemene regel geldt dat de Binnenlandse Strijdkrachten als gewapende formaties eerst in het openbaar verschijnen indien de Geallieerde troepen aanwezig zijn .
XC... De Duitse Weermachtsbevelhebber heeft de Binnenlandse Strijdkrachten als geregelde strijdmacht erkend .
XC... Voor aanvullende bewapening der Binnenlandse Strijdkrachten zullen de Geallieerde troepen op uitgebreide schaal wapenen ter beschikking stellen. In het bijzonder ook met het oog op de goede reputatie, die de Binnenlandse Strijdkrachten zich bij de Geallieerden hebben verworven, is het noodzakelijk dat het gedrag en de daden der Binnenlandse Strijdkrachten in de komende dagen door een goede discipline worden gekenmerkt.'
XCZaterdagavond om half twaalf was dit bevelopgesteld - het werd via de nog steeds clandestiene telefoonlijnen doorgegeven.I Tekst in van Ojen: De BS, p.
aangehouden en schoot met zijn revolver de neer die hem wilde controleren. Vier eerder gearresteerde illegale werkers werden toen als represaille doodgeschoten en bovendien werden ca. dertig burgers, onder hen een bejaard Joods echtpaar, in een villa opgesloten. Daaruit werden zij laat in de middag meegenomen om ergens in de bossen te worden gefusilleerd. De stoet werd door Blaskowitz opgemerkt toen hij haar in zijn auto passeerde. Hij liet die auto stoppen en gaf bevel, de gevangenen vrij te laten. Dat bevel werd opgevolgd.
XCControle door de BS op het nakomen van de verplichtingen die aan Blaskowitz zouden worden opgelegd, betekende o.m. dat zij toezicht moesten houden op de concentratie van de Wehrmacht-eenheden in bepaalde gebieden; wenselijk leek ook dat de Sprengkommandos onmiddellijk onder bevel zouden worden geplaatst van BS-officieren. Koot was niet bevoegd, terzake een regeling te treffen met de Wehrmacht, gesteld dat deze tot medewerking bereid was - die regeling moest door Foulkes aan Blaskowitz worden opgelegd. Dat kon zondagmiddag geschieden wanneer Blaskowitz opnieuw naar Wageningen zou gaan.
XCVoorafgaande aan Blaskowitz' tocht vond op die zondag om twaalf uur in Laren een tweede bespreking plaats tussen Koot en Reichelt. Koot had nu behalve Borghouts en Kok ook Six uit Amsterdam meegenomen. Blijkens het protocol van deze bespreking", werd er een lange lijst in opgesteld van de punten die's middags aan prins Bernhard en Foulkes zouden worden voorgelegd, bijv. dat de BS de bewaking van een aantal objecten onmiddellijk zouden overnemen, dat BS-commandanten bepaalde bevoegdheden zouden hebben jegens de Sprengkommandos en dat zij zouden vernemen, waar zich de Wehrmacht-eenheden bevonden en waarheen deze zich zouden verplaatsen. Afgesproken werd dat Borghouts, de lijst meenemend, in Blaskowitz' auto mee zou rijden naar Wageningen.
XCIn de loop van de middag verscheen Blaskowitz daar opnieuw voor Foulkes en prins Bernhard. Die ontmoeting vond plaats in de aula van de Landbouwhogeschool. Hier werd het capitulatie-document, dat de vorige dag was voorgelezen, door Foulkes ondertekend Blaskowitz ondertekende het ten teken dat hij alle hem opgelegde verplichtingen aanvaardde." In hoeverre kwam toen nog de positie van de BS ter sprake? In een ongedateerd, kort na de bevrijding opgesteld memorandum' schreef de prins:
XC'Verschillende kleine incidenten hadden plaatsgevonden, hetgeen werd betekst voorts in deel b van het vijfde verslag van de Parlementaire Enquêtecommissie op pag. 581-83. 3 Exemplaar:
I Tekst in Vrn: p. 23. 2 Wie er persé van uit wil gaan dat als de bevrijdingsdag van Westelijk Nederland de dag moet gelden waarop het capitulatie document (het was gedateerd: 5 mei 1945) door Blaskowitz werd ondertekend, dient de 6de mei 1945, niet de yde, als de bevrijdingsdag te beschouwen. Het document is in facsimilé afgedrukt in van Ojens boek over de BS op pag. 916-19 en men vindt de
sproken tussen de betrokken partijen, en er werd overeengekomen dat £e- ter plaatse bijgelegd zouden worden tussen generaal Reichelt en generaal-majoor Koot. Bovendien waren we het er over eens dat het bijna onmogelijk was om te' beslissen wie deze incidenten begonnen was, en hoe minder er over gesproken werd, hoe beter (het aantal slachtoffers was gering en aan beide zijden ongeveer even groot).
XCGeneraal Foulkes beloofde mij toen om de Binnenlandse Strijdkrachten zo spoedig mogelijk toe te staan, wapenen te dragen.'!
XCWat de punten betreft die's morgens in Laren waren opgesteld: ze spraken Foulkes niet aan. Evenals de meeste Geallieerde bevelhebbers koesterde hij een groot wantrouwen jegens ongeregelde formaties en hij voelde er dus niets voor, de Binnenlandse Strijdkrachten te belasten met een algemene controletaak of hun bevoegdheden te geven jegens Wehr macht-officieren -,Het enige waarmee hij accoord ging, was dat de BS langs de Grebbelinie en haar voortzetting in de Betuwe een afsluitingscordon zouden vormen teneinde te beletten dat SD'ers en anderen die de wijk zouden willen nemen, oostwaarts zouden kunnen vluchten. Foulkes zei voorts dat hij inderdaad de BS beter wilde bewapenen, maar zouden die wapens worden misbruikt of zouden er onregelmatigheden mee plaatsvinden, dan behield hij zich het recht voor, onmiddellijk alle wapens weer in te nemen.
XCNa afloop van de bespreking te Wageningen nam Blaskowitz Borgliouts, die een grote hoeveelheid voor de BS bestemde aanplakbiljetten in ontvangst had genomen, in zijn auto weer mee naar het Westen. Borghouts kon er 's avonds Koot inlichten over hetgeen 's middags in Wageningen was besproken. Koot was teleurgesteld dat de prins en Borghouts zo weinig hadden bereikt en hij vond dat bovendien bedenkelijk aangezien geenszins vaststond dat alle eenheden van de Wehrmacht zich bij Blaskowitz' besluit om te capituleren zouden neerleggen (er hebben zich terzake inderdaad moeilijkheden voorgedaan in Ijmuiden en Den Held er"), Toen dan ook later op die zondagavond in Kootstussen de Duitsers onderling gekomen die slachtoffers hebben geëist.
1 A.V., p. 3. 2 In beide plaatsen weigerden officieren van de enkele dagen lang om zich over te geven; op verzoek van majoor Kok die er zich grote zorgen over maakte dat de grote Middensluis in Ijmuiden alsnog zou worden vernield, werd de zaak ter plaatse toen geregeld door de Britse welker hulp was ingeroepen door de Canadese genie. Op Voorne is het naar aanleiding van de capitulatie aan Duitse kant tot gevechten
hoofdkwartier een nieuw bevel voor de gewestelijke commandanten werd opgesteld " kwam daarin als punt 5 terecht:
XC'Indien individuele Duitsers of groepjes van Duitsers nog vernielingen verrichten of voornemens zij n, zulks te doen, of terroriseren of trachten zul ks te doen, zullen de BS, zolang de Geallieerden nog niet ter plaatse zijn, zo mogelijk zelfstandig op de oude geheime wijze daartegen optreden.'
XCDit was het eerste bevel dat de gewestelijke commandanten op zondag bereikte.
XCMet name in de grote steden was die zondag voor de BS'ers weer een dag vol frustratie geworden.
XCIn de meeste districten van Amsterdam bleven zij geconsigneerd, in Amsterdam-oost waren zij, zoals uit het eerder aangehaalde dagboek van een sectiecommandant bleek, naar huis gezonden. De man begon de zondagochtend met bij winkeliers wat levensmiddelen te vorderen. 'Als er om elf uur', zo noteerde hij,
XC'nog steeds geen nader bericht is, besluit ik naar de staf te gaan. Zo kom ik ten tweeden male naar de kassen. Het hoofd-stafkwartier zit op 'Frankendael'." Ik spreek kapitein 'joop Koopmans'. Hij kan er niets aan doen. Wij moeten wachten tot het hoofdkwartier bevel geeft. Ik vertel van de teleurstelling. Dat een elkeen deze historische dagen wil meemaken. Het was ons beloofd en wij hadden er voor geoefend. Allemaalniets aan te doen. Ik loop met mijn kop tegen de muur. En op de staf allemaalofficieren die ik van tevoren nooit in het illegale werk heb ontmoet. De één doet nog gewichtiger dan de ander. Onverrichterzake kom ik thuis. Mijn manschappen wachten met ongeduld. Er zijn er nog meer gekomen. De huiskamer zit vol. Hebben we ons daar nu voor opgegeven? De stemming is onder nul."1 Tekst in van Ojen: De BS, p. 924-25. 2 Een in de Watergraafsmeer gelegen voormalige buitenplaats. Dagboekfragmenten /94°-/945, p.
toekwamen, de van de Waddeneilanden op te halen. Op Texel gedroegen de Duitsers zich de gehele maand mei of zij nog heer en meester waren, op Terschelling werden de BS'ers gedwongen, gearresteerde NSB'ers weer vrij te laten. Schiermonnikoog was het laatste eiland dat van Duitsers werd gezuiverd; dat geschiedde op 12 juni.
XCIn Rotterdam waar de BS'ers de gehele zaterdag op de consignatieadressen hadden zitten wachten, kregen zij 's morgens verlof om tot vier uur 's middags naar huis te gaan. 'Degeen die de deur uitging, zo luidde het bevel, moest', aldus een relaas uit de Maasstad, 'zijn pistool bij zich steken; als hij er twee had, twee. Als ze last met Duitsers kregen, direct neerknallen, echter niet zelf provoceren."
XCDe hun opgelegde passiviteit was op zondag voor de BS'ers misschien nog wel moeilijker te verdragen dan de dag tevoren omdat zich veel minder Duitsers op straat vertoonden. In de loop van die zondag drong tot de Wehrmacht door dat Blaskowitz zich definitief overgaf - hier en daar waren er Duitse bevelhebbers die er eigener beweging toe overgingen, hun eenheden binnen de verblijven te houden. In Amsterdam reed Overhoff met een gewapend escorte naar de Ortskommandant die hem toezegde dat hij een bevel tot consignatie zou laten uitgaan; Overhoff stelde daar van zijn kant de toezegging tegenover dat de BS'ers ongewapende Duitse militairen met rust zouden laten.
XCTerwijl de BS'ers zich conform het van prins Bernhard ontvangen bevel niet op straat vertoonden, meende het College van Vertrouwensmannen dat, nu aangenomen mocht worden dat Blaskowitz het hoofd in de schoot zou leggen, zondag twaalf uur gezien kon worden als het tijdstip van overdracht van de civiele macht. Des morgens bijeenkomend, besloot het college, op dat tijdstip in de openbaarheid te treden. Waar en hoe dat zou geschieden, werd vastgesteld in een bespreking met de Moncby. Deze zei dat precies om twaalf uur de vlag zou worden gehesen op de toren van de Grote Kerk. Hij zou dan van het bordes van het Stadhuis aan de Groenmarkt een door hem opgestelde proclamatie voorlezen en hij nodigde de Vertrouwensmannen uit, daarbij aanwezig te zijn, met dien verstande dat dan Bosch van Rosenthal eerst de proclamatie van het college zou voorlezen welke in septemberdoor Cleveringa was opgesteld.'
'44
XCHoe bekendheid te geven aan deze plechtigheid? De kerken waren die ochtend stampvol - de Monchy schreef enkele briefjes die hij in kerken in het centrum liet afgeven en die daar van de kansel af zouden
, T. de W. en C. V.: p. 89. 2 Tekst in VITI: p. 30-31.
worden voorgelezen; zelf ging hij naar de kerk van zijn eigen kerkgenootschap, de Algemene Doopsgezinde Sociëteit.
XCNa zijn vertrek hadden de Vertrouwensmannen nog tal van punten te bespreken.' Zij besloten Gerbrandy telegrafisch in te lichten dat zij hun proclamatie hadden uitgevaardigd en boden de regering telegrafische gelukwensen aan, 'met erkentelijkheid gedenkend hetgeen zij onder beproefde leiding van minister-president gedurende de bezettingstijd terwille van de herrijzing van het vaderland heeft gedaan.' Aan de koningin seinden zij:
XC'Op dit historisch uur bieden Vertrouwensmannen der regering, zich tot tolk makend van de gevoelens van het gehele Nederlandse volk, Uwe Majesteit hun gelukwensen aan met Uw terugkeer in het bevrijde vaderland en getuigen zij jegens Uwe Majesteit van hun grote dankbaarheid voor de bezielende leiding die Zij gedurende vijf jaren van grenzeloze onderdrukking aan het verzet tegen de vijand heeft willen geven.'
XCOok aan prinses Juliana en prins Bernhard werden gelukwens-telegrammen toegezonden, aan de prins 'met grote waardering voor uw krachtig en onvermoeid strijden voor de bevrijding van ons land.'
XCEr kwam nog veel meer aan de orde.
XCWat de plechtigheid op de Groenmarkt betrof, stelde Cleveringa voor, vertegenwoordigers van de illegaliteit uit te nodigen, daarbij aanwezig te zijn. Dat denkbeeld vond algemene instemming en er ging een boodschapper naar het stafkwartier van de Haagse BS - hij kwam terug met het bericht dat de BS-commandanten de uitnodiging graag zouden aanvaarden maar alleen als zij gewapend konden verschijnen. Dat laatste kon niet worden toegestaan.
XCEr werd verder gesproken over de vrijlating van de politieke gevangenen (van der Vlugt, die weer in de vergadering aanwezig was, zei dat hij van de Haagse SD had vernomen dat zij allen al uit de gevangenissen waren ontslagen). Er werd gesproken over de radio (Oranje stelde voor, maandag met uitzendingen uit Hilversum te beginnen). Er werd gesproken over de zuivering der departementen (daar moest hier en daar nog veel aan worden gedaan). Er werd gesproken over de van Hirschfeld binnengekomen brief waarin deze zijn functie ter beschikking had gesteld (geconstateerd werd dat hij dus geen stakingsbevel behoefde te
XCI Verslag van de bespreking en tekst van de verzonden telegrammen: Euq., dl. V c, p.
ontvangen). Zo kwamen ook nog enige andere punten aan de orde voordat het moment was gekomen waarop de Vertrouwensmannen zich naar het Stadhuis begaven.
XCDaar stond het zwart van de mensen. Precies om twaalf uur ging aan de toren van de Grote Kerk de vlag omhoog en betraden de Vertrouwensmannen en de Monchy onder gejuich het bordes. De voorlezing van de twee proclamaties werd vele malen door toejuichingen onderbroken - gedrukte exemplaren werden in de loop van de middag op talrijke plaatsen in Den Haag aangeplakt. De gehele middag en avond bleef er in de stad een feestelijke stemming heersen.
XCIn Rotterdam (en het zal in de andere steden wel niet anders zijn geweest) waren, aldus J. c. Francken jr.,
XC'de straten gevuld met een blijde, zingende menigte ... Waar komen al die buitenlandse vlaggen vandaan? Het' Welcome to the liberators' verschijnt op de ruiten, uit verborgen hoekjes en gaten komt het dundoek van onze bondgenoten te voorschijn. Een duizendkoppige menigte deint rondom het Stadhuis ... De jeugd slaat in slierten aan het hossen ... Als de duisternis invalt, branden hier en daar al kaarsen en kleurige lampions. Vreugdevuren verspreiden een fantastische rode gloed.' I
XCIn Amsterdam was op die 6de mei de CPN de eerste politieke partij die (in een feestgebouw in Amsterdam-west) een demonstratieve vergadering hield. Tot het houden daarvan had het illegale partijbestuur besloten op een bijeenkomst die vrijdagavond laat was gehouden. Het vergaderadres was zaterdag mondeling en in gestencilde pamfletten bekendgemaakt, 'de zaal', aldus F. Reuter in zijn De Communistische Partij' van Nederland in oorlogstijd, '(was) afgeladen.' Reuter zou er spreken, maar 'er kwam niet veel van terecht', en de voorzitter van het illegale partijbestuur, Jaap Brandenburg, nam het woord over, aandringend op de vorming van één socialistische massapartij en, vooral, van één vakbeweging. 'De illegale leiding was als zodanig exit. Daar zaten we openlijk achter een tafel, terwijl de Duitsers de situatie nog volledig in handen hadden. Wel hadden we voor alle eventualiteiten wat gewapende groepen van de Raad van Verzet voor deze vergadering opgetrommeld" - die groepen hadden zich verdekt opgesteld.
XCI J. c. Francken jr.: Rotterdam bevrijd, p. II-I2. vall Nederland ill oorlogstijd, p. 122. F. Reuter:
XCEerder vermeldden wij dat in de ochtend van die zondag aan de Vertrouwensmannen werd meegedeeld dat de SD in Den Haag reeds al zijn politieke gevangenen had vrijgelaten.
XCHoe was het met die vrijlatingen gegaan?
XCTot vele gevangenen, waar zij zich ook bevonden, was op zaterdag doorgedrongen dat de Wehrmacht in West-Nederland zich zou hebben overgegeven. In de Cellenbarakken in Scheveningen werd dat door een vrouwelijke gevangene van een bezoekster vernomen. In haar cel terug schreeuwde zij: 'Morgen of overmorgen worden we vrijgelaten, ze hebben gecapituleerd en heel Den Haag vlagt.' 'We konden', aldus later een andere vrouwelijke gevangene, 'onze oren niet geloven. Voordat we naar bed gingen, zetten we met toiletpapiertjes krullen in. De volgende morgen ging eindelijk onze deur open. Buiten scheen de zon, juist zoals wij altijd hadden gehoopt.'!
XCUit alle gevangenissen waar de deuren opengingen, werden de illegale werkers die er in opgesloten zaten ('lichte gevallen' waren al eerder op vrije voeten gesteld), in kleine groepjes vrijgelaten. Het bericht van die vrijlatingen verspreidde zich met grote snelheid door de steden - familieleden, vrienden, ook anderen, snelden naar de poorten toe om er de vrijgelatenen, die als uit de dood herrezen waren, te omhelzen en te begroeten. Tot het einde toe bleef evenwel de vrees bestaan dat de SD bepaalde gevangenen toch nog zou doodschieten. Van Randwijk, de hoofdredacteur van Vrij" Nederland, had zich op zaterdag al grote zorgen gemaakt over het lot van zijn naaste medewerker, van Namen, die in januari was gearresteerd - toen deze op zondagmiddag nog niet was vrijgelaten, belde van Randwijk Lages op en zei hem dat hij zou worden doodgeschoten als van Namen niet uiterlijk om tien uur 's avonds vrij was. Prompt om tien uur werd van Namen door een Duitser uit zijn cel gehaald. 'GratuLiere. Sie sind frei.' 2
XCBij de Cellenbarakken in Scheveningen kon zich buiten op zaterdag en zondag geen menigte verzamelen: deze gevangenis lag in het Sperr gebiet van de Festung-Scheveningen. De regisseur en toneelschrijver August Defresne, op zoek naar zijn vrouw, wist desniettemin tot de poort van de Cellenbarakken door te dringen. Het was, schreef hij negen jaar later, een
XCI A. van Zijl in E. P. Weber: Gedenkboek uan hel 'Oranjehotel', p. 287. 2 A. H. van Namen in Maatstaf, april-mei
'water-zonnige ochtend vol van klokken-gebeier, toen ik (na weken en weken drentelen en drentelen, heen en weer in vergeefs wanhopig wachten voor de prikkeldraad-ingang van het Haagse gevangenisfort) plotseling zeven gebogen mannen in vervuilde kleren en met baarden die ingang uit zag komen. Zij bleven staan en richtten zich op en keken rond als reizigers na het verlaten van het station in een vreemde stad. Vier schudden elkaar paarsgewijs de beide handen. Eén liep huilend een eindje weg en bleef daar snikkend staan, de handen voor zij n gezicht. Eén ging op het gras langs de straatweg zitten, viel in die poging om en bleef liggen. De zevende stond roerloos, de armen langs zijn lichaam gestrekt, het hoofd met de lange baard en verwarde haren rechtop, als luisterend naar het klokkengelui .
XC. .. Een kwartier later, terwijl nog steeds alle klokken van de stad beierden, (knarste) een sleperskar met een hoop verhongerde mannen en vrouwen, die niet meer lopen konden, de prikkeldraad-omheining uit ... Het magere paard had een knikkend oranje vlaggetje op zijn kop ... Uit die hoop vervuilde en verhongerde mannen (klonk) de zwakke kreet van mijn naam en ... mijn vrouw (liet) zich van de kar ... glijden ... Ze liep terwijl ze niet meer lopen kon'
XCen het kwam tot 'een niet te stuiten snikken dat ... op die lege buitenweg, onder het klokgelui, in ons losbrak omdat de angst uit ons scheurde."
XCDàt was het: er was geen angst meer, het normale leven was herwonnen. 7J 8 en 9 mei
XCGelijk eerder vermeld, had Foulkes op zaterdagmiddag 5 mei tegen Blaskowitz gezegd dat zijn troepen op maandag 7 mei naar het westen zouden oprukken. Wij nemen aan dat Blaskowitz de eenheden van de Wehrmacht daarvan in kennis heeft gesteld - aan de gewestelijke commandanten van de BS was er in elk geval mededeling van gedaan. Zulks leidde er toe dat besloten werd om die maandag de eonsignatie van de BS op te heffen; zij zouden gewapend de straat op gaan en hun eerste taak zou zijn om, waar dit nog niet was geschied, de burgemeesters te installeren.
XCHet verschijnen van die BS'ers, de meesten in blauwe overalls, werd door de bevolking als bewijs gezien dat men van de Duitsers nu niets meer te duchten had. Werk was er vrijwel niet - grote menigten stroom
XCI A. Defresne in Nationale Snipperdag (mei 1954),
den weer de straat op. In de grote steden zag men hier en daar de proclamatie van het College van Vertrouwensmannen op de muren - aangeplakt waren ook nieuwsbulletins van de belangrijkste ex-illegale bladen. In Amsterdam werd gevent met de eerste nummers van drie nieuwe dagbladen: Het Parool, Trouw (dat de plaats van De Standaard innam) en De Waarheid; ze waren gedrukt met stroom, ontleend aan de generator van de Wester Suikerfabriek.' Allerwege verwachtte men dat men op die maandag grote formaties van de bevrijders zou kunnen toejuichen. Niets daarvan. Foulkes was te optimistisch geweest: hij moest op die 7de mei het oprukken van zijn troepen één dag uitstellen.
XCVan Geallieerde zijde gebeurde op die maandag niet méér dan dat twee Canadese officieren naar Amersfoort werden gezonden die onmiddellijk naar het (onder het Rode Kruis gestelde) concentratiekamp werden verwezen waar zij werden verwelkomd door, aldus een relaas, 'lachende, huilende, schreeuwende,joelende, zingende, dansende menserr'ê ; voorts, dat drie hoge Canadese officieren in een auto via Utrecht en Amsterdam naar Bergen reden om er een apart capitulatie-document te laten ondertekenen door de Duitse bevelhebber aldaar; tenslotte, dat een verkenningseenheid van de Engelse 49th Infantry Dillision (de mannen uit Yorkshire) opdracht kreeg, via Utrecht en Hilversum naar Amsterdam te rijden. Dit alles betekende dat men ook op die maandag bijvoorbeeld in Den Haag en Rotterdam geen enkele Geallieerde eenheid, hoe klein ook, te zien kreeg. Wie men in die twee steden wèl zag, was prins Bernhard die in een jeep een snelle rondrit maakte via Utrecht, Rotterdam en Den Haag (hij werd overalluid toegejuicht), en waren de vier Engelse officieren van gezondheid die al zaterdag door de linies waren gegaan. 'Hun tocht door het bevrijde Rotterdam was', aldus later de waarnemenddirecteur van de Gemeentelijke Geneeskundigeen Gezondheidsdienst die hen naar twee ziekenhuizen meenam, 'een triomftocht door een dicht op elkaar gepakte menigte die alsmaar juichend, zingend en bloemen strooiend haar blijdschap en dankbaarheid uitte.'?
XCIn Den Haag was het centrum stampvol volwassenen en kinderen. BS'ers en marechaussees liepen er rond, huizen waren versierd, aan het standbeeld van Willem de Zwijger hing een grote krans, voor het Paleis Noordeinde stond een kinderkoor voor alle zekerheid vast te oefenen.Dubois: Brieven uit het Westen (1965), P: 20. J P. CJ. van der Stibbe: 'De GGD gedurende de tweede wereldoorlog' (jan. 1946), p. 19 (CNO,
I In Zaandam werd het bevrijdingsnummer van gedrukt op een vlakpers waarvan de wagen met touwen heen-en-weer werd getrokken. 2 H. van Erde
Begeleid door de districtscommandant van de BS betrad in Utrecht burgemeester ter Pelkwijk om twaalf uur het Stadhuis. Een grote menigte zong hem het Wilhelmus toe voor hij naar zijn werkkamer ging; die stond vol bloemen, het vloerkleed was bestrooid met oranje confetti. Eerder in de ochtend, omstreeks tien uur, had de verkenningseenheid van de 49th Division Utrecht bereikt: vier lichte pantserwagens en zes brengun-carriers, bemand door dertig geüniformeerde Engelsen en twee oorlogscorrespondenten, óók in uniform. De voertuigen kwamen door Utrecht nauwelijks vooruit - ze waren bedolven onder juichende mensen. Toen de Engelsen Utrecht verlieten, staken er bloemen onder hun epauletten, waren rood-wit-blauwe kokardes op hun baret geprikt en hing hun de gekleurde serpentine om de hals. Na in Hilversum, Bussum en Naarden even uitgelaten te zijn ontvangen, naderden zij tegen één uur Amsterdam. De eerder geciteerde BS-sectiecommandant uit Amsterdam-oost zag hen komen: 'Vijf lange jaren hebben we hier op gewacht. Ons hart zwelt van vreugde. Eindelijk een einde aan onze ellende, God zij dank. Dat is het begin. Vrouwen huilen, mannen zwaaien als gekken hun hoeden. 'Welcome, boys, welcome' is niet van de lucht. En dan gaan ze door.'
XCMet moeite bereikte de verkenningseenheid de Dam, waar zich een grote menigte had verzameld. De eenheid was weer naar Amsterdam-cost teruggereden, toen het kort na drie uur op de Dam tot een grote schietpartij kwam. Wat was de aanleiding? Die staat niet vast (er is geen officieelonderzoek geweest). In de tijd zelf is meestal gemeend dat manschappen van de Kriegsmarine die zich verschanst hadden in het bij de ingang van de Kalverstraat gelegen gebouw van de Grote Club, hulp wilden verlenen aan een Duitse militair die vrijwel voor hun ogen in een vuurgevecht was geraakt met een BS'er die hem wilde ontwapenen - een toenmaals vier-en-twintigjarige ooggetuige, P. K. Marquenie, schreef ons evenwel in '68 dat de schietpartij een andere oorsprong zou hebben gehad. Op de Dam, dicht bij het balkon van de Grote Club, stond, aldus zijn voorstelling van zaken, een vrachtauto
XC'en op deze voortgeduwde wagen waren onder grote hilariteit van het publiek vrouwen aangevoerd die omgang met Duitsers hadden gehad. Deze vrouwen werden berecht voor een soort tribunaal. De hoofden werden kaalgeknipt en gemenied. Dit gebeurde niet zo zachtzinnig. Het bloed stroomde over hun
XC1 Dagboekfragmenten 1940-1945. p.
gezicht. De vrouwen schreeuwden en riepen om hulp. Dit alles onder de ogen van de Duitsers.
XCDe Duitsers riepen om de vrouwen met rust te laten, dit gebeurde echter niet. Onderdehand liepen er SS'ers om het Paleis. Enkelen stonden bij het draaiorgel met geladen geweren of iets dergelijks.
XCHet tumult en gekrijs der vrouwen werd heviger. Toen werd er geschoten. Eerst schoten de Duitsers over de hoofden. De SS'ers zochten dekking achter het draaiorgel en schoten naar het balkon, schuin boven hun hoofden']
XCniet lang duurde het of de Duitsers en de ES'ers gingen op elkáár schieten, waarbij de Duitsers hun moedwil zo ver dreven dat zij ook met één of meer machinegeweren gingen vuren. Onder hen vielen, voorzover bekend, geen slachtoffers, evenmin onder de B'S'ers, maar onder de gewone burgers op de Dam die in dodelijke angst op het plein dekking zochten of wegrenden (velen op blote voeten om sneller te kunnen lopen) zoveel te meer: er waren twee-en-twintig doden en bijna zestig zwaargewonden van wie ook nog enkelen (hun aantal is onbekend) overleden.
XCOp en bij de Dam ontstond door dit ernstig incident een grote spanning. ES-commandant Overhoff die zich, toen het schieten begon, op de Vijgendam bevond (de ruimte waar na de bevrijding het Nationale Monument werd opgericht), besefte dat hij onmiddellijk de Duitse militairen die zich in de Grote Club en elders in het centrum bevonden (er zat o.m. een groep Waffen-SS'ers in het Victoria Hotel tegenover het Centraal Station), met kracht tot de orde moest laten roepen, mede om te voorkomen dat het tot veel méér vuurgevechten zou komen tussen hen en de ES'ers van wie velen in het centrum rondliepen, anderen in bepaalde gebouwen zaten. Hij liet zich in zijn motor met zijspan door een wachtmeester van de marechaussee onmiddellijk naar de Onskom mandantur bij het Museumplein rijden, kreeg vandaar een Hauptmann (kapitein) van de Feldgendarmerie mee, vertelde aan de Hauptmann wat er was gebeurd (' Natûrlich wieder die verdammte Marine', zei deze"), reed naar de Dam terug en liep met de Hauptmann de Grote Club binnen, waar deze, aldus Overhoff, 'al gelijkvloers begon met alles bij elkaar te schelden en te gelasten dat niemand meer één schot mocht afgeven.'3
XCOp dat moment werd al niet meer gevuurd. Na Overhoffs vertrek was n1.van het bataljon' Three Castles' dat, gelijk in hoofdstuk 8 vermeld, het Koninklijk Paleis, het hoofdpostkantoor en het daarbij gelegen Z.g.geldkantoor moest trachten te bezetten, de groep die zich in het Paleis bevond,
XC] Brief, I mei 1968, van P. K. Marguenie. 2 C. F. Overhoff: 'Oorlogsherinneringen', p,225. 3
in actie gekomen: zij had van het dak af twee Bazooka-granaten afgevuurd op de Grote Club en dit had de mannen van de Kriegsmarine tot bedaren gebracht. Op en bij de Dam was het dan ook weer rustig toen Overhoff en de Hauptmann er verschenen.
XCKorte tijd later hoorde Overhoff een hevig schieten uit de richting van het Centraal Station: daar waren BS'ers in gevecht geraakt met de Waffen SS'ers in het Victoria Hotel. Overhoff erheen, samen met de Hauptmann, opnieuw met gebruikmaking van de motor met zijspan. Vlak bij het hotel werd de wachtmeester, die weer als bestuurder optrad, door een kogel in het hart getroffen. Overhoff en de Hauptmann bleven ongedeerd en wisten ook hier, de Hauptmann bevelen gevend aan de Waffen-SS'ers, Overhoff aan de mannen van de BS, verdere ongelukken te voorkomen.
XCOok elders in het westen kwam het op enkele plaatsen tot schietpartijen.
XCGespannen werd de situatie vooral in het zuidoosten van de provincie Utrecht waar devan de Nederlandse Landstorm waren gelegerd: het gebied waar Blaskowitz persoonlijk op zaterdag 5 mei had verhinderd dat een aantal burgers werd doodgeschoten. Bij Veenendaal kwam het op maandag 7 mei tot een gevecht tussen een patrouille van de BS en een aantal Landstormers waarbij twee BS'ers sneuvelden en één zwaargewond werd; die laatste werd door een Landstormer doodgeschoten. Dinsdag werden in deze streek alle burgers die gevlagd hadden, gedwongen de vlag weer in te halen. Pas op woensdag reden de eerste Canadese gevechtswagens Veenendaal binnen; daags daarna werden deontwapend.
XCIn de stad Utrecht sneuvelden op maandag 7 mei elfBS'ers; zij waren bezig, Duitse troepen te ontwapenen en werden toen door andere Duitsers aangevallen.
XCIn Bolnes, even ten zuidoosten van Rotterdam, trachtten BS'ers op dinsdag 8 mei een meisje dat enkele jaren met een Duitse militair had samengeleefd, uit een auto te halen waarmee die militair wilde wegrijden. Het meisje riep om hulp, de militair begon te toeteren en daarop kwamen van diverse kanten gewapende Duitsers toesnellen van wie verschillenden dronken waren. Een vuurgevecht ontstond. De BS'ers trokken zich in de woning van een arts terug. Een hunner begon uit de bovenverdieping van die woning opnieuw
woning door de Duitsers bestormd. De hoofdtoevoer van de waterleiding werd er geraakt, de arts, zijn gezinsleden en enkele voorbijgangers die in de kelder waren gevlucht, moesten te voorschijn komen. De vrouwen en kinderen werden door de Duitsers weggezonden, maar de arts, twee BS'ers en vier voorbijgangers werden doodgeschoten - een vij fde voorbijganger overleefde de executie maar werd blind.
XCEerder vermeldden wij dat op maandag 7 mei drie Canadese officieren via Utrecht en Amsterdam naar Bergen reden om er een apart capitulatiedocument te laten ondertekenen door de Duitse bevelhebber aldaar. Vóór en achter de auto met de drie Canadezen reden Duitse stafauto's. Zo ook op de terugweg. Toen nu deze auto's in de middag Amsterdam passeerden, werd er uit een huis gevuurd. Vijf kogels troffen de Canadese auto, een van de drie officieren werd gewond. Bij onderzoek bleek dat het kogels uit een stengun waren geweest. Omtrent dit incident kreeg Foulkes in eerste instantie de onjuiste informatie dat enkelen van zijn officieren er het leven bij hadden gelaten. Onmiddellijk greep hij drastisch in. Hij deed prins Bernhard weten dat hij niet kon dulden dat het leven van ook maar één Canadese militair nog gevaar zou lopen, dat hij de staat van beleg zou afkondigen als zich nog zulk een incident voordeed en dat hij voor alle zekerheid onmiddellijk het bevel zou uitvaardigen dat elke Canadese militair het vuur moest openen op elke burger die wapens droeg. De prins protesteerde krachtig maar bereikte niet méér dan dat Foulkes zijn maatregel beperkte tot Amsterdam, Den Haag en Rotterdam - Foulkes zegde ook toe dat de BS'ers allen nieuwe armbanden zouden krijgen uit voorraden van het Canadese leger.'
XCEr was op die 7de mei van de prins een bevel uitgegaan? dat inhield dat de BS'ers van het Strijdend Gedeelte in het openbaar mochten optreden, maar maandagavond laat lichtte hij Koot in over hetgeen Foulkes had bepaald - gevolg was, dat de BS-commandanten in de drie genoemde steden in de nacht van maandag op dinsdag vernamen dat geen BS'er er van dinsdagochtend af gewapend op straat mocht verschijnen. Groot was opnieuw de teleurstelling: er bleef op dinsdag in de drie
XC1 Die nieuwe armbanden zijn pas in de derde week van mei uitgereikt. 'Tekst in van Ojen: De BS,
grote steden geen enkele militaire taak voor de BS'ers over. 'Nu is het', aldus het al eerder door ons geciteerde relaas uit Rotterdam,
XC'dinsdag 8 mei 1945, ongeveer drie uur 's middags, en we liggen op onze matrassen in ons slaapvertrek en we denken. Zojuist hoorden we dat alleen de Canadezen de Duitsers, waaronder dus ook de SD en de SS die wij eigenlijk als onze privé-vijanden beschouwden, mogen ontwapenen en dat wij er niet aan te pas zullen komen. En we vloeken en we zeggen nog eens: 'Verdomme, wat worden we belazerd.'"
XCDoor Foulkes' maatregel werden de BS'ers in Amsterdam en Den Haag extra pijnlijk getroffen: op dinsdag 8 mei namelijk rukten de eerste grotere Geallieerde eenheden beide steden binnen: Canadese in Amsterdam, Engelse alsmede de Prinses Irene-brigade in Den Haag. Het werd in beide steden een triomftocht. Enorme menigten hadden er zich verzameld die de bevrijders extatisch toejuichten. De Canadezen hadden deelgenomen aan de Geallieerde veldtocht in Italië - daar waren zij geen stad binnengerukt die niet zwaar gehavend was en waar niet op de vreugde dat de Duitsers waren verdreven, een domper was gezet. De intocht in Amsterdam gaf hun het gevoel dat voor geen volk in Europa de bevrijding zo veel betekende als voor de Nederlanders. Niet minder groot was de uitgelatenheid in Den Haag; de Irene-brigade werd er door de burgemeester officieelontvangen en op de Groenmarkt luid toegejuicht. Dinsdagavond werd in beide steden feest gevierd - er waren, schijnt het, talrijke bevrijders die prompt de nacht konden doorbrengen met een dankbare Nederlandse vrouw.
XCIn Hilversum was het die dinsdag tot een pijnlijke ontmoeting gekomen tussen het Militair Gezag in de persoon van kapitein van den Broek, hoofd van de subsectie-radio, en voormannen van vroegere omroepverenigingen.
XCVan deze verenigingen hadden er vier: de Avro, de KRO, de NCRV en de Vara, in mei '44 een federatief verband gevormd met de bedoeling om ten tijde van de bevrijding onmiddellijk de uitzendingen te hervatten. Die vier hadden voor hun opzet de goedkeuring verworven van het
, T. de W. en C. V.: p. 92.
Vaderlands Comité, zij het dat het Comité aan de vier duidelijk had gemaakt dat zij in de eerste tijd een 'regeringscommissaris' boven zich dienden te aanvaarden: prof. Oranje. Deze stond allerminst onkritisch tegenover de omroepverenigingen: hij had bepaald dat geen van hun voormannen in de eerste periode na de bevrijding via de radio de vroegere leden zou mogen toespreken en dat de programma's in die periode samengesteld zouden worden door een onder hem ressorterend Programma-Comité, bestaande uit personen die niets met het vroegere radiobestel te maken hadden gehad. Anderzijds had hij goedgekeurd dat de besturen der omroepverenigingen op de bevrijdingsdag door middel van plakkaten in de omroepgebouwen zouden bekendmaken dat zij weer als rechtmatige eigenaressen dier gebouwen optraden en weer het volledige gezag uitoefenden over hun vroegere personeelsleden. Al die voorbereidingen waren aan die personeelsleden niet onbekend gebleven - verscheidenen hunner meenden dat met het 'verzuilde' radiobestel definitief moest worden gebroken, dat een aantal voormannen van de omroepverenigingen zich in '40 en '41 ernstig gediscrediteerd had en dus volledig diende te verdwijnen, en dat ten tijde van de bevrijding een nationale omroep van start moest gaan.
XCVoorstanders van zulk een nationale omroep waren óók Gerbrandyen de minister onder wie in mei '44 het radiobeleid was komen te ressorteren: van Boeyen. Beiden hadden de aspiraties van de Federatie afgewezen en hadden (zoals in hoofdstuk 12 vermeld), toen van de Vertrouwensmannen eind september '44 bericht was binnengekomen dat zij Oranje als 'radiogemachtigde' hadden aangewezen, begin oktober teruggeseind dat zij het 'ongewenst en overbodig' achtten dat deze enig gezag zou uitoefenen. Enige tij d later was aan de Vertrouwensmannen bericht dat de radio 'gedurende de allereerste tijd' door het Militair Gezag zou worden verzorgd. In januari '45 had van der Gaag in Eindhoven met van den Broek gesproken; eind januari had hij de overige Vertrouwensmannen ingelicht dat hij met deze 'in principe volledige overeenstemming' had bereikt 'in die zin dat voorbereiding vader der prinsen' (Oranje) 'dankbaar aanvaard zal worden door [het] MG.' Die formulering had de conclusie toegelaten dat de door Oranje voorbereide opzet als het ware met de zegen van het Militair Gezag werkelijkheid zou kunnen worden - nu, dat was het tegendeel van wat Gerbrandy, van Boeyen en ook van den Broek persoonlijk beoogden. Deze laatste had van der Gaag niet ingelicht dat hij begin januari een (door hemzelf geformuleerde) instructie van van Boeyen had ontvangen welke (zoals al in hoofdstuk 12 weergegeven)
XC'Het Militair Gezag dient met uitsluiting van iedere andere organisatie de omroep te verzorgen. Wanneer anderen zicb onverhoopt van een of andere zendinrichting zouden bedienen, dient bet Militair Gezag hiertegen ten strengste op te treden. Met de voormalige bestuurderen der diverse omroeporganisaties, t.w. de Avro, KRO, NCRV, Vara en VPRO, zal geen contact worden gezocht noch overleg worden gepleegd. Zonder aanzien des persoons zal eerst van hoog tot laag de zuivering worden doorgevoerd.'
XCDie instructie was aan de Vertrouwensmannen onbekend gebleven. Van den Broek had er zich overigens niet van vergewist of ze de instemming had van van Boeyens opvolger Beel.
XCNamens de vier omroepverenigingen kwamen op vrijdagavond 4 mei, na het eerste bericht van de Duitse capitulatie, enkele voormannen in Hilversum bijeen: W. Vogt (de vroegere directeur van de Avro) P. A. M. Speet (de vroegere directeur van de KRO), K. van Dijk en J. de Jong Czn (zij zouden bij de NCRVals directeur, resp. hoofd van de afdeling gesproken woord gaan fungeren) en J. B. Broeksz (deze was door de clandestiene besturen van de SDAP en het NVV gemachtigd om de Vara opnieuw op te bouwen). Op zaterdagmorgen 5 mei ontmoetten zij elkaar wederom, nu met de bedoeling om met steun van de BS de omroepgebouwen weer in bezit te nemen. De BS moesten die dag geconsigneerd blijven - zij die voor de omroepverenigingen optraden, begaven zich desondanks naar de studio's en kregen er de sleutels van de gebouwen in handen. Er kon niet worden uitgezonden, want er was geen stroom.
XCMaandagochtend 7 mei verscheen Oranje in Hilversum. Hij keurde goed dat de Federatie op de eerste uitzenddag. afgezien van allerlei muziek, zou uitzenden: de proclamatie van het College van Vertrouwensmannen, een verklaring van 'regeringscommissaris' Oranje, verklaringen van de vakcentrales en de werkgeversorganisaties waaruit o.m. zou blijken dat een Stichting van de Arbeid was opgericht, en toespraken door vier vooraanstaande Nederlanders: aartsbisschop de Jong, ds. K. H. E. Gravemeyer, mej. mr. E. Ribbius Peletier (gewezen lid van de Tweede Kamer voor de SDAP en lid van het illegale partijbestuur) en prof. Schermerhorn. Oranje keurde ook de hem in drukproef voorgelegde tekst goed van de kennisgeving die de in de Federatie samenwerkende omroepverenigingen in hun gebouwen wilden aanplakken. Die kennisgeving luidde':
XCI Tekst in het verhoor van H. J. van den Broek: Enq., dl. V c, p.
XC'Handelend in overeenstemming met de machtiging van de regeringscommissaris, aanvaarden onderstaande organisaties mede als rechtmatige eigenaressen der omroepgebouwen enz.
XCa. de verantwoordelijkheid voor een hervatting van de uitzendingen in Nederlandse geest, zodra de mogelijkheid bestaat;
XCb. het volledige gezag over het personeel;
XCc. de volledige eigendom van alle goederen en bezittingen van de omroep,
XCZij dragen een ieder in de hem aangewezen functie op in deze zin mede te werken en zij stellen elkeen persoonlijk verantwoordelijk voor daden die de uitoefening van eigen plicht of die van anderen zouden belemmeren of afbreuk doen'
XCuit de laatste zin bleek dat de personen die namens 'onderstaande organisaries' (Avro, KRO, NCRV en Vara) optraden zich er bewust van waren dat hun naar voren treden protest-reacties kon uitlokken.
XCIn de loop van maandag 7 mei werd deze kennisgeving, afgedrukt op oranje papier, in alle omroepgebouwen (behalve in die van de VPRO) aangeplakt.
XCDinsdagochtend 8 mei arriveerde van den Broek in Hilversum. Hij was er vreemd en liet zich naar een willekeurig omroepgebouw brengen: dat van de Vara. Het eerste wat hij er zag was de kennisgeving. Hij kwam te weten dat het Federatiebestuur in het Avro-gebouw in vergadering bijeen was en begaf zich daarheen. Hij deed er mededeling van zijn instructie (hij had het stuk niet bij zich), zei dat alleen het Militair Gezag mocht uitzenden, dat hij met het Federatiebestuur niets te maken had, dat hij alle omroepgebouwen zou vorderen en dat prof. Oranje zijn bevoegdheden had 'overschreden; hij hield bovendien een krachtig pleidooi ten gunste van de oprichting van een nationale omroep. Van de zijde van het Federatiebestuur werd daar door voorzitter Broeksz tegenover gesteld dat het optreden van het bestuur berustte op een machtiging die hij persoonlijk al in '42 van het 'eerste' Nationaal Comité had ontvangen, dat de opzet in clandestiene bijeenkomsten was uitgewerkt, dat de heroprichting van de KRO de goedkeuring had van het Episcopaat, dat de NCRV nog steeds de vertegenwoordigster was van het orthodoxprotestantse volksdeel en dat de Vara SDAP en NVV achter zich had. Dat maakte allemaal bepaald indruk op van den Broek en deze deed de toezegging dat hij zich in elk geval van verdere stappen zou onthouden, totdat hij met Oranje zou hebben gesproken die donderdag weer in Hilversum werd verwacht.
maakten tegenstanders van de Federatie hem duidelijk dat de voormannen van de omroepverenigingen, liet men hen in het bezit van de gebouwen, de gelegenheid zouden hebben om allerlei materiaal (correspondentie, radioteksten, grammofoonplaat-opnamen) dat voor de zuivering van belang kon zijn, te doen verdwijnen - hij had toen de ruimten waar dat materiaal was opgeslagen, kunnen vorderen en verzegelen, maar hij greep veel drastischer in: 's avonds om half tien liet hij de omroepgebouwen door BS-detachementen bezetten die opdracht hadden, er alleen functionarissen van het Militair Gezag toe te laten. Een optreden van dien aard voorziende, waren Vogt en enkele andere bestuursleden van de Federatie naar het studiogebouw van de Avro gegaan om er de nacht door te brengen - zij wezen de BS de deur. Tegen middernacht kwam toen van den Broek persoonlijk naar het Avro-gebouw; hij had een Canadese officier bij zich die namens de Town Major optrad en op van den Broeks verzoek sommeerde de Canadees de omroepbestuurders om het Avro-gebouw te verlaten, hetgeen zij deden, diep gegriefd en hoogst verontwaardigd. Het Federatiebestuur zond onmiddellijk een boodschapper naar Amsterdam. Oranje kon daar op woensdag 9 mei overleg plegen met Gerbrandy en Beel, die beiden vonden dat van den Broek te ver was gegaan - woensdagavond kreeg deze in Hilversum van Oranje te horen dat de twee ministers wensten dat de omroepgebouwen in elk geval voor de omroepbesturen toegankelijk zouden zijn en dat Beel zich op 18 mei in Den Haag zou bevinden voor het plegen van nader overleg. Meer dan een eerste ronde in de strijd pro en contra het oude, 'verzuilde' radiobestel was dit niet geweest - wij komen op die strijd in deel 12 terug.
XCAangezien de BS'ers pas op maandag 7 mei in het openbaar en gewapend mochten optreden en zij in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam van 8 mei af voorlopig weer géén wapens mochten dragen, kwam het arresteren van politieke delinquenten slechts langzaam op gang. Dat kan er toe hebben bijgedragen dat velen hun woede gingen koelen op personen die niet gearresteerd en berecht maar, zo werd in brede kring gemeend, toch wel gestraft moesten worden: de vrouwen en meisjes die zich met Duitsers hadden afgegeven. Met betrekking tot hen kwam het tot een soort volksjustitie die, welkom aan sommigen en door hen toegejuicht, . anderen eerder met afschuw vervulde. Wij schreven al, dat, voorafgaande 143
aan de schietpartij op de Dam in Amsterdam op de middag van 7 mei, daar zulk een publieke bestraffing plaatsvond: 'De hoofden werden kaalgeknipt en gemenied. Dit gebeurde niet zo zachtzinnig. Het bloed stroomde over hun gezicht.'
XCZo ook elders, bijvoorbeeld in het Betondorp in Amsterdam-cost op de avond van 6 mei:
XC'De jaren opgekropte woede uit zich doordat de jongens enkele meiden die met Moffen hebben omgegaan en zich hebben gegeven, de kop kaalknippen. Ik zag viermaal dit volksgerecht voltrekken. En niemand deed er iets tegen. Zij kregen hun gerechte straf. Ze grepen zo'n meid beet en met zakschaartjes, ja met messen zag je ze de kop kaal maken. Als een geplukte kip zag je ze door de duizendkoppige menigte wegvluchten. Er was een meid bij die ze van haar bed hebben gehaald. Ze stond in pyamabroek en enkel hempje tussen de menigte. Op haar blote voeten vluchtte ze weg in de richting van Amsterdam. Het was geen verheffend schouwspel.
XC... Vele meiden hadden zich verstopt. De deuren werden opengeramd en als het niet aan de voorkant ging, dan zag je de jongens aan de achterzijde het huis betreden. En ze gingen van de een naar de ander. Lijsten waren er opgemaakt wie in aanmerking er voor kwam"
XCwij hebben in hoofdstuk 8 vermeld dat dergelijke lijsten in Den Haag door de Bewakingstroepen van de Binnenlandse Strijdkrachten waren opgesteld, en wij vermoeden dat hetzelfde elders is geschied.
XCIn Noordwijk werd het 'weerzinwekkend vonnis', aldus een plaatselijke geschiedenis, aan 'naar schatting een twaalftal meisjes' in het openbaar voltrokken. 'De lol was er gauw vanaf.' Hier kregen alle vrouwen die met Duitsers sexueel contact hadden gehad, een verklaring uitgereikt (naar wij aannemen: door de BS), dat zij zich van dit soort contact met Geallieerde militairen dienden te onthouden; 'het waren er welgeteld twee-en-negentig!'2
XCIn de stad Utrecht werden van 6 of 7 mei af vrouwen die omgang met Duitsers hadden gehad, opgepakt, 'hun haar', aldus een rapport van 8 mei, 'wordt afgeknipt en sommigen teert men een hakenkruis op het hoofd."
XCIn Haarlem vond, vermoedelijk op 6 mei, het kaalknippen plaats op de Grote Markt. 'Ineens', aldus de beschrijving door Corrie ten Boom, in februari '44 gearresteerd wegens hulp aan Joden, in december '44 vrijgelaten uit Ravensbrück,
I p. 6I3-I4. 2 G. Slats: p. I74· 3 Rapport van R[olls) R[oyce). 8 mei I945 (Vrn, VI. 97).
'stuiven allen de kant van het Stadhuis op. 0, nu trekken ze drie meisjes de trappen op, en op het bordes omringen hen enige mannen. Het zijn Hollandse meisjes en vrouwen die met Duitse soldaten omgang gehad hebben. De mensen om mij heen lachen, gieren,joelen nu. Voor het Stadhuis is een stellage gebouwd, ik weet niet waarvoor. Vroeger, in duistere Middeleeuwen, stond hier het schavot. Ik ril.
XCNu zie ik het gezicht van een van de meisjes. Haar hoofd is slordig geschoren, lange strepen haar zijn blijven zitten, maar toch lijkt ze op de meisjes uit de gevangenis. Zij kijkt verbeten woedend. Het lijkt mij een achterlijk kind. Ze heeft een bot gezicht. Nu moet ze bloemen vasthouden en een jongen trekt haar arm in de hoogte en laat haar de maat slaan als het volk Oranje Boven zingt. Een ander houdt bloemen boven haar hoofd en dan smeren ze oranje verf over haar kale bol. Ineens ontmoeten haar ogen de mijne. Ik zou tot de jongens die met haar bezig zijn, willen roepen: 'Pas op! er breekt iets!'
XCEen oudere vrouw wordt nu naar voren getrokken. Zij verweert zich, zij is woest. Fel kijken haar donkere ogen. Het volk om mij heen giert van het lachen. Dit is nog veel mooier dan die eerste, die zich gedwee liet scheren. De vrouw kan niet tegen de overmacht op en haar hoofd wordt kaalgeschoren, evenals het keurig geonduleerde kopje van het volgende slachtoffer, een knap meisje, dat verbeten zich laat behandelen. Daar zet één uit het volk het Wilhelmus in en zij moet de maat slaan.
XCIk ga weg. Het Wilhelmus is mij zo heilig. Wat is dit erg.'!
XCZowel de Binnenlandse Strijdkrachten als het Militair Gezag hadden instructie, dit soort excessen tegen te gaan. Hoe schaars ook onze gegevens zijn, wij zijn er van overtuigd dat men zich op tal van plaatsen niet aan die instructie heeft gehouden. In Rockanje was het overigens een functionaris van het Militair Gezag die op 14 mei tot het kaalknippen last gaf. 'Toen hij', aldus een plaatselijke geschiedenis,
XC'zag dat er nog geen vrouwen en meisjes waren kaalgeknipt, sprak hij zijn verwondering en verontwaardiging hierover uit en gaf hij het bevel hiertoe. Het merkwaardige was dat de [verzets]leiding op Voorne het hierover eigenlijk niet eens was.
XCHoe erg dit kaalknippen gevonden werd, blijkt wel uit het geval waarin een vader zei, het niet erg te vinden als ze zijn dochter dood zouden schieten, maar dat hij wraak zou nemen als ze aan het knippen gingen."
XC! C. ten Boom: Gevangene en loch ... , p. 176-77. 2 H. van der Greef: Rockanje ;11 oorlogstijd (1940-1945) (1969), p. 151. 143
Van de omstandigheden waarin al die 'foute' elementen die veronderstelden dat zij zouden worden gearresteerd, op hun arrestatie zaten te wachten, weten wij maar weinig af. Verscheidenen trachtten er zich aan te onttrekken door, zoals al in het vorige hoofdstuk vermeld, onder een valse naam en met valse papieren onder te duiken in de Wehrmacht, zulks in de hoop onontdekt Duitsland te kunnen bereiken - anderen zochten een schuilplaats op. Bij dat laatste kan angst voor 'Bijltjesdag' een rol hebben gespeeld. Van diegenen die belangrijke diensten aan de SD hadden bewezen, waren niet weinigen volstrekt wanhopig. Er waren echter ook 'foute' elementen die betrekkelijk gelaten hun arrestatie afwachtten. 'Het lot heeft beslist', schreef op maandag 7 mei een van de foute 'bestuursraden' (gedeputeerden) van de provincie Utrecht aan zijn in Groningen wonende vrouw.
XC'AI enige dagen is Utrecht onherkenbaar, alles en een ieder is met oranje gepavoiseerd en is op straat. De wegen en straten zijn overvol ... Aan de Biltstraat staan de meisjes rijen dik de binnenrijdende Canadese troepen toe te juichen, die vandaag gekomen zijn.' De troepen maken, 't moet gezegd, een keurige indruk. .. Maar wat nu? De omwenteling is volkomen. Ter Pelkwijk is vandaag al weer als burgemeester opgetreden, van Ravenswaay? zal welondergedoken zijn, zo ook Engelbrecht', denk ik, want al drie dagen is Paushuize" gesloten. Ik blijf op mijn post, wat er ook komt; morgen ga ik kijken of Bosch v. Rosenthal alweer op zijn oude zetel zit.
XC... Wij verwachten aan de politieke hemel misschien een hele omwenteling ... , nl. een samengaan van de Anglo-Saxers tegen Rusland. In dat geval zal de positie voor ons, NSB'ers, wel veel beter worden. Immers, met zo'n samengaan tegen 't grote bolsjewistische gevaar ... wordt erkend dat Duitsland en 'r nationaal-socialisme eigenlijk in de grond gelijk hebben gehad ... Alles is dan toch niet voor niets geweest. Hitler, die zich evenals de Christus aan 't Kruis geofferd heeft, heeft dus toch overwonnen"
XCwaren er meer die zich in hun angst aan dergelijke verwachtingen vastklampten? Vermoedelijk wel; de propaganda van de bezetter had ze tot op het allerlaatst gewekt."
, Dit sloeg op de verkenningseenheid van de 2 De NSB'er die burgemeester was van Utrecht. 'De NSB'er die cornmissaris van de provincie was; deze had zich bij een vroegere bediende in een kast verstopt. 4 De ambtswo ning van de commissaris van Utrecht. 5 Brief, 7 mei 1945, van F. W. F. aan zijn echtgenote (Doc 1-1455, a-r). 6 Max Blokzijl deed dat nog op zondagavond 6 mei in een radiotoespraak die door de geïmproviseerde Duitse zender in Den Haag werd uitgezonden. 'De rode vloedgolf', zei hij aan het slot, 'komt zo gevaarlijk naderbij
XCIn Utrecht begonnen de arrestaties op 7 mei. Daarbij werd, aldus een rapport van de 8ste, 'gejoeld en gehoond, er wordt echter nooit geslagen. In de huizen treedt men volkomen correct op.'!
XCIn Den Haag deden zich, volgens een rapport van 7 mei, op 6 mei 'excessen' voor in de vorm van mishandelingen; het rapport vermeldt voorts:
XC'Het ophalen van NSB'ers werd op beperkte schaalook heden nog voortgezet ... In de volkswijken zijn huizen gesloopt van binnen, terwijl het meubilair en de inboedel, voorzover niet meegenomen, verbrand werd. Het komt ons voor dat dit niet de juiste weg is."
XCWij veronderstellen dat het tot veel méér excessen is gekomen. Maar wie had er belang bij, ze vast te leggen? De bedrijvers zeker niet. Wij weten dat op dinsdag 8 mei in Leiderdorp een 'foute' luitenant van de staatspolitie die men in Nieuwveen had gearresteerd, een exemplaar van Volk en Vaderland in de handen kreeg gestopt en gedwongen werd 'Vuil en Vuilnis' te roepen. 'Na de rondgang door het dorp moest hij toen', aldus een rapport van een ooggetuige,
XC'Oranje Boven zingen. Ook dit heeft de man gedaan, waarop het publiek reageerde door uitroepen als: 'Dat je een lafaard was en een schoft, dat wisten wij, maar dat je zo laf was dat je zelfs Oranje Boven durft te zingen, dat wisten wij niet.' '3'3
XCHeeft zo iets zich nu alleen maar in Leiderdorp afgespeeld? Dat nemen wij geen ogenblik aan.
XCdat zelfs de Britse bondgenoten in ijlmarsen de Duitse Noordzeekust en Denemarken gaan verdedigen. En het ziet er naar uit alsof vriend en vijand van vandaag de koppen reeds bijeensteken om te beraadslagen, wat gedaan moet worden om te redden wat nog te redden is ... Daartoe is nodig dat met enige spoed en met een behoorlijke dosis zelfverloochening gehandeld wordt.'
XCBlijkens het manuscript van deze toespraak zou Blokzijl daarop nog laten volgen: 'Tot morgenavond 7 uur 30, luisteraars', maar dat leek hem te optimistisch. Hij streepte die woorden door en schreef: 'Wij komen terug, luisteraars]!'
XCHij werd op 7 mei gearresteerd. I Rapport, 8 mei 1945, van R[ollsJ R[oyceJ. 2 Rapport d.d. 8 mei 1945 (Vrn, VI, 97). 3 A.v. (a.v.).
Mussert verliet in de ochtend van vrijdag 4 mei het Haagse ziekenhuis 'Bronovo' waar hij, gelijk in het vorige hoofdstuk vermeld, nog enkele dagen rust had genomen. Hij begaf zich naar het Groen van Prinstererhuis waar hij een bespreking hield met een aantal vooraanstaande NSB'ers, onder wie de secretaris-generaal van de NSB, C. G. Huygen, het hoofd van de Secretarie van Staat, mr. J. H. Carp, en de radiopropagandist Max Blokzijl. Mussert zei er dat enkele niet-aanwezige vooraanstaande NSB'ers, onder wie de burgemeester van Rotterdam, Müller, hem hadden geadviseerd, de NSB te ontbinden - hij vroeg wat men daarvan vond. De aanwezigen wezen het denkbeeld af (dat deed ook Mussert) en zij keurden vervolgens de tekst goed van een proclamatie die Mussert op de bevrijdingsdag in een speciaal nummer van Het Nationale Dagblad wilde doen verschijnen. Het stuk is niet bewaard gebleven - wij veronderstellen dat Mussert er in beweerde dat de NSB steeds voor de Nederlandse belangen was opgekomen en deswege voortdurend moeilijkheden met de bezetter had gehad.'
XCVrijdagmiddag reed Mussert naar Utrecht om er het weekeinde door te brengen. Ook hij werd daar 's avonds door de berichten over de Duitse capitulatie verrast. Zaterdagochtend ging hij naar het in Utrecht gevestigde hoofdkwartier van zijn beweging en gaf opdracht, er voor te zorgen dat het in goede staat zou worden overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Samen met zijn adjudant liep hij naar zijn woning terug, 'overal', aldus deze,
XC'werd al gevlagd en verschillende winkeliers waren reeds bezig, hun etalages met oranje te versieren ... (Wij) zagen overal vrolijke gezichten en lachende mensen ... Hij (zei) mij dat hij in Den Haag het einde wilde afwachten. 'Vrouwen moeten daar niet bij zijn', voegde hij hieraan toe."
XCNa nog van enkele vrienden afscheid te hebben genomen, liet Mussert zich zaterdagmiddag naar Den Haag rijden waar hij in het Groen van Prinsterer-huis zijn arrestatie ging afwachten. In het gebouw verschenen
1 Toen de hoofdvertegenwoordiger van de Utrechtse A. Ekker, op 6 mei in de drukkerij van de NSB te Utrecht poolshoogte ging nemen om er de verschijning van een Utrechtse editie van voor te bereiden, trof hij er de hoofdredacteur van aan die beweerde, voor dezelfde goede zaak te hebben gestreden als de illegaliteit, en zei dat hij opdracht had van Mussert, voor 'de Bevrijdingskrant' te zorgen, 'daar hebben we lang genoeg naar uitgezien!' (A. Ekker: Verslag bezettingstijd II (1976), p. 37 (Doc II-61S A, a-sj) 2 K A. E.: 'In afwachting van de Duitse capitulatie. De eerste week van mei 1945', p. 8.
op zondag twee rechercheurs die er de wacht betrokken. Mussert werkte al die tijd aan zijn herinneringen die als een politieke verdediging waren bedoeld. Maandagavond om zeven uur werd hij, samen met Huygen, door enkele officieren van de BS opgehaald, eerst naar een registratiebureau gebracht waar hij buiten slechts met moeite tegen een woedende menigte kon worden beschermd, en vervolgens opgesloten in de Scheveningse gevangenis.
XCHet laaiend enthousiasme waarmee de binnenrukkende Canadese en Engelse troepen op dinsdag 8 mei in het westen des lands waren begroet, was een getuigenis van vreugde over de bevrijding. Dat die bevrijding gevolg was van de inspanningen die gehele volkeren zich hadden getroost, van de offers ook die zij hadden gebracht, wist ieder. Maar aan wie anders kon men zijn diepe dankbaarheid uiten dan aan diegenen wier intocht men had gadegeslagen? Geen stad was er, geen plaats waar de bevrijders verschenen of er werd gezocht naar een gelegenheid om in passende woorden van die dankbaarheid te getuigen, om hun hulde te brengen.
XCWij willen ons beperken tot Amsterdam, hoofdstad des lands, hoofdstad óók van de illegaliteit.
XCOp dinsdag 8 mei vond hier snel beraad plaats tussen het nieuwe gemeentebestuur, het gewestelijk commando van de BS en het in september '44 opgericht Amsterdams Werkcomité dat onder voorzitterschap van van Randwijk de acties van de illegaliteit tegen de Duitse razzia's had trachten te coördineren. Besloten werd, op woensdagmiddag op de Dam (daar was al op maandag een eenvoudige houten tribune in elkaar gezet) een grote huldiging te organiseren van de Canadese bevrijders; het werd als een gelukkig toeval beschouwd dat Gerbrandy, pas uit Londen gearriveerd, daar met twee andere ministers (Beel en Tromp) aanwezig zou kunnen zijn.
XCDe Dam was die middag stampvol. Mensen stonden op de daken van de huizen en op alle vensterbanken, jongens waren in de lantaarns geklommen. Overal waren vlaggen te zien: Nederlandse en de vlaggen der bondgenoten. 'Een oorverdovend gejubel begroette', aldus het krantenverslag dat wij hier volgen I, 'de autoriteiten toen zij de tribune voor
I Daags daarna verschenen in het dit blad is slechts korte tijd uitgekomen. Wij gebruikten ook de reportage in van 10 mei '4·5·
het Paleis betraden': de Canadese Town Major, de bevelhebber van het regiment Seaforth Highlanders dat daags tevoren Amsterdam was binnengetrokken, de commissaris voor Amsterdam van het Militair Gezag, burgemeester de Boer, majoor Overhoff, van Randwijk, een vertegenwoordiger van de Perhimpunan Indonesia (de organisatie van Indonesische studenten), 'en toen ook minister-president Gerbrandy op de tribune verscheen, nam het gejuich schier geen einde.'
XCDe Amsterdamse kinderkoren, tezamen vijfduizend kinderen tellend, zongen 'Wilt heden nu treden', gevolgd door het Wilhelmus dat door alle aanwezigen werd meegezongen. De Nederlandse vlag en de vlaggen van Engeland, Amerika, Canada en de Sowjet-Unie werden gehesen en daarop werden de vier volksliederen door een muziekkorps ten gehore gebracht, meegezongen door wie de teksten kende.
XCOverhoff was de eerste spreker; hij herdacht de gevallen BS'ers. 'De BS', zei hij,
XC'hebben thans hun zware taak volbracht, maar hebben nog, in samenwerking met de gehele bevolking, één plicht: de orde en rust te bewaren, opdat straks, als Hare Majesteit in ons midden zal zijn, Amsterdam haar kan verwelkomen op een wijze, de hoofdstad waardig.'
XCVan Randwijk vond dat Overhoff lang niet uitbundig genoeg had gesproken; zijn eerste woorden waren een kreet: 'Amsterdammers, wij zijn vrij!' Daverende toejuichingen volgden. Hij sprak vervolgens over 'de Februaristaking van 1942' en over de offers die de illegaliteit had gebracht, vroeg om een minuut stilte, bracht daarna hulde aan allen die aan het verzet hadden deelgenomen (speciaal aan de Indonesiërs onder hen), prees Churchill, Roosevelt, Stalin, koningin Wilhelmina en Gerbrandy en richtte zich tenslotte tot de Canadezen: 'Wij zullen voor altijd bondgenoten en vrienden zijn! Want' (hij hamerde op het spreekgestoelte) 'wij hebben jaren verloren, maar wij kunnen een eeuw winnen!'
XCBurgemeester de Boer betreurde het dat zijn voorganger de Vlugt de bevrijding niet had mogen beleven. Hij 'maakte de bevolking een compliment voor de voorbeeldige orde tijdens en na de spannende dagen van de intocht en bracht het prettig nieuwtje dat hij op het Stadhuis de eerste Friese schipper had ontvangen die in Friesland verzamelde levensmiddelen kwam brengen.'
XCDe bevelhebber van de Seaforth Highlanders, een jeugdig officier met een Schotse rok aan, noemde het vervolgens een eer dat zijn regiment in Amsterdam de Geallieerde strijdkrachten had mogen vertegenwoor
digen; hij zei dat de Canadezen nergens in Europa met zoveel vreugde waren ontvangen als in Amsterdam.
XCDe spreker namens de Perhimpunan Indonesia uitte de hoop dat ook Indië spoedig zou worden bevrijd.
XCGerbrandy was de laatste spreker, 'de juichende menigte bracht hem ovatie op ovatie.'
XC'Toen wij', zei hij, 'in mei 1940 de regeringszetel naar Londen verplaatsten, leek de toekomst somberder dan ooit. Hare Majesteit de Koningin heeft de ballingschap getrotseerd. Wij moesten gaan opdat de strijd kon worden voortgezet.' Hulde bracht hij in het bijzonder aan de mannen van de Koninklijke Marine en van de Nederlandse koopvaardij, 'die zulke zware offers hebben gebracht voor het behoud en de redding van ons vaderland. Doch ook uw onbevreesd en ongebroken verzet heeft daar een groot aandeel aan gehad.' Evenwel: 'Er liggen nog zware tijden voor ons. Wij moeten ons gereedmaken voor de grote taak die ons nog wacht: de hereniging van Nederlands-Indië met het bevrijde moederland.'
XCGeen spreker was er of zijn woorden werden met daverend applaus begroet. Dit was het echte bevrijdingsfeest: nauwelijks georganiseerd, eerder impulsief opgekomen, spontaan, waarachtig, 'een grootse, aangrijpende gebeurtenis', schreef Het Parool. Het leek of er geen tegenstellingen, geen scheidsmuren, geen problemen meer waren.
XCNiet ieder was tegen de inspanning van het staan en tegen de emoties bestand. Meer dan vijfhonderd Amsterdammers vielen flauw.
XCHoe had de bevolking zich in de jaren van onderdrukking de bevrijding voorgesteld? Op een vraag als deze is niet een algemeen geldend antwoord te geven maar wij wagen het te veronderstellen dat veel mensen, en misschien wel de meesten, gedacht hadden aan een plotseling gebeuren: de macht van de Duitse bezetter zou als het ware van de ene dag op de andere worden gebroken. Zo was het inderdaad over het algemeen in het zuiden, oosten en noorden des lands gegaan. Daar had men in de periode van september '44 tot april '45 de bevrijding telkens beleefd als een duidelijke breuk: de Wehrmacht trok zich, soms na zich korte tijd verdedigd te hebben, terug (of gaf zich over als in Middelburg was geschied) en de Geallieerden waren ter plaatse. Het westen
daarentegen kende van vrijdagavond 4 tot dinsdag 8 mei een vreemd interregnum waarin de bezetter, hoezeer ook verslagen, de macht nog in handen had. Dat heeft aan de bevrijding van het westen een minder duidelijk karakter gegeven. De laaiende vreugde van vrijdagavond maakte op zaterdag plaats voor gevoelens van angst en katterigheid - katterigheid vooral bij de Binnenlandse Strijdkrachten die, opgeleid voor het gevecht en bereid zich in te zetten, zich moesten schikken in een passiviteit waarvan de wenselijkheid door de meesten niet werd begrepen. Pas de intocht, 8 mei, van de twee infanteriedivisies van het Ist Canadian Corps bracht volstrekte duidelijkheid.
XCEen, als wij het woord mogen gebruiken, rafelige bevrijding dus; een bevrijding ook (als wij even afzien van de incidenten die wij memoreerden) zonder moeite, zonder strijd, zonder offers, zonder glorie, niet zozeer militair als wel administratief van aard - inderdaad: met één pennestreek voltrokken (zij het toen nog niet ten volle verwezenlijkt) en wel op het moment waarop de koppige Blaskowitz op zondag 6 mei in Wageningen zijn handtekening zette onder de hem daags tevoren voorgelegde Articles of Surrender oftewel Übergabebefehle.
XCIn zeven delen van ons werk: de delen 4 t.e.m.hebben wij getracht, een beeld te geven van de lotgevallen van het Nederlandse volk in vijf bezettingsjaren: van de druk van de vijand, van het verzet en het illegale werk, van het lijden van gevangenen en gedeporteerden; van de verrichtingen, buitengaats, van Nederlands strijdkrachten en zijn koopvaardij; van het beleid van zijn uitgeweken regering en haar organen; van de gebeurtenissen in de bevrijde delen des lands van september '44 af; en, tenslotte, van het aandeel aan de oorlogvoering van de Nederlandse Antillen en Suriname. Slechts het uitgebreide en moeilijke complex Nederlands-Indië (onderwerp van ons volgende deel: deellieten wij terzijde.
Ia, I I)
XCWij zijn ons bewust, in die zeven delen geen paragraaf geschreven te hebben waaraan men niet op grond van voortgezet, dieper onderzoek een heel boek zou kunnen wijden. Wij hebben ons, het moge vreemd klinken, beperkt; niettemin is ons algemeen werk tot een grote lengte uitgedijd. De materie stelde nu eenmaal haar eisen en wij hebben ons
aan die eisen onderworpen. Des te gereder hebben wij dat gedaan omdat wij in het weergeven der gebeurtenissen niet alleen precisie, d.w.z. overal waar dat pas gaf: gedetailleerdheid, wilden nastreven, maar vooralook omdat wij de gevarieerdheid dier gebeurtenissen èn de gevarieerdheid van de menselijke reacties daarop wilden doen uitkomen.
XCOns werk is, wat de oorlogsjaren betreft, nog niet voltooid. Dat is één reden om nu nog niet een terugblik te werpen op wat wij tot dusver hebben geschreven. Een tweede reden is dat wij, zo min als wij de geschiedenis van het koninkrijk in de Tweede Wereldoorlog hebben willen losmaken van hetgeen er aan voorafging (onderwerp van ons eerste deel: Voorspel), evenmin die geschiedenis willen losmaken van hetgeen er onmiddellijk op volgde. De jaren van oorlog en bezetting zijn door de toen volwassen generatie beschouwd en gevoeld als een periode van bijzondere betekenis die een uitgebreide en nauwkeurige uitbeelding ten volle waard was - tegelijkertijd is die periode óók (wij wezen er reeds op in de aanhef van Voorspel) niet meer dan een hoofdstuk geweest in de Nederlandse geschiedenis. Het is nu nog te vroeg om weer te geven in welke opzichten het een belangrijk hoofdstuk was en hoe men het in het grote geheel van die geschiedenis zou kunnen plaatsen: dat moment is pas gekomen wanneer, behalve het over Nederlands-Indië handelende deel II, ook deel 12, Epiloog, is geschreven, waarin het herstel en de wederopbouw van de Nederlandse samenleving geschetst zullen worden.
XCHet zou niettemin niet juist zijn om niet iets langer stil te staan op het tijdstip dat wij aan het slot van dit deel hebben bereikt: het tijdstip van de bevrijding van West-Nederland, beter: van de bevrijding van geheel Nederland. Stil te staarrteneinde een blik te werpen op het bevrijde land en het bevrijde volk. Dan kan het einde van de delen waarin wij de bezettingsperiode beschreven, tegelijk het begin worden van hetgeen wij in Epiloog te schrijven krijgen over de naoorlogse ontwikkelingen.
XCHet bevrijde land dus en het bevrijde volk. Laat ons met het simpelste van de twee beginnen: het land.
XCTen tijde van de bevrijding (zie kaart XVIII op pag.stond 8% van de bodemha) onder water, nagenoeg geheel (Walcheren vormde de uitzondering) als gevolg van door de Duitsers gestelde inun
1441) (260000
XVIII. Inundatiegebieden ten tijde van de beurijding f)c Wieringermeer en de gebieden ten noorden en ten zuiden van de stad Utrecht zijn pas in april 1945 onder water gezet,
daties. Meer dan 80000 ha was met zout, de rest met zoet water geïnundeerd. Die inundaties waren het grootst in de provincies Gelderland (52000 ha), Zuid-Holland (47000 ha), Zeeland (46000 ha), Noord-Holland (40000 ha) en Utrecht (21000 ha).' Landelijk kon II % van de cultuurgrond niet bebouwd worden - een percentage dat in de zwaarst getroffen provincies veel hoger lag: 32 % in Zeeland, 23 % in Utrecht, 21 % in Noord-Holland, 20 % in Zuid-Holland, 17 % in Gelderland." Met het oog op haar verdediging had de Wehrmacht echter niet alleen grote gebieden onder water gezet maar ook in de steden en dorpen aan de kust hele wijken gesloopt (Den Helder was bijvoorbeeld voor de helft verdwenen) en talloze versterkingen gebouwd: langs de kust, landinwaarts aan diverse linies, ook in en bij de steden. Het totaal aantal verdedigingswerken, groot en klein, was omstreeks 13000. Ze ontsierden het landschap, ze ontsierden de steden. Onderdeel van de verdedigingswerken waren prikkeldraadversperringen, tankgrachten en mijnenvelden; door de Duitse genie waren bijna anderhalf miljoen landmijnen in de Nederlandse bodem gestopt, de meeste aan of achter de kust - die zouden stuk voor stuk gelicht moeten worden. In die bodem lagen voorts de lijken van Duitse militairen die van september '44 af in Nederland waren gesneuveld en op talloze punten haastig ter aarde besteld: ca. vijf-entwintigduizend stoffelijke overschotten.
XCDe oorlog had grote blijvende verwoestingen teweeggebracht. Aan de Luftwaffe was in mei '40 het centrum van Rotterdam ten offer gevallen, nadien hadden de Geallieerde bombardementen in tal van steden schade, soms grote schade aangericht (men denke aan Nijmegen, Hengelo, Enschede en Den Haag). Groot was ook de schade geweest die van september '44 af uit de gevechten was voortgevloeid: Arnhem en Oosterbeek, het Rijk van Nijmegen, Midden- en Noord-Limburg, het westen van Noord-Brabant, West Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren, Tiel (hier waren van de ruim 3 000 woningen welgeteld 5 onbeschadigd gebleven), de I]sselsteden, de stad Groningen en de streek bij Delfzijl hadden toen het meest geleden. In het gehele land waren 14000 boerderijen geheel verwoest dan wel zwaar beschadigd; voorts meer dan 25000 andere bedrijven, ruim 1500 scholen, ruim 900 kerken, ruim 250 ziekenhuizen en 120000 woningen, waarvan bijna 90000 als onherstelbaar moesten
1 Cijfers voor de overige provincies: Groningen 14000 ha, Friesland 10000 ha, Drente 400 ha, Overijssel 16000 ha, Noord-Brabant 12000 ha. 2 Cijfers voor de overige provincies: Groningen 7 Friesland 4 Drente 0,2 %, Overijssel 7 Noord Brabant 4 %.
worden beschouwd; lichtbeschadigd waren 390000 woningen. Neemt men de verwoeste en de zwaarbeschadigde woningen bijeen, dan was de schade het grootst in de provincies Zeeland (16,6% van alle woningen), Gelderland (10,6 %), Zuid-Holland (7,2 %), Limburg (6,6 %) en NoordBrabant (6;3 %).' Deze cijfers betekenden dat meer dan een half miljoen van de negen miljoen Nederlanders hun woning hadden verloren - van omstreeks anderhalf miljoen was de woning lichtbeschadigd.
XCBij al die verwoestingen en beschadigingen nu moet bedacht worden dat materialen voor herstel voorlopig ontbraken.
XCDe wegen hadden, behalve in de geïnundeerde gebieden, maar weinig schade opgelopen, de bruggen zoveel te meer. Meer dan 900 verkeersbruggen, groot en klein, waren vernield, bijna alle door de Wehrmacht, van de 50 belangrijkste verkeersbruggen waren slechts 9 gespaard gebleven, alle (behalve de grote verkeersbrug bij Nijmegen) gelegen in het gebied waar de Wehrmacht zich nog bevond ten tijde van haar capitulatie: die bruggen hadden de Duitsers zelf tot het einde van de oorlog nodig gehad. Dat had in dat gebied na de Spoorwegstaking niet voor alle spoorbruggen gegolden zodat daarvan nog meer verdwenen waren dan van de verkeersbruggen; van de grote waren er slechts drie niet vernield: de twee spoorbruggen over de Nieuwe Maas in Rotterdam en de spoorbrug over de Lek bij Culemborg. In totaal waren, de kleine meegeteld, meer dan 180 spoorbruggen vernield.
XCDe vernieling van al die bruggen betekende dat het weg- en het spoorwegverkeer alsmede het verkeer over de binnenwateren (verkeer dat een vitale rol speelde in de menselijke contacten en in het herstel van het economisch leven) slechts langzaam op gang zou kunnen komen. Langzaam evenwel niet alleen doordat bruggen verdwenen en wateren versperd waren (de Wehrmacht had in het N oordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg 8 zeeschepen tot zinken gebracht en elders ruim 3000 binnenschepen), maar ook doordat een groot deel van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam was verwoest en veel transportmiddelen waren verdwenen. Van de 48000 vrachtauto's die er vóór de bezetting waren geweest, waren ca. 20000 over, die bijna alle in zeer slechte staat verkeerden, van de 21 000 binnenschepen ca. 10000, van de 28 000 spoorwagons niet meer dan ca. 4000. Het electrische en diesel-electrische materieel der spoorwegen was geheel geroofd, van de goederenwagons was 98 % verdwenen, van de personenwagons van stoomtreinen 94 %,
'De telefoon en de telegraaf', zo werd eind mei '45 mee
XCOok de stedelijke vervoersbedrijven hadden veel van hun materieel zien verdwijnen: ongeveer een derde van de tramstellen en verder alle autobussen. Wat er aan trams over was, kon overigens voorlopig niet in dienst worden gesteld, want er was geen stroom.
XCEen en ander betekende dat het vervoer in de eerste periode na de bevrijding evenveel problemen gaf als in de hongerwinter: afgezien van de enkelingen die hun personenauto hadden weten te redden (cijfers zijn niet bekend), moest men lopen of fletsen - fletsen, meestal, op een nogal wrak vehikel met slechte of in het geheel geen banden.
XCEr was door de Duitsers veel méér geroofd dan transportmiddelen. Van alle gedeporteerde Joodse gezinnen waren, afgezien nog van tal van kostbaarheden die men had moeten inleveren, de meubels naar Duitsland verdwenen. Arnhem was geheel leeggeroofd. Dan had de bezetter zich in de laatste maanden van '44 12000 paarden toegeëigend (naast de ruim 100000 die al eerder waren verdwenen), 90000 stuks rundvee (naast de 150000 die al eerder waren gevorderd) en 94000 varkens (naast de bijna 200000 die men eerder had verloren). Alle textielvoorraden waren geroofd. Geroofd was voorts bij ca. 4000 bedrijven waarbij vooral die op de metaalsector zware schade hadden geleden; in totaal waren 60000 machines weggevoerd. In het westen des lands waren voorts de grote werven verwoest. Met dat al was toch een flink deel van het industriële bedrijfsleven gespaard; dat deel evenwel lag in het westen, oosten en noorden des lands stil: er was geen energie - in mei '45 was het in het zuiden weer enigszins op gang gekomen.
XCN ederland was verarmd. Het Centraal Bureau voor de Statistiek schatte in '47 dat de in de volkshuishouding geïnvesteerde waarden vóór de Tweede Wereldoorlog, berekend naar de prijzen van '39, bijna f28 miljard hadden belopen en dat dit totaal, naar diezelfde prijzen berekend, op I mei 1945 tot bijna f 20 miljard was gedaald.' Die verliespost van f8
XCI Ned. Spoorwegen, Raad van Commissarissen: Notulen, 26 mei 1945, p. 8. 2 Overzicht in: Economische ell sociale l<rolliik 1'1//1 lil' ooi·log.<jarell 19-/o-19n, p. 3·
miljard moet men nog verhogen met de verloren gegane deviezen en buitenlandse beleggingen, bij elkaar bijna f 2 miljard. Er was dus, globaal gesproken, een derde van het nationaal vermogen verdwenen. Het reële nationaal inkomen (d.w.z. de som van alle lonen, sociale uitkeringen, pensioenen, pachten, huren en opgenomen of uitgekeerde winsten, gedeeld door de factor die de prijsstijging aangeeft) was als gevolg van de daling van de industriële en landbouw-productie en van de buitenlandse handel nog sterker gedaald: vergeleken met '39-'40 tot ongeveer de helft.
XCDaar kwam dan nog bij dat het geldwezen grondig was verstoord: vooral als gevolg van de Duitse manipulaties die wij in hoofdstuk 1 van deel-z beschreven, was er vijfmaal meer geld in omloop dan de economie nodig had. Er was in mei '45 nauwelijks iets te koop: niet veel meer dan levensmiddelen en bloemen. De 'zwevende koopkracht' oefende een enorme opwaartse druk op de prijzen uit. Een deel van die koopkracht kwam op de zwarte markt terecht, waardoor velen eerder tot scharrelen werden gestimuleerd dan tot werken. Meer normale verhoudingen zouden pas kunnen ontstaan wanneer al het circulerende geld van onwaarde was verklaard en nieuw geld was ingevoerd. Dan nog zou het, dat was duidelijk, jaren van inspanning vergen om de economie weer op het vooroorlogse peil te brengen. Landbouw, tuinbouwen veeteelt waren verarmd, land- en tuinbouw vooralook doordat de bodem in de bezettingsjaren onvoldoende was bemest. De industrie die een deel van haar machines had verloren, zat bovendien zonder grond- en hulpstoffen en was, doordat men tijdens de bezetting nauwelijks iets had kunnen investeren, nogal verouderd. De buitenlandse handel, tijdens de bezetting hoofdzakelijk georiënteerd op Duitsland, moest al zijn relaties opnieuw gaan opbouwen en had daartoe natuurlijk in de eerste plaats voldoende transportmiddelen nodig. Van de handelsschepen was evenwelongeveer de helft in de strijd ter zee verloren gegaan.
XCGebleven was, bij het volk als geheel, de wil om aan te pakken; gebleven was ook Nederlands kredietwaardigheid - men mocht vertrouwen dat de grote bondgenoten, de Verenigde Staten in de eerste plaats, bereid zouden zijn, het zich weer omhoog worstelend Nederland te helpen.
XCDe meeste gezinnen (dat vloeit al uit het voorafgaande voort) waren verarmd. De woningen, voorzover niet verwoest of onherstelbaar beschadigd, zagen er verveloos uit, bijna niemand, zwarthandelaren en andere oorlogswinstmakers uitgezonderd, had zijn inboedel op peil kunnen houden. Veel gezinnen hadden het al vóór de oorlog verre van breed gehad, de meeste van die gezinnen waren tijdens de bezetting verder verarmd. Wat de kleding betrof, toonde een onderzoek van het rijksbureau voor de distributie van textielgoederen in de zomer van '45 aan dat er bijna achthonderdduizend burgers waren die niet méér bezaten dan wat zij droegen. Goede schoenen waren schaars geworden - velen liepen op geïmproviseerd schoeisel, in arme wijken liep wel de helft van de kinderen blootsvoets. In het westen des lands was voorts blijkens de in hoofdstuk 3 al vermelde enquête van het Militair Gezag in tienduizenden gezinnen het binnenhoutwerk van de woningen geheel of gedeeltelijk opgestookt; diezelfde enquête toonde aan dat in 50 tot 60 % van de gezinnen waar minder dan f 28 per week werd verdiend, geen enkele handdoek en geen enkel laken meer aanwezig was en in bijna 30% zelfs geen enkel kopje. Meer dan een vijfde van die gezinnen bezat minder dan één bord per gezinslid.
XCSchrijvend over de mensen (wij laten in het hier volgende de 'foute' elementen even buiten beschouwing) willen wij voorts met nadruk wijzen op de mate waarin zij tijdens de bezetting waren verwijderd uit hun oorspronkelijke omgeving of zich daaruit hadden moeten verwijderen. Het land als geheel telde naar schatting ca. driehonderdvijftigduizend onderduikers. Geëvacueerd waren vóór september '44 en daarna als gevolg van de strijd in het zuiden meer dan achthonderdvijftigduizend burgers. Daar kwamen in de hongerwinter benoorden de rivieren door de inundaties naar schatting nog eens tweehonderdduizend evacué's bij. Dan herbergden het noorden en oosten in mei '45 enkele tienduizenden hongervluchtelingen uit het westen en ca. vijftigduizend door de kerken geëvacueerde kinderen. In het oosten des lands en in Duitsland (in dat land op meer dan zeshonderd plaatsen!) bevonden zich verder ca. vijfen-tachtigduizend mannen en jongens die van de herfst van '44 af bij de Wehrmacht- of bij andere razzia's waren gegrepen dan wel zich hadden aangemeld in het kader van de Liese-Aktion. Ook bevonden zich in Duitsland misschien nog tweehonderdvijftigduizend slachtoffers van de 'gewone', 'administratieve' arbeidsinzet en wellicht vijftienhonderd van de bijna drieduizend studenten die daar in mei '43 naar toe waren gebracht; voorts ca. twaalfduizend krijgsgevangenen
Nederlanders die in diverse concentratiekampen (en hun Aussenkomman dos) en tuchthuizen waren bevrijd (de uit Ravensbrück bevrijde vrouwen bevonden zich in Zweden); bevrijd waren ook bijna vijfduizend gedeporteerde Joden: nog geen twaafhonderd in diverse concentratiekampen (en hun Aussenkommandos), ca. tweeduizend in Tröbitz (de overlevenden van de Bergen-Belsen-groep), ca. vijftienhonderd in Theresienstadt. Dan waren er Nederlandse dwangarbeiders in Noorwegen (er is geen cijfer bekend) en, ten getale van enkele duizenden, in de Sowjet-Unie (de z.g. SS-Frontarbeiter) en tenslotte bevonden zich, naar schatting, in mei '45 in andere dan de genoemde landen ca. zestigduizend Nederlanders: mannen van de strijdkrachten en van de koopvaardij, vluchtelingen, en arbeiders die in België of Frankrijk waren bevrijd.
XCTelt men al deze cijfers op, dan komt men tot een totaal aan ontheemden of anderszins afwezigen van meer dan éénmiljoennegenhonderdduizend, anders gezegd: meer dan een vijfde van de gehele bevolking was ontheemd of anderszins afwezig.
XCDaarmee is nog niet alles gezegd. Van allen die zich buiten Nederland bevonden: in totaal naar schatting ca. driehonderdtachtigduizend personen, had men sinds september '44 niets meer vernomen. Er waren onder hen enkele honderden Nacht-und-Nebel-gevangenen van wie men sinds hun wegvoering naar NatzweiIer in het geheel niets had gehoord. Evenmin had, een enkele uitzondering daargelaten, iemand ooit iets vernomen van de ca. honderdvijfduizend Joden die van juli '42 af uit Westerbork en Vught naar het oosten waren gedeporteerd. Er was onder de misschien zestienduizend Joden die in Nederland uit hun onderduik werden bevrijd, geen een die zich ten tijde van de bevrijding niet in angstige spanning afvroeg of gedeporteerde familieleden en vrienden nu dan toch zouden terugkeren, en in diezelfde angstige spanning leefden de familieleden en vrienden van de krijgsgevangenen, van de gevangenen in de concentratiekampen en van de slachtoffers van de arbeidsinzet. Trouwens, de ontheemden die in het oosten en noorden des lands waren terechtgekomen, hadden als gevolg van de slechte postverbindingen ook maar weinig berichten naar familieleden en vrienden in het westen kunnen sturen. Men wist daar dat het oosten en noorden met betrekkelijk weinig strijd waren bevrijd - men wist óók dat er gevochten was; denkbaar was dat zich daar een vader, echtgenoot of zoon dan wel een moeder, vrouw of dochter onder de slachtoffers bevond.
XCDan waren er de familieleden en vrienden van de ca. tachtigduizend Nederlanders in Indië en van een onbekend aantal Indische Nederlanders (personen van gemengde Nederlands-Indische afkomst), omtrent wier
lot men in de meeste gevallen al meer dan drie jaar niets gehoord had. Zouden zij nog in leven zijn? Waar? Hoe? Zouden zij de bevrijding van Indië halen, zouden zij haar overleven? Niemand wist het.
XCZo viel in het westen bij menigeen over de vreugde van de bevrijding de donkere schaduw van een diepe bezorgdheid: ja, die bevrijding wàs gekomen, eindelijk, maar zou zij niet gevolgd worden door onheilsberichten, door jobstijdingen?
XCWeer een andere schaduw: een schaduw van verdriet, vielover de vreugde van allen die al wisten dat oorlog en bezetting hun onherstelbare verliezen hadden berokkend: de familieleden en vrienden van de slachtoffers van de Duitse invasie van mei '40, van de misschien wel dertigduizend burgers die door de bombardementen en de beschietingen om het leven waren gekomen, van de gefusilleerden uit het verzet en van diegenen die vóór september '44 in de concentratiekampen waren bezweken en van wier dood bericht was ontvangen, van de leden van de strijdkrachten, vooral van de Koninklijke Marine, en van de opvarenden van de koopvaardij omtrent wier sneuvelen of overlijden men was ingelicht via het Internationale Rode Kruis.
XCZo waren bij velen de gevoelens ten tijde van de bevrijding bij uitstek gemengd: er was verdriet naast vreugde, angst naast hoop, onzekerheid naast vertrouwen.
XCDie ambivalentie deed zich, menen wij, in nog veel breder verband voor. Zeker, het rijk van de vijand had afgedaan, de bezetter was verslagen; allen die met hem hadden geheuld, zouden, zo werd vertrouwd, hun gerechte straf niet ontlopen, diegenen die in hun dienstbaarheid aan de bezetter te ver waren gegaan, zouden daar de gevolgen van te ondervinden krijgen en wie door het ingrijpen van de bezetter schade had geleden, zou in zijn rechten worden hersteld - maar wat zou de toekomst overigens brengen? Oorlog en bezetting waren een ontzaglijke shock geweest, een haast traumatisch gebeuren. Zij hadden aan veel gezapigheid en benepenheid een einde gemaakt - zij hadden óók Nederland het besef bijgebracht van zijn kwetsbare ligging en zijn zwakheid. Zij hadden het geconfronteerd met brute aggressie, met fanatisme, met verraad, met wreedheid. Er was, bij velen, een diepe angst gewekt voor Duitsland en de Duitsers, angst ook voor nieuwe oorlogsdreigingen. De wereld leek veel gecompliceerder geworden dan ze vóór de bezetting al was geweest en in die wereld stond nu een ontredderde Nederlandse samenleving: verarmd, verstrooid, door de bezetter losgeslagen uit al zijn vroegere verbanden, de kerkelijke uitgezonderd (die waren onder de druk der tijden sterker geworden dan ooit) - verenigingen
partijen verdwenen, vijfjaar lang had men geen enkele vorm van inspraak gekend.
XCBetekende dit alles dat de vreugde om de bevrijding niet diep werd gevoeld? Natuurlijk niet: ze was echt. Maar daarbij moeten wij toch aantekenen dat er niet zo weinigen waren die, afgezien nog van de bezorgdheid die wij eerder aanstipten, tot het beleven van die vreugde nauwelijks de energie konden opbrengen en bij wie de bevrijding eerder een grote matheid en vermoeidheid naar boven deed komen die de weerslag waren van alle spanningen die men had doorstaan. Die spanningen lagen achter de rug, de nachtmerrie van de bezetting was voorbij. Maar allen die op 9 mei op de Dam in Amsterdam de sprekers van het verzet, de nieuwe burgemeester, de Canadese bevrijders en de kordate minister-president zo uitbundig hadden toegejuicht, liepen huiswaarts door een gehavende stad waar het vuilnis op hopen lag te stinken en keerden in behuizingen terug die uitgewoond waren, waar geen lamp brandde, waar vrijwel niets te eten was. De confrontatie met de vrijheid die gekomen was, was er tegelijk een met de armoede die was gebleven.
XCTorenhoog rezen de problemen van de wederopbouwop. Maar de weg zou weer opwaarts gaan. En het zou een weg zijn waarop men in herwonnen zelfstandigheid de eerste schreden zou kunnen zetten.
XC7 Eerste bijeenkomst van de Contact-Commissie der illegaliteit (p. 958) Augustus 1944
XC24 Eerste bijeenkomst van het College van Vertrouwensmannen September 1944
XC9 In Amsterdam wordt een 'Top-Driehoek' gevormd (p. 582) 17 Grote Geallieerde luchtlandingen, o.m. bij Arnhemo.m. bij Arnhem De regering kondigt via de radio een algemene spoorwegstaking af 20 Kolonel H. Koot stelt zich beschikbaar als Commandant Binnenlandse Strijdkrachten (p. 588) 21 Begin van de vernieling van de havens van Rotterdam en Amsterdam (p. 8) ca.25 Reichskommissar Seyss-Inquart besluit alle voedseltransporten naar het westen des lands te verbieden (p. 18) 26 Montgomery's 'sprong over de Rijn' is mislukt 29 Eerste beraad in de Contact-Commissie over de uitnodiging van koningin Wilhelmina, een delegatie naar Londen te zenden (p, 966) Oktober 1944
XCGrote razzia in Putten na een aanslag op Duitse militairen (p. 45) 5 De regering dringt via Radio Oranje op voortzetting van de spoorwegstaking 'aan (p. 490)
Gerbrandy vraagt Churchill om goedkeuring van de hulpverlening aan het westen des lands (p. I083) 7 Grote Wehrmacht-razzia in Utrecht (p. 108) 10 Het Rode Leger heeft de 'Heeresgruppe Nord' in Koerland afgesnedenafgesneden (p. 795) 12 Dr. J. H. van Reijen arriveert als afgezant van het College van Vertrouwensmannen in het bevrijde Zuiden (p. 1026) 13 Oprichting van de 'Stichting 1940-1944' (p. 568) 16 Hitler grijpt in Hongarije in door het staatshoofd, admiraal Horthy, afte zettenHorthy, afte zetten (p. 797) 20 Bevrijding van Belgrado (p. 796) 23 Na een aanslag op een SD'er worden in Amsterdam negen-entwintig Todesleandidaten aan de openbare weg doodgeschoten (p. 386) 28 Kolonel Koot verdeelt de Binnenlandse Strijdkrachten in Stoottroepen (later: Strijdend Gedeelte) en Verzetstroepen (later: Bewakingstroepen) (p. 621)
XCKolonel Koot ontneemt Jan Thijssen, commandant van de Raad van Verzet, zijn bevelsbevoegdheid (p. 622) begin Eerste sterfgevallen als gevolg van de honger in het westen des lands (p. 217) 8 Seyss-Inquart heft het voedselembargo 'op (p. 20) 10 en I I Grote Wehrmacht-razzia in Rotterdam en Schiedam (p. 114) 14 Vergadering van een 'dubbele Contact-Commissie' inzake de delegatie naar Londen (p. 978) 21 Grote Wehrmacht-razzia in Den Haag en omgeving (P: 125) 28 J. A. van Bijnen ('Frank-KP') sneuvelt bij Apeldoorn (p. 663) eind Seyss-Inquart plaatst het Nederlandse Rode Kruis onder een NSB'er (p. 289)
XCSeyss-Inquart geeft Hirschfeld verlof tot oprichting van een Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening (p, 178) Politieke beginselverklaring van de rechtersectie der illegaliteit (p. 983) 145
begin Aanvang van de regelmatige Biesbos-crossings van de Groep'Albrecht' (p. 536) 3 Toespitsing van de crisis in Griekenland door een schietpartij in Athenein Athene (p. 807) ca. 10 Seyss-Inquart keurt goed dat de kerken hulp gaan verlenen op voedselgebied (p. 246) 14 Het Geallieerde hoofdkwartier maakt Montgomery verantwoordelijk voor de Z.g. B-2-hulp: de hulp aan het westen des lands onmiddellijk na de bevrijding (p. lI06) 16 Inzet van het Duitse Ardennen-offensief (p. 783) 28 Mussert zet C. van Geelkerken en mr. M. M. Rost van Tonningen af als plaatsvervangend leiders van de NSB (p. 326) 30 Inzet van het grote Geallieerde tegen-offensief in de Ardennen (p. 788) eind Begin van de Z.g. Liese-Aktion (p. 130) Januari 1945
XC2 De regering verbiedt via Radio Oranje alle medewerking aan de Liese-Aktion (p. 135) 6 Gerbrandyen de minister van scheepvaart, J. M. de Booy, dringen bij Eisenhower op betere voorbereiding van de B-2-hulp aan (p. lI08) 12 Inzet van het grote offensief van het Rode Leger in de richting van de Odervan de Oder (p. 818) 14 Koningin Wilhelmina doet een beroep op president Roosevelt en koning George VI om Nederland meer hulp te verlenen (p. I I 19) 18 Begin van de ontruiming van het concentratiekamp-complex Auschwitz-Birkenau (p. 850) ca. 19 Vertrouwensman J. van der Gaag arriveert als afgezant van het College van Vertrouwensmannen in het bevrijde Zuiden (p. 102 9) 23 Het tweede kabinet-Gerbrandy dient zijn ontslag in 25 Aankomst in Zwitserland van een transport uit Bergen-Belsen dat een duidelijk beeld geeft van de noodtoestand aldaar (p. 923) 28 De eerste Zweedse voedselschepen arriveren in Delfzijl (p. 1090)
XC4-10 Conferentie van ]alta (p. 812) 8 Inzet van het Geallieerde offensief ter verovering van het Rijn land bewesten de Rijnland bewesten de Rijn (p, 1083) 23 Het derde kabinet-Gerbrandy is gevormd 24 Gerbrandy dringt bij Eisenhowers chef-stafBedell Smith aan op een apart offensiefter bevrijding van Nederland benoorden de grote rivieren (p. 1121) 27 Eerste uitdelingsdag van het Zweedse voedsel in de hongerprovincies (p. 1093)
XCRoermond en Venlo bevrijd (p. 1130) 3 Bombardement van het Bezuidenhoutkwartier in Den Haag (p. 775) 7 De Amerikanen veroveren bij Remagen de eerste brug over de RijnRijn (p. II 32) Rauter zwaar gewond bij een overval bij Woeste Hoeve; tweehonderddrie-en-zestig Todeskandidaten worden doodgeschoten (P·439) 14 De Combined Chiefs of Staff geven Eisenhower opdracht tot een apart offensiefter bevrijding van West-Nederland (p. II24) 18 J. J. F. Borghouts ('Peter-Zuid') arriveert in bezet gebied als Commandant Strijdend Gedeelte van de BS (p. 738) 23 Het Britse Tweede Leger overschrijdt de Rijn bij Rees en Wesel (p. II33) 26 Het Amerikaanse Zevende Leger overschrijdt de Rijn bij WormsZevende Leger overschrijdt de Rijn bij WormsLeger overschrijdt de Rijn bij WormsWorms (p. II68) 30 Begin van de bevrijding van Oost- en Noord-Nederland (p. 1136)
XC2 In een gesprek met Hirschfeld oppert Seyss-Inquart het denkbeeld van een wapenstilstand die grootscheepse hulpverlening aan de
hongerprovincies mogelijk zou maken (p. 1284)
XC4 Mussert vlucht over de Afsluitdijk naar Den Haag (p. 1146)
XC6 Begin van de muiterij van het Georgische bataljon op Texel (p. 1306)
XC9 Overleg van de Vertrouwensmannen en leden van Koots staf over Seyss-Inquarts aanbod (p. 1287) I I Buchenwald wordt als eerste niet volledig ontruimde concentratiekamp bevrijd door de Geallieerde legers (p. 1222) De Canadezen trekken bij Brummen over de Ijssel (p. 1141) 12 President Roosevelt overlijdt; Truman volgt hem op (p. 1254) Montgomery schrapt het aparte offensief ter bevrijding van de hongerprovincies (p. 1163) Seyss-Inquart spreekt met van der Vlugt en Six als afgevaardigden van het College van Vertrouwensmannen en van kolonel Koot (p. 12 9 0) 14 Bevel van Himmler: 'Geen gevangene mag levend in handen van de vijand vallen' (p. 1207) Aankomst van de Vertrouwensmannen van der Gaag en Neher in het bevrijde Zuiden (p. 1296) 15 Gerbrandy bij Churchill voor overleg over Seyss-Inquarts aanbod (p. 1298) 16 Het Rode Leger zet zijn offensief in ter verovering van Berlijn (p. II7I) 17 Inundatie van de Wieringermeerpolder (p. 1314) 18 Het gehele Oosten en Noorden des lands is bevrijd behalve het gebied bij Delfzijl en de Waddeneilanden (p. 1140) 21 De illegaliteit stuurt zijn eerste telegram naar Londen waarin wordt geprotesteerd tegen de besprekingen met Seyss-Inquart (p. 1323) 23 De Combined Chiefs of Staff machtigen Eisenhower, een wapenstilstand met Seyss-Inquart te sluiten (p. 1334) 28 Mussolini wordt gefusilleerd door Italiaanse partisanenwordt gefusilleerd door Italiaanse partisanengefusilleerd door Italiaanse partisanendoor Italiaanse partisanenItaliaanse partisanenpartisanen (p.II74) In Achterveld treffen de Duitser Schwebel en Montgomery's chefstaf de Guingand een regeling voor een conferentie met SeyssInquart (p. 1342) 29 Hitler benoemt admiraal Dönitz tot zijn opvolger (p. 1174) Eerste voedseldroppings in de hongerprovincies (p. 1345) 30 Hitler pleegt zelfmoord (p. 1174) In Achterveld keurt Seyss-Inquart regelingen goed voor snelle hulpverlening aan de hongerprovincies (p. 1354)
XC2 Eerste voedseltransporten naar de hongerprovincies langs de weg, via Rhenen (p. 1360) 2-3 Seyss-Inquart vertrekt naar Flensburg voor overleg met Dönitz (p. 1366) 4 Montgomery aanvaardt de capitulatie van de 'Wehrmacht' in Noordwest-Europa, Nederland inbegrepenNoordwest-Europa, Nederland inbegrepenNederland inbegrepen (p. I26I) 'Mobilisatie' van de BS in de hongerprovincies (p. 1391) 5 Generaal Blaskowitz neemt in hotel 'De Wereld' te Wageningen het hem door generaal Foulkes voorgelegde capitula tie bevel in ontvangst (p. 141 I) Radiotoespraak van koningin Wilhelmina (p. 1401) De eerste voedselschepen komen in Rotterdam aan (p. 1360) Een Geallieerde voorhoede arriveert in Kopenhagen (p. 1259) 6 Generaal Blaskowitz ondertekent in de aula van de Landbouwhogeschool te Wageningen het hem de vorige dag voorgelegde capitulatiebevel (p. 1413) 7 Eerste 'algemene' Duitse capitulatie te Reims (p. 1262) Schietpartij op de Dam te Amsterdam (p, 1422) Arrestatie van Mussert (p. 1435) 8 Intocht van de twee divisies van het Ist Canadian Army Corps in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam (p. 1426) Generaal Kruls, chef-staf Militair Gezag, arriveert in Den Haag (p. 1069) Een Geallieerde voorhoede arriveert in Oslo (p. 1259) Tweede 'algemene' Duitse capitulatie in Berlijn (p. 1262) 16 Opheffing van het College van Vertrouwensmannen (p. 1073) 19 De laatste Duitse troepen staken hun verzet
XCH. Bergschicker: Der Zweite Weltkrieg. Eine Chronik in Bildern (OostBerlijn,
XCLa Déportation (Parijs, 1967): I09-lII, 151-153, 156
XCC. L. Sulzberger: The American Heritage. Picture History of World War II (New York, 1966): 103
XCDe overige foto's zijn afkomstig uit de collecties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Het copyright van de volgende foto's berust bij:
XC96: KLM-Aerocarto b.v., Prinses Beatrixlaan 7, Den Haag
XC112,114, lIS: Gemeente-archiefRotterdam (foto's: J. van Rhijn)
XC116: S. Huizinga- ]elgersma, Sjaerdawei 5, Oppenhuizen (Fr.) (foto: Menno Huizinga)
XC118,122,123: Dagblad voor Noord-Limburg, Grote Kerkstraat 18, Venlo
XC124,135: De Booy's Fotohandel, ]ansplaats 35, Arnhem
XC130,179: L. Oorthuys-Krienen, Prinsengracht 925, Amsterdam (foto's: Cas Oorthuys)
XC162, 164: T. van der Reyken, Koornmarkt 72, Delft
XC166: Fotobureau C. Kramer, 's Gravendijkwal 82, Rotterdam
XC167, 168: C. P. R. Holtzapffel, Sibeliuspark 324, Oss
XC169: Fotopersbureau Thuring, Rijswijkseplein 24", Den Haag
XC183: M. C. Meyboom, Steenderbultweg 4, Emst (gemeente Epe)
XC193: Fotobureau Roovers, Lijsterbeslaan 37, Rotterdam
XCBG BI BNS BNV de Boer: 'Verslag ... BS'
XCCSMG DGBR Departement voor Algem.ene Oorlogvoering van het Koninkrijk als voren Bureau Bijzondere Opdrachten Collectie fotokopieën van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, afkomstig uit het Berlin Document Center (SS-archieven) Bijzonder Gerechtshof Bureau Inlichtingen Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten Bureau Nationale Veiligheid Lt.kol. M. de Boer: 'Verslag betreffende d.: leiding der Binnenlandse Strijdkrachten ell van de daaraan voorafgegane coördinatie vall het gewapend verzet in bezet Nederland (tijdperkjuni 1944-mei 1945)' (31 aug. 1949)· Doc Il-yoo A, b-r Bijzondere Raad van Cassatie Centraal Bureau (van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) Contact-Commissie der Illegaliteit Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Collectie diverse stukken van Nederlandse overheidsinstellingen Chef-Staf Militair Gezag Directoraat-Generaal voor de Bijzondere
Doc
XCEhrman: Grand Strategy, dl. VI
XCEllis: Victory in the West, dl. II
XCIKB KTB LKP LO Collectie Documentatie van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (United Kingdom, Cabinet Office) History of the Second World War, Military Series, John Ehrman: Grand Strategy, dl. VI (1956) (United Kingdom, Cabinet Office) History of the Second World War, Military Series, L. F. Ellis en A. E. Warhurst: Victory in the West, dl. II (1968) Staten-Generaal, Tweede Kamer, Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945'; Verslagen, bijlagen en verhoren, dl. I-VIII (1949-1956) Generalkommissariat für Finanz und Wirtschafi Foreign Office/State Department Document Center (archieven van het Ausuiartige Amt en de Reichskanzlei) Grote Advies-Commissie der Illegaliteit Collectie Gevangenissen en Concentratiekampen van het Rijksinstituut voor OorlogsdocumentatieS. Gerbrandy:Gewestelijk Sabotage-Commandant (der Landelijke Knokploegen) Interkerkelijk BureauLandelijke Knokploegen Landelijke Organisatie voor Hulp aan On
P.
LSC
XCPOD PRA p.V. RvO RVV Stacey: Victory Campaign
XC\'GA Vm Vm:Landelijk Sabotage-Commandant (van de Landelijke Knokploegen) Militair Gezag Nationaal Comité van Verzet Office of Chief of Counsel for War Crimes, Neurenberg (Ministerie van defensie, Staf van de bevelhebber der landstrijdkrachten, Sectie krijgsgeschiedenis en ceremonieel) De strijd op Ne derlands grondgebied tijdens Wereldoorlog II, Hoofddeel IV, deel z, G. J. van Ojen Jr.: De Binnenlandse Strijdkrachten (1972) (Ministerie van defensie, Afwikkelingsbureau Militair Gezag) Overzicht der toerleeaam heden van het Militair Gezag gedurende de Bij zondere Staat van Beleg, 14 september 1944 4 maart 194 6 (1948) Politieke Opsporingsdienst Politieke Recherche-Afdeling proces-verbaal Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Raad van Verzet (Canadian Government, Ministry of National Defence) Official History of the Canadian Army in World War II, dl. III, C. P. Stacey: The Victory Campaign. The Operations in North West Europe 1944-1945 (1960) Vrije Groepen Amsterdam College van Vertrouwensmannen Vertrouwensmannen der regering: van april 1945. Memorandum van de bij besluit van Harer Majesteits regering van 2
XCz.d. z.J 1944 aangetvezen Vertrouwensmannen, opgesteld in overleg met de Commandant der Binnenlandse Strijdkrachten (1946) Vertrouwensmannen der regering: Verslag van de werkzaamheden van Vertrouwensmannen der regering, aangewezen bij besluit van Harer Majesteits regering van 2 augustus 1944 (1946) MI. D. D. Vollgraff: 'Overzicht van telegrammen, afkomstig uit het archief van Bureau Inlichtingen (BI) en van de Ordedienst (OD)', Enq., punten g en h, gestenc. bijlage 94 MI. H. W. Sandberg: Grote Advies-Commissie der Illegaliteit. Witboek over de geschiedenis van het georganiseerde verzet voor en na de bevrijding (I950) zonder datum
XCAalberse, P. J. M., 169 Aalten, 91, 100, 103, 104, 400 Aan- en Verkoopbureau van Akker
XCbouwproducten, 1092, 1345, 1349n Aardappelrooi-actie
XCZie ook: Illegaliteit; Regering, Nederlandse, in Londen Aardolievelden
XCZie: Roemenië Abbenes, 384 Abcoude, 1405 Abwehr, 286n, 346n, 348, 772n, 1199
XCFrontaujklärungskommando, 2 I 3, 286n;
XCZie ook: Politie, Duitse; V-Männer Achterhoek, I, 3, 29, 85, 89-91, 103,
XC1°4,149,155,156,25°,260,3°5,320,
XC376, 528,621,7°0,7°1,741, 1125,
XC1I34-1137, 1140, 1I43, II 55,
XCrepresaille-executies, 400, 4°1;
XCZie ook: Arbeidsinzet; Krijgsverrichtingen Achterveld, 1342, 1343, 1348,
XC1352-1359, 1364-1368, 1375, 1380,
XC1411 Alder, H. G., 1213n Admiral in den Niederlanden, 8, çn, 1I3,
XC726, 1272n Admiralty, (Britse), 1090, 11°4, 1I05 Adriatische Zee, 795 Aerde, Rogier van (ps van A. J. H. F.
XCvan Rijen), 484n, 648n, 673n, 684,
XC715, 715n, 716, 730 Afsluitdijk, 160, 242, 742, 779, 1120,
XC1139,1145-1147,127°,1361 Afwikkelingsbureau van Defensie, 14 Agia-fabrieken, 883, 890; Zie ook: Dachau Aikema, D., 408 Ailly, A. J. d', 564 Air Ministry (Brits), 1104, 11I0 Airbornes, 16, 47, 48, 74n, 79, 80, 307, 309, 423, 449, 484, 511, 518, 541, 544-565, 608, 6°9, 701, 743, 754, 1076; Operatie-'Pegasus I en II', 79, 51I, 547-553; Operatie-'Windmill', 547, 548, 1026; Zie ook: Geheime diensten, Britse: MI-9; Pilotenhulp Aken, 783, 786, 1130 Akkerbouwcentrale, 577, 577n Akkerwoude, I 155 'Aktion Sellmer' Zie: Roof/Vorderingen Albanië, 796, 806, 897, 1251 Albarda, H., 1003, 1037, 1038 Albarda, J. W., 490n, 95 In, 952n, 956n, 1015 Albers, W., 382n Alberts, J. c. P., 264 Alblasserdam, 12In Albrecht, A. W., 348, 369, 403, 404, 5 1 7; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzleom mando-Leeuwarden Alexander, H., 1I73, 1174, 1253, 1254, 1260 Algemeen Handelsblad, Het, 12,475,476, 479,945, II r rn, 1125n, 1266, 1332n, 1346n Algemeen Nederlands Jeugdverbond Zie: Communistische Partij Neder
Algemeen Nederlands Persbureau
XC(Anep), Londen, 5IIn Algemeen Nederlands Persbureau
XC(ANP), II, 470n Algemene Doopsgezinde Sociëteit,
XC242n Algemene Instructie voor de Binnenlandse
XCZie: Militair Gezag: arrestatiebeleid Algemene Kunstzijde Unie (AKU), 80 Algemene Landsdrukkerij, 40, 134,
XC142n, 455,456 Algemene Rekenkamer, 561 Alkmaar, 19n, 192,261,667, 686n, 707,
XC716, 730, 779, 1316, 1348, 1359 Allied High Command, 592,647 Almelo, 90, 282, 318, 327, 608, 643,
XC644, 667, 1146 Almen, 1137 Alpenfestung
XCZie: Krijgsverrichtingen Alphen aan den Rijn, 186n, 468, 599 Alsem, H. M. A., 422-429, 430n;
XCZie ook: J. Haakman; F. Hillesheim; 'Korps Admiraal Doorman'; R Zwolsman Altengrabow (bij Maagdenburg), 1181 Ambachtsheer-van Belle, M., 398n Ambassade, Nederlandse, in Moskou,
XCZie: Overheidspersoneel Ambtenarenverzet, 962 Ameland, 1140 American joint Distribution Committee
XCZie: Joden: hulp van buiten aan gedeporteerden Amersfoort (kamp), 45, 54, 58, 63, 71,
XC110,111,3°7,353,355,357-364,383,
XC401,415,427,432,444,1143, 1154,
XCtransporten, 357, 358, 363, 364, 369, 873; van 'contractbrekers', 869, 875; van gevangenen uit Putten, 869, 874;
XCbevrijding, 1335, 1336, 1361, 1431;Zie ook: Neuengamme Amersfoort (stad), 14, I9n, 20,51,76, 101, 108-110, 120, 122, 144, 145, I75n, 192,253, 286n, 308, 384, 468,5°1,73°,1163,1164,1276,1341, 1343, 1361; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Amersfoort Amersfoortse Courant, 48n Amstelveen, 672 Amsterdam, 3, 7-10, 13n, 14, 17, I9n, 20, 22n, 28, 30, 44n, 76, 87, 97, 113, 0114, 125-128, 136, 140, 144, 145, 165-203n passim, 218-220, 227, 228, 238,245,252,258,259,263,264,282, 302,310,322,333,335,34°,353,354, 442, 450, 452, 473, 485, 493n, 502n, 505, 507, 5I1, 514, 533, 568, 573, 581-583, 588, 598-601, 612, 616, 634,636,674,705,7°6,711,727,728, 755, 765, 776, 944, 947, 965, 1002, 1004, ror r, 1012, 1026, 1040, 1044, I045, 1076, 1077, 1086n, 1087, 1089, 1°92, 1093, I111, II20, 1161, 1163, 1265, 1266, 1269, 1272, 1277, 1313, 1320, 1350, 1351, 1359, 1360, 1363, 1368, 1388-1392, 1394, 1398-1400, 14°3-1408, 1410, 1415, 1416, 1418, 1421-1426,1430,1431,1436-1438; activiteiten van de Binnenlandse Strijdkrachten (Gewest Amsterdam), 718-722, 726-728, 730, 731,1313; benoeming van burgemeester en wethouders, 1015, 1023-I025, 1027, 1040, 1068; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; benoeming van hoofdcommissaris van politie, 1023, 1026, 1°45; bombardement Euterpestraat (bureaus Einsatzkommando SD ), 692, 693, 769, 770; Centrale Noord en Oost (electriciteitscentrales), I95n, 598, 599, 1265; hongeroptochten van vrouwen en kinderen, 947; Huis van Bewaring, 35 In,
383-386,395; pontverbinding over het IJ, 1265n;
XCrepresaille-executies, 138, 334, 384, 386, 387, 392, 393, 395, 446, 474, 1316; bij kwekerij 'Rozenoord', 392-394,442,474; schietpartij op De Dam op 7 mei 1945, 1422, 1423, 1424, 1426; intocht geallieerde troepen, 1426;
XCZie ook: Havens; Politie, Duitse: Einsatzkommando-Amsterdam; Vervuiling van steden; Voedselhulpacties Amsterdams-Dagblad Radio Oranje,
XCI436n Amsterdams Werk-Comité, 135-137,
XC570, 964, 1436 Amsterdams Bos, 183 Amsterdamse Ijsclub, I65n Andrée Wiltens, A. J., 426 Angeren, J. R M. van, I045n,
XC1047-1050, 1397 Aninga, S., I I 59 'Anneville' (landhuis in Ulvenhout,
XCverblijfplaats van Koningin Wilhel
XCmina), 1369n, 1386, 1387 Annexatie (van Duits grondgebied),
XCZie ook: College van Vertrouwensmannen; W. Drees: adviezen Anrath (gevangenis), 1187 Ansen (Dr), 151 Anti-Revolutionaire Partij, 938, 939,
XC987, 994, 1061 Antonescu (regering-)
XCZie: Roemenië Antonow, 1259 Antwerpen (provincie), 773, 783 Antwerpen (stad), I, 8, 35, 92, 307, 347,
XC530, 767, 772, 774n, 782, 789, 1105, 1114 Apeldoorn, 14,20,92,93,98, roo, ror ,
XC103,154,346,347,375,376,438,440,
XC441, 444, 637-640, 661-663, 741,
XC983, 1I40-II47, 1153, 13IIn;
XCoproep voor de Arbeidsinzet, 92, 93 ;
XCrepresaille-executies, 93, 663;Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Apeldoorn Apeldoorns Kanaal, 1142, 1I42n, 1163 Apennijnen, 767 Appelscha, 715n, II37 Appingedam, II39, II48n Arado-vliegtuigfabriek, 885 Arbeiders, inschakeling bij roofacties, 76, 77, 80; wachtgeldregelingen, 30, 3I, 202, 5 62; Zie verder: Arbeidsinzet Arbeiderspers, 143n, 282, 309, 310, 476n, lap; voedselhulpactie, 239 Arbeidsinzet, 85-92, 100-159 passim, 335n, 336; aanmeldingen, oproepen, razzia's, 3, 20,31,32,85-92,98,100,101-159 passim, 160, 162, 198, 205, 337, 574, 766, 1134, 1264, 1277, 1290, 13 1 5n; Groningen, 107, 108; Friesland, 90, 107, 108; Drente, 107, 108, 148n; Overijssel, 90, 91, 104-106, 108; Noordoostpolder, 106, 308; Twente, 90, 105, 106; Gelderland, 91, 102-104, 108, 146; Achterhoek, 85, 89-91, 103, 10 4; Betuwe, 102; Veluwe, 102, 103; Utrecht, 108-1 II, 144, 145; Noord-Holland, I Ia, I I I, 144, 145; Het Gooi, 110; Texel, I I I; Zuid-Holland, I II-I27, 144, 145; Westland, 125, 127; Zuidhollandse eilanden, 127; Limburg, 85, 87; Zie verder: plaatsen afzonderlij k arbeiders ('spitters'), aantallen: 86, roo, loon, lOl, 105,
140, 141, 144-147,766, 1446; aantallen in Duitsland, 86, 122, 146-148n,154,363,1176,I446; aantallen omgekomenen, 101, 156; 'Contractbrekers', 355, 357, 869; Zie ook: Neuengamme werken leefomstandigheden, 147; in Duitsland, 147, 152-156; in Nederland, 148-152;
XCgraven voor de Wehrmacht, 2, 5,20, 34,68,85-92,100,101; Zie ook: Organisation Todt; Verdedigingswerken, aanleg van;
XCLiese-Aktion, 101, 129-143, 166n, 259,431,448, 559n, 570,693,719, 724n, 96~ 993n, 1034, 1323; aantallen aanmeldingen, 140, 141, 146;
XCen de Contact-Commissie der Illegaliteit, 132-136,964; Zie ook: Bedrijfsleven; College van Vertrouwensmannen; Illegaliteit; Landelijk WerkComité; Regering, Nederlandse, in Londen;
XCen het Reichkommissariat, 86-88, 112, 113,129-131,141,152;
XCrepresailles, 86, 89, 98, 103, 105, 1°7, 109, lI8, 122, 123, 138n, 15i;
XCvrijstellingen (A us weise) , 102, 1°7, 110, 122n, 129-143 passim; zorg voor achtergebleven familieleden, 156, 157;
XCZie ook: Gewestelijke Arbeidsbureaus; Bedrijfsleven; Coneentratiekampen Amersfoort en Ommen; Heerte; 'Port Nata!'; Rees; Wehrmacht, Deutsche Arbeidsverhoudingen (na de oorlog),
XCZie ook: College van Vertrouwensmannen; Vakcentrales; Werkgevercentrales Arbeitserziehungslager, 358, 363, Il90,
XC1248; Lahde, Il89Arbeitskontrolldienst, 356, 363 Arciszewski, T., 815, 1250 Arcken, D. J. A. M. van, 218, 219 Ardennen-offensief Zie: Krijgsverrichtingen Argentinië, 897 'van Arke!', 568-573, 986n, 988 Armeniers, 68, 69, 13°4, 13°5; Zie ook: Wehrmacht, Deutsche: Ostba tail/one Armenraad (Amsterdam), 206n, 252 Arnhem (Aussenkommando) Zie: Vught Arnhem, I, 5, 34, 57, 85, 97, 100, 103, II I, 149, 3°2, 313, 346, 1012, 1044, 1076, IIlI, 1136, II40-II43, 1161, 1163, 1422, 1444; bombardement, 771; De Geitenkamp (volkswijk), 81, 82n; roofactie, in Arnhem e.o., 78-85; Bergungskommandos, 83-85; Feldwirtschafiskommandos, 79, 8o, 82,84; Slag om Arnhem, 12, 16, 309; Technische Nooddienst, 8o, 81; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Arnhem Arrestatie van 'foute' personen, 1033, 1149, Il50-II55, 1422, 1430-1434; excessen bij arrestatie (na de bevrijding), 1151-1155, 1422, 1431, 1432, 1434; Zie ook: Berechting na de oorlog; Binnenlandse Strijdkrachten: arrestatieploegen; College van Vertrouwensmannen; Militair Gezag: arrestatiebeleid Zie ook: Nederlandse Hervormde Kerk: bevrijdingsboodschap voor Noord-Nederland Artemidze, E., 13°4, 1310 Artillerie-Inrichtingen Hembrug, 1037 Artsen, 211, 212, 217; Zie ook: Hongerwinter: medische toestand bevolking; Medisch Contact Asbeck, F. M. van, 1°51
668, 869, 1012, 1137, 1137n,
XCII43-1146; overval op Huis van Bewaring, 670, 67 1 ; Zie ook: Neuengamme; Politie, Duitse: Einsatzkommando-Assen'Athen', 1233-1235 Athene, 796, 807-810 Atoornbommenv Stón Aukes, H. W. E, 209 Aulnis de Bourouill, P. L. d', 520, 523 Aus der Fünten, EH., 345n, 346n Auschwitz-complex, 839, 841-865,
XC868,879,882,886,893,898,900,915,
XC93°,919,921,925, II94, 1205, 1213, 12]2, 1247;
XCbombardementen, 839, 840, 85 I;
XCevacuatietransporten, 842, 847-869 passim, 898;
XCvergassingen, 826, 843; stopzetting, 845-847,919,921;
XContruiming, afbraak, 827, 846-862 passim, 836;
XCbevrijding, 852; Stamm lager (Auschwitz I), 842, 850-854,859,895; Krematorium I, 843, 85 I ; Union-fabrieken, 844, 845;
XCBirkenau (Auschwitz II), 826, 827, 830, 831n, 836, 842-846, 850, 851-854; Frauenlager, 852; Kanada-Kommando, 843, 844, 850; Krematoria II, III, IV, V, 843-846, 851,852; Sonderkommando (opstand) 843-845; Zigeunerlager, 826;
XCMonowitz (Auschwitz lIl), 830, 839, 842, 850, 852-855, 860; Aussenkommandos: Blechhammer, 827, 839, 842, 850, 853, 854, 857-862; Kosel-groep, 827, 839, 853; I. G. Fahren, 830, 839; Gleiwitz, 842, 844, 849, 854-862,865, 868;Golleschau, 842; Janinagrube, 842, 860, 862; ]awischowitz, 842; ]aworzno, 860, 862; Loslau, 854, 856, 865, 868; Warschau, 842, 883, 893 Ausems, A. W. M., 581, 609, 615--617, 735, 955, 958, 966 Ausnahmezustand, 2, 4, 10, 342 Aussenstellen Zie: Politie, Duitse: Einsateleomman dos Ausioärtiges Amt, 906, 1088, 1089, 1089n Autobevrachtingsdienst, 36 Avegoor, SS-Schule Zie: SS Averink, A., 1305 Avro, 1053, 1055, 1426, 1428, 1429 'B-2-Plan', 1104-1II5, 1122-1125, 1276, 1342, 1352, 1355, 1360, 1380, 1398,1411; Zie ook: Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Baanbreker, De, 472, 472n, 997 Baardman, C, 539n Baarn, 19n, 39, I IQ Backe, H., 112 Backer, A. I.. 335n, 729n, 769n Bad Nauheim, 783 Bad Tölz, 1208n Bakels, EB., 213, 214, 367, 836, 837n, 840, 84In, 890-892 Bakker, ]., 13 II Bakker, S. ]. P., (Drukkerij), 571, 572, 574 Bakkeveen, 1145 Balkan, 44, 792, 795, 796, 804 Bankbiljetten, 72, 223 Bankinstellingen, 137, 556; en steun aan het Nationaal Steunfonds, 556, 560-564; Zie ook: Overvallen Banning, C, 21 I, 216, 218, 528, 1353, 1398 Banwell,
Baracs, S., 1057n Barendsen, J. J., 92, 701 Barneveld, 103, 193, 274, 1142n 1I64 Bartels, J. A. G, 1303n, 1310n Baruch, F., 943, 945, 946, 948, 949 Bastogne, 786, 787 Bathmen, 104 Bauer, K, 431, 433, 577n, Bauer, Y., 919n Bazel, 1085, 1086n Beaufiragten des Reichskommissars
XCZie: Reichskommissariat Becher, K, 920-922, 1228 Bedel! Smith, W., 678, 1106-1109,
XC1I16, 1I19, 1I21, 1121n, 1I22, 1123,
XC1161, 1I65, 1300, 1335, 1354-1358,
XC1365, 1366, 1368, 1379 Bedrijfsleven (in Duitsland),
XCin concentratiekampen, 829, 830;
XCZie verder: Agfa-fabrieken; Heinke/ vliegtuigenfabrieken. J. G. Far ben; Messerschmil/-fabrieken; Te lefunken; Union-fabrieken; Volkswageri-fabrieken Bedrijfsleven (in Nederland), 6,29-32,
XC194,222,574,1°38,1°51,1°55,1°56, 1061;
XCen de Arbeidsinzet: Liese-Aktion, 131-135,138-14°,156,157; en de roof- en vorderingsacties, 77, 97; wachtgeldregelingen, 30, 31, 202, 5 62;
XCtotaal-aantal verwoeste en beschadigde bedrijven en geroofde machines bij de bevrijding, 1442-1444;
XCZie ook: Arbeiders; College van Vertrouwensmannen; W. Drees: adviezen; Energievoorziening; Organisatiecommissie- Woltersom; Raad voor het bedrijfsleven; Voedselhulpacties ; Zuivering; Zwarte markt (handel) Bedrijfsschappen, 164, 165n Beek (L), 113 I Beek, M. K van der, 68 Beekbergen. 742, 1393, 1394 Beel, L. J. M., 1016, 1020n, 1058, 1073,1I57, 1I58, 1397, 1428, 1430, 1436 Beelaerts van Blokland, F., 1397 Beelaerts van Blokland, J. J. G., r r jzn Been, G, 639, 641, 642n, 647, 703 Beendorf, 1239, 1249 Beer, P. de, 652, 655, 656, 736, 738 Bee~ S. d~ 417n, 418n Beerta, 1152 Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD Zie: K G. E. Schöngarth Begeer, C. J. A., 384 Begrafenisondernemers (Amsterdam), 217,219,220; Zie ook: Gemeentelijk Bureau voor Lijkbezorging; Hongersnood Beieren, 1085, r röön, 1I79, 1240, 1253; Zie ook: Duitsland: capitulatie van Duitse troepen Beilen, 88, 137n, 282,345, 1137 Belastingsysteem (na de oorlog), 1063; Zie ook: W. Drees: adviezen Belastingverzet, 555, 556, 963; Zie ook: Nationaal Steunfonds België, 1,281, 307, 543, 633, 678, 682, 779, 782, 782n, 811, 941, 950, 1002, 1029,1085,1110, 1112n, 1119n, 1128 Belgische Kempen, 767, 769 Belgische Rode Kruis Zie: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen Belgrado, 796, 809 Bell, P. M. H, 1090n 'Bellinckhof, De', 282, 318, jzo, P7, 1146 Bel!mer, F., 409n, 1145 Below, 1238 Bemmelen, J. M. van, 686, 1288, 1289, 1319 Bene, 0., 1283n Benesj, E., 1251, 125 In Bennekom, 549 Bennekom, ].van, 104 Bennett, R, 518, 1126n, 1365n Berchtesgaden, 1166, 1173 Berechting van 'foute' personen (na de oorlog) 67, 1062, 1363; Zie ook: Arrestatie van 'foute' perso
besluiten: Tribunaalbesluit Berechting, stopzetting van - van ille
XCgale werkers en andere gevangenen
XC(Niedermachungsbefehl), 3, 341-344,
XCrichtlijnen, 341, 381, 383, 389, 390, 393; Todeskandidaten Zie: represaille-acties,-executies; Zie ook: Martelingen; Politie, Duitse; H. A. Rauter ; K G. E. Schöngarth Berendsen, A., 912n, 1213, 1213n Berg, K. P., 358, 362n, 364,444, 1336 Berg, C. van den, 226 Berg, K van den, 860, 861 Bergander, G., 1127n Bergen (NH), 1421 Bergen (vliegveld)
XCZie: Voedseldroppings: afwerpterremcri Bergen-Belsen. 836, 838, 839, 848, 854,
XC855, 868, 879, 880, 891, 897-905,
XC915-926, 1194-12°9, 1212, 1215, 1226-12]2, 1249;
XCLager: A usta uschlager, 898, 901, 1227, 1229-123 I; evacuatie van alle Austausch juden naar Theresienstadt, 1229-123 I; Frauenlager, 839, 848, 868, 879, 898-9°0,9°4, 1227, 1228; Griechenlager, 897, 904n; Hä.filingslager, 838, 868, 886, 887, 892, 897-900, 903, 905, 1227, 1228; Neutralenlager, 897; Sander lager, 897; Stern lager, 897-9°0,9°4,9°5,916, 9 2 6; Ungarnlager, 897, 920, 922, 926, 1195; vrijlatingsacties van gedeporteerde Joden Zie: H. Himmler: eoncentratiekampenbeleid, vrijlatingsacties; voedselhulpacties, 909, 909n, 915-919; voedselsituatie, 836, 899, 9°1; bevrijding, 898, 899n, 900n, 901, 1212 Berger, G., 293, 1208n Berger, W. J., 1045 Bergfeld, F., 283n Bergh, G. van den, 1218, 1220n, 1225 Bergh, S. van den, 859, 859n Bergse Maas, 529, 535, 536, 767, 789, 1296, 1297 Berkel en Rodenrijs, 1405 Berlijn, 147,792, 810, 812, 820, lI66n-1174, lI77n, l207n, 1251, 1252, 1256-1258, 1262, 1352, 1364; naoorlogse regelingen, 812, 813, 125 1 ; Zie ook: Europese Adviescommissie; Jalta, Conferentie van -; val van de stad, 1174; Zie ook: Duitsland: capitulatie van Duitse troepen; Sowjet-Unie Bern, 922, 926, 927, 929 Bernadotte, F., 1201-1210, 1215, 1239, 1358; Zie ook: H. Himmler: vrijlatingsacties van concentratiekampgevangenen Bernhard, Prins, 46, 47, 62n, 489, 513, 576, 769, 947n, 951, 1026, 1030, 1048,1068, lI]2, lI50, lI53, 1158, 1283n, 1288, 1290, 1293, 1297, 13II, 1]21-1]25, 1331, 1335, 1354-1359, 1367-1369n, 1371, 1379, 1386, 1391-1394, 1399, 1411-1417, 1421, 14 2 5; benoeming tot bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten, 580, 676, 678, 747, 749, 947n; en de Binnenlandse Strijdkrachten, 580-583, 586, 593-595, 604---607, 614---628,635n, 648---660 passim, 676, 678, 687, 691, 692, 695, 704, 705, 7 10, 726, 727, 734-739, 742, 747,749,753; en het opgaan van het gewapend verzet (Landelijke Knokploegen,
Ordedienst, Raad van Verzet) in de BS Zie: Binnenlandse Strijdkrachten Bessarabië, 800 Bestebreurtje, A. D., 681, II53, II54n Betalingsverkeer, 72n;
XCZie ook: Nederlandse Bank Bethmann, GeneralarbeitsJührer, 288 Betuwe, 79, 94,102,535,546,553,621,
XCZie ook: A.rbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's; Inundaties Beukema thoe Water, F. K. T., 465,
XC53I, 533 Beus, G. J. de, I298n Beusicheru, 1395 Beverwijk, 19n, 1305, 1309 Bevolkingsregisters
XCZie: Overvallen Bevrijding, De, 996n, 997 Bevrijdingsprocla matie
XCZie: College van Vertrouwensmannen Bewakingstroepen
XCZie: Binnenlandse Strijdkrachten 'Bezige Bij, De', 475n Biallosterski, T., 46n, 421, 524, 572,
XC584,585,594,595,599,63°,680,686, 687n, 692, 966 Bierurn, II39, II48n Biesbos, 143n, 21 In, 520, 524, 528-530,
XC535-542, 554, 637, 681, 953, 696n, 1020, 1021, 1029, 103I, 1048, 1°49,
XCZie ook: Crossings Bilderbeek, C. W. van, 315, 316n Bilderbeek, F. W. van, 317, 318 Bilt, De, 19n Bilthoven, 1398 Bingham, S., 411, 414 Binnenhof, Het, I052n Binnenlandse Strijdkrachten, Neder
XClandse (NBS), IJ7, 18o, 289, 386,
XC410,438,448,458,53°,564,566,576,
XC580-677 passim, 678-755 passim, 941, 965, II37, 1140, II42, 1275, 1]20,
XC1372, 1390-1434 passim; en de z.g. aanslag op H. A. Rauter, 438-441,445,446; aantallen BS'ers, 720-722, 730-733, 745,746; activiteiten,718-734; bij nadering van Geallieerde troepen, 730-734, 741, 742; na de capitulatie, onzekerheid over taak, optreden en inschakeling eerste dagen na de bevrijding, 1390-1416 passim; benoeming gewestelijke commandanten en de Landelijke Knokploegen, Ordedienst en de Raad van Verzet, 593, 692, 694-712, 739; Bewakingstroepen (Verzetsgroepen), 607, 620, 621, 691, 703, 721, 722, 73 I, 733, 735, 737, 739, 747, 1°33, II50, 1402n, I403n, 1431; arrestatieploegen, 691, 1033, 1034, II50; Zie ook: Arrestatie van 'foute' personen; Militair Gezag: arrestatiebeleid; troepensterkte, 731; bewapening van communisten, 949-95 I; clandestiene telefoonnetten, 5 I 5, 5 16; conflicten en schietpartij en met Duitse politie na de bevrijding, 1405,1406,1411,1422-1424; Zie ook: Amsterdam: schietpartij op de Dam; Gewesten: I: Friesland, 683, 696-698, 7 I I, 733, 739, 741, 742, 746, 755; 2: Groningen, 695, 699, 741, 746, 755; 3: Drente, 699,741,755; 4: Overijssel, 699, 700, 741, 746, 755; District Salland, 438, 700; 5: Achterhoek, 700, 701, 741, 755; 6: Veluwe, 7°1, 737n, 742, 754n; 7: Arnhem e.o., 695; 8: Utrecht/Betuwe, 703, 704, 710, 722, 727, 728, 7]2, 1344, 14°3; 9: Het Gooi, 704, 7II, 727, 739, I47
740, 1344, 14°3; 10: Amsterdam, 705, 706, 711, 718-722, 726, 727, 745, 746, 1344, 14°3; activiteiten: 718-722, 726, 727, 730-7P; Bureau Interne Zuivering, 721; I I: Noord-Holland Noord, 683, 706, 711, 725, 727-733, 739, 746,755, I3ISn, 1344, 1403; 12: Noord-Holland Zuid, 707_,71 I, 727, 737n, 74°,746,1344,14°3; 13: Zuid-Holland Noord, 7°7-709, 727, 728, 737n, 739, 740, 746, 1344, 14°3; District Den Haag, 7°7, 733, 740n; District Leiden, 7°7, 722, 723; 14: Zuid-Holland Zuid, 7°9, 728, 737n, 1344, 14°3; en liquidatie van 'foute' personen,
XC689, 729, 730, 965, 1313, 1318,
XC1337; en de missie-van der Gaag naar het
XCZie: Militair Gezag oordeel bevolking over de Binnen
XClandse Strijdkrachten, 750-752; opgaan van het gewapend verzet
XC(Landelijke Knokploegen, Orde
XCdienst, Raad van Verzet) in de BS,
XC47, 566, 580-626, 646--661, 676,
XCZie ook:'Delta's' organisatie van de Staf, 685, 686; positie onder het oorlogsrecht, 748; reorganisatie, 695, 734-740, 749; sabotage-activiteiten, 720-730,
XC1313,1343,1378,1388n; steun vanuit Engeland, 679--685; Stoottroepen (Strijdend Gedeelte),
XC453, 595, 6°3, 6°7, 620, 621, 636,
XC694,7°3,721, 722,727n, 730-742
XCpassim, 746, 749, 1029, 1275, IP5,
'Blumer, A.', 944
XCtroepensterkte, 730, 1275;taak en positie, 682, 688--694, 747; Zie ook: Prins Bernard; 'Delta's'; H Koot; Regering, Nederlandse, in Londen; Wapendroppings; Sabotage Binnenscheepvaart, 178, 179, 496 Birkenau Zie: Auschwitz Birma, 1112 Bisschoppen, 140n, 208, 230 Blaauw, A. F. H, 1159, 1160 Black propaganda, 682 Bläse, K P. H, 70 Blankenstein, H. van, I II yn Blaricum, 606n Blaskowitz, J, 33, 1261, 1271-1274, 1276, 1278, 1284, 1292, 1310, 1314, IP5, 1339-1341, 1352, 1356-1358, 1363, 1365, 1368, 1369, 1371, 1375, 1379, 1382, 1390-1396:1409-1413, 1416, 1420, 1424, 1439; reactie op dood van Hitler, 1364; Zie ook: Capitulatie: van Duitse troepen in Nederland; Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen april 1945 Blatt, R, 681 Blechhammer Zie: Auschwitz Bletchley Park, 518, 785n, 1365n; 'Ultra' berichten, 518, 519, 785n, 13 65n Bloemendaal, 19n, 126, 774 Blokkade van Duitsland, 1080, 1081, 1083 Blokzijl, 106, 1364 Blokzijl, B., 945, 1364 Blokzijl, M., 285, 1433n, 1435; arrestatie, I434n Blom, J C H, öjzn Blommestein, Ch. E. van, 475n Blomquist, W., 151, 125,312,313 Blumenthal, H C C, 674 Blumentritt, H, 33 'Blumer, A.', 944 Bodegraven, 186n Boedapest, 792, 798, 919, 1I71, 1194 Boekhoven, G. J, 504n Boekowina, 800
Boellaard, W. A. H. C, 704, 704n, 710,
XC1245 Boer, J F. A., 773-775 Boer, F. de, 722, 1025, 1026n, 1040,
XC1068, 1437 Boer,~.de, 584, 585, 591, 592n,616n,
XC622n, 654, 686, 693, 73 I, 738, 739,
XC1319,1]20,1]22,133° Boer, ~. H. de, 939 Boerderijen,
XCverwoest, beschadigd, totaal-cijfers, 1442 Boeree, Th. A., 64, 64n, 102, 103n, 347,
XC375n, 552, 553 Boererna, I., 212 Boeren, 164, 222, 224, 261, 271-275,
XC285,459,461,667,744; Zie ook: Hongersnood: hongertochten; Illegaliteit; Zwarte markt (handel) Boerenleenbanken, 222 Boerma, H. E., 1208n Boerstra, M, 1280n Boeijen, H. van, 1015,H?53,1°54, 1°57,
XC1157,1427,1428 Bois, A. du, 551 Bok, J, 214, 217n, III2n Bolkestein, G., 543 Bolnes, 1424 Bolsius, E. J ~. H., 335n, 1039, 1043 Bombardementen, 767-780, 781,1126,
XCZie ook: Amsterdam; Arnhem; Dresden; Enschede; 's-Gravenhage; Hengelo (0); Nijmegen;
XCtotaalaantal burger-slachtoffers (geschat), 771, 1448;
XCZie ook: Concentratiekampen; Regering, Nederlandse, in Londen: Bombardementscommissie Bombardementscommissie
XCZie: Regering, Nederlandse, in Londen Bomen, vellen van
XCZie: Hongerwinter Staatsbosbeheer Bommelerwaard, 35n, 261, 309 Bonn, H., 86m Bontekoe, G. A., I I 54, II 54n Bonthuis Tonkins-Doorenbos, T. CJ, 1148n Boode, F., 1350n Boom, eten, 88rn, 1431, 14]2n Booy, Th., 1II8, III8n Booy J~. de, 952, 1106-IIIO, 1II6, III8-II20, II25, 1298, 13]2 Borger, I 154 Borghouts, J J F., 62, 595, 620, 637, 650,652,655,656,660,667,727,728, 735-745, 749, 1029n, 1295, 1313, 1325,1]29,1343, 135m, 1368, 1369, 1376n, 1391-1395, 14°9, 1410, 1413, 1414; Zie ook: Binnenlandse Strijdkrachten: reorganisatie Borkumv yóç Bormann, M, 85, 87, 88, 130, 294n, 1174 'Bomeo'i övj Bornholm, 1259n Borst, J JG., 493, 964n Bosch, B., 15m Bosch, I. van den, 409, 507, 556, 559, 565-567, 698 Bosch van Rosenthal, J J B., 927, 928 Bosch van Rosenthal, L. H. N., 138, 610,958,961,962, 1002-1012, 1017, 1020--1022, 1028, 1031-1°35, 1038, 1043, 1049, 1050, 1061, 1068-1074n, 1078, I II7, I281, 1283n, I285, I286, 1290,1294,1318,1319,1]22n-I]28, 1376, 1381, 1390, 1407-1410, 1416, 1433 Boskoop, 19n, 186n, 2]2, 233, 233n, 5 28; Zie ook: Voedselhulpacties Boswijk, W. A., 598, 600, 705 Botke,T. J, I236 Bouard, M. de, 84m Bouma, J L., 1°7 Bourbon, L. de, 5I I Bouwdijk Bastiaanse, J H. N. van, 217n Boven, A. van (ps van W. van der Kamp), 47, 47n, 1°5, 105n, 702, 702n, 987n, 1141n Braat, L. P. J., 191, 463n, 543 Bradley, 0.,785,786,11]2,1133,1162, 1167, II68, 12,59
Brand, J, 9 I 9, 920, 922, I 194, 1202 'Brandaris, De'
XCZie: Regeringsvoorlichtingsdienst Brandenburg, J, 943-946, 953, 953n,
XC1418 Brandsen, B., 945 Brandt, R., 1202-1203n, 1206n Braun, E., 1174 Brauw, R. de, 22, 23,520--524,53 1,558, 1001-1004, 10Il, 1013 Breda, I, 595, 789, 1088, 1132 Bremen, 147, I168, 1279 Breslau, 818, 820, 821, 848 Brinkgreve, H, 608, 618, 629n, 643,
XC681,699,700, 1036 Brinkman, A. ('Ab van Straten'),
XC410--415, 609n, 626, 637n, 1295;
XCcontacten met SD en Haagse illegaliteit Zie: Illegaliteit
XCen de Raad van Verzet (Den Haag), 4 11 -4 1 3 Brinkman-Ficq, 1., 414n British Broadcasting Corporation (BBC),
XC28, 469, 574, 633, 766, 809, 1004,
XC1053, 1293, 1319, 1335, 1338, 1341,
XC1346, 1384, 1390, 1391, 1394, 1398;
XCEuropean Service, 1384, 1385; en de berichtgeving over de capitulatie van Duitse troepen in Noordwest-Europa (w.o. Nederland), 1384, 1385, 1407 Broek, H J van den ('De Rotterdam
XCmer'), 1030, 1053, 1054, 1385,
XCZie ook: Radio-omroepverenigingen: conflict met Militair Gezag over hervatting uitzendingen Broek, J van den, IOOIl1,1057 Broeksz, J B., 1428, 1429 'Bronbeek', 82n Brooke, A., 1082, I rzon, 1124 Brouwer, C, 527, 529, 541 Brüx, I181 Bruggen,
XCtotaal aantal verwoeste bruggen, 1443 Bruin, J de, 509Bruins Slot, J A. H J S., 22, 134, 476n, 575, 665, 956-960, 968, 969, 973-979,982,984,99°,993,994,998, 999, 1°42, 1°51, 1320--1328, 1371, 1377 Brummen, 80, 349,1141, 1291, 1319 Brussel, I, 580, 595, 1002 Bruijn, A. ede, 135, 495n, 994, 994n Bryant, A., 1082n, 112on, 1124n Brijnen van Houten, P., 389, 675n, Buchenwald, 358, 833, 839, 848, 854, 855,861,865-868,879,885,886,898, 909, 9I1, 914, 933, 934, 1203n, 1205, 1206, 1209, 1212, 1217-1226, 1242, 1244, 1248, 1249; Aussenkommandos: 1220, 1223, 1224; S III(bij Ohrdruf), 898, 899, 899n, l205n, I220n, 1224, 1248; bij Schwalbe, 1224; bombardementen, 839, 1217; 'Kleine Lager', 867, 867n, 934, 1220, 1221, 1223, 1225; quarantaine, 867n, 866; voedselhulpacties, 911, 914; voorbereidingen tot gewapend verzet iLnternationale Lagerkommitee), 1217, 1223; evacua tiel gedeeltelij ke on truiming, 1206, 1218-1226, 1248; bevrijding, 1206, 1217, 1222 Bühler, A. J, 72n Bührmann, J C, 633n Buiten-Mongolië, 817 Bulgarije, 792, 795-797, 800--802, 804, 8°5, 809, 816, 1081, 1250; opzegging bondgenootschap met Duitsland, 792; 'Vaderlands Front', 795, 1250; wapenstilstandsovereenkomst met de Geallieerden, 795; Zie ook: Sowjet-Unie Bulthuis, familie, 670, 671 Bund Deutscher Mädel, 292 Bureau Afvoer Burgerbevolking, 254, 290, 292n, 1010n Bureau Nationale Veiligheid, 286n Bureau tot Opsporing van Oorlogsmisdadigers, 347 Burckhardt, C J, 1211-1213, 1238
Burg, Den (Texel), 13°5-13°9;
XCVilla 'Texla', 1306, 1308 Burgemeesters, wethouders, 21, 281,
XC314,316,6°3,768,1°47,105°,1067,
XCaantallen lid van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), 281;
XCbenoemingen, 314, 1014, 1019, 1023-1027, 1038-1°43, 1158-1161, 1399, 1400, 1406, 1420;
XCZie ook: Amsterdam; College van Vertrouwensmannen; 's-Gravenhage; Illegaliteit; Rotterdam; Wetsbesluiten; Zuivering Burger,]. A. W., 476n, 526, 95In, 961,
XC1001, 10J yn, 1023-1027, 1039,
XC1049n, 1051, 1057 Burgers' Dierenpark, 82Il Burgerverzetsgroepen
XCZie ook: Landelijke Knokploegen 'Burmania State' (Leeuwarden), 369,
XCZie ook: Politie, Duitse: Einsatz kommando-Leeuwarden Burney, Chr., 866n Buskes, ]. ]., 1399n Bussum, 19n, 110, III, 192, 1388, 1422 Buunk, G. B., 608, 6°9, 629n Buys, j., 558, 569-572, 730 Bijleveld, P. A. H, 72n Bijnen, ]. A. van, 46, 47, 61, 62, 93,
XC12In,449, 510, 529, 580-665 passim, 676,677,680,691,692,700,735,736,
XC753, 950, 983; arrestatie en dood, 663;
XCen het opgaan van de Landelijke Knokploegen in de Binnenlandse Strijdkrachten Zie: Binnenlandse Strijdkrachten
XCZie ook: H Koot; Landelijke Knokploegen; Ordedienst; Raad van Verzet; P. ]. Six; ]. Thijssen Bijzondere Rechtbank
XCZie: Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) Bijzondere rechtspleging, 368, 369,
XC391,435,436Bijzondere Staat van Beleg, 602, 1003, 1018, 1019, 1047; Zie ook: Wetsbesluiten Cadogan, A., 1298 Cairo, 796, 807 Cairo, Conferentie van -, 817 Caljé, C. ]. E, 22n, 584-588, 595, 596, 602, 633n, 656, 685, 686, 710, 737, 956, 958, 960, 963 Callantsoog, 1305, 1306 Calmeyer, H G., 345n, 1036, 1283n Canadian Army Zie: Krijgsverrichtingen 'Cap Arcona', 952n, 1233-1235 Capelle a.d. Ijssel, 186n, 1271 Capelse Veer, 767, 789 Capitulatie(s), 1173-1176, 1253-1263, 137° Articles of Surrender/Ubergabebefehle, 1383, 1384, 1439 van Duitse troepen in Nederland, 1385-1415 passim; besprekingen in Wageningen op 5 mei 1945, 1410-1412; besprekingen in Laren op 6 mei 1945 tussen de generaals Koot en Reichelt, 1413, 1414; besprekingen in Wageningen (Landbouwhogeschool) op 6 mei 1945: slotbesprekingen en ondertekening documenten, 1068, 1413, 1414; onzekerheid over capitulatie, 1390-1415 passim; Zie ook: Binnenlandse Strijdkrachten; College van Vertrouwensmannen; reactie van bevolking op capitulatie, 1385-1389; Zie ook: Wapenstilstand: besprekingen; van Duitse troepen in overig Europa Zie: Denemarken; Duitsland; Finland; Italië; Kanaal-eilanden; Koerland; Noorwegen; Oostenrijk; Tsjechoslowakije;
ondertekening lil Reims, Il75, 1260, 1262 ondertekening lil Berlijn, 1175, 1260, 1262 Cappetti, H., 365 Carels,]., 509, 514, 515, 572, 635n, 686,
XC720 Carp, ]. H., 1435 Carstens, L. C, 253n Casablanca, Conferentie van -, 1175 Centraal Bureau voor Kindervoeding
XCZie: Voedselhulpacties: in Haarlem Centraal Bureau voor Oorlogsslacht
XCoffers, 1058 Centraal Bureau voor de Statistiek,
XC186n, 225, 226, 481 Centraal Distributiekantoor, 481, 484n Centraal Interkerkelijk Bureau (Stich
XCting), 247-249, 253; Interkerkelijke Bureaus (IKE's), 216, 242, 247-253, 278, 777, 1274, 1277, 135°;
XCZie ook: Kindertransporten; Voedselhulpacties: van de Kerken Centrale Commissie Kindervoeding
XCZie: Voedselhulpactie: in Utrecht Centrale Coöperatieve Boerenleen
XCbank (Eindhoven), 564 Centrale Crisis-Controledienst, 237,
XC267, 268, 1345; inbeslagname van levensmiddelen bij hongertochten, 237, 267, 268 Centrale Inlichtingendienst (CID),
XC451n, 453, 470, 512-515, 572, 583, 637,687,963,981,1°42,1142,1368,
XCZie ook: Telefoonverbindingen, clandestiene Centrale Keukens, 14, 81, 102, 139n,
XC163,171-177,191,193,200,2°3,2°7,
XCZie ook: Deutsche Volksküchen; Hongerwinter Centrale Rederij voor de Voedsel
XCZie: Voedselvoorziening Charles, J. B. (ps van W. H. Nagel), 453
XC454n, 591, 591nChiefs of Staff (Britse), 8°4, 810, 1082, 1083, 1085, 1252, 1258 China, 8°3, 813, 817; Zie ook: Moskou, Conferentie van -, Christelijk-Historische Unie, 938, 939, 988, 1061 Christelijk Nationaal Vakverbond, 135,487n Christelijke Ambachtsschool (Rotterdam),645; Christelijke Gereformeerde Kerk, 242n Christiansen, F. c., 3,4,6,7,17,32,33, 37, 42-44, 53, 54, 58, 60, 67, 70, 96, 113, 1I4, 253n, 319, 341, 343, 381, 382,384,396,398,525,534,768,769, 1147, 1272, 1272n, 1273, 1284; en de kindertransporten uit WestNederland, 253n; Zie ook: Putten; Wehrmacht, Deutsche; Chris/ofoor, 472, 956, 959, 963, 972; Zie ook: Je Maintiendrai Christofoor-giceo.wi: Churchill, W. S" 490n, 797, 799, 803, 804, 8°5, 8°7-810, 812, 816, 817, 1080, 1083-1085, 1088, 1089, 1090, 1I01, 1102, r r ron, 1119-1I24, 1162, 1251-1259, 1281n, 1297-1299, 1299n, 1300, 1301, 1332-1334, 1373, 1378,1380,1381; Zie ook: Voedselhulpacties van buiten, t.b.v, West-Nederland; Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen Clark, J. G, W., II09, II 10, II22 Clercq, G, de, 20m, 229n, 395, 395n Cleveringa, R P, 437n, 610, 1000, 1002, 1005, 1006, ror r, 1035, 1281, 1285, 1286, 1416, 1417 Cocksdorp, De (Texel), 1310-1312 Cohen, E., 849n Cohen, E. A., 836n, 859-863, 895, 896 Colditz, 1I79, 1I80 College van Vertrouwensmannen, 22, 138, 230n, 392n, 427, 448, 449, 465, 470, 470n, 479, 493, 494, 500, 505, 523,524,543,547,559,565,602-6°4, 623, 623n, 630, 693, 708, 722, 950-953, 965, 967, 999, 1000-1075,
1076-1078, 1I17, lII8, 1281-1295 passim, 1302, 1303, 1313-1338 passim, 1367-1382 passim, 1390, 14°7-14°9, 1416-1421 ; samenstelling van College, 610, 6II,
XC1000, 1001, 1004-1012; werkzaamheden, 101In, 1032-1058,
XC1067, 1068; en annexatie van Duits gebied,
XC1035; en de Arbeidsinzet (Liese-Aktion),
XC1°34; en de arbeidsverhoudingen na de
XCoorlog, 1055; en de arrestatie van 'foute' personen,
XC1033, 1034, 1I50; en de benoeming (ontslag) van
XCburgemeesters en wethouders, 1003, 1014, 1019, 1023-1027, 1°38-1043, 1068, 1I50--1I55, 1399;
XCcernmissarissen der koningin, 1012, 1019, 1023, 1038, 1039, 1068, 1I55-1159;
XCsecretarissen-generaal (gemachtigden), 1002, 1003, 1016, 1017, 1036-1038, 1068; besprekingen met Duitse, Neder
XClandse en geallieerde autoriteiten
XCZie: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen
XCZie ook: Capitulatie: in Nederland; dispuut met de Illegaliteit betr. de
XCbesprekingen met Seyss-Inquart
XC1370--1381; Zie ook: Pers, illegale en de doodstraf, 1044; hulp aan
XCopduikende onderduikers, 1056, 1057, 1067;
XCoorlogsslachtoffers, 1056, 1057, 1058; Zie ook: Nederlands Volksherstel; en de illegale pers, 479, 480, r oyz,
XC1°53; en de Illegaliteit, 1°°7-10°9; en inbeslagneming van Duits en 'fout' vermogen, 1055; en het Militair Gezag, 1001, 1018-1022, 1027-10P, 1038, 1065-1°74; missie-van der Gaag, 1029-1°32; en het Nationaal Steunfonds, 559, 565, 1034; en het Nederlandse Rode Kruis, 1051; en de openbare orde en rust (handhaven van) 1°33; en het opgaan van het gewapend verzet (Landelijke Knokploegen, Ordedienst en Raad van Verzet) in de BS Zie: Binnenlandse Strijdkrachten; en de Ordedienst, 602, 603, 1002, rojz, 1033; en de legale pers (na de bezetting), 479,1051-1°53; Commissie-van Asbeck, 105I, royz ; en de politie (reorganisatie na de bezetting), 1002, 1009, 1038, 1°47-1°5°; Centrale Dienst van de Politie, 1047, 1048, 1067; en de Raad van Verzet, 610--614; en de radio, 1053-1055, 1°72, 1417, 14 2 7; en de rechterlijke macht, 1038, 1043, 1°44,1°45; en de regering lil Londen, 1000--1°75 passim; missie-van Royen, 1023, 1026-1029; en Seyss-Inquart, 1012, 1013; en de vakcentrales, 963n, 1055; en de voedselvoorziening, I076-1079,III7,III8; en Koningin Wilhelmina, 1014, 1017, 1018, 1030, 103I, 1074; en de zuivering Zie: Zuivering; eerste optreden in het openbaar na
bevrijdingsproclamatie, 1002, 1004, 1012, 1028, 1068, 1416, 1428;
XCopheffing van College, 1065-1075 passim;
XCZie ook: Spoorwegstaking; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. WestNederland Colmschate, 376 Combined Chiefs of Staff, 813,816, 816n,
XCII 19, II24, 1125n, II27, 1162, 1269,
XC1334, 1335, 1379 Comité pro Ungarn
XCZie: Joden: uitwisselingsacties Comité van Nederlandse Joden (Lon
XCZie: Joden: vrijkopen van Comité voor kwaliteitsvoeding aan
XCZie: Voedselhulpacties: in Leiden Comité voor massa-kindervoeding
XCZie: Voedselhulpacties: in Leiden Commissariaat-Generaal voor de Ne
XCderlandse Economische Belangen in
XCDuitsland, 77 Commissarissen der koningin (der
XCprovincie), 281, 288, 335, 603, 729, 768,1002, 1006, 1015, 1043, 1047, 1399;
XCbenoemingen, 1012, 1019, 1023, 1027, 1038, 1039, 1068, 1I55II 59;
XCZie ook: College van Vertrouwensmannen; Zuivering Commissie voor de Herstelbetalingen
XCZie: Europese Adviescommissie Commissie voor Noodvoedselvoor
XCziening aan inwoners van de Leidse
XCgestichten van ouden van dagen
XCZie: Voedselhulpacties: in Leiden Committee for Relief Supply to Western
XCZie: Voedselhulpactie van buiten t.b.v. West-Nederland Communisten,
XCin concentratiekampen, 833, 1217, 1244-1249 Communistische Partij Bevrijd Ge
XCbied,9pnCommunistische Partij Nederland (illegaal), 474, 486, 504n, 507, 581, 630-635, 738n, 938-954,1061,1418; Algemeen Nederlands Jeugdverband, 946; en benoeming Prins Bernhard tot bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten, 947n; en contacten met Georgisch Batail lon, 1304, 1305, 1310; en eventuele deelneming aan de regering na de oorlog, 952, 953, !06In; Zie ook: W. Drees: adviezen; en Engeland, 942; en illegale activiteiten, 942-947; Militair Contact, 943; Zie ook: Sabotage; optreden na de bevrijding, 942-954 passim; en het Oranjehuis, 942, 947n; Jan Postma-fonds, 945; Solidariteitsfonds, 504n, 507, 943; en de Sowjet-Unie, 942-944, 948, 949; en de vakbeweging, 945, 946; Beginselverklaring, 946; Eenheidsvakbeweging 945, 946; bevrijdingsbijeenkomst op 6 mei 1945 in Amsterdam, 1418; Zie ook: Binnenlandse Strijdkrachten; Illegaliteit; Raad van Verzet; 'Velser-affaire' ; De Waarheid: Koningin Wilhelmill'! Concentratiekampen, 355-364, 826-935 passim, 1193-1216 passim, 1217-1249; Aussenkomandos, 830, 83I, 83In, 835, 836, 839, 840; Zie verder: kampen afzonderlijk; beleid van Himmler betr. de concentratiekampen, 829, 845, 846, 897,906,909n, 914,919-923,925, 1193-1216; bewaking, 831-833; bombardementen, 839, 840, 85I, 884, 1168, 1217; epidemieën, 36!, 836-838, 873, 889,
893, 894, 900, 1213, 1214,
XCBerufsuerbrecher, 8 jz ; geestelijken, 888, 908; Zie ook: Dachau;
XCNacht-und-Nebel-gevangenen, 835, 836n, 838n, 880, 884, 888, 888n, 890, 895, Il85, 1186, 1213, 1243, 1447; Zie ook: Natzweiier;
XCpolitieke, 364, 827, 833n, 835, 884, 887, 907, 909, 911, 933, 1192, Il95, 1336, 1357, 1359, 1367, 1417, 1419; reacties van gevangenen op het oorlogsgebeuren, 829, 830;
XCwerkzaam in oorlogsindustrie, 829, 830;
XCZigeuners, 826; gevangenen-hiërarchie, 358, 8p; hulp van buiten aan gevangenen,
XC359,360,905-935; en beleid van H. Himmler, 906, 909n, 914, 121 I, 1212;
XCen de Illegaliteit, 914, 915, 935; en het Internationale Rode Kruis, 829, 895, 906-911, 914, 916, 924, 12Il, 1212;
XCen the London Committee of the Ne therlands Red Cross Society, 906, 908-9Il,930; en het Ministry of Economic Warfare (Engeland), 9°7;
XCen de nationale Rode Kruis organisaties: in België, 91 I; in Denemarken, 910, 913; in Frankrijk.nr r: in Nederland, 906-908, 912, 9 2 9; in Zweden, 910; in Zwitserland, 924;
XCen de Nederlandse regering, 908, 9°9,915-918,924,934,935;en de Noorse regering, 910; van particulieren, 908, 909; en de Zweedse regering, 829, 910; en de Zwitserse regering, 907, 9 2 4; instructies voor Lagerkommandanten hoe te handelen bij nadering geallieerde troepen Zie: H. Himmler; kampen Zie: Amersfoort; Auschwitz; Bergen-Belsen; Buchenwald; Dachau; Draney (Frankrijk); Flossenbürg; Gross-Rosen; Majdanek (KL Lublin); Mauthausen; Mittelbau-Dora; NatzweiIer; Neuengamme; Ommen; Ravensbrück; Sachsenhausen; Sobibor; Theresienstadt; Vught; Westerbork; kannibalisme, 859, 899, 1237, 1238; medische experimenten, 842, 1205, 1220; repatriëring van Nederlandse gevangenen na de oorlog, 929-933; vernietigingskampen Zie: Auschwitz; Sobibor; vrijlatingsacties (vrijkopen) van concentratiekamp-gevangenen en gedeporteerde Joden Zie: H. Himmler; F. Kersten; Zie ook: Regering, Nederlandse, in Londen; Zie verder: kampen afzonderlijk Conferenties, internationale Zie: Cairo; Casablanca; Dumbarton Oaks; Jalta; Malta; Moskou; Teheran Congladze, N., 1304, 1310 Contact-Commissie der Illegaliteit, 21, 22n, 23, 39, 132-136, 448, 449, 459, 461, 476n, 486, 492, 500, 504n, 530, 565, 575, 582, 583, 587, 594, 603-605, 636n, 649, 693, 726, 727, 751, 954-998 passim, 1007-10rrn, 1034, 1289, 1375, 1375n, 1377; oprichting, samenstelling, taak, 956-958,962-964;
Indië (Indonesië), 972,995--997;
XCen dispuut met College van Vertrouwensmannen i.z. hun besprekingen met Seyss-Inquart in april 1945: 1319-1331, 1370-1381; Zie ook: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen
XCen de naoorlogse politieke taak van de Illegaliteit, 954--997 passim, 998; en het verschijnen van de illegale pers na de oorlog, 961;
XCen het verzoek van Koningin Wilhelmina tot het zenden van een delegatie van vertegenwoordigers uit de Illegaliteit, 965--980;
XCZie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion; Regering, Nederlandse, in Londen; Koningin Wilhelmina Contra-Signaal, Het, 389'Contractbrekers'
XCZie ook: Amersfoort; Neuengamme Controleraad voor Duitsland
XCZie: Europese Adviescommissie Conventie van Genève, II80, II82n Coolen, A., 106, 200n, 250n, 251, 456n,
XC460, 667n, 788n, 1385 Coucke, ]. Ch. A., 12, 13n Courant/Het Nieuws van de Dag, De, 13, 1266 Couvée, M., 585, 610, 612, 623 'Crackstate' (bij Heerenveen), 347, 377;
XCZie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Heerenveen Craghs, A. ]. ]., 270n Cramer,]., 610-612,1000, rooon, 1005,
XC1006, 1011n, 1033, 1035, 1286, 1329 Crawley, A., 1170n Crerar, H. D. G., 1135, 1136, 1140,
XCII61, II63, 1269 Crossings, 535-543, 574, 954, 969n,
XC1291, 1295, 1296, 1297, 1337; aantal crossings, 541;
XCZie ook: Biesbos; Groep-'Albrecht'; Pilotenhulp Curaçao, 995 Culemborg, 1443Daarnhouwer, ]., 82n, I I In Dachau, 829, 831n, 833, 836-838n, 842, 848, 854, 861, 864, 879, 881, 883, 888-89°,893,9°8,9°9,911,912,914, 1166n, 1202, 1205, 1207, 1212, 1219, 1220, 1224, 1240, 1241-1245, 1249; Aussenkommandos: Agfa-fabrieken (München), 883, 890; Kaufering (' Waldlager'), 894, 896, 934, 1242, 1248; Mühldorf/ Flugplatz, 893; Ottobrunn, 890; Utting,893; epidemieën, 806, 837, 838, 889, 893, 894; geestelijken, 888, 908; Internationale Lagerkomitee, 1244; Sonderabteilung (bijzondere politieke gevangenen), 1241; voedselhulpacties. 91 I, 912; voedselsituatie, 834, 836, 889; werkplaatsen Messerschmitt-fabrie ken, 894; evacuaties, ontruiming, 1241-1244, 1248; bevrijding, 1244, 1245 'Dagmar Bratt', 1087-II03 passim, lII6,1121 Dairen, 817 Dalfsen, 774 Dalmijn, W. ]. L., 606n Dam, R. ]., 1144 Dam, ]. van, 1016, 1016n Dam, N. van, 364n Damaskinos (aartsbisschop van Athene),808 Damhof, A. H., 292-295, 298,299 Damme, M. H., 1068 Dankaart, P., 47-49, 55,61 Dantzig Zie: Duitsland: capitulatie van Duitse troepen Dardanellen, 800 Darmstadt, I I 87 Dautmergen Zie: Natzweiier 'David' (illegale uitgeverij), 473 Debèfne, E., 681, 697
Debrecen, 798 Deelen, H L. F. j,
XCplan tot neutralisering van WestNederland t.b.v. voedselhulpverlening, I282n Deen-Kaufmann, G., 848n Deense Rode Kruis
XCZie: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen Defresne, A., 1419, I420n Degrelle, L., 347n Deinum, H, 531 Delden, 6,283,3410, II37, 1146, 1354 Delft, I9n, 5I, 77, 127, 141, 144, 145,
XC154, I75n, 190, 192, 218, 396, 397,
XC462,468,4810, 1389 Delft, A.]. A. e. van, 201, 202, 221,
XC227, 228 Delftse Studentenraad
XC'Zie: Technische Hogeschool Delft Delfzijl, 3, 5,288,346,728, I086-I093,
XC1097, !IOO, I I 16, II 17, I UI, II39,
XCII42, II43, II48n, 1264, 1268, 1317,
XC1393, 1442; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Delfzijl Del!, ]. e. .c. I I53n Del!eman, Th., 57In 'Delta's',
XCDelta-Centrum ('Top Driehoek'), 137, 4II, 582-605 passim, 613-617, 630, 634, 642, 649-661, 677,680,687n,692,694,695,698, 700,703,7Io,712n,719,735,738, 751,752n, 753,963,969, 973, 978, 981,982, 1010, 1034, 1295, 1304; Delta-Amsterdam, 137, I38n, 140, 386n, 598-601,633,634,694,7°5, 719-7210, 950, 1029, I034; Delta-Rotterdam, 597;
XCZie ook: Binnenlandse Strijdkrachten Dempsey, M. e., 548, 549 Denemarken, 44, 800, 9IO, 914, 1199,
XC1233, 1252, 1259, 1353, 1384, 1434;
XCvrijlating van Deense gevangenen en in Duitsland geinterneerde vrouwen en kinderenZie: F. Bernadotte; H Himmler: vrijlatingsacties ; bevrijding, 1259, 1384 Departementen, 14, 1002, I003, 1036-1038, 1067, 1°71, 1°72; van Binnenlandse Zaken, 14, 34, 254, 337n, 1002, 1003, 1036, 1°48, 1068; van Buitenlandse Zaken, 1038; voor Bijzondere Economische Zaken, 14,282, 306; van Defensie, 1038; van Economische Zaken, 14, I003; van Financiën, 14, 281, I003, 1037; van Justitie, 1002, I003, 1009, I038, 1047,1048; van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 1002, 1°37, 1038; van Overzeese Gebiedsdelen, I038; van Sociale Zaken, 14, 3I, 139, 157, 1002, 1036; van Verkeer en Energie, 178,282; van Volksvoorlichting en Kunsten, 14,282,285,287; van Waterstaat, 14, 178, 1038; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Secretarissen-Generaal; Zuivering Deppner, E., 342, 345, 35I, 390, 391, 430,433,434,442,447,63In Deserteurs (Duitse), 3, 33,63 Determeijer, H. e., 204n Deutsch-Niederländische Gesel/schaft,293, 3 II Deutsch- Vlämische Gesel/schaft ('De Vlag'), 293n Deutsche Arbeitsfront, 994n Deutsche Untersuchungs und Strafge fängnis (Utrecht), I 187 Deutsche Volksküchen, I66n Deutsche Zeitung in den Niederlanden, 18, 19n, 24, 286, 748, 1266, I274n, I363n, I364n Deutsches Landesgericht i.d.N, 3410 Deutsches Obergericht i.d.N, 3410 Deutsches Rote Kreaz, 289, 290n 'Deutschland', 1233, 1235 Deventer, 72n, 87, 88, 268, 306, 345, 346,351,353,488,7°0,
II43, 1144, 1151n; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Deventer Devers, J. L., 1168 Deviezen,
XCtotaal-cijfers verliezen, 1445 Diamanten
XCZie: Roof/Vorderingen 'Dico' (drukkerij Amsterdam), 478 Didam, 5,440 Dieburg, 34In Diemer, H., IOn, 146n, 192n, 227n 'Dienst-Wim', 519, 524,1002; Zie ook: Spionage Diepgrond, K L., 355, 356 Dieren.vzç Dieren, E. van, 178, 282 Dieters, J., 941, 942, 949 Diever, I I 37 Difterie, 209 Distributie, 161, 163, 179, 188, 222,
XC232, 449, 481, 1093, 1099-1102,
XCnoodkaarten, 166, 166n, 484;
XCrantsoenen.v zo, 29, 161-171, 180 188-191, 207, 216, 275, 277, 288n, 458, 462, 765, 1079, 1093, 1096, 1097, 1097n, 1I0I, 1I02, III7n, 1264, 1268, 1360, 1381; voor familieleden van Oostfrontvrijwilligers, 165, I65n, I66n; voor Rijksduitsers, I66n, 182;
XCstamkaarten/bonkaarten, 164, 481-485 ; Zie ook: Centrale Keukens; Hongerwinter; Illegaliteit: hulp aan onderduikers; Vervalsen van documenten; Voedselhulpacties van buiten; Voedselvoorziening Distributi ekanroren,
XCZie: Overvallen Dittmar, W. W., II, 12, 13n, 282, 283 Division Brandenburg.
XCZie: Abwehr Dobie, D., 547-550 Dobson, R. I., 680 Dönitz, K., II73, 1I74, 1175,
XC1260-1262, 1364-1367Does de Willebois, P. I. H. M. van den, 392n Doesburg, 91, 93,1°7, r ron, 1136, II36n,1141 Doetinchem, 80, 89, loon, T03, 346, 376,741,869, 1I35-II37n, 1I43; Zie ook: Neuengamme; Politie, Duitse: Einsatzkommando-Doc tinchem Dokkum, 403, 407, 408, 1140, 1151, 1152,1154,1155 Dolder, Den, 219 Dolle Dinsdag-periode, I, 5, 72n, 344, 345n, 363, 575, 1002, 1032, 1033, 1053, II87, 1362; en verwarring bij de bezetter, 282, 28 3; en verwarring bij de N.s.B., 5,281, 282,3°1,302,309, 31I, 312, 314, 316-318,325; Dols, M. J. L., 218, 219, 1352, 1358n 'Donderdagmiddag-bij eenkomsten' 584 Doniaga, 403 Donk, W. van den, 512, 572 Donker, J., r r on, 870, 875, 876, 876n, 1232n, 1240n Donker, L. A., 413 Donner, J., 437,438,939,94°,993,994, 1044, 1047, 1057n Doodstraf (invoering van), 1043; Zie ook: College van Vertrouwensmannen Doolaard, A. den (ps van C. J. Spoelstra), 22, 23, 124, 388,490, 1388 Doorn, J., 551, 553, 584, 585, 605, 610, 617, 623-625, 630 Doorn, W. J. van, 258 Dora (concentratiekamp) Zie: Mittelbau-Dora Dordrecht, 19n, 76, 88, 123, 124, 143-145, 175n, 218, 468, 769, 1I05, II05n, 1340, 1356 Dorp, J. van, 155n Dorp, K. van, 457n Double Cross-Committee Zie: Geheime diensten, Britse Douqué, H. A., 674, 982, 983 Douw van der Krap, Ch. L. J. F.,
754 DrancY,921 Drees, W., 2, 427, 464, 472, 475n, 610,
XC939, 953, 956---958, 960, 967, 969, 973, 976, 976n, 977---979,989, 994,
XC1015-1017, 1023-1028n, 1°31, 1034,
XC1035, 1044, lO52n, 1058, 1286, 1288,
XC1289, 1294, 1319-133In passim,
XC1357n, 1371, 1376n, 1408; politieke adviezen, ter overweging, aan de regering, m.b.t. de naoorlogse landspolitiek, Jo08, 1008n, 1059-1061, 1062-1065;
XCideeën over een urgentieprogram voor de SDAP na de oorlog, 1007n, 1060, 1062-1065 Drente, 20,90, 107, 108, 148n, 149, 15J,
XC166,193,260,261,288,3°1,3°7,312,
XC314,346,378,488,523,670,671,679,
XC681, 699, 725, 731, 741, 755, 1006,
XC1038, 1°42, 1137, II39, II42n, II45,
XC1I53, II54, 1277, 13II, 1442n,
XC1443n; .represaille-executies, 401, 1145;
XCZie ook: Arbeidsinzet: razzia's Dresden, 147;
XCbombardementen, 1127, 1127n Driel, 79 Driel, A. van, 540, 543, 1337 Driessen, G. L., 183n Drion, ]., 964, 978, 979, 993, 994, 998, IOIIn, 1)20-1)28, 1371, 1376-1379,
XC1381 Dronrijp, 404 Droog,]. den, 410n Drost, H. G., 46n, 63 Drost, H H, 15In, 403n Drukkerijen, 473, 478, 479 Dubois, A., 123In Dudok van Heel, H. F., 704, 739, 740 Düsseldorf, 4n, 84, 85, 1130 'Duindigt'
XCZie: Voedseldroppings: afwerpterremen Duitsland, 14,24,25,31,33,39,45,75,
XC77, 86, 95, 281, )21, 780, 799-802,
XCangst van bevolking voor 'de Russen', 823,117°; bombardementen, 780, 781; capitulatie van Duitse troepen; in Berlijn, 1174; in Dantzig e.o., 820, 1175; in Noordwest-Duitsland, 1259, 1261, 1384, 1387; in Zuidoost-Duitsland, Oostenrijk, 117~ 1175, 126~ 1261; Zie verder: Capitulatie(s); naoorlogse regelingen Zie: ]alta, Moskou, Conferenties van -; Europese Adviescommissie; regering, Duitse, en de voedselhulpacties van buiten, t.b.v. de Kanaal-eilanden, 1081-1085, 1089, II03; West-Nederland, 1085-1°9°, 1101, II02; steenkoolproductie, 78In; verhouding tot Nederland, 280; voedselvoorziening, 834, 835; Dullaert, H A. L., 4I7n Dullemen, A. A. L. van, 392n Dulles, A., 1253, 1260, 1334 Dumbarton Oaks, Conferentie van -, 813; Zie ook: Verenigde Naties Dunant, P., 1214 Dussen,789 Duwaer, F., 454, 455 Duyff,]. W., 659, 664, 711, 740 Duyn, A. van, 675, 676, 676n, 680, 738 Duyzings, M. W., 790n Dwangarbeiders, in Noorwegen, 1447; in Sowjet-Unie, 1447; Zie verder: Arbeidsinzet Dijckmeester, F. Th., I39n, 388, 489, 520,531, 559n, 594, 595n Dijk, ]. ]. C. van, 1241 Dijk, K van, 1428 Dijkrnan, B., 46-49, 50n, 61-64, 53I, 54~ 553, 609n, 701, 754n; Zie ook: Putten Dijkstra, K D., 872n, 1234n
Dijxhoorn, A. Q. H, II2I, 1122, II22n
XCEarn (Nationale Bevrijdingsfront)
XCZie: Griekenland Ebels, E. H, 247, 248, 250, 1039, Il55,
XCZie: Mauthausen Ecluse, W. I', 92, 93 Economisch-Statistisch Kwartaalbericht, 226, 227 Ede, 64, 80, 81, 102, 103, IS0, 1145 Edele metalen
XCZie: Roof/Vorderingen Eden, A., 779, 799, 802, 804, 807, 808,
XC8°9, 812, 816, 1084-1°90, IlOI,
XC1256,1299,1300,1332,1333,1380 Ederveen, 103 Edes (Nationaal-Republikeinse Griekse
XCZie: Griekenland Edwards,]. K, 1106, Il09 Eeghen, E.van, 696 Eems,II39 Eenheidsvakbeweging, 945, 946;
XCVoorlopig Landelijk EVB-comité, 945;
XCZie ook: Communistische Partij van Nederland Eerland, L. D., 243;
XCZie ook: Voedselhulpacties : 'Prof. Eerland-commissies' Effectenbeurs (A.msterdam), 72n Effectenhandel, 72n Eggert, Oberleutnant, 49-52, 56, 61, 65 Egypte, 796, 910, 1081 Ehrenburg, I., 822 Ehrman, ]., 1I66n, 1258n Eibergen, 103, 104 Eichmann, A., 919, 920, 922,
XC1192-1194, 1214 Eifel, 782, 783, 785,1133 Eindhoven, 566, 788n Einsatzkommandos (Aussenstellen)
XCZie: Politie, Duitse Einthoven, L., 1045, I045n, 1048,
XC1048n-I050 Eisenbahnkommando-Soest (Westfalen)Zie: Neuengamme Eisenhower, D. D., 580,678,785-787, 810, 811, 813n, 1083-1085, 1088-1090, 1104, 1106-11°9, r r r y, I I 16, I Il9, Il24, 1161-1164, 1165-1167, 1173, 1183, 1210, 125I, 1252, 1255n, 1258-1261, 1268, 1269, 1276, 1297, 1299, 1300, 13I In, 1]21-1344 passim, 1357, 1358, 1365, 1366,1375,1378,1379,1381; Zie ook: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen Ekker, A., 1435n Elas (Nationale Volksbevrijdingsleger) Zie: Griekenland Eldik Thieme, H C. A. van, 552, 553 Ellecom, 308, ll54 Ellis, L. F., II67n EHrich Zie: Mittelbau-Dora'Elmenhorst', 1233 Elten, I I 36 Elva, 1305 Elzas-Lotharingen, 280, 788, 888, 121I Emden, 288, Il09, Il47 Emmen, ]2, 33, 307, 1147 Emmerik, 5,100,106, II36, 1140, Il4I, 1279 Energievoorziening, 14, 24-29, 94, 95, 98,451, 1077, 1265, 1260; en het bedrijfsleven, 29-3 I en het dagelijks leven, 27-29; gas/electriciteit, 14, 15, 26-29, 94, 173-176, 182, 765, 1265 steenkolen, 14, 15, 24-26, 94, 95, 160, 182,276,331,1265; tekorten, 29; verbruikscijfers, 24-26; Zie ook: Mijnen Engel,]., 62n, 610, 612, 614, 616n, 617, 623, 623n, 630 Engeland, 338, 772,781, 785n, 795, 798, 799,802,812-816,817, 1194, 1279, 1283, 1342, 1365, 1380; en beleid i.z. Griekenland, 8°5-8°9; Zie ook: Pers, illegale (commentaar); en de Sowjet-Unie,
1250-1263;
XCZie ook: Jalta, Moskou, Teheran, Conferenties van Engelandvaarders, 43n, 951 Engelbrecht, W. B., 288, 290, 320,
XC336n, 1433 Engelen, W. M. van, 1338n Engelhardt, (directeur tuchthuis Lüt
XCtringhausen), 1190, 1191 Englandspiel. 343, 580, 678, 738, 939 Enka-fabrieken (Ede), 78, 80, 716,
XCroofactie, 78, 80 Enklaar, K E., 257n 'Enny's Hoeve' (boerderij op de Velu
XCZie: Putten Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid
XC1940-1945', 62n, 135n, 247n, 413,
XC471,490,499, 515, 520, 522n, 532,
XC591,611,612,620, 623n, 625, 627n,
XC662, 665, 682, 685, 688n, 690, 691n,
XC701, 712n, 751, 752, 886, 913,
XC928, 930n, 986n, 1003n, 1007,
XC1010n-IoI6, 1020, 1022, 1028n,
XC1030n, 1043, 1048, 1054n, 1070,
XC1°72, 1074, II20, 1214, 1274, 1278, 1284, 1286n, 1292, 1300, 1329,
XC1336n, 1358, 1369, 1371, 1376-1378,
XC1381,1394,1413 Enschede, 90, 98, loon, 105, 106, 346,
XCbombardement, 771, 1135, II43, II44n, lI46;
XCZie ook: Politie, Duitse: Einsatz kommando-Enschede Enschedé en Zonen, fa. Joh., 72n Epe,I142n Epidemieën
XCZie ook: Ziekten Episcopaat, 242, 247, 938n, 1005, 1052,
XCen de Arbeidsinzet: Liese-Aktion, 140, 140n Epker, N., 1239n Erde Dubois, H van, 142In 'Erica'
XCZie: Ommen (kamp) Erkelens, 1., 233nErmelo, 46, 56, 63, 514, 1368, 1392, 1393, 1410n, 1414 Eskes, D., 620, 624-627, 629, 629n Esmeijer, S., 597, 642-646, 662, 663 Essen, 4n, 85 Essen, N. R H. van, 84n Estland, 799 Eugen, F. von, 465,511 Eupen-Malmédy.caêo Europese Adviescommissie, 802, 803, 812, 813; Commissie voor de Herstelbetalingeru Sr z ; Controleraad voor Duitsland, 812, 8I]; Zie ook: Jalta, Moskou, Conferenties van -, Evacuaties, 34, 35,97,11211,76<;,1130, 1315n; aantallen evacué's, 34, 35, 35n, 97, 1446; van N.S.B.'.ers naar Duitsland, 281, 291-301,312; Zie ook: Bureau Afvoer Burgerbevolking; Concentratiekampen: evacuatietransporten; Kindertransporten Evangelisch-Lutherse Kerk, 242n Executies, door bezetter Zie: Repressaille-executies; door Illegaliteit Zie: Liquidatie van 'foute' personen Exter, W. van, 952n, 953n Eysdenv yro Faassen, H. van, 357n Fack, R., 1338n Fahrenholtz, H. J., 345n Fallersleben Zie: Neuengamme Fallingbostel (bij Hamburg), lI81 Falsificatiecentrale (FC-LO) Zie: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) Faure, J. c. A., 1104, 1106n
Feitsrna, J, 392n, 1044 Feldgendarmerie
XCZie: Wehrmacht, Deutsche, in Nederland Feldkamp, C, 22In Feldmeijer, J H., 303, 310, 327, 329,
XC329n Feldwirtschaftskommandos (Trupps)
XCZie ook: Arnhem, roofactie Fernau, H. W., 57 Ferwerda, G. F., 910, 917, 917n, 923,
XC926,927,930-933 Fey, G. M., 68n Feyten, CD., I02n Fiebig, F., 5,6,15,18, 2In, 31, 74-78,
XC88,96,97, 137n, 337, 835 Fielitz, K, 347, 376 Fierlinger, Z., 125I Fietsen
XCZie: Roof/Vorderingen Filippo, A., 460n, 555, 556 Finland, 792,800,801, 1196;
XCwapenstilstandsovereenkomst met de Sowjet-Unie, 792, 801;
XCZie ook: Sowjet-Unie; F. Kersten Fino-fabrieken (Harderwijk), 269n Fischböck, H., 5, 3 I Fischer, F., 374 Flensburg, 1261, 1262, 1365-1367,
XC1390, 1395, 14II Flossenbürg, 830, 854, 868, 879, 886,
XC899, 907, 912, 1207, 1212, 1219,
XC1224-1226, 1240, 1241, 1248;
XCevacuatie, ontruiming, 1240, 1241, 1248 Flugi van Aspermont, C H. C,
XC908--910, 914, 915 Fock, C L. W., 22, 388, 1077, 1078 Folmer, J, II92 Fonds voor stilgelegde bedrijven
XCZie: Raad voor het bedrijfsleven Farces Françaises de l'Intérieur
XCZie: Illegaliteit, Franse Foreign Affairs, I035 Formosa, 817 Fort de Bilt, 442 Foulkes, C, 1136, 1140, 1141, II63,1269, 1288, 1354, 1359, 1379, 1393, 1410-1414, 1420, 1421, 1425, 1426 Fraenkel, J C, 13 Francken jr, J C, 1350n, 1400, 140In, 1418 Franeker, 402, 404 Frank, F., 396, 398, 410, 411, 415, 418, 422-427, 430-434, 443, 626, 627, 6 2 7 n; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatz kommando-Den Haag Frank, K H., 1214 Franken, E., 849n, 900n Frankfort a. M., 783, 81I, II27 Frankrijk, I, 449, 543, 779, 782, 799, 803,811,812,813,840,897,914,950, 950n, 1II9n, 1128; en de bezetting van Duitsland, 813; Raadgevende Vergadering, 812; Voorlopige Franse regering, 812; Zie ook: Jalta, Conferentie van Franse Rode Kruis Zie: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen Frederiks, K, 14, 1002, I020n, 1036, I037, 1050, 1323 Fréquin, L., 82n Freundeskreis Zie: H. Himmler Friedeburg, .H. G. von, 1260, 1261, 1384, 1410 Friesland, 20, 27n, 34, 87, 90, 107, 108, 166,250,254,260,261,301,306,376, 459-461,507,516,523,528,632,638, 64In, 667, 674, 774, I039, 1042, 1139, II40, 1154, 1155, 1157, 1442n, 1443n; represaille-executies, 402-407, II45; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's; Voedselhulpacties Frische HaJJ, 820, 823 Frische Nehrung, 820 Frontaujklärungskommandos Zie: Abu/ehr Frowein, H. W. L., 605, 655, 656 Fuhlsbüttel (gevangenis), 1202n Fullriede, F. W., 50-60, 65, 67 Furstner, J Th., 769, 105 In,
Gaag, J. vander, 230n, 412, 413, 461,
XC464,542,584,585,6°5,610-614,617,
XC623, 625, 630n, 710, 737, 952, 953, 1004-1006n, IOIIn. 1015-1020,
XC1023, 1029-1035, 1045, 1049, 1050,
XC1054, 1055, 1066, 1286, 1291,
XC1293-1302 passim, I313-I322n pas
XCsim, 1329, 1332, 1335, 1337, 1345,
XCI376n, 1427; r e missie-van der Gaag Zie: College van Vertrouwensmannen; Militair Gezag
XCze missie van der Gaag/Neher Zie: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen Galis, P., 359n Galloway, A., II06, 1I08-I IlO, II22,
XC1342, 1354, 1355, 1359, 1360, 1398 Gans, M. H., 915, 917, 917n-919,
XC923-926, 927, 928, 934 Gardelegen, 1227, 1248 Garderen, 103, II42n Garmer, Major, 114 Gas- en electriciteit.
XCZie: Energievoorziening Gasille, L., 83 Gaulle, Ch. de, 812, 813, 975n, 950 Geelkerken, C. van, 282, 294n,
XC302-306, 3II, 312, 317, 318, 320,
XC325-329, 1I5In, 1273n, 1361, 1362n; Zie ook: A. A. Mussert (breuk met-) Geer, D. J. de, 949 Geertruidenberg, 528, 529, 536, 637,
XC695, 767 Geheime agenten, 22, 519-526, 533,
XC541, 679-682 Geheime Dienst Nederland (GDN),
XC519, 529, 532, 533, 565n, 643, 745,
XC1336n; Zie ook: Spionage Geheime diensten, Amerikaanse,
XCOffice of Strategic Services (OSS), 524-526 Geheime diensten, Britse, 4II, 414,
XCMI-6, 4II, 415, 524,680; Bureau Cairo, 806; Double Cross Committee, 772n; Dutch Section, 680;MI-9, Intelligence Service-ç (Western Eu ropean Area), (1S-9 WEA ), 542, 544, 546, 53 In; operatie-'Pegasus I en II', operatie-' Windmill' Zie: Airbornes Special Operations Executive (SOE), 524, 580, 679, 680, 682; Dutch Section, 679, 680, 682; Geheime diensten, Nederlandse, Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO), 62, 65, 421, 424, 427, 428, 514, 519, 580, 595, 636, 638, 679-685,769, 1I53, II54n, 13II; Zie ook: Sabotage; Wapendroppings Bureau Inlichtingen (BI), Londen, Eindhoven, 22, 1I5, 142n, 388, 465,49°,510,517,519-526,528, 530, 532, 541, 542, 544, 594,605n, 606n, 616, 623n, 629, 634n, 637, 680, 687, 697, 779, 789, 965, 966, 1001, 1013, 1029, 1077, 11I7, 1268,1331, 1336n, 1347; Zie ook: Spionage; Zie ook: Geheime agenten Geldcirculatie, 223 Gelder, van (papierfabrieken), 729 Gelderblom, A. J., 507, 556, 559, 565 Gelderland, 73,102-104,108,147,166, 346,744,755,1°39,1042,1155,1157, II 59, 1442, 1443; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, Geldermalsen, 1395, 1395n Geldern-Crispendorf, Oberst von, 73n Geldwezen, 1445 Geldzuivering, 1038 Gemeenteziekenhuis, (Den Haag) 209 Gemeentelijk Bureau voor Lijkbezorging (Amsterdam), 220 Gemeentelijke energiebedrijven (Amsterdam, Den Haag), 195, 215, 240, 514, 530; Zie ook: Energievoorziening; Telefoonverbindingen, clandestiene Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdiensten
Den Haag, Rotterdam, Utrecht) 203,
XCZie ook: Hongersnood Gemeentelijke reinigingsdiensten
XC(Amsterdam, Den Haag, Rotterdam,
XCZie: Vervuiling van steden Gemmeker, B. ]., 428, 68 In, I148n Gendringen, 103, 155 Genechten, R. van, 335n Genemuiden.iav Genera/gouvernement (Polen)", 341, 820,
XC91I, 1I95n Generalleommissare
XCZie: Reichskommissariat Genève, 908, 910, 915, 917, 918 Gent,347 Genuchten, B. van, 888n George VI, Koning van Engeland,
XCII 17-1 I 19 George II, Koning van Griekenland,
XC806-808 Georgische hulptroepen (Ostbataillon)
XC1303-1313; en contacten met de illegaliteit, 1304, 1305, 1310; Zie ook: Elva; Pravda Zie ook: Texel, muiterij Gerber, ]., 88m Gerbrandy, P. S., 22, 95, 489, 490, 492,
XC497,498,558,582,611, 623n, 635n,
XC7°7,769, 950, 955, 963n, 965, 967n, 1000, 1004, 1005, 1014-1018, 1021,
XC1022, 1025, 1026, 1029, 103 I, 1°44,
XCI044n, 1°47-1049, 1053, 1054, 1057,
XC1058, 1065, 1068, 1073, lo73n, 1°75,
XC1076, 1078, 108o, 1083, 1I01, 1102,
XC1I06-1 II In, II 15-1 125, 1162, II65,
XC1268, 1283n, 1285, 1288, 1293-1299,
XC1300, 13°1, 1312n, 1]21, 1]23,
XC1331-1338,1346, 1346n, 1372,
XC1376n, 1378, 1380, 1387, 1397, 1408,
XC1417, 1427, 1430, 1436, 1437, 1438;
XCZie verder: Regering, Nederlandse, in Londen Gerechtshoven, 1044, 1067;
XCGerechtshof Amsterdam, represaille-executies van raadsheren, 392n;Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Zuivering Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, 242n Gereformeerde Kerken in Nederland, 242n, 244, 247, 249, 249n; in Den Haag, in Rotterdam Zie: Voedselhulpacties : van de Kerken Germaanse SS in Nederland Zie: SS, in Nederland Germanische Hitler-jugend Niederlande, 3 11 Germanische Leithefte, 1364 Gernaat, E. ]., 637, 638, 654, 659, 664 Gerritsen, E., 364n Geslachtsziekten, 209 Geus, De, 468, 962, 963, 964, 996, 997 Gevangenen, vrijlaten van gevangenen door de SD vóór de bevrijding, 1418, 14 I 9; Zie verder: Berechting, stopzetting van - van illegale werkers en andere gevangenen; Concentratiekampen; Gevangenissen in Nederland; Gevangenissen en tuchthuizen in Duitsland; Gijzelaars; H. Himmler; Huizen van Bewaring; Martelingen; Politie, Duitse; Reichsjustizministerium Gevangenissen in Nederland Zie: Deutsche Untersuchungs und Strafgefängnis (Utrecht); Kriegs wehrmachtgefängnis (Utrecht); Po lizeigefängnis (Scheveningen 'Oranjehotel', Cellenbarakken); Noodgevangenissen Zie:'De Kruisberg' (Doetinchem); 'Oxerhof' (Colmschate); Rotterdamse Bank (Velp); Willem III-kazerne (Apeldoorn); Zie ook: Huizen van bewaring; Overvallen Gevangenissen en tuchthuizen 111 Duitsland, I 184-II93; gevangenen (Wehrmacht-gevange
aantallen gevangenen, II85-II87; aantallen omgekomenen, II89; transporten, II88-II90;
XCrichtlijnen van Reichsjustizministe rium hoe te handelen bij nadering geallieerde troepen, II 86, II 89, 1192;
XCgevangenissen Zie: Anrath; Fuhlsbüttel; Kleef
XCtuchthuizen Zie: Hameln; Landsberg; Lüttringhausen; Rheinbach; Siegburg; Sonnenburg; Waldheim; Ziegenhain Gewestelijke arbeidsbureaus, 32, 86,
XCZie ook: Overvallen Geyl, P., 1372, 1373, 1380, 1381 Gil, De, 286;
XCZie: Nederlandse Kultuurkamer Gillieron, Bob, 569, 570, 943, 945 Giro-instellingen, 73n Gispen, J. H., 953, 1016, 1037, 1301 Gleiwitz, I, III
XCZie: Auschwitz Glücks, R., 12°4-12°7 Goebbels, J., 87, 88, II8n, 123n, 129,
XC283,284,821, 822, II74, 1364 Goede, A., 540n, 577n, 661, 982n Goede, L. A. de, 581, 619n, 636, 638,
XC675, 676, 680, 738 Goedenwaagen-Maas, N. E. J., 60n Goedhart, F. J. (ps: Pieter "t Hoen), 476,
XC477, 479n, 491n, 612, 838n, 976,
XC979n, 987, 993, 1°51, lO52n Goedkoop Dzn., D., 21, 23n Goeree-Overflakkee, 69, 70, 127,157,
XC209, 789, 13°5 Goering, H., 1173 Golleschau
XCZie: Auschwitz Gooi, Het, IlO, 183,468,7°4,711,727,
XC774, 1079, 1348;Zie ook: Arbeidsinzet; Liese-Aktion, razzia's; Binnenlandse Strijdkrachten Gooise Koerier, De, 468 Goor, 90, II35 Gorinchem, 19n, 186n, 529, 536, 1295, 1296; wegvoering 44 inwoners naar concentratiekamp Neuengamme, 108n, 878 Gorssel, 4 Ion, Gosling, W., 84n Goslinski, S., 1239n Göteborg, 1087, 1097 Goud Zie: Roof/Vorderingen Gouda, 1I9, 144, 145, 192, 218, 233, 346, 468, 502, 610, 776, 1348, 1350, 1359, 1399, 1400, 1405, 1406, 1410; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Gouda Goudriaan, J., lO24, 1025 Goulooze, D., 942, 943 Graaf, K de, 735, 13II Graafeiland, A. van, 165n, 229n, 274 Grasett, A. E., II08, II09, II 19 Grave, 1163 Gravemeyer, K H. E., 247, 249, 1428 Graven voor de Wehrmacht Zie: Arbeidsinzet; Verdedigingswerken, aanleg van 's-Gravenhage, 14, 19, 19n, 21, 29, 39, 76, 87, 112n, II3, 169-175, 183n-186n, 191, 193, 196,215,218, 219,226,227,251,254,281,3°2,314, 335, 345, 346, 4°9-438 passim, 456, 468, 502, 707, 7 1 9, 733, 734, 774, 774n, 1002-1006, ror I, 1039, 1040, 1044, 1045, 1092, lO93, I II I, II63, 1345,1346, 1350, 1351, 1359, 1361, 1362, 1389, 1392, 1394, 1400, 1407, 1409, 1416-1418, 1421, 1425, 1426, 1430, 1434, 1442; Arbeidsinzet, razzia's, 114, 125-128, 140, 144, 145, 150, 154, 158; benoeming van burgemeester en wethouders (na de oorlog), 1003, r023, lO39-1041; Zie ook: College van Vertrou
wensmannen;
XCbenoeming van hoofdcommissaris van politie, 1045;
XCbombardement Bezuidenhoutkwartier (maart 1945), 218, 771, 775-779;
XCcontacten Haagse illegaliteit met SD Zie: Illegaliteit
XCrepresaille-executies, 396-398, 444;
XCtextielvorderingsactie, 39, 40;
XCZie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Den Haag; Vervuiling van steden; Voedselhulpacties Grebbelinie
XCZie: Verdedigingswerken, aanleg van Greef, H. van der, 1432n 's-Grevelduin-Capelle, 789 Griek, J. L. H. van der, 228n Griekenland, 449, 792, 796, 804,
XCNationale Bevrijdingsfront (Eam), 806-808;
XCNationaal-Republikeinse Griekse Liga (Edes), 806-808;
XCNationaal Volksbevrijdingsleger (Elas), 806-808;
XCterugtrekking Duitse troepen, 796;
XCvoedselhulpactie Internationale Rode Kruis, 1080, 1081, 1096;
XCZieook: Engeland; Pers, illegale; Regering, Griekse, in Cairo, Krijgsverrichtingen: op de Balkan Griethuysen, S. van, 155 Groen, K., 45n, 49n, 878n Groenix van Zoelen, R, 693n Groente- en fruithandel, 162 Groep- 'Albrecht', 452, 463, 510, 519,
XC520, 522, 524-529, 532, 534n-538,
XC542, 543, 630, 637, 695, 745, 954,
XC12 96; Zie ook: Crossings; Spionage; Telefoonverbindingen, clandestiene Groep-'André',789 Groep-Bakker
XCZie: Vrije Groepen Amsterdam Groep-'Fiat Libertas', 544,1192;
XCZie ook: Pilotenhulp Groep-Hazelhoff Roelfzema, 68 I nGroep-'Kees', 15, 410, 465, 489, 519, 525,531,533, 565n, 1076; Zie ook: Spionage Groep-'Organisatie-G' ('Mid' -groep), 53 1 Groep-'Packard', 465, 489, 493, 519, 520,522,531,532, 565n, 1285-1287; Zie ook: Spionage Groep-'Peggy', 15, 1076 Groep-'Pieter', 421,519; Zie ook: Spionage Groep-'2000', 395, 603n; Zie ook: Joden: hulp van buiten Groep-'Zwaantje', II87, II89 Groesbeek, 353, 1128 Gronau,106 Groningen (provincie), 34, 90, 107, 108, 148, 180, 198n, 248-251, 261, 301, 341, 345, 346, 350, 369, 469n, 488,5°7,674,698,699,712,741,755, 1006, 1012, 1038, 1°42, 1139, II 57, 1442n, 1443n; represaille-acties, -executies, 4°7-4°9; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's; Voedselhulpacties Groningen (stad), 21, 29, 76, 107, 108, 161, 162-179, 199n, 227, 243, 254, 271,282,310,312,345,346,374,378, 379,4°7,4°8,444,468,473,526,669, 717, 1I37, II39, 1142-1146, 1154-II58, 1164, 1442; Huis van Bewaring, 378, 379, 1145; 'Scholtenshuis 'Zie: Politie, Duitse: Einsatz kommando-Groningen; Zie ook: N_euengamme Groningen, H. K. van, II35n Groot, C. H. de, 474, 477 Groot, P. de, 941-943, 949, 952n, 953n Grootburgercomité, 939, 1059; Zie ook: Nationaal Comité; Politiek Convent; Vaderlands Comité Groothandel, 164, 223, 224; Zie ook: Zwarte markt (handel) Groscurth, H., 1272n Gross-Rosen, 827, 836, 848-856, 860, 861-866, 868, 879, 898, 1232; Aussenkommandos:
Hundsfeld, 848, 862; Reichenbach, 848, 848n, 854, 882 882n, 1239n; Telifunken-concern, 848, 882;
XContruiming, 836, 849, 853; Zie ook: Joden: Kosel-groep Grosz, A., 920, 1194 Grote Adviescommissie der Illegali
XCteit, 486, 503n, 568, 636, 752, 754,
XC935,947, 954n, 962---979 passim, 989,
XC989n, 991, 999, 1008, 1371, 1374; Zie ook: Contact-Commisie der Illegaliteit; Koningin Wilhelmina Grauw, 108n, 371 Grün, ]., 1187-I189n Grundmann, F. E., 369, 516, 517 'Grijze' markt
XCZie: Zwarte markt (handel) Gülcher, ]. W., 2I7n Günther, Chr., 1199, 1200 Guernsey
XCZie: Kanaal-eilanden Guillaume, F., 890, 890n Guingand, F., W., 1122, 1342, 1343,
XCZie: Mauthausen Gijzelaars, 42, 51, 52, 57, 58, 62, 70n,
XC86, 89, 98, 103, 103n, 343, 359,441,
XCIndische gijzelaars, 359, 826, 906Haarlemmermeer, 274, 459, 707, 1405 Haase, B. G., 350, 351, 379-381, 407-409, 567n, II43, 1144, I144n Habo-actie (Hulp aan behoeftige ondervoeden) Zie: Voedselhulpacties: in Leiden Hackett, ]. W., 545, 546, 554 Härtel, E., 309 Hal, G. A. van der, 43n Hall, G. van, 505, 507, 555-557, 560-562, 565 Hall W. van, 450n, 505, 507, 555-560, 565,567,57°,572,582-585,591,600, 601, 6°5, 710, 730 'Hallaren', 1087, 1096, 1097, 1099, 1317, 1341 Halverstadt, E., 868n Ham, B., IIIn, 153n Hamburg, 147, 308, II27n, 1168, 1239, 1279 Hameln (tuchthuis), II87-1I9In Hamilton, A. F. M., 680n Hamilton, F. L. j, 680n Hannover, 147,291,294,299,300, 3II, 322n, 782, 783,1189 Harderwijk, 49, 269, 269n, 1141, 1142, 1147 Haren (Gr), 107 Harinxma thoe Slooten, B. P. van, 909, 910 Harinxma thoe Slooten, P. A. V. van, 1039, II55, 1158, 1159, 1159, II59n Harlingen, 90, loon, 107, 146, 151, 179, 242, 4°2
12, 13 Haakman,]., 415-43°, 433n, 435; en contacten Haagse illegaliteit met Illegaliteit; H. M. A. Alsem; F. Hil lesheim; R. Zwolsman Haamstede, 70 Haan, A. W., 1039, II55, II58, 1159, Haarlem, I9n, 39, 72, 126, 128, 144, 145, 150, 154, 175n, 192, 240, 244, 468,5°2,5°5,5°9,516,572,610,631, 631n, 632, 776, 779, 1163, 1348, 1359,1431,1444; Voedselhulpacties Harskamp, De, 546 Harster, W., 921, II98 Hart, A. C. 't, 6pn Harthoorn, W. L., 861 Hartmannsdorf, I 181 Harz, II68, II89, 1227 Hasselt (B), 309 Hatch, A., IIP, r r jzn Hattem, 629, 1142, 1144 Haubrock, H. K 0.,410, 4II, 414,522, 529, 626, 627, 627n, 675, 676, 687n Havelte, II35 Havens, vernieling installaties In Amster dam en Rotterdam, 3, 7-10, 97,
531, 642, 765, 769, 1077, 1269, 1277 Hazelhoff Roelfzema, E., 68In, 838n,
XC13 87 Heaps, L., 546-549 Hedel, 1338n Heemstede, 19n, 126, 175n, 204, 207,
XC1339 Heemstra, S. van, 1039, II 55 Heerde, 1142n Heerenveen, 346-349, 376, 377, 1143; 'Crakstate'Zie: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Heerenveen Heerte (dwangarbeiderskamp), 392n Heessen, W. van, 47, 48, 56, 57, 65n Heide-Kort, A. van der, 4In, 187n,
XC791n, 1267n, 1347n, 1402n Heineken Bierbrouwerij, 118, 132, 157,
XC5 1 3 Heinemann, L., 1144, 1144n Heinkel-vliegtuigfabrieken, 884-886n; Zie ook: Sachsenhausen Hela (schiereiland), 820 Helder, Den, çn, 32, 34, 1079, II05,
XC1268, 1306, 1308, 1310-1312, 1355,
XCqq, 1442 Hellendoorn, 774 Hellevoetsluis, 530 Helm, K. van der, 696 Helsdingen, Chr., 47, 48, 55, 61 Hernbrug, 729 Helmelrijk, J., 867n, 868n, 886n, 887n,
XC912n-914, 1218, 1218n, 1221-1223 Hemert, J. E. van, 709 Hemmes, G. D., 196n Hendrik, Prins, 1196 Hendriks, A., 482 Hendrikx, F., 393, 394 Hengelo (0), 90, 98, roon, 105, 106,
XC345,468,667, 1442; bombardement, 770, 771, 77In 'Henri Dunant', 1086, 1087,
XC1096-1°99, I I 16, 1268 Herrijzend Nederland, 467n, 469 'Herrijzend Nederland' (radiozender),
XC1030, 1054 Herstelbetalingen, Commissie voor
XCdeZie: Europese Adviescommissie Hersteld Evangelisch-Luthers Kerkgenootschap, 242n 's-Hertogenbosch, I, 1044, 1088, 11°9, I I 10, 1338n, 1360 Hervormd Nederland, 45 In Herwerden, P. J. van, jo i n Herzberg, A. J., 901-905, 917, 1230, 1231,1231n Hessen, 1168 Heteren, 550, 552 Heubel, W. J., 3 Ion Heukels, W. J., 5 II Heusden, 789, 1296, 1297 Heuven Goedhart, G. J. van, 315n, 388, 475n, 477, 479n, 611,959,960n,96I, 977, 1000, 1001n, 1004, 1008, 1009, 1014-1018, 1022, I025n, 1026, 1029, 1030, 1°43-1°47, 1057 Heyboer, J. P., 606n, 1337 Heydrich, R., 340 Heijrneijer, J. B. J., 1044 Hillegom, 19n Hillesheim, F., 351,352,416,422-429, 435,436; Zie ook: H. M. A. Alsem; R. Zwolsman Hiltrop, K., 165n, 229n, 274 Hilversum, 6,17, 19n, 32, 60,110, III, 144, 145, 175n, 183, 192, 218, 468, 1094, 1341, 1359, 1410, 1422, 1426, 14 2 9 Himmler, H., 5, 85, 112, II3, 281, 294n, 325-329, 337, 338, 340, 35 I, 392n, 441, 534, 829, 830, 845-847, 897, 920-923, 925, II73, II85, II92, 1193-1216, passim, 1260, 1283n, 1358, 1364, 1367; concentratiekampen-beleid, 1193-1216; Zie ook: Concentratiekampen 'Freundeskreis', 1196; instructies voor Lagerkommandanten hoe te handelen bij nadering Rode Leger, 847, 1189, 1192, 1193 12°3-12°7, 1216-1218, 1225, 1226, 1232, 1233, 1243, 1246, 1248, 1249, 1253; pogingen tot een accoord te komen
met Engeland en Amerika, 338, 845, 846, 897, 920, 922, B73, Il93, 1194, 1200, 1204, 1207, 1209; inschakeling van Nederlandse SS-officieren, 1207, 1207n;
XCuitwisselingsactie van Joden tegen geld en goederen, 919-923. 925, II94; verhouding tot Hitler, II72, 1193, 1210;
XCvrijlatings-, uitwisselingacties van concentratiekamp-gevangenen en gedeporteerde Joden: 1194-1215 passim; van' Joden uit Theresienstadt en Bergen-Belsen, 897, 919~923, 925-92 7, 934, H94, II95, 1201-12 1 5;. van Noorse en Deense gevangenen en geïnterneerde vrouwen en kinderen, 120~I202, 1209n, 1215, 12]2, 1233; van politieke gevangenen, lI95; van gevangenen uit Ravensbrück en Mauthausen, 1209, 1212, 1214, 1239, 1246; Zie ook: F. Bemadotte; F: Kersten; Rode Kruis-organisaties
XContheffing. door Hitler uit al zijn functies, 1I73; Hirschfeld, H. M., 6, lIn-16, 20, 21,
XC23n, 25, 31, 75, 78, 84, 88, 1]2, 133,
XC135,138,139,142,163,171,177-179,
XC182, 188, 193, 241, 245, 246, 276,
XC3]2-337, 492, 495, 496, 506n, 561,
XC940, 964, 1002, 1012, 1034, 1036,
XC1036n, 1037, 1050, 1091, 1093, 1098-1I02, 1268, 1277-1286, 1291,
XC1312,1319, 1]23, 1]29, 1340, 1352,
XC1353n, 1417; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion; A. Seyss-Inquart: plannen tot vorming van interim-regering in Nederland ; Voedselvoorziening; Wapenstilstand: informele besprekingen april 1945 Hitler, A., 2-5, 7,16,20,23,43,5°,53,
XC75, 87, 96, 97, 112n, 160, 194, 308,3I4, jzo, 323-P5, 337, 338, 390, 492, 779, 781-783, 787-789, 796-800,821,835,925, 1000n, 1089, 1120, 1122, 1126, 1128, 1165, II 72-II74, lI85, II93, II94, II95n, 1201, 1203n, 1209, 1210, 1212, 1260, 1272, I 272n, 1273, 1277, 1278, 1284, 1327n, 1362-1365, 1382; bevel tot verdediging van WestNederland, 1272; en het conccntratiekampen-beleid van Himmler Zie: H Himmler; ontheffing van Goering en Himmler uit al hun functies, 1173, 1210; plannen met Nederland na de oorlog, 280, 284n, 337, 338; politiek testament, 1174; laatste dagen ell dood, 1I73, IJ74; reacties op dood Zie: ]. Blaskowitz; A. A. Mussert; A. Seyss-Inquart Hitler-fugendtis: Nederland), 292,312 Hoek van Holland, H2n, 453n, 530, 774, 1355 Hoekstra, J, II53n, Hoelen, E. Q. H M., 421, 423, 424 Hoen, ]. ]. 't, 234, 730 Hoen, Pieter 't (ps van F. ]. Goedhart), 476, 477, 479n, 49In, 612, 838n, 976, 979n, 987, 993, 1051, lO52n Höss, R, 1205 Hoevelaken, 1342 Hoeven, A. van der, 709 Hoge Raad der Nederlanden, 315n, 940, 993, 1043, 1044; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Zuivering Hoitsema, drukkerij (Groningen), 72n Holdert, F. H ]., 478 Holdert, H]. M., 13,478 Holla, H B. S., 98 In, Holland, G. B., 54, 57 Hollander, F. Q. den, 21,135,562,564, 1037, 1038, 1038n, 1287 Hollands Diep, 536, 767, 1004 Hollandse Optiekfabriek (Den Haag), 247n Hollandse Waterlinie, 1293
Holmer, A. J. M., 209, 215n Holten, 282,318 Holtkamp, H., II 56, I 157 Holtrichter, L., 402 Holtwick, 363 Holwierde, 1139 Hongarije, 324, 789, 792, 795-798,801,
XC805, 8I6, 853, 1I71, 1242, 1251; (mislukte) besprekingen Admiraal Horthy met de Geallieerden, 796, 797; Hongaarse Joden Zie: Joden: uitwisselingsacties; regering Szálasi, 797;
XCwapenstilstandsovereenkomst met de Sowjet-Unie, 798;
XCZie ook: Krijgsverrichtingen: op de Balkan; Sowjet-Unie; Hongersnood, 19, 161, 177, 187-279,
XC766, 1076-1125 passim, 1264; hongeroedeemj'hongerziekte' 214-219, 231, 278, r r r r , lI12n, 1265;
XChongertochten, 164, 169, 256-275, 278, I II I; houding van boeren, 261, 271-275 ; inbeslagname van levensmiddelen, 267, 268; Zie ook: Centrale Crisis-Controledienst; IJssel-Sperre; Zie ook: Zwolle;
XCen President Roosevelt, 1252n;
XCstatistischegegevens, 259-262, 272n; sterfgevallen, 216-221; problemen met begraven, 217, 219-221 ;
XCsterftecijfer, 163, 217-219, 277, 1265, 1360;
XCZie ook: Centrale Keukens; Distributie ; Hongerwinter; Kindertransporten ; Voedselhulpacties in bezet gebied; Voedselhulpacties van buiten; Voedselvoorziening; Ziekten Hongerwinter, I4, 160--279, 574, 1264-1268;
XCbrandstofverstrekking aan particulieren (huisbrand), 14, 29, 95,182-187,766; dagelijks leven, 27-29, 187, 195-207, 1266, 1267; geboorten, 210; hongeroptochten, (protestacties), 947; hygiënische en medische toestand bevolkingv zoç-c r ç Zie ook: Ziekten; onderwijs, 197-199; plundering door de bevolking, I90--192; vellen van bomen, slopen van huizen, houtbestrating enz., 182-186, 1446; Zie ook: Militair Gezag: Enquête; vervuiling van steden, 195, 196; weersomstandigheden, 181; Zie ook: Distributie; Hongersnood; Voedselhulpacties ; Voedselvoorziening; Zwarte markt (handel) Hoofddorp. 14In Hoofdgroep Industrie Zie: Raad voor het Bedrijfsleven Hoogeveen, 308, 1I37 Hoogeweegen, E. H. M., 595, 597, 598, 601,609n, 620, 623n, 624, 627n, 656, 737 Hooghalen, 1I53 Hoogkarspel. 183 Hooglerarencontact, 957, 962, 982 Hoogmade, 186n Hoogovens, Ijmuiden, 1063 Hoogslag, T., II 55n rIoorn, 261, 686n, 707, 716 Hoorn Alkema, W. J. van, 624, 627n Hooyer, G. F., 465 Hooykaas, J. c., 247 Hooykaas, J. P., 352 Hordijk. P. W., 123n, 397n, 582, 637-642, 647, 657, 659-664, 667, 738,740, 1407, 1408 Horthy, M., 796-798 Hotz, G. D. E. J., 700 Hout, W. H. M. van den, 286n Houten, B. W. van, 1057n Houten, Ch. H J. F. van, 623n, 635n, 738n, 965, 966, 1354, 1359, I4 II Huibers, J. P., 208, 230
Huisbrand
XCZie: Hongerwinter Huissen, 1142 Huizen (NH), 110 Huizen, sloop van
XCZie: Hongerwinter Huizen van bewaring Zie: Amsterdam; Assen; Groningen; Leeuwarden;
XCZie ook: Gevangenissen; Overvallen Hull, C, 799, 802-8°4, 816, 922 Hulpactie 'Hier het Voedsel'
XCZie: Voedselhulpacties in Friesland 'Hulpactie-West'
XCZie: Voedselhulpacties : in Friesland 'Hulporganisatie Amsterdam'
XCZie: Voedselhulpacties : in Amsterdam Hundsfeld
XCZie: Gross-Rosen Hupkes, W., 487, 493-497, 503-508,
XCZie: Neuengamme Huygen, c.]., 313, 321, II46, 1435,
XC1436 Huysmans, G. W. M.,I30I Huijts, ]., I I
XCIdaarderadeel, 369 Iddekinge, P. R A. van, 85n Idema, H ].,878n L G. Fahren, 830, 839, 883;
XCZie ook: Auschwitz: Blechhammer Illegaliteit, Franse, 950, 950n;
XCForces Françaises de l'Intérieur, 580, 5 81 Illegaliteit, Nederlandse, 12In, 306,
XC307, 350, 368, 395, 448-578 passim,
XC580-677, 678-755, 775, 914, 915,
XC935,937-999, 1°°7-10°9; aantallen illegale werkers, 744-746;
XCen de aardappelrooi-actie, 21-23;
XCen de Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's, 120, 124,132-139,142; Zie ook: Amsterdams (Landelijk) Werk-Comité;
XCen beduchtheid voor comrnunistische invloeden, 940, 941, 943, 949-954; Zie ook: Raad van Verzet; en de benoeming van burgemeesters en wethouders, 1°42, 1°43; 'bestuursenquête', 1°42, 1043, II58; en de bevrijding van NederlandsIndië (Indonesië), 995-997; en de boeren, 274, 495,667; contacten met Georgische hulptroepen, 1304, I305, 13 IO; Zie ook: Texel: muiterij; contacten Haagse illegaliteit met SD, 409-438, I3I8, I32o; Zie ook: H M. A. Alsem; A. Brinkman;]. Haakman; A. van Velzen; R Zwolsman; en coördinatie van het verzet, 937-999 passim; Zie ook: Contact-Commissie der Illegaliteit; Koningin Wilhelmina; discussie met College van Vertrouwensmannen over besprekingen met Seyss-Inquart, april 1945: 1319-1330,1370-1381 Zie ook.' Pers, illegale; Zie ook: Wapenstilstand: besprekingen april 1945; falsificatiegroepen, 40, 142, 142n, 452, 454-458, 573; Zie ook: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers: Persoonsbewijzensectie (PBS) en Falsificatiecentrale (FCLO); Persoonsbewijzencentrale (PBC); financiering van het verzet Zie: Belastingverzet; Nationaal Steunfonds (NSF); 'De Zeemanspot'; in de hongerwinter, 742-755; hulp aan concentratiekamp-gevangenen en gedeporteerden Zie: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen; hulp aan onderduikers, 480-486; hulp van Duitsers, 63, lIS,
XC74 1 ; koerierdiensten, 450, 455, 462-466,
XC527, 529, 532; Zie ook: ' Rolls Royce' -groep; liquidatie van 'foute' personen, 137,
XC388, 392, 399, 573,608,631,63In,
XC646n, 674-676, 689, 729, 730,
XC1 °44, 1337; aantallen liquidaties, 674, 675; en het Nederlandse Rode Kruis,
XC289; en de naoorlogse politieke taak van
XCde Illegaliteit, 937-999 passim; plannen tot vorming van een 'Nationale Adviescommissie', 990-994, 997, 999; opgaan van het gewapend verzet
XC(Landelijke Knokploegen, Orde
XCdienst, Raad van Verzet) in de
XCBinnenlandse Strijdkrachten Zie: Binnenlandse Strijdkrachten; oprichting van de 'Stichting
XC1940-1944', 567, 568, 570; organisaties
XCZie: Centrale Inlichtingendienst (CID); Chris/ofoor-groep;'Dienst Wim'; Geheime Dienst Nederland (GDN); Groep-'Albrecht'; Groep-'André'; Groep-Bakker; Groep 'Fiat Libertas; Groep-'Kees'; Groep- 'Organisatie-G'; Gr,oep-'Pack,ard'; <?roep-'Peggy ; Groep- Pieter"; Groep-'2000'; Groep-' Zwaantje'; Je Maintiendrai groep; 'Korps Admiraal Doorman'; Landelijke Knokploegen (LKP); Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO); Leeuwengarde; Nationaal Comité; Nationaal Comité van Verzet (NC); Nationaal Steunfonds (NSF); 'Natura'; Ordedienst (OD); Parool groep; Persoonsbewijzencentrale (PBC); Raad van Verzet (RVV); 'Rolfs Royce' -groep; TD-groep; Trouw-groep; Vrij Neder/and-groep; Vrije Groepen Amsterdam (VGA); Vrije Groepen Den Haag; 'De Zeemanspot'; en de publieke opinie, 575-578; sabotagegroepen, Zie: Landelijke Knokploegen (LKP); Raad van Verzet (RVV); spionagegroepen,526-535,745,775; Zie ook:'Dienst Wim'; Geheime Dienst Nederland (GDN); Groep-' Albrecht'; Groep'Kees'; Groep- 'OrganisatieG'; Groep-'Packard'; Groep-' Pieter' ; Ordedienst (Sectie V); Raad van Verzet (Radiodienst); Groep-'Zwaantje'; en de Spoorwegstaking, 486-509 passim; transportprobleem.u yon: verklaring betreffende inleveren van wapens na de bevrijding, 950, 95 1; en verzoek van Koningin Wilhelmina tot het zenden van een delegatie uit de Illegaliteit naar Londen, 965-980; verzorgingsgroepen, 458-464, 480-486; Zie ook: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO); 'Natura'; TD-groep; Vrije Groepen Amsterdam en Den Haag; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Nederlands Volksherstel ; en de voedselvoorziening van illegale werkers, 458-464; Zie ook: Instituut Noodhulp; 'Na tura'; en de vorderingsen roofacties, 39, 4°; vrijkopen van illegale werkers, 350, 564; wapendroppings, roön, 289, 368, 424, 580, 58r, 604, 608, 619, 622,
630, 638-642, 650, 665, 678-686, 693,706,707, 7II-718, 723, 731, 799n; hoeveelheden afgeworpen wapens, 682, 683, 717, 73 I; Zie ook: Ambtenarenverzet; Belastingverzet; Binnenlandse Strijdkrachten; Burgerverzetsgroepen ; College van Vertrouwensmannen; Contact-Commissie der Illegaliteit; 'Delta's'; 'Donderdagmiddag-bijeenkomsten'; Grootburgercomité; Grote Adviescommissie der Illegaliteit; Hooglerarenverzet; De Kern; Landelijk Werkcomité; Medisch Contact; Nationaal Comité; Politiek Convent; Vaderlands Comité; 'Zweedse Weg'; 'Zwitserse Weg';
XCZie ook: Berechting, stopzetting van - van illegale werkers; Crossings; Executies; Geheime diensten; Martelingen; Onderduikers; Overvallen; Pers, illegale; Pilotenhulp; Politie, Duitse; Politieke partijen; Putten; H. A. Rauter: z.g. aanslag op -; Regering, Nederlandse, in Londen; Represailleacties; Sabotage; Spionage; Telefoonverbindingen, clandestiene; Vsmänner; Vervalsen van documenten; Koningin Wilhelmina; Zwarte markt (handel) Industrie, 6, 73, 75, 222, 1055, 1077,
XCen energievoorziening, 14, 15, 24, 25 ; Zie ook: Bedrijfsleven; Roof/Vorderingen Innsbrück, 1240, 1243 Instituut Noodhulp
XCZie: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) Insuline
XCZie: Suikerziekte Interkerkelijk Overleg (IKO) Zie: Kerken;
XCZie ook: Centraal Interkerkelijk Bureau; Voedselhulpacties: van deKerken Interkerkelijke Bureaus (IKB's) Zie: Centraal Interkerkelijk Bureau; Zie ook: Kindertransporten uit WestNederland: van de Kerken Interkerkelijke Comité's Zie: Voedselhulpactie: in Den Haag Internationale Rode Kruis, 829, 895, 906-911,914,916,924, 1081, 1082, 1085-1089,1096, 1098n, 1116, II81, 1209-1214, 1242, 1246, 1268, 1299; Zie ook: Concentratiekampen: hulp van buiten: aan gevangenen; Griekenland: voedselhulpactie ; H. Himmler: vrijlatingsacties van gevangenen en gedeporteerde Joden; Kanaaleilanden; Joden: hulp van buiten; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Inundaties, 33, 34, 41,42,87,765,1°35, 1079, 1147n, 1161, II62; Duitse plannen tot inundatie van West-Nederland, 1079, 1269-1274, 1283-1293 passim, 1303, 1314, 1316, 1321, 1322, 1325, 1366; rapport MilitairGezag, 1079, I 104; Zie ook: Wapenstilstand: besprekingen april 1945; van de Betuwe, 79, 94; van de Vechtstreek, 1270; van Waterland, 1270; van Wieringermeerpolder, 1270, 1302, 1314-1317, 1329, 1332, 1337,1369,1374,1381; totaal-overzicht van geïnundeerde gebieden, 1440-1442n; Irene-Brigade (Koninklijke Nederlandse Brigade 'Prinses Irene'), 1426 Isaac, S., 915, 918 Ismay, H., 1123 Ispert, W., 43 I Istanboel, 920, 1194 Italië, 44, 323, 449, 766, 780, 797, 800, 802, 804, II27, II33, I I 36; capitulatie van Duitse troepen in Noord-Italië, II74, 1260, 1384, 14 0
Ivens, H. J. G., 179, 180, 1283n
XCZie: SS, in Nederland Jalta, Conferentie van -, 810-818,
XC1127n, 1175, 1250-1252, 1256 James, K F. D., 1400 Jan Postma-fonds, 945; Zie ook: De Waarheid Janina
XCZie: Auschwitz III Jansen, J. W., 155n Jansen, L., 941, 942, 949 Jansen, S., 73n Jansonius, G. L., 3I6n Japan, 799, 800, 802,811,816, 817,995, 1255, 12 57; instellen van een Trusteeship Council, 81 7; Zie ook: Jalta, Conferentie van -; Sowjet-Unie; Verenigde Naties Japikse, N. M., 708 Jawischowitz
XCZie: Auschwitz Jaworzno Zie: Auschwitz je Maintiendrai, 463, 472, 474, 476, 956,
XC959,962,963,972,979,987,991,996,
XC997,1329,1371; Berichtenblad, 472n;
XCZie ook: Christafoor je Maintiendrai-groep, 457, 472 [edburgh-teams
XCZie: Shaef Jehova's Getuigen
XCZie: Concentratiekampen: gevangenen Jersey
XCZie: Kanaal-eilanden jiskoot-van Roon, E. M., 444n 'Joan Hodshon', 1311 Joden, 43, 43n, 184, 194, 345n, 358,
XC417n, 557, 812, 826, 827, 839,
XC842-844, 848, 869, 882, 893,
XC894-905, 915-936, 1172, 1186,
XC1192-1216 passim, 1217-1220, 1224,
XC1229, 1239, 1241, 1242, 1244;
XCAustauschjuden, 827 Zie: Bergen-Belsen; en de bevrijding van Westerbork, 1148n, II49n; Calmeyer-gevallen, 345n; hulp aan Joodse kinderen (na de oorlog), 1056; Oorlogspleegkinderen-bureau, 1057n, 1067; Oorlogspleegkinderen-Commissie, 963, I057n; hulp van buiten aan gedeporteerde Joden in kampen: American joint Distribution Com mittee, 916-918, 922, 929; Groep-'2000' (Illegaliteit), 915; Joodse Coördinatie-Commissie (Zwitserland), 915-919, 927; en de Nederlandse regering in Londen, 916-918, 924; War Refugee Board, 907, 916, 922, 1200n, 12II; vanuit Zweden, 917, 918; vanuit Zwitserland, 915-918, 9 2 4; Zie ook: Internationale Rode Kruis; Kosel-groep, 827, 839, 853; Zu/angsarbeitslager [ür juden, 827; Zie ook: Auschwitz: Blechharnmer; onderduikers, 350, 407, 480, 481, 557,743,1148; aantallen in Nederland, 766, 1447; hulpverlening Zie: Nationaal Steunfonds: Vakgroep J; Palestina-certificaten, 897; repatriëring na de oorlog, 929-933; uitwisselingsacties/vrij latingsacties : Comité pro Ungarn (Zwitserland), 921; van Hongaarse Joden tegen geallieerde goederen en geld, 897, 920-923, 9 25; van Joden tegen Rijksduitsers, 827; transporten uit Bergen-Belsen. Theresienstadt, Ravensbrück
Zie: H. Himmler: vrijlatingsacties ; Zie ook: H. Himmler: eoncentratiekampenbeleid
XCvrijkopen van Nederlandse Joden, en de Nederlandse regering in Londen, 926-929; Comité van Nederlandse Joden in Landen, 928 JodI, A., 33, 1175, 1261, 1262 Joegoslavië, 449, 795, 796, 801-809n,
XCterugtrekken van Duitse troepen, 796; vorming regentschapsraad, 805;
XCZie ook: Engeland; Regering, Joegoslavische, in Londen; Krijgsverrichtingen; Sowjet-Unie Joekes, A. M., 1221 joint Chiefs of Staff, 1252, 1333 Jones-Maks, M. H., 131In Jong, G. de, 404 Jong, J. de (aartsbisschop), 3Sn, 140n,
XC208,230, 1282n, 1428 Jong, Czn. J. de, 1428 Jong, L. de, 322n, 1198n, 132In Jonge, B. C de, 1207n Jonge, J. de, 88In Jonge, VVo de, 3S6n Jongejan, VVo G. F., 1037, 1280-1282,
XC1285,1319 Jongh, C L. de, 21sn-217 Joodse Coördinatie-Commissie
XCZie: Joden: hulp van buiten j oustra, G., 487, 49511, 505-508 Juliana, Prinses, II 1311, I 18 I, 1386,
XC1386n, 1387, 1417 Jutland, 1087, 1090
XCKalff, VVo J., 12In Kalkman, VV., 1303n, 1310n Kaltenbrunner, E., 340, 341, 441, 925,
XC1192-12°3 passim, 1210-1213, 1216,
XC12 38 Kam, VVo de, r ron Kamers van Koophandel, 132, 139, 140,
XC157 Kamp, W. van der (ps: A. van Boven),47,47n, 105, royn, 702, 702n, 987n, 1141n Kampen, 90, loon, 105, 107n, 121, 122, 126,127, 144, 145,7°2,1141, 1144 Kamphuis, A., 700n Kanaal-eilanden, capitulatie van Duitse garnizoenen, 13 84; Engelse hulpverlening aan bevolking, 1081-1085, 1089, 1103 Kannibalisme Zie: Bergen-Belsen; Mauthausen Kaper, A., 379 Kardoes, M., 316n Karelische landengte, 801 Karlsbad, 1258 Karlsruhe, I I 34 Karpathen, 792 Karpatho-Oekraïne, 797, 800 Kasvereniging (Amsterdam), 560, 563, 564 Kasztner, R. 1., 919, 920 Katholiek Kompas, 956, 957, 959, 962 Katholieke Radio Omroep (KRO), 1053, 1055, 1426, 1428, 1429 Kattowitz, 851, 853 Katwijk aan Zee, çn, 19n, 1270, 1271, 1275 Katyn, 801, 803 Kaufering (' Waldlager') Zie: Dachau Kee, C, 234 Keitel, VV., 43, 44, 53, 341, 1185, 1260, 1262 Kelder, VVo N., 1305, 1308 Kemp, M., 790, 790n Kempe, G. Th., 10S7n Kempenaer, J. u. de, 319n Kempin, 0., 386n Kennemerland, 1305 Kerken, 242, 244-256 passim; gevangengenomen geestelij ken Zie: Dachau; Interkerkelijk Overleg (IKO), 246, 247,493, 494n, 1267; aantal vernielde kerken, 1442; Zie ook: Evacuaties; Kerkgenootschappen, Kindertransporten Voedselhul pacties ; Zwarte markt
(handel) Kerkgenootschappen
XCZie: Algemene Doopsgezinde Sociëteit; Christelijke Gereformeerde Kerk; Evangelisch-Lutherse Kerk; Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband; Gereformeerde Kerken in Nederland; Hersteld Evangelisch-Luthers Kerkgenootschap; Nederlandse Hervormde Kerk; Oud-Katholiek Kerkgenootschap; Remonstrantse Broederschap; RoomsKatholieke Kerk Kerkhoven, A., 379, 408 Kerkmeester, H J, 282, 309 Kern, De, 450, 558, 578, 644, 957, 990,
XC998, 1320, 1]22, 1330 Kersten, F., 921, Il96-I2IO passim;
XCen de Commissie van OnderzoekSnouck Hurgronje, 12I5n;
XCen contacten met Himmler betr. het vrijlaten van concentratiekarnpgevangenen en gedeporteerde Joden Zie: H Himmler;
XCen contacten met Nederland, II96-II98;
XCen contacten met Zweden, 1199, 120 5 ; en plannen van Hitler tot deportatie van het Nederlandse Volk, II95n, 1I96n Kesper, L. A., 1003, 1010, rcr r , IOIln,
XC1036-1038, 1041, 1°42, 1043, 1048,
XCI050n Kesselring, A., 1133, 1173, 1253, 1254 Ketelaar, H, 699, 73 Il1 Keulen, 1130, 1279 Kieburg, D., 945 Kiek, R, 5 I In Kiès, P., 285 Kindertransporten uit West-Neder
XCland naar Friesland en Groningen:
XCvan de Kerken, 247,252-256; Zie ook: Interkerkelijke Bureaus;
XCvan de Nederlandse Volksdienst, 245,247,253,254;aantallen geëvacueerde kinderen, 1447 Kirschen, S., ('Captain King'), 49n, 50n, 531, 546, 547, 551,609, 6I6n, 625, 627,679, 679n, 680, 681 Klee-Ripson, M., 206n Kleef (gevangenis), 1137 Kleef, B. A. van, 253n Kleffens, E. N. van, 779, 8I5n, 928, 1035, 1074, I084n, IlOI, 1106, I rr8-1 I20n, II99n, I28II1, 1298, 1397 Kleikarnp, Admiral, 8, 9, 113, 726 Klein maar Dapper, 963 Kleinhandel, 164,223,224; Zie ook: Zwarte markt (handel) Klerk, J de, 349 Klinkenoertee Zie: Sachsenhausen Kloosterman-Krijger, E. H, 363n Kloots, A. G., 586, 592, 593, 605, 65Il1, 98 1 Kluis, A. T. W. de, II82-II84n Klijzing, F. J, 680, 682, 685 Knap, H A. A. R., 82n Knokploegen (KP's) Zie: Landelijke Knokploegen (LKP) KnolIe, H, 345n Knottenbelt, M. J., 681 KnuIst, C, 1199, I209n Koch, A. B. J., 1393, 1394 Koe, S. de, 410 Koejemans, A. J, 943, 945, 946, 953, 996, I06In Königstein (vesting), II79, lI8I Koepelkerk (Amsterdam), 451,514 Koerier, De, 369, 668 Koeriersdiensten (der Illegaliteit) Zie: Illegaliteit Koerilen-eilanden, 800, 817 Koerland, 795; capitulatie van Duitse troepen, 1175 Koeverden, G. W. J van, 1039, lI55, II59 Kogon, E., 1205n, 1221 Kohnstein, I 181 Kok, J, 26, 82n, 515, 530, 653, 686, 1269-1271, 1275, 1276, 1369, I376n, 1413, 1414n
Kolb, E., 897n, 898, 899, 901, l205n Kolff, W. J, 121n, 144, 145, 145n Kolfschoten, H A. M. T., 939, 979 Kolitz, H., 345, 35 I, 390, 391,400,409,
XC442, 442n, 443, 628, 631n, 1143,
XC1144, 1148n, 1336n, 1369n, 1409 Koningsbergen, 820 Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
XC(KLM), 629, 1063 Kontrol/kommando
XCZie: Ommen (kamp) Koog-Zaandijk, 233, 234, 730;
XCZie ook: Voedselhulpacties : lil de Zaanstreek Koopmans, J, 395n Koopvaardij, Nederlandse, 555;
XCZie ook:'De Zeernanspot' Koot, H, 46n, 47, 62, 138, 139n, 180,
XC289,413,427,432,433,437,439,445,
XC449,452,464,465,47°,494,5°0,514,
XC515,571, 572, 586-662 passim, 677,
XC685-753 passim, 769, 770, 951, 965, 965n, 966, 1020, 1029, 1034, 1068,
XCII50, 1269, 1275, 1283n, 1285, 1287,
XC1290, 1293-1295, 1304, 1313,
XC1336n-1343, 1351, 1367-137°, 1374,
XC1376n, 1378-1382, 1390-1392,
XC1395, 1400, 1412-1414, 1425; benoeming tot Bevelhebber der Binnenlandse Strijdkrachten, 586--588 ; levensloop, 588-591;
XCZie verder: Binnenlandse Strijdkrachten;
XCZie ook: Prins Bernhard; J A. van Bijnen; P. J Six; J Thijssen Koot, T., 469 Kopenhagen, 1259 Korea, 817 Korfoec Sof Kornwerderzand, 1270 'Korps Admiraal Doorman', 422-425,
XC7°7 Kors, T., 63In Korten, A., 149n, 262n Kortenhorst, L G., 135, 495n Kosel-groepZie: Joden Koster, M., 207n, 220n, 228, 229n Koster, H J de, 15, 523, 1076 Kotälla, J J, 358, 361, 362, 4pn Kraal, H, 378 Kraaijenbrink, H, 262n, 265, 1I35n, 1147n Kraayenhof, J, 478n, 479n Krafft, S., 309 Kragt, D., 544, 55 I, 554 Krakau, 818, 892, 898, 899, 1182 Kramer, J, 901 Krediet, G. J., 838, 838n Kreta, 796, 806 Kreuger, I., 561 Kriegsmarine Zie: Wehrmacht, Deutsche Kriegswehrmachtgefängnis (Utrecht), 1187 Krikke, A. F. u., 703 Krim, De, 810 Kriminalpolizei Zie: Politie, Duitse Krimpen aan de Ijssel, I9n, I86n Krist, J, 126n Kroatië, 1175 Krom, J Chr., 417n Kronberger, E. K, 347, 348 Kronenberg, 8., 849n Kruiderink, W. H., 82n 'Kruisberg, De' (noodgevangenis Doetinchem), 376,401, 1143 Kruis, H]., 931,1019,1020, I025, 1030, 1048, 1065, 1066, 1069-1°75, II 10, II 14, IIp, 1149n, 1360, 1386, 1387 Kruijer, C]., 169, 170n, 190n, 191,227, 259-273 passim, 278, 1094n Kruijff, P. C, 545, 701 Kruyt, N., 944 Krijger, W. A., 380n Krijgsgevangenen, Nederlandse, 481, 543, 1179-II84; terugvoering in krijgsgevangenschap.u r-zo: aantallen, II79-II81, 1446; Colditz-groep, 1179, II80; generaalsgroep, 1179; pakkettenzendingen, 906--908, 1181, II82;
Duitse, 1170, I 170n; angst voor 'de Russen', II70;
XCPoolse, 801; Zie ook: Katyn;
XCRussische, 822, 822n, 843, 844; opstand in Auschwitz, 843-845 Krijgsverrichtingen,
XCaan het Oostelijk front/Balkan, 767, 792-798, 810, 813-823, 1I7I, II72; aan het Westelijk front, 767-792, 810, SIl, II26-Il42, rr65-117I, 1252, 1352; A lpenfestung, II65-II67, 1214, 1252, 1357n; Ardennen-offensief, )2, 300, 314, )26, 357, 492, 782-792, 811, 8IS, 840, 841,923,1019,11°7, II 16, 1125, II26, II71, 1280; reacties op -, 79r:r-792; 'Market Garden', 773, 786; Wehrwoif-groepen, 1165, 1166;
XCin Nederland, 1,2,7,9,94,767-779, 1004, I 125, I 128-1 142, I 161-1 164, 1265,1291,1319,1)21 plannen voor geallieerd bevrijdingsoffensief, I I I 5-1 125, 1269, 1275-1278 Küstrin, 820 Kuik, E. A. van, 269n Kuinre, 106 Kuiper, J C. J, 431-434 Kunstenaars, 940, 105 I Kupers, E., 506n, 5°7,993, 994 Kuyck, J Th., 376n Kijzer-Lanz, G., 88rn
XCLaaken, F. van der, 628-630 Laar, F. H M. van der, 35S Labourparty. 809n Ladelund
XCZie: Neuengamme Lage Zwaluwe, 536, 537 Lagerhuis, 809, 810 Lages, W., 17, 128,349,35°, jö rn, 366,
XC382-388,392,394,4°9,442,452,474,
XC535,569,674,77°,1316,1317,1419Lahde (Arbeitserziehungslager), I 189, II89n Lambaart, J van (ps: J van Noorderhaven), 153n, II78n Lammers, H H, 338n, II85 Lammerts van Bueren, A., I 130n Lancker, A. F., 608, 609, 624, 629n, 700 Land van Altena, P9, 536, 789, 782 Landbouwhogeschool Wageningen, 81,1413; roofactie, 8 I Landelijk Contact Vrije Groepen, 485, 486; Zie ook: Vrije Groepen A.msterdam en Den Haag Landelijk (A.msterdams) Werk-Comité, 135-137, 570,964 Landelijke Knokploegen (LKP), 61, 115, 121n, 137, 448, 463n, 466n,484, 485, 504n, 5IO, 513, 521, 530, 558, 565, 566, 630, 634, 636-648, 666-676,94°,941,95°,954,956,959, 963,969,977,979,980,981,983,986, IIP; aantallen KP'ers, 642, 664, 665; activiteiten, 636-646, 661-676; Autoen Motordienst, 638, 673; en de benoeming van gewestelijke BS-commandanten Zie: Binnenlandse Strijdkrachten; en de Binnenlandse Strijdkrachten, 580-677 passim, 680, 681, 686-755 passim; Burgerverzetsgroepen, 61, 384, 636, 637; Gewesten, 637; Knokploegen (KP), 1I5, 123, 483, 504n, 573, 577, 578n, 636-648, 666-676, 775; Alblasserwaard, rz m; Almelo, 643, 644; Alphen aan de Rijn, 599n; Amsterdam, 137, 385, 598, 642, 667n, 673, 674, 7°5; Apeldoorn, 92, 93, 438; Den Haag, 642, 647, 707, 708, 7°9; Drente, 670, 671, 715; Friesland, 76, 516,638,
674,696--698, II52; Gooi, Het, 704; Heemstede, 707n; Karnpen.vzoz Leiden.vzov Noord-Holland, 706, 707; Overijssel, 643; Rotterdam, 123, 399, 484, 578n, 597,641--645,672--674,738; Tvvente, 507, 608, 643, 667, 699; Utrecht, 639, 641, 647, 703; Waterland, 706;
XCen het opgaan in de BS Zie: Binnenlandse Strijdkrachten;
XCZie ook: Prins Bernard;]. A. van Bijnen; 'Delta's'; H. Koot; Liquidatie van 'foute' personen; Ordedienst; Overvallen; Raad van Verzet; Sabotage; P. J. Six; J. Thijssen; Wapendroppings Landelijke Organisatie voor Hulp aan
XCOnderduikers (LO), 115, 250, 289,
XC454,458,465-485,503,5°4,507,513,
XC516,557,558,565,568,569,572,573,
XC686,7°2,7°6,94°,941,95°,956-959, 962,968,977-989, 1056, 1057;
XCCentraal Bureau, 289, 460, 577, 586, 592, 622n, 634, 644, 750, 950, 977-986,988, 1°42; en burgemeesterbenoemingen (na de oorlog) bestuursenquête, 1°42, 1043, 1158; 'Fabu' (falsificatiebureau Leeuwarden),457;
XCFalsificatiecentrale (FC-LO), 454, 45 6; 'Hier het Voedsel'Zie: Voedselhulpacties: Friesland;
XChulp aan opduikende onderduikers, 1056;
XCInstituut Noodhulp, 489, 460--462, 466, 689, 745; Mededelingen, 289, 577, 622n, 644, 750; en de naoorlogse politieke taak der Illegaliteit, 980-989; beginselverklaring, 983-989;
XCPersoonsbewijzensectie (PBS), 368,454, 1°42; Zie ook: Nederlands Volksherstel 'Landrottenfront', 556, 558; Zie ook: Nationaal Steunfonds Landsberg (tuchthuis), 1190 Landstorm Nederland (34. SS-Freiwil ligen-Division'Landstorm Nederland'), 106, 302, 3°7-310, 320, 321, 337, 1354, 1361, 1362, 1367, 1424; Bataillon-Feldmeijer, 310; J eugdstorm-compagnie, II 5r n ; Landstorm-brigade, 106; Langbein, H., 845n Lange, S.A. de, 143n,455 Lange-Wibam, H. C. de, 143n Langen, L. H. de, 567n Langeveldt Schröder (scheepvaartverzekering), voedselhulpactie, 240 Langweer. 524 Laqueur, R, 904, 917, 1230 Laren (NH), 110, I II, 1369, 1413, 1414 Lattre de Tassigny, J. de, 1262 Laupman, j, 375, 376 Laurens Sigarettenfabriek, Ed., voedselhulpactie, 240n Leefsma, H. ]., 861n, 867n Leemhuis, c., 397, 443, 444n Leeninga, ].]., 148n, 227n Leerdam, 186n Leersum, 1411, 141 In, 1412 Leeuw, H., 552 Leeuwarden, 27n, 107, 151, 248, 302, 34°,341,346,371,376,4°2,4°3,4°7, 516,668--671,696,1012,1044,1137, 1143, 115m, II55, 1156; 'Burmania State'Zie: Politie, DUItse: Einsatzkom mando-Leeuvvarden; overval op Huis van Bewaring, 668--670n Leeuwen, C. van, 214n Legger, F., 566, 567 Lehnhoff, RW., 350, 379-381, 407, 408, 1144, 1145, II45n Leiden, 19n, 29, 39, 41, 125, 144, 145, 150, 172, I75n, 183, 192,215,218, 243, 257, 462, 468, 48m, 610, 707, 722,723,773,775,
1345, 1346, 1405, 1406; textielvorderingsactie, 39, 4 1;1;Zie ook: Voedselhulpacties: in Leiden Leiderdorp, 1434 Leidschendam, 19n, 456, 1405 Leipzig, I252 Lely, A., 357, 358n, 360 Lemmer, 179,242,258, II48n, 1360 Lenglet, J. (ps: Ed de Nève), 833n, 887,
XC887n, 888n, 1238 Leningrad, 821 Leopold, L., 709, 739, 740 Lerbeck
XCZie: N euengamme Letland, 799, 1242 Lettergieterij Amsterdam vjh Tettero
XCvoedselhulpactie, 240, 241; Levensverzekeringsmaatschappijen,
XC7 2n Lewin, R, 1166, 1I66n Libanon, 807 Liberale Staatspartij, 938, 939, 1061 Lichtenauer, W. F., 21, 453 Lichtenvoorde, 103 Lidth de Jeude, O. C. A. van, 95, 489,
XC490, 497, 582, 688n, 747, 748, 769,
XC770, 1001, IOoIn, 1004, 1014-1016,
XC1019, 1022, I024n, I025n, 1057,
XCZie: Sachsenhausen Lierens, S., 853n Liese, H, 88, 1I2-II5, 123n, 127-13°,
XCZie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion Liese-Aktion
XCZie: Arbeidsinzet Limburg, 1-4, 14, 34, 35n, 45, 85, 87,
XC94, 507, 510, 767, 787, 790, 1004,
XCII07, II28, II 3I, 1442, 1443 Lind, N. E., 1192, 1I92n Lindemans, C. A., 544 Lingens-Reiner, E., 833, 833n Lint, G. J. de, 587, 588,602, 1287-I289,
XC1319 Linthorst Homan, H. P., 1020n, 1°72,
XC1156Linthorst Homan, J., I039, II 55-I 158 Lipman, P. H., 37n, 127n Lippert, R, 43n Liquidatie van 'foute' personen Zie: Binnenlandse Strijdkrachten; J. Feitsma; Illegaliteit; H Oehlschlägel; E. Wehner Lissa, II80 Lissabon, 1082, 1085-1087, II81 Litauen, 799 Livorno, 1136 Lochern.Bv Lodz, 818 Loladze, S., 1304, 1308, 1309 Lolling, E., 1205 Londen, 792, 802 London Committee of the Netherlands Red Cross Society, 906-91 I, 930, 1086, II8I,1182; Zie ook: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen; Krijgsgevangenen: pakkettenzendingen Lonen, 161, 1063 Loo, Het, 545, 550n, 742 Loo, L. van, 380n Looi, L. J. van, 865, 866n, 1218n, 1220, 1220n, 1221, 1225n Loon, J. van, 315n Loosdrecht, 349 Loosduinen, 245 Loslau Zie: Auschwitz Losser, 629n Loudon, A., 1084, 1102 Louwes, S. L., 12-16,21-23,131-133, 135, 164, 168n-I72, 178-180, 188, 199, 232, 241, 245-248n, 276, 332, 336, 458, 459, 489, 492-496, 499, 506n, 53I, 1034, I037n, 1°76, 1077, 1096-1099, II02, I I 17, I268, 1276, 1279n, 1282n, 1286, 1287, 13I~ 1323, 1340, 1343-1346, 1350, 1352, 1356-1360, 1367, 1381; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion; Voedselvoorziening Lubberhuizen, G., 475n Lublinv Szz
Lübeck, 1227, 1233, 1237-1239 Lüneburger Heide, 281, 291-293, 298,
XC3°0,3°1,321,323, II74, 1227, 1261,
XC1384, 1393, 1394, 1397, 1410 Lüttringhausen (tuchthuis), 1187, II90 Luftwaffe
XCZie: Wehrmacht, Deutsche Luik (provincie), 773 Luik (stad), 772, 783, 785n-787, 789 Lunteren, 551, 552, 679n, 1143, 1363 Luppens, B., 407n Luteraan, ]., 1237n Luxemburg.vrSö Lijmers, 1141
XCMaaden, H. van der, 913n Maagdenburg, 1168, 1181, 1227, 1229n Maanen, W. G. van, 45n, 49n, 878n Maarn, 55In, 679n Maarsbergen, 55In Maarssen, 1405 Maartensdijk, 19n Maas, 2, 3, 94, 767, 782, 787, 789. 790,
XC792, 1004, 1128 Maasbode, De,475 Maasdijk, H. C. van, 104, I05n, 266n,
XC298, 299n, 306, 314, 318-po, 323,
XCP7, 791, II5In, 1267, 1327, 1363,
XC13 65n; reactie op dood van Hitler, 1365n Maassluis, 9, 19n, 14In, 1270, 1271,
XC1275 Maastricht, 348, 510,791, 1004 Maastunnel (Rotterdam), 642, 672 Machines
XCZie: Roof/Vorderingen Mainz, 1134 Majdanek (KL Lublin), 822, 824, 835,
XC879 Makkum, 179, 404 Malmédy, 785, 787 Malta.Br r Malta, Conferentie van -, 810, 8.11,
XCII27 Man, S. P. ~ de, 702, 722n, 727n, 737,
XC738n Mandele. K. P. van der, 21, 939, 940,
XC993, 994, 1359Mandsjoerije, 817 Mannheim, II34 Maquisards, 1304 Marechaussee, 352,428,429,555,64°; aantallen ondergedokenen, 354; en ingrijpen Sicherheitspolizei, 352 Marinus, B., 623n 'Market Garden' Zie: Krijgsverrichtingen Marquenie, P. K., 1422, 1423n Marsalek, H., 895n Marseille, II 36 Marshall, G. C, 1258, 1334 Martelingen/Mishandelingen, 306, 349, 356, 361, 365-381 passim; Zie ook:'Norger bloedploeg'; Politie, Duitse: Einsatzkommandos Martinikerk (Groningen), 248 Massavoeding Zie: Centrale Keukens Masur, N., 1208, 1209, 1210 Mauthausen, 829, 830, 834, 836, 841, 846,854,855,863,865,868,873,879, 884, 886, 895, 907, 912, 934, I r66n, 1204, 1205, 1212, 1213, 1215, 1241, 1246-1249; Aussenkommandos, Ebensee, 837, 895, 895n, 896,934, 1247, 1247n; Gusen, 895n; Linz, 895n; Melk, 895, 896, 934; Internationale Lagerkomitee, 1246, 1247; kannibalisme, 895; vrijlatingsactie van gevangenen Zie: H.Himmler: vrijlatingsacties ; voedselhulpacties, 912; bevrijding, 1246 May, E. G., 627 Mayer, S., 916, 92()-922, 926, 929, 1215, 1228 McClelland, R. D., 916, 922, 929, 1200n, 1215, 1228 Mechelen, 1193 Mecklenburg, 1190, 1227, 1259 Medernblik.u j rön Medisch Contact, 22, 431, 956, 957,
Medische experimenten op gevangenen Zie: Concentratiekampen;
XCZie ook: Auschwitz Medische toestand bevolking West
XCZie: Hongerwinter Meelker, G., 1208n Meerburg, P., I057n Meerkerk, 121n Meerloo, A. M., 1084n Mees, H., çn, raon, 207, 229n, 230n,
XC1094, I094n, 1266, 1267n Mees en Zoonen, R, 157 Meester, Th. de, 910, 930 Meiling, C, 877n Melk (Oostenrijk)
XCZie: Mauthausen Melkproductie, 162 Memel,795 Mensink, ]., 24, 182 Menten, E. E., 939, 1016, 1027n, 1057,
XC1058 Menten, P. N., öj zn Meppel, 84, 107, 110, 248, 302, 346,
XC347,348,377,668, II43, lISIn; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Meppel Meppen
XCZie: Neuengamme Merwede, 529, II61, 1296 Merwedekanaal, 12In, 720, 741 Mesker, F. A.]., 150n Messerschmitt-fabrieken, 830, 894, 921,
XC9 2 6; Zie ook: Dachau: Kaufering; Flos
XCZie: Roof/Vorderingen Metro,473 Meulen, H. ter, 556, 564 Meulenbelt, ]., lo57n Meurs, ]. H. van, 1002;
XCCommissie-van Meurs, 1002, 1009 Meijer, A., 669, 67on, 696-698, 735,
XC739, 742, 755 Meijer, A. ]., 986, 986n Meijer, ]., 22, 134, 47In, 472n, 477,
XC478, 478n, 479,568, 693n, 751, 752,956-961, 966, 968, 969, 973, 976-979, 992-994, 999, I3I 9Ip8, 1330, 1371, 1376, 1377, 1381 Meyer, J. A., 420n Meyer, M., 599n, 633 Meyering, A. L. C, 412, 414 Meijers, E. M., 424, 1214, 1214n Michels, R c., 670, 671 Michiels van Verduynen, E. F. M. j., 769,77°,779,1015,1087,1088,1298, 1332 Middelharnis, 69 Middenmeer, 273 Mikolajczyk, S., 8°3-8°5, 815, 1250 Milaan, 1174 Militair Contact Zie: Communistische Partij Nederland; Zie ook: Sabotage Militair Gezag, 602, 6°7, 691, 749, 1003, 1005, 1018-1022, 1027-1°32, 1038', 1059, 1065-1074, IIo4, IIIQ--1II4, 1131, II32, II49n, 1153, 1156, II58-II60, 1355, 1356, 1359, 1360, 1385, 1426, 1427, 1430, 14P; arrestatiebeleid, II 5Q--II55; Algemene Instruaie voor de Binnen landse Strijdkrachten, II 50; Enquête sociale en hygiënische toestanden in West-Nederland, 186, 186n, 187,210; Commissariaat Noodvoorziening, II13, II14, 1356, 1359, 1360; en mogelijke ongeregeldheden in Nederland na de oorlog, 1029; missie-van der Gaag, 1029-1032; Publicatieblad van het Militair Gezag, 1031, rojz ; en radiobeleid Nederlandse regering In Londen, 1°53-1°55, 1427-1429; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Radio-omroepverenigingen; rapport i.z.Duitse inundatieplannen, 1079,1104; Zie ook: Wapenstilstand: besprekingen april 1945;
gedeporteerden na de oorlog, 930-933; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Millenaar, A., 246, 1177n Minco, M., 128 Minden, 882n, 1239n Ministry of Economic Waifare (Enge
XCZie: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen Ministry of War Transport, II04 Minnema, G.]., II55n Mittelbau-Dora, 830, 838, 840, 855, 865,
XC879, 868, 899, 912, 934, 1206,
XCAussenkommando, EHrich, 868, 1227;
XCbombardement noodziekenhuis (kazerne) Nordhausen, 840, 1226;
XCevacuatie, ontruiming, 868n, 899, 1206, 1226, 1248;
XCbevrijding, 1226; Mittenwald, 1242 Model, W., 5, 32, 112,782,783, 1088,
XCII68 Moerdijk, 1078 Moermond, Slot (bij Renesse), 70 Mörner, H., 175n Moezel, II33 Mok, De (Texel), 1306, 1308 Molen, G. H ]. van der, 1057n Molotow, V. M., 800-8°4, 816, 1250,
XC1253 Moltke, K von, 43n Monchy, S.]. R de, 708, 709, 1003,
XC1023, 1040, 1°41, 1041n, 1045, 1389,
XC1390, 1390n, 1409, 1416, 1418 Monowitz
XCZie: Auschwitz Montagne, Ch., 697 Montgomery, B. L., 3, 95, 490, 497,
XC678, 767, 773, 775n, 785-787, 8Il, 965, 1004, 1079, 1083, 11°5-1 I 10,
XCII28, 1136, 1140, 1161-1163, 1167,
XC1174, 123 I, 1252, 1260, 1261, 1268,
XC1269, 1288, 1297-1299n, 1300, 1321,1338n, 1359, 1370, 1378, 1379, 1384, 1393, 1409, 1410 Mooiweer, K Ch., 523, 524, 528 Mook, H ]. van, 1084, 1094 Moolenburgh, C, 769, 770, 776 Mooy, H, 264, 265n, 1094 Morgenthau jr, H, 812 Mors, ]. H. W. ter, 1208n Mortel, ]. van de, Il57 Morton, D., IlIO, 1120, 1123, 1125, 1301, 1334, 1338 Moskou, Conferentie van -,802; Zie ook: Jalta, Teheran, Conferenties vanMost (Sudetenland), u81 Mostar,796 Mout, A., 425n, 437n Mühlberg, Il81-Il84 Mühldorf/ F/ugp/atz Zie: Dachau Mühlenberg Zie: Neuengamme Müller, F. E., 21, 23n, 178, 320, 326, 328, 332-337n, 493n, 1291, 1340, 1435; Zie ook: A. Seyss-Inquart: plannen tot _vorming van een interim-regering in Nederland Müller, H, 1192, 1193, 1195, 1199, 1213, 1216 Müller, W., 417, 418 Müller, L. von, 113 München, 147 Mulder, H. W. ]., 34 Mulder, K, 546 Mulholland, L. G., 123, 581, 615, 620, 628, 680 Munt, ]. H L., 345n, 350, 382n, 390n, 391, 396-400, 410, 430, 43I, 442n, 443,444, 777n, 1327n, 1346, 1407 Muntbiljetten, 72n, 223 Murmerwoude, Il55 Mussert, A. A., 5, 109, r ron, 280-333 passim, 387,1146,1361-1363,1435; en breuk met C. van Geelkerken, 327-33°; en breuk met M. M. Rost van Tonningen, 325-327; en de toekomst van Duitsland in
Europa, 320-324, 329n;
XCreactie op dood Hitler, 1364;
XCZie verder: Nationaal-Socialistische Beweging;
XCZie ook: A. Seyss-Inquart Mussolini, B., 348;
XCdood, 1174 Musy, J. M., 1195, 1201, 1211 Mijnen, 2, 14, 15, 19,25,94,160,1063;
XCZie ook: Energievoorziening;
XCNaaldwijk, 19n, 36 Naarden, 1422 Nacht-und-Nebel-gevangenen (NN
XCZie: Concentratiekampen: gevangenen;
XCZie ook: Natzweiier Nagel, W. H. (ps: J. B. Charles), 453,
XC454n, 591, 59In NagelI, J. E. H. van, II99, 1199n, 1200 Namen, 783, 786, 787, 789 Namen, A. H. van, 569-572, 1419 Nationaal Comité, 939, 940, 1003,
XCZie ook: Grootburgercomité; Poli
XCtiek Convent; Vaderlands Comité Nationaal Comité van Verzet (N.C),
XC424, 45In, 458, 466n, 488, 516,565,
XC568, 569, 571, 577n, 582, 585, 610,
XC61 I, 939n, 956, 959, 968, 969, 979, 985, 990, 1001, 1003, 1004, 1026,
XCZie ook: Telefoonverbindingen, clandestiene Nationaal-Democratisch Front
XCZie: Roemenië Nationaal-Republikeinse Griekse
XCZie: Griekenland Nationaal-Socialistische Beweging
XC(NSB), 5,280-285,291,3°3-337 pas
'foute'perso
XCZie: Griekenland Nationale Dagblad, Het, II, 313, 1435,
XC1435n Nationale Hulpactie Rode Kruis
XCZie: Nederlandse Rode Kruis (bevrijde Zuiden) Nationale Jeugdstorm
XCZie: Nationaal-Socialistische Beweging;
XCZie ook: SS in Nederland Nationale Volksbevrijdingsleger
XCZie: Griekenland Nationalsozialistische Deutsche Arbeiter
XCpartei (NSDAP), 5, 85, 87, 88, 100,
XC149, 312, 340,422,823,824, 1273 Nationalsozialistische Volkswohlfahrt, 83,
XC193,291,292,315 'Natura', 458-460n, 565, 745, 963 NatzweiIer, 835, 836, 838, 838n, 879,
XCAussenkommandos: Dautmergen, 890-892; Vaihingen, 836, 840, 891, 892;
XCNacht-und-Nebel-gevangenen (NN häfilinge), 835, 838n, 880, 888, 888n;
XContruiming, 835, 888 Naumann, E., 1198 Nauw van Calais, 772 Neave, A., 546-551 Nederlands Arbeidsfront, 282, 285,
XC287, 384,487, 1363 Nederlands-Indië (Indonesië), 280,
XC943,972,995-997, 1438, 1447; en de 7 december (1942) toespraak van Koningin Wilhelmina, 995, 996, 1064, 1065; Zie ook: W. Drees: adviezen Nederlands Verbond van Vakvereni
XCgingen (NVV), 135, 475n, 487, 945,
XC1428, 1429 Nederlands Volksherstel, 963, 10!Ó,
XCZie ook: College van Vertrouwensmannen; Illegaliteit: verzorgingsgroepen; Joden: hulp aanJoodse kinderen (na de bezetting); Regering, Nederlandse, in Londen Nederlandse Arbeidsdienst, 287, 288, 640, 716, 723 Nederlandse Bank, 72n, 84, 223, 282, 560-563, 643, 644, 1063; roof van goud, 84 Nederlandse Christelijke Radio Omroep (NCRV), 1053, 1055, 1426, 1428, 1429 Nederlandse Heidemaatschappij, 21 Nederlandse Hervormde Kerk, 242n, 247,249,290,1148-II50; Algemene Synode (in Noord-Nederland: Urgentie-Commissie), 1149; bevrijdingsboodschap (NoordNederland), II48, 1149 Nederlandse Kultuurkamer, 285, 287; Gilden, 285, 287, 940 Nederlandse Kultuurraad, 7 Nederlandse Landstand, 285, 287 Nederlandse Landwacht, 89, 101, 104, 147n, 267, 302-307, 311, 323, 327-329,337,378,433,454,712,716, 1140, 1150-II53, 1316n, 1326n, 1327n, 1359, 1361, 1362, 1364, 1367, 1370, 14°5; 'Norger bloedploeg', 378; Spoorwacht, 303, 314; . ontbinding, 1363, 1370 Nederlandse Middenstandsbank (Deventer), 306 Nederlandse Oostcompagnie, 281 Nederlandse Rode Kruis (in bezet gebied), 58,121, rz rn, 145n, 151,244, 269,288-291,360,45°,743,9°6,912, 929, 1051, 1086, 1090-1093, 1181; Dienst voor Speciale Hulpverlening, 58, 360,906,1335; Zie ook: Amersfoort (concentratiekamp); L. H. M. A. van Overeem-Ziegenhardt; en de 'gelijkschakeling', 288-291; Informatiebureau, 853, 854. 878, 908; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen;
Illegaliteit; Krijgsgevangenen: pakkettenzendingen ; Voedselhulpacties ; Zuivering Nederlandse Rode Kruis (Londen)
XCZie: Londen Committee of the Nether lands Red Cross Society Nederlandse Rode Kruis (in bevrijde
XCHulpkorps van het Nederlandse Rode Kruis, I I 12, II 13; Medical Feedings Teams, I I 12, II12n, III3, II13n; Nationale Hulpactie Rode Kruis (HARK),I058-1II4; Relief-teams, I I 13; Sociale verbindingsploegen, III3 ; Zie ook: Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Nederlandse Scheepbouwmaatschap
XCpij, 21 Nederlandse Scheepvaarten Han
XCdelscommissie, 93I Nederlandse Spoorwegen, 292-3°1,
XC1024,1025; Personeelraad, 487, 488, 497, 503-508;
XCSpoorwegsa botage Zie: Sabotage;
XCSpoorwegstaking, 1,4, 6, 10-20,24, 75,94-97,160,162,194,232,258, 276, 3]2, 368,450,486-509, 559, 564,753,765,9°9,911,915,1°76, 1077, 1093, II8I, 1277; oordeel bevolking over -, 494-496; represaille-maatregelen, 501, 502; zorg voor spoorwegstakers Zie: Nationaal Steunfonds;
XCtotaal-cijfers verdwenen spoorwegmaterieel, 1443;
XCZie ook: Illegaliteit; Nederlandse Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel; Pers, legale; Regering, Nederlandse, in Londen; Reichskommissariat; Shaef; Telefoonverbindingen, clandestiene Nederlandse Staatscourant, 1067-1069,
XC1072Nederlandse Unie, 472, 474, 939, 940, 1039, 1045, 1061, II57, 1157n Nederlandse Vereniging van Spooren Tramwegpersoneel, 487, 503, 508 Nederlandse Volksbeweging, 996, 1061,1149,1156 Nederlandse Volksdienst, 245, 247, 253, 254, 281, 285, 287; Zie ook: Kindertransporten uit WestNederland Neerdhof, H., 266n Neher, L., 22, 133-135, 138, 424, 505, 516, 541, 585, 591, 611, 636, 936, 939n, 955-979 passim, 988, 990 998, 999, 10°4-1006, 101In, 1020, 1034, 1035, 1050, 1066, 1286, 1287, 1294-13°2, 1313, 1314, 1317, 1318, 1320, r jz r n, 1322n, 1329, 1332, 1337, 1354, 1357n, 1359, 1376n; missie Neber/van der Gaag, Zie: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen april 1945 Neisse, 816, 821, II27, II70, II71 Neu-Brandenburg, 1179, II80-1184 Neuengamme, 45, 58, 67, 353, 363-365, 369, 374, 376, 415, 869-880, 885, 899, 912, 934, 952n, 1201, 1202, 1205, 1212, 1227, 1231-1235, 1248; Aussenkommandos: Eisenbahnkommando, 873; Fallersleben, 882n; Husum, 874-876,934; Ladelund, 876-878, 888, 934; Lerbeck, 877; ~eppen, 873, 877; Muhlenberg, 12]2, 1248; Sandbostel, 1231, 12]2; Wöbbelin, 873, 934; 'contractbrekers' (Arbeidsinzet), 869, 875; transporten, uit Amersfoort, 353, 363, 364, 369,869,873,875; uit Assen, 364, 869; uit Doetinchem, 869; uit Gorinchem, I08n; 878; uit Groningen (' Torsperre' -gevangenen), 364, 869, 870;
Zie ook:'Scholtenhuis' ; uit Putten, 364, 869, 873-878, 888, 1232, 1240; aantallen omgekomenen, 877, 878; voedselhulpacties, 912; ontruiming, 1231-1235, 1238; evacuatie per schip vanuit Lübeck 1233-1235 ; bevrijding, 1231 Neuman, H. J., 338n Neumeier, H., 382n Neurath, K von, 1366n Neurenberg, 153, Neustadt, 1233, 1235 Nève, E. de (ps van Jean Lenglet),
XC. 833n, 887, 887n, 888n, 1238 Nie, J. A. de, 608, 609, 7 I 5 NiedermachungsbefehI, 3, 4, 342-344,
XC351,381, 384, 399, II44; Zie verder: Berechting: stopzetting van - van illegale werkers
XCZie ook: Politie, Duitse; H. A. Rauter; K G. E. Schöngarth Nieuw Weerdinge, 255 Nieuwe Merwede, 536, 537, 540 Nieuwe Rotterdamse Courant, II, 475,
XC9 62 Nieuwe Waterweg, 8, 9, 29, 97, 672,
XC727, IIII, 1271, 1341, 1343, 1356,
XC1359, 1443 Nieuwendijk. 536 Nieuwenhuis, F., 964 Nieuwenhuizen, W. G. A. van, 708, 709 Nieuwenhuysen, F., 571, 572 Nieuwer Amstel, 19n Nieuwleusen, 401 Niewoldt, J., 380n, Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen, 477 Noach, H., I 154n Noodkacheltjes, 3°,176,186,187,451,
XCZie: Voedselhulpacties: in Zaandam Noodparlement, 1060;
XCZie ook: W. Drees: adviezen Noodregistratie van de bevolking (na
XCZie ook: W. Drees: adviezenNoord-Afrika, 800 Noord-Beveland, 68 Noord-Brabant, I, 35, 38, 42, 45, 94, 507, 510, 767, 769, 789, 790, 1004, 1076, 1078, 11°7, 1442, 1442n Noord-Holland, 3, 19n, 29, 34, 73, 76, IlO, III, 136n, 139, 144, 145, 160, 171,193,215,231,259,260,274,335, 337n, 350, 410, 459, 514, 706, 707, 714, 717, 725, 730n, 755, 765, 768, 1°42, 1068, 1079, 1091, II6I, 1270, 1275, I282n, 1315n, 1321, 1349, 1442, 1443n; represaille-executies, 383, 392; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's Noorden Zuidhollandse Reddingmaatschappij, voedselhulpactie, 240 Noorderhaven, J. van (ps van J. van Lambaart), 153n, II78n Noordhoek Hegt, W. F., 431, 433 Noordkaukasiërs (Ostbataillon), 1304 1306 Noordoostpolder, 106, 308, II47n; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's Noordwijk aan Zee, 172, 183, 1431 Noordzeekanaal, 8, 97, 1443 Noort, J. op ten, 1207n Noort, L. op ten, 576n, 704n, 732n, 1207n, 1208n Noorwegen, 44, 323, 911, 914, II66, II99, 1212, 1233, 1259, 1353, 1384, 1447; vrijlating van Noorse gevangenen en in Duitsland geïnterneerde vrouwen en kinderen Zie: F. Bernadotte; H. Himmler; F. Kersten; capitulatie van Duitse troepen, 1259; bevrijding, 1259; Zie ook: Regering, Noorse, in Londen Norden, W. van, 477, 478, 480n, 568 Nordhausen Zie: Mittelbau-Dora Nordhomv zç t 'Noreg', 1087-1°91, 1°95-1°99, 1102,
lI03, III6, 1121 Norel, K, 14In, 501, 512n, 705 Norg,378 'Norger bloedploeg', 378 Normandië, I, 46n, 467,518,782, 8IO,
XC961, I08I, 1I33, 1278, 1304 Nothilfskomitee [ür Schweizer, I097n Novae, A., 845n Nuboer, J. F. W., 1298, 1299, 1332, 1397 Nunspeet, 525 Nutsspaarbank (Haarlem),
XCVoedselhulpactie, 240 Nijhoff- van der Meer, D., 546 Nijkerk, 262, 1141, 1I64 Nijmegen, 1,85,281, 315n, 353, 510,
XC51I,790, 11I4, 1128, 1442, 1443; bombardement, 771, 77In Nijverdal, 524, 1135
XCObdam, 687n Oberkommando der Wehrmacht
XCZie: Wehrmacht, Deutsche Oberman, P., 64In, 668, 669, 696, 742,
XC755,1152 'Ockenburg' (vliegveld), 774 Octrooiraad, 512 Oder, 792, 801, 815, 818, 819, 820, 821,
XC835, 849, 1127, 1170, 1171, 1236,
XC1251 Odessa, 853 Oegstgeest, 19n, 41, 183n, 791, 1267,
XC1347, 1406 Oehlschlägel, H, 384-389, 770, 973 Oekraïne, 797, 800, 814 Oever, Den, 1270, 1314.. Offerhaus, H K, 290, 929 Ohlaur Szo Ohrdruf
XCZie: Buchenwald Oisterwijk, Ojen, G. J. van, 46n, 588n, 595n, 596n,
XC660, 668n, 675, 682, 695, 699n, 700,
XC70 In, 704, 706, 707, 709, 730, 738,
XC739n, 742, 754n, 1404n, I413n,
XC1415n, I425n Oldeberkoop, II 5 I Oldenallerbrug (overval bij -)
XCZie: PuttenOldenburg, 1085 Oldenzaal, 345 Olst, 148, 149, 262 Om Neêrlandse toekomst, 942, 945 Ommenv zöz Ommen ('Erica'), 354-357, 481, 1044, 1I53,II54; Kontrollkommando, 355, 356 Ommen Kloeke, W. K J. J. van, I I39n Omta, A., 522n Onderduikers, 86, 106, 354, 368, 449, 458,460,464,480-486,565,574,743, 744, 957, 1056, 1057; aantallen, 480, 483, 574, 766, 1446; aantallen ondergedoken Joden, 766, 1447; financiering van de onderduik Zie: Nationaal Steunfonds; hulpverlening (tijdens de bezetting),480-486; Zie ook: Illegaliteit: verzorgingsgroepen; hulpverlening (na de bezetting) Zie: College van Vertrouwensmannen; Nederlands Volksherstel Onderlinge Hulp Noodtoestand Schooljeugd (OHNS) Zie: Voedselhulpacties: in Amsterdam Onderwijs, 197-199; Zie ook: Hongerwinter Ons Volk, 468, 472, 956, 962, 963, 1324 Ons Vrije Nederland, 956, 963 Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (Amsterdam), 240; voedselhulpactie, 240 Ooms, J. W., 522n Oorlogspleegkinderen Zie: Joden: hulp aan Joodse kinderen (na de oorlog) Oorlogsrecht, en positie van de Binnenlandse Strijdkrachten, 748 Oorlogsslachtoffers Zie: Centraal Bureau voor Uorlogsslachtoffers; College van Vertrouwensmannen; Nederlands Volksherstel ; Oorlogspleegkin
deren Oorschot, ]. W. van, 437, 595, 679,
XC13II Oost-Friesland, 288 Oostenrijk, 802, II66, 1252-1256;
XCcapitulatie van Duitse troepen, 1175, 1261, 1262;
XCnaoorlogse regelingen, 802, 1256, 1257; Zie ook: Moskou, Conferentie van Oosterbeek, 2, 47, 78, 307, 489, 545,
XC546, 1076, 1141, 1442 Oosterbroek, P., 47-49,55,56,61,546 Oosterend (Texel), 1309 Oosterhuis, A. L., 1187, II9In Oostfront-vrijwilligers, 165, 166n,
XCZie ook: Distributie: rantsoenen Oostzee, 795, 1087, 1090, 1259 Openluchtmuseum (Arnhem), 82n Operatie-'Manna'
XCZie: Voedseldroppings Opheusden, 79 Opper-Silezië, 853, 856 Oranienburg, 839 Oranje, j., 493, 611, 665, 982, 986n,
XC1001, 1003, 1007, 101In, 1035, 1049,
XC1053, 1°72, 1286, 1327, 1329, 1370,
XCbenoeming tot regeringscommissaris voor de radio, 1053 , 1427 Oranje-Nassau-oorct, 549 Oranje-Nassau-regiment (Den Haag),
XC7 08 Oranjebulletin, 468'Oranjehotel' (Cellenbarakken), Sche
XCveningen, 165n, 362,443,444, 1145,
XC1335, 1419, 1436 Oranjehuis, 942, 947n, 1197;
XCZie ook: Communistische Partij Nederland Oranjekrant, De, 6II, 612 Ordedienst (OD), 22n, 68, 76, 92, 115,
XC137, 422, 448, 45 In, 488, 489, 504n,
XC)10,514,521,558,565,566,939,941,
XC954-964,968,969,1°76, 1269, 1337; en de benoeming van gewestelijke BS-commandantenZie: Binnenlandse Strijdkrachten; en de Binnenlandse Strijdkrachten, 580-677 passim, 687-755 passim; en het opgaan in de BS Zie: Binnenlandse Strijdkrachten positie en taak na de oorlog, 602-607, 1000, 1002, 10]2, 1033; Sectie V, 26, 515, 519, 530, 531,653; Zie ook: Spionage; Zie ook: Prins Bernhard; College van Vertrouwensmannen; ]. A. van Bijnen; 'Delta's'; H. Koot; Landelijke Knokploegen; Raad van Verzet; Regering, Nederlandse, in Londen; P.]. Six; ]. Thijssen Ordnungspolizei Zie: Politie, Duitse Organisatiecommissie- Woltersom, 6n, 1063; Zie ook: Bedrijfsleven Organisatie Wegvervoer Voedselvoorziening Zie: Voedselvoorziening Organisation Todt (OT), 72n, 85, 87, 89, 100, 107, 121n, 148-151,269, 312, 456, 849, 854, 893, 1273; Oberbauleitungen, 87; Zie ook: Arbeidsinzet; Verdedigingswerken, aanleg van Organon-fabrieken, 2I In, 1037 Oschatz, II 8 I Oss, 5II, II05, 1109, 1360 Oster, ]. ]., 36n Osterholz-Scharmbeck (vluchtelingenkamp) Zie: Nationaal-Socialistische Beweging: evacuatie van N.S.B.'ers Otterlo, 103, 307 Ottobrunn Zie: Dachau Oud, P. ]., 1023, 1040, 1041 Oud-Katholiek Kerkgenootschap, 253 Oude Schild (Texel), 1306, 1308, 1311 Oudemans, Th. c., 262n Ouderdomsvoorziening, 1064; Zie ook: W. Drees: adviezen Ouderkerk, 17 Overeem-Ziegenhardt,
van, 58, 360,906,1335;
XCZie ook: Nederlandse Rode Kruis; Amersfoort (Concentratiekamp) Overheidspersoneel, 193, 195, 1051;
XCZie ook: Zuivering Overhoff, C. F., 560, 590, 600, 635n,
XC673, 705, 719-721, 1403n, 1416,
XC1423, 1424, 1437 Overvallen, 383, 386, 577, 577n, 629n,
XCop bankinstellingen, 507, 643, 644;
XCop bevolkingsregisters, 136n, 667, 7 2 4n; op distributiekantoren, 47, 482, 483, 666;
XCop gevangenissen, huizen van bewaring, 383, 668, 668n, 669, 670, 671, 1336, 1337;
XCop gewestelijke arbeidsbureaus, 7 2 4n; op levensmiddelentransporten, 190;
XCop politiebureaus, 645, 646, 668, 1336, 1337;
XCop postkantoren, 578n, 643, 644; op Willem lIl-kazerne, Apeldoorn, 661-663 Overveen, 126, 394, 63 In Overijssel, 34, 73, 104-106, 108, 146,
XC149,166,25°,254,255,261,269,282,
XC305, 306, 346, 530, 621, 629n, 643,
XC681, 699, 700, 741, 744, 755, 774,
XC774n, 791, 1038, 1°42, II37, II39,
XC1265, I442n, I443n; represaille-executies, 400, 401;
XCZie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's 'Oxerhof, Colmschate (noodgevan
XCgenis), 376 Oyevaar, ].]., 1351, 1355-1359
XCZie: Roof/Vorderingen Paaschen, C. ]. van, 421-423, 427, 429,
XC430 Palestina, 897, 1081 Parnpel, ]., I224n Pander, Ph. W., 697 Pannenborgh, W. A., 437nPapandreou, G., 8°7, 808 Paraat, 472, 474, 997 Parool, Het, 42, 271, 446, 461, 468-479, 486, 491, 492n, 568, 569, 612, 693n, 778, 8°9, 938, 940, 945n, 956--963, 969, 972, 976, 979, 987, 987n, 1000, 1008, 1009, 1051, 1281n, 1328, 1421, 1435n, 1436n, 1438; Parool-bulletins, 468-471, 474; Zie ook: Nieuwsbrief van Pieter 't Hoen Parool-groep, 468, 968, 969 Parijs, 787, 1001, II21 Patton, G. S., 786, 787, 1258 Patijn, R ]. H., 562 Peelen, G. ]., 550n Peel en, ]., 550 'Pegasus I en II' (Operatie-) Zie: Airbornes; Geheime diensten, Britse: MI-9; Pilotenhulp Pelkwijk, G. A. W. ter, 1283n, 1422, 1433 Penning, ]. H., 162, 1389n Perhimpunan Indonesia, 996, 1437, 1438 Pernis, 730 Pers, illegale, 28, 368, 448, 467-480, 565, 573, 574, 693n, 744, 745, 939, 1318; en de z.g. aanslag op H. A. Rauter, 44 6; en de bevrijding van NederlandsIndië (Indonesië), 995, 996; en bombardement Den Haag (maart 1945),778; en commentaar op besprekingen van Seyss-Inquart met het College van Vertrouwensmannen (april 1945): 1328, 1329; en Brits beleid i.z. Griekenland, 809; en de muiterij van Georgiërs op Texel,I312; en de naoorlogse politieke taak der Illegaliteit, 974--976; en de razzia's in Rotterdam, 124, 125; en verschijning na de oorlog, 474-480, 944, 961, 1051, 1°53; en de zwarte markt (handel), 230; en de zuivering na de oorlog van de
Commissie-van I Asbeck, 1051, royz, royzn:
XCZie ook: De Baanbreker; De Bevrijding; Christofoor; Het Contra Signaal; De Geus; De Gooise Koerier; Herrij zend Nederland; Je Maintiendrai; Katholiek Kompas; Klein maar Dapper; De Koerier; Metro; Ons Volk; Ons Vrije Nederland; Oran jebulletin; De Oranjekrant; Paraat; Het Parool; De Ploeg; Het Signale mentenblad; Slaet op den Trommeie; Strijdend Nederland; De Toekomst; Trouw; De Vonk; Vrij' Nederland; Vrije Gedachten; De Vrije Katheder; De Vrij'e Kunstenaar; De Vrij'e Pers; De 'Waarheid; Werkend Nederland;
XCZie ook:'De Bezige Bij'; 'David';
XCZie ook: Contact-Commissie der illegaliteit Pers, legale, 282, 283n, 285-287,
XCen de Spoorwegstaking, II-13;
XCzuivering van de pers na de oorlog Zie: College van Vertrouwensmannen; Wetsbesluiten: Tijdelijk Persbesluit; Zuivering;
XCZie ook: Algemeen Handelsblad; Amersfoortse Courant; Het Binnen hof; De Courant/Het Nieuws van de Dag; Haagsche Courant; De Maas bode; Het Nationale Dagblad; Nieu we Ro/ferdamse Courant; De Resi dentiebode; De Standaard; De Tele graaf; De Tij'd; Utrechts Dagblad; Veluws Dagblad; Het Volk; Volk en Vaderland; Volksdagblad Persoonsbewijzencentrale (PBC),
XC454-456, 563, 563n, 656n, 598, 956,
XC963; 'Legitimatiebewij zenkantoor' , 455 Persoonsbewijzensectie (PBS)
XCZie: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) Peter II, koning, van Joegoslavië, 805 Peters, J., 1095n Petsamo, 801 Pfister, W., 1097,Philippeville, 923n Philip, A., 1225n Philips-fabrieken (Eindhoven), 521, 649n, 848n; roofactie. 2, 75; Zie ook: Vught: Philips-Kommando Philips-Kommando Zie: Vught Piek, C; 289-291 Pieters, A., 293, 294 Pieters, A. J., 349; Zie ook: SS, in Nederland: SS-jagd kommandos. Loosdrecht; Politie, Duitse Pigeaud, Mej., 423, 425, 429n Piller, J., 544, 55 I, 553, 554 Pilotenhulp, 449, 543-554, 743, 957, II87; Operatie-'Pegasus I en Ir en Opera tie- ' Windmill' Zie: Airbornes Zie ook: Geheime diensten, Britse; Groep-' Fiat Libertas' Pilsen, 1258 Pingjum, II39 Pius XII, paus, 1282n Plastiras, N., 806n, 808 Ploeg, De, 468, 957 Plunderingen, 33, 349; door de bevolking (in hongerwinter), 190-192,3°9,777, 1316n; door de bezetter, 309, II47; door Nederlandse arbeiders 111 Duitsland, II77, II78; door geallieerde militairen: in Duitsland, 82111; in Nederland, 1148, 1148n; Zie ook: Roof/Vorderingen Plutzer, F., 1342, 1352, 1353, 1356, 1368n Poelje, G. A. van, 542, 543, 1038, 1°51 Pohl, 0., 1204, 1205, 1207 Pol, H. H. J. van de, 470n, 1322n Polak Daniëls, A., 923, 929-93 I Polak Daniëls-Boon Hartsinck, A. M., 9 2 9 Polderman, C. A., 1I45n Polen, 28o, 449, 792,793, 800-8°5, 809, 815,816,847, 1250, 1253, 1257;
XCnaoorlogse regelingen, 8°3, 804, 815, 816; Pools Comité voor de Nationale Bevrijding (Voorlopige Poolse regering), 8°4, 8°5, 815, 816, 1250, 125 I;
XCPoolse Ondergrondse Leger, 792, 793,815, 12 51; opstand in Warschau, 792, 793;
XCZie ook: jalta, Teheran, Conferenties van -; Sowjet-Unie; Regering, Poolse, in Londen Politie, Duitse, in Nederland, 340-447
XCBefehlshaber der Sicherheitspolitzei und des SD Zie: K. G. E. Schöngarth; Abteilung III (Sicherheitsdienst), 344, 345, 416, 417; Abteilung IV (Gegnerbekämpfung), 342, 345, 351, 381, 383, 410, 4 I 8, 430, Il43; Referat IV B 4 ifudenreferac, 345,374,1143,1148; Abteilung V(Kriminalpolizei), 345, 346n,422; Zentrale Fahndungsstelle, 346n, 35 1; Referat VI t Ausland-Abioehrs, 346n; Sicherheitspolizei und SD (SD), 2-4, 16, 17, 53, 56, 65, 74, 92, 122, 123, r yz, 305, 307, 337n, 339-447 passim, 467, 5Il, 522, 533, 556, 567, 571-574, 588, 589, 624, 627, 664, 680-683, 687, 712, 718, 766, 769-771, 821, 1274, 1277, 1292, 1295, 1313, 1318, 1335, 1337, 1368, 1404, 1417, 1419; Assenkommendos (Aussenposten), 340-344; Einsatzkommandos t.Aussenstel len), 340-409 passim, 821, 822; Almelo, 401 ; Amersfoort, 346n; Amsterdam, 340, 346, 384, 388, 395, 569, 692; bombardement Euterpestraat, Amsterdam, 769,77°; Apeldoorn, 346-349, 375, 376, 1143; Arnhem, 346, 366; Assen, 346, 1143; Delfzijl, 346, 1143; Deventer, 346, 353, II43; Doetinchem, 346, 1143; Enschede, 346, 1143; Gouda, 346; 's-Gravenhage, 346, 391, 396,43°,442; Sonderkommando-Frank, 396, 414, 415, 417n, 4 2 5; Groningen, 346, 350, 379, 407,408,669n, 870,1143; Zie ook:'Scholtenshuis'; Heerenveen, 346-348, 376, 4°3,1143; Zie ook:'Crackstate' Leeuwarden, 346-348, 369, 402, 403, 516, II43; Sonderleommando Albrecht Zie ook:'Burmania State'; Meppel, 346-348, 377, 401, II43 ; Rotterdam, 114, 337n, 346, 389, 399, 442; Sneek, 346, 348, 1143; Steenwijk, 346, 1143; Utrecht, 346; Zwolle, 346, 4°1; Ordnu ngspolizei, 17, 41, 44n, 74, 80, 90, 98, 101, 1°4, 106, 109, 112, 138, 142n, 268, 302, 340, 353, 355, 356, 389, 393, 395-397, 399n, 452, 454, 456, 716n, 730, 791, 1264, 1345, 1389-1396,14°0,14°4,14°5; Verstdrieter Grenzaufsichtsdienst, 242; conflicten en schietpartijen met de Binnenlandse Strijdkrachten na de bevrijding, 14°5, 1406;
Zie ook: Berechting, stopzetting van - van illegale werkers; Illegaliteit; Liquidaties; Marechaussee; Martelingen; Politie, Nederlandse; H. A. Rauter; Represaille-acties en - executies; Vi-manner Politie, Nederlandse, 42, 352-355, 1002, 1046-1050;
XCaantallen ondergedoken politiemannen, 354;
XCen ingrijpen Sicherheitspolizei, 352-355 ; en opname in Einsatzkommandos, 353; Senderkommando Deventer, 353
XCPolitie Motor-Dienst, 5 I Politiebataljon Amsterdam, 352, 353
XCreorganisatie (in de bezettingstijd), 1009, 1046, 1047; Staatspolitie, 1046; Gewestelijke politiepresidenten. 1046; reorganisatie (na de bezetting), 1002, 1004, 1009, 1038, 1047-1050; Centrale dienst van de Politie, 1047, 1048, 1050, 1067; Buitengewoon Politiebesluit (Wetsbesluit E 123), 1047-1050; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Regering, Nederlandse, in Londen; Zuivering Politie Moter-Dienst
XCZie: Politie, Nederlandse Politiebataljon Amsterdam
XCZie: Politie, Nederlandse Politiebureaus
XCZie: Overvallen Politiek Convent, 939, 957;
XCZie ook: Grootburgercomité; Nationaal Comité; Vaderlands Comité Politiek en Cultuur, 941, 949 Politieke gevangenen
XCZie: Concentratiekampen Politieke partijen, 1060, 1061;
XCen activiteiten lil het verzet, 938-940; Zie ook: Anti-Revolutionaire Partîj ;Christelijk-Historische Unie; Communistische Partij N ederland; Liberale Staatspartij; Rooms-Katholieke Staatspartij; Sociaal-Democratische Arbeiderspartij; Vrijzinnig-Democratische Bond; Zie ook: Politiek Convent; Grootburgercomité; Nationaal Comité; Vaderlands Comité Polizeigefängnis Scheveningen ('Oranjehotel', Cellenbarakken), 165n, 362,443,444,1145,1335,1419,1436 Poll, W. van de, 913n Poll, H. van der, 549 Pornpe, W. P. J, 665 Pool, Chr. M., 1349n Poole, J le, 44n, 524, 1002, 1006, 1008, 101on, 101 I, 1021, 1023, 1028, 1044, 1044n, 1071, 1072, 1281, 1281n, 129~ 1314, 1317, 1317n, 1322n, 1]24-1]28, 1339, 1376, 1376n Pools Comité voor de Nationale Bevrijding Zie: Polen Poolse Boerenpartij Zie: Polen Poolse Ondergrondse Leger Zie: Polen Poortman, J, 107, 148n, 377, 378 Poppe, H. Th., 306n Port Arthur, 817 'Port Natal' (dwangarbeiderskamp), 152 Portugal, 910, 1081 Post, J, 660n, 956 Post, M., 660n Posthurna, J P., 510, 5 I 3 Posthumus, fa., (stempelfabriek), 455, 456n Posthumus, N. W., 105In Posthumus Meyes, W. Chr., 1019, 1030 Postkantoren Zie: Overvallen Postma, G., 680, 703 Postma, J, 942, 943, 945 Postma, S., 638, 661, 664 Pot, L., 52In Pous,]. W. de, 480n 151
Praag, II27n, 1175, I258, 1259;
XCcapitulatie van Duitse troepen, 1175, 1259 Pravda (illegaal blad voor Georgische
XCsoldaten), 1305 Presser, ]., I149n, 1230 Prinsen, M. ]., 1036, 1037, 1068 Procureurs-generaal, 1044, 1045, 1047;
XCZie ook: Zuivering 'Prof. Eerland-commissies'
XCZie: Voedselhulpacties Provinciaal Electriciteitsbedrijf
XCN oord- Holland, voedselhulpactie,
XC24° Provinciale Gelderse Electriciteitsmaatschappij, 5II;
XCZie ook: Telefoonverbindingen, clandestiene Provinciale Limburgse Electriciteits
XCZie ook: Telefoonverbindingen, clandestiene Provinciale Noord-Brabantse Electri
XCZie ook: telefoonverbindingen, clandestiene Provinciale Waterleiding Friesland,
XC460n Provinciale Zeeuwse Electriciteits
XCmaatschappij, 68 Pruys, G., 585-588, 592,605, 65In, 956,
XCprijsbeheersing (na de oorlog), 1038, 1063;
XCprijsontwikkeling in hongerwinter, 161, 162,222-228,261, I265n;
XCprijsovertredingen, 161,224;
XCZie ook: W. Drees: adviezen; Zwarte markt (handel) PT.T., 716, ro68;
XCZie ook: Overvallen: op postkantoren: Telefoonverbindingen, clandestiene Publicatieblad van het Militair Gezag
XCZie: Militair Gezag Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie,
XC1063;Zie ook: W. Drees: adviezen Puister, W. F., 942-945 Purmerend, 41, 234 Putten, 45-67, 71, 93, 103, 350, 638; overval bij Oldenallerbrug, 45, 48-5°,65,343,445; Duitse vergeldingsactie, 50-67, 364, 382,446,447; oordeelvelling over 'Putten', 64-67; Zie ook: Amersfoort (concentratiekamp); Neuengamme Putto, W., 84n Quarles van Ufford, W.]., 1023 Quay, ]. E. de, 1073, II57, 1297, 1300, I3II,I33I Raad van Verzet (RVV), 45, 46, 62n, 63, 66, 123, 124, 137, 230n, 392n, 4II, 412,448, 45In, 461, 483, 504n, 519, 521,558,566,610-614,775,941,943, 950, 956, 959, 960, 963, 967n, 972, 983, 990, 1001, 1003, 1004, 1029, I 295, 1319, 1329, 1418; activiteiten, 607-610; en de benoeming van gewestelijke BS-commandanten Zie: Binnenlandse Strijdkrachten; en de Binnenlandse Strijdkrachten, 580-677 passim, 688-755 passim; Brigades: 608-610, 629, 630, 646, 647; Achterhoek, 609, 610; Amsterdam, 610; Den Haag, 412, 413, 609, 610; Gouda, 610; Haarlem, 610; Leiden, 413, 610; Noord-Holland, 609, 610; Rotterdam, 609, 6ro, 629, 63In; Twente, 608, 609, 618, 700; Utrecht, 610; Veluwe, 46, 531, 546, 553, 580, 609, 610, 7°1; Zwolle, 609, 624; communistische infiltratie, 48, 581, 61I, 630-636, 658, 659, 665, 941,
Operatiecentrum, 581, 587,615,617, 621, 622;
XCen het opgaan in de BS Zie: Binnenlandse Strijdkrachten;
XCRadiodienst, 519,525,622-625,628, 629, 675n, 676n, 944; Zie ook: Spionage; troepensterkte, 609, 610;
XCZie oak: Prins Bernhard; A. Brinkman; J A. van Bijnen; College van Vertrouwensmannen; 'Delta'; Landelijke Knokploegen; Ordedienst; Putten; P. J Six; J Thij ssen; 'Velser-affaire' Raad voor het Bedrij fsleven, 6, 2 I, 562;
XCHoofdgroep Industrie, 21, 135, 562; Fonds voor stilgelegde bedrijven, 561-563;
XCZie ook: Organisatie-Commissie Wolters om Raalte, 104, 306 Raatgever, JG., 192n, 20In, 263, 272,
XC273n, 778, 779n Rabbie, J, 842, 893n Radio (in bezet gebied), 285, 286,310,
XC744, 1°53-1055, 1°72; Programma 'Arnhem Calling', 286; Radio Gil-club, 286n;
XCRadio Hilversum, 285, 331, 490, 77In 'Het Vrije Zuiden' (zwarte zender), 286;
XCreorganisatie na de oorlog, 1°53-1055, 1426-1430; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Regering, Nederlandse, in Londen; Zuivering Radio Bremen, 285 Radio Herrijzend Nederland, 1030,
XC1054, 1385, 1401, 1402 Radio-omroepverenigingen, 285,
XC1053, 1054; vorming Federatie, 1426, 1430;
XCconflict na de bevrijding met Militair Gezag over hervatting van de uitzendingen, 1426-1430;
XCZie ook: Avro; Katholieke Radio Omroep (KRO); Nederlandse Christelijke Radio Vereniging(NCRV); Vara; Vrijzinnig-Protestantse Radio Omroep (VPRO); Zie ook: Regering, Nederlandse in Londen: radiobeleid; College van Vertrouwensmannen; Zuivering Radio Oranje Zie: Regeringsvoorlichtingsdienst Radiodienst Zie: Raad van Verzet Radiotoestellen Zie: Roof/Vorderingen RadorrrBçz Rambonnet, F. 1., 306, 317, 318, 325, II5In, 1361, 1362 Randwijk, H. M. van, 124, 136, 461, 473, 478, 496, 57~ 571, 576, 603n, 778n, 951, 959, 960n, 961, 970, 978, 979n, 986, 1329, 1329n, 1376n, 1419, 1436, 1437; .Ranitz, S. M. S. de, 282, 287 Rantsoenen Zie: Distributie; Hongerwinter; Zie ook: Concentratiekampen; Duitsland; Oostfront-vrijwilligers; Rijksduitsers; Wehrmacht, Deutsche Rathenow-Heidefeld Zie: Sachsenhausen Ratibor, 820 Rauter, H. A., 2, 4, 5, 18, 19, 37,42, 53, 54, 58, 67, 74, 92, 93, 96, 1°5-1°7, II3, 114, 123, 124, 13In, 268, 303, 305, 308-311, 316, 327, 328, 329n, 340-344, 352, 384, 386, 389-392n, 432, 474, 482n, 523, 534, 569, 717, 726, 1047, II5 In, II98, 1361; z.g. aanslag op -, 392, 394, 396, 438-441, 445, 446, 689n, 727, 1046, II98n; represaille-acties, -executies, 362, 441-447,522,523; KampJgruppe-Rauter Zie: Wehrmacht, Deutsche Zie ook: Berechting, stopzetting van - illegale werkers; Binnenlandse Strijdkrachten; Politie, Duitse; Putten: vergeldingsactie ; Woeste
Hoeve Ravensbrück (Frauenkonzentrationsla
XCger), 93,833,836,848,855,868,869,
XC879,881-885,890,895,899,908,911,
XC912, II96, 1202, 1205, 1208, 1209,
XC1210, 1213, 1215, 1227, 1232, 123'9,
XCAussenkommando, Uckermark, 883, 884;
XCevacuatie-transport uit Vught, 880-882;
XCTelifunken-fabrieken (werkplaatsen), 882;
XCtransport van 7°°0 vrijgelaten vrouwen naar Zweden Zie: H. Himmler: vrijlatingsacties ; F. Kersten;
XCvoedselhulpacties, 908, 91I, 912;
XContruiming, bevrijding, 1239, 1240 Ravenstein, 1128 Ravenswaay, C. van, 109, I Ion, 320;
XC1433 Ravesloot, ]., 247, 248 Razzia's
XCZie: Arbeidsinzet Rechteren Limpurg, W. C. van, 1199,
XC1209n Rechterlijke macht, 1038, 1°43-1°45,
XCZie ook: Zuivering Reeringh, P. c., 57n Rees (dwangarbeiderskamp), 103, 126,
XC127, 154-156 Rees (plaats), 1125, II33, II34, 1135 Regering, Duitse
XCZie: Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland;
XCZie verder: Capitulatie(s); Wapenstilstand Regering, Engelse
XCZie: Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Regering, Griekse, in Londen/Cairo,
XC796, 807 Regering, Joegoslavische, in Londen,
XC805 Regering, Nederlandse, in Londen,
XCen de aardappelrooi-actie, 22, 23; en de Arbeidsinzet; Liese-Aktion, razzia's, 134, 135, 139n; en de Binnenlandse Strijdkrachten, 448,677,688n; en bombardement van Den Haag (maart 1945), 779; Bombardementscommissie, 769-77 I, 776; en College van Vertrouwensmannen, 961, 1000-1075 passim; en de coördinatie van het verzet, 955,958,965,976,976n; Zie ook: Contact-Commissie der Illegaliteit; en hulp aan concentratiekamp-gevangenen Zie: Concentratiekampen; en hulp aan gedeporteerde Joden Zie: Joden; en hulp aan oorlogsslachtoffers,1056-1058 ; Zie ook: Centraal Bureau voor Oorlogsslachtoffers; College van Vertrouwensmannen; Nederlands Volksherstel ; en het Nationaal Steunfonds, 555, 558, 559, 559n; en het opgaan van het gewapend verzet (Landelijke Knokploegen, Ordedienst, Raad van Verzet) in de Binnenlandse Strijdkrachten, 582,583,585,593,594,624n,676; en positie en taak van de Ordedienst na de oorlog, 602-ó05; en de pers na de oorlog, 475; en het radiobeleid na de oorlog, (reorganisatie en zuivering), 1053-1055, 1427, 1428; en de reorganisatie van de Nederlandse politie na de oorlog, 1047-1050; en de repatriëring van gevangenen en gedeporteerden, 931-933, 1209n; en de Spoorwegstaking, I, 11,95,96, 489-5°0, 508; en het uitwisselen/vrijkopen vanJoden, 926-929; Zie: Joden;
en de voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland, 1076 1124 passim; voorstel tot uitvoeren van een speciale militaire operatie ter bevrijding van West- en Noord-Nederland, II 15-1 125, 1165;
XCen de besprekingen tussen Duitse, Nederlandse en geallieerde autoriteiten in april 1945 Zie: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen; Zie ook: Capitulatie(s);
XCZie ook: W. Drees, adviezen; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Regering, Noorse, in Londen, 910;
XCZie ook: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen Regering, Poolse, in Londen, 803, 815 Regering, Tsjechoslowaakse, in Lon
XCden, 797 Regeringscommissariaat voor de Repa
XCZie: Repatriëring Regeringsvoorlichtingsdienst,
XCRadio Oranje, 41n, 124, 135, 315n, 388,389,467n,469,475,490,492, 497,555,574,576,580,633,675n, 713, 766, 809, 961, 1003, 1043, 1051, 1054, 1293, 1317, 1]21, 1322n, 1323, 1335, 1338, 1339n, 1341, 1346 Reichelt, P., 1352, 1356, 1359, 1368,
XC1369, 1370, 1382, 1392, 1394, 1395,
XCZie: Gross-Rosen Reichsarbeitsdienst, 288 Reichsbahn, 823, 834, 1352 Reichsbevollmächtigter für den totalen
XCZie: ]. Goebbels Reichsjugendführung, 3 I I Reichsjustieministerium, 1185, 1186;
XCrichtlijnen voor de leiding van gevangenissen en tuchthuizen hoe te handelen bij nadering van geallieerde troepen, II86-1 192, II99 Reichskommissariat, 2,4,7, 15-21, 160, 165,242,282,283,285,313,314,338, 357,416,422,1077,1091,1146,1147, 1163, 1164; Beauftragten des RK, 6, 7, 10, 13n, 17, 20,31, 72n, 74,83, 89n, 105, 114, 128, 131, 132, 151, 178,242,246, 253,268,282,287,314,3]2,334, 337n, 456, 457; Generalkommissare, 4,5,85,92,313; [ür Finane und Winschaft. 5, 15; [ür das Sicherheitsu/esen, 4; für Verwaltung und [ustiz, 4, 1091 zur besonderen Verwendung, 5, 283n, 355; en embargo op voedseltransporten Zie: Voedselvoorziening; en de gelijkschakeling van Nederland, 285-291, 743, 746, 938; personeelssterkte, 6; en de Spoorwegstaking, 10-20, 95, 96, 492-499, 500; en de voedselvoorziening, 15-20, 24, 160, 163, 165, 178, 193, 194, 242,246,247,276; Zie verder: A. Seyss-Inquart; Zie ook: Arbeidsinzet; Ausnahmezu stand; Dolle Dinsdag-periode; A.]. Th. van der Vlugt; Voedselhulpacties Reichssicherheitshauptamt, 3-5, 294n, 340-342, 346n, 348, 365, 381, 409, 424, 441, 8]2, 919, 921, II43, 1192, 1199,1211 Reims, 786, II66, 1261, 1262, 13II, 13IIn,1336n; Zie ook: Capitulatie(s) Reinink H. ]., 939, 940, 1002, 1037, 1037n Reisinger, G. H., 638, 664n, 680 Relief Plan for Holland (B-2-Plan) Zie: Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Remagen, II33, 1167, II68, 1204 Rernonstrantse Broederschap, 242n Rendulic, L., 1175 Renesse, 45, 68-71 Rengers Hora Siccema, W.]. H. D., 47,
48, 55, 56, 61 Renkum, 57, 81, 307 Renner, K, 1256 Repatriëring,
XCRegeringscommissariaat voor de Repatriëring, 93~32;
XCRepatriëringsdienst (in Stockholm), II82;
XCvan gevangenen en gedeporteerden, 931-933; Zie ook: Militair Gezag; Regering, Nederlandse, in Londen Repressaille-acties en executies (o.a.
XCvan Todeskandidaten), 2, 3,42-7°,93,
XC98,109,122,138n,220,309,342,343,
XC347, 348, 362, 365, 368, 381-4°9 pas
XCsim, 441-447, 474, 501, 502n, 504n,
XC5IIn, 553, 567, 571-574,628, 633n,
XC660n, 663, 664, 690, 712, 716n,
XC727n, 753, 766, 777n, 790, 1137,
XC1143-1145, 1274, 1278, 1290, 1292,
XC1303,1316, 1316n, 1318, 1337, 1359,
XCaantallen executies, 347, 383, 384, 391,392,4°9,438, II45; Zie ook: Achterhoek; Drente; Friesland; Groningen; Noord-Holland; Overijssel; Utrecht; Veluwe;
XCZie ook: Aalten, Abbenes, Amersfoort; Amsterdam; Apeldoorn; Assen; Bakkeveen; Beilen; Deventer; Diever; Dokkum; Doniaga; Dronrijp; Ede; Enschede; Fort De Bilt; Franeker; 's-Gravenhage; Groningen; Heerenveen; Leersum; Makkum; Meppel; Putten; Renesse; Rotterdam; Rijssen; Rijswijk (ZH); Schermerpolder; Sint Pancras; Utrecht; Varsseveld; Vught (concentratiekamp); Wierden; Woerden; Woeste Hoeve; Wormerveer; Zaandam; Zaanstreek; Zutfen; Zwolle,
XCZie ook: Arbeidsinzet; Berechting, stopzetting van van illegale werkers; J. Feitsma; Gerechtshof Amsterdam; H Oehlschlägel;Politie, Duitse: Einsatzkomman dos; H A. Rauter: z.g. aanslag op -; Wapenstilstand: besprekingen april 1945; E. Wehner Residentiebode, De, I052n Reuter, F., 942-946, 948, 952n-954, 1061n, 1°91, 1°92, 1418 'Rexisten' (Rex-beweging, België), 347; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mandos-Apeldoorn, -Leeuwarden, -Meppel Reynders, 1. H, 585, 586, 588, 590, 649, 7 08 Rheden, toon Rheinbach (tuchthuis), II87 Rhenen, 80, 363, 1164, 1343, 1356, 1358, 1359, 1360, 1396, 1398 Rhodos, 796, 808 Ribbentrop, J. von, 1174 Ribbius Peletier, E., 1428 Ridder, J., 562n Ridder, H de, 566, 567 Riessen, H van, 460, 573, 978-983, 986n, 1°42, I042n Rietveld, L. C, 1003 Ringeling, C, 1038 Ringeling, G. W., 420, 421 Ringers, J. A., 424, 939, 1027n, 1238 Ritter, C W., 560, 563, 563n, 564 Ritterbusch, W. F. A., 5, 85, 87, 92, 283n, 313, 319, 321, 323, 324, 332, 1146 Ritterhude (vluchtelingenkamp). Zie: Nationaal-Socialistische Beweging: evacuatie van N.S.B.'ers Rockanje, 1432 Rode Kruis organisaties Zie: Internationale Rode Kruis Zie: Belgische, Deense, Franse, Nederlandse, Zweedse, Zwitserse Rode Kruis Zie ook: Concentratiekampen; hulp van buiten aan gevangenen; Joden, hulp van buiten; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. WestNederland Roemenië, 780, 792, 795-8°4, 809, 816,
aardolievelden, 780;
XCNationaal-Democratisch Front, 125 0; regering-Antonescoe, 792;
XCwapenstilstandsovereenkomst met geallieerden, 795; Zie ook: Krijgsgevangenen; SowjetUnie Roemer, H. ]. van de, 1091, 1352 Roer, 3, II30 Roermond, 87, 94, 488, 510, 1I19n,
XC113° Roest van Limburg, W. c., 600 Roever, ]. W. de, 240n 'Rolls Royce'-groep, 462, 464-466, 470,
XC486,511, 533,616n, 687, 745, 1406n,
XC143 In, 1434n; Zie ook: Illegaliteit: Koeriersdiensten; Spionage Rolsma, H., 87In, 123411 Rombout, M. W., 582, 584, 658, 659,
XC710, 950, 983 Rombouts, A. F. H., 1208n Romijn, J. 208n Rood, c, 857-859 Roodenburg, ]., 709 Roof/Vorderingen, 2, 3, 6, 13, 18,
XC35-42, 71-85, 88, 96, 178, 305, 337,
XC835, 1264; 'Aktion Sellmer', 74;
XCvan fietsen, 27,35-38,42,72, 80,97, 1264, 129°;
XCvan machines, 76, 97,160,765,1444;
XCvan meubels en huisraad, 1444;
XCvan paarden, 2, 73, 97, 162,369;
XCvan radiotoestellen, 28n, 36, 285, 467; van spooren tramwegmaterieel, 97,1443; van textielproducten. 38-41, 73, 74, 97,448, 1444; van transportmiddelen, 2, 23,35,36, 97,162,178,289,765,1443,1444;
XCtotaal-cijfers geroofde goederen, vee, 1443, 1444;Zieook: Algemene Kunstzijde Unie; Arnhem; Illegaliteit; Landbouwhogeschool, Wageningen; Nederlandse Bank; Philipsfabrieken ; Plunderingen; Technische Hogeschool, Delft; Rooms-Katholiek Werkliedenverbond (FUKVVV),135,476,487n,495n Rooms-Katholiek Ziekenhuis (Den Haag),217 Rooms-Katholieke Kerk, 242, 242n; Bisschoppen, 35n, 140n, 208, 230; Herderlijke Schrijvens, 35n, 208, 23°; en de zwarte markt (handel), 230; Rooms-Katholieke Staatspartij, 938, 939, 1061 Roos, M. J., 255n Roos, A. de, 252 Roos,]. A. de, 872n, 875n Roosenburg, H., 1192 Roosevelt, F. D., 797, 799, 8°3, 804, 808, 810, 812, 816, 817, 1252-1255, 1297, 1373, 1373n; en de hongersnood in Nederland, 1084, 1084n, II 17-1 119n, Il24, 1255n; dood,1254 Rooy, ]. H. de, 789, 790 Rosenman, S., I I 19n Ross-Regeur, S. ]., 908 Rost, N., 833n, 838n, 889n, 912, 1242n, 1243-1245 Rost van Tonningen, M. M., 72n, 281, 3°6,325-327,329, 1207n; Zie ook: A. A. Mussert (breuk met-) Rothkrans, ]., 837, 838, 1244, I244n, 1245n Rotterdam, 3, 7-10,17, 19n, 21, 29, 31, 36, 37, 42, 76, 79n, 87, 88, 97, 1I3, 114, 172, 175, 183-195 passim, 205, 216-220,227,261,326,332,335,346, 350, 410, 453, 459n, 468, 493n, 528, 582, 583, 636, 642-644, 666-668, 674, 717, 719, 731, 765, 1039, 1040, 1044, 1045, 1077, 1085-1089, 1092, IlOO, 1I05, II II, 1114, 1I17, 1I20, 1265, 1266, 1269, 1272, 1277, 1336, 1341-1348,
1362, 1389, 14°°, 14°1, 14°4, 1405,
XC1408,1416,1421,1424-1426,1430;
XCArbeidsinzet; razzia's, I I 1-125, 128, 140,144,146,150,156,157;
XCbenoeming van burgemeester en wethouders, 1023, 1039-1041, I045; Zie ook: College van Vertrouwensmannen;
XCbenoeming van hoofdcommissaris van politie, I045;
XCrepresaille-executies, 220, 399, 4°°, 442n, 446, 1313;
XCZie ook: Havens; Overvallen: op politiebureaus; Vervuiling van steden; Voedselhulpacties Rotterdamse Bankvereniging, Velp
XC(noodgevangenis), 374 Royal Air Force, Royal Army
XCZie: Krijgsverrichtingen Roijen, J H van, 547, 1022,
XCmissie-van Roijen Zie: College van Vertrouwensmannen 'Rozenoord' (kwekerij bij Amster
XCZie: Amsterdam: represaille-executies Rudolph, W., 372n Rudolphi, J, 43n Rübsaam, G J, 143n, 455 Rüstungsinspektion, I05, 131, 137n Rüter, A. J G, 17, 19,488, 493n, 495n,
XC5°0, 5°2-505, 554n, 1215n Ruhrgebied, 122, 147, 781n, 785, 8I1,
XC1035, 1085, I122, I126, 1127, 1134,
XCI167, 1168, 1196 Ruig, P. de, 889n Rundfunkbetreuungsstelle, 285 Rundstedt, G. von, 7, 8, 37, 87, 112,
XC782,783,1126,1133 Rutgers, A. A. L., 247, 248, 939, 1043 Rutgers van der Loeff, M., 509, 514,
XC572, 686, 720 Ruurlo, 1134 Ruys, Th. A. W., 624, 625n, 630 Rij, G van, 119In Rijckevorsel, W. F. H van, 487Rijen, A. J H F. van (ps: Rogier van Aerde), 484n, 648n, 673n, 684, 715, 715n, 716, 730 Rijkvan Nijmegen, I076, 1128, 1131, I I 59, 1442 Rijksarbeidsbureau, 86, 87 Rijksbureau voor genees- en verbandmiddelen,2IJn Rijksbureau voor hout, 236 Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie, 105In, 1067 Rijksbureau voor de voedselvoorziening in oorlogstijd, 164, 232, 278, 458,459,494,1°76,1091,1111,1264, 1349n, 1352; Voedselorganisatie-Commissie (VOC), 459, 494, 495 Rijksduitsers, 45, 165, 166n, 182, 193, 3I5,359,827,833n; Zie ook: Distributie: rantsoenen Rijksinspectie voor de Bevolkingsregisters, 626n Rijkskolenbureau, I79n, 1100 Rijksmunt, 74n Rijkspostspaarbank, 562; en steun aan Nationaal Steunfonds, 562, 563 Rijksverkeersinspectie, 36 Rijkswaterstaat, 1269, 1270; Zie ook: Inundaties Rijn, 3, IOO, 767, 775n, 788, 8I1, 835, 873, 1085, II 10, 1121, 1122, 1125, 1126-I128, II 32-II36, 1140, 1141, 1161, 1165, I167, II68, 1170, I176, 1272 Rijnland, 126, 147,767, 775n, 8I1, 813, 821n, 1128, 1130-I132, 1136 Rijsewijk, A. A. M. van, 520, 522 Rijshouwer, J A. H, 360n Rijssel, 347, 884, 885n Rijssen, 401 Rijswijck, A. van, 1130n Rijswijk, 19n, 125, 126,218,245, 396 S III-kamp (bij Ohrdruf) Zie: Buchenwald Saargebied, 786 15 2
Sabel Tzn, A. W., 235 Sabotage (Duitse)
XCZie: Abioehr Sabotage (door Illegaliteit), 42, 45, 46,
XC62, 63, 449, 501, 580, 583, 608, 609,
XC636,637,642,646,651,672,673,682,
XC689,691,712,723,739,74°,743,749,
XC943,1273,1318,1337,1344; activiteiten van de Binnenlandse Strijdkrachten, 723-730, 1313;
XCBurgerverzetsgroepen, 61, 384, 636, 637;
XCMilitair Contact (CPN), 943;
XCspoorwegsabotage, 45, 62, 93, 286n, 368, 399, 401, 403, 404, 484, 581, 584, 608, 636, 637, 673, 680, 690, 725,74°,744,I316,I3I6n;
XCZie ook: Geheime diensten, Nederlandse: Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO); Illegaliteit: sabotagegroepen Sachalin, 800, 817 Sachsenhausen, 833, 838, 839,848,854,
XC855, 867n, 868-870, 873, 879,
XC884-887, 899, 908, 9II-9I3, 1202,
XC1205, I2I8n, 1227, 1236-1239, 1248;
XCAussenkommandos: Klinkerwerke, 840, 855; Lieberose, 848, 934; Rathenow-Heidefeld, 885, 885n;
XCbombardementen, 839, 840, 884;
XCtransport uit Vught, 884, 885;
XCvoedselhulpacties, 908, 9Il, 913, 1238; werkplaatsen Heinkel-fabrieken, 884,885;
XCevacuatietransport, ontruiming, 886, 1236-1239, 1248;
XCbevrijding, 885, 1237, 1239 Saksen, 1167, Il70, Il79, Il80, 1183,
XC1224, 1252 Salland, 700 Salzwedel, 882n San Francisco, 815, 1256 Sandberg, H. W., 207n, 455, 504n,
XC563n, 1374 Sandberg-Geisweit van der Netten, M.E. H.,207n, 227n Sandbostel, 123I, 1232 Sanders, P., 554, 557n, 563n Sanders, W. E., 510, 512, 572, 573, 585, 981, 1°42 Sankt Gallen, 916, 923, 924n, 926 Sanner, G. H., 378; Zie ook:'Norger bloedploeg' Sant, F. van 't., 1047, 1386, 1387 Santpoort. 126, 63 I Sarajewo, 796 Sark Zie: Kanaal-eilanden Sassen, W., 13 286n Sauckel, F., 87, 88, I48n Schadd, T., 625, 629 Schaft,]. ].,63I,63In,632n, 1317, 1318 Schagen, 229n, 274,453, I3I5n Schakel, M. W., 12In Schaeek Mathon, F. H. F. W., van, 392n Schalkhaar, 354 Schatkistpromessen, uitgifte van, 456n, 5 61-564; Zie ook: Nationaal Steunfonds Scheepmaker, N., 1094n Scheepstra, L., 584n, 585, 593,625,634, 635n, 665, 7I2n, 738, 750, 981, 982 Scheepvaartmaatschappij 'Nederland " voedselhulpactie, 240 Schelle, c.]. van, ror r, 12I5n, 1331, 1352, 1355 Schellenberg, W., 346n, 921, 923, II99, 1201,I203n, I208n-I2Io, 1215, 1216 Schepen, aantal tot zinken gebracht, 1443 Schermerhorn, W., 665, 996, 1°42, 1329, 1371, 1428 . Schermerpolder, 384 Scherpenzeel, 53I, 546, 55I, 679n Scheveningen, 9n, II2n, 68In, 775, 838n, 1111, 1270, 1387, 1417 Schiedam, 19n, 114, 116-120, 125, 128, 156, 172, 175,200, 218, 254, 947 Schielands Hoge Zeedijk, 1271, 1275 Schiermonnikoog, 1140, Il40n, Il47n, 1415n Schillenboeren, 196, I96n Schiller, Oberstleutnant, 73n
Schilthuis, J, 939 Schiphol, 8n, 97 Schirach, B. von, 1204 Schlesinger, K, 1148n Schmerbeck, 88, 130 Schmidt, F., 129 Schneider, E., 83 Schöffer, I., öjzn, 633n Schoemaker, W., 512, T336n Schöngarth, KG. E., 3-6, 53, 58, 67,
XC92,93, II4, 123, 124, 340, 346n, 351,
XC381,383,384,386,389-391,397,398,
XC409, 430, 432, 441, 442, 445, II43,
XC1144, II47, 1148n, 1292, 1335, 1336,
XC1336n, 1346, 1369n, 1395n, 1396,
XC1396n; Zie ook: Berechting, stopzetting van - van illegale werkers (Niederma chungsbefehl) ;
XCZie ook: Putten: vergeldingsactie Schörner, F., 1175, 1246 Scholen,
XCaantal verwoeste schoolgebouwen, 144 2; Zie verder: Onderwijs Scholing en Strijd, 948, 949 Schols, J, 359, 4pn Scholtens, A. L., 1002, 1036, 1056 'Scholtenshuis' (Groningen), 378-381,
XC4°7,4°8, 523, 567; transport van gevangenen naar N euengamme Zie: Neuengamme;
XCZie ook: Politie, Duitse; Einsatzleom mando-Groningen Schoolverzet, 634n, 956-959, 980, 983,
XC986 Schoon, S., 670n, 671 Schoonhoven, 19~, 186n Schortinghuis, D., II89, II90, 1190n Schouten, J, 1027n Schouwburgen, 1051 Schouwen, 32,45,68-70, 127,767,789,
XCZie ook: Renesse Schrader, A. B., 526, 526n Schreieder, J, 345, 418, 430, 434,
XC442, 526, 526n, 627, 628, 1336n,
XC1369nSchrieke, J J, 283, 284n, 315, 323, 352, 1046 Schröder, H, 7, 8, 17, 44n, 49n, 287, 332 Schuilinga, J H, 510, 5 I 3 Schuhmacher, P., I43n, 239 Schurft en hoofdluis, 209, 210 Schuyt, W. J, 437n Schwebel, E. A., 7, 17, 20, 39n, 178, 246, 282, 337n, 493n, 494n, 1279, 1284-1296 passim, 1303, 1314, 1316, 1317, 1317n, I327n, 1337-1359 pas sim, 1367, 1368n, 1376, 1376n, 1379, 1390, 1407, 1409, 141 I; Zie ook: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen Schwerin, 1237-1239 Schwerin von Krosigk, L., 1260, 1366, 1367 Schwier, W., 355, 356 Scobie, R., 796, 807, 808 Secretarissen-Generaal, 14, 3 I, 28 I, 283,287,3°6, 315n, 352, 543, 1016, 1067; benoeming en vervanging na de oorlog, 1002, 1016, 1017, 1036-1038,1068; Zie ook: Departementen; Zuivering Selborne, C. P., 1084, 1085 Sellmer, H O. A. E., 74; Zie ook: Roof/Vorderingen: "Aktion Sellmer' Setyadjit, 996 Sexualiteit, 209, 210 Seyss-Inquart, A., 4-8, 10, 20, 24, 3 I, 37, 43, 44n, 72n, 74, 78, 80, 82-88, 92, 96, 97, 112, 113, 126, 129, 152, 279-301 passim, 311-339 passim, 341, 343, 387, 432, 441, 500, 742, 1012, 1088, 1147, II63, II74, 1193, 1260, 1273-13°3 passim, 1313, 1314-1382 passim, 1390; en College van Vertrouwensmannen, 1012, 1013; en de kindertransporten uit WestNederland, 247, 252, 253n; en mening over vorming van een Grootgermaanse Rijk, 330,
en de Nationaal-Socialistische Beweging, 283, 313-315, 323-330, 332, 337;
XCen plannen tot instellen van een interim-bewind in Nederland, 330-339; en taak in Nederland, 280, 743;
XCen de toekomst van Nederland, 283, 284; en reactie op dood van Hitler, 1364;
XCen besprekingen met Nederlandse en geallieerde autoriteiten in april 1945 Zie: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen; Zie ook: Capitulatie(s);
XCZie verder: Reichskornmissariat;
XCZie ook: Voedselhulpacties Shaef, 46, 96, 636, 678, 679, 710, 932,
XCII04-1II5, II65-II67, 1169, 1262,
XC1293,1297, 131I, 1336n-1341, 1347,
XCCivil Affairs-Division, 931, 932,1066, 11°4 Shaef-Mission to Denmark, 1259
XCShaef-Mission to the Netherlands, 219,933,1066, II04, 1106; Health Section, 219; Shaef-Mission to Norway, 1259; Special Forces Headquarters, 46, 5 I I, 636,
XCjedburgh-teams, 608, 618, 643,
XCSpecial Air Service-teams (SAS), 49n,
XC678-681,741, II37, lI42n, 13II;
XCen de Spoorwegstaking, 96, 489, 490, 497; en voorstel Nederlandse regering tot het uitvoeren van een speciale militaire operatie ter bevrijding van West-Nederland, 1II5-II25, 'II65;
XCen besprekingen met Nederlandse en Duitse autoriteiten in april 1945 Zie: Wapenstilstand (in Nederland): besprekingen; Zie ook: Capitulatie(s);
XCZie ook: Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Siberië, Born Sicherheitsdienst Zie: Politie, Duitse Sicherheitspolizei (SD) Zie: Politie, Duitse Siebel, W., 319, 321, 322 Siegburg (tuchthuis), II87, II90, II9I Siegenbeek van Heukelom, A., 882n Siemens-concern, 882 Signalementenblad, Het, 389 Sikkel, N. J. G., 632n, 633n, 707, 739, 740, 950, 1045 Sikorski, W., 803, 804, 1346 Silezië, 821, 823 Simmeren, B., 859n Simon, SS-Untersturmführer, 443 Simonds, C. G., II35, 1136, 1I63 Sint Pancras, 392, I316n Sint Philipsland, 68 Sint Vith, 787 Sittard, 307, 1128 Six, O. E. W., 1038 Six, P. J, 489-520, 582-607 passim, 615-636 passim; 657, 686, 692, 697n, 701,710, 7I2n, 738, 753, 755, 1002, 1032, 1033, 1076, 1276, 1288-1293, 1302, 1318, 1319, 1327, 1368n, 1376n, 1413; en het opgaan van de Ordedienst in de Binnenlandse Strijdkrachten Zie:Binnenlandse Strijdkrachten; Zie ook: J A. va'n Bijnen; H. Koot; Landelijke Knokploegen; Ordedienst; Raad van Verzet; Regering, Nederlandse, in Londen; J Thijssen Skorzeny, 0., 348 Siaet op den Trommeie, 468, 957 Slats, G., I73n, 143rn Sleeswijk-Holstein, 873, 1147 Sleyfer, z., 408, 408n Sliedrecht, I9n, 536, 537, 542, 543, 1295, 1296 Slob, N., 395 Slob, W. A., 302, 304, 327 Slotboom, F., 47-49 Slotemaker, G., 44n, 1002, 101I, 1021,
Slowakije, 792 Sluijser, M., 951 Smallenbroek, J, 437n, 569-572, 986n Smeets, D., 113In Smid, M. A., 520, 524 Smilde, 151, 1137 Smit, B. E. A., 250n Smolensk, 801 Smuts, J, 1298, 1299 Sneek, 107,25°, 346, 668, 696, 1143;
XCZie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Sneek Snellen van Vollenhoven, J, 854n Snouck Hurgronje, A. M., 1037,
XCCommissie van onderzoek betr. F. Kersten, 12I5n, 1216n Snijder, G. A. S., 287, 330 Sobibor, 826, 827, 915;
XCopheffing, afbraak, 827 Sociaal-Democratische Arbeiderspartij
XC(SDAP), 475n, 938, 939, Io07n, 1025,
XCZie ook: W. Drees: urgentieprogram voor de SDAP Soest, I9n Soest (Westfalen), 873 Soest, J van, 423, 426 Soesterberg, 120 Sofia, 809 Sola, 846 Solidariteitsfonds
XCZie: Communistische Partij Nederland Somer, J M., 388, 520-524, 532, 6IIn,
XC966 Sommer, Leutnant, 49, 50, 56, 59, 60 Sonnenburg (tuchthuis), II90, 1191 Sonsbeeck, W. G. A. van, 610, 1000,
XC1002-1005, 1017, 1067, 1074 Sont, 1087, 1090 Sowjet-Unie, 338, 449, 781, 792, 795,
XC796, 798-805, 812-817, 942, 948,
XCII72, 1194, 1273, 1278, 1279, 1300,
XCen de Geallieerden, 798-817, 1250-1263 ; en Berlijn, 125I ;
XCen Bulgarije, 795, 800, 1250;en Finland, 792, 800, 801; en Hongarije, 797; en Japan, 816, 817,1251; en Joegoslavië, 805, 125I; en Oostenrijk, 1256, 1257; en Polen, 801, 8°4, 805, 816, 1250; en Roemenië, 795, 1250; en Tsj echoslowakij e, 797, 125 I; Zie ook: Communistische Partij Nederland; ]alta, Moskou, Teheran, Conferenties van -; Verenigde Naties Spa,787 Spaan, J B. Th., 478 Spaarbanken, 72n Spaatz, C, 1262 Spakenburg, 274 Spanje, 543, 910 Special Air Service-teams (SAS) Zie: Shaef Special Forces Headquarters Zie: Shaef Speelman, W., 571, 572 Speer, A., 6, 7, 75, 112,829, 1273, 1283, 1284, 1366, 1367n Speet, P. A. M., 1428 Spertijden, 45 I Speyer, 1168 Spionage (Duitse) Zie: Abwehr Spionage (door Illegaliteit), 449, 518-533. 743, 957, 1269; Duitse tegenmaatregelen, 533-535; Zie ook: Geheime diensten, Nederlandse: Bureau Inlichtingen (BI); Illegaliteit: spionagegroepen; Telefoonverbindingen, clandestiene Spitzen, D. W. G., 178, 1038, 1312 Spoorwegstaking Zie: Nederlandse Spoorwegen; Zie ook: Reichskommissariat; Voedselvoorziening SS, Allgemeine SS, 83 I; SS- Totenkopf-Standarten, 83 I; SS- Wirtschafis und Verwaltungs hauptamt, 359, 830, 832,883,887; Waffen-SS, 83
Wachsturmbanne, 831 SS, in Nederland, 5, 3°2-312;
XCGermaanse SS in Nederland, 281, 293n, 303, 307-3ro, 316, 329; Germanische Sturmbanne, 308; en de Nationaal-Socialistische Bewegingc joç=j rz ; SS-Schule Avegoor, 308;
XCSS-Wachbatai/lon Nordwest, 54, 57, 106, 307-309, 5°1;
XCWaffen SS, 5,74,101, ro6, 108n, 293, 3°0,3°2,3°7-312,534,535,1361, 14II, 1423, 1424; SS-Jagdkommando, 344, 348, 349; Kommqndo-Pieters, 349;
XCZie ook: Landstorm Nederland; Politie, Duitse; H. A. Rauter Staal, H. M. C. A., 597 Staatsblad, 1028, 1°3 I, 1°32 Staatsbosbeheer, 184;
XCZie ook: Hongerwinter: vellen van bomen Staatsmijnen, 1063 Stacey, C. P., 1124n, lI36n, 1I62n Stähle, W., rooon Stalin, ]., 793, 797-806, 809, 810,
XC813-817, 1252, 1253, 1254, 1334;
XCZie verder: Sowjet-Unie Stalingrad, (Slag om), 800, 821, 1I70n Standaard, De, 287, 476, 479, 962, 1023,
XC1024, 1421 Stanislau, 1I79, lI80, 1198 Stapelkamp, A., 994 Staten-Generaal, 992, 997, 106o, 1061;
XCZie ook: W. Drees: adviezen Stavoren, 179,242, 1360 Steeg, De, 80 Steen, S. C. van der, 358n Steenkolen
XCZie: Energievoorziening; Mijnen Steenwijk, 346, 1143;
XCZie ook: Politie, Duitse: Einsatz kommando-Steenwijk Steiner, F., 894n Stem der Lage Landen, De, 1207n Stem van Nederland, De, 478n Steman, ]. A., 421, 422, 427, 430 Sterilisatieproeven
XCZie: AuschwitzStettinius, E. R, 1257, 1333, 1334 Stevens, P. Th., 363n Stibbe, P. C. ]. van der, 142In Stichting 1940--1944,567, 568, 570,943 Stichting Centrale Voorziening (hulpactie textielgoederen) (Rotterdam),74n Stichting 'Verzorgingsraad voor Leiden'Zie: Voedselhulpacties: in Leiden Stichting van de A.rbeid, 1007, 1°55, 1056, 1428 Stikker, D. 0., 21, 23n, 31, 132-135, 138,139,993,994,1°34,1319,1323 Stoel, F. L., 176n Stockholm, 909-9I2, 915, 916, 918, 1087, 1088, 1I01, lI87 Stokman, ]. - G., 35n, J08, 208n, 1005-1008n, 1011n, 1286,1408, 1409 Stoottroepen Zie: Binnenlandse Strijdkrachten Stoove, ~,93,94,637,646,647n,649n, 659, 661-664 Storch, H., 1200, 1202, 12°3, 1205, 1206, 1208, 1215n, 1216n Storm SS, 3 ro Stormvlag, De, 312 Stouten-de Wilde, M. H. ]., 567n Strobel, M., 348 Stroe, 56, 546 Stroink, G., 293, 294, 294n Strong, K, 1354, 1356 Strijd en Opbouw, 1I46 Strijdend Nederland, 702 Student, K, 32, 33, 38 Studenten, 481, 1446 Studentenverzet, 956, 957, 962, 963 Stuttgart, 147, lI81 Stutthof, 836, 848 Stuijvenberg, ]. H. van, 226 Sudetenduitsers, 125I11 Suikerbieten, 190, 199, 200, 240 Suikerziekte, 2II; Insuline, 2 I In Supreme Headquarters Allied Expeditiona ry Forces Zie: Shaef Suriname, 995 Susloparow, I., 1261, 1354, 1356, 1366
Swane, A. A.,
XCplan tot neutralisering van WestNederland t.b.v. de voedselhulpverlening, 1282n, 1283n Sijes, B. A., 3In, 86,101,103, I04n, III,
XC112n, 114n, 118-120, 124-126, 133,
XC14 1, 144, 145n, 147, 391 Sijtema, P., 369, 371, 374 Szálasi (regering -)
XC1]87 TD-groep, 482, 482n, 484n, 485,
XCZie ook: Onderduikers, hulp aan -; Nederlandse Spoorwegen: hulp aan spoorwegstakers Technische Hogeschool (Delft), 120,
XC12 7; Delftse Studentenraad, 962n, 963;
XCroofactie, 77 Technische Nooddienst
XCZie: Arnhem, roofactie Tedder, A. W., 810, 1262 Teheran, Conferentie van -, 8°3;
XCZie ook: Moskou, Conferentie van Telders, B. M., 424, 887, 888 Telefoonverbindingen, clandestiene,
XCTelefoonnetten van: Binnenlandse Strijdkrachten, 515,516; Centrale Inlichtingendienst (CID), 510, 512-516, 572; Nationaal Comité van Verzet, 516; Nederlandse Spoorwegen, 510, 5II,512n; Provinciale electriciteitsmaatschappijen van Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, 510, 511; PTT., 509, 5I 3 Telefunken, 848, 882;
XCZie ook: Gross-Rosen, Aussenkommando Reichenbach; Ravensbrück Telegraaf, De, 12, 13, 286n, 310, 404, 475, 477-479, 962, 1266 Tellegen, M. A., 569, 570, 6II, 935, 936, 969n,993 Tempel, ]. van den, 909, 930n, 93 I, 95 In, 952n, 1°55; en hulp van buiten aan gevangenen, 909 Tenkink, ]. C, 352, I003, IOII, 1038, 1048, 1049, 1057n, 1407 Terbregge Zie: Voedseldroppings: afwerpterremen Termeer, H., 790, 790n Terreur, 3, 340--447 passim, 766, 1143-II45 Terschelling, II40, 1415n Tets van Goudriaan, G. W. van, 550n Teunissen, A. j., 913n Texel, 245n, 1415n; muiterij Georgische hulptroepen, 13°3-1313; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion: razzia's; Illegaliteit Textielindustrie, 30, 74n; textielvordering; Zie: Roof/Vorderingen: 'Aktion Sellmer' ; Zie ook:'Stichting Centrale Voorziening' (Rotterdam) Theresienstadt (A/tersghetto), 827, 847, 859,879,9°9,915-919,923,925,927, 930, II48n, II95, 1201, 1203n, 1204, 1208, 12II-1216, 1219, 1229, 1447; transport van vrijgelaten Joden naar Zweden en Zwitserland Zie: H. Himmler; F. Kersten; voedselhulpacties, 909, 915-919; bevrijding, 1214 Thiel, ]. A. van, 1044, I044n, 1048 'Thielbek', 1233, 1235 Thierack, G.O., 824, II85 Thies, Th. ]., 364n Tholen, 542, 790, 1305n Thracië, 1081 Thümmel, P., 348, 377, 378 Thüringen, 1168 Thijssen, j., 45-49n, 61-63, 65, 41 I,
412,444,449,551, 58I-633n passim,
XC636, 638, 646, 650-652, 655-657,
XC664,676,677,687,692,735,753,955,
XC966, 973; conflicten met de leiding van de Raad van Verzet, 610-615;
XCmening over en richtlijnen voor sabotage-acties, 45, 46, 62, 63;
XContslag als commandant van de Raad van Verzet, 622-624;
XCopgaan van de Raad van Verzet in de Binnenlandse Strijdkrachten Zie: Binnenlandse Strijdkrachten;
XCarrestatie en dood, 626-628, 630, 69 2; Zie ook: J. A. van Bijnen; H. Koot; Landelijke Knokploegen; Ordedienst; Putten; Raad van Verzet; P. J. Six Tiel, 39, 102, 1026, 1442 Til, M. van, 698, 699 Tilburg, 789,1088, III3n, III4, II53,
XC1444 Tirol, 525, 1262 'Tirpitz', 780 Tito, J. Broz, 795, 802, 805, 809 Tittmoning, II79-II8I Todeskandidaten
XCZie: Berechting, stopzetting van - van illegale werkers; Represaille-executies Toekomst, De, 957 Tombe, J. H. des, 703 Tongeren, 787 Tongeren,].]. van, 395, 603n Tooren, J. A. B. van, 9In Toornstra, K., 839n, 9I2n Top-Driehoek/Delta Centrum Zie:'Delta's' Torgau, 1172, II8I Touw, H. C, 230n, 25 I, 254, 291,
XCII49n, I267n Transportmiddelen
XCZie: Roof/Vorderingen Trelleborg, 1090, 1096, 1097 Tribunalen, 1044;
XCZie ook: Wetsbesluiten Trip, L. J. A. 562, 563, IOOIn, IOIO,1026,1280-1282,1285,1319 Tröbitz, 1230, 1447 Troelstra-beweging, 285 Tromp, Th. P., 532, 1294, 1298, 1301, 1331,1332,1436 Troostwijk, S. I., 915, 918 Trouw, 68,134,468,472,474-476,479, 492, 568-577, 634n, 956, 959-963, 974,979-988,995-997, I052, royzn, 1312, 1350n, 1421; Trouw-bulletins, 468, 469n, 473 Trouw-groep, 466n, 480n, 483, 968, 969, 978-980, 990-992, 998, I008 Trümpy, C, 921, 922n, 926 Truman, H. S., 1254-1258, 1297, 1299 Tsjechoslowakije, 797, 801, 802, 1224, 1251, 1251n, 1256-1259; capitulatie van Duitse troepen, in Praag e.o., II75; in overige delen, 1175; Zie ook: Regering, Tsjechoslowaakse, in Londen; Sowjet-Unie Tsjiang Kai-sjek, 817 Tuberculose, 209, 211, 218 Tuchthuizen (in Duitsland) Zie: Gevangenissen en tuchthuizen in Duitsland Tuinders, 222, 224 Tuininga-Boissevain, M. R, 590n, 693n Tulpenbollen, 190, 199, 200 Turkmenen (Ostbataillon), 13°4 Turkije, 1081 Twente, 74, l0S, 106, 274, 305, 507, 608,643,667,1134,1137,1153; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's TUd, De, 475, 1°52 Typhoon, De, 142In Typhusc zoo; Zie ook: Concentratiekampen: epidemieën Ubbergen, 113In Uckermark Zie: Ravensbrück Uddel,308
'Ultra' -berichten Zie: Bletchley Park Ulvenhout, 1386 Unilever, 179n 'Union', munitiefabriek, 844, 845; Zie ook: Auschwitz I United Nations Relief and Rehabilitation
XCOrganisation, 923n, 931 Universiteiten en hogescholen, 105 I,
XC1067; Zie ook: Zuivering Urk,258 Ursula-kliniek, 421, 423 Ursum.vz r ö US Air Force, US Army
XCZie: Krijgsverrichtingen Utrecht (provincie), 3, 19n, 27, 29, 34,
XC73, 108-111, 130n, 140, 144, 145,
XC160,169,171,193,215,231,288,335,
XC337n, 346, 350, 442, 507, 523, 621,
XC680,7°3,710,727,732,755,765,768, 1006, 1038, 1°42, 1068, 1091, II6I,
XC1270, 1282n, 1]21, 1335, 1349;
XCrepresaille-executies, 383, 392, 393, 1424, 1442, 1443n,; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's Utrecht (stad), 14, 17,20, 51,76, 101,
XC108-110,113,123,125,126,128,140,
XC144,145,157,175,183,190,192,196,
XC198,254,255,282,286,340,345,346,
XC350, 453, som, 610, 641, 647, 703,
XC704, 769, 1°92, 1111, 1162, 1163,
XC1276, 1348, 1358, 1359, 1361, 1362,
XC1398, 1405, 1422, 1424, 143 I, 1433,
XC1444; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatekom mando-Utrecht; Vervuiling van steden; Voedselhul pacties Utrechts Dagblad, 477, 478 Utting
XCZie: Dachau Uytenbogaert, J. H. W., 531, 532
XCV-Miinner, 336, 342, 344, 367, 385, 388,
XC389,393,404,410,411,414,544,628,
XC674,675; Zie ook: Abioehr; A. Brinkman; J. denDroog; A. van der Waals V-wapens (VI, Vz), 530-533,723,767, 771--777,779,830,839,895; productie van onderdelen in concentratiekampen: Il66n, Il93, 1194, 1226 Vacher, L., 255n Vader, M., 53 I Vaderlands Comité, 939, 940, 955-959, 962,968,969,973,978,979,989-994, 997-999, 1000-1002, 1007-1009, 1027,1044, 1053, 1059, 1]28, 1]28n, 1372,1427; Zie ook: Grootburgercomité; Nationaal Comité; Politiek Convent Vaderlands Front Zie: Bulgarije Vaihingen Zie: NatzweiIer Vakcentrales, 132, 135, 139, 945, 946, 963, roos, 1055, 1428; en de arbeidsverhoudingen na de oorlog, 1005, 1055; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Stichting van de Arbeid; Zie ook: Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV); Eenheidsvakcentrale (EVC); Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV); Rooms-Katholiek Werkliedenverbond (RKWV); Zie ook: Communistische Partij Nederland; Werkend Nederland'Vakgroep J'Zie: Nationaal Steunfonds Valerius kliniek (Amsterdam), lOll Valken, G. W., 443, 1045, 1407, 1408 Valkenburg (vliegveld) Zie: Voedseldroppings: afwerpterreinen Vara, 1053, 1055, 1426, 1428, 1429 Varsseveld, 400 Vechtstreek, 26 I, 1270 Vee, 222; Zie ook: Roof/Vorderingen Veen, G. van der, 454, 455 Veeneklaas. G. M. H., 687n Veenendaal, 74n, 80, 102, 103, ISO,
1164, 1424 Veer, W. van der, 670 Veghel, 5IIn Vegte, W. Z. L van der, 257n Veiligheidsraad
XCZie: Verenigde Naties Veld, J in 't, 1399 Veld, N. K C A. in 't, 303n, 310, 311 Veldman, K, 670, 671 Velp, 14,73, loon, 345, 346n, 1359 Velsen, 19n, 1265 Velsen, A. van, 424, 426-438 passim,
XC569, 570, 969n, 1320, 1322, 1361;
XCen contacten Haagse illegaliteit met SD Zie: Illegaliteit;
XCZie ook: H M. A. Alsem; J Haakman; E Hillesheim; R Zwolsman 'Vclser-affaire'c öjz Veltman, Je, 913n Velthuis, E. J W., 36m Veluwe, 37,47, 49n, 63, 78, 79, 87,93,
XC102,1°3,15°,261,266,3°8,3°9,347,
XC349,375,511,531,533,544,549,621,
XC637,679,680,7°1,7°2,741,742,754,
XC774, 1079, II36, II39-II42, II51n,
XCII61-1164, 1270, 1274, 1275, 1321,
XC1374; represaille-executies, 347;
XCZie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's Veluws Dagblad, 48n Venlo, 87,94,488, II19n, 1130 Venlo (Aussenkommando)
XCZie: Vught Verburg, P. A., 568 Verdam, J, 214, 392n, 1044 Verdedigingswerken, aanleg van, 2, 5,
XC20, 34, 72n, 85, 87, 88, 97, 100, 101,
XC103, 147, 160, 288, 528, 765, 1442;
XCaantallen tewerkgestelden, 146;
XCGrebbelinie, 34, 87, 102, I30n, 1142, 1161, II64, 1274, 1292, 1293, 1297, 1338, 1414;
XCWestwall, 5, 88; Einsatzstab Niederlande (Westwall bau), 88;
XCIJsselli.nie, 3, 66, 87, 104, 108n, 149;
XCZie ook: Arbeidsinzet: graven voorde Wehrmacht; Organisation Todt Verdinaso, 294 Verenigde Naties, Organisatie van de -, 802, 803, 813-815, 1064, 1256, 1298; Algemene Vergadering, 813, 8I4n; HandvestBr jn ; Trusteeship Council, 817; Vcto-recht. Brj-Br yn ; Veiligheidsraad, 813-815n; Zie ook: Dumbarton Oaks; Jalta, Moskou, Teheran, Conferenties vanVerenigde Staten van Amerika, 338, 781,785,796,798,799,802,812-817, 1081,1084, 1085, 1194, 1279, 1283, 1297, 1342, 1365, 1380; en de Sowjet-Unie, 798-805, 1250-1263 ; Zie ook: Jalta, Moskou, Teheran, Conferenties van -; Verenigde Naties Verhoeff, H, 70n Verhoeven, Th. JE, 247 Verhülsdonk, Th., 444n Verkiezingen na de oorlog, 106 I; Zie ook: W. Drees: adviezen Vermogens, 1063; vijandelijk vermogen, 1026, 1055 Vernielingen (van vitale installaties) Zie: Havens; Inundaties; Mijnen; Nieuwe Waterweg; Noordzeekanaal; Schiphol Zie ook: Wapenstilstand: besprekingen april 1945; Wehrmacht, Deut sche (in Nederland) Verschuur, T J, 1027n Verspeyck, G. M., 290 Verstarkter Crenzaufsichtsdienst. Zie: Politie, Duitse Versteeg, J, 392n Vervalsen van documenten, 142, 142n, 143n, 158, 452, 454-458, 561, 563; Zie ook: Illegaliteit: Falsificatiegroepen Vervuiling van steden, 195, 196 Verwey, M. G., 144n Verwey, R A., 31, 139, 140, 1002, 1036, 1°5°
Verwoestingen, beschadigingen, ver
XCtotaaloverzicht, cijfers, 1440--1448 Verzorgingsgroepen (illegale)
XCZie ook: Voedselvoorziening (van illegale werkers) Vestigings- en verhuisverbod, 1067 Veterman, E. N., 1190, 1191 Viebahn, F. c., 569-572, 986n Viehoff, F. F., 1044 Viermann, F. K. F., 382, 386n Vietinghoff, H G. von, 1174, 1254,
XC1260 Vinkeveen, 1405 0 Vios (autobusonderneming), 36 Vis (Joegoslavië), 795 Vis, ]. D., 234n Visser, ]. G., 257, 258n Visser, 1. de, 952n, 1235 Visser 't Hooft, W. A., 915, 926 Vissers, W. S. j, 298 Vitters, H, 233, 234 Vlaanderen, 344 Vlaardingen, 19n, 141n, 218, 1270,
XC1271, 1275 Vliegende Hollander, De, 44n, 467n,
XC468n Vliegenthart, A. ]., 1I 57 Vlieland, 1140, 1308, 13II Vliet, ]. van, 772n Vliet, T. van, 569-572, 980, 982, 983, 983n, 986n VIis, ]. A. van der, 1303n-1306 Vlissingen, 112n Vlist, H van der, rojn Vloten, F. W. van, 281, 317 Vlugt, W. de, 1023-1025, 1026n, 1437 Vlugt, A.]. Th. van der, 246, 247, 247n,
XC252, 413, 1274, 1285-1293, 13°2,
XC1303, 1314, 1316-1318, 132In,
XC1367-1369, 1375, 1376, 1379, 1390,
XC1407, 1417; en contacten met Reichskommissariat i.z. voedselhulpacties, 246, 247 Vlijt (vliegveld Texel), 1306, 1308 Voedingsraad
XCZie: Voedselhulpacties: in BoskoopVoedselcommissarissen (Provinciale) Zie: Voedselvoorziening Voedseldroppings (Operatie-' Manna'), 1276, 1331, 1338-1343, 1344-1351,1355; afwerpterreinen, 1341, 134In, 1345, 1346-1350, 135.5; afgeworpen hoeveelheden, 1349; Zie ook: Wapenstilstand: besprekingen april 1945 Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland, 1076-II25 passim; en het College van Vertrouwensmannen, 1076-1°79, II17, l1I8; en de Duitse regering, 1085-1°9°, 1I01, 1I02; en de Engelse regering, 1080--1°9°, 1095, 1I01, 1I03; fmanciering van -, 1098, 1098n; en geallieerde hulp na de bevrijding ('B-z-plan', Shaifj, 1I04-1II 5, II22-1I25, 1267, 1342, 1352, 1355,1360,1380,1398,1411; Committeefor Relief Supply to Wes tern Holland, 1I04-1106; Western Holland District (Nether land District), 1106, 1108, 1109, II II-I I 14, 1360; en het Internationale Rode Kruis, 1081, 1082, 1085-1089, 1096, 1098n,III6; en het Militair Gezag, II04, II 10--11I4; Commissariaat N oodvoorziening, I II3, II 14; en de Nederlandse regering in Londen, 1076-1125 passim; en het Nederlandse Rode Kruis (bevrijd gebied), 1II2-lII4; Queen's Messenger Convoys ('vliegende voedselcolonnes'), 1I 13n; Actie 'Zuid helpt Noord', 1114; en het Nederlandse Rode Kruis (bezet gebied), 1086, 1090--1093; en het Nederlandse Rode Kruis (Londen) Zie: London Committee of the Ne therlands Red Cross Society;
en het Reichskommissariat, 1088, 1°9°,1091; voedselhulp door de lucht (voedseldroppings) Zie: Voedseldroppings;
XCen Koningin Wilhelmina, 1078, I083, 1084, 1I01, II 17-1 120;
XCvanuit Zweden, 188, I087-1098;
XCvanuit Zwitserland, 1085-1087; Nothilfskommittee für Schweizer, 1097n; Zie ook: H. L. F. J. Deelen; A. A. Swane; M. W. R. van Vollenhoven; Wapenstilstand: besprekingen april 1945 Voedselhulpacties (in bezet gebied),
XCin Den Haag, 244, 245, 25 I; in Friesland, 250;
XCvan het bedrijfsleven, 235-241;
XCvan de Kerken, 242, 244-252; Zie ook: Interkerkelijke Bureaus (IKE's);
XC'Prof. Eerland-commissies'. 243, 250n; en het Reichskommissariat, 246, 247; Zie ook: Hongersnood; Kindertransporten; A. J. Th. van der Vlugt Voedselvoorziening (in bezet gebied),
XC15-23,102,134,160-279 passim, 336,
XCaardappelroei-actie, 20-23, 96, 117, .964., 12 77;
XCvan Duitse militaireen politieformaries, 165, 165n, 166n;
XCvan illegale groepen en -werkers, 458-464; Zie ook: Illegaliteit: Verzorgingsgroepen;
XCvan Rijksduitsers, 165n, 182;en de Spoorwegstaking, 12, 14, 20, 489-496; voedselcommissarissen, 164, 179, 190, 191,227,233,235,238,242, 247, 248n, 257,1345; voedselproductie, 161, 163; voedseltransporten, 16-20, 96, 133, 139n, 160, 164, 177-180, 188, 193, 194, 245, 250, 765, 1264, 1345, 1356, 134°; Centrale Rederij voor de Voedselvoorziening, 178-180, 188, 194, 230, 276, 278, 332, 494, I093, 1098, IIOO, 1277, 1283n, 1356; embargo op, 16-20, 96, 97, 160, 162, 166, 177, 232, 276, 322, 1077, 1098, 1277; Organisatie Wegvervoer Voedselvoorziening, 1100; Zie ook: Centrale Keukens; Deutsche Volksküchen; Distributie; Hongersnood; Prijzen; Reichskommis sariat; Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd; Voedselhulpacties (in bezet gebied); Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland; Zwarte markt (handel) Völckers, C., 10, II, 31, 36, 1I4 Voeten, B., 128 Vogels, F., 135 In Vogt, W., 1428, 1430 Volendam, 274 Volk, Het, 12, 1266 Volk en Vaderland, 313, 317, 328, 330, 331,472 Volksdagblad, 476, 941, 944, 1°52 Volksduitsers, 831, 831n Volkskrant, De, 475, 476, 479 Volkswagen-fabrieken, 882n Vollenhove, 106, 107 Vollenhoven, M. W. R. van, plan tot neutralisering van WestNederland t.b.v. de voedselhulpverlening, 1282n, 1283n Vollgraff, D. D., 1003n Vonk, De, 472, 957 Voorburg, 19n, 125, 126,218,245
Voordewind, H., 686 Voorhoeve, E., 294 Voorne, 1414n Voorst tot Voorst, A. E. van, 1038 Voorthuizen, 103 Voorwinde, A., 556, 565 Vorarlberg, 1175, 1262 Vorderingen/Roof
XCZie: Roof/Vorderingen Vorrink, ]. J., 424, 886, 1025, I027n,
XC12 38 Vos, J. A. de, 584n, 680 Vos van Steenwijk, J. E. de, 1039, 1043 Vos van Steenwijk, ]. W.]. de, 909,
XC930 Vos van Steenwijk, R. H. de, 1039 Voskuil, K, 475n Voûte, E. ]., 8, 20-23n, 4411, 88, 178,
XC332-334,336,493n Vries, r07 Vries, A. de, 368n, 517n, 539 Vries, Geale de (ps van P. Wybenga),
XC108, 347, 377, 403, 404n, 632,
XC696--698, 717, 718n, 113911, 1140,
XC1152, 1152n, II59 Vries, G. ]. de, 268n Vries, G. J. P. de, 646n Vries Nzn., H. de, 1155n Vries, ]. de, 422, 423 Vries, KL.de, 465, 466, 466n Vries, Th. de, 36In Vriesema, K, 1139n Vrij Nederland (illegaal), 124, 136, 461,
XC468-478 passim, 486, 496, 565, 568,
XC56~ 571, 576,603n,693n,778n,88~
XC938, 940, 950n, 956, 958-963, 972,
XC979n, 986, 987n, 996, 997, 1000,
XC1006, 1009, 1329, 1372, 1373, 1419;
XCVN-Nieuws, 715n, 1312 Vrij Nederland (Londen), 478n, 909 Vrij' Nederland-groep, 452, 461, 535,
XCVendel Vrij Nederland, 603n Vrije Gedachten, 472 Vrije Groepen Amsterdam (VGA) en
XCDen Haag, 462n, 465, 481, 485, 486,
XC957, 963, 1056; Groep-Bakker, 963;
XCZie ook: Landelijk Contact VrijeGroepen; Nederlands VolksHerstel Vrije Katheder, De, 468, 945, 946, 956, 959, 960-963, 97 2; Zie ook: Communistische Partij Nederland Vrije Kunstenaar, De, 19I, 463,543,945, 956, 959, 972, 976, 990; Zie ook: Communistische Partij Nederland Vrije Pers, De, 468 Vrije Universiteit (Amsterdam), 451, 46311, 61 I Vrije Volk, Hef, 476n, 95In 'Vrije Zuiden, Het' (radiozender), 286 Vrijzinnig-Democratische Bond, 938, 939, 1061 Vrijzinnig-Protestantse Radio Omroep (VPRO), I053n, 1055, 1428, 1429 Vught, 45, 68, 342, 355, 835, 848, 869, 870, 879, 881, 884-887, 1447; Aussenkommandos: Arnhem,880n; Philips-Kommando, 848, 882; Zie ook: Gross-Rosen; Venlo, 880n; evacuatietransporten, 867, 879-882, 884, 885; Zie ook: Ravensbrück; ontruiming, 835, 869, 880, 908; Vijandelijk vermogen, 1055; Zie ook: College van Vertrouwensmannen W.A. Zie: Nationaal-Socialistische Beweging Waag, De, 325, 326 Waal, 35 Waalhaven (vliegveld) Zie: Voedseldroppings: afwerpterremcri Waals, A. van der, 410 Waarheid, De, 468, 471-476, 479, 504, 565, 568, 569, 628, 63 I, 63 In, 778, 809, 938, 943, 944-947, 950-953, 956, 959, 961, 962, 972, 976, 979,
979n, 989, 993, 995, 996, 997, 1052,
XCWaarheid-bulletins, De, 471; en verschijning na de oorlog, 944, 945; Zie ook: Communistische Partij Nederland (illegaal); Zie ook: Jan Pestma-fonds Wachtgeldregelingen
XCZie: Arbeiders; Bedrijfsleven Wadden-eilanden, 1140, II40n,
XCzuivering van Duitse troepen,
XC1415n Waddinxveen, 119, 120 Waffen-SS
XCZie: SS Wagenaar, G., 412, 413, 584, 590, 598n,
XC610-612,620,622,623,625,626,630,
XC635n, 665, 686, 710, 712n, 738,
XC943-945, 993, 1304 Wageningen, 78, 80, 81, 87, 149, 363n,
XCII74, 1261, 1263, 1356, 1359, 1368,
XC14 1 01414, 1439 Wakker, D. L. G., 35In, 385-389 Walcheren, 518, 772, 790, 1440, 1442 Waldheim (tuchthuis), II92 Wall Bake, W. A. van den, 700, 701 Walsum, G. E. van, 939 Wapendroppings
XCZie ook: Binnenlandse Strijdkrach
XCten; Geheime diensten, Nederland
XCse: Bureau Bijzondere Opdrachten:
XCLandelijke Knokploegen Wapenstilstand (in Nederland),
XCinformele besprekingen, contacten, onderhandelingen tussen Duitse, Nederlandse en geallieerde autoriteiten in april 1945 over Duitse posities in en neutralisering van West-Nederland, over voedselhulpverlening, stopzetting van vijandelijkheden, van vernielingen, van inundaties, van executies, van razzia's, 1276-1303, 1314, 1316-133 I; formele besprekingen in Achterveld en Wageningen in april 1945 tussen vertegenwoordigers vanSeyss-Inquart 1341-1343, 13681 37 0; formele besprekingen in Achterveld in april 1945 tussen Seyss-Inquart en Shaef, 1352-1358,1365; Zie verder: Capitulatie (in Nederland) War Cabinet (Brits), 1082, II04, II20n War Office (Brits), 1104-II06 War Rifugee Board (Amerikaans) Zie: Joden: hulp van buiten aan gedeporteerden Warga, 369 Warhurst, A. E., 1167n Warschau(Aussenkommando) Zie: Auschwitz (Monowitz) Warschau (stad), 649n, 754, 792, 818, 1199; opstand, 793, 804 Wassenaar, 19n, 175n, 772, 773, 774 Wassenbergh, H. A., 392n Wastenecker, J. G. M., 706, 727, 739, 755, 1310, 1312, 13I5n Wateringen, 36, 37 Waterland, 261, 1270 Watervoorziening, 24 Weber, E. P., 165n, 14I9n Wedeven, H., 1044 Weerd, W. de, 359n Wehner, E., 393, 395 Wehrmacht, Deutsche, Oberkommando der Wehrmacht, 3,4,7, 8, ]2, 43, 112, 341, 343, 344, 368, 381,382,423,431,748,1088,1089 n, 1272, 1273, 1394-1396, 1410; en de wegvoering van alle weerbare mannen uit Nederland, 112-II4, 129; Zie ook: Bletchley Park (' Ultra'-be richten); Capitulatie(s); Zie verder: Krijgsverrichtingen Wehrmacht, Deutsche, in Nederland, 1-5, II, 12, 16-18,24,25,29,31-46 passim, 53, 54, 57, 62, 68, 72n, 78, 82, 86,93, 97, 289, 290, 315, 324, 334, 336,53°,691,719,720,728,73°,732, 1099, I roo, II47n, 1148, 1151, 1161-1163, 1269-1275, 1383-1425 en Shaef, 1360,
passim; Feldgendarmerie, 33, 83, 101, 104, I42n, 305, 398, 7I6n; Heeresgruppe B, 5,7, ]2,74, 112, 525; Kampfgruppe-Chill, 5 2 7; Kampfgruppe-Rauter, 5, 32, 383;
XCHeeresgruppe H (I5e, 25e leger), 7, 18, ]2, 33, 35, 38, 74,518,527;
XCKriegsmarine, 8, 23, 177, 178, 180, 530, 631, 672, 727, 769, 1414n, 1422, 1424;
XCOsttruppen (Ostbatai/lone), 13°4-13°6; en de Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's, 100-102, 106, 117, 128-1]2,142,157;
XCdeserteurs, 3, 33, 63; (plannen tot) vernieling van vitale installaties en inundaties in West-Nederland, 1269-1276, 1283-1285, 1288-1293, 13°3, 1319-1]22,1]25,1366,1374; Zie ook: Wapenstilstand: besprekingen april 1945; Havens; Inundaties; Mijnen; Nieuwe Waterweg; Noordzeekanaal; Schiphol; Wieringermeerpolder;
XCvoedselvoorziening van Duitse troepen, I65n, 166n;
XCZie ook: Capitulatie; Krijgsverrichtingen; Putten; Represaille-acties; Roof/Vorderingen; Texel; Wapenstilstand (in Nederland) Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlan
XCZie: F. C. Christiansen; H. H von Wühlisch Wehrwo!fgroepen
XCZie: Krijgsverrichtingen Weichsel, 779, 792, 810, 818, 820, 846 Weidling, H, 1I74 Weimar, 866, 1224 Weitjens, W. M. A., 3I5n Wellenstein, E. P., 427, 431, 433, 438 Wemmers, HH., 1353 Wenen, 363, 1171, 1204, 1251, 1256,1257 Wense, J. c. G. von der, 15-18,21,73 Wenzky, 0.,425 'Wereld, De' (Wageningen) Zie: Capitulatie(s) Werf, H J. van der, 173n Werkend Nederland, 945, 952n Werkendam, 537, 542, 1295 Werkgelegenheid (na de oorlog) Zie: W. Drees: adviezen Werkgeverscentrales, 1]2, 139, 1055, 1428; en de arbeidsverhoudingen (na de oorlog), 1°55; Zie ook: Stichting van de Arbeid; College van Vertrouwensmannen Werklozen, 1056 Werkman, H N., 1I45, 1145n Wermeskerken, H. van, 360n Werumeus Buning, J. W. F., 273 Wesel,767, II33-1135, 1I68 West-Indië,972 Wester-Schelde, I, 18, 20, 94, 769, 1004, 1088 Wester Suikerfabriek, 1421 Westera, 1., 1I37n Westerbork (Concentratiekamp), 345, 350, 353, 848, 901, 915, 1I43, 1I45, 1I48, I 154, 1447; Kosel-transporten, 827; evacuatie-transporten, 847, 848, 897, 898, 9°1; bevrijding, 1149, 1149n Westerbork (plaats), lI37n 'Westerdam' (vrachtschip), 672, 673 Westerveld, H F., 45 In Westervoort, 1141, II42, 1161 Westfalen, 147, 153, 77 In, 774n, 782, 783, 1134, 1146, 1265, 1272 Westland, 453; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's Westra, E. J., 148n, 227n Westra, H., 21, 314, ]20, 333, 1°41 Westu/all Zie: Verdedigingswerken, aanleg van, Wethouders
Zie: Burgemeesters en wethouders Wetsbesluiten: 1001, 1005, 1014, 1018,
XCBuitengewoon Politiebesluit, (E 123), 1047-1049n; Bijzondere Staat van Beleg, (D 60), 1003, 1028; Tribunaalbesluit, (E rol), 1062;
XCTijdelijk Persbesluit (E 69),1051;
XCTijdelijk Telegraaf-, Telefoonen Radiobesluit (E 1I8), 1053, 1054;
XCTijdelijke Voorziening Bestuur, Provincies en Gemeenten (E 86), 1014, 1018, IOI8n Weyden, J. B. van der, 123 In Wezep,122 Wiardi Beckman, H B., 424, 838n,
XC1025 Wierden, 64, 401, 629n Wieringermeerpolder, 239, 250, 262,
XC7 16; inundatie van -, 1302, 1314-1317, 1329,1332,1333,1337,1374,1381 Wiersma, H, 696 Wiersma, J. P., 1234n Wilde, M. H J. de, 566, 567 Wilhelmina, Koningin, 550, 580, 747,
XC748,77°,952-955,965,967,968,973,
XC975, 976, 988, 989, 998, 1000, 1004,
XC1009, 1018, ro24-I026, 1030, 103I,
XC1047, 1068, 1078, 1081, 1083, 1084,
XC1I00, III7-II20, 1298, 1301, 1]21,
XC1323, 1]24, 1331, 1332, 1368, 1369,
XC1373, 1386, 1387, 1401, 1402, 1417;
XCen College van Vertrouwensmannen. 1000, 1014, 1017, 1018, 1030, 1°74; en de Communistische Partij Nederland, 952, 953;
XCen de coördinatie van het verzet, 954, 955, 95 8, 965; Zie ook: Contact-Commissie der Illegali teit;
XCen President Roosevelt, 1084, 1084n, III7, III8, 1255n; en uitnodiging aan de Illegaliteit tot het zenden van delegatie naar Londen, 965-980, 989;
XC7-december (1942)-toespraak, 995,996, 1064, 1065; terugkeer en vestiging in Nederland 1386, 1387; radiotoespraak t.g.v. de bevrijding 1401, 1402 Wilhelminakanaal, 789 'Willem Arntsz Hoeve, De', 219 WllÎem-JII-kazerne (Apeldoorn), 347, 376, 661-664; Zie ook: Overvallen Willems, W. J. A., I240n Wilmar, V. E., 585, 587, 588 Wimmer, F., 4, 7, 92, 93, 742, 1146, 1278, I278n, 1279, 1352, 1365n, 1390 Wind, E. de, 851, 852 'Windmill' (Opera tie- ) Zie: Airbornes; Pilotenhulp Winkel, L. E., 467, 469n Winkelman, H G., 43, 585, 708 Winnik, S., 862n Winschoten, 248, 310, 407 Winter-Levy, R de, 851 Winterhulp Nederland, 285, 287 Winterswijk, 89, toon, 103, 104, 363, lI35 Wisjinski, A. Y., 800, 1262, 1263 Wit, A.. H de, I395n Wit-Rusland, 814 Witte, J. C, 234, 730 Wittert van Hoogland, O. A. E. E. L., 591, 686 Witvoet, A., 47-49, 56, 61 Wöbbelin Zie: Neuengamme Wölk, H J., 114, 123, 123n, 124,35°, 389, 39 0, 399, 410, 442n, 1274n Woensdregt, N. D., 9°9-911, 916, 918 Woerden, 1911,I86n, 401, 734 Woeste Hoeve, 439-447, 552; Zie ook: H A. Rauter: z.g. aanslag opWold, H, 380n Wolf, J. A., I 154n Wolff, K, 1253, 1254,' 1260, 1334 Wolff, M., 375n Wolfheze (gesticht), 545 Wolga-Tartaren (Ostbataillon), 1304 Woltersom, HL., 6, 21, 75, 88, 193,
1063, 1280, 1281, 1285, 1319, 1340,
XC1376n; Zie ook: A. Seyss-Inquart: plannen tot het instellen van een interimbewind Wolvega, II 5I Woningbouw (na de oorlog)
XCZie: W. Drees: adviezen Woningen,
XCsloop van woningen Zie: Hongerwinter; Zie ook: Militair Gezag: Enquête;
XCtotaal aantal verwoeste en beschadigde woningen bij de bevrijding, 1442, 1443; Woodhouse, C. M., 805n World jewish Congress, 1200, 12°3, 1208,
XC1215 Wormerveer, 19n, 384, 530, 776,1316 Worms, Il68 Woubrugge, 257 Woude, ]. van der, 83 Woudenberg, H. ]., 282, 1363 Wouters, Tj., 45n, 869 Wühlisch, H. H. von, 17, 32, 38, 43,
XC5I-54, 60, 67, I 13, 114, 382 Wybenga, P. (ps: Geale de Vries), 108,
XC347, 377, 403, 404n, 6]2, 696-698,
XC717, 718n, Il39n, 1140, lIP, r r yzn,
XCII59 Wijffels, F. C. M., 1016 Wijkamp, B. ]. J. 1068 Wijnen, N., 895, 896, 1247, 1247n Wijngaarden, H. van, 40n Wijs, K de, 1224n Wijsmuller-Meyer, G., 915 Wijlen, A. L. van, 790
XCIjmuiden, 112n, 63 I, 636, 729, I I05,
XCIIlI, 1271, 1275, 1343, 1355, 1414,
XC14 1 4n Ypenburg (vliegveld)
XCZie: Voedseldroppings: afwerpterreinen Yprna, Y N., 348,457,717, 718n Ijssel, 3, 149, 160,242,268, 700, 716n,
XC1136,1140,1141,1144, 1I61 IJssel-Sperre, 268, 269IJssellinie, 345, 363; Zie ook: Verdedigingswerken, aanleg van Ijsselmeer, 3, 18,20,95, IlO, 121, 126, 163,178-180, r88, 190,255,276,494, 773, 1093, 1098, 1099, lIOO, 1I20, 1J4I, IT42, 1265, 1270, 1277, 1314, 1315,1340,1356,1380 Zaandam, 19n, 136n, 232-235, 343, 384, 572, 776, 944, 947, 1398, 1399, 1400, 142In Zaanstreek, 2, 98, 136n, 232, 234, 250, 274, 343, 384, 459; Zie ook: Voedselhulpacties Zaaijer, J. 435, 436 Zandvoort, 1304, 1305 Zangen, G. von, 32, 527 Zee, M. de, I 184n Zeeland, 7, 507, 767, 1023, 1027, 1035, Il05, lI07, 1135, 1142, 1143 'Zeemanspot, De', 460n, 554-557, 565, 956,962,963, 1026 Zeep- en zeeppoederindustrie, 30 Zeeuws-Vlaanderen, I, 35, 85, 518, 1161,1442 Zeist, 19n, IlO, III, 344,422,453,468 ZeIger, W., 83 Zerlfrale Fahndungsstelle Zie: Politie, Duitse, in Nederland Zervas, N., 806n Zevenaar, 2, 72, 87-89, loon, I03n, 110, 488 Ziegenhain (tuchthuis), Il87, 1190 Ziekenhuis Westeinde (Den Haag), 217, 219 Ziekenhuis Zuidwal (Den Haag), 217, 219 Ziekenhuizen, 192,209, 2II, 212, 214, 217,219; aantal verwoeste ziekenhuizen bij einde oorlog, 1442; Zie ook: Voedselhulpacties : Prof. Eerland-commissies Ziekten,209-217; Ziekteverzuim, 2 I 5; Zie ook: Concentratiekampen: epidemieën; Geslachtsziekten;
Hongeroedeem; Suikerziekte; Tuberculose; Typhus Zierikzee, 68, 69 1305n Zigeuners (uit Nederland in concen
XCtratiekampen), 826, II72, II86,
XCII92; aantallen en sterftecijfers, 826;
XCZigeunerlager (Auschwitz-Birkenau), 826 Zilvergeld, 358n Zjoekow, G. K, 1262 Zöpf, W., 345n, 1148n Zoetmulder, S. H. A. M., 36m Zollhaus (bij Neurenberg), II77, II78 Zondervan, A. ]., 282, 327, 328 Zoon, ]. J., 210 Zuid-Holland, 3, 19, 27, 29, 34, 73,
XC111-127,140,144,145,160,161,171,
XC193,215,231,335, 337n, 621, 765,
XC775, 779n, 1079, 1091, II61, 1270,
XC1275, 1282n, 1349, 1442, 1443; Zie ook: A.rbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's Zuiderkerk (Amsterdam), 220, 221 Zuiderziekenhuis (Rotterdam), 192,
XC214 Zuidhollandse eilanden, 32, 127, 190,
XC2°9,249,261,1035; Zie ook: Arbeidsinzet: Liese-Aktion, razzia's Zuilen.Yon Zuivering,
XCvan bedrijfsleven, 1°51, 1055, 1056;
XCvan burgemeesters en wethouders, 1039-1043, II58, II 59-II61; Zie ook: Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers: bestuursenquête;
XCvan commissarissen der Koningin, 1038, 1039, II55-1159;
XCvan departementen, 1036-1038, 1071, 1072;
XCvan het - Nederlandse Rode Kruis, l0S I; van overheidspersoneel, 105I; CentraalOrgaan voor de Zuivering van Overheidspersoneel, II57;van de pers, l0S 1-1°53; Commissie-van Asbeck, 105I, 1052, 1052n; Perscommissie, 105 I; Tijdelijk Persbesluit (E 69), l0S I; van de politie, 1002, 1004, 1038, 1°45-105°; van de radio, 1°53-1°55, 1428; van de rechterlijke macht, 1038, 1°43-1°45 ; Hoge Raad der Nederlanden, 1°43 ; gerechtshoven, 1°44; procureurs-generaal, 1044, 1°45; van secretarissen-generaal, 1002, 1036-1038; van de universiteiten, l0S I; Zie ook: College van Vertrouwensmannen; Wetsbesluiten Zutphen, 14, 29, 80, 87, 89, loon, 104, 3°5,468, II36, II41, II44, II53; Zürich, 1253 Zwangsarbeitslager[ür [uden Zie: Joden: Kosel-groep Zwart, J., 887 Zwarte markt (handel), 30, 161, 162, 167, 200--202, 221-232, 261, 271, 273,277,428,432,459,463,484,577, 578,1092,1095, 1264n, 1351, 1445; en de boeren, 222, 224, 271, 274; 'grijze' markt, 161, 167,227,256; en de Illegaliteit, 230, 667; en de Kerken, 208, 230; prijzen, 201, 202, 222-229; Zie ook: Hongerwinter Zwartsluis, 107, 110, 179,242 Zweden, 800,9°9,911,917,918,1182, 1199, 1200--1202, 1205, 1206, 1209, 1210,1215,1239, 1282n, 1287, 1446; Zie ook: Concentratiekampen: hulp van buiten aan gevangenen; H. Himmler: vrijlatingsacties; F. Kersten; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Zweedse Rode Kruis, 188, 21In, 910, 1081, 1082, 1088-1092, II95, 1201, 1202, 1206, 1209, 1215, 1233, 1238, 1239, 1264, 1285n; Zie ook: Concentratiekampen: hulp 154
van buiten aan gevangenen; Griekenland: voedselhulpacties; H. Himmler: vrijlatingsacties; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland 'Zweedse Weg', II87 Zweelov öa r n Zwitserland, 907, 915, 916-918, 920,
XC921,922,923,926,1085-1087,1195,
XC1206, UIl, U15n, 1242, 1246, 1260, 1282n;
XCZie ook: Concentratiekampen: hulp van buiten; H. Himmler: vrijlatingsacties; Joden: hulp van buiten; Voedselhulpacties van buiten t.b.v. West-Nederland Zwitserse Rode Kruis, 924, 1228, 1264,
XC1268, 1278, 1282 'Zwitserse Weg', 915, 940, 955, 959,1002, 1008 Zwolle, 3, 6, 29, 87, 100, 104, 121, 122, 147n, 179, 198n, 248, 255, 266, 269, 27°,345,363,364,383,401,444,456, 457,609,624,638, 1012, 1144; en zorg voor 'hongertrekkers', 269, 270; Zie ook: Politie, Duitse: Einsatzkom mando-Zwolle Zwolsman, R., 415-436, 45In, 519, 1010; contacten met Haagse illegaliteit en SD Zie: Illegaliteit; Zie ook: H. M. A. Alsem; J. Haakman; F. Hillesheim Zwijndrecht, 19n Zijl, A. van, 1419n